-ocr page 1-

Deel 129 • Aflevering 13 • 1 juli 2004

Diergenees

bibliotheek
qlergeneeskundf^
utrecht

"Samen werken in Europa"

Jaarcongres KNMvD 2004

Amitraz-intoxicaties bij het paard; casuïstieken en
achtergronden

Is PRRS de Aujeszky van de 21^ eeuw?

KNMvD

{oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Vedias-column over verschil tussen dierenartsassistent en
dierenartsassistent paraveterinair

Biomechanische aspecten van de klauw-vloerinteractie bij
melkkoeien: implicaties voor bewegen en klauwaandoeningen

Meestgestelde vragen over het nieuwe Europese
dierenpaspoort

Nieuw: Formularium varken 2004

-ocr page 2-

Nobivac\'\' KC

INobivac® KC

JAAR

Nobivac® KC
neemt kennelhoest bij de neus

• 1 jaar immuniteitsduur (definitief geregistreerd)

• Snelle immuniteitsopbouw

• Bordetella bronchiseptica en canine parainfluenza

Nobivac* KC neusenting. Diergeneesmiddel UDD. Voor de actieve immunisatie van honden tegen Bordetella bronchiseptica en canine parainfluenza virus.
Bijwerkingen: lichte oog- en neusuitvloeiing. Contra-indicaties: geen. Immuniteitsduur: 1 jaar. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. R£C NL 09761.

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

Cjn^vet

-ocr page 3-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 129
Aflevering 13
1 juli 2004

Inhoud

Foto cover: Geert Bistervels

Uit de hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Amitraz-intoxicaties bij het paard; casuïstieken en achtergronden; C.M. Westermann, S. Boerma en R.A. van
Nieuwstadt
 438

437

Wetenscha

Berichten en verslagen

Is PRRS de Aujeszky van de 2eeuw?;J. Hülsen
Rectificatie

Week van het Huisdier 2004

Fidin gedragscode inzake verwerken persoonsgegevens
Nettowinst VVAA-groep 12,9 miljoen
Een Zweeds avontuur: M.
Martens

Veterinair tuchtrecht

Homeopathische voorlichting; /. Boissevain

Veterinair verleden

Picrrc-Victor Galticr; A. H. H. M. Mathijsen

Vedias-column

Dierenartsassistent of dierenartsassistent paraveterinair: wat is het verschil?; T. Criens
Ingezonden

Reactie \'Maatschappij-vervreemding\'; H. Vrieselaar

442
446

450

451

451

452

Actua

447

448

450

453

Uit en voor de praktijk

Biomechanische aspecten van de klauw-vloerinteractie bij melkkoeien: implicaties voor bewegen en klauwaan-
doeningcn; P.
P.J. fan der Tol 453

VIRBAC VET-COMPLEX

Hypomineral: dé oplossing
voor urolithiasis

^ \\

Geïnteresseerd?
Vraag de uitgebreide productinformatie aart.

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Telefoon: 0342 - 427 127, E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (peimingmeester)

Drs. H.A. Bcijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geensen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

chappelijke redactie.

\'Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
IDr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)
IProf. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
iProf. dr. R De Backer(Gent, België)
\'Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
\'Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G. A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)
br. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Vcrheijdcn (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«)knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Poatbuk 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Maatschappijnleuws

Meestgestelde vragen over het nieuwe dierenpaspoort
Nieuw: formularium varken 2004
Europa wordt steeds kleiner

B&B bulletin

Bulletin Bestuur & Bureau, nummer 4. mei 2004

Uit het bestuur

Homeopathie

459

460
465

461

462

462

463
463

Personalia

Jubilea

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Original paper

Amitraz intoxications in the horse: cases and backgrounds; C.M. Westermann, S. Boerma, and R.A. von
Nieuivstadt
 458

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V.,\'
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827). \'
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per I ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

AU rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

Ui
de

hoofdredactie

Het Veterinair Tuchtrecht

Eén van de meest gelezen en ook meest besproken rubrieken in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is die van
het veterinair tuchtrecht. Soms betreft de uitspraak een dierenarts die dingen doet of gedaan heeft die de ge-
middelde lezer zich nauwelijks kan voorstellen en soms betreft het zaken die u en mij evengoed hadden kunnen
overkomen op een kwade dag. De reactie van de lezers richting hoofdredactie variëren van "goed dat dit aan de
orde gesteld wordt" tot "Jullie zetten voortdurend de beroepsgroep voor schut door dit soort gevallen openlijk te
publiceren ". De redactie heeft bewust gekozen om de vaak zeer technische en uitgebreide uit.spraken van het
Veterinair Tuchtcollege door laira Boissevain te laten omwerken tot een leesbaar stukje van maximaal één blad-
zijde. Zij krijgt daarbij de opdracht om een enigszins columnachtige stijl te hanteren. Hetgeen ook nog eens
terugkomt in de tekeningenstijl van Henk Vrieselaan Dit levert nogal eens stof op tot discussies. Dat is echter ook
precies wat zowel het Tuchtcollege als de redactie van het TvDprobeert te bereiken: dat deze uitspraken bekend
worden en in ieder geval stof tot nadenken geven. Enige discussie kan dan ook bestgoed zijn omdat het vaak za-
ken betreft die voor de één nog net wél en voor een ander net niet meer acceptabel zijn. Het Tuchtcollege hakt
echter de knopen door in twijfelgevallen en zet uiteindelijk de veterinaire norm.

Het feit dat deze rubriek tot één van de best gelezen rubrieken in het TvD behoort, geeft aan dat het doel \'bekend-
heid geven aan \' in ieder geval gehaald wordt. Voor de goede orde: mevrouw Boissevain is juriste en geen dieren-
arts. Daarom screent één van de Hoofdredactieleden (HAB) de artikelen vooraf op een zo goed mogelijke weer-
gave van de veterinaire context. Het artikel in dit nummer geeft aan dat homeopathie weliswaar tot de
alternatieve geneeskunst behoort, maar dat het Tuchtcollege daarvoor zeker geen alternatieve beoordelings-
maatstaven hanteert. Voor beide monniken geldt: gelijke kappen.

Brussel blijft middels het nieuwe Europese dierenpaspoort bij de gezelschapsdierenpractici veel vragen oproe-
pen. Achterafis het wellicht niet zo handig geweest om de overgang te situeren midden in het vakantiehoogsei-
zoen. Het feit dat naast Nederland slechts vier andere landen (van de 26) hun zaken tijdig op orde hebben voor 3
juli creëert eveneens veel misverstanden Dit heeft tot gevolg dat het bijna onmogelijk is om in deze overgangsfase
bij te houden welk land nu welk formulier verlangt en welk systeem hanteert (oud of nieuw). Voor veel vragen en
problemen die het invullen van het paspoort oproept heeft niemand in Brussel ooit een antwoord bedacht. Ook de
diverse medewerkers op de regionale RVV-kantoren blijken gezien de reacties op de discussiesite van de KNMvD
Discus (www.knmvd.nl) nu op zijn zachtst gezegd niet altijd optimaal geïnformeerd te zijn over deze kwestie. Het
is de taak (en ook verdienste) van Joost van Herten, stafmedewerker gezelschapsdieren en GGG-voorzitter Leen
den Otter, dat de in formatiestroom richting Nederlandse practicus nog enigszins op peil blijft in deze overgangs-
fase met vrijwel voortdurende regelgeving. In deze aflevering vindt u een tussenstand op 15 juni 2004. Dus als u
nog een mooi moment kunt vinden om in de zon te zitten: neem het TvD mee om bij te lezen en zo het nuttige met
het aangename te verenigen!

I

Anton Beijer

Diergenees

-ocr page 6-

Amitraz-intoxicaties bij het paard; casuïstieken en achtergronden

Tijdschr Diergeneeskd 2004:129:438-41

c.M. Westermann\', S. Boerma\'en R.A. van Nieuwstadt\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Na het uit de handel nemen van het enige geregistreerde
anti-ectoparasiticum voor het paard (foxim\') is er in
Nederland opnieuw een aantal gevallen van intoxicatie
met amitraz\' bij het paard opgetreden. In dit artikel
wordt de literatuur met betrekking tot amitraz-intoxica-
ties en -experimenten besproken en worden daarna en-
kele casuïstieken beschreven.

sy mmary

Amitraz intoxications in the horse: cases and back-
grounds

Since the only regiilraled anti-ectoparcisUicum for horses (foxim\') is no
longer available in the Netherlands, some cases ofamilraz\' intoxication of
the horse have occurred. In this article the literature concerning amitraz in-
toxications and -experiments will he discussed and some cases will be de-
scribed.

Inleiding

In Nederland is geen geregistreerd anti-ectoparasiticum
meer beschikbaar voor het paard, dus wordt er helaas occasi-
oneel gebruikgemaakt van het voor het paard zeer toxische
amitraz.

Amitraz is de naam voor l,5-di(2,4-dimcthylphenyl)-3-me-
thyl-1,3,5,-triazapena-1,4-diene (3,4, 19,20,25). Amitraz is
geregistreerd als een topicaal acaricide voor koeien, kleine
herkauwers (in Nederland op vrijstellingslijst), varkens en
honden (7,24).

De activiteit wordt toegeschreven aan het hydrolyseproduct
N-3,5-dimethylphenyl N-methyl-formamidine (3). Deze hy-
drolyse naar de toxische vorm begint meteen in waterige sus-
pensies in zuur milieu en is in enkele dagen voltooid (3). De
stof wordt percutaan geabsorbeerd (3).
De werking tegen de ectoparasiet berust op het feit dat de
amitraz metaboliet specifiek bindt aan de postsynaptische
octopamine receptor en dan de neurotransmitter octopamine
nabootst, waardoor continue synaptische stimulatie ontstaat,
wat leidt tot tremoren en/of convulsies bij de parasiet (2,5).
Toxische effecten van het product worden in de literatuur bij
de mens en meerdere diersoorten vermeld (4,9,13,23,25).
Vooral het paard lijkt gevoelig te zijn voor intoxicatie door
amitraz. Het is in dit verband zelfs gecontraïndiceerd voor
gebruik bij deze diersoort (3, 7, 19, 24). Een mogelijke ver-

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziekten, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht. Telefoon:
030-2531112. fax 030-2531256.
^ Paardenkliniek Garijp.
^ Sehacil®, Bayer, 500 mg/ml foxim, vloeistof
^ Taktic®. Intervet Nederland B. V. 125 mg/ml amitraz, suspensie.

klaring hiervoor wordt gesuggereerd door Pass en Mogg
(1995). Zij beschrijven de kinetiek van de actieve metaboliet
van amitraz BTS2727I. Deze was bij metingen gedurende
negentig minuten aantoonbaar in het bloed bij pony\'s en
slechts vijf minuten in het bloed van schapen (15).

Literatuuroverzicht

Mechanisme van toxiciteit

Er zijn enkele hypothesen over het mechanisme van de toxi-
citeit. De eerste hypothese berust op de overeenkomst tussen
de octopaminerge-receptoren in invertebraten en de alfa-
adrenerge-receptoren in vertebraten. Amitraz zou zijn
toxisch effect uitoefenen door een agonistische werking op
de alfa-adreno-receptoren en hierbij vooral op de alfa-2D-
adrenerge-receptor. Hieruit volgt het hoofdkenmerk van ver-
giftiging met amitraz, namelijk een centrale sedatie (2,6).
Verder zorgt de
a-2 adrenerge werking voor bradycardie,
analgesic, spierrelaxatie, bloeddrukdaling of -stijging en
darmatonie (11, 25). In een proef met elektrische stimulatie
van het ileum van een cavia remde amitraz, dosis-afhanke-
lijk, de door acetylcholine-release veroorzaakte contracties.
Dit kon worden tegengegaan door de a-2-adrenoceptor anta-
gonist idazoxam en niet door de a-I-adrenoceptor antago-
nist prazosin (12).

Queiroz-Neto etal.(\\99S) melden dat de verschijnselen ver-
oorzaakt worden doordat formamidines monoaminoxidasc
(MAG) non-specifiek kunnen remmen, prostaglandine E2
synthese kunnen blokkeren, een lokaal anaesthetisch effect
hebben en zoals eerder genoemd a-2-adrenerge receptoren
stimuleren (17). Door het remmen van het MAO-enzym-
systeem wordt een gedragsverandering verkregen, omdat de
relatieve concentraties van endogene monoamine neuro-
transmitters stijgen (23). Door de remming van MAO wordt
de afbraak van noradrenaline gereind. Waarschijnlijk doet
amitraz dit alleen bij hoge doseringen
in vitro (20).
Een derde hypothese over de toxiciteit is, dat de coördinatie
van de myoelectrische activiteit van de laxerende pacemaker
regio\'s in het colon beïnvloed wordt door amitraz via neuro-
modulatoren of neurotransmitters van het maagdarmkanaal
(20).

Bij een proef van Sellers et al. in 1982 werd het effect van
amitraz op de beweging van het colon van het paard bestu-
deerd. Na een vroege ileus volgde een verstoord retropulsie-
propulsiebeeld door dissociatie van de innervatie van linker
ventrale en dorsale colon, wat tot progressieve obstipatie van
het linker ventrale en linker dorsale colon leidde (22).
Herstel van de motiliteit startte in het caecum (20,22).

Risicofactoren voor intoxicatie

Er zijn diverse factoren die een rol spelen in de mate van
toxiciteit. Voorbeelden zijn de individuele gezondheid van
het paard, de aanwezigheid van inwendige parasieten, omge-
vings- en huidfactoren, perifere circulatie en snelheid van
percutane absorptie, de concentratie van de amitraz-oplos-
sing en de tijd tussen oplossen en toedienen van de oplossing

-ocr page 7-

(19, 20, 24). Zo kan een bijkomende worminfectie met
Stmngylus vulgaris in de mesenteriale arteriën de motiliteit
van het colon negatief beïnvloeden, wat nadelig kan zijn
voor de therapie bij een amitraz-intoxicatie (3, 22). Het pre-
paraat is toxischer geworden als het tijdstip van toediening
ver na het tijdstip van aanmaak van de oplossing ligt, omdat
dan meer hydrolyseproduct N-3,5-dimethylphenyi N-me-
thyl-formamidine gevormd is (19, 24). Het product wordt
percutaan beter opgenomen bij paarden met een dunne huid
en bij hogere omgevingstemperatuur waarbij perifere vaso-
dilatatie optreedt (19,20)

In de literatuur beschreven verschijnselen
Een amitraz-intoxicatie bij het paard kan depressie, ataxie en
verminderde maagdarmmotiliteit veroorzaken (24). De
darmatonie kan meerdere dagen duren en leiden tot een pro-
gressieve impactie van het colon (24). Er worden minder
darmgeluiden gehoord en de faecesproductie neemt af (3,
19). Als gevolg van de langere verblijfsduur droogt de in-
houd van het colon uit door waterresorptie (14). Als gevolg
van bovenstaande kan koHek optreden. Zelfs een colonrup-
tuur met dodelijke afloop is beschreven (19).
Verdere symptomen, beschreven in de humane en veterinaire
literatuur, zijn: slaperigheid, bradycardie, hypo- of hyperten-
sie (respectievelijk als gevolg van presynaptische receptor-
stimulatie of postsynaptische receptorstimulatie), en hyper-
glycemic (als gevolg van remming van de insuline secretie).
Ook remt amitraz het ademcentrum iets, waardoor de res-
pons tegen
CO2 geremd wordt. Ook het antidiuretisch hor-
moon ADH en de renine secretie worden geremd. De invloed
op het centrale zenuwstelsel is sedatie, bewusteloosheid, mi-
osis (presynaptisch effect) of mydriasis (postsynaptisch ef-
fect)(l,9, 10, 13, 19,25). Overigens is het presynaptisch ef-
fect dominant in de eerste fase van amitraz-intoxicatie en het
postsynaptisch effect in de latere fase (25).

In de literatuur beschreven therapie

Allereerst moet het paard meerdere keren goed afgespoeld
worden met koud water, zonder te wrijven, om de restanten
amitraz weg te krijgen. Tevens moet worden gezorgd dat pe-
rifere vasodilatatie geminimaliseerd wordt om verdere op-
name te beperken, bijvoorbeeld door het dier uit de warme
zon te zetten. Verder kan per sonde paraffine gegeven wor-
den met extra water, en tlunixine meglumine\' als analgeti-
cum dat de motiliteit niet beïnvloedt (19, 24). Bij dehydratie
of persisterende obstipatie dienen infusen gegeven te wor-
den, evenals elektrolyten per sonde. Er zijn twee stoffen be-
schreven, die als antidoot gegeven kunnen worden. Deze
interfereren beide met de a-2 adrenerge-effecten van ami-
traz, dus werken met name tegen het sedatieve effect van
amitraz in het acute stadium, maar ook andere effecten wor-
den geantagoneerd. De eerste is yohimbine", een a-2 adre-
nerge-antagonist. Yohimbine gaat ook de bradycardie tegen,
verhindert zowel de hypo- als de hypertensieve effecten van
amitraz en antagoneert de verminderde maagdarmkanaal
motiliteit. De doseringen variëren in de literatuur van 0.075
tot 0.2 mg/kg Ig i.v (2, 9, 10, 11, 18, 24). Aangezien yohim-
bine excitatie kan veroorzaken bij snelle toediening is het
raadzaam de injectie langzaam intraveneus toe te dienen (8).
De tweede antagonist is atipamezole\', ook een a-2 adrenerge
antagonist. De dosering is 50 )ig/kg Ig i.m. (13).

Potentieel positief gebruik van amitraz bij het paard
Er zijn diverse proeven gedaan om amitraz als therapeutisch
analgeticum of Sedativum te testen (16, 17). Om de mate van
sedatie te testen is een proef gedaan met verschillende dose-
ringen amitraz (0.05, 0.10 en 0.15 mg/kg IV). Het resultaat
hiervan was een dosisafhankelijke sedatie (17). Dit was een
a-2 adrenerge effect, want toediening van yohimbine (0.12
mg/kg IV) hief deze sedatieve werking meteen op (16, 17).
Een ander onderzoek naar het sedatieve vermogen van ami-
traz mat de locomotie-activiteit van het paard na amitraz-
toediening (0.05 mg/kg, 0.10 mg/kg, 0.15 mg/kg IV). Er
bleek een daling in activiteit, die respectievelijk 75, 120 en
180 minuten duurde (10). Deze effecten waren ook weer te
antagoneren met yohimbine. Het analgetisch effect is getest
met behulp van een warmteprikkel (17). Slechts in de hoog-
ste dosering (0.15 mg/kg IV) voorkwam amitraz een prikkel-
vermijdende reactie. In vergelijking met xylazine is amitraz
een
langer werkend en krachtiger Sedativum, maar een min-
der potent analgeticum (16,17).

Een ander gesuggereerd maar onvoldoende onderzocht the-
rapeutisch gebruik zou kunnen liggen in de stimulatie van
absorptie van vloeistof uit het darmlumen bij teveel vloei-
stofverlies. Hier is nog verder onderzoek voor nodig.
Roberts
et al.( 1986) hebben met behulp van de marker poly-
ethyleenglycol gemeten, dat amitraz in een dosering van I
mg/kg intraveneus een vertraagde passage geeft in het maag-
darmstelsel (21). Dit zou een therapeutische toepassing kun-
nen hebben bij diarreepatiënten, in combinatie met de water-

Tabeh. Gegevens van zeven paarden meteen amitraz.intoxicatie

Nummer paard

Ras

Geslacht

Leeftijd

Ademhalings-
frequentie

Polsfrequentie

Temperatuur

Slijmvliezen

Turgor

1

KWPN

Ruin

7 jaar

12/minuut

40/minuut

38,0 °C

roze

goed

2

Minishetlander

Merrie

onbekend

72

76

38.5

roze

goed

3

KWPN

Ruin

5

36

44

38.1

roze

goed

4

KWPN

Merrie

11

onbekend

80

38.9

roze

goed

5

Fries

Merrie

6

onbekend

60

onbekend

roze

onbekend

6

Fries

Hengst

6

6

40

38.6

roze

goed

7

Fries

Ruin

7

8

60

38.2

geel-roze

matig

^ finadyne®. Schering-Plough, 50 mg/mlßunixine meglumine, oplossing voor injectie.

^ Yohimbini hydrochloridum, BUFA b.v., 1 gram poeder

^ Antisedan®, Pfizer Animal Health, 5 mg/ml atipamezol hydrochloride, oplossing
voor injectie.

-ocr page 8-

absorptie-bevorderende eigenschappen van amitraz. De on-
gewenste bijwerl<ingen op het gebied van liet centrale ze-
nuwstelsel konden geantagoneerd worden met yohimbine.
Tussen 20 en 24 uur na de amitrazgift (zonder yohimbine)
leek er wel een reboundeffect op te treden en werd de faeces
gedurende enkele uren dunner van consistentie.

casuïstiekëi^

Er zijn de laatste tien jaar diverse paarden aan de Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard van de Faculteit der
Diergeneeskunde en aan dierenartsenpraktijken in het land
aangeboden met een amitraz-intoxicatie. Hiervan worden er
zeven besproken (zie tabel 1).

Alle zeven paarden waren gewassen met amitraz. Bij de
meeste casuïstieken werd dit al in de anamnese vermeld.
Drie dieren werden éénmalig gewassen met een verse oplos-
sing in normale (runder)dosering (paard 1,2 en 3), één paard
werd gewassen met een drievoudige concentratie (paard 4),
één met pure amitraz (paard 5), en twee werden meerdere ke-
ren gewassen (twee respectievelijk drie keer) met een nor-
male (runder)dosering met steeds twee dagen tussentijd,
waarbij de oplossing op de eerste dag gemaakt werd en bij
alle behandelingen gebruikt werd (paard 6 en 7).
Alle paarden vertoonden sloomheid en anorexie. Later,
meestal na een dag, werden ze ook meer of minder kolieke-
rig. Verdere symptomen waren mydriasis en ataxie (paard 4)
en huidlesies met necrose bij paard 5.
Bij algemeen onderzoek (zie tabel 1) varieerde de polsfre-
quentie van 40 slagen per minuut (paard 1, 3 en 7) tot 80/mi-
nuut (paard 2 en 4). De temperatuur lag tussen de 38.0 en
38.9\'\'C. De turgor was bij de meeste paarden goed.
Borborygmi waren in frequentie verminderd of zelfs weg,
behalve bij paard 7, dat hoogtonige borborygmi had.
Sonderen leverde bij één paard (7) reflux op (zes liter en en-
kele uren later twee liter). Rectaal exploreren is bij zes
paarden gedaan (paard 4 niet) en leverde in vier gevallen een
forse, harde colonobstipatie op. Bij paard 2 maakte de aan-
wezigheid van een groot veulen rectaal onderzoek moeilijk,
maar werd een obstipatie sterk vermoed en bij paard 7 zat het
colon vol gas en was in de diepte een massa aan te tippen.
Bloedonderzoek is bij zes paarden gedaan. Paard 2 en 3 had-
den een milde leucopenie (5.1 resp. 5.6 G/1) en een lichte aci-
dose. Paard 6 had een leucocytose (16.3 G/l) en paard 7 had
een hematocriet van 0.47 L/L, Bij paard 4 is een maand na
het eerste symptoom bloedonderzoek gedaan, waarbij ver-
hoogde enzymactiviteiten werden gemeten (AF 202 U/L met
referentiewaarden van 30-125, ASAT 315 U/L met referen-
tiewaarden van 5-35, en LDH 860 U/L met referentie-
waarden van 200-450).

Alle paarden zijn behandeld. Alleen paard 4 is afgespoeld
met veel koud water Bij alle dieren bestond de behandeling
in ieder geval uit het per neussonde verstrekken van paraffi-
num liquidum (variërend van twee liter tot tien liter totaal) en
het intraveneus toedienen van diverse soorten infusen (varië-
rend van negen tot 45 liter). De totale behandelingsduur tot
het op gang komen van darmactiviteit en mestproductie was
twee dagen bij paard 3, drie dagen bij paarden 6 en 7, vier da-
gen bij paard 1, zes dagen bij paarden 2 en 4 en twaalf dagen
bij paard 5. Paard 6 is geopereerd, omdat de koliek te heftig
werd. Helaas is het colon tijdens de operatie gescheurd en is
het paard geeuthanaseerd. Flunixine meglumine is gebruikt
als pijnstilling bij de paarden 1 (40 ml IV in vier keer), 2,4,5
(63 ml in vijf keer) en 6. Verder is atipamezole gebruikt bij
paard 1 (6 x 2.5 mg IV) en paard 5 (2 x 10 ml IV). Paard 4 is
verder behandeld met yohimbine (2 x 100 mg opgelost in 4
ml DMSO en dit in 100 ml NaCl IV) en cisapride" (100 mg
per sonde). Paard 5 kreeg verder nog enkele keren negen tot
vijftien liter electrolytendrank\' per sonde, en twee keer ne-
ostigmine\'" (de eerste keer 12.5 mg IM, de dag erop 5 mg
IM). Paarden 2 en 3 hebben antibiotica (trimethoprim sulfa-
doxine" 2 dd 30 mg/kg IV) gekregen.
Op paard 6 na hebben alle paarden de amitraz-behandeiing
zonder restverschijnselen overleefd.

Discussie

Er lijkt een stijgende tendens te zijn in het aantal amitraz-in-
toxicaties bij paarden. Dit heeft waarschijnlijk te maken met
het feit dat er geen geregistreerd middel meer is voor behan-
deling van het paard tegen luizen, mijten en teken. Het anti-
ectoparasiticum amitraz is absoluut ongeschikt voor toepas-
sing bij het paard. Na een voorbijgaande korte periode van
sedatie veroorzaakt amitraz een hardnekkige colonobstipa-
tie. De anamnese bij paarden met langdurige obstipaties is
van cruciaal belang om tijdig een amitraz-intoxicatie te kun-
nen onderkennen en snel met de specifieke therapie te kun-
nen beginnen. Door de aard van de casuïstieken wordt ge-
suggereerd dat de ernst van de intoxicatie toeneemt bij
hogere concentratie van amitraz (paarden 4 en 5) en als een
amitraz-oplossing wordt gebruikt die eerder is aangemaakt
(paarden 6 en 7). Dit komt overeen met de literatuur 09,24).
In de literatuur wordt niet genoemd dat gebruik van pure
amitraz huidlaesies veroorzaakt, zoals bij paard 5 optraden.
De genoemde huidlaesies zijn wel volledig hersteld.
De overige symptomen waren in overeenstemming met de li-
teratuur, waarbij slechts één paard (paard 4) de in de litera-
tuur beschreven ataxie vertoonde.

Het bloedonderzoek is zowel bij de casuïstieken als in de li-
teratuur weinig specifiek gebleken. Interessant is de consta-
tering dat de enzymactiviteiten bij paard 4 een maand na de
intoxicatie verhoogd waren. Of er een causaal verband is met
het gebruik van amitraz is niet duidelijk.
Voor wat betreft de behandeling is het opvallend, dat slechts
één paard afgespoeld is. Volgens de literatuur lijkt afspoelen
zinvol, ook al is het dier een dag geleden gewassen met ami-
traz (24).

Er zijn onvoldoende gegevens in de casuïstieken om te con-
cluderen dat atipamezole, yohimbine of neostigmine positief
hebben bijgedragen aan de behandeling. De literatuur geeft
hiervoor wel een positief effect aan (9, 10,18,24).
Voor wat betreft het potentieel positief gebruik van amitraz
bij het paard heeft amitraz een sedatieve werking, maar biedt
ons inziens weinig extra in vergelijking met de huidige seda-
tiva, terwijl er wel meer risico\'s aan overdosering verbonden
zijn. Als mogelijk therapeuticum bij ernstige diarreepatiën-
ten zou het wel interessant kunnen zijn vanwege de waterab-
sorptiebevorderende eigenschappen. Helaas is verder onder-

^ Preputsid®. Janssen-Cilag BK I mg/ml cisapride, suspensie voor oraal gebruik.

^ Electrolylenmi.x, AUy/Eurovet. per kg poeder 100 g natriumhicarhonaat, lOOgna-
triumchloride. 60 g kaliumchloride, 10 g tannalbumine en 2 g cafeïne, poeder 1 kg
in 40 Uier water op telossen, dosering 1-3 liler/10 kg Ig/dag.
Neostigmine, Apotheek Faculteit Diergeneeskunde, 2 mg/ml injectievloei.stof. 20 ml.

\'\' Borgal® 24yo, Intervet Nederland B. V, per ml 200 mg sulfadoxine en 40 mg trime-
thoprim, injectievloeistof.

-ocr page 9-

zoek hiernaar tot nu toe uitgebleven en is toepassing dus
voorlopig absoluut af te raden.

Een belangrijke conclusie naar aanleiding van de casuïstie-
ken is, dat het zinvol is om geruime tijd door te behandelen,
ook wanneer er geen verbetering in de klinische situatie lijkt
te komen.

Samenvattend kan gesteld worden, dat vermijden van het ge-
bruik van amitraz bij het paard van het grootste belang is.
Helaas zijn er geen alternatieve middelen beschikbaar binnen
onze grenzen. Hopelijk komt de industrie snel met een anti-
ectoparasiticum op de Nederlandse markt dat veilig is voor
het paard. Bij intoxicaties met amitraz is het belangrijk een
goede anamnese af te nemen, snel te starten met de therapie
en deze voldoende lang vol te houden. De therapie zou in ie-
der geval moeten bestaan uit wassen met koud water, laxeren
met paraffine, pijnstilling middels flunixine meglumine en
rehydreren met behulp van infusen en electrolytendrank.
Gebruik van atipamezole kan zeker overwogen worden.

Dankwoord

De auteurs willen collega J.Vernooij van Intervet Nederland B.V hartelijk
danken voor de medewerking.

in ponies and sheep. J Vet Pharmacol Therap 1995; 18:210-5.

16. Queiroz-Neto A, Zamur G, Goncalves SC, Carregaro AB, Mataqueiro
MI, Harkins JD, and Tobin T. Study of the effects of amitraz in horses.
J Vet Pharmacol Therap 1997; 20 ( 1 ): 236-51.

17. Queiroz-Neto A, Zamur G, Goncalves SC, Carregaro AB, Mataqueiro
MI, Harkins JD, and Tobin T. Characterization of the antinociceptive
and sedative effect of amitraz in horses. J Vet Pharmacol Therap 1998;
21:400-5.

18. Riebold RW, Geiser DR, and Goble DO. Large Animal Anesthesia:
Principles and Techniques. Ames. Iowa State University Press. 1995:
23.

19. Roberts MC, and Seawright AA. Amitraz induced large intestinal im-
paction in the horse. Australian Vet Journal 1979; (55): 553-4.

20. Roberts MC, and Seawright AA. Experimental studies of drug-in-
duced impaction colic in the horse. Equine vet J 1983; 15 (3): 222-8.

21. Roberts MC, Argenzio A. Effects of amitraz, several opiate derivates
and anticholinergic agents on intestinal transit in ponies. Equine vet J
1986; 18 (4): 256-60.

22. Sellers AF, Lowe JE, Drost CJ, Rendano VT, Georgi JR, and Roberts
MC. Retropulsion-propulsion in equine large colon. Am J Vet Res
1982;43(3):390-6.

23. Simpson BS, and Davidson G. Concerns about possible drug inter-
actions. J Am Vet Med Assoc 1996; 209(8): 1380-1.

24. Steinman A, Levi O, and Sutton G. Amitraz intoxication in horses:
three clinical cases. Israel J. Vet. Med. 1998; 53: 19-20.

25. Ulukaya S, Demira K, and Moral AR. Acute amitraz intoxication in
human. Intensive Care Med 2001; 27: 930-3.

Literatuur

1. Abu-Basha EA, Yibchok-Anun S, Hopper DL, and Hsu WH. Effects
of the pesticide amitraz and its metabolite BTS 27271 on insulin and
glucagon secretion from the perfused rat pancreas: involvement of al-
pha2D-adrenergic receptors. Metabolism 1999; 48 (11): 1461 -9.

2. Altobelli D, Martire M, Maurizi S, and Preziosi P. Interaction of
Formamidine Pesticides with the Presynaptic a-2-Adrenoceptor
Regulating [^H] Noradrenaline release from Rat Hypothalamic
Synaptosomes. Toxicology and Applied Pharmacology 2001; 172:
179-85.

3. Auer DE, Seawright AA, Poilitt CC, and Williams G. Illness in horses
following spraying with amitraz. Australian Vet Journal 1984; 61 (8):
257-9.

4. Aydin K, Per H, Kurtoglu S, Poyrazoglu MH, Narin N, and Asian D.
Amitraz poisoning in children. Eur J Pediatr 2002; 161 (6): 349-50.

5. Baxter GD, and Barker SC. Isolation of a cDNA for an octopaminc-
like, G-protein coupled receptor from cattle tick, Boophilus micro-
plus. Insect Biocheni Mol Biol 1999; 29 (5): 461 -7.

6. Costa LG, Olibet G, and Murphy SD. Alpha 2-adrenoceptors as a tar-
get for formamidine pesticides:
in vitro and in vivo studies in mice.
Toxicol AppI Pharmacol 1988; 93 (2): 319-28.

7. Darvill FM. Illness in horses following spraying with amitraz.
Australian Vet Journal 1985; 62(5): 176.

8. Divers TJ, Thompson LJ, and Smith MC. Toxicology. In: Manual of
equine emergencies, Ed. Orsini JA and Divers TJ, W.B. Saunders
Company Philadelphia, 1998: 601-2.

9. Duncan KL. Treatment of amitraz toxicosis. J Am Vet Med Assoc
1993L: 1115-6.

10. Harkins JD, Queiroz-Neto A, Mundy GD, West D, and Tobin T.
Development and characterization of an equine behaviour chamber
and the effects of amitraz and detomidine on spontaneous locomotor
activity. J Vet Pharmacol Therap 1997; 20: 396-401.

11. Hsu WH, Lu ZX, and Hembrough FB. Effect of amitraz on heart rate
and aortic blood pressure in conscious dogs: influence of atropine, pra-
zosin, tolazoline, and yohimbine. Toxicol Appl Pharmacol 1986; 84
(2): 418-22.

12. Hsu WH, Shaw RN, Schaffer DD, Crump MH, and Greer MH. Further
evidence to support the alpha 2-adrenergic nature of amitraz induced
decrease in intestinal motility. Arch Int Pharmacodyn Ther 1987; 286
(1): 145-51.

13. Hugnet C, Buronrosse F, Pineau X, Cadore JL, Lorgue G, and Berny
PJ. Toxicity and kinetics of amitraz in dogs. Am J Vet Res 1996; 57
(10): 1506-10.

14. Mutsaers CW en Velden MA van der. Twee gevallen van colon obstipa-
tie bij pony\'s, vermoedelijk als gevolg van een behandeling met
Taktic®. Tijdschr Diergeneeskd 1988; 113 (22): 1246-9.

15. Pass MA, and MoggTD. Pharmacokinetics and metabolism of amitraz

IK DENK

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 10-

Jan Hulsen

Een bestrijdingsprogramma van
PRRSV biedt het voordeel dat te-
^^^^^^^^ gelijkertijd zeer veel andere ziek-
ll^Bff^l^ tekiemen van het bedrijf verdwij-
nen. De winst van een dergelijk

_ bestrijdingsprogramma voor het

primaire bedrijf kan zeer groot
zijn. Maar succesvolle implemen-
tatie eist vooral goed management
en grote discipline op het varkensbedrijf. Bovendien
heeft men op sectorniveau ook nog enkele hobbels te
slechten.

PRRS wordt algemeen gezien als één van de belangrijk-
ste infectieuze schadeposten. Ziektevrij produceren biedt
een groot voordeel voor de varkenshouder, in de vorm
van kostprijsreductie, betere werkplanning en meer ar-
beidsvreugde.

Op woensdagmiddag 24 maart 2004 komen vertegenwoordi-
gers van vele organisaties uit de Nederlandse varkenshoude-
rij bijeen in een besloten ronde tafelconferentie, om inzich-
ten uit te wisselen over de winst en mogelijkheden van
PRRS-bestrijding in Nederland. Genodigd zijn varkenshou-
ders (LTO, NVV), slachterijen, kennisinstituten (inclusief
laboratoria) en adviesorganisaties, fokkerijgroeperingen, het

PVE, banken, ministerie van LNV en dierenartsen (groep
Geneeskunde van het Varken).

Op het programma staan vijf voordrachten van indrukwek-
kende sprekers. Na de voordrachten discussiëren de aanwe-
zigen met elkaar over het thema van de bijeenkomst.
Als eerste spreker heeft ing. Paul van der Meijden het woord.
Van der Meijden heeft een varkensvermeerderingsbedrijf
met SPF-dieren. Hij schetst het hoe van produceren met een
hoge dierziektestatus en ook het waarom. Deze ondernemer
is zeer succesvol met zijn huidige bedrijfsvoering.
De tweede spreker is dr. MontserratTorremorell. Deze Ameri-
kaanse dierenarts werd in 2003 uitgeroepen tot Swine
Practitioner of the Year, vanwege haar werk in de bestrijding
van PRRSV. Zij vertelt over de veterinaire basis van PRRSV-
eradicatie op bedrijven. Torremorell werkt voor fokkerijgroe-
pering PIC.

Vervolgens spreekt dierenarts dr. Miquel Collell. Hij be-
spreekt drie casussen uit de praktijk in Spanje, van bedrijven
die aan de slag gingen met dierziektevrij produceren en
PRRSV-vrij werden. Met een inventarisatie van de successen
en de tegenvallers.

DLV-econoom ing. Paul Bens voert de aanwezigen langs een
economische analyse van varkens produceren mét en zonder
ziekten. Om op de lange termijn een bestaan te hebben moe-
ten Nederlandse varkenshouders zeer hoge technische resul-

Is PRRS de Aujeszky i^an de 21e eeuw?

Ronde tafelconferentie over PRRS-bestrijding en ziektevrij produceren

-ocr page 11-

taten weten te behalen. Ziektevrij produceren is daarbij een
belangrijk middel.

Ir. Paul Wever geeft vervolgens de visie van de Gezond-
heidsdienst voor Dieren, op de mogelijkheden van een moni-
toringprogramma voor PRRSV. Met onderscheid voor moni-
toring op bedrijfsniveau en monitoring vanuit sector-
perspectief Hij constateert nog veel onzekerheden.

De varkenshouder

"Je moet elke dag een beetje beter worden om goed te blij-
ven. Willen we in Nederland goed blijven, dan moeten we be-
ter worden qua varkensgezondheid."
Het voordeel van ziektevrij produceren voor de vermeerde-
raar bestaat uit lagere gezondheidskosten, door minder vac-
cinatie, medicatie en klinische schade. Daarnaast zorgt de
afwezigheid van ziekteproblemen datje ook niet geconfron-
teerd wordt met onverwacht werk. En, hier is een onderne-
mer aan het woord, het werk is veel leuker Wantje bent met
varkens bezig en niet met ziektes. Deze werkvreugde
"is het
verschil tussen personeel hebben en personeel houden
". De
winst voor een vleesvarkenshouder schuilt met name in de
lagere voerconversie, bij een hoge groei per dag en lage ziek-
tekosten,

Ing. Paul van der Meijden bezit een vermeerderingsbedrijf
met 550 zeugen, waar hij met één medewerker het werk doet.
Zijn bedrijf heeft een hoge diergezondheidsstatus, wat bete-
kent dat de varkens aangetoond vrij zijn van specifieke ziek-
tekiemen en dat Van der Meijden zijn bedrijf en zijn manier
van werken heeft afgestemd op het weren van ziektekiemen.
In 2002 werd het bedrijf van Van der Meijden geruimd van-
wege vervoedering van MPA-gecontamineerd voer Dit le-
verde voor deze ondernemer een moment op om strategische
beslissingen te nemen. Hij zag voldoende toekomst in de
varkenshouderij om te besluiten het bedrijf voort te zetten.
Maar daarbij koos hij expliciet voor een ziektevrije-bedrijfs-
voering. In zijn beslissing speelde mee dat een zwager in
Duitsland een bedrijf heeft dat ook werkt volgens het
systeem van ziektevrij produceren.

Door de complete herpopulatie van zijn bedrijf was het rela-
tief eenvoudig voor Van der Meijden om ziektevrij te wor-
den. Hij staat nu voor het karwei om ziektevrij te blijven
"Je
moet met protocollen gaan werken
". Nauwgezette hygiëni-
sche procedures zijn cruciaal. Daarvoor is discipline nodig
en die discipline is de belangrijkste succesfactor.
".Je moet er
voor 100% achterstaan!
"Telkens als hij of zijn medewerker
het bedrijf betreedt, douchen zij zichzelf zorgvuldig.
"Dat
wordt een gewoonte, ik weet inmiddels niet beter
". De strikte
hygiënemaatregelen zorgen datje gestructureerd moet wer-
ken, even van stal naar woonhuis lopen is niet meer aan de
orde. En je moet van personeel en alle bezoekers eisen dat ze
volgens de hygiënische normen werken.
"Monteurs komen
op maandagmorgen, ...we hebben eigen gereedschapskisten
op het bedrijf".

Het bedrijf verzorgt zijn eigen aanfok en werkt met bedrijfs-
Kl. SPF-sperma voor fokmateriaal is het enige levende var-
kensmateriaal dat op het bedrijf wordt aangevoerd. De big-
gen verlaten op vier weken leeftijd het bedrijf
"\'Gespeende
biggen vormen de belangrijkste infectiebron."
In de toe-
komst wil Van der Meijden in samenwerking met een andere
varkenshouder een aparte foklocatie opzetten, zodat alle big-
gen (dus ook de fokgeltjes) op vier weken leeftijd van zijn lo-
catie vertrekken. Daarmee doorbreekt hij structureel de in-
fectiecyclus van vele ziektekiemen.

Bovendien, benadrukt Van der Meijden, moetje het bedrijf
zo bouwen dat er geen fouten kunnen ontstaan. Hij maakte
glijbanen, voor levende varkens en kadavers. Deze glijbanen
functioneren als een eenrichtingsweg met een minimaal ri-
sico dat varkens, mensen of materialen van buiten het bedrijf
binnen gaan. Materialen, voer in zakgoed en medicijnen
worden zorgvuldig in voorraad gehouden en volgens speci-
ale ontsmettingsprocedures op het bedrijf gebracht. Hij heeft
geen voorzieningen om instromende lucht te wassen, on-
danks de nabijheid van andere niet-ziektevrije varkensbe-
drijven (600-700 m). Bij de keuze voor locatie van het
nieuwe fokbedrijf houdt hij terdege rekening met de ligging
ten opzichte van andere varkensbedrijven.
De nieuwe varkens werden in een zorgvuldig gepland trans-
port vanuit Schotland aangevoerd.
\'We hadden bijvoorbeeld
de garantie dat op de veerboot geen andere varkens aanwe-
zig waren!\'

Van der Meijden had vanaf de start meer vraag naar zijn big-
gen dan dat hij kon leveren. Hij levert biggen van vier weken,
waarvoor hij een vergoeding ontvangt vergelijkbaar met de
prijs die andere varkenshouders ontvangen voor 10-weekse
biggen. De ontvangende vleesvarkenshouder moet zijn hygi-
ëne verbeteren en natuurlijk geen varkens van andere bedrij-
ven aanvoeren.

Op dit moment is het bedrijf serologisch vrij van influenza
en mycoplasma, en zijn er geen klinische symptomen van
circo, PRRS,
Streptokokken, mycoplasma en App.
Coccidiose blijkt wel aanwezig, maar blijft volledig symp-
toomloos door preventieve behandeling van biggen.
Bloedonderzoek leverde een lage PRRS-titer Wat dit bete-
kent is niet duidelijk. Om de schade bij een insleep te beper-
ken vaccineert van der Meijden alle zeugen tegen PRRS
(dood vaccin) en tegen
vlekziekte "komt altijd binnen"
Daarnaast ent hij gelten tegen parvo en E. coli.

De Amerikaanse dierenarts

Eradicatie van PRRS is mogelijk. Het risico is herinfectie.

"There is no magic hullet to improve Herd Health Status"
Strategies apply across several health challenges, and usu-
ally require a temporary change in the pig flow. Break the
cycle of infection: all in/all out. Clean and disinfect.
Biosecurity.

Dierenarts Montserrat Torremorell meent dat per bedrijf een
strategie bepaald moet worden om PRRS c.q. ziektevrij te
worden. De aanpak bestaat daarbij in veel gevallen uit
par-
tial depopulation,
gedeeltelijke depopulatie van het bedrijf
om de infectiecyclus te doorbreken. Ook zij wijst op het feit
dat in het kielzog van PRRS vele ziekten het bedrijf verlaten.
De basis van een eradicatieprocedure op een bedrijf bestaat
uit de volgende stappen:

1. identificeer de infectiebron

2. verwijder de infectiebron

3. voorkom nieuwe infecties

4. gebruik schone (ziekte-vrije) varkens ter vervanging
Op vermeerderingsbedrijven bevindt de infectiebron zich
veelal in de kraamstal of in de biggenbatterij, waar de popu-
latie gevoelige dieren zich bevindt. Deze infectiebron kan op
verschillende wijzen worden weggenomen. Eén methode is
om gedurende een bepaalde periode alle gespeende biggen
af te voeren, waardoor een leegstand van de biggenbatterij
wordt bereikt. Een tweede manier bestaat uit het verplaatsen
van de kraamzeugen naar een andere locatie. Vervolgens
worden deze op het oorspronkelijke bedrijf vervangen door

-ocr page 12-

ziektevrije varkens.

Opfok- en vleesvarkensbedrijven zijn natuurlijk ziektevrij te
maken door vervanging met ziektevrije varkens, in combina-
tie met nauwgezette hygiënische maatregelen (reiniging cn
desinfectie, biosecurity).

Ondanks het feit dat PRRSV een relatief jong virus is, weten
we er veel van. Genoeg om te starten met eradicatie, stelt
Torremorell. We weten bijvoorbeeld dat bij PRRS-infecties
geen dragers ontstaan. Alle varkens elimineren het uiteinde-
lijk uit hun lichaam. Contacttransmissie is aangetoond tot
tachtig dagen na infectie, terwijl het virus nog lange tijd de-
tecteerbaar is in de tonsillen (tot 157 dagen). Na twee tot drie
maanden heeft het varken immuniteit opgebouwd, tegen ho-
moloog virus. Immuniteit tegen heteroloog virus varieert,
van dertig tot zeventig procent in het respiratoire model.
"We
don \'t have a good way to measure protection."
Het gevaar schuilt in herinfecties van bedrijven door PRRSV.
"Biosecurity is about people." Torremorell noemt de grote
betrokkenheid van medewerkers op de Nederlandse gezins-
bedrijven als een voordeel boven de situatie op grote bedrij-
ven in de VS. Maar ook hier is het noodzakelijk dat de din-
gen die gedaan moeten worden, ook werkelijk gedaan
worden. Het feit dat insecten een hekel hebben aan mecha-
nisch geventileerde stallen stelt zij ook als een
advantage.
"PRRSV likes to move."
Het PRRS-virus kan lang overleven
in vochtige omstandigheden (veertien dagen in water bij
4°C). Nieuwe
laterale infecties, komen regelmatig voor in de
VS. Dat zijn infecties die niét via dieren of sperma zijn ver-
spreid.
"Will require to .\'strengthen the biosecurity pro-
grams."
Onderzoek in een negatieve piramide in de VS
toonde aan dat tien procent van de nieuwe infecties voort-
kwam uit diercontacten of sperma. Negentig procent ont-
sprong uit laterale infecties, waarvan vijftig procent
area
spread
en twintig procent gerelateerd met transporten en
transportmiddelen.

Sperma bleek in de Verenigde Staten een relevante infectie-
route. Torremorrell legt uit dat er veel verschil bestaat tussen
beren in klinische symptomen na infectie, wat de detectie
van een infectie bemoeilijkt.
"Als een berenstation geïnfec-
teerd raakt, moet je ervan uit gaan dat dertig procent van de
klanten besmet raakt."

"PRRSV likes humidity and cold." Torremorrell bespreekt
een onderzoek van Scott Dee, die aantoonde dat een vracht-

Risicofactoren Transmissie PRRSV

Hoog risico

- dieren

direct contact en secrcta (melk, urine, mest,

- sperma

speeksel)

- transport

- mensen

- hulpmiddelen

als de uitvoerders van biosecurity maatrege-

len dozen, gereedschap, materialen

Laag risico

- mensen

als vector

- insecten

- aerosol

"the excuse for improper biosecurity mana-

gement"

Bron: Presentatie M. Torremorrell 24 mrt 2004.
Zie ook:

PRRS Eradication by Herd Closure, Montserrat Torremorell and William T
Christiansen. Advances in Pork Production (2002). Volume 13, pg. 169.

wagen die zorgvuldig is schoongemaakt, gereinigd en ont-
smet pas na goed opdrogen vrij is van PRRSV.
"It is very
easy to move this virus around, unless you do a good job in
cleaning and disinfection."

De Spaanse dierenarts

Biosecurity (transport people) is the most important fac-
tor

"Living with the virus" is volgens dierenarts Miquel Collell
één van de opties die Spanje heeft, in de omgang met PRRS.
Deze optie betekent dat er vrije bedrijven zijn, besmette be-
drijven zonder klinische klachten en besmette bedrijven met
periodieke problemen: respiratoire klachten bij met name
gespeende biggen en ook bij vleesvarkens, fertiliteitsproble-
men bij gelten en zeugen.

De tweede optie is eradicatie. Collell heeft praktijkervaring
met PRRS-eradicatie en voert de aanwezigen op meesle-
pende wijze mee langs de Spaanse PRRS-praktijk. Hij
schetst drie casussen van bedrijven die dierziektevrij zijn ge-
worden, met de successen en de tegenvallers.
De gehanteerde aanpak is gebaseerd op lsowean®-technie-
ken (Zwitserse aanpak) en bestaat uit de volgende stappen:

• geen dieren jonger dan tien maanden aanwezig op het be-
drijf, door de volgende stappen:

1. geen vervanging gedurende zes maanden

2. de populatie van biggenbatterijen en vleesvarkensstal-
len.

Speenbiggen worden direct afgevoerd, vleesvarkens gaan
naar de slacht

3. geen afbiggende zeugen, of verplaatsing van deze zeu-
gen naar andere locaties

• medicatie van de aanwezige varkens, met antibiotica en
met een endectocide (werkzaam tegen maagdarmwormen
en ectoparasieten)

Alle hokken worden grondig gereinigd en gedesinfecteerd.
De leegstand kan gebruikt worden voor verbouwing en reno-
vatie van stallen, faciliteiten en bedrijfsterreinen.

Het bedrijf van casus 1 werkt volgens voornoemd stappen-
plan. Men voert twee groepen zeugen weg naar een andere
locatie om tc biggen. Via een quarantaincprocedure met me-
dicatie komen deze varkens na spenen weer terug in de popu-
latie. Het bedrijf behandelt met enrofloxazine (vijf injecties,
drie dagen tussentijd) en doramectine (twee injecties, veer-
tien dagen interval).

Sinds deze procedure is het bedrijf klinisch vrij van schurft
en van App. Mycoplasma is aanwezig, doordat de gelten van
een positief bedrijf komen. Men is PRRS-vrij gedurende 2,5
jaar. Tijdens de op dat moment heersende varkenspestuit-
braak raakt het bedrijf geïnfecteerd via een transport van var-
kens, die om welzijnsredenen (overbevolking) worden afge-
voerd.
"A failure due to biosecurity." Er ontstaat een milde
klinische uitbraak van abortus blauw.

Casus 2 betreft een bedrijf van twaalfhonderd zeugen met ei-
gen aanfok van gelten. Het is schurftvrij. Veel andere be-
drijfsgebonden pathogenen komen voor (App,
M. hyo, S. suis,
AR, PRRSV, Aujeszky). Men besluit tot een aanpak van
meerdere ziekten tegelijkertijd. Gedurende vier maanden
geen aanvoer van varkens, vijf weken lang geen geboorte van
biggen. Dit leidt tot een partiële depopulatie van kraamstallen
en biggenbatterijen. Medicatie vindt plaats met enrofloxacine
(drie dagen), gevolgd door tiamuline (vijftien dagen).

-ocr page 13-

Na een jaar zijn alle varkens serologisch, klinisch en patho-
logisch negatief op Mycoplasma. Tot heden, ruim drie jaar
later, zijn geen tekenen van aanwezigheid van App. Na een
halfjaar werd geconcludeerd dat het bedrijf succesvol PRRS
vrij was geworden. Twee maanden later vindt herinfectie
plaats vanuit een naastgelegen varkensbedrijf, dat tot de-
zelfde organisatie behoort (via een veewagen). De sterfte in
de vleesvarkensstal daalde van zeven tot tien procent naar
1,59 procent. Wederom een mislukking door een lek in de
hygiënische procedures.

Ook casus 3 werkt volgens het lsowean®-principe. Het bezit
vijfhonderd zeugen. Gedurende vijf weken vinden geen ge-
boortes plaats. Men medicineert met enrofloxacine, conform
casus 1.

Het succes tot heden (na vier jaar) bestaat uit een volledige
klinische afwezigheid van schurft, App en ook PRRS.
Mycoplasma is aanwezig, de gelten komen van een positief
bedrijf

Des te groter het bedrijf, des te lastiger het wordt om dier-
ziektevrij te raken, meent Collell, vanwege de aanwezigheid
van subpopulaties. Maar met de juiste strategie is het ook
daar mogelijk.

De econoom

"De investering is het waard om tot ziektevrije systemen te
komen. Ik snap niet dat we dat niet vaker toepassen."
Het genetisch potentieel van de varkens wordt in Nederland
nog niet werkelijk benut. Ook niet met de 820 gram groei per
dag, die de twintig procent beste vleesvarkensbedrijven rea-
liseren. Ing. Paul Bens noemt als een belangrijke oorzaak
hiervoor dat de structurele schade op bedrijven door dier-
ziekten te hoog is.

Hij hamert erop dat de rentabiliteit van de varkenshouderij in
Nederland hoger moet.
\'\'Wij houwen stallen voor 400 euro
per vleesvarkensplaats en halen een gemiddelde groei van
760 gr/dag. Het buitenland houwt voor de helft en haalt 720
gr/dag."
In de huidige economische realiteit ziet hij geen be-
staansmogelijkheid voor tenminste veertig procent van de
Nederlandse bedrijven, die de minste resultaten scoren.
Diergezondheid is een belangrijke factor voor succes.
"De
hesle bedrijven qua gezondheidskosten halen ook het hoog-
ste saldo. Als het fluitend gaat, is de winst er ook."
Een hoge
gezondheidsstatus geeft ook een robuustere varkenssstapel,
die minder last heeft van ziekte-incidenten.
"De weerstand is
te laag"
Als het mis gaat, stort de gezondheid als een kaar-
tenhuis in.

De meerwaarde van een gezonde, uniform ontwikkelde kop-
pel biggen boven een inhomogene koppel ten gevolge van
ziekteproblemen, maakt voor de varkenshouder het verschil
tussen wel of geen inkomen.
"En het mag alles kosten om die
meerwaarde per big te bereiken, want dat geld komt terug."
En hoe komt dat geld dan terug? Het hogere rendement door
een betere gezondheid ontstaat uit:

• structureel stabielere en betere resultaten

• minder incidentele schade

• betere verwaarding eindproducten

• minder exportbelemmeringen

• lagere ziektebestrijdingskosten

• meer arbeidsvreugde

• betere maatschappelijke acceptatie

Bens wijst bovendien op de kosten die varkenshouders ac-
cepteren voor maatregelen om de varkens gezond te houden.

vanwege pijnlijke ervaringen met ziekteuitbraken. Denk
daarbij concreet aan vaccinaties en preventief medicineren,
luxer voer, luxere stallen. Tot heden wordt vrijwel alleen ge-
werkt met beheersstrategieën en te weinig met eradicatie en
vrijwaring.

" We kijken in Nederland teveel naar problemen en bezwaren,
terA\'ijl ziekt evrij worden door hijvoorbeeld partiële depopu-
latie in het buitenland volop gebeurd."
Bens doet een beroep
op de collectieve organisaties om initiatieven te regisseren.
Zoals een complete zeugenpopulatie verplaatsen naar een
andere locatie en de huidige locatie vullen met ziektevrije
varkens.
"Een individuele ondernemer kan dat niet voor el-
kaar krijgen."
En hij constateert dat de Nederlandse regelge-
ving dit soort initiatieven in de weg staat. Ook deze hobbels
moeten weggenomen worden.

Als rechtgeaard econoom rekent Bens vervolgens scenario\'s
van ziektevrij worden door. "Voor 200 euro per zeug kun je
een zeugenstapel oppakken, herplaatsen, en de stal opnieuw
bevolken." En partieel depopuleren kan goedkoper. Twintig
weken lang de speenbiggen verkopen kost bij driehonderd
zeugen zo\'n 3.350 euro (exclusief logistieke kosten).
"Reken
eens uit wat het kost als je biggen 2 euro minder opbrengen."
Bens is een pleitbezorger van ziektevrij produceren. "Op de
huidige weg doorgaan is geen optie."

Het laboratorium

Een monitoringsprogramma voor PRRS kan opgezet wor-
den, maar met de huidige kennis en instrumenten zijn er
nog beperkingen in mogelijkheden.

Kijkend naar monitoring en de haalbaarheid van een monito-
ringsprogramma moet uiteraard helder zijn wat met monito-
ring wordt beoogd. Het bewaken van de PRRS-situatie op
vrije, niet vaccinerende bedrijven bijvoorbeeld is goed mo-
gelijk met de beschikbare diagnostiek. Ir. Paul Wever stelt
echter dat het opzetten van een PRRS-monitoringspro-
gramma, zoals dat er nu is voor bijvoorbeeld de ziekte van
Aujeszky, nog niet mogelijk is. Om een dergelijk programma
op te zetten is meer kennis nodig, er moet meer ervaring wor-
den opgedaan en de instrumenten moeten verbeterd. Zo
wordt bijvoorbeeld de interpretatie van diagnostiek nog be-
moeilijkt door toepassing van vaccins.
In vergelijking met de ziekte van Aujeszky hebben de dia-
gnostiek en de epidemiologische kennis van PRRS een
achterstand.
"Maar ook rond ZvA hadden we tien tot vijftien
jaar geleden nog allerlei vragen en heerste er pessimisme
over de vraag of we ZvA zouden kunnen aanpakken. Veel van
de vragen zijn nadien beantwoord, met als resultaat dat we
een zeer effectief bestrijdingsprogramma hebben kunnen uit-
voeren
", klinkt het.

Het is sowieso belangrijk de kennis rond PRRS te vergroten
omdat veehouders en dierenartsen er zeer veel vragen over
stellen en actieve PRRSV-infecties nog zeer regelmatig wor-
den aangetroffen. Vertaald naar onderzoek gaat het om vra-
gen als: Hoe groot is het relatieve belang van PRRSV-infec-
ties. Hoe kan ik het beste met toepassing van vaccins
omgaan? Wat zijn de risico\'s die je als bedrijf loopt als je vrij
bent, en hoe houd ik het virus buiten? Onderzoek blijft een
belangrijke basis om tot goede praktische adviezen te komen.
"Successen in het buitenland met PRRSV-vrij worden en
vooral SFP-achtige varkenshouderij
bieden zonder meer een
lonkend perspectief,
meent Wever Hij spoort aan tot het op-
starten van initiatieven in die richting, maar pleit ook voor
behoedzaam manoeuvreren
"Je moet zorgen dat ziektevrij

-ocr page 14-

produceren een goede pers heeft. Dat de successen niet wor-
den overschaduwd door tegenvallers die je niet kunt verkla-
ren!\'
Hij brengt in zijn voordraclit daarbij een vraag naar vo-
ren, die later in de discussie ooi: weer aan bod zal komen:
moeten we naar individuele dierziekten blijven kijken, of
juist aan SPF-achtige systemen denken?

De discussie

De huidige vaccins zijn onvoldoende in staat tot het voorko-
men van infecties, de kern van PRRS-bestrijding. Maar,
meent Torremorrell, vaccins hebben hun waarde en kunnen
in bepaalde scenario\'s worden ingezet. Binnen SPF-syste-
men is alleen plaats voor dode vaccins.
In 1991 verspreidde abortus blauw zich als een olievlek over
Nederland.
"Het waaide over van bedrijf tot bedrijf!\'
Aërogene transmissie blijkt weinig relevant, er bestaan veel
belangrijkere wegen van overdracht (zie illustratie bij dit ar-
tikel). In de VS doet men bijvoorbeeld veel onderzoek naar
transport-biosecurity, zoals desinfectie van vrachtwagens.
Collell:
"weet u waarom het bedrijf van mijn derde casus
succesvol ziektevrij blijft? Omdat de eigenaar twee dagen
stilstand van de veewagen eist en betaalt!\'
Let ook op de
slachtzeugen, klinkt het. De afvoer daarvan krijgt te vaak
weinig hygiënische aandacht.

En wat is de impact van een herinfectie met PRRSV als de
gezondheidsstatus hoog is? Als al die andere ziektekiemen
van de ziektesyndromen afwezig zijn? Laten we gewoon be-
ginnen! De winst is zo groot. En als herinfectie optreedt,
dan is het altijd met één kiem tegelijkertijd. Ondertussen
ben je nog altijd al die andere pathogenen kwijt. Bovendien
hebben we teveel de neiging om de ziektes overal de schuld
van te geven en niet het slechte management op bedrijven.
Goed management is een basisvoorwaarde om ziektevrij te
blijven, dus minder goed geleide bedrijven zullen regelma-
tig met tegenvallers geconfronteerd worden. Die slechte
managers vallen sowieso af doordat ze de kost niet kunnen
verdienen.

Rectificatie

Helaas is er tot onze spijt een fout opgetreden in het ver-
slag van de Voorjaarsdagen 2004: Paard, eerder versche-
nen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, aflevering
11, 2004. Het betreft de Interpolis Award voor de beste
Equine-Free-Communication en niet de Intervet-Prijs.
Onze excuses aan Interpolis hiervoor

E. Reijerkerk

De mogelijkheden zijn helder en dat de structuur om moet is
ook helder De organisaties in de sector moeten daarom initi-
atieven opstarten. Daarbij dient men te selecteren op de kwa-
liteit van de ondernemer. Een voorbeeld. Bij partiële de-
populatie/repopulatie kan het zijn dat binnen een stal, tussen
afdelingen een hygiënische afscheiding moet worden gerea-
liseerd.
"Kun je mensen op zodanige wijze veranderen dat ze
bij gedeeltelijke depopulatie/repopulatie voldoende biose-
curity binnen het bedrijf instellen? "

De slotwoorden klinken het best in de voertaal van de discus-
sie: "7"/»s
is not a farm problem. We are all involved."

Deze ronde tafel-conferentie werd georganiseerd door dr
Kees Scheepens, aanbieder van het product EradicAid®,
wat zich richt op het verhogen van het rendement van var-
kensbedrijven door middel van het toepassen van technie-
ken om gezonder te worden en te blijven.
Deze conferentie werd financieel mogelijk gemaakt door
bijdragen van de veterinair farmaceutische bedrijven
Boehringer Ingelheim® BV en Merial® BV.
Vetvice® leverde ondersteuning bij de totstandkoming
van het programma en de verslaglegging.

Het begrip biosecurity staat centraal in concepten voor
ziektevrije productie. Hieronder verstaat men het pakket
aan maatregelen en voorzieningen om ziektekiemen te
weren.

-ocr page 15-

Veterinai
tuchtrech

Er was eens...

...een acht jaar oude Thai Ridgeback reu die leed aan het syn-
droom van Cushing. De eigen dierenarts verwijst de hond door
naar een specialist, maar om allerlei redenen weigert de eigena-
res om de hond door de specialist te laten onderzoeken. Op zijn
beurt weigert de specialist informatie te geven zonder dat hij de
hond kan onderzoeken. De eigenares maakt wat omzwervingen
in dierenartsenland en komt uiteindelijk terecht bij een dieren-
arts die zowel allopathisch als homeopathisch werkt. Deze die-
renarts geeft drie mogelijkheden om de hond te behandelen; een
operatie, een chemokuur met Lysodren of een homeopathische
behandeling. De eigenares vindt een operatie voor haar
acht jaar oude hond gevaarlijk en ziet daarvan af
Rest de keuze tussen \'chemo\' of \'homeo\'. Wat
te doen?

Verdwaald?

De dierenarts vertelt haar dat een che-
mokuur grote kans op recidive mee-
brengt, wel dertig procent en in tien
procent van de gevallen leidt tot de
dood van het dier, als gevolg van een
Addison-crisis. Bij homeopathische
behandeling geneest de hond niet,
maar is geen sprake van pijn cn ziekte
omdat het ziekteproces als een ver-
sneld verouderingsproces verloopt. De
tijd die de hond nog te leven heeft, kan
door deze homeopathische behandeling
draaglijk worden. De eigenares wil eigenlijk
maar één ding; dat haar hond zo min mogelijk
lijdt onder de aandoening. Ze vertrouwt op het
verhaal van de dierenarts en kiest voor de homeopathi-
sche behandeling.

De hond krijgt drie weken ACTH D30 en thyroxine en tussendoor
worden ook nog telefonisch medicijnen voorgeschreven. Ruim
drie weken later ziet de dierenarts de hond opnieuw en schrijft gra-
phite D6, silicea D6, hydrocortidermzalf en Flagyl voor. In de
twee maanden die daarop volgen ziet de dierenarts de hond nog
driemaal en geeft tussendoor steeds telefonisch consulten waarbij
aanvullende of andere medicamenten worden voorgeschreven. In
die periode heeft de hond last van ernstige Pyodermie, pijnlijke,
gezwollen en doorgezakte poten en van een enorm vergrote lever.
Twee weken na het laatste consult krijgt de hond een epileptiforme
aanval, waarvoor hij van een andere dierenarts tolfedine krijgt
voorgeschreven. De dag daarna geeft de homeopathische dieren-
arts de hond een injectie met ftirosemide.

En hij leefde niet lang en niet gelukkig

Een kleine twee weken na de aanval stapt de eigenares naar een
dermatoloog vanwege de huidwonden van de hond. De derma-
toloog vindt het hopeloos en adviseert euthanasie. Terioops
meldt hij dat een chemokuur best had kunnen worden afgebro-
ken bij nadelige gevolgen. De eigenares confronteert haar die-
renarts met het euthanasie-advies, maar de homeopaat wimpelt
dat weg. Na nog zeven telefonische consulten (zonder resul-
taat), is de eigenares naar een andere dierenarts gegaan. Die laat
de hond, na een halfjaar \'dokteren\' inslapen.

Het voorschrijven of toedienen van
homeopathische medicijnen zonder ex-
pliciete toestemming van de eigenaar is
door het Tuchtcollege al eerder be-
straft. In dit geval is er sprake van de
gewenste \'informed consent\' maar dat
is toch niet goed genoeg...

Homeopathische voorlichting

laira Bohsevain

Boze wolf?

De eigenares heeft weliswaar bewust gekozen voor homeopa-
thische behandeling, maar vindt dat zij door onjuiste en onvolle-
dige informatie hiervoor heeft gekozen. De dierenarts pro-
testeert dat hij zowel allopathische als homeopathische
therapieën toepast en altijd zeer duidelijke voorlichting geeft,
waarbij hij terecht op de nadelige gevolgen van een chemokuur
met Lysodren heeft gewezen, namelijk het gevaar van een
Addison-crisis en de kans op sterven.

Bij het Tuchtcollege blijft toetsing van dc behandelwijze achter-
wege, maar spitst de discussie zich toe op de vraag hoe in
casu voorlichting is gegeven over de mogelijke the-
rapieën. Hierover wordt een duidelijke mening
geformuleerd:
Ook homeopathisch werkende dierenart-
sen zijn van mening dat het syndroom van
Cushing zich niet leent voor een homeo-
pathische behandeling. De voorstelling
van zaken die de dierenarts in deze
zaak heeft gegeven is niet in overeen-
stemming met de huidige stand van de
wetenschap.
Dierenartsen hebben
bovendien tot taak om eigenaren te
beschermen tegen te hoog gespannen
verwachtingen met betrekking tot
de homeopathie, vooral bij een ern-
stige ziekte als het .syndroom van
Cushing. (curs. IB)
Er is een uitstekend
werkend allopathisch geneesmiddel voor
Cushing, Lysodren, waarvan wetenschappelijk
is bewezen dat het goede lange termijnresultaten
geeft. In de handen van ervaren specialisten en met een
goede begeleiding worden er uitstekende resultaten mee ge-
boekt. Het gevaar voor het ontstaan van Addison is dan mini-
maal.

Het College stelt vast dat de dierenarts in dit geval de voordelen
van een homeopathische therapie boven andere geneeswijzen te
positief heeft voorgesteld. Daarom heeft de eigenares gekozen
voor homeopathie, waardoor haar hond langdurig heeft gele-
den. Het Tuchtcollege geeft daarbij aan niet ingenomen te zijn
met zeven telefonische homeopathische consulten zonder de
hond tussendoor te onderzoeken, nadat de toestand van de hond
al zo ernstig was dat een andere dierenarts had geadviseerd de
hond in te laten slapen. Dit laatste heeft overigens niet per defi-
nitie te maken met homeopathie; het moge duidelijk zijn dat het
Tuchtcollege herhaalde telefonische diergeneeskunde ónclusief
medicijnen) zonder onderzoek bij een ernstig ziek dier onac-
ceptabel vindt.

De dierenarts krijgt een berisping opgelegd.

-ocr page 16-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (54)
Pierre-Victor Galtier (1846-1908)

Omdat Galtier de pech had tijdgenoot van Pasteur te zijn, werden de resultaten van zijn onderzoek
naar de bestrijding van rabiës overschaduwd door die van Pasteur, aan wie hij nochthans in dezen
de weg gewezen had. Dat hem door vroegtijdig overlijden de Nobelprijs ontging waarvoor hij voor
het jaar 1908 was voorgedragen, accentueert de tragiek die zijn leven zovaak getekend had.
Geboren in een arm boerengezin in de bergachtige streek van de Lozère werd hij op vijfjarige leef-
tijd erop uitgestuurd om schapen te hoeden. De vrijheid en zelfstandigheid van het herdersbestaan
maakten het hem moeilijk zich aan te passen aan het regime van de nonnenschool in zijn geboorte-
dorp. Hij liep herhaaldelijk weg. Onder toezicht van zijn grootmoeder geplaatst in een stadje in de
buurt, sloeg het daar gegeven onderwijs zodanig aan dat hij steeds de eerste van zijn klas werd.
Volgens een van zijn latere uitspraken, had hij toen al begrepen dat \'onderwijs voor de mens belangrijker is dan kleren\'.
Overtuigd geraakt van zijn begaafdheid voor de studie, lukte het zijn ouders de middelen te vinden om hem in de departe-
mentshoofdstad Mende de
humaniora te laten volgen. Een universitaire studie, hoezeer ook gewild, lag echter buiten de mo-
gelijkheden. Dankzij een tante kon hij aan de opleiding voor de Dienst der Registratie beginnen, die hij echter weer moest
afbreken toen de tante stierf Hij nam toen een baan aan als hulponderwijzer die hij tot zijn 22^ vervulde. Hij greep de kans
om verder te studeren toen hij van de provincie Lozère een beurs kon krijgen voor een École vétérinaire. Op de leeftijd
waarop anderen de school verlieten trad hij in Lyon aan, deed zijn toelatingsexamen als de beste en behield die eerste plaats
in de vier jaren van de opleiding. Door het geven van bijlessen suppleerde hij de beurs die niet voorzag in de aanschafkosten
van boeken en instrumentarium. Ondanks deze financiële perikelen behaalde hij bij zijn afstuderen in 1873 de
Grand Prix
Bourgelat
die perspectief bood op een carrière aan de school. Omdat er toen geen vacature was, werd hij door een van de
professoren geïntroduceerd bij de als zeer goed bekend staande dierenarts Delorme in Arles. Hier bracht hij drie gelukkige
jaren door. Niet alleen deed hij ervaring op in de praktijk en zag zijn eerste artikelen gepubliceerd, maar ook werd hij opge-
nomen in de familiekring van zijn chef waar hij zijn echtgenote vond. Zijn zin voor de studie was zo groot dat hij in 1876
deelnam aan het vergelijkend examen voor de post van
chef de clinique bij François Saint-Cyr, professor voor inwendige
ziekten, pathologische anatomie en veterinaire politie. Om zich te bekwamen in de histologie die toen in Lyon nog niet ge-

Veterinai
verledei

doceerd werd, kreeg hij verlof om voor zes maanden in Parijs bij L.A. Ranvier te werken. In 1878 konden de veeartsenij-
scholen op instigatie van Henri Bouley,
inspecteur général des Écoles Vétérinaires, een nieuwe leerstoel instellen voor het
door Pasteur opengelegde veld van de infectieziekten (met daaraan gekoppeld de veterinaire politie, de wetskennis en de ge-
rechtelijke diergeneeskunde). Door de Lyonese school (met name door Chauvin) waren op dit gebied al verschillende bij-
dragen geleverd. Galtier presenteerde zich voor het
concours. Ook nu triomfeerde hij over twee geduchte mededingers:
François Pcuch die daarna in Toulouse dezelfde leerstoel kreegenThéophile Violet die in 1881 zijn collega werd op de leer-
stoel voor chirurgie. Zijn droom om zich nu geheel aan studie en onderwijs te kunnen wijden, was in vervulling gegaan. Dc
weg was lang en hard geweest. De eenzame strijd sinds zijn armoedige jeugd had hem gesterkt maar had wel zijn sporen na-
gelaten. Zijn necroloog tekent hem aldus: "Begiftigd met een helder verstand, een ongelooflijke energie en een extreme,
bijna ziekelijke gevoeligheid (...) was Galticr tegelijk een krachtige, èn een overgevoelige man, die goed toegerust was voor
de strijd maar tevens ten diepste gekwetst kon raken door de minste krenking". En hij laat erop volgen: "Sa nature aussi im-
pressionable n\'a fait souffrir que lui-même". Onmiddellijk na aanvaarding van zijn leeropdracht begon hij aan het schrijven
van een samenvatting van datgene wat inmiddels bekend (en onbekend) was over de veterinaire infectieziekten en de maat-
regelen die wettelijk voor de bestrijding ervan ter beschikking stonden. Na twee jaar kon hij deze
Traité des maladies conta-
gieuses et de la police sanitaire des animaux domestiques
(Lyon 1880) laten verschijnen. Deze voorzag in een behoefte en
werd door nieuwe edities (1891-1892; 1000 pp.) en 1897 (1200 pp.) gevolgd, waarin steeds de eigen waarnemingen en op-
vattingen werden opgenomen. Daar hij van mening was dat de bestrijding van infectieziekten het effectiefst door wettelijke
maatregelen gerealiseerd kon worden, maakte hij veel werk van dat onderdeel van zijn leeropdracht. Hij studeerde van
1880-1883 rechten aan de juridische faculteit van Lyon en behaalde de licenciaatsgraad. Hij publiceerde in 1883 een
Manuel de police sanitaire (tweede ed., 1903 ) en een Traité de jurisprudence commerciale et de médecine légale vétérinaire
(waaraan een rechten- en plichtenleer van de dierenarts was toegevoegd), in 1885 gevolgd door een Manuel de l \'inspection
des animaux et des viandes de boucherie.
Het schijnt dat deze publicaties van grote invloed zijn geweest op de Franse vete-
rinaire wetgeving. Inzake openbare hygiëne, uitbraken van infectieziekten en vaccinatie was Galtier een gezocht raads-
man, commissielid en rapporteur, zowel door het bestuur van de stad Lyon als door de besturen van de omliggende de-
partementen, waar zich herhaaldelijk grote ziekte-uitbraken onder het vee (longziekte, mond- en klauwzeer,
tuberculose, enzoötische longontsteking) voordeden. Hij was lid van de
Conseil Départemental d\'Hygiène du Rhône
en van de Commission de Vaccins du Rhône. Zijn blijvende roem dankt Galtier aan zijn experimenteel werk, met name
omdat hij als eerste vaststelde dat het mogelijk is immuniteit tegen een rabiësinfectie op te wekken. Voor zijn onder-
zoek beschikte hij slechts over twee kleine, slecht verlichte ruimten en een zeer beperkt budget. Met enige leerlingen be-
gon hij onderzoek te doen naar twee gevreesde ziekten waarvan de aard nog steeds duister was; de hondsdolheid en de

-ocr page 17-

kwaadaardige droes. Over liet werk aan de laatstgenoemde ziekte verdient vermeld te
worden dat hij, tien jaar voor de ontdekking van malleïne, een diagnostische test vond
door de hond met malleus te besmetten. Belangrijker was zijn werk over rabiës, dat in
dit tijdschrift reeds eerder, in 1962, door prof A. van der Schaaf besproken werd. Vóór
Pasteur, begon Galtier met zijn experimenten. Hij bracht Pasteur op het idee het konijn
te gebruiken als het voor rabiësonderzoek ideale proefdier, omdat de incubatietijd zo-
veel korter is dan bij andere dieren (en ook omdat het zoveel gemakkelijker te manipule-
ren is en minder kostbaar). Herhaalde passages van de smetstof, zowel van konijn op ko-
nijn als van konijn op schaap, lieten de smetkracht intact. Het gelukte hem om schapen
door inspuiting in de halsader met speeksel van een dolle hond immuun te maken, waar-
mee
voor het eerst uitzicht werd geboden op bescherming tegen hondsdolheid. De
mededelingen van Galtier en Pasteur alterneerden in de Verhandelingen van de
Académie des Sciences en/of die van de Académie de Médecine tussen augustus 1879 en
1881. Pasteur noemde Galtiers eerste mededeling over het rabide maken van konijnen
\'un précieux travail\'. Zijn afwijzing van een van Galtiers conclusies in diens tweede
mededeling, dat de smetstof niet aantoonbaar zou zijn in zenuwweefsel, was terecht;
maar onterecht was Pasteurs reactie nadat Galtier had aangetoond dat hij negen schapen
en een geit door intraveneuze inspuiting onvatbaar had gemaakt, door hiertegen in te brengen dat dit hemzelf niet gelukt
was bij de hond (!), waardoor hij twijfel deed ontstaan aan het werk in Lyon, De bescheiden Galtier deed er vervolgens
voorlopig het zwijgen toe, terwijl Pasteur toen aan de vooravond stond van zijn eclatante successen die in 1885 culmi-
neerden in de genezing van Joseph Meister van de beet van een dolle hond.

In 1886 publiceerde Galtier nog een aan rabiës gewijde monografie: La rage envisagée chez les animaux et chez l\'homme au
point de vue de ses caractères et de sa prophylaxie,
en in de Comptes rendus de l\'Académie des Sciences van 1888 rappor-
teerde hij nieuwe bevindingen van intraveneuze entingen van rund en schaap, die in datzelfde jaar door Nocard en Roux be-
vestigd werden. In een rustig getoonzet artikel in het Lyonese tijdschrift Joi/rnii/
de médecine vétérinaire et de zootechnie van
1904 \'Une page d\'histoire. Découverte de l\'immunité rabique. Vaccination antirabique par injection intra-veineuse\' zet hij
tenslotte nog eens uiteen dat hij de eerste was \'bien avant qu\'il fut question de la vaccination par le procédé Pasteur ou autres,
que l\'immunité contre la rage mortelle pouvait être conférée à certains animaux par un procédé particulier d\'inoculation\'.
Hoewel het hem niet vergund was mee te liften met het succes van Pasteur en diens biografen het funderend werk van
Galtier over het hoofd hebben gezien, werd deze fout door latere auteurs gecorrigeerd. Het kon niet anders of deze onver-
moeibare werker, wiens talenten als docent en onderzoeker door collegae en studenten bewonderd werden, ontving tijdens
zijn leven enige onderscheidingen. Hij werd achtereenvolgens
Officier d\'Académie (1888), Chevalier (1889), Officier
( 1895), Commandeur ( 1903) du Mérite Agricole, Chevalier de la Légion d\'Honneur ( 1891 ), Associé national de la Société
Centrale de Médecine Vétérinaire
(1898), dito de l\'Académie de Médecine (1901) en Officier de l\'Instruction Publique
( 1906). Voor zijn publicaties ontving hij gouden medailles en geldprijzen van de Société nationale d\'Agriculture de France,
van de Académie des Sciences en de Académie de Médecine. Niet alleen in zijn jeugd heeft Galtier het moeilijk gehad, ook
in zijn latere leven bleven hem zorgen en verdriet niet gespaard. Het salaris van een professor aan een École Vétérinaire was
in die dagen zo schraal dat het veel moeite kostte om zijn zeven kinderen de gewenste opleidingen te geven. Maar bovenal
had hij het verlies te betreuren van vier van zijn kinderen en van zijn vrouw (in 1900). Hijzelf is, pas 62 jaar oud, op 24 april
1908 plotseling overleden. Zijn nagedachtenis wordt in Lyon vastgehouden dooreen buste, die in 1912 werd opgericht.

Geraadpleegde literatuur

• Canton, J. Galtier et le problème de la rage. Thèse Lyon, 1942.

• Goret, P. et Robin, Y, \'Histoire d\'un esprit. Histoire d\'une découverte\'. Revue de médecine vétérinaire, 107 (1956)

\' Goret, P. \'Priorité de Galtier dans la découverte du vaccin contre la rage et la stérilisation du lait et de ses dérivés par ébullition\'. Bulletin de
l\'Académie Vétérinaire de France,
58 (1985) 155-156 (presentatie van het proefschrift voor de Medische Faculteit van Paris VII, 1984, door een achter-
kleinkind van Galtier, Muriel Gorrindot).

• Krogmann, V. \'Galtier Pierre-Victor (1846-1908)\'. In: L\'enseignement vétérinaire à Lyon aux XVI11° et XIX° sides. Vie et oeuvre des professeurs et direc-
teurs.
Thèse Lyon, 1996:183-188,

• \'Mort de M. Galtier, professeur à l\'École Vétérinaire de lyon\'. Journal de médecine vétérinaire et de zootechnie, 69 (1908) 193-203 (inhoud: redactio-
neel, toespraken door S, Arioign, P. Lépine en M, Jouve),

• Robin, Y. Vie et oeuvre de P.V. Caltier (1846-1508), savant et professeur de bactériologie à l\'École Nationale Vétérinaire de Lyon. Thèse Lyon, 1957.

• Rosset, R. \'Pasteur et la rage. Le rôle des vétérinaires: P.V. Galtier et J.A. Bourre! en particulier\'. Bulletin de l\'Académie Vétérinaire de France, 58 (1985)
425-447,

• Rosset, P, \'Pierre Victor Galtier, professeur à l\'École Vétérinaire de Lyon, précurseur de la vaccination antirabique\'. In: Pasteur et la rage. Paris, 1985:
41-50
{Informations techniques des Services Vétérinaires, 92 à 95),

• Schaaf, A, van der, \'Gallieren de rabies\'. Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 87 (1962), 1547-1552,

Deze rubriek wordt verzorgd doorleden van het Veterinair Historisch Genootschap

A.H.H.M. Mathij.sen

-ocr page 18-

Dierenartsassistent of dieren-
artsassistent paraveterinair:
wat is het verschil?

Door Tatjana Criems, voorzitter Vedias

Zoals u ongetwijfeld
weet berust de wettelijke
bevoegdheid van de
paraveterinaire dieren-
artsassistent op het
Besluit Paraveterinairen
uit wat op zijn

beurt deel uitmaakt van
de WUD (Artikel 4).
Onder de naam paraveterinairen vallen verder de dieijysiothe-
rapeuten en de embryotransplanteurs, c.q. embryowinners. Een
dierenartsassistent is niet hetzelfde als een paraveterinaire die-
renartsassistent. De dierenartsassistent heeji geen erkende op-
leiding gevolgd en is bijvoorbeeld binnen de praktijk opgeleid.
De dierenartsassistent is niet bij de RW geregistreerd en valt
niet onder de verantwoording van het Veterinair Tuchtcollege.
De dierenartsassistent valt geheel onder de verantwoording
van de dierenarts en mag daarom maar in sterk beperkte
mate handelingen zelfstandig uitvoeren. Maar ook de parave-
terinaire dierenartsassistent kent tal van beperkingen. Dit is
bijzonder vervelend gezien de ontwikkelingen in de meeste die-
renartsenpraktijken, waar steeds meer kennis wordt gewenst
om de dierenarts effectief werk uit handen te kunnen nemen.
Ook de paraveterinaire dierenartsassistent zou haar werkge-
bied graag willen uitbreiden, zeker op medisch-technisch ge-
bied. Waarom mag een paraveterinaire dierenartsassistent
niet net als de doktersassistente voor humane geneeskunde
zelfstandig, maar natuurlijk wel op aanwijzing van de dieren-
arts, bloed afnemen of infusen aanleggen? Of katers castre-
ren? Hoeveel werk kan uw assistente u uit handen nemen, als
u continu moet controleren of er op de juiste manier gewerkt
wordt? U begrijpt het al... Maar wist u dat er geen enkele
paraveterinaire handeling zonder directe controle en/of zon-
der leiding van de dierenarts uitgevoerd mag worden? Wist u
ook dat uw assistente zich potentieel strafbaar maakt als zij
deze handelingen toch uitvoert, ook als dit op uw aanwij-
zing/verzoek gebeurt? Bovendien is de wet tegenstrijdig met
betrekking tot het uitvoeren van bepaalde handelingen. Zo is
de paraveterinaire dierenartsassistent wel verplicht EHBO toe
te passen (bij afwezigheid van de dierenarts) en dit houdt bij-
voorbeeld in geval van shock toch zeker in dat er een infuus
aangelegd moet worden. Keuzen en dilemma\'s van de parave-
terinaire dierenartsassistent: maak ik me strafbaar omdat ik
een infuus heb aangelegd of maak ik me strafbaar omdat ik
verzuim EHBO toe te passen? Vedias vindt dit een onhoud-
bare situatie voorde paraveterinaire dierenartsassistent, maar
natuurlijk ook voor u als werkgever Daarom streven wij ernaar
het Besluit Paraveterinairen te veranderen. In de huidige situ-
atie wordt het u onmogelijk gemaakt de capaciteiten van uw
werknemer ten volle te benutten.

Ik hoop, dat u nog vier tot viff jaar geduld heeft. Zolang,
werd ons medegedeeld, duurt ongeveer een wetswijziging.

Week van het Huisdier 2004

In 2002 waren er in totaal 2464
hits en in 2003 7392 hits op de site
^^^^^^^^ van de Week van het Huisdier.
f^^ffff^l^ Sinds eind februari 2004 is de site
van de Week aangepast aan het

_ thema \'Huisdier Erbij?!\'. Vanaf

^^^^^^ dat moment zijn er in nog geen
drie maanden tijd maar liefst
8.410 hits geweest. Van deze 8.410
hits, vonden er 2040 tijdens de Week zelf plaats, dus van 8
tot en met 15 mei. Maar liefst een gemiddelde van 255 per
dag!

De informatie over het onderwerp \'aanschaf van een
(nieuw) huisdier\', blijft het hele jaar te lezen op de web-
site
www.weekvanhethuisdier.nl. Net als de thema\'s van
voorgaande jaren, respectievelijk Identificatie &
Registratie en Huisdier & Vakantie.

Lokaal gezien zijn er behoorlijk wat ondernemers geweest
die de handen ineen hebben geslagen. Het weer was het eer-
ste weekend redelijk en het tweede weekend prachtig, dus
daar heeft het niet aan gelegen. Complimenten voor alle
praktijken die al dan niet samen met de plaatselijke kynolo-
genclubs, asielen et cetera actief aan de slag zijn gegaan. De
evaluatiebijeenkomst volgt binnenkort en uiteraard houden
wij u op de hoogte!

Voor 2005 beginnen de eerste suggesties voor het nieuwe
thema binnen te druppelen. Heeft u ook een idee? Bel of mail
even naar de organisatie, op 21 juni gaan we de afgelopen
Week evalueren en nadenken over het nieuwe thema!
Veterinair Organisatiebureau Animaux, 035-6239479 of
cinimaiLX@planet.nl.

Binnenkort maken wij in het TvD en op de website de win-
naar van het weekend Landal bungalow-plezier bekend.

-ocr page 19-

De initiatiefnemers zijn: de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde, Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en Groep Geneeskunde van het Paard,
Dihevo, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Dieren, de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, de
Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, de
Bond tot Bescherming van Honden en het Platform
VerantM\'oord Huisdierenbezit.

Vrienden van de Week van het Huisdier zijn: AUV

Dierenartsencoöperatie, Bayer, Beaphar Nederland BV,

Boerenbond, Ceva Santé Animale, Dierenland BV,
Dier&Zorg, Discus Groep, Emax Nederland B V, Faunaland
Franchising, Federatie Dierenambulances Nederland,
Ferplast Benelux BV, Gebr. de Boon BV, Hart voor Dieren,
lams, Intervet Nederland B V, Intratuin, Jumper, KLM Cargo
Animal Care, Koi-2000, Kynotrain, Landal GreenParks,
Merial, Pedigree, Pet\'s Place BV, Pfizer Animal Health BV,
Nestlé Purina, Royal Canin BV, Sanoma Uitgeverij,
SDN/Dobey, Sophia Vereeniging, Stichting Dierbaar,
Stichting met Dieren meer Mens, Van Riel Distripet, Virbac,
Weikoop en Whiskas.

FIDIN gedragscode inzake verwerken persoonsgegevens

In 2001 Is de Wet Persoonsregistraties door de Wet
Bescherming Persoonsgegevens (hierna: WBP) vervan-
gen. Naar aanleiding daarvan heeft de FIDIN een nieuwe
gedragscode opgesteld. Deze gedragscode zal de be-
staande FIDIN Privacy Gedragsregels, die sinds 1992
voor alle FIDIN-leden gelden, vervangen. Met deze wijzi-
ging worden de bestaande regels in lijn gebracht met de
nieuwe wetgeving en aangepast aan de actuele omstan-
digheden.

In de gedragscode zijn de belangrijkste algemene beginse-
len
voor het verwerken van persoonsgegevens opgenomen.
Dit houdt met name in dat persoonsgegevens alleen worden
verwerkt overeenkomstig de doeleinden waarvoor zij zijn
verzameld. Ten aanzien van de meest voorkomende catego-
rieën van personen, waarvan door de veterinair-farmaceuti-
sche bedrijven persoonsgegevens (kunnen) worden verwerkt
(in casu
dierenartsen en beroepsmatige houders van dieren),
wordt aangegeven welke gegevens mogen worden verwerkt
en onder welke voorwaarden de gegevens mogen worden
verwerkt. Er is een nadere uitwerking opgenomen van de
verplichting voor de FIDIN-leden om betrokkenen, van wie
zij gegevens verwerken, hierover te
informeren. Tot slot be-
vat de gedragscode bepalingen over het recht op
inzage van
gegevens door betrokkenen en de mogelijkheid om
klachten
over niet-naleving van de gedragscode voor te leggen aan de
Commissie voor de Aanprijzing van Veterinaire Producten
(CAVP).

De nieuwe FIDIN gedragscode is ter goedkeuring voorge-
legd aan de besturen van de KNMvD en LTO-Nederland.
Beide partijen hebben aangegeven akkoord tc zijn met de in-
houd. Vervolgens is de gedragscode ook voorgelegd aan het
College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Ook het
CBP is akkoord met de inhoud van de Gedragscode. Dit
houdt echter niet in dat de individuele verantwoordelijkheid
van de FIDIN-leden, die lid zijn van de FIDIN, met betrek-
king tot het verwerken van persoonsgegevens is komen te
vervallen.

De tekst van de gedragscode is te raadplegen op de FIDIN-
website, www.fidin.nl.

Nettowinst VVAA-groep € 12,9 miljoen

Financieel dienstverlener VVAA-groep heeft een uitste-
kend jaar achter de rug. Het groepsresultaat voor be-
lasting steeg met 85 procent tot € 20,5 miljoen. Exclusief
ongerealiseerde koersresultaten op aandelenbeleggingen
bedroeg deze winststijging 34 procent. De nettowinst be-
droeg € 12,9 (€ 7,5) miljoen. De winst wordt toegevoegd
aan de reserve. Het eigen vermogen steeg van € 90 mil-
joen naar € 94 miljoen. De premieomzet verzekeringen
groeide met ruim vijf procent tot € 140 miljoen en ook de
inkomsten uit andere activiteiten vertoonden een stij-
ging. De beleggingsopbrengsten daalden licht. De totale
omzet steeg met ruim zeven procent tot € 237 miljoen.

Vooruitzichten

Met ingang van 1 januari 2004 maakt OLMA Levens-
verzekeringmaatschappij voor Artsen NV deel uit van de
VVAA-groep. Het beleid gericht op het versterken van de po-
sitie als financieel dienstverlener in de zorgsector zal onver-
minderd worden voortgezet. De VVAA blijft daarom inspe-
len op actuele ontwikkelingen in de gezondheidszorg en zal
meer activiteiten ontplooien in het snelgroeiende marktseg-
ment van de particuliere initiatieven, samenwerkingsverban-
den en zelfstandige behandelcentra. Met de eigen bank FBS
Bankiers NV wordt gewerkt aan uitbreiding van de bancaire
activiteiten. Vanwege de onzekerheden in de financiële
markten worden nog geen uitspraken gedaan over het te ver-
wachten resultaat.

WAA-groep bv

De VVAA groep biedt financiële dienstverlening aan professio-
nals en instellingen in de gezondheidszorg. Tot de VVAA-groep
behoren onder andere een schade- en een levensverzekerings-
maatschappij, een financieel-economisch adviesbureau, een
bank, accountants- en belastingadvieskantoren en een reisbu-
reau. Ultimo 2003 telde de groep 699 medewerkers (fte\'s). De
enige aandeelhouder van de WAA groep bv is de Vereniging
VVAA.

-ocr page 20-

Een Zweeds avontuur

M. Mariens

Wat te doen als jonge, net afgestudeerde dierenarts: sollicite-
ren. .. solliciteren... en nog eens solliciteren. Waarbij je vaak
stuit op het \'gebrek aan ervaring\' probleem. Je probeert wat
waar te nemen, maar met de krappe arbeidsmarkt zijn de
waarnemingen ook dun gezaaid.

Hetzelfde overkwam mij. Tot ik na een aantal maanden een
advertentie in mijn handen geschoven kreeg. Met als kop
\'Dierenarts Paard/LHD gevraagd\', maar dan wel in
Zweden... Eerst heb ik dat opzij gelegd. Ik wilde altijd al wel
in het buitenland gaan kijken, maar ik wilde graag eerst wat
ervaring opdoen in Nederland. Net beginnen in een vreemd
land, in een vreemde taal... Maar toch gebeld. En een heel
leuk gesprek gehad. Mijn cv opgestuurd. En na een tweetal
weken kreeg ik ineens een telefoontje, dat ik twee weken als
introductie/stage/sollicitatie mocht komen kijken. Natuur-
lijk ga je dan, al zouden het maar twee weken vakantie wor-
den. Ik was tenslotte nog nooit in Zweden geweest.....

Ik heb die weken veel kunnen zien en doen. Of we trokken
erop uit met de auto, of we hadden patiënten in de kliniek.
Alles komt er voorbij, van melkziekte en mastitis tot leb-
maagkoeien, van vaccinatie en keuring tot uitgebreid kreu-
pelheidsonderzoek en castratie bij het paard. Omdat de af-
standen hier wel wat groter zijn is het af en toe improviseren
en klussen met de spullen die je beschikbaar hebt, maar dat
maakt het ook juist een uitdaging. Misschien toch wat meer
het \'Dr Vlimmen-gevoel\'. Na mijn twee introductieweken
werd ik gevraagd of ik terug wilde komen... Dus ben ik
teruggegaan. Eerst onder een soort \'projectcontract\'. Ik
moest tenslotte de Zweedse taal nog onder de knie krijgen. Is
trouwens niet zo moeilijk, dat Zweeds. En ik ga natuurlijk
naar een taalcursus. Zo kon ik steeds meer zelfstandig gaan
werken. En een beetje gebrekkig Zweeds is geen enkel pro-
bleem, vooral niet voor de dieren! En je hebt altijd een mo-
biele telefoon op zak waarmee je een collega kan bellen, die
kan helpen als de taal tekortschiet.

Tuurlijk zijn er wel wat verschillen, vergeleken met Neder-
land. Zowel op veterinair gebied als op sociaal gebied. Laat ik
beginnen met wat veterinaire verschillen. De veehouderij is
hier een stuk minder intensief Er zijn bijvoorbeeld boeren die
maar tien koeien hebben (en daarvan leven). Er wordt ook een
stuk minder aan bedrijfsbegeleiding gedaan. Dus als je geïnte-
resseerd bent in begeleiding is dit zeker een land waar je veel
goede resultaten kunt behalen. Maar in het district waar ik
werk zijn er ook drie koeienbezettingen met een melkrobot.
Dus je komt veel uiteenlopende boerderijen tegen. Nog een
ander opmerkzaam verschil is dat er hier geen dikbilkoeien
zijn. Die zijn hier, uit ethische oogpunt, verboden (in verband
met het zeer grote \'keizersnede-risico\'). Zo zijn er meerdere
diersoorten niet toegestaan, zoals de Engelse Bulldog (je mag
ze wel in bezit hebben, maar je mag er niet mee fokken omdat
zij ook niet zelfstandig kunnen werpen). Wat betreft de kleine
huisdieren en de paarden is er weinig verschil. Er zijn hier wel
wat andere verschillende diergeneesmiddelen, maar de in-
houd en werking is vergelijkbaar met de Nederiandse produc-
ten. Op sociaal gebied heb ik het erg naar mijn zin. De mensen
zijn ontzettend vriendelijk en de meesten vinden het schitte-

Kerncijfers

(x€ 1.000.000)

2003

2002

2001

2000

1999

Omzet

Premie-inkomen schadeverzekeringen

79

74

69

63

59 1

Premie-inkomen levensverzekeringen

61

59

64

67

61

Beleggingsopbrengsten

52

52

59

60

66

Overige opbrengsten

33

29

28

23

23 I

FBS Bankiers

12

6*

-

-

i

237

220

220

213

209 !

; Technische voorzieningen eigen rekening

: Levensverzekeringen

647

640

636

614

868

Schadeverzekeringen

80

79

75

71

68

727

719

711

685

936

Verzel^erd bedrag levensverzekeringen

2.522

2.481

2.129

2.508

2.922

Eigen vermogen

94

90

92

86

78

Nettowinst

12,9

7,5

8,4

8,4

7,5

Aantal medewerkers ultimo jaar (fte\'s)

699

688

625

596

556

* vanaf 1 juli 2002

-ocr page 21-

rend dat er een buitenlandse komt om hun dieren te behande-
len. De boeren zijn natuurlijk erg geïnteresseerd in de ver-
schillen tussen Nederland en Zweden. Contact maken met
dorpsgenoten is voor mij niet zo heel moeilijk geweest, maar
ik woon in een klein dorpje, ledereen weet van \'die veterinair,
die op de berg woont\', en dan spreken ze je toch wel wat snel-
ler aan. Ik begin nu de Zweedse taal steeds meer onder de knie
te krijgen, dus het communiceren wordt makkelijker. En de
dorpsgenoten schromen niet om gewoon bij je aan de deur te
komen met bijvoorbeeld een hond met oorproblemen, of ze
komen vragen of je naar een koe met koorts wil komen kijken.
Ze weten je altijd wel te vinden.

Het leven is hier minder stressvol. Alleen al de files... die heb
je hier gewoon niet! Als ik \'s ochtends naar mijn werk rijd (on-
geveer 25 minuten in de auto) kom ik gemiddeld acht auto\'s en
twee vrachtwagens tegen. Probeer dat maar eens in Ne-
derland. De natuur is echt schitterend! Ook in de winter. De
winter is misschien wat langer in het noorden van Zweden,
maar de kou is veel aangenamer. Klinkt misschien raar, maar
bij -20 schijnt meestal de zon, heerlijk droge lucht, blauwe he-
mel (dus geen regen en wind). Nu de zomer is begonnen,
wordt het alsmaar mooier. Alles lekker groen. Je kunt hier
allerlei buitensporten beoefenen tijdens de zomer en de win-
ter; skiën, langlaufen, wandelen, raften, kanoën, enzovoort.
Dus het leven en werken in Zweden is zeker aan te raden! Zeker
voor jonge, startende dierenartsen. En vooral als je het drukke
Nederland wil ontvluchten. Het is een perfecte plek om erva-
ring op te doen. En je wordt natuurlijk geholpen met de taal.

Nieuwsgierig?
Maroesja. Martens@dv. sjv.se
Maroesjam@hotmail. com

Het Arbeidsbureau (arbetsfórmedlingen) in Zweden is bezig
te onderzoeken of er interesse is van Nederiandse en
Vlaamse dierenartsen om in Zweden te komen werken. Hier
is namelijk een tekort aan dierenartsen. Neem voor meer
info contact op met Rob Floris
{Rob.Floris@lanh.amv.se),
dit kan in het Nederlands.

Dierenarts vogelvrij door
vogelgriep?

Reactie \'Maatschappij-
vervreemding\'

De groepen Gezondheids- en
Kwaliteits Zorg en Pluimveeweten-
schappen organiseren op zaterdag-
morgen 11 september 2004 in de
collegezaal van het hoofdgebouw
van de Faculteit der Dierge-
neeskunde een symposium met als
onderwerp: \'Aviaire influenza,
aandacht voor de bestrijder, ü dus,
en uw voorzorgsmaatregelen\'.

Programma

Om 9.00 uur is er ontvangst. Dagvoorzitter H. Verburg opent
het congres om 09.30 uur. Dr. G. Koch houdt vervolgens een
lezing over Al bij pluimvee, gevolgd door prof dr. J.W.M. van
der Meer over antivirale middelen. Daarna spreekt dr. M.RG.
Koopmans over Al bij de mens waarna de ochtend met een dis-
cussie wordt afgesloten. Het volledige programma is per
nieuwse-mail verstuurd en kunt u nalezen op de doorlopende
agenda van de KNMvD-site.

Voor deze dag zijn door de groep Pluimveewetenschappen
voor alle diersoorten erkenningspunten bij VKO aangevraagd.
De kosten bedragen 25 euro te voldoen bij de ingang van zaal.
Aansluitend aan het programma is er een eenvoudige lunch. Na
de lunch is voor de leden van de Groep GKZ de jaarlijkse le-
denvergadering. Uitnodiging hiervoor volgt separaat.

Aanmelden

Leden van Groep GKZ, Vlaamse collega\'s, de Bond voor
Keurmeesters en eventuele andere geïnteresseerden per e-
mail: H.Verburg(gwolmail.nl. Leden van de Groep Pluim-
veewetenschappen en Groep DIB per e-mail bij Linda van
Veen: info(§^hethazewinkel.nl.

Leden van de Groep Varkensgezondheidszorg per e-mail:
bestuur@groepvarken.org.

Congressen

cursusse

Her\\k Vrieselaar

De ingezonden brief in het TvD
van mei 2004 van collega G. van
Dommelen onder de titel
\'Maatschappij-vervreemding\'
deed mij terugdenken aan een il-
lustratie die ik in hetzelfde ver-
band bijna acht jaar geleden
(TvD, deel 121, oktober 1996)
heb gemaakt. Het geeft de \'bo-
bo\'s\' weer in de situatie die hij zo treffend en voor vrijwel
alle practici (meestal niet-bobo\'s) zo herkenbaar be-
schrijft. Naast het woord \'vervreemding\' zou ik daar
graag nog het woord \'arrogantie\' aan toe willen voegen.
Onvermoeibaar doen de bobo\'s hun verhaal over erken-
ningen en certificering aan de leden onder het mom \'ze
begrijpen het niet\'. Het zal wellicht een schok voor die-
zelfde bobo\'s zijn, maar echt, de leden zijn erg intelli-
gent en begrijpen verduiveld goed wat er gaande is!
Juist de bobo\'s zijn het die het niet (willen) begrijpen!
De bobo\'s voelen zich de \'visionairs\' binnen de dierge-
neeskunde, altijd bereid de geestelijk wat minder be-
deelden onder ons (de practici dus) op het goede (!)
spoor te krijgen. Te helpen. Desnoods met dwang.

Ingezonde

\' Ta .j tf\' ^

Ik sluit me dan ook van harte
aan bij de laatste zin uit het
betoog van collega Van Dom-
melen.

Henk Vrieselaar, dierenarts uit Lem-
mer en helaas geen lid meer van de
KNMvD.

-ocr page 22-

De prevalentie van klauwaandoe-
ningen bij op betonvloeren gehuis-
veste melkkoeien is reeds enkele de-
cennia zeer hoog. Bovendien hebben
de betonvloeren een duidelijke in-
vloed op de locomotie van koeien,
waardoor ze niet goed in staat zijn
om hun natuurlijk gedrag te verto-
nen. Vele factoren spelen een rol bij
het ontstaan van klauwaandoeningen en locomotieproble-
men van melkkoeien, maar de biomechanische aspecten
van de interactie van de koeienklauw en stalvioer zijn ex-
perimenteel nog nauwelijks aan bod gekomen.
Dit artikel is gebaseerd op een proefschrift over de me-
chanische (over)belasting van de koeienklauw. Het be-
schrijft of mechanische belasting een oorzaak van klauw-
aandoeningen en kreupelheid kan zijn. Daarnaast wordt
belicht aan welke mechanische eigenschappen de vloer
zou moeten voldoen om onbeperkte locomotie mogelijk
te maken.

Deze biomechanische benadering, een relatief nieuwe
methode, laat zien dat ondanks recent preventief bekap-
pen de zachtere delen van de klauw de relatief hoogste
mechanische belasting ondergaan. Bovendien is gebleken
dat de huidige betonvloeren te weinig wrijving genereren
om natuurlijke locomotie mogelijk te maken.

Summary

Biomechanical aspects of the claw-floor interaction in
dairy cattle: implications for locomotion and claw disor-
ders

The prevalence of claw disorders is still high among cows housed on con-
crete floors. Concrete floors affect the locomotion of cattle, their natural be-
haviour Although many factors a ffect the development of claw disorders and
locomotor problems, biomechanical aspects have hardly been analysed.
In this thesis, mechanical (over)loading of the claw and its significance for
claw di.wrders and lameness are di.scussed. The mechanical characteristics a
floor needs to provide in order to enable unrestrained loconiotoiy behaviour
This biomechanical approach, which is a relatively new approach in cattle
locomotion, has provided new insights. Despite preventive trimming, the
weakest parts of the claw capsule are loaded relatively the most. Concrete
floors provide too little friction to enable unrestricted cattle locomotion.

Inleiding

Ondanks doorgevoerde verbeteringen in stalinrichting,
vloerontwerp en voedingsmanagement is de prevalentie van
klauwaandoeningen bij op betonvloeren gehuisveste melk-

\' Proefschrift. 29-01-04. geschre\\\'en bij de Afdeling Veterinaire Anatomie.
Hoofdafdeling Pathobiologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
Zend correspondentie aan: Dr P.P.J. van der Tol. Animal Sciences Group. Dier en
Omgeving, Dierenwelzijn. Postbus 65, 8200 AB Lelystad, tel: 31 320 238194.
fax: 3l 320238094. E-mail: Rik.vanderTol@wur.nl

Onderzoek is gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselveiligheid.

Aut(
referaa

I

koeien hoog gebleven (10, 35, 42). Steeds meer koeien wor-
den permanent gehuisvest op betonvloeren. In de zoge-
naamde zero-grazing-systemen (waar de melkrobot vaak
centraal staat) brengen dieren hun hele leven op een beton-
vloer door.

Betonvloeren beïnvloeden de locomotie van koeien,
waardoor ze niet goed in staat zijn om hun natuurlijke gedrag
te vertonen. Vele factoren spelen een rol bij het ontstaan van
klauwaandoeningen en locomotieproblemen van melk-
koeien, maar de biomechanische aspecten van de interactie
van de koeienklauw en stalvioer zijn experimenteel nog nau-
welijks aan bod gekomen. In het proefschrift wordt een aan-
tal biomechanische factoren geanalyseerd die een rol spelen
bij de interactie tussen stalvioer en runderklauw. Deze zijn
mogelijk van belang voor de beloopbaarheid van de vloer en
het ontstaan van klauwaandoeningen.

Een biomechanische analyse van de klauwproblematiek

Krachten (in Newton): Tijdens staan en lopen oefenen de
klauwen van het rund krachten uit op de vloer. De verticale
krachten zijn het gevolg van het gewicht op de poot. Om sta-
biel te blijven staan of om rond te lopen, oefent het rund ook
krachten uit in horizontale richting. Op ieder moment wordt
deze resulterende (actie)kracht in balans gehouden door een
kracht tegengesteld in richting, maar gelijk in grootte die de
vloer op de klauw uitoefent: de bodemreactiekracht (BRK).
De BRK kan gemeten worden met behulp van een krachten-
platform. Daar kan bijvoorbeeld mee worden bepaald hoe
hoog de wrijvingskracht zou moeten zijn voor natuurlijke lo-
comotie van het dier. Zolang de benodigde wrijvingskracht
voor het bewegen beneden de wrijvingscoëfficiënt van een
bepaalde vloer blijft, is de kans op uitglijden klein. Op een
gladde ondergrond (lage wrijvingscoëfficiënt) moet het dier
zijn bewegingen aanpassen. Dit uit zich bijvoorbeeld in een
lage horizontale kracht (afzetkracht). Een directe conse-
quentie is dan dat bewegen en dus het natuurlijk gedrag be-
perkt worden.

De verticale BRK (gewicht) wordt verdeeld over de binnen-
en buitenklauwen. Bij de achterpoten wordt op jonge leeftijd
tot een maand voor het afkalven de binnenklauw meer be-
last, na afkalven en op oudere leeftijd de buitenklauw (1,27,
37). Men neemt aan dat de overbelasting van de buitenklauw
van de achterpoot aanleiding geeft tot het ontstaan van
klauwaandoeningen.

Drukken (Newton per cm^): de verticale kracht wordt verdeeld
over het contact oppervlak van de klauw met de vloer.
Tegenwoordig zijn er drukmeetplaten op de markt (footscan ®
RsScan, Olen, België) die bij runderen te gebruiken zijn. De
drukverdeling is afhankelijk van de vorm en eigenschappen
(elasticiteit, druksterkte) van de hoornschoen en de manier
waarop het rund de klauw op de grond zet. Het is logisch te
veronderstellen dat de lokale druk uitgeoefend op de klauw
bepalend is voor de mate van samendrukken van het hoorn en
onderliggende weefsels op die locatie (Figuur 1).

Biomechanische aspecten van de klauw-vloerinteractie bij
melkkoeien: implicaties voor bewegen en klauwaandoeningen

P.P.J. van der Tot

-ocr page 23-

Doelstellingen

Het centrale thema in het proefschrift is de mechanische
interactie tussen koeienklauw en stalvloer. De twee belang-
rijkste vragen waren:

1 )Wordt de koeienklauw mechanisch overbelast en zo ja, is
dit een mogelijke oorzaak van klauwaandoeningen en
kreupelheid?

2)Aan welke mechanische eigenschappen moet de vloer vol-
doen om onbeperkte locomotie mogelijk te maken?

Drukbelasting tijdens staan en lopen

Uit de huidige literatuur blijkt dat er nog maar weinig bekend
is over de kracht en drukverdeling onder de klauwen van ge-
zonde, hoogproducerende melkkoeien. Daarom zijn de ex-
perimenten uitgevoerd met recent bekapte, \'klauwgezonde\'
melkkoeien. De resultaten in hoofdstuk II van het proef-
schrift laten zien dat tijdens staan op harde bodem de medi-
ale klauw van de voorpoten en de laterale klauw van de
achterpoten het meest frequent zijn onderworpen aan de
hoogste druk. De druk binnen het contactoppervlak van de
klauw blijkt dusdanig te zijn verdeeld, dat de maximale druk
bij de voorpoot is gelokaliseerd op de ballen van beide klau-
wen en bij de achterpoot op de bal van de buitenklauw en het
craniale deel van de binnenklauw.

In hoofdstuk III en IV zijn de kracht en drukverdeling tijdens
het lopen geanalyseerd. Bij de voorpoten is de verticale BRK
min of meer gelijkmatig verdeeld tussen de binnen- en bui-
tenklauw, maar bij de achterpoten wordt de verticale kracht
voornamelijk op de buitenklauw uitgeoefend; met name tij-
dens het begin van de standfase (hiellanding) worden alle
krachten op de buitenklauw opgevangen. Gedurende de rest
van de standfase blijft de belasting op de buitenklauw hoger
dan op de binnenklauw. Hoewel het buitenklauwbeen iets
groter is (28), zou deze scheve verdeling toch tot overbe-
lasting van de buitenklauw kunnen leiden. Deze (over)belas-
ting zou de huid aan kunnen zetten tot de aanmaak van extra
balhoorn, als poging om de druk beter te verdelen en dat kan
weer resulteren in de scheefgroei van de achterklauwen.
Geheel tegen de verwachting in waren de drukken op de in
kracht ongelijkmatig belaste klauwen van de achterpoot la-
ger dan bij de voorpoten. Dit kan komen door de wat dikkere
laag balhoorn en het vergrootte contactoppervlak van de la-
terale klauw van de achterpoot. Daardoor kan de kracht door
een dikkere flexibele laag weggeleid worden, resulterend in
een lagere druk op het contactoppervlak.
Om te begrijpen of de optredende drukken leiden tot overbe-
lasting moeten zij vergeleken worden met de druk-breek-
sterkte van het hoorn. Gebaseerd op data uit de literatuur
over de hardheid en de elasticiteit van hoorn is in hoofdstuk
IV van het proefschrift een schatting van de druksterkte ge-
maakt en deze is vergeleken met de gemeten waarden (Tabel
1). Dan blijkt dat de bal van de buitenklauw van de achterpo-
ten relatief het zwaarst belast wordt, tot vijftig procent van de
waarschijnlijke maximum belastbaarheid. Men moet zich re-
aliseren dat de drukgegevens uit het proefschrift betrekking
hebben op normaal lopen op een harde vlakke ondergrond.
Bij hogere locomotiekrachten (rennen, versnellen) of wan-
neer de klauw maar gedeeltelijk ondersteund wordt (roos-
tervloer of een te sterk opgeruwde vloer) zouden deze druk-
ken kunnen oplopen tot, of zelfs hoger worden dan de
breeksterkte van het hoorn (11).

455

De resultaten laten dus zien dat de relatief hoogste drukken
voornamelijk op de zachtere delen van de klauw worden uit-
geoefend. Deze drukken hebben een direct effect op het
hoorn aan het contactoppervlak. De vraag blijft hoe deze
contactdrukken worden verwerkt door het hoorn, het bind-
weefsel en het vetkussen onder de bal. Om de geleiding van
de drukken door de dieper gelegen weefsels te bepalen zou
men een eindig-elementenmodel kunnen gebruiken. Zo\'n
model is gebaseerd op de mechanische eigenschappen van
de harde en zachte weefsels (bijvoorbeeld bot, hoorn en vet-
kussen) van de klauw. Met behulp van een numerieke reken-
methode kan worden gesimuleerd hoe bijvoorbeeld de
klauw groeit en slijt op een bepaald type bodem, of hoe de
druk doorwerkt op de dieper gelegen laag hoornvormende
cellen.

Preventief bekappen

Om te voorkomen dat klauwvervorming leidt tot overbe-
lasting van bepaalde klauwdelen worden koeien vaak twee a
drie keer per jaar routinematig preventief bekapt (6, 25).
Alhoewel epidemiologische studies hebben aangetoond dat
routinematig preventief bekappen goed is voor klauwge-
zondheid, zijn de biomechanische gevolgen van bekappen
nauwelijks bekend. De bekapmethode die vaak gebruikt
wordt is beschreven door Toussaint-Raven (38); deze me-
thode beoogt een zo groot mogelijk contactoppervlak te cre-
ëren om de gemiddelde en maximale drukken te verlagen, en
daarnaast een gelijke verdeling van de verticale kracht tus-

TijDSCHRiFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 129, JULI, AFLEVERING 13, 2004

Tabel i: Hoorneigenschappen en relatieve belasting.

1

[Hoorn

Poot

SD-

hardheid

Elasticiteit

(N/mm)

Druksterkte

» (N/cm\')

Belasting

(N/cm\')

Relatieve
belasting (%)

Wand

Voor

70 a 75

643,4

800 è 900

200

20 a 25

Achter

65,5

583,7

700 a 800

180

20 a 25

Zool

Voor

50

162,3

400

130

30

Achter

43,7

300

100

30

Bal

Voor

35

106,4

250

100

40

Achter

31

200

100

50

* Voorzover bekend is de druksterkte alleen bepaald bij varkens, de waarden
in de tabel zijn dus geëxtrapoleerde gegevens met inachtneming van de
hardheid- en elasticiteitswaarden afkomstig van koeien, paarden en varkens.

-ocr page 24-

sen de binnen- en buitenklauw te bewerkstelligen.
In hoofdstuk V van het proefschrift wordt het functionele
biomechanische effect van routinematig preventief bekap-
pen onderzocht door de kracht en drukverdeling tijdens
staan, voor en na bekappen met elkaar te vergelijken. Voor
bekappen wordt tachtig procent van het gewicht op de poot
op de buitenklauw en twintig procent op de binnenklauw uit-
geoefend, na bekappen wordt dat respectievelijk zeventig
procent om dertig procent. Hoewel de verticale kracht ge-
lijkmatiger verdeeld blijkt te zijn na bekappen, wordt de bui-
tenklauw nog steeds zwaarder belast. Bekappen vergrootte
het oppervlak significant, resulterend in een lagere ge-
middelde druk. Echter, tegen de verwachting in (17, 38, 39,
40) had functioneel bekappen geen significant effect op de
hoogte van de maximale druk. Het wordt vaak aangenomen
dat een vlak oppervlak er voor zorgt dat de belasting op de
wand, de zool en de bal proportioneel verdeeld wordt naar
gelang het aandeel in het contactoppervlak. De resultaten uit
het proefschrift laten duidelijk zien dat juist bij een vlak op-
pervlak het balgebied de grootste druk te verduren krijgt. Dit
is een gebied dat bestaat uit het zachtste en waarschijnlijk het
zwakste hoorn van de hele klauwschoen (2, 44). Om het
zwakkere hoorn te ontlasten zou de bekapmethode iets aan-
gepast kunnen worden door hol te bekappen; hierbij wordt
de specifieke zoolzweer-plek (regio 4, figuur 2) uitgehold.
De incidentie en ernst van klauwaandoeningen na bekappen
bleek lager als deze methode wordt toegepast (25).

Het risico van compressie-overbelasting op het contact op-
pervlak

Tijdens lopen wordt tenminste één been naar voren bewogen
terwijl de resterende poten in contact blijven met de vloer en
er krachten op uitoefenen. De krachten bij lopen zijn onge-
veer twee keer zo hoog als bij stilstaan. Dientengevolge zul-
len ook de drukken uitgeoefend op het contactoppervlak on-
geveer twee keer zo hoog zijn. Alhoewel koeien een groot

aantal uren per dag stilstaan, en op beton nog vier keer langer
stilstaan dan in de wei (15, 33), lijkt juist bewegen op beton-
vloeren een groot risico in te houden voor directe beschadi-
gingen van de klauwschoen. Indirect heeft staan effect op de
klauwgezondheid, omdat de koeien ook dan een beetje heen
en weer bewegen. Deze zogenaamde \'postural sway\' waarbij
de krachten op de klauwen herhaaldelijk toe en afnemen, kan
op de lange duur microscheurtjes en hoornafbrokkeling ver-
oorzaken. Hoornfracturen en afbrokkeling, hoe dan ook ver-
oorzaakt, verschaffen een toegangsroute voor pathogenen en
kunnen het ontstaan van klauwaandoeningen bevorderen.

Pathologische consequenties van de geobserveerde kracht-
en drukverdeling

Gezien het feit dat drukconcentraties zich voornamelijk
voordoen op regio 4 en 6 loopt deze plek gevaar voor mecha-
nische beschadiging. Regio 4 is de typische zoollaesieplek
en regio 6 is het gebied waar stinkpoot aangrijpt (Figuur 2).
Interdigitale Dermatitis (ID) is een oppervlakkige ontste-
king van de tussenklauwhuid als gevolg van een bacteriële
infectie, zelden zullen daar klinische symptomen bij voorko-
men. In chronische vorm spreidt de infectie zich uit over het
balgebied van beide klauwen, waarbij inferieur hoorn wordt
geproduceerd dat makkelijk zal kunnen verbrokkelen (4,
18).

Stinkpoot manifesteert zich als onregelmatig afgebrokkeld
balhoorn. Futten of V-vormige groeven zijn te zien op de
klauwen. Hoewel alle vier de poten aangedaan kunnen zijn,
is de achterbuitenklauw het meest frequent en het ernstigst
aangedaan (14, 35). Het wordt vaak beweerd dat alle melk-
koeien te maken hebben met dit type laesies in het balgebied.
Epidemiologie heeft al aangetoond dat dergelijke pathologi-
sche condities gecorreleerd zijn aan huisvesting op beton-
vloeren (35). De onhygiënische vochtige (infectiehaarden
herbergende) omgeving en het halfin de ligbox en halfin het
gangpad staan kunnen predisponerende factoren zijn. Aan de
andere kant kan er een mechanische factor betrokken zijn bij
de stinkpoot-infectie. Tijdens de stapcyclus van de achter-
poot van een rund, vindt de landing van de poot volledig op
de laterale bal plaats. Gedurende deze \'botsing\' op de grond
kan het balhoorn, al aangetast door de eventuele ontsteking
of bacteriële infectie, worden beschadigd. Dit proces kan lei-
den tot extreem afgebrokkeld balhoorn. Op dit moment is
het dier waarschijnlijk niet kreupel, behalve als klauwver-
zorging uitblijft en een progressieve infectie ontstaat.
Wanneer de hiel volledig afgebrokkeld is, kan dit leiden tot
pijnlijke aandoeningen als zoolzweren of witte lijn defecten
(18).

De zoolzweer is een specifieke laesie in het gebied van de
zool-bal-overgang onder het tubercullum tlexorum van het
klauwbeen, meestal wat dichter op de axiale dan abaxiale
wand (34). Interdigitale dermatitis, stinkpoot en laminitis
worden beschouwd als predisponerende factoren in het ont-
staan van zoolzweren, waarschijnlijk omdat ze de kwaliteit
van het hoorn en de vorm van de klauwschoen aantasten.
De resultaten in het proefschrift laten zien dat dit specifieke
zoolzwerengebied zowel voor als na bekappen wordt bloot-
gesteld aan relatief hoge drukconcentraties. Dit gebied blijft
dus vatbaar voor mechanische overbelasting met als moge-
lijk gevolg een zoolzweer. De aandoening is erg pijnlijk en
dus nadelig voor het welzijn van het dier.
De incidentie van zooibloedingen is het hoogst op beton-
vloeren, met name in de winterperiode (35). Op strobedding

-ocr page 25-

en rubberbedekte vloeren is de incidentie van zooibloedin-
gen lager (19, 22, 35). In tegenstelling tot Blowey
et al. (7)
heeft Livesey (21) gevonden dat een verslechterde pensfer-
mentatie geen effect had op de incidentie van zooibloedin-
gen als deze dieren op zachte ondergrond gehuisvest zijn.
Het is dus mogelijk dat er een primaire mechanische factor
vooraf gaat aan het ontstaan van zooibloedingen. In deze lijn
van denken leiden betonvloeren tot dusdanig hoge drukcon-
centraties van het klauwhoorn dat er zooibloedingen kunnen
ontstaan, met name als de druksterkte van hoorn is aangetast
door veranderde pensfermentatie (22) of hormoonspiegels
(23). De resultaten in het proefschrift laten zien dat de zach-
tere delen van de klauw relatief het zwaarst worden belast op
een harde ondergrond. Dus wanneer het hoorn is aangetast
door nadelige factoren op de kwaliteit van het hoorn, kan
deze combinatie makkelijk leiden tot klauwaandoeningen.

Functionele kracht- en drukverdeling

Zowel het draagwandmechanisme als het digitale vetkussen
spelen een rol in het opvangen van krachten en drukken.
Echter, het is lastig om de morfologie van deze structuren
met betrekking tot het staan en lopen op natuurlijke ofbeton-
vloeren te interpreteren. Volgens anatomen zou het gewicht
gedragen moeten worden door de distale wand en het cranio-
distale uiteinde van de bal (5, 12). In tegenstelling tot de bal
bij paarden is het balgebied bij runderen wel dragend en
wordt het digitale vetkussen belangrijk gevonden bij het
doorgeven of verdelen van drukken van hoornschoen op
klauwbeen. Maar ook het draagwandmechanisme (verbin-
ding klauwbeen met wand) is dusdanig sterk, dat het kan
functioneren als de belangrijkste dragende structuur (24).
Koeien gehuisvest op natuurlijke bodem of op rubberen
vloeren hebben een prominent uitstekende draagwand en al-
leen het craniodistale deel van de bal is dragend (3, 32, 41).
Het aantal klauwaandoeningen is laag en de locomotie is be-
ter op dergelijke zachtere vloeren (3,22, 35).
Echter, koeien gehuisvest op beton hebben plat afgesleten
(of bekapte) klauwen of hebben overgroeide tenen (29). Op
een harde ondergrond zou het gewicht proportioneel ver-
deeld moeten worden naar gelang het aandeel aan het con-
tactoppervlak van de verschillende klauwdelen. Maar door
de verschillen in elasticiteit en hardheid gaan juist de zach-
tere delen meer gewicht dragen, zoals te zien is aan de resul-
taten in het proefschrift. Dus de veranderde vorm leidt tot
een verandering van functie, waarbij de zwakkere delen
meer gewicht dragen. Vanwege die gedachte zijn sommige
auteurs van mening dat het vetkussen een belangrijk aandeel
heeft in het dragen van het gewicht (20). Echter, het feit dat
deze structuur bij meer belasting meer bindweefsel gaat be-
vatten doet ook vermoeden dat het vetkussen overbelast
wordt (31).

Hoe is het mogelijk de natuurlijke functie van de hoorn-
schoen te bevorderen? Uit morfologisch oogpunt is het lo-
gisch te veronderstellen dat de sterkere wand het meeste ge-
wicht zou moeten dragen en dat de hiel landing plaatsvindt
op het craniodistale deel van de bal, die de kracht verder
doorgeeft aan het elastische balgebied en onderliggend vet-
kussen. Een veel gehoord tegenargument is dat een derge-
lijke manier van gewicht dragen de incidentie van witte lijn
defecten zou verhogen; om twee redenen is dat niet aanne-
melijk. Ten eerste is aangetoond dat koeien met een duide-
lijke draagwand een verlaagde incidentie van witte lijn de-
fecten laten zien (3). Ten tweede, omdat de bal blijft staan
komt het hielgebied omhoog; de klauwhoek wordt dan gro-
ter, waardoor het aangrijpingspunt van de resulterende
kracht dichter op de teen komt te liggen. De lamellen van de
wand worden dan onderworpen aan een lagere trekkracht en
een hogere schuifkracht en tegen dat laatste zijn ze beter be-
stand (43).

Ontwerpeisen van vloeren voor het optimaal bewegen van
koeien

Om uitglijden op gladde vloeren te voorkomen passen
koeien, net als mensen, hun looppatroon aan door de proxi-
male gewrichten meer gestrekt te houden. Dit resulteert in
kleine, maar meer frequente stappen (9,30). In hoofdstuk VI
van het proefschrift is aangetoond dat koeien om op een na-
tuuriijke wijze te kunnen bewegen behoorlijk hoge wrij-
vingskrachten nodig hebben, hoger dan de wrijvingskracht
die de gemiddelde betonvloer kan genereren. Dit geldt met
name bij plotseling gaan lopen of stoppen. Door de grip op
stalvloeren te verbeteren kan natuurlijk onbeperkt bewegen
mogelijk worden. De wrijvingskracht die opgebracht kan
worden tussen vloer en klauw is het gevolg van verschillende
factoren, zoals de ruwheid van het vloeroppervlak, drape-
ring en vervorming van de vloer en afwateringseigenschap-
pen van de vloer.

De vraag is wat de beste manier is om de grip op de stalvioer
te verbeteren. Het opruwen van de vloer is waarschijnlijk
niet verstandig. Hoewel de wrijving hoger wordt, is het nade-
lige effect van een ruwe vloer dat de slijtage van hoorn signi-
ficant toeneemt (8) en door de ruwe vloer mogelijk meer
en/of hogere drukpieken ontstaan (11). Bovendien is een op-
geruwde vloer binnen een seizoen of twee weer glad gesleten
(13). Goede vervormeigenschappen van een vloer verhogen
de draperingsmogelijkheden, waardoor er een beter contact
ontstaat tussen klauw en vloer en dus betere grip (9).
Bovendien zou een zachter vloeroppervlak de druk gelijk-
matiger kunnen verdelen waardoor de zachtere delen van de
klauwschoen lagere drukken ondergaan en dus worden ont-
zien. Huisvesting op rubber bedekte vloeren leidt tot afne-
mende incidentie en ernst van klauwaandoeningen (3, 19).
Wanneer vloeistoffen interfereren met het contactoppervlak
tussen vloer en klauw kan de koe grip verliezen. De mest en
urine moeten zo snel mogelijk verwijderd worden om con-
tact met de vloer te behouden. Wanneer op de juiste manier
rekening wordt gehouden met de mechanische eisen voor de
beloopbaarheid van stalvloeren, dan zou natuurlijk gedrag
van de koe mogelijk moeten zijn. Dat zou een positieve bij-
drage leveren aan het welzijn van de koeien (15, 16,26).
Als antwoord op de doelstellingen binnen het proefschrift,
zou de oplossing van de klauwproblematiek gezocht moet
worden in een vloer die een benadering is van de mechani-
sche eigenschappen van de natuurlijke bodem. Dat geldt
voor overbelasting van de klauwen alsook voor de beloop-
baarheid van de vloer.

Literatuur

1. Alsleben B, Russke A, Wrede J, Hamann H, and DistI O.
Measurements of the pressure distribution of the claws of German
Brown cattle during the first two years of life. Tierartzliche Umschau
2002; 57: 657-66.

2. Baggott DG, Bunch KJ, and Gill KR. Variations in some inorganic
components and physical properties of claw keratin associated with
claw disease in the British Friesian cow. Br Vet J 1988; 144:534-42.

3. Benz B. Elastische Beläge für Betonspaltenböden in Liegeboxenställen.
Thesis 394, Hohenheim, Germany. 2002.

4. Bergsten C. Digital disorders in dairy cattle with special reference to

-ocr page 26-

laminitis and heel hom erosion: the influence of housing, management
and nutrition. Thesis Upsala, Sweden. 1995. ISBN: 91-576-5038-1.

5. Blowey RW. Cattle lameness and hoof care. Ipswich, UK. Farming 25.
press. 1993.

6. Blowey RW. Claw trimming - how should it be done? A comparison of

two approaches. In Shearer JK. (ed) Proc. of the 12th Int. Symp. on 26.
Lameness in Ruminants. Orlando. Florida, USA. Jan 9-13, 2002: 122-
6.

7. Blowey RW, Ossent P, Watson CL, Hedges V, Green LE, and
Packington AJ. Possible distinction between sole ulcers and heel ulcers 27.
as a cause of bovine lameness. Vet Ree 2000: 147: 110-2.

8. Bonser RHC, Farrent JW, and Tayler AM. Assessing the frictional and
abrasion-resisting properties of hooves and claws. Biosystems 28.
Engeneering 2003; 86: 253-6.

9. Cham R, and Redfurn MS. Changes in gait when anticipating slippery

floors. Gait and Posture 2002; 15:159-71. 29.

10. Clarkson MJ, Downham DY, Faull WB, Hughes JW. Manson FJ,
Merrit JB, Murray RD, Russel WB. Sutherst JE, and Ward WR.
Incidence and prevalence of lameness in dairy cattle. Vet Ree 1996;
138:563-7. 30.

11. DeBelie N, Moerman W. Rombaut E. and Simoens K. Contact pres-
sure distribution between cattle claw and concrete floor as a measure 31.
of animal welfare. Proc. of the 5th international symp. Concrete for a
sustainable Agriculture, Agro-, Aqua- and Community Applications;

21 -24 April 2002, Ghent, Belgium.

12. Dyce KM, Sack WO, and Wensing CJC. Textbook of veterinary
Anatomy Third edition. Saunders. 2002. ISBN: 0-7216-8966-3. 32.

13. Faull WB. Hughes JW, Clarkson MJ, Downham DY. Manson FJ,

Merritt JB, Murray RD, Russell WB, Sutherst JE, and Ward WR. 33.
Epidemiology of lameness in dairy cattle: the influence of cubicles
and indoor and outdoor walking surfaces. Vet Ree 1996; 139:130-6.

14. Frankena K, Keulen KAS, van Noordhuizen JR Noordhuizen-Stassen

EN, Gundelach J, de Jong D-J, and Saedt I. A cross-sectional study into 34.
prevalence and risk indicators of digital haemorrhages in female cal-
ves in the Netherlands. Prev Vet Med 1992; 14: 1-12. 35.

15. Fregonesi JA, and Leaver JD. Behavior, performance, and health indi-
cators of welfare for dairy cows housed in straw yard or cubicle
systems. Livest Prod Sei 2001; 68: 205-16. 36.

16. Galindo F, and Broom DM. Effects of lameness of dairy cows. J Appl
AnimWelfSci2002;5: 193-201.

17. Gonzalez Sagues A. The biomechanics of weight bearing and its signi- 37.
ficance with lameness. In Shearer JK (ed) Proc. of the 12th Int. Symp.

on Lameness in Ruminants, Orlando. Florida, USA. Jan 9-13, 2002: 38.
117-21.

18. Greenough PR. and Weaver AD. Lameness in Cattle. 3rd edition.
Philadelphia. WB Saunders. 1997. 39.

19. Hultgren J, and Bergsten C. Effects of a rubber-slatted flooring system

on cleanliness and foot health in tied dairy cows. Prev Vet Med 2001: 40.
52:75-89.

20. Lischer ChJ, and Ossent P Pathogenesis of sole lesions attributed to
laminitis in cattle. In Shearer JK (ed) Proc. of the 12th Int. Symp. on 41.
Lameness in Ruminants, Odando, Florida, USA. Jan 9-13,2002: 82-5.

21. Livesey CT, Metcalf JA, and Laven RA. Effect of concentrate compo-
sition and cubicle bedding on the development of hoof haemorrhages
in Holstein heifers after calving. Vet Ree 2003; 152: 735-9.

22. Livesey, CT, Harrington T, Johnston AM. May SA, and Metcalf JA. 42.
The effect of diet and housing on the development of sole heamorrha-

ges, white line haemorrhages and heel horn erosion in Holstein hei- 43.
fers. Animal Science 1998; 67: 9-16.

23. MacCalkim AJ, Knight CH, Hendry KA, Wilde CJ, Logue DN, and 44.
Offer JE. Effects of time of year and reproductive state on the prolifera-
tion and keratinisation of bovine hoof cells. Vet Ree 2002: 151: 285-9.

24. Maieri J, Böhmisch R, Dickomeit M, and Liebich HG. A method of

biomechanical testing the suspensory apparatus of the third phalanx in
cattle: a technical note. Anat Histol Embryol 2002; 31:321-5.
ManskeT, Hultgren J, and Bergsten C. The effect of claw trimming on
the hoof health of Swedish dairy cattle. Prev Vet Med 2002; 54: 113-
29.

Metz JHM, and Bracke MBM. Assessment of the impact of locomo-
tion on animal welfare. Paper presented at the 54th Annual Meeting of
the European Association for Animal Production. 31 aug-03
September 2003, Rome, Italy

Ossent P Peterse DJ, and Schamhardt HC. Distribution of load be-
tween the lateral and the medial hoof of the bovine hind limb. J Vet
Med A 1987;34:296-300.

Paulus N, and Nuss K. Claw measures at defined sole thickness. In
Shearer JK (ed) Proc. of the 12th Int. Symp. on Lameness in
Ruminants, Orlando, Florida, USA. Jan 9-13, 2002:428-30.
Peterse DJ. Aetiology of claw disorders in dairy cattle. In Cattle hou-
sing systems, lameness and behaviour. Wierenga HK, and Peterse DJ
(eds). Martinus Nijhoff Publishers, Dordrecht, the Netherlands. 1987:
3-7.

Phillips CJC, and Morris ID. The locomotion of dairy cows on floor sur-
faces with different frictional properties. J Dairy Sei 2001; 84: 623-8.
Räber M, Scheeder MRL. Geyer H, Lischer ChJ, and Ossen P. The in-
fluence of load and age on the fat content and the fatty acid profile of
the bovine digital cushion. In Shearer JK (ed) Proc. of the 12th Int.
Symp. on Lameness in Ruminants, Orlando, Florida, USA. Jan 9-13,
2002: 194-8.

Scott GB. Studies of the gait of Friesian heifer cattle. Vet Ree 1988;
123:245-8.

Singh SS, Ward WR, Lautenbach K, Hughes JW, and Murray RD.
Behaviour of first lactation and adult dairy cows while housed and at
pasture and its relationship with sole lesions. Vet Ree 1993; 133: 469-
74.

Singh SS, Ward WR, Murray RD. Aetiology and pathogenesis of sole
lesions causing lameness in cattle: a review. Vet Bull 1993; 63: 303-15.
Somers JGCJ, Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN, and Metz JHM.
Prevalence of claw disorders in Dutch dairy cows exposed to several
floor systems. J Dairy Sei 2003; 86: 2082-93.

Tol PPJ van der, Metz JHM, Noordhuizen-Stassen EN, Back W, Braam
CR, en Weijs WA. The pressure distribution under the bovine claw dur-
ing square standing on a flat substrate. J Dairy Sei 2002; 85: 1476-81.
Toussaint-Raven E. Determination of weight bearing by the cows foot.
Dutch J Vet Med 1973: 1237-43.

Toussaint-Raven E. The principles of claw trimming. Symp. on bovine
lameness and orthopedics. Veterinary clinics of North America: Food
animal practice 1985; 1:93-107.

Toussaint-Raven E, Halstra RT, and Peterse DJ. Cattle Foot care and
Claw trimming. Farming press. Ipswich. UK. 1985.
Van Amstel SR. Claw trimming: an adaptation to the Dutch method. In
Shearer JK (ed) Proc. of the 12th Int. Symp. on Lameness in
Ruminants, Oriando. Florida, USA. Jan 9-13, 2002: 127-30.
Webb NG, and Nilsson C. Flooring and injury - an overview. In Farm
Animal Housing and Welfare. Baxter SH, Baxter MR and
MacCormack JAC (Eds.), Martinus Nijhoff, Boston. A seminar in the
CEC program of co-ordination of research on animal welfare, held at
Aberdeen (1982). 1983:226-59.

Webster J. Animal Welfare: a cool eye towards Eden. Blackwell,
Oxford. 1995.

Westerfeld I. Structur und Funktion des Bovinen Klauen-beinträgers.
Thesis, Freien Universität Bcriin, Berlin, Germany. 2003.
Zöscher M. Mechanische Eigenschaften von Klauenhorn beim Rind:
Elastizitätsmodul, Kugeleindruckhärte und Shore- D-Härte in
Abhängigkeit vom Trockensubstanzgehalt und der position der Klaue.
Thesis, Veterinärmedizinischen Universität, Wien, Austria. 2000.

-ocr page 27-

Meestgestelde vragen over het nieuwe Europese dierenpaspoort

Sinds de verspreiding van het
nieuwe Europese dierenpaspoort
krijgt de KNMvD regelmatig vra-
gen over het paspoort en de
nieuwe regels voor het reizen met
honden, katten en fretten. Veel in-
formatie hierover is te vinden op
onze website en uiteraard kunt u al-
tijd telefonisch bij ons terecht met
uw vragen. Hieronder vindt u de meestgestelde vragen be-
antwoord. Deze zijn ook via een nieuwse-mail verstuurd.

Legaliseert de RVV ook voor 2 juli, voorreizen in Europa (bij-
voorbeeld naar Griekenland) het nieuwe dierenpaspoort?
Ja, alle RVV-kringen zijn hiervan op de hoogte. Zaak is wel
de instructies voor het invullen van het dierenpaspoort goed
op te volgen en de eerste drie rubrieken bij uitgifte altijd vol-
ledig in te vullen. U kunt de instructies vinden op onze web-
site.

Is legalisatie na 3 juli nog nodig binnen de EU?
Nee, voor reizen naar landen buiten de EU kan wel legalisa-
tie door de RVV vereist zijn. Kijk voor de informatie op onze
website wat de uitvoereisen naar het buitenland zijn voor
honden, katten en fretten.

Is het Europese dierenpaspoort van de KNMvD een goedge-
keurd Europees reisdocument?

Ja, in zeer nauw overleg met de RVV, die hierin het ministerie
van LNV vertegenwoordigt, is de inhoud (zowel tekstueel
als lay-out technisch) officieel vastgesteld.

Is het roze Rabiës-formulier na 3 juli nog nodig?
Vanaf 3 juli dient elk dier dat tegen rabiës geënt wordt, een
Europees dierenpaspoort als reisdocument mee te krijgen.
Tot 3 juli kan het roze formulier nog wel uitgeschreven wor-
den.

Als pups nog niet gechipt zijn, mag het dierenpaspoort dan af-
gegeven worden zonder rubriek III in te vullen?
Rubriek I tot en met III dient te allen tijde volledig ingevuld
te worden, om het dierenpaspoort tot een waardig reisdocu-
ment te maken. Als een dier nog niet gechipt is, mag het die-
renpaspoort wel afgegeven worden. Rubriek III kan dan
(nog) niet worden ingevuld. De eigenaar moet dan weten dat
het géén geldig reisdocument is.

Als een dier niet gaat reizen en geen chip heeft, mag hij dan
het dierenpaspoort krijgen?

Ja, het dierenpaspoort mag afgegeven worden, zonder ru-
briek III in te vullen. Het document is dan niet reiswaardig.

Welk adres moet bij \'naam en stempel van de dierenarts\' inge-
vuld worden?

De naam van de dierenarts dient ingevuld te worden met de
stempel met het adres van de praktijk.

Moet ik voor de jaarlijkse vaccinatie steeds een nieuwe blad-
zijde gebruiken in het KNMvD-gedeelte?

Maatschappi

nieuw

Ja, dit deel van het paspoort is met goedkeuring door het mi-
nisterie van LNV en de RVV door de KNMvD toegevoegd
aan het Europese model en maakt het KNMvD-paspoort
uniek. Het biedt ruimte voor het aftekenen van de overige
(niet-reisgebonden) vaccinaties en jaarlijkse gezondheids-
controles. Een en ander is zo opgezet dat elke vaccinatie tel-
kens voorafgegaan wordt door een klinisch onderzoek.
Daarbij is het mogelijk om maximaal twee vaccinaties per
keer af tekenen. Het klinisch onderzoek is een momentop-
name waarbij door middel van een algemeen lichamelijk
onderzoek een indruk van de gezondheidstoestand van een
dier verkregen wordt.

Waar moet ik bijvoorbeeld een extra kennelhoest-enting bif
schrijven?

Deze kan, indien daar ruimte voor is, onder de laatste \'cock-
tail\'vaccinatie bijgeschreven worden.

Wat wordt bedoeld met OVERIGE vaccinaties in het eerste
deel, bij rubriek VIII?

Wanneer er landen (buiten de EU) zijn die nog aanvullende
vaccinaties eisen voor invoer, kan dat hier aangegeven wor-
den. Het gaat hier dus alleen om reisgebonden vaccinaties.
Alle overige entingen horen in het KNMvD-deel (rubriek
XI).

Is de fokker de eerste eigenaar in het boekje?

Ja, de fokker dient als eerste eigenaar genoteerd te worden.

Hoeveel dagen voor vertrek dien ik de rabiës-vaccinatie te ge-
ven?

Het advies is om de rabiës-vaccinatie minstens dertig dagen
voor vertrek te geven.

Sommige vaccinaties hebben op de bijsluiter staan dat ze twee
tot drie jaar geldig zijn. Wanneer moet de rabiës-vacc>notie
herhaald worden?

Het advies is de rabiës-vaccinatie elk jaar te herhalen.

Wat moet je invullen dan bij rabiës-vaccinatie \'geldigtot...\'?
Hier vult u in wanneer de rabiës-vaccinatie herhaald dient te
worden, dus na een jaar.

Vanaf welke leefiijd mogen honden worden geënt tegen ra-
biës?

Honden moeten vanaf drie maanden tegen rabiës geënt wor-
den om te mogen reizen.

Vanaf welke leefiijd mogen katten worden geënt tegen rabiës?
Een kat mag ingeënt worden vanaf twaalf weken.

Mogen honden jonger dan drie maanden de grens overschrijden?
Wanneer hondenjonger dan drie maanden op reis gaan, hoe-
ven ze niet gevaccineerd te zijn. Wel moet de eigenaar dan
aan kunnen tonen dat het jong tot aan de reis is opgegroeid
op de geboorteplek en niet in contact is geweest met dieren
die mogelijk besmet waren met rabiës. De RVV-dienst in de
regio heeft hier een speciale verklaring voor. Het jonge dier
mag ook de grens over wanneer het vergezeld wordt door de

-ocr page 28-

moeder van wie het nog afhankelijic is.
Het is aan de lidstaten zelf om te bepalen of ze dieren jonger
dan drie maanden toelaten, die definitieve lijst wordt zo
spoedig mogelijk bekend gemaakt. Op dit moment is de ver-
wachting dat Groot-Brittannië, Ierland, Zweden en Frankrijk
ze niet toe zullen laten.

Wat moet je doen bij reizen naar niet-EU-landen?
Wie vanuit Nederland met een huisdier op vakantie gaat naar
een land dat geen lid is van de EU, dient vóór vertrek een ra-
biëstiter te laten bepalen en dit door de dierenarts op te laten
tekenen in het dierenpaspoort. Als daarna jaarlijks hervacci-
natie plaatsvindt, is dit maar één keer nodig.
Er is een aantal landen die wat betreft het voorkomen en de
bestrijding van rabiës dezelfde status hebben als EU-landen.
Voor reizen naar die landen is geen titerbepaling nodig, voor
terugkeer naar Nederland.

Hoeveel dagen na vaccinatie tegen rabiës moet de bloedtest
voorvertrek naarniet-EU landen worden afgenomen?
Het advies is om de bloedtest op rabiës-titer minstens dertig
dagen nä de vaccinatie te doen.

Welke landen maken eigenlijk deel uit van de EU?
De \'oude\' lidstaten: Nederland, België, Denemarken, Duits
land. Frankrijk, Griekenland, Italië, Ierland, Luxemburg,
Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden, Verenigd Koninkrijk.
De \'nieuwe\' lidstaten: Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland,
Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije.

Zijn ze in de nieuwe EU-lidstaten op de hoogte van alle nieuwe
regels?

Ja, de betreffende autoriteiten dienen hun (grens)medewer-
kers volledig ingelicht te hebben over de nieuwe regels en
het Europees dierenpaspoort.

Nieuw: Formularium varken 2004

De laatste versie van het Formularium Varken dateert van
2001. Hieraan (en aan eerdere versies) hebben Ton van de
Bogaard en Ep Hartman een belangrijke bijdrage geleverd,
waarvoor wij hen zeer erkentelijk zijn. Door het overlijden
van Ton en de ziekte van Ep was het noodzakelijk de com-
missie aan te vullen. De nieuwe commissie bestaat uit
Engelien van Duij keren. Ton de Groot, Miriam Koene,
Adelbert van Miert, Jos Verheijden (secretaris). Jan
Vernooij (voorzitter) en John van der Wielen.
Een nieuwe samenstelling betekent nieuwe ideeën en inte-
ressante discussies. Dit heeft ertoe geleid dat het formula-
rium op een aantal punten ingrijpend is gewijzigd.
Zo zijn alle, voor indicatie en doeldier, geregistreerde
werkzame stoffen opgenomen; zijn alleen smalspectrum
antibiotica als eerste-keuze middel opgenomen (dit bete-
is het Pet Travel Scheme voor het Verenigd Koninkrijk nog nodig?
Tot 3 juli dient het Pet Travel Scheme wel meegenomen te
worden. Na 3 juli dient alle informatie in het dierenpaspoort
te worden geschreven.

Vervallen de gezondheidsverklaringen per 3 juli voor reizen
binnen de EU?

Ja, binnen de EU vervallen per 3 juli de aanvullende ge-
zondheidsverklaringen. Buiten de EU kunnen er nog wel
landen zijn die deze eis stellen (bijvoorbeeld Zwitserland).
Deze informatie kunt u vinden op onze website. Een ge-
zondheidsverklaring is nog wel van toepassing op com-
mercieel gehouden honden, katten en fretten die binnen de
EU reizen.

Wat schrijf je op als de plaats van de chip niet bekend is?
Probeer met de reader de plaats van de chip te lokaliseren.

Mag er een sticker op de achterkant van het dierenpaspoort
geplakt worden met het telefoonnummer van de uitgevende
dierenartsenpraktijk? En wat als de eigenaar dat zelf doet?
De vormgeving en de kleuren van de kaft zijn Europees be-
paald, er mag niets aan worden toegevoegd of gewijzigd.

Mogen er perforatiegaatjes in het dierenpaspoort?

Nee, dat mag niet. Als er gaatjes inzitten, is het document

niet meer reiswaardig.

Is het dierenpaspoort reiswaardig vóór 3 juli?
Met de RVV is afgesproken dat de nieuwe Europese pas-
poorten van de KNMvD vanaf 1 mei 2004 als officieel reis-
document gebruikt kunnen worden. Let echter wel op: de
nieuwe regels gaan pas in per 3 juli 2004. Tot die tijd gelden
nog de huidige regels voor het reizen (zie de lijst op de web-
site, onder Actueel bij Dierenpaspoort).

kent dat er regelmatig geen middel van eerste-keuze ge-
noemd wordt); heeft de commissie, om de consistentie in
keuzen te bevorderen, de keuzecriteria aangescherpt en
zijn de resistentiegegevens tot en met 2003 verwerkt.
De volgende stap is aan de practici. Het aanpassen van de
praktijkformularia en, daarvan afgeleid, de bedrijfsformu-
laria, met als doel een verantwoord diergeneesmiddelen-
gebruik op varkensbedrijven. Dit alles tot heil van mens en
dier.

U kunt het nieuwe formularium vinden op de site van de
KNMvD: www.knmvd.nl - [KNMVD] - Praktijk voering
- De Formularia - Formularium varken (versie 2004).

Namens de Formulariumcommissie Varken:
Jos Verheijden, secretaris
Jan Vernooij, voorzitter

-ocr page 29-

Nummer 4, mei 2004

Koersdialoog

De startgroep koersdialoog heeft het
bestuur een voorstel gedaan om een
splitsing te maken in korte en lange
termijn-activiteiten om
20 meer
voortgang te boeken. Voor de korte
termijn ontwikkelt de startgroep een
interne analyse op basis van reeds
voorhanden bronnenmateriaal. Voor
de lange termijn wil zij een externe analyse maken op basis
van gesprekken met externe stakeholders. De startgroep ver-
wacht in juni de interne analyse in aanzet klaar te hebben. In
juni zal het bestuur een besluit nemen met betrekking tot de
voortgang.

Bureaumedewerker: Herman Geertsen

Werkwijze goodwill

Om de continuïteit te blijven garanderen heeft het bestuur
besloten dat in beginsel algemeen secretaris de heer Jorna,
ook na zijn vertrek, betrokken blijft voor goodwilladvisering
als ledenservice van de KNMvD. De achterwacht van de
heer Jorna zal de huidige SEC-voorzitter zijn, de heer IJ. de
Vries. Per advies wordt een bijdrage van € 300,- gevraagd.
Bureaumedewerkers: Herman Geertsen en Véronique Roei-
vink

Enquête arbeidsongeschiktheid

In de maand april is er onder de Nederlandse dierenartsen-
praktijken een enquête gehouden met betrekking tot arbeids-
ongeschikte dierenartsen. Deze enquête is opgesteld om een
zo zuiver mogelijk beeld te krijgen van het daadwerkelijke
aantal arbeidsongeschikte dierenartsen. In de bestuursverga-
dering van mei zijn de schriftelijke resultaten verkennend
besproken.

Zodra de uitwerking van de elektronische enquête ook ver-
werkt is en er een verdere verdiepingsslag is gemaakt door
een aantal arbeidsongeschikte dierenartsen te benaderen, zal
het uitgebreid aan bod komen in het bestuur Wij houden u
op de hoogte.

Bureaumedewerker: Marij van Oostrum

Bulletin Bestuur en Bureau

B&B
bulletin

De stand van zaken van de \'Review 2001\'

Op 31 maart 2004 heeft de Europese Commissie de Richtlijn
veterinaire medische producten (RL 2004/28/EC) geadop-
teerd. De lidstaten krijgen nu achttien maanden de gelegen-
heid om de Richtlijn in nationale wetgeving op te nemen.
Het doel van de Richtlijn is het waarborgen van de dierge-
zondheid, het dienvelzijn en de volksgezondheid. Dat doel
moet worden bereikt zonder dat daarbij de ontwikkeling van
de farmaceutische industrie of de handel in veterinaire pro-
ducten wordt gehinderd. De Raad voor de Dierenaange-
legenheden heeft aan de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV) dr C.R Veerman een advies gege-
ven over de implementatie van de Richtlijn. Dit advies is tij-
dens het proces van vaststellen van de Richtlijn tot stand ge-
komen en wordt door de KNMvD onderschreven. Het
bestuur heeft een werkgroep ingesteld die de KNMvD-in-
breng voor de wetsaanpassingen en -wijzigingen coördi-
neert.

Portefeuillehouder: Wiel van den Ekker; bureaumedewerker:
Hugo de Groot

Voorzitterschap Dierenartsennetwerk

Aangezien de algemeen secretaris van de KNMvD, de heer

Jorna, de KNMvD per 15 juni 2004 zal verlaten, vervalt ook

zijn voorzitterschap van het Dierenartsennetwerk.

Het is een taak van het bestuur van de KNMvD een nieuwe

voorzitter te benoemen.

Portefeuillehouder: Ton de Ruijter

Europees Dierenpaspoort

Het bureau heeft een grote hoeveelheid bestellingen nieuwe
Europese Dierenpaspoorten te verwerken gehad. Er zijn
ondertussen ruim 250.000 paspoorten verzonden.
Om ook het publiek (diereigenaren) op de hoogte te stellen
van het nieuwe Europese paspoort heeft de KNMvD een
persbericht verstuurd naar alle landelijke, regionale en huis-
aan-huis bladen. Daarnaast is het persbericht ook gegaan
naar bladen in de reis- en vrijetijdsbranche. Het bureau en
bestuurslid Leen den Otter hebben in deze periode erg veel
persvragen gekregen. Het bestuur kijkt terug op een succes-
volle introductie van het paspoort. Natuurlijk zijn er nog de
nodige vragen omtrent het invullen, gebruik en regelgeving.
Er is veel informatie te vinden op de website. Vanzelf-
sprekend kunt u ook met uw vragen terecht bij het bureau.
Bureaumedewerker: Joost van Herten

-ocr page 30-

Op 12 januari 2004 is door het be-
stuur in samenwerking met de groep
Homeopathisch-werkende Dierenart-
sen (GHwD) een middag georgani-
seerd met als thema \'De wetenschap-
pelijke onderbouwing van het wel of
niet toepassen van de homeopathie in
de diergeneeskunde\'. Een verslag
heeft u kunnen lezen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 15 februari 2004. In het najaar
zal nog een middag georganiseerd worden, waarin een aantal
aspecten dat nog niet genoemd is, aan de orde komt. Tot die
tijd zal de berichtgeving in het TvD worden gestaakt, omdat
deze op dit moment niets meer toevoegt aan al wat al bekend
is. Dus geen editorials, ingezonden brieven en artikelen on-
der Actua meer.

Tevens hecht het bestuur waarde aan de volgende stelling-
name: In het artikel van F.J. van Sluijs: \'Kan de homeopathie
de toets der wetenschap doorstaan?\' wordt in de inleiding
een beeld opgeroepen, dat tijdens de MKZ-crisis in 2001 het
optreden van één homeopathisch-werkende dierenarts, drs.
E.L. Ellinger, een representatief beeld van de opvattingen
van homeopathisch-werkende dierenartsen zou weergeven.
Deze weergave is pertinent onjuist. Onmiddellijk heeft het
bestuur van de groep Homeopathisch-werkende Dieren-
artsen stelling genomen tegen deze zienswijze. De stelling-
name is schriftelijk ter kennis aan het bestuur van de
KNMvD gebracht en ook uitgedragen. Als enige preventieve
maatregel tegen MKZ is de vaccinatie nadrukkelijk ver-
woord en homeopathische bescherming tegen MKZ afgewe-
zen.

Homeopathie

Uit he
bestuu

De groep Homeopathisch-werkende Dierenartsen stelt het
zeer op prijs dat haar stellingname juist wordt weergegeven
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Dr. Tj. Jorna,
Algemeen secretaris

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Aert, J.N.R.P. van; 2004; 3582 KS Utrecht;
Boomstraat 40 bis.

Akkerman, A.M.; 1986; 1160 Brussel;
Herrmann Debrouxlaan 48.
Loo, A.J.H. te; 2003; 2548 RP Den Haag;
Treslonglaan 90.

Peters, Mevr. TA.H.M.; Gent 1998; 2153 EH
Nieuw Vennep; Nachtschadestraat 11.

Roodenburg, Mevr. N.; 2004; 3037 XH Rotterdam; Rodenrijselaan 64 B.
Schuerman, Mevr. S.; 2004; 3523 GV Utrecht; Looplantsoen 26.
Stembert, Mevr. F.M.; 2004; 1985 HL Driehuis; Van Maerlantlaail 42.
Zeebroeck, J. van; Gent 1996; 9906 PB Bicrum; Hereweg 23.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het bestuur aangenomen:

Bosman, H.G.J.; 2003; 9331 KA Norg; Grootveenweg 1.
Brandon, Mevr. I.C.; 2003; 1115 BC Duivendrecht; Populierstraat 22.
Duyfjes, Mevr. L.; 2003; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 403.
Polmer, E.; Gent 2003; 3771 CM Barneveld; Beekstraat 25.
Jansze. J.P.; 2003; 2231 AP Rijnsburg; Valkenburgerweg 72.
Kranenburg, Mevr. L.C.; 2003; 3572 RW Utrecht: Goedestraat 70.
Leeflang, Mevr M.M.G.; 2003; 3525 EK Utrecht; Montfoortlaan 8.
Ljubijantic, Mevr. S.; 2003; U 2004; 3043 RN Rotterdam; Saenredamstraat
3B.

Meijer, mevr Y.G.H.; 2003; 9665 RM Oude Pekela; Compagniesterwijk 27.
Rehorst, Mevr M.A.; 2003; 3581 VE Utrecht; Nicolaasweg 29.
Rosa, M. De; Perugia 1994; 3434 HD Nieuwegein; Zinniastraat 16.
Weller. Mevr E.C.; 2003; 1016 GC Amsterdam; p/a Keizersgracht 416.

Overlijdensberichten:

Op 20 mei 2004 IJ.H.P Hardeman te Assen.

M Utaties:

Beek, C.H. van der; 2003; 9256 HR Rijperkerk; Heermawei 32; tel.
privé: 0511-430022; E-mail privé: corvanderbeek@hotmü.c(>m.-, medew.
bij K.S. Boersma en Mevr. J.R. Vollema; tel. prakt.: 0511-472064; fax
prakt.: 0511-476456; E-mail prakt.:
dapghv@planet.nl.

Boer. E.J.W, de; 1994; 3581 TG Utrecht; Oudwijk 23 CE; tel. privé:
030-2316654; tel. privé mobiel: 06-20411818; E-mail privé:
dehoerbrouns@wxs.nl.; p., gezelschapsd. ; tel. prakt.: 030-2109000; fax
prakt.: 030-2540044.

Bosman, H.G.J.; 2003; 9331 KA Norg; Grootveenweg 1; tel. privé
mobiel: 06-27597196; E-mail privé:
hgj_bosman@hotmail.com.-, medew.

Personali

bij G. Pagters en Mevr. I.H.M. Pagters-Riem; tel. prakt.: 0514-561577; fax
prakt.: 0514-561807; E-mail prakt.:
dap.Iemsterland@hccnel.nL (toev. als
lid)

Braak, A.E. van de; 1977; 3906 NB Veenendaal; Haspel 4; tel; 0318-
523974; E-mail
privé: corrie-adrilflzonnet.nl.; medew. bij Denkavit
Nederland B.V

Braam, A.E.; 1986; 1029 Budapest; Jószef Attila Utja 79; tel. privé:
00-36-13987557; fax privé: 00-36-13987558; E-mail privé:
braumdijk@axelero.hu.\', medew. Ned. Ambassade Budapest, Raad voor
vet. aangelegenheden ; tel. bur.: 00-36-13366380; fax bur.: 00-36-
13266238; E-mail bur.:
alfred.l)raam(à miiibiiza.nl.

Brandon, Mevr. I.C.; 2003; 1115 BC Duivendrecht ; Populierstraat 22
; tel. privé 020-6982019; E-mail privé:
ilanilbrandon@hotmail.com.;
medew. bij Mevr. C. Schievink; tel. prakt.: 036-5235033; fax prakt.: 036-
5214685; E-mail prakt.:
c.schievinki^lanel.nl. (tocv. als lid)

Dirven, M.J.M.; 2004; 3971 MH Dricbergen-Rijsenburg;
Arnhemsebovenweg 261; tel. privé: 0343-520704; E-mail privé:
mark_
dirven@holmait.com.;
medew. bij J.M.M. Cornelissen; tel. prakt.: 024-
3225331.

• Driel, Mevr. D. van; 2001; 3524 TN Utrecht; Graafschap 99; tel.
privé: 030-2894400; tel. privé mobiel: 06-28433149; E-mail privé:
diane
vandriel@genie.nl.;
medew. bij E.J.W. de Boer; tel. prakt.: 030-2109000;
fax prakt.: 030-2540044.

Duyfjes, Mevr. L.; 2003; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 403; tel.
privé: 030-6382055; tel. privé mobiel: 06-12476458; E-mail privé :
linda
duyjJes@hotmail.com.
(toe\\. als lid)

Folmer, E.; Gent 2003; 3771 CM Barneveld; Beck.straat 25; tel. privé:
0342-422833; E-mail privé:
anlwage@holmail.com.; medew. bij R. Pouw;
tel. prakt.: 0316-263167; fax prakt.: 0316-281010; E-mail prakt.:
dierenarts
pouw@tiscali.nl.
(toev. als lid)

Graaftnans. R.H.J.M.; 1987; 5825 AC Overloon; Venrayseweg 22; tel.
privé: 0478-642800;
E-mail privé: roy.graafmans(a llmove.itl.; geass.
met H.M.J. Bekkers, S.A.L. Reekers, Mevr E.M.M. Romijnders en
M.H.J.M. Rutten; tel. prakt.: 0485-381711; fax prakt.: 0485-381640.

Grau, Mevr. M.; 1998 ; Co Donegal Ballyshmon ; The Mall Old
Church Veterinary Group ; tel. privé: 00-353-71-9852204;
E-mail privé:
mireillegrau@hotmail.com.

Heuvel, M.M. van den; 2002; 3525 GE Utrecht; Hamaslaan 7; tel.
privé: 030-2963893; E-mail privé:
m.heuvel@wanadoo.nl.; medew. bij
E.J.W. de Boer; tel. prakt.: 030-2109000; fax prakt.: 030-2540044.

Roodenburg, Mevr. N.; 2004; 3037 XH Rotterdam; Rodenrijselaan 64
B; tel. privé: 010-4660184; E-mail privé:
natasjaroodenburg@
hotmail.com.;
wnd.d.

Jansze, J.P.; 2003; 2231 AP Rijnsburg; Valkenburgerweg 72; tel. privé:
071-4088862; fax privé: 071-4088863; medew. bij D. Bouwman en G.C.
Knibbe; tel. prakt.: 020-4821854; fax prakt.: 020-4822508; E-mail prakt.:
daplandsmeer@planet.nl. (toev. als lid)

Kranenburg, Mevr L.C.; 2003; 3572 RW Utrecht; Goedestraat 70; tel.

-ocr page 31-

privé: 030-2725395; fax privé: 030-2725395; E-mail privé: lieuwke
kranenburg@hotmail.com.;
medew. bij L.P. van Gorkom; tel. prakt.: 0294-
417776; fax prakt.: 0294-413732; E-mail prakt.:
dkg@knoware.nl. (toev.
als lid)

Leeflang, Mevr. M.M.G.; 2003; 3525 EK Utrecht; Montfoortlaan 8;
tel. privé: 030-2880655; E-mail privé:
mariska@dio.nl.\\ AIO AMC afd.
klin. epidemiologie en biostatiek; tel. bur.: 020-5666892.
(toev. als lid)

Ljubijankic, Mevr. S.; 2003; U-2004; 3043 RN Rotterdam;
Saenredamstraat 3 B; tel. privé: 010-4158844; fax privé: 010-4158844;
E-mail privé:
sanjal@zonnet.nl. (toev. als lid)

Meijer, Mevr. Y.G.H,; 2003; 9665 RM Oude Pekela;
Compagniesterwijk 27; tel. privé: 0597-613428; E-mail privé:
inameijer@scarlet.nl.; medew. bij R.R Dijk; tel.prakt.: 0599-312220; fax
prakt.: 0599-313699.
(toev. als lid)

Rehorst, Mevr. M.A.; 2003; 3581 VE Utrecht; Nicolaasweg 29; tel.
privé: 030-2541227; E-mail privé:
mrehorst@hotmail.com.; medew. bij
Mevr. RR Weijer-Molenbroek; tel. prakt.: 035-5824493; fax prakt.: 035-
5824493; E-mail prakt.:
ppweijer@freeler.nl. (toev. als lid)

Rosa, M. de ; Perugia 1994; 3434 HD Nieuwegein; Zinniastraat 16;
tel. privé: 030-2883630; E-mail privé:
mauroderosa@zonnet.nl.; docent/sio
en medew. bij VWA/RVV; tel. bur.: 030-2539688 ; E-mail bur.:
m.de-
rosa@vet.uu.nl.
(toev. als lid)

Simon, Mevr. Y.; 2004 ; 3552 EH Utrecht; Ondiep 78 bis ; tel. privé
mobiel: 06-53523578; E-mail
\\tr\\\\é-.y.simon(ä\'home.nl.

Stee, Mevr. A. van; Gent 2003; 3085 EG Rotterdam; Scherpenhoek
56; tel. privé mobiel: 06-27112818; E-mail privé:
annekevanstee@
hotmail.com.;
medew. bij Mevr. Y.M.M. EIbertse-Hundepool; tel.
prakt.: 0181-690055; fax prakt.: 0181-690057; E-mail prakt.:
info(a]dacspijk. nl.

Toxopeus, E.B.; 2004; 9932 GL Delfzijl; Stelmakerij 26; tel. privé
mobiel: 06-41237066;
E-mail privé: bastoxopeus@hotmail.com.; medew.
bij J. van Zeebroeck; tel. prakt.: 0596-591249.

Velde, Mevr. E.J. van de; Gent 2002; 1448 PB Purmerend;
Cairostraat 34;
tel. privé mobiel: 06-42261516; E-mail privé:
velde54@zonnet.nl.; medew. bij F. Bleeker, M.H.J. Krcutzelman en F.H.
Prud\'homme van Reine; tel. prakt.: 0299-421000; fax prakt.: 0299-
607303; E-mail prakt.:
dap(gdierenartsenpraklijkpurmerend.nl.

Verhoeff, Mevr. C.A.; 2001; 1826 JJ Alkmaar; Eksterstraat 16; tel.
privé; 072-5617565; E-mail privé:
claudiaverhoejf@hotmail.com.; geass.
met Mevr. C. Kreupeling en P.G.J.M.Weeink; tel. prakt.: 072-5613897;
E-mail prakt.:
dierenarts.alkmaarnoord@hetnet.nl.

Weller, Mevr. E.C.; 2003; 1016 GC Amsterdam; Keizersgracht 416;
tel. privé mobiel: 06-29514596; E-mail privé:
elsaweller@hotmail.com.;
medew. bij W.S.J. Rasenberg; tel. prakt.: 013-5400215; fax prakt.: 013-
5400216; E-mail prakt.:
rashoorn@wxs.nl. (toev. als lid)

Wijk, N. van; 1964; 2251 Morrinsville New Zealand; 6 Oakstraat; tel.
privé: 00-64-07-8897082; fax privé: 00-64-07-8893316;
E-mail privé:
nickUen@value.net.nz.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

15-08-2004

maandag

26-07-2004

01-09-2004

maandag

09-08-2004

15-09-2004

maandag

23-08-2004

01-10-2004

maandag

06-08-2004

■•) Voono.oo uur

\'s morgens.

Gezelschapsdierenpraktijk
te koop in Midden-Nederland.

Modern en goed geoutilleerd.
Goede dienstregeling aanwezig.
Het betreft een 5-persoons praktijk.

Schriftelijke reacties gaarne richten aan de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 421,3990 GE Houten
onder vermelding van nummer 05/2004.

Jubilea

1 juli, G.A.M. Wielend te Heiden, 40 jaar, afwezig
1 juli, F. van der Woude te Amsterdam, 30 jaar, afwezig
1 juli, E.J. W. Hermelink te Apeldoorn, 30 jaar, afwezig
1 juli J.H.J. Meursing te Soest, 30 jaar, afwezig
1 juli, J.J. Flameling te Steenbergen, 30 jaar, aanwezig
1 juli, H.J. Nijenhuis te Leek, 30 jaar, aanwezig
3 juli, A.D. van Tuinen te Heerenvecn, 50 jaar, aanwezig
3 juli, P.P.J. Jansen te Nijmegen, 50 jaar, afwezig

5 juli, H.L.L. van Werven te Zwolle, 70 jaar afwezig

6 juli, J.J.W. Coerwinkel te Kaatsheuvel, 25 jaar, aanwezig
6 juli, H.A. de Jong teTiel, 25 jaar, afwezig

6 juli, J.H. ten Hoopen te Veldhoven, 25 jaar, afwezig
6 juli, G.M.L.M Gelders te Eijsden, 25 jaar, afwezig
6 juli, J.M.M. Comelissen te Nijmegen , 25 jaar, aanwezig
6 juli, A. Emmerzaal te Heesch, 25 jaar, aanwezig
6 juli, M. de Vries te Hallum, 25 jaar, afwezig
6 juli, H. Westerveld te Oudenhoorn, 25 jaar, aanwezig

9 juli. Prof Dr. J. Pink Gremmels te Bilthoven, 30 jaar, onbekend

10 juli, J. Akkerman te Harich, 40 jaar, afwezig

29 juli, J. Schep te Oud Beijerland, 25 jaar, aanwezig

-ocr page 32-

SteUamune* One REG NL 10190 UDD. Emulsie voor injectie. Indicatie: voor actieve imnriunisatie van
biggen vanaf de eerste levensweek met als doel vermindering van longiesies bij vleesvarkens, veroorzaakt
door Mycoplasma hyopneumoniae.
Samenstelling: Eén dosis (2 ml) bevat geïnactiveerd Mycoplasma
hyopneumoniae stam NL 1042 tussen 4,5 en 5,2 log" ELISA Relative Potency Units en Amphigen* als
adjuvans.
Dosering en wijze van toediening: Eén enkele vaccindoses van 2 ml aseptisch diep
intramusculair toedienen, bij voorkeur in de laterale nekspier.
Vaccinatieprogramma: Eén enkele dosis
van 2 ml vaccin. De vaccinatie dient voor de risicoperiode uitgevoerd te zijn. Infectie vindt gewoonlijk
plaats in de eerste levensmaand.
Bijwerkingen: Incidenteel wordt na toediening van het vaccin een milde,
voorbijgaande reactie (tot 2,s cm) op de injectieplaats gezien die binnen twee dagen verdwijnt. Een
kortdurende verhoging van de lichaamstemperatuur kan worden waargenomen tot 4 dagen na toediening
van het vaccin. Als onderdeel van de immuunreactie kan. op de plaats van de injectie in het spierweefsel
een infiltratie van ontstekingscellen en/of fibrose ontstaan die tenminste 14 dagen kan duren.
Contra-
indicaties:
Niet gebruiken bij dragende en/of lacterende dieren. Wachttijd: 0 dagen. KanaUsatiestatus:
UDD, mag uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

Animal Health

Visie op gezondheic

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJss

www.pfizerah.nl

secrelariaat.ahg@pfizer.com

© 2004 Pfizer Animal Heallh hv - Cnpclle a/d ljss|

® .Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A. |

Patent aangevraagd

-ocr page 33-

Europa wordt steeds kleiner

Uw behandelingsadviezen geld waard in Polen?

Een varkensbedrijf begeleiden in Hongarije?
Een kattenfokker aan de telefoon in Slowakije?
Een assistent aannemen uit Litouwen?
Communicatiemiddelen
Vervoer

Politiek? Wetten en regelgeving

Verandering van onze vrijetijdsbesteding
Eerst Zeeland toen Spanje, straks Bulgaarse kust?

Natuurlijk belangrijker
Uitwisseling van kennis, cultuur, geld

We moeten wel zorgen voor
Beschermen en verbeteren levensstandaard
Economische groei
Ontwikkelen en beschermen milieu en cultuur

Nederland draagt nu zijn steentje bij als voorzitter

Hoe? Kom naar het jaarcongres 2004

Samen Werken in Europa

1 oktober te Heerenveen

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

Gevraagd dierenarts (m/v) voor gezelschapsdieren in Ierland

Wij vragen een enthousiaste ondernemende jonge dierenarts
(liefst meteen paar jaar ervaring), die een praktijk voor gezel-
schapsdieren wil opzetten in zuid-west Ierland.

In (praktijk)huisvesting en -inrichting wordt voorzien.

Eigenschappen: flexibiliteit, ondernemingszin, uitstekende con-
tactuele eigenschappen en goede beheersing van de Engelse taal
in woord en geschrift.

Correspondentie s.v.p. richten aan L.E.O. Klaassen-Don,
Overboslaan 47, 3722 BK Bilthoven. E-mail: klaassel@dds.nl.
Tel: 030-2291765. Vanaf 29 juni a.s. correspondentie s.v.p richten
aan L.E.O. Klaassen-Don, Kilcurrane West, Kenmare, Co. Kerry,
Ireland. E-mail: peakeen@eircom.net. Tel: 00.353.64.40941.
Mobiel: 06-54352621.

Osteopathie bij paarden en honden

Opleiding in drie jaar. Zes modules van twee dagen per jaar.
De lessen worden gegeven in Nederland.
Enkel voor medische of paramedische beroepen!
Info : -1-32 n/25.32.91 of-1-32 89/85.82.44
www.icreo.com

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64

info@dixfortuiTi.n)
www.dixfortuin.nl

T030 2448774
F 030 241 66 33

-ocr page 34-

DIERGENEESKUNDIG CENTRUM

dierenartsenpraktijk

"Oost-Drenthe"

f

"Het Westelijk Weidegebied"

DCC \'Het Westelijk Weidegebied\' is een modern
diergeneeskundig centrum in Harmeien.

Wij zijn op zoek naar een

enthousiaste rundveedierenarts (m/v)

die ook nadrukkelijk over organisatorische kwaliteiten
beschikt. Naast de consultatieve praktijk zal bedrijfs-
begeleiding een belangrijk deel van het werk uitmaken.
Daarnaast is het mogelijk om, afhankelijk van ervaring
en interesse, met paarden te werken. Onze voorkeur
gaat uit naar een collega met relevante ervaring. Wij
zoeken een collega voor een langdurige samenwerking.

Reacties binnen 14 dagen naar: DCC Het Westelijk
Weidegebied, Dorpsstraat 22iA, 3481 EG Harmeien.
E-mail: dierenarts@tref.nl

Voor telefonische info:

de heer R. Sorgedrager 0348-445080 (na 20.00 uur)
ofde heer H. Antonis 0348-442653.

Dierenartsenpraktijk \'Oost-Drenthe\' is een veertien-
manspraktijk, waarbij gewerkt wordt vanuit een mo-
derne, goed geoutilleerde kliniek en meerdere depen-
dances.

Wij zoeken een

Dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

met relevante ervaring, enthousiasme en een gezonde
dosis ondernemerszin.

Wij vragen een collega die het leuk vindt op een gezel-
schapsdierenkliniek te werken, maar ook zelfstandig
kan werken op een dependance.
Wij bieden een fulltime baan met goede mogelijkheden
om vakinhoudelijk verder te ontwikkelen.

Schriftelijke reacties voorzien van curriculum vitae
binnen veertien dagen richten aan: DAP \'Oost-
Drenthe\', Hoofdweg 26 A, 787iTC Klijndijk, ter attentie
van Personeel & Organisatie.

Dierenartsenpraktijk Horst e.o.

Americaanseweg 33
596
iGN Horst tel. 077-3982169
www.vooralledierenhetbeste.nl

Dierenartsenpraktijk Schouwen-Duiveland is
een gemengde praktijk in Zeeland
waar zes
dierenartsen werkzaam zijn, waarbij gewerkt
wordt vanuit een moderne, goed geoutilleerde
kliniek te Zierikzee. Wij zijn op zoek naar een

enthousiaste collega (m/v)

Dierenarisea
praHnjK

SCHOUWEN-DUIVELAND

Gezocht:

Hinnikende Paardendierenarts (m/v)

De vraag naar veterinaire dienstverlening
binnen de paardengezondheidszorg in
Noord-Limburg vertoont een gestage
groei. Hierdoor is er ruimte gekomen voor
een nieuw gezicht bij onze paardensectie.

Onze en ook uw uitdaging is het om vanuit
de eerstelijnszorg in de nabije toekomst uit
te groeien tot een compleet paardenge-
zondheidscentrum. DAP Horst e.o. biedt
dierenartsen binnen hun sectie daarbij alle
ruimte en vrijheid om de gezamenlijk ge-
stelde doelen te realiseren.

Meer inlichtingen en sollicitaties bij drs. R.
Holle

Email: dierenarts@daphorst.com

Hij of zij zal mede het gezicht gaan bepalen in onze gezel-
schapsdierensector

Wij vragen:

• bij voorkeur ervaring in de gezelschapsdieren

• deelname in de gemengde dienstregeling

• vermogen te kunnen samenwerken

• enthousiasme

• innovatie

• flexibiliteit

Wij bieden:

• 60% baan

• een prettige dienstregeling

• een open werksfeer met veel overleg

• goede arbeidsvoorwaarden

• een schitterende woonomgeving

Graag zien wij een schriftelijke sollicitatie voorzien van een cv
binnen veertien dagen na het verschijnen van dit tijdschrift ge-
richt aan DAP Schouwen-Duiveland, Crevelingenstraat 17,4301
XZ Zierikzee, ter attentie van M.K. Buth

Voor nadere inlichtingen kunt u bellen: M.K. Buth, telefoon oiii-
652735/412180.

-ocr page 35-

Goed gechipt op vakantie

paspoort VOOR

CtZHSCHAPSDlSRfN

BackHome:

de meest zekere identificatie
van huisdieren

Transponder met landencode
Uniciteitscontrole BREIN
Meest bedrijfszekere chip en daarom
marktleider in Europa

Makkelijk afleesbaar met ISO afleesapparaat
Chip is gehuld in bioglas dat afstoting voorkomt
en vergroeïng met het weefsel bevordert*
Dubbel gewaarborgde traceerbaarheid
NDG registratieformulieren kunnen op
verzoek meegestuurd worden
Gratis chippo
\'s

BackHome

de keuze van
professionals

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342-427127. Fax: 0342-490164 mfo@virbac.nl www.virbac.nl
• Biological and migrational characteristics of transponders implanted into beagle dogs - J.A.Jansen, DDS, Ph.D. et al., Veterinary Record Sept, 18, 1999329-333

-ocr page 36-

VET EARLY CARE

Een nieuw preventief voedingsconcept,
dat rekening houdt met de belangrijkste
gezondheidsrisico\'s van de hond

Spijsverteringsstoornissen

Overgewicht/obesitas
Gewrichtsaandoeningen
Gebitsproblemen
Huidaandoeningen

De dierenarts Is de enige persoon die de gezondheidsrisico\'s van de individuele hond kan bepalen.
Daarom is Vet Early Care uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

®

X

■•=5

4

ê

|.\'.tiM 1.ÏJIM

^m\'m

nüum

^ [

ROY4L CkNIN

VET EARLY CARE"

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444 - Fax.; (0413) 363740
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

i
I s
l -

i

Pl

f S f

© m

. i
N <

i i.

nüöm

-ocr page 37-

Universite\'* Utrecht
Biblio\'.iTïek Dierqeneeskundc

Deel 129 • Aflevering 14-15 • 15 juli -1 augustus 2004

Tijdschrifl
Diergeneesku nde

"Samen werken in Eur ^

^

Jaarcongres KNMvD 2004

Subperitoneale cyste bij een Friese merrie

VWA: De nieuwe Europese hygiëneverordeningen

De taak en de werkwijze van de dierenarts bij massa-
vaccinatie: wat is het oordeel van de rechtbank?

Interview met dierenarts Richard Tieter over de toekomst van
de diergeneeskunde in Nederland

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Lang, gezond en gelukkig dierenarts
WVAB-column

Interview met TjeerdJorna: "Dierenartsen kunnen niet
zonder elkaar"

Start onderzoek Arbeidsinspectie naleving röntgenwetgeving

-ocr page 38-

Porei I is® Glässer

Haemophilus parasuis: een verborgen boosdoener

H. parasuis is een belangrijke bacteriële ziektever-
wekker op het moderne varkensbedrijf. De bacterie
komt op bijna elk bedrijf voor, maar leidt niet op alle
bedrijven tot de ziekte en de bijbehorende ziektever-
schijnselen zoals:
acute sterfte, hersenvliesont-
steking, ontsteking van buikholte, borstholte,
hart en/of gewrichten
in combinatie met hoge
koorts
en veel pijn. De bacterie slaat vooral toe op
momenten van stress (spenen en transport). Via
gerichte sectie en bacteriologie van acuut zieke
dieren
kan de diagnose worden gesteld. Vaccinatie
van jonge biggen met Porcilis® Glasser kan ziekte-
problemen, veroorzaakt door deze bacterie, sterk
verminderen.
Vraag uw dierenarts om advies.

Porcilis Glässer:
een brede effectieve bescherming tegen H. parasuis

e

Porcilis* Classer bevat per dosis van 2 ml minimaal 9.1 Elisa eenheden inducerende aniilichaamtiters in de poteno
test in muizen hele bacteriële cellen van Haemophilus parasuis serotype 5. Doeldier: varken. Een lichte temperatuurstijginj
na vaccinatie kan voorkomen. Wachttijd: O dagen. REC NL IOI 72 UDD. Toediening door uw dierenarts. Overige informatie: zie bijsluitei

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

-ocr page 39-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 129
Aflevering I4 " 15
15 juli -1 augustus 2004

Inhoud

Foto cover: S. Umans (zie pagina 497)

Uit de hoofdredactie

467

Oorspronkelijk artikel

Subperitoneale cyste bij een Friese merrie; C.J. W. Scheffer, P. N. Drijfhout en S. Boerma 468

Wetenscha

Veterinair Tuchtrecht

Hup Holland; /. Boissevain 472

VWA

De nieuwe Europese hygiëneverordeningen 473
Uit en voor de praktijk

De taak en de werkwijze van de dierenarts bij massavaccinatie: wat is het oordeel van de rechtbank?;

A. de Kruifen M. Verdoncl< 474

Rectificatie 481

Interview

Over vijftien jaar veel minder behoefte aan dierenartsen gezelschapsdieren?; M.M. Sloet van Oidruitenborgh-

Oosterbaan 482

Tuchtrecht, hoe kom je erbij? 483

Berichten en Verslagen

Lang, gezond en gelukkig dierenarts; L. Platvoet 484

Distributie van Orphan drugs door dc apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde 486

Uitreiking van de Merial Award voor parasitologie 2004 487

Veterinair Historisch Genootschap zoekt hulp 487

Procedure voor registratie diergeneesmiddelen verkort 488

Veterinair golfkampioenschap 2004 488

Uitwisseling van patiëntengegevens via de computer 488

Ingezonden

Boek Het Konijn uit de Over Dieren-serie; H. D. van Weizen 489

Reactie van dhr. Van der Kolk 489

100 vragen over dierziekten: een kritische beschouwing; P.A. M. Overgaauw en F. H. M. Borgsteede 490

Castratie van biggen onder verdoving?; LJ. Hellebrekers en A. van Nes 491

Congressen en Cursussen

Congress of Veterinary Wound Healing Association 492

Vooraankondiging studiebijeenkomst "Beter Boeren" 492

Masterclass \' De kunst van de reiger\' 493

Voedingsmanagement, een kwestie van smaak! 493

Symposium \'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk\' 494

Referaten 494

Actua

V/r^cicr

VIRBAC VET COMPLEX

ANIMAL HEALTH

Hypomineral: dé oplossing
voor urolithiasis

\\

Geïnteresseerd?
Vraag de uitgebreide productir}formatie aan.

-ocr page 40-

HooiMactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruilenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Bcijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

jProf. dr. A. Barneveld (Utrecht)
jOr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Mf. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Iprof. dr. P. De Bäcker (Gent, België)
:Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
jProf. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
jProf. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
9 Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
IProf. dr. F. van Knapen (Utrecht)
|Prof. dr. A. de Kruif(Gent, België)
IDr. J.T. Lumeij (Utrecht)
jProf. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
|Prof. dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)
■tof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Mf. dr. J. de Schepper (Gent, België)
iDr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
br.E.Teske (Utrecht)
|Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
pr. G. Voorhout (Utrecht)
iOr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houter]
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (0^0) 6348^)00
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorziner

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen. algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

■Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

■Mw. S.H. Umans-UbbinJ<

(Ji Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Ibl. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

lE-mail: tijdschrift^jknmvd.nl

Abonnementsprijs

Met Tijdschrift voor Diergeneeshmde is het ver-
iBigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
mr Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
■500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
H. V. Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

KNMv

WVAB-column

Frappez toujours?; prof. dr. H. Vaarkamp

Maatschappijnieuws

Scheidend algemeen secretaris verhief relativeren tot kunst tijdens KNMvD-tijd; S. Umans
Zuurstof voor dc Nederlandse dierenarts; M. Veldman
Afscheid.swoord Tjeerd Jorna

Onderzoek Arbeidsinspectie naar naleving röntgenwetgeving in de praktijk gestart
Overzicht vraag cn aanbod vacaturebank januari-april
Bijeenkomst Regio West

Sportdag en Jaarcongres

Samen werken in Europa

Vrijdag 8 oktober 2004 KNMvD sportdag in Drachten

Bulletin Bestuur en Bureau

Bulletin B&B, nr. 5

In Memoriam

G.W.M. van Golstein Brouwers,_/.C./4. Slaats

Personalia

3

495

496
499
499

501

502
502

503

504

504

507

505

508
508

Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

The Veterinary Scene

Subperitoneal cyst in a Friesian mare; CJ.W. Scheffer, P.N. Drijfhout, and S. Boerma 468

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in ihis journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 41-

Uit
de

hoofdredactie

Tijdens deze periode van het jaar wil menigeen van een vakantie genieten, ontspannen onder een oude kastanje-
boom. onthaast, ontzorgd, actief, inactief en welke variaties er verder nog te bedenken zijn.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde biedt u een veelheid van lezenswaardige onder>\\>erpen.

De rubriek "Wetenschap " is deze keer beperkt tot één artikel "Subperitoneale cyste hij een Friese merrie ". Het
Friese paard lijkt een dankbare bron voor de diergeneeskunde te worden. De klinische constatering dat het paard
naast een zwelling in het abdomen, linksachter een bewegingsonregelmatigheid vertoonde, wekte mijn nieuws-
gierigheid om het artikel te lezen. Met de moderne technieken bleek het mogelijk het ongemak te diagnostiseren
en te verhelpen. Mooi vak toch om dierenarts te zijn!

Tevens vindt u een verscheidenheid aan bijdragen in de rubriek actua. Prof. De Kruifen M. Verdonck behandelen
het IBR-vaccinatiedebakel in Nederland in de bijdrage "De taak en de werkwijze van de dierenarts bij massa-
vaccinatie: wat is het oordeel van de rechtbank? ".

Zeer lezenswaardig geschreven. De vraag die bij mij ten slotte nog overbleef was, hoe het komt dat het toezicht op
de kvi\'aliteitscontrole van verschillende batches vaccin toch zo mis kan gaan.
Fabriekscontroles falen, overheidscontroles falen of werden niet uitgevoerd.

Zou het niet een must behoren te zijn dat elke batch vaccin van staatswege (of EU) onderzocht behoort te worden
op ongerechtigheden, zoals bijvoorbeeld het BVD-virus? Zonodig kunnen deze onderzoeken op gekwalificeerde
en gecertificeerde (private) laboratoria (bijvoorbeeld de GD) uitgevoerd worden.

Het interview met dierenarts Rieter, getiteld: "Over vijftien jaar veel minder behoefte aan dierenartsen gezel-
schapsdieren? " is zeker geen opwekkende literatuur voor een ontspannen vakantie, maar houdt ons weer een
spiegel voor de toekomst voor

Tot slot verwijs ik graag naar het verslag van het afscheid van Tjeerd Jorna en eindig ik graag met zijn constate-
ringdat oneigenlijke concurrentie de integriteit van de dierenartsen onder druk zet (zie notarissen). Hoeveel die-
renartsen willen in de toekomst nog op basis van inschrijving hun diensten aanbieden?

Hoe snel gaat het begrip \'praktizerend dierenarts\' verloren ? Misschien een interessant thema voor een jaarcon-
gres!

I

Tijdsclusi^^H

Diergenees

Dr M. F. de Jong

-ocr page 42-

Subperitoneale cyste bij een Friese merrie

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129:46S-70

C.J.W. Scheffer\'-\', P.N. Drijfhout\'en S. Boerma\'

Oorspronkelijk artike

Samenvatting

In deze casestudy wordt een vijfjarige Friese merrie be-
schreven die aangeboden werd met een zwelling in het
abdomen. Als verdere klinische klacht vertoonde het
paard een onregelmatigheid linksachter.
Bij rectaal echografisch onderzoek bleek de zwelling een
dunwandige, anechogene holte links in de buik te zijn.
Met behulp van laparoscopie werd vervolgens in de lin-
kerflank een gladde, met peritoneum en vet bedekte
massa gevonden. Deze werd onder laparoscopische bege-
leiding geaspireerd. Cytologisch en bacteriologisch
onderzoek van de inhoud van de holte leidde tot de dia-
gnose cyste. Na aftappen van de cyste bleek ook de onre-
gelmatigheid in het lopen linksachter verdwenen te zijn.
Geconcludeerd wordt dat er hier sprake was van een sub-
peritoneale cyste, een humaan zeldzaam voorkomende
en bij het paard niet eerder beschreven afwijking. De ca-
sus onderstreept de waarde van de laparoscopische tech-
niek bij de diagnostiek en behandeling van (intra-)abdo-
minale processen en geeft duidelijk aan dat bij de
differentiaaldiagnose van locomotiestoornissen ook ge-
dacht moet worden aan niet tot het locomotie-apparaat
behorende structuren.

Summary

Subperitoneal cyst in a Friesian mare

The case of a 5-year-old Friesian mare with a mass in her abdomen and a
gail irregularity of the left hind limb is discussed.

At rectal ultrasonographic e.xamination the mass appeared to be a thin-
walled, anechogenic cavity in the left abdomen. By means of laparo.scopy
the mass could be vi.sualized as a smooth structure, covered by peritoneum
and fat. Under laparoscopic guidance the mass was punctured and fluid
was aspirated. Cylological and bacteriological findings of the fluid were in-
dicative of a cyst. After drainage of the cyst the locomotion disorder of the
left hind limb disappeared.

It is concluded that this horse sufferedfrom a subperitoneal cyst, a rare dis-
order in humans and never previously described in horses. The case empha-
sizes the value of laparoscopy in the diagnosis and treatment of (intra)ab-
dominal masses and further dearly shows that in the differential diagnosis
of locomotion disorders not only structures related to the locomotion system
should be taken into account.

Inleiding

Intra-abdominale massa\'s bij het paard kunnen van zeer ver-
schillende origine zijn. Zo kunnen er tumoren of cystes uit-

Barchemseweg 30, 7271 SM. Borculo.
Paardenkliniek Garijp, Easterein 29, 9263 PA Garijp.
Correspondentie-adres: C.J.W. Schejfer, MVR, DipECVS,
Barchemseweg30, 7271 SM Borculo. Tel: 0545-272755.
Email: cj. w.schejjer@bit.nl

gaan van de ovaria en zijn er ook diverse tumoren van andere
organen beschreven (7, 8, 9, 10, 14). Verder kunnen abces-
sen, uitgaande van diverse structuren, een intra-abdominale
massa veroorzaken (19, 21). Ten slotte kan een hematoom
een voelbare zwelling geven (13,17).
Kreupelheid bij het paard kan zeer verschillende oorzaken
hebben, maar is meestal te herleiden tot een probleem in één
van de ledematen of in de wervelkolom. De kreupelheid kan
ontstaan als gevolg van pijn of door een mechanisch pro-
bleem (24). Toch kunnen af en toe ook aandoeningen elders
in het lichaam locomotiestoornissen veroorzaken. Hier kan
wederom gedacht worden aan een pijnlijk proces dan wel
een mechanische belemmering, waardoor het bewegingsme-
chanisme van het paard gestoord wordt. Zo zijn er een aantal
voorbeelden bekend in de literatuur van metastasen van (ab-
dominale) tumoren als oorzaak van kreupelheid (2, 6, 10,
11).

In deze casus wordt een Friese merrie beschreven met een
onregelmatigheid in de beweging linksachter als gevolg van
een subperitoneale cyste in de linkerflank.

Casuïstiek

Ziektegeschiedenis

Een vijfjarige Friese merrie werd aangeboden bij Paarden-
kliniek Garijp. Bij gynaecologisch onderzoek door de die-
renarts thuis was een zwelling gevoeld links in de buik en de
merrie werd doorgestuurd op verdenking van een ovariumtu-
mor. Volgens de eigenaar liep het dier bovendien al langere
tijd af en toe onregelmatig linksachter. Naar de oorzaak van
deze onregelmatigheid was verder nog geen onderzoek ver-
richt.

Eerste onderzoek

In verband met de zwelling, door de dierenarts thuis gevoeld,
werd een rectaal onderzoek uitgevoerd. Hierbij werd een
gladde, redelijk stevige massa van ongeveer 15 cm door-
snede gepalpeerd ter hoogte van de linkerflank, net voor de
bekkeningang. Deze massa was niet geheel te omvatten en
leek vast te zitten aan de buikwand. Verder werden er geen
bijzonderheden gevonden, ook het linkerovarium was nor-
maal aanwezig.

Rectaal echografisch onderzoek met behulp van een 5 MHz
lineaire transducer toonde een geheel anechogene holte, be-
grensd door een dunwandig, glad kapsel. In overleg met de
eigenaar werd besloten om na tien dagen terug te komen
voor een herhaald rectaal onderzoek.
Bij onderzoek van het locomotie-apparaat viel op dat de
merrie linksachter een verkorte pas naar voren maakte.
Inspectie, palpatie en buigproeven van het linkerachterbeen
leverden echter geen bijzonderheden op.

Herhaald onderzoek

Bij hernieuwd rectaal onderzoek bleek de massa in omvang
toegenomen te zijn tot een omvang van ruim 20 cm. Rectaal
echografisch onderzoek toonde wederom een geheel ane-

-ocr page 43-

chogene holte. Vervolgens werd besloten over te gaan tot
transabdominale echografie. Met behulp van een 3,5 MHz
convex array transducer kon de holte echter niet in beeld ge-
bracht worden. In eerste instantie is getracht de massa via de
flank te puncteren onder rectale begeleiding. Dit bleek ech-
ter niet goed uitvoerbaar, waarna besloten werd over te gaan
tot laparoscopic.

Laparoscopic

De merrie werd in een noodstal geplaatst en gesedeerd met
10 mcg/kg detomidinehydrochloride\'\' en 0,1 mg/kg nalbu-
finehydrochloride\' IV. Verder kreeg het dier pre-operatief 10
mg/kg ampicilline\'\' en 1 mg/kg flunixine-meglumine\' IV
toegediend. Gedurende de gehele procedure werd de sedatie
onderhouden met behulp van een intraveneus druppelinfuus
van 10 mg detomidinehydrochloride" in 3000 ml Ringer-
oplossing^

De rechterflank werd geschoren, gewassen en gedesinfec-
teerd. Vervolgens werd de insteekplaats voor de trocar locaal
verdoofd met 20 ml lidocaïne met adrenaline\' en werd de
flank nogmaals gedesinfecteerd.

Er werd een steekincisie gemaakt midden tussen de laatste
rib en het tuber coxae, net boven het crus van de M. abdomi-
nus obliquus internus. Vervolgens werd een safety-trocar
met huls\'\' ingebracht en werd de trocar vervangen door een
50 cm lange, 10 mm doorsnede 0° laparoscoop\'". Dc laparo-
scoop was aangesloten op een video-camera en een Xenon
lichtbron. Met behulp van een C02-insufnator werd het ab-
domen opgeblazen tot een intra-abdominale druk van 15
mmHg was bereikt.

Systematisch onderzoek van het abdomen leverde een
gladde, met peritoneum en vet bedekte massa op ter hoogte
van de linkerflank van ongeveer 20 cm doorsnede (figuur 1).
Daar de inhoud van de massa onbekend was en de massa zich
tussen het peritoneum en de linkerflank bevond, werd beslo-
ten dc massa onder laparoscopische begeleiding via de flank
te puncteren door middel van een caecumnaald". Met be-

hulp van een vacuümpomp werd 2,5 liter van een heldere,
waterige, lichtgele vloeistof uit de massa verwijderd.
Na afloop van de procedure werden de laparoscoop en de
trocarhuls uit het abdomen verwijderd en werd de incisie ge-
sloten in twee lagen met 1USP polyglactin 910\'^.
Zowel cytologisch onderzoek als ook bacteriologisch onder-
zoek van de verkregen vloeistof waren negatief Het ureum-
gehalte van de vloeistof was 4 mmol/L.

De merrie werd nog 1 dag nabehandeld met 15.000 lE/kg
procaïnepenicilline\'\' IM en 9 mg/kg gentamicine\'"\' IV. Na
een week werd ze weer bereden, waarbij de onregelmatig-
heid in de beweging linksachter volledig verdwenen was. Bij
herhaald onderzoek na zes weken bleek dat de merrie nog al-
tijd klachtenvrij was en bij rectaal onderzoek was de massa
niet meer te voelen.

Differentiaaldiagnose

Differentieel diagnostisch kan er bij een massa in het linker
caudale abdomen aan verscheidene oorzaken gedacht wor-
den. De massa kan uitgaan van één van de organen die zich
in het abdomen bevinden, of het proces kan uitgaan van één
van de lagen van de buikwand. Bij een massa uitgaande van
een orgaan kan gedacht worden aan een haematoom, een ab-
ces, een tumor of een cyste van de milt, het (linker)ovarium
de (linker)nier, een lymfeknoop of van een darmdeel, dan
wel een ophangband van een darmdeel (7, 8, 13, 14, 17,21).
Geen van deze structuren bleek echter bij rectaal c.q. laparo-
scopisch onderzoek afwijkend te zijn.
Een massa in de buikwand kan zich subcutaan, intramuscu-
lair of subperitoneaal bevinden. Ook hier kan men te maken
hebben met een tumor, een hematoom, een abces of een
cyste (3, 9). Uit laparoscopisch onderzoek bleek dat de
massa zich subperitoneaal bevond. De massa bevatte een
heldere vloeistof met een met serum vergelijkbaar ureumge-
halte die cytologisch enkele erytrocyten bevatte en bacterio-
logisch negatief was. Op grond van deze bevindingen werd
de zwelling gekwalificeerd als een subperitoneale cyste.

[Discussie

Een subperitoneale cyste is, zover ons bekend, niet eerder be-
schreven bij het paard. Bij de mens is dit een zeldzame aan-
doening, die meestal gekenmerkt wordt door een abdomi-
nale zwelling en pijn, soms in combinatie met het
compressie-syndroom (tubulo-vasculair syndroom van de
nieren) (1, 3, 12, 15). Als oorzaak worden ondermeer tumo-
ren of hydatiden (Echinococuccusblazen) genoemd (1, 3).
Verder kunnen er cysten van het peritoneum ontstaan als ge-
volg van bekkenchirurgie en komen er bij kinderen idiopa-
thische retroperitoneale cysten voor (12,15).
De diagnose wordt meestal met behulp van echografie ge-
steld (1,3, 15). Om recidief te voorkomen is de beschreven
behandeling van deze cysten in het algemeen een chirurgi-
sche, waarbij via een celiotomie het proces verwijderd wordt
(1,3,9, 14,15). Ook is beschreven dat cysten in het mesente-
rium en van de milt laparoscopisch geheel of gedeeltelijk
zijn verwijderd (22,23). Cysten in het bekken reageren goed
op drainage onder echo-begeleiding, gevolgd door alcohol-
injectie (12). Echografie kan ook bij het paard een goed

12 Vicryl®, Ethicon, Norderstedt, Duitsland.

13 Depocilline®, Myco farm BV De Bilt, Nederland.

14 Gentaject 10%®, Dopharma BV Raamsdonkveer. Nederland.

-ocr page 44-

hulpmiddel zijn om de grootte, de begrenzing en de structuur
van een massa te bepalen. Of de inhoud van de massa al dan
niet geïnfecteerd is, is echter moeilijk te bepalen. Ook de
dikte van (de wand van) de massa kan een beperkende factor
zijn bij de beoordeling (4). In het beschreven geval was het
niet mogelijk om de massa met behulp van transabdominale
echografie in beeld te brengen.

Ook bij het paard is de behandeling van (intra-)abdominale
massa\'s in het algemeen een chirurgische, waarbij de laparo-
scopie steeds meer toepassingen kent (16,20). Van abcessen
bij het paard is beschreven dat ze reageren op antibiotica
(21), dan wel dat ze via een marsupialisatie (afvoerkanaal
naar buiten) gedraineerd worden (19). Alhoewel humaan de
kans op recidief na drainage van cysten duidelijk aanwezig
is, was er in het beschreven geval na zes weken hiervoor geen
enkele aanwijzing (1, 15).

Laparoscopie bij het paard is een minimaal invasieve tech-
niek, die zowel diagnostische als ook chirurgische toepas-
sing kent (5, 13, 18). Voordelen van laparoscopie zijn dat de
patiënt niet onder algehele anesthesie hoeft en dat de recon-
valescentieperiode meestal beperkt is (18).
Verder kan gesteld worden dat bij een locomotiestoornis bij
een paard ook oorzaken buiten het locomotie-apparaat tot
de mogelijkheden behoren. Aandoeningen elders aan het li-
chaam kunnen de beweging van (één van) de ledematen of-
wel mechanisch dan wel als gevolg van pijn beïnvloeden.

Literatuur

Chen YC, Chang SP, and Huang TW. Benign cystic mesothelioma of the
peritoneum: report of a case. J Formos Med Assoc 1990; 89: 479-83.
Clegg PD, and Coumbe A. Alveolar rhabdomyosarcoma; an unusual
cause of lameness in a pony. Equine Vet J 1993; 25: 547-9.
El-Ouakdi M. Ben-Fadhel S, Ayed M, and Zmerli S. Isolated retroperi-
toneal hydatid cyst. Apropos of 4 cases. J Urol 1988; 94: 445-8.
Fischcr AT. Advances in diagnostic techniques for horses with colic.
Vet Clin of North Am Equine Pract 1997; 13:203-19.
Fischer AT jr. Laparoscopic biopsy techniques. In: Fischer AT jr.
Fquinc diagnostic and surgical laparoscopy WB Saunders Company,
2002: 143-7.

Gerard MP, Healy LN. Bowman KF, and Miller RT. Cutaneous lym-
phoma with extensive periarticular involvement in a horse. J Am Vet
Med Assoc 1998;213:391-3.

7. Harvey KA, Morris DD, Saik JE, and Donawick WJ. Omental fibro-
sarcoma in a horse. J Am Vet Med Assoc 1987; 191:335-6.

8. IJzer J, and Ingh TS van den. Lymphangiosarcoma in a horse. J Comp
Pathol 2000; 122:312-6.

9. Johnson PJ, Wilson DA, Turk JR, Pace LW, Campell-Beggs C, and
Johnson GC. Disseminated peritoneal leiomyomatosis in a horse. J
Am Vet Med Assoc 1994;205:725-8.

10. Kirker-Hcad CA, Loeffler D, and Held JP Pelvic limb lameness due
to malignant melanoma in a horse. J Am Vet Med Assoc 1985; 186:
1215-7.

11. Kofler J, Kubber-Heiss A, and Schilcher F. Cutaneous, multilocularT-
cell lymphosarcoma in a horse - clinical, ultrasonographic and patho-
logical findings. Zentralbl Veterinarmed A 1998; 45: 11-9.

12. Lipitz D, Seidman DS, SchifFE, Achiron R,and Menczer J. Treatment
of pelvic peritoneal cysts by drainage and ethanol instillation. Obstet
Gynecol 1995;86:297-9.

13. Mehl ML, Ragle CA, Mealey RH, and Whooten TL. Laparoscopic
diagnosis of subcapsular splenic hematoma in a horse. J Am Vet Assoc
1998;213: 1171-3.

14. Nie GJ, and Momont H. Ovarian mass in three mares with regular
estrous cycles. J Am Vet Med Assoc 1992; 201: 1043-4.

15. Okur H, Kucukaydin M, Ozokutan BH, Durak AC, Kazez A, and Kose
0. Mesenteric, omentale, and retroperitoneal cysts in children. Eur J
Surg 1997; 163:673-7.

16. Palmer SE. Laparoscopic removal of granulosa cell tumors in the stan-
ding horse. In: Fischer AT jr. Equine diagnostic and surgical laparo-
scopy W.B.Saunders Company, 2002: 205-10.

17. Pearson H, and Waterman AE. Submucosal haematoma as a cause of
obstruction of the small colon in the horse: a review of four cases.
Equine Vet J 1986; 18:340-1.

18. Peroni JF, and Rondenay Y. Analgesia and anesthesia for equine lapa-
roscopy and thoracoscopy. In: Fischer AT jr Equine diagnostic and
surgical laparoscopy W.B.Saunders Company, 2002: 119-28.

19. Prades M, Peyton L, Pattio N, and Langois J. Surgical treatment of an
abdominal abscess by marsupialisation in the horse: report of two ca-
ses. Equine Vet J 1989; 21:459-61.

20. Ragle CA. Ventral abdomonal approach for laparoscopic removal of
granulosa cell tumors. In: Fischer AT jr Equine diagnostic and surgi-
cal laparoscopy. W.B.Saunders Company, 2002: 197-204.

21. Rumbaugh GE, Smith BP, and Carlson OP Internal abdominal absces-
ses in the horse: a study of 25 cases. J Am Vet Med Assoc 1978; 172:
304-9.

22. Sellers GJ, and Starker PM. Laparoscopic treatment of a benign sple-
nic cyst. Surg Endosc 1997; 11: 766-8.

23. Shamiyeh A, Rieger R, Schrenk P, and Wayand W. Role of laparosco-
pic surgery in treatment of mesenteric cysts. Surg Endosc 1999; 13:
937-9.

24. Stashak T. Diagnosis of lameness. In: Stashak T. Adams" lameness in
horses. Lea& Febiger, 1987: 100-56.

Praktisch advies bij het implementeren van een
KRD/ISG Handboek

Onze kenmerken zijn:

- Brede ervaring

- Een procesgericht handboek

- Vast resultaat

- Vaste prijs

Bent u geïnteresseerd in een vrijblijvend gesprek?
Tel: 0478-515999
e-mail info@gamos.nl
internet: www.gamos.nl

-ocr page 45-

MINDER AFGEKEURDE LEVERS

MEER RENDEMENT

Flutelmium

• Minder afgekeurde levers

• Betere groei en voederconversie

• Minder secundaire luchtweginfecties

• Minder gebruik van antibiotica

• Effectief tegen volwassen wormen
én onvolwassen stadia fllBl

Flutelmium 7,5%
Diergeneesmiddel REC NL 6010
Samenstelling:

1 g bevat: flubendazol 75 mg
Kanalisatie: VRI)
Wachttijd: 10 dagen
Flutelmium 0,6% is geen onderdeel
van de Freefarm productlijn en is
uitsluitend verkrijgbaar op attest
Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

\'FreeFarm maakt de keuze gemakkelijk\'

/Inimal Health

Eurovet Nederland BV, Postbus 179, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 46-

Kramp

De kater is een bekende van de dierenartspraktijk: hij is on-
der behandeling voor blaasproblemen. Met dieetvoer en me-
dicijnen moet de kwaal in principe wel onder controle te
houden zijn. Het gaat ruim een week goed, totdat de eigenaar
\'s avonds om negen uur thuiskomt en zijn kat volkomen ver-
krampt op de keukenvloer aantreft. De eigenaar aarzelt geen
moment, maar springt met kat en al in de auto op weg naar de
dierenartspraktijk. Onderweg belt hij op om zijn komst aan
te kondigen, maar dan blijkt dat de praktijkgenoot van de be-
handelend dierenarts dienst heeft, en dat is een groot voet-
balliefhebber.

Buitenspel

Deze avond wordt er een belangrijke wedstrijd gespeeld en
de dienstdoende dierenarts zit lekker voor de buis. Het is
inmiddels kwart over negen en de eerste helft van de voet-
balwedstrijd is in volle gang als de telefoon gaat. Dc eige-
naar van de kater is onderweg, maar daar heeft deze
dierenarts geen zin in. Dienst of niet, hij wil de voetbal-
wedstrijd zien! Op de onderlinge communicatie is niets
aan te merken, de dierenarts weet precies om welke kater
het gaat. Hij weet ook dat het dier op het spreekuur in dc
praktijk is geweest, maar daar leidt hij direct uit af dat
blaasgruis toch niet ernstig genoeg is om de wedstrijd te
missen. De eigenaar is van harte welkom op de praktijk,
om kwart voor elf\'s avonds als de wedstrijd voorbij is. (En

dan maar hopen dat de penalty\'s uitblijven.....)

Bij wijze van service noteert hij het mobiele nummer van de
eigenaar zodat hij kan bellen als hij onderweg is.

Sportief?

De eigenaar wil daar niet op wachten en belt een andere die-
renarts. Ondanks de voetbalwedstrijd en ondanks het feit dat
hij geen dienst heeft, schiet deze dierenarts direct te hulp en
ontdoet de kater van het vastzittende gruis en de blaasin-
houd. Eigenaar en kater zijn alweer thuis als de wedstrijd nog
steeds aan de gang is. De oranje-aanhanger houdt zich wel
aan zijn afspraak: na het einde van de wedstrijd belt hij on-
middellijk de eigenaar om te zeggen dat hij nu wel welkom is
op de praktijk. Als de eigenaar op meer of minder tactische
wijze vertelt dat een andere dierenarts de kater inmiddels
heeft behandeld eindigt het telefoongesprek op een minder
elegante manier.

De eigenaar klaagt bij het Tuchtcollege over zoveel voet-
balliefde. De dierenarts is het hier in het geheel niet mee
eens. Een verstopte blaas kan heus wel een uurtje wachten.
Als er werkelijk sprake was van een noodsituatie had de ei-
genaar dat maar beter duidelijk moeten maken, dat kan hij
door de telefoon toch ook niet ruiken? Desnoods had de ei-
genaar dan maar opnieuw moeten bellen als hij kwart voor
elf niet vlug genoeg vond.

"Da\'s lógisch"

Dat wordt door het Tuchtcollege niet geaccepteerd; de die-
renarts krijgt een waarschuwing. Als de eigenaar van een
piaskater opbelt met de mededeling dat het dier een ver-
stopte blaas heeft, is een dierenarts verplicht om on-
middellijk tot handelen over te gaan. Alleen als op grond
van een telefonische anamnese blijkt dat de behandeling
enige tijd kan wachten, kan de dierenarts deze behande-
ling uitstellen. Of daar in dit geval sprake van was doet niet
ter zake, want de dierenarts heeft helemaal geen informa-
tie gevraagd over de toestand van de kat. Natuurlijk heeft
de eigenaar altijd een verantwoordelijkheid in de zorg
voor het dier en de hulpvraag, maar de verantwoordelijk-
heid voor een goede anamnese berust bij de dierenarts. Pas
als die vaststaat kan de dierenarts een gemotiveerde beslis-
sing nemen. Dat geldt overigens niet alleen bij piaskaters,
maar ook bij andere al dan niet vermeende spoedgevallen:
hoe groot de paniek bij de eigenaar ook mag zijn, het is aan
de dierenarts om te zorgen dat hij over genoeg informatie
beschikt om een beslissing te kunnen nemen over de hulp-
verlening op dat moment. Als dat niet logisch is...

-ocr page 47-

Inleiding

Voordat de consument een stukje vlees op zijn bord heeft,
worden door de overheid een aantal controles uitgevoerd.
Sinds vele jaren bestaan deze uit een levende keuring van de
ter slachting aangeboden dieren en uit een keuring van de ge-
slachte dieren. De regelgeving hiervoor bestaat al erg lang en
heeft tot op heden nauwelijks veranderingen ondergaan. Het
gaat hier om een EU-richtlijn voor roodvlees (o.a. rund, var-
ken, schaap, geit), die al vanaf 1964 bestaat, en om een richt-
lijn voor pluimvee (vleeskuikens, kalkoenen en overig
pluimvee) vanaf 1971. Deze richtlijnen zijn geïmplemen-
teerd in Nederiandse wetgeving. De Europese richtlijnen en
Nederiandse wetgeving zijn veelomvattend en voor een bui-
tenstaander moeilijk te begrijpen. Bovendien droeg deze re-
gelgeving niet meer echt bij aan het veiliger maken van pro-
ducten van dierlijke oorsprong. Na vele jaren van discussie is
nu het punt aangebroken dat de veterinaire wetgeving op het
gebied van volksgezondheid grote veranderingen zal onder-
gaan. De wetgeving wordt eenvoudiger gemaakt en is van
toepassing vanaf de boerderij tot de consument. Daarnaast
wordt een belangrijke modernisering doorgevoerd. Zowel de
levende als de geslachte keuring verandert behooriijk.

Overzicht hygiëneverordeningen

De hygiëneverordeningen worden per 1-1-2006 van
kracht. Er zijn vijf verordeningen:
•Hl: algemene voorschriften levensmiddelen.
In deze richtlijn wordt voor de gehele levensmiddelen-
sector HACCP verplicht gesteld. Daarmee wordt in
slachthuizen HACCP een wezenlijk onderdeel van het
slachtproces en is het nadrukkelijk een verantwoorde-
lijkheid van het bedrijf Van bedrijven wordt verlangd
dat zij de HACCP-vereisten inzake risicoanalyse
(Hazard Analysis) en kritische beheerspunten (Critical
Control Points) uitvoeren.

• H2: specifieke hygiënevoorschriften levensmiddelen
van dierlijke oorsprong.

• H3: organisatie officiële controles van voor menselijke
consumptie bestemde producten van dierlijke oor-
sprong.

Met name deel 2 en 3 hebben betrekking op een moder-
nisering van de levende en geslachte keuring. In deel 3
wordt de taak van de officiële dierenarts gedetailleerd
beschreven. De dierenarts heeft een sleutelrol in de
controle op het slachtproces: hij wordt toezichthouder
op een correcte uitvoering van systemen (zoals HACCP)
van het bedrijf.

• H4: veterinairrechtelijke voorschriften; deze verorde-
ning is vanaf 1 -1 -2005 van kracht.

• H5: intrekken oude bestaande EU richtlijnen.

Wat zal de praktiserend dierenarts ervan merken?

Op het niveau van de boerderij worden de principes van
Good Veterinary Practice in de nieuwe Europese regelge-
ving verankerd. Dit betekent onder andere dat gegevens
over de (dier)ziektegeschiedenis en het gebruik van dierge-
neesmiddelen administratief bijgehouden moeten worden.
Een ander belangrijk element in de modernisering van de
keuring is de zogenaamde \'voedselketeninformatie\'. Deze
voedselketeninformatie moet 24 uur voorafgaande aan het
slachten van een dier of koppel door de veehouder aangele-
verd worden aan het slachthuis en aan de VWA keuringsdie-
renarts. Deze informatie bevat onder andere de hierboven
bedoelde informatie over (dier)ziekten, diergeneesmidde-
len en de wachttijden van deze diergeneesmiddelen. De
keuringsdierenarts in het slachthuis neemt vervolgens een
beslissing of de dieren geslacht kunnen worden en op welke
wijze. Het bovenstaande betekent dus dat de dierenarts voor
landbouwhuisdieren ook in formele zin nadrukkelijker be-
trokken zal worden bij de uiteindelijke bestemming van het
slachtdier: een veilig levensmiddel voor de consument.
Omgekeerd zullen bevindingen vanuit de geslachte keuring,
als daar aanleiding voor is, teruggekoppeld worden aan de
veehouder. Deze informatie kan weer van belang zijn voor
de volgende groep dieren die geslacht gaat worden. De
VWA verwacht grote betrokkenheid van de praktiserend
dierenarts in de aanlevering van de voedselketeninformatie
voorafgaand aan het slachtproces.

O

H

D

w
<

w
w

ym

Q

w

O
>

aren Autoritei

\\n\\

Overige veranderingen

De nieuwe verordeningen maken het verder in principe
mogelijk om - op basis van een risicoanalyse - bij vleesvar-
kens de \'zichtkeuring\' in te voeren. De traditionele ge-
slachte keuring, inclusief de bijbehorende snijhandelin-
gen, kan dan onder voorwaarden vervangen worden door
een visuele keuring De VWA zal in de komende periode de
hiervoor noodzakelijke risicoanalyse nader uitwerken. De
kwaliteit van de bovengenoemde voedselketeninformatie
zal ongetwijfeld een essentiële rol spelen bij de beslissing
over het al of niet achterwege kunnen blijven van de tradi-
tionele keuring.

Op dit moment dient de VWA-keuringsdierenarts frequent
aanwezig te zijn in slachthuizen en uitsnijderijen. De
nieuwe verordeningen geven echter de mogelijkheid om in
uitsnijderijen een lagere frequentie toe te passen, alweer
op basis van een risicoanalyse. Ook dit zal in de komende
periode door de VWA nader worden uitgewerkt. Door der-
gelijke veranderingen wordt de verantwoordelijkheid voor
de veiligheid van vlees nadrukkelijk bij de producent ge-
legd. Hierdoor ontstaat voor de VWA de mogelijkheid om
het toezicht op de productie anders in te richten. Met name
de intensiteit van dit toezicht kan dan worden beperkt tot
het noodzakelijke minimum. Uiteraard dient in een nieuw
keuringssysteem de voedselveiligheid gegarandeerd te
blijven. Want dat blijft voor de VWA het uitgangspunt.

Verandering takenpakket

De hierboven genoemde wijzigingen leiden er toe dat zo-
wel voor de dierenarts voor landbouwhuisdieren als voor
de keuringsdierenarts de taken en verantwoordelijkheden
zullen wijzigen. In de periode tot 1-1-2006 hebben beiden
de tijd om zich op deze nieuwe situatie voor te bereiden.
De toekomstig gewijzigde rol in de volksgezondheid zal
tot aanpassing moeten leiden van de onderwijsprogram-
ma\'s voor dierenartsen.

De nieuwe Europese hygiëneverordeningen

-ocr page 48-

A. de Kruif en M. Verdonck\'

Inleiding

Met betrekking tot de problemen die
er geweest zijn met de IBR-vaccina-
tiecampagne van eind 1998-begin
1999 zijn er al veel onderzoeken
verricht, zijn er al veel studies ver-
schenen (Tijdschr Diergeneeskd 15
maart 2001), zijn er al uitspraken
van het Tuchtcollege en het
Beroepscollege geweest (Tijdschr Diergeneeskd 2003,
128:736-737) en zijn er ook gerechtszaken aangespannen.
Aanvankelijk waren de zaken gericht tegen de fabrikant van
het vaccin, de firma Bayer. Later zijn ook dierenartsen en
dierenartsenpraktijken door veehouders voor de rechtbank
gedaagd omdat deze veehouders meenden dat de dierenart-
sen fouten hadden gemaakt.

In dergelijke gevallen is het gebruikelijk dat de rechtbank
een deskundige aanstelt. Van rechters kan immers niet ver-
wacht worden dat zij voldoende op de hoogte zijn van allerlei
specialistische zaken, zoals in dit geval de uitoefening van de
diergeneeskunde en het vaccineren van dieren.
Het is de taak van de deskundige een gemotiveerd antwoord
te geven op de vragen die door de rechtbank aan hem of haar
zijn voorgelegd. In opdracht van enkele rechtbanken is door
ons een deskundigenonderzoek uitgevoerd.
Momenteel zijn dc meeste procedures beëindigd en zijn de
eindvonnissen gewezen en uitgesproken op een openbare
rechtszitting. In deze vonnissen worden alle vorderingen,
dus die van de veehouders, afgewezen. Dc conclusie is dat de
betrokken dierenartsen bij de massavaccinatie door hun
wijze van werken niet ernstig en toerekenbaar zijn tekortge-
schoten. Aangezien deze vonnissen grotendeels handelen
over de werkwijze van de dierenarts, zijn zij van bijzonder
grote betekenis voor de veterinaire beroepsgroep. Dit is dan
ook de reden dat wij de belangrijkste punten uit de deskundi-
genrapporten en ook gedeelten uit de vonnissen van de
rechtbanken in een artikel hebben verwerkt. De door de
rechtbanken voorgelegde vragen hadden betrekking op de
interpretatie van de bijsluiter van het vaccin, de manier van
vaccineren en de vaccinatie zelf

Ter inleiding en ter verduidelijking van de antwoorden op de
door de rechtbank gestelde vragen, is in het deskundigenrap-
port een voorafgaande opmerking gemaakt betreffende
BVD teneinde de problematiek nog eens kort in herinnering
te brengen en voor de rechtbank duidelijk te schetsen.

Uiten VOO
de praktiil

Voorafgaande opmerkingen betreffende BVD
BVD is in relatie gebracht met IBR om de volgende rede-
nen. Doordat één batch van het IBR-vaccin besmet was
met een volvirulente virusstam van BVD (type 2), is kli-
nisch BVD veroorzaakt op een twaalftal bedrijven waar
met dit vaccin gevaccineerd werd tegen IBR in het kader
van de vaccinatiecampagne. Als fabrikant van het IBR-

Vniversiteit Gent. Faculteit Diergeneeskunde. Vakgroep Voortplanting. Verloskunde
en Bedrijfsdiergeneeskunde. Salisburylaan 133. 9820 Merelbeke. België.

vaccin heeft de firma Bayer de aansprakelijkheid hier-
voor volledig op zich genomen. Andere batches van het
IBR-vaccin waren eveneens besmet met een BVD-virus-
stam maar in deze gevallen betrof het een veel minder vi-
rulent type (type 1) en in een zeer geringe hoeveelheid.
Op bedrijven waar met dit IBR-vaccin gevaccineerd is
geworden, is het nooit gelukt bepaalde problemen die na
en volgens sommige veehouders door de vaccinatie zou-
den zijn opgetreden te correleren met de IBR-vaccinatie.

Vragen die door de rechtbank aan de deskundigen werden
gesteld en de antwoorden daarop

De beantwoording van de vragenlijst is gebaseerd op de
stand van de wetenschap evenals op de gebruiken die gol-
den op het ogenblik van de feiten, namelijk december
1998-januari 1999.

Na de antwoorden zijn in cursief hier en daar aanvullingen
gegeven naar aanleiding van opmerkingen die de eisers (vee-
houders) met betrekking tot deze antwoorden hebben ge-
maakt.

Vraag 1: Mag een praktiserend dierenarts uitgaan van de vei-
ligheid van de hem geleverde diergeneesmiddelen en vac-
cins?

Antwoord:

Voordat een diergeneesmiddel of een vaccin toegelaten
wordt, is het onderworpen aan een uitgebreide registratie-
procedure (nationaal of Europees). Bepalend hierbij zijn
normen en eisen omtrent de noodzaak, de veiligheid cn de
werkzaamheid. Dit alles moet worden bewezen in een uitge-
breid dossier. Bovendien worden bij vaccins, als ze eenmaal
zijn geregistreerd, alle geproduceerde batches getest in ge-
specialiseerde referentielaboratoria. De praktiserende die-
renarts mag er dus vanuitgaan dat de veiligheid wordt gega-
randeerd.

In Nederland wordt niet iedere vaccinbatch onderzocht. Ik
verwijs hiervoor ook naar het commentaar van dr. C.
Wensing (Tijdschr voor Diergeneeskd, 15 maart 2001). Dit
is veel eerder een nalatigheid van de overheid dan van de
praktiserende dierenarts die onmogelijk de deugdelijkheid
van een vaccin kan controleren. Het al of niet controleren
van iedere batch verschilt van land tot land. In een aantal
landen wordt er vanuit gegaan dat dit door de fabrikant ge-
beurt.

Vraag 2: Welke beoordelingen dient een redelijk handelend
dierenarts te betrekken bij het maken van een keuze tussen
het toedienen van een levende of een dode entstof bij massa-
vaccinatie als de onderhavige?

Antwoord:

Een massavaccinatie als de onderhavige, dat wil zeggen
ziektebestrijding in het kader van een officiële dierziekten-
bestrijding, wordt steeds opgelegd door de overheid volgens

De taak en de werkwijze van de dierenarts bij massavaccinatie:
wat is het oordeel van de rechtbank?

-ocr page 49-

een protocol uitgewerkt door diezelfde overheid. De dieren-
arts dient zich te houden aan de regelgeving; zoniet is hij in
overtreding en riskeert hij hiervoor gesanctioneerd te wor-
den. Een strikt éénduidig en eensluidend vaccinatieschema
en vaccinatieprotocol is noodzakelijk om bij eventueel falen
van de strategie de oorzaak te kunnen achterhalen.
Overigens zijn de opgelegde vaccinatieschema\'s en proto-
cols getoetst door wetenschappelijk onderzoek. Zie verder
ook: antwoord op vraag 16 en 19.

Het eerste deel van de vraag van de rechtbank betreft de
keuze tussen levende en dode entstof. De werkinstructie
vermeldt: \'keuze entstof in overleg met de veehouder\'. De
praktijkmap \'Herkauwers\' maart en december 1998 ver-
meldt: \'Als entstof mag alleen IBR markervaccin worden
gebruikt (negatief voor gE eiwit) Het gebruik van levend
vaccin wordt geadviseerd omdat dit effectiever is dan dood
vaccin\'.

In de praktijk betekent dit dat de dierenarts aan de veehou-
der verduidelijkt wat een gE negatief vaccin is (essentieel
in de bestrijding van IBR) en dat er een levende entstof zal
gebruikt worden omdat dit goedkoper is dan een dood vac-
cin, maar vooral omdat - zoals hij veruit de meeste vaccina-
ties waar de mogelijkheid van een levende entstof bestaat -
er een hetere, snellere en een meer langdurige weerstand
wordt opgebouwd wat essentieel is voor een succesvol ver-
loop van de entcampagne. Dat er ook een gevaar voor con-
taminatie bestaat zal heel waarschijnlijk niet besproken
worden. Een redelijk handelend dierenarts mag er immers
vanuit gaan dat de kans hiertoe miniem is omwille van de
hoog gespecialiseerde technologie welke bij het produce-
ren van een vaccin gebruikt wordt en de andere uitgevoerde
controles.

Het tweede deel van de vraag van de rechtbank betref t \'een
massavaccinatie als onderhavige\'. Hier gaat het om een
doelstelling die veel verdergaat dan het bedrijfsniveau zelf.
Deze betreft het ganse land. WH men het uiteindelijk doel,
een IBR-vrije status hereiken dan is het evident dat het
meest effectieve vaccin gebruikt wordt. De opdracht is niet
gemakkelijk en zelfs het allerbeste vaccin is amper goed ge-
noeg om dit doel op termijn te bereiken. Daarom ook is het
van essentieel belang dat iedereen gelijkaardig denkt en
handelt. Er bestaat maar één protocol en dit is dat van de
overheid, en de dierenarts dient zich daaraan te houden.
Zoniet kan de uitzondering de regel worden en is er geen
eenduidige bestrijding en geen adequate controle mogelijk.
En dat protocol is - zoals genoegzaam aangetoond in het
conceptrapport-gebaseerd op de bijsluiter.

Vraag 3: Welke risico\'s zijn verbonden aan gebruik van een
levend vaccin?

Antwoord:

Het principe van een levend maar verzwakt vaccin bestaat
erin dat het agens zich vermenigvuldigt in het lichaam van
het gevaccineerde dier. Dit kan tot gevolg hebben dat in uit-
zonderlijke gevallen het gevaccineerde dier min of meer ziek
wordt vanwege de reactie van dit dier op dit vreemde agens
Door het feit dat het agens zich vermenigvuldigt, kan het in
bijzondere omstandigheden ook uitgescheiden worden en al-
dus eventueel niet gevaccineerde dieren bereiken. Ook zou
het theoretisch mogelijk zijn dat het vaccin-agens \'recomb-
ineert\' met het wilde natuurlijke agens waardoor het zijn ver-
zwakte status verliest en opnieuw virulent wordt. Dit is ech-
ter uiterst onwaarschijnlijk. Tenslotte kunnen door een pro-
ductiefout naast het verzwakte vaccin-agens nog andere niet
verzwakte agentia aanwezig zijn in het vaccin. Zo kan door
vaccinatie een andere ziekte overgebracht worden, tenminste
als deze andere agentia kunnen aanslaan bij de betreffende
diersoort.

Vraag 4: Kan gebruik van levend vaccin gevolgen hebben
voor de kans op BVD- besmetting?

Antwoord:

Als in het levend vaccin BVD-virus in voldoende hoeveel-
heid aanwezig is en als dit BVD-virus bovendien van een
serotype is dat virulent is, kan een BVD-infectie optreden en
aldus ziekte verwekken (zie ook voorafgaande opmerking).
Als het levend vaccin dat gebruil^t wordt niet besmet is
met het BVD-virus, dan vormt het gebruik van een der-
gelijk levend vaccin geen enkel risico voor een BVD infec-
tie.

Vraag 5: Wat dient in het algemeen te worden verstaan onder
\'onder aseptische voorwaarden\'?

Antwoord:

Onder aseptische voorwaarden wordt over het algemeen ver-
staan dat de injectieplaats ontsmet wordt (scheren is in prin-
cipe niet nodig als maar lang en grondig genoeg ontsmet
wordt) en gebruik gemaakt wordt van een steriele naald en
een steriele injectiespuit. Aseptie heeft tot doel te voorko-
men dat micro-organismen, voornamelijk afkomstig van de
huid, bij het toedienen van de injectie zouden binnendringen
in het organisme (abcesvorming) en dat micro-organismen
zouden overgedragen worden door opeenvolgende injecties
van het ene dier naar het andere dier.

Vraag 6: Is dat hetzelfde in het geval van een massavaccina-
tie als de onderhavige?

Antwoord:

Bij een massavaccinatie als onderhavige is dit niet mogelijk.

Vraag 7: Zo nee, wat dient in het geval van een massavacci-
natie als de onderhavige onder \'onder aseptische voor-
waarden\' te worden verstaan? Hoe zijn de verschillen met
het antwoord op vraag 5. te verklaren?

Antwoord:

In het onderhavige geval dient onder aseptie te worden ver-
staan: het gebruik van een steriele injectiespuit waarmee de
injectie wordt toegediend doorheen een niet bevuild huidop-
pervlak met liefst een korte beharing en dit zonder vooraf-
gaande ontsmetting. De huid van de halsvlakte voldoet aan
deze voorwaarden.

De verschillen met vraag 5 zijn te verklaren door het feit dat
het doel van een massabehandeling fundamenteel verschilt
van een individuele behandeling waar een strikte aseptie uit-
voerbaar is. Bij een massavaccinatie is het de bedoeling de
groep dieren allemaal tegelijk en ineens te beschermen. De
uitvoering van zo\'n vaccinatie is totaal verschillend van de
werkwijze bij een individueel dier. De benadering, het

-ocr page 50-

samenbrengen, het fixeren en de weerspannigheid van de
dieren zijn totaal verschillend. De veiligheidsrisico\'s voor de
dierenarts zijn ook veel groter. Bij zo\'n vaccinatie wordt
ernaar gestreefd zo veel mogelijk rust te bewaren binnen de
groep, want een individuele injectie van elk dier afzonderlijk
is hoe dan ook altijd een stresserend gebeuren. Daarom dient
een massavaccinatie snel plaats te vinden en dient de rust in
de stal zoveel mogelijk te worden gehandhaafd. Alle niet
noodzakelijke handelingen en tussenkomsten moeten wor-
den vermeden.

Vraag 8: Behoort onder de gegeven omstandigheden onder
de
\'aseptische voorwaarden\' ook dat ieder dier met een
nieuwe naald wordt geënt?

Antwoord:

Idealiter zou dit zo moeten zijn, maar onder de gegeven om-
standigheden (zie ook het antwoord op vraag 5 en 7) is dit
niet mogelijk noch uitvoerbaar. Het telkens een nieuwe naald
gebruiken, impliceert tevens het gebruik van wegwerpnaal-
den.

Bij een massavaccinatie wordt steeds gebruik gemaakt van
een speciale steriele revolverspuit met vastzittende stevige
naald. Daardoor is het mogelijk ieder dier snel in te spuiten,
en wel veilig en zonder onnodig leed te veroorzaken.

Het gebruik van telkens een nieuwe wegwcrpnaald is niet ge-
wenst, omdat iedere injectie dan veel meer tijd in beslag
neemt en er gevaar bestaat voor het afbreken van de weg-
werpnaald door de veel geringere stevigheid van dergelijke
naalden. Niet uit het oog mag worden verloren dat de werk-
omstandigheden bij dergelijke massavaccinaties lang niet
optimaal zijn.

Het voorkomen van virussen op de huid van de dieren en
daardoor overdracht via een injectie is louter speculatief.
Overdracht gebeurt vrijwel altijd via de slijmvliezen.
Zeker wanneer er zeer veel virus wordt verspreid. Het
mogelijk injiceren van virusdeeltjes is in zo\'n situatie to-
taal irrelevant. Bovendien hebben virussen in de buiten-
wereld een korte overlevingsperiode.

Er is in de vragen 6, 7 en 8 gemotiveerd geantwoord
waarom bij een massavaccinatie als onderhavige asepti-
sche voorwaarden stricto sensu niet haalbaar zijn.
Bovendien - en de veehouders weten dat zeer goed- willen
wij erop wijzen dat in het verleden ook bij massavaccinaties
als onderhavige zowel hij runderen inzake de vaccinatie te-
gen MKZ (vele miljoenen dieren per jaar) als hij varkens
inzake varkenspest (vele tientallen miljoenen dieren) er
nooit iemand aanstoot heeft genomen aan het feit dat er
niet strikt aseptisch werd gewerkt en niet systematisch tel-
kens een nieuwe naald werd gebruikt. Ook toen kwamen al
dezelfde infecties (IBR en 8 VD) voor. Nooit is er melding
gemaakt van overdracht van deze infecties.

Vraag 9: Wat dient in dit verband te worden verstaan onder
het veterinaire begrip \'koppel\'?

Antwoord:

Onder een epidemiologische eenheid (= koppel) wordt ver-
staan een groep dieren samengehouden in dezelfde ruimte of
samen lopend op de weide. Op de meeste veebedrijven kun-
nen er twee epidemiologische eenheden worden onderschei-
den:
jongvee, meestal jonger dan twee jaar met een ge-
middeld lage immuniteitsstatus en melkvee, ouder dan twee
jaar met een variabele immuniteitsstatus al naar gelang de
ziekteprevalentie.

Wegens de vele onderlinge contacten kan soms ook een ge-
heel veebedrijf als een epidemiologische eenheid worden be-
schouwd. De omschrijving is dan als volgt: het geheel van
alle runderen gehouden op een bepaalde locatie dat een dui-
delijk omschreven eenheid vormt ten gevolge van de vele
contacten tussen de dieren.

Vraag 10: Welke aandoeningen kunnen door het gebruik van
een naald worden overgebracht?

Antwoord:

In theorie kan elk agens dat voorkomt op de huid en elk
agens dat in de spieren en in het bloed van een dier voorkomt
worden overgebracht door de injectienaald. Wat mogelijke
overdracht door de entnaald betreft, moet een onderscheid
worden gemaakt tussen epizoötische aandoeningen en enzo-
otische.

Epizoötische aandoeningen zijn aandoeningen die zich zeer
snel verspreiden binnen een koppel, tussen koppels en tussen
bedrijven in een regio. Een aantal dieren kan viremisch zijn
(virus in het bloed), waardoor overdracht via de injectienaald
kan gebeuren. De natuurlijke besmettingsroutes (neus-
uitvloeiïng, faeces, urine) zijn echter veel belangrijker.
Enzoötische aandoeningen zijn sluimerend aanwezig binnen
een koppel. Het agens verspreidt zich langzaam en kan per-
sisteren in het target-orgaan (neus, longen, darm). Na ver-
loop van tijd ontstaat immuniteit. De ziekte wordt onderhou-
den doordat bepaalde dieren het agens plotseling en
intermitterend kunnen uitscheiden en aldus nieuwe dieren
kunnen besmetten. De kans op overdracht van de infectie via
de injectienaald is in dit geval zeer gering omdat er zeer zel-
den en meestal kortstondig viremie optreedt. Het agens
houdt zich schuil in bepaalde organen.

Vraag 11: Kan het gebruik van één naald gevolgen hebben
voor de kans op BVD-besmetting?

Antwoord:

BVD moet worden gezien als een enzoötische aandoening.
Het is echter een bekend feit dat sommige dieren persistent
viraemisch kunnen zijn. In die gevallen kan de injectienaald
oorzaak zijn van verspreiding van het agens. De impact hier-
van is echter zeer klein in vergelijking met de normaal
binnen een koppel optredende natuurlijke infectieroutes en
de aanwezige hoge graad van natuurlijk opgewekte immu-
niteit binnen een koppel.

Vraag 12: Met betrekking tot het voorschrift in de bijsluiter
"Zieke runderen of runderen met erge parasitaire infestaties
niet vaccineren"!
Welk redelijk (veterinair) doel kan een
dergelijk voorschrift in het algemeen beogen te dienen?

Antwoord:

Het is een algemeen bekend en aanvaard principe dat een
goede immuniteit enkel kan worden verkregen bij gezonde
dieren omdat het immunogeen systeem (dat zeer ingewik-
keld is) goed moet werken. Bij zieke of verzwakte dieren.

-ocr page 51-

bijvoorbeeld bij een ernstige parasitaire infestatie, is dit niet
zo en heeft vaccinatie minder effect en is dus niet geïndi-
ceerd.

Vraag 13: Welke veterinaire risico\'s bestaan er wanneer niet-
temin wordt gevaccineerd?

Antwoord:

Vaccinatie vormt een belasting voor het organisme. Invloed
op bestaande ziekten is echter nooit aangetoond.

Vraag 14: Kan dit gevolgen hebben voor de kans op BVD
besmetting?

Antwoord:

Wanneer dieren reeds ziek of verzwakt zijn en toch worden
gevaccineerd, zal dit ten aanzien van BVD geen gevolgen
hebben omdat besmetting met en de pathogenese van BVD
niets te maken hebben met vaccinatie van dieren. In een met
BVD besmette koppel zijn vele dieren reeds immuun. (Zie
ook de voorafgaande opmerking.)

Indien de te vaccineren koppel niet besmet is met BVD en
gevaccineerd wordt met een IBR entstof die besmet is met
een virulente BVD-stam dan zou er een BVD infectie in
deze koppel kunnen plaats vinden. (Zie ook de voorafgaande
opmerking.)

Vraag 15: Met betrekking tot het voorschrift in de bijsluiter
"Met IBR geïnfecteerde runderen of dieren met groot infec-
tierisico. drachtige runderen inbegrepen, worden eerst intra-
nasaal gevaccineerd om de vorming van lokale immuniteit te
.stimuleren":
welk redelijk (veterinair) doel kan een dergelijk
voorschrift in het algemeen beogen te dienen?

Antwoord:

Het voorschrift in de bijsluiter moet als volgt worden geïn-
terpreteerd.

- Onder \'met IBR geïnfecteerde runderen\' worden dieren
verstaan die op het betreffend moment, in onderhavig ge-
val dus het moment waarop gevaccineerd werd, geïnfec-
teerd zijn met het IBR-virus. Er zijn twee categorieën die-
ren waarbij dit kan. Een eerste categorie zijn deze dieren
die zeer onlangs geïnfecteerd zijn geworden met het IBR-
virus en die in min of meerdere mate klinisch ziek zijn. De
tweede categorie zijn deze dieren die in het verleden de
ziekte hebben doorgemaakt en die, ondanks het feit dat er
immuniteit is opgewekt, toch drager zijn gebleven van het
virus. In de bijsluiter wordt de eerste categorie dieren (kli-
nische symptomen) bedoeld en niet de tweede. Deze
tweede categorie dieren valt immers niet op omdat de die-
ren geen klinische symptomen vertonen.

- Onder \'dieren met een groot infectierisico\' worden deze
dieren verstaan die het risico lopen geïnfecteerd te wor-
den. Dit zijn niet-immune dieren op bedrijven waar zich
runderen bevinden die het virus uitscheiden of kunnen uit-
scheiden en aldus een bedreiging vormen voor de niet im-
mune dieren.

- Onder \'drachtige runderen inbegrepen\' moet worden ver-
staan dat ook de drachtige dieren evenals de niet-drachtige
allemaal moeten worden gevaccineerd. Immers,
drachtigheid is geen infectierisico (het is niet omdat dieren
drachtig zijn dat er meer kans bestaat op infectie) en de be-
paling verwijst dus
niet naar \'een groot infectierisico\'
maar
wel naar \'worden eerst intranasaal gevaccineerd\'.
Immers, drachtigheid is geen vaccinatierisico. De essentie
is dus dat alle dieren en dus ook de drachtige in dat geval
intranasaal moeten worden geënt. Grammaticaal is dit een
zeer ongelukkig opgestelde zin.

Een dergelijk voorschrift beoogt het volgende doel: door
een intranasale vaccinatie wordt een snelle lokale immu-
niteit (in de neus) opgewekt. De systemische immuniteit
(in het bloed) ontstaat secundair. Bij een intramusculaire
vaccinatie is het net omgekeerd. Lokale immuniteit op-
wekken is minder belastend voor het organisme en heeft
het voordeel het target-orgaan (in casu de neus) waar het
virus zich primair vermenigvuldigt direct te beschermen
en aldus verdere verspreiding naar de luchtpijp en de lon-
gen zo snel mogelijk te voorkomen.
Het entprotocol zoals verschenen in de werkinstructie van
de Gezondheidsdienst omschrijft concreet de gevallen
waarbij intranasale vaccinatie toegelaten is. Intranasale
vaccinatie - voorzover dit volgens voorschrift van de fabri-
kant is toegestaan - is alleen in hoge uitzonderingsgevallen
toegestaan met andere woorden alleen als er sprake is van
een noodvaccinatie bij een acute klinische IBR-uitbraak.
In de praktijkmap \'Herkauwer\', hoofdstuk IBR wordt
daaraan toegevoegd: bij dreigende uitbraken.
Een eradicatieprogramma van een ziekte door middel van
vaccinatie berust op een strenge strategie in casu vaccina-
tie van alle dieren - drachtig of niet - uitsluitend intramus-
culair met een levend verzwakt vaccin. In hoogst uitzon-
derlijke gevallen wordt intranasale vaccinatie toegestaan.

Vraag 16: Welke (veterinaire) risico\'s bestaan er wanneer
niettemin intramusculair wordt gevaccineerd?

Antwoord:

Wanneer niettemin intramusculair wordt gevaccineerd zou
dit theoretisch althans aanleiding kunnen geven tot een meer
ernstige en snellere uitbraak van een reeds bestaande IBR-
infectie. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat op het
moment van vaccinatie toch al veel dieren via aerogene (con-
tact) weg geïnfecteerd zullen zijn of op zeer korte termijn
zullen worden. Om de ernst van de ziekte-uitbraak te beper-
ken wordt daarom intranasaal gevaccineerd. Het targetor-
gaan wordt bij een intranasale vaccinatie direct bereikt

Vraag 17: Kan dit gevolgen hebben voor de kans op BVD-
besmetting?

Antwoord;

De kans op een natuurlijke BVD-besmetting wordt hierdoor
niet beïnvloed. (Zie ook de vooropmerking.)

De werkinstructie wijkt in wezen niet af van de bijsluiter.
Zij verduidelijkt deze alleen en bepaalt de grenzen van de
afwijkingen die toegelaten zijn op de intra-musculaire
vaccinatie.

In de grond van de zaak gaat het er niet om of een dier (er-
ger) ziek wordt dan het al is of dat er meer dieren ziek(er)
zullen worden. Het gaat om het resultaat van de enting. En
dat is de door de eisers gevraagde wetenschap. In elk stan-
daardwerk over immunologie en vaccinologie is dit te vin-
den.

-ocr page 52-

De bewering dat \'met een aan zekerheid grenzende waar-
schijnlijkheid als niettemin IM wordt gevaccineerd ern-
stige schades oplevert\' is een stellingname voor rekening
van de eisers. Ik zie niet in hoe dit wetenschappelijk onder-
bouwd kan worden.

Vraag 18: Aan welke eisen dient een aan een enting vooraf-
gaand (klinisch) onderzoek van een redelijk handelend die-
renarts te voldoen, bij massavaccinatie als de onderhavige,
met het oog op:

- Het maken van een keuze tussen het toedienen van een le-
vende of een dode entstof?

- Het maken van een keuze tussen het intramusculair of het
intranasaal vaccineren?

Antwoord:

Het klinisch onderzoek voorafgaand aan de enting van een
groep dieren beperkt zich tot visuele waarneming van de al-
gemene uiterlijke gezondheidstoestand van de dieren.
Zichtbaar zieke dieren mogen niet gevaccineerd worden en
moeten uit de koppel verwijderd worden. De andere dieren
worden gevaccineerd met een levend vaccin zoals opgelegd
door het protocol van de overheid. De reden is heel duidelijk:
het opwekken van een betere en langdurige immuniteit.
Daarover bestaat geen discussie. Een andere keuze is niet te
verantwoorden.

Intranasaal vaccineren is enkel in het geval van een uitbraak
of een dreigende uitbraak te verantwoorden.

Redelijkerwijs mag verwacht worden dat een klinisch onder-
zoek voorafgegaan wordt door een anamnese van de dieren-
arts en door gegevensverstrekking omtrent gezondheid en
ziekte bij de dieren door de veehouder. Over het algemeen is
het zo dat beide partners elkaar en het onderwerp zeer goed
kennen en er een sterke vertrouwensrelatie bestaat. Als een
veehouder zieke dieren heeft, mag er vanuit worden gegaan
dat hij dit aan zijn dierenarts meedeelt, waarna de dierenarts
een klinisch onderzoek zal verrichten.

Vraag 19: Dient een redelijk handelend arts in dit verband de
statistische gegevens omtrent IBR-besmette runderen en
runderen met groot infectierisico te kennen?

Antwoord:

Door het verrichten van serologisch onderzoek bij alle die-
ren op een bedrijf (antistofbepaling) kan vastgesteld worden
welke dieren
in contact zijn geweest met het IBR-virus.
Indien deze resultaten bekend zijn, is dit een statistisch gege-
ven

Een \'groot infectierisico\' laat zich statistisch niet meten (zie
antwoord op vraag 16). Het bepalen van de grootte van een
infectierisico kan gebeuren met behulp van gegevens over
diercontacten en over ziekte-uitbraken en met kennis over
het verloop van de betreffende ziekte.

Vraag 20: Welke consequenties kan de kennis van deze sta-
tistische gegevens hebben voor de beantwoording van vraag
19?

Antwoord:

Geen. Het was de keuze van de overheid om te adviseren een
levend vaccin aan te wenden bij de vaccinatie tegen IBR.
Deze keuze berustte op wetenschappelijk onderzoek waarbij
onder andere rekening is gehouden met epidemiologische
gegevens. Statistische gegevens hebben daar geen invloed
op. Dc keuze tussen intranasale of intramusculaire vaccina-
tie kan op basis van statistische gegevens verkregen uit
bloedonderzoek niet gemaakt worden.

Vraag 21: Welke betekenis hebben het entprotocol en de bij-
sluiter bij de entstof voor de vraag of lege artis is gehan-
deld?

Antwoord:

In het geval van een officiële dierziektenbestrijding betekent
lege artis het volgen van het door de overheid opgelegde vac-
cinatieprotocol. Bij het opstellen van dit protocol is met de
bijsluiter rekening gehouden.

Vraag 22: Kunt u gemotiveerd aangeven of de betrokken die-
renarts in casu lege artis heeft gehandeld?

Antwoord:

Voor zover a posteriori is na te gaan heeft de dierenarts ge-
handeld als een weldenkend en vooruitziend dierenarts.
Zoals op te maken valt uit het dossier heeft hij steeds na 25
dieren te hebben gevaccineerd een nieuwe naald gebruikt
wat zeker diervriendelijk is te noemen. Nergens is gebleken
dat het vaccin niet op deskundige wijze werd bewaard, werd
opgelost of werd toegediend. Niet vergeten mag worden dat
het niet eenvoudig is een gehele veestapel deskundig te vac-
cineren. Voor het overige wordt verwezen naar alle argumen-
tatie supra.

Er is in de praktijk steeds een communicatie tussen de vee-
houder en de dierenarts. Bovendien waren de veehouders
op de hoogte door de Verordening Bestrijding IBR 1998 die
zoals de eisers zelf zeggen, gericht was aan de veehouder.
Tevens waren de veehouders betrokken hij de gehele regel-
geving. Ook in de vakbladen is veelvuldig melding gemaakt
van de gang van zaken hij de IBR-enting. De veehouders
waren dus wel degelijk op de hoogte van wat er stond te ge-
beuren.

Vraag 23: In hoeverre is uw opvatting in deze communis
opinio? Zijn andere opvattingen denkbaar?

Antwoord:

Met een grote graad van zekerheid mag gesteld worden dat
dit communis opinio is. Een massavaccinatie moet met de
nodige realiteitszin worden benaderd en ligt mijlenver ver-
wijderd van de individuele diergeneeskunde. Daarenboven
is en blijft de diergeneeskunde binnen de nutsdierensector
een economische geneeskunde die noch bij de veehouder
noch bij de dierenarts veel ruimte overlaat voor fantasieën en
idealistische benaderingen.

Andere opvattingen zijn denkbaar maar houden dan weinig
rekening met de realiteit van de uitoefening van de dierge-
neeskunde in de praktijk enerzijds en de ware noden van de
veeteeltbedrijven anderzijds. De hier aan de orde zijnde
vorm van diergeneeskunde is een zoeken naar een redelijk
evenwicht tussen dienstverlening, veiligheid, zekerheid,
diervriendelijkheid, accuraatheid en de kosten van vaccina-
tie. Voor de meeste veehouders is de laatste factor de belang-
rijkste.

-ocr page 53-

Vraag 24: Welke nadere opmerkingen acht u voor een juiste
beoordeling van deze zaak nog van belang?

Antwoord:

Een zeer belangrijk gegeven is dat het hier gaat om een geor-
ganiseerde vorm van dierziektenbestrijding met het doel
Nederland vrij van IBR te maken en vrij van IBR te kunnen
verklaren. Internationaal gezien is of wordt dit een nood-
zaak. Om dit doel te bereiken is een strikte en eenvoudige
vaccinatiestrategie zonder een veelheid van oncontroleer-
bare uitzonderingen een eerste vereiste.
De vaccinatiestrategie is echter in opspraak gekomen
doordat het vaccin met BVD-virus besmet was. Dit heeft
aanleiding gegeven tot pogingen om alle kwalen, ook deze
die normaal op elk rundveebedrijf voorkomen, in ver-
band te brengen met de IBR-vaccinatie.

De door de eisers geciteerde wetgeving laat toe massavacci-
naties als onderhavige op een realistische en praktische
wijze te henaderen en uit te voeren.

Dat de diergeneeskunde met betrekking tot landbouwhuis-
dieren een economische inslag heeft, is maar al te duide-
lijk. De eisers wijzen daar zelf op wanneer verwezen wordt
naar de meerkosten ten gevolge van wegwerpnaalden.
Hierbij zij ook opgemerkt dat een levende entstof goedko-
per is dan een dode. De vraag in welke mate dit heeft hijge-
dragen tot de beslissing om met een levend vaccin te vacci-
neren, behoort niet tot de opdacht. In het conceptrapport is
er reeds op gewezen dat er in de veehouderij weinig ruimte
overschiet voor \'fantasieën\'. Het gaat immers om keiharde
business in een sector waarin veel kapitaal is geïnvesteerd
en waar hard moet worden gewerkt voor meestal een kleine
winstmarge.

Samenvatting van het vonnis van de rechtbank

Motivering

Dc eisers hebben in de conclusie na deskundigenrapportage
en bij pleidooi hun eerdere verzoek herhaald om naast De
Kruif een viroloog tc benoemen. Dit verzoek is reeds in het
tussenvonnis gemotiveerd afgewezen. In hetgeen de eisers
nader hebben aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding
op deze beslissing terug te komen. De rechtbank merkt op
dat de vraag centraal staat of de gedagvaarde dierenarts als
een redelijk bekwaam en redelijk handelend dierenarts ge-
handeld heeft. Het rapport van De Kruif voorziet in de beant-
woording van die vraag en heeft betrekking op het vakgebied
van de dierenarts, terwijl niet ter discussie staat dat De Kruif
op dat gebied deskundig is. Bovendien mag, zoals de eisers
erkennen, van een redelijk bekwaam en redelijk handelend
dierenarts een zekere basiskennis op virologisch gebied ver-
wacht worden. Voor een deskundige als De Kruif geldt dit
naar het oordeel van de rechtbank des te meer.
Ook inhoudelijk blijkt uit het rapport niets van ondeskundig-
heid of onvolledigheid. In de eerste plaats liggen de conclu-
sies van De Kruif in de lijn van de beslissingen van zowel het
Veterinair Tuchtcollege als het Veterinair Beroepscollege.
Daarnaast zijn de antwoorden in het rapport naar het oordeel
van de rechtbank ruimschoots voldoende gemotiveerd. Dat
wordt verwezen naar niet bij het rapport gevoegde weten-
schappelijke studies maakt dit niet anders, aangezien het nu
juist de taak van de deskundige is op basis van zijn kennis,
inclusief wetenschappelijke studies, zijn onderzoek te doen
en het niet aan de rechtbank is op dit specifieke vakgebied

wetenschappelijke studies te beoordelen. Het rapport vol-
doet gezien het voorgaande naar het oordeel van de recht-
bank dan ook aan de daaraan te stellen eisen.
De eisers hebben de aansprakelijkstelling van hun dierenarts
gebaseerd op vier grondslagen, te weten:

• er had overleg dienen plaats te vinden over de keuze voor
levende of dode entstof;

• er is niet aseptisch geënt;

• er heeft geen afzonderlijk klinisch onderzoek van ieder
dier plaatsgevonden;

• er is ten onrechte intramusculair geënt.

Toediening levende in plaats van dode entstof
Bij gelegenheid van het pleidooi hebben de eisers te kennen
gegeven dat de keuze voor levende entstof gerespecteerd kan
worden, mits bij de toediening van het vaccin de bijsluiter is
gevolgd. Dit punt behoeft derhalve geen bespreking meer.

Geen aseptische enting

Volgens de eisers heeft de dierenarts niet aseptisch geënt
door niet ieder dier met een nieuwe (steriele) naald te enten.
Op deze wijze zou in strijd zijn gehandeld met de bijsluiter
van Bayer. De stelling van de eisers dat er ook bij massavac-
cinatie aseptisch (in strikte zin) geënt kan worden, is door de
dierenarts onder verwijzing naar het rapport van De Kruif
uitdrukkelijk weersproken.

Ten aanzien van het aseptisch enten en de kans op overdracht
van aandoeningen via een injectienaald heeft De Kruif in
zijn rapport het nodige verklaard. In de kern gaat het om
twee zaken, te weten het gebruik van een naald voor meer-
dere dieren en de plaats van enten, te weten de bil in plaats
van de halsstreek.

Uit hetgeen hiervoor is opgenomen, blijkt reeds dat bij mas-
savaccinatie niet voor ieder dier een verschillende naald ge-
bruikt kan worden. Er is in dit geval gebruik gemaakt van
een revolverspuit met vastzittende naald. De Kruif heeft uit-
drukkelijk geconcludeerd dat dit in deze omstandigheden de
juiste methode was.

In tegenstelling tot hetgeen de eisers stellen, kan uit het rap-
port niet afgeleid worden dat De Kruif enting in de bilspier
afwijst. De hals is volgens hem een goede plek om te enten,
maar enting in de bil behoeft geen bezwaar te zijn en er kun-
nen onder omstandigheden redenen zijn om te kiezen voor
enting in de bil. De Kruif spreekt zichzelf op dit punt naar het
oordeel van de rechtbank niet tegen.

Voor het overige hebben de eisers op dit punt niet zozeer de
handelwijze van de dierenarts, als wel de opvattingen van Dc
Kruif bestreden. De opmerking van De Kruif dat een goede
vaccinatie niets met kostprijs-afspraken te maken heeft,
dient naar het oordeel van de rechtbank in zijn context be-
schouwd te worden en ziet klaarblijkelijk op de wijze waarop
de vaccinatie feitelijk wordt uitgevoerd, nadat eenmaal de
wijze van vaccineren is bepaald. De stelling dat het vanuit
een oogpunt van dierwelzijn nog maar de vraag is of het ne-
men van infectierisico\'s te verantwoorden is, heeft De Kruif
weerlegd door erop te wijzen dat enerzijds de kans op over-
dracht van met name enzoötische aandoeningen als BVD
zeer gering is, terwijl anderzijds in geval van massavaccina-
tie bij het gebruik van wegwerpnaalden het risico bestaat dat
de naald afbreekt met als gevolg dat een dier mogelijk niet
gevaccineerd wordt.

Gezien het voorgaande en gelet op hetgeen het Veterinair
Beroepscollege heeft overwogen, te weten dat het gebruik

-ocr page 54-

van eenzelfde naald bij de vaccinatie van een epidemiologi-
sche eenheid in het kader van het onderhavige eradicatiepro-
gramma veterinair bezien geen onaanvaardbaar extra risico
opleverde, is de rechtbank van oordeel dat niet voor ieder
dier een afzonderlijke naald behoefde te worden gebruikt,
terwijl evenmin is komen vast te staan dat enting in de bil-
spier onjuist was. Nu de dierenarts bovendien per 25 runde-
ren en per koppel een nieuwe naald heeft gebruikt, is de
rechtbank van oordeel dat de handelwijze van de dierenarts
naar omstandigheden veterinair gezien geen onaanvaardbare
extra risico\'s met zich heeft gebracht en dat de dierenarts in
dit opzicht lege artis gehandeld heeft.

Geen afzonderlijk klinisch onderzoek van ieder dier: intra-
musculaire enting van IBR-geïnfecteerde runderen
De eisers hebben gesteld dat de dierenarts alle dieren afzon-
derlijk aan een klinisch onderzoek had moeten onderwerpen.
Een visuele observatie dan wel het afgaan op mededelingen
van de veehouder omtrent het ziektebeeld van de runderen is
onvoldoende, aldus de eisers. Dit is met name van belang
omdat volgens de eisers zieke dieren niet intramusculair,
maar intranasaal hadden moeten worden geënt. Hiervoor
verwijzen zij naar de bijsluiter, die op dit punt vermeldt:
"Met IBR geïnfecteerde runderen of dieren met groot infec-
tierisico - ook de drachtige runderen - worden eerst intrana-
saal gevaccineerd om de lokale immuniteit te stimuleren. De
rappelvaccinatie gebeurt dan intramusculair."
De stelling dat de dierenarts in strijd met dit voorschrift heeft
gehandeld vormt tevens een aparte grondslag voor de aan-
sprakelijkstelling van hem.

De dierenarts heeft betoogd dat visuele inspectie volstaat.
Waar het om gaat, is dat op grond van klinische observatie
wordt vastgesteld of dieren ziek zijn. De dierenarts heeft de
dieren visueel geobserveerd. De daaruit verkregen informa-
tie gaf geen aanleiding tot intranasale toediening, zodat de
dierenarts op juiste gronden heeft gekozen voor intramuscu-
laire vaccinatie.

De rechtbank is, met De Kruif en het Veterinair Beroepscollege,
van oordeel dat volstaan kon worden met visuele inspectie van
de dieren. Het doel van het te verrichten onderzoek is het opspo-
ren van zieke runderen, zoals ook de eisers gesteld hebben. De
reden daarvoor is dat zieke runderen intranasaal en niet intra-
musculair geënt dienen te worden.

Intranasale of ir)tramusculaire enting
Intranasale vaccinatie dient, zowel uitgaande van de bijsluiter
als uitgaande van de werkinstructie, enkel plaats te vinden bij
klinisch zieke dieren en niet bij subklinisch zieke dieren. Dit
volgt uit het feit dat de bijsluiter uitdrukkelijk vermeldt dat de
reden voor intranasale vaccinatie het stimuleren van de lokale
immuniteit is. De uitleg van De Kruif op dit punt maakt duide-
lijk dat het stimuleren van lokale immuniteit alleen van belang
is voor klinisch zieke runderen, nu deze gebaat zijn bij een
snelle lokale immuniteit teneinde het target-orgaan direct te be-
schermen en verdere verspreiding van het virus zo snel moge-
lijk te voorkomen. De bijsluiter doelt derhalve uitsluitend op
klinisch zieke dieren. De stelling van de eisers dat een bijsluiter
niet geïnterpreteerd zou mogen worden, is onjuist. Voor iedere
tekst, ook die van een bijsluiter, geldt dat de betekenis ervan
moet worden vastgesteld, zodat deze, in die zin, moet geïnter-
preteerd worden. De eisers interpreteren zelf ook waar zij de
bepaling omtrent intranasale vaccinatie aldus uitleggen dat
deze ziet op klinisch en subklinisch zieke dieren. De uitleg van
de eisers is naar het oordeel van de rechtbank gezien het voor-
gaande echter onjuist.

De werkinstructie is op dit punt volledig helder:
"intranasale vaccinatie, voorzover volgens voorschrift van
de fabrikant toegestaan, is alleen in hoge uitzonderingsge-
vallen toegestaan { in casu noodvaccinatie bij acute klini-
sche IBR-uitbraak
". Uitgangspunt is derhalve wederom in-
tramusculaire vaccinatie.

De stelling van de eisers dat De Kruif in zijn rapport aan-
geeft dat ook subklinisch zieke dieren intranasaal geënt die-
nen te worden betreft naar het oordeel van de rechtbank een
onjuiste interpretatie van het rapport, aangezien De Kruif
meermalen uitdrukkelijk te kennen geeft dat het slechts om
klinisch zieke dieren gaat.

Nu zowel de bijsluiter als de werkinstructie intranasale vacci-
natie slechts voorschrijven ten aanzien van klinisch zieke die-
ren, kon naar het oordeel van de rechtbank volstaan worden
met visuele inspectie nu vaststaat dat deze, eventueel in com-
binatie met door de eisers aan te dragen nadere gegevens, vol-
doende is om klinisch zieke dieren op te sporen. Daar komt
overigens bij dat uit het rapport van De Kruif blijkt dat ook se-
rologisch onderzoek niet had kunnen leiden tot opsporing van
subklinisch zieke dieren, zodat niet valt in te zien op welke
wijze de eisers menen dat subklinisch zieke dieren opge-
spoord hadden moeten worden. Nu gesteld noch gebleken is
dat er sprake was van klinisch zieke runderen, heeft de dieren-
arts bovendien op juiste gronden gekozen voor intramuscu-
laire vaccinatie, dit door de bijsluiter en de werkinstructie
voorgeschreven. Onbetwist is gebleven dat drachtige runderen
geen verhoogd infectierisico lopen. Hieruit volgt dat deze in
ieder geval op basis van de Werkinstructie intramusculair ge-
ënt dienden te worden. Weliswaar gaat de bijsluiter uit van in-
tranasale vaccinatie, maar de formulering in de bijsluiter
noopt geenszins tot de conclusie dat dit verplicht is. De ratio
van dit voorschrift is blijkens de rapportage van De Kruif dat
intranasale vaccinatie minder belastend is voor het organisme.
In het geval van een eradicatieprogramma dient volgens Dc
Kruif echter een strenge strategie te worden gehanteerd, zodat
in dat geval de dieren -drachtig of niet- intramusculair gevac-
cineerd dienen te worden. Ook op dit punt heeft de dierenarts
derhalve juist gehandeld door te kiezen voor intramusculaire
vaccinatie. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel
dat de dierenarts door te volstaan met een visuele inspectie en
vervolgens intramusculair te vaccineren zowel conform de
bijsluiter als conform de werkinstructie, en derhalve lege artis,
gehandeld heeft.

Uitspraak Veterinair Beroepscollege

Weliswaar ziet de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege
op een andere zaak, maar de parallellen met de onderhavige
zaak zijn groot. De eisers hebben bij pleidooi dan ook uitge-
breid stilgestaan bij de desbetreffende uitspraak en deze uit-
voerig becommentarieerd. Het is echter niet de taak van de
rechtbank om de uitspraak van het Veterinair Beroepscollege
inhoudelijk te beoordelen, maar om op basis van de stukken in
de onderhavige zaak over de onderhavige vorderingen te oor-
delen. Daarbij speelt de uitspraak van het Veterinair
Beroepscollege in zoverre een rol, dat deze een ondersteuning
van de uitkomsten van het rapport van De Kruif vormt. Indien
de rechtbank bij de beoordeling van deze zaak tot andere con-
clusies was gekomen dan het Veterinair Beroepscollege had

-ocr page 55-

zij dit oordeel voldoende dienen te motiveren. Het gebruik van
die uitspraak behoeft echter niet gemotiveerd te worden nu de
rechtbank tot een vergelijkbaar oordeel komt.
Conclusie

Nu geen van de vier door de eisers genoemde grondslagen
voor aansprakelijkheid stand houdt, dienen de vorderingen
van de eisers te worden afgewezen, de eisers zullen daarbij
als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wor-
den verwezen.

Literatuur

Tijdschr voor Diergeneeskd, 126,6 (2001): 15 maart 2001
Tijdschr voor Diergeneeskd, 128, (2003): 736-737

Naschrift

Uit het hierboven weergegeven deskundigenverslag en uit
het vonnis van de rechtbank kunnen een aantal interessante
discussiepunten naar voren worden gebracht, zoals:

- Het vaccinatieprotocol. Wie stelt dit vast?

De rechtbank laat in ieder geval de interpretatie van de bij-
sluiter en het opstellen van een strikt protocol toe.

- De risico\'s die verbonden zijn aan het grootschalig gebruik
van levende entstoffen in een eradicatiestrategie niettegen-
staande de garanties van de fabrikant en van de controle-
instanties.

- De "lege artis" handelwijze met betrekking tot de uitvoe-
ring van een massavaccinatie. Hieronder vallen: aseptie
van de injectieplaats, naaldgebruik, diervriendelijkheid,
technische uitvoerbaarheid, financiële haalbaarheid.

- Het al of niet noodzakelijk zijn van een voorafgaand klinisch
onderzoek van de dieren en de andere gegevens (serologic,
autopsie) van het bedrijf of van de productieresultaten.

Hoe ver moeten we gaan met "defensieve" diergenees-
kunde? Het nulrisico bestaat niet, maar wat is nog juist wel
acceptabel en wat net niet?

- Wie bepaalt de beoordelingsnorm: het Veterinair tuchtcol-
lege en / of het Veterinair Beroeps-college? Beide colleges
zijn nooit 100% objectief wegens hun betrokkenheid met
het veterinair beroep: "corporatisme".

- Moet de gerechtsdeskundige een "pur sang" wetenschap-
per in casu een viroloog zijn of kan het beter een erkende
gespecialiseerde bedrijfsdierenarts zijn die een brede en
gefundeerde wetenschappelijke basis en visie heeft om-
trent de betreffende problematiek. Het onderzoek, inclu-
sief de interpretatie van wetenschappelijke studies zijn de
taak van de gerechtsdeskundige. Het komt niet aan de
rechtbank toe wetenschappelijke studies te beoordelen.

Mogelijk kunnen deze punten een aanzet vormen tot discus-
sie in het Tijdschrift en tot reflexie binnen onze beroeps-
groep.

IK DENK...

Rectificatie

Actua: "Europees besluit rondom diergeneesmiddelen
vastgesteld"

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 mei
2004 staat op pagina 339 een storende fout in de bege-
leidende tekst bij het advies voor de Raad voor
Dieraangelegenheden 2004/02.

De vervolgzin "Voor de dierenartsenpraktijk zijn be-
langrijke onderdelen" moet luiden: "het recept, lijst
van non-POM middelen, de voorwaarden waaronder
de distributie wordt toegestaan, toezicht en handha-
ving".

Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 56-

Richard Rieter is in 1977 afgestudeerd. Na zijn studie heeft hij zich na enkele waarnemingen vrij gevestigd in Roermond als
één van de eerste dierenartsen in de regio, die uitsluitend en alleen gezelschapsdieren behandelt. Sinds 1978 is collega Rieter
eigenaar van de Kliniek Gezelschapsdieren Donderberg.

Interview met dierenarts Richard Rieter over de toekomst van de diergeneeskunde in Nederland

Over vijftien jaar veel minder behoefte aan dierenartsen
gezelschapsdieren?

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Na eerst de toekomstvisie van de
decaan van de Diergeneeskundige
Faculteit te Gent, prof. dr. Aart de
Kruif, en vervolgens die van een
practicus in een gemengde prak-
tijk in Lemmer, drs. Henk
Vrieselaar, gehoord te hebben,
heeft deze keer collega Richard
Rieter uit Roermond zijn toe-
komstvisie op de diergeneeskunde in Nederland willen
geven. Rieter is duidelijk hier en daar een heel andere
mening toegedaan dan de beide eerder geïnterviewden.

Getallen

Als je naar de toekomst kijkt moetje volgens Rieter naar een
aantal getallen gaan kijken, die voor de diergeneeskunde van
belang zijn, namelijk de samenstelling van de Nederlandse
bevolking.

Rieter gaat er op basis van zijn persoonlijke inschatting van-
uit dat:

• in 2010 meer dan vijftig procent van de bevolking ouder
zal zijn dan vijftig jaar;

• in 2020 meer dan zestig procent van de bevolking ouder
zal zijn dan zestig jaar;

• meer dan vijfentwintig procent van de Nederlandse bevol-
king van allochtone afkomst zal zijn (in sommige delen
van het land zelfs wel vijftig procent). Dat dieren in de ge-
dachtengang van de meeste allochtonen onrein zijn en hij
verwacht dat zij dus geen huisdieren nemen;

• de ouderen van tegenwoordig gelukkig meer geld hebben
dan de ouderen van een jaar of dertig geleden. Men heeft
immers uit de geschiedenis geleerd dat leven van alleen
een AOW niet alles is. Rieter stelt dat deze ouderen mis-
schien geen zin of tijd voor een huisdier hebben. Zij willen
reizen of zij vinden het heerlijk geen verplichtingen meer
te hebben, dus ook geen hond uitlaten.

Wat verwacht Rieter in 2020? Rieter denkt dat ruim vijf-
entachtig procent van de bevolking geen huisdier wil! Dan is
er dus ook veel minder diergeneeskundig werk te verrichten
in Nederland. Waar nu één gezelschapsdieren-dierenarts op
ongeveer vijftienduizend inwoners een boterham kan verdie-
nen, zal dat in 2020 misschien een dierenarts per vijfenveer-
tigduizend inwoners worden! Het aantal praktijken zal dus
met tweederde moeten afnemen, wil de dierenarts nog een
fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen.

Intervie

Gezelschapsdieren-dierenartsen

Het aantal afgestudeerden neemt echter niet af en als je dan
toch eenmaal diergeneeskunde hebt gestudeerd, dan wil je
het vak natuurlijk ook gaan uitoefenen, denkt Rieter. Maar
hoe? Rieter heeft daar zo zijn gedachten over. Een grote in-
vestering is veel minder aantrekkelijk gezien het lage aantal
patiënten... dan maar weer terug naar de \'garage-dierenart-
sen\'? Om een boterham te kunnen verdienen zal men er iets
bij MOETEN gaan doen, allemaal dan maar een dierenspe-
ciaalzaakje of zo?

Hoe zal dat dan verder gaan met de certificering waar ieder-
een nu zo op hamert? Daar is dan geen geld voor! Duurdere
apparaten kunnen dus niet meer. Dan maar alleen certifice-
ren voor een wachtkamer en een behandelruimte en meer
niet. Maar waar moeten de overige patiënten dan heen? Er
zal toch ergens een röntgenfoto gemaakt moeten kunnen
worden, een echo, et cetera. Dit zal dan moeten gebeuren bij
een dierenarts in een wat beter ingerichte kliniek. Zullen die
klinieken tegen die tijd nog wel bestaan? Zeker als die klinie-
ken een deel van hun inkomen kwijtraken aan de \'dierenspe-
ciaalzaak-dierenarts\', waar er meer dan genoeg van zullen
zijn.

Wie wil er dan eigenlijk nog een complete dierenkliniek
overnemen? \'Weinigen\' denkt collega Rieter, en die be-
zorgdheid wordt door anderen gedeeld. Nu zie je immers al
op allerlei plaatsen dat zelfs gerenommeerde klinieken ge-
heel opgeheven worden.

Vele bestaande diergeneeskundige klinieken zullen dus mo-
gelijk gaan verdwijnen, of ze worden met zwaar verlies voor
de verkopers toch overgenomen. Een paar klinieken zullen
wel overleven, maar hun werkzaamheden zullen alleen de
tweedelijns patiënten betreffen, aldus de visie van Rieter.

Rieter ziet als toekomstbeeld met betrekking tot de gezel-
schapsdieren datje vele dierenartsen gaat krijgen, die amper
goed verdienen en nog slechts enkele redelijk geoutilleerde
klinieken. In die klinieken zullen dan waarschijnlijk uitslui-
tend specialisten mogen werken. Volgens Rieter degenereert
het vak dierenarts. Als je dat toekomstbeeld voor ogen hebt,
hoeft de opleiding ook minder lang te zijn... de meesten zul-
len toch niet veel meer gaan doen dan een hond enten of een
vlooienband voorschrijven, zo stelt hij.
Veel beter zou het volgens Rieter zijn - regeren is vooruit-
zien - om vanaf nu
minder gezelschapsdieren-dierenartsen
op te leiden. Dan zal er, voor hen die tegen die tijd het vak
uitoefenen, misschien nog wel een goede boterham inzitten.

-ocr page 57-

Sinds 2001 bewerkt (mr. ing.) laira Boissevain uitspraken
van het Veterinair Tuchtcollege en het Veterinair
Beroepscollege voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Was er voorheen nauwelijks door deze uitspraken heen te ko-
men vanwege het juridische taalgebruik, dankzij laira
Boissevain is de leesbaarheid van de rubriek \'Veterinair
tuchtrecht \'sterk verbeterd. Daarbij schroomt zij niet de arti-
kelen te voorzien van een eigen stijl en inbreng. Wie is toch
deze laira Boissevain? Na drie jaar is het een beetje laat om
van een introductie te spreken, maar toch...

De reactie "Hoe kóm je erbij?" heb ik inderdaad wei eens ge-
kregen, als ik vertel wat ik doe. Zoals waarschijnlijk de
meeste lezers van het Tijdschrift wilde ik als kind dierenarts
worden, maar in tegenstelling tot diezelfde lezers heb ik daar
vanaf gezien. Hoewel ik onafgebroken alles wat bewoog mee
naar huis nam, variërend van neergestorte vogeltjes tot los-
gebroken paarden, lag voor mij als echte \'alfa\' een rechten-
studie meer voor de hand. Daar was ik een tijd bezig met ge-
zondheidsrecht en medisch tuchtrecht, maar dook evengoed
voortdurend in dierenonderwerpen (Wet op de Dierproeven,
illegale handel in exoten). Toen mij vlak voor mijn afstude-
ren ter ore kwam dat het Van Hall Instituut een HBO-oplei-
ding diermanagement startte aarzelde ik geen seconde en
verhuisde van Maastricht naar Groningen om deze opleiding
te kunnen doen. Vanuit die studie kon ik me dan mooi weer
op de juridische onderwerpen storten, zoals gemeentebeleid
en inalafide handelaren.

Communicatie belangrijker dan rechtszaken

Nog tijdens mijn studie begon ik met werk voor het bedrijf
B&L (Bestia et Lex), wat zich inmiddels heeft gespeciali-
seerd in de praktisch-juridische kanten van het houden van
dieren. Samen met mijn compagnon Luuk Boerema houd ik
mij bezig met het verzorgen van publicaties, cursussen en
adviezen over allerhande onderwerpen met betrekking tot
dieren en recht: de flora- en faunawet, hondenbeleid, var-
kenspest en - welzijn, paardenproblemen en ja, onvermijde-
lijk: veterinair tuchtrecht! Uitgeverij Vermande (tegenwoor-
dig SDU) kwam zes jaar geleden naar me
toe om te vragen of ik de samenvattingen
van de tuchtuitspraken voor hun dierge-
neeskundige uitgave wilde gaan doen. Ik
vond het direct een zeer boeiend vakge-
bied, het is een interessant mengsel van
praktijkgericht en juridisch denken waar-
bij ik me beurtelings blijf verbazen over
klager, beklaagde en ja, soms ook over de
uitspraak zelf! Bovendien past het goed in
de overtuiging van B&L dat - goede -
communicatie het belangrijkste element
is in rechtsverhoudingen. Natuurlijk zijn
rechtszaken hartstikke interessant, voor
juristen! In het dagelijks leven heb je meer
aan goede afspraken en oplossingen voor
een (dreigend) conflict. Daarom betrek-
ken we juist die communicatieve kant heel
erg bij de lessen, cursussen en praktijkad-
viezen die we verzorgen, niet alleen tus-
sen praktijk en cliënt maar ook binnen de organisatie zelf...

Naast dit juridische werk, ben ik in dienst bij de
Hondenbescherming en als ik niet aan het werk ben besteed
ik veel aandacht aan mijn twee honden, klassieke muziek
(zang, piano), lekker eten met goede wijn en sporten (skaten,
fietsen, lopen) om de resultaten daarvan in toom te houden.

Kritisch en kritiek

De artikelen voor het Tijdschrift schrijf ik inderdaad alweer
drie jaar, waarbij ik ook af en toe iets heb geschreven over
andere juridische zaken, zoals aansprakelijkheid of de regel-
geving rond gevaarlijke rassen. Ik krijg de uitspraken van
beide colleges thuisgestuurd, en de selectie voor het
Tijdschrift maak ik vooral op basis van de normstelling in de
uitspraak. Met andere woorden; hoe meer er in de uitspraak
een norm wordt aangegeven door één van beide colleges, hoe
interessanter. Meestal gaat die normstelling gepaard met een
maatregel, maar er zijn natuurlijk ook gewoon bizarre geval-
len die op zichzelf al de moeite van het vermelden waard
zijn. Soms geeft één van beide colleges aan dat ze een uit-
spraak gepubliceerd willen zien, meestal als onderdeel van
dc opgelegde inaatregel. Bij het bewerken kijk ik naar de
versie van de gebeurtenissen zoals die zowel door de klager
als de dierenarts wordt gegeven, en probeer van beide verha-
len iets in het artikel te verwerken, waarna ik de overwegin-
gen en de conclusie van het college samenvat. Grappig is dat
er door de redactie van het Tijdschrift wel eens zinnen wor-
den veranderd of geschrapt, die juist letterlijk uit de uit-
spraak komen.

Of er wel eens zaken zijn die ongeschikt zijn voor publica-
tie? Nee, soms zijn onderdelen van de uitspraak niet heel re-
levant voor dierenartsen omdat het strikt juridische overwe-
gingen zijn, of omdat het eigenlijk niet ter zake doet voor de
klacht, zoals cliënten die boos zijn over de behandeling van
hun dier en dan ook nog klagen dat het stinkt in de wachtka-
mer. In een stukje van één pagina moetje altijd kiezen welke
feiten en overwegingen je noemt. Op mijn schrijfstijl is af en
toe kritiek, maar als je iets leesbaar en een beetje smeuïg op

Tuchtrecht, hoe kom je erbij?

-ocr page 58-

wilt schrijven moetje daar niet te bang voor zijn. Het heeft er
tenslotte toe geleid dat bijna alle dierenartsen inmiddels op
de hoogte zijn van het doen en laten van het Tuchtcollege.
Terechte kritiek probeer ik ter harte te nemen, gemopper
over onrechtvaardigheid van het Tuchtcollege of de wetge-
ving kan ik niet verhelpen. Bij sommige onderwerpen is het
zeer zinnig dat er discussie volgt over een al dan niet gewen-
ste handelwijze, en die discussie komt vaak pas los als je
kiest voor een scherpe omschrijving.

Tuchtrecht is geen taboe meer

In het Tuchtrecht zelf lijkt een verschuiving zichtbaar. De eer-
ste jaren werden vooral waarschuwingen uitgedeeld voor
allerlei kleine omissies in de praktijkvoering. Tegenwoordig
heb ik het gevoel dat deze kleine zaken vaker ongegrond wor-
den verklaard, maar dat in geval van laakbaar handelen snel-
ler een zwaardere maatregel zoals een berisping, boete of
voorwaardelijke schorsing wordt opgelegd. Ook zijn som-
mige kwesties tegenwoordig minder interessant; omdat de
norm daarvoor inmiddels duidelijk is. Een voorbeeld? Het al
dan niet verplichte huisbezoek als de eigenaar daarom vraagt.
In beginsel is het natuurlijk een interessante vraag of een die-
renarts echt op huisbezoek moet komen, maar naarmate een
klacht daarover vaker aan het Tuchtcollege is voorgelegd,
wordt de uitspraak minder verrassend. Wat duidelijk waar-
neembaar is, is dat het welzijn van het huisdier veel zwaarder
meetelt dan een kleine tien jaar geleden. Toen werd het door
elkaar schudden van een pup in de spreekkamer normaal ge-
acht, maar daar hoefje nu echt niet meer mee aan te komen.
Ook is een tuchtzaak onder dierenartsen nu een minder groot
taboe dan een aantal jaar geleden, toen ik heel af en toe
fluisterend werd ingelicht over of door een dierenarts.

Het Tuchtcollege is beslist meer dan een commissie die baga-
tellen tussen eigenaren en dierenartsen beslecht, en ook geen
instelling die dierenartsen structureel de hand boven het
hoofd houdt - beide verwijten heb ik gehoord -, maar een kri-
tisch toetsingsorgaan dat elke zichzelf respecterende be-
roepsgroep heeft of zou moeten hebben. Er zijn genoeg ge-
vallen waarin de wet niet voorziet en geen enkele andere
rechter ingrijpt; bijvoorbeeld die hond die stiekem achter de
deur even werd afgemaakt, ondanks de uitdrukkelijke wens
van de eigenaar om het dier mee naar huis te nemen, of het
sjoemelen met keuringsrapporten van paarden. Als er straf-
rechtelijk al iets mogelijk zou zijn, is er geen officier van
justitie die hier naar omkijkt. Bovendien heeft een dierenarts
ook een verantwoordelijkheid bij zoönosen zoals schurft,
maar daarvoor is geen meldingsplicht of andere wetgeving.
Zonder tuchtrecht zouden veel ernstige misstappen onopge-
merkt blijven; de onterechte klachten moetje dan maar voor
lief nemen of ontmoedigen door de klager griffierecht te la-
ten betalen.

Zou ik zelf ooit een klacht indienen bij het Tuchtcollege?
Haha, mijn \'eigen\' dierenartspraktijk is gelukkig zó goed dat
ik daar wel een apart stukje over zou kunnen schrijven...

"Je moet zorgen dat je nooit het gevoel krijgt: er is niks anders dan dat.

Lang, gezond en gelukkig dierenarts

Lucy Platvoet

Op zoek naar het \'recept\' van ou-
dere dierenartsen om, ondanks
een overdaad aan stressfactoren
en een hogere leeftijd toch gezond
en gelukkig aan de slag te blijven,
had ik in het voorjaar 2004 diepte-
interviews met een drietal dieren-
artsen van 50 . Dit ter voor-
bereiding van de Masterclass1
persoonlijk management en communicatie voor dieren-
artsen, die in het najaar gaat plaatsvinden. Deze master-
class zal erop gericht zijn om het persoonlijk vermogen te
versterken om gezond en gelukkig het vak te blijven be-
oefenen.

Alle drie de dierenartsen trof ik in goede gezondheid aan, en
opmerkelijk genoeg was dit bij elk van hen niet altijd zo ge-
weest. leder noemde een periode in zijn leven waarin hij of
zij overspannen, burnout of bijna daaraan toe was geweest.
En elk had hiervan veel geleerd en ten gevolge daarvan zijn
of haar gedrag veranderd. De grootste veranderingen die de
dierenartsen noemden waren ingegeven door het feit dat zij
zich andere
overtuigingen hadden eigen gemaakt over hun
leven, over hun werk, over hun verhouding tot collega\'s en
tot patiënten. Deze andere overtuigingen leidden tot andere
beslissingen, die op hun beurt tot gevolg hadden dat het werk
beter georganiseerd was, beter afgestemd op hun capacitei-
ten, meer in balans was met hun privéleven en last hut not le-
ast, dat zij weer zin hadden om te werken.
Met hetgeen deze dierenartsen voor zichzelf hebben geleerd
kunnen anderen wellicht hun voordeel doen. Hieronder be-
schrijf ik aan de hand van geciteerde uitspraken hun nieuwe
en ondersteunende overtuigingen en wat bijbehorende tips
naar onderwerp.

Het leven

Neem het leven makkelijk. Laatje niet teveel leiden door de

Berichte

verslage

1  De Masterclass \'De kunst van de reiger\'start op 29 september 2004, zie aankondi-
ging elders in dit blad of mail naar lucy(a}platvoetconsulling.nl, telefoon 024-
3S6S3li5.

-ocr page 59-

angst om iets fout te doen. Je kunt niet altijd alles precies we-
ten. Iedereen maakt fouten, dat kan niet anders. Streef naar
perfectie en beschouw jezelf tegelijkertijd als een mens die
fouten maakt, anders durf je niet meer te werken.
Je kunt niet altijd alles onder controle hebben. Kijk ook ge-
woon wat er op je afkomt en vertrouw op je keuze.
Zorg ervoor dat je oorspronkelijke inspiratiebronnen om
voor dierenarts te gaan studeren wakker blijven. Denk eraan,
net zoals in je huwelijk, waarom je er ooit voor gekozen hebt.
Ken ook je andere inspiratiebronnen en zorg ervoor dat je
daaruit zoveel mogelijk put.

Werk eraan dat het leuk wordt. Je leeft nu. Je hebt in het leven
heel weinig tijd, ga dus niet liggen mauwen als je iets wilt.
Kietel jezelf want een ander doet het niet. Blijft nooit hangen
aan zware dingen, kies als alles moeilijk voelt het leukste uit
alle mogelijkheden.

De organisatie van de eigen gezondheid

Het vak van dierenarts, met name van landbouwhuisdieren
en paarden zit vol verleidingen tot frauduleuze handelingen.
Voorkom wroeging of gewetensnood, want dan lig je \'s
nachts wakker. En probeer in bed geen problemen op te los-
sen. Slaap is heel belangrijk. Zorg voor voldoende en goede
nachtrust. Weet hoeveel je nodig hebt en regel het zo, datje
geest ontspannen is als je in bed stapt. Ook overdag kun je
hazenslaapjes nemen, slaapjes van vijf tot tien minuten kun
je jezelf aanleren.

Rust is erg belangrijk. Bouw dit in je weekschema in. En hou
je daaraan. Zorg voor een eerlijke verdeling van vrije avon-
den onder de collega\'s in je praktijk. En plan je vrije tijd niet
te vol. Wil niet elke minuut nuttig besteden, dat kan niet. Als
je werkt heb je rust nodig.

Als je merkt datje niet meer zoveel als vroeger kunt, organi-
seer dan dat je kortere werktijden hebt. Zorg ervoor dat je
niet chronisch moe bent van je werk. Je hoeft je omzet niet
altijd te halen.

Regel het zo, dat je regelmatig impulsen ervaart die je het
vak doen relativeren. Of dat nou een hobby is, vrijwilligers-
werk in een heel andere setting, een meditatiegroep of je kin-
deren, het is belangrijk om te voelen dat er naast je werk nog
meer belangrijke dingen zijn.

En zorg voor balans. Krijg voor je gevoel genoeg geld of an-
derssoortige beloning voor je inspanningen. Dit maakt datje
met plezier blijft geven, omdat je ook ontvangt. Let er bij al-
les watje doet op, datje er een goed gevoel bij houdt. Zorg
voor een evenwicht in jouw geven en nemen.

De verhouding werk - privé

Vermijd de situatie datje de keuze moet maken tussen werk
en privé. Die moet als het ware al vastliggen. Dergelijke keu-
zes kosten veel energie, ze snijden vaak diep in je ziel.
Werk om te leven! ("voor mijn 48e leefde ik om te werken").

Omgaan met problemen

Voorkom problemen door goed in de gaten te houden of je
beslissingen negatieve consequenties kunnen hebben voor
jezelf of je praktijk. Kies niet voor dergelijke opties.
Maak de problemen van de klant niet tot je eigen problemen:
"Een boer met tachtig dode zeugen heeft een probleem. Niet
ik. Ik doe wat ik kan. Meer niet en dan laat ik los. Ik kan daar
niet meer aan doen dan ik vandaag kan veranderen."
Als je veel tegenslag hebt, heb je het vermogen nodig om
bijna op het onnozele af en tegen beter weten in jezelf te
dwingen om toch maar het positieve in alles te zien.
Als het probleem groot is en moeilijk te relativeren, ga ik iets
doen wat ik leuk vind, bijvoorbeeld bepaalde ingrepen ver-
der uitdiepen, mijn werk verbeteren, aan mijn auto sleutelen,
iets waar ik veel voldoening uithaal. Ik laat mij afleiden van
het probleem. Als ik geen ontsnappingsmogelijkheden meer
zie ik ga ik te rade bij iemand waarvan ik denk: die kon wel
eens een oplossing hebben. Je moet het ook niet allemaal
zelf willen oplossen.

Laat ruzie niet op zijn beloop. Probeer het te voorkomen of
los het meteen op. Wanneer er klachten komen, blijf dan pra-
ten met je mensen, zoek uit wat er gebeurd is en kijk wat er
nodig is om te doen.

Is er sprake van escalatie van een conflict, laat iemand dan
altijd eerst even uitrazen. Reageer niet meteen, maar wacht
bijvoorbeeld even met terugbellen. Soms is het probleem
dan helemaal over. Zet er zeker geen grote bek tegenover.
Eerst moet de stoom van de ketel. Veel problemen blijken
zichzelf dan op te lossen. Je moet ook niet alles zelf willen
oplossen.

\'s Nachts kun je de oplossing niet bedenken. Wat komt dat
komt en wat gaat dat gaat.

De organisatie van je praktijk

Zorg op de eerste plaats voor onderling respect en vertrou-
wen tussen alle medewerkers. Vertrouw op hun kwaliteiten
en intentie om zich in te zetten. Dan bereik je op den duur dat
ze betrouwbaar, zelfstandig en goed werken. ("Als ik iets ge-
delegeerd hebt en het dreigt mis te gaan dan wacht ik soms
nog even, want dan denk ik bij mezelf: ze moeten het ook
nog leren. Dit geldt natuurlijk niet bij levensbedreigende si-
tuaties".)

Geef je personeel waardering en betaal hen goed. Als er din-
gen niet goed gaan: bespreek dit dan, maak je grenzen duide-
lijk en blijf flexibel, daag ze uit tot creatieve oplossingen.
Breng structuur aan in de werkzaamheden en scheid de ur-
gente en niet urgente zaken. Je kunt soms regelen datje de
dieren in zelfgekozen tijd kunt bekijken door ze in je prak-
tijk op te nemen. Je kunt een halfuur gratis telefonisch
spreekuur houden, en alle kleine telefoontjes daarnaar ver-
wijzen.

Zorg dat je je werk leuk blijft vinden. Als je bijvoorbeeld om
economische redenen je spreekuurtijden gaat verkorten, ver-
lies je al gauw je werkplezier. Je kunt dan beter het spreek-
uurbezoek duurder maken dan de tijd verkorten.

Tot slot

"Er was een keer, toen ik nog niet zo lang dierenarts was, dat
ik verschrikkelijk hard reed in mijn auto omdat een koe
dreigde te sterven. Ik vloog bijna uit de bocht tegen een boom
aan. Op het nippertje ging alles nog goed. Toen ben ik op een
parkeerplaats gaan staan, ondanks mijn haast, en ik zei te-
gen mijzelf: "Waar ben je in godsnaam mee bezig?" Daar
heb ik toen serieus over nagedacht. Als ik tegen die boom
was gereden had ik een begrafenis gehad, waarop de mensen
over mij zeiden: "Het was toch zo \'n goeie man ". Maar een
paar dagen later zijn ze je weer vergeten. Toen heb ik de con-
clusie getrokken dat ik goed voor mezelf moet zorgen, dat ik
daar recht op heb."

Drs. Lucv Platvoet, e-mail: lucy@platvoetconsulting.nl,

telefoon: 024-3565385.

-ocr page 60-

Registratie van een diergeneesmiddel kost geld. Voor een
aantal middelen is registratie in Nederland niet haalbaar, om-
dat tevoren vaststaat dat de omzet gering zal blijven. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren als de betreffende indicatie slechts
sporadisch voorkomt.

De Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde distribu-
eert een aantal niet-geregistreerde middelen die nodig zijn in
de veterinaire praktijk. Het betreft middelen die niet in de
handel zijn en niet magistraal te bereiden zijn door dierenarts
of openbare apotheek. Dit zijn met name middelen waarvan
de grondstof niet te verkrijgen is of die bereidingstechnisch
gecompliceerd zijn. Zodra een veterinair alternatief op de
markt komt, stopt de Apotheek met distributie van het betref-
fende middel.

De middelen worden als service verstrekt aan Nederlandse
praktiserende dierenartsen, uitsluitend na een schriftelijk
verzoek om aflevering. Op dit verzoek om aflevering wordt
vermeld:

Geneesmiddel

indicatie

Diersoort

10%, 10 ml

Adjuvante behandeling van KCS

Hond

Apomorfine inj. 1 mg/ml, 5 ml

Inductie van braken bij corpus alienum of intoxicatie

Hond

1 Carbachol caps 0,1 cn carbachol fablet 2 mg

Blaasatonie

Hond en kat

j Ciclosporine oogdr 2%, 5 ml

Behandeling van KCS als geregistreerd
product niet werkzaam is

Hond

1 Desoxycortonacetaat (DOCA) inj. 1 mg/ml, 5 ml

Behandeling van bijnierschorsinsufficiëntie
als orale medicatie onmogelijk is

Hond

Edrofonium inj. 2 mg/ml, 5 ml

Diagnostiek myasthenia gravis

Hond

Paromomycine 10% poeder, (Gabbrovet-70)

Behandeling van cryptosporidiasis

Geit (niet 1 kg melkgevend)

1

^ lomeprol 200 mgl/nil, 5 ml

Röntgencontrastmiddel

Hond

Imidocarb inj. 85 mg/ml, 10 ml (Carbesia®)

Preventie en behandeling van anaplasmosis,
babesiosis en ehrichiosis

Hond

Ivermectine inj 0,02%, 10 ml

Schurftbehandeling

Cavia, konijn en hamster

Meglumine antimonaat inj. 30% (Glucantime®), 5 ml

Behandeling van leishmaniasis

Hond

Mexiletine caps 50 en 100 mg

Behandeling aritmien

Hond

Penicillamine caps 50 en 200 mg

Behandeling van zinkafhankelijke
dermatosen cn chronische koperstapeling

Hond

Neotriam oorzalf 7 ml,
; Neonystatriam oorzalf 7,5 ml

Otitis externa waarbij bestaande
preparaten niet werkzaam zijn

Hond

Telebrix-350( 50 ml en 200 ml

Röntgencontrastmiddel

Hond

Trilostane caps. 5, 20,60, 120 mg

(Vetoryl®)Cushing-disease

Hond !

Zinkgluconaat caps. 70 mg

Behandeling van zinkafhankelijke
dermatosen en chronische koperstapeling

Hond

De Apotheek accepteert geen aansprakelijk voor schade die voorkomt uit gebruik van deze middelen.

486 Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Deel 129, Juli/Aug.,

Aflevering 14-15, 2004

• Naam middel, sterkte en hoeveelheid;

• De naam en adresgegevens van de dierenartsenpraktijk;

• Naam van de patiënt, diersoort en naam eigenaar.

Uit de aard van de medicatie is het niet nodig om bij het be-
stellen van röntgencontrastmiddelen en van apomorfine de
patiëntnaam te vermelden.

De levertijd is afhankelijk van de snelheid van postbestelling
en van het voorraadniveau.

Informatie kunt u krijgen bij de Apotheek op telefoonnummer
030-2531597 of via e-mail (apotheek@vet.uu.nl). Bestellen
kan via fax 030-2532065 of e-mail (apotheek@vet.uu.nl).

Distributie van Orphan Drugs door de Apotheek van
de Faculteit der Diergeneeskunde

-ocr page 61-

De MERIAL-Award voor medische of veterinaire parasitolo-
gie, wordt jaarlijks toegekend aan een gepromoveerde onder-
zoeker uit de Benelux die belangwekkend en innovatief werk
heeft verricht. Dit jaar is de prijs, die voor de achtste maal werd
uitgereikt, naar Niko Speybroeck gegaan. Deze is verbonden
aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen.
Aan de MERIAL-Award is een oorkonde en een bedrag van _
2500 verbonden. MERIAL is één van \'s werelds leidende be-
drijven op het gebied van diergeneesmiddelen en vaccins, en
nauw betrokken bij de bestrijding van parasieten.

Parasieten zijn over heel de wereld en vooral in derdewereld-
landen een ernstige bedreiging voor de gezondheid van zowel
mens als dier. Voor de Afrikaanse boer is zijn kudde van levens-
belang. Het is dikwijls zijn enige bron van inkomsten die meer
opbrengt dan zijn kleine bankrekening, op voorwaarde dat de
dieren gezond blijven.

Teken zijn bloedzuigers die op de huid van hun gastheer leven,
en ze dragen als vector dodelijke parasitologische ziekten over
op het vee, waardoor ze dus een reële economische bedreiging
vormen voor de veestapel. Gedurende zes jaar heeft Niko
Speybroeck zich als jonge wetenschapper toegelegd op dc stu-
die van het tekengedrag als overdrager van dodelijke ziekten
op de Afrikaanse veestapel. Tijdens zijn verblijf in Zambia
tussen 1993 en 1999 werd onderzoek verricht naar het gedrag
van een daar veel voorkomende teek. Deze teek,
Rhipi-
cephalus appendiculatiis,
wordt ook wel de bruine-oor-teek
genoemd omwille van een voorkeur om zich in de oren van
runderen tc voeden. Gebaseerd op veldresultaten werden si-
mulatiemodellen ontwikkeld om via min of meer eenvoudige
regels de gedragingen van teken te voorspellen, niet alleen in
Zambia, maar ook in andere Afrikaanse landen. Bijkomend
verwierf men informatie met betrekking tot "East Coast fe-
ver", de door de bruine oor-teek verspreide ziekte. Uitbraken
van deze Oostkustkoorts zijn moeilijk te voorspellen. Door
het werk kon worden aangetoond dat er in sommige streken
een duidelijke correlatie bestond tussen uitbraken van deze
ziekte en het weerfenomeen El Niiïo. Deze belangwekkende
bevinding opent nieuwe perspectieven voor het nemen van
preventieve maatregelen voor de bestrijding van
Oostkustkoorts.

In 2003 heeft Niko Speybroeck onder de supervisie van Prof
Berkvens en Prof Tirry zijn doctoraat behaald. Gedurende zijn
doctoraatsopleiding haalde Niko een MSc. in de biostatistiek
aan het Limburgs Universitair Centrum. De epidemiologische-
statistische technieken die hij in Zambia heeft ontwikkeld, aan-
gevuld met zijn opleiding als Marie Curie Fellow aan het
Umwelforschungszentrum in Leipzig, worden sinds 1999 aan-
gewend in het Departement voor Tropische Diergeneeskunde
van het Instituut voor Tropische Geneeskunde geleid door
Prof Pierre Domy In de researchgroep epideiniologie onder
leiding van Prof Dirk Berkvens worden reeds jarenlang ge-
avanceerde statistische methoden aangepast aan de noden van
het parasitologisch onderzoek van malaria,
Cysticercose, toxo-
plasmose, trypanosomose, neospora en andere.

Verdere informatie: prof dr. A.G.M. Tielens, voorzitter
Nederlandse Vereniging voor Parasitologie, tel 030 - 253 5380,
fax 030 - 253 5492, e-mail: tielens@biochem.vet.uu.nl

Uitreiking van de M ERIAL Award voor parasitologie 2004

Veterinair Historisch Genootschap zoekt hulp

Het Veterinair Historisch Genootschap zet zich in voor
het behoud van de veterinaire geschiedenis en is momen-
teel bezig de diergeneeskundige ontwikkeling in de peri-
ode 1925 - 1950 te omschrijven. Daartoe hebben de le-
den van het genootschap in 1995 een groot aantal
dierenartsen geïnterviewd. Dankzij de verhalen van deze
groep dierenartsen blijft een belangrijk stuk geschiedenis
bewaard. De interviews zijn nauwkeurig vastgelegd op
audiotape, maar om de tand des tijds te kunnen doorstaan
zullen deze tapes overgezet moeten worden op compact-
discs. Het Veterinair Historisch Genootschap heeft zelf
niet de beschikking over kennis en techniek om deze klus
te klaren en zoekt daarom hulp. Wie helpt de veterinaire
historie te behouden en kan de circa 80 tapes overzetten
op cd-rom?

Contactpersoon: Drs. E.R Oldenkamp, tel. 070-3276950,
e-mail:
e.p.oldenkamp@ 12move.nl

-ocr page 62-

Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit heeft enkele wijzigingen aangebracht in de pro-
cedure voor het registreren van diergeneesmiddelen. De
Werkgroep Registratie Diergeneesmiddelen (WRD) is
opgeheven, de Commissie Registratie Diergeneesmid-
delen (CRD) heeft nieuwe taken en een nieuwe samen-
stelling gekregen. Doel is tot een meer efficiënte en trans-
parante afhandeling van aanvragen voor registratie van
diergeneesmiddelen te komen.

De Diergeneesmiddelenwet kent een verplichting tot re-
gistratie van diergeneesmiddelen. In de oude situatie deed
de farmaceutische industrie een aanvraag bij het Bureau
Registratie Diergeneesmiddelen (BRD), daarna volgde een
beoordeling door enige instituten, een wetenschappelijke
toetsing door een werkgroep van deskundigen (WRD), be-
handeling in een ambtelijke commissie (CRD) en dan be-
sluitvorming door de minister van LNV, met instemming
van dc minister van VWS. In de nieuwe situatie ontbreekt de
schakel van de WRD. Dat is mogelijk doordat het BRD
meer inhoudelijke werkzaamheden krijgt en de wetenschap-
pelijke toetsing door de WRD nu wordt meegenomen door
de CRD. De samenstelling van die commissie is daarop aan-
gepast: in de nieuwe commissie zitten meer inhoudelijk
deskundigen.

Voorzitter van de nieuw samengestelde CRD is drs. Frits
Pluimers, voormalig Chief Veterinary Officer van LNV,
plaatsvervangend voorzitter is prof Jos Verheijden van de
Universiteit van Utrecht, faculteit Diergeneeskunde. De ove-
rige leden zijn: dr. Herman Egberink (Universiteit van
Utrecht), prof Willem Seinen (Universiteit Utrecht), prof
Arno Gielkens (Gezondheidsdienst), drs. Nanny Wijnen
(praktiserend dierenarts) en dr. Dick Groothuis (Voedsel en
Waren Autoriteit). Pim Kapitein (hoofd BRD) is secretaris.

Procedure voor registratie diergeneesmiddelen verkort

Veterinair golfkampioenschap 2004

Onder optimale weersomstandigheden is op 19 mei
2004 in Ommen gestreden om het Veterinair Golf
Kampioenschap. Op de prachtige baan van Golf en
Country Club Hooge Graven in het Vechtdal bij
Ommen is collega Sj. Bergsma (handicap 14.5) met
41 stablefordpunten Kampioen 2004 geworden.
Collega P. Hoogendam (ook hcp 14.5) is met 36
punten geworden en C. Wit (hcp 26) bereikte met
36 punten de 3^ plaats.

De longest-drive ging bij de heren naar collega A.
Aarts en bij de dames naar collega J. Vandehoek.
De neary is gewonnen door collega A. van Goor.
Dankzij de sponsors Alfasan en Intervet is het
weer een onvergetelijke dag geworden.

De rest van de uitslagen en foto\'s van dit Kampioen-
schap zijn te vinden op
http://commumties.msn.nl/vetgolf

Uitwisseling van patiëntengegevens via de computer

De Amsterdamse dierenartsen, verenigd in de Kring
Dierenartsen Amsterdam (KDA), gaan de samenwerking
met de Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam verder in-
tensiveren.

Er is een project gestart om de medische gegevens van de
Amsterdamse huisdieren on line beschikbaar te stellen aan de
dierenartsen in de Spoedkliniek, zodat ook \'s nachts en in het
weekend deze gegevens snel en volledig ter beschikking staan
van de behandelend artsen. Het is namelijk nu nog erg tijdro-
vend om de juiste medische gegevens boven tafel te krijgen bij
een spoedpatiënt. Een huisdier loopt net zo min als de huisdier-
eigenaar met een medisch dossier rond. Door deze gegevens on
line beschikbaar te stellen, wordt de gehele medische achter-
grond van een huisdier in een oogwenk zichtbaar voor de be-
handelend spoeddierenarts. Hierdoor kan veel sneller de juiste
diagnose worden gesteld en de behandeling worden gestart of
aanpassing van de behandeling plaatsvinden. Tevens kan de
Spoedkliniek sneller en makkelijker de patiëntengegevens
terugsturen naar de vaste dierenarts van de eigenaar.

Ook de dierenartsspecialisten waarmee KDA en Spoed-
kliniek nauw samenwerken - bestaande uit de praktijken van
de Dierenarts Specialisten Amsterdam en het Dier-
geneeskundig Orthopedisch Centrum Amsterdam - kunnen
op deze wijze indien nodig inzicht krijgen in actuele gege-
vens van naar hen verwezen dieren.

Bron: Kring Dierenartsen Amsterdam en Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam.

-ocr page 63-

Tot onze verrassing is het boek Het
Konijn uit de Over Dieren serie door
dierenarts A.P. van der Kolk in Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
gerecenseerd. Jammer dat hij niet de
nieuwste druk heeft opgevraagd.

Ingezonde

Bij een aantal opmerkingen heeft
dierenarts Van der Kolk ronduit ge-
lijk. Er is hier sprake van typefouten en/of (computer)hyper-
correcties. Ook is het goed mogelijk dat er verschillende me-
ningen bestaan over bepaalde onderwerpen, maar in zijn
kritiek missen wij dan de uitleg. Soms komt het ons voor dat
de recensent slecht leest. Een voorbeeld:
\'Het advies wordt gegeven om gekookte rijst te verstrekken
aan een konijn met diarree en om alle vochthoudende voe-
dingsmiddelen te verwijderen.\' In werkelijkheid staat er:
Geef het diertje enkele dagen alleen hooi te eten en vervang
zijn water door lauwe kamillethee. In dezelfde alinea wordt
gesteld dat er bij twijfel altijd zo snel mogelijk naar de die-
renarts gegaan moet worden.

Concluderend; het is in ieders belang (de eigenaar, de die-
renarts en de uitgever) om een zo duidelijk mogelijk boekje
te hebben. Het heeft erg weinig zin om een werk te bekriti-
seren zonder daarbij de maker te betrekken. Op deze ma-
nier kunnen er immers geen correcties worden doorge-
voerd. Wanneer er een boek gerecenseerd wordt, is het in
de journalistiek een goede gewoonte om de laatste druk bij
de uitgever aan te vragen en om een exemplaar van de re-
censie ter kennisgeving toe te sturen. Beide zaken hebben
niet plaatsgevonden. Pas nadat een bevriende dierenarts de
uitgever wees op de recensie kon er een reactie worden ge-
formuleerd.

Naar onze mening gaat de recensent volledig voorbij aan de
opzet van de Over Dieren-serie of heeft hij die opzet niet be-
grepen. Deze serie probeert te voorzien in basiskennis rond
verschillende soorten huisdieren. Bij de geringste twijfel
wordt er naar de dierenarts verwezen, maar het leren herken-
nen van een probleem bij een dier is voor de samenstellers
belangrijk. We moeten ons allemaal realiseren dat het goed
mogelijk is om ingewikkelde teksten te produceren, maar dat
het lastiger is om eigenaren aan het lezen te krijgen. Zoals is
gebleken, is het met de Over Dieren boekenserie en met het
blad Over Dieren goed gelukt.

Laat onverlet dat de samenstellers elke suggestie tot verbete-
ring enthousiast zullen omarmen.

Welzo Media Productions b.v.

H.D. van Weizen, uitgever
(bekort door de redactie)

De redactie heeft de reactie voorgelegd aan
dhr. Van der Kolk voor het volgende weerwoord.

Het introductiepakket, waarvan het besproken boekje
\'Het Konijn\' deel uitmaakt, is niet door mij aangeschaft
met het doel een recensie te schrijven maar om een indruk
te verkrijgen van de bruikbaarheid in de praktijk om aan te
bieden aan cliënten.

Het door mij besproken boekje (eerste druk) was dan wel
geen recensie-exemplaar, maar daardoor wel het boekje
dat ook anderen ontvangen zullen hebben.
Omdat er nogal wat onjuistheden in staan en een lijstje er-
rata ontbreekt, is besloten via het TvD collega\'s te wijzen
op de omissies in dit boekje.

In zijn reactie verwijt de uitgever mij dat ik slecht lees.
Echter, alle citaten (zoals ook het diarree-advies) die ik in
mijn bespreking heb genoemd, met pagina-aanduiding er-
bij, staan exact zo in de tekst van het door mij ontvangen
en gelezen boekje. Waar van Weizen stelt dat er iets anders
staat zal hij mogelijk en hopelijk citeren uit een nieuwere
druk.

Aangezien voedingsfouten één van de voornaamste te
voorkomen oorzaken van problemen bij huiskonijnen
zijn, is het jammer dat ook in een nieuwe druk bewust
geen aandacht wordt gegeven aan rantsoenering van com-
mercieel konijnenvoer omdat, zo stelt Van Weizen, de di-
verse voeders van elkaar verschillen, evenals de gewich-
ten van de konijnen. Als naast ad lib hooi gewoon
maximaal 20 gram per kg konijn per dag, ongeacht het
merk of type voer, zou worden geadviseerd, zouden we
een heel eind op de goede weg zijn; een gemiste kans.

Een goed consumenten-boekje moet (naast niet te veel
fouten!) ook inderdaad geen ingewikkelde teksten bevat-
ten. Het woord coecotrophen hoeft dan ook niet gebruikt te
worden, maar een uitleg over dit bij het konijn belangrijke
fenomeen mag niet beperkt worden tot het feit dat
\'natte,
zachte keutels kunnen wijzen op een (darm)infectie\\

Ongeacht wenselijke correcties in toekomstige drukken
van dit boekje blijft het, ook in het algemeen, nuttig altijd
zelf eens kritisch door te lezen wat door ons aan cliënten
meegegeven of verkocht wordt.

A.P. van der Kolk
(bekort door de redactie)

-ocr page 64-

In de Consumentengids van april
2004, uitgegeven door de Consu-
mentenbond, worden "100 vragen
over dierziekten" met bijbeho-
rende antwoorden besproken. De
Consumentenbond wordt over het
algemeen beschouwd als een be-
trouwbare en belangrijke maat-
schappelijke organisatie en heeft
veel leden (600.000). De kans is groot dat een eigenaar
van een dier lid is en zijn of haar dierenarts de kennis af-
komstig uit dit blad voorlegt. Belangrijk derhalve om de
informatie eens te beoordelen op juistheid.

De informatie over ziekten en zoönosen van runderen en vo-
gels (pluimvee) is correct en in begrijpelijke taal geschreven.
Dit geldt ook voor de twee vragen over de overheid en haar
beleid. Bij varkens kan als enige minpunt genoemd worden
dat wordt aangenomen dat
Trichinella-infecties nog actueel
zijn. Varkensvlees in ons land is echter absoluut niet besmet
met trichinen. Bij runderen ontbreekt de lintworm
Taenia sa-
ginata,
die nog steeds mensen besmet na consumptie van be-
smet, rauw of onvoldoende verhit, rundvlees met één of
meerdere larvale stadia (cysticerci).

Het onderdeel \'Bacteriën\' vormt enigszins een vreemde
eend in de bijt en had beter per diersoort besproken kunnen
worden. Een wat vreemd advies wordt hier gegeven bij de
preventie van L/s/ena-bacteriën in bederfelijke voedings-
middelen: "koud cn niet te lang bewaren". Overpasteurisatie
en verhitting wordt niets vermeld laat staan over het feit dat
Li.steria juist prima groeit bij lage temperaturen.

Curieus wordt het als we de \'Zeedieren\' tegenkomen. Het
aantal vragen komt overeen met die bij varkens en sugge-
reert daarmee een vergelijkbaar belangrijk onderdeel te zijn.
Dc informatie handelt vooral over voedsel infecties van de
mens.

Maar sinds wanneer komt er in Nederland nog haringworm
(Anisakis simplex) voor? Door het invriezen sinds eind zesti-
gerjaren is haring al lang veilig voor consumptie.
Wie heeft er ooit gehoord van problemen met de kabeljauw-
worm
(Pseudoterranova decipiens)! Deze wormen komen
voor bij onder andere zeehonden die zich infecteren door be-
smette vis te eten, maar bij de mens is de infectie nagenoeg
onbekend. Goede bereiding (bakken, koken) van de vis
doodt eventuele larven. De larQes zouden volgens het artikel
ook voorkomen op kleine kreeftachtigen. Echter, nematoden
zijn altijd inwendige parasieten.

Vervolgens komen de \'Robben-nematoden\' aan bod. De
naam en parasiet zijn echter volslagen onbekend in
Nederland. Ook over deze wormpjes wordt vermeld dat ze
op spiering en kabeljauwachtigen kunnen zitten, wat dus on-
juist is (altijd inwendig).

Tot slot wordt de vissenlintworm genoemd die ook "gedijt in
honden en katten". Als de mens deze worm binnenkrijgt via
één van deze dieren (sec), kan hij "wel tien meter lang wor-
den". Er komt in ons land echter geen lintworm voor die de
mens kan oplopen door consumptie van vis! Verder is de
enige lintworm die de mens in theorie van hond of kat kan
oplopen de hondenlintworm
Dipylidium caninum.
Vermoedelijk bedoelt de Consumentengids met de vissen-
lintworm
Diphyllohothhum latum, maar deze wormsoort
komt in onze streken niet meer voor. Wellicht sporadisch nog
in noordelijke streken van landen als Finland en Rusland.

Ingezonde

Ten slotte komen we uit bij het onderdeel \'Huisdieren\'.
Allereerst valt op dat er geen logische volgorde van onder-
werpen aanwezig is en dat deze op verschillende plaatsen
worden besproken. Amfibieën, reptielen, vissen en kleine
knaagdieren komen niet aan bod; er ontbreken diverse zoö-
nosen zoals huidschimmels, mijten en bijtwonden, terwijl op
nauwelijks voorkomende zoönosen uitgebreid wordt inge-
gaan (vier vragen over de ziekte van Weil, overgebracht door
de hond). Opvallend is het grote aantal fouten in de informa-
tie. Namen van parasieten en ziekten worden verkeerd ge-
speld
(Toxocara cani, extoparasieten, toxocariose) en virus-
sen en bacteriën worden tot de parasieten gerekend.
Wormeitjes (hier wordt op
Toxocara gedoeld) kunnen voor
baby\'s en kleuters gevaarlijk zijn omdat "hun lichaam ze ge-
makkelijk opneemt", vooral na het aaien van een hond. Voor
de juiste informatie over dit laatste misverstand wordt ver-
wezen naar het TvD van 15 mei, pagina 336. De suggestie
dat volwassenen deze eitjes minder makkelijk zouden opne-
men is natuurlijk onjuist.

Informatie is soms tegenstrijdig, bijvoorbeeld wanneer eerst
wordt gesteld dat een infectie met
Toxocara-\\ax\\m tot blind-
heid kan leiden, terwijl enkele vragen verder ineens wordt
geschreven dat deze infectie geen ernstige problemen ver-
oorzaakt.

En ja hoor, daar komen we ook weer een veel voorkomend
misverstand in de medische wereld tegen:
Toxoplasma komt
voor in uitwerpselen van katten en zwangere vrouwen mo-
gen dus niet de kattenbak verschonen. Hier is nog steeds het
spreekwoord van toepassing over de klok en de klepel.
Hoewel de kat natuurlijk hoofdgastheer is, wordt toxoplas-
mose in nagenoeg alle gevallen overgebracht naar de mens
via grondcontact of het eten van onvoldoende verhit, besmet
vlees. Dit soort verhalen houdt bij het publiek (en de medi-
sche beroepsgroep) de overtuiging in stand dat dc kat het
huis uit moet wanneer een vrouw zwanger is.
Over vlooien lezen we ook veel onjuistheden. Er worden
2200 soorten bij onze huisdieren verondersteld en dat
vlooien als overbrenger kunnen optreden van de bacterie die
kattenkrabziekte veroorzaakt
(Bartonella henselae), is in dit
artikel nog niet bekend. Bij vlooienbestrijding wordt de om-
gevingsbehandeling en het belang van insectengroeirem-
mers (IGR\'s) niet genoemd, maar wel dat vlooien snel re-
sistent worden, hetgeen echter nog nooit wetenschappelijk is
aangetoond. Als vriendelijk, niet-chemisch alternatief (sec)
bij de vlooienbestrijding wordt een middel geadviseerd voor
gebruik in tapijt: Boraxpoeder. Dit middel is in de USA al ja-
renlang bekend, maar is hier nooit geregistreerd vanwege de
vermeende risico\'s na inademing!

"lOO vragen over dierziekten": een kritische beschouwing

P.A.M. Overgaauw en F.H.M. Borgsteede

-ocr page 65-

Besmetting van de mens met caviasciiurft (Trixascanis ca-
viae)
wordt uitgebreid behandeld, hoewel dit zeer sporadisch
voorkomt. Niets over schurftmijten van andere diersoorten
die wél regelmatig tot huidproblemen bij de eigenaar leiden.

Wij hebben, onafhankelijk van elkaar, de Consumenten-
bond geïnformeerd over de vele onjuistheden in de ver-
strekte informatie. Ongetwijfeld zullen anderen uit de be-
roepsgroep ook hun ongenoegen geuit hebben. De
Consumentenbond beweert in haar antwoord echter dat ge-
bruik is gemaakt van deskundigen op universitair niveau en
dat de informatie verschillende keren door een betrokken
ministerie is nagekeken. Ook stelt men dat er binnen de me-
dische wereld op veel gebieden geen eensgezindheid be-
staat.

Mogen wij ons echter in alle ernst afvragen wie toch die des-
kundigen zijn geweest, van welke universiteit en welk mi-
nisterie, die verantwoordelijk zijn voor het in de wereld hel-
pen brengen van zoveel onjuistheden via een blad als de
Consumentengids? Daarmee ontstaan helaas weer allerlei
nieuwe misverstanden, terwijl bestaande in stand worden ge-
houden.

In het algemeen willen wij stellen dat alle medische en vete-
rinaire informatie, vooral naar het publiek, correct moet zijn
weergegeven naar de laatste stand van de wetenschap.
Hiervoor kunnen deskundigen worden geraadpleegd, dit ge-
beurt bij wetenschappelijke artikelen tenslotte ook. Helaas
heeft de Consumentenbond deze deskundigen niet kunnen
vinden.

Dr. P.A.M. Overgaauw, dierenarts-specialist veterinaire microbiologie
n.p., parasitoloog, Molecaten 57, 3772 L) Barneveld.
Dr. F.H.M. Borgsteede, parasitoloog. Animal Sciences Group
Wageningen UR, Divisie Infectieziekten, Postbus 65, 8200 AB Lelystad.

Castratie van biggen onder verdoving?

LJ. Hellebrekers en A. van Nes

Recentelijk is er op verschillende
plekken in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde geschreven over
de problematiek van het onver-
doofd castreren van biggen. De pri-
maire stellingname daarbij was en
is dat er gestreefd dient te worden
naar het volledig uitbannen van
castratie als methode om beren-
geur te voorkomen. Alleen al vanuit welzijnsoogpunt kun-
nen de auteurs dit ook van harte ondersteunen.
Moeilijker wordt het als er gesuggereerd wordt dat het ver-
doofd castreren onrealistisch en dus ongewenst is met als ar-
gument dat de verdoving een gelijke mate van ongerief bij de
big induceert als het onverdoofd castreren.

Tegen de uitspraak dat verdoven evenveel ongerief veroor-
zaakt als de \'onverdoofde castratie\', willen de auteurs van dit
schrijven stellig protesteren.

Niet alleen ontbreekt elke vorm van bewijsvoering voor deze
uitspraak, maar tevens wijst zeer recent (en nog in publica-
tievorm te verschijnen) onderzoek betreffende de toepassing
van lokale verdoving, uitgevoerd door een Noorse onder-
zoeksgroep (Ranheim et al, 2004), duidelijk in de richting
van het tegenovergestelde.

De belangrijkste conclusies van dat onderzoek waren:

1. dat castratie van mannelijke biggen op elke leeftijd, en speci-
fiek het doorhalen respectievelijk doorsnijden van de zaad-
streng, gezien dient te worden als een zeer pijnlijke ingreep;

2.dat de castratie zowel als het inspuiten van lidocaïne (ter
lokale verdoving) in de zaadstreng dan wel in de testikel,
leidde tot een cardiovasculaire respons;

Ingezonde

3.dat de cardiovasculaire respons op het inspuiten van lido-
caïne, qua omvang duidelijk geringer was dan die in reac-
tie op het onverdoofd castreren;

4.dat het intratesticulair ingespoten lidocaïne zich zeer snel
verspreidde door de gehele zaadstreng;

5.dat er geen verschil in respons aantoonbaar was tussen in-
jectie in de testis dan wel in de zaadstreng.

Indien castratie ondanks alle bezwaren toch uitgevoerd gaat
worden en aangezien een algehele anesthesie om verschil-
lende (ook kostentechnische!) redenen niet haalbaar is, kan
concluderend worden gesteld dat door het intratesticulair in-
spuiten van lidocaïne de mate van welzijnsaantasting bij
castratie geringer is dan indien deze castratie geschiedt bij
het onverdoofde dier.

De discussiepunten die resteren betreffen vooral de vragen
wie deze lokale verdoving mag uitvoeren en hoe de beschik-
baarheid van een geschikt lokaal anestheticum als lidocaïne
voor gebruik bij de big, kan worden gegarandeerd.
Dit laat onverlet dat een verbod op het castreren van biggen
nog altijd te prefereren is boven het uitvoeren van deze pijn-
lijke ingreep.

Prof dr LJ. Hellebrekers, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard en
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren, sectie Anesthesio-
logie

Dr. A. van Nes, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren,
sectie Varkensgezondheidszorg

-ocr page 66-

Een unieke kans om deze gerela-
teerde vakgebieden tezamen bij te
wonen in de prachtige metropool
Wenen. De hoofdthema\'s van de
WCVD zijn gericht op
immunologey
(atopy), therapy (immimomodida-
tory drugs), infectious and parasitic
dermatoses (mycobacteria), nutri-
tion (antioxidants and free radicals)
and skin biology (wound healing).
Dit laatste thema is geor-
ganiseerd door de
Veterinary Wound Healing
Association
en vindt plaats op zaterdag 28 au- *
gustus. Het volledige programma, inclusief in- .
formatie over registratie en accommodatie v^ "

Congresse

cursusse

Wenen, 25-28 Augustus 2004:

7th Congress ofVeterinary Wound Healing Association in
samenwerking met 5th World Congress ofVeterinary Dermatology!

kan bekeken worden op de congreswebsite
(www.vetdermvienna.com). Registratie kan
voor het gehele programma of alleen voor \'
de dag over wondgenezing.
 i

Het is een volledig en opwindend pro- \'\'.^V
gramma, zowel vanuit wetenschappelijk
als sociaal oogpunt. Dus, voor alle twijfe-
laars, bekijk de website. De organisatie ziet u
uiteraard graag in Wenen, het is een geweldige
stad!

Meer informatie over in.schrijving voor de con-
gressen of lidmaatschap van de VWHA is ver-
krijgbaar op de website van de VWHA
(www.vwha.net). Voor verdere vragen kunt u zich
richten tot Jacintha Wilmink, Woumarec, Wageningen,
tel. 0317-414462 of eniailj.m.wilmink@tiscalimail.nl.

Vooraankondiging studiebijeenkomst \'Beter Boeren\'

De rol van de dierenarts in de bestrijding van infectieziekten

Bestrijding van infectiezieliten op bedrijfsniveau is een be-
langrijlte taali van de dierenarts. Het is niet altijd eenvou-
dig om dit bij de veehouders onder de aandacht te brengen
omdat het profijt van preventieve gezondheidszorg wordt
onderschat. De dierenarts lian de veehouder inzicht geven
in de risico\'s van infectieziel^ten en mogelijkheden geven
deze te bestrijden. De dierenarts heeft met zijn veterinaire
inzichten en zijn kennis van de bedrijfssituatie een uitste-
kende uitgangspositie om deze rol te vervullen.

Om deze reden organiseren de KNMvD (Groep Rund), de
Gezondheidsdienst voor Dieren en Intervet Nederland een
studiebijeenkomst. Hierbij worden de behoeften van de vee-
houders als uitgangspunt genomen. Deze worden vertaald
naar de rol van de dierenarts.

De volgende vragen worden besproken:

- Wat verwacht de veehouder van adviseurs?

- Hoe geef je een goed advies?

- Wat is een goed advies waard?

- Hoe pakje dit aan met betrekking tot bijvoorbeeld IBR en
BVD?

Prof Aart de Kruif (Faculteit DGK Gent), Lubbert van
Dellen (AVM Leeuwarden) en Aad Heesbeen (Faculteit
DGK Utrecht) geven ieder hun visie. De bijeenkomsten wor-
den geleid door Ton de Ruijter (KNMvD).

Reserveer de volgende data alvast in uw agenda:

14 september 12.30 in Ammerzoden (Gld)

14 september 19.30 in Ammerzoden (Gld)

15 september 12.30 in Schiphorst (Dr)
15 september 19.30 in Schiphorst (Dr)

-ocr page 67-

Komend najaar is er voor dierenartsen een masterclass
\'De Kunst van de Reiger, over persoonlijk management
en communicatie\'. Dierenartsen vanaf ongeveer 35 jaar
kunnen er leren wat de reiger als geen ander dier kan: ef-
ficiënt omgaan met zijn energie, in balans blijven en pre-
cies daar positie kiezen waar hij krijgt wat hij nodig
heeft.

De masterclass geeft antwoord op de vragen:

- Hoe houd ik mijn energiebalans hoog?

- Hoe kan ik mijzelf zo managen, dat ik plezier houd in mijn
werk?

- Hoe schep ik een goede balans tussen privé en werk?

- Hoe kan ik goed omgaan met dilemma\'s en conflicten?

- Hoe kan ik goed communiceren met mijn medewerkers,
collega\'s en klanten?

Aan de hand van praktijksituaties van de deelnemers is er ook
aandacht voor dieperliggende achtergronden. De masterclass
omvat twee hele en twee halve cursusdagen, twee vervolgbij-
eenkomsten en twee individuele gesprekken, bij de start en
ter afsluiting. De cursusdagen zijn gepland met steeds twee
weken tussenruimte. In totaal beslaat het traject een periode
van een halfjaar om de kunst van de reiger meester te worden.
Een belangrijk onderdeel van het traject is het opstellen van
een persoonlijk actieplan, dat de deelnemer tijdens de terug-
komdagdelen beoordeelt en waar nodig bijstelt. De nadruk
in het traject ligt op het daadwerkelijk zetten van de stappen
naar een goede energiebalans, en een gezond en productief
persoonlijk management.

Docenten: drs. Lucy Platvoet en Alexandrien van der Burgt-

Franken, deskundig op het gebied van persoonlijk manage-
ment, loopbaanplanning, communicatie, mediation en be-
leidsadvisering. Zij bundelen in deze masterclass hun krach-
ten, kennis en jarenlange ervaring met training en coaching
van professionals.

De informatiebijeenkomst voor belangstellenden is op 1
september 2004 van 19.00 tot 21.00 uur, Eekwal 6,8011 LD
Zwolle (5 minuten loopafstand van het station). U kunt zich
hiervoor aanmelden bij het secretariaat Van Ede & Partners,
telefoon 038-4210288.

De masterclass vindt plaats op de woensdagen 29 september
en 13 oktober van 10 tot 17 uur, 25 oktober van 13 tot 17 uur
en 4 november van 13 tot 17 uur. De locatie ligt op 5 minuten
loopafstand van station Zwolle en van ruime parkeermoge-
lijkheden: Van Ede & Partners, Eekwal 6, 8011 LD Zwolle,
telefoon 038-4210288.

De oriëntatiegesprekken zijn in de maand september, locatie
in overleg. Data vervolgbijeenkomsten eveneens in overleg.

Aantal deelnemers: twaalf, minimaal acht.
De masterclass levert accreditatiepunten op.
Kosten: € 995 (dankzij sponsoring).

Informatie: Alexandrien van der Burgt, 06-20440569 (20
juli tot 10 augustus afwezig), samenspraak.zorg@planet.nl.
Aanmeldingen gelden op volgorde van binnenkomst bij
lucy@platvoetconsulting.nl, Platvoet Consulting, Muntweg
205,6532 TH Nijmegen. Organisatie en uitvoering: Platvoet
Consulting en Samenspraak in de Zorg

Masterclass \'De kunst van de reiger\'

Veterinair Rundvee Symposium 2004

Voedingsmanagement, een kwestie van smaak!

Op 23 september aanstaande zal op de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht in het Androclusgebouw een symposium
plaatsvinden, georganiseerd door studievereniging
Veterinaire Veefokker Club "De Uithof".
Het thema betreft voedingsmanagement in de rundveehouderij.

De dagindeling ziet er als volgt uit. Om 14.15 uur wordt er gestart met een veterinaire rundveebeurs. Vervolgens worden er vier
lezingen gehouden. Zowel
drs. C.A.M. Peeters als ir. B. Boswerger zullen het grote belang van voedingsmanagement in de
rundveehouderij, vanuit verschillende invalshoeken, naar voren brengen. Tevens zal
dr. R. Jorritsma een lezing gaan verzor-
gen op het gebied van fertiliteit en voeding. Tot slot gaat
drs. ing. D. de Lange enkele praktijkvoorbeelden koppelen aan voe-
dingsmanagement binnen de rundveekoppel.
De bijeenkomst wordt rond 22.15 uur afgesloten met een borrel.

Dit symposium is PAO-waardig, het VKO heeft namelijk 7 PAO-punten toegekend. Er is een beperkt aantal plaatsen beschik-
baar voor praktiserende rundveedierenartsen. Inschrijving voor deelname aan dit symposium, kan via onze website
www.
veefokkers.com.
De kosten bedragen € 75 p.p. Deze zijn incl. diner en borrel.
Graag zien wij u verschijnen op ons veterinair rundvee symposium!

Voor meer info kunt u contact opnemen met Lia Uijterlinde, telefoon: 06-28991017.

-ocr page 68-

Symposium \'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk\'

A.Menarini Diagnostics Benelux organiseert dit jaar een
symposium op zaterdag 16 oktober 2004 in Hotel Van der
Valk in Leusden. Het thema van het symposium is
\'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk\'.

De ontvangst is om 09.30 uur, waarna Cris van der Meiden
(Dierenkliniek Van der Meiden en Eerste Veterinaire
Bloedbank Nederland, Nijverdal) de diagnostiek van een he-
molytische anemie bespreekt. Na de pauze rond elven be-
spreekt Johan de Vos (Dierenkliniek De Ottenhorst,
Terneuzen) de diagnostiek van hematopoietische tumoren.

Na de lunch is het de beurt aan veterinair specialist Rob
Gerritsen (Specialistengroep Gezelschapsdieren De
Kompaan en Eerste Veterinaire Bloedbank Nederland,
Ommen) met als onderwerp \'Bloedtransfusie bij de hond en
de kat\'. De laatste spreker is Anton Beijer (Dieren-
artsenpraktijk De Toren, Drachten) die vertelt over hoe een
reëel tarief te bepalen als het gaat om \'in house\' bloedana-
lyse. Rond 16.00 uur is de afsluiting van het symposium met
een hapje en een drankje.

Voor deze dag zijn accreditatiepunten aangevraagd.

Infectious reproductive disease in pigs

A. Cresham. In Practice 2003; 25:466-73.

Koorts bij beren kan aanleiding zijn
tot een slechte reproductie gedu-
rende één a twee maanden. Infecties
van het PRRS-virus en het virus van
de ziekte van Aujeszky kunnen een
tijdelijke of blijvende infertiliteit
veroorzaken.

Bij zeugen moet bij reproductie-
stoornissen als abortus, niet drachtig
zijn, vaginale uitvloeiing, het geboren worden van veel dode
biggen (al dan niet gemummificeerd) onderscheid gemaakt
worden tussen incidenteel voorkomen en een stalenzoöti-
sche verschijningsvorm. In het laatste geval zal eerder aan
een contagieus agens worden gedacht. Het blijkt echter maar
al te vaak dat de oorzaak gezocht moet worden in milieu- en
managementomstandigheden. Bij incidenteel voorkomen is
soms sprake van het binnendringen van ubiquitair voorko-
mende bacteriën in de baarmoeder.

Er volgt een bespreking van virussen, bacteriën, schimmels

Referate

en andere kiemen die reproductiestoornissen kunnen veroor-
zaken. In Engeland geeft een besmetting met het PRRS-vi-
rus, het Circovirus 2, een parvovirus (SMEDI-syndroom) en
Leptospira interrogans serovar. hratislava aanleiding tot een
stalproblematiek. Varkenspest,
Br suis, L. pomona cn L. tar-
assovi
komen in Engeland niet of slechts sporadisch voor.
De betekenis van enterovirussen in dit syndroom is afgeno-
men (ook in Nederland) vermoedelijk door infecties op
jonge leeftijd en daardoor geïnduceerde immuniteit.
Er worden parameters gegeven wanneer eigenaar en/of die-
renarts deskundige hulp moeten inroepen om de ctiologie te
achterhalen.

De technieken die toegepast worden bij vervolgonderzoeken
worden genoemd. (Merkwaardig is dat niet gewezen wordt
op de mogelijkheid een infectie vast te stellen door onder-
zoek op Immunoglobulinen in het bloed of in lichaamsvocht
van de foetus ref)

J.P.W.M. Akkermans

Vergleichende Untersuchungzur Wirksamkeit von Flunixin bei der
Behandlung von acuten Erkrankungen des Bewegungsapparatus beim Pferd

/. Barthonnmä, N. Franz und L. Goossens. Der Prakt Tierarzt 2001; 82: 688-gj.

Flunixine is een ontstekingsremmer (NSAID), pijnstiller en
het werkt koortsonderdrukkend. De activiteit berust op het
neutraliseren van de werking van het enzym cycloöxyge-
nase. Van 214 acuut kreupele paarden werden er 109 gedu-
rende vijf dagen behandeld met Flunixine per os in een dose-
ring van 1,1 mg per kg lichaamsgewicht éénmaal per dag. De
overige dieren kregen een ander veel gebruikt preparaat (niet
genoemd) tweemaal per dag per os.

De oorzaak van de kreupelheden was velerlei, zoals podo-
dermatitis, arthritis, tendinitis, distorsie e.a. De ernst van het
ziekteproces werd onderverdeeld in vijf categorieën.De re-
sultaten beoordeelde men dagelijks en deze werden sta-
tistisch bewerkt. Vergelijking tussen de beide groepen gaf
aan dat de met Flunixine behandelde paarden sneller herstel-
den, vooral tussen dag twee en vijf van de medicatie. Na
twaalf dagen was het verschil minder uitgesproken.

-ocr page 69-

De Werkgroep Veterinair
Antibioticumbeleid (WVAB)
van de KNMvD bestaat al sinds
1990. De reden om deze werk-
groep op te richten was destijds
de ongezouten beschuldiging
van medici dat dierenartsen
hoofdschuldigen waren aan het
ontstaan van resistentie tegen
antibiotica. Doordat dierenartsen lukraak en op grote
schaal met antibiotica zouden omgaan kwam de genees-
kunde voor onoplosbare problemen te staan - dat was de
redenering. Vanuit de KNMvD is de handschoen toen me-
teen opgepakt. De WVAB werd opgericht en stelde eerst
een heel TvD-nummer samen waarin aangetoond werd dat
de genoemde beschuldiging vooral op onkunde gebaseerd
was. Onkunde over het grote aantal antibiogrammen in de
diergeneeskunde, onkunde over de werkwijze van dieren-
artsen in het algemeen. Het bleek dat buiten de dierenart-
sen vrijwel niemand een goed beeld had van de normale
gang van zaken in een dierenartsenpraktijk. De ge-
middelde medisch microbioloog, de gemiddelde epidemi-
oloog, de gemiddelde ziekenhuisapotheker, de ge-
middelde beleidsmaker: geen idee van hoe wij werken. De
interessante vraag is natuuriijk wiens schuld dat was/is. In
1990 besloten we dat wijzelf allereerst daar aan wat
moesten doen. Zodoende werd dat speciale TvD-nummer
gewijd aan ten eerste wat het bestaande beleid was en ten
tweede hoe het nieuwe beleid eruit zag. Daar, in die tijd,
zijn de formularia geboren en voor het eerst opgesteld. De
WVAB heeft sindsdien gestaag doorgewerkt aan het vete-
rinair antibioticumbeleid. Geen practicus die geen weet
heeft van formularia. Geen dierenarts die niet weet dat
antibioticaresistentie een zorg is voor de {dier)genees-
kunde.

Oorzaak nummer één van resistentievorming is blootstel-
ling aan antibiotica, dat staat vast. Elke vermindering van
blootstelling is dus heilzaam als het om resistentie gaat,
maar natuuriijk is daar altijd de keerzijde, namelijk de heil-
zame werking van antibiotica. Het gaat dus altijd om ver-
antwoord gebruik. Tegen over het één staat altijd het ander
en als dierenarts neem je in die wetenschap een beslissing.

Veertien jaar na het oprichten van de WVAB staat het
onderwerp nog meer in de belangstelling dan voorheen.
De grote aandacht die de afgelopen decennia aan vaccins
en het gebruik ervan werd besteed verschuift naar antibio-
tica. Zoals bekend is er momenteel nogal wat discussie
over wat UDD en wat UDA is of zou moeten zijn. De
grens tussen die twee categorieën stamt uit 1986 en na
bijna twintig jaar is die grens verschoven. Het gevolg zal
zijn dat sommige vaccins meer UDA worden dan voor-
heen en tegelijk dat bepaalde antibiotica voor het eerst
UDD worden, uitsluitend in verband met wat verantwoord
gebruik geacht wordt. Een goed voorbeeld daarvan is het
gebruik van quinolonen bij pluimvee. Van buiten de dier-
geneeskunde wordt de druk steeds verder opgevoerd om te
komen tot een compleet verbod op het gebruik van quino-
lonen bij pluimvee. Niet om de pluimveehouder te dupe-
ren of dierenartsen te frustreren, maar vanwege het sacrale
precaiitionary principle, het voorzorgsbeginsel, dat in de
Europese regelgeving als eerste en als laatste gehanteerd
wordt. De WVAB acht andere oplossingen effectiever en
is bezig richtlijnen op te stellen om quinolonen voor dier-
geneeskundig gebruik veilig te stellen. Tegelijkertijd is
het zaak om de diverse formularia te herzien en te harmo-
niseren. Ook dat is WVAB-werk dat belangrijk is, omdat
het de gang van zaken in de praktijk beïnvloedt.

WVAB-column

Frappez toujours?

Door prof. dr. H. Vaarkamp, voorzitter WVAB

In 1990 waren er KNMvD-leden (en niet \'de eersten de
besten\') die principieel gekant waren tegen het oprichten
van de WVAB. Hun stelling was dat dierenartsen door het
behalen van hun bul het recht hebben om voor te schrijven
wat zij nodig achten in verband met hun eerste taak, het
genezen van dieren. Hoezeer zij in beginsel ook gelijk
hebben en hadden, de dierenarts is niet alleen op de
wereld. Het was voor mij persoonlijk een merkwaardige
gewaarwording om jongstleden april het woord te voeren
op de jaarlijkse SWAB-bijeenkomst. De SWAB is de hu-
mane pendant van de WVAB en in april kwamen ruim
honderd medische beleidsmakers in Utrecht bijeen. De
SWAB bestaat (pas) sinds 1996 en houdt zich bezig met
humaan antibioticumbeleid. Weer bleek het noodzakelijk
om uiteen te zetten hoe dierenartsen werken, want nog
steeds koesteren de medici ernstige vermoedens. Nog
steeds is het zaak om de kwaliteit van ons werk uit te dra-
gen en te verdedigen. In 1990 was dat (hard) nodig en in
2004 nog steeds, in de eerste jaren van de WVAB ben ik
voorzitter van deze werkgroep geweest en sinds 2003 heb
ik deze rol opnieuw toebedeeld gekregen. De WVAB be-
staat uit een tiental dierenartsen, die allen op een verschil-
lende manier met antibiotica te maken hebben (praktijk,
overheid, industrie et cetera.). Dat levert kennis op. Er
moet blijvend veel werk verzet worden om duidelijk te
maken dat wij goed met antibiotica omgaan en wel aan
alle kanten, in de praktijk en bij de KNMvD. Frappez tou-
jours, zo luidt het gezegde niet voor niets.

Fink

(De volgende WVAB-column is van prof
Gremmels, sinds 2003 lid van de WVAB).

-ocr page 70-

Tekst en foto\'s: Susan Umans

Op 15 juni 2004 nam algemeen se-
cretaris dr. Tjeerd Jorna officieel
afscheid van de KNMvD, na een
periode van ruim veertien jaar.
Tijdens zijn afscheidsreceptie in
hotel-restaurant Oud London in
Zeist werd door een aantal men-
sen op het tijdperk Jorna terugge-
keken. Voorafgaand had het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde een interview met de
scheidend algemeen secretaris, die ervan overtuigd is dat
dierenartsen niet zonder elkaar kunnen.

Vele dierenartsen, bestuurders, oud-collega\'s en andere be-
langstellenden bezochten de afscheidsreceptie van algemeen
secretaris dr. Tjeerd Jorna in hotel-restaurant Oud London te
Zeist, ondanks de op stapel staande voetbalwedstrijd
Nederland-Duitsland. Het tijdstip van de receptie was ook
wel dusdanig gunstig dat iedereen er op zijn gemak heen kon
en daarna niet eens heel hard naar huis hoefde te scheuren
om de aftrap niet te missen.

KNMvD-voorzitterTon de Ruijter bedankte Jorna als eerste
vanuit zijn voorzittersrol, maar ook vanuit zijn vriendschap-
pelijke band met de algemeen secretaris van ruim dertig jaar.
Marij van Oostrum blikte terug namens de medewerkers van
het bureau, die op 10 juni met een spetterend verrassings-
feest al informeel afscheid hadden genomen. Zoon cn die-
renarts Aert Jorna lichtte voor de aanwezigen een tipje van
de sluier op over Jorna als echtgenoot en huisvader. Ten
slotte blikte de scheidend algemeen secretaris zelf terug op
de toch wel bewogen afgelopen veertien jaar.

Watersportdag

Jorna werd in augustus 1989 tijdens de watersportdag ge-
polst en in november door het hoofdbestuur benaderd voor
de functie van algemeen secretaris. "Er speelden toen drie
opties", vertelt hij. "Hoogleraar bij Inwendige Ziekten wor-
den op de faculteit, directeur worden van de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in Noord-Nederland en deze baan.
Daar heb ik uiteindelijk voor gekozen, ook omdat ik het een
leuke uitdaging vond gevraagd te worden voor zo\'n functie."
In december 1989 moest Jorna op audiëntie komen bij het
hoofdbestuur en een psychologische test doen. In januari
1990 ging het algemeen bestuur officieel akkoord met zijn
benoeming als algemeen secretaris van de KNMvD.

Puur veterinair gericht

Toen dr. Tjeerd Jorna officieel per 1 mei 1990 begon als al-
gemeen secretaris, was deze functie puur veterinair gericht.
"Ik was wel eindverantwoordelijk voor de hele zaak, maar
secretaris Wim te Giffel droeg zorg voor de management-
functie binnen het bureau en de financiële kanten van de ver-
eniging en ik deed de representatie naar buiten toe. De toen-
malige chef de bureau, Marij van Oostrum, leidde het ove-
rige personeel. Zij werd de eerste stafmedewerker voor alle
niet-veterinaire (algemene) zaken. Het bureau was toen veel
kleiner dan nu: er werkten zo\'n zestien mensen." Deze ver-
deling van taken werkte volgens Jorna prima, omdat hij vete-
rinair was en geen manager. En ook bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren, waar Jorna vandaan kwam, was net
een reorganisatie geweest waar een splitsing was gemaakt
tussen veterinaire en niet-veterinaire zaken.
Behalve dat Jorna de veterinaire zaken moest gaan behartigen,
was zijn functieomschrijving bij zijn aantreden niet echt hel-
der. "Er lag een stapel achtergebleven post, er was een bureau
en men zei \'begint u maar\'. Dat was wel een beetje onwennig.
Gelukkig had ik uit de tijd van de Gezondheidsdienst al een
behoorlijk veterinair netwerk opgebouwd, dus dat aspect
vormde niet echt een groot probleem."

Maatschappi

nieuw

Goede verhouding met voorzitters

"De eerste tijd ging de verdeling veterinaire en niet-veteri-
naire zaken heel goed. Het wel of niet slagen van zo\'n
samenwerking is natuurlijk altijd wat persoonsgebonden,
maar wij respecteerden eikaars gebied en daarmee is het
werken zeker gedurende de eerste zeven jaar heel goed ge-
gaan. Ik had contacten met het hele veterinaire veld, zowel
binnen als buiten de vereniging. En toenmalig voorzitter
Kampelmacher gaf heel veel ruimte om dat te ontwikkelen.
Er was destijds sprake van een hele goede koppeling tussen
hoofdbestuur en bureau doordat iedere maandag het voorzit-
ter-secretarissenoverleg plaatsvond. Maar er werd wel be-
stuurd op afstand." Diezelfde koppeling tussen voorzitter en
secretarissen bleef ook bij voorzitter Udo intact. "Met De
Ruijter is het wat meer ad hoe geworden, ook vanuit zijn
functie." Jorna wil benadrukken dat de contacten met de
voorzitters van het hoofdbestuur/bestuur altijd heel plezierig
en goed zijn geweest. "Waardoor je heel goed kon terugkop-
pelen en wist wat de voorzitter deed en hij wat de algemeen
secretaris deed. Daardoor had je een goede wisselwerking."

Problemen

"Door allerlei omstandigheden ontstond vanaf 1999/2000 de
situatie dat ik steeds meer managementtaken kreeg. Wat mij
toch is opgebroken is dat het aansturen van de organisatie
met of zonder hulp veel meer tijd vraagt dan ik gedacht had",
zegt Jorna hierover. "Die totale functie door één persoon la-
ten uitvoeren is natuurlijk wel heel zwaar gevallen.
Uiteindelijk doe je dus dingen niet goed, waar je dan later op-
merkingen over krijgt."

Structuur en uitbraken

In de eerste periode van zijn KNMvD-loopbaan heeft Jorna
veel veterinaire zaken vooral in structurele zin aangepakt.
Zoals de invoering van de Wet Uitoefening Diergenees-
kunde, waarbij vele voorlichtingsbijeenkomsten in het land

Scheidend algemeen secretaris verhief relativeren tot kunst tijdens KNMvD-tijd
Dr. Tjeerd Jorna: "Dierenartsen kunnen niet zonder elkaar"

-ocr page 71-

zijn gehouden. Maar ook de diergeneesmiddelenwet en niet
te vergeten de logboekaffaire die heel veel commotie in het
veld heeft veroorzaakt, staan hem nog helder voor de geest.
Wat verder een grote rol heeft gespeeld is de informatisering
(naar aanleiding van het KNMvD-jaarcongres in 1992 in
Utrecht) en de daarbij behorende informatiseringsbijdrage.
En niet te vergeten de Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren, waarvoor destijds juridisch stafmedewerker Sabine
van Egmond is aangetrokken. "Zij heeft al die wetsperikclen
uitgewerkt, voorstellen gemaakt, reacties op startnotities ge-
schreven", vertelt Jorna. "In diezelfde tijd is ook het hele
stuk communicatie steeds duidelijker geworden, wat uitein-
delijk resulteerde in het aantrekken van een stafmedewerker
publicatie, Sophie Deleu. Later werden ook de veterinaire
zaken alsmaar meer en werd besloten om hiervoor een staf-
medewerker te werven. Op 1 januari 1997 is Jan Vaarten in
deze functie aangetreden. "Die viel meteen in de varkens-
pestsituatie, terwijl hij juist meer zou doen voor de gezel-
schapsdierensector. Maar hij werd enorm in beslag genomen
door de varkenspest", herinnert Jorna zich.
Hij somt op: "Varkenpest, de IBR-affaire, MKZ en de vogel-
pestuitbraak. En tussendoor een uitbraakje van rhinopneu-
monitis bij paarden, maar dat werd een beetje onderge-
sneeuwd. Dat zijn de zaken die je het meest bijblijven. Er
komen natuurlijk heel veel dingen aan de orde. Zo is er
voortdurend overleg met overheid, bedrijfsleven, producen-
ten van diergeneesmiddelen et cetera, maar dat ervaar je niet
als een spraakmakend hoogtepunt," concludeert hij.

Wat is er veranderd?

Jorna vindt dat de collegialiteit van de dierenartsen onder-
ling nog het meest is veranderd door een steeds sterker wor-
dend individualisme. Hij realiseert zich overigens dat dit een
maatschappelijk fenomeen is. "Door de jaren heen hebben
dierenartsen onderling altijd wel ruzie gemaakt en was er
concurrentie, maar als je ziet hoe hard de wereld is gewor-
den...," zegt hij veelbetekenend. "Dat is voor een kleine be-
roepsgeroep niet al te best. Je moet als beroepsgroep sterk
staan, anders wordt je weggevaagd." Zo is er ooit sprake ge-
weest van een scheiding tussen de gezelschapsdierensector
en de landbouwhuisdierensector. "Dat is voor de beroeps-
groep dodelijk," is de overtuiging van Jorna. "Kijk naar de
medisch specialisten, die bestonden voorheen uit drie groe-
peringen en zijn nu weer één beroepsgroep. Je moet een
waardige gesprekspartner zijn, vooral naar de overheid toe,
maar ook naar het bedrijfsleven. De competitie tussen gezel-
schapsdieren en landbouwhuisdieren kan heel gezond zijn,
maar moet niet op een totaal verschil van diergeneeskundig
inzicht uitdraaien. De vereniging moet voor alle disciplines
openstaan en moet ze ook behartigen. Het is niet voor niets
dat na het vertrek van Jan Vaarten die functie is ingevuld
door twee stafmedewerkers (Joost van Herten voor gezel-
schapsdieren/paard en Hugo de Groot voor landbouwhuis-
dieren/veterinaire volksgezondheid). Ik vind ook dat alle le-
den goede service moeten krijgen."

Wat Jorna grote zorgen baart is dat de dierenartsen elkaar de
vernieling in beconcurreren. "Concurreren is heel goed,
maar dierenartsen zouden elkaar positief moeten beconcur-
reren. In de landbouwhuisdierensector is dat heel lastig om-
dat zij werken met mensen die ook negatieve arbeidsinkom-
sten hebben." Jorna vindt het in dit opzicht belangrijk en
goed dat het KNMvD-bestuur naar verschillende onderne-
mingsvormen kijkt. "Als mensen hun tarieven verlagen om
de concurrentie aan te kunnen gaan, vind ik dat bedrijfseco-
nomisch geen verstandige zet. En dat dit afgedwongen wordt
door beroepsgenoten vind ik helemaal uit den boze.
Als je straks geen levensvatbare praktijk meer hebt, houdt
het op."

Jorna constateert overigens dat de gezelschapsdierensector
steeds levensvatbaarder wordt, de inkomenspositie in deze
tak verbetert. Het vak wordt geïntensiveerd en daardoor
steeds leuker. Het enige dat zorgen zou kunnen baren is de
humanisering van het vak en daarnaast het fenomeen van via
internet kennis vergaren en daarmee naar de \'dokter\' gaan.

Ledenservice

"Het erkennen dat ledenservice heel belangrijk is, vind ik
een goede verandering," zegt Jorna. "Ik vind dat een vereni-
ging ontzettend goed naar zijn leden moet kijken en dus een
hoge mate van service moet bieden. In feite hebben wij altijd
de leden heel hoog in het vaandel staan. Daarbij moeten de
leden wel bedenken dat wij geen ijzer met handen kunnen
breken. Dat is ook nog wel eens een probleem." Jorna merkt

-ocr page 72-

duidelijk dat de intolerantie naar de vereniging toe stijgt. Het
meest recente voorbeeld hiervan is de uitgave van het nieuwe
Europese dierenpaspoort. "Ook al worden er 30.000 per dag
verwerkt, toch is er nog onbegrip dat levering tijd kost."
Verder waarschuwt Jorna voor het te disciplinegericht func-
tioneren van de vereniging. "Het is nu eenmaal zo dat je als
dierenarts niet alles meer kunt, datje moet differentiëren. En
de kanteling (bestuurlijke vernieuwing) van de vereniging
kan heel positief zijn, maar het moet niet doorslaan naar te
disciplinegericht besturen."

Praktijkoverschrijdend werken

De verandering van de dierenartsenopleiding algemeen be-
voegd/competent naar studiepadgericht dus dierdiscipline
competent zal veel impact hebben, denkt Jorna. "Het heeft
voor- en nadelen. Voordeel is dat men zich goed kan ontwik-
kelen op een bepaalde diersoort, met een goede startcompe-
tentie. Nadeel voor de kleine praktijken is dat dierenartsen
van deze generatie die dienst moeten doen, niet alles meer
kunnen." Jorna ziet hierin dan ook een goede aanleiding om
herstructurering met de kleine praktijken te bespreken.
"Men zal meer praktijkoverschrijdend moeten werken, zeker
in dienstverband. Bij elkaar gaan waarnemen." Jorna noemt
als voorbeeld de dierenartsenpraktijken Akkrum en
Gorredijk die diensten met elkaar uitwisselen. "Men praat
hier nog te weinig over," constateert Jorna. "Maar het moet
besproken worden, anders krijg je op den duur problemen.
Over driejaar studeren de eerste dierenartsen uit curriculum
2001 af." Hij raadt studenten diergeneeskunde aan om het
allround co-schap goed te doorlopen, zodat ze later in nood-
situaties weten te handelen.

Advies

Jorna\'s advies aan zijn opvolger Herman Geertsen is: "pro-
beer het bureau een goed functionerend bureau te laten zijn.
Zorg dat de inhoudelijke taken goed gedelegeerd worden en
probeer je goed in de beroepsgroep in te leven." Hij realiseert
zich dat met name dit laatste advies lastig is voor een niet-
dierenarts. "Ik wens hem daarbij veel succes."

Jorna drukt alle dierenartsen op het hart om toch vooral een
goede, samenhangende beroepsgroep te blijven. "Omdat we
zo klein zijn en anders totaal geen gesprekspartner voor wie
dan ook meer zijn. Zorg datje met recht en ruggespraak naar
buiten optreedt. En ik zou de dierenartsen ook willen meege-
ven dat men toch binnen de maatschappelijke veranderingen
zorgt voor een goed imago van de dierenarts. Want de die-
renarts betekent nog steeds iets voor de gewone burger/con-
sument, heeft nog steeds een goede naam. Laat dat zo blij-
ven."

Als het gaat om het kwaliteitsgebeuren, steekt Jorna zijn me-
ning niet onder stoelen of banken. Hij vindt het schrijnend
dat ondanks alle energie die erin tien jaar tijd is ingestopt, er
nog steeds geen goede oplossing is gekomen binnen de be-
roepsgroep. "Op dit punt blinken we niet uit in het inzicht in-
zake het voortschrijdend belang van iedereen."

FVE (Federation ofVeterinarians of Europe)

Jorna mag dan officieel met de VUT zijn, er is geen sprake
van dat hij op zijn lauweren gaat rusten. Eén van zijn voor-
naamste bezigheden is het voorzitterschap van de FVE.
Deze "parapluorganisatie van de KNMvD\'s van 35 landen",
zoals Jorna het noemt, schenkt op Europees niveau aandacht
aan items als diergeneesmiddelen, hygiëne en vleeskeuring,
dierenwelzijn en een Europese kwalificatie voor de oplei-
ding tot dierenarts, specialist en erkende dierenarts. Ook is
de FVE bezig met de uitbreiding van het postacademisch
onderwijs in al die landen. "De FVE handelt nu heel vaak re-
actief," vertelt Jorna. "We moeten meer proactief handelen.
In de nieuwe strategie gaan we daar aandacht aan besteden."
Momenteel is er veel aandacht voor de diergeneeskundige
aspecten naar aanleiding van de toetreding van tien nieuwe
lidstaten dit jaar. "Dan moetje denken aan privatisering van
praktijken en het opstellen van goede organisaties in die lan-
den."

Jorna denkt dat het belang van de FVE zeker de laatste ze-
ven, acht jaar sterk gegroeid is. "Sinds die tijd is er een bu-
reau in Brussel (1997). Daar zitten vijf hele goede medewer-
kers, waar ik net zo trots op ben als op de medewerkers hier.
Ze doen goed werk en dat maakt het besturen gemakkelijk."
Jorna heeft zich voorgenomen om na zijn vertrek bij de
KNMvD meer over de FVE te gaan vertellen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. "Ik denk dat de
Nederlandse dierenartsen daar niet genoeg van weet. Er is
ook te weinig over gecommuniceerd, dus de dierenartsen
kunnen het ook niet weten."

Plannen voor de toekomst

Naast het FVE-voorzitterschap blijft er hopelijk nog genoeg
tijd over voor andere zaken. Zo is Jorna actief in natuurorga-
nisatie TtFryske Gea\'. "Alles rondom het beheer van natuur-
gebieden vind ik leuk", zegt hij. "Verder ben ik van plan om
me nog meer te verdiepen in de hele zaak rondom BSE bij
runderen. Dat vind ik interessant en daar heb ik inmiddels
heel veel van verzameld." Ook wil Jorna gaan reizen, waar-
bij vooral de Noordkaap favoriet is. "En niet te vergeten mijn
sportclub (hockeyclub de Graspiepers)."

Blijven relativeren

Zijn grootste prestatie in veertien jaar KNMvD vindt Jorna:
"blijven relativeren en daarmee niet over de kop gaan. Zeker
in crisistijd gewoon met de voeten op de grond blijven." Hij
realiseert zich terdege dat dit ook iemands zwakte kan zijn.
"Maar dat is altijd zo. Je grootste sterkte kan ook je grootste
zwakte worden."

Jorna blijft vertrouwen in de KNMvD houden "omdat ik
weet dat dierenartsen toch niet zonder elkaar kunnen. Dat
blijkt vooral in hun vrije tijd. Je ziet het het beste als ze ge-
meenschappelijk aangevallen worden. Dus zal er altijd een
KNMvD blijven. Ik ben zelf in alle tijden KNMvD-lid ge-
bleven en ik zal het ook altijd blijven. Als je iets wilt veran-
deren, moet je het van binnenuit veranderen en nooit van
buitenaf."

-ocr page 73-

Afscheidswoord Tj. Jorna

Aan de leden.

Op 1 juli jl. heb ik mijn functie als algemeen secretaris van de
KNMvD neergelegd. Ruim veertien jaar heb ik mij in deze
functie ingezet voor de beroepsgroep.

Ik wil niet een historisch overzicht geven van wat er allemaal is
gebeurd en mogelijk niet is gebeurd. Liever wil ik de beroeps-
groep: dierenartsen, iets toewensen. Maar eerst wil ik jullie
danken voor het vertrouwen dat jullie me steeds hebben gege-
ven en ook voor de goede samenwerking die ik met alle disci-
plines gedurende deze tijd heb ervaren. Ik besef datje in al deze
jaren lang niet iedereen persoonlijk hebt ontmoet, maar er toch
iets voor hebt kunnen betekenen. Ook weet ik datje niet aan ie-
dereen genoegdoening hebt kunnen geven, omdat dat niet in
het algemene belang past of ook omdat het gewoon niet moge-
lijk is.

Met heel veel plezier heb ik de functie vervuld. Dankzij het
vermogen te kunnen relativeren en enig eelt op de ziel is het
goed te doen, al waren de laatste jaren in een dubbelfunctie wel
veel tijd vragend en zwaar. Op het bureau van de KNMvD
wordt enorm veel werk verzet door hardwerkende medewer-
kers met grote deskundigheid. \'In het veld\' is dat niet altijd be-
kend, maar neemt u van mij aan; de medewerkers van het bu-
reau staan altijd voor de leden klaar. Van deze plaats wil ik
daarom de medewerkers van de KNMvD van harte danken
voor de goede samenwerking en de plezierige werkomgeving
die zij mij gegeven hebben. Op 10 juni hebben zij mij \'ont-
voerd\' om mij en Anneke een fantastische afscheidsavond te
bezorgen. Geweldig en ik ben \'vrijgelaten\'. Ik wens de nieuwe
algemeen directeur alle succes om met deze gemotiveerde
groep de ledenservice hoog in het vaandel te houden.

Op 15 juni heeft het bestuur mij een afscheidsreceptie aange-
boden. Ik dank het bestuur daar heel hartelijk voor. De spee-
ches van voorzitter Ton de Ruiter, van stafmedewerker Marij
van Oostrum en zoon Aert geven je een warm en dankbaar ge-
voel. Hartelijk dank!

Niet alle leden kunnen naar je afscheidsreceptie komen, en
daarom wil ik functioneel hiermee afscheid nemen. Ik hoop ve-
len van jullie nog vaak te ontmoeten, want het contact met jullie
in bijeenkomsten zoals jaarvergadering, afdelings- en groeps-
vergaderingen, sportdagen et cetera vond ik één van de prettig-
ste en meest motiverende aspecten van de functie. Voor die
mensen \'deed\'je het!

Ik heb nog wel een aantal wensen. Ik hoop dat we de komende
jaren gespaard blijven van ziekten als KVP, MKZ, AI et cetera
waarbij we, onnodig soms, zoveel gezonde dieren moeten rui-
men. Tevens dat de regelgeving niet als een lastenverzwaring
mag uitwerken.

De KNMvD, de beroepsgroep van alle dierenartsen, wens ik
toe dat we, ondanks alle disciplinegerichtheid, een éénheid
naar buiten blijven. Samen ben je als beroepsgroep een ge-
sprekspartner naar derden.

Ondanks maatschappelijke individualisering hoop ik dat de
collegialiteit mag blijven bestaan. Dat practici elkaar niet kapot
concurreren en hun integriteit handhaven. Oneigenlijke con-
currentie zet de integriteit onder druk (zie de notarissen).
Ook hoop ik dat kwaliteit een goede plaats krijgt in de dierge-
neeskunde. De praktijkcertifering, erkenning van dierenartsen,
de modernisering van de vleeskeuring (het PAO-D), zijn niet
alleen in Nederiand aan de orde, maar zullen als Good
Veterinary Practice certificate, qualified vets (CFD), en wer-
ken volgens de nieuwe
hygiene package in heel Europa een
plaats krijgen.

Daarnaast zal de opleiding tot dierenarts studiepadgericht
(tracking) zijn en dierenartsen met verschillende startcompe-
tenties opleveren. De Faculteit der Diergeneeskunde is in deze
voorloper, maar andere faculteiten in Europa volgen. Toch
wens ik dat de Faculteit aansluiting blijft houden met de dierge-
neeskunde in het brede veld en dat de dierenartsen via de
KNMvD ook inspelen op het inzetten van deze jonge afgestu-
deerde dierenartsen in de kleine breed georiënteerde praktij-
ken. De studenten diergeneeskunde zijn de collega\'s van de
toekomst en ik ben blij dat de band met de D.S.K. steeds stevig
en goed was. Presentaties over het beroepsperspectief heb ik al-
tijd graag gedaan. Nederlandse studenten: jullie hebben een
geweldig perspectief in heel Europa en daarbuiten.
Het bestuur van de KNMvD wens ik alle succes met de be-
stuurlijke vernieuwing en de inpassing daarvan in de beroeps-
groep en het bureau. Met grote dank aan mijn drie voorzitters,
alle bestuursleden KNMvD, afdelingen, groepen en de leden
zeg ik:

Hominum animaliumque salutis.

Dr. Tjeerd Jorna

Zuurstof voor de Nederlandse dierenarts

Dinsdag 6 juli werd onder toeziend oog van algemeen directeur
Herman Geertsen en portefeuillehouder Leen den Otter de ka-
derovereenkomst tussen OmegaSoft en de KNMvD getekend.
Door de drie handtekeningen van KNMvD-voorzitter Ton de
Ruijter, president van OmegaSoft Ronny Robbrecht en direc-
teur OmegaSoft Nederland Jean-Philippe Schepens, hebben de
partijen aangegeven in de toekomst te willen samenwerken
voor de ontwikkeling van onder andere een benchmark-
systeem.

Na de ondertekening maakte de redactie van het tijdschrift van
de gelegenheid gebruik om met name OmegaSoft beter te leren
kennen.

Wie en wat is Omegasofl?

De heer Robbrecht vertelt enthousiast: "OmegaSoft is een zelf-
standige divisie van OmegaPharma met als specialisatie het le-
veren van diensten aan medische professionals zoals onder an-
dere tandartsen, huisartsen, opticiens en ook dierenartsen.
OmegaSoft verzorgt de totale dienstverlening rondom de ICT
voor deze beroepsgroepen. Dat gaat van software tot hardware
en andere diensten die aansluiten op de behoefte van deze pro-

-ocr page 74-

fessionals. Kortom OmegaSoft is het ioicet waar bijvoorbeeld
de dierenarts naar toe kan bellen voor advies, informatie en bij
onverhoopte problemen.

Op dit moment is het bedrijf in drie landen gevestigd; de basis
van het bedrijf ligt in België. Sinds kort zijn wij dan ook druk
bezig om onze naam te vestigen in Nederland en Frankrijk. Er
werken 210 mensen en afgelopen jaar was de omzet 24 miljoen
euro. Vandaag de dag heeft OmegaSoft 12.000 klanten in drie
landen met natuurlijk de meerderheid in België. In totaal zijn
we nu zes jaar in deze markt aanwezig en we zien dat we in
Nederland en Frankrijk aan het groeien zijn."

OmegaSoft heeft in Nederland enkele ondernemingen over-
genomen zoals bijvoorbeeld Synapsis en Micpoint. Wat was
de reden voor deze overnames?

Robbrecht vertelt verder: "Na het introduceren van onze dien-
sten bij apotheken en tandartsen in 2001 stond het bedrijf voor
een keuze. Gaan we door in België met het informatiseren bij
huisartsen of gaan we met OmegaSoft internationaliseren?
Er is toen gekozen om eerst de huisartsen bekend te maken
met onze diensten; hier was en is nog steeds veel te bereiken
met ICT. Eind 2003 was het bedrijf toe aan een nieuwe stap.
Op dat moment deed zich de mogelijkheid voor om dan toch
die internationaliseringsslag te maken en dat hebben we dan
ook gedaan. De strategie van de onderneming is om binnen
een korte tijd marktleider te worden. Toevallig waren er op dat
moment twee ondernemingen in de Nederiandse markt die
zuurstof nodig hadden en wij hebben die ondernemingen dat
gegeven."

Wat is de strategie voor de toekomst?

Robbrecht: "Wij willen de komende tijd natuurlijk groeien
binnen de bestaande markten en we gaan nieuwe markten aan-
boren. Onze visie daarbij is dat klantentevredenheid de basis is
van een gezond bedrijf Daarom willen wij bij het vervullen
van onze strategie zeer klantgericht te werk gaan en onze dien-
sten op de wensen van de klant afstemmen. Om die wensen te
achterhalen, en te begrijpen wat er leeft in de gemeenschap van
de dierenartsen hebben wij in ons personeelsbestand dierenart-
sen om zo dicht mogelijk bij die klant te staan. Hoe kunnen wij
anders goede toepassingen bouwen? Kortom, samen met onze
klanten gaan wij de toekomst bepalen."

Wat gaat OmegaSoft voor de Nederlandse dierenarts beteke-
nen?

Robbrecht legt uit: "De technologie in de toepassingen van

Daisy en Viva waar de dierenarts op dit moment mee werkt is
gedegen, maar wel verouderd. De tijd en daarmee de ontwikke-
lingen op ICT-gebied zullen ons verplichten om in deze toepas-
singen een nieuwe stap te zetten. Dat willen we nu aanpakken,
maar zonder daarin disruptief te zijn. Onze doelstelling is een
naadloze overgang voor de dierenarts naar nieuwe technolo-
gie."

Hoe kijkt de KNMvD tegen OmegaSoft aan?

Ook onze voorzitter Ton de Ruijter, begint net zo enthousiast te
vertellen als de heer Robbrecht. "De komst en de overnames
van OmegaSoft zijn een belangrijke ontwikkeling op ICT ge-
bied in Nederland. Tot nu toe werkten we met veel partijen, die
geen marktleider waren en die ook geen richting konden geven.
Met OmegaSoft is die nieuwe marktleider er nu wel.
Daardoor zijn we beter in staat plannen voor de toekomst te
maken. Met de juiste begeleiding vanuit OmegaSoft, maar na-
tuurlijk ook vanuit gebruikersoogpunt kunnen we met een ge-
rust hart op die toekomst afstevenen. In samenwerking met
OmegaSoft, het gebruikersplatform en in beperkte mate de
KNMvD hopen we dat daardoor onder andere het kengetallen-
project eindelijk vorm gaat krijgen. De relatie die de KNMvD
met OmegaSoft aangaat is puur op basis van samenwerking
zonder dat daar een commerciële gedachte ten opzichte van el-
kaar achter zit. Dat OmegaSoft een commercieel bedrijf is en
de diensten aan de dierenartsen commercialiseert is natuurlijk
logisch."

Wat is de toegevoegde waarde voor de dierenarts van de gete-
kende kaderovereenkomst?

De Ruijter gaat verder: "Het is voor ons van belang vrije be-
schikbaarheid te krijgen over de praktijkgegevens. We kunnen
dan met een mooi woord gezegd een benchmark uit gaan voe-
ren. Kortom met de diverse gegevens van de praktijken die
meedoen kunnen wij als beroepsvereniging, maar ook de prak-
tijk zelf gaan vergelijken. We kunnen analyses maken over veel
voorkomende behandelingen, economische situaties van prak-
tijken. We kunnen ook de ontwikkeling van bepaalde trends be-
ter en sneller signaleren. Dit is natuurlijk interessante informa-
tie om goed beslagen ten ijs de toekomst in te gaan, voor ons als
beroepsvereniging, maar ook de dierenarts(enpraktijk) indivi-
dueel."

Meer informatie?

Wilt u de brief van algemeen directeur Herman Geertsen en/of
de kaderovereenkomst nalezen? Kijk dan op www.knmvd.nl
onder de knop KNMvD, rubriek nieuws.

-ocr page 75-

In mei 2004 berichtten wij u over de
uitkomsten van het onderzoek door
de Arbeidsinspectie naar de naleving
n^ffffff^ff van de Kernenergiewet in dierenart-
senpraktijken. De uitkomsten stem-
^^^^^^^ den zeker niet tot tevredenheid: 77%
van de onderzochte praktijken had
één of meer zaken met betrekking tot
\'röntgen\' niet op orde. Het onderzoek
van de Arbeidsinspectie vond plaats in het jaar 2002. Bij de
presentatie van de onderzoeksresultaten kondigde de
Arbeidsinspectie reeds aan dat zij in de loop van het jaar 2004
opnieuw een inspectieproject zou starten naar de naleving van
de Kernenergiewet in dierenartsenpraktijken.

Inmiddels heeft de KNMvD bericht ontvangen dat de
Arbeidsinspectie daadwerkelijk is gestart met het onder-
zoek. De onderzoeksperiode loopt van eind juni 2004 tot
eind januari 2005. De tekst van de aankondiging van de
Arbeidsinspectie treft u onderstaand aan. Daarin vindt u ook
de doelstelling van het onderzoek, met andere woorden: de
punten die tijdens een inspectiebezoek aan de orde kunnen
komen.

Om de leden te ondersteunen bij de naleving van de Kern-
energiewet, i.c. het Besluit Stralingsbeschenning, is door de
KNMvD in januari 2003 de module \'Röntgen\' toegestuurd,
vergezeld van een toelichting. U kunt aan de doelstellingen van
het onderzoek voldoen door de module integraal in uw praktijk
toe te passen. Mocht u deze module nog niet hebben geïmple-
menteerd in uw praktijk, dan u kunt u indien nodig een nieuw
exemplaar aanvragen via
a.de.reiiver@knmvd.nl of schriftelijk
via faxnr. 030-6348909, t.a.v. mevr. A. de Reuver-van Zijl.
Mocht u inhoudelijke vragen hebben over de toepassing van
de module of het Besluit Stralingsbescherming, dan zal ik u
graag te woord staan.

drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess,
stafmedewerker

Arbeidsinspectie

Directie Industrie

Arbeidsinspectie controleert opnieuw dierenartspraktijken

De Arbeidsinspectie is belast met het toezicht op de naleving
van de bepalingen in de Kernenergiewet (KEW). Vanaf juni
2004 zal de Arbeidsinspectie de (mobiele) toepassing van rönt-
genstraling in de veterinaire praktijk gaan inspecteren. Dit is een
vervolg op twee eerdere projecten (in 2001 en 2002) waarin een
relatief groot aantal dierenartspraktijken in overtreding bleek te
zijn (80% in 2002).

In tegenstelling tot de eerdere projecten zal in dit project speci-
ale aandacht worden besteed aan de zogenaamde mobiele toe-
passing van röntgenstraling in zogenaamde \'paardenklinieken\'
gezien de kans op een relatief hogere blootstelling aan ionise-
rende straling vergeleken met het maken van opnames van
kleine gezelschapshuisdieren. Dit komt doordat vergeleken met
kleine gezelschapsdieren:

• er opnamen worden gemaakt in verschillende stralingsrich-
tingen; maar voornamelijk met een horizontale stralengang
en

• de instelling van de hoogspanning hoger is.

Naast de dierenartspraktijken, zijn ook anderen op de markt van
het maken van röntgenopnames van paarden actief Deze toe-
passers van röntgenstraling zullen, indien adressen achterhaald
kunnen worden, ook geïnspecteerd worden in dit project.

De doelstelling van het project is dat binnen de gestelde termij-
nen alle geïnspecteerde praktijken, voorzover relevant,

• melding hebben gedaan van hun toestel of in het bezit zijn van
een KEW vergunning toegesneden op de actuele situatie;

• de verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen een
maatschap hebben vastgelegd;

• een verantwoordelijk stralingsdeskundige van voldoende ni-
veau hebben;

• een schriftelijke werkinstructie hebben opgesteld en ver-
strekt;

• de stralingsbelasting hebben geanalyseerd;

• de betrokken werknemers op basis van de risico-analyse heb-
ben ingedeeld in blootgestelde en niet- blootgestelde werkne-
mers;

• de blootgestelde werknemers beschikken over een geschikte
persoonlijke dosismeter;

• beschikken over aanvullende afschermingen en beveiligings-
middelen;

• periodiek het onderhoud van het toestel geregeld hebben;

• jaarlijks de doeltreffendheid van de beveiligingsmiddelen en
technieken verifiëren;

• over een toestel beschikken dat niet door onbevoegden kan
worden gebruikt;

• de wettelijk verplichte waarschuwingssymbolen op de juiste
plaatsen hebben aangebracht en

• beschikken over een inzichtelijk en toegankelijk KEW dos-
sier.

Het project start eind juni 2004 en zal tot eind januari 2005 du-
ren. In totaal zullen 100 praktijken bezocht worden. Voor het in-
spectiebezoek zal de inspecteur een afspraak maken.

Onderzoek Arbeidsinspectie naar naleving röntgen wetgeving
in de praktijk gestart

-ocr page 76-

In de eerste vier maanden van 2004 zijn 49 Utrechtse dierge-
neeskundige studenten afgestudeerd. In deze periode stonden
er 247 dierenartsen ingeschreven die per direct op zoek waren
naar fulltime werk. In deze vier maanden zijn er bij de vacatu-
rebank 26 banen in gezelschapsdierenpraktijken aangeboden,
12 banen in gemengde praktijken en 6 banen in landbouwhuis-
dierenpraktijken en twee banen buiten de praktijk. Van de in to-
taal 163 aangeboden banen en waarnemingen waren er 45 part-
time (vnl. in de gezelschapsdierenpraktijken).

Aanbod

Van de 247 dierenartsen die in april ingeschreven stonden voor
een fulltime baan, zocht 65 procent een functie in de gezel-
schapsdierenpraktijk en 35 procent een functie in een ge-
mengde praktijk of landbouwhuisdierenpraktijk.
De groep dierenartsen, ingeschreven bij de vacaturebank, die
op zoek is naar parttime werk bedraagt 64 dierenartsen. Het
grootste deel is op zoek naar een baan in de gezelschapsdieren-
praktijk ( 83 procent); 17 procent zoekt werk in de gemengde
of de landbouwhuisdierenpraktijk. Het aantal vrouwen is in
deze groep veel groter dan het aantal mannen: 95 procent van
de groep bestaat uit vrouwelijke dierenartsen.
Verder zijn er tien dierenartsen, die reeds werkzaam zijn in een
praktijk, op zoek naar een andere baan in een praktijk en dus op
termijn beschikbaar vanwege een opzegtermijn. Van deze die-
renartsen zocht 80 procent op termijn een functie in een gezel-
schapsdierenpraktijk en 20 procent in een gemengde of land-
bouwhuisdierenpraktijk.

Bij de vacaturebank staan tevens dierenartsen ingeschreven
die eventueel geïnteresseerd zijn in een baan buiten de prak-
tijk. Hiermee wordt bedoeld werk in het bedrijfsleven, onder-
wijs, bij de overheid, bij onderzoeksinstituten et cetera. De va-
caturebank houdt van deze dierenartsen een apart bestand bij.
Het aantal dierenartsen dat hier staat ingeschreven bedraagt
371.

Vraag

In de eerste vier maanden van 2004 zijn er bij de Vacaturebank
104 aanvragen binnengekomen voor waarnemingen in gezel-
schapsdierenpraktijken, 8 aanvragen in gemengde praktijken
en 5 aanvragen in landbouwhuisdierenpraktijken.
Van de vaste banen zijn inmiddels 11 banen in gezelschapsdie-
renpraktijken ingevuld; 4 door vrouwelijke dierenartsen, 3
door mannelijke dierenartsen en 4 door een vrouwelijke of
mannelijke dierenarts.

Daarnaast zijn 3 banen in gemengde praktijken ingevuld; I
door een vrouwelijke dierenarts en 2 door mannelijke dieren-
artsen.

Daarnaast zijn 2 banen in landbouwhuisdierenpraktijken inge-
vuld door 2 mannelijke dierenartsen.

Voor meer informatie of diensten van de vacaturebank: Ronald
van Ringelestijn, Bureau KNMvD, telefoon: 030-6348900,
e-mail: vacaturebank@knmvd.nl.

Overzicht vraag en aanbod vacaturebank januari-april

Praktijk als leerschool?
- wat leer ik de student? - wat kan de praktijk mij leren? - ethiek of ondernennen?

Bijeenkomst Regio West donderdag 9 september 2004

"Wat moet de werkgever bieden om nieuwe dierenartsen te boeien.^"
discussieavond onder leiding van debater Cijs Weenink

Op donderdag 9 september
houdt Regio West haar eerstvol-
gende discussieavond. De
avond staat in het teken van de
dierenarts van de toekomst. De
faculteit diergeneeskunde wil
studenten naar dierenartsprak-
tijken sturen voor een deel van
de opleiding. Maar wat moet de
praktijk de studenten dan leren? Hoe als ondernemer
een praktijk gerund moet worden? Maar steeds minder
dierenartsen willen ondernemen, en willen in loon-
dienst. Of moet de praktijk uitsluitend ethisch handelen
leren in het belang van het dier? Maar vraagt de maat-
schappij een zuiver ethische dierenarts, of iemand die
juist voor de eigenaar een probleem met zijn dier op-
lost? En wat verwacht een practicus van de student die
bij hem komt leren? En wat wil de student zelf in die
praktijken leren?

Een student diergeneeskunde, een onderwijskundige van

Congresse

cursusse

de faculteit, een practicus, en een dierenarts werkzaam
bij de overheid zullen hun visie op bovenstaande proble-
matiek geven.

Er wordt een levendig debat verwacht. Het bestuur van
Regio West is dan ook verheugd dat Gijs Weenink, be-
kend gespreksleider en debater van de Amsterdamse
Debatacademie bereid is gevonden het debat te leiden. In
het kader van de erkenningsregeling zijn 5 erkennings-
punten aangevraagd bij het VKO. Aan het begin van de
avond zal de Algemene ledenvergadering van de
KNMvD worden behandeld.

Al met al wordt een leerzame en boeiende avond ver-
wacht waarvoor leden van de Regio West van harte zijn
uitgenodigd, en waar ook een aantal studenten wordt ver-
wacht. Vanaf 19.30 uur staat de koffie klaar bij Mercure
Hotel Amsterdam Airport (voor route zie:). De avond be-
gint om 20 uur. Nadere informatie volgt bij de uitnodi-
ging, per e-mail en komt op de KNMvD-website
www.mercure.nl

Noteer alvast de datum 9 september!

-ocr page 77-

Dit is liet tliema van het jaarcongres 2004. Het congres wordt
dit jaar gehouden op
vrijdag 1 oktober in Hotel Tjaarda te
Oranjewoud, nabij Heerenveen. De Jaarcongrescommissie
heeft alles in het werk gesteld om voor u zeer onderhoudende
sprekers te vinden, van buiten ons directe
werkveld, die een verfrissende blik kunnen
werpen op de uitdagingen van de dierge-
neeskunde van vandaag, of u nu kleine
huisdierenpracticus of grote huisdieren
practicus bent, wel of niet in loondienst, of
werkzaam in het bedrijfsleven of overheid.

Om het geheel van een extra smaak te voorzien is notaris
prof mr. M.J.A. van Mourik gevraagd als voorzitter op te
treden. De heer van Mourik treedt re-
gelmatig op bij grote bijeenkomsten
en slaagt er meestal in zijn publiek be-
halve inhoud ook een zeer plezierige
dag te bezorgen. Hem zal ook een me-
ning worden gevraagd over de dieren-
artspraktijken en hun worsteling met
het achteriaten van de klassieke dorps-
praktijk en het groeien naar nieuwe
zakelijkheid en professionele onder-
nemingsvormen, vanuit een financi-
eel-juridisch perspectief Dit is ook
belangrijk voor dierenartsen die
loondienst of parttime willen blijven werken

een zich ontwikkelende nieuwe Europese lidstaat.

"Samen werken in Europa"

Foppe de Haan is een van de sprekers. Hij
behoeft geen toelichting. Zeker niet in
Heerenveen, waar hij zo succesvol de voet-
balclub jarenlang tot grote prestaties heeft
JaarCOtlgreS KNMvD 2OO4
gecoacht. Hem is gevraagd te spreken over
succesvol laten samenwerken van een team. Samenwerken is
in de praktijk immers erg belangrijk maar ook lastig, en elk
bedrijf wil dat mensen meer samenwerken, dus wat is nu
mooier dan een ervaren coach, die vele nationaliteiten in zijn
team had, eens te vragen zijn licht daarover te laten schijnen.

m

Samenwerken in Europa

Al met al hopen we hiermee een uitdagend programma te
presenteren, dat u extra energie geeft om vol het aanslui-
tende diner en feest in te duiken. We hopen dan ook op u al-
ler komst.

Ook zal oud staatssecretaris van Landbouw, de heer drs. J.D.
Gabor spreken. Hij werkt de laatste jaren in Hongarije als ver-
tegenwoordiger van Nederland op het gebied van de land-
bouw, en kan als geen ander vertellen wat hij als kansen en
bedreigingen ziet voor de Nederlandse landbouw en dierge-
neeskundige beroepsgroep, met ervaring van zeer nabij in

In volgende edities van het Tijdschrift en op de KNMvD-
website wordt u van de verdere ontwikkelingen over het
Jaarcongres 2004 op de hoogte gehouden.

De Jaarcongrescommissie

Jaarcongres 1 oktober Heerenveen Jaarcongres I oktober Heeren veen Jaarcongres I oktober

Nieuwe lijst invoereisen gezelschapsdieren geldend per 3 juli 2004

Vanaf 3 juli jongstleden is de verordening 2003/998/EG over
het niet commerciële vervoer van honden, katten en fretten
binnen de EU in werking getreden. Om de gevolgen van deze
verordening inzichtelijk te maken heeft de KNMvD een
nieuw overzicht gemaakt van de invoereisen van een groot
aantal landen. Deze lijst kan u van dienst zijn bij de vele vra-
gen die u ongetwijfeld over dit onderwerp krijgt en is tot
stand gekomen na overleg met de RVV
De lijst is te downloaden en uit te printen via onze website
onder Actueel bij Dierenpaspoort of te verkrijgen op het bu-
reau via
mfo@knmvd.nl of 030-634?,900.

Om de invoering van de nieuwe regels te versoepelen zal er
van 3 juli tot 1 oktober een overgangsregeling van kracht
zijn. Een groot aantal Europese landen was namelijk op
3 juli nog niet geheel klaar met de implementatie zoals bij-
voorbeeld de uitgifte van een Europees paspoort. In principe
komt het erop neer dat er tussen 3 juli en 1 oktober op twee
manieren door de Europese Unie kan worden gereisd. Op de
"nieuwe" manier dus volgens de nieuwe gestandaardiseerde
EU-eisen
of op de "oude" manier, dat wil zeggen door te vol-
doen aan de nationale eisen van de EU-lidstaat van binnen-
komst die vóór 3 juli 2004 van kracht waren. Vanuit
Nederland kan dus vanaf 3 juli volgens de nieuwe regels met
het KNMvD EU-paspoort gereisd worden. Dat geldt ook
voor het reizen naar EU-lidstaten als het Verenigd
Koninkrijk, Ierland, Zweden en Malta die aanvullende eisen
stellen. Verder zijn er wanner men volgens de nieuwe regels
reist binnen de EU geen extra gezondheidsverklaringen en
legalisaties meer nodig.

Voor het niet-commerciële vervoer van kleine knaagdieren,
konijnen, vogels, vissen amfibieën en reptielen zijn nog
geen Europese geharmoniseerde eisen. Iedere lidstaat mag
hiervoor zijn eigen invoereisen blijven stellen. Deze eisen
zijn niet in de lijst opgenomen omdat hier lang niet altijd dui-
delijkheid over is. In de praktijk is in veel gevallen een door
een dierenarts afgegeven gezondheidsverklaring voldoende.

-ocr page 78-

Voor specifieke informatie kan het best contact worden ge-
zocht met de ambassade van het land van bestemming.

Helaas is een aantal zaken die voortvloeien uit de verorde-
ning 2003/998/EG op dit moment nog niet geregeld. Zo is er
nog geen Nederlandse verklaring voor het vervoer van die-
ren jonger dan 3 maanden. De RVV werkt hieraan en ver-
wacht op korte termijn een geschikte verklaring gereed te
hebben.

De titerbepalingen voor Rabiës dienen te gebeuren in een EU-
erkend laboratorium (bv in Brussel of Giessen). Eind 2004
hoopt het CIDC in Lelystad ook een erkenning te hebben.
Of het gebruik van stickers voor NAW- en diergegevens in
het paspoort is toegestaan blijft onduidelijk. De RVV advi-
seert voorlopig om de gegevens met de hand in te vullen.
Voor meer informatie zie ook of

Voor verdere vragen kunt u terecht op het bureau van
de KNMvD, per telefoon 030-6348900 of per e-mail
j. van.herten@knmvd. nl

Vrijdag 8 oktober 2004 KNMvD sportdag in Drachten

Beste veterinaire sportvrienden.

Een week na het jaarcongres van de KNMvDiergeneeskunde
zijn wij te gast bij de Friese Hockeyclub "De Graspiepers" in
Drachten, die in samenwerking met de Sportcommissie van
de KNMvD de 18^ veterinaire sportdag zullen organiseren op
vrijdag 8 oktober.

Het unieke van de locatie in Drachten is, dat hockey(kunst-
gras),voetbal, tennis (binnen of buiten) en bridge op hetzelfde
terrein zullen worden gehouden,waarbij de golfers zich \'s
avonds tijdens ons diner zullen aansluiten.

Namens de sportcommissie van de KNMvD willen wij u al-
len uitnodigen om aan deze sportieve happening deel te ne-
men, waarbij de condities optimaal aanwezig zijn voor uw
sportieve en sociale activiteiten.

We hebben dit jaar van vele sportieve manifestaties kunnen
genieten, zoals Roland Garros, EK voetbal, Wimbledon, Tour
de France en tot slot de Olympische Spelen in Griekenland,
maar actief de degens in veterinair Nederland te kruisen is een
unieke traditionele gebeurtenis die u niet mag missen.
Natuurlijk zal er weer een sportman of -vrouw gekozen wor-
den, die op basis van zijn/ haar sportieve en veterinaire kwa-
liteiten gekozen wordt.

Tot vrijdag 8 oktober in Drachten,
Hans Lambeek, voorzitter sportcommissie

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer juni 2004

Centrale regiovergadering

Op 27 mei 2004 vond de centrale re-
giovergadering plaats, waarbij be-
stuursleden uit de vier regio\'s waren
vertegenwoordigd. Met name de
taak en de positie van de regio\'s en
de communicatie tussen de diverse
gremia binnen de KNMvD is uitge-
breid besproken.
De regiobesturen gaven onder andere aan dat zij de behoefte
hebben aan een intensiever contact met het bestuur. Daarom
zal de portefeuillehouder verenigingszaken, bestuurslid
Borgmeier, maandelijks contact opnemen met de secretaris-
sen van de regio\'s. Daarnaast komen de regiobesturen twee-
maal per jaar bijeen en is er eenmaal per jaar een overleg tus-
sen de regiobesturen en het KNMvD-bestuur.
Meer informatie: portefeuillehouder John Borgmeier.

Europees Dierenpaspoort

Drs. A.M.W. Kleinmeulman, directeur van de RVV bij de

B&
Bulleti

VWA heeft in een brief aan het bestuur bevestigd dat het
Europese Dierenpaspoort dat door de KNMvD wordt uitge-
geven, volledig aan alle voorwaarden voldoet. Meer infor-
matie over dit onderwerp vindt u op de website of in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 juli 2004, waarin de
meestgestelde vragen aan bod komen.
Meer informatie: bureaumedewerker Joost van Herten.

Voorzitter en algemeen directeur in gesprek met dr. ir. H.
Paul

Dr. ir. H. Paul is directeur bij de Directie Voedselkwaliteit en
Diergezondheid (voorheen Voedings- en Veterinaire
Aangelegenheden) van het ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit. De voorzitter en de algemeen directeur
hadden op 26 mei 2004 een gesprek met de heer Paul, waar-
bij zij onder andere spraken over de afzet van geënte dieren.
De strategie van LNV is dat er in principe bij een uitbraak
van een ziekte geënt gaat worden, afhankelijk van de con-
crete situatie. Het bedrijfsleven moet hierbij nagaan welke
problemen er daadwerkelijk ontstaan bij de export van geënt

-ocr page 79-

vlees met daarbij de mogelijke oplossingen. LNV zal dan fa-
ciliterend optreden om oplossingen mogelijk te maken.
Ton de Ruijter bracht in het gesprek ook het Veterinair
Kwaliteits Orgaan onder de aandacht. Daarbij benadrukte hij
het belang van het VKO en gaf hij aan welke criteria er gel-
den om erkend dierenarts te zijn. De heer Paul gaf aan de
overheid op dit moment bezig is met het formuleren van een
standpunt omtrent certificering. Aan het einde van het jaar
zal het standpunt klaar zijn.
Meer informatie: portefeuillehouder Ton de Ruijter.

Evaluatie open besturendag 2004

Het bestuur kijkt terug op een zeer geslaagde open besturen-
dag 2004. Ook vanuit de daar aanwezige externe organisa-
ties zijn veel positieve reacties ontvangen. Het thema \'toe-
komstige ondernemingsvormen\' bleek een schot in de roos
en zeer geschikt voor de eerste \'open\' besturendag. Bureau
en bestuur zullen samen kijken naar een geschikt onderwerp
voor volgend jaar en naar de mogelijkheden voor een nog
aantrekkelijker vorm.

Meer informatie: bureaumedewerker Herman Geertsen.

Nieuwe vorm goodwillberekeningen

SEC-voorzitter IJmert de Vries en algemeen secretaris
Tjeerd Jorna presenteerden het bestuur een nieuwe methode
voor goodwillberekeningen. Hierbij worden ook de bedrijfs-
kosten (nascholing, autokosten, contributies en abonnemen-
ten) en incidentele kosten (crises) betrokken. Deze nieuwe
goodwillberekening moet nog worden getoetst door een ac-
countant. Na de zomerperiode wordt u volledig op de hoogte
gesteld omtrent deze nieuwe methode en het tijdstip van in-
gang van deze nieuwe methode.

Meer informatie: bureaumedewerker Herman Geertsen.

Nieuws naar aanleiding van bestuursvergadering 7 juli 2004

Vooruitlopend op het Bulletin Bestuur en Bureau naar aan-
leiding van de bestuursvergadering van 7 juli 2004 alvast
onderstaand bericht.

Evaluatierapport van de opsporing en bestrijding van het
Aviaire Influenza virus

Het bestuur heeft het evaluatierapport in ontvangst genomen
over de opsporing en de bestrijding van het Aviaire Influenza
virus voorjaar 2003. De evaluatie is opgesteld door de Groep
Pluimveewetenschappen.

Bij de evaluatie is met name gelet op de veterinair-techni-
sche en relevante organisatorische aspecten.
Belangrijke conclusies uit het rapport zijn gericht op de pre-
ventie, het snel ontdekken, de controle en het uitroeien van
het AIV De positie van het hobbydier wordt daarbij in het
bijzonder genoemd. Uiteraard wordt gewezen op de nood-
zaak om alle opties van vaccinatie inclusief preventieve vac-
cinatie bespreekbaar te maken en op effectiviteit te onder-
zoeken. Tevens wordt aanbevolen een nationaal veterinair
systeem uit te werken dat is gebaseerd op een heldere verant-
woordelijkheidsscheiding en borging van de publieke en pri-
vate taken ten aanzien van dierziektepreventie, -detectie én
-bestrijding. Het bestuur heeft zich zeer positief uitgelaten
over de rapportage en heeft besloten dat deze binnen en bui-
ten de KNMvD uitgedragen zal worden.

Het rapport zal binnen afzienbare tijd gedrukt worden.
Geïnteresseerden kunnen het opvragen via
info@knmvd.nl
Meer informatie: bureaumedewerker Hugo de Groot.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Beltman, Mevr. M.E.; 2004; 3732 DC De Bilt;
Seringstraat 30.

Buijtels, Mevr J,J.C.W.M.; 2001; 3621 LE
Breukelen; Breukelerwaard 3.
Bultena, Mevr. M.; Gent 2003; 2991 NE
Barendrecht; Kievit 6.

Dijkman, Mevr R.; 2004; 3523 PB Utrecht;

Kariboestraat 93.

Hoekstra. Mevr. M.T; 2003; 5409 ST Odiliapeel; Torcnvalkweg4.
Lindelaufr, Mevr. C.M.B.; 1995; 3612 BM Tienhoven; Laan van Nifterlake
55.

Simons, B.A.; 2003; 11492 Riyadh, Saudi-Arabië; RO. Box 8524.
Wijzink, A.M.; 2003; 7954 EJ Rouveen; Oude Rijksweg 291 B.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Albers, M.C.M.
Delft, T.VA.R van.
Eelkman Rooda, Mevr. D.C.
Groenewegen, Mevr. C.J.R
Harsselaar, Mevr. M. van.
Leeuwaarden, Mevr. M. van
Meijer, Mevr. E.
Nimwegen, S.A. van

Personal!

Voor het dierenartsenexamen van 4 juni 2004 zijn geslaagd:

Bakker, Mevr. TS.
Barendse, Mevr. M.A.M.
Beltman, Mevr. M.E.
Boon, RJ.
Dijkman, Mevr R.
Hulst, Mevr Q.V.A.N. van der
Kense, M.J.
Kerssens, Mevr. E.M.
Kolk, Mevr. J. van der.
Krosse, Mevr. J.R.
Melein, Mevr. C.C.M.
Metman, Mevr. RM.
Romein, Mevr M.M.

Overlijdensberichten:

Op 1 juli 2004 J. W. Kattenwinkel te Ruinen.

M Utaties:

Bakker, Mevr.T.S.; 2004; 3514 ET Utrecht; Kwartelstraat 39; tel.
privé: 030-2719950.

Barendse, Mevr. M.A.M.; 2004; 3531 PP Utrecht; Javastraat 2 B;
tel. privé: 030-2962567; E-mail privé: margotbarendse^hotmail.com.;
medew. bij J. van Delden, Mevr. P.E. de Jong, Mevr. M.J. Steijger-
Hesterman en R.J.M. Steijger; tel. prakt.: 020-6414796; fax prakt.:
020-6479025.

Beltman, Mevr. M.E.; 2004; 3732 DC De Bilt; Seringstraat 30; E-
mail privé: marijkebeltman(a yahoo.co.uk.

-ocr page 80-

Bleeker, Mevr. M.A.; 2002; 3981 ZR Bunnik; Vletweide 180; tel.
Privé: 030-6564957;
E-mail privé : blecker{a liotmail.com.; medew. bij
J.G. van Spanje ; tel. prakt.: 030-2250707; fax prakt.: 030-2516932.

*Boon, P.J. den; 2004; 3511 ET Utrecht; Knartelstraat 39; tel.
privé: 030-5896781.

Bosman, H.G.J.; 2003; 3847 LL Harderwijk ; Korhocniaan 1-167;
tel. privé: 0341-431032;
E-mail privé: haj_bosman@hotmail.com.; medew.
bij G. Pagters en Mevr I.H.M. Pagters-Riem; tel. prakt.: 0514-561577; fax
prakt.: 0514-561807; E-mail prakt.: dap.lemsterland@hccnet.nl.

»Bultena, Mevr. M.; Gent 2003; 2991 ME Barendrecht; Kievit 6; tel.
privé: 0
180-558202; tel. privé mobiel: 06-24702070; E-mail privé : swala-
pala@hotmail.com.; medew. bij J.W. Hakkesteegt ; tel. prakt.: 0224-
213527; fax prakt.: 0224-219916.

Coenen, R.T.I.; 2002; 7152 EN Eibergen; Meddoseweg 6; tel. privé:
0544-371600; tel. privé mobiel: 06-51702478; E-mail privé: rticoenen®
hotmail.com.; medew. bij C.J. Hartveld, P.C.J. Hopmans, G.A.1. Kamp,
W.W.A.M. Kruijsen, H.W. van Ruitenbeek, M.H.H. Steenaert en A.J.W.G.
Vos; tel. prakt.: 0544-371600; fax prakt.: 0544-372255; E-mail prakt.:
info@dierenkliniek-lichtenvoorde.com.

Darwcesh, E.G.; 1997; 3818 GV Amersfoort; Stichtse Rotonde 25; tel.
privé: 033-4634097:
E-mail privé: edarweesh(fl hotmail.com.; p.. gezel-
schaps.d.; tel. prakt.: 035-6217620; fax prakt.: 035-6400182;
E-mail
prakt.: edarweesh@hotmaiI.com.

Dijkman, Mevr. R.; 2004; 3523 PB Utrecht; Kariboestraat 93; tel.
privé mobiel: 06-15082484; E-mail privé: r.dijkmanCa students.vet.uu.nl. ;
medew. bij J.M. Berger, F.W. Berndsen, G.C. Charpentier; Mevr. I..M.
Delhaes, J.W. Eshuis, A.M. van Gestel, J.L.J. Koebrugge, J.A.M. Vermeer
en H.J.H. van Wijk; tel. prakt.: 013-5042402; fax prakt.: 013-5043202; E-
mail prakt.: dapdiefa wxs.nl.

Droppers, J.A.; 1964; 6983 BE Doesburg; Molengaarde 59; tel. privé:
0313-479606; E-mail privé: ja.droppers(aJchello.nl.;
r.d.

Engelen, Mevr. J.C.B. van; 2004; 5595 AC Leende; Voordenweg 1 ;
tel. privé: 040-2061764; fax privé: 040-2062775; E-mail privé : janne-
kevanengelenCa planet.nl.; d.

Heide, B.A. van der; 2002; 8501 TZ Joure; Oksewei 70; tel. privé:
0513-410231; E-mail privé: bavanderhcide@hotmail.com.;
medew. bij P.
Dirksen; tel. prakt.: 0513-431527; fax prakt.: 0513-432697.

Goverts, J.Th.; 1971; 3645 KJ Vinkeveen; Kievitslaan 59; tel. privé:
0297-263311;
fax privé: 0297-266610; E-mail privé: j.govertsfa goverts
winius/wart.nl.;
geass. met Mevr E.E.D. Winius en J.W.RF. Zwart; tel.
prakt.: 020-6796035; fax prakt.: 020-4700088; E-mail prakt.: info@gov-
ertswiniuszwart.nl.

*Hulst, Mevr. Q.VA.N. van der; 2004; 3584 Dl) Utrecht;
Cambridgelaan 473.

»Jassies. Mevr. R.A.; 2001 ; 3911 PC Rhenen; Platanenlaan 2 A; tel. privé
mobiel: 06-27058837; E-mail privé : rajassies@hotmail.com.;
geass. met
Mevr. E.J. Kiemeneij, S.W. Schukking en F.G.M. Smeur; tel. prakt.: 0317-
412432; fax prakt.: 0317-426400; E-mail prakt.: info(« korlenoord.com.

»Kelfkens, Mevr M.S.M.; 1987; 7938 PR Nieuw-Balinge;
Meeuwenweg 17; tel. privé: 0528-321647; p., medew. bij J.Keizeren K.R.
Stroobosscher, tel. prakt.: 0529-456000; fax prakt.: 0529-455332; E-mail
prakt.: dapomnien@worldonline.nl;
medew. bij E. Laarakker; tel. prakt.:
030-2961462; fax prakt.: 030-2430616; E-mail prakt.: info@holistisch
dicrenarts.nl; docent bij Academie voor Natuurlijke Geneeswijzen-
Noord Nederland.

Kense, M.J.; 2004; 3732 VJ De Bilt; Tuinstraat 13; tel. privé: 030-
2211781; E-mail privé: m.j.kense@students.uu.nl.

*Kcrssens, Mevr. E.M.; 2004; 3584 DE Utrecht; Cambridgelaan
495; tel. privé: 030-2542281.

Kersten, Mevr. M.J.N.; 2004; 3511 HB Utrecht; Westerkade 13 bis A;
tel. privé: 030-2380091; fax privé: 030-2380091; E-mail privé: niker-
stcn(a animana.nl.; medew. bij .\\.H. Westerhuis; tel. prakt.: 0488-410040;
fax prakt.: 0488-410099; E-mail prakt.; info@uwdierenkliniek.nl.

Kiers, Drs. J.; 1990; 8502 BN Joure; Reling 2; tel. privé: 0513-416437;
E-mail privé: kiersjoure(a home.nl;
p.; geass. met D.A.P Joure; tel. prakt.:
0513-410090; fax prakt.; 0513-410271; E-mail prakt.: kiersjoure®
home.nl.

Knopjes, Mevr. S.R.; 2002; 32 Fendalton drive; Hamilton; Nieuw
Zeeland;
tel. privé: 00-64-78541128; E-mail privé: saskiaknopjes@hot-
mail.com;
p.; medew. bij Chartwell Veterinary Hospital; tel. prakt: 00-
64-78559072; Email prakt.: chartwell(fl carevets.co.nz.

Koets, A.P.; 1994; U-2000; 3992 CH Houten; Valkeniersborch 9; tel.
privé: 030-6342566; E-mail privé: ad.en.marjan@planet.nl.; wet. med. UU
FD, Hfd. afd. Gezondheidszorg Landb. Huisd.;
tel. bur.: 030- 2534608; fax
bur.:
030-2533555; E-mail bur: a.p.koets@vet.uu.nl.

Kolk, Mevr. J. van der; 2004; 3582 XG Utrecht; LB. Bakkerlaan
99; tel. privé: 030-2581140.

»Kooistra, H.S.; 1990; U-2000; 3705 AP Zeist; Sanatoriumlaan 32;
E-mail privé: h.s.kooistra@vet.uu.nl.; wet. med. UU FD, Hfd. afd. Geneesk.
van Gezelschapsd.; tel. bur.: 030-253941; fax bur.: 030-2518126; E-mail
bur: h.s.kooistra@vet.uu.nl.

Krosse,Mevr. J.R.; 2004; B-3200 Aarschot; Grotstraat 102 België;
tel. privé: 00-32-16-566756; tel. privé mobiel: 00-32-6-24883620; E-mail
privé: jolanda.knosse@skynet.nl.

Landman, M.A.A.M.; 2003; 3523 VT Utrecht; Constant Erzeijstraat
65; tel. mobiel: 06-22220696;
E-mail privé: marco-landman@lycos.nl;
p., medew. bij J
.A. Glas; tel. prakt.: 0521-591378; fax prakt.: 0521-
593986; E-mail prakt.: glasdkbv@worldonline.nl.

Lohuis, J.A.C.M.; 1985; U- 1989; 5831 AN Boxmeer; Wim de
Korverstraat 33; tel. privé: 0485-568018;
tel. mob.: 06-88381071; E-mail
privé: jos.lohuis@home.nl; d.; manager kwaliteits contr.vaccins bij Intervet
International BV, BOXMEER; tel. bur: 0485-585335; E-mail bur.: jos.lo-
huis@intervet.com.

Melein, Mevr. C.C.M.; 2004; 3958 XD Amerongen; Koenestraat
29; tel. privé: 0343-454198; E-mail privé:
claudine.melein(ï» wanadoo.nl; d.

Metman, Mevr. P.M.; 2004; 3721 JT Bilthoven; Kometenlaan 36 ;
tel. privé: 030-2203464; E-mail privé : paolametmanfo hotmail.com.

♦Nieuwenkamp, Mevr. A.E.; 1992; 8802 RZ Franeker; C. Lelystraat
6; tel. privé: 0517-390294; geass. met M. Feenstra; tel. prakt.: 058-
2884919; fax prakt.: 058-2801234; E-mail prakt.: dierenklinieknij-
lan@planet.nl.

Oskam, E.H.; 1998; 3721 VH Bilthoven; Tempellaan 16; tel. privé:
030-2211831; E-mail privé: edwardoskam@hotmail.com.; wnd.d.

Romein, Mevr. M.M.; 2004; 1715 VC Spanbroek; Past.
Meriusstraat 123; tel. privé: 0226-354030; tel. privé mobiel: 06-
13235440; E-mail privé : niargoromein@hotmail.com.

Sauter, Mevr. P. : 2001 ; 3703 XG Zeist ; Filips van
Bourgondielaan 128
; tel. privé: 030-2926638; E-mail privé: p.sau-
tcr@vet.uu.nl.;
d. UU FD hfd. Gezondheid.sz. herk. ; tel. bur.: 030-
253640.

Schrier, Mevr. C.C.; 1981; 5831 MZ; Boxmeer; tel. privé: 0485-
576853; E-mail privé : carla.schrier@hetnet.nl.;
wet. medew. bij Intervet
International B.V., Boxmeer; tel. bur.: 0485-585238; fax bun: 0485-
585317; E-mail bur: carla.schrier(a intervct.com.

Sloet tot Everio, Mevr. K.C.EJ.; 2002; 2613 HM Delft; Paulus
Buijsstraat 79; tel. privé: 015-2623331; E-mail privé: doc_karin@hot-
mail.com; d.

Swartz, I.B.M.; 1999; 1060 RG Amsterdam; Ladogameerhof 276; tel.
privé: 020-6673738;
E-mail privé: ischafa dierenziekenhuisamster-
dam.nl.; p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 020-4081408; fav prakt.: 020-
6150534; E-mail prakt.: info(a dierenzickenhuisamstcrdam.nl.

Timmer, J.B.; 1978; 7948 BS Nijevcen; Dorpsstraat 24; tel. privé:
0522-496514;
E-mail privé: timmernij@alwaysaccess.nl.; geass. met J.
Bosman, J.E Calker, Mevr. H.W. Janssen, J.L. Krom, W. Meijer cn K.A.J.
van Rosmalen; tel. prakt.: 0522-491272 / 0522-238508.

Visser, Mevr H; 1999; 1622 KR Hoorn; Poldermolen 27; tel. privé:
0229-277701;
E-mail privé: hesternl@hotmail.com; p.; medew. bij M.V.
Kooy; tel. prakt.: 0229-213131; fax prakt.: 0229-274841; E-mail prakt.:
dap_zwaag@hotmail.com.

Wolleswinkel, RE.; 2004; 5871 CH Broekhuizenvorst; Molenweg 1;
tel. mobiel: 06-46255558; E-mail privé: pieterwol@hotmail.com; p.;
medew. bij M.W.J. van Dijck, H.RJ. Geurts, R. Holle, J.J.H.M. Jenniskcns,
G.R.P de Muinck cn RJ.A.G. Vcrstraelen; tel.prakt.: 077-3982169, fax
prakt.: 077-2981438; E-mail prakt.: dierenarts@daphorst.com.

Ziekman, RG.RM.; 1990; 5056 TL Berkel-Enschot; Guido
Gezellelaan 42; tel. privé: 013-533220;
E-mail privé: paulziekman@pla-
net.nl.;
medew. bij G.M.J.M. Boink, EL.PC. Donders, A.H.M. van
Doremalen, W.J.J. Goesten, J.H.M. Maas. R.A.J.A. StefFens en M.G. van der
Weele; tel. prakL: 013-5283535; fax prakL: 013-5219315; E-mail prakt.:
info@dierenartsoisterwijk.nl.

Rectificatie

Abusievelijk is in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 juni j.1.
opgenomen onder
Overlijdensberichten het overlijden van Drs. RC.
Kroft. Dit bericht is onjuist, de juiste gegevens van Drs. RC. Kroftzijn:

Kroft, P.C.; 1970; 7663 TZ Hezingen; Pausweg 5; tel. privé: 0541-
539003; r.d.

-ocr page 81-

G.W.M. van Golstein Brouwers

Na een korte ziekenhuisopname overleed op 26 januari 2004 in het St. Annaziekenhuis te
Geldrop Wim van Golstein Brouwers.

Wim werd op 19 september 1929 in het Brabantse Asten geboren. Hij was de benjamin in het ge-
zin van vier kinderen, vier jongens. Hij groeide op in Asten waar zijn vader een kolenhandel had.
De brandstoffen werden met paard en kar bezorgd en Wim zat vaak als voerman op de bok. Vaak
vertelde hij over die periode, over Asten en de mensen die er woonden.

Wim volgde de HBS op het internaat van het Bisschoppelijk College te Roermond. In april 1955
studeerde hij af als dierenarts. Zijn oudere broer Frans was hem reeds voorgegaan in de dierge-
neeskunde. Na zijn militaire dienst was Wim gedurende een aantal maanden werkzaam op de
Faculteit voor Diergeneeskunde, Afdeling Bacteriologie. Daarna werd hij bedrijfsdierenarts bij
Hendrix Veevoeders in Boxmeer; hij werkte daar als viroloog bij laboratorium Nobilis en ont-
wikkelde vaccins en entmethoden. Naast laboratoriumwerkzaamheden hield hij zich ook bezig
met bedrijfsproblemen op het gebied van varkens- en pluimveeziekten.

Hij trouwde met Mariet Cuppens, ook uit Asten afkomstig. Uit dit huwelijk werden een zoon en
twee dochters geboren.

In 1959 trad hij in dienst bij de Gezondheid.sdienst voor Dieren in Limburg om zich met de ge-
zondheidszorg voor varkens te belasten. Tot aan zijn pensionering (1990) heeft hij deze afdeling
als hoo fd geleid. Ook stond hij aan de wieg van de varkens-KI in Limburg en werd hij belast met
het technisch toezicht op de uitoefening hiervan. Hij had goede contacten met de mensen van de
gezondheidsdienst, praktiserende dierenartsen, de varkenshouders en vele andere disciplines in
de varkenshouderij.

Al vroeg in zijn arbeidzame periode als dierenarts bij de GD kreeg Wim gezondheidsklachten,
toch wist hij mede doorzijn opgewekt karakter, zijn humor, met altijd een lach op zijn gezicht en
de zorgzaamheid van Mariet het leven in positieve zin te leven. Hij was een gezellig verteller met
vele anekdotes over de dierenartsenpraktijk en over varkensfokdagen die met een groot diner
eindigden. Wim kon genieten van de natuur en bracht veel tijd door met tuinieren en met Mariet
maakte hij vele tuinreizen. De kleinkinderen waren zijn trots.

Enkele jaren na zijn pensionering zijn Wim en Mariet vanuit Haelen naar hun geboorteplaats
Asten teruggekeerd. De laatste jaren verslechterde zijn gezondheid en ging de geestelijke ge-
zondheidstoestand van Mariet achteruit, waardoor Wim steeds meer beperkt werd in zijn bewe-
gingsvrijheid. Wel bezocht hij nog regelmatig de bijeenkomsten van de Probus.
Bewonderenswaardig was het hoe zorgzaam hij voor Mariet was ondanks zijn eigen gezond-
heidsproblemen. Kort voor het overlijden zijn ze verhuisd naar een appartement in het nieuwe
bejaardentehuis De Lisse te Asten, waar Mariet nu de zorg krijgt die ze nodig heeft. Wim blijft in
onze herinnering als een echte vriend.

J.G.A. Slaats

memoriam

-ocr page 82-

September

11 Groep GKZ en Groep
Pluimveewetenschappen organiseren 11
September het symposium: Dierenarts vo-
gektij door vogelgriep? Onderwerp:
Aviaire Influenza. Locatie: collegezaal
hoofdgebouw Faculteit Diergeneeskunde.
Yalelaan 1 te Utrecht (de Uithof). Kosten:
25 euro.

Aanmelden Leden van Groep GKZ, Vlaamse collega\'s, de Bond voor
Keurmeesters en evt. andere geïnteresseerden per e-mail:
H.Verburg@wolmail.nl. Leden Groep Pluimveewetenschappen en
Groep DIB per e-mail bij Linda van Veen: info@hethazewinkel.nl.
Leden Groep Varkensgezondheidszorg per e-mail: bestuur@groepvar-
ken.org

23 AUV-symposium: KEN(uw)GETALLEN. Symposium over veterinaire
kengetallen voor gezelschapsdierenpraktijken. Tijd: 10.00 tot 16.30 uur

23-25 CESMAS 2004. Conference on Equine Sports Medicine and Science of
the Race and Endurance Horse. International forum for the exchange of
information on sport horses. Contact for information: Arno Lindner,
Laurahöhe 14. D-45289 Essen, Germany, Tel. 0049-20157188-73;
Fax -4. E-mail arnolindner@t-online.de; website: www.ccsmas.info

Oktober

1 Jaarcongres KNMvD in hotel Tjaarda te Oranjewoud (Friesland).

5 Themamiddag "Nieuwe inzichten verbetering welzijn zeugen door voe-
ding". Aanvang 12.30. Plaats: Auditorium van Animal Sciences Group,
Edelhertwcg 15, Lelystad. Voor programma en aanmelden zie
www.asg.wurnl/voerwelzijnzeug. Mogelijkheid om punten te verkrij-
gen voor nascholing dierenartsen is aangevraagd.

8-9 5. Berlin-Brandenburgischer Rindertag. Veranstaltungsort: Bundes-
institut fur Risikobewertung (BfR), Diedersdorfer Weg 1, 12277 Beriin.
Aktuelle Informationen finden Sie in der Homepage www.vemied.
fu-berlin.de

8 KNMvD Sportdag te Drachten.

yergaderjncen & bijeenkomsten

Augustus

2 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur

September

23

25

7

Lodens orgadcring en wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Pluimveewctenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Aanvang:
14.00 uur

Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur.
Regio West bijeenkomst. Locatie: Hotel Mercure Schiphol. Onderwerp:
De dierenarts van de toekomst; Jaarvergadering KNMvD. Aanvang:
1930 - 20.00 uur Koffie en ontvangst.

AUV Werkvergadering Rund I. Locatie: Molenwijk te Boxtel. Aanvang
20.15 uur.

AUV Werkvergadering Gezelschapsdieren te Weert. Tijd 9.00-13.00
uur

Commissie Werkvergaderingen Gezelschapsdieren, regio Zuid.
Aanvang: 8.30 uur Plaats: Weert, Goudreinet-restaurant de Wildenberg,
Eindhovenseweg 101. Kosten: € 10,00. Aanmelden bij Wim Oosse: tel.
0475-593928. fax 077-4622831, w.oosse@home.nl.
130^ wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het Rund.
Werkvergadering Rund Gezondheidsdienst & Regio West. Aanvang
20.00 uur. Locatie: Hotel Mercure Amsterdam Airport. Informatie: dhr
De Vries, tel. 020-5854070.

25

28
30

Oktober

4 Najaarsregiovergadering regio Oost Dierenartsencoöperatie AUV, Tulip
Inn Beekbergen, Schalterdalweg 18, 7361 TK Beekbergen, aanvang
20.15 uur

7 Najaarsregiovergadering regio West Dierenartsencoöperatie AUV,
Résidence Fontaine Royale, Dr Willem Dreesweg 1. 1185 VA
Amstelveen, aanvang 20.15 uur
11 Najaarsregiovergadering Noord Dierenartsencoöperatie AUV Hajé

Hotel Heerenveen, Schans 65,8441 AC Heerenveen, aanvang 20.15 uur

12 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur

13 Najaarsregiovergadering Zuid Dicrenartsencoöperatie AUV, AUV,
Bevcrsestraat 23,5431 SL Cuijk, aanvang 20.15 uur

26 AUV Werkvergadering Paard I. Locatie: Molenwijk te Boxtel. Aanvang
20.15 uur

Cursussen |

August

21 -24 and ESAVS postgraduate training

30/8-3/9 programme Dermatology II. Location: Vienna (A). Information
via website www.esavs.net.

September

30/8-5/9 ESAVS postgraduate training programme Cardiology 1. Location:
Luxembourg. Informatie via website www.esavs.net.

30/8-10/9 ESAVS postgraduate training programme Ophthalmology I.
Location: London (GB). Informatie via website www.esavs.net.

6-11 ESAVS postgraduate training programme Behavioural Medicine.
Location: Luxembourgh. Informatie via website www.esavs.net.

13-17 ESAVS postgraduate training programme Feline Medicine and Surgery
I. Location: Zurich (CH). Informatie via website www.esavs.net.

13-18 ESAVS postgraduate training programme Small Animal Reproduction
III. Location; Milan(I). lnformaticviawebsitewww.esavs.net.

20-25 ESAVS postgraduate training programme Advanced Cardiology.
Location: Luxembourgh. Informatie via website www.esavs.net.

29,30PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken.
Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093, e-mail: info@
phlo.wurnl, website http://www.phlo.nl.

Oktober

2-6 ESAVS postgraduate training programme Neurology I. Location: Berne
(CH). Informatie via website www.esavs.net.

74-8 PHLO-cursus Varkensvoeding in dc praktijk. Inschrijving kan tot 10-9-
04 via Wageningen Business School, tel. 0317-484093,
info.phlo@wurnl.

8 Orthopädie Pferd I - Diagnostik (klinische Lahmheitsuntersuchung,
diagnostische Anästhesien, praktische Übungen). Tagungsort:
Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-Hochmoor Information und
Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-Braun-Str 10. D-48712
Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax 49 (0) 2863 / 2099-20.
E-mail info@tierklinik-hochmoor.de. Online-Anmeldung unter.

18-29 ESAVS postgraduate training programme Dermatoglogy 111. Informatie
via website www.esavs.net.

25-29 ESAVS postgraduate training programme Emergency Care. Location:
Madrid (E). Informatie via website www.esavs.net.

27-31 ESAVS postgraduate training programme Small Animal Practice 1.
Location: La Palma (E). Informatie via website www.esavs.net.

30 Computertomographie und MRT vom köpf bei Hund und Katze.
Referenten: Prof J. Lang (Bern), Dr M. Konar (Bern). Dr M. Tassani-
Prell (Hofheim). Ticrärtlichen Kliniek Für Klcintiere Elmer-Kronberg-
Schanen, Pellinger Strasse 57, D-54294 Trier, tel. 49 (0) 651 -938660,
e-mail: komberg@t-online.de. website www.tierklinik-trierde. ATF-
Anerkennung: 7 Stunden.

Deadline\'")

maandag
maandag
maandag
maandag

09-08-2004
23-08-2004
06-09-2004
27-09-2004

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

01-09-2004
15-09-2004
01-10-2004
15-10-2004

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 83-

Meldt u nu aan voor een van onze cursussen!
Datum: 22 t/m 24 september 2004

VVAA

PRAKTIJKPLAN

Adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49, www.vvaa.nl

Volg nu bij Capabel Onderwijs Groep

de opleiding tot:

Paraveterinair

dierenarts-

assistente

• Opleidingen in Utrecht
en in Leeuwarden

• Erkend diploma

• 1 Dag in de week
gedurende 1 jaar

• Lessen verzorgd door
dierenartsen tevens
werkzaam in de praktijk

• Start in augustus

• Praktijkgericht onderwijs

Voor inlichtingen en een
informatiebrochure bel:

0900 - 777 88 99

Capabel komt voort uit een fusie van Vrouwenvakschool (WS), ESSAY Opleidingen, SPIL/Chiron, ISl/Chiron en SICA.

(€ 0,15 p.n

op werkdagen tussen 09.00-17.00
In heel Nederland vindt u altijd een locatie in de buurt.

Capabel Onderwijs Groep

altijd Capabel

(diploma) Erkend door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
krachtens de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Studiefinanciering mogelijk!

Voor mijn dierenkliniek zoek ik een

collega dierenarts m/v

minimaal 24 uur per week.

Strikt gezelschapsdieren, enige ervaring vereist.
Ingangsdatum ^ september / i oktober 2004.

Schriftelijke reacties kunnen worden verzonden aan:
Bert Hazelaar, Dierenkliniek Stede Broec, Bedrijfsweg 2,
1613 DX Grootebroek, telefoon 0228 515196 /
Dierenarts@clierenkl\'miek-stede-broec.nl

Wegens gezondheidsredenen ter overname aangeboden

gezelschapsdierenpraktijk
te Rotterdam

Modern ingerichte praktijk in medisch welzijnscentrum.
Goede avond-/nacht- en weekenddienstregeling.

Schriftelijke reacties graag richten aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421,3990 GE Houten, onder ver-
melding van nummer 07/2004 op de enveloppe.

Osteopathie bij paarden en honden

Opleiding in driejaar.
Zes modules van twee dagen per jaar.
De lessen worden gegeven in Nederland.
Enkel voor medische of paramedische beroepen!
Info : 3211/25.32.91 of-1-32 89/85.82.44
www.icreo.com
gevraagd:
praktijk ter overname

Twee ervaren dierenartsen zoeken gezelschapsdieren-
praktijk in regio Midden-Nederland.
Grootte 1,5-2 fte. Goede dienstregeling.

Schriftelijke reacties graag richten aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten,
onder vermelding van nummer 06/2004 op de enve-
loppe.

-ocr page 84-

enthousiaste dierenarts (m/v)

(fulltime)

Wie zoeken wij?

U bent een enthousiaste en kordate dierenarts, afgestudeerd met dif-
ferentiatie Gezelschapsdieren. U heeft ervaring in de behandeling
van gezelschapsdieren en bent geïnteresseerd in chirurgie en ortho-
pedie alsmede de fokkerij en heeft kennis van rashonden.
U heeft goede contactuele en sociale eigenschappen, bent ambi-
tieus, flexibel en gewend aan te pakken in een bedrijvige omgeving. U
beschikt over teamgeest en een klantgerichte houding. U heeft de
ambitie om - na wederzijdse overeenstemming - op termijn tot de
maatschap toe te treden.

Wat bieden wij?

Een functie als gezelschapsdierenarts in een vooruitstrevende prak-
tijk met veel vrijheid en ruimte voor eigen inbreng, een prettige werk-
sfeer, moderne voorzieningen en de mogelijkheid tot het volgen van
PAO\'s. Onze dierenartsen worden ondersteund door een uitstekend
team van goed opgeleide paraveterinairen.

Hebt u belangstelling?

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u binnen 14 dagen richten aan
Dierenkliniek Sieeuwijk, ter attentie van mevrouw M.H.B. Rietveld,
Loevestein 2, 4254 EH Sieeuwijk (ook voor nadere informatie, tele-
foon 0183-301 708).

Groeiende 2de lijns paardenkliniek zoekt;

GECERTIFICEERD(E) DIERENARTS(EN)
VOOR PAARDEN

om gezamenlijk de uitbreiding
van de kliniek vorm te geven

De kliniek is gevestigd in een bosrijke omgeving op
Landgoed Balkenschoten te Nijkerk en bijzonder goed
geoutilleerd met een binnen- en buitenmanege, ren- en
trainingsbaan et cetera.

De nadruk ligt op dit moment op onderzoek van het be-
wegingsapparaat. De deelgebieden gynaecologie,
interne geneeskunde en een ambulante praktijk zijn in
ontwikkeling.

Het kliniekgebouw biedt veel mogelijkheden tot uitbrei-
ding, terwijl een riante vrijstaande woning met evt. en-
kele privé stallen beschikbaar is. Een ideale gelegenheid
om werk en wonen te combineren en te genieten van
een leven met paarden.

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met de heer
Rob van Wessum, dierenarts, te Nijkerk, gsm 06-
53325629

Algemeen:

Dierenkliniek De Lingehoeve is een innovatieve praktijk met een jong en enthousiast team bestaande
uit 14 dierenartsen en 16 paraveterinairen/medewerkers. De kliniek is modern en zeer goed geoutil-
leerd. In onze praktijk worden de werkzaamheden volledig gedifferentieerd uitgevoerd naar diersoort.

Gezelschapsdieren:

In de sectie gezelschapsdieren zijn 5 dierenartsen werkzaam.Naast eerstelijns gezondheidszorg wor-
den steeds meer patiënten voor tweedelijns zorg naar onze kliniek verwezen, o.a. voor scintigrafieen
radiotherapie. Wegens vertrek van één van de collega\'s ontstaat binnenkort een vacature voor

Cezelschapsdierenarts m/v

Wij vragen:

Minimaal 2 jaar ervaring

Deelname in diensten gezelschapsdieren i op 3

Iemand die bepaalde deelgebieden verder wil uitbouwen met name scintigrafle en radiotherapie
Innovatie

Goede samenwerking in teamverband

Flexibiliteit

Enthousiasme

Wij bieden:

Fulltime baan

Goede nascholingsmogelijkheden

Een baan met veel arbeidsvreugde

Een schitterende woonomgeving in de Betuwe

Bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden

Wij zien uw sollicitatie voorzien van C.V. binnen 14 dagen met belangstelling tegemoet.
Voor nadere inlichtingen over deze vacature kunt u overdag bellen met Alan Hof (0488-482900)

Dierenkliniek De Lingehoeve
VeldstraatBA
4033 AK Lienden
www.delingehoeve.nl

-ocr page 85-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van de Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.
Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied
van financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en bieden

begeleiding en advies op lange termijn.

Eén van de speerpunten in onze begeleiding is de arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov).
Een individueel en op maat gesneden advies inzake een passende aov is van groot belang.
Enerzijds kunnen u en uw gezin niet zonder een financieel vangnet, anderzijds kunnen

de premies voor zo\'n verzekering enorm oplopen.

Raadgevers Medische Beroepen is een van de weinige tussenpersonen die een agentschap
heeft van aMe gespecialiseerde maatschappijen op dit gebied: Movir, Axa, Interpolis, Fundum,
Stad Rotterdam en De Amersfoortse. Wij kunnen u hierdoor de mogelijkheid bieden uw
situatie volledig objectief te analyseren en u zodoende een op maat gesneden advies geven

Raadgevers
Medische Beroepen

Arbeidsongeschiktheid

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

r

NEDERLANDSE ARTSEN
ACUPUNCTUUR STICHTING

Opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(NAAS) organiseert wederom haar succesvolle
acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi en fysiothera-
peuten. Deze 3-jarige basisopleiding bestaat uit elk
6 weekenden 3 weekenden praktijk per jaar en
begint op zaterdag 16 oktober 2004. De lessen wor-
den gegeven op zaterdagen en zondagen van 10
tot 17 uur in het Van derValk motel, te Vught bij
\'s-Hertogenbosch.

Voor meer informatie:
NAAS, Postbus 177,
1200 AD Hilversum
(035)6232753

E-mail: mem.gottmer@planet.nl

If^S

Pensioenadvies
ONDEBNEMINGSGERICHTEiHtK

FINANCIERING
B
edrijfseconomisch advies

Juridisch advies

-ocr page 86-

De Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. (GD) is een onafhankelijke en zelfstandige opererende
organisatie met ruim 480 medewerkers. Wij leveren kennis over landbouwhuisdieren en hun
kwaliteitskenmerken in relatie tot hun gezondheid en productie van veilig voedsel. De GD ver-
richt werkzaamheden op het gebied van de georganiseerde gezondheidszorg, tweedelijns
diergeneeskunde, monitoring, voedselveiligheid en praktijkgericht onderzoek.

Het ISO-17025-geaccrediteerde laboratorium van de GD telt circa 150 medewerkers
die jaarlijks zo\'n 4 miljoen bepalingen uitvoeren met 250 verschillende methoden
binnen alle disciplines van de veterinaire diagnostiek. De bepalingen wordt uitgevoerd
in het kader van diergezondheidsprogramma\'s en ter ondersteuning van de individuele
veehouder en zijn/haar practicus.

Een onderdeel van het laboratorium is de Wetenschappelijke Staf. Zij ondersteunt en
bewaakt de kwaliteit van het laboratoriumonderzoek en levert daarnaast een actieve
bijdrage aan het opzetten en uitvoeren van praktijkgerichte onderzoeksprojecten en
-programma\'s. De staf bestaat momenteel uit 7 medewerkers.

Ter versterking van de Wetenschappelijke Staf zijn wij op zoek
naar een enthousiaste

Veterinair

Immunoloog/MIcrobioloog (m/v)

De ideale kandidaat is:

• een ervaren en gedreven dierenarts met specifieke kennis van en ruime laboratorium-
ervaring op het gebied van veterinaire immunologie, virologie en moleculaire
biologie (PCR-testen);

• thuis in de varkens- en rundergezondheidszorg met ervaring op het gebied van
praktijkgericht onderzoek;

• goed in mondeling en schriftelijk communiceren zowel in Nederlands als Engels;

• kwaliteitsbewust - en resultaatgericht;

• een teamspeler die zich thuis voelt in een dynamische omgeving.

De kerntaken:

• de dagelijkse ondersteuning van de laboratoriumgroep immunologie/virologie/
moleculaire biologie (ca. 40 medewerkers) met interpretatie van onderzoeksresultaten,
het oplossen van vragen en problemen en het op peil houden van kennis en kwaliteits-
niveau;

• vanuit zijn/haar deskundigheid bijdragen aan het opzetten en uitvoeren van project-
matig onderzoek op het gebied van gezondheidsprogramma\'s en overig praktijkgericht
onderzoek.

De activiteiten worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met drie collega-weten-
schappelijke stafleden werkzaam op hetzelfde vakgebied.

De GD biedt een uitstekend pakket primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.

Reacties:

Informatie over de functie kunt u inwinnen bij Dr. Frens Westenbrink, hoofd van het
laboratorium, telefoon 0570-660218. Uw schriftelijke reactie kunt u binnen twee weken
richten aan de Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. t.a.v. Silja Verhoeven, Postbus 9,
7400 AA te Deventer. U kunt uw sollicitatie ook mailen: s.verhoeven@gdvdieren.nl

Acquisitie op deze vacature is niet gewenst.

GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN B. V.

-ocr page 87-

HUIDPROBLEMEN?

VIRBAC BIEDT EEN COMPLETE SERIE
SPECIALISTISCHE SHAMPOOS EN LOTIONS

voor

uovi^ev. e«

ALLERCALM

OO

ARercalm

Zeepvrije, hypoallergene
shampoo met neutrale
pH speciaal voor het
reinigen en verzachten
van de gevoelige huid.

®

SEBOCALM

OO

Verzorgi ngsprod uct
vooreen normale huid Stbocalm
ofde droge en/of licht H
schilferende huid. ^

&

ANIMAL HEALTH

PAXCUTOL

OO

Diep reinigende anti-
septische shampoo
met anti-bacteriële en
keratolytische eigen-
schappen.

DE ALLERDERM SHAMPOO REEKS

OO

Shampoo en
lotion speciaal
ontwikkeld ter
ondersteuning
van de behan-
deling van een
overgevoelige
huid bij honden
en kattten.

©O n

\' Verzorgings-
; producten voor
f gebruik bij pro-
I blemen met een

schilferige of
! verte huid
(bevat ammo-
nium lactaat en
ï pirocton olamine)

-ocr page 88-

w

Ii

■ .

—^Ttî:-

I

yiot nu toe kwamen vlooienproducten na 5 jaar in het vrije kanaal. ^

Verliest u uw marktaandeel op de standaard vlooienproducten?

Stronghold® blijft ook na 2004 een exclusief product voor de
dierenartspraktijk (kanalisatie UDA)

|U zult Stronghold® niet vinden bij winkels, op markten of in tuincentra: (
Pfizer garandeert dit!

e-mail: strongholdinfo@pflzer.com

Stronghold®; werkzame stof: selamectine • EU/2/99/014/001-006 UDA ■ diergeneesmiddel • doeldier: hond en kat • indica-
ties: behandeling en preventie van vlooienbesmettingen door werking tegen volwassen vlooien, larven en eieren, onderdeel
van de behandelingsstrategie bij vlooienallergie-dennatitis, behandeling van oormijt, behandeling van bijtende luizen, behan-
deling van spoelwormen (Toxocaraj en preventie van hartwormen bij hond en kat behandeling van intestinale haakwormen
IA. tubaeformel bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcoptes scabiei) bij de hond • toedieningswijze en dosering:
topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine • contra-indicaties: niet toedienen aan dieren jonger dan 6 weken en
% aan zieke katten met een naar grootte en leeftijd te laag gewicht • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toedienen, niet
S oraal of parenteraal of in de gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia, in een enkel geval gepaard gaande met
= lichte voorbijgaande irritatie werd incidenteel waargenomen bij de kat • voor verdere informatie zie bijsluiter

i Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

Animal Health

partner in de praktijk

Pfizer .\\nimal Heallh bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

© 2004 Pnzcr .Animal Health bv - Capelle a/d IJs.sel
® Merknaam PHzer Inc., N.Y., U.S..\\.

-ocr page 89-

Deel 129 • Aflevering 16 • 15 augustus 2004

Jaarcongres KNMvD 2004

Tijdschrift
Diergeneeskunde

BiBLIOTHEEK
OIERGENEESKUNDF.
UTRECHT

"Samen werken in Europa"

Primaire leveraandoeningen bij het paard

Infectieuze keratoconjunctivitis bij runderen

Dierenarts Marlice Vonck na drie maanden KNMvD:
"Er gebeurt heel wat daar binnen"

Raad van Beheer gaat rashondenpups op jongere leeftijd
chippen

Afichajfmg Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Zeijstandigen een feit

Formulieren speciale noodslachtingen onjuist ingevuld

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij i/oor
Diergeneeskunde

-ocr page 90-

A -:

V-I

J"\'

Toppaarden verdienen topproducten. Als uw paarden moeten presteren kunt u
eigenlijk niet om Equi Products heen. Wie is Equi Products? Wij zijn een familie-
bedrijf dat gespecialiseerd is in veterinaire producten waardoor sportpaarden top-
prestaties leveren. Wij begeleiden en adviseren dierenartsen en paardenpractici in
heel Europa bij het zoeken naar het juiste middel voor het juiste paard. Equi
Products is een goed geëquipeerd bedrijf, voorzien van de meest geavanceerde
hulpmiddelen. Ons beleid is gericht op het leveren van topkwaliteit, continuïteit
en een zeer persoonlijke dienstverlening. Wilt u meer weten? Bezoek dan onze
website www.equi.nl of bel ons 072-564 4749.

Hermelijnkoog 44, 1822 CB Alkmaar

Tel.: 31 (0)72-5644749, Fax.: 31 (0)72-564 38 76

Website: www.equi.nl, E-mail: equi@xs4all.nl

Holland BV

Equi ^ Products

Het adres voor al uw veterinaire equine equipage

-ocr page 91-

Tijdschrift
DiergeneesiPide

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: (rechts) A.F.S. Olsman en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, (links) M. Holzhauer, I.J.R. Visser en K. van Maanen

0661129
Aflevering 1 6
15 augustus 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Overzichtsartikel

Primaire leveraandoeningen bij het paard; A.F.S. Olsman en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Boekbespreking

Veterinair tuchtrecht

Verhcmeltje-lief; /. Boissevain

Uiten voorde praktijk

Infectieuze keratoconjunctivitis bij runderen, overzicht aan de hand van kliniek- cn
laboratoriumonderzoek op vier bedrijven;
M. Holzhauer, I.J.R. Visser en K. van Maanen

Interview

Dierenarts Marlice Vonck na drie maanden KNMvD: "Er gebeurt heel wat daar binnen"; S. Umans
Berichten en verslagen

Raad van Beheer gaat rashondenpups op jongere leeftijd chippen
Afschaffing Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen een feit
Formulieren speciale noodslachtingen onjuist ingevuld
VKO Jaarbericht 2003

Ingezonden

FlDlN antibioticumrapportage: een commentaar; C.H.P. Pellicaan en D.J. Mevius
Een reactie op de discussie over chemotherapie; M. Pilgram, E. van Santen en M. Ceers
Reactie op de ingezonden brief van de medewerkers van Dierenkliniek Zevenhuizen; T. Bosje

Congressen en cursussen

Het startschot van de estafette...; K. Peterson
Masterclass \'De kunst van dc reiger\'

PAO-Diergeneeskunde

509

510
522

525

526
530

I

Wetenscha

Actua

532

532

533
533

533
535
535

536

537

537

HUIDPROBLEMEN?
DE DERMATOLOGISCHE SHAMPOOS VAN VIRBAC

Allercalm: vochtinbrengend, brengt de rode, gevoelige huid tot rust ■ Allermyl: voor de zeer gevoelige
huid ■
Sebocalm: mild reinigend voor de normale tot droge huid ■ Sebomild P: voor gebruik bij huidpro-
blemen met schilferige of vette huid (keratoseborroeïsche aandoeningen) •
Sebolytic: tegen vettige
seborroe ■
Paxcutol: diep reinigend en antiseptisch, bij pyodermie en seborroe.

Paxcutol

1

itk

à

-

AllenriyT

l

Alkf Seboc

De dermatologische shampoos van Virbac bevatten Spherulieten®,
een uniek inkapselsysteem, waardoor de shampoo langdurig werkzaam is.
Chitosanide zorgt voor een glanzende en veerkrachtige vacht.

ANIMAL HEALTH

dermatologische specialité\'s

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl
www.virbac.nl

-ocr page 92-

Hoofiiredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Bcijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. R De Backer(Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.F. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. RJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringele.stijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw.S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(äjknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskimde is het ver-
enigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenart.sen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

In memoriam

Albert Schukken;J. Kramer

Personalia

Maatschappijnleuws

Nominaties Jaarprijs 2003
Een aanrader...

Ledenvergadering Regio Oost op 8 september
Jaarcongres 2004: Samen Werken in Europa

Deadline

Doorlopende agenda

539

540

541
541

543

545

540

546

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 4« 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Review paper

Primary liver disease in the horse; A.F.S. Olsman, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

510

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per I ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 93-

Ui
dei

hoofdredactie

F

De maand augustus is de officiële komkommertijd, de tijd dat er niet veel te verhandelen
valt. Velen komen net terug van vakantie, zijn juist met vakantie ofgaan binnenkort. Dat
houdt het risico in dat deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde niet het
meest gelezen nummer zal zijn. Toch bevat deze aflevering een aantal lezenswaardige hij-
dragen. Allereerst worden de aandoeningen van de lever van het paard uitgebreid voor ons
behandeld. Vooral de lever van het paard laat zich hij klinisch onderzoek nog steeds moeilijk
henaderen. Er wordt uiteengezet welke aanvullende diagnostiek beschikbaar is, waarhij ge-
tracht wordt ook handwijzingen voor de praktijk te geven.

Naar aanleiding van enkele gevallen van infectieuze keratoconjunctivitis hij runderen de-
den Menno Holzhauer et al. een klein onderzoek naar de verwekker, dit omdat het vermoe-
den was gerezen dat \'nieuwe\' verwekkers in het spel waren. Hun bevindingen worden
\'vertaald\'in een duidelijk praktijkadvies.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wil zich graag profileren als \'discussieplatform\'.
Discussies in de vorm van Ingezonden brieven en de reacties en commentaren hierop kun-
nen bijdragen tot een evenwichtig oordeel over het betreffende onderwerp hij de lezer.
Goede voorbeelden van dergelijke discussies zijn de gedachtenwisseling over het MARAN-
2002 rapport en de FIDIN, alsmede de gedachtenwisseling over chemotherapie bij gezel-
schapsdieren. Voor heide discu.ssies bevat deze aflevering een bijdrage.

Komkommertijd: Bij het opruimen van de zolder vond ik een aflevering van het kwartaal-
blad van Natuurmonumenten uit 1951. In een advertentie werd aangeboden \'Eerste
kwaliteit oude Friese koemest\', hij orders vanaf 10 m^ franco op de tuinen geleverd per
schip, wagon of trailer. Hoe zou tweede kn\'aliteit mest eruit hebben gezien en welk procédé
zou verse mest "oud " hebben doen worden? En wat zou diergeneeskundig Nederland anno
1951 hebben gevonden van het transport door het hele land van Friese koemest? In ieder
geval blijken mestoverschotten niet alleen van de tegenwoordige tijd te zijn.

I

Tüdsduuf^^

Diergenees

Ik wens u veel leesplezier!

dr Rogier Kuiper

-ocr page 94-

Primaire leveraandoeningen bij het paard

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 12Ç): 510-22

A.F.S. Olsman\'\' en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

De verschijnselen van leveraandoeningen zijn zeer varia-
bel en weinig specifiek. Ongeacht de onderliggende oor-
zaak en de duur van de ziekte worden duidelijke ver-
schijnselen, zoals bijvoorbeeld hepatoencephalopathie,
pas gezien in een vergevorderd stadium van de ziekte.
Door de aspecifieke verschijnselen wordt vaak niet aan
een leveraandoening gedacht. Echter, plasma- of serum-
concentraties van galzuren en 7GT kunnen waardevolle
diagnostische informatie verschaffen. De specifieke dia-
gnose kan worden gesteld met behulp van echografie van
de lever en de histologische beoordeling van een leverbi-
opt. Leveraandoeningen welke het meest frequent zijn
gerapporteerd voor paarden zijn acute idiopathische he-
patitis, chronische hepatitis als gevolg van intoxicaties
door plantenalkaloïden, cholelithiasis en hemochroma-
tosis. Directe behandeling met infusen en antibiotica, in
combinatie met een aangepaste voeding, is doorgaans
van groot belang om patiënten in leven te houden totdat
er voldoende regeneratie van de lever is opgetreden om
weer adequaat te kunnen functioneren. Het toedienen
van corticosteroïden is gecontraïndiceerd, behalve bij pa-
tiënten met actieve chronische hepatitis. In een enkel ge-
val, bijvoorbeeld bij een portosystemische shunt of chole-
lithiasis, kan chirurgisch ingrijpen uitkomst bieden. Tot
slot kan worden gesteld dat leveraandoeningen bij het
paard wellicht vaker een probleem vormen dan nu wordt
gedacht, omdat er geen informatie over de prevalentie of
incidentie voorhanden is.

Summary

Primary liver disease in the horse

The clinical signs of liver disease are highly variable and non-specific.
Irrespective of the came or the duration of liver disease, more specific clini-
cal signs, e.g. hepatic encephalopathy, become apparent in the advanced
stages of the disease. Due to the non-specific clinical signs, the possible dia-
gnosis of liver disease is frequently not taken into consideration. However.
mea.<>urement of the plasma or serum concentrations of total bile acids and
gamma glutamyl tran.sjerase (yGT) may provide valuable diagnostic infor-
mation. The specific diagnosis can be confirmed by ultrasound examination
of the liver and histological examination of a liver biopsy specimen. The
most frequently documented liver disea.ses are acute hepatic necrosis, chro-
nic hepatitis caused by pyrrolizidine alkaloids, cholelithiasis, and hae-
mochromatosis. Immediate treatment with antibiotics and polytonie fluids,
in association with .supportive nutritional care, is u.sually necessary to
maintain the horse until .sufficient Hver regeneration occurs to provide ade-
quate function. The use of corticosteroids is contraindicated, except for pa-
tients with chronic active hepatitis. In some cases, e.g. portosystemic shunts
or cholelithiasis, surgical intervention is indicated. Liver disease may be

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziekten. Faculteit der
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan 16. 3584 CM Utrechl. Tel: 030
2531350. Fax: 0302531256. E-mail: A.F.S.Ol.sman@siudenis.uu.nl
more common than is currently appreciated since little accurate informa-
tion on the prevalence or incidence is available.

Inleiding

In 1717 rapporteerde de Franse dierenarts De Solleysel geel-
zucht en uitgesproken sloomheid bij paarden en associeerde
deze \'levensbedreigende ziekte van het hoofd\' met een over-
vloed aan gal in het lichaam ofwel een leverprobleem. Heden
ten dage zijn leveraandoeningen binnen de geneeskunde van
het paard veelvuldig beschreven. Echter, door de beperkte
diagnostische en therapeutische mogelijkheden en het inci-
dentele voorkomen vormen leveraandoeningen vaak een
probleem voor de (paarden)dierenarts. Dc prognose van le-
veraandoeningen is wisselend en met name paarden met le-
verinsufficiëntie, het eindstadium van veel leveraandoenin-
gen, hebben een slechte tot infauste prognose (7, 130, 212).
In het laatste decennium is door het beschikbaar komen van
echografie aanzienlijke vooruitgang geboekt in de diagnos-
tiek van levcraandoeningen (7, 106, 163, 173). Verder wordt
in de recente literatuur het therapeutisch belang van een aan-
gepaste voeding door een veelvoud van auteurs beschreven
(7,21,40,115, 126,130,142, 160,162). Helaas stoelen deze
adviezen doorgaans op empirie en worden zij niet door we-
tenschappelijk onderzoek gestaafd. Achtereenvolgens wor-
den in dit artikel klinische verschijnselen, diagnostische
hulpmiddelen (inclusief klinische chemie) en therapie van
primaire leveraandoeningen besproken. Tevens wordt er een
overzicht gegeven van de specifiek bij het paard beschreven
leveraandoeningen.

Klinische verschijnselen

De gezonde lever vervult uiteenlopende functies, wat zich
weerspiegelt in de verschijnselen die zich bij leveraandoe-
ningen openbaren. De verschijnselen bij leveraandoeningen
zijn vaak aspecifiek: verminderde eetlust of anorexic,
sloomheid of depressie, verminderd presteren en/of vermin-
derd uithoudingsvermogen en gewichtsverlies worden vaak
opgemerkt (20,114, 130,150, 196,212). Meer uitgesproken
verschijnselen manifesteren zich als er, onafhankelijk van de
aard en duur van het onderliggende ziekteproces, sprake is
van leverinsufficiëntie ofwel leverfalen. Leverfalen wordt
meestal gedefinieerd als een al of niet reversibel functiever-
lies van meer dan 70 procent (40, 48, 151), terwijl door an-
dere auteurs een functieverlies van 50 procent wordt ge-
noemd (49, 162). Vaak treden de verschijnselen plotseling
op (63, 130, 196, 212) en dit is dan ook meestal het moment
waarop het paard wordt aangeboden aan de dierenarts. Naast
bovengenoemde verschijnselen kunnen ook hepatoencepha-
lopathie, dermatologische afwijkingen, icterus en digestie-
stoornissen optreden (40, 130, 150,212).

Hepatoencephalopathie

Hepatoencephalopathie (HE), een potentieel reversibele
metabole encephalopathie (68, 121,216), wordt gekenmerkt

-ocr page 95-

door gedragsveranderingen en ataxie (137). In de volks-
mond wordt hier ook wel gesproken van stille of juist ra-
zende kolder. Deze verschijnselen treden op door een ge-
stoorde neurotransmissie. Daarnaast beschrijven sommige
auteurs het optreden van een (sub)klinische maagimpaction,
die kan leiden tot een maagruptuur, en bilaterale larynx para-
lyse, gekenmerkt door inspiratoire dyspnoe en stridor (20,
44, 130, 136, 150). Dysfagie als gevolg van een collaps van
de pharynxmusculatuur wordt in dit kader ook genoemd
(20). Hoewel de pathogenese van HE nog steeds niet volle-
dig is ontrafeld, is het duidelijk dat verschillende factoren
mogelijk een rol spelen (7, 121,216):
>■ neurotoxische en/of neuroactieve stoffen afkomstig uit

het maagdarmkanaal;
>■ valse neurotransmitters door het paard zelf aangemaakt in

het hersenweefsel;
>• een imbalans in de excitatoire (glutamaat) en inhibitoire

(GABA) neurotransmissie;
> een verhoogde cerebrale concentratie van een endogene

of oraal opgenomen benzodiazepine-achtige substantie.
Als neurotoxische en/of neuroactieve stoffen worden ammo-
niak, mangaan, mercaptanen, kortketen vetzuren, fenolen,
bilirubine en cytokinen (TNFa, ILla) beschreven (7, 121,
216). De valse neurotransmitters ontstaan door een ver-
stoord metabolisme van plasma-aminozuren: de ratio kort-
keten aminozuren/aromatische aminozuren daalt en deze
verschuiving interfereert vervolgens met het dopamine- en
noradrenaline metabolisme in de hersenen (68, 85, 12
216). Een verstoord evenwicht tussen glutamaat en GABA is
het gevolg van een verhoogd ammoniakgehalte in de herse
nen. Bij een tekortschieten van de leverfunctie wordt ammo
niak onvoldoende uit het bloed geklaard. Ammoniak kan ge
makkelijk de bloed-hersenbarriere passeren (216). Door een
verhoogd ammoniakgehalte in het bloed, en daardoor in de
hersenen, kan een tekort ontstaan aan glutamaat met als ge-
volg een verstoord glutamaat/GABA-evenwicht. Het optre-
den van HE lijkt niet afhankelijk te zijn van het onderlig-
gende ziekteproces (19, 196, 130), alhoewel West (212)
opmerkt de meest uitgesproken verschijnselen bij patiënten
met cirrhose te zien. HE treedt bij veel leverpatiënten in
meer of mindere mate op (40,130,196,197,212), waarbij de
ernst van de HE overeen lijkt te komen met de mate van le-
verdysfunctie, maar dit geeft geen informatie over de rever-
sibiliteit van het proces (7). De veranderingen in gedrag en
locomotie bij HE kan men onderverdelen in de volgende sta-
dia (137):

I: mentale afwezigheid, verward, prikkelbaar
II: lethargie, depressie, desoriëntatie, het duwen met hoofd
of romp tegen de wanden van de stal, cirkelen, ataxie,
frequent gapen

ill: somnolentie (\'stille kolder\'), agressief en ongecontro-
leerd gedrag afgewisseld door periodes met stupor (\'ra-
zende kolder\')
IV: coma

Andere uitingsvormen van HE zijn: tremoren, facialispara-
lyse, schijnbare blindheid (verminderde of afwezige pupilre-
flex), stampen met de benen, hyperaesthesie, polypneu, tan-
denknarsen en schuren met de lippen en tanden langs
voorwerpen (20, 40, 59, 63, 73, 101, 130, 199, 212).
Tenesmus, een frequente bevinding bij herkauwers met HE,
wordt bij paarden zelden gezien (130). Omdat HE niet door
specifieke gedragsafwijkingen gekenmerkt wordt, dienen
andere oorzaken van cerebrale dysfunctie, zoals encephalo-
pathiën veroorzaakt door infectieuze agentia, intoxicaties of
nierfalen (67), te worden uitgesloten en dient een leveraan-
doening te worden bevestigd (137).

Dermatologische aßvijkingen

Het meest frequent beschreven probleem is hepatogene foto-
sensibiliteit van de ongepigmenteerde huid (130, 212) (Foto
1). Door een verminderde leverfunctie komt phylloeryth-
rine, een product van de microbiële afbraak van chlorofyl, in
de systemische circulatie terecht (61). Phylloerythrine accu-
muleert vervolgens in de weefsels en maakt deze daardoor
gevoelig voor de schadelijke effecten van UV-straling, wat
zich uit in een dermatitis van de ongepigmenteerde huid
(179). Daarnaast kunnen zowel bij de gepigmenteerde als bij
de ongepigmenteerde huid verschijnselen als een doffe vacht
(20, 69), gegeneraliseerde seborrhoea (38, 129), alopecia
(20,23), kroonrandlaesies (23,181) (Foto 2) en pruritus (20,
130) worden gezien.

Icterus

Icterus wordt frequent gezien bij patiënten met acute lever-
celnecrose en komt wisselend voor bij chronische leveraan-
doeningen (73, 196,193, 199,212). De diagnostische waarde
van icterus is echter beperkt. Ten eerste zou geelzucht zich bij
minder dan de helft van de leverpatiënten openbaren (130,
150). Daarnaast is icterus weinig specifiek: ook vasten en de
opname van carotenen kunnen een geel verkleuring van slijm-
vliezen en sclerae veroorzaken (52). Geschat wordt dat dit
laatstgenoemde fenomeen bij tien tot vijftien procent van de
gezonde paarden voorkomt (193). Bauer
et al. (9) merken op
dat bij veulens in de eerste levensweek sprake kan zijn van
een fysiologische icterus. Alhoewel in de praktijk icterus
vaak wordt beschouwd als eerste aanwijzing voor een lever-
aandoening, blijkt uit het bovenstaande dat icterus een weinig
betrouwbaar verschijnsel is. Echter, als een paard naast icte-
rus meerdere aspecifieke verschijn.selen vertoont, is het ten
zeerste aan te raden om nader onderzoek naar de leverfunctie
te doen om zo de diagnose in zo vroeg mogelijk stadium te
kunnen stellen. Door Carlson (22) en Tennant
et al. (196)
wordt tenslotte vermeld dat de mate en intensiteit van de geel-
verkleuring van sclera en slijmvliezen het beste beoordeeld
kunnen worden in direct zonlicht.

Digestiestoornissen

Leverproblemen kunnen ook leiden tot milde of ernstige ko-
liek (130, 212), als gevolg van cholangitis en/of obstructie
van de galgangen (7, 173) bijvoorbeeld door cholelithiasis
(163), hepatomegalie (7), tumoren (138), torsio van een le-
vedob (208) of maagimpaction (130). Deze koliekverschijn-
selen lijken eerder acuut en recidiverend te zijn dan chro-
nisch, met name bij paarden met cholelithiasis (123, 173).
Andere digestiestoornissen, die mogelijk het gevolg zijn van
de gestoorde neurotransmissie in het (centraal) zenuwstel-
sel, zoals dysfagie (20, 212), een abnormale darmmotiliteit
(130,212), een abnormale consistentie van de mest (40,130,
212) en een rectum impaction (130) worden slechts voor een
enkel geval gerapporteerd.

Naast bovengenoemde verschijnselen kunnen bij een enkele
leverpatiënt bij lichamelijk onderzoek ook andere afwijkin-
gen worden gevonden. Ademhalings- en polsfrequentie en
lichaamstemperatuur zijn in rust doorgaans normaal (22,
150, 196, 212). Klinische coagulopathie, gekenmerkt door

-ocr page 96-

petechiën, subcutane hematomen en epistaxis, zijn voor en-
kele leverpatiënten gedocumenteerd (7, 130, 212).
Intravasale haemolyse, gekenmerkt door haemoglobinurie,
is doorTennant
et al. (196) bij verschillende patiënten waar-
genomen, maar West (212) beschrijft dit slechts vooreen en-
kele patiënt. Ventraal of perifeer oedeem, ascites (40, 69,
130, 133, 149,212), dchydratie( 130), laesies van het mond-
slijmvlies (73, 130, 212), penis prolaps (130), polyurie en
polydipsie (20, 133, 212), sepsis en endotoxinaemie (40,
162), en keratitis met fotofobie (20, 21) zijn verschijnselen
die sporadisch, al dan niet als toevalsbevinding, bij leverpati-
ënten zijn waargenomen.

Alhoewel leveraandoeningen door het grote regeneratiever-
mogen van het leverparenchym niet altijd resulteren in lever-
falen, is het van belang om de diagnose in een vroeg stadium
te stellen (7, 39). In een vroeg stadium lijkt de kans op een
restloos herstel het grootst en zou men het optreden van
complicaties wellicht kunnen voorkomen. Juist de aspeci-
fieke verschijnselen kunnen echter reden zijn voor een eige-
naar om niet direct een dierenarts in te schakelen. Wanneer
wordt besloten een dierenarts te raadplegen, in een vroeger
danwel later stadium van de ziekte, staat een leveraandoe-
ning vaak onderaan in de lijst van differentiële diagnoses en
wordt er in eerste instantie geen nader onderzoek uitgevoerd.
Hiermee gaat de mogelijkheid verloren om in een vroeg sta-
dium van de ziekte in te grijpen. Daarom wordt geadviseerd
om elk paard met een onduidelijke, niet-specifieke anam-
nese van malaise, sloomheid, verminderde eetlust en/of ge-
wichtsverlies door middel van bloedonderzoek (zie verder)
te screenen op een leveraandoening (92).

Diagnostische hulpmiddelen

De volgende diagnostische hulpmiddelen staan ter beschik-
king: bloedonderzoek, diagnostische beeldvorming, lever-
biopsie, en eventueel leverfunctie-onderzoeken en laparo-
scopie.

Bloedonderzoek

Een beschadiging van hepatocyten en galgangepitheel wordt
gekenmerkt door een toename van de activiteit van verschil-
lende leverenzymen in het bloed. Een functiestoornis van het
leverparenchym is af te leiden uit verhoogde bloedconcen-
traties van totaal- en direct bilirubine en galzuren, een afwij-
kend eiwitmetabolisme en/of afwijkende leverfunctietesten.

Leverenzymen

Beschadiging van hepatocyten of galgangepitheel resulteert
in het vrijkomen van intracellulaire enzymen naar het bloed.
In het algemeen correleert de mate van toename in serumen-
zymactiviteiten met het aantal beschadigde cellen (49), maar
het geeft geen informatie over de (ir)reversibiliteit van het
onderliggende proces (41,49) en er is geen correlatie tussen
serumenzymactiviteit en klinische verschijnselen (49, 35).
De serumactiviteit van diverse leverenzymen kan ook toene-
men als gevolg van enzyminductie door farmaca, vermin-
derde klaring uit het bloed of celregeneratie (40, 49, 71, 51,
58, 162). Een afname in serumenzymactiviteit kan beteke-
nen dat hepatocyten regenereren, maar ook dat er te weinig
hepatocyten over zijn om nog een stijging in serumenzymac-
tiviteit te kunnen veroorzaken (49, 58). Op grond van nor-
male serumenzymactiviteiten is een leveraandoening dus
niet uit te sluiten (49,58). De volgende enzymen zijn van be-
lang in de diagnostiek van leveraandoeningen:

Alkalischefosfatase (AF)

AF is een intracellulair membraangebonden enzym dat voor-
komt in alle cellen die glucose als energiebron gebruiken.

-ocr page 97-

dus ook in bijvoorbeeld darm- en botweefsel en is daardoor
niet leverspecifiek (11, 49, 58). Lekkage naar het bloed is
met name het gevolg van enzyminductie en overproductie,
en niet zozeer van celbeschadigingen op zich (49). Toch is
AF wel bruikbaar om te signaleren dat er een probleem is.

Aspartaat aminotransferase (AST, ASAT, COT)

AST komt in iedere cel voor en is daarmee weinig specifiek.
Toch is AST bruikbaar in de diagnostiek, omdat het in hoge
concentraties voorkomt in lever en spier en stabiel is in
plasma (30, 29, 49, 71, 92, 147, 210). Door de lange half-
waardetijd kan het ± twee weken duren voordat de serumac-
tiviteit gedaald is tot normaal (162).

Camma-glutamyltransferase (yCT)

7GT komt het meeste voor in de nier. Daarnaast komt -yOT
met name voor als membraangebonden enzym in het gal-
gangepitheel en in de pancreas (17, 49, 60, 165). Omdat bij
nierbeschadiging het vrijgekomen
7GT wordt uitgescheiden
met de urine en pancreasaandoeningen zelden voorkomen
bij het paard (37, 165,181), is
7GT een goede indicator voor
chronische beschadiging van het hepatobiliaire systeem met
of zonder cholestase (36, 49, 69, 74, 98, 130, 147, 211). De
serumactiviteit kan ook verhoogd zijn bij acute levercelne-
crose (1,49, 130,144,211).
7GT zou een halfwaardetijd van
± drie dagen hebben (58).

Clutamaat dehydrogenase\' (CD, CLDH)

GD wordt vooral gevonden in de mitochondria van de lever
(71). Het enzym heeft een korte halfwaardetijd (< 14 uur)
(45,58), waardoor het specifiek zou zijn voor acute levercel-
schade (64, 71, 130, 165,210,212). Echter, ook in geval van
chronische leveraandoeningen zou GD dagenlang verhoogd
kunnen zijn (35, 210, 212). Gezien de korte halfwaardetijd
dient het serum of plasmamonster snel geanalyseerd of inge-
vroren te worden (45,58).

Tabel i. Referentiewaarden voor leverenzymactiviteiten in serum (S) en/of plasma (P) van volwassen paarden en veulens zoals beschreven in de literatuur. De referentiewaarden
welke worden aangehouden door het UVDL zijn vetgedrukt.

Parameter

Volwassen paarden
(> 1 jaar)

Referentie

Veulens
(> 1 week)

Referentie

ALP (1 U/1)

64-214

S

9

105-8662

S

9

143-434

S

36

<1228\'

P

18

143-395

S

109, 114

<615\'

S

76

73-194

S

151

<677\'

S

176

140-300\'

P

180

A.ST (lU/l)

98-278

S

37

<2001

P

18

226 - 366

S/P

36.109,108,114

<268\'

s

76

150-270

s

151

<248\'

s

176

125-275

p

180

93±7.84

p

210

7GT(ILI/I)

5-28

s

9

0-1692

s

9

<24

s

17

<26\'

p

18

19-50

s

36

<1041

s

76

2-18

s

37

4.3-13.4

S/P

109, 108

4.3 - 25

s

114

13-44

s

130

8-30

s

151

<20

P

180

16.8± 1.1"

P

211

GD(IU/I)0-1L8

S/P

108

1 - 12

s

130

<3.5

s

151

2.1 ±0.37\'«

P

210

LDH (IU/1)

162-412

S/P

108, 114, 151

<1168\'

p

18

150-4203

P

180

IDH(IU/I)

0.5-3

s

9

0.3 - 8.42

s

9

2-6

s

37

<3.711

s

76

1.9-5.8

S/P

109. 108. 114

0-8

S

151

2.3±0.50\'\'

P

210

\' (mean SD)max

2 minimum - maximum

3 > twee jaar

mean ± SE

S = serum, P = plasma

-ocr page 98-

Lactaat dehydrogenase (LDH)

LDH is de verzamelnaam voor vijf iso-enzymen uit lever,
spier, erythrocyten, darmwand en niercortex (II, 58). LDH
op zich is derhalve aspecifiek. Middels elektroforese zijn de
iso-enzymen te onderscheiden\' (11). Het iso-enzym LDH-5
is mogelijk leverspecifiek voor acute levercelschade (13,38,
39). Vanwege de korte halfwaardetijd (< 24 uur) zou LDH
ook bruikbaar zijn in de \'monitoring\' van leverpatiënten (39,
41).

Sorbitol dehydrogenase\' (SDH, IDH)

SDH komt voor in lever, darmwand, nierweefsel en herse-
nen, maar dit enzym zou toch specifiek zijn voor acute lever-
schade (1,49,40, 71,210) en door de korte halfwaardetijd is
het bruikbaar in de \'monitoring\' van acute levercelnecrose
(6,5,40,64,71,147,210). Cirrhose en chronische cholangi-
ohepatitis geven nauwelijks of geen verhoging in serumen-
zymactiviteit (147, 210). De korte halfwaardetijd maakt het
noodzakelijk een monster binnen twaalf uur te analyseren en
ook een ingevroren of gekoeld serum- of plasmamonster kan
slechts 24 uur bewaard worden (41,39,58,162).

Tabel 2. Referentiewaarden voor overige leverfunctieparameters in serum en/of plasma van volwassen paarden en veulens zoals beschreven in de literatuur. De referentie-
waarden welke worden aargehouden door het UVDL zijn vetgedrukt.

Parameter

Volwassen paarden
(> 1 jaar)

Referenties

Veulens
(> 1 week)

Referenties

Totaal bilirubina (^mol/l)

8.6-30.8

S

9

5.1-37.62

S

9

17.1-34.2

S

109

<30.3\'

P

18

7.1-34.2

S/P

108

<47.21

S

176

6.8-34.2

S

151

<40

P

180

12.0 ± 1.07"

P

210

Direct bilirubina (fimol/l)

3.4- 12.0

S

9

<12.01

S

10

0-6.8

S/P

109,108, 151

1.7- 12.02

S

9

< 25% van totaal bilirubine

P

180

<3.0\'

p

18

3.0*0.32"

P

210

Totaal galzuren (^mol/l)

5.94 ±2.723

S

98

5-28

s

108,109

0-15

*

114

< 15

S

130, 151

8.9*0.93"

P

210

Totaal eiwit (g/1)

52-79

S

36, 109, 108

47 - 702

s

9

58-77

P/S

130,147

<601

s

18

55-75

S

180

<631

s

176

Albuminc (g/l)

26-37

S

36, 109, 108

26-352

s

9

23-35

s

130

<36.41

s

18

25-43

s

147

<371

s

176

Globuline (g/l)

26-40

s

109, 108, 130, 147

17-412

s

9

A: G ratio

0.62-1.46

s

36. 108, 147

0.7-1.82

s

9

Ureum (mmol/l)

<8

p

180

<7.71

p

18

2-8

p

130

<7.61

s

176

3.57-8.57

S/P

109, 108, 114

Glucose (mmol/l)

2.8-5.5

*

130

<10.21

s

10

3.9-5.6

p

180

<7.91

p

18

4.16-6.39

S/P

108

<10.31

s

176

\' (mean-1-SD)max

^ minimum - maximum

3mean±SD

4 mean ± SE

S = serum, P = plasma

* niet beschreven.

\' Hel bepalen van deze enzymactiviteilen kan niei worden aangevraagd bij het Universitair Veterinair Diagnostisch Laboratorium (UVDL) van de Faculteit der Diergeneeskunde ie Utrecht

In tabel I zijn referentiewaarden gegeven voor gezonde vol-
wassen paarden en voor veulens. In principe geeft elk labora-
torium zijn eigen referentiewaarden op. Veulens hebben fysi-
ologisch hogere en meer variabele enzymactiviteiten, met
name van alkalische fosfatase (AF) en gamma-glutamyl-
transferase (^GT) (10,9, 76, 148, 176). Bij het laten bepalen
van enzymactiviteiten moet men zich realiseren dat haemo-
lyse en hyperlipaemie kunnen interfereren met de analyse-
technieken en dus een vertekend beeld kunnen geven van en-
zymactiviteiten (49,58, 162).

-ocr page 99-

Bilirubine

De totale plasma- of serumbilirubine concentratie is opge-
bouwd uit ongeconjugeerd bilirubine (indirect bilirubine) en
geconjugeerd bilirubine (direct bilirubine). Indirect biliru-
bine wordt in de lever geconjugeerd tot direct bilirubine, dat
voornamelijk met de gal wordt uitgescheiden; een kleine
fractie diffundeert naar het bloed. Een toename in de concen-
tratie totaal bilirubine, ofwel hyperbilirubinaemie, kan ge-
paard gaan met icterus en wordt veroorzaakt door een toe-
name van de concentratie indirect en/of direct bilirubine (45,
49). Een stijging van de concentratie indirect bilirubine kan
veroorzaakt worden door een verhoogde productie, als ge-
volg van intra- of extravasale haemolyse en resorptie van ha-
emoglobine, maar kan ook het gevolg zijn van een vertraagd
of gestoord conjugatieproces (42, 52, 54, 55, 56, 57, 53; 82,
78,81,80,98). Een stijging van de concentratie direct biliru-
bine kan het gevolg zijn van intra- of extrahepatische chole-
stase (7) en kan gepaard gaan met bilirubinurie (7, 61, 63,
173, 196, 199). Intrahepatische cholestase wordt veroor-
zaakt door leverfunctiestoornissen. Extrahepatische chole-
stase daarentegen wordt veroorzaakt door obstructie van de
grote galwegen (7,181 ). Bij het interpreteren van de concen-
tratie totaal bilirubine is het dus van belang te kijken naar de
verdeling tussen indirect en direct bilirubine (45, 52, 92,
130,210,212). Een toename in de concentratie indirect bili-
rubine is aspecifiek; bij veel leverpatiënten is er sprake van
een verminderde eetlust of anorexie dat leidt tot een ver-
traagd conjugatieproces en dat daarmee het interpreteren
van de concentraties van totaal en indirect bilirubine lastig
maakt (82,81,98). Een stijging in de concentratie direct bili-
rubine is meer specifiek voor leveraandoeningen (210,212).
Een concentratie van direct bilirubine die meer dan 25 pro-
cent bedraagt van het totaal bilirubine is suggestief voor in-
tra- of extrahepatische cholestase (38). Alhoewel Tennant
et
al.
( 194) aangeven dat de directe bilirubine fractie zelden bo-
ven de 35 procent komt, omdat direct bilirubine door de nier
wordt uitgescheiden, zijn percentages van 50 tot 66 procent
beschreven voor paarden met extrahepadsche cholestase
(32, 181). Een direct bilirubine hoger dan 35 procent zou
wijzen op een slechte prognose (212).

Gedocumenteerde referentiewaarden voor serum- en plas-
maconcentraties van parameters anders dan leverenzymen
worden gegeven in tabel 2.

Calzuren

Galzuren worden gesynthetiseerd uit cholesterol en spelen
een belangrijke rol in de absorptie van vetten en lipofiele
voedingsstoffen (4). De lever verwijdert meer dan 90 pro-
cent van de galzuren uit het portale bloed (de enterohepati-
sche cyclus) (4, 79). De totale galzuurconcentratie in serum
(de som van geconjugeerd cholaat en geconjugeerd cheno-
deoxycholaat) is een specifieke parameter voor leverfunctie-
stoornissen bij paarden (3, 40, 98, 109, 130, 210, 212).
Reeds bij zeer kleine beschadigingen van het leverparen-
chym komen grote hoeveelheden galzuren in de systemische
circulatie terecht (58,52), ook wanneer er nog geen sprake is
van echt ieverfalen\'. Een toename van de galzuurconcentra-
tie is het gevolg van een vertraagde opname uit het bloed, een
vertraagde excretie met gal en/of regurgitatie in geval van
cholestase (49, 52, 153). Daarnaast kan de oorzaak liggen in
een vertraagde doorbloeding van de lever (shunting) (19,49,
62). Tevens neemt de galzuurconcentratie toe bij vasten of
anorexie, echter in mindere mate dan de indirect bilirubine-
concentratie (53, 98). In anorectische paarden zijn de con-
centraties tot 20-25 |imol/l derhalve lastig te interpreteren,
alhoewel verschillende auteurs een waarde > 20 pmol/1 be-
schouwen als duidelijke indicatie voor een leveraandoening,
onafhankelijk van de duur van de ziekte en aanwezigheid
van klinische verschijnselen (40, 130). Mendel
et al. (133)
associeren een concentratie > 50 pmol/1 met een slechte
prognose. De hoogte van de galzuurconcentratie is echter
niet specifiek voor het typeren van een leveraandoening
(210, 212), alhoewel concentraties van individuele galzuren
wel informatie zou verschaffen over locatie, ernst en uitge-
breidheid van een leveraandoening (109).

Eiwitmetabolisme

De lever speelt een belangrijke rol in zowel de synthese als
de afbraak van verschillende eiwitten; daarom worden totaal
eiwit, albumine, globulinen en ammoniak frequent gebruikt
in de evaluatie van leveraandoeningen.

Totaal eiwit (TE)

Hyperproteïnaemie, meestal het gevolg van hyperglobulina-
emie, wordt bij leverpatiënten frequent waargenomen, in
tegenstelling tot hypoproteïnaemie (40, 130, 147, 149). TE
kan zowel in plasma als in serum worden bepaald, waarbij
plasmawaarden hoger zijn dan serumwaarden, omdat in se-
rum de fibrinogeenfractie wordt \'weggevangen\' (28). Het
scheiden van de verschillende eiwitfracties middels elektro-
forese geeft meer informatie dan een bepaling van alleen TE
(48,108).

Albumine

Dit transporteiwit wordt alleen geproduceerd door de lever
(108). Een afname in albumineconcentratie is echter niet spe-
cifiek cn wordt, zowel bij acute als chronische leveraandoe-
ningen, zelden waargenomen (130, 147, 149). Dit kan wor-
den verklaard door de lange halfwaardetijd van ± drie weken
(125,147) en doordat de meeste patiënten worden geëuthana-
seerd voordat een hypoalbuminaemie kan ontstaan (130).

Clobulinen

De lever is, naast de darmmucosa, verantwoordelijk voor de
productie van acute fase eiwitten (a- en ß-globulinen), ter-
wijl de
7-globulines worden geproduceerd in de lymfoïde-
weefsels (108). Alhoewel een polyclonale hyperglobulinae-
mie niet specifiek is, wordt het frequent gezien bij
leveraandoeningen (108,130,147). Een uitzetting van de re-
sultaten van elektroforese in een grafiek geeft vaak meer in-
formade; ß-7 bridging bijvoorbeeld, waarbij er geen duide-
lijke scheiding meer is tussen de ß- en
7-fractie, wordt wel
als pathognomonisch beschouwd voor chronische hepatitis
(108).

Stollingsfactoren

De lever is ook verantwoordelijk voor zowel de productie als
de afbraak van diverse stollingsfactoren (108). Een afname
van protrombinetijd (PT) en partiële thromboplastinetijd
(PTT) wordt voor leverpatiënten wel beschreven (130,212),
maar resulteert lang niet altijd in een klinische stollings-
stoornis en deze veranderingen zijn niet specifiek (40, 49,
147, 162). Het uitvoeren van stollingsonderzoek lijkt dan
ook alleen geïndiceerd als men overweegt een leverbiopt te
nemen (94).

-ocr page 100-

Ammoniak

De lever is het enige orgaan waar ammoniak uit het bloed
wordt verwijderd door omzetting in ureum (49). Volgens
sommige auteurs wordt bij leveraandoeningen vaak een ver-
hoogde ammoniakconcentratie gezien (34, 130, 212), maar
dit correleert vaak niet met de aanwezigheid en ernst van he-
patoencephalopathie (68, 130, 137, 216). Dit is mogelijk te
verklaren doordat ammoniak, in patiënten met leverfalen,
gemakkelijk de bloed-hersenbarrière kan passeren en de in-
stroom van ammoniak naar de hersenen daardoor wordt ver-
hoogd (216). Ammoniak kan een bruikbare parameter zijn,
maar alleen indien seriële bepalingen worden gedaan (20,
92,212). De grote spreiding in gedocumenteerde referentie-
waarden, variërend van < 30 |imol/l tot < 100 |imol/l (12,40,
109,212) illustreert de problematiek rondom de interpretatie
van een eenmalige ammoniakbepaling. Al met al is het raad-
zaam om voor een juiste aanpak en verzending van het mon-
ster contact op te nemen met het laboratorium waar de bepa-
ling zal worden uitgevoerd. Bij het Universitair Veterinair
Diagnostisch Laboratorium is het bijvoorbeeld gebruikelijk
om tevens een controlemonster van een gezond paard in te
sturen.

Beeldvormende technieken: echografie
Met echografisch onderzoek kunnen zowel de grootte van de
lever als veranderingen in het parenchym en galgangen wor-
den geëvalueerd (161, 173). Het in beeld brengen van de ge-
hele lever wordt soms bemoeilijkt door idiopathische atrofie
van de rechter leverlob bij volwassen paarden (104, 161), of
een afname van de grootte van de gehele lever ten gevolge
van cirrhose, acute levercelnecrose of portosystemische
shunts (104, 161, 173). Echografie is met name waardevol in
de diagnostiek van intrahepatische shunts (62, 93) en chole-
lithiasis (107, 163). Hyperdense gebieden kunnen veroor-
zaakt worden door bijvoorbeeld abcessen, calcificaties, gra-
nulomen of tumoren; hypodense gebieden door bijvoorbeeld
cysten (161). Hyperdense gebieden in combinatie met gedi-
lateerde galgangen zijn zeer kenmerkend voor cholelithiasis
(107). Een abnormale omvang van de lever (atrofie of hepat-
omegalie) in combinatie met gedilateerde galgangen wijst
op een obstructie van de galwegen (27, 173).

Leverbiopsie

Voor het stellen van een diagnose, maar ook voor het geven
van een prognose en het instellen van een therapie, is de
histologische beoordeling van een leverbiopt, eventueel in
combinatie met een bacteriologisch onderzoek en antibio-
gram, van groot belang (7, 94). Aangeraden wordt om voor-
afgaand aan de percutane leverbiopsie stollingsonderzoek
uit te voeren (7, 94). Wanneer er een verdenking op een bac-
teriële leveraandoening bestaat is antibiotica profylaxe geïn-
diceerd (94). Het is van belang om het paard goed te fixeren
bij de biopsiename (94). De techniek voor het uitvoeren van
de biopsie is door verschillende auteurs uitvoerig beschreven
(23, 94, 122, 152, 162). Hinchcliff (94) adviseert om het
paard de eerste 24 uur na de biopsie te controleren op bloe-
dingen en noemt daarnaast pneumothorax en peritonitis als
mogelijke complicaties. Complicaties treden echter zelden
op, zelfs wanneer er sprake is van een subklinische coagulo-
pathie (94,40, 130). Het verdient de voorkeur om de biopsie
uit te voeren onder echobegeleiding (161, 173), zeker wan-
neer er sprake lijkt te zijn van focale leverschade (94, 161,
162).

Laparoscopie

Een groot deel van de lever kan in beeld worden gebracht
middels laparoscopie van het staande of in rugligging ge-
fixeerde paard (173) (Foto 3). Pleuroscopie bleek waardevol
in de ante mortem diagnostiek van een cholangiocellulair
carcinoom uitgaande van het intrahepatische galgangepi-
theel (138).

Overige bepalingen

Andere bepalingen en technieken die in het kader van de dia-
gnostiek van leveraandoeningen zijn beschreven zijn het me-
ten van ureumwaarden (130,212) en de ratio kort-keten: aro-
matische aminozuren in het bloed (36, 69, 84, 85, 114),
operatieve mesenterische portografie en leverscintigrafie
(19, 50, 62, 93, 117, 198) en leverfunctieproeven zoals de
brootnsulphtaleine (BSP) eliminatietest en de orale ammo-
niak-tolerantietest(12,33,48, 54,66,78,92, 117, 151,209).
Deze parameters en bepalingen blijken echter niet of nauwe-
lijks bruikbaar in de diagnostiek van leveraandoeningen bij
paarden omdat ze geen leverspecifieke informatie verschaf-
fen, zeer kostbaar zijn en/of omdat de benodigde analytische
apparatuur in Nederland ontbreekt. Andere niet specifieke
bepalingen zoals glucose concentraties in het bloed, het rode
en witte bloedbeeld en de zuur-base-status kunnen echter
wel van belang zijn voor het instellen van een therapie en het
inschatten van de prognose (7, 22, 40, 105, 130, 162, 167,
212).

Aandoeningen van lever en galwegen

inclusief de diagnostiek

Aangeboren en erfelijke aandoeningen van lever en galwegen
Congenitale portosystemische shunts (CPSS)

CPSS is gedefinieerd als een enkelvoudige verbinding tus-
sen de V portae en de systemische veneuze circulatie (V.
cava caudalis, V cava cranialis). Er zijn verschillende geval-
len van extra- en intrahepatische shunts bij veulens beschre-
ven (19, 62, 93, 117). Intermitterende neurologische proble-
men en een vertraagde groei zijn de meest opvallende
verschijnselen en bij postmortaal onderzoek is er sprake van
leveratrofie.

-ocr page 101-

Calgangatresie

Middels postmortaal onderzoek is door Bastianello en Nesbit
(8) en van der Luer en Kroneman (119) bij enkele veulens gal-
gangatresie waargenomen als oorzaak van verschijnselen als
koliek, icterus, depressie en een vertraagde groei. Van der Luer
en Kroneman (119) beschrijven daarnaast grijze, klei-achtige
faeces en bruine urine. Nader onderzoek van bloed, urine en fa-
eces (ante mortem) wees op een totale galgangobstructie: een
sterk verhoogde serumconcentratie van direct bilirubine, de
urine was negatief op urobiline en urobilinogeen en positief op
bilirubine en er werd geen gal aangetoond in de faeces (119).
Beide veulens stierven een natuuriijke dood (8,119).

Congenitale leverfibrose en levercysten

Bij Swiss Freiberger veulens kan congenitale leverfibrose
met cysteuze veranderingen van de galwegen voorkomen,
waarbij verschijnselen zoals hepatoencephalopathie, koliek
en icterus op de voorgrond staan (86). Bij bloedonderzoek
werd een leucocytose gezien en verhoogde activiteiten van
LDH, AF en
7GT. Stamboomonderzoek duidde op een re-
cessief autosomale overerving. Een dergelijke aangeboren
afwijking, eveneens bij een Swiss Freiberger veulen, is eer-
der beschreven (187). Bij dit veulen werden conditieverlies,
diarree en een toegenomen buikomvang opgemerkt. Be-
vindingen bij echografisch onderzoek van de buik wezen op
met vloeistof gevulde, cysteuze structuren die in verbinding
stonden met de lever. Ook hier werd bij bloedonderzoek leu-
cocytose en een verhoogd -yGT gezien. Middels laparatomie
en pathologisch onderzoek werd de diagnose bevestigd.
Godber
et al. (75) tenslotte beschrijven een casus van poly-
cystische hepatitis met cholangitis en secundaire hypertrofi-
sche osteopathie bij een volwassen warmbloed paard.

Persistente hyperammoniaemie

McConnico et al. (126) beschrijven verschillende gevallen
van Morgan veulens met persistente hyperammoniaemie, die
wellicht is toe te schrijven aan een erfelijk enzymdefect in de
ureumcyclus. Intermitterende neurologische problemen en
vertraagde groei zijn de meest opvallende verschijnselen.

Verkregen aandoeningen van de lever
Onder de verkregen leveraandoeningen vallen zowel de acute
als chronische hepatitiden. Hepatitis wordt gedefinieerd als le-
vercelnecrose en de daarbij optredende primaire of secundaire
ontstekingsreactie. Er is sprake van chronische hepatitis wan-
neer er naast levercelnecrose en de daarbij optredende ontste-
kingsreactie ook fibrosering, een toename van de hoeveelheid
reticuline en collagene vezels op basis van nieuwvorming, op-
treedt (Van den Ingh, mondelinge mededeling). Cirrhose wordt
gedefinieerd als een na levercelverval optredend diffijus pro-
ces, gekenmerkt door fibrose en ombouw van de normale le-
verarchitectuur in abnormaal gestructureerde hyperplastische
noduli (van den Ingh, mondelinge mededeling).

Hepatitiden veroorzaakt door infectieuze agentia
Ziekte van Tyzzer

De ziekte van Tyzzer is een acute multifocale necrotiserende
hepatitis, welke alleen is beschreven voor veulens van 7 tot
42 dagen oud (25, 87, 89, 102, 158, 204, 213) en wordt ver-
oorzaakt door
Clostridium piliforme (47) (vaak nog Bacillus
piliformis
genoemd). De ziekte lijkt niet besmettelijk (102,
213), alhoewel uitbraken zijn gerapporteerd (190). Infectie
is waarschijnlijk het gevolg van de orale opname van infec-
tieuze sporen (88, 102, 189, 200, 206). Verschijnselen als
koorts, septische shock en hepatoencephalopathie staan op
de voorgrond (39, 87). Echter, door het peracute ziektever-
loop worden veulens vaak dood aangetroffen. De bacterie is
obligaat intracellulair en daarom moeilijk aan te tonen mid-
dels bacteriologisch onderzoek. Een definitieve diagnose
kan worden gesteld door een Giemsa- of zilverkleuring te
maken van een leverbiopt. De bacterie laat zich intracellulair
zien in de vorm van bacillen. Daarnaast wordt beschreven
dat inoculatie van kippenembryo\'s en muizen met een vers
leverbiopt waardevol kan zijn in het bevestigen van de dia-
gnose (25, 87, 158, 190,213). Alle in de literatuur gerappor-
teerde gevallen hadden een fataal verloop, ondanks de toe-
diening van hoge doses antibiotica.

Black disease

\'Black disease\' is een infectieuze necrotiserende hepatitis,
veroorzaakt door
Clostridium novyi type B en komt voorna-
melijk voor bij schapen en runderen. Incidenteel zijn ook en-
kele ziektegevallen onder volwassen paarden beschreven
(46, 70, 100, 188). Opvallend is dat deze paarden op de
weide liepen in gebieden waar veel schapen werden gehou-
den. De paarden werden dood aangetroffen of stierven
binnen 24-72 uur, ondanks toediening van hoge doses antibi-
otica. Bij postmortaal onderzoek waren inwendige en subcu-
tane bloedingen de meest opvallende afwijking. Hier komt
denaam \'Black disease\'vandaan. Daarnaast werden in de le-
veréén grote plek of multifocale (1-2 mm) plekken coagula-
tienecrose gevonden. De diagnose kan worden bevestigd
middels bacteriologisch onderzoek (188).

Leverabcessen

Leverabcessen komen zelden voor bij paarden en veroorza-
ken slechts in een enkel geval leverfalen (130, 171). Bij vol-
wassen paarden zijn haematogene infecties via de poortader
of een ascenderende infectie via de galwegen de meest aan-
nemelijke routes.
Reef et al. (163) beschrijven leverabcessen
bij veulens als gevolg van navelstrengontsteking.

Parasitaire hepatitiden

Als veroorzakers van focale leverschade worden in de litera-
tuur genoemd: migratie van
Parascaris equorum, S. eden-
tatus, S. equimis
en S. vulgaris (7, 173, 210, 212). Echino-
coccus granulosa
infecties kunnen echinococcenblazen in de
lever veroorzaken (14, 37, 96, 164). Echinococcose lijkt met
name voor te komen bij paarden welke voor de jacht zijn of
worden gebruikt en zodoende in direct contact kunnen komen
met faeces van carnivoren (honden en vossen) (14, 96).
Ziemer
etal.(2\\A) beschrijven granulomen in de lever als ge-
volg van een infectie met
Coccidioides immitis. Deze beide
aandoeningen zijn echter geen oorzaak voor leverfalen.
Subcapsulaire fibreuze laesies van de lever als gevolg van een
Capillaria hepatica infectie zijn gerapporteerd als toevalsbe-
vinding bij postmortaal onderzoek (120,140). Owen (146) be-
schrijft leverschade bij paarden en ponies als gevolg van een
infectie met
Fasciola hepatica.

Virale hepatitiden

Equine herpes virus type 1 is beschreven als veroorzaker van
miliaire levercelnecrose bij neonatale veulens (90). Daar-
naast worden het equine infectieuze anemie virus (26) en het
equine arteritis virus (15) genoemd als veroorzaker van
acute levercelschade.

-ocr page 102-

Leptospirosis

Hodgin et al. (97) beschrijven een casus van perinatale icte-
rus, hepatitis en sterfte van een veulen en vier abortussen als
gevolg van een intrauteriene
Leptospira interrogans infectie,
alhoewel bloedingen en interstitiële nefritis op de voorgrond
stonden. Van den Ingh
et al. (103) beschrijven leptospirose
bij veulens op een leeftijd van acht tot twaalf weken als ge-
volg van een acute
Leptospira interrogans hratislava infec-
tie. De belangrijkste verschijnselen bij deze veulens zijn ic-
terus, acuut nierfalen en bloedingen.

Hepatitiden veroorzaakt door toxische stoffen
Plantenalkaloïden: pyrrolizidine alkaloïden

De opname van pyrrolizidine alkaloïden is de meest frequent
beschreven oorzaak van chronische leverbeschadiging bij het
paard. Acute intoxicatie wordt door een enkele auteur be-
schreven (132). Planten welke pyrrolizidine alkaloïden bevat-
ten komen wereldwijd voor (36, 74, 130, 150). Voor de
Nederlandse situatie zijn vooral
Senecio spp. (bijvoorbeeld
Senecio jacobea, Jacobskruiskruid; Foto 4) uit de familie
Asteraceae van belang als ook planten uit de familie
Boraginaceae, zoals
Cynoglossum officinale (Hondstong)
(98, 112, 127, 143, 186). Een duidelijke illustratie van deze
planten wordt gegeven door Lewis (115). In de anamnese
worden perioden met aspecifieke verschijnselen als depres-
sie, anorexia, gewichtsverlies en/of variabele icterus vrijwel
altijd opgemerkt (23,35,74,133). De meest opvallende klini-
sche verschijnselen, zoals hepatoencephalopathie, worden
vaak binnen enkele dagen gevolgd door sterfte (35, 74, 133).
Omdat pyrrolizidine alkaloïden worden uitgescheiden met de
urine en melk en de placenta kunnen passeren, zijn deze ook
potentieel toxisch voor de foetus (114, 131). Small
et al.
(182) beschrijven een twee maanden oud veulen met leverfa-
len als gevolg van pyrrolizidine intoxicatie. Dit veulen is in-
trauterien en/of galactogeen \'besmet\' doordat de merrie tij-
dens en na de dracht werd gehouden op een weide met
Senecio spp. Histologisch wordt een pyrrolizidine alkaloïden
intoxicatie gekenmerkt door porto-portale bridging fibrose,
galganghyperplasie, levercelnecrose en megalocytose, alhoe-
wel deze veranderingen afhankelijk zijn van het stadium van
de leverschade (23, 35, 114, 120, 131, 133). Als het paard
blijft eten en een constant lichaamsgewicht houdt, is dit een
gunstig prognostisch teken (122). Als er echter sprake is van
een gegeneraliseerde fibrose en cirrhose, dan is de prognose
slecht (122,173). Lessard
et al. {WA) beschrijven dat paarden
die een experimentele pyrrolizidine alkaloïden-intoxicatie
overieefden een zekere mate van arbeidsintolerantie vertoon-
den. In Nederiand lijken steeds meer gevallen van intoxica-
ties met Jacobskruiskruid op te treden. Vooralsnog kan dit
worden toegeschreven aan de afname van de bestrijding van
deze plant en daardoor een toename van Jacobskruiskruid in
hooi en kuilgras. Met name hooi van onbemeste weides (\'na-
tuurhooi\') zou Jacobskruiskruid kunnen bevatten.

Basterdklaver

Basterdklaver (Trifolium hybridum) is hepatotoxisch voor
paarden (141,202). Mogelijk is een mycotoxine het oorzake-
lijk agens (115, 141, 202). Er is geen therapie voor paarden
met een basterdklaver-intoxicatie, alhoewel paarden met de
chronische vorm van basterdklaver-intoxicatie een betere
prognose zouden hebben dan paarden die acuut nerveuze
verschijnselen vertonen (141); vaak worden de verschijnse-
len van hepatoencephalopathie (\'razende kolder\') zo ernstig
dat euthanasie gerechtvaardigd is. Alhoewel de plant voor-
komt in Nederland, zijn intoxicaties hier niet beschreven.

ijzerintoxicatie

De orale toediening van ijzerfumaraat aan pasgeboren veu-
lens kan uitgebreide acute levercelnecrose veroorzaken (43,
139, 191). Dit is gebleken nadat in de VS sterfte van pasge-
boren veulens als gevolg van het toedienen van een voe-
dingssupplement (Primapaste SL; EhtCo, St Joseph,
Missouri) werd gerapporteerd (43, 139, 191). Van de ver-
schillende ingrediënten (microörganismen, vitaminen en
mineralen) was ijzerfumaraat verantwoordelijk voor het op-
treden van acute levercelnecrose. De incidentie van leverfa-
len, welke zich manifesteerde op een leeftijd van twee tot vijf
dagen oud, was het hoogst als het supplement werd toege-
diend voordat de biest was opgenomen (139). De meeste
veulens stierven, hoewel de veulens die overleefden volledig
herstelden (37).

Haemochromatose

Bij volwassen paarden kan in combinatie met secundaire hepa-
titis en cirrhose ijzerstapeling in het parenchym (haemochro-
matose) optreden (130, 154, 173). Deze ijzerstapeling treedt
mogelijk op als gevolg van een verhoogde ijzeropname uit het
maagdarmkanaal en/of een verminderd vermogen om ijzer uit
te scheiden. Deze aandoening heeft een chronisch verloop.

Mycotoxinen

Aflatoxinen, geproduceerd door Aspergillus flavus en
Aspergillus parasiticus, en rubratoxine, geproduceerd door
Penicillinum ruhrum, worden als veroorzaker van lever-
schade bij paarden gerapporteerd (2, 149). Experimentele
aflatoxicosis is door verschillende auteurs beschreven (1,5,
6, 16, 178), die zowel subklinische als klinische intoxicatie

-ocr page 103-

verschijnselen en acute sterfte hebben waargenomen.
Tot slot lijken ook de volgende hepatotoxische planten, che-
micaliën en geneesmiddelen voor de Nederlandse situatie
van belang: blauw-groene algen
(Microcystis, Nodularia
spp.),
lupinen (Lupinus spp.), gierstachtige grassen
(Pcmicum spp.), tetrachloorkoolstof, carbodisulfide, koper,
isoniazide, rimfampine, halothaan, fluothaan, dantroleen en
fenothiazinen (34, 151).

Idiopathische hepatitiden
Ziekte van Theiler

In de literatuur wordt deze ziekte ook wel \'acute levercelne-
crose\', \'serum sickness\' of \'serum hepatitis\' genoemd. Het
is de meest frequent gerapporteerde oorzaak van acute le-
verziekten bij het paard (7, 37, 135, 196, 192). De etiologie
is tot op de dag van vandaag niet opgehelderd, alhoewel bij
veel patiënten in de anamnese een recente toediening van
levende virusvaccins of antisera wordt vermeld (95, 169,
192, 195, 199, 215) zoals bijvoorbeeld tetanus antitoxine
(83, 135, 162, 169), waarbij de meeste ziektegevallen wor-
den gezien na vier tot tien weken na de toediening (95, 192,
199). Er zijn echter ook veel ziektegevallen beschreven
waarbij toediening van dit soort stoffen niet in de anamnese
wordt vermeld (37, 192, 199, 215). De meeste auteurs rap-
porteren dat de ziekte bij een enkel individu voorkomt, maar
uitbraken op bedrijven zijn ook beschreven (37, 83, 135,
166, 169, 199, 215). Opvallend daarbij is dat alleen volwas-
sen paarden zijn aangedaan, met name merries (134, 169,
173,215), alhoewel een enkele casus van een jaarling is be-
schreven (184). Thomsett (199) en Zientara
et al. (215) ver-
melden dat vrijwel alle paarden die de ziekte vertoonden op
de weide liepen. Daarnaast lijkt er seizoensinvloed te be-
staan: de aandoening wordt met name gezien in de zomer-
en herfstmaanden (135, 169, 192, 199,215). Verschijnselen
die bij de meeste patiënten worden gezien zijn hepatoencep-
halopathie, uitgesproken icterus, depressie, anorexie en ha-
emoglobulinurie (39, 192). Bij postmortaal macroscopisch
onderzoek wordt een kleine lever aangetroffen (173).
Histologische beoordeling van een leverbiopt laat wijdver-
spreide centrolobulaire tot midzonale hepatocellulaire ne-
crose met ontstekingsinfiltraat in de portale driehoek zien
(23, 159, 166). Soms is ook galganghyperplasie en fibrob-
lasteninfiltraat te zien, welke op een langduriger ziektepro-
ces wijzen dan men op basis van klinische verschijnselen
zou vermoeden (166). Wanneer paarden gedurende de eer-
ste drie tot vijf dagen blijven eten, dan treedt er vaak herstel
op binnen vijf tot tien dagen en is de lange termijn prognose
goed (7, 39, 122, 199). Ernstige hepatoencephalopathie in
combinatie met hemolyse is een slecht prognostisch teken
(7). Gedocumenteerde gegevens over de mortaliteit variëren
van 36 tot 92% (95, 135, 147, 169, 199).

Chronische hepatitis

Deze leveraandoening wordt gekenmerkt door galganghy-
perplasie, een ontstekingsinfiltraat met voornamelijk lymfo-
cyten en periportale hepatocellulaire necrose (120). Door de
necrose wordt de \'limiting plate\' (hepatocyten die de portale
driehoek omgeven) beschadigd, dat kan uitmonden in porto-
portale bridging necrose (7, 39). Verschijnselen als koorts,
gewichtsverlies, depressie en icterus zijn meestal intermitte-
rend van aard (24, 23, 207). Veel dieren sterven binnen twee
jaar na het stellen van de diagnose (39) en de prognose is
slecht wanneer er cirrhose is opgetreden (7).

Verkregen aandoeningen van de galwegen

Onder de verkregen aandoeningen van de galwegen vallen

zowel de acute en chronische cholangitis als cholelithiasis.

Cholangitis

Cholangitis wordt gedefinieerd als een exsudatieve ontste-
king van de galwegen, meestal geassocieerd met een ascen-
derende bacteriële infectie vanuit het maagdarmkanaal.
Primaire bacteriële cholangitis bij paarden is slechts door
enkele auteurs gerapporteerd (27, 177). Als causale agentia
werden door deze auteurs genoemd:
Salmonellae spp., E.
coli, Klebsiella pneumoniae, Aeromonas spp., Citrobacter
spp. en Acinetobacter spp..
Cholangitis wordt vaak gezien in
combinatie met chronische hepatitis, cholelithiasis en/of
pancreatitis (7, 155, 163, 173,207).

Cholelithiasis

In vergelijking met andere diersoorten worden galstenen fre-
quent bij het paard beschreven en lijkt de rapportage de laat-
ste jaren te zijn toegenomen (65, 72, 77, 99, 107, 111, 174,
113, 118, 128, 155, 163, 170, 172, 203, 201, 205) (Foto 5).
Als etiologie worden een veranderde samenstelling van de
gal en/of galstasis door bijvoorbeeld een ascenderende in-
fectie van bacteriën of parasieten uit het maagdarmkanaal
genoemd (72, 155, 173).
Salmonella spp., E. coli,
Aeromonas spp., Citrobacter spp.
en Streptokokken zijn be-
schreven bij paarden met cholelithiasis (107, 128, 163,201).
Ook een bacteriaemie zou een mogelijke oorzaak kunnen
zijn (77). De casus welke in de literatuur zijn gedocumen-
teerd zijn voornamelijk paarden (geen ponies) tussen de vijf
en vijftien jaar oud, waarbij er geen sprake lijkt te zijn van
ras- of geslachtspredispositie. De meest voorkomende en
uitgesproken verschijnselen bij deze patiënten zijn koliek,
icterus, koorts en bilirubinurie en zijn recidiverend van aard.
Hepatoencephalopathie wordt bij deze patiënten zelden ge-
zien (107,155,170). Echografie is zeer bruikbaar om de dia-
gnose te bevestigen (107, 155, 163, 203, 201), hoewel hier-
voor ook een exploratieve laparotomie wordt beschreven
(174, 170, 203, 201). Bij cholelithiasis kunnen één tot tien-
tallen galstenen van enkele mm tot 12 cm doorsnede in duc-
tus choledochus en/of in de intrahepatische galgangen wor-
den aangetroffen. De stenen bestaan bij de meeste patiënten
uit calciumbilirubinuraat of calciumfosfaat. Alhoewel suc-
cesvolle chirurgische verwijdering van galstenen is beschre-

-ocr page 104-

ven (170, 201, 205), lijken intraveneuze infusen, bijvoor-
beeld Ringer\'s lactaat of fysiologisch zout (155), in de acute
fase en bij klinische verslechtering in chronische gevallen en
een langdurige antibioticatherapie het meeste effect te sorte-
ren (39, 155). Echter, in de literatuur wordt niet beschreven
of de galstenen bij de patiënten uit deze laatste groep vanzelf
verdwijnen of aanwezig blijven en (maanden) later toch
weer voor problemen kunnen zorgen. Het verdient de voor-
keur om een kweek en een antibiogram van een leverbiopt uit
te voeren (107, 155, 163), alhoewel deze niet altijd positief
blijkt te zijn (40). De prognose hangt af van de grootte en de
locatie van de stenen en het aantal stenen, de mate van fibro-
sering en de ernst van een eventueel optredende hepatoen-
cephalopathie(39, 155,170).

Tumoren van de leveren galwegen

Primaire levertumoren zijn door enkele auteurs beschreven.
Cholangiocellulaire carcinomen zijn beschreven voor vol-
wassen paarden (50, 105, 138), terwijl hepatocellulaire car-
cinomen alleen beschreven zijn bij paarden jonger dan drie
jaar (105, 110, 167, 173). Een hepatoblastoom met metasta-
sering is beschreven bij een ruin van drie jaar (157).
Roccabianca
el al. (168) beschrijven een 21-jarige merrie
met een T-cel-lymfoom uitgaande van lever en milt.

TH_E^PiE

De therapie van leveraandoeningen is voornamelijk gericht
op het voorkomen danwel behandelen van hepatoencephalo-
pathie en het bevorderen van het herstel van de leverfunctie,
zowel bij acute als bij chronische levercelschade. Het accent
van de therapie ligt op het corrigeren van dehydratie, acidose
en elektrolytenbalans, het verminderen van de productie en
absorptie van potentiële neurotoxinen in het maagdarmka-
naal en een aangepast rantsoen (40). Eventueel kan er ge-
bruikgemaakt worden van Sedativa. Daarnaast kan, al naar
gelang het onderliggende ziekteproces, de toepassing van
antibiotica, corticosteroïden en/of chirurgisch ingrijpen ge-
ïndiceerd zijn.

Rehydratie en correctie van pH en elektrolytenbalans
Hepatoencephalopathie kan verergeren door hypokaliëmie,
hypoglycemic, hypoxic, hypovolemic en/of alkalose (7, 40,
130). Acidose en elektrolytentekorten dienen, afhankelijk
van de toestand van de patiënt, met behulp van isotone infu-
sen te worden aangevuld (130). Verschillende auteurs ver-
melden de toepassing van NaCl of Ringer met 5% dextrose
(2 ml/kg/h) voor volwassen paarden (41, 196) waarbij voor
een toediening langer dan 24 uur het gebruik van een 2.5-5%
dextrose oplossing wordt geadviseerd (7, 183). Daarnaast
adviseren Mair (122) en Divers (40) kalium aan het infuus
toe te voegen (20-40 mmol/L). In geval van hypoglycemic
wordt een hogere infuussnelheid of zelfs een 10% glucose
infuus aangeraden (41, 40). Byars (20) merkt op dat bij
paarden die helemaal niet willen eten een deel van de glu-
cose per neussonde kan worden toegediend om de dagelijkse
energiebehoefte te kunnen dekken. Het toedienen van bicar-
bonaat wordt alleen geadviseerd bij een bloed pH < 7.1 of
een bicarbonaatconcentratie < 14 mmol/L waarbij boven-
staand glucose of NaCl infuus geen effect sorteert (40, 122).
Daarnaast dient de correctie van een acidose langzaam te ge-
schieden om een verergering van de verschijnselen van he-
patoencephalopathie te voorkomen (37,40, 129).

Verminderen van productie en absorptie van potentiële neuro-
toxinen

Bij het toepassen van middelen, die de productie en absorptie
van potentiële neurotoxinen moeten verminderen, is terug-
houdendheid geboden (7). Voor dit doel worden neomycine
(5-100 mg/kg 3-4 maal daags p.o.) (7, 20, 41, 40, 122, 130)
en/ofmetronidazoP (7.5-10 mg/kg 2-3 ddp.o.)(40,130,173)
gedurende twee dagen (40,122) genoemd. Daarnaast kan lac-
tulose worden toegediend (0.2-0.5 ml/kg 2-4 maal daags p.o.
voor volwassen paarden) (41, 122, 130). Scarratt en Warnick
(175) beschrijven een significante daling van de veneuze am-
moniakconcentratie in gezonde paarden na lactulose opname
(333 mg/kg driemaal daags p.o.). Het is echter bekend dat de
genoemde antibiotica en ook lactulose diarree kunnen ver-
oorzaken (41, 122). Bovendien kan neomycine mogelijker-
wijs
Salmonellose induceren (7, 183). Het gebruik van lactu-
lose wordt afgeraden voor paarden welke een risico hebben
op het ontwikkelen van hoefbevangenheid (175). Mair (122)
rapporteert dat azijnzuur (240 ml/450 kg p.o.) ook effectief
zou kunnen zijn. Het toepassen van paraflFine (130, 7, 41,
196) per neussonde dient voorzichtig te gebeuren; wanneer
het slijmvlies wordt beschadigd en bloed wordt doorgeslikt
zou hepatoencephalopathie kunnen verergeren (122).
Daarnaast kunnen er stollingsproblemen aanwezig zijn met
alle risico\'s vandien (41, 122).

Aangepast rantsoen

Door veel auteurs wordt, zowel voor paarden met acute lever-
celschade als chronische leverproblemen, een laag eiwit rant-
soen geadviseerd (7, 21, 40, 115, 130, 142, 160) en dit aspect
van therapie lijkt, wanneer het paard blijft eten, in combinatie
met orale andbiotica (130), het meeste effect te sorteren (41,
130). Dit rantsoen voorziet in de minimale eiwitbehoefte en is
rijk aan energie in dc vorm van koolhydraten (41, 115, 142,
160). Bij chronische leverproblemen zou een iets hogere eiwit-
opname gunstig zijn (40). Als geschikte voedermiddelen wor-
den genoemd: voorgeweektc bietenpulp, grasbrok, ontsloten
maïs, sorghum (milo), melasse, biergist en lijnzaadmecl (41,
115, 130, 142, 160). Als ruwvoer geniet grashooi of vers (zo-
mer- of herfst-) gras de voorkeur (115, 130, 142, 160).
Daarnaast adviseren Divers (40) en McGorum
et al. (130) om
het paard te laten grazen in de weide, maar alleen in de zomer
of herfst en voor zover een fotosensibiliteit dat toelaat. Het voe-
ren van tarwe, haver en sojabonen wordt afgeraden, en ook het
voeren van luzerne (alfalfa) en lentegras wordt vanwege een re-
latief hoog eiwitgehalte ontraden (40, 130, 142). Het verdelen
van het dagelijkse rantsoen in vier tot zes kleine porties zou
grote schommelingen in bloedglucose, insulinerelease en am-
moniakproductie in darm kunnen voorkomen (40, 142, 160).
De orale of parenterale toepassing van kort-keten aminozuren-,
arginine- en vitaminepreparaten wordt door een veelvoud van
auteurs beschreven, maar over de eiïectiviteit wordt echter wei-
nig tot niets gerapporteerd (7,20,41,69, 85,84,115,133,142,
160,196); Gulick
et al. (85) beschrijven een vermindering van
verschijnselen van hepatoencephalopathie na toediening van
een kort-keten aminozuurpreparaat, maar dit had geen effect
op de mortaliteit (133). Bij patiënten met coagulopathie is de
toediening van vitamine K.1 te verdedigen (58,106,173).

^ Melronidazol en colchicine zijn opgenomen in de Anne.x IV lijst van de European
Medicines Evaluation Agency (EMEA) wat inhoudt dat het verboden is deze stof toe
te dienen aan voedselproducerende dieren.

-ocr page 105-

Sedativa

Geadviseerd wordt om paarden met hepatoencephalopathie
in een rustige omgeving te huisvesten en stressvolle gebeur-
tenissen als spenen en transporteren worden afgeraden (40,
122). Daarnaast kan het nodig zijn om paarden met hepa-
toencephalopathie te sederen, zowel voor hun bescherming
als ook om behandelen van deze patiënten mogelijk te ma-
ken. Xylazine (0.2-0.4 mg/kg i.v.) (40, 62, 122, 151) en een
lage dosering detomidine lijken in deze het meest veilig en
effectief (7, 41, 122). Een exacte dosering voor detomidine
wordt voor leverpatiënten echter niet beschreven. Het ge-
bruik van diazepam wordt afgeraden (40, 122, 151, 173), al-
hoewel Byars (21) en Carlson (23) de toepassing van diaze-
pam (10-20 mg i.v.) juist wel beschrijven. Tot slot noemt
Mair (122) de toepassing van de benzodiazepine receptor an-
tagonist flumazinil (0.2 mg/kg i.v.) voor paarden met hepa-
toencephalopathie, alhoewel de werkzaamheid ervan niet is
bewezen.

Antibiotica

De parenterale toepassing van antibiotica, bij voorkeur na
identificatie van het oorzakelijk agens en op geleide van een
antibiogram (40, 50, 122, 155), is geïndiceerd bij cholangitis
en cholelithiasis, ziekte van Tyzzer en leverabcessen (27,40).
Als geschikte antibiotica worden genoemd: TMPS, ceftiofur,
enrofloxacine of ampicilline dan wel penicilline in combinatie
metgentamicine(7,40, 107,122, 155, 173). Savage (173) be-
schrijft de volgende antimicrobiele therapiën voor paarden
met cholangitis of leverabcessen:

• 20000-40000 lE/kg procaine penicilline G tweemaal daags
i.m.; 20000-40000 lE/kg natrium penicilline viermaal
daags i.m. of i.v., in combinatie met 6.6 mg/kg gentamicine
éénmaal daags i.v. of i.m.;

• 2.2 mg/kg ceftiofur tweemaal daags i.v. of i.m., in combina-
tie met 6.6 mg/kg gentamicine éénmaal daags i.v. of i.m.;

• 15-30 mg/kg TMPS tweemaal daags p.o.;

• 2.5-5.0 mg/kg enrofloxacin tweemaal daags p.o.

Deze antimicrobiële therapiën kunnen worden aangevuld
met 15 mg/kg metronidazol viermaal daags p.o. of rectaal.
Peek en Divers (155) beschrijven bij paarden met cholangitis
en cholelithiasis dezelfde doseringen voor genoemde antibi-
otica behalve voor ceftiofur (2-4 mg/kg tweemaal daags i.v)
en metronidazol (20 mg/kg tweemaal daags p.o.). Vermeld
dient te worden dat de meeste paarden in de studie van Peek
en Divers (155) met verschillende antibiotica zijn behan-
deld. Mair (122) en Peek en Divers (155) adviseren om bij
cholangitis en cholelithiasis de antibioticatherapie voort te
zetten totdat de activiteiten van 7GT en AF normaal zijn.

Corticosteroïden

Voor paarden met chronische hepatitis wordt langdurige toe-
diening van corticosteroïden geadviseerd (24, 40, 122). Een
behandeling met prednisolon bestaat uit een startdosering
van 0.4-1.0 mg/kg éénmaal daags p.o. (40) en wanneer er
verbetering van de klinische verschijnselen optreedt kan de
dosis verlaagd worden naar 0.4 mg/kg p.o. om de dag (40).
Mair (122) rapporteert het gebruik van 20-40 mg dexame-
thason (per paard) parenteraal gedurende drie tot vijf dagen,
gevolgd door een afname van de dosering gedurende de
daaropvolgende zeven tot tien dagen, met vervolgens 400-
600 mg prednisolon (per paard) p.o. gedurende vier tot zes
weken. Bij een hepatitis op infectieuze basis zijn corticoste-
roïden natuuriijk gecontraïndiceerd. Bij de Hoofdafdeling

Gezondheidszorg Paard te Utrecht wordt prednisolon gege-
ven in een dosering van 1 mg/kg voor twee tot zes weken.

Chirurgisch ingrijpen

Bij sommige patiënten kunnen galstenen chirurgisch worden
verwijderd (107, 170, 205), maar dat zou alleen zinvol zijn
wanneer er geen sprake is van ernstige fibrosering (41,107).
Verder kan chirurgie geïndiceerd zijn voor de correctie van
een portosystemische shunt (62).

Overige therapeutica

Mair (122) onderschrijft het belang van antioxidantia, anti-
oedeem en anti-inflammatoire therapie bij acuut leverfalen
en adviseert derhalve de parenterale toediening van DMSO,
acetylcysteine, mannitol, vitamine E, flunixine meglumine
en pentoxifylline. DMSO (i.v) zou galstenen van het type
calciumbilirubinaat kunnen oplossen (40, 155) en ook che-
nodeoxycholic-zuur (5 mg/kg driemaal daags p.o.) zou dit
effect hebben (65). Grabner (77) beschrijft de toepassing van
buscopan compositum® (5 ml/100 kg i.v., éénmalig in com-
binatie met Ringer-lactaat en glucose infusen) en
Phytorenal® (4 g éénmaal daags) bij een paard met choleli-
thiasis. Colchicine- (0.01-0.03 mg/kg één- a tweemaal daags
p.o.) zou bij chronische hepatitis de fibrosering tegengaan
(21,40).

Conclusie

Leveraandoeningen lijken bij het paard slechts incidenteel
voor te komen en kunnen zowel één individueel dier als een
groep paarden betreffen. In Nederland worden vooral de
acute idiopatische hepatitis, de chronische hepatitis als ge-
volg van intoxicaties door plantenalkaloïden, cholelithiasis
en hemochromatose gediagnostiseerd. Paarden met lever-
aandoeningen worden vaak pas in een (zeer) laat stadium bij
een dierenarts aangeboden en hebben mede daarom door-
gaans een slechte prognose. Wanneer sprake is van een be-
drijfsprobleem, bijvoorbeeld een intoxicatie met Jacobs-
kruiskruid, is het wellicht mogelijk door snelle diagnostiek
en vervolgens snel verwijderen van het oorzakelijk agens
ziekte van meer dieren te voorkomen. Mogelijkerwijs komen
subklinische leveraandoeningen veel meer voor dan er op dit
moment worden gediagnostiseerd en het lijkt dus aanbeve-
lenswaardig om bij paarden met \'onbegrepen problemen\'
een screening van de lever uit te voeren. Hiervoor lijkt, zoals
uit diverse klinische studies is gebleken, het bepalen van gal-
zuren en
7GT in het bloed het meest bruikbaar (35, 36, 40,
58,74, 109, 114, 130, 133,210,211,212). Toch is het aan te
raden om ook minder specifieke enzymactiviteiten, zoals AF
en AST, en parameters zoals totaal eiwit, eiwitspectrum en
het rode en witte bloedbeeld te bepalen. Hierdoor wordt een
meer compleet beeld verkregen van de patiënt; informatie
over bijvoorbeeld de vochtbalans en een acuut of chronisch
ontstekingsbeeld is voor de behandeling en prognose, als-
mede het uitsluiten dan wel bevestigen van andere aandoe-
ningen van belang. Verschillende auteurs benadrukken ech-
ter ook om de activiteit van een \'acute schade enzymen\'
zoals GD of SDH, te meten (7, 31, 40, 98, 114, 210, 212),
maar niet alle laboratoria kunnen deze bepalingen uitvoeren.
Daarnaast moet men zich realiseren dat men, door de grote
spreiding in de meetresultaten, op basis van een éénmalige
bepaling van de diverse bloedvariabelen geen betrouwbare
uitspraak kan doen (130,210,211). Het is dus van belang het

-ocr page 106-

bloedonderzoek te herhalen alvorens men er definitieve con-
clusies aan verbindt.

Abnormale bevindingen bij bloedonderzoek wijzend op een
leveraandoening dienen vervolgens nader onderzocht te
worden door middel van een leverbiopsie, omdat de histolo-
gische beoordeling van een biopt vooralsnog de enige ma-
nier is om met zekerheid te differentiëren tussen de verschil-
lende leveraandoeningen (7, 36, 40, 130, 162, 212). Het is
raadzaam vóór de biopsie echografie te doen om de grootte
en de structuur van de lever vast te stellen en bij locale pro-
cessen de beste plaats voor een biopsie te bepalen. Hierbij
dient te worden opgemerkt dat de echografisch apparatuur
welke voor gynaecologisch en orthopedisch onderzoek
wordt gebruikt vaak onvoldoende bereik (diepte) heeft en de
lever met deze apparatuur daarom niet of onvoldoende in
beeld kan worden gebracht. Normale histologie van een
biopt is echter nog geen sluitend bewijs dat er geen proble-
men zijn. Bij ernstig zieke paarden, waar op grond van klini-
sche verschijnselen en diagnostiek niet aan een leveraandoe-
ning wordt gedacht, kan het raadzaam zijn om toch de
leverparameters galzuren en 7GT te bepalen, omdat bij dit
soort patiënten vaak sprake is van een secundaire reactieve
hepatitis. Met het oog op het toedienen van verschillende
farmacotherapeutica en het nemen van preventieve maatre-
gelen, zoals een aangepast rantsoen, is het monitoren van de
leverfunctie aan te bevelen.

Daarnaast dient men zich te realiseren, en de eigenaar er op
voor te bereiden, dat verschijnselen van hepatoencephalopa-

Verhaltenstherapie der Katze

Auteur: Wolf-Dieter Schmidt, uitgever: Schiütersche CmbH,
prijs: circa 4g euro.

thie zich altijd kunnen voordoen; zowel de \'stille kolder\' als
de \'razende kolder\'. Het is aanbevelenswaardig daartoe bij-
tijds de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen, zoals een
veilige huisvesting waar een paard zichzelf en verzorgers
niet kan beschadigen en het plaatsen van een intraveneuze
catheter om het i.v. toedienen van geneesmiddelen (of euthe-
saat) te vergemakkelijken, en met de eigenaar het moment te
bespreken waarop eventueel tot euthanasie zal worden over-
gegaan. Dit alles om te voorkomen dat dier, eigenaar en ver-
zorgers onnodig in gevaar worden gebracht. Tot slot mag ge-
steld worden dat leveraandoeningen bij het paard mogelijk
vaker een probleem vormen dan nu wordt gedacht, omdat bij
het paard onvoldoende inventariserend onderzoek ten aan-
zien van prevalentie en incidentie is uitgevoerd.

Dankwoord

De auteurs danken dr Th.S.G.A.M. van den Ingh, werkzaam bij de Hoofd-
afdeling Pathologie, en drs. L.S. Goehring, werkzaam bij de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziekten, zeer hartelijk voor
het kritisch lezen van het manuscript en het opbouwend commentaar.

Naschrift

Een Engelstalige, meer uitgebreide versie van dit artikel is gepubliceerd in
het proefschrift van A.F.S. Olsman getiteld: "Dietary influence on equine
protein metabolism". Literatuurreferenties zijn verkrijgbaar op aanvraag bij
de auteurs.

Literatuur

Literatuur is opvraagbaar bij de Bureauredactie.

Wolfsburg. Aan de hand van voorbeelden uit zijn jarenlange
praktijkervaring behandelt de schrijver vele soorten ge-
dragsproblemen. Waaronder het bekende in huis plassen, dc
urine-markeerproblemen, het transport naar de dierenarts
maar ook de kat die de nieuwe vriend van de bazin aanvalt of
de kat die de andere katten in huis tiranniseert.

Het aantal katten waarvan de eige-
naar klaagt over gedragsproblemen,
is weliswaar kleiner dan het aantal
hondeneigenaren die gedragspro-
blemen met hun hond hebben, maar
desondanks zijn gedragsproblemen
bij de kat in de praktijk toch bijna
dagelijks voorkomende klachten.

Zowel voor dierenartsen als katten-
bezitters is het oplossen van deze \'probleemkatten\' vaak een
erg moeizame zaak. In de dierenartsopleiding wordt wel aan-
dacht besteed aan gedragsproblemen bij de hond maar ei-
genlijk niet of nauwelijks aan gedragsproblemen bij de kat.
Dit boek vult op een leuke, leerzame en nuttige wijze de la-
cunes op in de kennis omtrent het gedrag van de kat, die bij
veel dierenartsen (inclusief recensent) aanwezig zijn. De in-
houd laat een nieuw licht schijnen op zowel het normale ge-
drag alsook de oorzaak van gedragsafwijkingen bij de huis-
kat. Leuk om te lezen zijn de hoofdstukken over het
natuurlijke markeergedrag, jaag- en onderling sociaal ge-
drag alsmede het vangen van verwilderde katten.
De auteur van het boek is dierenarts en gedragstherapeut in

Dankzij een beter inzicht in het natuurlijke jaag-, territo-
rium- en sociaal gedrag van de kat, reikt de schrijver de le-
zer/dierenarts nuttige handvatten om de op het spreekuur ge-
melde gedragsproblemen bij de kat beter aan te pakken.
Daarvoor hoeft de baas en/of de kat niet bij de dierenarts op
de therapiesofa: simpele en praktische omgangstips zijn
daarbij soms voldoende. Daarnaast zijn er het laatste decen-
nium gelukkig diverse zeer werkzame medicamenten voor
gedragsproblemen in het arsenaal van de dierenarts beschik-
baar gekomen. Het boek bevat een handige lijst van deze the-
rapeutica en hun indicaties.

Hoewel de Duitse taal voor sommigen een probleem zal zijn,
is dit boek een echte aanrader voor de practicus. Vlot lezend
en zeker niet zonder humor geschreven, levert het antwoor-
den op bijna alles wat u altijd over het gedrag van de kat
wilde weten maar... wat u nergens echt goed kon vinden.
Zodra u dit boek in uw praktijkbibliotheek opneemt, geeft u
aan gedragsproblematiek bij de kat serieus genoeg te nemen
om meer te willen doen en weten dan alleen Feliway of
Megestrolacetaat. Kopen!

Drs. H.A. Beijer

-ocr page 107-
-ocr page 108-

Lectade® High Energy,
De sterkste krachtbron voor
kalveren met diarree.

Kalverdiarree kan vele oorzaken hebben. De oplossing heet Lectade High Energy,
wat de oorzaak ook is. Lectade High Energy is een hypertone oplossing en bevat
meer energie en bicarbonaten dan andere oplossingen. Met essentiële elektrolyten
plus toegevoegde aminozuren omlfl^^erstel van de beschadigde darmwand te
\\ ondersteunen, biedt Lectade Hr^r^fêtgy een effectieve behandeling van
\\ « dehydratie en acidose.

Lectade» HE: RECNL 10124 Vrij. Doeldier: kalf. Indicatie: voor-calorische rehydratietheraple ter behandeling van dehydratie, acidose
en verlies van elektrolyten en energie, waarrnee diarree bij kalveren gepaard gaat Dosering/toediening: Sachet A en B oplossen in
2 liter lauw-warm drinkwater. Lectade HE is uitsluitend bedoeld voor orale toediening. Wachttijd: O dagen. Bijviferkingen: geen bekend.
Contra-indicaties: niet toedienen aan dieren zonder zuigreflex of met een paralytische ileus. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv
Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Usse
vvww.pfizerah.nl
secretariaat.ahgOpfizer.corn

e 2004 Pfizpr .Ininial lli-allh hv - Capelle a/il IJssel
® Merknaam Pfizer Ine., N.Y., l .S..\\.

-ocr page 109-

Verhemeltje-lief

laira Boissevain

Sommige hondenrassen kunnen al-
leen nog functioneren als de dieren-
arts hier en daar wat bijwerkt.
Benauwdheid bij Engelse buldoggen
is daar een voorbeeld van. Het is wel
pech hebben als de hond het na de
operatie nog benauwder heeft dan
daarvoor, maar of dat de dierenarts
kan worden verweten?

Millimeterwerk

De eigenaar van een Engelse buldog komt tot de opzienba-
rende conclusie dat zijn hond het benauwd heeft. Om dit pro-
bleem meer draaglijk te maken, stelt de dierenarts voor om het
zachte verhemelte in te korten. Op zich vindt de eigenaar dat
wel een goed idee, maar voordat hij de hond daadwer-
kelijk laat opereren, wil hij eerst elders informa-
tie inwinnen. Maar na een maand is hij toch
terug bij de dierenartspraktijk om de hond
te laten opereren.

De dierenarts opereert niet zonder
voorafgaand onderzoek. Om hart- en
longproblemen zoveel mogelijk uit te
sluiten wordt een thoraxfoto ge-
maakt. De eigenaar vraagt de dieren-
arts vervolgens om de diameter van
de trachea vast te stellen. De dieren-
arts denkt op basis van deze foto dat de
diameter ca. 13 mm is, hetgeen de eige-
naar een gat in de lucht doet springen,
want dat verhoogt de kans om met de hond
te kunnen fokken. De dierenarts tempert deze
vreugde wat door te zeggen dat de gemeten
waarde niet heel nauwkeurig is en ook niet alles zegt,
maar de eigenaar is overtuigd van de fokwaarde van zijn hond.

Boze tongen

De operatie wordt uitgevoerd en hoewel het de eerste maanden
na de operatie beter lijkt te gaan, krijgt de hond enkele maan-
den na de operatie meer problemen met de luchtwegen. Hij
hoest, heeft het benauwd en krijgt er ook nog een oorontsteking
bij. De dierenarts schrijft antibiotica voor, maar twee maanden
later wordt de hond opnieuw kortademig. Inmiddels wordt een
tweede dierenarts geconsulteerd. Deze dierenarts meent dat er
sprake is van een door de bacterie
E.Coli veroorzaakte trachei-
tis. Antibiotica volgen, maar de hond blijft benauwd. De eige-
naar reclameert bij de dierenarts die de hond aan het palatum
heeft geopereerd. Deze raakt daardoor niet echt gealarmeerd.
Engelse buldoggen hebben het nu eenmaal altijd benauwd
dankzij hun lichaamsbouw en zijn gevoelig voor luchtwegin-
fecties. De eigenaar denkt daar heel anders over: volgens hem
is deze toegenomen benauwdheid te wijten aan de operatie. Hij
gaat naar een andere dierenarts om de hond te laten onderzoe-
ken. Deze opvolger bekijkt de hond onder sedatie nog eens
goed, en stelt vast dat het palatum wel voldoende is ingekort,
maar dat de trachea te nauw is, slechts een millimeter of acht.
De hond is er ook niet mooier op geworden want sinds de ope-
ratie loopt hij permanent rond met een tong die scheef uit zijn
bek steekt. Vanwege alle benauwdheid moet de hond zich ook
erg rustig houden en is fokken is waarschijnlijk niet meer aan
de orde.

Veterinai
tuchtrech

Verkeerde keelgat

Dat schiet de eigenaar in het verkeerde keelgat: hij vindt dat de
dierenarts die de hond heeft geopereerd dat had moeten zien en
aan de eigenaar vertellen; dan had hij van de operatie kunnen
afzien. Dat is volgens de dierenarts onzin, de operatie was hoe
dan ook noodzakelijk om de hond meer lucht en ruimte in zijn
keel te verschaffen. De dierenarts heeft de eigenaar
voor de operatie uitgebreid voorgelicht over de
procedure en de eigenaar ook uitgelegd dat
ook het inkorten van een te lang palatum
molle van een Engelse buldog geen race-
hond maakt. Dat die hond zo in elkaar
zit kan hem als dierenarts toch moeilijk
worden verweten? Ook de scheve tong
is niet zijn fout. Wat de eigenaar ook
beweert, beschadiging van het ze-
nuwweefsel van de tong tijdens de
operatie ligt niet erg voor de hand. Dc
scheve tong heeft waarschijnlijk niets
met de operatie te maken, maar meer
met dc ademnood van de hond. Om zo-
veel mogelijk lucht te krijgen steekt hij
waarschijnlijk voortdurend zijn tong zoveel
mogelijk naar voren of naar opzij uit.

Luchtpijpprotocol?

Heeft de dierenarts een meetfout gemaakt bij het pre-opera-
tieve onderzoek? Mag van een dierenarts hierin uiterste nauw-
keurigheid worden verwacht? Het Tuchtcollege vindt van niet.
Voor luchtpijpmeting zijn er geen protocollen of referentie-
waarden. Benauwdheid komt bij dit ras erg vaak voor en kan
door verschillende factoren worden veroorzaakt. Inkorting van
het palatum molle kan veriichting geven, en het is dan ook niet
veterinair onjuist om hiertoe over te gaan, ongeacht de weten-
schap dat de trachea erg nauw is.

Beide behandelende dierenartsen hebben ten behoeve van de
procedure de patiëntenkaarten van de hond overgelegd. Deze
worden door het Tuchtcollege van A tot Z bestudeerd, maar ner-
gens is een aanwijzing te vinden voor een kunstfout tijdens de
operatie die in een scheve tong kan resulteren.

Hoe erg de benauwdheid van en voor de hond ook mag zijn, de
dierenarts heeft hierin geen steken laten vallen en kan - als
enige - opgelucht ademhalen als de klacht ongegrond wordt
verklaard.

-ocr page 110-

Op basis van regelmatige meldingen
door practici tijdens de zomer en
het najaar van 2003 van het voorko-
men van een ernstige infectieuze bo-
vine keratoconjunctivitis op melk-
veebedrijven in Nederland in 2003,
heeft de Gezondheidsdienst voor
Dieren een pilot-studie uitgevoerd
naar de hierbij meest voorkomende
verwekker. Deze pilot werd van belang geacht vanwege de
pijnlijkheid van de aandoening voor het dier en problemen
vanwege de intensieve, voor de veehouder lastig uitvoer-
bare therapie. Een bijkomende factor was een recente mel-
ding in de literatuur met betrekking tot het aantreffen van
Chlamydophilae op bedrijven in het Verenigd Koninkrijk
als oorzaak van dit probleem. Het meest gevonden agens in
deze pilot was
Moraxella, waarschijnlijk M. hovis. Voor de
aanwezigheid van
Chlamydophila, mycoplasmata en BH VI-
virussen zijn geen aanwijzingen gevonden.

Summary

After several reports to the GD (Dutch Animal Health Service) from practiti-
oners in the Netherlands concerning serious Infectious Bovine Kerato-
conjunctivitis (IBK) in dairy herds during summer and autumn 2003, the
GD has carried out a pilot-study to determine the most responsahle agent.
This pilot was thought lo he important because of the painfulness of the ill-
ness and problems like, (for the farmer) an intensive and difficult therapy.
Also the report of a Chlamydophilae infection causing IBK in a dairy herd
in the UK pnmipted to this study. The mo.st frequently isolated infectious
agent in our study was Moraxella. probably M. hovis. For the presence of
Chlamydophila. mycoplasmata or B/IVI viruses were no indications.

Inleiding

Infectieuze bovine keratoconjunctivitis (IBK.) of houw is een
al vele decennia bekende aandoening van het rund, waarvoor
vooral
Moraxella bovLs (M. hovis) als oorzakelijk agens
wordt genoemd (13, 20). Daarnaast wordt in de literatuur
melding gemaakt van BHVl-virus (18) en
Mycoplasma spp.

(11), zowel als primaire agentia of als agentia die het klini-
sche beeld kunnen potentieren (14). Overige agentia die
worden genoemd zijn adeno-virussen (22),
Chlamvdophilae
(\\1, \\9,20), Neis.seriae (3).

IBK is een aandoening die zowel eenzijdig als beiderzijds
kan voorkomen en vooral in de zomermaanden en in de
herfst optreedt, gerelateerd aan de aanwezigheid van veel
vliegen (10) en veel UV-straling (7). In de winter echter kan
IBK ook incidenteel optreden vooral op momenten van he-
vige sneeuwval in combinatie met een strak blauwe hemel

(12). UV-straling kan ook zelfstandig keratitis, cornea oe-
deem en een ulcus van de cornea veroorzaken (8).

Uiten VOO
de prakti\'

IBK is voor de Nederlandse veehouderij van betekenis van-
wege de met ernstige pijn gepaard gaande conjunctivitis en
keratitis met als gevolg daarvan onder andere productieda-
ling en vermagering door een verminderde voeropname. Een

Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9. 7400 AA Deventer
enkel geval mondt uiteindelijk uit in vervroegde afvoer en/of
sterfte. Eventueel kan één- of beiderzijdse blindheid optre-
den (9). In alle gevallen is er sprake van een (ernstige) aan-
tasting van het dierlijke welzijn.

Het doel van deze pilot-studie was om met behulp van bacte-
riologisch en virologisch laboratoriumonderzoek bij een be-
perkt aantal (melk-)veebedrijven met klinische klachten het
verantwoordelijke agens op te sporen. Op deze wijze werd
onderzocht of er in Nederland aanwijzingen zijn voor het
voorkomen van andere oorzakelijke kiemen dan de tot nu toe
beschreven
M. bovis. Naast laatstgenoemde kiem is gekeken
naar het voorkomen van
Chlamydophilae, mycoplasmata en
BHVl-virus. Daarbij is in ogenschouw genomen dat eerst-
genoemde als zoönose een gezondheidsrisico voor de vee-
houder en andere betrokkenen op het bedrijf kan vormen
(19).

Aan de hand van de kliniek en de resultaten van het laborato-
riumonderzoek van de oog-swabs van de patiënten op de be-
zochte bedrijven wordt het ziektebeeld van IBK besproken.

Bemonsterde bedrijven

In overleg met drie dierenartsenpraktijken zijn vier bedrijven
bezocht binnen een straal van ongeveer vijftig kilometer van
de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), zodat het materiaal
voor laboratoriumonderzoek nog dezelfde dag kon worden
verwerkt. De bedrijven die bezocht zijn, bevinden zich in de
Liemers (uiterwaarden Rijn), aan de noordkant van het
Montferland, op de kleigrond in de regio van Voorst en in de
Flevopolder In twee gevallen waren het melkveebedrijven
met alleen klinische klachten bij melkvee, in één geval

Infectieuze keratoconjunctivitis bij runderen, overzicht aan de
hand van kliniek- en laboratoriumonderzoek op vier bedrijven

M. Holzhauer, I.J.R. Visser\' en K. van Maanen

-ocr page 111-

klachten bij melkvee en jongvee en in één geval uitsluitend
klachten bij jongvee.

Anamnese

De klinische problemen bij de dieren begonnen op alle be-
drijven in de weideperiode en bestonden uit: traanstrepen,
vervolgens een witting van de cornea, gevolgd door een pro-
liferatieve ontsteking van de cornea en tenslotte vaatingroei
in de cornea. Op de bedrijven kwamen de klachten ondanks
of dankzij een therapie met oogzalf voor bij meer dan tien
procent van de aanwezige dieren.

Bedrijf A is een al tien jaar gesloten bedrijf met ruim hon-
derd melkkoeien en een stalbezetting van 105 procent.
Volgens de verklaring van de veehouder kwam conjunctivi-
tis in de voorafgaande jaren slechts incidenteel voor. Vanaf
de zomerperiode 2003 speelde de aandoening hier vooral
bij recent gekalfde vaarzen, met de hoogste incidentie in
augustus september. Twee dieren hebben ondanks de thera-
pie blijvende schade aan het oog opgelopen. In maart 2004
heeft het bedrijf nog steeds problemen bij vooral de vaar-
zen.

Bedrijf B is ook een al tien jaar gesloten bedrijf met onge-
veer veertig melkkoeien en een stalbezetting van 95 procent.
Volgens de veehouder was in de voorafgaande jaren slechts
één koe aanwezig met regelmatig een traanstreep. Dit dier
was overigens aan het einde van 2003 genezen. Vanaf zomer
2003 kwam de aandoening op dit bedrijf voor bij tien tot
twintig procent van de melkkoeien, met de hoogste bedrijfs-
incidentie in september/oktober. Hier zijn geen dieren met
restschade en sinds december 2003 zijn de problemen voor-
bij.

Bedrijf C is een al meer dan vijfjaar gesloten bedrijf met een
krappe honderd melkkoeien en een stalbezetting van tachtig
procent. Op dit bedrijf is in voorafgaande jaren IBK nooit
geconstateerd. Vooral bij de nieuwmelkte vaarzen sloeg de
infectie aan, leidend tot klinische problemen bij twintig pro-
cent van de vaarzengroep in de periode augustus-september.
Het verloop was verder als op bedrijf B.
Bedrijf D was sinds begin 2003 in Flevoland gevestigd, na
een verhuizing uit westelijk Noord-Brabant. De problemen
op dit bedrijf zijn vooral waargenomen bij de kalveren vanaf
zes maanden en de drachtige pinken (prevalentie van twintig

Tabel i. De laboratoriumbevindingen van het onderzoek op vier melkveebedrijven.

datum

UBN

diemr.

BHVl/PCR

Chladymophila IFT

Moraxella

B.0. overig

mycoplasma kweek

3-11-2003

A

676

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief

650

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief.

536

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief

30-10-2003

B

55

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief

59

negatief

negatief

negatief

mengflora

negatief

9410

negatief

negatief

negatief

mengflora

negatief

30-10-2003

C

8841

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief j

8842

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief i

8877

negatief

negatief

positief

mengflora

negatief

24-11-2003

D

2842

N.T

N.T

negatief

mengflora

N.T

i..........

2848

N.T

N.T

negatief

mengflora

N.T

N.T. is Not tested

procent), terwijl de dieren gezamenlijk in een veenweide ge-
bied liepen in de buurt van het oude bedrijf in Brabant.
Alleen op dit bedrijf was (in tegenstelling tot de bedrijven A-
C) sprake van het gezamenlijk weiden met schapen. De
klacht van de veehouder was dat de infectie, ook na het op-
stallen en ondanks de therapie, bleef spreiden in deze kop-
pel. De dieren reageerden slecht op de ingestelde therapie
met terramycine oogzalf Alle dieren bevonden zich aan de
rechterkant in een ligboxenstal, terwijl de melkkoeien aan de
linkerkant in dezelfde ruimte totaal geen klinische klachten
hadden. Na het zalven met uitsluitend een vitamine A oog-
zalf zijn ook hier de problemen nagenoeg restloos genezen,
ondanks de soms aanwezige forse proliferatieve cornea-ont-
stekingen.

Klinisch beeld bij de bemonsterde dieren

Om de kans op isolatie van oorzakelijke agentia zo groot
mogelijk te maken zijn op de eerste drie bedrijven dieren
bemonsterd met het beeld van een conjunctivitis en traan-

-ocr page 112-

strepen, passend bij een relatief vroeg stadium van de infec-
tie, en nog niet behandeld met antibiotica. Dieren met een
kerato-conjunctivitis waren op de eerste twee bedrijven wel
aanwezig, echter deze dieren waren allemaal al behandeld
met antibiotica houdende zalf (veelal terramycine). Op het
derde bedrijf waren op het moment van het bezoek uitslui-
tend dieren met een conjunctivitis aanwezig. Op de eerste
drie bedrijven zijn steeds drie dieren bemonsterd met een
droge swab vanuit de mediale ooghoek, onder het derde
ooglid, zonder een voorafgaande reiniging van de ogen met
een fysiologische zoutoplossing. Deze swabs zijn gebruikt
voor het bacteriologische en virologische onderzoek.
Daarnaast werd met een tweede swab een monster genomen
voor de IFT op
Chlamydophilae. De swabs voor bacteriolo-
gisch en virologisch onderzoek werden direct na de mon-
stername in een bacteriologisch dan wel virologisch trans-
portmedium (bij -70°C) bewaard tot het moment van
onderzoek. De swabs voor de IFT werden droog getranspor-
teerd.

Op het bedrijf D is van één dier met een keratitis en één dier
met een conjunctivitis uitsluitend een swab genomen voor
bacteriologisch onderzoek.

Uitvoering laboratoriumonderzoek

Voor het bacteriologisch onderzoek zijn de swabs uitgestre-
ken op twee schapenbloedagars (SBL), een chocolade agar
(CHA) en een specifieke voedingsbodem voor mycoplas-
ma\'s (PPLO agar). De SBL\'s (1 x aëroob en 1 x anaëroob) en
de CHA zijn bebroed bij 37°C en beoordeeld op groei van
Moraxella spp. verdachte kolonies na 24 en 48 uur. Tevens
werd gekeken of er uit het merendeel van de swabs bepaalde
specifieke andere kolonies werden geïsoleerd .
De
Moraxella spp. werd geïdentificeerd aan de hand van ko-
lonie morfologie, hemolyse, katalase en oxidase en een
Gram-preparaat.

De PPLO agars werden onder CO2 bebroed bij 37°C en na
vijf en tien dagen beoordeeld op aanwezigheid van myco-
plasma kolonies.

Figuun. Het typische klinische beeld van vaarzen zoals aanwezig op bedrijf 1,2 en 4.

Voor het uitvoeren van de IFT op Chlamydophilae werd ge-
bruikgemaakt van de directe IFT. De swabs werden afgerold
op voorwerpglaasjes, waarna een milde acetonfixatie van de
aanwezige cellen plaatsvond. Vervolgens werd een groeps-
specifieke directe IFT uitgevoerd met behulp een commerci-
ële testkit (Imagen^", DakoCytomation OEM).
De swabs in virologisch transportmedium werden onder-
zocht op de aanwezigheid van BHVl-virus met behulp van
een gevoelige multiplex PCR, waarmee onderscheid ge-
maakt kan worden tussen gE-negatieve en gE-positieve
BHVl-virusstammen (13).

Resultaten van het laboratoriumonderzoek

In tabel 1 zijn de resultaten van het laboratoriumonderzoek
weergegeven. De PCR op BHVl verliep in alle gevallen ne-
gatief, evenals de IFT op Chlamydophilae. Tijdens bacterio-
logisch onderzoek werd bij zeven dieren
M. bovis aangetrof-
fen in een mengcultuur en was de mycoplasma-kweek steeds
negadef

Discussie

Ondanks het beperkt aantal van vier bedrijven lijkt gezien
de resultaten van deze pilot-studie
M. bovis in Nederland
nog steeds de belangrijkste oorzaak van keratoconjunctivi-
tis bij runderen. Dit is in overeenstemming met de bevindin-
gen op een bedrijf in Zuid-Holland uit 1992, waarbij eerst
gedacht werd aan een IBR-vaccinatie met een combinatie-
vaccin tegen BHVl, adenovirus-type en para-influenza-3
als mogelijke oorzaak voor de keratoconjunctivitis ver-
schijnselen (21). Destijds werd het BHVI -virus ook in geen
enkel geval uit het oogvocht geïsoleerd. Vanuit de literatuur
is bekend dat BHVl de infectie met
M. bovis kan potentië-
ren(14). "

Er werd in deze pilot geen enkele aanwijzing gevonden voor
het voorkomen van
Chlamydophilae spp, zoals recent in het
Verenigd Koninkrijk (19).

Therapie

Daar voor topicale toepassing geen enkel preparaat voor het
rund is geregistreerd, zijn gezien de kwetsbaarheid van het
orgaan de preparaten die voor de gezelschapsdieren zijn ge-
registreerd het beste alternatief (officieel off label). Bij de
ontwikkeling van de laatstgenoemde preparaten is gekeken
naar de fysisch-chemische eigenschappen die zoveel moge-
lijk moeten aansluiten bij de eigenschappen van het oog-
vocht (pH en osmotische waarde). Voor een optimaal slagen
van de therapie verdient een duidelijke toelichting van de
techniek aan de veehouder aanbeveling.
In de meeste gevallen zal een therapie met een antibioti-
sche oogzalf gedurende drie tot vier dagen volstaan.
M.
bovis
is over het algemeen gevoelig voor onder andere
Oxytetracycline, gentamycine, en eerste generatie cepha-
losporines, terwijl resistentie is aangetoond voor onder an-
dere erythromycine en cloxacilline (5). Bij een cornea-be-
schadiging is parenterale toediening aan te bevelen en in
zeer ernstige gevallen is dichthechten van het oog nog een
optie. Hiertoe worden in het buitenland eye-patches op het
aangetaste oog geplakt. Indien het onmogelijk is dieren te
isoleren of vaker dan éénmaal per dag te behandelen, ver-
dient subconjunctivale toediening van een depót-antibioti-
cum de voorkeur (16). Door regionaal gebonden verschil-
len in gevoeligheidspatronen van
M. bovis, al dan niet
veroorzaakt door stamverschillen of geïnduceerde re-

-ocr page 113-

sistentiepatronen, kan het van belang zijn om in voorko-
mende gevallen een antibiogram bij het bacteriologisch
onderzoek te laten uitvoeren (1).

De antibiotische oogzalf zal niet de carriers \'genezen\' en ook
geen directe verbetering geven van onder andere de bescha-
diging van de cornea (4). Voor het eerste zal de parenterale
toediening van een langwerkend antibioticum (bijvoorbeeld
Oxytetracycline 20 mg/kg, na 72 uur herhalen) mogelijk een
oplossing zijn (15) en voor dit laatste verdient een vitamine
A oogzalf wellicht de voorkeur.

Preventie

Uitgaande van de hier gevonden M. bovis als oorzakelijk
agens van de IBK-problematiek op de Nederlandse rundvee-
bedrijven en op basis van de thans beschikbare informatie uit
de veelal Amerikaanse literatuur (1), vindt transmissie
vooral plaats door direct contact (nasale en lacrimale uit-
vloeiing) en verdient isolatie van positieve dieren uit de kop-
pel aanbeveling.

De veehouder van bedrijf C zag de forse toename van het
aantal vliegen (vlieg die op de kop van de dieren zit
{Musea
auturimalis)
en de huisvlieg {Musea domestica)) als één van
de mogelijke oorzaken van verspreiding binnen de koppel.
Het bestrijden van vliegen is van belang. Echter dit is onder
Nederlandse omstandigheden niet eenvoudig in verband met
de beperkte beschikbaarheid (behoudens oorflappen) van
geregistreerde middelen zonder wachttijden voor melk en
vlees.

Ten slotte verdient het aanbeveling stress bij nieuwmelkte
vaarzen te voorkomen (hierbij valt onder andere te denken
aan afkalven, solitaire introductie in de nieuwe koppel, stal-
bezetting, voerovergang) en de dieren gedurende zeer zo-
merse perioden overdag op te stallen (siësta-beweiding). Dit
laatste in verband met de invloed van UV-licht en stof als
predisponerende factoren voor het ontstaan van conjunctivi-
tis.

Advisering voor vervolgonderzoek

In deze pilot is uitsluitend bemonsterd uit de conjunctivaal-
zak van patiënten met een conjuntivitis en/of kerato-con-
jonctivitis. Door het ontbreken van een controlegroep is de
interpretatie van de gevonden kiemen als oorzaak voor de
waargenomen problemen niet eenvoudig, te meer omdat ook
in dit onderzoek
M. bovis in relatief lage hoeveelheden in een
uitgebreide mengcultuur geïsoleerd werd. Ten einde
M. bo-
vis
als predominante kiem of zelfs rein te kunnen kweken
verdient het aanbeveling om ogen vooraf te spoelen met fysi-
ologische zoutoplossing. Hierdoor worden de niet-adhesieve
bacteriën, die tot de \'normale\' oogflora behoren wegge-
spoeld (2), waarna de isolatie van
M. bovis vanuit prolifera-
tieve ontstekingsprocessen mogelijk beter kan worden be-
oordeeld.

Daarnaast wordt een case-control studie-opzet aanbevolen,
waarbij ook op bedrijven zonder IBK-problemen de aanwe-
zigheid en kwantiteit van
M. bovis in gezonde ogen kan wor-
den beoordeeld en kan worden vergeleken met runderen met
keratoconjunctivitis op probleembedrijven.
Het verdient bovendien aanbeveling om middels een enquête
de risicofactoren voor IBK onder Nederlandse omstandighe-
den in beeld te brengen. Deze enquête zou uitgevoerd kun-
nen worden op bijvoorbeeld twintig tot dertig bedrijven met
en zonder problemen.

IBK is een pijnlijke oogaandoening, voorkomend op melk-
veebedrijven, die bij de aangetaste dieren zorgt voor ernstige
aantasting van de gezondheid en daarmee van het dierlijk
welzijn, wat nader onderzoek naar de oorzakelijke en risico-
factoren rechtvaardigt.

Dankzegging

Deze publicatie is tot stand gekomen op basis van samenwerking van de
DAP de Driehoek in Klarenbeek, DAP Didam en DAP Flevoland te
Zeewolde en hun veehouders. De GD stimuleert practici tot kennis c.q. in-
formatie-uitwisseling om de diergeneeskundige kennis in Nederland te op-
timaliseren.

Literatuur

1. Brown MH, Brightman AH, Fenwick BW, and Rider MA. Infectious
Bovine Keratoconjunctivitis: A Review. J Vet Intern Med 1998; 12:
259-66.

2. Dirksen, G, Grander. HD, und Stober, M. Innere Medizin und chirar-
gie des Rindes 2002, Blackwell Verlag GmbH, Berlin-Wien, pag
1184-89.

3. Frazer J, and Gilmour JL. The identification of Moraxella bovis and
Neisseria ovis from the eyes of cattle and sheep. Res Vet Sei 1979; 27:
127-8.

4. George L, and Mihalyi J. Topically applied furazolidone or parente-
rally administered
Oxytetracycline for the treatment of infectious bo-
vine keratoconjunctivitis. J Am Vet Med Assoc 1988; 192:1421-35.

5. George L, and Wilson W. Antibiotic treatment of Moraxella bovis in-
fection in cattle. J Am Vet Med Assoc 1984; 185:1206-9.

6. Hartley JC, Stevenson S, Robinson AJ, Littlewood JD, Carder C,
Cartledge, J, Clark C, and Ridgway GL. Conjunctivitis due to
Chlamydophila felis acquired from a cat: a case report with molecular
characterisation of isolates from the patient and the cat. J of infection
2001;43:7-11.

7. Hughes DE, and Pugh GW. A five year study of infectious bovine kera-
toconjuntivitisinabeefherd. JAmVetAssoc 1970; 157:443-51.

8. Hughes DE, Pugh GW, and McDonald TJ. Ultraviolet radiation and
Moraxella hovisin the etiology of bovine infectious keratoconjunctivi-
tis. Am J Vet Res 1965;29:829-33.

9. Jackson F. Infectious keratoconjunctivitis of cattle. Am J Vet Res
1953; 14: 19-25.

10. Kopecky K, and Pugh G. Infectious bovine keratoconjuntivitis:
Contact transmission. Am J Vet Res 1986; 47: 622-4.

11. Langford E, and Dorward WA. Mycoplasma isolated from cattle with
infectious bovine keratoconjunctivitis. Can J Comp Med 1969; 33:
275-9.

12. Lcpper A, and Barton 1. Infectious bovine keratoconjunctivitis:
Seasonal variation in cultural, biomechanical and immunoreactive
properties of
Moraxella bovis isolated from the eyes of cattle. Aust Vet
J 1987;64:33-9.

13. Mars MH. Jong MCM. de. Maanen C van, Hage JJ, and Oirschot JT
van. Airborne transmission of bovine herpesviras 1 infections in cattle
under field conditions. Vet Microbiol 2000; 76: 1-13.

14. Pugh GW. Hughes DE, and Packer RA. Bovine Infectious
Keratoconjunctivitis: Interactions of
Moraxella bovis and
Infectious Bovine Rhiotracheitis virus. Ain J Vet Res 1970; 31: 653-
62.

15. Smith JA, and George LW. Treatment of acute ocular Moraxella bovis
infections in calves with a parenterally administered longacting Oxyte-
tracycline formulation. Am J Vet Res 1985; 46: 804.

16. Stades FC, Boevé MH, Neumann W en Wyman M. Praktijkgerichte
oogheelkunde voor de dierenarts. 1996. Schliitersche Verlagsanhalt
und Druckerei GmbH&Co., Hannover, Duitsland.

17. Storz J. Overview of animal diseases induced by chlamydial infecti-
ons. 1988. In Microbiology of
Chlamydia, Barron, A.L., ed. C.R.C.
Press. Boca Raton, Florida, USA, pp. 167-92.

18. Timoney PJ. An outbreak of the conjunctival form of infectious bovine
rhinotracheitis virus infection. Vet Ree 1971; 89: 370

19. Twomey DF Griffiths PC, and McElligott WS. Identification of
Chlamydophila spp. in calves with recurrent keratoconjuntivitis.
Cattle practice, 2003. Vol 11, part 1: 17-8.

20. Veenendaal. H. Mededelingen uit de veterinaire oogheelkundige afde-
ling. Tijdschr Diergeneeskd. 1955;49: 161-71.

21. Weering van HJ en Koch MJM. Een uitbraak van kerato-conjunctivitis
op een melkveebedrijf Tijdschr Diergeneeskd. 1993; 118: 82-4.

22. Wilcox GE. Isolation of adenoviruses from cattle with conjuntivitis
and keratoconjuntivitis. Aust. Vet J 1969; 45: 265-70.

-ocr page 114-

Tekst: Susan Umans, foto\'s: Marlice Vonck

Marlice Vonck, pas afgestudeerd
dierenarts, werkte dit voorjaar
een aantal maanden op het
KNMvD-bureau alvorens naar
de Verenigde Staten te vertrek-
ken om daar een internship
paard te gaan volgen. Wist zij
voorheen nauwelijks wie of wat
de KNMvD was, er drie maanden
werken was voldoende om haar ogen te openen. Ze kan
het zelfs ieder KNMvD-lid aanraden. Een gesprek met
een dierenarts die bewust kiest voor het buitenland en
daarnaast de KNMvD een warm hart toedraagt.

Marlice Vonck vond een heleboel studies leuk, waaronder
diergeneeskunde waar zij in 1991 meteen voor werd inge-
loot. Datzelfde jaar begon zij ook met wedstrijdroeien.
"Het ging allemaal erg goed, maar ik vroeg me af of dit nu
alles was." Zoekend naar meer uitdaging vertrok Vonck na
het eerste jaar diergeneeskunde naar Italië, waar zij in Pisa
in het tweede jaar diergeneeskunde wilde instromen. De
studieopzet van de Italiaanse veterinaire opleiding bleek
echter dusdanig te verschillen van de Nederlandse, dat dit
niet heel soepel liep. Het gebrek aan praktijk viel haar te-
gen. Bovendien waren andere uitdagingen groot. Vonck
ging zich bezighouden met het maken van radio- en televi-
sieprogramma\'s, het produceren en regisseren van
(straat)theater en het oprichten van een stichting voor
jonge artiesten. Er werd ook een flink aantal tentamens ge-
haald, maar na vier jaar realiseerde Vonck zich "als ik hier
blijf, komt die studie diergeneeskunde nooit af". Vonck
besloot dus om terug te keren naar Nederland en stroomde
in het tweedejaar diergeneeskunde in. Hoewel Vonck haar
terugkomst in Nederland ervoer als een enorme cultuur-
schok, lukte het haar de draad weer op te pakken. De studie
diergeneeskunde werd doorlopen en in februari 2003 stu-
deerde zij afin het duotraject gezelschapsdieren/paard.

"Ik heb er behoefte aan om een nieuwe situatie te
ontdekken en te veroveren."

Matching program

"Ik vond mezelf na mijn afstuderen niet goed genoeg om
direct in de praktijk aan de slag te gaan", zegt Vonck. Ze
voelde er weinig voor om in het diepe gegooid te worden
en bovendien was haar stage van vier maanden in de
Verenigde Staten haar heel goed bevallen. Sowieso wilde
Vonck erg graag weer naar het buitenland. "Ik heb er be-
hoefte aan om een nieuwe situatie te ontdekken en te vero-
veren. Een nieuwe omgeving, nieuwe mensen leren ken-
nen, dat stimuleert mij."

Het voordeel van de Verenigde Staten vindt Vonck dat ie-
dereen daar een kans lijkt te krijgen. "De studenten wor-
den voor vol aangezien, ze zijn uitermate gemotiveerd en
ambitieus. Ook de omgangsvormen vind ik prettig." Vonck
is van mening dat de Amerikaanse veterinaire studenten
over het algemeen een hoger niveau hebben dan de
Nederlandse. "Studenten die in een bepaald jaar met de
studie beginnen, studeren ook allemaal tegelijk af. Er valt
bijna niemand buiten de boot. Ze worden door het veelei-
sende systeem en elkaar gemotiveerd." Ook viel op dat
veel laatstejaars studenten zich op een bijna gelijkwaardig
niveau met hun professoren onderhielden.
Via het matching program voor interns en residents solli-
citeerde Vonck op een internship Large Animal Internal
Medicine and Equine Field Service aan de universiteit in
Virginia in de Verenigde Staten. Per 1 juli is zij met haar
nieuwe baan gestart, waarbij ze zich het komende jaar
voornamelijk zal bezighouden met de interne genees-
kunde van het paard en met buitendiensten. "Het voordeel
van zo\'n internship is dat je onder toezicht staat", zegt
Vonck. "Je moet hard werken en veel diensten draaien,
maar je kunt op die manier heel veel leren zonder datje de
eindverantwoordelijkheid alleen draagt."
Het matching program koppelt kandidaten voor intern-
ships aan universiteiten en privékli-
nieken. "Je solliciteert naar plekken
waar je heen zou willen. Daarbij zijn
goede referenties heel belangrijk en
natuurlijk een goede Engelstalige
sollicitatiebrief", legt Vonck uit.
"Ook moet je je diploma legaliseren
cn een gecertificeerde kopie opstu-
ren." Als kandidaat geef je een keuze
aan en de universiteiten doen vervol-
gens hetzelfde. Die keuzes worden
gematcht. Vaak is er een telefonisch
sollicitatiegesprek met de geïnteres-
seerden. "Je bent heel lang bezig met
het schrijven van een goede brief en
het regelen van je documenten", con-
cludeert Vonck. In een aantal staten
is het verplicht om voor een interns-
hip het Amerikaanse diergeneeskun-
dige staatsexamen te doen. Dit is
noodzakelijk om diergeneeskunde te
kunnen beoefenen in de Verenigde
Staten. "Ik heb het gehaald, maar het
was een moeilijk examen met vragen
uit de hele diergeneeskunde, over alle
diersoorten en ook over de inheemse
diersoorten en plantenrassen daar",
verzucht Vonck. Ze vertelt dat het
examen bestaat uit 360 multiple choi-
che vragen op de computer, zeven
uur duurt en zo\'n 625 dollar kost, als

intervie

Dierenarts Marlice Vonck na drie maanden KNMi^D:
"Er gebeurt heel wat daar binnen"

-ocr page 115-

je het in Nederland doet. Gelukkig bestaan er ook be-
paalde oefenboeken om je te kunnen voorbereiden op dit
examen. "Als je dan eenmaal bent aangenomen moet je
nog zaken als verzekeringen, huisvesting en een visum re-
gelen. Als je echt gemotiveerd bent, lukt dat wel", is de
overtuiging van Vonck. Het zal niemand verbazen dat
Vonck na het afronden van dit internship graag in het bui-
tenland wil blijven. "Het hoeft niet perse de VS te zijn."
Vonck zou uiteindelijk graag in het wildlife-gebeuren te-
recht willen komen. "Ik denk dat zo\'n internship in welke
richting dan ook een hele goede leerschool is."

Studenten diergeneeskunde kunnen voor informatie over
werken in het buitenland terecht bij het Bureau Inter-
nationale Contacten (BIC). "Via BIC kun je hele leuke sta-
ges regelen, onder andere in de VS. Dat raad ik iedereen
zeker aan", zegt Vonck enthousiast. "Vanuit die stages kun
je contacten leggen en ideeën opdoen."

"De dierenartsen in het land beseffen naar mijn me-
ning niet genoeg wat hier allemaal gedaan wordt."

Werken bij de KNMvD

Vanwege haar plannen om naar Amerika te gaan deze zo-
mer, was Vonck op zoek naar een tijdelijke baan. "Ik was
op zoek naar iets uitdagends, wat wel met diergenees-
kunde te maken had." Dus reageerde ze op een oproep van
de KNMvD en ging per 1 maart 2004 voor de duur van drie
maanden aan de slag als secretaresse gezelschaps-
dieren/paard. In die rol beantwoordde ze, in overleg met
stafmedewerker Joost van Herten,
heel wat vragen van dierenartsen,
particulieren en andere instanties.
Die vragen gingen met name over het
nieuwe dierenpaspoort, in- en uitvoe-
reisen, de paardenpaspoorten, klach-
ten van diereigenaren, signalering
van bepaalde misstanden en over
wettelijke eisen. Vonck zegt in die pe-
riode heel veel geleerd te hebben over
het reilen en zeilen van de veterinaire
wereld op het gebied van paard en ge-
zelschapsdieren.

Vonck geeft toe voor haar tijdelijke
baan bij de KNMvD nauwelijks iets
over deze organisatie te weten. "Ik
ben tijdens mijn studie kandidaatlid
geworden. Dan krijg je het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde en dat
vond ik leuk, hoewel ik er in het eer-
ste jaar niets van snapte. Verder krijg
je een afstudeerpakket, maar dat zei
mij eigenlijk niet zoveel. Ik wist in
feite niets van wat ze op het
KNMvD-bureau deden. Het blijkt
toch een complexe, vrij grote organi-
satie te zijn, met alle groepen, het be-
stuur, alle contacten met diverse in-
stanties, de overheid, farmaceuten en
dergelijke. Er wordt binnen het bu-
reau heel hard gewerkt. De dierenart-
sen in het land beseffen naar mijn mening niet genoeg wat
hier allemaal gedaan wordt. Het bureau krijgt geregeld te
maken met geïrriteerde reacties van dierenartsen die van
alles en nog wat op de KNMvD afschuiven. Sommige die-
renartsen zien het verschil niet tussen de KNMvD en de
overheid en denken dat de KNMvD allerlei lastige wetten
en regels maakt, terwijl de KNMvD juist de belangen be-
hartigt van de dierenartsen! Er is in die drie maanden echt
een wereld voor mij open gegaan", aldus Vonck. Volgens
haar komt het belang van de KNMvD als vereniging tij-
dens de studie diergeneeskunde niet genoeg naar voren.
"Ik denk dat het heel belangrijk is dat er een organisatie is
waar je op kunt terugvallen."

Wat Vonck is tegengevallen is de reorganisatie waar het
KNMvD-bureau in feite nog middenin zit. "Het loopt nog
niet zoals het moet, vooral organisatorisch. Ik vind dat er
te weinig mensen werken. Vooral de stafmedewerkers wor-
den overbelast, maar ook de secretariële ondersteuning is
te weinig. De wil en de plannen zijn wel goed, zoals het op-
richten van een helpdesk voor dierenartsen en het restylen
van de website. Ook de koersdialoog is interessant." Vonck
vindt het belangrijk dat de KNMvD informatie kan geven
en dat duidelijk wordt wat de service naar de leden toe pre-
cies inhoudt. "Er is hier zoveel informatie aanwezig; het is
zonde als dat binnen het bureau blijft." Ook het geven van
goede voorlichting aan derden zoals particulieren vindt

"Alleen maar aan de zijlijn lopen schreeuwen levert

niet meer op dan een hoop frustratie."

Vonck belangrijk. "Het is belangrijk dat de KNMvD de
dierenarts in Nederland vertegenwoordigt en dat particu-
lieren en instanties ergens terecht kunnen voor informa-
tie"

Het advies van Vonck aan elke dierenarts die sceptisch
tegenover dc KNMvD staat en moppert over de contributie
zou zijn: Ga eens na wat er eigenlijk allemaal gebeurt daar
binnen. "Veel dierenartsen hebben kritiek op de KNMvD.
Maar de groep dierenartsen is heel divers. Het is niet mak-
kelijk om iedereen tevreden te stellen. Van gezelschaps-
dierenarts tot pluimveedierenarts, daar zit zo\'n groot ver-
schil tussen. En dan is er ook nog het verschil tussen
vooruitstrevende mensen en mensen die niet van verande-
ringen houden. Het zou mooi zijn als de dierenartsen in
Nederland zich meer betrokken zouden voelen en zich ac-
tiever gingen bezighouden met de KNMvD. Zo kunnen ze
hun individuele en algemene belangen beter behartigen,
dan door alleen maar aan de zijlijn te lopen schreeuwen.
Dat levert namelijk niet meer op dan een hoop frustratie "

-ocr page 116-

Het komt in de praktijk regelma-
tig voor dat dierenartsen bij een
nest jonge rashonden komen
vóórdat de identificeerder van de
Raad van Beheer de rashond van
een chip heeft voorzien. In derge-
lijke gevallen kan het gebeuren
dat een Europees paspoort nodig
is voor een jonge rashond die naar
het buitenland gaat en/of dat de dierenarts ter bevesti-
ging van een uitgevoerd klinisch onderzoek en de eerste
vaccinatie een paspoort afgeeft. In deze gevallen horen
het paspoort en de pup aan elkaar gekoppeld te worden
door middel van identificatie. Tot nu toe gebeurde het
chippen door de Raad van Beheer tussen de zesde en ne-
gende levensweek, terwijl de eerste inenting doorgaans
gegeven wordt op een leeftijd van zes weken.

Om problemen te voorkomen gaat de Raad van Beheer na
overleg met de KNMvD voortaan de chip bij pups van ras-
honden op jongere leeftijd inbrengen, in principe
tussen de
vijfde en zesde levensweek.
Dat is normaal gesproken dus
voor het eerste bezoek van de dierenarts voor de puppy-en-
ting. Na controle van deze identificatie kan de dierenarts het
paspoort vervolgens koppelen aan elke individuele pup.
Daarbij behoren het identificatienummer van de hond, als-
mede de
identificatiedatum en de plaats waar deze identifi-
catie is aangebracht,
in het paspoort te worden ingevuld.
Bij een rashond kan de dierenarts dan in het dierenpaspoort
invullen dat de hond is gechipt op een datum omgerekend
naar de leeftijd van
zes weken. De medewerkers van de Raad
van Beheer brengen de chip altijd aan de
linkerzijde van de
hals voor het schouderblad
in, zodat dit in het dierenpas-
poort als plaats waar de chip is ingebracht kan worden inge-
vuld. Mocht de rashondenchip - om welke reden dan ook -
niet leesbaar zijn, dan wordt na controle door de Raad van
Beheer kosteloos een nieuwe ingebracht. Hiervoor kan de ei-
genaar contact opnemen met het bureau van de Raad van
Beheer in Amsterdam, afdeling Stambomen/Identificatie.
Het bureau is telefonisch bereikbaar van maandag tot en met
donderdag van 8.30 tot 16.30 uur en op vrijdag van 8.30 tot
16.00 uur op telefoonnummer 020-6644471.

Berichte

verslage

Import rashonden

Voor de invoer van alle honden in Nederland wordt vanaf 1
oktober 2004 identificatie (chip of tatoeage) verplicht ge-
steld, gekoppeld aan het Europese dierenpaspoort. Soms
komt het voor dat van een importhond het chipnummer niet
door een dierenarts kan worden afgelezen. Indien het om een
buitenlandse rashond gaat, is het de bedoeling dat de dieren-
arts de eigenaar erop wijst dat de rashond eerst dient te wor-
den gecontroleerd door de Raad van Beheer. De mede-
werkers van de Raad van Beheer hebben speciale af-
leesapparatuur waarmee ook niet-ISO transponders kunnen
worden gelezen.

Door het bijzetten van een chip wordt de originele chip soms
onleesbaar. Alleen met de originele (op de stamboom ver-
melde) chip is een goede controle op de echtheid van het
stamboomcertificaat mogelijk en voorkomt u problemen
voor de eigenaar als deze de rashond wil laten inschrijven in
het Nederlands Honden Stamboek of wil deelnemen aan
shows en/of wedstrijden.

Bron: Raad van Beheer

Raad van Beheer gaat rashondenpups op jongere leeftijd chippen

Afschaffing Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen een feit

De Eerste Kamer heeft ingestemd met de afschaffing van
de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
(WAZ) per 1 augustus 2004. Circa tien procent van de
Nederlandse bevolking is tijdelijk of blijvend arbeidson-
geschikt\'. Mocht een vrije beroepsbeoefenaar arbeidson-
geschikt raken, dan valt nu het inkomen gedeeltelijk of ge-
heel weg.

Afschaffing WAZ

De afschaffing van de WAZ heeft tot gevolg dat vanaf 1 au-
gustus 2005 geen instroom meer mogelijk is in de WAZ. Voor
vrije beroepsbeoefenaren betekent dit dat zij geen uitkering
meer ontvangen van de overheid als zij na 1 augustus 2004
langer dan één jaar arbeidsongeschikt zijn. Dat scheelt circa
€ 11.500,- per jaar bij volledige arbeidsongeschiktheid.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Veel vrije beroepsbeoefenaren hebben reeds een particuliere

\' Bron: USV. Trendrapportage arbeids(on)geschiktheid 2001. Amsterdam. 2002.

arbeidsongeschiktheidsverzekering. Bij het sluiten van deze
verzekering is veelal rekening gehouden met de WAZ. Maar
na 1 augustus 2004 is de inkomenszekerheid bij arbeidson-
geschiktheid niet meer op het niveau van het inkomen van de
vrije beroepsbeoefenaar. Een aanvulling op de bestaande
verzekering ter compensatie van de WAZ biedt de oplossing.
Heeft de vrije beroepsbeoefenaar nog geen particuliere ar-
beidsongeschiktheidsverzekering, dan is het van groot be-
lang deze spoedig aan te vragen. Immers, na 1 augustus 2004
kan hij of zij bij arbeidsongeschiktheid geen beroep meer
doen op de sociale zekerheid.

Aanbod arbeidsongeschiktheidsverzekeraars

Diverse particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeraars
bieden een oplossing aan om het inkomensverlies bij ar-
beidsongeschiktheid te dekken. Maar niet alle aanbiedin-
gen zijn met elkaar te vergelijken. Zo bestaan er essentiële
verschillen die bepaald worden door het beoordelingscri-
terium bij arbeidsongeschiktheid (gangbare arbeid, pas-
sende arbeid of beroepscriterium), het verzekerde inko-

-ocr page 117-

men, de dekking, preventie- en reïntegratiemogelijklieden
en de iioogte van de premie. De premie wordt uiteraard be-
paald door de eerder genoemde factoren. De premie voor
een arbeidsongeschiktheidsverzekering is fiscaal aftrek-
baar.

Laat u goed informeren

Het aanbod van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is
groot en divers. Laat u zich dan ook door een deskundige in-
formeren en nader adviseren. De verzekeringsadviseur kent
de aanbieders en hun verzekeringen.

Formulieren speciale noodslachtingen onjuist ingevuld

Uit een onderzoek van de Algemene Inspectiedienst
(AID) van het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit blijkt dat de formulieren speciale
noodslachtingen niet juist of onvolledig worden inge-
vuld. Maar liefst
63 procent van de documenten die zijn
onderzocht, bleek niet aan de voorschriften te voldoen.
Veel voorkomende afwijkingen zijn het gebruik van
oude (vervallen versie) formulieren (17%), het niet
ondertekenen van het formulier door de eigenaar van
het aangeboden dier (22%) en het onvolledig invullen
(met name medicijngebruik) van het formulier
(38%).

Het onderzoek van de AID richtte zich op formulieren spe-
ciale noodslachting uit 2003 die afkomstig waren van vijf

VKO Jaarbericht 2003

Het eerste jaarbericht van de
stichting VKO is gepubliceerd.
Het VKO Jaarbericht 2003 om-

^ _ ^ vat een overzicht van de ontwik-

/cwALiTt*^^ ° kelingen in 2003. Deze ontwikke-
lingen zijn weergegeven in in-
terviews met partijen die vanuit diverse disciplines met
het VKO en haar kwaliteitsregelingen te maken hebben,
alsmede een korte samenvatting van de financiële resul-
taten over 2003.

De eerste exemplaren van het VKO Jaarbericht 2003 zijn uit-
bijzonder slachtplaatsen. De formulieren speciale nood-
slachting dienen te worden ingevuld door de praktiserende
dierenarts in het geval dat een dier wordt afgevoerd voor
speciale noodslachting. Het ingevulde formulier wordt
door de RVV Keuringsdierenarts als uitgangspunt geno-
men in de beslissing om het aangeboden dier al dan niet
goed te keuren.

In 2005 zal de Algemene Inspectiedienst opnieuw controle
uitvoeren op de wijze waarop de formulieren speciale
noodslachting worden ingevuld. Bij geconstateerde afwij-
kingen zal dan verbaliserend worden opgetreden.

Bron; Algemene Inspectiedienst

gereikt tijdens het Zomeroverleg in juni, waarbij alle intern
betrokkenen van het VKO uitgenodigd waren. Tijdens deze
bijeenkomst is gediscussieerd over een aantal prikkelende
stellingen, nadat twee sprekers de genodigden informeerden
over prestatie-indicatoren en kwaliteit in de humane gezond-
heidszorg. De uitkomsten van de discussies geeft het bestuur
van het VKO goede aanknopingspunten voor het toekomstige
beleid.

Alle praktijken waarbinnen minstens één erkende dierenarts
werkzaam is, krijgen een exemplaar van het jaarbericht toe-
gestuurd. Zolang de voorraad strekt is het mogelijk om een
extra jaarbericht op te vragen bij het bureau van het VKO
via telefoonnummer 030 - 6348966 of e-mail info@
vcterinairekwaliteit.nl.

FIDIN antibioticumrapportage: een commentaar

C. H. P. Pellicaan en D.J. Mevius

De FIDIN heeft in dit tijdschrift
(2004:414-416) de j aarl ij kse antibio-
ticarapportage gepubliceerd. Het is
bijzonder positief te noemen dat de
FIDIN jaariijks rapporteert hoeveel
antimicrobiële middelen er jaarlijks therapeutisch gebruikt
worden in de diergeneeskunde in Nederland. De wijze waarop
de getallen verzameld worden is betrouwbaar en de cijfers ge-
ven dan ook een uitstekend beeld over wat gaande is in
Nederland.

Ingezonde

-ocr page 118-

In de FIDIN antibioticumrapportage worden de conclusies die
wij in het rapport MARAN-2002 hadden getrokken over de ge-
bruiksgegevens bekritiseerd. In het MARAN-rapport hebben
wij getracht de gebruikscijfers uit 2002 in historisch perspec-
tief te plaatsen. Daarbij is geconstateerd dat het gebruik van
antibiotica uitgedrukt in kilo\'s sinds 1990 ongeveer met vijftig
procent toegenomen. De FIDIN stelt dat dit beeld niet correct
is.

Ook vanaf het moment dat de getallen door de FIDIN worden
verzameld, is de toename in therapeutisch gebruik evident. Van
1997 tot 2002 bedraagt de stijging ongeveer 70 ton (20%).
Daartegenover staat dat de biomassa die potentieel is blootge-
steld aan antibiotica (de biomassa \'at-risk\') van de drie groot-
verbruikers van systemisch toegediende antibiotica (varkens,
vleeskuikens en vleesvee) in deze periode is afgenomen van
1,03 miljard kilojaar naar 0,82 miljard kilojaar (zie tabel, een
toelichting op het begrip kilojaar staat in het kader). De conclu-
sie kan alleen maar zijn dat de blootstelling van voedselprodu-
cerende dieren aan antibiotica in de periode 1997 tot en met
2002 is toegenomen.

\'nieuwe\' ziekten. Ook wordt verschuiving naar gebruik van ou-
dere minder potente middelen genoemd als oorzaak van de stij-
ging in gebruik. Een grote verschuiving is dit laatste echter
niet. De bijdrage van de verschillende therapeutische klassen is
niet substantieel veranderd. Tetracycli-nen en TMPS vertegen-
woordigen nu 81 procent van het gebruik, dit was in 1997 ook
al 76 procent.

Het meten van totale consumptie van antibiotica in kilogram-
men is belangrijk. Wij zijn het echter eens met de FIDIN dat
vergelijking met buitenlandse gegevens lastig is. Voor de ko-
mende rapportage over 2003 hebben we dan ook als doel ge-
steld om een meer gedetailleerde vergelijking te maken tussen
Nederland en Denemarken, zodat we beter begrijpen waar de
opvallende verschillen in consumptie door veroorzaakt wor-
den. Dat in Nederland de resistentie-data bijna zonder uitzon-
dering duidelijk hoger liggen dan in Denemarken, is echter een
signaal dat consumptie in Nederland hoger is.
Op basis van meting van de totale landelijke consumptie aan
antibiotica in kilogrammen is het niet altijd mogelijk om een
verband te leggen met de gevonden resistentie.

1997

2002

2003

gemiddeld
gewicht
(kg)

aantal in
miljoenen
bron:
CBS

Biomassa
\'at ri.sk\'
(kildaren
xlO )

aantal in
miljoenen
bron:
CBS

Biomassa
\'at risk\'
(kildaren
xlO )

aantal in
miljoenen
bron:
CBS

Biomassa
\'at risk\'
(killaren
xlO )

biggen en vleesvarkens*

40

13,8*

0,55

10,4*

0,42

10,1*

0,40

fokvarkens

200

1,6

0,32

1,2

0,24

1,1

0,22

vleeskuikens

1

45

0.05

54

0,05

42

0,04

vleesvee

150

0.70

0,11

0,71

0.11

0,73

0.11

TOTAAL

1,03

0,82

0,77

\' alle varkens behalve fokzeugen

Ook de getallen voor 2003 bieden ons inziens weinig reden
voor optimisme. Gebruikmakend van CBS-cijfers is een ver-
dere achteruitgang van de blootgestelde populatie met vijf pro-
cent te zien (zie tabel). Hiertegenover staat een afname van
consumptie van twee procent. Opvallend daarbij is dat de vo-
gelpestuitbraak, waarbij in de periode maart 2003 tot en met
juni 2003 zo\'n 27 miljoen stuks pluimvee geruimd zijn, betrek-
kelijk geringe invloed op het totale gebruik in Nederiand heeft
gehad. Dit omdat de pluimveestapel in vergelijking met de to-
tale Nederlandse veestapel weinig kilo\'s oplevert. De conclusie
blijf staan dat, ondanks het gevoerde antibioticumbeleid ge-
richt op restrictief en rationeel antibioticumgebruik binnen de
KNMvD en LNV, het gebruik van antibiotica is toegenomen.
Hiervoor zijn ongetwijfeld oorzaken aan te voeren. De FIDIN
wijst al op de relatie tussen het verminderde gebruik van groei-
bevorderaars en het toegenomen gebruik van antibiotica als
diergeneesmiddel en op de toename van de infectiedruk door

De manier waarop de middelen worden toegediend (diersoort,
hoeveelheid blootgestelde dieren, aantal doses, toedienings-
wijze et cetera) is mogelijk belangrijker, echter dergelijke ge-
detailleerde data zijn maar sporadisch aanwezig.
Zo zien we het gebruik van quinolonen in Nederland in 2003
afnemen, terwijl er een continue toename in resistentie wordt
waargenomen in vleeskuikens, zowel in
E. coli als in
Campylobacter en Salmonella. Dat dit voornamelijk in vlees-
kuikens gebeurt, heeft niet alleen met het gebruik van quinolo-
nen in die dieren te maken. Ook de wijze waarop ze worden ge-
houden is bepalend.

Nederland wordt internationaal gezien als een van de voorlo-
pers op het gebied van antibioticumbeleid. De gegevens laten
zien dat het belangrijk blijft dat de KNMvD een pro-actief en
transparant beleid blijft voeren, gericht op nascholing en im-
plementatie van door de beroepsgroep gedragen richtlijnen
over gebruik.

-ocr page 119-

Het antibioticumgebruik wordt door de FIDIN gedurende een kalenderjaar
gemeten. Om conclusies te trekken over de mate van gebruik moet de
blootstelling aan antibiotica worden gerelateerd aan de populatie \'at-risk\'
en aan de periode waarover gebruik is gemeten. De meitellingen van het
CBS zijn een momentopname; gerapporteerd wordt het aantal dieren dat
aanwezig was op een bepaalde dag. Aannemende dat het aantal dieren ge-
durende het gehele jaar constant is, kan uitgerekend worden hoeveel die-
ren en hoeveel kilogram er \'at-risk\' zijn gedurende een zekere periode (in
dit geval gedurende een jaar). In 1997 waren er volgens het CBS 45 miljoen
vleeskuikens aanwezig. Ondanks het feit dat deze dieren op de leeftijd van
ongeveer acht weken geslacht worden, zijn er gedurende het gehele jaar 45
miljoen vleeskuikens aanwezig. Iedere vleeskuikenplaats wordt namelijk
zo spoedig mogelijk weer gevuld. De potentieel blootgestelde populatie
(de populatie \'at-risk\') bedraagt in het geheel 1997 daarom 45 miljoen
vleeskuikenjaren of 16.500 miljoen vleeskuikendagen. Omdat diergenees-
middelen per kilo lichaamsgewicht worden gedoseerd is niet het aantal die-
ren, maar het gewicht van deze dieren van belang. Het gemiddeld gewicht
van een dwarsdoorsnede van de in Nederland aanwezige vleeskuikens zal
ongeveer! kg zijn. Er zijn in Nederland in 1997 daarom 45 miljoen kilojaren
aanwezig geweest.

Een reactie op de discussie over chemotherapie

Maarten Pilgram, Erica van Santen en Marcel Geers

Aangezien de werking van chemo-
therapeutica bij dieren is bewezen
(maligne lymfoom, plaveicelcarci-
noom, mastocytoom), lijkt het ons
dat wij ons voor deze nieuwe thera-
peutische mogelijkheid moeten in-
zetten als dierenartsen. Dieren-
artsen zijn advocaten van dieren en
behoren in deze maatschappij, ver-
gelijk de dierenbescherming, het dierenwelzijn en gezond-
heid te bevorderen en verdedigen. Organisaties die mensen-
veiligheid beogen mogen dan weer grenzen stellen aan het
gevaar voor de volksgezondheid. Het spreekt voor zich dat
er zorgvuldig met de extra risico\'s die deze therapieën met
zich meebrengen moet worden omgegaan. Het lijkt ons dat
een goede aanzet daartoe is gezet door de opzet van regio-
nale kankercentra (TvD, deel 129, april, aflevering 7, 2004.
blz. 237). Doordat de behandelingen alleen bij specialisti-
sche centra en regionale centra plaatsvinden zal, een goede
controle en overzicht behouden worden van de werkwijze en
risicobeperking en blijft het geheel transparant.
Even voor de duidelijkheid: de kans dat een willekeurige
praktijk maar wat chemo gaat toedienen is zeer klein, aan-
gezien de kosten en het gedoe met patiënten met een slechte
prognose niet erg veel toevoegt aan de werkvreugde. Het le-
vert simpelweg weinig op en het marktmechanisme maakt
de discussie of er gevaar dreigt dat iedereen chemo gaat
aanbieden overbodig. Trouwens, hoeveel van u geeft liso-
dren mee zonder plastic handschoenen voor de eigenaar?
Hoeveel van u raakt regelmatig andere schadelijke drager-
stoffen van injecteerbare preparaten aan? Heeft contact met
de fixeer en ontwikkelaar van de röntgenfoto\'s?
De onbewuste omgang met de reguliere diergeneeskunde is
schadelijker dan de bewuste omgang met redelijke alterna-
tieven. Het niet te verdedigen antibiotica geven bij honden
zonder koorts met diarree komt waarschijnlijk vaker voor
dan niet te verdedigen chemotherapie bij de hond. Zoals de
waard is vertrouwt hij zijn gasten: indien uw praktijk zelf
niet overziet wat er met chemotherapeutica te bereiken is,
betekent dat niet dat er geen overzicht en kennis en kunde
bij de buren is. Met de opzet van regionale centra hebben
\'gewone\' practici die niets met de toediening ervan te ma-
ken willen hebben een mooie mogelijkheid om regionaal te
verwijzen en het onderste uit de therapeutische diergenees-
kundige kan te halen.

Ingezonde

Maarten Pilgram, Erica van Santen en Marcel Geers zijn werkzaam bij
Dierenkliniek Zevenhuizen.

Reactie op de ingezonden brief van de medewerkers van Dierenkliniek Zevenhuizen

Tjerk Bosje

Bij het gebruik van cytostatica in de diergeneeskunde kun-
nen we onderscheid maken tussen (1) de kansen voor de pa-
tiënt en (2) de risico\'s voor de patiënt en zijn omgeving.

Ad 1: De auteur noemt een aantal tumoren waarbij chemo-
therapie geïndiceerd zou zijn. De plaveicelcelcarcinoom
hoort niet in dit rijtje thuis (de foto geplaatst bij het ge-
noemde artikel werd later gerectificeerd). Bij de mastocy-
toom is de behandeling in eerste instantie chirurgisch en/of
door middel van bestraling. De chemotherapie heeft een
beperkte toegevoegde waarde.

Hoe groot moet een toegevoegde waarde zijn om een onbe-
kend (milieu) risico te verantwoorden? Moetje een tumor
behandelen met cytostatica als volgens de literatuur bij vijf
procent van de patiënten met deze tumor de ziekte onder
controle komt terwijl we weten dat de kans op bijwerkingen
ook in de zelfde orde van grootte valt?
Kennis van het gedrag van de tumor, het kunnen interprete-

-ocr page 120-

ren van pathologie-uitslagen (soms klopt de pathologische
uitslag niet bij de klinische presentatie) en kennis van ver-
schillende chemotherapeutica en behandelprotocollen zijn
nodig voor het instellen van een goede behandeling. Om
chemotherapie goed te kunnen toepassen, is daarom erva-
ring en een investering in kennis en apparatuur nodig. Het
toewijzen van deze behandeling aan een aantal praktijken
lijkt mij daarom bevorderlijk voor de kwaliteit van de be-
handeling en voor het beperken van de risico\'s. De auteur
spreekt daarbij over transparantie. Van transparantie kan
slechts worden gesproken als er gedragsregels worden afge-
sproken, welke door een onafhankelijke instantie gecontro-
leerd en gepubliceerd worden.

Ad 2: De genoemde voorbeelden over ander laakbaar ge-
drag in de praktijk betreffen de gezondheid van de patiënt
en de dierenarts(-medewerker). Het gebruik van cytostatica
(Lysodren® valt hier ook onder) is daarnaast ook mogelijk
schadelijk voor de eigenaar en zijn omgeving en is dus we-
zenlijk een andere kwestie.

De dierenarts is te allen tijde verantwoordelijk voor
zijn/haar handelen. Het afschuiven van de milieuaspecten
van zijn handelen naar een andere instantie is, in mijn ogen,
niet juist. In de code voor de dierenarts wordt niet voor niets
gesproken over: "de dierenarts laat zich in zijn handelen lei-
den door:... de bevordering van de volksgezondheid en de
milieuhygiene (hoofdstuk II artikel 6)". Wat we ook voor
goede dingen kunnen zeggen over cytostaticagebruik bij ge-
zelschapsdieren, op dit onderdeel zal deze behandeling geen
goed doen. Hoe belastend of schadelijk de gebruikte midde-
len zijn in dit oogpunt is echter onduidelijk.
Als we cytostatica willen toepassen als \'advocaat van het dier\',
zullen we ons zelfbeperkingen moeten opleggen. Een buiten-
staander zal in alle gevallen kiezen voor de volksgezondheid
boven de toegevoegde waarde voor het individuele dier.
Eigen gedragsregels reduceren de inmenging van buitenaf

Tjerk Bosje is werkzaam bij Dierenarts Specialisten Amsterdam.

Het startschot
van de estafette...

Karianne Peterson

In analogie naar de Olympische
Spelen ontsteekt de Voorjaars-
dagencommissie de vlam in aan-
loop naar het FECAVA-Voor-
jaarsdagen-FEEVA congres van
2005.

cursussen

Als eerste \'loper\' zal ik trachten de
aanloop in de organisatie van een
jaarlijks internationaal congres uiteen te zetten. Het betreft
natuurlijk slechts een globale schets welke enige invulling
zal krijgen als de verschillende leden van de Voorjaars-
dagencommissie de spreekwoordelijke \'vlam\' overnemen in
deze \'schrijf\'-estafette.

De aanloop naar 2005 is al enige tijd geleden gestart met de
lobby om zowel het FECAVA- als het FEEVA- congres naar
Nederland te halen. FECAVA staat voor de Federation of
European Companion Animal Veterinary Associations, en is
de overkoepelde organisatie van de verschillende Europese
gezelschapsdierenorganisatie waarvan de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren de Nederlandse equivalent is.
FEEVA staat voor Federation of European Equine
Veterinary Associations met nationale vertegenwoordiging
in de Groep Geneeskunde Paard. Het FECAVA-congres is
reeds eerder in Amsterdam neergestreken (onder andere in
2000), maar de organisatie van het FEEVA-congres is een
unicum! Het is de eerste keer dat de FEEVA zijn naam ver-
bindt aan een congres.

Het programma van 2005 staat (op invulling van details na)
al vast dankzij Roswitha van de Sandt en Anne-Marie
Verbruggen. Het paardenprogramma is opgezet door Julius
Peters en Birgitta Cornelissen. Naast het dierenartsenpro-
gramma biedt het congres de welbekende DANS ofwel
Dierenarts Assistenten NaScholing, welke gerund wordt
door Miyuki Yokoi. En wat te denken van het sociale pro-
gramma en de congres \'events\', waarin Daniëlle Vermeulen
het typisch Nederlandse begrip \'gezelligheid\' invulling
geeft. De RAI gaat weer verbouwen en de industrie lijkt nog
mooier gesitueerd te gaan worden. De logistiek van de RAI
is in handen van Paul van Hooydonk en de industrie wordt
door Peter van Hoeve gecoördineerd. Han Kingma heeft tot
taak ons budgettair binnen de perken te houden. Het pr/mar-
ketingteam bestaande uit Bas Donker (website), Elaine Naan
(pr) en Karianne Peterson (marketing) trachten de bekend-
heid van het congres te vergroten en tijdig de benodigde in-
formatie bij u te krijgen. Jolle Kirpensteijn is de duizendpoot
die van alles op de hoogte is en in hem komt alles samen als
voorzitter van deze club enthousiaste vrijwilligers.

Congresse

-ocr page 121-

Masterclass \'De kunst van de reiger\'

De masterclass \'De kunst van de reiger\' is een geaccredi-
teerde cursus voor dierenartsen gericht op het efficiënt
omgaan met eigen energie en kwaliteiten. In acht dagde-
len met een groep van circa twaalf dierenartsen en twee
individuele gesprekken, doorloopt u een verdieping in uw
beroep en voor uzelf*.

Infobijeenkomst voor belangstellenden op woensdag I sep-
tember van 19 tot 21 uur. Hiervoor kunt u zich aanmelden
bij het secretariaat Van Ede & Partners 038-4210288.

Data masterclass: woensdag 29 september en 13 oktober

van 10 tot 17 uur, maandag 25 oktober en donderdag 4 no-
vember van 13 tot 17 uur. Oriëntatiegesprekken in septem-
ber. Vervolgbijeenkomsten in overleg.
Locatie: Van Ede & Partners, Eekwal 6, 8011 LD Zwolle,
telefoon 038-4210288
Kosten: € 995 (dankzij sponsoring).

Informatie en aanmelding: Lucy Platvoet, Platvoet
Consulting, Muntweg 205,6532 TH Nijmegen.
E-mail: lucy(gplatvoetconsulting.nl
Alexandrien van der Burgt, telefoon 06-20440569

* Zie ook de aankondiging en het artikel in het vorige nummer van dit tijd-
schrift.

Agenda september 2004

PAO-Diergeneeskunde organiseert in september onderstaande cursussen. Voor een groot aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volge-
boekt kunt u zich vrijblijvend op dc wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar onze internetpagina (www.paod.nl)
Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch 030 - 634 89 80 of per mail: info@paod.nl

Datum:

Titel:

Nr.

Locatie:

Prijs:

3 september

Traumatologie bij Hond en Kat

04/141

PAO-D Houten

€ 525,-

6,7 en 21 sept.

Voeding Rund Module 11

04/236

PAO-D Houten

€ 850,-

8 september

Vruchtbaarheidsproblemen Rund

04/238

PAO-D Houten

€ 355.-

9 september

Medicatie Varken

04/304

PAO-D Houten

€ 363,-

10 september

Traumatologie bij Hond en Kat

04/142

PAO-D Houten

€ 525,-

11 september

Echocardiografie GD

04/152

Wageningen

€ 435,-

14 september

Vet. Actualiteit KI. Herkauwers

04/217

PAO-D Houten

€ 400,-

16 september

Training on the Job Rund

04/220

Bakkeveen

€ 600,"

16 september

Onbeheersbare uitval op

Melkveebedrijven

04/247

PAO-D Houten

€ 355,-

17 september

Casuïstieken Echografie

04/153

PAO-D Houten

€ 345,-

20 september

Buikchirurgie Rechts Rund

04/230

Wageningen

€ 400.-

21 september

Chirurgie bij de Kat

04/129

PAO-D Houten

€ 295,-VOL

21 september

Prak. Economie Rundvcebedrijf

04/233

Beers

€ 270,-

21 september

Prak. Gebruik Klimaatcomputer

PluiiTivec

04/401

Barneveld

€ 263,-

22 september

Practicuin Voeding Rund

04/223

PAO-D Houten

€ 450,-

23 september

Schockwave therapie peesblessurcs Paard

04/512

Haaksbergen

€ 445,-

28 september

Röntgenologisch Onderzoek Thorax GD

04/150

PAO-D Houten

€ 273,-

28 september

Echografie Abdomen Paard

04/509

PAO-D Houten

€ 315,-

28 september

Excellent Onderhandelen II

04/904

PAO-D Houten

€ 800," VOL

29 september

Echografie bij het Veulen

04/510

PAO-D Houten

€ 365,-

(wijzigingen voorbehouden)

Naast de bovengenoemde PAO-D cursussen onderstaand een selectie van congressen cn .symposia op veterinair gebied.

9 september Belgian Symposium on Salmonella Gent

14-17 september The Nottingham Feed Conference Nottingham UK

22 september Congres Functionele Voedingsmiddelen Soestduincn

24-25 september 8"Meeting of the Eurpean Society ofVeterinary

And Comparative Nutrition Boedapest

(PAO-D is niet verannmordelijk voor de inhoud van bovenstaande bijeenkomsten)

tel. 030-634 89 80
fax. 030 - 634 89 89
Mail: info(@ paod.nl
Internet: www.paod.nl

Stichting PAO-Diergeneeskunde
De Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

-ocr page 122-

Rispoval® RS

een kwestie van leven(d) of dood

Rispoval® RS, het enige levende
pinkengriepvaccin in Nederland,
bewijst al vele jaren haar effectiviteit
én veiligheid.

Rispoval® RS zorgt voor:

• zowel cellulaire, hunnorale als
mucosale immuniteif

• interferon-stimulatie\'\'

• hoge effectiviteit
(beschermende SN-titers)\'\'

• langdurige bescherming

• effectiviteit op zeer jonge leeftijd"\'

Animal Health

Rispoval* RS RÊG.NL 1467 UOO

Indicatie: Actieve imfnunisatie van ajndefen ter vermndenng van de emsl van de prkengnep.
Farmaceutische vorm: Gevriesdroogde entstof met b^tMhorend opiosmddel.
Wachttijd: O dagen voor de slacht.

Samenstelling; Per dose van 2 ml; - levend geattenueerd bovine respratoir syncytwnvamend vrus.
stam RB94: minstens lO^.^«»;;, (Cel Cdture Inlectrve Dose 50%).

Verpaklring; Flacon à 1.5 en 25 doses geviiesdroogd vaccin rne( t»jbehorend oplostridclei (2rnl).
Verdere mlormatie B op aanvraag t)eschi<baar. Pfizer Mmal Health B.V
Postbus 37 2900 AA Capelle a/d Ussel

Pfizer Animal Health bv

Postl)u.s .-57 - 2900 AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nlsecretariaaLahg@pfizer.com

© 2(K):i l\'fizer Animal Health b.v.. Capelle M IJssel
® Merlinaam van l\'llzer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 123-

Albert Schukken

memoriam

Onverwacht is op 15 maart 2004 overleden collega Albert Schukken.

Hij was in het ziekenhuis opgenomen in afwachting van een defibrillator, maar vóór de plaat-
sing daarvan, kreeg hij plotseling mesenteriaaltrombose metfataal gevolg.
Albert werd geboren op 3 februari 1924 op een boerderij in Nijland.
Na de MULO in Bolsward en vervolgens de HBS te Sneek hebben doorlopen, begon hij
zijn studie dierengeneeskunde in januari 1946 te Utrecht. Deze studie rondde hij op 3 februari
1953 af een dag die hij zich speciaal zou herinneren in verband met de watersnoodramp in
Zeeland. Aanvankelijk was Albert werkzaam in de gemeentelijke Vleeskeuringsdienst met als
standplaats Buitenpost.

Na vijfjaar, toen hij in het huwelijk trad met Riekje Lycklama a Nijeholt, veranderde hij van
werkkring en nam hij de grote huisdierenpraktijk over van dierenarts Sybesma te Heerenveen.
Ondanks de drukke werkzaamheden in zijn eenmanspraktijk, presteerde hij het om tijd vrij te
maken om te promoveren. Samen met Riekje had hij een hecht gezin. Ze kregen vijf zonen, die al-
len een waardevolle plaats in de maatschappij hebben gevonden. De oudste, Ynte Hein, volgde
het spoor van zijn vader en werd ook dierenarts. Het was voor Albert een hoogtepunt in zijn le-
ven dat deze hem vroeg als paranimf bij zijn promotie op te treden. Ynte Hein is thans verbonden
aan de universiteit van Ithaca (VS).

Naast grote huisdieren had Albert nog bijzondere belangstelling voor kleine huisdieren en
bouwde hij een bloeiende praktijk op. De werkzaamheden namen in die mate toe, dat hij in 1976
ging associëren.

Toen kwam er meer tijd vrij voor zijn belangstelling naar de historie van de \'Oude Friese
Kerken \'van welke stichting hij jarenlang een bestuursfunctie heeft bekleed.
Samen met zijn vrouw heeft hij over dit onderwerp vele lezingen gehouden, in en buiten de pro-
vincie. Ook kwam het verzamelen van oude tegels meer tot zijn recht. Hij bouwde een mooie ver-
zameling op.

Jarenlang is Albert actief geweest in de \'Lionsclub\', welke periode hij aan het einde van zijn lid-
maatschap met de functie van \'gouverneur \'heeft afgesloten.
Samen met Riekje genoot hij van vele reizen.

Vermeldenswaardig is ook, dat hij mede het initiatief nam tot het houden van jaarlijkse lunchbij-
eenkomsten voor \'gepensioneerde \'dierenartsen uit de provincie Friesland. Immers, hij vond het
belangrijk dat oude contacten onderhouden bleven.

Onder grote belangstelling is in de Europalaankerk te Heerenveen afscheid genomen van
Albert. Het was daar dat Ynte Hein als oudste namens de vijf jongens postuum in het Fries een
woord van dank tot hun vader sprak. Hij memoreerde, dat hun vader altijd het laatste woord
wilde hebben, maar dat zij vandaag het laatste woord hadden! Ontroerend klonk in dit dank-
woord, dat heit als \'boppeslach \'hun mem Riekje ooit had uitgekozen tot vrouw.
Bij het ter aarde bestellen op de begraafplaats bij het Kerkje van Terband klonken door de storm
en stromende regen, de klanken van het \'Van Dam orgel\' waarvan de restauratie pas voltooid
was. Albert had zich hiervoor speciaal beijverd.

Op de bedankkaart, die we na enige tijd ontvingen, stond de zinsnede van Abraham
Lincoln: "In the end it\'s not theyears inyour life thatcount. It\'s the life inyouryears."

Moge de herkenning in deze woorden voor Riekje en de familie een dankbare herinnering zijn.

Jelle Kramer

-ocr page 124-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Haar, Mevr. E.C.J. ter; 2004; 2861 BC
Bergambacht; Bovenberge 77.
Koning, Mevr. S.J.J.; 2004; 3513 VL Utrecht;

_ Blokstraat 34.

Langedijk, Mevr. I.; Gent 2003; 1657 EG
Abbekerk; Parallelweg 1.
Lee, Mevr. A. van der; 2004; 3583 CP Utrecht; Jan van Scorelstraat 20.
Renard R.; gent 1994; 9000 Gent; Visserij 39 bus 5.
Visschers, Mevr. M.J.M.; 2004; 3584 HG Utrecht; Albert van Dalsumlaan
311.

Voor het dierenartsenexamen van juli 2004 zijn geslaagd:

Damme, Mevr. K.N. ten.
Dijk, Mevr. M.J. van.
Hepp, Mevr. O.M.
Hoek, M.R.
Koning, Mevr. S.J.J.
Lee, Mevr. A. van der.
Leeuwaarden, Mevr. M. van.
Nieuwenhuizen, D.A. van.
Ritzen, Mevr. S.M.
Royle, Mevr. S.
Sjouke, Mevr. E.
Spitsbaard Mevr. J.M.
Verkley, M.M.
Visschers, Mevr. M.J.M.
Waldeck, H.W.F.

Mutaties:

Damme, Mevr. K.N. ten; 2004; 3491 VH Doorn; Piet Heinlaan 108;
tel. privé: 0343-476973.

Dijk, Mevr. M.J. van; 2004; .3511 CK Utrecht; Abstederhof 24; tel.
privé: 030-2368538; medew. bij E.J. Booij, R. Koster, Mevr. M. Vestjens-
Raadsvcld cn J.H.A.M. Vestjens; tel. prakt.: 071-5120241; fax prakt.:
071-5149782; E-mail prakt.: info(ff kccrhocve.nl.

Graaf L.J. de; 1999; 9444 PA Grolloo; Hoofdstraat 21; tel. privé:
0592-501571; medew. bij J.C. van Duyn; tel. prakt.: 0593-522456; fax
prakt.: 0593-526199.

Hepp, Mevr. O.M.; 2004; 3512 PK Utrechl; Lange Nieuwstraat 48
R; lel. privé: 030-2343024; E-mail privé: uIiviaheppCa hotniail.com.

*Hoek, M.R.; 2004; 3531 KC Utrecht; Celebesstraat 4; tel. privé:
030-2964029.

Kampman. G.; 1999; 7771 DK Hardenberg; Elzenlaan 23; tel.
Privé: 0523-233567; E-mail privé : gkampman((i,hotmail.com.; medew. bij
A.G.W. Bax, J.D.EJ. Hartgers, A.K. van Hateren,\' J.H. Kollen, W.J. Pouwels
en J. Walgemoed; tel. prakt.: 0523-266066; fax prakt.: 0523-266434.

Kersten-Klomp, Mevr Y.C.J.; 1997; 1447 JN Purniercnd;
Drontcrmeer 117; tel. privé: 0299-640042; p., gezelschapsd.; tel. prakt.:
0299-648000; fax prakt.: 0299-465231; E-mail prakt.: dkgrevelingenmeer
@planet.nl.

Koning, Mevr. S.J.J.; 2004; 3513 VL Utrecht; Blokstraat 34; tel.
privé mobiel: 06-25492249.

Kummeling, Mevr M.J.; 1999; 5645 KA Eindhoven; Puttensedreef 2;
tel. privé mobiel: 06-50278970; E-mail privé: kummeling@yahoo.com.;
medew. bij J.F.M. Spoorenberg; tel. prakt.: 040-2061682; fax prakt.: 040-
2063096; E-mail prakt.: dspoorenberg@freeler.nl.

*Lce, Mevr. A. van der; 2004; 3583 CP Utrecht; Jan van
Scorelstraat 20.

Leeuwaarden, Mevr. M. van; 2004; 3561 GE Utrecht; Moezelstraat
187; tel. privé: 030-2613232; E-mail privé: niaaikcvanl(a hotmail.com.

Nieuwenhuijzen, D.A. van; 2004; 3584 HG Utrecht; Albert van
Dalsumlaan 311; tel. privé: 030-2581826; E-mail privé: d.a.vannieuw
enhuijzen(a students.uu.nl.

Ritzen, Mevr. S.M.; 2004; 3572 RX Utrecht; Goedestraat 114; tel.
privé mobiel: 06-24427247.

Royle, Mevr. SW.; 2004; 2274 HR Voorburg; Allard Piersonkade
28; tel. privé mobiel: 06-14145087.

Schaik, B. van; 2004; 6104 BC Koningsbosch; Prinscnbaan 107; tel.
privé: 0475-302774; E-mail privé: bramschaik@hotmail.com.; medew. bij
S. Bonestroo, Mevr. J.B.M.M. Potters, R.P.M. Wasmann, W.L.M.
Winkelmolen en J.J. Wolswinkel; tel. prakt.: 0475-485151; fax prakt.:
0475-488240.

Personali

»Silberbusch, MevrS.; 1993; 7771 DK Hardenberg; Elzenlaan 23;
tel. privé: 0523-233567; E-mail privé : saskiasilberbusch@hotmail.com.;
medew. bij A.G.W. Bax, J.D.F.J. Hartgers, A.K. van Hateren, J.H. Kollen,
W.J. Pouwels en J. Walgemoed; tel. prakt.: 0523-266434.

Sjouke, Mevr. E.; 2004; 3531 KE Utrecht; Madoerastraat 17; tel.
privé: 030-942674.

Spitsbaard, Mevr. J.M.; 2004; 3532 CD Utrecht; Thomas a
Kempisweg 78; E-mail privé: spitsje(a hotmail.com.

Verkiev, M.M.; 2004; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 787; tel.
privé: 030-2546462; tel. privé mobiel: 06-12534252.

«Visschers, Mevr. M.J.M.; 2004; 3584 HG Utrecht; Albert van
Dalsumlaan 311 ; tel. privé: 030-2581826.

Waldeck, H.W.F.; 2004; 3511 HE Utrecht; Nicolaas Beetsstraat 4
sous; tel. privé mobiel: 06-53610898; tel. privé mobiel: 06-26374786.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-09-2004

maandag

23-08-2004

01-10-2004

maandag

06-09-2004

15-10-2004

maandag

27-09-2004

01-11-2004

maandag

11-10-2004

-\') Voorio.00uur\'s morgens.

IK DENK...

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 125-

Nominaties jaarprijs 2003

Dit jaar zijn er wederom drie artiice-
len genomineerd voor de Jaarprijs
van het Tijdschrift voor Diergenees-
i<unde. In willekeurige volgorde pre-
senteren wij u hieronder graag de ge-
nomineerde artikelen:

Maatschappi

nieuw

Arteriële hypertensie bij de kat.
(Een pathobiologisch en klinisch
overzicht met nadruk op de oogheelkundige aspecten.)
Door
R.R.O.M. van de Sandt, FC. Stades. M.H. Boevé en
A.A. Stokhof.

Mycoplasma wnov/we-geassocieerde gewrichtsamyloïdose
bij witte leghorns: case report.

Door W.J.M. Landman en R.G.G. Bronneherg
Tezamen met

Acht jaar amyloïdonderzoek bij de kip: een overzicht.
Door
W.J.M. Landman

Endoscopisch verwijderen van vreemde voorwerpen uit
hond of kat.
Door
E. de Hertog

Deze vier artikelen zijn door de hoofdredactie geselecteerd
op basis van een aantal criteria zoals leesbaarheid, presenta-
tie (opbouw), originaliteit, volledigheid, actualiteit, weten-
schappelijk belang, praktische toepasbaarheid en invloed
op de kwaliteit van de diergeneeskunde en de diergezond-
heid.

Traditiegetrouw wordt de Jaarprijs uitgereikt tijdens het
Jaarcongres, dit jaar op vrijdag 1 oktober in Oranjewoud (Fr.).

Een aanrader...

is het boekje \'De vrije energiemarkt. Bent u goed voorbereid? Alles wat u als ondernemer moet weten!\'
Op 1 juli 2004 is de energiemarkt open gegaan voor particulieren en ondernemers in het midden- en kleinbedrijf De opening
van de energiemarkt brengt veranderingen én mogelijkheden met zich mee. In het boekje, een uitgave van MKB-Nederiand
en NUON, wordt praktische en onafhankelijke informatie gegeven die ook voor dierenartsen-ondernemers van belang kan
zijn. Leden van de KNMvD kunnen het boekje aanvragen bij het bureau van de KNMvD, team Veterinaire Beroeps- en
Praktijkzaken, per e-mail bij a.de.reuver@knmvd.nl of per fax 030-6348909, ter attentie van mevrouw A. de Reuver-van Zijl.

VAKANTIE ZIEKTEN

Een zieke hond die mee blijkt te zijn geweest
op vakantie? Of een "zielige zwerver" die is
meegenomen uit het Zuiden?

Een snelle diagnose vergroot de kans op een succesvolle
therapie en vermindert de kans op besmetting van andere
dieren en mensen.

Voor de volgende ziektes zijn, naast microscopie van
een bloeduitstrijkje, serologische tests beschikbaar:

^t Leishmania: antistoffen en PCR
Ehrlichia canis: antistoffen en PCR
Babesia spp.: antistoffen en PCR
i^i Dirofilaha: antigeen (van macrofilaria)

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

I VeMVIed\'Läb^*

bel voor meer informatie één van de regio managers in Nederland:
drs. Henriette Jansma, tel. 036-5375133 of drs. Lisetta Verkleij, 030-6874092

3

J

iC\'

-ocr page 126-

Wet Lab
Urinary Techniques & Surgery

Speaker: Prof. Dr. P. Holt (univ. of Bristol, UK)

11 September 2004 & 30 Oktober 2004
Inschrijven voor 20 Augustus 2004

Ä m

I ^

^ i/

University of Antwerp, campus Drie Eiken
Universiteitsplein 1
2610 Wilrijk
BELGIUM

Programmal1)

11 September 2004
MALE DOG

catheterisation of the male dog

urohydropropulsion

urethrogram

biopsy of the prostate

indwelling urethral catheter

prepubic catheters (tube cystostomy)

suturing ureter (after cutting it)

omentalisation of the prostate

scrotal urethrostomy

ureteroneocystostomy

30 Oktober 2004
BITCH and TOMCAT

catheterisation of the bitch
cystocentesis
vagino-urethrography in bitch
urethrography in tomcat
double contrast cystogram
anal purse string suture
cystotomy
colposuspension
nephrotomy
nephrectomy
perineal urethrostomy (tomcat)

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Ethicon Products

WIDE

.•■•ETHICON

WORLD

1  Lichte wijzigingen zijn mogelijic.

Training Supervisors:

Dr. A. Hamaide (DVM, Dipl. ECVS)

Prof Dr. P. Holt (DVM, Dipl. ECVS, College Professor University of Bristol)
Dr. L. Janssens (DVM, PhD, Spec. Chir. Gezelschapsdieren, Dipl. ECVS)
Dierenarts B .Van Goethem (DVM, resident ECVS (fully trained))
Dr. P. Vandekerckhove (DVM, resident ECVS (fully trained))

Kostprijs: 820,00 euro (exclusief BTW) voor de twee dagen (accreditatiepunten zijn aangevraagd).
Het aantal deelnemers is beperkt tot 30.

Inschrijven via info(S,handson.be of per fax: (32) 03/290 30 80.

-ocr page 127-

Virbac is een internationale farmaceutische onderneming, gericht op het ontwikkelen, produceren en op de markt brengen van
innovatieve diergeneesmiddelen en veterinaire gezondheidsproducten.

In Nederland is de organisatie gevestigd in Barneveld. In verband met een v^\'ijziging in de interne organisatie is er een vacature
ontstaan voor een:

DIERENARTS in de functie van

PRODUCT MANAGER
COMPANION ANIMAL PRODUCTS

ANIMAL HEALTH

DE FUNCTIE

Virbac brengt in Nederland een breed assortiment producten op
de markt, onder andere voor landbouvi/huisdieren, paarden en
gezelschapsdieren. De marketingactiviteiten van iedere product-
groep worden aangestuurd door de Product Manager. Deze positie
is op dit moment vacant voor de productgroep gezelschapsdieren.
Belangrijke nieuwe producten in deze productgroep zijn onder
meer Alizin, Virbagen Omega en Fortiflex. U rapporteert aan de
commercieel directeur.

UW PROFIEL

U bent afgestudeerd in de diergeneeskunde. Enige ervaring in
het bedrijfsleven of in een aanverwante werkomgeving is een pré.
Beheersing van de Engelse taal in woord en geschrift is voor deze
functie noodzakelijk. U bent een gedreven persoonlijkheid die
gewend is in teamverband te werken en graag de handen uit de
mouwen steekt. Een sterke commerciële en resultaatgerichte
instelling is beslist noodzakelijk. Het continu innoverende karakter
van het productassortiment geeft de ruimte om volop uw talenten
te benutten. U bent woonachtig binnen een redelijke afstand van
Barneveld of bereid zich in de omgeving te vestigen.

VIRBAC BIEDT

Een veelzijdige functie die zowel technisch als wetenschappelijk
op de praktijk gericht is. U maakt deel uit van een slagvaardige
organisatie die sneller groeit dan de markt.

De arbeidsvoorwaarden zijn in overeenstemming met de aard van
de functie.

E-mailen kan ook: infç^virbaç.nl

Voor nadere informatie over deze functie kunt u contact opnemen met
de heer A.Vroege RM, Commercieel Directeur, telefoon 0342-427127
of met mevr. Drs. H.J.C. Jelsma, dierenarts.

Meer informatie over Virbac is te vinden op onze sites:
www.virhoç,nî en www.virifaç.çQm

BENT U DIE MANAGER?

Schrijf dan een korte brief met CV onder
vermelding van "vacature dierenarts" aan:

Virbac Nederland BV
t.a.v. de Directie
Postbus 313
3770 AH Barneveld

Ledenvergadering Regio Oost

De komende ledenvergadering van de Regio Oost, op 8
september 2004, zal in het teken staan van twee onder-
werpen die van grote invloed zijn op de veterinaire pro-
fessie. Het eerste onderwerp is
POM in Nederland, de ac-
tuele stand van zaken
door prof. dr. H. Vaarkamp,
hoogleraar Veterinaire Apotheek. Het tweede onderwerp
is
CAO voor dierenartsen in loondienst? J.C.P. van
Mameren, voorzitter van de DIB (Groep Dierenartsen
werkzaam in het Bedrijfsleven) en lid van de Sociaal
Economische Commissie.

Er zal na beide inleidingen ruime gelegenheid voor vragen
en discussie worden geboden. De bestuursleden (en porte-
feuillehouders van genoemde onderwerpen) W.G. van den
Ekker en J. Borgmeier zullen aanwezig zijn om waar no-
dig standpunten van het KNMvD-bestuur nader toe te
lichten.

Het huishoudelijke gedeelte van de vergadering zal onder

andere gewijd zijn aan het bespreken van de beschrijvings-
brief van de algemene vergadering. Na afloop van de verga-
dering is er gelegenheid om gezellig na te praten.
Voor deze bijeenkomst zijn bij het VKO studiepunten aange-
vraagd.

De te behandelen onderwerpen hebben een grote impact op
de toekomst van zowel landbouwhuisdieren- als gezel-
schapsdierenpraktijken en zijn van belang zowel voor die-
renarts-werkgevers als voor dierenartsen in loondienst.
Maak van de gelegenheid gebruik om mee te kunnen praten
en noteer daarom nu al in uw agenda:

Ledenvergadering Regio Oost: woendag 8 september om
20.00 uur in Hotel Restaurant De Cantharel, Van
Golsteinlaan 20, te Ugchelen
(afslag 19, Hoendedoo, van
de Al bij Apeldoorn), telefoon 055-541455.

De stukken worden toegezonden per e-mail. Indien u geen
e-mailadres heeft kenbaar gemaakt bij de KNMvD, kunt u de
stukken aanvragen bij de secretaris van de Regio: Johan van
Twillert, Pottieserf28, 7951 JA, Staphorst.

-ocr page 128-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de WAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

WAA VOOR DIEREN ARTSE

WAA

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 129-

Nijkerk Wellensiek

Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek is een moderne ge-
mengde praktijk waar door ii dierenartsen diersoortgericht
gewerkt wordt.

Op korte termijn zijn wij op zoek naar een erkend en ervaren

paardendierenarts (m/v)

Onze voorkeur gaat uit naar een collega met ruime ervaring in
de orthopedie en gynaecologie, die bereid is mee te werken in
de sector gezelschapsdieren, inclusief nacht- en weekend-
diensten.

Schriftelijke sollicitaties met cv graag binnen 14 dagen richten
aan: Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek t.a.v. mevr. drs.
M. Thesingh, Holkerweg 52, 3861 PB Nijkerk, telefoon 033-
2460305.

Jaarcongres 2004:
Samen Werken in
Europa

Het zal u niet ontgaan zijn, dat het jaarcongres 2004 ge-
houden wordt op 1 oktober aanstaande in hotel \'Tjaarda\'
te Oranjewoud (Friesland). \'Samen Werken in Europa\' is
het thema van het congres, dat ook dit jaar traditiege-
trouw is gekoppeld aan de algemene vergadering (ALV)
van de KNMvD. Naast de ALV als formeel gedeelte van de
dag, is er een gevarieerd en onderhoudend congres, ge-
volgd door een culinair en sociaal samenzijn.

De themakeuze is niet een toevallige. De toetreding van meer-
dere landen tot de Europese Unie en het Nederlandse voorzit-
terschap van deze Europese Unie maken de keuze tot een voor
de hand liggende.

Wij hebben een aantal begenadigde sprekers bereid gevonden
om elk vanuit hun eigen invalshoek een visie te geven over
\'samen werken in Europa\'. Een bekende en alom ge-
waardeerde voetbaltrainer, een ambassadeur van een zojuist
tot de EU toegetreden land, en een bekend notaris zullen u
onderhouden en mogelijk inspireren. Naar goed veterinair ge-
bruik wordt er vervolgens geborreld, gedineerd en gefeest.
Wilt u alvast weten hoe het programma er uit zal zien? Kijk
dan op onze website
www.knmvd.nl onder actueel.

Hopelijk doet uw betrokkenheid bij onze beroepsgroep, zowel
in kleiner als in groter verband, u besluiten tot deelname aan
het jaarcongres 2004.

Inschrijving is binnenkort mogelijk via een inschrijfformulier
in het TvD en via de website
www.knmvd.nl.

De Jaarcongrescomniissie

Dierenkliniek \'t Ossehoofd zoekt een

Ervaren dierenarts (m/v) fulltime

Dierenkliniek \'t Ossehoofd is een moderne en goed geoutilleerde
dierenkliniek voor gezelschapsdieren met een hoofdvestiging in
Heerhugowaard en een dependance in Zuld-Scharwoude. De
praktijk werkt met vier dierenartsen, zes assistentes en een prak-
tijkmanager (vacature). De kliniek leverteen zeer breed scala aan
diergeneeskundige zorg.

Wegens vertrek van een van de dierenartsen zoeken wij een erva-
ren dierenarts die na een korte inwerkperiode in staat is zelfstan-
dig te functioneren en actief meedenkt en stuurt in het functione-
ren van het team. Minimaal 32 uur per week.

Gewenste eigenschappen:

• Goede communicatieve vaardigheden
Flexibiliteit

• Teamgeest

• Affiniteit met organisatorische zaken

• Ondernemingszin en een innovatieve instelling

Extra ervaring in een of meer van de deelgebieden van de dierge-
neeskunde strekt tot aanbeveling. Internistische kennis ervaring
heeft de voorkeur. Voor inlichtingen 072-5726764, vragen naar
D.L. van Os. Sollicitaties met cv en motivatie binnen 14 dagen bij
voorkeur via e-mall naar d.l.vanos@ossehoofd.nl of naar
Dierenkliniek \'t Ossehoofd, t.a.v. D.L. van Os, Berckheldelaan 8,
1701 VC Heerhugowaard. <

Pensioenadvies

Ondunemimgsgerichtei

D I X

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.n)
I www.dixfortuin.nl

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

-ocr page 130-

September

11 Symposium \'Dierenarts vogelvrij door vogelgriep\' over aviaire influ-
enza. Locatie: collegezaal hoofdgebouw Faculteit Diergeneeskunde,
Yalelaan 1, Utrecht. Kosten: € 25,-. Aanmelden leden groep GKZ,
Vlaamse collega\'s, Bond voor Keurmeesters en andere geïnteresseerden
per e-mail: henk.verburg(3)wolmail.nl. Leden groep Pluimvee-
wetenschappen en groep DIB per e-mail bij Linda van Veen: info@
hethazewinkel.nl. Leden groep Varkensgezondheidszorg per e-mail:
bestuur@groepvarken.org.

Vergaderingen &, Bijeenkomsten

2004

September

7 Lcdcn\\crgadcring en wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Pluimveewctenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Tijd:
14.00 uur

7 Vergadering bestuurGKZ in Houten bij de KNMvD tijd 18.00 uur

8 Ledenvergadering Regio Oost. Tijd: 20.00 uur Locatie: Hotel
Restaurant De Cantharel te Ugchelen.

9 Regio West Bijeenkomst. Locatie: Hotel Mercure Schiphol.
Onderwerp: De dierenarts van de toekomst; Jaarvergadering
KNMvD. Tijd: 1930-20.00 uur Koffie en ontvangst.

15 Werkvergadering KNMvD en Gezondheidsdienst voor Dieren. Regio
Noord. Rund 1.

22 Werkvergadering Rund 1 Regio Oost. Tijd: 14.00 uur Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren. Arnsbergstraat 7, Deventer

23 AUV Werkvergadering Rund I. Locatie: Molenwijk tc Boxtel. Tijd
20.15 uur.

25 AUV Werkvergadering Gezelschapsdieren te Weert. Tijd 09.00-13.00
uur

25 Commissie Werkvergaderingen Gezelschapsdieren, regio Zuid. Tijd:
8.30 uur. Plaats: Weert, Goudreinet-restaurant de Wildenberg,
Eindhovenseweg 101. Kosten: € 10,00. Aanmelden bij Wim Oosse:
tel.:0475-593928, fax: 077-4622831, w.oosse@home.nl

28 130\'^ wetenschappelijke vergadering Groep Cienccskunde van het
Rund.

30 Werkvergadering Rund Gezondheidsdienst & Regio West. Tijd 20.00
uur. Locatie: Hotel Mercure Amsterdam Airport. Informatie: dhr De
Vries, tel. 020 - 585 4070.

Cursussen

2004

Augustus

21 -24 and ESAVS postgraduate training programme Dermatology II.

30/8-3/9 Location: Vienna (A). Information via website www.esavs.net.

UK OPPORTUNITYTO SPECIALISE IN PRODUCTION
AN I MALS
With Stock i^t VETERI NARY & LIVESTOCKSERVICES

• Do you share our passion for specialist production animal
medicine?

• Would you like to join an exclusively farm animal practice to:

• Become part of a team of experienced like-minded colleagues?

• Help to deliver the gold standard in farm practice?

• Be innovative and develop your ideas and expertise?

• Be valued within a pro-active, progressive and supportive
environment?

• Live in SE England v»/ith easy access to London, coast and
motorways

The opportunities we have identified in two Southeast locations

may be discussed with Kate on 0845 1212 838 or contact Stock

at ofnce@stockist.co.uk

Dierenkliniek Rijkerswoerd

Dierenkliniek Rijkerswoerd in
Arnhem
is een moderne prak-
tijk voor gezelschapsdieren,
met een team van twee die-
renartsen en twee assisten-
tes. Wij zoeken op korte ter-
mijn, wegens vertrek van een
collega, een

Dierenkliniek
Rijkerswoerd

Dierenarts
gezelschapsdieren
m/v

Wij vragen goede communicatieve en contactuele ei-
genschappen naar cliënt en collega, een vrolijke, open
teamspeler met een commerciële instelling, het kun-
nen en willen werken in dienstverband. Omdatwij ons
richten op langdurige samenwerking, verwachten wij
op termijn een bereidheid tot verhuizen naar de regio.
Wij bieden een baan van 30 uur per week, goede ar-
beidsvoorwaarden en een uitstekende dienstregeling.

Uw reacties binnen 14 dagen richten aan dhr. R.F.M.
Kusters, Dierenkliniek Rijkerswoerd, Mooieweg 102,
6836 Aj Arnhem.

-ocr page 131-

NIMAL HEALTH

VIRBAC VET-COMPLEX

Senior Renal Kat

Ês goedy smaakt beter

De beste acceptatie door
uniek productieproces

» Wetenschappelijk
geformuleerd voor
optimale effectiviteit

. -fill

É

VIRBAC

VET-COMPLEX® KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET-COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte range innovatieve producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Zeer klantvriendelijke leveringsvoorwaarden

-ocr page 132-

Steliamune* One REG NL 10190 UDD. Emulsie voor injectie. Indicatie: voor actieve immunisatie van
biggen vanaf de eerste levensweek met als doel vermindering van longlesies bij vleesvarkens, veroorzaakt
door Mycoplasma hyopneumoniae.
Samenstelling: Eén dosis (2 ml) bevat geïnactiveerd Mycoplasma
hyopneumoniae stam NL 1042 tussen 4,5 en 5,2 log\'° ELISA Relative Potency Units en Amphigen* als
adjuvans.
Dosering en wijze van toediening: Eén enkele vaccindoses van 2 ml aseptisch diep
intramusculair toedienen, bij voorkeur in de laterale nekspier.
Vaccinatieprogramma: Eén enkele dosis
van 2 ml vaccin. De vaccinatie dient voor de risicoperiode uitgevoerd te zijn. Infectie vindt gewoonlijk
plaats in de eerste levensmaand.
Bijwerkingen: incidenteel wordt na toediening van het vaccin een milde,
voorbijgaande reactie (tot
2,5 cm) op de injectieplaats gezien die binnen twee dagen verdwijnt. Een
kortdurende verhoging van de lichaamstemperatuur kan worden waargenomen tot 4 dagen na toediening
van het vaccin. Als onderdeel van de immuunreactie kan, op de plaats van de injectie in het spierweefsel
een infiltratie van ontstekingscellen en/of fibrose ontstaan die tenminste 14 dagen kan duren.
Contra-
Indicaties:
Niet gebruiken bij dragende en/of lacterende dieren. Wachttijd: 0 dagen. Kanallsatiestatus:
UDD. mag uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

Animal Healt

Visie op gezondhei

Ffizer Animal Health bv
Poslbus 37 • 2900 AA Capelle a/d l
www.pfizerah.nl
secrelariaat.ahg@pflzer.com
© 2004 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d I
® Merkiiiiiim ITizer Ine., N.Y., U.S.A.

* Patent aangevraagd

-ocr page 133-

Deel 129 • Aflevering 17 • i september 2004

"Samen werken in Europa"

Jaarcongres KNMvD 2004

Diagnostic anaesthesia of the equine lower Hmb:
a comparison oflidocaine and lidocaine with epinephrine

Vertrouwen consumenten hun voedsel?

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Efftciënt onderhandelen, hoe een koe en haas vangt

West Nile Virus ook in Nederland?

Meer duidelijkheid nieuwe regelgeving reizen
gezelschapsdieren en het EU paspoort

KNMvD-sportdag dé sportieve challenge voor dierenartsen

BPL wil lidmaatschap KNMvD koppelen aan belangengroep
werknemers/werkgevers

-ocr page 134-

Lectade® High Energy,
De sterkste krachtbron voor
kalveren met diarree.

Kalverdiarree kan vele oorzaken hebben. De oplossing heet Lectade High Energy,
wat de oorzaak ook is. Lectade High Energy is een hypertone oplossing en bevat
meer energie en bicarbonaten dan andere oplossingen. Met essentiële elektrolyten
plus toegevoegde aminozuren om het herstel van de beschadigde darmwand te
\\ ondersteunen, biedt Lectade High Energy een effectieve behandeling van

\\ dehydratie en acidose.

\\ ✓

-

rm

snel herstel

■\'^ifr

Lectade n HE: REGNL 10124 Vrij. Doeldier: kalf. Indicatie: voor calonsche rehydratietherapie ter behandeling van dehydratie. acidose
en verlies van elektrolyten en energie, v^faarmee diarree bij kalveren gepaard gaat Dosering/toediening: Sachet A en B oplossen in
2 liter lauw-warm drinkwater. Lectade HE is uitsluitend bedoeld voor orale toediening. Wachttijd: O dagen. Bijwerkingen: geen bekend.
Contra-indicaties: niet toedienen aan dieren zonder zuigreflex of met een paralytische ileus. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik

Animal He alt!

Visie op gezondheid

Pfizer .\\nimal Heallh bv
Postbus 57 • 2900 AA Capelle a/d IJs
wvTO.pfizerah.iil
secretanaat.ahg@pfizer.com

C 2(MM PfiZLT Animal Heallh bv - Capelle a/d IJ»
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 135-

Di erge n ees iomae

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Inhoud

Deel 129
Aflevering 1

1 september 2004

Uit de hoofdredactie 547
Original paper

Diagnostic anaesthesia of the equine lower hmb: a comparison of hdocaine and

lidocaine with epinephrine; T.J. P. Spoormakers, S.H.L. Donker, and J.M. Ensink 548
Veterinair tuchtrecht

Hulp bij hulp; /. Boissevain 552
VWA

Vertrouwen consumenten hun voedsel? 553
Veterinair verleden

Daniel Elmer Salmon; E.P. Oldenkamp 554
Voor de praktijk

Ernstige bijwerkingen van bepaalde geneesmiddelen bij Collies en Collie-achtigen; R.H. van derVlugt-Meijer 556
Vediascolumn

De dierenartsassistent \'in het zonnetje zetten\';_/. de Wit 557
Berichten en verslagen

Gratis hoesjes bij KNMvD-paspoort;J. van Herten 557

Efficiënt onderhandelen, hoe een koe ccn haas vangt; S. Umans 558

West Nile Virus ook in Nederland? 561

Meer duidelijkheid nieuwe regelgeving reizen gczclschapdieren en het EU-paspoort 561

Nieuwe versies reglementen 562

Procedure voor registratie diergeneesmiddelen verkort 563

Interpretatie KRD-ISO normen apotheek 563

Rectificatie 563

ADSA International Dairy Production Award voor Ad van Vuuren 564

Uitnodiging Dies-viering; L Stooker 564

Ingezonden

Veterinair recht; R. Strikwerda 564

Aviaire influenza en werkelijkheidszin; AC. Voeten 565

Henriëtte Vrieling dierenarts-tandarts; A. van Foreest 568

Wetenscha

Actua

HUIDPROBLEMEN?

DE DERMATOLOGISCHE SHAMPOOS VAN VIRBAC

t

Allercalm: vochtinbrengend, brengt de rode, gevoelige huid tot rust • Allermyl: voor de zeer gevoelige
huid •
Sebocalm: mild reinigend voor de normale tot droge huid ■ Sebomild P: voor gebruik bij huidpro-
blemen met schilferige of vette huid (keratoseborroeïsche aandoeningen) •
Sebolytic: tegen vettige
seborroe ■
Paxcutol: diep reinigend en antiseptisch, bij pyodermie en seborroe.

\\fïrt>£ic

ANIMAL HEALTH

De dermatologische shampoos van Virbac bevatten Spherulieten®,
een uniek inkapselsysteem, waardoor de shampoo langdurig werkzaam is.
Chitosanide zorgt voor een glanzende en veerkrachtige vacht.

dermatologische specialité\'s

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@>virbac.nl
www.virbac.nl

-ocr page 136-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oo.slerbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. dc Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R, Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P. De Hacker (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof. dr. J. dc Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Teske (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. dc Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. dc Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE I louten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(i^knmvd.nl

Congressen en cursussen

Vct-lunches Aesculaap najaar 2004

Het eerste Nederlandse frettensymposium

Najaarstrainingen op het gebied van praktijkmanagement

In Praktijk\'s Winter Conference 2004, anders dan anders!

Website Voorjaarsdagen

Vedias najaarsdag voor dierenartsassistentcn

568

569

569

570

571
571

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-lcdcn
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor nict-diercnartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
ÏM.V, Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443

KNMv

Sportdag

KNMvD-sportdag dé sportieve challenge voor dierenartsen
Maatschappijnieuws

BPL wil lidmaatschap KNMvD koppelen aan belangengroep
werknemers/werkgevers; S.
Umans

Naschift KNMvD-bestuur; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Uitnodiging Jaarcongres
Rectificatie Numan Stichting zoekt vrienden
Sprekers Jaarcongres

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

S

572

576

577

578
578
578

580

581
581

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en

Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Contents

Original paper

Diagnostic anaesthesia of the equine lower limb: a comparison of lidocaine and lidocaine
with epinephrine;
T.J. P. Spoormakers, S.H.L. Donlfer, andJ.M. Ensink

547

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voorauteurs(Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31-
4). Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dii tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door dc Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-MediciLs. Index Veterinarius / Veterinär)\' Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 137-

De hoofdredactie probeert voor de rubriek \' Wetenschap \'goede wetenschappelijke artikelen te werven, des-
noods in de Engelse taal, welke informatief zijn voor alle of voor een bepaalde categorie lezers. Dergelijke
artikelen zijn tot nu toe merendeels afkomstig van medewerkers van de faculteit afin samenwerking met
hen geschreven. Het artikel van Spoormakers et al. op de volgende pagina \'s is daar een goed voorbeeld
van. Het aanbod van wetenschappelijke artikelen slaat echter onder druk. Publiceren in het TvD geldt op
de faculteit momenteel vrijwel als \'not done\'. Om het maar eens in veterinaire termen te zeggen: de alma
mater trekt het zog op wat publicaties en voorlichting ten behoeve van de eigen alumni betreft: droogstand
dreigt. Hoofdschuldige: de citation index.

De citation index is een jaarlijks bijgewerkte lijst die een rangorde aangeeft van vrijwel alle wetenschappe-
lijke tijdschriften in de wereld. De plaats in die rangorde berust op de frequentie waarmee de artikelen van
het tijdschrift worden gerefereerd in andere tijdschriften en ook op het aantal jaren waarin dat nog gebeurt.
U begrijpt het al: Science en Nature staan bovenaan de lijst; hel TvD valt net nog niet van de onderrand
(overigens nog een hele prestatie voor een tijdschrift in de Nederlandse taal). Wat onderzoek betreft is de
citation index inmiddels voor universiteiten, faculteiten, vakgroepen en onderzoekers zo ongeveer de maat
aller dingen. Daarmee kun je prestige oogsten en toegang krijgen tot de spaarzaam druppelende geld-
kraan. Puur veterinaire artikelen lonen echter niet want zelfs de beste diergeneeskundige tijdschriften bun-
gelen ergens onderaan de lijst. Toch scoort de faculteit met haar publicaties verrassend goed. Die hoge
waardering is dan ook vrijwel uitsluitend toe te schrijven aan publicaties in humaan medische of andere
wetenschappelijke, niet-veterinaireperiodieken. Voor acceptatie in zo \'n tijdschrift moet het onderzoek aan
hoge eisen voldoen. Dat is een geweldige stimulans voor goede research. De betreffende tijdschriften wor-
den door Nederland.se dierenartsen echter hoegenaamd niet gelezen. Die hebben dan ook geen hemd waar
de faculteit zich op het gebied van onderzoek voornamelijk mee bezighoiuit.

Een rol speek waarschijnlijk ook de sterke toename van hoogleraren met niet-veterinaire signatuur aan onze
faculteit. Zij hebben weinig binding met KNMvD en TvD. Op zich is het binnenhalen van hoogleraren \'van bui-
ten \'geen slechte zaak: het potentieel aan goede hoogleraren met specifieke kennis is binten de faculteit veel
groter dan binnen ons veterinaire wereldje en deze \'import \'kan de kwaliteit van onderzoek en onderwijs enorm
ten goede komen. Maar hel kan natuurlijk niet zo zijn dat de faculteit zich nu manife.steerl via onderzoek dat
voor de diergeneeskunde zelf niet van belang is. Aan dat onderzoek zou dan ook via het TvD wat meer rucht-
baarheid kunnen worden gegeven. Tenslotte hebben de dierenartsen in Nederland om allerlei redenen een
sterke band met de faculteit en worden ze graag van haar wel en wee op de hoogte gehouden, zeker als het
onderzoek betreft dat ook voor henzelf van betekenis is.

Toen ik nog aan de faculteit was verbonden viel bij mij, en ongetwijfeld bij menig ander medewerker, van
tijd tot tijd een briefje op de mat met een verzoek van de decaan om binnen veertien dagen een artikel te re-
viewen voor een internationaal wetenschappelijk tijd.schrift. Aldus geschiedde, al kostte dat belangeloos
behoorlijk wat tijd. Indien iedere hoogleraar nu eens een vergelijkbaar briefje zou ontvangen maar dan met
het verzoek binnen twee maanden voor het TvD een \'state of the art \'artikel te schrijven over zijn vakgebied
met de nadruk op de veterinair belangrijke aspecten van het eigen onderzoek. Dat zou de kH\'aliteit van het
TvD, de communicatie tussen faculteit en alumni, hel aanzien van de faculteit bij die alumnien het kennis-
niveau van de laatsten aanzienlijk ten goede komen. Plaatsing van één zo \'n artikel per maand zou voor elk
van de 48 aangestelde hoogleraren neerkomen op één publicatie in de vier jaar Worden de UHD-ers er ook
bij betrokken zelfs nog aanzienlijk minder frequent. Is dat veel gevraagd?

Uit
de

hoofdredactie

Dr R.J. Slappendel

Tijdsduy^^^

Diergenees

-ocr page 138-

Diagnostic anaesthesia of the equine lower limb: a comparison
of lidocaine and lidocaine with epinephrine

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129; 54S-51

T.J. p. Spoormakers\\ S.H.L. Donke/, and J.M. Ensink^\'\'

Original pape

Summary

The anaesthetic potency, onset of action, duration of ac-
tion, and side effects of lidocaine and lidocaine plus epi-
nephrine for proximal metacarpal block of the lateral
and medial palmar nerves were determined. Ten horses
were used and legs were injected using a cross-over model
with three test solutions: 1) solvent and lidocaine (2%)
plus epinephrine (SLE); 2) solvent and lidocaine (2%)
without epinephrine (SL); and 3) solvent only (S). The
contra-lateral leg was injected with saline (placebo; P).
In both the SL and SLE groups, the onset of anaesthesia
occurred between 5 and 15 minutes after injection. In the
SL group the effect was short-lived, lasting 60 minutes,
with a maximum effect at 15 minutes. SLE induced long-
lasting anaesthesia in most animals moderate or total
anesthesia lasted 6 hours, and in two horses more than 9
hours. The maximum effect was achieved at 60 and 90
minutes. Swelling, the main side effect, was seen halfway
between the injection site and the fetlock joint. Swelling
on day 1 was minimal in the legs injected with P (105.3%)
but was progressively greater with S (129%), SL (136%),
and SLE (172%). On day 1 and day 2 the differences be-
tween SLE and SL, and between SLE and S were signifi-
cant (P < 0.05). The difference between S and SL was not
significant. On day 3, the swelling had subsided and
differences were no longer significant.

Samenvatting

De unesthetLschepotentie, de start en de duur van anesthesie
en de bijwerkingen van lidocaine en lidocaine met adrena-
line zijn bepaald hij de proximale metacarpale anesthesie
van de nervus palmaris medialis en lateralis, de zogenaamde
proximale geleidingsanesthesie hoven de ramus communi-
cans. De voorbenen van tien paarden waren gebruikt in een
cross-over studie en geïnjecteerd met drie test-vloeistoffen:

1) een oplossing met lidocaine (2%) met adrenaline (SLE),

2) een oplossing met lidocaine (2%) zonder adrenaline (SL)
en 3) alleen de oplossing (S). Het contralaterale heen werd
steeds met een fysiologische zoutoplossing geïnjecteerd (P,

\' T.J.f Spoormakers, DVM. Dipl. ECVS, Dierenkliniek Emmeloord.
^ S.H.L. Donker DVM. Vet. Paardencentnim Kootwijkerbroek.
^ J.M. Ensink, DVM, PhD, Dipl. ECVS, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard
Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Zend correspondentie naar: Dr J.M. Ensink, Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 12, Postbus
80153, 3508 TD Utrecht. Tel:030-253I323. fax: 030-2537970, e-mail:
J. M. Ensink@vet. uu.nl
placebo). In zowel de SL- als SLE-groep trad anesthesie op
tussen vijf en vijjiien minuten na injectie. Het effect was van
korte duur in de SL-groep, het duurde zestig minuten en het
maximum effect werd bereikt op vijftien minuten. SLE indu-
ceerde een langdurige anesthesie, die bij het merendeel van
de dieren een gehele of gedeeltelijke anesthesie veroor-
zaakte gedurende zes uur en hij twee paarden zelfs langer
dan negen uur Het maximale effect werd bereikt op zestig en
negentig minuten. De belangrijkste bijwerking was zwelling
en was aanwezig tussen de plaats van injectie en het kootge-
wricht. Op de eerste dag na injectie (dag 1) was zwelling mi-
nimaal in de benen die geïnjecteerd waren met P (105.3%).
Zwelling nam progressief toe voor S (129%), SL (136%) en
SLE (172%). Op dag 1 en 2 was het verschil tussen SLE en
SL en tussen SLE en Ssignificant (P<().()5). Het verschil tus-
sen S en SL was niet significant. Op dag 3 was de zwelling a.f-
genomen en het verschil was niet meer significant.

J

Introduction

Lidocaine is an amide-type local anaesthetic widely used in
the Netherlands for both investigation of lameness and surgi-
cal procedures in horses. The primary pharmacological acti-
vity of lidocaine and other local anaesthetic drugs involves
inhibition of the excitation-conduction process in peripheral
nerves by preventing the increase in membrane permeability
to sodium (2).

Vasoconstrictors, particularly epinephrine, have been added
to anaesthetic solutions to improve the quality and duration
of anaesthesia and to minimize the risk of systemic toxicity
of local anaesthetics (1). However, support for their use is
not universal. The effect of vasoconstrictors on the duration
of spinal anaesthesia induced by lidocaine is controversial,
both in animals and in humans (9, 12). Stashak reported that
the use of local anaesthetics containing epinephrine should
be avoided because of the potential to cause skin necrosis at
the site of injection (13).

Recently, the use in horses of local anaesthetics other than li-
docaine, for example, mepivacaine and bupivacaine, has
been extensively investigated (4, 6, 7). Ropivacaine, a potent
local anesthetic recently introduced in human medicine has
also been tested in the horse (8). Although lidocaine has been
used for a long time, to our knowledge little has been re-
ported about the effectiveness and possible side effects of li-
docaine/lidocaine with epinephrine as used in the lameness
examination of horses.

Although no local anaesthetic drugs are licensed for use in
horses in the Netherlands, lidocaine is the only local an-
aesthetic licensed for use in other animals. Therefore lido-
caine is the only correct choice of local anaesthesia for
horses, according to the current veterinary medicines legisla-
tion. This fact further stresses the need for evidence-based in-
formation on basic, clinically important characteristics of
these drugs, such as time to onset of action, duration of ac-
tion, and frequency and severity of possible side effects.

-ocr page 139-

In this study the anaesthetic potency, onset of action, dura-
tion of action, and side effects of Hdocaine and lidocaine plus
epinephrine after a proximal metacarpal block of the lateral
and medial palmar nerves were determined. The results are
evaluated in terms of practical implications for the use of li-
docaine with or without epinephrine in routine investiga-
tions of lameness.

Material and methods

Horses

Ten healthy horses were used. The group consisted of six
mares and four geldings aged 7 to 26 years (mean 14.9
years). There were seven Dutch Warmbloods, one Friesian,
one New Forest pony, and one Arabian crossbred pony. All
horses were stabled in equal-sized tying stalls with a bedding
of shavings and kept on a strict exercise regimen of 30 min-
utes on a horse walker each day. Exercise started 3 days
before each test day and continued for 6 days afterwards.

Experimental Design

All horses were injected in a cross-over design with three test
solutions: 1) solvent and lidocaine (2%) plus epinephrine
(10 mcg/ml)\' (SLE); 2) solvent and lidocaine (2%) without
epinephrine (SL)"; and 3) solvent only (S)^ On each test day
one foreleg was injected with one of the test solutions and
the contralateral leg was injected with placebo (saline) (P).
Test days were 2 weeks apart. Test solutions were alternated
between left and right legs, so that there was a 4-week inter-
val between injections in the same leg.

Nen/e Blocks

Block of the lateral and medial branches of the palmar nerve
was applied just proximal to the ramus communicans. After
skin disinfection with 70% alcohol, a 21 G 40 mm needle
was inserted perpendicular to the skin from lateral to medial
between the suspensory ligament and the deep digital flexor
tendon. Two millilitres of solution was injected subcutane-
ously on the medial side. The needle was withdrawn and 6 ml
was injected medially under the fascia and 6 ml laterally un-
der the fascia. Then 2 ml was injected subcutaneously on the
lateral side of the limb. No other restraint was used than a
twitch.

Evaluation

Skin sensitivity as a measure of anaesthesia effect was
checked 1 day before and after the injection at t = 0 and af-
ter 5, 10, 15 min, and every 30 min for a minimum of 180
min. Skin sensitivity was tested by touching the skin at a
predetermined site with a stick with a blunt nail on the end,
to elicit withdrawal of the leg. During this procedure, the
eye of the horse was covered by a hand of the examiner in
order to prevent the animal from reacting to visual stimuli.
After the nerve block the horse was put in a stall. Skin sen-
sitivity was tested at 3 different locations: the lateral and
medial heel bulbs and dorsal on the coronary band.
Sensitivity at each location was scored on a 0-2 scale, in
which 0 was no anaesthetic effect, 1 meant incompletely

Mfacame®. Alfasan. Woerden. ihe Netherlands.

SL: Alfacai\'nel minus epinephrine (specially prepared solution for this experiment).
Veterinary Pharmacy of Utrecht University, the Netherlands.
S: Alfacai\'nel minus epinephrine and lidocaine (specially prepared .\'iolution for this
experiment}. Veterinary Pharmacy of Utrecht University, the Netherlands.

anaesthetized, and 2 completely anaesthetized. The scores
for three different locations were summed to produce a to-
tal score of 0 (completely sensitive) to 6 (all three locations
completely anaesthetized). If both legs were sensitive on
two sequential occasions, testing was stopped. After sensa-
tion was regained, the horse was walked for 30 minutes.
Afterwards, the degree of swelling was measured using
sliding calipers at the injection site (M1 ), at the widest part
of the fetlock (M3), and at a site halfway between the two
sites (M2). These measurements had been performed on
the day before testing as well and were repeated daily until
6 days after the injection.

On test days (day 0) horses were trotted up before injection to
check for possible lameness. On day 1 and day 3 lameness
was scored according to a point grading scale adapted from
Stashak (13). Horses were trotted up again to determine if
changes in locomotion had occurred.
The trial was blinded in that the person who administered the
injections and determined the duration of anaesthesia and
the occurrence of possible side effects or changes in locomo-
tion did not know which solution had been used in which leg.

Data Analysis

Data for the onset and duration of anaesthesia were analysed.
Differences in side effects between the various products on
specific days were analysed using an unpaired t-test.
Statistical analyses were performed using SPSS 10.0 soft-
ware for windows". P smaller than 0.05 was considered to be
statistically significant.

\'\' SPSS. Inc.. Chicago, Illinois, United States of America.

Results

Anaesthetic effect

Placebo (P) was administered to thirty legs and SLE, SL, and
S to ten legs each. Two sets of results were discarded: on one
occasion because of possible mixing up of test solutions, and
on another occasion one horse sustained an injury shortly be-
fore the test day and was not tested. This left the following
legs to be evaluated: P = 28, SLE =10, SL = 9, and S = 9.
In both the SL and SLE groups, the onset of anaesthesia oc-
curred between 5 and 15 minutes after injection (Figure 1).
In the SL group the effect was short-lived. The maximum ef-
fect was seen after 15 minutes and after 60 minutes the mean
anaesthetic score was less than 1 (0.89). SLE induced long-

-ocr page 140-

lasting anaesthesia. The maximum effect was achieved at 60
and 90 minutes. The majority of legs were still partially an-
aesthetized 6 hours after injection, and in two horses an-
aesthesia lasted for more than 9 hours (Figure 1). Sensitivity
usually returned first at the coronary band and then at the
hoofballs. No difference was seen between SL and SLE.

Side Effects

Swelling was mostly seen at sites M1, M2, but hardly ever at
M3. Changes on day 0 were most obvious at site Ml, the in-
jection site. On day 0 swelling was minimal in the SLE group
and most swelling was seen in the group S. Swelling then mi-
grated distally. From day 1 to day 6 most changes were seen
at site M2, halfway between the injection site and the fetlock
joint (Figure 2). Swelling on day 1 (expressed as a percen-

Figure 2. Swelling expressed relative to baseline halfway betweeen the in-
jection site and the widest part of the fetlock (M2) for solutions P. S, SL, and
SLE from day 0 to day 6.

225
200
175

ó

150 -
125 -
100 -

■ P

DS

□ SL

□ SLE

mi

m

3

day

n

iitfl IÜJ ili]

u « stffnificant versus h and c
* bis significant ivrsus c

tage of that before injection) was minimal (105.3%) in the
legs injected with R, but increased after injection of S
(129%), SL (136%) and SLE (172%). Differences between P
and all three test soludons were significant. On day 1 and day
2 the differences between SLE and SL, and between SLE and
S were significant (P < 0.05). On day 3, swelling had sub-
sided and differences were no longer significant. Difference
between S and SL was not significant.
In two horses that had been injected with SLE grade 1 lame-
ness was seen on day 1 but had disappeared in both animals
by day 3.

Discussion

There was a huge difference in the duration of anaesthesia
between SL and SLE. In fact, the anaesthesia induced with
SLE lasted much longer than expected. In most horses, the
treated legs were still partially anaesthetized after 360 min-
utes and in two horses anaesthesia lasted for over 540 min-
utes, or 9 hours.

In contrast to SLE, the effect of SL was short-lived. At 60
minutes only 2 out of 9 legs were still anaesthetized. This
duration of action was shorter than that reported by Skarda
(11), who found a longer duration of anaesthesia of 90 to
180 minutes for lidocaine, but in line with the study by
Harkins
et al. (5), who reported that anaesthesia lasted be-
tween 30 and 90 minutes, using an abaxial sesamoid block
model.

Also the time lapse between injection and maximal an-
aesthetic effect differed. The maximum effect of SL was
reached by 15 minutes whereas that of SLE occurred be-
tween 60 and 90 minutes. Both drugs induced partial an-
aesthesia in all horses. This is somewhat obscured for SL in
figure 1 as this graph presents the mean and some horses
reached a peak value already after 15 minutes while others
reached their peak at 30 minutes, when the effect in the first
horses already had subsided.

Vasoconstrictors such as epinephrine have been added to lo-
cal anaesthetic solutions for about a century to improve and
prolong the effect of local anaesthetics (3, 11). The vasocon-
strictive effect may well explain the much longer duration of
action of SLE compared with SL. It may probably also ex-
plain the slower onset of action. When a specific volume of
local anaesthetic solution is injected at a certain site, the drug
is taken up immediately by local vessels and is rapidly distri-
buted over the dssues, leading to a rapid onset of action. The
same circulation will lead to the rapid elimination of active
anaesthetic, thus limidng the duration of the anaesthetic ef-
fect. However, with the addition of epinephrine, immediate
vasoconstriction occurs at the site of injection, hampering
the transport of the local anaesthetic agent and delaying its
onset of action but also its elimination. With spread of the lo-
cal anaesthetic solution, vasoconstricdon will become inore
extensive.

As expected, swelling occurred as a side effect of injection.
Not surprisingly, P caused virtually no swelling (105%).
Although S contained no active ingredients, it caused signi-
ficantly more swelling than P This may be because S, unlike
P, contained preservatives and was buffered to the same pH
(3.4) as SL and SLE. The difference in swelling caused by S
(129%) and SL (136%) was not significant whereas the dif-
ference between SL and SLE (172%) was significant. This
shows that epinephrine is a major cause of swelling.
SLE also was the only test solution to cause a \'post-anaesthe-
tic effect\' on day I in two horses. The slight and transient
lamenesses observed, could have been due to pain caused by
swelling or by swelling-induced mechanical problems.
The differences in action between SLE and SL have impor-
tant implications for the use of these drugs investigations
for in lameness. The long-lasting action of SLE makes se-
quential application of different nerve blocks, which is
common practice in lameness examinations, a reliable pro-
cedure. The outcome of a particular nerve block will not be
obscured because of the diminishing effect of the prece-
ding nerve block. However the amount of swelling may be
considerable and may even provoke (transient) lameness.
These side effects will not only be accepted by the owner,
but they may also affect further clinical work-up if the
diagnosis is not established on the first day. Finally, there is
a possibility that the rather long period of less than optimal
perfusion produced by SLE might influence existing patho-
logy in the region. The use of SL does not entail many ad-
verse side effects, but SL has a limited duration of action.
This may severely affect the clinical outcome of sequential
blocking unless the earlier block(s) are repeated when ap-
plying the next one.

It seems clear that both SL, due to its short activity, and
SLE, due to its side effects, as used in this study are not
optimal for use in equine lameness investigations. It will
not be easy to prolong the acdon of SL without the use of
vasoconstrictors, but there are various options for the ac-
tion of SLE. A first option would be to reduce the fairly

-ocr page 141-

large amount of anaesthetic that is given. The large injec-
tion volume (16 ml) and the injection technique used are
from the current lameness investigation protocol of the
Utrecht Equine Clinic that finds its roots in obscure and
rather distant past and is based on old empirical evidence,
if any. A skilled practitioner should be able to reduce the
dosage (and injection volume) needed to induce a block at
this site by at least 50%. The anaesthetic solution should
only be injected at the medial and lateral palmar nerves
and
not subcutaneously. Bassage reported the injection of
3 to 5 ml of local anaestetic solution to block the medial
and lateral palmar nerves between the suspensory liga-
ment and the deep digital flexor tendon. Combined with
the lateral and medial metacarpal nerve block, this block
forms the commonly used high palmar block (10). Another
option would be to reduce the epinephrine concentration
in the anaesthetic fluid as the vasoconstrictive effect of the
solution used in this study was somewhat excessive.
Although we expect a shorter duration of anaesthesia and
fewer side effects with both a smaller volume or a lower
concentration of epinephrine, this would have to be con-
firmed.

It may be concluded that for use in equine lameness exami-
nations the anaesthetic effect of lidocaine alone is short-
lived. Addition of epinephrine effectively solves this pro-
blem but gives rise to unacceptable side effects in the dose
used in this study. Since neither approach (lidocaine alone
or lidocaine plus epinephrine) is optimal, either the
existing techniques should be adapted or other local an-
aesthetic agents with better properties should be investiga-
ted.

Acknowledgements"

We wish to thank Dr. P.R. van Weeren for reviewing the manuscript.

Literature

1. Braun H. Local anesthesia: its scientific basis and practical use.
Philadelphia: Lea & Febiger 1914: 134- 45.

2. Butterworth JF. and Strichartz GR. Molecular mechanisms of local
anesthesia: A review. Anesthesiology 1990; 72: 711 -34.

3. Covino BG, and Savarese JJ. Basic and clinical pharmacology of local
anesthetic drugs. In: Miller RD, eds. Anesthesia, 2nd. New York:
Churchill Livingstone 1986: Vol 2, Ch 29.

4. Harkins JD, Mundy GD, Stanley S, Woods WE, Rees WA, Thompson
KN, and Tobin T. Determination of highest no-eflfect dose (HNED) for
local responses to procains, cocaine, bupivacaine, and bcnzocainc.
Equine Vet J 1996;28:30-7.

5. Harkins JD, Mundy GD, Woods WE, Lehner A, Karpiesiuk W, Rees
WA, Dirikolu L, Bass S, Carter WG, Boyles J, and Tobin T. Lidocaine
in the horse: its pharmacological effects and their relationship to ana-
lytical findings. J vet PharmaTherap 1998; 21: 462-76.

6. Harkins JD, Karpiesiuk W, Woods WE, Lehner A, Mundy, GD, Rees
WA, Dirikolu L, Ba.ss S, Carter WG, Boyles J, and Tobin T
Mepivacaine: its pharmacological effects and their relationship to ana-
lytical findings in the horse. J vet Pharmacol Therap 1999a; 22: 107-
21.

Harkins JD, Lehner A, Karpiesiuk W, Woods WE, Dirikolu L, Boyles J,
Carter WG, andTobinT. Bupivacaine in the horse: relationship of local
anaesthetic responses and urinary concentrations of 3-hydroxybupiva-
caine. J vet Pharmacol Therap 1999b; 22: 181 -95.
Harkins JD, Karpiesiuk W, Lehner A, Woods WE, Dirikolu L, Carter
WG, Boyles J, and Tobin T. Ropivacaine in the horse: is pharmacologi-
cal responses, urinary detection and mass spectral confirmation. J vet
Pharmacol Therap 2001; 24: 89-98.

Leicht CH, and Carison SA. Prolongation oflidocaine spinal anesthe-
sia with epinephrine and phenylephrine. Anesth Analg 1986; 65: 365-
9.

Bassage II LH, and Ross MW. Diagnostic Analgesia. In: Ross MW,
and Dyson SJ, eds. Diagnosis and Management of Lameness in the
Horse. Philadelphia: Saunders. 2003: 93-124.

Skarda RT. Local anesthetics and local anesthtic techniques in horses.
In: Muir WW and Hubbel JAE, eds. Equine Anesthesia. St Louis:
Mosby-Year Book. 1991: 199-245.

Spivey DL. Epinephrine does not prolong lidocaine spinal anesthesia
in term parturients. Anesth Analg 1985; 64: 464-70.
Stashak TS. Diagnosis of lameness. In; Stashak TS, eds. Adams\'
Lameness in horses. Philadelphia: Lea & Febiger 1987, 100-56.

12.

13.

IK DENK...

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

10.

11.

-ocr page 142-

Pers

Een Perzische poes van net een jaar oud
moet bevallen, maar dat lukt niet erg.
Als de kat drie uur lang al persend
probeert om de jongen op de
wereld te zetten, belt de eige-
naar toch maar eens met de
waarnemend dierenarts om
te vragen of drie uur persen
zonder resultaat wel nor-
maal is. Niet dus, en een
kwartier later is ze bij de
dierenartspraktijk. Het is
half twee \'s nachts, en een
assistente is niet aanwe-
zig. De dierenarts onder-
zoekt de kat en ziet al snel
dat een keizersnede on-
ontkoombaar is. Het lijkt
er bovendien op dat de jon-
gen al dood zijn. Ze waar-
schuwt de eigenaar voor het
narcoserisico bij deze kortneu-
zige katten en begint aan de opera-
tie.

Solo

De dierenarts heeft wel de mogelijkheid om een
assistente in te schakelen, maar omdat ze al vaker in haar
eentje met goed resultaat een keizersnede heeft uitgevoerd
en omdat de jongen waarschijnlijk al dood zijn denkt ze
het wel alleen af te kunnen. De eigenaar van de kat biedt
haar hulp aan, maar de dierenarts vindt haar daarvoor te
nerveus. Als ze de eerste baarmoederhoorn opensnijdt,
blijken daar drie levende jonge poesjes in te zitten. Het is
dan te laat om alsnog te gaan bellen voor hulp, want dat
zou de steriliteit in gevaar brengen. Ze veegt het slijm uit
de bekjes van de kittens en zet ze in een doos met handdoe-
ken en kruiken voordat ze de andere baarmoederhoorn
openmaakt. Ook daar zit een levend katje. Geen reden om
te vroeg te juichen, want moeders krijgt op dat moment
een ademdepressie. Om de operatie zo snel mogelijk af te
ronden kiest de dierenarts ervoor om de twee baarmoeder-
hoornen niet te hechten maar te verwijderen, dat gaat snel-
ler.

Onvruchtbare toestemming

Als de eigenaar dat achteraf hoort is ze nogal boos. De dieren-
arts heeft de kat zonder toestemming onvruchtbaar gemaakt,
terwijl ze nog (meer) met de kat had willen fokken. Als de
dierenarts de hulp van een assistente had ingeroepen of haar
hulp had aanvaard, had ze beter voor de jongen en voor de
moeder kunnen zorgen, en was de sterilisatie waarschijnlijk
niet nodig geweest. In ieder geval had de dierenarts haar dan
kunnen bellen om te vragen of ze hiermee akkoord ging.

De vraag of de eigenaar eerder hulp had
moeten of kunnen inroepen, zeker ge-
zien het risico bij de geboorte van
katten met een brede schedel,
komt niet aan de orde en de dis-
cussie over mogelijke tijd-
winst door een ovariohyste-
rectomie in plaats van het
hechten van een baarmoe-
dersnede wordt door het
Tuchtcollege terzijde ge-
schoven.

Adequate assistentie

De klacht over het gebrek
aan assistentie treft echter
wel doel. Ook al heeft de
dierenarts eerder met suc-
ces in haar eentje dergelijke
operaties heeft uitgevoerd,
het Tuchtcollege vindt dat niet
erg verantwoord.
Een dierenarts die zonder assisten-
tie een keizersnede verricht is niet in
staat om zowel aan het moederdicr, als
aan de jongen adequate zorg te verlenen.
Bovendien zal een keizersnede langer duren als de
opererende dierenarts ook nog de verzorging van de jongen
op zich moet nemen. Omdat bij een dergelijke operatie on-
verwachte problemen of complicaties die een dierenarts niet
zonder assistentie kan oplossen, altijd op de loer liggen (zo-
als het raadplegen van de eigenaar) moet een dierenarts zor-
gen voor voldoende hulp om de operatie en de bijbehorende
zorg goed te kunnen laten verlopen.

Daarbij zou het in dit geval niet veterinair onjuist zijn ge-
weest om de hulp van de eigenaar te accepteren. Als de die-
renarts meent dat de eigenaar daar niet toe in staat is, is dat
des te meer reden om professionele assistentie in te schake-
len. Door geen hulp in te roepen heeft de dierenarts een on-
nodig risico genomen. Gelukkig overleven moeder en kinde-
ren deze nalatigheid, maar desondanks wordt deze door het
Tuchtcollege redelijk hoog opgenomen: de dierenarts krijgt
hiervoor een berisping.

-ocr page 143-

Vertrouwen, een begrip waar we in ons dagelijkse
werk allemaal mee te maken krijgen. Dat geldt
voor u in uw praktijk: mensen vertrouwen de zorg
voor hun zieke dier aan u toe. Of de dierenbezitter
zijn zieke dieren ook in het vervolg bij u in behan-
deling geeft, is een indicator voor het vertrouwen.
De VWA werkt aan zichtbare risicoreductie. Voor
ons is het vertrouwen van consumenten een be-
langrijke graadmeter. De relatie tussen wat wij
doen en hoe de consument dit ervaart is echter niet
direct meetbaar. Daarom hebben we onze missie
van zichtbare risicoreductie verder aangescherpt:
het reduceren van bestaande risico\'s en het consu-
mentenvertrouwen bevestigen en versterken.
Dit betekent dat wij niet alleen inzicht willen heb-
ben in objectieve risico\'s, maar ook in de risicobe-
leving van consumenten: hoe beleven consumen-
ten voedselveiligheidsrisico\'s? Waarover maken
consumenten zich zorgen? Wie achten zij verant-
woordelijk voor voedselveiligheid? in hoeverre
vertrouwen consumenten de betrokken partijen?
Om dit in kaart te brengen hebben we een consu-
mentenmonitor ontwikkeld: een jaarlijkse enquête
naar de beleving en de ervaringen van de consu-
ment ten aanzien van het vertrouwen in voedsel-
veiligheid. Zo kunnen we veranderingen in kaart
brengen, maar ook inzicht geven in de invloed van
incidenten op het vertrouwen. Wel is het belang-
rijk te beseffen dat de VWA niet verantwoordelijk
is voor het product, dat zijn de producenten. Wij
kunnen slechts stimuleren en controleren of pro-
ducten veilig zijn!

Enkele resultaten:

Uit het onderzoek blijkt dat het consumentenver-
trouwen in 2002 en 2003 redelijk hoog is. Dit hoge
vertrouwen wordt echter niet veroorzaakt door
zorgeloosheid: slechts vijftien procent maakt zich
nergens zorgen over. De grootste zorgenposten
zijn toevoegingen (19%), onnatuurlijke ingrediën-
ten (14%)) en genetische manipulatie (12%i).
Het vertrouwen dat mensen hebben in de verschil-
lende productgroepen is zeer divers. Vooral over
voedingsmiddelen die uitgebreid bewerkt zijn
maakt men zich zorgen: kant- en klaarmaaltijden,
sport- en energiedranken en vitaminepreparaten.
Het vertrouwen in \'agrarische producten\' zoals
melk, kaas, verse groenten en fruit is hoog. Grote
uitzondering hierop is kip, het vertrouwen hierin is
het afgelopen jaar sterk gedaald onder andere
doordat dit product in deze periode met diverse in-
cidenten is geconfronteerd. Het voorkomen van
incidenten en het niveau van consumentenvertrou-
wen is echter niet duidelijk gekoppeld. Dit blijkt
bijvoorbeeld uit de productgroep kant-en-klaar-
maaltijden: hoewel in deze productgroep in 2003
geen enkel incident heeft plaatsgevonden geeft 55
procent van de respondenten aan geen (volledig)
vertrouwen te hebben in deze producten.
Consumenten leggen de primaire verantwoorde-
lijkheid voor voedselveiligheid bij de overheid
(43%)) en in mindere mate bij fabrikanten (27%),
boeren
{21%) en winkeliers (3%). Dit vertoont een
opmerkelijk verschil met de werkelijkheid, waarin
producenten de primaire verantwoordelijkheid
voor hun product hebben.

H

W
H

HH

O

H

<

w

w
j

w

c/)

Q

W

O

>

Voedsel en
^aren Autoriteit

EiiE

Hoe wordt het vertrouwen van consumenten in
voedselveiligheid beïnvloed?

Incidenten op het gebied van voedselveiligheid
hebben hun impact op het vertrouwen van consu-
menten. Het blijkt echter dat de mate waarin con-
sumenten zich incidenten herinneren vooral wordt
beïnvloed door de wijze waarop instituties, par-
tijen in de voedselketen én de media met deze inci-
denten omgaan. Dit beïnvloedt het vertrouwen dat
consumenten hebben in regelgevende instanties en
in partijen die bij de productie en handel van voe-
dingsmiddelen zijn betrokken. Als de verantwoor-
delijken een incident op een goede manier weten
af te ronden én dit goed communiceren blijkt de
invloed van een incident op het vertrouwen van
consumenten gering. Onhandig optreden van ver-
antwoordelijken, langdurig slepende situaties én
een stevige mediabemoeienis leiden tot verlies aan
vertrouwen in zowel de producten als in de betref-
fende instanties.

Het vertrouwen van consumenten zegt overigens
weinig over het daadwerkelijke consumptiegedrag
ten tijde van incidenten. Of incidenten grote in-
vloed hebben op de consumptie én hoe lang dit ef-
fect aanhoudt, moet nog nader worden onderzocht.
Verder zijn, naast het voorkomen van incidenten,
vooral demografische en sociale omstandigheden
van invloed op het vertrouwen dat consumenten
hebben in hun voedsel.

Wat moet de practicus met consumentenver-
trouwen?

Het handelen van de practicus vormt een wezen-
lijk onderdeel van de productie van voedingsmid-
delen zoals die in de veehouderijbedrijven plaats-
vindt. De verantwoordelijkheid van de veehouders
voor hun producten en de wijze waarop consu-
menten voedselveiligheid beleven hebben daar-
mee ook gevolgen voor het handelen van de die-
renarts.

Met de reacties van de respondenten in de consu-
mentenmonitor in ons achterhoofd vraagt dit om
extra alertheid op het gebruik van diergeneesmid-
delen: is het gebruik van middelen nodig en wat is
de kans dat deze in de voedselketen terechtkomen?

Vertrouwen consumenten hun voedsel?

-ocr page 144-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (55)
Daniel Elmer Salmon (1850-1914)

Weinig mensen realiseren zich dat de verwekker van de helaas overbekende ziekte salmonellose
naar de Amerikaanse geleerde dr. D.E. Salmon is genoemd. Reden genoeg om in deze bijdrage de
schijnwerper op hem te richten.

Daniel Elmer Salmon werd in 1850 in Mount Olive in de staat New Jersey geboren, waar zijn ou-
ders een boerderij hadden. Na de plaatselijke school te hebben doorlopen werd hij winïcelbe-
diende. Daarna ging hij naar de Eastman Business School en vervolgens in 1868 naar de in dat jaar
opgerichte Cornell University School for Agriculture. Hier raakte hij bevriend met dr. James Law,
die belast was met het
onderwijs in de dierge-
neeskunde. De omstandigheden waaronder onder-
zoek gedaan moest worden, waren nog zeer primi-
tief Zo was er één microscoop beschikbaar, die dan
ook nog het persoonlijk eigendom was van Law,
een geschenk van zijn studenten in Edinburgh uit
1862. Daar het klinisch onderwijs in het laatste van
de vier studiejaren uiterst gebrekkig was, besloot
Salmon zes maanden naar Alfort te gaan om daar
zijn studie te voltooien. In 1872 kreeg hij aan de
Cornell University School zijn graad.
Hij vestigde zich als practicus met zijn jonge
vrouw in Newark in de staat New Jersey. Daar zijn
gezondheid te wensen overliet, besloten zij in 1875
naar het zuiden te verhuizen waar het klimaat voor
hem beter was. Hij vestigde een praktijk in Ashvil Ie
in de staat South Carolina. In 1876 verkreeg hij als
eerste Amerikaan de doctorsgraad in de dierge-
neeskunde aan de Cornell University School uit
handen van professor James Law.
In 1877 startte Salmon met lessen aan de univer-
siteit van Georgia en in 1878 verkreeg hij een be-
drag van $ 10.000,- voor onderzoek van varkens-
ziekten.

In 1879 aanvaardde hij een positie als veterinair in-
specteur van de staat New York. Samen met profes-
sor Law en enkele andere deskundigen vormde hij
een team, dat de opdracht kreeg om de heersende
besmettelijke pleuropneumonie onder runderen uit
te roeien. Dit gaf hem de mogelijkheid om door da-
gelijkse observaties veel kennis over deze ziekte te
vergaren en om de verschillende methodes van
\'stamping out\' te vergelijken.
In het derde kwart van de 19® eeuw werd de
Amerikaanse vleesproductie steeds belangrijker en
men ging over tot export. Dit hield onder andere in
dat aandacht geschonken moest worden aan een in-
tensieve bestrijding van dierziektes. Daartoe werd in
1884 het \'United States Bureau of Animal Industry
(BAI)\' opgericht, waarvan Salmon directeur werd.
De BAI startte in 1884 met twintig medewerkers,
wat zich uitbreidde tot 5.000 in 1915. Omdat het
Bureau behoefte had aan gekwalificeerde krachten
traden veel medewerkers als docent op aan het in
1892 in Washington opgerichte \'National Veterinary
College\'. Hiervan was Salmon zowel voorzitter van

Veterinai
verledei

-ocr page 145-

de Raad van Bestuur als \'professor of sanitary medicine\'. Het College werd na vier jaar opgeheven, omdat er zowel kritiek was
op de korte duur van de opleiding (slechts tweemaal zes maanden) als op de belangenverstrengeling van de meeste docenten.
In de ruim twintig jaren waarin Salmon leiding gaf aan het Bureau, zijn eclatante successen geboekt: pleuropneumonia en
dourine werden uitgeroeid, diverse uitbraken van mond- en klauwzeer werden onder controle gebracht. Door zijn medewer-
kers Th. Smith en F.L. Kilborne werd de overdracht van Texas fever (babesiose) door middel van de runderteek, en daarmee
de rol van arthropoden als vector, bewezen. Quarantainemaatregelen voor importvee werden vastgesteld en de basis voor de
vleeskeuring werd gelegd. Hierbij werd speciaal gelet op de aanwezigheid van
Trichinella spiralis, dit in verband met de
speciale eisen die een aantal Europese landen stelden aan importvarkensvlees.

Theobald Smith was het ook die in 1885 uit varkens, die aan varkenspest leden, een Gram-negatieve bacterie isoleerde, die
Bacillus cholerae suis werd genoemd. Achteraf bleek dat varkenspest door een virus wordt veroorzaakt en dat de geïso-
leerde bacterie een secundaire infectie ten gevolge heeft. Op voorstel van J. Lignières werd de geslachtsnaam van de bacte-
riën die typhus, paratyphus en gastero-enteritis veroorzaken en waartoe ook
Bacillus cholerae suis behoort, ter ere van
Salmon omgedoopt tot
Salmonella, alhoewel Smith de eigenlijke ontdekker was.

Salmon slaagde erin om een entstof te ontwikkelen tegen vogelcholera op basis van een gedode smetstof, wat een gewel-
dige wetenschappelijke doorbraak betekende. Pasteur ging er vanuit dat alleen levende cultures van bacteriën immuniteit
konden opbouwen.

Met het verschijnen van het boek van Upton Sinclair The Jungle in 1904 keerde voor Salmon het tij. Upton Sinclair had de
wantoestanden in de slachterijen, met name die in Chigago, aan de kaak gesteld. Er waren grote financiële belangen ge-
moeid bij de keuring en export van vee. De publieke onrust over het keuringssysteem maakte een onderzoek vanwege de
overheid noodzakelijk met als uitkomst dat de hoogstverantwoordelijke voor de leeuwen werd geworpen. In 1906 moest
Salmon zijn post als directeur van de BAI opgeven. In dat zelde jaar accepteerde hij in Uruguay de functie van hoofd van de
korte tijd daarvoor opgerichte faculteit diergeneeskunde van de universiteit van Montevideo. Hij heeft, buiten het organisa-
torische werk, een belangrijke bijdrage kunnen geven door de meest recente kennis over parasitaire- en infectieziekten in
het onderwijs in te brengen. In 1911 keerde Salmon na het voltooien van zijn contract terug naar de Verenigde Staten. In
Butte in de staat Montana ging hij zich toeleggen op de productie van serum tegen varkenspest.

Het droge klimaat bleek slecht voor zijn longen. In augustus 1914 kreeg hij weer een longontsteking, waaraan hij kort
daarna is overleden. Salmon werd in Washington D.C. ter aarde besteld op de Rock Creek begraafplaats.
Er zijn hem verschillende onderscheidingen ten deel gevallen. Zo was hij erelid van de Royal College of Veterinary
Surgeons, Fellow van de American Association for the Advancement of Science en lid van de Washington Academy of
Sciences. Hij is voorzitter geweest van de American Veterinary Medical Association, van de Public Health Association. En
van de Commissie voor Dierziektes en Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong van de American Health Association
Ter ere van deze grote onderzoeker is op voorstel van dr. W. Horace Hoskins in 1915
h&i Salmon Memorial Fund gQsX\\c\\\\i,
dat een financiële ondersteuning aan veelbelovende veterinaire studenten kan verlenen.

Geraadpleegde literatuur

Dunlop R.H. &. Williams D.). Veterinary Medicine, An Illustrated History. St Louis etc., 1996:418-419;
Eby C.H. \'Daniel Elmer Salmon, 1838-1921\'. Modern veterinary practice, 40 (1959) 48-49;

- Mathijsen A. &Oldenkamp E.P. \'James Law (1838-1921)\'. Tijdschr Diergeneeskd,T2S (2003) 556-557 (Voorgangers..., nr. 52);
Niemi S.M. \'D.E.Salmon and the First Bacterin\'. Modern Veterinary Practice, 62 (1981) 913-917;

- \'Obituary. Daniel Elmer Salmon, B.V.Sc., D.V.M.\' American veterinary review, 46 (1914/1915) 93-95;

- Roncalli, R.A. \'Salmon — parasitology and beyond\' .Journal of the American Veterinary Medical Association 2t 2 (1998) 1859;

- Sackmann, W. \'Daniel Elmer Salmon (1850-1914)\' Historia Medicinae Veterinariae, 25 (2000) 39-41;

- Stalheim O.H.V. \'Daniel Elmer Salmon, the National Veterinary College, and veterinary education\', JAVMA, 182 (1983) 33-36

- W.J.C. \'Daniel E. Salmon, D.W.M.\'.Journal of Comparative Medicine and Surgery, 8 (1887) 257-262.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P Oldenkamp

-ocr page 146-

Ernstige bijwerkingen van bepaalde geneesmiddelen bij
Collies en Collie-achtigen

R.H. van der Vlugt-Meijer

Het is bekend dat er bij Collies en
Collie-achtigen ernstige bijwerkin-
gen van bepaalde geneesmiddelen,
zoals Ivermectine en Loperamide,
voorkomt. De dieren vertonen ern-
stige, soms fataal verlopende reac-
ties bij doseringen welke bij andere
hondenrassen als normaal be-
schouwd kunnen worden. Hier-
onder wordt ingegaan op de etiologie en incidentie van
deze ernstige bijwerkingen van geneesmiddelen bij Collies
en Collie-achtigen.

Etiologie

Al sinds de jaren 80 is het bekend dat bij veel Collies toxi-
citeitsverschijnselen zichtbaar waren na toediening van
Ivermectine in duidelijk lagere doseringen dan bij andere
hondenrassen (Hugnet e/a/. 1996; BBD 1998). Vervolgens
bleek dat deze honden ook (over)gevoelig waren voor an-
dere geneesmiddelen. In 2003 is ontdekt dat dit wordt ver-
oorzaakt door een mutatie in het MDR-l-gen (Mulit-Drug
Resistence gen) (Mealey
et al. 2001,2003). Dit gen codeert
voor de productie van het P-Glycoproteïne, ook wel MDR-
1 Transporter eiwit genoemd, dat onder andere in de bloed-
hersenbarrière zorgt voor het buiten de hersenen houden
van bepaalde geneesmiddelen en toxinen. Als dit eiwit ont-
breekt kunnen stoffen uit het bloed die normaliter niet in
hersenweefsel penetreren, in de hersenen komen en ern-
stige neurologische verschijnselen veroorzaken; zelfs lei-
dend tot de dood. Middelen waarvan dit bekend is of ver-
wacht kan worden, staan in onderstaande tabel.

Voo
d(

praktijl

Tabel 1. (Dier) geneesmiddelen waarvan men verwachten kan dat deze bij
honden met een MDR-1 -genmutatie ernstige neurologische verschijnselen
kunnen veroorzaken (Aangepast van Geyer, 2004)

i (dier)gencesiniddel

gebruik

Ivermectine, Selametine, Doxamectine

Antiparasiticum j

j Loperamide

Antidiarhoicum j

Digoxine

1

Hartglycoside

Vincristine, Vinblastine

Cytostaticum

Ondansetron

Antiemeticum

Doxyrubicine

Cytostaticum

1 Cyclosporine A

Immunosuppresivum

j Dexamethason

Glucocorticoid

\' R.H. van der Vlugt-Meijer DVM, MVSc. ACE Veterinary Products BV Postbus 1262.
3S90 BB Zeewolde.

Loperamide

In Nederland is sindsjanuari 2004 Loperamide geregistreerd
voor de behandeling van acute diarree bij honden (DIA-
RACE®). De geadviseerde dosering van DIARACE® is 0,2
mg Loperamide/kg twee- tot driemaal daags met een maxi-
male dosering van 0,6 mg/kg per dag.
In de andere landen in Europa is Loperamide niet veterinair
geregistreerd en wordt het humaan geregistreerde Loperamide
(onder andere Imodium®) off-label voorgeschreven.

Hugnet et al. (1996) hebben veertig gevallen van intoxicatie
met Loperamide in de hond beschreven. Dertien van deze
honden waren Collies. Deze honden vertoonden tussen der-
tig minuten tot twaalf uur na de opname van normale tot ver-
hoogde doseringen Loperamide de volgende symptomen:

• Neurologisch: mydriasis, ataxie, bewusteloosheid, coma,
excitatie

• Maagdarmklachten: braken en/of constipatie

• Overige klachten: bradycardie, cyanose, overmatig speek-
selen, hypothermic.

Bij sommige honden traden al neurologische symptomen op
bij doseringen van minder dan 0,15 mg/kg. De symptomen
traden gedurende 4 tot 24 uur op.

Incidentie

Een MDR-1-genmutatie komt in Amerika, maar ook in
Australië en Frankrijk in 75 procent van de Collies voor. De
incidentie in andere rassen lijkt veel lager te zijn.
In Amerika is al langere tijd een onderzoek gaande naar de in-
cidentie van de MDR-I-genmutatie en men is daar van me-
ning dat er een vrij volledig beeld is van de incidentie. Rassen
waarin een MDR-1-genmutatie of geneesmiddelenoverge-
voeligheid is gerapporteerd zijn: Australische Herders,
Shetland Sheepdogs, Border Collies, Bearded Collies, lang-
harige Whippets, Zijden Windhonden, McNabs, Old-English
Sheepdogs (Bobtails) en witte Duitse Herders.
Geyer vermeldt dat alleen dieren die homozygoot zijn voor
de MDR-1-genmutatie problemen zullen krijgen (Geyer
et
al.
2004). Van 58 onderzochte Collies was 43 procent homo-
zygoot voor de MDR-1 -genmutatie terwij 141 procent drager
was. Bij heterozygote dragers en bij kruisingen zouden dus
geen problemen te verwachten zijn.

Behandeling van de intoxicaties

In de meeste gevallen van intoxicaties is alleen een sympto-
matische behandeling mogelijk. Bij orale toediening moe-
ten ook maatregelen genomen worden om het nog niet ge-
absorbeerde deel van de medicatie uit het maagdarmkanaal
te verwijderen (Koolstof en Paraffine, Hugnet
et al. 1996).
Bij intoxicatieverschijnselen na toediening van Loperamide
kan een antidote, in de vorm van Naloxon, intraveneus wor-
den toegediend. Omdat Naloxon echter een korte half-
waardetijd heeft, dient het dier onder observatie te blijven
waarna op effect herhalingsdoses van Naloxon gegeven die-
nen te worden (BBD, 1998).

-ocr page 147-

Preventie

De beste preventie is om Collies en Collie-achtigen niet met
dergelijke (dier)geneesmiddelen in aanraking te brengen. In
Amerika is het echter ook mogelijk om je dier te testen op het
hebben van de mutatie. Dit is zeker een aanrader voor fok-
kers van vooral Collies omdat op deze manier gewerkt kan
worden aan een gemuteerd MDR-1-gen-arme populatie.
Deze test staat echter in Europa nog niet ter beschikking.

Referenties

Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen (BBD). Loperamide een
waarschuwing. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 23(16): 483.
Geyer JM. Die Ivermectine-Empfindlichkeit beim Collie in
Zusammenhang mit einem genetischen Defekt in der Blut-Hirn-
Schranke; Stand April 2004. www.vetmed.uni-giessen.de/pharmtox
Hugnet C, Cadore JL, Buronfosse, F Pineau X, Mathet T, and Bemy PJ.
Loperamide poisoning in the dog. Vet Human Toxico! 1996; 38: 31 -3.
Mealey KL, Bentjen SA, Gay J, and Cantor GH. Ivermectin sensitivity
in Collies is associated with a deletion mutation of the MDRl gene.
Pharmacogenetics 2001; 1 1: 727-33.

Mealey KL, Bentjen SA, Waiting D. Frequency of mutant MDRl al-
lele associated with Ivermectin sensitivity in a sample population of
Collies from the northwestern United States. Am J Vet Res 2002; 63:
479-81.

Mealey KL, Northrop NC, and Bentjen SA. Increased susceptibility to
P-glycoprotein substrate chemotherapeutie agents in a collie with the
MDRl deletion mutation associated with Ivermectin sensitivity. J Am
Vet Med Assoc 2003; 223: 1453-5.

Nelson OL, Carsten E, Bentjen SA, and Mealey KL. Ivermectin toxi-
city in an Australian Shepherd Dog with the MDR 1 mutation associa-
ted with Ivermectin sensitivity in collie. J Vet Intern Med 2003; 17:
354-6.

Berichten

verslage

Gratis hoesjes bij het
Europees dierenpaspoort

Joost var) Herter}

Vanaf 1 september 2004 levert de
KNMvD gratis hoesjes bij elke be-
stelling dierenpaspoorten. Wanneer u
van deze service gebruik wenst te ma-
ken kunt u dat zelf op het bestelformu-
lier (www.knmvd.nl zie besteldienst)
aangeven. U krijgt dan automatisch
bij uw bestelling dierenpaspoorten
hetzelfde aantal hoesjes meegestuurd.

Tot nu toe leverde de KNMvD hoesjes tegen de kostprijs van
€ 67,50 per 1000 stuks. Ook het laatste restant van deze
oude hoesjes zullen wij vanaf heden gratis aan onze leden le-
veren zolang de voorraad strekt.

Joost van Herten is stafmedewerker gezelschapsdieren/paard bij de KNMvD.

De dierenartsassistent
\'in het zonnetje zetten-

Jessica de Wit, bestuurslid

In het vorige nummer
van het TvD heefi de
voorzitter van Vedias,
Tatjana Criens, de af-
trap gegeven om de
vereniging meer on-
der de aandacht te
brengen. Wij zijn erg
blij dat wij elke twee
maanden de gelegenheid krijgen om in het TvD iets te ver-
tellen over de activiteiten van Vedias die zowel voor dieren-
arts als dierenartsassistent van belang zijn. Met de komst
van een nieuw bestuur in 2003 werd er voor 2004 een be-
leidsplan opgesteld. Eén van de speerpunten hierin is meer
bekendheid geven aan Vedias. In het kader daan>an willen
wij onze leden, maar ook alle anderen dierenartsassisten-
ten, met acties tegemoet treden. Eén van deze acties is een
ludieke; dit betreft namelijk de Nationale Dierenarts-
assistentendag. Deze vindt normaliter elk jaar op de eerste
maandag in oktober plaats, in 2004 zou deze dus op 4 ok-
tober vallen. Omdat wij niet de aandacht van de
Dierendag willen aftelden, hebben wij besloten de
Nationale Dierenartsassistentendag in 2004 op
11 oktober
te vieren.

Deze dag bestaat nu ongeveer tien jaar, maar door de
meeste praktijken en ook door Vedias werd er tot nu toe
structureel weinig mee gedaan. Heel veel dierenartsen en
dierenartsassistenten weten waarschijnlijk niet eens van
het bestaan van deze dag af. Tijd voor verandering!

De Nationale Dierenartsassistentendag is bedoeld om de
dierenartsassistent eens extra in het zonnetje te zetten, en
wel door de dierenarts. Hierbij willen we dan ook alle die-
renartsen oproepen om op deze dag uw assistenten eens
ftink te verrassen! Om een ieder te motiveren er echt iets
speciaals van te maken, looft Vedias in samenwerking met
de industrie een prijs uit aan de dierenarts die zijn/haar as-
sistent(en) op de meest originele manier heefi verrast, c.q.
verwend. Door het maken van een verslag met foto\'s en/of
filmmateriaal kunnen de assistenten \'hun\' dierenarts voor
deze prijs nomineren. De winnende praktijk wordt vervol-
gens door bestuursleden van Vedias bezocht om de prijs in
ontvangst te nemen en tevens te worden geïnterviewd.
Het verslag hiervan wordt uiteraard in de Vedias INFO en
op onze website gepubliceerd.

Wij zien de reacties met veel plezier tegemoet (sluitingsda-
tum:
31 oktober) en hopen dat deze actie wederom bij-
draagt aan een stukje waardering voor de dierenartsas-
sistent en daaruit volgend een nog betere samenwerking
tussen dierenarts en assistent.

-ocr page 148-

Susan Umans

De Belangengroep Practici in
Loondienst (BPL) had zaterdag
^^^^^^^^ 26 juni 2004 Jeanine van Hemert
van bureau ACT. te Barneveld uit-
genodigd om een lezing te geven
^^^^^^^^ over efficiënt onderhandelen.

Deze vond plaats na de algemene
ledenvergadering van de BPL (zie
pagina 576) en was voor de meeste
aanwezigen zeer verhelderend. Hoewel onderhandelen
eigenlijk iets is wat je moet leren door het toe te passen,
gaf Van Hemert het publiek enkele zeer bruikbare hand-
vatten en, wat misschien nog wel belangrijker is, inzicht
in tactieken en reacties van de tegenpartij.

"Onderhandelen is eigenlijk iets watje moet doen, om het te
leren", begint Jeanine van Hemert haar presentatie. "De in-
formatie die je van mij krijgt, is ter kennisgeving. Je moet het
toepassen. Maar als je aan de hand van een vragenlijst de
onderhandeling voorbereid, kom je een heel eind." Van
Hemert studeerde bio-farmaceutische wetenschappen in
Leiden, was voormalig artsenbezoeker en accountmanager,
trainer bij McdiTrain en vanaf2001 traineren medeoprichter
van The Sales Training in Barneveld. Sinds dit jaar heeft zij
haar eigen bureau ACT.

Van Hemert maakt duidelijk dat onderhandelen op heel veel
manieren kan. "Als je een huis koopt, onderhandel je heel an-
ders dan als je op vakantie bent." Ze geeft toe dat het lastig
onderhandelen is met werkgevers. Maar sinds zij directeur is
van haar eigen bureau, opereert ze zelf ook vanuit die werk-
geverskant. "Dat is wel grappig." Volgens Van Hemert is het
moeilijk onderhandelen vanuit een positie vanwaar je het idee
hebt datje niets te vertellen hebt. En haar bedoeling van deze
lezing is dan ook het aanwezige publiek houvast te geven.

Onderhandelen

Bij het woord onderhandelen is een prachtige definitie te
vinden, namelijk "een activiteit waarbij twee of meer weder-
zijds afhankelijke partijen, vanuit verschillende posities en
met deels strijdige, deels gemeenschappelijke belangen, tot
een voordelige overeenstemming proberen te komen." Van
Hemert gaat hier nader op in. "Het is belangrijk om te reali-
seren dat er
wederzijdse afhankelijkheid moet zijn. Maar het
gevoel van die ander heeft mij ook nodig, mist vaak." Over
het woord
posities zegt zij: "datje het niet met elkaar eens
bent, is de reden waarom je gaat onderhandelen. Anders is
het niet nodig." Dan
belangen. Die kunnen strijdig zijn, maar
ook gemeenschappelijk. Bijvoorbeeld ten aanzien van de
praktijk, praktijkvoering en klanten. Het goed functioneren
is in belang van beide partijen. "Vervolgens moetje er al van
te voren vanuit gaan datje tot een
overeenstemming gaat ko-
men. Dat is een voorwaarde. Als je er vanuit gaat dat het niet
lukt, hoefje niet te onderhandelen." Van Hemert vertelt dat
heel veel onderhandelen voortkomt uit conflicten. Zij raadt
aan in dat geval eerst conflicthantering toe te passen. "Eerst
eruit komen, voor je gaat onderhandelen. Want onderhande-
len is gewoon een zakelijk gesprek tussen partijen."

Dilemma\'s

Er zijn verschillende dilemma\'s bij het onderhandelen en één
daarvan is het maken van gedragskeuzen. Kiest iemand voor
een toegeeflijke houding, ofjuist een vasthoudende houding,
een open of gesloten houding? Is iemand bereid om conces-
sies te doen, of wil iemand voet bij stuk houden? Is iemand
buigzaam ofjuist hard, afhankelijk of onafhankelijk, enthou-
siast of koel, informeel of formeel, vertrouwend of wantrou-
wend, kalm of geëmotioneerd? Van Hemert illustreert dit
met het voorbeeld van FNV-voorzitter Lodewijk de Waal die
bewust een bepaalde houding kiest om daarmee in de over-
legstructuur te stappen. Dit bepaalt deels hoe de onderhande-
ling gaat verlopen.

Onervaren onderhandelaars zullen andere keuzes maken dan
ervaren onderhandelaars. De eerste groep zal bijvoorbeeld
het direct zichtbare eigenbelang voorop stellen. \'Softe\'
onderhandelaars zullen zich toegeeflijk en open opstellen,
bereid om concessies te doen, buigzaam, afhankelijk, en-
thousiast, informeel, vertrouwend en kalm. Zij zullen kiezen
voor een open samenwerkingsstrategie. Van Hemert waar-
schuwt deze groep mensen voor het gevaar van \'uitbuiting\'.
Zij raadt aan om van te voren goed na te denken over hoe
men in zo\'n onderhandeling stapt.

Van Hemert geeft aan dat op het moment dat men aan het
samenwerken is, doelen en belangen parallel lopen, het heel
makkelijk is. Op het moment dat doelen en belangen tegen-
gesteld zijn, gaat men vechten. "Daar tussenin zit onderhan-
delen", aldus Van Hemert.

Ook valt haar op dat naarmate iemands belang groter is, die-
gene minder informatie geeft. "Dat zie je vaak bij onderhan-
delingen. Ik denk datje als onderhandelaar verschrikkelijk
goed moet kunnen luisteren. Wat bedoelt iemand nou met
een bepaalde opmerking. Vaak zit daar heel veel ruimte om
eruit te komen."

"In een onderhandeling is iedereen
met zichzelf bezig."

Soorten van onderhandelen

Er bestaat verdelend onderhandelen en probleemoplossend
onderhandelen. Verdelend of distributief onderhandelen
komt voor in situaties met een vechtkarakter, bijvoorbeeld
het bemachtigen van een goedkope dvd-speler in de winkel.
Wat de een krijgt, gaat ten koste van de ander. Bij
probleem-
oplossend
of /«/egrarie/onderhandelen is het de bedoeling
dat beide partijen er beter van worden. Winst voor de een be-
tekent winst voor de ander. Dit komt voor in situaties met een
samenwerkingskarakter, zoals een afstemmingsberaad of
een beleidsoverleg.

Van Hemert laat een grafiek zien met twee assen. De ene as
is de relatie-as en de andere is de resultaat-as. Hieruit zijn
een aantal conflictstijlen af te lezen. Zo zal iemand voor wie
het resultaat niet belangrijk is maar de relatie wel, toegeeflijk
zijn. Iemand voor wie juist het resultaat belangrijk is maar de

Efficiënt onderhandelen, hoe een koe een haas vangt

-ocr page 149-

relatie niet, zal de boel willen forceren. En als resultaat en re-
latie even belangrijk zijn, zal men naar een compromis gaan
zoeken.

Verdelend onderhandelen

Bij de verdelende vorm van onderhandelen is er sprake van
een
streefpimt en een weerstandpunt. Het streefpunt is dat-
gene wat iemand als maximale bovengrens heeft en het
weerstandpunt is het resultaat dat voor de partij nog net ac-
ceptabel is. Van Hemert: "Het is heel belangrijk datje vooraf
bepaalt wat met name je weerstandspunt is. Dat moetje voor
jezelf heel goed formuleren, heel goed onderbouwen.
Uiteindelijk komt vaak het probleemoplossend onderhande-
len om de hoek kijken. Dan kun je naar alternatieven gaan
kijken. Maar het begint met twee harde punten." Volgens Van
Hemert leidt de inzet van een hoog streefpunt tot het hogere
resultaten. "Dus durf te vragen!"

Verder is het belangrijk om te weten wat iemands BOZO is,
zoals Van Hemert het noemt (beste optie zonder onderhande-
lingsresultaat). "Dat bepaalt ook voor een groot deel je
streefpunt en je weerstandpunt. Als je geen alternatief hebt,
heb je probleem. Je moetje bewust zijn van de stappen die je
moet ondernemen op het moment dat het niet lukt. Dus
welke opties heb je? Daarbij moet je je niet laten leiden door
angst, maar je mag er wel naar luisteren."
Van Hemert benadrukt dat de positiekeuze ook heel erg het
resultaat bepaalt. Het kiezen van een bepaalde positie wordt
door een aantal factoren bepaald. Wil je extreem of gematigd
inzetten? Is je onderhandelingsbereidheid open of gesloten?
Iemand die kiest voor extreem en open, wil niet geïnfor-
meerd worden. Iemand die kiest voor extreem en gesloten
zal niet snel doen wat wenselijk is. Iemand die gematigd en
open isjuist wel.

"Informatie is een essentieel onderdeel van de onderhande-
ling", vertelt Van Hemert. "Daarbij is het belangrijk je eigen
informatie te bewaken, informatie over de ander in te winnen
en tactische informatie over je eigen standpunt te verstrek-
ken." Van Hemert legt uit dat dit alles onderdeel is van een
beïnvlocdingsproces, dat gericht is op het verlagen van het
weerstandpunt van de andere partij. "Communiceer dus veel
en vaak! Informatie is in jullie geval een machtsmiddel",
zegt ze specifiek tegen de aanwezige practici in loondienst.
Als laatste belangrijke punt in het kader van verdelend
onderhandelen, noemt Van Hemert verdeelsleutels als ge-
lijkheid, bijdrage, behoefte en beste aanwending.

Tactieken gericht op het resultaat

Positiekeuze, concessies, informatiebehandeling en pressie-
middelen zijn tactieken die ingezet kunnen worden bij een
resultaatgerichte onderhandeling.

De kenmerken van een gesloten positiekeuze zijn: de take-it-
or-leave-it-variant (zoals bijvoorbeeld in de onderhandelin-
gen tussen kabinet en vakbonden rondom het prepensioen);
een duidelijke offensieve strategie; morele verantwoorde-
lijkheid bij de ander neerleggen; risico voor gezichtsverlies;
de relatie kan onder spanning komen te staan en op onderde-
len in pakketonderhandelingen.

Bij een open positiekeuze is het gebruikelijk een vrij ex-
treme positie te kiezen, die echter duidelijk onderhande-
lingsruimte biedt. Bij deze vorm loopt de onderhandelaar het
risico om teveel concessies te doen.

Van Hemert raadt aan om voorafgaand aan de positiekeuze
een aantal vragen beantwoorden:

• Wat weet ik van de markt en mijn onderhandelingspart-
ner?

• Welke ervaringen uit het verleden zijn er?

• Welke consequenties zijn van de positiekeuzen te ver-
wachten/welke risico\'s levert de keuze op?

Concessies

Bij het doen van concessies adviseert Van Hemert om dit al-
leen te doen onder bepaalde voorwaarden. Ook duidelijkheid
scheppen in wat men (van de ander) wil is een belangrijk ad-
vies. Verder is het handig om concessies laat te doen en ze
steeds kleiner te maken. En om wisselgeld achter de hand te
houden (goed voorbereiden). Tot slot is het aan te raden om
concessies te doen die niets kosten (kunnen hele kleine din-
gen zijn, zoals iemand waarderen) en om zorgvuldig te zijn
met concessiesignalen. "Let heel goed op hoe mensen op
jouw verhaal reageren en of je merkt dat er bij de ander
ruimte zif\', aldus Van Hemert.

"Communiceer ueel en vaakl
Informatie is een machtsmiddel.

Informatiebehandeling

Bij het verstrekken van informatie kan men wijzen op ge-
meenschappelijke belangen. Ook is het effectief om conces-
sies op te blazen. Geef voor de wederpartij relevante voor-
beelden; geef een gekleurde lezing en beantwoord gedoseerd
vragen. "Dit gaat al aardig richting manipulatie en zelfs
chantage", zegt Van Hemert.

Verder raadt zij aan om nooit een vraag te beantwoorden
voordat geheel duidelijk is wat de ander wil weten. Vaak zijn
mensen geneigd meerdere vragen tegelijk te stellen en daar
kan de ondervraagde gebruik van maken door de minst
lastige te beantwoorden. "Diskwalificeer de ander niet in je
antwoord en laatje niet verleiden meer te vertellen dan je van
plan was", zegt Van Hemert. "Let er zelf ook op dat je één
vraag stelt aan de ander, en niet twee, drie of vier vragen."
Vooral onervaren onderhandelaars geven vaak eerder te wei-
nig dan te veel informatie. "De vraag die je jezelf telkens
dient te stellen: welke informatie heeft de ander nodig om
mijn belangen zo goed mogelijk te dienen? De werkgever is
niet bezig met hoe belangrijk dingen voor werknemers zijn.
De werknemer moet dat dan communiceren.
Als het doel informatie inwinnen is, is een gedegen voorbe-
reiding op de vragen die je wilt stellen, belangrijk.
"Luisteren is lastig", zegt Van Hemert. "Durf door te vragen
op onduidelijkheden of vaagheden en durf gerust dezelfde
vraag in een iets andere vorm te stellen. Durf ook gerust
\'domme vragen\' te stellen of vragen waarvan je aanneemt
dat de ander ze minder plezierig vindt. Vraag naar de bereid-
heid van de ander om eruit te willen komen." Van Hemert
drukt de aanwezigen op het hart om hierbij niet te aanvallend
op te treden, maar puur te vragen naar meer informatie.
Een pressiemiddel kan zijn de onderhandeling afbreken of
opmerkingen en ultima van de wederpartij negeren. Ook het
opvoeren van de tijdsdruk door een deadline of het stellen
van een ultimatum kan de druk opvoeren. Of het vergroten
van de onzekerheid bij de wederpartij door enige tijd niets
van je te laten horen. Het uiten van dreigementen, zoals sta-
king, ziekteverzuim, acties, of de relatie verbreken, is ook
een pressiemiddel, evenals verwijzen naar de achterban. En

-ocr page 150-

ook kunnen de eisen worden opgeschroefd als niet aan be-
paalde voorwaarden wordt voldaan.

Vertraging is een manier om goed te kunnen omgaan met
pressie (het is beter om elke dag één uur te onderhandelen
gedurende twee weken, dan één hele dag). Ook het sturen
van een zegsman is een manier om met pressie om te
gaan.

Tactieken gericht op de relatie

Een tactiek gericht op de relatie kan zijn het creëren van een
constructief klimaat (blijf vriendjes met ze). Dit kan door
het voeren van informele gesprekken, het positieve in het
gedrag van de ander te benadrukken, het reduceren van
spanning door onnodige dilemma\'s te voorkomen, het besef
voor persoonlijke behoeften te ontwikkelen, waar mogelijk
de tegenpartij te waarderen en door vertrouwen uit te spre-
ken. Ook het voorkomen van gezichtsverlies is een tactiek,
waarbij het belangrijk is ervoor te zorgen dat er geen under-
dogs ontstaan. De volgende tactiek \'het scheiden van zaak
en persoon\' kan door jezelf te beroepen op omstandigheden
die je zelf niet in de hand hebt, door het negeren van inci-
denten uit het verleden en door je persoonlijke inbreng te
expliciteren. "In een onderhandeling is iedereen met zich-
zelf bezig. Wat heb ik eraan, wat doet het voor mij? Men is
niet bezig met hoe kan ik de ander zoveel mogelijk bescha-
digen? Dat is echt veel te veel eer. Als iemand iets kwet-
sends zegt, vat het dan niet persoonlijk op, maar vraag \'hoe
bedoel je dat nou\'", is het advies van Van Hemert. Om een
debatsfeer te voorkomen (weer een tactiek) is het belangrijk
alleen die argumenten te tellen, waar de tegenpartij gevoelig
voor is.

"Communicatie verloopt bijna
nooit zakelijk."

Probleemoplossend onderhandelen

Als het gaat om tactieken bij probleemoplossend onderhan-
delen, is voorbereiding uitermate belangrijk. Stuur alvast
agendapunten toe, houd informele bijeenkomsten (ga vooraf
met mensen praten) en bereid een aantal richtlijnen voor in
plaats van standpunten. Bij het kiezen van een positie is het
aan te raden een probleem voor te stellen waar meerdere op-
lossingen bij mogelijk zijn.

Ga exploreren door de agenda van klein naar groot in te delen
(wel soepel hanteren) en door aan informatie-uitwisseling te
doen (maximaal en in vrij grote delegaties). Ook het opspo-
ren en inventariseren van onderwerpen is een vorm van ex-
ploreren, door te zoeken naar gemeenschappelijke belangen
en criteria, te zoeken naar combinaties met andere onderwer-
pen, het gestelde probleem in verschillende onderdelen te
ontleden en de belangen van de ander te zien als onderdeel
van het op te lossen probleem. Het zoeken van alternatieven is
ook belangrijk. Die alternatieven moeten natuurlijk eerst ont-
wikkeld worden. Las brainstormsessies in, gun de ander zijn
voorstellen, maak package deals en gebruik zo nodig meer-
dere sessies. Verder kan het gespreksklimaat beïnvloed wor-
den door voor niet te veel spanning te zorgen, de ander niet te
diskwalificeren, te laten zien datje het probleem wilt oplos-
sen en door irritaties bespreekbaar te maken.
Keuze en afronding is tevens een tactiekmogelijkheid, door
te komen met een platform-voorstel, door de drie meest per-
spectief biedende alternatieven te kiezen en daar verder mee
te werken, of door de wederpartij zo nodig onder druk te zet-
ten. "Een impasse is niet altijd te vermijden", waarschuwt
Van Hemert.

Beïnvloedingstechnieken

Van Hemert presenteert het bekende zender-ontvanger-mo-
del, waarbij de zender een boodschap naar de ontvanger
stuurt. De manier waarop de zender de boodschap stuurt, is
gecodeerd. Bijvoorbeeld door de woordkeus van de zender.
Het is de vraag hoe de ontvanger daarmee omgaat, want deze
zal de boodschap decoderen.

"Een boodschap is een zakelijk iets", aldus Van Hemert.
"Iemand die iets zegt, zegt ook altijd iets over zichzelf." Ze
noemt het voorbeeld van bondscoach Dick Advocaat die totaal
geen filter heeft tijdens persconferenties. Dit is het
expres-
sieve
aspect. "Als je iets vertelt, vertel je ook iets over jezelf."
Een boodschap kan zowel een zakelijk aspect als een relatio-
neel aspect hebben. "Maar ik zeg ook iets over jullie." Dit is
het
appellerende aspect bij het decoderen. "Wat de ontvanger
ermee doet, hangt af van zijn/haar decodering, van wat die-
gene wil horen. Iedereen reageert op een bepaalde manier.
Communicatie verloopt bijna nooit zakelijk. En dus komt de
zakelijke boodschap niet over door heel veel emotie, non-
verbale signalen, indirecte signalen, woordkeuze. Durf dus
gesprekken en uiteenzettingen op een zakelijke manier te
voeren. Ook kan zakelijke informatie bij de ontvanger niet
overkomen, omdat ze zo moeilijk te begrijpen is. Er zijn dus
twee doelen: zakelijkheid en begrijpelijkheid. Over deze
laatste term zegt Van Hemert: "Onduidelijkheid bij de over-
dracht van zakelijke informatie is een wijdverbreide ziekte.
Dc ontvanger leert feedback te geven: \'ik begrijp het zo
niet\'. De zender leert de boodschap zo begrijpelijk mogelijk
te formuleren.

Manipulatie

Van Hemert somt enkele manieren van manipulatie op, zoals
de salamitactiek (steeds kleine concessies doen en uiteinde-
lijke de hele worst weggeven) en de valreep-escalatie. Ook
het onderhandelen met twee mensen waarvan één de \'goede\'
is en één de \'slechte\' is een manipulatietechniek. Beperkte
autoriteit, emotionele uitbarstingen, kleineren of intimide-
ren, uiteenspelen, bluffen, een beroep doen op het fatsoen en
zielig zijn behoren allemaal tot manipulatietechnieken.

Machtsbronnen bij onderhandeling

Het is al eerder gezegd: een goede voorbereiding geeft macht
bij de onderhandeling, evenals geduld, tijd, uithoudingsver-
mogen, zelfvertrouwen, vastberadenheid, lef en geld.
Wat nu als je minder machtig bent? Van Hemert raadt aan om
dan expliciet om een besluit te vragen, uit te gaan van over-
eenstemming en gezamenlijk de details uit te werken, alter-
natieven te bieden om uit te kiezen, bezwaren te veranderen
in voorwaarden, onuitgesproken bezwaren te elimineren
door ze de meer machtige te laten ontkennen, besluiteloos-
heid om te buigen in afspraken, consequenties te schetsen bij
mislukken en te vragen watje verkeerd hebt gedaan bij mis-
lukking. "Als je het gevoel hebt dat ze je niet serieus nemen,
zeg dat dan gewoon."

Concluderend zijn de belangrijkste punten: voorbereiding,
voorbereiding, voorbereiding; het bepalen van je positie; het
scheiden van zaak en persoon, het in gedrag aansluiten bij de
wederpartij, het durven vragen en het vastleggen.

-ocr page 151-

In 1999 stak een infectieuze aandoening in de oostkust
van de Verenigde Staten van Amerika de kop op. De ver-
oorzaker, het West Nile Virus (WNV) behorende tot de
groep Flavivirussen, wordt door bloedzuigende muggen
overgebracht en kan in een beperkt aantal gevallen een
encephalitis/encephalomyelitis eventueel met dodelijk af-
loop bij het paard, bij de mens en bij vogels veroorzaken.
Geïnfecteerde vogels kunnen het verspreiden van het vi-
rus op twee manieren bevorderen: ten eerste kunnen vo-
gels als virusreservoir optreden en ten tweede kunnen ge-
ïnfecteerde trekvogels het virus over vele honderden
kilometers transporteren.

Hoe liet virus de Verenigde Staten is binnengeicomen is on-
duidelijk. Tussen 1999 en nu wist het virus zich over bijna
alle staten van Amerika te verspreiden. Ook Canada meldt
gevallen van WNV uit bijna alle provincies.
WNV is sinds vele jaren endemisch in bepaalde gebieden
van Noord- en Centraal-Afrika, vandaar ook de naam. Vanuit
deze regio\'s werd het virus door trekvogels ook in Zuid-
europese bestemmingen geïntroduceerd, maar tot nog toe
werd het virus daar nooit endemisch. De gebieden waar
WNV is gevonden staan bekend als rustplaatsen voor trek-
vogels zoals de Camargue in Zuid-Frankrijk, of de regio
rondom Pisa in Italië. Onder de plaatselijke paardenpopula-
tie in die gebieden wordt regelmatig seroconversie, toename
van de hoeveelheid antilichamen tegen WNV, gevonden en
ook werden enkele gevallen van encephalitis beschreven.
Infecties bij mensen traden gelukkig niet op. Recentelijk
werden in het Verenigd Koninkrijk antilichamen tegen WNV
in vogels gevonden. Terwijl deze bevindingen nog verder
moeten worden bevestigd, is men tijdens een bijeenkomst
van een werkgroep \'Arbovirussen\' van de Europese
Commissie tot de conclusie gekomen dat een introductie van
WNV in (Noord) Europa ook mogelijk zou kunnen zijn. Het
Ministerie van Volksgezondheid heeft daarom opdracht ge-
geven aan het RIVM om een \'early-warning\' systeem for
WNV te ontwikkelen. Tot nog toe is geen geval van WNV in
Nederland gediagnostiseerd.

Als een van de componenten van dit \'early-warning\'
systeem is nu het plan opgevat om humane patiënten,
paarden en eventueel vogels die mogelijk verdacht zijn van
WNV te onderzoeken op de aanwezigheid van het virus
en/of antilichamen. Het onderzoek bij paarden wordt uitge-
voerd bij dieren met verschijnselen passend bij WNV die
worden aangeboden aan de Kliniek voor Inwendige Ziekten
van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Gezien ook
het belang voor de mens willen ondergetekenden alle prak-
tiserende dierenartsen in den lande verzoeken om aan dit
\'bewakend onderzoek\' mee te doen. Het verzoek is om bij
paarden met neurologische verschijnselen, mogelijk pas-
send in het beeld van West Nile Virus, contact op te nemen
met de discipline Inwendige Ziekten Paard om de casus
door te spreken. De klinische verschijnselen van paarden
met WNV kunnen zeer uiteenlopend zijn: ataxie, dysmetrie,
veranderingen van bewustzijnsniveau, hyperesthesie en
spiertrekkingen in het gelaat. Koorts wordt lang niet in alle
gevallen opgemerkt.

Bij \'verdachte\' gevallen zullen wij u vragen een serummon-
ster of gepaarde sera op te sturen (en eventueel ook andere
monsters in overleg). Eventueel kunnen patiënten na overleg
doorgestuurd worden voor nadere diagnostiek en behande-
ling naar de Kliniek Inwendige Ziekten (mits er geschikte
isolatieruimte beschikbaar is).

Als u denkt een WNV-verdacht geval in uw praktijk te heb-
ben wilt u alstublieft contact op nemen met de patiënten-
administratie \'Inwendige Ziekten Paard\' van de Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard (030-2531112) of met één
der ondergetekenden?

RIVM

Marion Koopmans
Gert-Jan Godeke
Harry Vennema

Universiteil Utrecht
Lutz Goehring
Marianne Sloet
Peter Rottier

Literatuur:

I. Clinical Dialogue: Incidence of West Nile Virus in the United States.
Suppl Compend Contin Educ Pract Vet 2003; 25,4(A): 2-12.

3. Fontainc-Rodgerson G. Viral Encephalitides. Current Therapy in
Equine Medicine 5th. Robinson N. Edward (cd). Saunders, MO. 2003.

4. C\'antile C. Di Guardo G, Eleni C, and Arispic M. Clinical and
Neuropathological features of West Nile virus equine ecephalomyeli-
tis in Italy Equine Vet J 2000; 32: 31-5.

5. Durand B. Chevalier V, Pouillot R, Labie J, Marendat 1, Murgue B.
Zcller H, and Zientara S. West Nile Virus Outbreak in Horses,
Southern France, 2000: Results of a Scrosurvey. Emerging Infectious
Diseases 2002; 8: 777-82.

6. Ostlund EN, Andresen JE, and Andre.sen M. West Nile Encephalitis.
Vet Clin North Am Equine Pract 16:427-41.

West Nile Virus ook in Nederland?

Meer duidelijkheid nieuwe regelgeving reizen
gezelschapsdieren en het EU-paspoort

Naar aanleiding van een aantal onduidelijkheden met betrek-
king tot de EU-verordening 998/2003 en het gebruik van het
EU-paspoort heeft de KNMvD om opheldering gevraagd bij
de RVV/VWA en het ministerie van LNV. Hierbij het ant-
woord op de meest prangende vragen.

• Hoe zit het nu met legalisatie?
Ten aanzien van legalisatie geldt in het algemeen dat dit na

3 juli 2004 binnen de Europese Unie bij gebruik van het
nieuwe EU-paspoort niet meer nodig is, dus ook niet voor
landen als het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta,
Zweden en Noorwegen (hoewel dit geen EU-lidstaat is).
Voor niet EU-landen die legalisatie voorschrijven kan dit
door de RVV gedaan worden in de daarvoor bestemde ru-
briek in het paspoort.

Tot 1 oktober kan er echter op basis van de overgangsrege-

-ocr page 152-

ling ook nog op de \'oude\' manier door Europa gereisd
worden. Dat wil zeggen met de RVV-formuiieren en de ei-
sen die voor 3 juli 2004 in de betreffende lidstaten van
kracht waren. In die gevallen waar legalisatie vereist is zal
de RVV die documenten legaliseren.
Zijn er nog extra gezondheidsverklaringen nodig?
Nee, binnen de EU in ieder geval niet meer. Voor niet EU-
landen geldt dat het land dit zelf kan bepalen. In principe is
om die reden een extra rubriek X opgenomen in het EU-
paspoort.

Mogen er stickers gebruikt worden in het paspoort?
Ja, het gebruik van stickers in de rubrieken I en II van het
paspoort is toegestaan mits verwijdering van de sticker niet
mogelijk is zonder duidelijke beschadiging achter te laten.
Het mag dus niet leiden tot verwisseling. Voor rubriek III
geldt dat wanneer op de barcodesticker van de microchip
ook het unieke 15-cijferige nummer van de transponder
vermeld staat, een sticker voldoet onder bovenvermelde
voorwaarden. In andere gevallen moet het 15-cijferig num-
mer met de hand vermeld worden.
Dieren jonger dan drie maanden?
Elke lidstaat behoudt de mogelijkheid dieren jonger dan
drie maanden te weigeren. EU-landen die deze dieren wel
toelaten kunnen op grond van de verordening in ieder ge-
val een EU-paspoort en een aanvullende verklaring eisen.
Er is geen standaard EU-verklaring. In deze gevallen is
aan te raden contact op te nemen met de ambassade van het
land van bestemming. De RVV ontraadt in het algemeen
het reizen met deze categorie jonge dieren vanwege hun
kwetsbaarheid en de (soms onvoorspelbare) verschillen in
regelgeving per land.

De volgende documenten zijn aangepast:

Naam reglement

Oude versie

Nieuwe versie

j Reglement erkenningen

VKO-ERK.-AG003

VKO-ERK-AG012

K.RD-ISO (9001-2000)

VKO-KRD-AG003

VKO-KRD-AG009

1 Statuten

VKO-ERK-AG004

VKO-ERK-AGOIO

Reglement CVE

VKO-ERK-AG006

VKO-ERK-AGOl 1

GVP-criteria varkenshouderij

VKO-GVP-VA002

VKO-GVP-VA005

GVP-code varkenshouderij

VKO-GVP-VAOOl

V1CO-GVP-VA006

Reglement keuringsdierenarts paard

i

VKO-ERK-PA002

VKO-ERK-PA009 ;

Sanctiecatalogus keuringstraject paard

VKO-ERK-PA007

VKO-ERK-PAOIO

Nieuwe versies reglementen

Het VKO-bestuur heeft recent nieuwe versies van een aantal
reglementen vastgesteld. De reglementen zijn vanaf I au-
gustus 2004 van kracht.

De criteria voor de erkenningsregelingen komen te vervallen.
De nieuwe reglementen zijn beschikbaar op de internetsite

Het reizen met konijnen, knaagdieren, vogels en reptielen?
Op dit moment is daar nog geen Europese regelgeving
voor. Nederland streeft ernaar dit punt in oktober geregeld
te hebben. Dan kan men mogelijk ook beschikken over de
benodigde modelcertificaten. Tot dan is over het algemeen
een door een dierenarts afgegeven gezondheidsverklaring
voldoende.

Is het Nederlandse EU-paspoort in het buitenland vol-
doende bekend en geaccepteerd?

Ja, eventuele problemen kunnen alleen berusten op lokale
onbekendheid met de EU-verordening. Het KNMvD pas-
poort is internationaal herkenbaar aan de door de EU-ver-
ordening voorgeschreven pagina\'s. In oktober zal er ook
voor wat betreft de niet EU-landen duidelijkheid zijn over
eventuele aanvullende eisen.

De Nederlandse overheid heeft er in tegenstelling tot een
aantal andere Europese landen voor gekozen de uitgifte
van het EU-paspoort in Nederland niet te beperken tot één
uitgevende instantie. Naast het Europees paspoort voor
gezelschapsdieren van de KNMvD zijn er in Nederland
op dit moment nog een drietal andere organisatie die een
door de RVV goedgekeurd EU-paspoort uitgeven. Dit
zijn het Full Service Bureau Dierenasielen Nederland, de
Vereniging van Beroepsmatige Kennelhouders en de
Stichting Chip.

Een overzicht met de invoereisen per land na 3 juli 2004 kunt u vinden op
www.knmvd.nl onder Actueel bij Dierenpaspoort.

van het VKO: www.veterinairekwa
liteit.nl. In december 2002 hebben
alle praktijken met minstens één er-
kende dierenarts de \'praktijkmap
kwaliteitsrichtlijnen\' ontvangen. De
nieuwe reglementen zijn naar deze
praktijken toegestuurd, zodat een deel van de documenten uit
deze map vervangen kunnen worden.

-ocr page 153-

Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit heeft enkele wijzigingen aangebracht in de proce-
dure voor het registreren van diergeneesmiddelen. De
Werkgroep Registratie Diergeneesmiddelen (WRD) is op-
geheven, de Commissie Registratie Diergeneesmiddelen
(CRD) heeft nieuwe taken en een nieuwe samenstelling ge-
kregen. Doel is tot een meer efficiënte en transparante af-
handeling van aanvragen voor registratie van diergenees-
middelen te komen.

De Diergeneesmiddelenwet kent een verplichting tot re-
gistratie van diergeneesmiddelen. In de oude situatie deed de
farmaceutische industrie een aanvraag bij het Bureau
Registratie Diergeneesmiddelen (BRD), daarna volgde een
beoordeling door enige instituten, een wetenschappelijke
toetsing door een werkgroep van deskundigen (WRD), be-
handeling in een ambtelijke commissie (CRD) en dan be-
sluitvorming door de minister van LN V, met instemming van
de minister van VWS. In de nieuwe situatie ontbreekt de
schakel van de WRD. Dat is mogelijk doordat het BRD meer
inhoudelijke werkzaamheden krijgt en de wetenschappelijke
toetsing door de WRD nu wordt meegenomen door de CRD.
De samenstelling van die commissie is daarop aangepast: in
de nieuwe commissie zitten meer inhoudelijk deskundigen.

Voorzitter van de nieuw samengestelde CRD is drs. Frits
Pluimers, voormalig Chief Veterinary Officer van LNV,
plaatsvervangend voorzitter is prof Jos Verheijden van de
Universiteit van Utrecht, Faculteit der Diergeneeskunde. De
overige leden zijn: dr. Herman Egberink (Universiteit van
Utrecht), prof Willem Seinen (Universiteit Utrecht), prof
Arno Gielkens (Gezondheidsdienst), drs. Nanny Wijnen
(praktiserend dierenarts) en dr. Dick Groothuis (Voedsel en
Waren Autoriteit). Pim Kapitein (hoofd BRD) is secretaris.

Procedure voor registratie diergeneesmiddelen verkort

Interpretatie KRD-ISO-normen apotheek

Het VKO heeft prof. dr. H. Vaarkamp om ad-
vies gevraagd aangaande enkele onderdelen
binnen de KRD-ISO betreffende apotheek. De
normen \'auto-apotheek\' en \'houdbaarheid na
aanprikken flacons\' kunnen op onderstaande
wijze geïnterpreteerd worden door de praktij-
ken.

Cebruikstermijn

Zoals bekend bestaat er met betrekking tot de gcbruikster-
mijn (houdbaarheid na aanprikken) voor sommige dierge-
neesmiddelen een probleem. Sommige injectieflacons zijn
geregistreerd met de term \'na aanprikken niet houdbaar\'. De
verpakkingsgrootte echter is gebaseerd op meerdere toedie-
ningen. Bovendien is vaak een conserveermiddel toege-
voegd waardoor de microbiologische houdbaarheid gega-
randeerd is. Om te voorkomen dat de K.RD-1S0 leidt tot
onnodige vervuiling van het milieu en kapitaalvernietiging
stellen wij voor om de
interpretatie van de norm als volgt te
laten zijn: als de gebruikstermijn van een injectievloeistof
minder dan één dag is kan,
mits een conserveermiddel aan-
wezig is, de bewaartermijn worden verlengd tot maximaal
één maand in koelkast.

Auto-apotheek

De auto-apotheek is een onderdeel van de apotheek van de

Rectificatie

In de uitnodiging voor het symposium \'Dierenarts vogel-
vrij door vogelgriep?\' voor 11 september aanstaande is een
storende fout voor de aanmelding gemaakt.

praktijk en de daarvoor geldende voorschriften zijn
onverkort van toepassing op de auto-apotheek. De
dierenarts-beheerder van de auto waarin zich de
auto-apotheek bevindt, is verantwoordelijk voor de
inrichting en de temperatuursbewaking van de
ruimte waarin zich de diverse diergeneesmiddelen
bevinden. In de auto-apotheek moeten diergenees-
middelen conform de voorschriften op de bijsluiter worden be-
waard. Voor gekoeld te bewaren diergeneesmiddelen (maxi-
mumtemperatuur 8"C) dient een autokoelkast of koelbox
gebruikt te worden; voor diergeneesmiddelen die bij kamer-
temperatuur bewaard moeten worden geldt dat de temperatuur
van dc ruimte waarin deze medicijnen zich bevinden niet bo-
ven de 25"C mag komen en niet beneden 15"C. Ter borging van
deze grenzen meet de verantwoordelijke dagelijks met een zo-
genaamde maximum-minimumthermometer de temperatuur-
schommelingen af en registreert de minimum- en maximum-
temperatuur. Wanneer temperatuurafwijkingen buiten de
15-25 gradenbandbreedte dreigen te gaan neemt de verant-
woordelijke dierenarts maatregelen, waarbij als mogelijkheden
genoemd worden: het reduceren van de voorraad in de auto tot
een minimum, het reduceren van de verblijftijd van de medicij-
nen in de auto-apotheek, het voorkomen dat zonlicht op de auto
valt, het parkeren in verwarmde ruimtes of juist uit de zon, het
geregeld laten functioneren van airconditioning, het installeren
van koelblokken.

De leden van de Groep GKZ, Vlaamse collega\'s, de Bond
van Keurmeesters en eventuele andere geïnteresseerden
kunnen zich opgeven per e-mail:

Henk.Verburg(^wolmail.nl en niet zoals abusievelijk ver-
meld H. Verburg@ enz.

-ocr page 154-

Dierenarts dr. Ad van Vuuren heeft op 27 juli de 2004
ADSA International Dairy Production Award in ont-
vangst genomen tijdens een speciale bijeenkomst op het
jaarcongres van de American Dairy Science Association
(ADSA) in St. Louis in de Verenigde Staten. Ad van
Vuuren werkt bij de Anima! Sciences Group van
Wageningen Universiteit en Researchcentrum.
Van Vuuren ontvangt de prijs voor zijn onderzoek op het
gebied van vertering en benutting van voedingsstoffen en
energie door melkkoeien, die op rantsoenen met vers gras
leven. Na professor Politiek (1993), oud-hoogleraar van
Wageningen Universiteit, is hij de tweede Nederlander
die deze prijs krijgt.

De prijs wordt beschikbaar gesteld door Blanco Animal
Health en bestaat uit een penning en een geldbedrag ($
1,500). De Award wordt sinds 1988 jaarlijks uitgereikt aan
een onderzoeker als erkenning en ter stimulatie van bijzon-
dere verdiensten op het gebied van melkproductie.

Het juryrapport wijst op het uitgebreide onderzoek dat Ad
van Vuuren met zijn collega\'s heeft verricht naar de invloed
van weilandbeheer en voedingsstrategieën op de vertering en
beschikbaarheid van voedingsstoffen bij melkkoeien op
rantsoenen met vers gras. Dankzij dit onderzoek kan de voe-
ding van weidende melkkoeien beter worden uitgebalan-
ceerd, met name de dosering van aminogene, glycogene en
ketogene voedingsstoffen. Dit leidt niet alleen tot een effici-
ënter gebruik van aminozuren (stikstoO en energie, maar
ook tot een lagere stikstofuitstoot, in de vorm van ammoniak
in de lucht en van nitraat in het grondwater.
Van Vuuren en zijn collega\'s hebben aangetoond dat strate-
gisch gebruik van voedingssupplementen leidt tot een betere
dierlijke productie en een lagere belasting van het milieu. Dit
onderzoek levert daarmee een bijdrage aan de wensen van
politici en burgers om de belasting van het milieu door land-
bouwkundige bedrijvigheid terug te dringen.

Dr. Ad van Vuuren is hoofd van het onderzoekscluster
Voeding Herkauwers, Divisie Voeding, van de Animal
Sciences Group van Wageningen UR. Hij is afgestudeerd als
dierenarts en gepromoveerd aan de Universiteit van
Wageningen. Daarnaast is hij bestuurslid/vice-voorzitter van
de Duitse Vereniging voor Verteringsfysiologie (Gesell-
schaft für Ernährungsphysiologie) en gediplomeerd specia-
list van het Europese College van Veterinaire en Verge-
lijkende Diervoeding (European College of Veterinary and
Comparative Nutrition). Van Vuuren heeft als auteur en co-
auteur een groot aantal artikelen gepubliceerd in gerenom-
meerde wetenschappelijke tijdschriften.

ADSA International Dairy Production Award voor Ad van Vuuren

Namens het particulier veterinair gezelschap CERBERUS wil ik alle Honorairen, oud-Leeden en Leeden uit-
nodigen op onze Dies-viering. Deze zal plaatsvinden op vrijdag
15 OKTOBER 2004, om 17:00 uur op socië-
teit P.h.R.M..
Tevens wil ik hierbij ookalle veterinaire Corpsleeden van voor 1961 uitnodigen, voor een reünie.

In de hoop u 15 oktober massaal te mogen begroeten aan de heetste haard van het Sticht, onderteken ik meteen
welgemeend en luidschallend Caveü!

h.t. ab Actis

L. Stooker
"Cerberus "

Veterinair\'recht\'

Rein Strikwerda

Blijkens een recent bericht in de
Meppeler Courant is onlangs een
Drentse dierenarts door de econo-
mische politierechter in Assen ver-
oordeeld tot een boete van 1100
euro wegens het gebruik van xylo-
caïne tijdens een tandheelkundige
ingreep bij een paard. En dan had
hij ook nog een flesje met dat spul in
zijn auto liggen!
Xylocaïne/lidocaïne is, zoals bekend, een beproefd lokaal
anestheticum in de humane geneeskunde, speciaal voor de

Ingezonde

infiltratie- en geleidingsanesthesie, dat met name in de tand-
heelkunde zijn nut bewezen heeft. Maar het blijkt niet te zijn
\'geregistreerd\' als diergeneesmiddel en dus is de dierenarts
die het gebruikt (of zelfs maar bezit?) strafbaar.
Bij zo\'n bericht vraag ik mij als \'veearts van de oude stem-
pel\' vooral twee dingen af:

1. Wat voor \'geleerden\' bedenken dit soort waanzinnige re-
geltjes en wordt er bij zoiets nog naar de mening van onze
Maatschappij gevraagd??

2. Hoe moet ik mij de figuur voorstellen die dit \'delict\' heeft
aangebracht? Misschien iemand die zestig jaar te laat ge-
boren is en op deze manier zijn \'schade\' alsnog probeert in
te halen?

Gelukkig gaf de rechter blijk van gezond verstand. De boete
werd geheel voorwaardelijk opgelegd. Omdat het niet een
\'kwalijk\' middel betrof.

Rein Strikwerda is rustend dierenarts in Meppel

-ocr page 155-

A.C. Voeten

Het is weer rustig na de paniekerige
tijden veroorzaakt door aviaire in-
fluenza. ledereen herinnert zich nog
de angst en liet zich inpalmen door
deskundigen, quasideskundigen en
wishfull thinkers. En de goede lezer
van het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde weet dat de laatsten rustig
doorgaan met het verkondigen van

nonsens.

Omdat een van mijn belangrijkste activiteiten de pluimvee-
epidemiologie is geweest, lijkt het me zinvol een en ander
nog eens door het oog van een epidemioloog de revue te laten
passeren en te overwegen welke maatregelen gewenst zijn
om een nieuwe epizoötie te voorkómen. Ik zal enkele facet-
ten van de aviaire influenza bespreken en niet aarzelen af en
toe een zijweg in te slaan.

Het influenza-virus

Influenza is een ziekte die door een virus veroorzaakt wordt.
Het influenza-virus is in feite een groep van een drietal gene-
tisch verschillende typen virussen. Men onderscheidt het A,
B en C-type. De B- en C-typen komen alleen bij de mens
voor Het A-type treft men onder andere aan bij de mens, het
varken, het paard en andere zoogdieren, verder bij pluimvee
en andere vogelsoorten. Een infectie met een van de typen
influenza-virus bij de mens kan de oorzaak zijn van ziekte-
verschijnselen die men griep noemt.

De naam aviaire influenza is niet zo gelukkig. Het is een in-
fectie met een van de verschillende subtypen van het influ-
enza-virus van het influenza-virus type A die bij pluimvee
ziekteverschijnselen kunnen veroorzaken. Inmiddels is wel
duidelijk dat de meeste van deze subtypen niet erg honkvast
zijn, omdat ze soms ook bij de mens en het varken ziektever-
schijnselen veroorzaken. Het is meer correct iets op de
vlakte te blijven en te spreken over influenza A-virussen.
Ook kan de naam vogelpest beter vermeden worden deels
omdat de ernst van de uitbraken van pluimveepathogene in-
fluenza-virussen zeer verschillend is, maar ook omdat het
woord pest in verband wordt gebracht met de voor de mens
beruchte ziekte pest waar het niets mee te maken heeft. De
naam aviaire influenza suggereert dat het een typische
pluimveeziekte is.

Het influenza A-virus heeft aan de oppervlakte van het vi-
rusdeeltje twee verschillende antigenen het neuraminezuur
(N) en het haemagglutinine (H). Voorzover nu bekend zijn er
zestien verschillende N-genen en negen verschillende H-ge-
nen. Ieder subtype van het influenza A-virus bevat één N- en
één H-antigeen. Theoretisch zijn er dus 144 verschillende
combinaties dus subtypen influenza A-virus mogelijk.
Bij het influenza A-virus als bedreiger voor men- en dier
moet met drie aspecten rekening worden gehouden.
- Bepaalde subtypen zijn zeer specifiek in hun pathogeniteit
voor bepaalde dieren. Zo veroorzaken de regelmatig voor-
komende influenza-typen H7N7 en H3N8 alleen ziekte-
verschijnselen bij het paard. Andere subtypen zijn berucht
voor de pathogeniteit voor de mens of het varken of be-
paalde vogelachtigen. Verschillende subtypen veroorza-
ken zowel ziekteverschijnselen bij de mens als bij het dier,
ook wordt sterfte vastgesteld. De ernst van deze verschijn-
selen zal steeds mede worden veroorzaakt door omstan-
digheden van de aangetaste mens of het aangetaste dier.

Ingezonde

- Bepaalde subtypen zouden spontaan kunnen veranderen
en pathogeen worden voor andere diersoorten of zich meer
of minder virulent gaan gedragen. De oorzaak van deze
veranderingen zou onder andere een mutatie kunnen zijn.

- Als een mens of dier besmet is met twee verschillende sub-
typen, bijvoorbeeld een HINI-subtype en een H2N2-sub-
type, is het mogelijk dat als de omstandigheden meewer-
ken er ook de
natuurlijke recombinanten H1N2 en H2NI
ontstaan. De nieuwe subtypen in dit fictieve voorbeeld
kunnen een volstrekt andere pathogeniteit en virulentie
hebben dan de virussen die aan deze nieuwe subtypen ten
grondslag liggen.

Het optreden van influenza-infecties

In Nederland is men erg opgeschrikt door de \'vogelpestepi-
demie\' in 2003. Velen dachten met een \'nieuwe\' ziekte te ma-
ken te hebben. Dit is echter niet het geval.
Ik ben op het einde van de zeventigerjaren geconfronteerd
met een geval van influenza op een pluimvee- en varkensbe-
drijf Bij het pluimvee (moederdieren) werd de ziekte geken-
merkt door een circa tien procent verlaging van de productie
gedurende een dag of tien en een verlaging van het uitkomst-
percentage van circa dertig procent van de eieren die in de-
zelfde periode geproduceerd waren. De varkens hadden niet
ernstige respiratoire problemen gedurende een week. Bij en-
kele kinderen uit het gezin van de veehouder werden in die-
zelfde periode geringe griepachtige verschijnselen aange-
troffen. Bij beide diersoorten is de diagnose influenza
bevestigd op het CDl. Ondanks dat dit bedrijf in de on-
middellijke omgeving lag van vele andere pluimvee- en var-
kensbedrijven (Someren, N.Br.) zijn soortgelijke klinische
verschijnselen in die periode en in die buurt nergens vastge-
steld. Achteraf had ik soortgelijke verschijnselen in Noord
Brabant vaker op individuele bedrijven gezien zonder er bij
stil te staan dat dit mogelijk een influenza-besmetting zou
kunnen zijn.

Vanaf de zeventigerjaren worden meerdere subtypen influ-
enza A-virussen massaal op varkensbedrijven aangetroffen.
De subtypen die bij varkens worden aangetroffen zijn vrijwel
steeds pathogeen voor de mens, hetgeen bij de subtypen die
bij pluimvee optreden als regel niet het geval is. In de begin-
periode waren de uitbraken betrekkelijk ernstig, hetgeen nu
in mindere mate het geval is. Op de eerste plaats bewijzen de
regelmatig uitgevoerde influenza-entingen bij varkens het
grote nut. Men ziet als regel niet meer dan geringe respira-
toire verschijnselen en een gebrek aan eetlust, waardoor
enige groeiachterstand ontstaat die later gecompenseerd
wordt. Een enkele maal worden ook griepachtige verschijn-
selen bij de varkenshouders of hun familieleden aangetrof-
fen. De ziekte verspreidt zich vooral door aangevoerde big-
gen en varkens van besmette bedrijven. Op de meeste
varkensbedrijven worden meerdere leeftijden gehouden. Op
veel varkensbedrijven is het virus constant aanwezig. Maar
de varkens ondervinden door een gehele of gedeeltelijke im-

Aviaire influenza en werkelijkheidszin

-ocr page 156-

muniteit een goede bescherming. De varkenshouderij kan
met deze besmettingen zeer goed leven en beschouwt influ-
enza niet als een ernstig probleem.

Het grote verschil tussen een varkensbedrijf en een pluim-
veebedrijf is het bedrijfssysteem. Op nagenoeg alle pluim-
veebedrijven treft men een all in/all out-systeem. De besmet-
tingsweg op een pluimveebedrijf is of binnengehaalde stof of
een indirect contact. Op pluimveebedrijven wordt meer stof
geproduceerd en zijn meer geforceerde ventilatiesystemen
aanwezig. Het pluimvee is mede door het all in/all out-
systeem op vrijwel alle bedrijven volledig onbeschermd,
waardoor het binnengekomen influenzavirus zich meer viru-
lent kan gedragen.

Bij pluimvee zijn de laatste jaren opnieuw enkele weinig vi-
rulente uitbraken vastgesteld. In deze gevallen bleef de be-
smetting steeds beperkt tot een of enkele bedrijven. In geen
van de bekende gevallen is sprake geweest van serieuze be-
smettingsgevaren voor de omgeving of zijn er verschijnselen
vastgesteld van veranderingen in virulentie of gastheren. Ik
heb wel het vermoeden dat er nogal eens besmettingen bij
pluimvee aan de aandacht ontsnapt zijn.

Samenvattend kan men stellen:

- In de laatste tientallen jaren hebben zich vele tienduizen-
den besmettingen met influenza A-virus in Nederland af-
gespeeld, waarbij de paardeninfluenza voorzover bekend
nogal strikt diersoortgebonden is.

- Varkens en de mens zijn regelmatig geïnfecteerd, pluim-
vee iets minder vaak. Dc ernst van de ziekteverschijnselen
is vooral afhankelijk van een restimmuniteit, de infectie-
dosis en de gezondheidssituatie van de geïnfecteerde men-
sen of dieren. Bij de preventie zal men vooral met deze
factoren rekening houden.

- Een spectaculaire toename in virulentie of een verande-
rende diersoortgcrichtheid is niet waargenomen. Ik vraag
me af of beweringen in deze richting niet op een foute of
onvolledige waarneming berusten of dat er verkeerde con-
clusies getrokken zijn. Het continu benadrukken van een
eventuele mogelijkheid in deze richting bevordert paniek-
reacties en is zinloos.

- Het negeren van de influenza A-infecties bij het varken die
juist voor de mens niet ongevaarlijk zijn en de preventieve
maatregelen bij het varken door te enten, staan in schrille
tegenstelling tot de volstrekt paniekerige reacties bij
pluimvee en het entverbod voor pluimvee. Dit verschil in
benadering van hetzelfde probleem kan op geen enkele
wijze redelijk verklaard worden.

Het tot stand komen van een infectie bij pluimvee

Het antwoord op de vraag hoe een infectie met het influenza
A-virus tot stand komt is van het allergrootste belang. Het Al-
virus heeft op tal van plaatsen huisgehouden en wordt wereld-
wijd aangetroffen. Vooral op die plaatsen waar men grotere
hoeveelheden aangetaste dieren aantreft, kunnen virusreser-
voirs ontstaan. Als in een dergelijke reservoir in het wild le-
vende ganzen voorkomen kunnen zij besmet worden. Bij de
gans zullen ondanks dat het virus zich bij het dier vermenig-
vuldigt nauwelijks of geen ziekteverschijnselen ontstaan. Er
bestaat geen enkele twijfel meer dat ganzen drager kunnen
zijn van het Al-virus en zelf geen ziekteverschijnselen verto-
nen. Dit gegeven is al tientallen jaren bekend. De wilde gan-
zenpopulatie is in Europa de laatste jaren duidelijk toegeno-
men en dit is het resultaat van de succesvolle bescherming
van deze vogels. Trekkende ganzen kunnen het influenza A-
virus over grote afstanden verplaatsen. We moeten hierbij te-
vens in het oog houden dat deze dieren tijdens hun reizen
massaal bij elkaar de nachten doorbrengen. Op relatief kleine
percelen kan men dan vele duizenden dieren aantreffen.
Omdat de dragergans het virus massaal met de mest uit-
scheidt en deze ganzen constant grazen, is een onderlinge in-
fectie zeer goed mogelijk. Ik heb tijdens de massale ganzen-
trek waargenomen dat ook een vliegende gans mest
uitscheidt. Hierdoor wordt het virus over het land verspreid.
De toename van grote eenheden scharrelkippen die buiten
gehouden worden maakt de kans groter dat een virusdra-
gende gans het influenza A-virus met zijn ontlasting het
pluimvee op de grond infecteert. In de literatuur wordt er op
gewezen dat ook andere watervogels als drager een rol zou-
den kunnen spelen. We moeten er zeker rekening mee houden
dat deze wijze van besmetten met influenza-virus in de toe-
komst zeker niet minder zal worden, leder voorjaar als de
trekkende ganzen uit het zuiden komen, zal een gevaarlijke
tijd blijven.

De verspreiding van het influenza A-virus binnen een stal
komt op verschillende wijzen tot stand. Zo kan een infectie
in de stal plaatsvinden door het intensief contact met de vi-
rusbevattende mest. De mest droogt in pluimveestallen zeer
snel en een deel hiervan wordt \'stoffig\'. Kippen produceren
constant veerfollikelcellen; deze cellen zijn omgeven door
een wasachtige laag en veel hiervan blijft een tijdje in het ve-
renkleed hangen en speelt naar alle waarschijnlijkheid een
rol om het verenkleed als het ware min of meer waterproof te
doen zijn. Kippen nemen graag een stofbad en zelfs op een
batterij ziet men vertwijfelde pogingen in deze richting.
Iedere pluimveestal is vergeven van stof en in geval van een
Influenza A-infectie zal zich aan dit \'wassenstof\' veel virus
hechten. Dit stof is voor iedereen goed te zien, want rond de
uitlaatopeningen van pluimveestallen kan men meestal een
lichtgekleurde dikke laag van dit stof waarnemen. Men moet
met een weerkundige spreken om een indruk te krijgen wat
voor vreemde gangen dit stof kan maken. In ieder geval kan
het stof met de wind zeer ver meegevoerd worden en men
moet dan aan tientallen kilometers denken. Denk ook maar
eens aan het geelbruine Saharastof op onze auto\'s. Een ge-
forceerd binnenzuigen van lucht dat ernstig verontreinigd is
met besmette pluimveestof in een pluimveestal kan in de
buurt van de inlaatopeningen de ziekteverschijnselen doen
ontstaan en dit ziet men ook in de praktijk.
Het opladen van aan de ziekte gestorven dieren die van een
transportband in vrachtauto\'s vallen, waarbij buitengewoon
veel stof vrij komt lijkt me een van de meest efficiënte wij-
zen om het virus te verspreiden. Het afvoeren van ziek ge-
dood pluimvee heeft mijn inziens dan ook een belangrijke
bijdrage geleverd in de verspreiding van het influenza A-vi-
rus.

Hier moet direct aan toegevoegd worden dat een minimale
hoeveelheid virus noodzakelijk is om een dier te infecteren.
Als er uiterst weinig stof dat met een kleine hoeveelheid vi-
rus verontreinigd is, wordt opgenomen door een dier lijkt mij
dit weinig of geen gevaar opleveren. Dit is mijn inziens de
oorzaak dat bij hobbypluimvee dat in relatief kleine hoeveel-
heden extensief gehouden wordt, vrijwel geen influenza is
opgetreden. Deze bevinding is niet alleen in Nederland maar
ook in de VS waargenomen.

Een belangrijke vraag is in hoeverre besmette dieren het
\'zuivere\' virus via de lucht verspreiden, Ter vergelijking bij

-ocr page 157-

de ziekte Infectieuze Bronchitis, waarbij het virus met de uit-
geademde lucht het zieke dier vedaat kan dit virus kilome-
ters ver met de wind worden meegevoerd. Experimenten met
influenza A-virus bij kippen door de befaamde pluimveepa-
tholoog Beaudette geven de indruk dat deze soort versprei-
ding bij influenza-virus niet of nauwelijks kon worden aan-
getoond. Het vehikelstof lijkt een eerste noodzaak te zijn.
Over korte afstanden kan een indirecte contactbesmetting
door de mens een rol spelen.

Er is een duidelijke aanwijzing dat aan de laatste grote epizo-
otic van pluimvee direct een eind kwam toen een regenperi-
ode ons land begon te teisteren. Met andere woorden: toen de
lucht schoongespoeld werd. Ik heb te weinig informatie ver-
kregen om na te gaan of dit ook het geval was met het ophou-
den van de uitbraken in Azië, maar er zijn aanwijzingen dat
zich daar hetzelfde heeft afgespeeld.

Samenvattend kan men stellen:

Het virus zal zich vooral verspreiden op een indirecte wijze.
Het vehikelstof en insleepinfecties moet men als eerste ver-
antwoordelijk stellen voor de verspreiding van influenzavi-
russen. De wijze van afvoeren van aan de ziekte gestorven en
gedode dieren kan met veel stof gepaard gaan en hiermee
moet men terdege rekening houden.

Natuurlijke recombinanten

Door virologen wordt steeds gewezen op het gevaar van na-
tuurlijke recombinanten. Deze zouden een bedreiging voor
de mens kunnen vormen. De Spaanse en Aziatische griep
worden als levensgevaarlijke voorbeelden als zodanig steeds
ten tonele gevoerd.

Het optreden van natuurlijke recombinanten is heel reëel en
zal regelmatig voorkomen.

De kans dat een recombinant virus ontstaat dat pathogeen is
voor de mens, lijkt niet erg groot te zijn. Waarschijnlijk is de
mogelijkheid om de jackpot in de staatsloterij te winnen aan-
zienlijk groter, ik houd dan ook met de jackpot bij mijn uit-
gaven geen rekening. Het heeft geen zin om constant op het
theoretische gevaar van voor de mens gevaarlijke natuurlijke
recombinanten te wijzen. Om de virussen minder gelegen-
heid te geven natuurlijke recombinanten te vormen is de pre-
ventie van influenzavirus-bcsmettingen de enige zinvolle ac-
tiviteit. Hier zijn mijn inziens efficiënte methoden voor aan
te geven.

Samenvattend kan men stellen;

De kans op het ontstaan van voor de mens gevaarlijke na-
tuudijke recombinanten is buitengewoon klein. Het is wei-
nig zinvol deze kans als een reële bedreiging zeer sterk te be-
nadrukken.

Preventie van influenza A-virusinfecties bij pluimvee

Omdat het influenzavirus de oorzaak kan zijn van ernstige
aandoeningen bij mens en dier, is het uitermate gewenst de
virusbesmettingen zoveel mogelijk te voorkomen. In deze
beschouwing zal ik me vooral op de preventieve activiteiten
bij het pluimvee richten.

Een vermindering van virus heeft echter ook positieve effec-
ten voor de mens en andere diersoorten.
1. In de trektijd van de ganzen naar het noorden is het zinvol

het loslopend pluimvee zoveel mogelijk op te hokken.
Men moet zich hierbij vooral richten op grote oppervlak-
ten waar aantallen dieren van 1000 of meer los lopen. In de
praktijk is vastgesteld dat een gering aantal extensief ge-
houden dieren nauwelijks of geen gevaar loopt.

2. Zoals reeds gebruikelijk is in de pluimveesector dienen de
pluimveehouders, dierenartsen en voorlichters verplicht
verdachte gevallen door te geven aan bestrijdingsinstan-
ties. Het is nuttig hiervoor aanwijzingen en eventuele
sancties aan de betrokkenen bekend te maken.

3.Op laboratoria moeten voorzieningen zijn om met de
hoogste spoed de diagnose influenza te stellen. De subty-
pen moeten vastgesteld worden en dienen als informatie
bij het vaststellen van vaccinatieschema\'s. Aan dit dia-
gnostisch werk moet meer aandacht besteed worden dan
aan een continue monitoring als diagnostische activiteit.

4. Men zal een preventief vaccinatiesysteem dienen op te zet-
ten voor pluimvee, voor pluimveehouders en verzorgers,
voor iedereen die regelmatig pluimveebedrijven bezoekt
zoals medewerkers van voederfabrieken, slachterijen,
huisvestingsbedrijven en technisch-administratieve be-
drijven. Verder ook voor alle dierenartsen, dierenartsas-
sistenten, hulpkrachten en laboratoriummedewerkers die
regelmatig met pluimvee in aanraking komen.

Een vaccinatieschema dient opgesteld en continu aange-
past te worden door dierenartsen, medici en virologen die
grondig van de epidemiologie en epizoötie van influenza
op de hoogte zijn. Ik benadruk hier dat kennis van de epi-
demiologie iets anders is dan kennis van virologie. Teveel
uitspraken zijn gedaan door leken op het vakgebied epide-
miologie, die wel bekend staan als uitstekende virologen.
Doeltreffende markervaccins tegen influenza A-virussen
worden in Nederland geproduceerd en wereldwijd in de
handel gebracht.

Een algemene vaccinatie zal niet in staat zijn de influenza
A-virusinfecties bij pluimvee voor honderd procent te
voorkomen. In ieder geval heeft de praktijk in het buiten-
land geleerd dat de eventuele doorbraken met aanzienlijk
minder ernstige uitbraken gepaard zullen gaan, dat er be-
duidend minder virus geproduceerd en uitgescheiden zal
worden en veel infecties voorkómen worden.
De kosten van een dergelijk vaccinatieprogramma zijn
door de pluimveesector op te brengen.

5. Als aviaire influenza toch uitbreekt zijn enkele maatrege-
len noodzakelijk.

- In de stal waar de zieke dieren gehuisvest zijn dienen de
ventilatoren direct te worden uitgeschakeld, zodat geen
gecontamineerde stof de stal massaal kan verlaten. De
dieren moeten direct afgemaakt worden. De stal en in-
houd moet stof- en virusarm gemaakt worden door alles
in de stal met een in water opgelost desinfectans te be-
sproeien. De dode dieren dienen in de stal in big sacks
verpakt te worden, deze zakken moeten goed afgesloten
en uitwendig gedesinfecteerd worden om ze vervolgens
naar een destructiebedrijf af te voeren.

- In de onmiddellijke omgeving van het aangetaste kop-
pel, waar een direct of indirect contact mogelijk was,
men moet dan denken aan een straal van hooguit enkele
honderden meters, moet men overwegen pluimvee op te
ruimen.

-ocr page 158-

Andries van Foreest

Het enkele malen uitgeloot worden
voor de studie diergeneeskunde kan
ook zijn voordelen hebben. Toen
Henriëtte E. Vrieling eindelijk werd
ingeloot (1996), besloot zij haar doc-
toraal tandheelkunde eerst af te ron-
den (1997). Zij is in 1996 met één
onderdeel van het eerste jaar dierge-
neeskunde begonnen en in septem-
ber 1997 met de rest van het eerste jaar. In januari 1998 stu-
deerde zij af als tandarts in Amsterdam aan het ACTA
(Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam) en kon
zich toen volledig inzetten voor de studie diergeneeskunde.
Tijdens haar studie in Utrecht verrichtte zij als waarnemer re-
gelmatig tandheelkundige werkzaamheden om zo haar
tweede studie te kunnen bekostigen en tandheelkundige erva-
ring op te doen. Op 2 april 2004 studeerde Henriëtte af als
dierenarts aan de Utrechtse Faculteit der Diergeneeskunde.
Tijdens haar studiejaren heeft ze een speciale interesse ont-
wikkeld voor de combinatie diergeneeskunde-tandheel-
kunde. Het is voor de diergeneeskunde in ons land een ge-
weldige stap vooruit dat Henriëtte zich gaat inzetten voor de
veterinaire tandheelkunde. In de hele veterinaire wereld zijn
maar weinig dierenartsen die zo\'n ideale combinatie bezit-
ten!

Toen eind negentiger jaren de Hoofdafdeling Geneeskunde
van Gezelschapsdieren aan de Faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht de discipline veterinaire tand-
heelkunde moest gaan indelen, was prof dr. H.A.W.
Hazewinkel bereid deze discipline bij zijn vakgebied te be-
trekken: nu de afdeling Orthopcdie-Neurochirurgie-Tand-
heelkunde. Het is verheugend dat prof Hazewinkel de tand-
heelkunde op de Hoofdafdeling verder heeft willen
ontwikkelen en direct Henriëtte de kans heeft kunnen bicden
haar te begeleiden bij haar promotieonderzoek. Vanaf 15

Ingezonde

april 2004 is collega Vrieling in dienst bij de Hoofdafdeling.
Zij zal naast haar promotieonderzoek ook de polikliniek
tandheelkunde gaan verzorgen.

Voor diergeneeskundig Nederiand is dit een belangrijke
mijlpaal. Immers de interesse in ons land voor de veterinaire
tandheelkunde is de laatste jaren enorm toegenomen. Dit be-
tekent ook dat het onderwijs in deze discipline van steeds
groter belang wordt. Niet alleen de Faculteit en dc praktise-
rende dierenartsen maar ook de diergeneeskundig student
kan verheugd zijn met het afstuderen en de aanstelling van
Henriëtte Vrieling als dierenarts-tandarts!

Henriëtte Vrieling dierenarts-tandarts

Vet-lunches Aesculaap najaar 2004
Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd probleem?

De differentiaaldiagnose PU/PD
is bij de meeste practici maar al te
^^^^^^^^^ goed bekend. Veel van de aandoe-
ningen die op het lijstje voorko-
men worden regelmatig in de ge-
zelschapsdierenpraktijk gezien.
Sommige van deze differentiaal-
diagnoses veranderen niet veel
qua aanpak en behandeling, bij
andere zie je in de tijd allerlei verschuivingen optreden.
De voordracht laat de meest voorkomende diagnoses zien
en de aanpak van het probleem PU/PD op zich. Op een

aantal van de differentiaaldiagnoses en hun behandeling
wordt dieper ingegaan, onder andere de ziekte van
Cushing.

Lisette Overduin is werkzaam als specialist inwendige ziek-
ten der gezelschapsdieren bij Veterinaire Specialisten
Oisterwijk. Sinds het najaar van 2003 werkt zij samen met
collega Greet Junius die haar opleiding tot internist halver-
wege vorig jaar heeft afgerond en dit najaar haar titel hoopt
te halen. Enkele van de voordrachten zullen zij gezamenlijk
geven, op enkele locaties zal een van beiden de voordracht
verzorgen.

-ocr page 159-

Graag nodigt Aesculaap u uit voor het bijwonen van
Aesculaap\'s Vet-lunch en/of Vet-avond over PU/PD. U ont-
vangt een uitnodiging voor de voordracht bij u in de regio.
Heeft u een week voor de geplande datum nog geen invitatie
ontvangen, of wilt u op een andere locatie/datum aanwezig
zijn, laat dat Aesculaap dan weten. U ontvangt dan alsnog
een uitnodiging.

Geplande data en locaties en tijden:

Woensdag

29 september

Uithoorn

20.00 uur-22.30 uur

Donderdag

30 september

Westzaan

10.00 uur- 13.00 uur

Donderdag

14 oktober

Huizen

10.00 uur- 13.00 uur

Woensdag

3 november

Ede

20.00 uur-22.30 uur

Donderdag

4 november

Hengelo

10.00 uur - 13.00 uur

Dinsdag

9 november

Bergen op Zoom

10.00 uur- 13.00 uur

Donderdag

25 november

Rotterdam

10.00 uur- 13.00 uur

Donderdag

9 december

Eindhoven

10.00 uur - 13.00 uur

Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-mail; info@aesculaap.nl

Het eerste Nederlandse Frettensymposium

Het eerste Nederlandse Frettensympo-
sium op zaterdag 20 november 2004 is een
informatieve dag speciaal voor alle fret-
tenliefhebbers: fretteneigenaren maar
ook dierenartsen die regelmatig fretten op
hun spreekuur krijgen.

De sprekers:

• Bob Church (Zoo-archeoloog te Missottri, VS).

Al vele jaren houdt hij lezingen tijdens de Amerikaanse
frettensymposia. Met zijn aanstekelijk enthousiasme
weet hij iedereen te boeien.

• Dr.\'i. Manneke Moorman-Roest (fretten-dierenarts van
Frettenkliniek \'Brouwhuis \'te Helmond)

Zij behandelt al enkele jaren dagelijks uitsluitend fretten
en is goed op de hoogte van de gezondheidsproblemen
van de Nederlandse fretten.

• Dr Nico Schoemaker (Vakgroep Bijzondere Dieren van
de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht).
Onlangs is hij gepromoveerd op onderzoek naar de wer-
king van de bijnieren bij fretten.

• Dr. Gerrie Dorrestein (Patholoog van de Faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht)

Bart Jacobs (bioloog te Minderhout,
België)

Deze bioloog deed onderzoek naar de
bunzing, de voorouder van de fret. Het
gedrag en leven van de bunzing geeft ons
een beter inzicht in de problemen die zijn
ontstaan bij de fret.

^^FPiOUA/limpc/i^n.

\\T

In de lunchpauze wordt een veiling georganiseerd ten be-
hoeve van de kosten voor nader onderzoek naar de ziektes
van de fret.

Datum: zaterdag 20 november 2004.

Plaats: Androculusgebouw te Utrecht

Kaarten: 40 euro per stuk (inclusief koffie, thee en lunch).

Deze zijn te bestellen via gironummer: 15 35 743 van

Stichting \'de Fret\' in Heemskerk, onder vermelding van

Frettensymposium en uw naam en volledig adres.

Nadere informatie over het frettensymposium is te verkrij-
gen via de website van Stichting \'de Fret\': www.fret.nl of
telefonisch via Stephenie Baas: 035- 58 28 529 (19.00-21.00
uur).

Najaarstrainingen op het gebied van Praktijkmanagement

Dit najaar organiseert Artemis Veterinair Adviesbureau weer
een aantal trainingen op het gebied van Praktijkmanagement:

8 oktober: Effectief en Plezierig Vergaderen

Hoewel essentieel voor een goede praktijk voering wordt ver-
gaderen vaak gezien als een noodzakelijk kwaad. Aan belang-
rijke zaken als doel van de vergadering en de voorbereiding
wordt nogal eens voorbijgegaan. Om over timemanagement
maar niet te spreken! Vergaderen is echter een vaardigheid die
u kunt leren door kennis te nemen van de achterliggende struc-
tuur. In onze interactieve eendaagse training leren drs. Rob

Veerman en drs. Bas van Brugge u daarom niet alleen een effi-
ciënte agenda op te stellen, maar ook het verschil tussen pro-
ces, procedure en inhoud. Geschikt voor zowel voorzitters als
deelnemers aan vergaderingen.

5 november: Van strategie naar concreet plan met de
Balanced Score Card

Met de Balanced Score Card (BSC) kunt u in één oogopslag
zien hoe de belangrijkste strategische doelstellingen van uw
bedrijf of praktijk kunnen worden gerealiseerd. Trainer/
coach drs. Rob Veerman leert u zelfstandig een BSC op te

-ocr page 160-

stellen voor de eigen praktijk. Uit dit moderne management-
instrument kunnen uw medewerkers bovendien afleiden
welke bijdrage zij leveren aan het resultaat van de organisa-
tie en wordt het mogelijk grip te krijgen en te behouden op de
verdere groei van uw praktijk.

Informatie en aanmeldingen:

De dagvullende trainingen vinden plaats op een centraal ge-
legen locatie. De prijzen bedragen € 395 (exclusief 19%
BTW) voor Effectief en Plezierig Vergaderen en € 460 (ex-
clusief 19% BTW) voor de Balanced Score Card training en
zijn inclusief koffie/thee, een gastronomische lunch en een
borrel tot besluit. Behalve de syllabus ontvangt u ook een
recent boek over het onderwerp.
Vroege inschrijvers (vóór
15 september aanstaande) krijgen een korting van 100
euro op de trainingsprijs!
De TCG heeft aan de trainingen
10 nascholingspunten toegekend. Aanmeldingsformulieren
kunt u verkrijgen bij drs. Diana van Houten, Artemis
Veterinair Adviesbureau: telefoon 0346 556644, e-mail:
d.v.houten@worldonline.nl.

In Praktijk\'s Winter Conference 2004, anders dan anders!

Van 24 tot en met 26 november 2004 organiseert het vak-
tijdschrift voor gezelschapsdierenartsen In Praktijk
haar Winter Conference, dat zal plaatsvinden in het
Kurhaus te Scheveningen. Drie dagen met drie verschil-
lende thema\'s. Uniek van dit evenement is dat u zich kan
opgeven voor één dag. Spreken alle onderwerpen u aan;
reserveer dan voor het gehele programma.

In- en exteme communicatie van de dierenartsenpraktijk; daar
gaat nog wel eens wat mis. In deze trainingsdag op 24 novem-
ber kunnen maximaal 48 deelnemers participeren in een bij-
zondere manier van kennisoverdracht. Zes acteurs spelen in
verschillende actes een herkenbare situatie in de gezelschaps-
dierenpraktijk na. Daarna speelt u een grote rol in deze training
voor dierenartsen, praktijkmanagers en dierenartsassistenten.

Is er nog toekomst voor de dierenartsenpraktijk?

Donderdag 25 november, de tweede dag van dit evenement
staat de toekomst van de dierenartsenpraktijk centraal. Het
aantal startende ondernemers neemt steeds meer af Praktijken
worden steeds lastiger verkoopbaar en dierenartsen in loon-
dienst stellen hogere eisen. Feminisering, nieuwe rctailformu-
les, een onder druk staande huisdierenpopulatie en kritische
consumenten, onverkoopbare praktijken en lage rentabiliteit
dwingen ons om eens kritisch naar onze toekomst tc kijken.

Vrouwelijk tintje

Het bijzondere van deze dag is dat voor het eerst op een veteri-
nair congres alle sprekers inclusief dagvoorzitter vrouw zijn!
Consument- en retailspecialist Monique Plantinga van Retail
Management Center zal u niet alleen informeren over de laatste
trends, maar ook mogelijkheden aanreiken die kunnen leiden
tot een succesvolle toekomst van de praktijk. Managing direc-
tor Jane Balmain van joint-venture organisatie voor dierenart-
sen \'Companion Care\', zal haar ervaring op de Britse markt
met u delen. Hoe lang duurt het nog voordat vanuit Engeland
deze succesvolle organisaties neerstrijken in Nederland? Is er
nog toekomst voor een veterinaire beroepsorganisatie? Deze
vraag zal grotendeels worden beantwoord doordr. Freda Scott-
Park, vice-president BSAVA en aankomend president BVA.
Wat zijn de gevolgen van de feminisering van de beroeps-
groep? Wat verwacht de nieuwe generatie dierenartsen van hun
werkgevers? Naast de lezingen zullen er ook vertegenwoordi-
gers van diverse organisaties, zoals bijvoorbeeld KNMvD,
NMa, DIBEVO, BPL en Faculteit der Diergeneeskunde aan-
wezig zijn. Onder leiding van gespreksleider Judith de Bruijn
zal een hevig debat met pittige stellingen leiden tot heldere
conclusies!

Maatschappelijke rol van de dierenarts

Op de laatste dag, vrijdag 26 november, luidt het thema: Wat is
de relatie tussen Huiselijk Geweld en Diermishandeling en wat
is uw rol hierin? Geweld tegen kinderen blijft, net als geweld
tegen dieren, nog te vaak onopgemerkt. In de oktober-uitgave
van In Praktijk was een aantal artikelen gewijd aan dit thema.
Misbruik komt voor en uit cijfers blijkt dit meer dan u denkt. In
Engeland, maar vooral Amerika, hebben studies aangetoond
dat de link tussen huiselijk geweld en diermishandeling verre-
gaande maatschappelijke gevolgen kan hebben. Preventie staat
daarom hoog op de agenda. Hoogtepunt van deze dag zal de
presentatie van professor dr. Frank Ascione zijn. Professor
Ascione is verbonden aan het Department of Psychology en te-
vens adjunct professor in Family and Human Development,
Utah State University (USA). Frank Ascione heeft vele publi-
caties op zijn naam staan, zoals bijvoorbeeld de boeken
Cruelty.
to Animals and Interpersonal Violence: Readings in Research
and Application
(1998), Child Abuse, Domestic Violence, and
Animal Abuse: Linking the Circles of Compassion for
Prevention and Intervention
(1998), en Safe Havens for Pets:
Guidelines for Programs Sheltering Pets for Women who are
Battered.

Children and Animals, Kindness and Cruelt)\' is dr. Ascione\'s
meest recente boek dat binnenkort wordt uitgegeven.

Op deze dag leert u over geweld in het huisgezin en de relatie
tussen NAl\'s (Non Accidental Injuries). Dr. Helen Munro, ve-
terinair patholoog aan de diergeneeskundige faculteit van
Edinburgh gaat dieper op dit onderwerp in en zal onder andere
het herkennen van dit soort verwondingen bij dieren toelichten.
Specialisten gaan in op de situatie in Nederland en zullen over
de maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid die de dieren-
arts (meldplicht) hierin zou moeten nemen bediscussiëren.
Woordvoerders van onder andere de Dierenbescherming,
KNMvD, Openbaar Ministerie, politiek. Jeugdzorg en
Dierenrecht Faculteit Diergeneeskunde Utrecht belichten van-
uit hun positie deze problematiek. Onder leiding van gespreks-
leider Judith de Bruijn zal een debat plaatsvinden met als doel
een platform te creëren waarin een plan van aanpak wordt ge-
formuleerd.

Speciale voorinschrijvingsprijs

Wilt u deelnemen aan een of meerdere dagen, surf dan nu naar
www.rhp.nu en meldt u online aan. Tot 1 oktober geldt een ge-
reduceerd tarief; abonnees van In Praktijk genieten nog een
extra reductie. Op deze site wordt regelmatig een update gege-
ven, zodat u zich goed kan voorbereiden op dit evenement.

-ocr page 161-

www.voorjaarsdagen.org

Deze site biedt zeven dagen per week 24 uur per dag in-
formatie over het grootste veterinaire congres op het ge-
bied van de geneeskunde van gezelschapsdieren en het
paard op het Europese continent.

Op deze website zijn onder andere achtergronden van het
congres, sprekers, laatste nieuwtjes en sponsoren te vin-
den. Via
www.voorjaarsdagen.org is op dit moment al een
overzicht te verkrijgen van de genodigde sprekers voor
2005. De website biedt informatie over de achtergrond van
de sprekers en hun levensloop. Tevens is al bekend op
welke delen van het vakgebied zij tijdens het congres in-
gaan. In de aanloop naar het congres is het zelfs mogelijk
een korte beschrijving van de lezing zelf op te vragen. Dit
biedt de mogelijkheid om reeds lang tevoren een planning
maken met betrekking tot het doorlopen van het congres in
2005.

\'Proceedings online\'

Op de website is het momenteel mogelijk om de proceedings
van de afgelopen jaren op te vragen en te downloaden. De
zoekmachine brengt u
razendsnel een over-
zicht van de lezingen
die gehouden zijn op
ieder vakgebied door
middel van het inge-
ven van spreker of
kernwoord. Dit vormt
een ideaal naslag-
werk. Mocht het pro-
gramma u aanspre-
ken, dan is er de mogelijkheid om \'online\' in te schrijven
voor het Voorjaarsdagen Congres 2005. Ook het boeken van
een hotel, opdat u na alle gezelligheid van het sociaal pro-
gramma niet meer op huis aan hoeft, is mogelijk. U kan dan
nog even een impressie van onze heerlijke hoofdstad opdoen
om vervolgens op loopafstand van de RAI wat uit te rusten
en fris weer aan een volgende congresdag te beginnen.

In de hoop u allen te mogen begroeten op het Voorjaarsdagen
Congres 2005, sluit ik af met een virtuele vlucht over het
World Wide Web richting VOORJAARSDAGEN.ORG!

De organisatie van het FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen congres 2005.

Vedias najaarsdag voor dierenartsassistenten

Op zaterdag 25 september organiseert VEDIAS in samen-
werking met lams Europe en Pfizer Animal Health we-
derom een najaarsdag voor dierenartsassistenten. Deze dag
zal gehouden worden op de Faculteit der Diergeneeskunde
in Utrecht en staat geheel in het thema van: \'Hart &
Bloedvaten\'

Dc volgende onderwerpen zullen behandeld worden:

\'Hartaandoeningen bij hond en kat\'

Diagnostiek en behandeling, inclusief mooie echo\'s, rönt-
genplaatjes en filmpjes door drs. Ronald van Noort van de
Faculteit der Diergeneeskunde en Specialistencentrum De
Kompaan en drs. Rob Gerritsen van Specialistencentrum De
Kompaan, Ommen.

\'Bewaking en controle van hart en bloedvaten\'

Met onder andere aandacht voor de bloeddruk en saturatie
door drs. Robert Favier, dierenarts-specialist Interne Genees-
kunde Gezelschapsdieren. Werkzaam op de Faculteit der
Diergeneeskunde (Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren).

Deze Vcdiasdag mag je gewoon niet missen!!
Kosten van deze dag (inclusief lunch en certificaat) zijn
€ 20,00 voor leden en € 40,00 voor niet-leden. Inschrijven kan
nog tot uiterlijk II septemberviadewebsitewww.vedias.nl

Voor meer informatie over deze VEDIAS Najaarsdag:
Irma Wensink, Telefoon/fax: 0578 - 627706
E-mail: nascholing@vedias.nl

Zet uw dierenartsassistent in het zonnetje op ii oktober
2004, de Nationale Dierenartsassistentendag

-ocr page 162-

De KNMvD sportdag is een WKiiefé evenement. Zoveel veteri-
miren tegelüf? die diverse sporten beoefenen,„ Dit jaar is de
sportd(5g (ïelemaa! speciaal
omdat zü voor liet eerst is los-
gekoppeld van (net KNMvD-Jaarcongres. De sportcommissie
zaq de kans scfoon om de opzet van de sportdag na veer-
tien iaar meteen wat te veranderen,
Nm er geen koppeling
meer is met (net jaarcongres, is gekozen om de sportdag op
vrijdag te houden en wel op 8 oktober 2004.
Dit Jaar is regio Noord gastfneer. En dankzü de connecties
van nét algemeen secretaris af en bekend veterinair
noorderling Tieerd
:iorm, zal de KNMvD-sportdag 2004
plaatsvinden op en rondom \'ziin\' feckeyvereniging De
Graspiepers in Drac^iten,

Sportdag of bijkletsen?,,,

De sportdag is (net moment om Je sportieve prestaties te me-
ten met Je collega\'s,
OMd-studiegenoten en dierenartsvrien-
den, Noti/ii/iHIJk is dit dan ook de ultieme gelegen(ield
de
kracl\'iten te bundelen en als groep de uitdaging met de an-
deren aan te gaan, Als Je liever individi/ieel strüdt, dan kan
dat ook,

Tussen de wedstrijden door zal ruimte ziJn voor de nodige
ontspanning en lekker bijpraten. De commissie
hoopt
daarbij dat de weergoden ons goed gezind ziJn en dat al-
les onder ^let genot van een over^ieeriiJk zonnetje plaats-
vindt.

Mooie gelegenheid voor een gezellige dag met urienden en collega\'s uit heden en verleden

KNMvD-sportdag dé sportieve
challenge voor dierenartsen

Golf

Al (ïeel wat Jaren maakt l^et sportonderdeel golf deel wit van
^et programma, Nick Simoncelli, sportcoördinator golf,
zoekt altijd
mar een geweldige locatie met de Juiste golffacl-
liteiten en een mooie omgeving, Vorig Jaar voldeed A^iaus
perfect am de verwac^itingen,
Dok Bwrggolf Sint Nicolaasga voldoet aan de eisen van de
kriti5C(ie KNMvD-golfers en zal daarom op 8 oktober de 15
feles baan ziJn waar naar (iartelust gegolfd kan worden,
Een baan die zowel het weidse boerenland als een gevari-
eerde bebossing als decor weet, De grote greens en strate-
gisch geplaatste (hindernissen maken dit ontwerp van Alan
Rijks en baron Paul Rolin tot een favoriet parcours.

-ocr page 163-

Golf is tegenwoordig niet meer alleeio eeio elitesport eio
steeds meer io/ige meKisen beoefemeio deze activiteit, Deze
tendens was vorig )aar ooi? merkbaar in (óet veterinaire
(?cimp, door de deelname van een aantal sti/identen, De
sportcornmissie gaat er dan ooi? vawwit dat niet alleen de
\'rijpere\' dierenarts, maar ooi? de ionge collega en student
diergenee5l?i/inde z\\dh met veel entlóoMslasme aanmeldt, De
deelnameprijs voor golf is met name voor de stwdent extra
aantrel?fellJ^ gemaakt,

Grcmd Veterinaire Slam

Zal de veterinaire tennispowle van onze sportdag uitgroeien
tot een evenement als Roland Garros of Wimbledon?
WaarsclniJnliJi? niet, maar of die twee grote internationale
toernooien dezelfde gezelllglóeid en strIJd fennen als ons ei-
gen toernooi, valt te betwijfelen,

Aan ^let terrein van de Graspiepers liggen zes binnen- en zes
bi/itenbanen. Af^ianl?eliJ^ van
fiet aantal insc^iriJvingen wor-
den er poules gemaal^t, BIJ (óet indelen van de wedstrijden
wordt zoveel mogeliJl? rel^ening gefóouden met de diverse
speelster^ten,

Oo^ voor tennis geldt dat (iet ai lang geen eiitesport
meer is, Heiaas (óeeft de veterinaire student ecl^ter nog
niet de weg naar de KNAAvD-tennIsveiden gevonden,
Daar moet verandering in femen, Detenniscup is nu
voor de zoveelste maai door mevrouw Lambeek gewon-
nen, Het wordt tiJd om ^aar uitdaging om te winnen te
vergroten, Ais zelfs de gezusters Williams versiaanbaar
blühen door nieuwfemers... Wie wil met (iaar de uitda-
ging aangaan?

Hoc^e^

Hocl^ei^vereniging De Graspiepers ontvangt voor de tweede
maai de KNMvD-fecéei^ers, Zo\'n tien Jaar geleden werd op
deze velden ooi? gestreden om de (óocl^ei^bol^aal.
Het terrein van De Graspiepers (óeeft een zeer goede naam,
Mooie I?un5tgrasveiden (een waterveld en een zandgestroold)
en een goed gefaciiiteerde l?antlne moeten ervoor zorgen dat
de fecfei^ers zicló naar (narteiust uit l?unnen leven,

Met name de striJd tussen de veterinaire studenten en de
dierenartsen is ieder Jaar weer een spe^ta^ei. Organisator
Rob Bac^ ^leeft met ziJn Jarenlange
ervamq perfect in de
vingers (ioe ^ilJ van (óet (ïocfei^toernooi een sc^iitterend eve-
nement l^an ma(?en.

De teams worden zo ingedeeld dat Jong en ervaren le(?(?er
gemixt in teams spelen, De striJd zal daarom des te spannen-
der ziJn,

-ocr page 164-

\\/eW\\m\\re\\lDe\\ba\\kamp\\oev\\5cf\\appeY\\
Ge\\\\Ak^\\q ^mmv] we eerdere bericftte/i tegemsprefeio dat
ömc^Xen
/liet op tiid <k\\aar zou züki om de veterimairc voet-
balkampioeyisci^appey] te (ÓMisvesten, N\\en heeft daar de af-
gelopert mamden een
dusdanige \'mhacMaq l^Mi^neto be-
werfeteliigen, dat alles erop wiJst dat
8 oktober op de
plaatseiiJfe sportvelde/i (iet volledige programma afgewerl^t
km wordeki!

En wat dit" \'mfioudt weet reeds eife voetbalminneKide veteri-
nair;

Dp deze dag strijden provinciale seiectieteams (niet vergeten
jezeif even op te geven ais \'geselecteerde\'), vriendenteams,
faci
/ilteitsteams en wat voor gemeen5c(iappelijfo men ook
^an bedenken, tegen ell?aar. Een dag vol sportieve striJd en
gezellig(ïeid, Want een ongedwongen sfeer staat bü onze
voetballende collega\'s feog in
(iet vaandeil

NatuwrliJl^ zullen er weer weifelende en zelfs falende coac(^es
zün.

NatMi/irliJ^ zullen diverse favorieten de verwac(ótingen niet
waar l?wnnen mafen,

Nati/inrlij^ zMlIen vedetten van hm voetsfMl? vallen terwüi
ionge talenten doorbrefen,

En mt\\Aw\\\\\\k wint niet altlJd de mooist voetballende ploeg.
Maar niemand die daar aan
<het eind van de dag om
maalt. Dan wordt er alleen nog gerept over een ge-
slaagde reiiinle, een weerzien van sti/idiegenoten, vrienden
en collega\'s. En dat alles rondom een paar stevige potten
voetbal,

Want lóoewel de commerciële belangen steeds groter wor-
den (de diverse sponsoren wedijveren in ^lef in steeds
mooiere tenMes steden van de versc^iillende teams en in
(iet na afloop witdelen van vaten bier en wat al dies meer
ziJ) blijft de strijd om de sportieve eer
toch de boven^iand
voeren.

\'s Avonds wordt er een gondeerliJfe stevige maaltijd geser-
veerd, zodat Je weldoorvoed en voldaan weer (iMiswaarfs

kmt keren. Wellic(ït met (óier en daar een piJntJe, maar dat
voelt dan
<heer\\\\ik...

Met ander woorden; zin in een potJe voetbal met en tegen
collega\'s!" Meld Je aan, Als IndividM of als team, beide is mo-
geliJl?, (Zie ool^ (iet fepJe \'insc(iriJven\' verderop in deze
ka-
tem).

HopeliJl? ontmoeten we ell^aar, met de l?icfoen ondergebon-
den op de velden van Dracinten op 8 ol^toberl

Hierbij nog een tweevoudige oproep;

• Aan de Jongere collega\'s om deze gelegen(óeid ten baat te
nemen om Je stMdievrienden weer te ontmoeten. Vorm een
team net als bü de D5K-competitie en meld Je aani

• Aan die provincies die alweer eni^ele Jaren verstel? (nebben
laten gaan, De oorsproni^elIJfe opzet was
ook een striJd
tussen de versclóillende provincies. Er is
toch niks mooier
om na Jaren nog tegen Je boeren te i^nnnen vertellen over
die afstraffing die wiJ Brabanders (willel?eMrig voorbeeld)
die Friezen (willefei/irig voorbeeld)
hebben gegeven?

Dms, wIJs even een captain aan, zodat die een provinciaal
team l?an formeren en aanmelden.

-ocr page 165-

Bridge qeev\\ populaire sport? Echt wel!
leder iaar is er biJ bridge weer eei^ groot" aantal deelme-
meKide pareio, alleein blüven er altiJd een paar plaatsen leeg,
En jawel dat ziJn Jouw plaatsen!

Df ie m pas begonnen bent en alleen af en toe tiói^is
speelt, of ie bent een ervaren bridger,,,, ie bent van (ïarte
welfem, ]e moet wel zelf voor een partner te zorgen en als
paar insc^iriiven onder vermelding van ie speelsterl^te,
Moc(it dat niet ïu^^en, dan ^Mn ie contact opnemen met
de KNMvD.

Dit iaar wordt de sportdag op een vriidag georganiseerd,
Missclnlen een idee om fietsen mee te brengen (ofte (ónren)
en er geliil? een lang weeleend van te mafen, De mogeliil?lóe-
den om te fietsen in de omgeving ziin legio, Df ver(?en
Drac^iten eensl Hoteiovernac(itingen en dergeilife moet ie
wei zelf regelen.

Bazuin (óet rond dat l^iet veterinair bridgen op 8 ol?tober ai-
tlid zeer gezellig Is en probeer zoveel mogeiiil^ paren In te ia-
ten sc(óriiven, De sportcommissie zal samen met Clóris
Wondergem, ais ervaren en si^mpatlóiefe wedstrlidleider, er
alles aan doen om er een geslaagde dag van te malden,
Wli (nopen dan oo^ dit iaar extra veel deelnemende bridgers
te mogen begroeten,

SqiAasf]

Vlal?bii (óet terrein van de sporten ^iocfei^, voetbal en tennis,
ziin ool5 sqMas(nbanen te vinden. De veterinaire Vanessa
Ati^lnson (Nederiandse winnaar op de Australian Dpen)
(iebben we (nog) niet gevonden, maar misscfïien dat die

naar voren fomen ten tlide van de Squash Veterinair Open,

Hetsgi/ias^ien zal plaatsvinden in een mooi sqwas^icentri/im
dic(ótbii aiie andere sporten. Voor rac(?ets en baiieties l?an
gezorgd worden.

CA

Ontspanning na spanning

Om na de wedstrijden alle goede/foute wissels, terec(óte in-
en ultbaiien, misl^lei/inen en fantastisclóe doeipi/inten nog
eens te anaii^seren, staat er een ^leeriii^ \'Hollandse Pot\'-bwf-
fet te wacfóten.

Insclóriiven

Bii deze aflevering van (iet Tlid5c(irift voor Diergenees^i/inde
vind ie een in5c(órlifformi/ilier voor de sportdag,
VmI (óet for-
mulier volledig in, lees goed dc toeiic^itlng door en stuwr (net
op naar dc KNMvD
omder vermelding van Sportdag naar
PostbMS 421, 3990 GE ttoi/iten.
Je l^wnt (óet ooi? faxen naar:
030-6348909, Aanmelden via de website www,l^nmvd,ni l^an
natMMrili^ oo^, evenais e-mailen naar m,veidman@^nmvd,ni.
Vermeid dan wel alie gegevens die nodig ziin,

lnsc(órlivcn voetbal en ^oc^ei^

Om een goede Indeling In teams te ^Mnnen malden willen de
coördinatoren van de voetbal en de foc^ei^ oo(? graag dat

Ooi? zal er dit iaar weer een veterinaire sporter worden be-
noemd tot \'sportman/vroMw\' van (ïet iaar
En om de spieren na (óet eten soepel te biiiven (óonden, is er
een lewfe \'drive-in\'-slóow geregeld,

de ln5C(óriiving direct aan (Óen doorgegeven wordt.
Hieronder de gegevens:

Voetbal

Voetbalcoördinator Hans Carm
Aanmelden vla c-maii; caron,ipc@pianet,ni
Voor Informatie: telefoon privé: 013-5082899 of telefoon
pral^tiil^: Dlól-496016

Hocl?ei^

ttocfei^coördinator Rob Bacl^
Aanmelden via e-mall: ro,bac(?@wanadoo,ni
Voor informatie: telefoon; 0573 252570

-ocr page 166-

Susan Umans

De Belangengroep Praktiserende
dierenartsen in Loondienst (BPL)
gaat tijdens de algemene vergade-
ring van de KNMvD op 1 oktober
2004 een motie indienen met de be-
doeling het KNMvD-lidmaatschap
te koppelen aan het lid zijn van de
belangengroep voor dierenartsen-
werknemers of de nog op te richten
belangengroep voor dierenartsen-werkgevers. Dit is door
de aanwezige BPL-leden unaniem besloten tijdens de alge-
mene ledenvergadering van de BPL op zaterdag 26 juni.

Tijdens deze tweede algemene ledenvergadering van de
Belangengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst
(BPL) valt de opkomst enigszins tegen, waarschijnlijk door de
combinatie (eindelijk) mooi weer en het niet kunnen ruilen van
diensten. Dat is jammer, want gaandeweg blijkt deze vergade-
ring uniek te zijn in het jonge bestaan van de BPL. Unaniem
bepalen de aanwezige BPL-leden dat zij op 1 oktober 2004, tij-
dens de algemene vergadering van de KNMvD, een motie gaan
indienen. En als deze motie wordt aangenomen, zullen leden
van de KNMvD die werknemer zijn automatisch lid worden
van de BPL en zullen KNMvD-leden die werkgever zijn auto-
matisch lid worden van de nog op te richten werkgeversvereni-
ging. Een koppeling zoals ook bij de fysiotherapeuten jaren ge-
leden gerealiseerd is, naar grote tevredenheid van alle partijen.
De precieze invulling van de motie is op het moment van
schrijven van dit artikel nog niet bekend; op 17 augustus vond
hierover nog overleg plaats tussen BPL en KNMvD-bestuur.1

Werkgevers

BPL-voorzitter Saartje Beelen geeft enige uitleg over de voor-
geschiedenis. Zo heeft de BPL direct na haar oprichtingsverga-
dering op 20 september 2003 een brief heeft gestuurd naar alle
KNMvD-groepen, waarin de BPL aanstuurt op overleg met als
doel de dierenartsen-werkgevers als gesprekspartner te krij-
gen. Tijdens de algemene vergadering van de KNMvD op 4 ok-
tober 2003, benadrukt het KNMvD-bestuur in de persoon van
bestuurslid Rens van Dobbenburgh het belang van de oprich-
ting van een gesprekspartner voor de BPL. Ook wordt daar
door de Groep Practici Grote Huisdieren, Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en Groep Geneeskunde van het Paard een
positieve intentie uitgesproken aangaande deze zaak. Van
Dobbenburgh gaat tevens in op de stand van zaken rond de
Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en geeft aan dat
de enige legale manier om afspraken te maken over salariëring
en dergelijke is via een collectieve arbeidsovereenkomst.
Diezelfde maand nog stuurt de BPL opnieuw een brief naar het

KNMvD-bestuur, waarin zij aangeeft dat het overleg tussen
werknemers en werkgevers snel moet starten. Op 12 december
2003 roepen het KNMvD-bestuur, de groepen GGG, GGP en
GPGH dierenartsen-werkgevers op om zich aan te melden
voor de nog op te richten Belangengroep Practici Werkgevers
(BPW). Dit leidt tot een bijeenkomst op 27 januari 2004, waar
zo\'n 30 werkgevers aanwezig zijn. Zij worden daar uitgebreid
geïnformeerd over allerlei zaken, zoals het kostenaspect en de
gevolgen van het in zee gaan met een werkgeversorganisatie.
De daar aanwezige werkgevers vinden de tijd echter nog niet
rijp om over te gaan tot de oprichting van een werkgeversbelan-
genclub. Zij willen eerst een werkgroep oprichten die het
draagvlak voor een werkgeversbelangengroep moet inventari-
seren en de mogelijkheden van een arbeidsvoorwaardenover-
leg in het kader van de Mededingingswet nader zal onderzoe-
ken. De BPL stuurt in april 2004 een brief naar het
KNMvD-bestuur waarin zij haar verbazing uit over dc gang
van zaken. Er is uitgebreid gesproken over het doel en nut van
de oprichting van een werkgeversbelangengroep, waarom dan
nu weer gaan inventariseren? Dit geeft alleen maar vertraging.
Wel komt er in mei 2004 nog het officiële bericht dat het over-
leg met de NMa heeft opgeleverd dat alleen afspraken in de
vorm van een CAO buiten de werkingssfeer van artikel 6 van
de Mededingingswet vallen.

Twee opties

Beelen stelt dat er op dit moment twee opties zijn voor de BPL,
namelijk de huidige situatie van het één-op-eén onderhandelen
handhaven of proberen een CAO te bewerkstelligen naar aan-
leiding van onderhandelingen tussen BPL en BPW. Voor de
laatste optie is echter de oprichting van de BPW een vereiste.
En daarvoor is het wachten op de resultaten van de inventarise-
ringenquête onder dierenartsen-ondernemers, die in juni 2004
is verstuurd. Naar verwachting zijn die resultaten er in au-
gustus/september. Verder heeft de werkgroep Practici
Werkgevers (opgericht naar aanleiding van de bijeenkomst in
januari 2004) vanuit hun verschillende invalshoeken aangege-
ven waar zij belang aan zouden hechten als het gaat om een
CAO. Daarin zitten duidelijke verschillen tussen de landbouw-
huisdierensector en de gezelschapsdierensector. Zo pleiten
practici-werkgevers uit de landbouwhuisdierensector voor ge-
matigde arbeidsvoorwaarden, kostenbeheersing, beslissings-
vrijheid voor de ondernemer, medewerkers perspectief bieden
en ruimte in beloning. Werkgevers uit de gezelschapsdieren-
sector zijn voor ruimere arbeidsvoorwaarden, een lichte rege-
ling met ruimte voor onderhandeling en een loontabel met
ruimte voor omzet-/efficiëntiegerelateerde componenten.
Vanuit de gemengde sector vindt men rust en duidelijkheid in
de arbeidsverhouding erg belangrijk, evenwichtige arbeids-
voorwaarden, planning van personeelskosten en een prestatie-
gerichte beloning. (Voor meer informatie hierover zie het arti-
kel \'Voortgang werkgeversoverleg\' in het tijdschrift van 15 juni
2004, aflevering 12, pagina 432.)

Motie tijdens algemene vergadering KNMvD op i oktober 2004

BPL wil lidmaatschap KNMvD koppelen aan belangengroep
werknemers/werkgevers

Maatschappi

nieuw

1  Tijdens het ter perse gaan van dit nummer bereiiite ons het bericht dat de BPL heeft
besloten een motie in te dienen op basis waarvan ieder individueel KNMvD-lid de
vrijheid behoudt lid te worden van een werkgevers- dan wel een werknemersvereni-
ging binnen de KNMvD.

-ocr page 167-

Hoe gaat BPL verder?

Beelen ontvouwt de plannen van het BPL-bestuurvoorde toe-
komst. Daarbij hoort ten eerste het inventariseren van de be-
langen en wensen van practici in loondienst. Maar ook het in-
nemen van posities binnen bestuurlijke organen door
vertegenwoordigers van de BPL. Verder noemt Beelen het
verzamelen en overdragen van kennis op arbeidsrechtelijk ge-
bied, communicatie naar relevante partijen over de positie van
practici in loondienst en standpunten en doelen van de BPL,
informatievoorziening van co-assistenten en structureel en
collectief overleg met vertegenwoordigers van de werkgevers-
organisatie over primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.
Over dit laatste punt is er structureel overleg tussen de BPL en
John Borgmeier, KNMvD-bestuurslid met de BPL in zijn por-
tefeuille. Ook hebben zich via de Sociaal Economische
Commissie (SEC) een aantal werkgevers bereidwillig gemeld
om als gesprekspartner van de BPL op te treden. Op deze ma-
nier zou men sneller tot afspraken kunnen komen, welke ech-
ter alleen gelden voor de betrokken partijen en vooralsnog dus
voor een kleine populatie dierenartsen-practici. Maar zoals
reeds gemeld kiest de BPL voor de optie om tijdens de alge-
mene vergadering van de KNMvD een motie in te dienen die
een koppeling behelst tussen het lidmaatschap van de
KNMvD en BPL respectievelijk BPW. Dit alles moet uitein-
delijk leiden tot het vastleggen van arbeidsvoorwaarden in
wettelijke richtlijnen. De BPL-voorzitter sluit haar betoog met
de mededeling dat ook ledenwerving nog steeds een belang-
rijk doel is, zowel onder practici in loondienst als onder co-as-
sistenten (kandidaatleden). Zij doet ter plekke een oproep
voor commissieleden, om hierin te ondersteunen.

Achteruitgang salaris

BPL-bestuurslid Corein Selles presenteert de resultaten van de
twee enquêtes die de BPL in 2004 heeft gehouden. Deze cijfers
zijn wellicht niet geheel representatief, maar geven toch een
goede indicatie van de ontwikkelingen. Selles begint met wat
algemene cijfers, zoals het aantal practici in 2003 (2726), waar-
van 1829 ondernemer is (79% man en 21% vrouw) en 897
practicus in loondienst (35% man en 65% vrouw). De BPL telt
ruim 300 leden, waarvan 73 procent vrouw is en 27 procent
man.

Tegen deze achtergrond zet hij de resultaten van de enquête over
salarisonderhandelingen, die de BPL ook in 2003 heeft gehou-
den. Er is dus vergelijkingsmateriaal. Het aantal reacties is zo-
wel in 2003 als in 2004 precies gelijk: 44. Als uitgangspunt voor
het salaris is (een extrapolatie van) het oude KNMvD-advies
genomen, inclusief inflatie (dit advies mag niet meer worden
uitgebracht wegens mededingingsrechtelijke bezwaren,
red.)
Uit de enquête blijkt dat het aantal dierenartsen in loondienst dat
een lager salaris dan het oude \'KNMvD-advies inclusief infla-
tie\' krijgt, is gestegen van 17,9 naar veertig procent. Het aantal
dat meer dan het advies krijgt, is gedaald van 30,8 naar vijf pro-
cent en het aantal dierenartsen dat precies het advies krijgt, is
gedaald van 51,3 naar 45 procent. "Schrikken", vindt Selles.
Ook de tevredenheid over de salarisonderhandelingen is afge-
nomen ten opzichte van 2003. Het aantal dat tevreden is, is met
3,2 procent gedaald maar het aantal dat niet tevreden is, is ge-
stegen met 31,7 procent. Daar zitten veel dierenartsen bij die in
2003 nog \'geen mening\' of geen antwoord invulden. Overigens
heeft veertig procent van de respondenten over zijn salaris
onderhandeld.

Lange werkweek, lange diensten

De tweede enquête gaat over arbeidsomstandigheden en is eind
april verzonden. Hierop komen 75 bruikbare antwoorden, voor
tachtig procent aflcomstig van vrouwelijke dierenartsen. Eén
van de conclusies is dat dierenartsen op dit moment langer in
loondienst blijven. Verder werken de meeste dierenartsen in
loondienst in de gezelschapsdierensector (51%) en negentien
procent werkt in de landbouwhuisdierensector.
Als het gaat om het dienstverband is er geen enkele man die
minder dan dertig uur per week werkt. Selles noemt het
"schokkend" dat meer dan twintig procent van de responden-
ten nog steeds meer dan veertig uur per week werkt (exclusief
diensten). Opvallend is dat één vrouwelijke dierenarts aangeeft
meer dan vijftig uur per week te werken.
Van de respondenten draait 31 procent geen (avond)diensten,
32 procent draait één of twee diensten per week, vijf procent
draait er drie of vier per week. Ook bij de weekenddiensten
draait 31 procent deze niet (hiervan is 35% vrouw en 13%
man), 32 procent draait één keer in de maand dienst, nog eens
32 procent draait één of twee diensten per maand en vijf pro-
cent twee tot vier diensten per maand. Selles geeft aan dat de
lengte hierbij interessant is, want de meerderheid van de res-
pondenten geeft aan dat de weekenddienst 48 tot 60 uur of lan-
ger duurt. En is dat wel overeenkomstig met dc arbeidstijden-
wet? Vanuit de zaal komt het antwoord: dat mag wel eens
voorkomen, maar niet langere tijd achter elkaar. De werkgever
is hiervoor verantwoordelijk, niet de werknemer.
Tot slot is interessant dat \'slechts\' 36 procent van de responden-
ten aangeeft te willen associëren of een eigen praktijk wil star-
ten. Zestig procent wil dit dus niet!

Naschrift KNMvD-bestuur

In aamluiting op bovenstaand artikel, vindt het bestuur van de KNMvD het belangrijk zijn standpunt nogmaals duidelijk te
verwoorden. Het bestuur is ervan overtuigd dat er een gesprekspartner moet komen voor de BPL en voor Vedias, de
Vereniging van dierenartsassistenten, en blijft zich hiervoor inzetten. Het bestuur is van mening dat een arbeidsvoor-
waardenoverleg tot stand moet komen tussen de belangengroep van praktiserende dierenartsen in loondienst en de belan-
gengroep van practici-ondernemers. Het bestuur heeft aangegeven er voorstander van te zijn de werknemersvereniging en
de werkgeversvereniging zo mogelijk te positioneren binnen de KNMvD.

Bij het ter perse gaan van deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is een overleg gepland tussen het bestuur
en het bestuur van de BPL om te bezien of consensus ten aanzien van de motie van BPL kan worden bereikt. De (voorlopige)
resultaten van de onlangs gehouden enquête onder dierenartsen-ondernemers naar het draagvlak voor een werkgeversver-
eniging en het instellen van een CAO zullen dan waarschijnlijk bekend zijn. Deze enquête is gehouden door de werkgroep
Practici Werkgevers, die is ingesteld naar aanleiding van de startbijeenkomst op 27januari 2004 (zie voor voortgang werk-
geversoverleg: TvD 15 april 2004, blz. 281-2; TvD 1 juni 2004, blz. 386 en TvD 15 juni 2004, blz. 432-433).

Marij van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker

-ocr page 168-

Uitnodiging

Vrijdag 1 oktober komt snel dich-
terbij. De dag van ons jaarcongres
\'Samen werken in Europa\'. De lo-
catie, met veel zorg gekozen door
onze noordelijke afdeling, is hotel
Tjaarda te Oranjewoud.

De diergeneeskundige beroepsgroep is aan veranderingen
onderhevig. Veranderingen die onder andere worden veroor-
zaakt door toename van het aantal leden van de Europese Unie
en de centralisering van wetten en regelgeving vanuit die-
zelfde EU. Ook het jaarcongres is aan verandering onderhe-
vig. Tijdens een eerder jaarcongres was al vast komen te staan
dat de huidige dierenarts steeds meer waarde hecht aan zijn
vrije tijd. Daarom duurt het jaarcongres nu nog maar één dag.
Dierenartsen hechten echter ook aan tradities. Dus we zullen 1
oktober beginnen met de algemene ledenvergadering. Na een
stevige lunch richten we ons geheel op het thema: \'Samen
werken in Europa\'. De presentatie van het programma is in
handen van notaris professor van Mourik. Iemand die het
klappen van de zweep kent als het gaat om concurrentie; eer-
lijk, dan wel oneerlijk, we zullen er steeds meer van merken.
De eerste spreker die hij zal introduceren is Poppe de Haan.

Mensen laten samenwerken is zijn beroep. Het grotere Europa
zal ook meer buitenlandse dierenartsen naar Nederland bren-
gen. Voor een dierenarts uit Nederland wordt het eveneens
makkelijker om buiten de landsgrenzen zijn professie uit te
oefenen. In al deze gevallen moet je kunnen communiceren
met andere mensen, soms met een andere cultuur en vaak ook
nog in een andere taal. Communicatie is een van de belang-
rijkste basisvoorwaarden voor een succesvol bedrijf De laat-
ste spreker is oud-staatssecretaris van Landbouw, drs. Gabor
Hij heeft direct meegewerkt aan de uitbreidende EU. Wat zijn
de gevolgen wat betreft het landbouwbeleid? Hoe is het gelukt
om al die verschillende mensen, landen en culturen op één lijn
te krijgen? Met de eerder genoemde sprekers hopen wij u al-
len, of u nu jong of oud bent, werkgever dan wel werknemer,
werkt in het bedrijfsleven of bij overheid, een enerverend en
boeiend programma aan te bieden. Mocht het middagpro-
gramma u nog niet overhalen om naar het noorden te rijzen,
dan zal het avondprogramma dat zeker wel doen: Culinaire
verwennerij door de Top Koks van Tjaarda met daarna een
spetterend feest met de Sesamband! Zij krijgen elk publiek
plat! Vrijdag 1 oktober komt snel dichterbij! Vul dus meteen
het bijgevoegde inschrijfformulier in of maak gebruik van het
formulier op de website van de KNMvD.

Tot Tjaarda!

De Congrescommissie

Rectificatie Numan Stichting zoekt vrienden

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 april 2004 is
het adres van de website van de Numan Stichting aan het
eind van een regel afgebroken, waardoor wellicht de indruk
gewekt is dat er een streepje tussen \'numan\' cn \'stichting\'
zou moeten staan. Het juiste adres moet zijn:

http://www.numanstichting.nl

Op de in het TvD gestoken vriendenkaart staat vermeld dat u
uw bijdrage kunt overboeken op giro 5936555 t.n.v. Numan
Stichting te Lochem. Helaas is dit niet juist: de Postgiro ac-
cepteert alleen donaties als die ten name gesteld zijn van de
Stichting Vrienden van het Museum Diergeneeskunde te
Lochem.

De juiste vriendenkaart ziet er dus als volgt uit:

Vriendenkaart voor de Numan Stichting

Ja, ik word vriend van de Numan Stichting voor een bedrag van minimaal € 25 per jaar Ik ontvang ieder jaar de nieuwsbrief
en een uitnodiging van het Utrechtse Universiteitsmuseum voor de jaarlijkse vriendendag.
Voor de betaling van het lidmaatschap:
O ontvang ik graag van u een rekening

zal ik een bedrag van € (minimaal € 25) overmaken op girorekening 5936555
t.n.v de Stichting Vrienden van het Museum Diergeneeskunde te Lochem
zal ik als student een bedrag van € (minimaal € 15) overmaken op girorekening
5936555 t.n.v. de Stichting Vrienden van het Museum Diergeneeskunde te Lochem

O

O

v/m"*

Naam en voorletters

* doorhalen wat niet van toepassing is

Adres en huisnummer
Postcode en woonplaats
E-mailadres

-ocr page 169-

Foppe de Haan

Foppe de Haan is bekend ge-
worden als Nederlandse voet-
baltrainer. Al sinds 1985 was
hij in dienst van SC Heeren-
veen. Onder De Haan bereikte
SC Heerenveen twee keer de
KNVB-bekerfinale. In 2000
kwalificeerde Heerenveen
zich voor de competitie voor
de Champions League.

Inmiddels heeft De Haan zijn
y n^HO^w^ laatste seizoen als coach van

/ ^^^^^^^ ^^ Heerenveen erop zitten.

/ / \' ^ Aan het einde van het seizoen

2003-2004 heeft De Haan
zijn plaats bij Heerenveen
omgeruild voor een plaats bij
Jong Oranje. Per 1 juli 2004
gaat hij voor een periode van vier jaar aan de slag als coach
van Jong Oranje en het Olympische team. Hij heeft de op-
dracht meegekregen om met dit team de kwalificatie voor de
Olympische Spelen van 2008 in Beijing af te dwingen.
Daarnaast heeft hij tevens de verantwoordelijkheid over de
technische coördinatie van de nationale jeugdteams vanaf 17
jaar.

Drs. j.D. Gabor

De heer Gabor is agrarisch adviseur bij de Koninklijke
Nederlandse ambassade in Hongarij, zijn geboorteland. Hij
vluchte, na de Hongaarse opstand van 1956, samen met
zijn moeder naar Nederland. Studeerde internationaal be-
stuursrecht en economie aan de Katholieke Economische
Hogeschool te Tilburg. Heeft diverse bestuursfuncties be-
kleed binnen de overheid. Zo was hij burgemeester van
Haaksbergen maar waar wij hem van kennen is dat hij
staatssecretaris van landbouw was van 1990 tot 1994. In de
laatste functie bracht hij samen met staatssecretaris
Simons de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren door
de kamer.

Prof. mr. M.j.A. van Mourik

M.J.A. van Mourik (Raven-
stein 1943) studeerde rech-
ten aan de Katholieke
Universiteit Nijmegen. Hij
promoveerde aan dezelfde
universiteit in 1970.
Van 1975 tot 1987 was hij ge-
woon hoogleraar notarieel
recht aan de Rijksuniversiteit
Leiden. Sindsdien is hij deel-
tijd-hoogleraar notarieel- en
privaatrecht aan de Radboud
Universiteit Nijmegen (voor-
heen Katholieke Universiteit
Nijmegen). In 1989 werd hij
tevens benoemd tot notaris te
Nijmegen.

M.J.A. van Mourik publiceert vooral op de gebieden huwe-
lijksvermogensrecht, erfrecht en vennootschapsrecht. Hij is
redacteur van het WPNR en van Modellen voor de rechts-
praktijk. Hij was vele jaren columnist van De Telegraaf en is
thans columnist van Omroep Gelderland.

Omdat wij met deze actic een heel nieuw vriendenbestand op zullen zetten, verzoeken wij ook onze oude vrienden het kaartje in
te sturen. Tot slot maken wij graag van de gelegenheid gebruik om u te melden dat onze voorzitter, H.A.M. Elsinghorst, na
zestien jaar afscheid genomen heeft. Hij heeft de voorzittershamer overgedragen aan dr. RA.M. Overgaauw.

Aan de Numan Stichting

T.a.v. mw. drs. V. Roelvink
Secretaris
Postbus 421
3990 GE Houten

-ocr page 170-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Clipper, Mevr. J.A.; 1999; 2497 XW Den
Haag; Koxwater 19.

Hes-Naan, Mevr. E.C. van; 2000; 3581 WG
Utrecht; Bloemstraat 130.

Personali

Mutaties:

Cramers, H.M.; 2003; 6121 NV Born; Aquarius 43; tel. privé: 046-
4853911; E-mail privé : jup75@hotmail.com.; medew. bij J.P.M. Deneer,
W.J.H.D. Kremer, EG.H.A. van Os en R.M.M.1. Vrouenraets; tel. prakt.:
045-5721666; fax prakt.: 045-5726947.

Damme, Mevr. K.N. ten; 2004; 3941 VH Doorn; Piet Heinlaan 108;
tel. privé: 0343-476973;
E-mail privé: kimtendamme(â)hotmail.com.

Klarenbeek. S.; 2003; 3731 XB De Bilt; Aeolusweg 31; tel. privé:
030-6960079;
E-mail privé: sjoerd_klarenbeek@hotmail.com.; d.

Koek, Mevr. E.T.W.; 2002; 6971 LH Brummen; tel. privé: 0575-
560840; fax privé: 0575-562390;
E-mail privé : hippocreneCa:xs4all.nl.;
p., gezelschapsd. en paard; tel. pral<t.: 0575-560840; fax prakt.: 0575-
562390; E-mail prakt.: hippocrene(a xs4all.nl.

Kooistra, H.S.; 1990; U-2000; 3705 AP Zeist; Sanatoriumlaan 32;
E-mail privé: h.s.kooistra@vet.uu.nl.; wet.med. UU FD, Hfd.afd. Geneesk.
Van Gezelschapsd.; tel. bur.: 030-253941; fax bur.: 030-2518126; E-mail
bur.: h.s.kooistra@vet.uu.nl.

Minderhoud, J.; 1967; 4351 RT Veere; Polredijk 21; tel. privé
mobiel: 06-23368788;
E-mail privé: jjninderhoud@planet.nl.; r.d.; oud i.
Gezondheidsbescherming Waren en Vet. Zaken.

*Thien, B.B.; 2004; 3572 HJ Utrecht; Poortstraat 12 bis; tel. privé
mobiel: 06-24679547; E-mail privé: bbthien@hotmail.com.

Waldeck, H.W.E; 2004; 3511 HE Utrecht; Nicolaas Bectsstraat 4 sous;
tel. privé mobiel: 06-26374786; E-mail privé: fwaldcck@hotmail.co;
medew. bij P.J.B. Kortman; tel. prakt.: 0172-650400; fax prakt.: 0172-
650015; E-mail prakt.: info(a dapgroenehart.nl.

Zadocks, Mevr. Dr. R.N.; 1995; U-2002; NY 14817 Brooktondale; PO
Box 213; USA; wet. medew. Research Associaty bij de Cornell University;
tel.
bur.: 607-254^967; fax bur.: 607-254^867; E-mail bur:
r/2(>(a corneli.edn.

Jubilea september 2004

6 september, A.E.E. Soethout te Ede, 30 jaar, aanwezig

7 september, A.Hoekstra te Zevenhuizen, 25 jaar, afwezig
11 september, S.J.C.M. Peeters te Amsterdam, 25 Jaar,afwezig
14 september, R.E. Eikelboom te Steenwijk, 25 jaar, aanwezig

14 september, A.J.M. van Nistelrooij te Geffen, 25 jaar, afwezig
14 september, P.VE. Fortuin te Dokkum, 25 jaar, afwezig
14 september, EJ.M. van Deutekom te Roermond, 25 jaar, afwezig

14 september. Mevr. Drs. N. Steenhuisen-Schröder te Rijkevoort,

25 jaar, afwezig

15 september, T.S. de Vries te Olst, 30 jaar, afwezig

15 september, M.M. Lengkeek teTwello, 35 jaar, afwezig
19 september, J. Hoftijzer te Membruggen ( België), 35 jaar,
onbekend

19 september. Mevr. Drs. E.G. Graveland-Wolterbeek te Alphen

a/d Rijn, 35 jaar, aanwezig
19 september, Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs te Utrecht, 35 jaar, afwezig
21 september, G. van den Berg te Baam, 35 jaar, afwezig

21 september, M.J.M. Driessen teTeteringen, 45jaar, afwezig

22 september, Dr. A.J. Breeuwsma te Venray, 40 jaar, aanwezig
27 september, G. Floer te Hilversum, 30 jaar, afwezig

27 september. Mevr. Drs. A.C. Dwarshuis-van Beekum te Zwolle,

30 jaar, afwezig
27 september, Dr G. Voorhout tc IJsselstein, 30 jaar, afwezig
30 september, J.A. Droppers te Doesburg, 40 jaar, afwezig
30 september, Dr RJ.M.M van Gulick te Elsendorp, 40 jaar, afwezig

Virbac is een internationale farmaceutische onderneming, gericht op het ontwikkelen, produceren en op de markt brengen van
innovatieve diergeneesmiddelen en veterinaire gezondheidsproducten.

Wirtyeicz

ANIMAL HEALTH

In Nederland is de organisatie gevestigd in Barneveld. In verband met een wijziging in de interne organisatie en ten behoeve van de
uitbreiding van onze organisatie in Nederland is er plaats voor een:

DIERENARTS in de functie van
TECHNICAL & REGULATORY AFFAIRS MANAGER

DE FUNCTIE

Binnen de organisatie van Virbac in Nederland bestaat behoefte
aan versterking van de veterinair-technische en wetenschappelijke
ondersteuning van onze marketingafdeling. Hiertoe behoort
ondermeer de producttraining en ondersteuning van onze
buitendienst en de voorlichting naar onze klanten.
Daarnaast houdt U zich bezig met de verdere professionalisering
van de interne registratie procedures. Het gaat hierbij vooral om
nationale registraties en registraties op basis van wederzijdse
erkenning. Ook het (laten) uitvoeren van praktijkgericht onderzoek
en de verantwoordelijkheid voor de farmacovigilantie behoren tot
de werkzaamheden. U rapporteert aan de directie.

UW PROFIEL

U bent afgestudeerd in de diergeneeskunde, bij voorkeur met een
brede interesse (gezelschapsdieren, paarden, landbouwhuisdieren).

Enige ervaring in het bedrijfsleven of in een aanverwante
werkomgeving is naast ervaring als praktiserend dierenarts een
pré. Beheersing van de Engelse taal in woord en geschrift is voor
deze functie noodzakelijk. U bent een gedreven persoonlijkheid
die gewend is in teamverband te werken en graag de handen uit
de mouwen steekt. Het continu innoverende karakter van het
productassortiment geeft de ruimte om volop uw talenten te
benutten. U bent woonachtig binnen een redelijke afstand van
Barneveld of bereid zich in de omgeving te vestigen.

VIRBAC BIEDT

Een veelzijdige functie die zowel technisch als wetenschappelijk
op de praktijk gericht is. U maakt deel uit van een slagvaardige
organisatie die sneller groeit dan de markt.

De arbeidsvoorwaarden zijn in overeenstemming met de aard van
de functie.

E-mailen kan ook: info@virl?ac.nl

Voor nadere informatie over deze functie kunt u contact opnemen met
de heer Ph.H. Ruppert, Algemeen Directeur, telefoon 0342-427127

Meer informatie over Virbac is te vinden op onze sites:
www.virbac.nl en www.virbac.com

BENTU DIE MANAGER?

Schrijf dan een korte brief met CV onder
vermelding van "vacature dierenarts" aan:

Virbac Nederland BV
t.a.v. de Directie
Postbus 313
3770 AH Barneveld

-ocr page 171-

göngresser^ Symposia]

2004

September

11 Groep GK.Z en groep Pluimvee-
wetenschappen organiseren het sympo-
sium: Dierenarts vogelvrij door vogel-
griep? Onderwerp: Aviaire Influenza.
Locatie: collegezaal hoofdgebouw
Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan
1 te Utrecht (de Uithof). Kosten: 25 euro.
Aanmelden leden van groep GKZ, Vlaamse collega\'s, de Bond voor
Keurmeesters en eventueel andere geïnteresseerden per e-mail:
Henk.VerburgCa wolmail.nl. Leden groep Pluimveewetenschappen
en groep DIB per e-mail bij Linda van Veen: info@hethazewinkel.nl.
Leden groep Varkensgezondheidszorg per e-mail: bestuur@groep-
varken.org

AUV-symposium: KEN(uw)GETALLEN. Symposium over veteri-
naire kengetallen voor gezelschapsdierenpraktijken. Tijd: 10.00 tot
16.30 uur.

CESMAS 2004. Conference on Equine Sports Medicine and Science
of the Race and Endurance Horse. International forum for the ex-
change of information on sport horses. Contact for information: Arno
Lindner, Laurahöhe 14, D-45289 Essen, Germany, tel: 0049-2 01 5 71
88-73; fax: -4. e-mail: arnolindner@t-online.de; website: www.ces-
mas.info.

VEDIAS najaarsdag voor dierenartsassistenten. Onderwerpen:
Hartaandocningen bij hond en kal en Bewaking en controle van hart
en bloedvaten. Meer informatie via Irma Wensink, e-mail: nascho-
ling@vedias.nl.

25, 26 Animal Behaviour Clinic Studiedagen. Sprekers: internationaal be-
kende gedragstherapeuten voor gezelschapsdieren Jolanda Pluijmakers
en David Appleb. Locatie: Crowne Plaza Hotel, Maastricht. Onder-
werpen: Happy Puppy? Happy Dog! (25/9) en Het begeleiden van ang-
stige huisdieren (26/9). Meer informatie of inschrijving: www.abcli-
nic.nl or peter@abclinic.nl.

23

25-

25

Oktober

1 Jaarcongres KNMvD in hotel Tjaarda te Oranjewoud (Friesland).

5 Themamiddag \'Nieuwe inzichten verbetering welzijn zeugen door
voeding\'. Aanvang 12.30. Plaats: Auditorium van Animal Sciences
Group, Edelhertweg 15, Lelystad. Voor programma en aanmelden zie
www.asg.wur.nl/voerwelzijnzeug. Mogelijkheid om punten te ver-
krijgen voor nascholing dierenartsen is aangevraagd.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline\'-)

01-10-2004

maandag

06-09-2004

15-10-2004

maandag

27-09-2004

01-11-2004

maandag

11-10-2004

15-11-2004

maandag

25-10-2004

*) Voor lo.oo uur \'s morgens.

Pensioenadvies
ONDEBNEMINGSGERICHTE
I

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

lURIDISCH ADVIES

Langs deze weg wil ik een open sollicitatie als paraveterinair
onder uw aandacht brengen. Mijn naam is Eric de Bruijn. Ik
heb zes jaar dierenverzorging (gezelsch.- en prod. dieren) ge-
geven aan de LAS te Breda. In die tijd heb ik mijn HBO-oplei-
ding aan de STOAS volbracht (veehouderij). Daarna heb elf
jaar een AGF-speciaalzaak gehad. Nadat ik deze had verkocht
ben ik bedrijfsleider geworden in een supermarkt, met het
doel deze over te nemen, maar ik vind het niks. Ik ben tot het
besef gekomen dat ik mijn jongensdroom uit wil laten komen
en mij verder wil toeleggen op de diergeneeskunde. Wie wil
deze enthousiaste HBO-er een kans geven om toch in ieder
geval zijn verhaal te doen. Ik weet zeker dat ik mezelf op een
dierenartsenpraktijk zeer nuttig kan maken.
Reacties: ericdebruijn(g)wanadoo.nl

^^ x\'/i) :

D 1 X

FORTUIN

1 FINANCIEEL

PRAKTIJKAOVIESBUREAU

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 H H Bilthoven

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.dixfortuin.nl

PiOMttn in ót pMrdcnostcopalh«

Osteopathie bij paarden en honden

Opleiding ir\\ drie jaar.
Zes modules van twee dagen per jaar.
De lessen worden gegeven in Nederland.
Enkel voor medische of paramedische beroepen!
Info : -1-32 11/25.32.91 of-1-32 89/85.82.44

www.icreo.com

-ocr page 172-

DIERENARTSENPRAKTIJK V.U.G.

Evcrtscnlaaii 18 ♦ 3781 TB ♦ VoorthuiMn
Tel.: 0342 - 471316 * Fax: 0342 . 471188

dierenartsenpraktijk

"Oost-Drenthe"

f

v.u.c.

Dierenartsenpraktijk \'Oost-Drenthe\' is een veertien-
manspraktijk, waarbij gewerkt wordt vanuit een mo-
derne, goed geoutilleerde kliniek en meerdere depen-
dances.

Wij zoeken een entlnousiaste

Rundveedierenarts
(m/v)

met een rundvee-erkenning en ervaring in het begelei-
den van bedrijven.

Naast rundvee strekt een affiniteit met paarden tot aan-
beveling.

Wij bieden een fulltime baan met een gunstige diensten-
regeling en goede mogelijkheden om vakinhoudelijk
verder te ontwikkelen.

Schriftelijke reacties voorzien van curriculum vitae
binnen veertien dagen richten aan: DAP \'Oost-Drenthe\',
Hoofdweg 26 A, 7871 TC Klijndijk, ter attentie van
Personeel &. Organisatie.

Dierenartsenpraktijk V.U.C. is een zesmanspraktijk op
de West-Veluwe, waarbij gewerkt wordt vanuit de hoofd-
vestiging in Voorthuizen.

Wij zoeken een

Dierenarts m/v

met

• relevante ervaring

• affectie met gezelschapsdieren en paarden

• zelfstandige werkhouding

• commerciële en organisatorische kwaliteiten.

Wij bieden een

• fulltime baan

• goede arbeidsvoorwaarden

• prettige dienstregeling

• ruime woning in Voorthuizen.

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met
W.j. Last, 0432-471 316 /476 773. Een schriftelijke solli-
citatie voorzien van een cv graag binnen veertien dagen
richten aan DAP V.U.G., Evertsenlaan i8, 3781 TB
Voorthuizen, ter attentie van W.j. Last.

IDEXX Europe B.V. is currently recruiting for a
Area Sales Manager

PRIMARY DUTIES AND RESPONSIBILITIES:

Sell and promote LIVESTOCK and POULTRY products to private and public veterinary laboratories. Carry out kit demonstrations in
the laboratories. Participate in the marketing policy and in product launches. Ensure and strengthen the existing customers.
Provide.technical support by responding to customers inquiries and complaints. Follow up, ensure and develop customers satis-
faction.

Sales Area: The Netherlands, Belgium, UK, Ireland, Scandinavia
MINIMUM QUALIFICATIONS:

Education: veterinarian, or Bachelor or Master in Biochemistry, good knowledge in immuno-diagnostic, dr. degree a strong plus
Experience: 2-years- experience in veterinary or human diagnostic, especially diagnostic kits, sales and marketing experience a
strong plus

Personal skills: communication and teamwork skills, convincing, autonomous, agressive, flexible, out-going nature, rapid, can do
attitude essential

Language skills: fluent in English Dutch.
Computer skills: WinWord, Exel etc.
Travel: Able to travel !■ 40% of the time.

To apply, please send your application to: Barbara-lamain@idexx.com

LABORATORI ES

IDEXX Laboratories is a global market leader providing innovative, technology-based diagnostic products and services for veteri-
nary, water and dairy applications. Our primary business focuses on pet health, a growing market around the world. Our laborato-
ries, sales offices and distribution centers span the globe, with more than 30 locations supported by over 2,400 employees.

Visit us at www.idexx.com or www.idexx.nl.

-ocr page 173-

Dierenkliniek »
Marum-Grootegast

De Dierenkliniek Marum-Grootegast is een moderne ge-
mengde praktijk in een fraai landelijk gebied met een enthou-
siast team van zes dierenartsen en drie assistentes. Er wordt
diersoortspecifiek gewerkt. Binnen de kliniek werken fulltime
twee erkende paardendierenartsen.

Wij zoeken ter versterking van ons team een

enthousiaste erkende
paardendierenarts (m/v)

Ervaring in de paardengynaecologie Is vereist; het verder wil-
len ontwikkelen van de paardengeneeskunde strekt tot aanbe-
veling.

Tevens wordt verwacht dat hij/zij deelneemt in de dienstenre-
geling.

Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mogelijk-
heden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met de heer Tillema
(telefoon 0594-641600).

Schriftelijke sollicitaties met cv kunt u voor 21 september stu-
ren naar: Dierenkliniek Marum - Grootegast, Hoornweg 60,
9363 EH Marum ter attentie van dhr. B.C. Tillema.

PRAKTIJK OVERNEMEN
OF ASSOCIËREN?

«

VVAA

Meldt u nu aan voor een van onze cursussen!

Datum: 22 t/m 24 september 2004

PRAKTIJKPLAN

Adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49, www.waa.nl

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van de Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.
Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied
van financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en bieden

begeleiding en advies op lange termijn.

Eén van de speerpunten in onze begeleiding is de arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov).
Een individueel en op maat gesneden advies inzake een passende aov is van groot belang.
Enerzijds kunnen u en uw gezin niet zonder een financieel vangnet, anderzijds kunnen

de premies voor zo\'n verzekering enorm oplopen.

Raadgevers Medische Beroepen is een van de weinige tussenpersonen die een agentschap
heeft van aMe gespecialiseerde maatschappijen op dit gebied: Movir, Axa, Interpolis, Fundum.

Raadgevers
Medische Beroepen

Arbeidsongeschiktheid

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

Stad Rotterdam en De Amersfoortse. Wij kunnen u hierdoor de mogelijkheid bieden uw
situatie volledig objectief te analyseren en u zodoende een op maat gesneden advies geven.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 174-

UITNODIGING

de Tweede Lijn

Ter gelegenheid van het feit dat het op 4 oktober
2004 precies 5 jaar geleden is dat \'de Tweede Lijn\'
van start ging willen wij onze collega\'s en hun
assistenten uitnodigen voor een mini-symposium
op zaterdagmiddag 2 oktober.

Programma;

Voor de dierenartsen

13.00 uur; ontvangst

• Arthroscopie; de knie, een uitdaging

• TPLO volgens Slocum; Een andere kijk op de kruisbandruptuur.

Spreker: Silvia Jauernig (Dipl. ECVS)

• Heupdisplasie; Detectie met behulp van de PennHIP methode.

• JPS: Juvenile Pubic Symphysiodesis. Een veelbelovende techniek
voor de vroege behandeling van heupdisplasie.

Spreker: Hans Nieuwendijk

• Nieuwe therapieen in de dermatologie.

Spreker: Erik Jan Tjalsma

• Klinische Echografie;

Spreker: Annemarie Reinders

Aantal deelnemers Is gelimiteerd.
Deelname op volgorde van aanmelding.
Er zijn voor u GEEN kosten verbonden aan deze dag.
Het programma is ingediend bij de technische
commissie van de GGG zodat er ook nascholings-
punten aan wrorden toegekend. Het is wiel noodzake-
lijk dat u zich vóór 15 september 2004 opgeeft.
Dit kan telefonisch (0521-383659), per e-mail
info@detweedelijn.nl), per fax (0521-382989)
Wij hebben nodig; naam deelnemer / deelneemster-
dierenarts / assistent en praktijkadres. Wij sturen u
vervolgens een bevestiging met inschrijvingsbewijs.

Voor de assistenten
13.00 uur; ontvangst

• Anesthesiologie en bewaking. (Hans Nieuwendijk)

• Infuusbeleid en verpleging. (Silvia Jauernig)

• Practische oefeningen. (Silvia en Hans)

Vanaf 17.00u. Is het tijd voor andere zaken. Wij hopen dat u nog even
na blijft praten! Wij zorgen uiteraard dat er wat te eten en te drinken is.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw met
elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant.
Bij de Universiteit Utrecht Is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

» HOOGLERAAR INWENDIGE ZIEKTEN/VOORTPLANTING PAARD

De Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard van de faculteit Diergeneeskunde is op zoek naar een hoogleraar Inwendige
ziekten/voortplanting paard die baanbrekend onderzoek initieert en dit uitbouwt tot een hoogstaand onderzoek- en onderwijs-
programma. U verzorgt onderwijs, leidt het onderzoek en u bent verantwoordelijk voor de patiëntenzorg. Daarnaast levert u
bijdragen aan de bestuurlijke en managementtaken van de hoofdafdeling, de faculteit en de universiteit. U bent een gepromoveerde
dierenarts met ruime ervaring in de patiëntenzorg, toonaangevend binnen uw vakgebied en in staat om tweede en derde
geldstroom subsidies te verwerven. Bovendien bent u communicatief, sociaal vaardig en beschikt u over leidinggevende
capaciteiten. De omvang van de functie is 10/10. Het bruto maandsalaris bedraagt maximaal € 6.592,-.

Meer informatie: prof. dr P.J.M. Rottier, (030) 253 2462.

Kijk voor de uitgebreide vacaturetekst op WWW.UU.NL/VACATURES

^ B ^ Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 175-

kN I MAL H E ALTH

VIRBAC VET-COMPLEX

Senior Renal Kat

Is goed, smaakt beter

De beste acceptatie door
uniek productieproces

m Wetenschappelijk
geformuleerd voor
optimale effectiviteit

VIRBAC

VET-COMPLEX® KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte range innovatieve producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Zeer klantvriendelijke leveringsvoorwaarden

-ocr page 176-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

VC öBU^-v

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak van ^
luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende.
Dankzij de unieke samenstelling is

Draxxin snel, zeker en gemakkelijk.

Snel

Binnen 24 uur therapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot 1 5 dagen)

Bij runderen zowel therapeutisch
als metafylactisch in te zetten

Gemakkelijk

Eén (be)handeling

Draxxin: RECNL 10183. Werkzame stof: Tulathrotnycine 100 mg/ml.
Indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire
aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica. Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tuiathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumonlae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae, die gevoelig zijn voor
tuiathromycine.
Dosering: I ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan, varken intramusculair. Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreaciies en lokale zwelling rond de injectie plaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
KanaNsatiestatus: UDA. mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

e 20U4 Pfizrr Animal Health b.v.. Capelle a/d IJwiel
® Merknaam van Pfijer Ine.. N.Y., U.S.A.

-ocr page 177-

Deel 129 • Aflevering i8 • 15 september 2004

Universiter\'- Utrecht
Bibliotheek DicrqKnoRskundo

Tij,

Diergeneeskunde

"Samen werken in Europa"

Jaarcongres KNMvD 2004

Klinische verschijnselen en diagnostiek bij een ernstige
primaire BVD-virus subtype ib-infectie in een melkveekoppel

De kat met blootliggende kieswortels. Een gemiste diagnose?

Agressief gedrag bij Colden Retrievers: onderzoek naar de
omvang van het probleem

Arbeidsongeschiktheid, niet alleen een inkomenskwestie

Brede steun voor vrijwillige werkgeversorganisatie en
vrijwillige cao

Resultaten enquête naar arbeidsongeschiktheid onder
praktiserende dierenartsen

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 178-

l»IÏliffi«]nilliI»WiraiT:TiT»E3niTi

praw^SBlBilSBnliEfflii!

IWKIBBrmiTagK\'H«!!

BgygiyBawiP^
^
SBnfflwiiïlllIéMlllItP

iBffiBInCTmatataiiiTBE

öQei^^feiliBEE
liRwn
mnranHii^^

pagmin^nifailiB

iHBPBMiTOtM

""^Plii^^lH ffiKIPif

icjiicaftBiIffBiMftlwiiM!!!

< ff\'
\'
1 \\

i i

1

màm

m

y^\'to «SS
lui-u, w \'Jvmi^

â

peciale voo

-ocr page 179-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 129
Aflevering 18
15 september 2OO4

Inhoud

Foto cover: A. van Foreest.

Uit de hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Klinische verschijnselen en diagnostiek bij een ernstige primaire BVD-virus subtype Ib-infectie in
een melkveekoppel;J.
Muskens, H.W. van Ruitenbeek, C.Letellier, P. Kerkhofi en C. van Maanen

Referaten

Veterinair tuchtrecht

Een verhaal met een staartje; /. Boissevain

Berichten en verslagen

Agressief gedrag bij Golden Retrievers: Onderzoek naar de omvang van het probleem; i.. Kwant
Veteriniare Ruitcrdag

Arbeidsongeschiktheid, niet alleen een inkomenskwestie; H.C. Hesp
Ingezonden

Reactie op interview met Richard Rieter; P. Bijker
Darwin niet tegen ruimingen;^, van Rooijen

Congressen en cursussen

Studieweekend angstproblemen en angstagressie bij honden
FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen Congres;
E. Naan
Lustrum van het Veterinair Dispuut Veritas; S. Ritzen
Nascholingsreis Cuba 12 maart 2005

Boekbespreking
Uiten voorde praktijk

De kat met blootliggende kieswortels. Een gemiste diagnose; A. van Foreest

583

584
588

591

Wetenschap

Actua

597

598
600

601

602

602

603

603

604

604

Veterinair
tandheelkund

593

GOEDE VOORUITZICHTEN VOOR HOND EN KAT

De oogproducten van Virbac:

• Chlooramfenicol vitamine A oogzalf<5): een breedspectrum antibioticumpreparaat
dat wordt gekenmerkt door een goede uitvloeibaarheid, een lange contacttijd en een
niet prikkelende zalfbasis.

• Tiacil®: een steriele, isotone visceuze oogdruppel op basis
van dexamethason en gentamicine.

\\firi:>cic

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 129, SEPTEMBER, AFLEVERING l8, 2OO4

-ocr page 180-

HoofiJredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A, ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Bcijer

Dr. M.F. dc Jong

Drs. H. Geertsen

Dr R. Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

\\Xtalenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Bäcker (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr.Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif(Gent. België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.PTM. Noordhuizen (Utrecht)
P»f. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
F»f dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr. E. Teske (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
^ggoGE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Bkkcr. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw.S.H. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Postbus 421,3990 GK Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«jknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijihchnft voor Diergeneeskunde is het vcr-
enigingstiidschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederland.sc Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor nict-dicrenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

Postgiro/bank

iPostbank 511606 ten name van dc KNMvD, De
iMolen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
0500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 eti C en E bank
iL V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61

Maatschappijnleuws

Brede steun voor vrijwillige werkgeversorganisatie en vrijwillige cao;
M. van Oostrum-Schuurman Hess
Naschrift van het bestuur

Resultaten enquête naar arbeidsongeschiktheid onder praktiserende dierenartsen:

M.van Oostrum-Schuurman Hess

Jaarcongres nieuwe vorm in aantocht

KNMvD-sportdag dé sportieve challenge voor dierenartsen

Bulletin B&B

NuiTiiner 6. augustus 2004

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

605

605

606

608

609

607

609

610
609

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Original paper

Clinical signs and diagnosis of a severe primary infection with BVDV subtype 1 b in a dairy herd;
J. Muskens, H. W. van Ruitenbeek, C. Letellier, P. Kerkhofi, and C. van Maanen

584

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam
(tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved\'

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 181-

hoofdredactie

Nazomer

De vakantieperiode zit er voor de meeste mensen op. De tijd van rust en een relativerende kijk op de
dagelijkse beslommeringen is achter de rug. Nieuwe plannen voor het komende seizoen zijn gesmeed.
Men kan er hopelijk weerfris tegen aan.

Een practicus werkzaam in een rundveepraktijk, zoals ondergetekende, had in de nazomer altijd het
voordeel dat het een relatief rustige tijd betrof. De maanden augustus, september en oktober vormden
een soepele overgang naar de drukkere winterperiode. Tegenwoordig ligt dit iets anders. Omdat de
zogenaamde \'wintertoeslag\'op de melkprijs al in augustus begint, laten veel veehouders hun koeien
in de nazomer afkalven. Een periode die fysiologisch maar ook voedingstechnisch gezien niet de
meest gunstige periode is om een lactatie te starten. Het is dan ook maar de vraag ofde uit logistieke
overwegingen ingevoerde verhoging van de melkprijs gunstig is voor het welzijn en de gezondheid
van het Nederlandse melkvee.

In de landelijke dagbladen verschijnen na een rustige zomerperiode de nodige interessante koppen,
zoals: "Collectief karakter doet KKM de das om ". Het met veel tnoeite van de grond gekomen lande-
lijke kwaliteitssysteem voor boerderijmelk ( Keten Kwaliteit Melk) blijkt juridisch niet vitaal. De
grote Nederlandse zuivelondernemingen maken daarom plannen om een eigen systeem op te zetten.
Opvallend was de suggestie die de voorman van de groep melkveehouderij van LTO, Siemjan Schenk,
daarbij deed. Hij pleit voor een bonus op de melkprijs voor melkveehouders die op het gebied van
diergezondheid en dierwelzijn voorop lopen. Een prima initiatief dat vanuit onze beroepsgroep, met
diergezondheid als kernactiviteit, zeker steun verdient. Belonen werkt altijd heter dan bestraffen. Het
zou in deze, ook voor de melkveehouderij zware economische tijd, een enorme stimulans kunnen zijn
om diergezondheid en -welzijn op een hoger plan te brengen.

Ook in dit Tijdschrift draait het natuurlijk om diergezondheid. Toevallig is het intere.ssante weten-
schappelijke artikel dit keer toegespitst op de nmdveegezondheidszorg. BVD-infecties op melkx\'eebe-
drijven zijn in Nederland van groot belang en een pleidooi om middels virustypering meer inzicht te
krijgen in deze belangrijke aandoening, is geheel op zijn plaats. Ook de overige bijdrages over dier-
gezondheid, zoals het praktische artikel over tandheelkunde bij de kat, zijn de moeite waard.
Naast de gezondheid van het dier komt ook onze eigen gezondheid in dit nummer aan de orde. De
resultaten van een enquête over arbeidsongeschiktheid onder practici is interessante stof De hoge
respons op de enquête geeft het belang van dit onderA\'erp al aan. De term \'vet cool \'kende ik trouwens
van mijn kinderen, de term \' Vet Vitaal \'was nieuw voor mij.

Tot slot is er in dit Tijdschrift de nodige aandacht voor cursussen en congressen. Met de nazomer
breekt de tijd van investeren in veterinaire contacten en veterinaire kennis immers ook weer aan.

J. T. Siebinga

TijdsfiLuui^
leesiïBflOff—

Diergenees

-ocr page 182-

Klinische verschijnselen en diagnostiek bij een ernstige primaire
BVD-virus subtype ib-infectie in een melkveekoppel

J. Muskens^\'\'\', H.W. van Ruitenbeek^, C. Leteilier^, P. Kerkhof^ en c. van Maanen TijdschrDiergeneesl<d2004; 125:SS4-8

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Ten gevolge van een BVD-infectie aborteerden in een
melkveekoppel van 95 koeien gedurende een periode van
3.5 maanden zeventien koeien, kreeg een derde deel ern-
stige diarree en stierven drie runderen. Bij een verhoogd
percentage van de koeien ontwikkelde zich na de partus
of het aborteren een lochiometra. De diagnose werd ge-
steld op basis van gepaard bloedonderzoek van koeien
met diarree of abortus en sectie van meerdere verworpen
vruchten. Uit één vrucht werd BVD-virus geïsoleerd en
vervolgens door middel van sequencing gesubtypeerd.
Bij verwerpers werden de testuitslagen beïnvloed door
het interval tussen infectie en abortus.
Deze resultaten indiceren dat een primaire infectie met
BVD-virus subtype Ib in een melkveekoppel gepaard
kan gaan met ernstige klinische verschijnselen.

Summary

Clinical signs and diagnosis of a severe primary infection
with BVDV subtype lb in a dairy herd

a result of a BVDV infection in a herd consisting of 95 adult cattle 17
cows aborted their calves within a period of 3.5 months, one third got severe
diarrhoea,
covv.v died and an increased percentage of the cattle got lochio-
metra after calving or abortion. The disease was diagnosed by paired .sero-
logical testing of cattle with diarrhoea or abortion and post mortem exami-
nation of several aborted calves. From one foetus B VDV virus was isolated
and .suksequently subtyped by sequencing. Of aborting cattle, the testing re-
sults were influenced by the interval between infection and abortion.
These results indicate that a primaiy infection with BVDV subtype lb can
cause severe clinical symptoms in a dairy herd.

Introductie

Het Boviene Virus Diarree-virus (BVD-virus) kan op een
melkveebedrijf grote economische schade veroorzaken, met
name indien niet-immune runderen geïnfecteerd worden tij-
dens het eerste deel van de dracht en wanneer als gevolg
daarvan BVD-dragerkalveren geboren worden. BVD-dra-
gerkalveren kunnen bij de geboorte uiterlijk normaal zijn of
afwijkingen vertonen (te laag geboortegewicht, afwijkingen
van hersenen, ogen en/of huid). Het percentage terugkomers
en abortus (inclusief vroeggeboorte) kan ook verhoogd zijn.
Het aborteren kan optreden tijdens alle stadia van de dracht
(10).

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400AA Deventer.
^ Dierenartsenpraktijk Lichtenvoorde, Zieuwentseweg 4A, 7131 LB Lichtenvoorde.
> Department of Virology, Veterinary and Agrochemical Research Centre, VAR-CODA-
CERVA, Groeselenberg 99, B-I 180 Ukkel, België.
Corresponderend auteur E-mail: J.muskens@gdvdieren.nl

De klinische verschijnselen bij volwassen runderen na de
introductie van het BVD-virus variëren. Vruchtbaarheids-
problemen zijn regelmatig vastgestelde klachten, overige
klinische verschijnselen komen minder vaak voor en deze
kunnen beperkt blijven tot koorts, sloomheid, puerperale in-
fecties en diarree (11). Ernstige infecties kunnen gepaard
gaan met hoge koorts, ernstige diarree, verminderde melk-
productie bij een groot aantal runderen en met een verhoogd
sterftepercentage. Het abortuspercentage kan daarbij al of
niet verhoogd zijn (3). Andere mogelijke verschijnselen zijn
pneumonie (1) en overvloedige oog- en neusuitvloeiing (12).
Verschillende BVD-genotypen zijn geïdentificeerd, waar-
van typen 1 en 2 de belangrijkste zijn. Beide kunnen voorko-
men in twee biotypen (cytopathogeen en niet-cytopatho-
geen). Type
1- en 2-infecties kunnen dezelfde klinische
verschijnselen veroorzaken (13). Met name type 2-infecties
worden echter geassocieerd met het optreden van zeer ern-
stige klinische verschijnselen (1). Tot op heden zijn de bij
Nederlandse rundveebedrijven geïsoleerde BVD-virussen
zelden getypeerd. Het is dus onmogelijk om uitspraken te
doen over een mogelijke relatie tussen de ernst van de ver-
schijnselen en in Nederland voorkomende BVD-(sub)typen.
In deze casus worden de klinische verschijnselen en de dia-
gnostiek bij een ernstige uitbraak in een melkveekoppel ten
gevolge van een infectie met BVD-virus subtype Ib weerge-
geven.

ÇasuïstieiT

Beschreven wordt de ziektegeschiedenis op een bedrijf met
in totaal 95 melkgevende en droogstaande koeien. Tot een
leeftijd van zes maanden waren de kalveren in dezelfde lig-
boxenstal als het melkvee gehuisvest, waarbij er wel een
ruimtelijke scheiding aanwezig was. De kalveren gingen op
een leeftijd van zes maanden naar een opfokbedrijf en kwa-
men vier weken voor de verwachte afkalfdatum op het melk-
veebedrijf terug. Op het opfokbedrijf was alleen van dit
melkveebedrijf afkomstig jongvee aanwezig. Het melkvee-
bedrijfhad een aparte afkalfstal. Hier werden ook de zieke
koeien gehuisvest. Alle bedrijfsmatige bezoekers kregen be-
drijfskleding. In 2001 waren voor het laatst drie koeien aan-
gekocht, waarvan er nog één aanwezig was. Daarvoor waren
gedurende enkele jaren geen runderen gekocht. De ge-
middelde Bedrijfs Standaard Koeproductie (BSK) varieerde
in de periode april 2002 tot en met maart 2003 van 39.6 tot
43.7. De koeien verbleven het gehele jaar op stal.

Op 31 maart 2003 werd een kalf drie weken voor de ver-
wachte afkalfdatum dood geboren. Tijdens de daarop vol-
gende dagen merkte de veehouder op dat enkele koeien dun-
ner op de mest werden en de melkproductie daalde. Binnen
één tot twee dagen kregen deze runderen waterdunne mest.
De volgende dagen kregen geleidelijk meer koeien diarree.
Op 11 april aborteerde een koe, enkele dagen later gevolgd
door twee andere koeien. Op 16 april stierf een pas droogge-

-ocr page 183-

zette koe zonder voorafgaande ziekteverschijnselen. Een deel
van de zieke koeien is in de periode van 16 april tot eind mei
door de veehouder getemperatuurd en de temperatuur vari-
eerde daarbij van 37.9 °C tot 41.1 °C. Dc practicus heeft op 24
april een koe met diarree geopereerd aan een torsio ansa
proximalis. Op 28 april zijn twee mestmonsters voor onder-

la

Ii
Ig

If
Ih

ld

- A

- J

■ Culi4
- 5426

- 9535

-F

- Osloss

—(0301^
- 1774

1598
-3715

lb

Ie
II

■ 890

Tabel i. Leeftijd, inseminatie- en abortusdatum van de zeventien runderen die in de periode 31 maart-15 juli 2003 hebben geaborteerd (inclusief vroeggeboorte met dood kalf).

Diernummer

Geboortedatum

Datum inseminatie

Datum abortus

Opmerkingen

7227

18-12-97

11-07-02

31-03-03

7402

27-02-00

14-07-02

11-04-03

Koorts 17 18-4; persen 19-4; diarree 25-4; BVD-afweerstotTen negatief
22-4

7332

29-05-99

22-08-02

16-04-03

Retentio secundinarum

7568

12-07-01

09-09-02

24-04-03

7325

01-04-99

14-11-02

04-05-03

Vrucht BVD Ag-Elisa negatief

7497

02-12-00

28-08-02

05-05-03

Vrucht BVD Ag-Elisa negatief; koe: koorts 16-5 t/m 23-5; lochiomtra;
kan niet meer staan 18-5; perivaginitis en dikke hak 20-5; dood 22-6

7561

12-06-01

onbekend

14-05-03

Vroeggeboorte van tweeling; koorts 14 16-1-18-H 9-l-23-^28-5; lochiometra

5767

18-06-96

09-10-02

15-05-03

Vrucht BVD Ag-Elisa dubieus; koe: koorts 16-1-17-5

3466

02-10-91

22-11-02

20-05-03

7240

30-05-98

31-10-02

28-05-03

5764

06-05-96

10-10-02

30-05-03

Vrucht BVD Ag-Elisa positief; koe: dood 3-6

7338

21-07-99

10-10-02

09-06-03

5620

01-02-95

28-11-02

11-06-03

7483

11 -07-00

03-01-03

13-06-03

7405

04-05-00

15-12-02

21-06-03

5769

27-07-96

06-10-02

24-06-03

7488

17-08-00

23-10-02

02-07-03

Vrucht BVD Ag-Elisa positief

Koorts: > 39.5"C (Opmerking: slechts beperkt deel koeien is getemperatuurd)

Figuur 1. Fylogenetische analyse van de Npro-regio van het BVD-genoom. De afstand
tussen stammen volgens de horizontale lijnen is een maat voor het aantal verschillende
nucleotiden in de Npro-regio van de onderzochte stam ten opzichte van andere BVD-
stammen waarvan deze sequentie bekend/gepubliceerd is (bar: 5
% van de nucleotiden
verschillend). Bedrijfsisolaat 03013 (omcirkeld) valt binnen de subtype 1 b groep.

■NADL
— Singer

• Oregon
-23-15

4:

rC

■ C1945
r2775
L Cl 872
-4650
— 2375

■ 3186V6

zoek op Salmonella (kweek, inclusief de ophopingmethode)
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) aangeboden.
Van de verwerpers werd bloed getapt voor onderzoek op
Brucella abortus, Leptospira hardjo en Neospora caninum
(N. caninum).
Bij één koe (nr. 7402) werd dit gecombineerd
met onderzoek op BVD-afweerstoffen.
Op 5 inei werden twee verworpen vruchten ter sectie naar de
Gl) gestuurd, later gevolgd door drie andere vruchten.
Op 15 mei zijn van zeven koeien met abortus en/of diarree
bloedmonsters genomen en het serum is ingevroren voor ge-
paard onderzoek. Op 20 mei heeft een GD-dierenarts samen
met de practicus het bedrijf bezocht. Volgens de veehouder
hadden tot dan toe ongeveer twintig koeien ernstige diarree
gehad. Bij deze koeien was de mest waterdun zonder slijm- of
bloedbijmenging. Tijdens de diarreeperiode, die meestal vier
tot vijf dagen duurde, hadden de koeien koorts en was de
melkproductie gedaald met vijftig tot negentig procent. Twee
koeien konden niet meer staan en kregen een calcium-magne-
sium-infuus. Behandeling met antibiotica had nauwelijks ef-
fect op de ernst en de duur van de diarree, behandeling met
antipyretische en/of antiflogistische middelen zorgde bij een
deel van de koeien voor temperatuurverlaging en meer eet-
lust. Eén tot twee weken na het stoppen van de diarree hadden
de koeien weereen normale melkproductie. Acht koeien had-
den tot 20 mei verworpen, waarvan een paar koeien ook diar-
ree had gehad. Een verhoogd percentage van zowel de ge-
aborteerde als de normaal gekalfde koeien kreeg een
lochiometra. Het percentage koeien met ooguitvloeiing, snot-
neuzen of hoesten was niet verhoogd. De hygiëne en de ver-
zorging van het rundvee waren goed. De koeien werden ge-
voerd met een voermengwagen en het basisrantsoen van de
melkgevende koeien bestond uit 5 kg droge stof (ds) maïs, 7
kg ds kuilgras, 1.6 kg ds bierbostel, 0.8 kg ds perspulp en 0.8
kg tarwe. Het rantsoen was de laatste maanden niet veranderd

-ocr page 184-

en goed van kwaliteit. Alle runderen kregen leidingwater. Het
jongvee op het melkveebedrijf is niet ziek geweest.
Van de zeven eerder genoemde koeien zijn op 3 juni voor de
tweede keer bloedmonsters genomen voor gepaard bloed-
onderzoek op afweerstoffen tegen BVD, IBR,
Salmonella
dublin (S. duhlin)
en S. typhimurium en op dezelfde dag zijn
van vier koeien met diarree mestmonsters genomen voor
onderzoek op coccidiose.

Na het bedrijfsbezoek van 20 mei hebben nog ongeveer vijf
koeien diarree gehad en hebben de drie vaarzen, die pas en-
kele dagen voor kalven waren aangevoerd op het melkveebe-
drijf, normaal gekalfd. Deze drie vaarzen ontwikkelden
daarna wel een lochiometra en kregen diarree.
In de periode 31 maart tot 15 juli hebben in totaal zeventien
runderen verworpen dan wel een vroeggeboorte met een
dood kalf gehad (Tabel 1) en is één koe tochtig geworden na
eerder drachtig te zijn bevonden door de practicus. Na het
eerste sterfgeval op 16 april zijn nog twee andere koeien ge-
storven (Tabel 1). Deze koeien zijn niet ter sectie aangebo-
den bij de GD.

De BSK op I april, 28 mei en 25 juni 2003 was respectieve-
lijk 39.8,38.9 en 39.9.

Op I2juni en 14juli zijnop het melkveebedrijf en het opfok-
bedrijf alle runderen vanaf de leeftijd van acht maanden ge-
vaccineerd met Bovilis® BVD (Intervet).
De veehouder heeft zich aangemeld voor het BVD-certifice-
ringsonderzoek van de GD en daarvoor zijn op 11 juli in to-
taal 83 bloedmonsters op het opfok- en het melkveebedrijf
genomen evenals een tankmelkmonster. Op 15 augustus zijn
vier kalveren onderzocht die inmiddels een leeftijd van vier
maanden hadden bereikt.

De BVD-typering en genetische classificatie werd uitge-
voerd door het Department of Virology van het onderzoeks-
instituut VAR-CODA-CERVA, Ukkel, België door middel
van sequencing en phylogenetische analyse van twee ver-
schillende gedeelten (5\'UTR en Npro) van het genoom van
een door de GD uit een verworpen vrucht geïsoleerd virus.
Isolatie van BVD-virus vond plaats in het GD-laboratorium
op Embryonale Boviene Trachea-cellen volgens een STER-
LAB geaccrediteerde standaardprocedure. Bij de fylogeneti-
sche analyse zijn de sequenties van dit isolaat vergeleken
met reeds gepubliceerde sequenties, die representatief zijn
voor subtypen 1, en met Belgische type 1-isolaten (9, 14,
17). Alle overige onderzoeken zijn uitgevoerd volgens de
protocollen van het GD STERLAB (7).

Resultaten laboratorium- en sectieonder-

egek

• Bij bloedonderzoek van verwerpers werden geen antistof-
fen aangetoond ten opzichte van
Brucella abortus,
Leptospira hardjo
en N. caninum. Koe nr. 7402, geabor-
teerd op 11 april, had op 22 april geen B VD-afweerstoffen.

• Mestonderzoek op Salmonella en coccidiose verliep nega-
tief

• Bij het gepaarde bloedonderzoek waren alle sera S. typhi-
murium
negatief (uitslag < 20). Ten opzichte van S. duhlin
is geen seroconversie aangetoond (Tabel 2). Koe nr. 3466
was tweemaal IBRgE antistoffen positief, de overige
onderzoeken waren negatief Alle geteste runderen hadden
voor BVD een significante titerstijging (Tabel 2).

• In totaal zijn vijf vruchten ter sectie aangeboden. Bij drie
inzendingen was ook de placenta aanwezig en deze waren
macroscopisch niet afwijkend. Bij histologisch onderzoek
waren er geen aanwijzingen voor een Neospora-infectie.
Het algemeen bacteriologisch onderzoek verliep negatief
Bij de eerste twee vruchten was de BVD Antigeen-Elisa
(Ag-Elisa) negatief, bij de derde vrucht dubieus, bij de
vierde en vijfde vrucht positief (Tabel 1). Bij de vijfde
vrucht is ook de BVD-viruskwcek uitgevoerd en daarbij is
een BVD-virus zonder cytopathogeen effect geïsoleerd.
Het geïsoleerde virus is vervolgens gebruikt voor het type-
ren en genetisch classificeren van het virus.

• Het BVD-virus behoorde tot het subtype Ib (Figuur I).

• Het tankmelkmonster en de 83 bloedmonsters, genomen
op 14 juli, waren BVD-virus negatief Een op 15 augustus
getapt kalf, dat op 15 maart geboren was uit een vaars, was
BVD Ag-Elisa positief Na herhaald onderzoek met drie
weken tussentijd bleek het kalf BVD-drager te zijn.

Discussie

Op melkveebedrijven komen diarree en verwerpen bij vol-
wassen runderen regelmatig voor, echter zelden tegelijker-
tijd en in hoge percentages. Bij een verhoogd percentage
diarree moet differentiaal diagnostisch vooral gedacht wor-
den aan voerveranderingen, winterdiarree. Salmonella en
BVD. Bij verwerpen moet vooral gedacht worden aan infec-
ties met
N. caninum, Salmonella, BVD en IBR. Bij het tege-
lijkertijd optreden van diarree en abortus moet ook rekening
gehouden worden met mogelijk meerdere oorzaken.

Tabel 2. Uitslagen van het gepaard serologisch onderzoek op BVD en S. dublin.

Diernummer

BVD-antistoffen (Elisa)

S. duhlin H. antistoffen (SUA)\'

Datum abortus

Opmerkingen

15 mei

3 juni

15 mei

3 juni

5769

<2

128

20

<20

24 juni

7322

<2

64

<20

<20

geen abortus

Koorts 5-5; diarree koorts 14-5; koorts 17-5 t/m 19/5

7496

32

>=256

40

<20

geen abortus

Diarree koorts 5-5; lochiometra; koorts 14-5 t/m 18-5

|7561

<2

32

<20

20

14 mei

7497

<2

>=256

20

<20

5 mei

3466

4

32

<20

<20

20 mei

5767

16

64

80

40

15 mei

\': Agglutinatie, positief bij titer >= 80

Koorts: > 39.5 \'C (Opmerking: slechts beperkt deel koeien is getemperatuurd)

-ocr page 185-

Op het bedrijf waren geen structurele voer veranderingen ge-
weest, hadden ook de koeien met een lage krachtvoergift
diarree en werden de kwalitatief goede voercomponenten
gevoerd met een voermengwagen. Mede omdat bij voe-
dingsdiarree (hoge) koorts niet optreedt, werd voeding als
oorzaak onwaarschijnlijk geacht. Winterdiarree is niet ge-
heel uit te sluiten, hoewel de optredende diarree zich dan
meestal beperkt tot een periode van twee tot drie weken. Bij
zowel voedingsdiarree als winterdiarree behoren abortus en
lochiometra niet tot het ziektebeeld. Een infectie met
Salmonella zou de klinische klachten op dit bedrijf wel kun-
nen verklaren. Op basis van mestonderzoek, onderzoek van
de verworpen vruchten en het gepaarde serologische onder-
zoek valt Salmonella als oorzaak uit te sluiten.
N. caninimi is in Nederland een belangrijke oorzaak van ver-
werpen, echter deze protozoaire parasiet veroorzaakt geen
diarree en hoge koorts. Bij geen van de vijf onderzochte
vruchten zijn er histologisch aanwijzingen vooreen
N. cani-
/7i(w-infectie en was ook het serologisch onderzoek van ver-
werpers negatief. Daarom was
N. canimim niet het oorzake-
lijke agens. Op basis van het gepaarde serologische
onderzoek werd dezelfde conclusie getrokken voor IBR.
Het BVD-virus is een bekende oorzaak van abortus en in
mindere mate van diarree bij volwassen runderen. Een com-
binatie van beide verschijnselen bij een hoog percentage
melkkoeien is echter zeldzaam. Op dit bedrijf, waar beide
verschijnselen werden waargenomen, werd op basis van het
gepaarde serologische onderzoek, het onderzoek van de ver-
worpen vruchten en de virustypering geconcludeerd dat het
BVD-virus subtype Ib dc oorzaak is geweest van de klini-
sche klachten.

Het aborteren vond plaats zowel in de acute fase van de in-
fectie toen de koeien nog BVD-seronegatief waren (nr. 7561,
7497, 7402), als tijdens de titerstijging (nr. 5767), maar ook
enkele weken na de serocorwersie (nr. 5769). Deze verschil-
len in de lengte van het interval infectic-abortus kunnen in-
vloed hebben op interpretatie van de BVD-scrologie van
verwerpers. Indien runderen op bedrijven met ernstige klini-
sche verschijnselen (diarree, abortus, koorts) binnen enkele
dagen na het aborteren worden onderzocht op BVD-afweer-
stoffen, kan dc koe negatief getest worden terwijl BVD toch
de oorzaak was. Op deze bedrijven is het na drie weken her-
halen van de BVD-seroIogie bij seronegatieve verwerpers
daarom zinvol. Koeien kunnen echter ook verwerpen indien
seroconvcrsie al heeft plaatsgevonden (nr. 5769). Tweemalig
een seropositieve uitslag zonder seroconvcrsie betekent
daarom niet dat BVD als abortus-oorzaak mag worden uit-
gesloten.

De diagnose \'abortus ten gevolge van een BVD-infectie\' kan
ook gesteld worden door middel van een positieve BVD Ag-
Elisa bij onderzoek van dc verworpen vrucht. Een negatieve
uitslag betekent echter niet dat BVD niet de oorzaak geweest
is van het aborteren. Mogelijke redenen voor de beperkte
sensitiviteit van deze BVD-test zijn de verminderde kwa-
liteit van het onderzoeksmateriaal (ontbinding vrucht) en
een kort interval infectie-abortus. Het virus kan pas vanaf
veertien dagen na infectie geïsoleerd worden uit de vrucht
(6). Dit is mogelijk de reden dat de vrucht van koe nr. 7497
(met een positieve seroconvcrsie) BVD Ag-Elisa negatief
was. Dit heeft consequenties voor de BVD-diagnostiek van
verworpen kalveren. Negatief BVD-onderzoek bij een of en-
kele vruchten is geen bewijs dat dit virus geen rol heeft ge-
speeld bij het aborteren. Door op bedrijfsniveau het aantal
secties op verworpen vruchten te vergroten, wordt de kans
om BVD als diagnose te stellen vergroot.
Naast diarree, abortus en koorts was lochiometra een belang-
rijk klinisch symptoom op dit bedrijf Immunosuppressie ten
gevolge van de BVD-infectie speelde daarbij waarschijnlijk
een rol. Andere mogelijke redenen voor een verhoogd percen-
tage lochiometra waren een verminderde voeropname (onder
andere calciumvoorziening, nodig voor involutie van de ute-
rus) en het huisvesten van zieke koeien op de afkalfstal
waardoor de infectiedruk hoger werd. Verschijnselen als
hoesten, oog- en neusuitvloeiing werden niet vastgesteld. Bij
een andere ernstige BVD-uitbraak werden deze symptomen
eerder wel beschreven (12). Op laatstgenoemd bedrijf was lo-
chiometra geen klinisch probleem. Dit geeft aan dat bij een
ernstige BVD-infectie in een melkveekoppel de klinische
verschijnselen kunnen variëren.

Het BVD-virus is mogelijk op het melkveebedrijf geïntrodu-
ceerd door het dragerkalf dat op 15 maart uit een vaars was
geboren. Deze vaars is tijdens het eerste deel van de dracht
op het opfokbedrijf geïnfecteerd. Hoe het virus daar geïntro-
duceerd is, is onbekend.

Hoewel weinig bekend is over de prevalentie van BVD-ge-
notypen en -subtypen in Nederland sluit de karakterisering
van dit virus als subtype Ib aan bij bevindingen in de ons
omringende landen. In Engeland en Ierland wordt voorna-
melijk type la gevonden (8, 15), terwijl in continentaal
Europa, bijvoorbeeld in België, naast BVD type 2 overwe-
gend subtype Ib gevonden wordt (2). In de Verenigde Staten
lijkt binnen type I een verschuiving plaats te vinden van
bijna uitsluitend type la-stammen naar globaal vijftig pro-
cent subtype Ib-stammen(5).

Over de relatie tussen B VD-genotypcn c.q. -subtypen en vi-
rulentie/pathogenese is nog maar weinig bekend. In recent
onderzoek werd echter wel een associatie gevonden tussen
subtype/genotype en het stadium van foetale infectie.
Hierbij waren BVD subtype la-infecties het sterkst geasso-
cieerd met late foetale infecties, BVD type 2 het sterkst met
vroege foetale infecties, terwijl BVD subtype Ib-infecties
een tussenpositie innamen (4).

Gezien de gerapporteerde sterke bedrijfsgebonden associa-
tie van specifieke BVD-stammen (16: in dit onderzoek ble-
ken vijftien van de zestien besmette bedrijven geïnfecteerd
te zijn met een stam specifiek voor dat bedrijf) kan gedetail-
leerde informatie van BVD-stammen op het bedrijf van inte-
resse en bijvoorbeeld omliggende bedrijven het epidemiolo-
gische inzicht in introductie- c.q. herintroductieroutes
verhogen. Daarom is een bredere inzet van moleculaire type-
ringsmethoden voor BVD-infecties het overwegen waard.

Literatuur

1. Carman S, Dreumel T van, Ridpath J, et al. Severe acute bovine viral
diarrhea in Ontario, 1993-1995. J Vet Diagn Invest 1998; 10(1): 27-35.

2. Couvreur B, Letellier C, Collard A, Quenon P. Dehan P. Hamers C,
Pastoret PP, and Kerkhofs P Genetic and antigenic variability in bo-
vine viral diarrhea virus (BVDV) isolates from Belgium. Virus Res
2002; 85 (1): 17-28.

3. David GP, Crawshaw TR, Gunning RF, Hibberd RC, Lloyd GM, and
Marsh PR. Severe disease in adult dairy cattle in three UK dairy herds
associated with BVD virus infection. Vet Ree 1994; 134: 468-72.

4. Evermann JF, and Ridpath JF. Clinical and epidemiological observa-
tions of bovine viral diarrhea virus in the northwestern United States.
Vet Microbiol 2002; 89: 129-39.

5. Fulton RW, Ridpath JF, Confer AW, Saliki JT, Bürge LJ, and Payton
ME. Bovine viral diarrhoea virus antigenic diversity: impact on dis-

-ocr page 186-

ease and vaccination programmes. Biologicals 2003; 31 (2): 89-95.
Frederiksen B, Press CM, Sandvik T, Odegaard SA, and Loken T.
Detection of viral antigen in placenta and fetus of cattle acutely infec-
ted with bovine viral diarrhea virus. Vet Pathol 1999; 36 (4): 267-75.
GD-Praktijkmap Herkauwers. Gezondheidsdienst voor Dieren,
Deventer, 2003.

Graham DA, McLaren IE, Brittain D, and O\'Reilly PJ. Genetic typing
of ruminant pestivirus strains from Northern Ireland and the Republic
of Ireland. Res Vet Sei 2001; 71 (2): 127-34.

Letellier C, Kerkhofs P, Wellemans G, and Vanopdenbosch E.
Detection and genotyping of bovine diarrhea virus by reverse tran-
scription-polymerase chain amplification of the 5\' untranslated re-
gion. Vet Microbiol 1999; 64 (2-3): 155-67.

Lindberg ALE. Bovine viral diarrhoea virus infections and its control.
A review. Vet Quart 2003; 25 (1): 2-16.

Moerman A, Straver PJ, Jong MCM de. Quak J, Baanvinger Th. and
Oirschot JT van. Clinical consequences of a bovine virus diarrhoea vi-
rus infection in a dairy herd: a longitudinal study Vet Quart 1994; 16
(2); 115-9.

12.

13.

14.

15.

16.

10.

11.

17.

Sol J, Schaake J en Leioup MRP Een ernstig klinisch verloop van een
primaire BVD-infectie in een BVD-seronegatieve melkveekoppel.
Tijdschr Diergeneeskd 1989; 114(17): 886-90.
Ridpath JF, Neill JD, Frey M, and Landgraf JG. Phylogenese, anti-
genic and clinical characterization of type 2 BVDV from North
America. Vet Microbiol 2000; 77 (1-2): 145-55.
Vilcek S, Nettleton PF, Paton DJ, and Belak S. Molecular characteriza-
tion of ovine pestiviruscs. J Gen Virol 1997; 78: 725-35.
Vilcek S, Drew TW, McGoldrick A, and Paton DJ. Genetic typing of
bovine pestiviruses from England and Wales. Vet Microbiol 1999a; 69
(4): 227-37.

Vilcek S, Alenius S, Paton DJ, Mittelholzer C, and Belak S. Genetic
clustering of bovine viral diarrhoea viruses in cattle farms: genetic
identification and analysis of viruses directly from cattle sera. Vet J
1999b; 158(1): 33-8.

Vilcek S, Paton DJ, Durkovic B, Strojny L. Ibata G, Moussa A, Loitsch
A, Rossmanith W, Vega S, Scicluna MT, and Paifi V. Bovine viral
diarrhoea virus genotype 1 can be separated into at least eleven genetic
groups. Arch Virol 2001; 46 (1): 99-115.

Frequency of radiographically detected
pulmonary metastasis in bitches with
mammary gland metastasis

A. Djupsjöbacka, and P. Eksell. The
European Journal of Comparative
Animal Practice
2003; 13; 14^-55.

Referaten

Routinematig röntgenologisch on-
derzoel< om metastasen van mam-
matumoren in de longen vast te stel-
len wordt door vele dierenartsen
uitgevoerd. Het is niet bekend hoe
vaak een positieve diagnose wordt gesteld.
Het doel van deze studie was na te gaan of deze techniek
een bijdrage kan leveren aan de kliniek wat betreft het
vaststellen c.q. uitsluiten van metastasen van mammatu-
moren mede in ogenschouw genomen de leeftijd van de te-
ven.

De studie had betrekking op 375 dieren. Longmetastasen
werden gevonden bij achttien dieren alle ouder dan acht jaar.
Hiervan hadden er zestien een leeftijd van meer dan tien jaar.
Bij bestudering van de onderzoeksverslagen van deze hon-
den bleek dat bij zestien deze diagnose ook gesteld had kun-
nen worden op basis van het klinisch onderzoek, mede gelet
op de conditie en de leeftijd.

Gesteld wordt dat röntgenologisch onderzoek discutabel in
deze context is. Het histologisch onderzoek van biopten
wordt wel aanbevolen.

Ook wordt gewezen op problemen verbandhoudende met de
interpretatie van de röntgenfoto\'s.

J.P.W.M. Akkermans

Pensioenadvies

Ondunemingsgerichte

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@d1xfortuin.nl
I w/ww.d1xfortu1n.nl

FINANCIERING
B
edrijfseconomisch advies

Juridisch advies

Postbus 130
3720
AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord
328
3723
HH Bilthoven

-ocr page 187-

ggyjumm

-ocr page 188-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwil<keld
voor een effectieve aanpal< van
luchtweginfecties bij runderen en
varl<ens. De lange werl<ingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende.
Dankzij de unieke samenstelling is

^raxxÊÊt

Snel

Binnen 24 uur therapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot 1 5 dagen)

Bij runderen zowel therapeutisch
als metafylactisch in te zetten

Gemakkelijk

Eén (be)handeling

Draxxin: RECNL 10183. Werkzame stof: Tulathromycine 100 mg/ml.
Indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire
aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica, Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella muitocida en Mycoplasma hyopneumoniae, die gevoelig zijn voor
tulathromycine,
Dosering: I ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan. varken intramusculair. Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injectieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in gevai van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen dte bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v,

Animal Health

l\'fizer Animal Health Ijv

Postbus 37 • 2\')(X) A.A Capelle a/cl Ussel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizer.coni

© 2U(H ITizi-r Animal Heallh l>.v.. i;a(>i-lle a/.l IJssol
® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 189-

Een verhaal met een staartje

laira Boissevain

"Een koe uit Apeldoorn, die had haar
staart verloren, zomaar midden in de
week..." dichtte Annie M.G. Schmidt.
Het couperen van staarten wordt soms
uit veterinair oogpunt noodzakelijk ge-
acht. Dat wil echter nog niet zeggen
dat iedere medewerking van de dieren-
arts ook door het Tuchtcollege wordt
getolereerd...

Het venijn zit in de staart...

...volgens deze veehouder, die stierkalveren opfokt voor de
vleesverwerking. De stiertjes komen op jonge leeftijd het be-
drijf binnen, maar worden als ze wat ouder zijn in groepen
gehuisvest. Dat is lastig, want de dieren trappen elkaar in die
verblijven regelmatig op de staart, en dat leidt weer tot ont-
stekingen en zelfs verlammingen. Een opkruipende staart-
puntinfectie leidt tot het afvoeren van een stier per week.
De veehouder heeft echter een goede oplossing
voor deze problemen gevonden: zodra de
stiertjes het bedrijf binnenkomen bindt
hij de staartjes af met een rubberring.
Na een paar dagen afknellen vallen
de staarten er dan vanzelf af Het
ongemak van deze kleine ingreep
weegt ruimschoots op tegen de
welzijnsproblemen die de staar-
ten veroorzaken zolang ze aan
de stier vastzitten. Eigenlijk zou
de veehouder het liefst onthef-
fing vragen van het verbod, maar
daarvoor heeft hij wel een ver-
klaring van de dierenarts nodig.
De dierenarts is het met deze ge-
dachtegang eens, en stelt een verkla-
ring op waarin hij de noodzaak van het
couperen van de staarten ondersteunt.

Verboden verklaring

Er is maar één klein probleempje: het couperen van
staarten bij stieren is al sinds 1996 verboden op grond van
het bij de Gezondheids- en Welzijnswet behorende Ingre-
penbesluit. Als de AID de praktijken ontdekt, begint het
strafrechtelijke circus tegen de veehouder. In die procedure
wordt de dierenarts als getuige gehoord, maar als de klach-
tambtenaar van het Tuchtcollege lucht krijgt van de zaak,
staat de dierenarts al snel bij het Tuchtcollege in het beklaag-
denbankje.

De klachtambtenaar vindt het niet aanvaardbaar dat een die-
renarts een verklaring aflegt die een schijn van wettigheid
geeft aan een verboden handeling. De dierenarts had de vee-
houder moeten adviseren om de meststieren op een andere
wijze te houden, of om de benodigde zoötechnische aanpas-
singen te treffen.

Veterinai
tuchtrech

Vrijbrieven en vormfouten

De dierenarts verzet zich hiertegen: hij heeft de verklaring
niet geschreven als vrijbrief voor de veehouder, maar alleen
een aanvraag tot ontheffing door de veehouder willen onder-
steunen, omdat hij couperen diervriendelijker vindt dan niet
couperen. Door couperen van de staarten wordt lijden door
ontstekingen en verwondingen voorkomen. Andere huis-
vesting? Dat slaat nergens op, er is op dit bedrijf geen sprake
van volgestouwde stallen, de dieren beschikken over goede
en ruime huisvesting.

De procedure bij het Tuchtcollege duurt maar liefst twee jaar,
omdat alle partijen stevig de degens kruisen over juridische
fouten in de procedure. Vanwege al deze problemen ver-
klaart het Tuchtcollege de klachtambtenaar in eerste instan-
tie niet ontvankelijk, maar die beslissing wordt door het
Beroepscollege teruggedraaid. Uiteindelijk inoet het
Tuchtcollege de zaak opnieuw behandelen.

Law and order

Had de dierenarts in weerwil van een wet-
telijk verbod een verklaring mogen af-
geven dat er vanuit diergeneeskundig
oogpunt gronden zijn om de staar-
ten van de stieren preventief te
couperen?

Het Tuchtcollege vindt dat van
een dierenarts mag worden ver-
wacht dat hij, voordat hij een
verklaring afgeeft die betrek-
king heeft op de gezondheid of
het welzijn van een dier, zich er-
van vergewist of deze verklaring
in overeenstemming is met de gel-
dende wet- en regelgeving. Ook
moet een dierenarts daarbij goed na-
HenkVrieselaar denken of ongecontroleerd bezit van

deze verklaring zou kunnen leiden tot ver-
keerd gebruik.

Het Tuchtcollege is er wel van overtuigd dat de dierenarts in
kwestie de verklaring te goeder trouw heeft afgegeven, in de
veronderstelling dat er een ontheffingsmogelijkheid was. De
dierenarts had zich bewust moeten zijn van het verbod op
couperen en mogelijk misbruik van de verklaring, en om die
reden moet afzien van het afgeven ervan. Omdat de dieren-
arts wel te goeder trouw is geweest en vanwege alle ge-
maakte procedurefouten, blijft het bij die uitspraak. De die-
renarts mag zonder maatregel naar huis.

Een interessante uitspraak, die het afleggen van verklaringen
die eigenaren in staat stellen om handelingen uit te voeren in
strijd met de geldende regelgeving bijzonder moeilijk
maakt...

-ocr page 190-

Dierenartsen Paul Croenestein, Jacqueline Woltman,
Inge Thoolen en de medewerkers van Dierenkliniek
"De Waterpoort" uit Sneek houden niet van hun
debiteurenadministratie. Ze besteden hun tijd liever
aan de dieren die hun hulp nodig hebben. Maar ze
willen uiteraard wel graag op tijd betaald worden.
Daarom kiezen ze voor Fa-med.

Vertrouw ook uw debiteurenadministratie toe aan de
specialist: Fa-med, de marktleider in medical factoring.
En bespaar uzelf de alsmaar toenemende administratieve
rompslomp. Zodat u en uw medewerkers meer tijd over-
houden voor uw patiënten.

De dierenartsen van Dierenkliniek "De Waterpoort\':

"Meer tijd om dieren te
beliandelen daniczij Fa-med!

www.famed.nl

Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd
binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening
gestort. Desgewenst binnen 2 weken.

Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden
en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke
tarieven. Vraag vrijblijvend onze uitgebreide informatie-
map aan.

fa-med

De marktleider in medical factoring

Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort ■ Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
Tel.; 033 - 434 52 00 ■ Fax: 033 - 434 52 10 ■ E-mail: info@famed.nlwww.famed.nl

-ocr page 191-

Veterinair
tandheelkund

Veterinaire tandheelkunde 22
De kat met blootliggende kieswortels. een gemiste diagnose?

Andries van Foreest1

Het voorkomen van blootliggende
distale wortels van de mandibulaire
molaren (309 en 409) bij de kat
met een chronische, recidiverende
mondslijmvliesontsteking worden
regelmatig aangetroffen bij ver-
wijspatiënten. Met een grondig
onderzoek onder lichte sedatie kan
deze aandoening eenvoudig zicht-
baar gemaakt worden. Er worden enkele mogelijke ver-
klaringen aangegeven waarom de diagnostiek onvol-
doende volledig wordt uitgevoerd.

Summary

The cat with exposed tooth roots: a missed diagnosis?

The distal roots of the mandibular molars (309 & 409) are
often exposed in cats with chronic, recurrent inflammation of
the oral mucous membranes. The disorder can be easily de-
tected during a thorough investigation under light sedation.
Some rea.sons are given why the diagnostic investigation is
sometimes performed incompletely.

Inleiding

Het onderzoeken van tandheelkundige verwijspatiënten
brengt regelmatig interessante, soms onbekende, nieuwe be-
vindingen met zich mee. Het is soms opvallend dat eenvou-
dige diagnostiek van \'bekende\' problemen niet wordt her-
kend of onvoldoende aandacht krijgt in de dierenartsen-
praktijk.

Een goed voorbeeld hiervan is de persisterende melkhoek-
tand bij de hond. Te lang wachten met het extraheren van de
melkhoektand of het corrigeren van ontstane malocclusies is
eigenlijk een situatie die niet mag voorkomen. Er is vol-
doende Nederlandse literatuur om vakkundig om te gaan met
deze veelvoorkomende afwijking (1,2, 3). Bij de eerste in-
entingen van de hond is het een nuttige maar ook kleine
moeite de eigenaar van de pup erop te wijzen wanneer de
tandwisseling plaatsvindt en met welke belangrijke afwij-
kingen dat gepaard kan gaan.

In dit artikel wordt de wijze van onderzoek van een andere
verwijspatiënt beschreven: de kat met chronische en recidi-
verende mondslijmvliesontstekingen waarbij een blootlig-
gende distale wortel van een mandibulaire molaar mede oor-
zaak is van deze klachten.

De verwijspatiënt: de kat met een chronisch en recidive-
rende mondslijmvliesontsteking

Een veelvoorkomende verwijspatiënt is de kat met een chro-
nische en recidiverende mondslijmvliesontsteking. In de li-
teratuur wordt deze aandoening bij katten onder verschil-
lende namen beschreven. Als overkoepelende naam voor
deze ontstekingen wordt veelal gebruiktgemaakt van het fe-
line gingivitis-stomatitis-pharyngitis-complex (FGSP-com-
plex)(3,4,5,6).

De verwijsbrief van de dierenarts en de afgenomen anam-
nese zijn meestal duidelijk. De kat heeft al geruime tijd ern-
stige problemen in de mondholte: tandsteen (veel of steeds
weer), tandvleesontsteking, halitosis, overmatig speekselen
en kwijlen (slijm, bloed, pus), kokhalsneigingen en dysfagie,
moeilijkheden met voedselopname of kauwen (weigeren van
het eten van hard voer, overdreven kauwacties naar één
kant), anorexie, zieke indruk en/of conditieverlies. Regel-
matige gebitsreiniging, antibiotica, diverse injecties met cor-
ticosteroïden of progestagenen geven in eerste instantie ver-
betering maar na verloop van tijd is er sprake van recidief
De symptomen komen sneller terug, worden erger en de be-
handelingen helpen niet meer. De verwijsbrief suggereert
onderzoek en eventuele behandeling. Kortom: wat is er nog
aan te doen?

<1

J

\'.... X i

i c-\'":

Él

Foto 1. Europese korthaar 5,5 jaar met veel tandsteen op alle kiezen. Rondom de
mandibulaire achterste kiezen (308 en 309) veel gezwollen weefsel. Goed onder,
zoek van de kieswortels onder sedatie is noodzakelijk.

Uiten VOO
de praktijl

1  Jhr.A.W. van Foreest. tandheelkundig dierenarts, Veterinair Specialisti.\'ich Centrum.
Wageningen; Dierenkliniek Pietersberg, Oosterheek.

-ocr page 192-

Onderzoek

Nadat de informatie is verkregen, wordt aan de eigenaar
voorgesteld om de mondholte en het gebit
samen grondig te
onderzoeken. De snelle \'vluchtige blik\' in de bek van de kat
is niet alleen lastig uit te voeren (soms onmogelijk wegens
verzet van de patiënt) en meestal een onplezierige belevenis
voor de kat. Het levert vaak niet meer op dan duidelijk ont-
stoken tandvlees (ernstig rood of bloederig) met eventueel

Veterinaire
tandheelkunde!

uitbreiding naar de wangen, de keel of de tong. Dikwijls is er
tandsteen aanwezig, soms is een loszittende tand of kies
zichtbaar of voelbaar. Zelden wordt met alleen \'een derge-
lijke vluchtige blik\' andere afwijkingen zichtbaar zoals de
tandhalslaesies (FORL = Feline Odontoclastic Resorptive
Lesions). Het is niet verstandig om te proberen de bek geheel
te openen: dit kan erg pijnlijk zijn (aanwezige slijmvlieslae-
sies kunnen openscheuren door de spanning).
Na algemeen en pre-anesthetisch onderzoek wordt de kat
licht gesedeeerd met medetomidine\' (0.08-0.10 mg/kg l.g).
Het grote voordeel hiervan is dat de kat wel oraal is te onder-
zoeken maar toch nog pijnsymptomen kan tonen. Bij het met
een tandheelkundige sonde aanraken van bijvoorbeeld een
blootliggende wortel of een FORL toont de kat duidelijk dat
die plek pijn veroorzaakt. De bij dit onderzoek aanwezige ei-
genaar, die is gewaarschuwd voor een mogelijke pijnreactie
van de kat, ziet nu met eigen ogen dat de kat nog meer pijn
moet hebben zonder de sedatieve injectie. Natuurlijk is de ei-
genaar verteld dat met deze sedatie alleen een onderzoek
wordt uitgevoerd en dat het dier vervolgens geanestheseerd
zal worden voor verdere behandeling. De op deze wijze uit-
gevoerde methode van een eerste onderzoek - lichte sedatie
waarbij de eigenaar zelf waar kan nemen waar de pijn van-
daan komt - heeft zijn nut bewezen: één van de oorzaken van
de klachten wordt gevonden. De eigenaar ziet met eigen ogen
wat er aan de hand is en op eenvoudige aantoonbare wijze kan
aan de eigenaar worden uitgelegd welke maatregelen geno-
men moeten worden om te proberen het probleem op te los-
sen. De roodheid en de zwelling kunnen iets afgenomen zijn
door de werking van de sedatieve injectie (vasoconstrictie).

Alle gebitselementen worden nu afgetast met de sonde (gla-
zuurdefecten, tandfracturen, FORL, loszittende tanden of
kiezen) en het parodontale onderzoek wordt uitgevoerd met
de pocketsonde (aanwezige pockets, blootliggende wortels,
doorgankelijke furcaties). Dc dentale en parodontale afwij-
kingen, maar ook dc slijmvlieslaesies, worden genoteerd cn
een behandel ingsvoorstel kan nu met de eigenaar besproken
worden.

Helaas blijkt bij deze verwijspatiënten dat het belangrijke
orale en dentale onderzoek onvoldoende is uitgevoerd. Een
schatting geeft aan dat bij zeker acht van de tien doorge-
stuurde katten met chronische en recidiverende mondslijm-
vliesontstekingen (FGSP-complex) de distale wortel van de
309 en/of 409 (de beide eerste molaren in de onderkaak)
bloot ligt. Soms zijn gedeelten van de wortels al afgebroken
(oorzaak: FORL?). Deze wortel is klinisch niet goed zicht-
baar omdat het omgevende tandvlees en slijmvlies meestal
behoorlijk gezwollen is. De kat bijt continue op het gezwol-
len zachte weefsel en dat zal veel van de pijnlijkheid veroor-
zaken. Bij het voorzichtig terzijde schuiven van het slijm-
vlies wordt de blootliggende wortel zichtbaar en is pijnlijk
bij aanraken. Alleen een goed onderzoek onder sedatie
maakt dit onderzoek achter in de bek mogelijk. Het is lastig
maar eenmaal bekend met dit verschijnsel geeft het veel vol-
doening dat in ieder geval één van de oorzaken van de klach-
ten is ontdekt. Dit kan bovendien aan de eigenaar getoond
worden! Dat een dergelijke kies verwijderd moet worden, zal
de eigenaar direct begrijpen.

\' Domitor®, Pfizer Anima! Heallh. Capelle a/d IJssel.

-ocr page 193-

Waarom de gemiste diagnose?

Waarom wordt deze afwijking niet oj onvoldoende door de

verwijzende dierenarts gezien?

Een aantal mogelijke verklaringen zijn aan te geven:

1. Wordt er altijd een oraal en dentaal onderzoek uitge-
voerd? Gebeurt dat op identieke wijze zoals hierboven
beschreven?

2. Wie voert het onderzoek uit: de dierenarts zelf of de die-
renarts-assistente die ook de gebitsreiniging uitvoert?

3. De distale wortels van de beide eerste mandibulaire mola-
ren (309 en 409) zijn lastig zichtbaar te maken. Dikwijls
zijn de zwellingen ter plaatse van dien aard dat extra
moeite nodig is om de wortels te ontdekken. Bij gebruik
van een tracheotube, nog voor een goed onderzoek is uit-
gevoerd, zit deze in de weg; soms is het hele keelgebied
ontstoken en gezwollen (het oro-pharynx-slijmvlies, de
plicae palatoglossi en delen van het palatum die samen de
arcus palatoglossus vormen: een faucitis). De kat heeft
moeite met slikbewegingen en maakt kokhalsbewegingen
die een onderzoek achter in de bek nu eenmaal met zich
mee kan brengen.

4. Gebitsreiniging wordt veel uitgevoerd in de praktijk. Maar
gebeurt dit wel overal op een professionele wijze? Bij het
\'even tandsteen verwijderen\' door de assistente kan er van
een grondig uitgevoerd onderzoek geen sprake zijn. Een
dergelijke behandeling (\'nog even een gebit schoonmaken\')
is niet meer van deze tijd en dient vervangen te worden door
de professioneel uitgevoerde gebitsreiniging (7,8). De die-
renarts is ook daar de verantwoordelijke en dient op zijn
minst aanwezig te zijn (sedatie/anesthesie) en het oraal-den-
taal onderzoek te begeleiden dan wel zelf uit te voeren!

5. Het onbekend zijn met boven beschreven verschijnsel zal
zeker ook een reden zijn dat de diagnose \'Blootliggende
distale wortels van de mandibulaire eerste molaren (309
en 409)\' wordt gemist.

6. Mogelijk zijn er nog andere verklaringen aan te geven. In
de geraadpleegde literatuur is geen specifieke beschrij-
ving van de hier aangegeven aandoening gevonden.

Behandeling

De genoemde afwijking aan de 309 en 409 zijn zelden de
enige bevindingen bij deze verwijspatiënten. Regelmatig is
er sprake van meerdere blootliggende wortels\', doorganke-
lijke furcaties of FORL\'s (meestal alleen de kiezen). De be-
handeling bestaat uit het verwijderen van de aangetaste kie-
zen (3,9,10). Indien er vele kiezen zijn aangetast, heeft het
verwijderen van alle kiezen de voorkeur. Het verstrekken
van antibiotica kan geïndiceerd zijn in het geval er sprake is
van ernstige parodontitis, stomatitis of osteomyelitis. Het is

Veterinaire
tandheelkunde

Tabel i. (doseringen zoals aangegeven door Verstraete (ii))
Antlsepticum:

Chloorhexidine 0.2% (bij veel gebruik 0.05%)
Antibiotica (minimaal zeven dagen; osteomyelitis langer):

Amoxilline-clavulaanzuur
Clindamycine

Cephalexine of cefradoxil
Metronidazole

: 20 mg/kg per os 2 dd.of 3 dd.
: hond 5-10 mg/kg per os 2 dd.
kat 10-20mg/kg per os 4 dd.
: 10-30 mg/kg per os2dd.of3dd.
: 20 mg/kg per os 2 dd.

van belang de juiste dosering en tijdsduur aan te houden en
de eigenaar te wijzen op de therapietrouw. Als antisepticum
wordt chloorhexidine aanbevolen (II) (Tabel 1).
Functioneel gezien kan een kat zonder kiezen prima overleven
volgens \'het hap, slik en weg principe\' en is een recidief van
aangetaste kiezen met tandplaque-accumulatie voorbij. De er-
varing met verwijdering van alle kiezen bij een met chroni-
sche en recidiverende mondslijmvliesontstekingen aangebo-
den patiënt is goed. De stank, ontstekingsreacdes (bloed,
slijm, speekselen) en de pijn zijn voorbij. Eten (gewoon brok-
jes, vaak zelfs nog op de dag van behandeling ) is geen pro-
bleem. De conditie van de kat verbetert snel en de \'je kent de
kat niet terug\' is een veelgehoorde melding bij controle!

Literatuur

1. Forcest AW van. Persisterende melktanden bij de hond. Vlaams
Diergeneeskundig Tijdschrift 1992; 2; 61: 192-6.

2. Foreest AW van. Persisterende melktanden bij de hond. Dier en Arts
1992; 5: 171-6.

3. Foreest AW van. Tandheelkunde bij gezelschapsdieren. Maarssen:
Elsevier. 1999.

4. Esselink II. Het feline idiopathisch chronisch stomatitis - complex.
Referaat Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Maart 1994.

5. Foreest AW van. Het feline gingivitis-stomatitis-pharyngitis-complex.
Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120: 558-62.

6. Wentzel P Een literatuurstudie en onderzoek naar het feline gingivitis-
stomatitis-pharyngitis-complcx. Referaat Kliniek voor Gezelschaps-
dieren. September 2000.

7. Foreest AW van. Gebitsreiniging bij gezelschapsdieren. Maarssen:
Elsevier, 2003.

8. Gebitsreiniging en slijptcchniekcn voor assistenten (module I cn II).
Cursusprogramma PAO-Diergeneeskunde. Informatie: Stichting
PAO-Diergeneeskunde Houten.

9. Foreest AW van. Extraheren van gcbitselementen bij de kat. Tijdschr
Diergeneeskd 1995; 120: 106-12.

10. Verstraete FJM. Surgical extractions. Scicntific Proceedings
Voorjaarsdagen (ISBN 90-393-3331-9)2003: 166-8.

11. Verstraete FJM. Principles of oral surgery. Scientific Proceedings
Voorjaarsdagen (ISBN 90-393-3331 -9) 2003: 163-6.

-ocr page 194-

Ruilen voor een Flubenol ?

Spoelwormen zijn schadelijk voor
je kat, je hond... en je sezin.
Zeker bij kinderen (die handjes
vlassen wel eens vergeten) kunnen
ze allergieën en astmatische klach-
ten verergeren. Je huisdieren regel-
matig preventief ontwormen met
een bijzonder effectief product is
dus echt noodzakelijk. Maar geen
straf. Want de handige Flubenol\'
tabletten zijn zó lekker, dat hond-
en poeslief er haast zelf om
zouden vragen!

FlubenoF

De lekkere manier
om te ontwormen

Fluljenöl
Speciaal

I Flubend

1 flubenol

Bij preventief ontv^ormen (minstens
3 X per jaar) is de juiste reselmaat
belansrijk. Daarom Is er nu Compamails,
de preventieve berichtenservice van je
eisen dierenarts. Precies op tijd word je
per sms seïnformeerd dat je huisdier
v/eer een behandelins nodis heeft!

Meer info?

Bij je dierenarts of op
www.comDaniails.nl

m:.

•Flubenol KH; REG NL 9096

Samenstelling 44 mg flubendaal per ml: indicatie womibesmetting n^t spoelwormen: Toxocara canis. Toxascaris leonina; zweepwormen: Tnchuris vulpis; haakwormen: Uncinana slenocephala, Ancylosioma tubaeforme; lintwormen: Taenia pisi-
foimis, Taenia taemaefomils; dosenng spoelwormen en haakwonnen: 22 mg flubendazol per kg LG (= 1 ml pasta per 2 kg) gedurende 2 dagen; andere wormsoorten 22 mg flubendazol per kg LG gedurende 3 dagen.
•Flubenol Speciaal: REG NL 2995

Samenstelling per tablet 220 mg flubendazol: indicatie vermindering van uitscheiding van spoelwormeieren en haahwormeieren met 10CP6, vermindering van uitscheiding van zweepwormeieren met 90-10CK.; dosering spoelwormen Obxocara
canis. Toxascaris leomna) en haakvwnmen (Uncinaria. Ancylostoma) 22 mg flubendazol per kg LG (= 1 tablei per 10 kg) gedurende 2 dagen: zweepwomien 22 mg flubendazol per kg LG gedurende 3 dagen.
Lees voor gebruik eerst de bijsluiter

-ocr page 195-

Agressief gedrag bij Colden Retrievers:
onderzoek naar de omvang van het probleem

Laura Kwant

Al sinds de jaren \'90 loopt er op de
hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren van de Univer-
siteit Utrecht een onderzoek naar
de genetische basis van agressie bij
Golden Retrievers. Gedurende
deze periode is een database opge-
bouwd van ruim 250 Goldens, be-
staande uit honden met een agres-
sieprobleem en familieleden van deze honden. In het
laboratorium wordt onderzocht welke genen een rol spe-
len bij dit probleem en inmiddels is van twee kandidaat-
genen vastgesteld dat deze niet zijn betrokken bij agressie
bij Golden Retrievers.

De omvang van het probleem in Nederland was tot nu toe on-
bekend en regelmatig werd hiernaar geïnformeerd door eige-
naren die meewerkten aan het project. Onlangs hebben we de
huidige prevalentie van agressie bij Golden Retrievers
onderzocht met een vragenlijst voor dierenartsen.

Materiaal en methode

We hebben een korte vragenlijst ontworpen, v/aarin geïnfor-
meerd werd naar:

• het totale aantal Golden Retrievers in de praktijk;

• het aantal Golden Retrievers dat agressief gedrag vertoont,
angstig is of overige gedragsproblemen heeft;

• het aantal Golden Retrievers dat agressief gedrag vertoont
tegen mensen, tegen honden of tegen mensen èn honden;

• het aantal Golden Retrievers dat de afgelopen twee jaar is
geëuthanaseerd vanwege agressief gedrag.

Tijdens de UKG-avond op de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren op 13 januari 2004 zijn 87 vragenlijsten
uitgedeeld aan dierenartsen. Vervolgens zijn er 144 vragen-
lijsten at random verstuurd naar dierenartsenpraktijken ver-
spreid over Nederland. Er werden zowel gemengde praktij-
ken, als gezelschapsdierenpraktijken benaderd. Om de
mogelijkheid van een bias te onderzoeken, hebben we acht
praktijken waarvan we geen vragenlijst hadden teruggekre-
gen, gebeld en geïnformeerd naar de reden waarom de vra-
genlijst niet was teruggestuurd.

Resultaten

Van de vragenlijsten uitgedeeld op de UKG-avond, zijn er
slechts vijf teruggestuurd (responspercentage 5,7%). Van de
tweede serie vragenlijsten, verstuurd naar 144 praktijken
verspreid over Nederland, zijn er 37 teruggekomen (respons-
percentage 25,7%). Indien er vragen overgeslagen of ondui-
delijk ingevuld waren, is er telefonisch contact opgenomen
met de praktijk. Uiteindelijk waren veertig vragenlijsten
bruikbaar voor analyse. De verdeling van de verschillende
praktijksoorten (gezelschapsdieren/gemengd/gezelschaps-
dieren en paard) binnen deze steekproef kwam overeen met
de verdeling in heel Nederland (bron: KNMVD).

Berichte
e

verslage

Tabel i. Overzicht van de frequentie van gedragsproblemen bij Golden Retrievers in veertig dierenartspratrtijken in Nederland. Percentages van hettotale aantal Golden Retrievers staan
weergegeven tussen haakjes. Het aantal agressieve Colden Retrievers is in drie kolommen uitgesplitst {agressie gericht tegen mensen, tegen honden of tegen mensen èn honden).
Honden die angstagressie vertoonden zijn alleen gescoord als zijnde agressief.

Aantal Goldens

Aantal agressieve
Goldens

Agressie gericht
tegen mensen

Agressie gericht
tegen honden

Agressie gericht
tegen mensen en
honden

Aantal angstige
Goldens

Aantal Goldens
met overige ge-
dragsproblemen

Euthanasie
afgelopen 2 jaar

5990

42 (0,70 %)

23

11

8

41 (0,68%)

30(0,50%)

12

De resultaten staan weergegeven in onderstaande tabel. Veel
dierenartsen gaven geen precieze cijfers, maar maakten een
globale schatting, vooral waar het het totale aantal Golden
Retrievers betrof

De veertig praktijken hadden samen 5990 Golden Retrievers
in hun bestand, een gemiddelde van 150 Goldens per prak-
tijk. Van deze 5990 Goldens vertoonde 0,70 procent agres-
sief gedrag en in meer dan vijftig procent van de gevallen
was de agressie gericht tegen mensen. In totaal vertoonde
1,88 procent van de Golden Retrievers in deze populatie ge-
dragsproblemen. Per jaar werden er in de veertig praktijken
gemiddeld zes Golden Retrievers geëuthanaseerd in verband
met agressie. Dat is een gemiddelde van 0,15 Golden per
praktijk per jaar.

Van de acht praktijken die telefonisch benaderd werden, ga-
ven er drie aan dat ze geen tijd hadden om de vragenlijst in te
vullen, terwijl de overige vijf niet over geschikte software
beschikten om de gegevens op te roepen.

Discussie

In deze steekproef worden er ieder jaar gemiddeld 0,15
Golden Retrievers per praktijk geëuthanaseerd wegens
agressie. In Nederland zijn er 1011 praktijken waarin gezel-
schapsdieren worden behandeld (bron: KNMVD). Dit bete-
kent dat, wanneer dit gemiddelde wordt geëxtrapoleerd naar
heel Nederland, er ruim 150 Golden Retrievers per jaar
wegens agressief gedrag worden geëuthanaseerd. Bovendien
vertoont 0,70 procent van de honden in de populatie Golden
Retrievers die wij hebben onderzocht agressief gedrag. Het
gevonden percentage agressieve Goldens lijkt op het eerste
gezicht misschien laag. Echter, gezien het grote aantal
Goldens in Nederland en het risico wat een agressieve hond

-ocr page 196-

met zich meebrengt, is een dergelijk percentage zeker maat-
schappelijk relevant. De vraag is nu of deze getallen be-
trouwbaar zijn, of dat we te maken hebben met een over-, dan
wel onderschatting van het probleem.

Het is mogelijk dat vooral dierenartsen mèt agressieve Golden
Retrievers in de praktijk de vragenlijst hebben ingevuld en dus
in deze steekproef oververtegenwoordigd zijn. Dat zou bete-
kenen dat we te maken hebben met een overschatting van het
probleem, omdat dierenartsen die het probleem niet kennen
minder frequent gereageerd hebben. Om dit te ondervangen
hebben we telefonisch contact gehad met acht praktijken die
de vragenlijst niet hadden teruggestuurd. Wat vooral duidelijk
werd tijdens de gesprekken met deze praktijken is dat het voor
dierenartsen zeer lastig is om de gevraagde gegevens op te
zoeken in hun bestand. Waarschijnlijk is dit, in combinatie
met tijdgebrek, voor veel praktijken de reden geweest om de
vragenlijst niet terug te sturen. Bovendien gaf 45 procent van
de veertig participerende praktijken aan dat ze géén agres-
sieve Golden Retrievers in het bestand hebben en de afgelopen
twee jaar geen agressieve Goldens hebben geëuthanaseerd. Er
is daarom geen aanleiding om aan te nemen dat dierenartsen
niet gereageerd hebben omdat ze het probleem niet kennen.

Is er dan misschien sprake van een onderschatting van het
probleem? Wij nemen aan dat een dierenarts niet van alle
Golden Retrievers in de praktijk weet hoe ze zich gedragen.
Bovendien wordt agressief gedrag van een Golden tegen
honden waarschijnlijk niet altijd bij de dierenarts gemeld.
Het is in de ogen van de eigenaar wellicht een minder ernstig
probleem dan agressie gericht tegen mensen. Daarom ver-
moeden wij dat het werkelijke percentage agressieve Golden
Retrievers in Nederland hoger ligt dan het gemeten percen-
tage. We denken echter wel een betrouwbaar beeld te hebben
gekregen van het aantal honden dat geëuthanaseerd wordt
wegens agressief gedrag. Vaak gaat het hier om extreem
agressieve gevallen, die de dierenarts zeker zullen bijblijven.

Tot slot is het van belang te vermelden dat een vijftal dieren-
artsen op de vragenlijst hebben aangegeven dat in hun prak-
tijk het aantal agressieve Golden Retrievers de laatste jaren
is afgenomen. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat er
binnen de fokkerij aandacht is geweest voor het probleem en
dat men het voorkomen van agressief gedrag bij Goldens

Veterinaire Ruiterdag 2004

Ook dit jaar wordt er een Veterinaire Ruiterdag georgani-
seerd. Deze zal plaatsvinden op 6 oktober 2004. Voor de lo-
catie is gekozen \'Onder de Kastanje\', Harskamperweg 22 te
Kootwijkerbroek.

Geïnteresseerden, zowel die onder het zadel als wel met aan-
spanning rijden kunnen zich opgeven bij:
door middel van selectie in zekere mate heeft weten terug te
dringen.

Conclusie

De meeste praktijken in Nederland beschikken niet over een
computersysteem, waarmee de gevraagde gegevens makke-
lijk opgezocht kunnen worden. Hierdoor kost het veel tijd
om de vragen te beantwoorden en blijft het doorgaans bij een
ruwe schatting. Bovendien vermoeden wij dat niet alle
Goldens met gedragsproblemen bekend zijn bij de dieren-
arts. Hierdoor hebben we mogelijk het percentage agressieve
Golden Retrievers onderschat. Als men in de toekomst een
soortgelijke vraagstelling zou willen onderzoeken, is het be-
ter om een steekproef onder eigenaren op te zetten, eventueel
met behulp van een aantal welwillende dierenartspraktijken.
Ondanks bovenstaande problemen, kunnen we uit de resulta-
ten van deze studie leren dat agressie bij Golden Retrievers
in Nederland wel degelijk een probleem is dat aandacht ver-
dient. In de onderzochte steekproef vertoont 0,70 procent
van de Golden Retrievers agressief gedrag. Bovendien blijkt
dat er ieder jaar ruim 150 Golden Retrievers worden geëu-
thanaseerd wegens agressief gedrag. Daarom is het van be-
lang dat onderzoek naar de oorzaak van dit probleem wordt
voortgezet.

We zijn nog steeds op zoek naar Golden Retrievers voor
ons onderzoek. Bij Golden Retrievers die geëuthanaseerd
worden (zowel agressieve als niet-agressieve), willen wij
graag cerebrospinale vloeistof afnemen. Bij voorkeur doen
wij dat op de UKG. In overleg is het soms ook mogelijk dat
wij hiervoor naar uw praktijk komen. Meer informatie is te
vinden op onze website: http://home.hccnet.nl/ b.van-
oost/ Voor vragen of aanmeldingen kunt u ons bellen op
het nummer
06-23315442 (als u de voicemail inspreekt,
dan bellen wij u zo spoedig mogelijk terug). U kunt ons ook
bereiken op het volgende e-mailadres: Golden Project®
vet.uu.nl Voor spoedgevallen kunt u tijdens kantooruren
bellen naar
030 253 5752.

Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking.

Het team van het Golden Project (drs. L. van den Berg, drs. L.
Kwant, dr. M.B.H. Schilder, prof. dr B. van Oost en dr P.
Leegwater).

drs. A. Noordkamp, telefoon (06) 52583001
drs. A.J. Lubbers, telefoon (0575) 556216
dhr. J.W. Hondelink, telefoon (06) 53156602
Tussen 9.00 uur en 10.00 uur is de ontvangst, waarna er zo-
wel een ochtend- als een middagrit wordt gehouden.
Tevens is er een lunch en natijd een buffet.

De Veterinaire Ruiterdag Commissie

-ocr page 197-

Teamwork

in de praktijk

1

vrtFRINAIR MFOIStHF riiC

InstruVel is uw p.irlner op het Holiiecl van vclerinair medische
lechniel<. Wij zijn oen dochter v.in rie dierenartscoöperatie AUV,
dil betel<enl voor
li cle zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk het tindnciële voordeel van hel
coöperalief inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verl)antlmitldelen en heditmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskiindiH advies.

-ocr page 198-

Arbeidsongeschiktheid, niet alleen een inkomenskwestie

H.C. Hesp

"Arbeidsongeschiktheid is iets dat
anderen overkomt. Het enige dat
je daarvan ziet, is datje premie elk
lï^nBm^ff j^^r weer lijkt te stijgen. Helaas
moetje die verzekering wel afslui-
^^^^^^^^ ten, want je kan het financiële ri-
sico niet nemen onverzekerd te
zijn als je per ongeluk toch iets
overkomt." Dat is het verhaal van
de dierenarts die zich, gezond van lijf en leden, elk jaar
weer afvraagt of hij of zij zijn premie niet beter op een
bankrekening kan zetten. Maar dat verhaal verandert
als de arbeidsongeschiktheid geen griepje meer is, maar
de rug of de handen elke dag weer klachten opleveren.
Arbeidsongeschiktheid blijkt dan niet alleen te draaien
om inkomensverlies. Je zit ook met de vraag: hoe verder?
Met de praktijk en met je verdere actieve jaren. En dan
blijkt datje niet meer alle touwtjes in handen hebt, want
de verzekeraar heeft een eigen oordeel en een eigen be-
lang. Dierenarts Van Keteren blikt terug.

Ik heb altijd van dieren gehouden. Als kind kwam ik bij mijn
grootvader op de boerderij en mocht ik helpen met al het
werk dat er was. Hooien, mesten, melken. Zware arbeid.
Maar ik genoot van het land, de geur van de stallen, de gelui-
den van de koeien, het dampen van de paarden en de
schreeuwende varkens. Het is voor mij altijd duidelijk ge-
weest dat ik dierenarts wilde worden.

Ik had een gemengde praktijk in het zuiden van het land.
Klein begonnen, maar steeds verder uitgebreid met dieren-
artsen in loondienst, assistentes en ander hulppersoneel.
Uiteindelijk waren er zeven mensen werkzaam in de prak-
tijk. Mijn liefde ging vooral uit naar de paarden. Ik heb me
daarin gespecialiseerd en, al zeg ik het zelf, een goede naam
in opgebouwd. Van ver buiten de regio kwam men naar onze
praktijk voor onderzoek en chirurgie. Ik heb een aantal maal
gedoceerd aan de Faculteit der Diergeneeskunde en werd ge-
vraagd voor jury\'s. Wat mij betreft had ik dit willen volhou-
den tot mij 65e.

Grenzen trekken

Helaas. Mijn gewrichten zijn mij parten gaan spelen. Wat be-
gon met wat stijfheid, ontwikkelde zich tot de klachten van
een oud paard; als ik maar eenmaal op dreef was, ging het
goed. Maar de klachten verdwenen niet en onderzoek wees
uit dat de aandoeningen chronisch en progressief van aard
waren. En voor die conclusie had ik die onderzoeken niet no-
dig. Ik kreeg bijvoorbeeld steeds meer moeite met de lang-
durige operaties. De vrije tijd ging in toenemende mate ver-
loren aan het bijkomen van de inspanningen. Dat begon ook
in de huiselijke sfeer door te werken. Ergens moet je een
grens trekken.

En dan sta je daar: zeven medewerkers zijn voor hun inko-
men afhankelijk van jouw praktijk en de praktijk is een le-
venswerk die je niet zomaar wilt sluiten. Dus de praktijk sta-
ken is dus geen optie. Maar het vinden van een goede over-
namekandidaat is ook niet zomaar geregeld. En wat kan je
die bieden? Stel dat je vijftig procent van de praktijk over-
draagt, gaat dan de verzekeraar mij vijftig procent uitkeren?
En als je klachten dan toenemen, wat dan?

Onzekerheid

Ik heb daarop de verzekeraar gevraagd om vast te stellen hoe-
veel procent mijn uitkering zou bedragen als ik zou stoppen
met werken. Dat bleek een heel moeizaam en langdurig tra-
ject. Eerst verzamelde de verzekeraar alle medische informa-
tie. Vervolgens kwam een arbeidsdeskundige langs voor
onderzoek ter plekke. Daarna begonnen de misverstanden. Ik
ben ontzettend blij dat ik in die fase een beroep kon doen op de
advisering en begeleiding door een VVAA-adviseur. Eerst
concludeerde de arbeidsdeskundige dat er geen sprake was
van arbeidsongeschiktheid. Ik had immers wel klachten, maar
in de praktijk toonde ik aan dat ik daar kennelijk nog mee kon
werken. Maar dat was nu net het punt! Ik kon pas afbouwen als
ik wist op welke uitkering ik recht kon doen gelden. Na veel
gebel en geschrijf kwam een volgend antwoord; ik was dertig
procent arbeidsongeschikt te beschouwen. Maar ook dat
klopte niet! Zo stelde de arbeidsdeskundige dat ik de fysiek
belastende activiteiten wat meer over de dag moest spreiden.
Maar ik kon toch moeilijk halverwege een langdurige operatie
een pauze van een uur inlassen. Ik had in die periode wel eens
geprobeerd om vijftig procent werken. En dat was net vol te
houden. Dus dat leek me een veel reëler percentage. En boven-
dien namen de klachten alleen maar toe. Mijn specialist had
een jaar geleden al geroepen dat ik helemaal moest stoppen.

Weer om advies gevraagd en samen een paar brieven ge-
schreven en wat telefoontjes gepleegd. Uiteindelijk ben ik
met mijn adviseur bij de verzekeraar op bezoek geweest.
Daar hebben we gesproken inet de juiste mensen die de pro-
blematiek begrepen en waar we de goede afspraken mee
konden maken. Dat werd zwart op wit gesteld en zo kon ik
verder met de afbouw en overdracht van de praktijk. Die
overdracht is goed door de VVAA begeleid en ik ben er heel
tevreden mee dat mijn praktijk is voortgezet.

Toekomst

Maar daarmee was het verhaal nog niet ten einde. Want ik
was weliswaar niet meer in staat om als zelfstandige mijn
dierenartspraktijk voort te zetten, maar ik was toch ook niet
van plan om de rest van mijn leven achter de geraniums te
gaan zitten. Ook dat leverde weer vragen op. Want met een
aantal activiteiten kon ik echt nog wel wat verdienen. Maar
wat gebeurde er dan met je uitkering? Werd je dan arbeidsge-
schikt geacht? En als je dan weer wilde of moest stoppen met
die activiteiten, ging dan je uitkering weer terug naar het
oude niveau? Of was je die kwijt? Ik hoefde niet rijker te
worden van die bijverdiensten, maar wilde toch ook wel
graag voorkomen dat ik mij goedbedoeld ernstig in mijn vin-
gers zou snijden. Ook met dat soort vragen kom je in de jun-

-ocr page 199-

gle van polisvoorwaarden terecht. Mijn adviseur kon mij ge-
lukkig goed wijzen wat mijn rechten én mijn plichten waren
en ze hebben erin bemiddeld dat er redelijke afspraken met
de verzekeraar konden worden gemaakt.

Alles overziend ben ik er redelijk doorheen gekomen. Maar
het was absoluut geen prettige periode. Het staken van je
praktijk kost emotioneel al genoeg moeite. En ook het vin-
den van een nuttige tijdsbesteding daarna. Maar de afhanke-
lijkheid van de verzekeraar en de ondoorzichtigheid van
allerlei beoordelingsprocedures maakt dat allemaal nog een
stuk zwaarder. Je bent toch al niet in je meest sterke periode.
Een goede zakelijk adviseur, één die aan jouw kant staat, is in
mijn situatie goud waard gebleken.

Drs. H.C. Hesp is als adviseur en belangenbehartiger arbeidsongeschikt-
heidszaken werkzaam bij de WAA.
De naam van de geïnterviewde dierenarts is gefingeerd.

Reactie op interview met Richard Rieter

Peer Bijker

Bijna nooit reageer ik op een opinie-
artikel. Nu vind ik dat ik als oud-do-
cent moet reageren. Het betreft het
interview met dierenarts Richard Rieter \'over vijftien jaren
veel minder behoefte aan dierenartsen gezelschapsdieren\'.
Wat een naargeestige inhoud. Wat een vooroordelen over ou-
deren en allochtonen.

Wat een pessimisme. En wat een merkwaardige marktprinci-
pes houdt hij erop na over een academische opleiding (kijk
naar de fouten van tandheelkunde en artsenopleiding).
Mag ik er wat persoonlijke ervaringen en meningen tegeno-
ver zetten.

Het maatschappelijke belang van gezelschapsdieren neemt
in de westerse wereld sterk toe. Gezelschapsdieren maken
deel uit van het gezin en zijn in toenemende mate van belang
voor ouderen en gehandicapten. Met het toenemen van de
welvaart zal een steeds groter bedrag aan gezelschapsdieren
worden besteed. Buitenlanders integreren en ouderen blijven
steeds langer in staat om voor dieren te zorgen. Juist ouderen
zie je overal honden uitlaten. Ouderen behoren tot het meest
vermogende deel van de bevolking.

Ingezonden

Het arbeidsgebied van dierenartsen beperkt zich gelukkig
niet tot Limburg. Nieuwe landen zijn toegetreden tot de EU.
In deze landen zal de welvaart toenemen evenals de moge-
lijkheden voor praktijkvoering door gezelschapsdierenart-
sen. Bovendien beperkt het werkterrein van een gezelschaps-
dierenarts zich niet alleen tot praktijkvoering.
Ook op het gebied van volksgezondheid, (biologisch) onder-
zoek en kennisoverdracht liggen vele mogelijkheden.

Ik zou tot de studenten willen zeggen: trekje niets aan van de
onzin van Richard. De wereld ligt voor jullie open.
Dierenarts zijn is een prachtig beroep. Je hebt binnen de EU
een prachtige concurrentiepositie. Niks geen garagedieren-
arts! Beperking van de opleidingscapaciteit zal snel leiden
tot kwaliteitsverlies van het onderwijs. Kwaliteit waar we
trots op (kunnen) zijn.

Over wat een goede boterham is en/of een fatsoenlijk inko-
men zal eigenaar Richard wel behoorlijk met mij van mening
verschillen.

DIARACE 1
& GTT

reg.nl 9711/9712 uda

VOOR DE
BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ
DE HOND

ACE Veterinary Products BV -
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 200-

Darwin niet tegen ruimingen

J. van Rooijen

Graag wil ik reageren op het artikel
van Van der Weijden
et al. (2004).
Wie mijn stuk (Van Rooijen, 2004)
gelezen heeft, zal het niet verbazen
dat ik het grotendeels met hun arti-
kel eens ben. Ik betwijfel echter of
ze gelijk hebben met hun stelling dat
Darwin zich in zijn graf omdraait
omdat bij ruimingen alle dieren, ook
de sterkste, gedood worden.

Volgens Van der Weijden et al. (2004) zou de evolutiebiologie
leren dat elke populatie genetische variatie vertoont. Voor
wilde populaties is dit zonder twijfel juist. Het geldt echter niet
voor kunstmatige, homozygote inteeltlijnen. Pluimveehouders
zien graag dat de hennen van een koppel uniform zijn. Als de
hennen allemaal tegelijk op hetzelfde punt van de legcurve
zijn, kan de pluimveehouder daar zijn voergift scherp op afstel-
len. Bijvoorbeeld kippen die eerder dan het toomgemiddelde
aan de leg komen, krijgen te weinig voer voor hun legprestatie.
Dieren die later aan de leg komen dan de piek in de eilegcurve
krijgen dan juist weer meer voer dan ze als niet-legger nodig
hebben. Uniformiteit voorkomt dat er tijdens enige fase van de
leg dieren zijn die tc weinig of onnodig veel voer krijgen.
Ook de slachterijen hebben graag uniforme koppels. De ma-
chines hoeven dan niet steeds opnieuw afgesteld te worden.
Hoe uniformer dc eindproducten, hoe simpeler de verdere af-
handeling. Een noodzakelijke eerste stap naar een uniform
koppel is het gebruik van genetisch uniform uitgangsmateriaal.
De fokkerijen verkopen daartoe hybriden van genetisch 70 uni-
form mogelijke lijnen. Ik denk daarom dat er binnen dc kippen
van één merk maar weinig variatie in weerstand aanwezig zal
zijn. Deze variatie lijkt me in ieder geval te beperkt om als basis
voor selectie ten gunste van een betere weerstand te kunnen
dienen.

Ingezonden

Belangrijker is echter dat de selectie alleen binnen de fokke-
rijen plaatsvindt en niet bij de vermeerderaars of houders van
leghennen of vleeskuikens. Aan het idee dat de selectie zijn in-
vloed kan uitoefenen wanneer we leg- en vleeskippen niet zou-
den ruimen ligt, een misverstand ten grondslag. Het is het-
zelfde misverstand dat ook ten grondslag ligt aan het idee van
sommige mensen dat leghennen zich inmiddels wel aan batte-
rijkooien zullen hebben aangepast.

Kippen kunnen zich niet aan batterij kooien aanpassen omdat
in fokkerijen de kippen op de grond worden gehouden. Het zijn
slechts deze fokdieren die de volgende generaties leveren.
Kippen in batterijkooien leggen alleen consumptie-eieren. Hoe
goed of slecht de individuele dieren van een populatie het in dc
batterijen doen heeft geen enkele invloed op de volgende gene-
raties. Het evolutiebiologische argument geldt dus pas als er
fokkerijen zouden worden geruimd. Als eieren en kippen al-
leen voor consumptie worden gebruikt kan men de kippen,
evolutiebiologisch gezien, net zo goed ruimen.
Albert Schweitzer vond dat mensen eerbied voor het leven
moeten hebben. Hijzelf sloeg daarom geen enkel insect dood,
maar ving ze en liet ze buiten weer los. Ik kan me voorstellen
dat de gedachte aan dertig voetbalvelden vol karkassen van ge-
dode gezonde dieren, en dat een meter dik, hem in zijn graf
heeft doen omdraaien. Maar Charles Darwin? Nee.

Literatuur.

Rooijen J van. Veterinair vooroordeel. Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde 2004; 129:381-382.

Weijden WJ van der. Savelkoul HFJ, Hin KJ en Wilt J dc.

Dierziektcbclcid spot met Darwin. Tijdschrift voor Diergeneeskunde

2004; 129:418-419.

Jeroen van Rooijen specialiseerde zich, voornamelijk, aan de Groninger
universiteit tot evolutionair gedragsbioloog. Daarna onderzocht hij aan
de Landbouwuniversiteit Wageningen en op \'Het Spelderholt\' te
Beekbergen het gedrag van landbouwhuisdieren, met name pluimvee.

Studieweekend angstproblemen en angstagressie bij honden

Er zijn radicaal nieuwe inzichten
over de gedragsontwikkeling bij
honden. Deze nieuwe inzichten im-
pliceren dat de socialisatiefase veel
korter is dan tot voorheen werd
aangenomen. Dit betekent dat we
moeten overdenken of de manier
waarop we puppies nu laten op-
groeien wel de beste kans geeft op
de ontwikkeling van zelfverzekerde en gelukkige honden.
Voor de dierenarts is het hebben van kennis over de ver-
schillende typen angstproblemen en de oplossing hiervan
van groot belang.

Congressen

cursussen

De Animal Behaviour Clinic organiseert in samenwerking
met Ceva Santé Animale op 25 en 26 september een studie-
weekend in Maastricht waarin Jolanda Pluijmakers (DIP
CABC) en David Appleby (MSc CCAB) de nieuwste inzich-
ten en praktische technieken om angstproblemen en angst-
agressie bij honden te voorkomen en te behandelen presente-
ren. Tijdens het eerste seminar: \'Happy Puppy? Happy Dog!\'
genaamd, zal Jolanda uitgebreid de conclusies van haar

-ocr page 201-

onderzoek toelichten. De tweede dag wordt volledig besteed
aan het begeleiden van angstige huisdieren. Studiepunten
voor dit seminar zijn aangevraagd.

De kosten voor deelname bedragen:

25 september \'Happy Puppy? Happy Dog!\' € 110,-

26 september \'Het begeleiden van angstige huisdieren\' € 130,-
25 en 26 september €215,-

Voor meer informatie en voor opgave:

www.abclinic.nl of peter@abclinic.nl, telefoon 043-3560623.

Jolanda Pluijmakers heeft een postdoctoraal diploma in de

Gedragsbegeleiding van Gezelschapsdieren behaald aan de
Universiteit van Southampton. Ze werkt momenteel aan
een doctoraat naar de gedragsontwikkeling bij honden
aan het Antrozoologisch Instituut van de faculteit Dierge-
neeskunde aan de universiteit van Bristol (UK). Zij is de
enige Nederlandse gedragstherapeute die is toegelaten tot
het lidmaatschap van de internationale beroepsorganisatie
van gedragstherapeuten de APBC (www.apbc.org.uk).
Wetenschappelijke artikelen van Jolanda en David zijn ge-
publiceerd in Amerika, Australië en Engeland. Jolanda en
David zijn regelmatige sprekers tijdens internationale confe-
renties in onder andere Canada, Australië, Italië, Duitsland,
Nederland en België.

FECAVA-FEEVA-VOORjAARSDAGEN Congres 14-17 april 2005

Elaine Naan

Na al het moois van de Olympische spelen is het weer de
hoogste tijd om de vlam van de VOORJAARSDAGEN
aan te wakkeren! We zijn nog steeds in aanloop naar het
hoogtepunt, namelijk het 2005 FECAVA-FEEVA-
VOORJAARSDAGEN Congres.

zingen en het sociale programma en worden hierin uitge-
breid beschreven en er is tevens informatie te vinden over re-
gistratie, industrievloer en interessante bijzaken zoals de op-
roep voor deelname aan de \'Royal Canin Resident &
Research Award\' of de \'Interpolis Award\'.

Het volgende stuk van de estafette naar de
Voorjaarsdagen, is de PR. Dc inbreng van pu-
blic relations is mensen te informeren en mo-
tiveren om naar het congres te komen. PR be-
gint al vroeg met parcours verkennen. Om de
eerste nieuwsgierigheid op te wekken, zijn
daar de flyers. Dc flyer vermeldt onderwer-
pen met bijbehorende sprekers, interessante
\'State of the Art\' lezingen en het sociale pro-
gramma.

Ter herinnering, cn om mensen de unieke
kans om zo\'n gezellig congres te beleven niet
te ontnemen, komt in het najaar het voorlopig
programma uit in handige krantvorm. De le-

i? A !

PECAVA-feeVA-VOOftJAAASbAtEN

AMSTERDAM

Het programmaboek is de volgende PR-uitda-
ging. Een hoop informatie gebundeld tot een
nuttig en kleurrijk boekv.\'erk. Het programma,
plattegronden van zalen en industrievloer, \'so-
cial congres events\', kortom alles om de deel-
nemers het congres zo boeiend en vloeiend mo-
gelijk te laten ervaren. Gedurende het jaar
houdt de PR-commissie potentiële deelnemers
op de hoogte middels de nationale en interna-
tionale media.

Tijdens het congres is de PR verantwoordelijk
voor de perscontacten (onder andere persconfe-
rentie) en de bewegwijzering. We lopen nu al
warm voor een heel mooi Europees Congres in
2005.

Lustrum van het Veterinair Dispuut Veritas

De elfde lustrumcommissie van het Veterinair Dispuut Veritas onder andere een receptie, lezing en een buitendag plaatsvin-

heeft de eer en het genoegen aan te mogen kon-
digen dat het oudste veterinaire dispuut van
Nederland op 4 oktober aanstaande 55 jaar be-
staat!

Dit heugelijke feit zal uiteraard op uitbun-
dige wijze gevierd worden middels een
lustrumweek waarin we onder het thema
\'Maak me Gek!\' een boordevol programma
zullen presenteren.

De gehele eerste week van oktober zullen er
den. Het lustrum zal knallend worden afgeslo-
ten met de Reünistendag op zaterdag 9 oktober,
waarop we al onze oud-leden uitnodigen om sa-
men met ons het glas te heffen op een geweldig
lustrum!

Houd uw brievenbus in de gaten voor de offici-
ële uitnodiging...!

Namens de elfde lustrumcommis-
sie van het VDV,
Suzanne Ritzen

-ocr page 202-

Nascholingscursusreis Cuba 12 maart 2005

VetTravel organiseert in maart 2005 opnieuw een na-
scholingscursusreis naar Cuba. Er is een breed en gevari-
eerd wetenschappelijk programma samengesteld en te-
vens zijn er verschillende reisarrangementen mogelijk,
ook voor het gezin.

Dr. Paul Mandigers laat tijdens dit postacademisch
onderwijs internistisch en neurologisch geörienteerde
casuïstieken aan bod komen. Daarnaast is er in de labo-
ratoria van dr. Liliane Pelayo te Havanna een cursus over
parasitaire ziekten, in samenwerking met een groep mee-
reizende Nederlandse tropenartsen.

Omdat dit een nascholingscursusreis is, zijn de kosten deels
fiscaal aftrekbaar. Daarvoor moet de cursist echter wel het
complete wetenschappelijke programma van vijf tot zes dag-
delen volgen. De cursus is door de TCG geaccrediteerd voor
twintig of dertig nascholingspunten. Voor partner en/of ge-
zin is een facultatief sociaal recreatief programma samenge-
steld. Opgave dient voor eind november 2004 te geschieden
in verband met het reserveren van plaatsen. Indien u zich
voor 15 oktober inschrijft, ontvangt u vijftien procent kor-
ting.

Meer informatie via www.vettravel.nl of mail naar info@vet-
travel.nl ter attentie van mevrouw mr. N.J. van der Sluys,
hoofd afdeling public relations onder vermelding van \'na-
scholingscursusreis Cuba \'. Via dit e-mailadres is tevens een
deelnameformulier op te vragen. Bellen kan ook, telefoon
(0623) 808484 of (0203) 989292 Special Traffic, met de heer
1. Bruijstens.

Anatomie van de hond. Terminologie - Anatomie - Bewegingsleer

Dit rijk geïllustreerde boek op A4-
formaat, uitstekend vertaald uit het
Duits, is geschreven door een echt-
paar afkomstig uit de hondenwe-
reld. Ze hebben hun kennis en die uit
vele boeken en tijdschriften op het ge-
bied van de kynologische begrippen,
anatomie en beweging van de hond
hierin samengebracht. Doelgroep is
primair de beginnende kynoloog en as-
pirant keurmeester. Voor de weten-
schappelijke benamingen is men uitge-
gaan van Miller\'s Anatomy of the Dog.
Het hele boek is uitgevoerd met tekst op
de rechter bladzijde en links gekleurde
en genummerde tekeningen die corres-
ponderen met de apart vermelde be-
grippen in de tekst.

Het eerste hoofdstuk bestaat uit een
overzicht van het dierenrijk, waarbij
stapsgewijs wordt uitgekomen op de
hondachtigen.

Het tweede hoofdstuk behandelt het ui-
terlijk, waarbij met name kynologische
Nederlands- en Engelstalige begrippen
aan bod komen, die voor een dierenarts
niet altijd bekend zijn. Alle soorten en
maten van hoofd, hals, romp, staart, Ie-
dematen enzovoort komen uitgebreid aan bod, gevolgd door
de beharing (benamingen haargroei, kleuren, aftekeningen
en vachtvormen, vaak ingedeeld per ras). Vooral dit hoofd-
stuk kan veel nieuwe kennis verschaffen aan de dierenarts.
Hoofdstuk drie gaat in op het skelet, de spieren, gewrichten,
klieren, voortplanting, zenuwstelsel en de zintuigen. Deze
informatie wordt bekend verondersteld, maar is niettemin
opvallend goed van kwaliteit en volledig. Spelenderwijs
komt ook de fysiologie hier en daar aan bod en zelfs de
samenstelling van de moedermelk ont-
breekt bijvoorbeeld niet.
Het laatste hoofdstuk handelt over de
beweging waarbij eerst op de funda-
mentele begrippen, waaronder maten
en verhoudingen, en daarna op de ver-
schillende spiergroepen en gewrichts-
bewegingen wordt ingegaan. Tenslotte
wordt de hond in beweging besproken
en dit betreft niet alleen \'het gang-
werk\'. Ook het gedrag komt hierbij aan
bod alsmede de coördinatie van voor-
en achterhand. Afwijkende bewegin-
gen worden niet vergeten.
Concluderend kan gesteld worden dat
het boek zeker van waarde kan zijn
voor de diergeneeskunde-student en de
praktiserend dierenarts, vooral wan-
neer deze veel met de \'hondenwereld\'
in contact komt. De informatie is com-
pleet en makkelijk leesbaar, mede door
de heldere illlustraties.

Auteurs: Roei el Piet Beute-Faber.
Jaar: 2003. Uitgever. Bloemendal
Uitgevers, Amersfoort. Pagina\'s: i6g.
Prijs: € 61,50.

Boe
besprekin

i

terminologie

anatomie
bewegingsleer

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 203-

Vlak vóór de zomervakantie heeft
de Werkgroep \'Practici Werk-
gevers\' aan alle bij de KNMvD be-
kende dierenartsen-ondernemers
in Nederland een enquête toege-
stuurd. Middels deze enquête is
geïnventariseerd of er draagvlak
is voor een werkgeversorganisatie
en op welke wijze het arbeidsvoor-
waardenoverleg met dierenartsen en dierenartsassisten-
ten in loondienst gevoerd zou moeten worden. De resulta-
ten van de enquête zijn inmiddels bekend: de
dierenartsen-ondernemers zijn met een grote meerder-
heid vóór een vrijwillige werkgeversorganisatie en vóór
een vrijwillige CAO. Voor een verplichte deelname aan
een CAO bleek onder de dierenartsen-ondernemers geen
meerderheid te vinden te zijn.

Instellen werkgroep

Op 27 januari 2004 vond de door het bestuur van de KNMvD
en de besturen van de Groepen Geneeskunde Gezelschaps-
dieren, Practici Grote Huisdieren en Geneeskunde van het
Paard georganiseerde startbijeenkomst plaats van geïnteres-
seerde dierenartsen-werkgevers. Doel van deze avond was te
komen tot een voorlopig bestuur van een Belangengroep
Practici Werkgevers, een werkgeversorganisatie van dieren-
artsen-werkgevers. De aanwezigen vonden dit echter te pre-
matuur en stelden een werkgroep in. De taak van de werk-
groep was tweeledig: inventariseer het draagvlak voor een
werkgeversvereniging en ga na welke mogelijkheden er zijn
onder de mededingingswetgeving voor het verstrekken van
richtlijnen inzake salariëring en arbeidsvoorwaarden.

Uitsluitsel NMa

Contact met de NMa leerde de werkgroep dat er geen enkele
mogelijkheid is om vrijblijvende adviezen te geven. Af-
spraken over salariëring en arbeidsvoorwaarden kunnen al-
leen gemaakt worden in een CAO. Er bestaat nog wel een mo-
gelijkheid (jaarlijks) een jaar na inventarisatie de daadwerke-
lijk in de praktijk betaalde salarisgegevens te publiceren.

Enquête

Ter beantwoording van de vraag naar het draagvlak voor een
werkgeversorganisatie en de manier waarop dierenartsen-
werkgevers het arbeidsvoorwaardenoverleg willen voeren,
heeft de werkgroep een enquête samengesteld en deze ver-
spreid onder alle haar bekende dierenartsen-ondernemers in
Nederland. De respons op deze enquête was 21 procent. De
resultaten van de enquête zijn als volgt:

• er is een brede steun voor het opstellen van een CAO op
vrijwillige basis: 71 procent;

• er is een brede steun voor toepassing en navolging van een
vrijwillige CAO in de veterinaire praktijk: 84 procent;

• er is geen meerderheid voor een CAO op verplichte basis,
bijvoorbeeld door een automatische koppeling tussen het
lidmaatschap van de KNMvD en het lidmaatschap van de
werkgeversorganisatie: 42 procent;

Maatschappi

nieuw

• zestien procent van de respondenten geeft aan geen be-
hoefte te hebben aan een werkgeversorganisatie;

• respondenten die vóór verplichtstelling zijn, willen meer
betalen aan contributie voor de werkgeversorganisatie dan
respondenten die kiezen voor een vrijwillige werkgevers-
organisatie;

• het aantal dierenartsen in loondienst en het aantal dieren-
artsassistenten in loondienst spelen geen doorslaggevende
rol bij de keuze voor een vrijwillige of een verplichte
CAO;

• respondenten die geen behoefte hebben aan een werkge-
versorganisatie, hebben vaker geen dierenarts in loon-
dienst dan de respondenten die kiezen voor een vrijwillige
of verplichte werkgeversorganisatie en CAO.

Conclusie werkgroep

De werkgroep concludeert op basis van de resultaten dat er
ruimte is voor een vrijwillige werkgeversorganisatie en een
vrijwillige CAO. Deze vrijwillige CAO kan zelfs rekenen op
een bijzonder brede toepassing. De werkgroep concludeert
dat er geen behoefte is aan en onvoldoende draagvlak bestaat
voor een verplichte werkgeversorganisatie en een verplichte
CAO.

De werkgroep schat in dat de initiële kosten voor de ont-
wikkeling van een CAO voor dierenartsen en dierenartsas-
sistentes in loondienst in de aanloopfase (eerste één tot
driejaar) niet gedekt worden door de contributie van de le-
den van de werkgeversorganisatie. De werkgroep stelt
voor de ICT-bijdrage die tot op heden in de contributie van
KNMvD-leden-ondernemers zit verwerkt en waarvoor op
dit moment geen activiteiten worden ontplooid, aan te
wenden voor de hoofdfinanciering van de CAO in de aan-
loopfase.

Drs. Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker bij de
KNMvD.

Wilt u de complete eindrapportage van de Werkgroep ontvangen? Stuur
dan een e-mail aan het bureau van de KNMvD, ter attentie van mevrouw
A. de Reuver-van Zijl, a.d.reuver@knmvd.nl, of een fax naar faxnummer
030 - 6348909, ter attentie van mevrouw A. de Reuver-van Zijl, onder
vermelding van \'eindrapportage Werkgroep\'.

Naschrift van het bestuur

I-Iet bestuur heeft met belangstelling en waardering kennis-
genomen van de Eindrapportage van de Werkgroep Practici
Werkgevers.

Het bestuur heeft in zijn vergadering van 7 september 2004
besloten de initiële kosten voor de CAO te voldoen uit de al-
gemene middelen van de KNMvD.

H. Geertsen,
algemeen directeur

Brede steun voor vrijwillige werkgeversorganisatie
en vrijwillige cao

Marij van Oostrum-Schuurman l-less

-ocr page 204-

Arbeidsongeschiktheid onder praktiserende dierenart-
sen is door voorzitter Ton de Ruijter tot speerpunt van
het beleid van het bestuur van de KNMvD uitgeroepen.
Vooral de laatste jaren heeft arbeidsongeschiktheid on-
der practici een grote vlucht genomen. Naast klachten
aan het bewegingsapparaat - van oudsher een grote
oorzaak van arbeidsongeschiktheid onder practici -
zijn vooral psychische klachten debet aan de stijging
van het aantal arbeidsongeschikte dierenartsen.

Aanleiding genoeg voor het bestuur van de KNMvD om
alle belanghebbenden op dit terrein bij elkaar te roepen
voor overleg. Dat overleg vond plaats in de zomer van
2003. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de groe-
pen van de KNMvD, de Raad van Toezicht, het
Pensioenfonds voor Dierenartsen, de verzekeraars, de
Faculteit der Diergeneeskunde, het bureau voor arbeidsge-
schiktheidsvraagstukken Terzet, Meeüs en de ADV. Alle
aanwezigen waren het erover eens dat de handen ineen
moesten worden geslagen. Een gezamenlijke aanpak van
de problematiek lijkt namelijk zinvoller dan wanneer ieder
voor zich iets gaat ondernemen.

Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid

Deze geslaagde bijeenkomst leidde tot de instelling van de
Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid.
Naast twee
vertegenwoordigers van het bestuur van de KNMvD, dc
heren De Ruijter - voorzitter van de Stuurgroep - en
Gostelie, bestaat de Stuurgroep uit vertegenwoordigers
van de belanghebbenden, te weten de heer N. Ypenburg,
namens het bestuur van de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen; de heren H. Meertens en G. Wolters namens
Interpolis; dc heer H. Vaarkamp namens de Faculteit der
Diergeneeskunde; de heer A. Schilder namens Movir, de
heer F.R. van der Kolk namens de AUV; de heer M.Ph.J.
Hovius namens de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren; de heer A.J.G. den Hertog namens de Groep
Practici Grote Huisdieren en stafmedewerker van de
KNMvD mevrouw M.C. van Oostrum.
De doelstelling van de Stuurgroep is het formuleren van
een plan van aanpak om de arbeidsongeschiktheid onder
praktiserende dierenartsen terug te dringen. Daarbij kan
gedacht worden aan het opstarten van preventie-activitei-
ten, maar ook aan het initiëren van het noodzakelijke
onderzoek naar arbeidsongeschiktheid. Tevens wordt
ruimschoots aandacht besteed aan voorlichting en \'PR\'
over het onderwerp arbeidsongeschiktheid.

Behoefte aan gegevens

Met het oog op de doelstelling van de Stuurgroep, hebben
de leden van de Stuurgroep gekeken welke gegevens voor-
handen waren over aantallen arbeidsongeschikte dieren-
artsen en de oorzaken van arbeidsongeschiktheid.
Uiteraard zijn de meeste gegevens te vinden bij de verze-
keraars, maar met het oog op de privacy van de verzeker-
den kunnen deze gegevens vaak niet worden vrijgegeven.
In de wandelgangen hoort men wel dat één op de zes die-
renartsen (= 16,67%) langer dan drie maanden arbeidson-
geschikt zou zijn. Een verontrustend aantal, want dat komt
bij een beroepsgroep van 1900 zelfstandig ondernemers-
dierenartsen neer op 317 arbeidsongeschikte practici!
De Stuurgroep wilde erachter komen of de veronderstel-
ling juist is dat van de practici ruim zestien procent ar-
beidsongeschikt is en besloot een enquête te houden.

Enquête

De enquête werd verstuurd naar alle bij de KNMvD be-
kende dierenartspraktijken in Nederland, dat zijn er 1163.
Van 553 praktijken is een praktijk-emailadres bekend bij
de KNMvD. Deze praktijken ontvingen een nieuws-e-
mail, waarin zij via een link naar de website werden ge-
bracht, waar de enquête direct kon worden ingevuld en met
één druk op de knop geretourneerd kon worden. De andere
610 praktijken ontvingen de enquête per post.

De Stuurgroep wilde de enquête bewust zo beknopt moge-
lijk houden, teneinde een goede respons te verkrijgen. De
enquête bestond uit een vijftal vragen.

• vraag 1: hoeveel dierenartsen zijn voor eigen rekening
(maat, eigenaar) werkzaam in uw praktijk?

• vraag 2: hoeveel dierenartsen van onder vraag 1 ge-
noemd aantal zijn op dit moment langer dan drie maan-
den arbeidsongeschikt?

• vraag 3: hoeveel dierenartsen zijn bij uw praktijk in
loondienst?

• vraag 4: hoeveel dierenartsen van onder vraag 3 ge-
noemd aantal zijn op dit moment langer dan drie maan-
den arbeidsongeschikt?

• vraag 5: in welke provincie ligt uw praktijk?

Het moge duidelijk zijn dat de enquête niet meer dan een in-
dicatieve peiling kan zijn. De vragen zijn met opzet beknopt
gehouden. Er wordt bijvoorbeeld geen onderscheid ge-
maakt tussen fulltime en parttime werkende dierenartsen.

Respons

In februari 2004 zijn de enquêtes verstuurd naar de dieren-
artspraktijken in Nederland. De Stuurgroep mag zich ver-
heugen in een grote respons op de vragenlijsten: van de in
totaal 1163 uitgezette enquêtes werden 656 geretourneerd,
een respons van
56 procent.

Opmerkelijk was dat de respons op de per post verstuurde
enquêtes veel hoger was dan die op de \'digitale\' enquête
die men via de website kon invullen en retourneren. Van de
610 per post verstuurde enquêtes werden 425 geretour-
neerd, een respons van
zeventig procent. Van de 553 digi-
tale enquêtes zijn er 231 geretourneerd, een respons van 42
procent.

Resultaten enquête naar arbeidsongeschiktheid onder praktise-
rende dierenartsen

Marij van Oostrum-Schuurman Hess

-ocr page 205-

Resultaten

De resultaten van de enquête hebben betrekking op in totaal
1277 ondernemers-dierenartsen. Ten tijde van het afnemen
van de enquête, februari 2004, waren daarvan 88 dierenart-
sen langer dan drie maanden arbeidsongeschikt. Dat komt
neer op
6,89 procent.

Wanneer uitgegaan wordt van de veronderstelling dat één op
de zes dierenartsen (16,67%) langer dan drie maanden ar-
beidsongeschikt zou zijn, zou dat neerkomen op 213 ar-
beidsongeschikte dierenartsen.

De resultaten van de enquête hebben tevens betrekking op in
totaal 683 dierenartsen in loondienst. Op het tijdstip van de
enquête waren daarvan 21 dierenartsen langer dan drie
maanden arbeidsongeschikt, dat is
3,07 procent. Weer uit-
gaande van de veronderstelling dat één op de zes dierenart-
sen langer dan drie maanden arbeidsongeschikt zou zijn, had
dat moeten resulteren in 113 arbeidsongeschikte dierenart-
sen.

Natuurlijk moet er rekening mee worden gehouden dat deze
enquête alleen betrekking heeft op de huidige praktiserende
dierenartsen. Dierenartsen die blijvend arbeidsongeschikt
zijn en die dus niet meer actief zijn in de praktijk, zijn niet
meegeteld in de enquête. Wanneer deze gegevens wel zou-
den worden meegeteld, zullen de percentages van respectie-
velijk 6,89 procent en 3,07 procent hoger uitvallen.

Arbeidsongeschiktheid versus praktijkgrootte

Het meest opvallend is het hoge percentage arbeidsonge-
schikte ondernemers-dierenartsen die een solopraktijk heb-
ben, namelijk elf procent. Het hoogste percentage arbeidson-
geschikte dierenartsen in loondienst wordt gevonden bij de
negenpersoonspraktijk, te weten 12,5 procent.

Vervolg

De Stuurgroep wil zich nader verdiepen in de oorzaken van
arbeidsongeschiktheid onder practici en ontwikkelt momen-
teel een vragenlijst die door (blijvend) arbeidsongeschikte
dierenartsen kan worden ingevuld. Met de verzekeraars zal
overleg gevoerd worden of het mogelijk is dat de verzeke-
raars deze vragenlijst willen toesturen aan de betreffende
dierenartsen, aangezien de KNMvD niet weet welke dieren-
artsen (blijvend) arbeidsongeschikt zijn.
Verder wordt gesproken over het ontwikkelen van een pre-
ventieprogramma dat is gericht op het bewegingsapparaat en
wordt gekeken hoe het programma collegiale coaching \'Vet
Vitaal\' uitgevoerd kan worden.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker bij de KNMvD.

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer 6, augustus 2004

Werkgroep Review 2001

Op 30 april 2004 is door het
Europese Parlement de Richtlijn
(RL) 2004/28 betreffende genees-
middelen voor diergeneeskundig
gebruik vastgesteld. Hiermee is
Review 2001 (RL 2001/82) afge-
rond en dienen de lidstaten de
nieuwe richtlijn voor eind oktober
2005 in de nationale wetgeving te implementeren.
Binnen de KNMvD is een werkgroep ingesteld die het op-
stellen van adviezen coördineert. (Voor meer bijzonderhe-
den over de review 2001, verwijzen wij u naar bestuursbulle-
tin nummer 4 op de website van de KNMvD). De werkgroep
heeft overleg met het ministerie over de veranderingen die de
EU-richtlijn heeft voor onze Diergeneesmiddelenwet. De
belangrijkste speerpunten van de werkgroep zijn het opstel-
len van adviezen voor:

• de voorschriftplicht

• de lijst \'non-POM\' (prescription only medicines)

• de distributie

• de vergunning

Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker, bu-
reaumedewerkers Hugo de Groot (landbouwhuisdieren/volks-
gezondheid) en Joost van Herten (gezelschapsdieren).

Onderzoek staartlengte schapen

LTO laat een onderzoek doen naar het verband tussen wel-
zijnsproblemen en de staartlengte van schapen. In dit onder-
zoek komen ook managementaspecten in de schapenhouderij
in Nederland aan de orde. Denk bij deze managementaspecten
bijvoorbeeld aan het voorkomen van de ziekte Myasis. De ad
hoe werkgroep Couperen van schapenstaarten van de
KNMvD ondersteunt dit initiatief van LTO van harte. LTO zal
bij de overheid vragen om financiering van dit onderzoek.
Meer informatie: bureaumedewerker Hugo de Groot

B&
Bulleti

Website KNMvD

Het bureau van de KNMvD is al enige tijd bezig met een
plan van aanpak voor een nieuwe KNMvD-website. Er is er
een wensen- en eisenlijst opgesteld om te komen tot een
functioneel ontwerp voor de website.
Om een zorgvuldig en weloverwogen besluit te nemen met
welk bedrijf in zee te gaan die de website kan maken wil het
bureau naast de portefeuillehouder Nanny Wijne en de heer
Van Os, ook een extern deskundige als adviseur inschakelen.
Deze moet de brug slaan tussen de KNMvD (wat willen wij
als beroepsvereniging voor onze leden) en de bouwer van de
website.

Meer informatie: portefeuillehouder Nanny Wijne
Werkgroep vleeskalveren

De Adviescommissie Kalvermelk (ACK), waarin alle takken
van de vleeskalversector zijn vertegenwoordigd, heeft het be-
lang van een uniforme aanpak van bedrijfsbegeleiding in de
blank en rosé vleessector uitgesproken. De ACK heeft het
Productschap Vee en Vlees (PVV) gevraagd de start van de
Werkgroep Veterinaire Bedrijfsbegeleiding Vleeskalversector
(WVBV) te begeleiden. Op 6 juli is de samenstelling van de
werkgroep vastgesteld:

-ocr page 206-

p.c. Vesseur en R.M Bakker (PVV)

B. Ottink en H.C.M. van den Berg (LTO)
A. Wouters (Van Drie)

W. Goldewijk (Alpuro)
A.E. van de Braak (Denkavit)
H. Klarenbeek (Klaremelk)
E. Kuster (Vitelco/Pardiaans)

C. Verspui (Verveka)

RJ.A.G. VerStraelen, P.A.J.M. Theeuwes, J.H.J. Mensinga en
S.J. de Groot (KNMvD)

De samenstelling van de werkgroep is breed, hiermee wordt
uitdrukking gegeven aan het draagvlak.
De in de werkgroep vertegenwoordigde integraties en de
rosé sector gaan een start maken met het in de WVBV vast-
gestelde conceptprotocol. Doel van de werkgroep is op basis
van verzamelde gegevens op sectorniveau zicht te krijgen op
gevaren, risico\'s en blootstelling voor diergezondheid, volks-
gezondheid en voedselveiligheid en op basis daarvan prio-
riteiten te stellen.

Meer informatie: bureaumedewerker Hugo de Groot

Jaarcongres KNMvD 2004

Over twee weken is het zover. Vrijdag 1 oktober te
Oranjewoud in Friesland. De eerste maal dat het jaar-
congres in zijn nieuwe vorm zal plaatsvinden. Samen met
de algemene vergadering van de KNMvD en een spette-
rend feest belooft dit het hoogtepunt van 2004 te worden
voor veterinair Nederland.

De ledenvergadering zal zeker door de Belangengroep
Praktizerende Dierenartsen in Loondienst worden aan-
gegrepen om hun stem te laten horen. Voor de niet-veteri-
nairen, die hun partner naar het jaarcongres vergezellen,
is er \'s ochtends een partnerprogramma. Zij varen door
het natuurschoon van de Lindevallei onder begeleiding
van een medewerker van het Fryske Gea.

Samen werken in Europa

Tijdens het middagprogramma komen drie sprekers u daar
uitgebreid over informeren maar zeker ook plezierig onder-
houden. Prof mr. M.J.A. van Mourik, notaris, columnist en
gewild spreker. Hij zal ervoor zorgen dat uw aandacht niet
verslapt. Drs. J.D. Gabor, oud-staatssecretaris maar vooral
het prototype van een Europeaan: geboren in Hongarije, car-
rière gemaakt in Nederland en nu weer (samen)werkend in
Oost-Europa. Foppe de Haan, coach, begonnen in Friesland,
moet nu Jong Oranje op de kaart zetten. Eerst in Europa en
daarna in de hele wereld tijdens de Olympische spelen van
2008.

De dierenarts in Europa: waar liggen onze sterke en zwakke
kanten, wat zijn onze mogelijkheden en waar zitten de uitda-
gingen? Wat kunnen we leren van vergelijkbare beroeps-
groepen? Wat kan een betere samenwerking binnen uw
werkomgeving of tussen alle dierenartsen opleveren? Na
deze middag bent u weer volledig bijgepraat.
Voordat het feest begint zetten we ons eerst gezamenlijk aan
tafel. Wij zijn ervan overtuigd dat iedereen zich zal verma-
ken. Niet alleen door het voortreffelijke gezelschap, maar
ook door de culinaire kwaliteiten van de chef kok van
Tjaarda.

Jaarcongres nieuwe vorm in aantocht

"Samen werken in Europa"

Tijdens het Grand Dessert zal de band al beginnen met spe-
len, u de mogelijkheid gevend de net geconsumeerde kiloot-
jes er weer uit te dansen. De Sesamband belooft een swin-
gende avond. "Op z\'n kop die zaal!" is hun motto.
Bijna een jaar lang heeft de congrescommissie zich bezigge-
houden met de voorbereidingen. Wat zijn nu eigenlijk de
mogelijkheden voor de Nederlandse dierenarts binnen
Europa? Eén van de commissieleden, Janneke Erkelens, is
twee weken geleden al verhuisd naar Engeland. Congres-
bezoekers, u bent dus gewaarschuwd!
TOT TJAARDA!

Het congres wordt mogelijk gemaakt door de volgende
sponsoren:

-ocr page 207-

I" Wat is er leuker om ten tijde van de Olympische
Spelen alle voorbereidingen te treffen voor de
OC KNMvD-sportdag? Volgens de sportcommissie is
het antwoord: niets! Het Olympische tennis, voet-
G9 bal en hockey laten deze spelen zeer mooie sport
zien en ook Nederland scoort in de diverse sporten
Aa goed.

C/D Door het zien van al deze sportiviteit kriebelt het bij
de sportcommissie en we kunnen niet wachten tot 8
\' oktober om alle sporters te begroeten. De Gras-
^^ piepers in Drachten, de plek waaromheen de sport-
dag georganiseerd wordt, zijn ook al druk bezig met
alle voorbereidingen en het ziet er naar uit dat alles
^ piekfijn in orde zal zijn.

h Inschrijven

^^ In het vorige tijdschrift heeft u het inschrijfformulier
van de sportdag kunnen vinden. Heeft u dit nog niet
ingevuld? Doet u dit dan zo snel mogelijk. U heeft
Sö nog tot en met 21 september om u in te schrijven.

Heeft u geen formulier meer, dan kunt u zich ook via
onze website www.knmvd.nl aanmelden. Kijk onder
\'actueel\', sportdag 2004.

Wilt u alle informatie over de diverse sporten, kijk ■
dan in het TvD van 1 september. In een mooie

KNMvD-sportdagkatern kunt u alles lezen. GO

Tot 8 oktober! ^

De sportdagcommissie ^^

De KNMvD-sportdag wordt mogelijk gemaakt door: ^^

KNMvD-sportdag dé
sportieve challenge voor dierenartsen

AUV

Meeüs Vrije Beroepen

Pfizer Animal Health

Omegasoft BV

Dopharma

Intervet

Bayer Animal Health

Boehringer Ingelheim

WAA

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aange-
meld:

Duijn, Mevr. L. van; 2004; 1073 BZ Amsterdam;
Govcrt Flinckstraat 263 111.
Eijk -Mourik van, Mevr. A.K. van; 2004; 3523
BC Utrecht; Barnsteenlaan 51-1.
Kense, M.J.; 2004; 3732 VJ Dc Bilt; Tuinstraat
13.

Kersten. Mevr. M.J.N.; 2004; 3511 UB Utrecht;

Westerkade 13 bis A.

Kreek, Mevr. L.L. de; 2003; 6718 NG Ede; Maanderdijk 36 A.
Overbeck, J.R. van; 1988; 4143 BX Leerdam; Boeylaan 2.

Overlijdensberichten:

Op 8 augustus 2004 (i.J. Bosch te \'s-Gravenhage.
Mutaties:

Dieten, Mevr. S. van; 2002; 7256 KR Keyenberg; Kroezerijweg 6; E-mail
privé: sanne_van_dieten@hotmail.com.;
geass. met H.S. van der Berg,
F.H.J. van Hagen,
A.J.E. Janssen, Mevr. M.L. Olde Monnikhof, J.J.
Oostveen cn G.J. Tolkamp; tel. prakt.: 0315-395530; fax prakt.: 0315-
395531.

Dijk, Mevr. M.J. van; 2004; 3582 VN Utrecht; Abstederhof 24; tel. privé mo-
biel: 06-106417K9; E-mall privé: marionuitommen^hotmail.com.;
medew. bij E.J. Booij, R. Koster, H. Vestjens, J. Vestjens en Mevr. M. Vestjens-
Raadsveld; tel. prakt.: 071 -5120241; E-mail prakt.: info@keerhoeve.nl.
Ebing, Mevr.
L; 1999; AlJubail 31951; Al Ventura Compound 35, P.O. Box
1472; Kingdom of Saudi .\\rabia; tel. privé: 00966-50-3857529;
E-mail
privé: lauraebing@planet.nl.;
p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 00966-33641905.
Engel, S.; 2004; 7256 KR Keyenberg; Kroezerijweg 6; tel. privé: 0575-
462601;
E-mail privé: b.engel@dgdierenartsen.nl.; medew. bij De Graafschap
Dierenartsen te Vörden; tel. prakt.: 0575-551277; fax prakt.: 0575-554009
♦Jong, Mevr. M.C. de; 2004; 3554 BT Utrecht; Comelis Roobolstraat 4; tel.
privé: 030-2435744; E-mail privé: rinekedejong@wanadoo.nl.; wet. medew.
bij ID-Lelystad; tel. bur.: 0320-238799; fax bur.: 0320-238225; E-mail bur.:
rinekejong@wur.nl.

Personali

Meijs, C.C.J.M. van der; 1964; B-2360 Oud-Turnhout; Begljnenhoefstraat
28 België;
tel. privé: 00-32-14700018; E-mail privé: cvandermeijs®
pandora.be.; rd.; oud Directeur Veterinaire Dienst en oud Chief Veterinary
Officer van het Ministerie van LNV,
»ud Veterinair Raad bij de Permanente
Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese
Unie.

Sars. Mevr. C.L.; 2004; 3552 GK Utrecht; Wijnbesplantsoen 3; tel. privé: 030-
2442898; E-mail privé: cIsars@yahoo.com.; medew bij D.K. De Saen; tel.
prakt.; 075-6173911.

Schoenmaker, H.C.J.; 1962; 1504 DG Zaandam; Ds. M.L. Kingweg 229; tel.
privé: 075-6145423; fax privé: 075-6142842; ex-practicus.
♦Secreve, Mevr. M.; 2003; 3732 GS De Bilt; Kapelweg 3; tel. privé mobiel: 06-
44800040; E-mail privé: matjoleinsecreve@hotmail.com.;
geass. met M. de
Kruijff; tel. prakt.: 036-5214874; fax prakt.: 036-5352485; E-mail prakt.:
lnfo(a dcaweb.nl.

Spitsbaard, Mevr. J.M.; 2004; 3532 CD Utrecht; Thomas a Kempisweg 78;
tel.privé: 030-2422979;
E-mail privé: spitsje@hotmail.com.
Wensing. Prof Dr. C.J.G.; 1962; U 1964;
3743 JC Baarn; Uytenbosch 8; tel.
privé: 035-5436230;
E-mail privé: cjgconsult@hotmail.com.; oud alg. dir. ID
Lelystad, \\
oorzlttcr R.D.A., em. Hoogleraar RUU.

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline"-)

15-10-2004

maandag

27-09-2004

01-11-2004

maandag

11-10-2004

15-11-2004

maandag

25-10-2004

01-12-2004

maandag

08-11-2004

Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 208-

Congressen & SymposiX"

September

23 AUV-symposium: KEN(uw)GETAL-
LEN. Symposium over veterinaire ken-
getallen voor gezelschapsdierenpraktij-
ken. Tijd: 10.00 tot 16.30 uur.
23-25 CESMAS 2004. Conference on Equine
Sports Medicine and Science of the Race
and Endurance Horse. International fo-
rum for the exchange of information
on sport horses. Contact for information: Amo Lindner, Laurahöhe 14,
0^5289 Essen, Germany, tel: 0049-2 01 5 71 88-73; fax: -4. e-mail:
amolindner@t-online.de; website: www.cesmas.info.

Vergaderingen & Biieenkoivisten"

September

16 Werkvergadering Rund 1, regio Noord. Tijd: 14.00 uur Hajé Hotel
Heerenveen.

21 Post-IPVSbijeenkomstLokatie:PapendalteAmhem.Aanvang: 13.00
tot 17.00 uur. Organisatie is in handen van Groep Varkens-
gezondheidzorg en Fort Dodge Animal Health.

22 Werkvergadering Rund l. regio Oost. Tijd: 14.00 uur. Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren, Amsbergstraat 7, Deventer.

Djrsussei^

September

30/8-5/9 ESAVS postgraduate training programme Cardiology I. Location:

Luxembourg. Information via website www.esavs.net.
30/8-10/9ESAVS postgraduate training programme Ophthalmology I.

Location: London (GB). Information via website www.esavs.net.
6-11 ESAVS postgraduate training programme Behavioural Medicine.

Location: Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.
13-17 ESAVS postgraduate training programme Feline Medicine and
Surgery I. Location: Zurich (CH). Information via website
www.esavs.net.

Dierenartsenpraktijk Zuidwest-Drenthe is
een gemengde praktijk, waar diersoortspecia-
lisatie is doorgevoerd.

We werken met een team van zeven dierenart-
sen en zeven assistentes vanuit een modern
en goed geoutilleerd diergeneeskundig cen-
trum in Meppel.

Per 1 november bestaat een vacature voor een:

Dierenarts gezelschapsdieren
(M/V)

met veel enthousiasme en ervaring om zelfstandig spreekuren, dien-
sten en operaties te kunnen verricTiten. Hij/zi heeft tevens de wil te

werken aan de verdere uitbouw van de gezelschapsdierensector en is
bereid op termijn deel te nemen aan het management van de prak-
tijk.

Wij vragen:

• minimaal twee jaar ervaring

• speciale interesse in chirurgie

• deelname in diensten voor gezelschapsdieren i op 3

• betrokkenheid en flexibiliteit

• gezonde commerciële instelling

Wij bieden:

• een fulltime baan in een moderne kliniek

• mogelijkheid tot uitbouw van deelgebied (en)

• ruimte voor volgen bijscholing

• ondersteuning door goed team paraveterinairen

• bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot toetreden maatschap

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden In onderling overleg.
Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met de heer ).
Bosman, telefoon 0522-281885.

Schriftelijke sollicitaties met cv binnen veertien dagen richten aan:
Dierenartsenpraktijk Zuidwest-Drenthe, ter attentie van de heer j.
Bosman, Lepelaar 70, 7943 SH Meppel.

DIERENARTSENPRAKTI)KATMAjANA ROTTERDAM

Dierenartsenpraktijk Atma Jana is een éénmanspraktijk voor gezel-
schapsdieren.

Zoekt per direct voor 20 uur per week een

dierenarts

die goed in staat is om zelfstandig te werken in samenwerking met
assistentes. In de nabije toekomst is erde mogelijkheid om de prak-
tijk over te nemen.

Indien u interesse heeft in deze vacature kunt u contact opnemen
met mevrouw K. v.d. Weijde op telefoonnummer: 010-4190684 of
een schriftelijke sollicitatie richten aan: DAP Atma Jana, ter attentie
van K. v.d. Weijde, Randweg 92A, 3074 BS Rotterdam.

«arts rr\\N

Wf»;

en 0 heeft® een laaf

Gevraagd:

Veearts

voor groot melkveebedrijf in Indiana, USA.
Hollandse eigenaar.

Vrijstaande woning aanwezig.

Sollicitatie graag richten aan:

Tel./fax: 001260 786 3538

Mobiel: 001260 519 2674

E-mail: s20oandrewsin(g)hotmail.com

-ocr page 209-

Rispoval® RS

een kwestie van leven(d) of dood

Rispoval® RS, het enige levende
pinkengriepvaccin in Nederland,
bewijst al vele jaren haar effectiviteit
én veiligheid.

Rispoval® RS zorgt voor:

• zowel cellulaire, humorale als
mucosale immuniteif

• interferon-stimulatie\'\'

• hoge effectiviteit
(beschernnende SN-titers)\'\'

• langdurige bescherming
effectiviteit op zeer jonge leeftijd\'\'

Animal Health

Bpovaf» RS REG.NL 1467 UOO

dicatie; Actieve mnunisatie van runderen ter vermindenng van de emst van de pinj<engriep.
wmaceutische vorm: Gevriesdfoogde entstof met bitehorend optosnxlde!
Bchttcjd: O dagen wor de slacht.

imenstelling: Per dosis van 2 ml: - tevend geattenueefd txjvrie resprato» syncvtwnvormend virus.
^ RB94: mnstens ItfKXXI^ (Cel Culure Infective Dose 60»|.

»^kl<ing: flacon à 1,5 en 25 doses gevtBsdraogd vaccin met bdjelxxend oplosmiddel (2ml).
^e informatie is op aanvraag IseschWjaaf. Pfizer Anrmal Heaftti B.V.
|bxjs37 2900MC«)el9a/dU3sel

Plïzer Animal Health hv

Postbu.s 37 - 2900 AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nl • se(Tetariaat.ahg@pfizer.com

© 2(X);i Pfizer Aiiiniiil Health b.v., Cai«:lle u/d ljs.su]
® Merknaam van Pfizer [nr., N.Y., U.S..A.

-ocr page 210-

Meer ambities dan mogelijkheden?

animaux

veterinair organisatiebureau

Animaux is een onafhankelijlc bureau
en werkt op alle veterinaire gebieden
samen met mensen en organisaties die
belang hebben bij kwalitatief hoogwaar-
dige dierenzorg d.m.v. training, bemidde-
ling, promotie en andere activiteiten.

Veterinair Organisatiebureau Animaux is voor een opdrachtgever op zoek naar een:

Gedreven dierenarts

met commerciële interesse voor een
managementpositie in de diervoedingsbranche

Kernwoorden zijn: maturiteit op het gebied van kennis van organisatiestructuren, procesmatig
werken, strategisch beslissen, initiëren, organiseren. Kemvaardigheden: bewezen commerciële
vaardigheid, begrip van marketing, sociale persoonlijkheid, leidinggevende capaciteiten,
uitstekende kennis van Engels in woord en geschrift, analytisch denkvermogen.

Geboden wordt een bijzonder gevarieerde, zelfstandige baan bij een wereldwijde organisatie met
professionele ondersteuning, zeer goede secundaire arbeidsvoorwaarden en veel persoonlijke
ontwikkelingsmogelijkheden. Er wordt vanuit een thuiskantoor gewerkt en er zal regelmatig
gereisd worden.

Tevens zoeken wij een:

Product Manager

Gezelschapsdieren en Paard

op academisch niveau en met een (para)medische achtergrond.

• Gijsbrecht van Amstelstraat 404
1216
CC Hilversum •1(035)6239479
•F (035) 628 6644Eanimaux@planet.nl
* www.animovooraniin3ux.nl

Interesse in één van beide functies? Neem contact op met ons bureau op telefoonnummer:
(035) 623 94 79 of mail naar animaux@planfitnl voor een uitgebreide functieomschrijving.
Reacties znlien uiteraard zeer vertrouwelijk worden behandeld.

Check regeliiutig de Website www.animovooranimaux.nl voor diverse vacatures.

SGS Consumer Testing Ser-
vices is een Business Unit
binnen SGS Nederland B.V.,
marktleider op het gebied
van inspectie, certificatie
en testing. Onze diensten
bestrijken de gehele produc-
tieketen, van productontwik-
keling tot en met het
eindproduct. De activiteit
AgroControl houdt zich o.a.
bezig met het controleren en
certificeren van (kwaliteits-)
aspecten in de gehele dier-
lijke en plantaardige produc-

tieketens. Eén van onze

activiteiten is het uitvoeren

De functie

• De primaire taak van een audi-
tor is het toetsen van dieren-
artsenpraktijken tegen de
KRD/ISO norm. Aan de hand
van een gedegen voorbereiding
zal een praktijktoets plaats-
vinden bij de organisatie,
waarna de auditor de gecon-
stateerde bevindingen
opneemt in een rapportage.

Uw profiel

• Afgeronde academische
opleiding in veterinaire weten-
schappen;

• Minimaal 5 jaar werkervaring,
waarvan minimaal 2 jaar in
een kwaliteitsomgeving;

• Kennis van en ervaring met
ISO 9001:2000 kwaliteits-
management systemen;

• Auditervaring in de levens-
middelensector op basis van
ISO 9001:2000 en/of een afge-
ronde Lead Assessor Course
zijn een pré;

• Goede organisatorische, sociale
en communicatieve vaardig-
heden;

• Kennis van MSWindows en
Word en Excel;

• Woonachtig in het midden van
het land;

SGS (Société Générale de Surveillance) is opgericht in 1878. SGS is wereldwijd marktleider op het gebied van
verificatie, testen en certificatie met meer dan 30.000 medewerkers, 850 kantoren en 340 laboratoria in 140 landen.
SGS inspecteert voor de internationale handel, doet onderzoek en certificeert bedrijfsprocessen, producten,
machines en installaties. SGS verleent diensten aan internationale organisaties, overheden en aan de industrie,
de milieu- en de verzekeringssector en op het gebied van gezondheidszorg, biowetenschap, logistiek en hygiëne.

Voor het midden van het land zoeken wij een:

Auditor KRD-ISO

• Eventueel op freelance basis
mogelijk.

Uw reactie

Uw schriftelijke reactie, voorzien
van een C.V. stuurt u binnen twee
weken naar SGS Nederland B.V.,
t.a.v. afdeling Personeel &
Organisatie, Postbus 200, 3200 AE
Spijkenisse. Voor meer infor-
matie: bezoek onze internetsite:
www.sgs.com

Acquisitie naar aanleiding van
deze advertentie wordt niet op
prijs gesteld.

van audits in opdracht van
het VKO bij dierenartsen-
praktijken die deelnemen
aan de KRD/ISO regeling.

-ocr page 211-

\\ \\

NIMAL HEALTH

Het feline interferon Omega vult lacunes aan in het bestaande
therapeutische arsenaal.

Brede vooruitzichten voor toepassing in de antivirale therapie: de
klinische effectiviteit is overtuigende aangetoond bij FeLV en FIV én
canine parvovirusinfectie.

Virbagen Omega is voornamelijk werkzaam op het immuun-
systeem en heeft antivirale en immuunstimulerende eigenschappen.

Feline interferon Omega beïnvloedt de coördinatie van de lichaams-
eigen reacties tegen infecties en op functionele abnormaliteiten.

VirbagenOmega

HET VETERINAIR INTERFERON

Vraag het interferoninformatiepakket
aan met de behandelprotocollen

www.virbagenomega.com
http://vetinterferon.nexenservices.com

Virbagen® Omega 5 MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. Reg NL 9994. Virbagen® Omega 10 MU recombinant Omega interferon afkomstig van
katten/flacon. Reg NL 9995. Kanalisatie: U.D.D. Doeldieren: hond en kat.

Virbac Nederland B.Y, Postbus 313. 3770 AH Barneveld.Tel: 0342 - 42711 I. Fax: 0342 - 490164. E-mail: info@virbac.nl. wwfw.virbac.nl

-ocr page 212-

Smaakvol nieuws over pijnverlichting

r-

Rimadyl

smakelijke tabletten

®

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

RIMADYL

SMAKELUKE TABLETT

RIMADYl

SMAKELIJKE TABLEI

IM

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEN

rat ïannindaiing »an ontstekim
biiMwalacuta als chronische!
«n^n »an spieren en skelet en
oestniding «en post-operetiew
»•lebtotlMvetalsactial

»•■tanideehcanirofenSOmg

RIMADYL

carprofcn

Rimadyl* smakelijke tabletten . werkzame stof: carprofen: REG NL 10021, 10022 en 10023 .diergeneesmiddel . doeldier:
hond . indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet
en ter bestrijding van post-operatieve pijn . dosering; 4 mg/kg,dag verdeeld over twee doses. Om de pijnstillende en anti-
inflammatoire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyr na 24 uur gevolgd worden
door Rimadyt* smakelijke tabletten in een enkele dosering van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen . toedieningsweg: oraal « toe-
dieningsvorm: smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg .contraindicaties: niet gebruiken bij drachtige dieren . contraindi-
caties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl uloeratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoe-
ligheid voor het product. Pfizer Anima) Health, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel. Telefoon: 010 - 406 46 00.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer .Animal llealüi bv

Postbus 57 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

w\\\\-w.pn7.erah.nl • .secretariaaLahj^@pfizer.c<)m

© 2004 PTi/.er Animal Health bv - Capelle a/d l.lss(
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 213-

Rectumscheuren bij het paard: een literatuuroverzicht

Rectumbeschadigingen bij het paard: twee casus

Rectumscheuren bij het paard: beroepsfout of een ongeluk-
kig toeval?

Sterfie door cyathostominosis

Nieuwe rubriek: Uitgelicht

Transport van diagnostische monsters

Een correcte administratie is het fundament van voedsel-
veiligheid, ook bij de speciale noodslachting!

Bevestiging bestuursbesluit praktijkcertificering en
erkenning

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Deel 129 • Aflevering 19 • 1 oktober 2004

Dniversiteit Utrecht
Bih!i(n!\'ePk Di sraeneer.kunde

• 1 OKT. 2004

-ocr page 214-

Stellamune* One REG NL 10190 UDD. Emulsie voor injectie. Indicatie: voor actieve Immunisatie van
biggen vanaf de eerste levensweek met als doel vermindering van longlesies bij vleesvarkens, veroorzaakt
door Mycoplasma hyopneumoniae.
Samenstelling: Eén dosis (2 ml) bevat geïnactiveerd Mycoplasma
hyopneumoniae stam NL 1042 tussen 4.5 en 5,2 log\'" ELISA Relative Potency Units en Amphigen* als
adjuvans.
Dosering en wijze van toediening: Eén enkele vaccindoses van 2 ml aseptisch diep
intramusculair toedienen, bij voorkeur in de laterale nekspier.
Vaccinatieprogramma: Eén enkele dosis
van 2 ml vaccin. De vaccinatie dient voor de risicoperiode uitgevoerd te zijn. Infectie vindt gew/oonlijk
plaats in de eerste levensmaand.
Bijwerkingen: Incidenteel wordt na toediening van het vaccin een milde,
voorbijgaande reactie (tot 2,5 cm) op de injectieplaats gezien die binnen twee dagen verdwijnt. Een
kortdurende verhoging van de lichaamstemperatuur kan worden waargenomen tot 4 dagen na toediening
van het vaccin. Als onderdeel van de immuunreactie kan, op de plaats van de injectie in het spierweefsel
een infiltratie van ontstekingscellen en/of fibrose ontstaan die tenminste 14 dagen kan duren.
Contra-
indicaties:
Niet gebruiken bij dragende en/of lacterende dieren. Wachttijd: 0 dagen. Kanalisatiestatus:
UDD, mag uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

Animal Healt

Visie op gezondhe:

Pfizer Animal Health bv
Postbus 57 • 2900
AA Capelle a/d I
wvw.pfizerah.nl
secretariaat.ahg@pfizer.com
© 2004 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d
® Merknaam Pnzer Inc., N.Ï., U.S.A.

* Patent aangevraagd

-ocr page 215-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: M. Sloet. Dierenarts Cornelissen heciit het paard Goofy (links).
Goofy met eigenaresse (midden) en Goofy in de wei (rechts).

Uit de hoofdredactie

Deen 29
Aflevering 1 9
1 oktober 2OO4

Inhoud

611

Overzichtsartikelen

Rectumscheuren bij het paard; M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, S. Boerma en M.A. van der Velden
Rectumbeschadigingen bij het paard: twee casus; M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan,
8.P.M. Cornelissen, T.T.J.M. Laan, E. EnzerinkenJ.M. Ensink

Uit en voor praktijk

Rectumscheuren bij het paard: beroepsfout of ccn ongelukkig toeval?; M. M. Sloet van Oldaiitenborgh-Oosterbaan,
S. Boerma, C.A. van Exel, W. van der Holst, H.W. Merkens, K. van Muiswinkel,J.M. Parlevliet,J.W.E. Peters,

M.LC. Seuren-Coppens, LAJ. Smeenk, M.A. van der Velden en C.C van der Wei/den 624

Sterfte door cyathostomonosis; M. P. H. M. Roumen, F. H. M. Borgsteede enJ. H. Vos 628

Referaten 630

Veterinair tuchtrecht

Nachtmerrie; /. Boissevain 631
Uitgelicht

Hipposandaal en het Keltisch hoefijzer 632
Berichten en verslagen

Transport van diagnostische monsters; SJ. de Croot 632

Odontoclastische resorptive lesions (ORL) cn Chronische Gingivitis Stomatitis bij katten; H. Vrieling 634

Studiebijeenkomst voor rundveedierenartsen tijdens de Nationale Rundvee Manifestatie; T. Lam 635

Een correcte administratie is het fundament van voedselveiligheid; SJ. de Groot 638

Informatieverstrekking hondenbelasting;J. van Herten 639

China geeft dierenarts Coen Augustijn hoge onderscheiding vanwege PUM-werk 639

De Gezondheidspolis: ccn nieuw initiatief voor gezonde pups en kittens 640

Altematieve Elfstedentocht voor dierenart.sen 640

Vijfde lustrum VSZ de Gouden Trachea 640

Opzoeken chipnummers in databanken 640

Genetic Counselling Services 641

VKO-jaarbericht 2003 642

Congressen en cursussen 641

PAOD 644

Ingezonden

Chemotherapie unieke positie binnen de diergeneeskunde?; H.A. Beijer 645

Reactie op artikel \'Ernstige bijwerkingen bij Collies\'; B. de Leeuw 646

612

618

Wetenscha

Actua

Weerwoord reactie \'ernstige bijwerkingen bij Collies\'; R. van der Vlugt 646

HEALTH

VI RB AC VET-COMPLEX

Hypomineral: dé oplossing
voor urolithiasis

\\

Geïnteresseerd?
Vraag de uitgebreide productinformatie aan.

-ocr page 216-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr.E.Teske

Dr.J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wetenscliappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P. De Backer(Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof. dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon
(030)6348900
Fax (030)6348^09
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail; tijdschrift(^knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door hel Hoofdbestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD, Dc
\'Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
>500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMv

Van het bestuur

Bevestiging bestuursbesluit praktijkcertificcring cn erkenningsregeling; H. Geertsen

In memoriam

J.W. Katienwiiikcl;J. Drogt

Personalia
Jubilea

Maatschappijnleuws

Uniform aam raagformulierpaardenpaspoorten
Eindejaarsdruktegoodwillberekeningen
Rectificatie Diergeneeskundig Jaarboek

B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau, nummer 7, augustus 2004

Doorlopende agenda
Deadline

S

647

648

649

650

651
651

653

651

652

653

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Betindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Review papers

A review of rectal tears in the horse; M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, S. Boerma, and
M.A. van der Velden

Rectal tears in the horse: two case reports; M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, B. P. M.
Cornelissen, T.T.J.M. Laan, E. Enzerink, andJ.M. Ensink

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

612
618

-ocr page 217-

Tijdens de co-schappen werden we regelmatig gemaand om voorzichtig te zijn bij het rectaal explore-
ren van paarden. "Je zit zo door de darmwand heen met de hand ". Gelukkig is het nooit mis gegaan in
de praktijk, maar om nu te zeggen dat ik er altijd zo \'n veilig gevoel bij had... Dit tijdschrift staat in het
teken van de rectumscheuren bij het paard. Gezien de risico \'s op deze vervelende complicatie en de
groeiende claimcultuur is het toe te juichen dat onze voorzitter van de hoofdredactie het initiatief
heeft genomen om met vertegenwoordigers uit nagenoeg alle betrokken disciplines een compleet en
duidelijk overzicht samen te stellen. U kunt zelf lezen of u als behandelend dierenarts hiervoor nu
aansprakelijk kan worden gesteld of dat het tot de beroepsrisico \'s behoort.

De artikelen zijn geschreven naar aanleiding van een tweetal casus uit de praktijk. Hoewel het dub-
belblinde, gerandomiseerde onderzoek, onder invloed van evidence based medicine, bijna als het
enige echte onderzoek wordt gezien, zijn er gelukkig genoeg argumenten om een dergelijke casestu-
die ook hoog te waarderen. Bedacht moet worden dat hiermee vaak nieuwe ziekten voor het eerst wor-
den beschreven, maar ook de bijwerkingen van diergeneesmiddelen of onverwachte effecten van een
therapie. In het geval van de rectwnscheuren zijn ze etg geschikt om de problemen te beschrijven en
om te gebruiken als voorlichting naar de practicus. De volgorde van onderzoek zou bij veel klinische
gevallen daarom net anders verlopen. Namelijk andere (dubbelblinde, enzovoort) onderzoeksmetho-
den pas toepassen om nieuwe ideeën, die zijn ontstaan vanuit de casuïstiek, te bevestigen en te kw\'an-
tijiceren.

Is het toeval dat de rubrieken \'Veterinair tuchtrecht\' en \'Uit en voor de praktijk\' ook over paarden
handelen? Dat heeft vanzelfsprekend te maken met de toenemende populariteit van dit gezelschap-i-
dier, maar aan de andere kant kunnen we ook stellen dat het een afspiegeling is van de mate waarin
men vanuit depaardengeneeskunde bereid is om de Nederlandse dierenarts over nieuwe ontwikkelin-
gen te informeren en daarvoor kopij aan te leveren. Als u als lezer andere onderwetpen besproken
wilt zien, kan vanuit de hoofdredactie altijd actie worden ondernomen om dit te realiseren. Laat het
de redactie dan weten of stuur een vraag in voor \'Vraag en antwoord\'. Toch vindt u in dit nummer
naast de betreffende artikelen nog etg veel informatie over andere diersoorten en praktijkvoering.
Een aardig initiatief vind ik persoonlijk de Gezondheidspolis die in oktober wordt gelanceerd als
onderdeel van de bestrijding van erfelijke gebreken bij gezelschapsdieren met als positieve prikkel
een beloning voor de serieuze fokker. Alleen te hopen dat deze informatie in de toekomst niet aan de
hondenbelasting gemeld moet worden!

Uit
de

hoofdredactie

Paul Overgaauw

Tl 1 d sfiluiU^^H
DiergeneesRwMo^^

-ocr page 218-

Rectuinscheuren bij het paard: een literatuuroverzicht

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 729; 672-7

M.M. Sloet van Olctruitenborgh-Oosterbaan\\ S. Boerma^ en M.A. van der Velden^

Overzichtsartikel

Samenvatting

Rectumbeschadigingen vormen een zeldzame complica-
tie bij het rectaal exploreren, bij het dekken of bij het veu-
lenen. Ook komen er incidenteel spontane (idiopatische)
rectumbeschadigingen voor. Rectumbeschadigingen kun-
nen in drie of in vier klassen worden ingedeeld. De diverse
behandelingsmethoden, zowel medicamenteuze (conser-
vatieve) alsook chirurgische, worden besproken.

Summary

A review of rectal tears in the horse

Rectal tear.t are a relatively rare complication of rectal palpation, mating,
or dystocia, and idiopathic rectal perforation is an incidental finding.
Rectal tears can he classified according to a 3 or a 4-grade .system. This ar-
ticle describes medical and surgical treatment far rectal tears.

Inleiding

Rectumbeschadigingen zijn meestal het gevolg van rectaal
onderzoek (7,21,27). In een studie van 35 rectumbeschadi-
gingen in Texas was 73 procent ontstaan bij rectaal onder-
zoek van het genitaal apparaat en 27 procent bij rectaal
onderzoek van het digestie-apparaat (34). Er werd echter niet
aangegeven hoeveel paarden er totaal rectaal onderzocht
werden en dus geven deze getallen geen inzicht in een even-
tueel verschil in risico tussen rectaal onderzoek van het ge-
slachtsapparaat en van de rest van het abdomen.
Een aantal auteurs geeft aan dat de beschadiging veroorzaakt
wordt door contracties van het rectum rond de hand of onder-
arm en niet zozeer door \'prikken\' van de vingers door de rec-
tumwand (8, 15). Iatrogene rectumbeschadigingen ontstaan
meestal 25-30 cm proximaal van de anus, dorsaal \'tussen
10.00 en 02.00 uur\' en verlopen in de lengterichting (8, 25).
Deze voorkeurslokalisatie wordt waarschijnlijk veroorzaakt
door het feit dat daar de dikte van de circulaire spieren van
het rectum/colon descendens wat minder wordt, terwijl de
mesenteriale taenia wat dikker wordt (Figuur 1). Daar ter
plaatse is dus over een wat bredere afstand dorsaal geen se-
rosa. Bij perforatie komt men daarom daar gemakkelijker in
het mesocolon c.q. het mesorectum terecht (17). De woorden
rectum en colon descendens worden bij rectumbeschadigin-
gen vaak door elkaar gebruikt, waarschijnlijk omdat er geen
duidelijk verschil in structuur is op de overgang van colon

Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, Discipline
Inwendige Ziekten. Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht.
Paardenkliniek Garijp, Easterein 29, 9263 PA Garijp.

Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergeneeskunde. Discipline
Heelkunde, Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht.

descendens naar rectum (II). Puur anatomisch gezien
spreekt men van rectum zolang de darm nog in de bekken-
holte ligt en wordt het gedeelte van de darm dat voor het bek-
ken ligt (voor de linea terminalis) colon descendens ge-
noemd (II). Toch wordt in vrijwel alle artikelen over
rectumbeschadigingen c.q. \'rectal tears\'gesproken.
Het moment van ruptureren van de darm wordt soms waar-
genomen doordat dc druk van het rectum wegvalt of doordat
buikorganen direct kunnen worden gevoeld (1, 5). Vaak
merkt de onderzoeker echter niets en steekt de verdenking
van een rectumbeschadiging de kop op wanneer er bloed op
de handschoen wordt gezien (1,7, 27). Soms komt een rec-
tumbeschadiging pas aan het licht op het moment dat het
paard symptomen van een peritonitis gaat vertonen, zoals
koliek, zweten, hoge pols, niet willen bewegen en koorts, en
er op basis van die verdenking een (herhaald) rectaal onder-
zoek wordt uitgevoerd (1,28).

Rectumbeschadigingen kunnen ook veroorzaakt worden bij
het dekken, wanneer de penis van de hengst in het rectum
wordt gestoken, of bij dystocia (8, 15, 25, 27). De kans dat
een hengst bij natuurlijke dekking de penis in het rectum
steekt zou groter zijn wanneer de merrie kort voor de dek-
king (< drie uur) nog rectaal is gevoeld (19). Sodomie is ook
een mogelijkheid (8,15). Spontane rupturen zonder aanwijs-
bare oorzaak komen incidenteel ook voor (8, 15, 21, 22, 27,
30). Deze zouden mogelijk kunnen samenhangen met
thromboembolie ter plaatse (16, 25, 30). Ook zou de ziekte
van Cushing mogelijk een predisponerende factor zijn voor
het ontstaan van een rectumscheur (22, 23). Differentieel
diagnostisch kan bloed aan de handschoen of bloed uit de
anus of op de faeces ook optreden bij bijvoorbeeld een
Colitis
(8).

Bij ieder rectaal onderzoek is een rectumscheur een potenti-
ële complicatie en dit staat los van de ervaring van de onder-
zoekende dierenarts (7,25).

-ocr page 219-

Indeling rectumbeschadigingen

Bij een rectumbeschiadiging zijn er diverse graden van be-
scliadiging mogelijk. Deze beschadigingen worden op twee
manieren ingedeeld: graad 1 -3 (18,26) en graad I-I V (2,4,7,
8.17,21,25,27,28,29,33). Het verschil is dat in de eerstge-
noemde indeling (graad 1-3) de rectumbeschadiging waarbij
alleen de muscularis gescheurd is, niet is opgenomen, terwijl
dit in de tweede indeling (I-IV) wel het geval is. De laatstge-
noemde indeling, die vooral in de Angelsaksische literatuur
wordt vermeld, is de meest gebruikte en zal hier worden be-
sproken (Figuur 2).

Bij een graad l-rectumbeschadiging is er alleen sprake van
een oppervlakkig letsel van de darm waarbij de mucosa ge-
heel en submucosa partieel of geheel beschadigd is.

Bij een graad Il-rectumbeschadiging is alleen de muscularis
beschadigd, terwijl de mucosa intact is. Daarom wordt deze
vorm van beschadiging zelden in het acute stadium gecon-
stateerd. Deze beschadigingen komen doorgaans pas aan het
licht als er een rectumdivertikel is ontstaan, waardoor zich
een verstopping van het rectum kan voordoen, of als ze bij
toeval tijdens rectaal onderzoek worden gevoeld (7). In het
laatste geval is het wel belangrijk de eigenaar hiervan op de
hoogte te brengen, omdat enerzijds deze divertikels tot pro-
blemen kunnen leiden en anderzijds een dergelijke patiënt
misschien een groter risico heeft weer een rectumbeschadi-
ging te krijgen (13). Ook kunnen graad ll-rectumbeschadi-
gingen eventueel aanleiding geven tot abces- of fistelvor-
ming (25). Bij een graad ll-recturhbeschadiging wordt er in
het acute stadium dus meestal ook geen therapie ingesteld.

Bij een graad lll-rectumbeschadiging zijn de mucosa en de
submucosa volledig gescheurd, is de muscularis deels of ge-
heel gescheurd en is alleen de serosa of het mesorectum/me-
socolon nog intact. Hierbij worden twee types onderschei-
den. Graad llla-rectumbeschadigingen zijn scheuren op een
plaats waar het rectum (colon descendens) met serosa is be-
kleed en waarbij dus alleen deze serosa nog intact is (33).
Graad lllb-rectumbeschadigingen zijn scheuren aan de dor-
sale zijde van het rectum ter plaatse van de ophangband, het
mesocolon/mesorectum. Dit mesocolon bestaat uit twee me-
socolonbladen. Bij beschadiging op deze plaats zit de scheur
dus tussen de beide mesocolonbladen, zodat er ook bij lllb-
rectuinbeschadigingen geen directe verbinding met de buik-
holte is. Bij een lllb-rectumbeschadiging is het vet in het me-
socolon/mesorectum duidelijk voelbaar (8). Het blijft echter,
ook voor ervaren dierenartsen, bijzonder moeilijk om de
ernst van een graad lila- of graad Illb-rectumbeschadiging
goed in te schatten (33). Het is immers mogelijk dat de spier-
laag slechts partieel verscheurd is. Ook is de grootte van het
serosadeel dat losligt van de muscularis van belang, oindat
dit stuk dus verstoken is van voldoende bloedvoorziening
(33). Eventueel kan, na een epiduraal anesthesie, met behulp
van endoscopie naar de ernst van de beschadiging worden
gekeken (24, 33). Als een graad lila- of Illb-rectumbescha-
diging niet adequaat wordt behandeld zullen faeces zich in
de ontstane holte ophopen. Dc serosa of het mesorectum zal
vervolgens scheuren waardoor alsnog een graad IV-bescha-
diging ontstaat (8). Met name in het mesocolon kunnen fae-
ces zich langere tijd ophopen en kunnen er in het mesocolon
ophopingen van wel 40x20 cm ontstaan (33). Ook is het mo-
gelijk dat er bij een graad IlIb-rectumbeschadiging sprake is
van beschadiging van de vascularisatie van het rectum/colon
descendens, waardoor een infarct zal optreden met alle ge-
volgen van dien (25).

Bij een graad IV-rectumbeschadiging is ook de serosa ge-
scheurd en is er een open verbinding met de buikholte ont-
staan (7). Als een perforerende rectumbeschadiging retro-
peritoneaal ligt, wat zelden het geval is (14), komt deze qua
aanpak overeen met een Illb-rectumbeschadiging. Vrijwel
alle auteurs stellen in hun definitie van een graad IV-rectum-
beschadiging dat deze intra-abdominaal gelegen is (12, 25,
28). Er is dus geen klasse-indeling voor rectumbeschadigin-
gen die retroperitoneaal in het bekken liggen (26).
Graad Ill-rectumbeschadigingen werden in de universiteits-
kliniek in Texas vaker aangeboden dan graad IV-beschadi-
gingen(l2,34).

-ocr page 220-

Therapie

Retroperitoneale rectumbeschadigingen
In de eerste plaats dient een onderscheid gemaakt te worden
tussen beschadigingen die nog retroperitoneaal in het bek-
ken liggen en beschadigingen die intra-abdominaal voor het
bekken liggen. Een retroperitoneale beschadiging waarbij
mucosa, submucosa en muscularis volledig gescheurd zijn,
dient behandeld te worden als een graad lllb-rectumbescha-
diging (25). In dit gebied kunnen totale rupturen met conta-
minatie van het retroperitoneaal gebied met alleen een medi-
camenteuze therapie toch goed aflopen (24).

Graad l-rectumbeschadigingen

Als aanbevolen behandeling van een graad 1 rectumbescha-
diging wordt aangegeven (7, 8,21,25,27):

• het toedienen van breed-spectrum antibiotica (hierbij wor-
den diverse antibiotica genoemd, waaronder metronida-
zole)

• het geven van ontstekingsremmers (NSAlD\'s)

• en het verstrekken van een aangepast rantsoen (beperkt en
laxerend).

Graad ll-rectumbeschadigingen

Graad 11 rectumbeschadigingen worden doorgaans niet di-
rect gediagnostiseerd en zullen pas later tot complicaties lei-
den (25). De therapie van deze beschadigingen zal daarom
hier verder niet besproken worden.

Graad lll-rectumbeschadigingen

Bij een graad 111 rectumbeschadiging zijn er diverse mogelijk-
heden die onder meer afhankelijk zijn van de grootte en de lo-
catie van de beschadiging, de financiële en emotionele waarde
van het paard en dus van de kosten die de eigenaar wil maken.
Als \'eerste hulp\' kan de volgende therapie worden gestart:

• direct toedienen van breed-spectrum antibiotica, bijvoor-
beeld Na-penicilline 20.000-22.000 lU/kg 4 dd i.v, genta-
micine 6.6 mg/kg Idd i.v en metronidazole 15 mg/kg 4dd
p.o. (15,23,27); metronidazole is in Nederland niet toege-
laten voor voedselproducerende dieren; toch wordt dit
middel, na overleg met de eigenaar en invullen van een
verklaring c.q. het paspoort dat het paard nooit meer voor
slachten in aanmerking komt, wel toegepast in de dosering
van 25 mg/kg 2dd p.o. of 15 mg/kg 2 dd i.v.

• stilleggen van de peristaltiek van het rectum door middel
van parasympaticolytica (8); dit stilleggen wordt in de
USA gedaan door eenmalig atropine te geven (0.044
mg/kg i.m. of s.c.), oindat butylscopolamine in de USA
niet beschikbaar is.

Intussen moet ook besloten worden of het paard ter plaatse
verder zal worden behandeld of zal worden doorgestuurd
naar een verwijskliniek. Als het paard getransporteerd moet
worden kan overwogen worden om:

• het rectum vol te pakken (zie later). Deze behandeling heeft
volgens sommige auteurs duidelijke voordelen (33), terwijl
anderen het afraden omdat de dierenarts die de \'pakking\'
moet maken daarmee doorgaans helemaal geen ervaring
heeft en ook niet direct de juiste spullen voorhanden heeft.

De verdere therapie van een graad Ill-rectumbeschadiging
kan dan bestaan uit:

• het regelmatig voorzichtig leeghalen van het rectum (elke
één ä twee uur gedurende 72 uur)

Zo kan zich geen mest ophopen in de ontstane holte in de
rectumwand en kan deze holte zich opvullen met granula-
tieweefsel in plaats van steeds groter te worden (20).

• het twee tot drie maal daags voorzichtig spoelen van de
retroperitoneale pocket

Als er een retroperitoneale pocket is ontstaan moet deze
regelmatig gespoeld worden (25).

• leeghalen van colon

Na het openen van de buik worden zowel het colon ascen-
dens als het colon descendens volledig leeggehaald.
Vervolgens moet het paard een week vasten en moet het
dier daarna laxerend gevoerd worden (17).

• het hechten via de anus al dan niet met behulp van een
draadspeculum (25,26)

Blikslager (7) stelt dat hechten via de anus doorgaans erg
tegenvalt omdat de beschadiging vaak heel moeilijk of
zelfs in het geheel niet bereikbaar is. Huskamp (18) en
Peters (26) tonen echter aan dat hechten via de anus met be-
hulp van zogenaamde verlengde Deschampse naalden zeer
goed mogelijk is. Taylor
et al. geven aan dat het verstandig
is na het hechten via de anus om iedere 24-48 uur heel
voorzichtig te controleren hoe het met de hechtingen is ge-
steld en zonodig nog een extra hechting te plaatsen als de
wondranden ergens duidelijk gaan wijken (33).

• het hechten middels een laparotomie (35)

Wilson and Stone (35) beschrijven een techniek waarbij
een graad lllb-rectumbeschadiging via een laparotomie
wordt benaderd. Het colon descendens wordt aan de ven-
trale (antimesenteriale) zijde geopend. Vervolgens wordt
het defect in de dorsale wand vanuit het lumen gehecht,
waarna de ventrale zijde van het colon weer gesloten wordt.
Deze techniek is verder voor zover bekend niet meer be-
schreven.

• het aanleggen van een \'loop colostomy\'

Hierbij wordt het colon descendens via een incisie laag in
de linkerflank of in de mediaanlijn naar buiten gebracht en
wordt een tijdelijk colonstoma gemaakt (15). De \'loop co-
lostomy\' in de flank wordt bij voorkeur bij het staande
paard gedaan omdat anders tijdens de recovery de colosto-
mie vaak weer afscheurt (7). Als de rectumbeschadiging na
vier tot zes weken genezen is wordt het stoma weer onge-
daan gemaakt (15). Met deze techniek is wel succes gerap-
porteerd (6), maar doorgaans vallen de resultaten tegen,
terwijl de kosten erg hoog zijn (7).

• Het plaatsen van een temporary indwelling rectal liner
(TIRL)

Hierbij wordt een lange rectaal-exploreer handschoen
waarvan de vingers zijn afgeknipt of een stuk van een
plastic beschermhoes van een arthroscoop vastgeplakt aan
een rectumprolaps ring (5 cm diameter en 7.5 cm lang).
Terwijl het paard onder algehele anesthesie met een geo-
pende buikholte ligt, brengt een assistent de ring via de
anus tot voorbij de rectumbeschadiging, waarna de chirurg
de ring vastzet aan de rectumwand. De plastic handschoen
of hoes moet lang genoeg zijn zodat er nog een stuk buiten
de anus hangt nadat het paard is opgestaan. De faeces pas-
seren nu binnen de handschoen. Na tien tot veertien dagen
wordt de \'rectal liner\' afgestoten en met de faeces uitgedre-
ven. De \'rectal liner\' wordt soms vroegtijdig afgestoten, dat
wil zeggen wanneer de rectumscheur nog niet volledig ge-
nezen is, en ook kan zich ter plaatse van het vasthechten
van de \'rectal liner\'een strictuur ontwikkelen.
Een combinatie van de \'loop colostomy\' en de \'rectal li-

-ocr page 221-

ner\', samen met het direct hechten van de rectumbeschadi-
ging, is eveneens mogelijk (15).
• laparoscopische benadering (9, 10)
Een laparoscopische benadering is alleen mogelijk bij intra-
abdominale laesies; retroperitoneale laesies kunnen immers
laparoscopisch niet bereikt worden (10). Ook hier geldt dat
de behandeling zo snel mogelijk na het ontstaan van de
scheur moet aanvangen (10). Hoewel de laparoscopie bij het
staande paard kan worden uitgevoerd, verdient het volgens
Brugmans en Deegen de voorkeur het paard onder algehele
anesthesie in sternale buikligging neer te leggen met een
extra luchtkussen tussen de achterbenen en onder het bekken
zodat de buikorganen maximale ruimte krijgen (10). De ster-
nale buikligging onder algehele anesthesie heeft het voor-
deel dat men de buik maximaal met gas kan \'opblazen\' zon-
der dat de patiënt dit als onaangenaam ervaart. Dit is vaak
nodig omdat paarden met een rectumbeschadiging natuur-
lijk niet, zoals gebruikelijk is voor een laparoscopie, 24-48
uur gevast hebben en er dus relatief weinig ruimte in de buik
zal zijn. Laparoscopie in sternale positie is een bewerkelijke
chirurgische ingreep waarvoor tenminste vijf ervaren perso-
nen nodig zijn, maar de techniek boekte bij experimenteel
veroorzaakte perforerende rectumbeschadigingen veelbelo-
vende resultaten (10).

Prognose

Er zijn slechts enkele studies beschreven waarin naar de re-
sultaten van grote(re) aantallen rectumscheuren is gekeken.

Arnold et al. publiceerden in 1978 de gegevens van de
University of California, Davis (2). Daar waren tussen 1967
en 1977 42 rectumbeschadigingen aangeboden, waarvan er
34 het gevolg waren van rcctaal exploreren, twee waren ver-
oorzaakt door het inbrengen van de penis van een hengst,
twee door een enema, één door dystocia, twee door trauma
(trailerongeluk, wervelfractuur) en slechts in één geval werd
geen oorzaak gevonden. Helaas zijn in dit artikel de rcctum-
bcschadigingen verder niet naar ernst (diepte) en grootte in-
gedeeld; wel wordt aangegeven dat 25 rectumbeschadigin-
gcn aan de dorsale zijde van het rectum zaten, acht aan de
ventrale en drie aan de laterale zijde. Bij zes dieren was de
locatie van de beschadiging niet precies bekend. Dc afstand
tussen de rectumbeschadiging en de anus varieerde van 7.5
tot 60 cm, maar het merendeel bevond zich op 25-30 cm voor
de anus. Twintig dieren werden onmiddellijk geëuthana-
seerd, zeven dieren stierven of werden geëuthanaseerd tij-
dens de conservatieve of chirurgische behandeling en vijf-
tien dieren overleefden.

In 1981 zijn de gegevens van de American Veterinary
Medical Association Professional Liability Insurance Trust
gepubliceerd (31). Van de 720 beroepsaansprakelijkheidsza-
ken, over twaalf jaar verzameld, waren er 54 zaken die een
rectumbeschadiging betroffen en van deze paarden waren er
52 gestorven.

Bij een recente studie in Texas zijn de resultaten van 85
paarden geëvalueerd (13). Hierbij waren er vijftien graad I,
drie graad II, 36 graad III (23 graad lila en 13 graad lllb) en
31 graad I V-rectumbeschadigingen.

Van de vijftien paarden met een graad l-rectumbeschadiging
zijn negen paarden medicamenteus behandeld (antibiotica.

NSAID\'s en rantsoenmaatregelen) en zes paarden zijn niet
behandeld. Veertien paarden zijn goed hersteld. Eén paard
kreeg een fractuur en moest om die reden geëuthanaseerd
worden.

De drie paarden met een graad II-rectumbeschadiging wer-
den allemaal in een later stadium aangeboden. Bij twee
paarden was het een toevalsbevinding en deze paarden wer-
den niet behandeld. Bij het derde paard leidde het aanwezige
divertikel steeds opnieuw tot een obstipatie en het dier is om
die reden geëuthanaseerd.

Bij de 23 paarden met een graad Illa-rectumbeschadiging
bevond deze beschadiging zich gemiddeld 31 cm voor de
anus, de beschadiging was gemiddeld 4.6 cm lang (range
2-11 cm) en zat meestal meer naar dorsaal in het rectum. Bij
zeventien paarden is de beschadiging via de anus blind ge-
hecht (veertien paarden gingen levend naar huis); bij twee
paarden is niet alleen de scheur via de anus blind gehecht,
maar is ook een colostomie uitgevoerd (één paard levend
naar huis); bij drie paarden is het hechten via de anus gecom-
bineerd met een \'temporary indwelling rectal liner\' (één
paard is levend naar huis); één paard is direct geëuthanaseerd
om economische redenen.

Bij de dertien paarden met een graad Illb-rectumbeschadi-
ging bevond deze beschadiging zich gemiddeld 26 cm voor
de anus en was de beschadiging gemiddeld 6 cm lang (range
2-12 cm). Zes paarden werden conservatief behandeld (anti-
biotica, NSAID\'s, spoeling van de buik, laxeren) en deze zijn
allemaal levend naar huis gegaan; vier paarden werden via
de anus blind gehecht en twee daarvan zijn levend naar huis
gegaan; bij twee paarden werd niet alleen de scheur via de
anus blind gehecht, maar werd ook een \'temporary indwel-
ling rectal liner\' geplaatst, waarna één paard levend naar huis
is gegaan en één paard direct is geëuthanaseerd om economi-
sche redenen.

De 31 paarden met een graad IV-rectumbeschadiging had-
den deze beschadiging gemiddeld 26 cm voor de anus (range
15-50 cm) en de beschadiging was gemiddeld 7.5 cm lang
(range 3-19 cm). Vijfentwintig paarden zijn gelijk geëutha-
naseerd, omdat er uitgebreide contaminatie van het abdomen
met faeces had plaatsgevonden; twee paarden zijn via de
anus blind gehecht, maar beide hebben het niet overleefd; bij
drie paarden is niet alleen de scheur via de anus blind ge-
hecht, maar is ook een \'loop-colostomy\' uitgevoerd waarna
één dier levend naar huis is gegaan; bij één paard is niet al-
leen de scheur via de anus blind gehecht, maar is ook een
\'temporary indwelling rectal liner\' geplaatst en ook dit paard
is levend naar huis gegaan.

De resultaten van deze studie in Texas van 2000 waren aan-
merkelijk beter dan die van een eerdere studie in dezelfde
universiteitskliniek (34): graad llla b-beschadigingen had-
den in 2000 gemiddeld 69 procent succes en in 1989 64 pro-
cent; alleen graad lllb hadden in 2000 69 procent succes en
in 1989 44 procent (13). Een mogelijke verklaring hiervoor
was dat er door eerstelijns dierenartsen aan de paarden in de
tweede studie betere \'eerste hulp\' was verleend (13).

In een recente studie werd aangegeven dat bij graad Illb-rec-
tumbeschadigingen het frequent leegmaken van het rectum
mogelijk een positieve bijdrage levert aan de conservatieve
therapie. In deze studie herstelden alle vier paarden met een
graad Illb-rectumbeschadiging (lengte scheur 5-10 cm) die
conservatief werden behandeld en waarbij ook gedurende 72
uur elke twee uur het rectum voorzichtig werd leeggemaakt.

-ocr page 222-

volledig (20). In een andere studie, waarin acht paarden met
een graad Illb-rectumbeschadiging conservatief werden be-
handeld, zijn zes dieren hersteld (lengte van de laesie 5-10
cm) en twee dieren in verband met een verslechterende toe-
stand geëuthanaseerd (lengte van de laesie 13 en 14 cm)
(23). In een derde studie, waarin twee paarden met een graad
Illb-rectumlaesie conservatief werden behandeld (omdat
chirurgisch ingrijpen door de eigenaren was afgewezen),
herstelden ook beide dieren.

Alle gegevens te samen bekijkend lijkt het reëel tegenover
een eigenaar de prognose van graad Ill-rectumbeschadigin-
gen op ongeveer zestig procent te stellen (15).

De prognose van graad IV-rectumbeschadigingen is \'slecht\'
(15). Als de scheur bij volwassen paarden verder dan 15-20
cm voor de anus is gelegen, en dus in de buikholte ligt, is eu-
thanasie aanbevelenswaardig (7), zeker als er duidelijk con-
taminatie van het abdomen heeft plaatsgevonden.
Sommige auteurs stellen dat intra-abdominale graad IV-rec-
tumbeschadigingen eigenlijk een infauste prognose hebben,
maar dat een dergelijke patiënt wel doorgestuurd moet wor-
den ter bevestiging van de diagnose (7). Er zijn echter inci-
dentele gevallen beschreven waarbij chirurgisch ingrijpen
bij een graad I V-rectumbeschadiging wel succesvol was (12,
32).

De tijd tussen het ontstaan van de scheur en de \'reparatie\' en
dus de mate van contaminatie van de buikholte speelt hier
echter een heel belangrijke rol. Blikslager (7) stelt dat als het
paard binnen zes uur na het ontstaan van de rectumbeschadi-
ging wordt behandeld, dit zijn kansen op herstel aanzienlijk
verhoogt. Ook in andere studies wordt aangeven dat \'ieder
uur telt\'(13) en dat bij direct adequaat ingrijpen (dat wil zeg-
gen absoluut voorkomen dat er faeces via de scheur in de
buikholte terechtkomt en onmiddellijk verstrekken van
breedspectrum antibiotica) ook een graad IV-rectumbescha-
diging niet altijd een infauste prognose heeft (4).

Communicatie met de eigenaar

Als een rectumbeschadiging is opgetreden, en dan met name
een graad III- of IV-rectumbeschadiging, moet direct een
lastig gesprek met de eigenaar volgen waarin hem de ernst
van de situatie wordt uitgelegd en de diverse therapeutische
mogelijkheden worden besproken. Ook moet op tactvolle
wijze duidelijk worden gemaakt dat de kosten voor een the-
rapie door de eigenaar betaald zullen moeten worden en de
dierenarts doorgaans niet verantwoordelijk gesteld kan wor-
den (7). Deze benadering moet ook bij een eventuele ver-
wijskliniek duidelijk aangehouden worden, omdat de eige-
naar natuurlijk op zoek is naar een \'schuldige\' (7).
In veel gevallen wordt de dierenarts niet zozeer aangespro-
ken op het veroorzaken van de rectumbeschadiging, maar
wel op het \'laakbaar\' handelen nadat de beschadiging is op-
getreden (7, 15). Direct adequaat handelen nadat een rec-
tumbeschadiging is ontstaan, is de beste manier om niet aan-
sprakelijk gesteld te worden (17).

Bij de Liability Insurance Trust of the American Veterinary
Medical Association (AVMA) vormen de complicaties van
rectumscheuren ongeveer zeventig procent van de claims
(7). Ook in de USA is het niet gebruikelijk dat dierenartsen
tevoren de risico\'s van een rectaal onderzoek met de eigenaar
bespreken, toch wordt ook daar nu aangeraden om cliënten
tevoren van de risico\'s op de hoogte te brengen bijvoorbeeld
door middel van een voorlichtingsfolder die iedere nieuwe
cliënt eenmalig krijgt (7).

Ook wordt aangenomen dat bepaalde paarden meer risico
lopen dan anderen. Gegevens over de jaren 1979-1994 van
de AVMA geven aan dat bijna 32 procent van de aangeboden
casus Arabieren betrof en verder waren ook jonge dieren (I
tot 5 jaar) en hengsten duidelijk oververtegenwoordigd (7).
Ook elders worden Arabieren, ponies en \'miniature horses\'
als risicogroepen genoemd (8). Hanson (17) noemt Quarter
horses nog apart als risicogroep. Verder wordt aangegeven
dat het probleem mogelijk meer bij mannelijke dieren (men
vermeldt geen hengsten of ruinen) dan bij merries optreedt
(4,8). De oorzaak hiervoor is mogelijk gelegen in het feit dat
mannelijke dieren minder \'gewend\' zijn aan rectaal explore-
ren en eigenlijk alleen bij koliek rectaal onderzocht worden
op een moment dat er eventueel ook dehydratie in het spel is,
waardoor het rectum kwetsbaarder zou zijn (4).

^Voorzorgsmaatregelen bij het rectaal

exploreren en \'eerste hulp\' na het
pntstaan van een rectumbeschadiging

De dierenarts moet bij het rectaal onderzoek natuurlijk altijd
adequate voorzorgsmaatregelen nemen (4,7,26):

• het paard goed laten vasthouden door een bekwame helper
en zonodig een praam gebruiken of het paard sederen

• een noodstal gebruiken indien aanwezig en paard dit toe-
laat

• ruim voldoende goed glijmiddel gebruiken

• .steeds alle mest uit het rectum verwijderen alvorens verder
te voelen (26)

• meebewegen met de arm als het paard sterke peristaltische
activiteit heeft; bij zulke patiënten is het geïndiceerd een
parasympaticolyticum, zoals hyoscine butylbromide, te
gebruiken of een epiduraal anesthesie te geven (28).

Als er bloed wordt gezien op de handschoen na rectaal
onderzoek dient direct adequaat gereageerd te worden (4, 7,
21):

• de eigenaar op de hoogte brengen (zie later)

• inventariseren van de scheur door, zonodig na sedatie, het
rectum zorgvuldig te onderzoeken met de blote hand zon-
der handschoen

• eventueel verdere inventarisatie door gebruik te maken
van een doorzichtig speculum of een draad-speculum of
door het uitvoeren van endoscopic van het rectum (4,7)

• ook een buikpunctie kan informatief zijn om de ernst van
de rectumbeschadiging beter in te schatten (28); direct na
de beschadiging zal er nog geen contaminatie van de buik
zijn, maar als de rectumbeschadiging al eerder is ontstaan
kan een buikpunctie waardevolle informatie geven.

Als \'eerste hulp maatregelen\' worden in de literatuur aange-
geven:

• alle faeces verwijderen (4, 7, 10,27)

• het paard laten vasten (4,26)

• breedspectrum antibiotica en ontstekingsremmers geven
(4, 7,26,27)

• eventueel tetanustoxoïd of tetanusserum geven (afhanke-
lijk van de vaccinatiegeschiedenis van het paard) (4)

• stilleggen van de peristaltiek van het colon en rectum door
middel van parasympaticolytica (8,26)

-ocr page 223-

• een epiduraal anesthesie geven (7,27); dit lean door middel
van het geven van mepivacaine hydrochloride (100 mg
voor een 450 kg paard) tussen de eerste en tweede staart-
wcrvel met een 3-5 cm lange 20 gauge naald (4); een epidu-
raal anesthesie zou niet alleen persen voorkomen (zeker als
het rectum wordt opgevuld, zie verder), maar ook de moti-
liteit van het colon descendens/rectum verminderen (4)

• het rectum volpakken tot 10 cm vóór (craniaal van) de be-
schadiging met een kous die vol zit met in povidone-jo-
dium gedrenkte watten en die aan de buitenkant glad ge-
maakt is met glijmiddel; vervolgens de anus met
doekklemmen of met een tabakszakhechting dichtzetten
(8, 10,27)

Het nut van deze aanpak werd aangetoond in een studie
waarin experimenteel bij veertien paarden een rectumlaesie
werd gemaakt en alle paarden acht uur later werden geëutha-
naseerd. Bij de zeven paarden, waarbij na een epiduraal
anesthesie het rectum opgevuld was met een kous gevuld
met watten, trad geen faecale contaminatie van de rectumbe-
schadiging op. Bij de andere zeven paarden, waarbij er geen
maatregelen werden genomen, ontstond in alle gevallen een
diverticulum dat met faeces gevuld was en alleen met serosa
bekleed was (3). Het was echter niet duidelijk hoe groot het
effect van een epiduraal anesthesie alleen geweest zou zijn.

• paraffine per sonde geven (4)

• zo snel mogelijk doorsturen van de patiënt (4,7,27), tenzij
men zelf de scheur wil hechten en de nabehandeling wil
verzorgen (21,26).

Conclusie

Rectumbeschadigingen vormen een klein, maar incidenteel
wel dodelijk, risico bij het rectale onderzoek. Uit de litera-
tuurgegevens komt echter naar voren dat rectumbeschadi-
gingen ook op een andere wijze dan ten gevolge van rectaal
exploreren kunnen ontstaan.

Snelheid bij het stellen van de diagnose en het instellen van
ccn therapie is de basis voor succes. Brecdspectrum antibio-
tica en ontstekingsremmers vormen de basis van de therapie.
Hechten via de anus is een techniek die enige ervaring ver-
eist, maar die vervolgens tot goede resultaten kan leiden.
Hoewel moderne technieken, zoals \'loop colostomy\', \'rectal
liner\' en laparoscopie hun intrede hebben gedaan in de be-
handeling van graad III- en graad IV-rectumbeschadigingen,
moet men zich afvragen of de nadelen van het openen van de
buik tijdens laparotomie of laparoscopie en het manipuleren
en dus beschadigen van de darmen in een omgeving waar
een lokale ontstekingsreactie aanwezig is (graad III) of zelfs
al contaminatie is opgetreden (graad IV), wel opwegen tegen
de voordelen.

Literatuuropgave

1. Alexander GR, and Gibson KT. Non-surgical management of rectal
tears in two mares. Aust Vet J 2002; 80: 137-9.

2. Arnold JS. and Meagher DM. Management of rectal tears in the horse.
J Equine Med Surg 1978; 2: 64-71.

3. Baird AN, Taylor TS, and Watkins JP. Rectal packing as initial mana-
gement of grade 3 rectal tears. Equine Vet J Suppl 1989; 7: 121-3.

4. Baird AN. Rectal tears. In: Current therapy in equine medicine 3. Ed.
Robinson NE. W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1992: 232-6.

5. Baird AN, and Freeman DE. Management of rectal tears. Vet Clin
North Am Equine Pract 1997; 13: 377-92.

6. Blikslager AT, Bristol DCj, Bowman KF, and Engelbert TA. Loop co-
lostomy for treatment od grade-3 rectal tears in horses: seven cases
(1983-1994). J Am Vet Med Assoc 1995;207: 1201-5.

7. Blikslager AT. Rectal tears: initial management and liability. In:
Current therapy in equine medicine 5. Ed. Robinson NE. Saunders, St.
Louis, 2003: 150-3.

8. Brown CM, and Bertone JJ. Rectal tear. In: The 5-minute veterinary
consult - equine. Lippincott Williams & Wilkins, Baltimore, 2002;
912-3.

9. Brugmans F, and Deegen E. Laparoscopic surgical technique for re-
pair of rectal and colonic tears in horses: an experimental study. Vet
Surg 2001; 30: 409-16.

10. Brugmans F, and Deegen E. Laparoscopic management of rectal and
colonic tears in horses. In: Equine diagnostic & surgical laparoscopy.
Ed. Fischer AT. W.B. Saunders Company, Philadelphia, 2002; 235-40.

11. Dyce KM, Sack SO, and Wensing CJG. Textbook of veterinary ana-
tomy, 3rd edition. Saunders, Philadelphia, 2002: 538.

12. Eastman TG, Taylor TS, Hooper RN, and Hague BA. Treatment of
grade 3 rectal tears in horses by direct suturing per rectum. Equine Vet
Educ 2000a; 12:63-6.

13. Eastman TG, Taylor TS, Hooper RN, and Honnas CM. Treatment of
rectal tears in 85 horses presented to the Texas Veterinary Medical
Center. Equine Vet Educ 2000b; 12: 263-6.

14. Embertson RM, Hodge RJ, and Vachon AM. Near circumferential
retroperitoneal rectal tear in a pony. J Am Vet Med Assoc 1986; 188:
738-9.

15. Freeman DE. Rectum and anus. In: Equine surgery. Eds. Auer JA and
Stick JA. W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1999:286-90.

16. Guglick MA, MacAllister CG, Ewing PJ etal. Thrombosis resulting in
rectal perforation in a horse. J Am Vet Med Assoc 1996; 209: 1125-7.

17. Hanson RR. Diseases of the rectum. In: Equine Medicine and Surgery,
5th edition. Eds. Colahan PT, Merritt AM, Moore JN and Mayhew IG.
Mosby, St. Louis, 1999: 777-90.

18. Huskamp B. Die operatieve Versorgung von Mastdarmverletzungen.
Prakt Tierarzt 1994; 11: 943-8.

19. Immegart HM, and Threlfall WR. Accidents of breeding. In: Equine
internal medicine. Eds. Reed SM and Bayly WM. W.B. Saunders
Company, Philadelphia, 1998: 800-1.

20. Katz LM, and Ragle CA. Repeated manual evacuation for treatment of
rectal tears in four horses. J Am Vet Med Assoc 1999, 215: 1473-7.

21. Kraus-Hansen AE. Equine gastrointestinal surgery. In: The horse,
diseases and clinical management. Eds. Kobluk CN, Ames TR, and
Geor RJ. W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1995: 329-61.

22. Mair TS. Spontaneous rupture of the rectum in a pony. Equine Vet
Educ 1999; 11:21-2.

23. Mair TS. The medical management of eight horses with grade 3 rectal
tears. Equine Vet J Suppl. 2000; 32; 104-7.

24. Mazan MR. Medical management of a full-thickness tear of the retro-
peritoneal portion of the rectum in a horse with hyperadrenocortieism.
J Am Vet Med Assoc 1999; 210; 665-7.

25. Moore JN. Diseases of the small colon and rectum. In; The equine
acute abdomen. Ed. White NA. Lea & Febiger, Philadelphia, 1990:
392-402.

26. Peters JWE. How to manage a rectal tear in horses in practice. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122:96-101.

27. Rose RJ, and Hodgson DR. Rectal perforation. In: Manual of equine
practice. 2nd edition. W.B. Saunders Company, Philadelphia, 2000:
331-2.

28. SchumacherJ. Rectal tears of horses. Equine Vet Educ 1999; 11:23-8.

29. Schumacher J. Diseases of the small colon and rectum. In: Manual of
equine gastroenterology. Eds. MairT, Divers T and Ducharme N. WB
Saunders, London, 2002; 299-315.

30. Slone DE, Humburg JM, Jagar JE and Powers RD. Noniatrogenic rec-
tal tears in three horses. J Am Vet Med Assoc 1982; 180; 750.

31. Stauffer VD. Equine rectal tears - a malpractice problem. J Am vet
med Assoc 1981; 178:7989.

32. Stewart RH, and Robertson JT. Surgical stapling for repair of a rectal
tear in a horse. J Am Vet Med Assoc 1990; 197:746-8.

33. Taylor TS, Hooper RN, and Baird AN. A different perspective of
equine rectal tears. Comp 1999; 20: 452-4.

34. Watkins JR Taylor TS, Schumacher J, Taylor JR, and Gillis JR Rectal
tears in the horse: an analysis of 35 cases. Equine Vet J 1989; 21: 186-
8.

35. Wilson DG, and Stone WC. Antimesenteric enterotomy for repair of a
dorsal rectal tear in a mare. Can Vet J 1990; 31: 705-7.

-ocr page 224-

Overzichtsartikel

Samenvatting

Rectumbeschadigingen komen slechts incidenteel voor,
maar hebben vaak een ongunstige tot slechte prognose.
Het direct onderkennen van de rectumbeschadiging en
het onmiddellijk instellen van een adequate therapie is
bepalend voor de kansen van het betreffende paard.
Van twee casus, een paard met een graad lllb en een
paard met een graad IV-rectumbeschadiging, worden
anamnese, klinisch onderzoek, therapie en verder ver-
loop uitgebreid besproken.

Summary

Rectal tears in the horse: two case reports

Rectal tear.i occur incidentally and often have a poor prognosi.s. Early re-
cognition of the problem and adequate therapy determine the outcome. The
histoty, clinical examination, therapy, and outcome of two horses with
grade Illh en grade IV rectal tears are di.scussed.

Inleiding

De iatrogene beschadiging van het rectum is een zeldzaam
voorkomende maar gevreesde complicatie bij het rectaal
onderzoek van het paard (3). Hoewel er ten aanzien van de
\'schuldvraag\' heden ten dage een wat andere visie bestaat
dan enkele jaren geleden (4), blijft een rectumbeschadiging
een hele ernstige complicatie van het rectaal onderzoek. De
prognose van een rectumbeschadiging wordt enerzijds be-
paald door de grootte en diepte van de beschadiging en an-
derzijds door het snel en adequaat instellen van de therapie
(3). Twee casus waarbij de therapie succesvol was, worden
beschreven.

Ösüsl I

Anamnese

Een vierjarige KWPN-merrie werd rectaal onderzocht ten
behoeve van follikelcontrole. De al ruim twintig jaar afge-
studeerde dierenarts voelde het rectum om zijn hand heen
\'splijten\'. Hij had geen bloed aan de handschoen en bij con-
trole met de blote hand voelde hij een oppervlakkige scheur
van ongeveer 5 cm lengte. Hij gaf het paard 20 mg/kg trime-
thoprim-sulfa\' i.v. en 1 mg/kg flunixine meglumine\' i.v. en
stuurde het paard direct door naar de Faculteit in Utrecht.

Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergeneeskunde, Discipline
Inwendige Ziekten, Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht. Tel. 030-2531112 Fax 030-
2531256 E-mail m.sloet@vet.uu.nl

Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline
Heelkunde.

Destijds Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Heelkunde nu werk-
zaam bij het Veterinair Centrum Someren te Someren.

Eerste aanpak

Bij aankomst in de kliniek kreeg het paard direct
detomidine^ (0.01 mg/kg i.v), nalbufine hydrochloride\'* (0.8
mg/kg i.v) en butylscopolamine\' (0.2 mg/kg i.v., in totaal
vijfmaal om de 20-30 minuten). Bij voorzichtig rectaal
onderzoek met de blote hand werd een ongeveer 8 cm lange
graad lllb-rectumbeschadiging (mucosa en muscularis vol-
ledig verscheurd, \'serosa\' (mesocolon) intact) gevoeld onge-
veer 40 cm van de anus links dorsaal (\'op 11 uur\'). In deze
beschadiging zat een hoeveelheid faeces.
De diverse therapeutische mogelijkheden, kosten en kansen
werden met de eigenaar besproken:

• hechten per rectum, medicamenteuze therapie en rant-
soenmaatregelen;

• eventueel laparotomie en leegmaken van colon ascendens
en colon descendens voor zover mogelijk.

De eigenaar koos voor uitsluitend hechten per rectuin, medi-
camenteuze behandeling en rantsoenmaatregelen.
Er werd direct gestart met de volgende behandelingen:

• als antibioticumtherapie: procaine penicilline\' (20.000 IE
/kg i.m. Idd ), gentamicine^ (3.3 mg/kg i.v. 2dd) en metro-
nidazole^ (25 mg/kg p.o. 2dd)

• als laxans: paraffine-olie\'(4 ml/kg p.o. met sonde Idd)

• als hoefbevangenheidsprofylaxe: flunixine megluinine^
(0.25 mg/kg i.v. 4dd), acepromazine\'® (0.02 mg/kg p.o.
4dd) en carbasalaat" (1 mg/kg eerste keer daarna 0.5
mg/kg Idd p.o.)

Na het geven van een epidurale anesthesie (25 mg xylazine\'^
verdund met fysiologische zoutoplossing tot 12 ml) tussen
eenste en tweede staartwervel, werd de rectumbeschadiging
voorzichtig langdurig uitgespoeld met fysiologische met be-
hulp van een dun slangetje tot alle faeces, voor zover te voe-
len, uit de beschadiging verwijderd was. Vervolgens werd de
beschadiging gehecht met behulp van de verlengde
Dechampse naald volgens Huskamp (Foto la-c) (1) met po-
lyglactin 910\'l Met in totaal vijf knoophechtingen, die bui-
ten de anus werden geknoopt met een gemodificeerde knoop
volgens Roeder (Foto 2a-c) en met de hand werden opge-
schoven, was de beschadiging volledig gesloten.
Het paard werd in een kale box (dat wil zeggen een box zon-
der bodembedekking) geplaatst en kreeg een zeer beperkte
hoeveelheid voer (200 g krachtvoer en 1 kg gras).

1. Borgat®. Inten\'et Nederland B. V.. Boxmeer, Nederland.

2. Finadyne®. Schering-Plough. Brussel. België.

3. Domosedan®, Pfizer, Capelle a/d IJssel, Nederland.

4. Nubaine®, Bristol, Myers Squibb B. V.. Woerden. Nederland.

5. Buscopan®. Boehringer-Ingelheim. Alkmaar Nederland.

6. Depocilline Mycofarm Nederland B. V, De Bilt. Nederland.

7. Gentamycine®, Eurovet, Bladel, Nederland.

8. Metronidazole. Apotheek Diergeneeskunde. Utrecht. Nederland.

9. Parajfine®. AUV, Cuijk, Nederland.

10. Vetranquil®. Ceva Same Animal B. V Maassluis, Nederland.

11. Carbasalaatcalcium®, Genfarma B.V. Zaandam. Nederland.

12. Xylazine® 2% Alfasan, Woerden, Nederland.

13. Vicryl USP2 (= 5 metric}. Elhicon, Johnson & Johnson Int.. Brussel. België.

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 729: 61S-22

Rectumbeschadigingen bij het paard: twee casus

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\\ B.P.M. Comelissen^, T.T.J.M. Laan\\ E. Enzerink^
enJ. M. Ensink^

-ocr page 225-

Verloop

De volgende dag (Dl) had het paard een ademhaling van
16/min., een pols van 46 slagen/min., een temperatuur van
39.0"C en verminderde borborygmi, maar er kwam wel mest
af. Op D2 waren ademhaling en pols normaal, was de tempe-
ratuur nog iets te hoog (38.4°C en waren de borborygmi weer
normaal. Ook kwam goed mest af Op D3 had het paard een
normale ademhaling, een iets verhoogde pols (44 slagen/ min)
en een wat te hoge temperatuur (38.6\'\'C). Ook had het dier een
wat opgetrokken buik en wat minder borborygmi. Er werd een
buikpunctie uitgevoerd waarbij geen vocht werd verkregen.
Bij bloedonderzoek werd op Dl een normale haematocriet
en een normaal aantal leucocyten met een normale verdeling
gevonden. In de daarop volgende dagen werden ook de pH
en ureum gecontroleerd, maar alles bleef binnen de normaal-
waarden met uitzondering van een geringe leucopenie, die
zich weer snel herstelde.

Op D3 werd de hoefbevangenheidsprofylaxe gestopt. Op D8
werd de antibioticumtherapie gewijzigd en kreeg het paard cef-
tiofur natrium\'" (2.2 mg/kg i.m. 2dd). Op D9-D10 had het
paard een terugval, at wat minder, trilde, had een pols van 60
slagen/min, een temperatuur van 39.6\'\'C, minder borborygmi
en geen afwijkende bloedwaarden. Er werd geen duidelijke
oorzaak voor deze problemen gevonden. De beide Vv jugula-
res waren goed, maar in de voorborst leken zich \'spuitplekken\'
te ontwikkelen. De antibioticatherapie werd weer aangepast
(weer depocilline en metronidazole). Vanaf Dl 1 knapte het
paard weer op: at beter, de pols en de temperatuur normaliseer-
den zich en er waren voldoende borborygmi. Op Dl4 werd de
therapie volledig gestopt en op Dl 8 ging het paard naar huis.
Enkele dagen later (D25) belde de eigenaresse om te zeggen
dat het paard ernstig atactisch was. Het paard kwam op D29
weer naar de kliniek en bij onderzoek van het locomotie-appa-
raat bleek beiderzijds achter een habituele patellafixatie aan-
wezig te zijn, maar er was geen sprake van ataxie. De verkla-
ring voor de patellafixatie werd gezocht in het verlies van
conditie en bespiering dat tijdens het verblijf op de kliniek was
opgetreden. De achterhoeven werden correctief bekapt (tonen
en binnenverzenen kort) en het advies werd gegeven het paard
aan te laten sterken. Bij navraag zes maanden later bleek de
merrie het prima te doen. De eigenaar had besloten haar niet
meer te laten dekken.

Tabeh. Bloedwaarden van casus II meteen graad IV-rectumbeschadiging voor operatie en de eerste dagen post-operatief.

normaal

DO 18.00

DO 20.00

DO 22.00

Dl

D2

D3

D4

D5

D6

D13

Haematocriet (l/l)

0.36-0.42

0.38

0.35

0.32

0.31

0.31

0.30

0.35

0.32

-

0.32

Leucocyten (G/L)

7.0-10.0

10.0

7.1

5.6

8.3

5.9

5.9

6.2

4.8

8.1

8.5

Basofielen (%)

0-5

-

-

-

-

-

0

0

0

0

0

Eosinofielen (%)

0-5

-

-

-

-

-

2

0

1

0

1

Staafkernigen (%)

0-5

-

-

-

-

-

0

0

1

0

0

Segmentkernigen (%)

35-60

-

-

-

-

-

72

74

61

85

66

Lymfocyten (%)

30-35

-

-

-

-

26

25

35

15

33

Monocyten (%)

0-5

-

-

-

0

1

2

0

0

pH

7.35-7.45

7.364

-

-

7.390

7.372

7.406

-

-

-

-

pCOj (kPa)

4.7-6.0

6.3

-

-

5.7

6.4

6.4

-

-

-

-

BE (mmol/i)

-3.0 - -f3.0

-1-1.0

-

-

-F 1.0

-H.5

■f4.4

-

-

-

-

HCO3" (mmd/l)

25.0

26.5

-

-

26.0

27.0

29.7

-

-

-

Natrium* (mmol/l)

138

-

-

-

136

-

Kalium* (mmol/l)

3.9

-

-

-

3.9

-

-

-

-

-

Chloor" (mmol/l)

97

-

-

-

97

-

-

-

-

Calcium** (mmol/l)

1.35

-

-

-

1.43

-

-

-

Glucose (mmol/l)

7.3

-

-

4.7

-

-

-

-

Lactaat (mmol/l)

<1.0

1.2

-

0.8

0.5

-

-

-

-

-

Ureum (mmol/l)

2-8

-

-

-

-

4.3

-

3.6

6.2

14. Excenel®. Pharmacia B.V. Woerden. Nederland.

15. Buscopan compositum®. Boehringer-lngelheim B. V, Alkmaar Nederland.

oksus ii

Anamnese

Een zestienjarige New Forest ruin werd rectaal onderzocht in
verband met koliek (rollen, krabben en kreunen). De pony
liep sinds één week buiten in een weide waar geen buiten-
staanders bij kunnen komen. Bij het klinisch onderzoek vond
de zes jaar afgestudeerde dierenarts een normale pols (36 sla-
gen/min), een normale temperatuur (37.0\'\'C), links volop
borborygmi en rechts eigenlijk geen borborygmi. Hij gaf het
paard butylscopolamine (0.2 mg/kg) in combinatie met meta-
mizolnatrium\'^ (20 mg/kg) en voerde vervolgens het rectaal

-ocr page 226-

onderzoek uit. Na dit rectaal onderzoek had de dierenarts
bloed aan de arm. Na overleg met de Faculteitskliniek, gaf hij
het paard direct ampicilline\'^ (20 mg/kg i.v.), gentamicine (3
mg/kg ) en nogmaals butylscopolamine (0.1 mg/kg) in com-
binatie met metamizolnatrium (10 mg/kg) en stuurde het
paard onmiddellijk door.

Eerste aanpak

Bij aankomst werd het paard (420 kg lichaamsgewicht) di-
rect weer behandeld met butylscopolamine (0.25 mg/kg i.v.).
Bij algemeen onderzoek was het dier attent, had een iets ver-
hoogde ademhaling (20/min.), een iets verhoogde pols (48
slagen/min.) en een vrijwel normale temperatuur (38. TC).
De slijmvliezen waren rose en vochtig, en de capillary refill
time (CRT) was korter dan 1 s. Bij onderzoek van het
digestie-apparaat was de buikomvang normaal en er waren
beiderzijds wat weinig borborygmi. Er was iets défence
musculaire. Bij rectaal onderzoek met de blote hand en een
steriel glijmiddel\'^ werd een volledig perforerende rectum-
beschadiging gevoeld op ongeveer 30 cm van de anus, 4-6
cm lang en aan de linkerkant (\'op 9 uur\'). Bij bloedonder-
zoek werd een normale haematocriet en een normaal aantal
leucocyten gevonden en ook de pH en de lactaatconcentratie
waren normaal (Tabel 1).

Mede op grond van dit bloedonderzoek werd in overleg met
de eigenaar besloten om een behandeling in te stellen.

Pre-operatief werd een epiduraal anesthesie gegeven tussen
de eerste en tweede staartwervel met 50 mg lidocaine"*. Ook
werd ampicilline 20 mg/kg i.v. gegeven.
Met een verlengde Deschampse naald werden vijf hechtin-
gen met polyglactin 910 aangebracht. Voor het knopen wer-
den technieken en instrumenten uit de laparoscopic gebruikt
(Figuur la-c). De knopen (een gemodificeerde knoop vol-
gens Roeder) werden buiten het rectum aangelegd (Figuur 3)
en vervolgens opgeschoven met behulp van een \'knoopop-
schuiver\' (Figuur 4a-b). Daarna werd het lange einde afge-
knipt met een laparoscopische schaar. Het paard kreeg tij-
dens de operatie metronidazole" (15 mg/kg i.v.) en elke
twintig tot dertig minuten butylscopolamine (0.2 mg/kg i.v.).
Na de operatie kreeg het paard twee liter parafFine-olie p.o.
en werd de behandeling met metronidazole oraal (25 mg/kg
2dd) voortgezet. Ook kreeg het dier heparine^" (25 I.E./kg
S.C. 4dd). Het rantsoen bestond uitsluitend uit enkele handjes
gras (totaal ongeveer 1 kg) over de dag verdeeld.

Verloop

Op de eerste ochtend post-operatief (Dl) waren de ademha-
ling (12/min), de pols (36 slagen/min) en de temperatuur
(37,8\'\'C) normaal. Er werd heel voorzichtig gevoeld naar de
rectumbeschadiging: de scheur leek nog steeds goed geslo-
ten en het rectum lag los van de omgeving. Er werden enkele
mestballen voorzichtig verwijderd en er werd veel steriel
glijmiddel in het rectum achtergelaten. Het bloedonderzoek
toonde geen duidelijke afwijkingen en met name geen leuco-
penie (Tabel 1). Het paard kreeg nu ongeveer drie kg gras in
handjes over de dag verdeeld.
De verdere behandeling was nu:

/6. Ampi-Dry®. Dopharma B. V. Raamsdonksveer Nederland.

17. Steriele glijmiddel. Apotheek Diergeneeskunde, Utrecht, Nederland.

18. Lidocaine®, Braun Medical B. V, Oss, Nederland.

19. Heparine®, Leo Pharmaceutical Products B. K, tVeesp, Nederland.

20. Sultrisan®, Anisane, Raamsdonksveer, Nederland.

als antibioticumprofylaxe: gentamicine 3.3 mg/kg i.v. 2dd,
ampicilline 10 mg/kg i.v. 2dd en metronidazole 25 mg/kg
p.o. 2dd gedurende tien dagen

als preventie van adhesies: heparine 25 l.E./kg s.c. 4dd ge-
durende zestig uur

als laxans: parafFine-olie 1 1 p.o. Idd gedurende drie da-
gen, daarna nog enkele dagen om de dag
als lokaal laxans: steriel glijmiddel ingebracht bij rectale
controle met de blote hand via een slangetje 2dd gedu-
rende 48 uur en daarna Idd gedurende drie dagen
als hoefbevangenheidspreventie: flunixine meglumine
0.25 mg/kg 3dd i.v gedurende 36 uur

-ocr page 227-

Bij dagelijkse rectale controle op D2 tot en met D9 leek de
rectumbeschadiging steeds verder te helen en het rectum
bleef losliggen van de omgeving. De eerste dagen hoopte
zich wel wat mest op voor de beschadiging die steeds met
veel steriel glijmiddel heel voorzichtig werd verwijderd.
Bij het routine bloedonderzoek op D3 werd een wat laag to-
taal eiwitgehalte gevonden (49 g/1; normaal 60-75 g/1) met
een normale electroforese (albumine 50%, alfa-globulines
15%, beta-globulines 19% en gamma-globulines 16 %).
Op D4 was er een kleine terugval. De pols (52 slagen/min)
en de temperatuur (38.3°C) waren wat verhoogd. Het bloed-
onderzoek toonde alleen een al iets herstellende leucopenie
met iets rechtsverschuiving. Op D5 was de leucopenie weer
iets ernstiger, leek de beschadiging rectaal iets gezwollen en
was er iets défence musculaire. Wel was er volop met paraf-
fine-olie gemengde mest in het rectum die de rectumhech-
tingen goed passeerde. Op D6 was het aantal leucocyten
weer normaal, terwijl er nog wel een duidelijke rechtsver-
schuiving was.

Op D7 werd de intraveneuze katheter gewisseld.
Op Dl 1 was het paard weer wat slomer. Volledig klinisch
onderzoek leverde geen oorzaak op. Bij rectaal onderzoek
met de blote hand leek het rectum mooi los te liggen en wa-
ren er geen holtes of iets dergelijks voelbaar bij de hechtin-
gen. De antibacteriële therapie werd gewijzigd en er werd
overgegaan op trimethoprim-sulfa"* (30 mg/kg p.o. 2dd). Op
D13 werd nogmaals een bloedonderzoek uitgevoerd dat
geen afwijkingen te zien gaf Ook het totaal eiwitgehalte was
nu weer normaal (69 g/1) met een normale verdeling (albu-
mine 52%, alfa-globulines 10%, beta-globulines 18% en
gamma-globulines 20%).

Op D14 ging het paard naar hüis met als advies laxerend voe-
ren, geen stro geven en liefst weidegang: de mest moet
smeuïg blijven.

De eigenaar zou nog gedurende veertien dagen dagelijks tem-
peraturen, voelen naar de défence musculaire en 2dd 30 mg/kg
trimethoprim-sulfa per os geven. Bij telefonische evaluaties na
vijf maanden en na tien maanden bleek dat het paard het prima
deed.

Discussie

De twee besproken casus zijn voorbeelden van voorspoedig
veriopen iatrogene rectumbeschadigingen. Ook in de univer-
siteitskliniek zijn er echter vele gevallen die niet een derge-
lijk voorspoedig verloop kennen en voor het paard fataal af-
lopen.

Bij de beide hier besproken paarden is de rectumbeschadi-
ging direct onderkend en heeft de dierenarts direct adequate
maatregelen genomen. Zo is onmiddellijk na het veroorza-
ken van de rectumbeschadiging een intraveneuze antibioti-
cumtherapie gestart en bij casus 11 is ook direct gestart met
butylscopolamine. Met name bij casus II is dit laatste letter-
lijk van levensbelang geweest omdat bij een volledige perfo-
ratie de prognose enorm verslechtert c.q. infaust wordt op
het moment dat faeces via de rectumperformatie in de buik-
holte terechtkomt.

Beide paarden zijn als onderdeel van de antibioticumthera-
pie intensief behandeld met metronidazole. Metronidazole is
in Nederland niet alleen een niet-geregistreerd diergenees-
middel, maar ook een middel dat expliciet genoemd wordt
op Annex IV en om die reden niet bij dieren bedoeld voor
menselijke consumptie mag worden toegepast. Bij de behan-
deling van rectumbeschadigingen wordt het toepassen van
metronidazole echter essentieel geacht om peritonitis, met
name door anaerobe bacteriën, ten gevolge van darminhoud

-ocr page 228-

in de buikholte te voorkomen (2). Op de Faculteit wordt in
gevallen waarbij er een zeer duidelijke indicatie is voor de
toepassing van metronidazole, het probleem aan de eigenaar
voorgelegd en moet de eigenaar een verklaring tekenen
waarin hij/zij bevestigt dat hij/zij weet dat het behandelde
paard NOOIT meer voor slachten in aanmerking komt.

Het per rectum hechten van de rectumscheur is in beide ge-
vallen uitgevoerd door een ervaren chirurg, die echter niet
eerder een rectumbeschadiging had gehecht, aan de hand
van adviezen van een chirurg die wel ruime ervaring had met
dergelijke problemen.

Het gebruik van technieken en instrumenten uit de laparo-
scopie is handig, maar niet noodzakelijk. Het gebruik van
een opschuifknoop beperkt het aantal manipulaties in het
rectum tot één per knoop. Deze knoop kan met een knoopop-
schuiver, maar eventueel ook met de hand worden opgescho-
ven, mits hij niet te strak gelegd is. Sommige chirurgen in de
Faculteitskliniek prefereren om zelf met de hand op te schui-
ven, omdat zij dan beter kunnen voelen hoe strak de knoop
komt te zitten. In plaats van een laparoscopische schaar kan
ook een gewone, lange schaar gebruikt worden. De ver-
lengde Deschampse naald is wel een onmisbaar stuk instru-
mentarium. De rechtshändige chirurg zal het liefst met de
vingers van zijn linkerhand de wondranden fixeren en met de
rechterhand de Deschampse naald hanteren, maar afhanke-
lijk van de positie van de scheur kan het noodzakelijk zijn de
linker Deschampse naald te gebruiken.

Het na het hechten van het rectum dagelijks rectaal voelen
heeft natuurlijk risico\'s, maar bestudering van de literatuur (3)
en enige ervaring hebben ons geleerd dat het zonodig één of
meerdere malen daags verwijderen van zich ophopende faeces,
het eventueel snel onderkennen van de noodzaak een nieuwe
hechting te plaatsen en het zorgvuldig volgen van het herstel
c.q. van verslechtering, duidelijk voordelen heeft. De risico\'s
lijken, zeker wanneer het onderzoek steeds door dezelfde per-
soon heel voorzichtig wordt uitgevoerd, gering te zijn.

Bij beide paarden is er geen laparotomie gedaan om het co-
Ion ascendens en het colon descendens leeg te halen. Bij
deze beslissing speelden in het eerste geval uitsluitend eco-
nomische motieven. In het tweede geval speelde, naast eco-
nomische motieven, vooral ook dc mening van de eerste au-
teur een rol. Deze is van mening dat het manipuleren met
darmen tijdens een laparotomie in een geïnfecteerde omge-
ving de kans op een gegeneraliseerde peritonitis verhoogt en
heeft de eigenaar daarom geadviseerd alleen de rectum-
scheur te laten hechten en verder een conservatieve behande-
ling in te stellen. Sommige chirurgen zijn deze visie niet toe-
gedaan en prefereren wel laparotomie met het leegmaken
van colon ascendens en colon descendens, het spoelen van
de buik en het plaatsen van een buikdrain. Rectumscheuren
komen relatief zo zelden voor dat \'evidence based medicine\'
in dit opzicht nog wel even op zich zal laten wachten.

Naast de in deze beide casus gebruikte hechttechniek, zijn er
nog vele andere chirurgische mogelijkheden en aanvullende
therapeutische maatregelen, die echter in het kader van dit
artikel niet zullen worden besproken.

Beide casus illustreren dat bij snel en adequaat ingrijpen rec-
tumbeschadigingen toch een goede afloop kunnen hebben.

Literatuur

1. Huskamp B. Die operatieve Versorgung von Mastdarm Verletzungen.
PraktTierarzt 1994; 11:943-8.

2. Mair TS. The medical management of eight horses with grade 3 rectal
tears. Equine vet J SuppI 2000; 32: 104-7.

3. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM, and Boerma S. Rectum-
beschadigingen bij het paard: een literatuuroverzicht. Tijdschr
Diergeneesk2004; 129:612-7.

4. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM, Boerma S, van Exel GA,
van der Holst W, Merkens HW. van Muiswinkel K, Parlevliet JM,
Peters JWE, Seurens-Coppens MLG, Snieenk LAJ, and Weijden GC
van der Rectumscheuren bij het paard: beroepsfout of een ongelukkig
toeval?Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 624-7.

-ocr page 229-

OPTIMALE PRESTATIES ?
OPTIMALE ZORG !

PREQUINE

Equi Products Holland BV streeft naar optimale service aan de gespecialiseerde paardenpracticus,
ondermeer in de vorm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen en verzorgingsproducten voor
paarden.

Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Een nieuwe naam voor een exclusieve lijn hoog-
waardige aanvullende diervoeders en supplementen voor paarden.

Prequine® is ons antwoord op de specifieke vraag van de paardenspecialist, gebaseerd op gedegen
research, specialistische kennis en gecontroleerde productieprocessen.

Prequine® is uw antwoord op de vraag naar optimale begeleiding. In ieder seizoen, het hele jaar door.
Voor informatie verwijzen wij u graag naar de Prequine® brochure, of naar www.prequine.com

Holland BV

Equi [Mj Products

Postbus 9358, NL-1800 GJ ALKMAAR Hermelijnkoog 44, NL-1822 CB ALKMAAR
Tel.: 31 (0)72 5644749 Fax; 31 (0)72 5643875
www.equi.nl

-ocr page 230-

Rectumscheuren bij het paard: beroepsfout of een ongelukkig toeval?

M.M. Sloet van Oldruitenbo. ^
J.M. Parlevliet\\j.W.E. Peters^,

•rgh-Oosterbaan, S. Boerma\\ C.A. van ExeP, W. van der Holst\'\', H.W. Merkens^, K. van Muiswinkel\'^,
s\', M.LC. Seuren-Coppens^, L.A.J. Smeenk^, M.A. van der Velden en C.C. van derWeijden\'

Rectumbeschadigingen vormen een
relatief zeldzame complicatie bij
rectaal onderzoek, dekken of veule-
nen. Ook komen incidenteel rec-
tumbeschadigingen voor zonder
aanwijsbare oorzaak (idiopatisch).
Rectumbeschadigingen worden in
diverse klassen ingedeeld afhanke-
lijk van de diepte en er bestaan ver-
schillende klassenindelingen. Het onmiddellijk onderken-
nen van een rectumbeschadiging en direct adequaat
ingrijpen zullen de prognose voor het overleven van het
paard aanmerkelijk verbeteren en zijn voor de dierenarts
van groot belang om zich in te dekken tegen een eventuele
beroepsaansprakelijkheid.

Er is geen duidelijk reden waarom rectumbeschadigingen
soms optreden. Een enquête van de Groep Geneeskunde
van het Paard maakte duidelijk dat rectumbeschadigingen
zowel bij ervaren als bij minder ervaren dierenartsen voor-
komen en zowel bij het gebruik van een echoprobe als zon-
der.

Naar de mening van de auteurs moeten rectumbeschadi-
gingen alleen dan als \'beroepsfout\' beschouwd worden als
de dierenarts duidelijk onvoorzichtig of nalatig is geweest.
Dit zou in bepaalde gevallen echter tot de vreemde situatie
kunnen leiden dat het beter voor de dierenarts-eigenaar-re-
latie is als de dierenarts toegeeft dat hij/zij onvoorzichtig
heeft gehandeld. Aan dit probleem dient nog verder aan-
dacht te worden geschonken en misschien is een \'verzeke-
ring voor rectaal exploreren\' een oplossing?
Terugkijkend op de gevallen van de laatste tien jaar, blijkt
dat meestal niet het maken van de rectumbeschadiging
maar vooral het niet onderkennen daarvan het probleem
vormde. Als er aan een rectumbeschadiging wordt gedacht
moet de dierenarts direct de ernst van de beschadiging (la-
ten) onderzoeken, het probleem met de eigenaar bespre-
ken, een adequate behandeling instellen en eventueel het
paard doorsturen naar een verwijskliniek.

Summary

Rectal tears in the horse: malpractice or an incident?

Rectal tears are a relatively rare complication of rectal palpation, mating or
dystocia, and idiopathic spontaneous occurrence of rectal perforation has
also been described.

Rectal tears have been clas.sißed in a three or a four-grade system. Im-
mediate recognition of the fact that a tear has heen made and prompt action
will improve the horse\'s chance of survival, and is the best defence of the
veterinarian against legislation.

Faculteit der Diergeneeskunde. Utrecht.
Paardenkliniek Garijp.
VVAA. Utrecht.
Holstud. Stroe.

H.W. Merkens Consultancy, Zeist.
Dierenkliniek Emmeloord.
DAC Oosterwolde.
DAP Steenbergen.
Veterinair Centrum Someren.

Uit ei
voor d
praktij

There is no clear explanation why rectal tears .■sometimes occur. A question-
naire of the Netherlands Equine Veterinaiy A.ssociation revealed that rectal
tears occurred both to inexperienced veterinarians and to very experienced
colleagues, working with or without a probe for ultra.sonographv.
In the opinion of the authors, the approach in the legislation of rectal tears
should he that a rectal tear is only considered \'malpractice \'if the veterina-
rian obviously acted carelessly. However, this would create the ridiculous
situation that it .seems better for the veterinarian-client relationship when
the veterinarian confesses to \'careless\' rectal palpation. This point needs
further clarification, and perhaps an \'insurance of the horse for rectal pal-
pation \'will be the solution.

Further, retro.spectively over the last ten years, the problem is often not \'ma-
king a rectal tear\'. but \'lacking recognition of making a tear\'. Whenever a
rectal tear is suspected, the veterinarian must assess its severity, discuss the
problem openly with the owner and apply appropriate treatment including
referral.

Inleiding

In een enkele jaren geleden door de groep Geneeskunde van
het Paard georganiseerde enquête over rectumbeschadigin-
gen is naar voren gekomen dat negentien van de zeventig res-
ponderende collegae wel eens waren geconfronteerd met het
ontstaan van een rectumscheur. Dit was in de meeste geval-
len bij onderzoek van het geslachtsapparaat, maar slechts in
de helft van de gevallen was daarbij sprake van het gebruik
van een echo-apparaat bij het rectaal exploreren (gegevens
uit de vertrouwelijke \'rectumenquête\' van de Groep Genees-
kunde van het Paard 1999).

Verder is uit deze \'rectumenquête\' naar voren gekomen dat
er iets meer rectumbeschadigingen optreden tijdens het rec-
tale onderzoek door jongere collega\'s dan door oudere colle-
ga\'s, maar dit is niet in verband gebracht met het totaal aantal
paarden dat per jaar wordt gevoeld.

Ongeveer veertig procent van de zeventig dierenartsen, die
de rectumcnquête hebben ingevuld, geven aan dat zij eigena-
ren tevoren mondeling inlichten over de risico\'s van rectaal
exploreren en ongeveer twintig procent vindt dat dit eigen-
lijk ook schriftelijk zou moeten gebeuren.

Ten aanzien van therapeutisch ingrijpen zijn in Nederland
helaas geen echte data voorhanden. Geconstateerd wordt dat
in Nederland de kans op succes van een behandeling onder
praktijkomstandigheden duidelijk lager lijkt dan in de litera-
tuur wordt aangegeven. Hier wordt gedacht aan een succes-
percentage van vijftien tot twintig procent voor graad lll-be-
schadigingen en aan minder dan vijf procent voor graad
IV-beschadigingen, terwijl met name voor de graad lll-bc-
schadigingen in de literatuur ongeveer zestig procent kans
op succes wordt aangegeven (zowel bij conservatief als bij
chirurgisch ingrijpen).

Hoewel bij alle paarden die op de Faculteit sterven of ge-
ëuthanaseerd worden om reden van een rectumbeschadiging
sectie wordt uitgevoerd, is bij histologisch onderzoek nooit
een afwijkende rectumwand gevonden. Wel is incidenteel
sprake van een vergroeiing ten gevolge van een eerdere rec-
tumbeschadiging, waardoor het rectum zijn normale \'elasti-
sche vermogen\' waarschijnlijk verloren had en er volgens de

-ocr page 231-

dierenarts bij, naar zijn zeggen \'normaal\', binnenkomen
toch direct een perforerende laesie was ontstaan.

Voorgestelde handelswijze bij rectaal exploreren

Bij het rectaal exploreren moet de dierenarts altijd vol-
doende voorzorgen nemen om de kans op beschadiging zo
klein mogelijk te maken. De volgende aanpak wordt door de
auteurs voorgestaan:

Paard moet in een geschikte omgeving geplaatst worden
Dit kan betekenen dat het paard in een noodstal gezet wordt,
maar een dierenarts kan ook besluiten een paard \'uit de vrije
hand\' te voelen. Hiervoor zijn diverse redenen aan te voeren:
er is geen noodstal aanwezig, of het paard kan niet in een
noodstal geplaatst worden (nerveus, startboxsyndroom, et
cetera). Wanneer een dierenarts echter \'uit gemakzucht\' be-
sluit het paard niet in een noodstal te plaatsen, terwijl deze
voorziening wel aanwezig is of het gedrag van het paard dit
wel noodzakelijk maakt (en het paard dan eventueel maar
naar een plaats met noodstal gebracht had moeten worden),
is sprake van laakbaar handelen.

Als het paard in een opvoelbox (noodstal) geplaatst wordt,
moet het paard aan het hoofd vastgehouden of aan twee kan-
ten vastgezet worden. Een eventueel aanwezig veulen moet,
als er geen speciale opvoelbox voor merrie met veulen is,
voor de merrie geplaatst worden.

Bij een eventueel probleem achteraf moet duidelijk zijn dat
de dierenarts een weloverwogen besluit heeft genomen over
de plaats waar hij/zij het paard wilde exploreren.

Arm voldoende glad maken

Bij het rectaal exploreren is van belang de explorerende arm
goed glad te maken. Dit kan met behulp van glijmiddel of
met behulp van vaseline. Sommige dierenartsen prefereren
een dunne laag vaseline op de vingertoppen en daarna glij-
middel op hand en arm.

Bij het gebruik van een handschoen (wat in de praktijk ei-
genlijk altijd het geval is) dient de handschoen van goede
kwaliteit te zijn: glad, dun en zonder harde naden. Natuurlijk
moeten de nagels kort geknipt zijn en ringen en horloge wor-
den afgedaan!

Wanneer een paard gevoeld moet worden, waarbij mogelijk
al sprake is van een rectumbeschadiging, dient dit altijd met
een blote arm te gebeuren. Het verdient dan de voorkeur car-
boxymethylcellulose te gebruiken als glijmiddel, omdat dit
middel, wanneer het eventueel in de buikholte terechtkomt,
daar minder irritatie zou geven dan vaseline.

Cebruik van butylscopolamine

Wanneer een paard rectumcontracties heeft, is het noodzake-
lijk een darmontspannend middel toe te passen. Hiervoor is
op dit moment alleen een combinatiepreparaat van scopola-
mine butylbromide en metamizolnatrium (Buscopan compo-
situm®) geregistreerd. Dit heeft als groot nadeel dat het
metamizolnatrium het paard ongeveer tien tot veertien dagen
in een dopingtest positief kan maken en een jury bij tevoren
melden van gebruik van dit middel geen toestemming voor
deelname zal geven, terwijl zij dit bij gebruik van alleen sco-
polamine vaak wel doet. Voor humaan gebruik is echter nog
wel \'pure\' butylscopolamine beschikbaar in 1 ml ampullen
(20 mg/ml). Dit is zeker bij sportpaarden vaak een noodzake-
lijk alternatief (een paard van 500 kg krijgt zes ampullen i.v,
hetgeen overeenkomt met 0.24 mg/kg butylscopolamine).

De dierenarts moet zich realiseren dat buikcontracties (per-
sen) niet door butylscopolamine geremd worden, maar dat
\'afleiding\' in de vorm van een praam of eventueel sedatie
(bijvoorbeeld met detomidine of romifidine) hier mogelijk
een oplossing kan brengen. Ook kan, wanneer (langdurig)
onderzoek toch noodzakelijk is, een epiduraal anesthesie
worden gegeven. Eventueel kan er ook, en dat is wat gemak-
kelijker, met een slangetje 50 ml lidocaine in het rectum ge-
bracht worden (of een combinatie van 20 ml lidocaine en 30
ml lauw-warm water).

Een dierenarts is laakbaar wanneer hij/zij ondanks persen
en/of rectumcontracties probeert het rectaal onderzoek toch
voort te zetten. Het is geen \'schande\' aan te geven dat het
paard te veel perst, te veel rectumcontracties heeft, of dat het
rectum gewoon \'te nauw\' is.

Bloed aan de explorerende arm

Als er na het exploreren sprake is van vers bloed aan de explo-
rerende arm en dit niet met zekerheid van de anus afkomstig
is, moet het paard altijd gecontroleerd worden met de blote
arm en liefst met steriel glijmiddel (carboxymethylcellulose).
Als dit door omstandigheden niet mogelijk of gewenst is (het
paard was al lastig, de dierenarts heeft nog niet zoveel erva-
ring, er is onvoldoende hulp) moet het paard direct behandeld
worden met een breed werkend antibioticum (trimethoprim-
sulfa 30 mg/kg i.v., of ampicilline 20 mg/kg i.v. in combinatie
met gentamicine 6.6 mg/kg i.v, of Na-penicilline 20.000
lU/kg i.v. in combinatie met gentamicine) en met butylscopo-
lamine (0.24 mg/kg i.v. elke twintig a dertig minuten herha-
len). Dit laatste middel wordt gegeven om de darmmotiliteit
stil te leggen en verdere contaminatie van de scheur, en even-
tueel ook van de buikholte, met faeces zoveel mogelijk te
voorkomen. Als geen \'pure\' butylscopolamine voor handen is
(dit middel is immers niet meer geregistreerd voor het paard),
kan ook een combinatiepreparaat van butylscopolamine met
metamizolnatrium gebruikt worden. Een nadeel is dat butyl-
scopolamine slechts twintig a dertig minuten werkt en het
paard eigenlijk elk half uur opnieuw moet worden ingespo-
ten. Dit kan eventueel dooreen intraveneuze catheterte plaat-
sen en iedere dertig minuten een nieuwe dosis te verstrekken.
Men moet zich echter realiseren dat het niet is toegestaan (en
ook niet verantwoord is!) om met een paard in de trailer mee
te reizen en dus is het in de praktijk vaak niet mogelijk het
paard ieder half uur opnieuw een dosis te geven. In ieder ge-
val moet het paard nu zo snel mogelijk onderzocht worden
door een ervaren dierenarts in een geschikte omgeving.
Wanneer geen beschadiging geconstateerd wordt bij de con-
trole en er bij deze controle ook geen bloed aan de explore-
rende arm is, dient het paard toch \'voor de zekerheid\' elke
twee a vier uur gecontroleerd te worden (ademhaling, pols,
temperatuur, borborygmi, défence musculaire en eventueel
bloedonderzoek op totaal aantal leucocyten). Afhankelijk van
de omstandigheden kan het verstandig zijn het paard gedu-
rende drie tot vijf dagen met antibiotica te behandelen en
laxerend te laten voeren.

Wanneer een dierenarts na het exploreren bloed aan de ex-
plorerende arm heeft, is het laakbaar als geen nader onder-
zoek wordt ingesteld en geen verdere controle plaatsvindt.
Het gebeurt helaas te vaak dat verwijsklinieken geconfron-
teerd worden met paarden die enkele uren tot zelfs enkele da-
gen na het exploreren ernstig ziek werden en waarbij bij na-
vraag naar boven komt dat er wel degelijk sprake was van
bloed aan de explorerende arm! In dergelijke gevallen mag

-ocr page 232-

gesproken worden van een \'beroepsfout\' (voorheen ook wel
\'kunstfout\' genoemd).

Discussie aan de hand van enkele casus

Deze casus worden als voorbeeld gegeven. De auteurs doen
geen uitspraak over de door de beroepsaansprakelijkheids-
verzekering genomen beslissingen.

Casus 1 - driejarige KWPN-merrie

Een driejarige merrie wordt voor eisprongcontrole gevoeld
door de dierenarts. Het paard wordt op het hengstenstation in
de noodstal geplaatst, maar blijft erg nerveus. Na het opzet-
ten van een praam staat het paard goed stil. De dierenarts be-
gint met het rectaal onderzoek. Helaas probeert het paard na
enkele minuten toch uit de noodstal te springen en de explo-
rerende dierenarts heeft een handschoen waarbij op de pols
duidelijk vers bloed zichtbaar is. De dierenarts heeft eigen-
lijk wel voldoende informatie ten aanzien van het geslachts-
apparaat en besluit het onderzoek niet voort te zetten. Een
halve dag later is het paard sloom, staat op stal te zweten en
heeft een temperatuur van 39.2 °C. Het paard wordt naar een
verwijskliniek gebracht en blijkt een graad IV-rectumbe-
schadiging te hebben met een uitgebreide acute peritonitis.
Bij sectie worden deze bevindingen bevestigd.

Hier is duidelijk sprake van een \'beroepsj\'out\'van de dieren-
arts; niet omdat hij een rectumbeschadiging veroorzaakt
heeft, want hij had wel adequate voorzorgen genomen, maar
omdat hij na het constateren van bloed aan de arm verzuimd
heeft passende maatregelen te nemen.

Casus 2 - driejarige Friese merrie

Een jonge dierenarts doet vruchtbaarheidsonderzoek bij een
Friese merrie. De merrie staat in de opvoelbox en wordt vast-
gehouden door de ervaren eigenaar. Na afloop van het onder-
zoek constateert de collega tot zijn schrik veel vers bloed aan
de explorerende arm. In overleg met de eigenaar wordt be-
sloten de merrie thuis te behandelen met antibiotica, maar er
wordt niet gecontroleerd hoe ernstig de beschadiging is. Na
enkele dagen verslechtert de inerrie en wordt doorgestuurd
naar een verwijskliniek. Daar wordt een uitgebreide perito-
nitis gediagnostiseerd en moet de merrie worden geëuthana-
seerd. Bij sectie wordt een uitgebreide peritonitis geconsta-
teerd, die uitgaat van een rectumlaesie dorsaal op ± 30 cm
van de anus. Deze rectumlaesie is waarschijnlijk eerst
binnen de ophangband gebleven (graad lllb) en na enkele
dagen doorgebroken naar het abdomen.

De beroepsaansprakelijkheidsverzekering beoordeelt dit als
een beroepsfout omdat de dierenarts onvoldoende actie heeft
ondernomen na het constateren van vers bloed aan de arm.
Het is niet te achterhalen ofde dierenarts alle tnogelijkheden
wel of niet met de eigenaar heeft doorgesproken en de eige-
naar op de hoogte heeft gesteld van het risico van een even-
tuele rectumbeschadiging. Als er duidelijk vers bloed aan de
arm is moet het rectum altijd zo snel mogelijk, thuis of in een
verwijskliniek, met de blote arm gecontroleerd worden.

Casus 3 - achttienjarige Haßinger merrie
Een ervaren dierenarts doet rectaal gynaecologisch onder-
zoek. De merrie staat in de noodstal en gedraagt zich rustig.
Het onderzoek verloopt zonder problemen. Er is geen bloed
aan de handschoen gezien, \'s Avonds is de merrie ernstig
ziek, zweet enorm, heeft een hoge pols en is shockerig. De
dierenarts constateert een perforerende rectumlaesie en in
overleg met de eigenaar wordt besloten tot euthanasie. Bij
sectie wordt de diagnose bevestigd.

De beroepsaansprakelijkheidsverzekering erkent geen aan-
sprakelijkheid, omdat de dierenarts verklaart beslist geen
bloed aan de handschoen gezien te hebben en geen bij-
zonderheden bij het rectaal onderzoek bemerkt te hebben.
De eigenaar bevestigt dat er geen bloed aan de handschoen
zat.

Casus 4 - drieëntwintigjarige ponyruin
Een pony is al enkele dagen op een kliniek vanwege koliek.
Het is bekend dat de pony lastig is bij het exploreren (pony
staat niet stil en het rectum is erg nauw). Op een middag
heeft de pony dunne mest en is weer koliekerig. De dienst-
doende dierenarts besluit de pony, vanwege de dunne mest,
toch in zijn eigen box te voelen en dus niet in een noodstal.
Tijdens het onderzoek verzet de pony zich en de dierenarts
heeft bloed aan de arm. Bij onderzoek met de blote arm in de
noodstal wordt vervolgens een graad IV-rectumscheur ge-
constateerd. Ondanks direct medicamenteus en chirurgisch
ingrijpen moet de pony na enkele dagen geëuthanaseerd
worden. Bij sectie blijken er uitgebreide vergroeiingen in en
voor de bekkenholte aanwezig te zijn.

De dienstdoende dierenarts had, naar hij later zelf ook aan-
gaf gezien de voorgeschiedenis, de pony, ondanks de dunne
mest, niet in de box maar in de noodstal moeten exploreren.
De beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft dit stand-
punt van de dierenarts ovetgenomen.

Casus 5 - zesjarige ponymerrie

Een pony wordt op een dekstation onderzocht door een ervaren
dierenarts op drachtigheid en bij het onderzoek is dc pony
rustig. Bij thuiskomst komt er bloed uit de anus en de eigen die-
renarts constateert dat de pony koliek vertoont en perst. Bij rec-
taal onderzoek, na toediening van een pijnstiller en een spas-
molyticum, wordt een rectumscheur geconstateerd en wordt de
pony doorgestuurd naar een verwijskliniek. Hier overlijdt dc
pony tijdens chirurgisch ingrijpen en bij sectie worden een per-
forerende rectumscheur en een uitgebreide peritonitis gevon-
den. De eigenaar brengt de zaak voor de Tuchtraad.

Bij de zitting verklaart de dierenarts (beklaagde) dat hij de
pony zoigvuldig en voorzichtig heeft onderzocht. De
Tuchtraad concludeert dat niet met zekerheid kan worden
vastgesteld dat de scheur ten gevolge van het door be-
klaagde uitgevoerde drachtigheidsonderzoek is ontstaan en
dat, ook al zou het oorzakelijk verband tussen het uitge-
voerde onderzoek en de rectumscheur wel aanwezig zijn, het
niet vast staat dat onzorgvuldig zou zijn gehandeld.

Casus 6 - een zevenjarige KWPN-merrie
Op een dekstation wordt een merrie opgevoeld voor follikel-
controle door een ervaren dierenarts. Op een vorig deksta-
tion is de merrie ook reeds enkele malen rectaal gevoeld ge-
durende hetzelfde dekseizoen. De merrie wordt nu gevoeld
in een noodstal, gedraagt zich rustig en er wordt geen bloed
aan de handschoen gezien na het exploreren. Drieëneenhalf
uur na het onderzoek wordt de dierenarts gebeld omdat de
merrie nu koliek heeft. Bij herhaald exploreren wordt een

-ocr page 233-

rectumbeschadiging gevoeld en wordt het paard direct door-
gestuurd naar een verwijskiiniek.

Zeseneenhalf uur na de eerste maal exploreren wordt het
paard in de verwijskiiniek gevoeld en wordt een graad lllb-
rectumbeschadiging gevoeld (dorsaal in rectum \'op 12 uur\'
5-6 cm lang met wat mest er in). Na uitgebreid overleg met
de eigenaresse wordt besloten het paard conservatief te be-
handelen. Ruim veertien dagen later gaat het paard weer naar
huis nadat geconstateerd is dat de rectumbeschadiging goed
dicht gegranuleerd is en het slijmvlies vrijwel gesloten is.

De eigenaresse brengt de zaak voor de rechtbank omdat zij de
dierenarts, die de beschadiging heeft veroorzaakt, aansprake-
lijk stelt voor de gemaakte kosten. De kantonrechter wijst de
vordering van de eigenaresse af en veroordeelt haar tot het be-
talen van de kosten van de procedure. De argumentatie van de
rechter was dat de dierenarts niet anders heeft gehandeld dan
van een redelijk bekwame dierenarts verwacht mag worden.

Conclusie

De auteurs zijn van mening dat het veroorzaken van een rec-
tumbeschadiging iets is wat iedere dierenarts kan overkomen
en dat meestal niet duidelijk is waarom deze beschadigingen
incidenteel optreden. Zij zijn ook van mening dat een rectum-
beschadiging tot het \'normale risico\' van het rectale onder-
zoek behoort en dat de eigenaar, net als bij onverwachte reac-
ties op intraveneuze of intramusculaire injecties of bij
anesthesieproblemen, de dierenarts niet voor rectumbescha-
digingen aansprakelijk kan stellen, tenzij duidelijk sprake is
van een \'fout\' van de dierenarts, zoals boven omschreven.

Deze uitspraak is in tegenstelling tot de eerder gangbare vi-
sie dat een rectumbeschadiging altijd de \'schuld\' van de die-
renarts is, tenzij het paard zich tijdens het onderzoek duide-
lijk heeft misdragen. De auteurs zijn tot deze gewijzigde
opstelling gekomen op basis van de internationale literatuur,
de uitkomsten van de \'rectumenquête\', ervaringen met de
beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen en de tuchtraad en
de ervaringen van de auteurs onder allerlei praktijk- en kli-
niekomstandigheden.

Wel staat op dit moment ter discussie of het de eigenaar te-
voren altijd voldoende duidelijk is dat rectaal exploreren
een risico met zich meebrengt. Dit risico is weliswaar klein
maar kan wel met een dodelijke afloop gepaard gaan. Veel
dierenartsen zullen de eigenaren hier niet op wijzen en
vaak zijn de eigenaren niet bij het onderzoek aanwezig
(dekstations). De auteurs vinden het dan ook raadzaam
hieraan in de \'lekenpers\' aandacht te schenken en een fol-
der te maken die de dierenarts of hengstenhouder aan zijn
cliënten kan uitreiken. Ook denken zij dat het misschien
een goed idee is dat de diverse paardenverzekeringen eens
nadenken over een door de eigenaar af te sluiten \'rectaal-
exploreer-verzekering\' in navolging van de \'anesthesiever-
zekering\'. Eventueel zou een dergelijke verzekering ook
een volledig kalenderjaar of een heel dekseizoen kunnen
omvatten.

-ocr page 234-

In het najaar van 2002 en 2003 werd een aantal jonge
gestorven/geëuthanaseerde paarden voor postmortaal
onderzoek aangeboden bij de Gezondheidsdienst. Bij deze
paarden werd als doodsoorzaak een zeer ernstige cyathost-
ominose vastgesteld. De etiologie, Pathogenese en diagnose
van deze infectie worden besproken. Er worden adviezen
gegeven betreffende de toepassing van preventieve maatre-
gelen en van anthelmintica.

Summary

In autumn 2002 and 2003. the Animal Health Service received several
young horses for post mortem investigation that had died or hud been eutha-
nised. It was found that severe cyathostominosis was the cause of death. The
aetiology, pathology and diagnosis of this infection is discussed. Advice is
given for preventative measures and usage of anthelmintics.

Inleiding

In het najaar van 2002 en van 2003 werd een aantal jong ge-
storven/geëuthanaseerde paarden (1,5 tot 2,5 jaar) bij de
Gezondheidsdienst aangeboden voor postmortaal onder-
zoek in verband met plotseling opgetreden (zeer) ernstige
diarree, waarvoor klinisch geen etiologische diagnose werd
gevonden en die niet of nauwelijks reageerde op de inge-
stelde behandelingen. De dieren bleken in matige/slechte
conditie en meestal ernstig gedehydreerd. De consistentie
van de inhoud van de dikke darm was duidelijk afwijkend,
variërend van dunbreiïg tot waterachtig. Er bleek sprake
van een meer of minder ernstige colitis met in de mucosa
grote aantallen licht- tot donkergekleurde, enkele millime-
ters grote laesies. Andere organen vertoonden geen afwij-
kingen. Microscopisch onderzoek van de dikke darm
toonde een uitgebreide ontstekingsreactie en grote aantal-
len doorsneden van wormlarven in de (sub)mucosa. Op
grond van de bevindingen bleek sprake te zijn van een zeer
ernstige infectie met kleine strongyliden: cyathostominose
(7,8).

Uit de darminhoud van enkele van deze paarden werd bij
bacteriologisch onderzoek
Salmonella (S. typhimurium en S.
enteritidis)
geïsoleerd, welke salmonellae ook bij de mens
ziekteproblemen kunnen veroorzaken.
Een besmetting met cyathostominae kan tot verschillende
ziektebeelden aanleiding geven. De volgende klinische ui-
tingsvormen worden onderscheiden (14):

• larvale cyathostominose: seizoensgebonden optredend
vanaf november tot april bij jonge paarden en bij volwas-
sen dieren tot zes jaar (gewichtsverlies en acuut optre-
dende en vervolgens persisterende diarree). De bij de
Gezondheidsdienst aangeboden paarden kunnen allemaal
onder deze rubriek worden gerangschikt;

• niet seizoensgebonden chronische diarree (één tot acht
weken) bij volwassen paarden;

• een vermageringssyndroom bij jaarlingen en volwassen

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9. 7400 AA Deventer
^ Corresponderend auteur E-mail: m.roumen(^gdvdieren.nl
\' Animal Sciences Group WUR. Postbus 65. 8200AB Lelystad.

paarden gedurende het weiden in de late herfst en het begin
van de winter met als symptomen: vermagering, koorts en
perifere oedemen, maar geen diarree; echter, acute larvale
cyathostominose mét diarree kan er op volgen;

• andere vormen zoals intermitterend optredende koliek-
aanvallen, darminvaginaties en intestinale infarcten.

• subklinische cyathostominose.

Etiologie en Pathogenese

De infectie ontstaat door opname van infectieuze L3-larven
van de tot de nematoden behorende cyathostominae (kleine
strongyliden). Deze larven migreren tot diep in de mucosa en
submucosa van caecum/colon om te vervellen tot het L4-sta-
dium en zich verder te ontwikkelen, alvorens, vaak na een lang
stadium van hypobiose (ruststadium), naar het darmlumen
terug te keren, weer te vervellen (L5-stadium) en volwassen te
worden. In de darmmucosa worden de larven omgeven door
een chronische ontstekingsreactie met fibrosering in de mu-
cosa en (vaak ernstiger) in de submucosa. Het uitbreken van
de larven (L4) uit de darmwand om terug te keren naar het lu-
men, gaat gepaard met een ernstige ontstekingsreactie en oe-
deemvorming (9).

Terwijl het penetreren in de darmwand door L3-stadia darm-
schade en ook ziekteverschijnselen kan geven, veroorzaakt
het in korte tijd in grote aantallen vrijkomen van L4-larven
uit de darmwand de meest ernstige klinische symptomen en
sterfte. Dit is een gevolg van de uitgebreide ontstekingsreac-
tie met oedeemvorming in de darmwand. Er is sprake van
veel albumineverlies door deze beschadigde darmwand en
de terugrcsorptie van water vanuit het darmlumen door de
dikke darmwand is ernstig verstoord, hetgeen zich klinisch
manifesteert in (water)dunne ontlasting en dehydratie (9).
De trigger voor het uitbreken van de larven is nog goeddeels
onbegrepen, maar er zijn aanwijzingen dat een verminderde
immuniteitsstatus van het dier een rol speelt; ook kan het zijn
dat de populatie zichzelf reguleert door een zogenaamd
crowding fenomeen (het in korte tijd massaal uitbreken uit
de darmwand), dat zich voordoet wanneer door volwassen .
wormen af te geven signaalstoffen gaan ontbreken doordat
deze volwassen wormen worden afgevoerd (bijvoorbeeld
door een ontwormingsbehandeling of door diarree vanwege
een andere oorzaak).

Ernstige en nogal eens fatale ziekte (cyathostominose!) heeft
meestal plaats wanneer bij (zwaar) geïnfecteerde paarden de
volwassen wormen uit het darmlumen verdwijnen en er in
korte tijd vanuit hun ruststadium een massale uittocht van
L4-larven uit de darmwand optreedt (10,14).

Diagnose

Het stellen van de diagnose bij het levende dier is nagenoeg
niet mogelijk; onderzoek naar wormeieren in de mest is on-
bruikbaar (8). Dit verloopt bij cyathostominose namelijk -
en dit is zeer misleidend - vaak negatief, omdat er geen vol-
wassen (eiproducerende) wormen in het dier aanwezig zijn
(afgevoerd door bijvoorbeeld behandeling of weggespoeld
door de diarree).

Sterfte door cyathostominosis

M.P.H.M. Roumen\'\\ F.H.M. Borgsteede^ enJ.H. Vos\'

-ocr page 235-

Het aantreffen van grote hoeveelheden vroege L4-stadia in
verse mest is bijna pathognomonisch; maar dat treedt in het
acute stadium van de ziekte nog niet op. In de literatuur
wordt aangegeven dat in dit verband biopten uit caecum of
colon van diagnostische betekenis kunnen zijn (15); prakti-
sche toepassing van dit diagnosticum ligt echter vooralsnog
niet erg voor de hand.

De diagnose is niet alleen moeilijk, maar de behandeling in
dit stadium van de ziekte is dat eveneens. Patiënten met ern-
stig klinische symptomen vertonen meestal een snel fataal
verlopend ziektebeeld en voor deze komt een ingestelde the-
rapie veelal te laat. Ook het ontwormen van zwaar besmette
paarden kan een exacerbatie van ziekteverschijnselen geven
door het massaal afsterven van L4-stadia in de darm en de
daarmee gepaard gaande ontstekingsreactie (10); reden
waarom wel wordt aangegeven in deze stadia een ontwor-
mingsbehandeling te combineren met antiflogistica (15).
Op grond van het bovenstaande ligt het cruciale belang voor
de hand van goede preventieve maatregelen.

Preventie

Voorbehoedende maatregelen dienen erop gericht te zijn dat
dc weidebesmetting op een aanvaardbaar laag niveau blijft,
zodat tegen grote en kleine strongyliden een (toch al traag
verlopende) zekere mate van immuniteitsvorming kan optre-
den bij de jonge paarden, maar dat van de andere kant de
wormlast van het weiland niet zodanig groot wordt dat na
verloop van tijd klinische problemen en ziekte gaan ont-
staan. Dit is vooral bij het weiden van jonge paarden niet
eenvoudig. Immers deze enters en twenters hebben gezien
hun leeftijd noodzakelijkerwijs nog slechts een geringe im-
muniteitsstatus en laten juist daardoor de infectiedruk van
een weiland makkelijk oplopen, zeker als zij in grote koppels
van leeftijdsgenoten worden uitgeschaard op percelen, waar
steeds alleen maar paarden weiden. Om aan zowel deze im-
muniteitsvorming, als ook aan het laag houden van dc para-
sietenlast op het weiland, tegemoet te komen, is een door-
dachte aanpak van een en ander vereist. Preventie kan
bestaan uit een goed beweidingsplan (11,12), of uit een
goede ontwormingsstrategie (3) of uit een combinatie van
beide.

Om door een weideseizoen heen te laveren met (een koppel)
jonge paarden en gevrijwaard te blijven van groeivertraging
en/of ziekte door ernstige wormbesmettingen, inclusief cya-
thostominose, zijn maar een beperkt aantal effectieve an-
thelmintica op de markt (13). Enkele daarvan zijn niet alleen
effectief tegen de volwassen wormstadia in het darmlumen,
maar ook in zekere mate tegen onvolwassen, geïnhibeerde
wormstadia (L4) in de darmwand van het jonge paard. Tegen
de L3- stadia, die inactief in de darmwand zitten (6), is geen
preparaat voldoende effectief

Anthelmintica

Wanneer voor het inzetten van ontwormingspreparaten
wordt gekozen, is het van belang de bij elk preparaat aange-
geven behandelingsintervallen stipt in acht te nemen
(2,3,4,5) en alle weidegenoten te behandelen op de voorge-
schreven toedieningswijze met de juiste dosering. Een be-
handelingsfrequentie, zoals wordt aanbevolen door de fabri-
kant van het gebruikte preparaat, is goed en ook
noodzakelijk voor het behalen van het beoogde effect. Een
hogere frequentie daarentegen is niet alleen duurder, maar
ook beslist niet beter, omdat de immuniteitsopbouw dan in
het gedrang kan komen en het gevaar voor resistentieontwik-
keling door veelvuldig ontwormen in de hand wordt ge-
werkt. In verband met het voorkomen van dit laatste is het
ook wezenlijk dat binnen elke wormgeneratie (met andere
woorden binnen een seizoen) niet wordt gerouleerd tussen
preparaten met een verschillend werkingsmechanisme.
In ons land is het verstandig geen anthelmintica te gebruiken
die een benzimidazol (fenbendazol, febantel) bevatten.
Onderzoek heeft aangetoond dat op de meeste bedrijven met
paarden resistentie tegen middelen uit deze groep aanwezig
is (I). Daarom resteren nu slechts de macrocyclische lacto-
nen (ivermectine, moxidectine) en pyrantelpamoaat. Het
welbekende levamisol is niet geregistreerd voor toepassing
bij het paard.

Beweidingsschema

Resistentievorming kan worden voorkomen door een mini-
maal gebruik van wormmiddelen en een maximaal gebruik
van beweidingsstrategieën en hygiënische maatregelen. Ook
de groei en ontwikkeling van de paarden worden hierdoor
bevorderd.

De allerbeste, maar ook de meest intensieve methode is het
tweemaal per week uit het weiland verwijderen van de
paardenmest. De in de mest aanwezige eieren krijgen dan
niet de tijd om zich te ontwikkelen tot infectieuze larven.
Ook het ontstaan van uitgebreide mestplaatsen in de wei, die
door paarden niet meer worden begraasd, wordt hier goed-
deels mee voorkomen. Andere maatregelen zijn het in het
voorjaar uitbrengen op nieuw ingezaaid grasland, of op wei-
land waarin het vorige jaar geen paarden hebben gelopen en
vervolgens elke drie weken omweiden naar eerst gemaaid
land of het weiden van paarden elke drie weken afwisselen
met het weiden van runderen of schapen.

In de Nederlandse praktijk zal vaak een combinatie van be-
weidingsmaatregelen en ontwormbehandelingen worden
toegepast en dat kan ook goed, mits in afhankelijkheid van
de doorgevoerde beweidingsmaatregelen, de ontwormingen
met goede preparaten op voorgeschreven momenten worden
toegepast.

Literatuur

1. Boersema JH, Borgsteede FHM, Eysker M, Elema TE, Gaasenbeek
CPH, and Burg WPJ van der. The prevalence of anthelmintic resistance
of horse strongyles in the Netherlands. Vet Quart 1991; 13:209-17.

2. Boersema JH, Borgsteede FHM, Eysker M, and Saedt t The reappea-
rance of strongyle eggs in faeces of horses treated with pyrantel embo-
nate. Vet Quart 1995: 17; 18-20.

3. Boersema JH, Eysker M, Maas J, and Aar WM van der Comparison of
the reappearance of strongyle eggs in foals, yearlings, and adult horses
after treatment with ivermectin or pyrantel. Vet Quart 1996; 18:7-9.

4. Boersema JH, Eysker M, and Aar WM van der. The reappearance of
strongyle eggs in the faeces of horses after treatment with moxidectin.
Vet Quart 1998; 20: 15-7.

5. Borgsteede FHM, Boersema JH, Gaasenbeek CPH, and Burg WPJ van
der. The reappearance of eggs in the faeces of horses after treatment
with ivermectin. Vet Quart 1993; 15: 24-6.

6. Eysker M, and Jansen J. Inhibited development of Cyathostominae in
the horse in the early third stage. Res Vet Sci 1984; 37; 355-6.

7. Hillyer M. A practical approach to diarrhoea in the adult horse. In
Practice 2004; January; 1-11.

8. Mirck MH. Cyathostominose: een vorm van ernstige strongylidose.
Tijdschr Diergeneeskd 1977; 102; 876-8.

9. Ogboume CP. Pathogenesis of cyathostome (Trichonema) infections of
the horse. A review. CIH Miscellaneous publication 5, CAB 1978; I - 25.

10. Proudman C, Matthews J. Control of intestinal parasites in horses. In
Practice 2000; February; 90-7.

-ocr page 236-

Verberne LRM en Mirck MH. Een praktisch gezondheidsprogramma
voor paarden en pony\'s. Preventie van parasitaire- en infectieziekten.
Tijdschr Diergeneeskd 1974; 99: 1004-13.

Verberne LRM en Mirck MH. Een praktisch gezondheidsprograma
voor paarden en pony\'s 11. Preventie van parasitaire- en infectieziek-
ten. Tijdschr Diergeneeskd 1976; 101: 1189-93.
Veterinary Ecto- and Endoparasitic Control Guide 2001/2002. Ed.
Fac. Vet. Sei and Alfasan, 2001: 1-203.

Eckert J. Helminthosen der Equiden, Cyathostominose und Befall mi
anderen kleinen Strongyliden. In Veterinärmedizinische Parasitologie.
Ed. Rommel M, Eckert J. Kutzer E, Körting W, Schnieder Th; Parey
Buchverlag, Berlijn, 2000,Pag. 377- 94.

Jones SL. Disorders of Specific Body Systems, Cyathostomiasis. In
Equine Internal Medicine. Ed. Reed SM. Bayly WM. Sellon DC;
Saunders, St Louis, USA, 2004: 894-95.

15.

Referate

■wT^r

»immerfiw^-mifVit/iif^f-

A black necrotic ulcer

Lawn 5D, Planche T, Riley P, Holwill S, Silman N, Bewley K,
and Rice P, Wansbrough-Jones MH. Lancet 361:1518, 2003.

Een 26 jaar oude gezelschapsdieren-
practicus vertoonde een necrotisch
ulcer aan de pink van de rechter-
hand, die twaalf dagen eerder was
begonnen als een jeukende papel.
Naast lokaal oedeem en erytheem
was er een ascenderende lymfangitis
en lymfadenopathie in de rechterok-
sel.

Histologisch werden forse eosinofiele, intracytoplasmati-
sche insluitlichaampjes in huidcellen aangetoond. Een parti-
ële DNA-sequentie-analyse duidde op de aanwezgheid van
een Cowpoxvirus. Een week later waren de lymfangitis en de
lymfadenopathie verdwenen en na nog eens twee weken was
ook de huid genezen. Katten blijken de belangrijkste bron
van infecties van Cowpox bij de mens, terwijl knaagdieren
worden gezien als het belangrijkste reservoir. Transmissie
van kat naar mens werd voor het eerst vanuit Utrecht be-
schreven (WillemseA, Egberink HF. Lancet 1: 1515, 1985).

J.H. van der Kolk

12.

13.

14.

BLOEDONDERZOEK
BIJ HET PAARD

Snel

Gemakkelijk
Scherpe prijs

EQUINE SCREENING

(uitslag de volgende dag)
(ophaling aan de praktijk)
(€ 21,00 ex BTW)

In één keer de volgende parameters:
Ht, leuco\'s en diff.
serum electroforese
AP, GGT, bilirubine
4\'î CK en LDH
i^i ureum en creatinine

Meer inforinatie over deze testen of over Vet Med Lab BV?

Neem contact op met één van de regio managers in Nederland:
Drs. Henriette Jansma, tel. 036-5375133 of
drs. Lisetta Verklei), 030-6874092

m

V:

het laboratorium voor dierenartsen

Vet-Med\'LabT

-ocr page 237-

Nachtmerrie

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een pony met koliek zonder toezicht
in een weiland, zou dat voor veel eige-
naren een nachtmerrie zijn? Die mis-
schien goed of aanvaardbaar af kan
lopen als de dierenarts er tijdig is, of
als de dierenarts de pony nodeloos lij-
den kan besparen? Niet alle eigena-
ren denken daar hetzelfde over..

Vigilat utquiescant...

Oftewel "hij waakt, opdat zij rust hebben", zoals vroeger op
het wapen van de politie stond. Deze agent maakt dat waar
door op een koude, vieze en natte deeemberoehtend te signa-
leren dat er in een weiland met pony\'s eentje op de
grond ligt die duidelijk ziek is. Nog voordat hij
de eigenaar belt, schakelt hij een dieren-
arts in. De dierenarts gaat onmiddel-
lijk kijken en vindt een pony met
koliekverschijnselen in een mod-
derig weiland zonder schuilmo-
gelijkheden en zonder voer.
De pony\'s zijn dan ook alle-
maal ondervoed. De dieren-
arts onderzoekt de pony en
geeft Buscopan, maar belt
meteen zelf naar de eige-
naar om te vertellen dat de
prognose slecht is. De ei-
genaar vertoeft elders en
zal pas om acht uur \'s
avonds weer terug zijn, dus
de dierenarts zegt toe dat hij
over een paar uur terug zal
zijn bij de pony. Zo gezegd zo
gedaan, maar om drie uur \'s mid-
dags is het dier zo ziek dat hij niet
meer overeind kan komen. De dieren-
arts belt nog maar een keer met de eige-
naar om te zeggen dat dit te gek wordt. Hij
geeft Meflosyl, maar als er niet snel verbetering op-
treedt is euthanasie de enige oplossing. Mocht het zover ko-
inen, dan wil de eigenaar in ieder geval dat hij hierover van te
voren telefonisch met de dierenarts kan overieggen.

Decemberblues

\'s Avonds neemt de praktijkgenoot van de dierenarts die bij
de pony is geweest de dienst over. Volgens afspraak gaat ze
om acht uur kijken en treft opnieuw wel een erg zieke pony,
maar geen eigenaar. Van haar collega begrijpt ze dat met de
eigenaar al is afgesproken dat het dier zal worden geëuthana-
seerd als er geen verbetering is opgetreden, en ze kan niet an-
ders dan besluiten dat dat dan maar moet gebeuren. Het is in-
middels niet meer alleen koud, vies en nat maar ook nog
donker. Met de nodige spullen baggert ze door het weiland
om de pony uit zijn lijden te verlossen, onder het toeziend
oog van een aantal omstanders die lucht hebben gekregen
van het incident. Het zijn niet bepaald de ideale omstandig-
heden voor euthanasie van een zieke pony, en het duurt twin-
tig minuten voordat het dier dood is. Volgens de dierenarts is
dit te wijten aan de slechte bloedcirculatie. Zodra het achter
de rug is neemt ze telefonisch contact op met de eigenaar om
te vertellen wat haar besluit en actie zijn geweest. De eige-
naar zegt dat hij niet op tijd ter plaatse kon zijn vanwege de
slechte weersomstandigheden.

Veterinai
tuchtrech

Oogkleppen?

Hoewel de eigenaar tot op dat moment weinig blijk heeft ge-
geven van hart voor zijn dieren, is hij wel boos over de
gang van zaken en daagt beide praktijkgenoten
voor het Tuchtcollege. Hij vindt dat ze de
pony niet goed hebben onderzocht, en
dat ze nooit zonder zijn toestem-
ming de euthanasie hadden mo-
gen verrichten. Bovendien
heeft hij van omstanders ge-
hoord dat het wel twintig mi-
nuten duurde voordat de
pony dood was en dat ligt
natuurlijk aan de dieren-
arts. Het Tuchtcollege
maakt korte inetten met de
argumenten van de eige-
naar. Er kunnen situaties
zijn waarin een dierenarts
veterinair niet onjuist han-
delt door zonder overleg met
de eigenaar een dier te eutha-
naseren, als dit verder lijden
voorkomt. In deze situatie waren
de symptomen zeer ernstig en de
omstandigheden waaronder de po-
ny\'s werden gehouden ronduit deplora-
bel. De eigenaar was niet aanwezig en had
ook niet gezorgd voor een zaakwaarnemer die be-
schikbaar was voor verzorging en overleg. Hoewel de eige-
naar had toegezegd om acht uur \'s avonds aanwezig te zijn,
bleef hij zonder verdere kennisgeving weg. Redelijkerwijs
heeft de dierenarts toen zelfstandig tot euthanasie kunnen
besluiten. Dat de euthanasie onder de omstandigheden lan-
ger duurde kan de dierenarts niet kwalijk worden genomen
en haar praktijkgenoot die overdag twee keer is gaan kijken
en medicijnen heeft toegediend valt al helemaal niets te ver-
wijten!

Daarmee gaan de dierenartsen vrijuit, maar er zijn ongetwij-
feld zowel dierenartsen als leken onder de lezers die het jam-
mer vinden dat het Tuchtcollege niet in één moeite door een
boete kan opleggen aan de eigenaar...

-ocr page 238-

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook aan bijzondere en gewone mensen die een rol speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. In deze nieuwe rubriek aandacht voor hun verhalen.

Uitgelich

Diergeneeskunde, telefoon (030)

Ongeveer vijfduizend jaar geleden is
het paard gedomesticeerd door de
mens. Zolang het gedomesticeerde
dier in de streken verblijft waar het in het wild aangetroffen
wordt, kan het zich relatief goed handhaven, maar wanneer de
mens het paard meeneemt naar oorden waar het van oorsprong
niet thuis hoort, moet het zich aanpassen aan de nieuwe leef-
omgeving. Het krijgt bijvoorbeeld te maken met een hardere
ondergrond waardoor de hoeven sneller slijten. De mens heeft
geprobeerd de slijtage op verschillende manieren te voorko-
men. De Grieken hebben bijvoorbeeld met paarden gefokt,
geselecteerd op sterke, goed gevormde hoeven. De Romeinen
hebben de hipposandaal ontwikkeld, een metalen plaat met
opstaande randen die met banden van leer of plantenvezel aan
de ondervoet van het paard gebonden wordt. Waarschijnlijk is
de hipposandaal voor lange marsen gebruikt en niet op het
slagveld omdat het paard er alleen mee kan stappen. De Kelten
zijn op het idee gekomen om de hoeven van het paard te be-
schermen tegen slijtage door een ijzeren rand aan de hoef te
bevestigen met nagels. Hoewel het Keltische hoefijzer be-
hoorlijk primiüef is in vergelijking met het hedendaagse hoef-
ijzer, vormt het de basis van het huidige hoefbeslag.

Universiteitsmuseum, Afdeling
2534675, www.museum.uu.nl

Transport van diagnostische monsters

S.J. de Groot

Op dit moment wordt internatio-
naal stevig gediscussieerd over de
eisen voor het transport van dia-
gnostische monsters. De mondiaal
geldende definities en richtlijnen
worden vastgesteld in de Verenigde
Naties (UN). De UN-richtlijnen
hebben gevolgen voor de Europese
en nationale wetgeving. In de dis-
cussie ligt de nadruk op het vermijden van risico\'s. Het
hanteren van het voorzorgsprincipe leidt tot stringente ei-
sen. Naar verwachting worden de eisen in de toekomst
nog verder aangescherpt. Worden de kosten voor trans-
port van diagnostische monsters disproportioneel met de
risico\'s?

Broncontroles door Inspectie Verkeer en Waterstaat

Eind 2002 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)
controles uitgevoerd bij een aantal ziekenhuizen en andere ge-
zondheidsinstellingen, waaronder laboratoria en veterinaire
onderzoeksinstituten. Deze inspecties hebben inzicht gegeven
in de naleving van de specifieke vervoersregelgeving op het
terrein van gevaarlijke stoffen. De bevindingen zijn vastge-
legd in de \'Eindrapportage Broncontroles Infectieuze (Afval)-
stoffen Klasse 6.2 ADR\' dat op 27 maart 2003 is gepubliceerd
(http://vervoer.ivw.nl/Images/2_3224.pdf). Eén van de aanbe-
velingen in dat rapport is dat alle instellingen, via hun organi-
saties, breed geïnformeerd dienden te worden over het veilig
vervoeren van infectieuze (afval)stoffen en diagnostische
monsters. Naar aanleiding van dit rapport is in januari 2004
door vertegenwoordigers van alle groepen van de KNMvD
met de IVW van gedachten gewisseld.

Risico\'s

In het overleg met IVW is aangegeven dat in de veterinaire
praktijk het merendeel van de klinische monsters dat wordt
vervoerd bedoeld is voor het bepalen van (niet-infectieuze)
chemische en morfologische parameters, hetzij in het kader
van diagnostiek, hetzij ten behoeve van screening en monito-
ring. Deze klinische monsters bevatten geen infectieuze stof-
fen en vallen in onze visie niet onder de Nederlandse Wet
Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS). Deze visie is door de
voorzitter van de KNMvD drs. T. de Ruijter in een brief aan de
minister van Verkeer en Waterstaat mevrouw drs. K.M.A.
Peijs kenbaar gemaakt. Ons lijkt interpretatie van (veterinaire)
infectieuze stoffen als bedoeld in 6.2 ADR slechts die groep

-ocr page 239-

infectieuze stoffen te moeten omvatten, die door het Office
International des Epizootics
(OIE) als veroorzakers van lijst
A-ziekten worden aangemerkt en in recente voorstellen van de
WHO als categorie A worden aangeduid. Tijdens de UN-ver-
gadering in de eerste week van juli is door de Nederlandse af-
vaardiging van het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor-
gesteld om routinemonsters en gedroogde bloedmonsters uit
te zonderen van de regelgeving. Na een discussie, die meer-
dere uren heeft geduurd, heeft het Nederlandse voorstel het
nipt niet gehaald. Op aandringen van een aantal landen, waar-
onder Canada, is het onderwerp opnieuw op de agenda voor
dc UN-vergadering in december geplaatst.

Packing Instruction (PI) 650

Lopende de discussie vallen diagnostische monsters onder
nummer UN-3373: alle menselijke of diedijke materialen
met inbegrip van onder andere excrementen, afscheidings-
stoffen, bloed en bloedbestanddelen, weefsel en weefsel-
vloeistoffen, die worden vervoerd voor doeleinden van
diagnose of onderzoek, met uitzondering van levende geïn-
fecteerde dieren. Uitgezonderd bloed verzameld voor bloed-
transfusie/bloedproducten en alle weefsels en organen voor
transplantaties.

Voor het verzenden per koerier of per post geldt verpakkingsin-
structie 650. In het artikel \'Verpakkingsinstructies dia-
gnostisch en infectieus materiaal gelden nog tot 2005\' heeft
Marcel Mirck, naar aanleiding van de
^Seminar on Transport of
Diagnostic and Infectious Substances, Basel 19 september
20()3\\
hier reeds op gewezen (TvD 2003, 128, afl 20, 629).
Verpakkingsinstructie PI 650 komt in het kort neer op:

1. Een lekvrije c.q. stofdichte primaire container (bloed-,
melkhuis, et cetera) met een maximale inhoud van 500 ml
respectievelijk 500 gram en in geval van vloeistof omge-
ven door voldoende absorberend materiaal om in geval
van breuk de inhoud van de primaire houder in zijn geheel
te kunnen absorberen.

2. Een eveneens lekvrije c.q. stofdichte secundaire container
omgeven door materiaal dat breuk van de primaire contai-
ner moet voorkomen.

3. Een (tertiaire) buitenverpakking voorzien van een etiket
waarop vermeld staat \'Diagnostisch materiaal\' en een in-
houd van maximaal 4 liter respectievelijk 4 kg.

Eisen TPC Post

Door TPG Post worden extra eisen voor verzending ge-
steld. Deze eisen zijn strenger dan de WVGS stelt. De
voorzitter van de directie van de Koninklijke TPG Post BV
ing. H.M. Koorstra heeft hier in augustus jongstleden in
een brief aan de KNMvD op gewezen. De KNMvD-leden
zijn, middels een nieuws e-mail, van de TPG-voorwaarden
op de hoogte gesteld. TPG Post gaat er voor het accepteren
en verzenden van alle diagnostische monsters vanuit dat
deze vallen onder de UN-3373. TPG Post stelt dat de ver-
zending moet voldoen aan
\'Packing Instruction\' 650 én
dat gebruik wordt gemaakt van een door TPG Post goedge-
keurde verpakking. De TPG Post goedgekeurde verpak-
kingen voldoen aan de
\'puncture-test\' van de International
Civil Aviation Organisation
(ICAO). De verpakkingen
zijn te herkennen aan de tekst \'TPG Post toegelaten\'. Het
label/etiket/verpakking moet voorzien zijn van de tekst
\'diagnostisch
monster\'of \'diagnostic specimen\'. De mini-
male voorwaarden die TPG Post stelt én het TPG Post
goedgekeurde verpakkingsmateriaal kunt u vinden op de
website van TPG Post:
http://www.tpgposthusiness.nl/
pd/diagnostische_monsters.html.
TPG Post heeft aange-
kondigd dat zendingen die per 1 oktober 2004 niet aan de
TPG Post voorwaarden voldoen worden geweigerd c.q. ge-
stuit en zal de afzender verzoeken zijn c.q. haar zendingen
te komen ophalen. TPG Post geeft verder aan dat zij de
wettelijk plicht heeft om zendingen met diagnostische
monsters die niet aan de verpakkingsinstructie PI 650 vol-
doen te weigeren, dan wel de verwerking op te schorten.
Bovendien moet en zal TPG Post elk voorval melden bij de
IVW.

Controle IVW

De IVW heeft controles aangekondigd. Deze controles wor-
den zowel bij verzenders als ontvangers van (veterinaire)
diagnostische monsters uitgevoerd. De bevindingen zullen
naar alle waarschijnlijkheid in de vorm van een rapport ge-
publiceerd worden.

Drs. S.J. de Groot is stafmedewerker iandbouwliuisdieren/vetennaire
volksgezondheid bij de KNMvD.

DIARACE 1
& GTT

REG.NL 9711/9712 UDA

VOOR DE
BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ
DE HOND

ACE Veterinary Products BV -
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 240-

Odontoclastische resorptive lesions (ORL) en Chronische
Gingivitis Stomatitis bij katten

H. Vheling

Een frequent en ernstig probleem bij katten zijn \'Feline
Odontoclastic Resorptive Lesions\' (FORL) (fotol) (1).
Deze laesies ontstaan doordat cellen (odontoclasten) aan-
gezet worden tot resorptie van het tandweefsel, dentine
en cement. De laesies verzwakken de tand en kunnen af-
hankelijk van de ernst tot in de pulpaholte voortgeschre-
den zijn. De kat vertoont heftige pijnen, weigering om te
eten en \'afbrokkelende\' gebitselementen. Verschillende
therapieën zijn in het verleden toegepast. De enige effec-
tief gebleken \'therapie\' om de kat een pijnvrije bek te be-
zorgen tot op heden is extractie van de aangedane ele-
menten. En erg lastige en geduld vergende behandeling,
daar de elementen vaak afbreken omdat ze al verzwakt
zijn en vaak ook ankylotisch zijn. De etiologie van FORL
is nog niet bekend. Preventieve maatregelen zijn
daardoor ook nog niet te nemen.

Bij de UKG vindt op dit moment een onderzoek plaats naar
de etiologie en zo mogelijk gerichte behandeling van FORL.
Ook kan het onderzoek mogelijk leiden naar preventieve
maatregelen om FORL te voorkomen.
Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op de Universiteits-
kliniek in Utrecht door Henriette Vrieling, die afstudeerde in
1998 als tandarts en in 2004 als dierenarts. In het kader van
haar werkzaamheden werd de apparatuur aangevuld, waar-
onder digitale tandheelkundige röntgenapparatuur. Dit is een
onmisbaar diagnostisch hulpmiddel voor de diagnostiek en
behandeling van ondermeer patiënten met FORL. Naast in-
ventarisatie van het aantal en de uitbreiding van elementen
met FORL en het extraheren van sterk aangetaste elementen,
zal een topicale behandeling aangeboden worden om de

odontoclastenactiviteit af te remmen en zo mogelijk te stop-
pen volgens een behandelingsschema dat met dit onderzoek
ontwikkeld zal worden.

Een ander lastig probleem in de mondholte bij katten is het
gingivitis/stomatitis-complex, \'Feline Chronic Gingivo
Stomatitis (FCGS)\' (foto 2). Hierbij is de orale mucosa be-
trokken. Roodheid, zwelling, bloedingsneiging en een rode,
gezwollen pharynx kenmerken deze aandoening. Dc huidige
therapie bestaat uit extractie van alle elementen, in eerste in-
stantie distaal van de hoektanden, eventueel aangevuld met
antibiotica en corticosteroïden. Omdat de resultaten hiervan
vaak nog teleurstellend zijn, zal in aanvulling op tandheel-
kundige behandeling een intensieve medicinale therapie ge-
ïmplementeerd worden.

Wij verzoeken u katten in uw praktijk die aangedaan zijn met
FORL en/of FCGS te verwijzen voor onderzoek en behande-
ling naar de afdeling tandheelkunde van de UKG, drs. H.E.
Vrieling. U kunt via het telefonisch spreekuur van de ortho-
pedie-neurochirurgie-tandheelkunde (dinsdag, woensdag en
vrijdag van 8.30-8.50 uur op 030 253 9388) een afspraak (la-
ten) maken voor de poli tandheelkunde, welke in de regel
plaats heeft op donderdag.

Voor dringende vragen over dit onderzoek kunt u via de balie
(030-2539411) telefonisch contact opnemen met Henriëtte
Vrieling of e-mailen naar
h.e.vrieling@vet.iiu.nl.

1. Gorrel C. Odontoclastic resorptive lesions. In: Veterinary dentistry for
the General Practitioner, Saunders, Elsevier 2004, chapter 11; 119-
129.

-ocr page 241-

Eens in de twee jaar komt de crème de la crème van de
Nederlandse melkveefokkerij bij elkaar in de
Veemarkthallen in Utrecht voor de Nationale Rundvee
Manifestatie. Dit jaar, op 2 en 3 juli, al voor de negende
keer. Tijdens de gehele NRM is er een uitgebreide vak-
beurs die vooral op veehouders is gericht, maar waar ook
voor dierenartsen veel op te pikken is. Kortom een gewel-
dig evenement voor de koeienliefhebber, waar dan ook
zo\'n 15.000 bezoekers op af kwamen. Voor 170 rundvee-
dierenartsen was er nog een extra reden om naar de NRM
te komen, zij bezochten de studiebijeenkomst \'Schoon en
droog\' georganiseerd door Intervet Nederland.

Al sinds de oprichting is Intervet één van de participanten
van de NRM. Twee jaar geleden wilde Intervet de rundvee-
dierenartsen wat meer bij dit evenement betrekken en orga-
niseerde, tijdens de NRM, een studiebijeenkomst. Dat ging
toen over mastitis. Sprekers waren de hoogleraren Van Miert
en Bradley, die belangrijke nieuwe inzichten in therapie en
epidemiologie van uierinfecties presenteerden. Dit jaar was
als buitenlandse gast dr. Stephen LeBlanc van de University
of Guelph, Canada ingevlogen. Hij sprak over de diagnostiek
en behandeling van endometritis. Dr. ir. Henk Hogeveen van
de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht gaf een voor-
dracht over epidemiologische en economische aspecten van
de droogstandbehandelihg. Het geheel werd voorgezeten
door prof dr. Jos Noordhuizen.

Diagnose en behandeling van endometritis bij melkkoeien

Stephen LeBlanc begint zijn verhaal met te vertellen dat circa
twintig procent van de koeien endometritis heeft na het afkal-
ven. Vervolgens laat hij een plaatje van een wereldbol zien,
waarop hij met een heel klein stipje heeft aangegeven hoe rela-
tief het belang van endometritis is. Kennelijk houdt hij ervan
zaken in perspectief te plaatsen. Dat was overigens kenmer-
kend voor zijn hele presentatie. Voortdurend brengt hij de toe-
hoorders terug bij de kern van de zaak "Waar hebben we het nu
eigenlijk over?" Endometritis bij het rund is een gelokaliseerde
ontsteking van de uterus, geassocieerd met
Arcanohacteriiim
pyogenes
en gekarakteriseerd door een onvolledige involutie.
Koeien gaan er niet dood van, maar de vruchtbaarheidsresulta-
ten worden aanzienlijk slechter Van koeien met (subklinische)
endometritis worden er twee keer zoveel afgevoerd om vrucht-
baarheidsredenen als van koeien zonder endometritis. Maar,
wanneer is er nu eigenlijk sprake van endometritis? LeBlanc
geeft aan, tenzij er sprake is van klinisch ziek zijn, zich in de
eerste drie weken na het kalven in het geheel niet druk te maken
om de baarmoeder van een koe. Zijn redenering is dat bij alle
koeien in deze periode uterusinfecties voorkomen, dat ze alle-
maal uitvloeiing hebben als je goed zoekt en dat de meeste die-
ren na drie weken vanzelf hersteld zijn. Uterusinfecties met uit-
vloeiing in deze fase van de involutie zijn dus \'normaal\' en er is
geen sprake van endometritis. Als dc immunologische respons
van de koe echter onvoldoende is, blijft
A. pyogenes, mogelijk
in combinatie met andere pathogenen, na drie weken nog aan-
wezig. De ontsteking gaat dan leiden tot een vertraagde involu-
tie, verminderde ovariële functie en een omgeving die minder
geschikt is voor de innesteling van een bevruchte eicel.
Maar waarom is dit interessant? Waarom willen we dit weten?
Post partum onderzoek van koeien heeft alleen waarde als we
koeien kunnen identificeren die risico lopen op een vermin-
derde vruchtbaarheid èn die we zodanig kunnen behandelen
dat dat risico minder wordt. LeBlanc laat verschillende dia-
gnostische methoden de revue passeren en bespreekt moge-
lijkheden en beperkingen
van rectaal onderzoek, va-
ginoscopie, biopsie, kweek
en enkele andere metho-
den. Geen enkele methode
is perfect, maar het is dui-
delijk dat hij weinig ver-
trouwen heeft in de be-
trouwbaarheid van het
rectaal onderzoek, zeker
niet als dat in de eerste drie
weken na afkalven ge-
beurt.

Veldonderzoek
In de afgelopen jaren heeft
LeBlanc zelf het nodige ge-
daan aan veldonderzoek
met betrekking tot endo-
metritis. De details van dat
Dr. Stephen UeBlanc.

NRM 2004: Schoon en droog

Studiebijeenkomst voor rundveedierenartsen tijdens de
Nationale Rundvee Manifestatie

Theo Lam

-ocr page 242-

onderzoek staan onder andere in het Journal of Dairy Science
(84:2223; 84:2237) en in de Proceedings van het in juli 2004 in
Quebec gehouden World Buiatrics Congres. LeBlanc deed
onderzoek op 27 praktijkbedrijven met als doel diagnostische
criteria met betrekking tot endometritis vast te stellen, die iets
voorspelden over de latere vruchtbaarheidsresultaten van die
koe. Daarnaast werden de resultaten vergeleken van een behan-
deling met prostaglandine (cloprostenol) intramusculair of
antibiotica (cefapirine) intra-uterien. Alle koeien werden om
de veertien dagen onderzocht middels inspectie, uitgebreid
rectaal onderzoek en vaginoscopie. De belangrijkste risicofac-
toren voor verminderde vruchtbaarheid bleken purulente uit-
vloeiing en/of een cervix groter dan 7.5 cm op twintig of meer
dagen na afkalven, of muco-purulente uitvloeiing na dag 26.
Opvallend was dat andere parameters, zoals omvang, symme-
trie en inhoud van de uterus, geen voorspellende waarde had-
den voor de vruchtbaarheid. Het bleek dat door inspectie en va-
ginoscopie meer dan zeventig procent van de gevallen
gevonden worden; het rectaal onderzoek voegde daar, door de
maat van de cervix, de rest van de gevallen aan toe. Zijn con-
clusie: de eerste drie weken moetje bij niet-zieke dieren hele-
maal geen aandacht aan de baarmoeder besteden en daarna
moetje naar de uitvloeiing
kijken, middels vaginoscopie of bij-
voorbeeld door met een schone handschoen vaginaal onder-
zoek te doen. Aanvullend kun je dan rectaal de grootte van de
cervix beoordelen.

Vervolgens gaat hij in op de behandeling van endometritis.
Doel van de behandeling bij deze klinisch niet zieke dieren, is
te komen tot betere vruchtbaarheidsresultaten. Een bloemle-
zing uit wat in de (Noord-Amerikaanse) praktijk allemaal in
baarmoeders gestopt wordt, leert dat er nauwelijks of geen
goed onderzoek naar gedaan is en dat, als dat al is gedaan, in-
tra-uteriene behandeling het niet beter doet dan niets doen of
dan een behandeling met prostaglandine. Onderzoeken naar
het effect van prostaglandine op endometritis spreken elkaar
tegen maar een meta-analyse uit 1995 laat een licht gunstig ef-
fect zien.

In zijn eigen onderzoek heeft LeBlanc de resultaten vergele-
ken van een behandeling met prostaglandine, een behande-
ling met antibiotica of geen behandeling. Koeien werden
vanaf drie weken na het afkalven onderzocht en in geval van
endometritis (volgens de hiervoor beschreven criteria) kreeg
een koe \'random\' één van de drie behandelingen. Twee weken
na de behandeling werden de koeien gecontroleerd en werd,
als de koe nog steeds endometritis had, de behandeling her-
haald of werd, bij de controledieren, nu wel een behandeling
ingesteld. Bij klinisch onderzoek veertien dagen na behande-
ling bleek er geen verschil tussen de drie groepen: ongeveer
tachtig procent van de dieren was klinisch hersteld, ook zon-
der behandeling. Maar, waar hadden we het nu eigenlijk
over? De vruchtbaarheidsresultaten. Evaluatie daarvan leert
dat een behandeling met
Prostaglandines geen effect heeft,
evenmin als een intra-uteriene behandeling met cefapirine in
de derde week na afkalven. In de vierde week na afkalven
echter, leidt een intra-uteriene behandeling tnet cefapirine
wel tot een aanmerkelijke verbetering van de vruchtbaarheid:
met cefapirine behandelde dieren worden ruim 1.6 keer zo
snel drachtig als niet behandelde dieren. Concluderend stelt
LeBlanc dat het niet nuttig is baarmoeders van koeien tot vier
weken na afkalven te onderzoeken. Bij dat onderzoek kan
vervolgens niet vertrouwd worden op rectaal onderzoek,
maar dient nadrukkelijk aandacht besteed te worden aan uit-
vloeiing uit cervix of vagina. Dieren waarbij endometritis
wordt geconstateerd hebben minder goede vruchtbaarheids-
resultaten dan gezonde dieren, waarbij een behandeling met
cefapirine in de vierde week na afkalven tot een verbetering
van het drachtigheidspercentage leidt. Tot slot merkt hij op
dat veehouders zelf een rol kunnen spelen in de diagnostiek,
zeker als het veehouders betreft die zelf ook hun dieren inse-
mineren.

Epidemiologie en economie van de droogstand

Na de lezing van Stephen LeBlanc gaan we verder in een an-
dere taal. Henk Hogeveen spreekt geen Engels maar
Nederlands en in plaats van het spreken over veldonderzoek,
gaat hij over in \'modellentaal\'. Op basis van bestaande gege-
vens uit de literatuur is een model gebouwd waarmee een
schatting wordt gemaakt van de kosten en baten rondom
droogzettherapie. Als belangrijkste economische parameters
worden de kosten van droogzetters en de kosten van intra-
mammaire infecties (IMl) bij afkalven (via een effect op pro-
ductie en op klinische mastitis) genoemd. De centrale vraag
die hierbij gesteld wordt is of het gebruik van droogzetters
\'uit kan\' en of ze al dan niet selectief moeten worden toege-
past.

Voordat hij op het model zelf ingaat, beschrijft Hogeveen
eerst uitgebreid de onderiiggende mechanismen. Hij gaat in
op het effect van IMl bij het afkalven op de latere melkpro-
ductie en op de kans dat een koe klinische mastitis krijgt.
Ook de genezing en het ontstaan van IMl tijdens de droog-
stand komen aan de orde.

Deze aspecten worden gebruikt in een stochastisch model.
Een stochastisch model werkt met kansen: Hoe groot is de

-ocr page 243-

kans dat een koe een IMI oploopt als het met een droogzetter
is drooggezet en hoe groot is die kans zonder gebruik van
droogzetters? Hoe groot is de kans dat klinische mastitis ont-
staat als een dier afkalft met een IMl en hoe groot is de kans
als dat niet zo is? Enzovoort. Op deze wijze worden cascades
van vragen gesteld en wordt de problematiek stap voor stap
ontleed: IMl bij droogzetten-behandeling-genezing-IMl
bij afkalven - klinische mastitis. Per stap kun je steeds twee
kanten op: er is wel of niet een IMI bij droogzetten, die IMl
wordt wel of niet behandeld, of er wordt behandeld terwijl er
geen IMI is. Een behandelde IMI kan wel of niet genezen, als
een behandelde IMl genezen is, kan er wel of niet een
nieuwe IMI tijdens de droogstand ontstaan en bij afkalven
aanwezig zijn, enzovoort: tal van uitkomsten zijn mogelijk
met elk een zekere kans dat het optreedt.

Na de uitgebreide uitleg van de opbouw van het model, is de
volgende stap het invullen van de verschillende kansen: hoe
vaak komen IMI voor op het moment van droogzetten; hoe
groot is de kans op genezing na behandeling en hoe groot is
dc kans op spontane genezing; enzovoort, enzovoort. Op ba-
sis van literatuurgegevens geeft Hogeveen op elke vraag een
zo goed mogelijk antwoord.

Vervolgens komen de resultaten aan de orde. Eerst de dyna-
miek van mastitis. Deze resultaten zijn volgens verwachting:
als alle koeien met antibiotica worden drooggezet, zijn er min-
der IMI op moment van afkalven dan als geen enkel dier met
droogzetters wordt behandeld. Bij selectief droogzetten ligt
het resultaat ergens tussen beide uitersten in. Voor wat betreft
het aantal gevallen van klinische mastitis na afkalven geldt
hetzelfde: veertien procent kans als geen droogzetters worden
gebruikt, vijf procent als alle koeien met droogzetters worden
behandeld en circa tien procent bij selectief droogzetten.
De economische resultaten zijn wat moeilijker te voorspel-
len. De eerste vergelijking die wordt gemaakt, is die tussen
een droogzetbehandeling met antibiotica van alle dieren ver-
sus geen enkel dier. Dc kosten per drooggezette koe bestaan
uit droogzetters, gemiste melkproductie en klinische masti-
tis. Worden alle koeien met droogzetters behandeld, dan be-
dragen de totale kosten 27 euro per koe. Wordt geen enkele
koe met droogzetters behandeld, dan kun je de kosten van de
droogzetters doorstrepen, maar nemen de gemiste melkpro-
ductie en de kans op klinische mastitis zodanig toe, dat de to-
tale kosten hoger worden: 46 euro per koe! Selectief droog-
zetten komt uit op 34 euro per koe, wederom ergens tussen
de uitersten in. Op basis hiervan stelt Hogeveen dat hij zich
niet voor kan stellen dat er veehouders zijn die helemaal
geen droogzetters gebruiken. Het verschil tussen het behan-
delen van alle koeien of selectief droogzetten is echter een
stuk kleiner. Vervolgens komt dan ook een nadere analyse
van die resultaten aan de orde.

Voor de bovenstaande berekeningen is uitgegaan van litera-
tuurgegevens en een aantal andere aannames. In een sto-
chastisch model kun je de inputgegevens veranderen. Wat
gebeurt er nu als dit kengetal wordt veranderd, of als dat ken-
getal...? En dan blijkt dat de prijs van droogzetters, de kans
op het ontstaan van nieuwe IMI in de droogstand als geen
droogzetters zijn gebruikt en de incidentie van het vóórko-
men van klinische mastitis de grootste invloed hebben op de
uitkomsten.

• Als droogzetters erg duur zijn, wordt het verschil tussen al-
les met droogzetters behandelden of selectief droogzetten
een stuk kleiner.

• Als tijdens de droogstand (zonder droogzetters) heel wei-
nig nieuwe IMl ontstaan (bijvoorbeeld bij een heel goed
droogstandmanagement) blijkt het selectief gebruik van
droogzetters economisch aantrekkelijker. Bij heel veel
nieuwe IMI tijdens de droogstand is het omgekeerde waar.

• Als er veel klinische mastitis optreedt, wordt het gebruik
van droogzetters bij alle koeien economisch aantrekkelij-
ker.

Kosten uiergezondheid (euro) per drooggezette koe_

I I

<u -O

H c

1-S

> 5 c

> ^ tü

II

p

O M

Alle koeien droogzetters 27 36 27 27 30

Selectief droogzetten 34 38 26 42 48

Na dit alles in detail besproken en uitgelegd te hebben en met
heel concrete uitkomsten gekomen te zijn, laat ook Henk
Hogeveen niet na een en ander in perspectief te plaatsen.
Het gebruikte model is, al lijkt dat voor de toehoorders mo-
gelijk niet zo, in zijn ogen toch wel een heel eenvoudig mo-
del. Hij heeft immers geen rekening gehouden met het optre-
den van klinische mastitis in de droogstand, hij heeft geen
onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten droogzet-
ters, hij heeft geen kosten voor arbeid gerekend, enzovoort.
Bovendien, zo geeft hij terecht aan, is er meer dan alleen de
economische aspecten: resistentie-ontwikkeling bijvoor-
beeld, of de wil om te streven naar een zo laag mogelijke
mastitis-incidentie.

Desalniettemin, zo komt Hogeveen tot zijn belangrijkste con-
clusie, lijkt het economisch gesproken het meest aantrekke-
lijk alle koeien met antibiotica droog te zetten en zijn de be-
langrijkste factoren die daarop van invloed zijn: de prijs van
droogzetters en de kans op nieuwe IMl tijdens de droogstand.

Na afloop van beide
presentaties werd er,
onder de deskundi-
ge leiding van Jos
Noordhuizen, nog lang
nagediscussieerd. Ook
tijdens de aansluitende
lunch ging dat nog
door. Kennelijk hebben
de sprekers voldoende
stof doen opwaaien. Al
met al een goede stu-
diebijeenkomst die het
bezoeken van de NRM
extra aantrekkelijk
maakte. Is iets dat twee
keer is gebeurd al een
traditie? Laten we er
maar vanuit gaan.
Hopelijk tot over twee
jaar, op de NRM in
Utrecht.

-ocr page 244-

S.J. dt Groot

De Algemene Inspectiedienst (AID) heeft, in het kader van
voedselveiligheid, een steekproef uitgevoerd op de nale-
ving van het juist en volledig invullen van de verklaring
speciale noodslachtingen. Uit de analyse van ruim 380 for-
mulieren uit het jaar 2003 bleek dat 63 procent niet con-
form de voorschriften was ingevuld. Veel voorkomende af-
wijkingen zijn het gebruik van de vervallen versie (17%),
het niet ondertekenen van het formulier door de eige-
naar/houder van het dier (22%) en het onvolledig invullen
van het formulier (38%).

De verklaring voor speciale noodslachtingen

Dieren die buiten het slachthuis, op verzoek van de eige-
naar/houder, door een praktiserende dierenarts in nood wor-
den gedood, dienen tijdens het vervoer en bij de keuring te
worden vergezeld van een volledig ingevulde verklaring van
de eigenaar/houder van het dier en van de dierenarts
(TvD 2002; 127 (9): 304 en TvD 2002; 127 (13): 432).
De verklaring wordt ingevuld als het dier is bedwelmd
en gedood.

Verklaring eigenaar/houder van het dier

De eigenaar/houder verklaart waarom hij de dierenarts
gevraagd heeft het dier in nood te doden. Bovendien
verklaart hij dat er geen reden is om aan te nemen dat het
dier ongeschikt is voor menselijke consumptie. Het is de
eigenaar/houder die behoort te weten of er door of na-
mens hem diergeneesmiddelen aan zijn dieren zijn toe-
gediend, waarvoor ten tijde van het doden nog een
wachttermijn gold. Hij verklaart dit op basis van zijn
verplichting op het bijhouden van een logboek voor de
toediening van diergeneesmiddelen, waarin is vastge-
legd of door of namens hem diergeneesmiddelen zijn
toegediend. Ten aanzien van de aangifteplichtige ziekte
is het de eigenaar/houder die over de informatie be-
schikt of het dier uit een gebied of beslag afkomstig is
waarvoor bijzondere maatregelen in verband met aan-
gifteplichtige ziekte gelden.

Verklaring dierenarts

De dierenarts verklaart wat hij of zij tijdens het moment
van zijn onderzoek vaststelt. Hiertoe zijn een aantal spe-
cificaties opgenomen voor het nemen van een juiste
keuringsbeslissing door de Voedsel en Warenautoriteit
(VWA). Deze specificaties omvatten:

• De noodzaak en de omstandigheden voor het doden in
nood.

• Het vermelden van de (vermoedelijke) diagnose, op
basis van klinisch onderzoek.

• Het al dan niet toedienen van diergeneesmiddelen
door de dierenarts waarvoor ten tijde van het doden in
nood nog een wachttermijn geldt.

• Of het dier ten tijde van het onderzoek niet verdacht
was van een aangifteplichtige ziekte.

• De dierenarts verklaart op welk moment het dier is be-
dwelmd en verbloed. Indien het dier met een kogel is ge-
dood dient de reden daarvan te worden vermeld.
Op deze wijze verklaart de dierenarts of er geen bezwaren
zijn tegen het in keuring nemen en mogelijk goedkeuren
voor menselijke consumptie. De volledig ingevulde verkla-
ring vormt de basis voor het nemen van de juiste keuringsbe-
slissing door de VWA.

De AID heeft, in het kader van voedselveiligheid, nieuwe
controles aangekondigd. Bij geconstateerde afwijkingen zal
dan verbaliserend worden opgetreden.

Radprotec BV is gespecialiseerd in het
controleren van stralingsbronnen.
Controles en metingen worden uitgevoerd
conform de Kernenergiewet en het Besluit
stralingsbescherming.

Radprotec verleent o.a. de volgende diensten tegen
concurrerende prijzen:

■ risico-analyse stralingstoepassingen

• periodieke kwaliteitscontrole röntgentoestellen

• verzorgen meldingen bij het Ministerie SZW

• opstellen aanvraag voor vergunningen

■ opstellen van een kernenergiewetdossier

Een correcte administratie is hetfundannent van voedselveiligheid
Dit geldt ook voor de verklaring voor speciale noodslachting!

■ plaatsen van waarschuwingssignalering

info@radprotec.nl
www.radprotec.nl

Bent u geïteresseerd in een vrijblijvende aanbieding?

Tel.:0i0- 292 93 48
Fax:010- 292 93 59

-ocr page 245-

Aan dierenartsen in een aantal gemeenten in ons land is
medewerking gevraagd bij het verstrekken van informa-
tie voor het heffen en innen van de hondenbelasting. Deze
kwestie speelt ondermeer in Rotterdam en Houten en
heeft inmiddels ook de (landelijke) media bereikt. De
desbetreffende gemeenten eisen van de dierenartsen de
naam- en adresgegevens van de klanten in de praktijk die
in het bezit zijn van een hond.

De gemeente Rotterdam baseert zich hierbij op artikel 4 van
het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belasting-
heffing uit de Gemeentewet van 27 juni 1995. Daardoor zou-
den met name ook dierenartsen desgevraagd gehouden zijn
deze gegevens aan de gemeente te verstrekken. De dierenarts
kan in dit geval formeel niet op een beroepsgeheim terugval-
len. Hoewel de patiëntenadministratie wel onder de Wet
Bescherming Persoonsgegevens valt, zou de dierenarts zich
daar in dit geval niet op kunnen beroepen omdat er sprake is
van een wettelijke verplichting.In februari van dit jaar is
door de gemeente Houten middels een brief een soortgelijke
verzoek aan dierenartsen gedaan. De betrokken collega\'s
hebben destijds contact gezocht met de KNMvD, die vervol-
gens de zaak juridisch heeft laten onderzoeken.

Ongewenst

Hoewel de bcv/eegredenen van deze gemeenten wellicht be-
grijpelijk zijn, acht de KNMvD deze wijze van gegevens
verzamelen door een gemeente ongewenst. Het schaadt de
dierenarts in zijn rol als vertrouwenspersoon. Ook worden
dierenartsen in de betrokken gemeenten onevenredig bena-
deeld wanneer in aangrenzende gemeenten deze maatregel
niet geldt. Niet in alle gemeenten wordt hondenbelasting ge-
heven. Bovendien kan ook de gezondheidszorg voor honden
in gevaar komen wanneer hondenbezitters die geen honden-
belasting willen betalen hun honden mogelijk niet of te laat
laten behandelen. Deze belangen van de dierenarts en het
welzijn van honden hebben naar de mening van de KNMvD
onvoldoende meegewogen bij het besluit op deze wijze de
informatie te verzamelen.

Informatieverstrekking hondenbelasting

J. van Herten

Bezwaarproced u re

In overleg met de KNMvD is door de dierenartsen in Houten
een bezwaarprocedure gestart. Dit heeft geresulteerd in een
overleg met de gemeente Houten waarbij gezocht is naar an-
dere mogelijkheden om het innen van de hondenbelasting te
verbeteren. Nu deze problematiek ook in andere gemeenten
gaat spelen, biedt de KNMvD haar leden verdere ondersteu-
ning. Wanneer u een dergelijke brief van uw gemeente ont-
vangt is ons advies om daartegen bij de gemeente officieel
bezwaar te maken. Er wordt daarom gewerkt aan een stan-
daard bezwaarschrift. Dit zal via het besloten gedeelte van
onze website
www.knmvd.nl onder praktijkvoering te down-
loaden zijn.

Ook zijn wij bereid, net als in Houten, met andere gemeenten
in gesprek te treden om tot een alternatief te komen. Ten
slotte zullen we, in het geval dat het in deze zaak tot een ge-
rechtelijke procedure zal komen, namens de beroepsgroep
de gewenste juridische ondersteuning bieden.

Drs. J. van Herten is stafmedewerker gezelschapsdieren/paard.

China geeft dierenarts Coen Augustijn hoge onderscheiding
vanwege PUM-werk

Het Chinese State Administration of Foreign Experts
Affairs heeft dierenarts Coen Augustijn (64) de
Friendship Award toegekend vanwege zijn werk voor
PUM, een uitzendorganisatie voor senior-experts. De
prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan vijftig van de ongeveer
250.000 buitenlandse experts die ieder jaar helpen bij de
economische vooruitgang van China. Augustijn en zijn
vrouw zijn door de Chinese overheid uitgenodigd voor de
uitreikingsceremonie en het officiële banket ter ere van
het 55-jarig bestaan van de Volksrepubliek China.

De Friendship Award bestaat sinds 1991 en is de hoogste
onderscheiding die de Chinese overheid geeft aan buiten-
landse experts. Augustijn krijgt de prijs voor zijn PUM-ad-
viseurswerk bij het bedrijf Milk Ltd. in 2002. De afgelopen
jaren werd de Friendship Award ook uitgereikt aan uiteen-
lopende winnaars als een Canadese visserij-expert en een
Zwitserse expert op het gebied van waterkrachtcentrale. De
prijsuitreiking voor de prijzen van 2004 is op 29 september
in de Chinese hoofdstad Beijing.

Ontwikkelingssamenwerking

PUM speelt sinds 1978 een zichtbare rol in de wereld van
ontwikkelingssamenwerking. PUM zendt senior-experts uit
naar meer dan zeventig landen in Afrika, Azië en het
Midden-Oosten, Latijns-Amerika en Centraal- en Oost-
Europa. Zij adviseren daar op aanvraag ondernemingen en
instellingen die behoefte hebben aan kennis en ervaring die
ter plaatse onvoldoende voorhanden zijn. Zij doen dat op ba-
sis van de jarenlange ervaring die zij zelf in hun loopbaan
hebben opgebouwd, op alle denkbare terreinen van het eco-
nomisch leven. PUM-experts zijn onafhankelijk en doen hun
werk belangeloos. Ze ontvangen geen financiële vergoe-
ding. PUM is sinds zijn oprichting uitgegroeid tot Europa\'s
grootste \'uitzendbureau\' voor de inzet van professionele
vrijwilligers in ontwikkelingslanden.

-ocr page 246-

De Cezondheidspolis

Een nieuw initiatief voor gezonde pups en
kittens

Op 4 oktober, Werelddierendag, wordt een nieuw ge-
zondheidsinitiatief gelanceerd
voor gezelschapsdieren.
Onder de naam \'De gezondheidspolis\' wordt een pro-
ject gestart met als doel de serieuze fokker te onder-
steunen om gebreken bij gezelschapsdieren terug te
dringen.

De gezondheidspolis geeft de betere fokker de mogelijk-
heid om al zijn pups en kittens over te dragen met een ge-
zondheidscertificaat. Dit certificaat wordt speciaal uitge-
geven voor zowel fokker als nieuwe eigenaar, om op maat
de gezondheidsstatus van pups en kittens zichtbaar te ma-
ken. Het certificaat heeft bovendien als belangrijke meer-
waarde dat de weergegeven gezondheid en kwaliteit tot
zes maanden na de overdracht kan worden gegarandeerd.
In deze periode worden vrijwel alle onvoorziene ziekte-
kosten gemaakt bij de dierenarts vergoed tot maximaal
€ 1000,-.

De afgifte van het gezondheidscertificaat staat onder toe-
zicht van een deskundige commissie. Deze gezondheids-
commissie heeft de standaardvoorwaarden vastgesteld
waaraan pups en kittens altijd moeten voldoen. Een be-
langrijk onderdeel hiervan is de samenwerking tussen
fokker en eigen dierenarts. Deze voert onder andere een
standaard gezondheidscontrole uit voor de overdracht aan
de nieuwe eigenaar.

De commissie kan ook per nestje pups of kittens op maat
een beperkende aantekening aanbrengen wanneer gezond-
heid voor een bepaald lichaamsonderdeel niet kan worden
gegarandeerd. De uitvoering en administratie zijn onder-
gebracht bij een Onderlinge Waarborg Maatschappij.
De Gezondheidspolis biedt de betere fokker ruime moge-
lijkheden om zijn verantwoordelijkheid te nemen en deze
te belonen door de kwaliteit van de gefokte dieren zicht-
baar te maken. De verkregen meerwaarde van pups en kit-
tens met certificaat is de terechte beloning voor alle in-
spanningen van de fokker. Bovendien wordt de aspirant-
eigenaar duidelijk geïnformeerd over de gezondheidssta-
tus van het dier vóórdat de overdracht plaatsvindt.
De Gezondheidspolis biedt rasverenigingen, naast de
voordelen en zekerheden van het cerdficaat, ook speciale
gezondheidsprogramma\'s aan. Dit met als doel erfelijke
gebreken binnen populaties (ras)dieren terug te dringen.
Wilt u meer weten over dit nieuwe gezondheidsinitiatief
dan kunt u extra informatie verkrijgen via een van de le-
den van de commissie.

De verzekeringsmaatschappij is bereikbaar onder tele-
foonnuminer 0174-296861, de website
www.Gezond
heidspolis.nl of e-mailadres info@degezondheidspolis.nl

Namens de gezondheidscommissie: Mart ine Carrière-
Bothof Henk Lommers, Debbie Rijnders, Peter van
Rooijen en Geert Ubhink.

Alternatieve Elfstedentocht
voor dierenartsen

In 2004 is voor de eerste keer het veterinair schaatskam-
pioenschap op natuurijs gehouden. Een uitgebreid ver-
slag daarvan is opgenomen in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 juni jongstleden. Gezien het
grote succes is besloten in 2005 weer met een groep die-
renartsen deel te gaan nemen aan de Alternatieve
Elfstedentocht op de Weissensee.

Het programma ziet er als volgt uit:

dinsdag 25 januari: aankomst in Oostenrijk

woensdag en donderdag 26/27 januari: training

vrijdag 28 januari: Toertocht 200 km

zaterdag 29 januari: bezoek aan Open Nederlands Marathon

kampioenschap en thuisreis

Deelname aan de tocht is vooral erg gezellig, maar vereist
ook een goede conditie, ledereen neemt deel op eigen risico
en is uiteraard ook voor zijn eigen training verantwoordelijk.
Er zijn echter wel trainingsadviezen beschikbaar. Het
schaatsen van de Alternatieve Elfstedentocht is niet alleen
een sportieve uitdaging, u schaatst ook voor een goed doel!
Net als in 2004 zal Intervet Nederland voor elke dierenarts
die finisht een bedrag van 45 euro (overeenkomend met 1/10
deel van een koe) overmaken naar de Stichting Heifer
Nederland.

Voor nadere informatie over de tocht kunt u kijken op
www.weissensee.nl en voor informatie over de Stichting
Heifer Nederland op www.heifer.nl. Voor opgave en nadere
informatie over deelname aan de Alternatieve Elfstedentocht
kunt u terecht bij Theo Lam (theo.lam@wxs.nl).

l

Vijfde lustrum
VSZ de Gouden Trachea

Half oktober is het zover. VSZ de Gouden Trachea viert
een week lang haar vijfde lustrum. Zaterdag 23 oktober
2004 zal een reünistendiner zijn op een gezien het
thema \'Fortissimo\'zeer geschikte locatie.
Bent u oud lid en heeft u interesse, mail j.p.uiterwaal(^
students.uu.nl. Eventuele donaties kunnen overgemaakt
worden op rekening 452696402 op naam van J.P.
Uiterwaal, te Utrecht.

-ocr page 247-

Genetic Counselling Services

Het instituut Genetic Counselling Services (GCS) richt
zijn dienstverlening op alle diersoorten die in de hobby-
sfeer worden gehouden. Het werkterrein omvat alles wat
met de fokkerij en de houderij te maken heeft. GCS be-
schikt over de kennis op het gebied van diergeneeskunde,
erfelijkheid, fokkerij, automatisering en data-analyse.
Waar nodig doet GCS een beroep op externe deskundi-
gen.

DNA-databank

Een betrouwbaar afstammingsbestand is voor de uitvoering
van het fok- en selectiebeleid essentieel. Archivering van
weefselmonsters, gekoppeld aan zo\'n afstammingsbestand,
kan op een drietal wijzen dienstig zijn aan het fok- en selec-
tiebeleid:

• identificatie van dieren;

• controle van de afstammingen;

• onderzoek naar erfelijke gebreken.

GCS biedt, in samenwerking met \'Dr. Van Haeringen
Laboratorium\' uit Wageningen, de facilitaire mogelijkheid
aan eigenarenorganisaties, fokkers en individuele eigenaren
om weefselmonsters te archiveren ten behoeve van bovenge-
noemde toepassingen (DNA-databank). Met elk van ge-
noemde partijen zal daartoe een overeenkomst worden ge-
sloten.

Werkwijze

Voor het verzamelen van de weefselmonsters (meestal
bloed) wordt de hulp van dierenartsen ingeroepen. Dc eige-
naar van de hond, kat of andere diersoort meldt zich daartoe
bij zijn/haar dierenarts en dient daarbij te overleggen:

a. een aanmeldingsformulier verstrekt door GCS,

b.het benodigde verpakkingsmateriaal (bloedhuis en ver-
zendenveloppe),

c. een kopie van het registratiedocument van het dier (bij-
voorbeeld van de stamboom)

Van groot belang is een nauwkeurige controle van de iden-
titeit van het aangeboden dier. Voorafgaand aan de monster-
name dient een controle plaats te vinden van het tatoeage- dan
wel het chipnummer van het aangeboden dier ter vaststelling
dat dit overeenkomt met de gegevens op de overlegde kopie
van het registratiedocument. Indien de identiteit van het dier
niet of met onvoldoende zekerheid is vast te stellen, dient de
dierenarts de eigenaar hierop attent maken. Hij zal deze be-
vinding ook op het aanmeldingsformulier noteren. Na con-
trole op de identiteit van het dier en volledige invulling en
ondertekening van het aanmeldingsformulier wordt 4 ml
bloed afgenomen. Voor verzending dient gebruik te worden
gemaakt van de door de eigenaar meegebrachte bloedhuis.
Vervolgens dient dit monster (met behulp van een watervaste
viltstift) te worden gedocumenteerd. Duidelijk leesbaar
moeten zijn:

• identificatienummer van het dier (eventueel een bü .\\ de-
sticker gebruiken);

• registratienummer van het meldingsformulier.

Dit materiaal wordt breukvrij verpakt en tezamen met het eer-
ste blad van het meldingsformulier (de doorslag is bestemd
voor de eigenaar) en de kopie van de stamboom verzonden in
het door GCS geleverde verpakkings- en verzendmateriaal
aan: Genetic Counselling Service, Weeresteinstraat 45,2182
GR Hillegom.

Voor meer informatie: www.gencoims.nl o\\\'info@gencouns.nl.

VKO-jaarberlcht 2003

Op de omslag van het VKO-jaarbericht is een foto afgedrukt met daarop pluimveedierenarts Michiel Hagenaar. Deze foto komt
uit een fotoarchief Tijdens de productie van het jaarbericht is verzuimd Hagenaar toestemming te vragen voor gebruik van de
foto. Het spijt ons als daardoor ten onrechte de indruk is gewekt dat hij betrokken was bij de totstandkoming van het jaarbericht.

Opraappers, Doetinchem

WSAVA Congres Mexico City 11-14 mei 2005

Deze eerste week van oktober ne-
men zo\'n 25 Nederlandse dierenart-
sen, velen vergezeld door hun part-
ner, deel aan de door Pfizer Animal
Health en lams gefaciiiteerde reis
naar het WSAVA-congres 2004 op
het eiland Rhodos.
De volgende congresreis in 2005
staat inmiddels ook alweer op stapel,
want deze vindt plaats van 11 tot en met 14 mei en Mexico
City is de plaats van samenkomst van vele gezelschapsdie-
renartsen uit de hele wereld (www.wsava2005.com).
Momenteel wordt er gewerkt aan de voorbereiding van een
interessante post congresstour in de vorm van onder andere
een spectaculaire 650 km lange treinreis door Mexico\'s
Copper Canyon. Deze spoorweg verbindt Chihuahua en het
woestijngebied in het noordwesten van Mexico met de Stille
Oceaan. Deze treinreis met de Copper Canyon Railway zal
ongeveer zes dagen in beslag nemen, waarbij onderweg de
reis een aantal keren wordt onderbroken om vanuit diverse
plaatsen uitstapjes te maken. Zodra het volledige reisarran-
gement beschikbaar is zullen meer berichten over deze ge-
plande congresreis volgen.

Wie belangstelling heeft wordt verzocht dit nu al kenbaar te
maken aan: Frans Sluyters (telefoon 013-5332817 of 06-
21235610; fsluyters@home.nl).

-ocr page 248-

Leen den Otter

In de reeks artikelen betreffende de Voorjaarsdagen (VJD)
leek het een goed idee ook de voorzitter van de GGG eens
aan het woord te laten. Daar ik ook voorzitter van de
Stichting Voorjaarsdagen ben, was dit een extra reden de pen
ter hand te nemen.

Zoals bekend telt de GGG diverse commissies en een van de
bekendste is de Commissie Voorjaarsdagen. Deze commis-
sie heeft als doel het organiseren van de Voorjaarsdagen. Om
diverse redenen is er een speciale Stichting Internationaal
Diergeneeskundig Congres Voorjaarsdagen opgericht en het
bestuur hiervan wordt gevormd door enkele GGG-bestuurs-
leden en leden van de Commissie Voorjaarsdagen.
In de zes jaar dat ik nu voorzitter ben, kunnen we terugkijken
op fantastische congressen met als hoogtepunt het
Wereldcongres dat in 2000 werd georganiseerd. De meest
turbulente periode was de tijd voorafgaande aan het congres
van het jaar daarna. In ons land werden tal van bijeenkom-
sten afgelast in verband met de uitbraak van Mond- en
Klauwzeer en wij stonden voor de keus om al of niet door te
gaan met het organiseren van ons congres in Amsterdam. Na
goed en intensief overleg met onder andere het ministerie
van LNV en het toenmalige hoofdbestuur van de KNMvD
hebben we, denk ik, de juiste beslissing genomen om het
congres door te laten gaan.

Bestuurlijk gezien waren het zware tijden, maar toch zijn we
als bestuur deze periode goed doorgekomen en de waarde-
ring voor elkaar is alleen maar toegenomen.
Het is de bedoeling dat er dit najaar een nieuwe voorzitter
van de GGG komt en dit zal dus ook automatisch de nieuwe
voorzitter van dc Stichting VJD worden. Ik denk dat deze
vernieuwing een goede zaak is. Hoewel ik met uitermate
veel plezier beide voorzitterschappen heb vervuld, lijkt het
een goede zaak dat mensen met frisse en nieuwe ideeën de
mogelijkheid krijgen deze ook uit te voeren. Niet alleen voor
de GGG, maar ook voor de Voorjaarsdagen lijkt het een goed
moment om ons af te vragen of bestaande formules nog wel
\'van deze tijd\' zijn. Zelf heb ik al een klein voorzetje gege-
ven om bijvoorbeeld de zondag van de VJD ter discussie te
stellen. Daarvoor in de plaats kunnen we mijns inziens beter
op donderdag voorafgaande aan VJD de verschillende groe-
pen van de GGG hun \'pre-congress day\' laten organiseren.

De Voorjaarsdagen

14 April 2005
17

In goed overleg met de Voorjaarsdagencommissie en het
RAI congrescentrum worden alle mogelijkheden bekeken en
het plan is om hiermee komend jaar op bescheiden schaal te
beginnen. In samenwerking met Hill\'s Pet Nutrition zal er
door de GGG een dag worden georganiseerd over manage-
ment in de gezelschapsdierenpraktijk.
Ik wil besluiten met het volgende: de practici die werkzaam
zijn in de gezelschapsdierenpraktijk hebben de laatste jaren
laten zien dat zij het hun \'morele verplichting\' vinden om
zich bij te scholen. Zonder \'dwang van boven\' is dit goed op-
gepakt en men laat op deze manier zien dat men professioneel
bezig is. Gesteld kan worden dat het percentage GGG-leden
dat de VJD bezoekt uitzonderlijk hoog is. Dit wordt vooral
veroorzaakt door de kwaliteit die tijdens dit congres geboden
wordt en ik hoop dat dit nog vele jaren zo mag blijven.

Leen den Otter is voorzitter van de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren, voorzitter van de Stichting Internationaal Diergeneeskundig
Congres De Voorjaarsdagen en vice-voorzitter van de KNMvD.

FECAVA-FeeVA-VOORJAARSDASEN

AMSTERDAM

O
lo

«nu

WAA organiseert cursus Toekomstplanning kleine dierenartsenpraktijk\'

Door de toenemende wet- en regelgeving, onder andere op
het gebied van certificering en erkenningen, ontkomt de
ondernemende dierenarts er niet meer aan om een visie op de
toekomst te ontwikkelen. Dit kan de houder van kleine prak-
tijken voor het strategische dilemma plaatsen: blijf ik so-
listisch praktiseren of kies ik voor samenwerking in een
maatschap?

Deze beslissing heeft op termijn belangrijke gevolgen voor
de praktijk en de praktijkhouder. Daarom organiseert de
WAA de cursus \'Toekomstplanning kleine dierenartsen-
praktijk\'. Doel van de cursus is het ontwikkelen van een vi-
sie en het opstellen van een ondernemingsplan voor de
kleine dierenartspraktijk. Dit alles gebeurt onder deskundige
begeleiding met de mogelijkheid ervaringen uit te wisselen
met collegae.

De cursus is VKO-geaccrediteerd (paard 25 uren, varken 20
uren, herkauwer 15 uren, pluimvee 25 uren) en vindt plaats
op 11, 12 en 13 november in Delden. De kosten bedragen
€ 595,- inclusief twee overnachtingen en diners. Voor meer
informatie kunt u bellen met (030) 247 45 90.

-ocr page 249-

Zaterdag 20 november 2004 wordt het eerste Nederlandse
Frettensymposium georganiseerd in het Androculus-ge-
bouw te Utrecht. Het symposium wordt een zeer infor-
matieve dag voor alle frettenliefhebbers; voor fretteneige-
naren maar ook voor dierenartsen en assistentes die
regelmatig fretten in hun praktijk krijgen.

De sprekers:

• Bob Church (Zoo-archeoloog te Missouri, VS).

Al vele jaren houdt hij lezingen tijdens de Amerikaanse
frettensymposia. Met zijn aanstekelijk enthousiasme weet
hij iedereen te boeien. Hij zal met name het gedrag van de
fret belichten.

• Drs. Manneke Moorman-Roest (frettendierenarts van
Frettenkliniek \'Brouwhuis\'te Helmond)

Zij behandelt al enkele jaren dagelijks uitsluitend fretten
en is goed op de hoogte van de gezondheidsproblemen van
de Nederlandse fretten. Haar lezing \'Is mijn fret wel ge-
zond\' gaat over het herkennen van ziekteverschijnselen en
het interpreteren van deze symptomen. Aan de hand van
foto\'s en korte filmpjes worden deze op illustratieve wijze
doorgenomen. Een \'must\' voor elke dierenarts die regel-
matig fretten behandelt.

• Dr Nico Schoemaker (WakgxoQX) Bijzondere Dieren van de
Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht).

Onlangs is hij gepromoveerd op onderzoek naar de wer-
king van de bijnieren bij fretten. Tijdens zijn lezing over de
bijnierproblemen en de voortplanting zal hij onder andere
een nieuwe behandelmethode voor de bijnierproblemen
introduceren.

• Dr Gerrie Dorrestein (patholoog van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrccht) zal ingaan op de pathologie

en het belang daarvan
voor de Nederlandse fret.
Er zijn in Amerika
nieuwe testen ontwik-
keld voor de diagnostiek
van \'Aleutian Disease\'
bij de fret. Deze zullen
binnenkort ook in
Nederland beschikbaar
zijn.

• Bart Jacobs (bioloog te
Minderhout, België)

Deze bioloog deed onderzoek naar de bunzing, de voorou-
der van de fret. Het gedrag en leven van de bunzing geeft
ons een beter inzicht in de gezondheidsproblemen die zijn
ontstaan bij de fret. Veel problemen ontstaan namelijk
door een foutieve voeding en verkeerde huisvesting.

In de lunchpauze wordt een veiling georganiseerd ten be-
hoeve van de kosten voor nader onderzoek naar de ziektes
van de fret.

Kaarten: 40 euro per stuk (inclusief koffie, thee en lunch)
zijn te bestellen via gironummer 15 35 743 van Stichting \'de
Fret\' in Heemskerk, onder vermelding van Frettensymposium
en uw naam en volledig adres.

Nadere informatie over het frettensymposium is te verkrij-
gen via de website van Stichting \'de Fret\': www.fret.nl of
telefonisch via Stephenie Baas: 035- 58 28 529 (19.00-21.00
uur).

Het eerste Nederlandse Frettensymposium wordt georgani-
seerd door Stichting \'de Fret\' in samenwerking met fretten-
dierenarts Hanneke Moorman-Roest.

yr

Het eerste Nederlandse Frettensymposium

Najaarsdag CGC op 6 november 2004

Inschrijving voor de Najaardag is nog moge-
lijk! Haast u wel want het aantal plaatsen is be-
perkt en wie te laat is loopt helaas de kans deze
leerzame en gezellige dag te moeten missen.

Opgave kan door overmaking van het inschrijf-
geld op rekeningnummer 539180 (postbank) ten
name van Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren te Ede. Uw betaling dient
voor 15 oktober
bij ons binnen te zijn.

Inschrijfgeld voor GGG-leden is 80 euro, voor niet-
leden 100 euro. Denkt u eraan duidelijk uw naam
en adres te vermelden. Wanneer de Najaarsdag nog
niet uitverkocht is, is er aan de deur beperkte moge-
lijkheid tot inschrijving. Voor iedereen is dan het ta-
rief 100 euro.

Interpretatie laboratoriumuitslagen bloedonderzoek

Het afnemen van bloed voor verder onderzoek is één van de
meest voorkomende diagnostische procedures in de praktijk.
De interpretatie van de resultaten is echter niet altijd even
eenvoudig. Vet*Med»Lab BV organiseert daarom met me-
dewerking van drs. Tjerk Bosje, specialist Interne
Geneeskunde der Gezelschapsdieren (Specialisten Am-
sterdam) de workshop
\'Interpretatie laboratoriumuitslagen
bloedonderzoek\'.
Aan de hand van verschillende labuitsla-
gen wordt de interpretatie behandeld, waarbij ook uitslagen

van uw eigen patiënten meegenomen kunnen worden.
De workshop vindt plaats op donderdag 7 oktober waarbij u
kunt kiezen voor de middagworkshop (13.30-17.00u) in
Steenwijk, of de avondworkshop (19.00-22.30u) in Deventer.
De kosten zijn € 20,00 per persoon.

Indien u belangstelling heeft, kunt u bellen met één van de
regiomanagers: Henriette Jansma (telefoon 036-5375133 )
ofLisetta VerkleiJ (telefoon 030-6874092).

-ocr page 250-

Datum

Titel

Nr.

Locatie

Prijs

5 oktober

Restauratieve tandheelkunde GD

04/149

Cuijk

€ 455,-

5 oktober

Pijnbestrijding bij het rund

04/250

PAO-D, Houten

€ 175,-

6 oktober

Hormoontherapie melkveebedrijven

04/249

PAO-D, Houten

€325,-

8 oktober

Echografie hond en kat

04/151

PAO-D, Houten

€670,-

11 oktober

Respiratoire aandoeningen bij hond en kat

04/144

PAO-D, Houten

€385,-

12 oktober

Kliniek en medicatie v.d. kleine herkauwer

04/218

PAO-D, Houten

€ 290,-

13 oktober

Begeleiding melkveebedrijven in Amerika

04/246

PAO-D, Houten

€375,-

13 oktober

Varkenssignalen®

04/320

Uithof. Utrecht

€ 175,-

14 oktober

Het fret in de gezelschapsdierenpraktijk

04/148

PAO-D, Houten

€ 125,-

15 oktober

Traumatologie bij hond en kat

04/143

PAO-D, Houten

€ 525,- VOL

15 oktober

Preventiewijzer Rund (Vetvice)

04/251

Midden-Nederland

€380,-

18 oktober

Spinale en perifere problemen bij GD

04/145

PAO-D, Houten

€385,-

19 oktober

Gebitsreiniging/Slijptcchnieken mod. I (Ass.)

04/807

PAO-D, Houten

€50,-

20 oktober

Case studie: Graskuilrantsoen (Rund)

04/241

PAO-D. Houten

€ 450,-

20 oktober

Klinische les: Herkauwers

04/245

PAO-D. Houten

€315,-

21 oktober

Pootproblemen bij vleeskuikens

04/405

PAO-D, Houten

€ 355,-

22 oktober

Casuistieken echocardiografie GD

04/154

PAO-D. Houten

€345,-

27 oktober

Praktische huisvesting varkenshouderij

04/326

Sterksel

€310,-

27 oktober

Paardensymposium Emmeloord

04/513

Emmeloord

€ 125,-

28 oktober

Veterinaire misvattingen inw. ziekten GD

04/159

PAO-D, Houten

€ 262,- VOL

29 oktober

Tandheelk. verzorging GD mod. III (Ass.)

04/808

PAO-D, Houten

€325,-

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.
EUROPA

lOth International Conference on Human-Animal Interactions
29th World Small Animal Veterinary Congrcss-WSAVA
International Conference: Pig and poultry meat safety and quality
12th Congress on Alternatives to Animal Testing
European Congress ofVeterinary Dentistry

6-9 oktober
6-9 oktober

14-15 oktober

15-17 oktober
22-24 oktober
23 oktober

12-14 november

NOORD-AMERIKA
6-9 oktober
21-23 oktober
20-23 oktober
4-7 november

13-17 november
4-8 december

Glasgow, VK
Rhodos, Griekenland
Krakow. Polen
Linz, Oostenrijk
Krakow, Polen
Cremona, Italië
London. VK

Denver, Colorado
Phoenix, Arizona
Washington D.C.
Kansas City
Oriando. Florida
Denver, Colorado

ESVCE Annual congress: emotional disorders in companion animals
British Veterinary Zoological Sociely/RVC/WAWV/ZSL Conference

American College ofVeterinary Surgeons Veterinary Symposium
American College OfVeterinary Anesthesiologists 29th Ann. Meeting
American College ofVeterinary Ophthalmologists Annual Conference
24th Annual Conference of the Veterinary Cancer Society
American College ofVeterinary Pathologists Annual Meeting
American Association of Equine Practitioners 49th Annual Convention

(PAO-D is niel verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressen)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T(030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

-ocr page 251-

De koopman en de dominee

Anton Beijer

Met enige verbazing heb ilc de discus-
sie in het TvD over het gebruik van
chemotherapie bij gezelschapsdieren
gelezen (TvD 129 aflevering 7 pagina
237 en TvD 129, aflevering 16 pagina
535). Opeens lijkt alsof bij de chemo-
therapie een heel nieuwe problema-
tiek aan de orde is inzake milieu, vei-
ligheid en benodigde vakkennis. Een
problematiek die dusdanig uniek voor de diergeneeskunde is,
dat alleen in specifieke centra aan deze eisen zou kunnen wor-
den voldaan. Ik wil dan toch graag aan de hand van een aantal
parallellen aantonen dat bij geen van deze onderdelen de che-
motherapie een dusdanig unieke positie binnen de diergenees-
kunde heeft dan hiervoor een bijzondere uitzonderingspositie
dient te worden gecreëerd.

Inzake milieu: in de diergeneeskundige praktijk werken vrijwel
alle dierenartsen met stoffen die een gevaar kunnen vormen
voor het milieu, denkt u maar aan afgewerkte ontwikkelaar of
fixeer die de praktijk zelf gebruikt, maar ook aan stoffen die we
afgeven aan de cliënt zoals bestrijdingsmiddelen en zelfs de
meeste farmaca.

Inzake veiligheid voor de mens: ook bij de omgang met stoffen
als Prostaglandines en vluchtige ancsthetica, alsmede bij de
röntgendiagnostiek dienen speciale voorzorgsmaatregelen in
acht tc worden genomen. \'Simpele\' stoffen als penicilline of
ook sulfa\'s kunnen indien de eigenaar deze medicijnen aan een
huisdier toedient al ernstige reacties oproepen als de eigenaar
voor deze stoffen overgevoelig is of hier onzorgvuldig mee om-
gaat (bestrijdingsmiddelen).

Inzake specifieke vakkennis: die is voor al ons vaktechnisch
handelen vereist, van sterilisatie tot het voorschrijven van een
amoxycillinetablet, voor operatievaardigheid tot röntgendiag-
nostiek. Ook in dit opzicht is er ten aanzien van de chemothera-
peutica niets nieuws onder de zon. Hooguit dat de toepassings-
mogelijkheden voor veel dierenartsen vrij nieuw zijn. Dat
betekent dat hier wellicht specifieker moet worden bijge-
schoold, hetzij door zelfstudie hetzij via PAO. Ook dat ver-
schijnsel is niet nieuw.

Hekje

Op zich is het een goede zaak dat er mensen zijn die de be-
roepsgroep erop wijzen dat het introduceren van nieuwere
groepen farmaca in de diergeneeskunde gepaard dient te gaan
met de introductie van de benodigde kennis inzake de juiste
technieken, beperkingen en indicaties. Als deze oproep tot
zorgvuldig werken vervolgens gepaard gaat met de oproep of
het aanbod tot extra scholing of voorlichting is dat ook prima.
Als deze oproepen echter gepaard gaan met een pleidooi of
suggestie dat er weer een hekje om een stukje diergeneeskunde
moet komen te staan, dan heb ik daar grote moeite mee.
Er dreigt naar mijn mening te vaak een tendens te ontstaan
waarbij bewegingen trachten om specifieke onderdelen van de
diergeneeskunde of adnexa exclusief aan zich te trekken en af
te sluiten van andere veterinairen, vaak met als oneigenlijk ar-
gument: \'kwaliteit\'. Het is alsof de dominee en de koopman
wel erg gemakkelijk een lucratief verbond aangaan. Het
mooiste voorbeeld vind ik daarbij de gang van zaken omtrent
het invullen van het paardenpaspoort, waarbij de erkende
paardendierenartsen dit op \'handige\' wijze hadden geregeld.
Daarmede een heel item commercieel exclusief aan zich trek-
kend. Alsof een gewone algemeen practicus niet in staat zou
zijn, c.q. geleerd kon worden om zo\'n paspoort in te vullen.
Later is dit na interventie van de KNMvD terecht rechtgezet.
Maar ook op gezelschapsdierengebied inzake de diverse ras-
screeningen ontstaat steeds weer een dergelijke neiging naar
het creëren van exclusiviteit op basis van uiterst dubieuze gron-
den. Zo vergt het uitvoeren van ammoniaktesten ten behoeve
van de levershunt screeningen wel een grote zorgvuldigheid bij
de uitvoering ervan, maar geen complete specialistentraining.
Een goede assistente kan dit ook prima in een uurtje geleerd
worden. Ook op andere gebieden inzake de rasscreeningen be-
staan vele lijstje van mensen waar men exclusief bepaalde ver-
richtingen moet laten doen. Duister blijft vaak waarom men
voor een bepaalde veterinaire handeling wel bij hen wordt er-
kend, maar niet indien ditzelfde onderzoek bij een evengekwa-
lificeerde collega tien kilometer verderop wordt uitgevoerd.
Degenen die vaak op duistere gronden op zo\'n lijst hebben we-
ten te komen, hebben er overigens meestal geen enkel belang
bij enige verandering die hun unieke positie zou wijzigen. Eén
van de redenen waarom het zo moeilijk is deze situatie te ver-
anderen.

Ingezonde

Toch zou de KNMvD respectievelijk GGG hier een actievere
rol in kunnen spelen en naar mijn mening ook moeten spelen
om deze dubieuze lijstje van het toneel te krijgen.

Vakkennis en zelfkennis

Naar mijn mening moet worden voorkomen dat er in het dier-
geneeskundige veld een wirwar aan hekjes, muurtjes en tol-
hekken gaat ontstaan, opgericht door mensen uit knusheid van
het type \'ons kent ons\', dan wel uit onderling wantrouwen of
onder het oneigenlijke motief\'kwaliteit\', maar waarbij men ei-
gelijk probeert om een stukje markt vrij te maken van concur-
rentie door andere collegae. Vakkennis en Zelfkennis in plaats
van loopgraven en hekken dienen in het veterinaire veld ervoor
te zorgen dat mensen niet buiten hun eigen terreinen raken.
Wie zich meer vakkennis eigen heeft gemaakt kan een groter
terrein betreden, wie zich minder extra vakkennis eigen heeft
gemaakt zal zich tot een kleiner terrein moeten beperken. Dat
geldt voor de algemeen practicus, dat geldt voor de tweedelijns
dierenarts en dat geldt zelfs voor de erkende specialist. Voor
toetsing hebben we daarbij het Tuchtcollege en de beroeps-
groep heeft tot op heden vrijwel altijd aangetoond als beroeps-
groep over genoeg zelf- en vakkennis le beschikken om onze
grenzen te kennen. Die grens ligt daarbij niet pas bij de vraag
ben ik wel een erkend specialist of niet maar begint al bij de
vraag kan ik zelfstandig een hond steriliseren en heb ik ook de
uitrusting en training om dat bij een Engelse buldog te doen.
Ook de chemotherapie is binnen de diergeneeskunde geen spe-
ciaal uitzonderingsgebied, maar maakt gewoon een onderdeel
uit van de algemene gezelschapsdiergeneeskunde net als de
chirurgie, de röntgendiagnostiek et cetera: ken uw beperkin-
gen, zorg voor voldoende vakkennis en praktijkuitrusting en ga

-ocr page 252-

ermee aan de slag: tot heil van mens en dier. En mochten er la-
cunes worden geconstateerd: vul die dan op met extra scho-
lingsaanbod en desnoods met extra inrichtingseisen en/of ken-
nistoetsen die openstaan voor iedereen. Dat geldt voor de
chemotherapie maar ook voor veel rasscreeningen. Noch met
extra scholing noch met extra toetsen heb ik moeite, mits deze
maar voor iedereen openstaan met een officieel dierenartsdi-
ploma. En... laten we vooral oppassen voor onderhandse lijst-
jes en dominees die over kwaliteit preken maar ondertussen
ook als koopman handelen.

Anton Beijer is dierenarts te Drachten.

PS Voor de goede orde: Ik beoog hier alleen een tendens aan de
orde stellen, geen natuurlijke personen.

Reactie op artikel \'Ernstige bijwerkingen bij Collies\'

6. de Leeuw

Gaarne zou ik willen reageren op het
artikel \'Ernstige bijwerkingen van
bepaalde geneesmiddelen bij Collies
en Collie-achtigen\' uit het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 sep-
tember 2004. Brede aandacht voor
de risico\'s die bepaalde (groepen
van) geneesmiddelen kunnen ople-
veren bij honden met een MDR-1-
genmutatie is belangrijk, en het is dan ook een goede zaak dat
hierover in het Tijdschrift wordt gepubliceerd. Het is alleen
jammer dat de in het artikel van collega Van der Vlugt opgeno-
men en blijkens de tekst \'naar Geyer 2004 aangepaste\' tabel
voor wat betreft de antiparasitaire middelen het ontstaan van
misverstanden in de hand kan werken, met name waar het gaat
over dc veiligheid van selamectine. Ik zou dan ook graag enige
nuancering willen aanbrengen. Voor alle middelen uit de
groep van de macrocyclische lactonen (avermectinen en mil-
bemycinen) geldt dat in theorie ongewenste passage van de
bloed-hersen-barrière zou kunnen plaatsvinden bij PGP-defi-
ciënte honden. De meest bekende vertegenwoordigers uit
deze groep stoffen zijn ivermectine, moxidectine, milbemy-
cine, doramectine en selamectine. In de praktijk blijken er
echter grote onderlinge verschillen in veiligheid te bestaan.
Verreweg de meeste intoxicaties zijn beschreven na gebruik
van ivermectine, een middel dat overigens niet geregistreerd is
voor gebruik bij honden. Toepassing hiervan dient dan ook in
principe te worden ontraden, hetgeen eveneens geldt voor an-
dere macrocyclische lactonen die niet voor gebruik bij honden
zijn geregistreerd. Eén van de wel officieel voor honden (en
katten) geregistreerde macrocyclische lactonen is selamec-
tine, de werkzame stof in Stronghold®. De veiligheid van sela-
mectine bij PGP-deficiënte collies is uitgebreid onderzocht,
en Pfizer heeft aangetoond dat zelfs na vijfvoudige overdose-
ring bij deze groep honden geen intoxicatieverschijnselen op-
traden. In de registratiebeschikking wordt de veiligheid ook
expliciet vermeld en in de niet aangepaste, oorspronkelijke
versie van de tabel van Geyer zoals die te vinden is op de web-
site van de Universiteit van Glessen (www.vetmed.uni-gies-
sen.de/ pharmtox) wordt selamectine dan ook niet genoemd.
Stronghold* kan derhalve veilig worden toegediend aan die-
ren van alle rassen. Tenslotte, ter aanvulling op de laatste ali-
nea van het artikel van collega Van der Vlugt: de test op de aan-
wezigheid van het gemuteerde MDR-1 gen is inmiddels wel
beschikbaar in Europa. Deze wordt uitgevoerd door de
Universiteit van Giessen: alle informatie hierover is te vinden
op de hierboven reeds genoemde website.

Ingezonde

Drs. B. de Leeuw is dierenarts en Technical Services Manager bij Pfizer
Animal Health bv.

Weerwoord reactie \'Ernstige bijwerkingen bij Collies\'

Roselinda van der Vlugt

Sindsjanuari 2004 is DIARACE® geregistreerd voor de indi-
catie acute diarree bij honden. In de bijsluiter van DIA-
RACE® staat dat het gebruik van DIARACE® ontraden
wordt bij Collies en Collie-achtigen. Een dergelijke waarschu-
wing komt (natuuriijk) niet voor op de bijsluiter van het, vete-
rinair veel gebruikte, humaan geregistreerde Imodium®. Dit
benadrukt eens te meer de noodzaak om geregistreerde dier-
geneesmiddelen te gebruiken. Bij geregistreerde diergenees-
middelen is namelijk een adequate bijsluiter aanwezig. Naar
aanleiding van het opnemen van de contra-indicatie in de bij-
sluiter wordt ons herhaaldelijk gevraagd welke rassen er onder
Collie-achtigen vallen. Om deze vraag te kunnen beantwoor-
den heb ik uitgebreid literatuuronderzoek uitgevoerd. Tevens
heb ik contact opgenomen met de onderzoeksgroep van dr.
Mealey aan de Washington State University. Tijdens het litera-
tuuronderzoek is ook de website geraadpleegd van de onder-
zoeksgroep van de universiteit van Giessen. Deze website is
voor het laatst geraadpleegd in mei 2004 en toen werd de stand
van zaken per april 2004 aangegeven. In de betwiste tabel,
waarbij met \'aangepast\' bedoeld wordt \'vertaald\', stond toen
heel duidelijk naast Ivermectine, ook Selamectine en
Doxamectine vermeld. Een afdruk hiervan is op aanvraag be-
schikbaar. De tabel is dus niet door ondergetekende aangepast
in die zin dat deze laatstgenoemde stoffen zijn toegevoegd. Bij
opnieuw raadplegen van deze website op 2 september 2004
blijkt dat deze stoffen niet meer in deze tabel staan en dat er te-
vens een aankondiging is toegevoegd over het beschikbaar
zijn van de MDR 1 -mutatie test.

Ik bestrijd dus niet de veiligheid van Selamectine maar kom in
het geweer tegen de insinuatie dat ik de betwiste tabel op een
verkeerde manier heb aangepast. Ten tijde van het aanbieden
van dit artikel aan het Tijdschrift van Diergeneeskunde (juni
2004) was de betreffende tabel een weergave van de informatie
op de al eerder genoemde website (mei 2004).

Roselinda van der Vlugt, ACE Veterinary Products BV.

-ocr page 253-

Herman Geertsen

Het bestuur van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde rekent het van-
zelfsprekend tot zijn taak alert te
zijn op ontwikkelingen rond prak-
tijkcertificering en erkenningsrege-
lingen. Sinds de jongste bestuurs-
verklaring over deze problematiek
(Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
15 mei 2004, pagina 354) doen zich ontwikkelingen voor die
voor het bestuur aanleiding vormen zijn standpunt opnieuw
kritisch te bezien. Enkele van die ontwikkelingen zijn:

• een aantal ingezonden brieven in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en e-mails waarin het bestuursbesluit
van 15 mei 2004 ernstig wordt bekritiseerd (evenals de
wijze van handelen van achtereenvolgende KNMvD-be-
sturen);

• ontwikkelingen in de vleesverwerkende en de zuivelin-
dustrie om te komen tot private kwaliteitsafspraken met
participanten in de keten, waaronder dierenartsen;

• het voortbestaan van de Keten Kwaliteit Melk (KKM) is
onder druk komen te staan sinds een der participanten.
Friesland Coberco Dairy Foods, uit deze overeenkomst is
getreden onder druk van juridische procedures, (mede)
aangespannen door dierenartsen, al dan niet lid van de
KNMvD;

• het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedsel-
kwaliteit (LNV) zal mogelijk binnen afzienbare termijn
kwaliteitseisen gaan stellen aan dierenartsen. Dit kan wor-
den opgemaakt uit een adviesaanvraag aan de Raad voor
Dierenaangelegenhcden (RDA) die hierover binnenkort
advies zal uitbrengen aan de minister van LNV

Aangezien het bestuur van de KNMvD hecht aan een breed
draagvlak binnen de eigen vereniging, heeft het zich over
voornoemde ontwikkelingen opnieuw laten informeren door
de groepsvoorzitters.

Op grond van de voorhanden informatie heeft het bestuur
besloten voorshands zijn standpunt in de verklaring van 15
mei 2004 te handhaven.

Op dit moment zijn er namelijk geen ontwikkelingen van een
zodanige aard dat die er toe kunnen leiden het genuanceerde
bcstuursstandpunt te verlaten.

Het bestuur van de KNMvD blijft de hierboven geschetste
ontwikkelingen volgen en zal zich ook in de komende tijd
breed blijven informeren. Zodra daar aanleiding toe bestaat,
zal het bestuur niet aarzelen zijn standpunt te heroverwegen.

Van
het
bestuur

Korte, inhoudelijke toelichting op de vier geschetste aanlei-
dingen tot nieuw bestuursberaad:

• alle publicabele reacties richting KNMvD over welk
onderwerp ook worden zo spoedig mogelijk openbaar ge-
maakt in een van de media die de Maatschappij ter be-
schikking staan, meestal TvD of e-mail. In veel gevallen
zullen die reacties worden voorzien van (bestuurs)com-
mentaar;

• namens de KNMvD worden op een aantal gebieden be-
sprekingen gevoerd met het bedrijfsleven en andere par-
tijen door (bestuurs)leden en medewerkers van het bureau.
Zij houden het bestuur op de hoogte en informeren omge-
keerd hun gesprekspartners over bestuursinzichten.

• Indien de Keten Kwaliteit Melk tot het verleden zou gaan
behoren (waarschijnlijk per I januari 2006), zal het zui-
velbedrijfsleven terugvallen op eigen leveringsvoor-
waarden (met waarschijnlijk zwaardere eisen). Hierdoor
ontstaat een vorm van dwingende marktvraag met een pri-
vaatrechtelijke basis. Het bcstuursstandpunt met betrek-
king tot praktijkcertificering en erkenning gaat juist uit
van bestaande en te verwachten vragen/eisen vanuit de
markt. Veterinaire praktijken zullen zich daarop moeten
richten, of - beter nog - zullen moeten anticiperen om tij-
dig voorbereid te zijn op dergelijke ontwikkelingen in de
markt.

• Ook het ministerie van LNV kan door aanvullende eisen te
stellen een (markt)vraag scheppen.

Door al deze ontwikkelingen vindt het bestuur van de
KNMvD dat certificering van dierenartsenpraktijken en er-
kenningsregelingen voor dierenartsen gestimuleerd moeten
blijven. Daarbij is het bestuur er zich terdege van bewust dat
de stimulerende of zelfs dwingende marktvraag voor een
aantal diercategorieën (nog) niet aanwezig is. Dat is ook de
reden dat het bestuur in de verklaring van 15 mei 2004 zijn
standpunt heeft gedifferentieerd naar dierenartsenpraktijken
met voedselproducerende dieren (landbouwhuisdieren), ge-
zelschapsdierenartsen en paardendierenartsen. Deze dift"e-
rentiatie in het bcstuursstandpunt laat onverlet dat de
KNMvD, kijkend naar de toekomst van de beroepsgroep,
alle practici adviseert hoge prioriteit te geven aan kwaliteits-
bevordering en nascholing.

Drs. Herman Geertsen is algemeen directeur van de KNMvD.

Bevestiging bestuursbesluit praktijkcertificering en
erkenningsregeling

-ocr page 254-

Johannes Willem Kattenwinke

Wijhe: 18-10-1914- Ruinen: 01-07-2004

memoriam

fVim Kattenwinkel werd geboren op 18 oktober 1914 te Wijhe als oudste zoon op een gemengd bedrijf.
Gestimuleerd door zijn vader en mede door het feit dat zijn jongere broer interesse in het bedrijf had,
schreef Wim zich na zijn HBS-B te Zwolle in aan de Faculteit der Veeartsenijkunde te Utrecht. Samen met
nog zo \'n tM\'intig medestudenten en een studieduur van vijfeneenhalfjaar voorde boeg, begon hij in 1934
aan de studie voor \'veearts\'. Als voorbeeld had dejonge Wim de toentertijd praktiserende dierenarts G. W.
Brink (1900). Wim werd lid van de DSK en lid van de Veterinaire Rijvereniging \'De Solleysel\'. Een grote
naam uit mijn studententijd \'Prof van der Kaay\'is ook zijn professor in de verloskunde gewee.sL De ge-
neesmiddelenleer uit die tijd was eigenlijk heel primitief. Het werd gegeven door Klarenbeek en na een
co-schap van twee weken werd geacht dat hij allerhande recepten kon maken uit een speciaal samenge-
steld boek tnet receptuur.

De oorlog drukte een stempel op zijn studententijd, maar verder was het zaak om af te studeren wat hem
in 1942 lukte nog net voor de sluiting van de universiteit in september van dat jaar. Als student was Wim
reeds dienstplichtig maar kreeg telkens \'studieuitstel\'. Na ieder examen werd hij in rang verhoogd: na het
kandidaatskoiporaal en na het doctoraal wachtmeester bij de \'bereden wapens\'. Aan het einde van zijn
studie had men de rang van Kornet en na beëdiging tweede luitenant. Wim was ingedeeld bij de artillerie
\'onbereden \'als aspirant reserve paardenarts, dat hield in dat hij wel sporen en beenkappen mocht dra-
gen tnaargeen paard kreeg en ook geen rijlessen. Zijn plaats was op hetge.schut. In de mobilisatie was hij
met dertig a veertig man gelegerd in de Kromhoutkazerne in Utrecht, \'s Morgens kregen ze een halfuur
exercitie en daarna mochten ze, in unijbrm, college volgen op de faculteit. Toen de oorlog uitbrak in mei
1940 kreeg een aantal veterinaire militairen waaronder Wim als bestetmning: de paarden-ziekenstal in
Boskoop.

In november 1942 trouwde hij met Anke van de Boon. Zij hadden elkaar in Utrecht ontmoet. Zij kochten
de praktijk in Ruinen van W. van Veen, die een baan hij de Rijks Serum Inrichting in Rotterdam betrok. De
praktijkvi\'erkzaamheden hadden vooral betrekking op rundvee, maar iedere boer had ook een stuk of vijf
tot tien jokzeugen. Lokaal werden er ook veel paarden gefokt zodat er castraties, kreupelheidonderzoek
en koliek werden behandeld.

Van twee plaat.selijke instanties kreeg Wim een zogenaamde \'statidplaatstoelage\': van hetpaardenfonds
werd honderd gulden ontvangen en van de gemeente driehonderd. In 1942 waren er ongeveer driedui-
zend runderen en hij zijn stoppen in 1979 7500.

In de beginjaren van zijn praktijkuitoefening was het moeizaam werken door de vele onverharde wegen in
Ruinen, die Wim moest trot.seren. Hij had toen reeds een fiet.senrek op de auto om de afgelegen boerde-
rijen te kunnen bereiken met z \'n fiets. Er was geen weekendregeUng, die begon pas in 1950 met collega
Huizinga te Zuidwolde. De koeienverlossingen iitet relatief te grote vruchten leidden vaak tot een totale
foetotomie, een moeizame klus waar Witn zeer erx\'aren in werd. Dit stukje ge.schiedenis wilde ik u niet ont-
houden.

In 1972 kwam ik als a.isistent hij Witn en Anke te werken. Ik had als student de ma.ssabestrijding tegen mkz
en tbc in Ruinen bij hem verricht en tussen Wtm en mij klikte het dusdanig dat ik gevraagd werd bij hem te
komen als a.ssistent. Op 22 december studeerde ik af en een paar dagen later vertrokken wij, mijn vrouw
en ik. naar Ruinen. We hebben gedurende bijna zeven jaren in goede harmonie .samengewerkt, eerst als
assistent en later als associé. Beginjaren zeventig hwm vanuit de veehouders de dringende wens om de
zware kalveren te vertossen via de sectio caesaria. Dit liet Wim graag aan mij over. Wim wilde persé zijn
65 jaren volmaken en al gingen de laatste jaren niet meer zo gemakkelijk, het is hem wel gelukt.
Het was een hecht gezin tnet hun vier dochters en een zoon en wij mochten daar met verjaardagen menig-
maal deel van uitmaken. Ook toen iedereen uitgevlogen was en Wim niet meer werkzaam was in de prak-
tijk, zagen we elkaar met vetjaardagen nog steeds en de interesse van Wim in het praktijkgebeuren bleef
Langzaamaan werd zijn gezondheid minder, al bleef zijn optimi.sme en humor tot het laatst toe aanwezig.
Dankbaar zijn we dat we zo lang vrienden hebben mogen zijn en ik denk dat het ook voor Anke en de kin-
deren een troost is dat hij zo lang in hun midden was en dat nu de ntst hem gegund is.

Jan Drogt
Ruinen

-ocr page 255-

Als lld van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het bestuur aangenomen:

Aert, J.N.R.P. van; 2004; 3582 KS Utrechl
Boomstraat 40 bis.

Akkerman, A.M.; 1986; 1160 Brussel
Herrmann Debrouxlaan 48.
Beltman, Mevr. M.E.; 2004; 3732 DC De Bilt
Seringstraat 30.
Buijtels, Mevr. J.J.C.W.M.; Gent 2001; 3621
LE Breukelen; Breukelerwaard 3.
Bultena, Mevr. M.; Gent 2003; 2991 NE Barendrecht; Kievit 6.
Dijkman, Mevr. R.; 2004; 3523 PB Utrecht; Kariboestraat 93.
Hoekstra, Mevr. M.T.; 2003; 5409 ST Odiliapeel; Torenvalkweg 4.
Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3612 BM Tienhoven; Laan van Nifterlake 55.
Loo, A.J.H. te; 2003; 2543 RP Den Haag;Treslonglaan 30.
Peters, Mevr. TA.H.M.; Gent 1998; 2153 EH Nieuw Vennep; Nacht-
schadestraat 11.

Roodenburg, Mevr. N.; 2004; 3037 XH Rotterdam; Rodenrijselaan 64 B.
Schuerman, Mevr. S.; 2004; 3523 GV Utrecht; Looplantsoen 26.
Simons, B.A.; 2003; 8141 WG Heino; Kruzebrink 96.
Stcmbert, Mevr. EM.; 2004; 1985 HL Driehuis; Van Maerlantlaan 42.
Wijzink, A.M.; 2003; 7954 EJ Rouveen; Oude Rijksweg291 B.
Zeebroeck, J. van; Gent 1996; 9906 PB Bierum; Hereweg23.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Haveman, Mevr. R.
Meer, Mevr. J. van der.

Voor het dierenartsenexamen van 3 september 2004 zijn geslaagd:

Aalders, Mevr. A.RH.
Baas, Mevr. A.M.
Bel, Mevr. J.J.
Bergers, Mevr. WH.
Beurden, Mevr. J. van
Bleecke, J.J.
Bos, Mevr. EK. van den
Broekhuisen, Mevr. M.H.
Burg, Mevr. M.C. van der
Dijken, Mevr. S. van
Drift, Mevr. S.G.A. van der
Eilander, Mevr. H.
Eisenberg, Mevr. S,W.F.
Gier, Mevr. C.K. dc
Groenewegen, Mevr. C.J.R
(irondman. Mevr. VM.
Hammer, C.C.Ci.J.W.
llcmmeldcr. Mevr. S.
Jan,sen, Mevr. M.PE.
Ka.s,J.A.

Kees.sen, Mevr. E.C.
Kennedy. Mevr. C.P
Kole, Mevr. S.
Lasondcr, Mevr. J.
Mourik, Mevr. K. van
Oude Lansink, Mevr. J.C.
Panhuijzen, Mevr. J.J.A.
Schaik. B. van
Senders, Mevr. T.N.J.
Smits, R.A.J.

Swagemakers, Mevr. VJ.S.M.
Thien, B.B.
Tonnema, Mevr. E.R.
Trip, Mevr. M.R.J.
Wahwah, S.
Willems, Mevr. A.J.
Zirschky, Mevr. S.M.

Overlijdensberichten:

Op 16 augustus 2004 G. van der Kolk te Rheden.
Op 30 augustus 2004 ERA. Kuijper te Eersel.

Mutaties:

Aalders, Mevr.A.F.H.; 2004; 3572 BH Utrecht; Biltstraat 84; tel. privé
mobiel: 06-11326292;
E-mail privé: anneloesaa(a hotmail.com.; d.

Aert, J.N.R.R van; 2004; 3582 KS Utrecht; Boomstraat 40 bis; tel. privé mo-
biel: 06-11311917; E-mail privé: jnrpvanaertC^yyahoo.com.
(tocv.als lid)
Akkerman, A.M.; 1986; 1160 Brussel; Herrmann Debrouxlaan 48; tel. privé:
00-32-26791549; fax privé; 00-32-26791776; E-mail privé; ton.akkerman(g;
minbuza.nl.; werkz. bij Vet. Raad Permanente Vertegenwoordiging van het
Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese Unie.
(tocv. als lid)
Baas, Mevr. A.M.; 2004; 3067 LB Rotterdam; Jacob van Campenplein
58; tel. privé: 030-2732942; E-mail privé: marijebaasfo hotmail.com.; d.
Bel, IVIevr. J.J.; 2004; 3581 XG Utrecht; Beukstraat 26; tel. privé:
030-2520935; E-mail privé: jikkebelf« hotmail.com.; d.
Beltman, Mevr M.E.; 2004; Dublin 4; Ierland; E-mail privé:
marijkebeltman@yahoo.co.uk.; werkz. bij Dep. Of Large Animal Clinic
Studies Fac. Vet. Med.
(toev. als lid)

Personali

*Bergers, Mevr W.H.; 2004; 3705 ZH Zeist; Warande 94; tel. privé:
030-6962386; d.

Beurden, Mevr. J. van; 2004; 3531 ES Utrccht; J.R Coenstraat 117 bis;
tel. privé: 030-6703628; E-mail privé: jantienvbCa hotmail.com.; d.
Bleecke, J.J.; 2004; 3581 PM Utrecht; Schoolstraat 7; tel. privé:
030-2310945; E-mail privé: jochemJanb(a hotmail.com.; d.
Bos, Mevr. F.K. van den; 2004; 3582 TG Utrccht; Oudwijk 19 C; tel.
privé mobiel: 06-41116686; E-mail privé: remkevandenbos(a
hotmail.com.; d.

Brattinga, Ir. C.R.; 2002; 9293 JN Kollumerzwaag; D. Kloostermanstraat 19;
tel. privé; 0511-449892; E-mail privé: chris_brattinga@hotmail.com.;
medew. bij G.F.S. Hegge, J.C. Hettinga, J.H. Svtema en J.T. van der
Werf; tel. prakt.: 0517-383355; fax prakt.: 0517-397363; E-mail prakt.:
0517-397363; E-mail prakt.: dapnwf(a)zonnet.nl.
Broekhuisen, Mevr. M.H.; 2004; 3531 SW Utrecht; Delistraat 17 bis;
tel. privé: 030-2933388; d.

Buijtels, Mevr. J.J.C.W.M.; Gent 2001; 3621 LE Breukelen; Breukelerwaard
3; tel. privé mobiel; 06-11011077; fax privé: 030-2518126; E-mail privé:
j.j.c.w.m.buijtels@vet.uu.nl.; SlO bij UU FD hfdafd. Geneesk. v.d.
Gezelschapsd.; tel. bur: 030-2539411; fax bur.: 030-2518126; E-mail bur.:
gezelschapsdieren@vet.uu.nl.
(toe\\. als lid)

Bultena, Mevr. M.; Gent 2003; 2991 NE Barendrecht; Kievit 6; tel. privé:
0180-558202; E-mail privé : swalapala@hotmail.com.; medew. bij J.W.
Hakkesteegt; tel. prakt.: 0224-213527; fax prakt.: 0224-219916.
(toev. als
lid)

Burg, Mevr. M.C. van der; 2004; 2221 LR Katwijk (ZH); Dr. W.
Dreesstraat 60; tel. privé: 071-4021595; E-mail privé: mickcvdburg(ö!
hotmail.com.; d.

Dijken, Mevr. S. van; 2004; 3581 EN Utrecht; Mgr. Van de
Weteringstraat 124; tel. privé mobiel: 06-47510164; d.

Dijkman, Mevr. R.; 2004; 3523 PB Utrecht; Kariboestraat 93; tel. privé:
030-2521893; E-mail privé: rdijkman@students.uu.nl.; medew. bij J.M.
Berger, FW. Berndsen, G.C. Charpentier, Mevr. L.M. Delhaas, J.W. Eshuis,
A.M. van Gestel, J.L.J. Koebrugge. J.A.M. Vermeer cn H..I.H. van Wijk; tel.
prakt.: 013-5042402; fax prakt.: 013-5042302; E-mail prakt.:
dapdie@wxs.nl.
(toev. als lid)

*Drift, Mevr. S.G.A. van der; 2004; 3522 BH Utrecht; Rijnlaan 139 bis;
d.

Eilander, Mevr. H.; 2004; 3554 BS Utrecht; Cornelis Roobolstraat 181;
tel. privé mobiel: 06-12275104; E-mail privé: eilandcrharma(a
hotmail.com.; d.

Eisenberg, Mevr. S.W.F.; 2004; 3511 PH Utrecht; Oude Gracht 397 C;
tel. privé: 030-2310747; d.

Elten, J. van; 2002; 3512 VH Utrecht; Lange Lauwerstraat 167; d.
Gier, Mevr. C.K.; 2004; 1443 ET Purmerend; Botterstraat 30; tel. privé
mobiel: 06-41134770; E-mail privé: ckdegicr(« hotmail.com.; d.
Groenewegen, Mevr. C.J.R; 2004; 5684 SN Best; Karei Doormanlaan
37; tel. privé: 0499-397729; E-mail privé: chantalgroencwegen@
hotmail.com.; d.

Grondman, Mevr. V.M.; 2004; 3363 JD Sliedrecht; DoHandswccr31; tel.
privé: 0184-424924; E-mail privé: veroniquegrondmanfa planet.nl.; d.
*Hammer, C.C.G.J.W. ; 2004; 3514 GL Utrecht; van Hunibeldtstraat
29; tel privé: 030-2713396; d.

Hemmelder, Mevr. S.; 2004; 3583 EB Utrecht; Prins Hendriklaan 17; tel.
privé: 030-2993106; E-mail privé: stellahemmelder(a yahoo.co.uk.; d.

Hoekstra, Mevr. M.T.; 2003; 5409 ST Odiliapeel; Torenvalkweg 4; tel. privé
mobiel: 06-45480733; E-mail privé; mt_hoekstra@hotmail.com.; medew.
bij F.J.M. van Dongen, REA. van Gasselt, P. Goedendorp; Mevr. I.L.M. van
Soest en G.J. Veldhorst; tel. prakt.: 0413-272025; fax prakt.: 0413-274341;
E-mail prakt.: heikant@worldonline.nl.
(toev. als lid)
Jansen, Mevr. M.RE.; 2004; 3523 RJ Utrecht; Opaalweg 19-1; tel. privé:
030-2144903; E-mail privé: m.p.e.jansen(a students.uu.nl.; d.
Kam, A.R. de; 2004; 3512 AX Utrecht; Wijde Begijnestraat 22; tel. privé
mobiel: 06-41861806; E-mail privé; allardkam@hotmail.com.;
medew. bij
J.A.Terwec; tel. prakt.: 0294-419214; fax prakt.: 0294-271325; E-mail

-ocr page 256-

prakt.: ten>ee(a capitoline.nl.; mcdcw. bij Spoedkl. V. Dieren B.V.
A\'dani; tel. prakt.: 020-6944766.

Kas, J.A.; 2004; 1433 LP Kudclstaart; Zeemanhof 29; tel. privé: 0297-
348546; tel. prive mobiel: 06-12392028; d.

Kennedy, Mevr. C.P.; 2004; 3625 AZ Breukeleveen; Nieuweweg 42; tel.
privé mobiel: 06-53490344; E-mail privé: corkcnnedyf« hotmail.com.; d.
Keessen, Mevr. E.C.; 2004; 3571 AD Utrecht; Van Lieflandlaan 54; tel.
privé: 030-2710150; E-mail privé: eckeessen(â)hotmail.com.; d.

Kissels, W.P.M.L.; 1985; 3723 PG Bilthoven; Joos van Clevelaan 11 : tel. privé:
030-2288820; E-mail privé: winand.kissels@l2move.nl.; dir. divisie Vetmedia
bij Boehringer Ingelheim; tel. bur: 072-5662411; fax bur.: 072-5643213;
E-mail bur.: winand.kissels@alk.boehringer.ingelheim.com.
Kolc, Mevr. S.; 2004; 1216 EM Hilversum; Wolvenlaan 13; tel. privé:
035-6288370; E-mail privé: suzankole(a hotmail.com.; d.
*Lasonder, Mevr. J.; 2004; 7558 ZA Hengelo; Cobakellingstraat 40; tel.
privé: 074-2776959; d.

Lindelauff, Mevr. C.M.E.; 1995; 3612 BMTienhoven; Laan van Nifteriake 55;
E-mail privé: c.lindelaufF@wanadoo.nl.; geass. met Mevr. M.J.T.R. Backx-
Rietbergen; tel. prakt.: 020-6191613; fax prakt.: 020-6106981; E-mail prakt.:
dierenkliniek.osdorp@planet.nl.
(toev. als lid)

Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 5521 AZ Eersel; Dijk 30; tel. privé: 0497-515578;
fax privé: 0497-519288; E-mail privé :
m@lockhorst.tmfweb.nl.; medew. bij
M.A.P.M. Kappen ; tel. prakt.: 0497-518000; fax prakt.: 0497-518655.
Loo, A.J.H. te; 2003; 2548 RP Den Haag; Treslonglaan 30; tel. privé: 070-
3941494; fax privé: 070-3941298; E-mail privé: marco@dierenkliniekwv.nl.;
medew. bij Mevr. M. Hof: tel. prakt.: 036-5341288; fax prakt.: 036-5345837.
(toev. als lid)

*Mourik, Mevr. K. van; 2004; 3523 BC Utrecht; Barnsteenlaan 51-1; tel.
privé: 030-2542408; d.

Noordhuizen-Stassen, Mevr. E.N.; 1977; U-1984; 7971 CN Havelte;
Dorpsstraat 5; tel. privé: 0521-340089;
hoogleraar dier en samenleving.
Dep. Dierwetensch. UU Wageningen; tel. bur.: 0317-483959; fax bur.:
0317^85550; E-mail bur: elsbeth.noordhuizen(a wur.nl.
Oude Lansink, Mevr J
.C.; 2004; 3562 AP Utrecht; Dommeringdreef 195;
tel. privé: 030-2543327; E-mail privé: judith(« oudclansink.nl.; d.
Panhuijzen, Mevr J.J.A.; 2004; 3583 AK Utrecht; A. van Ostadelaan 62;
tel.privé: 030-2541801; E-mail privé: hannekepanhuij7.cnfflzonnet.nl.; d.
Peters, Mevr. T.A.H.M.; Gent 1998; 2153 EH Nieuw Vennep;
Nachtschadestraat 11; tel. privé: 0252-545280; medew. bij R.R.M.M. Visser;
tel. prakt.: 071-3312540; fax prakt.: 07
1-3319096. (toev. als lid)
Ritzen, Mevr S.M.; 2004; 3572 RX Utrecht; Goedestraat 114; tel. privé mo-
biel: 06-24427247;
E-mail privé: suzanneritzen(a)hotmail.com.
Roeterdink-van Willigen, Mevr. W.M.;
2000; 1321 BH Almere;
Ne.scioplantsoen 13; tel. privé: 036-5366271 ; E-mail privé: marcelcnniari.ska@
frecler.nl.; medew. bij Mevr. H.M. Huisman en J.D. Wahl; tel. prakt.: 020-
6112103; fax prakt. : 020-6112103.

Roodenburg, Mevr. N.; 2004; 3037 XH Rotterdam; Rodenryselaan 64 B; tel.
privé: 010-4660184; wnd.d.
(toev. als lid)

Schaik, B. van; 2004; 6104 BC Koningsbosch; Prinsenbaan 107; tel. privé:
0475-302774; E-mail pri\\é: bramschaik(a hotmail.com.; d.

Schuerman, Mevr. S.; 2004; 3523 GV Utrecht; Looplantsoen 26; tel. privé:
030-2387441 ; E-mail privé: stefanieschuerman@hetnet.nl. (toev.
als lid)
Schuttevaer. Mevr. N.A.; 1999; 1507 NH Zaandam; Langeweide 166; tel.
privé: 075-7717889; E-mail privé: nicole@dedierenarts.com.; p., gezel-
schapsd. De Saen: tel. prakt.: 075-6173911; fax prakt: 075-6145303; E-mail
prakt.: info@dedierenarts.com.; p., gezelschapsd.; Weterwatering; tel. prakt.:
075-6160761.

Senders, Mevr.T.N.J.; 2004; 3524 ZG Utrecht; Furkabaan 729; tel. privé:
030-2889797; E-mail privé: t.n.j.sendersfö students.vct.uu.nl.; d.

Simons, B.A.; 2003; 8141 WG Heino; Kruzebrink 96; tel. privé: 0572-392237;
fax privé: 0572-394687; E-mail privé : bassimons@hotmail.com.; medew. bij

G.H.M. Aamink; A.G.H.M. Groeneveld; I.E de Jong; B.J.E Löwik en
K.C.H.M.Meijers; tel. prakt.: 0541-352268; fax prakt.: 0541-351767; E-mail
prakt.: dapnot@planet.nl.
(toev. als lid)

Smits, R.A.J.; 2004; 5243 VV Rosmalen; Pastoor Hordijkstraat I A; tel.
privé: 073-5216220; d.

Stembert, Mevr. EM.; 2004; 1985 HL Driehuis; Van Maeriantlaan 42; tel.
privé: 0255-515768; E-mail privé: floorstembert@quicknet.nl.; medew. bij
PW. Goedhart; tel. prakt.: 0251-254254; fax prakt.: 0251-254585.
(toev. als
lid)

*Swagemakers, Mevr.V.J.S.M.; 2004; 3572 GV Utrecht; Griftstraat 6; tel.
privé mobiel: 06-24415003; d.

*Thien, B.B.; 2004; 3572 HJ Utrecht; Poortstraat 12 bis; tel. privé mobiel:

06-24679547; E-mail privé: bbthien(a hotmail.com.; d.

Tonnema, Mevr E.R.; 2004; 3701 CA Zeist; Prof. Lorenzlaan 9; tel. privé:

030-2962252; E-mail privé: e-tonnema(« zonnet.nl.; d.

Trip, Mevr. M.R.J. ; 2004 ; 3531 PG Utrecht ; Borneostraat 37 bis ; tel.

privé: 030-2947663.; d.

Wahwah,S.; 2004; 1054 MJ Amsterdam; J.P. Heijestraat 138; tel. privé:
020-6835398; E-mail privé: saad404(« msn.com.; d.

Wijzink, A.M.; 2003; 7954 EJ Rouveen; Oude Rijksweg 291 B; tel. privé:
0522-465612; E-mail privé: anijzink@hotmail.conn.; medew. bij H.W. Bosch.

H.J. Roze en J.A. van Twillert; tel. prakt.: 0522-463437; fax prakt.: 0522-
461350; E-mail prakt.: dacstaphorst@wxs.nl.
(toev. als lid)

*Willems, Mevr A.J.; 2004; 7241 ES Lochem; Nieuweweg 43; tel. privé:
0573-257220; d.

Zeebroeck, J. van; Gent 1996; 9906 PG Bierum; Hereweg 23; tel. privé mobiel:
06-18632902; fax privé: 0596-591709; E-mail privé: i.vzeebroeck@
12move.nl; p.; tel. prakt.: 0596-591249; fax prakt.: 0596-591709; E-mail
prakt.: j.vzeebroeck@ 12move.nl.
(toe\\. als lid)

Zirschky, Mevr. S.M.; 2004; 3571 HH Utrecht; Rauwenhofflaan 42; tel.
privé: 030-2718042; E-mail privé: s.m.zirschky(a students.uu.nl.; d.

Jubilea maand oktober

Onbekend oktober, H.J.M. Frank te Bussum, 25 jaar, afwezig
3 oktober, C. Kuypers te Apeldoorn, 30 jaar, afwezig
3 oktober, R. de Haas te Bergambacht, 35 jaar, afwezig
3 oktober, A. van Lohuizen te Oudemirdum, 35 jaar, afwezig
3 oktober, J.F.M. Spoorenberg te Leende, 35 jaar, aanwezig

7 oktober, Mr. H.C.A. Leemans te Meppel, 35 jaar, afwezig

8 oktober, M. Engelen te Vught, 50 jaar, afwezig

8 oktober, ER Talmon te Lelystad, 50 jaar, afwezig
17 oktober, N.B. van der Meer te Schijndel, 35 jaar, aanwezig
17 oktober, R.K.. de Boer te Borger, 35 jaar, aanwezig
17 oktober, W. van der Holst te Beekbergen, 35 jaar, afwezig
17 oktober, P.W.A. Seuren te Sevenum, 35 jaar, afwezig
17 oktober. Mevr. Drs. R. Dijkstra te Delft, 45 jaar, afwezig
17 oktober, RB. Saathof te Diever, 45 jaar. afwezig
17 oktober, Th. T. Adamse te Haulerwijk, 45 jaar, afwezig
17 oktober, Dr. L.T.S van Ekdom te Leiden, 45 jaar, aanwezig
17 oktober, R Eenhoorn te Vries, 45 jaar, afwezig
17 oktober, A.A. Smorenburg te Woerden, 45 jaar, afwezig

19 oktober, A.C.J. Arens te Tilburg, 35 jaar, afwezig

20 oktober, R. van der Veen te Meerkerk, 35 jaar, afwezig

23 oktober, H. Holzapfel te Prum ( Duitsland ), 25 jaar, afwezig
23 oktober, A. Potjer te Nuenen, 25 jaar, afwezig
23 oktober, A. Meijns te Kungsater (Zweden ), 25 jaar, afwezig
23 oktober, H.J. Haverkate te Nieuw-Buinen, 25 jaar, afwezig
28 oktober, R Kleinjan te Wolvega, 55 jaar, afwezig
30 oktober, Dr. M.J. Dobbelaar te Wassenaar, 50 jaar, afwezig

-ocr page 257-

Uniform aanvraagformulier
paardenpaspoorten

Sinds 1 januari 2004 moeten alle
paardachtigen op grond van een
verordening van het PVE ver-
plicht een paspoort hebben. De
uitgifte van de paspoorten is in
handen van een aantal paspoort-
uitgevende instanties: de stam-
boeken en het KNHS.

Om een paspoort aan te vragen is
een aanvraagformulier nodig. Tot op heden gebruikte elke
paspoortuitgevende instantie eigen aanvraagformulieren.
De KNMvD heeft het PVE gevraagd te komen tot een
uniform aanvraagformulier dat gebruikt kan worden voor
alle paspoortuitgevende instanties. In samenwerking met
de werkgroep I&R van het PVE is dit formulier nu be-
schikbaar. U kunt het formulier plus een lijst met de uit-
gevende organisaties vinden op de website van de
KNMvD onder Actueel bij Publicaties of opvragen bij het
bureau via info@knmvd.nl of 030-6348900.

Maatschappi

nieuw

Eindejaarsdrukte
goodwillberekeningen

Per 1 januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is het
noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten onder-
tekende vragenformulier, alsmede de benodigde accoun-
tantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hanteren
daarbij het systeem: \'wie het eerst komt die het eerst maalt\'.
Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij vóór 22 no-
vember 2004 ontvangen hebben, vóór 31 december 2004 te
verwerken (de normale verwerkingstijd bedraagt vier tot zes
weken). Aanvragen ontvangen na 22 november 2004 zullen
zeer waarschijnlijk niet meer voor de jaarwisseling behan-
deld kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs.
M. VE. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische
zaken. Zij is bereikbaar op maandag tot met donderdag onder
nimmer 030-6348900 of via e-mail: v.roelvink@knmvd.nl
Zie ook: http://www.knmvd.nl; doorklikken naar [KNMvD];
doorklikken naar goodwill.

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer y, augustus 2004

KNMvD-jaarcongres i oktober

Het KNMvD-jaarcongres op 1 ok-
tober in Hotel Tjaarda te Oranje-
woud (nabij Heerenveen) is voor
het eerst in de nieuwe stijl: alge-
mene vergadering en jaarcongres
op één dag. De stukken voor de al-
gemene vergadering zijn inmiddels
bij de leden in de bus gevallen en
het bestuur hoopt op een grote opkomst.
Voor wat betreft het congres zijn er dit jaar drie zeer verschil-
lende, interessante sprekers die hun licht laten schijnen over
het thema: Samen werken in Europa. Ook hiervoor nodigt
het bestuur alle leden van harte uit en hoopt wederom dat
men zich hiervoor massaal heeft aanmeld.
Tijdens het diner zullen traditiegetrouw de specialistencertifi-
caten, de Jaarprijs van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
het Geschenk ter Onderscheiding en het Lid van Verdienste,
uitgereikt dan wel gehuldigd worden.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman

B&
Bullet!

KNMvD-sportdag 8 oktober

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is in het 1 september-
nummer een mooi sportdag-katern opgenomen. Ook dit jaar
hoopt het bestuur vele sporters te mogen begroeten op het
terrein van \'De Graspiepers\' in Drachten. In hetzelfde num-
mer van het tijdschrift heeft u het inschrijfformulier van de
sportdag kunnen vinden. Voor de inschrijving kunt u dit for-
muliergebruiken. U kunt zich ook via de website inschrijven.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman

Wereld Mastitiscongres

De voorzitter van de KNMvD, Ton de Ruijter, is benoemd
tot voorzitter van het organisatiecomité van het Wereld
Mastitiscongres. Dit congres is inmiddels het vierde con-
gres dat de International Dairy Federation organiseert.
Tijdens het congres zal in de presentaties worden ingegaan
op mastitis en de relaties met melkkwaliteit en manage-
ment. Het congres zal van 12 tot en met 15 juni 2005 gehou-
den worden.

Meer informatie vind u op: http://www.fil-idf.org/mastitis2005/

-ocr page 258-

CoNGRESSENJik Symposia

Oktober

1 Jaarcongres KNMvD in hotel Tjaarda te

Oranjewoud (Friesland).
5 Themamiddag \'Nieuwe inzichten verbetering
welzijn zeugen door voeding". Aanvang
12.30. Plaats; Auditorium van Animal
Sciences Group, Edelhertweg 15, Lelystad.
Voor programma en aanmelden zie www.asg.
wur.nl/voerwelzijnzeug. Mogelijkheid om
punten te verkrijgen voor nascholing dieren-
artsen is aangevraagd.
5. Berlin-Brandenburgischer Rindertag. Veranstaltungsort: Bundes-
institut fur Risikobewertung (BfR), Diedersdorfer Weg 1, 12277 Beriin.
Aktuelle Informationen finden Sie in der Homepage www.vetmed.
fu-berlin.de.

Symposium \'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk\'. Organisatie:
A.Menarini Diagnosties Benelux. Plaats: Hotel Van der Valk in
Leusden.

15e symposium \'Tropical Animal Health and Production\' in Utrecht
met sprekers uit Afrika, Azie en Europa. Thema: \'Management of ele-
phant reproduction". Office for International Cooperation. Faculteit der
Diergeneeskunde, telefoon: 030 - 253 2116. e-mail: bic(@vet.uu.nl.

29

November

18-19 Fachgespräeh über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Kronsberg,

Hannover-Messe statt.
24-26 In Praktijk"s Winter Conference 2004, anders dan anders! Kurhaus.
Scheveningen. 24 november: In- en externe communicatie van de die-
rcnartsenpraktijk. 25 november: Is er nog toekomst voor de dierenart-
senpraktijk? 26 november: Wat is de relatie tussen huiselijk geweld en
diemiishandeling en wat is uw rol hierin? Opgave voor 1 of meerdere
dagen is mogelijk via website www.rhp.nu

8-9

16

Vergaderingen ft BIëënkomsten _

Oktober

4 Najaarsregiovergadering regio Oost Dierenartsencoöperatie AUV, Tulip
Inn Beekbergen, Schalterdalweg 18, 7361 TK Beekbergen, tijd 20.15
uur

7 Najaarsregiovergadering regio West Dierenartsencoöperatie AUV,
Résidence Fontaine Royale, Dr. Willem Dreesweg 1, 1185 VA
Amstelveen, tijd 20.15 uur

8 KNMvD Sportdag te Drachten.

11 Nationale Dierenartsassistentendag.

11 Najaarsregiovergadering Noord Dierenart.sencoöperatie AUV, Hajé
Hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC Heerenveen. tijd 20.15 uur.

Gr06D Houdt u 9 november 2004 vrij

^ gezondheidszorg voor het 30-jarig bestaan van de
Na Groep Varkensgezondheidszorg,

met als thema:

Sraniib^®! [Lmigftram

Transpo?afe\'

dierenartsencoöperatie

NIEUW!

Per oktober levert AUV groothandel:

het lekvrije verpakkingsmateriaal van
Transposafe dat voldoet aan
de Packing Instruction 650 lATA (ADR) én de
additionele eisen van TPG Post.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de orderverwerking
van AUV groothandel^ telefoonnummer 0485-335533.

-ocr page 259-

Vergadering bestuur GKZ in Houten bij dc KNMvD tijd 18.00 uur.
Najaarsregiovergadering Zuid Dicrenartsencoöperatie AUV, AUV,
Beversestraat 23.5431 SL Cuijk, tijd 20.15 uur.
Vet-lunch Aesculaap "Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd probleem?\'
in Huizen, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-
mail: info@aesculaap.nl

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren. Locatie:
Ouwehands Dierenpark. Rhenen. Aanvang 09.00 uur - 20.00 uur
Interesse en/of opgave per e-mail: zoomed{®zonnet.nl of per fax: 0317-
621165, of per po.st: Jan Bos, dierenarts, Grebbeberg 109, 3911 AV
Rhenen.

Werkvergadering Paard I, regio Zuid. Locatie: Restaurant Molenwijk te
Boxtel. Tijd: 20.15 uur.

26

November

2 Werkvergadering Varken I, regio Zuid. Locatie: Restaurant Molenwijk
te Boxtel. Tijd: 20.15 uur.

3 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd probleetti?\'
in Ede, 20.00-22.30 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411 -675915 of e-mail:
info@aesculaap.nl

4 Werkvergadering Varken 1 Regio Oost. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren. Amsbergstraat 7, Deventer.

4 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd probleem?\'
in Hengelo, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411 -675915 of e-
mail: info@aesculaap.nl

5 Najaarsvergadering van het Veterinair Historisch Genootschap.

6 Najaarsdag GGG, De Reehorst, Ede.

9 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd probleem?\'
in Bergen op Zoom, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411-
675915 of e-mail: info@aesculaap.nl

16 Werkvergadering Pluimvee 1, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd: 14.00 uur.

17 Werkvergadering Rund II, regio Noord. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen. Tijd: 14.00 uur.

18 Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Tijd: 20.00
uur. Locatie: KNMvD, De Molen 77, 3995 AW, Houten, www.paarden-
dierenarts.nl.

23 Werkvergadering Rund II. Locatie: Restaurant Molenwijk te Boxtel.
Tijd 20.15 uur.

23-25 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal. Arnhem.

24-26 Wetenschappelijke vergadering Groep (ieneeskunde van het Rund in
samenwerking met Groep Practici Grote Huisdieren.

Cursussen

Oktober

2-6 ESAVS postgraduate training programme Neurology 1. Location: Berne
(Cl 1). Inforination via website www.esavs.net.

7 8 PHLO-cursus Varkensvoeding in de praktijk. info.phlo@ wur.nl.

14

15

8 Orthopädie Pferd I - Diagnostik (klinische Lahmheitsuntersuchung,
diagnostische Anästhesien, praktische Übungen). Tagungsort:
Tierklinik Hochinoor, D-Gescher-Hochtnoor. Information und
Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH. Von-Braun-Str. 10, D-48712
Gescher.Tel. 49 (0)2863 /2099-0, Fax: 49 (0) 2863 /2099-20. Email:
info@tierklinik-hochmoorde.

8 Effectief en Plezierig Vergaderen. Trainingsprijs: € 395 (exclusief 19%
BTW). 6 nascholingspunten. Meer informatie: Diana van Houten, die-
renarts bij Artemis Veterinair Adviesbureau. Telefoonnummer (0346)
556644 / e-mail: d.vhouten@worldonline.nl.

15 Workshop \'Verdoven van wilde en verwilderde dieren\' van 9.00 tot
20.00 met afsluitend evaluatie en drankje. Locatie: Ouwehands
Dierenpark, Rhenen, groepsgrootte: max. 20 personen. Prijs inclusief
maaltijden en documentatie (cursusmap) 475 euro. Opgave via e-mail:
zoomed@zonnet.nl of per fax: 0317-621165 of per post: Jan Bos, die-
renarts. Grebbeweg 109,3911 AV Rhenen.

18-29 ESAVS postgraduate training progratnme Dermatoglogy lil.
Information via website www.esavs.net.

25-29 ESAVS postgraduate training programme Emergency Care. Location:
Madrid (E). Information via website www.esavs.net.

27-31 ESAVS postgraduate training programme Small Animal Practice I.
Location: La Palma (E). Information via website www.esavs.net.

30 Computertomographie und MRT vom köpf bei Hund und Katze.
Referenten: Prof. J. Lang (Bern), Dr M. Konar (Bern), Dr. M. Tassani-
Prell (Hofheim). Tierärtlichen Kliniek Für Kleintiere Elmer-Kronberg-
Schanen, Pellinger Strasse 57, D-54294 Trier, tel. 49 (0) 651-938660,
email: komberg@t-online.de, website: www.tierklinik-trier.de. ATF-
Anerkennung: 7 Stunden.

November

4-5 PHLO-cursus Rundveevoeding. Wageningen Business School, tel. 31 -
317-484093, telefax 31-317-426547, e-mail info.phlo@wur.nl.

5 Balanced Score Card. 10 nascholingspunten. Trainingsprijs: € 460 (ex-
clusief 19% BTW). Meer inforinatie: Diana van Houten. Telefoon-
numtner 0346 556644, e-mail: d.v.houten@!worldonline.nl.

9-10 International Postgraduate Course \'Nutrition and Climate, new develop-
ments\'. Accommodation: The course will be on the floor of\'Eurotier\'
(www.eurotier.nl), Hannover, Germany. The fee, including lunches, tui-
tion and course material (but excluding board and lodging and travel to
and from Hannover and insurance) is: 845 Euro. Further information of
the course can be obtained from the International Training Center
Wageningen Business School. PO. Box 226, 6700 AE Wageningen, the
Netheriands (tel. 31-317-484093, telefax 31-317-426547) and
(info.phlo@wur.nl).

26 Orthopädie Pferd II - Erkrankungen des Bewegungsapparates.
Tagungsort: Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-liochmoor Inforination
und Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-Braun-Str. 10, D-
4X712 Geschcr,Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax: 49 (0) 2863 /2099-20.
Email: info@tierklinik-hochmoor.dc.

Rectificatie Diergeneeskundig Jaarboek 2004,
betreffende drs. E.j.Tjalsma:

We maken u erop attent dat drs. E.J. Tjalsma door een fout
van de KNMvD op pagina 118 abusievelijk opgenomen is
als specialist ECVD (deriTiatologie). Bij zijn personalia
op bladzijde 365 staat collega Tjalsma tevens onterecht
genoemd als Europees specialist (Eurospecialist). De toe-
voeging full member ESVD en grad.part 1 dipl. ECVD
zijn wel correct.

De Redactie is voornemens de procedures met betrekking
tot het Jaarboek aan te scherpen teneinde dit soort sto-
rende fouten in de toekomst te voorkomen. Het ligt in de
bedoeling voortaan alleen nog maar einddiploma\'s en
geen deelcertificaten of memberships van dierenartsen in
het Diergeneeskundig Jaarboek te vermelden.

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-11-2004

maandag

11-10-2004

15-11-2004

maandag

25-10-2004

01-12-2004

maandag

08-11-2004

15-12-2004

maandag

22-11-2004

\'■) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 260-

The lams Company kan bogen op meer dan 50 jaar
ervaring in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van
diervoeding. In een ophefmakende studie heeft The lams
Company zopas aangetoond dat aangepaste voeding een
positief effect heeft op de leercapaciteiten en de
trainbaarheid van pups.

Metodologie_

In een zorgvuldig gecontroleerde studie\' werd het effect
onderzocht dat uit de voeding opgenomen docosa-
hexaeenzuur (DHA) heeft op het leervermogen van pups.
DHA, een omega-3 vetzuur, is een belangrijke bouwstof
voorde ontwikkeling van de hersenen.

Voorde studie werden 39 genetisch overeenkomstige pups
ingedeeld in twee groepen. Alle pups werden gevoed met
een compleet en uitgebalanceerd dieet. Het enige verschil
was het toegevoegde DHA-gehalte in de voeding. Tijdens
de dracht en lactatieperiode hadden ook de moeders van
de pups een gelijkaardig dieet gekregen. Daarnaast werden
alle pups gesocialiseerd met dezelfde soort spelletjes en
menselijke interactie. Op die manier werd een huiselijke
omgeving gesimuleerd.

Op een leeftijd van 9 weken kreeg elke pup twee vormen
toebedeeld (een vierkant en een cirkel). De ene vorm gaf "ga
naar links", de andere "ga

naar rechts" aan. De pups ^Bsion-.?

werden vijf dagen getraind
op het associëren van
iedere vorm met een
specifieke richting. Daarna
startte de proeffase, die 25
dagen duurde. Tijdens deze
fase kregen de pups één van
beide vormen te zien. Na

het kiezen van de juiste richting werden ze beloond. De
oefening werd vervolgens herhaald met de andere vorm (de
vormen werden in willekeurige volgorde aangeboden).

Gedurende deze proefopzet evalueerden onderzoekers de
cognitieve functies en trainingscapaciteit van beide groepen.
De resultaten van de groep gevoed met Eukanuba- voeding
met verhoogd DHA-gehalte werden vergeleken met die van
de groep met een laag DHA-gehalte. 20 van de pups kregen
de voeding met een laag DHA-gehalte, terwijl 19 pups
Eukanuba-voeding met een verhoogd DHA-gehalte kregen.

Resultaten_

Om te slagen moesten de pups in twee opeenvolgende
sessies 80% van de vorm-richting combinaties juist hebben.
Meer dan twee keer zoveel pups gevoed met een verhoogd
DHA-gehalte behaalden het vereiste criterium in vergelijking
met de groep met een laag DHA-gehalte. Deze resultaten
bleken consistent gedurende meerdere herhalingen.

1. Kelley RL, Lepine AJ, et aL Effect of dietary fish oil on puppy trainability.
In: Proceedings of the 6th Congress of the International Society for Study
of Fatty Acids and Lipids (ISSFAL) 2004, Brighton, UK (abstract).

Puppy
wachtruimte

I Beloning

Eukanuba is de enige diervoeding waarvan klinisch is
aangetoond dat het leervermogen van pups erdoor verbetei

Conclusie

De pups gevoed met Eukanuba-voeding met een verhoogd
DHA-gehalte behaalden trainingsprestaties die meer dan
twee keer hoger lagen dan die van de pups uit de andere
groep. Dit wijst op een significante verbetering in de
trainbaarheid van de pups (P=0.05).

metlaag
" DHA-
l
ehalle -
DHA-gehalte in de voeding

Hoe werkt DHA?

Tijdens de groei en ontwikkeling van de hersenen is een
rijke bron van DHA onmisbaar

JJ» als structurele component van fosfolipiden in
neuronen

voor de groei van neuronen en de communicatie
tussen cellen

voor de goede ontwikkeling van de grijze stof

Eukanuba*\' vitaiHeait

System

Voor een optimale gezondheid van
lichaam en geest.

DHA bereikt het embryo
via de placenta

-ocr page 261-

Hoe kunt u ervoor
morgen dat de pups van
uw cliënten
slimmer, beter
trainbaar worden?

Eukanuba is de enige diervoeding waarvan klinisch is
langetoond dat het leervermogen van pups erdoor verbetert

Gedrag- en trainingsproblemen behoren
tot de grootste frustraties voor pup-
eigenaars. U kunt hen nu met raad en
daad bijstaan: beveel Eukanuba aan
als ondersteuning voor het trainings-
programma van pups. Eukanuba
bevat alle noodzakelijke ingrediënten
om de groei van pups te stimuleren.
Bovendien heeft recent baanbrekend
onderzoek klinisch bewezen dat het
verhoogde gehalte aan DHA in de
Eukanuba-voeding voor drachtige en
zogende teven en hun pups een
optimaal cognitief vermogen in pups
stimuleert. DHA is immers een van de
belangrijkste natuurlijke bouwstenen
voor de hersenen.

Trainingsprestaties werden meer dan
verdubbeld in de groep gevoed met
het Eukanuba-dieet met verhoogd

i
«

DHA-gehalte in de voeding

DHA, in vergelijking met de groep met
een laag DHA-gehalte (p=0.05).

Bei vandaag nog voor het baan-
brekend onderzoek over slimmere,
beter trainbare pups en het Eukanuba
pupprogramma: Distributeur Nederland
- lams Divisie, Holland Diervoeders,
Postbus 40231,3504 AA Utrecht.
Tel : 030 - 2479664

Voor een optimale gezondheid van
lichaam en geest.

É

-ocr page 262-

Pensioenadvies

Ondunemincsgerichte

riUN(|[RIII6

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

D I X

FORTUIN

PRAKTIJKADVIESBUREAU

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@d1xfortuin.nl
I www.d1xfortulTi.nl

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 H H Bilthoven

Hulp nodig bij KRD/ISO-certlficerIng?

Bureau Overzicht biedt:
Geen kwaliteitssysteem met opleiding tot kwaliteitsmanager,
maar een
degelijk en werkbaar systeem
voor een
eerlijke prijs

Bureau Overzicht

Drieringensteeg 11 3811 KJ Amersfoort
Telefoon 033 4766944 Mobiel 06 22154647
E-mail
0ver2icht@planet.nl Website www.bureauoverzicht.nl

Moderne dierenartspraktijk in noordwest Duitsland zoekt

een enthousiaste gekwalificeerde
rundveedierenarts (m/v)

die ook de praktijk van gezelschapsdieren
met mij verder wil uitbouwen.

Ik bied een fulltime baan voor een langdurige samenwerking maar
ook de mogelijkheid tot associëren aan.

Reacties bij voorkeur in Duits naar het volgende adres:

Tierarztpraxis Ludwig Koch

Uco-Ukena Strasse 1

26802 Moormerland-Oldersum

BRD

Tel.: 0049-4924390

L\'

Dierenkliniek Bron is een innovatieve praktijk met een enthou-
siast team bestaande uit vier dierenartsen en zes paraveteri-
nairen. De kliniek is gelegen in een prachtige stolpboerderij,
modern en goed geoutilleerd.

Wegens vertrek van een collega is er een vacature voor een

GEZELSCHAPSDIERENARTS
m/v

Wij vragen: enthousiasme, flexibiliteit, en werklust
goede samenwerking in teamverband
deelname in diensten gezelschapsdieren (één keer per twee
maanden weekenddienst, één avond per veertien dagen)
enige ervaring strekt tot aanbeveling
bereidheid om te verhuizen naar Alkmaar e.o.

Wij bieden: 36-urigewerkweek in vierdagen
goede nascholingsmogelijkheden
een uitstekend team voor optimale ondersteuning
een goede werksfeer en moderne voorzieningen
\' \' \' \' schitterende woonomgeving

bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden

Wij zien uw sollicitatie voorzien van curriculum vitae binnen veertien
dagen met belangstelling tegemoet, ook mogelijk via e-mail:
info@dierenkliniekbron.nl

Dierenkliniek Bron, Kennemerstraatweg 263,1814 GK Alkmaar
www.Dierenkliniek-bron.nl.

e peuvers

Gezocht:
Dierenarts (m/v)
Gezelschapsdieren

Wij zoeken voor onze nieuw gebouwde gemengde praktijk
een gezelschapsdieren-dierenarts om ons team te komen
versterken.

Wij vragen : - minimaal één jaar relevante werkervaring

- ervaring met eerstelijns chirurgie

- flexibiliteit en teamspirit

Wij bieden : - een contract voor circa twintig uur per week

- een prettige werksfeer

Voor verdere Informatie kunt u contact opnemen met
mevrouw F. Doesburg of de heer V. Thuring van
Diergeneeskundig centrum De Peuvers Esch.

Brieven kunt u sturen naar:
Diergeneeskundig centrum De Peuvers Esch
Ter attentie van de personeelsadministratie
Almeloseweg i6g
7615 NA Harbrinkhoek
Tel.: 0546-441444/631260
e-mailadres: dapalbergen@12move.nl

S)

-ocr page 263-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Su ram OX

I 5% Premix |

Pulmodox

l

m ■

Menir gitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respir. toire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopne 4moniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
kornet de problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om d ze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac ;en tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door h t gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technie ;en, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel
Virbac

/an het unieke Stavibac*-proces, zijn de premixen van
5uitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd

voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

: . .

y

\\/irL>c9C

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 264-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

M da

^^ dö

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwil<l<eld

voor een effectieve aanpal< van

" d wgeii

luclitweginfecties bij runderen en
varl<ens. De lange werkingsduur,
tot wel I 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende. -m

Dankzij de unieke samenstelling is
Draxxin snel, zeker en gemakkelijk.

Snel

Binnen 24 uur therapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot 1 5 dagen)

Bij runderen zowel therapeutisch
als metafylactisch in te zetten

3

__Draxxin: RECNL 10183. Werkzame stof: Tulathromycine 100 mg/ml.

^ Indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire

aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica. Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae. die gevoelig zijn voor
tulathromycine.
Dosering: I ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan. varken intramusculair. Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injectieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in gevai van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

/ «ag

Pfizer Animal Health bv

I\'ostbus 37 • 29(K) AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nlseeretariaat.ahg@pfizer.eom

© 2(m ITizsr Animal Hrallh l).v.. Capelle a/d lj».ssl
® Mi-rknaam van Pnjer Inc., ^.Y., U.S.A.

-ocr page 265-

Deel 129 • Aflevering po. it; oktober 200A

Diergeneeskuh

■ f"-
■ ■

"Ai;.

Vergelijkende analyse van commerciële nierdiëten voor
katten, met bijzondere aandacht voor de vetzuursamen-
stelling

Permanent vertegenwoordiger bij de EU Ton Akkerman
vindt vooroordelen over toegetreden nieuwe lidstaten
pertinente onzin

Nieuwe rubriek Praktijk in Bedrijf
Acute zinkintoxicatie bij een hond
Arbeidsongeschiktheidspreventie: verslag van een pilot
Zelfregulering in de veterinaire dienstverlening
Verlenging mantelcontract zonder premiestijging
Goodwill: aanpassing van de huidige methode

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 266-

WD 10.7Mm

lËDlUH

./MaflßBOOx

lî^^BIHIi^or;

niiKiRiBEwil

-ocr page 267-

Tijdsdaiii^H

\'^^BEHHI

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 129
Aflevering 20
15 oktober 2004

Foto cover: nat-sterilisator. Museum Veeteelt en KI

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Overzichtsarti kelen

Vergelijkende analyse van commerciële nierdiëten voor katten, met bijzondere aandacht voor de
vetzuursamenstelling;
E.A. Plantinga en A.C Beynen

Veterinair tuchtrecht

Sokkenlced; /. Boissevain

VWA

VWA houdt toezicht op de Wel op de Dierproeven (WOD)

Berichten en verslagen

Museum Diergeneeskunde viert vijftigjarig bestaan

Voorjaarsdagen en Amsterdam, onlosmakelijk met elkaar verbonden?; P.A. van Hooydonk
Werkgroep Leverbotprognose verwacht een vroege leverbotinfectie

Interview

Permanent vertegenwoordiger bij de EU Ton Akkerman vindt vooroordelen over toegetreden
nieuwe lidstaten pertinente onzin; S.
Umans

Ingezonden

Frontline gccontra-indiceerd bij het konijn; D. Peerboom enJ. T. Lumeij
Reactie op ingezonden brief met betrekking tot Frontline® bij konijnen; S.Janssen
Reactie op gebruik fipronil bij konijnen; T. Kamphuis

Congressen en cursussen

Gecombineerde Puppy- cn Kitten Party® Workshop

Lezing over diagnostiek van infectieuze kattenzickten

^

Praktijk in Bedrijf \'

Spelregels nieuwe rubriek Praktijk in Bedrijf
Kunt u ook kiezen?;
R. Schrijver

Uitgelicht

Boekbespreking

655

656

665
667

Wetenschap

Actu

668
668
673

669

671

672
672

673
673

675

675

676
672

2 krachtige premixen van Virbac

Voor meer informatie; Virbac Nederiand BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info(gVirbac.nl wvrtv.virbac.nl

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 129, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2OO4

-ocr page 268-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Bcijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

DrE.Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr P. Dc Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Moler) 77
Houten
Postbus 421
SggoCE Houten
Telefoon (030) 6;^48qoo
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. M. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Ooslrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S.deVnes

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Uit en voor de praktijk

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Postbu.s 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschriftg^knmvd.nl

Acute zinkintoxicatie bij een hond; C.H.A. Borst, N.I-I.M.T. Peperkamp en N.C.J. Soethout

676

E

KNMv

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslmnde is het ver-
enigingstijdschrifi van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor nict-diercnartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
43.

Maatschappijnieuws

Goodwill: aanpassing van de huidige methode; Tj. Jorna, V. Roe/f/n/c, IJ. de Vries en P. van der Werf

Arbeidsongeschikthcidsprevcntie: verslag van een pilot; H. Vaarkamp en T. de Ruijter

Hoe vind ik meer balans tussen werk cn privé?; A. Schröder en S. van der Meuten

Verlenging mantelcontract zonder premiestijging; M. van Oostrum

Zelfregulering in de veterinaire dienstverlening; S.J. de Groot

De KNMvD nader bekeken; H. Ceertsen

CCC-pagina

Najaarsdag GGG 6 noveinber 2004. thema \'vloeiend\'
In memoriam

David Alexander Antonius Mossel; C. Struijk, F. van Knapen en A. Ruiter
Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

678
682
686
688
690
696

689

696

697

698

699

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Contents

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (lel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Review papers

Comparison of feline renal diets, with emphasis on their fatty acid composition; E.A. Plantinga, and
AC. Beynen 656

All rights reserved

Verklaring;

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Ïndex-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 269-

Praktijk in Bedrijf

Sinds jaar en dag geeft de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde veel aandacht aan de ve-
terinaire kwaliteit van de leden van de KNMvD. Vanzelfsprekend, zult u zeggen.
Naast het grote belang van voortgaande kM^aliteitsverhetering op veterinair gebied binnen de be-
roep.sgroep. gaal ook de bedrijj\'svoering van de praktijken de KNMvD ter harte. Hopelijk vindt u ook
dit vanzelfsprekend. In toenemende mate immers, blijken veterinaire kwaliteit en de kwaliteit van de
praktijk als bedrijf de twee belangrijkste pijlers waarop het succes en de continuïteit van praktijken
zijn gebaseerd.

Dat die belangstelling niet alleen leeft bij bestuurders of\'in Houten \', blijkt onder meer uit het grote
succes van de jongste open besturendag op 13 mei van dit jaar Het thema \'toekomstige onderne-
mingsvormen \' leidde tot boeiende gedachtewisselingen en soms stevige discussies. Voorbeelden uit
ons eigen land en het Verenigd Koninkrijk gaven vele aanwezige practici te denken over de aanpak
van hun eigen praktijk en hun plannen voor de nabije en verdere toekomst. De dierenartsenpraktijk
immers is een bedrijf De daar werkzame personen dienen professionals te zijn op hoog niveau, dus
ook op het gebied van de bedrijfsvoering in al zijn aspecten, van automatisering, benchmarking,
boekhouding, incasso, kengetallen, management, marketing, ondernemingsvormen, personeelsbe-
leid. planning, productinnovatie, public relations, tariefstelling tot verzekeringen en nog honderd an-
dere deelgebieden.

Dat vereist een brede range van deskundigheden, vaardigheden en kennis over tal van zaken waar-
voor menig (dieren)arts zeker aanvankelijk niet voor haar of zijn beroep heeft gekozen. En toch hoort
het er allemaal onlosmakelijk hij!

Grotere praktijken kunnen zich naast veterinaire specialisatie vaak een zekere male van taakafsplit-
sing veroorloven, soms medewerkers aanstellen uil niel-veterinaire, bijvoorbeeld bedrijfseconomi-
sche disciplines. Anderen kopen ondersteunende diensten in (outsourcing) of leveren ondersteunende
activiteiten aan \'conculega \'s\' (insourcing). Zo zijn er al vele vormen van praktijkvoering die profes-
sionaliteit laten zien op het gebied van de bedrijfsvoering.

De redactie van het TvD heeft besloten aan het brede gebied van de bedrijfsvoering in de dieren-
artsenpraktijk meer systematisch aandacht te geven. Een van de initiatieven in dat kader is de intro-
ductie van een nieuwe rubriek
Praktijk in Bedrijf (PiB).

Binnen de KNMvD en in het grote netwerk van de Maatschappij bevinden zich hreed en diep deskun-
digheden op dit terrein. Het is om die reden dat de redactie experts en ervaringsdeskundigen van
binnen en huiten de KNMvD uitnodigt om kort en krachtig - uitnodigend, uitdagend voor de lezer -
hun kunnen en kennen in het TvD te publiceren in de vorm van een column. Ook reacties op de bijdra-
gen in PiB zijn welkom, zowel in de vorm van aanvullingen als discussies en polemieken die tot
nieuwe in.spiralie kunnen leiden om in wezen vaak oude problemen aan te pakken.

Bij de eerste column in de rubriek Praktijk in Bedrijf op pagina 675 vindt u enkele \'spelregels \'waar-
aan uw bijdrage minimaal dient te voldoen.

Uit
de

hoofdredactie

Herman Geertsen,
algemeen directeur

TiidscbJsif^^H

Diergenees

-ocr page 270-

Vergelijkende analyse van commerciële nierdiëten voor katten, met
bijzondere aandacht voor de vetzuursamenstelling

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 656-62

E.A. Plantinga\' en A.C. Beynen

Overzichtsartikelen

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om de in Nederland ver-
krijgbare nierdiëten voor katten te evalueren. Hiertoe
zijn de diëten geanalyseerd en is de samenstelling verge-
leken met een door de auteurs opgestelde richtlijn. Extra
aandacht is besteed aan de vetzuursamenstelling van de
diëten en de rol van vetzuren bij de progressie van nierfa-
len. Op basis van een totaalscore voor de door de auteurs
toegekende nutriëntenniveaus in relatie tot de richtlijn
kunnen de diëten naar verwachte effectiviteit worden ge-
rangschikt.

Summary"

Comparison of feline renal diets, with emphasis on their
fatty acid composition

The objective of this study was to compare renal diets for cats that are com-
mercially available in the Netherlands. The diets were analy.ied and their
composition compared with a guideline proposed by the authors. Special at-
tention was paid to the fatty acid composition of the diets and the role of
fatty acids in the progression of chronic renal failure. On the basis of a total
score for nutrient levels relative to the guideline recommendations, the diets
were ranked as to expected efficacy

Inleiding

Chronische nierinsufficiëntie (CNI) is een veelvuldig voor-
komende aandoening en een belangrijke doodsoorzaak bij
katten. Naar schatting dertig procent van de katten ouder dan
vijftien Jaar lijdt aan enige vorm van nierfalen (I). CNI kan
worden gekarakteriseerd als een irreversibel en progressief
verlies van nierfunctie met als gevolg de ontwikkeling van
klinische verschijnselen. Elke aandoening die de glomeruli,
tubuli, interstitium of de vasculatuur van de nieren aantast
kan in beginsel leiden tot de ontwikkeling van CNI. Hierbij
moet gedacht worden aan intoxicatie, chronische hyperten-
sie, amyloïdose, ontstekingsprocessen in het nierweefsel,
vorming en vastlopen van immuuncomplexen in de glome-
ruli, et cetera. Echter, de primaire oorzaak van CNI in de pa-
tiënt is meestal niet meer te achterhalen (2). Gezien het pro-
gressieve en irreversibele karakter van CNI, is genezing niet
mogelijk. De overlevingsduur van individuele patiënten va-
rieert van weken of maanden tot jaren na diagnose (3).

Bij de therapie van CNI staat het voorschrijven van een nier-
dieet centraal. Het doel van de dieettherapie is voorziening
van nutriënten en energie, vermindering van het urämisch

\' Faculteit der Diergeneeskunde. A fdeling Voeding. Postbus HO. 152. 3SOU TD Utrecht.
Tel: 3I-6-44SH4299. E-mail: esther plantingaQ^otmail.com. Correspondentie ter
attentie van Dr E.A. Plantinga.

syndroom, preventie of vermindering van metabole acidose,
correctie van de elektrolytenhuishouding en remming van de
progressie van het nierfalen. De samenstelling van het nier-
dieet is daarom ten aanzien van meerdere nutriënten aange-
past in vergelijking tot diëten voor gezonde katten. Uremie
veroorzaakt waarschijnlijk anorexie (4), hetgeen het ziekte-
verloop versnelt. Eiwitrestrictie verlaagt de hoeveelheid ei-
witafbraakstofiFen in het lichaam (5). Patiënten met CNI heb-
ben vaak hypertensie (6) en een natriumbeperkte voeding
kan de bloeddruk verlagen (7). Bij ongeveer tachtig procent
van de katten met CNI is de plasmabicarbonaatconcentratie
en ook de bloed-pH verlaagd (8), hetgeen wijst op metabole
acidose. Een voeding met een positief kation-anion-verschil
veroorzaakt een lage zuurbelasting (9). Bij katten met CNI is
de kaliumhuishouding vaak verstoord en zowel hypo- als
hypcrkaliëmie kan optreden (10). Naast een specifieke
samenstelling dient het nierdieet smakelijk te zijn zodat pati-
ënten gemakkelijk van hun habituele voeding op het dieet
overgaan.

Een eiwit- en fosforbeperkt nierdieet is effectief bij katten
met CNI. Harte en Markwell (5) hebben bij patiënten met
CNI aangetoond dat een nierdieet (15,1 g eiwit en 0,23 g fos-
for/MJ) vergeleken met een normaal voeder (23,9 g eiwit en
0,48 g fosfor/MJ) de ureumspiegel verlaagde en verdere stij-
ging van de creatinineconcentratie in bloedplasma voor-
kwam. Elliott en collega\'s (11) bepaalden de overlevingstijd
van patiënten die een nierdieet (14,4 g eiwit/MJ en 0,21 g
fosfor/MJ) kregen en van vergelijkbare patiënten die niet van
voer veranderden (gemiddelde eiwit- en fosforgehalte van de
voeding: 28,9 en 1,14 g /MJ). Het overlevingsinterval voor
vijftig procent van de dieren was 633 dagen voor de patiën-
ten die het dieet kregen en slechts 264 dagen voor de patiën-
ten die hun gebruikelijke voeding behielden.

Zoals genoemd zijn naast het eiwit- en fosforgehalte ook de
natrium- en kaliumconcentraties van het nierdieet relevant.
De fabrikanten geven uitvoerige informatie inzake de
samenstelling van hun nierdiëten, maar de vetzuursamen-
stelling wordt als regel niet gedeclareerd. Er zijn aanwijzin-
gen dat het nierdieet rijk zou moeten zijn aan meervoudige
onverzadigde vetzuren van de n-3 familie.
Studies met honden en ratten met partiële nefrectomie heb-
ben laten zien dat voeding rijk aan n-3 vetzuren het progres-
sieve verlies van nierfunctie remt (12-17). Er is echter geen
vergelijkbaar onderzoek bij katten met CNI bekend.

Het doel van dit onderzoek was om de in Nederland verkrijg-
bare nierdiëten voor katten te vergelijken en te evalueren.
Hiertoe zijn de diëten geanalyseerd en vergeleken met elkaar
en ook getoetst aan een richtlijn (Tabel I) voor de theoreti-
sche ideale samenstelling van het nierdieet voor de kat. Er
was bijzondere aandacht voor de gewenste vetzuursamen-
stelling van het nierdieet. De beoordeling van de diëten
wordt ondersteund door literatuurgegevens.

-ocr page 271-

Tabel i. Arbitraire richtlijn voor de samenstelling van het nierdieet voor de volwas-
sen kat.

Nutriënt

Ideaal bereik

Relevantiescore\' (1-5)

Eiwit

12-15 g/MJ

4

Fosfor

0,1-0,2 g/MJ

5

Natrium

0,04-0,06 g/MJ

2

Kalium

0,4-0,6 g/MJ

2

Arachidonzuur

0,01-0,02 g/MJ

2

Eicosapentaeenzuur

0,2-1,0 g/MJ

3

Kation-anion-verschil

150-350 mmol/kg DS

2

\'Score wanneer het gehalte binnen het aangegeven bereik ligt

Materiaal en methoden

Voor dit onderzoek werden achttien nierdiëten voor katten
verzameld: acht droogvoeders en tien blikvoeders. Het me-
rendeel van de diëten werd betrokken bij dierenspeciaalza-
ken en dierenartsenpraktijken. De diëten van Pasco
Nederland BV en lams Company kwamen rechtstreeks van
de fabrikant. De volgende diëten zijn geanalyseerd: 1,
Beaphar nierdieet, blik; 2, Beaphar nierdieet droog (Beaphar
BV, Raalte); 3, Clinic FRI, blik; 4, Clinic FRI, droog (Pasco
Nederland BV, Barneveld); 5, Eukanuba renal formula, blik;
6, Eukanuba renal formula, droog (lams Company,
Distributie Holland Diervoeders BV, Utrecht); 7, Hill\'s KD,
blik; 8, Hill\'s KD, droog (Hill\'s Pet Nutrition BV, Breda); 9,
Leo Specific FKW, blik; 10, Leo specific FKD, droog (Leo
Pharma, Breda); 11, Royal Canin renal programme, droog
(Royal Canin Nederiand BV, Veghel); 12, Trovet RID, blik;
13, Trovet RID, droog (Trovet, Bemmel); 14, Waltham renal
support, blik beef; 15, Waltham renal support, blik chicken;
16, Waltham renal support, sachet beef; 17, Waltham renal
support, sachet chicken; 18, Waltham renal support, droog
(Waltham Veterinary Service, Veghel).

Analyses en energieberekening

Met behulp van de Weende-analyse werden de gehalten aan
droge stof (DS), ruw eiwit (RE), ruw vet (RVET), ruwe celstof
(RC) en ruwe as (RAS) bepaald. De fractie overige koolhydra-
ten (OK) werd berekend door gebruik te maken van de formule
OK = DS - (RE RVET RC RAS). De energiedichtheid
(E) van de diëten werd berekend op basis van de geanalyseerde
samenstelling (g/kg) volgens de formule ME = ((17 RE)
(37 * RVET) (16 * OK)) /1000, waarbij ME (metaboliseer-
bare energie) wordt uitgedrukt in MJ/kg product.

Voor bepaling van de vetzuursamenstelling werd met behulp
van de methode volgens Folch
et al. (18) ruw vet uit de dië-
ten geëxtraheerd. Vervolgens werd het vet verzeept met me-
thanolisch natriumhydroxide en werden de vetzuren omge-
zet in hun methylesters met behulp van boronitrofluoride in
methanol. De vetzuuranalyse werd uitgevoerd met gas-
vloeistofchromatografie, waarbij gebruik werd gemaakt van
een vlamionisatiedetector, een silicakolom (Fused Silica, nr.
7485, CRFFAPCB 25 m x 0.32 mm. Chromopack, Middel-
burg) en waterstof als dragergas (19). Het vetzuurpatroon (g
methylester/lOOg methylesters) en het totale vetgehalte
(aangenomen werd dat 95 procent van het vet uit vetzuren
bestaat) werden gebruikt voor de berekening van de vetzuur-
gehalten in de diëten. Vervolgens werden de gehalten uitge-
drukt in g/MJ.

Na verassing en middels atomaire absorptiespectofotome-
trie werden de volgende elementen bepaald: calcium (Ca),
fosfor (P), magnesium (Mg), natrium (Na) en kalium (K).
Chloor (Cl) werd bepaald middels titratie met Hg(N03)2 en
met difenylcarbazon als indicator (20).

Resultaten

Weende-analyse

Tabel 2 geeft de geanalyseerde macronutriëntensamenstel-
ling van de nierdiëten, waarbij onderscheid is gemaakt tus-
sen droog- en blikvoeders. De gehalten zijn uitgedrukt in
g/lOOg en berekend als g/MJ. Door samenstelling ook uit te
drukken op energiebasis kunnen de voeders direct met elkaar
en met de richtlijn worden vergeleken. De door de fabrikan-
ten gedeclareerde samenstellingen van de nierdiëten zijn op-
genomen in tabel 3.

Vetzuursamenstelling

Tabel 4 geeft de geanalyseerde vetzuursamenstelling van de
nierdiëten. Het totaal aan n-3 en n-6 meervoudig onverza-
digde vetzuren en de verhouding n-3:n-6 zijn berekend.

Mineralen

De gedeclareerde gehalten aan mineralen zijn weergegeven
in tabel 5. Tabel 6 geeft een overzicht van de geanalyseerde
gehalten.

Discussie

Gedeclareerde gehaltes versus geanalyseerde gehaltes
Voor dit onderzoek is van elk dieet slechts de inhoud van één
verpakking geanalyseerd. De gedeclareerde waarden zijn
echter vaak een gemiddelde van meerdere partijen. Verder
zijn er verschillen in analysemethoden tussen de verschil-
lende laboratoria. Dit verklaart waarom de verschillen tus-
sen de geanalyseerde en gedeclareerde gehalten voor de
macronutriënten kunnen oplopen tot tien procent. Voor de
mineralen is het procentuele verschil tussen declaratie en
analyse veelal groter.

Droogvoer versus blikvoer

Bij de beoordeling van de nierdiëten is het van belang onder-
scheid te maken tussen droogvoeders en blikvoeders. Door
het hoge watergehalte van de blikvoeders zijn de nutriëntge-
halten uitgedrukt per 100 g product lager dan die van droog-
voeders. Van de energierijke droogvoeders hoeft veel minder
te worden opgenomen dan van de blikvoeders. Om vergelij-
kingen tussen droog- en blikvoeders mogelijk te maken zijn
in dit artikel alle nutriëntgehalten ook uitgedrukt op energie-
basis.

Er zijn verschillen ten aanzien van de ingrediënten die ge-
bruikt worden bij de vervaardiging van blik- en droogvoe-
ders. Droogvoeders bevatten meer plantaardige grondstoffen
dan blikvoeders, hetgeen het koolhydraatgehalte van droog-
voeders hoog maakt (Tabellen 2 en 3). Bovendien kunnen
plantaardige grondstoffen de beschikbaarheid van nutriën-
ten beïnvloeden. In plantaardige ingrediënten kan een groot
deel van het fosfor gebonden zijn in de vorm van fytinezuur.

-ocr page 272-

waardoor het niet beschii<baar is voor absorptie. Verder ican
fytinezuur slecht oplosbare complexen vormen met onder
andere zink en calcium, waardoor de absorptie van deze ele-
menten wordt verlaagd.

Katten met nierfalen verliezen veel vocht met de urine door
een verminderd vennogen om de urine te concentreren. Met
blikvoeders wordt meer vocht opgenomen dan met droog-
voeders. Zelfs wanneer water vrij beschikbaar is kan een ho-
gere wateropname via de voeding de vochtbalans van de pa-
tiënt ten goede komen (21).

Tabel 2. Geanalyseerde macronutriëntensamenstelling van de achttien commercieel verkrijgbare nierdiëten voor katten.

DS

E

RE

RC

RVet

RAs

OK

Blikvoeders

g/lOOg

MJ/kg

g/lOOg

g/MJ

g/IOOg

g/MJ

g/lOOg g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

1

20,2

4,0

6,1

15,3

0,3

0,8

5,0

12,6

2,0

4,9

6,8

17,1

3

24,4

5,7

7,9

13,8

0,6

1,0

10,1

17,6

1,7

3,0

4,1

7,2

5

25,6

5,4

7,7

14,1

0,9

1,6

7,8

14,3

1,5

2,7

7,8

14,4

7

27,4

5,9

7,5

12,6

0,7

1,2

8,5

14,4

1,2

2,0

9,4

15,8

9

29,7

7,3

9,2

12,6

1,5

2,0

14,1

19,3

1,4

1,9

3,4

4,6

12

27,9

7,2

9,1

12,8

0,4

0,5

14,2

19,8

1,9

2,7

2,3

3,3

14

34,5

8,8

10,4

11,9

0,9

1,1

17,1

19,4

1,5

1,7

4,5

5,1

15

30,3

8,2

9,7

11,8

0,6

0,7

17,1

20,8

1,5

1,8

1,4

1,7

16

26,1

6,3

7,7

12,1

0,3

0,5

11,2

17,7

1,4

2,1

5,6

8,8

17

24,7

6,0

7,5

12,6

0,6

1,0

10,8

18,0

1,3

2,2

4,5

7,5

Droogvoeders

2

95,1

17,8

23,6

13,2

1,0

0,6

15,1

8,5

4,1

2,3

51,4

28,9

4

95,0

19,8

25,7

13,0

2,4

1,2

26,5

13,4

5,3

2,7

35,3

17,8

6

92,2

19,5

29,0

14,8

2,1

1,1

26,1

13,4

4,1

2,1

31,0

15,9

8

93,4

18,8

24,6

13,1

1,1

0,6

21,2

11,3

4,3

2,3

42,4

22,6

10

93,8

19,1

24,2

12,7

3,5

1,9

24,8

13,0

5,0

2,6

36,3

19,0

11

94,8

18,1

27,0

14,9

5,0

2,8

21,6

11,9

6,6

3.6

34,6

19,1

13

91,1

19,2

23,7

12,3

2,2

1,1

26,1

13,6

4,6

2,4

34,5

18,0

18

94.5

18,6

23,8

12,8

2.8

1,5

20,7

11,2

4,3

2,3

42,8

23,1

DS = droge stof; E =

= cncrgiegchalte; RE = ruw eiwit; RC

= ruwe celstof; RVet =

ruw vet; RAs = ruwe as; OK = overige koolhydraten

Tabel 3. Gedeclareerde macronutriëntensamenstelling van de nierdiëten.

DS

E

RE

RC

RVet

RAs

OK

Blikvoeders

MJ/kg

g/lOOg

g/MJ

g/ioog

g/MJ

g/lOOg g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

1

22,0

4,3

9,0

21.0

2,0

4,7

6,0

14,0

1,7

4,0

3,3

7,7

3

23,5

5,5

8,5

15,5

0,3

0.5

9,5

17,3

1,9

3,5

3,4

6,1

5

23,0

4,6

8,0

17,3

0,8

1,7

6,0

12,9

1,6

3,5

6,6

14,2

7

28,5

5,9

8,3

14,1

0,7

1,2

7,6

13,0

1.6

2,7

10,3

17,5

9

28,9

6,9

9,9

14,4

1,4

2,0

12,5

18,2

1,5

2,2

3,6

5,2

12

23,0

5,5

8,0

14,5

0,4

0,7

10,0

18,2

1,8

3,3

2,8

5,1

14

30,4

7,9

10,5

13,3

0,3

0,4

15,5

19,7

1,8

2,3

2,3

2,9

15

30.4

7,9

10,5

13,3

0,3

0,4

15,5

19,7

1,8

2,3

2,3

2,9

16

27,0

6,2

7,8

12,5

0,4

0,6

10,0

16,0

1,3

2,1

7,5

12,1

17

27,0

6,2

7,8

12,6

0,3

0,5

10,0

16,1

1,5

2,4

7,4

11,9

Dro ogvo eders

2

89,8

16,4

23,0

14,0

1,4

0,9

13,0

7,9

4,5

2,7

47,9

29,2

4

91,0

18,3

24,5

13,4

2,4

1,3

22,5

12,3

5,3

2,9

36,3

19,8

6

92,0

18,7

28,0

15,0

2,0

1,1

23,0

12,3

5,0

2,7

34,0

18,2

8

94,4

18,9

26,9

14,2

0,9

0,5

21,1

11,1

4,4

2,3

41,1

21,7

10

93,8

18,9

23,5

12,4

4,5

2,4

24,0

12,7

4,0

2,1

37,8

20,0

11

94,8

18,1

25,0

13,8

6.0

3,3

22,0

12,2

6,3

3,5

35,5

19,6

13

90,5

18,4

25,0

13,6

2,5

1,4

23,5

12,8

5,5

3,0

34,0

18,5

18

90,0

17,6

23,5

13,4

4,0

2,3

20,0

11,4

4,0

2,3

38,5

22,0

DS = droge stof; E = energicgehalte; RE = ruw eiwit; RC = ruwe celstof; RVet = ruw vet; RAs = ruwe as; OK = overige koolhydraten. Er is berekend met de
formule gegeven in de tekst.

Energie

Een nierdieet dient de meestal slecht etende nierpatiënt te

-ocr page 273-

voorzien van voldoende energie. Omdat het nierdieet beperkt
is in eiwit, zal er vergeleken met een normale voeding meer
energie uit vetten en koolhydraten moeten komen. Wanneer
er onvoldoende koolhydraten in het dieet aanwezig zijn, dan
zullen aminozuren preferentieel gebruikt worden om glucose
te maken en kan er een eiwittekort ontstaan. Een eiwitbeperkt
dieet (12-15 g RE/MJ) moet naar schatting minimaal vier
procent van haar energie in de vorm van koolhydraten leveren
en het koolhydraatgehalte moet derhalve minimaal 2,5 g/MJ
zijn (21). Volgens dit uitgangspunt zou dieet 15, met 1,7 g
OK/MJ (Tabel 2), te weinig koolhydraten bevatten.

Kane en collega\'s (22) hebben aangetoond dat voeders die 25
tot veertig procent vet bevatten beter door katten werden ge-
accepteerd dan voeders met een lager vetgehalte. Een hoog
vetgehalte kan dus de smakelijkheid van het nierdieet verho-
gen. Een hoger vetgehalte kan de formulering van het dieet
vereenvoudigen omdat hierdoor op energiebasis de hoeveel-
heid eiwit automatisch daalt. Een vetrijk dieet staat een ho-
gere eiwitconcentratie op productbasis toe hetgeen op haar
beurt ook weer de smakelijkheid ten goede kan komen (23).

Een kat van 4 kg heeft 1,0-1,3 MJ/dag aan energie nodig
(24). De energiedichtheid van de geanalyseerde blikvoeders,
varieert tussen 4,0 en 8,8 MJ/kg (Tabel 2). Een kat met een
energiebehoefte van 1,0 MJ/dag heeft van dieet I 250 g per
dag nodig en 114 g van dieet 14. Van dieet I moet dus ruim
tweemaal zoveel opgenomen worden, hetgeen voor de vaak
slecht etende nierpatiënt ongunstig is. De energiewaarde van
de droogvoeders ligt tussen 17,8 en 19,8 MJ/kg (Tabel 2).

Eiwitten

Bij katten met partiële nefrectomie had eiwitbeperking geen
invloed op de progressie van het nierfalen (25). Het nierdieet
dient echter eiwitarm te zijn ter vermindering van de uremie.
Dc richtlijn in tabel 1 (12-15 g eiwit/MJ) is gebaseerd op
schatting van de endogene stikstofverliezen, omrekening

Tabel 4. Geanalyseerde vetzuursamenstelling van de nierdiëten.

14:0

16:0

18:0

l8:ln-9

l8:2n-6

l8:3n-6

l8:3n-3

20:4n-6

20:Sn-3

22:5n-3

22:6n-3

n-3 VZ

n -6 VZ

n-6:n-3

g/MJ

g/MJ

S/M3

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

g/MJ

Blikvoeders

1

0,18

2,87

1,65

3,98

1,72

0,0 1

0,17

0,25

0.02

0,05

0,05

0,29

2.08

7,2

3

0,51

3,69

2,89

5,34

0.60

0,03

0,12

0,1 1

0,17

0,05

0.22

0,56

0,75

1.3

5

0,18

3,20

1.14

4,75

2,07

0,03

0,10

0,14

0,10

0,05

0.10

0,38

2,37

6,2

7

0,18

3.32

1.45

4.69

1,94

0,03

0,08

0,25

0.05

0.04

0.07

0,26

2.31

8,9

9

0,37

2,84

1,07

4,21

4,94

0,02

0,50

0,18

0,47

0,12

0,72

1.98

5,21

2.6

12

0,34

4,12

2,71

6,30

1,62

0,02

0,19

0.20

0,1 1

0,06

0.25

0,61

1,87

3,1

14

0,25

4.03

1.54

7,02

3,38

0,03

0,23

0,10

n.d

0,02

0.01

0.27

3,57

13,4

15

0,23

4,33

1,63

7,25

3,91

0,04

0,29

0.18

n.d

0,03

0,04

0,36

4,23

1 1,8

16

0,05

1,36

0,68

8,61

3,49

n.d

1,32

0,1 1

n.d

0,02

0,04

1,38

3,63

2,6

17

0,06

1.54

0,77

8,60

3,57

n.d

1,27

0.13

n.d

n.d

0,05

1,33

3,72

2,8

Droogvoeders

2

0,04

1,46

0.40

2,74

1.78

n.d

0,59

0,04

n.d

n.d

0,01

0,60

1,83

3,1

4

0,43

2,80

1,65

4,00

2,36

n.d

0,20

0,01

n.d

n.d

n.d

0,20

2,37

12,1

6

0,16

2.98

0.74

4,54

2,25

0,03

0,12

0,04

0,11

0,02

0,12

0,41

2,35

5,8

8

0,26

2,51

1,48

3,50

1.55

0,01

0,15

0,03

n.d

n.d

0,02

0,17

1,61

9,5

10

0,25

2,93

1,56

4,62

1,37

0,01

0,11

0,03

0,02

0,01

0,06

0,21

1.44

7,0

11

0,14

2,41

0,76

3,87

2,59

0,02

0,25

0,06

0,1 1

0,02

0,1 1

0.51

2,72

5,3

13

0,54

2,97

1,51

4,04

2,56

n.d

0,2!

0,01

n.d

n.d

n.d

0,21

2,58

12,3

18

0,22

2,29

1,59

3,23

2,18

0,01

0,09

0,02

n.d

n.d

0,01

0,10

2,21

21,2

14:0 = myristinezuur; 16;0 = palmitinezuur; 18:0 = stearinezuur; 18: ln-9 = oliezuur; 18:2n-6 = linolzuur; 18:3n-6 = 7-linoleenzuur; 18:3n-3 = a-linoleenzuur:
20:4n-6 = arachidonzuur; 20:5n-3 = eicosapentaeenzuur; 22:5n-3 = docosapentaeenzuur; 22:6n-3 = docosahexaeenzuur VZ = vetzuren; n.d. = niet detecteer-
baar; 7n-6= 18:2n-6 18:3n-6 20:4n-6; 7n-3 = 18:3n-3 20:5n-3 22:5n-3 22:6n-3.

naar de te verstrekken hoeveelheid eiwit met behulp van cor-
recties voor verteerbaarheid en aminozuurbenutting en ver-
volgens toekenning van een veiligheidsmarge. Nierdiëten
met een eiwitgehalte van 14,4 en 15,1 g/MJ zijn effectief ge-
bleken (5,11).

Beoordeling van voeders op basis van het ruw eiwitgehalte
dient met terughoudendheid gepaard te gaan omdat de eiwit-
kwaliteit (verteerbaarheid, aminozuursamenstelling) niet
meegenomen wordt. Geconcludeerd kan echter worden dat
het gedeclareerde eiwitgehalte (Tabel 3) van de diëten 1,3 en
5 boven de richtlijn ligt. Opvallend is het hoge gedeclareerde
eiwitgehalte van dieet I (21,0 g/MJ), hoewel het geanaly-
seerde gehalte (15,3 g/MJ, Tabel 2) veel lager is.

Door bacteriële omzetting van onverteerde voedingseiwitten
en endogene eiwitten ontstaat ondermeer ammoniak in de
dikke darm. De ammoniak wordt geabsorbeerd, door de le-
ver omgezet in ureum en vervolgens via de nier uitgeschei-
den. Door toevoeging van niet verteerbare, goed fermenteer-
bare koolhydraten aan de voeding wordt de groei van
bacteriën (en dus ook de synthese van bacterieel eiwit) in de
dikke darm gestimuleerd, met als gevolg minder ammoniak-
vorming (en dus minder ureumsynthese) gepaard met de uit-
scheiding van meer bacterieel eiwit met de feces. Het con-
cept van verlaging van de ureumsynthese door niet-
fermenteerbare koolhydraten is van toepassing op de kat
(26), maar in kwantitatieve zin is de effectiviteit (verlaging
van de ureumsynthese) zeer gering vergeleken met eiwitbe-
perking.

Vetzuren

De geanalyseerde blikvoeders hebben een vetgehalte varië-
rend van 25 tot 56 procent in de droge stof Voor de droogvoe-
ders was het bereik vijftien tot 29 procent. Van de n-6 familie
van meervoudig onverzadigde vetzuren is niet alleen linol-
zuur, maar ook arachidonzuur een essentieel vetzuur voor de

-ocr page 274-

kat. Hoeveelheden van 0,24 g linolzuur/MJ en 0,01 g/M.1 ara-
chidonzuur zijn voor een volwassen kat toerijkend om in de
behoefte te voorzien (24). De geanalyseerde diëten bevatten

0.60-4,94 g linolzuur/MJ en 0,01 tot 0,25 g arachidonzuur/MJ
(Tabel 4). De droogvoeders bevatten minder arachidonzuur
dan de blikvoeders. Arachidonzuur komt alleen in dierlijke
vetten voor, met name in membraanvetten, en droogvoeders
zullen dus relatief weinig grondstoffen met arachidonzuur be-
vatten. De diëten 4 en 13 hebben het laagste arachidonzuurge-
halte, maar zullen geen deficiëntie veroorzaken. De linolzuur-
behoefte zal door alle onderzochte diëten gedekt worden.

Zoals boven vermeld, is onder experimentele condities aan-
getoond dat opname van extra n-3 vetzuren de progressie
van nierfalen bij honden en ratten remt. De n-3 vetzuren ver-
schuiven het eicosanoïdmetabolisme zodanig, dat de pro-
ductie van anti-intlammatoire mediatoren toeneemt en die
van pro-inflammatoire mediatoren afneemt. Door de anti-in-
tlammatoire werking zou hypertensie in de glomerulaire cir-
culatie worden tegengegaan, hetgeen de progressie van CNI
remt (27, 28). Het effect van n-3 vetzuren is afhankelijk van
de hoeveelheid n-6 vetzuren in de voeding omdat beide fa-
milies van vetzuren eikaars eicosanoidmetabolisme compe-
titief inhiberen (29, 30). Derhalve is niet alleen het gehalte
aan n-3 vetzuren in dc voeding van belang, maar ook de ver-
houding n-3:n-6 meervoudig onverzadigde vetzuren. Brown
(31) adviseert inzake het nierdieet voor de hond een verhou-
ding tussen de 0.2:1 en 5:1.

In het onderzoek van Brown et al. (\\ 5) was een nierdieet met

1, I g eicosapentaeenzuur/MJ effectief bij honden met een
partiële nefrectomie. Lagere doseringen zijn niet bestudeerd,
en zouden dus ook werkzaam kunnen zijn. Het totale n-3 ge-
halte van de voeding is wellicht minder relevant dan dat van
cicosapentaecnzuur. Mogelijk kan de kata-linoleenzuur niet
in cicosapentaecnzuur omzetten, analoog aan het onvermo-
gen om linolzuur in arachidonzuur om te zetten, waarvoor
dezelfde enzymen nodig zijn, en welke bij de kat ontbreken
(32, 33). Zowel eicosapentaeenzuur als arachidonzuur zijn
de directe substraten voor de synthese van respectievelijk
anti-intlammatoire en pro-inflammatoire eicosanoïden (34).
Dit zou betekenen dat met het nierdieet de arachidonzuurbc-
hoefte juist gedekt zou moeten zijn, terwijl het dieet veel ei-
cosapentaeenzuur zou moeten bevatten. Consequentie van
deze redenering is dat de verhouding arachidonzuur: eicosa-
pentaeenzuur belangrijker is dan de verhouding totaal n-6 :
totaal n-3 meervoudig onverzadigde vetzuren. Een aanwij-
zing voor een nadelig effect van een hoge arachidonzuurop-
name vormt de waarneming dat nierpatiënten een hoger ge-
halte aan arachidonzuur in plasmacholesterolesters hadden
dan controlekatten (35).

Tabel 1 geeft een arbitraire richtlijn voor de gehalten aan ara-
chidonzuur en eicosapentaeenzuur in het nierdieet voor de
kat. Volgens de richtlijn zouden 3 droogvoeders een ideaal
arachidonzuurgehalte hebben (Tabel 4). Een gewenst hoog
gehalte aan eicosapentaeenzuur is slechts aanwezig in dieet
9.

Fosfor

Katten met nierfalen hebben een verminderd vermogen tot uit-
scheiding van fosfaat, wat achtereenvolgens kan leiden tot
hyperfosfatemie, hyperparathyreoïdie, calciumophoping in
niercellen, celdood en verlies van nefronen (36). Hyper-
fosfatemie veroorzaakt dus een neerwaartse spiraal van verlies
van niercellen, vergroting van het onvermogen om fosfaat uit te
scheiden, verdere stijging van het PTH-niveau, waardoor ver-
volgens weer meer nierweefsel verloren gaat (36,37).

Beperking van het fosforgehalte in de voeding van katten
met geïnduceerd nierfalen verlengt de overlevingsduur (25,
38). Het fosforgehalte dient beperkt te worden, maar de nier-
patiënt moet in fosforbalans kunnen blijven. Bij een beschik-
baarheid (schijnbare absorptie) van ongeveer zeventig pro-
cent dient het fosforgehalte in het dieet 0,1-0,2 g/MJ te zijn
(39) en dit bereik is opgenomen in de richtlijn (Tabel 1).
Volgens analyse hebben vier van de tien blikvoeders en twee
van de acht droogvoeders een fosforgehalte hoger dan 0,3
g/MJ (Tabel 5). Met name dieet 1 heeft een hoog fosforge-
halte, waarbij het geanalyseerde gehalte sterk afwijkt van de
declaratie (Tabellen 5 en 6).

Natrium en kalium

Omdat systemische hypertensie (6) en hypokaliëmie (40,41)
geassocieerd zijn met CNI bij katten dient het nierdieet natri-
umarm en adequaat in kalium te zijn. Tabel 1 geeft een richtlijn.
De minimale natriumbehoefte van de volwassen kat is 0,04
g/MJ (42). De kaliumbehoefte is met 0,2 g/MJ gedekt (24).

De geanalyseerde natriumgehalten van de nierdiëten (Tabel
5) zijn hoger dan de richtlijn, met als hoogste waarde dieet
11 (0,21 g Na/MJ). De geanalyseerde kaliumgehalten liggen
in de buurt van 0,4-0,5 g/MJ, met als uitersten de diëten
1 (0,79 g/MJ) en 6 (0,37 g/MJ).

Calcium en magnesium

Er zijn geen aanwijzingen dat de calcium- en magnesiumvoor-
ziening de progressie van nierfalen bij de kat beïnvloeden. De
richtlijn voor calcium en magnesium komt overeen met ge-
schikte niveaus voor de volwassen kat; calcium: 0,2-0,4 g/MJ;
magnesium: 0,02-0,04 g/MJ (43,44).
Dieet 1 heeft een hoog geanalyseerd calciumgehalte (Tabel 5),
terwijl het gedeclareerde gehalte de richtlijn benadert. De an-
dere diëten hebben een geschikt calciumgehalte. De geanaly-
seerde magnesiumconcentraties (Tabel 5) komen goed overeen
met de richtlijn.

Kation-anion-verschil

Metabole acidose wordt veelvuldig waargenomen bij katten
met nierfalen (8,10). Het is aannemelijk om te stellen dat een
nierdieet niet mag bijdragen aan verdere verzuring. Een maat
voor de zuurbelasting van een dieet is het kation-anion-ver-
schil. Een negatief verschil zal een verzurend effect hebben,
terwijl een positief verschil een alkalisch effect heeft. Voor alle
diëten is het kation-anion-verschil berekend volgens Kienzle
et
al.
(45). Een kation-anion-verschil van 150-350 mmol/kg DS
zou gewenst kunnen zijn voor het nierdieet (Tabel 1). Dieet 15
(Tabel 5) heeft een licht negatief kation-anion-verschil. In to-
taal hebben negen diëten een duidelijk lager kation-anion-ver-
schil dan voorgesteld in de richtlijn.

Conclusies

Bij de keuze van een commercieel nierdieet zijn eigenschap-
pen als effectiviteit, smakelijkheid en samenstelling relevant.
Over de relatieve acceptatie van de onderzochte diëten is geen
informatie bekend. Zoals hierboven beschreven, zal een nierdi-
eet met een ideaal eiwit- en fosforgehalte de overlevingsduur

-ocr page 275-

van de nierpatiënt verlengen. Waarschijnlijk dragen andere
aanpassingen van het dieet ook bij aan overleving. Tabel 1 geeft
een voorstel voor de relevantie van de diverse gewenste nutri-
ëntengehalten uitgedrukt in een score. Opgemerkt dient te wor-
den dat de droogvoeders een lagere score zouden krijgen van-
wege het relatief hoge fosforgehalte, terwijl een deel van het
fosfor wellicht niet beschikbaar is. We nemen aan dat in de
droogvoeders vijfentwintig procent van het totale fosfor in de
vorm van fytinezuur aanwezig is. Op basis van de analyses is
een totaalscore berekend. De vijf meest geschikte diëten in

Tabel 5. Geanalyseerde gehalten aan elementen en het berekende kation-anion-versch

Na

K

Cl

Ca

P

Ca:P

Mo

KV

Blikvoeders

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

mmol/kg DS

1

0,08

0,19

0,32

0,79

0,15

0,38

0,38

0,94

0,27

0,68

1,39

0,016

0,039

306

3

0,09

0,16

0,26

0,45

0,22

0,39

0,30

0,53

0,20

0,34

1,55

0,018

0,031

147

5

0,08

0,14

0,24

0,43

0,21

0,39

0,26

0,47

0.17

0,32

1,50

0,022

0,040

99

7

0,08

0.13

0,29

0,48

0,16

0,27

0,19

0,31

0,12

0,20

1,57

0,015

0,025

168

9

0,06

0,08

0,44

0,60

0,21

0,29

0,15

0,20

0,14

0,19

1,04

0,011

0,015

46

12

0,09

0,13

0,35

0,49

0,34

0,47

0,36

0,51

0,22

0,31

1,65

0,019

0,027

136

14

0,08

0,09

0,35

0,40

0,28

0,34

0,23

0,27

0,13

0,15

1,78

0,016

0,019

81

15

0,10

0,12

0,33

0,41

0,29

0,33

0,20

0,24

0,16

0,20

1,23

0,015

0,018

-15

16

0,09

0,14

0,33

0,52

0,33

0,52

0,20

0,31

0,09

0,13

2,29

0,012

0,019

153

!7

0,09

0,14

0,32

0,54

0,28

0,47

0,18

0,30

0,09

0,14

2,09

0,013

0,022

172

Droogvoeders

2

0,18

0,10

0,66

0,37

0,67

0,38

0,73

0,41

0,47

0,27

1,55

0,086

0,049

44

4

0,38

0,19

0,77

0,39

0,59

0,30

0,82

0,41

0,60

0,30

1,37

0,082

0,041

146

6

0,35

0,18

0,72

0,37

0,76

0,39

0,56

0,29

0,36

0,19

1,55

0,042

0,022

42

8

0,22

0,12

0,79

0,42

0,55

0,29

0,74

0,39

0,45

0,24

1,65

0,043

0,023

61

10

0,17

0,09

1,28

0,67

1,19

0,62

0,67

0,35

0,42

0,22

1,60

0,047

0,025

32

!1

0,38

0,21

1,03

0,57

0,93

0,51

0,91

0,50

0,62

0,34

1,47

0,089

0,049

154

13

0,37

0,19

0,71

0,37

0,55

0,29

0,80

0,42

0,56

0,29

1,42

0,082

0,043

166

18

0,21

0,1 1

0,90

0.49

0,82

0,44

0,59

0,32

0,39

0,21

1.52

0,058

0,031

48

KV = kation-anion-vcrschil; DS = droge stof. KV (mmol/kg DS) = 2[Ca] 2[Mg] [K] [Na]-2[P]-2[S]-[Cl]; de hoeveelheid zwavel (S) is geschat als 1 ge-
wichtspercentage van het ruw eiwitgehalte.

Tabel 6. Gedeclareerde gehalten aan elementen in de nierdiëten.

Na

K

Cl

Ca

P

Ca:P

Me

Blik voeders

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/lOOg

g/MJ

g/ioog

g/MJ

g/IOOg

g/MJ

1

0,02

0,05

ng

n.g

ng

n.g

0,2

0,47

0,18

0,42

1,11

0,020

0,047

3

0,1

0,18

0,24

0,44

ng

n.g

0,25

0,45

0,2

0,36

1,25

n-g

n.g

5

0,14

0,28

0,23

0,46

0,19

0,41

0,22

0,44

0,18

0,36

1,22

0,02

0,04

7

0,09

0,15

0,3

0,51

n.g

n.g

0,18

0,31

0,11

0,19

1,64

0,01

0,017

9

0,08

0,12

0,49

0,71

0,17

0,25

0,17

0,25

0,14

0,2

1,21

0,013

0,019

12

0,11

0,22

0,23

0,47

n-g

n-g

0,22

0,45

0,18

0,37

1,22

0,02

0,041

14

0,1

0,13

0,3

0,38

n.g

n.g

0,3

0,38

0,12

0,15

2,5

n.g

n.g

15

0,1

0,13

0,3

0,38

n.g

n.g

0,24

0,3

0,12

0,15

2,0

n.g

n-g

16

0,12

0,23

0,3

0,57

n.g

n.g

0,2

0,38

0,1

0,19

2,0

0,02

0,038

17

0,12

0,23

0,3

0,57

n.g

n.g

0,2

0,38

0,1

0,19

2,0

0,02

0,038

Dra og VO eders

2

0,18

0,11

0,54

0,33

n.g

n.g

0,9

0,55

0,60

0,37

1,5

0,067

0,041

4

0,29

0,16

0,61

0,33

n.g

n.g

0,9

0,49

0,48

0,26

1,88

n.g

n-g

6

0.45

0,24

0,65

0,35

0,72

0,38

0,7

0,38

0,5

0,27

1,4

0,08

0,043

8

0,24

0,14

0,72

0,41

n.g

n-g

0,66

0,38

0,44

0,25

1,5

0,05

0,029

10

0,2

0,11

0,8

0,42

0,95

0,5

0,58

0,31

0,31

0,16

1,87

0,068

0,036

11

0,3

0,17

0,9

0,5

n.g

n-g

0,8

0,44

0,5

0,28

1,6

0,08

0,044

13

0,3

0,18

0,6

0,35

n.g

n-g

0,95

0,56

0,5

0,29

1,9

0,07

0,041

18

0,2

0,12

0,8

0,49

ng

n-R

0,58

0,36

0,31

0,19

1,87

0,068

0,042

n.g. = niet gedeclareerd.

volgorde van afnemende geschiktheid zijn: nummer 9 (score
14), en nummers 7, 16, 17 en 18 (score 13). Dieet 1 scoort het
laagst (score 2). Het is duidelijk dat de scoretoekenning arbi-
trair is en dat dit ook geldt voor het opstellen van de richtlijn
(Tabel I). De scoretoekenning wordt echter wel ondersteund
door literatuurgegevens. Het is in dit verband vermeldens-
waardig dat in een retrospectief onderzoek bij katten met CNI,
die één van de zeven commerciële nierdiëten kregen, de lang-
ste overleving wordt vastgesteld na verstrekking van de diëten
9 en 18(46).

I in de nierdiëten.

-ocr page 276-

Dankwoord

De auteurs danken Jan van der Kuilen, Robert Hovenier, Inez
Lemmens en Hugo Wouterse voor de chemische analyses.

Nawoord

De onderzochte diëten zijn verzameld in de periode juli-sep-
tember 2002. In juni 2003 zijn onder de naam New Waltham
Royal Canin Veterinary Diets drie nierdiëten op de markt ge-
bracht, te weten Renal RF 23, Renal chicken en Renal beef;
volgens de declaraties zijn de diëten vergelijkbaar met respec-
tievelijk de dieetnummers 18,16 en 17.

Literatuur

1. Krawlec DR. and Oelberg HB. Chronic renal disease in cats. In Kirk
RW, ed. Current Veterinary Therapy X: Small Animal Practice.
Philadelphia, PA WB Saunders 1989; 11: 70-3.

2. Polzin D, and Osborne CA. Pathophysiology of Renal Failure and
Uremia. In Osborne CA and Finco DR, ed. Canine and Feline
Nephrology and Urology. Philadelphia, Williams & Wilkin 1995: 335-
67.

3. Elliott J, and Barber PJ. Feline chronic renal failure: clinical findings in
80 cases diagnosed between 1992 and 1995. J Small Anim Pract 1998;
39: 78-85.

4. Krawiec DR. Managing gastrointestinal complications of uremia. Vet
Clin North Am Small Anim Pract 1996; 26: 1287-92.

5. Harte JG, and Markwell PJ. Dietary management of naturally occurring
chronic renal failure in cats. J Nutr 1994; 124: 2660S-2S.

6. Kobayashi DL. Peterson ME, Graves TK, Lesser M, and Nichols CE.
Hypertension in cats with chronic renal failure or hyperthyroidism. J
Vet Ititern Med 1990;4:58-62.

7. Cowgill LD, and Kallet AJ. Systemic hypertension. In Kirk RW ed.
Current Veterinary therapy IX, Philadelphia, PA; WB Saunders
Company 1986: 360-4.

8. Lulich JP Osborne CA. O\'Brien TD, and Polzin DJ. Feline renal failure:
questions, answers, questions. Comp Contin Educ Pract Vet, 1992; 14:
127-53.

9. Rcmer T. and Manz F Potential renal acid load of foods and its influ-
ence on urine pH.JAtn Diet Assoc,
1995:95: 791-7.

10. DiBartola SP. Rutgers HC, Zack PM. and Tarr MJ. Clinicopathologic
findings associated with chronic renal disease in cats: 74 cases (1973-
1984). J Am Vet Med Assoc 1987; 190: I 196-202.

11. Elliott J. Rawlings JM, Markwell PJ, and Barber PJ. Survival of cats
with naturally occurring chronic renal failure: effect of conventional
dietary management. J Small Anim Pract 2000; 41: 235-42.

12. Barcelli UO. Miyata J. Ito Y, Gallon L, Laskarzewski P Weiss M,
Hitzemann R, and Pollak VE. Beneficial effects of polyunsaturated
fatty acids in partially nephrectomized rats. Prostaglandins 1986;
32:211-9.

13. Bauer JE. Polyunsaturated fatty acids in the management of spontane-
ous canine renal disease. Dietary fatty acid supplementation: A new
treatment modality. 1995:36-9.

14. Brown SA. Brown CA, Crowell WA. Barsanti JA. and Finco DR. Does
modifying dietary lipids influence the progression of Renal Failure?
Vet Clin North Am Small Anim Pract 1996; 26: 1277-85.

15. Brown SA, Brown CA, Crowell WA, Barsanti JA, Allen T, Cowell C,
and Finco DR. Beneficial effects of a chronic administration of dietary
n-3 polyunsaturated fatty acids in dogs with renal insufficiency J Lab
Clin Med 1998; 131:447-55.

16. Brown SA. Brown CA, Crowell WA, Barsanti JA. Kang CW, Allen T,
Cowell C, and Finco DR. Effects of dietary polyunsaturated fatty acid
supplementation in early renal insufficiency in dogs. J Lab Clin Med
2000; 135:275-86.

17. Clark WF, Parbtani A, Philbrick DJ, Spanner E, Huff MW. and Holub
BJ. Dietary protein restriction versus fish oil supplementation in the
chronic remnant nephron model. Clin Nephrol 1993; 39: 295-304.

18. Folch J, Lees M, and Sloane Stanley GH. A simple method for the isola-
tion and purification of total lipids from animal tissues. J Biol Chem
1957;226:497-509.

19. Metcalfe LD, Schmitz AA, and Pekka JR. Rapid preparation of fatty
acid esters from lipids for gas chromatographic analysis. Anal Chem
1966; 18:514-5.

20. Richard HJ. Clinical chemistry, principles and technics. Hoeber
Medical Division, Harper & Row Publishers, 1968: 403.

21. Hand S, et at. Small Animal Clinical Nutrition. Fourth Edition. Topeka:
Mark Morris Institute, 2000.

22. Kane E, Morris JG, and Rogers QR. Acceptability and digestibility by
adult cats of diets made with various sources and levels of fat. J Anim
Sei 1981;53:516-23.

23. Thome CJ. Understanding pet response: behavioural aspects of palata-
bility. In Proceedings of the petfood forum, 1997, (Thicago, Watts
Publishing.

24. National Research Council. Nutrient requirements of cats, revised edi-
tion 1986. National Academy Press, Wachington DC. 1986.

25. Finco DR, Brown SA. Brown CA, Crowell WA, Sunvold G, and Cooper
TL. Protein and calorie effects on progression of induced chronic renal
failure in cats. Am J Vet Res 1998; 59: 575-82.

26. Groeneveld EA, Kappert HJ, Kuilen J van der, and Beynen AC.
Consumption of fructooligosaccharides and nitrogen excretion in cats.
Int J Vitam Nutr Res 2001; 71: 254-6.

27. Schmitz PG, O\'Donnell MR Kasiske BL. and Keane WF Glomerular
hemodynamic effects of dietary polyunsaturated fatty acid supplemen-
tation. J Lab Clin Med 1991; 118: 129-35.

28. Logas D, Beale KM, and Bauer JE. Potential clinical benefits of dietary
supplementation with marine-life oil. J Am Vet Med Assoc 1991; 199:
1631-6.

29. Siess W, Roth P, Scherer B, Kurzmann I, Bohlig B, and Weber PC.
Platelet-membrane fatty acids, platelet aggregation, and thromboxane
formation during a mackerel diet. Lancet, 1980; 1:441 -4.

30. Fischer S, and Weber PC. Thromboxane A3 (TXA3) is formed in hu-
man platelets after dietary eicosapentaenoic acid (C205 omega 3).
Biochem Biophys Res Commun 1983; 116: 1091-9.

31. Brown SA. Managing chronic renal failure: the role of dietary polyun-
saturated fatty acids. New concepts in management of renal failure;
North American Veterinary Conference, Orlando, Fl., 1998.

32. Rivers JR Sinclair AJ, and Crawford MA. Inability of the cat to desatu-
rate essential fatty acids. Nature 1975;258: 171-3.

33. Pawlosky R, Barnes A, and Salem N Jr. Essential fatty acid metabolism
in the feline relationship between liver and brain production of long-
chain polyunsaturated fatty acids. J Lipid Res 1994; 35: 2032-40.

34. Lands WE. Biosynthesis of prostaglandins. Annu Rev Nutr 1991; II:
41-60.

35. Plantinga EA, and Beynen AC. A case-control study on the intake of
polyunsaturated fatty acids and chronic renal failure in cats. J AppI Res
Vet Med 2003; I: 127-31.

36. Nagode LA, Chew DJ, Steinmeyer BS. and Carothers MA. Renal se-
condary hyperparathyroidism: Toxic aspects, mechanisms of develop-
ment, and control by oral calcitriol treatment. Proceedings of the I Ith
ACVIM Forum 1993: 154-7.

37. Nagode LA, and Chew DJ. Nephrocalcinosis caused by hyperparathy-
roidism in progression of renal failure treattnent with calcitriol. Semin
Vet Med Surg (Small Aniin) 1992; 7: 202-20.

38. Ross LA, Finco DR, and Crowell WA. Effect of dietary phosphorus
restriction on the kidneys of cats with reduced renal mass. Am J Vet Res
1982; 43:1023-6.

39. Pastoor FJ, \'t Klooster AT van. Mathot JN. and Beynen AC. Increasing
phosphorus intake reduces urinary concentrations of magnesium and
calcium in adult ovariectomized cats fed purified diets. J Nutr 1995;
125: 1334-41.

40. Dow SW. and Fettman MJ. Chronic renal disease and potassium deple-
tion in cats. Semin Vet Med Surg (Small Anim) 1992; 7: 198-201.

41. DiBartola SP Buffington CA, Chew DJ, McLoughlin MA, and Sparks
RA. Development of chronic renal disease in cats fed a commercial
diet. J Am Vet Med Assoc 1993; 202: 744-51.

42. Yu S, and Morris JG. Sodium requireinent of adult cats for maintenance
based on plasma aldosterone concentration. J Nutr 1999; 129: 419-23.

43. Pastoor FJ, Opitz R, \'t Klooster AT van, and Beynen AC. Dietary cal-
cium chloride vs. calcium carbonate reduces urinary pH and phospho-
rus concentration, improves bone mineralization and depresses kidney
calcium level in cats. J Nutr 1994; 124: 2212-22.

44. Pastoor FJ, \'t Klooster AT van, Opitz R, and Beynen AC. Effect of die-
tary magnesium level on urinary and faecal excretion of calcium, mag-
nesium and phosphorus in adult, ovariectomized cats. Br J Nutr 1995;
74: 77-84.

45. Kienzle E, Schuknecht A, and Meyer H. Influence of food composition
on the urine pH in cats. J. Nutr 1991; 121: S87-8.

46. Plantinga EA, Everts H, Kastelein AMC, and Beynen AC. Survival of
cats with acquired chronic renal insufficiency offered different com-
mercial kidney diets: a retrospective study. Vet Ree (in press).

-ocr page 277-

Het antwoord van Royal Canin op
gebitsproblemen bij hond en kat

• Ruim 85 % van de honden en 75 % van de katten van 3 jaar en ouder heeft last van parodontale aandoeningen.

• De belangrijkste oorzaak is de vorming van tandplaque en tandsteen.

• Tandenpoetsen is de meest effectieve methode om de vorming van tandplaque en tandsteen tegen te gaan.

• Speciale voeding en kauwproducten vormen een ideale aanvulling op het tandenpoetsen en/of een goed alternatief
wanneer regelmatig poetsen niet mogelijk is.

Royal Canin heeft veel onderzoek gedaan naar de rol van de voeding bij de preventie van parodontale aandoeningen.
Gebaseerd op deze studies zijn een drietal gebitsverzorgende producten ontwikkeld, exclusief voor de dierenartsen-
praktijk. Allen zijn effectief gebleken in klinische studies.

Vet Early Care Dental & Skin voor de hond

Volledige, hoogwaardige voeding.

Vet Early Care Dental & DIgest voor de kat

Volledige, hoogwaardige voeding.

5
4
3
2
1
O

Premium droogvoeding Dental & Skin

-32%

Y/\'-64?Zc

Bron:

Studie Massey
University NZ,
2004

Bron:

studie Massey
University NZ,
2004

Premium droogvoeding Dental & Digest

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen.

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen.

Mini Oral Bar voor kleine honden

Kauwstaaf voor dagelijks gebruik.

Voor meer informatie over parodontale aandoeningen bij
de hond kan de Focus Special Edition over dit ondenverp
worden aangevraagd bij onderstaand adres of bij de Royal
Canin dierenartsenbezoeker.

Bron:

studie UNE,

Australië

2003

Premium droogvoeding Premium droogvoeding -i- Mini Oral Bar

RCyML CkNIN

VET EARLY CARE™

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service
Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel 0413-318444 - Fax 0413-363740
E-mail: info@royalcanin.nl
Internet www.royalcanin.nl

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen

-ocr page 278-

Rispoval® RS

een kwestie van leven(d) of dood

Rispoval® RS, het enige levende
pinkengriepvaccin in Nederland,
bewijst al vele jaren haar effectiviteit
én veiligheid.

Rispoval® RS zorgt voor:

• zowel cellulaire, humorale als
mucosale immuniteif

• interferon-stimulatie\'\'

• hoge effectiviteit
(beschermende SN-titers)^

• langdurige bescherming

• effectiviteit op zeer jonge leeftijd\'\'

Bspwal* FS REG NL 1467 UDO

Indicatie: Actieve nmtxwsatie vsn njidefen ter vefméndering van de ernsl vsn de pinltengnep.
Farmaceutische vorm: Gevriesdroogde enlslo< met b^behorend ociosmiddei.
Wachttijd: O dagen voa de slacht.

Samenstelling: Por doas var 2 ml: - levend gealtenueerd t}os«ie respiratoir syncytitfnvomiend virus,
stam RB94: minstens lO^.^CCC^ (Cel Culture mfectw Dose 50%).

Verpaltking: Flacon è 1,5 en 25 doses gevnesdroogd vaccin met t3i|t}ehaend opioemiddel (2ml).
yerdeie inlormatie n op aanvraag beschWjaar, Pfizer AntfnaJ Health B.V,
PosttxK 37 2900 AA CapeUe a/a Ussel

Animal Health

Pfizer Animal Health bv

Posli)us 37 - 2900 AA Capelle a/d IJssel

wvvw.pfizerah.nl • se(retariaal.ahg@prizer.(:om

© 2003 l\'fizer Anima! neahh l).v.. Capelle a/d Ussel
® Merknaam van Pfizer Inc.. N.Y., U.S.A.

-ocr page 279-

Sokkenleed

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Braken komt bij honden zo vaak voor
dat dit niet altijd meteen reden is
voor alarm. Als je ziet wat honden
binnenshuis en buitenshuis allemaal
oppeuzelen is het een wonder dat
maagdarmklachten niet aan de orde
van de dag zijn. Wanneer kan je rede-
lijkerwijs uitgaan van meer dan een
gastro-enteritis? Is het reëel om bij ie-
dere brakende hond direct foto\'s te maken?

Textielterreur

Ontlasting van uiteenlopende diersoorten en bedor-
ven lunchpakketten in de bosjes zijn lang niet
het meest uitzonderlijke hondendieet. Er
zijn honden die stenen eten, tubes huid-
zalf doorslikken en of de complete
gsm naar binnen werken. Deze
Berner Sennenhond van nog geen
twee jaar oud heeft een (al even
merkwaardige) voorkeur voor
textiel. Als de hond al twee da-
gen onophoudelijk braakt en
diarree heeft, wendt de eige-
naar zich op zaterdag maar
eens tot de dienstdoende die-
renarts. Hij vertelt erbij dat de
hond regelmatig textiel eet.
De dierenarts constateert dat
de hond koorts heeft en pal-
peert de buik, maar kan niets
vinden wat lijkt op een corpus
alienum. In eerste instantie vindt hij
het niet nodig om een foto te maken en
hij stuurt de hond naar huis met
Primperid en Sulfatrim. Als dat niet snel ef-
fect heeft moet de eigenaar weer contact opneinen,
dan kunnen alsnog foto\'s worden gemaakt en eventuele an-
dere acties worden ondernomen. Als hij niets meer hoort gaat
hij ervan uit dat het inderdaad een infectie is geweest.

Darmdrama

Niets is echter minder waar. De hond blijft ziek, maar de ei-
genaar wacht tot maandag en gaat dan naar zijn eigen dieren-
arts. Die voelt wel een darmobstructie en haalt operatief niet
alleen een sok weg, maar ook de bijbehorende dertig centi-
meter darm. Helaas knapt de hond daarna niet meer op, maar
overlijdt dezelfde avond nog.

Dat is voor de eigenaar aanleiding om een klacht in te die-
nen, want hij is ervan overtuigd dat zijn hond nog zou hebben
geleefd als de dienstdoende dierenarts meteen foto\'s had ge-
maakt en de sok had ontdekt. Volgens de dierenarts is dat niet
waar; op een röntgenfoto is een corpus alienum niet altijd
zichtbaar en waarschijnlijk was deze sok niet te zien ge-
weest. Daarom heeft hij gekozen voor medicatie, met de uit-
drukkelijke instructie dat de eigenaar bij uitblijven van
snelle verbetering contact op moest nemen.

Veterinai
tuchtrech

Snelle snapshots?

Het Tuchtcollege overweegt of van de dierenarts verwacht
had mogen worden dat hij direct een foto zou maken. Omdat
op een röntgenfoto textiel moeilijk te zien is, zeker als zich in
de darm nog voedselresten bevinden, vindt het Tuchtcollege
het niet onjuist dat de dierenarts in eerste instantie geen
foto\'s heeft gemaakt. Het is goed inogelijk dat de
dierenarts die de hond na twee dagen te zien
kreeg, door het ontbreken van die voed-
selresten beter in staat is geweest om
de obstructie te voelen en te zien.
Op de foto\'s van dat moment is
de sok nog steeds maar heel
vaag waarneembaar.

Koortsklacht

De eigenaar werpt dan nog
tegen dat de dierenarts ge-
alarmeerd had moeten ra-
ken vanwege de hoge li-
chaamstemperatuur van de
hond (39.4). Vanwege de
koorts had hij meteen de
juiste diagnose kunnen stel-
len. Ook dit is volgens het
Tuchtcollege niet terecht. De
aanwezigheid van een corpus
alienum in de darmen kan wel
koorts veroorzaken, maar niet alle
koorts wordt veroorzaakt door een corpus
alienum. Er zijn teveel andere oorzaken voor
koorts om dat voetstoots aan te nemen. De dierenarts
heeft wel antibiotica gegeven, en in dat opzicht niet onjuist
gehandeld.

De eigenaar geeft wel toe dat de dierenarts hem had verteld
terug te komen als de hond slechter zou worden, maar zegt
dat hij als leek niet heeft kunnen zien wanneer de hond
achteruitging of niet. De hond was er slecht aan toe en bleef
er slecht aan toe. Voor hem was niet waarneembaar of er ver-
schil was en daarom heeft hij geen contact opgenomen. Dat
wordt een welles-nietes discussie in de tuchtzaal, waarbij
niet meer precies te achterhalen is wat er nu werkelijk is ge-
beurd. Het onvermogen van een eigenaar om een achteruit-
gang (of het uitblijven van vooruitgang?) te herkennen kan
in ieder geval de dierenarts niet worden verweten en de
klacht wordt ongegrond verklaard.

-ocr page 280-

)

%

Spulten op een afstand van 15 - 20 cm

1

Laten drogen

CTC SPRAY

Klauwen schoonmaken

Bus voor gebruik goed schudden:

- Een homogene suspensie

- Geen verstopping

- Druipt niet

Geconcentreerde en nauwkeurige spuitnevel
(spuiten op een afstand van 15-20 cm)

Ideale spray voor de behandeling van klauw-
aandoeningen en oppervlakkige huid infecties.

Diergeneesmiddel

RECNL9013

UDA

luklinlecl^s, in l>6t bi|/onder Dermatitis
tills digitalis (Mortellaro), die veroorzaakt
or cliloortetracycline.
<he ol chirurgische wonden, geconta-
[>r chloortclrarycline.

SamenMelling: 1 spiiitln» beval chloortetracycline hydrochloride 3,210 g

Ruf^. varken. Khaap:
• Ekhandeliiig van oppervlaUtigc klauvv- en
iHterdigitalis (rotkfcupel; sltnkpool), Derm,
worden door kicmet» die gevoelig zijn vi
- Behandeling van oppcrvlakkiqo traumat
minecrd met kiemen die gevoelig zijn v<

Dosering:

Voof golxuik spuitbus goed schudden. Bespuit de Ie behandcton oppervlakte op een
alsland van 15 • 20 <m gedurende J seconden, /odal de/e geli|knialig gekknird
wordt. Deze behandeling dient bi| Uauwaandoeningen na 30 seconden herhaald
te worden.

- Voor behandolirK) van oppervlakkige traumatlKhe ot chirurgische wonden,
gecontamineerd met kiemen die gevoelig zijn voor chloorielracycline, vvordl een
oennialige enkelvoudige behandeling aanbevolen.

- Voor behandelif>g van Dermatitis digitalis (Mortellaro) wordt 1 - 2 maal daags een
duWwIe behandeling (30 seconden Interval) gedurende 3 dagen aanbevolen.

• Voor andere klauw<iandoeningen (rolkreiipel, stinkpoel) wordl eveneens I - 2 maai
daags een dubbele behandeling (30 seconden interval) aanbevolen. Afhankelijk
van de ernsl van dc .wndocning en de male van herstel de behandeling
Iterhalen mei een interval van I - 3 dagen.

Wachttijd: Minimaal in achi le nemen wachuijd: Geen

Contra-indicaties:

Niet gebruiken bij dieren mei een overgevoeligheid voor telracydines. Niet
gebruiken op de uier van melkgevende dieren waarvan de melk beslemd is voor
menselijke consumptie.

Bijwerkingen: Overgevoeligheidsreacties kunnen voorkomen.
Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet Nederland BV.

Eurovet Nederland BV, Postbus 179, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

/4nimal Health

-ocr page 281-

Voedsel en
^aren Autoriteii

VWA houdt toezicht
op de Wet op de Dierproeven (WOD)

In 2003 voerde de VWA 331 inspecties uit bij instellin-
gen en bedrijven die dierproeven uitvoeren, waarvan on-
geveer dertig procent onaangekondigd.
Er werd gecontroleerd of de huisvesting van de dieren
voldoet aan de wettelijke regeling, of de dieren zorgvul-
dig werden behandeld en verzorgd en of de onderzoekers
en dierverzorgers de juiste opleidingen hebben.
Om dierproeven te verrichten, moet een instelling of be-
drijf krachtens de WOD, een door de minister van VWS
afgegeven vergunning hebben. De vergunninghouders
moeten jaarlijks aan de minister van VWS gegevens ver-
strekken omtrent de dierproeven die zij hebben verricht.
Een vergunninghouder mag verder pas een dierproef ver-
richten als een Dierexperimentencommissie (DEC)
daarover positief heeft geadviseerd. Ook hierop wordt bij
de inspecties gelet.

Inspectieresultaten 2003

Uit de inspecties bleek dat de voorschriften die direct ver-
band houden met het welzijn van de proefdieren in het al-
gemeen goed werden nageleefd.

• De tijdens de inspecties geconstateerde afwijkingen
hadden vooral betrekking op de huisvesting van proef-
dieren;

• het uitvoeren van dierproeven waarover niet tevoren
een advies was uitgebracht door een DEC of;

• het uitvoeren van dierproeven afwijkend van het be-
schreven onderzoeksplan dat door een DEC van een
positief advies was voorzien.

In alle gevallen bleek bij herinspectie dat de omissies wa-
ren opgeheven.

Waarvoor worden dierproeven verricht in Nederland?

De meeste proeven werden verricht voor wetenschappe-
lijk onderzoek (52%). Hieronder valt onder andere het
onderzoek naar kanker en hart- en vaatziekten. Voor dit
doel zijn ook de meeste dierproeven verricht op gene-
tisch gemodificeerde dieren. Voor de ontwikkeling, pro-
ductie, controle of ijking van sera, vaccins, geneesmidde-
len en medische of veterinaire producten ten behoeve van
mens en dier werd veertig procent van het totale aantal
dierproeven verricht. Vijf procent van de dierproeven
werd verricht om de mogelijke schadelijkheid van stoffen
te onderzoeken. Voor diagnostiek werd één procent van
de dierproeven verricht en voor onderwijs en training
was dit twee procent. Voor het toepassen van toxicolo-
gisch onderzoek, bij de ontwikkeling van geneesmidde-
len en bij het onderzoek naar de schadelijkheid van stof-
fen zijn 37.090 (6%) dierproeven verricht. Om genetisch
gemodificeerde dieren te vervaardigen zijn dierproeven
verricht op 20.933 muizen, 497 ratten en 204 klauwpad-
den. In Nederland zijn dierproeven voor het testen van
cosmetica verboden.

Aantal dierproeven in 2003 aanzienlijk gedaald

Het aantal dierproeven in 2003 bedroeg 620.875. Bij na-
dere analyse van de registratiegegevens over 2002 blijkt
dat er in 2003 ongeveer 56.000 dierproeven minder zijn
verricht. Opvallend was dat het aantal dierproeven voor
het toxicologisch onderzoek flink is gedaald (40%). Er
zijn in 2003 aanzienlijk minder muizen, konijnen, runde-
ren, kippen, kwartels, andere vogels, amfibieën en vissen
voor dierproeven gebruikt. Ook werden iets minder dier-
proeven verricht op non-humane primaten dan in 2002.
Er werden meer dierproeven verricht op andere knaag-
dieren, honden, katten, paarden en andere zoogdieren
dan in 2002. Na bovenstaande correctie voor 2002, blijkt
dat in 2003 iets meer genetisch gemodificeerde dieren
zijn gebruikt. In 2003 zijn 13.742 dieren hergebruikt
voor 20.771 (3,3%) dierproeven. Dus kan worden gesteld
dat 620.875 dierproeven werden verricht op 600.104
proefdieren. Vanaf 3 oktober 2003 is het verboden dier-
proeven te verrichten op chimpansees, bonobo\'s, orang-
oetans en gorilla\'s. Een laatste lopend experiment met
chimpansees ten behoeve van de ontwikkeling van een
Hepatitis C-vaccin kan nog worden afgerond.

m

H-i

Ö

C/5

Q

O

>

Inspecties van de VWA

Het welzijn van proefdieren is in Nederland met veel
waarborgen omgeven. De meeste daarvan zijn vastgelegd
in de WOD. Met enkele aaiwullende maatregelen via de
diverse Codes, wordt inzicht in en verdere vermindering
van ongerief gerealiseerd. De belangrijkste waarborgen
bestaan onder andere uit:

• Proefplannen mogen alleen worden opgesteld door
onderzoekers met een specifieke deskundigheid.

• De plannen worden door de DEC beoordeeld. Na even-
tuele bijstelling van de plannen volgt een advies aan de
vergunninghouder. Pas dan mag de proef (precies vol-
gens het onderzoeksplan) worden gestart en uitge-
voerd.

• Dagelijks toezicht binnen de instelling door de proef-
dierdeskundige.

• Handelingen aan dieren mogen alleen worden uitge-
voerd door personen die daar een specifieke opleiding
voor hebben gevolgd.

• Borging van de kwaliteit van welzijn van dieren vereist
registratie van vele zaken: voor, tijdens en na de proef
Alleen dan is na te gaan of de waarborgen ook het ef-
fect sorteren waarvoor ze bedoeld zijn.

Vrijwel iedereen die betrokken is bij dierproeven zet van-
uit betrokkenheid bij het dier, zijn beste beentje voor.
Toch blijkt toezicht (en waar nodig handhaving) door de
VWA een noodzakelijk middel om \'iedereen scherp te
houden\' en om in afstemming met het veld, mogelijke
extra waarborgen te formuleren. De genoemde Codes
zijn daarbij een uitstekend middel.

Site VWA

Op www.vwa.nl kunt u het volledige jaaroverzicht dier-
proeven 2003 en de folder dierproeven 2003 downloaden.
Zie ook het webdossier dierproeven op de VWA-site.

-ocr page 282-

Dit jaar bestaat het Museum
Diergeneeskunde vijftig jaar. Op 4
november wordt dit uitgebreid ge-
vierd. In samenwerking met het
Veterinair Historisch Genoot-
schap organiseert het museum het
symposium \'Veterinaire musea:
verleden of toekomst?\'. Aanslui-
tend wordt de tentoonstelling
\'Tussen geld en geweten: de invloed van de relatie mens-
dier op de diergeneeskunde\' geopend.

Tijdens het symposium geven deskundigen uit binnen- en
buitenland hun visie op diergeneeskundige musea en hun
maatschappelijke positie. De tentoonstelling visualiseert
met behulp van voorwerpen, foto\'s en bewegende beelden de
verschillende manieren waarop de mens het dier benadert en
het effect daarvan op de diergeneeskunde. De tentoonstel-
ling loopt van 4 november 2004 tot 1 oktober 2005.

Het Museum Diergeneeskunde is in november 1954 opge-
richt door de Faculteit der Diergeneeskunde, de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde en het
Universiteitsmuseum Utrecht. Het Museum Diergenees-
kunde neemt in Nederland een unieke positie in. Het is het
enige museum dat zich richt op de geschiedenis van de dier-
geneeskunde. Het bezit een uiteenlopende en bijzondere col-
lectie die het verleden en heden van het onderwijs, het stu-
dentenleven en de beroepsgroep in beeld brengt.

Berichte

verslage

Nadere informatie en aanmelding

Mevrouw drs. Willemijn van Helbergen (telefoon: 030-
2534675, e-mail: C.W.M.vanHelbergen(^museum.uu.nl).

Het symposium wordt gehouden in de collegezaal C 102.
Het is gratis toegankelijk. De tentoonstelling is op afspraak
te bezichtigen. Een rondleiding kost € 4,50 per persoon.

Museum Diergeneeskunde viert vijftigjarig bestaan

Voorjaarsdagen en Amsterdam, onlosmakelijk met elkaar verbonden?!

Amsterdam en de RAI bieden de
Voorjaarsdagen al decennia lang gepast
onderdak. De bereikbaarheid: voor u als
bezoeker, voor onze internationale spre-
kers en gasten middels luchthaven
Schiphol, de faciliteiten van de RAI en
niet in de laatste plaats het aansprekende
karakter van onze hoofdstad, hebben ons
weer doen besluiten om vier dagen in het
voorjaar naar Amsterdam te gaan.

Door de gestage groei van het aantal be-
zoekende dierenartsen, assistentes en
exposanten zijn we dan ook verheugd te
kunnen melden dat de RAI dit jaar weer
de nodige bouwkundige aanpassingen heeft verricht.
Hierdoor zijn we nog steeds in staat de door menigeen ge-
roemde intieme sfeer van het wetenschappelijk congres en
haar expo te waarborgen.

P.A. van Hooydonk

Het is allemaal begonnen met een kleinschalig weten-
schappelijk congres in hotel Pays-Bas te Utrecht, en vol-
gend jaar is veterinair Nederland al reeds voor de 35e
maai te gast in een congrescentrum dat op dit moment in
Nederland zijn gelijke niet kent!
Noteer maar vast in uw agenda: 14 tot
en met 17 april 2005 is het RAI
Internationaal Congres en Exhibitie
Centrum wederom het toneel van een
volgend Voorjaarsdagencongres.

Afgelopen jaar hebben wc reeds gebruik
gemaakt van de vernieuwde Diamond-
lounge, in 2005 komt daar een uitbreiding
van de Europafoyer bij. Dit zal resulteren in
het feit dat tijdens het congres van 2005 alle
deelnemende industrieën een plaats op de
begane grond zullen vinden.
Tevens is het Auditorium geheel aan de ei-
sen van 2005 aangepast waardoor zeker de
speciale openingsact van het FECAVA -
FEEVA Voorjaarsdagencongres 2005 bij-
zonder tot zijn recht zal komen.

Natuurlijk volgen we de ontwikkelingen
met betrekking tot andere congreslocaties
in Nederland op de voet, maar in 2005
zien wij, als Voorjaarsdagencommissie, u
graag terug in vertrouwd Amsterdam!

14 April 2005
17

P.A. van Hooydonk is verantwoordelijk voor de lo-
gistiek binnen het Voorjaarsdagencongres. Zie ook
www.voorjaarsdagen.org

-ocr page 283-

Permanent vertegenwoordiger bij de EU Ton Akkerman vindt
vooroordelen over toegetreden nieuwe lidstaten pertinente onzin

Tekst en foto: Susan Umans

Sinds maart van dit jaar is dieren-
arts Ton Akkerman werkzaam bij
de permanente vertegenwoordiging
van het Koninkrijk der Neder-
landen bij de Europese Unie. Hij is
de opvolger van Stan van der Meijs.
Om kort te gaan: hij is op veterinair
gebied de verlengde arm van Den
Haag. Binnen het Brusselse weet hij
inmiddels aardig zijn weg te vinden. Hij is graag bereid om
voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde het een en an-
der uit te doeken te doen omtrent het Europese politieke en
beleidsmatige speelveld.

Wat is de rol wan de permanente vertegenwoordiging?
Bij de permanente vertegenwoordiging (PV) van het
Koninkrijk der Nederlanden zijn alle dertien ministeries ver-
tegenwoordigd, plus nog een vertegenwoordiger van de
Nederlandse Antillen. De afdeling Landbouw van de PV be-
staat uit de Landbouwraad en de Veterinaire Raad (Ak-
kerman) alsook drie attachés en twee administratief medewer-
kers.

De vertegenwoordigers treden namens Nederland op in verga-
deringen van de Raad. Verder zijn wij de ogen en oren van het
ministerie van LNV in Brussel. Wij signaleren, adviseren en
koppelen terug. Die terugkoppeling is primair naar het mi-
nisterie van LNV te Den-Haag, maar natuuriijk ook van Den
Haag naar de Europese instellingen in Brussel. Verder be-
middelen wij en hebben een protocollaire taak. Hierbij moet
gedacht worden aan het organiseren van gesprekken en het be-
geleiden van de minister en de ambtelijke top bij de
Landbouwraad en Visserijraad.

Wetgeving, en de ontwikkeling daarvan, gebeurt in Brussel.
Het is zaak dat je in een zo vroeg mogelijk stadium van het
wetgevingsproces \'aanwezig\' bent. Op die tnanier is het mo-
gelijk de Nederlandse wensen tijdig neer te leggen in Brussel,
zodat die meegenomen kunnen worden in nieuw te ontwikke-
len wetgeving.

En als het gaat om de dierziektebestrijding in Nederland?
Als het gaat om dierziekte-uitbraak en dierziektebestrijding,
dan zit ik daarop basis van mijn deskundigheid. Mijn arbeids-
verleden speelt daarbij ook een rol, met name vanwege het be-
lang van het onderhouden van dagelijkse contacten met colle-
ga\'s van de Europese Commissie (EC) en vertegenwoordigers
van andere lidstaten. Het opbouwen van een netwerk, op aller-
lei gebied, is van essentieel belang.

Dierziekte-uitbraak en -bestrijding is geen zaak meer van na-
tionale aard, maar van internationaal belang. Neem de uitbra-
ken van MKZ en Al, dat ging natuurlijk niet alleen Nederland
aan, maar de hele EU. Als lidstaat heb je de verantwoordelijk-
heid om een dierziekte-uitbraak terstond te melden in Brussel.
En ook moeten maatregelen die je als lidstaat neemt, passen in
de EU-wetgeving die daarvoor bestaat. Bovendien moet de
EC vertrouwen hebben in de maatregelen die jij als lidstaat
neemt. Dit houdt in dat alle informatie die vanuit een lidstaat
naar de commissie gaat, vertrouwenwekkend moet zijn. Däär
speelt de permanente vertegenwoordiging een heel belang-
rijke rol, en kunnen de opgebouwde dagelijkse contacten in-
gezet worden. Enerzijds voor de overdracht van informatie,
maar ook om te toetsen of de informatie voldoende is. De EC
krijgt namelijk veel vragen van de andere lidstaten als er een
uitbraak van een dierziekte is in een lidstaat. Het is zaak dat de
EC dan heldere en optimale informatie kan doorsluizen naar
de lidstaten, zodat deze vertrouwen blijven hebben in de aan-
pak van dierziekten.

Intervie

Als PV ben je de verlengde arm van Den Haag. De PV is het
eerste aanspreekpunt voor Den Haag die informatie wil ver-
schaffen aan Brussel en vice versa, dus als de EC in Brussel
vragen heeft aan Den Haag, zal ze die in eerste instantie rich-
ten aan de PV De lijnen zijn dus heel kort.

De conferentie in december 2001 na de MKZ-crisis zal dit
jaar, tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap, een vervolg
krijgen. Wederom zal het gaan over dierziektebestrijding en
alle facetten die daarbij horen, inclusief de sociale impact.
Zo\'n conferentie bereid je samen met de EC uit Brussel voor.
Het heeft geen zin om zoiets als lidstaat alleen te organiseren,
er moet draagvlak voor zijn. Wat dat betreft speelt Nederland
in de dierziektebestrijding en de ideeën daarover een zeer be-
langrijke rol. Niet alleen omdat we de afgelopen tijd veel erva-
ring hebben opgedaan op het gebied van dierziekte-uitbraken
en bestrijding, maar ook omdat we aan den lijve hebben
ondervonden wat voor enorme impact dergelijke ziekten op
dc samenleving hebben. Ook Brussel is daar niet koud onder
gebleven en is ervan overtuigd geraakt dat er gezocht moet
worden naar een andere aanpak. Dit heeft al geleid tot aanpas-
sing van de richtlijnen als het gaat otn MKZ en KVP.
Ik wil in dat verband ook graag een oproep naar de Neder-
landse dierenartsen doen door te melden dat allerlei ontwik-
kelingen op internet te vinden zijn. Er zijn hele goede web-
pagina\'s die thuis bezocht kunnen worden, waarbij men zich
op de hoogte kan stellen. Dierenarts u werkt in internationale
context, informeer uzelf!
{www.efsa.eit.int, www.europa.
en.int, www.oie.int
of kijk op www.knmvd.nl bij links onder
overheid en semi-overheid en dan onder Europa.)

Heeft de PV binnen het Europese ook een taak naar de FVEtoe?
De FVE (Federation ofVeterinarians in Europe) is een private
organisatie. Formeel heb ik daar dus geen taak. Nu de FVE
echter een Nederlandse voorzitter (Tjeerd Jorna) en directeur
(Jan Vaarten) heeft, die beiden in Brussel wonen of er althans
veelvuldig verblijven, is het voor mij wel heel bijzonder. Je
zoekt elkaar veel sneller op.

Ik zie de FVE zeker als een interessante discussiepartner. En
wanneer aan mij adviezen gevraagd worden over ontwikkelin-
gen in de EC, zal ik die zeker geven. In het verleden hebben we
elkaar goed op de hoogte gehouden als het ging om hygiëne-
verordeningen. En ook is de FVE betrokken bij het welzijn
van dieren die getransporteerd worden, doen zij mee aan dis-
cussies over het castreren van biggen zonder verdoving, ritu-
eel slachten, enzovoort.

-ocr page 284-

Hoe kijkt u aan tegen accreditatie en dan met name in Europees
verband?

Op dit ogenblik is accreditatie per lidstaat georganiseerd dus
nationaal. Men wil dat anders gaan opzetten. De Franse orde
van dierenartsen wil eind dit jaar hierover een conferentie orga-
niseren, overigens van harte ondersteund door de FVE. Daarbij
zal het enerzijds gaan om het uitwisselen van ervaring. Men wil
eigenlijk komen tot geharmoniseerde standaardisering, waar-
mee men dus binnen Europa daadwerkelijk tot standaardise-
ring komt waarbij kwaliteit gewaarborgd is. Dit is een initiatief
van de beroepsgroep zelf, wat natuurlijk hartstikke goed is.
Je hebt te maken met 25 lidstaten met allemaal hun eigen cul-
tuur. Honderd procent harmoniseren gaat niet, maar er moet
een soort basis komen. Je moet dus met elkaar afspreken wat
vinden wij als beroepsgroep belangrijk. Dat zal toch met elkaar
vergelijkbaar moeten zijn. Helemaal gelijk krijg je natuurlijk
nooit iets en er is al veel verbeterd. Studenten kunnen bijvoor-
beeld veel gemakkelijker reizen en ook zijn er veel meer uit-
wisselingsprogramma\'s tussen universiteiten.
Over de nieuw toegetreden lidstaten bestaan nogal wat voor-
oordelen. Er wordt wel eens gezegd dat ze kwalitatief\'minder\'
zijn. Dat wil ik pertinent tegenspreken. Ik heb zelf een aantal
veterinaire faculteiten mogen bezoeken toen ik in Boedapest
woonde en ik wil niet zeggen dat het beter of slechter is. Het is
misschien anders. Maar ook binnen de oude lidstaten zijn er
verschillen tussen de faculteiten. Wij hebben in Nederiand een
prachtige Faculteit der Diergeneeskunde met mooie facilitei-
ten, maar dat heeft ook zijn prijskaartje.

Hoe staat het met de Europese implementatie van hygiënericht-
lijnen?

In 2001 is dit proces gestart om uiteindelijk tot één hygiëne-
pakket te komen. Belangrijk bij dit hygiënepakket is onder-
meer dat de producent eerste verantwoordelijke is voor wat hij-
zelf produceert en dus niet de overheid. Men gaat werken met
voorinformatie over dieren, dus voordat een dier geslacht
wordt moet duidelijk zijn welke medicijnen er zijn toegediend,
of de wachttermijnen goed zijn nagekomen, welke ziektes het
dier heeft gehad et cetera. Verder moet de HACCP-standaard
gaan gelden voor alle schakels binnen de voedselketen. Dus
alle bedrijven, behoudens de primaire bedrijven, die voedsel
produceren moeten een dergelijk systeem hebben. De aanpak
is veel meer gebaseerd op risico\'s en op wetenschap (science-
based). Daarbij is tracering van producten een heel belangrijk
item. Zowel één stap voor als één stap na het product moet alles
getraceerd kunnen worden. Als er wat aan de hand is moet snel
bekend zijn welke producten uit de schappen moeten. En als
laatste en belangrijkste punt geldt de consumentenveiligheid.
Die gaat voor alles!

Dit hygiënepakket moet nu geïmplementeerd worden. Dat is
nogal een klus, want het gaat om 39 onderwerpen. Dat kan na-
tuuriijk niet allemaal tegelijk. De lidstaten hebben dan ook in
nauw overleg prioriteiten gesteld en op dit moment is de EC be-
zig met zes onderwerpen: trichine-onderzoek, cystisercose,
voedselketeninformatie (food chain information), separator-
vlees (=MSM) en HACCR Met name de voedselketeninforma-
tie is van essentieel belang voor de dierenarts, aangezien het
hier niet alleen gaat om voorinformatie over slachtdieren, maar
ook om terugkoppeling van slachtinformatie naar de boen Niet
alleen de boer kan hier zijn management op aanpassen, ook de
dierenarts heeft veel aan dit soort informatie bij de bedrijfsbe-
geleiding.

Hoe zit het met de harmonisatie tussen de verschillende EU-lid-
staten?

We zijn nu met 25 lidstaten en de regelgeving in Brussel geldt

Loopbaan Ton Akkerman in vogelvlucht

afgestudeerd in 1986

twee jaar kleine huisdierenpraktijk

RVV, locatiehoofd kring Apeldoorn

stafmedewerker bij de Veterinaire Dienst

twee jaar projectleider bij de directie Visserij,

ministerie LNV

Senior Veterinary Officer (rechterhand CVO),
Nederland vertegenwoordigen in internatio-
nale geremia in binnen- en buitenland op vete-
rinair gebied.

februari 1999 gestationeerd in Boedapest als
veterinaire attaché om inzicht te krijgen in de
veterinaire situatie van de toekomstige lidsta-
ten

na twee jaar gevraagd als plaatsvervangend
CVO (maart 2001, dus hele MKZ-crisis zeer in-
dringend meegemaakt net als de Al-crisis in
2003)

maart 2004: Veterinaire Raad, lid van de perma-
nente vertegenwoordiging van het Koninkrijk
der Nederlanden in de EU te Brussel

w - r . : ■ _
■ \'

-ocr page 285-

voor allemaal, daarvan is geen enkele lidstaat uitgezonderd.
Controle op de uitvoering van deze wetgeving binnen de lidsta-
ten wordt gedaan door de FVO, dat is de controle-organisatie
van de EU. De FVO voert controle-missies uit naar alle lidsta-
ten. De bevindingen van de missies worden middels een rap-
port gepubliceerd en geplaatst op de internetsite van de FVO en
op deze manier zijn de resultaten voor eenieder toegankelijk.
De Europese richtlijnen vormen een kaderwetgeving, waarbij
de implementatie nationaal moet gebeuren. Bij de implementa-
tie spelen culturele verschillen tussen lidstaten, handelswijze,
geografische ligging, et cetera een rol. Zoals eerder gezegd: het
is moeilijk om alles één op één gelijk te krijgen.

En de nieuw toegetreden lidstaten?

Vanuit het ministerie van LNV ben ik in 1999 gestationeerd in
Boedapest, om zicht krijgen op de veterinaire situatie in de lid-
staten die zich aan het opmaken waren voor toetreding tot de
EU. Mijn werkgebied betrof de Baltische Staten, Slovenië,

Polen, Tsjechië, Slowakije, en Hongarije. Daarnaast was ik ook
in de gelegenheid om landen als Roemenie, Bulgarije, Kroatië
te bezoeken, hetzij voor het geven van lezingen of om veteri-
naire problemen op te lossen. Wat konden wij van deze landen
verwachten? Onbekend maakt immers onbemind. Ik kwam al
vrij snel tot de conclusie dat het op veterinair gebied nog niet
zo slecht gesteld was met die landen. Natuuriijk gaan dingen
daar anders. Maar we moeten niet vergeten dat deze landen be-
roemde professoren binnen de diergeneeskunde hebben voort-
gebracht, zoals de Hongaarse professor Aujeszky en een
Roemeense professor die de parasitaire ziekte Babesiosis heeft
vastgesteld. Kortom: men weet goed hoe men een uitbraak van
een dierziekte moet aanpakken, maar zeker ook moet voorko-
men. Ook daar hebben ze monitoringssystemen.
Ik heb er met zeer veel plezier gewoond, helaas maar twee jaar.
En ik heb bewondering voor de grote mate van aanpassing en
flexibiliteit die ik in die landen heb kunnen zien. Want een der-
gelijk proces van toetreding vergt toch heel wat.

Frontline® gecontra-indiceerd bij het konijn

D. Peerboom en J.T. Lumeij

Aangezien er voor konijnen geen
anti-ectoparasitica geregistreerd zijn
is het altijd een beetje zoeken naar
een geschikt middel. Regelmatig
wordt dan gekozen voor Frontline®
(Merial BV, Velserbroek). Frontline®
bevat als werkzame stof fipronil, een
phenylpyrazole, dat het GABA-
systeem inhibeert. Hoewel in het
\'Fidin Repertorium 2004\' het gebruik bij konijnen als contra-
indicatie bij de meeste Frontline® preparaten wel wordt ge-
noemd, wordt deze contra-indicatie niet genoemd op de
Nederlandstalige bijsluiters van de diverse preparaten. Daar
het middel geschikt is voor pups en kittens wordt al gauw, ten
onrechte, geconcludeerd dat het ook voor het konijn veilig
moet zijn. Hoewel er konijnen zijn die succesvol behandeld
zijn met fipronil, worden er ook vaak bijwerkingen beschre-
ven. Deze kunnen variëren van anorexie, lethargie, neurologi-
sche verschijnselen tot sterfte. Konijnen blijken met name ge-
voelig voor opname van fipronil via de huid. De transdermal
LDjq van fipronil bij het konijn bedraagt 354 mg/kg. Er is een
zekere mate van vertraging tussen het toedienen van fipronil
en het optreden van verschijnselen. Convulsies worden pas na
drie tot negen dagen gezien en sterfte kan na veertien dagen
nog optreden (IPCS-report). Nu Frontline® vrij verkrijgbaar
is in de dierenspeciaalzaak, is de kans aanwezig dat er in de
praktijk meer konijnen met een \'Frontline®-intoxicatie\' zul-
len worden gezien. Uit de ziektegeschiedenis van een patiënt
die wij hier in de polikliniek zagen, blijkt dat ook niet alle die-
renartsen op de hoogte zijn van de bijwerkingen van fipronil
bij het konijn. De enige behandeling is ondersteunend: subcu-
taan vocht toedienen, dwangvoeren, en warm houden. Wel-
licht dat de toediening van anticonvulsiva zinvol is ter behan-
deling van ernstige neurologische verschijnselen. De
prognose is onbekend.

Ingezonden

Betere (eveneens ofF label use) alternatieven voor de behande-
ling van ectoparasieten bij het konijn zoals vlooien
(Ctenocephalides felis, C. canis, Spilopsyllus cuniculi) en mij-
ten
(Psoroptes cuniculi, Cheyetiella parasitovora, Sarcoptes
scabei
en Notoedres cati wel in subtropen, maar zelden in
Noord-Europa) zijn:

• Ivermectine, 0,4 mg/kg sc, drie maal herhalen met interval-
len van 10-14 dagen. Tegen mijten

• Pyrethrinen, zoals permethrin (bijvoorbeeld Defencare®,
Virbac) poeder, hierbij wordt de dosering voor pups en kit-
tens aangehouden, topicaal. Tegen vlooien

• Imidacloprid (Advantage®, Bayer), hierbij wordt de katten-
dosering aangehouden, topicaal, eventueel herhalen na 30
dagen. Tegen vlooien

• Selamectine (Stronghold®, Pfizer), 6-12 mg/kg topicaal,
eventueel herhalen na dertig dagen. Tegen vlooien en mij-
ten.

Vlooienbanden mogen nooit worden gebruiken bij konijnen,
vanwege locale reacties en het risico van beklemming. Tot
slot, niet alleen bij konijnen zijn bijwerkingen van fipronil be-
kend; ook bij egels, eekhoorns en hoenderachtigen is sterfte
beschreven (Wrieg).

Literatuur

Harcourt-Brown F. Textbook of rabbit medicine, Butterwortii &

Heinematin, 2002, pl 12

Carpenter JW Mashima TY Rupiper DJ Exotic animal formulary, W.B.

Saunders Company, 2000, p306-308.

IPCS report Fipronil (http://www.inchem.org).

Wrieg HH Zur Wirksamkeit von Fipronil gegen Ektoparasiten,

Tierärztliche Umschau 2000 55: 244-250.

Daniella Peerboom is co-assistente en j.T. Lumeij is dierenarts, werkzaam
bij Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren, Hoofdafdeling Geneeskunde voor
Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.

-ocr page 286-

Reactie ingezonden brief met
betrekking tot Frontline® bij konijnen

S.Janssen

Merial is van mening dat een
diergeneesmiddel alleen voor
die doeldieren kan worden ge-
bruikt waarvoor door de auto-
riteiten een registratie is afge-
geven. Alleen dan is de
veiligheid en werkzaamheid van
het betreffende geneesmiddel voldoende bekend. Het
konijn was en is nooit een beoogd doeldier geweest voor
Merial. De contra-indicatie \'niet gebruiken bij konijnen\'
is een gevolg van de kort opeenvolgende goedkeuring van
twee variaties in registratie. Deze variaties werden trou-
wens volledig op initiatief van Merial ingediend, aange-
zien is gebleken dat producten met fipronil toch spora-
disch \'off label\' bij konijnen worden gebruikt. Op het
moment dat een product een aangepaste verpakking
krijgt (volgens de meest recente beschikking) zijn er
nog producten met de vorige versie in de markt. Verwacht
wordt dat deze situatie binnenkort gecorrigeerd zal zijn.

Sander Janssen is dierenarts en Technical Services Manager bij Merial
B.v

Ingezonde

Reactie gebruik fipronil
bij konijnen

T. Kamphuis

Ook bij het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen
(BBD) zijn in de afgelopen jaren (een gering aantal) mel-
dingen van bijwerkingen ontvangen na gebruik van fipronil
bij konijnen. In het Jaarverslag BBD 2000 is dit genoemd.
Met betrekking tot het opnemen van waarschuwingen of
iets dergelijks aangaande niet-geregistreerde diersoorten is
de overheid terughoudend. In principe is een diergenees-
middel enkel toegelaten voor in de registratiebeschikking
genoemde diersoorten; ander gebruik is verboden tenzij er
sprake is van legitiem \'off label use\' (waartoe overigens en-
kel een dierenarts mag besluiten). In dergelijke gevallen
dient de dierenarts zich terdege te vergewissen van de vei-
ligheid en gebruiksmogelijkheden.
In dat licht bezien is de hier gepubliceerde ingezonden brief
een waardevolle bron van informatie omdat het niet alleen
waarschuwt voor fipronil maar tevens alternatieven aan-
geeft.

Ton Kamphuis is hoofd van het Bureau Bijwerl<ingen Diergenees-
middelen.

Hoe vertel ik het mijn hond?

Auteur: Bart W. Knol. Uitgever

WilkerdoN, Rotterdam,

ISBN 90 6100 552 3. Prijs: ± € 13,50

i

De titel \'Hoe vertel ik het mijn
hond?\' had ook \'Wat probeert mijn
hond mij te vertellen?\' kunnen luiden want dit aardige boekje
gaat over communicatie tussen hond en eigenaar en commu-
nicatie gaat twee kanten op. Communicatiestoornissen tussen
mensen onderling kunnen tot ernstige problemen leiden en
met de communicatie tussen mens en hond is het niet anders.
Het boekje gaat echter niet over de aanpak van honden met
\'gedragsstoornissen\' welke ze tenslotte als gevolg van ge-
brekkige communicatie hebben ontwikkeld, maar over ele-
mentaire gedragingen van de hondenbezitter om dergelijke
stoornissen te voorkomen. \'Hoe vertel ik het mijn hond?\' is
echter op de eerste plaats een handleiding hoe om te gaan met
je huisdier wanneer je het leven zowel voor eigenaar als hond
plezieriger wilt maken. \'Wat betreft de relatie mens-hond lukt
dat het beste als de laatste doet wat de eerste graag wil\', aldus
de auteur.

Het antwoord op de vraag \'Hoe vertel ik het mijn hond?\'
wordt feitelijk al op de eerste bladzijde gegeven: \'gedraag u
(tegenover uw hond!!) als superhond\'. Dan moet u natuurlijk
wel weten wat een hond van een superhond verwacht. Het
klinkt \'hondser\' dan het is en wordt op heldere wijze uit de
doeken gedaan, waarbij de auteur veel aandacht besteedt aan
de genetische en historische achtergrond van de species
hond om het gedrag van dit huisdier te verklaren. Heel kort
samengevat kan (voor de eigenaar) ongewenst gedrag van de
hond zich ontwikkelen indien het dier, genetisch geprogram-
meerd als \'een soort slaaf met de neiging tegen zijn meester
in opstand te komen\', het in het gezin tot democratisch mee-
beslisser heeft geschopt, tot eigen onbegrip. Dat smaakt de
hond naar meer!

Boe
besprekin

Het boekje begint handig met een begrippenlijst, waarin veel
gebruikte termen kort worden omschreven en eindigt met
een uitgebreide index en met een literatuuriijst voor wie die-
per op de materie in wil gaan.

Nu de vakanties weer achter de rug zijn en veel mensen, vaak
voor het eerst, weer een hond aanschaffen, een prima mo-
ment voor gezelschapsdierenpractici om met dit boekje PR
te bedrijven door het op de balie en/of in de wachtkamer te
leggen en het tegen kostprijs of anderszins aan te bieden.
Overigens kunnen mensen die al langer honden houden er
ook nog wel wat van opsteken.

Dr. R.J. Slappendel

-ocr page 287-

Na de droge zomer van vorig jaar was de slaickenpopulatie
sterk teruggedrongen. De natte, zachte omstandigheden
van de afgelopen winter waren gunstig voor de slak om te
overleven. Vanaf eind juni is er veel neerslag gevallen. Dit
resulteerde in een toename van het aantal geïnfecteerde
slakken eind juli en augustus. Hoge temperaturen zorgden
voor een snelle ontwikkeling van de slak en vanwege de
extreem natte periode in augustus verwacht de Werkgroep
Leverbotprognose dat vanaf eind augustus een infectie op
het gras is afgezet.

Op bedrijven met een verhoogde waterstand en op bedrij-
ven waar afgelopen jaren leverbot is vastgesteld, is ook dit
jaar een infectie te verwachten. Indien mogelijk, moeten
dieren naar goed ontwaterde percelen worden verweid. Bij
twijfel is het zinvol om bloedonderzoek te laten verrichten
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Per diersoort (bij
voorkeur dieren na hun eerste weideseizoen) zijn voor een
goed onderzoek vijf monsters per leeftijdscategorie no-
dig.

Wanneer uit onderzoek blijkt dat runderen moeten worden
behandeld, dient dat bij melkgevende dieren te gebeuren
gedurende het hele jaar aan het begin van de droogstand.
Begin november zal de Werkgroep een definitief advies
uitbrengen.

Bron: Werkgroep Leverbotprognose

Werkgroep Leverbotprognose verwacht een vroege leverbotinfectie

Lezing over diagnostiek van
infectieuze kattenziekten

Op zaterdag 23 oktober 2004 geeft
dr. Katrin Hartmann een lezing
over de diagnostiek van infectieuze
kattenziekten. Dr. Hartmann is
werkzaam als hoofd van de afde-
ling Gezelschapsdieren van de
Universiteit van München. Zij is
specialist Inwendige Ziekten van
Gezelschapsdieren en Diplomate
van het European College of Veterinary Internal
Medicine - Companion Animals. De ontvangst is om 13.30
uur en rond 18.00 uur zal de lezing afgelopen zijn.
Deelname is kosteloos en de aanvraag voor accreditatie in
het kader van de vrijwillige permanente educatie (waar-
schijnlijk vijf nascholingspunten) is nog in behandeling.

Dc lezing vindt plaats in hotel \'Het Ampt van Nijkerk\',
Berencampcrweg 4 te Nijkerk. ledereen die zich al heeft aan-
gemeld voor de reservelijst ontvangt automatisch bericht.
Hebt u zich nog niet aangemeld maar wilt u ook graag ko-
men? Bel dan één van de regiomanagers van Vet\'Med\'Lab:
drs. Henriette Jansma, telefoon (036) 5375133, of drs.
Lisetta Verkleij, telefoon (030) 6874092.

Gecombineerde
Puppy- en Kitten Party®
Workshop

In 2001 is Veterinair Organisatiebureau Animaux in op-
dracht van initiatiefnemer Intervet, samen met Royal
Canin, Dier&Zorg en Tinley, Puppy Party® workshops
gaan organiseren. In 2003 maakte de Puppy Party®
workshop op veler verzoek plaats voor de Kitten
Party® workshop. Aangezien er ook nog steeds aanvra-
gen voor een Puppy Party® workshop binnenkomen,
gaan we komend najaar een gecombineerde workshop
in Utrecht geven.

Op woensdagmiddag 3 november 2004 zijn er twee
zalen gehuurd en wordt het programma in één middag
aangeboden. Mocht je dus een collega hebben die bij-
voorbeeld de Puppy Party® workshop nog wil volgen
en jij de Kitten Party® workshop of vice versa, dan kan
dat op 3 november.

De kosten voor deelname bedragen € 30,00 exclusief
BTW. Bel of mail voor meer informatie of een inschrijf-
formulier naar: 035-6239479 / animaux(3^planet.nl

DIARACE 1
& GTT

REG.NL 9711/9712 UDA

VOOR DE
BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ
DE HOND

ACE Veterinary Products BV -
Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 288-

De dierenartsen van Dierenkliniek "De Waterpoort":

"Meer tijd om dieren te
behandelen daniczij Fa-med

u

www.famed.ni

Dierenartsen Paul Croenestein, Jacqueline Woltman,
Inge Thoolen en de medewerkers van Dierenkliniek
"De Waterpoort" uit Sneek houden niet van hun
debiteurenadministratie. Ze besteden hun tijd liever
aan de dieren die hun hulp nodig hebben. Maar ze
willen uiteraard wel graag op tijd betaald worden.
Daarom kiezen ze voor Fa-med.

Vertrouw ook uw debiteurenadministratie toe aan de
specialist: Fa-med, de marktleider in medical factoring.
En bespaar uzelf de alsmaar toenemende administratieve
rompslomp. Zodat u en uw medewerkers meer tijd over-
houden voor uw patiënten.

fa-med

Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd
binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening
gestort. Desgewenst binnen 2 weken.

Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden
en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke
tarieven. Vraag vrijblijvend onze uitgebreide informatie-
map aan.

De marktleider in medical factoring

Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort ■ Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
Tel.: 033 - 434 52 00 ■ Fax: 033 - 434 52 10 ■ E-mail: info@famed.nlwww.famed.nl

-ocr page 289-

Remco Schrijver

Uit de open besturendag van
de KNMvD over nieuwe
ondernemingsvormen en de
enquête die daar werd gehou-
den blijkt dat het roerig is in
de praktijken. Dierenartsen
en praktijken staan onder
druk. Negatieve druk vanwege een aantal bedreigin-
gen, en positieve druk vanwege een aantal nieuwe
kansen. De practici en praktijken worden zo ver-
schillende kanten op geduwd. Dat betekent dat u
moet kiezen. Kiezen voor ondernemen, voor loon-
dienst, voor het vakinhoudelijke, voor een specia-
lisme, voor praktijkmanagement, of voor iets geheel
anders. De dierenarts-practicus-ondernemer moet
nu teveel borden in lucht houden. En er komen
steeds meer borden bij. Kiest hij/zij niet dan vallen er
borden of hij valt zelf De burnout-percentages spre-
ken voor zichzelf

Wat is die negatieve druk? Die speelt op drie vlakken:
markt, praktijk, en eigen beleving. De landbouwhuis-
dierenmarkt krimpt, de kleine huisdierenmarkt is ver-
zadigd, het praktijkrendement loopt terug, en het man-
agen van de maatschap vreet tijd en energie. Dan wil
men meer vrije tijd, zich meer op het vak concentreren
en zich minder bemoeien met de steeds complexere
regelgeving van de praktijk (vergunningen, over-
heidsrichtlijnen, personeelsbeleid, ARBO). Geluiden
over franchising worden steeds sterker, en bestaan al
bij apothekers. Krijgt u straks een bod op uw praktijk?

Wat is de positieve druk? Ook die speelt op drie vlak-
ken. De markt is te vergroten door nieuwe dingen te
gaan doen. Dierenartsen gaan meer adviseren aan
overheidsinstanties, maatschappelijke organisaties en
bedrijven, ook internationaal. Dierenartsen kunnen an-
dere dierenartsen gaan opleiden. Dierenartsen stellen
praktijkmanagers aan, en besteden administratie en
personeelsbeleid steeds meer uit. Sommigen kiezen
voor het vak en meer ruimte voor privéleven door in
loondienst te werken. Franchisen?

Hoe verder? Eerst door het gaan bepalen van uw ei-
gen wensen en, wannneer u practicus-ondernemer
bent, van de strategie van de praktijk. En laat u infor-
meren, bevraag de KNMvD en de Regio\'s of haal er
experts bij voor ondersteuning.

Uit de besturendag blijkt dat u wilt kiezen. Kunt u ook
kiezen? Bedenk dat wie niet zelf wat op zijn bord
schept, iets krijgt voorgeschoteld.

Dr. Remco Schrijver is Managing Consultant bij de Animal
Sciences Group.

Kunt u ook kiezen?

P raktijk

4

in bed rij

II

Spelregels nieuwe rubriek
Praktijk in Bedrijf

Vanaf dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde verschijnt
maandelijks een korte bijdrage in de vorm van een co-
lumn over een of meer aspecten van het brede thema
\'Praktijk in bedrijf\', ondernemingsvormen en aspecten
van ondernemen. In het editorial voorin dit tijdschrift
licht algemeen directeur KNMvD Herman Geertsen de
beweegredenen van de redactie toe om deze rubriek te
starten.

Om de rubriek op een heldere en enigszins eenduidige
manier vorm en inhoud te geven, hebben wij enkele
spelregels ontwikkeld. Dat zijn:

• de schrijver levert een bijdrage op persoonlijke titel,
ondertekend met zijn of haar naam (eventueel aange-
vuld met zijn functie, bedrijf of organisatie);

• de bijdrage heeft een informatief en geen commerci-
eel karakter;

• het maximale aantal woorden per bijdrage bedraagt
350;

• de stijl is zo mogelijk enigszins polemisch van karak-
ter, de lezers worden ermee uitgenodigd tot nadenken
of mogelijk zelfs tot actie in hun eigen praktijk en/of
tot het schrijven van een weerwoord;

• de redactie behoudt zich het recht voor - in overleg
met de schrijver - inhoud en/of stijl aan te passen aan
de redactionele bedoelingen van de rubriek;

• de redactie kan - simultaan of successief - anderen
uitnodigen een reactie schrijven.

De redactie heeft al een aantal betrokkenen uitgenodigd
om een bijdrage te leveren. Lezers worden van harte
uitgenodigd om mee te discussiëren over het thema.

-ocr page 290-

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten,
boeken en andere voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën, gebouwen,
et cetera, maar ook aan bijzondere en gewone mensen die een rol speelden in de diergeneeskunde en
de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Uitgelich

Dit i<eer een bijzonder hulpmiddel
bij de KI. Het is een 60 cm hoge ke-
tel, met de mogelijkheid om met water te vullen en te ledi-
gen. Bovendien is de ketel voorzien van een elektrisch ver-
warmingselement. De bovenrand is van rood koper, met een
mooie deksel waar een thermometer doorheen steekt. Kijken
we in de ketel dan zien we een metalen rek waar vier stieren-
kunstscheden in passen. Dit fraaie voorwerp is een nat-steri-
lisator. Na het dekken werden de kunstscheden schoonge-
maakt en in deze ketel gesteriliseerd. Dit pronkstuk is
verkregen doordat een instrumentenleverancier deze zuinig
bewaard had en bij de aanvang van het museum samen met
een broedstoof aan het museum schonk. De voorwerpen
stammen waarschijnlijk uit ongeveer 1947, want voor die
tijd mocht een Kl-vereniging in Friesland, waar deze voor-
werpen vandaan komen, niet meer dan één stier per vereni-
ging bezitten. Hoe deze sterilisator in het Kl-station stond
opgesteld, kan men in het museum zien op een afbeelding
van de sterilisatieruimte in het Kl-station te Giekerk. Deze
foto werd in 1954 gepubliceerd.

Acute zinkintoxicatie bij een hond

C.H.ABorst\'", N.H.M.T. Peperkamp en N.C.J.Soethout\'

Bij een jonge hond werd een acute
zinkintoxicatie vastgesteld. Na een
ziektebeloop van ruim een week
bezweek de hond met verschijnse-
len van een ernstige hemolytische
anemie. Bij pathologisch onder-
zoek werd de fatale anemie be-

^ heiden veterinair patholoog hij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Deventer.

Postbus 9. 7400 AA Deventer
\' correspondentie: g.borst@gdvdieren.nl
^ praktiserend dierenarts, Langbroek.

Uit ei
voor d
pral<tij

vestigd en kon als oorzaak van deze anemie een dekseltje
van een \'tinnen\' potje uit een zogenaamde letterbak wor-
den aangewezen. In de lever en nieren van de hond wer-
den respectievelijk zinkwaarden gevonden van 1050 en
1320 ppm.

Summary

Zinc-induced haemolytic anaemia was diagnosed in a young
dog. The origin of the zinc intoxication was the ingestion of a
toy material which contained a high percentage of zinc. The
level of zinc in the liver and kidneys was resp. 1050 and 1320
ppm.

-ocr page 291-

Inleiding

Zinkintoxicatie bij dieren komt niet frequent voor. Bij land-
bouwhuisdieren is er in Nederland in dit tijdschrift ruim
dertig jaar geleden aandacht aan besteed door Van Ulsen
(1). Het slordig omspringen met zinkhoudende verf bij het
onderhoud van hoogspanningsmasten was de oorzaak. Bij
gezelschapsdieren is zinkintoxicatie ook beschreven. In de
Verenigde Staten (VS) komt het met enige regelmaat voor
als honden munten, geslagen in de VS na 1982, hebben op-
gegeten omdat die 98 procent zink bevatten (2, 3). Wij be-
schrijven een geval van acute zinkintoxicatie bij een jonge
hond veroorzaakt door het opeten van een dekseltje van een
\'tinnen\' potje, afkomstig uit een zogenaamde letterbak.

Casus

Kliniek

Een één jaar oude vrouwelijke teckel werd op het spreekuur
aangeboden met de anamnese dat het dier diarree had, had
gebraakt en niet meer at. Het klinisch onderzoek leverde een
apathisch dier op met een slechte turgor. De urineblaas was
overvuld en de urine bevatte 35 mmol ureum (urinestick
Merckognost®). Klinisch-chemisch bloedonderzoek was
niet goed uitvoerbaar vanwege de ernstige hemolyse.
Hematologisch onderzoek vond niet plaats. Op de röntgen-
foto van de buik was in de maag een klein, rond metalen
corpus alienum zichtbaar. Dit bleek bij gastroscopie, het
dekseltje van een \'tinnen\' siervoorwerp te zijn. Het corpus
alienum was met de endoscoop goed te verwijderen uit de
maag. Met behulp van infusen, waaronder tweemaal een
bloedtransfusie en parenterale voeding, werd getracht de
conditie van de hond te verbeteren. Gezien de zeer slechte
conditie van de hond werd in overleg met de eigenaar de
mogelijkheid tot opname in een intensive care kliniek over-
wogen maar daarin werd niet toegestemd. Uiteindelijk stierf
de hond negen dagen na het eerste consult.

Pathologisch onderzoek

Bij pathologisch onderzoek werden zowel een hydrothorax
als een hydrops ascites vastgesteld. Het kadaver was ernstig
icterisch. Bloedingen waren aanwezig in de longen, epicard
en maag. De maag was leeg. In de dikke darm was een bloe-
derige inhoud aanwezig. De nieren waren gedegenereerd en
de urineblaas was overvuld met bloederige urine.
Histologisch was er gering longoedeem met forse toename
van alveolair macrofagen. In het myocard was een uitge-
breide myocarditis aanwezig. De lever vertoonde intrahepa-
tische cholestase en focale, hepatotoxische, centrolobulaire
necrose met toename van ijzerpigment in de Kupferse cel-
len. In nier en milt kwam uitgebreid calcificatie voor naast
ijzerpigment. Er was een uitgebreide tubulonefrose aanwe-
zig. Maag, darm en pancreas vertoonden geen typische lae-
sies. Bacteriologisch onderzoek leverde geen relevante ge-
gevens op.

Toxicologisch onderzoek

In de lever en de nieren van deze hond bleek respectievelijk
1050 en 1320 ppm zink aanwezig te zijn. Lood- en koperge-
halten lagen binnen fysiologische grenzen. De bepalingen
werden uitgevoerd met behulp van atoomabsorptie spectro-
fotometrie (AAS) na natte destructie.

Discussie

Zinkintoxicatie, die bij de hond leidt tot een hemolytische
crisis, komt relatief weinig voor omdat zink weinig toxisch
is behalve als het oraal wordt opgenomen (2). Hemolytische
anemie heeft een vrij uitgebreide differentieel diagnose en
vraagt daardoor van de clinicus een zorgvuldige analyse.
Zinkintoxicatie bij de hond leidt tot een hemolytische ane-
mie met aansluitend ernstige lever- en nierbeschadiging
(4,5). Het sterk verhoogde ureumgehalte in de urine (35
mmol tegenover normaalwaarden van lager dan 8,5 mmol)
duidt op een ernstige filtratiestoring in de nier en gelet op de
slechte turgor van onze patiënt eveneens op uitdroging. Het
exacte mechanisme van de hemolytische crisis bij de hond
na orale opname van zink is niet bekend maar verondersteld
wordt dat zinkintoxicatie bij de hond leidt tot oxidatieve be-
schadiging van het erythrocytaire hemoglobine en de cel-
membraaneiwitten (6). De aangetoonde zinkwaarden (lever
1050 ppm; nier 1320 ppm) zijn zeer sterk verhoogd vergele-
ken met de normaalwaarden in de lever: 30 - 70 ppm (7).
Pancreasfibrose ten gevolge van zinkintoxicatie (7, 8) kon
niet worden aangetoond in deze hond maar is beschreven in
een hond met een zinkwaarde van 273 ppm in de lever (7).
Het acute karakter van de intoxicatie wordt onderstreept
door het feit dat de zinkwaarde in de nieren ruim boven die
in de lever ligt.

Het corpus alienum werd beoordeeld als een \'tinnen\' sier-
voorwerp. Bij analyse bleek dat het geen tin bevatte maar
wel een hoog gehalte aan zink had. Er is hier dus sprake van
\'kaf onder het koren\' in de wereld van de tinnen siervoor-
werpen. Volgens de huidige standaard in tin-ateliers bevat
dit soort voorwerpen 94 procent tin en zijn ze lood- en zink-
vrij.

Conclusie

Deze casus is klinisch interessant met betrekking tot de he-
molytische anemie. Op basis van aanvullend klinisch-che-
misch onderzoek van de urine en beeldvormend onderzoek
van het abdomen, werd een intoxicatie met een zwaar me-
taal vermoed. Uit toxicologisch onderzoek kon worden
vastgesteld dat het hier gaat om een acute zinkintoxicatie
met hoge zinkwaarden in lever en nieren, respectievelijk
1050 en 1320 ppm, veroorzaakt door de ingestie van een
corpus alienum met een hoog zinkgehalte. Verwijdering van
het corpus alienum uit de maag met een endoscoop kwam
voor de hond te laat om de aangerichte orgaanschade (ery-
trocyten, lever en nieren) te kunnen overleven.

Literatuur

1. Ulsen FW van. Runderen en zink. Tijdschr Diergeneeskd 1973; 98:
543-6.

2. Meurs KM, Breitschwerdt EB. Baty CJ, and Young MA. Postsurgical
mortality secondary to zinc toxicity in dogs. Vet Human Toxicol
1991;33 (6):579-83.

3. Latimer KS, Jain AV, Inglesby HB, Clarkson WD, and Johnson GB.
Zinc-induced haemolytic anemia caused by ingestion of pennies by a
pup. J Am Vet Med Assoc 1989; 195 (1): 77-80.

4. Torrance AG, and Fulton RB jr. Zinc-induced haemolytic anemia in a
dog. J Am Vet Med Assoc 1987; 191 (4): 443-4.

5. Gandini G, Bettini G, Pietra M, Mandrioli L, and Carpene E. Clinical
and pathological findings of acute zinc intoxication in a puppy J
Small Anim Pract 2002; 43 (12): 539-42.

6. Luttgen PJ, Whitney MS, Wolf AM, and Scruggs DW. Heinz body
haemolytic anemia associated with high plasma zinc concentration in
a dog. J Am Vet Med Assoc 1990; 197(10): 1347-50.

7. Shaw DP. Collins JE, and Murphy MJ. Pancreatic fibrosis associated
with zinc toxicosis in a dog. J Vet Diagn Invest 1991; 3: 80-1.

8. Mikszewski JS. Saunders HM, and Hess RS. Zinc-associated acute
pancreatitis in a dog. J Small Anim Pract 2003; 44 (4): 177-80.

-ocr page 292-

Bij de overdracht van een onder-
neming of dierenartsenpraktijk
wordt, zoals bij veel ondernemers
en vrije beroepen, goodwill be-
taald. In principe berust de beta-
ling van goodwill op het marktme-
chanisme van vraag en aanbod.
De betrokken partijen moeten ge-
zamenlijk overeenstemming be-
reiken over de hoogte van de goodwill. Zij kunnen daar-
bij overeenkomen dat de KNMvD hen adviseert over de
hoogte van het bedrag of dat een andere instantie dat
doet.

Sociaal Economische Commissie (SEC)

De systematiek die de KNMvD hanteert in haar goodwillbe-
rekeningen wordt steeds kritisch geëvalueerd op het bureau
van de KNMvD (mede door middel van een jaarlijkse tevre-
denheidsenquête), maar ook in de vergaderingen van de
Sociaal Economische Commissie (SEC). De SEC heeft tot
taak het bestuur van de KNMvD in de ruimste zin te advise-
ren over het te voeren sociaal-economisch beleid. In de janu-
ari-vergadering 2004 van de SEC is het thema goodwill uit-
gebreid aan de orde geweest: alle gangbare methodes in
Nederland zijn ter tafel geweest. De SEC ziet vooralsnog
geen enkele reden te stoppen met de advisering en de bereke-
ning van de goodwill, omdat de SEC van mening is dat er
goodwill is in dierenartsenpraktijken. De goodwillbedragen
kunnen echter van praktijk tot praktijk (fors) verschillen. Zo
besluit een enkele maatschap dat zij de in haar praktijk aan-
wezige goodwill niet uitbetaalt en niet vordert. Ook kunnen
in praktijken alternatieven voor de verrekening van goodwill
worden gehanteerd.

Wat is goodwill?

Allereerst is het van belang vast te stellen wat goodwill nu
precies is. Wij zouden goodwill willen definiëren als een be-
drag dat een toetreder/blijvende maat betaalt voor de toe-
komstige overwinst van een over te nemen onderneming
(zonder dat daarbij garanties gegeven kunnen worden) en/of
dat een uittreder ontvangt als waardering voor het feit dat hij
een winstgevende onderneming heeft opgebouwd (of daar-
toe heeft bijgedragen). De specifieke omstandigheden van
een praktijk vertegenwoordigen namelijk een bepaalde
marktwaarde in veterinair Nederland.

Huidige KNMvD-berekeningswijze

Volgens de huidige door de KNMvD gehanteerde bereke-
ningswijze bestaat de waarde van de goodwill normaliter uit

\' Iedere dierenarisenpraklijk in Nederland ontvang! eind november 2004 een publica-
tie waarin dit artikel, alsmede de vragenlijst, zijn opgenomen. Het artikel en de
steeds aan de actualiteit aangepaste vragenlijst komen uiteraard ook op de website te
staan.

Dr Tjeerd Jorna was lot 1 juli 2004 algemeen secretaris. Véronique Roelvink is be-
leidsmedewerker sociaal-economische zaken. IJmert de Vries is voorzitter van de
SEC en de Paritaire Afvaardiging voor georganiseerde dierziektenbestrijding en
Piet van der Werf is oud-voorzitter van de SEC en de Paritaire Afvaardiging voor ge-
organiseerde dierziektenbestrijding en voorzitter van het Dierenartsen Netwerk
waarx\'an hij tevens deel uimaakt als netwerkdierenarts en netwerkmediator
het netto winstaandeel maal een factor.
Deze netto winst wordt verkregen door berekening van de
bruto omzet exclusief neveninkomsten (zoals bijvoorbeeld
inkomsten uit bestuurlijke functies) en incidentele opbreng-
sten (zoals bijvoorbeeld inkomsten uit MKZ en AI) minus de
kosten. De kosten worden in vijf categorieën ingedeeld: me-
dicijnkosten, personeelskosten, huisvestingskosten, af-
schrijvingskosten en algemene kosten. Daarbij vinden di-
verse correcties plaats: omdat incidentele omzet niet wordt
meegerekend, worden als gevolg daarvan ook de daarbij be-
horende kosten gecorrigeerd. Daarnaast kunnen praktijken
zelf aangeven welke omzet en kosten zij eventueel niet mee-
gerekend willen hebben of juist wel.
Als uitgangspunt voor de factor wordt de laatste jaren 1,25
genomen. Afhankelijk van het verleden en met name de toe-
komst van een praktijk wordt de factor naar boven of naar be-
neden bijgesteld. Bij de berekening wordt altijd de door de
praktijk zelf gegeven toekomstverwachting meegewogen.

Maatschappi

nieuw

Nadat het goodwillbedrag is uitgerekend, wordt doorgere-
kend of het geadviseerde bedrag te financieren zou zijn voor
toetreders of blijvers. Dit betekent dat rekening wordt gehou-
den met een aantal kosten dat niet in de berekening is meege-
nomen: autokosten, cursuskosten, kosten voor contributies
en abonnementen, kosten voor de aansprakelijkheidsverze-
kering, de pensioenpremie en de arbeidsongeschiktheidspre-
mie. Daarnaast wordt gekeken hoe hoog de goodwilllast per
jaar zal zijn en (indien bekend) hoe hoog de kosten voor de
overname van inventaris/instrumentarium en eventueel het
praktijkpand zullen bedragen. Na aftrek van al deze onderde-
len blijft de arbeidsbeloning voor de ondernemer over.

Transparanter maken van de huidige berekeningswijze

Onlangs heeft de SEC het bestuur van de KNMvD geadvi-
seerd om de doorrekening die plaatsvindt
nadat het good-
willbedrag is uitgerekend transparant te maken en ook daad-
werkelijk in het advies aan de dierenartsen op te nemen.
Bovendien wil de SEC graag vooraf rekening houden met
een gewenste arbeidsbeloning in plaats van dat een arbeids-
beloning uiteindelijk (achteraO overblijft. Het bestuur van de
KNMvD heeft dit advies overgenomen. Dit vereist een uit-
breiding van de huidige KNMvD-methode.

Aanpassing berekeningswijze per i januari 2005

In de bepaling van het netto winstaandeel voorziet de hui-
dige KNMvD-methode (zie boven) met dit verschil, dat in de
nieuwe methode een aantal praktijkkosten dat in het verle-
den niet (altijd) meegerekend werd nu in dit gedeelte zal
worden meegenomen, omdat het kosten betreft die worden
gemaakt om het vak uit te oefenen. Deze kosten zullen van
het netto winstaandeel worden afgetrokken. Het gaat om
autokosten (aantal gereden kilometers x € 0,28)\\ cursus-
kosten, kosten voor contributies en abonnementen en kosten
voor de aansprakelijkheidsverzekering (als ze niet al in de

^ De belastingvrije en premievrije kilometervergoeding is per I januari 2004 verlaagd
en bedraagt € 0.18 per kilometer Wij handhaven in onze berekening echter de
€0,28; u moet over de €0,10 wel belasting betalen.

Goodwill: aanpassing van de huidige methode\'

Tjeerd Jorna, Véronique Roehink, IJmert de Vries en Piet van der Werf\'

-ocr page 293-

Winst- en Verliesrekening zijn verwerkt).
Nadat het netto winstaandeel is vastgesteld, zal hierop een
aantal zogenaamde persoonlijke bedragen in mindering wor-
den gebracht. Het betreft de arbeidsbeloning (inclusief de
beloning voor de managementtaak), het pensioen, de ar-
beidsongeschiktheidsverzekering en de rente voor het geïn-
vesteerde maatschapskapitaal.

Arbeidsbeloning

De praktijk stelt de arbeidsbeloning en de factoren die de ar-
beidsbeloning beïnvloeden zelf vast. Uiteraard heeft de
KNMvD uit ervaring een beeld van wat reëel is. Voor een full-
time werkende dierenarts-ondernemer achten wij een arbeids-
beloning van € 66.000," reëel". Dit bedrag is opgebouwd uit
een feitelijke arbeidsbeloning van € 60.000,- plus een bedrag
voor de beloning voor de managementtaak die een onderne-
mer uit moet voeren (10% van € 60.000,-). Het risico dat de
ondernemer draagt, wordt bij de waardering van de praktijk in
de goodwillsom tot uitdrukking gebracht. Indien er een prak-
tijkmanager in dienst is, wordt de beloning voor de manage-
menttaak toch gerekend, omdat de ervaring leert dat praktijk-
managers worden aangestuurd door de ondememer(s) en er
dus altijd sprake is van een managementtaak.

Pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering

Voor het pensioen wordt alleen gerekend met het basispensi-
oen (van de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen),
hetgeen een vast bedrag per jaar is (€ 7.753,- voor een fullti-
mer in 2004). De premie voor de arbeidsongeschiktheidsver-
zekering verschilt van dierenarts tot dierenarts, maar ook
van verzekeraar tot verzekeraar. De waardering van de prak-
tijk dient echter objectief plaats te vinden en kan daarom niet
worden beïnvloed doordat een maatschap bijvoorbeeld uit
veel junior of veel senior dierenartsen bestaat. Wij gaan
daarom uit van een standaard bedrag voor de arbeidsonge-
schiktheidsverzekering, dat in verhouding staat tot de ar-
beidsbeloning. Voor een fulltime dierenarts-ondernemer is
dit bedrag € 7.000,- per jaar voor 2005.

Rente maatschapskapitaal

Dit is het bedrag dat de dierenarts ongeveer zou ontvangen
indien hij het geld niet in de maatschap zou steken, maar
privé zou beheren. Het maatschapskapitaal is te destilleren
uit de balans van het maatschapsrapport. Wij hanteren 5%
als rckcnrente.

Schematisch ziet de uitgebreide rekenmethode er als volgt uit:

Bruto omzet

(inclu.sief eventuele correcties)
Minus kosten

(inclusief eventuele correcties)

• Medicijnkosten

• Personeelskosten

• Huisvestingskosten

• Afschrijvingskosten

• Algemene kosten

(NB.: inclusief autokosten, cursuskosten,

contributies & abonnementen, aansprakelijkheidsverzekering)

Voor alle in dil artikel genoemde bedragen in euro \'s geldt dat zij jaarlijks aan de ac-
tualiteit zullen worden aangepast.

Netto winstaandeel

• Minus arbeidsbeloning
(inclusief beloning managementtaak)

• Minus pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering
Minus rente maatschapskapitaal

Bedrag beschikbaar voor goodwill (overwinst)
Vermenigvuldigen met factor

Factor

De factor is een andere factor dan de tot nu toe in de
KNMvD-methode gehanteerde factor (uitgangspunt 1,25).
De nieuwe factor zal wat ons betreft in de meeste gevallen
liggen tussen de I en de 5. Het getal wordt hoofdzakelijk
vastgesteld op basis van de toekomstverwachting (beïnvloed
door het aantal jaren dat redelijkerwijs kan worden vooruit-
gedacht).

Zo zal een factor 1 worden geadviseerd aan praktijken met
een zeer onzekere toekomst, bijvoorbeeld aan een praktijk
die sterk aan het krimpen is (er kan redelijkerwijs nog I jaar
worden verwacht dat het berekende bedrag dat voor good-
will beschikbaar is, verdiend kan worden). Een factor 5 zou
kunnen worden toegekend aan praktijken die de laatste jaren
zeer stabiel zijn geweest en waar de toekomst er stabiel tot
goed uit ziet.

Ook een praktijk die een geweldige groei heeft doorgemaakt
en nog zeker driejaar een grote groei verwacht, zou een fac-
tor vijf kunnen krijgen, immers: over vijfjaar zal het huidige
netto winstaandeel er zeker nog zijn, misschien zal het zelfs
hoger zijn. Op het vragenformulier (zie hieronder) is de vol-
gende vraag opgenomen: "Hoeveel jaren vindt u dat u rede-
lijkerwijs vooruit kunt denken?" Het antwoord op deze
vraag bepaalt uiteraard mede de factor.

Stille reserves

Een element dat wij niet in onze berekening opnemen, zijn
de zogenaamde stille reserves. Hieronder wordt hoofdzake-
lijk dc meerwaarde van het praktijkpand verstaan. Aan-
gezien dit ons inziens een door externen zeer moeilijk vast te
stellen waarde is, hebben wij ervoor gekozen de stille reser-
ves buiten beschouwing te laten. Het praktijkpand wordt bo-
vendien naast goodwill en inventaris/instrumentarium als
een aparte eenheid gezien bij het overnemen van (een deel
van) een praktijk. Uiteraard is het noodzakelijk dat praktij-
ken zelf duidelijke, schriftelijke afspraken maken over hoe
zij hiermee om wensen te gaan. Indien u de waardebepaling
van het pand niet zelf wilt vaststellen, maar dit bijvoorbeeld
door één of meerdere makelaars wilt laten doen, moet u er-
aan denken de taxatieopdracht aan deze makelaar(s) helder
en schriftelijk te formuleren.

Vragenformulier

Om tot een goed advies te kunnen komen, is het van groot
belang dat de dierenartsenpraktijken de juiste gegevens aan-
leveren. Hiertoe is het vragenformulier dat de KNMvD sinds
enkele jaren hanteert behoorlijk uitgebreid. Zo treft u nu on-
der meer uitgebreide vragen aan over de samenstelling van
uw praktijk (ook qua personeel), over het beleid dat u de ko-
mendejaren gaat voeren, over de toekomstverwachting voor
omzet en winst, over uw beroepsaansprakelijkheidspremies,
over autokosten, over de kosten in relatie tot de omzet die u
buiten beschouwing wilt laten, over eventuele arbeidsonge-

-ocr page 294-

schiktheid in uw praktijk, over goodwill die u nog moet afbe-
talen, over de invulling van uw werkweek en over uw ar-
beidsbeloning. Het vragenformulier kunt u downloaden van
de website (zie hiernaast). Overigens geldt nog steeds: wij
kunnen een aanvraag alleen in ontvangst nemen indien de
handtekeningen van alle maatschapsleden onder het formu-
lier staan! Hiermee wordt namelijk aangegeven dat de maat-
schapsleden de uitgangspunten gezamenlijk hebben gefor-
muleerd en voorkomen wij dat er discussie achteraf ontstaat,
die in feite moet worden gevoerd vóór er een advies wordt
aangevraagd.

Gevolgen voor de hoogte van de door de KNMvD geadvi-
seerde goodwill

In principe heeft de nieuwe goodwillmethode geen gevolgen
voor uw uiteindelijke financiële plaatje. Wel kan het zo zijn
dat de goodwill lager uitvalt dan voorheen, omdat u nu zelf
uw arbeidsbeloning vast gaat stellen. Voorheen bleef deze ar-
beidsbeloning over, nu stelt u bij voorbaat vast wat uw ar-
beidsbeloning is.

Datum ingang nieuwe methode

De Sociaal Economische Commissie heeft het bestuur gead-
viseerd de nieuwe goodwillmethode zo spoedig mogelijk in
te voeren. Per 1 januari 2005 zal de KNMvD de nieuwe me-
thode gaan hanteren. Dit betekent dat alle aanvragen die
vóór 31 december 2004 op het bureau van de KNMvD
binnenkomen volgens de oude methode zullen worden be-
handeld; alle aanvragen die na I januari 2005 binnenkomen,
zullen volgens de nieuwe methode worden behandeld. De
grens is echter niet zo vlijmscherp als hij lijkt: uiteraard is
het nieuwe gedachtegoed al aanwezig in de hoofden van de
adviseurs.

Het Dierenartsen Netwerk

In het verleden is meer dan eens gebleken dat met name bij
dissociaties het invullen van het vragenformulier niet al-
tijd in goede harmonie geschiedt. Diverse malen hebben
dierenartsen van het Dierenartsen Netwerk succesvol ge-
assisteerd bij het invullen van het vragenformulier en vaak
ook bij de afwerking van de dissociatie. Mocht u in de toe-
komst problemen krijgen met het eensluidend invullen van
het vragenformulier, aarzel dan niet het bureau van de
KNMvD te vragen of een netwerkdierenarts u kan onder-
steunen.

Vertrek algemeen secretaris

Op 15 juni 2004 heeft algemeen secretaris dr. Tjeerd Jorna
afscheid genomen van de KNMvD. Het bestuur van de
KNMvD heeft besloten dat Tjeerd Jorna voorlopig betrok-
ken blijft bij de goodwilladvisering om de continuïteit te ga-
randeren. Hij zal dus op blijven treden als sparring partner en
controleur voor de advisering die in handen is van Véronique
Roelvink. Indien nodig zal de voorzitter van de Sociaal
Economische Commissie, IJmert de Vries, hem daarbij be-
hulpzaam zijn.

Adviezen niet meer gratis

Per I januari 2005 zal goodwilladvisering niet meer gratis
zijn: per advies zal een basisbedrag van € 300,- worden
gerekend. Indien een goodwillaanvraag niet volledig en/of
correct wordt aangeleverd, ontstaat er extra werk voor het
bureau. In dat geval zal bovenop het basistarief van
€ 300,- een uurtarief van € 75,- in rekening worden ge-
bracht. Voor niet-leden wordt een ander tarief gehanteerd.
Het bedrag van € 300,- is zeker niet kostendekkend. Er
wordt naar gestreefd de KNMvD-goodwilladvisering in de
toekomst wel kostendekkend te maken.

Informatie op internet:

De bevestigingsbrief voor de aanvrager, het vragenformulier
en dit artikel kunt u vinden op het gesloten deel van de web-
site van de KNMvD: http://www.knmvd.nl [knmvd] [good-
will].

Begrippenlijst
Arbeidsbeloning

De beloning die een dierenarts-ondernemer ontvangt voor
een tweetal zaken:

• zijn diergeneeskundige werk (meestal gedaan vanuit
een ruime ervaring);

• de beloning voor de managementtaak die een onderne-
mer moet uitvoeren.

Maatschapsaandeel

Het bedrag dat een maatschapslid volgens het accoun-
tantsrapport als winstaandeel ontvangt. Dit is dus afwij-
kend van het netto winstaandeel dat de KNMvD hanteert
en waarop correcties zijn toegepast.

Netto winstaandeel

Het gecorrigeerde maatschapsaandeel dat gebruikt wordt
voor de goodwilladvisering, dus: Bruto omzet
minus
Kosten.

Overwinst

Dit is gelijk aan het bedrag dat beschikbaar is voor good-
will, dus:

Bruto omzet minus Kosten minus Arbeidsbeloning
minus Pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering
minus Rente maatschapskapitaal.

Veelgestelde vragen

Hoe luiden de normen van de KNMvD inzake goodwill?

Dc KNMvD hanteert geen normen, maar een bereken-
wijze. Iedere praktijk wordt als een unieke eenheid gezien
en krijgt dus ook een op maat gesneden advies. Er wordt
wel een bepaalde berekenmethode gehanteerd, die echter
wordt aangepast aan de specifieke situatie van een praktijk.
Gezien het grote aantal individueel afwijkende factoren dat
de hoogte van het goodwilladvies bepaalt, is het niet moge-
lijk een algemene indicatie te geven over de hoogte van de
goodwill. Bovendien bepaalt de maatschap zelf de uit-
gangspunten voor de berekening en daarmee in feite haar
eigen goodwill.

Ik wil graag namens de maatschap een goodwilladvies aan-
vragen. Kan dat?

Nee, dat kan niet! Wegens slechte ervaringen in het verleden,
hebben wij per 1 januari 2001 besloten geen persoonlijke ad-
viezen meer te verstrekken. Er kan alleen een advies gegeven
worden indien alle associés door middel van hun handteke-
ning op het vragenformulier te kennen hebben gegeven dat

-ocr page 295-

Tip top 5

1. maatschapscontract: lees zeker eenmaal per jaar in
een maatschapsvergadering gezamenlijk uw maat-
schapscontract kritisch door. Is het nog up-to-date,
staat u nog overal achter?

2. advies KNMvD is niet bindend: in veel maatschaps-
contracten staat nog steeds dat het goodwilladvies van
de KNMvD bindend is. Vanuit de KNMvD zijn de ad-
viezen echter zeker niet bindend, sterker nog, wij vra-
gen de geadviseerden kritisch met ons mee te denken
en eventueel zelf aanpassingen te verrichten als hun
uitgangspunten bij nader inzien anders uitpakken dan
zij gewenst of verwacht hadden.

3. jaarlijks vaststellen goodwill: stel eenmaal per jaar
(schriftelijk) vast hoe hoog de goodwill is die u zult uit-
betalen als één van u de maatschap veriaat. Het meest
geschikte moment om dit te doen, is bij het goedkeuren
van de jaarstukken. U kunt afspreken dat u een advies
aanvraagt (bij de KNMvD of een andere instelling)
voordat u het bedrag vaststelt.

4. jaarstukken: het is ons opgevallen dat de jaarstukken
van praktijken soms erg lang op zich laten wachten. Dit
heeft tot gevolg dat wij regelmatig moeten adviseren
over oude cijfers (ons wordt bijvoorbeeld in juni 2004
advies gevraagd over de jaren 2000,2001 en 2002). Dit
heeft tot gevolg dat de hoogte van de goodwill onnauw-
keurigheden kan bevatten. Wij adviseren u er bij uw ac-
countant op aan te dringen dat hij uiterlijk vier maan-
den na sluiting van het boekjaar de cijfers gereed heeft.

5. vervroegd uittreden: indien u overweegt om vóór uw
65e te stoppen met de praktijk (met pensioen te gaan)
reken dan goed door of dit financieel haalbaar is. De
laatste jaren merken wij steeds vaker dat dierenartsen
de beslissing tot stoppen al genomen hebben, zonder
van tevoren door te (laten) rekenen of dit financieel wel
haalbaar is. Eén van de oorzaken is dat men ervan uit-
gaat dat men een behoorlijk bedrag aan goodwill zal
ontvangen, terwijl dat vervolgens tegenvalt. Het is een
feit dat door allerlei omstandigheden de goodwill de
laatste jaren gedaald is. In tegenstelling tot een jaar of
vijf geleden is het niet meer vanzelfsprekend dat u een
flinke som geld meekrijgt, waardoor u vervroegd uit
kunt treden. Wij zijn ons ervan bewust dat in veel maat-
schapscontracten opgenomen is dat de dierenarts die
de leeftijd van 60 jaar bereikt de praktijk zal veriaten.
Wellicht is het verstandig deze bepaling te herzien.

zij het eens zijn met de uitgangspunten voor de berekening.
Een uitzondering maken wij voor de hele grote praktijken
(tien associés of meer), waar een dagelijks bestuur is be-
noemd.

Hoe lang duurt het voordat het advies bij ons binnen is?

Zodra het volledig ingevulde en door alle maten onderte-
kende vragenformulier en de complete accountantsrappor-
ten bij ons binnen zijn, hebben wij onder normale omstan-
digheden nog circa vier tot zes weken nodig om het advies te
schrijven. De maanden oktober tot en met december zijn
voor goodwilladviseurs de drukste maanden van het jaar. Als
er per 1 januari een mutatie bij u in de praktijk plaatsvindt, is
het van belang dat wij de stukken op tijd krijgen aangeleverd
(vóór de laatste week van november).

Bij ons vindt in de praktijk een mutatie plaats per i januari
2005. Over welke jaren kunnen wij het best het advies aan-
vragen?

In dit geval adviseren wij meestal om een voorlopig advies
aan te vragen over de jaren (2001), 2002 en 2003. Op basis
van dit advies kan voorlopig worden afgerekend. Zodra de
cijfers over het lopende jaar 2004 bekend zijn, kan de defi-
nitieve berekening over 2002, 2003 en 2004 worden ge-
maakt. Wij adviseren altijd met klem om de afspraken
rond de voorlopige afrekening duidelijk schriftelijk vast te
leggen, zodat niemand voor financiële verrassingen kan
komen te staan. Wij denken daarbij zelfs aan het vaststel-
len van boven- en ondergrenzen voor achteraf terugbetalen
of -ontvangen.

Houdt de KNMvD ook rekening met de belangen van de ko-
per?

Ja, de KNMvD is een onafhankelijke adviseur die zowel de
belangen van de verkoper(s) als die van de koper(s) in het
oog houdt. Er wordt altijd gekeken of het te adviseren bedrag
redelijk is voor de vertrekkende maat, maar ook kan worden
opgebracht door de koper of achterblijvende maten (binnen
een afschrijvingstermijn van vijfjaar).

Wij wiUen graag dat de toetredende partij meebeslist in het
vaststellen van het goodwillbedrag. Kan dat?

Ja, in principe kan dat, maar het gebeurt zelden. Goodwill is
namelijk een kwestie van vraag en aanbod en de verkopende
partij mag dus de vraagprijs eenzijdig vaststellen. In het ge-
val dat een eenmanspraktijk wordt verkocht aan een concrete
koper, adviseren wij de verkoper wel het advies samen met
de koper aan te vragen (één op één situatie).

Als wij de voorlopige cijfers van het lopende jaar meesturen,
kunt u die dan meenemen in de berekening?

Nee, in principe rekenen wij alleen met officiële, door de
maatschap vastgestelde accountantsrapporten. Een uitzon-
dering maken wij voor concept jaarrekeningen, waarvan de
maatschap ons verzekert dat de definitieve versie niet (of
niet veel) meer zal afwijken.

Binnen twee jaar wil ik de praktijk verlaten, zou ik vast een
indicatie van de goodwill kunnen krijgen?

Nee, wij geven uitsluitend adviezen op verzoek van alle zit-
tende maten en verstrekken dus geen persoonlijke adviezen
meer. Bovendien maken wij graag gebruik van de meest re-
cente cijfers op het moment dat uittreden daadwerkelijk
aan de orde is. Onze ervaring is dat de mogelijkheid be-
staat dat goodwill in twee jaar tijd (flink) hoger of lager kan
worden.

In ons maatschapscontract staat dat het KNMvD-advies
bindend is. Houdt u daar rekening mee?

Nee, daar houden wij geen rekening mee. De KNMvD is van
mening dat haar advies nooit bindend is. De praktijk bepaalt
zelf de uitgangspunten en stelt uiteindelijk zelf het goodwill-
bedrag vast. Als in het maatschapscontract wordt opgeno-
men dat het advies van de KNMvD bindend is, is dat een
zaak van de praktijk en niet van de KNMvD.

-ocr page 296-

Kan een praktijkJaarlijks de goodwill door de KNMvD laten
berekenen?

Ja, dat kan. Wij adviseren u zelfs dringend ieder jaar zelf een
goodwillbedrag vast te stellen, bij voorkeur kort nadat u ge-
zamenlijk de jaarrekening heeft goedgekeurd, indien u jaar-
lijks bij de KNMvD advies vraagt, moet ieder jaar een nieuw
vragenformulier (voorzien van alle handtekeningen van de
leden van de maatschap) worden ingevuld. Zo bekijkt de
maatschap ook de uitgangspunten voor de berekening jaar-
lijks opnieuw.

Wij horen geruchten dat de goodwill op korte termijn wordt
afgeschaft. Is dat waar?

Nee. Wij horen de geruchten ook, maar tot op heden is het
nog steeds gebruikelijk goodwill te betalen. Wel is het zo dat
de goodwillbedragen die dierenartsen gemiddeld betalen de
laatste jaren lager zijn geworden, met name in landbouw-
huisdierenpraktijken. Dit is met name het gevolg van de
krimpende markt en het kopen van vrije tijd.

Het lijkt erop dat de uitbreiding de goodwillberekening in-
gewikkelder maakt en dat er veel voorwerk door de aanvra-
gers van het advies moet worden gedaan, is dat nou echt
nodig?

Ja, dat is echt nodig. Om tot een goed afgewogen advies te ko-
men, hebben we veel gegevens nodig die allemaal in de bere-
kening moeten worden verwerkt. Vaak moesten we praktijken
bellen om deze gegevens alsnog boven water te krijgen, nu
hebben we ze in ons vragenformulier verwerkt. De laatste ja-
ren is de KNMvD het pad van financiële bewustwording bij
dierenartsen bewust ingeslagen. Wij zijn van mening dat een
dierenarts-ondernemer niet alleen kennis moet hebben van de
diergeneeskunde, maar ook de financiële handel en wandel
van zijn praktijk goed onder controle moet hebben.

Hoe kan het nu dat de goodwill de laatste Jaren zo gedaald
is?

Dit is met name het geval in de landbouwhuisdierenpraktij-
ken en de gemengde praktijken met veel landbouwhuisdie-
ren. De gouden jaren in die sector zijn echt voorbij.
De oorzaak hiervoor ligt onder meer in de verschillende
dierziekten die ons land vanaf 1997 getroffen hebben en de
veranderde regelgeving.

De toekomstverwachting is mede als gevolg hiervan de laat-
ste jaren veel slechter geworden. Daarbij komt dat we in de
hele samenleving zien dat mensen graag meer vrije tijd wil-
len hebben, hetgeen ook geld kost. Voor de gezelschapsdie-
rensector zien we echter dat de goodwill juist is gestegen.

Arbeidsongeschiktheidspreventie: verslag van een pilot

Henk Vaarkamp en Ton de Ruijter

In 2003 heeft de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde de preventie van arbeidsonge-
schiktheid tot beleidsspeerpunt benoemd. De reden voor
dit besluit was het alarmerende bericht dat wel één op de
zes Nederlandse dierenartsen langer dan drie maanden
arbeidsongeschikt zou zijn. Inventarisatie van de gege-
vens hieromtrent door de onderzoekster Floor Stembert
bracht aan het licht dat de redenen voor arbeidsonge-
schiktheid variëren, waarbij gewrichtsaandoeningen en
lichamelijk trauma de twee hoofdrollen spelen. Een
derde reden is psychisch van aard en daarbinnen komt
het zogenaamde burnout-syndroom nogal eens voor. Het
zojuist genoemde percentage arbeidsongeschikten bij
dierenartsen blijkt intussen veel minder te zijn dan in
eerste instantie verondersteld werd (zie TvD 15-9-2004).
Elk geval van arbeidsongeschiktheid is er echter één te
veel en vandaar dat het onderwerp arbeidsongeschikt-
heidspreventie onverminderd aandacht verdient.

Preventie van arbeidsongeschiktheid kan op verschillende ma-
nieren vorm gegeven worden. Eén manier is om gezonde, erva-
ren dierenartsen van (bijvoorbeeld) ongeveer veertig jaar in
een kleine groep bijeen te brengen en daar bewust te maken van

\' Prof.dr. H. Vaarkamp, hoogleraar Veterinaire Apotheek & Praktijkvoering.

Drs. T. de Ruijter. voorzitter KNMvD.

mogelijke redenen voor arbeidsongeschiktheid. Door deze be-
wustwording zou dan de kans op arbeidsongeschiktheid moe-
ten verminderen. Verschillende organisaties bieden hun dien-
sten aan op dit vlak. Omdat bij dierenartsen geen ervaring
bestaat met dit soort preventiesystemen is onlangs een pilot ge-
houden met een bepaald programma van een organisatie die
vergelijkbare programma\'s met andere beroepsgroepen (zoals
tandartsen) heeft uitgevoerd^. Dit initiatiefis uitgegaan van de
Groep Practici Grote Huisdieren (GPGH), daarbij ondersteund
door Interpolis, die als verzekeringsmaatschappij voor dieren-
artsen ook belang heeff bij de preventie van arbeidsongeschikt-
heid. Het oogmerk van de GPGH was het meten van de menin-
gen van een achttal practici omtrent de geschiktheid van het
aangeboden product dat op de markt gezet wordt ter preventie
van arbeidsongeschiktheid. De achterliggende gedachte was
dat de gemiddelde niet-arbeidsongeschikte ervaren practicus
wel eens weinig op kan hebben met producten en diensten als
het geteste, eenvoudig vanwege de nogal eens bespeurde afkeer
van zogenaamde soffe benaderingen. De onderzoekspretentie
van de GPGH was geen andere dan nagaan in hoeverre door
gewone leden positief gereageerd wordt op een arbeidsonge-
schiktheidspreventieprogramma dat bij andere beroepsgroe-
pen aan blijkt te slaan. Aan de tweedaagse pilot, uitgevoerd in

^ Vel Vitaal onder leiding van Sido van derMeulen en Anna Schröder (dierenarts).

-ocr page 297-

juni 2004, werd deelgenomen door acht practici met uiteenlo-
pende werkkringen, van puur gezelschapsdieren tot hoofdza-
kelijk pluimvee. Eén deelnemer is dierenarts in loondienst.
Hun leeftijd varieerde van begin dertig tot begin vijftig. Allen
waren ten tijde van de pilot arbeidsgeschikt en volop gewikkeld
in het dagelijke praktijkwerk. Alle acht zijn KNMvD-lid en ge-
ïnteresseerd in het KNMvD-beleid ten aanzien van arbeidson-
geschiktheidspreventie. In de volgende tabellen is vermeld hoe
de antwoorden waren op de door de schrijvers opgestelde vra-

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

ik ben de laatste drie jaar niet officieel langer dan drie maanden arbeidsongeschikt
geweest.

gen; de vragen zijn onafhankelijk van elkaar door de deelne-
mers beantwoord, na afloop van de pilot. De schrijvers vol-
staan met de rapportage van de gemeten metingen en laten het
aan de geïnteresseerde lezers over om hun eigen conclusies te
trekken. Een uitzondering is echter een reactie op de vooriaat-
ste stelling - die volgt aan het eind van de rapportage. De rap-
portage is grafisch van aard om de leesbaarheid te vergroten.
Onder elke tabel staat een stelling waarover elke deelnemer ge-
oordeeld heeft.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Na de pilot ben ik mij veel bewuster van de risico\'s op mijn arbeidsongeschiktheid.

half mee

eens
half mee
oneens

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

helemaal
mee oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

Het uitgevoerde programma is zinvol voor mij geweest om mijn kans op arbeidson-
geschiktheid te verminderen.

Ik was van te voren sterk positief over het idee van de pilot.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Het doel van de pilot was mij van te voren duidelijk.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Ik vond het hele programma steeds van even grote kwaliteit voor mij.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Ik wist helemaal niet wat mij te wachten stond wat het programma betreft.

half mee

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Het verschil in kwaliteit tussen de diverse trainers vond ik groot.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

De locatie van het programma vond ik ideaal.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Voor de start van de pilot was ik mij al bewust van het risico op mijn arbeidsonge-
schiktheid.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Eigenlijk vond ik de hele pilot verloren tijd.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

De gevolgde trainingsmethode sprak mij uiteindelijk zeer aan.

-ocr page 298-

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Als deze pilot twee dagen langer geduurd had was ik zeker opgestapt.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

De samenstelling van de deelnemersgroep is van doorslaggevend belang voor het
slagen van het programma.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Dit programma raad ik iedere practicus aan.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Voor sommige van mijn collega\'s zou dit programma echt een goede eye opener zijn.

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

half mee

eens
half mee
oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

Dit is weer een voorbeeld van soft gedoe in de harde veterinaire praktijk: zinloos!

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

half mee

eens
half mee
oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

Ik vind het ook achterafzinvoldatdeCPCH in deze pilot geïnvesteerd heeft.

half mee

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Deze pilot vind ik een goede aanzet tot verdere verdieping en vervolg.

In mijn praktijk zal ik graag mijn ervaringen aan mijn collega\'s uitleggen.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Dit programma is doelmatig voor een kleine, selecte groep practici.

goeddeels
mee eens

helemaal
mee eens

Ik heb niets nieuws gehoord of ontdekt wat betreft mijn eigen risico\'s op arbeidson-
geschiktheid.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Dit programma is niet geschikt om als product in een zakelijke markt gezet te wor-
den.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

De pilot was veel te beknopt om er iets zinnigs van te kunnen zeggen.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Eigenlijk wist ik alles wel, maar ik vind het toch zeer zinvol dat op deze manier alles
boven tafel komt.

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Als de kosten van ditzelfde programma 500 euro zouden zijn zou ik veel collega\'s
aanraden dat bedrag in zichzelf te investeren.

-ocr page 299-

half mee

helemaal

goeddeels

eens
half mee

goeddeels

helemaal

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Ik wou dat ik dit programma nog eens over kon doen op dezelfde voorwaarden.

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

half mee

eens
half mee
oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

ik vond het programma goed, maar sommige trainers irriteerden me.

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

half mee

eens
half mee
oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

Ik ga door dit programma een andere functie zoeken.

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

half mee

eens
half mee
oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

Ik geloof dat ik arbeidsongeschikt ga worden als ik zo doorga.

half mee

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Ik vond het programma niet veel, maar de trainers waren geestdriftige mensen.

De kans dat ikzelf arbeidsongeschikt word acht ik minimaal en dat was voordien al zo.

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Ik was onder de indruk van de energie die door de trainers in dit programma gestopt is.

helemaal
mee eens

goeddeels
mee eens

half mee

eens
half mee
oneens

goeddeels
mee oneens

helemaal
mee oneens

De KNMvD kan beter ophouden met het beleidsspeerpunt arbeidsongeschiktheids-
preventie.

half mee

half mee

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

helemaal

goeddeels

eens

goeddeels

helemaal

half mee

half mee

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

mee eens

mee eens

oneens

mee oneens

mee oneens

Ik denk door dit programma echt anders over de risico\'s op arbeidsongeschiktheid.

Met het invullen van deze vragenlijst heb ik mijn opvattingen voldoende kunnen
weergeven.

Ongeacht de mening van de lezers over hetgeen te destilleren valt uit voorgaande gegevens, stellen de schrijvers dat het onderwerp arbeidsongeschiktheidspreventie naar hun mening (en
die van de pilotdeelnemers) terecht een beleidsspeerpunt van de KNMvD is en zal blijven.

-ocr page 300-

Hoe vind ik meer balans tussen werk en privé?

Verslag wan de Pilot Collegiale Coaching Vet Vitaal, gehouden in juni 2004 Anna Schröder en Sido van der Meulen

door jou anders te laten kijken naar de vragen waar je mee
rondloopt.

Anna: Wij weten uit ervaring met andere medische groepen
dat een dergelijk model gerealiseerd kan worden: vertrou-
wenscollega\'s komen regelmatig bij elkaar en belichten hun
actuele vragen met elkaar. Vanuit meerdere invalshoeken be-
kijk je een vraagstuk, zodat je inzicht krijgt hoe je het prak-
tisch aan kunt pakken. Voor de deelnemers is het doeltref-
fend, direct en effectief

Belangrijk is datje dit opzet vanuit het uitgangspunt: dat de
kunst van het helpen is de ander toestaan eigenaar te blijven
van zijn vraagstuk.

Vraag:

Stel er zijn meerdere van deze supportgroepjes in het land en
jij hebt bij jou in de buurt ook zo\'n groepje? Zou het jou hel-
pen om deel te nemen aan een bijeenkomst met enkele colle-
ga\'s, vooral als je geleerd hebt met elkaar de rol van coach te
vervullen? Dit alles volgens het supportprincipe dat twee
meer weten dan één en dat velen meer weten dan twee. Je
kunt dit heel laagdrempelig bijvoorbeeld op een avond orga-
niseren op een manier die inspiratie en energie geeft en waar-
bij iedereen actiefis en profiteert van nieuwe inzichten.

Aan de slag

Anna: Met deze vraag zijn we aan de slag gegaan en hebben
we een pilot Collegiale Coaching georganiseerd in juni
2004. Het initiatief kwam van de Groep Practici Grote
Huisdieren. Deelnemers waren vrijwilligers vanuit de di-
verse dierenartsenbesturen. Financieel is deze Pilot mogelijk
gemaakt door schenkingen van Interpolis en Joinup
Leadership Consultants.

Wat behelst het programma \'Collegiale Coaching Vet
Vitaal\'?

Sido: Het programma bestaat uit twee korte intensieve work-
shops (Basics 1 en Basics II) van een dag plus voorliggende
avond.

Tijdens de workshop Basics I worden de spelregels en
vaardigheden voor Collegiale Coaching uiteengezet en ge-
oefend.

In de workshop Basics II wordt het inzicht verdiept in de
spelregels voor Collegiale Coaching en in de communicatie-
patronen die ons dagelijks parten spelen en die daardoor ook
effectieve coaching bemoeilijken.

Na deze twee workshops kunnen de geoefende deelnemers
regionaal of landelijk met elkaar afspreken om periodiek en
naar behoefte een middag of een avond bij elkaar te komen
om aan Collegiale Coaching te doen.
Collegiale Coaching vindt volgens de spelregels plaats in
kleine groepjes, van zeven tot acht personen, in een respect-
volle en vertrouwde sfeer. De methode stelt de individueel
ingestelde dierenarts in staat om actuele concrete dilemma\'s
die zich in de dagelijkse dierenartspraktijk voordoen snel en
adequaat te doorzien en \'aan te pakken\' vanuit de eigen per-

Herkent u onderstaande

vragen?

• Hoe vind ik meer ba-
lans tussen werk en pri-
vé?

• Hoe kan ik beter om-
gaan met mijn werk-
druk?

• Hoe ga ik beter om met
een lastige collega, cli-
ënt, assistent?

• Hoe houd ik het leuk
voor mezelf in dit vak?

• Hoe kan ik wat doen
aan mijn alsmaar stij-
gende kosten en stagne-
rende omzet?

• Hoe kan ik effectief
communiceren met col-
lega \'s in de maatschap,
assistentes en eigena-
ren?

• Hoe voorkom ik misver-
standen en belangente-
genstellingen in mijn
praktijk, waardoor er
energie weglekt?

Jolnup

\'eade«^

Als dit bekende vragen voor u zijn, dan is het nuttig het ver-
slag te lezen van de succesvolle Pilot \'Collegiale Coaching
Vet Vitaal\'. Een verslag door de initiatiefnemers achter dit
programma drs. Anna Schröder (coach/trainer en dierenarts)
en drs. Sido van der Meulen (organisatieadviseur en direc-
teur van Joinup leadership consultants).

Coaching? Daar komen ze hun \'hok\' niet voor uit

Sido: "Daar komen ze hun hok niet voor uit", werd ons meteen
duidelijk gemaakt toen we eind 2003 hoorden van het instellen
van de KNMvD Stuurgroep \'Aanpak Arbeidsongeschiktheid\'
en een oplossing in de richting van coaching suggereerden.
Wat ons inmiddels al heel lang duidelijk is: vrije beroepsbe-
oefenaren zitten niet te wachten op van buitenaf aangedra-
gen oplossingen. Dat geldt vooral voor degenen onder hen
die een hulpverlenend beroep uitoefenen en al helemaal voor
de dierenartsen onder hen.

Zij kennen het vak van de hulpverlening immers van
binnenuit en zien echt niet hoe coaching recht zou kunnen
doen aan die toch wel persoonlijke en complexe vragen
waarmee je als dierenarts op een gegeven moment rond-
loopt. Dat zijn typisch van die vragen die je, als het dan toch
moet, het liefst bespreekt met een paar vertrouwde collega\'s
die jouw situatie vanuit eigen ervaring kunnen begrijpen en
die toch objectief blijven. Ideaal zou zijn: collega\'s die van
wanten weten inaar die niet meteen hun eigen oplossingen
naar voren brengen. Collega\'s die jou tot ideeën brengen

-ocr page 301-

soonlijke (on)mogelijkheden en het eigen ondernemersper-
spectief.

Met behulp van de zich eigen gemaakte spelregels gebeurt
dit door de inschakeling van de aanwezige collega\'s gedu-
rende ongeveer 35 minuten per vraagstuk.
Een deelnemer aan de pilot:
\'\'Binnen de spelregels van de
collegiale coaching wordt jouw vraagstuk van verschillende
kanten belicht door de aanwezige collega\'s. Deze aanpak
verschaft niet alleen jou als aangever praktische inzichten in
de materie die jij naar voren brengt. Ook de collega \'s die de
vragen stellen, krijgen via de deelnemer op de \'hot seat\'vele
nieuwe inzichten in hun eigen vraagstukken aangereikt."
Alle collega\'s die Basics I en Basics II \'gedaan\' hebben kun-
nen bij wisselende gelegenheden en omstandigheden de rol
van coach vervullen. Zij weten wat ze moeten doen om zich
in hun coachrol te verplaatsen om daarin als vertrouwde en
ervaren collega-sparringpartner op te treden en effectief te
zijn.

Verwacht wordt dat de deelnemers aan de supportgroepen na
verloop van tijd behoefte hebben aan een verdere verdieping.
Daarvoor wordt in 2005 workshop III \'Stressmanagement\'
georganiseerd. Daarin onderzoeken de deelnemers onder lei-
ding van een in dit onderwerp gespecialiseerde collega/arts
hun balans werk/privé, plus de diverse lifestyle-componen-
ten die een hoofdrol vervullen in stressmanagement. Bezien
wordt hoe deze nieuwe inzichten toegepast kunnen worden
in de eigen praktijk.

Workshop IV in 2006 sluit de cyclus af met de \'Masterclass
Balans\' Daarin gaat het over het handhaven van innerlijk
evenwicht onder alle omstandigheden en opnieuw de toepas-
sing hiervan binnen de eigen praktijk.

Wat levert het op?

Het pilotprogramma van juni 2004 werd tweemaal geëvalu-
eerd. Ten eerste door de trainers via een enquête die direct na
afloop van de pilot door de deelnemers werd ingevuld. Dc
tweede evaluatie vond plaats door prof Henk Vaarkamp en
drs. Ton de Ruijter via een schriftelijke enquête geruime tijd
na de pilot.
(Zie het verslag door prof. H. Vaarkamp en drs. T.
de Ruijter elders in dit nummer)

Op basis van beide evaluaties mag verwacht worden dat jc
als deelnemer aan het programma Collegiale Coaching Vet
Vitaal

• in een veel eerder stadium de zaken die jou energie kosten
aan zult pakken en met meer succes.

• datje inzichten, gereedschappen en vaardigheden verwerft
die jouw effectiviteit bevorderen in alle communicatieve
aspecten van jouw praktij kvoering. Denk aan leiderschap,
samenwerking, (commerciële) gespreksvoering zowel met
cliënten als met collega\'s en leveranciers.

• datje meer inzicht krijgt waar jij nu eigenlijk \'voor gaat\',
waar de kern van jouw vraagstukken ligt en de specifieke
oorzaak van jouw energielek.

• dat je de beschikking krijgt over een netwerk van ideale
collega-coaches, die jou nog jarenlang op belangrijke mo-
menten weer snel even van dienst kunnen zijn bij het op
een rij krijgen van zaken.

• datje de kans op langdurige arbeidsongeschiktheid van-
wege stressoren in het werk sterk reduceert.

Hoe verder?

Collegiale Coaching wordt al met succes toegepast in orga-
nisaties en bij andere (medische) professionals.

Schriftelijk commentaar van de deelnemende ver-
tegenwoordigers van de KNMvD-groepen en de

Faculteit der Diergeneeskunde op de pilot Collegiale

Coaching Vet Vitaal na afloop

- Een verrijking voor alle collega\'s ongeacht praktise-
rend of overheidsdienst

- Goede opzet; inhoudelijk goed

- Geeft veel inzicht in je persoonlijk functioneren en
het functioneren van de praktijk

- Dit is geen zweverige cursus voor ons, praktisch in-
gestelde dierenartsen

- Je eigen en andermans problemen leren inzien en er-
mee om kunnen gaan

- De opbouw is logisch en duidelijk

- Vooral zelfwerkzaamheid is belangrijk

- Afgewogen programma van coaching en communi-
catie

- Thema\'s als feedback, onderhandelen en conflic-
thantering, zeer praktisch toepasbaar

- Voor verkrijgen inzicht in eigen handelen en drijfve-
ren zeer de moeite waard

- Voldoende ruimte voor uitwisselen van kennis en er-
varingen

- Allround

- Een aanrader voor iedere collega, een compleet an-
dere denkwereld en communicatief een verademing.

- Als onderdeel van professioneel handelen een
MUST

Aan de hand van de resultaten van de gehouden Pilot \'Vet
Vitaal\' weten we dat er belangstelling bestaat binnen dieren-
artsenland voor deelname aan dergelijke Supportgroepen.
Op basis hiervan organiseren wij in oktober een kennisma-
kingsmiddag en gaat de eerste workshop Basics I nog dit jaar
van start.

Kennismakingsmiddag Collegiale Coaching:

Datum: vrijdag 29 oktober 2004
Tijd: aanvang 14.00 afronding 16.30 uur

Locatie: KNMvD-gebouw, te Houten
Kosten: géén

Aanmelden: vóór 27 oktober via e-mail: sido(^joinup.nl of
schroder.coaching(§wanadoo.nl telefoon (030)
288 62 86.

Workshop Basics I:

Data: 16 en 17 december 2004
Locatie: Hotel van der Werff op Schiermonnikoog
Tijd: donderdagmiddag tot en met vrijdag namiddag
Kosten: € 495,= exclusief 19% BTW (ter introductie in-
clusief logies, maaltijden en cursusmateriaal)

Workshop Basics II:

Data: 20 en 21 januari 2005
Locatie: Hotel van der Werff op Schiermonnikoog
Tijd: donderdagmiddag tot en met vrijdag namiddag.
Kosten: € 495,= exclusief 19% BTW (ter introductie in-
clusief logies, maaltijden en cursusmateriaal)

-ocr page 302-

Als locatie voor Basics I en Basics 11 is gekozen voor het
roemruchte Hotel van der Werfï op Schiermonnikoog waar
Jan Fischer met zijn staf het begrip \'gastvrijheid\' elke dag
opnieuw inhoud geeft. De mogelijkheid bestaat om op de-
zelfde voordelige condities een of twee dagen aan de work-
shop vast te knopen. De boog kan immers niet altijd gespan-
nen staan.

Omdat dit laatste zeker waar is hebben we VetTravel ver-
zocht en bereid gevonden om met ons samen te werken.
Deze organisatie biedt voor snelle beslissers de mogelijk-
heid om de workshops Basics 1 en Basics II gecombineerd
aan te laten sluiten bij de geplande nascholingscursusreis
naar Cuba in maart 2005.

Surf voor dit reisarrangement naar www.VetTravel.nl

De fiscus biedt de mogelijkheid om tegen fiscaal zeer aan-
trekkelijke voorwaarden educatieve cursusreizen te maken.
De cursuskosten zijn voor honderd procent en de reis- en
verblijfkosten voor negentig procent aftrekbaar Ook voor
deelnemers die in loondienst werkzaam zijn geldt een aan-
trekkelijke, zij het iets minder riante fiscale regeling voor af-
trek van studiekosten

Voor deelname en informatie over de workshops Collegiale
Coaching Vet Vitaal kunt u contact opnemen met: sido@joi-
nup.nl of schröder.coaching@wanadoo.nl, telefoon (030)
288 62 86.

(Zie website www.joinup.nl voor een volledige programma-
beschrijving)

Wilt u op de hoogte blijven van toekomstige workshops
Collegiale Coaching Vet Vitaal? Stuur ons dan een e-mail en
wij sturen u tijdig de aankondigingen toe.

Drs. A.C.J. (Anna) Schroder is coach/trainer en dierenarts en Sido van der
Meulen is organisatieadviseur en directeur van Joinup leadership consul-
tants.

Verlenging mantelcontract zonder premiestijging

Marij van Oostrunn

1 september 2004: een belangrijke dag. De voorzitter van
het bestuur, Ton de Ruijter, tekent dan namelijk de ver-
lenging van het mantelcontract tussen Interpolis en de
KNMvD voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor leden van de KNMvD. De nieuwe contractsperiode
loopt tot het einde van het jaar 2007. Het goede nieuws is
dat de premies ongewijzigd blijven. Minder blij is het be-
stuur met de nog altijd grote aantallen dierenartsen die
arbeidsongeschikt raken.

Mantelcontract

Op verzoek van de leden heeft het toenmalige Hoofdbestuur
zich in 2001 intensief beziggehouden met het onderwerp \'ar-
beidsongeschiktheidsverzekering\'. Als resultante van diverse
besprekingen sloot het Hoofdbestuur een mantelcontract met
Interpolis in samenwerking met Meeüs Assurantiën.
Hierdoor kwam voor de leden vanaf 1 januari 2002 een ar-
beidsongeschiktheidsverzekering beschikbaar bij Interpolis.
Bij het afsluiten van dit contract werd de premie gegaran-
deerd tot en met 2004. Voor de nieuwe contractsperiode blij-
ven de premies ten opzichte van die van 2002 ongewijzigd.

Arbeidsongeschikt

Arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen is nog lang niet
de wereld uit. Nog steeds raakt een fors aantal praktiserende
dierenartsen arbeidsongeschikt. Een grote oorzaak voor ar-
beidsongeschiktheid onder practici zijn klachten van het be-
wegingsapparaat, zoals rug-, schouder- en nekklachten.

Het bestuur wijst dan ook met nadruk op de preventiedien-
sten die deel uitmaken van de arbeidsongeschiktheidsverze-
kering bij Interpolis. De verzekerde kan bijvoorbeeld ge-
bruikmaken van een medische check up door een arts. Ook
kan de verzekerde nagaan hoe het met zijn of haar conditie is
gesteld en een fitheidtest doen bij een fysiotherapeut . Een
goede conditie is immers belangrijk bij het voorkomen van
arbeidsongeschiktheid. Na de test krijgt betrokkene meteen
een beweegadvies om de conditie te verbeteren of op peil te
houden.

De preventieprogramma\'s zijn niet uitsluitend gericht op de
fysieke gesteldheid. Psychische klachten vormen immers
ook een grote bron van arbeidsongeschiktheid. De verze-
kerde kan dan ook deelnemen aan de workshop Ontspannen
ondernemen. Deze workshop geeft inzicht hoe stress ont-
staat en hoe stress voorkomen kan worden. Tot slot maakt
een training Stoppen met roken deel uit van de preventiepro-
gramma\'s.

Informatie

Nadere informatie over de arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring kunt u verkrijgen bij uw verzekeringstussenpersoon.
Wanneer u als verzekerde gebruik wilt maken van de preven-
tieprograma\'s of daarover vragen heeft, kunt u rechtstreeks
contact opnemen met de Preventiedesk Arbeidsongeschikt-
heid van Interpolis, telefoon (013) 4621208.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker bij de KNMvD.

-ocr page 303-

Hans Kooistra

De Najaarsdag van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren
heeft traditioneel veel te bieden
voor de gezelschapsdierenarts.
Niet alleen wordt een uitgebreid
scala aan praktijkgerichte onder-
werpen besproken in korte voor-
drachten van een half uur, maar
er is ook ruim gelegenheid voor
het onderhouden en opdoen van sociale contacten. Deze
combinatie van wetenschap en sociale interactie ver-
klaart waarschijnlijk de hoge bezoekersaantallen. In
2003 werd de Najaarsdag GGG bezocht door maar liefst
vijfhonderd collega\'s.

De Najaarsdag GGG 2004 zal dit jaar gehouden worden
op
zaterdag 6 november in \'De Reehorst\' in Ede.

Een goede (na)scholing van de dierenartsassistent is een be-
langrijke hoeksteen van de dierenartspraktijk. Sinds twee
jaar staat de Najaarsdag van de GGG daarom dan ook open
voor dierenartsassistenten. In een aparte zaal worden de-
zelfde onderwerpen besproken die ook bij de dierenartsen
aan bod komen. Uiteraard is de inhoud van de voordrachten
aangepast aan het publiek. Niettemin biedt deze opzet de
ideale gelegenheid om de behandelde onderwerpen nog eens
samen met uw assistent(e) door te nemen en daarmee de
kwaliteit van uw praktijk nog verder te verhogen. Neem dus
uw assistent{en) mee naar de Najaarsdag.

Het thema van de Najaarsdag GGG 2004 is \'vloeiend\'. In het
kader van dit thema gaat
collega DJaJadiningrat aandacht
besteden aan zowel afvoerproblemen van het oogkamer-
vocht (glaucoom) als aan tranende ogen bijv. als gevolg van
niesziekte.
Collega Robhen, intensivist bij de Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren in Utrecht, zal een
fraai overzicht geven van de beschikbare infusievloeistoffen
en de indicaties van de diverse producten voor vloeistofthe-
rapie.

We hebben ook twee collega\'s uit Gent bereid gevonden om
een voordracht te verzorgen tijdens de Najaarsdag GGG
2004.
Collega Bavegems gaat spreken over hypertensie bij
de hond en de kat, en
collega Bhatti zal ingaan op de moge-
lijkheden en onmogelijkheden van onderzoek van de cere-
brospinale vloeistof

Als intermezzo zal een koffiedeskundige ons meevoeren in
de wondere wereld van de meest gedronken vloeistof in de
diergeneeskundige praktijk.

Uiteraard is er ook aandacht voor andere gezelschapsdieren
dan de hond en de kat.
Collega van iferA\'o/A-bespreekt de be-
handelingsstrategie bij het anorectische konijn, waarbij
vloeibare hulpmiddelen een grote rol kunnen spelen.
Na enkele mislukte pogingen vanwege zijn drukbezette
agenda, is het dit jaar wel gelukt om
collega Nickel te strik-
ken voor een voordracht. Deze internationaal zeer gewilde
spreker zal ingaan op de aanpak van incontinentia urinae bij
de hond.

In een tijd dat praktijkvoering in de gezelschapsdierenprak-
tijk zeer veel aandacht behoeft, mag ook dit onderwerp na-
tuurlijk niet ontbreken op de Najaarsdag. Er zullen daarom
maar liefst twee voordrachten worden gegeven over \'kenge-
tallen\' ondermeer door
Howard Rubin uit de Verenigde
Staten.

\'Last but not least\' hebben we één van de beste sprekers van
de vorige Najaarsdag,
collega Peeters, bereid gevonden om
ook dit jaar een voordracht te verzorgen, In haar altijd over-
zichtelijke en fraai gepresenteerde voordrachten gaat zij in
op de diagnostiek en de aanpak van de verschillende typen
liquothorax.

Uit dit overzicht zal hopelijk duidelijk zijn dat u de
Najaarsdag GGG 2004 eigenlijk niet mag missen.De
Najaarsdag 2004 wordt gesponsord door Intervet.

Groep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

Q^ Najaarsdag GGG 6 november 2004,
/ ^ thema \'vloeiend\'

-ocr page 304-

Samenvatting

De veterinaire beroepsgroep levert
een breed scala aan diensten, zowel
in de publieke als in de private sec-
tor. Recent is door de
World
Organisation for Animal Health
{Organisation International des
Epizooties)
een beleidslijn uitgezet
voor de borging van de verantwoor-
delijkheden van veterinaire activiteiten. In deze beleidslijn
wordt de mogelijkheid beschreven voor het privaat uitvoeren
van een aantal publieke veterinaire taken onder accreditatie.
Deze beleidslijn is het logische gevolg op de \'
White Paper"
van de Europese Commissie ten aanzien van voedselveilig-
heid. Hierin worden de rollen en verantwoordelijkheden be-
schreven van partijen die zijn betrokken bij de productie van
voedsel.

Vanaf het ontstaan van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) heeft bran-
cheontwikkeling en zelfregulering een belangrijke rol ge-
speeld. Tijdens de oprichting van de vereniging was het be-
leid vooral gericht op de verbetering van het onderwijs, de
georganiseerde bestrijding van dierziekten en de volksge-
zondheid (onder andere de vleeskeuring). De vereniging
heeft eigen gedragscodes ontwikkeld. Deze inspanningen,
en de handhaving van de codes, hebben bijgedragen aan in-
novatie van de veterinaire beroepsuitoefening. De kracht van
de veterinaire beroepsbeoefenaar is vooral gebaseerd op een
brede professionaliteit ten aanzien van het dierenwelzijn, de
volksgezondheid, de diergezondheid, de dierlijke productie
en de voedselproductie. De initiatieven van de beroepsgroep
zijn vaak richtinggevend geweest voor het tot stand komen
van wetgeving, niet in de laatste plaats omdat de praktise-
rend dierenarts publieke en private diensten levert aan hou-
ders van dieren en een belangrijke rol speelt bij de productie
van voedsel.

In lijn met de (inter-)nationale wens om kwaliteitssystemen
onafhankelijk te positioneren zijn de thans voorliggende pri-
vate systemen van zelfregulering gebaseerd op accreditatie-
modellen. De beroepsgroep heeft hiertoe zowel in Neder-
land als op Europees niveau richtlijnen voor een zorgvuldige
beroepsuitoefening opgesteld. Deze richtlijnen beschrijven
de organisatorische samenhang van de verantwoordelijkhe-
den die een dierenarts tijdens de uitvoering van zijn beroep
draagt. De basis van de systematiek is professionaliteit die
wordt vertaald in een
\'Code of Practice\'. De \'Code of
Practice\'
betreft zowel de organisatie van de werkzaamhe-
den, als ook het professionele handelen. Een evenwichtig en
complementair systeem van private en publieke handhaving
blijkt noodzakelijk om de gewenste garanties af te kunnen
geven ten aanzien van de geleverde diensten, de gehouden
(productie-)dieren en de kwaliteit van de dierlijke producten.

\' KNMvD-hureau, Stafmedewerker LandhouwhuLsdieren / VolLsgezondheid.
^ Voorzitter Groep Gezondheids- en Kwaiiteitszorg.
^ Voorzitter Groep Practici Grote Huisdieren.

Voorzitter Groep Geneeskunde van het Paard.

Maatschappi

nieuw

Het tot stand komen van de methodiek, normen en systema-
tiek blijkt geen eenvoudig proces. Borging van de normen
raakt aan de fundamentele dilemma\'s voor ontwikkeling en
ordening van de veterinaire beroepsuitoefening. Dit heeft
onder andere geresulteerd in verschillende tijdspaden voor
de diverse disciplines. De wijze van invulling van de zelfre-
gulering wordt afgesteind op de inarktvraag en wensen uit de
publieke sector. In de EU wordt de nadruk gelegd op het ver-
krijgen van inzicht in de huidige en toekomstige risico\'s voor
diergezondheid en voedselveiligheid. De overheid heeft aan-
gegeven dat zij zich gaat inzetten om een veterinair toezicht-
netwerk van de grond te krijgen, met als doel risicovermin-
dering in de keten en verbetering van het toezicht op de
naleving van veterinaire voorschriften.

Mondiale ontwikkeling van de borging van de veterinaire
dienstverlening

Mondiaal stellen de burgers, de consumenten, de overheden
en de non-gouvernementele organisaties (NGO\'s) steeds ho-
gere eisen aan de omgang met dieren, de diergezondheidsta-
tus van dieren, bedrijven en landen, de productiewijze, de
volksgezondheid en voedselveiligheid, de handel en het
transport van dieren en producten van dieren. Dierenartsen
hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de autorisatie
van officiële procedures. Recent is door de
\'Organisation
International des Epizooties\'
(OIE) de beleidslijn uitgezet
voor borging van deze veterinaire taken binnen een veteri-
nair garantiesysteem. De basis voor deze werkwijze is vast-
gelegd in de
\'OIE Terrestrial Animal Health Code\' (1)
Tijdens een workshop in april 2003 in Eritrea is een moge-
lijke verdeling van taakverdeling tussen de publieke en pri-
vate veterinaire sector vastgesteld (tabel 1) (2).

Zelfregulering in de veterinaire dienstverlening

S.J. de Groot\', H.A.P. Uriings\', A.J.G. den Hertogen H.R.C. Gostelie^

Tabel i. Verdeling tussen de veterinaire taken tussen de publieke en private sector

AcfivneKHittteaCTf - ■ ■ .....-puBttw...... -rww«--------- -------

1 Accreditatie Advies rol

Gezondheidsbeleid

Ontwerp

X

Implementatie planning

IX

Implementatie

X

X

Wettelijke voorschriften

X

Controle

X

Diergeneesmiddelen

Autorisatie import diergeneesmiddelen

X

Kv/aliteitscontrole

X

X

Routine inspecties

X

Diergeneesmiddelenproductie

X

Vaccinproductte

(X)

X

X

Import en distibutie

X

Verkoop

X

Destruaie

X

X

Veterinaire dienstverlening

Diergeneeskundige hulp

X

Niet verplkhte vaccinatie

X

Dierproductie advies en implementatie

X

Officiele veterinaire taken

Verplichte vaccinatie

X

Verplichte testen

X

Verplichte monstemame

X

Epidemiesurveillance

X

Vleeskeunng

X

X

Marktinspecties

X

X

Voedselproductie

X

X

Controle diertransporten

X

X

Grenscontrole

X

X

Officiele certificatie

X

X

Uitbreiding van offidële taken

X

X

Laboratoriumdiagnostiek

ImplemeüB.tie van diagnostische.tests. _ [ X Lx . 1 X

-ocr page 305-

De tabel geeft aan dat bepaalde officiële veterinaire taken
onder geaccrediteerde systematiek kunnen worden uitge-
voerd. Omschreven taken, kennisniveau, integriteit en on-
partijdigheid zijn de voornaamste uitgangspunten. Garanties
worden afgegeven door periodieke toetsing door onafhanke-
lijke instellingen. Het sluitstuk vormt het officiële
\'veteri-
nary statutory body\'
in de vorm van een tuchtcollege, een
orde of een broederschap.

Veterinaire zelfregulering in Nederland: een historische
doorkijk

De eerste veterinaire vereniging stamt uit 1844. In de provin-
cie Groningen werd het
\'Groninger Veeartsenij kundige
Gezelschap\'
opgericht. Al spoedig daarna werd dit initiatief
gevolgd door de oprichting van de Zuid-Hollandse
Maatschappij voor Veeartsenijkunde in 1846 en weldra ook
kleinere soortgelijke groeperingen in de andere provincies.
Na langdurige voorbereidingen door een commissie werd op
27 augustus 1862 in de Algemeene Vergadering van ver-
schillende veeartsenijkundige genootschappen en verenigin-
gen van veeartsen de
\'Maatschappij ter Bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland\'
(3), opgericht. Het oor-
spronkelijke doel was wetenschappelijk van aard:
\'het be-
vorderen der Veeartsenijkunde\'.
De zetel van de
Maatschappij werd gevestigd in Utrecht. Het Hoofdbestuur
bestond uit vijf leden. De eerste voorzitter dr. G.G. von
Reeken (arts en veearts) richt zich inzake het wetsontwerp
regelende het Geneeskundig Staatstoezicht op 17 januari
1863 tot de Minister van Binnenlandsche Zaken. In dit
schrijven geeft hij aan dat de veeartsenijkunde
"het regt heeft
haar eigen toezigt te hebben, en zelve voor hare belangen op
te treden"
(4). Als er sprake moet zijn van regulering, dan
toch het liefst van zelfregulering. Toch achtte de regering het
in 1870 noodzakelijk
\'de wet tot regeling van het
Veeartsenijkundige Staatstoezicht en de Veeartsenijkundige
Politie\'
in het leven te roepen. Deze wet bleek nuttig bij de
bestrijding van de longziekte der runderen. In die tijd heeft
de Maatschappij bij de regering aangedrongen op het in het
leven roepen van een wet op de
"Uitoefening der
Veeartsenijkunde".
Deze wet werd in 1874 een feit en
vormde een basis voor de regulering van de beroepsuitoefe-
ning. In die periode besteedde de Maatschappij naast de we-
tenschappelijke doelen meer aandacht aan maatschappelijke
zaken, en nam actief deel in de voorbereidingen van allerlei
wetten. In 1907 werden de statuten en het reglement van de
Maatschappij herzien. In dit reglement werden de eerste
tuchtmaatregelen opgenomen. In aanvang is de controle op
professioneel handelen sterk gericht op sociale controle, en
het verbeteren van gedrag. In artikel 15 van het huishoude-
lijk reglement leest men:
"Elke bijzondere afdeling is be-
voegd hij het Hoofdbestuur een aanklacht tegen een lid der
Maatschappij in te dienen; deze aanklacht behoort grondig
gemotiveerd en uitvoerig toegelicht te zijn en de handteke-
ning te dragen van minstens 2/3 van het aantal leden der be-
treffende afdeling"
(5). Het Hoofdbestuur is verplicht een
voorlopig onderzoek in te stellen en heeft de bevoegdheid
pogingen aan te wenden tot bemiddeling. Na afloop van het
onderzoek en na eventueel falen van de pogingen tot bemid-
deling roept het Hoofdbestuur een bijzondere vergadering
bijeen. De bijzondere vergadering heeft na een schuldigver-
klaring de keuze uit: a. een schriftelijke berisping; b. het ont-
zeggen van de toegang tot de algemene, de bijzondere en de
afdelingsvergadering voor een te bepalen termijn; c. het ont-
nemen van alle rechten van het lidmaatschap gedurende een
te bepalen termijn; d. de schrapping. Al deze straffen kunnen
eventueel verzwaard worden door publicatie in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Tien jaar na het invoeren van de mogelijkheid voor tucht-
maatregelen door het Hoofdbestuur gingen de eerste stem-
men op tot de instelling van een onafhankelijke \'Raad van
Eer\' (6). In 1918 hield de toenmalig voorzitter Dhont tijdens
de Algemene Vergadering in 1918 een voordracht over
ethiek en fatsoensleer (7). Het instellen van een onafhanke-
lijk rechtsprekend college duurde tot 1932. Toen werd de
Centrale Raad, later Ereraad geheten, geïnstalleerd (8). De
Ereraad verricht, geheel onafhankelijk van de besturende or-
ganen der Maatschappij, de delicate taak voor het regelen
van de collegiale verhoudingen van de leden en het hoog
houden van de ethiek van het beroep. De uitspraken van de
Ereraad moesten het stempel dragen van strikte onpartijdig-
heid. In datzelfde jaar komen de
\'Bindende Besluiten\' tot
stand en wordt het eerste verbod vastgesteld: aflevering van
sera en entstoffen door leden aan leken is niet toegestaan. Zo
is de nieuwe situatie gegroeid, die gekarakteriseerd kan wor-
den met de zin:
"dierenartsen bepalen wat dierenartsen mo-
gen doen".

In 1938 worden grondwetswijzigingen doorgevoerd die de
mogelijkheid openden dat naast de overheid andere licha-
men worden ingesteld, die regulerend kunnen optreden. In
1940 verschijnt de eerste
\'Code voor de Dierenarts\'. De in-
houd van de eerste Code en de Bindende Besluiten zijn voor
een groot deel gericht op het tegengaan van commerciële
handelswijze, vestiging van praktijken, en stelt de weten-
schappelijk verantwoorde beroepsuitoefening veilig. In
1947 bood de Maatschappij een eerste ontwerp tuchtrecht
aan de minister van Justitie aan (9). Dit ontwerp bleef jaren-
lang liggen. In die periode werd door de grote inzet van de
gehele beroepsgroep de strijd tegen tuberculose onder het
vee binnen vijfjaar gewonnen. De vereniging blijft bij ieder
vorm van georganiseerde dierziektebestrijding een promi-
nente rol spelen. De samenwerking tussen officiële en prak-
tiserende dierartsen is een vaak toegepast systeem bij de ge-
organiseerde dierziektepreventie en -bestrijding (bij-
voorbeeld rabiës; tuberculose; brucellose; leucose; Ziekte
van Aujeszky en uitbraken van zeer besmettelijke dierziek-
ten). Tevens speelt de samenwerking een rol bij zoönotische
aandoeningen, volksgezondheid en voedselveiligheid.

In 1955 werd een commissie geïnstalleerd die moest nagaan
of een nog grotere bindende bevoegdheid nodig was, waar-
voor dan de Maatschappij vervangen zou moeten worden
door een Beroepsschap, hetgeen vooralsnog niet nodig bleek
te zijn (10). De \'
Wet houdende voorschriften met betrekking
tot de uitoefening van de Diergeneeskunst\'
van 1956 voorzag
niet in een tuchtrecht (11). Een dierenarts die lid was van de
beroepsvereniging kon ter verantwoording worden geroepen
voor de Ereraad als deze zich niet hield aan de Code voor de
Dierenarts. Het karakter van de vereniging is zuiver privaat
en een ieder wordt vrijgelaten zich al dan niet aan te sluiten.
De enige andere mogelijkheid om dierenartsen ter verant-
woording te roepen was vervolging door de strafrechter. Een
beperking van het strafrecht is dat voor een strafbaar feit een
precieze delictsomschrijving is vereist. In 1961 maakte de
Ereraad kenbaar dat Nederland een diergeneeskundige

-ocr page 306-

tuchtwet moest krijgen, omdat bij de Ereraad een groot aan-
tal zaken in behandeling waren die behoorde tot het gebied
van de strafrechter. Een lange periode van overleg met alle
mogelijke betrokkenen, groeperingen en instanties volgde.
Ook intern vormt de wenselijkheid voor zelfregulering een
dilemma. Een eerste benadering gaat uit van de visie dat de
eenmaal behaalde kwalificatie dierenarts impliciet staat
voor een onberispelijke beroepsuitoefening, waar geen zelf-
regulering noodzakelijk wordt geacht. Toezicht op het func-
tioneren van de dierenarts ligt volledig bij de overheid. Een
tweede benadering gaat uit van zelfregulering, waarbij zowel
in normstellende zin als in het toezicht het initiatief bij de be-
roepsgroep ligt. De KNMvD staat sinds decennia deze lijn
voor, maar realiseert zich dat zelfregulering alleen een kans
van slagen heeft als er een wettelijk vangnet bestaat.

Wet Uitoefening Diergeneeskunde en het Veterinair
Tuchtrecht

Op 21 maart 1990 werd de \'Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde\'
(WUD) (12) vastgesteld. Het duurde tot
14 juli 1992 totdat bij Besluit (13) werd vastgesteld dat de
wet tenslotte op 1 augustus 1992 zou worden ingevoerd.
Zowel dierenartsen, para-veterinairen, dierverloskundigen
als castreurs vallen onder de WUD. Voor dierenartsen, dier-
verloskundigen en castreurs geldt een meldingsplicht (WUD
artikel 9). De overheid draagt zorg voor inschrijving in een
register (WUD artikel 10). Het doel van de WUD werd door
de wetgever als volgt geformuleerd:
\'het waarborgen van de
kwaliteit van de veterinaire beroepsuitoefening in het alge-
meen belang\'.
Onder algemeen belang wordt in dit verband
verstaan nationaal-economisch belang, het belang der volks-
gezondheid en het welzijn van dieren (14). Het gewenste peil
van de beroepsuitoefening kan volgens de wetgever slechts
indicatief worden omschreven: de wetgever streeft naar een
\'zorgvuldige\' beroepsuitoefening (15). De beroepsgroep
heeft aangedrongen om de, onder de beroepsgroep, geldende
gedragsregels en bcroepsnormen als apart tuchtrechtelijk
vergrijp op te nemen. Aan deze wens is door dc wetgever niet
tegemoet gekomen omdat niet alle gedragsregels van een be-
roepsgroep noodzakelijkerwijs het algemeen belang dienen
(16). De wet schetst een algemeen kader. Tuchtvergrijpen
betreffen het tekortschieten in de zorg (WUD artikel 14.a) en
het tekortschieten in hetgeen van hem als beoefenaar van de
diergeneeskunde mag worden verwacht (WUD artikel 14.b).
Eisen ten aanzien van praktijkruimte, technische uitrusting
en apparatuur (WUD artikel 12.1); en verplichte bij- en na-
scholing (WUD artikel 12.2) zijn niet in algemene maatrege-
len van bestuur of uitvoeringsbesluiten uitgewerkt. Toch
worden deze aspecten door de KNMvD van belang geacht en
zijn in de loop van het laatste decennium nader uitgewerkt in
eigen gedragscodes.

Het tuchtrecht kent een brede en open geformuleerde zorg-
vuldigheidsnorm, die door casuïstiek van het Veterinair
Tuchtcollege wordt ingevuld (17). Ook bij het tot stand ko-
men van de wet is reeds gesproken wat onder tekortschieten
in de zorg (bijvoorbeeld het op lichtzinnige wijze voorschrij-
ven van diergeneesmiddelen; niet-excusabele misslagen bij
een diergeneeskundige behandeling of het achterwege laten
van een behandeling) (18) of het tekortschieten in hetgeen
van de beroepsoefenaar mag worden verwacht (bijvoorbeeld
niet zorgdragen voor adequate vervanging; slechte bereik-
baarheid; het achterhouden van wetenschap ten aanzien van
het bestaan van een gevaarlijke infectiehaard) (19) kan wor-
den verstaan. De tuchtrechtelijke sancties zijn: waarschu-
wing, berisping, geldboete tot maximaal 2250 euro en ge-
heel of gedeeltelijke schorsing, die ook voorwaardelijk kan
worden opgelegd. Men kan aansluitend besluiten tot publi-
catie van de uitspraak. Klachtgerechtigden zijn direct be-
langhebbenden en de klachtenambtenaar. Deze laatste wordt
door de minister aangewezen (WUD artikel 29.1). Namens
de overheid kan de Chief Veterinary Officer (CVO) een
klacht indienen wanneer hij van oordeel is dat de dierge-
zondheid of de structuur van de gezondheidszorg voor die-
ren in gevaar is gebracht. Het toezicht door de CVO is boven-
dien verankerd in de Diergeneesmiddelenwet (DGM artikel
52.2) (20). Het tuchtrecht is voor de veehouderij in de loop
der jaren van beperkte betekenis gebleken. Op grond van
onderzoek naar de parlementaire geschiedenis van de wet, de
toestroom van klachten naar de tuchtrechter, de aard en de
omvang van de jurisprudentie van het veterinair tuchtcollege
en op basis van interviews met betrokkenen rijst een beeld
van tegenvallende resultaten (21). In de periode van 1992 tot
en met 20 september 2004 zijn 1471 klachten ingediend (ta-
bel 2). Er zijn 1410 klachten ingediend door particulieren en
61 klachten door de klachtenambtenaar.

Tabel 2. Status van de klachten bij het VTC

- M\',-rr-r.-r-n

lr(§edlend door
particulieren

Ingediend door de
klachtenambtenaar

Totaal

Ingetrokken

481

4

485

Geqrond verklaard

2S6

39

295

Onqeqr ondverkisard

430

3

433

Kennelijk ongegrond
verklaard

113

0

113

Niet ontvankeliik verklaard

29

1

30

Noq in behandellnq

101

14

115

Totaal ingekomen

1401_____

61

1471

De klachten die door de klachtenambtenaar aanhangig zijn
gemaakt, betreffen voornamelijk de handelswijze van dier-
verloskundigen (WUD artikel 5) en castreurs (WUD artikel
6) en van dierenartsen werkzaam in de sector landbouwhuis-
dieren. Het betreft voornamelijk het handelen in strijd met
de diergeneesmiddelenwet, het afgeven van valse verklarin-
gen en het onbevoegd uitoefenen van de diergeneeskunde.
Hoewel de klachtenambtenaar sinds het inwerkingtreden van
de wet slechts een beperkt aantal klachten aanhangig heeft
gemaakt, worden de klachten vaak gegrond verklaard en lei-
den tot sancties en publicatie van de uitspraak. Een deel van
de klachten was reeds eerder door de strafrechter afgedaan
op grond van het Wetboek van Strafrecht of de Wet op dc
Economische Delicten. Het \'ne bis in idem\'-principe in dc
vaste rechtspraak is niet van toepassing. De tucht- en straf-
rechtelijke norm worden naast elkaar getoetst en eventueel
gesanctioneerd (22).Een aanzienlijk deel van de klachten die
door particulieren zijn ingediend worden ingetrokken of niet
ontvankelijk verklaard. Meestal betreft het klachten die be-
rusten op een geschil over consumentenzaken, aangaande de
rekening of de bejegening.

Mededingingen zelfregulering

Een invloedrijke gebeurtenis voor de KNMvD was het van
kracht worden van de Mededingingswet in 1998. De vereni-
ging speelde assertief en flexibel in door op 31 maart 1998
ontheffing te vragen voor het Huishoudelijke Reglement, de
Code voor de dierenarts. Publicatie inzake tarieven voor de
consultieve praktijk. Publicatie inzake tarieven dierenasiel-
artsen en de algemene betalingsvoorwaarden in relatie tot
geadviseerde tarieven door de KNMvD. De uitspraak van de

-ocr page 307-

Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) luidde: "Geen
ontheffing, dreiging van een dwangsom van maximaal tien
procent van de omzet". Op dat moment was 85 procent van
de in Nederland actieve dierenartsen aangesloten bij de
KNMvD. De omzet van de Nederlandse dierenartsen werd
geschat op 354 miljoen euro. Wanneer een dierenarts lid
wordt van de KNMvD, wordt hij geacht alle regelingen van
de Maatschappij na te leven. De KNMvD heeft alle regelin-
gen aangepast en voorkwam daarmee het opleggen van een
boete. De NMa verleent geen ontheffing voor regelingen
met betrekking tot: het opleggen van tarieven; verplichte
vestiging en beperking van publiciteit. De NMa verleent wel
ontheffing voor: regelingen die bijdragen aan maatschappe-
lijke voordelen (bijvoorbeeld veiligheid en technische ont-
wikkeling) en kwaliteitsregelingen met als voorwaarde dat
het controleren plaatsvindt door een onafhankelijke, objec-
tieve instantie. Daarbij moet het voor de gehele branche mo-
gelijk zijn mee te doen (23). Hierin kan een van de redenen
gevonden worden om de door de beroepsgroep opgestelde
normen onder te brengen bij een onafhankelijke organisatie:
de Stichting Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO). Uitgangs-
punten vormen de Richtsnoeren samenwerking bedrijven
(24) die zijn uitgebracht naar aanleiding van Europese richt-
lijnen (25). Deze worden gekenmerkt door:

• Objectieve doelstellingen;

• Transparante opleidingseisen en kwaliteitsregelingen;

• Gelijke waarborgen waarbij de activiteiten gericht zijn
op de toetreding van starters;

• Onafhankelijke toetsing.

Ontwikkeling van \'Codes of Practice\' en zelfregulering

In de WUD zijn een aantal algemene artikelen niet nader inge-
vuld. De beroepsgroep heeft zelf het voortouw genomen om
het wetsartikel over praktijkruimte, technische uitrusting en
bij-en nascholing (WUD 12.1 en 12.2) nader in te vullen met
eigen private richtlijnen. Begin negentiger jaren waren doordc
KNMvD reeds normstellende toetscriteria voor diergenees-
kundig handelen (Goede Veterinaire Praktijkuitoefening:
GVP (26)) opgesteld. Vanaf 1995 wordt op verzoek van het
Productschap Vee en Vlees (PVV) de GVP-code in het kader
van de
Integrale Keten Beheersing Varkens getoetst. Hiermee
werd voor het eerst op periodieke basis de GVP-code getoetst
en leidde een conformiteitbeoordeling tot een certificaat. In
de periode oktober 1995 tot en met oktober 2000 zijn door de
certificerende organisatie Certiked 1279 audits bij praktijken
uitgevoerd. Geconstateerde tekortkomingen konden binnen
een gestelde periode worden hersteld. In de genoemde periode
zijn 257 additionele beoordelingen en 94 volledige herbeoor-
delingen uitgevoerd. Het aantal additionele beoordelingen is
in de loop van het proces afgenomen (figuur 1).

■ GVP-praktijk
beoordelingen

■ additionele
beoordelingen

□ complete
herbeoordelingen

In maart 1997 is in het kader van de EU-richtlijn 97/12 artikel
14.1 (27) het begrip
^erkende dierenarts\' binnen het Netwerk
van Toezicht geïntroduceerd. Artikel 14.3 van de EU-richtlijn
97/12 geeft aan dat de eigenaar van of de verantwoordelijke
voor een rundvee- of varkensbedrijf zich door middel van een
contract en/of een rechtshandeling dient te verzekeren van de
diensten van een door de bevoegde autoriteit erkende dieren-
arts. Ook de Gezondheidsdienst voor Dieren vraagt in die-
zelfde periode aandacht voor een betere opleiding van praktise-
rend dierenartsen die bestrijdingsprogramma\'s uitvoeren op
veehouderijbedrijven. In 1999 dienen de Tweede Kamerieden
Waalkens en Ter Veer en motie in naar aanleiding van de
\'slij-
tersproblematiek\'
bij rundvee (28). De motie verzoekt te ko-
men tot het instellen van een centraal meldpunt van alle veteri-
naire handelingen via de systematiek van een periodieke
bedrijfskeuring. De minister geeft aan dat hij voor wat betreft
het periodieke bedrijfsbezoek deze wil laten uitvoeren door
een gekwalificeerde dierenarts en dat hij daarbij wil aansluiten
bij het reeds lopende traject wat door de veterinaire beroeps-
groep is ingezet (29). In 2000 heeft de Europese Commissie
het Witboek Voedselveiligheid gepubliceerd (30). Uitgangs-
punt van dit Witboek is het verbeteren van de voedselveilig-
heid. Centraal in deze publicatie staat dat de primaire verant-
woordelijkheid voor een veilige voedselproductie ligt bij de
bedrijven, de producenten en de leveranciers. In het Witboek
staan tachtig verschillende acties gepland om de gezondheid
van de consument te borgen en de transparantie in de keten te
verhogen. Deze ontwikkelingen zijn door de veterinaire be-
roepsgroep opgepakt en de focus is gericht op het verbeteren
van de professionaliteit van de dierenarts, zowel in technische
zin als ook in dc organisatorische zin. Voor verschillende disci-
plines werden erkenningsregelingen uitgewerkt. Het Coördi-
natiecentrum Erkende Dierenartsen (CED) was houder van de
erkenningsregelingen. Het bestuur van het CED was samenge-
steld uit een college van belanghebbenden: dierenartsen, land-
bouwbedrijfsleven, Gezondheidsdienst voor Dieren, Faculteit
der Diergeneeskunde en overheid. Het Netwerk van Toezicht
zoals bedoeld in de richtlijn 97/12 is in Nederiand niet inge-
vuld. Wel zijn er door marktpartijen richtinggevende initiatie-
ven genomen waarbinnen garanties worden gevraagd voor ve-
terinaire dienstverlening. Voorbeelden zijn IKB Varkens en
Keten Kwaliteit Melk. De huidige ontwikkelingen op nationaal
niveau en op internationaal niveau vragen om een nadere be-
schrijving van de relatie tussen productiebedrijven en de bor-
ging van de veterinaire dienstverlening door praktiserende die-
renarts werkzaam in de keten. Deze ontwikkelingen sluiten
logischerwijs aan bij internationaal geaccepteerde garantiesy-
stemen bijvoorbeeld ISO, HACCP en EN 45000-serie. De sa-
menhang van de verschillende elementen van de zorgvuldige
beroepsuitoefening (praktijkuitoefening, praktijkinrichting en
-organisatie, permanente bij- en nascholing en bekwaamheids-
niveau) zijn beschreven in de Kwaliteitsrichtlijn voor Dieren-
artsenpraktijken (KRD). In de lijn met de internationale ont-
wikkeling om naar een geaccrediteerde systematiek toe te
werken is een onafhankelijke organisatie opgericht. Op 10 juli
2002 is de Stichting Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO) offici-
eel opgericht (31). Het VKO is conform geaccrediteerde syste-
matiek georganiseerd en is norm- en registerhouder (figuur 2).
In het najaar van 2002 zijn overheden en marktpartijen geïnfor-
meerd (32). Tijdens dit symposium is mededeling gedaan van
de verschillende beleidslijnen en tijdspaden voor de verschil-
lende disciplines binnen de veterinaire beroepsuitoefening. In
het najaar 2002 is een start gemaakt met de toets op de erken-

-ocr page 308-

ningsregelingen paard, herkauwer, varkens en pluimvee (tabel
3).

Tabel 3: VKO register erkende dierenartsen

totaal

paard waarvan met de module keurinqsdierenarts voor paarden

452/21

...

heriuuwer

866

vatltens

416

nhilmvee

92

Bron www.veterinairekwaliteit.nl d.d. 20 september 2004.

De beroepsgroep achtte het wenselijk de KRD-ISO
9001:2000 modulair in te vullen (33). In het voorjaar 2004 is
een start gemaakt met de modulaire toets. Bij de modulaire
opzet is de KRD-lSO-norm opgesplitst in een drietal modu-
les. Om de invoering bij de dierenartsenpraktijken te verge-
makkelijken, is daarbij gekozen voor een eerste module die
zich vooral richt op de medewerkers en middelen binnen de
organisatie. Onder de eerste module valt het apotheekbeheer.
De tweede module (vanaf februari 2005) betreft het pri-
maire, veterinaire proces. Hieronder vallen onder andere de
GVP-regelingen. De laatste module (vanaf januari 2006) is
gericht op de \'schil\' om deze activiteiten heen, zoals het be-
leid dat de praktijk nastreeft en de wijze waarop de praktijk
structureel verbeteringen doorvoert (34). Op dit moment
worden jaarlijks 466 praktijken bezocht en worden 1826 er-
kenningen getoetst. Inmiddels zijn 53 praktijken op de eerste
module getoetst. De overige praktijken worden op basis van
het periodieke bezoek ingepland en bereiden zich voor op de
eerste module of op de complete KRD-ISO 9001:2000.
Twintig praktijken hebben inmiddels de keuze gemaakt de
complete KRD-ISO 9001:2000 te laten toetsen en hebben
het certificaat behaald.

Europese ontwikkelingen

Dc Federation ofVeterinarians of Eitrope\' (FVE) heeft op
initiatief van de FVE-leden de
\'Code of Good Veterinary\'
Practice\'
(35) opgesteld. Dc FVE-GVP-code beschrijft de
ethische principes en gedragscodes waarnaar dierenartsen
behoren te handelen. De vereiste van het veterinaire manage-
ment van de organisatie omvatten:

• het dierenwelzijn en de diergezondheid;

• de klanten;

• het professioneel handelen (veterinaire gedragscode);

• het veilig en verantwoord toepassen van (dier-)genees-
middelen;

• het personeel en de perrnanente educatie en het vereiste
kennisniveau;

• een veilige en gezonde werkomgeving;

• de volksgezondheid;

• het milieu en

• de verantwoording naar de officiële instanties.

De FVE-GVP-code is in de ISO 9001:2000 nomenclatuur
geschreven (36). De FVE-GVP-code is een hulpmiddel voor
veterinaire organisaties om garanties af te kunnen geven met
betrekking tot de veterinaire dienstverlening, arbeid en mi-
lieu. De ISO 9001:2000 nomenclatuur is gehanteerd om aan
te sluiten bij de internationale standaard die de vereisten
voor een kwaliteitsmanagementsysteem voor organisaties
beschrijft (37). De nadruk ligt op de bedrijfsdoelstellingen,
de verwachtingen van klanten en de continue verbetering
van de bedrijfsprestatie en productiviteit. Het commitment
voor continue verbetering is integraal onderdeel van de

FVE-GVP-code (38). De FVE-GVP code is in 2002 geadop-
teerd door de FVE-leden (39). Een eerste inventarisatie van
de stand van zaken op Europees niveau staat voor oktober
gepland. De huidige KRD-ISO 9001:2000 (40) vertoont
sterke overeenkomst met de FVE-GVP-code.

Zelfregulering sterke en zwakke punten

Zowel nationaal als internationaal hebben houders van die-
ren, afnemers van veterinaire diensten en de overheid be-
hoefte aan garanties omtrent de kwaliteit van geleverde goe-
deren en diensten. Deze kwaliteit uit zich in het voldoen aan
de gevraagde leveringscondities ten aanzien van gewenste
specificaties. De organisaties en personen die deze goederen
en diensten leveren, dienen voldoende rekening te houden
met maatschappelijke belangen ten aanzien van veiligheid,
milieu, diergezondheid, volksgezondheid en de voedselvei-
ligheid. Bij voedselproductie ligt de primaire verantwoorde-
lijkheid voor diergezondheid, volksgezondheid en voedsel-
veiligheid bij de producenten (in casu de veehouderij-
bedrijven), de be- en verwerkende voedingsindustrie en hun
leveranciers. De dierenarts heeft als leverancier van veteri-
naire diensten van oudsher een ketenbrede verantwoorde-
lijkheid in de advisering ten aanzien van de genoemde as-
pecten en van het publieke en private toezicht. Dit vraagt een
maatschappelijk verantwoorde attitude die het best omschre-
ven kan worden met de zin: bewust en structureel inhoud ge-
ven aan de veterinaire kerntaken (volksgezondheid, dierge-
zondheid en dierwelzijn), die verder gaat dan de wet
verplicht (kwaliteitszorg, permanente educatie en professio-
neel handelen) en die leidt tot toegevoegde waarde voor de
organisatie en de maatschappij. Vanuit deze visie kunnen
sterke en zwakke punten worden benoemd:

Sterke punten van zelfregulering:

• de beroepsgroep levert een richtinggevende bijdrage aan
de ontwikkeling van (inter-)nationalc wet- en regelge-
ving;

• de beroepsgroep bepaalt haar eigen standaarden en teinpo
in overleg met de NGO\'s en andere stakeholders in de ke-
ten;

• de zorgvuldige beroepsuitoefening is een eigen verant-
woordelijkheid;

• de regelingen hebben een open karakter cn zijn gebaseerd
op accreditatiemodellen die uitgaan van periodieke toet-

Figuur2.

■ -.Hü!..-\'

regelinghouder

benoeming/rapportage

Commissie Veterinaire
Efl<ennir

Controle instelling

Dierenartsen/
- praktijk

bezwaar / beroep

College van Beroep

acceptatienorm

auditrapport

-ocr page 309-

sing;

• de systematiek geeft professionals de gelegenheid het
systeem te verbeteren en tekortkomingen te herstellen;

• op basis van de beschikbare informatie kunnen risicoge-
bieden (bijvoorbeeld arbeid en
\'emerging risks\' met be-
trekking tot de dier- en volksgezondheid) sneller worden
beheerst.

• het verzamelde materiaal biedt de mogelijkheid om
onderbouwde beslissingen te nemen;

• gaat uit van een pro-actieve en toekomstgerichte houding.

Zwakke punten van zelfregulering:

• privaatrechtelijke sanctiemogelijkheden zijn beperkt;

• externe conformiteitsbeoordeling door een onafhanke-
lijke certificerende instelling kunnen subjectieve elemen-
ten bevatten;

• externe conformiteitsbeoordeling door een onafhanke-
lijke certificerende instelling biedt geen complete garan-
tie voor correct wettelijk handelen;

• implementatie van de systematiek en de processen ver-
loopt traag;

• er zijn beperkte sanctie mogelijkheden tegen \'free-riders\'
die buiten de private systemen opereren.

Een pro-actieve toekomstgerichte instelling en wederzijds
vertrouwen tussen de publieke en private sector zijn van groot
belang (41). De huidige systematiek van de overheid is niet in-
gericht om de uitvoering van het Witboek Voedselveiligheid te
faciliteren. De minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit heeft in de LNV beleidsplannen voor 2005
aangegeven dat LNV zich gaat inzetten om een veterinair toe-
zichtnetwerk van de grond te krijgen, met het doel risicover-
mindering in de keten en verbetering van het toezicht op de na-
leving van veterinaire voorschriften. In dit toezichtsnetwerk
zijn de hoofdrolspelers de primaire bedrijven en de particu-
liere dierenarts (42). Zelfregulering biedt grote nieuwe uitda-
gingen voor de beroepsgroep, als cr een evenwichtig en com-
plementair systeem van private en publieke handhaving (43)
aan ten grondslag wordt gelegd. Dc inhoudelijke afstemming
is een zeer dynamisch proces dat door vele partijen en ver-
schillende inzichten wordt beïnvloed.

Literatuur

1. Organisation International des Epizootics (OIE) (2003) -Terrestrial
Animal Health Code, 11 th Edition (on line: www.oie.int).

2. Brim Ie Y. Mechanisms for collaboration between public and private
veterinarians: the animal health accreditation mandate. Rev sci tech
Off Int Epiz 2004; 23 (I): 69-77.

3. Anon. Verslag der Algemene Vergadering van verschillende veeartse-
nijkundige genootschappen cn vereenigingen van veeartsen.Utrecht.
27 Augustus 1862; Tijdschrift voor Veeart.senijkunde en Veeteelt 1863;
1:7.

4. Reeken CR. Brief aan Minister van Binnenlandse Zaken. Monniken-
dam. 17 Januari 1863, Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteelt
1863; 1:41.

5. Wester J. Geschiedenis der veeartsenijkunde. Hoonte, Utrecht 1939:
571 pp.

6. Anon. Verslag van de 62e Algemene Vergadering 30 november 1918.
Tijdschr Diergeneeskd 1918; 45: 699.

7. Anon. Verslag van de 73e Algemene Vergadering , 12 en 13 oktober
1928. Tijdschr Diergeneeskd I928;55: II4I.

8. Anon. Installatie 16 januari 1932. Tijdschr Diergeneeskd 1932; 59:
376.

9. Offringa C el al. Van Gildenstein naar Uithof. 150 jaar diergenees-
kundig onderwijs in Utrecht. H. Veenman en Zonen, Wageningen,
l98l;Decl II pp 201.

10. Anon. Rapport betreffende de instelling van een beroepsschap voor
dierenartsen, 1955.

11. Anon. Wet houdende voorschriften met betrekking tot de uitoefening
van de Diergeneeskunst (Stb 1954, 372); in werking tredend I decem-
ber 1956 (Stb, 544), 1954.

12. Anon. Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde, Stb 1990: 214.

13. Anon. Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde, Stb 1992:
400.

14. Anon.Tweede Kamerstukken 1984/85. 1985; l7 646:nr5-6.

15. Anon. Tweede Kamerstukken 1985/86. 1986; 17 646: nr 8.

16. Anon. Tweede Kamerstukken 1982/83. 1983; 17646: nr3: p. 15.

17. Anon. (Rapport Beleidsuitgangspunten Tuchtrecht. Ministerie van
Justitie, directoraat generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechts-
bijstand. November 1999.

18. Anon. Tweede Kamerstukken 1985/86. 1986; 17 646: nr 9: p. 1 -2.

19. Anon. (1983 ).-Tweede Kamerstukken 1982/83, 1983; 17646: nr
3: p. 25 (Memorie van Toelichting).

20. Anon. Diergeneesmiddelenwet art. 52, Stb 1997: 510.

21. Benedictus-van Jaarsveld JM en Sloot BR Dc beperkte betekenis van
het veterinair tuchtrecht. Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127: 16.

22. Veterinair Tuchtcollege en Veterinair Beroepscollege (1994 t/m 2002).
VTC 94/04 ; VTC 96/064 ; VB 97/01; VB 98/07 (gepubliceerd in Stb
1999,36) en VB 02/18.

23. Tack P en Beusmans R Professioneel Verenigingsmanagement. VU
uitgeverij, Ainsterdam 2001.

24. Anon. (2001) Richtsnoeren samenwerking bedrijven. Stb 200.
2001; 108:28.

25. Europese Commissie (1999). Verordening (EG) nr 2790/1999 van de
Commissie van 22 december 1999 betrefVende de toepassing van arti-
kel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en
onderiing afgestemde feitelijke gedragingen. Publicatieblad 1999; Nr.
L 336: 0021-5.

26. KNMvD. Code voor Goede Veterinaire Praktijkuitoefening (G VP),
versie 130493, Utrecht. 1993.

27. Europese Commissie. Richtlijn 97/12/EG van de Raad van 17 maart
1997 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake ve-
terinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommu-
nautaire handelsverkeer in runderen en varkens. Publicatieblad 1997;
Nr. L 109: 0001-37.

28. Anon.Tweede Kamerstukken 1999/2000; 27400, XIV: nr23.

29. Veerman CR brief WA. 2002/3343 iz reactie op TRC 2002/9720 aan
voorzitter van de tweede kamer, 18 november 2002, Den Haag.

30. Europese CommissicWitboek over Voedselveiligheid, 2002. http://
europa.eu.int/comm/dgs/hcalth_consumcr/library/pub/pub()6_nl.pdf

31. Veterinair Kwaliteitsorgaan. CED heet vanaf nu Veterinair Kwalitcits-
orgaan. Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127: 491.

32. Veterinair Kwaliteitsorgaan. Minisymposium 19 november 200.
Erkende dierenarts binnenkort geaccepteerd door overheid? Tijdschr
Diergeneeskd 2003; 128: 11-4.

33. Jorna Tj. Bestuursbesluit praktijkcertificcring en erkenningsregeling.
Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 354.

34. Veterinair Kwaliteitsorgaan. Praktijkcertificering volgens het tnodu-
laire scenario. Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 118. „

35. Federation of Veterianarians of Europe FVE. Code of Good Veterinary
Practice, versie noveinber 2002, Brussel.

36.International Organization for Standardization ISO. Quality mana-
gement of systems. Fundamentals and vocabulary. NF IN ISO 9000/
2000 standards. 2000: p 30, Geneve.

37. ISO (2000) -Quality management systems. Requirements. NF IN ISO
9001/2000 standards, 2000: p 26, Geneve.

38. ISO (2000) Quality managemant systems. Guidelines for perfor-
tnancc itnprovements. NF IN 9004/2000 standards, 2000; p 59.
Geneve.

39. Hulsen J en Groot de SJ. FVE publiceert Code diergeneeskundige
beroepsuitoefening. Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128: 399.

40. Veterinair Kwaliteitsorgaan VKO. KRD/ISO 9001:2000 voor kwali-
teitsmanagetiicnt-systeiTicn van dierenartsenpraktijken, versie novem-
ber 2002, Houten.

41. Groot SJ de, and Ruijter T de. Quality control of the private veterinary
profession in the Netheriands. Rev Sci Tech Offlnt Epiz, 2004; 23 (1):
175-85.

42. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. LNV-beleid in
2005. 2004: p. 16. http://www9.iTiinlnvnl/servlet/page?_pageid= 653
&_dad=portal30&_schema=PORTAL30

43. KNMvD, Houten. De waarde van normen. Jaarverslag 2002; 19-23.

-ocr page 310-

David Alexander
Antonius Mossel

memoriam

In de vroege avond van 30 augustus 2004 kv.\'am een plotseling einde aan het leven van Professor Dr D.A.A. Mossel, levensmiddelenmicro-
hioloog, kort na enkele besprekingen en vol met plannen voor de komende tijd. Bejaard en vitaal. In het harnas gestorven: het paste bij hem
en zelf zou hij het wellicht niet anders hebben gewild.

Mossel - op l juli 1918 te Amsterdam geboren - studeerde geneeskunde te Leiden, waarna hij zich bekwaamde in de bacteriologie te
Cambridge. In 1946 werd hij assistent bij de afdeling Levensmiddelenleer van de Utrechtse Universiteit. Twee jaar later volgde zijn benoe-
ming als hoofd van de afdeling Levensmiddelenmicrobiologie van het toenmalige Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek (CIVO-
TNO), eveneens in Utrecht (en later in Zeist). Zijn proefschrift\' Water bonding and water determination in foods \'verdedigde hij in 1949 te
Utrecht bij de fysisch-chemicus Overbeek.

A Is microbioloog ging zijn belangstelling vooral uit naar de besmetting van de consument door overdracht van micro-organismen via het
voedsel. Haarscherp zag hij het belang van de geïntegreerde bewaking van de voedselketen met betrekking tot besmetting met en uitgroei
van pathogene micro-organismen, die allerlei ziekten en zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben. Deze visie was overigens niet nieuw. Zij
werd omstreeks 1920 door de Nederlander Van Oven aangegeven en onder andere door Mossels grote leermeester. Sir Graham Wilson, ver-
der uitgewerkt. Het is echter vooral de verdienste van Mossel geweest, het belang van deze visie op talloze manieren te illustreren. Dat deed
hij door onderzoek te initiëren en uit te voeren, en vooral door op talloze plaatsen - in binnen- en buitenland - onderwijs hierover te geven.
Zijn bijzondere persoonlijkheid is hierbij van groot belang geweest. Mossel was dominant aanwezig op talloze congressen en vergaderin-
gen. Hij was een briljant spreker, die niet alleen vijftalen vloeiend sprak maar ook zijn gehoor sterk wist te motiveren. Velen inspireerde hij
door de cursussen onder zijn leiding, onder andere aan het Institut Pasteur (Parijs, Lille), in Zuid-Amerika (hij w^as honorair hoogleraar
aan de San Marcos Universiteit te Lima, Peni) en in Leuven, waar hij ook enkele jaren hoogleraar was. Op vele plaatsen in de wereld trad
hij op als visiting professor

In 1973 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar te Utrecht, met als leeropdracht de microbiologie der voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong. In zijn oratie \'CaveantArtifex et Emptor \'(Laat de producent waakzaam zijn ten behoeve van de gebnuker) gaf hij aanwijzingen
voor een geïntegreerde beheersing van de microbiologische kwaliteit van voedingsmiddelen. De plaats van deze leerstoel in de Faculteit
der Diergeneeskunde was volstrekt logisch. Het is spijtig dat niet iedereen daarvan helgrote belang heeft ingezien.
Mossel ging in 1984 met emeritaat, waarbij hij werd benoemd tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Maar - zoals viel te ver-
wachten - dit betekende geenszins dal aan zijn activiteiten een eind hvam. Op deze plaats moet worden volstaan met het noemen van zijn
rol in de Eijkman Stichting, bedoeld om postgraduate-opleidingen mogelijk te maken en onderzoek op het gebied van de microbiologische
volksgezondheid te initiëren. De kroon op dit werk was de module \'Public Health Microbiology of Food and Drinking Water\' in de
International Distance M.Sc.-opleiding tot Public Health Scientist (University of Hertfordshire, Hatfield, UK).

De internationale waardering voor zijn werk kwam tot uiting in aan aantal eredoctoraten en in talloze erelidmaat.schappen. De Universiteit
Utrecht eerde hem in 1997 met haar Zilveren penning. Als gelovig katholiek was hij op zijn plaats als vooi-zitter van het Alberdingk Thijm-
genootschap, de Nederlandse organi.satie van academi.sch gevormde katholieken. Een onderstreping van deze activiteit um- zijn benoe-
ming tot Commandeur in de Orde van St. Sylvester, door Paus Johannes Paulus II.

Voor wie wat meer weet van het privé-leven van Mossel is overigens één ding duidelijk: dil alles had hij niet tot stand kunnen brengen zon-
der de onopvallende maar inspirerende steun van zijn lieve vrouw Leni.

Ten slotte De visie die Mossel heeft uitgedragen, heeft in de afgelopen vijftig jaar op allerlei wijzen gestalte gekregen. Met weemoed besef-
fen we dat een tijdperk is afgesloten. Gelukkig wordt zijn werk. met de mogelijkheden van deze nieuwe eeuw, voortgezet.

C. Struijk
F van Knapen
A. Ruiter

De KNMvD nader bekeken

Herman Geertsen

Betere tweerichtingscommunicatie met de leden; uitbreiding
van de ledenservice en ondersteuning van leden-werkgevers
en leden-werknemers zijn de drie speerpunten van het bestuur
van de KNMvD voor de komende tijd. Het bestuur heeft het
besluit genomen deze punten meer aandacht te geven op ad-
vies van de \'Startgroep Koersdialoog". De startgroep in inge-
steld om te inventariseren op welke manieren de KNMvD de
positie van de leden, de beroepsgroep en de beroepsvereni-
ging kan versterken, zowel intern als extern. De startgroep be-
stond uit de bestuursleden Nanny Wijne, Erik Gostelie, de le-
den Martine Reijnders en Marco te Loo en de bureaumede-
werkers Hugo de Groot en Herman Geertsen. De groep is in-
middels - in dank - ontbonden en zal worden opgevolgd door
enkele kleine werkgroepen die met concrete, voor ieder waar-
neembare voorstellen moeten komen.
Tijdens de algemene vergadering zijn de resultaten van de
\'Startgroep Koersdialoog\' toegelicht en zijn de aanwezigen
uitgenodigd met suggesties te komen. Diezelfde uitnodig-
ing geldt uiteraard ook de lezers van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde: telefoon: (030) 6348900 of h.
geertsen(a^knmvd.nl.

Herman Geertsen is algemeen directeur van de KNMvD.

-ocr page 311-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Aarie, A.M.; 2003; 5293 AK Gemonde;
Akkerstraat 14.

Gielen, Mevr. L.C.A.; Gent 2004; 5571 LT
Bergeyk; Muggenhool 11.
Grondman, Mevr. V.M.; 2004; 3363 JD
Sliedrecht; Dorlandsweer 31.
Mulder. Mevr. E.J.; Gent 2004; 1052 RS
Amsterdam; Bilderdijkkade 3-hs.
Souman, R.; 2002; 8051 HK Hattem; Rijnstraat 29.
Verkleij, M.M.; 2004; 1473 PE Warden Warder 85.

Voor het dierenartsenexamen van i oktober 2004 zijn geslaagd:

Aalbert, Mevr. M.
Allaart, Mevr J.G.
Cornelissen, R.A.
Kooij, Mevr. J.C.
Maassen, Mevr. EE.
Nuhn, Mevr. M.T.
Plekkenpol, Mevr. S.J.
Rhijn, Mevr. J. van
Verheijen, Mevr C.J.C.M.
Verweij, Mevr A

Overlijdensberichten:

In oktober 2003 M.H.G. Maessen te Hees.
Mutaties:

.Aaibcrts, Mevr. M.; 2004; 3705 7X Zeist; Warande 33; tel. privé:
030-6952445; E-mail privé: m.aalberts(fl students.uu.nl.; d.

*AIIaart, Mevr. J.G. ; 2004; 3551 AC Utrecht; Schutstraat 66; tel.
privé: 030-2441594; d.

Baas, Mevr A.M.; 2004; 3067 LB Rotterdam; Jacob van C\'ampenlaan
58;
tel. privé mobiel: 06-45066461 ; E-mail privé; marijebaas@hotmail.com.

Bergers. Mevr. W.H.; 2004; 3985 AJ Werkhoven; Ruijgrokpiaats 16;
tel. privé mobiel: 06-44918161.

*Cornelisscn, R.A.; 2004; 7312 HW .Apeldoorn; Germanenlaan
33; tel. privé: 055-3559772; d.

Dijken, Mevr S.; 2004; 1251 EC l>aren; Hooghoefloo 35; tel. privé
mobiel:
06-47510164; sannevandijkcn@hotmail.cum.; medew. bij
D.A.P. Docteurs Vétérinaires; tel. prakt.: 00-33-470995017; fax prakt.:
00-33-470997979.

Esch, E.J.B. van; 1996; 7273 SM Haarlo; Willem Sluyterweg 15; tel.
privé: 0545-474055; fax privé: 0545-473755; E-mail privé: vanesche@
worldonline.nl.;
wet. medew. bij Gezondheidsdienst voor Dieren: tel.
bun: 0570-660173; fax bun: 0570-660176; E-mail bun:
l.vanesch(â)gdvdieren.nl.

Geerts, A.A.J.; 1989; 4873 NG Etten-Leur; Brakken.straat 17; tel.
privé: 076-5014917; fax privé: 076-5031375;
E-mail privé: alfonsfö
edigit.nl.;
p., mobiele digitale beeldvorming van paarden; tel. prakt.: 076-
5031377; tel. prakt, mobiel: 06-53457452; fax prakt.: 076-5031375; E-mail
prakt.: info@edigit.nl.

Homan, Mevr. M.J.; 2003; 3761 XA Soest; Ir. Menkolaan 8 ; tel. privé
mobiel: 06-45742221;
E-mail privé : machteldhoman@hotmail.com.;
medew. bij Mevn P.F. Tulner en J.D. Vrieze; tel. prakt.: 036-5330441;
fax prakt.: 036-5347745; E-mail prakt.: dierenkliniekvrieze(â wxs.nl.

Huven Mevr. I.M.G.; 2002; 5212 NJ \'s-Hertogenbosch; Jan de la
Barlaan 23;
tel. privé: 073-6132620; E-mail privé: ingrid-huver(a;
yahoo.com.

Kennedy, Mevr. C.P.; 2004; Dublin 4, Ballsbridge; 5 Serpentine
Road; tel. privé: 00-353-16683066; d.

Kole, Mevr. S.; 2004; 1216 EM Hilversum; Wovenlaan 13; tel. privé:
035-6288370; E-mail privé: suzankole@hotmail.com.;
medew. bij J.W. de
Gooyer, S. Spijker en K. Leibbrandt; tel. prakt.: 020-4968690.

Kolk, Mevr. J. van der; 2004; 2802 AZ Gouda; Jaagpad 2; tel. privé:
0182-525286;
E-mail privé: justavanderkolk@yahoo.com.; medew. bij
W.C.M. van den Heuvel en M.W. van der Wijden; tel. prakt.: 0182-
5II2I5; fax prakt.: 0182-510771; E-mail prakt.: infoCa paltrok.nl.

Kooij, Mevn J.C. van der; 2004; 3581 XX Utrecht; Johan de

Personali

Wittstraat 5; tel. privé: 030-2342963; d.

Kuilboer, A.C.M.; 1986; 2409 AA Alphen a/d Rijn; Rietveldsepad 17;
tel. privé: 0172-587794; E-mail privé: akuilboerCfl hccnet.nl.; geass. met
J.V.H. Lans, J.H. Rootert en A. Soede; tel. prakt.: 0172-471111; fax prakt.:
0172-470271.

Maassen, Mevn F.E.; 2004; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplantsoen
52-2;d.

Meerman, Mevr. A.; 1993; 1411 LR Naarden; Wijkplaats 8; tel. privé:
035-6947753;
wet. medew. bij UU KD; tel. bun: 030-2533973; E-mail
bun: a.meerman@vet.uu.nl.

Mol, C.A.A.M.; 1974; 1213 VP Hilversum; Soestdijkerstraatweg 13
A; tel. privé: 035-6233871; fax privé: 035-6236023; E-mail privé:
moll3a@tiscali.nl.;
nd.

Mulder, Mevr. E.J.; Gent 2004; 1052 RS Amsterdam; Bilderdijkkade
3-hs; tel. privé: 020-6659334:
junior docent UU FD afd. veterinaire ana-
tomie & fysiologie; tel. bun: 030-2534330.

Nuhn, Mevn M.T.; 2004; 3343 PE Henrik Ido Ambacht; De
Liesewey 16; tel. privé mobiel: 06-41464175; E-mail privé:
m.t.nuhn(a students.uu.nl.; d.

Oostveen, Mevr. EA.; 2000; 7552 AE Hengelo (Ov); Pruisische
Veldweg 112; tel. privé: 074-2432109; E-mail privé: fvanoostveen@
yahoo.com.;
practitioner in training bij het AANHCP.

Otten, Mevr. J.A.M.; 2000; 7078 AG Gendringen; Jonkerstraat 16; tel.
privé: 0315-386209;
medew. bij C.J. Hartveld, RC.J. Hopmans, G.A.1.
Kamp,W.VV.A.M. Kruijsen, H.W. van Ruitenbeek, M.H.H. Steenaert en
A.J.W.G.Vos; tel. prakt.: 0544-371600; fax prakt.: 0544-372255; E-mail
prakt.: info@dierenkliniek-lichtenvoorde.com.

Oude Lansink, Mevr. J.C.; 2004; 3562 AP Utrecht; Dommeringdreef
195; tel. privé: 030-2543327; E-mail privé: judith@oudelansink.nl.;
medew. bij Mevn J.M.J. Graff; tel. prakt.: 0492-540953; fax prakt.:
0492-522208.

Peijenburg, M.J.; 2002; 5688 JD Oirschot; Beerseveld 20; E-mail
privé: tiespeijnenburg@hotmail.com.

Plekkenpol, Mevn S.J.; 2004; 3552 XB Utrecht; Lauwerecht 229;
tel. privé: 030-2881521; d.

Prüst, H.G.; 2001; .3481 I.T Harmelen; Gerverscop 11; tel. privé:
0348-444669; E-mail privé: prust@tiscali.nl.; medew. bij R. Been,
R.A..M. Montessori en R. Sorgedrager; tel. prakt.: 0348-442653; fax
prakt.: 0348-444770.

Rhijn, mevn J. van; 2004; 3572 VA Utrecht; Klaverstraat 19 bis;
tel. privé: 030-2312699; d.

Rijks, Mevr. M.; Gent 2003; 2518 RD Den Haag; De Constant
Rebecquestraat 14; tel. privé: 070-3460097;
E-mail privé: rinky_00@
yahoo.com.; wnd.d.

Senders. Mevr. T.N.J.; 2004; 3524 ZG Utrecht: Furkabaan 729; tel.
privé; 030-2889797; fax privé: 030-2889797;
E-mail privé: tapir@
conceptsfa.nl.

Sirks, Mevr. E.V ; 1999 ; 3481 LT Harmelen; Gerverscop II; tel.
privé: 0348-444669; E-mail privé: sirks@tiscali.nl.;
medew. bij J.J.M.
van Riel; tel. prakt. : 013-4675109.

Speelman, Mevr. G.H.; 2002; 8474 CZ Oldeholtpade;
Franckenastraat 7; tel. privé: 0561-430314;
E-mail privé: gertyspeelman
@hotmail.com.; medew. bij
II. Jorritsma. J.W.E. Peters, P Sidcrius. Mevr.
M.J. van dc Weerd en L.J. Westerlaan; tel. prakt.: 0516-512742;
fax prakt.:
0516-513295; E-mail prakt. : dacoostw@hetnet.nl.

Tonnema, Mevr. E.R.; 2004; 7512 XH Enschede ; Timorstraat 6 ;
tel. privé: 053-4310328;
E-mail privé: e-tonncma@zonnet.nl.

Trip. Mevr M.R.J. ; 2004 ; 3531 PG Utrecht ; Borneostraat 37 bis ; tel.
privé; 030-2947663;
E-mail privé: maartjetrip@hotmail.com.

Verheijen, Mevn C.J.C.M.; 2004; 3731 VC De Bilt; Cumulusweg
11; tel. privé: 030-2217508; E-mail privé: chantalverheijen@wanadoo
.nl.;d.

Verweij, Mevn A.; 2004; 1444 EZ Purmerend: G. Leegwaterhof
76; tel. privé: 0299-424735; E-mail privé: averweij79@hotmail.com.; d.

*Vries, FPW. de; 1986; 8112 BB Nieuw Heeten; De Hoeve 2; tel.
privé: 0572-381180; fax privé: 0572-381181; E-mail privé: frankdevries@
wxs.nl.; hfd. KBBL veterinair;
tel. bun: 0570-523234; fax bun: 0570-
523235;
E-mail bur.: fdevries@kbbl.nl

Zwart, Prof Dr P.; 1955; U-1963; 3981 EK Bunnik; Burg. v.d.
Weijerstraat 16; tel. privé: 030-6561644;
fax privé: 084-7399850; E-mail
privé: bibliozoo.p.zwart@planet.nl.; directeur van bihliozoo; specialist pa-
thologie; ECVP

-ocr page 312-

congr essen & S ym pos ia

2004
Oktober

16 Symposium is "Bloedonderzoek in uw
eigen praktijk\'. Organisatie: A.Menarini
Diagnostics Benelux. Plaats: Hotel Van der
Valk in Leusden.

29 15e symposium \'Tropical Animal Health
and Production\' in Utrecht met sprekers uit Afrika, Azië en Europa.
Thema: \'Management of elephant reproduction\'. Office for
International Cooperation, Faculteit der Diergeneeskunde, telefoon:
030-2532116, e-mail: bic@ vet.uu.nl.

November

5 Museum Diergeneeskunde viert vijftigjarig bestaan. Dat wordt ge-
vierd met de tentoonstelling Tussen geld en geweten: de invloed van
de relatie mens-dier op de diergeneeskunde. Vanaf 5 november 2004
tot 1 oktober 2005 is de tentoonstelling te bezichtigen op afspraak.
Een rondleiding kost 4,50 per persoon. Geïnteresseerden kunnen
zich aanmelden bij drs. Willemijn van Helbergen (tel: 030-2534675,
C.W.M.vanHelbergen@museum.uu.nl)

18 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Kronsberg,
Hannover-Messe statt.

23 Symposium \'Nieuwe aanpak microbiologische beoordeling voedsel-
veiligheid\'. \'t Spant te Bussum. Organisatie: vakblad VMT cn
Stichting Food Micro & Innovation. Meer informatie: Keesing
Noordervliet B V, Liselore de Boer, telefoon (030) 6358503, fax (030)
6358500. e-mail: l.d.boer@keesing.nl of raadpleeg: www.VMT.nl/
bijeenkomst

24-26 In Praktijk\'s Winter Conference 2004. anders dan anders! Kurhaus,
Scheveningen. 24 november: In- en externe communicatie van dc
dicrenartsenpraktijk. 25 november: Is er nog toekomst voor de die-
renartsenpraktijk? 26 november: Wat is de relatie tussen huiselijk ge-
weld en diermishandeling cn wat is uw rol hierin? Opgave voor 1 of
meerdere dagen is mogelijk via website www.rhp.nu

December

10 Het eerste Anglo-Dutch Wellcome Symposium on Ancient. Locatie:
Kasteel Oud Poelgeest, te Oegstgeest. Het thema: The Hippocratic
Tradition reconsidered. Bijwonen symposium kunt u kenbaar maken
via e-mail: H.RJ.Horstmanshoff@lct.leidcnuniv.nl

10-11 5e Maastricht International Congress on F.quine Medicine (Ml-
CEM), MECC, Maastricht. Alle informatie is te vinden op www.mi-
cem.com of vraag de folder op via het MICEM-secretariaat. Postbus
300. 5830 AH Boxmeer, tel 06 50637999. fax 0485-31 1 157. e-mail
info@micem.com

lyërgaderingen & bijeenkomsten " \' ^ i

2004

Oktober

15 Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren. Locatie:
Ouwehands Dierenpark. Rhenen. Aanvang 09.00 uur - 20.00 uur.
Interesse en/of opgave per e-mail: zoomed@zonnet.nl of per fax:
0317-621165, of per post: Jan Bos, dierenarts, Grebbeberg 109.3911
AV Rhenen.

26 Werkvergadering Paard I, regio Zuid. Locatie: Restaurant Molenwijk
te Boxtel. Tijd: 20.15 uur.

November

2 Werkvergadering Varken I, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd: 20.15 uur.

3 Vet-lunch Aesculaap "Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Ede, 20.00-22.30 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411-
675915 of e-mail: info@aesculaap.nl

4 Werkvergadering Varken 1 Regio Oost. Tijd: 20.00 uur. Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnsbergstraat 7, Deventer.

4 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Hengelo, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411-
675915 of e-mail: info@aesculaap.nl

5 Najaarsvergadering van het Veterinair Historisch Genootschap.

6 Najaarsdag GGG, De Reehorst, Ede.

9 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Bergen op Zoom, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon:

0411 -675915 of e-mail: info@aesculaap.nl

16 Werkvergadering Pluimvee 1, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd: 14.00 uur.

17 Werkvergadering Rund 11. regio Noord. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen. Tijd: 14.00 uur.

18 Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Tijd:
20.00 uur. Locatie: KNMvD, De Molen 77, 3995 AW, Houten.
www.paardendierenarts.nl.

23 Werkvergadering Rund 11. Locatie: Restaurant Molenwijk te Boxtel.
Tijd 20.15 uur.

23-25 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal, Arnhem.

24-26 Wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het Rund in
samenwerking met Groep Practici Grote Huisdieren.

25 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Rotterdam. 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411 -
675915 of e-mail: info(gaesculaap.nl

December

1 Werkvergadering Rund 11 Regio Oost. Tijd: 14.00 uur. Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnsbergstraat 7, Deventer.

2 Werkvergadering Schaap I, regio Noord. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen. Tijd: 14.00 uur.

7 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen in 2004. Tijd: 14.00 uur. Locatie: Mercure
Hotel te Arnhem-,

9 Werkvergadering Schaap/geit 1, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd: 20.15 uur.

9 Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\'in Eindhoven, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411-
675915 of e-mail: info@aesculaap.nl

14 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD tijd 18.00 uur.

15 Werkvergadering Schaap/Geit, regio Oost en regio West. Locatie:
AC-restaurant de Meern, Meerndijk 59, de Meern. Tijd: 13.30 uur.

Cursussen

2004

Oktober

15 Workshop \'Verdoven van wilde en verwilderde dieren\' van 9.00 tot
20.00 met afsluitend evaluatie en drankje. Locatie: Ouwehands
Dierenpark, Rhenen. groepsgrootte: max. 20 personen. Prijs inclu-
sief maaltijden en documentatie (cursusmap) 475 euro. Opgave via c-
mail: zoomed((^zonnet.nl of per fax: 0317-621165 of per post: Jan
Bos, dierenarts, Grebbeweg 109,3911 AV Rhenen.

18-29ESAVS po.stgraduate training programme Dermatoglogy 111.
Information via website www.esavs.net.

25-29 ESAVS postgraduate training programme Emergency Care.
Location: Madrid (E). Information via website www.csavs.net.

27-31 ESAVS postgraduate training programme Small Animal Practice I.
Location: La Palma (E). Information via website www.esavs.net.

30 Computertomographie und MRT vom köpf bei Hund und Katze.
Referenten: Prof J. Lang (Bern). Dr. M. Konar (Bern), Dr. M.
Tassani-Prell (Hofheim). Tierärtlichen Kliniek Für Kleintiere Elmer-
Kronberg-Schanen, Pellinger Strasse 57, D-54294 Trier, tel. 49 (0)
651-938660, email: kornberg@t-online.de. website: www.tierklinik-
trier.de. ATF-Anerkcnnung: 7 Stunden.

November

4-5 PHLO-cursus Rundveevoeding. Wageningen Business School, tel.
31-317-484093, telefax 31-317-426547, e-mail info.phlo@
wur.nl, website http://www.phlo.nl.

5 Balanced Score Card. 10 nascholingspunten. Trainingsprijs: € 460
(exclusief 19% BTW). Meer informatie: Diana van Houten.
Telefoonnummer 0346 556644, e-mail:d.v.houten@worldonline.
nl.

9-10 International Postgraduate Course "Nutrition and Climate, new deve-
lopments". Accommodation: The course will be on the floor of
"Eurotier" (www.eurotier.de), Hannover, Germany. Registration, Fee
and Information: Deadline for registration is 17 September 2004. The
fee, including lunches, tuition and course material (but excluding bo-
ard and lodging and travel to and from Hannover and insurance) is:
845 Euro. Further information of the course can be obtained from the
International Training Center Wageningen Business School. P.O. Box
226, 6700 AE Wageningen, the Netheriands (tel. 31-317-484093,
telefax 31-317-426547) http;//www.phlo.nl and (info.phlo@
wur.nl).

-ocr page 313-

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-11-2004
01-12-2004
15-12-2004
01-01-2005

-\') Voor 10.00 uur \'s morgens.

Praktijkaandeel in
West-Frankrijk te koop

in West-Frankrijk, 40 km van de Mont St-Michel, aande-
len in 90% melkveepraktijk te koop, wegens overlijden
Nederlandse dierenarts die daar zeven jaar werkte.
Vriendelijke streek, llle-et-Vilaine, standplaats Louvigné-
du-Désert. In huidige praktijk zijn nog twee collega\'s.
Informatie Hetty Hurkmans-Vermeulen te Tilburg.
E-mail h.hurkmans@liome.nl.

Deadline-)

maandag
maandag
maandag
maandag

25-10-2004
08-11-2004
22-11-2004
06-12-2004

Pensioenadvies

Ondunemingsgerichte

iMiniK

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E
1nfo@dixfortu1n.nl
I www.d1xfortuin.nl

D I X

Postbus 130
3720
AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord
328
3723
HH Bilthoven

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van de Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.
Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied
van financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en bieden

begeleiding en advies op lange termijn.

Eén van de speerpunten in onze begeleiding is de arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov).
Een individueel en op maat gesneden advies inzake een passende aov is van groot belang.
Enerzijds kunnen u en uw gezin niet zonder een financieel vangnet, anderzijds kunnen

de premies voor zo\'n verzekering enorm oplopen.

Raadgevers Medische Beroepen is een van de weinige tussenpersonen die een agentschap
heeft van aHe gespecialiseerde maatschappijen op dit gebied: Movir, Axa, Interpolis, Fundum.

Raadgevers
Medische Beroepen

Arbeidsongeschiktheid

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

Stad Rotterdam en De Amersfoortse. Wij kunnen u hierdoor de mogelijkheid bieden uw
situatie volledig objectief te analyseren en u zodoende een op maat gesneden advies geven

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 314-

Dierenartsenpraktijk Hardenberg-Cramsbergen is een mo-
derne gedifferentieerde praktijk in een groen stukje filevrij
Nederland. We w/erken met een team van zeven dierenartsen
en zeven assistenten vanuit een modern en goed geoutilleerd
diergeneeskundig centrum in Hardenberg. Tevens hebben wij
een zelfstandige vestiging in Wilsum (Duitsland).
Pen december zoeken wij een:

Dierenarts gezelschapsdieren (M/V)

Om zelfstandig spreekuur, diensten en operaties te kunnen
verrichten. Hij/zij heeft tevens de wil te werken aan de verdere
uitbouw van de gezelschapsdierensector.

Wij vragen:

• interesse in orthopedie

• deelname in diensten voor gezelschapsdieren i op 3

• betrokkenheid en flexibiliteit

• gezonde commerciële instelling.

Wij bieden:

• een parttime baan (75%)

• ruimte voor volgen bijscholing

• een geweldig team.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden in onderling
overleg. Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen
met de heer W.j. Pouwels, telefoon: 0523-266066 (best bereik-
baar tussen 08.00 en 09.00 uur).

Schriftelijke sollicitaties met cv binnen veertien dagen richten
aan: Dierenartsenpraktijk Hardenberg-Cramsbergen, ter atten-
tievan de heer W.j. Pouwels, Zwingel 1,7772 SK Hardenberg.

Paardenpraktijk West-Brabant te Rucphen zoekt op
korte termijn een erkend en ervaren

Paardendierenarts
(m/v)

Onze voorkeur gaat uit naar een collega met ruime erva-
ring in de orthopedie en gynaecologie.

Bij gebleken geschiktheid is associatie mogelijk.

Sollicitaties uitsluitend schriftelijk aan: Paardenpraktijk
West-Brabant, Rijksweg Zuid 105, 4715 TA Rucphen

Schering-Plough Anlmal Health

.COMMITMENT.

EXPERTISE

. V A t. U E

Schering-Plough Animal Health is one of the
world\'s leading research-based animal health
companies with annual sales exceeding $700
million and a firm commitment to investing in
the future.

As part of our investment programme, we are
expanding our Benelux team and have two
vacancies in the new field-based positions of
Technical Support Manager for our Companion
Animal and Cattle businesses.

Technical Support Manager

(Companion Animal), Benelux

Worl<ing closely with the salesteam & marketing,
you will support the profitable growth of our
companion animal portfolio through contacts with
universities, research institutes and specialists as
well as giving general support to the veterinary
profession on the use of our products. You will
work with the Marketing Manager in developing
the market for our products. A major role will be
giving presentations to veterinarians.

You will have at least 2 years practical experience
in companion animal practice. Experience in a
teaching role may be an advantage.

Technical Support Manager

(Cattle), Benelux

Working together with the salesteam & marketing,
you will help drive the profitable growth of our
cattle & sheep portfolio. You will work closely with
the salesteam to support our key accounts and
other veterinary clients. You will develop our
contacts with universities and opinion leaders as
well as giving general support to the veterinary
profession on the use of our products.

As a high achiever, you may be already working in
industry or be keen to move into this challenging
area. You will have at least 2 years of practical
livestock experience and have a strong commercial
awareness.

For both positions, good communication and administration skills are essential. Presentation skills will
be important for these roles but training is available to successful candidates. Bilingual (French/Dutch)
candidates will have a strong advantage but some command of both languages is essential.

Both are Benelux positions and will involve a good deal of travel in the area. Location could be flexible
but should have good access to our Brussels or Maarssen offices.

Send your CV and a covering letter to Rita Buvens, Schering-Plough Animal Health,
Rue de Stallestraat 73,1180 Brussels or e-mail to buvens.rita@spcorp.com

-ocr page 315-

VIRBAC VET COMPLEX

Senior Renal Kat

Is goed, smaakt beter

De beste acceptatie door
uniek productieproces

■ Wetenschappelijl<
geformuleerd voor
optimale effectiviteit

VIRBAC

VET-COMPLEX® KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte range innovatieve producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Zeer klantvriendelijke leveringsvoorwaarden

-ocr page 316-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

lagen

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak van ^^Éjjjjjl
luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende.
Dankzij de unieke samenstelling is
Draxxin snel, zeker en gemakkelijk.

Snel

Binnen 24 uur therapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot I 5 dagen)

__Draxxin: RECNL 10183. Werkzame stof: Tuiathromycine 100 mg/ml.

^^^^^ indicaties/doeldieren:\'Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire

aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica, Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tuiathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae. die gevoelig zijn voor
tuiathromycine.
Dosering: I ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan. varken intramusculair Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injertieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Ni°t gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
Kanalisatiestatus: UDA. mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Pfizer .\\nimal Health bv

Postbus • 2900 AA Capelle a/tl IJssel

www.pfizerah.iil • secretariaat.ahgOpfizer.com

© 2(K^t PfiziT .^iiimol llcallh b.v.. (:ai»-ll|. M IJssi-l
® Mrrkiiauni van Pflz-ir Inc., N.Y.. U.S..\\.

-ocr page 317-

Deel 129 • Aflevering 21 • i november 2004

Retrospectieve evaluatie van de chirurgische versus de
conservatieve behandeling van hoornzuilen bij 41 kreupele
paarden (13^5-2001)

Dierenarts uw advies is goud waard;
Aan de slag met IBR- en BVD-bestrijding

Uiergezondheidsmanagement in een breder kader

Motie BPL en ledenraadpleging erkenningen en certificering
spelen hoofdrol op algemene ledenvergadering

Verslag raad van toezicht

Verslag symposium aviaire influenza \'Dierenarts vogelvrij
door vogelgriep?\'

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij uoor
Diergeneeskunde

-ocr page 318-

Elke minuut telt!

Baytril

®

Binixin

®

de snelle en betrouwbare oplossing voor
aandoeningen aan de luchtwegen

Benaming BAYTRIL® 10% injectievlocistof • Samen^itelling Per ml 100 mg enronoxacin. • Diersoort
Varken en rund. • Thcrapcutischc indicaties Varken: infecties van ademhalings- en spijsverteringsstclscl.
met name pasteurellose. mycopla.smose. colibacillose, colisepticcmic cn salmoncllose, alsmede andere
zieklecomplexen zoals cnzoöti.sche pneumonie. Rund: infecties van ademhalings- en spijsvertering.sstelsel
van primaire bacteriële oorsprong, met name pasteurellose, mycoplasmose. colibacillose. colisepticcmic en
Salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie zoals Bovine Respiratory Disease-Complex.
In het kader van een vcrantvk-oord gebruik van antimicrobiele middelen is hei zinvol voorafgaand aan dc
therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. • Contra-
indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere
fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaal. • Ongewenste effecten Geen bekend. •
Dosering 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/4() kg lichaamsgewicht) per dag gedurende
3 dagen (5 dagen bij Salmonello.sen). Bij zware respiratoire infecties of
Salmonellosen: tot 5 mg
enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3
dagen bij het varken. • Wijze van toediening Varken: intramusculair. Bij varkens dient de toediening plaats
te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 2,5 ml per injectieplaats. Rund: intraveneus,
subcutaan. In geval van subcutane toediening bij het rund dient dit plaats le vinden in dc nek met een
maximaal injectie volume van 10
ml per injectieplaats. • Wachttijd Varken: 10 dagen voorde slacht. Rund:
9 dagen voor de slacht na subcutane toediening: 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toediening. 4 dagen
voor de levering van melk na subcutane toediening; 3 dagen voor de levering van melk na intraveneuze
toediening. • Registratiehouder Bayer B.V.. Animal Health Division, Energieweg I, 3641 RT Mijdrechi.
• REG NL 03489 UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

Benaming BINIXIN® • Samenslelling Blkc ml beval: actieve substaniie: flunixine (als Hunixinc mcglumine) 50 mg: excipiens: fenol S
mg. nairiumformj1dch>itc<-uiroxylaal 2.2 mg. prup>leenglycol 207 mg. • Diersoort Rund en paarü. • Therapeuti.<iche indicaties Rund:
voor de lenigtng van ucute unisieking geassocieerd met bronchopneumonie. Paard: voor dc leniging van onlsleking geasstK-icerd mei
aandoeningen van spieren of skelei. vtx)mamelijk in de acute toi subchronischc stadia. Het is eveneens geïndiceerd voor de leniging van
viscerale pijn, geassocieerd met koliek. • Contra-indicaties Niel gebruiken bij dieren met hart-, lever- of nieraandoeningen; indien er de
mogelijkheid is van ga.s[ro-inlestinalc ulceratie of bloeding of indien er ri.sico"s zijn van blocdstollingstoomissen. Niel gebruiken bij
dieren die lijden aan koliek veroorzaakt dotir ileus en geassocieerd met dehydralalie. Niet gebruiken bij dieren mei chronische
aandoeningen van het skelet of de spieren. Niel gebniiken bij dieren mei gekende overgevoeligheid l.o.v. de werkzame stof Niel
gebruiken bij paarden waar^\'an de melk bedoeld is voor humane consumptie. Kan gebruikt worden bij drachtige en lacierende runderen.
Niel loedienen aan drachlige merries. Sludies om de veiligheid aan tc lonen bij drachtige merries werden niel uitgevoerd. • Ongewenste
efTeclen Het gebruik van niei-s(eroidale omstektngsremmers iNSAID\'s), inclusief flunixine. kan predisponerend werken of leiden tol
gasiro-iniesiinale irritatie en in erge gevallen, ulceralie. Er is de mogelijkheid lol bloeding, gaslro-inieslinale irritatie en letsels, necrosis
ter hoogte van de nierpapillen en veranderingen in bloedparameters. Er zijn occasionele meldingen van reacties ler hoogte van de
injectieplaal.s bij paarden alsook, zowel bij paarden als runderen, van collaps na vlugge intraveneuze toediening. Er zijn (Kcasionele
voorvallen van anafylaclische reacties welke soms faiaal kunnen zijn. • Dosering en wijze van toediening Rund: de aanbevolen dosis
bedraagt 1-2 ml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht (equivalenl aan 1.1-2.2 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend en herhaald als
nodig met 24 uur intcr\\al voor maximaal 3 opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute onistekingsreaciie dienl te worden uchierhaald
en behandeld met een bijhorende therapie. Paard: bij gebruik bij spier- en skeleiaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis I ml Binixin
per 45 kg lichaamsgewicht (equivalent aan l.lmg flunixine per kg) intraveneus toegediend mei 24 uur interval voor maximaal 5
opeenvolgende dagen naargelang de respons. Bij gebruik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis Iml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht
(equivalenl aan l.l mg flunixine per kg) intraveneus toegediend en één- tol tweemaal herhaald indien symptomen van koliek zich
herhalen. De oorzaak van de koliek moei achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. • Wachttijd Eetbare weefsels: rund: 10
dagen, paard: 28 dagen. Melk rund: 4S uur. Niel loedienen aan paarden waarvan de melk wordt gebruikt voor humane consumptie. •
Registratiehouder Bayer B.V.. Division Animal Heallh. Energieweg I. 3641 RT Mijdrechi. • REG NL 09975 UDD. Verdere informatie
is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

WWW. I i vestock. bayer. n I

Bayer HealthCare
Animal Health

-ocr page 319-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: links: verwijdering van hoefwand met daarin hoornzuil (Bosch, Van
Schie en Back) en rechts: algemene vergadering KNMvD (Wijne).

Deel! 29
Aflevering 21
1 november 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Retrospectieve evaluatie van de chirurgische versus de conservatieve behandeling van hoornzuilen bij 41
kreupele paarden (1995-2001); C.
Bosch, M.J.J. van Schie en W. Back

699

700

Wetenschap

Veterinair tuchtrecht

Slachtingsnood; /. Boissevain

Berichten en verslagen

Dierenarts uw advies is goud waard. Aan de slag met IBR cn BVD-bestrijding; S. Umans

Verslag van het dertiende internationale symposium: Lameness in ruminants; M. Holzhauer, D. Döpfer,

R. van der Tol en J. Bomers

VWA brengt vernieuwde folder spoelwormenbestrijding uit
MINLNV: Nieuwe internetsite voor ininisterie van LNV
Uiergezondheidsmanagement in een breder kader;J.
Hulsen
Datum en thema Week van het Huisdier 2005 bekend

Onderzoek naar nieuwe behandeling voor fretten met bijniertumoren; N. Schoemakeren A. Kuipen
Dr. Saai van Zwanenberg-Organon prijs 2004 voor Albert Osterhaus

Ingezonden

Veterinair verleden; F.W. van de Kreek

Over praktijkcertificering en erkenningen; A.M. van Schalk

Reactie op ingezonden brief van A.M. van Schalk; K. Voermans

Congressen en cursussen

Mastceltumoren bij hond en kat

Nieuwe aanpak microbiologische beoordeling voedselveiligheid
FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen 2005: extra feestelijke editie!

PAOD

Vediascolumn

707

Actu

709

714
717

717

718

721

722
722

723

723

724

724

725

725

726

727
727

www.vedias.nl; T. Criens

Uitgelicht

GOEDE VOORUITZICHTEN VOOR HOND EN KAT

De oogproducten van Virbac:

• Chlooramfenicol vitamine A oogzalfiS): een breedspectrum antibioticumpreparaat
dat wordt gekenmerkt door een goede uitvloeibaarheid, een lange contacctijd en een
niet prikkelende zalfbasis.

Tiacil

• Tiacil®: een steriele, isotone visceuze oogdruppel op basis
van dexamethason en gentamicine.

\\/trL>eic

ANIMAL HEALTH

Chlooramfenicol vit.A oogzalf: REG NL 3905 U.D.A. Werkzame stof: chlooramfenicol, vitamine A. Doeldier: hond en kat
Tiacil: REG NL 2383 U.D.A. Werkzame stof: gentamicine en dexamethason. Doeldier: hond en kat. Voor meer informatie:
Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl. www.virbac.nl

-ocr page 320-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oostcrbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

DrM.F.deJong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr.E.Teske

Dr.J.tl.Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer(Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellcbrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G. A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P A.M. van MierI (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij \\/oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348^0^
Website www.knm\\/d.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M.Tummers

Mw.S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ledcn
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 cn C en E bank
N.V, Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

KNMv

Maatschappijnieuws

Motie BPL en ledenraadpleging erkenningen en certificering spelen hoofdrol op
algemene vergadering; S.
Umans
Verslag raad van toezicht; C. de Vries

Verslag symposium aviaire influenza "Dierenarts vogelvrij door vogelgriep?\'; L. van Veen

Jaarverslag Ereraad 2003

Eindejaarsdruktegoodwillherekcningen

Bulletin B&B

Nummer 8. september 2004

Deadline

Jubilea

Personalia

Doorlopende agenda

Original papers

Retrospective evaluation of surgical versus conservative treatment of keratomas in 41 lame horses
(1995-2001); C.
Bosch, M.J.J, van Schie, andW. Back

A

728

732

733
735

735

736

736

737

737

738

700

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schrittelijk en aangete-
kend le geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

AH rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinär:^\' Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 321-

Ui
de|

hoofdredactie

Momenteel vallen er uit onze in prachtige herfstkleuren getooide kastanjeboom met grote regelmaat groenbruine bolletjes naar beneden. Bij de
landing barsten deze bolletjes open en komen er diep-roodbruin glanzende kastanjes te voorschijn.

In de paardensport \'barst \'er ook van alles open, helaas echter met een minder fraai resultaat. Het is ontzettend vervelend als op de Olympische
Spelen vier van de twintig gecontroleerde paarden behandeld blijken te zijn met ongeoorloofde middelen. Het is triest als dit dan in de pers \'doping\'
wordt genoemd! \'Doping\'is een woord met een negatieve lading en eigenlijk wordt dat woord in relatie met de paardensport vaak verkeerd ge-
bruikt. Er is in de paardensport zelden sprake van échte doping, dat wil zeggen \'gebruik van prestatieverhogende middelen \'. Er is soms sprake van
prestatie-beïnvloedende middelen zoals
Sedativa en er is veelvuldig sprake van ongeoorloofde medicatie. Hoe komt dat?

Allereerst is van belang zich te realiseren dat reeds vele jaren geleden besloten is dat het sportpaard beschermd moet worden, omdat het dier niet
zélf kan kiezen of het wel of niet behandeld wil worden en ofhet op een bepaalde dag wel ofniet wil starten.

Om die reden heeft de Fédération Equestre Internationale, mede onder druk van grote sponsoren, besloten om de zogenaamde \'nuloptie \'aan te
houden. Dat betekent dat paarden die behandeld moeten worden voor een of ander kwaaltje (\'hoofdpijnpoeder\'), in tegenstelling tot htmtane atle-
ten, doorgaans niet mogen starten in wedstrijden. Dit besluit is genomen in het belang van het paard. Er zijn een aantal uitzonderingen: paarden
mogen wel behandeld worden met antiparasitica, antibiotica en maagzuurremmers. Merries mogen ook behandeld worden met altrenogest (mits
met verklaring). Verder zijn er voor een zevental stojfen, die bijvoorbeeld in voedermiddelen kunnen zitten, ook \'threshold levels \'vastgesteld: dat
wil zeggen de concentratie waarbij de stof nog wel aantoonbaar is, maar geacht wordt niet meer werkzaam te zijn. Tevens kan er vóór en tijdens een
wedstrijd altijd overlegplaat.svinden tussen de behandelde dierenarts(en) en de FEI-dierenarts(en). De FEI-dierenarts legt een al uitgevoerde be-
handeling of een behandelplan, mét zijn advies, voor aan de voorzitter van de jury en deze zal het advies van een FEI-dierenarts vrijwel altijd vol-
gen. Op die manier kunnen paarden die bijvoorbeeld behandeld zijn met scopolamine voor een krampkoliek doorgaans wél starten zodra ze her-
steld zijn, terwijl het middel zeker nog aantoonbaar is. Een heel andere zaak wordt het natuurlijk wanneer een dierenarts een paard met
corticostetvïden, pijnstillers of
Sedativa wil gaan behandelen. Hiervoor zal doorgaans geen, of slechts onder zeer stringente voorwaarden, toe-
stemming gegeven worden.

Bij de dierenarts ligt niet alleen de verantwoording om paarden zorgvuldig te behandelen, maar ook om ruiters en eigenaren goed voor te lichten.
Zo is het vanzelfsprekend onjuist dat een paard met een geïrriteerd oog voor of tijdens een wedstrijd niet behandeld zou ktmnen worden, zoals een
bekende vier.spanruiter recent in de pers stelde. De medicatie dient echter zorgvuldig gekozen te worden met in het achterhoofd de bovengenoemde
uitgangspunten. Zonodig dient de gegeven medicatie vóór aanvang van de wedstrijd met alle betrokkenen doorgesproken te zijn en dienen de beno-
digde formulieren ingevuld en getekend te zijn!

Waarom zijn er dan toch zoveel positieve monsters, niet alleen in de top.sport maar ook in de breedtesport? Daar zijn drie belangrijke redenen voor
aan te geven:

- een paard wordt behandeld zonder dat men rekening houdt dat het dier ook in wedstrijden uitkomt

- het paard wordt behandeld om het dier tóch een wedstrijd te kunnen laten lopen, hoewel het dier lijdt aan een meer ofminder ernstig probleem

- het paard krijgt per ongeluk middelen die voor een ander paard bestemd waren, eet gemedicineerd voer van een ander paard uit een voerbak, of
het voer bevat ongeoorloofde middelen

Op dit moment speeh er echter nóg een probleem: er zijn ditjaar bij een aantal paarden ongebruikelijke Sedativa gevonden zoals reserpine,ßuphe-
nazine, guanabenz en zuclopenthvcol (FEI Veterinary Department Quarterly News, Oktober 2004). Dit zijn middelen die naar alle waarschijnlijk-
heid toegediend zijn met het vooropgezette doel de prestatie van het paard te beïnvloeden. Dat dit écht desastreus voor de paardensport is, moge
duidelijk zijn. Daarom wordt vooral ook hier een beroep gedaan op de kennis, de kunde én integriteit van de dierenarts om dit soort uitwassen tegen
te gaan. Ook toont dit gebeuren weer dat alle leden van onze beroepsgroep, ieder op zijn of haar gebied, steeds alert moeten blijven (zie ook in dit
nummer het artikel over het Veterinair Tuchtrecht).

Ons Tijdschrift biedt weer veel te lezen over allerlei aspecten van ons vak, zoals hoornzuilen bij paarden, IBR- en BVD-bestriJding, uiergezondheid,
fretten met bijniertumoren, kreupele koeien en de jaarlijkse ledenvergadering van de KNMvD. Ik wens u veel leesplezier toe!

Dk Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

T i i d sfiJuu^^^H

Diergenees

-ocr page 322-

Retrospectieve evaluatie van de chirurgische versus de conservatieve
behandeling van hoornzuilen bij 41 kreupele paarden (1995-2001)

Tijdschr Diergeneeskd 2004:12g: 700-5

C. Bosch\'\'\\ M.J.J. van Schie\' en W. Boc/c\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting\'

Een hoornzuil is een niet frequent voorkomende hoefaan-
doening bij het paard die tot kreupelheid kan leiden. In de
literatuur zijn weinig kwantitatieve gegevens bekend om-
trent de prognose van de verschillende behandelingsme-
thoden. Derhalve zijn de behandelingsresultaten van 41
paarden die aangeboden werden aan de kliniek van de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard in de periode
1995-2001, en waarbij een hoornzuil als kreupelheidsoor-
zaak werd gediagnosticeerd, retrospectief geëvalueerd.
Van deze groep werden 23 paarden (56%) chirurgisch be-
handeld en achttien paarden (44%) conservatief. De re-
sultaten zijn gebaseerd op 35 patiënten; van zes paarden
ontbraken voldoende follow-up-gegevens. Van de conser-
vatief behandelde paarden presteerden na één jaar 42
procent (n=12) op hetzelfde niveau of hoger als voor de
kreupelheid, tegenover 83 procent van de chirurgisch be-
handelde dieren (n=23), hetgeen een significant beter re-
sultaat is (p<0.05). De gemiddelde verpleegperiode op de
kliniek was wel significant langer voor de chirurgisch be-
handelde dieren (35 dagen) dan voor de paarden die con-
servatief behandeld werden (vijf dagen, p<0.05). De totale
herstelperiode varieerde voor de chirurgisch behandelde
paarden tussen de twee en twaalf maanden en voor de con-
servatief behandelde patiënten tussen de twee weken en
zes maanden. Geconcludeerd kan worden dat, ondanks de
langere herstelperiode, chirurgische excisie de voorkeur
geniet bij paarden die kreupel gaan als gevolg van een
hoornzuil.

Summary

Retrospective evaluation of surgical versus conservative
treatment ofkeratomas in 41 lame horses (1995-2001)

A keratoma is a rather uncommon disorder of the equine hoof that can lead
to lameness. Few quantitative data exist about the prognosis of different
treatment regimens. The outcome of 41 cases that were presented to the
Department of Equine Sciences in the period 1995-2001 and that were
treated according to different regimens was retro.spectively evaluated. AH
horses showed lameness that could be attributed to the keratoma: 23 (56%)
were treated surgically using a standardized procedure, while the other 18
(44%) were treated conservatively. Results were based upon 35 horses; 6
were lost to follow-up. Range of recovery time for the .surgically treated
patients, was 2-12 months and for the conservatively treated group 2 weeks

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit

Utrecht, Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht.
^ Dierenkliniek De Lingehoeve. Veldstraat 3a. 4033 AK tienden.
^ Correspondentie: G. Bosch, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard.
Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 12, 35H4 CM Utrecht.
Telefoon: 030-2531350. Fax: 030-2537970. E-mail: G.Bosch@vet.uu.nl

to 6 months. Of the surgically treated patients 83% (n =23) returned to the
same or higher performance level as before the onset of the lameness, as
opposed to 42% (n=12) of the con.servatively treated horses (p<0.05). The
average hospitalization period was significantly longer for the surgically
treated patients (35
vs. 5 days. p<0.05). It is concluded that .surgical exci-
sion of the keratoma is the preferred treatment for horses suffering from
lameness caused by a keratoma, because the better outcome outweighs the
longer hospitalization and the longer overall recovery time.

Inleiding

Een hoornzuil is een niet veelvoorkomende aandoening van
de paardenhoef, gekenmerkt door een overmaat aan keratine
bevattend weefsel tussen de hoefwand en het daaronder gele-
gen hoefbeen (9). De meeste hoornzuilen worden gevonden
in het toongedeelte van de hoef (9), in zeldzame gevallen zijn
echter ook hoornzuilen gevonden in het verzengedeelte en
onder de zool (7,9).

Door de afgroei van de hoornzuil naar distaal ontstaat een
discontinuïteit in de structuur van de witte lijn, welke zich kli-
nisch meestal uit als een verbreding met afwijkend weefsel,
waardoor micro-organismen de hoornzuil makkelijk kunnen
infecteren (11). Door infectie van de hoornzuil of door de
druk die de hoornzuil uitoefent op de gevoelige laminae van
het hoefbeen wordt het paard kreupel (8, 9). De druk op het
hoefbeen kan dermate groot zijn dat lysis van het hoetbeen
optreedt (5, 6). Hoornzuilen komen echter ook regelmatig
voor zonder klinische klachten te veroorzaken en worden der-
halve niet altijd makkelijk onderkend. In dit artikel zal aan de
hand van een literatuuroverzicht en de behandeling van een
groep van 41 kreupele patiënten met een hoornzuil, nader in-
gegaan worden op de diagnostiek, de therapie en de prognose
van een hoornzuil, waarbij de resultaten van chirurgische en
conservatieve therapie met elkaar vergeleken worden.

Literatuuroverzicht

Anatomie en Pathogenese

De hoefwand is opgebouwd uit drie lagen: het stratum exter-
num, het stratum medium en het stratum internum. Het stra-
tum externum is een dunne laag hoorn die afgroeit vanaf de
zoomlederhuid. Het stratum medium, verreweg de dikste
laag van de hoefwand, is opgebouwd uit hoorntubuli en
intertubulair hoorn dat groeit vanuit de kroonlederhuid. Het
stratum internum is opgebouwd uit vele primaire epidermale
lamellen, die innig verbonden zijn met de primaire dermale
lamellen van de hoeflederhuid. Deze verbinding wordt nog
verder verstevigd door vele secundaire lamellen. De secun-
daire lamellen van de hoeflederhuid zijn, zij het in geringe
mate, ook in staat hoorn te produceren. Hoorngroei vindt
met name plaats vanaf de kroonrand, waarna het hoorn met
en snelheid van ongeveer zes millimeter per maand naar
distaal afgroeit (13).

Over de etiologie van hoornzuilen bestaat nog steeds veel
onduidelijkheid. Meestal wordt overmatige hoornvorming,
door trauma of chronische irritatie van de hoornvormende
structuren, genoemd als oorzaak (6). Ook een pododermati-

-ocr page 323-

tis zou aanleiding kunnen zijn tot dc vorming van een hoorn-
zuil (6). Een hoornzuil zou dus zov/el op de kroonrand kun-
nen ontstaan, alsook op iedere willekeurige plaats op de
hoefwand als de primaire en secundaire lamellen van de
hoeflederhuid geprikkeld worden. Loyd
etal. beschreven bij
vier van zeven patiënten een bekend hoeftrauma als oorzaak
(9), echter de meeste andere auteurs beschrijven hoornzuilen
zonder bekend letsel aan de hoef (2, 3).
De Engelse benaming voor een hoornzuil, \'keratoma\', sug-
gereert een neoplastisch proces. Echter bij microscopisch
onderzoek van het chirurgisch verwijderde weefsel wordt
slechts een overmaat aan keratine en plaveiselcellen gevon-
den, soms in combinatie met granulatieweefsel en ontste-
kingscellen, zonder aanwijzingen voor nieuwvorming (2, 4,

10). Toch wordt de hoornzuil door sommigen nog steeds be-
titeld als benigne neoplasie van de hoornvormende cellen (3,

11).

Klinische symptomen

De eerste klacht waarmee een hoornzuil zich bij een paard
manifesteert, is vaak een lichte, intermitterende kreupelheid.
Zodra de hoornzuil zich uitbreidt en verder afgroeit, kan de
kreupelheid snel permanent en ernstiger worden (2). Bij
sommige paarden zal, al voordat het paard kreupel gaat, een
bolling in het hoorn net distaal van de kroonrand zichtbaar
worden, terwijl er dan meer distaal aan de hoefwand nog
niets te zien is (6, 8). Deze bolling zal zich met het afgroeien
van de hoornzuil verder naar distaal verplaatsen. In een aan-
tal gevallen is er echter aan de buitenkant van de hoef in het
geheel niets te zien. Zodra de zool bereikt wordt, wordt er
een lokale verdikking en een verplaatsing naar binnen van de
witte lijn zichtbaar (3) (Figuur 1). Met name dit symptoom
moet de dierenarts of hoefsmid attenderen op het feit dat er
mogelijk een hoornzuil aanwezig is. Als de hoornzuil geïn-
fecteerd is, zal er een purulent exsudaat uitgescheiden wor-
den, waardoor in eerste instantie vaak aan een simpele podo-
dermatitis gedacht wordt (6,9).

Diagnostiek

Een nauwkeurig uitgevoerd klinisch onderzoek geeft vaak
de eerste aanwijzingen voor een hoornzuil. Bij palpatie is de
hoef lokaal warm en frequent is een digitale pols aanwezig.

met name als er infectie van de hoornzuil opgetreden is.
Percussie en visitatie ter plaatse van de hoornzuil geven
meestal een duidelijke pijnreactie (2, 6, 9, 10). Dia-
gnostische geleidingsanesthesieën van de ondervoet be-
vestigen de lokalisatie van de kreupelheid. Anesthesie van
de Nn. palmaris/plantaris digitalis lateralis en medialis net
boven de hoefballen (takkenanesthesie) geeft vaak maar
weinig verbetering, terwijl na anaesthesia van de Nn. pal-
maris/plantaris lateralis en medialis op de kogel (distale
anesthesie) het paard nagenoeg rad zal gaan (2, 6). Lokale
infiltratie van de kroonrand met een anestheticum, ter
plaatse van de hoornzuil, geeft vaak ook een duidelijke ver-
mindering van de kreupelheid.

Radiologisch kan, bij een doorgekantelde anterior-posterior
opname van het hoefbeen, een semi-circulair of circulair de-
fect gezien worden in de rand van het hoefbeen (2, 6, 9)
(Figuur 2). Dit is echter niet altijd het geval; in een retrospec-
tief onderzoek werd maar bij drie van de zeven geëvalueerde
patiënten (43%) een defect in hot hoefbeen waargenomen
(9). De randen van het defect in het hoefbeen zijn doorgaans
glad begrensd (6).

Differentiaaldiagnostisch moet gedacht worden aan septi-
sche en aseptische ostitis, een cysteuze laesie van het hoef-
been en neoplasiën (1,8, 11). Bij een ostitis zal een defect in
het hoefbeen zich op een röntgenfoto veel minder glad be-
grensd aftekenen. Cysteuze laesies worden in het algemeen
meer centraal in het hoefbeen, nabij het hoefgewricht gevon-
den. Neoplasiën zijn in dit gebied uitermate zeldzaam (1).
Fysiologisch komt bij veel paarden een ondiepe insnoering
in het toongedeelte van het hoefbeen voor, de zogenaamde
erena; deze dient op röntgenfoto\'s niet verward te worden
met een hoornzuil. Bij onduidelijkheid hierover kunnen
eventueel röntgenfoto\'s van het linker en rechter hoefbeen
vergeleken worden.

In die gevallen waar de diagnose röntgenologisch niet te stel-
len is, is dit soms wel mogelijk met behulp van echografisch
onderzoek. Als de echo-probe op de kroonrand geplaatst
wordt, is de regio direct distaal van de kroonrand goed in
beeld te brengen. Een hoornzuil, die nog niet ver afgegroeid
is, zal zich tonen als een echo-arme, goed omschreven weke-
delen-zwelling (12).

-ocr page 324-

Therapie

Er zijn verschillende chirurgische technieken beschreven
voor de behandeling van een hoornzuil, die alle tot doel heb-
ben om het afwijkende weefsel van hoefwand en lederhuid te
verwijderen.

Meestal wordt gekozen voor chirurgie onder algehele anesthe-
sie (3,9,10), terwijl sommige chirurgen kiezen voor verwijde-
ring bij het staande paard (6). Applicatie van een tourniquet of
Esmarchse ligatuur voorkomt bloedingen tijdens de operatie.
Het kan lastig zijn exact te bepalen welk gedeelte van de hoef-
wand verwijderd moet worden, omdat de uitbreiding van een
hoornzuil naar proximaal vaak niet te bepalen is, zeker als er
geen deformiteiten van de hoornschoen gevonden zijn (6).
Meestal wordt een wigvormig gedeelte van de hoefwand vanaf
de zool tot juist onder de kroonrand verwijderd. Rondom het te
verwijderen gedeelte worden met een renet of een elektrisch
freesje reinures gemaakt, waarna het wigvormige stukje hoef-
wand losgetrokken kan worden. Dit verdient de voorkeur bo-
ven lossnijden, omdat de dermale laminae intact blijven,
waardoor minder bloedverlies optreedt en een snellere indek-
king met hoorn mogelijk is (3, 10). Hierna kan al het nog aan-
wezige, afwijkende weefsel weggecuretteerd worden. De hoef-
wand dient na de operatie gestabiliseerd te worden, wat
sommige chirurgen bereiken met behulp van een ijzer met zij-
lippen aan beide zijden van het defect en anderen met een me-
talen plaatje dat over het defect geschroefd wordt of een combi-
natie van beide (2, 3,6, 9, 10). Veelal wordt dit aangevuld met
een zooltje en hoefpad om een groter draagvlak te creëren en
het defect in de hoefwand te ontlasten. Het ontstane defect in de
hoefwand wordt verbonden met een drukverband, waarbij
sommige chirurgen lokaal behandelen met antibiotica of jodi-
umtinctuur (3, 6, 10). Eventueel kan ook gekozen voor een
meer rigide gips- of castverband. Dit stabiliseert de hoefwand
en geeft een meer constante tegendruk; controle van het defect
is echter minder gemakkelijk (9). De hoef wordt onder verband
gehouden totdat het gehele defect bedekt is met een dun laagje
hoorn. Iedere zes tot acht weken wordt de hoef opnieuw besla-
gen met een ijzer met zijlippen. Zodra de proximale rand van
het defect is afgegroeid tot aan de zool kan het paard weer be-
slagen worden met een normaal ijzer.

Als nadeel van deze totale resectie worden genoemd het
grote defect dat ontstaat en het verlies aan stabiliteit van de
hoornschoen, waardoor de kans op postoperatieve complica-
ties, als prolaberen van de lederhuid en afwijkende hoorn-
groei, en de herstelperiode toenemen. Daarom zijn er twee
minder invasieve technieken ontwikkeld; partiële resectie,
waarbij slechts een gelimiteerd deel van de hoefwand over
de hoornzuil wordt verwijderd en de draagrand intact gela-
ten wordt en de methode waar de hoefwand ondermijnd
wordt vanaf de witte lijn met behulp van een trephine (6, 8,
11). Bij beide minder invasieve methoden blijft de stabiliteit
van de hoornschoen grotendeels bestaan; nadeel is dat het
vaak moeilijk is al het afwijkende weefsel weg te nemen,
waardoor de kans op onvoldoende herstel of recidivering van
de hoornzuil toeneemt (6). Ter bestrijding van de postope-
ratieve pijn worden de patiënten enkele dagen nabehandeld
met pijnstillende middelen (2, 3, 5, 6,9, 10).
Indien gekozen wordt om niet chirurgisch in te grijpen, is de
therapie gericht op het bestrijden van de ontsteking, door ade-
quate drainage en natte desinfecterende verbanden. De hoef-
wand die over de hoornzuil gelegen is, kan dun geraspt wor-
den en door de draagrand ter plaatse van de hoornzuil in te
korten kan ervoor gezorgd worden dat deze niet meedraagt.

Dit kan nog verder versterkt worden door een ijzer met een
zool aan te meten en de ruimte tussen de hoef en de zool op te
vullen, waardoor de gehele zool meedraagt (7,11). Het geheel
is gericht op het verminderen van de klinische symptomen en
eliminatie van de infectie, in de hoop dat de hoornzuil in de
loop der tijd vanzelf met de hoefwand naar distaal afgroeit.

■Retrospectieve studie

Patiënten

Inde periode 1995-2001 is bij 41 kreupele paarden en pony\'s
(in het vervolg aangeduid als paarden), die aangeboden wer-
den aan de kliniek Heelkunde van de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard, een hoornzuil gediagnosticeerd.
Van alle hoornzuilen werd 87 procent gevonden in een van
de voorbenen, slechts dertien procent van de hoornzuilen
kwam achter voor (p<0.05). Bij vijf patiënten werd tegelij-
kertijd in twee verschillende hoeven een hoornzuil gevon-
den. Opvallend is dat bij de meeste paarden de hoornzuil niet
de enige diagnose was die gesteld werd. Bij veel paarden
werden andere veranderingen aan de hoornschoen opge-
merkt, zoals een losse wand of een hoornscheur. Op basis
van klinisch onderzoek en de geleidingsanesthesieën werd
de hoornzuil als belangrijkste component van de kreupel-
heid gezien. In 23 gevallen werd de hoornzuil chirurgisch
verwijderd. Achttien paarden werden conservatief behan-
deld. De keuze voor de behandelingsmethode werd overge-
laten aan de eigenaar, nadat deze geïnformeerd was over
kosten en de te verwachten prognose.
De leeftijd van de paarden varieerde van twee tot twintig
jaar, met een gemiddelde van 8,8 jaar. Het betrof vijftien
merries, 24 ruinen en twee hengsten van zeer uiteenlopende
rassen. Het gebruiksdoel varieerde van recreatiepaard tot
springpaard.

De duur van de klachten varieerde van twee weken tot 36
maanden; in de meeste gevallen waren de klachten al een
aantal maanden aanwezig en met weinig succes behandeld.
De mate van kreupelheid varieerde van licht kreupel in draf
(1/5) tot duidelijk kreupel in stap en draf (4/5). Radiologisch
was bij 37 van de 41 paarden het karakteristieke gladbe-
grensde circulaire of semi-circulaire defect in het hoefbeen
aanwezig. Bij de vier dieren waar deze insnoering niet ge-
zien werd, was de diagnose a vue te stellen doordat de hoorn-
zuil tot aan de zool afgegroeid was en daar, als verbreding, in
de witte lijn zichtbaar was. Bij negentien paarden was in de
anamnese sprake van ontsteking, met verschijnselen van
\'pododermatitis\', bij de andere 22 had de eigenaar nooit
symptomen van dien aard opgemerkt.

Therapie

De chirurgische behandeling vond plaats volgens een ge-
standaardiseerde procedure:

1.Een nat desinfecterend hoefverband gedurende één tot
twee dagen voor de operatie, om infectie tegen te gaan en
het hoorn te verzachten.

2.Excisie van de hoornzuil onder algehele anesthesie, vol-
gens de totale resectiemethode (Figuur 3 a, b).

3. Aanbrengen van een van tevoren aangemeten open-toon-ij-
zer met zijlippen en een Ieren zool met \'werk\' (Figuur 3c).

4.Hoefdrukverband met gaasrolletjes en hechtpleister"
(Figuur 3d).

"Leukoplast® BeiersdorfAG. Hamburg. Duitsland.

-ocr page 325-

5.NSAID\'s op geleide van klinische pijnevaluatie.

6. Verbandwissel om de twee tot drie dagen zolang het defect
exsudatief is, daarna iedere vijf tot zeven dagen.

7. Biotine 30 mg/dag totdat het defect volledig uitgegroeid
is, om de kwaliteit van aangroeiende hoorn te optimalise-
ren.

8. Iedere zes tot acht weken beslagwissel met een open-toon-
ijzer met zijlippen en een leren zool met \'werk\' zolang het
defect niet volledig uitgegroeid is. (Figuur 4).

De conservatieve behandeling bestond uit adequate drainage
en natte desinfecterende verbanden als er een ontsteking
aanwezig was. Daarnaast werd de hoefwand die over de
hoornzuil gelegen was dun geraspt en de draagrand ter
plaatse van de hoornzuil ingekort. Sommige patiënten wer-
den daarnaast beslagen met een ijzer met een leren zool en
\'werk\' om de druk op de hoefwand ter plaatse van de hoorn-
zuil zoveel mogelijk te verminderen. NSAID\'s werden ver-
strekt op geleide van klinische pijnevaluatie.

L

-ocr page 326-

Tabel i. De behandelingsresultaten van de conservatieve versus de chirurgische be-
handeling = statistisch significant verschil, p<0,05).

" zes paarden werden uitgesloten omdat voldoende follow-up-gegevens ontbraken.

Resultaat

Therapie

Hersteld

Niet hersteld

Totaal

Chirurgisch

19(83%)*

4(17%)

23 1

Conservatief

5 (42%) *

7(58%)

12

Totaal

24 (60%)

11 (24%)

35

Tabel 2. Verpleeg- en herstelperiode van de conservatieve versus de chirurgische be-
handeling (* = statistisch significant verschil, p<0,05).

Therapie

Verblijfkliniek

Herstelperiode

Chirurgisch

35 dagen * (n=23)

3-12 maanden (n=23)

Conservatief

5 dagen ♦ (n=18)

!,5-6maanden (n=12)

Resultaten

Van zes paarden (alle uit de conservatief behandelde groep)
waren onvoldoende follow-up-gegevens bekend, deze zijn
daarom niet meegenomen in de analyse van de behande-
lingsresultaten. Het verschil in herstelpercentage tussen de
conservatief (42%) en chirurgisch behandelde groep (83%)
is statistisch duidelijk significant (p<0.05) (Tabel 1).
De herstelperiode voor de chirurgisch behandelde en her-
stelde patiënten varieerde van drie tot twaalf maanden, waar-
van de paarden gemiddeld 35 dagen op de kliniek verbleven.
Voor de conservatief behandelde en herstelde patiënten
duurde het gemiddelde verblijf op de kliniek vijf dagen en
varieerde de herstelperiode van twee weken tot zes maanden
(Tabel 2). Het verschil in verpleegperiode tussen beide her-
stelde groepen is significant (p<0.05). De totale herstelperi-
ode is niet statistisch geëvalueerd omdat deze gebaseerd is
op een schatting van de eigenaar.

Bij twee van de niet herstelde paarden uit de chirurgisch be-
handelde groep werd tijdens later onderzoek ook een andere
oorzaak gevonden voor de persisterende kreupelheid; één
leed aan podotrochleose en één was chronisch hoefbevan-
gen. Bij beide paarden wordt uit het patiëntendossier niet
duidelijk hoeveel invloed deze aandoeningen gehad kunnen
hebben op de initiële kreupelheid. Eén paard is geëuthana-
seerd en één verkocht in verband met onvoldoende herstel
zonder nogmaals op de kliniek onderzocht te zijn.

Discussie

Al langer geven de meeste dierenartsen de voorkeur aan chi-
rurgische excisie van hoornzuilen (2, 3,4,5,6,9, 10); finan-
ciële middelen en wensen van de eigenaar laten soms echter
alleen conservatieve behandeling toe. Niet eerder is een
kwantitatieve vergelijking van verschillende behandelme-
thoden voor een hoornzuil beschreven. Gezien het grote ver-
schil in herstelpercentage is met deze studie objectief de
reeds bestaande voorkeur voor chirurgische excisie onder-
bouwd. De gunstige prognose van chirurgische behandeling
komt overeen met de 86 procent herstel, gevonden door

Loyd et al. in hun studie (9). De revalidatieduur is langer
naarmate een groter gedeelte van de hoefwand weggenomen
wordt. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat er, onaf-
hankelijk van de gekozen techniek, gestreefd dient te worden
naar een zo klein mogelijk defect waarbij wel al het afwij-
kende hoorn en eventueel onderliggende necrotische weefsel
weggenomen inoeten worden. Indien niet al het afwijkende
weefsel wordt verwijderd, kan recidivering optreden.
Opvallend is dat bij veel van de paarden de hoornzuil niet de
enige afwijking van de hoef was. Mogelijk kunnen aandoe-
ningen als een losse wand of een hoefscheur de initiërende
factoren voor het ontstaan van een hoornzuil zijn. Tevens zou
dit kunnen verklaren dat we niet vaak hoornzuilen zien die
doorlopen tot aan de kroonrand. Bij geen van de, door ons,
behandelde paarden was er in de anamnese sprake van be-
kend trauma of irritatie van de kroonrand of hoefwand.
Vrijwel alle hoornzuilen bevinden zich in de voorbenen.
Hierdoor lijkt trauma minder waarschijnlijk als oorzaak voor
een hoornzuil, immers dan zouden we een meer gelijke ver-
deling tussen voor- en achterbenen verwachten. Gezien het
grote verschil in voorkomen tussen voor- en achterbeen ligt
er mogelijk een biomechanische oorzaak achter het ontstaan
van hoornzuilen, die gerelateerd zou kunnen zijn aan het ver-
schil in belasting tussen voor- en achterhoeven. Uit recent
nog niet gepubliceerd onderzoek in onze kliniek blijkt dat,
bij het afrollen van de hoef, in het voorbeen de krachten op
het toongedeelte toenemen naarmate het paard langer op het-
zelfde beslag staat. In het achterbeen nemen deze krachten,
door een meer zijdelings veranderend afrolpatroon, niet toe.
Terugkeer op minimaal het oude prestatieniveau is een
goede graadmeter voor het succes van een behandeling. De
prognose van totale chirurgische verwijdering van een
hoornzuil is goed te noemen met een percentage van 83 pro-
cent van de patiënten dat terugkeert op het oude niveau.
In het huidige onderzoek recidiveerde de hoornzuil bij
slechts één van de chirurgisch behandelde paarden twee jaar
na behandeling, zonder echter opnieuw tot kreupelheid-
klachten te leiden. De behandeling werd derhalve als succes-
vol beschouwd. In de studie van Loyd
et al. trad er in geen
van de zeven beschreven gevallen recidivering op (9).
Recidivering kan overigens moeilijk te diagnosticeren zijn;
het defect in het hoefbeen wordt niet opgevuld en is derhalve
na operatie geen indicatie voor recidivering van de hoornzuil
(10).

We kunnen concluderen dat de chirurgische excisie van en
hoornzuil een redelijk simpele procedure is met een duide-
lijk betere prognose dan conservatieve behandeling. Het zal
duidelijk zijn dat chirurgische behandeling, met totale ver-
wijdering van de hoornzuil, de therapie van eerste keus is
voor een paard dat kreupel gaat als gevolg een hoornzuil.
Wel zal de eigenaar gewezen moeten worden op de relatief
lange herstelperiode en op de intensieve nabehandeling en
de daarmee gepaard gaande kosten.

Literatuur

1. Berry CR, O\'Brien TR, and Pool RR. Squamous cell carcinoma of the
iioof wall in a stallion. J Am Vet Med Assoc 1991; Vol 199 no 1.

2. Chaffin MK. Carter GK, and Sustaire D. Management of a keratoma
in a horse: a case report. Equine vet Sci 1989; 9: 323-6.

3. Chan CC-H, and Munroe GA. Treatment of a keratoma in a Clydesdale
horse. Vet Rec 1997; 140: 453-6.

4. Hamir AN, Kunz C, and Evans LH. Equine Keratoma. J vet Diagn
Invest 1992; 4: 99-100.

5. Helms J, Pleasant RS, and Modransky PD. Management of a keratoma

-ocr page 327-

in a horse. Equine pract 1994; 16: 35-8.

Honnas CM. Keratomas of the equine digit. Equine vet Educ 1997; 9:
203-7.

Honnas CM, Meagher DM, and Linford RC. Surgical management of
difficult foot problems in the horse: Currrent concepts. Proc Am Ass
equine Practnrs 1988; 34; 249.

Honnas CM, Peloso JG, Carter GK, and Moyer W. Surgical manage-
ment of incomplete avulsion of the coronary band and keratomas in
horses. Vet Med 1994; 89: 984-8.

Loyd KCK, Peterson PR, Wheat JD. Ryan AE, and Clark JH.
Keratomas in horses: Seven cases (1975-1986). J Am Vet Med Assoc

1988; 193:967-70.

10. Pickersgill CH. Recurrent white line abscessation associated with a
keratoma in a riding pony. Equine vet Educ 2000; 12: 286-91.

11. Reeves MJ,YovichJV, and Turner AS. Miscellaneous conditions of the
equine foot. Vet Clin NAm 1989;5:231-2.

12. Seaborn TL, Sams AE, Honnas CM, Schmitz DG, and McMullan WC.
Ultrasonographic imaging of a keratoma in a horse. J Am Vet Med
Assoc 1992; 200: 1973-4.

13. Stashak TS. Chapter 1: Functional Anatomy of Equine Locomotor
Organs. In: Adams lameness in horses, 5th edition Baltimore
Lippincott Williams & Wilkins 2002: 2-7.

De software van dierenartsen

voor dierenartsen...

De 32 bit veterinaire software van de Duitse
marktleider is nu verkrijgbaar voor
de Nederlandse dierenarts.

B323S3ESI

Dfli\'tfsPBA ^nft»1 tH| ^ag!ca»I

B^B

Advies, installatie, scholing en
nazorg wordt ter plaatse uitgevoerd
door Nederlandse medewerkers.

^^ Kijk voor meer Informatie op onze zeer
uitgebreide website
www.myANIWIN.com

U kunt vrijblijvend en kostenioos
informatie of een demonstatie aanvagen:

Tel. 0049 21 56/ 9 19 80
E-mail.
info@bte-online.de

-ocr page 328-

Het antwoord van Royal Canin op
gebitsproblemen bij hond en kat

• Ruim 85 % van de honden en 75 % van de katten van 3 jaar en ouder heeft last van parodontale aandoeningen.

• De belangrijkste oorzaak is de vorming van tandplaque en tandsteen.

• Tandenpoetsen is de meest effectieve methode om de vorming van tandplaque en tandsteen tegen te gaan.

• Speciale voeding en kauwproducten vormen een ideale aanvulling op het tandenpoetsen en/of een goed alternatief
w/anneer regelmatig poetsen niet mogelijk is.

Royal Canin heeft veel onderzoek gedaan naar de rol van de voeding bij de preventie van parodontale aandoeningen.
Gebaseerd op deze studies zijn een drietal gebitsverzorgende producten ontwikkeld, exclusief voor de dierenartsen-
praktijk. Allen zijn effectief gebleken in klinische studies.

Vet Early Care Dental & Skin voor de hond

Volledige, hoogwaardige voeding.

Vet Early Care Dental & Digest voor de kat

Volledige, hoogwaardige voeding.

6
5
4
3
2
1
O

Premium droogvoeding Dental & Skin

Bron:

Studie Massey
University NZ,
2004

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen.

Bron:

-32%

studie Massey
University NZ,
2004

Premium droogvoeding Dental & Digest
Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen.

Mini Oral Bar voor kleine honden

Kauwstaaf voor dagelijks gebruik.

3.00

Bron:

studie UNE,

Australië

2003

Voor meer informatie over parodontale aandoeningen bij
de hond kan de Focus Special Edition over dit onderwerp
worden aangevraagd bij onderstaand adres of bij de Royal
Canin dierenartsenbezoeker.

Premium droogvoeding Premium droogvoeding Mini Oral Bar

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen

ROfAl CkNIN

VET EARLY CARE"

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service
Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel 0413-318444 - Fax 0413-363740
E-mail: info@royalcanin.nl
Internet vww.royalcanin.nl

<3

X
Ü

-ocr page 329-

Slachtingsnood

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het woord \'noodslachting\' zegt het
al: zo\'n slachting gebeurt niet ge-
pland. Niet gepland wil echter niet
zeggen dat een noodslachting dan
ook niet volgens plan hoeft te ver-
lopen; er zijn wel enkele eisen waarde
dierenarts rekening mee moet hou-
den.

Bloedarmoede

Twee dagen na het afkalven vertoont deze koe de nodige pro-
blemen. Een praktijkgenoot van de dierenarts die centraal
staat in dit verhaal komt langs en geeft het dier
Finadyne. Twee uur later constateert de - be-
klaagde - dierenarts hypocalcaemie en geeft
Glucamagnesium. De koe gaat in snel
tempo achteruit, en drie uur later besluit
dc veehouder tot noodslachting. De
noodslachter is er na drie kwartier nog
niet, waarna de veehouder alsnog de
dierenarts laat komen. Die houdt de dia-
gnose op \'scherp in\', schiet de koe cn
laat haar verbloeden. De verbloeding
gaat traag, er is tweemaal een halssnede
nodig om voldoende bloed weg te krijgen.
De dierenarts vult het noodslachtingsformu-
lier netjes in, hij vermeldt de Glucamaq, maar
verder geen bijzonderheden.

Van slacht naar tucht

De keuringsdierenarts die de koe bij het slachthuis bekijkt, is
niet tevreden. Hij vindt dat de aderen van de koe nogal gevuld
zijn. Bovendien is het karkas donker, zijn er geen bloeduitstor-
tingen rond het schietgat en ziet hij nog wat aanwijzingen die
suggereren dat het dier bij het schieten misschien al dood was,
of dat er anderszins problemen waren met het leegbloeden. Het
karkas wordt overgedragen aan de Gezondheidsdienst voor
Dieren, die de waarnemingen van de keuringsdierenarts be-
vestigt. Verder wordt er geen sectie verricht, dus een nadere
diagnose is niet meer te stellen. Evenmin kunnen mogelijke
oorzaken van de trage verbloeding worden opgespoord.

Op initiatief van de klachtambtenaar moet de dierenarts zich
verantwoorden voor het door hem ingevulde noodslachtings-
formulier, eerst voor het Tuchtcollege, later voor het
Beroepscollege. Hoewel hij zelf denkt aan de eisen te hebben
voldaan, wringt de schoen op twee plaatsen. Ten eerste de
vraag in hoeverre het verbloeden correct is verlopen en in hoe-
verre de dierenarts hier melding van had moeten maken op het
formulier, en ten tweede de Finadyne. Hoewel dit middel zowel
voor vlees als voor melk een wachttijd heeft, is hier geen mel-
ding van gemaakt op het formulier. De dierenarts had het
middel niet zelf toegediend, en was ook niet op de hoogte van

Veterinai
tuchtrech

de toediening door zijn praktijkgenoot. Had hij dan toch moe-
ten zorgen voor vermelding?

Voordeel van de twijfel?

In de procedure wordt gesuggereerd dat de koe al dood was op
het moment van slachting, maar daar wordt door deze dieren-
arts krachtig tegen geprotesteerd: hij geeft aan juist grote
waarde te hechten aan een integere beroepsuitoefening. Omdat
er geen sectie is verricht krijgt de dierenarts het voordeel van de
twijfel, maar de discussie over het verbloeden blijft bestaan.
Volgens de dierenarts was deze verbloeding \'voldoende\', maar
volgens het Tuchtcollege staat wel vast dat er bij de verbloe-
ding problemen optraden. De dierenarts had kunnen
weten dat deze gang van zaken niet normaal was
en dat betekent dat hij hiervan op het formulier
melding had moeten maken, zelfs al is daar
op het noodslachtingsformulier niet expli-
ciet ruimte voor gegeven. Toediening van
medicijnen door een praktijkgenoot is
geen excuus om dit niet te vermelden. De
praktijkorganisatie moet zodanig zijn dat
dierenartsen van elkaar weten wat ze
doen, aldus het Tuchtcollege. Daarmee
zijn twee onderdelen van de noodslach-
tingsverklaring niet goed ingevuld. Dat is
een verwijtbare omissie, terwijl het belang
van correcte verklaring groot is. Omdat deze
dierenarts niet eerder bij het Tuchtcollege is ge-
weest, krijgt hij een boete van € 2250,- opgelegd, en
een voorwaardelijke schorsing van drie maanden met een
proeftijd van twee jaar.

Verantwoordelijkheid en formulieren

De dierenarts gaat in beroep. Volgens hem was de hoeveelheid
bloed echt voldoende en was er geen reden om speciaal mel-
ding te maken van een trage verbloeding. Het Beroepscollege
benadrukt dat juist bij een noodslachting een snelle verbloe-
ding van groot belang is. Dat vergt grote alertheid en verant-
woordelijkheid van de dierenarts. Hetzelfde geldt voor de toe-
diening van medicijnen, zeker als daarvoor een wachttijd geldt.
De dierenarts had kunnen en behoren te beschikken over de
juiste informatie, en heeft een eigen verantwoordelijkheid om
zich op de hoogte te stellen van eventuele voordien ingezette
behandelingen. Dat roept wel de vraag op hoe dat moet als de
voorganger geen praktijkgenoot zou zijn, maar een vervanger,
waarnemer of andere invaller die het dier eerder heeft behan-
deld en die misschien op het moment van de noodslachting niet
bereikbaar is. Dat is ondervangen door een nieuw formulier
waarop ook de veehouder moet verklaren welke diergenees-
middelen zijn toegediend. Volgens het Beroepscollege is dat
zeker zinnig, maar ontslaat het oude formulier de dierenarts
toch niet van zijn plicht om juiste informatie te verstrekken. De
beslissing van het Tuchtcollege blijft in stand.

-ocr page 330-

DE DIAGNOSE: De enige manier om te weten te komen of
een hond aan scheidingsangst lijdt, is het te vragen aan de
eigenaars. De symptomen zijn: excessief blaffen, onzindelijkheid
en vernielzucht als de hond alleen gelaten wordt.

HET ClOMICALH PLAN bestaat uit een aantal eenvoudige
gedragsveranderingstechnieken in combinatie met CLOMICALM.

KUNTU

HET BEHANDELEN

indicatie: Als ondersteuning bij de behandeling van met scheiding verband houdende afwijkingen welke zich als
volgt manifesteren; kapotmaken, onzindelijkheid (ontlasting en uiinering) en alleen in combinatie met gedrags-
therapie.
Doeldier: Hond. Contra-indicaties: Een bekende overgevoeligheid voor clomipramlne en tricyclische
antidepressiva.
Dosering en wijze van toediening: CLOMICALM dient oraal te worden toegediend in een
dosering van 1 - 2 mg/kg tweemaal daags, wat resulteert in een totale dagelijkse dosering van 2 - 4 mg/kg.
CLOMICALM kan met of zonder voer worden toegediend.
Registratienummers: CLOMICALM 5 mg:
EU/2/98/007/001, CLOMICALM 20 mg: EU/2/98/007/002, CLOMICALM 80 mg: EU/2/98/007/003. Lees voor
gebruik eerst de bijsluiter.
Kanalisatiestatus: UDA.

3X SNELLERE VERBETERING: Het CLOMICALM Plan
verbetert het gedrag 3x sneller dan alleen gedragstherapie:
CLOMICALM verlaagt de angst waardoor de hond ontvankelijker
wordt voor de gedragsveranderingstechnieken.

HOGE VEILIGHEIDSMARGE: Uit onderzoek naar acute en
chronische toxiciteit bleek dat CLOMICALM zeer goed wordt
verdragen door de hond. Tijdens klinische proeven werden
geen significante bijwerkingen aangetoond.

KLANTTEVREDENHEID: Het CLOMICALM Plan biedt snelle
en opmerkelijke resultaten die de klant stimuleren uw aan-
bevelingen te blijven opvolgen. Hierdoor komt er een einde
aan de frustratie en boosheid die het probleem bij de eigenaar
veroorzaakt. Zo kan de band tussen de eigenaar en de hond
worden hersteld.

Voor meer informatie:

Novartis Consumer Heahh B.V., Animal Health Sector.

CLOMICALM CLOMICALM

CLOMICALM "

CLOMICALM

CLOMIPRAMINE HYDROCHLORIDE
Voor een poiMeve oedragsveranderlng.

-ocr page 331-

Dierenarts uw advies is goud waard

Aan de slag met IBR- en BVD-bestrijding

Tekst: Susan Umans, foto\'s: Inten/et Nederland B.V.

De prachtige locatie van kasteel
Ammersoyen in Ammerzoden is
^^^^^^^ het toneel van twee van de vier
studiebijeenkomsten onder het
motto \'Beter Boeren\'. Deze ro-
^^^^^^^^ mantische en nostalgische plek is
een prima decor voor de bood-
schap van het symposium: de die-
renarts moet niet langer zijn kost
verdienen door medicijnverkoop met een marge, waarbij
advisering is inbegrepen. Het geven van \'gratis\' adviezen
is niet meer van deze tijd. Drie sprekers geven hun visie
hierop, geven tips en doen handreikingen. Een goede
diergezondheid is van doorslaggevende betekenis voor
het rendement en de werkdruk voor moderne melkvee-
bedrijven. Infectieziekten als IBR en BVD vragen om een
professioneel advies. Hier ligt een belangrijke taak voor
de practicus.

Het gevoel van nostalgie
wordt nog eens versterkt
bij de start van het film-
pje met Siegfried, de
oude \'vet\' uit de bekende
Engelse televisieserie Ja-
mes Herriot. Siegfried
loopt als een rode draad
door deze bijeenkomst
heen; hij blijft kritische
vragen stellen aan de in-
leiders.

Daarnaast is er natuurlijk
ook een welkomstwoord
van dagvoorzitter Ton de
Ruijter, namens de drie
organisatoren KNMvD-
Groep Rund, Gezond-
heidsdienst voor Dieren
Ton de Ruijter. en Intervet Nederland BV

Uw advies is altijd wat waard

Eerste spreker is Aad Heesbeen, docent Veterinary
Economics aan de Faculteit der Diergeneeskunde en daar-
naast werkzaam als coördinator voor de afdeling vrije beroe-
pen bij Meeüs.

"De inkomenspositie van de dierenarts staat al jaren onder
druk", begint hij zijn verhaal. Hij illustreert dit door te laten
zien wat een medisch specialist gemiddeld verdient, een
tandarts, huisarts, verloskundige en fysiotherapeut. De die-
renarts zit in de middenmoot, waarbij de gemengde praktijk
financieel beter af is dan de gezelschapsdierensector. "Het
onder druk staan van de inkomenspositie komt door de in-
middels bekende externe factoren zoals de uitbraak van dier-
ziekten en de zware tijden in de agrarische sector, maar ook
door interne factoren. In veel gevallen worden er heel snel
bezuinigingen doorge-
voerd. Maar de winst
wordt niet alleen bepaald
door de kosten; ook de
omzet speelt daarin een
grote rol. Verbetering van
de omzet realiseren is dus
belangrijk. In het be-
drijfsleven heet dit mar-
keting. Veel dierenartsen
denken "dat geldt niet
voor mij", maar de die-
renartsenpraktijk is wel
degelijk een bedrijf",
zegt Heesbeen.
"Marketing is niets an-
ders dan het opstellen van
plannen voor de vergro-
ting of handhaving van de afzet. Dat kan door middel van sa-
les promotion, direct mail en public relations. Maar om za-
ken te kunnen doen is het absoluut noodzakelijk om klanten
te hebben. Goede klanten zorgen voor succes, want zij ne-
men meer af ook al is de prijs wat hoger en ze bevelen u aan
bij collega\'s, familie en vrienden. Ook maken ze u tot
\'standaard\' in het bedrijf of gezin en zijn ze bereid om mee te
doen aan een onderzoek of proef."

Heesbeen pleit er dan ook voor om marktgeoriënteerd te
werk te gaan in plaats van productgeoriënteerd. "Wat voor
soort klanten heeft u en hoeveel?" Heesbeen raadt aan om
een lijst van klanten te maken, ingedeeld per categorie naar-
mate de klant bijdraagt aan de omzet. "U zult zien dat er een
klein aantal grote klanten is, een groter aantal middelgrote
klanten en nog veel meer kleine klanten die weinig bijdragen
tot de omzet. Daarnaast zijn er een aantal nieuwe klanten die
kunnen uitgroeien tot goede klanten. Tachtig procent van de
omzet wordt door twintig procent van de klanten gereali-
seerd. Ook is het zo dat verkopen aan bestaande klanten min-
der tijd, moeite en geld kost dan aan niet-klanten. En toch
zijn bedrijven geneigd veel tijd en middelen te besteden aan
de werving van nieuwe klanten. Het gevolg hiervan is dat de
vaste klant wordt verwaarloosd en open slaat voor de concur-
rent", waarschuwt Heesbeen.

"Verwaarloos uw bestaande klanten niet."

Als concrete verbeterpunten noemt hij ten eerste perfecte
consultatieve en curatieve zorg, maar ook bedrijfsbegelei-
ding, regelmatige voorlichting (bijvoorbeeld door middel van
bijeenkomsten en nieuwsbrieven) en individuele advisering.
"Het kost de dierenarts veel moeite om een relatie goed te
krijgen en te houden", concludeert hij. "De nieuwe generatie
boeren is hoger opgeleid en zakelijker, maar ook kritischer.
Hij is meer terughoudend in het aannemen van advies.

-ocr page 332-

Bovendien is de dierenarts niet meer de eerste vertrouwens-
persoon van de boer Daar komt bij dat veel dierenartsen zich-
zelf niet zien als commercieel. Het is echter de kunst om deze
bedreigingen om te zetten in kansen. Een hogere opleiding
geeft betere communicatie met de boer en een zakelijker hou-
ding geeft inzicht in het financiële belang van de goede ge-
zondheid van het vee. Bovendien is de boer niet alleen kriti-
scher tegenover de dierenarts, maar ook kritischer tegenover
anderen. Overtuig de boer er dus van dat hij het beste met u af
is. Vertrouwen is de belangrijkste factor om dat te bereiken."

"De nieuwe generatie boeren is hoger
opgeleid en zake\\\\\\ker. Een hogere opleiding
geeft betere communicatie."

Heesbeen legt uit dat er zowel plezierige als moeilijke kanten
zitten aan het feit dat de diergeneeskunde nog een echt vrij be-
roep is. "Er zijn geen contracten met zorgverzekeraars en geen
tarieven. De dierenarts moet hier dus over onderhandelen met
de klant. Die commerciële kant is heel lastig, maar biedt ook
goede perspectieven. Het gaat namelijk niet alleen om de prijs
in de dierenartsenpraktijk. Andere factoren als deskundigheid
en betrouwbaarheid zijn minstens zo belangrijk."
Heesbeen realiseert zich dat de kans bestaat dat de hoogop-
geleide boer het advies van de dierenarts niet zal opvolgen
omdat hij een andere mening is toegedaan. Bovendien kan
die boer denken dat de dierenarts een bepaald advies uit-
brengt met het oog op financieel eigenbelang. "Maar", zegt
hij, "het slechtste advies is het advies dat niet gegeven
wordt." Heesbeen vindt de kans dat de dierenartsen geen ad-
viezen meer uitbrengen en zich beperken tot consultatieve
zorg op afroep "een gevaarlijke situatie". "Uit het feit dat de
boer een advies niet opvolgt, mag zeker niet worden gecon-
cludeerd dat er geen behoefte aan is. Vergelijk de situatie
maar met de relatie die u heeft met uw eigen accountant. U
maakt uw eigen afweging of u zijn advies zal opvolgen. En
men is vaak ontevreden over zijn accountant, wanneer hij
zich beperkt tot een rapport en nooit adviezen geeft."

"Het slechtste advies is het advies
dat niet gegeven wordt."

"Normaal leveren uitgaven direct genot op. Bij preventie of
verzekeringen is dat niet zo. Dat is minder tastbaar. Men heeft
niet het besef heel lang te kunnen genieten van de gekochte
zekerheid. Het is echter aan de klant om te kiezen wat hij met
die adviezen doet. Daarom is het in de adviespraktijk zo be-
langrijk dat de boer vertrouwen heeft in de deskundigheid en
onaftiankelijkheid van de dierenarts", aldus Heesbeen.
Hij sluit zijn lezing af met het advies om uitsluitend het be-
lang van de boer en zijn bedrijf voor ogen te houden.
"Adviseer alsof u zelf de klant bent, maar dénk niet voor
hem." Tevens raadt Heesbeen aan om ook eens het advies te
geven iets niet te doen en om niet alleen contact op te nemen
of langs te gaan wanneer u wat wilt \'verkopen\'. Daarnaast
houdt Heesbeen de aanwezige dierenartsen voor dat hun ad-
vies altijd wat waard is. "Betaalde adviezen zijn goede ad-
viezen. Gratis adviezen worden door de klant op enig mo-
ment toch als minder beoordeeld. Durf dus te vragen waar u
recht op heeft, maar ga er slim mee om."

"Betaalde adviezen zijn goede adviezen."
Vraag om advies oproepen

Vanuit de zaal komt de vraag wanneer de dierenarts met deze
adviespraktijk moet beginnen. Heesbeen antwoordt dat het
de kunst is om de vraag bij de boer op te werpen. De kunst is
om de vraag om advies op te roepen.
Daarnaast komt vanuit de zaal de opmerking dat de \'les\' van
Aad Heesbeen al veel langer bekend is en dat desondanks de
spiraal toch neerwaarts gaat. "Collega\'s zullen tarieven toch
naar beneden afstellen, handelend vanuit angst en zorg."
Heesbeen geeft aan dat bij verzekeringsproducten de advies-
kosten erbij inbegrepen zitten. "We krijgen een beloning
voor onze bemiddeling. Echter bij begeleiding bij praktijk-
vestiging, opvolging en dergelijke stel ik gewoon heel duide-
lijk wat mijn kosten zijn en durf dat ook te vragen. Maar dan
moetje het wel met z\'n allen doen."

Slagkracht in
verandertrajecten

De tweede spreker, Lub-
bert van Dellen, spreekt
de zaal toe met maar liefst
vier petten op: die van
melkveehouder, agrarisch
adviseur, manager, onder-
nemer en onderzoeker
landbouw. Hij is werk-
zaam bij AVM accoun-
tants en adviseurs en van
daaruit manager over
zestig agrarische advi-
seurs.

Van Dellen begint met de
conclusie: hoe breng je
een advies tot waarde?
Daarbij draait het vol-
gens hem om twee din-
gen. "Ten eerste moet er een klik zijn tussen jou en die klant
en dat is geen koude hand. Als die klik niet plaatsvindt, ver-
geet dan het advies. Ten tweede: het denken in veranderin-
gen. Het enige advies wat de boer vraagt is dat advies wat bij
hem leidt tot verandering. De boer verzuipt namelijk in de
adviezen. Laat hem zelf de keuze maken wat hij moet doen
en niet moet doen. Vraag jezelf af: "heb ik iets gezegd wat
leidt tot veranderingen?" en stel die vraag ook aan de boer."

"Als er geen klik plaatsvindt,
vergeet dan het advies."

Van Dellen schetst dat er drie soorten melkveehouders zijn:
de vakman, de manager en de ondernemer. "Je kunt niet in al-
ledrie de rollen evengoed zijn", zegt hij. De vakman leeft van-
daag en is een doener. Hij kijkt naar de voeding, de gezond-
heid en de bemesting. De manager leeft morgen en probeert
de zaken slim te organiseren en plannen te realiseren. Maar
hij denkt in problemen en het ligt altijd aan iemand anders.

-ocr page 333-

De ondernemer leeft overmorgen en probeert te anticiperen,
naar creatieve oplossingen te zoeken en in scenario\'s te den-
ken. Ook trekt de ondernemer toeval aan en denkt in kansen.
De dierenarts moet zich afvragen welke melkveehouder heb
ik voor ogen? "Melkveehouders hebben allemaal hetzelfde
plan en dat is groter worden anders red ik het niet. Ze denken
allemaal dat ze het hartstikke goed doen. Houd jezelf een
spiegel voor: ben ik de adviseur van een arbeider, een mana-
ger of een ondernemer? De boer kan als persoon verschil-
lende rollen hebben, maar nooit in één seconde. Je moet kun-
nen schakelen tussen die rollen. Dan pas kun je adviseur
zijn." Daarnaast vindt Van Dellen dat advisering alleen in de
praktijk te leren is en niet op school. "Het gaat niet om ken-
nis, het gaat om het gesprek, die klik. Neem ze mee. Stuur ze
alsjeblieft niet op een cursus."

"Een goede adviseur kan schakelen tussen
de verschillende rollen van de melkveehouder "

Van Dellen gaat in op de veranderingen in de sector en stelt
dat "het harde wetten zijn als een bedrijf acht keer over de
kop moet gaan om het te redden". Maar hij concludeert dat
deze ontwikkelingen niet meer te stoppen zijn en dat er maar
één conclusie is: de productiviteit moet omhoog, of dat nu
per man, vrouw of hectare is. Volgens hem werkt het tegen-
woordig bijna overal ter wereld zo, dus heeft emigreren ook
weinig zin. "Er komen minder boeren en iets minder koeien.
De boer wordt anders en zal anders tegen medicijngebruik
aankijken. Die lijn gaat door, verzetje er maar niet tegen. Jij
bent echter nooit het probleem! Het proces om je heen is het
probleem. Maar als manager en ondernemer moetje dit pro-
ces wel doorbreken. Welk proces voltrekt zich nu op jouw
bedrijf.\' Welk proces gaat binnenkort beginnen en hoe speel
je hierop in?"

Volgens Van Dellen zit het essentiële verschil in de gedach-
tegang van dc boer. De boer die gek is op zijn dieren zal er al-
les voor doen om te voorkomen dat een dier ziek wordt. Met
tabellen en cijfers laat hij zien dat goede diergezondheid van
doorslaggevende betekenis is voor het rendement en de
werkdruk van moderne melkveebedrijven.

"Goede diergezondheid is van doorslaggevende
betekenis voor het rendement en de werkdruk von
moderne melkveebedrijven."

Van Dellen vindt dat de toekomst van de melkveehouderij er
nog niet zo slecht uitziet. Hij noemt een aantal hobbels die
naar de toekomst toe nog genomen moeten worden. Dat is
ten eerste het saldo, daar heb je wind tegen. De prijzen staan
onder druk. Dit kan veranderen door efficiënt te boeren: de
slagkracht van de veestapel moet omhoog, de gezondheid
van de koppel is daarbij essentieel. De tweede hobbel zijn de
vaste kosten. De kostenkant van de melkveehouder heeft te
maken met doorberekend loon en loon in Nederland gaat elk
jaar beetje omhoog. Efficiëntie of extra opbrengsten zijn
hierop, het antwoord. De derde hobbel is de financiering.
Men krijgt niet altijd geld, mede afhankelijk van de eerste
twee genoemde hobbels. Het gaat erom de slagkracht in geld
(financiële capaciteit) en planning (fiscaal/juridisch) te ver-
groten. De laatste hobbel is de werkdruk. Hoe zit het met de
slagkracht in eigen tijd? Werkdruk heeft ook iets gevoelsma-
tigs in zich. Een quotum van een miljoen kilo vol melken is
op een gezinsbedrijf geen probleem, mits er geen procesver-
storende zaken zoals ziekten optreden. Doet dit zich wel
voor, dan sta je twee keer zo lang in de melkput en moet er
externe arbeid worden aangetrokken. Dat is frustrerend en
kostenverhogend. Dierenartsen kunnen door hun adviezen
op twee niveaus bijdragen aan het rendement. Door ziekte-
preventie neemt de opbrengst van veestapel toe en gaat de
werkdruk naar beneden."

"Dierenartsen kunnen door hun adviezen
op twee niveaus bijdragen aan het rendement.
Door ziektepreventie neemt de opbrengst
van de veestapel toe en gaat de werkdruk
naar beneden."

"De mensen die de boer op het erf krijgt, bestaan uit twee
groepen: de adviseur en de sparringpartner. De adviseur
geeft antwoord op vragen, denkt voor iemand, helpt de zaken
goed te doen, geeft advies om iets te veranderen, is vaak al-
leen, kortom: geeft veel. De sparringpartner stelt de goede
vragen, zet iemand aan het denken, helpt de goede zaken te
doen, zet iemand aan het denken of er misschien iets moet
veranderen, heeft connecties/collega\'s of eigen inzichten, is
vaak samen en coacht iemand stapsgewijs door een continu
proces van veranderingen. De boer heeft het liefst een com-
binatie van beiden. Het essentiële verschil zit in het stellen
van vijf vragen: Waarom? Is het verstandig om WAT? te
doen? Hoe doe ik dat vervolgens? Wat is het resultaat? En
wanneer is dat bekend? Wij willen graag beginnen met de
tweede vraag, om iets te doen. Maar je moet beginnen met de
waarom-vraag. Als je dat kunt, is de rest een peulenschil.

"Als je de waarom-vraag kunt
beantwoorden, is de rest een peulenschil."

Gelden dierenartskosten als toegevoegde waarde of als in-
koop? "De specialist wordt gezien als inkoopkosten. De
sparringpartner wordt gezien als investering. Maar de spar-
ringpartner gaat antwoorden geven als een specialist. Wat
doen jullie dan? Jullie nota wordt per definitie gezien als on-
kosten. De enige die daar invloed op heeft zijn jullie zelf.
Neem het stuur volledig zelf in handen, anders ben je de
loonslaaf van die boer.

Met andere woorden: wat is jouw slagkracht in verandertra-
jecten? Wat doen we, waar richten wij ons op? Doe me een
plezier en ga daar morgen onder de koffie eens over discussi-
ëren. Stel in ieder geval de vraag. Dan ben je een heel stuk op
weg om ondernemer te worden."

Dienstverlening ophangen aan medicijnen?

Naar aanleiding van een opmerking uit de zaal vraagt Van
Dellen zich hardop af of het verstandig is om de hele dienst-
veriening op te hangen aan diergeneesmiddelen. "Als je een
te grote marge op die diergeneesmiddelen gaat zetten, kom

-ocr page 334-

je op termijn in de problemen. Maar het is op korte termijn
wel veel gemakkelijker om dat zo te doen. Je zult echter een
keer moeten beginnen om de andere kant op te gaan. In hele
kleine stapjes desnoods."

Op de vraag of de adviserende dierenarts niet gezien wordt
als problemenbrenger antwoordt hij dat hij ervan uitgaat dat
de dierenarts het antwoord op die problemen weet. "Als de
oplossing standaard medicijnen is, ben je adviseur van eigen
parochie. Dan is het als het instrument de hamer is, weet jij
wel een spijker te vinden."

Nog een laatste advies van Van Dellen: "doe dit soort discus-
sies altijd met z\'n tweeën bij die boer. Als je niet samen met
die voerieverancier of accountant aan één tafel zit, loop je
kans uitgespeeld te worden."

Boer, dierenarts en
infectieziekten

Na de pauze is de laatste
spreker aan het woord,
prof dr. Aart de Kruif,
sinds 1997 decaan aan de
Faculteit Diergeneeskun-
de in Gent.

De Kruif is ervan over-
tuigd dat het praktijk
doen veel lastiger is dan
pakweg 33 jaar geleden,
toen hijzelf afstudeerde.
"Als je ben afgestudeerd,
weet je nog lang niet ge-
noeg. Dc boer van tegen-
woordig heeft Hogere of
Middelbare Agrarische
School, terwijl onze studie in Utrecht nauwelijks is veran-
derd. Behalve dan dat de meeste studenten niet meer van
boerenafkomst zijn. Ze komen uit de stad en willen toch
graag landbouwhuisdieren doen. Maar ze hebben bij wijze
van spreken nog nooit een tochtige koe gezien." De Kruifs
kritiek is duidelijk: de boeren hebben zich gespecialiseerd en
doen bijvoorbeeld alleen nog maar melkkoeien, terwijl de
pas afgestudeerde dierenarts eigenlijk niet eens zoveel meer
weet dan vroeger. Hij vindt het dan ook absoluut noodzake-
lijk dat jonge dierenartsen eerst wat jaren praktijkervaring
opdoen, voordat zij zich bijvoorbeeld gaan toeleggen op be-
drijfsadvisering.

"Advisering in de praktijk blijkt een hele moeilijke zaak",
concludeert De Kruif "Wat kan ik die boer nog vertellen en
hoe krijg ik hem zo gek om daarvoor te betalen?" Hij gaat in
op de relatie veehouder-dierenarts die tweeledig is: econo-
misch gericht en de veehouder die om \'hulp\' vraagt.
"Eigenlijk zouje dat moeten splitsen", vindt De Kruif "Twee
rekeningen naar de boer sturen, één voor het curatieve en één
voor het preventieve gedeelte." Net als zijn voorganger zegt
De Kruif "Curatief is kosten, preventiefis investering."

"Curatieve diergeneeskunde zijn
kosten, preventieve diergeneeskunde
is een investering."

Als het gaat om infectieziekten, zijn veehouders zich ervan
bewust dat infecties veel geld kosten. Ze weten er niet ge-
noeg van af om zich er een goed oordeel over te kunnen vor-
men en verwachten dat hun dierenarts dat wel weet. "Dit is
de core business van de dierenarts", aldus De Kruif "Daar
kun je mee binnenkomen. Wij zijn de juiste man/vrouw op
de juiste plaats om de boer hierover te adviseren. Dat moetje
niet overlaten aan andere adviseurs. Wij moeten in actie
schieten. De boer duidelijk maken wat IBR en wat BVD is."
De Kruif raadt aan dit soort zaken aan te kaarten tijdens een
bedrijfsbezoek, op een rustig moment. "Neem er minstens
een uur voor en leg alles volledig uit", zegt hij. "Als het niet
in het kader van bedrijfsadvisering kan, is het veel moeilij-
ker. Dan moet er een aparte afspraak worden gemaakt."
De Kruif waarschuwt dat de dierenarts onderdelen van de
bedrijfsbegeleiding dreigt kwijt te raken. Het fertiliteitsge-
beuren, het klauwen bekappen en het veevoeder. "Maar als
het gaat over infectieziekten is dat inderdaad nog steeds iets
wat des dierenarts is en waar wij naar de boeren toe een goed
verhaal over moeten kunnen vertellen. Maar dan moeten wij
dat verhaal ook wel tip top kennen!"
Waar het om gaat is dat de dierenarts \'het\' moet kunnen, qua
vakmanschap, communicatie en financieel inzicht. En de
veehouder moet \'het\' willen. "Wij moeten de boer kunnen
begrijpen en denken wat wil die man. Het antwoord is: die
boer wil geld verdienen. Aaibaarheid speelt voor de boer een
minder grote rol." De boer zal dus geïnteresseerd zijn als be-
paalde handelingen wat opleveren. Volgens De Kruif moeten
de opbrengsten daarbij minstens twee keer zo hoog zijn als
de kosten. Bijvoorbeeld het verkorten van de tussenkalftijd
levert 1 euro per dag per koe op. Een celgetal van 150.000 in
plaats van 250.000 levert 50 euro per dag per koe op en als
het aantal kreupele koeien drie in plaats van vier per jaar is,
levert dat 2400 euro per jaar op.

De schade door IBR zit \'m in adeinhalingsproblemen, abor-
tus, productiedaling, dierenartskosten, moeilijkheden met
export, last, onzekerheid en \'gedoe\'. In geld is dit gemiddeld
40 euro per koe. Hetzelfde geldt voor BVD. "Daar moeten
we als dierenarts met de boer over praten en dat kost tijd.
Plus, we zijn het niet gewend. Maar je kunt best zeggen:
beste boer, ik hoor datje een probleem hebt met mastitis. Dat
vergt toch wat meer uitleg. Morgen na de middag kom ik
langs om het eens te bespreken."

"Wij moeten naar de boer toe een goed
verinaal over infectieziekten kunnen vertellen
en dat verhaal ook tip top kennen."

Met betrekking tot de schadelijke IBR en BVD zou het het
beste zijn als elk rundveebedrijf helemaal vrij zou zijn. De
Kruif raadt de dierenartsen aan om met dit doel in het achter-
hoofd een planning te maken. Wat is de actuele situatie?
Moet er iets aan gedaan worden? Hoe moet het worden aan-
gepakt? Daarbij is het belangrijk van te voren de kans op
succes te bepalen. Een kosten-batenanalyse kan daarbij hel-
pen. "Je moet een verhaal vertellen wat waar is en op die ma-
nier de boer proberen te overtuigen", aldus De Kruif "Een
tankmelkonderzoek kost niet veel, een BVD-screening kost
iets meer. Zorg datje perfect op de hoogte bent van de situa-
tie op het bedrijf en beslis dan: wat gaan we doen? Wanneer
het bedrijf IBR- of BVD-vrij is, is preventie van een nieuwe
infectie van groot belang. Is het bedrijf besmet, dan kan de

-ocr page 335-

veehouder besluiten geen actie te ondernemen. Geef dan in-
formatie over hoe het probleem binnen de perken kan wor-
den gehouden. Wil de veehouder wel actie, stel dan een ac-
tieplan op waarbij je de risicofactoren analyseert, het
veranderen van management en huisvesting eventueel mee-
neemt, een meerjarenplanning uitzet en vaccinatie als onder-
deel van het plan aandraagt. Dit plan moetje op een dergelijk
moment grondig bespreken met de boer. Dat kost je zeker
één tot anderhalf uur. Helemaal als je het gaat hebben over
allebei de infecties. Daar moetje dus tijd voor uittrekken. De
slotvraag van de boer zal zijn; wat levert dat op en wat kost
dat? Daar moet je als dierenarts een antwoord op hebben."
Dat antwoord geeft De Kruif er vanavond gratis bij. IBR kent
een terugverdientijd van vijf tot acht jaar en BVD twee tot
vier jaar. Gedoe en ergernis niet inbegrepen. De Kruif wijst
nog eens op het belang van het grondig uitleggen met veel
kennis van zaken. "Zonder laptop om het op Google op te
kunnen zoeken", zegt hij met een knipoog.

"Zorg dot je goed op de hoogte bent van de
situatie op een bedrijf en stel don samen
met de boer een actieplan op."

"Als dierenarts moet je een knop omdraaien: wij maken
winst op onze geneesmiddelen en zo krijgen wij onze advi-
sering betaald. Als wij zo ouderwets blijven denken, raken
wij geneesmiddelenverkoop helemaal kwijt aan postorder-
bedrijven en dergelijke. Je moetje dus als dierenarts voor je
advisering laten betalen. Ook al zijn boeren dat niet gewend
omdat wij dat als dierenartsen nooit gedaan hebben. Ik weet
wel: het is veel makkelijker om tien of twintig procent bo-
venop de medicijnen te zetten. Maar we moeten de bakens
verzetten en in actie schieten om dat te veranderen."
Ook raadt Dc Kruif aan om adviezen op schrift te stellen.
"Vooral de adviezen die op schrift worden gesteld, worden
betaald. Al die mondelinge adviesjes niet." Hij adviseert
groepspraktijken om gezamenlijk een standaard advies tc
ontwikkelen die per geval kan worden ingevuld. "Wat is er
op tegen om dat met de boer te bespreken?
Een moderne veehouder accepteert dat
wel. Het staat haaks op wat we gewend zijn
in dc praktijk, maar bedenk dat het bij de
huisarts ook zo gaat. Een consult is acht
minuten. Twee problemen is twee consul-
ten. Leg aan de veehouder voor dat hij de
geneesmiddelen kan kopen tegen iets meer
dan inkoopprijs (om kosten als koeling te
dekken), met de advisering apart. Maar het
kan niet zo zijn dat de boer gratis advies
krijgt van de dierenarts en vervolgens me-
dicijnen via een postorderbedrijf afneemt.
Laat de boer maar kiezen: uurtarief of
\'dure\' medicijnen. De vertrouwensrelatie
is hierbij erg belangrijk."

"Vooral de schriftelijke
adviezen worden betaald."

Advies per tijdseenheid

Op de vraag of elk advies per tijdseenheid evenveel waard is,
antwoordt De Kruif dat advies per tijdseenheid het uitgangs-
punt moet zijn. "Maar kijk er wel mee uit. Gebruik gewoon
je verstand en voel een beetje aan hoe de situatie is. De kwa-
liteit van de adviezen moet goed zijn. De boer wil voor goede
adviezen zeker betalen. Maar we weten allemaal dat dit in de
praktijk soms een beetje tegenvalt."

Van Dellen voegt daar nog aan toe dat het advies dat de die-
renarts aan tafel geeft zichtbaar is en dus heel anders wordt
beleefd dan het voorbereidende werk achter het bureau.
"Dan heeft men al gauw zoiets van: hebben ze daar zo lang
voor nodig?"

-ocr page 336-

In Maribor, Slovenië, werd van 11-15 februari 2004 het
dertiende internationale symposium over de kreupel-
heidsproblemen bij herkauwers gehouden. Het was een
bijeenkomst met ruim tweehonderd deelnemers, waaron-
der ongeveer tien uit Nederland en ongeveer 75 lezingen
en twintig posterpresentaties.

De deelnemers waren voornamelijk (para)veterinairen
(Instituut/Universiteits medewerkers, industrie, practici
en klauwbekappers). Het symposium was onderverdeeld
in tien sessies, ingeleid door een keynote lecture en
daarna verschillende short contributions en een ruimte
met posterpresentaties. Al met al een wereldwijde up-to-
date verzameling van de huidige kennis en onderzoek
met betrekking tot (klauw)kreupelheid met als thema:
voorkomen is beter dan genezen.

Van de presentaties waren er ongeveer tien afkomstig uit
Nederland (Animal Sciences Group, Faculteit der Dierge-
neeskunde, Practical Training Centre en Gezondheidsdienst
voor Dieren). In dit verslag worden een aantal belangwek-
kende zaken aangestipt. Helaas, kan niet al het onderzoek
wat in Slovenië is gepresenteerd aan bod kan komen, maar
de proceedings zijn te downloaden via: www.ruminant
lameness.com. In het verslag zijn de presenterende sprekers
aangegeven, zodat u de informatie in de proceedings kan
vinden.

In de sessie Prophylaxes of claw diseases presenteerden
Vermunt (Nieuw Zeeland) en Blowcy (UK) een inleidende
review over de belangrijkste oorzakelijke factoren, en richt-
lijnen voor preventie en beheersing van de problemen. De
belangrijkste issues zijn: koecomfort, voeding, huisvesting
en klauwbekappen. leder onderdeel werd afgesloten met een
aantal aanbevelingen ter preventie.

Korte bijdragen waren er onder andere over prevalenties en
incidenties vanklauwaandoeningen (Capion), klauwaandoe-
ningen bij pinken als predisponerende factor bij klauwaan-
doeningen op latere leeftijd (Drendel), een multi-compound-
en schuimdesinfectans (respectievelijk Janowicz en Blo-
wcy), en de beperkte invloed van stierkeuze op klauwge-
zondheid (Laven). Menno Holzhauere/a/. (GD) had in deze
sessie twee presentaties, één over de herhaalbaarheid van de
pootscore en één over het concentratieverloop van formaline
(uitgangsconcentratie 4%) in een doorloopvoetbad.

De sessie Epidemiological studies werd ingeleid door
Green (UK) en Dörte Döpfer (NL, ASG). Zij presenteerden
een overzichtsverhaal over de voorwaarden voor goed epide-
miologische onderzoek en de meerwaarde voor het begrij-
pen van kreupelheid. De spreeksters benadrukten dat de op-
timale controle van kreupelheid de juiste factoren voor de
oorzaak van kreupelheid moet aanwijzen. Hiervoor zijn \'ge-
optimaliseerde\' studies nodig van correct design, met goed
gedefinieerde variabelen voor de uitkomst, de juiste duur en
tijdsintervallen tussen metingen, en correcte steekproef-
grootte in relatie tot onderscheidingsvermogen tussen con-
trole- en interventiegroepen. Uiteindelijk is een economi-
sche evaluatie van de resultaten van essentieel belang. Dit
zou moeten leiden tot economisch en sociaal dragelijke pro-
ductie systemen met optimale controle en preventie van
kreupelheden.

Gedurende de sessie bleek dat kreupele koeien een signifi-
cant verminderde conditiescore, verminderde melkproduc-
tie, een lagere opname van droge stof in het rantsoen en een
kleiner aantal voederopnames per dag hebben (Bell). Op
dertig Britse melkveebedrijven was 33 procent van de vaar-
zen (60-120 DIM) kreupel. Het viel op dat maar twee bedrij-
ven geen last hadden van dermatitis digitalis (DD).
Uit de voorlopige resultaten van prevalenties van klauwaan-
doeningen tussen mei 2002 en juli 2003 op 348 melkveebe-
drijven in Nederland viel op dat klauwaandoeningen bedrijfs-
afhankelijk zijn. DD, Dl en zoolbloedingen waren de meest
voorkomende klauwlaesies. Kreupelheden werden voorna-
melijk na drie maanden in lactatie gevonden (Holzhauer,
GD). DD en slakkenpoot kwamen het meest in de winter
voor, terwijl zoolzweren gedurende het gehele jaar gevonden
werden (Blowey). Afwijkingen van de witte lijn lijken een
viermaandelijkse periodiek te vertonen. Ongeveer vijftig pro-
cent van de kreupelheid wordt veroorzaakt door zoolzweren,
witte lijn-afwijkingen, DD en slakkepoten, de resterende vijf-
tig procent door zo\'n vijftien andere oorzaken.

Als inleiding voor sessie 3: Biomechanics of the ruminant
claw,
presenteerden Bergsten (Sweden) en Mulling
(Duitsland) een overzichtsbijdrage betrefFendc het Bovine
Laminitis Complex (BLC). Verondersteld wordt dat door en-
dotoxinen en een resultante (Prostaglandine cascade), zijn
van tal van micro-thrombi resulterend in een \'heart-attack\'
of the feet. Gevolgen zijn onder andere meetbaar met biome-
chanische/medische technieken.

Veranderingen aan mechanische sterkte van het hoorn en be-
paalde klauwmaten van vaarzen voor de partus, kunnen in
potentie het ontstaan van kreupelheid voorspellen (Winkler).
Wanneer de drukverdeling onder de klauw in termen van de
mechanische sterkte van het hoorn wordt bepaald, dan blijkt
op een vlakke harde ondergrond dat de zachtere delen onder
de klauw relatief de hoogste drukbelasting ondergaan (Van
der Tol, ASG). Na bekappen daalt de gemiddelde druk, ech-
ter de piekbelasting wordt niet significant beïnvloed en is
aanwezig op de typische zoolzweerlocatie: één van de zach-
tere plekken onder de klauw. \'Punch-resistance\' en elasti-
citeit van het hoorn wordt beïnvloed door mest: des te vochti-
ger, des te zachter het hoorn (Winkler), de \'ophanging\' van
het klauwbeen in de klauw, de bescherming en de vorming
van de bloedvoorziening tijdens de groei.
Met behulp van een digitale videocamera (500 beelden/sec)
is de locomotie van jonge vaarzen op een lopende band ge-
filmd (Meyer). Uit de beelden werd duidelijk dat de buiten-

Verslag van het dertiende internationale symposium:
Lameness in ruminants

Menno Holzhauer, Dörte Döpfer, Rik van der Tol en Joan Somers

-ocr page 337-

klauwen (op de voorpoten in mindere mate dan de achterpo-
ten) de eerste klap opvangen bij het neerkomen. De meeste
vaarzen landden met de bal van de klauw als eerste.
Eenzelfde patroon wordt gezien bij de krachtverdeling, met
name de buitenklauw van de achterpoten wordt onderwor-
pen aan zeer hoge strain-rates (kracht per seconde) wat een
mogelijke verklaring voor overbelasting van de buitenklauw
zou kunnen zijn (Van der Tol).

Amerikaans onderzoek liet zien hoe een krachtenplatform
werd gebruikt om kreupelheden en klauwaandoeningen in
een vroeg stadium te ontdekken (Dyer en Tasch). Op basis
van een algoritme met de input van klauw- en locomotiesco-
res bleek de potentie van een dergelijk staldiagnosticum. Het
is een belangrijke ontwikkeling om in een vroeg stadium
klauwproblemen te ontdekken.

Sessie 4: Claw trimming techniques, research and prac-
tice.
Kloosterman (NL, PTC ) en Pijl (Duitsland) presen-
teerden het idee van het preventieve klauwbekappen; de
\'Dutch method\'. Routinematig één tot drie keer per jaar be-
kappen moet een onderdeel zijn van het totale klauwmana-
gement, waarbij de condities waaronder de dieren gehouden
worden een punt van aandacht zijn. Kloosterman stipte kort
de \'nieuwe\' inzichten over het bekappen aan, zonder op de
discussie vooruit te lopen.

Landmann en Pijl (Duitsland), Green (UK) en Salomoni en
Brizzi (Italië) gebruikten bedrijfsgegevens op het moment
van bekappen als basis voor bedrijfsmanagement voor
klauwgezondheid (vergelijkbaar met planner, MH). De
Duitsers maken hierbij in tegenstelling tot de Italianen ge-
bruik van analyses door de pc, waardoor een snelle terug-
koppeling naar de veehouder mogelijk is.
Kehler (Duitsland) heeft onderzoek gedaan naar drukverde-
ling onder de zool; voor en na het bekappen. Vlak bekappen
leidt wel tot een betere krachtverdeling tussen de binnen- en
de buitenklauw, echter ook in deze studie bleef de maximale
druk op de bal gelokaliseerd. Van der Tol vraag zich af of dat
een functioneel wenselijk resultaat is, als dat tegen de sterkte
van het hoorn op locatie wordt afgezet.
Als bij bekappen voldoende zooidikte (5 mm) wordt be-
waard, levert warmte-ontwikkeling bij gebruik van verschil-
lende schijven geen nadelig effect op voor de klauwen
(Kofier), problemen ontstaan bij overbekappen.

Sessie 5: Treatment and Control of Claw Diseases.

Ferguson (Duitsland) en Stanek (Oostenrijk) presenteerden op
eigen wijze een \'state of the art\' lecture. Functionele anatomie
en pathofysiologie van de klauw is de afgelopen jaren met
name in Berlijn en Zurich onderzocht. In de behandeling van
infectieuze aandoeningen wordt de dierenarts voortdurend be-
perkt door veranderende wetten. Voor de behandelingen van
de niet-infectieuze aandoeningen blijft het zorgvuldig bekap-
pen en tijdig vakkundig handelen van belang om aantasting
van het dierenwelzijn te voorkomen. De laatste jaren zijn er
geen opmerkelijke ontwikkelingen geweest op het gebied van
de chirurgie bij het rund, behalve op het gebied van de \'joint-
arthrodesis\' in geval van septische arthritis. Als één van de
laatste onderwerpen in zijn bijdrage hield Ferguson een plei-
dooi voor \'control of claw diseases\' als een vast onderdeel van
de begeleiding door de (bedrijfs-)begeleidende practicus.
Korte bijdragen waren: een vergelijkende studie van de be-
handeling van septische arthritis van het klauwgewricht
(amputatie versus arthrodesis), beide met voor- en nadelen
(Starke). De invloed van de behandeling van kreupelheid op
pijn en op melkproductie is moeilijk vast te leggen.
Pijnbestrijding met NSAID\'s heeft een gunstig effect op de
productie (0\'Callaghan). Een zeer praktische chirurgische
benadering van septische tenosynovitis en arthritis van plan-
tair via de digital flexor tendon schede, met ontslag uit de
kliniek na twee tot drie weken (Kofier).

Sessie 6: Infectious diseases of acropodium in ruminants.

Berry (USA) presenteerde een overzichtsbijdrage wat be-
treft kennis en ontwikkeling van (Papillomatous) Digital
Dermatitis. Precieze etiologie is onbekend, maar er wordt
uitgegaan van een multifactoriële aandoening. De belang-
rijkste factoren zijn een vochtige omgeving, aankoop van
vaarzen van speciaal vrije bedrijven en \'poor foot hygiëne\'.
Onderzoek in Zweden heeft het veelal gelijktijdig voorko-
men van DD, Heel Horn Erosion en Tylomen aangetoond; zij
maken minder onderscheid tussen DD en ID. DD-prevalen-
tie verschilde in relatie tot verschillende vloersystemen (on-
der andere Somers (IMag) en Hultgren (Zwe)). Transmission
vooral bij langdurig blootstaan aan natte, 02-arme omstan-
digheden met veel organisch materiaal. Behandeling en pre-
ventie: lokale toepassing CTC of OTC, bekappen, non-anti-
biotica doen het ook goed, voetbaden (antibiotica; nog in
veel landen toegelaten, kopersulfaat; 2%, formaline; 6%, en
perazijnzuur; 1%): geen verschil in effectiviteit (Laven).
Vaccinatie: van een vaccinatie mag hooguit een preventief
effect worden verwacht bij vaccinatie van pinken voor de
eerste blootstelling.

Biomedisch onderzoek laat opmerkelijke overeenkomsten
tussen DD een aantal aandoeningen bij de mens zien: peri-
dontal disease en syphilis (Murray) en een in vitro-infectie
van epidermale cellen met Treponemes werd gepresenteerd
(Nebel).

In sessie 7: Animal Welfare and Claw Diseases, presen-
teerden Guard (USA) en Cook (USA) een key-note lecture
met de eed die alle veterinairen in de USA aan het einde van
hun studie afleggen: "I swear to use my scientific knowledge
and skills for the benefit of society through the protection of
animal health, the relief of animal suflfering, the conserva-
tion of livestock resources". Hiermee zijn alle dierenartsen
in de USA verplicht al hun kennis te gebruiken om aan-
tasting van dierenwelzijn te voorkomen. In dat kader zijn er
drie belangrijke aspecten:

1. Snelle herkenning en behandeling van kreupelheid, inclu-
sief onderliggende risicofactoren.

2. Pijnmanagement bij kreupelheid, beperkte verhoging van
de kosten is geen argument.

3. Educatie van veterinaire kennis aan veehouders ter pre-
ventie van kreupelheid.

Daaruit volgt de vraag of wij de veehouders kunnen overtui-
gen van de ernst van de situatie. Voor een goed welzijn
(meetbaar door gedrag) is een gezond lichaam een nood-
zaak.

Scaife (UK) beschrijft de opzet van het \'lamecow-project\',
gefinancierd middels het Europese vijfde kaderprogramma.
Het doel van dit project, waarin ook Nederland is vertegen-
woordigd, is het definiëren van \'best practice\' systemen en
kennisontwikkeling aangaande de biologische mechanismen
die ten grondslag liggen aan kreupelheid.
Winckler (Oostenrijk) heeft op zeventien bedrijven gekeken
naar het sta-gedrag van de koeien half in de boxen in relatie

-ocr page 338-

tot kreupelheid (gemiddelde prevalentie 45%!).
Met behulp van eenvoudige locomotie-analyse is de locomo-
tie van Holstein-koeien op vijf verschillende typen onder-
grond (drie keer beton, asfalt vloer en rubber coating) be-
paald. Op rubber bleek de staplengte van koeien tien
centimeter langer dan op beton, verklaard door vijftig pro-
cent betere grip dan een nieuwe sleuf, rooster of dichte be-
tonvloer (Telezhenko).

Brinkmann (Oostenrijk) heeft gekeken naar de invloed van
de huisvesting op de prevalentie van kreupelheid op biologi-
sche bedrijven. De potstal kwam als beste uit de bus, de loco-
motiescore bleek voor verschillen in vloerafwerking bij de
ligboxen (n = 43) niet onderscheidend genoeg.

In sessie 8: Nutrition and claw health, presenteerde
Tomlinson (USA) en Mülling (Duitsland) een uitgebreide
review aangaande voeding en hoornvorming. Tomlison be-
gon met de opmerking: "Nutritional management conti-
nues to be a major focal point in the atteinpt to reduce la-
meness in dairy cattle". Het is echter niet meer zo
vanzelfsprekend dat voorwaarde voor gezonde klauwen
alleen een gezonde voeding is, zoals later in de sessie
bleek. Hoornkwaliteit is variabel door hormonale invloe-
den (insuline, epidermal growth factor, prolactine en
gluco-corticosteroïden). Belangrijke nutriënten zijn (es-
sentiële) aminozuren: Cys, His en Met en de mineralen Ca,
Zn, Cu, Se en Mn, waarbij het ook gaat om de biologische
beschikbaarheid. Het verstrekken in een juiste verhouding
leidt tot een beter resultaat dan het verstrekken van losse
mineralen. Aan het einde van zijn voordracht ging
Tomlinson in op de rol van vitamines D, E en Biotine, be-
langrijk voor omvorming van levende metabolisch epi-
derm-cellen naar het dode gestructureerde hoorn van de
klauw (keratinisatic). De vraag blijft wat het inechanisch
effect is (sterkte van hoorn) als de voeding in orde is.
Uit een cases over incidentele \'overfeeding\' van vaarzen
met klinische pensacidose tot gevolg op (sub)klinische la-
minitis (Offer), lijkt pensacidose niet het mechanisme
waar laminitis langs ontwikkeld. De overplaatsing van be-
ton naar stro heeft waarschijnlijk lange termijnschade
voorkomen.

Wanneer organische sporenelementen worden verstrekt
vanaf het begin van de droogstand dan was het aantal lae-
sies in de opeenvolgende lactatie minder, echter lactatie
nummer, stadium van de lactatie en seizoen hebben een
groter effect (Fergusson). Het voeren van complexe spo-
renelementen (met TMR) aan vaarzen van een jaar oud tot
één maand prepartum reduceert het aantal klauwaandoe-
ningen twee maanden postpartum (Drendel). Biotine ver-
beterde de slijtvastheid van de klauw (Lawrence).
Methionine heeft een gunstig effect op de keratinisatie van
het hoornweefsel
in vitro en concentreert zich in vivo
vooral in de zool en de bal.

In Housing management, animal behaviour and claw
health,
presenteerden Bergsten (Zweden) en Stanek
(Oostenrijk) een wervend verhaal voor koecomfort.
Belangrijk issue; het is niet mogelijk om compromissen te
sluiten in omstandigheden waar veel van de moderne
melkkoeien wordt gevraagd. Klauwaandoeningen zijn vol-
gens hein het resultaat van een blootstelling van de klau-
wen aan een vloer die te hard, te ruw en onhygiënisch is.
Beenaandoeningen als dikke hakken en knieën zijn het ge-
volg van blootstelling aan harde en ruwe ligplaatsen, in
combinatie met boxmaten, die een natuurlijk gedrag van
de dieren soms in de weg staan.

Bij het trainen van vaarzen op het gebruik van ligboxen om
gedragsafwijkingen en klauwaandoeningen te voorkomen,
bleek het effect kleiner dan verwacht. Dit werd verklaard
door goede huisvesting na afkalven en goed management
(Logue).

Buitengehouden Simmentaler vleesstieren (versus aange-
bonden binnen) hadden beduidend minder klauwproble-
men, waren minder vet, en hebben een iets betere vlees-
kwaliteit (Stanek). De correlatie tussen klauwproblemen
en slachtresultaat was niet heel duidelijk.
Amory (UK) presenteerde voorlopige resultaten van een
onderzoek naar de incidentie van kreupelheid en klauw-
aandoeningen in de UK (onderdeel Lamecow project).
Door een andere opzet van studie komen de cijfers niet
overeen met Nederland.

Een melkrobot heeft geen voor- of nadelig effect op de
klauwgezondheid binnen één bedrijf (Vosika). Er werd
geen verschil in locomotiescore of in incidentie van ver-
schillende aandoeningen gevonden.
Neil Chesterton (Nieuw Zeeland) toonde in zijn presenta-
tie aan hoe men als practicus op basis van registratie van
gegevens van het bekappen via een integrale bedrijfsaan-
pak, komt tot een bedrijfsspecifieke diagnose en plan van
aanpak (combinatie van koesignalen en klauwplanner,
MH).

Hultgren (Zweden) toonde aan dat een zoolzweer corre-
leert met een verlaging van het percentage drachtigheid bij
eerste inseminatie. Tussenkalftijd is langer en een ver-
hoogd aantal dieren moet worden behandeld voor
anoestrus. Zoolzweren leidden waarschijnlijk tot vermin-
derde vruchtbaarheid binnen dezelfde lactatie.
Opgroeien van pinken in potstallen of in ligboxenstallen
had geen effect op de activiteit (pedometer) en hartfre-
quentie bij vaarzen, maar het gedrag was wel significant
anders (Laven). Joan Somers (NL, WUR en DGK) presen-
teerde de resultaten van een longitudinale studie van het
effect van vlocrsysteem op klauwaandoeningen en loco-
motie van melkkoeien. Op stro werd het minste aantal aan-
doeningen en veruit de beste locomotiescore waargeno-
men, maar opmerkelijk is ook dat klauwbekappcn na
veertien dagen niet leidde tot een structurele verbetering
van de locomotie. Kremer en Bahrs (Duitsland) toonden in
afzonderlijke studies aan dat koeien een voorkeur voor
zachtere ondergrond hebben, maar op zachte bodem moet
het bekappinginterval korter. Belangrijke conclusie uit de
sessie: Bedenk dat wij het houderijsysteem kunnen veran-
deren, de dieren kunnen zich enkel aanpassen.

In sessie 10: Control of lameness in small ruminants,

werd een klein gedeelte van het congres ingeruimd voor
klauwproblemen bij de kleine herkauwers. Het zal de lezer
niet verbazen dat in dit gedeelte vooral aandacht is voor de
bestrijding van rotkreupel. Egerton (Australië) presenteerde
een key-note lecture over de eradicatie op vrijwillige basis
van rotkreupel van een groot schapenrijk gebied (provin-
cie).

Tevens werd een epidemiologisch model over de bestrijding
van rotkreupel gepresenteerd (Green). De basis voor de be-
strijding is hierbij \'control\' in plaats van eliminatie. Het op-
sporen en eliminatie van
D. nododsus dragers moet dan op

-ocr page 339-

het juiste moment gebeuren in combinatie met het behande-
len van klinisch aangetaste dieren. In het bestrijdingspro-
gramma past niet het systematisch koppelbekappen. Mocht
dit een succes zijn dan zou dit mogelijk ook als model voor
bepaalde aandoeningen bij het rund kunnen worden toege-
past (bijvoorbeeld DD) (MH).

Menno Holzhauer is werkzaam bij de Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer, Joan Somers is werkzaam bij Wageningen Universiteit
Research, Rik van der Tol en Dorte Dopfer zijn werkzaam bij ASG
Lelystad.

VWA brengt vernieuwde folder
spoelwormenbestrijding uit

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) heeft on-
langs de bestaande folder over spoelwormenbe-
strijding vernieuwd. De titel is: Spoelwormen-
bestrijding van belang voor dier en mens. In de
folder zijn onder meer veelgestelde vragen en een
ontwormingsadvies voor honden en katten opge-
nomen. De tekst is afgestemd met de Stichting
voor Gezelschapsdieren en de Faculteit der Dier-
geneeskunde.

De folder is bij de VWA te bestellen, voor meer infor-
matie bel 0800 0488. Tevens is de folder te vinden op de
website van de VWA: www.vwa.nl

MIN LNV: Nieuwe internetsite
voor ministerie LNV

Het ministerie van LNV heeft sinds kort een nieuwe inter-
netsite.

Het adres is hetzelfde {www.minlnv.nl), maar dat is dan
ook het enige. De nieuwe site is ingedeeld in thema\'s. Ook
is het nu mogelijk om via de abonneeservice informatie op
maat te ontvangen. Via \'service\' kan de bezoeker opgeven
over welk thema hij/zij per e-mail informatie wenst te ont-
vangen. De bezoeker kan ook nog de soort informatie kie-
zen, bijvoorbeeld brieven aan de Tweede Kamer, persbe-
richten of brochures. Zodra er nieuwe informatie
verschijnt op het gebied van het gezochte thema, zal de
bezoeker een e-mail krijgen met links naar de betreffende
informatie op de LNV-site. De Dienst Regelingen werkt
op dit moment aan extra mogelijkheden voor digitale
dienstverlening via Het LNV-loket. Te denken valt aan het
online raadplegen van perceelsgegevens of de online re-
gistratie van Identificatie- en Registratiegegevens.

DIARACE 1
& GTT

REG.NL 9711/9712 UDA

VOOR DE
BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ
DE HOND

ACE Veterinary Products BV -
Postbus 1262-3890 BB Zeewolde

-ocr page 340-

Het Uiergezondheidspanel is een desicundig, onafhankelijk en divers discussieplatform
voor de Nederlandse rundveepracticus, op het gebied van mastitis bij melkvee. De deelne-
mers bestaan uit praktiserende dierenartsen, vertegenwoordigers van de kennis- en onder-
zoeksinstituten, en vertegenwoordigers van de zuivelindustrie.

Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden over onderwerpen aangaande uierge-
zondheid en mastitisbestrijding. De halfjaarlijkse bijeenkomsten worden roulerend voor-
gezeten door een panellid. Tijdens elk samenzijn bespreekt een deelnemer een casus van
een melkveebedrijf met mastitisproblemen.
Boehringer Ingelheim bv faciliteert de organisatie en de verslaglegging van de bijeenkom-
sten van het Uiergezondheidspanel.

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) H. Hogeveen, Wageningen Universiteit (WUR); J. Boelrijk, Campina Melkunie; T. van Werven,
Faculteit der Diergeneeskunde (FD); J.J. de Veer, veterinair consultant; H. Miltenburg, O. Sampimon, J. Sol,
Gezondheidsdienst voor Dieren (GD); R.W.M. Ikink, H. Jorritsma, D. Soede, B.J. Westerlaan, allen praktiserend dierenarts;
H. Harkema, Boehringer Ingelheim (BI); J.H.J.L. Hülsen, Vetvice.

Uiergezondheidsmanagement in een breder kader

Bijeenkomst Uiergezondheidspanel

Tekst:Jan Halsen, foto\'s: Wiel van den Ekker

Geïntegreerde benadering van uiergezondheid

"Als deze boer met zijn bedrijf naar 1.4 miljoen kg melk-
quotum wil, dan zal-ie computergegevens, kengetallen en
data-overzichten moeten kunnen lezen én gebruiken." De
eerste spreker Joost de Veer reageert op opmerkingen uit
het panel, waar men zich afvraagt of een veehouder de tijd
wil nemen informatie in de computer op te zoeken. En
waar men twijfelt of de grote massa veehouders en dieren-
artsen wel de capaciteiten bezitten om databestanden uit te
lezen en te analyseren. "Waarom niet? D\'r zijn er genoeg
die het kunnen."

De Veer neemt in zijn presentatie het panel mee in een casu-
ïstiek van een bedrijf met een verhoogd celgetal. Het steekt
hem dat de veehouder de problemen niet heeft zien aanko-
men en dat zijn dierenarts hem niet geattendeerd heeft. Want
de eerste signalen waren duidelijk aanwezig.
De mooi voorbereide powerpointpresentatie blijkt nog thuis
bij De Veer op de schoorsteenmantel te liggen. Desondanks,
of dankzij, weet hij op inzichtelijke wijze een data-inspectie
en probleemanalyse te presenteren. De behendigheid en ef-
fectiviteit waarmee staafdiagrammen, tabellen en andere
overzichten worden opgeroepen, roept inderdaad de vraag
op of anderen dit ook zo kunnen. Eén punt maakt De Veer
heel duidelijk met zijn rondgang langs bedrijfsgegevens:
goede data-analyse geeft heel veel informatie en biedt uitste-
kende signaleringsmogelijkheden.

"Maar dan moet de veehouder wel doelen hebben, die hij
heeft uitgewerkt in streefwaarden en actiewaarden." Dit
wordt beaamt. Maar ook zonder deze waarden is de algehele
situatie te beoordelen en zijn tendensen zichtbaar. "Als je als
begeleidend dierenarts op het bedrijf altijd het totaalbeeld
neerzet, zie je trends en zitje altijd aan de basis te werken."
De Veer zou graag overzichten zien van CR-Delta, waarin de
gegevens van opeenvolgende perioden naast elkaar gepre-
senteerd worden. "Nu zitje voortdurend heen en weer te bla-
deren in de map van de boer."

Te late probleemsignalering

Op het casusbedrijf "doen de startkoeien het niet". Teveel
nieuwe infecties bij deze koeien vormen de basis van het
hoge tankcelgetal. Nadere beschouwing van de productiecij-
fers toont veel koeien met een laag percentage eiwit (signaal
voor energiegebrek) en veel koeien met laag vetgehalte (sig-
naal voor te lage structuuropname). "Dat wil niet zeggen dat
jc daar gelijk wat aan kunt doen, maar je moet het wel signa-
leren!" De Veer toont overzichten waar deze koeien duidelijk
in zijn geaccentueerd.

Voorts blijkt de helft van het aantal hoogcelgetal-gevallen,
herhalingsgevallen te betreffen. "Dat betekent dat hier een
therapie-evaluatie moet plaatsvinden. Het bedrijfsbehandel-

-ocr page 341-

plan moet worden aangepast."

"Waarom wordt nog steeds zo weinig met streefwaarden en
actiewaarden gewerkt?" vraagt De Veer zich af Hier had
minstens twee maanden voordat het tankcelgetal over de
300.000 steeg al een belletje moeten rinkelen. Het percen-
tage
nieuwe koeien we! een verhoogd celgetal was toen al
sterk gestegen, van zeven procent naar twaalf procent.
"Ik poog vaak veehouders te attenderen en heb bepaalde za-
ken al meermalen verteld, maar ze doen er niets mee", vertelt
een practicus. "Het zaad valt op de rotsen." Ik zie een dieren-
arts meer als een begeleider dan als een adviseur, reageert De
Veer. Zo\'n begeleider is voortdurend in gesprek, attendeert,
vertelt, legt uit. Daarbij hoort dat je jezelf heel vaak zult
moeten herhalen.

Data-inspectie, bedrijfsinspectie, dierinspectie

De casus van De Veer betreft een bedrijf dat het afgelopen
jaar verhuist is, van een oude naar een nieuwe stal. Deze ver-
huizing maakt onderdeel uit van een strategie waarin het be-
drijf wil groeien naar 140 koeien en een quotum van 1.4 mil-
joen kg melk.

Inspectie van ziektegegevens ("deze veehouder schrijft alles
op, maar je moet wel kritisch zijn op de diagnoses") leert dat
de verhuizing op zich geen negatieve invloed heeft gehad.
De klauwgezondheid is zelfs verbeterd.
Verder kijken naar data, bedrijf en dieren maakt duidelijk dat
veel incidenten plaatsvinden, met name de vaarzen kennen
veel problemen. "Op het bedrijf werkt een nieuwe bedrijfs-
leider, die nog erg onzeker is. Er zijn veel vaarzen aange-
kocht vanwege de groei en hij weet bijvoorbeeld nog niet
goed hoe daarmee om te gaan." De bedrijfsleider zal geïnfor-
meerd en begeleid moeten worden in de ontwikkeling van
zijn vakmanschap.

Helaas kan De Veer de foto\'s van de bedrijfs- en dierinspectie
niet tonen, maar zijn boodschap is duidelijk. Brede analyse
laat zien dat de koeien moeite hebben om op te starten na af-
kalven. Data- en dierinspectie tonen de problemen bij de
vaarzen. Bedrijfsinspectie leert dat de bedrijfsleider zich nog
moet ontwikkelen in zijn vakmanschap. Met een strikte fo-
cus op de uiergezondheidsproblematiek waren deze structu-
rele knelpunten mogelijk onvoldoende in beeld gekomen.

In deze brede kijk passen ook zaken als de monitoring van
het medicijngebruik op bedrijven. "Draai regelmatig een
overzicht uit van het medicijngebruik per klant." De Veer
noemt het een kunstfout van de dierenarts, als een bedrijf
geen bedrijfsbehandelplan heeft.

Vanuit een voorlichtingskundige optiek

Dick Kuiper werkt als zelfstandig voorlichtingskundige en
doet ondermeer onderzoek voor het LEI, de GD en Agro
Management Tools. Hij begint zijn presentatie met een uitleg
van voorlichtingskundige theorie waarmee je inzicht kunt
krijgen in de gedachtenwereld van de geadviseerde. Iets
waarmee de dierenarts als adviseur gedegen rekening moet
houden. Vervolgens bespreekt hij begeleidingsrollen die de
dierenarts kan kiezen. En hij sluit af met enkele stellingen.
Een stokoude, maar nog steeds bijzonder vitale, theorie is die
van de \'cognitieve dissonantie\'. Een cognitie is een me-
ning/idee die iemand over iets heeft. Zoals "roken is lekker".
Dissonantie ontstaat wanneer cognities die een persoon heeft
met elkaar in conflict zijn. Bijvoorbeeld: "ik rook" en "roken
is ongezond". Cognitieve dissonantie is een vervelend ge-
voel. Als het conflict tussen cognities groot genoeg is, dan
gaan we er wat aan doen.

De theorie van cognitieve dissonantie geeft een aantal aan-
knopingspunten voor herkenning van een veranderingspro-
ces. Kuiper gaat verder met het voorbeeld van roken. Een ro-
ker die cognitieve dissonantie voelt omdat cognities zoals
"ik rook" en "roken is lekker" botsen met "roken is onge-
zond", probeert vaak dit vervelende gevoel weg te werken.
Daartoe zijn een aantal strategieën:

1. Haal de cognitie die de dissonantie veroorzaakt onderuit.
De roker kan dus het idee dat roken ongezond is in twijfel
trekken, bijvoorbeeld door te denken "de deskundigen
zijn er nog lang niet uit en spreken elkaar tegen over de
gezondheidschade door roken", of "zo slecht kan het
nooit zijn want mijn opa rookt al zeventig jaar twee pakjes
per dag en is kerngezond".

2. Voeg cognities toe die roken ondersteunen. Zoals "wan-
neer ik stop wordt ik dik, en dat is ook slecht voor je ge-
zondheid", "roken is gezellig", "roken helpt me te ont-
spannen en dat is heel belangrijk voor me", of "door te
roken wordt ik minder snel verkouden". De lijst (praat
maar eens met een aantal rokers) is eindeloos.

-ocr page 342-

3. Stel je wijdopen op voor informatie die dissonantie ver-
mindert. Rokers luisteren vaak met plezier naar verhalen
van falende stoppogingen en dikker wordende stoppers.

4. Sluit je af voor info waarvan je weet dat die de dissonantie
kan versterken. De prachtige voorlichtingsfolders over de
gevaren van roken, zoals ze bijvoorbeeld bij de huisarts
liggen, worden voornamelijk gelezen door niet-rokers.
Rokers kijken meestal snel de andere kant op.

Na deze uitleg van wat cognitieve dissonantie is, volgt een
\'uiergezondheidsadviseringsoefening\'. Stel een veehouder
laat nooit een BO doen. De panelleden krijgen de opdracht
ondersteunende cognities voor dit gedrag te bedenken.
Tijdens de discussie worden vele argumenten genoemd: "er
komt nooit iets uit", "BO is veel te duur", "het duurt veel te
lang voordat de uitslagen er zijn", et cetera. Dan wordt er ge-
vraagd cognities die dissonantie zullen veroorzaken, die een
melkveehouders van de waarde van BO kunnen overtuigen,
te noemen. Dat blijkt veel discussie op te roepen, en argu-
menten zoals "zonder BO-uitslagen kan de dierenarts niet
goed adviseren", en "als er problemen ontstaan weetje zon-
der BO niet goed waar je het moet zoeken" worden genoemd.
Deze weging van voor- en tegenargumenten is een waarde-
volle. Uiteindelijk draait advisering toch om de waarde van
de argumenten, gewogen door de geadviseerde. "En er zitten
soms ook reële tegenargumenten bij". Dat is één aspect, be-
aamt Kuiper, die verder aangeeft dat het soms goed werkt ie-
mand te vragen tegenargumenten te benoemen tegen zijn ei-
gen mening. Dit kan door te vragen waarom veel collega\'s
wél BO laten doen. Dit kan tot nadenken aanzetten, of ten
minste twijfel zaaien over de eigen cognities.
De discussie gaat daarna verder over de vraag of het advies
datje geeft verandert, wanneer je informatie hebt van BO\'s?
Deze opmerking raakt de kern van de waarde van BO in uier-
gezondheidsmanagement. De waarde van BO hangt samen
met de situatie. Als het bedrijf geen problemen ervaart, is de
waarde lager dan op het moment dat er wat loos is. Het ad-
vies te bemonsteren om een vinger aan de pols te houden is
derhalve steekhoudend. Evenals dc aanpak om klinische ge-
vallen te bemonsteren, in te vriezen en na een jaar weg te
gooien als er geen trammelant is. Komt er trammelant, dan
kunnen de monsters ingestuurd worden samen met monsters
van hoogcelgetalkoeien.

Adoptieproces

De voorlichtingskunde bekijkt veranderingsprocessen.
Zoals waarom boeren een innovatie aanvaarden. Zo\'n adop-
tieproces verloopt in stappen en is \'aanbodgestuurd\': er is
een innovatie die onder de aandacht van een potentiële ge-
bruiker gebracht wordt. Volgens Kuiper zijn de volgende
stappen te onderscheiden:

1. Bewustwording. Dc persoon komt te weten dat er een ver-
nieuwing is. We zouden Orbiseal als voorbeeld kunnen
nemen.

2. Belangstelling: men raakt geïnteresseerd in de innovatie
en wil er meer over weten. Bewustwording en belangstel-
ling ontstaan in veel gevallen onder invloed van massa-
communicatie (zoals tv, tijdschriften, de nieuwsbnef van
de praktijk, bijeenkomsten).

3. De belangstelling wordt gevolgd door een overweging,
het nadenken over toepassing. Bij deze stap maakt men
vaak gebruik van persoonlijke contacten. De melkvee-
houder informeert bijvoorbeeld bij de dierenarts of "dat
orbiseal ook wat voor mij is".

4. Dan gaat de persoon experimenteren. Hij doet, zo inoge-
lijk op kleine schaal, proefnemingen.

5. En het eindresultaat is aanvaarding of afwijzing (met eva-
luatie daarvan).

In stap 3, het nadenken over toepassingen, zal de dierenarts
vaak geraadpleegd worden. Deze is nog altijd de belangrijk-
ste adviseur op het vlak van diergezondheid. "En als je op dat
moment geen zeker antwoord geeft, dan zoek je het op en je
belt het \'s middags of\'s avonds door." "Niet pas weken later
erop terugkomen en vooral geen uitspraken doen die later
niet blijken te kloppen."

De dierenarts kan het model van het adoptieproces gebrui-
ken om een innovatie bij de klanten te introduceren.
Bijvoorbeeld recente introducties van diergeneesmiddelen
verlopen herkenbaar volgens dit model.

Probleemoplossing

Een ander model is probleemoplossing, dat zich ook uiteen
laat snijden in duidbare stappen. Ook deze structurering
biedt mogelijkheden om meer zicht en sturing te krijgen op
adviesprocessen. Probleemoplossing begint van binnen uit,
is dus veel minder aanbod gestuurd.

Probleemoplossing

• Hoe lossen mensen nieuwe problemen op\'?

• Oude problemen: routine

• Proces in stappen

• Vraaggestuurd

• Model

1. Prohleemhewiistwording

Een probleem ontstaat wanneer er een voldoende groot ver-
schil is tussen wat men wil en de werkelijke toestand. Het is
een gevoelskwestie, van de klant. Die velt de beslissing, dc
adviseur ondersteunt daarbij. Waarbij veel mensen de nei-
ging hebben problemen te negeren, bijvoorbeeld doordat
men het gevoel heeft dat echte oplossingen niet voor handen
zijn. Actie wordt pas ondernomen als we gedwongen worden
iets te doen, of als het probleemgevoel sterk genoeg is. Om
als veehouder en als adviseur inzicht te houden, moet \'wat
men wil\' worden omgezet in doelen. Daarom werken steeds
meer adviseurs vanuit doelstellingen.

2. Geloof in eigen probleemoplossend vermogen
Vertrouwen dat het probleem daadwerkelijk verholpen kan
worden - dat men de vaardigheden daarvoor heeft - stimu-
leert om het aan te pakken.

3. Probleemanalyse

De probleemoplossing begint dus niet met een probleemana-
lyse, maar start met een perceptieproces. Als het probleem
getackled moet, dan dient een gestructureerde analyse plaats
te vinden. Aan de hand van veel informatie op zoek naar oor-
zaak- en gevolgrelatie.

4. Genereren oplossingen
Vraagt creativiteit.

5. A fweging oplossingen

Eist zorgvuldige weging, op basis van goede criteria.

6. Keuzen oplossing(-en)

-ocr page 343-

7. Implementatie

8. Evaluatie

Tijdens het gehele proces kan de dierenarts een belangrijke
begeleidende rol spelen.

Begeleidingsrollen

Kuiper rondt af met een bespiegeling op de begeleidingsrol-
len die de dierenarts speelt cq kan spelen bij zijn klanten. Hij
noemt twee archetypische rollen:

1. Het diagnose-receptmodel

Het klassieke model. De dierenarts komt, stelt vast en vertelt
hoe het verder moet.

2. Het participatiemodel

Deze rol gaat uit van samenwerking, op basis van gelijk-
waardigheid.

"De ene rol is niet beter dan de andere", stelt Kuiper. Elk
heeft zijn waarde, afhankelijk van de omstandigheden. "Het
vertrouwen in de dierenarts is gebaseerd op het klassieke
model" wordt geroepen. Terwijl de alledaagse situatie veel-
eer vraagt om een gesprekspartner, die kan denken in kansen
en in succespercentages. Terwijl eenieder veel liever uitgaan
van zekerheden.

"Wees terughoudend met ongevraagd advies te geven", tipt
Kuiper ter afsluiting, nadat enkele stellingen bediscussieert
zijn. En weet dat een goede samenwerking de beste basis is
voor succesvolle advisering.

Noteer en reserveer in uw agenda de 4th International
Mastitis Conference, van 12 tot 15 juni 2005 in
Maastricht. Vindt slechts éénmaal per tien jaar plaats!
Met meer dan tachtig internationale sprekers.
www.fil-idforg/mastitis2005

Datum en thema Week van het Huisdier 2005 bekend

De Week van het Huisdier
zal ook in 2005 weer plaats-
vinden en wel van zaterdag
28 mei tot en met zondag 5
juni. Op veler verzoek is de
Week in 2005 één dag lan-
ger. Ten tijde van de Week
worden er diverse activitei-
ten georganiseerd, waarbij
dierenartsenpraktijken,
dierenspeciaalzaken, asie-
^^^^^^^^^^^^ len en diverse dierenvereni-
gingen zoveel mogelijk sa-
menwerken. De extra zondag komt hierbij goed van pas.
Het thema van de Week van het Huisdier 2005 zal zijn:
Uw Huisdier Goed Gevoed?!

Er worden bij alle huisdiersoorten veel voedingsfouten ge-
maakt, vaak onbewust. Aangezien ze veelal ernstige gevol-
gen hebben, gaat de Week van het Huisdier in 2005 voorlich-
ting geven over het thema: Goed Gevoed?!
Te dikke huisdieren staan hoog bovenaan de lijst van aan te
pakken problemen. Er zijn vele andere voorbeelden zoals het
feit dat een cavia zelf geen vitamine C aanmaakt en datje dit
moet geven om ziek worden te voorkomen. Of dat honden en
fretten gevoelig zijn voor de stof\'theobromine\' die in choco-
lade zit en ernstige gevolgen kan hebben voor het hart. Het
juiste voer is ook voor vogels, vissen, reptielen en amfibieën
van levensbelang. De huisdiereigenaar dient te weten wat
een dier eet voordat het wordt aangeschaft. Zaken waarover
de medewerkers van de dierenartspraktijk en dierenspeciaal-
zaak voorlichting geven aan huisdierbezitters en waardoor
veel verdriet kan worden voorkomen.

De Week van het Huisdier is een initiatief van vertegenwoor-
digers uit de gehele dierenbranche, die gezamenlijk voor-
lichting willen geven over het verantwoord houden van die-
ren in het algemeen en in 2005 specifiek over voeding.
Op de website www.weekvanhethuisdier.nl staat informatie
over de thema\'s van de afgelopen drie jaren. In de aanloop
naar de Week in 2005 komt er op deze website meer over het
thema Uw Huisdier Goed Gevoed?!

WEEK VAN HET

HUISDIER

Voor meer informatie kunt u bellen met Veterinair
Organisatiebureau Animaux (035) 6239479 of mailen naar:
animaux@planet.nl

-ocr page 344-

Hyperadrenocorticisme is een veel
voorkomende aandoening bij fret-
ten. Uit recent onderzoek is naar
voren gekomen dat hoge concen-
traties aan gonadotrope hormo-
nen ten gevolge van castratie, een
rol spelen bij het ontstaan van
deze aandoening bij fretten. Dit
werd onder andere duidelijk na-
dat luteiniserend hormoon (LH)-receptoren in de bij-
nierschors van fretten werden aangetoond. Deze recepto-
ren zijn echter alleen functioneel bij fretten met
hyperadrenocorticisme. Bij gezonde, gecastreerde fret-
ten lijken de LH-receptoren niet functioneel te zijn.

De traditionele methode ter behandeling van bijniertumoren
is adrenalectomie. Sinds enkele jaren worden fretten met
hyperadrenocorticisme tevens medicamenteus behandeld
met leuproreline acetaat (een depot GnRH-agonist). De toe-
diening van deze GnRH-agonist resulteert in een verlaging
van onder andere LH, waardoor de bijnieren niet meer gesti-
muleerd worden, en de symptomen van hyperadrenocorti-
cisme verdwijnen.

Naast het commercieel verkrijgbare leuproreline acetaat be-
staan er ook experimentele formuleringen van depot GnRH-
agonisten. Het preparaat waar het meest over gepubliceerd
is, is een deslorelin implantaat van het Australische bedrijf
Peptech. Enkele voorlopige bevindingen zijn dat dit prepa-
raat dc symptomen en de hormoonproductie van een bijnier-
tumor gedurende acht tot twintig maanden onderdrukt.
Ondanks dat de symptomen verdwijnen na de hormonale be-
handeling, is het niet duidelijk of de tumor zelf in regressie
gaat, stabiliseert of in omvang blijft toenemen. Daarom zijn
we op de Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren van de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht be-
gonnen aan een onderzoek om de therapie met de deslorelin
implantaten te vervolgen met behulp van echografische
onderzoek en een hCG-stimulatietest.
De Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Verge-
lijkend Ziektekundig Onderzoek beoordeelde dit onderzoek
als zeer relevant en besloot een financiële bijdrage te leveren
om het onderzoek te realiseren. Drs. Andrea Kuijten zal als
excellent tracé student gedurende een jaar bij dit onderzoek
betrokken zijn.

Berichte

verslage

Hierdoor kunnen wij de eigenaren aanbieden dat de vervolg-
onderzoeken ten laste komen van dit project. Alleen de
kosten ter bevestiging van de diagnose en van het implantaat
zijn voor de eigenaar (consult, echo, anesthesie, stimulatie-
test en implantaat).

Voor dit onderzoek zijn we naarstig op zoek naar
fretten met bijniertumoren.

Bij fretten waarbij middels de symptomen (symmetrische
kaalheid, jeuk, vulvazwelling, toename van seksueel ge-
drag), echografisch onderzoek en een hCG-stimulatietest de
diagnose hyperadrenocorticisme wordt gesteld, wordt een
GnRH-implantaat (9,4 mg deslorelin, Peptech Australië) in-
gebracht. Om de drie maanden volgt er een controle om het
effect van de behandeling te vervolgen. Tijdens de controle
wordt een hCG-stimulatietest (om de activiteit van de bijnie-
ren te vervolgen) en echografisch onderzoek (om de omvang
van de bijnieren te meten) verricht.

Wij zouden het zeer op prijs stellen als u voor dit doel eige-
naren zou willen doorsturen naar de Afdeling Vogels en
Bijzondere Dieren, Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. Het beste is dat de afspraken, via dc
receptie, rechtstreeks met dr. Schoemaker gemaakt wor-
den.

Voor nadere informatie of aanmelden van patiënten kunt u
contact opnemen met;

Dr. Nico Schoemaker, telefoon (030) 2539411, e-mail
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

Drs. Andrea Kuijten (Excellent tracé student), telefoon (030)
2535244, e-mail. a.m.kuijten@students.uu.nl
Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking.

Onderzoek naar nieuwe behandeling voor fretten met bijniertumoren

Nico Schoemaker en Andrea Kuijten

Dr. Saai van Zwanenberg-Organon prijs 2004
voor Albert Osterhaus

De Dr. Saai van Zwanenberg-Organon prijs 2004 is vrijdag 8
oktober uitgereikt aan prof dr. Albert D.M.E. Osterhaus,
hoofd afdeling Virologie Erasmus MC. Prof dr. Osterhaus
heeft een internationaal toonaangevende positie binnen zijn
vakgebied en wordt beschouwd als één van de belangrijkste
specialisten op het gebied van virale infecties. Bij al het
onderzoek naar deze levensbedreigende aandoeningen bij zo-
wel mens als dier heeft hij ook steeds veel aandacht gegeven
aan het ontwikkelen van effectieve antivirale geneesmidde-
len. Als hoogleraar heeft prof
Osterhaus vele jonge wetenschap-
pers begeleid bij het behalen van
hun doctorstitel. De Dr. Saai van
Zwanenberg-Organon prijs, ver-
noemd naar de oprichter van het fa-
ramceutisch bedrijf Organon,
wordt eenmaal in de twee jaar uit-
gereikt als ereprijs voor een bijzon-

\'BmJ

-ocr page 345-

der wetenschappelijk oeuvre op het gebied van de farmaco-
therapie. Doel van de Dr. Saai van Zwanenbergstichting is
wetenschappelijk onderzoek te bevorderen dat gericht is op
de vervaardiging van nieuwe geneesmiddelen, of dat daartoe
rechtstreeks of indirect bijdraagt. De prijs bedraagt 25.000
euro. Dit jaar is voor het eerst de Dr. Saai van Zwanenberg-
Organon Junior Prijs 2004 van 10.000 euro toegekend. Daan
Geerke, promovendus aan ETH Zürich is door de jury gese-
lecteerd uit degenen die in 2002 en 2003 een reisbeurs (fel-
lowship) ontvingen van de Dr. Saai van Zwanenberg
Stichting. Daan Geerke heeft zijn onderzoek op het gebied
van de fysisch-chemische eigenschappen van oplosmiddelen
en daarin opgeloste stoffen op heldere en overtuigende wijze
in zijn verslag beschreven. Bovendien is op basis van dit ver-
slag inmiddels een fraaie publicatie over zijn onderzoek ver-
schenen in het Journal of Physical Chemistry.

Veterinair verleden

F. W. van de Kreek

Naar aanleiding van de biografie
van Pierre-Victor Galtier in de ru-
briek \'Veterinair Verleden\' in het
TvD van 1 juli 2004 (pagina 448-9),
zou ik graag de volgende aanvul-
lende informatie willen geven.
Het zou aan te bevelen zijn om in een
biografie de hoofdpersoon niet al-
leen in zijn eigen tijd te plaatsen,
maar ook in lijn met de ontwikkelingen in de betreffende en
verwante disciplines. In het artikel worden namelijk de resul-
taten van Galtier\'s experimenten met rabiës en malleus be-
schreven. Galtier kon in het laatste kwart van de negentiende
eeuw echter terugvallen op een brede ervaring van andere
onderzoekers. De oudste preventieve enting tegen pokken, de
variolatie, raakte al in het begin van de achttiende eeuw van-
uit China bekend in Europa. Aan het einde van dezelfde eeuw
toonde Jenncr aan dat de smetstof uit koepokken beschermde
tegen de echte pokken. Ook tegen mazelen, pest, schurft en
de venussmet (gonorrhoe) zijn in de achttiende eeuw al op
mensen (onder andere veroordeelden) experimenten uitge-
voerd nadat epidemiologische gegevens aanwijzingen te zien
gaven dat een besmetting jarenlange immuniteit bewerkte.
Dc enting werd uitgevoerd met speeksel, oog- of neusvocht,
bloed, etter of met besmette bougies (een soort katheter) in
het chronische geval van ccn druiper. Ook het immuniseren
van runderen tegen de pest dateert al uit deze eeuw.

Ingezonde

In het begin van de negentiende eeuw werden al grootscha-
lige dierexperimenten uitgevoerd, tegelijk met het opkomen
van disciplines als ethiek en statistiek. In kleinbehuisde la-
boratoria werd het konijn het meest gebruikte proefdier. De
verrassende bevinding van Galtier was dat het konijn na be-
smetting met rabiës niet razend werd, maar juist verlamd
raakte. Dit nieuwe gegeven maakte het konijn het ideale
proefdier voor het onderzoek naar hondsdolheid. Het is ver-
moedelijk deze bevinding die Galtier heeft doorgegeven aan
Pasteur. Deze laatste bereikte in de rabiësimmunisatie pas
een doorbraak toen hij begon te experimenteren met ge-
droogd hersen- en ruggemergweefsel van met rabiës geïn-
fecteerde dieren. Het vergde nog veel onderzoek voordat een
verklaring werd gevonden voor het tevens therapeutische ef-
fect van de immunisatie.

Wat betreft het schrale salaris waarover wordt gesproken in
het artikel, kan het volgende gemeld worden. Centen uit
einde negentiende eeuw zijn grofweg te vergelijken met de
euro\'s van nu. De hoogste inkomens in de ambtelijke wereld
bedroegen toen 4000 gulden per jaar. Dr. A.W.M. van
Hasselt (1814-1902) verdiende als generaal-majoor, dc
hoogste rang in de militair geneeskundige dienst, dat bedrag
en had een pensioen van 2700 gulden per jaar. Het gezin Van
Hasselt was gezegend met zeven kinderen, evenals het gezin
van Galtier. Ook hier was sprake van een hoge kindersterfte;
slechts twee dochters hebben hun vader, die nota bene arts
was, overleefd.

Over praktijkcertificering en erkenningen

A. M. van Schaik

Begin van dit lopend jaar zijn wij in
onze praktijk gestart met de voorbe-
reiding om te komen tot certifice-
ring van onze gemengde tweemans-
praktijk. Weliswaar een beetje in-
gegeven door: "If you can\'t beat
them, join them", maar de stap werd
gezet. Het traject bestond uit het in
verschillende etappes opschrijven
van de product- en procesgang, zoals wij dat reeds jaren ge-
woon zijn, en af en toe, en in onderling overleg, veranderen.

Ingezonden

Het ons realiseren van wat, hoe en waarom wij dingen doen
én laten, is ons zinvol gebleken en wij zullen op die weg dan
ook doorgaan.

Eind juli werd het onderzoek van onze praktijk gedaan. Er
kwamen twee collega\'s, waarvan er één kennelijk gekwalifi-
ceerd was en de ander door hem geschoold zou worden.
(Overigens kwamen zij te laat op de afspraak.) Na minutieus
onderzoek van de door ons gewrochte geschriften en de prak-
tijk, kwamen zij tot de conclusie dat er een aantal tekortko-
mingen waren. De Commissie Veterinaire Erkenningen heeft
vervolgens deze constateringen geclassificeerd als vijf \'mi-

-ocr page 346-

nor en één major ofFence{s)\'. Bij de vijf minor offences wer-
den zaken geconstateerd, die voor onze relatief kleine praktijk
niet relevant zijn, hetgeen wij natuurlijk te berde hebben ge-
bracht. Het \'major offence\', bestond uit het in de apotheek
aanwezig hebben van een doos met tien zakjes BoviC3, als-
mede drie kaartenbakken met herinneringskaarten. Er werd
niet bij gezegd dat dit een erkenning zou belemmeren, noch
werd ons de gelegenheid geboden dit stante pede te herstellen.
Wij hebben dit vergrijp echter onmiddellijk hersteld. Ook de
naar onze mening relevante punten hebben wij direct geïnte-
greerd in de praktijkvoering. Wie schetst onze verbazing, dat
de Commissie Veterinaire Erkenning van het Veterinair
Kwaliteit Orgaan het nodig vindt om ter continuering van de
registraties en erkenningen, een bijkomend onderzoek op de
praktijk te laten plaatsvinden. Dit onderzoek zal om prakti-
sche redenen door ons worden opgeschort. Dan maar geen er-
kenning. Is dit KRD/ISO uitgevonden om vermoeide collega\'s
aan een baantje met inkomentje te helpen? Het is buitenge-
woon spijtig, dat een in de grond constructief initiatief door de
wijze van uitvoering ontaardt in een ridicule, letterknechte-
rige, tijd- en geldverslindende muggenzifterij. Wij zouden
willen weten welke wetten wij overtreden, hetgeen het gebruik
van termen als \'major en minor offence\' rechtvaardigt. Ook
het gebruik van woorden als corrective action request, komt
op ons lachwekkend over. Wat is er op tegen om gewoon alge-
meen beschaafd Nederlands te bezigen? KNMvD wendt al uw
invloed aan om een en ander in een praktischer vorm van han-
delen te organiseren of trek de steun aan deze geld- en tijdver-
spilling in.

A.M.van Schaik is oud-secretaris van de Groep Practici Grote Huisdieren,
oud-voorzitter van de Groep Geneeskunde van het Rund, oud-lid van het
Algemeen Bestuur van de KNMVD, commissielid organisatie World
Congress on Buiatrics te Amsterdam, medeoprichter, oud-bestuurslid en
lid van de Financiële Commissie van de AUV, erelid Groep Geneeskunde
van het Rund en Honorable member of the American Bovine
Practitioners.

Reactie op ingezonden brief van A.M. van Schaik

Koos Voermans

De audits voor de module 1 van dc
KRD-ISO worden door de dierenart-
senpraktijken als positief ervaren. Uit
de evaluatie is ook gebleken dat tot op
heden slechts bij zeer grote uitzonde-
ring een zogenaamde major tekortko-
ming wordt gegeven. Het VKO -beleid
is erop gericht dat de belangrijkste te-
kortkomingen tijdens de praktijktoets
worden geregistreerd, zodat de praktijk kan gaan werken aan de
verbeteringen. Ruim 95 procent van de praktijken heeft dc toets

Ingezonde

voor de KRD-ISO-module 1 met succes afgerond. Met enige
verbazing hebben we kennis genomen van uw schrijven, aange-
zien alle bevindingen tijdens de audit op 29 juli door u zijn geac-
cepteerd. Daarnaast hebt u van SGS een evaluatiefonnulier ont-
vangen met als doel om de ervaringen tijdens de audit weer te
geven. Ook langs deze weg hebt u de onvrede die blijkbaar bij u
leeft, niet kenbaar gemaakt. Kwaliteit is, in de ISO-systematiek,
opschrijven wat je doet en doen wat je opgeschreven hebt. Zo
simpel en praktisch is de uitvoering.

Koos Voermans is voorzitter van het VKO-bestuur.

Mastceltumoren bij hond en kat

De Samenwerkende Diergenees-
kundige Kankercentra (SDK) or-
ganiseren donderdagavond 25
november 2004 een avondvullend
programma over
Mastceltumoren
bij hond en kat.
Deze avond zal
plaatsvinden in Diergeneeskun-
dig Centrum De Overlaet te Oss.

Aan de hand van een patiënt met als klacht \'mijn dier heeft
een bult\' worden de verschillende klinische presentaties
van een mastceltumor doorgenomen. Diagnostiek en chi-
rurgie komen aan de orde, evenals de mogelijkheden en on-
mogelijkheden van gradering op basis van cytologie en
histologie en eventueel daaruit voortvloeiende aanvullende
therapieën. Sprekers zijn drs. J.R de Vos (oncologisch wer-
kend dierenarts te Terneuzen), drs. R.J.T. van der Luer (spe-
cialist veterinaire pathologie, Valuepath) en drs. B.E.
Sjollema (specialist chirurgie Dierenartsen Specialisten
Amsterdam).

Voor deze avond zijn bij het VKO nascholingpunten aange-
vraagd.

De ontvangst is om 19.30 uur en om 20.00 uur start het pro-
gramma. De kosten bedragen € 30,-. Het adres van Dier-
geneeskundig Centrum De Overlaet is Obrechtstraat 2 in
Oss, telefoon: (0412) 656767. Aanmelden kan via e-mail
dap.korte-akkeren(^wanadoo.nl of via faxnummer (0182)
514840. Het maximum aantal deelnemers is 75; inschrij-
ving op volgorde van binnenkomst.

-ocr page 347-

Op 23 november 2004 organiseren het vakblad VMT en
Stichting Food Micro & Innovation in \'t Spant te Bussum
het symposium \'Nieuwe aanpak microbiologische beoor-
deling voedselveiligheid\'.

Nieuwe wetteHjke ontwikkelingen binnen de Europese
Unie, voorstellen van de Codex Alimentarius en weten-
schappelijke inzichten van de Europese Voedselautoriteit
(EFSA) eisen een geheel nieuwe aanpak bij de beoordeling
van microbiologische veiligheid van levensmiddelen.
Een nieuwe benadering is noodzakelijk, omdat het huidige
systeem nogal wat tekortkomingen heeft. Zo kunnen ziekte-
verwekkende bacteriën op zeer lage niveaus aanwezig zijn,
waardoor detectie niet mogelijk is. En kunnen grenswaarden
voor algemene microbiologische parameters per land varië-
ren en per onderzoekslaboratorium, hetgeen regelmatig leidt
tot discussies.

Nieuwe aanpak

Deze tekortkomingen maken het noodzakelijk een meer ge-
richte aanpak te ontwikkelen, waarmee de kwaliteit en vei-
ligheid van levensmiddelen beter kan worden beoordeeld en
geborgd. Dit houdt in dat:

• meer gebruik moet worden gemaakt van procesbeheer-
sing ten behoeve van de microbiologische kwaliteit en
veiligheid van levensmiddelen;

• procesbeheersing inzichtelijk gemaakt moet worden;

• voor sommige producten targets gesteld zullen worden;

• afhankelijk van de situatie een \'licence to produce\' kan
worden ingetrokken.

Dit heeft tot gevolg dat men per product moet nagaan of en

zo ja welke microbiologische parameters tijdig bruikbare in-
formatie verschaffen. Het betreft hierbij informatie voor
procesbeheersing, het voldoen aan zogenaamde \'Food
Safety Objectives\' en te stellen targets.

Deskundige inleiders

Tijdens het symposium geven deskundige inleiders infor-
matie over deze nieuwe ontwikkelingen. Sprekers uit de
voedingsmiddelenindustrie gaan aan de hand van voorbeel-
den in op de vraag hoe zij in hun dagelijkse praktijk omgaan
met deze nieuwe richtlijn en geven hun kritiek op de micro-
biologische impact ervan. Dagvoorzitter is prof dr. J.
Debevere, Laboratorium voor Levensmiddelenmicrio-
biologie en -conservering Universiteit Gent. Sprekers zijn:
prof. dr ir S. Notermans, TNO Voeding, Vice chair Panel
Biological hazards, EFSA;
dr R. Dwinger, legislative offi-
cer (gedetacheerd via het ministerie van LNV), European
Commission, Health and Consumer Protection Directorate-
General;
ir J. A. van Kooij, plaatsvervangend hoofdinspec-
teur Industriële Levensmiddelenproductie, Transport en
Certificering;
dr ir. M. Messing, manager RDT, Hendrix
UTD, Boxmeer;
ing. M.E. Wijs-Corneiissen, hoofd QA en
productontwikkeling, Vezet,
ir E. Hoornstra, projectleider
IVIicrobiologie, TNO Voeding;
dr ir K. Neyts, weten-
schappelijk medewerker Laboratorium voor Levens-
middelenmicrobiologie en -conservering. Universiteit
Gent.

Meer informatie: Keesing Noordervliet BK Liselore de Boer,
telefoon (030) 635H503, fax (030) 6358500, e-mail:
l.d.boer(@,keesing.nl of raadpleeg: vfwu: VMT.nl/bijeenkom.st

Nieuwe aanpak microbiologische beoordeling voedselveiligheid

FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen 2005: extra feestelijke editie!

Nu menig practici zich ervan bewust is
dat bijscholing een kwestie van \'morele
verplichting\' is, kunnen wij als organisa-
tie daar goed op inspelen. Wij zijn zeer
verheugd dat we ieder jaar meer deelne-
mers mogen verwelkomen. Bijkomend
feit is dat congresdeelname ook in ze-
kere mate een sociaal karakter heeft. Dat
is goed te merken tijdens de pauzes op de
industrievloer. Deze goede sfeer beogen
wij als commissie ook te waarborgen
voor alle deelnemers aan het congres.
Het is van groot belang dat onze gasten
en sprekers zich thuis voelen, daar zij be-
palend zijn voor de kwaliteit van het con-
gres.

Voor de partners van de sprekers, de
sprekers zelf en de partners van de con-
gresdeelnemers is het mogelijk om ge-
durende de congresdagen kennis te ma-
ken met Nederland. Hiervoor is een so-
ciaal dagprogramma, waarbij de meest
aantrekkelijkste delen van Nederland
worden bezocht. Dit jaar is het moge-
lijk om, geheel in het thema van 2005,
tijdens een workshop Delftsblauw te-
gelschilderen het penseel zelf ter hand
te nemen. Natuurlijk ontbreken een
tour door Amsterdam en een bezoek
aan de Keukenhof niet in het pro-
gramma. Tijdens alle dagen worden de
deelnemers vergezeld door een gids
die op zeer enthousiaste wijze onze
gasten op een ongedwongen manier
laat kennismaken met ons kleine kik-
kerlandje.

De openingsceremonie heeft aanko-
mendjaar een extra feestelijk karakter.
Nu is men gewend dat na een kort offi-
cieel gedeelte de opening wordt afge-

-ocr page 348-

sloten met een borrel. Dit jaar wordt de ceremonie opge-
luisterd door twee bijzondere acts: Nick Boes en Loïs Lane!
Het geheel beloofd bijzonder spectaculair te worden en
daarom raden wij alle deelnemers aan om dit te komen aan-
schouwen in het Auditorium. De ceremonie wordt afgesloten
door een borrel.

Het galafeest is een sociaal hoogtepunt en door de uitge-
sproken unieke locatie van dit jaar een gelegenheid die
niet gemist mag worden. De voormalige Goederen-
beurszaal van de Beurs van Berlage heeft een indrukwek-
kende uitstraling en sfeer waardoor men het diner en het
daaropvolgende sprankelende feest niet snel zal vergeten.

Een meer ingetogen, maar zeker niet minder bijzonder ge-
beurtenis vindt plaats in het Bethaniënklooster. Het voorma-
lige refectorium, de eetzaal van het klooster, is het decor van
een klassiek zangconcert begeleid op piano.

Dit zeer gevarieerde sociale programma zorgt ervoor dat
onze gasten en deelnemers van het congres zich welkom
voelen en de mogelijkheid hebben zich op verschillende ma-
nieren te ontspannen en kennis te maken met de rijke cultuur
van Nederland!

De Voorjaarsdagen

PAO-Diergeneeskunde

Agenda november 2004

PAO-Diergeneeskunde organiseert in november onderstaande cursussen. Voor een groot aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volge-
boekt kunt u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure of onze internetpagina
(www.paod.nl).

Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch (030-634 89 80) of per e-mail: info@paod.nl.

Hannover. Duitsland
London. VK
Maastricht

Datum

Titel

Nr.

I.ocatie

Prijs

1 november

Casuïstieken Neurologie GD

04/146

PAO-D, Houten

€385,-

2 november

Geriatrische Patiënt en Anesthesie GD

04/155

PAO-D, Houten

€ 160.-

VOL

3 november

Pre-, Peri-, Postnatale ontwikkeling biggen

04/317

PAO-D, Houten

€ 345,-

VOL

4 november

(Clauwgezondheid Rund

04/248

PAO-D, Houten

€315,-

9 november

Vaarzenmastitis (UD.)

04/240

PAO-D, Houten

€ 422,-

10 november

Practicum Kengetallenanalyse Varken

04/325

Agrovision, Deventer

€275,-

VOL

10 november

Voedselveiligheid Rund, Varken. Pluimvee

04/914

diverse locaties

€ 395,-

ex. BTVt

11 november

Diagnostiek Pluimveeziekten

04/406

PAO-D, Houten

€ 225,-

16 november

Diagnostiek Varkensziekten

04/321

GD Deventer

€ 160,-

18 november

Interpretatie Laboratoriumbepalingen Rund

04/243

Wag. Berg, Wageningen

€330,-

18 november

IPVS-Studienamiddag (varken)

04/323

PAO-D. Houten

€ 190,-

23-25 november

Groep Groot Dagen 2004

04/910

Papendal. Arnhem

diverse opties

26 november

De papegaai in de GD-praktijk (pr. theorie)

04/156

HA Paard Utrecht

€375,-

VOL

26 november

De papegaai in de GD-praktijk (practicum)

04/157

HA Paard, Utrecht

€ 265,-

VOL

26 november

De papegaai in de GD-prakijk (theorie)

04/158

HA Paard, Utrecht

€ 135,-

(wijzigingen voorbehouden)

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.
EUROPA

9-12 november EuroTier 2004

12-14 november British Veterinary Zoological Society/RVC/WAWV/ZSL Conference

10-11 december 5th Maastricht International Congress on Equine Medicine

American College ofVeterinary Pathologists Annual Meeting
American Association of Equine Practitioners 49th Annual Convention
Scientists Center for Animal Welfare Conference
North American Veterinary Conference

NOORD-AMERIKA
13-17 november
4-8 december
6-7 december
8-12 januari \'05

Orlando, Florida
Denver, Colorado
San Antonio, Texas
Orlando, Florida

(PAO-D is niel verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressen)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

1(030)634 89 80
F (030) 634 89 89
E info(gpaod.nl
W www.paod.nl

-ocr page 349-

Tatjana Criens, voorzitter Vedias

Sinds juni 2002 is
Vedias vertegenwoor-
digd op het internet,
echter pas sinds juli
2004 op een professio-
nelere manier.
Net als op de website
van de KNMvD kun-
nen onze leden nu ge-
bruikmaken van een
beschermd ledengedeelte. Dit biedt hele nieuwe mogelijk-
heden voor de communicatie met onze leden, maar de
website is inmiddels ook al een platform voor interactie
tussen de Vedias-leden geworden.
Misschien vraagt u zich af, waarom dit voor u van belang
is?

Vedias heeft Jarenlang een vacaturebank gevoerd. De
vacaturebank werkte nogal omslachtig en was eigenlijk
niet meer \'van deze tijd\'. Dierenartsen konden hun va-
catures bij ons aanbieden en ontvingen dan een lijst van
de bij ons ingeschreven leden. De Vedias-leden werden
tegelijkertijd door ons geïnformeerd, als er een vacature
in hun omgeving beschikbaar was. Het resultaat van
deze manier van werken was, dat er maar een kleine
hoeveelheid mensen bereikt werd. Dierenartsen kozen
ook vaak ervoor alleen maar diegenen te benaderen, die
in de buurt woonden. Inmiddels worden mensen echter
steeds mobieler en is het ook niet meer realistisch, zich
bij het werk zoeken alleen maar tot zijn directe omge-
ving te beperken. Dus was het Vedias-bestuur van me-
ning dat het systeem van de vacaturebank aan ver-
nieuwing toe was. Hierbij komt onze nieuwe website te
pas. U ontvangt nu geen adressenlijst meer en Vedias-le-
den hoeven zich niet meer in te schrijven. Wij plaatsen
uw vacature in het beschermde ledengedeelte en gaan
ervan uit, dat geïnteresseerden bij u solliciteren. Dit
moet ook voor u tijdbesparend werken. U hoeft verder
niets te doen dan uw gegevens door te geven aan de va-
caturebank en erop wachten tot de sollicitaties binnen-
stromen. Elke vacature wordt gemiddeld zo\'n honderd
keer bekeken en bereikt daarmee ongeveer tien keer
meer potentiële werknemers dan met het oude systeem.
Wij vernemen graag van u of u tevreden bent met deze
werkwijze.

Verder streven wij ernaar dat onze website informatief is.
Bij ons aanbod maken wij echter wel verschil tussen leden
en niet-leden.

Met veel plezier plaatsen wij zoveel mogelijk gevarieerde
informatie. Ik nodig u bij deze uit contact met ons op te
nemen, als u iets van belang voor dierenartsassistenten
wilt publiceren. Dit kan een artikel over nieuwe ontwik-
kelingen zijn of een nieuwe methode, of misschien wordt
er ergens een speciale nascholing, lezing of cursus aange-
boden? Onze website is met zekerheid het juiste po-
dium.

www.vedias.nl

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de
veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere
voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen,
therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol speelden in de diergenees-
kunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Uitgelich

fiM

Universiteitsmuseum, Afdeling

Diergeneeskunde, telefoon (030) _

2534675. vww.museum.uu.nl Zie vaandel van het Veterinair Studenten Corps

ook www.numanstichting.nl Absyrtus, 1883.

Op 1 november 1865 wordt de
Sociëteit Absyrtus (vanaf 1905
Veterinair Studenten Corps Absyrtus)
opgericht door studenten van \'s Rijks
Veeartsenijschool. De veterinaire ge-
zelligheidsvercniging biedt ontspan-
ning voor het strenge regime dat
heerst op dc school. Studenten komen
er om te feesten tijdens diners en ga-
la\'s maar ook om te sporten bij de subverenigingen. Vanaf 1879
is bijvoorbeeld de Gymnastiek- en Schennvereniging
\'Hercules\' actief, vanaf 1891 de Veterinaire Studenten IJsclub
\'Houdt Moed\' en vanaf 1896 de \'Veterinaire Vereeniging
Hockey\'. Absyrtus richt zich, naast ontspanning, op de alge-
mene ontwikkeling van de studenten om hun voor te bereiden
op hun toekomstige maatschappelijke positie. Tijdens diners
brengt het hun bijvoorbeeld in aanraking met etiquette.
Absyrtus treedt niet alleen op als gezelligheidsvereniging maar
ook als belangenbehartiger.
Het onderhoudt contacten
met docenten van de eigen
opleiding, maar ook met do-
centen en studenten van bui-
tenlandse scholen. In 1925
verwerft de veterinaire oplei-
ding een academische status.
Aangezien de veterinaire
studenten zich vanaf dat mo-
ment mogen aansluiten bij
universitaire studentenvere-
nigingen, ziet Absyrtus geen
reden meer om voort te be-
staan. Op 28 mei van dat jaar
wordt de vereniging dan ook
opgeheven.

-ocr page 350-

Tijdens de 151e algemene verga-
dering op 1 oktober 2004 in
Heerenveen is de motie BPL aan-
genomen met 237 stemmen voor
en 75 stemmen tegen. Dit houdt in
dat er een koppeling komt tussen
het KNMvD-lidmaatschap en het
lid zijn van de werknemers- dan
wel nog op te richten werkgevers-
organisatie. Deze koppeling is op vrijwillige basis.
Verder heeft het bestuur aangekondigd een ledenraad-
pleging te zullen houden over de erkende dierenarts en de
koppeling met KRD/ISO praktijkcertificering.

De algemene vergadering van de KNMvD wordt in hotel
Tjaarda in Heerenveen voor het eerst op één dag met het jaar-
congres gehouden. Misschien dat dit de hoge opkomst ver-
klaart. Meer waarschijnlijk is echter dat een aantal interes-
sante onderwerpen tijdens de algemene vergadering aan de
orde zou komen. De motie BPL bijvoorbeeld, die een vrij-
willige koppeling tussen het KNMvD-lidmaatschap en het
lid zijn van de Belangengroep Praktizerende Dierenartsen in
Loondienst (BPL) of de nog op te richten Belangengroep
Practici Werkgevers (BPW) voorstaat. Of die andere koppe-
ling, namelijk tussen de erkende dierenarts en het werken in
een gecertificeerde praktijk. De marktvraag is noodzakelijk
voor het draagvlak onder de leden. Het bestuur wil een le-
denraadpleging gaan houden over dit onderwerp.

Ledenraadpleging erkenning en certificering

Voorzitter Ton de Ruijter gaat kort in op het onderwerp erken-
ning en certificering. "Ontstaan in de jaren \'90 onder druk
van de overheid: \'als u het zelf niet doet, komen wij wel een
handje helpen\'. Toen is afgesproken: we gaan werken met er-
kende dierenartsen en ook vanuit een ISO-gecertificeerde
praktijk. Maar van wie moet dat? Indertijd waren dat de over-
heid cn het bedrijfsleven. De marktvraag was er vorig jaar
nauwelijks en dit jaar zijn we niet verder gekomen." De
Ruijter vertelt dat het bestuur in mei van dit jaar indringend
met de groepsbesturen heeft gesproken over dit onderwerp.
Er is toen besloten een onderscheid te maken tussen cluster I
(voedselproducerende dieren) en cluster 2 (gezelschapsdie-
ren/paard), waar certificering minder voor de hand ligt. Ook
is besloten modulering in te voeren. "Dat standpunt hebben
wij in het bestuur onlangs opnieuw besproken." Als aanlei-
ding noemt De Ruijter het grote aantal klachten van de leden,
maar ook de procedure tegen de Keten Kwaliteit Melk
(KKM), die weliswaar is verioren, maar het blijft een lastige
zaak. Friesland Coberco Dairy wil niet langer doorgaan met
KKM, maar komt ongetwijfeld met een nieuwe regeling, die
waarschijnlijk veel strakker zal zijn. Naar aanleiding van de
reacties uit de beroepsgroep (brieven en e-mails) en de regio-
vergaderingen heeft het bestuur met alle groepen gesproken
(alledrie de clusters) en daaruit is besloten: het standpunt
(koppeling tussen de erkende dierenarts en de gecertificeerde
praktijk) is niet gewijzigd, maar wordt opnieuw bekeken. Het
bestuur heeft op 29 september 2004 de voorzitters van de
groepen geraadpleegd en besloten: wij gaan een algemene le-
denraadpleging houden over dit onderwerp, uitgevoerd door
Environs International (Jaap Voorsluis) die destijds ook het
onderzoek waardering lidmaatschap heeft gedaan.
"We willen breed inzicht krijgen wat binnen de beroeps-
groep acceptabel en wenselijk is." De Ruijter legt uit dat er
voorafgaand een hearing van groepen dierenartsen uit alle
sectoren zal zijn. "Daar wordt eerst indringend mee gespro-
ken en van daaruit wordt de vraagstelling geformuleerd.
Daarna volgt de ledenraadpleging, die gedeeltelijk telefo-
nisch en gedeeltelijk per post zal gaan. De raadpleging moet
antwoord geven op de vraag wat wilt u niet, maar vooral ook
antwoord op de vraag wat wilt u wel." De aanwezigen in de
zaal zijn het hiermee eens, er klinkt zelfs een bescheiden ap-
plaus.

Maatschappi

nieuw

Koersdialoog

Herman Geertsen, algemeen directeur van de KNMvD, voor
wie het zijn eerste algemene vergadering is, houdt een pre-
sentatie over de koersdialoog. Een voortvloeisel uit het Plan
van Aanpak van interim manager Jean Engelen. Geertsen legt
uit dat dit in feite inhoudt het van tijd tot tijd de boel eens op tc
schudden om te kijken hoe het beter kan. Het voorbereidende
werk is gedaan door de startgroep Koersdialoog bestaande uit
de leden Marco te Loo, Martine Rcijnders, de bestuursleden
Nanny Wijne en Erik Gostelie cn de bureaumedewerkers
Hugo de Groot en Herinan Geertsen.

"Een vereniging, de KNMvD, kent vier succesfactoren, na-
melijk belangenbehartiging, brancheontwikkeling, dienst-
verlening en de interne organisatie van het kantoor te Houten.
De startgroep heeft gebruikgemaakt van bestaande bronnen
en voorstellen gedaan voor nieuwe initiatieven om een aantal
sterke en zwakke punten van de KNMvD te lokaliseren. De
vereniging heeft te maken met een aantal maatschappelijke
veranderingen die haar leden aangaan: bijvoorbeeld de sterke
teruggang van de agrarische sector, stabilisering van het aan-
tal gezelschapsdieren, een toenemend knuffelgevoel in de
omgang met dieren, meer dierenartsen in loondienst, nieuwe
ondernemingsvormen, meer parttimers en feminisering van
de beroepsgroep. Deze veranderingen brengen een aantal be-
dreigingen met zich mee die tot ledenverlies kunnen leiden,
maar bieden ook legio kansen.

De sterke punten van het beroep dierenarts spelen een be-
langrijke rol. De dierenarts heeft een vooraanstaande maat-
schappelijke positie in Nederland als: ambassadeur van het
dier, ambassadeur van de dier- en volksgezondheid, biedt
een dienstverlening van hoge kwaliteit. De KNMvD wordt
door maatschappelijke organisaties als dé vertegenwoordi-
ger van de dierenarts gezien. De bestuurlijke kanteling
vormt de basis om de succesfactoren te laten slagen. Hierbij
spelen de loyale opstelling van het bureau en de nieuwe huis-

Motie BPL en ledenraadpleging erkenningen en certificering
spelen hoofdrol op algemene vergadering

Tekst: Susan Umans, foto\'s: Ad Wijne

-ocr page 351-

vesting een belangrijke rol."

Het bestuur heeft de speerpunten van de koersdialoog vast-
gesteld:

• communicatie met leden verbeteren

• ledenservice

• werkgevers en werknemers

Geertsen legt uit dat de speerpunten zullen worden opgepakt
door een drietal werkgroepen die "niet alleen uit bestuursle-
den" zullen bestaan, maar onder andere uit mensen van het bu-
reau en van extern. "Voor wat betreft het eerste speerpunt zul-
len bestuursleden meer het land intrekken. Het bestuur dat in
Houten vergadert hoort heel veel in den lande, maar dat kan in-
tensiever en gerichter Contact met de leden is nodig, bijvoor-
beeld in de vorm van een telefonisch spreekuur. Sommige be-
stuursleden hebben overigens al op een gestructureerde manier
contact met leden. Doordat de bestuursleden portefeuilles heb-
ben, moet er meer cohesie in het bestuur ontstaan. Verder lijken
de groepen en clusters goed te ftinctioneren. De regio\'s is ech-
ter een ander verhaal: sommigen hebben het gevoel wat doen
wij eigenlijk binnen de vereniging? Wij willen de regio\'s graag
nader ondersteunen om hun belangrijke rol nader gestalte te
geven en dat ook beter op elkaar afgestemd te kunnen doen."
Geertsen vertelt dat tevens de media zoals het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, de website en het diergeneeskundig jaar-
boek onder de loep genomen zullen worden.
"Als het gaat om ledenservice, is het belangrijk duidelijk te
kunnen maken \'what\'s in KNMvD for me!\' Daar moeten we
veel meer in investeren. Maar ook beroepsondersteuning, het
ontwikkelen van nieuwe producten, het instellen van een help-
desk en misschien ook wel een soort buitendienst zijn belang-
rijke zaken. Wij hebben reeds met zusterorganisaties gespro-
ken en die kampen met dezelfde problemen."
Ten slotte noemt Geertsen het speerpunt werkgevers en werk-
nemers. De uitslag van de motie zal daar een belangrijke rol in
spelen. Geertsen roept alle leden op om over de koersdialoog
mee te denken en reikt ter plekke een formulier uit om de eerste
suggesties, vragen en kritiekpunten te inventariseren en te ge-
bruiken bij de vervolgstappen.

Raad van toezicht

Bert Mostert is voorzitter van de raad van toezicht (rvt), die als
taak heeft het toezicht houden op het functioneren van het be-
stuur en het ftinctioneren van de KNMvD als geheel. "Wij heb-
ben niet als taak een schakel tussen leden en bestuur te zijn. Dat
is weggelegd voor de besturen van regio\'s en groepen." Mostert
legt uit dat alle leden van de rvt dierenarts zijn en waar moge-
lijk zullen proberen om vergaderingen en bijeenkomsten van
dierenartsen te bezoeken en hun oor te luisteren zullen leggen.
"Verder ontvangen wij alle notulen en stukken van de bestuurs-
vergaderingen en hebben minstens vier keer per jaar overieg
met het bestuur. In de vergaderingen van de rvt zelf komen alle
zaken aan de orde die in beroepsgroep hebben gespeeld, die
spelen en die gaan spelen. De rvt kijkt mee over de schouders
van het bestuur, namens u. Zij zien er vooral op toe dat het be-
stuur alles doet wat mogelijk is om de belangen van de groeps-
groep en van de leden zo optimaal mogelijk te behartigen. Het
grootste belang is het imago van de beroepsgroep en van het
beroep. Wij zien er op toe dat het bestuur haar uiterste best doet
om te weten te komen wat er leeft in het land en waar leden mee
bezig zijn, en dat daar adequaat op gereageerd wordt. De orga-
nisatie moet goed functioneren en het bureau moet goed ftincti-
oneren. Ook zien wij erop toe dat bestuur een visie heeft en ont-
wikkelt. En wij zien erop toe dat er verstandig en netjes met de
gelden wordt omgegaan."

De rvt beseft dat het besturen van de KNMvD in het verleden
eenvoudiger was dan op dit moment en dat is een understate-
ment. "De rvt is van mening dat het bestuur afgelopen jaar al
het mogelijke heeft gedaan om dat te doen wat wij als leden van
het bestuur mogen verwachten."

-ocr page 352-

Op een vraag uit de zaal waar binnen de rvt het afgelopen jaar
de accenten lagen, antwoordt Mostert dat er een gedetailleerd
verslag van de rvt in het Tijdschrift van 1 november 2004 komt.
Deze is te vinden op pagina 732.

Motie BPL

"Het bestuur is van mening dat het van groot belang is dat over-
leg tussen practici werknemers en practici werkgevers gaat
plaatsvinden", zegt De Ruijter. "Er zijn meer dan 950 dieren-
artsen in loondienst, waarvan een groot deel geen ambitie heeft
om ondernemer te worden. Zij zullen dus in loondienst blijven
en dan zijn arbeidsvoorwaarden belangrijker dan als je maar
één of twee jaar in loondienst werkt. We kunnen deze collegae
niet laten zwemmen." De Ruijter legt uit dat dit overleg niet
binnen de vereniging kan plaatsvinden, maar dat de
Belangengroep Praktizerende Dierenartsen in Loondienst
(BPL) daarvoor een counterpartner nodig heeft. "Dat ging de
BPL niet snel genoeg en zij wilden een motie. Doordat daar het
aspect van vrijwilligheid is ingebracht, konden wij als bestuur
deze motie ondersteunen. U weet wat er allemaal voor discus-
sie is geweest. Vandaag valt het besluit. Als de motie wordt
ondersteund, dan gaan wij die uitvoeren. Dat wil zeggen: wij
gaan dit financieel en personeel faciliteren. Er is al een bedrag
gereserveerd om tot een cao te komen. Binnen het bureau zal er
onderscheid worden gemaakt tussen de medewerker die zich
bezighoudt met de practici werknemers en de medewerker die
zich bezighoudt met de practici werkgevers."
Laurens Hoedemaker geeft namens het bestuur van de BPL
een korte toelichting op de motie. "De inhoud van de motie is
niet meer en niet minder dan wat wij graag willen en dat is dat
werkgevers en werknemers samen in overleg kunnen treden.
Bijzonder belangrijk is goede afspraken te maken en helder-
heid te scheppen over arbeidsvoorwaarden, rechten en plich-
ten. Anno 2004 is dat niet meer dan normaal, getuigt van goed
ondernemerschap, van goed werkgeversschap. Wij willen u
niet het vel over de oren trekken. U niet confronteren met dra-
conische maatregelen en torenhoge salarissen, zodat u de prak-
tijk moet sluiten. Een cao wordt gevormd door leden van twee
verenigingen. Die gaan onderhandelen en gaan met het onder-
handelingsresultaat terug naar de leden. Die moeten akkoord
gaan. U heeft er dus zelf altijd invloed op. En mocht u het daar
niet mee eens zijn, dan kunt u zich nog altijd terugtrekken.
Vervolgens zou de cao door de minister algemeen verbindend
verklaard kunnen worden, maar het is momenteel niet makke-
lijk om dat voor elkaar te krijgen. Dan moeten beide partijen dit
bij de minister aanvragen en moeten de leden toestemmen.
Komt u alstublieft tot een vereniging van werkgevers, zodat wij
het gesprek kunnen aangaan. Maakt u zich daar niet ongerust
over. Wij willen gewoon graag overleg, want dat is hard nodig."
Anton Beijer neemt het woord namens de werkgeverscommis-
sie. "Uit de door ons gehouden enquête is gebleken dat veertig
procent een verplichte cao wil en zestig procent absoluut niet.
Echter tachtig procent heeft aangegeven een cao wel te willen
volgen. Ik denk dat het goed is om dan aan te sturen op een niet
verplichte verbinding. Die is eruit gehaald en daar kunnen wij
mee leven. De enige angst die wij nog hebben is dat via de ene
kant zoveel mogelijk leden op vrijwillige basis mee zullen
doen en dat dan via de andere kant de cao algemeen verbindend
verklaard wordt, waardoor toch iedereen er verplicht aan mee
moet doen. Ik wil hier graag de toezegging van Hoedemaker
dat de cao niet algemeen verbindend verklaard zal worden."
Hoedemaker: "U confronteert mij hier met een deal, waarover
ik geen overleg heb kunnen plegen met mijn achterban. En ook
heb ik geen mandaat. Ik doe daar dus nu geen uitspraak over.
Maar ook vraag ik mij af namens wie bent u gerechtigd om dit
aanbod te doen?

Er is enige discussie over de oprichting van de werkgeversver-
eniging en Mark Verburg, ook lid van de werkgeverscommis-

-ocr page 353-

sie, zegt dat er geen enkele twijfel over bestaat dat "ook wij het
heel belangrijk vinden om snel tot een werkgeversvereniging te
komen". Margot Kampert, werkgever, wil een misverstand uit
de weg helpen: de werkgeverscommissie die de enquête heeft
gehouden praat niet namens alle werkgevers. Anton Fennema,
werkgever: "Een heleboel werkgevers vinden het heel jammer
dat een nog niet opgerichte werkgeversvereniging nu al rolle-
bollend over straat gaat. De BPL heeft genoeg geduld gehad
met diergeneeskundig Nederland. De werkgeversvereniging
had al lang opgericht moeten worden. Bij de startbijeenkomst
van werkgevers in januari van dit jaar leek het meer op dikke
stroop dan dat men de schouders eronder wilden zetten.
Vandaar dat ik deze motie van harte ondersteun."

Beroepsintegriteit en handhavingsbeleid

De Ruijter meldt dat de tuchtcolleges ter discussie hebben ge-
staan, maar dat is besloten ze te handhaven. "Dit is belangrijk
nieuws en houdt ook verband met hetgeen de OIE eist: in alle
landen moeten handhavingsorganen zijn om te disciplineren en
te controleren." Verder maakt De Ruijter melding van de op-
dracht die het bestuur heeft gegeven om in contact te treden met
de stichting geschillencommissie. De Ruijter: "Het gaat om het
zoeken van een oplossing voor triviale zaken die eigenlijk niet
bij het Tuchtcollege thuishoren. Het is niet noodzakelijk om
daar tuchtrechters voor te moeten inschakelen en bovendien is
dit emotioneel zeer belastend voor de leden die worden aan-
geklaagd. Onder de paraplu van de Stichting Geschil-
lencommissie Consumentenzaken zou je deze zaken mogelijk
kostendekkend onder kunnen brengen. De verliezer betaalt."
De Ruijter denkt dat het zal gaan om ongeveer driehonderd za-
ken per jaar. "Het is niet alleen een wens van het ministerie, het
is ook onze wens. Wij vinden het heel vervelend dat collega\'s te
pas en te onpas advocaten moeten inhuren om zich te verant-
woorden voor het tuchtcollege."

Arbeidsongeschiktheid

Op het gebied van arbeidsongeschiktheid meldt De Ruijter
dat er een nieuw preventieproject is, namelijk: preventie van
klachten van het bewegingsapparaat. Marij van Oostrum van
het bureau zal dat project gaan trekken. Verder is het mantel-
contract met Interpolis vernieuwd tegen dezelfde condities.
De problemen die zijn ontstaan met de andere verzekeraar
Movir, zijn opgelost en dit heeft geresulteerd in een her-
nieuwde samenwerking. De stuurgroep arbeidsongeschikt-
heid is versterkt met de heer Schilder, arts bij Movir.

Pensioenfonds voor dierenartsen

Penningmeester Erik Gostelie meldt dat er al jaren een groot
probleem speelt als het gaat om het pensioenfonds voor die-
renartsen en dat is de herziening van de wet BPR. "Ondanks
de strijd die we hebben geleverd, heeft de overheid toch be-
sloten om een beroepspensioenvereniging te moeten voor-
stellen. Deze staat helemaal los van de beroepsorganisaties."
Gostelie legt uit dat de draagvlaktoets en representativi-
teitstoets enorm met elkaar conflicteren. "We houden ons
hart vast." De Ruijter vult aan dat één van de grote proble-
men de verzekerbaarheid van de premiestelling arbeidson-
geschiktheid is. "Dat is nauwelijks te verzekeren voor een
particulier. Het is de vorige keer gelukt om de zaak tegen te
houden door middel van brede kamersteun, dat gaan we op-
nieuw proberen."

Kengetallen gezelschapsdieren

Leen den Otter meldt dat het Amerikaanse kengetallenpro-
ject van Howard Rubin als voorbeeld geldt voor Nederland.
"Rubin komt op de Najaarsdag van de GGG en zal daar uit-
leg geven. Wij bieden aansluiting bij dit project gratis aan de
GGG-leden en aan de paardenpractici aan. We verwachten er
binnen zes tot acht maanden mee klaar te zijn. Tijdens de
Voorjaarsdagen zal er een speciale precongres day zijn over
dit onderwerp." Den Otter stelt overigens duidelijk dat er
geen adviezen uit voort zullen vloeien, omdat dit wegens de
wet op de Mededinging niet mag. "Het geeft wel een instru-
ment in handen om tactieken die je hebt of wilt ontwikkelen
in de praktijk ten uitvoer te brengen."

POM/non-POM

Henk Vaarkamp stelt - met toestemming van de vergadering
- de stand van zaken rondom \'POM/non-POM\'aan de orde.
"De nieuwe Richtlijn 2004/28 zal voor de praktiserende die-
renarts grote veranderingen met zich meebrengen."
Vaarkamp legt uit dat de lidstaten deze richtlijn voor oktober
2005 in de nationale wetgeving moeten hebben opgenomen.
De voedselveiligheid is het allerbelangrijkste uitgangspunt
voor de richtlijn. Bij de implementatie in de nationale wetge-
ving, kan een land uitzonderingen maken. Dit geldt niet al-
leen voor het voorschrijven maar ook voor de middelen die
onder het voorschrift vallen: POM (prescription only medi-
cine), en de distributie. De EU stelt uitsluitend de criteria
vast. "We werken zowel nationaal als internationaal hard aan
de positie van de dierenarts", aldus Vaarkamp. "Het voor-
schrijven hoort bij de dierenarts. Dit is ook het standpunt van
een achttal lidstaten en van de KNMvD." Momenteel wordt
de lidstaten gevraagd de criteria voor het vaststellen van
POM aan te geven. De EU zal daar naar verwachting in de-
cember duidelijkheid over verschaffen. Vaarkamp besluit:
"De dierenarts moet er rekening mee houden dat er wat gaat
gebeuren."

-ocr page 354-

Tijdens de algemene vergadering heeft de raad van toe-
zicht, bij monde van de voorzitter Bert Mostert, de verga-
dering kunnen meedelen dat de raad van mening is dat
het bestuur zich het afgelopen jaar op goede wijze van
zijn taak heeft vervuld en conform de doelstelling van de
KNMvD heeft gehandeld.

In deze bijdrage aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
wil de raad van toezicht kort verslag doen van de belang-
rijkste onderwerpen die met het bestuur zijn behandeld en
besproken.

Eén van deze onderwerpen betrof de voortzetting van de ver-
nieuwing van de bestuurlijke structuur met als doelstelling
om tot een betere communicatie met de leden van de
KNMvD te komen. De raad van toezicht heeft zijn zorgen
uitgesproken over de voortgang hiervan en het bestuur stevig
aan de tand gevoeld over de verdere invulling van de kante-
ling. Met name uit de regio\'s is een kritisch geluid gekomen
dat het contact met het bestuur als zeer gebrekkig werd erva-
ren. Ook werd de ondersteuning voor het uitoefenen van de
regiofunctie gemist. Het bestuur is verzocht de communica-
tie met de regio\'s te verbeteren en tevens is het bestuur uitge-
nodigd de regiobijeenkomsten beter te gebruiken om meer in
contact te komen met de leden; om te vertellen wat leeft en
speelt, maar ook om het gevoerde beleid te verduidelijken.
De raad van toezicht roept hierbij óók de leden op om deze
vergaderingen te bezoeken om kennis te nemen van beleids-
zaken, maar u kunt ook uw opmerkingen kenbaar maken aan
de regiobestuurders en het bestuur van de KNMvD.

Koppeling erkenning aan praktijkcertificering

Het bestuur is vooralsnog voorstander van de koppeling van
diersoortenerkenning aan de praktijkcertificering voor land-
bouwhuisdieren. De raad van toezicht onderschrijft dit stand-
punt, maar heeft veel begrip voor de weerstand die leeft in de
beroepsgroep. Om het gevaar van vervreemding van de
achterban tegen te gaan, is gevraagd met de groepen in over-
leg te treden en de problematiek en onzekerheid in de land-
bouwhuisdierensector serieus te nemen en de leden nog meer
in de besluitvorming te betrekken. Het is daarbij van het
grootste belang in alle openheid in dialoog te treden met de
leden. Een betere communicatie is essentieel, zeker om in de
toekomst het beleid te herijken. Het verheugt de raad dat op
korte termijn een referendum gehouden zal worden waarin de
leden hun zienswijze kenbaar kunnen maken. Het bestuur
kan het beleid op basis hiervan aanpassen indien nodig.

Bureau in rustiger vaarwater

Ook het reilen en zeilen op het bureau is eveneens vaak ter
sprake gekomen. De raad van toezicht heeft zich laten infor-
meren over personele invulling en knelpunten. Het lijkt erop
dat het bureau in rustiger vaarwater is gekomen. Er is volop
vertrouwen in de nieuwe directeur van het bureau. In dit ka-
der wacht de raad ook met spanning op de uitkomst van de
koersdialoog. Dit zal een goed inzicht geven wat van het bu-
reau verwacht mag worden, zodat gestreefd kan worden naar
een efficiënt georganiseerd bureau.

Verslag raad van toezicht

Cor de Vries

Werknemers/werkgevers

Een belangrijk thema het afgelopen jaar was ook de kwestie
van werknemers/werkgevers. Het bestuur is nadrukkelijk
opgeroepen om al het mogelijke te doen om de vorming te
bevorderen van een belangengroep voor practici-werkgevers
naast de reeds bestaande Belangengroep Praktizerende
Dierenartsen in Loondienst (BPL). De raad van toezicht is
overtuigd van het nut hiervan. Dit zal de rust in de beroeps-
groep ten goede komen. De trage gang van zaken was de
raad een doorn in het oog, gelukkig echter zit de vaart er
weer in.

Financiën

Volgens de statuten dient de raad van toezicht zich ook uit te
spreken over het gevoerde financiële beleid; een statutaire
taak die van de voormalige financiële commissie is overge-
nomen. De raad heeft zich het afgelopen jaar meerdere keren
gebogen over de begroting en de jaarcijfers. Na enig overleg
is de raad tot de conclusie gekomen dat er een goed financi-
eel beleid is gevoerd en heeft de jaarvergadering geadviseerd
de penningmeester decharge te verlenen.

Geen bestuursorgaan

Om de nog steeds bestaande onduidelijkheid over de rol van
de raad van toezicht weg te nemen, wijst de raad erop dat zij
niet een bestuursorgaan is binnen de KNMvD. De leden van
de raad zijn niet gekozen uit of automatisch verbonden aan
een ander orgaan. Er is slechts een toezichthoudende rol over
beleid en financiën geformuleerd en verantwoording is
slechts verschuldigd aan de algemene ledenvergadering.
Leden van de raad voelen zich betrokken bij de KNMvD als
geheel. Zij hebben een luisterend oor en staan open voor al-
les wat leeft binnen de beroepsgroep. Leden bezoeken regio-
en groepsvergaderingen en nemen op allerlei wijzen kennis
van op- en aanmerkingen. Echter, nogmaals, zij is geen be-
sturend orgaan, maar gebruikt wel de kennis voor het toetsen
van het beleid van het bestuur.

Contact met bestuur

De raad heeft het contact met het bestuur als prettig ervaren.
Uiteraard bleven schermutselingen over waar toezicht op-
houdt en besturen begint niet uit. Zo is de raad niet ingegaan
op een verlaging van de vergaderfrequentie, maar heeft de
raad dit op vier keer per jaar gehandhaafd en is er pittig over
rol en zienswijze van beide organen gediscussieerd. Het be-
stuur moet wennen aan een kritische raad van toezicht, de
raad moet groeien in de rol van toetsen op afstand. De raad
spreekt hierbij de wens uit het goede contact met het bestuur
én de achterban voort te zetten om gezamenlijk de belangen-
behartiging van de beroepsgroep verder uit te bouwen.

Cor de Vries is secretaris van de raad van toezicht.

-ocr page 355-

Linda van Veen

Op zaterdag 11 september 2004 organiseerde groep GKZ
in samenwerking met de groep Pluimveewetenschappen
een symposium over aviaire influenza waarbij vooral de
bestrijder centraal stond. De veterinaire inleiding werd
verzorgd door Guus Koch (CIDC-Lelystad), waarna pro-
fessor J. van der Meer (Universiteit Nijmegen) de wer-
king en het belang van antivirale middelen behandelde.
M. Koopmans (RIVM) kwam tenslotte met een aantal
conclusies over wat er is geleerd over de risico\'s van AI
voor de volksgezondheid. De grootste zorg is het ontstaan
van een pandemie veroorzaakt door een recombinatie
van humaan en vogelgriepvirus.

Reservoir van influenza A-virussen in de natuur

Influenza A-virussen infecteren mens, varken, paard, zee-
zoogdieren en vogels. In de virusstructuur van het influenza-
virus zijn twee structuren van belang voor de indeling van de
verschillende subtypes. Dit zijn het haemagglutinine (15 H-
subtypes) en het neuramidase (9 N-subtypes). Alle subtypes
komen voor bij vogels. Vooral eenden en veel kustvogels zijn
symptoomloos drager van influenzavirussen welke meestal
niet-virulent (laagpathogeen) zijn. Vermeerdering van het
virus vindt plaats in het maagdarmkanaal en infecties naar
pluimvee vinden vaak plaats door besmetting van open
drinkwater of systemen met uitloop.

Al in wilde watervogels in Nederland

De hoogpathogene influenza-uitbraak onder pluimvee in
2003 betrof een subtype H7N7. Zweden en Nederland heb-
ben surveillanceprogramma\'s voor de wilde eendenpopula-
ties. In 1999 werd een H10N7 gevonden in wilde eenden in
Nederland en in 2000 een subtype H7N3, beide laagpatho-
geen. Het is mogelijk dat door antigene shift van deze virus-
sen in één gastheer er een H7N7 is ontstaan, welke de laag-
pathogene voorloper van het Al-virus van de uitbraak in
2003 is geweest. Dit laagpathogene virus kan door mutaties
tijdens de virusvermeerdering hoogpathogeen worden. In
wilde eenden heeft dit virus geen voordeel en zal op de
achtergrond blijven. Echter wanneer pluimvee wordt geïn-
fecteerd is dit virus wel in het voordeel, mogelijk omdat de
hoogpathogene variant beter spreidt in de populatie. Het is
ook mogelijk dat pluimvee met het laagpathogene H7N7 is
geïnfecteerd en dat de HPAI-variant pas is ontstaan na pas-
sage binnen het koppel pluimvee.

Hobbypluimvee weinig van belang

De transmissie van Al gebeurt vooral door verplaatsing van
levende dieren, besmette materialen en mogelijk via stof-
deeltjes door de lucht. Van de uitbraak in Italië weten we dat
de risico\'s van besmetting groter zijn naarmate de bedrijven
dichter bij elkaar liggen, bij eenzelfde integratie hoorden of
voer van eenzelfde voerieverancier afnamen. Voor de
Nederlandse uitbraak moet dit nog verder worden onder-
zocht. Waarschijnlijk heeft de standstil in eerste instantie de
grootste bijdrage geleverd aan de bestrijding, omdat het aan-
tal nieuw geïnfecteerde bedrijven snel afnam terwijl de rui-
mingscapaciteit in het begin onvoldoende was. Het lijkt er
niet op dat hobbypluimvee van grote invloed op de uitbraken
is. Er zijn geen tot weinig contacten en bij een eventuele be-
smetting wordt in verhouding maar weinig virus geprodu-
ceerd. Klinische inspectie eventueel gecombineerd met
onderzoek op virus zou een goede maatregel zijn; niet geïn-
fecteerd, niet ruimen.

Verslag symposium aviaire influenza
\'Dierenarts vogelvrij door vogelgriep?\'

Risico van mest

Al-virus kan in mest lang overleven bij lage temperaturen.
Echter bij hogere temperaturen (>42 °C) wordt het virus snel
geïnactiveerd. Het verplaatsen van mest kan dus gevaar op-
leveren. In Amerika composteert men de dieren in de mest.
De mest en de dieren worden vermengd en er wordt voor vol-
doende vocht gezorgd. Twee periodes van zeven dagen waar-
tussen de mest wordt omgewerkt en een temperatuur hoger
dan 42°C is voldoende otn het virus in de dieren en de mest te
doden. Als het huisvestingssysteem het toelaat kan dit het
veiligst binnen de stal gebeuren, met als voordeel dat de hele
stal er door verwarmd wordt.

Is vaccineren zinvol?

Eén van de problemen van vaccineren is dat ondanks de vac-
cinatie een koppel geïnfecteerd kan worden. De infectie
komt echter niet meer tot uiting door het optreden van licht-
verschijnselen. Een oplossing hiervoor zou zijn het plaatsen
van verklikkerdieren (ongevaccineerde kippen) in het kop-
pel of door gebruik van DIVA (differentiating vaccinated
from infected animals)-principe. Het opsporen van gevacci-
neerde, geïnfecteerde dieren is belangrijk omdat het virus
snel kan veranderen en resistent kan worden voor het ge-
bruikte vaccin. In Mexico zijn er aanwijzigingen dat het vac-
cin niet meer tegen het veldvirus werkt. De immuniteit wordt
pas na zeven dagen zichtbaar en voor een goede bescher-
ming moet de dieren in het veld minstens twee keer worden
gevaccineerd. De snelheid van verspreiding tijdens een uit-
braak zou wel worden verkleind. Mogelijk dat het vaccine-
ren tijdens een uitbraak alleen in dichtbevolkte pluimveege-
bieden zinvol kan zijn. Preventief vaccineren lijkt dus geen
optie en zou nauwelijks haalbaar zijn vanwege export-
restricties. Ook het preventief vaccineren van hobbydieren
lijkt niet zinvol, omdat deze dieren geen deel uitmaken van
de contactstructuur.

Pandemie: Spaanse griep eiste 40 miljoen levens

Via de antigene shift (recombinatie van verschillende virus-
sen) kunnen er ineens zeer gevaariijke virussen onstaan. In
1918 hebben we de Spaanse griep meegemaakt die 40 mil-
joen levens heeft geëist. Tijdens de vogelpestepidemie
inoesten de bestrijders zich tegen het Al-virus beschermen
door mondkapjes, brillen en handschoenen te dragen en
Tamiflu® te slikken en daarnaast werd geprobeerd door
middel van vaccinatie het humane griepvirus buiten te hou-
den. Dit om te voorkomen dat in één individu verschillende

-ocr page 356-

influenzavirussen aanwezig zijn die zouden i<unnen recom-
bineren.

Het vooricomen van besmetting is nog steeds het belangrijk-
ste bestrijdingsmiddel tegen de griep bij de mens. Omdat in-
fluenzavirus op de handen wel vijf minuten infectious blijft
is goede hoest-, nies- en handhygiëne onontbeerlijk. Ieder
jaar in de winter lijden vijf tot tien procent van de
Nederlanders aan griep. Ondanks dat mensen in risicogroe-
pen de griepprik mogen halen, vallen er toch ieder jaar weer
achthonderd doden.

Pandemie-scenario

De WHO is constant bezig humane populaties te monitoren
op influenzavirus en heeft verschillende plannen klaarliggen
in geval een pandemie zou uitbreken. De hoofdpunten van
dit soort scenario\'s richten zich op het verminderen van ziek-
teverschijnselen, het verminderen van de verspreiding van
de ziekte en het opbouwen van immuniteit. Tamitlu® en de
griepprik zouden een grote rol in de bestrijding kunnen heb-
ben. Tamiflu® is een neuramidaseremmer. Het interfereert
met de virusrelease, het veroorzaakt aggregatie van virus-
deeltjes en het bevordert de inactivatie van virus in mucus.
Als je eenmaal ziek bent dan bekort Tamiflu® het ziektepro-
ces met één dag. De grootste winst van dit product is te beha-
len door het preventief in te zetten.

Outbreak managementteam

Op het moment dat de uitbraak van AI plaatsvond kwam aan
de humane kant ook direct een landelijke overlegstructuur
op gang. Het landelijk outbreak managementteam (OMT)
adviseert de minister van Volksgezondheid op basis van be-
kende gegevens richting volksgezondheid over de risico\'s
van Al voor de mens. Hieruit volgen aanbevelingen die be-
stuurlijk worden getoetst en dan als besluit van het
Bestuurlijk afstemmingsorgaan (BAO) al dan niet worden
overgenomen. De uitvoering ligt bij de GGD\'s. Op het mo-
ment van uitbraak was bekend dat het H5NI Al-virus in
Hong Kong zes levens had geëist, maar werden de risico\'s
voor de mens van AI gering geacht, zeker gezien het veelvul-
dig voorkomen van Al-uitbraken op de wereld waarbij geen
problemen zijn opgetreden. In de literatuur wordt wel con-
junctivitis beschreven veroorzaakt door H7N7.

Conjunctivitis door H7N7 tijdens uitbraak Al

Op 7 maart, negen dagen na begin van de epidemie, wordt
H7N7 Al-virus uit een oog van een dierenarts met conjuncti-
vitis geïsoleerd. WVS reageert hierop met verscherpte sur-
veillance en het opzetten van een GGD-post bij het crisiscen-
trum. De bestrijders moeten zich beschermen door het
gebruik van brillen, mondkapjes en handschoenen, en als je
last hebt van influenza-achtige griepverschijnselen mag je
niet werken. Er worden meer gevallen van conjunctivitis be-
kend en in de tweede week wordt griepvaccinatie aan het
pakket maatregelen toegevoegd.

Dierenarts overleden door Al

Naast het gevaar van een pandemie blijkt AI H7N7 een gro-
ter risico voor de mens dan werd aangenomen. Vooral con-
junctivitis werd gezien bij personen met AI, waarbij sommi-
gen ook griepverschijnselen hadden. Ten gevolge van de toe-
name van het aantal conjunctivitis-gevallen en het optreden
van contactinfecties binnen families, besloot het OMT in de
derde week het pakket maatregelen te verscherpen door het
verstekken van Tamiflu® voor iedereen die met kippen in
aanraking kwam. Op 18 april overiijdt een dierenarts aan de
gevolgen van een infectie met AI. Twee dagen na een bezoek
aan een besmet bedrijf kreeg hij last van griepverschijnselen.
Pas nadat hij was overieden is de diagnose gesteld, alle mon-
sters die daarvoor waren afgenomen waren negatief Uit een
BAL, afgenomen enkele dagen voor zijn overlijden, bleek
een infectie met H7N7. Door omstandigheden had deze die-
renarts geen Tamiflu® geslikt.

Veel mensen seropositief voor H7N7

Het RIVM ontwikkelde een bloedtest waardoor mensen op
H7N7 antistoffen onderzocht konden worden. Meer dan de
helft van een steekproef van personen die met besmette kip-
pen in aanraking was geweest, had antistoffen ontwikkeld.
Bij een kleinere groep huisgenoten van mensen met Al-oog-
infectie werd in een hoog percentage ook antistoffen gevon-
den, wat aangeeft dat de infectie verspreid kon worden naar
gezinsleden. Tamiflu® bleek te beschermen tegen oogklach-
ten en infectie.

Slecht naleven maatregelen pakket

Uit onderzoek blijkt dat de verplichting van het dragen van
mondkapjes, brillen en het slikken van Tamiflu® slecht werd
nageleefd. Van de ondervraagden gebruikte maar tien tot
vijfentwintig procent altijd een mondkapje of bril en in vijf-
tig procent van de gevallen werd de bril nooit gedragen. Nu
was het dragen van deze beschermingsmiddelen oncomfor-
tabel wat tot een slechter gebruik heeft kunnen leiden, maar
zelfs het gebruik van Tamiflu® was niet optimaal. Als reden
voor het slechte gebruik werd door vijftig procent van men-
sen \'vergeten\' aangegeven. Slechts in zes procent van de ge-
vallen werd aangeven dat Tamiflu® niet werd geslikt van-
wege bijwerkingen of op doktersadvies.

Alle sprekers waren het erover eens dat rondvliegende vo-
gels op deze wereld voor grote problemen kunnen zorgen.
Een pandemie zal er weer aankomen, de vraag is alleen waar
en wanneer. De WHO probeert hierop voorbereid te zijn en
alle ervaringen opgedaan tijdens de vogelpestcrisis zullen
worden meegenomen. De ministeries van LNV en WVS
moeten meer samenwerken om snel op gevaarlijke situaties
in te kunnen springen. De werking van Tamiflu® moet niet
worden overschat; resistentie-ontwikkeling na een behande-
ling met Tamiflu® is al beschreven. De belangrijkste preven-
tie is een goede naleving van hygiëne en beschermingsmid-
delen.

Volledige informatie: Bosman et al. Vogelpestepidemie
2003: gevolgen voor de volksgezondheid. RIVM rapport
Oktober 2004.

Linda van Veen is specialist pluimveegezondheidszorg.

-ocr page 357-

Jaarverslag Ereraad 2003

De Ereraad is liet reciitsprekend orgaan voor leden van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde, de Ereraad houdt toezicht op de collegiale verhoudin-
gen binnen deze Maatschappij. De Ereraad behandelt zaken
tegen individuele leden. Deze zaken kunnen ambtshalve in be-
handeling worden genomen of naar aanleiding van een klacht
en bij de beoordeling hiervan worden de bepalingen van de
Statuten, van het Huishoudelijk Reglement en van de Code
voor de Dierenarts in acht genomen.

De Ereraad werkt ter oplossing van geschillen of ter preven-
tie hiervan nauw samen met de netwerkdierenartsen, met de
vertrouwensdierenartsen en met dierenartsen uit het college
van arbiters. De Ereraad stelt zich op het standpunt dat het
doen van een uitspraak in een geschil niet altijd alle proble-
men oplost.

Alle praktiserende dierenartsen kunnen een beroep doen op
het Dierenartsen Netwerk, dat een klankbord is voor practici
en een preventieve en eerste hulp functie kan vervullen bij
conflictsituaties in associaties en tussen practici onderling,
maar ook in de relatie werkgever-werknemer. Dit netwerk
dient bij voorkeur te functioneren in een vroeg stadium van
contlictvorming, omdat dan de kans op een oplossing het
grootst is.

Voor de interne bewaking van de integriteit is door de
KNMvD een college van vertrouwensdierenartsen ingesteld.
De vertrouwensdierenarts waakt over de integriteit van die-
renartsen door na het verkrijgen van vertrouwelijke informa-
tie over bijvoorbeeld het slecht functioneren of het overtre-
den van wettelijke regels en andere voorschriften, de
betreffende collega hierop aan te spreken.
Geschillen kunnen worden opgelost door middel van arbi-
trage. Het arbitrale trio bestaat, afhankelijk van de aard van
het dispuut, meestal uit een jurist, een dierenarts en een ac-
countant. Voor arbitrage is een getekende overeenkomst met
arbitraal beding vereist.
De arbiters worden benoemd door de Ereraad.
Voor 2004 wordt er een contactbijeenkomst voorbereid voor
dierenartsen, juristen en accountants die bij de KNMvD
staan geregistreerd als arbiter. Deze ontmoeting zal in het te-
ken staan van gedachtenuitwisselingen, er zal een inventari-
satie plaatsvinden van uitspraken en de ontwikkeling bij de
berekening van goodwill binnen de KNMvD zal aan de orde
komen.

In 2003 kreeg de Ereraad negen nieuwe zaken te behandelen.
Van de vier ingediende klachten kwam de Ereraad er in één
tot een uitspraak. De overige drie waren eind 2003 nog in be-
handeling. Ook werd in 2003 uitspraak gedaan in twaalf
klachtzaken uit 2002. De klachten berustten op oncollegiaal
gedrag, op het onjuist gebruik van de term specialist, op ge-
melde foutieve naamgeving van dierenartsenpraktijken en
op de incorrecte toepassing van veterinaire regelgeving.
Vijfmaal werd in 2003 een beroep gedaan op de Ereraad om
in diverse geschillen een arbitragecommissie te benoemen.
Dat zijn twee arbitrageverzoeken minder dan in 2002.
Misschien boekt het college van netwerkdierenartsen nu
reeds succes.

De Ereraad kwam in 2003 zesmaal in vergadering bijeen en
hield drie hoorzittingen, waarbij partijen hun standpunten in
een geschil mondeling konden toelichten.
Daarnaast waren er twee bijeenkomsten met het Netwerk
Dierenartsen en één bijeenkomst met de Benoemings-
commissie Netwerk Dierenartsen. In maart van 2003 vond
het jaarlijks overleg plaats van de Ereraad met het bestuur van
de KNMvD.

Er werden in 2003 twee artikelen gepubliceerd: \'Naar eer en
geweten?\', een publicatie over een uitspraak van de Ereraad
door mevrouw mr. I. Boissevain op verzoek van de Ereraad.
Het verslag 2002 van de Ereraad werd gepubliceerd in okto-
ber 2003.

In oktober 2003 werd op passende wijze afscheid genomen
van mevrouw drs. l.E. van Alten en van drs. W.E.H. van
Herten. Drs. A.J.A.M. Mouwen werd herkozen en drs. Tj.
Cuperus trad toe als nieuw lid.

Eind 2003 was de Ereraad als volgt samengesteld:

Drs. C. Willenborg, voorzitter.

Mevrouw dr. A.A.M.E. Lubberink, vice-voorzitter.

Drs.Tj. Cuperus.

Drs. H.A.R. Kok.

Drs. J. Minderhoud.

Drs. A.J.A.M. Mouwen

Drs. Joh. Nijhoff.

Drs. H.F. Wieringa.

Mr. R.P.F. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad berust bij mevrouw E.
Bonnes-Stroomer. Zij is op maandag- en donderdagmorgen
op het bureau van dc KNMvD aanwezig en bereikbaar voor
vragen over de Ereraad.

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

Per 1 januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is
het noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten
ondertekende vragenformulier, alsmede de benodigde ac-
countantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hante-
ren daarbij het systeem: \'wie het eerst komt die het eerst
maalt\'. Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij vóór
22 november 2004 ontvangen hebben, vóór 31 december
2004 te verwerken (de normale verwerkingstijd bedraagt
vier tot zes weken). Aanvragen ontvangen na 22 november
2004 zullen zeer waarschijnlijk niet meer voor de jaarwis-
seling behandeld kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs. M.V.E.
Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische zaken. Zij is bereik-
baar op maandag t/m donderdag onder nummer 030-6348900 of via e-
mail: v.roelvink@knmvd.nl Zie ook: http://www.knmvd.nl; doorklikken

-ocr page 358-

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer 8, september 2004

Nieuwe goodwill berekenmethode

Het bureau is in een ver stadium
met het afronden van alle voorbe-
reidingen voor de nieuwe goodwill-
methode. In het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 oktober
zal een artikel gepubliceerd worden
met de uitleg van deze methode.
Vanaf die datum zult u het artikel,
alsmede het vragenformulier ook op de KNMvD-website
kunnen lezen. In november van dit jaar zal de informatie
middels een aparte publicatie aan alle praktijken toegestuurd
worden. De nieuwe methode wordt gehanteerd voor alle aan-
vragen die na I januari 2005 op het bureau van de KNMvD
binnenkomen.

Meer informatie: bureaumedewerker Véronique Roelvink
Dierenwelzijn gezelschapsdieren

De voorzitter van de KNMvD Ton de Ruijter zal tijdens de
vergadering van 28 september van de Raad voor Dierenaan-
gelegenheden ondermeer onder de aandacht brengen de po-
sitie van de gezelschapsdieren en identificatie en registratie
in relatie tot de conferentie die het ministerie van LNV op
11 oktober organiseert. Namens de KNMvD zijn de heer
L. den Hertog en bureaumedewerker Joost van Herten aan-
wezig.

Meer informatie: portefeuillehouder Ton de Ruijter. bureau-
medewerker Joost van Herten

Geschillencommissie Diergeneeskunde

Het bestuur is in beginsel akkoord met het voorstel om een
Geschillencommissie Diergeneeskunde op te richten. Het
bureau van de maatschappij is gestart met de voorbereidende
werkzaamheden. Deze Geschillencommissie zal, in tegen-
stelling tot het Veterinair Tuchtcollege, zaken behandelen die
betrekking hebben op consumentenaangelegenheden zoals
bijvoorbeeld financiën en bejegening.
Meer informatie: bureaumedewerker Hugo de Groot

Voorzitter dierenartsen Netwerk

Het bestuur heeft RJ. van der Werf benoemd tot voorzitter
van het Dierenartsen Netwerk en de Benoemingscommissie
Dierenartsen Netwerk. RC. Knijft^is benoemd als vice-voor-
zitter van het Dierenartsen Netwerk. Het Dierenartsen
Netwerk is een adviesorgaan voor practici en kan een pre-
ventieve en eerste hulp-functie vervullen bij conflictsituaties
in associaties, tussen practici onderling of in de relatie werk-
gever-werknemer.

B&
Bulleti

Meer informatie: portefeuillehouder John Borgmeier
Gebruikersplatform OmegaSoft

Het bestuur is verheugd over het grote aantal aanmeldingen
voor de klankbordgroep van Omegasoft. In totaal hebben
zich 38 belangstellenden gemeld in reactie op de nieuws-e-
mail van 7 juli 2004. Deze klankbordgroep moet in opdracht
van het bestuur van de KNMvD en in overleg met OmegaSoft
BV komen tot optimale dienstverlening aan de aangesloten
praktijken.

Het bestuur heeft een representatieve klankbordgroep samen-
gesteld uit de 38 aanmeldingen. Gekozen is voor de volgende
representatie; gebruikers van Daisy en Viva, grote en kleine
praktijken, gezelschapsdierenpraktijken, paardenpraktijken
en praktijken van landbouwhuisdieren. De klankbordgroep
bestaat uit tien dierenartsen; bestuurslid en portefeuillehou-
der Nanny Wijne-Raemakers treedt op als voorzitter. De ove-
rige 28 belangstellenden worden uitgenodigd in werkgroepen
plaats te nemen ter ondersteuning van de klankbordgroep.
Meer informatie: portefeuillehouder Nanny Wijne

Eindrapportage werkgroep practici werkgevers

Het bestuur heeft kennisgenomen van de eindrapportage van
de werkgroep Practici Werkgevers. Deze eindrapportage be-
vat de uitkomst van de enquête die gehouden is onder alle die-
renartsen-ondernemers. De enquête geeft antwoord op de
vraag of er draagvlak is voor een werkgeversorganisatie en de
manier waarop dierenartsen-werkgevers het arbeidsvoor-
waardenoverleg willen voeren.

Het blijkt uit de enquête dat er ruimte is voor een vrijwillige
werkgeversorganisatie en een vrijwillige CAO. Er is echter
geen draagvlak voor een verplichte werkgeversorganisatie en
een verplichte CAO.

Meer in formatie: bureaumedewerker Marij van Oostrum

Verlenging mantelcontract KNMvD-Interpolis

De voorzitter van het bestuur heeft de verlenging getekend
van het mantelcontract tussen de KNMvD en Interpolis voor
een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor leden van de
KNMvD. Het bestuur is verheugd dat de premie voor de ko-
mendejaren hetzelfde zal blijven als driejaar geleden. In het
Tijdschrift van Diergeneeskunde van 15 oktober 2004 is een
artikel over deze verlenging verschenen.
Meer informatie: bureaumedewerker Marij van Oostrum

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-12-2004

maandag

08-11-2004

15-12-2004

maandag

22-11-2004

01-01-2005

maandag

06-12-2004

15-01-2005

maandag

27-12-2004

*) Voor

10.00 uur \'s morgens.

Groep Varkens

,r^^gezondheidszorg

9 november 2004 viert de Groep Varkensgezondheids-
zorg haar 30-jarig jubileum. Het thema is;

Smaakvol lustrum!

-ocr page 359-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Beerendonk, Mevr. E.; 2004; 5611 HZ
Eindhoven; Charlotte van Bourbonhof 42.
Panhuijzen, Mevr. J.J.A.; 2004; 3583 AK
Utrecht; Adriaen van Ostadelaan 62 bis.
Ritzen, Mevr. S.M.; 2004; 3572 RX Utrecht;
Goedestraat 114.

Burg, Mevr. M.C. van der; 2004; 2221 LR
Katwijk (ZH); Dr. W. Dreesstraat 60.

9
11
16
16
17
19
19
19
19

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het bestuur aangenomen:

Haar, Mevr. E.C.J. ter; Gent 2004; 2861 BC Bergambacht; Bovenberge 77.
Koning, Mevr. S.J.J.; 2004; 3513 VL Utrecht; Blokstraat 34.
Langedijk, Mevr. l.;Gent 2003; 1657 EG Abbekerk; Parallelweg 1.
Visschers, Mevr. H.J.H.; 2004; 3584 HG Utrecht; Albert van Dalsumlaan
311.

Renard, R.; Gent 1994; 9000 Gent (België); Visserij 39 bus 5.

Als kandidaatlld van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heefl het bestuur aangenomen:

Baas, Mevr. A.M.
Bouwstra, Mevr. R.J.
Deijk, R. van
Giesen, Mevr. A.T.
Jansen, M.
Kranenburg, H.G.
Pasma. W.

Stutterheim, Mevr. L.
Timmerman, Mevr. L.

Mutaties:

Aalberts, Mevr. M.; 2004; 3705 ZC Zeist; Warande 33; tel. privé: 030-
6952445;
E-mail privé: marian aalbcrts@hotmail.com.; wet. medew.
bij UU-FD hfdafd. biochemie en celbiologie; tel. bur.: 030-2534505; fax
bur.: 030-2535492; E-mail bur.: m.aalberts(ó vct.uu.nl.

Bottemanne, E.J.; 2003; 3523 GW Utrecht; Looplantsoen 84; tel.
privé: 030-2817202; E-mail privé: elmarbottcmanne(«Jhotmail.com.;
medew. bij R.F.M. Küsters; tel. prakt.: 026-3233308; fax prakt.: 026-
.3272381.

Burg, Mevr. M.C. van der; 2004; 2221 LR Katwijk; Dr. W. Dreesstraat
60; tel. privé: 071-4021595; E-mail privé: miekevdburg@hotmaii.com.;
medew. bij C.G.Westgeest; tel. prakt.: 071-5768616; fax prakt.: 071-
5768616.

Frielink. Mevr. M.; 2004; 3731 TM De Bilt; Burg. van Heemstra-
kwartier 142; tel. privé: 030-2213298; E-mail privé: merclfrielink@
wanadoo.nl.; medew. bij R.J.S. Takkenberg en Mevr. E.E.M. Takkenberg-
van Douwen; tel. prakt.: 023-5251555; fax prakt.:
023-5256195; E-mail prakt.: takkenberg@wanadoo.nl.

Haar. Mevr. E.C.J. ter; Gent 2004; 2861 BC Bergambacht; Boven-
berge 77; tel. privé: 0182-384883; E-mail privé: emilieke@hotmail.com.
(toev. als lid)

Koning, Mevr. S.J.J.; 2004; 3513 VL Utrecht; Blokstraat 34; tel. privé
mobiel: 06-25492249; E-mail privé: saskia_koning@hotmail.com.
(toev.
als lid)

Langedijk, Mevr. 1.; Gent 2003; 1657 EG Abbekerk; Parallelweg 1 ;
tel. privé mobiel: 06-30303413; medew. bij G.H. Mensen; tel. prakt.: 0345-
652353; fax prakt.: 0345-473907.
(toev. als lid)

Panhuijzen, Mevr. J.J.A.; 2004; 3583 AK Utrecht; Adriaen van
Ostadelaan 62 bis; tel. privé: 030-2541801 ; E-mail privé:
hpanhuijzen@hotmaii.com.:
medew. bij J. de Blaauw, Mevr. L van Boxel-
Peters, J. de Groot, L.J. Hofland en T. Sterk; tel. prakt.: 0172-613798;
fax prakt.: 0172-618619.

Renard, R.; Gent 1994; 9000 Gent; Visserij 39, bus 5; medew. bij
Degu DAP
(toev. als lid)

Roos, M.C.; 2003; 7161 JW Neede; Lijsterstraat 39; tel. privé: 0545-
294090; E-mail privé: constancemerijn@hetnet.nl.;
medew. bij J. de Boer,
M.J.W. Bussink, L. dc Haan; S.A.A. van Kessel; H.J.B.J. Nales; A.
Schuttert en E. de With; tel. prakt.: 0545-481666; fax prakt.: 0545-
481976.

Soede, D.; 1992; 8831 XDWinsum; Bosdijk 2; tel. privé: 0517-
341166; E-mail privé: dick.soede@hetnet.nl.; geass. met H. Ebbinge en H.
van Putten; tel. prakt.: 0515-331387; fax prakt.: 0515-332454; E-mail
prakt.: dapwommels@hetnet.nl.

Visschers, Mevr. H.J.H.; 2004; 3584 HG Utrecht; Albert van
Dalsumlaan 311 ; tel. privé: 030-2581826; E-mail privé: merel@kreefte
garnalen.nl.
(toev. als lid)

Wahl,J.D.; 1981; 1069 NV Amsterdam; Jarasingel 14; tel. privé:
020-4100332;
E-mail privé: miilwahl@planet.nl.; geass. met Mevr. H.M.
Huisman; tel.prakt.: 020-6112103; fax prakt.: 020-6112103.

Personali

L.A.M. Tinnemans te Haghorst, 30 jaar, afwezig

C. Hennis te Garijp, 40 jaar, afwezig

F. in \'t Hout te Hardegarijp, 40 jaar, afwezig

A.S. Spruit te Rotterdam, 40 jaar, aanwezig
M. Nicolay te Leens, 35 jaar, afwezig
Mevr. Drs. M.A.M.H. de Groot te Gieten,
25 jaar, aanwezig

Dr. R.C. Nap te Utrecht, 25 jaar, onbekend
P.M. van Dijk te Blitterswijck, 30 jaar, afwezig

F.K. Zandstra te Uitwellingerga, 55 jaar, afwezig

G.J. Nijland te Bilthoven, 55 jaar, afwezig

C.H.L. Sijssens te Maam, 30 jaar, afwezig
E. Cesar te Leeuwarden, 45 jaar, afwezig
P Wijnker te Aarie-Rixtel, 45 jaar, afwezig

G. van de Kieft te Rosmalen. 45 jaar, afwezig
Mevr. Drs. E.M. Meijer-Schallenberg te
\'s-Gravenhage, 45 jaar. afwezig

B. Brummelman te Sonnega, 35 jaar, aanwezig
B.J.F. Löwik te Denekamp, 30 jaar, aanwezig
E.J.C. Thybaut te Veessen, 30 jaar, afwezig

DS. Akkerman te Sint-Michielgestel, 30 jaar, aanwezig
W.G.J. Crombach te Hoensbroek, 30 jaar, aanwezig
Dr. G. Rakhorst te Groningen, 30 jaar, afwezig

H. Nengerman te Losser, 30 jaar, aanwezig
P.C. Knijff te Hilversum, 30 jaar, afwezig

R. Timmerman te Purmerend, 30 jaar, afwezig

D.N. Tap te Rhenen, 30 jaar, afwezig

Dr. J. Verhoeff te Bilthoven, 30 jaar, afwezig
W.A. Oosterman te Dalfsen, 30 jaar, afwezig
J.F. Calkerte Ruinerwold, 35 jaar, afwezig
W. Bekink te Darp, 35 jaar, aanwezig

Radprotec BV is gespecialiseerd in het
controleren van stralingsbronnen.
Controles en metingen v/orden uitgevoerd
conform de Kernenergiewet en het Besluit
stralingsbescherming.

Radprotec verleent o.a. de volgende diensten tegen
concurrerende prijzen:

■ risico-analyse stralingstoepassingen

■ periodieke kwaliteitscontrole röntgentoestellen

■ verzorgen meldingen bij het Ministerie SZW

■ opstellen aanvraag voor vergunningen

• opstellen van een kernenergiewetdossier

• plaatsen van waarschuwingssignalering

Bent u geïteresseerd in een vrijblijvende aanbieding?

Tel.: OIO - 292 93 48 info@radprotec.ni
Fax: OIO - 292 93 59 www.radprotec.nl

Wessels, R.J.A.M.; 1987; 3524 VJ Utrecht; Vogezen 9; tel. privé: 030-
2802297; E-mail privé: renewessels@tiscali.nl.; d. afd. Dierverzorging
Paardcnhouderij bij PTC Barneveld; tel. bur.: 0342-406500; fax bun:
0342-406501; E-mail bur.: r.wessels@ptcplus.com.

Jubilea:

Onbekend november, J.PE Bergefurt te Twello, 25 jaar, afwezig
1

3
3
6
7
9

november,
november,
november,
november,
november,
november.

november,
november,
november,
november,
november,
november,
november,
november,
november,

21 november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
22november,
27novembcr,
27november,

-ocr page 360-

Congressen &. Symposia

November

Vanaf 5 Museum Diergeneeskunde viert vijftig
jarig bestaan. Dat wordt gevierd met de
tentoonstelling
Tussen geld en geweten:
de invloed van de relatie mens-dier op
de dieigeneeskunde.
Vanaf 5 november
2004 tot 1 oktober 2005 is de tentoon-
stelling te bezichtigen op afspraak. Een
rondleiding kost € 4,50 per persoon.
Geïnteresseerden kunnen zich aanmel-
den bij drs. Willemijn van Helbergen
(tel: 030-2534675. C.W.M.vanHel
bergen@museum.uu.nl)
18-19 Fachgespräch über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Kronsberg,
Hannover-Messe statt.

Vergaderingen & Biieenkoivisten

November

Werkvergadering Varken 1, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd: 20.15 uur.

Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Ede, 20.00-22.30 uur. Aesculaap bv telefoon: 0411-
675915 of e-mail: info(gaesculaap.nl

Werkvergadering Varken I Regio Oost. Tijd: 20.00 uur Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnsbergstraat 7, Deventer.
Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Hengelo, 10.00-13.00 uur Aesculaap bv telefoon: 0411-
675915 of e-mail: info@aesculaap.nl

Najaarsvergadering van het Veterinair Historisch Genootschap.
Najaarsdag GGG, De Reehorst, Ede.

Vet-lunch Aesculaap \'Polyurie/polydipsie: een uitgekauwd pro-
bleem?\' in Bergen op Zoom, 10.00-13.00 uur. Aesculaap bv tele-
foon: 0411-675915 of e-mail: info@aesculaap.nl
Werkvergadering Pluimvee I, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd: 14.00 uur
Werkvergadering Rund II, regio Noord. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen. Tijd: 14.00 uur.

Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Tijd:
20.00 uur. Locatie: KNMvD, De Molen 77, 3995 AW, Houten.
www.paardendierenarts.nl.

18

Cursussen

November

4-5 PHLO-cursus Rundveevoeding. Wageningen Business School, tel.
31-317-484093, telefax 31-317-426547, e-mail
info.phlo@wur.nl, website.

5 Balanced Score Card. Tien nascholingspunten. Trainingsprijs: €
460 (exclusief 19% BTW). Meer informatie: Diana van Houten.
Telefoonnummer 0346 556644, e-mail: d.v.houten@worldonline.nl.

9-10 International Postgraduate Course "Nutrition and Climate, new de-
velopments". Accommodation: The course will be on the floor of
"Eurotier", Hannover, Germany. The fee, including lunches, tuition
and course material (but excluding board and lodging and travel to
and from Hannover and insurance) is: 845 Euro. Further informa-
tion of the course can be obtained from the International Training
Center Wageningen Business School. RO. Box 226,6700 AE
Wageningen, the Netherlands (tel. 31-317-484093, telefax 31 -
317-426547) and (info.phlo@wurnl).

16

17

Bel (076) 531 34 80

en u weet alles over de speciale
arbeidsongeschiktheidsverzekering

voor KNMvD-leden.

Met bemiddeling van Meeüs heeft Interpolis besloten het premietarief van de speciale
AOV voor KNMvD-leden
de komende 3 jaren niet te verhogen.

Ook zijn er positieve veranderingen in de voorwaarden. Wij kunnen u daar alles over
vertellen.

Honderden dierenartsen profiteren al van deze aantrekkeUjke AOV.
U nog niet? Bel ons en vraag om een vrijbhjvende offerte. Doe het

Goed geregeld dus.

-ocr page 361-

in één keer een compleet beeld
voor een scherpe prijs

hematologie

(rode en witte bloedbeeld, incl. differentiatie)

nierfunctie

(ureum, creatinine, totaal eiwit, Na, K, Cl, Ph)
\' leverfunctie

(leverenzymen; albumine, globuline ratio)
\' pancreas en spierenzymen
\' schildidierfunctie (14)

preventieve zorg voor het oudere dier
meer duidelijltheid over de prognose
referentiepunt voor toeitomstig onderzoelt
beter overziciit van liet totaai functioneren

Bestel gratis een wachtkamerposter
en brochures voor eigenaren

bel voor meer informatie één van de regiomanagers:
Henriette Jansma Lisetta Verkleij

036-53 75 133 030- 68 74 092

«

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

Vet-Med-Lab

Benaming BAYTRIL® 5% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 50 mg
enrofloxacin. •
Diersoort Rund, varken en hond. • Therapeutische indica-
ties
Rund: bacteriële infecties van het ademhalingsstelsel en het spijsverte-
ringsorgaan zoals pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepticae-
mie, salmonellose; secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergriep
Crowdingcomplex. Varken: bacteriële infecties van de ademhalingswegen
en het spijsverteringsorgaan, zoals pasteurellose, mycoplasmose, colidiar-
ree, colisepticaemie, salmonellose; enzoötische pneumonie. Hond: bacteri-
ële infecties van de ademhalingswegen en het spijsverteringsorgaan, urine-
en geslachtsorgaan, de huid, uitwendige oorontsteking en wondinfecties. In
het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het
zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te
bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde
resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere
fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Behandeling
van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar en bij zeer grote rassen
tot de leeftijd van 18 maanden is tegenaangewezen, aangezien er beschadi-
ging van het gewrichtskraakbeen kan optreden. •
Ongewenste effecten Niet
bekend. •
Dosering Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1
ml/20 kg lichaamgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen; bij gecompliceerde
infecties of salmonellose: 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I
ml/10 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen. Varken: 2,5-5 mg
enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1-2 ml/10 kg lichaamsgewicht) per
dag gedurende 3 dagen. Hond: 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht
(=0,2 ml/kg) gedurende 5 dagen. •
Wijze van toediening Varken: intramus-
culair De toediening dient plaats te vinden in de nek met een maximaal in-
jectievolume van 2,5 ml per injectieplaats. Rund: subcutaan. De toediening
dient plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml
per injectieplaats. Hond: subcutaan. •
Wachttijd Varken: 10 dagen voor de
slacht. Rund: 9 dagen voor de slacht; 4 dagen voor de levering van melk. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1,
3641 RT Mijdrecht.
\'REG NL 08211 UDA.

Benaming BAYTRIL® 10% injectievloeistof« Samenstelling Per ml 100
mg enrofloxacin. •
Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties
Varken: infecties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel, met name
pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepticemie en salmonel-
lose, alsmede andere ziektecomplexen zoals enzoötische pneumonie. Rund:
infecties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel van primaire bacteriële
oorsprong, met name pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepti-
cemie en salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie zo-
als Bovine Respiratory Disease-Complex. In het kader van een verantwoord
gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de thera-
pie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een
antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen,
aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate
van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Geen bekend. •
Dosering 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/40 kg li-
chaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen (5 dagen bij Salmonellosen).
Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen: tot 5 mg enrofloxacin per
kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij
het rund en 3 dagen bij het varken. •
Wijze van toediening Varken: intra-
musculair. Bij varkens dient de toediening plaats te vinden in de nek met een
maximaal injectievolume van 2,5 ml per injectieplaats. Rund: intraveneus,
subcutaan. In geval van subcutane toediening bij het rund dient dit plaats te
vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml per injectie-
plaats. •
Wachttijd Varken: 10 dagen voor de slacht. Rund: 9 dagen voor dc
slacht na subcutane toediening; 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toe-
diening. 4 dagen voor de levering van melk na subcutane toediening; 3 da-
gen voor de levering van melk na intraveneuze toediening. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg I,
3641 RT Mijdrecht. •
REG NL 03489 UDD.

Benaming BAYTRIL® 0,5% orale oplossing • Samenstelling Per ml 5 mg
enrofloxacin. •
Diersoort Varken. • Therapeutische indicaties
Antimicrobieel middel voor de behandeling van infectieziekten bij biggen,
veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bij-
zonder:
E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella
spp., Mycoplasmata en enzoötische pneumonie. In het kader van een verant-
woord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan
de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel
van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chi-
nolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluoroquinolonen een
grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend.
• Dosering 1-1,7 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedu-
rende 3-5 dagen. Vuistregel: 1 ml per 3 kg lichaamsgewicht per dag (1,7
mg/kg lichaamsgewicht per dag). •
Wijze van toediening
Toedieningswijze: oraal. De oplossing kan direct in de bek gegeven worden
met behulp van het doseerpompje. Een slag van het doseerpompje is 1 ml
van de oplossing. •
Wachttijd Vlees: 7 dagen. • Registratiehouder Bayer
B.V, Animal Health Division, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. •
REG
NL 03438 UDA.

-ocr page 362-

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

Pensioenadvies
DUNEMINGSGERICHTE

Dierenkliniek Goeree Overflakkee is een moderne, innova-
tieve praktijk met drie dierenartsen.
Wegens vertrek van een collega is er een vacature voor een

Cezelschapsdierenarts m/v

Wij vragen: • enthousiasme, flexibiliteit en inzet

• teamgeest

• deelname in de avond-en weekend-
diensten, die overigens niet belastend zijn

• enige ervaring strekt tot de aanbeveling,
maar is geen must

• bereidheid te verhuizen naar
Sommelsdijk e.o.

Wij bieden: • fulltime baan

• moderne, goed geoutilleerde kliniek met
CVP

• mooie woonomgeving

• goede toekomstmogelijkheden.

FORTUIN

D I X

PRAKTIJKADVIESBUREAU

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E
info@dixfoTtuin.nl
I www.dixfoTtuin.Til

FINANCIEEL

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

Gaarne uw sollicitatie voorzien van curriculum vitae binnen
veertien dagen sturen naar Dierenkliniek Goeree
Overflakkee, Postbus 62, 3240 AB Middelharnis. Per e-mail
is eveneens mogelijk: info@dierenkliniekgo.nl of kijk op
www.dierenkliniekgo.nl.

Jonge, ervaren vrouwelijke dierenarts

(GD, geen paardenpracticus)

is op zoek naar een gezelschapsdierenpraktijk ter over-
name (eventueel pas na samenwerking) in of bij het
bosrijke gebied van Zuid-Friesland/Noord-Drenthe.
Associatie is zeker bespreekbaar.

Schriftelijke reacties graag richten aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten,
onder vermelding van nummer 08/2004 op de enve-
loppe.

Pen november gezocht:

Dierenarts Gezelschapsdieren/Paard

Voor 20 uur/week, deelname aan goede dienstregeling, met
eventuele groeimogelijkheden. Enige ervaring en zelfstandig-
heid gewenst.

We werken met twee dierenartsen, paard en gezelschapsdie-
ren, in onze landelijk gelegen praktijk in de randstad.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden in onderling
overleg. Schriftelijke sollicitatie met cv binnen 14 dagen naar:
Dierenkliniek Vollaers, Holyweg 18, 3137 KB Vlaardingen.

Omdat ik voornemens ben mijn activiteiten als gezelschaps-
dierenarts te beëindigen is in de vriendelijke badplaats Hoek
van Holland

TE KOOP

mijn volledig uitgeruste dierenkliniek.
Het betreft hier een eenmanspraktijk.

Voor informatie: Dierenarts R.j. Opmeer, Berkenstraat 27,
2691 CS, \'s-Gravenzande, telefoon 0174-418882 of kijk op
www.dierenartsopmeer.nl

Ter overname aangeboden:

Gezelschapsdierenpraktijk

met bijbehorend woonhuis in een stad in het oosten
van het land. Geschikt voor twee dierenartsen of een
echtpaar.

Schriftelijke reacties graag richten aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE
Houten, onder vermelding van nummer 09/2004 op
de enveloppe.

-ocr page 363-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

VVAA

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11, internet www.vvaa.nl

-ocr page 364-

CTC SPRAY

Klauwen schoonmaken

Bus voor gebruik goed schudden:

- Een homogene suspensie

- Geen verstopping
Druipt niet

Geconcentreerde en nauwkeurige spuitnevel
(spuiten op een afstand van 15 - 20 cm)

Ideale spray voor de behandeling van klauw-
aandoeningen en oppervlakkige huidinfecties.

r

Diergeneejmlddel
REC NL90T3
UDA

Samenstelling: 1 spuitbus bevat chloonetracycline hydrochloride 3,210 g
Indicatie:

Rund, varken, schaap:

- Behand€l(f>g van oppervlakkige klauw- en huidinfeclies, in het bi|zonder Dermatitis
inierdigilalis (rotkreupel; stinkpoel), Demialitis digilalis (Mortellaro), die veroor^aaki
worden door kiemen die gevoelig zijn voor chloortetracycline.

- Behandeling van oppervlakkige traumatische of chirurgische wonden, geconta-
mineerd met kiemen die gevoelig zijn voor chlooftetracycline.

Dosering:

Voor gebruik spuitbus goed schudden, Bespuit de te behandelen oppervlakte op een
afstand van IS- 20 cm gedurende 3 seconden, zodat deze gelijkmatig gekleurd
wordt. Deze behandeling dient bij klauwaandoeningen na 30 seconden herhaald
te vrorden.

• Voor behandeling van oppervlakkige traumatiKhe of chirurgische wonden,
gecontamineerd met kiemen die gevoelig zijn voor chloortetracycline, wordt een
eenmalige enkelvoudige behandeling aanbevolen.

- Voor behandeling van Dermatitis digitalis (Mortellaro) wordt 1 - 2 maal daags een
dubbele behandeling (30 seconden interval) gedurende 3 dagen aanbevolen.

• Voor andere klauwaandoeningen (rotkreufïel, stinkpoot) wordt eveneens 1 - 2 maal
daags een dubbele behandeling (30 seconden interval) aanbevolen. Afhankelijk
van de emst van de aandoening en de male van herstel de behandeling
herhalen met een interval van 1 • 3 dagen.

Bijwerkingen: Overgevoeligheidsreacties k

adpleeg Eurovet Nederland BV.

Eurovet Nederland BV, Postbus 179, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

/Animal Health

-ocr page 365-

FortifleX

Mobiliteit van jong tot oud!

Fortiflex" is een innovatief aanvullend diervoeder met een gepaten-
teerde en synergetisch werkende combinatie van Chondroïtinesulfaat
en Chitosanide. Dit zorgt voor een hoge biologische beschikbaarheid
en daardoor een optimale activiteit in de gewrichten.
De gekwantificeerde, natuurlijke bestanddelen in Fortiflex" bezitten
een hoge mate van zuiverheid en kwaliteit.

Fortiflex" zorgt voor mobiliteit; een ideaal product, ook bij lang-
durige toepassing. « —^^

DE VOLWASSEN,
ACTIEVE HOND

DE OUDERE
HOND

FortifleX

helpt de hond beter bewegen

Productinformatie: Fortiflex\' wordt gebruikt ter ondersteuning van de
opbouw van de gewrichten en het bewegingsstelsel.
Samenstelling: Per
tablet: Chondroïtinesulfaat (20 kOa 95%) respectievelijk 225, 375, 525
rng. Chitosanide respectievelijk 225, 375, 525 mg. Honden tot 15 kg
lichaamsgewicht: 1 tablet Fortiflex*^ 225 per dag gedurende 1 maand,
Honden tussen 15 en 25 kg lichaamsgewidiC: 1 tablet Fortiflex^ 375
per dag gedurende 1 maand.
Honden tussen 25 en 40 kg lichaams-
gewicht:
1 tablet Fortiflex* 525 per dag gedurende 1 maand. Honden
zwaarder dan 40 kg lichaamsgewicht:
2 tabletten per dag gedurende
1 maand.
Verpakking: Doos met 3 blisters è 10 tabletten.
Bewaring/Houdbaarheid: Bij kamertemperatuur bewaren (15-25®C).
Buiten bereik van kinderen bewaren.

WirLycic:

ANIMAL H EALTH

-ocr page 366-

Isiietuf\'

RIMADYL

I Ê ê CARPROfEN

®

Pre-operatieve toepassing
voor
post-operatieve pijnbestrijding

• Rimadyl® injectie, werkzame stof carprofen, is een NSAID voor de
hond en kat met sterke anti-inflammatoire, analgetische en anti-
pyretische eigenschappen

• Rimadyl® injectie heeft géén invloed op de nierdoorbloeding en op de
bloedstollingtijd

• Rimadyl® injectie kan veilig pre-operatief worden toegediend ^

• Rimadyl® injectie voor éénmalige subcutane of intraveneuze
toediening aan hond en kat in een dosering van
4 mg/kg,
bij voorkeur pre-operatief, op het moment van premedicatie
of bij de inductie van de anesthesie

Als enige NSAID met geregistreerde
vervolgbehandeling met tabletten bij de
hond

__IJECTIEVLOEISTOF

RIMADYL\' \'l^rhonoenka,

_ _ »rprofen 50 mg/ml

RIMADYL\'- INJECTIE • wertaamc stof: carprofcn: REG NL 10101 UDD • diergeneesmiddel • doeldier: hond cn kat. HOND: • indicaties: ter vermindering van
postoperatieve pijn en zwelling na orthopedische ingrepen en weke-delen chirurgie met inbegrip van intra-oculaire operatics • toedieningswijze en dosering:
Riniadyiirijecticvvofdtsubajtaanofintravcricusg^^ van dc anesthesie •

Om de pijnstillende en anti-inflammatoire behandeling post operatief uit tc breiden kan de parenterale therapie na 24 uur geveegd worden door carprofcn tabletten
in een enkele dosering van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen. KAT: • Ter bestrijding van postoperatieve pijn. De parenterale therapie mag bij de kat niet gevolgd
te worden door Rimadyl tabletten, * contraindicaties: "niet gebruiken bij drachtige dieren, HOND: * Gebruik bij honden jonger dan 6 weken of bij oude dieren
kan extra risico met zich meebrengen. Wanneer geen andere oplossing gevonden kan worden, dient een gereduceerde dosis te worden toegediend. Deze dieren
behoeven daarna een additionele klinische bewaking. Gastro-intestinale uiccratie is zeldzaam bij gebruik van carprofen en komt voornamelijk voor bij doseringen die
ver boven de therapeutische dosis liggen. KAT: • Niet gebruiken bij dieren jonger dan 4 maanden. Gebruik bij oude of zieke dieren kan extra risico met zich
meebrengen. Typische ongewenste bijwerkingen van NSAID\'s zoals verlies van eetlust, braken, occult bloed in de feces en apathie zijn af en toe gemeld. Algemeen:
• waarschuwingen: niet gebnjiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij 61 ulceratie of -bloedingen, blc«Jafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product.
Gebruik bij hypovolemische of hypotensieve dieren vermijden.

Animal Health

Visie op gezondheid

ITizer Aniniiil lleallh bv

l\'o.sllnis 37 • 2900 .\\A Capelle a/d Ussel

wvvw.pfizeiah.nl • secrplariaal.alig@pnzer.con

O iOO-i pnzcr ,Vnimal Health bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam ITl/er Ine., N.Y., U.S.A.

-ocr page 367-

Deel 129 • Aflevering 22 • 15 november 2004

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
D6K

1 1 MÄÄRI 20C5

Tijdschrift
Diergeneeskunde

Ehrlichia- en Babesia-infecties bij de hond in Nederland

Onderzoek naar de rol van Vasopressine bij honden met
Polyurie

Werkconferentie LNV over welzijn gezelschapsdieren een
goede start; Minister beloont Week van het Huisdier als
initiatief

Betaalde advisering dierenarts inbegrepen bij uiergezond-
heidsproject

Tarief wijzigingen Movir per 1 januari 2005
Nieuwe vorm jaarcongres compacter en efficiënter
Jaarrede 2004

(oninklijke Nederlandse
MaaUchappij voor
Ditrgeneeskunde

-ocr page 368-

Prednisolon is een van de
meest voorgeschreven
tabletten voor hond en kat.

Smakelijke, tabletten

Tot op heden waren er
uitsluitend 5 mg tabletten, m
als nadeel dat er vaak
meerdere tabletten per dag
gegeven moesten worden.

Veel eigenaren van honden
en katten vinden het moeilijl
en vervelend om hun huisdn
tabletten in te geven. Als he
ingeven van tabletten mindi
moeite kost verhoogt dit de
betrouwbaarheid van de
therapie, waardoor de
behandelde dieren sneller h
gewenste resultaat van de
behandeling tonen.

Om bovenstaande reden
introduceert AST Farma na<
^e u bekende Prednoral 5
srïT8li|Hjke tabletten nu ook
PrednofakM mg smakelijk«
tabletten ^v.

NaasM^doseergemak vaii
PrednoraTtaliletten zijn beit
sterktes nu ooiNoorzien vai
rundvleessmaakstof die
ervoor zorgt dat de meeste
honden en katten deze
tabletten als een "beloning
ervaren.

Met de introductie van
Prednoral 20 mg smakelijkf
tabletten bewijst AST Farm
opnieuw dat zij meedenkt n
de dierenarts en probeert
tegemoet te komen aan zijr
wensen.

\\

SMAKELIJKE TABLETTEN •.

Diergeneesmiddel UDA, Samenstelling: Een tablet bevat 5 mg Prednisolon. Daamaast bevat een tablet rundvleessmaakstof. Diersoort: Hond en kal.

Indicaties: reumatologische I orthopedische aandoeningen (reumatS^rthritis, arthrosis deformans, bursitis, tendinitis, peri-arthritis), respiratoire aandoeningen;
allergische bronchitis, gastro-enterologische aandoeningen; chronischliieve hepatitis, ophtalmologische aandoeningen (aandoeningen van het achterste
oogsegment, zoals chorioretinitis, papillitis, neuritis optica), demiatologische aandoeningen anti-inflammatoir (pyotraumatische dermatitis, allergische demiatitis,
contactdemnatitis, urticaria, ideopatische seborrhoische dermatitis, acrale likdemiatitis, juveniele cellulitis), immunosuppressief lupus erythematosus.
Contra-
indicaties:
zie bijsluiter Bijwerkingen: zie bijsluiter Toedieningswijze en dosering (beide doeldieren): bij acute aandoeningen - 0,5 tot 4 mg Prednisolon per kg
lichaamsgewicht per dag. Bij chronische aandoeningen - 2 tot 4 mg
Prednisolon per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3 dagen; vewolgens 1 tot 2 mg
Prednisolon per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen; vervolgens 1 tot 2 mg Prednisolon per kg lichaamsgewicht om de dag: met intereallen van een
week wordt de dosering dan nog gehalveerd tot de minimale weri<zame dosering wordt bereikt. Hond om 08.00 uur \'s morgens en kat om 22.00 uur \'s avonds
doseren in verband met verschil in dagritme. Oraal toedienen. REG NL 02909 Prednoral 5 mg smakelijke tabletten. REG NL 10098 Prednoral 20mg smakelijke
tabletten.
Registratiehouder: AST Beheer B.V - Oudewater

\\sr

IN KLEI
www^.astfarnna.nl

-ocr page 369-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 129
Aflevering 22
15 november 2OO4

Foto\'s cover: Ad Wijne

Inhoud

Uit de hoofdredactie

Overzichtsartikel

Ehrlichia- en Batev/a-infecties bij de hond in Nederland; M. M.J. M. Zandvliet, E. Teske en C.J. Piek

757
759

762

763

764

765

766

767

765

768
768

Veterinair tuchtrecht

Dierverloskunde en diergeneeskunde; I. Boissevain

VWA

Dc VWA als toezichthouder op de bandkcuring
Autoreferaat

Onderzoek naar de rol van Vasopressine bij honden met polyurie; /. K. van Vonderen
Berichten en verslagen

Werkconferentie LNV over welzijn gezelschapsdieren een goede start; Minister beloont
Week van het Huisdier als initiatief;
J. van Herten

Drukbezocht symposium over PRRS en dc ziekte van Glässer; V. Ceurts en H. van Beers
Informele CVO-meeting

739

740

746
749

751

Betaalde advisering dierenarts inbegrepen bij uiergczondheidsproject; S. Umans
AÜV-symposium KEN(uw)GETALLEN; over bedrijfseconomische kengetallen
in de diercnartscnpraktijk;j.
van Herten
Tariefwijzigingen Movir per 1 januari 2005
Wijziging telefonische spreekuren Algemene Chirurgie

Uitgelicht
Praktijk in bedrijf
Congressen en cursussen

KLINISCHE AVONDEN 2005

"Pmgesteron-receptor blokkers:

indien met beleid toegepast een fraaie aanwinst voor de GD-praktijk",
mevr. Dr. A.E. Schaefers-Okkens

dinsdag 18 januari 2005

dinsdag 22 februari 2005

dinsdag 15 maart 2005

dinsdag 5 april 2005

AC Restaurant De Meern

Van der Valk Eindhoven

Van der Valk Drachten

Van der Valk De Cantharel Apeldoor

"Huidproblemen bij de hond:
van aanpak tot aanpakken",
Dr. A. Willemse

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 370-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F.de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr.E.Teske

Dr J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmee.ster)

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. lir. P. De Backer(Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr.Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof. dr J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
^ggoCE Houten
Telefoon
(030)6348900
Fax (o3o)6348gog
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorziuer

Secretariaat

Drs. H. Geertsen. algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Po.stbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«jknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifï van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hootdbestuur.

KNMv

Maatschappijnieuws

Jaarcongres KNMvD over \'Samen werken in Europa"; Nieuwe vomi jaarcongres compacter en
efTiciënter: S.
Umans
Jaarrcde 2004; T de Ruijter

Besluit pruklijkccrtificering cn erkenningsregeling; T. de Ruijteren K. Voermans
In memoriam

Dr Ed. E. Kemperman 192.3-2004; M. van Heivoort en Th.C.M. Kemperman

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

3

771
776
779

780

781

782
784

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Poslbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Contents

Review papers

Ehrlichia and Babesia infections in dogs in the Netherlands; M.M.J.M. Zandvliet, E. Teske, and
CJ. Piek

740

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

COBBOnBle advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap
per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

\\crklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultl4ral Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinan\'Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 371-

Ui
de

hoofdredactie

m^mmmmm

Windvaantjes

De nieuwe (of iets minder nieuwe) president van de Verenigde Staten is op het moment dat u dit leest al lang en
breed bekend. Vóór de verkiezingen leek het op televisie en in de kranten, dat de uitslag uiterst belangrijk was
voorde rest van de wereld en vooral voor Nederland. Geen enkel ander land - alle Europese lidstaten inbegre-
pen - kan zich bij de verkiezingen verheugen in een grotere Nederlandse belangstelling. Ik vraag me af of over
een paar maanden deze belangstelling gerechtvaardigd zal blijken. In Darfitr en Bagdad zal de Amerikaanse
verkiezingsuitslag niet veel verschil meer maken, vrees ik.

De tijdelijkefysieke ongesteldheid van de premier heeft de afgelopen weken niet tot burgeroorlog geleid, of het
moet de uiterst beschaafde volksopstand zijn, gericht tegen de kabinetsplannen. Noch de afwezigheid van
Balkenende, noch de demon.straties, zullen die plannen grofstojfelijk doen wijzigen. De richting die de regering
kiest bij de besturing van dit land, wordt blijkbaar vooral bepaald door andere grootheden. Ook dichter bij huis
kon dus de afgelopen weken worden waargenomen dat de koers van een schip niet uitsluitend door het roer
wordt bepaald. En om de metafoor compleet te maken: het windvaantje in de mast heeft op de koers geen di-
recte invloed.

Wanneer deze waarneming van toepa.ssing wordt gemaakt op de wereld van de diergeneeskunde, ligt een les
voor het oprapen. In deze aflevering van hel Tijdschrift vindt u de jaarrede van de voorzitter. Hij geeft daarin
aan, overigens lot zijn nauw verholen teleurstelling, dat in de eindeloze discussies over dure kwaliteitssyste-
men, het koppelen van erkenning en certificering tot een splijtende climax dreigt te voeren. Een ledenraadple-
ging moet de oplossing bieden, moet althans de gelederen gesloten houden. Ik waag te voorspellen dat de door
de voorzitter ingezette koers, net zo min als de opvattingen van de leden, bepalend zullen zijn voor de ontwikke-
lingen op de langere termijn. Wat wél bepalend is, valt alleen achteraf met zekerheid vast te stellen, maar ik hen
geneigd de verwachtingen van de voorzitter te volgen: kwaliteitssystemen zijn onvermijdbaar "omdat de markt
dit vraagt of eist". De ondernemer zal niet zozeer hechten aan de opvattingen van zijn collega \'s, maar zal wil-
len weten wat zijn afnemers in de toekomst zullen vragen of eisen. Voor de dierlijke productie geldt dat de ko-
mende jaren de grote afnemers (de coöperaties en de grootgrutters) de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit
van producten grotendeels zullen overnemen van de overheid. Zij zullen met de sterkst denkbare prikkels kwa-
liteit afdwingen bij hun toeleveranciers, de veehouders. Onder deze kwaliteit valt ook zo ongeveer alles dat die-
renartsen toevoegen aan dierlijke producten. Wanneer de grote afnemers de kwaliteit gaan dicteren, ligt het
voor de hand dat zij daarbij dezelfde .systemen voor borging toepassen, die zij ook in andere sectoren hanteren.
Waar tot nu toe nog naar de overheid gekeken kon worden voor de legitimering van certificering.sy.stemen, zul-
len straks de grote afnemers certificering simpelweg afdwingen. Deze grote afnemers gaan via de veehouders
eisen stellen aan de dierenarts, en daarbij zal de invloed van zowel de overheid als de KNMvD worden beperkt.
De recente ontwikkelingen in de zuivel kunnen als illustratie dienen. Op de langere termijn zijn discussies
binnen onze beroepsgroep over certificering en koppeling dus triviaal. De ondernemende dierenarts zal niet
wachten tot het merendeel van de leden de voet van de rem heeft gehaald.

Het heeft in het licht van het bovenstaande geen zin om het windvaantje verontwaardigd aan te spreken over de
koers van het schip. Dat windvaantje is vooral een onmisbaar in.sti-ument voor stuurlieden die liever het roer in
handen hebben, dan aan wal te staan.

Maarten Willemen

Diergenees

-ocr page 372-

Ehrlichia- en Babesia-infecties bij de hond in Nederland

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129:740-5

M.M.J.M. Zandvl\\eV\\ E.Teske\' en C.J. Piek\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Retrospectieve analyse van 75 honden met een Babesia ca-
nis-
en/of Ehrlichia cawis-infectie toont dat de meeste hon-
den een endemisch gebied (Middellandse zeegebied of de
Nederlandse Antillen) hebben bezocht, maar er werden
ook twee autochtone ßaAes/a-infecties gezien. Bij
Babesia-
infecties zijn de duur van het verblijf in het endemisch ge-
bied en de incubatieperiode significant korter dan bij een
Ehrlichia- of co-infectie. De meest genoemde redenen voor
bezoek aan de dierenarts, de bevindingen bij lichamelijk
onderzoek en laboratoriumonderzoek zijn aspecifiek, zo-
dat bevestiging van de diagnose met specifiek onderzoek
(serologic of PCR) noodzakelijk is. Antigene stimulatie
door de parasiet leidt bij een deel van de honden tot im-
muungemedieerde aandoeningen. Gerichte therapie is
noodzakelijk en gezien het frequent voorkomen van co-in-
fecties verdient, in afwachting van de definitieve diagnose,
een behandeling tegen beide parasieten de voorkeur. Dc
prognose is redelijk tot goed, met ruim de helft van de pati-
ënten klachtenvrij na behandeling. Een
Babesia- of co-in-
fectie is echter geassocieerd met een significant langere
overlevingstijd dan een infectie met
Ehrlichia.

Summary

Ehrlichia and Babesia infections in dogs in the Netherlands

A retrospective study was performed at the Department of Clinical Sciences
of Companion Animals at Utrechl University amongst 75 dogs diagno.sed
with a
Babesia canis and/or an Elirlichia canis infection. The majority of the
dogs had visited an endemic area (most often the Mediterranean area or the
Dutch Antilles), hut two dogs became infected with Babesia in the
Netherlands.
Babesia infections were associated with a slay in an endemic
area and an incubation period that are both .significantly shorter (le.ss than 3
months) than those for
Eiirliciiia and co-infections (more than 3 months).
Rea.sons for the owner to seek veterinary attention (lethargy, anorexia,
fever), findings from the physical examination (pale mucous membranes.
hepato-Zsplenomegaly) and laboratoiy results (anemia, Ihnmibocytopenia.
hypo-albuminemia) were highly aspecific. making serology or PCR manda-
tory for diagnosing infections. Antigenic stimulation by the parasite someti-
mes resulted in immune-mediated diseases such as immune-mediated hemo-
lytic anemia, thrombocytopenia, glomenilonefritis, and polyarthritis and in
the case of ehrlichiosis in hypergammaglobulinemia. Specific therapy (imi-
docarb-diproprionate and/or doxycycline) was necessary, and because
combined infections were common, it was considered appropriate to admi-
nister both drugs while the defiinitive diagnosis waj being established. The
prognosis was rea.sonably good, with almost half of all patients showing no
clinical signs after treatment, although
Babesia and co-infections were asso-
ciated with a significantly longer survival sometimes resulted than
Elirlichia
infections.

Inleiding

Babesiose en ehrlichiose zijn door teken overgedragen ziek-
tes, die wereldwijd voorkomen bij onder andere honden en

t Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Yalelaan 8, 3SOS TD Utrecht.
Correspondentie me! eerste auteur via post of email (M. M.J. M. Zandvliet@vet. uu. nl)
hondachtigen. In Europa worden bij de hond voornamelijk
infecties met
Ehrlichia canis en Babesia canis gezien, maar
in mindere mate ook met
Babesia vogeli en Babesia gibsoni.
E. canis
is een obligaat intracellulaire bacterie, die de mono-
cyten parasiteert, en wordt overgedragen door de teek
Rhipi-
cephalus sanguineus. Babesia sp.
zijn intracellulaire proto-
zoën (Piroplasmidae) die de erythrocyten infecteren.
B.
canis
wordt overgedragen door Dermacentor-teken (D. reti-
culatus en D. marginatus).
De in Europa klinisch minder re-
levante
B. vogeli en B. gibsoni worden ook door R. sangui-
neus
overgebracht. De genoemde teken komen in Europa
voor in de gebieden rond de Middellandse zee en bepalen zo
het verspreidingsgebied van beide ziekten.
Het doel van deze studie is een overzicht te geven van de
ziektebeelden veroorzaakt door
E. canis en/of B. canis, de
relevantie van deze ziektes te benadrukken en de klinische
verschijnselen, het verloop van de ziekte en de prognose van
een
Babesia- en Ehrlichia-\'mkcht te beschrijven en te ver-
gelijken met dat wat in de, meest uit endemische gebieden
afkomstige, literatuur is beschreven.

Materiaal en Methoden

Uit het archief van het laboratorium van de Universiteits-
kliniek voor Gezelschapsdieren (UKG) werden alle honden
geselecteerd die gediagnosticeerd waren met een
B. canis-
en/of E. cwn/i-infectie in de periode van 1 januari 1992 tot I
januari 2001. De infectie was vastgesteld met serologisch
onderzoek (indirecte immunofluorescentietest) of door het
aantonen van één of beide parasieten in een bloeduitstrijkje.
Honden met een gelijktijdige
Leishmania-inkctie en hon-
den waarbij de
B. canis- en/of E. cf7«;.s-infectie en niet dc
oorzaak van het iatrotrope probleem^ was, werden uitgeslo-
ten van deelname aan deze studie. De honden werden ver-
deeld over drie groepen, te weten de
Babesia, de Ehrlichia of
de co-infectie
{Babesia en Ehrlichia) groep.
Het signalement (ras, geslacht, leeftijd op moment van eerste
waarneming van de symptomen), gewicht en, indien aanwezig,
relevante gegevens ten aanzien van de buitenlandanamnese
(waar, wanneer, verblijfsduur, eventueel opgemerkte infectie
met teken), het iatrotrope probleem en de bevindingen bij licha-
melijk onderzoek werden geanalyseerd. De resultaten van het
bloed- en urineonderzoek (hematocriet, reticulocyten, leukocy-
ten, thrombocyten en differentiatie van het witte bloedbeeld,
aanwezigheid van parasieten in het bloeduitstrijkje, Coombs\'
test, totaal eiwit, albuminc, globulines, ureum en kreatinine, de
eiwit/kreatinine-ratio in de urine) voorzover plaatsgevonden,
werden geregistreerd.

Een anemie werd als regeneratief beschouwd als het gecorri-
geerde reticulocytenpercentage (reticulocytenpercentage x
(Htpatiën/Htcontrole)) hoger was dan twee procent. De plasma-
kreatinine-concentratie werd gestandaardiseerd voor het li-
chaamsgewicht (18) volgens de formule: kreatinine^iax = 70
(0,7 X lichaamsgewicht (kg)), waarna de actuele waarde
werd gedeeld door de berekende kreatinine,De ratio van

^ Iatrotrope probleem: de reden voor de eigenaar om naar de dierenarts te gaan (14).

-ocr page 373-

Tabel i. Aantal honden per groep (Babesia-, Ehrlichia- of co-infectie) gerangschikt
naar geografische locatie waar de infectie vermoedelijk is opgelopen.

Babesia

Ehrlichia

Co-infectie

Frankrijk

26

3

6

Spanje

4

1

2

Portugal

1

1

2

Griekenland

0

2

2

Antillen

0

9

3

Rest Europa

5

2

0

Rest wereld

2

4

3

Geen buitenlandanamnese

2

0

0

Tabel 2. Overzicht van aantal honden per groep (Babesia, Ehrlichia of co-infectie) ge-
rangschikt naar verblijfsduur (maanden) in het buitenland en duur tot waarneming
van ziekteverschijnselen (maanden) na terugkeer uit het buitenland.

Verblijf in het buitenland
<3 maanden >3 maanden

Incubatieperiode
<3 maanden >3 maanden

Babesia

24/30

6/30

16/19

3/19

(80%)

(20%)

(84%)

(16%)

Ehrlichia gf

8/28

20/28

1/24

23/24

co-infectie

(29%)

(71%)

(4%)

(96%)

de gemeten plasma-kreatinine-waarde en de kreatinine^^j^
zal bij een hond met een kreatinine-waarde die gelegen is
binnen de referentiewaarden 1 of minder zijn. Een ratio groter
dan 1 suggereert een verminderde glomerulaire filtratie. Een
eiwit/kreatinine-ratio in de urine (eiwity^ine (g/lVkreatinine^.
rine (|jLmol/l)x 10^) groter dan 10 werd als bevestigend voor
Proteinurie beschouwd (22).

De therapie bestond uit doxycycline^ (10 mg/kg/dag PO, ge-
durende twee weken) en een injectie met imidocarb-dipro-
prionaaf^ (0.025-0.05 ml/kg, overeenkomend met 3 mg imi-
docarb/kg, SC). Na twee weken werd, afhankelijk van de
uitslag van het serologisch onderzoek, de doxycycline-thera-
pie met twee weken verlengd in het geval van een
Ehrlichia-
infectie en een tweede injectie met imidocarb-diproprionaat
gegeven in het geval van een Sa/)e5/a-infectie.
Aan het eind van de studie (februari 2001) werden de eigena-
ren van de honden, die na behandeling nog in leven waren,
telefonisch geënquêteerd. De dieren werden op basis van het
huidig functioneren in vier categorieën ingedeeld. Volledig
herstel werd gedefinieerd als het afwezig blijven van ver-
schijnselen passend bij een
Ehrlichia- of ßafte.s/a-infectie na
staken van de behandeling. Recidief werd gedefinieerd als
het terugkeren van de klinische verschijnselen. Geen verbe-
tering betekent dat de klinische symptomen niet verbeterden
ondanks de ingestelde behandeling. Een hond die binnen
twee weken na het vaststellen van de diagnose overleed, werd
beschouwd als overleden in de acute fase.
Statistische analyse van de gegevens werd uitgevoerd met
een commercieel software-pakket^. Voor vergelijking van de
verschillende groepen is in het geval van de continue varia-
belen vanwege het kleine aantal dieren gekozen voor een
non-parametrische test (Mann-Whitney test), tenzij de gege-
vens normaal verdeeld bleken (F-toets). Voor berekening
van de overlevingsduur werd de Kaplan-Meier-methode ge-
bruikt en de resultaten worden weergegeven als het bere-

^ Doxycycline, verschillende fabrikanten.
" /mizol"- Schering-Plough. 120 mg/ml.
5 SPSS II. O voor Windows.

Tabel 3. Overzicht van de iatrotrope problemen bij honden met een Babesia-,
Ehrlichia-
of co-infectie. Bevindingen die slechts één keer optraden zijn niet vermeld.

Symptomen Babesia

Ehrlichia

Co-infectie

Totaal

Sloom

20

9

4

33

Anorexie

15

7

2

24

Koorts

10

3

3

16

Vermageren

4

5

2

11

Verminderd uithoudings-

vermogen

4

5

1

10

Rode urine

5

3

0

8

Moeilijk lopen / kreupel

4

2

1

7

Polyurie en polydipsie

2

5

0

7

Epistaxis

0

4

3

7

Braken

3

2

2

7

Diarree

3

2

1

6

Bleke slijmvliezen

3

2

1

6

Huidproblemen

1

0

3

4

Melena

2

1

0

3

Icterus

2

0

1

3

Hemorrhagische diathese

0

2

1

3

Niet willen lopen

3

0

0

3

Dyspneu

1

2

0

3

kende één-jaar overlevingspercentage en het bijbehorende
95%-betrouwbaarheidsinterval (95%-Bl) alsmede een sur-
vival-curve. Toetsing van verschil in overlevingsduur tussen
verschillende groepen is gedaan met de log-rank-test. De uit-
komsten werden als significant beschouwd bij een p<0.05.

Resultaten

In totaal werden in de periode 1992-2001 89 honden gedia-
gnosticeerd met een
Babesia- en/of f/iW/c/t/a-infectie. Veer-
tien honden werden uitgesloten vanwege een gelijktijdige
aanwezige
Leishmania-\\nïecX\\s, (n=12) of doordat het iatro-
trope probleem niet werd veroorzaakt door een
Babesia-
en/of f/ï/V/c/i/a-infectie (n=2).

Van deze 75 honden hadden 39 honden een 5a/)e.s7\'a-infectie,
twintig honden een
Ehrlichia-\'mkcÜQ en zestien honden een
co-infectie. Het betrof voornamelijk middelgrote tot grote
honden (mediaan 25 kg; range 3-53 kg). Drieëntwintig hon-

Tabel 4. Overzicht van de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek per groep
(Babesia-, Ehrlichia- of co-infectie) gerangschikt op frequentie van voorkomen.

Babesia

Ehrlichia

Co-infectie

Totaal

Bleke slijmvliezen

16

8

4

28

Lever of milt vergroot

7

3

0

10

Tachycardie

5

3

1

9

Mager

1

4

3

8

Icterus

5

1

2

8

Koorts

6

0

1

Sloomheid

1

3

3

Lymfadenopathie

4

0

1

Epistaxis

0

3

2

Huidproblemen

2

0

2

Polyarthritis*

2

0

1

Petechien

1

0

2

Geen afwijkingen bij

lichamelijk onderzoek

0

5

3

8

De diagnose polyarthritis werd in alle gevallen gesteld op basis van cyto-
logisch onderzoek van synovia.

-ocr page 374-

den waren kruisingen en de overige 52 honden waren ver-
deeld over 33 rassen. Reuen en teven waren in gelijke mate
vertegenwoordigd, evenals gecastreerde en intacte dieren. Er
was geen leeftijdspredispositie.

Dc meeste infecties werden opgelopen in landen rond de
Middellandse zee cn de Antillen (Tabel I). Drie honden wa-
ren in meerdere geografische gebieden geweest (één hond
met
Babesia (Frankrijk, Zwitserland en Italië), één hond met
Ehrlichia (Saudi-Arabic cn St. Maarten) en één patiënt met
een gecombineerde infectie (Griekenland, Spanje, Portugal
en Frankrijk)). Twee honden met een öa/j^/a-infectie waren
nooit buiten Nederland geweest.

Honden met een öaèCT/a-infectie verbleven significant
(p<O.OI) korter in het buitenland en ontwikkelden signifi-
cant sneller (p<0.01) na terugkeer in Nederland de eerste
symptomen dan honden met een
Ehrlichia- of co-infectie
(Tabel 2). In enkele gevallen van ehrlichiose ontstonden
ziekteproblemen pas vele jaren na terugkeer in Nederland.
De aanwezigheid van teken gedurende het verblijf in het bui-
tenland werd gemeld bij vijftien van de 39 honden met
Babesia, vijf van de twintig honden met Ehrlichia-\'mkcUQ
en vijf van de vijftien honden met een co-infectie.
De iatrotrope problemen en de bij lichamelijk onderzoek ge-
vonden afwijkingen zijn vermeld in respectievelijk tabel 3
en tabel 4. Afwijkingen die slechts éénmalig werden ge-
noemd zijn niet in de tabel vermeld.

Resultaten van het laboratoriumonderzoek toonde op het
moment van de diagnose in alle drie de groepen anemie.

Tabel 5. Overzicht van de bevindingen bij hematologisch en biochemisch laboratoriumonderzoek in honden met Babesia-, Ehrlichia- of co-infectie. Afwijkingen voor continue va-
riabelen zijn gepresenteerd als mediaan met range en voor discrete variabelen als proportie afwijkende uitslagen.

Babesia

Ehrlichia

Co-infectie

Referentiewaarden

Hematocriet

0.23

0.29

0.28

0.42-0.57 1/1

(0.09-0.42)

(0.09-0.46)

(0.14-0.53)

Anemie

36/37

18/20

12/15

<0,42 1/1

Non-regeneratieve anemie

21/31

13/16

9/10

Leukocyten

13.4

9.4

12.9

5.9-13.8 109/1

(3.2-46.0)

(0.5-52.8)

(3.7-34.0)

Thronibocyten

40

59

45

150-400 I0\'\'/1

(2-308)

(0-445)

(0-503)

Thrombocytopenic

27/35

12/16

11/14

<150 109/1

Coombs\' test positief

9/22

3/7

3/7

Totaal eiwit

58

70

71

54-70 g/l

(32-77)

(35-116)

(45-111)

Hyperproteïnemie

2/20

9/19

7/13

>70 g/l

Albumine

23

23

24

25-37 g/l

(15-39)

(8-30)

(6-30)

Hypoalbuminemie

. 13/22

10/19

8/13

<25 g/l

Alfa-globulines

14

15

13

10-22 g/l

(8-27)

(7-23)

(10-20)

Beta-globulines

11

12

15

9-17g/l

(7-20)

(5-26)

(7-47)

Gamma-globulines

5

14

8

2-6 g/l

(2-10)

(4-70)

(4-58)

Totaal globulines

33

47

48

29-33 g/l

(13-45)

(25-108)

(22-95)

Kreatinine/Kreatinine^j,; ratio

0.76

1.34

1.10

<1

(0.51-2.37)

(0.55-11.15)

(0.67-3.65)

Eiwit/Kreatinineur|„(,-ratio

2

36

94 <10

(0-21)

(19-158)

(26-153)

Proteinuric

1/4

6/6

4/4

Parasiet in bloeduitstrijkje

17/39

1/20

1/16

thrombocytopenic en hypo-albuminemie (Tabel 5). Het to-
taal-eiwit-gehalte, de beta-, gamma- en totale hoeveelheid
globulines, als ook de eiwit-kreatinine en kreatinine-kreatin-
waren significant hoger in dc
Ehrlichia-en co-
infectie groep in vergelijking met dc
Babesia-groep, maar
niet significant verschillend tussen de
Ehrlichia- en co-in-
fectie-groep. Microscopisch onderzoek van een buffy-coat
preparaat bleek in de helft van de
Babesia- infecties positief,
in tegenstelling tot de
Ehrlichia- of co-infecties waarbij het
in beide groepen slechts bij één hond mogelijk bleek op deze
wijze de diagnose te stellen.

Telefonische follow-up was mogelijk bij 56 honden (Tabel
6). De gemiddelde follow-up duur was 28 maanden (range
0-108 maanden, mediaan van 21 maanden). In deze studie
bleken 35 honden geen ziekteverschijnselen meer vertoond
te hebben na beëindiging van de therapie. Van de resterende
honden overleden acht dieren binnen de eerste twee weken
van behandeling en verbeterden dertien honden slechts tijde-

Tabel 6. Effect van behandeling bij honden met Babesia-, Ehrlichia- of co-infectie.

Babesia Ehrlichia Co-infectie Totaal

Overleden in acute fase

4

3

1

8

Volledig herstel

25

4

6

35

Geen verbetering

2

5

2

9

Recidive

1

2

1

4

Niet te traceren

7

6

6

19

Totaal

39

20

16

75

-ocr page 375-

lijk of niet. Grafiek 1 toont de Kaplan-Meier survival curve.
Dc overlevingsduur {p<0.01) cn het berekende één-jaar
overlcvingspercentage (p=0.02) van honden met een
Ehrlichia-\\nftci\\t was significant korter dan die voor een
Babesia- of co-infectie. Het berekende één-jaar overlevings-
pcrcentage was voor de 5a/)e.9/fl-patiënt 80,5% (95%- BI:
61,6% - 90,8%), voor de
Ehrlichia- 54,4% (95%- BI: 24,8%
- 76,7%) en voor de co-infectiepatiënten 90% (95%- BI:
47,3-98,5%).

Discussie

De huidige studie geeft geen aanwijzingen voor een ge-
slachts- of leeftijdspredispositie. Dit is in overeenstemming
met eerdere gegevens over ehrlichiose (6), maar in tegenstel-
ling tot eerdere studies over babesiose (I, 9). Hier bleken
honden met een klinische
Babesia-\'mkcX\\t meestal jonger
dan één jaar te zijn. Dit verschil kan verklaard worden door-
dat deze studies in een endemische gebied plaatsvonden,
waar honden van pup af aan het risico lopen geïnfecteerd te
raken in tegenstelling tot de huidige studie waar vrijwel alle
honden in Nederland waren geboren en pas bij bezoek aan
het endemisch gebied geïnfecteerd konden worden.
Hoewel de bestudeerde populatie klein is, er veel kruisingen
aanwezig waren en er geen vergelijking is gemaakt met de
totale patiëntenpopulatie van het UKG lijkt er geen raspre-
dispositie aanwezig. Dit is in tegenstelling tot eerdere gege-
vens (6) waarbij voor ehrlichiose een raspredispositie bij de
Duitse herder werd gemeld en kruisingen juist minder vaak
bleken geïnfecteerd. Dit laatste kan verklaard worden door-
dat eerdergenoemde studie is verricht in een gebied waar
kruisingen, welke deels zwerfhonden zijn, minder vaak ter
behandeling worden aangeboden.

Het merendeel van de honden bleek geïnfecteerd te zijn in
het Middellandse zeegebied of de Nederlandse Antillen, ge-
bieden waar beide infecties endemisch zijn, maar in twee ge-
vallen van babesiose bleken de honden nooit in het buiten-
land te zijn geweest. Deze honden werden mogelijk
geïnfecteerd door een geïmporteerde, met
B. canis besmette
Dermacentor-teek of het betreft hier een autochtone infec-
tie.
D. reticulatus is in de jaren tachtig ook al in Nederland
aangetroffen op honden die nooit in het buitenland waren ge-
weest (17).

Een opvallend verschil tussen honden met babesiose en ehr-
lichiose is de duur van het verblijf in het buitenland en het
tijdstip van optreden van de eerste ziekteverschijnselen.
Honden met babesiose verbleven significant korter in het
buitenland en de eerste symptomen openbaarden zich snel-
ler na terugkeer in Nederland in vergelijking met honden
met ehrlichiose bij wie beide periodes langer dan drie maan-
den duurden. Het verschil in verblijfsduur in het buitenland
kan op verschillende manieren verklaard worden zoals een
grotere gevoeligheid van de hond voor babesiose, meer ef-
fectieve overdracht van
Babesia of dat de besmetting onder
teken met
Babesia hoger is dan met Ehrlichia. Gegevens om
deze theorieën te kunnen onderbouwen ontbreken in de lite-
ratuur.

Bij öfl/jes/«-infecties werd vaker dan bij Ehrlichia-\'mïccXxcs.
de aanwezigheid van teken genoemd. Een mogelijke verkla-
ring is dat eigenaren zich dit makkelijker herinneren omdat

Grafiek i. Survival curve volgens Kaplan-Meier met overlevingsfractie uitgezet in de tijd (dagen) voor de drie groepen: Babesia (-), Ehrlichia {....) en co-infectie (—) groep.

JJ_L

1.00 -

1 I

J_L^

0.75 -

-L

Q)

.1.

.J

O

0.50 -

J..1.

03

c
>

Q)
>

O

0.25 -

0.00

1000
Tijd ((dagen)

2000

500

1500

-ocr page 376-

het tijdsbestek tussen het buiteniandverblijf en het optreden
van ziekte bij babesiose korter is. Andere mogelijkheden zijn
dat voor de overdracht van babesiose meer teken nodig zijn
of dat jongere, kleinere (en slechter zichtbare) tekenstadia
een minder belangrijke rol als vector spelen. In de literatuur
zijn hierover geen gegevens beschikbaar zodat het niet mo-
gelijk is tot een onderbouwde conclusie te komen.
Uit de huidige studie blijkt dat de iatrotrope problemen, de
afwijkingen bij lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek
bij honden met een
Babesia- en/of Ehrlichia-\'mfecixe. zeer
aspecifiek zijn. De bevindingen passen bij vele aandoenin-
gen zodat mogelijk pas bij het bekend zijn van een
buitenlandanamnese aan een infectie met deze parasieten
gedacht wordt.

Bloedonderzoek laat in het merendeel van de honden een
matige tot ernstige anemie, al of niet in combinatie met een
positieve Coombs\' test, met een lichte thrombocytopenic
zien. Deze combinatie komt overeen met wat er in de litera-
tuur wordt vermeld (1, 4, 9, 11). Bij honden met een
Ehrlichia-miscXxt wordt in tegenstelling tot honden met een
öa/7e.9/a-infectie vaker de combinatie van hyperproteïnemie
door hypergammaglobulinemie, hypoalbuminemie (6) en
Proteinurie vastgesteld. De hypoalbuminemie is grotendeels
het gevolg van nefrogeen eiwitverlies, maar kan compensa-
toir zijn aan de aanwezige hypergammaglobulinemie. De
Proteinurie is waarschijnlijk het gevolg van een immuunge-
medieerde glomerulonefritis secundair aan de antigene sti-
mulatie door de
Ehrlichia-\\nÏQcX\\&, zoals eerder beschreven
bij honden met een acute
Ehrlichia-\'mftcixt (3). Naast (im-
muungemedieerde) thrombocytopenic is ook thrombocyto-
pathie genoemd (8) als oorzaak voor de bij ehrlichiose ge-
vonden hemostasestoornissen.

De aspecifieke symptomen en laboratoriumuitslagen bij een
Ehrlichia- en/of 5a6es/a-infectie maken aanvullend onder-
zoek in de vorm van serologic, het aantonen van de parasiet
in een bloeduitstrijkje of het aantonen van parasitair DNA
via PCR in alle gevallen noodzakelijk. Het bloeduitstrijkje is
een zinvolle en eenvoudige, maar ongevoelige techniek om
infecties te diagnosticeren. Slechts de helft van de infecties
met
Babesia, één Ehrlichia en één co-infectie werden in deze
studie met een bloeduitstrijkje gediagnosticeerd of be-
vestigd. Serologisch onderzoek heeft echter ook zijn beper-
kingen. In de acute fase kan de serologische uitslag nog ne-
gatief zijn. Een positieve titer betekent dat de hond ooit in
contact is geweest met de parasiet, maar vormt geen bewijs
dat de parasiet ook de oorzaak is van de actuele problemen
(21). De combinatie van een PCR met een reverse line blot,
een nieuwe techniek waarmee in één test kleine hoeveelhe-
den parasitair DNA van zowel
Babesia- als Ehrlichia-spc-
cies direct kunnen worden aangetoond, maakt het mogelijk
een acute infectie te diagnosticeren (2, 5).
De op het UKG gedurende dit onderzoek toegepaste behan-
deling tegen
Ehrlichia en Babesia met doxycycline en imi-
docarb-diproprionaat is in overeenstemming met de litera-
tuur. Harrus
et al. (7) toonde na een zes weken durende
behandeling met doxycycline nog steeds
Ehrlichia DNA aan
zodat een langere behandelingsduur met doxycycline (vier
weken) zinvol lijkt (13). Hoewel gesuggereerd is dat imido-
carb-diproprionaat ook zou werken bij
Ehrlichia-mfeciies
(10), is dit door latere studies (15) ontkracht.
De prognose voor honden met babesiose is beter dan voor
ehrlichiose en, gezien de mogelijke lange termijn gevolgen
van een
Ehrlichia-\'mïecUe zoals chronische nierproblemen
cn pancytopenie, begrijpelijk. Dc goede prognose van een
gecombineerde infectie is echter onverwacht, en mogelijk
speelt hier een beschermend effect van de
Babesia-\'mkcX\\t
doordat de gelijktijdig aanwezige Ehrlichia-\'mkcXK wordt
gediagnosticeerd en behandeld voordat meer permanente
schade optreedt. De literatuur meldt in beperkte mate gege-
vens over de prognose van infecties met
Ehrlichia of Babesia
en niets over gecombineerde infecties. In één studie over-
leefden 66 van de 70 honden (94%) met een
Babesia-ïnfecüe
de acute ziektefase na een éénmalige behandeling met di-
minazene (1). Er vond in dit onderzoek geen langere follow-
up plaats en de honden die overleden hadden allen de cere-
brale vorm van babesiose, welke niet voorkomt in Europa.
Irwin en Hutchinson (9) onderzochten een populatie die in
tegenstelling tot onze populatie voor een groot deel uit pups
bestond en concluderen dat de prognose voor pups zeer
slecht is. Voor ehrlichiose wordt gemeld dat 32 (65%) van 49
geïnfecteerde honden het eerste jaar overleefden (6). Hoewel
het berekende één-jaaroverlevingspercentage van honden
met ehrlichiose in het huidige onderzoek met 54,4% verge-
lijkbaar is, blijkt bij langer vervolgen van deze groep dat,
volledig herstel optrad bij slechts vier van de elf dieren die
de acute fase overleefden.

Preventieve mogelijkheden bij babesiose en ehrlichiose zijn
beperkt. De grootste kans een infectie te voorkomen is door
de hond niet mee te nemen naar een endemisch gebied.
Indien dit onvermijdelijk is, is goede (medicinale) tekenbe-
strijding en een regelmatige controle van de hond op teken
noodzakelijk. Voor
Babesia wordt in de literatuur de moge-
lijkheid van vaccinatie (12), een preventieve dosis imidocarb
(16, 20), of een preventieve kuur met doxycycline genoemd
(19). Vaccinatie geeft wisselende resultaten en lijkt eerder de
ernst van de ziekteverschijnselen te verminderen dan de
ziekte te voorkomen. De effectiviteit van een preventieve
imidocarb-injectie is door tegenstrijdige gegevens onduide-
lijk, maar een bescherming tegen infectie van maximaal
twee weken lijkt mogelijk. In één onderzoek is de preven-
tieve werking van doxycycline genoemd, maar de behaalde
resultaten zijn onvoldoende om deze therapie te adviseren.
Voor ehrlichiose bestaat geen effectieve preventie anders dan
de genoemde tekenbestrijding.

Geconcludeerd moet worden dat de verschijnselen van
Ehrlichia- en 5aèes/\'a-infecties in Nederland zich nauwe-
lijks onderscheiden van de infecties in endemische gebie-
den. De diagnose van een
Babesia- en een Ehrlichia-\'mïecXit
kan gemakkelijk worden gemist doordat specifieke proble-
men en bevindingen bij lichamelijk en laboratoriumonder-
zoek ontbreken. Antigene stimulatie door parasieten kan lei-
den tot immuungemedieerde problemen als hemolytische
anemie, immuungemedieerde thrombocytopenic, glomeru-
lonefritis en polyarthritis. Bij het vaststellen van één van
deze aandoeningen moet men een infectie met deze parasie-
ten als onderliggende oorzaak overwegen en nadrukkelijk
naar een buitenlandanamnese informeren. Een verblijf in het
buitenland, tot zelfs jaren geleden, kan belangrijk zijn, maar
in geval van een sterke verdenking op een parasitaire infectie
kan alleen aanvullende diagnostiek zekerheid bieden.
Gezien het frequent voorkomen van co-infecties heeft het
testen en, in afwachting van de definitieve diagnose, het be-
handelen voor beide parasieten de voorkeur. Dit onderzoek
toont dat behandeling meestal tot een langdurig en volledig
herstel leidt, maar de prognose voor een
Ehrlichia-\'mïtcWe.
iets voorzichtiger moeten worden gesteld.

-ocr page 377-

Dankbetuiging

De auteurs willen dr. R. Slappendel bedanken voor het kritisch lezen van het
manuscript.

ÜTERATUUR

Abdullahi SU, Mohammed AA, Trimnell AR, Sanussi A, etal. Clinical
and haematological findings in 70 naturally occurring cases of canine
babesiosis.; Small Anim Pract 1990;3I: 145-7.
Bckker CP, Vos S de. Taoufik A, Sparagano OA,
et al. Simultaneous
detection
of Anaplasma and Ehrlichia species in ruminants and detec-
tion of
Ehrlichia niminantiiim in Amhlyomma variegatum ticks by re-
verse line blot hybridization. Vet Microbiol 2002; 89 (2-3): 223-38.
Codner EC, and Maslin WR. Investigation of renal protein loss in dogs
with acute experimentally induced
Ehrlichia canis infection. Am J Vet
Res 1992; 53 (3): 294-9.

Frank JR, and Breitschwerdt EB. A retrospective study of ehrlichiosis
in 62 dogs from North Carolina and Virginia. J Vet Intern Med 1999;
13(3); 194-201.

Gubbels JM, Vos AP de, Weide M van der, Viseras J, et al. Simultaneous
detection of bovine
Theileria and Babesia species by reverse line blot
hybridization. J Clin Microbiol 1999; 37 (6): 1782-9.
Harrus S, Kass PH, Klement E, and WanerT. Canine monocytic ehr-
lichiosis: a retrospective study of 100 cases, and an epidemiological
investigation of prognostic indicators for the disease. Vet Rec 1997;
141 (14): 360-3.

Harrus S, Waner T, Aizenbcrg I, and Bark H. Therapeutic effect of
doxycycline in experimental subclinical canine monocytic ehrlichio-
sis: evaluation of a 6-week course. J Clin Microbiol 1998; 36 (7):
2140-2.

Harrus S, Wancr T, Eldor A, Zwang E, et al. Platelet dysfunction asso-
ciated with experimental acute canine ehrlichiosis. Vet Rec 1996; 139
(12): 290-3.

Irwin PJ, and Hutchinson GW. Clinical and pathological findings of
Babesia infection in dogs. Aust Vet J 1991; 68 (6): 204-9.
Matthewman LA, Kelly PJ, Brouqui P and Raoult D. Further evidence
for the efficacy of imidocarb dipropionatc in the treatment of
£/»-//V/!/a can/i infection. J SAfr Vet Assoc 1994; 65(3): 104-7.

10.

11. Matthewman LA, Kelly PJ, Bobade PA, Tagwira M, el al. Infections
with
Babesia canis and Ehrlichia canis in dogs in Zimbabwe. Vet Rec
1993; 133 (14): 344-6.

12. Moreau Y, Vidor E, Bissuel G, and Dubreuil N. Vaccination against
canine babesiosis: an overview of field observations. Trans R Soc Trop
Med Hyg 1989; 83 Suppl: 95-6.

13. NeerTM, Breitschwerdt EB, Greene RT, and Lappin MR. Consensus
statement on chrlichial disease of small animals from the infectious
disease study group of the ACVIM. American College ofVeterinary
Internal Medicine. J Vet Intern Med 2002; 16 (3): 309-15.

14. Rijnberk A. Anamnese. In: Rijnberk AV, ed. Anamnese en lichamelijk
onderzoek bij gezelschapsdieren, le ed. Houten/Diegum: Bohn
StafleuVan Loghuni; 1990.

15. Sainz A, Tesouro MA, Amusategui I, Rodriguez F, et al. Prospective
comparative study of 3 treatment protocols using doxycycline or imi-
docarb dipropionatc in dogs with naturally occurring ehrlichiosis. J
Vet Intern Med 2000; 14(2): 134-9.

16. Uilenberg G, Verdiesen PA, and Zwart D. Imidocarb: a chemoprophy-
lactic experiment with
Babesia canis. Tijdschr Diergeneeskd 1981;
106(14): 118-23.

17. Uilenberg G,Top PD, Arends PJ, Kool PJ, etal. Autochthonous babesi-
osis in dogs in the Netherlands?. Tijdschr Diergeneeskd 1985; 110(3):
93-8.

18. Brom WE van den, and Bicwenga WJ. Assessment of glomerular fil-
tration rate in normal dog: analysis of the 51Cr-EDTA clearance and
its relation to several endogenous parameters of glomerular filtration.
Res Vet Sci 1981:30(2): 152-7.

19. Vercammcn F, Deken R de, and Maes L. Prophylactic treatment of ex-
perimental canine babesiosis
(Babesia cani.s) with doxycycline. Vet
Parasitol 1996; 66 (3-4): 251-5.

20. Vercammcn F Deken R de, and Maes L. Prophylactic activity of imi-
docarb against experimental infection with
Babesia canis. Vet
Parasitol 1996; 63 (3-4): 195-8.

21. WanerT, Harrus S, Jongejan F, Bark H,etal. Significance of serologi-
cal testing for chrlichial diseases in dogs with special emphasis on the
diagnosis of canine monocytic ehrlichiosis caused by
Ehrlichia canis.
Vet Parasitol 2001; 95(1): 1-15.

22. White JV. Olivier NB, Reimann K, and Johnson C. Use of protein-to-
crcatinine ratio in a single urine specimen for quantitative estimation
of canine proteinuria. J Am Vet Med Assoc 1984; 185 (8): 882-5.

Uw paard in topconditie

met Primeval Gelatinaat

Soepele gewrichten en sterke botten

PrimeVal Gelatinaat® is een voedingssupplement voor paarden.
Het bijzonder werkzame ingrediënt gelatinehydrolysaat is bouw-
stof voor kraakbeen, botten en hoeven. PrimeVal Gelatinaat® is
geschikt als complementaire behandeling en ter preventie van
klachten.

Meer informatie
en voor aanvraag
artsenbrochure:

PrimeVal BV
E-mail: info@primeval.nl
lnternet:www.primeval.nl
Fax: ( 31)0251 36 10 50
Tel. ( 31)0251 36 10 55
Tel. (Benelux): ( 32) 070 22 55 50

PrimeVal Gelatinaat®,
voor:

ondersteuning bij artrose
sportpaarden, dekhengsten
drachtige merries
opgroeidende veulens
sterke hoeven en een mooie vacht
overbelaste en oudere paarden
preventie én behandeling

leder paard is PrimeVal waard

-ocr page 378-

De oplettende lezer zal zich misschien
nog herinneren dat deze zaak al eerder
is gepubliceerd. Hoewel dat twee jaar
geleden gebeurde naar aanleiding van
de beslissing van het Veterinair Tucht-
college, is publicatie nu opnieuw aan
de orde. De dierverloskundige ging in
beroep tegen de beslissing, waarna het
Veterinair Beroepscollege naast andere
maatregelen opnieuw publicatie eiste. En zo komt deze kwestie
opnieuw langs.

Korte geschiedenis

De dierverlosi<undige in icwestie trok zicli niet erg veel aan van
de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde. Sinds de
hernieuwde versie van deze wet (1990) mogen dierverloskun-
digen/castreurs geen keizersneden uitvoeren. Mocht er
een levensbedreigende noodzaak zijn, dan is het
nog zaak dat de vedoskundige onmiddellijk een
dierenarts erbij roept. Deze dierverloskun-
dige (tevens castreur) dacht daar echter
heel anders over en voerde op grote
schaal zelfstandig keizersneden uit, tot
grote tevredenheid van de betrokken
veehouders overigens, die hem daar
speciaal voor benaderden. In het kader
van de dienstverlening aan veehouders
hield de verloskundige zich ook bezig
met het onthoornen van kalveren, waar-
voor hij Lidocaïne gebruikte.
Omdat de dierverloskundige al eerder
was berispt voor het gebruik van (voor
hem) niet toegestane diergeneesmiddelen,
stelde de Algemene Inspectiedienst (AID) een
onderzoek in naar de diergeneeskundige praktijken
van deze dierverloskundige, en ontdekte toen de illegale kei-
zersneden en de Lidocaïne.

Overwegingen van het Tuchtcollege

Hoewel de veehouders tevreden ■ waren, overwoog het
Tuchtcollege dat de dierverloskundige structureel buiten zijn
boekje ging. Een dierverloskundige mag wel Lidocaïne voor-
handen hebben, maar alleen ten behoeve van epiduraalana-
esthesie bij embryotomie, niet voor het onthoornen. Het uit-
voeren van een keizersnede is volgens de wet niet toegestaan.
Wat voor het Tuchtcollege zwaar meetelt is dat deze dierverlos-
kundige al eerder strafrechtelijk is aangepakt voor deze onbe-
voegde uitoefening van de diergeneeskunde. Er is sprake van
een structureel overschrijden van bevoegdheidsgrenzen en van
recidive. Dat resulteert in een boete van € 2250,-, voorwaarde-
lijke schorsing en publicatie van de uitspraak.

Overwegingen van de verloskundige/castreur

De verloskundige is het er niet mee eens: als de bevalling langs
natuurlijke weg niet mogelijk is, en hij tot volle tevredenheid

van de veehouders een keizersnede verricht, wat is daar dan
mis mee? Hij ondervindt helemaal geen problemen bij het uit-
voeren van die keizersneden, dus hij ziet ook geen problemen.
Bovendien heeft hij wel geprobeerd om een goede verstand-
houding met een naburige dierenartsenpraktijk op te bouwen,
maar die pogingen zijn gestrand. Omdat de verhoudingen in-
middels zijn verstoord heeft hij geen beroep gedaan op dierge-
neeskundige hulp.
Hij probeert langs allerlei andere wegen zijn bevoegdheden
uitgebreid te krijgen, maar zolang daaraan geen gehoor wordt
gegeven ziet hij ook geen reden om zijn activiteiten te beper-
ken.

Overwegingen van het Beroepscollege

Zoals enigszins te verwachten was, gaat het Beroepscollege
niet mee met deze argumentatie. Een dierverloskundige be-
hoort de grenzen van zijn bevoegdheid te kennen en
daarnaar te handelen. Een verstoorde relatie met
een dierenartspraktijk mag geen reden zijn
om dan maar op eigen houtje keizersneden
uit te voeren, daar had dan desnoods een
andere praktijk voor kunnen worden
, ingeschakeld. Ook de Lidocaïne is
niet toegestaan. Met beide structurele
handelingen heeft de dierverloskun-
dige willens en wetens de wettelijke
grenzen overschreden. Het Beroeps-
college erkent dat het overschrijden
van deze grenzen gerechtvaardigd
zou kunnen zijn in een incidentele en
acute noodsituatie, maar daarvan is hier
geen sprake geweest want het gaat om
minstens 155 verlossingen in een bepaalde
tijdspanne. Mocht zich wel een noodgeval
voordoen, dan is het nog steeds geboden om zo
snel mogelijk een dierenarts in te schakelen.
Dat er door landbouworganisaties wordt gezocht naar een op-
lossing voor het \'hiaat\' in de wetgeving, is geen rechtvaardi-
ging om deze wetgeving dan maar met voeten te treden.

Boetereductie

De voorwaardelijke schorsing blijft daarom wel in stand; ook al
vindt de verloskundige dat dat niet zou moeten gelden voor zijn
beroepsuitoefening als castreur. Volgens beide Colleges is een
overschrijding van de wettelijke grenzen echter ernstig genoeg
om de schorsing voor de gehele praktijkuitoefening te laten
gelden. Het enige waar het Beroepscollege in meegaat is de
hoogte van de boete: omdat de verloskundige niet alleen al een
stevige strafrechtelijke boete heeft moeten betalen, maar ook
het verkregen voordeel heeft moeten afstaan, vindt het
Beroepscollege de boete van € 2250,- wat aan de hoge kant.
Die wordt daarom teruggebracht naar€ 650,-.

En nu maar afwachten of u deze zaak voor het laatst hebt ge-
zien...

-ocr page 379-

Teamwork

in de praktijk

mrrt

m

InstruVet is uw partner op het gebied van veterinair medische
techniek. Wij zijn een docliter van de dierenartscoöperatie AUV,
dit betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk het financiële voordeel van het
coöperatief inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verbandmiddelen en hechtmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 380-

Een langer en prettiger leven

voor honden met hartinsufficiëntie én
kanen met chronische nierinsufficiëntie

MEER BEWIJS. MEER ERVARING. MEER VERTROUWEN, bij honden en katten de levens significant verlengt en de kwaliteit van het

Met FORTEKOR kunt u twee van de meest voorkomende aandoeningen bij leven aanzienlijk verbetert*. FORTEKOR wordt gewaardeerd vanwege de

honden en katten behandelen: hartinsufficiëntie bij honden én chronische veiligheid, effectiviteit en het gebruiksgemak. Neem voor meer informatie

nierinsufficiëntie bij katten. Relevant onderzoek toont aan dat FORTEKOR contact op met: Novartis, business unit Animal Health: 0165-380580.

* FORTEKOR is uitgebreid getest ir) het BENCH-onderzoet( (BENazepril in Canine Heart Disease) en BENRIC-onderzoelt (BENazepril in Renal Insufficiency in Cats), beide prospectieve, gerandomiseerde,

placebo-gecontroleerde, dubbelblinde onderzoel<en door meerdere Europese centra.

FORTEKOR\'

Laat hart en nieren beter functioneren

fil hydrochkmde IndiMti«: Hond. Vow de daaeüitae tehanöelinR. als s>

DenaMpril Doterini «n wi|ze van toedieninc: rortefav n besten«) voo\'otale toediening Hel kan met of zonder voedsel «weden ««rsUeM De duur vi

dek«(sO,5rt«cen4WlMn)cNofd«Aal«nMrrisgew«Wp« Oedoseting kan. indien UMSch nooduMijkenopadvws van ded«renarts. wonJw Bijwen

waa>Benomen worden Reduceer, mdien noodzakHijk. de dosenng van hel diurelicum t>q de hond Fortekor kan de plasma creabrune concentraiie doen toenemen t») hel been van de theiap« CM effect rs gerelateerd a
behah« wanrteer {«h ook andere klniscne synHMomen voordoen. Hel «vordl aanbevolen de plasma creabmne spiesBis regelmatig le melen, zoals de gewoonte is in eevaHen van n«(irtsuflic«ni>e VerpaUnngr Voor beide
doosie mei bhsler sliip van 14 taUenen
ol doosje mei Uister strips van 10 > M taMenen Fortekor 5 mg Reg Nl 9772. Foitekor 20 mg Reg NL 8614 Kanalisatiestatus: UDA Registratiehouder: Novanis Consumer Heatih
Dlitrlljuteur: Novarlis Consumer Heallh B V , Busirtess Unrt Ammal HeaKh, Korte Hei 1-3. NL 4714 RD Sprundel
1 Geregisl/eerd handelsmerk van Novartis AG. Baïel, Zwitserland

Algerrtene intomuiiea

ran hartfalen veroorzaakt door
m cntomsch niertalen DoeMier: Hond. Kal ConUa-indicatie: Eert bekende altergie voor
miieerd De dosering voor de hond f minimaal 0.25 mg benazepnl hydrochlondsVg lichaams^ewichl per dag. De dosering voor
igen: Bij aanvar« van de [tterapie kan wn steri« bkieddrukdalM^ opdeden In een teer enkel geval kan ««nnoeKjneM] of sirfheid
de thetapeubsche iwriung van hel product welke de bloeddruk doel afnemen en is daaiom geen reden de therapie te sloppen

inche. aanvuitende thetapw bi| de behandHiog met het dwreticum (i

OVAR.TIS

www.novartis.com

-ocr page 381-

Voedsel en
^aren Autoriteit

De VWA als toezichthouder op de bandkeuring

Inleiding

De VWA zal per I januari 2006 grondig gereorganiseerd
zijn: het volledig samenvoegen van de werkzaamheden
van de RVV en de Keuringsdienst van Waren en de im-
plementatie van de hygiëneverordeningen maken hier
onderdeel van uit. Daarnaast is in een convenant tussen
overheid en bedrijfsleven de overdracht van de post mor-
tem (PM)-keuring van roodvlees aan een onafhankelijke
derde instantie afgesproken. Deze onafhankelijke instan-
tie is de Kwaliteitsdienst Dierlijke Sector (KDS). Con-
creet betekent dit dat vanaf 1 januari 2006 de VWA geen
PM-keuringsactiviteiten (bandkeuring) in de roodvlees-
sector verricht. De VWA behoudt wel het toezicht op
deze bandkeuring. Het overdragen van de bandkeuring
past daarmee binnen \'toezicht op controle\'. Zo\'n con-
structie heeft tot doel om de primaire verantwoordelijk-
heid voor de kwaliteit van het geproduceerde bij de pro-
ducent te leggen. De overheid draagt de wettelijk
vastgelegde eindverantwoordelijkheid.
Op 4 oktober 2004 is de start gemaakt in team Boxtel met
de overdracht van de PM-roodvleeskeuring aan KDS.
Deze overdracht heeft uiteraard ook gevolgen voor het
type werkzaamheden dat door de VWA-dierenartsen op
roodvleesslachterijen wordt uitgevoerd.

Normstelling roodvleesslachterijen

Bij de uitvoering van de PM-keuring door een onaihan-
kelijke instantie is gezocht naar criteria en normen om
het voor de toezichthouder van de VWA mogelijk te ma-
ken om de uitvoering van deze PM-keuring te toetsen. In
2003 is voor de overdracht van de PM-roodvleeskeuring
een pilot in Apeldoorn gehouden. In deze pilot heeft de
voorbereiding plaatsgevonden van het toezicht op de
PM-keuring door de VWA.

De normstelling bestaat uit twee delen: enerzijds de nor-
mering van de
ktufmgshandelingen en anderzijds van de
kQunngsbeslissingen. Het uitgangspunt is dat de keu-
ringshandelingen moeten worden uitgevoerd conform de
wettelijke voorschriften in Richtlijn 64/433/EG. De con-
trole op de correcte uitvoering van de keuringsbeslissin-
gen betreft de pathologische afwijkingen en het hygië-
nisch slachten.

Verantwoordelijkheden van de keuringsdierenarts

In het slachthuis heeft de keuringsdierenarts meerdere
taken. De AM(ante mortem)keuring van de aangevoerde
dieren wordt door de keuringsdierenarts uitgevoerd. Dit
kan een keuringsdierenarts van de VWA zijn of een prac-
titioner. De keuringsdierenarts, belast met de PM-taken
is de eindverantwoordelijke van het keurproces. Dit bete-
kent dat de PM-keuring en de keuringsbeslissing van de
karkassen onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Deze
eindverantwoordelijkheid is door de overdracht van de
bandkeuring niet veranderd. De manier waarop de ver-
antwoordelijke keuringsdierenarts deze eindverantwoor-
delijkheid draagt is wél veranderd.

h-1

_ >

C/3

Q

— >

Voor de overdracht:

Keurmeesters, dit zijn de medewerkers van de VWA, en
keuringsassistenten staan naast elkaar op het keurbordes
de karkassen te keuren volgens het keuringsregulatief Dit
omvat inspectie, palpatie en insnijdingen van de karkas-
sen en organen. Geen afwijkingen betekent goedkeuren,
wel een afwijking betekent overdragen aan de verant-
woordelijke dierenarts. De verantwoordelijke dierenarts
besluit na uitgebreid onderzoek of het karkas en/of de or-
ganen goedgekeurd of afgekeurd worden. De verantwoor-
delijke dierenarts controleert het werk van de keur-
meesters en de keuringsassistenten aan de hand van hun
handelingen. De keurmeesters en de keuringsassistenten
worden op hun handelingen aangesproken.

Na de overdracht:

De keuring wordt uitgevoerd door KDS, in opdracht van
en betaald door de slachterij. Dit betekent dat de keu-
ringsassistenten worden ingepland en aangestuurd door
KDS. De verantwoordelijke dierenarts is toezichthouder
op het keuringsproces en wordt bijgestaan door een as-
sistent-toezichthouder. Zij controleren steekproefsge-
wijs de kwaliteit van de keuring en het eindproduct vol-
gens het toezichtsarrangement. Aan de hand van hun
bevindingen spreekt de verantwoordelijke dierenarts de
teamcoördinator van KDS aan. KDS op haar beurt,
neemt corrigerende maatregelen in zijn team om de
omissies te verhelpen. Indien deze maatregelen niet vol-
doende zijn, kan de verantwoordelijke dierenarts sanc-
ties toepassen om de voedselveiligheid te waarborgen.

Proces tot i januari 2006

Op 1 januari 2006 krijgt de overdracht van de PM-rood-
vleeskeuring de formele status. Vanaf dat moment werkt
de VWA in alle roodvleesslachterijen op de nieuwe
wijze. De overdracht van de PM-roodvleeskeuring in
Boxtel is de eerste in een reeks van overdrachten die voor
de overige slachterijen in de loop van 2004 en 2005
plaats zullen vinden.

Met deze overdracht zijn in Boxtel de taken en verant-
woordelijkheden van de VWA en van KDS fors veran-
derd. Op de werkvloer betekent dit dat de VWA geen
mensen inzet voor de keuring. De verantwoording voor
de uitvoering van de keuring ligt bij KDS. De VWA
toetst hun werk. Natuurlijk is met de formele stap de fei-
telijke overdracht nog niet volledig gerealiseerd. In de
praktijk moeten zowel de medewerkers van KDS als van
de VWA vertrouwd raken met hun nieuwe rol. Door trai-
ning en door het opdoen van ervaring zal over ruim een
jaar in iedere roodvleesslachterij de VWA-dierenarts uit-
sluitend nog als toezichthouder functioneren.

-ocr page 382-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Suramox

I 5% Premix |

Pulmodox

w ;

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt
door Mycopiasma
hyopneumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus 5u/s, Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag> gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

\\/irL>c9c:

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl wvvw.virbac.nl

-ocr page 383-

Onderzoek naar de rol van vasopressine bij honden met polyurie

I.K. van Vonderen\'

Polyurie wordt regelmatig waarge-
nomen bij honden en kan veroor-
zaakt worden door een groot scala
aan endocriene, metabole en renale
afwijkingen. Polyurie en polydipsie
(PUPD) staan centraal in deze
samenvatting van een proefschrift
dat in januari 2004 verdedigd is in
Utrecht. Het proefschrift belicht
vooral de rol van het antidiuretisch hormoon vasopressine
(VP) bij verschillende vormen van polyurie bij de hond.
Onderzoek bij gezonde honden toonde aan dat de variaties
van het soortelijk gewicht van de urine en van de urine os-
molaliteit (Uosm) veel groter zijn dan tot voor kort werd
aangenomen. Wanneer bij honden met polyurie de Uosm
elke twee uur wordt gemeten tijdens een dagcurve kan in
sommige gevallen de diagnose primaire polydipsie al wor-
den gesteld, en kan de belastende dorstproef achterwege
blijven. Bij honden met het beeld van primaire polydipsie
kunnen verschillende afwijkingen van de VP-afgifte, in de
vorm van een hyperrespons, een hyporespons of een non-li-
neaire respons tijdens osmotische stimulatie, worden ge-
vonden. Dc waarde van de VP-respons tijdens osmotische
stimulatie als de \'gouden standaard\' voor de diagnostiek
van polyurie bij de hond wordt ter discussie gesteld. Bij de
hond wordt VP in een pulsatiel patroon afgegeven met een
grote variatie in het aantal pulsen, de pulsduur, de puls-
hoogte cn de pulsamplitude. Het voorkomen van spontane
VP-pulsen kan de interpretatie van de curve, die het ver-
band tussen de plasma-osmolaliteit en de plasma-VP-con-
centratie tijdens osmotische stimulatie beschrijft, bemoei-
lijken. Het proefschrift beschrijft ook de ontwikkeling van
een radio-immuno-assay bij honden voor de bepaling van
de uitscheiding van het VP-gevoelige waterkanaal aquapo-
rine-2 (AQP2) met de urine. Bij gezonde honden is de uit-
scheiding van AQP2 met de urine een goede afspiegeling
van de reactie van de verzamelbuizen op VP. Bepaling van
de AQP2-uitscheiding in de urine bij honden met polyurie
kan waardevol zijn voor een verdere verfijning van de dia-
gnostiek van polyurie.

Summary

Investigation of the role of vasopressin in dogs with polyu-
ria

Autoreferaa

Polyuria am! polydipsia (PUPD) occur jrequently in dogs and may be caused
by a variety of endocrine, metabolic, and renal disturbances. The studies des-
cribed in this PhD Thesis, which was defended in January 2004 in Utrecht, in-
vestigated the role of the antidiuretic hormone vasopressin (VP) in the patho-
genesis of different forms of canine polyuria. Experiments in healthy dogs
demonstrated that the ranges of urine specific gmvity and urine osmolality are
much larger than previously thought. A water deprivation test is not required in
all polyurie dogs, became .serial measurements of urine osmolality may al-
ready lead to the diagnosis of primaiy polydipsia, in .some cases. In dogs with
primaty polydipsia a wide variation in VP re.sponses to hypertonic stimulation
can be found, including a hyperresponse. a hyporespon.se. and a non-linear
response. The significance of the VP response to hypertonic saline infusion as

Proefschrifl. Universiteit Utrecht. 15 januari 2004. Corre.spondentie via e-mail
il.se. van. vonderen@l 2move.nl
the \'gold Standard \'for a diagnosis of canine polyuria is discu.ssed. In the dog.
VP is secreted in a pulsatile fashion with a wide variation in the number of VP
pulses, VP pulse duration, and VP pulse amplitude and height. The occurrence
ofspontaneous VP pulses may .severely hamper the interpretation of the curve
describing the relationship between plasma osmolality and plasma VP concen-
tration during osmotic stimulation. A radioimmunoassay to measure the VP-
dependent water channel aquaporin-2 (AQP2) in urine was developed in dogs.
In healthy dogs, urinary AQP2 excretion closely reflects changes in collecting
duct e.xposure to VP. Mea.surement of winaiy AQP2 excretion in polyurie dogs
may be helpful to distinguish between centixil diabetes insipidus, nephrogenic
diabetes insipidus, and primaty polydipsia.

Inleiding

Bij gezonde individuen wordt de waterbalans, de resultante van
wateropname en wateruitscheiding, goed onder controle ge-
houden (19). De wateropname wordt vooral gereguleerd via
het dorstgevoel. Zowel hypovolemic als hypotensie leiden, via
prikkeling van osmoreceptoren in de hypothalamus en barore-
ceptoren in ondermeer het atrium en de aorta, allereerst tot een
dorstsensatie. Daarnaast leiden hypovolemic en vooral een stij-
ging van de plasma osmolaliteit (Posm) tot een toegenomen af-
gifte van het antidiuretisch hormoon vasopressine (VP) vanuit
dc hypofyse (17). Via specifieke VP-receptoren in de epitheel-
cellen van de verzamelbuizen in de nieren leidt VP tot de in-
bouw van waterkanalen (aquaporines) in deze nierepitheelcel-
len. Door middel van de aquaporines kan water vanuit de
niertubuli worden opgenomen in de nierepitheelcellen, waarna
het water wordt opgenomen in de bloedbaan (3).
Polyurie cn polydipsie (PUPD) worden vrij regelmatig waarge-
nomen bij honden. We spreken van polydipsie wanneer de da-
gelijkse wateropname bij een hond meer is dan 100 ml per kg
lichaamsgewicht (7). Polydipsie is vrijwel altijd het gevolg van
polyurie. Alleen bij primaire polydipsie is de polyurie secun-
dair. De lijst met aandoeningen die polyurie als symptoom heb-
ben bij de hond is vrij uitgebreid (Tabel I).

Variatie in urine osmolaliteit bij gezonde honden

In de diagnostische aanpak van een hond met polyurie speelt
urineonderzoek, en dan vooral de bepaling van de concentra-
tiegraad van de urine, ccn belangrijke rol. Onderzoek van de
urine van 89 gezonde honden toonde aan dat de variaties van
het soortelijk gewicht (Usg) (1.006 - >1.050) en van de osmo-
laliteit (Uosm) (161 - 2830 mOsm/kg) veel groter zijn dan tot
voor kort werd aangenomen (23) (Figuur I). Naast de ruime in-
terindividuele variatie van de concentratiegraad van de urine,

Tabeh. Meest voorkomende endogene oorzaken van polyurie bij de hond.
Primaire polydipsie
Glucosurie
Nierfalen

Hyperadrenocorticisme

Pyometra

Leverfalen

Hyperthyreoidie

Hypercalcemie

Hyperaldosteronisme

Polycythemic

Syndroom van onaangepaste vasopressine afgifte (SIADH)
Centrale diabetes insipidus
Nefrogene diabetes insipidus

-ocr page 384-

was er bij sommige honden ook een grote fluctuatie van het
Usg en de Uosm tijdens de dag. Een twee- tot drievoudige toe-
of afname van de Uosm trad soms binnen een tijdsbestek van
twee uur op. Stimulatie van orofaryngeale receptoren geeft
normaliter in een vroeg stadium verzadiging van de dorstbe-
hoefte (22). Blijkbaar kan dit niet voorkomen dat sommige
honden grote hoeveelheden water drinken, al leidde dit niet tot
voor de eigenaar merkbare PUPD. Gezien de grote fluctuaties
die spontaan kunnen optreden in de concentratiegraad van de
urine bij gezonde honden, kan de documentatie van polyurie
niet gebaseerd worden op de meting van een lage Uosm of laag
Usg in één enkel urinemonster. Verzameling van urinemon-
sters met een interval van twee uur gedurende één etmaal voor
de bepaling van Uosm kan bij sommige honden verder onder-
zoek naar de oorzaak van PUPD voorkomen.

Vasopressine afgifte bij polycythaemie

Polyurie en polydipsie zijn belangrijke klinische symptomen
van polycythemic bij de hond (14). De oorzaak van deze polyu-
rie was tot voor kort onbekend. Bij honden met secundaire po-
lycythemic als gevolg van een niertumor werd een vermin-
derde VP-afgifte gevonden (24). Tijdens osmotische stimulatie
met een hypertoon zoutinfuus was de drempelwaarde van de
VP-afgifte verhoogd en de sensitiviteit van de respons laag. De
toegenomen massa van de rode bloedcellen leidt tot een stij-
ging van de viscositeit van het bloed en een toegenomen bloed-
volume, hetgeen de baroreceptoren die de VP-afgifte beïnvloe-
den kan prikkelen (15). Daarnaast kan het toegenomen
bloedvolume bij secundaire polycythemic ook leiden tot een
stijging van de afgifte van het atriale natriuretische peptide
(ANP). Dit peptide remt niet alleen de gevoeligheid van de nie-
ren voor VP, maar kan ook de VP-afgifte doen afnemen (10).
Zowel het toegenomen bloedvolume als de toename in de af-
gifte van ANP kunnen de gestoorde osmoregulatie van de VP-
afgifte bij honden met polycythemic verklaren.

Vasopressine afgifte bij primaire polydipsie

Primaire polydipsie wordt gekenmerkt door een toename van
de wateropname, die niet gerelateerd is aan een verhoogd
vochtveriies (6). Derhalve is er geen defect in het concentre-
rend vermogen van de nieren, en kan de diagnose gesteld wor-
den wanneer de Uosm > 1000 mOsm/kg wordt tijdens water-
onthouding, terwijl de Posm binnen het referentiegebied blijft.
Sommige honden met kenmerken van primaire polydipsie
kunnen ook spontaan goed geconcentreerde urine produceren,
hetgeen met een dagcurve kan worden vastgesteld (25).
Tijdens een dagcurve van de Uosm (elke twee uur een urine-
monster gedurende de dag, en \'s nachts met een interval van
vier uur) treden er bij deze honden vaak grote fluctuaties op
van de Uosm, met op sommige momenten een Uosm > 1000
mOsm/kg (Figuur 2). Dit patroon van de Uosm is vergelijkbaar
met dat van enkele gezonde honden zonder merkbare PUPD
(23). De wateropname bij honden met primaire polydipsie va-
rieert echter sterker dan bij gezonde honden. Op basis van deze
resultaten kan geconcludeerd worden dat de diagnose primaire
polydipsie vaak ook gesteld kan worden zonder de belastende
dorstproef Wanneer er grote fluctuaties in de Uosm optreden
tijdens een dagcurve, en één of meer waarden van de Uosm
>1000 mOsm/kg bedragen, lijkt de diagnose primaire polydip-
sie gerechtvaardigd.

Honden die voldoen aan de criteria van primaire polydipsie
vertonen geen unifomi beeld (25). Bij de honden die spontaan
een goede urineconcentratie bereikten tijdens de dag, bleven de
Posm en de plasma-natrium-concentratie ([Na"*"]) in het laag-
normale deel van het referentiegebied. Andere honden daaren-
tegen bereikten pas een Uosm van > 1000 mOsm/kg tijdens wa-
teronthouding, terwijl zowel Posm als [Na"^] zich bij de
bovengrens van het referentiegebied bevonden. Deze waarne-
mingen suggereren een tweedeling bij de groep honden met
primaire polydipsie, zoals al eerder beschreven bij de mens:
polydipsie met en zonder lage [Na"*"] (8). Daarnaast was ook de
VP-afgifte tijdens hypertoon zoutinfuus niet uniform bij hon-
den met primaire polydipsie. Naast een vertraagde VP-afgifte
tijdens osmotische stimulatie, kwamen er ook episoden met
hypersecretie van VP voor. Bij sommige honden waren dc initi-
ële plasma-VP-concentraties tijdens wateronthouding en/of
osmotische stimulatie onverwacht hoog. Deze hoge waarden
kunnen passen bij de plotselinge uitstoot van VP zoals bekend
van het syndroom van onaangepaste VP-afgifte (SI ADH) (18),
of ze kunnen pa.ssen bij een pulsatiele afgifte van VP De afwij-
kende VP-afgifte tijdens osmotische stimulatie bij honden met
een beeld passend bij primaire polydipsie kan geïnterpreteerd
worden als een primaire afwijking van de regulatie van de VP-
afgifte, maar zou ook het gevolg kunnen zijn van overhydratie
passend bij een primaire afwijking in het drinkgedrag.

Vasopressine afgifte bij jonge honden met polyurie

Verstoringen van de waterhomeostase leidend tot polyurie om-

Figuur 1. Relatie tussen leeftijd en urine osmolaliteit (Uosm) in 89 gezonde honden, waarbij Uosm op twee opeenvolgende dagen gemeten is in ochtend- (linker panel) en avon-
durine (rechter paneel). Regressielijnen ± zSD worden getoond: Y = i8og - 50.0X, r=o.36 (P<o.ooi), n=i78 (rechterpanel) (Gemodificeerd naar referentie 23).

3000 T

3000 T

2500 ■ •

I 2000 ■■

w
O
E

O
3

E
n
O
3

500 ■ ■ » ♦

* ♦ V ^
♦ ♦

a 2000

0 I ■ ........... ■ I ■

12 14 16

6 8 10
Leeftijd üaren)

-ocr page 385-

Tijd

vatten een groot scala aan endocriene, metabole en renale af-
wijkingen. Na het uitsluiten van het merendeel van deze oorza-
ken, resteert het diagnostische dilemma van het onderscheid
tussen centrale diabetes insipidus, primaire polydipsie en ne-
frogene afwijkingen (9). Het belangrijkste diagnostische hulp-
middel hierbij is de zoutbelasting, waarbij zowel de Posm als
de plasma-VP-concentraties worden gemeten (4). Achttien
jonge honden met polyurie van onbegrepen oorsprong werden
ingedeeld in categorieën aan de hand van dc plasma-VP-res-
pons tijdens zoutbelasting (27). De VP-afgifte was bij alle hon-
den afwijkend, waarbij er drie categorieën werden onderschei-
den: (a) een hyperrespons, (b) een hyporespons, en (c) een
non-lineaire respons met hoge VP-waarden los van stijgingen
van de Posm (Figuur 3). De hoge VP-waarden (tot 150 pmol/l)
van de honden met een non-lineaire respons kunnen passen bij
de grillige VP-afgifte zoals die bekend is van SIADH.
Daarnaast kunnen de VP-pieken een afspiegeling zijn van een
pulsatiel afgiftepatroon van VP, dat zowel fysiologisch kan zijn
alsook geïnduceerd door de beginnende osmotische stimulatie.
Bij het beoordelen van de samenhang tussen de VP-respons en
de resultaten van de andere diagnostische testen (dagcurvc,
dorstproef, cn de respons op desmopressine-toediening), bleek
dat de VP-respons tijdens osmotische stimulatie niet altijd

Figuur 3. Plasma vasopressine-concentratie tijdens hypertoon zoutinfuus in drie honden
VP=plasma-vasopressine-concentratie, Posm=plasma osmolaliteit (Gemodificeerd naar
weer in gezonde honden (i).

2000 T

O

3

12

onderscheid kon maken tussen verschillende klinische afwij-
kingen waarbij polyurie optreedt. In alle drie categorieën be-
vonden zich honden met onvoldoende concentrerend vermo-
gen en honden met primaire polydipsie. Dit doet de vraag
rijzen of de VP-curve tijdens hypertoon zoutinfuus wel de
\'gouden standaard\' vormt voor de verdere verfijning van de
diagnostiek van polyurie bij de hond.

Secretiepatroon van Vasopressine

Vasopressine wordt bij de hond pulsatiel afgegeven, met een
grote variatie in het aantal pulsen, de pulsduur, de pulshoogte
en de pulsamplitude (26) (Figuur 4). Het voorkomen van VP-
pieken tijdens dehydratie en osmotische stimulatie was al eer-
der gerapporteerd bij de hond (29), maar de pulsatiele afgifte
van VP onder basale omstandigheden was niet eerder beschre-
ven. Met behulp van Pulsar (12), een pulsdetectieprogramma,
werden significante pulsen geïdentificeerd. Naast de totale
VP-afgifte en de pulskarakteristieken, werden ook de basale
VP-afgifte en de pulsatiele VP-afgifte bepaald. Na twaalf uur
wateronthouding waren de totale VP-afgifte, de basale VP-af-
gifte, het aantal significante VP-pulsen en de pulskarakteristie-
ken identiek aan de basale situatie (Figuur 4). Blijkbaar wordt
het VP-afgiftepatroon niet zodanig beïnvloed door milde dehy-
dratie dat er veranderingen worden gevonden wanneer met een
interval van twee minuten de plasma-VP-concentratie wordt
gemeten. Tijdens osmotische stimulatie met hypertoon zout
was er een duidelijke toename van de basale en de pulsatiele
VP-afgifte. Het aantal VP-pulsen en de VP-pulshoogte en -am-
plitude waren significant hoger dan onder basale omstandighe-
den en tijdens wateronthouding (Figuur 4). Aangezien het
vochtverlies tijdens bloedafname gesubstitueerd werd, en de
aanwezigheid van andere stimulerende factoren zoals misse-
lijkheid onwaarschijnlijk lijkt, kan de toename van de pulsa-
tiele afgifte van VP tijdens hypertoon zoutinfuus worden toe-
geschreven aan de stimulatie van osmoreceptoren. Het
pulsatiele afgiftepatroon van VP bij de hond verklaart (voor
een deel) de non-lineaire VP-afgifte tijdens osmotische stimu-
latie zoals beschreven bij sommige honden met polyurie
(25,27). Desalniettemin kan een pathologische oorzaak van
deze VP-pieken niet geheel worden uitgesloten. Deze resulta-
ten laten zien dat bij gezonde honden VP-pulsen kunnen voor-
komen die buiten het nomogram vallen dat de (lineaire) relatie
tussen de Posm en de plasma-VP-concentratie beschrijft (30).

met polyurie en polydipsie. Linl<s een hyperrespons, en rechts non-lineaire VP afgifte.

referentie 27). Het omlijnde gebied geeft de variatie in VP-afgifte tijdens zoutbelasting

-ocr page 386-

Zulke VP-pulsen kunnen abusievelijk worden aangezien voor
de grillige afgifte zoals bekend bij SIADH, waarmee een vals-
positieve diagnose gesteld zou kunnen worden. Het voorko-
men van spontane VP-pulsen kan de interpretatie van de resul-
taten van de zoutbelasting ernstig bemoeilijken.

Excretie van aquaporine-2 in urine

Voor het eerst is een radio-immuno-assay voor de bepaling van
de uitscheiding van aquaporine-2 (AQP2) in hondenurine ont-
wikkeld (28). Aquaporine-2, het VP-gereguleerde waterka-
naal, bevindt zich in de apicale membraan en de intracellulaire
vesikels van de verzamelbuiscellen in de nieren (13).
Onderzoek bij ratten heeft aangetoond dat drie procent van de
totale hoeveelheid AQP2 in de nieren met de urine wordt uitge-
scheiden via een selectief apicaal pad (16). De basale uitschei-
ding van AQP2 in de urine van gezonde honden, uitgedrukt als
de AQP2/kreatinine ratio, vertoonde dezelfde grote individuele
variatie als de AQP2-uitscheiding bij mensen (20). Deze varia-
tie berust waarschijnlijk op verschillen in basale hydratatiesta-
tus, plasma-VP-concentraties en/of gevoeligheid van de nieren
voor VP (16). De totale hoeveelheid AQP2 in de urine van de

Figuur 4. Plasma vasopressine (VP)-concentraties gemeten met een interval van
twee minuten gedurende twee uur in een zes jaar oude gezonde Beagle. Bovenste
paneel: basale omstandigheden, middelste paneel; na twaalf uur wateronthouding,
onderste paneel: tijdens osmotische stimulatie met hypertoon zout {Gemodificeerd
naar referentie 26).

30

hond en de mens is van een vergelijkbaar niveau (21). De uit-
scheiding van AQP2 met de urine bij gezonde honden bleek
een goede afspiegeling te zijn van de respons van de verzamel-
buizen op VP, zowel bij waterbelasting als bij hypertoon zout-
inflius en intraveneuze desmopressine-toediening (Figuur 5).
Na orale waterbelasting nam de uitscheiding van AQP2 met de
urine significant af terwijl stimulatie door middel van endo-
geen en exogeen VP leidde tot een significante toename van de
uitscheiding van AQP2. Deze bevindingen komen overeen met
de resultaten van eerdere studies bij mensen (20). Bij immuno-
histochemisch onderzoek van nierweefsel van de hond werd
uitgebreide AQP2-kleuring in het cytoplasma van de verzamel-
buiscellen gevonden, passend bij de localisatie van AQP2 in de
intracellulaire vesikels (13).

De uitscheiding van AQP2 met de urine lijkt een betrouwbare
afspiegeling te zijn van de respons van de verzamelbuizen op
VP tijdens fysiologische omstandigheden en bij stoornissen
van de waterhomeostase bij mensen. Bij ziektebeelden waarbij
vocht wordt vastgehouden is de uitscheiding van AQP2 met de
urine verhoogd (21), terwijl verminderde uitscheiding van
AQP2 met de urine wordt gevonden bij erfelijke en verkregen

Figuur 5. Plasma vasopressine (VP)-concentratie, plasma osmolaliteit (Posm), en
de aquaporine-2/kreatinine ratio in de urine (U-AQPa/creat) bij vier gezonde hon-
den tijdens basale omstandigheden (o), één en twee uur na orale waterbelasting (i
en 2), en na intraveneuze desmopressine toediening {3). Gemiddelden ± SEM wor-
den getoond, (a = significant verschillend van de basale waarde; b = significant ver-
schillend van uur 2) (Gemodificeerd naar referentie 28).

330

. r*i .

25

_ 20

0

1 15
^10

320

E

O
E

310

300

a

A

290

10

1 6
E

i

400

O 300

I

U 200
£

O

«f 100
3

A

-ocr page 387-

vormen van nefrogene diabetes insipidus waarbij de nieren
minder gevoelig zijn voor VP (2). De uitscheiding van AQP2
met de urine kan bijdragen aan het onderscheid tussen diverse
vormen van polyurie bij de mens, zoals bijvoorbeeld centrale
diabetes insipidus, nefrogene diabetes insipidus en primaire
polydipsie (11). Ook bij de hond lijkt de uitscheiding van
AQP2 met de urine een goede afspiegeling te zijn van de reac-
tie van de verzamelbuizen op VP. Vergelijkbaar met de situatie
bij mensen zou de bepaling van de uitscheiding van AQP2 met
de urine waardevol kunnen zijn voor de diagnostiek van polyu-
rie bij de hond, en dan vooral voor het onderscheid tussen (par-
tiële) centrale diabetes insipidus, (partiële) nefrogene diabetes
insipidus, primaire polydipsie en SIADH.

Conclusies

Aangezien er bij gezonde honden spontaan grote fluctuaties
kunnen optreden in de Uosm, kan de documentatie van polyu-
rie niet gebaseerd worden op de meting van Uosm in één enkel
urinemonster. Wanneer de Uosm elke twee uur wordt gemeten
tijdens een dagcurve kan in sommige gevallen de diagnose pri-
maire polydipsie al worden gesteld, en is verder onderzoek naar
de oorzaak van PUPD niet nodig.

Polyurie bij honden met secundaire polycythemic als gevolg
van een niertumor gaat gepaard met een afwijkende osmoregu-
latie van de VP-afgifte. Bij honden met kenmerken van pri-
maire polydipsie kunnen verschillende afwijkingen van de VP-
afgifte, in de vorm van een hyperrespons, een hyporespons of
een non-lineaire respons tijdens osmotische stimulatie worden
gevonden. Aangezien de VP-respons tijdens osmotische stimu-
latie niet altijd onderscheid kan maken tussen verschillende
klinische afwijkingen waarbij polyurie optreedt, is het twij-
felachtig of VP-bepalingen tijdens hypertoon zoutinfuus als de
\'gouden standaard\' beschouwd kunnen worden voor de diffe-
rentiatie van centrale diabetes insipidus, nefrogene diabetes in-
sipidus en primaire polydipsie bij de hond.
Bij de hond wordt VP in een pulsatiel patroon afgegeven met
een grote variatie in het aantal pulsen, de pulsduur, de puls-
hoogte en de pulsamplitude. Milde dehydratie beïnvloedt het
pulsatiele afgiftepatroon van VP bij de hond niet, terwijl osmo-
tische stimulatie leidt tot een significante toename van de ba-
sale en pulsatiele VP-afgifte. Het voorkomen van spontane VP-
pulsen kan de interpretatie van de curve, die het verband tussen
de Posm en de plasma-VP-concentratie tijdens osmotische sti-
mulatie beschrijft, bemoeilijken.

Bij gezonde honden is de uitscheiding van AQP2 met de urine
een goede afspiegeling van de reactie van de verzamelbuizen
op VP Bepaling van de AQP2-uitscheiding met de urine bij
honden met polyurie kan waardevol zijn voor het onderscheid
tussen (partiële) centrale diabetes insipidus, (partiële) nefro-
gene diabetes insipidus, primaire polydipsie en SIADH.

Literatuur

1. Biewenga WJ, Brom WE van den. and Mol JA. Vasopressin in polyurie
syndromes in the dog. Front Horm Res 1987; 17: 139-48.

2. Deen PMT, Verdijk MAJ, Knoers NVAM, Wieringa B, Monnens LAH,
Os CH van, and Oost B van. Requirement of human renal water chan-
nel aquaporin-2 for vasopressin-dependent concentration of urine.
Science 1994; 264:92-5.

3. Deen PMT, Balkom BWM van, and Kamsteeg E-J. Routing of the aqua-
porin-2 water channel in health and disease. Eur J Cell Biol 2000; 79:
523-30.

4. Diederich S, Eckmanns T, Exner P, Al-Saadi N, Bahr V, and Oelkers W.
Differential diagnosis of polyurie/polydipsie syndromes with the aid
of urinary vasopressin measurement in adults. Clin Endocrinol 2001;
54:665-71.

5. Dillingham MA, and Anderson RJ. Inhibition of vasopressin action by
atrial natriuretic factor. Science 1986; 231: 1572-3.

6. Dunn JK. Differential diagnosis of polyuria and polydipsia. In:
Hutchison M, ed. Manual of Small Animal Endocrinology. Amherst
Offset Ltd: Worthing UK; 1990: 155-67.

7. Feldman EC, and Nelson RW. Canine and Feline Endocrinology and
Reproduction, 2"\'\'ed. Saunders: Philadelphia; 1996: 2-37.

8. Goldman MB, Robertson GL, Luchins DJ, and Hedeker D. The influ-
ence of polydipsia on water excretion in hyponatremic, polydipsie,
schizophrenic patients. J Clin Endocrinol Metab 1996; 81: 1465-70.

9. Greco DS. Diagnosis and treatment of juvenile endocrine disorders in
puppies and kittens. Vet Clin North Am Small Anim Pract 2001; 31:
401-9.

10. litake K, Share L, Crofton JT, Brooks DP Ouchi Y, and Blaine EH.
Central atrial natriuretic factor reduces vasopressin secretion in the rat.
Endocrinology 1986; 119: 438-40.

11. Kanno K, Sasaki S, Hirata Y, Ishikawa S-E, Fushimi K, Nakanishi S,
Bichet DG, and Marumo F. Urinary excretion of aquaporin-2 in pa-
tients with diabetes insipidus. N Engl J Med 1995; 332: 1540-5.

12. Merriam GR, and Wachter KW. Algorithms for the study of episodic
hormone secretion. Am J Physiol 1982; 243: E310-8.

13. Nielsen S. DiGiovanni SR, Christensen EI, Knepper MA, and Harris
HW. Cellular and subcellular immunolocalization of vasopressin-re-
gulated water channel in rat kidney. Proc Nat Acad Sci USA 1993; 90:
11663-7.

14. Peterson ME, and Randolph JF. Diagnosis and treatment of polycythe-
mia. In: Kirk RW, ed. Current Veterinary Therapy, ed. Saunders:
Philadelphia; 1983:406-8.

15. Quillen EW Jr, and Cowley AW Jr. Influence of volume changes on os-
molality-vasopressin relationships in conscious dogs. Am J Physiol
1983; 244: H73-H79.

16. Rai T, Sekine K, Kanno K, Hata K, Miura M, Mizushima A, Marumo
F, and Sasaki S. Urinary excretion of aquaporin-2 water channel pro-
tein in human and rat. J Am Soc Nephrol 1997;8: 1357-62.

17. Reeves WB, and Andreoli TE. The posterior pinjitary and water meta-
bolism. In: Wilson JD, Foster DW, eds. Williams Textbook of
Endocrinology, 8\'^ ed. Saunders: Philadelphia; 1992: 311 -56.

18. Rijnberk A, Biewenga WJ, and Mol JA. Inappropriate vasopressin se-
cretion in two dogs. Acta Endocrinol 1988; 117: 59-64.

19. Robertson GL. Abnormalities of thirst regulation. Kidney Int 1984;
25: 460-9.

20. Saito T, Ishikawa S-E, Sasaki S, Nakamura T, Rokkaku K, Kawakami
A, Honda K, Marumo F, and Saito T. Urinary excretion of aquaporin-2
in the diagnosis of central diabetes insipidus. J Clin Endocrinol Metab
1997; 82: 1823-7.

21. Saito T, Higashiyama M, Nakamura T, Kusaka I, Nagasaka S, Saito T,
and Ishikawa S-E. Urinary excretion of the aquaporin-2 water channel
exaggerated in pathological states of impaired water excretion. Clin
Endocrinol 2001; 55: 217-21.

22. Thrasher TN, Nistal-Herrera JF, Keil LC, and Ramsay DJ. Satiety and
inhibition of vasopressin secretion after drinking in dehydrated dogs.
Am J Physiol 1981; 240: E394-E401.

23. Van Vonderen IK, Kooistra HS, and Rijnberk A. Intra- and interindivi-
dual variation in urine osmolality and urine specific gravity in healthy
pet dogs of various ages. J Vet Intern Med 1997; 11: 30-5.

24. Van Vonderen IK, Meyer HP Kraus JS, and Kooistra HS. Polyuria and
polydipsia and disturbed vasopressin release in two dogs with secon-
dary polycythaemia. J Vet Intern Med 1997; 11: 300-3.

25. Van Vonderen IK, Kooistra HS, Timmermans-Sprang EPM, and
Rijnberk A. Disturbed vasopressin release in four dogs with so-called
primary polydipsia. J Vet Intern Med 1999; 13:419-25.

26. Van Vonderen IK, Wolfswinkel J, Oosterlaken-Dijksterhuis MA,
Rijnberk A, and Kooistra HS. Pulsatile secretion pattern of vasopres-
sin under basal conditions, after water deprivation, and during osmotic
stimulation in dogs. Dornest Anim Endocrinol 2004, in print.

27. Van Vonderen IK, Kooistra HS, Timmermans-Sprang EPM, Meij BP,
and Rijnberk A. Vasopressin response to osmotic stimulation in 18
young dogs with polyuria and polydipsia. J Vet Intern Med 2004, ac-
cepted for publication.

28. Van Vonderen IK, Wolfswinkel J, van den Ingh TSGAM, Mol JA,
Rijnberk A, and Kooistra HS. Urinary aquaporin-2 excretion in dogs: a
marker for collecting duct responsiveness to vasopressin. Dornest
Anim Endocrinol 2004, in print.

29. Weitzman RE, Fisher DA, DiStefano III JJ, Bennett CM. Episodic se-
cretion of arginine vasopressin. Am J Physiol 1977; 233: E32-E36.

30. Zerbe RL, Stropes L, Robertson GL. Vasopressin function in the syn-
drome of inappropriate antidiuresis. Ann Rev Med 1980; 31:315-27.

-ocr page 388-

Uw vertrouwen in Baytril
heeft tot globaal succes
geleid.
Baytril is zeer doeltreffend in
\'i, de behandeling van ademhalingsziek-
ten bij varkens, veroorzaakt door pri-
\' ■ maire en secundaire bacteriële ziekte-
verwekkers inclusief Mycoplasma.

Aan u de keuze welke Baytril formule- >
ring te gebruiken:
Baytril® injectievloeistof,
BaytriP 10% injectievloeistof of
Baytril" 0,5% orale oplossing
(pigdoser).

Het snel werkend antimicrobieel mid-
del wordt al .gedurende meer dan
10 jaar met sucCes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskunde is onderbouwd met
talrijke publicatifes. .^

A

www.livestock.bayer.nl

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benadering\'
voor het gebruik van diergeneesmiddelen

-ocr page 389-

Werkconferentie LNV over welzijn gezelschapsdieren een goede start

Minister beloont Week wan het Huisdier als initiatief

Joost van Herten

Het ministerie van LNV hield op 11
oktober 2004 in \'De Lindenhof\' te
Delft een werkconferentie over het
toekomstig te voeren beleid op het
gebied van welzijn van gezelschaps-
dieren. Op uitnodiging namen zo\'n
veertig organisaties deel aan deze
dag, waaronder de KNMvD.

De wettelijke basis voor dierenwelzijn is de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren. Daarin zijn sinds 1992 voor gezel-
schapsdieren een aantal artikelen door middel van een
Algemene Maatregel van Bestuur ingevuld, zoals het Honden-
en kattenbesluit, het Ingrepenbesluit en de Regeling agres-
sieve dieren. Tal van andere artikelen die handelen over welke
dieren je mag houden en fokken met gezelschapsdieren zijn
echter tot op heden nog niet ingevuld.
Het is de vraag of de bestaande regelgeving het welzijn in de
praktijk nu ook echt heeft bevorderd. Er zijn nog steeds tal van
misstanden zoals de erfelijke gebreken en schadelijke rasken-
merken door het fokken met gezelschapsdieren, welzijnspro-
blemen door een onjuiste wijze van houden en de malafide
hondenhandel (met name ook de import uit Oost-Europa)
De overheid zelf geeft aan dat zij regelgeving hiervoor geen
geschikt instrument vindt. De KNMvD is van mening dat er
uiteraard andere manieren zijn om het welzijn van gezel-
schapsdieren te verbeteren, maar dat alleen zelfregulering
door de sector onvoldoende waarborg biedt. Een wettelijk ka-
der blijft een vereiste.

Mevrouw mr. R. Bergkamp opende de dag met een inleiding
over de huidige stand van zaken en de doelstelling van deze
dag, die gezien moet worden als een start om te komen tot een
beter beleid.

Berichte

verslage

Daarna sprak prof dr. C. van Woerkum van de WUR over de
omschakeling in overheidsbestuur van \'zorgen voor\' naar
\'zorgen dat\'. Onder leiding van dagvoorzitster Maria
Henneman volgden er een aantal korte presentaties van suc-
cesvolle, particuliere initiatieven om het welzijn van gezel-
schapsdieren te bevorderen. In de middag kregen alle aanwe-
zige partijen de gelegenheid om samen met de ambtenaren
van LNV in workshops te discussiëren over een viertal onder-
werpen, waarbij de volgende vragen centraal stonden:

• De verantwoordelijk van de huisdiereigenaar

Kan door verbetering van kennis en gedrag bij burgers het
welzijn van dieren bevorderd worden, beschikt de diereige-
naar over voldoende kennis en wie is verantwoordelijk voor
die kennisoverdracht?

• De verantwoordelijkheid van de sector (fokkerij en handel)
Wat is de rol en het belang van beroepsmatige fokkers, die-
renspeciaalzaken, handelaren en wat zijn de problemen?

• Identificatie en registratie (I&R)

Kan verplichte I&R bijdragen aan verbeteren van dieren-
welzijn en hoe zou zo\'n systeem eruit moeten zien?

• Handhaving

Wat zijn de problemen bij de handhaving van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren?

Na een boeiende discussie rondde minister Veerman de dag
af met een samenvattende toespraak. Opmerkelijk en zeer
verheugend was de toezegging van de minister de mede
door de KNMvD opgestarte \'Week van het Huisdier\' met
royale subsidie te belonen. De onderliggende gedachte van
de \'Week van het Huisdier\', namelijk het bevorderen van
verantwoord huisdierbezit, past dan ook precies in het
nieuwe beleid van LNV.

Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de heer dr. C.P. Veerman,
ter afsluiting van de Werkconferentie Gezelschapsdieren, op maandag 11 oktober in Delft.

Dieren doen ertoe. Ze liggen ons na aan het hart. En ze
interesseren ons zeer. Dat is vandaag wel gebleken. Uit de
hoge opkomst, uit de betrokkenheid bij de discussies en
uit de behoefte om er samen uit te komen.
Er is vandaag hard gewerkt. U hebt écht met elkaar ge-
praat. En er is goed naar elkaar geluisterd. Dat is een be-
langrijke stap voorwaarts. Daardoor zijn alle betrokken
partijen dichter bij elkaar gekomen.
Het is belangrijk dat alle betrokken partijen in grote lij-
nen hetzelfde beeld hebben van de problemen. Als we de
probleemanalyse delen, kunnen we ook samen beter naar
oplossingen zoeken. Het is mijn stellige overtuiging dat
goede zorg voor gezelschapsdieren niet afdwingbaar is
met wetten en regels. Met goede afspraken en onderling
vertrouwen komen we veel verder. En als vervolgens
blijkt dat we die afspraken het beste kunnen borgen met
regelgeving, dan ga ik dat niet uit de weg. Maar regelge-
ving moet een sluitstuk zijn, geen startpunt.

-ocr page 390-

Dus ik vind dat we niet te snel naar het wetgevingsinstru-
ment moeten grijpen. Maar ik zeg niet: zoek het zelf maar
uit. Want dan had ik deze conferentie natuurlijk nooit ge-
organiseerd. Ik wil juist helpen en meewerken. Door
mensen om tafel te brengen, door de maatschappelijke
dialoog te organiseren, door ruimte te geven aan initiatief
van onderop, door belemmeringen weg te nemen. In dit
verband kunnen we ook verder nadenken over het
Platform waar professor Van Woerkum over sprak. Dat
zijn allemaal wegen waarlangs de overheid het maat-
schappelijk vertrouwen kan organiseren.
Deze overheidstaak om de maatschappelijke samenhang
te bevorderen en dialoog op gang te brengen, komt na-
drukkelijk niet in plaats van de regelgevende en handha-
vende taak van de overheid. Deze taken staan naast el-
kaar. De vraag is dan ook niet óf de overheid moet regelen
en handhaven. De vraag is of de regels die de overheid
maakt, wel \'landen\' in de samenleving. Is er voldoende
orde, cohesie, sociale structuur in de samenleving aanwe-
zig, zodat het nieuwe beleid kan worden ingebed in een
samenhangend geheel? En is er voldoende onderling ver-
trouwen tussen burgers en andere maatschappelijke acto-
ren, zodat zelfregulering kan bestaan, of op gang kan
komen? Als ik dit nu toespits op het welzijn van gezel-
schapsdieren, dan is de vraag: is er voldoende gedeelde
moraal en is er een gedeelde probleemperceptie? De
overheid moet zich inzetten om daarachter te komen, én
om de dialoog te bevorderen. Op die manier kan de over-
heid een bindende factor zijn. Als er dan een zekere mate
van overeenstemming is over de problemen, ontstaat er
ruimte voor de vraag naar oplossingen.
Vandaag gaat het om het welzijn van gezelschapsdieren.
Daarvoor wil ik een beroep doen op de mentaliteit en de
eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. Het
is tenslotte niet de overheid, maar de burger die dieren
houdt. En het is de handel die zorgvuldig, correct en met
respect voor het dier te werk dient te gaan. Gezel-
schapsdieren zijn afhankelijk van onze zorg. De burger,
de handelaar, de fokker, de dierenarts, zij mogen niet ver-
sagen. Op het moment dat je een dier in je levenskring
toelaat, heb je er een zorgplicht voor.
Er is vandaag gesproken over de eigen verantwoordelijk-
heid van de burgers, met name degenen die dieren hou-
den. Ik stipte die kwestie zojuist al aan: dierenbezitters
hebben een zorgplicht. Veel mensen willen hun dieren
ook echt wel goed behandelen, maar niet iedereen heeft
voldoende kennis en kunde. Uw suggestie voor slimme
\'gewenst-gedrag-campagnes\' spreekt mij aan. Dit ken-
nishiaat kan worden opgevuld via gebundelde voorlich-
ting door de betrokken organisaties. Eventuele initiatie-
ven daartoe, wil ik graag steunen. De Week van het
Huisdier biedt daarvoor goede mogelijkheden. LNV doet
daaraan graag mee.

Ook de handel kwam vandaag uitgebreid aan bod.
Diverse methoden om te zorgen dat handelaren en fok-
kers meer rekening houden met welzijn, passeerden de
revue. Vooral verschillende manieren van certificering
zijn besproken. Nu is het zaak te onderzoeken welke
vorm het meest effectief is en hoe het in de praktijk kan
worden gebracht. LNV zal hierbij zeker betrokken willen
blijven. Bovendien sluit ik niet uit dat er uiteindelijk een
wettelijk kader nodig zal blijken. Zoals ik al eerder zei:
als wetgeving afspraken kan borgen, loop ik daar niet
voor weg. Ook een registratie van erfelijkheidsproblemen
is besproken. Een suggestie die we samen verder moeten
verkennen.

In de workshop over identificatie en registratie (I&R) is
gebleken dat er veel voorstanders zijn van een I&R-
systeem voor gezelschapsdieren. De vraag werd opge-
worpen of een I&R-systeem verplicht of vrijwillig moet
zijn. Die discussie is niet af Ook hiervan zou ik willen
zeggen: laten we het probleem eerst duidelijk in kaart
brengen en niet direct naar regelgeving grijpen. Als ech-
ter blijkt dat een verplichte I&R de enige mogelijkheid is
om welzijnsproblemen op te lossen, wil ik het idee van de
sector voor een sluitende l&R nader onderzoeken. Het is
nu nog te vroeg om te bepalen wie voor welke oplossing
aan de lat staat. We moeten eerst kijken wat het doel is van
I&R en of een wettelijke verplichting iets toevoegt. I&R
is een instrument waarmee veel verschillende doelen be-
reikt kunnen worden, zowel voor gezondheid als voor
welzijn van dieren.

Ik wil daarom nu wel toezeggen om de deelname van bur-
gers aan een vrijwillig l&R-systeem te bevorderen met
middelen voor onderzoek en voorlichting.
Verder neemt LNV de handhaving onder de loep. We kij-
ken naar mogelijkheden om verbeteringen aan te bren-
gen. Dat is nodig om de goeden van de kwaden te onder-
scheiden in uw sector. Begripsverduidelijking en
specialisatie kan helpen. Ik ben blij met de voornemens
om de problematiek nader te analyseren. De mogelijk-
heid om tot geconditioneerde certificering te komen, kan
behulpzaam zijn. Dc problematiek op de EU-agenda zet-
ten, is een andere suggestie. Ik neem die graag mee. Op
het punt van de capaciteit wil ik bezien of de AID samen
met de LID een gerichte actie kan uitvoeren op dit terrein.
Alles in ogenschouw nemend, denk ik dat we flink zijn
opgeschoten vandaag. We zijn dichterbij elkaar gekomen
én dichterbij de oplossing van de problemen. We moeten
nu bepalen hoe we het vandaag ingezette proces een ver-
volg kunnen geven. Ik wil bijvoorbeeld bekijken in hoe-
verre vervolgbijeenkomsten over deelonderwerpen zin-
vol kunnen zijn. Want de dialoog moet op gang blijven.
LNV blijft zich inzetten voor gezelschapsdieren. Maar
we moeten het vooral samen doen.
Vandaag hebben we het dier centraal gesteld. Vorige
week, op Dierendag, stond het dier natuuriijk ook al in de
schijnwerpers. Toen schreef Joep Habets, culinair journa-
list van het NRC Handelsblad, een aardig artikeltje over
het steeds maar uitdijende assortiment van \'culinaire ver-
wennerijen voor huisdieren\'. En hij schreef: \'Dierendag
is eigenlijk mensendag\'. Dat bedoelde hij een beetje spot-
tend; mensen zouden zich te veel laten leiden door hun ei-
gen voorkeuren, in plaats van te kijken wat het dier wer-
kelijk lekker vindt om te eten. Maar vandaag hebben we
gekeken naar de werkelijke belangen van het dier. En die
gaan veel verder dan een lekker hapje alleen. Dus we heb-
ben ons van onze menselijke kant laten zien, juist door
ons het lot van onze gezelschapsdieren aan te trekken.
Dank voor uw aandacht.

-ocr page 391-

Intervet Nederland organiseerde samen met de Groep
Varkensgezondheidszorg van de KNMvD een drukbe-
zocht symposium met als onderwerpen PRRS en ziekte
van Glässer. Het symposium werd op twee locaties gege-
ven, namelijk op 11 mei in Vught en op 12 mei in Bussloo.
PRRS blijkt nog volop in de belangstelling te staan bij de
Nederlandse practici. Voor de ziekte van Glässer was het
doel deze \'oude\' ziekte, die weer aan belang lijkt toe te ne-
men, onder de aandacht te brengen. In Denemarken lijkt
de aandoening zich bovendien anders te manifesteren,
een reden te meer deze ziekte onder de aandacht te bren-
gen.

Voor beide onderwerpen had Intervet Nederland zeer des-
kundige sprekers uit binnen- en buitenland uitgenodigd.
Voor PRRS waren dat prof Paulo Martelli van de
Universiteit van Parma, dr. Geoffrey Labarque van de
Universiteit van Gent en dr. Sjaak de Wit, immunoloog van
de GD, dr. Toine Cruijsen en drs. Victor Geurts, varkensdie-
renartsen bij Intervet Nederland, gaven daarbij aan waar dc
speerpunten van Intervet bij het PRRS-onderzoek liggen cn
hoe PRRS bedrijfsmatig benaderd kan worden.
Over Glässer spraken dr. Björn Lorenzen, verbonden als die-
renarts aan de Danish Bacon and Meat Council, dr Jan Vos,
specialist Veterinaire Pathologie van de GD. Intervet heeft
voor de ziekte van Glässer het vaccin Porcilis Glässer gere-
gistreerd. Toine Cruijsen vertelde alle \'ins\' and \'outs\' van dit
vaccin terwijl Victor Geurts de voorlopige resultaten van de
uitstaande veldproeven in Nederland presenteerde.

\'Bedrijven vnjmai<en van PPRSVvia gedeeixeiijke
depopulatie en repopulatie is niet goed mogelijk
omdat er op PPRSV-besmette bedrijven altijd
negatieve dragerzeugen aanwezig blijven.\'

PRRS

Het gehele ochtendprogramma werd gevuld door dit onder-
werp. Alle facetten van de ziekte passeerden het voetlicht
waarbij de nieuwste inzichten uitgebreid aan de orde kwa-
men. Als eerste onderwerp kwam de controle van het PRRS-
virus in Europa aan bod. Prof Martelli schetste een beeld
waaruit bleek dat PRRS op bedrijven alleen goed te controle-
ren is door middel van vaccinatie en biosecurity maatrege-
len. Dit moet ervoor zorgen dat er op bedrijven een stabiele
PRRS-situatie ontstaat en daarna blijft bestaan. Een stabiele
situatie is te definiëren als een situatie waarbij er in een po-
pulatie van volwassen dieren en hun nakomelingen geen de-
tecteerbaar bewijs is van dier naar dier transmissie, noch van
transmissie van zeug naar hun ongeboren nakomelingen.
Bedrijven vrijmaken van PRRSV via gedeeltelijke depopu-
latie en repopulatie is volgens prof Martelli niet goed moge-
lijk daar er op PRRSV-besmette bedrijven altijd negatieve
dragerzeugen aanwezig blijven. Dit zijn kleine groepen die-
ren die in alle bloedtesten (PCR, Elisa, IFT en virusisolatie)
negatief reageren, terwijl ze toch het virus bij zich dragen.
Introductie van het virus op bedrijven via gelten en sperma
ziet hij verder als de grootste bedreiging voor stabiele
PRRSV-situaties op bedrijven. Voor wat betreft de vaccinatie
tegen PRRSV gaat zijn voorkeur uit naar levende vaccins
vanwege hun werkzaamheid. Dode PRRS-vaccins zijn wel-
iswaar veilig, maar zijn matig immunogeen. Martelli onder-
bouwde zijn verhaal met een aantal case studies van bedrij-
ven.

Dierenarts Toine Cruijsen van Intervet Nederland ging ver-
volgens in op de moleculaire epidemiologie van PRRSV in
Nederland. Er worden in het veld namelijk veel vragen opge-
worpen over variantstammen en de mogelijke invloed van
vaccins op het ontstaan daarvan. Intervet is bezig met het
isoleren van PRRSV op allerlei bedrijven: bedrijven met en
zonder kliniek van PRRS, bedrijven die wel en niet vaccine-
ren met de verschillende vaccins en bedrijven die alleen zeu-
gen of biggen én zeugen vaccineren. Aan de hand van de se-
quencing van de isolaten en plaatsing in een phylogenetische
boom zijn dan conclusies te trekken over het voorkomen van
variantstammen in Nederland, de invloed van vaccins en
vaccinatieschema\'s daarop en de biologische relevantie van
variantstammen.

De eerste resultaten zijn al binnen en daaruit zijn een aantal
voorlopige conclusies te trekken. Verreweg de meeste isola-
ten die in het veld circuleren hebben een homologie op het
ORF 5 (deel van het genoom dat het meest variabel is) met
de Lelystad-stam van ongeveer negentig procent. Er is geen
verschil op het voorkomen van variantstammen op wel en
niet vaccinerende bedrijven. Levende vaccins hebben daarop
dus geen invloed gehad. Afsluitend lijkt het Italiaanse type
PRRSV ook in Nederland voor te komen. Dit zijn stammen
die het meest afwijken, op het ORF 5 (82% homologie), van
de Lelystad-stam van beginjaren negentig.
Dr. Geoffrey Labarque onderzocht de invloed van deze gene-
tische diversiteit van EU-PRRSV-stammen op de effecti-
viteit van het vaccin Porcilis® PRRS. Daartoe infecteerde
hij Porcilis® PRRS geënte biggen en negatieve controledie-
ren met een Italiaanse variantstam. Om de effectiviteit te
evalueren gebruikte hij parameters als virustiters in bloed en
Broncho-alveolaire Lavage (BAL) vloeistof, antistof titers in
het bloed (IPMA) en totaal aantal mononucleaire cellen in de
BAL-vloeistof Deze laatste nemen toe na het aanslaan van
een PRRSV-infectie.

De met Porcilis® PRRS gevaccineerde dieren hadden een
reductie van viraemie in zowel het bloed als de BAL-vloei-
stof van 99,9 procent ten opzichte van de controledieren.
Ook de toename van het aantal mononucleaire cellen in de
longen was vele malen minder bij de gevaccineerde dieren.
Dit rechtvaardigde de conclusie dat Porcilis® PRRS ook een
sterke virologische protectie geeft tegen een zeer heterologe
EU-stam.

Vervolgens ging dr. Sjaak de Wit in op de diagnostiek met
betrekking tot PRRSV Het meest gebruikt is de Idexx Elisa.
Dit is een semi-kwantitatieve test die geen onderscheid

Drukbezocht symposium over PRRS en de ziekte van Classer

Victor Geurts en l-ietty van Beers

-ocr page 392-

maakt tussen het EU- en AM-genotype. Na een veldinfectie
of een vaccinatie met een levend vaccin wordt een dier na
één ä twee weken positief (S/P > 0,4). Na vijf ä zes weken be-
reiken de antistoffen hun piek. Bij hernieuwde challenges
met hetzelfde veldvirus of levende entvirus treedt geen de-
tecteerbare humorale immuunrespons op. Gebruik van dode
PRRSV-vaccins echter levert een andere immuunrespons op:
een klein deel van de dieren wordt laag positief (S/P 0,6 tot
1,5). Na boostering weet dertig tot vijftig procent deze lage
S/P-waardes te bereiken. Hogere waardes bij deze dieren
zijn dus indicatief voor een challenge met een veldvirus.
De IFT-IPMA testen zijn echte kwantitatieve testen. Door
een verlaagde kruisreactie van een genotype PRRSV tegen
het andere type, is een onderscheid te maken tussen deze
twee typen. De test die de hoogste titers weet te bereiken
geeft aan om welk type het gaat.

Naast de serologische testen is er ook RT-PCR-test. Deze
toont het virus zelf aan. Naast een algemene PCR is er de spe-
cifieke PCR die een onderscheid maakt tussen verschillende
genotypen. Sjaak de Wit sloot af met de conclusie dat de dia-
gnostiek van PRRS-infecties net als het virus ingewikkeld is
en blijft. Voor de serologic is het belangrijk om te weten dat
het groepsdiagnostiek blijft. Staar je niet blind op de uitslag
van één ä twee bloedjes, maar probeer de grote lijn te zien.

Bedrijfsmatige aanpak PPRSV

1. inventarisatie door cross-sectional bloedonderzoek
van zeugen en biggen naast eventueel gerichte sec-
ties bij de probleemgroepen

2. opstartfase vaccinatie tegen PPRSV

3. onderhoudsfase

Bedrijfsmatige aanpak

Dc ochtendsessie over PRRS werd afgesloten door Victor
Gcurts, dierenarts bij Intervet Nederland, die aangaf hoe een
bedrijfsmatige aanpak van PRRS op bedrijven eruit kan
zien. Dit werd ondersteund door een aantal case studies waar
die aanpak gevolgd was. Deze aanpak valt uiteen in drie fa-
sen, namelijk:

1. de inventarisatie door middel van cross-sectional bloed-
onderzoek van zeugen en biggen naast eventueel gerichte
secties bij de probleemgroepen

2. opstartfase van vaccinatie tegen PRRSV

3. de onderhoudsfase

Door middel van het bloedonderzoek en de secties krijgt
men ook inzicht in andere ziektes die meespelen in het ziek-
tecomplex van individuele bedrijven. Met deze gegevens is
het goed mogelijk om PRRSV succesvol aan te pakken via
vaccinatie. Uitgangspunten zijn daarbij dat je biggen moet
vaccineren tegen PRRSV twee a drie weken voor het
infectiemoment. Daarnaast is het, zeker in de opstartfase,
belangrijk andere aandoeningen die de weerstandsopbouw
negatief kunnen beïnvloeden, aan te pakken. Dit kan bijvoor-
beeld in de vorm van klimaat- of managementmaatregelen,
preventieve medicatie tegen bacteriën die secundair optre-
den zoals Pasteurella\'s of veranderingen in voerschema\'s of
samenstellingen. De zeugenvaccinatie is vooral bedoeld ter
voorkoming van de geboorte van PRRS-viraemische biggen.
Deze PRRS-viraemische biggen zorgen er namelijk voor dat
er zeer vroeg circulatie is van het PRRSV bij de biggen.

waardoor deze niet goed te vaccineren zijn. Als onderhoud
blijft het biggen vaccineren zeer belangrijk. Daar wordt im-
mers de meeste schade geleden door PRRS. Bij de biggen
circuleert ook het mee.ste virus. Worden deze niet gevacci-
neerd, dan is er altijd het gevaar dat het virus \'terugslaat\'
naar de zeugen als deze gevoelig zijn. Dit kan dus bijvoor-
beeld ook gebeuren als zeugen voor de voet geënt worden.
Op het moment vlak voor de volgende enting zijn ze alle ge-
voelig. Zo kan er ondanks twee of drie keer per jaar zeugen
enten toch een doorbraak ontstaan. Een entschema van
zestig dagen dracht en zes dagen in de kraamstal zou dan be-
ter passen. Worden biggen wel gevaccineerd, dan zouden zo-
wel de entschema\'s van zestig dagen dracht, minimaal drie
keer per jaar voor de voet weg (zoals op sommige bedrijven
gehanteerd wordt) en \'zes dagen in de kraamstal\' kunnen
voldoen. Dit wordt ondersteund door de al meer dan vier-
honderd cross sectional onderzoeken die Intervet heeft ge-
daan op bedrijven.

Na de bijdrage van de sprekers ontstond een levendige dis-
cussie die zich ondermeer toespitste op biggen vaccinaties.
Zoals prof Martelli al aangaf zijn dat de groepen dieren
waar het meeste virus circuleert en waar PRRS de meeste
schade veroorzaakt. Criteria om vast te kunnen stellen wan-
neer stoppen met vaccinatie verantwoord is, zijn er nog niet.

Ziekte van Glässer

Bij het middagprogramma over de ziekte van Glässer werd
de spits afgebeten door dr. Björn Lorenzen uit Denemarken.
Dat land kan bogen op een rijke ervaring op het gebied van
de ziekte van Glässer. Deze ziekte werd in de loop van de tijd
een steeds groter probleem op bedrijven met een hoge ge-
zondheidsstatus. Als eerste beschreef hij de klinische beel-
den die veroorzaakt kunnen worden door
Haemophilus
parasuis.
Deze zouden kunnen bestaan uit acute sterfte,
koorts, dyspneu, verminderde eetlust, kreupelheid en her-
senverschijnselen. Ook kunnen er Pneumonien gezien wor-
den. De biggen hebben ook de neiging om constant pijnlijk
te schreeuwen (squealing) bij het oppakken. Vervolgens ging
hij in op de therapie. Deze bestaat in Denemarken meestal
uit een combinatie van pcnicillineprocaine parenteraal en
amoxycilline per os. In Nederland wordt procainepenicilline
niet als mogelijkheid aangeven in het formularium en ver-
diend amoxycilline of ampicilline de voorkeur. Ook al wordt
deze therapie snel ingesteld, dan nog is de schade aanzien-
lijk. De meeste dieren die de ziekte overleven gaan slijten
waardoor ze niet goed meer zijn te vermarkten.
Haemophilus parasuis was pas echt goed te controleren na-
dat men de risicodieren ging vaccineren. Het vaccinatiead-
vies in Denemarken ziet er als volgt uit:

- problemen bij biggen tot zes ä acht weken leeftijd: zeugen
vaccineren

- problemen bij biggen ouder dan acht weken: biggen vac-
cineren

- problemen bij fokmateriaal: dieren vaccineren voordat ze
verkocht worden.

Als laatste schetste Björn Lorenzen dat Haemophilus para-
suis
zich gedurende de laatste dertig jaar anders is gaan ge-
dragen in Denemarken. Van oorsprong was het een probleem
bij de speenbiggen, zoals wij dat ook kennen in Nederland.
Nu is het voornamelijk een probleem bij opfokdieren, wat
waarschijnlijk te wijten is aan het massaal vaccineren van
gelten, zeugen en beren.

Vervolgens wist dr. Jan Vos, veterinair patholoog bij de GD,

-ocr page 393-

op een zeer boeiende wijze een totaaloverzicht te geven van
alle zaken die van invloed zijn op de ziekte van Glässer. Ook
overeen ziekte die practici goed kunnen beschrijven valt nog
veel nieuws te melden. Vandaar dat Jan Vos zijn bijdrage de
titel: \'ziekte van Glässer, The revival of
Haemophilus para-
suis\'
gegeven heeft.

Hij opende met de stelling dat de diagnose moeilijk, veelal
niet mogelijk is. De ziekte van Glässer kent weinig antwoor-
den en veel vragen. Er is dus nog veel onderzoek nodig.
H.
parasuis
kan naast het sporadisch voorkomen zich ook stal-
enzoötisch manifesteren. Dan zie je vaak een (per)acuut ver-
loop met een hoge morbiditeit naast een forse mortaliteit. Er
is een geringe immuniteit bij de dieren. De Pathogenese ver-
loopt als volgt. De bacterie wordt snel systemisch. De infec-
tie resulteert in een septicaemie met endotoxine shock of
(sero-) fibrineuse (poly-)serosites met {poly-)artritis, met
eventueel periartritis, en/of meningitis. De kiemen zijn terug
te vinden in exsudaat, neutrofiele granulocyten en macrofa-
gen. Er treedt echter snel en uitgebreid bacterieverval op
door dat de brandstof NAD (nicotinamide adenine dinucleo-
tide) opraakt. Daardoor zijn de BO\'s vaak negatief Insturen
van dieren in de acute fase van de ziekte is dus een vereiste.
De bacterie komt als normaal bewoner voor in de naso(-pha-
rynx) en is wijd verbreid. Er zijn drie manieren om de kiem
te typeren waarvan de serologische internationaal het meest
gebruikt wordt. Er bestaan vijftien serotypen, echter 35 pro-
cent van de isolaten is niet te typeren. Moleculair biologisch
(PCR) en biochemische methodes zijn de alternatieven.
De diagnose van de ziekte van Glässer is dus te stellen door
een combinatie van het klinisch beeld met daarbij een typi-
sche sectie en een positief BO (voedingsbodem met NAD en
48 uur bebroeden). Jan Vos besloot zijn bijdrage met het for-
muleren van een aantal wensen voor de toekomst. Als eerste
is het nodig meer te weten van virulentiefactoren naast meer
inzicht in de immunologische mechanismen. De ontwikke-
ling van een serologische test zou de diagnose een stuk kun-
nen vereenvoudigen. Voor de preventie van de ziekte is een
optimaal vaccin vereist.

Vaccin

Over deze laatste wens ging de presentatie van Toine
Cruijsen van Intervet. In juli 2004 introduceerde Intervet het
vaccin Porcilis® Glässer. Het is geregistreerd voor actieve
immunisatie van varkens ter vermindering van de typische
laesies van de ziekte van Glässer veroorzaakt door
Haemophilus parasuis. Het is een geïnactiveerd vaccin met
daarin
H. parasuis type 5. Het is opgelost in Diluvac Forte®
en dus zeer gemakkelijk te \'verspuiten\'. Vaccinatie van die-
ren vanaf vijf weken leeftijd (twee keer met een interval van
twee weken).

Vervolgens werden twee onderzoeken gepresenteerd waaruit
bleek dat er een goede bescherming was tegen infecties veroor-
zaakt door serotype 5 na vaccinatie. Om inzicht te krijgen in
kruisbescherming werd dit onderzoek ook gedaan met de types
1, 12, 13 en 14 die in de regel geassocieerd worden met acute
klachten. ICruisprotectie, zij het niet volledig, werd daarbij aan-
getoond. De sterfte, klinische score, ernst van de laesies en bac-
teriologische score daalden significant. Als laatste werd een
veiligheidsonderzoek bij zeugen gepresenteerd waaruit blijkt
dat Porcilis® Glässer ook veilig is in zeugen.

\'De diagnose van de ziekte van Classer is te stellen
dooreen combinatie van het klinisch beeld met
daarbij een typische sectie en een positief BO. \'

Veldproeven

Victor Geurts van Intervet presenteerde als laatste de voorlo-
pige resultaten van veldproeven die in Nederland zijn uitgezet.
Vier doelen worden daarbij na gestreefd. Als eerste kijken
naar de werkzaamheid van Porcilis® Glässer onder veld-
omstandigheden in Nederland. Als tweede het effect van
zeugenvaccinatie op het vroege optreden van klinische ver-
schijnselen van
H. parasuis bij biggen.
Als derde het effect van biggenvaccinatie op jonge leeftijd
op klinische verschijnselen door
H. parasuis. En als laatste
de invloed van maternale immuniteit op biggenvaccinatie.
Als inleiding werd een videoband vertoond waarop de ver-
schijnselen van de ziekte van Glässer bij jonge biggen goed
te zien was. Deze verschijnselen waren aanzienlijk minder
bij de biggen die uit gevaccineerde zeugen geboren waren.
De proef was nog niet volledig afgerond, maar uit de voorlo-
pige resultaten bleek al een duidelijk positief effect. De ge-
vaccineerde zeugen produceerden 0,18-0,20 big/jaar meer
dan de controlezeugen. Ook waren dertig procent minder be-
handelingen van biggen nodig in de kraamstal. Er waren
minder slijters en achterblijvers in de biggenopfok en de to-
tale dierenartskosten daalden in het eerste kwartaal van 2004
(eerste worpen begin januari 2004) met twintig procent ten
opzichte van het laatste kwartaal van 2003. Op twee andere
proeftjedrijven zijn zeugen en biggen gevaccineerd. Bij het
laatste bezoek lagen de eerst geënte zeugen net in de kraam-
stal. Bij de gevaccineerde biggen was het aantal pneumoniën
en kreupelheden veroorzaakt door
H. parasuis al gedaald.

Met deze bijdrage werd een lange dag afgesloten. De beide
dagvoorzitters (Hetty van Beers in Vught en Harald
Salomons in Bussloo) sloten ook af met de opmerking dat
we al veel weten over PRRS, maar dat er nog steeds enkele
puzzelstukken ontbreken. Voorts merkten ze op dat de her-
nieuwde aandacht voor Glässer in combinatie met het vaccin
bij kan dragen tot een oplossing op die bedrijven die met
Glässerse ziekte kampen.

Beide dagvoorzitters bedankten tot slot Intervet Nederland
voor de voortreffelijke organisatie van beide dagen.

Victor Geurts is werkzaam bij Intervet en lid van de Groep
Varkensgezondheidszorg. Hetty van Beers is secretaris van de Groep
Varkensgezondheidszorg.

-ocr page 394-

In het kader van het Nederlandse voorzitterschap van de
Europese Unie werd van 5-8 oktober 2004 de halfjaar-
lijkse CVO-meeting in Nederland georganiseerd. Naast
de Chief Veterinary Officers van de 25 lidstaten namen
daaraan deel hun plaatsvervangers en de veterinaire ver-
tegenwoordigers in Brussel. Het was voor het eerst dat de
CVO\'s van de Oost-Europese landen als volwaardig lid
aan deze bijeenkomst deelnamen. Tot de deelnemers be-
hoorden ook vertegenwoordigers van de veterinaire afde-
lingen van de Europese Commissie en van de Europese
Raad. Voorts was de CVO van de Russische Federatie
(RF) als gast uitgenodigd in verband met de mogelijkheid
van een veterinair akkoord tussen de EU en de RF. In to-
taal namen bijna honderd mensen deel.

Gastheer van Nederlandse zijde was de CVO van het mi-
nisterie van LNV, Peter de Leeuw. Hij ontving het gezel-
schap in het stijlvolle Huis ter Duin in Noordwijk. Op dins-
dag- en vrijdagmorgen werd een reguliere CVO-vergadering
gehouden. Dinsdagmiddag presenteerde een team van on-
derzoekers, onder leiding van prof Ruud Huirne, de resulta-
ten van een geïntegreerde studie naar de epidemiologische,
economische, sociale en ethische aspecten van de bestrijding
van MKZ, varkenspest en Al. Aansluitend werd in groepen
over dit thema gediscussieerd aan de hand van stellingen, ge-
volgd door een plenaire zitting.

Dinsdagavond werden de gasten door de minister van LNV,
dr. Cees Veerman, uitgenodigd voor een formeel diner in de
statige Haagse Ridderzaal.

De donderdag was gereserveerd voor sociale activiteiten: een
bezoek aan de Oostvaardersplassen (met natuurlijk toch aan-
dacht voor de problematiek van dierziektebestrijding in een
natuurgebied), een boot-
tocht naar Marken en
Volendam en een \'Hol-
landse avond\' in een bekend
Volendams restaurant. He-
laas bleef een kleine groep
medewerkers van de CVO\'s
verstoken van de meeste so-
ciale activiteiten: er diende
een compromistekst te wor-
den voorbereid voor de vrij-
dagvergadering.

De mengeling van sociale
activiteiten, vergaderingen
en wetenschappelijke work-
shop bleek zeer succesvol.
De vergadering op vrijdag
verliep opmerkelijk vlot en
de doelstellingen werden
alle gehaald. Ook de tot in
de puntjes verzorgde orga-
nisatie, die veel lof oogstte
van de deelnemers, zal daar-
aan bijgedragen hebben.

cU

Informele CVO-meeting

De KNMvD bood het gezelschap in Volendam een aperitief
aan. KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter, vergezeld van be-
stuurslid Wiel van den Ekker, heette alle aanwezigen van
harte welkom namens de Nederlandse dierenartsen. Hij be-
nadrukte het belang voor zowel het bedrijfsleven als voor de
veterinaire professie van een internationale groep CVO\'s die
elkaar gemakkelijk weet te vinden. Voorts memoreerde hij
de erkende kwaliteit van de Nededandse opleiding, de ac-
tieve nascholing en de internationale instelling van de be-
roepsgroep, onder andere blijkend uit het feit dat een relarief
groot aantal Nederlandse dierenartsen in het buitenland
werkzaam is.

-ocr page 395-

Onlangs is door Pfizer Animal Health een project gestart
onder het motto \'Practici en Pfizer samen de boer\'. Doel
van het project - dat veertien maanden duurt - is de uierge-
zondheid op de deelnemende veehouderijbedrijven struc-
tureel te verbeteren. Vast onderdeel van het plan is een
maandelijks terugkerend adviesgesprek met de veehou-
der. Hiervoor krijgt de dierenarts betaald. Uiteindelijk
moet zich dat terugverdienen. Vijftig dierenartsenpraktij-
ken en zo\'n tweehonderdvijftig veehouders doen mee met
het project.

In de praktijkruimte van Dierenartsenpraktijk Flevoland in
Zeewolde vindt vandaag, 29 september 2004, één van de vele
voorlichtingsbijeenkomsten plaats over het project. Aanwezig
zijn vier dierenartsen en vier veehouders. Stuk voor stuk zijn
ze bereid om er tegenaan te gaan en de uiergezondheid op de
bedrijven op een hoger plan te brengen. Zelfs na het aanhoren
van het verhaal van Henk Markerink, senior support manager
rund bij Pfizer, die waarschuwt: "ons verhaal is simpel, maar
het is af en toe flink door de zure appel heen bijten". De situa-
tie op de bedrijven van deze veehouders vraagt echter om actie
en dus zijn ze bereid mee te werken en de dierenarts iedere
maand 50 euro te betalen voor een half uur advies.

Actiemoment naar voren

Henk Markerink legt uit dat Pfizer al jaren bezig is de uier-
gezondheid op een hoger plan te brengen. Omdat er niet echt
vooruitgang in zat, is besloten het actiemoment naar voren te
halen. Concreet betekent dit: eerder aan de bel trekken. Dus
niet pas ingrijpen als het tankcelgetal 250.000 is, maar al bij
150.000 actie ondernemen. "Met een gestructureerde aan-
pak hoefje slechts twintig procent inspanning te leveren, om
tachtig procent resultaat te krijgen."

Het plan van aanpak bestaat uit drie essentiële onderdelen,
namelijk het aantal attentiekoeien naar beneden te halen, het
actiemoment naar voren te halen en standaard therapiecon-
trole uitvoeren. "Er zijn niet veel boeren die nul procent at-
tentiekoeien hebben. De keuze is simpel", aldus Markerink,
"of niets doen, of nog verder in de problemen komen".
De gebruikelijke norm om bij vijftien procent attentiekoeien
te spreken van een bedrijfsprobleem is volgens het plan te
hoog. "Streef naar minder dan vijf procent nieuwe attenties",
zegt Markerink. "Verder moet het actiemoment al bij een
tankcelgetal van 150.000 komen te liggen in plaats van bij
250.000. Koeien met een attentie 1 en 2 moeten al behandeld
worden." De standaard therapiecontrole bestaat uit een
maandelijks bezoek van de dierenarts. "Je gaat 50 euro per
maand betalen voor een advies. Je zult zien dat het aantal
mastitisgevallen fors zal afnemen en ook dat er minder anti-
bioticumgebruik is en dus minder kans op residuen", aldus
Markerink. "Want wat is het meest lastige aan mastitis? Het
apart houden van de hoogcelgetal-koeien en het apart moe-
ten melken. Dus verstoring van het arbeidsproces." Minder
mastids leidt tot minder hoogcelgetal-koeien en het aantal af

te voeren koeien vanwege uierproblemen neemt ook af
Nu inspanning, later resultaat

Om binnen een jaar uit te komen bij celgetal van 150.000
moeten de deelnemende melkveehouders nu een inspanning
leveren. Daarbij gaat het met name om een arbeidsinspan-
ning. "Je zult eerst een investering moeten doen voordat je
resultaat ziet", zegt Ryan van Egmond, dierenarts bij Pfizer.
"Dat moetje zien zitten, anders moetje niet meedoen."
Die arbeidsinspanning bestaat bijvoorbeeld uit het vastzet-
ten van koeien die droog gaan en deze koeien als laatste de
melkstal in te laten gaan. "Misschien kunnen melkveehou-
ders in dit opzicht de werkwijze van zeugenhouders overne-
men, want die werken volgens een bepaald protocol en halen
op een vaste dag in de week de zeug bij de biggen weg", zegt
Markerink. "Op deze manier is er geen verstoring van het ar-
beidsproces in de put en kun je de koeien in één groep naar
de droge afdeling brengen. Je krijgt dus ook geen vergissing
met droogzetters. Bovendien ontstaat er iedere keer als er
een vreemde koe binnenkomt onrust bij de droge groep en
dat heb je nu maar één keer"

aantal attentiekoeien omlaag
actiemoment naar voren
standaard therapiecontrole

Hoogcelgetal-koeien moeten ook apart worden gehouden.
"Hoe moeilijk het ook is, het is het beste om hier een aparte
groep van te maken. Het is ze te leren." Grofweg gezegd
moet een koe die hoog de droogstand inkomt en hoog blijft
eruit. Markerink legt uit: "Een koe met veel cellen mag je
best houden, maar moetje niet in het circuit melken.
Markerink realiseert zich dat jezelf een spiegel voorhouden
voor iedereen moeilijk is. Toch raadt hij de melkveehouders
aan om eens een specialist van de Gezondheidsdienst tijdens
het melken te laten kijken, om - met de dieroverzichten erbij
- te kunnen komen tot efficiënter melken (natte meting). Ook
hygiëne en huisvesting zijn punten die kritisch bekeken kun-
nen worden. Van Egmond: "kijk naar de levensproductie per
dier. De afschrijvingskosten zijn tien eurocent per liter. Als
je een koe meer laat produceren, heb je minder afschrijvings-
kosten. Het is dus reuze interessant om ervoor te zorgen dat
koe meer gaat produceren. Op dit moment zijn de quotum-
kosten even hoog als opfokkosten."

Tot slot zegt Van Egmond over de rol van de dierenarts in dit
project: "Het lijkt misschien dat de dierenarts de melkvee-
houders gaat controleren, maar het werkt ook andersom. Het
advies dat de dierenarts geeft moet wel praktisch uitvoerbaar
zijn. Als dat niet zo is, is het een heel slecht advies. Het werkt
dus van twee kanten. Het is heel eenvoudig: als het meer kost
dan oplevert, moetje er direct mee stoppen."

Betaalde advisering dierenarts inbegrepen bij uiergezondheidsproject

Susan Umans

-ocr page 396-

Op 23 september jongstleden organiseerde de werkgroep
VKG van de AUV een symposium onder de naam \'Ken
(uw) getallen\'. Het symposium vond plaats in Cuijk waar
de AUV sinds kort beschikt over een prachtig nieuw ge-
bouw met een ruim auditorium. Voor een gehoor van ruim
zestig belangstellende collega\'s gezelschapsdierenpractici
hield een drietal sprekers een pleidooi voor het gebruik van
kengetallen als instrument voor het (financieel) manage-
ment van de dierenartsenpraktijk.

Namens de AUV tradt Annemiek van den Noort op als dag-
voorzitter. In haar opening benadrukte ze dat het de bedoeling
was op deze dag vooral ervaringen uit te wisselen. Hoewel er
inmiddels meer dan 75 praktijken meedoen met het AUV-pro-
ject Veterinaire Kengetallen Gezelschapsdierenpraktijken
(VKG), worden de mogelijkheden van kengetallen voorde stu-
ring van praktijken in Nederland nog onvoldoende benut.

Vinger aan de pols

Geert Moorman van Dierenkliniek \'Brouwhuis\' uit Helmond
beet het spits af Kengetallen zijn voor hem een uitstekend
middel om de vinger aan de pols te houden bij het manage-
ment van zijn praktijk. In ieder geval beter dan afgaan op ge-
voel, het aantal afspraken in de agenda, de jaarstukken uit het
verleden of het saldo op de bankrekening. Maar een dieren-
arts krijgt uiteindelijk betaald naar hetgeen hij zelf denkt dat
ie waard is. Daarbij is de grootste hindernis voor een verbete-
ring van het inkomen de dierenarts zelf Collega Moorman
liet zien hoe hij aan de hand van kengetallen uit de praktijk-
computer zijn managementbeslissingen neemt. Daarbij gaf
hij ook aandacht aan het nieuwe Amerikaanse benchmark-
systeem van de NCVEI (National Commitee for Veterinary
Economis Issues opgericht door onder andere de American
Veterinary Medical Association).

Tot slot maakte hij duidelijk dat een moderne gezelschapsdie-
renarts er met betrekking tot kengetallen en benchmarking niet
meer aan ontkomt na te denken over zaken als marketing en
zijn unieke rol als voorlichter aan diereigenaren over dierge-
zondheid.

Voorzichtig met interpretatie

Als tweede sprak collega Bert van Toor uit Den Haag. Hij ging
nader in op de definitie, de specificiteit en sensitiviteit van ken-
getallen. Met name pleitte hij ervoor voorzichtig te zijn met de
interpretatie van kengetallen zoals de ATF (Average
Transaction Fee = gemiddeld transactiebedrag, totale omzet
gedeeld door het aantal transacties). Vanwege het praktijkge-
bonden karakter van dit kengetal, de grote invloed van hoge be-
dragen en de grote schommelingen die zich gedurende het jaar
in de ATF kunnen voordoen, leent de absolute waarde van de
ATF zich niet goed voor een vergelijking met andere praktij-
ken. Het verloop van de ATF binnen een bepaalde periode
daarentegen weer wel. Van Toor liet ook zien welke kengetallen
hij zeifin zijn eigen praktijk gebruikt. De belangrijkste conclu-
sie van zijn verhaal was dat alvorens men met kengetallen aan
de slag gaat er eerst een duidelijke managementvraag moet
zijn. Wat wil men weten? Vervolgens is het zaak bij die vraag
het juiste kengetal te vinden.

AUV-symposium KEN(uw)GETALLEN; over bedrijfseconomische
kengetallen in de dierenartsenpraktijk

Joost I/an Herten

Control your business

Als laatste was Dixon Gunn uit Engeland aan het woord. De
heer Gunn is dierenarts en een Britse pionier op het gebied van
kengetallen. Na een 31-jarige loopbaan in de praktijk begeleidt
hij tegenwoordig met zijn eigen veterinaire adviesbureau
Anval dierenartsen op het gebied van praktijkmanagement.
Tijdens zijn imposante carrière is hij ook nog eens voorzitter
geweest van de British Veterinary Association en Centor
Services (de Engelse AUV).

Het eerste gedeelte van zijn verhaal ging over het gebruik van
kengetallen (performance indicators) in de Engelse dierenart-
senpraktijk. Hij liet aan de hand van praktijkvoorbeelden zien
hoe men kengetallen kan gebruiken om de praktijk te sturen.
Interessant was de beschrijving van een aantal macrokengetal-
len in Engeland, zoals de verhouding van inkomen uit behan-
delingen versus medicijnen: 59 procent staat tot 41 procent. Of
de jaariijkse omzet per dierenarts FTE van € 253.000. En bij-
voorbeeld de ratio dierenarts FTE versus personeel FTE van
1:2,19.

Het inkomen van een dierenarts in loondienst ligt in Engeland
gemiddeld op € 62.640, voor een dierenartsassistent op
€ 21.650 en het bruto winstdeel van een maatschapslid op
€ 129.700.

Gekeken naar de kosten als percentage van de omzet geldt dat
in Engeland de inkoop van medicijnen 26,4 procent bedraagt
en de kosten van veterinair personeel 13,5 procent cn van ove-
rig personeel 18,2 procent zijn. De netto winst bedraagt ge-
middeld 21,7 procent van de omzet, terwijl het totaal aan winst
afkomstig uit veterinaire activiteiten (veterinary profit) 35,2
procent van de omzet is.

Gunn vervolgde zijn masterclass financieel management
voor de dierenartsenpraktijk met zijn basisregel: te allen tij-

-ocr page 397-

den weten waar je staat en sterk genoeg zijn om direct actie te
ondernemen als je een probleem onderkent. Een goede me-
thode om de praktijk te monitoren is volgens Gunn het maken
van maandelijkse managementverslagen. In zo\'n verslag zijn
de maandelijkse resultaten plus alle bronnen van inkomsten
en alle uitgaven en kosten van de praktijk verwerkt.
Zodoende is per maand nauwkeurig de netto winst van de
praktijk vast te stellen. Door op deze manier te werk te gaan
kunnen de financiële prestaties van de praktijk op de voet ge-
volgd worden. Vervolgens kan dan de stap gezet worden rich-
ting budgetering en cash flow voorspellingen die behulpzaam
zijn bij het plannen van toekomstige investeringen. Het is dui-
delijk dat er heel wat bij komt kijken; de tijden dat het alle-
maal gebeurde op de achterkant van een sigarendoos lijken
definitief voorbij. Een verbetering van de financiële situatie
in de praktijk gaat niet vanzelf, oftewel zoals Dixon Gunn
zei: control your business!

Joost van Herten is stafmedewerker gezelsclnapsdieren/paard bij de
KNMvD.

Het veterinair verleden laat zijn
sporen na, met name in de vee-
teelt en de KI. Foto\'s, instrumen-
ten, boeken en andere voorwerpen
herinneren aan (bijna) vergeten
opvattingen, therapieën, gebou-
wen, et cetera, maar ook aan bij-
zondere en gewone mensen die
een rol speelden in de diergenees-
kunde en de veefokkerij. Hun ver-
haal wordt hier verteld.

Brandijzers werden vroeger gebruikt als een koe werd opge-
nomen in het stamboek of in de fokvereniging. Dan werd ter
identificatie voor het stamboek een letter of voor de melk-
controle een nummer in de hoorns gebrand. Dit gebeurde
door de inspecteur of door de controleur-stamboekhouder. In
Friesland werd al in 1884 een brander aangesteld: Pietcr
Prosje, die met een tas vol brandijzers op de rug, te voet in
het spoor van de inspecteurs. Friesland doortrok. Als de die-
ren op stal stonden was er geen probleem, dan was er meestal
wel een kachel of een fornuis in de buurt om de ijzers te ver-
hitten. Anders was het in de weideperiode. Dc praktijk vond
er iets op: er werd een gasbrander ontworpen door een inven-
tieve plaatselijke smid. Het apparaat werd aangesloten op
een lies met propaangas, waarmee ver van de boerderij
de ijzers gloeiend
werden gemaakt.
De koeien werden
vaak even onrustig
wanneer ze de ge-
schroeide hoorn-
lucht opsnoven,
hoewel het hoorn-
branden op zich
pijnloos was. Na
veel discussies
werd het branden
rond 1965 afge-
schaft: uit bezuini-
gingsoogpunt. Maar vaak hadden de dierenartsen de koeien
toen al onthoornd.

Door in het museum Veeteelt en KI naar oude voorwerpen te
komen kijken kunt u tevens de expositie \'Van Paren tot
Klonen\' bewonderen.

Museum Veeteelt en KI, Dr. Moonsweg 5 Beers (bij Cuijk). Telefoon
(0485) 330241. E-mail: Liesh070@wxs.nl, website: veeteelt-ki-museum.nl
Zie ook www.numanstichting.nl

Uitgelich

TEN
EINDE RAAD

IK U AAN:
DIARACE 1 & GTT

VOOR DE BEHANDELING VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1252 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 398-

Al jaren neemt de arbeidsonge-
schiktheid onder dierenartsen toe.
Ook vergeleken met andere medi-
sche beroepen is de arbeidsonge-
schiktheid onder dierenartsen
groot. Met name bij dierenartsen
landbouwhuisdieren en gemengde
praktijken.

Oorzaken

Op zich zijn de oorzaken van de toename van arbeidsonge-
schiktheid bekend. Op de eerste plaats was dierenarts altijd
al een fysiek zwaar vak, en dat is het nog steeds, met name bij
de behandeling van landbouwhuisdieren.
Verder gebeuren er relatief veel ongevallen tijdens het wer-
ken met dieren.

Ten derde staat het dierenartsenberoep onder druk van over-
heidsmaatregelen (Brussel), een toenemende concurrentie
en het afgelopen jaren grootscheeps moeten ruimen van die-
ren. Omstandigheden die mede leiden tot uitval op grond van
psychische klachten.

Berichte

verslage

meer dan tien procent landbouwhuisdieren).

• Géén verhoging voor dierenartsen gezelschapsdieren
(minder dan tien procent landbouwhuisdieren), indien dit
kan worden aangetoond.

• Het indexatiepercentage (gebaseerd op CBS-indexen) bij
arbeidsongeschiktheid wordt gemaximeerd op drie pro-
cent, conform de voorwaarden van verzekering 2003/01.

• De korting voor startende dierenartsen geldt tot de leeftijd
van 45 jaar, waar dat voorheen tot 40 jaar was.

Onder gezelschapsdieren verstaat Movir dieren die op niet
commerciële basis worden gehouden. Binnen de praktijk-
voering gezelschapsdieren mag maximaal tien procent van
de praktijkvoering bestaan uit de behandeling van land-
bouwhuisdieren. Zie ook onderstaand schema.

Tariefwijzigingen Movir per i januari 2005

Grafiek: Oorzaak van uitval bij dierenartsen, op grond
van klachten bewegingsapparaat, een ongeval of psychi-
sche klachten/ burn out.

Als we de cijfers vergelijken met andere beroepsgroepen dan
valt op dat vooral de uitval op grond van het bewegingsappa-
raat en ongevallen relatief groot is. De fluctuatie in uitval op
grond van psychische klachten is de laatste jaren bij meer-
dere beroepsgroepen te zien.

Op het gebied van preventie is de laatste tijd al veel gedaan
(publicaties, workshops) en is het onderwerp (voorkomen
van) arbeidsongeschiktheid op de agenda komen te staan.
Ondanks deze inspanningen ziet Movir helaas de schadelast
bij dierenartsen nog steeds stijgen.

Als specialist van vrije beroepsbeoefenaren kent Movir een
gedifferentieerd tariefbeleid voor de verschillende beroeps-
groepen. Sommige beroepen - zoals medisch specialisten en
apothekers - profiteren daarvan met een tariefverlaging per
I
januari 2005 oplopend tot dertig procent.

De wijzigingen

• Een premieverhoging van 25 procent voor dierenartsen
met een gemengde praktijk en intensieve veehouderij (met

■ beweging

■ ongeval
□ psyche

Niel commercicel

Geen tocslaf!

H Toeslag van 25%

H Tcn/ij dc behandeling van

H tundbi)iiwhuisdicrctnnindcrdun 1U%

B van dc prakt ij kvtH:ring is.

Commercieel

gm

Tot\'slan van 25%

Gezelschapsdieren

Landbouwhuisdieren

Communicatie

Op 26 november informeert Movir schriftelijk de bij haar
verzekerde dierenartsen waarvoor de verhoging geldt. Op 2
december volgt dan een brief met de exacte nieuwe premie
per 1 januari 2005. Dierenartsen die menen ten onrechte niet
als dierenarts gezelschapsdieren te zijn gekenmerkt hebben
dan tot 1 februari 2005 de tijd om dit schriftelijk aan Movir te
melden. Maar zij kunnen zich natuurlijk ook tot hun verze-
keringsadviseur wenden.

Movir heeft een historische band met de beroepsgroep die-
renartsen. Zij zal zich dan ook blijven inspannen om samen
met de beroepsvereniging en andere maatschappelijk be-
trokkenen de totale beroepsgroep weer gezond te maken.
Movir heeft goede hoop dat dit zal gaan lukken.

-ocr page 399-

Wijziging telefonische spreekuren
Algemene Chirurgie

In verband met een herorganisatie binnen de afdeling Chirurgie zullen per 1 november 2004 de betreffende specialisten be-
reikbaar zijn voor overleg op de volgende tijden en telefoonnummers voor
niet-spoedeisende vragen:

Telefonische Spreekuren Algemene Chirurgie:

* Urologie
*KNO

* Perineum/buik

* Oncologische chirurgie
» Kop/Hals/Thorax

maandag

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

13.00-13.30 uur
13.00-13.30 uur
13.00-13.30 uur
13.00-13.30 uur
13.00-13.30 uur

030-2531260
030-2531708
030-2531591
030-2531698
030-2531696

Voor alle spoedeisende vragen aangaande bovenstaande disciplines kunt u tussen 08.00 en 16.45 uur contact opnemen met
de dienstdoende spoedchirurg, te bereiken via de receptie op 030-2539411.

1/1/af is myANIWIN.com...

De software van dierenartsen voor dierenartsen...

Nu ook verkrijgbaar in een Nederlandse versie,
de eerste 32 bit dierenklinieksoftware. myANIWIN.com
is ontwikkeld door de Duitse marktleider BTE, het bedrijf
met meer dan 15 jaar ervaring in de veterinaire wereld.

T 1

■ etuCOM
Umhtz

■ UWMIUW

Veelzijdig en modulair...

I^ulti-document-interface, Flexibel(persoonlijk instelbaar;
modulair). Netwerksysteem, Mobiel (middels UMTS),
Volledige boekhouding. Agenda, Planning, Laboratorium-
systemen geïntegreerd, Medicijnendatabase, Statistieken.

Support...

Door nederlandssprekende medewerkers wordt er
gezorgd voor een prima service.

(24 uur per dag bereikbaar) en met de laatste updates
profiteert U van de nieuwste ontwikkeltechnieken.

Wilt U meer informatie?

Als U meer wilt weten over myANIWIN.com, kijk dan

op onze website www.myANIWIN.com

Vraag vrijblijvend informatie of een demonstratie aan:

-ocr page 400-

Cijferblindheid: fataal?

Henk Vaarkamp

Elk mens heeft een redelijk
zelfde zogenaamde eomfort-
zone als het om temperatuur
gaat. Dat is een voorname be-
weegreden achter veel vakan-
ties. ledereen heeft echter
ook een comfortzone als het
om cijfers en getallen gaat en
nu komt het: die verschilt
ernstig tussen mensen. Ook tussen dierenartsen. Er
zijn dierenartsen die er geen geheim van maken dat
ze een afkeer van cijfers hebben en er zijn er die zo
ongeveer alles in een getal of een index willen uit-
drukken. Ik behoor tot die laatste categorie en daarom
verbaas ik me vaak hevig over de eerste. Hoe kun je
nu toch een praktijk runnen en een hekel aan cijfers
hebben? Ik denk dat dat komt doordat je een hekel
hebt aan iets wat je niet goed kunt. Zelf kan ik niet
goed zwemmen, dus heb ik een hekel aan zwemmen.
Normaliter praat ik daar zo min mogelijk over, maar
nu moet ik doorzetten. Wie slecht met cijfers is vertelt
dat gek genoeg doorgaans rustig, dat is het verbazing-
wekkende. Ik hoor het studenten zeggen, maar ook
allang afgestudeerde collega\'s. Tegen studenten kan
ik tot hun ontzetting uitleggen dat hen een zwaar lot
wacht in de praktijk. Aan collega\'s met cijferafkeer
zeg ik meestal maar niet wat ik denk. Ik durf het hier
wel op te schrijven, dat wel. Wie cijfers mijdt steekt
z\'n kop in het zand of kent geen noemenswaardige
concurrentie. In beide gevallen twijfel ik ernstig aan
de toegepaste diergeneeskunde. Statistiek was en is
een gevreesd vak in de opleiding tot dierenarts. Met
wat rommelen en schuiven en het uit je hoofd leren
van andere zaken viel vroeger dat vak statistiek te
omzeilen. Ik denk dat het een zegen zou zijn voor de
toekomstige diergeneeskunde als statistiek een cruci-
aal vak werd, waar de allerbeste docenten aan ge-
waagd moesten worden. Cijferblindheid moet in mijn
ogen een fatale handicap worden om dierenarts te
worden. Let wel: ik bepleit geen monomane boek-
houdersmentaliteit, maar een basale vaardigheid om
dierenarts in de breedste zin van het woord te worden.
Wie zijn kengetallen niet kent en aanvoelt, kan im-
mers ons vak niet uitoefenen. Doseringen, bloedgas-
analyses, jaarrekeningen, management: allemaal es-
sentieel. Allemaal cijfers.

De redactie heeft mij gevraagd een polemische aan-
zet te geven: bij deze.

Prof. dr. H. Vaarkamp is hoogleraar Veterinaire Apotheek.

raktijk

in bedriji

De Tweede Wissel

We zitten nog volop in de race rich-
ting april 2005 waar de laatste
rondes gelopen gaan worden gedu-
rende de FECAVA-FEEVA-VOOR-
JAARSDAGEN Congres. De vlam
wordt deze maand gedragen door de
DANS, de Dierenarts Assistenten
NaScholingsdagen.

De DANS begint eigenlijk na afloop van de voorgaande na-
scholingsdagen al een beetje vorm te krijgen. De Voor-
jaarsdagen zijn nog maar net achter de rug of de onderwer-
pen voor het programma van volgend jaar beginnen
zachtjes aan op kladblaadjes te verschijnen. Het lezen van
artikelen en tijdschriften en het bezoeken van congressen
elders in de wereld helpen hierbij om ideeën op te doen.
Door feedback met assistentes in de praktijk krijgen we ook
te horen welke onderwerpen zij graag aan bod zien komen.
Zo krijgt het programma zijn voorlopige vorm.
In samenspraak met Roswitha van de Sandt, Anne-Marie
Verbruggen, Julius Peeters en Brigitte Comelissen, samen
verantwoordelijk voor het wetenschappelijk programma
voor de dierenartsen, worden vervolgens de sprekers bena-
derd. Wanneer de sprekers toezeggen volgt regelmatige cor-
respondentie en worden de onderwerpen verder uitge-
kristalliseerd.

Het preliminary programma voor de DANS is de volgende
horde. Samen met PR en de sprekers wordt een prachtige
kleurrijke krant gemaakt die de assistent(e) alvast een voor-
proefje van het komende
jaar geeft. Na het prelimi- — ■

nary programma leveren PEc,.vA-FeEv«-voo«jA..sDA6EN
de sprekers hun abstracts
AMSTERDAM
in, welke worden ver-
werkt in het definitieve
programmaboek, de laat-
ste horde.

En dan is het tijd om de
schoenveters nog eens
goed aan te trekken voor
de eindsprint: FECAVA-
FEEVA-VOORJAARS-
DAGEN Congres 2005
op 14-17 April in Am-
sterdam!

14 April 2005
17

Miyuki Yokoi zit in de Voorjaarsdagencommissie en is verantwoordelijk
voorde DANS.

-ocr page 401-

Stellamune* One REG NL 10190 UDD. Emulsie voor injectie. Indicatie: voor actieve immunisatie van
biggen vanaf de eerste levensweek met als doel vermindering van longlesies bij vleesvarkens, veroorzaakt
door Mycoplasma hyopneumoniae.
Samenstelling: Eén dosis (2 ml) bevat geïnactiveerd Mycoplasma
hyopneumoniae stam NL 1042 tussen 4,5 en 5.2 log" ELISA Relative Potency Units en Amphigen* als
adjuvans.
Dosering en wijze van toediening: Eén enkele vaccindoses van 2 ml aseptisch diep
intramusculair toedienen, bij voorkeur in de laterale nekspier.
Vaccinatieprogramma: Eén enkele dosis
van 2 ml vaccin. De vaccinatie dient voor de rtsicoperiode uitgevoerd te zijn. Infectie vindt gewoonlijk
plaats in de eerste levensmaand.
Bijwerkingen: Incidenteel wordt na toediening van het vaccin een milde,
voorbijgaande reactie (tot 2.5 cm) op de injectieplaats gezien die binnen twee dagen verdwijnt. Een
kortdurende verhoging van de lichaamstemperatuur kan worden waargenomen tot zj dagen na toediening
van het vaccin. Als onderdeel van de immuunreactie kan, op de plaats van de injectie in het spierweefsel
een infiltratie van ontstekingscellen en/of fibrose ontstaan die tenminste 14 dagen kan duren.
Contra-
indicaties:
Niet gebruiken bij dragende en/of lacterende dieren. Wachttijd: 0 dagen. Kanalisatiestatus:
UDD, mag uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 57 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nl

secretariaat.ahg@pfizer.com

O 2004 Wizer Animal Health bv - Capelle a/d IJ,ssel
® Merknaam Ptlzpr Inc., N.Y., U.S
.A.

Patent aangevraagd

-ocr page 402-

Een nieuwe aanpak
van dermatofytose bij icatten

Krachtig antimycoticum
• Breed spectrum
• Langdurige werking

Lm Smakelijke

orale oplossing

1 S2 ml

I 10 ni/iiil

I orale onlossliig/soliitloi

I JANSSEN

Itrafungol

Antimycoticum voor katten

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Postbus 90240, 5000 LT Tiburg

Benaming: Itralungol 10 mg/ml orale oplossing (REG NL 10220 UDA/2 S 460 Fll) Samenstelling: itracona,(Ol 10 mg/ml Doeldier: kat Indicatie: behandeling van dernnalofytose veroorzaakt door Microsporum
canis
Dosering: dagelijkse dosis is 5 mg/kg of 0,5 ml/kg/dag oraal. Het doseringschema Is 0.5 ml/kg/dag voor 3 verschillende perioden van 7 opeenvolgende dagen, elke keer met 7 dagen zonder behandeling
ertussen
Contra-indicaties: Niet toedienen aan katten die overgevoelig zijn voor ilracona70l of één van de andere ingrediënten. Niet toedienen aan katten met een verstoorde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken
bij zwangere of zogende katten.
Bijwerkingen: In klinische studies wordon bepaalde bijwerkingen die mogelijks gerelateerd zijn aan de toediening van het product genoteerd. De meest voorkomende bijwerkingen
waren braken, diarree, anorexie. speekselen. depressie en apathie. Deze effecten zijn gewoonlijk mild en van voorbijgaande aard. Een kortstondige toename van leverenzymes kan voorkomen. In zeer
zeldzame gevallen wordt dit geassocieerd met icterus. In dergelijke gevallen moet de behandeling worden onderbroken.
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B,V,B,A., Turnhoutseweg 30,
B-2340 Beerse, Verdere informatie is beschikbanr op aanvraag.

-ocr page 403-

Jaarcongres KNMwD over \'Samen werken in Europa\'
Nieuwe vorm jaarcongres compacter en efficiënter

Tekst: Susan Umans, foto\'s: Ad Wijne

Het KNMvD-jaarcongres 2004
gaat de boeken in als het eerste
jaarcongres dat op één dag met de
algemene vergadering is georgani-
seerd. En met succes. De opkomst
was redelijk groot, de accommo-
datie - hotel Tjaarda in Oranje-
woud (Heerenveen) - prima en al-
les begon en eindigde keurig op
tijd. De sfeer was gemoedelijk, de drie sprekers van grap-
pig tot onderhoudend.

Remco Schrijver, voorzitter van de vaste jaarcongrcscom-
niissie, heet iedereen welkom. Deze vaste commissie is ook
nieuw en wordt jaarlijks aangevuld met twee leden uit de re-
gio waar het congres plaatsvindt. Dit jaar zijn dat Peter
Egberink en Roel Boosman namens regio noord. Schrijver
ziet een mooie toekomst voor het jaarcongres-nieuwe stijl
weggelegd en wie weet komt er ooit nog eens een congres-
week in de toekomst.

Maar voordat het congresgedeelte van start gaat, is het tijd
voor de jaarrede van de voorzitter van de KNMvD, Ton de
Ruijter. Deze is integraal opgenomen in dit tijdschrift {zie
pagina 776).

Spanningsveld

Prof mr. M.J.A. van Mourik, notaris van beroep, is vandaag
dagvoorzitter en geeft tevens zijn visie op het thema van van-
daag \'Samen werken in Europa\'. Zijn verhaal is doorspekt
met veel grappen, maar heeft toch ook een serieuze bood-
schap, namelijk het spanningsveld tussen het ondernemers-
schap en de beroepsuitoefening. "Wij zijn wellicht een
beetje doorgeschoten in het denken in marktwerking", meent
Van Mourik en hij noemt als voorbeeld: "U heeft het over
een
product dat afgeleverd wordt door de Faculteit der

Maatschappi

nieuw

Diergeneeskunde. Dus zelfs een student wordt al tot product
gedegradeerd." Maar hij realiseert zich dat Europa een grote
markt is geworden. "En op die markt moet u samenwerken.
Daar moet u op opereren. Hoe doet u dat in een wereld
waarin allerlei regelgeving op ons afkomt? Regelgeving die
de wereld op zijn kop zet?"

Van Mourik legt uit dat één van de praktische gevolgen van
marktwerking is dat vrije beroepsbeoefenaren in toene-
mende mate ondernemer worden. "Er is een spanningsveld
tussen ondernemerschap en beroepsuitoefening. Dat heeft
gevolgen voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Door
concurrentie staat die kwaliteit onder druk. Dat speelt
binnen het notariaat, maar ook in uw beroepsgroep. Het el-
kaar kapot concurreren door lage prijzen en een lage kwa-
liteit bijvoorbeeld, komt hier en daar binnen het notariaat
voor, en bij u ook." In dit kader heeft Van Mourik het ook
over arbeidsvreugde. "Eigenlijk moet een baan dat geven. In
de sfeer van de vrije beroepsuitoefening kies je voor een vrij
beroep, juist omdat je daarin arbeidsvreugde vindt. Maar als
je met een spanningsveld wordt geconfronteerd, wil je dat
niet langer. Dan kies je voor een dienstbetrekking. U bent
immers opgeleid om diergeneeskunde te beoefenen en niet
om ondernemer te zijn."

Van Mourik vertelt dat ook binnen het notariaat de belang-
stelling voor regionale bijeenkomsten enorm is terugge-
lopen. "Men is concurrent van elkaar geworden doordat men
ondernemer is. Het groepsidee is grotendeels weg. De ethiek
komt onder druk te staan. Je ziet de verioedering binnen het
notariaat toenemen, enkel omdat het beheerst wordt door
geld." Volgens Van Mourik is er een essentieel onderscheid
tussen het drijven van een praktijk op economisch verant-
woorde wijze of een vorm van ondernemerschap die zich
richt op de markt. "Ik heb er moeite mee als het soort dien-
sten dat u of een notaris levert gelijk wordt geschaard met
een product als kroketten of bitterballen." De notaris geeft
aan dat er bij de vrije beroepen van huis uit ook gesproken

-ocr page 404-

wordt van een honorarium ofwel ereloon. "In deze beroepen
krijgt men wel betaald, maar is men niet alleen uit op winst-
maximalisatie. En dat is bij kroketten wel zo. Ik denk dat wij
ons daar verre van moeten houden."

Van Mourik vindt dat het ondernemerschap in het kader van
het dienen van het publiek belang moet worden geborgd. Hij
heeft het over het verschijnsel van het "meeliften van prut-
sers met beroepsbeoefenaren van goede kwaliteit" en stelt
dat men bedacht moet zijn op de verslechterende houding
tussen collega\'s. "Met name de nobele beroepsbeoefenaar is
gedwongen zich aan te passen aan de situatie en wordt ver-
volgens weggeconcurreerd." Ook constateert hij dat velen
richting loondienst gaan omdat zij helemaal geen onderne-
mer willen zijn en niet gedwongen willen worden zich op de
markt te begeven en als marskramers handel te verkopen.
Ten slotte kaart Van Mourik aan dat de ethische ontwikkelin-
gen momenteel heel treurig zijn "omdat mensen de rug niet
recht kunnen houden". Hij legt uit dat er twee soorten ethiek
zijn: deugdethiek en regelethiek. Regelethiek is onvermijde-

lijk en houdt in dat net gedrag afgedwongen wordt door
allerlei tuchtmaatregelen. Bij deugdethiek gaat het erom dat
je als beroepsgroep bepaalde deugden moet koesteren. Van
Mourik haah in dit verband opnieuw de spagaattoestand aan
"waar we in zitten. Maar", sluit hij af, "gelukkig is er wel de
tendens om ook het publieke belang van beroepsgroepen als
de uwe centraler te stellen. Hopelijk gaat het die kant op dat
wij met vreugde ons vak kunnen uitoefenen,"

Hongarije en Nederland: eeuwenoude banden

Oud-staatssecretaris van landbouw en geboren Hongaar drs.
J,D, Gabor kan als geen ander de vergelijking trekken tussen
Nederland en Hongarije, Tegenwoordig is hij Landbouw-
raad; agrarisch adviseur bij de Nederlandse ambassade in
Hongarije. Er blijken eeuwenoude banden tussen beide lan-
den te bestaan. Zo studeerden al in de zeventiende eeuw veel
Hongaarse studenten aan Nederlandse universiteiten. Ge-
passioneerd vertelt Gabor de karakteristieken van zijn ge-
boorteland, waar cultuur, historie en familiebanden een grote
rol spelen. Maar ook gezagsgetrouwheid, gastvrijheid en een
groot improvisatietalent zijn kenmerkend voor de Hongaren,
Volgens de oud-staatssecretaris zijn er spannende conclusies
te trekken uit de vergelijking tussen veterinair Nederland en
veterinair Hongarije. Wie werkt er efficiënter, wie wordt
onderbetaald? Hij laat de toehoorders aan de hand van cijfers
zelf conclusies trekken. Het aantal gepensioneerde dieren-
artsen in Hongarije en Nederland ligt met ongeveer duizend
gelijk. Het aantal dierenartsen in overheidsdienst is twaalf-
honderd. "Redelijk inefficiënt in vergelijking met Ne-
derland", vindt Gabor, Het aantal dierenartsenpraktijken in
Hongarije is minder dan de helft in vergelijking met
Nederland, maar het aantal dierenartsen is ook veel minder.
Het aantal landbouwhuisdieren is echter vier, vijf keer zo
groot. Hij vertelt dat Hongaarse dierenartsen lid dienen te
zijn van de kamer Veterinair. Dat is bij wet bepaald. Ook zij
doen aan nascholing; er is een puntenaantal vastgesteld om
praktijk te kunnen uitoefenen. Men krijgt zelfs punten voor
het bestellen van een vakblad, maar ook voor het houden van
een lezing en het schrijven van een artikel in een weekblad.
Deze systematiek wordt heel uitdrukkelijk toegepast. Ook
wetenschappelijk medewerkers moet zich keer op keer kwa-

-ocr page 405-

lificeren. Anders vervallen hun functies en mag men zelfs
geen colleges meer geven.

Gabor gaat in op de toetreding van Hongarije tot de Euro-
pese Unie, begin dit jaar. "Als enige van de tien toegetreden
landen is Hongarije een structureel landbouwgoederen ex-
porterend land", vertelt hij. "Al meer dan twintig jaar expor-
teert Hongarije naar de hele wereld. Reeds vanaf de tachtiger
jaren exporteert inen vlees naar de Verenigde Staten. Dat be-
tekent ook iets in het kader van de toetsing van garanties."
Volgens de oud-staatssecretaris is Hongarije goed op de
hoogte van alle regelgeving. "Zij oriënteren zich al jaren op
het Europese. En op het terrein van kennis en kunde kunnen
zij heel goed meekomen." Het verschil zit \'m volgens hem in
de bedrijfseconomie. "Dat heeft te maken met verouderde
middelen." Er is alle vertrouwen dat deze achterstand snel
zal worden ingelopen met behulp van Brusselse fondsen.
Op de vraag of de toetreding van de nieuwe lidstaten als be-
dreiging of kans moet worden gezien, antwoordt Gabor dat
er absoluut geen verschuiving zal plaatsvinden. "Noch naar
het oosten, noch naar het westen, een enkel geval daargela-
ten. De taalbarrière is namelijk te groot." Gabor moet dit
voor de landbouwhuisdierensector echter enigszins nuance-
ren. "Ik voorzie grote buitenlandse investeringen in deze
sector de komende tien jaar", zegt hij.
Volgens Gabor kennen landen zoals Hongarije een produc-
tiestructuur. "Door een redelijk militante organisatie van
toezicht zijn er veel minder probletnen te verwachten dan bij
lidstaten met een sterk verbrokkelde agrarische structuur en
zonder veterinaire historie." Hij waarschuwt dan ook dat bij
nog verdergaande uitbreiding van de EU dit vraagstuk meer
aandacht behoeft. "Omdat wij steeds verder geraken van de
Europese cultuurkringen. Het is vooral van belang om te we-
ten dat u niet te maken hebt met gelijksoortige landen. U
noemt dat graag het Oostblok, een term die nog stamt uit de
Koude Oorlog, maar er is een enorme verscheidenheid tus-
sen deze landen op economisch vlak, juridisch vlak et cetera.
Deze landen zijn compleet verschillend en dus is maatwerk
noodzakelijk."

Gabor sluit af met "Dierziekten kennen geen grenzen,
daarom is internationale samenwerking van groot belang. In
Hongarije stelt men de contacten met Nededand bijzonder
op prijs. De eeuwenoude samenwerking tussen Nederland en
Hongarije in de medische en veterinaire sector is daar het be-
wijs van. Laten we het vooral zo houden."

Over de deken en het team

De laatste spreker op dit jaarcongres is één van de meest cha-
rismatische voetbaltrainers van deze tijd. Niet voor niets was
hij negentien jaar lang aan SC Heerenveen verbonden.
Tegenwoordig is hij trainer van Jong Oranje. Foppe de Haan
praat vaniniddag over hetgeen waar hij goed in is en dat is het
goed laten functioneren van teams. Hij begint met te zeggen
dat er teams kunnen zijn op verschillende niveaus, zoals
thuis of op het werk. Bij een voetbalteam gaat het erom dat
wat er naar buiten komt, altijd een team moet zijn. "Het aller-
belangrijkste is het team van de club. De club, de vereniging,
dat wat er als een soort deken overheen hangt. Dat is bij
Heerenveen onvoorstelbaar belangrijk geweest", aldus De
Haan. "Dc club had een droom. De club bestaat uit mensen,
die mensen hadden een droom. De directie, de jeugdspelers,
et cetera zijn met elkaar de club. Zij moeten leren om met el-
kaar te spreken. Dat is van wereldbelang." Het behoeft wei-
nig uitleg dat het beeld van de club zo belangrijk is, omdat

-ocr page 406-

t

Sinds twee jaar is het mogelijk om Leden van Verdienste te benoemen: dieren-
artsen die zich jegens de KNMvD bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt. Dit
jaar benoemt het bestuur Clemens Willenborg tot Lid van Verdienste. Als oud-
voorzitter van de Groep Practici Grote Huisdieren, oud-voorzitter van de
European Union ofVeterinary Practitioners, oud-lid van de veterinary medicine
working party, mede-initiator van de KNMvD-sportdag, initiator en oud-voorzit-
ter van het tijdschrift Veehouder en Dierenarts en oud-lid en oud-voorzitter van
de Ereraad heeft hij zijn sporen meer dan verdiend. "Als mens gehecht aan tradi-
ties maar zeker niet conservatief van inborst, charmant en met een grote vrien-
denkring."

binnen het voetbal de wisseling van spelers binnen de teams
ongelofelijk snel gaat.

De Haan gaat in op de cultuur van de club en de wijze
waarop mensen met elkaar omgaan. "Ze denken dat ik een
heleboel regels heb. Die heb ik niet. Regels zijn impliciet.
Het is heel normaal om daaraan mee te doen. Ik ben ooit
onderwijzer geweest. Met een club werkt het precies het-
zelfde. Dingen moeten als het ware vanzelfsprekend zijn. Dc
wijze waarop je binnenkomt is al bepalend, dat zet de toon.
Het hele beeld hangt er als een soort onzichtbare deken over-
heen."

De Haan vindt het voor de teambuilding enorm belangrijk
dat men contact met elkaar heeft. "Niet via de mail. Daar zijn
we heel goed in. Nee gewoon naar elkaar toelopen! Non-
communicatie vind ik die e-mail. Op het moment datje niet
communiceert, of half of slecht, komt er altijd iemand tus-
sen. Dan zijn de poppen aan het dansen en heb je heel lang
werk om het weer voor elkaar te krijgen." De voetbaltrainer
herhaalt: I is de deken, 2 is het voetbalteam en 3 is het team
achter het team (trainer, co-trainer, fysiotherapeut, arts, en-
zovoort). "Je moet mensen kennen, mensen mee laten parti-
ciperen. Dat maakt het team. Het is een kwestie van gunnen.
Als je met mensen werkt en je gunt de ander wat, krijg je dat
driedubbel terug. Als je alleen maar aan jezelf denkt, krijg je
dat ook driedubbel terug. Daarom heb ik het negentien jaar
volgehouden. Door mensen sterk te maken, groot te maken.
En in hun waarde te laten.

De verantwoordelijkheid als trainer moetje ook nemen, dat
moeten ze accepteren."

Het feit dat er binnen het voetbal geen elftal meer uit alleen
nog Nederlanders bestaat, biedt kansen en bedreigingen.
"De vijver waaruitje put is groter, maar het is ook veel moei-
lijker als je binnen één team te maken hebt met Roemenen,
Nigerianen, Finnen en Denen. Ik heb een keer meegemaakt
dat er zestien spelers vertrokken en er veertien terugkwa-
men. Maar er moet bij de start van het seizoen wel een team
staan. Dat is eigenlijk onmogelijk. Communiceren is zo vre-
selijk moeilijk als je niet dezelfde taal praat. En ook de ver-
schillende culturen spelen een rol", vertelt De Haan. "Het is
de taak van de coach om dat samen te brengen. Een heidens
karwei." Hoe hij het gered heeft? "Rekening houden met el-
kaar en elkaar op kwaliteit beoordelen en anderen wat gun-
nen. Het is nooit anders dan dat." De Haan noemt dat het tac-
tische teambuildingsproces. "Daarnaast moet je je als groep
gedragen, een groep worden." Hij heeft het over de oriënta-
tieperiode, "elkaar besnuffelen, aan elkaar wennen. Dat
geeft een beetje wanorde, maar is niet onplezierig. Dit is een
hele belangrijke periode voor de coach. Je moet dat een
beetje de ruimte geven, maar wel aan iedereen persoonlijk
aandacht schenken. Daarna ontstaan er groepjes. Iedereen
heeft zijn eigenaardigheden; bij de één past dat beter dan bij
de ander. Dat is geen probleem. Maar op het moment dat het
wat slechter gaat, moeten die groepjes één blijven en naar
buiten toe met elkaar communiceren."
De Haan tekent een bolderkar, met trekkers en mensen die
op de kar zitten. "Je hebt soms mensen die niet meewerken,
die de hakken in het zand zetten. In de voetbalwereld zeggen
we daar op een gegeven moment tegen: jij mag in het tweede
voetballen.
U kunt dat niet, vanwege regels en wetgeving.
Maar ik heb wel eens twee hele goede voetballers er om die
reden uit moeten doen. Ze waren voor veel geld binnenge-
haald, maar vonden zichzelf beter dan de club. Er is maar één
ding belangrijk, dat is de club. ledereen moet daar z\'n deun-
tje spelen, dan is het niet vals, dan is het harmonisch en daar
gaat het om."

Vervolgens werd in een geanimeerde discussie het span-
ningsveld tussen veterinaire ethiek en ondernemen verkend,
waarna er een uitgebreide borrel plaatsvond. Het jaar-
congres is immers ook nadrukkelijk een collegiaal weerzien
en biedt alle kansen voor uitgebreid bijpraten.

Het diner was culinair zeer verantwoord, evenals de muziek
van de Sesamband, die menig veterinair hart sneller deed
kloppen.

Kortom, wanneer u er bij was, herkent u dit. En wanneer u er
niet was? Volgend jaar heeft u weer een kans. Mis het niet,
het jaarcongres 2005: u hoort er nog van.

-ocr page 407-

Dierenartsen Paul Croenestein, Jacqueline Woltman,
Inge Thoolen en de medewerkers van Dierenkliniek
"De Waterpoort" uit Sneek houden niet van hun
debiteurenadministratie. Ze besteden hun tijd liever
aan de dieren die hun hulp nodig hebben. AAaar ze
willen uiteraard wel graag op tijd betaald worden.
Daarom kiezen ze voor Fa-med.

Vertrouw ook uw debiteurenadministratie toe aan de
specialist: Fa-med, de marktleider in medical factoring.
En bespaar uzelf de alsmaar toenemende administratieve
rompslomp. Zodat u en uw medewerkers meer tijd over-
houden voor uw patiënten.

Êll:

www.famed.nl

Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd
binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening
gestort. Desgewenst binnen 2 weken.

Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden
en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke
tarieven. Vraag vrijblijvend onze uitgebreide informatie-
map aan.

De dierenartsen van Dierenkliniek "De Waterpoort":

"NKeer tijd om dieren te
behandelen daniczij Fa-med!\'

fa-med

De marktleider in medical factoring

Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort ■ Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
Tel.: 033 - 434 52 00 ■ Fax: 033 - 434 52 10 ■ E-mail: info@famed.nlwww.famed.ni

-ocr page 408-

Jaarrede 2004

Uitgesproken in Heerenveen op i oktober 2004 door KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter

Het is mij, zoals elk jaar, een genoegen om op deze congres-
dag de jaarrede als voorzitter van de KNMvD voor u te mo-
gen uitspreken. Alvorens hiertoe over te gaan, wil ik graag
het bestuur van de regio noord en de congrescommissie van
harte danken voor de organisatie van het jaarcongres 2004.
Het is de eerste keer dat het jaarcongres en algemene verga-
dering op deze wijze zijn georganiseerd. Het is ook de eerste
keer dat dit gebeurt door een grotendeels vaste congrescom-
missie.

Het thema van dit congres, \'Samen werken in Europa\', sluit
aan bij het belang dat onze beroepsgroep hecht aan Europese
activiteiten en de wijze waarop daaraan invulling wordt ge-
geven. Zoals u bekend is, bekleedt onze beroepsgroep in
Europa een aantal cruciale posities. Ik noem u achtereenvol-
gens collega Tjeerd Jorna als voorzitter van de Federation of
Veterinarians of Europe (FVE), collega Jan Vaarten als exe-
cutive director van de FVE, collega Simon Kleinjan voorzit-
ter van de Federation of European Companion Animal
Veterinary Associations (Feeava) en collega Sjeng Lumeij
voorzitter van de European Board ofVeterinary Specialists
(EBVS). Daarmee speelt de Nederlandse dierenarts momen-
teel een belangrijke bestuurlijke rol in Europa.

Uit mijn jaarrede van vorig jaar wil ik vandaag twee punten
nog eens belichten. Niet alleen omdat ze naar mijn idee zeer
met elkaar samenhangen, maar ook omdat ze passen in een
aantal internationale ontwikkelingen.
Het betreft:

• Het handhavingsbeleid met de positionering van de beide
veterinaire tuchtcolleges.

• De erkende dierenarts en de koppeling met KRD/ISO-
praktijkcertificering.

Er doet zich een merkwaardig verschijnsel voor. Als gevolg
van de
\'International Animal Health Code\' van het

\'Office Internationaal des Epizootics\' het OIE, zullen er
steeds meer systemen ontstaan, waarin private practici geac-
crediteerd gaan worden voor \'officiële\' werkzaamheden van
de overheid. Het betreft hier de eis aan alle landen om een
\'National Veterinary Statutory Body\' in te stellen, een struc-
tuur die wordt gevormd ter \'controlling and disciplining the
private practitioner\'. Nederland is als lid van de OIE gehou-
den aan die richtlijnen. Desondanks zien we in Nederland
dat de daarvoor noodzakelijke handhavingssystemen onder
druk staan en al bestaande of in opbouw zijnde alternatieve
private systemen, zoals erkenningen en KRD/ISO-certifice-
ring, niet worden opgepakt.

Laat ik met het eerste beginnen. De veterinaire tuchtcolleges
zijn een bestaansvoorwaarde voor het kwalitatief goed func-
tioneren en het betrouwbaar en integer houden van onze be-
roepsgroep. Zij vallen onder het hoofdstuk \'controlling and
disciplining\'. In het belang van mens en dier, gezondheid,
welzijn en voedselveiligheid, het terrein waarop de dieren-
arts internationaal zijn werkveld vindt. Natuurlijk ook in het
belang van de dierenarts zelf Met genoegen kan ik u mede-
delen dat de sinds vorig jaar dreigende opheffing van de
tuchtcolleges vooralsnog van de baan is. Ik wil graag hier
mijn dank uitspreken aan diegenen die hebben meegeholpen
dit te bereiken.

Hierbij moet worden opgemerkt dat wij daarbij ook hulp
hebben gehad van het OIE. De tuchtcolleges zijn onderdeel
van een dergelijke Statutory Body, zodat er bij opheffing van
de tuchtcolleges iets anders in de plaats zal moeten komen.
Nieuw is het nu volgende. Met het ministerie van LNV is af-
gesproken dat verdere invulling zal worden gegeven aan een
\'geschillencommissie consumentenzaken\', zoals ook de ad-
vocatuur die kent. Het betreft hier zaken die eigenlijk niet
thuishoren in het tuchtrecht. Het bestuur heeft inmiddels op-
dracht gegeven om in contact te treden met de Stichting
Geschillencommissie voor Consumentenzaken (SGC).
Dit is een belangrijke ontwikkeling voor de leden, omdat
hiermede triviale zaken voortaan zullen worden afgehandeld
buiten de sfeer van de tuchtcolleges en dure advocaten om.
En niet het minst belangrijk, zonder de emotionele conse-
quenties voor het aangeklaagde lid.

Voor het toekomstige handhavingsbeleid een belangrijke po-
sitieve ontwikkeling dus.

En daarmee ben ik bij het tweede punt, de erkende dierenarts
en de koppeling met KRD/ISO-praktijkcertificering, dat zou
kunnen vallen onder zoals het OIE dit noemt: \'systems of ac-
creditation of private practitioners\'.

De ontwikkelingen rond de erkende dierenarts werkend van-
uit de KRD/ISO-gecertificeerde praktijk, lopen helaas vol-
gens het vorige jaar al gevreesde negatieve scenario.
Het probleem is in mijn ogen simpel.
Kern van de discussie is dat de KNMvD aan haar leden moet
kunnen aangeven waarom de erkende dierenarts dient te
werken vanuit een gecertificeerde praktijk. Met andere
woorden waarom hij of zij zich deze moeite en hoge kosten
dient te getroosten. Natuurlijk is kwaliteitsbeleid voor elke
professional noodzakelijk. Behalve het feit dat dergelijke
systemen de bedrijfsvoering sterk kunnen verbeteren en dus
ook in het eigenbelang zijn, is het belangrijkste antwoord op
de
\'waarom-vraag\' nu eenmaal: \'omdat de markt dit
vraagt of eist\'.
Druk vanuit overheid en bedrijfsleven zijn
destijds ook de reden geweest voor onze bestuurders om dit
besluit tot certificering te nemen.

Het is duidelijk dat marktvraag absoluut noodzakelijk is voor
draagvlak onder de leden voor een verplichte koppeling tus-
sen erkenning en praktijkcertificering. De marktvraag was er
vorig jaar nauwelijks en dit jaar zijn we niet verder gekomen.

Er zijn zeker nog positieve signalen:

• De adviesaanvraag van LNV aan de Raad voor Dieren-
aangelegenhcden over de positie van de erkende dierenarts.

• Er is de nadere oriëntatie van LNV op de eventuele intro-
ductie van de EU-richtlijn 97/12, het Veterinair Netwerk
van Toezicht.

• De ontwikkelingen in de zuivelindustrie om KKM privaat
in plaats van collectief te gaan regelen is op zich een goede
en te verwachten ontwikkeling. Maar de wijze waarop dit
in de pers is verschenen zonder duidelijkheid over de in-

-ocr page 409-

vulling naar de toekomst, heeft geleid tot nieuwe weer-
standen bij onze achterban.
• Dezelfde positieve signalen over private systemen berei-
ken ons vanuit de vleesindustrie.

Maar dames en heren, voor veel van onze leden komt het
klaarblijkelijk te laat.

Het afgelopen jaar heeft zich gekenmerkt door permanente dis-
cussies over de noodzaak van kostbare certificeringssystemen
in relatie tot een niet of nog niet aanwezige vraag van de markt.
Inmiddels is wel gebleken dat vooral
de koppeling tussen
enerzijds de erkende dierenarts en anderzijds de KRD/ISO-
gecertificecrde praktijk tot splijtzwam dreigt te worden
binnen onze beroepsgroep. De koppeling dus.
Het bestuur had onlangs al toegezegd, gehoord de groepsbe-
sturen van de drie clusters, om uiterlijk binnen driekwart jaar
met een heroverweging te komen over de bewuste koppeling.
De uitkomst van die heroverweging zal vooral worden be-
paald door het al dan niet bestaan van een marktvraag. Naar
aanleiding van de heftige reacties op de regiovergaderingen
en de vele brieven die zijn gestuurd, heeft het bestuur op 29
september besloten een algemene ledenraadpleging te hou-
den ten aanzien van dit onderwerp. Dit onderzoek naar de
wensen en mogelijkheden van de leden zal geschieden door
een extern bureau. Environs International onder leiding van
Jaap Voorsluijs, die destijds ook het onderzoek naar de le-
dentevredenheid van de KNMvD heeft gedaan. De opzet is
om antwoord te krijgen op een aantal vragen, die kunnen die-
nen ter onderbouwing van het toekomstige beleid ten aan-
zien van erkenning en certificering. Het onderzoek zal over
vier maanden klaar zijn.

De verplichte beroepspensioenregeling (wet Bpr)

Dames en heren, de strijd die door het ministerie van SZW
tegen de beroepspensioenfondsen van de vrije beroepsbeoe-
fenaren wordt gevoerd, duurt voort. Allereerst is door SZW
in de afgelopen jaren van alles ondernomen om de wet ver-
plichte beroepspensioenregelingen (wet Bpr) op te heffen.
Toen dat vervolgens door een kamerbrede tegenstand niet
lukte, werd gepoogd de solidariteitseisen in de nieuwe wet zo
te formuleren, dat de fondsen vanzelf wel zouden omkomen.
Was het toenmalig staatssecretaris Hoogervorst die dit on-
zalige plan heeft gestart, het stokje werd vervolgens overge-
nomen doorzijn partijgenoot Rutte en nu door Van Hoof
Dat wij inmiddels al met de derde staatssecretaris op dit
onderdeel te maken hebben, verandert klaarblijkelijk niets.
Het hele circus van behandeling in de vaste kamercommissie
en het lobbyen in Den Haag door de leden van de Unie Van
Beroepspensioenfondsen start binnenkort opnieuw. Wij zijn
als KNMvD nauw bij dit proces betrokken om de volgende
redenen. Het alternatief is een privé pensioenregeling, die
weliswaar kan leiden tot een acceptabel pensioen, maar
waarin premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid indivi-
dueel niet verzekerbaar zal zijn. Een ander punt is het ont-
staan van zogenaamde \'witte vlekken\', dierenartsen die zich
simpelweg helemaal niet meer verzekeren om welke reden
dan ook. Daarvoor hadden wij vroeger het fonds voor be-
hoeftige weduwen en wezen.

Werkgevers- en werknemersoverleg

Dames en heren, speciale aandacht verdient vandaag de ont-
wikkeling op het gebied van werkgevers- en werknemers-
overleg over arbeidsvoorwaarden binnen de groep praktise-
rende dierenartsen.

Werden vroeger de arbeidsvoorwaarden van praktiserende
dierenartsen in loondienst en assistenten besproken in het
discussieplatform arbeidsvoorwaarden en de rechtspositie-
regeling Vedias, tegenwoordig heeft de NMa daar een stok
voor gestoken. Bij een toenemend aantal practici in loon-
dienst (momenteel ± 950) een aantal dat permanent groot zal

-ocr page 410-

blijven, kan onze KNMvD niet langs de zijlijn toezien hoe
voor deze groep geen arbeidsvoorwaardenoverleg meer
plaatsvindt. Uiteraard binnen de mogelijkheden die de NMa
ons laat.

Ik ben bijzonder verheugd dat vanmorgen de motie is aange-
nomen die dit bestuur de opdracht geeft om op korte termijn
zorg te dragen voor de formering van een Belangengroep
Practici Werkgevers (BPW) als counterpartner van de
Belangenvereniging Praktizerende dierenartsen in Loondienst
(BPL) die al twee jaar bestaat.

Het bestuur heeft inmiddels besloten om de administratieve
opzet van een CAO te faciliteren door de benodigde financiële
middelen en personele ondersteuning beschikbaar te stellen.

Aanpak arbeidsongeschiktheid

Een enkel woord over arbeidsongeschiktheid. In de Stuurgroep
Aanpak Arbeidsongeschiktheid participeren de verzekeraars
Movir en Interpolis, de AUV, de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen, de Faculteit der Diergeneeskunde en uiteraard de
KNMvD met de groepen Geneeskunde Gezelschapsdieren en
Practici Grote Huisdieren. De stuurgroep is voortvarend te
werk gegaan. Inmiddels is op de Faculteit een leerplan ontwik-
keld voor het studieonderdeel ManagementA/eterinary
Economics.

De stuurgroep constateerde eveneens dat weinig harde gege-
vens beschikbaar zijn over arbeidsongeschiktheid en besloot
tot het houden van een beknopte enquête met enkele vragen
over aantallen arbeidsongeschiktheid in de praktijk die in-
middels is gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Aansluitend op deze enquête wil de stuurgroep in con-
tact komen met blijvend arbeidsongeschikte dierenartsen om
meer informatie te krijgen over de oorzaak van arbeidsonge-
schiktheid onder praktiserende dierenartsen. Op korte termijn
zal een preventieproject starten gericht op de voorkoming van
klachten die ontstaan aan het bewegingsapparaat, nog steeds
oorzaak nummer 1 van arbeidsongeschiktheid.
Dit initiatief staat onder leiding van mevrouw Van Oostrum-
Schuurman Hess.

De nieuwe Europese medicijnenrichtlijn

Van groot belang voor de dierenartsen is de aanname op 30
april dit jaar, vlak voor de grote uitbreiding van de EU, van
de richtlijn 04/28/EG, als herziening van een richtlijn uit
2001, waarin alle bestaande Europese regelgeving ten aan-
zien van diergeneesmiddelen samengevat is. Deze herzie-
ning, de zogenaamde
review, is van groot belang voor onze
beroepsgroep.

Hierbij zijn een viertal belangrijke punten te onderscheiden:

• Allereerst de algemene regel dat alle diergeneesmiddelen
voor voedselproducerende dieren receptplichtig zijn (Pre-
scription Only Medicines = POM).

Het is de lidstaten toegestaan om per lidstaat uitzonderingen
te maken. Elke lidstaat mag dat zelf bepalen en zal hier een
duidelijk standpunt moeten innemen. Per 1 januari 2006 is
alles wat niet als non-POM bestempeld is, voortaan recept-
plichtig.

• Een tweede belangrijke punt is het antwoord op de vraag
wie een dergelijk recept mag uitschrijven. De richtlijn
geeft aan dat dit wordt bepaald door de van toepassing
zijnde nationale wetgeving. De meerderheid van de toen-
malige lidstaten hebben al laten weten dat in hun land dat
uitsluitend de dierenarts is. Nederland heeft dat om ons
onbekende redenen niet op laten nemen.

• Een derde belangrijke wijziging betreft de cascade, de be-
slisboom die de practicus moet volgen wanneer geen gere-
gistreerd middel beschikbaar is voor het dier dat hij wil ge-
nezen. Binnen dit kader vallen met name de nog niet
opgeloste MUMS-problemen (Minor Use, Minor
Species).

• Een vierde buitengewoon belangrijk punt betreft de distri-
butie van diergeneesmiddelen. De nieuwe richtlijn geeft
aan dat dit een nationale zaak is en als zodanig moet ook
het advies van de Raad voor Dieraangelegenheden van
april 2004 gezien worden.

De nieuwe richtlijn moet uiterlijk 31 oktober 2005 in elke
lidstaat geïmplementeerd zijn in de nationale wet. De
KNMvD is met groepen, AUV en Faculteit nauw betrokken
bij de verdere invulling.

Faculteit der Diergeneeskunde

Dames en heren, de relatie met de Faculteit der Dier-
geneeskunde. Door collega Theo Elsinghorst werd ik geat-
tendeerd op een bijzonder historisch feit:
In 1904, dus honderd jaar geleden heeft zich in de Tweede
Kamer de discussie afgespeeld over de totstandkoming van
de Veterinaire Hogeschool te Utrecht.
De voorganger van de KNMvD, de
Maatschappij ter
Bevordering der Veeartsenijkunde
heeft zich toen in de
persoon van de voorzitter M.H.J.R Thomassen zeer inge-
spannen om te komen tot een upgrading tot Hogeschool of
een zesde faculteit der Utrechtsche Universiteit.
Dat is zoals bekend gerealiseerd in respectievelijk 1918 en
1925. Uit de stukken van 1904 blijkt een zeer positieve rol
van onze beroepsorganisatie in deze zaak. Het gaat mis-
schien te ver de KNMvD als
Founding Father te omschrij-
ven van de Veterinaire Faculteit, maar we komen toch een
eind in die richting. Die goede relatie van toen is niet alleen
springlevend maar ook noodzakelijk. Immers het door de
Faculteit afgeleverde product (zijnde onze nieuwe collegae)
moet voldoen aan de vraag en behoefte die in ons brede
werkveld bestaan. Daarom graag uw aandacht voor een aan-
tal belangrijke ontwikkelingen.

Ondanks de onderwijsvernieuwingen die in de afgelopen ja-
ren hebben plaatsgevonden, staat wederom een majeure ver-
andering op het programma, die wordt ingegeven door wet-
geving en internationale ontwikkelingen.
Begin september heeft het onderwijsbestuur een commissie
Blauwdruk Bachelor Diergeneeskunde benoemd, die de
komende maanden gaat werken aan een voorstel op hoofdlij-
nen voor een
bachelor-programma en voor de uitgangspun-
ten van de
master-programma\'s (BAMA in het universi-
taire jargon).

Globale uitgangspunten voor deze commissie zijn:

• de opzet van een driejarige \'brede\' bachelor diergenees-
kunde, waarin de inhoud van het huidige kerncurriculum
in de voorbereidende fase aan de orde komt.

• Vervolgens de verschillende driejarige master\'s dierge-
neeskunde. Momenteel wordt uitgegaan van drie program-
ma\'s: Gezelschapsdieren, Paard en Landbouwhuisdieren/
Veterinaire Volksgezondheid. Binnen deze master-pro-
gramma\'s kunnen studenten ook kiezen voor een onder-
zoeksvariant, dan wel een bestuurs- en beleidsvariant.
Binnen elk van de master-programma\'s komt een uniform
co-schap.

-ocr page 411-

De huidige verdeling tussen het kerncurriculum en de stu-
diepaden blijft gehandhaafd en daarmee tevens de algemene
bevoegdheid.

Interessant zijn gedachten die worden ontwikkeld over de
toekomstige selectie voor de diverse master-progamma\'s, de
uitstroommogelijkheden vanuit de bachelor, de instroom
in een masters diergeneeskunde, de positie van de numerus
fixus voor de toekomstige bachelor alsmede de decentrale
instroom.

Uiteraard zal de beroepsorganisatie nauw worden betrokken
bij de verdere invulling waarbij over deze punten, met name
over de uitstroom van bachelors, nog stevig gesproken zal
worden.

Ook het Project Extern onderwijs is recent van start gegaan.
Hierin worden alle aspecten over stages in het beroepsveld
geïnventariseerd en voorstellen opgesteld om te komen tot
een uniform facultair beleid met betrekking tot extern onder-
wijs en stages.

Dit project gaat vooraf aan de besluitvorming over een struc-
turele uitbreiding van het externe onderwijs.

Dames en heren, ik wil graag afsluiten met een enkele op-
merking over onze nieuwe bestuurlijke structuur en ons
nieuwe pand in Houten, het
Veterinary House, zoals ik het
heb genoemd in mijn voorwoord voor het jaarverslag, een
moderne, eigentijdse en functionele accommodatie.

Mijn persoonlijke mening over het functioneren van het
nieuwe vanuit de groepen samengestelde bestuur is positief
De problemen van de beroepsgroep liggen nu op de tafel
waar ze thuishoren: de bestuurstafel (waarmee ze overigens
niet opgelost zijn). Voor wie eraan twijfelde, de Regio\'s heb-
ben hun nut en rol wel bewezen bij de indringende discussies
die onlangs zijn gehouden over werkgevers/werknemers-
overleg en erkenning en certificering. De uiteindelijke dis-
cussies met de achterban hebben daar en nergens anders
plaatsgevonden.

Onze gezamenlijke huisvesting met PAO-D, VKO en de
Nederlandse Databank Gezelschapsdieren wordt door ieder-
een als zeer positief ervaren, ook op het aspect kostenbespa-
ring. De prachtige accommodatie in combinatie met het be-
zoek van vele collegae die op nascholing zijn, heeft een
sterke toegevoegde waarde. Ik wil dat hier nog eens nadruk-
kelijk noemen.

Tot slot wil ik allen bedanken, die in het afgelopen jaar zo-
veel tijd en moeite hebben besteed aan het goed laten functi-
oneren van onze KNMvD. Allereerst de medewerkers van
het bureau onder leiding van de algemeen secretaris en later
de algemeen directeur.

En dan natuurlijk dank aan de vele collegae in bestuurlijke
functies, commissies en werkgroepen voor hun bijdrage aan
het functioneren van onze professie. Het blijft mij verwonde-
ren, elke keer weer die hartverwarmende bereidheid tot inzet
voor de KNMvD en haar leden te mogen ervaren.
Ik heb gezegd.

Besluit praktijkcertificeringen erkenningsregeling

T. de Ruijter en J.J. M. Voermans

Het bestuur van de KNMvD en het bestuur van het
VKO hebben op 28 oktober 2004 in gezamenlijk overleg
besloten dat aan het ontbreken van KRD-ISO certifice-
ring geen consequenties zijn verbonden voor erkennin-
gen tot uiterlijk 1 april 2005.

ring bekendgemaakte ledenraadpleging onder optimale
condities te laten verlopen.

De uitkomsten van de ledenraadpleging hebben tot doel het
bestuursbeleid rond erkenning en certificering te bepalen
en opnieuw te legitimeren.

Deze time-out is ingesteld om de op 1 oktober 2004 door
het bestuur van de KNMvD tijdens de algemene vergade-

Drs. T. de Ruijter is voorzitter van de KNMvD en drs. J
voorzitter van het VKO.

j.M. Voermans is

-ocr page 412-

Dr. Ed. E. Kemperman
1923-2004

memoriam

Op 29 maart 2004 overleed Eduard E. Kemperman. Hij was sinds 1954 getrouwd met Bep de Vet. Zij kregen vijf kinderen:
Theo. Marilène, Ward. Hilde en f Klaartje. Ed Kemperman was een sociaal bewogen, zorgzaam, beminnelijk mens, was
bewust katholiek, stond met twee benen in het leven en was in werkelijk alles geïnteresseerd: daarin was het een mens van
contrasten: zowel a als /3, practicus en wetenschapper, studeerkamer en natuur Ed Kemperman werd als boerenzoon ge-
boren op 8 januari 1923 te Sinderen, gemeente Wisch, Gelderland. Hij behaalde het diploma gymnasium-ji aan het Twents
Carmellyceum te Oldenzaal in ! 94
7, waarna hij aan de studie diergeneeskunde begon die hij in december 1952 voltooide.
Hij was een zeer gedisciplineerd student met een grondige basis in zowel talen als wis- en natuurkunde, die zich had voor-
genomen zijn door de Tweede Wereldoorlog opgelopen verlies van tijd, maximaal in te lopen. Ondanks het hoge stitdie-
tempo zag hij toch kans betrokken te zijn hij de oprichting het Veterinair Di.spuut Veritas. Ofschoon jaargenoten zich hem
niet als een fanatiek dispuutganger herinneren moet hij er wel degelijk van hebben genoten, want tot de laatste dagen voor
zijn dood citeerde hij in gesprekken over zijn leven onder meer de meest onwaarschijnlijke stitdentenliederen.

Vanaf zijn afstuderen werkte hij samen met collega Piet van Leengoed te Roosendaal. In 1954 vestigde hij zich zelfstandig
in Wouw, waar hij een omvangrijke plattelandspraktijk voerde. In die periode experimenteerde hij met collegae in het op
locatie uitvoeren van keizersneden hij grote huisdieren. Pas jaren later was deze techniek gemeengoed bij praktiserende
dierenartsen. Zijn bijzondere aandacht ging uit tiaar (rooj)vogels. Hij lapte, pro Deo, alles op wat als verkeer- of vergifti-
gingsslachtoffer bij hem of bij de verschillende regionale opvangcentra binnengebracht werd. Hij had al vroeg ook een po-
pulaire kleine huisdierenpraktijk, iets wat in een plattelandspraktijk niet vanzelfsprekend was. Ed Kemperman had deze
omvangrijke praktijk niet in de laatste plaats vanwege de aandacht die hij besteedde aan de eigenaren van de dieren. Dat
gold zowel voor de boeren families, die hij vaak intensief begeleidde bij de bedrijfsvoering, als voor de eigenaren van
kleine huisdieren.

Eerder, in / 966, nam hij het initiatieftmt als practicus een onderzoek te doen naar de fenomenen recidief en downer hij pa-
resis puerperalis van het ritnd. Doof tniddel van .slatistisch onderzoek naar het calcium - en magnesiumgehalte, het eiwit-
spectrum en enzymactiviteiten in het hloed.serttm van kalfziektepatiënten en een aantal controledieren werd achterhaald
wat de oorzaken zijn van deze fenomenen hij de behandeling van kalfsziekte. Dit onderzoek leidde in 1971 tot een promo-
tie bij prof dr G. Wagenaar. mede onder leiding van dr A.J.H. Schotman. Bij familiebezoek op Samosir, Tobameer te
Sumatra, werd zijn aandacht geve.stigd op veel tbc-patiënten. Hij legde een verband met het wonen boven de veestapel.
Samen met zijn studiegenoot en zwager dr. Frans Jaartsveld, directeur en bacterioloog aan de Gezondheid.sdienst te
Boxtel, heeft hij een voorstel gejbrmuleerd voor een uitgebreid onderzoek in samenwerking met de Indonesische en
Nederlandse gezondheidsdiensten. Het heeft hem altijd gespeten dat Indonesië dit voorstel niet heeft gehonoreerd. Ed
Kemperman leefde en werkte volgens de hoogste ethische principes. Hij gold daarin als een toetssteen gedurende zijn acht
jaren lidmaatschap van de Ereraad van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeshmde, en zijn lid-
maatschap van het afdelingsbestuur van dezelfde Maatschappij.

Vanaf 1974 associeerde Ed Kemperman zich met Maarten van Heivoort Zij betrokken enkele jaren later een ruim. nieuw
praktijkpand in het dorpscentrum. In die periode werd Kemperman geveld door acute lage-rug hernia\'s, waarvoor hij
twee keer werd geopereerd. In 1983 moest hij daarom zijn activiteiten als prakti.serend dierenarts opgeven. Hoewel hij nog
jaren daarna bij spoedgevallen en in vakanties bijsprong, richtte hij zijn aandacht gaandeweg meer op zijn andere, bijna
talloze interesses. Bijzondere vermelding verdient zijn bijzondere en trefzekere kennis van en liefde voor (klassieke) talen.
Lange tijd werkte hij in werkgroepverband als paleograaf aan de Latijnse protocollen uit Den Bosch, en de laatste tien
jaar heeft hij zich gestort op het ontrafelen van een doktershandschrift uit de late 16^ eeuw uit de Duitse grensstreek. Dit
bleek een verzameling te zijn van farmaceutische recepten, wondermiddeltjes, religieuze toverspreuken en medi.sche han-
delswijzen, in een doktershandschrift opgekrabbeld in potjeslatijn en een dialect uit de Duits-Nederlandse grensstreek.
Het heeft hem vele jaren gekost om dit omvangrijke, voor vele disciplines historisch zeer illustratieve manuscript te ontcij-
feren en vervolgens te interpreteren en te vertalen. Het is helaas niet meer gelukt om hem het resultaat van zijn monniken-
werk in boekvorm te laten aanschouwen. Kort na het voltooien van dit werk werd Ed Kemperman ziek. Twee maanden later
overleed hij. Op I aprU werd hij onder grote belangstelling begraven te Wouw. Het zal voor hen die hem gekend hebben
niet moeilijk zijn zich hem te herinneren. Ed Kemperman had zoveel interesses waarover hij zo aanstekelijk kon vertellen
dat het voor een herinnering volstaat om gewoon om je heen te kijken: of zoals hij zei,
si quaeris monumentum, circum-
spice.

Drs. M. van Heivoort
Dr Th.C.M. Kemperman

-ocr page 413-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben de volgende collegae zich
aangemeld:

Dierks, Mevr. M.P.H.; Gent 2004; 5511 KS
Knegsel; Hoekdries 5 A.
Kraijer. M.; 2000; 5212 NJ Den Bosch; Jan de
la Barlaan 23.

Nieuwenhuijzen, D.A. van; 2004; 3584 HG
Utrecht; Albert van Dalsumlaan 311.
Roessel, S.W. van; 2003; 5037 DD Tilburg;
Prof. Cobbenhagenlaan 160.

Overlijdensberichten:

Op 30 augustus 2004 D.A.A. Mossel te Utrecht.
Op 3 oktober 2004 G.J.A. Scholten te Deurne.
Op 4 oktober 2004 R.A.RH. Corbey te Gemonde.
Op 18 oktober 2004 A.D. van Tuinen te Heerenveen.

Mutaties:

Allaart, Mevr. J.G.; 2004; 3551 AC Utrecht; Schutstraat 66; tel. privé:
030-2441594;
E-mail privé: j.g.allaartC« vet.uu.nl.; medew. bij UU-FD
hfdafd. landb.huisd. afd. varken; tel. bur.: 030-2531040; fax bur.: 030-
2521887.

Dijk, Mevr. M. van; 2004; 3582 CK Utrccht; Abstederhof 24; tel.
privé mobiel: 06-10641759; E-mail privé: marionuitommen@hotmail.com.

Dop, Mevr PY.; 2000; 3544 DZ Utrecht; Nachtvlinderplantsoen 8;
tel. privé: 030-6705414;
E-mail privé: sander_petra(a wanadoo.nl.

Eek. Mevr. RG.; 1997; 6049 KP Herten; Achter de Hoven 64; tel.
privé: 0475-336442; E-mail privé: pvaneck20@freeler.nl.; wnd.d.

Eilander. Mevr H.; 2004; 3554 BS Utrecht; Cornelis Roobolstraat
181; tel. privé mobiel: 06-12275104;
E-mail privé: h.eilander@nisc.
nycnrode.nl.

Jaarsma. S.; 1961; 8026 PA Zwolle; Heinoseweg 5; tel.privé: 038-
4536558;
E-mail privé: siebejaar$ma(a planct.nl.

Personali

Jorritsma, Mevr. H.TM.; 1993; 7973 KJ Darp; Veldweg 24; tel. privé:
0521-342498;
E-mail privé: hclgaJorritsma(fl hotmail.com.; medew.
bij A.W. Jorna, J.R. de Nooij, J.T. Siebinga, Mevr. P.H.M. Thywissen cn
J.B. Vcicma; tel. prakt.: 0513-463313; fax prakt.: 0513-462489; E-mail
prakt.: dac.gorrcdijk(a
;agrQwcb.nl.

♦Kerssens, Mevr C.M.; 2004; 1566 NV Assendelft; Grocncdijk 10;
tel.privé: 075-6873185; E-mail privé: rinakerssensfa hotmail.com.d.

Nuhn, Mevr. M.T.; 2004; 3343 PE Hendrik ido Ambacht; De Liesewey
16; tel. privé: 078-6822805; E-mail privé : marikenuhn(& hotmail.com.;
medew. bij
UU-FD anesthesiologie gezelsch. d.

Plekkenpol. Mevr. S.J.; 2004; 3552 XB Utrecht; Lauwerecht 229; tel.
privé mobiel: 06-24999631; E-mail privé: sacha_p@hotmail.com.
d.

Roep-Hiemstra, Mevr. M.; 2002; 4191 BN Geldermalsen; Lingeweg
6; tel. privé: 0345-577711; E-mail privé: rostra(â planet.nl.; mcdcw. bij
J.J.A. Lugtighcid; tel. prakt.: 0345-571648; fax prakt.: 0345-581234;
E-mail prakt.: dc.k>vakcr@ l2movc.nl.; medew. bij Mevr. H.S.
Boomkamp; tel. prakt.: 0345-572666; fax prakt.: 0345-650410.

Trip, Mevr M.R.J.; 2004; 9712 LB Groningen; Bloemstraat 41; tel.
privé mobiel: 06-41395533;
E-mail privé: maartjetrip@hotmail.com.;
medew. bij B.W. Pcnnckamp en Mevr. A.J. Steenbergen-van der Bilt;
tel. prakt.: 050-5263255; fax prakt.: 050-5770491; mede«, bij B.W\'.
Pennekamp cn Mevr. A.J. Steenbergen-van der Bilt; tel. prakt.: 050-
5774805.

Verweij, Mevr. A.; 2004; 1444 EZ Purmerend; G. Leegwaterhof 76;
tel. privé: 0299-424735;
tel. privé mobiel: 06-54696575; E-mail privé:
averweij70@hotmail.com.; d.

Visschers. Mevr. M.J.M.; 2004; 3584 HG Utrecht; Albert van
Dalsumlaan
311; tel. privé: 030-2581826; medew. bij UU FD afd. gczcl-
schaps.d.; tel. bur.: 030-2539697; E-mail bur.: m.j.m.visschers(fl vet.uu.nl.

Water, R.C.A. van de; 1992; 3962 HW Wijk bij Duurstede; Nieuwe
Pyramide 76; tel. privé: 0343-578042;
medew. bij Mevr. E. Berghout cn
F.A.L.M. Verstappen; tel. prakt.: 0343-512063; fax prakt.: 0343-
577283.

Belangrijke informatie
voor alle praktici!

Als houder van de mantel tussen de KNMvD en Interpolis kan Meeüs, als geen ander,
u volledig en correct informeren over de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor
dierenartsen.

Niet alleen dierenartsen in de landbouwhuisdierensector, maar ook
GEZELSCHAPSDIERENARTSEN lauuien zeer waarscliijnlijk van verzekeraar veranderen.

Het verschil in premie kan gedurende de looptijd oplopen tot wel € 150.000,- !!!!
Bel (076) 531 34 80 voor een offerte en alle informatie.
Bij Meeüs ligt het accent op ü !

Goed geregeld dus.

-ocr page 414-

Congressen & Symposia

2004

November

19- Fachgespräch über Geflügelkrankheiten
im Parlihotel Kronsberg, Hannover-
Messe statt.

23 Symposium \'Nieuwe aanpak microbiolo-
gische beoordeling voedselveiligheid\', \'t
Spant te Bussum. Organisatie: vakblad
VMT enStichting Food Micro &
Innovation. Meer informatie: Keesing
Noordervliet BV, Liselore de Boer, telefoon (030) 6358503, fax
(030) 6358500, e-mail: l.d.boer@keesing.nl of raadpleeg:
www.VMT.nl^ijeenkomst

24-26 In Praktijk\'s Winter Conference 2004, anders dan anders! Kurhaus,
Scheveningen. 24 november: In- en externe communicatie van de
dierenartsenpraktijk. 25 november: Is er nog toekomst voor de die-
renartsenpraktijk? 26 november: Wat is de relatie tussen huiselijk ge-
weld en diermishandeling en wat is uw rol hierin? Opgave voor 1 of
meerdere dagen is mogelijk via website www.rhp.nu

December

10 Het eerste Anglo-Dutch Wellcome Symposium on Ancient. Locatie:
Kasteel Oud Poelgeest, te Oegstgeest. Het thema: The Hippocratic
Tradition reconsidered. Bijwonen symposium kunt u kenbaar maken
via e-mail: H.F.J.Horstmanshoff@let.leidenuniv.nl

10-11 5^ Maastricht International Congress on Equine Medicine (MI-
CEM), MECC, Maastricht. Alle informatie is te vinden op www.mi-
cem.com of vraag de folder op via het MICEM-secretariaat, Postbus
300, 5830 AH Boxmeer, tel 06 50637999, fax 0485-311157, e-mail
info@micem.com

2005

Maart

18-22 International conference on sport horses (CICADE), CESMAS.
Congress & Practical Courses. Info: Dr. Arno Lindner, tel. 0049 201
5718873, contact@agpferd.de, wwwcicade.info.

April

7-10

BSAVA Congress 2005, aanmelding via www.bsava.com

Pensioenadvies
ONDUNEMINGSGERICHn

Mlllll 111 11 FINANCIERING

IJFSECONOMISCH ADVIES]

BE DR

Juridisch advies

D I X

FORTUIN

PRAKTIJKADVIESBUREAU

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.d1xfortu1n.nl

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

Benaming BAYTRIL® 5% injectievlocistof • Samenstelling Per ml 50 mg enrofloxacin. • Diersoort Rund, varken en hond. • Therapeutische indicaties Rund:
bactcriële infecties van het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsorgaan zoals pasteurcllosc, mycoplasmose, colibacillose, colisepticaemie, salmonellose; secun-
daire infecties bij virusziekten zoals rundergriep Crowdingcomplex. Varken: bactcriële infecties van de ademhalingswegen en hel spijsverteringsorgaan, zoals
pasteurellose, mycoplasmose, colidiarree, colisepticaemie, salmonellose; enzoötische pneumonie. Hond: bactcriële infecties van de ademhalingswegen en het spijs-
verteringsorgaan. urine- en geslachtsorgaan, dc huid uitwendige oorontsteking en wondinfecties. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële
middelen is het zinvol voorafgaand aan dc therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties
Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere tluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Behandeling van
opgroeiende honden tot de leeftijd van
één jaar en bij zeer grote rassen tot de leeftijd van 18 maanden is tegenaangewczen, aangezien er beschadiging van het gc-
wrichtskraakbeen kan optreden. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamgewicht)
per dag gedurende 3-5 dagen; bij gecompliceerde infecties of salmonellose: 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/10 kg lichaamsgewicht) per dag ge-
durende 3-5 dagen. Varken: 2,5-5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1-2 ml/IO kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen. Hond: 5 mg enrofloxacin
per kg lichaamsgewicht (=0,2 iiil/kg) gedurende 5 dagen. •
Wij/.e van toediening Varken: intramusculair. Dc toediening dient plaats te vinden in dc nek met ccn
maximaal injectievolume van 2,5 ml per injecticplaats. Rund: subcutaan. Dc toediening dient plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml
per injectieplaats. Hond: subcutaan. •
Wachttijd Varken: 10 dagen voor de slacht. Rund: 9 dagen voor de slacht; 4 dagen voor de levering van melk. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1,3641 RT Mijdrecht. • REG NL 08211 UDA.

Benaming BAYTRIL® 10% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Varken: in-
fecties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel, met name pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepticemie en salmonellose, alsmede andere zickl-
ecomplexen zoals enzoötische pneumonie. Rund: infecties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel van primaire bacteriële oorsprong, met name pasteurellose,
mycoplasmose, colibacillose, colisepticemie en salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie zoals Bovine Respiratory Disease-Complex. In het
kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door
middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien cr tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote
mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Geen bekend. • Dosering 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/40 kg lichaamsgewicht) per
dag gedurende 3 dagen (5 dagen bij Salmoncllosen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen: tot 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg
lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij het varken. •
Wijze van toediening Varken: intramusculair. Bij varkens dient de toediening plaats te
vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 2,5 ml per injectieplaats. Rund: intraveneus, subcutaan. In geval van subcutane toediening bij het rund dient
dit plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml per injectieplaats. •
Wachttijd Varken: 10 dagen voor de slacht. Rund: 9 dagen voor de
slacht na subcutane toediening; 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toediening. 4 dagen voor de levering van melk na subcutane toediening; 3 dagen voor de le-
vering van melk na intraveneuze toediening. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 03489 UDD.

Benaming BAYTRIL® 0,5% orale oplossing • Samenstelling Per ml 5 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel
voor de behandeling van infectieziekten bij biggen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder:
E. coli (colidiarree, colisepti-
caemie),
Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata en enzoötische pneumonie. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het
zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie
tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluoroquinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. •
Dosering 1-1,7 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3-5 dagen. Vuistregel: 1 ml per 3 kg lichaamsgewicht per dag (1,7 mg/kg lichaamsge-
wicht per dag). •
Wijze van toediening Toedieningswijze: oraal. De oplossing kan direct in de bek gegeven worden met behulp van het doseerpompje. Een slag van
het doseerpompje is
1 ml van de oplossing. • Wachttijd Vlees: 7 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht.
•REG NL 03438 UDA.

-ocr page 415-
-ocr page 416-

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-O

15-12-2004

maandag

22-11-2004

01-01-2005

maandag

06-12-2004

15-01-2005

maandag

27-12-2004

01-02-2005

maandag

10-01-2005

is

) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Jonge, enthousiaste en
ambitieuze dierenarts zoekt

éénmanspraktijk ter overname

Bij interesse l<unt u contact opnemen
via 06-52441337.

F S C H A P

DIERENARTSEN

Vacature gezelschapsdierenarts De Graafschap te Vörden

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsen-
praktijk met meerdere locaties in de Achterhoek. De onderneming
staat met zestien dierenartsen, zestien assistenten en een praktijk-
manager voor een hoogwaardige dienstverlening in en buiten de re-
gio. Voor de op dit moment sterk in ontwikkeling zijnde afdeling
Gezelschapsdieren zijn wij per 1 januari 2005 op zoek naar een

dierenarts (m/v) gezelschapsdieren

Wij vragen:

- Een flexibele instelling

- Enkele jaren werkervaring

- Deelname in dienstregeling Gezelschapsdieren

- Een differentiatie binnen de gezelschapsdieren is een pré

- Organisatorische en leidinggevende vaardigheden

- Een gezonde ondernemersinstelling

Wij bieden:

- Een prettige werksfeer

- Fulltime (8o-ioo%) baan, met uitzicht op een vast dienstverband

- Marktconforme salariëring

Voor vragen kun je contact opnemen met de heer E. Stoelhorst (0575-
551277). De sollicitatiebrief kun je, binnen 10 dagen na het verschijnen
van deze advertentie, richten aan: De Graafschap Dierenartsen t.a.v
Mevrouw B.A.P. Semmekrot-Hermens, Het Hoge 9, 7251 XT Vörden.

Reageer via email: b.semmekrot@dgdierenartsen.nl.

)

D E (.

R A

Steeds meer
paardenliefhebbers
ontdekken de XA-10®

Natuurlijke
voedingssupplementen
voor Paarden

MACROGENIX

®

Meer en Duin 64B, 2163 HG Lisse
Tel.0252-672584 info@macrogenix.nl

Exclusief verkrijgbaar -

bij dierenartsen. WWW.macrOgenix.nl

auto-apotheek
al dan niet gekoeld

oerdegelijk
op maat gemaakt

informeer vrijblijvend en overtuig uzelf van onze kwaliteit

www.mobieteek.be

Boswegel35, 9190 Stekene, België
telefoon -^32(0)473-88 98 95
fax 32(0)3- 779 65 23

-ocr page 417-

VNiMAL HEALTH

VIRBAC VET-COMPLEX

Senior Renal Kat

Is goed, smaakt beter

De beste acceptatie door
uniek productieproces

■ Wetenschappelijk
geformuleerd voor
optimale effectiviteit

VIRBAC

VET-COMPLEX® KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
cn preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte range innovatieve producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Zeer klantvriendelijke leveringsvoorwaarden

-ocr page 418-

Vaccineren op maat
wordt de regel!

Pfizer Animal Health biedt de Nederlandse dierenarts
een uitgebreide reeks vaccins waarmee kan worden
ingespeeld op de individuele leefomstandigheden van
hond en kat. Pfizer stelt daarbij documentatiemateriaal
ter beschikking waarmee het meest optimale entschema
voor elk dier besproken kan worden. Nieuw materiaal
zoals oproepkaarten, entschema\'s en nieuwsbrieven.

^«.ondheidscontrole ■

(Ü^^^ Animal Health

^^^^^ Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv* Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJss
Tel.: 010 406 46 00 • e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com

© 2004 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel • ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 419-

Deel 129 • Aflevering 23 • 1 december 2004

Diergenees

SPECIAL AVIAIRE INFLUENZA

Aviaire influenza: zicht op eradicatie bij commercieel ^^^^
gehouden pluimvee steeds verder weg

De hoog-pathogene aviaire influenza A (HjNjj-epidemie
in Nederland in 2003: lessen te leren uit de eerste
vijf uitbraken

Dopingperikelen bij het paard

Mobiel chirurg Cees Vroonland \'on the road\'

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Bestuursbesluit praktijkcertificering en erkenningsregeling

-ocr page 420-

./f

■ ^^

bij iuchtwegaändoeningen

Uw vertrouwen in Baytril
heeft tot globaal succes
geleid.
Baytril is zeer doeltreffend in
de behandeling van ademhalingsziek-
ten bij varkens, veroorzaakt door pri-
maire en secundaire bacteriële ziekte-
verwekkers inclusief Mycoplasma.

www.liveslock.bayer.nl

Het snel werkend antimicrobieel mid-
del wordt al .gedurende meer dan
10 jaar met succes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskunde is onderbouwd met
talrijke publicaties.

Aan u de keuze welke Baytril formule-
ring te gebruiken:
Baytril* 5% injectievloeistof,
Baytril \' 10% injectievloeistof of
Baytrir*\' 0,5% orale oplossing
(pigdoser).

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benadering
voor het gebruik van diergeneesmiddelen

-ocr page 421-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: links en midden: illustraties van Tim Smith. Rechts: Geert Bistervels.

0661129
Aflevering 23
1 december 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie 781

Overzichtsartikel

Aviaire influenza: zicht op eradicatie bij commercieel gehouden pluimvee steeds verder weg;

W.J.M. Landman en C.C. Schrier 782

Vertaald artikel

De hoog-pathogene aviaire influenza A (H7N7)-epidemie in Nederland in 2003: lessen te

leren uit de eerste vijf uitbraken; A.R.W. Eibers, TH.F. Fobri, T.S. de Vries, JJ. de Wit, A. Pijpers en C. Koch 797

Veterinair verleden

Satumin Arloign ; A.H.H.M. Mathijsen 808

Veterinair tuchtrecht

Little shop of horrors - continued; /. Boissevain 810

Berichten en verslagen

Voedingsmanagement, een kwestie van smaak!: B. van Niejenhuis 811

Dopingperikelen bij het paard; een FEl-perspectief; F. S/uyter 813

VVAA Jubileumcongres \'Ondernemen in witte jas\'; P.A.M. Overgaauw 814

Toxoplasmose onderwerp in najaarseditie \'Dierenarts in Beeld\' 814

Interview

Mobiel chirurg Cees Vroonland \'on the road\'; S. Umans 814
Ingezonden

Faculteit en Maatschappij voor Diergeneeskunde; A. Osinga 815
Congressen en cursussen

Cardiologiecongres over diagnostiek van honden met hartaandoeningen 816

Symposium \'Gelijk in de Praktijk\'o.d.z. Praktische Paarden Problematiek 816

Vraag en antwoord 817

Boekbespreking 818

Uitgelicht 818

PAOD 819

Studentenreferaten 819

Referaten 820

Wetenschap

Actua

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies
■ Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

Q

, Q LactotyU

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

<7

\\/irt>ci<z

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte* REG NL 2393. Samenstelling: elektolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolyten tekort en dehydratie. Doeldier kalf. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederiand BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 422-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr.E.Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekcrs (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen -ji
Houten
Postbus 421
^ggoCE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.n!

Bestuur

Drs. T. dc Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 0.10 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-niail: tijdschrift(^knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van dc Koninklijke Netler-
landsc Maat.schappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank ."il 1606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Ingezonden

Erkenning, certificering cn koppeling tussen erkenning en certificering: beter ten halve geëvalueerd
dan ten hele gedwaald; C.
van Heeswijk

Van het bestuur

Bestuursbesluit praktijkcertificering en erkenningsregeling
Van de RvT

Bericht van de Raad van Toezicht
Maatschappijnieuws

Ziekenfondsgrenzen zelfstandigen cn werknemers voor 2005 vastgesteld;
M. van Oostrum-Schuurman l-less
Eerst langs www.knmvd.nl voor u naar Houten gaat
Prijswijziging NDü-bloks

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie; H. Geertsen
Openingstijden bureau KNMvD in december

Deadline
Personalia

Doorlopende agenda

821

822

822

823
823
823
823

823

822

824

825

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Contents

Review papers

Avian influenza - eradication from commercial poultry is still not in sight; W.J.M. Landman, and
C.C. Schier

782

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 423-

Ui^
de

hoofdredactie

Dialoog voor de toekomst

Als in de maatschappij de dialoog verstroeft, verharden de verhoudingen.
Als in de Maatschappij de dialoog blokkeert, lijdt de beroepsgroep schade.

Die schade wil het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
voorkomen of tenminste beperken. Het bestuursbesluit over praktijkcertificering en erkenningsrege-
ling van afgelopen 10 november is daarop gericht.

Gedurende een reeks van jaren hebben achtereenvolgende besturen van de KNMvD richting gegeven
aan het streven van veterinair Nederland om voor kwaliteit te gaan en kwaliteit te borgen, dit in de
persoon van de practicus en in de praktijk. Daarbij is er steeds vanuit gegaan dat diverse marktgebie-
den, de overheid en de Europese Unie harde kwaliteitseisen zouden stellen. Die eisen zijn vooralsnog
op de meeste deelmarkten en ook van de zijde van overheden uitgebleven. Op korte termijn is een
brede marktvraag niet te verwachten: op langere termijn zal er stellig sprake van zijn.

Het huidige bestuur van de KNMvD is niet doof voor de consequenties die veel leden trekken uit de
uitblijvende marktvraag, gecombineerd met de wens op vrijwillige basis aan k-M\'aliteit te blijven wer-
ken. Daarom heeft het bestuur tijdens de algemene vergadering op 1 oktober een brede ledenraadple-
ging aangekondigd door onderzoeksbureau Environs International. De resultaten van de eerste
onderzoeksronde (gepubliceerd op de KNMvD website op 16 november) heeft het bestuur doen be-
sluiten nu reeds een slap verder te gaan. De onderzoekers immers bevestigen dat er sprake is van het
ontbreken van voldoende draagvlak voor het huidige beleid rond praktijkcertificering en erkenning.

Het is es.sentieel dat nieuw beleid van de KNMvD stoelt op een breed draagvlak onder de leden. Dat
geldt voor alle bestuursbeleid en dat geldt zeer in het bijzonder voor certificering en erkenning.
Immers een onderwerp met ver reikende consequenties voor de beroepsgroep en de ketens waar vete-
rinairen deel van uitmaken. Reden temeer om de ledenraadpleging doorgang te laten vinden. Om de
raadpleging onder optimale omstandigheden te laten verlopen heeft het bestuur van de KNMvD op
10 november besloten om aan het bestuur van het Veterinair Kwaliteits Orgaan (VKO) te vragen om
vanaf die datum alleen nog activiteiten uit te voeren op basis van vrijwilligheid van betrokkenen en
wel tot 1 april 2005. Dan namelijk kan nieuw beleid zijn ontwikkeld op basis van de uitkomsten van de
ledenraadpleging. Om de onafhankelijke positie van KNMvD en VKO te onderlijnen, is het bestuurs-
lid van de KNMvD in het VKO afgetreden en is de secretariële ondersteuning vanuit de KNMvD aan
het VKO stopgezet. De conclusie als zou het bestuur van de KNMvD "de stekker uit het VKO " hebben
getrokken is dus niet juist: VKO als zelfstandige stichting is gevraagd zijn activiteiten voort te zetten,
maar uitsluitend op basis van vrijwilligheid van betrokkenen.

Het bestuur van de Maatschappij zet de dialoog met de leden voort, ook over dit gevoelige ondervi\'erp.

Herman Geertsen,
algemeen directeur

Bij hel ter perse gaan van dit nummer heeft het VKO-he.ituur zich nog niet uitgesproken over de ontstane situatie.

Tijd

Diergenees

-ocr page 424-

Aviaire influenza: zicht op eradicatie bij commercieel
gehouden pluimvee steeds verder weg

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 729:782-6

W.J. M. Landman^ en C. C. Schrier^

Overzichtsartikel

Samenvatting

Aviatr influenza-virussen kunnen behalve vogels ook een
aantal zoogdieren en mensen infecteren. Voor commerci-
eel pluimvee kan dit virus zeer schadelijk zijn omdat het
zeer hoge sterfte kan veroorzaken. Laag virulente vari-
anten die geen of nauwelijks klinische problemen veroor-
zaken komen ook voor. Bij de bestrijding van aviaire in-
fluenza dient men rekening te houden met het feit dat
laag virulent aviair influenza-virus van het subtype H5
en H7 kan muteren naar hoog virulent. Een zeer belang-
rijke besmettingsbron voor pluimvee is direct en indirect
contact met wilde vogels, vooral watervogels, die een
grote betekenis hebben als virusreservoir. Ook pluimvee-
markten, exotische siervogels en struisvogels zijn bij de
epidemiologie van aviaire influenza van belang. Bij de se-
cundaire transmissie (dat wil zeggen tussen bedrijven)
van het aviair influenza-virus speelt versleping een be-
langrijke rol. Mogelijk is ook de aërogene transmissie
van betekenis gezien het feit dat bij de mens hetzelfde
soort virus goed spreidt via aërosolen. Voor de dia-
gnostiek kan gebruikgemaakt worden van technieken die
viruseiwitten en virusgenen detecteren. Specifieke anti-
stoffen tegen het virus kunnen met serologisch onder-
zoek worden opgespoord, hoewel isolatie en identificatie
van het virus zelf ook mogelijk is. Het aantal uitbraken
met hoog virulent aviair iniluenza-virus lijkt toe te ne-
men. De afgelopen vijf jaar zijn uitbraken gerapporteerd
in Italië, Hong Kong, Chili, Nederland, Zuid-Korea,
Vietnam, Japan, Thailand, Cambodja, Indonesië, Laos,
China, Pakistan, Verenigde Staten, Canada, Zuid-Afrika
en Maleisië. Niet alleen het aantal besmettingen met hoog
virulent aviair influenza-virus bij pluimvee neemt toe,
maar ook het aantal besmettingen met dit virus bij men-
sen, in sommige gevallen met dodelijke afloop. Een pan-
demie op komst is niet uit te sluiten. Om de kans hierop te
verkleinen is bestrijding van het virus bij pluimvee be-
langrijk. Dit wordt ernstig bemoeilijkt door de groot-
schaligheid van de extensieve pluimveehouderij in de
meeste ontwikkelingslanden, het gebrek aan middelen en
infrastructuur. In de westerse wereld vormt de terugkeer
naar extensieve productiesystemen een groot risico voor
toekomstige uitbraken, wat samen met het groeiend
maatschappelijk verzet tegen grootschalige ruimingac-
ties om een andere aanpak van de bestrijding vraagt.

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnshergstraal 7. 74IH EZ Deventer
Inier\\\'et International BV, IVim de Kórversiraat 34. 5H31 AN Boxmeer

Summary

Avian influenza - eradication from commercial poultry is
still not in sight

Avian influenza viruses are highly infectious micro-organ-
isms that primarily affect birds. Nevertheless, they have
also been isolated fi\'om a number of mammals, including
humans. Avian influenza virus can cause large economic
losses to the poultry industry because of its high mortality.
Although there are pathogenic variants with a low viru-
lence and which generally cause only mild, if any, clinical
symptoms, the subtypes H5 and H7 can mutate from a low
to a highly virulent (pathogenic) virus and should be taken
into consideration in eradication strategies. The primary
source of infection for commercial poultry is direct and in-
direct contact with wild birds, with waterfowl forming a
natural reservoir of the virus. Live-poultry markets, exotic
birds, and ostriches also play a significant role in the epi-
demiology of avian influenza. The secondary transmission
(i.e., between poultry farms) of avian influenza virus is at-
tributed primarily to fomites and people. Airborne trans-
mission is also important, and the virus can he spread by
aerosol in humans. Diagnostic tests detect viral proteins
and genes. Virus-.specific antibodies can be traced by sero-
logical tests, with virus isolation and identification being
complementary procedures. The number of outbreaks of
avian influenza seems to be increasing - over the last 5 ye-
ars outbreaks have been reported in Italy. Hong Kong,
Chile, the Netherlands, South Korea. Vietnam, Japan,
Thailand, Cambodia, Indonesia, Laos, China, Pakistan,
United States of America, Canada, South Africa, and
Malaysia. Moreover, a growing number of human cases of
avian influenza, in some cases fatal, have paralleled the
outbreaks in commercial poultry. There is great concern
about the possibilit}\' that a new virus subtype with pande-
mic potential could emerge from these outbreaks. From the
perspective of human health, it is essential to eradicate the
virus from poultry: however, the large number of stnall-
holdings with poultry, the lack of control experience and
resources, and the international scale of transmission and
infection make rapid control and long-term prevention of
recurrence extremely difficult. In the Western world, the re-
newed interest in free-range housing carries a threat for fu-
ture outbreaks. The growing ethical objections to the large-
scale culling of birds require a different approach to the
eradication of avian influenza.

inleiding

Aviaire influenza is een besmettelijke ziekte van vogels ver-
oorzaakt door een influenza A-virus.

Aviair influenza-virussen kunnen een breed scala aan dier-
soorten infecteren. Alleen al bij in het wild levende vogels is
het virus bij circa negentig verschillende soorten beschre-

-ocr page 425-

ven. Daarnaast kunnen aviair influenza-virussen (experi-
menteel en/of op natuurlijke wijze) nertsen, fretten, muizen,
cavia\'s, ratten, konijnen, katten, varkens, zeehonden, walvis-
sen, niet humane primaten en mensen infecteren. De infec-
ties kunnen symptoomloos verlopen of tot hoge letaliteit lei-
den. Het is nog niet goed bekend op basis waarvan dit virus
vele species kan infecteren en waardoor de klinische expres-
sie in de verschillende diersoorten zo variabel verloopt.
Een bijzonder aspect van influenza-virussen is dat het ge-
noom gesegmenteerd is. Hierdoor is het mogelijk dat grotere
stukken genoom (segmenten) tussen verschillende influ-
enza-virussen uitgewisseld kunnen worden (\'reassortment\').
Dit kan leiden tot een dusdanige verandering van het virus
dat een species barrière-overschreden kan worden. Het kan
eveneens leiden tot het ontstaan van een nieuw antigeen type
(\'antigenic shift\').

Aetiologie

Influenza-virussen behoren tot de familie van de Ortho-
myxoviridae (myxo = mucus). Deze virussen bezitten een
envelop en een enkelstrengs RNA-genoom dat gesegmen-
teerd is.

De naam van het influenza-virus is afgeleid van de Latijnse
term influentia (= invloed) en deze naam verwijst naar een
atmosferische of astrologische invloed, waaraan de grote uit-
breiding der epidemieën werd toegeschreven.
Er zijn drie typen influenza-virussen beschreven, namelijk
type A, B, en C. Deze drie virustypen kunnen van elkaar
onderscheiden worden op basis van antigene verschillen in de
nucleoproteinen (NP) en matrix (M) proteïnen. Influenza ty-
pen B cn C komen bijna uitsluitend bij mensen voor, alhoewel
influenza type C ook uit varkens is geïsoleerd. Influenza type
B is recentelijk geïsoleerd uit zeehonden. Bij vogels zijn tot
nu toe alleen infecties met influenza type A beschreven.

Influenza type A-virussen worden verder nog onderverdeeld
in verschillende subtypes op basis van de antigene variatie
van de twee oppervlakte-eiwitten, namelijk het haemaggluti-
nine (HA) en het neuraminidase (NA) (Figuur la,b). Tot op
heden zijn vijftien HA-subtypes (Hl-Hl5) beschreven en
negen NA-subtypes (NI-N9). Subtypering geschiedt door
middel van
in vitro onderzoek waarbij voor HA-typering een
haemagglutinatie remmingstest (HAR) wordt gebruikt en
voor NA-typering een neuramidase inhibitietest (Nl) (84).
Elk virus heeft een HA- en een NA-antigeen, die in alle mo-
gelijke combinaties kunnen voorkomen. Het HA zorgt voor
de binding van het virus aan de celreceptor (siaalzuur gebon-
den aan glycoproteïnen) van de gastheer. Hierdoor wordt de
endocytose van het virus geïnitieerd. In de endosomen treedt
een fusie op tussen de virusenvelop en de meinbraan van het
endosoom, hetgeen een voorwaarde is voor het totstandko-
men van de infectie.

Voor alle influenza A-virussen geldt dat het haemagglutinine
wordt geproduceerd als een \'precursor (voorloper)\' eiwit
HA-O. Dit eiwit moet eerst gesplitst worden door proteasen
van de gastheer in HA-1 en HA-2 alvorens het functioneel
wordt en de viruspartikels infectieus zijn (70).
Het HA-O precursor eiwit van aviair influenza-virussen met
een lage virulentie (laag pathogeen aviair influenza-virus =
LPAI) voor pluimvee heeft een enkel basisch aminozuur (ar-
ginine) op de splitsingsplaats. Daarnaast bezitten ze nog een
glycosyleringsplaats bij aminozuur residu 13, dat de proteo-
lytische splitsingsplaats afschermt. Deze virussen kunnen
slechts gesplitst worden door een beperkt aantal gastheer
proteasen zoals trypsine of trypsineachtige enzymen.
Hierdoor is de replicatie van deze virussen gelimiteerd tot
die plaatsen in de gastheer waar deze enzymen voorkomen,
zoals in de epitheelcellen van de respiratietractus en de digc-
stietractus. Daardoor blijft een infectie met deze virussen be-
perkt en verloopt de infectie over het algemeen vrij mild.
Het HA-O precursor eiwit van aviair influenza-virussen met
een hoge virulentie voor pluimvee (hoog pathogeen aviair
influenza-virus = HPAI) bezit multipele basische aminozu-
ren (arginine en lysine) op de splitsingsplaats. Deze multi-
pele aminozuren zijn mogelijk zowel ontstaan door insertie
als ook door substitutie (74, 88, 100). Tevens ontbreekt soms

-ocr page 426-

de glycosyleringsplaats bij aminozuur residu 13. Het HA-O
van hoog virulente aviair influenza-virussen kan gesplitst
worden door ubiquitair voorkomende endoproteasen van de
gastheer, waarvan furine waarschijnlijk een van de belang-
rijkste is. Hierdoor kunnen deze virussen in alle vitale orga-
nen van de gastheer repliceren, resulterend in een gegenera-
liseerde infectie met de dood tot gevolg (70, 83).
Het NA is vooral van betekenis aan het einde van de replica-
tiecyclus van het virus. Het neuraminidase of sialidase ver-
breekt de binding tussen het HA en de celreceptor door de si-
aalzuurverbinding ongedaan te maken. Hierdoor kunnen
nieuwgevormde virusdeeltjes vrijgemaakt worden van de
celmembraan van de gastheer en kunnen nieuwe cellen geïn-
fecteerd worden. Mogelijk is NA ook van betekenis bij het
remmen van de aggregatie van influenza-virussen op slijm-
deeltjes, die vol siaalzuur zitten en veel voorkomen in de
luchtwegen. Hierdoor kunnen de respiratoire epitheelcellen
met de afzonderlijke virusdeeltjes geïnfecteerd worden.
De werking van Tamiflu® (oseltamivir), een neuraminida-
seremmer die tijdens de aviair influenza-virusbestrijding in
Nededand preventief aan risicopatiënten is verstrekt, berust
op het blokkeren van de neuraminidase functie. Hierdoor
kan de virusreplicatiecyclus niet voltooid worden.
In een recente studie uitgevoerd bij kinderen met influenza is
aangetoond dat resistentie tegen oseltamivir veroorzaakt
door puntmutaties in het neuraminidase-gen, frequenter
voorkomt dan eerder is gerapporteerd (41). Bovendien kan
kruisresistentie tussen oseltamivir en zanimivir voorkomen,
zoals
in vitro is aangetoond (29). Dit kan vragen oproepen
bij de inzetbaarheid van deze chemotherapeutica bij de be-
handeling van humane influenza.

\'Antigenic drift\' en \'antigenic shift\': belang-
rijk bi] het ontstaan van nieuwe varianten

De twee oppervlakte-eiwitten (glycoproteinen) van het in-
fluenza-virus HA en NA zijn de belangrijkste antigenen
voor het opwekken van beschermende immuniteit in de gast-
heer. Ze vertonen tegelijkertijd de grootste variatie.
Influenza-virussen bezitten een RNA-genoom en de mutatie
snelheid van RNA is beduidend hoger dan dat van DNA. Als
het enzym RNA-replicase een RNA-streng kopieert tot een
complementair polymeer, maakt het gemiddeld één vergis-
sing per 10000 gekopieerde nucleotiden. Als DNA-polyme-
rase DNA kopieert tot de complementaire streng ervan,
maakt het ongeveer één vergissing per elke miljoen tot tien
miljoen nucleotiden. Dit verschil in accuratesse is gedeelte-
lijk het gevolg van de reactiviteit van RNA en van het ver-
schil in betrouwbaarheid van de duplicerende enzymen.
Tevens hebben DNA-polymerasen het vermogen ontwikkeld
om fouten te herstellen tijden hun syntheseproces. In feite
hebben DNA-polymerasen in tegenstelling tot RNA-poly-
merase, het vermogen om alles nog eens na te lezen en te cor-
rigeren. In kopieën van een RNA-genoom blijven daardoor
meer vergissingen zitten dan in die van een DNA-genoom.
Veel van deze nieuwgevormde virusdeeltjes met \'fouten\'
zijn niet meer in staat tot replicatie. Wanneer de virusparti-
kels nog wel in staat zijn tot replicatie, kunnen in de loop van
de tijd door een opeenstapeling van deze puntmutaties in de
HA- en NA-genen geleidelijk nieuwe antigene varianten
ontstaan. Dit fenomeen staat bij humane influenza-virussen
bekend als \'antigenic drift\' (56).

Het plotseling ontstaan van nieuwe antigene varianten bij
mensen noemt men \'antigenic shift\'. Het RNA van influ-
enza-virussen bestaat uit acht verschillende segmenten, die
coderen voor tien eiwitten. Omdat het virale RNA geseg-
menteerd is, kunnen segmenten uitgewisseld worden tijdens
menginfecties met verschillende stammen van influenza A-
virussen. Deze uitwisseling van RNA-segmenten wordt \'re-
assortment\' genoemd en kan resulteren in een nieuw virus
subtype (\'antigenic shift\'), indien er genen uitgewisseld
worden, die coderen voor het HA- of NA-eiwit (56) (Figuur
2). Men denkt dat dit in het varken (\'mixing vessel\'), dat ge-
voelig is voor zowel humane als aviair influenza-virussen,
gebeurt. Gezien de plotselinge verandering van het influ-
enza-virus na \'reassortment\', bezit een gegeven populatie in
het algemeen geen immuniteit tegen dit nieuwe subtype.
Hierdoor kunnen er pandemieën ontstaan met een zeer hoog
sterfte percentage. Een enkele maal ontstaat \'antigenic shift\'
ook, doordat er een directe overdracht plaatsvindt van een in-
fluenza-virus van een ander diersoort naar de mens. Ook dit
kan resulteren in een pandemie. Voor het totstandkomen van
deze pandemieën moet het \'nieuwe\' subtype echter genen
hebben van humane influenza-virussen zodat het virus goed
overdraagbaar is van mens tot mens (44).

Figuur 2. Indien twee verschillende influenza-virussen eenzelfde cel infecteren
kunnen genoomsegmenten uitgewisseld worden (\'reassortment\'), waardoor
nieuwe antigene varianten ontstaan die verschillend zijn van beide uitgangsstam-
men. \'Antigenic shift\' vindt bij uitstek plaats in het varken (\'mixing vessel\') waar hu-
mane en aviair influenza-virussen bij elkaar komen en van waaruit nieuwe pande-
mieën kunnen ontstaan. \'Antigene shift\' zou ook in andere (dier)soorten kunnen
voorkomen, bijvoorbeeld de mens, waar co-infectie met aviair en humaan influenza-
virus tot een nieuwe antigene variant zou kunnen leiden.

-ocr page 427-

Aviaire influenza in de tijd

De eerste beschrijving van een infectie met een hoog viru-
lent aviair influenza-virus werd gegeven door Perroncito in
1878 (65). Het oorzakelijke agens werd echter pas in 1955
geïdentificeerd (72).

Hoog virulente aviaire influenza-virussen waren endemisch
in Europa tot in de jaren 30 van de vorige eeuw (2). In de
Verenigde Staten (VS) werden de eerste uitbraken met hoog
virulent aviair influenza-virus in 1924 en 1929 beschreven.
Na de identificatie en classificatie van het aviair influenza-
virus in 1955 zijn wereldwijd 34 uitbraken met hoog virulent
virus gerapporteerd. De meeste uitbraken zijn beschreven bij
commercieel gehouden pluimvee. Uitbraken met ernstige
klinische problemen bij in het wild levende vogels zijn
slechts beschreven bij sternen
{Sterna hinmdo) in Zuid-
Afrika. waarbij na infectie massale sterfte optrad (7).
De eerste aanwijzingen dat wilde watervogels een reservoir
vormen voor influenza-virus dateren van 1968 (18). Later
onderzoek heeft aangetoond dat gezonde wilde vogels met
name Anseriformes (eenden, ganzen en zwanen) en
Charadriiformes (steltvogels, alken, sternen en meeuwen)
symptoomloze dragers kunnen zijn van aviair influenza-vi-
rus (24, 82).

Aanvankelijk werd gedacht dat alle aviair influenza-virussen
behorend tot subtype H5 en H7 hoog virulent zijn, maar al
snel bleek dat deze subtypes ook mildere varianten bevatten
(2). Isolaten met geringe virulentie zijn verkregen uit eenden
en kalkoenen met ademhalingsproblemen, uit kalkoenen en
pluimvee met geringe eiproducticdaling, alsook uit pluim-
vee zonder klinische ziekteverschijnselen.

Ziekteverschijnselen en pathologie:

alles is mogelijk

Dc incubatietijd van aviaire influenza varieert onder experi-
mentele condities van enkele uren tot drie dagen bij indivi-
duele dieren. De snelheid waarmee ziekteverschijnselen op-
treden is afhankelijk van de virusstam (hoog virulent versus
laag virulent), de dosis, de infectieroute en het type dier
(hoenderachtige versus watervogel).
De klinische verschijnselen van aviaire influenza zijn weinig
specifiek. Kortom, alles is mogelijk, van een symptoomloos
verlopende infectie tot fulminante sterfte. Van groot belang
voor de klinische manifestatie is de vraag of laag of hoog vi-
rulent virus in het spel is. Behalve de virulentie van het virus
zijn andere factoren zoals diersoort, leeftijd, immuniteit en
omgevingsfactoren mede bepalend voor het klinisch verloop.
Infecties met laag virulent virus verlopen bij wilde vogels
veelal symptoomloos. Zowel bij kippen, kalkoenen als struis-
vogels kan de infectie gepaard gaan met ademhalingsproble-
men. Deze zijn over het algemeen mild, maar kunnen inci-
denteel ook zeer ernstig zijn, vooral als er ook nog andere
infecties aanwezig zijn. Niezen, tranende ogen en rochelen
kan voorkomen. Als tweede symptoom kan bij leggende die-
ren een tijdelijke legdaling worden waargenomen. Daarnaast
kunnen ook algemene ziekteverschijnselen optreden.
Infecties met hoog virulent virus kunnen zo acuut verlopen
dat sterfte zonder voorafgaande klinische verschijnselen
mogelijk is. Bij een minder snel verloop komen ademha-
lingsproblemen, digestiestoornissen, zenuwverschijnselen
en eiproductiestoornissen voor. De eerste aanwijzing voor
een infectie met hoog virulent aviair influenza-virus kan een
stagnatie zijn van voer- en wateropname, waarbij het koppel
opvallend stil is. Bij dieren in productie treedt legdaling op.
In ernstige gevallen kan de eiproductie tot nul dalen. De ze-
nuwverschijnselen doen denken aan een infectie met neuro-
troop Newcastle disease virus: torticollis, opisthotonus, af-
wijkende gang, enzovoorts. Ademhalingsverschijnselen
lijken op de verschijnselen, zoals die kunnen optreden bij
een infectie met laag virulent aviair influenza-virus, maar
nemen ernstiger vormen aan. Oedemateuze en cyanotische
kopversierselen worden vaak als kenmerkend voor infectie
met hoog virulent aviair influenza-virus genoemd, ze komen
echter niet altijd voor en worden ook bij andere aandoenin-
gen gezien. Groengekleurde waterige ontlasting kan worden
waargenomen. Het spectrum aan klinische symptomen is
naast de eerdergenoemde factoren, ook afhankelijk van het
orgaansysteem waar de virusreplicatie plaatsvindt.
De pathologische afwijkingen bij sectie zijn net als het kli-
nisch beeld zeer gevarieerd. Onderzoek naar de waarde van
postmortale afwijkingen (indien aanwezig) voor de dia-
gnostiek van uitbraken met het hoog virulent aviair influ-
enza-virus H7N7 in Nederland, leerde dat het voorkomen
van buikvliesontsteking, tracheitis, oedeem van kin- en/of
oorlellen, of petechieën in de kliermaag van diagnostische
waarde zijn (sensitiviteit 80%, specificiteit 84%). Derhalve
dient bij de aanwezigheid van een van deze postmortale af-
wijkingen in combinatie met acute en hoge sterfte met de
mogelijkheid van een infectie met hoog virulent aviair influ-
enza-virus rekening te worden gehouden (20).

Diagnostiek van aviaire influenza en

regelgeving

Dc diagnostiek van aviaire influenza geschiedt door middel
van isolatie van het virus gevolgd door identificatie. Het vi-
rus wordt meestal geïsoleerd op bebroede geëmbryoneerde
kippeneieren. Voor de identificatie van het virus zijn ver-
schillende technieken beschreven, waaronder \'antigen-cap-
ture\' ELISA (42), fluorescentie-technieken (80), RT-PCR
(23) en het gebruik van monoclonale antistoffen (87).
Nadat het virus als een influenza-virus is geïdentificeerd
wordt het HA- en NA-subtype vastgesteld met behulp van
haemagglutinatieremmingstests voor alle vijftien bekende
HA-subtypes en neuraminidase inhibitietests voor alle ne-
gen NA-subtypes. Vervolgens is het van belang om de patho-
geniteit van het geïsoleerde virus vast te stellen middels een
intraveneuze pathogeniteitsindex en het bepalen van de nu-
cleotide sequentie van de splitsingsplaats van het HA.
Volgens de huidige richtlijnen van de EU (richtlijn
92/40/EEC) luidt de definitie van aviaire influenza als volgt:
\'Aviaire influenza\' betekent een infectie van pluimvee veroor-
zaakt door elk influenza A-virus met een intraveneuze patho-
geniteitsindex in zes weken oude kippen groter dan 1.2 of elke
infectie met influenza A-virus van het H5- of H7-subtype met
multipele basische aminozuur volgorde op de splitsingsplaats
van het haemagglutinine. Ongeveer dezelfde definitie wordt
gebruikt door de OIE (l\'OfFice international des épizooties).
Zowel de EU- als de OIE-definities werden meer dan tien jaar
geleden opgesteld, toen de kennis over de moleculaire biolo-
gie van de pathogeniteit van het aviair influenza-virus nog in
de kinderschoenen stond. Met deze definities trachtte men die
virussen te omvatten die duidelijk virulent waren in
in vivo
testen en tevens die virussen, die de potentie hadden om viru-
lent te worden. Destijds kende men slechts één voorbeeld van

-ocr page 428-

een virus dat van laag naar hoog virulent gemuteerd was, na-
melijk het virus dat verantwoordelijk was voor de uitbraak in
Pennsylvania (1983/1984). Dit virus was aanvankelijk laag vi-
rulent, hoewel er multipele basische aminozuren op de split-
singsplaats van het haemagglutinine aanwezig waren (38,39).
Het virus bevatte echter tevens een koolhydraatketen dicht bij
de splitsingsplaats van het HA-molecuul. De aanwezigheid
van deze koolhydraatketen verhinderde dat proteasen, anders
dan trypsineachtige enzymen, toegang kregen tot de split-
singsplaats. Met andere woorden, het virus kon net als laag pa-
thogene virussen alleen gesplitst worden door trypsineachtige
enzymen en niet door de algemeen voorkomende gastheer
proteasen (met name furine). Ten gevolge van een mutatie ver-
dween deze koolhydraatketen en werd het virus hoog virulent.
Uit latere uitbraken bleek, dat ook laag pathogene stammen
van het H5- of H7-subtype met een enkel basisch aminozuur
op de splitsingsplaats konden veranderen in hoog virulente
aviair influenza-virussen, door middel van nucleotide inser-
tie of substitutie (64). Hierdoor is er een discussie ontstaan
of men de definitie van aviaire influenza niet als volgt moest
wijzigen: aviaire influenza betekent iedere infectie met in-
fluenza A-virussen van het H5- of H7-subtype (22). Dit
voorstel is echter recentelijk door de EU afgewezen. Dat
houdt in dat infecties met influenza H5- of H7-subtypes, die
een IVPI hebben lager dan 1,2 en geen multipele basische
aminozuren op de splitsingsplaats bezitten, volgens de EU-
richtlijnen niet tot de definitie van aviaire influenza behoren
en dus binnen de EU niet gemeld hoeven te worden.
Na een infectie met aviair influenza-virus kunnen specifieke
antistoffen worden aangetoond met behulp van serologische
testen. Het probleem hierbij is echter dat er een behoorlijke
variatie bestaat in antistof response tussen de verschillende
vogelsoorten. Daarnaast bevatten sera van vele vogelsoorten
a-specifieke remmers, die kunnen interfereren met de speci-
ficiteit van de HAR of andere testen. Ook kunnen sera van
sommige vogels (onder andere kalkoenen en ganzen) spon-
tane agglutinatie van kippenerythrocyten veroorzaken
(40,57). Dit maakt dat het aantonen van antistoffen hooguit
tot een waarschijnlijkheidsdiagnose kan leiden, maar dat
men voor een definitieve diagnose altijd is aangewezen op
het aantonen van het virus.

Voor het aantonen van groepspecifieke antistoffen kunnen
verschillende testen worden gebruikt, waaronder de ELISA
en de AGPT (agar gel precipitatie test). Zodra influenza-
antistoffen zijn aangetoond kunnen HAR-testen worden ge-
bruikt om het HA-subtype te bepalen.

De betrouwbaarheid van de diagnostiek
begint bij een adequate monstername

Omdat het aviair influenza-virus zowel in het respiratie- als
digestieapparaat repliceert kunnen trachea- en cloacaswabs
gebruikt worden voor antigeen detectie, middels viruskweek
en PCR. Aangezien over het algemeen relatief hogere vi-
rustiters in het ademhalingsapparaat voorkomen, hebben tra-
cheaswabs de voorkeur. Bij watervogels waar de infectie
veelal beperkt blijft tot intestinaal dragerschap zouden cloa-
caswabs de voorkeur hebben. Daar het hoog virulent aviair
influenza-virus bij de kip en andere gevoelige dieren in vrij-
wel alle parenchymateuze organen vermeerdert, kunnen org-
aanmonsters, genomen tijdens post-mortaal onderzoek, ook
voor virusisolatie ingezet worden.

Swabs voor viruskweek dienen in transportmedium met
antibioticum bij lage temperatuur (4°C) vervoerd te worden
om het virus tegen inactivatie te beschermen. Het antibioti-
cum is bedoeld om bacterievermeerdering in het monster te
minimaliseren.

Een betrouwbare diagnostiek begint bij een adequate monster-
name. Voor het nemen van tracheaswabs kan de larynx met een
opwaartse beweging richting bekopening worden geschoven
door met een gesloten hand van caudaal naar craniaal langs de
hals te strijken terwijl het dier goed gefixeerd wordt. Hierdoor
wordt de tracheaopening goed toegankelijk. Wanneer het dier
inademt en de larynx open gaat moet de swab diep in de trachea
worden geschoven. De swab kan na de monstemame een beetje
bloed en slijm bevatten. Bij watervogels en jonge hoen-
derachtigen is het gebruik van een kleine maat swab te advise-
ren om ernstige beschadigingen te voorkomen. Ook voor het
nemen van cloacaswabs is vanwege de nauwe opening bij klei-
nere dieren zoals bepaalde siereenden eveneens een kleinere
maat swab nodig. Bovendien vraagt het zoeken naar deze li-
chaamsopening bij kleine eenden enig geduld omdat de cloaca
goed bedekt is met een dik verenpak. Bij het nemen van cloa-
caswabs is het belangrijk dat de swab besmeurd raakt met fae-
ces, omdat daarjuist virusdeeltjes in te vinden zijn.
Bloedmonsters kunnen goed uit de
vena iilnaris genomen
worden met een puntscalpel. Het is verstandig om het gebied
rondom het vat, dat over het ellebooggewricht loopt, vrij van
veren te maken, zodat het monster zo schoon mogelijk opge-
vangen kan worden.

Recente uitbraken met hoog virulent
aviair influenza-virus: hong kong, italië,

,azië,

nederland
verenigde s

belgië en duitsland

aten, canada en zuid-afrika

In Hong Kong zijn de afgelopen jaren drie uitbraken met
hoog virulent aviair influenza-virus gerapporteerd. De eerste
vond plaats in 1997. De tweede dateert van mei 2001 en de
derde van februari 2002. Bij deze uitbraken zijn circa drie
miljoen dieren betrokken geraakt, vooral als gevolg van pre-
ventief ruimen. In alle gevallen ging het om het subtype
H5N1. De eerste uitbraak werd tot stilstand gebracht
middels \'stamping out\' waarbij de gehele pluimveepopulatie
van Hong Kong werd geruimd. Bij de uitbraak van 2002
werd vaccinatie (met een heteroloog geïnactiveerd H5N2
vaccin) in combinatie met hygiënemaatregelen toegepast om
de ziekte een halt toe te roepen.

In 1997-1998 werd een uitbraak met hoog virulent aviair in-
fluenza-virus (H5N2) in Noord-Italië gerapporteerd (II).
Ten gevolge van sterfte of ruiming werden circa 7000 stuks
pluimvee getroffen. De gevolgen voor de pluimvee-industrie
bleven echter beperkt. Een jaar later volgde een tweede uit-
braak met hoog virulent aviair influenza-virus (H7N1) waar-
bij 413 bedrijven met 8,1 miljoen legdieren, 2,7 miljoen ver-
meerderings- en slachtkalkoenen, 2,4 miljoen slachtkui-
kenmoederdieren en slachtkuikens, 247.000 parelhoenders,
260.000 kwartels, eenden en fazanten, 1737 stuks sierpluim-
vee en 387 struisvogels waren betrokken. Na de herbevol-
king van de getroffen gebieden werd laag virulent aviair in-
fluenza-virus (H7N1) twee keer aangetoond. Ondanks dat
het virus laag pathogeen was veroorzaakte het ernstige klini-
sche problemen bij kalkoenen. Verdere uitbraken werden be-
streden door het toepassen van een heteroloog geïnactiveerd
vaccin (H7N3). Bij deze aanpak werd gebruikgemaakt van
het besluit van de commissie 2001/847/EC, dat handel in

-ocr page 429-

pluimveevlees toestaat wanneer aangetoond wordt dat aviair
influenza-virus niet circuleert in gevaccineerde koppels.
Na de uitbraak in Italië volgde Nederland met H7N7 op 28
februari 2003. De uitbraak duurde tot mei 2003 (Figuur 3) en
had tot gevolg dat circa 30,7 miljoen kippen werden ge-
ruimd. De besmetting werd vastgesteld op 255 bedrijven, in
22 gevallen ging het om niet-commerciële pluimveehouders.
Op 1094 locaties werd pluimvee preventief geruimd. Van
16490 hobby pluimveehouders werd het pluimvee gedood.
De totale kosten bedroegen voor de overheid € 270 miljoen
(52). De schade voor de sector wordt geschat op € 750 mil-
joen. Het virus werd voor het eerst vastgesteld op een zestal
bedrijven (onder andere met scharrelkippen met uitloop) in
de omgeving van Barneveld, waarna het door de Gelderse
Vallei spreidde. Vervolgens dook het virus op bij een pluim-

veebedrijf in Teeffelen en spreidde naar Limburg mogelijk
doordat ruimploegen uit de Gelderse vallei daar werkzaam-
heden zijn gaan verrichten op pluimveebedrijven (Figuur 4).
Vanuit Limburg spreidde het virus naar België en Duitsland
waar respectievelijk 2,7 miljoen en 400.000 kippen geruimd
werden. Bij de bestrijding van de aviaire influenza-uitbraak
in Nederland werd vaccinatie slechts bij vogels in dierentui-
nen toegepast.

In december 2003 werd melding gemaakt van aviair influ-
enza-virus (H5NI) in Zuid-Korea. Inmiddels is klassieke vo-
gelpest gemeld vanuit een aantal andere landen in Zuidoost-
Azië, te weten: Vietnam, Japan, Taiwan (H5N2 laag
virulent), Cambodja, Indonesië, Thailand, China en Laos
(Figuur 5). Ook in Pakistan is hoog virulent aviair influenza-
virus gemeld.

In sommige Aziatische landen komen nog steeds nieuwe uit-
braken van vogelpest voor. Volgens de FAO is de situatie in
een aantal landen onduidelijk en moeten verdere maatrege-
len worden genomen om de ziekte een halt toe te roepen.
Deze organisatie schat dat ongeveer honderd miljoen stuks
pluimvee verloren zijn gegaan door ziekte en/of ruimingen;
36 miljoen in Thailand, 36 miljoen in Vietnam, vijf miljoen
in China, vier miljoen in Pakistan en vijftien miljoen in
Indonesië.

Het Amerikaanse ministerie van landbouw (USDA) heeft
een uitbraak met hoog virulent aviair influenza-virus
(H5N2) in Texas in februari jongstleden bevestigd. De be-
smetting heeft zich voorgedaan op een bedrijf met 6.600
vleeskuikens.

In Canada werd op 19 februari 2004 hoog virulent aviair in-
fluenza-virus aangetroffen (H7N3) op een bedrijf in Fraser
Valley (provincie British Columbia). Immiddels zijn acht-
tien bedrijven besmet en heeft de regering negentien miljoen
kippen en kalkoenen op circa zeshonderd bedrijven geruimd

Figuur 4. Geografische locatie van besmette bedrijven in Nededand tijdens de aviaire influenza-epidemie met H7N7in 2003.

-ocr page 430-

om te voorkomen dat het virus naar andere delen van het
land spreidt. Het betreft tachtig procent van de pluimveepo-
pulatie van genoemde provincie.

Ten tijde dat dit manuscript naar de pers ging werden al weer
nieuwe uitbraken met hoog virulent aviair influenza-virus
gemeld in Thailand. Tevens werden voor het eerst uitbraken
met hoog virulent aviair influenza-virus in Maleisië (H5N1)
en Zuid-Afrika (H5N2) gerapporteerd.
De 34 uitbraken met hoog virulent aviair influenza-virus ge-
rapporteerd sinds 1959, werden alle veroorzaakt door het
subtype H5 en H7. Een overzicht van deze uitbraken is te
vinden in tabel 1 (1,87, 59, 60).

Aviaire influenza-virus bij commerciële

eenden, wilde (water)vogels, (exotische)
siervogels, struisvogelachtigen en op
pluimveemarkten

Commercieel gehouden eenden

De prevalentie van aviaire influenza bij commercieel gehou-
den eenden zou aanzienlijk kunnen zijn, gezien het feit dat
deze dieren meestal in uitloopsystemen worden gehouden en
in contact kunnen komen met onder andere wilde soortgeno-
ten. Omdat infectie bij deze dieren nauwelijks tot klachten
leidt, wordt weinig onderzoek gedaan naar het voorkomen
van influenza bij deze bedrijfstak. Een enkele keer kan avi-
aire influenza bij commercieel gehouden eenden tot adem-
halingsproblemen leiden zoals gerapporteerd is in Canada,
Tsjecho-Slowakije, Engeland en Ukraïne (19). Bij markt-
eenden in Hong Kong vormde H5 2,4% van de virusisolaten,
H9 0,9% en de overige subtypes 2,7% (78). Op markten in
Taipei waren 7% (28/400) van de monsters van commerciële
eenden aviair influenza-virus positief versus 0/580 van de
kippen (101).

Cambodia

24.1.04

Wilde (water) vogels

De mate waarin het aviair influenza-virus bij wilde vogels
wordt aangetoond is sterk afhankelijk van de beschikbaarheid
van geld voor monitoringsprogramma\'s en de grootte van de
steekproeven. De betrokken vogelsoort, de leeftijd, de ge-
ografische locatie (trekroutes) en het seizoen zijn ook van be-
lang bij uitkomst van monitoringsonderzoek bij wilde vogels.

Viet Nam

Indonesia

8.1.04

29.1,04

-ocr page 431-

Tabel i. Overzicht van uitbraken van aviaire influenza sinds 1959.

.laar

Reglo/Iand

Diersoort

Subtype

1959

Schotland

Kip

H5N1

1963

Engeland

Kalkoen

H7N3

1966

Ontario (Canada)

Kalkoen

H5N9

1976

Victoria (Australië)

Kip

H7N7

1979

Duitsland

Kip

H7N7

1979

Engeland

Kalkoen

H7N7

1983-

1985

Pennsylvania (VS)

Kip, kalkoen

H5N2

1983

Ierland

Kalkoen

H5N8

1985

Victoria (Australië)

Kip

H7N7

1991

Engeland

Kalkoen

H5N1

1992

Victoria (Australië)

Kip

H7N3

1994

Queensland (Australië) Kip

H7N3

1994-

1995

Mexico

Kip

H5N2

1994

Pakistan

Kip

H7N3

1997

New South Wales

(Australië)

Kip

H7N4

1997

Hong Kong (China)

Kip

H5NI

1997

Italië

Kip

H5N2

1999-2000

Italië

Kalkoen

H7N1

2002

Hong Kong (China)

Kip

H5N1

2002

Chili

Kip

H7N3

2003

Nederland

Kip

H7N7

2003

Zuid-Korea

Kip

H5N1

2004

Vietnam

Kip

H5N1

2004

Japan

Kip

H5N1

2004

Thailand

Kip, eend, kalkoen, gans.

struisvogel, kwartel.

pauw, kraai, kat, tijger

H5N1

2004

Cambodja

Kip

H5N1

2004

Indonesië

Kip

H5N1

2004

Laos

Kip

H5N1

2004

China

Kip, eend, gans, duif

H5NI

2004

Pakistan

Kip

H7

2004

Texas (VS)

kip

H5N2

2004

British Columbia

(Canada)

Kip

H7N3

2004

Zuid-Afrika

Struisvogel

H5N2

2004

Maleisië

Kip, kwartel

H5NI

Een recente studie in Zuid-Afrika toonde H10N9 aan bij 3%
(8/262) van de watervogels nabij een struisvogelbedrijf (66).
Bij zilvermeeuwen aan de Kaspische zee komt aviair influ-
enza-virus (Hl3) voor (47). Bij de meeste studies wordt ech-
ter een bonte verzameling aan aviaire influenza subtypes aan-
getoond. In een Japanse studie werden bijvoorbeeld aviair
influenza-virus subtypes H3, H4, H6, H9, Hll en H13 ge-
vonden bij watervogels (61). Tijdens een grootschalige studie
verricht bij wilde eenden in Minnesota in de periode 1998-
2000 (32) werd een aviaire influenza prevalentie van 10,8%
(154/1423) gevonden. Eerder zijn echter hogere prevalenties
(61%) in de VS gevonden (36). In overeenstemming met de
resultaten van andere studies (35) bleek de prevalentie het
hoogst te zijn (11 tot 23%) bij jonge wilde eenden
(Anaspla-
tyrhynchos).
In deze studie werden de volgende HA virussub-
types vastgesteld: 2,3,4,5,6,7,9, 10,11 en 12.
Bij watervogels aan de Oostkust van Maryland (VS) werden
in 1998 meerdere subtypes van het aviair influenza-virus ge-
ïsoleerd in de trekperiode, maar niet in de periode ervoor.
Niet migrerende watervogelpopulaties worden kennelijk be-
smet door trekvogels en fungeren vervolgens (tijdelijk) ook
als reservoir voor het aviair influenza-virus (81).

Het aviair influenza-virus is ook bij wilde vogelpopulaties in
Europa aangetoond. Een recente studie van Fouchier en ande-
ren (24) waarbij 8500 wilde vogels in Noord-Europa bemon-
sterd werden, werd het aviair influenza-virus bij 1,4.%
(20/1387) van de ganzen, 2,6% (57/2232) van de eenden, 1,1%
(10/886) van de meeuwen en 11,1% (3/27) van de zeekoeten
aangetoond. HA-virussubtypes 1, 2, 3,4, 5, 6, 7, 10, 11 en 13
werden gevonden. Bij wilde eenden bemonsterd in Lekkerkerk
(Nederland) werden HA-subtypes 1,2,4,5 en 11 aangetroffen.
In een Italiaanse studie naar aviaire influenza bij wilde wa-
tervogels, werden antistoffen aangetoond bij 68% (312/456)
van de wilde eenden, 33% (19/57) van de overige zwemeen-
den en 22 % (26/115) van de duikeenden. Virus werd bij
circa 4% van de wilde eenden en 2% van de overige zwem-
eenden aangetoond. De virussen behoorden tot de subytpes
HI,H5enHIl (16).

Pluimveemarkten

Markten waar levend pluimvee verhandeld wordt vormen
een reservoir voor aviair influenza-virus dat sporadisch van
nieuwe virustypes wordt voorzien vanuit andere besmet-
tingsbronnen. In New York en New Yersey (VS) bleken in
2001 65 van 109 (59,6%) pluimveemarkten besmet te zijn
met aviair influenza-virus, waarbij 19,3% (303/1573) van de
monsters virus positief waren. Veelal werd subtype H7 aan-
getoond, en incidenteel H5 (9).

(Exotische) siervogels

Onderzoek naar aviaire influenza bij deze dieren vindt in de
regel slechts plaats tijdens de quarantaineperiode vóór in-
voer. Meest frequent geïsoleerd worden H3, H4 en een en-
kele keer H9 (3,75).

Struisvogelachtiger]

Aviair influenza-virus wordt bij struisvogelachtigen regelma-
tig geïsoleerd en deze dieren vormen ook een potentiële vi-
rusbron. Verschillende HA-subtypes (te weten: 3,4, 5, 7,9 en
10) zijn in het verleden gerapporteerd (5). Het betrof steeds
laag virulent aviair influenza-virus, behalve het virus van
H7N] subtype dat in Italië in 2000 een uitbraak veroorzaakte
(12) en het recentelijk in Zuid-Afrika geïsoleerde H5N2 (59).
In Nederland werd in 1994 laag virulent H5N9 geïsoleerd bij
emoe\'s. Twee jaar later werd bij Nederlandse struisvogels ge-
ëxporteerd naar Denemarken wederom aviair influenza-vi-
rus subtype H5 geïsoleerd (45).

Transmissie: aërogene verspreiding

van influenza-virus bij secundaire
verspreiding een reële mogelijkheid

Bronnen van aviaire inßuenza voor commercieel pluimvee
Mogelijke primaire bronnen van aviair influenza-virus voor
commercieel gehouden pluimvee zijn ander pluimvee, siervo-
gels, varkens en trekvogels (Figuur 6). Voornamelijk in ont-
wikkelingslanden en het Verre Oosten vormen markten waar
levend pluimvee verhandeld wordt een groot risico voor de ver-
spreiding van het aviair influenza-virus en het ontstaan van
nieuwe epidemieën omdat kippen daar met diverse andere
soorten pluimvee onder andere eenden in contact komen. Deze
markten hebben bijvoorbeeld een belangrijke rol gespeeld bij
de verspreiding van het H5N1 virus in Hong Kong (79).
Pluimveemarkten zijn ook van betekenis geweest bij de
verspreiding van hoog virulent aviair influenza-virus in

-ocr page 432-

Pennsylvania in 1983 (73). Vogeltentoonstellingen, vogelbeur-
zen en siervogelpopulaties in de westerse wereld dienen in dat
opzicht niet te worden vergeten. Vanuit vermelde bronnen kan
versleping via besmet schoeisel, kleding, gereedschap, enzo-
voorts naar commercieel pluimvee plaatsvinden. Bij kalkoe-
nen zijn aviaire influenza infecties beschreven welke vanuit het
varken door versleping tot stand kwamen (53).

Transmissie-route van wilde vogels naar pluimvee
Uitbraken van hoog virulent H5 en H7 lijken vooral op te tre-
den nadat de dieren eerst een infectie met laag virulent virus
van dezelfde subtypes afkomstig van wilde vogels (met
name Anseriformes en Charadriiformes) hebben opgelopen.
Na introductie wordt het laag virulent virus virulent door in-
sertie van multiple basische amminozuren op de splitsings-
plaats van het HA-O (6,13). De transmissie komt tot stand
doordat pluimvee direct of indirect in contact komt met be-
smette faeces. Wilde (water)vogels spelen mogelijk een pro-
minente rol bij uitbraken van aviaire influenza aangezien de
ziekte vaak wordt waargenomen op pluimveebedrijven die
op trekvogelroutes liggen, de aandoening vaker voorkomt bij
dieren met uitloop en een seizoensvariatie voorkomt in uit-
braken die samenvalt met de trek van de wilde vogels.
Het aviair influenza-virus dat verantwoordelijk was voor de
klassieke vogelpest epidemie in Nederland is zeer waar-
schijnlijk ontstaan uit een recombinatie van twee verschil-
lende subtypes afkomstig van wilde watervogels zoals met
sequentieonderzoek van het HA- en NA-gen is aangetoond.
Het H7 is namelijk nauw verwant aan dat van een H7N3-
virus eerder geïsoleerd uit een wilde eend
(Anas platyrhyn-
chos)
en het N7 lijkt sterk op dat van een H10N7-isolaat
eveneens afkomstig van een wilde eend (25). Via genoemde
wilde watervogels is het virus vermoedelijk als laag virulent
aviair influenza-virus in pluimveebestanden met uitloop te-
rechtgekomen waarna het in hoog virulent is veranderd en is
gaan spreiden (G. Koch, persoonlijke mededeling).
Mogelijk vormen wilde (water)vogels ook de bron van de in-
fectie met laag virulent H7 aviair influenza-virus bij com-
merciële bruine leghennen met uitloop op een bedrijf in
Uithuizermeeden in maart dit jaar. Dit bedrijf ligt vlak bij het
Wad in een (water)vogelrijk gebied. De uitbraak veroorzaakt
door hoog virulent H7N7 van vorig jaar is waarschijnlijk ook
begonnen na (indirect) contact met wilde (water)vogels, aan-
gezien vier van de zes aanvankelijk besmette bedrijven over
uitloop beschikten. In Duitsland is begin 2001 laag virulent
H7N7 uit kalkoenen met uitloop geïsoleerd. Deze dieren
kwamen in contact met wilde eenden die mogelijk als virus-
bron hebben gefungeerd (94). Laag virulent aviair influenza-
virus is niet alleen bij kippen, maar in maart dit jaar ook in
Lopik bij eenden met uitloop aangetroffen hoewel het bij
deze dieren subtype H5 betrof

Bij watervogels beperkt de infectie met aviaire influenza
zich vooral tot de darmen. Het virus wordt derhalve in grote
getale in de faeces uitgescheiden en contamineert zodoende
het oppervlaktewater waaruit het rechtstreeks te isoleren is
(34). In het wild wordt het virusreservoir instandgehouden
doordat oudere vogels op verzamelplaatsen jonge dieren, die
gevoeliger zijn, voor de trek te besmetten (35). Bij tamme
eenden wordt het virus op soortgelijke wijze van oudere naar
jonge dieren verspreid (48). Bij oudere dieren is het virus in
tegenstelling tot jonge dieren niet terug te vinden (71).

Verspreiding binnen het bedrijf

Binnen een koppel wordt het virus verspreid via direct con-

Primaire bronnen
aviair influenza-virus

Transmissie via direct contract .

-

Figuur 6. Belangrijke primaire bronnen van aviair influenza-virus zijn wilde vogels (vooral Anseriformes [watervogels, met name eenden] en Charadriiformes [steltvogels, al-
ken, sternen en meeuwen]), markten waar levend pluimvee verhandeld wordt, siervogels en varkens. Via direct contact of versleping kan het virus commercieel pluimvee berei-
ken. De opkomst van uitloopsystemen bij commercieel gehouden pluimvee heeft letterlijk de deur open gezet voor aviair influenza-virus bij deze categorie pluimvee vanuit het
reservoir van wilde vogels (aviair influenza-virusprevalenties van 61% zijn gerapporteerd bij jonge eenden).

-ocr page 433-

tact, maar ook op indirecte wijze via besmette materialen en
aërosolen (zie later). Ook kannibalisme kan van betekenis
zijn bij de verspreiding van het virus binnen een koppel.
Het aviair influenza-virus wordt uitgescheiden in se- en ex-
creta van neus, ogen, bek en cloaca van besmette dieren als
gevolg van replicatie in het ademhalingsapparaat, digestie-
apparaat en urogenitaal systeem. De significante bijdrage
van aerosol partikels aan de transmissie van aviair influenza-
virus wordt verklaard door het voorkomen van relatief hoge
concentraties infectieus virus in het ademhalingsapparaat.

Verspreiding tussen bedrijven.

Bij de secundaire verspreiding van aviair influenza-virus
tussen commerciële bedrijven spelen mechanische versle-
ping en verplaatsingen van reeds besmette dieren een zeer
belangrijke rol. Wilde vogels lijken hier van ondergeschikt
belang.

Hoewel virusreplicatie in het reproductieapparaat voorkomt,
is verticale transmissie nooit aangetoond. Daarom lijkt deze
route niet van belang voor de verspreiding van het virus tus-
sen bedrijven. Wel kan het virus op de eischaal en hierdoor
ook in het ei zelf worden aangetoond ten gevolge van conta-
minatie van de eischaal met besmette faeces. Echter, aange-
zien aviair influenza-virussen voor het embryo lethaal zijn,
is het uitkomen van deze eieren zeer onwaarschijnlijk (10,
58). Men dient echter wel rekening te houden met het feit dat
be.smette eieren als infectiebron kunnen fungeren.
In tegenstelling tot de gangbare mening dat humaan influ-
enza-virus vooral overgedragen wordt via direct contact
(orale route) blijkt uit de literatuur dat aërogene verspreiding
(waaronder aërosol) ook van groot belang is bij de transmis-
sie van het influenza-virus van mens tot mens (28,49,54,69,
89). Hierbij dient te worden opgemerkt dat een besmetting
per aërosol met influenza-virus effectiever is dan via de in-
tranasal route en zeker effectiever dan via orale route. Bij
vrijwilligers besmet via intranasale applicatie verliep de
griep milder dan na besmetting via aërosol (partikels < 10
^m). Bovendien was bij de intranasale toediening meer virus
nodig om infectie te bewerkstellingen (4,33). Aërosol trans-
missie van het aviair influenza-virus is experimenteel aange-
toond bij kwartels (92), nertsen (21) en, muizen en ratten
(76).

Het seizoen gebonden karakter, het ubiquitair voorkomen,
de explosieve uitbraken en het cyclisch patroon van griep-
epidemieën bij de mens is nog onbegrepen, maar door som-
mige wordt een verklaring gezocht in het atmosferisch trans-
port over lange afstanden van influenza-virus per aërosol
(31). Atmosferisch transport van virus over lange afstand is
aangetoond voor mond- en klauwzeervirus; namelijk trans-
port over de Baltische Zee (27) en het Nauw van Calais (17).
Atmosferisch transport over lange afstanden (> 9000 km) is
ook aangetoond voor aërosolen van stof, rook afkomstig van
bosbranden, luchtverontreiniging etcetera met behulp van
satellietbeelden en chemische fingerprinting. Recentelijk
heeft NASA het verband weten te leggen tussen een schim-
melinfectie
{Aspergillus sydowii) van koralen in de
Caribische Zee en de aanvoer van stof vanuit de Sahara
woestijn (67).

Een hoest- of niesbui kan I0\'\'-I0\'\' virus bevattende aërosol
partikels produceren welke lange tijd in de lucht kunnen
zweven. Een besmette populatie kan dus een aanzienlijke
hoeveelheid in de lucht zwevend virus produceren. De lage
temperaturen die op grote hoogte voorkomen zouden de
overleving van influenza-virus in de aërosol positief kunnen
beïnvloeden en hoewel speculatief, transport over lange af-
stand mogelijk maken, waarbij een lage relatieve luchtvoch-
tigheid gunstig is voor de overleving van het virus. UV-licht
kan het virus echter inactiveren, hoewel dit niet het geval is
wanneer het omhuld is in beschermende stofwolken.
Met betrekking tot pluimvee is aërogene transmissie van in-
fluenza-virus alleen aangetoond over korte afstanden (50-
100 m) en is derhalve in ieder geval van belang voor de sprei-
ding binnen een koppel en naar nabij gelegen stallen. Of
inactivatie van het virus in aërosolen door UV-licht versprei-
ding over lange afstand kan voorkomen is niet duidelijk. Met
name \'s nachts als de temperatuur daalt en UV-licht geen rol
speelt, lijken de overlevingskansen voor zwevend virus gro-
ter. Het zou ook mogelijk kunnen zijn dat bij de verspreiding
over grotere afstand grove stofpartikels/veertjes geladen met
virus een rol spelen. Het virus is dan mogelijk beter be-
schermd tegen inactivatie en zou vanaf windkracht 4 op de
schaal van Beaufort grote afstanden kunnen afleggen.
Hoewel bij aviaire influenza-uitbraken in andere landen
geen aanwijzingen zijn gevonden voor aërogene transmissie
van het virus over grote afstand (11,13,86), zal nog worden
onderzocht of dat in Nederland tijdens de laatste influenza-
epidemie wel mogelijk is geweest (A. Bouwma, persoonlijke
mededeling). Mogelijk heeft de in ons land veelvoorko-
mende mechanische ventilatie, in vergelijking met landen
als bijvoorbeeld Italië, voor een grotere virusuitstoot ge-
zorgd en aërogene transmissie mogelijk gemaakt.

De grenzen van eradicatie

De definitie van eradicatie is volgens de OIE het elimineren
van een pathogeen agens in een land of zone. Waarbij een
zone wordt aangemerkt als een duidelijk gedefinieerd deel
van een gebied in en een land met een onderscheidende dier-
gezondheidsstatus. De volgende zones worden herkend:
vrije-, geïnfecteerde-, surveillance- en bufferzone.
In humane geneeskunde wordt met eradicatie bedoeld het
wereldwijd elimineren van een pathogeen, zoals met het
pokkenvirus is gebeurd. Dit is een utopie, zelfs in zones zo-
als hierboven is vermeld, wanneer een ziektekiem een groot
dierlijk reservoir heeft, zoals aviair influenza-virus bij wilde
vogels. Men zou dus beter moeten aansturen op beheersing.
Sinds 1959 zijn wereldwijd 34 uitbraken met hoog virulent
aviair influenza-virus bij pluimvee gemeld. De eerste 21 uit-
braken dateren van vóór eind 2003 en tot die tijd werd aviaire
influenza als een betrekkelijke zeldzame aandoening be-
schouwd. De economische schade gemoeid met de laatste
dertien uitbraken is enorm. Volgens schatting, waren meer
dan honderd miljoen stuks pluimvee betrokken bij de bestrij-
ding hetgeen het aantal betrokken dieren bij de vijf grootste
uitbraken van vóór eind 2003 overtrof (97).
Het ziet ernaar uit dat de eradicatie van hoog virulent aviair
influenza-virus in de huidige situatie gedoemd is tot misluk-
ken. Met name in het Verre Oosten wordt de bestrijding met
een aantal nagenoeg onoverkomelijke moeilijkheden gecon-
fronteerd, waardoor contact met reservoirs in het wild ge-
waarborgd lijkt. In dit verband is de grootschaligheid van de
extensieve pluimvee productie zeer waarschijnlijk van grote
betekenis. In veel Oosterse landen wordt circa tachtig pro-
cent van de pluimveeproducten op kleinschalige en exten-
sieve wijze geproduceerd. Door de grote economische bij-
drage van deze vormen van pluimveehouderij stuit \'stam-

-ocr page 434-

ping out\' op veel verzet. Daarnaast veroorzaken gebrek aan
infrastructuur, middelen en ervaring met georganiseerde
ziektebestrijding een probleem bij de eradicatie. Als laatste
maakt ook het grote internationale karakter van de huidige
uitbraak de aanpak moeilijk.

In de westerse wereld vormt de terugkeer naar extensieve
productiesystemen in het kader van dierwelzijn een groot ri-
sico op uitbraken met het aviair influenza-virus. De grote
pluimveedichtheid is ook een factor die de efficiëntie van
\'stamping out\' in westerse landen in de weg kan staan en de
eradicatie van aviair influenza-virus enorm kan bemoeilij-
ken. Zelfs wanneer een land beschikt over goede infrastruc-
tuur en voldoende middelen kan de bestrijding lange tijd in
beslag nemen en grote economische verliezen veroorzaken
zoals tijdens de recente uitbraken in Italië en in ons eigen
land is gebleken. Bovendien, stuiten grootschalige ruimings-
acties op steeds meer maatschappelijk verzet en is de vraag
of de huidige aanpak haalbaar blijft. Eradicatie door middel
van \'stamping out\' is gebaseerd op economische overwegin-
gen maar de publieke opinie en ethische overwegingen zul-
len steeds zwaarder gaan wegen. Het preventief ruimen van
miljoenen (gezonde) dieren terwijl nog dagelijks mensen in
ontwikkelingslanden sterven door voedselgebrek, is onac-
ceptabel geworden. Bij een toenemende prevalentie van avi-
aire influenza zal derhalve de roep om alternatieve bestrij-
dingsstrategieën steeds luider worden. Vaccinatie zou een
waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de bestrijding
doordat het de gevoeligheid voor infectie en de virusuit-
scheiding kan verminderen. Hierdoor kan de incidentie van
nieuwe besmettingen, de contaminatie van de omgeving, en
het gevaar voor spreiding naar de mens afnemen.
In verschillende landen is het gebruik van influenza-vaccins
tegen H5 en H7 echter verboden, omdat het zou kunnen
interfereren met het \'stamping out\' beleid. De meeste vac-
cins die tot nu toe gebruikt zijn bestaan uit het volledige vi-
rus, geïnactiveerd met formaline of betapropiolactone en ge-
ëmulgeerd in minerale olie. Wil men naast vaccinatie ook
een \'stamping out\' beleid handhaven dan is het van belang
dat je de gevaccineerde dieren die met hoog virulent aviair
influenza-virus zijn geïnfecteerd kunt identificeren. Dit kan
gedaan worden door regelmatig virusisolaties uit te voeren
in een gevaccineerd koppel. Een andere mogelijkheid is om
verklikkerdieren bij de gevaccineerde dieren te plaatsen en
deze dieren regelmatig serologisch te onderzoeken. Verder
kan men gevaccineerde van met veldvirus geïnfecteerde die-
ren onderscheiden door de vaccinatie uit te voeren met een
markervaccin.

Een voorbeeld van markervaccins gebruikmakend van nieuwe
technologiën is H5 en H7 geproduceerd door baculovirussen
(14), en een recombinant vogelpokkenvaccin, dat het H7 tot
expressie brengt (8). Een klassiek markervaccin zou kunnen
bestaan uit een vaccinvirus met een ander neuraminidase gen
dan het veldvirus zoals in Italië wordt gebruikt.
In de VS wordt sinds 1970 op grote schaal geïnactiveerd vac-
cin gebruikt dat onder speciale licenties word geproduceerd
op commerciële basis (30,68). Deze vaccins worden voorna-
melijk gebruikt in kalkoenen tegen virussen die niet hoog
pathogeen zijn maar wel serieuze problemen veroorzaken.
Tot 1995 was het gebruik van vaccins van het H5- of H7-sub-
type verboden in de VS, maar sinds juli 1995 zijn deze vac-
cins toegestaan mits gebruikt onder strikte controle (51).
Laag virulent aviair influenza-virus infecties anders dan die
veroorzaakt door virussen van het H5- en H7-subtype vallen
niet onder de EU wetgeving en is dus het gebruik van vaccins
tegen deze virussen toegestaan.

Een andere mogelijkheid om aviaire influenza te bestrijden
zou zijn om kippenrassen te fokken die resistent tegen deze
aandoening gemaakt worden via klassieke fokprogramma\'s
of gebruikmakend van moderne moleculair biologische
technieken, waaronder RNA interferentie (RNAi) (26).
RNAi is gebaseerd op het feit dat niet viraal ds(dubbcl
strengs)RNA kan interfereren met viraal RNA wanneer het
dezelfde sequentie (genen) bevat. Het dsRNA wordt na een
aantal stappen enkelstrengs en past dan precies op het doel
RNA. Vervolgens wordt het doel RNA afgebroken door een
enzymcomplex. Zo kan een gen, in dit geval een virusgen,
worden uitgeschakeld en volgt geen eiwit(virus)productie.
Kippen die dsRNA complementair aan viraal RNA zouden
kunnen produceren, zouden theoretisch ongevoelig voor een
infectie met aviair influenza-virus kunnen zijn.

n Virus-subtype Virusbron Klinische verschijnselen

Sterfte (n) Referenties

Jaar

Locatie

1959

H7N7
H7N7
H7N7
H5N1

H9N

(laag virulent)

1996

1997

18

90 H7N7

2003

2004
2004
2004

17
27
2

H5N1
H5N1
H7N3

Na reis door Afrika,
Azië en Europa
1978-1979 Noord-west VS
Engeland
Hong Kong

1998-1999 China en Hong Kong

Nederland

Thailand
Vietnam
Canada

Onbekend Hepatitis Nee
Zeehonden Conjunctivitis Nee
Siervogels Conjunctivitis Nee
Kippen Koorts, ademhaling-
en digestiestoornissen Ja (6)

Kippen Koorts en ademhalings-

problemen bij 2 patiënten Nee

Kippen en

kalkoenen Conjunctivitis (78 gevallen),

griepverschijnselen (7 gevallen),
overige verschijnselen (4 gevallen)
en acute ademhalingsproblemen (1 geval) Ja (1)
Kippen Koorts, ademhaling-en digestiestoornissen Ja (12)

Kippen Koorts, ademhaling- en digestiestoornissen Ja (20)

Kippen Conjunctivitis, neusuitvloeiing Nee

(15)

(90,91)

(6)

(55)

(63)

(25,43)
(95, 99)
(96)
(98)

-ocr page 435-

Zoönotische aspecten van aviaire
influenza: een pandemie op komst?

Aviair influenza-virussen spreiden het beste binnen dezelfde
diersoort (intraspecies spreiding). Interspecies sprongen tre-
den af en toe op en zijn het meest efficiënt wanneer het nauw
verwante diersoorten betreft. Transmissie van aviair influ-
enza-virus naar de mens kwam tot voor kort sporadisch voor.
Sinds 1959 is transmissie van compleet aviair influenza-
virus naar de mens echter al negen keer beschreven.
Details van deze gevallen worden samengevat in tabel 2.
Het gemak waarmee aviair influenza-virussen interspecies
spreiden is afhankelijk van celreceptor specificiteit van on-
der andere de epitheelcellen van de luchtwegen. Dit ver-
klaart bijvoorbeeld het verschil in verspreiding van varkens
influenza-virus en het aviaire influenza naar de mens. Het
varkensvirus (dat vaker bij mensen wordt geïsoleerd) en het
humane influenza-virus binden vooral aan N-acetylneura-
mine zuur met a2,6-galactose-verbinding aan sialoligosac-
charide receptoren, het aviair influenza-virus bindt aan de-
zelfde receptor maar met a2,3-galactose-verbinding. Vogels
hebben vooral een a2,3-galactose-verbinding op de epi-
theelcellen van de luchtwegen, mensen a2,6-galactose-
verbinding en varkens beiden (37).

In een recente studie bleek dat aviair influenza-virussen
H5NI, H9N2, en H7N7 die mensen hadden besmet nog
steeds verschilden van humane varianten in hun celtropisme.
In dit onderzoek werd aangetoond dat humane virussen
in vi-
tro
bij voorkeur epitheelcellen zonder ciliën infecteren, ter-
wijl genoemde aviaire varianten een grotere affiniteit had-
den voor epitheelcellen met ciliën. Epitheelcellen zonder
ciliën hebben overwegend a2,6-galactose-verbindingen, ter-
wijl epitheelcellen met ciliën vooral a2,3-galactose-verbin-
dingen hebben. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit
dat hoewel deze varianten de sprong naar de mens hebben
gemaakt, de replicatie (en de daarop volgende transmissie)
beperkt is gebleven vanwege een begrensd celtropisme (50).
Behalve het virale HA, NA cn de celreceptor is de interne
genconstellatie ook van belang voor een succesvolle spe-
ciessprong (77). Van deze genen blijken het NS- en MI -gen
bepalend te zijn voor de replicatie efficiëntie in doelcellen en
zijn dus medeverantwoordelijk voor de infectieusiteit van
het virus (46,62). Virus waarbij het NS-gen vervangen werd
door dat van een influenza A-virus dat geadapteerd was aan
apen vero cellen, bleek beter te repliceren in genoemde cel-
len dan het uitgangsvirus (62). Bij beide onderzoeken moet
wel worden aangetekend dat het eenmalige
in vitro studies
betrof, en dat de vertaling naar een
in vivo situatie anders kan
uitpakken.

Bij de twee laatste van de drie grote pandemieën van humane
influenza is het nieuwe virus voortgekomen uit \'reassort-
ment\' dat waarschijnlijk in het varken (\'mixing vessel\')
plaatsvindt. Met name in geografische gebieden waar var-
kens, pluimvee en mensen in grote aantallen bij elkaar leven
(zoals het Verre Oosten) worden de nieuwe griepepidemieën
geboren. Theoretisch zou \'reassortment\' ook kunnen plaats-
vinden in een ander zoogdier of de mens. Op dit moment
wordt de mens als tweede potentieel belangrijke \'mixing
vessel\' beschouwd (Figuur 2). Gelet op de schrikbarende
toename van het aantal humane infecties met aviaire stam-
men tijdens vogelpestepidemieën lijkt deze optie steeds reë-
ler te worden. Belangrijke pandemieën van de twintigste
eeuw waren: in 1918-1919 [A(HINI)] de zogenaamde

Spaanse griep met naar schatting twintig miljoen slachtof-
fers wereldwijd, in 1957-1958 [A(H2N2)] genaamd de
Aziatische griep waarbij in de VS circa 70.000 doden vielen
en in 1968-1969 [A (H3N2)] de Hong Kong griep die in VS
verantwoordelijk was voor ongeveer 34.000 sterfgevallen
(85).

Tot 1997 waren de gedocumenteerde gevallen van humane
infecties met aviaire influenza summier. In dat jaar echter in-
fecteerde een H5Nl-stam in Hong Kong achttien mensen
waarvan er zes stierven. Gelijktijdig met de humane casu-
ïstieken was een epidemie gaande van hoog virulent aviaire
influenza-virus veroorzaakt door dezelfde stam in de pluim-
veepopulatie van Hong Kong. Nauw contact met besmet
pluimvee, bleek de bron te zijn van de humane infecties.
Verder bleek uit genetische studies dat het virus direct over-
gesprongen was van kippen naar mensen. De snelle ruiming
van het besmet pluimvee (binnen drie dagen anderhalf mil-
joen kippen) heeft mogelijk een pandemie afgewend.
In ons land werden tijdens de vogelpestepidemie met zeker-
heid negentig mensen besmet met aviair influenza-virus waar-
van één met dodelijke afloop (25, 43). Voorts hadden 453
mensen gezondheidsklachten gemeld die in verband werden
gebracht met de epidemie. Van deze mensen hadden 349 con-
junctivitis (43). Uit recent onderzoek is echter gebleken dat tij-
dens de uitbraak van aviaire influenza in Nederland veel meer
mensen zijn besmet dan aanvankelijk is aangenomen.
Waarschijnlijk zijn enkele duizenden mensen geïnfecteerd ge-
raakt, zoals met bloedonderzoek is aangetoond (M. Koop-
mans, persoonlijke mededeling).

Meer recentelijk (2004) zijn in Azië 44 humane casussen ge-
rapporteerd, hiervan hadden er 32 een dodelijke afloop.
Bovendien zijn onlangs de eerste aanwijzingen voor mens
tot mens transmissie gevonden (99). In Canada zijn onlangs
ook humane infecties met het vogelpestvirus gemeld. Het
betrof hetzelfde virus (H7N3) als dat bij pluimvee was aan-
getroffen (T. Booth, persoonlijk mededeling).
De grootschaligheid van de commerciële pluimveehouderij
en de toegenomen bevolkingsdichtheid maken de kans op
ontstaan van een nieuwe pandemie voor de mens door \'reas-
sortment\' van aviair en humaan influenza-virus steeds groter.
Het conceptdraaiboek van de WHO voor een pandemie be-
schrijft welke acties plaats moeten vinden bij het vaststellen
van een nieuw influenza-virus bij één humaan geval (fase O,
niveau 1), bij het voorkomen van twee of meer humane ge-
vallen (fase O, niveau 2) en bij het vaststellen van mens tot
mens transmissie (fase O, niveau 3). De recente humane in-
fecties met aviair influenza-virus leidden tot fase O, niveau 2
waarbij regionale en internationale surveillance en hulp bij
onderzoek naar uitbraken plaatsvindt en vaccins tegen de
nieuwe stam worden ontwikkeld en getest (93). Omdat mo-
menteel in Nederland onvoldoende antivirale middelen be-
schikbaar zijn in het geval van een pandemie en de vaccin-
productie achter de feiten aan zal lopen (de vaccinproductie
inclusief licentie duurt zes tot acht maanden), is het
Nederlands Influenza Vaccin Research Centrum (NIVA-
REC) opgericht. Dit centrum zal zich de komende vijfjaar
richten op de ontwikkeling van nieuwe influenzavaccin for-
muleringen en op methoden om snel en adequaat grote hoe-
veelheden vaccin te kunnen produceren. Ook in Europees
verband wordt samen met de industrie gekeken naar moge-
lijkheden voor ontwikkeling en productie van griepvaccins
tijdens een pandemie. De vraag is echter: zal het virus ons in-
halen?

-ocr page 436-

Literatuur

1. Agriculture, food and rural development, Government of Alberta,
2004. Avian influenza - Global update 2004. http://wwwl.agric.
gov.ab.ca/$departmcnt/dcptdocs.nsf/all/cpv8028?opendocument. (28
March 2004)

2. Alexander DJ. The history of avian influenza in Poultry. World Poultry
2000; 7-8.

3. Alexander DJ. Report on avian influenza in the Eastern hemisphere
during 1997-2002. Avian Dis 2003; 47; 792-7.

4. Alford RH, Kasel JA, Gerone PJ, and Knight V. Human influenza re-
sulting from aerosol inhalation. Proc Soc Exp Biol Med 1966; 122:
800-4.

5. Allwright DM. Burger WP, Geyer A, and Terblanche AW. Isolation of
an avian influenza A virus from ostriches (Struthio camelus). Avian
Pathol 1993;22:59-65.

6. Banks J, Speidel ES, Moore E, Plowright L, Piccirillo A, Capua 1,
Cordioli P, Fioretti A, and Alexander DJ. Changes in the haemaggluti-
nin and the neuraminidase genes prior to the emergence of highly
pathogenic H7N1 avian influenza viruses in Italy. Arch Virol. 2001;
146:963-73.

7. Becker WB. The isolation and classification of Tern Virus: influenza
A-Tem South Africa 1961. J Hyg Lond 1966; 64: 309-20.

8. Boyle DB, Selleck P, and Heine HG. Vaccinating chickens against
avian influenza with fowlpox recombinants expressing the H7 hae-
magglutinin. Aust Vet J 2000; 78:44-8.

9. Bulaga LL, Garber L, Senne DA, Myers TJ, Good R, Wainwright S,
Trock S, and Suarez DL. Epidemiologic and surveillance studies on
avian influenza in live-bird markets in New York and New Yersey.
Avian Dis 2003; 47: 966-1001.

10. Cappucci DT Jr, Johnson DC. Brugh M, Smith TM, Jackson CF,
Pearson JE, and Senne DA. Isolation of avian influenza virus (subtype
H5N2) from chicken eggs during a natural outbreak. Avian Dis 1985;
29: 1195-200.

11. Capua I, Marangon S, Selli L, Alexander DJ, Swayne DE, Pozza MD,
Parenti E, and Cancellotti FM. Outbreaks of highly pathogenic avian
influenza (H5N2) in Italy during Octobcr 1997-January 1998. Avian
Pathol 1999; 28; 455-60.

12. Capua 1, Mutinelli F, Terrigino C, Cattoli G, Manvell R, and Burlini F.
Highly pathogenic avian influenza (H7NI) in ostriches farmed in
Italy Vet Rec2000; 146:356.

13. Capua I, Marangon S, dalla Pozza M, Terregino C, and Cattoli G.
Avian influenza in Italy 1997-2001. Avian Dis 2003; 47(3): 839-43.

14. Crawford J. Wilkinson B, Vosnesensky A, Smith G, Garcia M, Stone
H, and Perdue ML. Baculovirus-derived hemagglutinin vaccines pro-
tect against lethal influenza infections by avian 115 and 117 subtypes.
Vaccine 1999; 17:2265-74.

15. Delay PD, Casey H, and Tubiash HS. Comparative study of fowl pla-
gue virus and a virus isolated from man. Public Health Rep 1967; 82:
615-20.

16. Dc Marco MA, Foni GE, Campitelli L, Raffini E, Di Trani L, Dclogu
M, Guberti V, Barigazzi G, and Donatelli 1. Circulation of Influenza
Virusses in Wild Waterfowl Wintering in Italy During the 1993-99
Period; Evidence Of Virus Shedding and Seroconversion in Wild
Ducks. Avian Dis 2003; 47: 861 -6.

17. Donaldson Al. Gloster J, Harvey LDJ, and Deans DH. Use of predic-
tion models to forecast and analyse airborne spread during the foot-
and-mouth disease outbreaks in Brittany, Jersey and the Isle of Wight
in 1981. Vet Rcc 1982; 110:53-7.

18. Easterday BC, Trainer DO, Tumova B. and Pereira HG. Evidence of in-
fection with influenza viruses in migratory waterfowl. Nature 1968;
219:523-4.

19. Easterday BC, and Tumova B. Avian Influenza. In MS Hofstad, BW
Calnek, CF Helmbolt. WM Reid, and HW Yoder, Jr. (eds.). Diseases of
Poultry, 6th ed. Iowa State University Press; Ames, lA, 1972; 670-700.

20. Eibers ARW. Kamps B, and Koch G. Assessment of the performance of
gross lesions at post-mortem for the detection of highly pathogenic
avian influenza (HPAI) outbreaks in the Netheriands. Avian Pathol
2004;33:418-22.

21. Englund L. Studies on influenza viruses H10N4 and H10N7 of avian
origin in mink. Vet Microbiol 2000; 74: 101-7.

22. European Commission Health and Consumer Protection Directorate
General (2000). The definition of avian influenza: the use of vaccina-
tion against avian influenza. European Commission Scientific
Committee on Animal Health and Animal Welfare. Document
Sanco/B3/AH/R 17/2000; 1-38.

23. Fouchier RA, Bestebroer TM, Herfst S, Kemp L van der,
Rimmelzwaan GF, and Osterhaus ADME. Detection of influenza A vi-
ruses from different species by PCR amplification of conserved se-
quences in the matrix gene [In Process Citation]. J Clin Microbiol
2000;38:4096-101.

24. Fouchier RA, Olsen B, Bestebroer TM, Herfst S, Kemp L van der,
Rimmelzwaan GF, and Osterhaus AD. Influenza A Virus Surveillance
in Wild Birds in Northern Europe in 1999 and 2000. Avian Dis 2003;
47: 857-60.

25. Fouchier RA. Schneeberger PM, Rozendaal FW, Broekman JM.
Kemink SA, Munster V, Kuiken T, Rimmelzwaan GF, Schutten M,
Doornum GJ van, Koch G, Bosman A, Koopmans M, and Osterhaus
AD. Avian influenza A virus (H7N7) associated with human conjunc-
tivitis and a fatal case of acute respiratory distress syndrome. Proc Natl
Acad Sci USA 2004; 101:1356-61.

26. Ge Q, McManus MT, Nguyen T, Shen CH, Sharp PA, Eisen HN, and
Chen J. RNA interference of influenza virus production by directly tar-
geting mRNA for degradation and indirectly inhibiting all viral RNA
transcription. Proc Natl Acad Sci U S A 2003; 100 :2718-23.

27. Gloster J, Sellers RF, and Donaldson Al. Long distance transport of
foot-and-mouth disease virus over the sea. Vet Rec 1982; 110: 47-52.

28. Grais RF Ellis JH, Kress A, and Glass GE. Modeling the spread of an-
nual influenza epidemics in the U.S.: the potential role of air travel.
Health Care Manag Sci. 2004; 7; 127-34.

29. Gubareva LV, Webster RG, and Hayden FG. Comparison of the activi-
ties of zanamivir, oseltamivir, and RWJ-270201 against clinical iso-
lates of influenza virus and neuraminidase inhibitor-resistant variants.
Antimicrob Agents Chemother 2001; 45: 3403-8.

30. Halvorson DA. Strengths and weaknesses of vaccines as a control tool
Proc 4"" Int Symp Avian Influenza. U.S. Animal Health Association:
Richmond, VA. 1998; 223-7.

31. Hammond GW, Raddatz RL, and Gelskey DE. Impact of atmospheric
dispersion and transport of viral aero.sols on the epidemiology of influ-
enza. Reviews of Infectious Diseases 1989; 11: 494-7.

32. Hanson BA, Stallknecht DE, Swayne DE, Lewis LA, and Senne DA.
Avian Influenza Viruses in Minnesota Ducks During 1998-2000.
Avian Dis 2003; 47: 867-71.

33. Henle W, Henle G, Stokes JJr, and Maris EP Experimental exposure of
human subjects to viru.ses of influenza. J Immunology 1945; 52: 145-
65.

34. Hinshaw VS, Webster RG, and Turner B. Water-borne transmission of
influenza A viruses? Intervirology 1979; 11: 66-8.

35. Hin.shaw VS, Webster RG, and Turner B. The perpetuation of ortho-
myxoviruses and paramyxoviruses in Canadian waterfowl. Can J
Microbiol 1980;26:622-9.

36. Hinshaw VS, Wood JM, Webster RG, Deibel R, and Turner B.
Circulation of influenza viruses and paramyxoviruses in waterfowl
originating from two different areas of North America. Bull WHO
1985;63:711-9.

37. Ito T, Couceiro JNSS, Kelm S, Baum LG. Krauss S, Castrucci MR,
Donatelli I, Kida H. Paulson JC, Webster RG, and Kawaoka Y.
Molecular basis for the generation in pigs of influenza A viruses with
pandemic potential. J Virol 1998; 72: 7367-73.

38. Kawaoka Y, Naeve CW, and Webster RG. Is virulence of II5N2 influ-
enza viruses in chickens associated with loss of carbohydrate from the
hemagglutinin? Virology 1984; 139:303-16.

39. Kawaoka Y. and Webster RG. Evolution of the A/Chicken/
Pennsylvania/83 {H5N2) influenza virus. Virology 1985; 146: 130-7.

40. Kida H, Yanagawa R, and Matsucka Y. Duck influenza lacking evi-
dence of disease signs and immune response. Infect Immun 1980; 30:
547-53.

41. Ki.so M, Mitamura K, Sakai-Tagawa Y, Shiraishi K, Kawakami C,
Kimura K, Hayden FG, Sugaya N, and Kawaoka Y. Resistant influenza
A viruses in children treated with oseltamivir: descriptive study.
Lancet 2004; 364: 759-65.

42. Kodihalli S, Sivanandan V, Nagaraja KV, Goyal SM, and Halvorson
DA. Antigen-Capture Enzyme-lmmunoassay for Detection of Avian
Influenza-Virus in Turkeys. Am J Vet Res 1993;54: 1385-90.

43. Koopmans M, Wilbrink B, Conyn M, Natrop G, Nat H van der.
Vennema H, Meijer A, van Steenbergen J, Fouchier R, Osterhaus A,
Bosman A. Transmission of H7N7 avian influenza A virus to human
beings during a large outbreak in commercial poultry farms in the
Netheriands. Lancet 2004; 363: 587-93.

44. Lamb RA, and Krug RM. Orthomyxoviridae: The viruses and their re-
plication. In B. N. Field, D. M. Knipe, and R M. Howley (eds.). Fields
Virology Lippincott-Raven: NY, 1996; 1353-95.

45. Landman WJM. Aviaire influenza een potentiële bedreiging voor de

-ocr page 437-

pluimveehouderij. Tijdschr Diergeneeskd 1996; 121:651-2.

46. LiuT, Muller J, andYeZ. Association of influenza virus matrix protein
with ribonucleoproteins may control viral growth and morphology
Virology 2002; 304: 89-96.

47. Lvov D K, Yamnikova SS, Gambaryan AS, Fedyakina IT, and
Matrosovich MN. Isolation of Influenza viruses from wild birds in the
Volga river basin and in the North Caspian region. Int Congr Ser 2001;
1219:251-8.

48. Markwell DD, and Shortridge K.F. Possible waterborne transmissions
and maintenance of influenza viruses in domestic ducks. App Environ
Microbiol 1981; 43: 110-6.

49. Marsden AG. Influenza outbreak related to air travel. Med J Aust.
2003; 179: 172-3.

50. Matrosovich MN, Matrosovich TY, Gray T, Roberts NA, and Klenk
HD. Human and avian influenza viruses target different cell types in
cultures of human airway epithelium. Proc Natl Acad Sci USA 2004;
Mar 15 [Epub ahead of print],

51. Meyers TJ, and Morgan AR Policy and guidance for licensure of aviain
influenza vaccines in the United States. Proc 4th Int Symp Avian
Influenza. U.S. Animal Health Association: Richmond, VA. 1998:
373-78

52. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dossier klas-
sieke vogelpest, http://www.minlnv.nl/vogelpest/ (3 mei 2004).

53. Mohan R, SaifYM, Erickson GA, Gustafson GA, and Easterday BC.
Serologic and epidemiologie evidence of infection in turkeys with an
agent related to the swine influenza virus. Avian Dis 1981; 25: 11-6.

54. Moser MR, Bender TR, Margolis HS, Noble GR, Kendal AP, and
Ritter DG. An outbreak of influenza aboard a commercial airiiner. Am
J Epidemiol. 1979; 110: 1-6.

55. Mounts AW, Kwong H, Izurieta HS, Ho Y, Au T, Lee M, Buxton BC,
Williams SW, Mak KH, Katz JM, Thompson WW, Cox NJ, and
Fukuda K. Case-control study of risk factors for avian influenza A
{H5N1) disease. Hong Kong, 1997. J Infect Dis 1999; 180: 505-8.

56. Murphy BR, and Webster RG. Orthomyxovimses. In B. N. Fields, D.
M. Knipe, andP. M. Howley (eds.). Fields Virology, 3"* ed. Lippincott:
Raven, PA, 1996; 1397-445.

57. Nakamura RM, and Easterday BC. Serological studies of influenza in
animals. Bull Worid Health Organisation 1967; 37: 559-67.

58. Narayan O, Lang G, and Rouse ST. A new influenza A virus infection
in turkeys. IV Experimental susceptibility of domestic birds to virus
.strain ty/Ontario/7732/I966. Arch ges Virusforsch 1969; 26: 149-65.

59. OIE. Disease information. http://www.oie.int/eng/info/hebdo/A_
INFO.htm;( 12 September 2004).

60. OIE. Update on avian inlluenza in animals in Asia (Type H5). 10
September 2004. http://www.oie.int/downld/AVIAN INFLU-
ENZA/A_AI-Asia.htm; (12 September 2004).

61. Okazaki K, Takada A, Ito T, Imai M, Takakuwa H, Hatta M, Ozaki H,
Tanizaki T, Nagano T, Ninomiya A, Demenev VA, Tyaptirganov MM,
Karatayeva TD, Yamnikova SS, Lvov DK, and Kida H. Precursor genes
of future pandemic influenza viruses are Perpetuated in ducks nesting
in Siberia. Arch Virol 2000; 145: 885-93.

62. Ozaki H. Govorkova EA, Li C, Xiong X, Webster RG, and Webby RJ.
Generation of high-yielding influenza A viruses in African green mon-
key kidney (Vero) cells by reverse genetics. J Virol 2004; 78: 1851-7.

63. Peiris M, Yuen KY, Leung CW, Chan KH, Ip PL, Lai RW, Orr WK, and
Shortridge KF. Human infection with influenza H9N2 [letter]. Lancet
1999;354:916-7.

64. Perdue M, Crawford J, Garcia M, Latimer J, and Swayne D.
Occurrence and possible mechanisms of cleavage site insertions in the
avian influenza hemagglutinin gene. Proc 4"" Int Symp Avian
Influenza. U.S. Animal Health Association: Richmond, VA. 1998;
182-93.

65. Perroncito: I878.CitedbyGerlach. 1929, Kolle and Wass. Path. Mikr.,
p. 165.

66. Pfitzer S, Venvoerd DJ, Gerdes GH, Labuschagne AE, Erasmus A,
Manvell RJ, and Grund C. Newcastle disease and avian influenza A
vims in wild Waterfowl with particular reference to the risks of
Transmission to ostriches in the Little Karoo, South Afrika. Avian Dis
2000; 44: 655-60.

67. Pohl O. Disease dust up. Sci Am 2003; 289 (I): 10-11.

68. Price RJ. Commercial avian influenza vaccines. Proc 1"\' Int Symp
Avian Influenza. Carter Comp. Corp.: Richmond, VA, USA. 1982:
178-9.

69. Regan SF, and Fowler C. Influenza. Past, present, and future. J
Gerontol Nurs. 2002; 28: 30-7; quiz 52-3.

70. Rott R. The pathogenic determinant of influenza virus. Vet Microbiol
1992;33:303-10.

71. Sandhu T, and Hinshaw V. Influenza A virus infection of domestic
ducks. Proc 1st Int Symp Avian Influenza. Carter Comp. Corp.:
Richmond, VA, US A. 1982; 93-9.

72. Schäfer W. Vergleichende sero-immunologische Untersuchungen über
die viren der influenza und klassichen geflugelpcst. Z Naturforsch
1955; lOB: 81-91.

73. Senne DA, Pearson JE, and Panigraphy B. Live poultry markets: a mis-
sing link in the epidemiology of avian influenza. Proc 3"* Int Symp
Avian Influenza. U.S. Health Association: Richmond, VA, 1993; 7-19.

74. Senne DA, Panigrahy B, Kawaoka Y, Pearson JE, Suss J, Lipkind M,
Kida H, and Webster RG. Survey of the hemagglutinin (HA) cleavage
site sequence of H5 and H7 avian influenza viruses: amino acid se-
quence at the HA cleavage site as a marker of pathogenicity potential.
Avian Dis 1996; 40:425-37.

75. Senne DA. Avian influenza in the Western hemisphere including the
pacific islands and Australia. Avian Dis 2003; 47: 798-805.

76. Sergeev AN, Zhukov VA, Poryvaev VD, P\'ankov OV, Shishkina LN,
Petrishchenko VA, P\'ankova OG, Bulychev LE, and Safatov AS. The
simple method of direct estimation of infectious process in mice and
rats aerogenically infected with influenza virus. Vopr Virusol 2002;
47: 44-6.

77. Shaw M, Cooper L, Xu X, Thompson W, Krauss S, Guan Y, Zhou N,
Klimov A, Cox N, Webster R, Lim W, Shortridge K, and Subbarao K.
Molecular changes associated with the transmission of avian influenza
aH5Nl and H9N2 viruses to humans. J Med Virol 2002; 66: 107-14.

78. Shortridge KF Poultry and the influenza H5N1 Outbreak in Hong
Kong, 1997: abridged chronology and Virus isolation. Vaccine 1999;
I7:S26-S9.

79. Sims LD, Ellis TM, Liu KK, Dyrting K, Wong H, Peiris M, Guan Y,
and Shortridge KF Avian influenza in Hong Kong 1997-2002. Avian
Dis 2003;47:832-8.

80. Skeeles JK, Morressey RL, Nagy A, Helm F, Bunn TO, Langford MJ,
Long RE, and Apple RO. The use of fluorescent antibody (FA) techni-
ques for rapid diagnosis of avian influenza (H5N2) associated with the
Pennsylvania outbreak of 1983-1984. Proc 35"" North Central Avian
DisConfl984:32.

81. Slemons RD, Hansen WR, Converse KA, and Senne DA. Type A
Influenza Virus Surveillance in Free-Flying Nonmigratory Ducks
Residing on the Eastern Shore of Maryland. Avian Dis 2003; 47: 1107-
10.

82. Stallknechi DE. Ecology and epidemiology of avian influenza viruses
in wild bird populations: Waterfowl, shorebirds, pclicans, cormorants,
etc. Proc 4"" Int Symp Avian Influenza. US Animal Health Association:
Richmond, VA. 1998; 61-9.

83. Stienckc-Grober A, Vey M, Angliker H, Shaw E, Thomas G, Roberts
C, Klenk HD, and Garten W. Influenza virus hemagglutinin with mul-
tibasic cleavage site is activated by furin, a subtilisin-like endoprote-
ase. EMBOJ 1992; 11:2407-14.

84. Swayne DE, Senne DA, and Beard CW. Influenza. In DE Swayne, JR
Glisson, MW Jackwood, JE Pearson, and WM Reed (eds.). Isolation
and Identification of Avian Pathogens, 4th ed. American Association
of Avian Pathologists: Kennett Square, PA, 1998; 150-5.

85. United States Department of Health and Human Services. Pandemics
and Pandemic Scares in the 20th Century. National Vaccine Program
Office. http;//www.dhhs.gov/nvpo/pandemics/flu3.htm#9 (2004); (12
September 2004).

86. Utterback W. Update on avian influenza through February 21,1984 in
Pennsylvania and Virginia. Proc 33"* West Poult Dis Conf 1984; 4-7.

87. Van Campen H, Easterday BC, and Hinshaw VS. Virulent avian influ-
enza A viruses: Their efTect on avian lymphocytes and macrophages
in
vivo
and in vitro. J Gen Virol 1989; 70: 2887-95.

88. Vey M, Oriich M, Adler S, Klenk HD, Rott R, and Garten W.
Hemagglutinin activation of pathogenic avian influenza viruses of se-
rotype H7 requires the protease recognition motif R-X-K/R-R.
Virology 1992; 188:408-13.

89. Webster RG. Influenza virus: transmission between species and rele-
vance to emergence of the next human pandemic. Arch Virol Suppl.
1997; 13: 105-13.

90. Webster RG, Geraci J, Petursson G, and Skirnisson K. Conjunctivitis
in human beings caused by influenza. A virus of seals [letter]. N Engl J
Med 1981;304:9I1.

91. Webster RG, Hinshaw VS. Bean WJ, Wyke KL van, Geraci JR, St
Aubin DJ, and Petursson G. Characterization of an influenza A virus
from seals. Virology 1981; 113: 712-24.

92. Webster RG, Guan Y, Peiris M, Walker D, Krauss S, Zhou NN,
Govorkova EA, Ellis TM, Dyrting KC, SitT, Perez DR, and Shortridge
KF. Characterization of H5N1 influenza viruses that continue to circu-

-ocr page 438-

late in geese in soutlieastern China. J Virol. 2002; 76: 118-26.

93. Weir E, Wong T, and Geinmill I.Avian influenza outbreak: update. Can
Med Assoc J 2004; 170: 785-6.

94. Werner O, Starick E, and Grund CH. Isolation and characterization of a
low-pathogenicity H7N7 influenza virus from a turkey in a small mixed
free-range poultry flock in Germany Avian Dis 2003; 47: 1104-6.

95. WHO. Avian influenza A (H5N1) -update 33: situation (human) in
Thailand. Communicable disease surveillance and response.
http://www.who.int/csr/don/2004_03_l7/en/ (2004); (22 March 2004).

96. WHO. Confirmed Human Cases of Avian Influenza A(H5N1).
Communicable disease surveillance and response, http://www.who.int
/csr/disease/avian_influenza/country/cases_table_2004_09_07/en/
(2004); (12 September 2004).

97. WHO. Avian influenza A(H5N1)- update 31: situation (poultry) in
Asia: need for a long-term response, comparison with previous out-
breaks. http://www.who.int/csr/don/20()4_03_02/en/ (2004); (28
March 2004).

98. WHO. Avian influenza A human infections in Canada. Communicable
disease surveillance and response. http://www,who.int/csr/don
/2004_04_05/en/ (2004); (13 April 2004).

99. WHO. Avian influenza - situation in Thailand. Communicable disease
surveillance and response, http://www.who.int/csr/dony2004_10_25
/en/ (2004); (3 november 2004).

100. Wood GW, McCauley JW, Bashiruddin JB, and Alexander DJ.
Deduced amino acid sequences at the haemagglutinin cleavage site of
avian influenza A viruses of H5 and H7 subtypes. Arch of Biology
1993; 130:209-17.

101. Yen HL, Cheng MC, Liu JL, K.ao CL, Shih SR, Cox NJ, Webster RG,
and King CC. Influenza surveillance in poultry market and its inter-
species transmission in Taiwan. Int Congr Series 2001; 1219: 201 -11.

Nu verkrijgbaar bij Animo Veterinary Publishers:

Anesthesiologie

LJ. Hellebrekers en P. van Dijk (red.)
ISBN: 9076952027, Prijs: € 40,-

Opleiding
ACUPUNCTUUR

Inhoudsopgave:

Fysiologie • Farmacologie • Klinische farmacologie • Injectle-anesthesie • Inhalatie-
anesthesie • Algehele anesthesie van het paard • Arbo en veiligheid ♦ Beademing
en bewaking

NEDERLANDSE ARTSEN
ACUPUNCTUUR STICHTING

Q)

Ims

Parasieten bij hond en kat

P.A.M. Overgaauw en E. Claerebout (red.)
ISBN: 9076952019, Prijs: € 22,-

Inhoudsopgave:

Endoparasieten • Parasitaire dermatosen bii hond en l^at • Parasitaire infecties bii
pups en Itiltens • Parasitaire zoönosen overgedragen door hond en kat • Risico\'s
van parasitaire infecties in het buitenland

\'Conclusie: Volledig en mede door de plaatjes prettig te lezen.
Zeer aan te bevelen voor dierenartsen en studenten dierge-
neeskunde\'.
{Tijdschrift voor Diergeneeskunde)

Organisatie en communicatie in de praktlik;
een sociocratische aanpak

N. Endenburg en G. Endenburg (red.)
ISBN: 9076952035, Prijs: € 20

<
fD

rD

03

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(NAAS) organiseert wederom haar succesvolle
acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi en fysiotherapeu-
ten. Deze 3-jarige basisopleiding bestaat uit elk 6
weekenden 3 weekenden praktijk per jaar en be-
gint de versnelde A-cursus op zaterdag 8 januari
2005. De lessen worden gegeven op zaterdagen en
zondagen van 10 tot 17 uur in hetVan derValk mo-
tel, te Vught bij \'s-Hertogenbosch.

Inhoudsopgave:

Van dierenartsenpraktijk naar Veterinair Service Centrum: welke gevolgen heeft dat
voor de dierenarts? • Het produceren van organisatie • De lege methode: socio-
cratie ♦ Het fundament van een organisatie • Het opbouwen van een organisatie •
Communicatie • Vergaderen, een vak • Het proces van doelrealisatie • Het maken
van een dierenartsenpraktijk; alle stappen op een rij • Slotwoord

Alle boeken zijn via de boel^handel verkrijgbaar. U kunt ons
ook een e-mail sturen (animo.publishers@planet.nl) en dan
sturen wij u het boek toe.

o;
U)\'

CD

(7

Voor meer informatie:
NAAS, Postbus 177
1200 AD Hilversum
(035)6230779

E-mail: mem.gottmer@planet.nl

-ocr page 439-

VERTAALD ARTIKEL UIT AVIAN DISEASES 2004; 48: 691-705

De hoog-pathogene aviaire influenza A (HyNyj-epidemie in
Nederland in 2003: lessen te leren uit de eerste vijf uitbraken^

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 12g: 797-S06

A.R.W. Eibers\'"\'*, TH.F. Fabri\', TS. de Vries\', J.J. de Wit\', A. Pijpers\'en C. Koch\'

Vertaald artikel

Samenvatting

Klinische verschijnselen en pathologische bevindingen in
pluimvee van de eerste vijf geïnfecteerde bedrijven voor-
afgaande aan de detectie van de primaire uitbraak van
hoog-pathogene aviaire influenza (HPAI) van het sub-
type H7N7 gedurende de Aviaire Influenza (AI) epidemie
in Nederland in 2003 worden beschreven.
De afwezigheid van HPAI in Nederland in meer dan 75
jaar creëerde een situatie waarin pluimveehouders en
pluimveedierenartsen niet dachten aan AI in de differen-
tiaaldiagnose als mogelijke oorzaak van de klinische pro-
blemen die werden gezien. Duidelijk verhoogde en pro-
gressieve sterfte - die tot catastrofale hoogte opliep - werd
door pluimveehouders of pluimveedierenartsen niet ge-
rapporteerd aan het daarvoor bedoelde centrale meld-
punt bij de overheid. Het duurde uiteindelijk vier dagen
vanaf de eerste zending van materiaal voor sectieonder-
zoek naar de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) om
melding te maken van een ernstige verdenking van vogel-
pest op basis van een positieve uitslag van een immunoflu-
orescentietest (IFT). De pathologische bevindingen bij
sectieonderzoek voldeden niet aan de beschrijvingen in de
literatuur, met name het gebrek aan hacmorrhagische
veranderingen in weefsels en gebrek aan oedeemvorming
en cyanose bij de kam en lellen was opvallend. De vol-
gende lessen zijn te trekken uit deze epidemie:
a) verhoogde en toenemende sterfte moet een signaal in de
toekomst zijn om AI uit te sluiten als oorzaak van ziekte-
problemen op pluimveebedrijven; b) intensief contact tus-
sen de practicus in het veld en de dierenartsen die sectie-
onderzoek verrichten bij de GD is nodig om alle relevante
gegevens en ontwikkelingen ter beschikking te hebben om
tot een uiteindelijke diagnose te komen van de ziektesitua-
tie; c) in een anamnese, waarin hoge of verhoogde sterfte
wordt gerapporteerd, moet deze sterfte worden gekwanti-
ficeerd (aantal dode vogels ten opzichte van het aantal op-
gezette vogels met daarbij het tijdsstip in de productie-
fase), anders kan sterfte niet goed worden geïnterpreteerd;
d) indien klinische verschijnselen als verhoogde sterfte
duiden op een mogelijkheid van AI, moet de patholoog be-
sluiten voor het doorsturen van klinisch monstermateriaal

Divisie Virologie. Centraal Insiiluui voor DierziekleConiroie Lelvslad (CTDC-
Leiysiad). Postbus 2004. 8203 AA Lelystad
Gezondheid.\'idienst voor Dieren, Postbus 9. 7400 AA Deventer
Correspondentie-adres: CIDC-Lelystad, Divisie Virologie, Postbus 2004, 8203 AA
Lelystad (armin.elbers@wurnl).

• Gebaseerd op een vertaling en bewerking van het manuscript dat eerder gepubli-
ceerd werd in: Avian Diseases 2004: 48: 691-705. De redactie van Avian Diseases
wordt bedankt voor het verlenen van ontheffing van copyright.

naar het nationale referentielaboratorium, ook als het sec-
tieonderzoek geen specifieke aanwijzingen oplevert voor
AI; e) de beste manier om zo spoedig mogelijk een HPAI-
uitbraak op te sporen is om pluimveehouders en/of hun
pluimveepracticus het optreden van verhoogde sterfte of
een sterke verlaging van voer- of wateropname of een aan-
zienlij ke eilegdaling onmiddellijk te laten rapporteren aan
het centrale meldsysteem; f) om uitbraken van laag-pa-
thogene AI (LPAI) te kunnen detecteren die mogelijk zou-
den kunnen veranderen in HPAI, moet een continue moni-
toring worden uitgevoerd, waarbij commercieel pluimvee
wordt gescreend op aanwezigheid van antistoffen tegen
Al-virus van het H5- en H7-subtype.

Inleiding

Klassieke Vogelpest (VP) of hoog-pathogene Aviaire
Influenza (HPAI) is een ziekte die veroorzaakt wordt door in-
fluenza A-virussen. De ziekte werd in Nederland voor het
eerst vastgesteld bij kippen in 1924 in Achterveld,
Scherpenzeel en Woudenberg, hetzelfde gebied waar in 2003
de epidemie zich sterk uitbreidde. Een zich sterk versprei-
dende VP-uitbraak werd beschreven in 1927 (14). VP werd
nooit eerder gerapporteerd door Nederland aan de Office
International des Épizooties (OIE) in Parijs. Echter, na afwe-
zigheid van meer dan 75 jaar werd een serieuze verdenking
van een infectie bij pluimvee met HPAl-virus bij verschil-
lende pluimveebedrijven in de Gelderse Vallei uitgesproken
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) op vrijdag 28 fe-
bruari 2003. De Gelderse Vallei is een gebied met een hoge
pluimvee- en pluimveebedrijvendichtheid. De overheid werd
op de hoogte gesteld, en dit was de start van een zeer grote
HPAI-epidemie, waarin met name de gebieden met een hoge
pluimveedichtheid werden getroffen.
Ondanks controle-maatregelen, zoals transportrestricties, in-
stelling van beschermings- en toezichtsgebieden, het ruimen
van besmette pluimveebedrijven, het preventief ruimen van ge-
vaariijke contacten en pluimveebedrijven in een straal van 1
km rond een besmet bedrijf, het instellen van bufferzones door
deze gebieden volledig van pluimvee te ontdoen, en het com-
partimenteren van Nederland in afzonderlijke regio\'s, werden
in totaal 255 pluimveebedrijven besmet, en werden 1.381 com-
merciële en 16.521 hobbypluimveebedrijven geruimd (3). Het
totaal aantal Al-gevoelige dieren dat werd gedood bedroeg
bijna dertig miljoen: 175.000 dieren van hobbyhouders, onge-
veer 25 miljoen dieren als gevolg van het ruimen van besmette
bedrijven en preventieve ruiming, en 4.5 miljoen dieren voor
welzijnsredenen. Bovendien trad er transmissie op naar men-
sen die direct in contact waren gekomen met besmet pluimvee,
en waren er aanwijzingen voor enkele persoon-naar-persoon
overdracht van Al-virus en de dood van een pluimveedieren-
arts van de GD (12,19). De doelstelling van dit case-rapport is
het beschrijven van de klinische verschijnselen die werden ge-

-ocr page 440-

zien in de pluimveeicoppeis en de patiiologische bevindingen
die werden gedaan tijdens het sectieonderzoek bij de GD, voor-
afgaande aan het uitspreken van de verdenking van een Al-be-
smetting in de eerste vijf besmette pluimveebedrijven. Onze
bevindingen worden bediscussieerd in het kader van ervarin-
gen in andere landen met dergelijke uitbraken. Een andere
doelstelling is om waardevolle lessen te kunnen trekken, om
daardoor eerder een eerste uitbraak te kunnen opsporen.

Materiaal en Methode

Pluimveebedrijven

Een beschrijving van de pluimveebedrijven die waren betrok-
ken bij de eerste vijf uitbraken voorafgaande aan de detectie
van het index-bedrijf:

Case 1 had twee grote volièrestallen (met uitloop) en een
kleine grondstal:

- In Stal 1 zijn op IO september 2002 in totaal 7.175 leghen-
nen opgezet; in de vier weken voorafgaande aan de Al-uit-
braak is geen gebruikgemaakt van de uitloop;

- In Stal 2 zijn op 10 april 2002 in totaal 21.350 leghennen
opgezet; dieren hebben in de weken voorafgaande aan de
Al-uitbraak gebruikgemaakt van de uitloop;

- In Stal 3 zijn op 8 en 9 oktober 2002 in totaal 550 leghen-
nen opgezet.

Case 2 had twee batterijstallen:

- In Stal 1 zijn op 8 november 2002 in totaal 37.375 leghen-
nen opgezet;

- In Stal 2 zijn op 3 september 2002 in totaal 38.012 leghen-
nen opgezet.

Case 3 had drie stallen met leghennen met uitloop:

- In Stal I zijn op 13 februari 2002 in totaal 7.600 leghennen
opgezet;

- In Stal 2 zijn op 13 februari 2002 in totaal 12.100 leghen-
nen opgezet;

- In Stal 3 zijn op 13 februari 2002 in totaal 6.800 leghennen
opgezet.

Case 4 had twee stallen (met uitloop):

- In Stal 1 zijn op 26 juni 2002 17.000 leghennen opgezet;

- In Stal 2 zijn op 26 juni 2002 10.000 leghennen opgezet.

Case 5 had twee stallen (zonder uitloop):

- In Stal I zijn op 22 februari 2002 in totaal 4504 vleeskui-
kenouderdieren opgezet;

- In stal 2 zijn op 22 februari 2002 in totaal 4300 vleeskui-
kenouderdieren opgezet.

Deze vijf bedrijven waren gelokaliseerd in de Gelderse Vallei,
een gebied in het centraal-oostelijke gedeelte van Nederiand
met een hoge pluimvee- en pluimveebedrijfdichtheid (circa
vier pluimveebedrijven/km^). Case 1 en Case 5 lagen tegen-
over elkaar aan dezelfde weg (circa 500 meter afstand) in de-
zelfde gemeente. Case 3 lag aan dezelfde weg als Case 1 en 5.
Case 2 was gesitueerd in dezelfde gemeente als Case 3, en Case
2 en Case 4 lagen dicht bij elkaar (circa 600 meter afstand).

Sectieonderzoek

Het sectieonderzoek van pluimvee bij de GD bestaat uit een
macroscopisch onderzoek door een veterinaire pluimvee-
specialist. Macroscopische laesies worden genoteerd op indivi-
dueel dierniveau. Sectieonderzoek werd verricht volgens stan-
daardprocedures, en de registratie van de pathologische bevin-
dingen werden vastgelegd in het Laboratorium Management
Informatie Systeem (LIMS) van de GD volgens standaardpro-
tocol. Sectieonderzoek begon met een extern macroscopische
inspectie. Na het verwijderen van de huid, werd de buikholte
geopend en werden trachea, hart en lever beoordeeld. Het
maagdarmkanaal werd verwijderd en alle organen en slijm-
vliezen in de buikholte werden beoordeeld. Daarvoor werden
de proventriculus en het darmkanaal geopend.

Immunoßuorescentie-test (IFT)

Een IMAGEN™ Influenza-virus A-test (DakoCytomation
Ltd., UK) werd bij de GD gebruikt voor het detecteren van
Influenza A-virus in monsters van Case 1 en Case 3 op 28 fe-
bruari 2003. Dit is een kwalitatieve directe immunofluore-
scentietest (IFT) voor het detecteren en differentiëren van
Influenza A-virus. De test werd gevalideerd voor pluimvee
bij de GD en is in staat om Al-virus subtype Hl t/m H12 te
detecteren. De test gebruikt monoclonale antistoffen (af-
komstig van: Department of Health and Human Services,
Public Health Service, Centers for Disease Control, Atlanta,
Georgia, USA) voor het detecteren van epitopen van
Influenzavirus glycoproteinen en fusie-eiwitten die specifiek
zijn voor Influenza A-virussen. Een IFT voor het detecteren
van Newcastle Disease (ND) (17) en Infectieuze Bronchitis
(IB) (38) werden tevens gebruikt bij de GD.

Virusisolatie en karakterisering

Virusisolatie werd uitgevoerd conform de procedures in
Annex 111 van richtlijn 92/4()/EG voor de bestrijding van AI.
Reverse transcriptase polymerase chain reaction (RT-PCR),
specifiek voor Al-virussen van het subtype H5 en H7 werden
uitgevoerd op RNA dat werd geïsoleerd uit weefselmonsters
van dood pluimvee van Case I tot en met Case 5 bij het
Nationaal Referentie Laboratorium van het CIDC-Lelystad.
en van Case 3 bij het Nationaal Influenza Centrum (NIC) van
het Era.smus Medisch Centrum in Rotterdam.

Casuïstiek

Case 1

Zaterdag 22 februari: de pluimveehouder constateerde dat
de legkippen een daling van voer- en wateropname lieten zien
in stal 1.

Zondag 23 februari: de daling in voer- en wateropname
zette duidelijk door, en de uitval begon duidelijk op te lopen
(in stal I in totaal 112 dode dieren: circa 1,6 procent, zie fi-
guur I). \'s Avonds had de pluimveehouder telefonisch contact
met een vertegenwoordiger van de hennenleverancier over de
uitval. Op grond van de waarnemingen van de pluimveehou-
der werd geopperd dat mogelijk
Escherichia coli (E. coli) in
het spel was. Er werd afgesproken dat de vertegenwoordiger
de volgende morgen langs zou komen.
Maandag 24 februari: uitval in stal 1 nam exponentiële vor-
men aan (465 dode dieren, zie figuur 2) en er was vrijwel
geen voer- en wateropname meer. De vertegenwoordiger van
de hennenleverancier kwam om 10.30 uur bij het bedrijf op
bezoek. Observatie van de kliniek op het bedrijf deed hem
niet in eerste instantie denken aan
E. coli, eerder aan een in-
fectie met Turkey Rhinotracheitis (TRT) virus, een pneumo-
virus. Er werden dezelfde ochtend nog zeven dode leghennen

-ocr page 441-

J

20 21 22 23 24 25 26 27 28
Datum In Februari 2003

Figuur 2. Ontwikkeling van mortaliteit bij pluimvee bij Case 5 in de laatste week van
februari 2003. Mortaliteit was zo groot, dat na 27 februari het daadwerkelijk aantal
gestorven kippen niet meer geteld kon worden.

opgestuurd voor sectie naar de GD door de vertegenwoordi-
ger van de iiennenleverancier. Op het inzendformulier voor
de GD werd als reden van inzending klachten vermeld, en bij
de klinische verschijnselen werden geringe ademhalingspro-
blemen, ernstige dunne ontlasting, ernstige lusteloosheid, en
ernstige productieproblemen aangegeven. Daarnaast werd
een korte anamnese gegeven: voeropnamedaling 140 naar 50
gram per dier per dag, wateropnamedaling idem, zeer dunne
mest, veel windeieren en slechte schaal, snelle productieda-
ling; uitval zeer hoog: op 22 februari: nul procent, op 23
Februari: twee procent, en op 24 februari: vier procent.
Tijdens de sectie werd er bij vijf dieren een duidelijke buik-
vliesontsteking, en bij twee dieren een beginnende en geringe
tracheitis geconstateerd (Tabel 1). Omdat de GD vermoedde
dat een
E. co/(-infectie de oorzaak was van de verhoogde uit-
val, werd er een algemeen bacteriologisch onderzoek tijdens
het vervolgonderzoek ingezet. In verband met de geringe tra-
cheitis, zonder overigens een verdenking van Newcastle
Disease (ND), werd tevens routinematig een ND- en IB-
onderzoek ingezet.

Dinsdag 25 februari: in het vervolgonderzoek werd een E.
co//-infectie bevestigd, de IFT voor ND en IB waren negatief
(Tabel I). De uitslag van de sectie was ook voor de dierenarts
van de hennenleverancier aanleiding om toch te denken aan
een
E. co//-infectie als oorzaak van de problemen, \'s Avonds
nam deze dierenarts contact op met de pluimveehouder en
schreef Oxytetracycline (OTC) voor. Aan het eind van de dag
bracht de dierenarts van de hennenleverancier nog vier pluim-
veedozen naar het pluimveebedrijf voor het opsturen van
nieuwe dieren voor sectie naar de GD. De dierenarts kwam niet
in de stal om de klinische situatie te aanschouwen, maar zette
de dozen aan de weg bij het erf.

60

50

_ 40

1

20

10

Woensdag 26 februari: er werden vier dozen met leghennen
(helft dood helft levend) aangeleverd voor sectie naar de GD.
Voorafgaand aan de levering meldde de dierenarts telefonisch
dat de sterfte sterk verhoogd was. Het sectieonderzoek liet een
grote hoeveelheid vogels zien met een geringe peritonitis, ge-
zwollen lever en gezwollen milt (Tabel I). Naast de
E. coli-m-
fectie werd een andere (primaire) oorzaak verantwoordelijk
geacht voor de verhoogde sterfte en vervolgonderzoek werd
gestart.

Donderdag 27 februari: in het vervolgonderzoek leverde het
algemeen bacteriologisch onderzoek een negatief resultaat op.
Coliforme bacteriën werden gedetecteerd in het
Peritoneum,
verdachte kolonies werden gevonden in één monster in de di-
recte Salmonellakweek (Tabel 1).

Vrijdag 28 februari: om andere, mogelijke oorzaken uit te
sluiten, begint de GD met het testen van monstermateriaal van
de trachea, milt en lever op ND en AI met een IFT. Daarnaast
werd een veterinaire pluimveespecialist van de GD naar het be-
drijf gestuurd om de klinische situatie in ogenschouw te nemen
en om aanvullende informatie te verzamelen met betrekking
tot de mogelijke oorzaak van de klinische problemen. De mel-
ding in de middag per telefoon van de pluimveespecialist naar
het laboratorium van de GD van een dramatische klinische si-
tuatie op het bedrijf viel samen met een positief IFT-resultaat
op AI. De Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RW)
werd onmiddellijk ingelicht over een sterke verdenking van
een Al-uitbraak. Een specialistenteam van de RVV bezocht die
middag het bedrijf, en legkippen werden verzameld gedurende
de klinische inspectie en verstuurd naar het CIDC-Lelystad.

Case 2

Woensdag 26 februari: er werden die middag dode legkippen
voor sectieonderzoek aangeleverd bij de GD. Op het inzendfor-
mulier werd bij reden van inzending klachten aangegeven. De
eigenaar vertelde bij het leveren van de dieren dat verhoogde
sterfte optrad in een specifiek deel van de stal. Uitval bleef be-
perkt tot één batterijblok en binnen het blok tot een beperkt
aantal kooien. Bij algemene opmerkingen werd vermeld: acute
hoge uitval (25 februari: drie dode dieren; 26 februari: > hon-
derd dieren), productie 94-95 procent, voeropname 118 gram
per dier per dag. De resultaten van het sectieonderzoek zijn
weergegeven in tabel I. De voorlopige diagnose op basis van
het sectieonderzoek was: beeld van buikvliesontsteking ver-
oorzaakt door een
Salmonella ga///nan/w-infectie. Op basis
van deze verdenking werden verschillende bacteriologische
kweken, waaronder directe en indirecte Salmonella-kweken,
ingezet. De verdenking van een
S. gallinantm-\'mftcXxt was
mede gebaseerd op het feit dat een dergelijk beeld ook eerder
was gezien bij twee andere bedrijven (niet in de omgeving),
waarbij
S. gallinarum was gediagnosticeerd. S. gallinarum-
verdenking werd doorgegeven aan het Productschap voor
Pluimvee en Eieren (PPE), daar de georganiseerde 5.
gallina-
ram-bestrijding bij vermeerderingsdieren is gebaseerd op een
verordening van het PPE.

Donderdag 27 februari: terwijl de sterfte op het bedrijf verder
opliep (Figuur I), lukte het de GD niet om
Salmonella te kwe-
ken uit de ingezonden materialen. Aangezien de koppel op het
moment van monstemame met een antibioticum werd behan-
deld en uit de literatuur bekend is dat sommige
S. galUnanm-
stammen langzaam groeien hief deze uitslag volgens de GD de
verdenking
van een S. gallinarum-mkc\\.\\Q niet op. Wel werden
extra onderzoeken richting 5.
gallinarum ingezet: zowel di-

-ocr page 442-

recte kweken als ophopingskweken. De ophopingskweek werd
versneld door vanuit de ophoping in pepton direct af te enten
op een Brilliant Green Agar (BGA) plaat (Tabel 1).
Vrijdag 28 februari: de directe Salmonellakweek was nega-
tief, er werden wel Coliforme bacteriën gevonden (Tabel 1).
Een IFT op ND was negatief Als gevolg van de melding van
een ernstige verdenking van Al bij Case 1 en bij Case 3 die
middag, bezocht een specialistenteam van de RVV die middag
tevens Case 2. Er werden legkippen verzameld tijdens de klini-
sche inspectie en doorgestuurd naar het CIDC-Lelystad.

Case 3

Donderdag 27 februari: in de middag werden er dode legkip-
pen aangevoerd voor sectieonderzoek bij de GD. Op het in-
zendformulier werden klachten bij reden van inzending aange-
geven. Er werden geen klinische verschijnselen vermeld. Als
algemene opmerking stond vermeld: plotselinge hoge uitval en
voeropnamedaling. Sectieonderzoek liet bij vier dieren een be-
ginnende buikvliesontsteking zien, drie dieren vertoonden een
gezwollen lever en één dier had ook kleine bloedingen in de le-
ver. Twee dieren vertoonden disfunctionerende ovaria (Tabel
1). Op basis van dit sectiebeeld werden uitgebreide bacteriolo-
gische kweken ingezet. Voorlopige diagnose op basis van het
sectiebeeld was: buikvliesontsteking, bacteriologisch verden-
kingen van
E. coli en Mannheimia haemolytica. Voor de ont-
wikkeling van de mortaliteit op dit bedrijf, zie figuur I.
Vrijdag 28 februari: de resultaten van het vervolgonderzoek
gaven aan dat er enkele Coliforme bacteriën werden gevonden,
de directe Salmonellakweek was negatief
Om andere, mogelijke oorzaken uit te sluiten, begint de GD
met het testen van monstermateriaal van de trachea, milt en le-
ver op ND en Al met een IET Daarnaast werd een veterinaire
pluimveespecialist van de GD naar het bedrijf gestuurd om de
klinische situatie in ogenschouw te nemen en om aanvullende
informatie te verzamelen met betrekking tot de mogelijke oor-
zaak van de klinische problemen. De melding in de middag per
telefoon van de pluimveespecialist naar het laboratorium van
de GD van een dramatische klinische situatie op het bedrijf viel
samen met een positief IFT-resultaat op Al. De Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) werd onmiddellijk in-
gelicht over een sterke verdenking van een Al-uitbraak. Een
specialistenteam van de RVV bezocht die middag Case 3, en
legkippen werden verzameld gedurende de klinische inspectie
en verstuurd naar het CIDC-Lelystad.

Case 4

Donderdag 27 februari: in de middag werden er dode legkip-
pen aangevoerd voor sectieonderzoek bij de GD. Op het in-
zendformulier werd geen reden van inzending aangegeven, bij
opmerkingen werd aangegeven dat er veel uitval was, en dat
men verzocht om onderzoek op vlekziekte en algemeen onder-
zoek. Sectieonderzoek liet verstoorde ovaria zien en een begin-
nende buikvliesontsteking (Tabel 1). Een bacteriologisch ver-
volgonderzoek werd gestart. Voorlopige diagnose op basis van
het sectiebeeld was: buikvliesontsteking en een bacteriolo-
gisch verdenking van
E. coli. Voor de ontwikkeling van de
mortaliteit op dit bedrijf, zie figuur I.

Vrijdag 28 februari: het vervolgonderzoek leverde een ver-
denking van een M
haemolytica-\\nfQcX\\Q op en de detectie van
enkele Coliforme bacteriën; een directe Salmonellakweek was
negatief Vanwege de melding van een ernstige verdenking van
AI bij Case 1 en bij Case 3 die middag, bezocht een specia-
listenteam van de RVV die middag tevens Case 4. Er werden
legkippen verzameld tijdens de klinische inspectie en doorge-
stuurd naar het CIDC-Lelystad.

Case 5

Maandag 24 februari: de pluimveehouder constateerde ver-
hoogde sterfte (vijftien dieren, zie figuur 2) in stal 1.
Dinsdag 25 februari: de verhoogde sterfte zette duidelijk door
in stal 1(81 dieren) en de uitval in stal 2 begon op te lopen (der-
tig dieren). De pluimveehouder nam contact op met de voor-
lichter van de voederfabrikant, die vervolgens een dierenarts
inschakelde om het bedrijf te bekijken. Deze dierenarts bracht
dezelfde dag nog een bezoek aan het bedrijf Hij nam vanaf het
bedrijf telefonisch contact op met de dienstdoende pluimvee-
dierenarts van de GD in verband met de toegenomen sterfte op
het bedrijf Hij beschreef de volgende klinische verschijnselen:
bloederige en knalrode trachea bij de kippen. De GD onder-
schreef op basis van de door de telefoon beschreven verschijn-
selen een eerste voorlopige diagnose van de dierenarts:
Infectieuse Laryncho-Tracheïtis (ILT). Door de GD werd de
dierenarts aanbevolen om sectiemateriaal in te sturen om de
diagnose te ondersteunen. Dit werd echter niet opgevolgd door
de dierenarts. Pas op vrijdag 28 februari werd er sectiemateri-
aal van het bedrijf door de pluimveehouder ingestuurd naar de
GD omdat de sterfte in de dagen ervoor desastreuze vormen
had aangenomen (zie figuur 3).

Woensdag 26 februari: de sterfte liep verderop, in stal 1 in to-
taal 588 dieren dood en in stal 2 in totaal 132 dieren dood. In de
eerste stal werd er te weinig gegeten, in stal 2 was er nog wel
normale eetlust.

Donderdag 27 februari: de sterfte neemt dramatische vormen
aan: in stal I circa tweeduizend dieren en in stal 2 in totaal circa
660 dieren dood. Er werd nu in beide stallen geen voer meer
opgenomen. Er werd door de pluimveehouder flumequine
door het drinkwater gedaan als therapie om de klinische pro-
blemen aan te pakken.

Vrijdag 28 februari: In de loop van de namiddag werden er
twee dode dieren aangevoerd voor sectieonderzoek bij de GD.
Op het inzendformulier werd bij reden van inzending klachten

-ocr page 443-

Tabel i. Pathologische bevindingen en resultaten van vervolgonderzoek van pluimvee aangeboden ter sectie bij de Gezondheidsdienst voor Dieren voorafgaande aan de detec-
tie van de eerste vijf uitbraken van hoog-pathogene aviaire influenza A
(H7N7) in Nederland in 2003.

Datum

Case S

Case 3

Case 4

Cascl

Case 2

Van zeven gestorven leghennen:
vijf X duidelijke buikvliesontste-
king

twee X beginnende en geringe
tracheïtis

24-02

Vervolgonderzoek:
Coccidieën: negatief
Spoelwormen: positief

25-02

Vervolgonderzoek van 24-04:
E. coli :
positief
ND : negatief
IB : negatief

Van zeven gestorven leghennen:
zeven x buikvliesontsteking
drie x tevens ontsteking hartezak
vijf x leverzwelling
zeven
X miltzwelling
spoclworminfectie

Van zes geëulhanseerde leghen-
nen:

vijf X acute buikvliesontsteking
drie x leverzwelling
drie X tevens miltzwelling
Spoelwormen: positief

Van rn\'ee gestorx\'en leghennen:
twee X acute buikvliesontsteking
één
X tevens leverzwelling

Van vier geëuthanaseerde leghennen:
drie X beginnende buikvliesontsteking
drie
X gering verval leverweefsel
twee
X bloedingen kliermaag

Vervolgonderzoek:
Coccidieën: negatief
Spoelwormen: negatief

26-02

Vervolgonderzoek van 26-02:
Algemeen bacteriolgisch onder-
zoek (24 uurs): geen groei en
wordt terug in de stoof gezet;
Peritoneum: Colifonmen aage-
toond, vervolg onderzoek op
Salmonella (BGA);
Directe Salmonellakweek: I x
verdachte kolonies; overige terug
in de stoof

Indirecte Salmonellakweek: van-
uit pepton direct overgezcl op
BGA-plaat.

27-02

Vervolgonderzoek van 26-02:
Algemeen bacteriolgisch onderzoek
(24 uurs) : geen groei en wordt terug in
de stoof gezet;

Directe Salmonellakweek: niets aange-
toond en wordt terug in de stoof gezet;
Indirecte Salmonellakweek: vanuit
pepton direct overgezet op BGA-plaat.

Van vier gestorven leghennen:
vier X beginnende buikvliesontsteking;
drie
X leverzwelling;
één
X tevens enkele bloedingen in le-
ver;

Van hvee geëuthanaseerde leghennen:
één X chronische eileidcront.sleking
één
X productie eierstok gestoord en te-
vens één
X beginnende buikvliesontste-
king en tevens één x geringe leverzwel-
ling en tevens één x geringe
miltzwelling

Vervolgonderzoek:
Coccidieën: negatief
Spoelwormen: poslief

Van vier gestorven leghennen:
vier X eierstok in productie gestoord;
twee
X beginnende buikvliesontste-
king;

drie X veel luizen;

Ven-olgonderzoek:
CtKcidieën: negatief
Spoelwormen: negatief

Vervolgonderzoek van 26-02:
Algemeen bacteriologisch
onderzoek: niets aangetoond;
Directe Salmonellakweek: niets
aangetoond;

Indirecte Salmonellakweek:
vooriopig niets aangetoond;
IFT ND: negatief
IFT Al: positief

28-02

Vervolgonderzoek van 26-02:
Algemeen bacteriologisch onderzoek:
enkele platen met Coliformen.
Directe Salmonellakweek: niets aange-
toond;

Indirecte Salmonellakweek: vooriopig
niets aangetoond;
IFT ND: negatief

Vervolgonderzoek van 27-02:
Algemeen bacteriolgisch onderzoek
(24 uurs): enkele Coliformen aange-
toond overgezet op BGA;
Directe Salmonellakweek: niets aange-
toond en wordt terug in de stoof gezet;
Indirecte Salmonellakweek: vanuit
pepton direct overgezet op BGA-plaat.
Pasteurella-onderzoek ovarium:
Mannheimia haemoiytica verdacht.
Coliformen getypeerd als
E.coh.
IFT Al: positief

Vervolgonderzoek van 27-02:
Algemeen bact. onderzoek (24 uurs):
één keer
Mannheimia haemoiytica
verdacht, één keer enkele
Coliformen, overige organen: geen
groei.

Directe Salmonellakweek: niets aan-
getoond en wordt terug in de stoof
gezet;

Indirecte Salmonellakweek: vanuit
pepton direct overgezet op BGA-
plaat.

Van twee gestorven
leghennen:
twee X ernstige hae-
morrhagische tra-
cheitis;

één X beginnende
buikvliesontsteking;

Indirecte Salmonellakweek: niets
aangetoond

29-02

Indirecte Salmonellakweek: niets aan-
getoond

Pasteurella: positief
Mannheimia haemoiytica: positief

IFT ND : negatief
IFT ILT : negatief
IFTAI: positief

03-03

-ocr page 444-

aangegeven en bij de verschijnselen werd ernstige ademha-
lingsproblemen, ernstige dunne ontlasting, ernstige lusteloos-
heid in stal 1 en 2 aangegeven. Bij de algemene opmerkingen
werd veel piepende ademhaling, veel sterfte, dieren stikken
aangegeven. Bij sectieonderzoek werd een haemorrhagische
ontsteking van de trachea gezien, en in het andere dier tevens
een beginnende buikvliesontsteking (Tabel 1). Voorlopige dia-
gnose van de GD op basis van de secties was: ILT-infectie.
Vanwege de melding van een ernstige verdenking van AI bij
Case 1 en bij Case 3 die middag, bezocht een specialistenteam
van de RVV die middag tevens Case 5. Er werden dieren verza-
meld tijdens de klinische inspectie en doorgestuurd naar het
CIDC-Lelystad.

Alarmfase

Nadat de RVV op de hoogte was gebracht van een ernstige ver-
denking van AI bij twee pluimveebedrijven op vrijdag 28 fe-
bruari, werd een noodplan in werking gesteld op basis van een
ernstig gezondheidsprobleem op vijf pluimveebedrijven in de
Gelderse Vallei. Specialistenteams van de RVV bestaande uit
een RVV-dierenarts, de lokale dierenarts en een veterinaire
pluimveespecialist van de GD bezochten achtereenvolgens
Case 1 tot en met Case 5 dezelfde dag, waarbij zieke en dode
dieren werden verzameld tijdens de klinische inspectie voor
verzending naar het CIDC-Lelystad. Het klinisch beeld dat tij-
dens het sectieonderzoek in Lelystad zichtbaar werd, kwam
overeen met dat wat eerder bij de GD werd gezien. Dezelfde
avond werd een totaal transportverbod afgekondigd voor
pluimvee en pluimveeproducten. Een RT-PCR, specifiek voor
Al-virussen van het subtype H5 en H7, werd uitgevoerd op
RNA dat was geïsoleerd uit weefselmonsters van Case I tot en
met Case 5 bij het CIDC-Lelystad en voor Case 3 bij het NIC in
Rotterdam op zaterdag I maart 2003. De RT-PCR was positief
voor H7. Het bepalen van de sequentie van het haemaggluti-
nine (H) en neuraminidase (N) gen werd op zondag 2 maart uit-
gevoerd, en het bewijs werd geleverd dat het ging om een Al-vi-
rus van het subtype H7N7 (12). Bij de sequentiebepaling werd
duidelijk dat er multipele basische amino/oiren aanwezig wa-
ren op de eiwit-splitsingsplaats van het H-gen, een karakte-
risdek die direct geassocieerd is met virulentie (40). De aanwe-
zigheid van HPAI in Nederland bij commercieel pluimvee
werd op 2 maart 2003 gerapporteerd aan de OIE (24).
Intraveneuze pathogeniteitstesten die werden uitgevoerd bij het
CIDC-Lelystad met het virusisolaat van Case 3 in zes weken
oude SPF-kippen resulteerde in een Intraveneuze pathogeni-
teitsindex (IVPI) van 2.94, waarmee aangetoond werd dat men
te doen had met een HPAI-virus.

Hypothese over introductie van hetAI-

VIRUS BIJ HET INDEX-BEDRIjF

Door de monitoringsresultaten van wilde watervogels in
Nederland is het duidelijk geworden dat verschillende Al-vi-
russen in deze groepen circuleren, veelal zonder dat er ziekte
optreedt (10, 11). In 1999 en 2000 werden Al-virussen geï-
soleerd bij wilde eenden in het monitoringsonderzoek van
het NIC in Rotterdam (12, 23): A/wilde eend/Neder-
land/12/00/H7N3,A/slobeend/Nederland/18/99/Hl 1N7, en
A/wilde eend/NederIand/2/OO/H 10N7.
Er wordt gesuggereerd dat het H7N7-subtype van de 2003-epi-
demie in Nederland het resultaat kan zijn geweest van reassort-
ment van Al-virussen in een wilde fauna reservoir (eenden,
ganzen), die eerder in Nederland zijn geïsoleerd (23). Een an-
dere mogelijkheid is dat Al-virus van het subtype H7N7 direct
via migrerende wilde watervogels in Nederland is geïntrodu-
ceerd. In Zuid-Duitsland werd in het voorjaar van 2001 LPAI
van het subtype H7N7 gevonden bij twee hobbypluimvee-
bedrijven met vrije uitloop, waarbij aangenomen werd dat in-
fectie was overgebracht door wilde eenden (37).
Hoewel de bron van introductie onbekend is gebleven, wordt
aangenomen dat LPAI-subtype H7N7 in de legkippen met vrije
uitloop (stal 2) van Case 1 is geïntroduceerd door middel van
contact met wilde watervogels die frequent een grote vijver be-
zochten op een camping in de buurt (Figuur 3), zonder noe-
menswaardige kliniek te veroorzaken. Vervolgens zou er een
omslag van LPAI naar HPAI hebben plaatsgevonden in de leg-
kippen zonder vrije uitloop (stal 1) van Case 1. Aanwijzingen
dat Case 1 ook daadwerkelijk het index-bedrijfis, wordt onder-
steund door het feit dat bij serologische bemonstering van de
legkippen bij ruiming van Case 1, erbij zeventien van de twin-
tig genomen serummonsters antistoffen tegen H7 werden ge-
vonden, terwij I bij de andere vier cases geen antistoffen werden
gevonden. Daarmee is het aannemelijk dat de besmetting als
eerste bij Case 1 is begonnen.

Discussie

Algemeen

In Nederiand zijn in de tachtiger jaren verschillende LPAl-vi-
russtammen (subtype HINI, H3N2 en H9NI) geïsoleerd bij
vleeskuikens (31). In 1994 werd door de GD een LPAI-virus
subtype H7 geïsoleerd uit parkieten. Een LPAI-virus subtype
H5 werd bij vanuit Nederiand geëxporteerde emoes gevonden
door de Amerikaanse autoriteiten hetgeen leidde tot de vernie-
tiging van de besmette dieren (35). In 1996 werd een LPAI-vi-
rus subtype H5 geïsoleerd door de Deense autoriteiten bij van-
uit Nederiand geëxporteerde struisvogels (21). Er werd toen
aandacht gevraagd voor de gebrekkige quarantaine-opvang in
Nederland als het gaat om exoten en loopvogels en om de ont-
wikkeling en uitvoering van een adequaat monitoringspro-
gramma voor Al-besmettingen bij pluimvee (21). Een derge-
lijk monitoringsprogramma is pas na de epidemie in 2003 van
de grond gekomen, mede op initiatief van de pluimveesector
zelf

Klinische verschijnselen

In 1992 werd door de Boer et al. (2) al gewaarschuwd voor het
feit dat als er een Al-uitbraak in Nederiand zou plaatsvinden,
dat dan alle betrokkenen voor grote problemen zouden komen
te staan omdat de klinische verschijnselen moeilijk te onder-
scheiden zijn van ziekteverschijnselen die veroorzaakt kunnen
worden door een grote range aan andere ziekten bij pluimvee,
en dat de tijd die nodig zou zijn voor uiteindelijk detectie van
de nieuwe infectie de tijd zou verschaffen om zich snel te ver-
spreiden.

De klinische verschijnselen bij HPAI zijn zeer gevarieerd en
hangen onder andere af van de betrokken diersoort, leeftijd,
geslacht, secundaire (bacteriële) infecties, virusstam, en om-
gevingsfactoren (7). Kippen en kalkoenen met een HPAI-in-
fectie worden meestal dood gevonden (binnen enkele dagen
tot honderd procent mortaliteit), daarbij een beperkt aantal kli-
nische verschijnselen vertonend zoals depressie, lethargie,
verminderde reactie op stimuli, een duidelijke vermindering
van het \'normale geluidsniveau\' dat in de stal wordt geprodu-

-ocr page 445-

ceerd door de dieren, verminderde voer- en wateropname, ge-
zwollen koppen en lellen/kammen, diarree, en bij kalkoenen
vaak gebrekkige coördinatie, schudden met de kop, verlam-
ming van de vleugels, zwalkende gang, verliezen van balans
en eindigen in achterover liggende houding met pedaalbewe-
gingen van de poten (5, 7, 33). In uitzonderlijke gevallen
wordt cyanose van de kam en lellen gezien. In fok- en leghen-
nen daalt de eiproductie zeer snel tot bijna nul in enkele dagen.
Verder is de snelheid waarmee de ziekte zich binnen een stal
verspreid duidelijk langzamer in batterijstallen in vergelijking
met andere huisvestingsystemen zoals bijvoorbeeld volière-
stallen.

De klinische bevindingen beschreven in de literatuur geven aan
dat LPAI-infecties bij vleeskuikens nauwelijks tot kliniek lei-
den, in slechts enkele gevallen tot anorexia en milde respira-
toire verschijnselen en beperkte mortaliteit (2-3%). Bij legdie-
ren zijn bij een LPAI-infectie de klinische verschijnselen
beperkt tot een verlaagde voederopname en depressie, verge-
zeld door milde respiratoire verschijnselen en stuwing van de
kam en lellen. Een daling van de eiproductie met twee tot tien
procent kan worden waargenomen, waarbij de sterfte vaak tus-
sen de 0.5 en twee procent uitkwam. Eischaal- en eikwaliteit
werden niet beïnvloed. Daarbij is de progressie van de klini-
sche verschijnselen duidelijk trager bij batterij huisvesting in
vergelijking tot huisvestingsvormen als grondstallen en voliè-
resystemen. In tegenstelling tot vleeskuikens en legdieren, kan
een LPAI-infectie bij kalkoenen, afhankelijk van de leeftijd van
de dieren, leiden tot een hoog sterftepercentage, met name als
er gelijktijdig andere virale en secundaire bacteriële infecties
optreden. De klinische verschijnselen worden gekarakteriseerd
door depressie, ruw verenkleed, niet willen bewegen, vol-
strekte stilte in de stal, sterke daling van de voeropname en res-
piratoire verschijnselen (niezen, rochelen, dyspnoe, zwelling
van sinussen) (5).

De (atypische) klinische verschijnselen - zoals omschreven in
dc literatuur voor een 1 IPAI-infectie - waren vergelijkbaar met
die welke zijn waargenomen tijdens de HPAl-epidemie in 2003
in Nederland. Echter, de klinische verschijnselen zijn niet spe-
cifiek, en kunnen worden veroorzaakt door een reeks van an-
dere pluimveeziekten. De afwezigheid van HPAI in Nederiand
voor meer dan 75 jaar heeft een situatie geschapen waarin
pluimveehouders en dierenartsen niet in de eerste plaats heb-
ben gedacht aan AI in de differentiaaldiagnose als oorzaak van
de ziekteproblemen die werden gezien. Hopelijk is een les ge-
leerd voor de toekomst vanuit deze ervaring. Daarnaast moet
worden geconstateerd dat een verhoogde en progressieve
sterfte altijd een signaal zou moeten zijn om AI uit te sluiten als
oorzaak van ziekteproblemen op pluimveebedrijven. De
prestatie van klinische verschijnselen om een HPAI-uitbraak te
detecteren gedurende de 2003-epidemie zal onderwerp zijn
van nader onderzoek.

Pathologische laesies

Bij subklinische tot milde LPAI-infecties zijn er vaak maar ge-
ringe laesies waarneembaar, met name in het respiratieappa-
raat: kleine laesies in de sinussen en oedeem van de mucosa
van de luchtpijp. Soms worden meer afwijkingen geconsta-
teerd zoals luchtzakontsteking met een tot fibrineuse of
kaasachtig exudaat; puntbloedingen op epicardium en een hae-
morrhagische en verharde pancreas. Bij slachtkuikenouderdie-
ren ziet men soms haemorrhagische of oedemateuze eifolli-
kels, stuwing van het oviduct met oedeemvorming. Daarnaast
kan een catarrhale tot fibrineuze buikvliesontsteking en \'ei-pe-
ritonitis\' worden gezien, en een catarrhale tot fibrineuze enteri-
tis, met name bij kalkoenen (5,7,41).

803

Bij een HPAI-infectie gaan de kippen en kalkoenen vaak zo
snel dood, dat er nog weinig pathologische afwijkingen zich
kunnen ontwikkelen (18). Echter een grote variëteit aan veran-
deringen is gezien: bij kalkoenen en leghennen zijn de interne
organen (milt, lever, nieren, darm) veelal vergroot, haemorrha-
gisch en gevlekt door de necrosehaarden. Eveneens kunnen
een pancreatitis, tracheïtis, pneumonie en haemorrhagische ca-
ecale lymfklieren worden gezien, evenals puntbloedingen op
het epicardium, op het buikvet en soms in de spieren.
Daarnaast kan een zwelling van de kop, nek, kam en lellen wor-
den gezien door oedeemvorming, soms gepaard gaande met
cyanose (1,5,7,18,41).

Het sectiebeeld van het geïnfecteerde pluimvee tijdens de
HPAI-epidemie in Nederland in 2003 voldeed weinig aan de
bovenstaande omschrijvingen in de literatuur. Met name het
gebrek aan haemorrhagische veranderingen in weefsels en ge-
brek aan oedeem vorming en cyanose bij kam en lellen was op-
vallend. Dat is mede een belangrijke reden geweest waarom
het vier dagen heeft geduurd vanaf de eerste inzending van sec-
tiemateriaal alvorens op basis van een positieve IFT een Al-
verdenking aan de RVV werd gerapporteerd. Een onderzoek
naar de prestatie van pathologische bevindingen om een HPAI-
uitbraak te detecteren gedurende de 2003-epidemie liet zien
dat de aanwezigheid van een buikvliesontsteking, of tracheïtis,
of bloedingen in de proventriculus, of oedeem van de kam
en/of lellen de meest efficiënte diagnostische test is, waarbij op
inzendniveau een sensitiviteit van tachtig procent werd gecom-
bineerd met een specificiteit van 84 procent (8). Indien sectie-
onderzoek een vast gedeelte is van de Al-diagnose, zullen vals-
negatieve resultaten bij sectieonderzoek de diagnose van HPAI
vertragen in ongeveer twintig procent van de gevallen. Een les
die daarom getrokken kan worden uit deze casuïstiek is dat in-
dien klinische verschijnselen als verhoogde sterfte wijzen op
de mogelijkheid van een HPAI-infectie (33), dat de patholoog
dan moet besluiten om sectiemateriaal door te sturen naar het
Nationaal Referentie Laboratorium voor het toepassen van
specifieke Al-laboratoriumtesten, zelfs als het sectieonderzoek
geen specifieke aanwijzingen laat zien voor een HPAI-infectie.
In de pluimvee-industrie is een zekere basissterfte bij pluimvee
- afhankelijk van productietype en tijdstip binnen de productie-
periode - een algemeen verschijnsel. Een andere les die getrok-
ken kan worden uit deze casuïstiek is dat in een anamnese de
melding van hoge of verhoogde sterfte (een kwalitatieve maat)
zal moeten worden omgezet naar een kwantitatieve maat, om-
dat anders een dergelijk gegeven niet goed kan worden geïnter-
preteerd. Sterfte zal daarom in de toekomst in een anamnese
moeten worden omschreven in termen van aantal gestorven
dieren ten opzichte van het aantal dieren waarmee de productie
is gestart, te samen met het tijdstip van optreden van sterfte ten
opzichte van de start van productie met deze dieren op het
pluimveebedrijf

Daarnaast laat deze casuïstiek zien dat intensief contact tus-
sen de lokale dierenarts in het veld en de dierenarts die sec-
tieonderzoek uitvoert bij de GD van het grootste belang is
om alle relevante informatie en ontwikkelingen ter beschik-
king te hebben. De communicatie over nieuwe ontwikkelin-
gen - toename in sterfte en verslechtering van de klinische si-
tuatie in de tijd - is van groot belang om het sectieonderzoek
en het vervolgonderzoek op het laboratorium bij te sturen.
Daarnaast moet de drempel om pluimvee aan te bieden voor
sectieonderzoek of voor het aanvragen van een bedrijfsbe-

T I J D S c H R I FT VO o R DIERGENEESKUNDE, DEEL I29, DECEMBER, AFLEVERING 23, 2OO4

-ocr page 446-

zoek in een dergelijke klinische situatie zo klein mogelijk
worden gemaakt.

Vroeg-waarschuwingssysteem - syndroom melding
Ervaringen leren dat het gebruikelijk is dat HPAl-uitbraken pas
een week of meer na de start van klinische verschijnselen wor-
den opgespoord (4,25, 30, 32, 36). Een belangrijke randvoor-
waarde voor het ontwikkelen van een introductie van HPAI tot
een grote uitbraak is een hoge dichtheid aan pluimveebedrijven
(zoals enkele gebieden in Nederland waaronder de Gelderse
Vallei). De Italiaanse ervaringen lieten zien dat een HPAl-uit-
braak in een pluimveedicht gebied zeer moeilijk onder controle
te brengen is, met name als de infectie laat wordt gedetecteerd
(4, 5, 41). Dit duidt op een aanzienlijk risico, omdat in tijden
zonder HPAI-uitbraken in een vrij land er een tendens zal zijn
bij pluimveehouders en dierenartsen om niet een Al-verdachte
situatie te melden. De lengte van de hoog-risicoperiode (HRP)
is één van de belangrijkste parameters die de grootte van een
uitbraak bepalen omdat het de periode definieert waarin het vi-
rus vrij kan circuleren en pluimveebedrijven kan infecteren. De
periode begint wanneer de eerste dieren zijn geïnfecteerd en
eindigt wanneer de eradicatiemaatregelen op volle sterkte wor-
den uitgevoerd. De consequentie van het niet melden van een
AI verdachte situatie (als gevolg van een lage specificiteit van
de klinische of pathologische verschijnselen) in een situatie
waarin al vele jaren geen Al-uitbraken zijn voorgekomen, zal
een langere HRP zijn. Een langere HRP vergroot het risico op
verspreiding van de infectie naar andere pluimveebedrijven,
met name in pluimveedichte gebieden, en dat zal de bestrijding
van de epidemie sterk hinderen.

Wegens de dreiging vanuit de grote HPAI-epidemie in Italië
in 1999-2000 (4) werden in Nederland in februari en maart
2000 voorlichtingsbijeenkomsten en verregaande maatrege-
len door de overheid ingesteld (Regeling Bedrijfscontrole
Pluimveeziekten (REP) 2000) om eventuele Al-uitbraken
(inclusief de LPAl-infecties) in een zo vroeg mogelijk sta-
dium te herkennen en aldus de omvang van een epidemie zo
beperkt mogelijk te houden (15, 16). Volgens deze regeling
(RBP-2000) diende iedere pluimveehouder zijn/haar dieren-
arts te raadplegen wanneer een koppel pluimvee werd behan-
deld bij een mogelijk besmettelijke ziekte of als het uitvals-
percentage van een koppel per 24 uur een half procent of
meer bedroeg. Inschakelen van de dierenarts was ook ver-
plicht wanneer bij reproductiedieren of leghennen de ge-
middelde eiproductie in een periode van zeven dagen met vijf
procent of meer afnam. De dierenarts beoordeelde het betref-
fende koppel en nam daarbij twintig bloedmonsters per stal
voor controle op de aanwezigheid van antistoffen tegen AI.
De resultaten van de beoordeling werden centraal verzameld.
Aan het eind van 2000, toen de HPAI-epidemie in Italië onder
controle was, werd RBP-2000 in Nederiand uitgeschakeld.
Voorafgaande aan de Al-epidemie in Nederland zijn er in 2002
en begin 2003 Al-uitbraken bij pluimvee geweest in de
Verenigde Staten (LPAl-virus subtype H7N2) (22), Chili
(HPAI-virus subtype H7N3) (29), en Italië (LPAI-virus sub-
type H7N3) (6). Deze situatie leidde niet tot herinvoering van
een regeling zoals RBP-2000. Echter, gedurende de 2003-epi-
demie tot op de dag van vandaag - is een syndroom melding
systeem operationeel geworden via een ministeriële regeling
\'Monitoring Aviaire Influenza 2003\' (28), dat vergelijkbaar is
met de RBP-2000. Volgens deze regeling is elke pluimveehou-
der verplicht om meer dan drie procent sterfte per week te mel-
den aan het centrale meldpunt van de RVV. Daarnaast moet een
pluimveehouder een dierenarts consulteren wanneer er een kli-
nisch ziekteprobleem wordt gesignaleerd dat veroorzaakt kan
zijn door een besmettelijke dierziekte, of bij een reductie in
voer- en/of wateropname van meer dan twintig procent, of een
eilegdaling van meer dan vijf procent. Indien de dierenarts bij
consultatie concludeert dat de ziekteproblemen niet worden
veroorzaakt door AI of ND, wordt dit doorgegeven aan de GD
en vastgelegd in een databank.

Retrospectief kan men argumenteren dat als maatregelen zoals
RBP-2000 in Nederiand permanent operationeel zouden zijn
gebleven na 2000 - en volgens de regels zou zijn uitgevoerd - er
een betere kans zou hebben bestaan dat in 2003 de eerste uit-
braken sneller zouden zijn opgespoord dan nu in werkelijkheid
het geval is geweest. Verder kan er geconstateerd worden uit
deze casuïstiek dat pluimveehouders en dierenartsen geen ver-
hoogde en progressieve sterfte bij de betrokken pluimveekop-
pels hebben gemeld aan het centrale meldpunt bij de RVV
Hopelijk hebben de dramatische consequenties van deze grote
epidemie de pluimveesector en de dierenartsen wakker ge-
schud, zodat in de toekomst verhoogde sterfte of een duidelijke
daling in voer- en/of wateropname of een aanzienlijke eilegda-
ling prompt wordt gemeld aan de operationele meldingssyte-
men(RVV,GD).

Vroeg-waarschuwingssyteem - serologische monitoring
Naast de RBP-2000 regeling werd, onder meer op initiatief van
enkele pluimveeslachterijen, door de GD een landelijke serolo-
gische screening uitgevoerd bij vermeerderingskoppels, vlees-
kuikens, vleeseenden en vleeskalkoenen (9,20). In geen van de
in het kader van de RBP-2000 genomen bloedmonsters werden
toen antistoffen tegen Al aangetoond.

Bij gedomesticeerde en in het wild voorkomende watervogels
- met name bij eenden, ganzen en meeuwen - komen Al-virus-
sen voor. Zij kunnen door hun gastheren over de gehele wereld
worden verspreid en zijn onderhevig aan genetische verande-
ringen (34). Door monitoring van wilde watervogels is in de
afgelopen jaren duidelijk geworden dat er verschillende Al-vi-
russtammen circuleren bij deze groep dieren in Nederland
(10, 11). Op basis van afspraken binnen de Europese Unie
(EU) in 2002 werden de landen van de EU verplicht in een pe-
riode van driejaar een steekproefonderzoek uit te voeren in de
pluimveedichte gebieden om de eventuele aanwezigheid van
LPAl-virus subtype H5 of H7 te detecteren (richtlijn
2002/649/EU). De uitvoering van het steekproefonderzoek
stond ook in Nederland op het punt van starten. Helaas werd
Nederiand, na een afwezigheid van vele tientallen jaren, eind
februari 2003 plotseling opgeschrikt door een HPAI-epidemie
bij pluimvee. Twee weken na de detectie van de primaire uit-
braak van de 2003-epidemie, werd dit serologische steek-
proefonderzoek alsnog uitgevoerd. Echter, op een aanzienlijk
grotere schaal dan werd voorgesteld in de richtlijn
2002/649/EU (39). Van ongeveer 1200 commerciële pluim-
veebedrijven werden monsters gescreend op antistoffen tegen
Al-virus. In totaal drie pluimveebedrijven (twee leg- en één
vleeskalkoenbedrijf) in het zuidwesten van Nederiand lieten
antistoffen zien tegen Al-virus van subtype H7 (zeer waar-
schijnlijk laag-pathogeen), geen klinische verschijnselen wer-
den gezien ten tijde van de monstemame (39). In reactie op de
HPAI-epidemie in 2003 is er een serologisch monitoring
systeem (ministeriële regeling \'Monitoring Aviaire Influenza
2004\') opgezet door het PPE in samenwerking met het mi-
nisterie van LNV In dit systeem worden een aantal bloedmon-
sters van pluimvee afkomstig van vleeskuiken-, eenden-, leg-

-ocr page 447-

en vleeskuikenfok-, en legbedrijven zonder vrije uitloop één
keer per jaar onderzocht; vleeskalkoenbedrijven worden elke
productieronde onderzocht, en legbedrijven met een vrije uit-
loop worden elke drie maanden onderzocht. Een steekproef
van serummonsters wordt gescreend op antistoffen tegen Al-
virus van het subtype H5 en H7. Er wordt daarbij vanwege re-
denen van efficiëntie gebruikgemaakt van bloedmonsters die
toch al worden verzameld in het kader van de monitoring van
ND in Nederiand. Dit monitoringsysteem is half februari 2004
gestart, en een maand later resulteerde dat in de detectie van
antistoffen tegen Al-virus van subtype H7 (zeer waarschijnlijk
laag-pathogeen) bij een legbedrijf met vrije uitloop in het
noorden van Nederland (26). Daarnaast werden antistoffen
aangetoond tegen Al-virus van het subtype H5 (zeer waar-
schijnlijk laag-pathogeen) bij eenden op een bedrijf met vrije
uitloop in het westen van Nederland en tevens bij eenden op
een bedrijf in Zuidwest-Nederland dat contact had met het an-
dere eendenbedrijf (27).

Binnen Europa wordt in het Nederlandse systeem het meest in-
tensief bemonsterd. Echter, om in een zo vroeg mogelijk sta-
dium een mogelijke introductie van (LP)Al-virus op te sporen
die zou kunnen leiden tot een epidemie vergelijkbaar met die in
2003 in Nederland zou de steekproeflfrequentie aanmerkelijk
moeten worden opgeschroefd, met name voor pluimveebedrij-
ven met een vrije uitloop. Daarbij zou men zich overigens niet
hoeven te beperken tot gebruik van bloedmonsters van de ND-
monitoring, men zou bijvoorbeeld specifiek voor de legpluim-
veebedrijven ook gebruik kunnen maken van eieren om daarin
antistoffen aan te tonen. Het voordeel daarbij is dat eieren in
principe op elk moment in de tijd beschikbaar zijn voor onder-
zoek en traceerbaar naar bronbedrijf In theorie zouden de ope-
rationele syndroom-meldingssytemen (RVV en GD) veel snel-
ler dan het serologische monitoringsysteem in staat moeten
zijn om in een vroeg stadium een introductie van HPAI-virus
op pluimveebedrijven op te sporen vanwege de te verwachten
hoge sterfte die zichtbaar moet zijn. De tijd zal leren of dit een
correcte aanname is.

Dankwoord

Wij danl<en drs. Maric Ekker cn drs. Henk Manni (VWA-RVV) van de afde-
ling tracering van het klassieke vogclpest-crisiscentrum in Stroe voor
ondersteuning bij de reconstructie van gebeurtenissen en handelingen die
hebben plaats-gevonden voorafgaande aan dc detectie van de eerste HPAI-
uitbraken in Nederland in 2003.

Literatuur

1. Acland HM, Silverman-Bachim LA, and Eckrode RJ. Lesions in broiler
and layer chickens in an outbreak of highly pathogenic avian influenza vi-
rus infection. Vet Pathol 1984; 21: 564-9.

2. Boer GF de, Maanen C van, Siebinga JT en Back W. Klassieke Vogelpest
en mildere Influenza-infecties bij vogels en zoogdieren. Tijdschr
Diergeneeskd 1992; 117: 735-40.

3. Boer M den, Canté L, Dekker A, Duyvesteyn B, Geveke H, Jansen R,
Kort M en Mark R van der. Do crisis tussen mens en dier - evaluatie be-
strijding Al-crisis. Berenschot, Utrecht, maart 2004: 225 pp.

4. Capua I, and Marangon S. The avian influenza epidemie in Italy 1999-
2000. Avian Pathol 2000; 29:289-94.

5. Capua I, and Mutinelli F A colour atlas and text on Avian Influenza. Papi
Editore, Bologna, Italy, 2001: 236 pp.

6. Capua I, Marangon S, Cordioli P, Bonfanti L, and Santucci U. H7N3
avian influenza in Italy Vet Rec 2002; 151: 743-4.

7. Easterday BC, Hinshaw VS. and Halvorson DA. Influenza. In: Calnek
BW, Barnes HJ, Beard CW, McDougald LR, SaifYM, editors. Diseases
of Poultry, 10th Edition, Iowa State University Press, Ames, Iowa, USA;
1997:583-605.

8. Eibers ARW. Kamps B, and Koch G. Performance of gross lesions at
post-mortem for the detection of outbreaks during the Avian Influenza A
virus (H7N7) epidemic in the Netheriands in 2003. Avian Pathol 2004;
33:418-22.

9. FabriTHF. Ruim 18.000 bloedmonsters op Aviaire Influenza onderzocht.
GD Pluimvee, 2000; 16:6.

10. Fouchier RAM, Bestebroer TM, Herfst S, Kemp L van der, Rimmel-
zwaan GF, and Osterhaus ADME. Detection of Influenza A viruses from
different species by PCR Amplification of conserved sequences in the
matrix gene. J Clin Microbiol. 2000; 38:4096-4101.

11. Fouchier RAM, Olsen B, Bestebroer TM, Herfst S, Kamp L van der,
Rimmelzwaan GF and Osterhaus ADME. Influenza A virus surveillance
in wild birds in Northern Europe in 1999 and 2000. Avian Dis 2003; 47:
857-60.

12. Fouchier RAM, Schneeberger PM, Rozendaal FW. Broekman JM,
Kemink SAG, Munster V, Kuiken T, Rimmelzwaan GF, Schutten M,
Doomum GJJ van, Koch G, Bosman A, Koopmans M, and Osterhaus
ADME. Avian Influenza A virus (H7N7) associated with human con-
junctivitis and a fatal case of acute respiratory distress syndrome. Proc
Natl Acad Sci 2004; 101: 1356-61.

13. Garcia M, Crawford JM, Latimer JW, Rivera-Cruz E, and Perdue ML.
Heterogeneity in the haemagglutinin gene and emergence of the highly
pathogenic phenotype among recent H5N2 avian influenza viruses from
Mexico. J Gen Virol. 1996; 77: 1493-1504.

14. Heelsbergen T van. Vogelpest. Tijdschr Diergeneeskd 1927; 54: 516-9.

15. Heijmans JF. Onrust in Nederland door dreiging hoogpathogene aviaire
influenza vanuit Italië. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 188-9.

16. Heijmans JF en Komijn RE. Aviaire Influenza: stand van zaken en maat-
regelen. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:254-6.

17. Hilbink F, Vertommen M, Tibben J, and Veer W van bet. The fluorescence
technique in the diagnosis of a number of poultry diseases: manufacture
of conjugates and u.se. Tijdschr Diergeneeskd 1982; 107:167-73.

18. Hooper P, and Sellcck, P Pathology of low and high virulent influenza vi-
rus infections. In: Swayne DE, Slemons RD, editors. Proceedings of the
4th International Symposium on Avian Influenza. Eds., Georgia Center
for Continuing Education, University of Georgia, Athens, USA; 1997
May 28-31, pp. 134-41.

19. Koopmans M, Wilbrink B, Conyn M, Natrop G, Nat H van der, Vennema
H, Meijer A, Steenbergen J van, Fouchier R, Osterhaus A, and Bosman A.
Transmission of H7N7 avian influenza A virus to human beings during a
large outbreak in commercial poultry farms in the Netheriands. Lancet
2004; 363:587-93.

20. Lambers JH en Comelissen PM. Een oriënterend onderzoek naar het
voorkomen van afweerstoffen tegen influenzavirussen in vleeskuikens in
Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:461 -2.

21. Landman WJM. Aviaire Influenza: een potentiële bedreiging voor de
pluimveehouderij. Tijdschr Diergeneeskd 1996; 121:651-2.

22. Nolen RS. Avian Influenza strikes Virginia poultry farms. J Am Vet Med
Assoc 2002; 221:9-10.

23. ProMED-mail. Avian Influenza - Netheriands (4). ProMEDmail
2003; 13: 20030304.0540. http://www.promedmail.org. Toegang op 22
maart 2004.

24. ProMED-mail. Avian Influenza - Netherlands : OIE. ProMEDmail
2003; 13: 20030304.0545. http://www.promedmail.org. Toegang op 15
maart 2004.

25. ProMED-mail. Avian Influenza - Eastern Asia (5). ProMEDmail 2004;
14: 20040120.0222. http://www.promcdmail.org. Toegang op 7 juli
2004.

26. ProMED-mail. Avian Influenza - Netheriands(3). ProMEDmail 2004;
14: 20040318.0753. http://vvTvw.promedmail.org. Toegang op 22 maart
2004.

27. ProMED-mail. Avian Influenza, Netherlands (4). ProMEDmail 2004;
14: 20040319.0775. http://www.promedmail.org. Toegang op 22 maart
2004.

28. Regeling \'Monitoring Aviaire Influenza 2003\'. Staatscourant nr. 50 (12
maart2003): II.

Laatste amendering : Staatscourant nr. 30 (13 februari 2004): 10.

29. Rojas H, Moreira R, Avalos P Capua I, and Marangon S. Avian Influenza
in poultry in Chile. Vet Ree. 2002; 151: 188.

30. Selleck, PW, Arzey G, Kirkland PD, Reece RL, Gould AR, Daniels PW,
and Westbury HA. An outbreak of highly pathogenic avian influenza in
Australia in 1997 caused by an H7N4 virus. Avian Dis 2003; 47: 806-11.

31. Siebinga JT, and Boer GF de. Influenza A viral nucleoprotein detection in
isolates from human and various animal species. Arch Virol 1988; 100:
75-87.

32. Sims LD, Ellis TM, Liu KK. Dyrting K, Wong H, Peiris M, Guan Y, and
Shortridge KF Avian Influenza in Hong Kong 1997-2002. Avian Dis
2003; 47: 832-8.

-ocr page 448-

33. Swayne DE, and Suarez DL. Highly pathogenic avian influenza. Rev sci
tech Off Int Epiz 2000; 19:463-82.

34. Tongeren HAE van en Voous KH. Influenzavirus epidemiologie en oeco-
logie, in het bijzonder met betrekking tot aan water gebonden vogelsoor-
ten. Tijdschr Diergeneeskd 1987; 112: 1337-54.

35. United States Animal Health Association (USAHA). Virus isolation
from import birds. Proceedings of the 98th Annual meeting of the
USAHA, Grand Rapids, Michigan, 1994:499-500.

36. Villareal, CL, and Flores AO. The Mexican avian influenza (H5N2) out-
break. In: Swayne DE, Slemons RD, editors. Proceedings of the 4th
International Symposium on Avian Influenza. Georgia Center for
Continuing Education, University of Georgia, Athens, USA; 1997; May
28-3 l;pp 18-22.

37. Werner O, Starick E, and Grund CH. Isolation and characterization of a
low-pathogenicity H7N7 Influenza virus from a turkey in a small mixed
fi-ee-range poultry flock in Germany. Avian Dis 2003; 47 (suppl): 1104-6.

38. Wit JJ de, Koch G, Kant A, and Roozelaar DJ van. Detection by im-
munofluorescent assay of serotype-specific and group-specific antigens
of infectious bronchitis virus in tracheas of broilers with respiratory pro-
blems. Avian Pathol 1995; 24:465-74.

39. Wit JJ de, Koch G, Fabri THE and Eibers ARW. A cross-sectional serolo-
gical survey of the Dutch commercial poultry population for the presence
of low pathogenic avian influenza virus infections. Avian Pathol 2004 (in
press).

40. Wood GW, Banks J. Strong 1, Parsons G, and Alexander DJ. An avian in-
fluenza virus of H10 subtype that is highly pathogenic for chickens but
lacks multiple basic amino acids at the haemagglutinin cleavage site.
Avian Pathol 1996; 25: 799-806.

41. Zanella A, Dall\'Ara P, and Martino PA. Avian Influenza Epidemic in Italy
due to serovar H7N1. Avian Dis 2001; 45: 257-61.

[SA©

PROT^^

Radprotec BV is gespecialiseerd in het
controleren van stralingsbronnen.
Controles en metingen worden uitgevoerd
conform de Kernenergiewet en het Besluit
stralingsbescherming.

Radprotec verleent o.a. de volgende diensten tegen
concurrerende prijzen:

risico-analyse stralingstoepassingen
periodieke kwaliteitscontrole röntgentoestellen
verzorgen meldingen bij het Ministerie SZW
opstellen aanvraag voor vergunningen
opstellen van een kernenergiewetdossier
plaatsen van waarschuwingssignalering

SEROLOGISCHE
ALLERGIE-TESTEN

non-lnvaslef en quantitatief

voor hond, kat en paard

TOPSCREEN®

■ monoclonale antilichamen
• screening op groepen

allergenen

■ verdere uitsplitsing per
allergeen mogelijk

ALLERCEPT®

■ nieuwste methode met
Fce-receptoren

■ screening op 24 allergenen
afzonderlijk

• zeer specifiek en gevoelig

indien gewenst HYPOSENSIBILISATIE-OPLOSSING
binnen vier weken

testen op uitsluitend
VLOOIENSPEEKSELALLERGIE nu mogelljl<

Meer informatie over deze testen of over Vet-Med-Lab BV?

Neem contact op met één van de regio managers in Nederland:
drs. Lisetta Verkleij, tel. 030-6874092 of
drs. Henriette Jansma, tel. 036-5375133

Bent u geïteresseerd in een vrijblijvende aanbieding?

Tel.: OIO - 292 93 48 info@radprotec.nl
Fax: OIO - 292 93 59 www.radprotec.nl

Vet-Med-Labl*

het laboratorium voor dierenartsen

-ocr page 449-

ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Wederom is het raak! Het is herfst en de verzekeraars, adviseurs en instanties vallen over elkaar
heen met waarschuwingen, aanbiedingen, halve informatie en wervende teksten inzake arbeids-
ongeschiktheidsverzekeringen. Ziet u door de bomen het bos nog?

Enkele feiten:

• Het aantal arbeidsongeschikte dierenartsen is nog steeds extreem hoog.

Vakkundige behandeling en begeleiding i.g.v. schades is cruciaal!
• Wilt u overstappen van verzekeraar dan dient u een goede gezondheid aan te tonen.

Ook Interpolis vraagt dit jaar gezondheidswaarborgen!!
• U kunt bij premieverhoging (Movir gemengd/groot) tot 1 februari a.s. switchen.

• U kiest niet alleen voor de korte, maar vooral voor de lange termijn.
• Niemand verkeert in exact dezelfde omstandigheden, leder goed advies zal beginnen met
verdieping in de klant en zijn/haar omstandigheden, en eindigen met zorgvuldig maatwerk.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt
Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen is een van de weinige tussenpersonen die een agentschap heeft van
alle gespecialiseerde maatschappijen op dit gebied: Movir, Axa, Interpolis, Fundum, Stad Rotterdam
en De Amersfoortse. Wij hebben 30 jaar ervaring in het adviseren van dierenartsen en hebben altijd
een zorgvuldige lange termijn visie boven korte termijn effectbejag gesteld. Wij willen ook de
komende 30 jaar dierenartsen op dezelfde degelijke wijze begeleiden. Wij bieden u de mogelijkheid
uw situatie nauwgezet te analyseren en u vervolgens een op maat gesneden advies te geven.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
Robert Meijer, Wouter van der Meer, Philip Jaspers en Mathijs Willems.

Raadgevers
Medische Beroepen

Benamin;; BAYTRIL® 5% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 50 mg enrofloxacin. • Diersoort Rund, varken en hond. • Therapeutische indicaties Rund:
bacteriële infecties van het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsorgaan zoals pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose. colisepticaemie, salmoncllose: secun-
daire infecties bij virusziekten zoals rundergriep Crowdingcomplex. Varken: bacteriële infecties van de ademhalingswegen en het spijsverteringsorgaan, zoals
pasteurellose. mycoplasmose, colidiarrcc, colisepticaemie, salmonellose; enzoötische pneumonie. Hond: bacteriële infecties van de ademhalingswegen en het spijs-
verteringsorgaan, urine- en geslachtsorgaan, dc huid, uitwendige oorontsteking en wondinfecties. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiele
middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties
Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien ertussen enrofloxacin cn andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Behandeling van
opgroeiende honden tot dc leeftijd van één jaar en bij zeer grote rassen tot de leeftijd van 18 maanden is tcgenaangewezen, aangezien er beschadiging van het ge-
wrichtskraakbeen kan optreden. •
Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamgewicht)
per dag gedurende 3-5 dagen; bij gecompliceerde infecties of salmonellose: 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/10 kg lichaamsgewicht) per dag ge-
durende 3-5 dagen. Varken: 2,5-5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (=
I -2 mI/10 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen. Hond: 5 mg enrofloxacin
per kg lichaamsgewicht (=0,2 ml/kg) gedurende 5 dagen. •
Wijze van toediening Varken: intramusculair De toediening dient plaats te vinden in de nek met een
maximaal injectievolume van 2,5 ml per injectieplaats. Rund: subcutaan. De toediening dient plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml
per injcctieplaats. Hond: subcutaan.
«Wachttijd Varken: 10 dagen voorde slacht. Rund: 9 dagen voor de slacht; 4 dagen voorde levering van melk. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REC; NL 08211 UDA.

Benaming BAYTRIL® 10% injectievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken cn rund. •Therapeutische indicaties Varken: infec-
ties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel, met name pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepticemie en salmonellose, alsmede andere ziektecom-
plexen zoals enzoötische pneumonie. Rund: infecties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel van primaire bacteriële oorsprong, met name pasteurellose, myco-
plasmose, colibacillose, colisepticemie en salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie zoals Bovine Respiratory Disease-Complex. In het kader
van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel
van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate
van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Geen bekend. • Dosering 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 mI/40 kg lichaamsgewicht) per dag
gedurende 3 dagen (5 dagen bij Salmonellosen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen: tot 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg li-
chaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij het varken. •
Wijze van toediening Varken: intramusculair. Bij varkens dient de toediening plaats te
vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 2,5 ml per injectieplaats. Rund: intraveneus, subcutaan. In geval van subcutane toediening bij het rund dient
dit plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml per injectieplaats. •
Wachttijd Varken: 10 dagen voor de slacht. Rund: 9 dagen voor de
slacht na subcutane toediening; 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toediening. 4 dagen voor de levering van melk na subcutane toediening; 3 dagen voor de le-
vering van melk na intraveneuze toediening. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1,3641 RT Mijdrecht. • REG NL 03489 UDD.

Benaming BAYTRIL® 0,5% orale oplossing • Samenstelling Per ml 5 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel
voor de behandeling van infectieziekten bij biggen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen, in het bijzonder:
E. coli (colidiarree, colisepti-
caemie),
Salmonella spp., Pasleiirella spp., Mycoplasmata en enzoötische pneumonie. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het
zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. •
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie
tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluoroquinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten Niet bekend. •
Dosering 1-1,7 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3-5 dagen. Vuistregel: 1 ml per 3 kg lichaamsgewicht per dag (1,7 mg/kg lichaamsge-
wicht per dag). •
Wijze van toediening Toedieningswijze: oraal. De oplossing kan direct in de bek gegeven worden met behulp van het doseerpompje. Een slag van
het doseerpompje is 1 ml van de oplossing. •
Wachttijd Vlees: 7 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1,3641 RT
Mijdrecht. •
REG NL 03438 UDA.

-ocr page 450-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (56)
Saturnin Arioign (1846-1911)

Zelden zal de carrière van een dierenarts in wetenschappelijk opzicht zo succesvol en in moreel
opzicht zo harmonieus verlopen zijn als die van Arioign. Behalve over een superieur intellect be-
schikte hij over een grote liefde voor het wetenschappelijk onderzoek op een breed terrein, een ge-
weldige werkkracht, die doelgericht en planmatig werd ingezet, en daarbij over alle eigenschappen
van een gentleman. Maar zijn levensweg zou waarschijnlijk een geheel andere geweest zijn, als
niet twee mannen de richting hadden aangegeven die volledig bleek te sporen met de eigen ambi-
ties en capaciteiten. De eerste was zijn vader, een ontwikkeld man die veel las en in de traditie van
zijn familie het beroep van hoefsmid uitoefende. Hij had gewenst dat zijn zoon zijn praktijk, maar
dan als gediplomeerd veterinair, zou voortzetten. De vader stierf echter tijdens Arloigns studietijd
en de smidse werd verkocht.

De andere bepalende invloed onderging hij van een van de grootste veterinaire leermeesters uit het Frankrijk van de 19e
eeuw, Jean-Baptiste Chauveau. Deze onderkende Arloings capaciteiten al in diens tweedejaar aan de Veterinaire School
van Lyon. Hij zou in hem een ideale leerling, medewerker en opvolger krijgen die hij, naar eigen zeggen, als zijn zoon be-
schouwde.

Arioign werd geboren op 3 januari 1846 in Cusset (nabij Vichy) in het
departement Allien Na, steeds als eerste van de klas, de middelbare
school in zijn geboortestad doorlopen te hebben, kwam hij op 16-jarige
leeftijd aan op de Veterinaire School van Lyon, waar hij eveneens steeds
de eerste prijs van zijn jaar behaalde en in 1866 het diploma verwierf. In
hetzelfde jaar werd hij aangesteld als \'chef de service d\'anatomie et de
physiologie\' bij de leerstoel van Chauveau. Driejaar later werd hij be-
noemd tot leraar anatomie en fysiologie in Toulouse. Na toelatingsexa-
men tot de universiteit gedaan te hebben, volgde hij tevens colleges aan
de Faculteiten der Natuurwetenschappen en der Geneeskunde. In 1876
keerde hij terug naar Lyon toen de leerstoel van Chauveau gesplitst
werd. De laatste behield de fysiologie en Arioign ging de anatomie do-
ceren. De samenwerking kon niettemin worden voortgezet, want hij
werd tevens \'chef de travaux de médecine expérimentale\' bij Chauveau
die, naast zijn functies bij de École Vétérinaire, een leerstoel aan de
Medische Faculteit bekleedde. Inmiddels had hij enige publicaties op
zijn naam staan en een belangrijke prijs gekregen voor zijn door Claude
Bernard zeer geprezen werk over recurrerende sensibiliteit. Dc oogst
aan academische titels die hij daarna binnen driejaar binnenhaalde is
indrukwekkend. In 1877 behaalde hij het \'doctorat-és- sciences\' aan de
Sorbonne met de vereiste twee dissertaties over verschillende onder-
werpen. Zij waren respectievelijk gewijd aan het slikmechanisme bij
zoogdieren en vogels en aan een plantenanatomisch onderzoek aan
stekken van cacteeën. Twee jaar erna behaalde hij het doctoraat in de ge-
neeskunde met een proefschrift over een vergelijkend onderzoek naar
de werking van de anaesthetica chloral, chloroform en aether. En weer een jaar later slaagde hij voor het vergelijkende exa-
men voor de graad van geaggregeerde bij de Medische Faculteiten met een proefschrift over het ontstaan van haren en na-
gels. In 1884 werd hij tot hoogleraar in de algemene fysiologie aan de Medische Faculteit benoemd, maar hij gaf deze post
na twee jaar op toen Chauveau naar Parijs vertrok en Arioign geroepen werd om hem in Lyon én als directeur van de École
Vétérinaire én als hoogleraar fysiologie op te volgen. In 1887 kwam daar ook nog eens de leerstoel bij voor experimentele
geneeskunde en vergelijkende pathologie aan de Medische Faculteit van Lyon.

Hier zouden naderhand nog enige nevenfuncties bijkomen. In 1897 werd hij wetenschappelijk directeur van een sanatorium
en in 1900 van een bacteriologisch streeklaboratorium. Zijn evenwichtige en systematische geest en grote ordelievendheid
stelden hem in staat alle verplichtingen van onderwijs en onderzoek stipt na te komen. Ook participeerde hij actiefin tal van
academies en wetenschappelijke verenigingen; zo was hij voorzitter van de
Association française pour l\'avènement des
sciences,
vice-voorzitter van de commissie voor de internationale veterinaire congressen, mede-oprichter van de Société des
sciences vétérinaires de Lyon,
voorzitter van de Association amicale des anciens de l\'École vétérinaire de Lyon, door hem in
1901 opgericht. Hij was een graag gehoorde gastspreker op tal van congressen in binnen- en buitenland.

Veterinai
verledei

-ocr page 451-

De terreinen van zijn wetenschappelijk onderzoek en de daaruit voortkomende publicaties waren even divers als zijn
onderwijsopdrachten. Zij hadden voornamelijk betrekking op de volgende disciplines:

1. Fysiologie, in het bijzonder de zenuwfysiologie (respectievelijk 28 en 43 artikelen);

2. Plantenfysiologie (6 artikelen);

3. Anatomie, teratologie, zoölogie (22 artikelen);

4. Bacteriologie en infectieziekten ( 195 artikelen, waaronder 102 gewijd aan het tuberculosevraagstuk).
Een vrij gedetailleerde samenvattende bespreking ervan heeft M. Roussel ( 1932) gegeven.

Overeenkomstig de belangstelling binnen de geneeskunde van zijn tijd, waren de meeste inspanningen gericht op de be-
strijding van infectieziekten. Hier konden Arioign en zijn medewerkers enige bijdragen van blijvend belang leveren.
Samen met N.O. Thomas en Charles Cornevin kon de verwekker van houtvuur (\'charbon symptomatique\') worden geïso-
leerd. Deze noemden zij naar hun leermeester
Bacterium (later Clostridium) chauvei. Ook slaagden zij erin een succes-
volle preventieve entingsmethode te vinden. In een monografie
Du charbon bactérien - charbon symptomatique et char-
bon essentiel de Chabert,
Paris, 1883 (tweede editie onder de titel Le charbon symptomatique du boeuf, 1887) hebben zij
hun bevindingen neergelegd. Deze bleken aan te sluiten bij die van Bollinger en Feser in Duitsland.
Samen met Chauveau vond hij langs experimentele weg methodes om het optreden van gasgangreen en kraamvrouwenkoorts
te bestrijden, die destijds in de chirurgische en obstetrische afdelingen van de ziekenhuizen grote bedreigingen vormden.
Gedurende de laatste twintig jaar van zijn leven deed hij onderzoek aan tuberculose, waarvoor hij hoopte een vaccin te
kunnen vinden. Hierin is hij niet geslaagd. Met een van mberculine afgeleid vaccin wist hij niettemin bij driekwart van de
behandelde runderen immuniteit op te wekken. Van grote waarde voor het diagnosticeren van tb was zijn, samen met Paul
Courmont ontwikkelde sero-agglutinatietest, die tevens het verloop van de ziekte kon voorspellen.
Door zijn talrijke entingsproeven bij proefdieren en het minutieuze onderzoek van de variabiliteit der tuberkelbacteriën
was Arioign een overtuigd aanhanger van de eenheid der zoogdiertuberculose. Tijdens verschillende congressen kruiste
hij de degen met Robert Koch inzake deze voor de volksgezondheid zo belangrijke kwestie.
Ook over andere infectieziekten (difterie, longziekte en veepest) heeft hij onderzoek gedaan en gepubliceerd.
Behalve de boven reeds genoemde boekpublicaties, verdienen vermelding zijn bewerkingen van de tweede tot en met
de vijfde editie van Chauveau\'s
Traité d\'anatomie compareé des animaux domestiques (1871-1905) en de eerste ge-
schiedschrijving van de Lyonese school:
Le berceau de l\'enseignement vétérinaire: création et évolution de l\'École
Nationale Vétérinaire de Lyon
( 1889). Voor de viering van het 150-jarig bestaan had hij als directeur al de nodige voor-
bereidingen getroffen, maar een plotselinge dood ten gevolge van een hartaanval op 21 maart 1911 verhinderde dat hij,
die 25 jaar op een voortreffelijke wijze leiding gegeven had aan de school en er het boegbeeld van was geworden, deze
viering kon meebeleven.

Welke indruk zijn persoon en zijn werk op zijn omgeving hadden gemaakt blijkt uit de twintig (!) redevoeringen die ge-
houden werden bij zijn door duizenden bijgewoonde begrafenis,
in extenso gepubliceerd in Journal de médecine vété-
rinaire et de zootechnie
van 1911. Zijn menselijke eigenschappen en zijn maatschappelijke, bestuurlijke en wetenschappe-
lijke verdiensten werden om beurt belicht en geprezen.

Zijn echtgenote was hem al eerder in de dood voorafgegaan. Hun enige zoon Fernand trad in de voetsporen van zijn vader
en werd hoogleraar aan dc Medische Faculteit van Lyon.

Op drie plaatsen wordt de herinnering aan Arioign in steen vastgehouden. Bij de onthulling van de buste in de Medische
Faculteit in 1913 sprak Chauveau, die daartoe door ontroering overmand, twee jaar eerder niet in staat was geweest.
Opgehouden door de Eerste Wereldoorlog konden de twee andere standbeelden, gefinancierd door 923 bijdragen van die-
renartsen en medici uit Frankrijk en het buitenland, pas in 1921 in zijn geboorteplaats Cusset en in 1923 in Lyon worden
geïnaugureerd. Bij de laatste gelegenheid werd Arloigns werk opnieuw in herinnering geroepen door acht sprekers, onder
wie de minister van landbouw. Zijn roem strekte zich ver buiten Lyon uit. Hij was corresponderend lid van het Institut de
France en
membre associé van de Académie de Médecine, commandeur van het Légion d\'honneur en erelid van veel
binnen- en buitenlandse wetenschappelijke verenigingen.

Literatuur

* Cadéac, C. Mort du professeur Arioign 1846-191 i.Joumo/de médecine vétérinaire et de zootechnie. 1911; 62; 129-192 [20 redevoeringen].

* Chauveau, J.-B.A.]. Inauguration des bustes des professeurs... à la Faculté de Médecine de lyon.Journal de médecine vétérinaire et de zootechnie.
1913;64:432-437.

Krogmann, V. L\'enseignement vétérinaire à Lyon aux XVIlie et XiXe siècles. Vie et oeuvre des professeurs et directeurs. Thèse. Lyon, 1996. P. 125-131.

* Lesbre, F.-X. Compte rendu de la cérémonie d\'inauguration, à l\'École nationale vétérinaire de Lyon, du monument à S. Arioign et des bustes de L.
Bredin, Cl.-j. Bredin, F. Lecoq et Ch.
Cornevin.Journal de médecine vétérinaire et de zootechnie. 1923; 69:435-470, 519-541 [8 redevoeringen].

* Oldenkamp, E.P. Jean-Baptiste August Chauveau. Tijdschrift voor Diergeneeskunde. 2000; 125: 718-719.

* Publications principales de S. Arioign. Archives internationales de pharmacodynamie et thérapie. 1912; 22:1-24.

* Roussel, [M.]. Éloge du professeur Arioign. Bulletin de l\'Académie vétérinaire de France. 1932; 85:429-448.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap

A.H.H.M. Mathijsen

-ocr page 452-

Net als het vorige artikel borduurt
ook deze uitspraak door op een eerder
besproken zaak (TvD 15 juni 2004),
omdat publicatie van de uitspraak als
maatregel wordt opgelegd. Tegen
deze dierenarts, drs. H.H. Verweij uit
Houten, zijn meer klachten inge-
diend, met strenge maatregelen tot
gevolg. De heer Verweij is in beroep
gegaan tegen deze maatregelen. Deels omdat hij vindt dat
deze te zwaar zijn, en deels omdat hij het diergeneeskundig
niet eens is met de mening van het Tuchtcollege.

Aan het lijntje

Wat was er ook weer aan de hand? Een kat met klachten over
sloomheid en plassen naast de bak zal ter observatie drie
weken in de kliniek gehouden worden. Dat loopt niet
alleen uit, het loopt uit de hand. Negen maan-
den later is de kat nog niet terug bij de ei-
genaar, die de praktijk bestookt met
telefoontjes en pogingen om de
kat op te zoeken, wat volgens de
dierenarts slecht is voor de
kat. Na negen maanden al-
leen maar oppervlakkige
mededelingen te hebben
gehoord zoals \'het gaat
best goed\' besluit ze dat
het zo niet langer kan.
Als de kat echt zo ziek is
dat-ie negen maanden
de kliniek niet uit mag,
is inslapen misschien
beter. Er wordt een af-
spraak gemaakt om over
drie dagen contact op te
nemen, maar dan is de kat
ineens de dag ervoor overle-
den. Alsof dat al niet raad-
selachtig genoeg is, ontstaat er
ook de nodige verwarring met een
verkeerd afgeleverd stoffelijk over-
schot.

De heer Verweij excuseert zich met persoonlijke omstan-
digheden, maar omdat hij niet voor het eerst bij het
Tuchtcollege staat krijgt hij een onvoorwaardelijke schor-
sing van zes weken opgelegd, met een voorwaardelijke
schorsing van tien weken en een proeftijd van drie jaar. Dat
vindt hij onterecht, en met behulp van een advocaat tekent
hij beroep aan. De communicatie met de eigenaar is dan mis-
schien niet optimaal geweest, maar diergeneeskundig heeft
hij geen fouten gemaakt. In tegenstelling tot wat hem wordt
verweten heeft hij wel degelijk een diagnose (namelijk obsti-
patie) gesteld.

In de procedure wordt het veterinaire dossier uitvoerig door-
gelicht. De kat is onderworpen aan een klysma, heeft paraf-
fine, Primperid en Tolfedine gekregen en is ook nog geope-
reerd vanwege necrose en peritonitis aan de dunne darm. De
eigenaar hoort dat tijdens de procedure voor het eerst, haar is
nooit iets verteld... Dat doet de zaak geen goed, net als de
verschillende doseringen die her en der staan genoteerd, en
de dagelijkse toediening van middelen die maar éénmaal per
48 uur mogen worden gegeven. Alleen al in veterinair op-
zicht is de heer Verweij ernstig tekort geschoten. Langdurig
(per infuus) diverse medicijnen geven voor afwisselend ob-
stipatie en diarree, of niet eten dan wel braken zonder de
electrolytenbalans te controleren of enig urine- of bloed-
onderzoek laten doen is echt onjuist. Bij uitblijven van resul-
taat is nader diagnostisch onderzoek of doorverwijzing naar
een specialist de juiste weg, niet negen maanden blij-
ven dokteren.

Onvoorwaardelijke schorsing

De aanduiding die de heer Verweij
zelf geeft aan de communicatie,
namelijk \'geen schoonheids-
prijs\' is een understatement
voor het achterwege laten
van een prognose, een
onderzoeks- en een be-
handelplan. Het Beroeps-
college vindt het verweer
dat de eigenaar een
mededeling over de ope-
ratie zou zijn vergeten
nogal onwaarschijnlijk.
Tenslotte valt ook het
Beroepscollege, net als
het Tuchtcollege eerder,
over het niet bewezen stand-
punt van de heer Verweij dat
bezoek van de eigenaar een
slechte invloed heeft op genezing
van het dier. De collegeleden zijn het
erover eens dat eerder het tegendeel het
geval is. Er is wel enig begrip voor de privé-
omstandigheden van de heer Verweij en zijn
manhaftige pogingen om zijn leven weer op de rails te krij-
gen, maar de verschillende klachten over zijn handelwijze tel-
len zwaar. Hoewel hij toegeeft dat de communicatie met de ei-
genaar niet goed was, draagt zijn onwil om in te zien dat hij
veterinair fout bezig is geweest niet bij aan versoepeling van
zijn schorsing. De zes weken blijven onvoorwaardelijk over-
eind, net als de voorwaardelijke schorsing en de drie jaar du-
rende proeftijd.

En wie er nu het hardst hoopt dat klachten voortaan achter-
wege blijven?

-ocr page 453-

Op 23 september 2004 organi-
seerde de Veterinaire Vee Folckers
Club \'De Uithof\' een veterinair
rundveesymposium met als thema:
Voedingsmanagement,
een kwestie
van smaak!
Tijdens dit symposium
werd ingegaan op het thema voe-
dingsmanagement met aandacht
voor de periode tijdens en rondom
ABCTA-rundveespecialist Bertho
Boswerger ging in op de invloed van gezondheid en groei
tijdens opfok op melkproductie en duurzaamheid van
melkvaarzen. Dierenarts Kees Peeters sprak over voedings-
management in relatie met de gezondheidsstatus van het
rund, terwijl Ruurd Jorritsma van de Faculteit der
Diergeneeskunde sprak over de invloed van voeding op de
vruchtbaarheid rond de eerste partus. Tot slot vertaalde
dierenarts Dick de Lange de theoretische informatie naar
de praktijk. De dag werd voorgezeten door prof. dr. J.A.
Stegeman.

Volgens Bertho Boswerger moeten de doelstellingen van jong-
veeopfok drieledig zijn. In de eerste plaats moeten het maag-
darmkanaal en het skelet goed ontwikkelen om een goede
voeropnamecapaciteit te kunnen realiseren. Ten tweede moet
er gelet worden op de ontwikkeling van het uier. De basis voor
een goede melkproductie begint bij de opfok. Tot slot moeten
de kalveren in een optimale conditie gehouden worden. Een
goede conditie verhoogt de vruchtbaarheid en de gezondheid
van de dieren.

De meest kritieke periode tijdens de opfok is de melkperiode.
Tijdens deze periode wordt de weerstand van het dier opge-
bouwd en vindt de hoogste groei per dag plaats. Als gevolg
hiervan zijn de dieren gevoelig voor infecties en stoornissen.
Onderzoek van het PV begin jaren \'90 toont aan dat het ge-
middelde effect van diarree een verhoogde sterftekans geeft
van elf versus twee procent. Tevens blijven de dieren achter in
groei (654 versus 703 g/d in de periode tot 120 dagen; 673 ver-
sus 684 g/d in de periode tot twee jaar) en kalven ze later af
(780 versus 761 dagen). Voor de melkproductie is geen verschil
aangetoond. Veelgemaakte fouten zijn: teveel melk, te lage/
hoge aanmaaktemperatuur kunstmelk, te korte/lange mengtijd
kunstmelk. Als gevolg van onjuist aangemaakte melk zijn de
vetbolletjes in de melk niet goed verdeeld, wat zorgt voor een
verminderde absorptie.

Tijdens de opfok wordt het kalf omgevormd tot herkauwer.
Volgens Boswerger is hooi noodzakelijk voor de pensontwik-
keling. Hooi wordt goed opgenomen (beter dan snijmaïs) en
goed benut. Vereiste is wel dat het hooi van de beste kwaliteit is,
voldoende structuur heeft, geen schimmel of broei heeft en dat
er voldoende schoon drinkwater is. De penspapillen kunnen
onder deze omstandigheden volledig ontwikkelen. Naast het
hooi zorgt ook krachtvoer voor stimulatie van de pensontwik-
keling."Vaarzen moet je niet verzuipen in de koppel", aldus

Berichte

verslage

de eerste lactatie.

Bertho Boswerger, waarmee hij aangeeft dat veehouders zui-
nig moeten zijn op hun vaarzen. Doordat vaarzen in de koppel
onderaan in de rangorde staan, vreten ze in de koppel ruim elf
procent minder. De voeropname ligt 13,6 procent lager en de
ligtijd 8,7 procent.

Leververvetting

Het aantal metabole problemen evenals gezondheidsproble-
men stijgt inet de hogere melkproductie en stijgt nog verder
wanneer het management suboptimaal is. De hogere productie
maakt subklinische problemen, als gevolg van mismanage-
ment, klinisch, aldus Kees Peeters. Eén van de problemen op
melkveebedrijven is de leververvetting als gevolg van een te
ruime conditie voor het afkalven. "We hebben veehouders ge-
leerd dat ze de koeien binnen moet houden in de droogstand,
maar de categorie vette dieren moet eigenlijk weer naar buiten
om te bewegen". Tijdens de vroeg/midden droogstand moet het
voer voldoende vezels bevatten om het maximale pensvolume
te behouden en de pens de gelegenheid te geven te herstellen.
Echter tijdens deze periode moet een negatieve energiebalans,
eiwit-, mineralen- en vitaminentekort worden voorkomen. Om
problemen te voorkomen moeten droge koeien in groepen wor-
den ingedeeld. Een vroeg/midden groep en een late groep. De
laatste groep bestaat uit koeien die binnen drie tot vier weken
afkalven. Speciale aandacht moet besteed worden aan de vaar-
zen, omdat die zowel groei- als drachtigheidsbenodigdheden
hebben. Vaarzen hebben een hogere energiebehoefte dan melk-
koeien en een hogere eiwitbehoefte. Een aparte vaarzengroep
zou hierbij kunnen helpen. Tijdens de transitieperiode, zes we-
ken voor en na kalven, hebben alle dieren een verhoogde be-
hoefte aan vitamines en mineralen.

Plotselinge veranderingen van een laag energierantsoen naar
een hoog energierantsoen na afkalven, resulteert in een snelle
toename van lactaat producenten
(Streptococcus bovis).
Lactaat-gebruikers reageren langzaam (vier tot zes weken). Er
ontstaat op deze manier een monocultuur met lactobacillen. De
pK.a van lactaat ligt lager dan de overige vluchtige vetzuren
(vvz), waardoor de pens langzamer wz kan opnemen. Tevens

Veterinair Rundvee Symposium 2004
Voedingsmanagement, een kwestie van smaak!

Bert var) Niejenhuis

-ocr page 454-

heeft de lengte van de pens-
villi effect op de pH in de
pens. Door te korte villi
worden er minder vvz opge-
nomen dan er geproduceerd
worden, wat resulteert in
een ophoping van organi-
sche zuren. Peeters geeft
aan dat uit verschillende
onderzoeken is gebleken
dat het voor de ontwikke-
ling van penspapillen goed
is droge koeien twee weken
voor afkalven een hoog
energierantsoen te geven.
Volgens Peeters moeten ve-
terinairen met succes de
transitieperiode op indivi-
duele bedrijven kunnen be-
geleiden, door de onder-
linge relaties met metabole
fouten te herkennen, te begrijpen en aan te passen. Hij sluit af
met de opmerking dat wanneer veterinairen, geïnteresseerd in
de voeding, redeneren van de buitenkant van de koe naar de
binnenkant, zij geen toegevoegde waarde hebben voor veehou-
ders, omdat voedingsspecialisten op die manier al adviseren.

Bij vaarzen ligt het aantal doodgeboorten ongeveer zes procent
hoger dan bij latere pariteiten. Het gevolg van de doodgeboor-
ten is een grotere kans op ziekten, wat de kans op een volgende
dracht verkleint, aldus Ruurd Jorritsma. Oorzaak van dit hoge
aantal is niet eenduidig te geven. Mogelijke oorzaken kunnen
van infectieuze aard zijn, een traag verlopend geboorteproces
of doodliggen. Wat betreft het drachtigheidspercentage doen
vaarzen het wel goed. Het drachtigheidspercentage daalt na-
melijk bij toenemende pariteit. Hoge conditiescore (>4) wordt
geassocieerd met een lager drachtigheidspercentage, evenals
een groot conditiescoreveriies (>1.0). Jorritsma geeft aan dat
vaarzen een kleinere negatieve energiebalans (NEB) hebben en
dat er een relatie bestaat tussen NEB nadir en de start van de
ovariële activiteit. De tijd tussen partus en NEB nadir is gerela-
teerd aan de tijd tussen partus en eerste ovulatie. Tevens blijkt
het aantal ovariële cycli van belang te zijn. Meer ovariële cycli
voor de eerste inseminatie verhoogt het drachtigheidspercen-
tage. Het niet drachtig willen worden van het dier kan ook lig-
gen aan de timing van de KI, aan het sperma, de eicelkwaliteit
of de kwaliteit van het corpus luteum. Jorritsma gaat hierbij in
op de hypothese van Britt, die de verminderde drachtigheid
wijt aan een directe beschadiging van de eicel. De beschadi-
ging zou mogelijk kunnen komen door de NEEA\'s. NEFA zou
mogelijk doordringen in de follikel, een negatief effect hebben
op de eicel- en embryo-ontwikkeling en een negatief effect op
granulosacellen. Uit onderzoek (Jorritsma
et ai, Theriogeno-
logy 2003) blijkt de concentratie NEFA in follikelvloeistof te
reageren op de concentratie NEFA in bloed. De concentratie in
het follikelvloeistof leek sterk op de concentratie in het bloed.
Ander onderzoek (Jorritsma
et al. Anim. Repr. Sci. 2004) toont
aan dat NEFA een negatief effect heeft op eicelmaturatie en be-
vruchting
in vitro. Ruurd Jorritsma geeft aan dat ureum ook in-
vloed heeft op de vruchtbaarheid. Een gemiddelde tank-ureum
van boven de 35 mg/dl geeft een verienging van het interval
kalven-eerste inseminatie met 3,2 dagen en een verhoogde ver-
wachte tussenkalftijd van 7,2 dagen, ten opzichte van een tank-
ureum van beneden de 25 mg/dl.
Vaars verdient extra aandacht

Dick de Lange geeft in zijn presentatie aan dat een vaars geen
koe is en dat ze extra aandacht verdient. Voor een vaars is alles
nieuw en staat ze laag in rangorde. Hierdoor ligt SARA (sub-
acute ruminal acidosis) op de loer. De ruwvoerkwaliteit en
smaak zijn hierbij van uitermate belang. Volgens De Lange kan
je met krachtvoer het rantsoen bijsturen, maar ligt de basis in
het ruwvoer. Om de voerbenutting te verhogen is het belangrijk
de koeien aan het voer te laten wennen. Geleidelijke overgan-
gen in het rantsoen zijn dan een vereiste. Tevens kan het voer-
aanbod verspreid worden over het etmaal om zo alle dieren de
gelegenheid te geven voldoende te kunnen eten.
Door middel van twee casussen geeft Dick de Lange aan tegen
welke problemen veehouders aanlopen in de praktijk.
Belangrijke aandachtspunten zijn het afkalfmanagement, indi-
viduele benadering, kwaliteit ruwvoer en de huisvesting.
Aangezien de vaars voor de eerste keer afkalft en alles nieuw
voor haar is, verdient een vaars rondom deze tijd meer indivi-
duele aandacht. Tevens moet er in de koppel extra gelet worden
op de vaarzen. Zij hebben een verhoogd risico op mastitis,
klauwinfecties, geboortewegaandoeningen en de eerderge-
noemde SARA. Het belang van de kwaliteit van het ruwvoer is
al aangestipt. Wat betreft de huisvesting moet er gezorgd wor-
den voor voldoende ligplaatsen en vreetplaatsen. Vaarzen heb-
ben dan de gelegenheid om voldoende te liggen en te eten wat
de voerbenutting verhoogt. Met de voerstrategie voor de toe-
komst, aldus Dick de Lange, dient gestreefd te worden naar een
maximale ruwvoeropname, het optimaliseren van de pensfer-
mentatie 365 dagen per jaar (met aandacht voor de seizoensin-
vloeden) en het verhogen van de voerbenutting. Hierbij moet
rekening gehouden worden met het feit dat het gezond functio-
neren van de koe een eerste vereiste is, dat de voeropname per
dier cn groep variabel is, dat de voerstrategie afgestemd moet
worden op de doelstelling van de veehouder en dat een opti-
maal resultaat een actief management vereist.
Het geheel wordt afgesloten met een gezellige borrel waarbij
iedereen met elkaar nog eens van ideeën kon wisselen. Hieruit
blijkt, zoals Arjan Stegeman al had opgemerkt, dat over smaak
wel degelijk te twisten valt. Aan de positieve reacties die wij na
afloop hebben gekregen, kunnen wij concluderen dat het voor
zowel dierenarts als student een zeer geslaagde bijeenkomst is
geweest!

-ocr page 455-

De publiciteit die recent aan de testuitslagen van Athene
werd gegeven, is een duidelijke illustratie van het feit dat
dopingcontrole bij het paard een zeer actueel onderwerp
is. Alle hippische bladen, op een mondiale schaal, hebben
uitgebreid aandacht besteed aan de vier positieve testuit-
slagen, nog afgezien van de andere problemen die in
Athene ontstonden. Het behoeft geen betoog dat bij de
FEI, de eindverantwoordelijke voor de paardesport op
Olympisch niveau, de telefoon roodgloeiend stond en nog
staat. Heel erg schadelijk voor de sport en helaas ook
voor het imago van onze beroepsgroep.

De uitslagen hebben ons geleerd, dat de internationale hip-
pische sport inmiddels van een medicatieprobleem in een
dopingprobleem terecht is gekomen. En ook dat er nog
steeds ruiters of dierenartsen zijn, zelfs op Olympisch ni-
veau, die de regels niet voldoende beheersen of ze aan de
veterinaire laars lappen (voor de regels: zie
www.horse-
sport.org).

Twee uitslagen hadden te maken met medicatie (betametha-
sone, diphenhydramine), die volgens ruiter en teamdieren-
arts lokaal op de huid werd toegepast en dus een heel beperkt
systematisch effect zou kunnen hebben. Als deze uitleg klopt
is het des te droeviger, dat in beide gevallen de Veterinaire
Commissie niet werd geraadpleegd. Met name in situaties
waar een lokale behandeling kan volstaan {oogletsel, huid-
wondjes, et cetera), kan vaak een behandeling worden ge-
vonden waar het paard geen enkel \'unfair advantage\' van zou
kunnen hebben. Als het paard dan ook nog \'fit to compete\'
is, kan de Veterinaire Commissie een Medicatie Form 1 afte-
kenen (ook als er een verboden stof wordt gebruikt) en is het
paard (en de ruiter) beschermd tegen een eventuele positieve
testuitslag (als de uitslag natuurlijk overeenkomt met de ge-
autoriseerde medicatie). Het ontbreken van form I heeft tot
gevolg dat de positieve uitslag een officiële \'case\' wordt; het
wordt nog ingewikkelder als de gebruikte medicatie ook als
injecteerbaar product beschikbaar is voor bijvoorbeeld intra-
articulaire behandeling.

De FEI heeft dit jaar herhaaldelijk (Bulletin, website, vet
newsletter) gewaarschuwd voor een aantal nieuwe substan-
ties die zijn aangetroifen tijdens het testen: fluphenazine, re-
serpine, guanabenz, zuclopenthixol om maar een paar voor-
beelden te noemen. Deze stoffen zijn afkomstig uit de
humane anti-psychosis medicatie en worden in heel lage do-
seringen gebruikt in het paard om landurige sedatieve effec-
ten te verkrijgen. Hiermee wordt een heet paard wat makke-
lijker hanteerbaar gemaakt, tijdens de training maar ook in
de wedstrijd. Het laboratorium is nu op deze trend inge-
speeld en een aantal positieven bevindt zich momenteel in de
judicial follow-up. Deze stoffen hebben niets te maken met
reguliere medicatie voor paarden en worden dan ook gezien
als exclusief ingezet ter vervalsing van de competitie door
het gedrag van het paard te beïnvloeden. Waarvan akte.

Overigens, als antwoord op vele vragen, het laboratorium is
niet gevraagd om de gevoeligheid van de technologie verder op
te schroeven. Wat betreft de reguliere medicatie voor paarden is
er niets veranderd. Maar deze nieuwe humane trend moet wor-
den uitgebannen, als het moet tot op picogramniveau.

Dopingperikelen bij het paard: een FEI-perspectief

Frits Sluyter

Deze behandelingsmethode is uiteraard niet door ruiters uit-
gevonden. Veterinairen moeten hier het nodige denkwerk
hebben verricht en dat heeft waarschijnlijk een tijdje heel
aardig gewerkt. Nu is het lab ingespeeld op de situatie en zal
helaas duidelijk worden, dat een aantal onder ons het imago
van de paardesport door een deur heeft geduwd die helaas
maar naar één kant opengaat. Een positief testresultaat als
gevolg van legitieme medicatie kon, indien nodig, nog wor-
den uitgelegd als veroorzaakt door een vergissing, stable ma-
nagement, stable contamination, et cetera. De genoemde hu-
mane
Sedativa \'trend\' zal ons heel veel schade gaan
berokkenen, omdat een legitieme verklaring hier ontbreekt.
Al met al was het jaar 2004 geen goed jaar voor de hippische
sport.

Frits Sluyter is hoofd van de veterinaire afdeling bij de Fédération
Equestra Internationale (FEI).

\'Ondernemen in witte jas\'

VVAA jubileumcongres, Scheveningen, 8 oktober 2004

P.A.M. Overgaauw

Op vrijdag 8 oktober 2004 vond ter ere van het 80-jarig
bestaan van de VVAA, onder bezielende leiding van Karei
van de Graaf, het jubileumcongres \'Ondernemen in witte
jas\' plaats in het Kurhaus te Scheveningen. Er waren on-
geveer vijfhonderd genodigden aanwezig, als een soort
dwarsdoorsnede van het gevarieerde ledenbestand van de
VVAA. Ik telde ongeveer vijftien dierenartsen, afkomstig
van organisaties, de Tweede Kamer en uit de praktijk. Het

-ocr page 456-

onderwerp van het congres moest fungeren als \'wake up call\' voor de hu-
mane zorgsector. Redenen hiervoor zijn natuurlijk de enorme kostenstij-
gingen en de reactie van de overheid hierop in de vorm van bezuinigingen
en \'no claim\' maatregelen.

Bekende begrippen voor de dierenarts hierbij waren hoge kwaliteit tegen lage
kosten en efficiency door taakdelegatie en -differentiatie met gebruikmaking
van de nieuwste ICT-mogelijkheden. Er werden voorbeelden gegeven van suc-
cesvolle initiatieven, zoals de ooglaserklinieken en fysiotherapie gekoppeld
aan bedrijfsgeneeskunde en arbo-dienstverlening.

Ter versterking van de medische professional werd de oprichting van een
WAA Fonds bekendgemaakt die activiteiten zoals onderzoek, voorlichting
en opleidingen, zal ondersteunen, gericht op het verkrijgen en verbeteren van
managementvaardigheden en organisatiekennis van professionals in de zorg-
sector. Mogelijk zal de diergeneeskunde hier zijdelings ook zijn voordeel mee
kunnen doen.

P.A.M. Overgaauw is lid van de hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Toxoplasmose onderwerp in
najaarseditie \'Dierenarts in Beeld\'

Sinds 4 november is de najaarseditie van \'Dierenarts in Beeld\' uit, vaktijd-
schrift voor Baasjes en een uitgave van Roman House Publishers Ltd in samen-
werking met de KNMvD. In dit nummer onder meer aandacht voor toxoplas-
mose, een ziekte waarover veel misverstanden bestaan. Dr. Paul Overgaauw,
dierenarts-specialist veterinaire microbiologie en parasitoloog maakt een einde
aan alle fabels die rondom dit onderwerp bestaan.

De najaarseditie is het tweede nummer van \'Dierenarts in Beeld\' en staat weer vol
informatie over diergeneeskunde, dierenartsen en diereigenaren. Deze laatste
groep kan het blad bij zijn/haar dierenarts ophalen. Iedere (gezelschaps-
dieren)praktijk heeft daartoe vijftig exemplaren ontvangen. Meer nummers zijn
eventueel bestellen via de uitgever Roman House Publishers. Zie ook de website
www.rhp.nu.

Dierenarts door Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland genomineerd
als meest innovatieve ondernemer

Mobiel chirurg Cees Vroonland *on the road*

Tekst: Susan Umans, foto: Kamerkrant Gooi- en Eemland

Dierenarts Cees Vroonland biedt
sinds begin dit jaar zijn diensten
aan als mobiel dierenarts-chirurg.
Dierenart$en(praktijken) die dat
wensen kunnen hem inhuren voor
weke delen-operaties, bijvoor-
beeld omdat ze het zelf te druk
hebben of omdat ze te weinig erva-
ring hebben. Een geheel nieuwe
manier van diergeneeskunde uitoefenen, waarbij hij zijn
eigen uitrusting meeneemt. Voor deze unieke manier van
werken is Vroonland in september genomineerd door de
Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland als meest in-
novatieve ondernemer.

Cees Vroonland heeft zeventien jaar in de praktijk gezeten.
Een grote gezelschapsdierenpraktijk in Hilversum. Maar in-
eens had hij er geen zin meer in. Hij kreeg een burnout. "Dan

Intervie

-ocr page 457-

val je in een heel zwart gat. Binnen een jaar moest ik de prak-
tijk verkopen aan mijn maat en wat dan? Het enige dat ik nog
steeds leuk vond is opereren. Op een gegeven moment dacht
ik: ik ga naar de dierenartsen toe." Vroonland vertelt dat hij
in de praktijk gewend was dat hij nog wel eens wat kreeg
doorgestuurd. Ook operaties. "Het nadeel daarvan is dat de
dierenarts die doorstuurt alleen het consult kan rekenen." In
de formule die Vroonland heeft bedacht, werkt het anders.
"Ik zit onder het tarief dat collega\'s rekenen en ze kunnen dus
de volledige kosten van consult, operatie en nazorg bij de cli-
ënt in rekening brengen. Het mes snijdt aan twee kanten.
Plus de eigenaar hoeft niet te reizen met zijn huisdier." Ook
blijft de binding met de eigenaar gewoon bestaan omdat er
geen doorverwijzing plaatsvindt. Het inhuren van Vroon-
land gaat overigens altijd in samenspraak met de eigenaar.
"Meestal word ik aan de eigenaar voorgesteld", zegt de mo-
biel chirurg.

Coachen

De doelgroep die Vroonland voor ogen heeft is de wat klei-
nere gezelschapsdierenpraktijk of eenmanspraktijk. "Bij
de grotere groepspraktijken is er altijd wel iemand die
graag en goed opereert." Het gaat vaak om jonge collega\'s
of collega\'s die opereren eng vinden of tegen bepaalde,
weinig voorkomende, operaties opzien. "Ik opereer meest-
al samen met collega\'s. Het coachen van jonge collega\'s
vind ik namelijk ook heel belangrijk. Het leren opereren
gaat dan niet ten koste van de patiënt." Vroonland denkt dat
er in het coachen nog een heel terrein open ligt. Hij is van
plan om ook de Faculteit der Diergeneeskunde hierover te
benaderen. "Bijvoorbeeld het steriliseren van een hond, dat
is de eerste keer gewoon eng. Het is dan goed als je kunt oe-
fenen met mij erbij. En het kost geen extra geld. Mijn tarie-
ven zijn concurrerend."

Als Vroonland \'op verzoek\' komt opereren, brengt hij zijn
eigen apparatuur en instrumenten mee. Zo beschikt hij over
een mobiel anesthesieapparaat. Ook heeft hij thuis zijn eigen
stcrilisatieapparatuur voor zijn instrumenten. "Het enige wat
ik verder nog nodig heb is een patiënt. En de nazorg blijft bij
dc dierenarts die mij inhuurt."

Vroonland benadrukt dat zijn diensten ook goed van pas
kunnen komen tijdens waarneemperiodes. "Dan moeten
vaak onervaren dierenartsen de kar trekken en worden ope-
raties meestal uitgesteld. In zo\'n geval zouden ze mij kunnen
bellen en zorg ik dat operaties gewoon doorgang kunnen vin-
den."

Voorbereiding

September 2003 heeft Vroonland zijn plan in gang gezet.
Hij heeft als voorbereiding onder andere gesproken met
Wim te Giffel, oud-secretaris van de KNMvD, die hem de
tip van het coachen gaf "Ik heb gelukkig nog ruimte om
dat aspect verder uit te breiden", vindt Vroonland. Ook
heeft hij geïnformeerd bij een collega die vaak patiënten
doorstuurde naar de praktijk in Hilversum. "Zij houdt niet
van opereren en ze is nu mijn vaste klant. Wij doen het werk
altijd samen."

Vervolgens is Vroonland in november 2003 naar de starters-
dag van de Kamer van Koophandel geweest. "Dat was heel
leerzaam. Wij dierenartsen weten van het zakelijke gebied
veel te weinig. Het is leuk en inspirerend om het eens van de
ondernemerskant te bekijken." Vroonland is niet van start
gegaan, voordat hij een gedegen businessplan had.

Netwerken

"Het moeilijkste vind ik het netwerken", geeft Vroonland
eerlijk toe. "Je moet jezelf gaan verkopen aan anderen.
Duidelijk maken datje goed bent." De chirurg doet dat door
heel selectief bepaalde dierenartsen een brief toe te sturen
met een kopie van het artikel uit de Kamerkrant. "Een paar
dagen later bel ik ze op. Negentig procent reageert heel posi-
tief en vindt het een leuk idee. Vervolgens probeer ik een af-
spraak te maken om langs te komen, zodat ze mij kunnen le-
ren kennen." Vroonland denkt dat hij niet bedreigend
overkomt. "Ik pak immers geen klanten af Dat is mijn aard
ook niet. Ik wil het graag samen doen."
Een voorbeeld van een klant van Vroonland is een dierenarts
die in 2004 is afgestudeerd en voor zichzelf is begonnen.
"Maar het kan ook gaan om een jaargenoot, die na een tijd uit
het vak te zijn geweest, weer opnieuw aan het werk is gegaan
als dierenarts. Het duurt dan even voordat je je vaardigheid
weer terug hebf\', aldus Vroonland.

"Het voordeel is: ik doe iets wat ik goed kan en wat ik leuk
vind. Dat staat voor mij bovenaan. Een ander voordeel is ook
dat ik mijn eigen tijd kan indelen. Ik ben eigen baas en heb
niet te maken met personeel en eigenaren. In mijn vorige
baan heeft dat mij gewoon teveel gekost." Nadelen kan
Vroonland niet zo noemen.

Genomineerd

In september kreeg Vroonland ineens bericht dat hij genomi-
neerd was als meest innovatieve ondernemer door de Kamer
van Koophandel Gooi- en Ecmland. De uitreiking was op 28
september en helaas is Vroonland geen winnaar geworden.
Maar het feit dat hij met nog twee andere bedrijven uit 67 be-
drijven is gekozen, wil wel wat zeggen. "Ik vind het gewoon
leuk dat het op deze manier beloond wordt. En het kwam
heel onverwacht."

-ocr page 458-

A. Osinga

In de rubriek \'Uit de hoofdredactie\'
in aflevering 17 van het TvD be-
schrijft dr. Slappendel veranderingen
omtrent het publiceren van weten-
schappelijke artikelen in het alge-
meen, waardoor het minder aantrek-
kelijk is geworden om in het TvD te
publiceren met als gevolg dat het aan
wetenschappelijke waarde inboet.
Het laatste schrijft hij ook toe aan de sterke toename op de
faculteit van hoogleraren van niet-veterinaire signatuur.
Terecht wijst dr. Slappendel op de belangstelling die bij veel
dierenartsen bestaat voor het wel en wee van de faculteit. De
oproep die hij doet aan de faculteitsmedewerkers in de laatste
alinea van zijn voorwoord om daaraan tegemoet te komen en
tevens een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk ni-
veau van het TvD, ondersteun ik gaarne. Maar zou daarnaast
ook niet meer activiteit van de KNMvD moeten uitgaan door
in het TvD aandacht te schenken aan allerlei zaken die op de
faculteit plaatsvinden, zoals veranderingen in het onderwijs.

Ingezonde

de benoeming van nieuwe hoogleraren, inaugurele redes,
promoties, dissertaties enzovoort? Een rubriek \'Uit de facul-
teit\'zou een waardevolle aanvulling van het TvD kunnen zijn.

Reactie op ingezonden brief van de heer Osinga

De hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
waardeert het zeer als KNMvD-leden met suggesties komen
om het Tijdschrift te verbeteren. Zo ook de suggestie van col-
lega Osinga om meer aandacht te schenken aan allerlei zaken
die op de Faculteit der Diergeneeskunde plaatshebben. Naast
het publiceren van autoreferaten van proefschriften en het
sporadisch plaatsen van berichtjes over openingstijden of op-
roepjes voor bepaalde onderzoeken, zou het goed zijn op een
meer regelmatige basis te berichten over het wel en wee op de
faculteit. De hoofdredactie neemt de suggestie van collega
Osinga dan ook zeer ter harte.

De redactie

Faculteiten Maatschappij voor Diergeneeskunde

Cardiologiecongres over diagnostiek van honden met hartaandoeningen

Boehringer Ingelheim organiseert het cardiologiecongres State of the Heart 2005 met als thema \'dia-
gnostiek van honden met hartaandoeningen\'.
Gastsprekers zijn dr. V. Louis Fuentes (GB), dr. L.M.
Overduin (NL), drs. J.W. Garretsen (NL) en dr. P.J.J. Mandigers (NL). Het congres vindt plaats op zater-
dag 19 maart 2005 in het prachtige Grand Hotel Karei V te Utrecht. De aanvang is om 09.30 uur en de
dag sluit met een borrel om 16.00 uur.

Inschrijven kan hij het secretariaat van Boehringer Ingelheim Vetmedica. De kosten bedragen €250,- (u
krijgt hiervoor een volledig dagpmgramma, de proceedings en een uitrijkaart). De punten voor accredita-
tiezijn aangevraagd. Telefoon: (072) 5662411 of per e-mail: vetmedica@alk.boehringer-ingelheim.com

Symposium \'Gelijk in de Praktijk\' o.d.z. Praktische Paarden Problematiek

Veterinaire Hippische Vereniging (VHiVer) organiseert op
woensdag 15 december van 13.30 tot 21.00 uur het sympo-
sium
\'Gelijk in de Praktijk\' o.d.z. Praktische Paarden
ProblematieLTiidens
dit symposium zullen verschillende
onderwerpen van de diergeneeskunde van het paard be-
handeld worden. Onderwerpen waarmee de (paarden)die-
renarts in de dagelijkse praktijk aan de slag kan. Wij bie-
den u een enthousiaste groep sprekers en een gevarieerd
programma. De volledige dagindeling vindt u op het bijge-
voegde programmaoverzicht. Er zijn tien PAO-punten
aangevraagd voor de erkenning Paard.

Dit symposium wordt gehouden in collegezaal 102 in het
Androclusgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde en
is inclusief diner. De entree bedraagt zestig euro voor dona-
teurs van VHiVer en zeventig euro voor niet-donateurs. Dit
bedrag kan worden overgemaakt op bankrekening
36.41.33.007, ten name van VHiVer te Utrecht. Vermeld
daarbij duidelijk: \'Gelijk in de Praktijk\', uw naam, praktijk-
naam en aantal personen. Tevens dient men zich via post, fax
of e-mail in te schrijven bij VHiVer, Yalelaan 1, 3584 CL
Utrecht, faxnummer (030) 2535562 of mail naar VHiVer
symposium(ghotmail.com. Na ontvangst van uw inschrij-
ving en inschrijfgeld stuurt VHiVer u een bevestiging die u
meeneemt als entreebewijs. Er kunnen zich maximaal hon-
derd deelnemers inschrijven.

Nog geen donateur van VHiVer? Wanneer u VHiVer voor
zestien euro per jaar machtigt, profiteert u direct van de
korting. Verder ontvangt u vier keer per jaar de VHier Voeter,
waarin interessante artikelen en afstudeerscripties ver-
schijnen.

-ocr page 459-

De redactie vond J. Musl<ens (Ge-
zondheidsdienst voor Dieren, Post-
bus
9, 7400 AA Deventer, e-mail:
j.muskens@gdvdieren.nl) bereid om
op onderstaande vragen een ant-
woord te formuleren.

antwoor

Vraag:

Een melkveehouder heeft als klacht dat de koeien slecht
drachtig worden. Het percentage verwerpers is niet verhoogd
(2%). De practicus en de veehouder besluiten van een aantal
runderen laboratoriumonderzoek uit te voeren. Welk bloed-
en/of urine-onderzoek is in eerste instantie zinvol? Welke
dieren moetje onderzoeken?

Antwoord:\' \' ^

Deze vraag wordt maandelijks meerdere malen aan de rund-
veedierenartsen van GD Veekijker voorgelegd. Meer facto-
ren kunnen een rol spelen bij het slecht drachtig worden van
melkvee. De belangrijkste factoren zijn:

• Oestrusdetectie- en inseminatieregime

• Huisvesting: onder andere atkalfstal (inclusief hygiëne) en
hoeveelheid licht

Vraa

Tabel i. Gewenste laboratoriumonderzoeken en te onderzoeken diergroepen (leeftijd pinken of periode ten opzichte van atkalfdatum) bij zes vruchtbaarheidsproblemen van
melkvee.

Vruchthaarhcidsklacht

Onderzoek(en)

Te onderzoeken diergroep

1 .Laat tochtig/matige tochtexpressie:

a. Koeien

b.Pinkcn

BHBZ, ureum

Indien 5 en/of 6 optreden: zie aldaar
Koper

Twee tot zes weken pp
Dertien tot achttien maanden

2.Laat dracht % na Kl/dekking

a.Koeien

b. Pinken

BHBZ.ureutn

BVD Serologie (pos/neg)

Indien 5 en/of6 optreden:

zie aldaar

Koper

BVD Serologie (pos/neg)

Twee tot zes weken pp
Terugkomers\'

Dertien tot achttien maanden
Terugkomers

3. Retentio Secundinarum

GSH-Px
Nefa\'s, ureum

Pinken nul tot twee weken ap^

Pinken en/of koeien twee tot veertien dagen ap

4. Lochiometra

Mg (urine)
Nefa\'s, ureum

Pinken en/of koeien twee tot veertien dagen ap
Pinken en/of koeien twee tot veertien dagen ap

5. Witvuilers

BHBZ, ureum

Indien t.g.v. 3 en/of 4: zie aldaar

Twee tot zes weken pp

6. Cysteuze eierstokken

BHBZ, ureum

Twee tot zes weken pp

pp: post partum

ap: ante partum

1 : Liefst eerste kalfs (eventueel tweede kalfs) dieren onderzoeken. Dit onderzoek uitvoeren indien de klacht korter dan één jaar bestaat.

2: Indien koeien tijdens de lactatie en de droogstand weinig krachtvoer en mineralen krijgen, de bepaling ook bij koeien nul tot twee weken ap uitvoeren.

• Klauwgezondheid

• Voeding: energie, eiwit, mineralen en spoorelementen

• Infecties.

Het laboratoriumonderzoek richt zich op de twee laatstge-
noemde factoren, namelijk afwijkingen in de voeding en het
optreden van infecties. Bij het vaststellen van het meeste ge-
wenste laboratoriumonderzoek is het nodig om het vrucht-
baarheidsprobleem nader te definiëren:

• Het slecht drachtig worden kan veroorzaakt worden door
de volgende twee hoofdproblemen, die ook samen kunnen
voorkomen: (1) runderen worden laat tochtig en/of hebben
een slechte oestrusexpressie en (2) een te groot percentage
van de inseminaties/dekkingen is niet succsvol.

• Het in te hoge frequentie kan mede oorzaak zijn van slechte
drachtigheidsresultaten: (3) retentio secundinarum, (4) lo-
chiometra, (5) witvuilers en (6) cysteuze eierstokken.

• Nagegaan moet worden of het vooral een probleem is van
de pinken, van de koeien of van beide groepen en of de
runderen tochtig gezien worden met normale intervallen
(18-24 dagen) en/of met langere of kortere intervallen.

De keuze van het laboratoriumonderzoek wordt ook beïn-
vloed door de informatie die uit andere bronnen beschikbaar
is. Hierbij kan gedacht worden aan de uitslagen van al eerder
uitgevoerde laboratoriumonderzoeken, kuiluitslagen, melk-
controlegegevens en het rantsoen van de pinken en de koeien
(droogstaand en melkgevend).

Laboratoriumonderzoek bij verminderde vruchtbaarheid van melkvee

-ocr page 460-

In tabel I is aangegeven welk laboratoriumonderzoek in
eerste instantie het meest zinvol is bij de genoemde zes
vruchtbaarheidsproblemen. Indien aangegeven worden
pinken en/of koeien wordt die leeftijdsgroep onderzocht
waarbij het probleem het vaakst voorkomt. Per onderzoek
wordt geadviseerd om tenminste vijf dieren per diergroep
te onderzoeken. De interpretatie van de laboratoriumuit-
slagen staat weergegeven in de GD-Praktijkmap Her-
kauwers. Uiteraard kunt u hiervoor ook contact opnemen
met GD Veekijker.

Zoönosen als gezondheidsrisico

Kennisdeling tussen artsen en dierenartsen

Het naslagwerk verschaft veel kennis op het gebied van zoö-
nosen en kan bijdragen aan een efiFiciëntere communicatie
tussen artsen en dierenartsen. De eindredactie was in handen
van dierenarts-specialist Veterinaire Volksgezondheid Frans
van Knapen en internist Peter Speelman
• (AMC).

_ _ Na een uitgebreide inleiding waarin op

duidelijke wijze het probleem van zoöno-
% sen en de rol van arts en dierenarts wordt

geschetst, wordt er aandacht geschonken
• aan teken, zoönosen op reis, de kinder-

^ boerderij, prionen, landbouwhuisdieren,
worminfecties, voedselveiligheid, gezel-
schapsdieren, plaagdieren en hoe te han-
delen bij zoönosen. Er hoeft hier niet diep
op de inhoud ingegaan te worden, aange-
zien iedere arts en dierenarts in Nederland
een exemplaar van het bock gratis kan af-
halen bij de WAA-kantoren of tegen por-
tokosten kan bestellen. Nadere informatie
volgt in Arts & Auto.

P.A.M. Overgaauw

Auteur: Frank van Wijck. Uitgever:
WM, Utrecht, 2004. Pagina\'s: 128.
Prijs: Gratis af te halen bij de WAA-kan-
toren of tegen portokosten te bestellen.

Boe
besprekin

i

Dierenartsen en artsen
denken langs verschil-
lende lijnen als het om
zoönosen gaat. De
WAA (Ton Casparie, internist en Herman
Logtenberg, dierenarts) heeft het initiatief ge-
nomen om een boek te laten schrijven over dit
onderwerp om behandelaars van veterinaire en
humane zijde te laten zien dat ze, hoewel met
verschillende achtergronden en invalshoeken,
met dezelfde problematiek te maken hebben.
Er is bewust gekozen om het boek door een
medisch wetenschapsjournalist te laten samen-
stellen op basis van interviews met artsen en
dierenartsen per hoofdstuk. Daarmee is het
geen boek vol tabellen en grafieken geworden,
maar een zeer prettig leesbaar en interessant
boek.

Frank van Wijck

Zoönosen als
gezondheidsrisico

Kennisdeling tussen artsen
en dierenartsen

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voorwer-
pen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

De Hoorngeleider

In sommige delen van Europa, zoals
het Alpengebied, maakten de vee-
houders veel gebruik van hoornge-
leiders om de horens in de gewenste
stand te laten groeien. In de meeste
gebieden van Nederland was dit ge-
bruik onbekend, maar in Friesland
werd de hoorngeleider wel toege-
past. Het Museum Veeteelt en KI bezit een fraai exemplaar,
dat oorspronkelijk afkomstig was van dierenarts H. Hofstra
te Sneek uit 1936. Deze hoorngeleider was toen bestemd
voor de stier Maartje\'s Bertus 22102 FRS. De stier droeg
deze kap tot ruim eenjarige leeftijd. Vroeger speelde de be-
oordeling van de horens geen onbelangrijke rol op keuringen
en in de keuringsrapporten van de stamboeken. Niet alleen
voor de dagelijkse omgang op het bedrijf, maar ook bij de
beoordeling van het type (grof of fijn). Een sprekende kop
met mooi gevormde horens was een sieraad voor het dier.

Uitgelich

Grove, dwarse of vluchtige horens werden als ordinair be-
schouwd. Druiphorens daarentegen verleenden de dieren
een apart cachet.

-ocr page 461-

PAO-Diergeneeskunde

Agenda december 2004

PAO-Diergeneeskunde organiseert in december onderstaande cursussen. Voor een aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volgeboekt
kunt u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure of onze internetpagina (www.paod.nl).
Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch (030-634 89 80) of per e-mail: info@paod.nl.

Datum

Titel

Nr.

Locatie

Prijs

1 december

(Re) Emerging Diseases Varken

04/318

PAO-D, Houten

€ 300,-

8 december

Spalken en verbanden voor dierenartsen

04/162

PAO-D, Houten

€ 245,-

8 december

Rundveevoeding: Case Maiskuilrantsoen

04/242

PAO-D, Houten

€ 450,-

8 december

Interpretatie proefmelkuitslagen

04/244

PAO-D, Houten

€235,-

VOL

9 december

(Re) Emerging Diseases Varken

04/319

PAO-D, Houten

€ 300,-

10 december

Traumatologie bij Hond en Kat

04/161

PAO-D, Houten

€ 525,-

VOL

16 december

Handhaven lioge gezondheid varkensbedrijf

04/324

PAO-D, Houten

€ 185,-

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.
EUROPA

5th Maastricht International Congress on Equine Medicine
3. Leipziger Tierärztekongress

10-11 december
20-22 januari
28-30 januari

NOORD-AMERIKA
8-12 januari \'05
24-25 januari

Maastricht
Leipzig, Duitsland
Pisa,Italië

Orlando, Florida
Atlanta, Georgia

11 th Congress Italian Association of Equine Veterinarians - SIVE

North American Veterinary Conference
International Poultry Scientific Forum

(PAO-D is niet verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressen)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T (030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

w

H
A

Gezelschapsdier: plezier of potentieel
risico? De rol fan de dierenarts in de
preventie van zoönosen. S. Ljabijankic;
SR 1257/03:39 pp.

Studenten-
referaten

Het houden van huisdieren zoals hon-
den, katten, vogels, knaagdieren maar
ook van exoten als slangen en apen
neemt vooral in de stedelijke gebie-
den toe. Deze diersoorten kunnen ziekten overbrengen naar de
mens. Dc kennis hierover bij het publiek is minimaal. Vooral
mensen met een minder goed werkend immuunsysteem, zoals
HIV- en kankerpatiënten, alsmede personen die met immuun-
suppressieve geneesmiddelen behandeld worden, lopen een
verhoogd risico. Dierenartsen en huisartsen zouden hierover
voorlichting moeten geven, maar helaas hebben zij vaak onvol-
doende kennis van de risico\'s en besmettingsgevaar.
De kennis van het personeel in winkels waar men dieren en
dierbenodigdheden kan kopen, is minimaal hetgeen uit een in-
gestelde enquête is gebleken. Overheidsinstanties als de mi-
nisteries van Landbouw en van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport geven onvoldoende voorlichting.
Gepleit wordt voor uitwisseling van informatie tussen dieren-
artsen, artsen en overheidsinstanties. Bezitters van huisdieren
zouden op een gemakkelijke manier geïnformeerd moeten
worden, bijvoorbeeld via folders in de wachtkamers van die-
renartsen en artsen, via internet of Postbus 51.
Hoewel door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieuhygiëne de prevalentie van bepaalde zoönosen wordt
bijgehouden, bestaat het vermoeden dat het werkelijke aantal
vele malen hoger ligt.

Dierenartsen zouden het voortouw moeten nemen ten aanzien
van het verbeteren van de voorlichting.

TEN
EINDE RAAD

IK U AAN:
DIARACE 1 & GTT

VOOR DE BEHANDELING VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 ■ 3890 BB Zeewolde

-ocr page 462-

H. Hogen Esch, S. Thompson, A.
Dunham, M. Ceddia, and M. Hayek.
Effect of age on immune parameters
and the immune response of dogs to
vaccines: a cross-sectional study. Vet
Immun Immunopath 2004;
97; 77-
86.

Referate

De auteurs zijn voor een deel werk-
zaam bij de Purdue Universiteit in West Lafayette, USA; twee
auteurs werken bij de lAMS Company. Doel van het onder-
zoek was om na te gaan of er biomarkers zouden kunnen wor-
den gevonden bij honden voor veroudering (Het Engelse
woord \'aging\' is niet zo gemakkelijk te vertalen: men verstaat
er meer onder dan \'ouder worden\'; \'ouderdomsverschijnse-
len\' en \'geriatrie\' zijn erbij betrokken). Daarnaast wilde men
weten hoe de respons is van oudere honden op de jaarlijkse
vaccinaties.

Bij 32 jonge volwassen dieren (gemiddeld 3,15 jaar oud) en 33
oude honden (gemiddeld 12,1 jaar oud) van verschillende ras-
sen werden onder andere de T-cellen bepaald (met behulp van
flowcytometrie met specifieke antistoffen tegen onder andere
CD4"\'" lymfocyten en CDS"*" lymfocyten), de lymfocytenproli-
feratie ten opzichte van phytohaemagglutinine en concanava-
line A (= een maat voor de \'activiteit\' van de lymfocyten) en
onder andere de hoeveelheid IgA in serum en speeksel. Deze
bepalingen werden uitgekozen op grond van gegevens voor-
namelijk afkomstig uit onderzoek bij de mens.

De activiteit van de lymfocyten (de proliferatierespons bleek
significant afgenomen te zijn bij de oudere dieren. Ook de
CD4/CD8-verhouding verschilde significant: oudere dieren
hebben minder T-helper-lymfocyten - CD4 - en meer T-cyto-
toxische lymfocyten - CD8. Dit zouden dus mogelijke biomar-
kers kunnen zijn. De immunoglobulines IgA, IgM en IgG ble-
ken niet significant te verschillen tussen jonge en oude dieren.

De pre-vaccinatietiters tegen hondenziekte en Parvovirus-2
verschillen niet tussen de twee groepen. Oudere dieren hadden
wel hogere titers tegen het rabiësvirus dan jongere dieren.
Merkwaardig was dat na vaccinatie er slechts een zeer lichte ti-
terstijging optrad bij alle dieren ten aanzien van het honden-
ziektevirus en Parvovirus-2. Men zou na een \'boostervaccina-
tie\' toch een sterkere titerstijging verwachten. De respons op de
\'booster\' bij rabiës was forser bij de oude dieren. Conclusie is,
dat oudere dieren - ondanks een minder \'actief\' immuunappa-
raat - toch nog een goede immuunrespons blijken te hebben.
Voorts blijkt de immuniteit tegen het Parvovirus-2 en het hon-
denziekte-virus langer te duren dan één jaar. Dit laatste was
overigens al bekend uit eerdere studies die onder andere in het
J Am Vet Med Assoc 2000; 217: 1021 -4) zijn gepubliceerd.

Dr. J. Goudswaard

Leeftijdsafhankelijke invloed op de immuunrespons van
honden onder andere na vaccinatie

Four-years study of lameness in piglets at a research station

M. Zoric, S. Stern, N. Lundeheim, and P. Wallgren. Vet Rec
2003;153:323-8.

Gedurende vier jaar werd de frequentie van voorkomen van
gewrichtsontstekingen en kreupelheid nagegaan bij biggen
tot een leeftijd van negen weken op een proefbedrijf in
Zweden. Er waren steeds ongeveer 110 Yorkshire zeugen aan-
wezig. Stalspecifieke aandoeningen als PPRS, PED, atrofi-
sche rhinitis, paratyphus en dysenterie kwamen niet voor.
Van de 9411 levend geboren biggen werden er 922 (9,8%)
behandeld.

Er werd gekeken naar de mogelijke relatie met de volgende
parameters:

a. de pariteit van de moederdieren

b. de grootte van de toom

c. de leeftijd van de aangetaste biggen

d. het geboortegewicht en het geslacht van de kreupele die-
ren

e. de maand van voorkomen

f ziekteverschijnselen bij de zeug

g. het geven van ijzerinjecties of op de tweede of derde of
vierde dag na de geboorte

h. het lichaamsgewicht van de biggen na drie dagen

Bij nakomelingen van gelten was het behandelingspercen-
tage 9,9 procent, bij die van tweede- en derdeworps zeugen
11,4 procent en bij oudere acht procent.
In tomen van meer dan elf biggen kwamen meer kreupelhe-
den voor.

Er werden geen verschillen vastgesteld tussen het geboorte-
gewicht en het geslacht van de al dan niet behandelde dieren.
In de maand november (de koudste maand) moest het meest
frequent worden ingegrepen.

In de eerste week na de geboorte moest 2,3 procent behan-
deld worden. Dit aantal daalde geleidelijk tot 0,3 procent op
vijf weken (speenleeftijd). Er bleek geen relatie te bestaan
met ziekteverschijnselen bij de zeug. Het moment van geven
van de ijzerinjectie had geen invloed. Zwaardere borgen en
lichte zeugjes werden het meest aangetast.

Dr J.P.W.M. Akkermans

-ocr page 463-

Cuido van Heeswijk

Een aantal jaar geleden ontstond van-
uit de \'sector\' vraag naar erkende die-
renartsen. In de basiscursus \'erkende
rundveedierenarts\' en de PBB-cursus
daarna werd uiteengezet hoe die
vraag was ontstaan. Als belangrijk
voorbeeld werd aangehaald de slijter-
crisis die ten gevolge van de IBR-vac-
cinatiecampagne was ontstaan. Er
was totaal geen zicht op de diergeneeskundige toestand van ons
melkvee. Om hier beter zicht op te krijgen moesten regelma-
tige gezondheidscontroles door erkende rundveedierenartsen
worden uitgevoerd.

Toen ik dit verhaal hoorde, kwam de volgende gedachte bij me
op: de gezondheidscontroles zullen best gewenst zijn door de
sector, het verhaal van die erkenningen hebben de betrokken
veterinairen er zelf achteraan weten te plakken. De erkende
dierenarts is uit de hoge hoed getoverd door veterinairen die in
overlegorganen met de zuivel zitten als antwoord op de vraag
of er een controlesysteem opgezet kon worden. Ik denk name-
lijk dat de sector zelf niet zit te wachten op mogelijk concur-
rentiebeperkende maatregelen.

De erkende rundveedierenarts is dus gecreëerd door collega\'s
die de tijd hebben om in deze overiegorganen plaats te nemen,
in casu dierenartsen die niet meer in de praktijk werken of in
grote praktijken werkzaam zijn. Waarschijnlijk met de beste
bedoelingen, alleen hebben zij andere belangen dan dierenart-
sen uit middelgrote of kleine praktijken.
Eén ding is na vijfjaar erkenningen echter zeker: de erkende
dierenarts heett de gemiddelde practicus tot nu toe alleen maar
geld gekost. Zelfs dierenartsen die zelf aan de creatie hebben
meegewerkt doen de PBB tijdens de bedrijfsbegeleiding, zodat
het de veehouder geen extra tijd of geld kost.

Goed, de erkende practicus is een feit en misschien wel onom-
keerbaar. Tot vorig jaar werden er echter geen eisen gesteld aan
de praktijk van waaruit hij/zij werkte. Nu legt het bestuur van
de KNMvD binnenkort middels een algemene ledenraadple-
ging het volgende aan hun leden voor:

"DE ERKENDE DIERENARTS WERKT VANUIT EEN GE-
CERTIFICEERDE PRAKTIJK"

Leuke zinsnede en prima aan de borreltafel uit te leggen. Wat
het daadwerkelijk inhoudt kom je pas te weten als je jezelf er
meer in gaat verdiepen. Certificering brengt een aantal goede
zaken met zich mee, maar ook een hele hoop papierwerk, onzin
en tijdverspilling. Maar goed, als een dierenartsenpraktijk er-
voor kiest om dit te doen omdat ze denken dat er vraag naar is,
moet men dat zelf weten. Ik vind dat alleen de spelers op de
markt (bijvoorbeeld Campina of Dumeco) die vraag kunnen
creëren. En dus niet het bestuur van de KNMvD, zoals bijna ge-
beurd was. En of die afnemers daadwerkelijk gaan eisen dat er-
kende dierenartsen vanuit gecertificeerde praktijken gaan wer-
ken valt nog te bezien, er is al onrust genoeg op die markt.
Enkele jaren geleden was het namelijk de overheid die certifi-
cering verplicht zou stellen, maar je ziet er hoeft maar een an-
dere politieke wind te waaien en zelfregulering is opeens het
toverwoord.

Ingezonden

Een orgaan dat bij de koppeling tussen certificering en erken-
ning een zeer opmerkelijke rol speelt is het Veterinair
Kwaliteits Orgaan (VKO), gevestigd in hetzelfde pand in
Houten als de KNMvD. Het is opgericht door medewerkers
van de KNMvD die nogal begaan zijn met certificeren. Bijna
had het bestuur van de KNMvD de koppeling tussen certifice-
ring en erkenning doorgevoerd zonder ledenraadpleging.
En wat deden onze zelfgekroonde onafhankelijke kwaliteits-
denkers? Ze namen het besluit klakkeloos over. Ik vind dat de
rol van het VKO en van de mensen die er op dit moment werken
geëvalueerd zou moeten worden. En dan bedoel ik niet door het
VKO zelf

Er doemen vragen op zoals: welke eisen kan het VKO dieren-
artsen opleggen en wie controleert het VKO (behalve zichzelf).
Het is niet eens duidelijk of het VKO wel door de leden wordt
gedragen. En moet de inrichting van de statuten en regels van
het VKO zo arrogant? Ze controleren namelijk zichzelf en als
je het met een uitspraak van het VKO niet eens bent, kun je bij
het VKO zelf in beroep; dat kost helaas immens veel geld.

Als er een koppeling komt tussen erkenning en certificering
zullen vele rundveedierenartsen stoppen met hun rundvee-
praktijk. In bepaalde gebieden in Nederiand zal de eerstelijns
diergeneeskunde voor rund veebedrijven schaars worden (denk
aan de Zeeuwse eilanden, Zuid-Limburg). Dit gat zal waar mo-
gelijk opgevuld worden door nog minder kwaliteitsden kende
collega\'s die vanuit België voor 65 euro een sectio inclusief één
uur reistijd komen doen. Gelukkig verdienen onze gecertifi-
ceerde varkensdierenartsen die voor 60 euro per uur van
Brabant naar Friesland rijden nog net iets meer. Is hier goed
over nagedacht?

Er zal geen enkel besluit zoveel impact hebben op de praktijk
van alledag als een koppeling tussen erkenning en certifice-
ring. Elke landbouwhuisdierenpraktijk zal bij een koppeling
gecertificeerd moeten zijn.

Op dit moment is er nog niet echt discussie gevoerd binnen de
KNMvD over de koppeling tussen erkenning en certificering.
Een grote groep dierenartsen onder leiding van collega Lubsen
heeft onlangs een rechtzaak aangespannen tegen het VKO en
de KKM. Zij zijn van mening dat er binnen de KNMvD geen
plaats is voor een discussie over de koppeling tussen erkenning
en certificering omdat er in Houten te veel mensen persoonlijk
betrokken zijn bij deze koppeling. Zij voorspellen dat iedere
poging tot het opwekken van discussie neergesabeld wordt met
een spitsvondig antwoord waaruit blijkt hoe slecht de brief-
schrijver op de hoogte is van de feiten en hoe erg hij is tegen
elke vorm van vooruitgang. Ik heb meer vertrouwen in onze
beroepsorganisatie, die immers door de gewone leden wordt
gedragen.

Erkenning, certificering en koppeling tussen erkenning en certificering:
beter ten halve geëvalueerd dan ten hele gedwaald

-ocr page 464-

Ik hoop dat de leden van de KNMvD uitspreken dat er geen
koppeling komt tussen erkenning en certificering. Als dieren-
artsen bang zijn dat de marktpartijen in een later stadium als-
nog gaan eisen dat erkende dierenartsen vanuit gecertificeerde
praktijken werken, houdt niets hun tegen om hun praktijk nu al
te certificeren.

Ik vind dat we als beroepsgroep ook het nut en de opbrengst
moeten evalueren van erkenningen en de rol die het VKO daar-
bij speelt.

We kunnen beter de discussie nu voeren. Ook door degenen die
normaal niet zo betrokken zijn bij de besluitvorming; de kop-
peling gaat immers elke practicus aan.

Guido van Heeswijk is dierenarts te Schinnen.

Bestuursbesluit praktijkcertifi-
cering en erkenningsregeling

Vand
Rv\'

i

Van he
bestuu

Het bestuur van de KNMvD heeft
op 10 november jongstleden ken-
nisgenomen van de tussentijdse
rapportage\' van onderzoeksbu-
reau Environs International als
voorbereiding op de ledenraad-
pleging^ over praktijkcertifice-
ring en de erkenningsregeling. De
inhoud van deze rapportage noopt
het bestuur tot het nemen van tussentijdse maatregelen,
omdat het draagvlak voor het huidige beleid onvol-
doende is.

De Raad van Toezicht heeft het be-
stuur van de KNMvD uitgenodigd
voor een ingelaste bijeenkomst, na
afloop van de extra bestuursverga-
dering van 10 november 2004 over
het onderwerp \'praktijkcertificering
en erkenningsregeling\'.
Met instemming heeft de Raad van
Toezicht kennis genomen van het
bestuursbesluit in deze.

Bericht van de Raad van Toezicht

Namens de Raad van Toezicht,
C.J. de Vries
secretaris

Het bestuur van de KNMvD verzoekt het bestuur van het
VKO onmiddellijk al haar activiteiten te staken, behoudens
die welke op verzoek van belanghebbende dierenartsen wor-
den uitgevoerd en dit uitsluitend op basis van vrijwilligheid.
Het bestuur van de KNMvD heeft unaniem besloten haar be-
stuurslid per direct terug te trekken uit het bestuur van het
VKO.Vanuit het bureau van de KNMvD wordt de secretari-
ële ondersteuning van het VKO met onmiddellijke ingang
stopgezet. Bovenstaande maatregelen hebben alle tot doel de
lopende ledenraadpleging onder optimale omstandigheden
voortgang te laten vinden. De doelstelling van de ledenraad-
pleging is te inventariseren op welke manier de leden kwali-
teitszorg wenselijk achten. Op basis van de uitkomsten van
dit onderzoek zal het bestuur van de KNMvD uiterlijk op I
april 2005 nieuw beleid baseren.

Het bestuur van de KNMvD

Een samenvatting van de tussentijdse rapportage is in week 41 gepubliceerd via de
nieuws-e-mail van de KNMvD. Deze tussentijdse rapportage is de basis waarop de
verdere ledenraadpleging wordt uitgevoerd.

^ Deze ledenraadpleging wordt door onderzoeksbureau Environs International uitge-
voerd in opdracht van het bestuur van de KNMvD. tiet bestuur heeft hiertoe besloten
op basis van veel reacties vanuit de beroepsgroep. Het bestuur van de KNMvD stelt
zich steeds op het standpunt dat het uiteindelijk de leden zijn die op democratische
wijze het beleid bepalen.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering: Deadline"\')

01-01-2005 maandag

06-12-2004

15-01-2005 maandag

27-12-2004

01-02-2005 maandag

10-01-2005

15-02-2005 maandag

24-01-2005

*) Voono.00 uur \'s morgens.

-ocr page 465-

Marij var) Oostrum-Schuurman Hess

Voor zelfstandigen die winst uit onderneming genieten,
bestaat sinds 1 januari 2000 een verplichte ziekenfonds-
deelneming, wanneer het inkomen onder de ziekenfonds-
grens voor zelfstandigen blijft. Deze grens wordt met in-
gang van 1 januari 2005 vastgesteld op € 21.050,-.
De belastingdienst voert de beoordeling uit van de ver-
plichte ziekenfondsverzekering. Deze beoordeling vindt
jaarlijks plaats aan de hand van het gemiddelde belast-
baar inkomen in de voorafgaande drie jaren. Valt uw in-
komen onder de genoemde grens, dan bent u met ingang
van 1 januari 2005 verplicht ziekenfondsverzekerd. U
dient zichzelf aan te melden bij een ziekenfonds van uw
keuze. De belastingdienst regelt de aanslag en inning van
het inkomensafhankelijke deel van de premie.

Voor werknemers is de ziekenfondsgrens voor 2005 vast-

Eerst langs www.knmvd.nl voor u naar
Houten gaat

CPS-navigatiesysteem zoekt niet altijd de beste route

Naar aanleiding van klachten van bezoekers van ons pand,
willen wij u erop wijzen dat door wijzigingen in het
Houtense wegennet de GPS-aanwijzingen niet altijd meer
kloppen. Op www.knmvd.nl kunt u een
iip to date routebe-
schrijving vinden naar ons pand aan Dc Molen 77.
Ook routeplanners geven niet altijd dc juiste weg aan. Wij ra-
den u aan om in Houten de borden \'Molenzoom\' te volgen.

Prijswijziging NDG-bloks

Per 1 januari 2005 zal de prijs van een blok NDG-formulie-
ren (tien stuks) € 30,60 exclusief BTW gaan bedragen. Dit
was €33,40.

Dit bedrag is exclusief de gebruikelijke bijdrage in de admi-
nistratie- en verzendkosten.

Openingstijden bureau KNMvD in december

Het bureau van de KNMvD is op vrijdag 24 december vanaf
12.30 uur gesloten in verband met Kerstmis. Op vrijdag 31
december is het bureau tevens vanaf 12.30 uur gesloten, in
verband met Oudjaarsdag.

gesteld op € 33.000,-. Wanneer het bruto jaarinkomen bo-
ven deze zogenaamde loongrens ligt, dient u zich particu-
lier te verzekeren tegen ziektekosten. Wanneer het vaste
inkomen onder de loongrens ligt, bent uw verplicht zie-
kenfondsverzekerd. Voor beide situaties geldt dat de werk-
nemer zichzelf bij een particuliere ziektekostenverzeke-
raar of ziekenfonds van zijn keuze dient aan te melden.
Wanneer men niet langer ziekenfondsverzekerd is, dient
de werknemer ook zorg te dragen voor afmelding bij het
ziekenfonds.

Het bruto jaarinkomen bestaat uit twaalf keer het bruto
maandsalaris plus vakantiegeld; spaarloonbedragen en niet-
vaste toelagen dienen op het jaarinkomen in mindering te
worden gebracht.

Drs. Marij van Oostrum-Sclnuurman Hess is stafmedewerl<er bij de KNMvD.

Doorgeven functiewijziging in verband
met berekening van uw contributie

Herman Geertsen

Bij wijziging van uw functie is het belangrijk dit zo snel
mogelijk door te geven aan de ledenadministratie van de
KNMvD. Doet u dit vóór 1 januari 2005, dan kan dit wor-
den verwerkt in de contributie-indeling voor het jaar 2005
en ontvangt u een correcte contributienota.

Dc ervaring leert dat 1 januari vaak een datum is waarop func-
tiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld met dc
praktijk of maakt gebruik van een vervroegde pensionering, et
cetera. Voor de berekening van uw contributie voor de
KNMvD heeft dit consequenties, namelijk: indeling in een an-
dere rubriek (bijvoorbeeld rubriek rustende dierenartsen). Om
onnodige correspondentie te voorkomen, verzoekt de admi-
nistratie u vriendelijk een en ander zo snel mogelijk door te ge-
ven. U kunt dit schriftelijk melden aan de ledenadministratie:
per fax (030-6348909), per e-mail: leden.adm@knmvd.nl of
toesturen aan KNMvD, ter attentie van de ledenadministratie,
Postbus 421,3990 GE Houten. U kunt natuuriijk ook gebruik-
maken van de mutatiekaart in het Diergeneeskundig Jaarboek,
die u zonder postzegel kunt versturen.
Voor de goede orde maken wij u er op attent dat functiewijzi-
gingen die nä
I januari 2005 aan de ledenadministratie wor-
den doorgegeven, niet leiden tot tussentijdse aanpassing van
de contributie-indeling. De contributie-indeling wordt dan pas
per 1 januari 2006 gewijzigd.

Drs. Herman Geertsen is algemeen directeur van de KNMvD.

Ziekenfondsgrenzen zelfstandigen en werknemers voor 2005 vastgesteld

-ocr page 466-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aange-
meld:

Laban, Mevr. C.; 2004; 3994 KV Houten;
Puntmos 22.

Nobel, Mevr. W.E. Ie; 3063 HA Rotterdam;
Watertorenweg 272.

Pad, Mevr. M. van der; 2002; 4635 CD
Huijbergen; Montgomery straat 19.
Simon, Mevr. Y.; 2004; 1741 WH Schagen;
Seringenhof 108.

Swagemakers, Mevr. VJ.S.M.; 2004; 2490
Balen in België; Molenstraat 229.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heefl het bestuur aangenomen:

Clipper, Mevr. J.A.; 1999; 2497 XW Den Haag; Koxwater 19.

Duijn, Mevr. L. van; 2004; 1073 BZ Amsterdam; Govert Flinckstraat 263 III.

Eijk-vanMourik, Mevr. A.K. van; 2004; 3523 BC Utrecht; Bamsteenlaan 5 I-I.

Hes-Naan, Mevr. E.C. van; 2000; 3581 WG Utrecht; Bloemstraat 130.

Kense. M.J.; 2004; 3732 VJ De Bilt; Tuinstraat 13.

Kersten, Mevr. M.J.N.; 2004; 3511 HB Utrecht; Westerkade 13 bis A.

Kreek, Mevr. L.L. de; 2003; 6718 NG Ede; Maanderdijk 36 A.

Overbeck, J.R.; 1988; 4143 BX Leerdam; Boeylaan 2.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Albersen, A.
Arts, Mevr. K.L.
Beerens, Mevr. W.C.J.
Berge, Mevr. L. ten
Bisperink. J.T.
Bogaart. Mevr. L. van den
Boom, Mevr. D. van den
Broekhoven, Mevr N.K.H. van
Brugman, Mevr. S.M.
Dammc, Mevr. C.M.M. van
Davidse, Mevr. I.M.L.
Deur. Mevr. I.H.M. van
Dijk, Mevr. M.A.M. van
Dijk, Mevr. S. van
Dohmen. Mevr. W.
Doom, Mevr. E van
Dorresteijn, Mevr. S.C.M.
Ellert. Mevr. L.E.M.
Ekris. Mevr. M. van
Enting, Mevr. J.
Everts, R.R.
Gouwens, Mevr. D.
Graaf, J.M. de
(jraaf. Mevr. K. dc
Hakker, Mevr. J.
Hamel. Mevr. S.E. van
Hardeveld, Mevr. K.S.
Heijden. M.A.M. van der
Heil. Mevr M.L.

Hensbergen, Mevr. E.A.A.M. van

Huisman, Mevr. P.W.

Jagtcnberg, Mevr. A.E.

Jansen. R.B.

Jong. Mevr. G. de

Jong, Mevr. K. de

Kapteijn, Mevr. W.J.

Kars, Mevr.VJ.

Kok, Mevr. L.

Koom, Mevr. M.

Kramer, Mevr. A.J.

Laan. Mevr. B.L. van der

Lange, Mevr. D.M.K, de

Liefde, Mevr. F. de

Maas, Mevr. M.

Mameren, Mevr. A.A. van

Manen, M.P.T. van

Meijden. Mevr. K. van der

Meinen, Mevr. M.

Mevissen, Mevr. S.FJ.

Personali

Miedema, Mevr. R.E.J.
Muller. Mevr. C.A.A.
Noordman, Mevr. J.W.J.
Oedzes, Mevr. R.E.
Oonk, Mevr S.
Otten, Mevr. G.R
Rhebergen, Mevr. D.V
Rooij, Mevr. A.C.
Rosink, Mevr. K.
Ruijter, Mevr. J.N.M. de
Sanders, Mevr. ER.N.
Schie, Mevr. M.H.M. van
Schilp, C.M.
Schuur, Mevr. E.G. van
Sikkema, Mevr. R.S.
Sluis, H.J. van der
SowanEldahab.T.
Spaak, Mevr B.
Steen, Mevr. TL. van den
Stooker, L.

Straaten, G.0. van den
Theelen. M.J.R
Velden, Mevr. J.M. van der
Velsen, Mevr. C.M. van
Vermeulen, Mevr. K.W.M.
Verseijden, Mevr. E
Vuist, Mevr. M.P.W.
Vuuren, Mevr. D.C. van
Watering, Mevr. A.E. van de
Weimer, Mevr. J.M.

Mutaties:

Clipper, Mevr. J.A.; 1999; 2497 XW Den Haag; Koxwater 19; tel. privé:
070-3193088; E-mail privé:julietteclipper@hotmail.com.; (toev. als lid)

Driehuis-van Haselen, Mevr. Th.J.; 1971; 4384 NG Vlissingen;
Gerbrandystraat 151; tel. privé: 0118-471717; E-mail privé: palespsycheC«-:
hotmail.com.; r.d.

Duijn, Mevr. L. van; 2004; 1073 BZ Amsterdam; Govert Flinckstraat 263
lil; tel. privé mobiel: 06-24233000; E-mail privé: lindavanduijn(^
hotmail.com.; medew. bij RH.J. Kemna en J.G.T. Krijnen; tel. prakt.: 079-
3610707; fax prakt. : 079-3615101 ; (tocv. als lid)

Eijk-van Mourik, Mevr. A.K. van; 2004; 3523 BC Utrecht; Barn-
steenlaan 51-1; tel. privé: 030-2542408; E-mail privé: karinvanmourik(«
hotniail.com.; (tocv. als lid)

Hes-Naan, Mevr. E.C. van; 2000; 3581 WG Utrecht; Bloemstraat 130;
tel. privé: 030-2520815; SlO UU-FD; E-mail bur; e.c.naan(rj),vet.uu.nl.; (tocv.
als lid)

Houwers-Arink. Mevr. E.M.; 1995; 7122 PC Aalten; Boterdijk 7; tel.
privé: 0543^51848; fax privé: 0543-451899; E-mail privé: noorwim25(a
hetnet.nl.

Huijstce, Mevr. J.M.C.; 1982; 2121 GP Bennebroek; Bcnnebroekerlaan
I; p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 023-5842928.

*Jong, Mevr. A.G.E. de; 2003; 2614 EH Delft; Van der Lelijstraat 81-
1; tel. privé: 015-2148890; E-niail privé: angelinaradds.nl.; mcdcw. bij
J.B. Cramer cn Mevr.W\'.W.M. Smits; tel. prakt.: 0182-516876; fax prakt.:
0182-504690; E-mail prakt.: info(a pieter-bas.nl.

Jorritsma, H.; 1972; 8431 BL Oosterwolde; Boelenkanip 14; tel. privé:
0516-520360; E-mail privé: h.jorrit(S,wxs.nl.; practitioner bij RW.

Kaandorp, J.; 1979; 5017 HC Tilburg; Boerhavestraat 45; tel. privé: 013-
5431250; tel. privé mobiel: 06-53864637; E-mail privé: vet@beekse
bergen.nl.; zoo animal manager Safari Bcekse Bergen; tel. bun: 013-
5491200; fax bur.: 013-5491203; curator Dierenrijk Europa; tel. bur.: 013-
5491204; fax bur.: 013-5491203; E-mail bur.: j.kaandorp.beek$ebergcn(a
wxs.nl.

Kense, M.J.; 2004; 3732 VJ De Bilt; 2004; tel. privé mobiel: 06-
30795213; E-mail privé: meriijnkense(a}hotmail.com.; (tocv. als lid)

Kersten, Mevr. M.J.N.; 2004 ; 3511 HB Utrecht ; Westerkade 13 bis A;
tel. privé: 030-2380091; fax privé: 030-2380091; E-mail privé: mail(g
mkersten.nl.; medew. bij A.H. Westerhuis; tel. prakt.: 0488-410040; fax prakt.:
0488-410099; E-mail prakt.: info@uwdierenkliniek.nl.; (toev. als lid)

Kreek, Mevr. L.L. de; 2003; 6718 NG Ede; Maanderdijk 36 A; tel. privé:
0318-516550; E-mail privé: kreek39(gplanet.nl.; medew. bij groepsprakt. De
Kreel; tel. prakt.: 0318-610575; fax prakt.: 0318-651586; (toev. als lid)

Lourens, J.M.; 1985; 7311 LW Apeldoorn ; Devcnterstraat 28-2; tel.
privé: 055-3662058; geass. met J.S. Verseput, M.A.M. Vugs en Mevr. J.E van
der Wal; tel. prakt.: 055-52152I4of0900-2020643.

Overbeek, J.R.; 1988; 4143 BX Leerdam; Boeylaan 2; tel. privé: 0345-

-ocr page 467-

631048; E-mail privé: jrvanoverbeekCa)X.s4all.nl.; geass. met H.A.D. Bax, K.J.
Broekhuizen, T.W.M. Hekeman, Mevr. N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek,
C.G.M. Jonkers, C.J.H. Neijenhuis, M.J. Verburgh, P.W.L. Verweij en A.
Zuring; tel. prakt.: 0183-632774; E-mail prakt.: vanoverbeekpraktijk@
planet.nl.; (toev. als lid)

Wal. Mevr. J.F. van der; 1985; 7311 LW Apeldoorn; Deventerstraat 28-
2; tel. privé: 055-3662058; geass. met J.M. Lourens, J.S. Verseput en M.A.M.
Vugs; tel. prakt.: 055-5215214 of0900-2020643.

PENSiOENADVIES

Ondebnemingsgerkhte

mm

Congressen &, Symposia

December

10 Het eerste Anglo-Dutch Wellcome
Symposium on Ancient. Locatie:
Kasteel Oud Poelgeest, te
Oegstgeest. Het thema: The
Hippocratic Tradition reconsidered.
Bijwonen symposium kunt u kenbaar
maken via e-mail: H.F.J.Horstmans
hoff@let.leidenuniv.nl
5e Maastricht International Congress on Equine Medicine (MICEM),
MECC, Maastricht. Alle informatie is te vinden op www.micem.com
of vraag de folder op via het MICEM-secretariaat, Postbus 300, 5830
AH Boxmeer, tel 06 50637999, fax 0485-311157, ë-mail info@mi-
cem.com

10-11

Symposium "Gelijk in de Praktijk\' o.d.z. Praktische Paarden
Problematiek, georganiseerd door Vhiver. Androclusgebouw Faculteit
der Diergeneeskunde, collegezaal 102. van 13.30 tot 21.00 uur.
Inschrijving en informatie: VhiVersymposium(öJhotmail.com of
Vhiver, Yalelaan 1,3584 CL Utrecht, fax: 030-2535562.

15

2005
Maart

18-22

International conference on sport horses (CICADE), CESMAS.
Congress & Practical Courses. Info: Dr. Arno Lindner, tel. 0049 201
5718873, contact@agpferd.de. wwwcicade.info.

April

7-10

BSAVA Congress 2005. aanmelding via www.bsava.com
14-17 FECAVA-FEEVA Voorjaarsdagencongres te Amsterdam. Aanmelding
via www.voorjaarsdagen.org

NC

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

D I X

FORTUIN

PRAKTIJKADVIESBUREAU

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.dixfortuin.nl

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

Steeds meer
paardenliefhebbers
ontdekken de XA-10®

Natuurlijke
voedingssupplementen
voor Paarden

MACROGENIX

®

NET-WTWSatlJl«)
\' nmsuppUMUTEomoiaB""\'^

Exclusief verkrijgbaar
bij dierenartsen.

www.macrogenix.nl

Meer en Duin 64B, 2163 HC Lisse
Tel.0252-672584 info@macrogenix.nl

-ocr page 468-

^Veterinair Centrum Someren

Het Veterinair Centrum Someren is een dierenartspral<tijl< waarin 21
dierenartsen in verregaande mate gedifferentieerd werkzaam zijn.
De pluimveediergeneeskunde wordt op eerste- en tweedelijnsniveau
verriclit door drie dierenartsen, ondersteund door twee laboranten in
een modern, goed geoutilleerd laboratorium.

Wegens uitbreiding van de werkzaamheden zoeken wij op korte ter-
mijn een:

fulltime pluimveedierenarts
(m/v)

Wat wij bieden:

• een veelzijdige pluimveefunctie waarbij u werkzaam bent binnen
alle geledingen van de pluimveesector;

• enthousiaste collega\'s die de begrippen service en kwaliteit hoog
in het vaandel hebben;

• een collegiale en informele werksfeer.

Wat wij vragen:

• specifieke belangstelling voor de pluimveegezondheidszorg;

• erkenning als pluimveedierenarts of differentiatie pluimvee tijdens
de studie;

• goede contactuele en sociale vaardigheden;

• ondernemingsgeest en flexibiliteit;

• participatie in de dienstregeling voor pluimvee.

Uw schriftelijke sollicitatie vergezeld van curriculum vitae zien wij
met belangstelling tegemoet. Wij vragen u om uw sollicitatie binnen
veertien dagen na het verschijnen van deze advertentie te richten
aan: André Steentjes, Veterinair Centrum Someren, Slievenstraat i6,
5711 PK Someren.

1

4

DIERENARTSEN

Dierenkliniek De Delta is een moderne praktijk in het hart van
Middel-Delfland. In deze kliniek zijn zes dierenartsen die door zes
assistentes worden ondersteund.

Ter versterking van dit team zijn wij op zoek naar een erkend
paardendierenarts die bereid is diensten voor alle diersoorten mee
te draaien. Het betreft een fulltime baan (90%).

Paardendierenarts
(m/v)

Verder wensen wij een ondernemende persoonlijkheid diecommu-
nicatief sterk in zijn, of haar, schoenen staat en die de bereidheid
heeft tot het vestigen in onze regio.

Wij bieden een uitdagende en enerverende baan, met eerste- en
tweedelijns activiteiten en goede toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties kunt u richten aan: Dierenkliniek De Delta,
ter attentie van de heer H.W. Wagenaar, Foppenpolder 1, 3155 EA
Maasland.

Gezocht

Dierenarts (m) met ruime eerste- en tweedelijns ervaring
zoekt op korte termijn

Gezelschapsdierenpraktijk
ter overname

Voorkeur voor westen/midden/oosten van het land. Een
eenmanspraktijk is goed, een tweemanspraktijk beter.
Discretie verzekerd.

Voor telefonisch contact 06-43060204 of mail naar gezel-
schapsdieren praktijk® hotmail.com

Wegens praktijkbeëindiging
te koop:

• Röntgenapparaat unimatic 325 D en toebehoren 2002

• Röntgen automatische ontwikkelaar CP-345 1997

• Ultrasound Honda HS-4000 2003

• Video-endoscoop 3 meter, sony kleurenmonitor 2002

• Olympus microscoop mogelijkheid tot digitale
beeldvorming 2002

• En andere apparaten.

Verdere informatie verkrijgbaar: 06-51007003.

Wegens beëindiging van de praktijk

ter overname:

Compleet instrumentarium/apparatuur
voor gezelschapsdierenpraktijk.

Tel./Fax: 040 - 2517665.

Ter overname aangeboden:

Gezelschapsdierenpraktijk

in het oosten van het land.

Woonhuis met praktijkruimte en instrumentarium zijn even-
eens beschikbaar.

Zeer geschikt voor dierenartsenechtpaar.

Schriftelijke reacties graag richten aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten, onder
vermelding van nummer 10/2004 op de envelop.

-ocr page 469-

. NIMAL HEALTH

Als dit niet de bedoeling was

Alizin

HET NIEUWE ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

Makkelijk in gebruik met een hoge mate van veihgheid1

Flexibele behandelingsperiode: toepasbaar van O tot 45 dagen
na dekking

Slechts 2 injecties nodig, met 24 uur tussentijd
Betrouwbare effectiviteit*

®

1  data on file

PRODUCTINFORMATIE: Alizin REG NL 10157. Per ml. injectievloeistof: Agiepristone 30 mg. in een niet waterige drager (arachideolie). Indicatie: abortusinductie tot en met dag 45 na de dekking. Doeldier:
hond (teef). Bijwerkingen: Injectie met het product kan een kortdurende pijnreactie geven. Een lokale ontstekingsreactie van de injectieplaats kan optreden, deze lokale reactie is reversibel en zal gewoonlijk
binnen 28 dagen na injectie verdwijnen. Bij teven die worden behandeld vanaf 20 dagen na dekking gaat de abortus gepaard met de fysiologische verschijnselen van het werpen. De eerstvolgende oestrus
na abortusinductie met dit product vindt in veel gevallen eerder plaats.
Contra-indicaties: Alizin niet gebruiken bij honden met lever- en/of nierstoornissen, met diabetes mellitus, met een (vermoeden van)
ïypoadrenocorticisme en bij dieren overgevoelig voor agiepristone of de hulpstof van dit product.
Toedieningswijze: tweevoudige toediening van 10 mg. agiepristone per kg. LC, wat neerkomt op 0,33 ml.
Alizin per kg. LG, met een interval van 24 uur. Uitsluitend subcutaan toedienen. Max. 5 ml. per injectieplaats. Een lichte massage van de injectieplaats wordt aanbevolen.
Voorzorgsmaatregelen: Vrouwen in de
^chtbare leeftijd dienen contact met het product te vermijden of handschoenen te dragen bij toepassing ervan.
Kanalisatie: UDA.

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. lnfo@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 470-

Het antwoord van Royal Canin op
gebitsproblemen bij hond en kat

• Ruim 85 % van de honden en 75 % van de katten van 3 jaar en ouder heeft last van parodontale aandoeningen.

• De belangrijkste oorzaak is de vorming van tandplaque en tandsteen.

• Tandenpoetsen is de meest effectieve methode om de vorming van tandplaque en tandsteen tegen te gaan.

• Speciale voeding en kauwproducten vormen een ideale aanvulling op het tandenpoetsen en/of een goed alternatief
wanneer regelmatig poetsen niet mogelijk is.

Royal Canin heeft veel onderzoek gedaan naar de rol van de voeding bij de preventie van parodontale aandoeningen.
Gebaseerd op deze studies zijn een drietal gebitsverzorgende producten ontwikkeld, exclusief voor de dierenartsen-
praktijk. Allen zijn effectief gebleken in klinische studies.

EXCLUSIVE

Vet Early Care Dental & Skin voor de hond

Volledige, hoogwaardige voeding.

Vet Early Care Dental & Digest voor de kat

Volledige, hoogwaardige voeding.

5
4
3
2
1
O

Premium droogvoeding Dental & Skin

V^-32%

V

Bron:

studie Massey
University NZ,
2004

Bron:

studie Massey
University NZ,
2004

Premium droogvoeding Dental & Digest

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen.

Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen.

Mini Oral Bar voor kleine honden

Kauwstaaf voor dagelijks gebruik.

Voor meer informatie over parodontale aandoeningen bij
de hond kan de Focus Special Edition over dit onderwerp
worden aangevraagd bij onderstaand adres of bij de Royal
Canin dierenartsenbezoeker.

3.00
2.50
2.00
1.50
1.00
0.50
O

Bron:

studie UNE,

Australië

2003

1,26
É

Premium droogvoeding Premium droogvoeding Mini Oral Bar
Significante reductie vorming van tandsteen na 28 dagen

<

ac
Ü

•.lit.\'

ROY4L CkNIN

VET EARLY CARE "

-ocr page 471-

Deel 129 • Aflevering 24 • 15 december 200A

Jniversiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

Diergeneesku nde

Praktische aspecten rond droogzetten

Aandoeningen van de cornea bij het paard (deel 1)

Minder Salmonella en meer Campylobacter in biokip

De weerslag van vergaande voorwaarden voor product-
kwaliteit op de veterinaire dienstverlening

De KNMvD nader bekeken

De huidige stand van zaken ten aanzien van de
diergeneesmiddelen voor het paard

ki \'5 -: :ic, i:1s(

-a pr : c

-ocr page 472-

Elke minuut telt!

Baytril

®

Binixin

®

de snelle en betrouwbare oplossing voor
aandoeningen aan de luchtwegen

Rcnaniing BAYTRIL® 10% injcciicvlocislof • Samenstelling Per ml ICK) mg enrotloxacin. • Diersoort
Varken cn rund. • Therapeutische indicaties Varken: infeciies van ademhalings- en spijsverleringssieisel.
met name pasteurellose. mycoplasmose. colibacillose. colisepticemie en salmonellose. alsmede andere
zicktecomplexen zoals enzoötische pneumonie. Rund: infeciies van ademhalings- en spijsverleringssieisel
van primaire bacteriële oorsprong, met name pasieurellose, mycoplasmose. colibacillose. colisepticemie en
salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een virusinfectie zoals Bovine Respiratory Disease-Complex.
In hel kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is hel zinvol voorafgaand aan de
therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. • Contra-
indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere
fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie beslaat, ♦ Ongewenste effecten Geen bekend. •
Dosering 2.5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= l ml/40 kg lichaanisgewichl) per dag gedurende
3 dagen
{5 dagen bij Salmonellosen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen: tot 5 mg
enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= I ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3
dagen bij hel varken. • Wijze van toediening Varken: intramusculair. Bij varkens dient de toediening plaats
tc vinden in de nek mei een maximaal injectievolume van 2.5 ml per injectieplaats. Rund: intraveneus,
subcutaan. In geval van subcutane toediening bij hei rund dient dit plaats te vinden in de nek met een
maximaal injectie volume van 10 ml per injeciieplaats. • Wachttijd Varken: 10 dagen voor de slacht. Rund:
9 dagen voor de slacht na subcutane toediening; 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toediening. 4 dagen
voor de levering van melk na subcutane toediening: 3 dagen voor de levering van melk na intraveneuze
toediening. • Registratiehouder Bayer B.V., Animal Health Division. Energieweg 1. 3641 RT Mijdrecht.
♦ REG NL 03489 UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

Benaming BINIXIN® • Samenstelling Elke ml bevat: actieve substantie: flunixine (als flunixine megluminc) 50 mg: cxcipicns: fenol 5
mg. natriumfomialdehydesulfoxylaat 2.2 mg. propyleenglyco) 207 mg. • Diersoort Rund en paard, • Therapeutische indicaties Rund:
voor dc leniging van acute ontsteking geassocieerd met bronchopneumonie. Paard: voor de leniging van ontsteking geassocieerd met
aandoeningen van spieren of skelet, voornamelijk in de acute tot subchronische stadia. Het is eveneens geïndiceerd voor de leniging van
viscerale pijn, geassocieerd met koliek. • Contra-indicaties Niet gebruiken bij dieren met han-, lever- of nieraandoeningen: indien er de
mogelijkheid is van gastro-intestinale ulceratie of bloeding of indien er risico\'s zijn van blocdstollingsloomissen. Niet gebruiken bij
dieren die lijden aan koliek veroorzaakt door ileus en geassocieerd met dehydratatie. Niel gebruiken bij dieren met chronische
aandoeningen van het skelet of de spieren. Niei gebniiken bij dieren met gekende overgevoeligheid t.o.v. de werkzame stof Niet
gebruiken bij paarden waarvan dc melk bedoeld is voor humane consumptie. Kan gebruikt worden bij drachtige cn lacterende runderen-
Niet toedienen aan drachtige merries. Studies om de veiligheid aan te tonen bij drachtige merries werden niet uitgevoerd. • Ongewenste
effecten Het gebruik van niet-steroïdale ontstekingsremmers (NSAID\'s), inclusief flunixine. kan predisponerend werken of leiden tot
gastro-intestinale initatie en in erge gevallen, ulceratie. Er is de mogelijkheid lot bloeding, ga.stro-iniestinale irritatie en letsels, necrosis
ter hoogte van de nierpapillen en veranderingen in bloedparameters. Er zijn occasionele meldingen van reacties ter hoogte van de
injeciieplaats bij paarden alsook, zowel bij paarden als runderen, van collaps na vlugge intraveneuze toediening. Er zijn occasionele
voorvallen van anafylactische reacties welke soms fataal kunnen zijn. • Dosering en wijze van toediening Rund: de aanbevolen dosis
bedraagt 1-2 ml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1,1-2.2 mg flunixine per kgj intraveneus toegediend en herhaald als
nodig met 24 uur interval voor maximaal 3 opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute ontsiekingsreactie dient te worden achterhaald
en behandeld met een bijhorende therapie. Paard: bij gebniik bij spier- en skeletaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis 1 ml Binixin
per 45 kg lichaamsgewicht (equivalent aan l.lmg flunixine per kg) intraveneus toegediend met 24 uur interval voor maximaal 5
opeenvolgende dagen naargelang de respons. Bij gebruik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis Iml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht
(equivalent aan 1,1 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend en één- tot tweemaal herhaald indien symptomen van koliek zich
herhalen. De oorzaak van de koliek moet achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. • Wachttijd Eetbare weefsels: rund: 10
dagen, paanJ: 28 dagen. Melk rand: 48 uur. Niet toedienen aan paarden waarvan de melk wordt gebruikt voor humane consumptie. •
Registratiehouder Bayer B.V.. Division Animal Health. Energieweg l, 3641 RT Mijdrecht, • REG NL 09975 UDD. Verdere informatie
is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

V/WW. I i vesfock. bayer. n I

Bayer HealthCare
Animal Health

-ocr page 473-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: (links) Yvette Zellerer, (midden) Museum Diergeneeskunde en
(rechts) M.A. van der Velden

Deel! 29
Aflevering 24
15 december 2OO4

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Overzichtsartikel

Praktische aspecten rond droogzetten; O.C Sampimon, J.C.A. Vemooij enJ. Sol

827

828

I

Wetenscha

Uit en voor de praktijk

AandoeningL\'n van de cornea bij het paard (deel 1); M.A. van der Velden 834

Congressen en cursussen

Workshops Collegiale Coaching gaan van start 838

Voorjaarsdagen 2005; R. van de Sandt 849

Veterinair tuchtrecht

Assistenten mogen niet meer enten!; I. Boissevain 839

VWA-pagina

Minder Salmonella en meer Campylobacter in biokip 841

Berichten en verslagen

Dc weerslag van vergaande voorwaarden voor productkwaliteit op de veterinaire dienstverlening;_/. Hu/sen 842

Verslag van symposium \'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk\'; RJ. Slappendel 845

Nederland is goed op de kaart gezet tijdens het WSAVA Congres; L den Otter en J. Kirpensteijn 846

Bedankwoord beoordelaars wetenschappelijk artikelen 2004 851

Uitgelicht 848

Praktijk in bedrijf

Dcstilteindestorm;A.R.T van Schaik 848

850

850

851

Ingezonden

Kostenbesparing of toekomstperspectief.\'; C. van Eijden
Over praktijkcertificering en erkenningen (II); A. M. van Schaik
Het was een dag om op te schieten; P. Plasschaert

Actual

KLINISCHE AVONDEN 2005

"Progesteron-receptor blokkers:

indien met beleid toegepast een fraaie aanwinst voor de GD-praktijk",
mevr. Dr. A.C. Schaefers-Okkens

\\firLyetc

rr

HintHig-1 8 januai\'i 2005-AC RBsdurant De ivièern -

dinsdag 22 februan 2005 Van der Valk Hotel Eindhoven
dinsdag 15 maart 2005 Van der Valk Hotel Drachten
dinsdag 5 april 2005 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

"Huidproblemen bij de hond:
van aanpak tot aanpakken ",
Dr. A. Willemse

-ocr page 474-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oostcrbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. siebinga

Dr.E.Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wetenschappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backcr (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hcllebrekcrs (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lely.stad)
Prof dn J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax
(\'030^6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

R-mail: tijdschrift{6^knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergenecskimde is het vcr-
cnigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen nict-lcdcn
van dc Koninklijke Nederlandse Maat.schappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Maatschappijnieuws

Kerstgroet van dc bureaumedewerkers 852

De KNMvD nader bekeken 853

Prijswijzigingen NDG-blokkcn 859

Het thema \'VLOEIEND\' op Najaarsdag 2004 te Ede; C. var\\ der Vaart 858

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie; H. Geertsen 859

E-maiiadres opgeven 859

Openingstijden bureau KNMvD in december 859

KNMvD tegen dc commerciële import van in het wild gevangen vogels 859

Overzicht vraag- cn aanbod vacaturcbankperiode mei tot en met augustus 2004 861

CGP-nieuws

Dc huidige stand van zaken ten aanzien van de diergeneesmiddelen voor het paard;J. B.A. Loomans 855

Postgiro/bank

Po.stbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Mouten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V. Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

jubilea
Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

857

860
863

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

Contents

Review papers

Practical aspects around drying-off; O.C Sampimon,J.C.A. Vernooij, andJ. Sol

827

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 475-

Bij het ter hand nemen van het tijdschrift bladert misschien de één snel door naar het katern
KNMvD, terwijl een ander meer geïnteresseerd zal zijn in het katern Wetenschap en Actua. Deze
twee-eenheid binnen het tijd.schrift maakt het soms lastig voor een bespreking in het voorwoord.
U heeft deze keer de keuze uit circa vijftien onderwerpen.

Sinds boter en kaas van \'de schijf van vijf\' zijn verdwenen, worden we geacht alleen nog half-
volle melk te nuttigen. Wanneer voortaan alleen nog halfvolle melk geconsumeerd wordt, kan dit
weer consequenties hebben voor het ontstaan van een nieuwe boter- en kaasberg. Als het voor
ons niet meer gezond is, mogen we het dan noch wel tiaar de \'hongerende \'wereldburgers sturen ?
Al met al kan een dergelijk advies in de voedingswijzer een minder rooskleurige impact hebben
op de melkveestapel.

Het blijft daarom gewenst de kwaliteit van melk hoog in het vaandel te houden.
Zowel het artikel \'Praktische aspecten rond droogzetten \' als het verslag van het Panel Uier-
gezondheid, kunnen hierbij tot steun zijn.

Bij hel lezen van dit artikel werd mijn aandacht getrokken door de volgende alinea: "Gedurende
de laatste jaren is er een verschuiving geweest van besmettelijke, koegebonden mastitisverwek-
kers naar omgevingspathogenen. Hierbij lijkt
Streptococcus uberis de laatste vijftig jaar van
circa negen naar zeventien procent te zijn gestegen en
E. coli van circa drie naar 26procent."
Was het niet wijlen professor Wagenaar die bij de klinische demonstratie van een koe met masti-
tis ons er reeds op attendeerde dat melk veel weg had van een verdunde mestoplossing?
Pakken we het bericht \'minder Salmonella en meer Campylobacter in biokip\'er meteen bij, dan
begint het alweer iets lastiger te worden om een \'weloverwogen \'keuze voor de kerstdis te maken.

De paardenliefhebbers vinden in dit tijdschrift deel I van de serie fraai geïllustreerde artikelen
over \'aandoeningen van de cornea bij het paard\' door dr Van der Velden. Op boeiende wijze
wordt dit onderwerp theoretisch en praktisch behandeld. Een eye-opener.
Verder wil ik u attenderen op het bericht \'Assistenten mogen niet meer enten \'en het verslag van
het symposium \'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk\'.

Voor diegenen die een woord van bezinning zoeken, verwijs ik naar het bericht \'De stilte voor de
storm \'. Vooral de stijlbloempjes mogen u niet ontgaan. Een bijdrage die u zo aan het einde van
het jaar mogelijk aanzet nog eens te gaan \'helicopteren\'.

Uill
de

hoofdredactie

Dr M.F. de Jong

Diergeneesr^^

-ocr page 476-

Praktische aspecten rond droogzetten

Tijdscl^r Diergeneeslid 2004; 12g: 828-^3

o.e. Sampimon\', J.C.A. Vernooif enJ. Sol\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Droogzetten met antibiotica is een effectieve methode
om, op het moment van behandeling aanwezige, infecties
te bestrijden en nieuwe infecties tijdens de droogstand te
voorkomen. Gedurende de laatste jaren is er een ver-
schuiving geweest van besmettelijke, koegebonden masti-
tisverwekkers naar omgevingspathogenen. Dit heeft con-
sequenties voor preventieve maatregelen en de keuze van
de juiste droogzetbehandeling. Factoren die van invloed
zijn op de effectiviteit van een droogzetbehandeling zijn
onder andere algemene hygiënische maatregelen, lengte
van de droogstand, productie bij droogzetten, celgetal bij
behandeling cn op het bedrijf voorkomende uierpathoge-
nen.

Summary

Practical aspects around drying-off

Drying ojfcow.s with antibiotics is an effective method to cure existing injec-
tions at drying off and to prevent new infections during the dry period. In the
recent years, a shift has been observed from contagious to environmental
pathogens. This influences the general preventive measures and the choice
for the drying off treatment. Important factors influencing the efflcacy ofdty
cow products are general hygienic measures, length of the dty period, ptv-
ductitm at diying-off, somatic cell count at diying-offand the udder patho-
gens circulating on the farm.

Inleiding

Mastitis is economisch gezien nog steeds de belangrijkste
schadepost op melkveebedrijven. De gemiddelde schade
veroorzaakt door klinische mastitis per koe wordt in de eer-
ste drie maanden van de lactatie begroot op € 276,- en in de
laaatste maanden van de lactatie op € 166,- (36). De schade
kan per bedrijf sterk verschillen, afliankelijk van de inciden-
tie van mastitis, de ernst van de mastitis, de verwekkers (26)
en de verhouding kostprijs-opbrengstprijs voor een liter
melk. Hoewel de schade die door mastitis wordt veroorzaakt
niet tot nul te reduceren is, is het wel mogelijk de schade te
beperken. Het zogenaamde \'vijf-punten-programma\' (22),
ontwikkeld in de jaren \'60, heeft op mastitis veroorzaakt
door de besmettelijke, koegebonden pathogenen zoals
Staphylococcus aureus. Streptococcus agalactiae en
Streptococcus dysgalactiae, een gunstige invloed gehad. Het
vijf-punten-programma bestaat uit een goede melktechniek
en een goed functionerende melkinstallatie, adequate behan-

Gezondheidsdiensi voor Dieren hv. Postbus 9. 7400AA Deventer
Interx^et Nederland B. V. Boxmeer.

deling van mastitis, afvoer van chronisch geïnfecteerde die-
ren, droogzetten met antibiotica van alle koeien en dippen of
sprayen na het melken. In de Verenigde Staten heeft de
National Mastitis Council (21) dit vijf^punten-programma
uitgebreid tot de volgende tien punten: 1) Stel realistische
doelstellingen vast voor uiergezondheid; 2) Huisvest koeien
in een schone, hygiënische omgeving; 3) Melk adequaat en
onder de juiste randvoorwaarden; 4) Onderhoud de melkma-
chine regelmatig; 5) Houd een efficiënte administratie bij; 6)
Zorg voor een effectieve aanpak van klinische mastitis tij-
dens de lactatie; 7) Zorg voor een effectief management van
droogstaande koeien; 8) Neem maatregelen om verspreiding
van besmettelijke mastitispathogenen tegen te gaan en voer
chronisch geïnfecteerde dieren af; 9) Controleer regelmatig
de uiergezondheidsstatus; 10) Evalueer regelmatig het plan
van aanpak op het gebied van mastitis.
In Engeland heeft het bovengenoemde vijf-punten-pro-
gramma er toe geleid dat de incidentie van klinische mastitis
is afgenomen van honderdvijftig koegevallen per honderd
koeien per jaar in 1949, naar circa veertig koegevallen per
honderd koeien per jaar in 1986 (4). Daarna is het aantal
mastitisgevallen per honderd koeien per jaar relatief stabiel
gebleven. Het gemiddelde tankmelkcelgetal in Engeland is,
mede onder invloed van toenemende kwaliteitseisen van de
zuivel, gedaald van ccn geschatte 750.000 cellen per ml in
1949, naar 200.000 in 1996 (4). In de Scandinavische landen
wordt de daling van het tankmelkcelgetal en het aandeel kli-
nische mastitis ook toegeschreven aan het toepassen van
deze programma\'s (II). Een met Engeland vergelijkbare
ontwikkeling voor het geiniddelde tankmelkcelgetal heeft in
Nederland plaatsgevonden (30). Het gemiddelde tankmelk-
celgetal in Nederland daalde van 700.000 cellen per ml melk
in 1970, naar 200.000 in 2000. Toepassing van het vijf-pun-
ten-programma heeft ook in Nederland een gunstig effect
gehad op de prevalentie van koegebonden mastitispathoge-
nen, maar het heeft minder invloed gehad op de omgevings-
pathogenen, zoals
Escherichia coli en Streptococcus uberis.
In tabel 1 is de relatieve frequentie van de diverse mastitispa-
thogenen in (sub)klinische mastitismonsters, aangeboden
aan de Gezondheidsdienst voor Dieren, over de afgelopen
vijftig jaar weergegeven. Hieruit komt duidelijk een ver-
schuiving van koegebonden naar omgevingspathogenen
naar voren.

Het doel van droogzetten

Het doel van droogzetten met antibiotica is:
1) Het genezen van, op het moment van droogzetten aanwe-
zige, subklinische infecties (de zogenaamde bestaande infec-
ties).

Een goede droogzetter zal gemiddeld genomen ruim negen-
tig procent van de streptokokkeninfecties genezen en zestig
tot zeventig procent van de
S. awrej/j-infecties (30). Dit zijn
gemiddelde cijfers. Met name van
S. aureus is bekend dat het
genezingspercentage afhangt van een aantal factoren, zoals:

-ocr page 477-

Tabel i. Verwekkers van subklinische en klinische mastitis in Nederland (30).

Subklinisch

Klinisch

1950

1975

2000

1950

1975

2000

Aantal monsters

3033

21.516

24.262

1211

968

5772

% BO positief

21,3

30.9

19,4

56,6

53,3

70,5

Aantal monsters BO positief

656

6655

4711

686

516

4072

% van de BO positieve
monsters

Slaptiytococcus aureus

17,2

42,8

40,5

14,7

39,0

22,7

Streptococcus agatactiae

63,9

38,6

2,8

44,5

12,0

0,4

Streptococcus uberis

9,1

7,5

20,3

7,2

15,1

17,1

Streptococcus dysgatactiae

2,9

8,7

7,2

4,1

15,5

8,1

Overige Streptokokken

2,9

1,7

0,2

14,1

1,6

0,7

Coagulase-negatieve
Staphylokokken

26,4

6,8

Escherichia coli

3,4

0,1

1.4

2,6

1,9

26,1

Klebsiella spp.

0,5

Arcanobaclerium
pyogenes

0,8

0,6

0,4

7,0

13,8

4,1

l^ycobactertum bovis

.

3,5

0,0

0,0

Bacillus cereus

0,9

3,5

Overig

-

0,3

0,8

2,4

0,3

10,1

de leeftijd van het dier, infectie van voor- of achterkwartier,
aantal geïnfecteerde kwartieren per dier, aantal besmette die-
ren per bedrijf, de tijdsduur dat dieren geïnfecteerd zijn,
hoogte van het celgetal van besmette kwartieren, hygiëne op
het bedrijf, het al of niet gevoelig zijn voor penicilline en de
kwaliteit van de gebruikte droogzetter (30, 31, 32). Het ge-
nezingspercentage kan dus tussen bedrijven sterk verschil-
len. In Nederland worden de meeste koeien drooggezet, zo-
als in tabel 2 wordt aangegeven (17). De gegevens voor tabel
2 zijn ontleend aan een enquête die door de Gezond-
heidsdienst voor Dieren in 2001 werd gehouden, onder 1500
\'at random\' gekozen veehouders.

2) Het voorkómen van nieuwe infecties tijdens de droog-
stand.

Ondanks het gebruik van droogzetters kunnen nieuwe infec-
ties voorkomen. De mate waarin nieuwe infecties voorko-
men is sterk afhankelijk van de infectiedruk op het bedrijf,
inaar ook van de hygiëne bij het inbrengen van injectoren. Zo
was op een bedrijf met veel
S. ««reM.v-infecties en een hoog
celgetal het aantal nieuwe infecties tijdens de droogstand in
de met antibiotica behandelde groep tien procent en in de on-
behandelde controlegroep zestien procent (20). Op een be-
drijf met een laag celgetal en een goede uiergezondheid was
het aantal nieuwe infecties in de met antibiotica behandelde
groep drie procent, tegen zeven procent in de onbehandelde
groep (27). Bij koeien die waren drooggezet op verschil-
lende bedrijven en die een gemiddelde dagproductie van
21 liter hadden, werden tweemaal zoveel nieuwe infecties ge-
vonden als in een groep koeien met een productie van min-
der dan 13 liter (9). Een significante relade werd gevonden
tussen het ontstaan van nieuwe infecties met enterobacteriën
en de productie bij droogzetten (18). Voor iedere extra liter

Tabel 2. Droogzetsystemen in Nederland (17).

2001

1985

Systeem van
droogzetten

Aantal bedrijven

% bedrijven

% bedrijven

Alle koeien

648

80,6

55.5

Selectief

124

15,4

31,3

Niet droogzetten

32

4,0

13,2

Totaal

804

100,0

100,0

melk bij droogzetten was de kans op een nieuwe infectie met
enterobacteriën 1.06 maal groter. Bij intermitterend melken,
dus bij een lagere productie, vond Oliver (23) minder nieuwe
infecties. In analyses van droogzetproeven konden Coenen
en Sol (niet gepubliceerd) daarentegen geen relatie vinden
tussen de productie bij droogzetten en het aantal nieuwe in-
fecties bij afkalven. De melkproductie kan worden terugge-
bracht door de voeropname te beperken. Bij voorkeur wor-
den koeien in één keer drooggezet, als de productie op een
niveau van tien tot vijftien kg per dag is gekomen. Berry en
Hillerton (1) toonden eveneens een gunstig effect aan van
droogzetten met antibiotica op de incidentie van klinische
mastitis tijdens de droogstand en de prevalentie van infecties
op het moment van afkalven.

Smolders et al. (29) zagen significant meer nieuwe infecties
in bacteriologisch negatieve kwartieren die bij droogzetten
niet met een droogzetpreparaat waren behandeld dan in bac-
teriologisch negatieve kwartieren die bij droogzetten wel
met antibiotica waren behandeld. Ook was het aantal uier-
ontstekingen in de eerste honderd dagen na afkalven hoger in
de onbehandelde kwartieren. Op basis van deze gegevens
werd een model ontwikkeld voor koeien die met antibiotica
behandeld zouden moeten worden bij droogzetten.
Belangrijke factoren hierbij waren de lengte van de droog-
stand en een stijging van het koecelgetal in de laatste drie
monsteringen voor afkalven. Als de droogstand langer was
dan zeventig dagen en het koecelgetal steeg, dan nam het be-
lang om de koe droog te zetten met antibiotica sterk toe (29).
Ook werd in de droogstand in kwartieren die bij droogzetten
met antibiotica waren behandeld aanzienlijk minder mastitis
gevonden dan in niet behandelde kwartieren (27). Het ver-
dient de voorkeur alle koeien op een bedrijf droog te zetten
met een droogzetpreparaat zolang de risicofactoren voor het
optreden van mastitis niet bekend zijn. Dit geldt ook voor be-
drijven met een laag celgetal en een uitstekende uiergezond-
heid (27).

3) Het verlagen van de infectiedruk op een bedrijf.
Doordat droogzetters bestaande infecties bestrijden en
nieuwe infecties voorkomen, neemt het aantal besmette die-
ren af en vermindert de kans dat infecties zich verspreiden
naar andere kwartieren en koeien. In Engeland (2) werd aan-
getoond dat infecties met omgevingspathogenen tijdens de
droogstand een belangrijke rol speelden bij het ontstaan van
klinische mastitis tijdens de eerste honderd dagen van de
daaropvolgende lactatie. Voor coliformen bleek dit bij 52,6
procent van de klinische mastitiden het geval te zijn.

De kosten van droogzetten

Er is een kosten-batenanalyse gemaakt van het droogzetten
van alle koeien met antibiotica, het selectief droogzetten met
antibiotica of het niet droogzetten met antibiotica (16). In
deze berekening zijn de volgende gegevens meegenomen; de
kans op een intramammaire infectie (IMI) bij droogzetten, de
kosten van antibiotica, de kans op een niet genezen IMI, de
kans op een nieuwe IMI tijdens de droogstand, de kans op een
IMI rond afkalven en de kans op klinische mastitis na afkal-
ven. Een geval van klinische mastitis in het begin van de lac-
tatie is gesteld op € 277,- waarbij onder andere rekening is
gehouden met een verhoogde kans op afvoer, een lagere pro-
ductie enzovoort. De kosten voor het niet droogzetten met
antibiotica bedroegen € 47,- per koe, tegen € 33,- voor het

-ocr page 478-

selectief droogzetten met antibiotica en € 25,- per koe voor
het droogzetten van alle koeien met antibiotica. Volledig
droogzetten met antibiotica was dus financieel gezien de
beste optie.

De droogstand

De droogstand is te verdelen in een drietal perioden.
/. Involutieperiode

De involutieperiode is de eerste twee weken van de droog-
stand. Dit is een gevaarlijke periode. Tijdens de eerste twee
weken van de droogstand dienen bestaande infecties te wor-
den genezen en nieuwe infecties te worden voorkomen
(Figuur 1) (12). Daarvoor is het van belang dat de droogzet-
ter snel een voldoende hoge spiegel antibioticum afgeeft.
Het terugbrengen van de melkproductie voor het droogzet-
ten is belangrijk om nieuwe infecties tijdens de droogstand te
voorkomen. Een bijkomend voordeel is dat er minder kans is
dat na het droogzetten, melk met antibiotica uit de uier lekt
en dat slotgaten langer open blijven staan. Tevens zal, bij een
lage melkproductie, minder verdunning van antibiotica in
melk optreden. Hierdoor neemt de kans op het ontstaan van
nieuwe infecties af Uit onderzoek van Schukken
et al. (27)
is gebleken, dat uitliggen van melk een viermaal hogere kans
geeft op het ontstaan van een klinische mastitis tijdens de
droogstand. Ook Bradley (4) wijst op het belang van het
terugbrengen van de melkproductie voor het droogzetten.
Belangrijk is dat koeien na het droogzetten in een hygiëni-
sche omgeving worden gebracht, hetgeen in de praktijk
nogal eens wordt vergeten. Drooggezette dieren dienen re-
gelmatig te worden gecontroleerd op het opdrogen van de
uier. Dieren die een verhoogd risico lopen (melk lekken, kli-
nische mastitis tijdens lactatieperiode, hoog celgetal, tepel-
beschadiging) moeten extra gecontroleerd worden tijdens de
droogstand.

2. Rustperiode

Deze periode loopt vanaf twee weken na droogzetten tot één
a twee weken voor het afkalven en in deze periode zijn de na-
tuurlijke afweermechanismen van de uier actief (afsluiting
tepelpunt met keratineplug, hogere lactoferrine-concentra-
ties in uiersecretum en daardoor lagere ijzerconcentraties).
De zalfbasis in de droogzetter dient tijdens deze periode
werkzame concentraties antibiotica af te geven. Uiteraard
geldt ook voor deze periode dat er regelmatig controle van de
dieren plaatsvindt, dat optimale hygiëne wordt nagestreefd
en dat de voeding is afgestemd op de behoeften van een
droogstaande koe. Een goede afsluiting van het tepelkanaal
met keratine is minder vanzelfsprekend dan vaak wordt aan-
genomen. Uit onderzoek in Nieuw Zeeland (37) en in de
USA (12) bleek de keratineplug tien dagen na droogzetten
bij vijftig procent van de koeien aanwezig en vanaf vijftig
dagen na droogzetten was de keratineplug bij circa negentig
procent van de dieren aanwezig. Op het moment van droog-
zetten aanwezige infecties remmen de opbouw van de na-
tuurlijke keratineplug, zoals ook het geval is bij lekken van
melk. Infecties treden tijdens de droogstand met name op bij
dieren zonder goede keratineplug. Dieren behandeld met
antibiotica vormen sneller een keratineplug (37).

3. Transitieperiode

De transitieperiode, één ä twee weken voor afkalven, is de
moeilijkste periode. Enerzijds wordt verwacht dat antibio-
tica uit droogzetters meteen na het afkalven uit de uier en de
melk zijn verdwenen, anderzijds verlangt men werkzame
concentraties om infecties rond het afkalven te voorkomen.
Beide wensen zijn tegenstrijdig aan elkaar. Droogzetin-
jectoren zijn \'long acting\'-preparaten die worden gebruikt
bij onderling sterk verschillende dieren. Aangezien de
wachttijd is bepaald door de koe die het langst nog positief
bleef, is te verwachten dat een toenemend percentage koeien
rond de afkalfdatum in de uier geen werkzame antibioticum-
concentraties meer heeft, terwijl dan ook nog de natuurlijke
beschermingsmechanismen afnemen. Daarom is het belang-
rijk dat hiermee, bij het management rond het afkalven, re-
kening wordt gehouden. Aminoglycosiden bijvoorbeeld blij-
ven langdurig in de uier aanwezig (worden slecht gere-
sorbeerd), ß-lactam-antibiotica daarentegen worden gemak-
kelijk geresorbeerd. Vandaar dat in droogzetters minder op-
losbare (procaïne-of benzathine-)zouten worden gebruikt.
De laatste twee weken voor afkalven dient de voeding niet
tot te snelle en overmatige uierontwikkeling te leiden, dient
contact met dc groep lacterende dieren in verband met oxy-
tocine-vrijgiftc door krachtvoerautomaat of melkmachine zo
lang mogelijk tc worden uitgesteld en dienen de dieren in een
hygiënische omgeving te verblijven. Aanbevolen wordt om
koeien de laatste twee weken voor het afkalven dagelijks te
behandelen met een tepeldesinfectans, waarbij automatisch
de uier wordt gecontroleerd. De resultaten zijn echter moei-
lijk te beoordelen. Het dippen van vaarzen voor afkalven met
een povidon-jodium (barrièremiddel) gaf bijvoorbeeld geen
verbetering van de uiergezondheid in de eerste vijf dagen na
afkalven (10). Uiteraard dient de voeding tijdens de laatste
weken van de droogstand te worden afgestemd op de ko-
mende lactatie.

Keuze van het drooczetpreparaat

In Nederiand worden op het moment van droogzetten be-
staande subklinische infecties, met name veroorzaakt door 5.
aureus, stafylokokken niet aureus (STC) en Streptokokken.
Deze Gram-positieve mastitisverwekkers zijn in de regel
goed gevoelig voor de antibiotica die in droogzetters aanwe-
zig zijn. Lang is aangenomen dat Grain-negatieve bacteriën
zoals
E. coli alleen belangrijk zijn als verwekker van klini-
sche mastitis. Recent is echter aangetoond dat (subklinische)
E. co/;-infecties, die tijdens de droogstand zijn ontstaan, ver-
antwoordelijk kunnen zijn voor klinische mastitiden tijdens
de eerste honderd dagen van de lactatie (2, 3). De meeste
nieuwe infecties treden op aan het begin en aan het eind van

-ocr page 479-

de droogstand (2, 23, 28). Daarom is het belangrijl< dat
droogzetters werkzaam blijven tot het moment van afkalven.
Bradley
et al. (4) hebben voor een aantal in Engeland gere-
gistreerde droogzetinjectoren de werkingsduur aangegeven.
Voor Gram-positieve organismen bestond een variatie van
21 tot 70 dagen, voor Gram-negatieve organismen van O
(niet werkzaam) tot 98 dagen (framycetine). De framycetine-
concentraties na toediening van een droogzetter met 100 mg
framycetine werden in een ander onderzoek bij 21 koeien
onderzocht (19). Daarbij werden op zeven dagen in 41 pro-
cent van de kwartieren en op 21 dagen in elf procent van de
kwartieren concentraties boven de MICgo voor£.
coli aange-
toond. In een ander onderzoek (15) werden 57 koeien ver-
volgd, na toedienen van een injector met 500 mg neomycine.
Wekelijks werd een aantal koeien bemonsterd (Figuur 2).
Gedurende een periode van negen weken werden neomy-
cineconcentraties boven de
MICqq voor E. coli en S. aiireus
aangetoond. Naast de neomycineconcentraties en de MlCgg
voor
E. coli is een trendlijn voor het verloop van de neomy-
cineconcentraties aangegeven.

Aminoglycosiden zijn polaire basen die erom bekend staan
moeilijk membranen te passeren. Zij worden, in tegenstel-
ling tot bijvoorbeeld penicillinen, slecht uit het uierweefsel
geresorbeerd. Droogzetinjectoren met aminoglycosiden
kunnen dus tijdens de droogstand langdurig bescherming
bieden tegen infecties met Gram-negatieve bacteriën en sta-
fylokokken.

Bij de keuze van de juiste droogzetter dient men op bedrijfs-

f

f i

i l

i

l

f !

ï 1 l

Figuur 2. Gemiddelde neomycineconcentraties in uiersecreet tijdens de droogstand
na behandeling met een droogzetter met 500 mg neomycinesulfaat (15).

niveau, of beter nog per koe (4), rekening te houden met de
lengte van de droogstand. Deze zal meestal tussen de zes en
acht weken liggen, maar soms is het noodzakelijk koeien ge-
durende een kortere periode droog te zetten.
Ook de mastitisverwekkers zijn van belang. Bij koeien met
een celgetal > 250.000 cellen/ml (vaarzen > 150.000 cel-
len/ml) spelen Gram-positieve verwekkers naar verwachting
de belangrijkste rol. Om bestaande infecties te genezen en
ter preventie van Gram-positieve bacteriën volstaat een
smalspectrum-injector. Indien tevens preventie van colifor-
men gewenst is, kan beter een langdurig tegen coliformen
werkzame injector worden gebruikt. Vooral bij koeien met
een normaal tot laag celgetal (< 250.000) is het belangrijk
nieuwe infecties tijdens de droogstand te voorkomen. Op be-
drijven met dergelijke koeien is een injector die langdurig te-
gen coliformen werkt een goede keuze om infecties door
omgevingspathogenen
{Str. iiberi.s en coliformen) te voorko-
men. Op bedrijven waar een uitbraak is geweest veroorzaakt
door
Klebsiella is het ook van belang om een injector te kie-
zen die effectief is tegen coliformen.
Klebsiella heeft name-
lijk de mogelijkheid om subklinisch aanwezig te zijn.

Bij de keuze van het droogzetpreparaat is ook informatie ge-
wenst over effectiviteit en veiligheid van de betreffende in-
jector. Deze informatie is te verkrijgen uit productinformatie
van de fabrikant. Daarnaast geeft gepubliceerd onderzoek
waardevolle informatie.

Inbrengen van droogzetters

Op het moment van droogzetten moet de koe goed uitgemol-
ken worden. Vervolgens dient de uier gepalpeerd te worden
op afwijkingen en moet de melk visueel beoordeeld worden
op afwijkende samenstelling. Indien afwijkingen worden
waargenomen dient voordat de koe wordt drooggezet, de
(sub)klinische mastitis behandeld te worden. Indien geen af-
wijkingen worden waargenomen, moeten de tepelpunten
worden ontsmet met tepeldoekjes of met een prop watten,
gedrenkt in spiritus. Hierna moet, zo aseptisch mogelijk, de
injectorpunt partieel ingebracht en de injector leeggedrukt
worden, waarbij de tepel niet geknikt mag worden. Het is
verstandig de tepels, na inbrengen van de injectorinhoud, te
sprayen of te dippen met een geregistreerde (RegNL) dip of
spray. Het is aan te bevelen om dit gedurende enkele dagen te
herhalen. Na het inbrengen van het droogzetpreparaat moe-
ten de koeien gedurende een half uur vastgezet worden op
een schone plaats, zodat het slotgat de gelegenheid krijgt om
goed te sluiten. Vaak wordt op het moment van droogzetten
de koe ook bekapt. Het is echter niet verstandig om de koe
droog te zetten in de klauwbekapbox. Dit geeft een verhoogd
risico op contaminatie van de tepels waardoor het inbrengen
van de injector vaak niet aseptisch gebeurt. Op bedrijven met
een automatisch melksysteem dient de koe eerst te worden
gemolken en daarna direct te worden drooggezet. Wordt dit
niet direct gedaan dan is de kans op mastitis groot. Na het
droogzetten is het van belang dat de koe uit de melkveekop-
pel wordt gehaald.

Controle na afkalven

Tijdens de droogstand genezen niet alle infecties en worden
niet alle nieuwe infecties voorkomen. Daarom is het belang-
rijk om koeien, waarvan bij het droogzetten al bekend was
dat ze een verhoogd koecelgetal hadden, na het afkalven te
controleren. Dit kan vanaf vijf dagen na het af"kalven met de
\'Californian Mastitis Test\' (CMT). De CMT geeft een grove
indicatie van de uiergezondheid op kwartierniveau. Beter is
het om vanaf vijf dagen na het afkalven melkmonsters in te
zenden voor bacteriologisch onderzoek en kwartiercelgetal-
bepaling. Het koemelkcelgetal, bepaald bij de melkproduc-
tieregistratie, van de eerste melkcontrole na afkalven geeft
ook een goede aanwijzing, echter de tijdsperiode tussen af-
kalven en de eerstvolgende melkcontrole is soms lang.

De lengte van de droogstand

Als optimale lengte voor de droogstand wordt in Nederland
een periode van zes tot acht weken aangehouden. Dit komt
overeen met wat daarover in de literatuur wordt aangegeven:
de lengte van de droogstand moet tussen de vijftig en zeven-
tig dagen liggen (5,6,33). Doormelken van koeien, dus zon-
der droogstand, is niet gunstig. De productie in de lactatie na
afkalven is dan gemiddeld vier liter per dag lager, dan van
koeien die vijftig tot zeventig dagen hebben drooggestaan
(24,25). Bij doormelken was er wel minder melkziekte maar

-ocr page 480-

de vruchtbaarheid en uiergezondheid waren niet of nauwe-
lijks verschillend tussen de wei en niet doorgemolken groep
(24). In de volgende lactatie, na een droogstand van vijftig
tot zeventig dagen, bleek de productie weer vergelijkbaar
met normaal. De lengte van de droogstand heeft geen in-
vloed op de genezing van bestaande infecties (31), wel wor-
den tijdens een langere droogstandsperiode meer nieuwe in-
fecties waargenomen (8,29).

Extra behandeling bij droogzetten

De controle van het koecelgetal en de infectiestatus voor
droogzetten biedt mogelijkheden om de bestaande (sub)kli-
nische infecties te behandelen, voordat de koe wordt droog-
gezet.

In een uitgebreide studie werd aangetoond dat een dubbele
dosering van een droogzetinjector nauwelijks een betere ge-
nezing liet zien dan een enkele (respectievelijk 76,8% en
73,5% genezing (34)). Cummins (7) toonde aan dat een extra
behandeling in de droogstand geen verbetering van de resul-
taten liet zien in vergelijking met alleen behandelen bij het
droogzetten. In een andere studie (13) werden de koeien vier
maal behandeld gedurende vier opeenvolgende dagen met
10 mg oxytetracycline per kg lichaamsgewicht één week na
droogzetten met 300 mg cefapirine. De resultaten van deze
behandeling waren niet beter dan alleen droogzetten met 300
mg cefapirine. In een Israëlisch onderzoek gaf extra behan-
delen met een lactatiepreparaat (34) vóór het droogzetten, in
vergelijking met alleen behandelen met een droogzetprepa-
raat bij het droogzetten, in zijn algemeenheid geen verbete-
ring in de genezing (genezing respectievelijk 73,9% en
73,5%). De genezing na droogzetten met antibiotica is rela-
tief hoog. Het effect van extra behandelingen voor het droog-
zetten is dan ook twijfelachtig, zeker als bij het inbrengen
van de injectorinhoud geen optimale hygiëne wordt betracht.
Het voordeel van deze extra behandeling voor droogzetten is
dat, wanneer blijkt dat na afkalven de koe nog steeds een ver-
hoogd koecelgetal heeft en de oorzakelijke bacteriële infec-
tie niet is genezen, de beslissing om de koe te verkopen ge-
makkelijker wordt. Een behandeling met antibiotica is dan
zeker niet zinvol.

Alternatieven voor droogzetten met
antibiotica

In het voorgaande is aangegeven dat routinematig droogzet-
ten van alle koeien de voorkeur verdient zolang de risicofac-
toren op het ontstaan van infecties in de uier niet bekend
zijn. Discussies over resistentie-ontwikkeling, residuen en
voedselveiligheid, roepen vragen op over het gebruik van
antibiotica bij mastitispreventie. Biologische bedrijven zijn
al beperkt in het gebruik van preventieve antibiotica.
Vaccinatie tegen mastitis is in Nederland (nog) niet moge-
lijk. Wel zijn er ontwikkelingen op het gebied van zoge-
naamde \'teat seals\'. Er zijn externe seals (al of niet in com-
binatie met een droogzetter toegepast) die de tepel met een
latex film bedekken en zo bescherming bieden tegen infec-
ties via het slotgat. Deze externe seals blijven maximaal ze-
ven dagen intact. Soms komt er, door melklekken, melk tus-
sen seal en tepelhuid. Dan is er een goede bacteriegroei
mogelijk waardoor de kans op infectie van de uier toeneemt.
Een praktische toepassing van de externe seal is om deze na
de droogzetbehandeling en rond het afkalven aan te bren-
gen. Dat zijn immers de perioden waarin de kans op nieuwe
infectie van de uier het grootst is. De externe teat seal (35)
gaf met name een significante bescherming tegen omge-
vingsstreptokokken. In de groep behandeld met een droog-
zetinjector en de seal was het aandeel omgevingsstreptokok-
ken 3,2 procent en in de groep die alleen werd drooggezet
met antibiotica 8,5 procent. Interne teat seals, op basis van
bismuthsubnitraat, worden door het slotgat in het tepelka-
naal ingebracht, waardoor het tepelkanaal wordt afgesloten.
Met deze seals werden in Engeland en Nieuw Zeeland, met
betrekking tot de preventie van nieuwe infecties, resultaten
behaald die vergelijkbaar zijn met die van smalspectrum-
droogzetters (18, 38). Omdat deze seals geen antibacteriële
componenten bevatten zijn zij niet geïndiceerd bij koeien
met een infectie in een van de kwartieren. Belangrijk bij het
gebruik van deze teat seals is dat men de juiste koeien (laag
celgetal, geen subklinische infectie) selecteert, strikte hygi-
ënische voorzorgen bij inbrengen neemt en de niet met de
seal behandelde dieren met een droogzetter behandelt. Een
interne seal werd vergeleken met een droogzetinjector op
basis van cefalonium, waarbij vijfhonderd koeien op zestien
bedrijven in de studie werden opgenomen (18). De geselec-
teerde koeien hadden een celgetal <200.000 cellen/ml gedu-
rende de afgelopen lactatie. Bij afkalven was het aantal
Gram-negatieve infecties significant (P<0,01) groter in de
groep behandeld met cefalonium. De genezing van be-
staande infecties bij droogzetten was niet verschillend tus-
sen de twee preparaten. Er waren twee mastitisgevallen in de
droogstand in de cefaloniumgroep tegen nul in de interne
sealgroep. Het aantal klinische mastitiden in de eerste hon-
derd dagen van de nieuwe lactatie vertoonde geen verschil
tussen de twee preparaten,

In een andere studie (1) met vierhonderd koeien op zeven be-
drijven werd de interne teat seal vergeleken met een nega-
tieve (onbehandelde) controlegroep. De controlegroep had
significant vaker klinische mastitis in de droogstand en sig-
nificant meer nieuwe infecties bij afkalven en in dc nieuwe
lactatie.

In een vergelijkende studie (14) tussen alleen een droogzet-
preparaat en een droogzetpreparaat in combinatie met een
interne teat seal bleek dat beide behandelingen een gelijk ge-
nezingspercentage hadden maar dat het percentage nieuwe
infecties in de eerste drie dagen na afkalven in de combina-
tiegroep significant lager was dan in de groep met alleen
antibiotica. De gelijktijdige behandeling met een interne teat
seal en antibiotica komt niet overeen met de registratiebe-
schikking voor de teat seal in Nederland.

Conclusie

Een goede droogzetter is een waardevolle aanvulling bij de
bestrijding van mastitis. Antibioticumhoudende droogzet-
ters zorgen ervoor dat bestaande subklinische infecties ef-
ficiënt, zonder verlies aan melk, worden bestreden. Tevens
verminderen droogzetters het ontstaan van nieuwe infec-
ties tijdens en na de droogstand. Het maximale effect
wordt bereikt wanneer droogzetters op de juiste wijze wor-
den gecombineerd met aanvullende maatregelen op het ge-
bied van voeding, mastitispreventie, mastitisbestrijding
(tien puntenprogramma) en hygiënische maatregelen bij
lacterende, droogstaande koeien en vaarzen. Droogzetters
zijn niet geschikt om slecht management te compenseren.
Tenslotte wordt geadviseerd om het celgetal van met

-ocr page 481-

droogzetters behandelde koeien na afkalven te controleren

om zo het effect van behandeling te controleren.

Literatuur

1. Berry EA, and Hillerton JE. The effect of selective dry cow treatment
on new intramammary infections. J Dairy Sci 2002; 85:112-21.

2. Bradley AJ, and Green MJ. A study of the incidence and significance
of intramammary enterobacterial infections acquired during the dry
period. J Dairy Sci 2000; 83: 1957-65.

3. Bradley AJ, and Green MJ. An investigation of the impact of intra-
mammary antibiotic dry cow treatment on clinical coliform mastitis. J
Dairy Sci 2001; 84: 1632-9.

4. Bradley AJ. Bovine mastitis: an evolving disease. The Veterinary
Journal 2002; 164: 116-28.

5. Coppock CE, Everett RW, Natzke RP, and Insly HR. Effect of dry pe-
riod length on Holstein milk production and selected disorders at par-
turition. J Dairy Sci 1974; 57: 712-8.

6. Cousins CL, Higgs TM, Jackson ER, Neave FK, and Dodd FH.
Susceptibility of the bovine udder to bacterial infection in the dry
period. J Dairy Res 1980; 47: 11-8.

7. Cummins KA, and Caskey TA Mc. Multiple infusions of cloxacillin for
treatment ofmastitis during the dry period. J Dairy Sci 1987; 70: 2658-65.

8. Dingwell RT, Duffield TF, Leslie KE, Kelton DF, Schukken YH, and
Bagg R. Efficacy of intramammary Tilmicosin administered at dry-
ing-off to prevent new infections during the dry period. Proc of the 41"
Annual Meeting of the National Mastitis Council. Orlando, Florida,
USA. 2002; February 3-6: pp 214-5.

9. Dingwell RT, Kelton DF, Leslie KE, and Edge VL. Deciding to dry-
off: Does level of production matter? Proc of the 40"" Annual Meeting
of the National Mastitis Council. Reno, NE, USA. 2001; February 11 -
14: pp 69-79.

10. Edinger D, Tenhagen BA, Kalbe P, Klunder G, Baumgartner B, and
Heuwieser W. Effect of teat dipping with a germicide barrier teat dip in
late gestation on intramammary infection and clinical mastitis during
the first 5 days post-partem in primiparous cows. J Vet Med A Physiol
Pathol Clin Med 2000; 47 (8): 463-8.

11. Ekman T, and 0sterès O. Mastitis control and dry cow therapy in the
Nordic countries. Proc of the 42"\'\' Annual Meeting of the National
Mastitis Council. Forth Worth, Texas, USA. 2003; January 26-29: pp
18-30.

12. Erskine RJ. Enhancing immunity during the dry period: pitfalls and
opportunities. Proc of the 40\'" Annual Meeting of the National
Mastitis Council. Reno.NE, USA. 2001; February 11-14: pp 95-106.

13. Erskine RJ. Dry Cow Treatment of Staphylococcus aureus: revisited.
Proc of the 33\'\'\'\' Annual Meeting of the National Mastitis Council.
Orlando, Florida, USA. 1994; January 31-February 2: pp 20-7.

14. Godden S, Rapnicki P, Stewart S, Johnson A, Bey R, and Farnsworth
R. Effectiveness of an internal teat sealant in the prevention of new in-
tramammary infections during the dry and early lactation periods in
daiy cows when used with an intramammary antibiotic. Proc of the
42 Annual Meeting of the National Mastitis Council. Forth Worth,
Texas, USA. 2003; January 26-29; pp 136-52.

15. Houffschmitt P, and Lohuis J. Neomycin persists 9 weeks in dry udder
secretions: a study in 57 dairy cows treated at drying off. J Vet
PharmacolTherap2003;26(suppl 1): 127.

16. Hogeveen H. Economic aspects of dry cow therapy. Proc of the 42"\'\'
Annual Meeting of the National Mastitis Council. Forth Worth, Texas,
USA. 2003; January 26-29: pp 42-9.

17. Hulsen J. Bijeenkomst uiergezondheidspanel. Veehouderenquête geeft
veel gespreksstof Tijdschr Diergeneeskd 2002; 16: 493-5.

18. Huxley JN, Green MJ, Green LE, and Bradley AJ. Evaluation of the ef-
ficacy of an internal teat sealer during the dry period. J Dairy Sci 2002;
85:551-61.

833

19. Kleinhans S, und Traeder W. Pharmakologiscbe Untersuchungen zur
Bioverfugbarkeit des Framecytinanteils einesTrockensteller im Bezug
zur empfindlichkeit mastitisrelevanter
Escherichia coli. Tierarztlicher
Umschau 2003;58:200-8.

20. Laar PH, and Rij HJ van. A randomised field trial in cows dried off
with Nafpenzal DC, Orbenin Extra DC and an untreated control.
Intervet International, Newsletter 10, mei 1995: 1-7.

21. National Mastitis Council recommended mastitis control program
2001. http://www.nmconline.org/docs/NMCIOsteps.pdf

22. Neave FK, Dodd FH, Kingwill RG, and Westgarth DR. Control of
mastitis in the dairy herd by hygiene and management. J Dairy Sci
1969;52:696-707.

23. Oliver SP, Shull EP, and Dowlen HH. Influence of different methods of
milk cessation on intramammary infections during the peripartum
period. Proc Int Symposium on Bovine Mastitis. Indianapolis,
Indiana, USA. 1990; September 13-16; pp 92-7.

24. Ouweltjes W, Sampimon O, and Sol J. Less milk fever and less milk-
production without drying off cows. Research in Practice PR Lelystad
2000; nr2: 10-3.

25. Remond B, Oilier A, and Miranda G. Milking of cows in late preg-
nancy: milk production during this period and during succeeding lac-
tation. J Dairy Res 1994; 59; 233-41.

26. Schakenraad MHW, and Dijkhuizen AA. Economic losses due to bo-
vine mastitis in Dutch dairy herds. Neth J Agric Sci 1990; 38: 89-92.

27. Schukken YH, Vliet J van. Geer D van de, and Grommers FJ.
Arandomised blind trial on dry cow antibiotic infusion in a low soma-
tic cell count herd. J Dairy Sci 1993; 76: 2925-30.

28. Smith KL,Todhunter DA, and Schoenberger S. Environmental patho-
gens and intramammary infection during the dry period. J Dairy Sci
1985;68:402-17.

29. Smolders EAA, Riel van J, Sampimon OC, and Sol J. Effect of and
model for selective dry cow therapy in dairy cows in the Netherlands.
Proc Int Soc Vet Epidemiology and Economics. Vina del Mar, Chili.
2003; November 17-21: pp 625-7.

30. Sol J. Cure of Staphylococcus aureus mastitis in Dutch Dairy cows.
PhD Thesis Utrecht University 2002.

31. Sol J, Sampimon OC, Snoep JJ, and Schukken YH. Factors associated
with bacteriological cure during lactation after therapy for subclinical
mastitis caused bij
Staphylococcus aureus. J Dairy Sci 1997; 80: 2803-
8.

32. Sol J, Sampimon OC, Snoep JJ, and Schukken YH. Factors associated
with bacteriological cure after dry cow treatment of subclinical
Staphylococcus mastitis with antibiotics. J Dairy Sci 1994; 77: 75-9.

33. Sorenscn JT, Enevoldson C, and Kristensen T. Effects of different dry
period length on production and economy in the dairy herd estimated
by stochastic simulation. Livestock Production Science 1993; 33: 77-
90.

34. Storper M, and Ziv G. Multiple and combination dry period antibiotic
therapy of
Staphylococcus aureus. Kieler Milchwirtschaftliche
Forschungsbericht\'l985; 37: 533-7.

35. Timms L, Steffens A, Piggott S, and Allen L. Evaluation of a novel per-
sistent barrier teat dip for preventing mastitis during the dry period.
Proc of the 36^\'\' Annual Meeting of the National Mastitis Council.
Albuquerque, New Mexico, USA. 1997; February 16-19: pp 206-7.

36. Vos CJ de, and Dijkhuizen AA. Economic aspects of mastitis and
mastitisprevention (in Dutch). Report 1998. Department of Farm
Management, Wageningen Agricultural University, Wageningen, the
Netherlands.

37. Williamson JH, Woolford MW, and Day AM. The prophylactic effect
of a dry cow antibiotic against
Streptococcus uteris. N Z Vet J 1995;
43: 228-34.

38. Woolford MW. Use of teat sealer at drying off as a prophylactic ap-
proach to mastitis control. Proc of the Pacific Congress on Milk
Quality and Mastitis Control. Nagano, Japan. 2000; November 13-16:
pp259.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 129, DECEMBER, AFLEVERING 24, 2OO4

-ocr page 482-

Verantwoording

Bij het paard vormen beschadigingen
van de cornea en daaruit voortvloei-
ende ontstekingsprocessen naast de
maanblindheid de belangrijkste re-
den voor een oogonderzoek en oog-
heelkundige behandeling in de eer-
stelijns praktijk. Daarnaast worden
ook klinieken herhaaldelijk hiermee
geconfronteerd via telefonische consulten en ingestuurde pa-
tiënten. Op grond daarvan werd het nuttig geoordeeld om in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een artikel aan deze pro-
blematiek te wijden. In dit artikel zullen, gebaseerd op litera-
tuurgegevens en eigen ervaringen met patiënten van de hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard, de meest voorkomende
aandoeningen van de cornea worden besproken.
Vanwege de vele onderwerpen die ter sprake komen, is de
omvang van dit artikel zo groot geworden, dat in overieg met
de hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
besloten is het in drie afleveringen te laten verschijnen.
Ter behandeling van de verschillende aandoeningen komen
diverse oogzalven en oogdruppels aan de orde. Het is goed
om hier alvast te vermelden dat geen daarvan geregistreerd is
voor het paard. Het zijn dus allemaal middelen voor humaan
gebruik dan wel medicamenten die gebruikt worden in de
oogheelkunde van de hond en kat.

Inleiding

Uite
Voord
praktij

Een normale gezonde cornea is glad, glanzend vochtig,
doorschijnend, sferisch en reflecterend. Zie fotol. De cornea
is uit meerdere lagen opgebouwd. De buitenste laag bestaat
uit een meeriagig plaveisel-epitheel. De basale laag daarvan
wordt gevormd door zich continu delende epitheelcellen, die
naar het oppervlak afgroeien. In het epitheel bevinden zich
veel sensibele zenuwuiteinden (N. ophthalmicus, een tak
van de N. trigeminus). De basale epitheellaag is door een ba-
saalmembraan verbonden met de Substantia propria cor-
neae, kortweg het stroma genoemd. Dit stroma maakt onge-
veer negentig procent van de dikte van de cornea uit. Het
bestaat uit een grondsubstantie met veel collagene vezels,
die zeer regelmatig gerangschikt zijn en waarin wat fibrob-
lasten (keratocyten) liggen. Onder het stroma ligt een homo-
gene elastische laag, de Lamina limitans posterior of de
membraan van Descemet. De achtervlakte van de cornea
wordt gevormd door een één cellaag dik epitheel, dat meestal
benoemd wordt als het endotheel (2,19,20).
Het stroma bevat in vergelijking met andere weefsels in het
lichaam weinig vocht. Deze relatieve dehydratietoestand èn
de zeer regelmatige rangschikking van de collagene vezels
zorgen samen voor de helderheid van de cornea. Het lage

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, discipline
Heelkunde, Universiteit Utrecht. Correspondentie: M.A. van der Velden.
Hoofdafdeling Gezondheid.tzorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, discipline
Heelkunde. Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht. Tel: 030-2531350, Fax: 030-2537970.
E-mail: m.a.vander\\\'elden@vel.uu.nl
vochtgehalte van het stroma wordt in stand gehouden door
intact epitheel aan de buitenkant en intact en goed functione-
rend endotheel aan de binnenzijde. Het epitheel vormt zo de
barrière tegen het traanvocht, het endotheel pompt voortdu-
rend water uit het stroma naar de voorste oogkamer. Zolang
het epitheel en endotheel intact zijn en normaal functione-
ren, blijft de dehydratietoestand van het stroma gehand-
haafd. Wanneer daarentegen één van deze beide lagen be-
schadigd is, \'stroomt\' water het stroma in en ontstaat
cornea-oedeem. Door de overhydratie zwellen de collagene
vezels op en wordt hun regelmatige rangschikking ver-
stoord. Dit leidt tot een abnormale breking van de lichtstra-
len. De cornea verliest hierdoor haar helderheid; ter plaatse
van het oedeem ontstaat een blauw-witte troebeling (2, 19,
20).

Het regeneratievermogen van het epitheel is groot, waardoor
het na beschadiging doorgaans snel en goed herstelt.
Beschadigd endotheel daarentegen regenereert erg traag. In
sommige gevallen treedt geen volledig functioneel herstel
op (8, 19,20).

Aandoeningen van de cornea zijn meestal het gevolg van uit-
wendig trauma, zoals een tak in het oog, een \'klap\' met een
zweep of met een stuk touw, een gesp van het halster, uitste-
kende delen in de box of trailer en dergelijke Het genezings-
verloop en feitelijk daarmee ook de prognose zijn afhanke-
lijk van diverse factoren, zoals de lokalisatie van de
beschadiging, de uitgebreidheid ervan en eventuele contami-
natie met pathogene micro-organismen.
Een beschadiging van dc cornea kan niet perforerend of wel
perforerend zijn. In het laatste geval wordt, afhankelijk van
de grootte van de laesie, gesproken van een corneaperforatie
dan wel van een cornearuptuur. Bij de niet perforerende be-
schadigingen wordt op grond van de diepte ervan, dat wil
zeggen het aantal lagen van de cornea dat beschadigd is,
onderscheid gemaakt tussen oppervlakkige en diepe bescha-
digingen i.e. laesies.

Aandoeningen van de cornea bij het paard (deel i)

M.A. van der Velden

-ocr page 483-

Aandoeningen van de cornea zijn vaak erg pijnlijk. Dit kan
het oogonderzoek ernstig bemoeilijken. Om in zo\'n geval
toch een adequaat onderzoek te kunnen uitvoeren zijn ver-
schillende handelingen mogelijk (2, 8). Vaak is het vol-
doende om het paard te sederen. Als dit onvoldoende effect
heeft, kan een lokaal-anestheticum op het oog gedruppeld
worden. De meeste lokaal-anesthetica remmen de epithelisa-
tie (9). In geval van een corneabeschadiging mogen ze der-
halve slechts éénmalig worden toegepast ten behoeve van de
diagnostiek; herhaalde toediening voor een langduriger pijn-
bestrijding is gecontraïndiceerd. Wanneer het daarna nog
niet lukt om de oogleden van elkaar te houden, kan tenslotte
nog een geleidingsanesthesie van de N. auriculopalpebralis
gegeven worden, maar dit blijkt bijna nooit nodig te zijn. De
zenuw is (meestal) te voelen en wordt geblokkeerd subcu-
taan op de arcus zygomaticus halverwege de laterale oog-
hoek en de oorbasis. De motorische innervatie van de M. or-
bicularis oculi valt dan uit.

Een dringend advies is om een paard met een pijnlijk oog
rustig te benaderen, op zijn gemak te stellen en er de tijd voor
te nemen om de oogleden van elkaar te doen en het oog te be-
kijken. Het geforceerd mogelijk maken van een oogonder-
zoek met behulp van een praam en dergelijke maakt het
paard snel \'kopschuw\', zodat het oog daarna niet meer dan
wel alleen met grote moeite door de eigenaar te behandelen
is. En dus: rust en geduld!

Niet perforerende letsels van de cornea

Oppervlakkige laesies

Een oppervlakkige laesie beperkt zich tot het epitheel.
Sommigen spreken in een dergelijk geval van een epitheel-
defect, anderen van een erosio corneae of van een oppervlak-
kig ulcus corneae (2, 8, 19,20). Vanwege de goede sensibele
innervatie van het epitheel is een dergelijke laesie aanvanke-
lijk erg pijnlijk: het dier knijpt het oog dicht, traant en is
lichtschuw (blepharospasmus, epiphora en photophobie).
Ter plaatse van de beschadiging is de cornea blauw-wit van
kleur als gevolg van lokaal oedeem. Zie foto 2. Het defect
zelf manifesteert zich daarbij als een meer of minder duide-
lijk omschreven onregelmatigheid die fluoresceïne-positief
is. Zie foto 3. Vaak ontstaan reflectoir een miosis en een
spasme van het corpus ciliare (cyclospasme). Met name het
laatste draagt bij aan de pijnlijkheid van het oog.
Wanneer een dergelijke laesie als gevolg van uitwendig
trauma wordt aangetroffen, wordt de conjunctivaalzak ge-
spoeld met een lauwwarme fysiologische NaCl-oplossing,
en vervolgens goed gecontroleerd op de mogelijke aanwe-
zigheid van een corpus alienum. Dit kan zich onder het bo-
ven- of onderooglid dan wel achter het derde ooglid bevin-
den.

Aan de rand van het defect bevinden zich epitheelcellen, die
in principe gezond zijn. Hierdoor is het eigen herstelvermo-
gen groot. De epitheelcellen gaan zich delen en nieuwe epi-
theelcellen migreren over het defect en bedekken dat weer
(16, 19). Zo herstellen oppervlakkige laesies vaak snel, af-
hankelijk van hun grootte binnen enkele dagen tot een week.
Zie foto 4.

Het herstelproces kan worden ondersteund door het oog te
behandelen met oogdruppelsZ-zalven waarin antibiotica om
een infectie van met name het stroma van de cornea (en dus
het ontstaan van een bacterieel ulcus) te voorkomen en vita-
mine A om de regeneratie van het epitheel te stimuleren. Als
er ook een miosis en cyclospasme aanwezig zijn, is het aan-
bevelenswaardig om één of twee keer oogdruppels of oog-
zalf met één a twee procent atropine toe te dienen. Dit geeft
naast mydriasis, die enkele dagen aanhoudt, relaxatie van het
corpus ciliare waardoor de pijnlijkheid van het oog sterk af-
neemt. Wanneer het paard weinig coöperatief is, moet wor-
den overwogen om verdere behandeling door de eigenaar

-ocr page 484-

achterwege te laten. Het risico van nieuwe beschadigingen
van de cornea is dan groter dan het heilzame effect van
voortgezette toediening van de genoemde medicamenten.
Als er geen complicaties optreden zal de pijnlijkheid van het
oog de volgende dag al aanzienlijk minder zijn. De cornea
zal weer helder worden en de laesie herstelt restloos, dat wil
zeggen zonder de vorming van een blijvend litteken (16,19).

N.B. Een regelmatig gestelde vraag is in hoeverre het nood-
zakelijk is of gewenst geoordeeld wordt om een paard met
een wijde pupil (mydriasis) op stal te laten staan. Mensen er-
varen een wijde pupil als (zeer) onaangenaam. Na een oog-
heelkundig onderzoek waarbij een (kortwerkend) mydriati-
cum is toegediend wordt mensen daarom altijd geadviseerd
tijdelijk een zonnebril op te zetten. Opvallend is dat paarden,
die in één oog een wijde pupil hebben, niets bijzonders tonen
wanneer ze daarmee bij zonnig weer in de wei lopen: ze
knipperen niet, ze houden het oog niet dicht en wenden het
hoofd niet af opdat er op het betreffende oog minder licht
valt. Op grond daarvan is het moeilijk hard te maken dat een
paard met een wijde pupil beslist niet naar buiten mag bij
zonnig weer. Anderzijds is er \'gevoelsmatig\' veel voor te
zeggen om het paard in ieder geval overdag binnen te hou-
den. Dit is ook wat wij de paardeneigenaren in voorkomende
gevallen adviseren. Hetzelfde geldt trouwens in zijn alge-
meenheid voor paarden met een pijnlijk oog. Immers, één
van de meest voorkomende symptomen is lichtschuwheid.

Af en toe wordt men geconfronteerd met een paard met een
pijnlijk oog als gevolg van een oppervlakkige laesie die niet
goed geneest. Het fluoresceïne-positieve defect wordt soms
wel wat kleiner, maar bij controle een aantal dagen later
blijkt het weer groter geworden te zijn. Het is dan zaak om de
rand van de oogleden goed te inspecteren, zonodig met een
loupe. Op de rand van met name het onderooglid kunnen lit-
tekens of kleine haartjes aangetroffen worden, die met het
blote oog nauwelijks te zien zijn maar die wel een beschadi-
ging van het epitheel veroorzaken en onderhouden. Zijn er
geen ongerechtigheden aan de ooglidrand zichtbaar, dan
moet nogmaals de conjunctivaalzak (binnenzijde van boven-
en onderooglid en achter de membrana nictitans) goed ge-
controleeerd worden op de aanwezigheid van een corpus
alienum.

Diepe laesies

Een diepe laesie i.e. een diep ulcus beperkt zich niet tot het
epitheel, maar er is tevens stromaweefsel in betrokken. Ook
nu is het oog erg pijnlijk. In de cornea is weer een defect
zichtbaar dat sterk fluoresceïne-positief is en omgeven wordt
door oedeem. Zeker zullen thans ook een miosis en cyclo-
spasme aanwezig zijn.

Om een dergelijk defect in het stroma te herstellen komt een
reactie op gang in de vorm van een ontstekingsreactie (2, 8,
19, 20). Vanaf de limbus infiltreren eerst ontstekingscellen
(leucocyten, macrofagen) in de cornea, wat te zien is als een
wit/geel-grijzige verkleuring. Binnen enkele dagen wordt
vaatingroei (oppervlakkig en eventueel ook diep) zichtbaar.
Zie foto 5 en 6. Wanneer de bloedvaatjes het defect hebben
bereikt, vormen ze fibroangioblastenweefsel (granulatie-
weefsel) waarmee het stromadefect wordt opgevuld. Zodra
dit gebeurd is, migreren vanuit de oorspronkelijke wondran-
den van het epitheel nieuwe epitheelcellen over het granula-
tieweefsel. Wanneer ook deze epithelisatie voltooid is, komt
het genezingsproces tot rust. De bloedvaten trekken zich
grotendeels en vaak ook volledig terug. Het granulatieweef-
sel vormt zich om tot littekenweefsel. Zie foto 7. In de cor-
nea ontstaat zo een blijvend wit litteken, een zogenaamd leu-
coma. Daaromheen wordt de cornea weer helder. Soms
migreren ook melanine bevattende cellen (melanocyten)

-ocr page 485-

vanaf de limbus met de bloedvaten mee de cornea in. Deze
blijven dan achter in het gevormde littekenweefsel, zodat in
het witte litteken ook bruine vlekken kunnen voorkomen.
Zie foto 8. In feite is het beschreven herstelproces niet anders
dan een ongecompliceerde wondgenezing per secundam. De
grootte en de localisatie (aan de rand van of centraal in de
cornea) van het litteken bepalen in hoeverre de visus erdoor
blijvend gehinderd wordt.

De initiële behandeling van een diepe laesie is dezelfde als die
van een oppervlakkige: de conjunctivaalzak goed spoelen en
controleren op de mogelijke aanwezigheid van corpora aliena.
Er is nu zeker een vervolgbehandeling geïndiceerd. Deze be-
staat uit herhaalde toediening van twee zalven: een antibioti-
sche zalf met een breed spectrum, bijvoorbeeld een combina-
tie van
Oxytetracycline en polymyxine B (Terramycin®), en
een zalf met één procent atropine. De antibiotica worden toe-
gediend om een infectie van het stroma tijdens het genezings-
proces, dat nu meestal veel langer duurt dan slechts enkele da-
gen, te voorkomen. Dit geldt met name voor de eerste periode
daarvan, en wel zolang er nog geen fibroangioblastenweefsel
gevormd is. De antibiotische oogzalf wordt drie ä vier maal
per dag gegeven, de atropine-oogzalf tweemaal daags. Wan-
neer het oog duidelijk minder pijnlijk is geworden (de miosis
is dan overgegaan in een mydriasis en het cyclospasme is op-
geheven), wordt de frequentie van de atropine-toediening ver-
minderd tot bijvoorbeeld éénmaal per dag of per twee dagen,
om er daarna al vrij snel definitief mee te stoppen. De behan-
deling met de antibiotische oogzalf mag, zeker bij een weinig
coöperatief paard, gestopt worden wanneer de bloedvaten het
defect bereikt hebben en het eerste laagje fibroangioblasten-
weefsel gevormd is. Het defect is dan inmiddels fluoresceïne-
negatief geworden.

Descemetocèle

Wanneer de beschadiging van de cornea erg diep gaat en wel
tot aan de Descemetse membraan, bevindt zich in de diepte
van de laesie een gedeelte dat helder is en na aankleuren met
fluoresceïne niet groen wordt (fluoresceïne hecht namelijk
niet aan de Descemetse membraan). Het gevaar bestaat nu dat
er een uitpuiling i.e. een hernia van de Descemetse membraan,
een zogenaamde Descemetocèle, ontstaat (13, 14, 19). Deze
kan vervolgens ruptureren met alle gevolgen van dien. Om dit
tc voorkomen moet zo snel mogelijk chirurgisch worden inge-
grepen. Het paard wordt daartoe doorverwezen naar een kli-

niek. Daar wordt dan een conjunctivaflap over de laesie ge-
hecht (13, 14). Bevindt dc laesie zich in het centrale deel van
de cornea, dan wordt de flap na verloop van tijd (tien aveertien
dagen) weer losgemaakt, bij een laesie in de periferie van de
cornea kan besloten worden de flap te laten zitten. Uiteraard
ontstaat ook nu een blijvend litteken in de cornea.

Indolent ulcus

Men spreekt van een chronisch of indolent ulcus als er een
ulcus te zien is zonder dat daarbij genezingsprocessen aan-
wezig zijn (2, 8, 19,21). Bij het paard is dit vaak, maar zeker
niet altijd, het gevolg van een aanvankelijk onjuiste behande-
ling van een corneabeschadiging met corticosteroïden.
Het oog is niet of nauwelijks pijnlijk, en er is meestal geen
ooguitvloeiing. In de cornea bevindt zich een fluoresceïne-
positief defect met daaromheen enig oedeem. Er is geen
vaatingroei. In de laesie kan necrotisch stromaweefsel aan-
wezig zijn. De randen van het epitheel zijn vaak wat onder-
mijnd, hetgeen zichtbaar wordt na aankleuren met fluoresce-
ïne. Vaak zijn deze epitheelcellen ook necrotisch. Zie foto 9.
Alvorens tot behandeling wordt overgegaan, wordt eerst een
swab of een afkrabsel genomen om een bacteriële infectie of
een schimmelinfectie als oorzaak voor het niet genezen van
het ulcus uit te sluiten.

Hoewel een indolent ulcus medicamenteus kan worden behan-
deld, wordt meestal toch gekozen voor een chirurgische bena-
dering, omdat die doorgaans tot een snellere genezing van het
ulcus leidt (8,19,20,21). De behandeling wordt uitgevoerd bij
het paard onder algehele anesthesie. Necrotisch stromaweefsel
en losse epitheelranden worden zorgvuldig verwijderd met een
kleine curet, een scherpe lepel of met een freesje. Het epitheel
wordt daarbij steeds van perifeer naar centraal gecuretteerd,
dus naar de laesie toe. Daarna kan het ulcus geëtst worden met
een verzadigde fenoloplossing, die aangebracht wordt met be-
hulp van een wattenstaalje (8, 19, 20). Na het etsen wordt het
oog goed gespoeld. Subconjunctivaal en/of in de conjuncti-
vaalzak worden antibiotica en atropine toegediend. Daarna
kan het ulcus ook nog worden afgedekt. Dit kan gedaan worden

-ocr page 486-

door middel van een tijdelijke tarsorrhaphie (het tegen elkaar
hechten van boven- en onderooglid). Om verdere medicamen-
teuze behandeling met antibiotica en atropine mogelijk te ma-
ken wordt ook nog een subpalpebraal toedieningssysteem aan-
gelegd. De tarsorrhaphie wordt na zeven tot tien dagen weer
ongedaan gemaakt, en dan wordt meestal ook het toedienings-
systeem verwijderd. Vaak is dan een duidelijke vaatingroei in
de cornea op gang gekomen. De verdere genezing van het ul-
cus wordt gecontroleerd en vervolgd door herhaalde aankleu-
ring met fluoresceïne. De medicamenteuze behandeling wordt
zonodig voortgezet met oogzalven met antibiotica en atropine
en eventueel ook vitamine A. Wanneer de cornea fluoresceïne-
negatief is geworden, kan de medicamenteuze behandeling ge-
stopt worden. Een andere mogelijkheid om het ulcus af te dek-
ken is het overhechten met een conjunctival flap (8,19). Dit is
zeker goed toepasbaar als het ulcus zich aan de rand van de cor-
nea bevindt. Nadat het ulcus is gecuretterd en losse epitheel-
randjes verwijderd zijn, wordt de conjunctivale flap losgepre-
pareerd, over het ulcus heen gelegd en vastgehecht aan de
cornea. Vanuit de conjunctivale flap treedt dan genezing van
het ulcus op. De flap kan na verloop van tijd losgemaakt wor-
den, maar het kan ook zo gelaten worden.
Recent is door ons gekozen voor een nieuwe behandelings-
methode, namelijk het zogenaamde rasteren van de cornea
(21). Bij honden was dit al lang een beproefde en succes-
volle ingreep (20). Na verwijdering van losse dan wel ne-
crotische epitheelranden worden met een injectienaald
(groen, 21 G) enkele horizontale en verticale strepen aange-
bracht over het ulcus heen (in analogie met het spelletje \'bo-
ter, kaas en eieren\'). De strepen beginnen en eindigen in ge-
zond corneaweefsel en verlopen tot net in het stroma.
Opvallend is dat het ulcus nu niet geneest via vaatingroei,
maar dat er direct aan de randen nieuwe epitheelcellen ge-
vormd worden die over het ulcus heenschuiven en de cornea
zo tot genezing brengen. De cornea heldert niet volledig op;
er blijft wel een litteken zichtbaar. Het rasteren is tot nu toe
door ons bij een viertal paarden gedaan, steeds gevolgd door
een vlot herstel.

Workshops Collegiale Coaching gaan van start

Nog enkele plaatsen beschikbaar in januari en februari 2005

De workshops Collegiale Coaching
vormen de start van periodieke
bijeenkomsten van dierenartsen
onderling. Deze dienen om kleinere
en grotere vraagstukken met be-
trekking tot de dierenartsenprak-
tijk met elkaar te bespreken. Het
Collegiale Coaching protocol zorgt
ervoor dat dit gebeurt op een zorg-
vuldige en leerzame wijze, die praktijkgericht is. De werk-
wijze is snel en doeltreffend en geeft energie. Met de uit-
komsten worden substantiële voordelen gerealiseerd,
onnodige energie, tijd en kosten bespaard.

De workshop Collegiale Coaching is in juni 2004 al gevolgd
door een aantal kritische collega\'s. Zij, cn in tweede instantie
de vanuit hun bestuursfunctie geïnteresseerde collega\'s prof
Henk Vaarkamp en drs. Ton de Ruijter, hebben de workshop
als waardevol geëvalueerd.
{Zie verslag Tijdschrift voor
Diergeneeskunde: 15 oktober 2004).
Op 20 en 21 januari
2005 is de workshop Basics I in Hotel van der WerfF te
Schiermonnikoog. Er zijn hiervoor nog enkele plaatsen be-
schikbaar, evenals voor de workshop Basics 11, die op 24 en 25
februari is op een nog nader te bepalen locatie. De workshops
duren van donderdagmiddag tot en met vrijdagnamiddag en
de kosten bedragen € 495,= per workshop (exclusief BTW, in-
clusief logies, maaltijden en cursusmateriaal). De workshops
worden gegeven door drs. A.C.J. (Anna) Schröder, coach, trai-
ner en dierenarts en drs. Sido van der Meulen, organisatieadvi-
seur en directeur van Joinup leadership consultants.

Voor deelname en informatie over de workshops Collegiale
Coaching kunt u contact opnemen met: sido@joinup.nl of
schrodercoaching@wanadoo.nl telefoon (030) 2886286. Zie
de website www.joimip.nl voor een volledige programmabe-
schrijving.

TEN
EINDE RAAD

IK U AAN:
DIARACE 1 & GTT

VOOR DE BEHANDELING VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 487-

Dat was wetstechnisch al langer zo,
maar door allerlei uitzonderingen en
gewoonten was er een onduidelijke si-
tuatie ontstaan, niet alleen voor de
assistente in de kleine huisdieren-
i praktijk, maar vooral voor de parave-
I terinairen die hoofdzakelijk grootvee
enten. De Hoge Raad heeft half okto-
ber van dit jaar een eind gemaakt aan
de discussie, niet nadat er een jaar of zes is geprocedeerd.

Ministers wil werd wet

Al bij het totstandkomen van de Wet op de Uitoefening van
de Diergeneeskunde (verder; WUD) werd duidelijk dat de
verantwoordelijke minister (LNV) zoveel mogelijk be-
voegdheden uitsluitend aan de dierenarts wilde toekennen.
Omdat er op dat moment een bestaande groep dierver-
loskundigen en castreurs werkzaam was, werd be-
sloten deze groep tegemoet te komen. Diegenen
die konden aantonen dat zij voor de nieuwe
wet (1990) al ervaring hadden opgedaan
met diergeneeskundige handelingen en die
onder leiding van een dierenarts hadden
uitgevoerd, mochten zich laten registreren
als dierenartsassistent. Ook mochten ze
hun beroep blijven uitoefenen, zij het met
enige beperkingen. Een keizersnede bij-
voorbeeld mag sinds die datum alleen nog
door een dierenarts worden uitgevoerd (zie
ook het vorige Tijdschrift!). Nieuwe vergun-
ningen werden niet meer afgegeven, waardoor
het beroep zou uitsterven.
Naast de WUD, zijn dierenartsen en assistenten ook gebon-
den aan de Diergeneesmiddelenwet (Dgw), die entstoffen
aanwijst als UDD-middelen, die alleen door een dierenarts
mogen worden toegediend. Voor assistenten werd (in het bij
de WUD horende Besluit paraveterinairen) een uitzondering
gemaakt: zolang zij op aanwijzing en onder controle van een
dierenarts de injecties zouden toedienen. De dierenarts hoeft
daarvoor niet lijfelijk aanwezig te zijn.

Voor de verloskundigen en castreurs die brodeloos dreigden
te worden, bood deze constructie een mooie uitkomst: zij
konden zich laten registreren als dierenartsassistent en zich
dan toeleggen op het zelfstandig enten van grootvee. Tot 1
juni van 1994 ging dat goed, maar toen besloot de minister
ook deze bevoegdheid in te trekken. Het toedienen van
UDD-middelen brengt risico\'s met zich mee voor zowel
mens als dier, en moet dus door een deskundige gebeuren: de
dierenarts.

Enten voor de centen

Dat was een klap in het gezicht van de verloskundigen en
castreurs, vooral financieel! Ze vinden dan ook niet alleen
dat de minister met hen had moeten overleggen, maar ook
dat hij hen niet zomaar brodeloos had mogen maken. Nu hij
dat wel heeft gedaan is een flinke schadeloosstelling wel het
minste wat ze mogen verwachten. Het argument dat zij als
dierenartsassistent niet deskundig genoeg zouden zijn vin-
den ze bovendien grote onzin, want dat betekent dat de oplei-
ding tot assistent zodanig moet worden aangepast dat die
deskundigheid toereikend is. Bovendien mogen assistenten
in de praktijk toch ook UDD-middelen toedienen?

Veterinai
tuclitrech

Enten door studenten

Het schiet de verloskundigen en castreurs helemaal in het
verkeerde keelgat dat in noodsituaties diergeneeskundestu-
denten - die volgens de verloskundigen en castreurs toch
aanmerkelijk minder deskundig zijn - mogen worden inge-
schakeld bij het toedienen van entingen. Alsof dat nog niet
gek genoeg is, mag een veehouder in voorkomende gevallen
ook zelf zijn vee inenten. Volgens de Nederlandse
Vereniging voor Dierverloskundigen en Castreurs
(NVDC) is de overheid hiermee onrechtmatig
bezig. De vereniging stapt naar de rechter
om te eisen dat het besluit van de minister
buiten werking wordt gesteld, en om scha-
devergoeding voor de gederfde inkom-
sten te vragen. De procedure begint in
1998 bij de Rechtbank van Den Haag,
wordt voortgezet bij het Hof en eindigt
half oktober van dit jaar met een uitspraak
van de Hoge Raad.

Argumenten om niet te enten

Rechtbank, Hof en Hoge Raad formuleren het
telkens iets verschillend, maar geen van deze zit-
tende magistraten sluit zich aan bij de argumenten van de
NVDC. Had de minister allereerst met de NVDC moeten
overleggen? Nee, er is overleg gevoerd met de beroepsgroep
van dierenartsassistenten. Als de NVDC gehoord had willen
worden in haar bezwaren, hadden ze die via deze beroeps-
groep naar buiten moeten brengen.

Inhoudelijk is het volgens alle rechters glashelder dat de wet-
gever de bedoeling heeft gehad om diergeneeskundige han-
delingen door dierenartsen te laten uitvoeren, en dat ook het
toedienen van entstoffen de expertise van een dierenarts
vraagt. Dat er een aantal jaren ruimte is geweest om wel zelf-
standig te enten, betekent nog niet dat de verloskundigen en
castreurs erop mochten vertrouwen dat deze situatie eeuwig
zou voortbestaan. Sterker, gezien de geschiedenis van de wet
hadden ze kunnen verwachten dat er ooit een strenger beleid
zou komen. Dat in noodsituaties studenten (en soms de vee-
houders zelf) worden ingeschakeld doet daaraan niets af, een
noodsituatie is niet hetzelfde als een algemene situatie.

Veertien jaar na inwerkingtreding van de WUD en tien jaar
na het besluit van de minister is er helderheid: zelfstandig
enten door assistenten is niet toegestaan.

Assistenten mogen niet meer enten!

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

-ocr page 488-

De dierenartsen van Dierenkliniel< "De Waterpoort\':

"Meer tijd om dieren te
beliandelen dankzij Fa-med!\'

I.

www.famed.nl

Dierenartsen Paul Croenestein, Jacqueline Woltman,
Inge Thoolen en de medewerkers van Dierenkliniek
"De Waterpoort\' uit Sneek houden niet van hun
debiteurenadministratie. Ze besteden hun tijd liever
aan de dieren die hun hulp nodig hebben. Maar ze
willen uiteraard wel graag op tijd betaald worden.
Daarom kiezen ze voor Fa-med.

Vertrouw ook uw debiteurenadministratie toe aan de
specialist: Fa-med, de marktleider in medical factoring.
En bespaar uzelf de alsmaar toenemende administratieve
rompslomp. Zodat u en uw medewerkers meer tijd over-
houden voor uw patiënten.

Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd
binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening
gestort. Desgewenst binnen 2 weken.

Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden
en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke
tarieven. Vraag vrijblijvend onze uitgebreide informatie-
map aan.

fa-med

De marktleider in medical factoring

Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort ^ Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
Tel.: 033 - 434 52 00 ■ Fax: 033 - 434 52 10 E-mail: info@famed.nl ; www.famed.nl

-ocr page 489-

Voedsel en
/aren Autoriteit

Minder Salmonella en meer Campylobacter in biokPp

De VWA controleert jaarlijks de besmetting van kipvlees in
de detailhandel. In 2003 is ook onderzoek verricht naar
vlees van kippen die onder de biologische houderij vallen.
De VWA heeft de mate van besmetting van deze twee soor-
ten producten vergeleken.

Besmetting

Er zijn 179 vleesmonsters van biologische kippen genomen.
3,4 procent was besmet met
Salmonella spp. In de reguliere
houderij was dat in dezelfde periode significant hoger: 11,2
procent. Opvallend is de afwezigheid van
Salmonella para-
typhi B var. Java in vlees van biologisch gehouden kippen,
terwijl dit serotype ongeveer de helft van de salmonella-be-
smettingen veroorzaakt in de reguliere houderij. Van de
monsters pluimveevlees uit de reguliere houderij was in
2003, 25,9 procent besmet met
Campylobacter spp. Voor
monsters uit de biologische houderij lag de besmetting met
campylobacter in dezelfde periode significant hoger, name-
lijk 36,3 procent. De verschillen zijn voor een groot deel te
verklaren uit het feit dat kippen in de biologische houderij op
een relatief hogere leeftijd worden geslacht. De frequentie
van besmettingen met salmonella neemt af bij oudere die-
ren, terwijl de campylobacter-besmettingen juist toenemen.
Voor beide bacteriesoorten geldt dat de kans op besmetting
verhoogd is in geval van contact met het buitenmilieu.

Besmetting andere diersoorten

In oktober rapporteerde de VWA over besmettingen in rauw
vlees van andere diersoorten dan pluimvee. Ter vergelij-
king:
Salmonella spp. werden aangetroffen in 0,6 procent
van de monsters rundvlees, in 4,9 procent van het varkens-
vlees en niet in lams- en schapenvlees. In 0,2 procent van de
monsters rundvlees en in 6,5 procent van de monsters
lams/schapenvlees werden
Campylobacter spp. aangetrof-
fen. In de 210 onderzochte monsters varkensvlees werd
geen campylobacter aangetroffen. In kalfsvlees (slechts
veertien monsters) werd noch salmonella, noch campylo-
bacter aangetroffen.
E. coli 0157 STEC werd in geen van de
vleesmonsters aangetroffen.

Resistentie

Biologisch gehouden dieren mogen niet behandeld worden
met antibiotica als ze geen ziekteverschijnselen vertonen.
Als dat wel het geval is mogen antibiotica alleen onder
strenge voorwaarden worden gebruikt. Uit het onderzoek
blijkt dat de resistentiepercentages van bacteriën die afkom-
stig zijn van kipvlees uit de biologische houderij over het al-
gemeen lager zijn in vergelijking met producten uit de regu-
liere houderij. Met name resistentie tegen fluoroquinolonen
werd in de biologische houderij beduidend minder aange-
troffen, terwijl de resistentie tegen andere antibiotica over
het algemeen lager is. Wanneer bij monsters kipvlees re-
sistentie wordt aangetroffen, dan geldt in de reguliere hou-
derij dat tegen méér middelen resistentie kan worden aange-
toond dan in de biologische houderij.

h-1

— >

Q

W

Wat doen wij er aan?

De VWA heeft naar aanleiding van deze resultaten de con-
sument nogmaals geattendeerd op de noodzaak om pluim-
veevlees voldoende te verhitten en om kruisbesmetting te
voorkomen. Fabrikanten zijn gewezen op de noodzaak om
de verplichte waarschuwing ("Let op, geef schadelijke bac-
teriën geen kans ...") voldoende opvallend op de verpak-
king te plaatsen. Tegelijkertijd wordt hard gewerkt aan pro-
gramma\'s om de prevalentie van risicodragende agentia in
de keten(s) waar mogelijk verder terug te dringen. Ook in
2004 heeft de VWA de monitoring van pluimveeproducten
voortzetten. Met name zal worden bezien of
Salmonella
Java ook in 2004 afwezig is in producten uit de biologische
houderij. Verder zal een onderscheid worden gemaakt tus-
sen pluimveevlees uit Nederland en vlees afkomstig van
import. In het kader van het zogeheten CARMA-project
(Campylobacter Risk Management and Assessment) zullen
eind 2004 door onderzoekers van de aan CARMA deelne-
mende instituten voorstellen worden geformuleerd om de
besmettingen met campylobacter terug te dringen. De
VWA zal in dit verband extra aandacht vragen voor de bio-
logische houderij. Op korte termijn zal het rapport uitko-
men over de door de VWA uitgevoerde ketenanalyse van de
biologische landbouw en de scharrelhouderij in Nederland.
Reden voor deze analyse is het veronderstelde risico voor
de volksgezondheid dat het gevolg is van contact van pro-
ductiedieren met het buitenmilieu.

Toxoplasma in biovarken

Toxoplasma gondii is eveneens een zoönoseverwekker die
vanuit het buitenmilieu eerder zal worden opgenomen.
Zowel biologisch gehouden varkens als scharrelvarkens
lopen dus een grotere kans op besmetting. Uit recent onder-
zoek van de Wageningen Universiteit blijkt dat een circa
vijf procent van de biologische/scharrelvarkens serologisch
positief werden bevonden. In de reguliere houderij werden
geen serologisch positieve dieren aangetroffen. Een andere
infectieroute bestaat uit inname van oöcysten die aanwezig
kunnen zijn in kattenfeces. In Nederiand komen per jaar
naar schatting 250 nieuwe ziektegevallen bij mensen voor.
Ongeveer 24 procent van de ooginfecties zou op termijn tot
blindheid leiden. Genoemde studie liet echter geen epide-
miologisch verantwoorde conclusies toe voor een valide ri-
sicobeoordeling. De VWA heeft inmiddels een project
afgerond waarin gekeken is naar de besmetting met toxo-
plasma (en trichinen) in de reguliere en biologische/schar-
relhouderij. De resultaten hiervan zullen uitgangspunt zijn
voor een risicobeoordeling. Ook andere voedselgebonden
bronnen worden daarbij meegenomen in vergelijking met
het relatieve belang van de \'kattenroute\'. Pas dan kan de
VWA adviseren over de noodzaak van meer specifieke
maatregelen ten aanzien van de risicoreductie.

Zie ook de website van de VWA: www.vwa.nl voor meer
informatie.

-ocr page 490-

Het Uiergezondheidspanel is een deskundig, onafhankelijk en divers discussieplatform voor de
Nederlandse rundveepracticus, op het gebied van mastitis bij melkvee. De deelnemers bestaan uit prak-
tiserende dierenartsen, vertegenwoordigers van de kennis- en onderzoeksinstituten, en vertegenwoor-
digers van de zuivelindustrie.

Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden over onderwerpen aangaande uiergezondheid en
mastitisbestrijding. De halfjaarlijkse bijeenkomsten worden roulerend voorgezeten door een panellid.
Tijdens elk samenzijn bespreekt een deelnemer een casus van een melkveebedrijf met mastitisproble-
men.

Boehringer Ingelheim bv faciliteert de organisatie en de verslaglegging van de bijeenkomsten van het
Uiergezondheidspanel

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) H. Hogeveen, H.J. Wisselink, Animal Science Group WUR; J. Boelrijk, Campina; T. van Werven, Faculteit der
Diergeneeskunde; J.J. de Veer, InterAct bv; H. Miltenburg, O. Sampimon, ]. Sol, Gezondheidsdienst voor Dieren; H.A.M. Hendriks, R.W.M. Ikink,
D. Soede, B.J. Westerlaan, allen praktiserend dierenarts; J.T. Swinkels, N. van \'t Land, Boehringer Ingelheim; J.H.J.L. Hulsen, Vetvice.

De weerslag van vergaande voorwaarden voor product kwaliteit
op de veterinaire dienstverlening

Het verdwijnen van KKM lijkt de
opmaat te introduceren voor meer
^^^^^^^^ expliciete en verdergaande voor-
jïfiHBlniM? waarden voor productie- en pro-
ductkwaliteit, opgelegd door het
^^^^^^^^ bedrijf waaraan de veehouder de
^BBjfl^^P melk levert. Dit heeft zijn weerslag
op de toekomst van de veterinaire
dienstverlening, oftewel de taken
en de mogelijkheden van de rundveedierenarts.
Ook bespreekt het panel een concept voor opzet en inzet
van bedrijfsbehandelplannen, binnen een kwaliteits-
systeem voor het melkveebedrijf. Jantijn Swinkels rekt
cn strekt de denkkaders over behandelen van subklini-
sche mastitis, onder de titel: behandeling van een koe
heeft gevolgen voor de koppel.

"Niet alleen wij vinden uiergezondheid belangrijk, ook dc
Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO) en LTO denken daar
zo over en investeren daarom de komende vijfjaar 9 miljoen
in het project
\'Reductie mastitis\'. Het verheugt dagvoorzitter
Henk Hoogeveen dat het Nederlandse bedrijfsleven deze in-
spanning wil aangaan.

En er gebeuren meer grote dingen op het vlak van uiergezond-
heid in Nederland. Zoals de aanstaande Internationale Mastitis
Conferentie in Maastricht. Programma en inhoud zien er zeer
veelbelovend uit, meldt mede-organisator Hoogeveen. Er is
veel animo van wetenschappers, getuige de grote hoeveelheid
abstracts die zijn aangemeld. Ook de industrie spant zich in om
waardevol bij te dragen, bijvoorbeeld met satelliet-symposia.
(4th International Mastitis Conference, Maastricht 12-15 juni
2005.
www,fil-idf.org/mastitis2005)

Melkkwaliteit en de practicus

Johan Boelrijk, technisch adviseur tnelkwinning bij Cam-
pina, leidt het panel in in veranderingen in \'kwaliteitsland\'.
Hij tekent aan dat er nog geen definitieve beslissingen zijn
genomen. Zijn presentatie bevat dezelfde informatie als
Campina op dit moment verstrekt aan de leden-veehouders.
KKM verdwijnt en nationale overheden trekken zich terug.
Daarentegen leggen de Europese verordeningen steeds meer
verantwoordelijkheid bij de productieketen zelf Borging
van risico\'s en de traceerbaarheid zullen door de bedrijven

zelf geregeld moeten gaan worden. Dit betekent dat elke zui-
velonderneming zijn eigen pakket aan kwaliteitseisen gaat
vaststellen, én zelf controles en toetsing organiseert. Een
verschuiving van publiek- naar privaat-rechtelijk.
Op dit moment zijn alle zuivelondernemingen bezig plannen
te ontwikkelen. In geval van Campina gebeurt dit door alle
lagen van de coöperatie erbij te betrekken. In 2005 verandert
er nog weinig. Wel zal de recidive regeling veranderen wat
met name gevolgen heeft voor veehouders met problemen
met het tankmelkcelgetal. Vanaf de derde keer korting achter
elkaar zal de recidiveregeling op celgetal ingaan. Dit bete-
kent eerst één, dan twee, dan vier, dan zes en eventueel dan
acht strafpunten extra. Dit is voor de dierenarts interessante
informatie.

Per 1 januari 2006 gaan de nieuwe hygiëneverordeningen in.
Uitgangspunt voor het kwaliteitsbeleid van Campina zijn de
wettelijke eisen, bedrijfseconomie (wat kost het en wat levert
het op) en de bedrijfsstrategie. Een zuivelonderneming die
alleen melkpoeder maakt, zal mogelijk andere eisen stellen
als een bedrijf dat zich toelegt op luxe producten met hoge
toegevoegde waarde (toetjes, gezondheidsproducten).
Men wil in het kwaliteitsbeleid komen tot stimulansen, waar-
toe ook financiële stimulansen toe kunnen behoren. Een ho-

-ocr page 491-

gere melkprijs dus voor melk met een hogere kwaliteit.
Overschrijdingen van de norm worden harder aangepakt, en
de goede bedrijven zullen meer profiteren.
Boelrijk praat overeen Campina standaard en Campina Plus.
De standaard lijkt op de huidige leveringsvoorwaarden,
waarbij gesteld zij dat dit op termijn veel dynamischer
wordt. Dus dat de voorwaarden zullen veranderen en in de
tijd aangescherpt worden. Het Pluspakket kan hogere techni-
sche kwaliteitseisen bevatten, bijvoorbeeld op het gebied
van celgetal en/of kiemgetal. Een lager kiemgetal kan im-
mers leiden tot hogere houdbaarheid, dus meerwaarde van
melk.

En het Pluspakket kan \'extra inspanningseisen\' bevatten, die
gunstig zijn voor Campina". Denk daarbij aan afzetverbete-
ring middels zaken als dierziektestatus (bijvoorbeeld IBR,
salmonella) en misschien wel weidegang of weidevogelbe-
heer. De voorwaarde dat de inspanning gunstig moet zijn
voor Campina, impliceert dat de consument de relatie melk-
veehouder en Campina moet herkennen. Dus trotse borden
langs de weg.

Aanpak groeiremming melk

Bacteriegroeiremming in de melk, dus de aanwezigheid van
antibiotica, vormt een continu risico dat grote aandacht heeft
van de zuivelindustrie. Campina heeft in het verleden enkele
recalls meegemaakt, in de vorm van terughalen van dag-
verse melk uit de schappen van supermarkten.
Om de aanvoer van melk met residuen te verminderen heeft
het bedrijf enkele jaren terug al een werkgroep groeirem-
ming ingesteld en een aantal maatregelen genomen. "En re-
siduen van andere middelen dan antibiotica?" "Daar wordt
via monitoringonderzoek naar gekeken."
Dc eerste maatregel bestaat uit een sneltest op dc melk in de
vrachtwagen, alvorens deze gelost wordt. Blijkt de wagen
positief, dan wordt deze afgekeurd en verhaalt Campina de
volledige schade op de melkveehouder die dit heeft veroor-
zaakt. Dat gaat om bedragen tussen 7.000 en 15.000 euro.
Gelukkig ligt het percentage positieve monsters voor groei-
remming slechts op 0,05 procent. Bij Campina wordt echter elk
geval serieus opgepakt en wordt elk beboet bedrijf bezocht
door een buitendienstmedewerker, die een checklist door-
neemt en een dossierformulier invult. "Dit confronteert de vee-
houder met zijn gemaakte fout." In 92 procent van de gevallen
vinden ze hierbij een verklaring voor het incident. 54 procent
daarvan heeft te maken met fouten in koeherkenning, melkse-
paratie, of in het naspoelen van mclkstellen en melkcontainers.
24 procent komt voort uit niet-gekende of niet goed aangehou-
den wachttijden. Vijftien procent is onvolledige registratie van
middelen en/of behandeling niet volgens voorschrift. Zeven
procent betreft externe oorzaken en overige. Boelrijk heeft de
data ook op een andere wijze geanalyseerd: in 67 procent van
de gevallen betreft het behandeling met kortwerkende midde-
len. 26 procent heeft te maken met droogzetters. Vijf procent is
kort- en langwerkend gecombineerd. Aangekochte koeien ver-
oorzaakten één procent van de incidenten in 2003.
Beschouwing van het aantal beboete tanks per maand gedu-
rende driejaren, laat een duidelijke afname van jaar naar jaar
zien. Ook is duidelijk een seizoenspatroon te zien. In jaren
dat veel veehouders over het quotum dreigen te melken, ziet
Campina minder boetes in de laatste maanden van het quo-
tumjaar. "Men neemt dan blijkbaar minder risico\'s."
De daling van het aantal aangevoerde liters melk met groei-
remming zet ook in 2004 door. De conclusie die de werk-
groep trekt is dat de veehouders voldoende in staat zijn om
het risico van residuen in de tank te minimaliseren.
De werkgroep stuurt de bedrijfsbezoeken aan en analyseert
de informatie. Deze wordt gebruikt voor voorlichting, onder
andere via het ledenblad. Campina\'s maatregelen hebben een
positieve uitwerking, wat blijkt uit een duidelijk dalende
aanvoer van verdachte melk en aantal boetes.
De conclusie van het panel: Er is door dierenartsen nog veel
te doen op het vlak van voorlichting en training van veehou-
ders, over verantwoord gebruik van antibiotica.

Kwaliteit en het bedrijfsbehandelplan

"De meeste boeren willen twee A4-tjes, die antwoord geven
op de vraag
wat moet ik spuiten. Maar met twee A4-tjes zie ik
geen mogelijkheid tot verantwoord diergeneesmiddelenge-
bruik." Joost de Veer en Bertjan Westerlaan leggen het panel
een concept voor, van een bedrijfsbehandelplan dat geïncor-
poreerd moet worden in een kwaliteitssysteem op melkvee-
bedrijven. Aanlevering, ondersteuning en monitoring van
bedrijfsbehandelplannen hoort in het takenpakket van de
dierenarts, daarover is ieder het eens. Maar in de praktijk
komt het allemaal nog niet zomaar van de grond.

-ocr page 492-

Een actieve interactie, begeleiding, tussen dierenarts en vee-
houder vormt een essentiële component van het bedrijfsbe-
handelplan, dus uitleggen, leren en controleren. Veehouders
hebben weinig kennis en heel veel vragen, over bewaring en
toepassing van diergeneesmiddelen. "Je merkt dat het een
ondergeschoven kindjes is", wordt beaamd. "Maar het hangt
er sterk vanaf hoe je hier als dierenarts mee omgaat en hoe je
het voorleeft. Wij zeggen bijvoorbeeld: diergeneesmiddelen
zijn hartstikke duur, ga er dus voorzichtig mee om."
Het document bevat meer dan dertig bladzijdes. "Prachtig",
klinkt het. "Maar gaat iemand dit lezen?" "Dit is grotendeels
een naslagwerk, maar het bevat ook overzichten die veehou-
ders in de melkput of bij de diergeneesmiddelen kunnen op-
hangen."

Westerlaan vertelt hoe zijn praktijk al sedert enkele jaren met
bedrijfsbehandelplannen werkt. "Wij begonnen met een
behandelplan klinische mastitis, om in de melkput te hangen.
Vervolgens zei een groep veehouders: wij willen meer." Daar-
bij kwamen we voor de vragen te staan: "wat moet dit de klant
kosten?" en: "hoe gaan we ze aanbieden". Wij hebben besloten
om onze behandelplannen gratis te verstrekken als service aan
veehouders die hun diergeneesmiddelen bij ons betrekken.
Maar we sturen ze pertinent niet per post. We willen ze zelf ge-
ven, zodat we uitleg en toelichting kunnen verstrekken."
De aanpassing van een algemeen praktijkbehandelplan naar
een bedrijfsbehandelplan is een stap die voortdurende aan-
dacht vraagt. De basis hiervoor is therapie-evaluatie op het
bedrijf "Dat doen we te weinig." Dit wordt beaamd: "daar-
om wil ik graag codes voor behandelingen, zodat de veehou-
der heel gemakkelijk goed kan administreren."

Behandelen subklinische mastitis

"Bij een acute mastitis sta je voor de vraag: welk antibioti-
cum\'? Terwijl
bij subklinische mastitis de vraag speelt: wel of
geen antibioticum!"
Veterinair consultant Jantijn Swinkels
presenteert een onderzoek naar het effect van behandeling
van subklinische streptokokkenmastitis in de lactatie.
"Dit betreft in de praktijk eigenlijk altijd chronische infec-
ties, dus de spontane genezingskans is nagenoeg nul."
Streptokokkenmastitis gaat vaak gepaard met zeer hoge cel-
getallen, de miljonairs op de MPR. "Het zijn dus dieren met
een grote invloed op het tankcelgetal."
Behandeling van zorgvuldig geselecteerde koeien (2x posi-
tief bo met dezelfde kiem, twee laatste melkcontroles celge-
tal > 500.000 c/ml) met penethamaat im gedurende drie da-
gen, leide tot 60% bacteriologische genezing (17 van 29
koeien, 2x bo neg). Het celgetal verminderde sterk, maar
daalde niet beneden 250.000. In de controlegroep genas
geen enkele koe (n=36). Er trad geen verandering op van de
productie van de genezen dieren

Genezing door behandelen is dus mogelijk, maar heeft be-
handelen van chronische streptokokkenmastitis bedrijfseco-
nomisch zin? Een praktische vraag die Swinkels probeert te
antwoorden door een aantal factoren te overwegen. Essen-
tieel daarbij is het feit dat behandelen direct effect heeft op
het behandelde dier én dat het een verbetering geeft op het
niveau van de koppel. Subklinische infecties flikkeren regel-
matig op, in de vorm van klinische mastitis. In de controle-
groep gebeurde dit bij twintig procent van de koeien, tegen
nul procent bij de genezen dieren. Daarnaast betekent bacte-
riologische genezing verwijdering van een infectiebron uit
de koppel, dus een vermindering van het aantal mastitisge-
vallen. Behandelen heeft geen effect op de productie, dus de
baten zijn een verminderde mastitisincidentie in de koppel
en een lagere kans op afvoer van de koe die je behandelt. Des
te groter de afvoerkans van de hoogcelgetalkoe, des te groter
de baten van behandeling.

Het werkelijk effect van een behandeling op de mastitisin-
cidentie kun je met aannames proberen in te schatten. Deze
rekenkundige exercitie leert dat vooral op bedrijven met
een slecht melkmanagement, dus een grote kans op over-
dracht van infecties, behandelen een belangrijke maatregel
is (je moet daarnaast natuurlijk het management verbete-
ren). Dus de beslissing \'behandelen of niet\' is bedrijfsge-
bonden want afvoerbeleid en mastitismanagement ver-
schillen per bedrijf Al met al schommelt het rendement
van behandeling rond het nulpunt, met grote verschillen
tussen bedrijven. Langduriger behandelen levert een ho-
gere genezingskans op, maar dat voordeel weegt in de
meeste gevallen financieel niet op tegen de hogere kosten
voor antibioticum en de langere wachttijd. Andere factoren
zoals de waarde van de koe wegen zwaar mee. En als je
door te behandelen op termijn minder mastitisgevallen
krijgt, is het zeker een vorm van verantwoord diergenees-
middelengebruik.

i

-ocr page 493-

Zaterdag 16 oktober werd in
Hotel van der Valk in Leusden een
symposium getiouden met als titel
\'Bloedonderzoek in uw eigen
praktijk\'. De organisatie berustte
bij een internationale firma in
diagnostica (hoofdkantoor in
Florence) en was goed verzorgd.

Behalve smakelijke \'natjes en
droogjes\' ter
verorbering konden, met de diagnostische
apparatuur die deze firma voor de praktijk heeft ontwik-
keld, ook
chemisch natjes en droogjes worden uitgepro-
beerd gedurende de pauze en na afloop van het sympo-
sium. Verder was er voor de deelnemers een fraaie map
met samenvattingen van de lezingen, deels in de vorm van
afbeeldingen van de dia\'s die werden vertoond.

Cris van der Meijden presenteerde \'De diagnostiek van de he-
molytische anemie\'. Voornamelijk \'Oh ja- Edebnis\' maar op
heldere wijze voor het voetlicht gebracht en zeer nuttig, zoals
enkele deelnemers mij verzekerden.
Dr. Johan de Vos, patho-
loog,
gaf vervolgens een uitvoerig exposé over de diagnostiek
van hematopoëtische tumoren. Zijn belangrijkste boodschap
was wel datje niet alle, vaak ten onrechte zo genoemde, \'leu-
kemieën\' over één kam moet scheren en dat dit zelfs geldt in-
dien cytologisch een maligne lymfoom is gediagnosticeerd.
Cytologisch is de oorspronkelijke herkomst van de pathologi-
sche cellen, beenmerg of lymfoïde organen, namelijk niet vast
te stellen hoewel dit van belang is voor de prognose.
Bovendien bestaan er talloze subtypen, die histologisch, on-
der andere via immuno-histochemisch onderzoek, kunnen
worden vastgesteld hetgeen ook weer vooral van belang is
voor de prognose. Een positieve diagnose via DNAB zou dan
ook altijd gevolgd moeten worden door histologisch onder-
zoek. Een aantal specifieke \'markers\' zijn ook in de dierge-
neeskunde beschikbaar, maar de veterinaire wereld loopt wat
dat betreft wel achter bij de humane oncologie. Het is dan ook
te verwachten dat de behoefte aan precisering van tumortypes
in de toekomst zal toenemen. Momenteel wordt op de facul-
teit onderzocht of immunotypering ook toegepast kan worden
op in dc praktijk genomen DNAB\'s. Enkele andere behartens-
waardige zaken: "Losse-naald biopsieën zijn dikwijls beter
bruikbaar dan DNAB\'s die via een spuit zijn aangezogen",
een standpunt dat overigens niet door iedereen wordt onder-
schreven, en "Een paar biopten uit de rand van een tumor zijn
informatiever dan biopten uit het centrum". Verder: "Het ver-
dient aanbeveling om bij het biopteren van een patiënt met
multipele lymfklierzwellingen pas in laatste instantie daar-
voor de lymfonodulus mandibularis te gebruiken omdat deze
snel tot miswijzing leidt". Tenslotte, specifiek passend in het
kader van dit symposium: "Hematopoëtische tumoren gaan
vaak gepaard met secundaire afwijkingen. Daarvan zijn er
veel herkenbaar via bloedonderzoek. Het vaststellen dan wel
uitsluiten van deze afwijkingen is van diagnostische, prog-
nostische en therapeutische betekenis en kan deels al in de
praktijk plaatsvinden alvorens de patiënt naar een oncoloog
wordt verwezen".
Rob Gerritsen, internist, vervolgde na de
lunch met een lezing getiteld: \'Bloedtransfusie bij de hond, in
het bijzonder de hemolytische patiënt\'. Het eerste deel van
zijn exposé omvatte de huidige stand van zaken met betrek-
king tot donorkeuze, afname technieken, scheiding van bloed
en plasma, opslag en enige algemene indicaties voor hun ge-
bruik. Daar is de afgelopen tien jaar niet veel in veranderd.
Wel verheugend dat eindelijk een bloedbank voor honden van
de grond is gekomen. Levering aan practici vindt nog voorna-
melijk regionaal plaats. Gerritsen gaf wat dat betreft overi-
gens weinig details en tot mijn verwondering waren er vanuit
het publiek ook geen vragen over kosten, levertijd, et cetera.
Het eigenlijke onderwerp van de lezing betrof echter transfu-
sies voor de hemolytische patiënt en dat werd toegelicht aan
de hand van enkele casuïstieken. Daarbij kwam onder andere
aan de orde: "geef je een hemolytische patiënt met Ht = 0.10
wel of geen transfusie en als hij dan na transfusie icterisch
wordt, is dat dan te wijten aan de transfusie of is het een naij-
lend effect van zuurstofgebrek van de lever?". Het viel mij op
dat bij een patiënt polychromasie van het bloeduitstrijkje
werd vermeld terwijl de reticulocytentelling zeer laag was.
Reticulocyten en polychromatische ery\'s zijn immers iden-
tiek, alleen verschillend gekleurd. De discrepantie zou op een
laboratoriumvergissing kunnen berusten maar waarschijnlijk
is de verklaring dat een reticulocytentelling een kwantitatieve
maat is en polychromasie niet. Een analist spreekt niet alleen
van polychromasie indien hij talrijke meer of minder poly-
chromatische cellen waarneemt maar ook indien hij slechts
enkele maar wel opvallend intensief paars kleurende (dus
zeer jonge) ery\'s ziet. De titel van de laatste voordracht van dit
symposium, gepresenteerd door
Anton Beijer, luidde: \'In
house\' bloedanalyse, hoe bepaal je een reëel tarief?\'. Beijer
hield zijn auditorium voor dat de daarvoor benodigde appara-
tuur om uiteen lopende, soms oneigenlijke, redenen wordt
aangeschaft maar dat het nuttig is tevoren goed te bedenken
met welk motief je eigenlijk tot aankoop besluit. In het licht
van puur ondernemerschap moet je tevoren een zorgvuldige
kosten-batenanalyse uitvoeren en deze onder andere vergelij-
ken met eenzelfde analyse voor uitbesteding. Dat bij zo\'n ana-
lyse nogal wat factoren een rol spelen, die gemakkelijk wor-
den vergeten, werd aan de hand van een aantal dia\'s duidelijk
gemaakt. Omdat daarbij feitelijk een analyse van de gehele
bedrijfsvoering van belang is, werd ook dat aspect uitvoerig
toegelicht. Beijer heeft de indruk dat veterinairen nog te veel
leven in de wereld van: "En tevree met karig loon, denkt de
herder och, hoe schoon, hoe schoon is mijn heide". Zijn
vraag, welke van twee dia\'s een dierenarts voorstelde, een sjo-
fele figuur naast een opgelapt Fordje of de heer in maat-
kostuum geleund tegen een Porsche, was dan ook puur reto-
risch. Aan het verzoek van Beijer om met zijn allen de kreet
"Winst is niet vies" te yellen werd maar schoorvoetend ge-
hoor gegeven. En zelfs toen hij dit verzoek aan het eind van
zijn gloeiend betoog herhaalde, was de reactie nog op geen
stukken na te vergelijken met de protestdemonstratie op de
Dam van de FNV-bondgenoten. Enfin, indien u binnenkort
een aantal dierenartsen in een Porsche ziet rondrijden, weet u
dat die op het symposium zijn geweest.

Berichte

verslage

Verslag van symposium \'Bloedonderzoek in uw eigen praktijk*

R.J. Slappendel

Dr. R.J. Slappende! Is specialist Interne Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren en was tot voor kort lid van de hoofdredactie.

-ocr page 494-

Op vele vlakken is Nederland goed
op de kaart gezet gedurende het af-
^^^^^^^^ gelopen World Small Animal
rfjffHilC?ni Veterinary Associations (WSAVA)
wereldcongres 2004 in Rhodos,
^^^^^^^^ Griekenland, van
7 tot 10 oktober.
l^gjg^gU Het wereldcongres kende enkele
kleine startproblemen (begon met
wat kleine mankementen), maar
evalueerde (zich) al snel naar een zeer gezellig en geslaagd
congres. Er waren ongeveer 1500 betalende deelnemers
waarvan er
77 uit Nederland kwamen. Hierdoor was
Nederland het vierde best vertegenwoordigde land.

FECAVA 2005 promotie

Een afvaardiging van de Voorjaarsdagencommissie was aan-
wezig om het aanstaande FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen
congres in Amsterdam (14-17 april 2005) te promoten. Naast
de vertrouwde display zijn er actief deelnemers \'geronseld\' en
is Nederland gepromoot door middel van een pennen, lany-
ards, voorlopige programma\'s, tulpen en chocoladeflikken.
Dankzij de enthousiaste inzet van Elaine Naan, Peter van
Hoeve, Paul van Hooydonk, Miyuki Yokoi en ondergetekende
en een grote afvaardiging van de GGG weet nu iedereen dat
Amsterdam in april 2005 \'the place to be\' is. Tijdens de slui-
tingsceremonie is een video vertoond waar, naast de bekende
klompen, molens, dijken en pindakaas, de Nederlandse maat-
schappij op ludieke wijze werd afgebeeld.

FECAVA representatives Vergadering

De FECAVA (Federation of European Companion Animal
Veterinary Associations) hield op Rhodos hun Council
Meeting. Sinds een aantal jaren is Simon Kleinjan onze ver-
tegenwoordiger binnen de FECAVA en omdat Simon vorig
jaar tot voorzitter is gekozen kwam er voor ons land een plaats
vrij. Leen den Otter is bereid gevonden zijn plaats in te nemen.
Tijdens de vergadering is een groot aantal onderwerpen be-
sproken, waaronder de website (www.fecava.org), agressi-
viteit bij honden (het zogenaamde Blue Dog Project - komt
ook aan de orde tijdens de Voorjaarsdagen 2005), komende
FECAVA-symposia (in 2005 in Amsterdam \'The Child
Animal Bond\', de beschikbaarheid van medicijnen, \'the vete-
rinary nursing working group\', Identificatie en Registratie
(men pleit voor een algehele l&R voor honden) en ook een
groot aantal ethische onderwerpen. Tijdens de vergadering
werd de vraag gesteld om binnen de eigen verenigingen de

Nederland is goed op de kaart gezet tijdens het WSAVA Congres 2004!

Leen den Otter en Jolle Kirpensteijn

-ocr page 495-

ethische problemen waar de gezelschapsdierenarts mee te ma-
ken heeft te bespreken. De GGG heeft dit gedaan tijdens de le-
denvergadering van 16 december.

Al met al was het een zeer interessante vergadering die op uit-
stekende wijze werd voorgezeten door Simon Kleinjan. Het is
ons weer eens duidelijk geworden dat steeds meer zaken op
Europees niveau beslist gaan worden en dat het van het groot-
ste belang is dat we binnen deze organisaties goed vertegen-
woordigd zijn.

WSAVA Assemblee vergadering

De WSAVA heeft 66 vertegenwoordigers uit 62 landen die één
keer per jaar tijdens het wereldcongres een algemene vergade-
ring bijwonen. Nederiand wordt al enkele jaren op zeer profes-
sionele wijze vertegenwoordigd door dr. Hein Meyer. Hein is
onlangs naar Amerika verhuisd en heeft de vertegenwoordi-
ging overgedragen aan dr. Jolle Kirpensteijn. Wij zijn Hein
zeer veel dank verschuldigd voor de inzet die hij de laatste ja-
ren heeft getoond.

Tijdens de vergadering zijn vele onderwerpen aan bod geko-
men. Naast de gebruikelijke financiële en bestuurlijke rappor-
ten, is er vorig jaar veel aandacht geweest voor postacade-
misch onderwijs in Oost-Europese en Aziatische landen. Met
name de eerste gezelschapsdierencongressen in Iran en China
baarden opzien. De WSAVA heeft als streven om, dankzij de
steun van diverse internationale bedrijven, diergeneeskundig
onderwijs in dit soort landen te verbeteren. Voor meer infor-
matie kan men zich richten tot de website www.wsava.org.
Ook zijn de data van de volgende WSAVA-congressen be-
vestigd. Voor degenen die geïnteresseerd zijn om in de toe-
komst ook eens een WSAVA-congres te bezoeken volgen hier
de vooriopige data:

Mexico City, Mexico 11-14 mei 2005
Praag, Tsjechië 11-14 oktober 2006

Sydney, Australië 26-29 augustus 2007

Kopenhagen en Dublin hadden een bod gedaan op het 2008-
congres. Nadat beide landen zich gepresenteerd hadden kwam
Dublin, met een krappe meerderheid, als winnaar uit de bus.
De vooriopige datum van het 2008-congres is 22-25 augustus
2008.

Het congres zelf

De acht simultane sessies gaven genoeg keus wat het weten-
schappelijk programma betreft. Vele \'bekende\' Nederianders
mochten een lezing geven en ook werd zoals elk jaar door de
IVENTA en lEWG onder Nederiandse aanvoering een uitste-
kend precongres dagprogramma verzorgd. De laatste interna-
tionale state-of-the-art lezing van Pim Wolvekamp was een
emotionele en waardige afi^onding van zijn veelomvattende
carrière.

Het sociale programma begon met een Grieks getinte ope-
ningsceremonie, waarbij veel mensen vroegtijdig vertrokken.
De Griekse avond en het galadiner die de daarop volgende
avonden werden gehouden waren van betere kwaliteit, alhoe-
wel het weer wat roet in het eten gooide en dit een lichte chaos
tot gevolg had. De zondag na afloop van het congres werd
door velen gebruikt om nog wat na te genieten van de Griekse
zon. Terug in Holland werden we op gebruikelijke wijze be-
groet met een grijs wolkendek en een abrupte temperatuursda-
ling van een graad of 15.

-ocr page 496-

A. R. T. van Schaik

Met de regelmaat van de klok
worden wij, als financieel
adviseur, gevraagd naar de
\'houdbaarheid\' van de solo
of duo dierenartsenpraktijk.
Deze vraag komt van de die-
renarts zelf, maar ook van
mensen en bedrijven in de periferie van de dieren-
arts. Het stellen van de vraag impliceert dat er iets
aan de hand is. Certificering, erkenningen, grote
maatschappen en andere samenwerkingsverbanden
met diersoortspecialisaties, facilitaire dienstverle-
ners; allerlei ontwikkelingen die behalve dierenart-
sen ook (relatieve) buitenstaanders zien. Deze ont-
wikkelingen zullen een groot effect hebben op de
praktijk(voering) van de kleine dierenartsenpraktijk.

Omdat bovengenoemde ontwikkelingen een groot
effect hebben, zou je verwachten dat er koortsachtig
activiteiten plaatsvinden om de toekomst vorm te ge-
ven. Niets is minder waar. Die koortsachtige acti-
viteit zien wij, zonder tc willen generaliseren, niet.
Hierover nadenkend moet ik denken aan het oog van
de storm. Midden in het oog is het rustig. Direct
daarbuiten vliegen de bomen, auto\'s en alles wat niet
spijkervast zit, in het rond. Zou die vergelijking te
trekken zijn voor een dierenarts in een kleine dieren-
artsenpraktijk? Misschien wel of... misschien ook
niet. Want de betrokken dierenartsen voelen, zo we-
ten wij uit ervaring, wel degelijk de (komende) in-
vloed van alle bovengenoemde factoren. De druk
van de naderende certificering voelen ze allen. De
druk van het grote dierenartsenpraktijk in de buurt
(en verder weg) ook. De vraag is watje met die ken-
nis en met dat gevoel doet? Neemt de drukke practi-
cus een moment om eens even te \'helicopteren\',
even boven de troepen te hangen om te kijken waar
hij staat, of hij niet moet hergroeperen en om zich af
te vragen waar hij eigenlijk heen gaat.

Al deze ontwikkelingen bieden behalve bedreigin-
gen vaak ook nieuwe kansen en mogelijkheden! Ik
pleit voor een toekomstvisie voor iedere dierenart-
senpraktijk. Neem de tijd daarvoor. Stippel een lijn
uit, inaak een plan; neem de daaruit voortvloeiende
acties ook daadwerkelijk, want voor je het weet trekt
de storm door en ben je buiten het oog midden in de
storm zelf Dat is een slecht moment om over de toe-
komst na te denken. Dan geldt alleen nog het overle-
ven.

Mr. A.R.T. van Schaik is Manager Adviesgroep Dierenartsen bij
WAAfinancieel-economisch adviesbureau bv

De stilte in de storm...

raktijk

in bedrijl

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de
veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere
voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen,
therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol speelden in de diergenees-
kunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Uitgelich

De Nederlandse veterinaire oplei-
ding besteedde ruim aandacht aan de
verloskunde in vergelijking tot bui-
tenlandse opleidingen. Het Museum
Diergeneeskunde, het museum dat de
geschiedenis van de Nederlandse
diergeneeskunde vastlegt, bezit dan
ook een groot aantal verloskundige
instrumenten, zoals onder andere een
veeverlostoestel van Bargeboer. Dit toestel, rond 1903 ont-
wikkeld door de Duitser Bargeboer, is het oudst bekende vete-
rinaire verlosapparaat. Het bestaat uit een houten frame en een
windas met touwen. Het frame dient tegen het achterstel van
de kalvende koe geplaatst te worden en de touwen dienen aan
de voorpoten van het kalfje gebonden te worden. Met behulp
van een mechaniek worden de touwen om de windas gedraaid
om zo het kalf uit de koe trekken. Het nadeel van het veever-
lostoestel van Bargeboer is dat de uitgeoefende trekkracht
slecht te doseren is. Naast instrumentarium dat bedoeld is om
jongen levend ter wereld te brengen, bezit het museum instru-
menten die gebruikt zijn voor de subcutane en de pcrcutanc
foetotomie. De getoonde haken cn spatels zijn samen met vin-
germessen gebruikt om onderhuids de foetus te verkleinen.

-ocr page 497-

De wintertijd is net ingegaan en
het is nog even wennen aan hoe
snel het \'s middags donker wordt.
Door velen wordt al weer halsrei-
kend uitgekeken naar het lengen
der dagen, naar het voorjaar. Het
voorjaar dat zo onlosmakelijk ver-
bonden is met de Voorjaarsdagen!
Tijd om te werken aan uw perma-
nente educatie, uw collegae te ontmoeten in een ontspan-
nen sfeer en bij de industrie de noviteiten en aanbiedin-
gen te bekijken.

In 2005 zal het FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen con-
gres worden gehouden van 14 tot en met 17 april in de
RA! te Amsterdam.

Het wetenschappelijk programma bestaat, zoals u inmiddels
gewend bent, uit een programma gezelschapsdieren (general
programme) en een programma paard (equine programme).
Voor uitgebreide informatie verwijs ik u graag naar onze
website www.voorjaarsdagen.org, maar een aantal zaken
met betrekking tot het gezelschapsdierenprogramma wil ik
er voor u vast uitlichten.

In het kader van het gecombineerde FECAVA-FEEVA-
Voorjaarsdagen congres kunnen wij u dit jaar een interessant
programma presenteren, waarbij meerdere sprekers samen
of om en om lezingen zullen geven. Onderlinge discussies
tussen de sprekers, hun aanvullingen op elkaar, maar ook
verschillende benaderingen en inzichten zullen de lezingen-
cycli verlevendigen.

Dit betreft onder andere een combinatie tussen interne en
chirurgie, bijvoorbeeld de lezing van dr. Mike Lappin (US)
en dr. Howard Seim 111 (US): \'Feline medicine and surgery\'.
In deze lezingencyclus zullen zij een \'case\'gerichte aanpak
met betrekking tot het diagnosticeren en instellen van een
adequate medicamenteuze en chirurgische behandeling van
een aantal gastro-enterologische klachten bij de kat behan-
delen. Aan bod komen onder andere braken, regurgiteren,
diarree, obstipatie en icterus. Chirurgische technieken en
medische procedures zullen uitgebreid met videomateriaal
toegelicht worden.

Ook \'Emergency medicine and surgery\' door dr. Tim
Hackett (US) en dr. Howard Seim 111 (US) zal zo\'n interactie
tussen twee sprekers zijn, waarbij de internistische en chirur-
gische aspecten aan bod komen en gecombineerd worden.
Het videomateriaal zal u een \'real life experience\' geven.

Discussie zal het uitgangspunt zijn bij de lezingen die dr.
Hans Kooistra (NL) en mevrouw drs. Sara Galac (NL/SLO)
samen zullen geven over de voor- en nadelen van de verschil-
lende tests en behandelingen van de ziekte van Cushing. Ook
diabetes mellitus bij de hond en kat komt aan bod. Evenals
een praktische aanpak voor de ziekte van Addison, met spe-
cifiek de valkuilen waarmee u in de praktijk geconfronteerd
zult worden.

Voorjaarsdagen 2005

Roswitha van de Sandt

De orthopedie zal in
2005 gedeeltelijk ge-
combineerd worden
met revalidatie van de
patiënt. Dr. Don Hülse
(US) and mevrouw
Sandra Hudson (US)
zullen de behandeling
en nazorg bij onder
andere heup-, knie-
problemen en fractu-
ren bespreken.
Voeding door dr.
Vincent Biourge (F)
komt aan bod met be-
trekking tot dermato-
logie, \'Protein hydro-
lates: do they really
work?\', maar ook ge-
combineerd met urologie, \'Urine saturation a keyfactor in
LUTD management\' en tenslotte in \'Nutrition and liver dis-
eases\'.

Mevrouw dr. Petra Roosje (CH/NL) zal de nieuwe ontwik-
kelingen en behandelmogelijkheden met betrekking tot
voedselallergie en atopic bespreken. Maar ook het nut van
een goed uitgevoerd, volledig dermatologisch onderzoek en
het nemen van huidbiopten zal onder de loep genomen wor-
den.

Dit is slechts een kleine greep uit het programma waarin
verder de volgende sprekers en vakgebieden aan bod zul-
len komen; dr. Wheeler (UK) en dr. Lecouter (US) neuro-
logie; dr. Steiner (US) en dr. Burrows (US) gastro-entero-
logie; mevrouw dr. Mealy (US) pharmacology; mevrouw
dr. Gaschen (CH) diagnostische beeldvorming; dr.
DeNovo (US) cn dr. Twedt (US) hepatologie; mevrouw dr.
Schacfers-Okkens (NL) en dr. Verstegen (US) voortplan-
ting; dr. Lulich (US) nephrologie/urologie; dr. Burraco (1),
dr. Argylc (US), dr. Teske (NL), dr. UEplattenier (NL/SU)
oncologie; mevrouw dr. Jevring (S) management; dr.
Taylor (C) cn dr. Schoemaker (NL) vogelgeneeskunde;
mevrouw dr. Gorrel (UK) en mevrouw dr. Verhaert (B)
tandheelkunde; mevrouw dr. Van Duykcren (NL), dr.
Egberink (NL) en mevrouw dr. Shaw (UK) infectieziek-
ten; dr. Swaim (UK) en dr. Fowler (C) wondmanagement
en -genezing.

Kortom ik hoop dat u het met ons eens bent: er staat ons een
mooi, gevarieerd programma te wachten met veel gerenom-
meerde sprekers en onderwerpen, voor elk wat wils! Voor
uitgebreide informatie verwijs ik u nogmaals naar onze web-
site, www.voorjaarsdagen.org waar u in de komende tijd, be-
halve het gehele programma, ook achtergronden met betrek-
king tot de lezingen (korte samenvatting) en sprekers zult
kunnen vinden. Zo kunt u alvast gaan uitstippelen hoe uw
FECAVA-FEEVA-Voorjaarsdagen congres 2005 eruit zal
gaan zien.

Namens de Voorjaarsdagencommissie wens ik u allen een
goede herfst en winter en ik hoop u in april op de FECAVA-
FEEVA-Voorjaarsdagen 2005 te mogen begroeten!

Roswitha van de Sandt is binnen de Voorjaarsdagencommissie verant-
woordelijk voor het wetenschappelijk programma.

14 April 2005
17

-ocr page 498-

De protestgroep VKO wil ons doen
geloven dat slechts weinig dierenart-
sen het eens zijn met het standpunt
van het KNMvD-bestuur over prak-
tijkcertificering. Negatieve signalen
lijken te overheersen in onze beroeps-
groep. Maar voor de dierenartsen,
voorzover werkzaam in de landbouw-
huisdieren, is het naar mijn mening
een onwaarschijnlijk grote gemiste kans als het certificerings-
proces wordt stopgezet. De landbouwhuisdierenarts vormt
slechts een klein onderdeel in het veel grotere geheel van de
voedselproductieketen. We zijn echter zeker niet onbelangrijk.
In het kader van voedselveiligheid, met name op het gebied van
residuen, zijn de dierenartsen een belangrijke maar ook kwets-
bare factor. Omdat de hele productieketen zwaar is gecertifi-
ceerd en intensief wordt gecontroleerd is het niet anders dan
volstrekt logisch dat ook de dierenartsen, mede vanwege het ri-
sico dat zij trachten te beheersen, aan strenge eisen moeten vol-
doen. De keten is zo sterk als de zwakste schakel. Dus oefent
het bedrijfsleven, maar ook de overheid, druk uit op de dieren-
artsen om hun kwaliteit te borgen. Het bestuur van de KNMvD
heeft dit signaal opgepakt en een visie ontwikkeld die heeft ge-
leid tot datgene waarover nu zoveel wordt gediscussieerd in
onze beroepsgroep. Het is werkelijk van een stuitende kort-
zichtigheid dat collega\'s menen dat deze visie van het bestuur
hen benadeelt. De protestgroep VKO stelt dat het KNMvD-be-
stuur de belangen van de dierenartsenpraktijken niet goed be-
hartigt. Want door het opzetten van een certificeringstraject
worden de praktijken in hun ogen met hoge kosten en veel extra
arbeidsinzet geconfronteerd. Kosten- en tijdsbesparingen zijn
in hun ogen dus belangrijker dan investeren in een toekomst.
Het blijkt lastig voor deze collega\'s om te beseffen dat er heel
andere eisen aan een dierenarts worden gesteld en vooral ook
gesteld gaan worden, cn dat de situatie van pakweg tien jaar ge-
leden echt niet meer terugkomt.

En het leek de laatste jaren zo goed te gaan. Waar vroeger de
dierenartsen nog werden gezien als een groep eigengereide
\'einzelgänger\', werd er in Den Haag en in het bedrijfsleven de
laatste jaren steeds beter geluisterd naar de KNMvD. Er wer-
den deuren geopend doordat de dierenartsen aantoonbaar wil-
den maken dat zij bewust zijn van hun verantwoordelijkheid
voor de volksgezondheid, het dierwelzijn en de productieketen.
Mede hierdoor tekenden er zich, hoewel erg langzaam, ontwik-
kelingen af waardoor de toekomst voor de landbouwhuisdie-
renarts er goed uit zou kunnen zien. Het is echt eeuwig zonde
als we in het zicht van de finish - veel landbouwhuisdieren-
praktijken zijn immers al bezig met certificering - deze kans la-
ten varen. Het is naar mijn idee een goede visie die het bestuur
van de KNMvD heeft ontwikkeld. Natuuriijk kan je discussië-
ren over de vormgeving van het VKO. Maar wil je geloof-
waardig overkomen naar de andere partners in de keten, dan
moetje niet zelf je kwaliteit toetsen, maar je moet het een onaf-
hankelijke partij laten doen. Bovendien is het vreemd dat in
deze gedigitaliseerde tijd het tellen van PAO-punten op de
praktijken moet gebeuren en dat het niet centraal wordt bijge-
houden. Maar dat is een discussie over details. Van mij mag het
KNMvD-bestuur fel achter hun visie blijven staan. En in plaats
van water bij de wijn te doen om de lieve vrede te bewaren zou
ze best haar positie mogen laten afhangen van het doorgaan van
het certificeringtraject. Ik heb grote moeite met de mening van
de collega\'s die de KNMvD gebrek aan democratie verwijten.
Er wordt immers al meer dan vijf jaar over certificering ge-
praat. Het heeft op veel agenda\'s van vergaderingen gestaan. Er
is heel veel over geschreven. Het lijkt mij toe dat de meeste ini-
tiatiefnemers van de protestgroep VKO geen regelmatige be-
zoekers van de Algemene Ledenvergaderingen van de
KNMvD zijn. Dat maakt hun standpunt dan wel wat minder
sterk. En inhoudelijk gezien is het bovenal een standpunt met
een grote mate van negativiteit zonder dat er een constructief
alternatief tegenover wordt gesteld. Het is vooral tegen een
nieuwe ontwikkeling die op z\'n minst de potentie heeft om de
landbouwhuisdierenartsen kansen te bieden. En we hebben al
zo weinig kansen!

Ingezonde

Naschrift van de redactie

Kortheidshalve kunnen wij verwijzen naar het \'editorial\'

in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 december

jongstleden.

Kostenbesparing of toekomstperspectief?

Gerard van Eijden

Over praktijkcertificering en erkenningen (II)

A. M. van Schaik

De voorzitter van het VKO-bestuur
geeft in het TvD van 1 november
2004 wel een reactie maar geen ant-
woord op mijn bedenkingen in de
brief aan ons bestuur.
In een telefoongesprek met hem, dat
overigens van hem uitging, hebben
wij op constructieve wijze bespro-
ken hoe het beter zou kunnen én
moeten. Daarin vertelde hij dat er meerdere klachten over de
onderzoeker van onze praktijk waren en dat hij bij SGS zou
aandringen deze \'auditeur generaal\' geen audits meer toe te
wijzen. Wat schetst onze verbazing dat dezelfde collega ons
opbelt om de vervolgaudit af te spreken. Vanzelfsprekend
hebben wij de certificering maar opgeschort. Misschien is
het een suggestie om het \'functionering beoordelingsformu-
lier\' in eigen kring ter hand te nemen.
Als collega Voermans aan de telefoon anders reageert dan in

Ingezonde

-ocr page 499-

ons openbaar Tijdschrift, vinden wij dat op zijn minst op-
merkeiiji<. Een man een man, een woord een woord, (\'major
offence\'). Ook hebben wij geen evaluatieformulier gezien en
het lijkt ons eigenlijk ridicuul om een beoordeling van de be-
oordeling te geven. Dat moet niet nodig zijn!
Maar de voorzitter van het VKO-bestuur maakt het wel erg
bont wanneer hij stelt dat: "Ruim 95 procent van de praktij-
ken de toets voor de KRD-ISO module I met succes heeft af-
gerond". Dat kan niet waar zijn! Mede gezien de reacties die
ik op mijn brief heb gekregen. Om kritische collega\'s op die
manier voor onbenullig te houden is ronduit een \'super great
offence\'. Na bijna veertig jaar in het fantastische beroep van
dierenarts te hebben mogen werken, weet ik wel hoe grotere
en kleinere belangen liggen. Mijn collega\'s in den lande wil
ik graag bedanken voor hun talrijke telefonische en e-mail-
ondersteuning. Somtijds heb ik van ware literaire hoogstand-
jes kunnen genieten. Maar ik wijs hen er op, dat zij hun be-
zwaren moeten neerleggen, daar, waar het effect heeft.

Alleen dan kan certificering dienen tot heil van dier en
mens! Misschien komt er dan nog iets goeds uit. De volle-
dige bij deze zaak betrokken beroepsgroep dient zich wel
eerst eens in alle eerlijkheid af te vragen: "Wat kost het? En
wat levert het in de kwaliteit van ons werk, zowel materieel
als immaterieel, op?" Laten alle betrokkenen deze vragen
beantwoorden!

Ook zou het geen kwaad kunnen in een Engels woordenboek
de betekenis van het woord \'offcnce\' op te zoeken, alsmede
eens buiten de diergeneeskunde te lezen. Daarvoor raden wij
H.C. Andersen en de geschriften over onze nationale \'Heer
van Stand\' aan.

Nooit eerder zond ik een opiniërende brief ter publicatie aan
ons Tijdschrift. Ik beloof, dat over deze zaak, dit de laatste
zal zijn.

Wij gaan over tot de grondstoffelijke dagelijkse realiteit en
de werkzaamheden van ons prachtige voldoening gevende
beroep.

Het was een dag om op te schieten

P. Plasschaert

Met belangstelling lees ik de stukjes
over het veterinair tuchtrecht. Het
getuigt immer van de vele kanten
van de menselijke ziel en de strijd
die hij moet leveren sinds die uit het
paradijs is verjaagd.
Over het stukje \'Slachtingsnood\'
heb ik twee opmerkingen. Waarom
mis ik - over de gehele linie - opmer-
kingen over de verplichte logboekadministratie op het be-
drijf? Iedere arts, ook een waarnemer, is toch verplicht een
degelijke administratie op het bedrijf achter te laten? Hier
kan toch geen sprake meer zijn van een misverstand omtrent
de ingestelde behandelingen, temeer daar de runderen geï-
dentificeerd worden door een uniek levensnummer?
Maar wat me nog meer trof was de illustratie van Henk

Ingezonden

Vrieselaar. Ik weet niet of een schietmasker een wapen is in
de zin der wet, maar men dient er toch als zodanig mee om te
gaan. Dat betekent onder andere nooit en te nimmer grapjes
mee uithalen. Nu begrijp ik wel dat een en ander komisch be-
doeld is naar analogie van \'Iemand/zich voor de kop schie-
ten\' cn dc kunstenaar natuurlijk deze vrijheid gegeven is,
maar het plaatje kan lichtelijk associaties oproepen met ge-
dachten waarvan je toch niet mag hopen dat die werkelijk-
heid worden en zeker niet voor het - in de optiek van de
waarde des levens bekeken - luttele bedrag van 2.250 euro,
want ofschoon (nog) niet voorzien van een oormerk is daar-
voor toch elke mens té uniek en waardevol.
Ik veronderstel echter wel dat uiteindelijk zowel de dag
waarop genoemd rund al dan niet in nood is gedood als de
dag waarop het Beroepscollege uitspraak deed voor betrok-
ken arts een dag was om op te schieten.

Bedankt!

Berichte

verslage

De hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde bedankt prof dr. R de Backer, dr.
EH.M. Borgsteede, prof dr. A. Brand, prof Dr. H.J. Breukink, dr. G.H.M. Counotte, dr. R Deprez,
mevrouw drs. A. van Dongen, prof dr. R. Ducatelle, mevrouw dr. S. Dyson, dr. M.J. Geudeke, dr.
J. Goudswaard, prof dr. J.A.R Heesterbeek, prof dr. L.J. Hellebrekers, dr. D.J. Houwers, dr. M.E
de Jong, dr. RR. Keg, prof dr. F. van Knapen, drs. J.R Koeman, dr. W.D.J. Kremer, dr. H.
L\'Eplattenier, prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert, prof dr. H. Nauwynck, prof dr. J.RT.M.
Noordhuizen, mevrouw prof dr. E.N. Noordhuizen-Stassen, prof dr. J.T. van Oirschot, prof dr.
A.D.M.E. Osterhaus, dr. RA.M. Overgaauw, drs. J.W.E. Peters, mevrouw dr. 1. Polis, prof dr. E.J.
Ruitenberg, dr. L.J.E. Rutgers,prof dr. J. de Schepper, prof dr. M. Steenhaut, prof dr. J.A.
Stegeman, prof dr. R.W. Stephany, prof dr. F.J.M. Verstraete, mevrouw dr. T. van Werven, drs. P Wiemer en mevrouw dr.
J.M. Wilmink voor het beoordelen van de wetenschappelijke artikelen over het jaar 2004.

-ocr page 500-

Veel veterinairen denken bij \'Houten\' aan tal van positieve zaken zoals ledenservice,
elektronisch, telefonisch, op papier en vis ä vis. Wij, medewerkers van de KNMvD, zijn
ervan doordrongen dat veel beter kan. Ook in 2005 staat het
domus veterinarium voor u
open en staan wij open voor uw suggesties tot verbetering.

Wij wensen u prettige feestdagen en een voorspoedig 2005!

Namens het bureau van de KNMvD,
Herman Geertsen, algemeen directeur

-ocr page 501-

De KNMvD nader bekeken

Tijdens de algemene vergadering
op 1 oktober 2004 hield de alge-
meen directeur Herman Geer-
tsen, een korte inleiding over de
zogenaamde koersdialoog. Veel
aanwezigen reageerden positief op
dit bestuursinitiatief. Velen deden
ook concrete suggesties om te ko-
men tot verbetering van een ware
dialoog tussen leden en bestuurders. Een samenvatting
van hetgeen op 1 oktober aan de orde kwam staat hieron-
der afgedrukt.

Het succes van de K.NMvD, zoals van iedere vereniging, is af
te meten aan de mate waarin zij erin slaagt een viertal essen-
tiële punten te vervullen, namelijk:

• belangenbehartiging;

• brancheontwikkeling;

• dienstverlening;

• interne organisatie.

Het bestuur van de KNMvD heeft onderkend dat aan alle
vier de kerntaken het nodige valt te verbeteren. Die constate-
ring is niet nieuw. Velen van binnen en buiten de KNMvD
hebben in een reeks van jaren kritiek geuit op het functione-
ren van de Maatschappij.

Maatschappi

nieuw

De koersdialoog

Voorjaar 2004 is een kerntakendiscussie gestart onder de naam
koersdialoog. Het bestuur heeft de startgroep koersdialoog in-
gesteld. De groep bestond uit de bestuursleden Nanny Wijne en
Erik Gostelie, de leden Martine Reijnders en Marco te Loo en
de bureaumedewerkers Hugo de Groot en Herman Geertsen
(algemeen directeur). Deze \'koersgroep\' is ingesteld om te ko-
men tot verbetering van het functioneren van de vereniging en
het bureau ten dienste van de beroepsgroep.
Al snel na het ontwikkelen van een werkwijze constateerde
de koersgroep dat veel belangrijk materiaal al voorhanden
was op basis waarvan zij voorstellen zouden kunnen doen.

Sterke en zwakke punten

De vereniging heeft te maken met een aantal maatschappe-
lijke veranderingen, zoals:

• ledenverlies;

• deregulering bij overheden;

• toenemende invloed van \'Europa\';

• sterke teruggang binnen de agrarische sector;

• stabilisering van het aantal gezelschapsdieren;

• toenemende gevoeligheid in de samenleving in de omgang
met dieren;

• sterke onderlinge concurrentie;

• meer dierenartsen in loondienst;

• nieuwe ondernemingsvormen;

• toename van het aantal parttimers;

• feminisering van de beroepsgroep.

-ocr page 502-

Het gebruikte materiaal laat tevens een aantal
sterke punten zien over het beroep van de die-
renarts en deze spelen dus een belangrijke rol.
In de Nederlandse samenleving heeft de die-
renarts een toonaangevende positie als am-
bassadeur van het dier en is de veterinair een
belangrijke schakel in de bevordering van de
volksgezondheid. Daarnaast biedt de dieren-
arts dienstverlening van hoge kwaliteit.
Binnen de beroepsgroep blijkt dat de KNMvD
herkend wordt als de vertegenwoordiger van
de dierenarts in Nederland. De kanteling en bestuurlijke ver-
nieuwing vormen een degelijke basis voor beleidsontwikke-
ling, hierbij spelen de loyale opstelling van het bureau en de
nieuwe huisvesting een belangrijk rol.

Voorgenoemde sterke punten van de KNMvD hebben in veel
gevallen ook een keerzijde, met andere woorden; de zwakke
punten van de KNMvD.

Genoemd zijn onder meer: de KNMvD vormt geen eenheid
en is weinig zichtbaar, leden voelen zich daardoor weinig ge-
steund. Het imago en de identiteit van de vereniging lopen
sterk uiteen. Tevens is de communicatie met de leden en der-
den te vaak inadequaat, de vereniging vedeent te weinig
diensten en nieuw beleid laat lang op zich wachten. Ook
wordt genoemd dat een strategie ten opzichte van Europa
ontbreekt. En daarnaast wordt ook het punt van de in veler
ogen ongunstige prijs/kwaliteitsverhouding van de contribu-
tie naar voren gebracht.

Speerpunten

Op basis van de bevindingen van de koersgroep, heeft het
bestuur een drietal speerpunten vastgesteld:

1. communicatie met de leden;

2. ledenservice, waarondereen helpdesk;

3. werkgevers en werknemers.

Wat betreft het eerste speerpunt (communicatie met de le-
den) zullen de bestuursleden meer het land intrekken om te
luisteren in tegenstelling tot het besturen op afstand. Doordat
het bestuur van de KNMvD haar totale takenpakket verdeeld
heeft over de zeven bestuursleden en daarnaast afspraken
zijn gemaakt over de wijze waarop met de portefeuilles zal
worden omgegaan, kan het contact met de leden intensiever
en gerichter worden.

Een portefeuillehouder is een lid van het bestuur dat in het
bijzonder is belast met de zorg en verantwoordelijkheid voor
één of meer aandachtsgebieden van het bestuur.
Die verantwoordelijkheid geldt zowel binnen het bestuur, in
de contacten met het bureau, als naar derden.

De regio\'s zoeken nog naar een nieuwe rol en hebben daar
ondersteuning vanuit het bestuur en het bureau voor nodig.
Met de groepen en clusters lijkt het goed te gaan. Nieuwe
ideeën komen vooral uit de groepen en de regio\'s. Het bestuur
vertaalt dit in beleid en draagt dit uit. Daamaast behoudt het
bestuur uiteraard ook een eigenstandige verantwoordelijk-
heid.

Tevens zal ook naar de communicatiemiddelen van de
KNMvD worden gekeken. Denk hierbij aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde, de website, het Diergeneeskundig
Jaarboek en Veehouder en Dierenarts.

Wat betreft de ledenservice moeten de leden zich afvragen
"What\'s in the KNMvD for me?". Belangrijk hierbij is om be-
leid te ontwikkelen omtrent het niveau van de ledenservice.
Vragen als: moeten we nieuwe producten ontwikkelen, moet
er een helpdesk ingesteld worden komen hierbij om de hoek
kijken. Ook is de vraag relevant of de Maatschappij wellicht
ook initiatieven moet ontwikkelen naar het algemene publiek.

Plan van aanpak

Voor dc eerste twee speerpunten - communicatie en ledenser-
vice - is besloten om een eenmalige werkbijeenkomst te orga-
niseren om te bezien welke maatregelen op korte termijn ge-
nomen moeten worden om de communicatie met de leden te
verbeteren en de leden te laten ervaren dat de KNMvD nu en
in de toekomst een voor hen onmisbare factor is. Tevens kun-
nen lijnen uitgezet worden ten behoeve van een lange termijn
strategie voor het communicatiebeleid van de KNMvD.

Het laatste punt (werkgevers en werknemers) heeft momen-
teel de volle aandacht. Het bestuur heeft zich op basis van de
motie BPL, aangenomen tijdens de algemene vergadering van
1 oktober 2004, verplicht met voortvarendheid hieraan te wer-
ken.

N. B. De lezer blijft welkom voor suggesties in het kader van de
koersdialoog.

Deze veranderingen brengen een aantal be-
dreigingen met zich mee, maar bieden ook tal
van mogelijkheden voor de KNMvD.

Portefeuilles

Algemene Zaken

Ton de Ruijter (voorzitter)

Sociaal-economisch

Leen den Otter (vice-voorzitter)

Financiën

Erik Gostelie (penningmeester)

Verenigingszaken

John Borgmeier

Communicatie, informatie, technologie

Nanny Wijne

Professionele kwaliteit

Hans van Herpen

Veterinaire gezondheidszorg
en volksgezondheid

Wiel van den Ekker

-ocr page 503-

Inleiding

Bij dierenartsen die zich bezighou-
den met de geneeskunde van het
paard bestaat op dit moment veel on-
duidelijkheid over de status van ver-
schillende diergeneesmiddelen die
gebruikt worden voor de behande-
ling van paarden. Er zijn de afge-
lopen tijd veel diergeneesmiddelen
definitief van de markt verdwenen die in het verleden volop
gebruikt werden. Ook is er een verschil in het arsenaal aan
geregistreerde diergeneesmiddelen voor het paard in ver-
schillende Europese landen.

De commissie Diergeneesmiddelen van de Groep Genees-
kunde van het Paard is tien jaar geleden in het leven geroepen
om deze problemen te signaleren en te inventariseren. Zij
heeft zich ten doel gesteld te zorgen voor een pakket dierge-
neesmiddelen waarmee de paardendierenarts in staat wordt
gesteld om op een verantwoorde manier de geneeskunde van
het paard uit te oefenen. Zo is in overleg met de overheid de
lijst \'Paard\' van de vrijstellingsregeling tot stand gekomen.
Doel van dit artikel is om de practici die zich bezighouden
met het behandelen van paarden een overzicht te geven van
de huidige regelgeving en van de veranderingen die hierin op
korte termijn plaats zullen vinden.

1. DE HUIDIGE REGELGEVING
Diergeneesmiddelenwet

Huidig uitgangspunt voor het gebruik van diergeneesmidde-
len in Nederland is de Diergeneesmiddelenwet van 1985
(gebaseerd op EU-richtlijn 2001/82). Dit geldt dus ook voor
het gebruik bij paarden.

Artikel 2 Diergeneesmiddelenwet;

Het is verboden een diergeneesmiddel dat niet is gere-
gistreerd (te bereiden, voorhanden of in voorraad te heb-
ben) af te leveren of toe te passen.

Registraties worden verleend onder vermelding van dier-
soort(en) en indicaties.

STAP 1: Gebruik een in Nederland geregistreerd dierge-
neesmiddel voor betreffende diersoort en indicatie.

Indien er geen geregistreerd diergeneesmiddel voor het
paard en voor die indicatie beschikbaar is en er een dierge-
neeskundige noodzaak bestaat voor behandeling, dan kan er
gebruikgemaakt worden van werkzame stoffen op
de lijst
\'Paard\'
van de Vrijstellingsregeling Artikel 2 diergenees-
middelenwet 1999.

STAP 2: Gebruik een diergeneesmiddel van de lijst
\'Paard\' van de vrijstellingsregeling.

De huidige stand van zaken ten aanzien van de diergeneesmiddelen
voor het paard

J.B.A. Loomans

Op deze lijst staan werkzame stoffen genoemd met indicatie,
te hanteren dosering en in acht te nemen wachttermijn. Een
volledig en \'up to date\' overzicht is te raadplegen op de web-
site van het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD):
www.brd.agro.nl.

Als gebruikgemaakt wordt van de vrijstellingsregeling zijn
er een aantal voorwaarden.

Voorwaarden vrijstellingsregeling:

• Toepassen van stoffen met een beroep op de
Vrijstellingsregeling is uitsluitend voorbehouden aan de
dierenarts, de toediening vindt plaats door de dierenarts
zelf of onder diens verantwoordelijkheid.

• De gevolgen van het toepassen van de stoffen in het kader
van de Vrijstellingsregeling zijn voor rekening van zowel
de dierenarts als de eigenaar van het dier.

• Gebruik van de Vrijstellingsregeling is alleen toegestaan
voor therapeutische toepassingen en dus niet voor stimule-
ring van de productie of regulering van de fokkerij.

• Uitsluitend het gebruik van in Nederland geregistreerde
(dier)geneesmiddelen is toegestaan.

Documentatieplicht dierenarts:

Bij elk gebruik van de Vrijstellingsregeling neemt u onder-
staande gegevens in uw administratie op: (deze gegevens
dient u vijfjaar te bewaren).

• De naam en, voorzover aanwezig, het registratienummer
van het gebruikte middel

• De diersoort

• Het aantal behandelde dieren

• De naam en het adres van de houder van het dier

• De indicatie waarvoor het middel is toegepast

• De gebruikte hoeveelheid, dosering en duur van de behan-
deling

• De datum waarop het dier is onderzocht alsmede de datum
waarop het middel is toegepast

• De aanbevolen wachttijd

• De diergeneeskundige motivatie voor toepassing van het
middel.

Ook is er een informatieplicht van dierenarts aan de eigenaar
van dieren bij gebruikmaking van de Vrijstellingsregeling:

• De eigenaar moet voor gebruik op eventuele risico\'s wor-
den gewezen

• De eigenaar van voedselproducerende dieren moet on-
middellijk na toepassen van het middel schriftelijk op de
hoogte worden gesteld van de gegevens hierboven.

• Vermoedelijke bijwerkingen na toepassing van middelen
volgens de vrijstellingsregeling dienen binnen veertien da-
gen gemeld te worden.

STAP 3: Als er geen geregistreerd middel is en de midde-
len die op de Vrijstellingslijst genoemd worden bieden
ook geen uitkomst, mag gebruikgemaakt worden van
middelen die:

-ocr page 504-

1. in Nederland geregistreerd zijn voor een andere voed-
selproducerende diersoort of indicatie

2. in Nederland geregistreerd zijn als humaan genees-
middel

3. Magistraal worden bereid

Van deze middelen mag alleen gebruikgemaakt worden in-
dien de voedselveiligheid gegarandeerd wordt. Dat wil zeg-
gen dat er alleen stoffen gebruikt mogen worden waarvoor
een
Maximale Residue Limiet (MRL) is vastgesteld of
waarvan expliciet is bepaald dat geen maximumwaarde
geldt. In het algemeen zullen deze stoffen verwerkt zijn in
producten die geregistreerd zijn bij voedselproducerende
dieren. Dit impliceert dat in stap 3 dus alleen gebruikge-
maakt kan worden van middelen die geregistreerd zijn voor
een andere voedselproducerende diersoort. In beginsel geldt
een wachttermijn voor vlees van 28 dagen.
Een andere voorwaarde voor gebruik van deze derde stap is
dat er sprake is van
ondraaglijk lijden.

Het gebruik van diergeneesmiddelen die niet in stap 1,2
of 3 passen is nooit toegestaan bij het paard binnen de
huidige regelgeving.

Echter door voortschrijdend inzicht (verkregen door weten-
schappelijk onderzoek en praktijkervaring) en door ontwik-
kelingen op de diergeneesmiddelenmarkt is het regelmatig
onmogelijk gebleken op legale wijze de paarden lege artis te
behandelen. Dit tot grote frustratie van de beroepsgroep die
vaak bij deze noodzakelijke behandelingen paardeneigena-
ren schriftelijk lieten verklaren dat zij hun paard nooit meer
zouden laten slachten en zo handelden "tot heil van mens en
dier". Hierbij namen zij een voorschot op de invoering van
het paardenpaspoort waarbij het mogelijk werd een paard te
registreren als niet te consumeren gezelschapsdier.
In april 2002 zijn er in verband hiermee enkele kamervragen
gesteld aan minister Brinkhorst. Dc minister gaf aan dat hij
(in tegenstelling tot de beroepsgroep) vond dat met de vige-
rende vrijstellingsregeling voldoende therapeutische moge-
lijkheden beschikbaar waren. Verder bleek uit de antwoor-
den van de minister dat voedselveiligheid zijn grootste
prioriteit heeft.

"Zolang het paard een voedselproducerend dier is mogen
er alleen maar diergeneesmiddelen met een MRL wor-
den gebruikt".

De minister gaf wel een opening naar de toekomst. Hij refe-
reerde aan de review van EG richtlijn 2001/82, waar men
toen mee bezig was. Volgens deze nieuwe Europese dierge-
neesmiddelenwet, zou het mogelijk moeten worden om
paarden die volgens het paardenpaspoort niet voor consump-
tie besteind zijn, ook diergeneesmiddelen toe te dienen
waarvoor geen MRL\'s zijn vastgesteld.

a, De (nabije) toekomst

Inmiddels is in Brussel de regelgeving herzien. Richtlijn
2004/28/EG en Verordening 726/2004 zijn in april 2004 ge-
publiceerd en van kracht. De Nederlandse overheid dient
binnen achttien maanden (voor 30 oktober 2005) deze richt-
lijnen in de nationale wetgeving te hebben opgenomen.

Wat zijn de gevolgen hiervan voor de paardendierenarts?

Uitgangspunt blijft altijd het gebruik van voor het paard
geregistreerde diergeneesmiddelen.

Echter: in artikel 10 van de nieuwe richtlijn wordt de
paardeneigenaar de mogelijkheid geboden via het paarden-
paspoort vast te leggen dat het betreffende paard
niet meer
bedoeld is als slachtdier voor menselijke consumptie.
Als
dit is vastgelegd mag bij afwezigheid van een geregistreerd
diergeneesmiddel in geval van onaanvaardbaar lijden bij
wijze van uitzondering onder verantwoordelijkheid van de
dierenarts het dier behandeld worden met:

1. een voor een andere indicatie of voor een ander dier in
Nederland geregistreerd diergeneesmiddel

2. indien niet 1, een humaan in Nederland geregistreerd
middel

3.indien niet 1 en 2, een in een andere lidstaat geregistreerd
middel

4. indien niet I en 2 en 3 een magistraal bereid product.

Artikel 11 van de nieuwe richtlijn bepaald dat in het geval
dat paarden
wel voor de menselijke consumptie bestemd

blijven, bij afwezigheid van een geregistreerd diergenees-
middel, bij wijze van uitzondering en bij onaanvaardbaar lij-
den onder verantwoordelijkheid van de dierenarts het dier
behandeld mag worden met:

1.een voor een andere indicatie of voor een ander dier in
Nederland geregistreerd diergeneesmiddel

2. indien niet 1, een humaan in Nederland geregistreerd
middel

3.indien niet 1 en 2, een in een andere lidstaat geregistreerd
middel

4. indien niet I en 2 en 3 een magistraal bereid product.
Echter: bij voedselproducerende dieren mogen alleen
diergeneesmiddelen gebruikt worden waarvan de werk-
zame stof voorkomt op Annex I, II of lil van 2377/90, dat
betekent dat er een MRL van moet zijn!
Daarbij geldt
minimaal een wachttijd voor vlees van 28 da-
gen afhankelijk van wat er bekend is van de wachttijd voor
andere voedselproducerende dieren.
En: administratieve verplichtingen in het paardenpaspoort.

Daarnaast biedt de richtlijn ook nog een extra mogelijkheid
voor de beroepsgroep bij de behandeling van paarden die
voor menselijke consumptie bestemd blijven. Er wordt na-
melijk gesproken over een lijst van substanties die voor de
behandeling van mogelijk voor voedselproductie bestemde
paardachtigen onontbeerlijk zijn. Op dit moment hebben de
Europese paardendierenartsen gezamenlijk middels de
FEEVA een lijst ingediend en het eerste concept is al bespro-
ken met de Europese wetgevers. De resultaten zijn erg hoop-
gevend. De door de beroepsgroep aangedragen argumenten
voor veel substanties zijn valide bevonden en het ziet er naar
uit dat de Europese Commissie deze lijst vrijwel integraal
zal overnemen! De wachttijd voor middelen op deze lijst zal
tenminste zes maanden bedragen.

Dankzij de EU-richtlijn 2004/28/EG zullen de therapeutische
mogelijkheden voor paarden dus groter worden. Deze plan-
nen zijn vanzelfsprekend zeer afhankelijk van een
sluitende
identificatie en registratie van paarden in Nederland.

Momenteel is in Nederland het paardenpaspoort verplicht
bij paarden die over de weg vervoerd worden en bij paarden
die met diergeneesmiddelen behandeld moeten worden. Bij
deze paarden is het dus mogelijk ze via het paspoort te iden-

-ocr page 505-

tificeren als niet geschikt voor menselijke consumptie. Ook
kunnen wij de gebruikte diergeneesmiddelen hierin noteren
inclusief de wachttijd.

Langzaam maar zeker komt er een eind aan de onduidelijke
situatie in Nederland, maar ook in de ons omringende landen.
Deze harmonisatie zal verhelderend werken voor de dieren-
artsen en paardeneigenaren en hem/haar in staat stellen legaal
lege artis de geneeskunde bij het paard te bedrijven.

Wat wij als beroepsgroep op dit moment in Nederland zelf
kunnen en moeten doen is de invoering en het gebruik van
het paardenpaspoort stimuleren. Een waterdichte identifica-
tie en registratie is essentieel voor de beschikbaarheid van
diergeneesmiddelen voor het paard. De diergeneesmidde-
lencommissie van de GGP zal de ontwikkelingen in Brussel
en Den Haag op de voet blijven volgen. Het bestuur van de
KNMvD heeft inmiddels een werkgroep ingesteld die de
overheid bij de implementatie van de EU-richtlijn zal over-
tuigen op voor de dierenarts belangrijke punten. De dierge-
neesmiddelencommissie van de Groep Geneeskunde van het
Paard werkt hieraan mee. Middels overleg in het Platform
Professionele Paardenhouderij en de Sectorraad Paard van
het PVE (dat 1 en R paard in medebewind heeft gekregen van
LNV) en artikelen in paardenbladen probeert de Groep
Geneeskunde Paard een breed draagvlak te creëren voor de
invoering en het gebruik van het Paardenpaspoort.
Essentieel daarbij is de dierenarts die de link vormt tussen de
identificatie middels paspoort en microchip, en de beschik-
baarheid en het verantwoord gebruik van diergeneesmidde-
len voor het paard.

Drs. J.B.A. Loomans is voorzitter van de commissie Diergeneesmiddelen
van de Groep Geneeskunde van het Paard.

Meer informatie is ook te verkrijgen via drs. j. van Herten (j.van.her-
ten@knmvd.nl of 030-6348900) op het bureau van de KNMvD.

jubilea december 2004

3 december. Mevr. Drs. F.IC. van der Wende-Kuiper te
Hoevelaken, 25 jaar, afwezig

3 december, T. van der Wende te Hoevelaken, 25 jaar, afwezig

4 december, R. Schippers te Hoorn, 35 jaar, afwezig

7 december. Mevr. Drs. E.P.M. Remmert- van Dalen te Emmen,
25 jaar, afwezig

7 december, J.P.1. van Wensveen te Maastricht, 35 jaar, aanwezig
7 december, Y. Venema te Heerenveen, 50 jaar, afwezig
7 december, W.P. Terlouw te Leiderdorp, 50 jaar, afwezig
7 december, J.L. Vlasblom te Vlist, 50 jaar afwezig
I2december, J.J.M. van Riel te Loon op Zand, 35 jaar, onbekend
12 december, W.A. Kok te Gendringen, 35 jaar, afwezig
12 december, L.H. ten Hove te Erp, 35 jaar, afwezig

14 december, O. Voortman te Goor, 30 jaar, afwezig

15 december, K. Schipper te Hoevelaken, 40 jaar, afwezig

15 december, C.C.J.M. van der Meijs te Oud-Turnhout (België), 40
jaar, aanwezig

17 december, P.T.M. Lankveld te Sint Odilienberg, 30jaar, aanwe-

zig

18 december, J.F Rongen te Boxmeer, 25 jaar, afwezig

18 december, Dr. M.J.A. Nabuurs te Achterveld, 40 jaar, afwezig
18 december, Dr. A.W. Helder te Zoeterwolde, 40 jaar, aanwezig

18 december, G. Verhagen te Haarlem, 45 jaar, afwezig

19 december, Dr. W.W. Braunius te Terwolde, 35 jaar, afwezig
19 december, F. Nijhoff te Aalten, 55 jaar, afwezig

19 december, G.D. van der Werf te Leeuwarden, 55 jaar, afwezig

20 december, B.U. Schuurmans te Lemmer, 30 jaar, afwezig
20 december, J.G. Kunst te Enter, 30 jaar, afwezig

20 december. Mevr. Drs. M.Th.C. van der Heul-Thiandens te

Stadskanaal, 30 jaar, afwezig
22 december, J.M.L. Verhaegh te Oeffelt, 25 jaar, onbekend
30 december, J.G. Oldenbandringh te Gouda, 35 jaar, afwezig
30 december, M.0. Molenaar te Staphorst, 35 jaar, aanwezig

isteitiuis

KLINIEK VOOR GEZELSCHAPSDIEREN
U wilt uw praktijk verkopen?

Als u direct of binnen 1 • 2 jaar uw praktijk wilt verkopen zijn
wij geïnteresseerd om uw praktijk over te nemen.

Onze minimale eisen
voor praktijkovername zijn:

•Bruto Jaaromzet minimaal € 400.000
•Locatie: Grote stad of Randstedelijk gebied in Nederland

U kunt contact opnemen met:

Atjo Westerhuis, dierenarts

Westerhuis Kliniek voor Gezelschapsdieren
Postbus 26,6669 ZG Dodewaard
T 0488-41 00 40; F 0488-41 0099
atjo(guwdierenkliniek.nl

Openingstijden bureau KNMvD in december

Het bureau van de KNMvD is op vrijdag 24 december vanaf
12.30 uur gesloten in verband met Kerstmis. Op vrijdag 31 de-
cember is het bureau tevens vanaf 12.30 uur gesloten, in verband
met Oudjaarsdag.

-ocr page 506-

Zaterdag 6 november 2004 presenteerde de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren de Najaarsdag in liet
congrescentrum \'de Reehorst\' te Ede. Het thema
\'VLOEIEND\' stond centraal en kwam terug in elke pre-
sentatie gehouden door de diverse sprekers. Een grote
groep dierenartsen en dierenartsassistenten was vroeg
opgestaan om deze dag bij te kunnen wonen.

Bij de dierenartsen kwamen in totaal negen deskundigen aan
het woord, elk met een presentatie van ongeveer dertig minu-
ten. Dr. R. Nickel uit Duitsland stond al paraat met zijn pre-
sentatie over incontinentie bij de hond en werd opgevolgd
door drs. S. Djajadiningrat die sprak over het teveel aan oog-
vocht. Een opmerkelijke presentatie met het onderwerp \'kof-
fie als communicatiemiddel\' was in feite een promotie-
praatje over een espressomachine. De theedrinkers onder
ons voelden zich gepasseerd en de koffiedrinkers hebben
dertig minuten staan snakken naar een kopje koffie. De
pauze kwam dan ook zeer gelegen waarbij zowel thee als
koffie werd geschonken. Drs. A.P. van der Kolk nam het
zieke konijn onder de loep en werd opgevolgd door dr. H.
Rubin die sprak over kengetallen in de veterinaire praktijk.
Hij lanceerde een Nederlandse versie van een kengetallen-
site van de GGG waarop dierenartsen hun praktijkvoering
kunnen vergelijken met andere dierenartspraktijken voor ge-
zelschapsdieren in Nederland. Wanneer men lid is van de
KNMvD kan gratis van deze functie gebruik worden ge-
maakt. Alle stappen spreken voor zich wanneer je surft naar
www.NCVEl.nl.

Tijdens de lunch was er voldoende tijd om met collega\'s een
praatje te maken en de buiken goed te vullen. Na de lunch
kwam dr. M. Peeters aan bod over liquothorax bij gezel-
schapsdieren. Onderzoek van cerebrospinaal vocht werd on-
der de loep gehouden door drs. S. Bhatti van de Faculteit
diergeneeskunde te Gent. Net voor de pauze vertelde haar
collega drs. V. Bavegems over hypertensie bij hond en kat.
Het onderwerp vloeistoftherapie bij hypovolemie en shock
door dr. Robben paste natuurlijk zeer goed bij het thema
\'VLOEIEND\' en de dag werd afgesloten door dr. H. Rubin
die nog wat dieper inging op de kengetallen in de veterinaire
praktijk.

Kortom, een dag volledig gevuld met goede sprekers met als
thema \'VLOEIEND\'. Omdat de presentaties slechts een half
uurtje duurden, kreeg je op de Najaarsdag een scala aan
onderwerpen gepresenteerd maar was er minder diepgang
per onderwerp mogelijk. De opkomst onder de dierenartsen
was maximaal, waaronder een hoog percentage jonge die-
renartsen. ledereen kreeg tien punten toegekend voor het bij-
wonen van deze nascholing.

Het programma van de assistenten kwam overeen met die
van de dierenartsen. De sprekers hadden een passende versie
voor de dierenartsassistenten met hetzelfde onderwerp. De
dames en \'twee heren\' dierenartsassistenten waren zeer en-
thousiast over de gehele dag. Moe maar voldaan konden ze
terugkijken op een drukke, gezellige Najaarsdag.

Natuurlijk was er voor de liefliebber nog tijd voor een hapje
en een drankje. Napraten over wat is gezegd en plannen voor
de dag van morgen met nieuwe ideeën voor in de praktijk...
...en natuurlijk even je praktijktarieven vergelijken met die
van andere collega\'s in Nederland op de kengetallensite van
de GGG.

Het thema \'VLOEIEND\' op Najaarsdag 2004 te Ede

Tekst: Cerda van der Vaart, foto\'s: Marianne Kalkman - In Praktijk

-ocr page 507-

Herman Geertsen

Bij wijziging van uw functie is het belangrijli dit zo snel
mogelijk door te geven aan de ledenadministratie van de
KNMvD. Doet u dit vóór 1 januari 2005, dan kan dit wor-
den verwerkt in de contributie-indeling voor het jaar
2005 en ontvangt u een correcte contributienota.

De ervaring leert dat I januari vaak een datum is waarop
functiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld
met de praktijk of maakt gebruik van een vervroegde pensio-
nering, et cetera. Voor de berekening van uw contributie voor
de KNMvD heeft dit consequenties, namelijk: indeling in
een andere rubriek (bijvoorbeeld rubriek rustende dierenart-
sen). Om onnodige correspondentie te voorkomen, verzoekt
de administratie u vriendelijk een en ander zo snel mogelijk

KN MvD tegen het commerciële import
van in het wild gevangen vogels

De KNMvD ondersteunt \'the EU Wild Bird Declaration\'
ofwel de verklaring tegen de import van in het wild ge-
vangen vogels. Deze verklaring is opgesteld door negen
non-govermentale organisaties (NGO\'s) met expertise op
het gebied van dier- en soortsbescherming.

De Stichting Papegaaien en Parkieten Welzijn heeft de
KNMvD gevraagd de verklaring tegen de commerciële in-
voer van in het wild gevangen vogels in Europa te ondersteu-
nen en de KNMvD heeft hier gehoor aan gegeven. In haar
brief schrijft deze Stichting dat de Europese Unie op dit mo-
ment verreweg de grootste afnemer van in het wild gevangen
vogels in de wereld is. De Stichting wijst op de vele risico\'s
van het voortgaan van deze importen, zoals risico\'s voor de
landbouw, risico\'s voor natuurbehoudinitiatieven, risico\'s
voor de volksgezondheid, risico\'s voor wilde populaties en
natuurlijk ook de risico\'s voor de miljoenen dieren die inhu-
maan worden uitgebuit door deze handel.

door te geven. U kunt dit schriftelijk melden aan de ledenad-
ministratie: per fax (030-6348909), per e-mail: leden.adm@
knmvd.nl of toesturen aan KNMvD, ter attentie van de le-
denadministratie, Postbus 421, 3990 GE Houten. U kunt na-
tuurlijk ook gebruikmaken van de mutatiekaart in het
Diergeneeskundig Jaarboek, die u zonder postzegel kunt
versturen.

Voor de goede orde maken wij u er op attent dat functiewijzi-
gingen die nä I januari 2005 aan de ledenadministratie wor-
den doorgegeven, niet leiden tot tussentijdse aanpassing van
de contributie-indeling. De contributie-indeling wordt dan
pas per 1 januari 2006 gewijzigd.

Drs. H. Geertsen is algemeen directeur van de KNMvD.

Om KNMvD-nieuws-e-mails te ontvangen, dient
uw e-mailadres bekend te zijn bij de ledenadmi-
nistratie. U kunt hiervoor een bericht sturen naar
leden.ad m(g) knmvd.nl.

Prijswijziging NDC-bloks

Per I januari 2005 zal de prijs van een blok NDG-formu-
lieren (tien stuks) € 30,60 exclusief BTW gaan bedra-
gen. Dit was € 33,40.

Dit bedrag is exclusief de gebruikelijke bijdrage in dc
adminstratie- en verzendkosten.

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie

Steeds meer
paardenliefhebbers
ontdekken de XA-10®

Natuurlijke
voedingssupplementen
voor Paarden

MACROGENIX

www.macrogenix.nl

Meer en Duin 64B, 2163 HC Lissa
Tel.0252-672584 info@macrogenix.nl

-ocr page 508-

Zeer ervaren gezelschapsdierenpracticus zoekt

Cezelschapsdierenpraktijk
ter overname

of aansluiting bij praktijk w/aar (gedeeltelijke) overname
binnen afzienbare tijd tot de mogelijkheden behoort.

Voorkeur voor midden of westen van het land, maar andere
regio\'s niet uitgesloten.

Schriftelijke reacties graag richten aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE te Houten, onder
vermelding van nummer 11/2004 op de enveloppe.

ork^hopy

Homeopathie ||onCl

16 april - 7 mei - 28 mei 2005

docenten/dierenartsen:

Atjo Westerhuis en Amanda v. Grondelle

Informatie/aanmelden bij WKC Woricsliops

Postbus 26 - 6669 Dodewaard
T 0488 - 41 00 40 - F 0488 - 41 00 99

info@uwdierenkliniek.nl - www.uwdierenkliniek.nl/workshops

Mutaties:

Bijleer, P.G.H.; 1970; U-1981; 8749 TC
Pinjyum; Nesserlaan 4; tel. privé: 0517-
579288; E-mail privé: petra.willy@
hetnct.nl.

*Deutekom, W.R.; Gent 2004; 2804 NW
Gouda; Beemdgras 70; tel. privé mobiel: 06-
53742927; E-mail privé : rvdeutekom@
hotiTiail.com.; mcdcw. bij G. Alsma ; tel.
prakt.: 0511-464060; fax prakt.: 0511-
463893.

Feentra, R; 1949; 8025 AM Zwolle; Weteringpark 7. 37-38; tel.
privé: 038-4532873; r.d.

Gerwe, TJ.W.M.; 2000; 5262 BM Vught; Thcrcsialaan 85; tel. privé:
073-6563216; fax privé: 084-2210415; wet. medew. bij UU-FD afd. pluim-
veegez.heidszorg: tel. bur.: 030-2533896; fax bur.: 030-2521887; E-mail
bur.: t.j.w.m.vangerwe@vet.uu.nl.

Hoogland. N.S.J.; 1981; 7006 HB Doctinchcm; Slotlaan 73; tel. privé:
0314-378668; fax privé: 0314-378770; E-mail privé: nico.sj.hoogland®
tip.nl.; «et. medew. bij VWA/RVV; tel. bur.: 026-3528900; fax bur.: 026-
3528939.

Hopmans, P.C.J.; 1971; 7152 DK Eibergen; Koerboom 1; tel. privé:
0544-4613 16: E-mail privé: p.c.jhopmans^)frceler.nl.; r.d.

♦Kant-Weber, Mevr. M.J. van de; 1982; 7261 AB Ruurio; Wiersseweg
6; tel. privé: 0573-400831; E-mail privé: marjoleinl956(ia hotmaiI.com.;
medew. bij C. van der Bijl, Mevr. F.T. Doesburg, O. Elbrink, 1VI.A.ÎV1.
Evers en V.J.W. Thuring; tel. prakt.: 0546-441444; fax prakt.: 0546-
442036; docent AOC Doetinchem; tel. Bur. : 0314-375990.

Personal)

Maassen, Mevr. FE.; 2004; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplantsoen 52-11;
tel. privé: 030-2543064; E-mail privé: ccs_maassen(a.hotmail.com.; d.

Melman, Mevr. C.A.; 2003; 3705 PT Zeist; Mw. Kuipers Rietberglaan
7; tel. privé: 030-6963577; E-mail privé: claudiamelman@planet.nl.;
medew. bij J.A.L. van den Broek en J.C.I. Gielink; tel. prakt.: 0318-
516600; fax prakt.: 0318-512647.

Noordam, Mevr.A.W.; 1979; 9244 HG Beesterzwaag; Roekebosk 28;
tel. privé: 0512-381975; fax privé: 0512-385650; E-mail privé: aline
nnordam@planet.nl.; medew. bij J.A.M. Baerveldt, A.P. Clotscher en
M.H. Pclleboer; Iel. prakt.: 0561-612282; fax prakt.: 0561-614734; E-mail
prakt.: dierenklinickwolvega(a planet.nl.

Peters. Prof Dr. PW.J,; 1971; U-Geneesk. 1981; 3572 NR Utrecht;
Karei Doormanlaan 150; tel. privé: 030-2328844; E-mail privé: pwj.
peters@planet.nl.; oud. hlr. UMC Utrecht, oud hfd.insp. Volksgez.heid
Staattoezicht; r.d.

Tijssen, D.C.U.; 1998; 1791 BA Den Burg; Schilderend 3; tel. privé:
0222-321928; E-mail privé: tgp(fl texel.com.; geass. met A.B.F. Domhof,
L.A.M. van Miet en P.H. van de Werken; tel. prakt.: 0222-312527; fax
prakt.: 0222-322062; E-mail prakt.: daptexel@texel.com.

Verhoeven, RA.M.; 1968:6123 BKSittard; Dunckellaan 19; tel. privé:
046-4515006; E-inail privé: p.a.m.verhoeven@home.nl.; r.d.

Wieland. G.A.M.; 1964; 5988 NG Helden; Nachtegaalstraat 6; tel.
privé: 077-3060745; r.d.

Wiersma, RJ.M.; 1977; 3573 PM Utrecht; Sartreweg 6; tel. privé:
030-2717346; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 030-2714334; fax prakt.: 030-
2760791; E-mail prakt.: dajordan(« xs4all.nl.

Eindelijk een
ziektekostenverzekering

die klopt

VVAA

www.waa.nL

-ocr page 509-

Overzicht vraag en aanbod vacaturebank periode mei tot en
met augustus 2004

Ronald van Ringelestijn

In de periode mei tot en met augustus van 2004 zijn 75
Utrechtse diergeneeskundige studenten afgestudeerd. In
deze periode stonden er 278 dierenartsen ingeschreven die
per direct op zoek waren naar fulltime werk. In deze vier
maanden zijn bij de vacaturebank vijftien banen in gezel-
schapsdierenpraktijken aangeboden, zeven banen in ge-
mengde praktijken, twee banen in landbouwhuisdieren-
praktijken en één baan buiten de praktijk. Van de in totaal
123 aangeboden banen en waarnemingen waren er 24
parttime (voornamelijk in de gezelschapsdierenpraktij-
ken).

Aanbod

Van de 278 dierenartsen die in augustus ingeschreven stonden
voor een fulltime baan, zocht 68 procent een functie in de ge-
zelschapsdierenpraktijk en 32 procent een functie in een ge-
mengde praktijk of landbouwhuisdierenpraktijk.
Afgelopen periode waren er 76 dierenartsen ingeschreven bij
dc vacaturebank, die op zoek zijn naar een parttime werk. Het
grootste deel hiervan was op zoek naar een baan in de gezel-
schapsdierenpraktijk (83 procent); zeventien procent zocht
parttime werk in de gemengde of de landbouwhuisdierenprak-
tijk. Het aantal vrouwen was in deze groep veel groter dan het
aantal mannen: 93 procent van de groep bestond uit vrouwe-
lijke dierenartsen.

Verder waren er tien dierenartsen op zoek naar een andere
baan in een praktijk, die reeds werkzaam zijn in een praktijk.
Deze groep is dus op termijn beschikbaar is vanwege een op-
zegtermijn. Van deze dierenartsen zocht tachtig procent op

Grafiek i: Werkzoekende dierenartsen {fulltime) differentiatie gezelschapsdieren.

zoo I

i8o

i6o

MO

120

n \'OO
ra

H Ingedeeld naar
geslacht en
afstudeerjaar

□ man
■ vrouw

□ Totaal

8o
6o
40

20

termijn een functie in een gezelschapsdierenpraktijk en
twintig procent in een gemengde of landbouwhuisdieren-
praktijk.

Bij de vacaturebank staan tevens dierenartsen ingeschreven die
eventueel geïnteresseerd zijn in een baan buiten de praktijk.
Hiermee wordt bedoeld werk in het bedrijfsleven, onderwijs,
bij de overheid, bij onderzoeksinstituten et cetera. De vacature-
bank houdt van deze dierenartsen een apart bestand bij. Het
aantal dierenartsen dat hiervoor staat ingeschreven bedraagt
386.

Vraag

In de periode mei tot en inet augustus van 2004 zijn er bij de va-
caturebank 75 aanvragen binnengekomen voor waarnemingen
in gezelschapsdierenpraktijken, twintig aanvragen in ge-
mengde praktijken en drie aanvragen in landbouwhuisdieren-
praktijken.

Van de vaste banen zijn inmiddels vijf banen in gezelschaps-
dierenpraktijken ingevuld: vier door vrouwelijke dierenartsen
en één door een vrouwelijke of mannelijke dierenarts.
Daarnaast zijn er vier vaste banen in gemengde praktijken in-
gevuld: twee door mannelijke dierenartsen en twee door een
vrouwelijke of mannelijke dierenarts.

Ook is er één baan in een landbouwhuisdierenpraktijk door een
vrouwelijke dierenarts ingevuld.

Voor meer informatie of diensten van de vacaturebank: Ronald van
Ringelestijn, bureau KNMvD, telefoon: 030-6348900 (e-mail: vacature-
bank@knmvd.nl). De vacaturebank is op werkdagen telefonisch bereikbaar
van n.oo tot 17.00 uur.

Grafiek 3: Werkzoekende dierenartsen (parttime) differentiatie gezelschapsdieren.
70
60 -
50 \'
- 40 \'
" 30 r

i Ingedeeld naar
geslachten
afstudeerjaar

a man
■ vrouw
□ Totaal

20

C........J] E-f

2002-2004 1997-2001 1992-1996 voor 1992 Totaal
afstudeerjaar

Grafiek 4: Werkzoekende dierenartsen (parttime) differentiatie landbouwhuisdieren.

s i

Ifij—

S Ingedeeld naar
geslacht en
afstudeerjaar

□ man
■ vrouw

□ Totaal

C

2-2004 1997-2002 1992-1996 voor 1992 Totaal

afstudeerjaar

voor 2002

-ocr page 510-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant.
Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multi-
disciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» JUNIOR ONDERZOEKER/DOCENT GEZONDHEIDSZORG PAARD

De faculteit der Diergeneeskunde is uniek in Nederland en neemt een internationale toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg. De afdeling Veterinaire Farmacologie, Farmacie en Toxicologie (VFFT) van de hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard zoekt een junior onderzoeker/junior docent. Een belangrijk interesseveld van onze onderzoeksgroep
is het ontgiften van plantaardige toxinen in de lever. Het wetenschappelijk deel van uw werk vereist belangstelling voor
laboratoriumonderzoek, maar daarnaast zeker ook een praktische instelling. Uw onderwijsactiviteiten richten zich op de
algemene farmacologie en de farmacotherapie bij paarden. U bent een enthousiaste afgestudeerde dierenarts met een actieve
belangstelling voor onderzoek en met een pioniersmentaliteit. Het salaris voor deze fulltime functie bedraagt maximaal
€ 3.453,- bruto per maand.

Meer informatie: prof. dr. J. Fink-Gremmels, (030) 253 5453, J.Fink@vfft.vet.uu.nl.

» PAARDENDIERENARTS/JUNIOR DOCENT

De Ambulante Kliniek van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard van de faculteit is op zoek naar een erkende paarden-
dierenarts/junior docent. Uw taken bestaan voornamelijk uit klinische (eerstelijns)werkzaamheden, inclusief het daarmee
verbonden onderwijs aan co-assistenten. U bent een dierenarts met enige praktijkervaring en met speciale belangstelling voor
de geneeskunde van het paard. Het geven van onderwijs betekent voor u een uitdaging. Het salaris voor deze fulltime functie
bedraagt maximaal € 3.453,- bruto per maand.

Meer informatie: prof. dr. A. Barneveld of chef de clinique dr. RW.Th. Stolk, beiden op (030) 253 1350.

^ B ^ Universiteit Utrecht

Kijk voor de uitgebreide vacatureteksten op WWW.UU.NL/VACATURES

//»: Wetenschap is nooit af_

Sluit de
VVAA optimumpolis af

VVAA

www.waa.nl

-ocr page 511-

International conference on sport
horses (CTCADE), CESMAS.
Congress & Practical Courses. Info: Dr.
Arno Lindner, tel. 0049 201 5718873,
contact@agpferd.de, wwwcicade.info.

April

7-10 BSAVA Congress 2005, aanmelding via www.bsava.com
14-17 FECAVA-FEEVA Voorjaarsdagencongres te Amsterdam,
melding via www.voorjaarsdagen.org

Aan-

Mei

11-14 WSAVA-congres, Mexico City. Meer informatie: Eventueel in
combinatie met een post-congresstour, bel Frans Sluyters (tel 013-
5332817 of06-21235610) ofmailnaarfsluyters@home.nl.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2005

januari

20 Werkvergadering Varken II, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd 20.15 uur.

25 Werkvergadering Varken II, regio Oost. Locatie: Gezondheidsdienst
voor Dieren, Arnsbergstraat 7, Deventer. Tijd: 20.00 uur.

Februari

7 Werkvergadering Rund II, regio Noord. Locatie: Hotel Mercure
Amsterdam Airport. Tijd: 20.00 uur. Informatie: dhr. De Vries, tel.
020-5854070.

10 GHwD-studievergadcring van 16.00 tot 22.00 uur

15 Werkvergadering Paard II, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd 20.15 uur.

22 Thema-avond Paard. Onderwerp: (Wedstrijd)spanning: Maak van je
vijand je vriend. Locatie: Leeuwarden. Aanvang: 18.30 uur.
Informatie: www.pgot.nl. Dc thcma-avondcn worden georganiseerd
door het Van Hall Instituut, Business Ceter. Mw. A. Veenstra, Postbus
1754, 8901 CB Leeuwarden.Tel.: 058-2846160. Fax: 058-2846199.

Congressen &, Symposia

Pensioenadvies

Ondunemingsgerichte

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

D I X

FORTUIN

PRAKTIJKAOVIESBUREAU

T030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortu1n.nl
I www.d1xfoTtu1n.nl

Postbus 130
3720
AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord
328
3723
HH Bilthoven

Werkvergadering Rund III, regio West. Locatie: Hotel Mercure
Amsterdam Airport. Tijd: 20.00 uur. Informatie: dhr. De Vries, tel.
020-5854070.

Werkvergadering Rund III. regio Noord. Locatie: Hajé Hotel
Heerenveen. Tijd: 14.00 uur.

Werkvergadering Gezelschapsdieren, regio Zuid. Locatie: Weert.
Tijd: 09.00-13.00 uur.

Werkvergadering Rund III, regio Zuid. Locatie: Restaurant
Molenwijk te Boxtel. Tijd 20.15 uur.

Werkvergadering Rund III Regio Oost. Tijd: 14.00 uur. Locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren, Arnsbergstraat 7. Deventer.
Studiereis naar Cuba. organisatie: VetTravel. Meer informatie via
www.vettravel.nl of mail naar info@vettraveI.nl t.a.v. van mevr. mr.
N.J. van der Sluys, hoofd afdeling public relations o.w. \'nascho-
lingscursusreis Cuba\', of tel.: (0623) 808484 of (0203) 989292
Special Traffic, dhr. I. Bruijstens.

Thema-avond Paard. Onderwerp: Angst cn verzet tijdens het rijden.
Locatie: Leeuwarden. Aanvang: 18.30 uur. Informatie:
www.pgot.nl. De thema-avonden worden georganiseerd door het
Van Hall Instimut, Business Ceter. Mw. A. Veenstra, Postbus 1754,
8901 CB Leeuwarden.Tel.: 058-2846160. Fax: 058-2846199.

15

Cursussen\'

2005
Januari

18 -I-25 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats: Wageningen. Cursusleiding: ir.
S.L.G.E. Burgers. Groepsgrootte: maximaal 16 personen. Kosten:
2750 euro. De cursus is bestemd voor onderzoekers (hbo- of wo-ni-
veau), werkzaam bij de overheid, research instituten en/of bedrijfsle-
ven en voor docenten in het hoger (agrarisch) onderwijs.
Inschrijftermijn eindigt op 20 december 2004. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op www.wur.nI.phlo

Maart

1

12

20-21 Workshop Basics II. Pilot \'Collegiale Coaching Vet Vitaal\' door
drs. Anna Schröder (coach/trainer cn dierenarts) cn drs. Sido van
der Meulen (organisatieadviseur). Locatie: Hotel van der Werff op
Schiermonnikoog. Tijd: donderdagmiddag tot en met vrijdag na-
middag. Kosten: € 495,= exclusief 19% BTW (ter introductie in-
clusief logies, maaltijden cn cursusmateriaal). Voor deelname en in-
formatie over dc workshops Collegiale Coaching Vet Vitaal kunt u
contact opnemen met: sido@joinup.nl of schröder.coaching@
wanadoo.nl. telefoon (030) 288 62 86. (Zie website www.joinup.nl
voor een volledige programmabeschrijving).

Februari

3 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats: Wageningen. Cursusleiding:
ir. S.L.G.E. Burgers. Groepsgrootte: maximaal 16 personen.
Kosten: 2750 euro. De cursus is bestemd voor onderzoekers (hbo-
of wo-nivcau), werkzaam bij dc overheid, research instituten en/of
bedrijfsleven en voor docenten in het hoger (agrarisch) onderwijs.
Inschrijftermijn eindigt op 20 december 2004. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op www.wur.nl.phlo
22 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Plaats: Wageningen. Cursusleiding:
ir. S.L.G.E. Burgers. Groepsgrootte: maximaal 16 personen.
Kosten: 2750 euro. De cursus is bestemd voor onderzoekers (hbo-
of wo-niveau), werkzaam bij de overheid, research instituten en/of
bedrijfsleven en voor docenten in het hoger (agrarisch) onderwijs.
Inschrijftermijn eindigt op 20 december 2004. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op www.wur.nl.phlo
23-27 Start 5 seminars Veterinair Chiropractic (EUR 850 per module/
EUR 3.800 module 1-5). Location: Neubulach, Germany
Language: English. Speakers: B. Ormston (USA), G. Giggleman
(USA), J. Berklich (USA), G. Fritz (Neubulach). Information and
registration: European Institue for Veterinary Chiropractic, phone
-1-49 7053 3228, email: animal.chiropractor@t-online.de.

-ocr page 512-

De Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. (GDI is een onafhankelijl<e en zelfstandig opererende organisatie met ruim 480
medewerkers (www.gdvdieren.nl). Wij leveren kennis over landbouwhuisdieren en hun kwaliteitskenmerken in relatie tot
hun gezondheid en de productie van veilig voedsel. Wij verrichten werkzaamheden op het gebied van de georganiseerde
diergezondheidszorg, tweedelijns diergeneeskunde, monitoring, voedselveiligheid en praktijkgericht onderzoek.

De afdeling Diergezondheidszorg (DGZ) levert kennis aan de programnna\'s en projecten die
de GD ten behoeve van overheid en bedrijfsleven uitvoert. Voor een uitgebalanceerde
opbouw van de expertise en inspelend op de vraag uit de markt zijn zowel gespecialiseerde
en gepromoveerde dierenartsen als allrounders in dienst. Medewerkers op HBO-niveau
(buitendienstmedewerkers en analytici) staan de DGZ-dierenartsen terzijde en zorgen voor
een goede brug met de praktijk (veehouder en dierenartspraktijk).

Voor het cluster Varkensgezondheidszorg van DGZ zoekt de GD zo spoedig mogelijk een

(M/V) fulltime

Clusterhoofd

U geeft leiding aan veterinaire specialisten die actief zijn op het gebied van tweedelijns
varkens-gezondheidszorg en -onderzoek. U structureert en stimuleert de gewenste kennis-
ontwikkeling en kennisoverdracht binnen de cluster. Daarnaast zorgt u voor correcte en
uniforme toepassing van veterinaire kennis in de diensten die de GD aanbiedt aan de
varkensketen. In overleg met relevante organisatieonderdelen coördineert u de inzet van de
medewerkers van VGZ en geeft u mede richting aan het beleid voor de varkensgezondheidszorg
van de GD. U rapporteert aan het hoofd DGZ.

Voor deze functie gaat de belangstelling uit naar een dierenarts met aantoonbare ervaring met
leidinggeven aan professionals en de daarbij behorende uitdagingen. U bent een inspirerend
mens, een teambuilder en heeft gevoel voor humor. U bent gewend resultaat gericht te
handelen. U heeft een goed gevoel voor complexe verhoudingen, beschikt over uitstekende
communicatieve vaardigheden en heeft aantoonbare affiniteit met de varkenshouderij.

Naast een inspirerende en dynamische werkomgeving bieden wij een goed en modern pakket
arbeidsvoorwaarden. De standplaats is Deventer.

Voor nadere informatie kunt u telefonisch contact opnemen met Prof.dr. A. Pijpers, directeur.
Uw sollicitatie kunt u binnen 14 dagen richten aan mw. M. Driessen, afdeling P&O, Postbus 9,
7400 AA Deventer of per e-mail ml.driessen@gdvdieren.nl

GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN 8. V.

— Acquisitie n.a.v. deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.

Nu met gratis hartslagmeter
Kijk op
www.vvaa^nl

VVAA

-ocr page 513-

ANIMAL HEALTH

Als dit niet de bedoeling was ..

Alizin

HET NIEUWE ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

Makkelijk in gebruik met een hoge mate van veiligheid*

Flexibele behandeiingsperiode: toepasbaar van O tot 45 dagen
na dekking

Slechts 2 injecties nodig, met 24 uur tussentijd
Betrouwbare effectiviteit*

^ data on file

PRODUCTINFORMATIE: Alizin REG NL 10157. Per mL injcctievloeistof: Agiepristone 30 mg. in eer niet waterige drager (arachideolie). Indicao\'c: abortusinductie coc en met dag 45 na de dekking.

Blond (teef). Bijwerkingen: Injectie met het product kan een kortdurende pijnreactie geven. Een lokale ontstekingsreactie van de injectiepiaats kan optreden, deze lokale reactie is reversibel en zal ____

binnen 28 dagen na injectie verdwijnen. Bij teven die worden behandeld vanaf 20 dagen na dekking gaat de abortus gepaard met de fysiologische verschijnselen van het werpen. De eerstvolgende oestrus
na abortusinductie met dit product vindt in veel gevallen eerder plaats.
Contra-indicaties: Alizin niet gebruiken bij honden met lever- en/of nierstoornissen, met diabetes mellitus, met een (vermoeden van)
tjiypoadrenocorticisme en bij dieren overgevoelig voor agiepristone of de hulpstof van dit product.
Toedieningswijzs: tweevoudige toediening van 10 mg. agiepristone per kg. LG, wat neerkomt op 0,33 ml.
Alizin per kg, LC, met een interval van 24 uur. Uitsluitend subcutaan toedienen. Max. 5 ml. per injectieplaats. Een lichte massage van de injectieplaats wordt aanbevolen.
Voorzor^maatr«gelen: Vrouwen in de
Iruchtbare leeftijd dienen contact met het product te vermijden of handschoenen te dragen bij toepassing ervan.
Kanalisatie: UDA.

®

Voor meer infortnatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. lnfo(8>virbac.nl www.virbac.nl

Doeldier:
gewoonlijk

-ocr page 514-

CTC SPRAY

Klauwen schoonmaken

Bus voor gebruik goed schudden:
Een homogene suspensie

- Geen verstopping

- Druipt niet

Geconcentreerde en nauwkeurige spuitnevel
(spuiten op een afstand van 15-20 cm)

c

Ideale spray voor de behandeling van klauw-
aandoeningen en oppervlakkige huidinfecties.

Samenjlelling: 1 spuitbui beval chloortetracycline hydrochloride 3,210 g

net een overgevoeligheid voor tetracyclines. Niel
;lkgevende dieren waarvan de melk bestemd is voor

Contra-indicaties:
Niet gebruiken bij dieren
gebruiken op de uier van r
menselijke consumptie.

Bijwerkingen: Overgevoeligheidsr

Eurovet Nederland BV, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

/Inimal Healtli