-ocr page 1-

OVER kereditàiren

»

G. D. KB!.:M5S

-ocr page 2-

m

m.

■-•»«s

SiV /

I,T.

-ocr page 3-
-ocr page 4-

Kt-^iKi,

m

yj-m

-ocr page 5-

OVER HEREDITAIREN NYSTAGMUS

-ocr page 6-

-■t-j,

RUKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0418 9944

"A

-ocr page 7-

OVER HEREDITAIREN
NYSTAGMUS

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN DE GENEESKUNDE

AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS

DR, A, J. P. VAN DEN BROEK

HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE
TE VERDEDIGEN OP DINSDAG 20 MEI 1924
DES NAMIDDAGS TE 4 UUR DOOR

GERRIT DIEDERIK HEMMES

ARTS TE HETEREN, GEBOREN TE AMBT ALMELO

H. VEENMAN & ZONEN — WAGENINGEN

-ocr page 8-

/ r

\'\'f4

-ocr page 9-

Aan mijne Ouders
en

aan mijne Vrouw,

-ocr page 10-

»

-.\'S

yi-r:\'^.

-ocr page 11-

Bij de aanbieding van dit proefschrift verheugt het mij,
gelegenheid te hebben mijn dank uit te brengen aan U
hoogleeraren en oud-hoogleeraren der medische- en philo-
sophische faculteit voor de leiding, die ik in mijn studietijd
van tJ heb mogen ontvangen. Uw onderricht heeft voor mij
groote waarde, bij de uitoefening der genees-, heel- en ver-
loskundige praktijk.

Hooggeachte Hooggeleerde Quix, U ben ik daarenboven
erkentelijk voor de medewerking welke ik van U mocht
ondervinden bij de bewerking van mijn dissertatie en voor
Uw bereidwilligheid, als promotor te willen optreden.

Waarde collega Waardenburg, mijn hartelijken dank voor
de vele keeren, dat gij mij gelegenheid hebt gegeven, met
U van gedachten te wisselen.

Zeer vele collegae, rijksarchivarissen en gemeente-ambte-
naren die mij inlichtingen hebben gegeven en niet het minat
de proefpersonen ben ik zeer verplicht voor hun diensten.

-ocr page 12-

iVS -T\'.f

t

ïSv.lv\'

-ocr page 13-

INHOUD.

Blz.

Hoofdstuk I. Nystagmus in het algemeen....... 1

Hoofdstuk II. Literatuuroverzicht................ 6

Hoofdstuk III. De werkwijzen toegepast bij het ge-
nealogisch en individueel onderzoek.
25
Hoofdstuk IV. Het onderzoek der belaste familie-
leden........................... 28

Hoofdstuk V. Beschouwingen over de stamboomen. 71
Hoofdstuk VI. Beschouwingen naar aanleiding van

het individueel onderzoek......... 84

Hoofdstuk VII. De frequentie waarin dc anomalie in

Nederland voorkomt.............. 103

-ocr page 14-

Il

......

-

C-

w

-ocr page 15-

HOOFDSTUK I.

NYSTAGMUS IN HET ALGEMEEN.

Tot het hypothetisch centrum van waaruit in laatste
instantie de geassocieerde oogbewegingen tot stand komen
(Hering), worden van verschillende zijden prikkels toe-
gevoerd o.a. van de retinae, de otolithenorganen, de half-
cirkelvormige kanalen, de halsmusculatuur, de groote
hersenschors en misschien ook van de oogspieren zelf.
Al deze prikkels onderhouden een tonus, die het evenAvicht
van de oogbewegingen regelt. Versterking van een prikkel
kan tot gevolg hebben, dat dit evenwicht verstoord wordt.
Wanneer b.v. een endolymphestroom van zekere snelheid
in een horizontale booggang ontstaat, dan is daarvan het
gevolg, dat de tonus van do zijwaartawenders der bulbi
dusdanig wordt
gewijzigd, dat dc oogen zijwaarts devioeren
in de richting van den endolymphestroom (Ewald).
Wanneer deze deviatie een bepaalden graad bereikt heeft,
wordt vanuit een ander centrum (welk is onbekend) een
prikkel opgewekt, die de bulbi mot een snelle beweging in
hun oorspronkelijken stand terugvoert. Daarop volgt
weer de deviatie door den endolymphestroom enz. Doordat
blijkbaar beurtelings twee elkander tegenwerkondo prikkels
hun effect op de oogspieren doen gelden, ontstaat ccn heen
en weer gaando beweging der bulbi, met een langzame on
oen snelle phase: „nystagmus" (oen Grieksch woord, dat
slaperigheid, knikkobollerigheid, botoekont. In Nederland
heet hot vorschijnaol oogbolstuipen of ooghevon). Nu is
van velo soorten van nystagmus niet bekend, waardoor
do ovonwichtsvcrstoring veroorzaakt wordt. Waar zoo

/

-ocr page 16-

verschillende organen invloed hebben op den tonus der
oogspieren, is het te verwachten, dat functiestoornissen
dezer organen of der van hen uitgaande reflexbanen, niet
aan de oogbewegingen zullen ontgaan. Nystagmus is dan
ook een symptoom, dat bij velerlei afwijkingen optreedt,
zooals uit het thans volgende beknopte overzicht moge
blijken.

Wanneer het optisch zintuig zoo veranderd is, dat daar-
door de goede beeldvorming op het netvlies bemoeilijkt
wordt, kan nystagmus verwacht worden, b.v. bij belang-
rijke refractieanomalieën, bij hoornvlies- en lenstroebe-
lingen, bij veranderingen van het netvlies: retinitis pigmen-
tosa (volgens Igersheimer optisch, Bartels vindt labyrin-
thairen oorsprong niet uitgesloten) en totaal albinisme.
Dat bij totaal albinisme de oorzaak in het oog ligt, kon
Eschnig, op grond van anatomisch onderzoek, waarschijn-
lijk maken. Hij vond n.1. microscopisch, dat de gele vlek
afwezig was, in het netvliescentrum bestond slechts een
zeer kleine inzinking van het niveau der retina en tevens
een lichte verdikldng van de membrana limitans externa.
Hiermee kwam overeen, dat hij bij zes albino\'s met
nystagmus en verminderden visus, ophthalmoscopisch geen
maculareflex vond. Verder is nystagmus een verschijnsel,
dat dikwijls samengaat met totale- of partieele kleuren-
blindheid. Ook de door Bartels beschreven nystagmus der
blinden behoort in deze klasse thuis. Cantonnet zag dik-
wijls nystagmus bij achterlijke kinderen met ectopia
pupillae. In al deze gevallen is de oorzaak waarschijnlijk
de gebrekkige beeldvorming; daardoor, zoo zegt Graefe
ongeveer, bereiken de voor de lichtwaarneming dienende
spheer der groote hersenen slechts minderwaardige prikkels,
deze zendt op zijn beurt weer onvoldoende prikkels uit
naar het centrum der geassocieerde oogbewegingen en de
oogspieren zijn daardoor relatief meer aan andere invloeden
overgeleverd. Van der Hoeve heeft in 1918 een anderen
vorm van nystagmus beschreven (Graefe had daarop in
1898 reeds attent gemaakt), waarbij ook prikkels van het
oog uitgaande een rol spelen n.1. die, welke alleen optreedt,

-ocr page 17-

als één oog van het binoculair zien wordt uitgesloten:
latente nystagmus. Van der Hoeve stelt zich voor, dat
vanuit het linker netvlies een prikkel naar het centrum
der geassocieerde oogbewegmgen gaat, die de oogen naar
rechts tracht te bewegen, vanuit het rechter netvlies een
prikkel die daaraan tegengesteld werkt. Bij normalen is
het evenwicht zoo stabiel, dat uitvallen van den prikkel
van één netvlies het evenwicht niet verstoort, bij latente
nystagmuslijders blijkbaar wel, daarom neemt Van der
Hoeve een labiliteit van het evenwicht als oorzaak aan.

Boven is reeds gewezen op den nystagmus die zijn oor-
sprong vindt in de halfcirkelvormige kanalen en waarvan
de langzame component gaat in de richting van den
endolj\'mphestroom. De baan van den nystagmus is gelegen
in het vlak van het halfcirkelvormige kanaal, van waaruit
hij opgewekt wordt. Zoo veroorzaakt een endolymphe-
stroom in een horizontale booggang, of gelijk gerichte in
beide horizontale booggangen, een vrijwel horizontalen
nystagmus, een strooming in één verticale booggang, al
of niet gepaard gaande met een gelijk gerichten stroom
in de ongelijknamige verticale booggang van de andere
zijde, een segraentalen nystagmus. Vloeistofsitroonüngen in,
in twee of meer niet evenwijdige vlakken gelegen, half-
cirkelvormige kanalen, geven combinatie\'s. Zoo ontstaat
een rotatorische nystagmus, als in de gelijkzijdige voorste
en achterste verticale booggangen beide ampullipotalc
of ampullifugale stroomingen plaats hebben. Is in één
verticale booggang een ampullipctale cn in een ongclijk-
namigo een ampullifugale strooming, dan komt een verti-
cale nystagmus voor den dag. Prikkeling van drie eenzijdige
booggarigen geeft een samenvoeging van oen horizontalen-
en verticalen-, d.i. ongeveer een diagonalen nystagmus.
Combinatie\'s van horizontalen en rotatorischen nystagmus
zijn goed to onderscheiden. Volo van deze nystagmus-
soortcn laten zich oxporimonteol opwekken, door uitspuiten
dor uitwendige gehoorgang met koud- of warm water,
drukyorhooging of -verlaging en vorder door draaien van
het lichaam om een oro-anale as, daarbij het hoofd vor-

-ocr page 18-

schillende standen gevend. Ook ontstaat deze nystagmus
als prikkelingsverschijnsel bij een acute labyrinthitis. Is
het labyrinth door het pathologisch proces buiten functie
gesteld, dan treedt als uitvalverschijnsel ook nystagmus
op, doch uitgaande van de gezonde zijde. Hetzelfde ziet
men bij een laesie van den nervus vestibularis. Dit uitval-
verschijnsel is na eenige maanden verdwenen.

Blijvend zijn centrale nystagmus vormen, die in het
verlengde merg door ongeneeslijke processen hun oorsprong
hebben. Verschillende aandoeningen kunnen daarvoor
aansprakelijk zijn, b.v. multiple sclerose, Friedreichsche
ataxie, embolieën en bloedingen. Er bestaat geen eens-
gezindheid over de vraag, of ook vanuit het cerebellum
nystagmus kan worden opgewekt. Laesie\'s boven de
medulla oblongata en de pons kunnen ook nystagmus ver-
oorzaken, zoo b.v. prikkeling van de groote hersenschors,
ter plaatse van het centrum van de willekeurige oogspieren
(Bartels).

Igersheimer is het opgevallen, dat sommige lijders aan
hereditairen lues, zonder dat noemenswaardige amblyopic
bestaat en terwijl het vestibulairapparaat normaal prikkel-
baar is, toch nystagmus hebben, die evenwel door een
antiluetische kuur geneest. De patienten die I. behandelde
hadden geen ernstige neurologische symptomen, evenwel
werd in twee gevallen een verhoogde druk van het lumbaal-
vocht gevonden. Igersheimer denkt daarom aan meningeaal
prikkeling als oorzaak van dezen nystagmus.

Behalve deze nystagmusvormen, waarvan de oorzaak
zoo al niet bekend is, dan toch met mindere of meerdere
juistheid vermoed kan worden, is nystagmus een symptoom
van pathologische toestanden, waarvan weinig meer be-
kend is, dan juist dat zij met nystagmus gepaard gaan.
Zoo b.v. de mijnwerkersnystagmus. Al wordt deze ook
veelal toegeschreven aan langdurend moeilijk conver-
geeren der oogen naar boven, bij slechte verlichting (Graefe)
en al vermoedt Peters ook een labyrinthairen oorsprong,
terwijl Ohm in den jongsten tijd verwacht, dat de optische
en labyrinthaire spiertonus beide gestoord zijn, twijfel is

-ocr page 19-

in elke richting nog gewettigd. Van den willekeurigen
nystagmus (Coppez, Hirsch) en die welke voorkomt bij
„hysterie" (Lans) is nog minder bekend. Er rest dan nog
een groep, welke aangeduid wordt als hereditaire nystag-
mus. Hieronder zijn niet te verstaan lijders aan nystagmus,
als gevolg van multiple sclerose of albinisme, ook al
komen deze toestanden soms familiair voor. Van dezen
essentieelen hereditairen nystagmus is ook af te scheiden
die erfelijke vorm, welke samengaat met dagblindheid,
kleurenblindheid en amblyopic (kegeltjesblindheid), welke
door Nettleship beschreven is.

Omdat nu, zooals uit hoofdstuk II moge blijken, omtrent
deze aandoening maar weinig bekend is, meende ik, dat
een onderzoek van lijders en van hun familierelatie\'s van
nut zou kunnen zijn. Aanleiding hiertoe vond ik in de
omstandigheid, dat in mijn praktijk één gezin is, waar-
van meerdere leden en één waarvan één lid met deze ano-
malie behept is.

GERAADPLEEGDE LITERATUUR :

M. Bartels: Über willkürliche und unwillkürliche Augen-
bewegungen. Klinische Monatsblätter für Augenheil-
kunde, 1914. II, pag. 3ö8.
Blok: Beroepsnystagmus. Verslag van de vergadering van
het Nederlandsch oogheelkundig gezelschap van 17
December 1905.
A. Blohmke: Über dio vom Vestibularapparat ausgelösten
Reflexe der Bewegung und der Lage. Archiv für
Psychiatrie und Nervenkrankheiten. 1922, Bd. G6,
pag. 354.

Graefe—Saemisch: Handbuch der gosammton Augenheil-
kunde. 1898, Bd. 8—2, pag. 218.
Hirsch: Ein Fall von willkürlichem Nystagmus. Verslag
van de vergadering van de Berliner ophthalmologischo
Gesellschaft van 20 Februari 1908.
J.
V. d. Hoeve: Latente nystagmus. Nederlandsch tijdschrift
voor geneeskunde, 1918, I, pag. 790.

-ocr page 20-

J. Igersheimer: Über Nystagmus. Klinische Monatsblätter

für Augenheilkunde, 1914, I, pag. 358 en 668.
Köllner: Über die Bedeutung des Nystagmus für die
Herddiagnose, besonders bei Erkrankungen des ver-
längerten Markes. Klinische Wochenschrift, 1922,
pag. 1137.

E. Nettleship: On some hereditary diseases of the eye.

The Bowman lecture. Transactions of the ophthalmo-
logical society of the united Kingdom. 1909.
J. Ohm : Das Verhältnis von Auge und Ohr zu den Augen-
bewegungen.
V. Graefe\'s Archiv für Ophthalmologie.
1922, pag. 298.

F. H. Quix: Le mal de mer. 1922.

C. Sauvineau: Pathogénie du nystagmus. Revue neurolo-
gique. 1909, I, pag. 117.
J. K. A. Wertheim Salomonson in Bouwman-Brouwer :
Leerboek der zenuwziekten, 1923, deel I B.

HOOFDSTUK II.

LITERATUUROVERZICHT.

Bij het weergeven van de literatuur over hereditairen
nystagmus, leek het mij van belang slechts dat over te
nemen wat van nut kan zijn voor dit onderzoek. Daarom
heb ik die beschouwingen van de schrijvers, die, naar mijn
meening, niet van dienst kunnen zijn bij de bestudeering
van de erfelijkheid en de oorzaak van het lijden, onbe-
sproken gelaten.

In sommige stamboomen zijn in het oorspronkelijke ook
de aangetrouwde familieleden geteekend. Daar deze echter
in niet één geval nystagmus hadden, heb ik hen, om het
overzicht gemakkelijker te maken, weggelaten. Voor zoover
het tegendeel niet vermeld is, vonden geen consanguine
huwelijken plaats.

D. C. Lloyd Owen: An illustration of hereditary nystag-
mus. Tho Ophthalmic Review, 1882, I, pag. 239.

-ocr page 21-

Stamboom A.

Er bestonden bij de onderzochte familieleden geen af-
wijkingen m het zenuwstelsel.

No. 17, 15 jaar, horizontale nystagmus, bij zien zijwaarts
worden de uitslagen wat breeder en sneller. Er is geen
punt waar de bulbi rustig staan, bij zien omlaag zijn de
uitslagen het zwakst. Er is hypermetropic. Huid- en haar-
kleur lichter dan van zijn ouders, welke ook een pigment-
rijkere fundus hebben.

Bij alle lijders bestond de nystagmus sinds de geboorte
en bleef onveranderd gedurende het geheele leven. Er
waren ook niet aan nystagmus lijdende familieleden en
ingetrouwden met hypermetropic, waarom schrijver coin-
cidentie aanneemt. Nos. 1 en 10 hadden tevens hoofd-
schudden.

C. A. Wood: A picture of hereditary nystagmus. The
American Journal of ophthalmology, 1892, pag. 140.
Stamboom B.

No. 1 donker haar.

No. 3 donker haar, anisometropic (M. -f Ash.).

No. 13 overleden, donker haar.

No. 14 donker haar, myopie van 11 D.

No. 2 en no. 4 hadden samen 7 kinderen, waaronder
geen nystagmuslijders. Alle familieleden zonder nystagmus
waren vrij van oog- of zenuwziekten.

A. Alt: Note on congenital nystagmus, Tho American
Journal of ophthalmology, 1892, pag. 149.

Stamboom C, opgemaakt volgens inlichtingen van no.
7, 8 of 9, een arts, dio horizontale nystagmus had, hypor-
metroop was on na correctie eon visusvorbotering kreeg
van ^\'/oo tot Do ouders van nos. 2 tot en met (i

warcn beiden myoop.

Van do mododooling van Boulland: Nystagmus hérédi-
taire, in do Limousin médical, hob ik slechts een referaat
golozcn in Rocuoil d\'ophthalmologio, 1893, pag 509.

-ocr page 22-

Stamboom D.

No. 8 is door schrijver onderzocht, hij had nooit een
oogziekte gehad en nooit in donker gewerkt.

Bij zien vooruit en naar rechts treedt intermitteerend
nystagmus op, de bewegingen der bulbi zijn evenwel aan-
houdend, wanneer hij naar links kijkt. Geen ziekten van
de media, fundi normaal. Er is strabismus divergens latens
dexter. Beiderzijds bestaat hypermetropisch astigmatisme,
de visus is voor elk oog ^/g en is niet te verbeteren door
corrigeerende glazen.

H. Audeoud: Note sur Ie nystagmus familial. Annales
d\'oculistique. 1895, pag. 412.

Stamboom E.

No. 8, 55 jaar. Gezond. De nystagmus is weinig uitge-
sproken, zou echter vroeger heviger geweest zijn en gepaard
met hoofdschudden, hetgeen nu bijna verdwenen is. De
nystagmus
is horizontaal, vermindert bij zien vooruit en
omhoog, de bulbi staan in die standen soms even stil,
bij zien zijwaarts worden de uitslagen breeder.
De papillen
zijn, de leeftijd in aanmerking genomen, normaal. Gezichts-
veld en kleurenzin normaal. Visus O. S. ^/go, O. D. ^/go
tot ^/ao, na correctie van een astigmatisme van 1 D, beider-
zijds 5/i5-

Nos. 9 en 10, als zuigeling overleden, hebben geen
nystagmus gehad.

No. 15 zou eerst op 8-jarigen leeftijd nystagmus hebben
gekregen. Hij was toen hij onderzocht werd 23 jaar.

Gezond. Heeft horizontale nystagmus met hoofdschud-
den, het laatste vooral als hij werkt of fixeert, het kan
evenwel bedwongen worden. Visus O. S. O. D. Vs
1/4, emmetroop. Geen kleurenblindheid. De willekeurige
oogbewegingen zijn ongestoord. Fundi normaal.

No. 18, 18 maanden, hydrocephalus. De nystagmus is
bemerkt toen het kind 3 maanden was en ging aanvankelijk
met hoofdschudden gepaard. Fimdi normaal.

No. 19, 10 jaar. Heeft vroeger een ophthalmic gehad.
Intellect goed. Heeft horizontale nystagmus, vanaf den

-ocr page 23-

leeftijd van 1 jaar gaat het met hoofdschudden gepaard.
Visus Vs- Ophthalmoscopisch geen bijzonderheden, behalve
eenige papilatrophie, tengevolge van een oude neuritis
optica. Het kind vertoont wat schudden met de ledematen.

No. 20, 8 jaar. Voelt zich gezond. Horizontale nystagmus
met hoofdschudden. Het hoofdschudden wordt bij emotie\'s
erger. Visus O. S. Va» O- D. Vs- Fundi en media normaal.

In de familie waren vele neurologische afwijkingen:
nos. 12 en 14 hadden neurasthenie, nos. 2 en 6 epilepsie,
no. 6 was potator. Ook in de familie van den echtgenoot
van no. 14 kwamen psychopathen en alcoholici voor.

A. Mac Gillivray. Hereditary congenital nystagmus asso-
cieted with head movements. Lezing gehouden op de
Annual Meeting of the British medical association. Juli
1895. The ophthalmic Review 1895, pag. 252.

Schrijver onderzocht twee familie\'s.

le. The Neilson Family.
Stamboom F.

No. 1 was mijnwerker geweest, in zijn 50e jaar over-
leden. Daar het niet uitgesloten is, dat hij geen aange-
boren, doch beroepsnystagmus had, zal ik hem bij de be-
schouwingen over do overerving buiten rekening laten.
Het is niet onmogelijk, dat zijn khideron belast waren
van moeders zijde.

No. 14, overleden, zou nystagmus met hoofdschudden
gehad hebben.

No. 18, 39 jaar. Horizontale nystagmus met hoofdschud-
den. Visus O. D. 6/24» Ö-S- ®/i8. licht myopisch astigma-
tisme, donker gepigmonteorde fundi, papillen normaal.

No. 20, 38 jaar. Horizontale nystagmus, vooral duidehjk
bij zien naar rechts. Tijdens lezen hoofdschudden om do
oro-occipitale as. Visus O. D. O. S. «/«o. my^pie,
gering staphyloma posterior links, donker gopigmentoorde
fundi, overigens lovcrt hot oogonderzoek niots bijzonders op.

Nos. 36 en 37, hebben een duidelijke horizontale nystag-
mus mot hoofdschudden, het hoofd beschrijft daarbij on-
geveer een cirkel.

-ocr page 24-

No. 36 is myoop, no. 37 emmetroop.

No. 45, 19 jaar. Heeft horizontale nystagmus met hoofd-
schudden.

No. 47, 13 jaar. Weinig uitgesproken horizontale nystag-
mus, die duidelijker wordt bij zien omhoog en bij ophthal-
moscopisch onderzoek. Ze heeft van tijd tot tijd hoofd-
schudden. Visus O. D. ®/i8, O. S. ®/i2, fundi donker, geen ver-
anderingen. Zwakke myopie.

Mac Gillivray vond bij niet één lijder teekenen van syphi-
lis, hereditaire ataxie, multiple sclerose, albinisme, chorea
of ophthalmia neonatorum. De nystagmus was veelal bij de
geboorte reeds waargenomen. De nystagmuslijders hadden
geen andere congenitale anomalieën, evenmin de niet er
mede behepte familieleden. De bulbusbewegingen waren
sneller dan de hoofdbewegingen. De hoofdbewegingen
hielden tijdens den slaap op.

2e. The Gorrie Family.

Stamboom G.

No. 1, 22 jaar. Grijze irides, haar lichtbruin. Visus
O. D. 0/38. O- S. ®/36, samengesteld hypermetropisch astig-
matisme, onbeduidende verbetering van den visus met
corrigeerende glazen. Fundi normaal, chorioidaalvaten tc
zien.

No. 2, 20 jaar. Grijze irides, lichtbruin haar. Horizon-
tale nystagmus met hoofdschudden, het laatste, dat vooral
tijdens lezen optreedt, kan willekeurig worden gestaakt.
Visus O. D. "/ae, O. S. 0/24. Samengesteld hypermetropisch
astigmatisme. Met corrigeerende glazen verbetert de visus
tot ®/i8. Fundi pigmentarm.

No. 7, 11 jaar. Grijze irides, lichtbruin haar. Horizon-
tale nystagmus. Visus O. D. «/g^, O. S. ^/g«, gemengd astig-
matisme. Licht gepigmenteerde fundi.

No 8, 9 jaar. Irides grijs, haar lichtbruin. Visus O. D.
^36» S- Vgo- Hypermetropisch astigmatisme. Fundi ver-
toonen eenige chorioidaalvaten.

De vader van deze kinderen was potator. Niets wees bij
hen op syphilis, chorea of hereditaire ataxie. Wat de pig-

-ocr page 25-

mentarme fundi betreft, schrijver vond die ook bij drie
broers en zusters zonder nystagmus, hij denkt daarom, dat
deze twee afwijkingen niet aan elkander gebonden zijn.

F. W. Burton: Hereditary congenital Nystagmus. The
Lancet, 1895, II, pag. 1497.
Stamboom H.

Nos. 4 en 8 hadden tevens hoofdschudden, terwijl een
dochter van no. 4, zonder nystagmus, het hoofd schudde
als zij zich opwond. Schrijver onderzocht 5 lijders. Allen
hadden een horizontale nystagmus, die sneller werd bij
opwinding. Gezondheid van allen was goed. Ophthalmos-
copisch werd niets bijzonders gevonden. No. 7 deelde
Burton mede, dat hij den nystagmus zijner kinderen
eenige uren na de geboorte bemerkt had.

No. 20 is op den leeftijd van 7 weken overleden, zoodat
het niet volkomen vaststaat, dat hij geen nystagmuslijder
geweest is.

Jacqueau: Deux cas de nystagmus chez la nière et la fille.
Vergadering van de Société des sciences medicales de Lyon.
Annales d\'oculistique 1901, pag. 359.

Schrijver deelt mede dat een moeder van 47 jaar en een
dochter van 7 jaar beiden nystagmus hadden met hoofd-
schudden. Overigens in de familie geen pathologische an-
tecedenten. Het Idnd had een groot hoofd, asymmetrisch
gelaat, was intelligent. Schrijver meent dat de hoofd- cn
oogbewegingen van de dochter elkaar compenseerden. De
patienten hadden overigens geen oogziekten. Moeder was
myoop 1 D. met astigmatisme van ^ > dochter hyper-
metroop P/g D. Jacqueau deelt mede dat de visus gebrek-
kig was. Over de rest van het gezin wordt niets vermeld.

F. Fisher: congenital nystagmus in Father and Child.
British Medical Journal, 1902, II, pag. 694.
Stamboom J.

No. 1,21 jaar, zou sinds zijn geboorte nystagmus gehad
hebben, Visus scheen normaal.

-ocr page 26-

No. 5, 5 maanden. Horizontale nystagmus zonder hoofd-
schudden. De bulbusbewegingen zijn nu eens snel met
kleine amplitudo, dan weer langzaam en grof. De nystag-
mus was door den vader eenige uren na de geboorte be-
merkt.

C. O. Hawthorne. Nystagmus in three generations.
British Medical Journal, 1903, I, pag. 425.

Stamboom K.

Nos. 2 en 3 hadden beiden horizontale nystagmus. Geen
van beiden hadden slechte visus, of een ander feit, dat de
nystagmus kon veroorzaken. No. 1 was werkzaam in een
kolenmijn. No. 2 wist, dat de nystagmus bij haar kmderen
reeds eenige dagen na de geboorte bestaan had.

M. Sinclair: Nystagmus as a family peculiarity. British
Medical Journal, 1903, I, pag. 1204.

Een gezin waarvan moeder, twee zoons en een dochter
nystagmus hadden. Verdere bijzonderheden omtrent de
lijders en de rest van het gezin ontbreken.

E. Clarke: Hereditary Nystagmus. The Ophthalmoscope,
1903, I, pag. 86.

Schrijver onderzocht een nystagmuslijder, die hem mede-
deelde, dat reeds in zes generatie\'s in zijn geslacht nystag-
mus voorgekomen was. Ik heb den stamboom niet over-
genomen, daar de gegevens m.i. onvoldoende door Clarke
gecontroleerd zijn, in verband met den afwijkenden over-
ervingsmodus.

De onderzochte had horizontale nystagmus on hyper-
metropisch astigmatisme.

Muskens: Aangeboren nystagmus. Demonstratie ter
vergadering van het genootschap ter bevordering dor
natuur-, genees- en heelkunde van 18 December 1905.
Nederlandsch tijdschrift voor geneeskunde 1906, I, pag.
1284.

Twee broers met aangeboren nystagmus, welke aandoe-

-ocr page 27-

ning Muskens in deze gevallen, mede op grond van andere
ontwikkelingsstoornissen on degeneratieteekenen, toe-
schrijft aan een aangeboren ontwikkelingsafwijking in
cerebro, vermoedelijk in de middenhersenen. Een der broers
had een volledige anosmie. Dr. Schoute vond bij hen geen
oogafwijkingen.

Apert et Dubosc: Nystagmus familial. Verslag van de
vergadering van de Société de pédiatrie van 16 October
1906. Revue générale d\'ophthalmologie 1907, pag. 82.
Stamboom L.

Een uiteenzetting van een familie waarin de moeder,
4 dochters en 1 zoon nystagmus hadden, welke in de eerste
levensjaren, volgens mededeeling, in aansluiting aan een
acute ziekte, opgetreden zou zijn. Eenige kinderen hadden,
vooral rechts, een verhoogde patellairreflex. Er bestond
geen hoofdschudden, noch beven van de ledematen. Volgens
de auteurs zouden hereditaire nystagmuslijders in hoofd-
zaak uit Bretagne afkomstig zijn.

L. J. Lans: Hereditaire nystagmus. Verslag van de ver-
gadering op 14 Juni 1908 van het Nederlandsch oogheel-
kundig Gezelschap. Nederlandsch tijdschrift voor genees-
kunde, 1908, II, pag. 343.
Stamboom M.

Allo lijders die Lans onderzocht, hadden een horizontale
nystagmus, meerderen hadden hoofdschudden. Niet één
had volle visus. Er bestond geen gelijkvormigheid in de
refractieanomalicön, doch de meesten waren hypermetro-
pisch astigmaat

L. Caspar: Ein Fall von vererbtem Augenzittern. Cen-
tralblatt für praktische Augenheilkunde, 1908, pag. 199.
Stamboom N.

No. 9, oud 31 jaar, is sinds zijn prille jeugd nystagmus-
lijder. Do bulbi maken aanhoudend tamelijk langzame,
horizontale slingerende bewegingen, waaraan zich, bij zien
zijwaarts, snelle trekkingen toevoegen. Rechts bestaat een

-ocr page 28-

astigmatisme van 2 D., met cyl. —2 visus links astig-
matisme van 3^2 met sph. 1^2 O cyl, 2 visus
^IsQ. Papillen normaal, buiten de naaste omgeving daarvan
een ring met chorioidaal-pigmentarmoede. Gezichtsveld
en kleurenzin normaal.

Schrijver veronderstelt op grond van de chorioidea atro-
phic, dat hereditair-syphilitische momenten in het spel zijn,

E. Müller: Über hereditären Nystagmus. Deutsche
Zeitschrift für Nervenheilkunde, 1908, pag. 467.

Stamboom 0.

No. 4 heeft sinds zijn vroegste jeugd nystagmus zonder
subjectieve gewaarwording daarvan. Voelt zich gezond.
De nystagmus is horizontaal, bij zien naar rechts met een
rotatorische component. Er is strabismus convergens
dexter. Beiderzijds myopie, met sph. —2, subjectief ver-
betering. De voorste oogkamers zijn diep. De chorioideae
zijn pigmentarm, de papillen wat bleek. Overigens niets
bijzonders.

No. 18. Bij zien vooruit een horizontale slingernystagmus,
die zelden even ophoudt. Bij zien zijwaarts ruknystagmus.
De willekeurige oogbewegingen zijn ongestoord. Er is
strabismus divergens latens sinister. Lichte exophthalmus.
Beiderzijds myopie. Visus O. D. ^eo» S- Veo. met glazen
zelfs subjectief geen verbetering. Voorste oogkamers diep.
Chorioideae pigmentarm. Rechter papil normaal, links is de
temporale helft wit glanzend.

A. Radloff: Über familiären Nystagmus, dissertatie,
Rostock 1909.

Stamboom P.

No. 1, overleden, zou nystagmus met hoofdschudden
gehad hebben,

No, 5, 65 jaar, heeft sinds zijn prille jeugd nystagmus
met hoofdschudden gehad. Het hoofdschudden was vroeger
heviger dan nu. Do nystagmus is horizontaal en bilateraal,
de bewegingen zijn snel en de amplitudo middelmatig. Bij
zien zijwaarts nemen de bewegingen toe, Ophthalmosco-

-ocr page 29-

pisch onderzoek levert niets bijzonders op. Behalve pres-
byopie is er beiderzijds een astigmatisme van D. (as
loodrecht). Na correctie der presbyopie is de visus beider-
zijds ®/
i2 5 deze wordt niet verbeterd door cylindrische gla-
zen. Geen Skotomen, kleurenzin normaal.

No. 6 heeft een langzame horizontale nystagmus, bij
zien zijwaarts worden de uitslagen wat breeder, bij conver-
geeren staan de bulbi stil. Heeft nooit hoofdschudden gehad.

No. 18, 41 jaar, zou sinds zijn geboorte nystagmus met
hoofdschudden hebben. Bij zien vooruit horizontale ny-
stagmus, niet snel, bij convergeeren staan de bulbi niet
stil. Bij zien zijwaarts worden de bewegingen levendiger
en rukachtig, Ophthalmoscopisch worden geen afwijkingen
gevonden. Visus O. S. Vis tot hypermetropic, met
2V4 geen verbetering. Visus O. D. hypermetropie
van 21/2 D., na correctie geen verbetering.

Nos. 19 en 20 hebben nystagmus met hoofdschudden.

No. 23, 14 jaar, altijd gezond geweest. De nystagmus
zou door do ouders spoedig na de geboorte bemerkt zijn,
later trad ook hoofdschudden op. De nystagmus is horizon-
taal. Tundi normaal. Links hypermetropisch astigmatisme
van 21/4 D. (as 10° temporaal), visus Vis» na correctie geen
verbetering. Rechts hypermetropisch astigmatisme van
IV2 D. (as loodrecht), met glazen geen visusverbetering.
Gezichtsveld en kleurenzin normaal.

No. 25, 5 jaar oud, steeds gezond geweest. Ook bij haar
18 de nystagmus spoedig na de geboorte bemerkt. nystag-
mus is horizontaal, hoofdschudden gering. Fundi normaal,
kleurenzin waarschijnlijk ook.

No. 27 hoeft horizontale nystagmus mot hoofdschudden.

E. Nottleship: On some hereditary diseases of the eye.
The Bowman Lecture. Transactions of the ophthalmologi-
cal Society of tho United Kingdom, 1909.

Schrijver bespreekt eenige soorten hereditaire nystagmus
n.1. die welke samengaat mot dagblindheid, kleurenblind-
heid en amblyopic en do vorm die voorkomt bij albinisme.
Onder de door Nottleship gegeven stamboomen van albinis-

-ocr page 30-

me is er één waar de nystagmus gepaard gaat met een be-
perkt albinisme vooral van het oog. Deze stamboom af-
komstig van J. Evans, valt onder de klasse welke in dit
werk behandeld wordt. Het is: Stamboom Q.

No. 32, 8 jaar oud. Grijze irides. Haar licht mat bruin.
Fundi arm aan chorioidaalpigment. Astigmatisme van
2 a 3 D., na correctie visus

No. 45, 15 maanden. Bijna wit haar, grijze irides.

E. V. Kibort: Beitrag zur Lehre vom hereditären Nystag-
mus. Dissertatie, Zürich, 1910.

Stamboom R.

Deze omvat drie familie\'s, welke aan elkaar verwant zijn,
doch hoe, is niet nauwkeurig bekend.

No. 20, 60 jaar. Nystagmus met hoofdschudden. Myopie.

No. 119, 50 jaar. Nystagmus horizontalis dexter,-rota-
torius sinister, slingerende bewegingen. Strabismus di-
vergens sinister. Myopie, groote myopische siklcel, macula
normaal. Links en rechts cataracta incipiens. Geen hoofd-
schudden.

No. 120, 49 jaar. Is altijd bijziend geweest. Vroeger had
zij wel, doch thans geen
hoofdschudden meer. Rechts be-
ginnend seniel cataract, links myopische sikkel, sterke
pigmenteering van de peripherie, glasvochttroebelingen.
Horizontale slingernystagmus, zonder constante amplitudo.

No. 147, 22 jaar. Willekeurige oogbewegingen ongestoord.
Media: rechts extrapupillair eenige oude maculao cor-
neae, fundi normaal. Myopie van 3 D. Horizontale slinger-
nystagmus, amplitudo wisselend, soms staan de bulbi even
stil. Bij gesloten oogen is do nystagmus even sterk als bij
geopende. Patient heeft afwisselend al en niet hoofdschud-
den. Na tien maal draaien naar rechts, duidelijke nanystag-
mus naar links, met gevoel van duizeligheid. Na uitspuiten
met water van 12°, subjectief duizeligheid, schijnbaar trek-
kingen naar de tegengestelde zijde, langzaam, mot groven
uitslag en rotatorische component.

No. 151, 17 jaar. Niet opvallende, langzame, horizontale
slingernystagmus, die soms eenige seconden ophoudt, met

-ocr page 31-

hoofdschudden. Bij zien in de verte en naar boven worden
de uitslagen grover. Myoop.

No. 157, 27 jaar. Opvallend diepe voorste oogkamers.
Media helder. Fundi normaal. Myopie van 8 ä 10 D. Hori-
zontale slingernystagmus, die bij opwinding toeneemt, soms
ook even ophoudt.

No. 160, 18 jaar. De nystagmus is door de moeder daags
na de geboorte bemerkt. Media helder. Pupilreactie nor-
maal. Fundi onveranderd. Emmetroop. Horizontale slinger-
nystagmus, met zwak hoofdschudden. Na tien maal draaien
naar rechts wordt de spontane nystagmus sneller en treedt
duizeligheid op. Draaiing naar links hetzelfde verschijnsel.
Koud water in het rechter oor: duizeligheid en versterkte
nystagmus, bij zien naar links grove horizontale met licht
rotatorische bewegingen. Na uitspuiten van het linkeroor,
dezelfde verschijnselen, doch minder duidelijk.

No. 162, 6 jaar. De nystagmus, die aanvankelijk erger
was dan nu, is door de moeder daags na de geboorte
opgemerkt. Horizontale slingernystagmus, afwisselend
in frequentie en amplitudo. Sterk hoofdschudden. Media
en fundi normaal. Na draaien naar rechts: versterking
van den nystagmus in zijn geheel, bij zien naar links
treedt geen duidelijke versterking op. Duizeligheid. Na
draaien naar links hetzelfde beeld. Uitspuiten van het
Imker oor: duizeligheid, sterke en grove trekkingen bij
zien naar rechts.

No. 164, 18 jaar. Horizontale slingernystagmus mot
hoofdschudden.Zijn moeder heeft daags na de geboorte den
nystagmus bemerkt. Het linker oog ziet neuswaarts scheel.
Gezichtsscherpte dichtbij en veraf normaal. Willekeurig kan
hij den nystagmus tamelijk lang onderdrukken, door een
voorwerp te fixeoren. Na draaien verandert de nystag-
mus niet.

No. 181, 14 maanden oud. De moeder bemerkte den
nystagmus tjon het kind 3 maanden oud was. Horizontale
slingernystagmus afwisselend in frequentie en amplitudo.

E. Nettleship: On some cases of hereditary nystagmus.

-ocr page 32-

Transactions of the Ophthalmological Society of the United
Kingdom. 1911, pag 159.

Aan de hand van verschillende stamboomen poogt
Nettleship aan te toonen, dat nystagmus met hoofdschud-
den gemengd, nystagmus zonder hoofdschudden gynephoor
overgeerfd wordt. Onder die stamboomen zijn er eenige die
nog niet elders gepubliceerd waren.

Stamboom S is afkomstig van Wherry.
No, 67. Binoculaire hozirontale nystagmus sinds de ge-
boorte, tempo en amplitudo wisselend, snel en fijn bij zien
naar rechts, langzaam en grof bij zien naar links. Hoofd-
schudden, Haar donker. Fundi normaal. Draagt een bril
cyl. -}-l. Geen kleurenblindheid.

No. 69, 31 jaar. Binoculaire horizontale nystagmus sinds
de geboorte, tempo en amplitudo wisselend. Haar en irides
donker bruin. Beiderzijds astigmatisme. Strabismus diver-
gens sinister.

No, 70, 29 jaar. Binoculaire horizontale nystagmus sinds
de geboorte, tempo en amplitudo wisselend. Haar donker,
irides grijs. Fundi normaal,
Hypermetropisch astigmatisme,
No, 101, 8 jaar, Binoculah-e horizontale nystagmus sinds
de geboorte, tempo en amplitudo wisselend, Rotatorisch
hoofdschudden. Visus van elk oog Vso» gemengd astigma-
tisme.

No. 106, 5 jaar. Binoculaire horizontale nystagmus sinds
de geboorte, tempo en amplitudo wisselend. Haar bruin,
irides grijs. Fundi normaal. Hypermetropisch astigmatisme,
No, 107. Binoculaire horizontale nystagmus sinds de
geboorte, tempo en amplitudo wisselend. Hoofdschudden,
Fundi normaal. Hypermetropisch astigmatisme.

No. 115, 2 jaar. Binoculaire horizontale nystagmus, bij
de geboorte bemerkt. Tempo ±70 per minuut.
Stamboom T, afkomstig van G. A. Auden,
Van no. 87 verzekerde de moeder, dat zij den nystagmus
reeds bemerkt had tijdens haar kraambed. De moedor van
nos. 81
en 82 was direct na de geboorte over hot bestaan
van nystagmus bij deze kinderen ingelicht, Nettleship merkt
daarbij op: „so we may take the congenital or all but conge-

-ocr page 33-

nital existence of the nystagmus as practically proved."

No. 92, 14 jaar. Horizontale nystagmus. Draagt een bril,
rechts sph. 11/3 o cyl. 4-21/3 (as scheef), links sph.
IV4 — cyl. 31/4 (as verticaal).

No. 93, 13 jaar. Horizontale nystagmus. Haar bruin,
irides grijs. Fundi licht, rondom de gele vlek zijn chorioi-
daalvaten zichtbaar. Draagt een bril rechts sph. —8 o
cyl. —11/2, links sph. —6
O cyl. —1 Va-

No. 87, Horizontale nystagmus. Visus O. D. met sph.
3ocyl.
11/26/^, o.S. met sph. 4 o cyl. 1V2 % •
i^undi niet duidelijk licht.

Bij niet één der lijders dezer familie is hoofdschudden
waargenomen.
Stamboom U, afkomstig van I, Hancock,
No, 14, 3] jaar, horizontale nystagmus met rotatorisch
hoofdschudden, het laatste niet constant. Visus O, D, met
sph, —11 O cyl, —2 (as verticaal) 0/24, O, S. met sph.—9
O cyl, —2 (as verticaal) V24 • Fundi en kleurenzin normaal.
Irides chocoladebruin.

No. 20, 19 jaar, Nystagmus met hoofdschudden. Leest
met rechts sph. —IC en links sph. —12
Stamboom V is van R. M. Gunn.

No. 8, 13 jaar, grove horizontale nystagmus van beide
oogen. De amplitudo schijnt kleiner te worden, wanneer één
oog gesloten wordt. Visus van elk oog ®/42- Refractie niet
opgenomen.

Media heldor. Fundi normaal. Irides grijs. Volgens de
moeder zouden do bulbi sinds de geboorte in beweging ge-
weest zijn.

No. 10, 8 jaar. Nystagmus sinds zijn geboorte. Ophthal-
moscopisch niets bijzonders. Visus van elk oog ®/co-
Stamboom W is van Nettleship zelf.
No. 5, 17 jaar. Nystagmus. Bijna albinotische fundus.
Licht haar. Donker blauwe irides. Matig hypermetropisch
astigmatisme, na correctie is de visus "/is-
Stamboom X eveneens van Nettleship.
No. 4, 19 jaar. Nystagmus. Blauwe oogen. Matig ge-
mengd astigmatisme, Visus na correctie "/g foutief.

-ocr page 34-

H. Nodop: Über hereditären Nystagmus. Dissertatie
Leipzig, 1912.

Stamboom IJ.

No. 26. Horizontale nystagmus met hoofdschudden.
Visus O. S. Va» Va - Oogen normaal gebouwd. Kleuren-
zin ongestoord.

No. 47. Heeft sinds de geboorte nystagmus horizontalis,
snel en met kleine amplitudo. Gering hoofdschudden. Oph-
thalmoscopisch niets bijzonders.

No. 62. Horizontale nystagmus, bij zien vooruit tempo
langzaam, bij zien zijwaarts sneller, er treedt dan een ruk
op. Oogen normaal. Kleurenzin ongestoord. Visus Vs-

No. 63. Horizontale nystagmus, bij zien vooruit tempo
langzaam, bij zien zijwaarts sneller onder optreden van een
ruk. Hoofdschudden aanwezig. Oogen normaal. Kleuren-
zin ongestoord. Visus

H.F.Dubois: Hereditaire Nystagmus. Verslag van de
vergadering van het Nederlandsch Oogheelkundig gezel-
schap van 8 December 1912. Nederlandsch tijdschrift voor
geneeskunde, 1913, I, pag. 662.

Stamboom Z (na correctie door den samensteller).

Één lijder, een jongen van 10 jaar, is onderzocht. Fundi
normaal. Emmetroop. Visus O. D. ®/24> O-S. V24-

C. F. Engelhard: Eine Familie mit hereditären Nystag-
mus. Zeitschrift für die gesammte Neurologie und Psychi-
atrie, 1915. Heft Vs-

Stamboom AA.

De nystagmus was bij allen aangeboren, werd dadelijk bij
de geboorte bemerkt.

No. 2, overleden, zou opvallend kleine oogen hebben
gehad.

No. 10, 63 jaar. Haar donkerblond. Irides blauw. Nystag-
mus horizontalisoscillatorius, grof, langzaam. Visus O. D. S.
Vso- Visus O. D. met sph. — 4V2 Vis. O- S- met sph. —2V4
V16 foutief. Bij fixeeren treedt hoofdschudden op. Geen
kleurenblindheid. Irides niet diaphaan. Cataracta incipiens.

-ocr page 35-

Papillen goed begrensd, wat grauw. Fundus bevat niet veel
pigment, aan de peripherie, vooral links, chorioidaalvaten
zichtbaar, zonder daartusschen liggend pigment.

No. 92, 21 jaar, verblijft in een krankzinnigengesticht.
Horizontale nystagmus, die bij zien naar uiterst links lang-
zamer wordt en grover. Strabismus divergens. Visus beide
oogen Hypermetropisch astigmatisme van 2 D. (as
verticaal), na correctie ^Izi- Fundi pigmentarm, papillen
normaal.

No. 94, 25 jaar. Haar lichtblond, wenkbrauwen en snor
bijna wit. Irides aan de peripherie staalblauw, binnenrand
licht. Microphthalmus. Nystagmus horizontalis oscillato-
rius, grof en snel, bij zien zijwaarts nog grover. Licht latent
divergeerend strabisme links. Ziet des nachts beter dan
daags. Visus O. D. en O. S. ^/go- Bij lezen treedt hoofdschud-
den op. Geen kleurenblindheid. Fundi zeer pigmentarm,
overal chorioidaalvaten zichtbaar, papillen grauw, goed
begrensd.

No. 98, 30 jaar. Haar blond, irides blauw. Microphthal-
mus. Horizontale, grove, snelle slingernystagmus, bij zien
zijwaarts grover. Ziet bij helder weer slecht. De irides too-
nen aan de temporaalzijde een sector, waardoor bij door-
lichting rood licht schijnt. De binnenrand van de irides
schijnt intact. Fundi zeer pigmentarm, overal chorioidaal-
vaten zichtbaar, papillen onduidelijk.

No. 99, 42 jaar. Witte huidkleur, snor roodachtig, haar
tamelijk donker grijs. Irides blauw, om de pupillen een
smalle witte zone. Lichte exophthalmus. Grove, langzame,
horizontale nystagmus. De snelle uitslag afwisselend naar
rechts en naar links. Bij het vervolgen van een voorwerp
naar rechts, worden de uitslagen grooter, met de snelle com-
ponent naar rechts, wordt de blik dan omhoog gericht, dan
blijft de ruk naar rechts, vandaar over de mediaanlijn naar
links gaande komt er een ruststand, staan soms do bulbi
even stil, maken dan weer een lichte roteerende beweging;
nog verder links ziende ontstaat cr een ruk naar links.
Gaande van links naar rechts, treedt hetzelfde in omgekeer-
de richting op. In rust staat de cornea links wat hooger tus-

-ocr page 36-

sehen de lidspleet dan rechts. Bij convergeeren wijkt dan
eens het rechter, dan weer het linker oog af. Vindt zonlicht
onaangenaam. Bij fixeeren ontstaat hoofdschudden. Visus
O. D. ö/eo, O. S. Vso- Correctie: O. D. met sph. —6 subjec-
tief het best, leest echter niet verder, O. S. met sph. —2
foutief. Skiascopisch: O. D. myopie van 5 ä 6D., O.S.
myopie 2 D met myopisch astigmatisme van 2 D (as ver-
ticaal). Geen Ideurenblindheid. Irides diaphaan. Fundi zeer
pigmentarm, papillen wat grauw, rechts temporaal met een
witte sikkel, die geleidelijk in de omgeving overgaat.
Chorioidaalvaten overal zichtbaar.

No. 16, 55 jaar, haar donkerblond met grijs, irides blauw
gemarmerd. Microphthalmus. Snelle, grove, horizontale slin-
gernystagmus. Strabismus convergens alternans periodicus.
Ziet bij zwakke belichting het best. Visus O. D. met sph
2 2/
i5, O. S. 2/30» met sph. 4-2 2/20, met cyl. l (as verti-
caal) subjectief nog wat beter. Bij nauwkeurig fixeeren
treedt hoofdschudden op. Rood- en groenblindheid (Stil-
lingsche Tafeln). Irides diaphaan. Fundi zeer pigmentarm,
overal chorioidaalvaten te zien. Papillen grauw, moeilijk
van de omgeving te onderscheiden.

No. 19, 37 jaar. Haar licntblond, irides blauw. Grove,
langzame, horizontale slingernystagmus, die bij zien
zijwaarts overgaat in grove nystagmoide bewegingen.
Strabismus convergens dexter. Ziet in donker boter dan
bij hel daglicht. Visus O. D. Vso. O.S. s/go, O. D. met
sph. 3/4 en O.S. met sph. 1^2 subjectief het best,
zonder meer te lozen. Cornea-astigmatisme: O.S. ± IV2
(as verticaal), O. D. ±41/2 (as 20° temporaal). Geen kleuren-
blindheid. Fundi zeer pigmentarm, aan de poripherie
chorioidaalvaten zichtbaar. Papillen steken weinig van
de omgeving af.

No. 20, 52 jaar. Haar, snor en wenkbrauwen bruin,
irides blauw. Microphthalmus. Snelle, grove, horizontale
slingernystagmus. Bij zien naar rechts boven dikwijls
bijna stilstand van de bulbi, slechts bestaat dan een zeer
langzaam draaien. Naar rechts ziende wordt de nystagmus
grover en komt er een rotatorische component bij, naar

-ocr page 37-

links evenzoo, doch in omgekeerden zin. Licht alterneerend
convergeerend strabisme. Visus 0. D. ^so» met sph.
1 2/20 foutief, O.S.
2/20 foutief, subjectief het best met
cyl. 1 (as 15° temporaal), doch leest er niet verder mee.
Bij opmerkzaam fixeeren treedt hoofdschudden op. Rood-
en groenblindheid (Stillingsche Tafeln). Fundi niet pig-
mentvrij aan de peripheric chorioidaalvaten te zien, papillen
grijs, schijnen scherp begrensd te zijn.

No. 5, overleden, zou hoofdschudden gehad hebben.

No. 135, 11 jaar. Haar blond, irides blauw. Grove, snelle,
horizontale slingernystagmus met hoofdschudden. Visus
O. D. en O. S. beide V20 foutief, met sph. —1 rechts
subjectief verbetering, links niet. Geen kleurenblindheid.
Fundi zeer pigmentarm, chorioidaalvaten overal zichtbaar,
papillen grijs, goed begrensd.

No. 137, 13 jaar. Haar blond, oogen blauw. Fijne, snelle,
horizontale slingernystagmus. Visus O. D. V50. met sph. —1
^/soj O- S. ®/3o> met sph. —1 subjectief het best. Bij lezen
treedt hoofdschudden op. Geen kleurenblindheid. Fundi
pigmentarm, chorioidaalvaten overal zichtbaar. Papillen
grijs, goed begrensd.

No. 202, 10 jaar. Haar blond, irides blauw. Grove, snelle,
horizontale slingernystagmus. Refractie: myopie 1 mot
myopisch astigmatisme 31/2 (as 70° nasaal). Visus V3, door
glazen weinig verbetering. Fundi weinig pigment, alleen
in do buurt van do macula lutea is de fundus wat donkerder.
De kleur van de papillen is wel wat veranderd, doch zo zijn
niet atrophisch.

Bij no. 135 was de nystagmus sterker dan bij no. 137,
hot hoofdschudden juist andersom. Albinisme in engeren
zin bestond bij geen van allen. Do fundi van no. 135 be-
vatten mimler pigment dan van no. 137, de nystagmus was
het sterkst bij no. 135. Bij allo onderzochten was do go-
zie htsscherp te ver onder hot normaio, als oorzaak daarvan
neemt Engelhard, behalve pignientarmoede, een zekere
graad van opticus atropine aan. Om uit te maken of do
nystagmus veroorzaakt werd door den slechten viaus, dan
wel, of con min of meer vaste correlatie tusschen beido ver-

-ocr page 38-

schijnselen bestond, werden ook niet aan nystagmus lijden-
de familieleden onderzocht. Van deze onderzochten hadden
9 lichtblond of blond haar, blauwe irides en de fundi be-
vatten slechts weinig pigment en onderscheidden zich in
dit opzicht niet van de nystagmuslijders. De pigment-
armoede is dus niet de oorzaak van den nystagmus. Bij één
onderzochte was de papil wat verdacht en bij één kwam het
beeld daarvan volkomen overeen met dat van de nystag-
muslijders, zonder visusvermindering ; bij één was het
beeld evenzoo als dat van zijn aan nystagmus lijdenden
vader en was er ook verminderde visus.

De stamboomen BB, CC, DD, EE en FF zijn niet ge-
publiceerde stamboomen, afgestaan door Dr. P. J. Waar-
denburg.

Stamboom BB.

De refractie van de nystagmuslijders:

No. 5 Hypermetropisch astigmatisme 1^2-

No. 7 O. S. Hypermetropic V2» O. D. hypermetropisch
astigmatisme

No. 11 Hypermetropic 1.

No. 13 O. D. myopie 1 met myopisch astigmatisme 1,
O. S. myopisch astigmatisme 1.

No. 16 Hypermetropic 3/4-

No. 17 Emmetropic.

No. 18 Myopisch astigmatisme 1.

No. 24 Hypermetropic 1 met myopisch astigmatisme 4.

Stamboom CC.

Nos. 21 en 22 zijn geheel op elkaar gelijkende tweelingen,
waarvan echter één wel en één geen nystagmus had.

No. 13 O. S. myopie ly^ met myopisch astigmatisme 1,
O. D. myopie 2.

No. 14 O. S. myopisch astigmatisme ^4» O. D. hyperme-
tropisch astigmatisme

No. 15 Emmetropic.

No. 17 O. S. myopie 1/2, O. D. hypermetropic 3/4-

No. 18 O. S. emmetropic, O. D. hypermetropisch astig-
matisme

-ocr page 39-

No. 21 Emmetropie.
No. 32 Emmetropie.

No. 33 O. S. Hypermetropie O. D. hypermetropie 1.
No. 34 O. S. Emmetropie, O. D. hypermetropisch astig-
matisme ^/g.

No. 37 Emmetropie.

De visus was na correctie bij allen foutief of ^j^o-

Stamboom EE.

No. 1 O. S. hypermetropisch astigmatisme O. D.
idem IV4.

No. 2 Hypermetropisch astigmatisme 2.
No. 3 O. S. myopie 8, O. D. myopie 10.

De stamboom GG dank ik aan Dr. F. Peters, te TJden.

HOOFDSTUK III.

DE WERKWIJZEN TOEGEPAST BIJ HET GENEALOGISCH
EN INDIVIDUEEL ONDERZOEK.

Behalve de twee met nystagmus belaste familie\'s in mijn
praktijk, kwam ik elders nog twee geslachten op het spoor
die met deze anomalie behept zijn. Ik stelde mij bij ver-
schillende familieleden er van op de lioogte, hoever hun her-
innering ging, inzake de oudst bekende voorouder die aan
nystagmus leed. Van deze personen zocht ik de nakome-
lingen op, daarbij gebruik makend van de doopregisters
van vóór 1811, berustende bij de rijksarchivarissen en voor
do periode na 1811 van de bevolkingsregisters, bijgehouden
ter secretarie van verschillende gemeenten. Vervolgens
trachtte ik na to gaan, of er tusschen dezo vier geslachten,
ook van oudsher familierelatio\'s bestonden. Van de familie
IJ kon dit vrijwel worden uitgesloten. Van vaders en moe-
derszijde had deze familie na ± 1750 altijd in de Betuwe
en hot land van Maas on Waal gewoond, alle leden waron

-ocr page 40-

R. K. of geweest. De familie\'s W., P. en D. waren van huis
uit alle drie Hervormd en hadden steeds in Veenendaal, Ede
en Renswoude gewoond. In de rijksarchieven werd de
familie W. vervolgd tot ± 1750, de familie P. tot ± 1670
en de familie D. tot ± 1740, verwantschap tusschen deze
familie\'s onderling kon daarbij echter niet gevonden worden.
Nog verder door te gaan bleek niet raadzaam, daar in het
voorafgaande tijdperk de namen van kinderen en ouders
soms in het geheel geen overeenkomst hadden, waardoor
twijfel ontstond of de namen van de broers en zusters dan
wel dezelfde waren.

Nadat ik de stamboomen had opgemaakt, heb ik vrijwel
alle nog levende familieleden
bezocht, om na te gaan wie
wel en wie niet nystagmuslijder zijn. Wat betreft de over-
ledenen, daarnaar informeerde ik bij verschillende familie-
leden en zoo mogelijk bij den arts, die den overledene be-
handeld had. Niet éénmaal werd door de onderzochten een
huwelijk gesloten tusschen neef en nicht. Voor zoover dit
kon worden nagegaan, was niet één der ingetrouwden af-
komstig uit een familie, die ook met nystagmus belast was,
reden waarom, ten einde het overzicht gemakkelijker te
maken, deze ingetrouwden niet in de stamboomen zijn op-
genomen.

Verschillende nystagmuslijders waren bereid zich aan
een min of meer uitgebreid onderzoek te onderwerpen.
Eenige der bij dit onderzoek toegepaste methoden verdie-
nen nader toelichting.

Het gezichtsveld-onderzoek werd uitgevoerd mot behulp
van een vierkant dof zwart papier van ruim 4 M^, op een
bord bevestigd. In hot midden werd een fixeerpunt aange-
bracht en er vóór een ateun voor het hoofd van don proef-
persoon. De constructie van do schaalvordeeling goschieddo
als bij don campimeter van De Wecker, mot dien verstande,
dat er op gerekend werd, dat de proefpersoon zich op één
Meter afstand van hot fixeerpunt zou bevinden (Bjerrum). Do
buitenste cirkel met een straal van één Meter werd dus door
den proefpersoon onder een hoek van 45° gezien. De schaal-
verdeeling werd geteekend in fijne lijnen met witten inkt,

-ocr page 41-

de stralen eindigden op eenigen afstand van het middelpunt
een en ander om niet storend te werken bij het fixeeren.

De kleurenzin werd beproefd met de Stillingsche pseu-
doisochromatische Tafeln (16e druk).

Het zoeken naar relatieve skotomen geschiedde door mid-
del van een kubus, waarvan de vlakjes, 21/2 X 21/2 m.M. 2
groot, beplakt waren met roode, groene, blauwe en gele
papiertjes. Door een verbinding bestond de mogelijkheid
den op één Meter afstand zittende, deze gekleurde vlakjes
beurtelings toe te keeren.

Ten einde de vingerwijsproef uit te voeren, nam de proef-
persoon plaats op een smallen stoel, met aaneengesloten
knieën. Vervolgens maakte hij met zijn gestrekten arm in
pronatiehouding, langzame heen en weer gaande bewegin-
gen, achtereenvolgens in het eagittale- en horizontale vlak,
daarbij steeds zorgende op hetzelfde punt uit to komen van
een stok, die om de proef grootere nauwkeurigheid te geven,
van een centimeter-verdeeling was voorzien. Deze stok
werd voor de proef in het sagittalc vlak horizontaal go-
houden, op schouderhoogte en voor die in het horizontaio
vlak, reclitop, in het midden voor den proefpersoon.
Nadat den proefpersoon met geopende oogen de iiuich-
ting van de proef was geleerd, werd die met gesloten
oogen uitgevoerd.

Tijdens het uitspuiten van do uitwendige gehoorgangen
rustte hot hoofd van den proefpersoon ± achterover
(stand waarin do horizontale booggangen vrijwel verticaal
staan). Tenzij in het volgend verslag anders is vermeld,
liep hot water van een valhoogte van ± 00 c.M., door
een canule met IV2 m.M. diameter binnen. Mot een
chronometer werd nagegaan hoeveel tijd verliep, alvorens
roactic\'s optraden. Bleven deze uit, dan werd genoteerd,
hoelang hot uitspuiten was voortgezet.

Do draaiproef werd slechts bij uitzondering toegepast;
mijn hulpmiddelen om deze uit te voeren waren niet zoo,
dat zij aan allo te stellen eischen konden voldoen.

-ocr page 42-

GERAADPLEEGDE LITERATUUR.

H. Snellen Jr.: Handleiding bij het oogheelkundig onder-
zoek, 1898.

J. K. A. Wertheim Salomonson in Bouwman—Brouwer:
Leerboek der Zenuwziekten, 1923, deel I B.

HOOFDSTUK IV.

HET ONDERZOEK DER BELASTE FAMILIELEDEN.

Familie W (stamboom HH). Het is niet bekend of een
der ouders van nos. 1 tot en met 6 nystagmus gehad heeft,
evenmin of de anomalie in het voorgeslacht van een van
beiden voorgekomen is.

Nos. 1 tot en met 4 overleden, geen nystagmus.

No. 5, J. W., geboren 1836, overleden. Heeft volgons
verklaringen van Dr. Steen te Opheusden, die hem behan-
deld heeft en van familieleden levenslang nystagmus met
hoofdschudden gehad.

Nos. 6 en 7, overleden, geen nystagmus.

Nos. 8, 9 en 10, geen nystagmus.

No. 11, overleden, geen nystagmus.

Nos. 12 en 13, geen nystagmus.

No. 14, overleden, geen nystagmus.

No. 15, B. W., geboren 1867, melkslijtorto Wageningon,

kinderloos. Hij herinnert zich van zijn ouders vernomen te
hebben, dat zij don nystagmus bemerkt haddon, toon liij
pas geboren was. Vroeger zou hij, volgens zijn zeggen, voel
last van hoofdschudden hebben gehad, doch hij heeft dat
met veel moeite afgewond. Is erg „zenuwachtig", beeft soms
en heeft wel eens last van duizeligheid, vooral als hy zich
opwindt. Op de lagere school kon hij het onderwijs goed
volgen. Hij ondervindt geen last van zijn nystagmus. Kan
bij storm op den Rijn zonder bezwaren in een roeiboot zit-

-ocr page 43-

ten. Heeft geen gewaarwordingen die wijzen op Hemeralopie
of nyctalopie.

Haar donkerblond, iris rechts blauw, links blauw met een
bruine vlek. Boven en voor op het hoofd zijn de haren uit-
gevallen.

Er bestaat een grove langzame tremor der uitgestoken
handen, die erger wordt, wanneer verrichtingen van de
handen worden verlangd. De pupillen reageeren direct en
consensueel op licht en op convergentie. Patellair reflex
links en rechts positief, op de wijze van Jendrassik. Voetzool-
en cremaster reflexen normaal, evenzoo stereognostische
zin (geeft met gesloten oogen goed aan, als hem een sleutel,
munt, knikker of knoop in de handen wordt gegeven).
Romberg negatief. Brengt met gesloten oogen de wijs-
vingers tot elkaar en naar de punt van den neus.

De fluisterstem wordt met hooge en lage woorden ge-
probeerd op 4Y2 Meter afstand en goed verstaan (ooren
cerumen vrij).

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, naar een voorwerp op een
afstand van 70 c.M., bestaat een geassocieerde horizontaio
slingernystagmus van beide oogen. De amplitudo wisselt
tusschen klein en middelmatig, de frequentie is niet con-
stant, ± 140 per minuut. Bij zien naar rechts buiten be-
staat een grove ruknystagmuK met don ruk naar rechts,
bij zien naar luiks eon dergelijke ruknystagmus met den
ruk naar links. Wordt één oog gesloten, dan verandert
de nystagmus niet. Bij gesloten oogen blijft de nystag-
mus bestaan. Staat het hoofd voorover, achterover, op
don linker- of rechter schouder, dan verandert de nystag-
mus daardoor niet, hij blijft juist zoo, als wanneer het
hoofd recht staat.

Visus O. D. O. S. Vio- Worden achtereenvolgens het
rechter en linker oog in hun nystagmusbewegingen door
mijn vLnger geremd, dan leest i)roefpcrsoon, bij uitsluiting
van het andero oog, niet meer lettors dan voordien en heeft
hy ook geen gewaarwording, dat dezc helderder worden.
Kleurenzin ongestoord. Er is geon manifest, noch latent
strabisme. Goziohtsveld-ondorzoek: Geen absolute skoto-

-ocr page 44-

men. Links en rechts geen centraal relatief skotoom (ook
beproefd na remmen van de nystagmusbewegingen). De
blinde vlek van Mariotte ligt op de horizontaallijn bij het
linker oog tusschen 121/2° en 15°, bij het rechter tusschen
12° en 15°. De grenzen waarbinnen een wit vlakje van
11/2 X 2 cM.^ tegen een zwarten achtergrond wordt op-
gemerkt, terwijl het midden van het veld op een afstand
van 1 Meter gefixeerd wordt, zijn als volgt:

O. S. O.D.

temp.

nas.

temp.

nas.

verticaal

omhoog

40°

43

0

15°

43°

43°

43°

43°

30°

45°

45°

45°

47°

45°

50°

48°

47°

50°

(>0°

46°

44°

47°

47°

75°

44°

42°

45°

44°

90°

43°

42°

43°

43°

105°

45°

41°

43°

43°

120°

45°

41°

43°

43°

135°

46°

41°

45°

41°

150°

45°

42°

45°

42°

165°

43°

41°

43°

43°

verticaal

omlaag

43°

43°

Tijdens lozen en schrijven treedt hoofdschudden op om
een verticale as.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
geen voorbijwijzen met rechter of linker arm; hoofd voor-
over: linker en rechter arm wijzen voorbij naar omhoog;
hoofd achterover: linker en rechter arm wijzen roorbij naar
omhoog, Vingerwijsproef in het sagittale vlak: hoofd recht-
op: geen voorbij wijzen met rechter of linker arm, hoofd op
den rechter schouder: linker arm wijjst voorbij naar links,
rechter arm naar rechts; hoofd op den linker schouder: lin-

-ocr page 45-

ker arm wijst voorbij naar links, rechter arm naar rechts.

Trommelvliezen rechts en links gaaf. Prikkeling van de
horizontale booggangen door ooruitspuiten met water van
17° C.: Links: na 45 seconden wijziging van den nystagmus,
naar uiterst links ziende, amplitudo zeer klein, naar uiterst
rechts ziende, amplitudo groot, duidelijk voorbijwijzen van
den linker arm naar links, bij staan met aaneengesloten
voeten en gesloten oogen, omvallen naar links, gepaard
gaande met een gevoel van duizeligheid. Bij uitspuiten van
het rechter oor treden na 75 seconden dezelfde verschijn-
selen op als bij uitspuiten van het linker oor, doch alles in
omgekeerde richting.

No. 16, geen nystagmus.

No. 17, overleden, geen nystagmus.

No. 18, M. W., geboren 1877, woont te Driel, verklaart
dat oogbeven nooit bij haar bemerkt is.

Haar donker-blond, irides blauw-grijs.

Bij zien vooruit geen nystagmus, ook niet wanneer één
oog gesloten wordt. Bij zien naar links treedt een horizon-
taal-rotatorische, geassocieerde nystagmus van beide oogen
op. Uitslag klein, tempo onregelmatig ± 150 por minuut.
Bij blikrichting naar rechts ontstaat een geassocieerde,
horizontale nystagmus van beide oogen, met zeer kleine
amplitudo. Ziende omhoog cn omlaag, geen nystagmus.

Oogonderzoek van Dr. Waardenburg to Arhnem: links
en rechts hypermetropisch astigmatisme van P/2 D. (as
verticaal). Visus O. D. en O.S. met cyl. V2 "/lo-
Fundus normaal.

No. 19, J. W., geboren 1880, winkelier te llenkum, heeft
sinds zijn kinderjaren nystagmus met hoofdschudden,
waarvan hij geen bezwaren ondervindt. Kon regelmatig het
lager onderwas volgen.

Haar middelkleur blond, irides blauw.

Pui)ilreactio\'8, voetzool-, patellair-. Achillespees-, crc-
mastor- en buikreflexon, gang, stereognostische zin, tweo
wijsvinger- en wijsvinger-neusproeven, alles ongestoord.
Romberg negatief.

Bij zien vooruit, met het hoofd rechtop, naar een voor-

-ocr page 46-

werp op 1 Meter afstand, geassocieerde liorizontaal-rotato-
rische nystagmus, slingerend, de uitslagen ongeveer even
ver rechts als links van de mediaanlijn, de amplitudo is
afwisselend klein en zeer klein, tempo inconstant, (±180
per minuut). Bij langzame blikrichtingsverandering naar
links, treedt dadelijk een ruknystagmus op, met den ruk
naar links. Hoe verder de blik naar links gaat, des te grooter
wordt de amplitudo. Bij langzame verandering der blik-
richting van uiterst links naar uiterst rechts, blijft de ruk
naar links nog bestaan, tot even rechts van de mediaanlijn,
dan volgt een punt waar de uitslagen uiterst gering zijn,
kijkt hij nog verder naar rechts, dan vertoont zicht een ruk-
nystagmus met den ruk naar rechts, die dan bij zien tot
uiterst rechts steeds grooter uitslagen heeft. Wendt de blik
zich langzaam terug naar links, dan ligt het even waarge-
nomen rustige punt ietwat links van de mediaanlijn. Bij
zien omhoog en omlaag, heeft de nystagmus hetzelfde type
als bij zien vooruit. Staat het hoofd voorover, achterover,
op den linker of rechter schouder, dan verandert de nystag-
mus daardoor niet.

Visus O. D. Vi2 foutief, O. S. "«/ia foutief. Remmen van het
beschouwende oog met mijn vinger mislukt door onrust van
den proefpersoon. Kleurenzin ongestoord. Er bestaat stra-
bismus divergens alternans.

Met het hoofd rechtop, geen voorbij wijzen hi het horizon-
tale of sagittale vlak, noch met den rechter, noch met don
linker arm.

Prikkeling van de linker horizontale booggang, door oor-
uitspuiten met water van 15° (gehoorgang corumenvrij,
trommelvlies gaaf): na GO seconden wijziguig van den
nystagmus, bij zien naar links is de amplitudo veel kleiner,
bij zien naar rechts veel grooter, dan voor het uitspuiten,
bij staan met gesloten oogen en aaneengesloten voeten, om-
vallen naar links en optreden van duizeligheid.

Proefpersoon weigert verder onderzoek.

No. 20, geen nystagmus.

No. 21, overleden, geen nystagmus.

Nos. 22 tot en met 29, geen nystagmus.

-ocr page 47-

No. 30, H. K., geboren 1888, sigarenmaker te Schoon-
hoven, heeft, volgens verkregen inlichtingen, nystagmus.
Weigert met mij in relatie te treden, of mij den naam van zijn
huisarts op te geven.

No. 31, heeft, volgens haar familie, geen nystagmus.

Nos. 32, 33 en 34, geen nystagmus.

No. 35, heeft, volgens zijn familie, geen nystagmus.

No. 36, A. P., geboren 1894, behanger te Apeldoorn. Heeft
altijd nystagmus met hoofdschudden gehad. Het hoofd-
schudden was vroeger erger dan nu. Hij bemerkt soms ter-
wijl hij leest zelf, dat zijn hoofd schudt en kan dit dan be-
dwingen.

Het hoofdschudden heeft plaats om een verticale as.

Haar donkerblond, oogen groen.

Bij zien vooruit: geassocieerde horizontale slingernys-
tagmus van beide oogen, de uitslagen zijn alle vrijwel even
groot, frequentie ± 125 per minuut. Bij zien naar rechts
ontstaat een ruknystagmus met den ruk naar rechts, bij
zien naar links een ruknystagmus met don ruk naar links.

Klmirenzin ongestoord. Dr. Noyon te Apeldoorn be-
richt: myopia grav., visus O. S., met sph. —13, V4 foutief,
visus O. D., met sph. —12, foutief, heeft een bril rechts
sph. —11 on links sph. —12. In fundo de gewone myopische
veranderingen, verder niots bijzonders.

No. 37, geen nystagmus.

No. 38, M. W., geboren 1891, verblijft in een klooster,
heeft volgons haar ouders, sinds haar geboorte, in hevige
mate nystagmus.

Bericht van Dr. Hoefnagels te Nijmegen: nystagmus.
Rechts myopie 7 met myopisch astigmatisme 1 (as verti-
caal), links myopie 8 met myopisch astigmatisme 1 (aa ver-
ticaal). Visus na correctie In fundo geen afwijkingen.

No. 39, goen nystagmus.

No. 40, H. W., geboren 1895, landarbeider te Didam,
heeft zooals zijn moeder verklaart altyd nystavgmus gehad.
Deze zou reeds bemerkt zijn, toon hij één dag oud was.
Kan goed de courant lozen, docli ziet in de verte wat on-
duidelijk. Hij wordt nooit duizelig b\\j bijzondere draai-,

-ocr page 48-

of op- en neergaande bewegingen. Heeft nooit hoofdschud-
den gehad.

Haar donkerblond, oogen bruin. Heeft bij zien vooruit,
omlaag en omhoog een horizontale, geassocieerde slinger-
nystagmus van beide oogen, afwisselend van tempo (±180
per minuut) en amplitudo (klein tot zeer klein). Bij zien
naar rechts en links wordt de amplitudo wat grooter en gaat
de bulbusbeweging in de rich ing waarin gezien wordt met
een ruk.

Kleurenzin ongestoord. Geen strabisme.

No. 41, B.W., geboren 1897, huisknecht teNoordwijk.
De arts-waarnemer voor Dr. Hermanides te Noordwijk be-
richt me het volgende: heeft last van hoofdpijn en duize-
ligheid. Bij zien vooruit horizontale nystagmus me<- hoofd-
schudden. De nystagmusuitslagen zijn regelmatig van tempo
en alle gelijk van grootte. Mededeeling van Dr. Goekoop te
Leiden: visus O. S. met sph. — IV2\' V12» ^^^

cyl. O sph. —1V2> ®/i2- Ik heb hem niet gezien.

Nos. 42 en 43, geen nystagmus.

No. 44, A. W., geboren 1905, landarbeider te Didam.
Heeft volgens zijn moeder direct bij de geboorte nystagmus
gehad. Bij staren heeft hij wel eens hoofdschudden, vroeger
erger dan tegenwoordig. Wanneer hij er op let, kan hij het
hoofdschudden bedwingen. Ziet dichtbij goed, veraf minder
duidelijk. Kon het lager onderwijs goed volgen. Bemerkt
zelf niets van zijn nystagmus. Heeft geen gewaarwordingen
die op hemeralopie of nyctalopie wijzen. Verdraagt draaien-
de bewegingen en zweven in een zweefmolen zonder eenig
bezwaar.

Haar donkerblond, huid gewoon, irides grijsgroen.

Geen tremor der uitgestoken handen. Gang, pupil-reac-
tie\'s, patellair-, Achillespees-, voetzool-, cremaster- en
buikreflexen, twee wijsvinger- en wijsvinger-neusproeven,
stereognostische zin, alles ongestoord. Romberg negatief.

De fluisterstem wordt goed verstaan met het rechter
en linker oor, op de afstanden waarop deze beproefd is,
n.1. voor lage woorden op G Meter, voor middelmatige
op 14 Meter en voor hooge op 16 Meter.

-ocr page 49-

Bij zien vooruit, lioofd rechtop, naar een voorwerp op
11/2 Meter afstand, geassocieerde, horizontale ruknystag-
mus van beide oogen, met den ruk naar rechts, amplitudo
afwisselend tusschen middelmatig en klein, tempo onregel-
matig (±180 per minuut). Langzaam den blik naar links
wendend, verandert de ruknystagmus in een slinger-
nystagmus, nog verder naar links ziende ontstaat een
ruknystagmus met den ruk naar links, met middelmatige
amplitudo. Ziende naar zijwaarts rechts, bestaat een
weinig frequente ruknystagmus met den ruk naar rechts,
amplitudo groot. Ziende omhoog en omlaag bestaat een
langzame slingernystagmus met kleine uitslagen. Bij con-
vergeeren is de nystagmus juist zoo als bij zien vooruit.
Bij sluiten van één oog verandert de nystagmus niet en
blijft bestaan als beide oogen gesloten zijn. Bij plotselinge
aanzienlijke verandering van de blikrichting houden de
nystagmusbewegingen een oogenblik op.

Visus O.D. ^/g foutief, remmen van de oogbewegingen
met mijn vinger geeft geen verbetering. Visus O. S. V20
foutief, remmen van de oogbewegingen maakt dat proef-
persoon de letters wat onduidelijker vindt. Er is geen
manifest-, noch latent strabisme. Irides niet doorzichtig,
fundi niet pigmentarm. Kleurenzin normaal. Gezichtsveld-
onderzoek : Geen
Skotomen. Centraal geen relatief skotoom
(ook beproefd tijdens rustig stellen van de bulbi). De
blinde vlek van Mariotte ligt op de horizontaallijn bij hot
linkeroog tusschen 12° en 15°, bij het rechter tusschen
12^2° Grenzen waarbinnen een wit vlakje van

IV2 ^ ^Va e.M.2 tegen een zwarten achtergrond wordt
opgemerkt, wanneer het midden van het veld op 1 Meter
iifstand gefixeerd wordt:

-ocr page 50-

O. S. O.D.

temp.

nas.

temp.

nas.

verticaal

omhoog

40°

39°

15°

42°

40°

41°

40°

30°

45°

45°

45°

42°

45°

47°

47°

47°

48°

60°

46°

45°

45°

46°

75°

44°

43°

45°

43°

90°

44°

42°

43°

43°

105°

44°

39°

43°

43°

120°

46°

44°

47°

45°

135°

48°

47°

48°

48°

150°

44°

47°

46°

45°

165°

43°

43°

43°

43°

verticaal

omlaag

42°

43°

Bij lezen en schrijven treedt een snel hoofdschudden op,
om een verticale as.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop":
linker en rechter arm wijzen voorbij naar omlaag; hoofd
voorover: linker en rechter arm wijzen voorbij naar om-
laag; hoofd achterover: linker arm prompt, rechter arm
voorbij naar omlaag. Vingerwijsproef in het sagittale vlak:
hoofd rechtop: linker en rechter arm prompt; hoofd op den
linker schouder: linker arm voorbij naar rechts, rechter
arm prompt; hoofd op den rechter schouder: rechter arm
voorbij naar links, linker arm prompt.

Beide gehoorgangen zijn cerumenvrij, trommelvliezen
gaaf. Uitspuiten van de ooren met water van 15° C.:
Rechter oor: na
2^2 minuut niet duizelig, nystagmus bij
zien vooruit en naar links als voor het spuiten, ziende
naar rechts zijn de langzame grove rukuitslagen naar
rechts, gemengd met een zeer snel beven met minimalen
uitslag, geen voorbij wij zen van den rechter arm, kan met
aaneengesloten voeten en gesloten oogen goed blijven

-ocr page 51-

staan, doch wanneer hij weer gaat zitten, is hij even licht
duizelig. Linker oor: na minuut niet duizelig, het type
van den nystagmus is in alle blikrichtingen gelijk aan dat
voor het uitspuiten, de linker arm wijst een klein weinig
voorbij naar links, bij staan met aaneengesloten voeten
en gesloten oogen, heeft hij na eenige oogenblikken neiging
tot omvallen naar links, gepaard gaande met een lichte
duizeligheid, die spoedig weer verdwijnt.

No. 45 en no. 46, geen nystagmus.

No. 47, M. K., geboren 1897, arbeider op een leerlooierij
te Wageningen, is volgens verklaring met nystagmus ge-
boren. Had vroeger erger hoofdschudden dan thans. Heeft
rachitis gehad. Kon het lager onderwijs goed volgen. De
nystagmus veroorzaakt geen bezwaren. Draaibewegingen
en schommelen kan hij goed verdragen. Kan in donker
gemakkelijker zien, dan bij helderen zonneschijn.

Haar middelkleur blond, irides blauw-grijs. Haargrens
gewoon. Rachitische schedel. Geringe exophthalmus.

Snelle tremor met korten uitslag van de uitgestoken
handen. Gang, pupilreactie\'s, patellair-, voetzool-. Achilles-
pees-, cremaster- en buikreflexen, stereognostische zin, twee
wijsvinger- en wijsvinger-neusproeven, alles ongestoord.
Romberg negatief.

De fluisterstem wordt links en rechts goed verstaan,
lage woorden worden beproefd op O Moter, middelmatige
op 14 Meter en hooge op 16 Meter afstand.

Bij zien vooruit, met hot hoofd rechtop, naar een voor-
werp op 1 Moter afstand: geassocieerde horizontaio slinger-
nystagmus der beide oogen, amplitudo groot, tempo ±
100 per minuut, amplitudo on frequentie niet constant.
Bij zien naar omhoog, omlaag en bij convergeeren blijft
de nystagmus als bij zien vooruit. Bij zien naar rechts on
links grove ruknystagmus met den ruk naar de zijde waar-
heen de blik gericht ia. Bij plotselinge aanzienlijke blik-
richtingsverandering staan de oogen geen oogenblik stil.
Bij sluiten van 6ón oog verandert de nystagmus niet,
wordt één oog geheel gesloten en van het andere do pupil
met het bovenooglid bedekt, evenmin. Staat hot hoofd

-ocr page 52-

voorover, achterover, op den linker of rechter schouder,
dan blijft de nystagmus precies zoo bestaan, als bij op-
geheven hoofd.

Visus O. D. V30 foutief, bij remmen der nystagmus-
bewegingen met mijn vinger, vindt proefpersoon dat de
letters wat helderder worden, doch hij leest niet meer dan
voordien. Visus O. S. V24 foutief, bij rustig stellen der bulbi
als O. T>. De irides zijn niet doorzichtig. Kleurenzin onge-
stoord. Er is geen latent-, noch manifest strabisme. Ge-
zichtsveldonderzoek: Geen absolute skotomen. Links en
rechts centraal geen relatief skotoom (geel wordt evenwel
voor wit gehouden), dit is ook beproefd bij rustig stellen
der bulbi. De blinde vlek van Mariotte is links, noch rechts
op te sporen. Grenzen waarbinnen een wit vlakje van
IV2 IV2 c.M.2 tegen een zwarten achtergrond wordt
opgemerkt, wanneer het midden van het veld op 1 Meter
afstand gefixeerd wordt:

O. S. O. D.

temp.

nas.

temp.

nas.

verticaal

omhoog

43°

42°

16°

43°

45°

46°

44°

30°

47°

47°

48°

46°

46°

60°

60°

61°

60°

60°

47°

47°

47°

47°

75°

46°

46°

46°

45°

90°

46°

46°

44°

44°

105°

46°

46°

44°

46°

120°

47°

48°

48°

47°

135°

60°

48°

50°

61°

150°

47°

47°

47°

47°

165°

45°

46°

45°

45°

verticaal

omlaag

44°

43°

Onderzoek van Dr. Lans to Arnhem: Visus O. D. Voo»
O.S. Veo- Met sph. —3 O cyl. —2 (as 80°nasaal) O.D.

-ocr page 53-

5/24, met sph. —2 o cyl. —2 (as 80° nasaal) 0.8.5/24-
Dr. Lans kent patient reeds jaren, in den toestand der
oogen komt geen verandering.

Tijdens lezen en schrijven ontstaat een snel hoofd-
schudden met kleinen uitslag, om een oro-occipitale as.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
linker en rechter arm prompt; hoofd voorover: linker arm
prompt, rechter afwisselend voorbij omhoog en omlaag;
hoofd achterover: linker arm prompt, rechter arm afwisse-
lend voorbij omhoog en omlaag, doch in hoofdzaak omlaag.
Vingerwijsproef in het sagittale vlak: hoofd rechtop:
linker en rechter arm prompt; hoofd op den linker schou-
der: linker arm wijst voorbij naar links, rechter arm
prompt; hoofd op den rechter schouder: linker arm prompt,
rechter arm wijst voorbij naar rechts.

Uitspuiten van de gehoorgangen met water van 16° C.
(ooren cerumenvrij, trommelvliezen gaaf): Linker oor:
na 30 seconden wordt de nystagmus bij zien rechtuit wat
sneller, de uitslagen kleiner en meer links dan rechts van
de mediaanlijn, na 5.5 seconden licht gevoel van duizelig-
heid, bij zien naar links wat kleinere amplitudo dan voor
het uitspuiten, naar rechts juist als voor het spuiten,
staande mot aaneengesloten voeten en gesloten oogen valt
hij om naar links, linker arm wijst niet voorbij. Rechter
oor: na 35 seconden duizelig, bij zien naar rechts slinge-
rende, kleine, weinig frequente uitslagen, bij zien naar
links grovo uitslagen, omvallen (met aanoengesioten voeten
on gesloten oogen) naar rechts. De rechter arm wijst een
weinig voorbij naar rechts.

Nos. 48 en 49, geen nystagmus.

No. 50, A. K., geboren 1903, meubelmaker to VVageniii-
gon, heeft nystagmus, die, volgens do familie, bemerkt is
toen hij pas geboren was. Heeft rachitis gehad. Soms hoofd-
schudden. Hij heeft geen bezwaren van zyn nystagmus.
Kan in donker gemakkelijker zien, dan bij heldoren zonne-
schijn.

Haar matig donkerblond, irides grijs met groene bijtint,
huidkleur gewoon. Haargrens op hot voorhoofd zeer laag.

-ocr page 54-

Tremor der uitgestoken handen met kleinen uitslag.
Gang, pupilreactie\'s, patellair-, Achillespees-, voetzool-,
cremaster-
en buikreflexen, twee wijsvinger- en wijsvinger-
neusproeven, stereognostische zin, alles ongestoord, Rom-
berg negatief.

Fluisterstem, geprobeerd voor hooge en lage woorden
op 4^2 Meter afstand, wordt goed verstaan.

Bij zien vooruit, met het hoofd rechtop, naar een voorwerp
op een afstand van 1 Meter: geassocieerde horizontale nys-
tagmus van beide oogen, af wisselend kleine tot zeer kleine
uitslagen, met een ruk naar rechts en middelmatig breede
slingerende uitslagen. Bij zien naar links ruknystagmus met
den ruk naar links en Ideine amplitudo, bij zien naar rechts,
grove ruknystagmus met den ruk naar rechts. Bij plotselinge
aanzienlijke verandering der blikrichting (ook bij conver-
geeren) houdt de nystagmus een oogenblik op. Bij zien
omhoog, omlaag en convergeerend, is de nystagmus even-
zoo als bij zien vooruit in de verte. Bij sluiten van
één
oog verandert de nystagmus niet. Frequentie van den
nystagmus bij zien vooruit ± 150 per minuut. Of het
hoofd voorover, achterover, op den linker of rechter
schouder staat, dit heeft geen invloed op den nystagmus.

Visus O. D. Veo» remmen der bulbi met mijn vinger
leest hij niet meer, maar vindt de letters duidelijker.
Visus O. S.: telt de opgestoken vingers op 21/2 Meter, na
tegenhouden der bulbi Trides niet doorzichtig, fundi
niet pigmentarm. Kleurenzin ongestoord. Gezichtsveld-
onderzoek: Geen absolute
Skotomen. Links en rechts
centraal geen relatief skotoom, ook beproefd bij rustig
stellen der bulbi (geel wordt voor wit gehouden). De blinde
vlek van Mariotte ligt op de horizontaalHjn links tusschen
12° en 15°, rechts tusschen 12° en UVg"- De grenzen waar-
binnen een wit vlakje van P/j X IV2 c-M.2 wordt opge-
merkt tegen een zwarten achtergrond, terwijl het midden
van het veld gefixeerd wordt, zijn als volgt:

-ocr page 55-

O. S. O. D.

temp.

nas.

temp.

nas.

verticaal

omhoog

40°

42°

15°

41°

42°

43°

43°

30°

45°

45°

44°

44°

45°

45°

45°

45°

47°

60°

43°

44°

45°

44°

75°

41°

42°

44°

43°

90°

41°

41°

44°

42°

105°

42°

39°

43°

41°

120°

45°

39°

45°

40°

135°

44°

39°

46°

45°

150°

43°

38°

43°

42°

165°

42°

42°

41°

41°

verticaal

omlaag

40°

41°

Onderzoek van Dr. Lans: visus O. S. s/eo» spli.
—7 0cyl. —2 (as horizontaal) 6/24. visus O. D. Vso.
Hph.—7 O cyl. —2 (as horizontaal) 5/24. Dr. Lans kent pa-
tient reeds jaren, in den toestand der «ogen komt geen
verandering.

Bij lezen treedt geen, bij schrijven wel hoofdschudden
op, om een verticale as.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: bij hoofd recht-
op en voorover
vertoonen de rechter en hnkcr arm kleine
afwijkingen, dan eens naar omhoog, dan weer naar omlaag;
hoofd achterover: rechter en linker arm prompt. Vinger-
wijsproef in het sagittale vlak: bij hoofd rechtop: beide
armen prompt; op den rechter schouder: linker on rechter
arm wijzen beide afwisselend een weinig naar rechts en
naar links voorbij; hoofd op den linker schouder: linker
arm wijst voorbij naar links, rechter arm afwisselend een
weinig voorbij naar rechts cn naar links.

Uitspuiten der ooren met water van ir»° C.:

Linker oor: luv P/4 duizeligheid, nystagmus

-ocr page 56-

bij zien naar links korte, bij zien naar rechts grove uit-
slagen,
bij staan met aaneengesloten voeten en gesloten
oogen, omvallen naar links, geen voorbijwijzen met een
der armen. Rechter oor: na 31/4 minuut duizeligheid, geen
voorbijwijzen met een der armen, nystagmus bij zien naar
rechts grove slingeruitslagen, afgewisseld door enkele
uitslagen met een ruk naar rechts, ziende naar links
middelmatig groote uitslagen met een ruk naar links.
Na rotatie tien maal in 13 seconden, met het hoofd ruim
90° voorover, op een draaistoel: duizeligheid en braken.

Nos. 51 tot en met 54, geen nystagmus.

No. 55, geen nystagmus.

Ziet, met ieder oog afzonderlijk, alle lijnen van de ster
van Snellen even duidelijk. Visus O. D. "/s foutief, O. S.
4/5 foutief, met sph. —1 verbetering.

De vingerwijsproef wordt in het verticale vlak prompt
uitgevoerd bij stand van het hoofd rechtop, op den linker-
en op den rechter schouder, in het horizontale vlak evenzoo,
als het hoofd rechtop of achterover staat; staat het hoofd
voorover dan wijst, proefpersoon afwisselend een weinig
voorbij naar omhoog en omlaag, terwijl hij over ver-
moeidheid klaagt.

Uitspuiten van de linker gehoorgang met water van
17° C., doet na 25 seconden normale nystagmusreactie,
voorbijwijzen met beide armen, duizeligheid en omvallen
ontstaan, terwijl proefpersoon bleek wordt. Wegens angst
van proefpersoon wordt van verdere proefnemingen af-
gezien.

No. 56, geen nystagmus.

No. 57, W. B., geboren 1906, woont te Wageningen.
Kon het lager onderwijs goed volgen. Heeft geen last van
haar nystagmus. Had vroeger wel, tegenwoordig weinig
hoofdschudden. Wordt duizelig in oen zweefmolen.

Haar middelkleur blond, haargrens gewoon, irides blauw.

Geen tremor der uitgestoken lianden. Romberg negatief.

Ziende, met het hoofd rechtop, naar een voorwer]» oj)
IV2 Meter afstand: geassocieerde, zuiver rotatorische,
weinig frequente, ruknystagmus van beide oogen, mot

-ocr page 57-

den ruk naar links (bij beschouwen van het bovenste ge-
deelte van de irides), tempo en amplitudo wisselend. Deze
nystagmus blijft dezelfde als het hoofd voorover, achter-
over, op den rechter en linker schouder staat. Ziei proef-
persoon naar links uiterst, of als men het rechter oog
van het binoculair zien, door handvoorhouden, uitsluit,
ook bij zien vooruit, dan ontstaat een snelle, grove, hori-
zontale, geassocieerde ruknystagmus van beide oogen, met
den ruk naar links, waardoor de oorspronkelijk rotatorische
nystagmus niet meer bemerkt wordt. Ziet zij naar rechts
uiterst, of, als men zijn hand voor het linker oog houdt,
ook bij zien vooruit, zoo treedt een geassocieerde horizon-
tale ruknystagmus van beide oogen op, met den ruk naar
rechts, met een iets minder groote amplitudo, dan bij zien
naar uiterst links; ook nu bemerkt men den rotatorischen
nystagmus niet meer. Bij sluiten van één oog geheel en
het andere met het bovenooglid tot onder de pupil, komt
weer dezelfde rotatorische nystagmus voor den dag, die
bestaat, wanneer beide oogen ongehinderd rechtuit zien.

Visus O. S. (bij uitsluiting van rechter) Veo» wordt de
bulbus door mijn vinger geremd, dan treedt subjectief ver-
betering op, visus O.D. V20. bij rustig stellen als O. S.
Zien beide oogen tegelijk ongehinderd dan is de gezichts-
scherpto ^e foutief. Hot rechter oog ziet ccn weinig naar
bovcn sclieel. Dr. Lans bericht, dat beiderzijds een hyper-
metropisch astigmatisme bestaat van 1 D. In fundo niets
bijzonders. Goen kleurenblindheid.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
linker arm prompt, rechter arm wijst voorbij naar omlaag;
hoofd voorover: linker on rechter arm wijzen afwisselend
voorbij naar omhoog en omlaag; hoofd achterover: linker
on rechter arm wijzen voorby naar omlaag. Vingerwijsproef
in hot sagittalo vlak: hoofd rechtop: linker en rechter arm
prompt; hoofd op den linker schouder: linker arm wijst
voorby naar links, rechter arm prompt; hoofd op den
rechter schouder: linker arm prompt, rechter arm wijst

voorbij naar rechts.

Nos. 58 tot en met 00, gcon nystagmus.

-ocr page 58-

No. 61, J. J., geboren 1906, arbeider op een rubber-
fabriek, woont te Driel. Zijn moeder verklaart den nystag-
mus bemerkt te hebben, toen hij eenige weken oud was.
Tijdens den slaap is de nystagmus afwezig, hetgeen zijn
moeder eenige malen heeft nagegaan. In zijn kinderjaren
ging de nystagmus met hevig hoofdschudden gepaard,
hetgeen minder is geworden nadat hij de school verlaten
heeft en thans alleen nog maar bij scherp fixeeren voor
den dag komt. Als hij zich opwindt wordt de nystagmus
volgens zijn familie erger. Zelf bemerkt hij zijn nystagmus
niet. Kon het lager onderwijs goed volgen. Hij werd op
school erg geplaagd met zijn afwijking. Hij heeft nooit
last van duizeligheid, ook niet bij draaiende of op- en
neergaande bewegingen (roeien op den Rijn bij storm,
zweven in een zweefmolen). Heeft geen gewaarwordingen,
die op hemeralopie of nyctalopie wijzen.

Haar middelkleur blond, haargrens gewoon, irides blauw.

De gang, pupilreactie\'s, patellair-, voetzool-, Achilles-
pees-, cremaster- en buikreflexen, twee wijs vinger- en
vinger-neusproeven, stereognostische zin, alles ongestoord.
Romberg negatief. Er bestaat een snelle tremor der uit-
gestoken handen met kleinen uitslag (rooker).

De fluisterstem, voor hooge en lage woorden beproefd
op 41/2 Meter afstand, wordt goed verstaan.

Bij zien vooruit, met het hoofd rechtop, bestaat een
geassocieerde, horizontale nystagmus van beide oogen,
met een geringe rotatorische component. De bewegingen
gaan, op het oog, vrijwel even ver links als rechts van do
mediaanlijn, zijn nu eens slingerend, dan weer rukachtig,
met den ruk afwisselend naar links en naar rechts, de
amplitudo wisselt in grootte. Worden de oogen ietwat naar
rechts gewend, dan schijnen de bewegingen der bulbi het
geringst. Bij plotselinge aanzienlijke blikrichtingsverande-
ring staan de bulbi even stil. Bij zien naar links, ontstaat
een grove ruknystagmus met den niknaar links, frequentie
± 130 per minuut. Ziende naar rechts is er een middel-
matig breede ruknystagmus met den ruk naar rechts,
frequentie ± löO per minuut. Ziende omhoog en omlaag

-ocr page 59-

is er een middelmatig groote slingernystagmus. De nystag-
mus blijft geheel dezelfde als één oog gesloten wordt en
bestaat ook als beide oogen gesloten zijn. Na verblijf van
een kwartier in een donkere kamer, in liggende houding,
worden de oogen van terzijde belicht door een lichtbron,
die het licht door een nauwe opening uitlaat, de nystagmus
blijkt dan geheel dezelfde als bij verblijf in daglicht.
Onder het microscoop ziet hij de voorwerpen duidelijk,
stilstaand en niet afwisselend wel en niet. De nystagmus
verandert niet, als het hoofd, voorover, achterover, op
den linker of rechter schouder staat.

Visus O. D. "/is foutief, O. S. foutief. Wanneer de
bulbi geremd worden lezen beide oogen, ieder afzonderlijk
Vi2 foutief. Deze proef werd op verschillende dagen steeds
met hetzelfde resultaat herhaald. Er is geen manifest,
noch latent strabisme. Geen kleurenblindheid. Gezichts-
veldonderzoek: Geen absolute Skotomen. Links onrechts
centraal geen relatief skotoom (ook beproefd na rustig
stellen der bulbi). De blinde vlek van Mariotte laat zich
links noch rechts opsporen. Van tijd tot tijd lukt het een
piuit te vinden, ter plaatse waar de blinde vlek anders
gevonden wordt, waar het witte vlakje van l c.M.2 even
verdwenen schijnt, doch, ook zonder dat het bewogen
wordt ziet proefpersoon het onmiddellijk daarna weer,
ofschoon hij voortgaat te trachten het midden van het
veld te fixeeren. Grenzen waarbinnen een wit vlakje van
IV2 lV2e.M.2 tegen een zwarten achtergrond opgemerkt
wordt, waiuieer het middelpunt op een afstand van 1 Meter
wordt gefixeerd:

-ocr page 60-

O. S. O.D.

temp. nas. temp. nas.

verticaal

omhoog

44°

43°

15°

45°

44°

44°

45

30°

48°

46°

48°

47

45°

55°

50°

55°

55

60°

50°

47°

46°

50

75°

45°

46°

45°

45\'

90°

44°

44°

45°

46\'

105°

45°

43°

46°

43

120°

55°

42°

50°

42\'

135°

55°

38°

53°

40\'

150°

50°

40°

48°

40\'

165°

45°

40°

46°

43\'

verticaal

omlaag

44°

45°

Dr. Waardenburg vond de fundi normaal, irides niet
doorzichtig. Beiderzijds hypermetropisch astigmatisme van
1^4 na correctie geen visusverbetering.

Tijdens lezen en schrijven treedt hoofdschudden op,
proefpersoon beschrijft daarbij met zijn neus een een
ellips naderende baan.

De gehoorgangen bevatten geen cerumen, trommel-
vliezen gaaf.

Onderzoek van het evenwichtsorgaan door Prof Quix-
Vingerwijsproef in hot horizontale vlak: hoofd rechtop-
geen afwijkingen mot den linker en rechter arm; hoofd
voorover en achterover ovenzoo. Vingerwijsproef\' in hot
sagittale vlak: hoofd rechtop: geen afwijking met rechter
en linker arm; hoofd op den rechter schouder: rechterarm
wijst voorbij naar rechts, linker arm normaal; hoofd op den
linker schouder: linker arm wijst voorbij naar links rechter
arm wijst normaal. Op don draaistoel: draaien naar links:
na stoppen is de nystagmus bij zien naar links eenigo
seconden tot stüstand, dan tredon er weer kleine, doch

-ocr page 61-

frequente nystagmusuitslagen op, welke in grootte geleide-
lijk toenemen, tot de gewone nystagmus weer te voorschijn
komt. Bij draaien naar rechts hetzelfde verschijnsel, doch
minder sterk, na 14 seconden is de gewone nystagmus weer
aanwezig. Herhaling: na draaien naar links staan de bulbi
geen oogenblik stil, maar overigens alles hetzelfde, gewone
nystagmustype terug na 17 seconden; draaien naar rechts,
hetzelfde als te voren. Draaien naar links: stoppen:
duidelijk verschil in nystagmus-amplitudo naar rechts
en naar links. Invloed van het draaien op de vingerwijs-
proef is niet duidelijk. Het draaien verwekt geen duizelig-
heid. Uitspuiten van het rechter oor met koud water,
hoofd 60° achterover: na doorspoelen van den geheelen
inhoud van de statokineter geen invloed zichtbaar op den
nystagmus, geen miswijzen in verticale richting, geen ge-
voel van duizeligheid, geen braken. Bij loopen met ge-
sloten oogen onmiddellijk na het uitspuiten: lichte onbe-
duidende afwijking naar rechts. Uitspuiten van het linker
oor met koud water: na twee deelstrepen duidelijk invloed
op den nystagmus, bij zien naar rechts is deze zeer duidelijk
met groote slagen, bij zien naar links zijn do groote slagen
verdwenen en bestaan snelle kleine trillingen, geen invloed
op do vingerwijsproef; sterke invloed is cr na leegloopen
van de statokineter op de romp- en beenspieren, hij valt
naar links en drukt met grooto kracht naar links, hij wordt
bleek, duizelig en krijgt een oogenblik braakneiging.

No. 02, geen nystagmus. Ziet met ieder oog afzonderlijk
de lijnen van de ster van Snellen alle oven duidelijk. Visus
O. D. Vl. met sph. 1 slechter. O. S. idem.

No. 63, geen nystagmus. Ziet met ieder oog afzonderlijk
de lijnen van do ster van Snellen allo even duidelijk. Visus
O. D. V4» met sph. -j 1 slechter. O. S. idem.

Vingerwijsproef in het sagittale vlak wordt mot hoofd
rechtop, op den linker- en rechter schouder prompt uitge-
voerd, in het horizontale vlak met het hoofd rechtoj), ach-
terover en voorover cvenzoo.

Ooren ccrumenvrij, trommelvliezen gaaf.

Uitspuiten van het linker oor met water van 18° C.:

-ocr page 62-

na 45 seconden: nystagmus met de langzame component
naar links, voorbij wij zen met beide armen en omval-
len naar links. Rechts: na 40 seconden dezelfde verschijn-
selen, doch in tegengestelde richting, duizelig.

No. 64, geen nystagmus. Ziet met ieder oog afzonder-
lijk de lijnen van de ster van Snellen alle even duidelijk.
Visus O. D. ^U, met sph. 1 slechter. O. S. idem.

Vinger wij sproef in het sagittale vlak wordt met hoofd
rechtop, op den linker- en rechter schouder prompt uitge-
voerd; in het horizontale vlak met het hoofd rechtop, en
voorover, evenzoo; met het hoofd achterover wijst proef-
persoon ten slotte een weinig voorbij, afwisselend naar om-
hoog en omlaag, terwijl hij opmerkt, dat de proef hem wat
vermoeit.

Ooren cerumenvrij, trommelvliezen gaaf.

Uitspuiten van het linker oor met water van 17° C.:
na 40 seconden: nystagmus met de langzame component
naar links, voorbij wij zen met beide armen- en omvallen
naar links. Rechts: na 40 seconden dezelfde verschijnselen,
doch in tegengestelde richting, proefpersoon wordt duizelig

en bleek.

No. 65, geen nystagmus.

No. 66, M. J. geboren 1914, woont te Driel. De ouders
verklaren den nystagmus voor het eerst bemerkt te hebben,
toen zij vijf maanden oud was. Gaat op school geregeld over.
Tijdens den slaap staan, zooals de moeder herhaaldelijk
heeft opgemerkt, de bulbi stil.

Haar donkerblond, huid bruin getint, irides blauw.

Romberg negatief. Pupilreactie\'s, knie-, voetzool-. Achil-
lespees- en buikreflexen,
twee wijs vinger- en wijsvinger-
neusproeven, stereognostische zin, alles ongestoord. Geen
tremor van de uitgestoken handen.

Bij zien vooruit snelle geassocieerde, horizontale nystag-
mus van beide oogen, met een ruk naar links, de amplitudo
wisselt tusschen klein en middelmatig, tempo wisselend,
± 180 per minuut. Wordt de blik een weinig naar rechts ge-
wend, dan worden de uitslagen gering en is er zelfs van tijd
tot tijd stilstand. Ziende naar uiterst rechts ontstaat een

-ocr page 63-

ruknystagmus met den ruk naar rechts. Ziende naar uiterst
links bestaat een grovere ruknystagmus met den ruk naar
links. Ziende omhoog en omlaag is het type nystagmus het-
zelfde als bij zien vooruit.

Bij lezen en schrijven treedt hoofdschudden op om een
verticale as.

Na rotatie op den draaistoel tien maal in 13 seconden,
met het hoofd rechtop, achtereenvolgens naar links en naar
rechts, verandert de frequentie van den nystagmus niet en
ontstaat geen gevoel van duizeligheid.

Oogonderzoek Dr. Waardenburg: links hypermetropisch
astigmatisme 3 D. as verticaal, rechts hypermetropisch
astigmatisme 2V2 D. as verticaal. Irides niet doorzichtig,

fundus normaal.

No. ()7, W. J., geboren 191«, woont te Driel. De nystag-
mus is door de ouders bemerkt, toen hij ongeveer een half
jaar oud was. Bij staren treedt een sterk hoofdschudden
om een verticale as op. De intensiteit van den nystagmus en
het hoofdschudden is grooter wanneer het kind opgewonden
is. Tijdens den slaap bestaat volgens moeder geen nystag-
mus. Kan het onderwijs behoorlijk volgen. Wordt op school
erg met zijn afwijking geplaagd.

Huidkleur lichtbruin, irides licht blauw-groen, haar licht-
blond, haargrens op het voorhoofd zeer laag.

Homberg negatief. Pupiheactie\'s normaal. Pattellair-,
voetzool-, Achillespees- en buikreflexen levendig. Stereog-
nostische zin, tweewijsvhiger- en wijsvinger-neusproeven
ongestoord. Geen tremor der uitgestoken handen. Bij zien
vooruit, hoofd rechto]), geassocieerde, grove, horizontale
slingernystagmus van beide oogen, evenals bij zien omhoog
cn omlaag, frequentie ± 125 i)er minuut. Zien<le naar uiterst
rechts en uiterst links, grove ruknystagmus, met den ruk
naar de zijde waarheen gezien wordt. • • 1 •

Bij plotselinge aanzienlijke wijziging der blikrichting
staan de bulbi even stil (eenige malen geteld 3 seconden).

Na tien maal ronddraaiien op den draaistoel, met liet
hoofd rechtop, is er geen gevoel van duizeligheid.

Oogonderzoek van Dr. Waardenburg: rechter oog hyper-

-ocr page 64-

metropisch astigmatisme van 2 D. (as 25° temp.) linker oog
hypermetropisch astigmatisme van 2^/2 D. (as 10° temp.).
Irides niet doorzichtig. Fundus beiderzijds normaal.

Nos. 68, 69 en 70 geen nystagmus.

No. 71, A. W., geboren 1913, woont te Renkum, heeft
volgens de ouders sinds den leeftijd van twee maanden
nystagmus zonder hoofdschudden. Kan het onderwijs goed
volgen.

Haar middelkleur blond, irides blauw.

Bij zien vooruit geassocieerde, gemengd horizontaal-
rotatorische, slingernystagmus van beide oogen. De uit-
slagen gaan ongeveer evenver naar links als naar rechts van
de mediaanlijn, frequentie wisselend, ruim 180 per minuut.
Bij zien naar uiterst rechts en uiterst links, ruknystagmus,
met den ruk naar de zijde waarheen gezien wordt.

Verder onderzoek wordt door de ouders geweigerd.

Nos. 72 tot en met 97, geen nystagmus.

No. 98, E. P., geboren 1914, woont te Apeldoorn.

Haar donkerblond, irides bruin.

Bij zien vooruit, met hoofd rechtop, geassocieerde, hori-
zontale nystagmus van beide oogen, met hoofdschudden.
Amplitudo en tempo onregelmatig, frequentie d: 130 per
minuut. Bij zien naar uiterst rechts en uiterst links treedt
een ruknystagmus op, met den ruk naar de zijde waarheen
gezien wordt.

Geen kleurenblindheid.

Dr. Noyon te Apeldoorn bericht: visus O. D. 1/3, eenige
verbetering met cyl.
3/4 (as 25° nas.), visus o! S. V
eenige verbetering met cyl. 3/^ (as 43° temp.). Fundus
niets bijzonders.

No. 99, A. P., geboren 1921, woont in Den Haag

Haar bruin, irides bruin.

Bij zien vooruit, omhoog en omlaag, geen nystagmus, ook
niet als één oog van het binoculair zien wordt uitgesloten
Bij zien naar links: ruknystagmus met den ruk naar links
bij zien naar rechts: ruknystagmus met den ruk naar
rechts.

Nos. 100 cn 101, geen nystagmus.

-ocr page 65-

Familie P. (stamboom JJ).

Van de ouders van nos. 1 en 2 is niet bekend, of zij een
van beiden aan nystagmus hebben geleden, noch of de
anomalie in hun voorgeslacht voorgekomen is.

No. 1, G. P., geboren 1805, heeft gewoond in Stichtsch
Veenendaal. Zou volgens zijn dochter en kleinzoon nystag-
mus hebben gehad.

Nos. 2, 3 en 4, overleden, geen nystagmus.

No. 5, geen nystagmus.

No. 6, E. G., geboren 1834, overleden, zou volgens ver-
klaringen van meerdere familieleden nystagmus hebben
gehad.

No. 7, overleden, geen nystagmus.

No. 8, K. G., geboren 1840, zou volgens verklaringen van
verschillende familieleden nystagmus hebben gehad. Is
overleden in een krankzinnigengesticht.

Nos. 9 en 10, geen nystagmus.

No. 11, overleden, geen nystagmus.

Nos. 12 tot en met 15, geen nystagmus.

No. 10, G. H., geboren 18G9, heeft te Stichtsch Veenen-
daal gewoond, overleden, zou volgons familieverklaringen
aan nystagmus geleden hebben.

No. 17, G. H., geboren 1870, woont te llenkum, arbeider
op een papierfabriek. De nystagmus zou dadelijk na do ge-
boorte bemerkt zijn. Hij heeft bijna altijd hoofdschuddon
(om een verticale as), doch vooral als hij staart. Hij bemerkt
zelf zijn nystagmus niet. Nooit last van duizeligheid, kon
vroeger ronddraaiende bewegingen en Hchommelen goed
verdragen. Heeft geen gewaarwordingen die op hemeralo-
pie of nyctalopie wijzen. Kon hot lager onderwijs goed volgen.

Maar donkerblond (peper en zout), huid gewoon, irides
bruin. Haargrens niet bijzonder.

Geen tremor der uitgestoken handen. Gang, pupilreactie\'s,
patellair-, Achilles])ees-, voetzool- en buikreflexen onge-
stoord. (\'remasterreflex niet o]) te wekken, Tweewijsvinger-
en wijHvinger-neusproeven, als ook
stereognostische zin
ongestoord.

De fluisterstem wordt goed verstaan op den afstand,

-ocr page 66-

waarop deze beproefd is, n.1. voor lage woorden op 6 Meter,
voor middelmatige op 14 Meter en voor hooge op 16 Meter
en wel voor elk oor afzonderlijk.

Bij zien vooruit, met hoofd rechtop, naar een voorwerp
op 11/2 Meter afstand: geassocieerde, horizontale slinger-
nystagmus van beide oogen, ongelijkmatig van amplitudo.
Bij zien naar rechts: langzame grove ruknystagmus met
den ruk naar rechts, ziende naar links: snelle ruknystagmus
met den ruk naar links en middelmatige amplitudo. Wan-
neer de oogen zich langzaam bewegen van rechts naar links,
of van links naar rechts, dan verandert telkens even vóór
de mediaanlijn de ruknystagmus in een slingernystagmus.
Bij zien omhoog en omlaag afwisselend slinger- en ruknys-
tagmus (ruk naar links) met kleine amplitudo. Wordt een
gefixeerde vinger langzaam of snel tot 10 c.M. voor den neus
gebracht, dan blijft bij het convergeeren de slingernystag-
mus bestaan. Bij sluiten van één oog blijft de nystagmus
van het andere gelijk. Als beide oogen gesloten zijn, het
eene geheel en het andere gedeeltelijk, zoodat proefpersoon
er niet meer mee kan zien, maar de beschouwer nog het on-
derdeel van het regenboogvlies kan waarnemen, blijven de
nystagmusbewegingen eenige seconden uit, om daarna weer
te beginnen. Verandert de blikrichting plotseling aanzien-
lijk dan treedt slechts bij hooge uitzondering stilstand der
bulbi op. Bij verblijf in een donker vertrek, blijft de nys-
tagmus bestaan. Stand van het hoofd voorover, achterover,
op den linker en rechter schouder oefent geen invloed uit op
den nystagmus.

Visus O. D. Vso foutief. Remmen der bulbi gehikt slecht,
bij pogingen daartoe vindt proefpersoon, dat de letters
onduidelijker worden, hij krijgt denzclfden indruk als wan-
neer het mist. Visus O. S.: kan de opgestoken vingers tellen
op 4^2 Meter afstand, bij tegenhouden der bulbi dezelfde
gewaarwordingen als rechts. Er bestaat geen manifest noch
latent strabisme. Geen kleurenblindheid. Irides niet door-
zichtig. Gezichtsveldonderzoek: Geen absolute Skotomen.
Bij fixeeren van groene, blauwe, gele en roode papiertjes
van 2^2 X 2^2 m.M.^ herkent het rechter oog op 1 Meter

-ocr page 67-

afstand de kleuren afwisselend goed en dan weer niet, het
linker oog herkent de kleuren goed. Remmen der bulbi
maakt het herkennen moeilijker. De blinde vlek van
Mariotte dekt de horizontaallijn links tusschen 12° en 15°,
rechts tusschen 13° en 15°. Grenzen waarbinnen een wit
vlakje van 1^2 X ^ V2 c.M.- tegen een zwarten achtergrond
opgemerkt wordt, als het centrum van het veld op 1 Meter
afstand gefixeerd wordt:

O. S. O. D.

temp.

nas.

temp.

nas.

verticaal

omhoog

40°

39°

15°

43°

41°

40°

41°

30°

46°

42°

43°

42°

45°

50°

44°

47°

45°

60°

46°

43°

45°

43°

75°

45°

41°

43°

40°

90°

43°

41°

43°

40°

105°

44°

42°

42°

39°

120°

47°

40°

40°

39°

135°

46°

40°

40°

40°

150°

45°

41°

40°

39°

165°

42°

41°

41°

40°

verticaal

omlaag

40°

40°

Oogonderzoek van Dr. Waardenburg: O.S. visus met
sph. —2V2 O cyl. — IV4 "»^s.) 2/jg. O. D. visus met

sph. —3 O cyl. —1 nas.) Links en rechts aan-

duiding van een myopisclie sikkel, overigens niets bijzon-
ders.

Tijdens lezen en schrijven wordt het vrijwel permanent
bestaande hoofdschudden heviger.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
linker en rechter arm i)rompt; hoofd voorover: rechter on
linker arm wijzen voorbij naar omhoog; hoofd achterover:

-ocr page 68-

rechter arm wijst voorbij naar omhoog, linker arm wijst dan
eens voorbij omhoog, dan weer omlaag. Vingerwijsproef
in het sagittale vlak: hoofd rechtop: de linker arm maakt
kleine fouten, dan voorbij naar links, dan weer rechts, de
rechter arm wijst voorbij naar rechts; hoofd op den linker
schouder: rechter arm prompt, linker arm wijst voorbij naar
links; hoofd op den rechter schouder: linker arm prompt,
rechter arm wijst voorbij naar rechts.

Gehoorgangen cerumen vrij, trommelvliezen gaaf.

Uitspuiten der ooren met water van 16° C. veroorzaakt:
Links: na 3 minuten niet duizelig, nystagmus bij zien
vooruit: als voor
het spuiten; naar rechts: langzame grove
uitslagen met een ruk naar rechts, soms slingeringen; bij
zien naar links: ruknystagmus met den ruk naar links,
amplitudo afwisselend middelmatig tot klein; de rechter
arm wijst voorbij naar rechts, de linker arm naar links;
staande met gesloten oogen en aaneengesloten voeten valt
hij niet om. Rechter oor: na 3 minuten niet duizelig,
nystagmus ziende vooruit en naar links: als voor het uit-
spuiten, ziende naar rechts zijn de uitslagen iets korter
dan voor het uitspuiten, de rechter arm wijst een weinig
voorbij naar rechts, de linker wijst nu eens voorbij naar
links, dan weer naar rechts. Bij staan met aaneengesloten
voeten en gesloten oogen valt hij om naar rechts. Zoowel
naar rechts als naar links is de draaiproef genomen, hoofd
ruim 90° voorover, (tien maal draaien in 13 seconden).
Beide keeren bleef duizeligheid uit.

Nos. 18 en 19, geen nystagmus.

No. 20, geen nystagmus. Ziet met ieder oog de lijnen
van de ster van Snellen alle even duidelijk. Visus O. D.
O. S. met sph. -fl slechter.

No. 21, geen nystagmus.

No. 22, G. G., geboren 1860, woont te Geldersch Veencn-
daal.

Haar grijs en blond, irides grijs-blauw.

Bij zien vooruit, met het hoofd rechtop, geassocieerde,
horizontale slingernystagmus van beide oogen, regelmatig
van tempo (± l^O per minuut) met middelmatige ampli-

-ocr page 69-

tudo. Bij zien zijwaarts ruknystagmus met den ruk naar
de zijde waarheen de blik gericht is.

Geen kleurenblindheid. Geen strabisme.

Dr. Piekema te Arnhem bericht, dat er beiderzijds be-
staat een hypermetropie van 2 D. met een hypermetropisch
astigmatisme van V2

No. 23, G. G., geboren 1864, overleden, zou volgens fa-
milieverklaringen nystagmus met hoofdschudden hebben
gehad.

Nos. 24 en 25, geen nystagmus.

No. 26, J. P., geboren 1870, fabrieksarbeider te Stichtsch
Veenendaal. Had vroeger heviger hoofdschudden (om een
verticale as) dan thans.

Haar donkerblond, irides bruin.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, geassocieerde horizontale
slingernystagmus van beide oogen, amplitudo afwisselend
van klein tot zeer klein. Bij zien naar zijwaarts: ruknystag-
mus, met den ruk naar de zijde waarheen de blik gericht is.

Geen strabisme.

Prof. Snellen bericht: in 1891 visus O. D. S. «/is foutief,
met glazen geen verbetering.

No. 27, G. P., geboren 1873, woont to Renswoude. Had
vroeger hoofdschudden, thans ook nog aanhoudend, doch
minder hevig.

Haar zwart, irides bruin zwart.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, geassocieerde horizontale
slingernystagmus van beide oogen, uitslagen afwisselend
van klein tot zeer klein. Bij zien zijwaarts gr ovo rulaiystag-
mus met den ruk naar de zyde waarheen gezien wordt.

Geen strabisme.

Prof. Snellen deelt mede: visus O. S. met sph. —11
visus O. D. met sph. —7 ^/is ruim.

No. 28, geen nystagmus, visus O. D. ^Vi ^^ot sph. —1
verbetering, O. S. idem.

Nos. 29 tot en met 34, geon nystagmus.

No. 35, A. P., geboren 1894, fabrieksarbeider to Geldersch
Veenendaal. Hijzelf en zijn familie hebben nooit iets van
nystagmus bemerkt.

-ocr page 70-

Bij zien vooruit, ook wanneer het linker of rechter oog
gesloten wordt, geen nystagmus. Bij zien zijwaarts ge-
associeerde snelle ruknystagmus van beide oogen, met den
ruk naar de zijde waarheen de blik gericht is.

Nos. 36 tot en met 61, geen nystagmus.

No. 62, G. H., geboren 1893, woont te Renkum.

Haar donkerblond, irides blauw.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, naar een voorwerp op

2 Meter afstand, geassocieerde horizontale ruknystagmus
met den ruk naar rechts, amplitudo middelmatig. Ziende
naar rechts blijft de nystagmus hetzelfde, alleen wordt de
amplitudo wat grooter. Iets links van de mediaanlijn is er
een smalle zone waar een slingernystagmus bestaat. Nog
verder naar links de blik richtend, ontstaat een ruknystag-
mus met den ruk naar links.

Kleurenzin ongestoord. Geen strabisme.

Dr. Lans deelt mede: visus O. S. Vs. Die^ cyl. —2 (as
horizontaal) Vio. visus O. D. Veo» —4 (as horizon-

taal) Vao\' lï^ fundo niets bijzonders.

No. 63, C. H., geboren 1895, woont te Renkum.

Haar blond, irides bruin.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, naar een voorwerp op

3 Meter afstand: geassocieerde, horizontale ruknystagmus
van beide oogen, met den ruk naar links, tempo snel,
amplitudo klein. Bij zien naar links: grove ruknystagmus
met den ruk naar links. Iets rechts van de mediaanlijn
is een smalle zone waar slingernystagmus bestaat, nog
verder naar rechts ziende ontstaat een ruknystagmus met
den ruk naar rechts. Frequentie bij zien vooruit ±180
per minuut.

Geen kleurenblindheid. Geen strabisme.

No. 64, G. H., geboren 1897, overleden. Zou, volgens de
ouders, vanaf den leeftijd van 2 weken nystagmus gehad
hebben.

No. 65, G. H., geboren 1899, dienstbode to Heelsum,
heeft volgens haar vader nystagmus, sinds den leeftijd van
eenige maanden. Kon het lager onderwijs niet goed volgen
en schrijft dit toe aan haar slechte oogen. Heeft voort-

-ocr page 71-

durend hoofdschudden, doch vroeger heviger dan tegen-
woordig. Als zij haast heeft, wordt het hoofdschudden erger.

Haar donkerblond, irides grijs-blauw.

Pupilreactie\'s, twee wijsvinger- en wijsvinger-neusproeven
ongestoord. Romberg negatief.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, geassocieerde horizontale
slingernystagmus van beide oogen, frequentie ±135 per
minuut. Bij zien zijwaarts ruknystagmus, met den ruk
naar de zijde waarheen gezien wordt.

Geen manifest-, noch latent strabisme.

Dr. Lans deelt mede: Visus O.S. Vgoj met sph.—2o
cyl. —1 (as 30° temp.) Vss, visus O.D. s/eo. met sph.
—2 O cyl. —2 (as 50° temp.) Vis- Fundus geen bijzonder-
heden.

No. 66, geen nystagmus.

No. 67, geen nystagmus. Ziet met ieder oog afzonder-
lijk de lijnen van de ster van Snellen alle even duidelijk.
Visus O.D. Va. met sph. 1 slechter, O.S. idem.

De vingerwijsproef wordt in het sagittale vlak met hoofd
rechtop, op den linker- en rechter schouder prompt uit-
gevoerd. In het horizontale vlak ovenzoo met hoofd rechtop
en achterover, met het hoofd voorover, wijst tenslotte de
rechter arm een weinig voorbij, afwisselend omhoog en om-
laag, proefpersoon begint het armbewegen te vermoeien.

Gehoorgangen cerumenvrij, trommelvliezen gaaf.

Na uitspuiten van hot linker oor met water van 16° C.
ontstaat na 30 seconden nystagmus met de langzame com-
ponent naar links, voorbijwijzen met beide armen naar
links, omvallen naar links en duizeligheid. Rechts na 40
seconden dezelfde
reactie\'s in tegengestelde richting.

No. 68, M. H., geboren 1007, dienstbode to Renkum.
Haar vader heeft den nystagmus bemerkt, toen zij eenige
maanden oud was.

Haar donkerblond, irides bruin.

Pupilreactie\'s, stereognostische zin, twee wijsvinger- en
wijsvinger-neusproeven ongestoord. Romberg negatief.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, geassocieerde horizontale
ruknystagmus, met den ruk naar rechts, evenals bij zien

-ocr page 72-

naar rechts. Links van de mediaanlijn ligt een kleine zone,
waar een slingernystagmus bestaat, richt de blik zich nog
verder naar links, dan ontstaat er een ruknystagmus met
den ruk naar links.

Kleurenzin ongestoord. Er bestaat strabismus convergens
alternans.

Mededeeling van Dr. Lans: visus O. S. ^/go, visus O. D.
5/go. Met cyl. —3 (as 60° temp.) lezen beide oogen ^jzi-
Fundi normaal.

No. 69, B. H., geboren 1909, woont te Renkum. Volgens
haar moeder heeft zij nystagmus vanaf den leeftijd van
eenige maanden.

Haar middelkleur blond, irides bruin.

Romberg negatief. Pupilreactie\'s, twee wijsvinger- en
wijsvinger-neusproeven, alsook stereognostische zin on-
gestoord.

Bij zien vooruit geassocieerde, horizontale ruknystagmus
van beide oogen, ruk naar links, amplitudo klein tot
middelmatig. Bij zien naar links worden de uitslagen bree-
der. Bij fixeeren van een langzaam bewegende vinger, van
links naar rechts, komen de oogen rechts van de mediaan-
lijn op een punt waar de uitslagen zeer klein zijn en zonder
ruk, nog verder naar rechts ziende ontstaat een ruknystag-
mus met den ruk naar rechts, amplitudo kleiner dan bij
zien naar uiterst links.

Geen kleurenblindheid. Geen manifest-, noch latent
strabisme.

Oogonderzoek van Dr. Waardenburg: visus O. D. met
cyl. 3Va (as 35° nas.) visus O. S. met cyl -}-3 (as
30° nas.) ^ho-

Fundus donker gepigmenteerd, links en rechts nasaal
een atrophisch plekje in de chorioidea.

Nos. 70 tot en met 85, geen nystagmus.

Nos. 84 en 85 zijn waarschijnlijk eeneiige tweelingen.

Nos. 86, E. D., geboren 1919, woont to Rhenen, heeft
volgens haar moeder vroeger erger oogbeven gehad dan
tegenwoordig.

Haar licht blond, irides blauw.

-ocr page 73-

Bij zien vooruit heeft het kind afwisselend geen (geteld
15 seconden) en wel (geteld 10 seconden) geassocieerde,
horizontale nystagmus van beide oogen, met zeer kleine
amplitudo. Bij zien naar zijwaarts worden de uitslagen
wat breeder.

Geen strabisme.

Nos. 87 tot en met 92, geen nystagmus.

No. 93, J. V., geboren 1894, woont te Ede, van beroep
schoenlapper. Is spontaan geboren volgens zijn moeder en
heeft sinds zijn geboorte een „scheef" oog en oogbeven
gehad. Volgens zijn patroon schudt hij wel eens met het
hoofd. Haar middelkleur blond, irides groen. Heeft een
gedeeltelijke ophthalmoplegic van het linker oog: het oog
staat naar den linker bovenhoek van de orbita gedraaid
en neemt aan dc willekeurige oogbewegingen geen deel,
de pupil is nauw, niervormig (met de afgeplatte zijde neus-
waarts en naar boven gekeerd). Bij zien vooruit maakt het
rechter oog horizontale, slingerende nystagmusbewegingen
van wisselende amplitudo, evenzoo bij zien omhoog en
omlaag. Bij zien naar rechts: horizontaal rotatorische ruk-
nystagmus, met den ruk naar rechts van het rechter oog,
het linker oog staat dan volkomen stil. Bij zien naar links
en vooral naar
links-boven, geassocieerde ruknystagmus
van beide oogen, met den ruk in de riching waarin gezien
wordt. Mededeeling van Prof. Snellen: visus O. S. i/eo-
Visus 0. D. 6/24. met sph. -—P/a ®/i2 foutief.

Waar de mogelijkheid bestaat, dat deze man niet aan
hereditairen nystagmus lijdt, zal hij later bij de beschou-
wingen niet meegerekend worden.

Nos. 94 tot en mot 100, goen nystagmus.

No. 101, H. P., geboren 1903, overleden, zou volgens
haar moeder nystagmus hebben gehad.

No. 102, J. P., geboren 1900, fabrieksarbeidster te
Stichtsch Veenendaal.

Haar middelkleur blond, irides blauw.

Bij zien vooruit on naar rechts geassocieerde, horizontale
ruknystagmus, met den ruk naar rechts. Ziende naar een
punt op eenigen afstand links van de mediaanlijn, zijn de

-ocr page 74-

bulbi rustig, nog verder naar links ziende ontstaat een
ruknystagmus met den ruk naar links.

Mededeeling van Prof. Snellen: strabismus convergens
levior, atrophia papillae. Visus O. D. S. ®/i8 foutief, hyper-

metropie van V2

No. 103, geen nystagmus. Ziet met ieder oog afzonder-
lijk alle lijnen van de ster van Snellen even duidelijk.
Visus O. D. 3/3. met sph. -fl slechter, O. S. idem.

No. 1Ö4, geen nystagmus. Ziet de lijnen van de ster
van Snellen alle even duidelijk, met ieder oog afzonderlijk.
Visus O. D. 3/3, met 1 slechter, O. S. idem.
Nos. 105 en 106, geen nystagmus.

No. 107, H. P., geboren 1915, woont te Stichtsch Vee-
nendaal.

Haar middelkleur blond, irides bruin.
Bij zien vooruit, hoofd rechtop, geassocieerde horizontale
slingernystagmus van beide oogen, bij zien zijwaarts ruk-
nystagmus met den ruk naar de zijde waarheen gezien

wordt.

Geen strabisme.

No. 108, M. P., geboren 1917, woont te Stichtsch Vee-
nendaal. Heeft volgens haar familie nooit nystagmus
gehad.

Bij zien vooruit staan de oogen volkomen stil, ook wan-
neer het rechter of linker oog bedekt wordt. Bij zien zij-
waarts geassocieerde, horizontale ruknystagmus van beide
oogen, met den ruk naar de zijde waarheen gezien wordt.
Tempo snel, amplitudo klein.
Geen strabisme.

Nos. 109 tot en met 163, geen nystagmus.
Familie IJ. (stamboom KK).

Nos. 1 en la, echtelieden, hebben beiden geen nystagmus.
Het is hun niet bekend, dat de anomalie in hun familie
anders voorkomt, dan bij hun nageslacht. Eenige familie-
leden van no. Icr bevestigden deze opinie. Naaste familie

van no. 1 is er niet.

No. 2, E. IJ., geboren 1878, overleden. Heeft volgons

-ocr page 75-

zijn ouders en broers altijd nystagmus gehad, afwisselend
met en zonder hoofdschudden.

No. 3, J. IJ., geboren 1879, steenfabrieksarbeider te
Driel. De ouders hebben den nystagmus bemerkt, toen
hij 1 jaar oud was, hij zou de afwijking uit de „stuipen"
gehouden hebben. Bij staren heeft hij hoofdschudden.
Kon het lager onderwijs volgen. Heeft geen last van
zijn nystagmus.

Haar licht blond, voorste haargrens zeer laag, irides grijs-
blauw, huid gewoon.

Pupilreactie\'s, patellair-. Achillespees-, voetzool-, cre-
master- en buikreflexen, stereognostische zin, gang, twee-
wijsvinger- en wijsvinger-neusproeven ongestoord. Geen
tremor van de uitgestoken handen. Romberg negatief.

De fluisterstem wordt verstaan voor hooge en lage
woorden op een afstand van 41/2 Meter, waarop deze voor
elk oor afzonderlijk beproefd is.

Bij zien vooruit, met het hoofd rechtop, naar een voor-
werp op 1 Meter afstand: geassocieerde, horizontale
slingernystagmus van beide oogen, amplitudo afwisselend
van middelmatig tot klein, tempo wisselend db P«»^
minuut. Bij plotselinge aanzienlijke blikrichtingsverande-
ring, staan de oogen wel eens even stil. Bij zien omhoog
en omlaag, doet de nystagmus zich evenzoo voor als bij
zien rechtuit. Zijn de oogen naar uiterst links gericht,
dan is er een grove ruknystagmus met den ruk naar links.
Gaat de blik langzaam naar rechts, dan wordt de amplitudo
kleiner, doch de ruk blijft naar links gericht, tot even
rechts van de mediaanlijn, op welk punt do bewegingen
het geringst on slingerend zijn. Vorder naar rechts ziende,
ontstaat een ruknystagmus mot den ruk naar rechts,
met geregeld grooter wordende amplitudo, naarmate de
blik meer naar buitenwaarts gaat. Omgekeerd gaande van
rechts naar links, ligt het rustigste punt iets links van
de mediaanlijn. Bij convergeeren vooruit blijft de slinger-
nystagmus bestaan. Stand van het hoofd, voorover, ach-
terover, omlaag, op den rechter- en linker schouder wijzigt
den nystagmus niet, sluiten van 6ón oog evenmin.

-ocr page 76-

Visus O. D. ^/eoj »a remmen van den bulbus met mijn
vinger geen verbetering. Visus O. S. ^jg foutief, na rustig
stellen met mijn vinger leest hij niet verder, maar vindt,
dat de letters helderder worden. Er bestaat strabismus
divergens dexter. Kleurenzin ongestoord. Gezichtsveld-
onderzoek: Geen absolute
Skotomen. Het linker oog
herkent, bij fixeeren van 21/2 X 21/2 m.M^. groote roode,
groene, gele en blauwe papiertjes, de kleuren op 1 Meter
afstand goed, ook bij remmen van de nystagmusbewegin-
gen. Het rechter oog herkent zoodoende de kleuren niet,
wel roode, groene en witte vlakjes van 1 c.M.2. De blinde
vlek van Mariotte dekt de horizontaalHjn links tusschen
12° en 151/2°» rechts tusschen 12° en 15°. Grenzen waar-
binnen een wit vlakje van IV2 X IV2 c.M.2 tegen een
zwarten achtergrond wordt opgemerkt, als het midden
van het veld gefixeerd wordt:

O. S.

O. D.

temp.

nas.

temp.

nas.

verticaal

omhoog

35°

37°

15°

40°

37°

33°

35°

30°

37°

33°

37°

34°

45°

40°

35°

40°

33°

60°

37°

35°

34°

30°

75°

42°

32°

40°

31°

90°

42°

31°

40°

30°

105°

45°

33°

43°

31°

120°

45°

29°

43°

30°

135°

45°

30°

43°

30°

150°

44°

31°

42°

33°

165°

40°

32°

40°

37°

verticaal

omlaag

35\'

>

37°

Oogonderzoek door Dr, Waardenburg: links hyper-
metropisch astigmatisme van iVa\'^ temp.), rechts

-ocr page 77-

idem 1 D (as 25° temp.)- Irides doorzichtig, fundus links
en rechts pigmentarm, in de peripheric zijn chorioidaal-
vaten zichtbaar, papillen normaal.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
linker en rechter arm prompt; hoofd voorover: linker en
rechter arm wijzen voorbij naar omlaag; hoofd achter-
over: linker arm prompt, rechter arm wijst voorbij naar
omhoog. Vingerwijsproef in het sagittale vlak: hoofd
rechtop: rechter en linker arm prompt; hoofd op den linker
schouder: linker arm wijst voorbij naar links,
rechterarm
prompt; hoofd op den rechter schouder: rechter en linker
arm prompt.

Gehoorgangen ccrumenvrij, trommelvliezen gaaf. Uit-
spuiten van de ooren gedurende ruim één minuut met
water van 15° C. geeft noch bij het linker, noch bij het
rechter oor aanleiding tot duizeligheid, ook valt hij niet om
als hij staat met gesloten oogen en aaneengesloten voeten,
er treedt evenmin miswijzen in het sagittale vlak of ver-
andering in den nystagmus op. Na tien maal in 12 seconden
te zijn rondgedraaid op een draaistoel, eerst naar rechts,
later naar links, met het hoofd ruim 90° voorover, ontstaat
geen duizeligheid, geen omvallen bij gesloten oogen en
aaneengesloten voeten, geen miswijzen in het horizontale
vlak en geen wijziging van den nystagmus.

Nos. 4 en 5, geen nystagmus.

No. 6, geen nystagmus. Ziet met elk oog afzonderlijk
alle lijnen van do ster van Snellen even duidelijk. Visus
O.D. ^U, met sph.
-f l slechter, O.S. idem.

Nos. 7, 8 en 9, geen nystagmus.

No. 10, geen nystagmus. Ziet met elk oog afzonderlijk
alle lijnen van de ster van Snellen oven duidelijk. Visus
O.D. *U, met sph. slechter, O.S. idem.

No. 11, geen nystagmus.

No. 12, H. IJ., geboren 1908, arbeider op een papier-
fabriek te Renkum. Moeder heeft don nystagmus het eerst
opgemerkt, toen hij één jaar oud was. Van tp tot tijd
heeft hij hoofdschudden. In den loop der jaren zou do
nystagmus, volgens zijn moeder, verergerd zijn. Hij heeft

-ocr page 78-

geen bezwaren door zijn nystagmus. Is op de lagere school
altijd overgegaan. Kan zonder bezwaar gebruik maken van
den zweefmolen en luchtschommel.

Haar bijna wit, haargrens vóór laag, huid bleek, irides
grijs-blauw.

Gang, pupilreactie\'s, tweewijsvinger- en wijsvinger-,
neusproeven, alsook stereognostische zin ongestoord.

Bij zien vooruit, met het hoofd rechtop, naar een voor-
werp op 2 Meter afstand: geassocieerde, horizontale ruk-
nystagmus (met den ruk naar rechts) van beide oogen,
amplitudo en tempo (± 170 per minuut) zijn inconstant.
Ziende naar rechts worden de uitslagen breeder en iets
minder frequent, de ruk blijft naar rechts gericht. Iets
links van de mediaanlijn is een punt van weinige, slinge-
rende bewegingen der bulbi, nog verder naar links ziende,
treedt een snelle ruknystagmus op met den ruk naar links
en kleine amplitudo. Ziende naar omlaag en omhoog:
slingernystagmus. Bij plotselinge aanzienlijke blikrichtings-
verandering staan de bulbi even stil. Bij sluiten van één oog
verandert de nystagmus niet. Zijn beide oogen gesloten,
dan blijft de nystagmus bestaan. Stand van het hoofd
voorover, achterover, omlaag, op den rechter of linker
schouder heeft geen verandering van den nystagmus tot
gevolg.

Geen kleurenblindheid. Geen manifest noch latent
strabisme.

Oogonderzoek van Dr. Waardenburg: beide oogen heb-
ben een myopie van 1 D, met myopisch astigmatisme
van 3 D, na correctie leest elk oog ^24- fundus is links
en rechts albinotisch. Irides doorzichtig.

Bij lezen en schrijven treedt hoofdschudden op, om een
verticale as.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
rechter en linker arm wijzen voorbij naar omlaag; hoofd
voorover: rechter arm wijst voorbij naar omlaag, linker arm
wijst voorbij afwisselend naar omhoog en omlaag; hoofd
achterover: rechter arm wijst voorbij naar omlaag, de
linker arm wijst in geringe mate afwisselend voorbij naar

-ocr page 79-

omhoog en omlaag. Vingerwijsproef in het sagittale vlak:
hoofd rechtop: linker arm wijst voorbij naar rechts, rechter
arm wijst afwisselend voorbij naar rechts en naar links;
hoofd op den linker schouder: linker arm wijst voorbij
naar rechts, rechter arm wijst afwisselend voorbij naar
rechts en naar links; hoofd op den rechter schouder:
linker arm wijst voorbij afwisselend naar rechts en naar
links, rechter arm wijst voorbij naar rechts.

Na uitspuiten van het linker oor (cerumenvrij, trommel-
vlies gaaf) met een wondspuit met 300 gr. water van 22° C.:
verbreeding van den nystagmus naar links, bij zien
vooruit.
Valt niet om bij staan met gesloten oogen en aaneenge-
sloten voeten. Na tien maal op een draaistoel te zijn ge-
draaid, naar rechts, in 13 seconden, hoofd
rechtop, is hij
duizelig.

Nos. 13 en 14, overleden, geen nystagmus.

No. 15, geen nystagmus.

No. 16, A. IJ., geboren 1912, woont te Renkum. De
nystagmus is door zijn moeder bemerkt toen hij één jaar
was. Soms heeft hij hoofdschudden. Heeft geen last van
zijn nystagmus, alleen wordt hij er op school mee geplaagd.
Volgt het lager onderwijs goed. Haar zeer licht roodblond,
haargrens vóór: links laag, rechts niet, irides blauw-grijs,

huid vaal bleek.

Romberg negatief, pupilreactie\'s, stereognostische zin,
twee wijs vinger- en wijsvinger-nousproeven, alles ongestoord.

By zien vooruit, met het hoofd rechtop, naar een voor-
werp op een afstand van 2 Meter: geassocieerde, horizontale
slingernystagmus van beide oogen, amplitudo wisselend
tusschen klein on zeer klein, tempo zeer snel. Bij zien naar
zijwaarts:
ruknystagmus mot den ruk naar de zijde waar-
heen gezien wordt. By plotselüige aanzienlijke blikrichtings-
vorandering staan de bulbi wel eens even geheel stil.
Ziende naar omhoog en omlaag langzame, grove slinger-
nystagmus. Wordt
één oog gesloten, dan valt aan het
alidere geen verandering van den nystagmus waar te nemen.
De nystagmus bestaat ook als beide oogen gesloten zijn.

Visus O. S. na remmen dor nystagmusbewegingen

-ocr page 80-

met mijn vinger, verbetert de visus tot foutief. Visus
O. D. na remmen leest proefpersoon niet meer

letters dan voordien. Geen kleurenblindheid. Er is geen
manifest, noch latent strabisme.

Oogonderzoek van Dr. Waardenburg: links en rechts
hypermetropisch astigmatisme van 21/2 D, na correctie
leest elk oog afzonderlijk ^20-

Fundus links en rechts geheel albinotisch. Papilla nerv,
optici rechts onduidelijk begrensd. Irides doorzichtig.

Tijdens schrijven ontstaat geen hoofdschudden.

Vingerwijsproef in het horizontale vlak: hoofd rechtop:
rechter en linker arm wijzen afwisselend voorbij naar om-
hoog en omlaag; hoofd voorover: linker arm wijst beurte-
lings voorbij omhoog en omlaag, rechter arm prompt;
hoofd achterover: linker arm wijst voorbij naar omhoog,
rechter beurtelings naar omhoog en omlaag voorbij.
Vingerwijsproef in het sagittale vlak: hoofd rechtop: linker
en rechter arm prompt; hoofd op den linker schouder:
linker en rechter arm wijzen voorbij naar rechts; hoofd
op den rechter schouder: linker arm wijst beurtelings
voorbij naar rechts en naar links, rechter arm wijst voorbij
naar links.

Uitspuiten van het linker oor (ccrumenvrij, trommelvlies
gaaf) met een wondspuit met 300 c. c. water van 23° C.
maakt proefpersoon duizelig, bij staan met gesloten oogen
en aaneengesloten voeten valt hij om naar links.

Tien maal ronddraaien op den draaistoel, met het hoofd
rechtop, naar rechts, in 13 seconden, maakt hem duizelig
en veroorzaakt een vergrooting van de amplitudo van
den nystagmus.

No. 17, overleden, geen nystagmus.

Nos. 18 tot en met 31, geen nystagmus.

Familie D. (stamboom L L).

Van de ouders van no. 1 is niet bekend of zij met nystag-
mus belast waren.

No. 1, P. D., geboren 1765, zou volgens verklaring van
een familielid nystagmus gehad hebben.

-ocr page 81-

No. 2, overleden, geen nystagmus.

No. 3, H. v., geboren 1849, landbouwer te Geldersch
Veenendaal. Vroeger had hij hoofdschudden, thans niet
meer.

Haar donkerblond met grijs, irides blauw.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, naar een voorwerp op
2 Meter afstand: geassocieerde horizontale nystagmus
met een ruk naar links, frequentie ± 120 per minuut,
bij zien naar links evenzoo, de amplitudo is dan echter
wat grooter. Een weinig rechts van de mediaanlijn is een
zeer smalle zone waar een slingernystagmus bestaat, ziet
proefpersoon nog verder naar rechts, dan ontstaat er een
ruknystagmus met den ruk naar rechts. Een en ander
vond ik bij mijn eerste bezoek aan hem. Eenige maanden
later bezocht ik H. V. nogmaals, om eenige informatie\'s
te nemen betreffende zijn familie. Hij had toen 5 weken
te voren een apoplexie gehad, de linker lichaamshelft was
nog paretisch, ofschoon volgens patient zijn toestand
reeds veel verbeterd was, hij kon weer loopen, het linker
been sleepte daarbij over den grond. De nystagmus had
zich als volgt gewijzigd: bij zien naar links: zeer grove
ruknystagmus met den ruk naar links, bij zien naar rechts
was de nystagmus volkomen verdwenen. Drie weken later
heb ik hem nog eens gezien. Bij het loopen beurde hij hot
linker been weer op, de nystagmus bij zien naar links was
vrijwel gelijk gebleven, ziende naar rechts bestond er
weer een duidelijke ruknystagmus met con zeer kleine
amplitudo.

Nos. 4 tot en met 14, geen nystagmus.
No. 15, K. D., geboren 1882, landbouwer to Geldersch
Veenendaal. Haar middelkleur blond, irides blauw. Bij
zien vooruit, omhoog en omlaag zeor snelle, geassocieerde,
horizontale
slingernystagmus van beide oogen. Bij zien naar
zijwaarts ruknystagmus, met den ruk naar do zijde waar-
heen gezien wordt, de amplitudo wordt dan grooter.
Geen klouronblindheid. Geen strabisme
No. 10, H. ])., geboren 1885, timmorman te Goldorsch
Veenendaal.

-ocr page 82-

Haar donkerblond, irides bruin.

Bij zien vooruit maakt het aanvankelijk den indruk dat
er geen nystagmus bestaat, doch na ± 5 seconden treedt
oogbeven op en wel met een ruk naar rechts. Bij zien naar
rechts: ruknystagmus met den ruk naar rechts, bij zien naar
links zijwaarts: ruknystagmus met den ruk naar links.
Bij plotselinge blikrichtingsverandering staan de bulbi
geruimen tijd stil (eenige malen geteld 6 seconden). Proef-
persoon zegt, dat hij het beginnen van de nystagmus-
bewegingen voelt, de voorwerpen ziet hij echter niet in
beweging.

Visus O. D. äi/g, nadat 4 letters goed gelezen zijn, kan
hij niet verder en treedt nystagmus op. O. S. idem. Geen
kleurenblindheid. Geen strabisme.

No. 17, geen nystagmus.

No. 18, W. D., geboren 1889, landbouwer te Ederveen.

Haar donkerblond, irides bruin.

In alle blikrichtingen geassocieerde, horizontale nystag-
mus van beide oogen. Bij zien vooruit tempo snel, am-
plitudo klein. Heeft soms hoofdschudden.

No. 19, C. D., geboren 1891, melkslijter te Geldersch
Veenendaal.

Haar donkerblond, irides blauw.

Bij zien vooruit met hoofd rechtop: geassocieerde hori-
zontale nystagmus van beide oogen, afwisselend slingerend
en met een ruk naar rechts. Bij zien zijwaarts: grove ruk-
nystagmus, met den ruk naar de zijde waarheen de blik
gericht is.

Geen kleurenblindheid. Geen strabisme.

Heeft permanent hoofdschudden om een verticale as.

No. 20, G. D., geboren 1893, landbouwer te Geldersch
Veenendaal.

Haar donkerblond, irides bruin.

Bij zien omhoog, omlaag en vooruit met hoofd rechtop:
geassocieerde, zeer snelle, horizontaio nystagmus met kleine
amplitudo, afwisselend slingerend en met een ruk naar
links. Bij zien zijwaarts: ruknystagmus met den ruk naar
do zijde waarheen do blik is gericht.

-ocr page 83-

Geen kleurenblindheid. Geen strabisme.

Nos. 21 tot en met 26, geen nystagmus.

No, 27, M. H., geboren 1912, woont te Renswoude.

Haar middelkleur blond, irides blauw.

Bij zien vooruit, omlaag en omhoog geen nystagmus,
ook niet wanneer één oog van het binoculair zien wordt
uitgesloten. Bij zien naar links of rechts, begint reeds even
voorbij de mediaanlijn een geassocieerde, horizontale, fijne,
snelle ruknystagmus van beide oogen, met den ruk naar
de zijde waarheen gezien wordt.

Prof, Snellen deelt mede, dat beide oogen een myopisch
astigmatisme hebben van D.

No. 28, G, H,, geboren 1922, woont te Renswoude.

Haar middelkleur blond, irides blauw.

Heeft bij zien vooruit een geassocieerde, horizontale
nystagmus van beide oogen. Uitslagen groot, tempo on-
regelmatig.

Nos. 29 en 30, geen nystagmus.

No. 31, H. D., geboren 1904, timmerman te Stichtsch
Veenendaal. Zou volgens zijn moeder altijd nystagmus
gehad hebben, ze had dien reeds bemerkt in haar kraambed.
Tot zijn 10e jaar had hij hevig hoofdschudden, thans
minder (om een verticale as).

Haar middelkleur blond, irides blauw.

Bij zien vooruit, hoofd rechtop, geassocieerde horizontale
ruknystagmus van beido oogen, met den ruk naar rechts.
Ziende naar rechts: grove ruknystagmus mot den ruk naar
rechts. Een weinig links van de mediaanlijn ligt een smalle
zone waar
slingernystagmus bestaat, richt de blik zich
nog verder naar links, dan ontstaat een ruknystagmus
met den ruk naar links. Frequentie ± 150 por minuut.

Leest alle Stillingsche Tafeln, doch eenige (V : 4) na
aarzeling.

Prof. Snellen bericht: Visus O, D, S. mot sph. —1 O cyl.
-2 «/i8-

No. 32, C. D., geboren 1909, timmerman to Stichtsch
Veenendaal. Heeft, volgens zijn moeder, sinds zijn eerste
levensdagen nystagmus.

-ocr page 84-

Haar middelkleur blond, voorste haargrens laag, irides

^^ISj^zien vooruit, hoofd rechtop: geassocieerde horizontale
slingernystagmus; bij zien zijwaarts ruknystagmus met
den ruk naar de zijde waarheen gezien wordt.
Geen kleurenblindheid. Geen strabisme.
Heeft permanent
hoofdschudden om een oro-occipitale as.
Dr. V. Romunde bericht: visus O.D. «/se» O-S. Vse»
myopie van V2 I> i^et myopisch astigmatisme van Va
Visus na correctie e/is- I^^ndi geen afwijkingen.

No. 33, geen nystagmus. Ziet met elk oog afzonderlijk
alle lijnen van de ster van Snellen even duideUjk. Visus
O.D. ^U, met sph. 1 slechter. O.S. idem.

No 34, geen nystagmus. Ziet met ieder oog afzonderlijk
alle lijnen van de ster van Snellen even duidelijk. Visus
O. D. ^U, met sph. 1 slechter, O. S. idem.

No 35, B. Z., geboren 1910, woont te Renswoude. Toen
hü 4 weken oud was, heeft zijn moeder den nystagmus
bemerkt. Als hij staart treedt hoofdschudden op. Als hij
driftig is, zou, volgens
zijn moeder, de nystagmus erger zijn.
Haar middelkleur blond, irides blauw
Bij zien omhoog, omlaag en vooruit geassocieerde, hori-
zontale slingernystagmus van beide oogen, amplitudo
afwisselend tusschen klein en middelmatig, tempo wisse-
lend ± 140 per minuut. Bij zien naar zijwaarts treedt een
ruknystagmus op, met den ruk naar de zijde waarheen
gezien wordt.

Dr. Hulshoff Pol te Amersfoort bericht: Skiascopisch
beide oogen myopie van 6 D. Visus O.D. Vco» met sph.
__4 1/4. Visus O.S. Veo» met sph. —3 1/4. Met sterkere
glazen niet meer te bereiken. Fundi beiderzijds normaal,
niet pigmentarm, irides niet doorzichtig.
No. 36, geen nystagmus.

No. 37, geen nystagmus. Ziet allo lijnen van de ster
van Snellen, met ieder oog afzonderlijk, oven duidoHjk.
Visus O.D. Vi, ^^^ SP^^\' 1 slechter. O.S. idem.
Nos. 38, 39 en 40, geen nystagmus.
No. 41, J- V., geboren 1918, woont te Ede. Volgens do

-ocr page 85-

ouders lijdt hij aan nystagmus sinds zijn 3e levensweek,
aanvankelijk met meer hoofdschudden dan tegenwoordig.

Haar middelkleur blond, irides blauw.

In alle blikrichtingen: geassocieerde, horizontale nystag-
mus van beide oogen.

No. 42, W. V., geboren 1920, woont te Ede, heeft,
volgens haar moeder, sinds haar derde levensweek nystag-
mus, heeft nooit hoofdschudden gehad.

Bij zien vooruit, omhoog en omlaag geassocieerde,
horizontale slingernystagmus van beide oogen, amplitudo
wisselend van klein tot middelmatig, tempo onregelmatig.
Naar zijwaarts ziende treedt een ruknystagmus op, met
den ruk naar de zijde waarheen gezien wordt.

No. 43, H. V., geboren 1923, woont te Ede. Volgens
moeder, heeft hij nystagmus vanaf zijn 3e levensweek.

Bij zien vooruit: geassocieerde, snelle, horizontale nystag-
mus van beide oogen.

Nos. 44 tot en met 57, geen nystagmus.

HOOFDSTUK V.

BESCHOUWINGEN OVER DE STAMBOOMEN.

Bij vergelijking van de beschreven stamboomen valt
verschil to maken tusschen twee groepen, welke zich onder-
scheiden door de wijze waarop do nystagmus wordt overgo-
erfd. (Hierbij zijn do stamboomen G en KK buiten be-
schouwing gelaten, daar hier hot ovororvingstypo niet
duidelijk is.) In de eene groep familie\'s komen zoowel
mannelijke als vrouwelijke lijders voor, bestaat gemengde
overerving. Tot deze klasse behooren de volgende stam-
boomen: Wood (B), Alt (C), Boulland (D), Audeoud (E),
Mac Gillivray\'s „The Noilson Family" (F), Burton (H),
Fishor (.1), Hawthorne (K), Apert en Dubosc (L), Lans (M),
Radloff (P),
V. Kibort (R), Wherry (S), Hancock (U),

-ocr page 86-

Gunn (V), Dubois (Z), 4 van Waardenburg (BB, CC,
DD en EE), Peters (GG) en mijn familie\'s W. (H. H.)
en P. (J. J.)- De stamboomen van de tweede groep be-
vatten, op hooge uitzonderingen na, slechts mannelijke
lijders aan nystagmus, terwijl de vrouwen „conductor"
zijn. Deze wijze van overerving doet denken aan die,
waarop haemophilie, neuritis optica retrobulbaris (Léber),
progressieve spieratrophie, daltonisme en andere overge-
ërfd worden (gynephore overerving van Plate). Hieronder
vallen de stamboomen van Lloyd Owen (A), Caspar. (N),
Müller (O), Evans (Q), Anden (T), 2 van Nettleship (W en
X), Nodop (IJ), Engelhard (AA), een van Waardenburg
(FF) en mijn familie D. (LL).

De vraag ligt voor de hand of deze scheiding meebrengt,
dat de nystagmus bij de lijders uit deze twee groepen een
verschillende oorzaak heeft. Nettleship heeft gemeend dat
het hoofdschudden bij vele lijders uit familie\'s met ge-
mengde overerving voorkwam, dat het, in tegenstelling
daarmede, bij de lijders uit de tweede groep gemist werd.
Afgezien nog van de bezwarende omstandigheid, dat hoofd-
schudden vooral bij volwassenen moeilijk is uit te sluiten,
daar het bij sommigen slechts onder bepaalde voorwaarden
voor den dag komt, gaat in de familie D. (LL), die tot
de tweede groep behoort, de nystagmus bij vele lijders
met hoofdschudden gepaard,
zoodat dit verband tusschen
overervingstype en hoofdschudden niet is vol te houden.
Ook het samengaan van nystagmus met partieel oog-
albinisme, dat dikwijls voorkomt in familie\'s van de tweede
groep, is niet typisch voor deze, daar de nystagmuslijders
der familie D. normaal gepigmenteerd waren. Aan den
anderen kant vertoont de familie IJ. (KK) waar beide
anomalieën samengaan, geen gynephore overerving. Hot
bestaan van een karakteristiek onderscheid tusschen de
nystagmuslijders der beide groepen familie\'s is nog niet
met zekerheid gebleken.

De nadere beschouwing der overerving zal ik beginnen
met de stamboomen mot gemengde overerving en de andore

-ocr page 87-

groep voorloopig laten rusten. In verband met de algemeene
regelen der overerving (Mendel), vroeg ik mij af, of dit
kenmerk zieh gedraagt als een recessief of een dominant.
Recessief ten opzichte van den normalen toestand is het
kenmerk zeker wel niet; het komt immers herhaaldelijk
voor, dat het meerdere geslachten, tot vier toe (S) direct
kan overgaan van ouder op kind, ook zonder dat de ouders
der lijders aan elkaar verwant waren; aan den anderen
kant is het voorbeeld uit stamboom E, waar uit
een huwelijk
tusschen neef en nicht, beiden stammend uit dezelfde
belaste familie, en waarvan de man nystagmus had, drie
gezonde zoons, twee gezonde dochters en slechts een zieke
dochter sproten, een aanwijzing, die pleit tegen een recessief
zijn van nystagmus. Evenwel, al gaat het kenmerk dikwijls
direct over van ouder op kmd, het komt ook dikwijls voor,
dat het in één of meerdere (vastgesteld in stamboom HH
tot drie toe) generatie\'s blijft sluimeren, iets wat met het
zuivere begrip dominant in strijd is. Dit sluimerend blijven
te ontkennen en het te beschouwen als veroorzaakt door
slordigheid bij het onderzoek, waardoor kenmerkdragenden
over \'t hoofd worden gezien (Siemens), kan in dit geval
zeker niet worden aangenomen, althans niet voor de nog
levende familieleden. Inde bovengenoemde stamboomen met
gemengde overerving, die in het vervolg dezer bespreking
steeds alle in rekening gebracht zijn, kwam het totaal 51
maal voor, dat een gezonde ouder, uit een belaste familie,
een of meer zieke kinderen kreeg. O maal was de vader,
45 keer de moeder ,,conductor", geheel in overeenstemming
(lus met de opmerking van Bateson, door hem gemaakt
na een demonstratie van nystagmusstamboomen door
Nettleship, waarbij hij cr op wees, dat zoo zelden gezonde
mannen ziek kroost krijgen. Er is blijkbaar ten dien op-
zichte verschil tusschen het gedrag van mannen en vrouwen.
Van de 45 maal, dat de moeder „conductor" was, kon
.33 maal worden
vastgesteld van welken kant zij haar
aanleg had geërfd: 8 maal had haar vader, 8 maal haar
moeder, 3 keer haar grootvader van moeders zijde, éénmaal
haar grootmoetler van moeders zijde, en eens had de vader

-ocr page 88-

van haar grootvader van moeders zijde nystagmus; 12 maal
kon de kenmerkdragende voorouder wel niet worden aan-
gewezen, doch wel de richting, waarm het spoor ging:
6 maal naar moeders zijde, 4 maal erfde zij den aanleg
van vaders zijde en 2 maal van de voorouders van haar
grootvader van moeders zijde.

Voor de nadere waardeering van het kenmerk is het
van belang te weten, hoe de verhouding is tusschen het
aantal zieken en gezonden. Ik telde daartoe uit de stam-
boomen alle broers en zusters op, waarvan tenminste één
het kenmerk droeg en kreeg zoodoende
326 gezonden en
239 zieken, cijfers die het uitsluiten, dat nystagmus domi-
nant is zonder meer, immers dan moesten er op theoretische
overwegingen evenveel gezonden als zieken zijn (DR x RR
= 50 %DR 50 o/^ RR). Werden deze gezonden en zieken
voor beide sexen afzonderlijk
verzameld, dan bleken er te
zijn:
127 gezonde- en 130 zieke mannen, 165 gezonde en
100 zieke vrouwen, verder 9 zieken en 34 gezonden van
onbekend geslacht. Hoewel het aantal vrouwen dus wat
grooter was dan het aantal mannen, waren er toch ruim
11/4 maal zooveel zieke mannen als zieke vrouwen. Ook
hier komt weer een
sexe-invloed naar voren. Is dit verschil
verklaarbaar, louter door aan te nemen, dat in het vrouwe-
lijk organisme factoren zijn, die de manifestatie van den
nystagmus tegengaan? Dat is a priori niet waarschijnlijk,
daar toch bijna 2/5 deel der vrouwen hot kenmerk toonen.
Een nadere ontleding der stamboomen deed mijn p-
dachten over den sexe-invloed een geheele andere richting
uitgaan. Uit de stamboomen werden daartoe do volgende
gezinnen gelicht: lo. die waarvan do moeder ,,conductor"
was en één of meer kinderen ziek waren, 2e. die waarvan
de vader en minstens één kind ziek waren cn
3e. die, waar-
van de moeder en minstens één kind het kenmerk droegen
en opgeteld, hoeveel zieke en gezonde zoons on dochters
deze drie groepen gezinnen hadden (zie nevenstaande tabel).
Ik liet daarbij de stamboom van Wood buiten beschouwing,
omdat die slechts van eenige leden het geslacht aangeeft.
Overigens werden van de andere ook die gezinnen niot

-ocr page 89-

meegeteld, waarin van niet één kind het geslacht bekend is.

De 45 gezonde moeders uit kolom I kregen 106 zoons,
waarvan ruim 55 % ziek en 119 dochters, waarvan 26 %
het kenmerk droegen. In meerdere opzichten merkwaardig

ni

é

1
8
S
w

%

6
li

il
.. O

i-
SS
o>«

i
O
O

Jt

B
3

X

1
•O

V
M

CJ

B
3

X

S

O
8
u

•O

a

0

01

C3
3

X

s
ü
•9

O
•O

-s
g

0
3

X

CP

1
>■

•ó

a

H

S.

a
3

X

5

a

?N
V
0

3

a

s

<

Q

8
N

1
"H
Q
3

X

s
1

M

Q
3

X

S

8

•S

13
O

a
a

3

X

B

1
•O

TJ

a

O
&

a

3

X

•s

o>

-8
.0
D

O
>

■V

:s

N

a
§

X

c

Ë
t! .

•ëis

S-s
EB

^ n

1"
<

a

O

s

a

3

X

Js

T3

ïi

0
3

X

S

8
M

V

13
g

8

O)
§

X

c

ü

O
•0

•O

a
8
w
e

3

X

D>
ji

£
C

O
>■

TJ

a
3

H
§

X

"5

a>
.M

C

O
>

T)
^

X

C

1

3

D

2

1

1

4

E

4

4

1

1

1

1

2

}f

4

ö

1

10

13

1

1

3

2

H

1

3

4

J

1

1

K

1

1

1

1

2

L

1

1

4

6

M

2

4

1

3

3

2

4

2

2

1

1

P

3

1

4

5

2

1

4

1

3

1

3

R

4

2

3

6

11

6

2

11

10

n

9

1

6

10

S

5

7

2

3

7

2

3

3

3

5

3

4

6

2

5

3

u

3

4

4

2

1

7

V

1

2

3

1

1

1

1

1

2

1

z

2

1

2

1

6

4

0

3

4

3

7

1

3

BB

2

5

2

1

2

2

ö

7

2

1

2

1

1

CC

3

7

C

C

7

DD

2

4

2

8

1

1

1

1

1

1

1

EE

1

2

GG

l

3

1

1

2

HH

7

10

4

11

17

1

1

2

2

1

2

1

2

3

JJ

3

3

2

6

4

3

12

6

3

1

1

1

1

Tot.

46

50

31

47

88

7

28

9

C4

41

34

4

28

45

12

22

ö

1

-ocr page 90-

zijn de uitkomsten van de 2e kolom: 28 zieke vaders
kregen 88 dochters waarvan ruim 61 % ziek waren en
50 zoons, waarvan 18 % ziek. Met alleen dat deze vaders
veel meer dochters dan zoons kregen, doch ook is het
opmerkelijk, dat de nystagmus belangrijk vaker overging
op de dochters, dan op de zoons. Alhoewel de beschikbare
aantallen niet zoo groot zijn, dat de mogelijkheid van
toeval geheel is uit te sluiten, verdwijnt deze toch vrijwel,
als men daarnaast de 3e kolom beschouwt: 28 zieke moe-
ders met 70 zoons waarvan ruim 64 % ziek en 34 dochters
met ruim 35 % nystagmus; hier, ofschoon minder uitge-
sproken, een tegengestelde verhouding: de zieke vrouwen
kregen meer zoons en de nystagmus ging bij voorkeur over
op de zoons. Voegt men de cijfers van beide kolommen
II en III samen, dan blijkt in deze gezinnen het zieke kroost
voor ruim 82 % van de andere sexe te zijn, als de kenmerk-

dragende ouder.

Wanneer het verschil tusschen het aantal dochters en
zoons van kolom II (38) gevoegd wordt bij het aantal zieke
zoons (9), dan krijgt men een getal (47) van dezelfde orde
als het aantal zieke dochters (54); telt men evenzoo dit
verschil uit kolom III (36) bij het aantal zieke dochters
(12) dan verschilt deze som (48), slechts weinig van het
aantal zieke zoons (45). Hieruit blijkt, dat het tekort aan
zoons in kolom II en dat aan dochters in kolom III vrijwel
zou zijn opgeheven, als in beide kolommen het aantal
zieken van dezelfde sexe als de kenmerkdragende ouder
werd verhoogd tot hetzelfde aantal als hun zieke zusters
resp. broers. Deze cijfers zijn, dunkt mij, wel zoo sprekend,
dat men hier een selectieve bevruchting moet aannemen
of wel moet do oplossing gezocht worden in factoren, die
de levensvatbaarheid van een bepaald soort individuen
reduceeren, hetzij bij den eersten aanleg der vrucht of later,
zoodat deze afsterft in de embryonale of foetale periode ?
Hier zou dan eenig verband bestaan met feiten, die in de
planten- en dierenwereld zijn waargenomen en waarvan
ik eenige zal aanhalen uit Siemens: Konstitutions- und
Vererbungspathologie. Bij kruisingen van leeuwenbekken

-ocr page 91-

(antirrhinum) met goudkleurige bladen, vond Bauer, dat
de Mendelverhouding: 1 dominant homozygoot, op 2
heterozygoten, op 1 recessief homozygoot niet klopte;
hij kreeg 1 groen exemplaar, 2 goudkleurige en miste het
gele exemplaar. Het bleek echter tenslotte, dat de geel-
bladige planten zich wel ontwikkelden, doch deze stierven
reeds na eenige dagen af door chlorophylgebrek. Bij bepaal-
de muizenkruisingen vond men ook een onregelmatigheid
in de verhouding tusschen de jongen, welke veroorzaakt
werd door het afsterven van een deel der gele muizen in
utero. Dit kwam overeen met de ervaring, dat gele muizen
een sterke neiging hebben tot vetzucht en acites. Bij de
drosophila vond Morgan meerdere erfelijke kenmerken, die
een vermindering van levensvatbaarheid veroorzaakten,
hij noemde deze oorzaken letale factoren. Wanneer derge-
lijke letale factoren een rol spelen bij de nystagmus-over-
erving, dan blijft het nog onverklaard, waarom b.v. een
zieke zoon van een zieke moeder niet en de aanleg van
een zieken zoon van een zieken vader wel onder invloed
staat dezer factoren.

De verklaring daargelaten, mag wel als vaststaande
worden aangenomen, dat,
bij directe overerving, de nystag-
mus van een ouder vooral overgaat op de kinderen van de
andere sexe, welke sexe in getalsterkte tetjens onder de kinderen
overheerscht.
Het zou belangrijk zijn te weten, of nog andere
kenmerken zich op soortgelijke wijze gedragen. Mogelijk
dat een onderzoek naar kenmerken die voorkomen in
groote gezinnen, waarin onder de kinderen één sexe
nummeriek duidelijk de meerdere is, meer licht geeft in
deze zaak. Waren evenwel zulke kenmerken frequent, dan
zou dit moeten blijken, doordat de getalsverhouding tus-
schen zoons en dochters in groote gezinnen niet uitkomt
met hetgeen men zou verwachten, als alleen het toeval
een rol speelt. Ik hoop later gelegenheid to hebben op
dit onderwerp elders terug te komen.

ïerugkeerendo naar de kolommen II en III kan men zich
de vraag stellen, of hierbij ook niet die gezinnen in rekening
moeten gebracht worden, waarvan één ouder het kenmerk

-ocr page 92-

heeft, doch niet één der kinderen. Ik meen deze vraag ont-
kennend te moeten beantwoorden, immers, al is het niet
onmogelijk, dat een of meer dezer kinderen „conductor" zijn
(de stamboomen lichten ons dienaangaande onvoldoende
in), het is niet zeker, dat (althans voor een deel) in
deze ouders geen factoren aanwezig zijn, die de ontwikke-
ling van het kenmerkdragend kroost onmogelijk maken
en, ware dit het geval, dan zou samenvoegen bij de
kolommen II en III ontoelaatbaar zijn. Bevestiging
dezer veronderstelling is moeilijk te verkrijgen; wel is
het aantal geboorten per gezin uit 30 huwelijken waar-
van één ouder nystagmus heeft en niet één der kinderen
(2,4) lager dan de gemiddelde kinderrijkdom der huwe-
lijken uit de kolommen II en III (4,5), doch deze aan-
tallen — vergelijking heeft weinig waarde, daar de kans,
dat men kinderen vindt die allen aan één voorwaarde
voldoen altijd in kleine gezinnen grooter zal zijn, dan
in groote.

Boven gaf ik als resultaat van de optelling van de gezonde
en zieke kinderen uit gezinnen waarin minstens
één ziek
kind is: 326 gezonden en 239 zieken. Aangenomen, dat in
de gezinnen van de kolommen II en III geen selectieve
bevruchting had bestaan, resp. geen letale factoren hadden
ingewerkt, dan zouden er veel meer zieken geweest zijn
en zou het verschil tusschen
gezonden en zieken veel ver-
minderd zijn. Dit verschil neemt nog af, als men er rekening
mee houdt, dat een gedeelte van de gezonden, vooral vrou-
wen, het kenmerk wel niet toonen, maar toch sluimerend
dragen. Het aantal daarvan is niet na te gaan. Nystagmus
kan vele generatie\'s sluimerend blijven en doordat de stam-
boomen dienaangaande slechts beperkte gegevens verstrek-
ken, is het niet steeds uit te sluiten dat een vrouw al dan
niet, sluimerend het kenmerk draagt. Het is intusschen m.i.
mogelijk dat
in de familie\'s waarin de nystagmus de gemengde
overerving vólgt beide factoren: de selectieve bevruchting en het
sluimerend blijven van den nystagmus de oorzaken zijn, dal
hei aantal zieken en gezonden ons ongelijk voorkomt en dat
inderdaad deze aantallen hetzelfde zijn, zoodat zij overeen.

-ocr page 93-

zouden komen met den regel van Mendel voor dominante
kenmerken.

De studie van stamboomen waarin kenmerken het gyne-
phore overervingstype volgen heeft aan het licht gebracht,
dat deze als volgt overgaan: Een zieke man die huwt met
een homozygoot gezonde vrouw, krijgt slechts gezonde
kinderen, de helft van de dochters evenwel draagt het
kenmerk over op het nageslacht, zijn dus ,,conductor".
Huwt een „conductor" een gezonden man, dan worden
er een gelijk aantal zieke en gezonde zoons geboren, de
helft van de dochters zijn homozygoot gezond, de helft
is „conductor". Huwt een zieke man een „conductor",
dan spruiten uit deze gemeenschap zieke- en gezonde zoons,
zieke-, sluimerend zieke-en gezonde dochters. Een huwelijk
tusschen een zieke vrouw en een gezonden man brengt slechts
zieke zoons en sluimerend zieke dochters voort. Hebben
beide ouders het kenmerk, dan is dit ook het geval met alle
kinderen. Bateson, Nettleship en Plate hebben getracht
dezen overervingsmodus te verklaren; dit is hun evenwel
in zooverre mislukt, dat niet alle waargenomen feiten met
een der theorieën in overeenstemming zijn te brengen.
Het blijkt, dat de zooeven genoemde verhoudingen niet
altijd uitkomen, als men vele stamboomen met gynephoro
overerving beschouwt. Zoo maakte Bateson er op attent,
dat onder de zoons van sluimerend zieke vrouwen en
gezonde mannen, veel meer zieken dan gezonden zijn.
De naspeuringen van Plate bevestigden dit, voor zoover
het gemiddelde over een groot aantal betreft, de oorzaak
moot O ven wol volgens Plato daarin gezocht worden, dat
er eensdeels stamboomen zijn, waarin het aantal zieke
en gezonde zoons vrijwel gelijk is, b.v. in do haomophilio
stamboom van Lossen 36 zieken op 28 gezonden, bij
Merzbachcr (spieratrophio) 10 zieken op 12 gezonden, ter-
wijl daartegenover staan familio\'s waar gezonde mannen
uitzondering zijn o.a. Stahel (haomophilio) 22 zieken, geen
gezonden. Hay
(haomophilio) 12 zieken, 1 gezonde. Van
de aan het bcgin van dit hoofdstuk genoemde nystagmus-

-ocr page 94-

stamboomen met gynephore overerving, heb ik ook de
zieke en gezonde zoons van een „conductor" met een
gezonden man opgeteld (zie nevenstaande tabel). Daar
o. a. in Engelhard\'s stamboom zooveel leden zijn, wier ge-
slacht onbekend is, werden, om de daardoor mogelijke
bron van fouten uit te schakelen, gezinnen, waarin niet het
geslacht van alle kinderen bekend is, buiten beschouwing
gelaten. Het resultaat was 96 zieke en 40 gezonde zoons.

Stamboom

zieke
zoons

zieke
dochters

gezonde
zoons

gezonde
dochters

A

9

4

8

N

5

1

9

0

9

2

6

Q

9

3

13

T

4

3

5

W .

4

4

4

X

3

2

4

IJ

13

3

14

AA

18

9

13

FF

9

3

5

LL

13

1

6

8

Totaal

1

40

89

Behalve dat in een kleinen stamboom van Nettleship (W)
het aantal zieke en gezonde zoons gelijk was, gedroegen
de andere zich op gelijke wijze als het gemiddelde, hetgeen
dus niet overeenstemt met de bevindingen van Plate.

Behalve dat deze verhouding tusschen zieke en gezonde
zoons buiten de algemeene regels valt, zijn er in de stam-
boomen van nystagmus nog meer feiten, die niet met het
schema in overeenstemming te brengen zijn. Zoo heeft
in Engelhard\'s familie (AA) een zieke vader een zieke
dochter, hetgeen alleen mogelijk ware, als hij een minstens
sluimerend zieke vrouw had gehuwd, hetgeen echter on-

-ocr page 95-

waarschijnlijk is, ten eerste omdat Engelhard verklaart,
dat de ingetrouwden geen nystagmus hadden en dat er
geen consanguine huwelijken gesloten werden en verder
omdat zijn beide zoons gezond zijn. Voorts is er in de
familie D. (LL) een „conductor", wier man gezond is,
met een zieke dochter.

Dan is er nog een feit, dat ik in de literatuur nergens
aangeroerd vond en wat ook buiten het schema valt, n.1.
dat
uit huwelijken van een gezonden man en een „conduc-
tor" (uit een familie met gynephore nystagmus overerving)
zooveel meer zoons dan dochters geboren worden,
boven-
staande tabel geeft 136 zoons en 90 dochters. Toch lijkt
me deze vondst wel de vermelding waard, te meer, waar
deze verhouding overeenstemt met die, vroeger bij de ge-
mengde overerving gevonden in kolom III. Dit laatste
bracht mij tot een vergelijking van beide groepen stam-
boomen, waarbij mij het volgende trof:

Gemengde overerving.

a. Uit huwelijken van zioko
vrouwen, dio direct op him kin-
deren overerfden worden gebo-
ren 70 zoons cn 34 dochters.

b. Uit do onder a gonoemdo
huwelijken sproten 45 zieke

zoons on 12 zieke dochters.

fc.i Sluimerend zioko vrouwen
mot gezonde mannon kregen 50
zieke zoons en 31 zioko dochters.

c. Zioko mannen die direct op
Jiun kroost overerfden krogon 54
zioko- on 34 gezonde dochters,
41 gozondo- on O zioko zoons.

d. Gezonde mannon linddon
zoldon ziok kroost.

e. Hot kenmerk bleef dikwijls
door velo gonoratio\'s hoon slui-
merend.

Gynephore overerving.

a. Uit huwelijken van een
,,conductor" mot een gezonden
man worden geboren 130 zoons
en 90 dochters.

b. Uit do hiiwelijken onder
a bedoohl sproten 90 zieke zoon.s
en 1 zioko dochter.

c. Zieke mannon mot geronde
vrouwen krijgen als regel oen
gelijk aantal gozondo- en slui-
merend zioko dochters, <lo zoons
zijn gezond.

d. Gozondo nmnnon hadden
nooit ziük kroost.

e. Hot kenmerk kan door volo
gonoratio\'s heen shiimerond blij-
ven.

-ocr page 96-

Afgezien van het feit, dat bij de dochters van zieke vaders
der tweede groep het kenmerk zich slechts zelden mani-
festeert, zijn de andere verschillen tusschen beide groepen
niet karakteristiek doch gradueel.

Dat het voorkomt, dat in één stamboom beide over-
ervingstypen naast elkander voorkomen, kon ik vaststellen
door een nader onderzoek van een familiebetrekking der
D.\'s (LL). De grootvader van moeders zijde (MM 1) van
dezen, mijn zegsman, D. M. (MM no. 21) kleermaker te
Stichtsch Veenendaal, geboren 1847, had nystagmus
(evenals hijzelf) en was een broer van den stamvader der
D.\'s (LL 1). D. M. wist met zekerheid hoe de anomalie in
zijn familie verdeeld was en met behulp van zijn inlichtingen
is de stamboom MM opgemaakt. Dat intusschen deze
stamboom bij het voorgaande buiten beschouwing is ge-
laten, vindt zijn reden in de onmogelijkheid waarin ik
verkeerde om een groot aantal familieleden te bezoeken,
door verblijf van velen in Indië, waardoor de betrouwbaar-
heid niet boven allen twijfel verheven is. D. M. wist, dat
noch zijn ouders, noch zijn grootouders familie van elkander
geweest waren (onderzoek in het rijksarchief en ter ge-
meentesecretarie van Ede bevestigde dit). Deze stamboom
MM heeft het gemengde overervingstype. Hieruit valt
niet alleen het besluit te trekken,
dat een stam zich kan
splitsen in een tak waarin de nystagmus het gynephore type
vólgt en een waarin het kenmerk gemengd wordt overgeërfd,
maar ook, dat er daarom geen reden is om aan te nemen,
dat de oorzaak van den nystagmus bij de lijders in beide
groepen verschilt.

Men kan bezwaarlijk aannemen, dat deze waarneming
van splitsing van een stamboom in twee takken met ver-
schillend overervingstype alleen zou staan. Veeleer ligt
het voor de hand, dat dit feit niet eerder is vastgesteld,
doordat dc meeste stamboomen van menschen zoo beperkt
zijn, wat het aantal generatie\'s betreft. In verband met
deze vraag verdient het opmerking, dat van andere ziekten
die het gynephore overervingstype als regel volgen, ook
stamboomen bekend zijn, waar het kenmerk zich gedraagt

-ocr page 97-

als een dominant. Zoo is b.v. kleurenblindheid dominant
in den stamboom van Nagel, neuritis optica retrobulbaris
in de familie door Waardenburg beschreven.

Nettleship heeft er op gewezen, dat het wenschelijk is
na te gaan, of het optreden van een kenmerk ook samen-
hangt met het aantal geboorten, m. a. w. of de qualiteit
van de kinderen ook te lijden heeft onder de quantiteit.
Ware dit inderdaad zoo, dan zouden eerstgeborenen het
kenmerk minder frequent hebben dan volgende kinderen.
Om deze zaak op te lossen bij nystagmus, zal niet alleen
gelet moeten worden op de geboorte volgorde, maar inge-
volge hetgeen vroeger is opgemerkt, ook op het geslacht.
Daartoe verzamelde ik uit de stamboomen met gemengde
overerving de oudste zoons van zieke moeders en de
oudste dochters van zieke vaders, die direct op hun kinde-
ren overerfden en uit de stamboomen met gynephore over-
erving de oudste zoons van sluimerend zieke moeders.

Er bleken van deze oudste voorbeschikten 01 tevens
eerstgeborenen to zijn; ruim 80 % van hen had nystagmus,
21 oudste voorbeschikten waren niet eerstgeborenen, onder
hen was eveneens bij ruim 80 % nystagmus.

Hieruit volgt niet, dat de kans voor niet-eerstgeborenen om
nystagmus te krijgen grooter is, eerder, dat er ten dien opzichte
geen verschil bestaat tusschen beide categorieën.

GERAADPLEEGDE UTEHATUUR.

A. Lutz: über einige Stammbäume und die Anwendung
der Mendelschcn Regeln auf die Ophthalmologie.
V. Graefo\'s Archiv für Ophthalmologie, 1911, pag. 393.
L. Plate: Vererbungslehre, 1913.

H. W. Siemens: Konstitutions- und Vererbungspathologie,
1921.

P. J. Waardenburg: Onderzoek bij den mensch naar de
erfelijkheid van physiologische en pathologische ken-
merken van het oog. Dissertatie, Utrecht, 1913.

-ocr page 98-

HOOFDSTUK VI.

BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN HET
INDIVIDUEEL ONDERZOEK.

Behalve dat vele hereditaire nystagmuslijders een lage
voorste haargrens hebben en dat in sommige familie\'s
het euvel gepaard gaat met pigmentanomalieën, hebben
vele lijders tevens hoofdschudden. Deze hoofdbewegingen
vertoonen geen overeenkomst met die welke bij kleine
kinderen optreden, als zij aan de draaiproef worden onder-
worpen (Mygind), daar zij niet een langzame en snelle
phase vertoonen, doch de beide phasen met gelijke snelheid
worden doorloopen; in zooverre is er eenige gelijkenis met
seniel hoofdschudden. De as waarom het hoofd beweegt
is als regel de verticale, soms de sagittale (b.v. no. W (HH)
47), no. W (HH) 61 volgde een baan, die den ellipsvorm
naderde. De assen waarom het hoofd en de oogen zich
bewegen zijn niet steeds gelijk. Dat de hoofd- en oog-
bewegingen elkaar zouden compenseeren, mogelijk met
het doel het beeld van een beschouwd voorwerp op de
fovea centralis te houden, kon bij niet één lijder worden
vastgesteld. Zoo\'n compensatie is niet waarschijnlijk, daar
de meeste lijders de neiging en het vermogen hebben de
hoofdbewegingen te onderdrukken.

Al zijn er ook eenigen die permanent met het hoofd
schudden, bij de meesten begint dit eerst onder bepaalde
omstandigheden, b.v. bij lezen, schrijven, het hooren van
een opvallend geluid, bij schrikken, of tijdens een gesprek,
dat hun belangstelling gaande maakt. Het schijnt dat het
hoofdschudden onder invloed staat van de aandacht.

Als regel neemt het hoofdschudden in hevigheid af, als
de kinderen boven de schooljaren komen.

De nystagmus veroorzaakt bij de lijders geen andere
bezwaren dan dat zij een verminderde visus hebben en in hun
jeugd het voorwerp van bespotting zijn van andere kin-
deren. Willekeurige oogbewegingen kunnen zij goed uit-

-ocr page 99-

voeren. Stilstaande voorwerpen, die zij beschouwen, zien
zg in rust.

Bij alle lijders zijn de nystagmusbewegingen beider oogen
geassocieerd. Allen hebben gemeen, dat er een ruknystag-
mus bestaat wanneer het
fixeeren van een voorwerp een
uiterst zijwaartschen stand der oogen
vereischt. De ruk-
beweging, die gericht is naar het beschouwde
voorwerp,
onderhoudt blijkbaar de mogelijkheid tot fixeeren daarvan,
is daarom de nuttige component. Dit aangenomen volgt
daaruit, dat de langzame component de pathologische
beweging is. Bij zien naar uiterst rechts worden de oogen
blijkbaar door een pathologisch moment naar links be-
wogen, omgekeerd bij zien naar uiterst links, naar rechts.
Tusschen deze uiterste standen in, hebben allen een min
of meer breed gedeelte in de blikexcursie, waar óf een
slingernystagmus bestaat (b.v. nos. W (HH) (U, P (JJ)
16 en IJ (KK) 3),
óf de oogen stil staan (b.v. nos. W
(HH) 66, P. (JJ) 35 en P (JJ) 108). Is de langzame be-
weging de pathologische, dan maakt het den indruk, of
bij dezen slingernystagmus twee pathologische momenten
beurtelings op de oogspieren effect hebben, is er een zone,
waar de oogen stilstaan, dan zou dit verklaard kunnen
worden, door aan te nemen, dat óf do pathologische momen-
ten op die hoogte onwerkzaam zijn, óf elkaar opheffen.
Do ligging en de breedte van deze zone van slingeren resp.
stilstand, is niet bij allen hetzelfde en bij ieder individu
niet constant. Zoo heeft b.v. P (JJ) uj een slingernystagmus
bij zien vooruit, die op eenigen afstand links en rechts van
de mediaanlijn in een ruknystagmus verandert. Zijn
dochter P (JJ) 61) heeft een smalle zone van slingerhigen
rechts van de mediaanlijn en aan weerszijden daarvan een
ruknystagmus. No. W (HH) 44 daarentegen heeft zijn
zone van slingeringen links van de mediaanlijn, geflankeerd
door een ruknystagmus. No. W (HH) 19 is een voorbeeld
van iemand, bij wien het punt van slingerende bewegingen
niot constant ligt; komt de blik langzaam van uiterst links,
dan ligt het rechts, komende van uiterst rechts, links van
do mediaanlijn. Er is een omstandigheid, die bij den oenen

-ocr page 100-

lijder duidelijk (zeer duidelijk bij no. D (LL) 16), bij den
anderen onduidelijker en bij sommigen in het geheel niet
waarneembaar is, n.l. dat bij plotselinge aanzienlijke blik-
richtingsverandering de bulbi even stilstaan, alvorens de
nystagmus weer intreedt. Het maakt den indruk, dat het
evenwicht van de oogbewegingen dan een oogenblik stabiel
blijft, wanneer tengevolge van de werking van den instel-
reflex een prikkel wordt uitgeoefend op het centrum der
geassocieerde oogbewegingen. Spoedig daarna krijgt
het pathologisch moment weer de overhand en treedt een
langzame deviatie der bulbi op.

Is de naaste oorzaak van de langzame nystagmuscom-
ponent bij zijwaarts zien een verslapping van de in dezen
stand gecontraheerde zijwaartswenders ? Dat meen ik te
mogen betwijfelen op grond van het waargenomene bij
no. D (LL) 3, voor en na zijn apoplexie. Bij dezen links-
zij digen hemiplegie-lijder bleef de nystagmus bij zien naar
uiterst rechts uit, hetgeen niet gebeurd zou zijn, wanneer de
langzame component van den nystagmus veroorzaakt werd
door een verslapping van de gecontraheerde zijwaarts-
wenders. Wel past deze waarneming bij dc veronderstelling,
dat
de langzame component van den nystagmus ontstaat door
een contractie der antagonisten
en deze bij no. D (LL) 3
uitbleef, vanwege de parese dezer spieren. Toen de toestand
van den man verbeterde, trad bij zien naar rechts uiterst
weer een nystagmus met kleine amplitudo op. Bij zien
naar links konden de rcchtswenders de bulbi doen af-
wijken als voor de apoplexie. Do linkswendcrs werden
blijkbaar door den instelrcflex voldoende geinnorveord,
om de rukbeweging te kunnen veroorzaken.

Dc intensiteit van de ovonwichtsvcrstoring staat by
velen onder invloed van don toestand der psyche; emotio\'s
hebben soms invloed op de
snelheid en amplitudo dor
bewegingen. Bij de kindoren van no. W (HH) 18 kon de
moeder vaststellen dat tijdons den slaap de nystagmus
afwezig is.

Do baan van den nystagmus is bij ieder individu, voor
iedere blikrichting bepaald en onveranderlijk; bij zien

-ocr page 101-

vooruit hebben de meesten een horizontale (b.v. nos. W.
(HH) 15 en 36), sommigen een horizontaal-rotatorische
(b.v. nos. W (HH) 19 en 71) en één (no. W (HH) 57) een
zuiver rotatorische nystagmus.

No. W (HH) 57 uitgezonderd, bleef bij allen de nystag-
mus hetzelfde, wanneer één oog van het binoculair zien
werd uitgesloten. Werden beide oogen gesloten, dan bleef
bij hen, die daarop onderzocht zijn, de nystagmus bestaan.

Daar bij no. W (HH) 57 een manifest-rotatorische nys-
tagmus samengaat met een latent-horizontalen, doet de
vraag zich voor, of bij den hereditairen nystagmus, do
latente nystagmus soms een voorstadium is van den mani-
festen. Dit wordt onwaarschijnlijk gemaakt door de waar-
neming, dat niet één familielid zonder manifeste nystag-
mus, latente nystagmus had.

Waardoor ontstaat nu bij hereditaire nystagmuslijders
dc evenwichtsverstoring der oogbewegingen? Om tot de
oplossing van die vraag te geraken, zal ik de bevindingen
bij het onderzoek der proefpersonen nagaan, daarbij eerst
de oog-, dan de centraal zenuwstelsel- en vervolgens de
labyrinthfunctie beschouwen.

Bij do 27 door oogartsen onderzochten bestaat geen troe-
beling der media, daarmee behoeft dus geen rekening to
worden gehouden, het onderzoek heeft zich to richten op
de netvliesfunctie.

Bij 7 personen heb ik volgens Bjerrum het gezichtsveld
onderzocht op skotomen. De vraag deed zich voor, of, ge-
steld de aanwezigheid van een skotoom, dit bij een nystag-
muslijder wel te ontdekken zou zijn; of, door het steeds heen
en weer bewegen der bulbi, telkens een ander gedeelte van
het netvlies den indruk van het zoekende witte vlakje
krijgt en zoodoende, als er een kleine ongevoelige plaats
van het netvlies bestaat, de functie dadelijk wordt overge-
nomen door een ander gedeelte van het netvlies en het
skotoom daardoor gemaskeerd wordt. Het bestaan van do
blinde vlek van Mariotte was een gelukkige omstandigheid,
die de oplossing van deze vraag mogelijk maakte. Het zoo-

-ocr page 102-

ken naar deze blinde vlek gaf als resultaat, dat deze bij 5
van de 7 onderzochten links en rechts te vinden was en de
horizontaalHjn door het fixeerpunt dekte tusschen ±12°
en ± 15°, welke grenzen niet verschillen van het gemiddelde,
dat ik bij normale personen vond.
De grootste uitbreiding
van de blinde vlek ligt onder de horizontaalHjn, deze werd
wel afgezocht, doch alleen de koorde, door de horizontaal-
lijn gevormd, gemeten, om niet door te veel figuren op het
bord de aandacht van den
proefpersoon af te leiden van het
fixeerpunt. Waarom bij nos. W (HH) 47 en 61 de blinde
vlek niet kon worden opgespoord, is mij niet duidelijk. Toen
ik zoodoende wist, dat
Skotomen bij de overige 5 personen
te vinden moesten zijn, heb ik het geheele gezichtsveld bin-
nen de 30° cirkel afgezocht, doch geen
Skotomen gevonden.

Als tweede proef om na te gaan, of er een centraal sko-
toom bestaat bij hereditaire nystagmuslijders, nam ik bij
8 personen den visus op en
beproefde daarna, wat het ge-
volg zou zijn, als ik met mijn vinger de bulbusbewegingen
remde. Deze manipulatie heeft veel bezwaren (epiphora,
onrust van den proefpersoon, kans, dat de bulbusvorm ver-
andert, wanneer met te groote kracht gedrukt wordt) en
het komt mij daarom voor, dat een verbetering van den
visus hierna meer beteekenis heeft voor de diagnose dan
een slechter worden. Nos.
W (HH) 50 en IJ (KK) 16
kregen alleen met het linker oog een duidelijke verbetering,
no.
W (HH) 61 met beide oogen, nos. W (HH) 47 en IJ
(KK) 3 kregen met de beide oogen den indruk dat de letters
helderder werden, no. W (HH) 15 ondervond geen invloed
en bij nos. W (HH) 44 en P (JJ) 16 maakte het remmen
de visus slechter.

Het bestaan van een centraal relatief skotoom lijkt mij
ook zeer onwaarschijnlijk. 7 lijders toonde ik, op 1 Meter
afstand, achtereenvolgens roode, groene, blauwe en gele
vlakjes van 2Va X 2Va mM.^ tegen een zwarten achter-
grond. No.
IJ (KK) 3 kon met zijn rechter oog deze kleuren
niet onderscheiden, no. P (JJ) 16 herkende zo met het
rechter oog deels foutief (waarschijnlijk waren de vlakjes
te klein in verband met hun slechten visus), met het linker

-ocr page 103-

oog konden beiden de kleuren goed onderscheiden. Nos.
W (HH) 15, 44, 47, 50 en 61 herkenden de kleuren goed,
alleen hielden nos. 47 en 50 geel voor wit, hetgeen mij, met
het oog op den zwarten achtergrond, niet abnormaal voor-
komt. Na remmen van de nystagmusbewegingen bleef het
resultaat geheel hetzelfde.

Daar ook het kleurenzien verband houdt met het centraal
zien, werd verzocht aan 23 proefpersonen (uit alle vier
familie\'s eenigen) de Stillingsche Tafeln te lezen. Op één na,
die aarzelde in groep V, deden allen dit vlot.

Ondanks deze negatieve bevindingen bleek de gezichts-
scherpte bij hereditaire nystagmuslijders bij lange na niet
volmaakt. Van de 27 door oogartsen onderzochten was bij
niet één met corrigeerende glazen volledige visus te krijgen.
Verder kon ik bij 7 lijders mij er van overtuigen, dat de
grenzen waarbinnen een IV2 X 1^2 c.M.^ wit vlakje tegen
een zwarten achtergrond werd opgemerkt, als het midden
van het veld gefixeerd werd, bij hen liggen binnen die van
normale personen en, al wijst dit nu niet op een absolute,
gezichtsveldbeperking, het peripheer zien blijkt bij hen
toch minderwaardig. De mogelijkheid lijkt mij groot, dat
èn het niet gewenschte gevolg hebben van de correctie der
refractieanomalie èn het minderwaardig peripheer zien,
samenhangen met het feit, dat de beeldvorming gebrekkig
is door het voortdurend bewegen der bulbi.

Voor de rol die het zien speelt bij het ontstaan van den
nystagmus is van groot belang de kennis van het tijdstip van
begin der oogbewegingen, n.1. vóór of na den tijd, dat de
zuigeling leert fixeeren. Ik was niet in de gelegenheid jonge
zuigelingen in de familie\'s aan te treffen en was aangewezen
op de mededcelingen der ouders, waarbij men veel kans loopt
onjuist te worden ingelicht. De intelligente moeders nos.
W (HH) 13 en D (LL) 8 beweerden met zekerheid te weten,
dat hun kinderen mot nystagmus, het euvel hadden, toon
zij eenige dagen oud waren. Ook in de literatuur zijn veel
dergelijke gevallen vermeld (zie hoofdstuk II), zoodat
Nettleship het bestaan van den nystagmus bij de geboorte
als bewezen beschouwt.

-ocr page 104-

In de familie IJ (KK) gaat de nystagmus gepaard met
partieel albinisme. Mac Gillivray en Engelhard, die dit ook
bij hun lijders bemerkten, stelden vast, dat ook onder de
niet aan nystagmus lijdende familieleden semi albino\'s wa-
ren. Nettleship had de gedachte, dat het al of niet optreden
van nystagmus bij oogalbinisme, afhangt van het al of
niet aanwezig zijn van pigment ter hoogte van de macula
lutea. In Engelhard\'s stamboom volgt evenwel het oog-
albinisme een geheel ander overervingstype als de nystag-
mus. Deze waarneming sluit Nettleship\'s veronderstelling
met vrijwel afdoende zekerheid uit.

Dat bij het ontstaan van den hereditairen nystagmus patho-
logische toestanden van het oog een oorzakelijk moment vormen,
is uit dit onderzoek niet gebleken.

Wel is het opvallend dat alle 27 door oogartsen onder-
zochten (hierbij zijn niet alleen lijders, die wegens bijzon-
der slechten visus een oogarts bezochten, doch ook verschil-
lenden die dit voor het eerst deden op mijn verzoek) een,
zij het ook in aard en graad verschillende brekingsafwij-
king hebben. Ik nam den visus op bij 14 niet aan nystagmus
lijdende familieleden, 2 daarvan waren bijziend, 12 hadden
volle visus en waren niet hypermetroop van beteekenis,
daar met sph. -fl D. de visus slechter werd. Toch is het
samengaan van hereditairen nystagmus en een brekings-
afwijking niet noodzakelijk, hetgeen een door Waardenburg
behandelde familie (zie hoofdstuk II) bewijst, waar onder
de lijders veel emmetropen waren. Het is opvallend, dat
zoo dikwijls astigmatisme bij de lijders voorkomt. Bij al
de nystagmuslijders (103), die uit de literatuur inbegre-
pen, waarbij de refractie bepaald is, bestond bij ruim 64 %
astigmatisme, al of niet gecombineerd met myopie of
hypermetropic. De mogelijkheid bestaat, dat het verband
zoo gelegd moet worden, dat, door het voortdurend trekken
der spieren aan den bulbus, deze van vorm verandert. Om
dit te bewijzen, zou moeten blijken, dat de aard van het
astigmatisme afhangt van de richting van den nystagmus;
de gegevens waren niet voldoende om een oordeel in dezen
op te baseeren.

-ocr page 105-

Daar nystagmus dikwijls een symptoom is van hersen-
lijden, IS een neurologisch onderzoek van de proefpersonen
zeer gewenscht. Ik heb mij daarbij, helaas, tot eenige hoofd-
zaken moeten beperken, om het onderzoek voor de proef-
personen (die toch niet het minste belang hebben bij het
onderzoek) niet zoo tijdroovend te maken, dat zij zich niet
beschikbaar wilden stellen. Dit onderzoek leverde niet veel
bijzonders op: het intellect, de pupilreactie\'s, de patellair-,
Achillespees-, voetzool-, cremaster- en buikreflexen, de
gang, de stereognostische zin waren steeds binnen de gren-
zen van het normale. Teekenen van ataxie (Romberg, wijs-
vinger-neus- en tweewijsvingerproeven) waren afwezig.
Eenigen vertoonden een tremor der uitgestoken handen,
doch deze waren meestal rookers. No. W (HH) 15 had een
intentietremor der handen.

Daar bij normale personen prikkeling van de halfcirkel-
vormige kanalen nystagmus opwekt (zie hoofdstuk I),
wilde ik nagaan of de oorzaak van den hereditairen nystag-
mus gelegen is in een abnormale prikkelingstoestand van
het booggangssysteem. A priori is dit niet waarschijnlijk.
Tegen een eenzijdige abnormale prikkeling pleit de vorm
van den nystagmus, die bij niet één lijder naar slechts één
zijde gericht is en ook het niet bestaan van duizeligheid en
omvallen.

Daar er zooals boven waarschijnlijk is gemaakt bij do
lijders één pathologisch moment de oogen naar rechts en
één naar links tracht te bewegen, zou dit gedrag alleen dan
aan de halfcirkelvormige kanalen kunnen worden toege-
schreven, wanneer de gelijknamige links- en reclitszydige
booggangen beide een prikkelingstoestand onderhielden,
evenwel in tegengestelde richting. Dit zou vergelijkbaar zijn
met hetgeen bij normalen geschiedt, wanneer beide ooren
tegelijk met koud water worden uitgespoten. Deze proef
toont echter aan, dat zulke tegengesteld gerichte prikkels
elkaar opheffen en de oogspierentonus niet gewijzigd wordt.

Dat er geen verhoogde prikkelbaarheid van de horizon-
tale booggangen bestaat bij de lijders dio een horizontale

-ocr page 106-

of vrijwel horizontale nystagmus hebben, kon ik aantoonen,
door uitspuiten met water van 12° tot 16° C., achtereenvol-
gens van de rechter en linker uitwendige gehoorgang. Het
resultaat daarvan wordt in bijgaande staat weergegeven:

LINKS:

No.

tijd in
seconden

nystagmus
wijziging

voorbijwij-
zen naar
links

omvallen
naar links

familie

W (HH)

15

45

ja

ja

ja

19

00

ja

V

ja

44

150

neen

ja

ja

47

30

ja

neen

ja

50

105

ja

neen

ja

61

?

ja

neen

ja

familie

P(JJ)

16

180

neen

rechter arm
naar rechts,
linker arm
naar links

neen

familie

IJ (KK)

3

GO

neen

neen

neen

12

?

ja

?

neen

16

?

?

?

ja

? = niet onderzocht.

-ocr page 107-

RECHTS:

No.

tijd in
seconden

nystagmus
wijziging

voorbijwij-
zen naar
rechts

omvallen
naar rechts

familie

W (HH)

15

75

ja

ja

ja

44

150

miniem

neen

neen

47

35

ja

ja

ja

50

195

neen

1

neen

?

61

?

neen

neen

neen

familie

P(JJ)

16

180

miniem

rechter arm
naar rechts,

ja

linker arm

wisselend

familie

I.J (KK)

3

60

neen

neen

neen

? = niet onclorzoclit.

Ter vergelijking het resultaat der uitspuitproeven bij
niet aan nystagmus lijdende familieleden:

LINKS:

No.

tijd in
seconden

nyst^igmus
mot tien ruk
naar reolits

voorbijwij-
zen naar
links

omvallen
naar links

familie

W (HH)

55

25

ja

ja

ja

63

45

ja

ja

ja

64

40

ja

ja

ja

familie

P (JJ)

67

30

ja

ja

ja

-ocr page 108-

RECHTS:

No.

tijd in
seconden

nystagmus
met den ruk
naar links

voorbij wij-
zen naar
rechts

omvallen
naar rechts

familie

W (HH)

63

40

ja

ja

ja

64

40

ja

ja

ja

familie

P (JJ)

67

40

ja

ja

ja

Er bestond bij de lijders derhalve geen bovenmatige
prikkelbaarheid, doch het tegendeel. Hoewel enkelen wat de
nystagmus betreft reageerden, d.w.z. dat het oogbeven een
modificatie vertoonde, zooals men door samenvoegen van
den bestaanden en experimenteelen nystagmus zou ver-
wachten, waren er eenigen, bij wie de nystagmus niet in
het minst gewijzigd werd door het ooruitspuiten.

Bij de proeven kwamen nog eenige verschijnselen aan
het licht; ten eerste, dat de trias: langzame oogdeviatie-,
voorbij wij zen- en omvallen in de richting van den endo-
lymphestroom dikwijls verbroken was, zij het ook niet bij
allen op gelijke wijze en verder, dat deze reactie\'s qualita-
tief en quantitatief niet bij allen vanuit het linker en rechter
oor gelijk waren.

Het resultaat der uitspuitproeven, dat een verminderde
prikkelbaarheid der horizontale booggangen aantoont,
komt overeen met het feit, dat vele hereditaire nystagmus-
lijders zoo goed draaien en zweven verdragen.

Waar moet nu de plaats waar de prikkclgeleiding ge-
blokkeerd is worden gezocht ? Ware deze gelegen in de boog-
gangen zelf, in den nervus octavus, of ter plaatse waar deze
den hersenstam binnengaat, dan is het niet verklaarbaar,
waarom de reactie\'s op de drie spiergroepen ongelijk tot

-ocr page 109-

stand kwamen. Dit feit noopt tot het localiseeren der oor-
zaak daar, waar de geleidingen die de prikkels overbrengen
naar de verschillende motorische kernen gescheiden liggen.
Anatomisch gedacht, zouden daarvoor in aanmerking ko-
men de nucleus triangxdaris, die volgens Winkler als scha-
kelbord dienst doet, de nucleus van de radix descend, n.
vestibularis en de nucleus Deiters. Waar de verbreking van
de trias niet bij allen gelijk was en aan den anderen kant
een individueel belangrijk verschil in plaats waar deze tot
stand komt, niet voor de hand ligt, lijkt het minder waar-
schijnlijk, dat de oorzaak ligt in de banen die van laatstge-
noemde kernen uitgaan naar de motorische kernen.

Het is intusschen moeilijk denkbaar, dat het uitvallen van
deze reactie vanuit de horizontale booggangen op de oogspieren,
die in het dagelijksch leven alleen ontstaat bij hoofdbewegingen,
ook als het hoofd in riist is, permanent nystagnnis zal veroor-
zaken.

Het is bekend, dat de otolithenorganen in eiken hoofd-
stand aanhoudend een tonusreguleerenden invloed op uit-
wendige oogspieren onderhouden (Magnus en De Kleyn).
Het was daarom van belang te weten, of ook de otolithen-
functie\'s gestoord waren bij de proefpersonen. Daartoe
werd de tonusreguleerende invloed, die de otolithen op de
armspieren uitoefenen beproefd, door de vinger wij sproef uit
te doen voeren, wanneer het hoofd rechtop staat en in die
hoofdhoudingen, waarbij één of meer otolithen hun maxi-
malen of minimalen druk uitoefenen, op de wijze als door
Quix beschreven. Hot resultiwit was als volgt:

-ocr page 110-

HORIZONTALE VLAK

hoofd:

i-echtop

voorover

achterover

arm:

linker

rechter

linker

rechter

linker

rechter

No.
\\V(HH)

hoog

15

prompt

prompt

hoog

hoog

hoog

44

laag

laag

laag

laag

prompt

laag

47

prompt

prompt

prompt

wissel.

>>

wissel.

50

wissel.

wissel.

wissel.

n

1>

prompt

57

prompt

laag

laag

laag

61

prompt

prompt

prompt

prompt

prompt

P(JJ)

wissel.

16

hoog

hoog

hoog

IJ(KK)

3

laag

laag

prompt

«

12

laag

laag

wissel.

wissel.

laag

16

wissel.

wissel.

prompt

hoog

wissel.

SAGITTALE VLAK

hoofd :

rechtop

op den rechter

op den linker

schouder

schouder

arm:

linker

rechter

linker

rechter

linker

rechter

No.

W(HH)

15

prompt

prompt

links

rechts

links

rechts

44

prompt

links

reclits

promjit

47

ȕ

rcchts

linka

50

ȕ

wissel.

wissel.

»»

wissel.

57

prompt

rechts

l)rompt

61

P(JJ)

16

wissel.

rechts

ï»

tf

yy

11

IJ(KK)

3

prompt

prompt

prompt

11

12

rechts

wissel.

wissel.

rechts

rechts

wisflol.

16

prompt

prompt

»1

linka

rechts

-ocr page 111-

Dezelfde proeven genomen bij dezelfde vier gezonde
familieleden waarbij de ooren zijn uitgespoten, leerden, dat
de vinger wij sproef in deze hoofdstanden prompt werd uitge-
voerd. Wanneer ik evenwel de vingerwij sproef in het hori-
zontale vlak het laatst liet uitvoeren, dan waren de proef-
personen op het laatst wel eens wat onzeker en wezen dan
een weinig voorbij, afwisselend naar omhoog en omlaag,
als de proeven hen begonnen te vermoeien.

Uit bovenstaande staat blijkt, dat niet één proefpersoon-
nystagmuslijder in alle hoofdstanden de vinger wij sproef
prompt uitvoerde. Al waren hierin bij hen onderling ook
groote verschillen, de tonusreguleerende invloed der oto-
lithen op de armspieren bleek bij allen gestoord.

Waar nu de stand van het hoofd bij niet één proefpersoon
den nystagmus beïnvloedde, ook niet bij no. W (HH) 57,
waar ik verwacht had, dat wijziging in den door de sagittae
uitgeoefenden druk den rotatorischen nystagmus zou heb-
ben veranderd en, waar verder enkele lijders de ervaring
hadden opgedaan, dat zij, wanneer zij zich met anderen
bij storm in een roeiboot op den Rijn bevonden, geon hinder
hadden van do krachtige op- en neerwaartscho bewegingen
der boot, in tegenstelling met hun gezelschap, meen ik te
mogen aannemen, dat
deze gestoorde otolithen junctie bij
hereditaire nystagmuslijders, is een verminderde functie.

Waar de oorzaak dezer functievermindering gelocaliseerd
moet worden, zal zonder anatomisch onderzoek moeilijk
uit tc maken zijn. Na liotgeen voor do verminderde boog-
gangfunctio waarschijnlijk gemaakt is, lijkt het aanneme-
lijk, ook do oorzaak dezer verminderde otolitlienfunctie te
zoeken in een gebrek in do octavuskernen.

Onze konnis omtrent de factoren welke do tonus der
oogspieren regelen is to onvolledig, om mot zekerheid het
ontstaan van den nystagmus to kunnen aangeven. Stelt
men ovenwei verschillende praomissen voorop, dan zou op
(le volgende wijze het oogbeven verklaard kunnen worden.

Normaliter oefenen do sacculusotolithen aanhoudend
een tonusreguleerenden invloed uit op do obliqui, do

-ocr page 112-

utriculusotolithen een zoodanigen op de recti superior en
inferior (Quix). Bij de hereditaire nystagmuslijders zullen,
door de verminderde otolithenfunctie, deze spieren aan-
houdend een prikkel ontberen die hun tonus op peil
houdt. Ik neem aan, dat zij door dit tekort zwakker zijn
dan bij normale personen.

Bij het vervolg dezer beschouwing heb ik gebruik ge-
maakt van de berekeningen, die Van der Hoeve gegeven
heeft, aangaande het effect, dat contractie\'s van de obliqui
en recti superior en inferior hebben op verschillende pun-
ten, die het oog passeert, als het de horizontale meridiaan
van den primairstand doorloopt. Ik neem aan, dat wanneer
een oogspier het vermogen heeft om aan een bepaalde oog-
beweging mede te werken, dit ook inderdaad geschiedt.
De beide obliqui zijn op vrijwel alle evenbedoelde punten
antagonisten, voor zoover het de componenten betreft,
die den bulbus bewegen om de bitemporale- en sagittale
as, aangaande de factor die den bulbus om de verticale as
beweegt, zijn zij synergisten. Naarmate de bulbus meer ge-
abduceerd wordt, richt zich de werkzaamheid der obliqui
steeds meer op de beweging om de verticale as; bij een
adductiestand van 1° 30\' is deze werkzaamheid nul, bij ver-
dere adductie werken de beide obliqui daaraan, eveneens in
steeds toenemende mate, mee. De rectus superior en-inferior
zijn ook antagonisten wanneer zij werkzaam zijn bij bewe-
gingen om de bitemporale- en sagittale as. De rectus superior
werkt bij een abductie van meer dan 10° 35\' daaraan
mede, overigens is de werking adduceerend. Het dienover-
eenkomstige punt van den rectus inferior ligt bij een ab-
ductiestand van 31° 50\'. Ook van deze twee spieren geldt,
dat de werkzaamheid zich meer op de beweging om de
verticale as richt, naarmate de uiterst zijwaartsche standen
genaderd worden.

Bij het doorloopen van de horizontale meridiaan, van
den primairstand naar uiterst rechts, wisselt derhalve tel-
kens het aantal medewerkende ad- en abductorcn van beide
oogen, doch er is niet één punt waarop de linker rectus
internus en de rechter rectus externus alleen gecontraheerd

-ocr page 113-

zijn, steeds worden zij bijgestaan door ten minste vier der
acht obliqui en recti superior en inferior.

Ik stel mij voor, dat aanhoudend de spanningstoestand der
gecontraheerde oogspieren, centraal gerapporteerd wordt en dat,
wanneer onder pathologische omstmidighedên de spannings-
toestand van één groep dezer spieren verlaagd is en van de ove-
rige niet, centraal de neiging zal bestaan deze ivanverhouding
op te heffen, in dien zin, dat maatregelen worden beproefd, om
de tonus van de numeriek in de minderheid zijnde spieren dus-
danig te wijzigen, dat de tonusverhouding tusschen beide spier-
groepen dezelfde wordt, als die welke bij normalen aan den-
zelfden oogstand eigen is.

Als voorbeeld diene het volgende. Gesteld dat bij een
zekeren bulbusstand drie spieren gecontraheerd zijn en dat
bij normalen in dien stand de spier a een tonus heeft van
6
X, de spier b van lOx en de spier c van lOOx. Wanneer
nu de tonus van a en b door een pathologischen toestand
is verminderd tot 3x en 5x, dan zal do neiging bestaan deze
wanverhouding 3:5: 100 to herstellen, zoodat de ver-
houding weer wordt G : 10 : 100, hetgeen in dit geval na-
gestreefd zal worden door een poging om de tonus van c
to verminderen tot öOx.

Voor het vervolg der redencering stel ik voorop, dat de
verminderde otolithenfunctio en daarmede de verminderde
tonus van de obliqui en recti superior en inferior der lijders,
reeds bij de geboorte bestaat, evenals do nystagmus.

Ik zal nu de verhoudingen nagaan, zooals men zicli die
kan denken bij pasgeboren lijders, waar het fixeeren nog
geen rol speelt bij de oogbewegingen.

Wordt de bulbus (ik beschouw nu óón oog) langs de hori-
zontaio meridiaan vanuit don primairstand geabduceord,
dan ontstaat direct een wanverhouding in don spannings-
toostand der aan deze beweging medewerkende spieren:
do rectus externus eenerzijds en do obliqui
anderzijds. Heeft
(leze wanverhouding een zekeren graad bereikt, dan treedt
de neiging tot correctie op. Deze poging tot correctie zal
gericht zijn op een vermindering van den tonus van den
rectus externus, daar deze numeriek in do minderheid is

-ocr page 114-

(één normale tegen twee verzwakte), deze tonus verminde-
ring zou nu nagestreefd worden, door aanspanning vi n
de antagonisten, dat zijn de recti superior, inferior en in-
ternus (voorbij een adductiestand van 1° 30\' ook de beide
obliqui). Daardoor mislukt evenwel de poging, want deze
contractie doet den bulbus devieeren
{eerste phase van den
slingernystagmus).
Heeft deze deviatie een zekeren graad
bereikt, dan wordt ook de wanverhouding tusschen den
tonus van den rectus internus eenerzijds en dien van zijn
medewerkers anderzijds, zoo groot, dat er een tweede nood-
lottige poging tot evenwichtsherstel beproefd wordt, door
contractie van de abductoren, welke een teruggaande be-
weging van den bulbus
veroorzaakt {tweede phase van den
slingernystagmus). Zoo
kan men zich, door het beurtelings
contraheeren van de antagonisten, het tot stand komen
van een altijd durenden horizontalen slingernystagmus bij
zien vooruit, denken.

De lijders zien op lateren leeftijd een stilstaand voorwerp
dat zij beschouwen in rust.Bij het oefenen in het waardeeren
van beelden die op de fovea centralis worden gevormd,
leeren de kinderen blijkbaar al de niet gewenschte beelden
onderdrukken.

Wanneer bij normalen een gefixeerd beeld dreigt af
te glijden van de fovea centralis, zorgt de fixatiereflex voor
de noodzakelijke corrigeerende oogbeweging. Bij de lijders
ontwikkelt deze fixatiereflex zich blijkbaar zoo, dat hij
niet werkt, wanneer het beeld van het beschouwde voor-
werp een bepaalden tijd de fovea verlaat. De duur van dezen
tijd zal afhangen van de amplitudo en het tempo van den
slingernj\'stagmus.

Wat geschiedt nu bij volwassen lijders bij uiterst zij-
waartschen blik ? Bij zien naar uiterst rechts (dat is ± 50°)
zijn gecontraheerd: de rechter rectus externus, obliqui en
recti superior en inferior en de linker rectus internus, obliqui
en recti superior en inferior. De wanverhouding, als boven,
zal meebrengen, dat de antagonisten zich aanspannen en de
bulbi naar den jirimairstand toe brengen
{langzame phase
van den ruknystagmus).
Deze antagonisten zijn in dezen

-ocr page 115-

uitersten stand der bulbi alleen de rechter rectus internus en
de linker rectus externus, beide met normalen tonus, er zal
daarom geen wanverhouding bestaan en er is dus geen reden
voor corrigeerend ingrijpen. In dezen stand kan dus geen
slingernystagmus optreden. Van een wanverhouding kan
eerst weer sprake zijn, als andere spieren den linker rectus
externus en den rechter rectus internus te hulp komen; het
eerst doet dit de rechter rectus inferior, deze wordt n.1.
binnen een abductiestand van 31° 50\' adductor. Het herstel
der dan ontstaande wanverhouding zal zich echter niet
richten op den linker rectus externus en den rechter rectus
internus, daar deze numeriek in de meerderheid zijn, doch
zal getracht worden den tonus van den rechter rectus infe-
rior te verhoogen. Wanneer deze poging al effect zou heb-
ben, zou dit nog onmerkbaar zijn. Komen vervolgens de
bulbi binnen een dcviaticstand van 10° 35\', dan komt ook
de rechter rectus superior de andere te hulp, en wordt dc
wanverhouding grooter (twee tegen twee). Inmiddels heeft
de afwijking een aanzienlijken graad bereikt en de tijdsduur
waarin het beeld van het beschouwde voorwerp van de
fovea verdwenen is, zal grooter zijn dan die, welke bij het
aanleeren van het fixeeren als normaal is gewaardeerd.
Het gevolg zal zijn een corrigeerend ingrijpen van den in-
stelrcflex, welke de bulbi met kracht naar den uiterst zij-
waartschen stand terugvoert
{melle phase van den ruhiys-
iagrnus).

Een en ander komt overeen niet de waarnemingen bij de
lijders.

Wanneer de tonus der acht verzwakte spieren niet in
gelijke mate verminderd is, zal een niet zuiver horizontale
n5\'stagmus verwacht kunnen worden.

Ingeval de tonusvermindering slechts in geringen graad
bestaat, zal de wanverhouding eerst tot correctie-behoefte
voeren in die oogstanden waarin de obliqui cn recti superior
en inferior het meest aan de beweging om de verticale as
medewerken, dat zijn de uiterst zijwaartsche standen. Bij
dezulken is derhalve een rustig fixeeren in de middenzone
te verwachten en een ruknystagmus bij zien zijwaarts.

-ocr page 116-

Waar de oogspieren niet bij ieder mensch precies het-
zelfde verloop hebben, kan men verwachten, dat het voor-
komt dat het midden van de zone van slingernystagmus
resp. stilstand niet ligt op de mediaanlijn, doch een weinig
terzijde daarvan.

Het onderzoek heeft geleerd, dat er inderdaad nystag-
muslijders zijn, die deze te verwachten typen vertegen-
woordigen.

In een en ander vind ik steun voor de hypothese, dat
de verminderde otolitJienfunctie als oorzaak van den heredi-
tairen nystagmus is te beschouwen.

GERAADPLEEGDE LITERATUUR.

J. V. d. Hoeve : Die Grosse des blinden Fleckes und seine
Entfernung vom Fixationspunkte in emmetropen
Augen. Archiv für Augenheilkunde, 1911, pag. 155.

J. V. d. Hoeve: Über Augenmuskelwirkung und Schielen.
Klinische Monatsblätter für Augenheilkunde, 1922,
pag. 620.

R. Magnus und A. de Kleyn : Experimentelle Physiologie
des Vestibularapparates bei Säugetieren mit Aus-
schluss des Menschen in Alexander und Marburg:
Handbuch der Neurologie des Ohres. 1923, Bd. I—1,
pag. 465.

S. H. Mygind: Head-nystagmus in human beings. The
Journal of laryngology, rhinology and otology, 1921,
no. 2.

F. H. Quix: Over den invloed van calorische labyrinth-
prikkels op de oogspieren. Nederlandsch tijdschrift
voor geneeskunde, 1920, II, pag. 2471,

F. H, Quix: L\'examen clinique de la fonction des otoli-
thes, Annales des maladies de l\'oreille et du larynx,
1923, no, 3,

C. Winkler: Handboek der Neurologie 1920, le gedeelte,
deel II, pag 200.

-ocr page 117-

HOOFDSTUK VII.

DE FREQUENTIE WAARIN DE ANOMALIE IN
NEDERLAND VOORKOMT.

Het maken van een schatting omtrent het aantal lijders
aan hereditairen nystagmus in Nederland was mij mogelijk
dank zij de welwillendheid van den officier van gezondheid
Dr. W. S. Göbel te Den Haag. Ik werd in de gelegenheid
gesteld, na te laten gaan hoeveel jongelieden bij de eerste
keuring voor de militie werden afgewezen op no. 152 van
het militair keuringsreglement, dat hèn ongeschikt ver-
klaart, die lijden aan oogbolstuipen (nystagmus) in hinder-
lijken graad.

Zoodoende krijgt men niet het volledig aantal nystagmus-
lijders, er zijn er, die de anomalie in niet-hinderlijken graad
hebben, terwijl ook de lijders aan blinden-nystagmus,
voor zoover zij in een blindengesticht verpleegd worden,
afvallen, daar zij niet voor den keuringsraad behoeven te
verschijnen.

Van 85 hereditaire nystagmuslijders (die uit de literatuur
inbegrepen) is do visus onderzocht. Op twee uitzondcringei
na, was de gezichtsscherpte niet boven 1/2 cn daar een
zoodanige visusvermindering, althans voor zoover het
rechter oog (schieten 1) aangaat, ongeschiktheid voor den
krijgsdienst met zich brengt, mag worden aangenomen,
dat vrijwel allo hereditaire nystagmuslijders ongeschikt
worden verklaard.

Van het aantal gekeurden der lichtingen 1921, 1922,
1923 en 1924, totaal 220802,
werden 117 afgewezen op
nystagmus.

Voor zoover ik hen niet kon bereiken, heb ik getracht
de huisartsen (of oogartsen) dezer afgekeurden gewaar te
worden; dit is mij uit den aard der zaak slechts ten deele
gelukt. Deze medici heb ik verzocht mij mede te deelen,
of de afgekeurde al dan niet hereditaire nystagmus had.

Over 50 lijders heb ik zoodoende inlichtingen gekregen.
De collegae die daartoe hun welwillende medeworldng
hebben verleend zijn: Dr. J. H. H. Ackens te Gulpen,

-ocr page 118-

Dr, D. V. Arkel te \'s-Gravenzande, Dr. J. A. Audier te
Sexbierum, Dr. J. P. Borema te Annen, Dr. D. E. W. C.
Boswijk te Den Burg, Dr. H. Bouwman te Valthermond,
Dr. J. M. Buwalda te Zaamslag, Dr. G. T. C. Callenfels te
Nigtevecht, Dr. J. H. C, Deelken te Norg, Dr, P. Donker
te Vollenhove, Dr. F. van der Dries, te Cuyk, Dr, L.
Facee Scheffer te Zoetermeer, Dr. J. Fraser destijds te
Sehoondijke, Dr. D. Fuchs te Enschedé, Dr, L. J. Gesel-
schap te Haaksbergen, Dr. J. C. Gieben te Middelburg,
Dr. W. F. Gnirrep te Wemeldinge, Dr. C. Hemmes te
Den Haag, Dr. A. E. Hermans te Gennep, Dr. J. M. van
den Hoek te Dinteloord, Dr. A. J. Hondelink te Denekamp,
Dr. L. M. ter Horst te Rotterdam, Dr. L. Knoppien te
\'s-Heerenberg, Dr. J. H. Koetsier te Staphorst, Dr. J. J,
de Köninck te De Wijk, Dr, D, van Lent te Nijkerk, Dr.
L. van der Linde te Zevenbergen, Dr. J. L. Löbach te
Udenhout, Dr. W. van Loghem te Zeist, Dr. J. Mandema
te Uithuizen, Dr. H. van de Meer te Hengelo (O.), Dr. C.
Mol te Etten en Leur, Dr. W. W. Muys van de Moer te
Beverwijk, Dr. H. G. Oldeboom te Hardenberg, Dr. B.
Oosterhuis te Beerta, Dr. H. W. Parrée te Oude-Tonge,
Dr. F. Peters te Uden, Dr. J. J. van der Sande te Wolvega,
Dr. P. W. Schipper te Egmond, Dr. M. H. Tromp te IJlst,
Dr. W. Trugg te Berlicum (N.-B.), Dr. M. A, Vermet te
Oud-Vossemeer, Dr, J. J. Warnsinck te Brakel, Dr, F.
WiersemateKoudum, Dr, T, E. Wiersema te Finsterwolde,
Dr. F. H. M. van Zeeland te Leidschendam, en Dr. A. A.
S, Zijlmans te Bladel.

Het bleek dat van deze 56 nystagmuslijders 21 heredi-
tair belast waren. Het aantal mannen waarop 1 hereditaire
nystagmuslijder voorkomt is volgens deze gegevens 5032,

Aangenomen, dat de verhouding tusschen het aantal
zieke mannen en zieke vrouwen dezelfde is als in de 37
stamboomen (259 zieke mannen en 123 zieke vrouwen),
dan komt 1 vrouw met hereditairen nystagmus voor op
10596 vrouwen.

Wanneer in Nederland 1021 vrouwen wonen tegen 1000
mannen (Verrijn Stuart), dan zijn er op de totale bevolking

-ocr page 119-

(op 1 Juli 1923 volgens het Centraal bureau voor de
statistiek 7145647) ingevolge deze veronderstellingen 702
mannelijke- en 340 vrouwelijke lijders. Afgerond naar
boven, omdat enkele lijders de nystagmus in niet-hinder-
lijken graad hebben, is
het aantal lijders aan hereditairen
nystagmus in Nederland te schatten op 1100 en is dus gemid-
deld ongeveer 1 van de 6500 inwoners met de anomalie behept.

-ocr page 120-

VERKLARING DER TEEKENS IN DE STAM-
BOOMEN GEBRUIKT.

iT = man met nystagmus.
= vrouw „
= man zonder nystagmus.
^ = vrouw „

# = iemand van onbekend geslacht met nystagmus.
O = „ „ » » zonder „

Een verticale stippellijn scheidt halfbroers en -zusters.
Een horizontale stippellijn bevindt zich onder broers en
zusters waarvan de geboortevolgorde niet bekend is.

Een vraagteeken beteekent, dat omtrent den nystagmus
van den betrokken persoon in eenig opzicht twijfel bestaat.

-ocr page 121-

rf-\'-\' j .\'-y,.

ß

I

M U

O n r; \\

i

lAI-V

N3IAIOOaiAIV±S

-ocr page 122-

S V E

tz £Z K tz OZ 61 81 i\\ 91 SI El ZI II

5555^ f fppi

I-1-i-j-i-1-1 u—j—I -f- I—H—"-1

01 6 8 i 9

5 5 J • ^

s V E

5

I I

N

i!.. P.\'... 6..Ä.z

\' ■ \' ■ \' I \' \' ■ ■ I

I

i

92 se

P PPPP*^* p555

\' \' I \'

--—T

81 I

6 ® ^ 9 s » E z I

J—J

H

V E 2 I

OOOô

I—I—ujj

-t>-_i—I

e z

œ 61 81 il 91

SI El ZI " 0\' 6

B L

\'—r-\' -f" ^

5 5 P

p

w ES Z5

IS M 8^ W 9f S» it Er 2> If Of 6E 8E iE 9E SE te ££ Z€ IE OE

pp5 yPPip p5pp3«_^pp 355

•—H-"

62 8Z iZ 9Z SZ >2 EZ ZZ IZ OZ

I—I—^

\'—I—h—*—\'—I—\' I—I \' p—I- I ZL

61 81 il 91

5 5

f

H-

2 «

J.........j

El 21 II 01 6

l 9 Ç

E 2

5p

»1

5^5p5p5pp ^ 5

iJ-j—UZJ—■ l"\' \' I "t
8

55pp5 5

8 i 9 s fr

IE Oe 62 82

IZ 92

61 81
oo

.y.. 9\'...?.\'...\']..?}. .6... 8 i.

OOOOO»»« ßßß

I I I_1,1 I I I \' ^

9 fi fr

E 2

ß f 55

81 il 91 fil »I

ooooS

O

El

P

21 II 01 6 8 i 9 S f

ooooooooo

1—1-^-1-1-1-1—j_u_
p5

•-H

91

El zi n

35 55

tZ £2 Z2 12 OZ 61 81 il 91

fil
O

Ol 6 8 i

555 5 ßßßß

■ \' ■

•J-L

E 2
££

ei I

5xp

s

-ocr page 123-

STAMBOOMEN

N, O, Q EN R

-ocr page 124-

^—^"^r—^

7_

3 4 5 6

$

13

16

---1«

tt fîî^î2 2 2 2222 2 c? d" 2 2 2 ^ Ï2^2 ^

f ^ 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42

2 ^ C?^C?22 22^22^ 2 2 Ï222^ 222^ 2 22^ 2^^ 22 2^ ^^

49 50 51 52 53 54 55 56

48

2^ 2

70 71 72 73 74 75 76 77 78

C?

57 58 59 60 61 62 63 64 ® 66 67 68

102 103 IW

95 S6 97 98 99

101

100

105

79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94

I I I

ïft

106 107 108

8 9 10 II

12

14

17

18

r- I \' I I

19

I " I

I I

20 21

42 43 44 45 46 47

i

109

It

I ^ I ■ I

I-1\' \' I

2 2

3 4 5 6 7 8 9 10 11 12- 13

^ \'m iJ ----\'

c3\'2 c?2 \'^^222 ^

110

I ■ni

â

22

118

114

m 112 113
-hm

119

1-h-T

120

14 15 16 17

18 19 20 21 22 23 24

116 117

121 122 123 124

115

148 149 \'50 \'SI 1S2 153 154 155 I5C 157 ijg 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173

125 126 127 128 129 130 131 132 133 ,54 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145

--f

2 2

184 185

N

2 2^^

174 175 176 177

182 183

178 179 180 181

I

ii

8 9

2222^2222^

■T3\'^u"V5""i6 \' n\'\'Ï8"Ï9\' "M\'2l"\'\'22\'"â\'l4"25""œ"27" 28 29 M ^\'32 33 34 35 3g37 38 39 "iÓ\'^T«"«"\'44"

t

186

, - 0

2^^2222 22222 ^22222

® \' ® ® " \'2 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31

32

33

-ocr page 125-

STAMBOOMEN
P EN S-Z

-ocr page 126-

£9 29 ^ 09 65 85 IS 9fi SS W ES 26 IS 06 et- 8fr 9f S^ »fr Ef Z»" 0fr 6S gE tE 9E SE fr£ EE 2E IE OE 62 82 i2 92 62 »2

81 il 91 61 frl El 21 II Ol 6 8 £ 9

C2

02

12

22

61

EI 21 II 01 6 8 i 9 s fr E 2

I-1-^-1-^-L-pJ-1-1-\\-L—-1

B| I

M 5xp

IZ.. 02. ,61. J.l.„il.,9j,./si. .fr.I. .?L..?L„l!...0\' .?„.?...f....

Zi^OQßßßß oooi ooooJ

1_I_. \' ■ ^ \' \' I—i—I—\\—I

fr E 2

S 3 5

I I I I

B| t

n

E 2

J L

I

l

2E IE0E 62 82 i2 92 62 »2 £2

22 12

5 J5J

-I-. I , I—I—I 1—1—I

02 61

\'-1-\'

81 L\\ 91 SI

^ PPP

JLi i-H—^

6

t

2

3

LI 91

M I

i6 96 S6 »6 E6 26 16 06 68 88 i8 98 68 fr8 £8 28 18 Otf 6i 8i it g^ St fri Ei 2i Ii Oi 69

^SoSjiS

frl El 21 II 01 6 8 L

55555JJJ

I I I

89 i9 99 S9 fr9 E9 29 19 09

¥

E

5

I 1,1_I 11,11_I \' I "pL

6S 8S ii-

5 ooooooo5p#

-j I \' \' \' \' ^ \' \' I \'^t

i

3

I Ii I I

pp O O O O O O
^ ......

I 01 6

oooooooS s•

■ I I I.....^

p

p

2E IE OE 62 82 i2 92 62 »2 £2 22 12 02 61

0 O O O O O s SSpOp oooooooooooSSp

OV CE 8E iE 9C SE »£ EC ZE IE 0£ 62 82 12 92 62 >2 £2 22 12 02 6 ! 81

OI68i9SfrE 2

S9 «

p S55»3 i oo53

- - 1—H-"—\' \'—H-"—\' \'—\'—^—\' \'—^ . \' . wCTuT , .

U 91 SI »I El

P yP ^ w» S

H- \'---^-T---

6 8 L

J-1-L

21

I I

\' I \'
Ol

B| I

t» c» ^ Di Ml. iSi m W »s ES ca w. b? sr lt nr yr te tr 2fr »fr 0fr es gE tE 9E SE frE EE 2E IE OE 62 82 i2 92

J-i_I ■ ^^^ ,

_1_I_1_I I - \' I_I_\' I_I_I_I i I—I ■ • i I—I—I—1—1

\' I

81 il 91 SI frl EI 21 II 01 6

9 s

\'

9S

z

611 fril

Ell 2IT III Oll 601 801 iOI 901

I I I I

89 i9 99 S9 fr9 E9 29 19 09 66 8S iS 9S SS frS ES 2S 16 OS 6fr ; 8fr ifr

68 88 i8 98 58 »8 E8 28 18 0« 6i 8i ü 9i Si fri Ei 2i li Oi 69 89 i9 99 S9 .W..E? 29 19 09 66 8S iS 9S SS fr6 ES 2S IS OS 6fr ; 8fr ifr

S3«ï«pp oooooooo«5 i • 5 JS#5S55ppp oooooZ pppioo

I-l^^tf-l^l-1-1 1-^--L_-J-1 -^-1-^---^_, L-J-■ , ■ ,___u^-l_1_i . .

i2

oe

62

82

92

62 fr2 £2 22 12 02 61 81 LI 91 61 frl El 21 II

PP^ ß iP 3 p pî p o oooooooo oooZoß

\'—\'—\'-\'-1----\' I \'I I-1-1 - - I—I—I—^ , \' \' ■ \' I—I—I_I ^J.-

I I I ""l . I I

SE frE EE 2E

I \'

PP 55 ÔO OOOOO Z ß ß 5

I—I p I—I—I—I—I H- - -

9fr Sfr frfr Efr 2fr.......Ifr.......p?.......œ......

601 frOI EOl 201 101 OOI 65 86 i6 96 56 fr6 £6 26 16 06

©

21 II 01 6 8 i 9 6

33^3^ o^jt

I \' _LJ=J I

fr E 2

3 Jo

vP ^ 5 3 5 5 I

■ --1-

01

P

.P

-ocr page 127-

STAMBOOMEN

AA - DD,
HH
EN JJ

-ocr page 128-

Z9l 191 091 6Sl set

SS. £Sl SSI IS. OS.

p S5 55^

61-1 81-1 iM 9H

p5 55

si-i I\'M m zn\' IM OM 6£i se. m

pp^p 5 55 55

IS- Of ae 86 iE 9E SE ee ee IE oe 62 82 iZ 92 SZ »2 £2 22 12 02 6. 81 LI 91

p \'^pp ZZ^Zpppp \'Zppp j^ßßZZ ooo

SI £« ZI II Ol 6 8 L 9 s

5^55 p 555

y £

98. ^ JE. .8. ^ K. i^t ^ ß. es, oS. 6.. 8.. I.l 9.. SH ... S.. .„ o.. 60. 80. iO. 90. SO. .0. £0. 20. .0. 00. 66 86 90 T .6 £6

1 1—j—1 I ^ I If- It K

06 m BB LS ^ S8 .8 £8 ^ .8 OS SL ^ ^ U ÇL n ^ ZL XL Oi 69 89 99 59 W E9 29 ,9 09 6S SS ^ £S eS IS OS 6. 8. I. 9. S. .. „ o. \' \' ^ T SC "Se

i z O 5 X ÎΠ4 i —^ . ^ \' \' \' M \' \' \' \' \' \' \' . "r-^ —\'

5 p ZZß

H- \' \' , \' \'^i u-iJL

£9 . 29. 19 . 091 6SI 8Sl iSl 9fi. SS. fSI ESl 251

p5 ppoo p ooo555 5

I—III.j I -1_i—j_I \' \'

5555 5^ 55

41 " - " —^ —\' „

P ^ *55ji5 5 5 5555

£81 281 181 U8I 6i. 8il ÜI 9il Sil

55555555û

I-^-^-___I_iJEa

5 55555

fi. Ei. Ci. Ii. Oi. 691 891 i9t 991

ISl OSI

6fl 8fl if. 9f. Sf. ffl Efl 2fl Ifl

PPPPP\'^\'^\'^\'Z

L-I-LJLLJLULI_I_I_L—J

i£l 9£. SEI f£I EEl 2Ei iei OEI 62r 82. iS. 921 S2I f2l £21

tisß^ ^ P \'^PPPPP

5155p p^ pp ppp

■■ ■■ -........... — — 06

^jP P ^^^^PPPPPPPP 5 p^ j»

81

5

aa

2f If Of 6E

£

p5555 5555555^^ p^555

^ ^ \'^fiPJ^ p55 ppippp p51iJJjd5J

\' I ■ ll. Ii—I Iii. ,i I I_I_i I I_I I I , «t,

5p 5

£

221 121 021 611 811 ill 911 SU fU Ell 211 III Oll 601 801 iOl 901 SOI fOl £01 201 10! 001

86 ie 96

S6 f6 £6 26 16 06 68 88 i8 98 S8 f8 £8 28 18 08 6i 8i ü 9i Si fi Ei Ei li Oi 69 89 i9

__— — \'w wv wm.- .u V« wfc OJ* rii cfa i4( w Bif yg

P P 55 5 5pp 5555pp^oooooooo

P

-ocr page 129-

STAMBOOMEN

EE-GG
KK-MM

-ocr page 130-

r—r

FF

EE

22

1 2

I ■ II

I I

d-

<? c? c?

2 2 22

10 II 12 13

"1 - I I I ^ I I

7 8

15

17

16

14

23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52

,8 ,9 20 21 22

2 3

MM

GG

c?

rr-n-i GTT—I—I—I——\\—i—^—i—i

rrT—

iooooooooooo

22 23

21

^ I

2 3 4 5 6 7 8

d\' d\'d\'

29 30 31

(d\'xg

25 26 27 28

24

6 7 8 9 to II 12 13 14 15 16 17 18 19 »

KK

1 la

37 38 39 40

32 33 34 35 36

5 6

\' 1 \' I _ I I

LL

9 10 II 12 13 14 15 16 17 18 19

20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31

â 2 ^ * ^ ^

10 II 12 13 14 15 16 17 18 19 20

c?

cf

â

2 2

\' 8
i-T—I r
- U L \'-a \'—C

21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48

« 50 51 52 53 54 55 56 57

-ocr page 131-

STELLINGEN

___c . ^ >

-ocr page 132-

I.

Coxa vara congenita kan hereditair zijn en zich dan
gedragen als een dominant kenmerk.

II.

Jaarlijks worde een overzicht gepubliceerd van het
resultaat der keuringen van ingeschrevenen voor de militie.

III.

Bij erysipelas spuite men onverwijld antistreptococcen-
serum in.

IV.

Het is gewenscht, dat de Hinderwet dusdanig gewijzigd
wordt, dat een vergunning als bedoeld in art. 1 dezer wet
eerst kan worden verleend, nadat de Gezondheidscom-
missie over de aanvrage advies heeft uitgebracht aan het
Gemeentebestuur.

V.

Erythema nodosum kan epidemisch optreden.

-ocr page 133-

Is van overigens sprekend op elkaar gelijkende twee-
lingen, slechts één van beiden drager van een kenmerk,
dan mag op grond daarvan niet worden aangenomen
dat dit kenmerk niet erfelijk is.

VII.

Het beletten der ontwikkeling van contracturen is een
der hoofdzaken bij de behandeling der poliomyelitis
anterior acuta.

VIII.

De lijst van geneesmiddelen, welke apotheekhoudende
geneeskundigen voorhanden moeten hebben, laatstelijk
vastgesteld in 1906, behoeft herziening.

IX.

Bij abortus incompletus is het zoo goed als steeds
mogelijk alleen met
den vinger do uterusholte te ledigen.

X.

Het door Muskens (Nederlandsch tijdschrift voor Ge-
neeskunde, 1906, I, pag. 1284) waargenomen geval, waar
hereditaire nystagmus samenging met anosmie, moet als
op zich zelf staand worden beschouwd.

-ocr page 134-

( SP"-. - > :

-1

\'VS

■I -• ■ Ä

; te - . ■

>;. ;

; •■\'•.y\'^\'ir

\'s

,•»■■•■ " V A,- ■■ V.

/ ^

-ocr page 135-

m

s

<

1

-ocr page 136- -ocr page 137-

\' iPr

im,

-ocr page 138-