-ocr page 1-
-ocr page 2-

- . ■ .>l-

■■ : \'t\' .e\'l S-1.: : • \'

. \' r,

Zn m

l\'f ■ :

•: . • ■ . . , ; «j., ■. : V-ijj\'

> l, j^i.-. , -,

\' I •.

v\' ■! :

-ocr page 3-

\' , .■\' f : . ■• ■ \'.ï \'c

-ocr page 4- -ocr page 5-

y

Y

.

DE CANDIDATUUR-HOHENZOLLERN.

-ocr page 6-

rijksuniversiteit utrecht

99

1126

-ocr page 7-

DE CANDIDATUUR-HOHENZOLLERN

EEN KRITISCHE STUDIE OVER DE WORDINGS-
GESCHIEDENIS DER CANDIDATUUR VAN
LEOPOLD VAN HOHENZOLLERN-SIGMARINGEN
VOOR DEN SPAANSCHEN TROON IN 1870.

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN EN
WIJSBEGEERTE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE
UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNI-
FICUS DR. H. F. NIERSTRASZ, HOOGLEERAAR IN
DE FACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNI-
VERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
TE VERDEDIGEN OP VRIJDAG 19 DECEMBER 1924,
DES NAMIDDAGS TE 3 UUR. DOOR
JAN MARKUS METZLAR
GEBOREN TE GULPEN,

drukkerij-uitgeverij v^, bergmans. tilburg.

1924

-ocr page 8-

ft:"

-

-ocr page 9-

AAN MIJN MOEDER.

AAN DE NAGEDACHTENIS VAN MIJN VADER.
AAN MIJN VROUW.

-ocr page 10-

A <• -

■-TS,

iîr:"

... - . \'■ -\'.J\'i\'" .,-\' ■■■ î\'i. ■ ■ V- ■■ \' • \'\'.-.s. r

m-j- -

■ri --v.

\'M:

V^Vr\'-\'

.j j

; .1

\'■■Jr^--

-ocr page 11-

Aan het einde mijner academische studie gekomen, wil
ik een woord van dank uitspreken in de eerste plaats
tot U, hooggeachte Promotor, Professor
Kernkamp, niet
alleen voor Uw boeiende colleges, maar vooral voor de
paedagogische wijze, waarop Gij mij aan het werk hield,
toen maatschappelijke plichten mij weinig tijd vergunden
tot het verrichten van wetenschappelijken arbeid, en voor
Uw wel willenden steun bij het schrijven van mijn proef-
schrift.

Een woord van dank ook aan U, hoogleeraren der faculteit
van Letteren en Wijsbegeerte, voor het onderwijs van U
genoten. Dankbaar ben ik voor het vele, dat ik van Uw
colleges, hooggeleerde
Vogelsang, Kohlbrugge, Opper-
mann
en Muller, mocht leeren.

Ook U, Professor de Vooys, dank ik voor wat ik bij
de afsluiting van mijn studie bij
U mocht leeren.

De colleges van wijlen Professor Frantzen en Professor
Niermeyer blijf ik mij dankbaar herinneren. Mogen verder
allen, die mij bij het schrijven van dit proefschrift behulp-
zaam zijn geweest — ik denk vooral aan hen, die verbonden
zijn aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, en de
Utrechtsche Universiteitsbibliotheek — zich van mijn
erkentelijkheid verzekerd houden.

-ocr page 12-

A y;;-\'

- ■ ■ - \' "

. -

\'"" --.îi--\'- \'

■■.V^Â-\'-A\'- ■.■■■A

\'y.

\'\'/fir,

■ i

-ocr page 13-

INLEIDING.

Langen tijd bleef een eenigszins juiste voorstelling van
de beteekenis der
Candidatuur-HOHENZOLLERN uit, omdat
men zoowel van Fransche als van Duitsche zijde verwaar-
loosd had de meest voor de hand liggende logische manier
van onderzoek te volgen. Men had, wilde men een juist
beeld geven van de beteekenis der candidatuur
-HoHEN-
zoLLERN,
in de eerste plaats de voorgeschiedenis ervan
moeten onderzoeken en vervolgens het licht moeten laten
vallen op het psychologische moment, waarop de candi-
datuur aanleiding kon geven tot het conflict, als gevolg
van de binnen- en buitenlandsche politiek van Frankrijk
en Pruisen in de daaraan voorafgaande jaren.

Een verklaring voor bovengenoemde verwaarloozing kan
men vinden: ten eerste in de psychologische reactie van
de Fransche en Duitsche geschiedschrijvers op de
gevolgen
van de candidatuur-HoHENZOLLERN — niet de candidatuur
boeide hen, maar wel de gevolgen ervan — en ten tweede
in het gemis aan de noodige bronnen.

De Fransche psyche reageerde anders op de gebeurtenissen
van 1870 dan de Duitsche, want aan Frankrijk bereidde
1870 een groote nationale vernedering, terwijl het Duitsche
nationale bewustzijn gestreeld werd door de verwezenlijking
van een schoonen droom: de Duitsche eenheid.

Zoodra voor een volk aanbreekt een tijdperk van nationale
zelfbevrediging, leeft sterk bewust het verlangen om te
eeren en vereeren den Brenger van het Geluk, den Vol-

-ocr page 14-

einder der gedroomde idealen. Zoo vindt men dan ook in
de Duitsche historiografie in de eerste tientallen jaren na
1870 een sterk levend vertrouwen ia en vereering van
Bis-
marck\'s
houding tegenover Frankrijk, dat, afgunstig op
Pruisen\'s opkomst, den oorlog zou verklaard hebben om
de Duitsche eenheid te doen mislukken.
Bismarck werd
de nationale held, die, ondanks Frankrijk, de eenheid
tot stand had gebracht. Alleen voor de Duitsche eenheid,
het
gevolg van den oorlog van 1870, had men oog, niet
voor de
aanleiding tot den oorlog.

In de Fransche historiografie vindt men natuurlijk geen
gejubel, geen vereering en verheerlijking, maar ook geen
geroep om domme wraak, wèl een streven om zich te be-
vrijden, een zoeken naar de oorzaken van die nationale
vernedering; dat pleit voor de Fransche vitaliteit, want
in het
willen ontdekken van fouten ligt een veerkracht,
die voeren kan tot verlossing uit de vernedering.

1870 bracht voor den Duitschen historiograaf gejubel
over het verworven succes, voor den Franschen verdieping
in de
oorzaken van de geleden rampen. Beiden, levend
uit rijke bronnen van nationaal bewustzijn, verwaarloosden
echter zich te verdiepen in de
aanleiding, die tot succes
en vernedering had gevoerd.

In 1894 werd de Duitsche historiografie ontgoocheld
door het verschijnen van de z
.g. ,,Rumänische Denkwür-
digkeiten"\'^)
van Karel van Rumenie, den tweeden zoon
van prins
Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen.
Had men tot 1894 bij het verklaren van het conflict den
nadruk gelegd op de gebeurtenissen nk den vierden Juli
1870, toen de Candidatuur
-hohenzollern bekend werd

De officieele titel is: ,,Aus dem Leben König Karls von Ru-
mänien",
2 deelen. Stuttgart 1894,

-ocr page 15-

als een voldongen feit, en had men zich met vol vertrouwen
kunnen bepalen tot de verklaring
van Bismarck, dat de
candidatuur
-HoHENZOLLERN een zuiver d5Tiastieke aange-
legenheid was van het Huis
Hohenzollern, thans moest
men inzien, dat zij óók een vraagstuk van Duitsche politiek
was.

Thans werd duidelijk, dat Bismarck een veel grootere
rol gespeeld had in de diplomatieke ontwikkeling van de
candidatuur
-HoHENZOLLERN, dan men tot dusver had aan-
genomen. Nu kwam aan de orde het
bismarck-probleem.
Men wilde nu precies weten, welke rol
Bismarck had ge-
speeld, welke bedoelingen hij gehad had met de candidatuur-
Hohenzollern .

Men was ijverig; tal van werken verschenen; men trachtte
objectief door te dringen tot de waarheid, maar met weinig
succes, omdat verschillende historiografen niet ontkwamen
aan den invloed eener heldenvereering, die funest inwerkt
op het streven naar objectiviteit, terwijl anderen een even
nadeeligen invloed ondergingen n.1. dien van sentimenteel
nationaal-idealisme, dat de Duitsche eenheid slechts door
ideëele oorzaken tot stand zag komen.

Het gevolg van deze heldenvereering en dat sentimenteel
nationaal-idealisme is geweest, dat allerlei verkeerde op-
lossingen van het vraagstuk werden gevonden. Slechts aan
enkele Duitsche historici is het gelukt, zich te onttrekken
aan bovengenoemde invloeden. Dezen zijn er dan ook in
geslaagd, een eenigszins betrouwbaar beeld te geven van
de geschiedenis en beteekenis van de candidatuur
-HoHEN-
zollern.

Ook in de Fransche kringen van geschiedvorschers kwam
langzamerhand belangstelling en vooral verdieping in de

-ocr page 16-

Candidatuur-hohènzollern. Ook daar kon men zich niet
blijven bepalen tot het intuïtief aanvoelen van
Bismarck
als den schepper der candidatuur-h0henz0li,ern; ook daar
zocht men langzamerhand naar een wetenschappelijke
motiveering van het uitgangspunt.

Ziedaar den algemeenen indruk, dien ik kreeg bij het
bestudeeren van de Duitsche en Fransche geschiedschrijvers,
die zich met de candidatuur
-HoHENZOLLERN hebben bezig
gehouden. In de hier volgende kritische studie zullen hun
meeningen nader worden onderzocht en getoetst.

Bij deze studie heb ik de wordingsgeschiedenis van de
candidatuur nagegaan tot op het oogenblik, dat zij de
aanleiding werd tot een conflict tusschen Frankrijk en
Duitschland; dit conflict zelf, ligt buiten mijn onderwerp.

Het zijn de drie volgende vragen, waarop ik een antwoord
heb willen zoeken, omdat deze mij beslissend voorkomen
voor het verkrijgen van een juist inzicht in de geschiedenis
der candidatuur-HoHENZOLLERN:

1. Van wien ging de gedachte uit, Leopold van Hohen-
zollern-Sigmaringen
candidaat te stellen voor den Spaan-
schen troon ?

2. School er in de wijze, waarop over de candidatuur
onderhandeld werd, een anti-Fransche tendens ?

3. Welke bedoelingen had Bismarck met de candidatuur-
Hohenzollern ?

Aan het beantwoorden van deze vragen heb ik een oriën-
teerend overzicht van de voorgeschiedenis der candidatuur-
Hohenzollern doen voorafgaan, om den lezer in te leiden
in verschillende kwesties, die in de volgende hoofdstukken
ter sprake moeten komen.

-ocr page 17-

Overzicht van de Voorgeschiedenis der Candidatuur-
Hohenzollern.

In September 1868 had in Spanje een pronunciamento
plaats, waardoor Koningin
Isabella den troon verloor.
De revolutie begon den 17en September in de haven van
Cadix onder de bemanning van de vloot. Al gauw breidde
zij zich uit over de stad en het duurde niet lang of in heel
Spanje hadden revolutionaire woelingen plaats. Den 27en
September werden de regeeringstroepen verslagen bij Alcolea
en
Isabella vond het nu maar veiliger naar Frankrijk uit
te wijken, dan een poging te wagen om met wapengeweld
het verloren gezag terug te winnen. Den 30sten September
1868 overschreed zij de Fransche grenzen.
Napoleon
bood haar een veilige wijkplaats aan op een kasteel te Pau.

De revolutie had gezegevierd door een gemeenschappelijke
actie van drie partijen, n.1. de Unionisten (gematigde
liberalen), de Progressisten (meer radicaal liberaal) en
de Democraten (aanhangers van een federalistische repu-
bliek) ; alleen deze laatsten stonden den republikeinschen
regeeringsvorm voor. Als leiders van de revolutie hadden
drie personen grooten naam verworven, n.1. Maarschalk

I) Voor dit ovcrziclit heb ik in hoofdzaak gebruik gemaakt van
Fkster\'s: Briefe, Aktenstücke und Regesten zur Geschichte der Hohen-
zollernschen Thronkandidatur in Spanien. Uipzig
1913, waarin al
het materiaal, dat iii
1913 voor de geschiedenis der candidatuur-
Hoiienzollern bekend was, in extenso of in regest is uitgegeven,
») P. DE la Gorce; Histoire du second Empire VI, p. 189-190.
Paris 1903.

-ocr page 18-

Serrano (Unionist), Admiraal Topete- (Unionist) en
Generaal
Prim (Progressist).

Na het gemeenschappelijk behaalde succes werd een
provisioneel bestuur samengesteld, waarin bovengenoemde
personen een leidende positie verwierven,
Serrano werd
voorzitter.
Prim Minister van Oorlog. Hun voornaamste taak
bestond voorloopig hierin, de gemoederen zoo gauw mogelijk
te kalmeeren en de verkiezingen voor de Cortès uit te schrij-
ven, omdat zij anders groot gevaar liepen, dat hun succes te
niet werd gedaan door intriges van hun tegenstanders.

Het eerste deel van deze taak was aan Prim wel toever-
trouwd, die gedurende zijn leven vier opstanden had mee-
gemaakt. Terstond begon hij met zijn werk en slaagde
daarin. In Januari 1869 werden de verkiezingen gehouden
voor de Cortès, die een groot succes opleverden voor de
provisioneele regeering, want de groote meerderheid der
afgevaardigden bestond uit Unionisten en Progressisten,
Het werk van
Serrano en Prim werd door dezen uitslag
dus bekroond, Spanje zou geen republikeinscheü regeerings-
vorm krijgen, maar den monarchistischen handhaven; het
zou alleen van dynastie veranderen.

Den Hen Februari 1869 kwamen de Cortès voor het eerst
bijeen; de ,,Provisioneele regeering" werd gewettigd; haar
taak bestond nu hierin, dat zij zoo gauw mogelijk de crisis
zou beëindigen door het kiezen van een koning.

Dit was evenwel gemalckelijker gezegd dan gedaan, wan
de eensgezindheid onder de regeeringspartijen werd weldra
verbroken; de wenschen van de Unionisten kwamen niet
overeen met die der Progressisten. De eersten wenschten
als candidaat den Hertog van Montpensier, zoon van Louis
Philippe, en zwager van Koningin Isabella. De laatsten
gaven de voorkeur aan
Ferdinand van Coburg, weduwnaar

-ocr page 19-

van koningin dona Maria, vader van den regeerenden
Koning van Portugal, Don Luis.

Om de verwarring nog grooter te maken, werden weldra
in verschillende politieke kringen tal van andere candidaten
naar voren gebracht, o.a. de Hertog
Amadeo van Aosta
(tweede zoon van Victor Emanuel), de Aartshertog
Karel van Oostenrijk, Prins Alfred van Engeland,
Prins Philips van Coburg, en weldra ook Leopold van
Hohenzollern-Sigmaringen
, de oudste zoon van Prins
Karel Anton van Hohenzollern-Sigmaringen.

De naam van Leopold van Hohenzollern-Sigma-
ringen
als eventueel candidaat voor den vacanten konings-
zetel in Spanje werd het eerst genoemd in een correspondentie
uit Londen, in de
Süddeutsche Presse van 5 October 1868:
,,Darüber täuscht sich in England niemand, dasz die
,,erste mittelbare Folge der spanischen Revolution
,,darin bestehen wird, dasz Frankreich Italien wichtige
,,Konzessionen in der römischen Frage machen werde.
,,Was man hier (Londen) am meisten wünscht, wäre,
,,dasz die spanische Nation einen Prinzen
Hohenzol-
,,lern-Sigmaringen zu
ihrem König wählt. Dadurch
,,würde das Ansehen Preuszens, dasz man hier so mäch-
,,tig als möglich wünscht, bedeutend erhöht."

Den 9en October wist de- Augshiirger Allgemeine Zeitung
al mee te deelen, door particuliere correspondentie uit
Madrid, dat
Leopold van Hohenzollern candidaat gesteld
was. -) Weldra liepen de wildste geruchten over hem.
Zoo verspreidde hetzelfde blad den 20en October het be-
richt, dat Prins
Leopold al op weg was naar Spanje.

1) Fester: Briefe No, 6.

2) Fester: Briefe No. 8.
\') Fester: Briefe No. 9.

-ocr page 20-

f

De pers scheen bijzonder goed ingelicht te zijn. De Hohen-
zollerns
zelf daarentegen bleken nog niets te weten van
een candidatunr; bovendien voelden zij er voorloopig nog
niets voor, zooals blijkt uit een brief van Prins
Karel
Anton
aan zijn zoon Karel, koning van Rumenië, van
den 9en December 1868:

,,Die spanische Thronkandidatur spukt bis jetzt nur
,,in den Zeitungen, wir wissen kein Sterbenswörtchen
,,davon, auch würde ich, wenn dieser Gedanken näher
,,aii uns herantreten sollte, niemals zur Annahme
,,dieser zweifelhaften, in reinem Flittergold schim-
,,mernden Stellung raten können. Auszerdem würde
,,Frankreich wegen unsrer Beziehungen zu Preuszen
,,niemals die Festsetzung der
Hohenzollern jenseits
,,der Pyrenäen gestatten können. Ist es ja schon von
,,Eifersucht angeschwollen, dasz ein Mitglied der
,,Hohenzollern die untere Donau beherrscht." i)
In hoofdzaak waren het dus overwegingen, die voort-
vloeiden uit de woelige toestanden in Spanje, en een opzien
tegen internationale moeilijkheden, die den prins allen lust
benamen op een eventueel aanbod van de Spaansche kroon
in te gaan. Vier maanden later namen de geruchten over
een
candidatuur-Hohenzollern een vasteren vorm aan,
door de brochure van Februari 1869 van
Eusebio de Sa-
lazar y Mazarredo
, een politieke figuur van beteekenis
in de partij der Progressisten, die naar een herstel streefden
van de Iberische monarchie: Spanje en Portugal moesten
onder één kroon vereenigd worden. Deze brochure is van
belang in de eerste plaats om
Salazar\'s opvattingen te
leeren kennen over het doel van de revolutie van 1868, en

1) Fester: Briefe No. 26.

-ocr page 21-

in de tweede plaats oin de candidaten, waarvoor hij pro-
paganda maakte. Hij schrijft daarin:

,,Das Ergebnis der Septemberrevolution darf nicht nur
„auf einen Wechsel der Person des Staatsoberhauptes
„hinauslaufen. Alle Völker streben heute nach poli-
,,tischer Einigung. Die Vereinigten Staaten vexan-
,,schaulichen die Ma^cht des Föderalismus. Deutsch-
,,land hat seine Grenze ,,par medics bien censurables
. „pro cierto" bis gegen Jütland vorgeschoben. In
„Skandinavien erinnert man sich infolge dessen der
„Calmarischen Union und arbeitet an der Union
„Dänemarks und Schwedens. Italien hat unter den
.■> .schwierigsten Verhältnissen seine politische Einigung
„errungen. Nur in Spanien behauptet sich ein Rest
. „der Fremdherrschaft und der Entzweiung früherer
„Jahrhunderte, Das einzige Ziel seiner Politik musz
„daher Gibraltar und Portugal sein." \')
Als candidaten, geschikt om dergelijke politieke doel-
einden te bereiken, noemt hij voorop
Ferdinand van
Coburg
en vervolgens Leopold van Hohenzollern-Sig-
maringen.
Voor beiden maakt hij warm propaganda.

Het spreekt van zelf dat de Fransche regeering, die niet
onverschillig kon toekijken bij het kiezen van een nieuwen
monarch voor Spanje, aandachtig de daden der Spaansche
regeering ging volgen, nu door een bekend Spaansch politicus
propaganda gemaakt werd voor een Candidatuur
-hohenzol-
lern
. Een onderhoud tusschen Ranges y Villanova,

1) Fester : Briefe No. 30; daar ik de door mij geciteerde passage
uit
Salazar\'s brochures ontleen aan de vertaling bij Fester, geef
ik ze hier, en later,.in Duitschen tekst.

-ocr page 22-

den Spaanschen gezant te Weenen, en Bismarck, dat
eenige weken na het verschijnen van de brochure van
Salazar
te Berlijn plaats vond, wekte natuurlijk de achterdocht op
van
Benedetti, den Franschen gezant te Berlijn.

Deze stelde onmiddellijk de Fransche regeering op de
hoogte van dit feit en kreeg dientengevolge opdracht nadere
inlichtingen in te winnen bij ,de Pruisische regeering.
Daardoor werd de Candidatuur
-HOHENZOLLERN, die tot
dusverre rondgespookt had in de Duitsche en Fransche pers,
een aangelegenheid van de diplomatie.

Den 3ien Maart 1869 deed Benedetti de eerste poging
om te weten te komen,welk standpunt de Pruisische regeering
innam ten opzichte van een eventueele candidatuur
-HoiiEN-
ZOLLERN.
Zijn poging faalde. Bismarck was afwezig en
de onder-minister
Thile, die hem ontving, kon hem geen
nadere inlichtingen verstrekken. Op
Benedetti\'s vraag
of
Ranges y Villanova een toespeling had gemaakt op
een candidatuur
-HoHENZOLLERN, gaf Thile hem ,,l\'assu-
rance la plus formelle, qu\'il n\'a à aucun moment eu con-
naissance d\'une indication quelleconque, pouvant autoriser
une semblable conjecture."

Benedetti werd enkele dagen later naar Parijs ontboden,
waar hij een lang onderhoud had met
Napoleon. Hij kreeg
nu een dubbele opdracht : hij moest de Pruisische Regeering
duidelijk maken, dat een candidatuur
-HoiiENZOLLErN een
ernstig gevaar opleverde voor den vrede, en bovendien moest
hij al zijn krachten inspannen om de candidatuur te voor-
komen.

,,La candidature du prince de Hohenzollern est essen-
tiellement anti-nationale; Ie pays ne la supportera pas, il

1) Benedetti: Ma Mission en Prusse, p. 304.

-ocr page 23-

faut la prévenir " 1) : zoo vatte Napoleon zijn gedachten
samen over een candidatuur-
Hohenzollern.

Den Hen Mei kreeg Benedetti gelegenheid om Bismarck
te spreken. Deze behandelde zijn interpellatie zeer hoffelijk,
maar ontweek telkens \'t geven van een positief antwoord,
zoodra
Benedetti een bindende belofte wilde afpersen voor
de toekomst.

Teleurgesteld schreef Benedetti in zijn rapport voor den
Franschen minister van Buitenlandsche Zaken, den Hen
Mei :

,,M. de Bismarck a tenu à me persuader que les bruits,
dont nous nous entretenions n\'avaient aucun fondement;
mais il s\'est abstenu soigneusement de me donner l\'assu-
rance formelle, que le Roi ne permettra, dans aucun cas,
au prince
Leopold d\'accepter la couronne, si elle lui
était offerte.

J\' incline à croire que M. de Bismarck ne m\'a fas exprimé
sa pensée toute entière." 2)

Tendeele was de zending van Benedetti gelukt, tendeele
mislukt. Gelukt in zooverre, dat hij mocht aannemen
dat de Pruisische regeering in de toekomst een candidatuur-
Hohenzollern niet zou tegenwerken; mislukt, omdat hij
er niet in geslaagd was de candidatuur te voorkomen. Met
gespannen aandacht zou de Fransche diplomatie alles, wat
op die candidatuur betrekking had, blijven volgen. De
ontwijkende houding van
Bismarck voorspelde haar niet
veel goeds.

Salazar\'s propaganda scheen inderdaad grooten invloed

1) Benedetti : Ma Mission, p. 306-307.
Benedetti: Ma Misüov, p. 306-307.

-ocr page 24-

gehad te hebben op de besluiten van de ,,Provisioneele Re-
geering". Eerst werd de kroon aangeboden aan
Ferdinand
van Saksen-Coburg
. den 6den April 1869, maar deze
weigerde; toen begonnen, na allerlei geheime besprekingen,
die geruimen tijd in beslag namen, de onderhandelingen
met het huis
Hohenzollern-Sigmaringen.

Den 16en September 1869 bracht Salazar, als gevol-
machtigde van
Prim, zijn eerste bezoek bij de Hohen-
zollerns
, op den Weinburg, bij Reineck. Hij werd er
geïntroduceerd door Freiherr
von Werthern, den Prui-
slschen gezant te München, Denzelfden dag nog had hij
een onderhoud met
Karel Anton, dat twee uur duurde;
daarna werd hij voorgesteld aan den erfprins
Leopold ;-
intusschen onderhield prinses Antonia, de gemalin van den
erfprins, zich met
von Werthern. Drie dagen later werd
Salazar voorgesteld aan Karel van Rumeniê. die toe-
vallig op den Weinburg logeerde. Op zeer hoffelijke wijze
gaf
Salazar hem te verstaan: „dasz die Augen seines Volkes
(het Spaansche volk) auf den Fürsten
Karl gerichtet seien,
da derselbe bereits den Mut gehabt habe, unter schwierigen
Verhältnissen eine derartige Mission auf sich zu nehmen."
Karel gaf hem echter met groote beslistheid te kennen:
„dasz sein
Pflichtsgefühl es ihm nicht gestatten werde,
den
bescheidenen Fürstenhut, den er trage, zu vertauschen,
sei es auch mit der stolzen spanischen Krone." i)

In den namiddag had Salazar een gesprek met Leopold
en diens gemalin Antonia, \'t Succes was niet veel grooter.
De erfprins wees het aanbod wel is waar niet beslist van de
hand, maar toch waren zijn voorwaarden zoo bezwarend,
dat
ér weinig kans bestond, dat ze ingewilligd konden

n Fester: Briefe No. 81.

-ocr page 25-

worden. Hij moest éénstemmig gekozen worden, moest
geen tegencandidaten te bestrijden hebben, mocht in geen
politieke combinatie betrokken worden, die nadeelig kon
zijn voor Portugal, waar zijn Portugeesche bloedverwanten
regeerden; zoowel
Napoleon als Wilhelm van Pruisen
moesten hun toestemming verleenen.

Salazar vertrok dan ook den volgenden dag in niet zeer
hoopvolle stemming, hoewel hij toch den moed niet opgaf,
zooals blijkt uit een brief, dien hij den 20en September
aan
Von Werthern schreef :

,,Je pars demain matin pour Paris assez satisfait de mon
voyage. Pour ôter tout apparence de menace à la Prusse
nous tâcherons de faire agréer la candidature à l\'empereur.
Mais reste à savoir, si le roi Guillaume l\'acceptera de son
côté. Je sais que le prince de
Hohenzollern craint beau-
coup son parent, il ne veut pas passer la place d\'ambitieux,
et il désire qu\'on lui force la main au lieu de montrer son
désir lui-même. Comment tout ça s\'arrangera-t-il ? Je
n\'en sais rien, et si vous alliez à Bade, vous pourriez tâter
le pouls au docteur. La princesse est charmante et le prince
Leopold me plaît aussi pour le poste, malgré sa bonhommie,
Aura-t-il assez d\'énergie pour pouvoir résister aux influences
des divers partis ? Son père ne me l\'a pas laisser entrevoir. \'

Het antwoord van Werthern, den 29en September,
bleek niet te voldoen in Madrid en zoo durfde
Prim klaar-
blijkelijk de moeilijkheden van een candidatuur-
Hohen-
zollern
niet verder aan. Hij liet nu aan den hertog van
Genua, een neef van den koning van Italië, den troon aan-
bieden, maar deze candidatuur vond in Spanje niet veel
bijval en ook de familie van den jongen hertog had er niet
veel mee op.

1) Fkster: Briefe No. 82.

-ocr page 26-

,,La réponse", zoo schreef Salazar aan von Werthern
den 7en October 1869, ,,du 29 Septembre, que vous savez,
n\'avait pas paru ici (Madrid) très satisfaisante et cathé-
gorique et on laissa aller son train ordinaire la candidature
du duc de Gènes; mais comme on s\'y attendait, tout le
monde s\'oppose à voir monter sur le trône un enfant sans
expérience."

Den 2den Januari 1870 deelde Victor Emanuel aan
de Spaansche regeering mee, dat de hertogin van Genua
haar zoon geen toestemming verleende om den Spaanschen
troon te aanvaarden. De candidatuur van den hertog van
Genua schijnt men in Spanje niet al te ernstig opgenomen
te hebben, zoodat de teleurstelling niet groot was, toen het
weigerend aanbod bekend werd: ,,La candidature du duc
de Gènes ne fut jamais prise bien au sérieux et comme je
ne pus rien apporter de décisif, elle alla son train jusqu\'
au dénouement qui était prévu d\'avance, mais il fallait jeter
pendant l\'hiver de la pâture aux journaux, quoique
l\'ardeur de la lutte fît qu\'on poussa quelquefois les choses
d\'une façon un peu brusque"
zoo schreef Salazar den
6den Februari
1870 aan von Werthern.

Na de eerste, niet met succes bekroonde, poging op den
Weinburg, had
Salazar de candidatuur-HoHENZOLLERN
niet opgegeven; integendeel, zijn propaganda herleefde in
een tweede brochure van 23 October 1869 . Daarin stelt
hij op den voorgrond de gedachte, dat de eventueele can-
didaat eigenschappen moet bezitten, om een eventueele

1) Fester: Briefe No. 88.
«) Fester: Briefe No. 98.
3) Fester: Briefe No. 90.

-ocr page 27-

vereeniging van Span je en Portugal te kunnen verwezen-
lijken: „eine Hoffnung, die niemals in den Herzen all derer
sterben kann, die der Grösze des Vaterlandes ihre Verehrung
darbringen."

Vervolgens onderwerpt hij de verschillende candidaten,
die in de pers genoemd werden, aan kritiek.

,,Spanische hervorragende Politiker sind ausgeschlossen,
weil in Spanien noch weniger als anderswo ein Eingeborener
sich durchsetzen kann. Don
Carlos i) hat keine Aussichten,
weil in den Cortes mit Ausnahme der Vertreter J^avarras
und der baskischen Provinzen, keine Carlisten sind, und
der Juli-Aufstand gezeigt hat, dasz jene Provinzen für seine
Sache keine Blutoff er bringen wollen. Um
AlphOnso 2)
gruppieren sich einige bedeutende Persönlichkeiten. Sie
vergessen aber die Gefaliren einer langen abermaligen
Minoritätsregierung, obwohl die Erinnerung an die Jahre
1840-43, an die Regentschaft
Esparteros und die Anfänge
Isabellas noch nicht so weit zurück liegt. Wenn ein Mann
gewählt wird, der sich auf den Boden der Septemberrevo-
lution stellt, sind diese Gefahren nicht zu befürchten.
Wie der Herzog von Montpensier König hätte sein können,
wäre er als Sieger von Alcolea eingezogen, so hätte auch
die Sache des Prinzen
Alphonsos triumphieren können,
wenn Graf
Cheste und seine Anhänger den Kampf in die
Länge gezogen hätten und die Abdankung der K.
Isabella
der Bundesvertrag zwischen den beiden streitenden Parteien
gewesen wäre. Einige der angegebenen Gründe lassen sich
auch auf den 1854 geborenen Herzog von Genua anwenden.
Seine Wahl wäre ein nicht verächtliches Argument für die,

1) Kleinzoon van Don Carlos, den broeder van Ferdinand VII.
Zoon van Koningin Isabella.

-ocr page 28-

welche behaupten, dasz bei der Wahl eines minderjährigen
Königs ein geborener Spanier, der Tradition und Herkom-
men für sich hat, vorzuziehen sei. Niemand hat in Spanien
mehr Ansprüche darauf, der einzige Regent des neuen
Souverains zu sein als
Serrano, Aber kann es nicht
höchstwahrscheinlich geschehen, dasz der Bund der drei
Parteien bei Schaffung definitiver Zustände auseinander
fällt, sei es wegen der Frage des Klerus oder wegen" der
Finanzien ? Die Lage des Generals
Serrano wird schwierig
werden, wenn die Majorität der Parteien, deren einstimlnig
anerkannter Führer er gewesen ist, sich dann auf die Seite
der Opposition stellt. Und was würde geschehen, wenn durch
allgemeine Verwirrung die Lage so verfahren wäre wie
1843? Dann würde auch der Herzog von Genua fallen;
denn er befände sich, da er keine Wurzeln im Lande hat,
nicht in der vorteilhaften Stellung, die
Isabella II vor
26 Jahren inne hatte.

Hat man eine Revolution gemacht, um den Monarchen
zu wechseln, wie man ein Ministerium wechselt? Anderer-
seits, welche politische Regel lehrt uns, einen unmündigen
König zu wählen mit allen Unzuträglichkeiten einer Mi-
norität, während es uns völlig freisteht, uns auf einen Mann
zu einigen?

Keine angesehene Nation hat eine Dynastie begründet mit
einem unmündigen ausländischen König. England mit
Wil-
helm
und George I, Schweden mit Bernadotte, Belgien
mit
Leopold von Koburg, Portugal mit dem Herzog von
Braganza
, Brazilien mit Don pedro,Holland mit Crânien
und Frankreich bei verschiedenen Gelegenheiten haben "die
Dynastie gewechselt oder einen neuen Monarchen gewählt,
indem sie von dem Grundsatz ausgingen, dasz der Thron-
kandidat nicht nur ein Mann, sondern ein durch hervor-

-ocr page 29-

ragende Eigenschaften bekannter Mann sei. Ein Deputierter
sagte mir jüngst: „Ich werde vivat Genua rufen, weil wir
das Interim nicht fortsetzen können", und ich brachte ihn
zum Schweigen durch die Antwort, das sei wie eine Parodie
auf ein geflügeltes Wort :,,1 \'intérim est mort,vive l\'intérim".
Und das
beweist,dasz die Wahrheit im Form einer Paradoxie
ebenso in Fesseln schlägt, wie die Paradoxie im Form der
Wahrheit. Wenn der Herzog von Genua 20 Jahre alt wäre
oder älter, wäre er ein höchst annehmbarer Kandidat, so
wie es zurzeit sein Vetter
Amadeo ist, aber König Victor
Emanuel
gibt seine Einwilligimg nicht, dasz dieser König
von Spanien wird.

Die Kandidatur des Prinzen Napoleon oder eines anderen
Bonaparte ist auf der Halbinsel unmöglich, so lange die
Erinnerung fortlebt an den ungerechten und blutigen Kampf,
zu dem uns zu seinem Scliaden der stolze Sieger von Auster-
litz, nachmals Märtyrer von St. Helena, herausforderte.

Es ist bekannt, dasz Wenige in diesen letzten Jahren mehr
dahin gearbeitet haben als ich, dasz Gibraltar dem vater-
ländischen Gebiete zurückerstattet werde, und keinem
konnte mehr die Hoffnung schmeicheln, dasz ein englischer
Prinz unter vielen anderen Vorteilen die Lösung einer Frage
erleichtern würde, welche die Ehre und Würde unseres
Vaterlandes schädigt; aber es braucht keiner Versicherung
dasz kein Sprosse der Englischen Familie seinen Glauben
abschwören würde, um auf den Thron Spaniens zu ge-
langen .

Ein protestantischer König fände auch bei den gebildeten
Klassen keine gute Aufnahme und ein zum Katholizismus
übertretender Kandidat würde nur Verachtung einernten.

Prinz Friedrich Karl von Preuszen ist in derselben
Lage, wie die Söhne der Königin
Viktoria und seine Thron-

-ocr page 30-

besteigung würde eine diplomatische Eifersucht hervorrufen,
die ernste Verwicklungen zur Folge haben könnte.

Montpensiers Anwesenheit bei Alcolea hätte die Frage
zu seinen Gunsten entschieden. Nach Zusammentritt der
Cortes war es leicht vorauszusehen, dasz seine Kandidatur
schwerlich die Mehrheit der Stimmen der Progressistischen
Partei auf sich vereinigen würde.

Die Wahl des Königs Don Luis von Portugal muszte,
wenn er beide Kronen behielte, die Iberische Union mehr
erschweren als fördern.

Mit Don Ferdinand wäre der Grundsatz der direkten
Erbfolge gewahrt geblieben, und da der Sohn von Don Luis
beide Kronen geerbt haben würde, hätte sich die Einheit
in derselben Weise vollzogen, wie sie zu Anfang des fünf-
zehnten Jahrhunderts erzielt worden wäre, wenn das Ge-
schick, welches uns verfolgt, nicht das Leben des Prinzen
Miguel, des Erben der Katholischen Könige und des Königs
Don
Manuel von Portugal, in der Blüte geknickt hätte".

Ten slotte gaat hij de voordeelen na van een candidatuur
van den erfprins
Leopold van Hohenzollern-Sigma-
ringen
, dien hij aanprijst als den meest geschikten candidaat.

,,Vor acht Monaten schlug ich an zweiter Stelle die Kan-
didatur des Prinzen
Leopold von Hohenzollern vor,
des Bruders der vorigen Königin
Stephanie von Portugal;
denn die Portugiesen, die in dem letzten Prätendenten schon
das Recht von Gottes Gnaden verworfen hatten, könnten
bei gelegener Zeit ihre Blicke auf einen Herrscher richten,
der ihre Bestrebungen besser befriedigte. Nach den voraus-
gegangenen Umständen täte uns in diesem erhabenen Ge-
danken auch als König von Spanien ein Fürst von hervor-
stechenden Geistesgaben not, der unsern Nachbarn sym-
pathisch wäre. Don
Leopoldo ist dies in hohem Grade, und

-ocr page 31-

seine Gemahlin, die Infantin Dona Antonia, Schwester
des regierenden Königs, würde ihrer Nachkommenschaft
das Blut der
Braganza überliefern.

Während dieser Herrschaft würden wir die Bande einer
vollständigen Aussöhnung herstellen, und die iberische
Idee, welche in Portugal aus den angeführten Gründen
gelitten hat, würde sich mit gröszerer Gewalt wieder er-
heben, als zur Zeit
Pedros V und seiner Gemahlin Ste-
phanie
, welche allzufrüh im Jahre 1861 jenen entrissen
wurden, die es damals für möglich erachteten, in Spanien
das ruhmreiche Beispiel
Marias und Wilhelms nach-
zuahmen, jenes ausgezeichneten Herrscherpaares, dem Eng-
land die Befestigung seines parlamentarischen Systems
verdankt, während die Regierung
Jakobs ii die öffentliche
Freiheit in die höchste Gefahr gebracht hatte.

Von den beiden Töchtern D. Ferdinandos ist die Infantin
Antonia die einzige, die eine Ehe eingegangen ist, an welcher
das Portugiesische Volk und die Königliche Familie volles
Gefallen gefunden haben. In der Tat ist die Vereinigung
Leopolds und Antoniens eine Musterehe unter allen Ge-
sichtspunkten, und das glückliche Schauspiel, welches
dieses junge Paar bietet, würde wohltätig auf unsere Sitten
einwirken.

Das Alter Leopolds könnte nicht angemessener sein.
Mit 34 Jahren hat der Mensch die Fülle seiner Fähigkeiten
erlangt, und besitzt schon notwendige Erfahrung in den
schwierigsten Obliegenheiten.

Der Prinz Leopold ist katholisch, wie seine ganze Familie,
sehr gebildet, von klarem Verstände, und hat wie viele
Deutsche eine besondere Vorliebe für die spanische Literatur.

Er ist der älteste Bruder des Herrschers von Rumänien,
der Schwager der Könige
Pedro und Luis, ein Verwandter

-ocr page 32-

des Königs der Belgier, insofern seine Schwester, Prinzessin
Marie, mit dem Grafen von Flandern, dem Bruder Leo-
polds
II, vermählt ist; verwant ebenfalls mit dem Kaiser
Napoleon, weil seine Mutter der Familie Beauharnais
angehört, und er steht in entfernter Verbindung mit der
Königlichen Familie von Preuszen, obwohl er nicht von dem
erstgeborenen Zweige, dem protestantischen, abstammt.

Es knüpfen ihn an sein Vaterland Bande genug, dasz
wir nicht das Spielzeug nationaler Nebenbuhlerei werden;
aber nicht so viele, dasz sie, von einem engen Kreise einge-
schlossen, die Freiheit der Bewegung für die spanische
Politik in Frage stellten. Sein Vermögen gehört zu den
beträchtlichsten in Europa, und wenn ich mich nicht irre,
so hat er durch den Tod seines Vetters, des Fürsten
Von
Hechingen
, Anwartschaft auf die Besitztümer, welche
derselbe in Spanien hinterlassen hat, sowie auf einen anderen
hochberühmten Titel von Castilien (die Grafschaft
Vil-
lalba
). Was ich aber gelesen habe, ist, dasz er alle Würden
und Güter in Deutschland erbt. Don
Leopoldos Erbfolge
ist durch drei Söhne gesichert, von denen der älteste schon
ungefähr sechs Jahre zählt und beide Ehegatten sind von
höchst anmutvoller Gestalt, was nicht gering zu schätzen
ist für die Länder des Südens, welche von Natur den Spott
lieben und in ihrem ganzen Gedankengange die Schönheit
des Geistes besser verstehen, wenn sie von der Schönheit
der Gestalt begleitet ist. Zeugnis dessen ist in der politischen
Sphäre die Mühe, die man sich gab,
Joseph Bonaparte
eines Auges zu berauben, um vor dem Volke die Lächer-
lichkeit seiner Sache zu erhöhen.

Einen leichten Einwurf habe ich gegen jene Kandidatur
vernommen: dasz es nämlich schwer sei den Familiennamen
des
P. Leopold auszusprechen. In England gibt es millionen

-ocr page 33-

Einwohner, die nicht wissen, wie ihre geliebte K. Viktoria
mit ihrem Familiennamen heiszt. Ist denn nicht sein Name
Leopoldo? Er wird also Leopoldo I König der Spanier
heiszen".

Salazar\'s propaganda had succes. In het begin van
Februari 1870 kreeg hij voor de tweede maal opdracht, een
poging te doen om den erfprins over te halen. In tegenstel-
ling met zijn eersten tocht wendde hij zich nu niet alleen
rechtstreeks tot
Sigmaringen, maar ook tot den Koning
van Pruisen en
Bismarck, aan wien hij brieven van Prim
overhandigde. Als handig diplomaat had hij eerst het
terrein verkend. Den 6en Februari 1870 schreef hij aan
v, Werthern o.a.: ,,Les chances d\'un Hohenzollern
sont très grandes et elles augmentent à vue d\'oeil. Tout le
monde me demande la brochure que j\'ai publiée en Octobre
pour préparer le terrain, et ils seraient très populaires, soit
le prince
Leopold d\'abord, soit son frère le prince Frédéric.

J\'ai mis devant vos yeux l\'exposé de la situation et je vous
prie de me dire ce que vous en pensez. Notre pay^ veut une
race régénérée et porte ses regards vers l\'Allemagne. Pouvez-
vous me dire dans quelle situtation se trouve aujourd\'hui
la famille royale de Prusse au sujet de cette éventualité ?
Comme il ne reste de candidats sérieux que les
Hohenzol-
lern
ou les princes de Bavière, dans le cas où les premiers
seraient impossibles, que pensez-vous de ces derniers?

Pourriez-vous me dire les chances de réussite qu\'offriraient
les princes
Louis-Leopold,Leopold Maximilien et Charles
Theodore
, frères de l\'impératrice d\'Autriche? Ont-ils
du talent, de l\'énergie? Je vous saurai gré de la photo-
graphie de celui qui vous paraîtra le mieux. Quel dommage
que le p.
Charles de Hohenzollern soit en Roumanie.
Il est très populaire ici. Si le p.
Leopold ne se décidait

-ocr page 34-

pas, que pensez-vous de son autre frère? On pourrait le
marier à une fille du duc de Montpensier ; elles sont char-
mantes sous tous les rapports."

Den 25sten Februari bracht Salazar, nadat hij blijkbaar
antwoord van
von Werthern ontvangen had, een bezoek
bij prins
Karel Anton, te Dusseldorp.

Karel Anton, klaarblijkelijk zeer onder den indruk van
deze nieuwe poging van Spaansche zijde, wendde zich nog
denzelfden dag tot koning
Wilhelm om raad.

,,Wenn ich meinem Familiengefühl und den Eingebungen
meines Gewissens allein zu folgen hätte, so würde E. M.
ich in meines Sohnes und in meinem eigenen Namen auf
das positivste ehrfurchtsvollst erklären können, dasz wir
unbedingt ablehnen.

Da aber der vorliegende Fall und die daran sich knüp-
fende Entscheidung von hoher Tragweite sind, da ferner es
sich darum handelt, für das Königliche und Fürstliche
Haus
Hohenzollern eine weltgeschichtliche Tatsache zu
konstatieren, so habe ich es für meine Pflicht erachtet, an
den Allerhöchsten Königlichen Ausspruch zu appellieren.
E. M. möge in Allerhöchst dero Weisheit es gefallen, die
Entscheidung zu geben.

Meines Erachtens ist der ^Moment des Temporisierens
vorüber und kann es sich nur darum handeln, entweder
auzunehmen oder abzulehnen." 2)

In ongeveer gelijken geest schreef hij ook aan Bismarck.
Hij gaf hem bovendien een overzicht van de eerste onder-
handelingen met
Salazar en wees hem op de belangrijke
politieke beteekenis van de candidatuur: ,,In der Annahme

1) Fester: Briefe No. 98.

2) Fester: Briefe No. 103.

-ocr page 35-

dieser Krone liegt aber einerseits ein welthistorischer
Moment, andererseits das Zeugnis eines ungemein stark
politischen Kraftbewusztseins der preuszischen Macht. Eine
Dynastie, welche das Schwergewicht Zentraleuropas re-
präsentiert und deren Zweige am Schwarzen Meere und
jenseits der Pyrenäen blühen können, der eine über ein
werdendes Kulturvolk, der andere über ein gewesenes
regierend — eine solche Dynastie hat seit
Karel V die
Geschichte nicht wieder gesehen, — es ruht demnach auf
einer solchen Dynastie eine von der Vorsehung gewollte
hohe Mission und der Beruf der Regierungsfähigkeit über
die heterogensten Elemente." i)

Hij riep Bismarck\'s raad in voor zich zelf en voor zijn
zoon, die eveneens een brief van
Prim ontvangen had.
Verder deelde hij hem mee, dat
Salazar op weg was naar
Berlijn, met brieven voor hem,
Bismarck, en den Koning.

Den 26en Februari overhandigde Salazar te Berlijn den
brief aan
Bismarck en vermoedelijk ook dien aan den
Koning.

De Koning werd wel eenigszins verrast door het verzoek
van prins
Anton, zooals blijkt uit een briefje van hem aan
Bismarck (26 Februari): ,,Die Einlage fällt mir wie ein
Blitz aus heiterer Luft auf den Leib, wieder ein
Hohen-
zollernscher
Thron-Candidat und zwar für Spanien. Ich
ahndete kein Wort und spasste neulich mit den Erbprinzen
über die frühere Nennung seines Namens und Beide ver-
worfen die Idee unter gleichem Spasz.

Da Sic vom Fürsten Details erhalten haben, so müssen
wir conferiren, obgleich ich von Haus gegen die Sache bin.\'

M Fester: Briefe No. 104.
2) Fester: Briefe No. 105.
Fester: Briefe No. 106.

-ocr page 36-

Als leidraad voor deze conferentie dicteerde Bismarck
nu een uitvoerige memorie (\'t z.g. Immediat-Bericht a^
von Keudell waarin hij tal van argumenten aanvoerde
om. den koning over te halen, de candidatuur goed te

keuren.^)

Onder invloed van deze memorie durfde de koning geen
beslissing nemen. Hij verzocht in een circulaire aan
Moltke,
Schleinitz, Roon, Delbrück
en Thile aanwezig te zijn
op een klein „Herren-Diner" bij den
prins Hohenzollern ;
er zou een bespreking gehouden worden over een eventueel
aannemen van de
Candidatuur-hohexzollern; hij zou er
prijs op stellen hun meening te hooren. voordat hij een

beslissing nam.

Het „heerendiner", dat \'t karakter droeg van een familie-

vergadering van de Houenzollerns en waaraan, behalve
bovengenoemde staatslieden en generaals, ook
Bismarck
deel nam, had den 15en Maart 1870 plaats „im Berliner

Schlosse".

Deze conferentie leverde niet het succes op, dat de voor-
standers der candidatuur er zich van voorgesteld hadden.
De kroonprins van Pruisen.
Frif.drich Wilhelm, voorzag
veel moeilijkheden en achtte de toestanden in Spanje-zeer
onzeker. De koning zelf toonde weinig enthousiasme,
verklaarde wel geen bezwaren te hebben, indien de erfprins
roeping voelde voor de candidatuur. maar hij drong er met

M Geheim legaticran<l van Bismarck. - Wegens de belang,
rijkheid van
dit\'..lmmcdiat-Bericbt" heb ik het als b.jl;vgc h.cr-

achter opgenomen.

n Fester: Briefe No. 107. . .

3 Moltke. chel van den gcncralcn stal:
vmi het Koninklijke Huis: Roon. minister van t^rlog:
president van de kanselarij van den
Noord-Dmtschen Bond . 1 niLK.
onder-minisUT van Pruisen.

-ocr page 37-

op aan ze te aanvaarden. Alleen Bismarck, hierin gesteund
door zijn ministers, hield een warm pleidooi voor de can-
didatuur. Tevergeefs, want de erfprins hechtte meer waarde
aan het oordeel van den koning en den kroonprins en weigerde
nu voor de tweede maal den troon te aanvaarden.

Den volgenden dag bracht Karel Anton een bezoek bij
koning
Wilhelm en deelde hem het standpunt van den
erfprins mee, ,,dasz er die Krone ablehnen müsse, wenn der
König nicht die Annahme befehle."

\'t Meest karakteristieke vim deze conferentie is dus, dat
juist van de zijde der Pruisische ministers en speciaal door
Bismarck groote waarde werd gehecht aan een aanvaarden
van de candidatuur, terwijl de erfprins en de koning van
Pruisen niet veel animo toonden. Omhuiks het zoo goed als
weigerende antwoord van den erfprins, was deze conferentie
toch geen volledig dchec geworden voor hen,die een HoniiN-
zollern op den Spaanschen troon wilden brengen, want
Prins
Karel Anton werd vim dit oogonblik af een warm
voorstander van een eventueele candidatuur. Vooral de
rede vim
Bismarck schijnt grootcn indruk op hem gemaakt
te hebben. ZoTicr van den steun der Pruisische regeering,
omdat
Bismarck zoo sterk had aangedrongen, stelde hij nu
ook zijn jongsten zoon prins
Fkikdrich in de gelegenheid
eventueel koning van Si)anic te worden. Doze word tele-
grafisch naar Berlijn ontboden, maar tot groote wanhoop
van
Kakel Anton weigerde ook hij de candidatuur te aan-
vaarden. In een somberen brief aan
Karkl van Rumeniè
klaagt hij zijn nood over den treurigen afloop van de con-
ferentie: ,,Ein groszer liistorischcr Moment für d;\\s Haus
Hohenzollern ist verloren gegangen, ein Moment, wie er

\') Festkr: Bnfje No. 113.

-ocr page 38-

noch niemals dagewesen, wohl niemals mehr wiederkehren
wird."^)

Op dit kritieke moment begon Bismarck een groote
activiteit te ontwikkelen ten gunste van de candidatuur.

Hij zond begin April twee agenten naar Spanje om gegevens
te verzamelen over den militairen en politieken toestand,
nl.
Lothar Bucher en Majoor von Versen.

Over de zending van bovengenoemde beeren zijn we slecht
ingelicht. Het dagboek van
Busch en de monographie van
von Werthern over Versen van 1898 geven niet veel bij-
zonderheden.\')
Bucher reisde over Düsseldorf en Parijs naar
Madrid. Vermoedelijk heeft hij aan
Prim een brief van
Bismarck overhandigd, dien wij dan kunnen beschouwen als
antwoord op
Prim\'s schrijven van den 17den Februari 1870,
dat den 26en Februari door
Salazar aan Bismarck was
overhandigd ; in dezen briet ried hij
Prim aan, de candidatuur
niet op te geven en schreef hij o.a. : ,.que la candidature du
prince de
Hohenzollern était en elle-même une e.xcellente
chose, qu\' il ne fallait pas abandonner et qui à un moment
donné pouvait être opportune."

ï) Fester: Briefe No. HS.

») Geheim Icgaticraad.

*) Zie Fester: ,.Bismarck und die Ilohenxollernsche Thronkandi-
datur in Spanien"
in de Deutsche Rundschau decl CXXXX Sept.
1909, p. 41.

«) Gramont: La France et In Prusse, bl. 21: ,,après environ
trois mois on reçut à Madrid la réponse de M. de
Bismarck, dans
laquelle il disait que la candidature du prince do
Hoiienzollers
était en clle-mômc une excellente chose, qu\'il ne fallait jx« aban-
donner et qui à un moment don:ié pouvait 6trc opportune. Cette
lettre de M. de
Bismarck existe encore, je crois pouvoir l\'affirmer
bien que je ne l\'ai pas vue moi-même, mais elle a élé vue et lue par
des homme;; émincnts, dont les noms sont très bien connus et l\'un
d\'eux qui m\'a confirmé ces (!étails donne à ces affirmations une
autorité qui ne comporte aucun doute".

-ocr page 39-

Over de zending van majoor Versen deelt Pirala, een
Spaansch geschiedschrijver over dezen tijd, ons meer bij-
zonderheden mee. Volgens hem zou Majoor
Versen met
Prim geconfereerd hebben over deelneming van Spanje
aan Duitsche zijde in een eventueelen oorlog tegen Frankrijk.
,,Bismarck habe sagen lassen, es genüge, wenn Spanien je
30000 Mann über Bayonne und Perpignan vorrücken lasse.
Moltke glaube, dasz dadurch der Ausgang des Krieges
gesichert werde, da die spanische Artillerie mit ihren Krupp-
schen Kanonen der preuszischen gleichwertig sei.
Versen
habe den formellen Vorschlag der Beteiligung an einem
deutsch-französischen. Kriege gestellt. Im Ministerrat sei
eine Minorität für die Allianz gewesen. Die Majorität
habe sich leider mehr durch sentimentale als durch poli-
tische Erwägung leiten lassen."

Von Versen bracht van zijn reis ccn schriftelijk verslag
uit, dat hij den 12den Mei 1870 aan koning
Wilhelm voorlas.
Deze bleek echter niet overtuigd te zijn van de gimstige
toestanden in Spanje. ,,Es ist", zoo schrijft hij den 12den
Mei aan
Kakel Anton, ,,interessant, aber etwas sehr ,,cou-
leur de rose" für einen einstigen König von Spanien, wenn
gleich er die groszenSchattenseiten auch gehörig aufgezählt.\'\'
Maar hij bleef bij het standpunt, dat hij ingenomen had op
de familievergadering: ,,dasz Dein jüngster Sohn abge-
sagthat", zoo eindigt hij den brief, ,,wird nun in M;ulrid
bekaimt sein. Ich denke, nienumd von uns wird je diese
Absage bereuen." \')

De kroonprins fiuedkich Wilhelm zond von Versen

») Fkstkr: BisttMrcA cnz., Deutsche NutidscMau, Sept. 1909,
«) Fester: Bhc/tf No. 162.

-ocr page 40-

„et een brief naar Karel Anton : „Veksek ist von Spanien
hierher zurückgekommen, doch war niemand auf den Ge-
danken gefallen, das. vielleicht sein Vortrag be. D.r
In-
teresse erwecken könnte, bis ich es vorschlug. Versen
kommt zwar post festum, doch ist es nicht ohne Bedeutung
seine Ansichten und Eindrücke zu vernehmen, wie wohl
ein Sprudel und Hitzkopf wie er eher eines Dampfers, als

der Aufmunterung bedarf."\')

Den 21en en 22en Mei hield von Versen tc Dusseldorf
voor den erfprins en de prinses een korte voordracht over
zijn reis, ruimde bij de prinses enkele bezwaren tegen de
cididatuur uit den weg, reisde daarna door naar Neuheim,
waar prins
Karel Anton vertoefde en kwam met dezen

tot overeenstemming. _

KARrL Antoh schreef onmiddellijk een br.ef a^ den
kroonprins, waarin hij hem dankte voor het ber.cht van
S
von versen, hem mededeelde, dat z,n zoon v=m.
m 1 g veranderd was en verzocht, den kon.ng voor c
tedden op de beslissing van den erfprins: Ich wurde o
ZL Angelegenheit der spanischen Thronkand.datur für
rbegrabene halten, wenn mir nicht seit e.n.ger Ze.
aufgefalL wäre,
dasz Leopold die kategorisch erfolgt
Abtlnung aus zwei Gründen zu bereuen scheint. E,nm,a
te^ I versäumten historischen Moments für das Haus
HO, enzo.lern Und dann wegen dos GefUh s der Unr, t.-
Lhkeit gegenüber einer so auszergewöhnlichen Vertraue^-
bÜe„g,mg seitens einer der gr^szten Nationen. Ich b.n
a t
dem abweisenden St=mdpunkt, den ich cmgcnommen
nach den Aussprüchen des Königs auf die Sache nicht

mehr zurück gekommen.

i) Fester: Briefe No. 176.

-ocr page 41-

Allein es läge veilleicht die Wiederanknüpfung derselben
an dem Umstände, dasz
Leopold, wenn die Frage nochmals
an ilm
herantritt, jetzt derselben sich nicht mehr so ab-
geneigt, wie früher, erzeigen dürfte. Es sind das keine
Wandlungen in den Überzeugungen und Ansichten, die
einen Rückschlusz auf charakterloses Hin- und Herschwan-
ken zulassen, es ist eher die durch die Zeit und Nachdenken
gereifte Vertrautheit mit einer so groszen Idee und die
Würdigung der immensen Verlegenheit, in welchcr Land
und Volk in Spanien sich befinden müssen, gesteigert durch
unser längeres Hinhalten irgendeiner Antwort und Ent-
scheidung. Ich glaube nicht zu irren, dasz heute die Abnei-
gung
Leopolds eine geringere sein wird, als sie vor sechs
Wochen noch war. Es ist das nur eine Vermutung der Eltern,
von JosEPHiNE und mir, mit den Augen der sorglichen
Eltern wahrgenommen." \')

Twee dagen later schreef de erfprins zelf aim den kroon-
prins. Deze bracht den volgenden dag
Bismarck hier vim op
de hoogte (26 Mei) en weer 3 dagen later las hij beide
brieven — die van
Kakel Anton en den erfprins — voor
aan den koning en stelde dezen voor, den erfprins naar
Berlijn te ontbieden om tot een beslissing te komen. In een
brief van 30 Mei aan
Bismarck bericht hij het volgende
over zijn onderhoud met den koning: ,,lch habe gestern.
S. M. die beiden Briefe vorgelesen, welche der Fürst tuid
der lirbprins von
Hohknzollurn unterm 23 resp. 25 Mai
in der spanischen Angelegenheit an mich richteten, und deren
ich Ihnen gegenüber am Himmelfahrtstage Erwälmung tat.

S. M. war betroffen, eine als abgethan betrachtete Sache
so unmittelbar wieder ;mgeregt zu sehen, wiewohl der Uin-

>) Festur: Driefe No. 180.

-ocr page 42-

stand, dasz der Erbprinz gewissermaszen seinerseits und
aus freien Stücken vorgeht, nachdem zuvor seitens des
Vaters aus fideicommissarischen Rücksichten nein gesagt

worden war, ein Novum ist.

Ganz von der Hand wollte der König besagte Angelegenheit
nicht weisen, aber auf meinen Vorschlag: den Erbprinzen
nach dem neuen Palais ganz in der Stille kommen zu lassen,
nicht eher eingehen, als bis er mit Ihnen Rücksprache

genommen hätte.

Ich meine nun, man sollte den Erbprinzen sobald als
möglich zu uns kommen und unterm Vorwand einer münd-
lichen Message aus Brüssel, wo er eben zum Besuche weilte,
so verborgen wie möglich weilen lassen, um sich définitif
zu äuszern.

Mir scheint es, alsob der Vater und Solm jetzt die An-
nahme wünschen und die erbprinzliche Initiative sich meiner
Vermittelung bedienen soll, um die
Majorats-Angelegenheit
erledigungsfähig zu machen." \')

De koning ging klaarblijkelijk niet op het voorstel in,
want de erfprins kwam niet naar Berlijn.

In de eerste dagen van Juni had echter wel een conferentie
plaats te Ems tusschen den koning,
Bismarck en Karel
Anton
. Hier deelde de laatste mee. dat de erfprins den
Spaanschen troon tegen den herfst wilde aanvaarden, wan-
neer de toestanden in Spanje dan even gimstig waren als op
het oogenblik.

Gebruik makende van deze wending in de opvatting van
den erfprins, zond
Bismarck nu Bucher voor de tweede
maal naar Spanje. Deze bracht
Prim en de zijnen op de
hoogte van de nieuwe situatie. Waarschijnlijk bang, dat

1) Fester: Briefe No. 189.

-ocr page 43-

van uitstel afstel zou komen, verlangde Prim nu, dat de
erfprins terstond een beslissing zou nemen.
Bucher kon
aan dit verzoek natuurlijk niet voldoen en nu werd besloten,
dat
Salazar en Bucher terstond naar Duitschland zouden
vertrekken om met den erfprins te gaan confereeren.

Den 14en Juni vertrokken zij uit Madrid, ieder in een
afzonderlijken coupé om geen argwaan op te wekken in
Parijs.

Intusschen werd de erfprins reeds bewerkt door Majoor
v.
Versen, die hem den 14en Juni een bezoek bracht te
Reichenhall. Nog in een weifelende stemming verkeerend,
wilde deze eerst zijn vader raadplegen te "Sigmaringen.
Samen vertrokken zij nu daarheen.

Den ISen Juni kwamen Bucher en Salazar te Reichen-
hall aan cn vernamen daar van prinses
Antonia, dat haar
man in Sigmaringen vertoefde. Onmiddellijk reisden toen
beiden ook daarheen, waar nu de definitieve onderhandelingen
plaats vonden — en met succes.

Nog denzelfden dag bracht prins Karel Anton koning
Wilhelm hiervan op de hoogte. Deze brief werd begeleid
door een schrijven van prins
Leopold, waarin deze om de
koninklijke goedkeuring vroeg.

,,E. K. M. niiherc ich mich in tiefster Untertänigkeit mit
schwcr bewegtem Herzen. Es ist die Frage wegen Annahme
der spanischen Krone in jüngster Zeit abcrmalils dringend
an mich hcnuigetreten, so dasz eine Entschlicszung zu fassen
nunmehr eine Pflichterfüllung gegen E. M. und mein Haus
geworden ist. Nach einem schweren inneren Kampf hin ich
zu der Überzeugung gelangt, dasz die dem Hause
Hohen-
zollkkn
zufallende grosze historische Mission, welche die
Thronannahine in sich schlieszt. unwicderlegbar ist. und
mein Vater sowohl als auch ich eine Zurückweisung des

-ocr page 44-

von der Geschichte Dargebotenen nicht mehr zu verantworten
vermöchten.

Aus diesen Rücksichten bitte E. j\\I. ich alleruntertänigst
mich autorisieren zu wollen, dem Andringen der spanischen
Regierung keinen ferneren Widerstand mehr entgegen zu
setzen und meine Geneigtheit aussprechen zu dürfen, unter
Bedingungen und Voraussetzungen dem Rufe Folge\'zu leisten,
die von E. M, noch ganz besonders genehmigt werden, und
sich nahmentlich auf die Veränderung des Familienstatuts
und die Erbfolge in dem
Hohenzollernschen Stammver-
mögen beziehen müszen. Mein Vater würde deshalb das
betreffende aer Allerhöchsten Sanktion sofort unterstellen,
wie E. M. Allerhöchst ihre Entscheidung mich wissen zu

lassen geruhen werden.

Mit ungewöhnlicher Gemütserschütterung tue ich diesen
verhängnisvollen Schritt zu E. M., mir wohl bewuszt, dasz
ich ein in allen Beziehungen reich gesegnetes Dasein einer
völlig unbekannten Zukunft zum Opfer bringe, dasz ich
Bande und Beziehungen zu lösen haben werde, die mir in
das innerste Herz gewachsen sind, und dasz ich dad\\irch
gleichsam meine ganze Natur verleugnen musz — aber
dennoch fest entschlossen, den groszen Schritt zu wagen zur
Verherrlichung des deutschen Namens und mit hingebender
Dienstbarkeit für die vaterländischen Interessen."\')

Den 2ien Juni, \'s morgens om 10 uur, word Bücher,
die beide brieven aan den koning overhandigde, in audiëntie
ontvangen te Ems. „Nach schweren Kämpfen" gaf
Wil-
helm
zijn toestemming.

\'s Avonds nog schreef hij twee brieven, een aan prins
Leopold, en een aan prins Kakel Aston. Die aan prins
Leopold luidde aldus:
1) Fester: Briete No.

-ocr page 45-

„Nicht ohne tiefe Bewegung habe ich Deinen Brief vom
19. d.M. gelesen. Du hast einen Entschlusz gefaszt, den du
früher, nach meiner Überzeugung, vollbewuszt mit Recht
zurückgewiesen hattest. Bei meinem damaligen Ausspruch,
dasz ich niemand meines-
Hohenzgllerischen Hauses zu
einem so groszen Wagnis zureden oder befehligen könnte,
wenn mir nicht eine innere Überzeugung, eine Vokation
zugetragen würde, verharre ich auch heute noch; Dein Brief
zeigt mir nunmehr, dasz Du nach reiflicher Überlegung diese
Vokation erkannt hast und dem Andrängen, jene Krone
anzunehmen, nicht länger Widerstand entgegensetzen zu
können vermeinst. Dcmnach musz ich jenem meinem Aus-
spruch gemäsz mein Einverständnis, wenn gleich mit sciiwc-
rcm, sehr schwerem Herzen geben. Die Zukunft allein kann
uns belehren, ob wir Gottes Willen getan haben. Möge das
der Fall sein, dann werden wir dereinst, vielleicht lange,
nachdem ich nicht mehr bin, die dann an meiner jetzigen
Stelle stehen werden, die Stunde segnen, die den gewagten
Entschlusz reifen liesz. .Wenn das Ergebnis in Madrid ein
günstiges wird, dann ziehe mit Gott, wohin Dein Sclücksal
Dich zu zielicn scheint. Meine Gebete worden Dich und
die Deinigen begleiten." \')

En aan den vader van Licoi\'OLD schrcef hij: ,.Ich hübe
die Einwilligung Deinem Sohne mit schwerem Herzen
gegeben, denn meine Ansicht ist seit Anfang bis heute
dieselbe, dasz ich nur mit Widerstreben ein Mitglied des
Hoiienzoli.i-rniiauses eine Chance laufen sehe, die nach
menschlichcr Bcrcchnung nicht zinn Segen derselben aus-
schlagen kann. Mein Ausspruch, nur einwilligen zu können,
wenn einer deiner Söhne den inneren Beruf in sich fühlte,

\') Fbster: Briefe No. 231.

-ocr page 46-

also dem Rufe des Schicksals folgen zu sollen, steht unwider
ruf lieh auch heute noch fest bei mir. Da nunmehr Eure
Briefe mir den Beweis liefern, dasz dieser Schicksalsruf
von Euch vernommen ist, so konnte ich jenem meinem Aus-
spruch zufolge nunmehr auch nur meine Einwilligung
geben". 1)

Bucher was intusschen naar Berlijn vertrokken, waar hij
den kroonprins sprak en van daar ging hij naar Varzin,
waar hij rapport uitbracht aan
Bismarck. Abeken, Geheim
Legatieraad, had inmiddels
Bismarck op de hoogte gebracht
van den stand van zaken.

Na het succes van de onderhandelingen te Sigmaringen,
kon
Salazar nog niet onmiddellijk naar Madrid vertrekken.
Hij moest eerst het antwoord van den Koning afwachten.

Voorloopig kon hij echter PRiM op de hoogte brengen van
zijn succes. Door bemiddeling van
von Versen zond hij
den 19en Juni twee telegrammen naar Madrid. Het eerste
was gei-icht aan
Prim en hield in, dat de erfprins, onder voor-
behoud van de goedkeuring van Koning
Wilhelm, de
candidatuur had aangenomen, het tweede was geadresseerd
aan
Zorilla, den voorzitter van de Cortes, en kondigde aan,
dat hij op den 26en Juni terug zou zijn te Madrid.

Den 23cn Juni vertrok hij naar Madrid.

Ruim één jaar hadden de onderhandelingen van de Spaan-
sche regeerinj met het huis
Hohenzollern geduurd, voordat
de erfprins zich bereid verklaarde den troon te aanvaarden.
Ruim anderhalf jaar was verloopen, voordat de provisioncele
regeering van
Pkim, Serrano en Topete, erin geslaagd was,
een candidaat te vinden, die een einde zou
maken aan de

>) Fester: Briefe No. 232.

-ocr page 47-

opvolgingsmoeilijkheden. Maar nog was de crisis niet
geëindigd; de grootste moeilijkheden stonden nog voor
de deur.

\'t Eerste deel van het programma—het winnen van den
erfprins — was gelukt; met de uitvoering van het tweede
deel moest nog begonnen worden.
Prim moest nog de
toestemming van
Napoleon verkrijgen, wilde hij er zeker
van zijn, dat de candidatuur geen aanleiding zou geven tot
moeilijkheden met Frankrijk.

Prim schijnt deze moeilijkheden voorzien te hebben.
Zoodra hij het telegram van
Salazar ontving, liet hij door
middel van een motie-,.Martios" de Cortes op reces gaan
tot den Sisten October, klaarblijkelijk om tijd te winnen
voor onderhandelingen met
Napoleon.

De opzet van Prim mislukte evenwel.

Toen hij in den avond van den 1st en Juli van de jacht
terugkeerde naar Madrid, werd hij door eenige vrienden
aan het station afgehaald cn overladen met gelukwenschen,
omdat zij vernomen hadden, dat er nu een candidaat gevonden
was, die aangenomen had.
Prim toonde zich verbaasd cn
vroeg hen naar bijzonderheden. Hem werd toen geantwoord
dat in Madrid algemeen bekend was, dat
Leopold van
Hohenzollern
had aangenomen. Toen Pkim dit vernam,
trok hij de wenkbrauwen samen en riep,lerwijl hij zijn cenen
handschoen, dien hij in zijn hand hield, verknoeide: ,,Tra-
bajo pcrdido, candidatura perdido, y Dios quiera que sea
esto solo." \')
Prim begreep nu dat de zaak niet geheim
was gebleven, terwijl hij juist dat geheim blijven noodig
had om bij zijne onderhandelingen met Frankrijk kans op
welslagen te hebben.

\') Fustkr: Urieje No. 248. (VcrKccfsche moeite. cIc caiulidatuur
is mishikt. G<xl geve, dat het daarbij blijft).

-ocr page 48-

Het aannemen van de candidatuur door den erfprins was
inderdaad bekend geworden te Madrid.
Mercier. de Fraii-
sche gezant, stuurde hiervan onmiddellijk bericht naar Parys.
Gramont interpelleerde de Pruisische regeering te Berlijn.
Het conflict tusschen Frankrijk en Pruisen was geboren.

Het ligt buiten mijn bestek verder op dit conflict in te
gaan, want dan betreed ik het terrein der gevolgen van de

candidatuur-HoHENZOLLERN.

Hier zij alleen even eraan herinnerd, dat Frankrijk on-
middellijk een scherpen toon aansloeg, toen de candidatuur
officieel
bekend werd; dat de erfprins ervan afzag, toen een
Fransch-Pruisische oorlog dreigde, en dat tenslotte die
oorlog toch uitbrak, toen de Koning van Pruisen weigerde
den eisch der Fransche regeering in te willigen om zich te
verplichten, nooit meer zijn toestemming tot de candidatuur
te geven, wanneer de
Hohenzollerns daarop terug mochten
willen komen, en
Bismarck hiervan kennis gaf door de
publicatie van het vermaarde „telegram uit Ems".

-ocr page 49-

Van Wien ging de gedachte uit, Leopold van Hohen-
zollern-Sigmaringen candidaat te stellen voor den
Spaanschen troon?

De in den titel van dit hoofdstuk gestelde vraag kwam
in het middelpunt van de historische belangstelling na
de publicatie van de z.g. ,,Rumänische Denkwürdigkeiten",
toen de algemeen in Duitschland gekoesterde meening,
dat de
Candidatuur-hohenzollern buiten de Pruisische
diplomatie was omgegaan, onhoudbaar was geworden.
De vraag naar den vader van de candidatuur van prins
Leopold werd van groot gewicht, daar men aan den eenen
kant een oude opvatting had moeten prijsgeven en aan den
anderen kjmt de felle aanvallen onderging der Fransche
historiografie, die
Bismarck beschouwde als den geeste-
lijken vader van de candidatuur.

Gemis aan voldoende gegevens stelde de Duitsche his-
torici aanvankelijk in staat een oplossing tc vinden, die
bevredigend was voor het Duitsche nationalisme, maar
toen de bronnen meer materiaal verscliaflen, kon dit posi-
tieve standpunt niet meer worden gehandhaafd. Men ging
weifelen, durfde geen conclusie trekken en het had er
allen schijn van, dat het onderzoek zou eindigen met een
,.non liquot". In
1909 schreef Richard Fester in de
Dculsche Rundschau: ,,Die Frage nach dem Vater der
Kandidatur ist eine müszige. Der Gedanke der Iberischen
Union legt sie einer Gruppe spanischer Politiker nahe und
weckt den Ehrgeiz der Portugiesin Antonia und ihres Ge-
mahls
Leopold von Hohenzollern.

Bismarcks Gedanken, die ehrgeizigen Hoffnungen der

-ocr page 50-

Hohenzollern und die Bestrebungen der durch Salazar
repräsentierten Gruppe sind offenbar lange neben einander
marschiert, bis sie sich vereinigten. Die Frage nach der
Vaterschaft ist zu ersetzen durch die Frage, wann und von
wem die Fühlung hergestellt worden ist." i)

Zoo is het standpunt gebleven tot heden. De vraag naar
het vaderschap heeft men opgegeven. Men stelt zich nu
tevreden met de conclusie dat de candidatuur-
Hohen-
zollern
„ihren Ursprung hat genommen in Spanien",
dat ze ,,von
Bismarck erst gefördert worden ist, als mit
Chanzen des Gelingens zu rechnen war und ein preussisch-
deutsches Interesse für ihre Durchführung sprach." 2)

We zullen thans de verschillende standpunten aan critiek
onderwerpen en zien in hoeverre het resultaat van het

Duitsche onderzoek juist is.

Het meest nationalistisch getint is het standpunt van
von Sybel. Voor hem stond vast, dat Salazar de gees-
telijke vader was van de candidatuur
-hohenzollern.
Salazar
\'s brochures van Februari en October 1869, Sala-
zar
\'s activiteit in de onderhandelingen met de Hohen-
zollerns
waren hem voldoende bewijzen voor de juistheid
van zijn standpunt. Verontwaardigd wees hij de Fransche
aantijgingen van de hand, dat
Salazar een agent van
Bismarck zou geweest zijn.

1) R, Fester: Bistnarch und die Hohemollcrnschc Thronkandi-
dalm in Spanien. Deutsche Rundschau,
Bd. CXXXX, Sept. 1909,
p. 50,

»)\' Prof, Dr. Friedrich Oetker: Die Eniscr Depesche, ihre
Vorgeschichte und ihre rechtlich-politische Bedeutung.
Würzburg,
1920. p, 27,

>) von Svdel: Die Begründung des Deutschen Reiches. 13<1. VII,
München, 1894.

-ocr page 51-

Even positief en overtuigd als von Sybel, was Lorenz.
Zonder aarzelen koos hij het standpunt van von Sybel.
Het leek hem logisch, dat men van Spaansche zijde zich
gewend had tot de
Hohenzollern\'s, toen Ferdinand
van S
aksen-Coburg het aanbod van de hand had gewe-
zen. Het Huis
Hohenzollern was immers door nauwe
familiebanden met het Huis
Braganza verbonden. Pedro
V,
oudste zoon van Ferdinand, was getrouwd met een
dochter van prins
Karel Anton, terwijl de jongste doch-
ter van
Pedro V gehuwd was met den erfprins Leopold ;
het was bovendien de eerste keer niet, dat in Spanje de
gedachte aan een Iberische Unie opdook; dit was o.a. ook
gebeurd in 1846, toen er sprake was van een huwelijk tus-
schen den broeder van
Ferdinand met koningin Isabella.

Karakteristiek voor zijn mentaliteit is het motief, dat
hij aanvoerde om de stelling te verdedigen, dat de candi-
datuur
-HoiiENZOLLERN een gevolg was van de weigering
van
Ferdinand van Coburg en dus niets te maken had
met Pruisische politiek. Hij zegt
n.1. naar aanleiding van
Leopold\'s weigering op het slot Weinburg: de erfprins
wees het aanbod niet heelemaal van de hand; hij wilde
zich niet laten betrekken in een politieke combinatie, die
nadeelig kon zijn voor Portugal; hij was bang, dat de Ibe-
rische Unionisten hem op wegen zouden voeren, die hij
Wegens zijn verwantschap met het huis Braganza niet
billijkte; hier heeft men dus een vingerwijzing, dat de
candidatuur-IionENZOLLEHN een gevolg was van de weige-
ring van
Ferdinand cn dus niets te m.iken had met Prui-
sische politiek.

») O. Lorknz: Kaiser WiUiflm loid die liegrii»du»g d£s Rcichcs
Jena. 1902. p. 2-10.

-ocr page 52-

Nog te veel gebonden aan de nationalistische opvatting,
trok hij
m.i. hier een absoluut verkeerde conclusie; want uit
de motieven van prins
Leopold kan men slechts een gevolg-
trekking maken over diens persoonlijke opvatting, maar
in geen geval over den oorsprong of het karakter van de

candidatuur-HoHENZOLLERN. Immers, het antwoord van

Leopold geeft geen verklaring van de bedoelingen die
Salazar gehad kan hebben, toen hij Leopold het aanbod
deed
Salazar kan bovendien onder invloeden van anderen
gestaan hebben, toen hij het aanbod deed, terwijl hij zelf

hun bedoelingen niet begreep.

Klein-Hattingen bracht een nieuw geluid; hij brak
radicaal met de oude voorstelling. Voor hem stond het
vast, dat
Bismarck de geestelijke vader was van de can-
didatuur.

Es ist", zoo zegt hij. „eine unabweisliche Annalime.
daiz
Bismarck zu den Urhebern der Kandidatur-HoHEN-
zollern gehört. Es ist möglich, dasz Salazar. der politisch
regsame Mann, sich etwas davon träumen liesz, 3a er mag
den ersten Gedanken gehabt haben. Ausgeschlossen ist:
dasz er im Februar 1869 die Kandidatur litterarisch aus
Eignem und auf eigne Faust lancierte! Ohne mittelbare
Fühlungnahme mit der entscheidenden Stelle der preus-
zischen Diplomatie konnte
Salazar. hinfort der Ver-
trauensmann der spanischen Regierung, nicht vorgehen.
Schon im Beginn der Sache führt also der Hauptfaden not-
wendiger Weise auf
Bismarck, ohne den nichts zu machen
war! Für
Salazar aber war der gegebene Mittelsmann der
preuszische Gesandte in München. Freiherr
von Werthern.
der vordem in Matlrid Gesandter gewesen war und dem
Staatsrat (
Salazar) als ein alter Bekannter galt...

Die Allianz Werthern-Salazau besagt dasz Bismarck,

-ocr page 53-

welcher der Meinung war, seine Botschafter müszten ein-
schwenken wie die Unteroffiziere, von der Kandidatur-
Hohenzollern nicht nur nicht übeirascht worden sein
kann, sondern zu ihren intellectuellen Urhebern gehörte,
dasz er bei ihr den politischen Geburtshelfer abgegeben
haben musz."

Klein-Hattingen kwam tot deze consequentie, omdat
hem duidelijk was geworden, dat
Bismarck een overheer-
schende rol gespeeld had bij de onderhandelingen tusschen
de Spaansche provisioneele regeering en het Huis
Hohen-
zollern.
Zijn oordeel was het resultaat van een psycho-
logische analyse der onderhandelingen. Het was gedurfd,
omdat hij het kostbare bezit van zijn voorgangers aan
flarden scheurde. Zijn oordeel, hoe juist ook gezien, was
echter niet overtuigend voor zijn tijdgenootcn, en terecht,
want hij bewees niet met de feiten, dat een zelfstandige
actie van
Salazar en Werthkrn was uitgesloten.

Zijn oordeel is m.i. alleen juist, wanneer men, vragend
naar den vader der candidatuur, niet bedoelt: ,,bij wien
kwam het eerst de gedachte aan een
Hohenzollern op?"
maar vooral den nadruk legt oj) de vraag:
,,wicns werk was
het, dat de candidatuur slaagde?"

Klein-Hattingen had toch succes met zijn arbeid; wimt
de oude dogmatische opvatting was nu voorgoed van de
baan. Dc Duitsche historiografie kwam nu voor nieuwe
problemen te staan: ,,in welke verhouding stonden
Salazar
en VVekthern tot elkaar en tot Bismarck?"

Kathlef2) maakte het probleem nog ingewikkelder,

M O. Klkin-Hattinckn: Uiimarck und senic W\'ell. I3t\'rlin. 1902,

I. p. 57<5. . ^

«) G. Rathlek: Uur I-rage nach liisinarchs Vnlutllcn yi der
VorgescAic/i/c des deutsclf/ranxöstschcn Krieges.
Dorixil, 1903.

-ocr page 54-

door de vraag van Leonardon/) een Fransch historiograaf,
naar voren te brengen: „in hoeverre was
Bismarck betrok-
ken bij de intriges, die gevoerd werden in de kringen van
Ferdinand van Saksen-Coburg, om Leopold candidaat
te stellen?" Uit een viertal brieven van markies de
Niza
een invloedrijk diplomaat aan het hof van Ferdinand,
die in nauwe relatie stond met Spaansche politici en
vooral met
Prim, gericht tot Ferdinand de los Rios,
gezant van Prim te Lissabon, gepubliceerd door Pirala,
een Spaansch historicus, in de Historia Contemporiana deel
III, meende Leonardon te mogen concludeeren, dat Bis-
marck
door middel van De Seissal, den Portugeeschen
gezant te Brussel, en
Oldoini, den Italiaanschen gezant te
Lissabon, geïntrigeerd had, om de candidatuur
-HOHENZOL-
lern voor te bereiden. Rathlef, die deze conclusie onder-
zocht, kon alleen constateeren, dat ook in de kringen van
Ferdinand van Saksen-Coburg gewerkt was voor een
candidatuur
-hohenzollern, maar hoe dat precies was
toegegaan en welke rol Bismarck er bij gespeeld had, bleef
voor hem een open vraag.

In afwijking van het stellige oordeel van Klein-
Hattingen
nam hij het zeer voorzichtige standpunt in,
dat de mogelijkheid niet uitgesloten was, in
Bismarck
den geestelijken vader der candidatuur-HonENZOLLERN te
zien. Deze mogelijklieid leidde liij af: op grond van een
langen brief van een Berlijnsch bankier aan
Serrano,
gedateerd 14 Juli 1869, waarin gewezen werd op de voor-
deden van een Candidatuur
-HOHENZOLLERN, en ten tweede

») Leonaruon: Prim et la candidature Hohentollern, Rtvue
historique.
Tome LXXIV.
«) F
ester: Briefe No 35.

-ocr page 55-

op grond van een mededeeling van Keudell, i) waaruit
bleek, dat
Werthern in opdracht van Bismarck deel
genomen had aan de onderhandelingen over de candidatuur.
Strikt genomen was dat voorzichtige oordeel een gewaagd
oordeel, omdat de inhoud van den bedoelden brief alleen
steunt op een mededeeling van
Pirala, zoodat dus niet
overtuigend bewezen
is, dat de brief werkelijk is geschreven;
en evenmin staat vast, dat de mogelijkheid is uitgesloten,
dat
Werthern, voor hij aan de onderhandelingen deelnam,
op eigen initiatief
Salazar gewezen heeft op de wenschelijk-
heid van een eventueele
candidatuur-Hohenzollern.

Rathlef bleef weifelen, durfde geen positief standpunt
innemen, omdat hij geen raad wist met
Lorenz\' mede-
deeling, dat
Werthern voor Bismarck verzwegen had,
dat hij
Salazar\'s aandacht had gevestigd op een candidatuur
van een lid van de familie
Hohenzollern.2) M.i. bleef
Rathlef ten onrechte weifelen, omdat het mogelijk is te
bewijzen, dat
Bismarck zooal niet de geestelijke vader^van,
dan toch zeer nauw betrokken was bij dc eerste maatregelen,
die genomen werden om de Candidatuur
-iiohenzollkrn
voor te bereiden; m.a.w. dat de candidatuur-iiohenzollern
v:ui het begin af aan een onderneming w;is van de Prui-
sische politiek. Om dit aimnemelijk te maken, is het
noodig bovengenoemde brieven van markies de
Niza te
onderzoeken cn vervolgens de verhouding viui
Salazar tot
Werthern na te gaan.

*) Geheim lcg.iticr.md.

«) ,,Von einer dem Gcs.mdtcn (Werthkrn) sehr «aheslchendcn
Seite" had
Lorenz vernomen, „dsisz Whrthurn ängstlich vor
seinem Cl>ef (
Bismarck) halv vcrl)crgen nuiszcn, dasz er bei cimm
Be-sucl» der I^renaeLschcn Bi<Icr Gelegenheit gehabt liUte,, die
A» fnivrksaniheit
Don Salazaks .luf d.os M.ius Hohenzollern zu
lenken". O. Lorenz: Kaiitr Wilhelm enz. p. 233.

-ocr page 56-

Den 7den Maart 1869 schreef markies de Niza aan
Del Rios, gezant van Prim te Lissabon:

„Lieber Freund. Ich musz Ihnen das Neueste mitteilen.
Vor einigen Tagen kam hier (Lissabon) unser Gesandter in
Belgien,
Vicomte de Seissal an, mit dem ich ziemlich
befreundet bin. Er ist ein vollkommener Gentleman, sehr
loyal und aufrichtig. Mit
don Fernando, dem Prinzen
von Hohenzollern und der Infantin Donna Antonia
steht er auf sehr vertrautem Fusze. Wir sprachen von dem
und jenem,als er mir plötzlich folgende Frage stelte:,,Warum
bedienen Sie sich nicht Ihrer Beziehungen zu den einflusz-
reichen Männern in Spanien, besonders zu Marschall
Prim,
um ihnen die Kandidatur des Prinzen von Hohenzollern
zu empfelen? Ich kenne ihn gut, und er ist ein vorzüglicher
Mensch, 34 Jahre alt, ein vortrefflicher junger Mann, selu:
unterrichtet, und sehr liberal. Preuszen würde es gern sehen,
ebenso, glaube ich, Don
Fernando und nur der Kaiser
würde dieser Kombination keinen Geschmack abgewinnen,
aber er würde sie der
Montpensiers sehr vorziehen und er
würde nicht wagen, sich ihr offen entgegen zu setzen. Auch
würde sie einen iberischen Charakter haben.

Ich antwortete ihm, dasz ich midi auf all dies nicht
einliesze, aber ganz gern an
Prim schriebe, jedoch mehr in
der Form einer Hypothese als in Form eines Rates. Er
bestand darauf, dasz ich schriebe, und er sagte mir, es stehe
für ihn nichts im Wege, selbst mit
Prim zu reden,und wenn
dieser einverstanden wäre, wie er voraussetzte, könnte er
sogar mit dem Prinzen reden, den er in Düsseldorf sehen
werde, um ihm einige Aufträge zu übermitteln, die er für

Ook\'dc volgende brieven worden in DiiiLschcn tekst in«^lc-
gedeeld, omdat ik zc ontleen aan
Festkr.

-ocr page 57-

ihn habe. Schlieszlich bot er mir an mir diese Aufträge
zu geben, um mir, wenn ich wollte, den Vorwand eines
Besuches zu verschaffen.

Ich glaube, dasz dieses Gespräch nicht ganz unverfänglich
ist, und vielleicht ist es von Don
Fernando teilweise ver-
anlaszt. Auf alle Fälle wäre es, wie der nämliche
Seissal
empfahl, notwendig, dasz d\'alte (Pörtugeesch gezant te
Madrid) nichts erführe. Ich habe mich der gröszten Zurück-
haltung befleiszigt und werde sie nicht aufgeben, es sei denn
auf ihre Weisung und innerhalb der Grenzen Ihrer Instruk-
tion." 1)

Den 16en April schrcef de Niza aan Del Rios: ,,Nach
vielen anderen nichtssagenden Phrasen sagte
Oldoini (Ita-
liaansch gezant te Lissabon) zu mir, genau wie
Seissal:
,,Warum benützen Sie nicht Ilire Beziehungen zu General
Prim, um ihm den Prinzen Hohenzollern vor zu schlagen?
Ich antwortete ihm, dasz ich micht nicht mit so schwer-
wiegenden Dingen befassen könne, und er fing an zu
lachen. Ich entnehme aus alledem, dasz Don
Fernando
ihm etwas gesagt hat. Ich habe ilm gefragt, ob er glaube,
dasz Don
Fernando diese Kombination unterstützen werde,
und er sagte mir dasselbe, was ich ihm geantwortet hatte,
gestand aber schlieszlich, dasz sie ihm (
Fernando) wahr-
scheinlich nicht unangenehm sein würde. Italien würde
sie gern sehen und nötigenfalls in Preuszen unterstützen.
Zum Schlusz bemerkte er jedoch, das alles sei seine per-
sönliche Meinung und in keiner Weise die des italienischen
Gesandten. Ich kenne die Italiener und vor allen diesen.
Ich glaube, dasz er seine eingelernte Lektion hersagt wie
Seissal." =)

\') iMiSTKR: Briejt No. 35.

») Fkstkr: linefi No. -10.

-ocr page 58-

Den 22sten April schreef hij weder aan denzelfde:

„Ich hatte noch einige Unterredungen mit dem italie-
nischen Gesandten, aber ich bin nicht von der Stelle ge-
kommen, weil mir Meinung und Wunsch unserer Freunde
unbekannt war. Wollt Ihr, dasz ich nach Brüssel immer
wie
auf eigene Faust schreibe? Der Prinz ist Katholisch,
sehr reich, spricht nicht spanisch, spricht portugiesisch,
ist sehr unterrichtet, leutselig, groszmütig und liberal;
die Prinzessin sehr anmutig, sanften und liebenswürdigen
Charakters. Da sich nichts anderes machen läszt, wäre es

keine schlechte Wahl."

De laatste brief van de Niza aan Del Rios, d.d. 30 April
1869, luidt: „Gestern hatte ich eine lange Unterredung mit
dem italienischen Gesandten. Er fing damit an, mich
dringend zu bitten, dasz sein Name nicht irgendwie in die
Sache hinein gezogen werde und dasz er nicht genannt werde.
Ich schliesze mich, lieber Freund, dieser Bitte an.

Ich sagte ihm, das ich nach Lage der Dinge es nicht für
opportun
gehalten habe, an Prim oder irgend emen der
spanischen Politiker über den Prinzen von Hohenzollern
zu schreiben,sondern ich hätte darüber mit einem auszerhalb
der aktiven Politik stehenden
Freund" gesprochen, ihm
auseinandersetzend,
dasz es angezeigt erscheine, diesen
Namen
bei Gelegenheit auf die Bahn zu bringen.

Dieser Freund habe mir geantwortet, wir dürften nicht
daran denken, einen neuen Namen zu lanzieren, ohne zu
wissen ob der Kandidat amiehmen würde, und wir durften
un«;ere\' Freunde nicht einer neuen Ablehnung aussetzen.
Ferner habe mir dieser Freund gesagt, da ich durch meine
Stellung Beziehung zu den Häuptern der auswärtigen Nati-

1) Fester: Briefe No. 43.

-ocr page 59-

onen hätte und mich Don Fernando nähern könnte, wäre
ich in der Lage, das Terrain sondieren zu können, und wenn
ich ihn geneigt fände, einige Worte an die Freunde in Madrid
zu schreiben. Ich fügte hinzu, dasz mir die Ansicht vernünftig
erschienen sei und dasz ich ihn (
Oldoini) befrage, da er sich
als ein so feuriger Anhänger des Gedankens gezeigt hätte.

Er antwortete mir, er wolle offen mit mir reden: er
schätzte mich sehr (ich glaube kein Wort); augenblicklich
dürfe ich nicht mit
Don Fernando reden, der sehrver-
drieszlich und entschlossen sei, über keine spanische Ange-
legenheit seine Meinung abzugeben; er glaube, dasz er
(Fernando) in diesem Sinne sogar einen Komproniis
geschlossen habe, aber es sei nicht einmahl erlaubt, zu ver-
muten mit wem; etwa mit
Don Luis ? Nach seiner Meinung
sollte dieses Geschäft zuerst in Berlin mit
Bismarck ver-
handelt werden mit aller Reserve und ohne dasz Frankreich
etwas erführe, dann in Düsseldorf mit dem Interessenten.
Seine persönliche Meinung wäre, dasz sogar Frankreich die
vollendete Tatsache annehmen würde, und dasz Italien
ihn (den Interessenten d.i.
Leopold) gern sähe. Er habe
keine andere Instruktion als die, dasz seine Regierung die
Kandidatur des
Don Fernando sehr gern sehen würde und
sich bezüglich der übrigen Kombinationen vorbehalte,
sie bei ihrem Auftreten zu prüfen, da sie sich für den Augen-
blick nicht zu binden wünsche und sich darauf beschränke
ihrerseits lebhaftere Unterstützung der Kombination zu
versprechen, die gröszere Garantien bietet für die Eintracht
Spaniens und Portugals und für das gute Einverständnis
mit Italien, das mit Preuszen ebenso wie mit Frankreich
in guter Freundschaft bleiben möchte."

») Fkstkr: Briefe No. 51.

-ocr page 60-

Uit den inhoud van deze brieven blijkt:

1. dat Vicomte de Seissal, de Portugeesche gezant
te Brussel, in relatie stond met den erfprins
Leopold,
dien hij in Dusseldorp zou ontmoeten, omdat hij hem ,,einige
Aufträge (welke?) zu übermitteln" had.

2. dat hij door middel van markies de Niza propaganda
wilde\' maken in de Spaansche regeeringskringen voor
Leo-
pold von Hohenzollern
, dien hij warm aanbeval.

3. dat hij op de hoogte was van het standpunt, dat
Pruisen, keizer
Napoleon en Ferdinand van Saksen-
CoBURG
tegenover een candidatuur-Hohenzollern zouden
innemen.

4. dat hij haast wilde maken met een eventueele can-
didatuur, doordat hij aanbood als tusschenpersoon op te
treden tusschen
Prim en prins Leopold en, zoo Prim daar
niet op in wilde gaan, markies de
Niza zelf de mogelijkheid
daartoe te verschaffen.

5. dat hij zijn actie geheim wilde houden voor de Por-
tugeesche Regeering, want graaf
d\'Alte, de Portugeesche
gezant te Madrid, moest buiten het geheimgehouden worden.

Vervolgens schijnt Oldoini, de Italiaansche gezant, de
actie van
de Seissal overgenomen te hebben; hij versterkte
de propaganda door de verzekering dat Italië de candidatuur
van prins
Leopold in Pruisen zou steunen, zoo dit noodig
mocht zijn.

Markies de Niza, die zich a^vankelijk zeer gereserveerd
toonde, ging hoe langer hoe meer voor de candidatuur
voelen
en bood zich in den derden brief aan, de verbinding met
de
Hohenzollern\'s tot stand te brengen door een brief
te schrijven naar Brussel (aan
de Seissal).

Tenslotte drong Oldoini aan, eerst de zaak te bespreken
met
Bismarck, wilde men zeker zijn vBn het succes.

-ocr page 61-

M.a.w. de combinatie de Seissal-Oldoini-de niza-
del Rios
heeft besprekingen gehouden, die tot doel hadden
Leopold van Hohenzollern candidaat te stellen voor den
Spaanschen troon, en getracht de Spaansche regeering daar-
toe over te halen.

De vraag, die men nu stellen moet, is : in hoeverre hebben
De Seissal en Oldoini zelfstandig gehandeld ? Of hebben
zij gehandeld in opdracht van
Ferdinand van Saksen-
CoBURG,
of van prins Leopold, of van Bismarck, want uit
de brieven blijkt, dat deze drie mogelijkheden, bestaan.

Het geven van een positief antwoord op deze vragen is op
dit oogenblik echter niet mogelijk, omdat geen bronnen ons
een verder doordringen in deze kwestie mogelijk maken.

Men kan dus voorloopig uit deze brieven slechts con-
cludeeren, dat de candidatuur
-HoHENZOLLERN een punt
van actie uitmaakte:

1. voor Ferdinand van Saksen-Coburg, buiten de
Portugeesche regeering om;

2. voor de combinatie De Seissal-Hohenzollern-
Sigmaringen.

3. voor de Italiaansche politiek door middel van Ol-
doini
, terwijl de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat de
combinatie
De Seissal-Oldoini in relatie stond met Bis-
marck
, omdat Oldoini niet alleen op de hoogte scheen te
zijn van
Bismarck\'s standpunt tegenover de candidatuur-
Hohenzollern, maar bovendien contact trachtte te brengen
tusschen
Bismarck en de Spaansche koningsmakelaars,
want hij wees Markies
de Niza den weg, dien hij daarvoor
moest inslaan.

Dit waarschijnlijkheidsoordeel kan men versterken, omdat
men kan bewijzen, dat
Bismarck door middel van Wert-
hern
grooten invloed heeft laten uitoefenen op de Spaansche

-ocr page 62-

regeering ten behoeve van de candidatuur-HoHENZOLLERN.

Uit een viertal brieven van Salazar aan von Werthern
ziet men dat Werthern inderdaad een belangrijke rol ge-
speeld heeft als agent van
Bismarck; in de eerste phase
van de candidatuur
-HoHENZOLLERN blijkt, dat reeds vroeg
Werthern de tusschenpersoon was tusschen Salazar en
Bismarck en dat, om een variant op de woorden van Klein-
Hattingen
te gebruiken ,,es ausgeschlossen ist, das Salazar
lm September 1869 die Kandidatur aus Eignem und auf
eigene Faust lancierte."

In den eersten brief, gedateerd München, 15 September
1869, vroeg
Salazar — die toen op weg was naar de Hohen-
zollerns
op den Weinburg — Werthern om een onder-
houd over een eventueele candidatuur-
Hohenzollern,
waarover deze hem drie jaren geleden het eerst gesproken had
bij Mevrouw Oshea te Biarritz, en gaf hem te kennen, dat
hij rekende op zijn hulp om de candidatuur tot een goed
resultaat te voeren. Hij schreef hem:

,,J\'ai eu l\'honneur de vous envoyer ce matin un petit
mot dans une de mes cartes de visite pour vous demander
quelques instants d\'entrevue au sujet d\'une affaire, dont
vous m\'avez parlé
le premier il y a trois ans en dînant
chez Madame
Oshea à Biarritz.

Je viens exprès à Münick pour tâcher de la mener à bonne
fin. Je comptais pour cela avec votre bonté qui me mettrait
à même de me présenter au château de Weinburg portant
une lettre d\'introduction pour me faire connaître personnel-
lement de
S.A.R. le prince Leopold d\'Hohenzollern-
Sigmaringen.

1) Zie hiervóór, bl. 20.
Cursiveering van mij.

-ocr page 63-

J\'apprends à l\'instant que son frère le prince régnant de
Roumanie se trouve en ville et je vous serais bien obligé si
vous vouliez bien avoir la complaisance de m\'écouter un
moment avant son départ, car l\'affaire qui me fait faire ce
voyage est de la plus grande importance."

Werthern heeft aan dat verzoek voldaan; samen zijn
ze naar den Weinburg, bij Reineck. gegaan.

Den 20en September 1869 schreef Salazar aan Werthern
een tweeden brief,uit Reineck,2) waaruit blijkt dat ze samen

verder zijn blijven werken.

,,Pour ôter toute apparence de menace à la Prusse, nous
tâcherons de faire agréer la candidature à l\'empereur".
Verder vroeg hij inlichtingen over de houding van koning
Wilhelm tegenover een eventueele candidatuur: ,,si vous
alliez à Bade, vous pourriez tâter le pouls au docteur\'\' en
tenslotte vroeg hij bijzonderheden over familiebetrekkingen
der
Hohenzollerns, die hij noodig had voor zijn latere
brochure van October 1869. „Quel est le titre espagnol
de
Hechingen? Tâchez de l\'apprendre et de me le dire
parce que ça fera de l\'effet. Quelle est la valeur des pro-
priétés? A peu près, et s\'il y cn a plusieurs. Je désirerais
avoir les données sur les
Hechingen avant la publication
de ma brochure, 3) parce que c\'est toute une famille et que
celcâ donnerait un certain cachet de nationalité. Vous
pourriez faire demander en Silésie."

In een derden brief, van 7 October, uit Madrid, dankte
Salazar von Werthern voor zijn moeite, gaf hem kennis
van de houding der Spaansche regeering tegenover
Leopold\'s

1) Fester: Briefe No. 78.

2) Fester: Briefe No. 82.

3) Van 23 October 1869. Zie Fester: Briefe No. 90.

-ocr page 64-

antwoord en verzocht hem Bismarck op de hoogte te brengen
van den toestand, m.a.w. inlichtingen in te winnen, hoe
het nu verder moest,

,,Je suppose que vous aurez profité de votre séjour à
Bade pour parler de l\'affaire. Il se peut très bien que
l\'msurrection une fois vaincue et les garanties constitution-
nelles établies, emmène à pas de charge la question, parce
que tout le monde est pressé d\'en finir et comme dans ce
cas des dépèches télégraphiques seront échangées pour faire
vite et présenter une solution, il convient de sonder les
intentions de tout le monde d\'avance, de manière à ce que
les réponses soient promptes et décisives. C\'est pourquoi
je vous prierai de faire un petit voyage à Varzin après
votre séjour à Bade, ou en tout cas de communiquer par
écrit*tout ce que vous savez si vous ne l\'âVez pas encore fait.
Notre ministre à Berlin M.
Raçson vous aidera aussi, parce
qu\'il est convaincu que le duc de Montpensier n\'a pas de
chances parmi les libéraux et qu\'outre cela le véto de Paris
contre lui et la république est définitif.

P.S. On est ici très reconnaissant à votre pays pour
l\'aide que nous donne votre ministre à Washington." J)

Den 6 Februari 1870 deelde hij uit Madrid aan Werthern
mee: „La candidature du duc de Gênes ne fut jamais pris
bien au sérieux. La situation est celle-ci : dans deux ou trois
semaines toute la majorité monarchique des Cortes se réunira
en caucus (Amerikaansch-Engelsch, beteekent : voorver-
gadering) pour discuter, non un candidat, mais une question
de confiance au gouvernement, se compromettant tous à
voter celui qui sera choisi par le ministère, s\'il réunit les
trois conditions indiquées ci-dessus.

1) Fester: Briefe No. 88.

-ocr page 65-

Alors tout sera simplifié, et comme vous verrez par le
journal ci-joint, le nombre de candidats est très restreint.
Il ne reste plus que les deux princes de
Hohenzollern et
trois princes de la maison de Bavière.

Je vous serais bien reconnaissant si vous vouliez bien me
communiquer vos impressions sur cette question."

Verder vroeg hij hem: ,,Pouvez-vous me dire dans quelle
situation se trouve aujourd\'hui la famille royale de Prusse
au sujet de cette éventualité?" i)

Uit deze brieven blijkt:

1. dat de combinatie Salazar-Werthern een zeer
belangrijke rol gespeeld heeft bij de voorbereidingen van
de candidatuur-HoHENZOLLERN.

2. dat Werthern zeer veel invloed gehad heeft, omdat
Salazar bij elke phase van den ontwikkelingsgang van de
candidatuur hem raad vroeg: hoe zit dit? hoe zit dat?

3. dat Werthern zijn raadgevingen slechts aan de
hand kon doen,nadat hij advies had ingewonnen bij
Bismarck,
die daardoor de leiding van de geheele onderneming in
handen had, want uit den derden brief blijkt duidelijk,

dat Werthern in relatie stond met Bismarck.

«

Wanneer men nu de vraag stelt, of de combinatie Salazar-
Werthern
zelfstandig heeft geageerd, dan wel onder invloed
van
Bismarck, kan men vaststellen, dat ze bij de voor-
bereidingen in het algemeen niet zonder medewerking van
Bismarck gehandeld hebben; naar aanleiding van het ge-
sprek tusschen
Salazar en Werthern te Biarritz in 1866
kan men opmerken, dat er ook na Biarritz meermalen ge-
sproken zal zijn over deze kwestie tusschen
Salazar en

1) Fester: Briefe No. 9S.

-ocr page 66-

Werthern, immers Salazar schrijft: ,,dont vous m\'avez
parle le premier il y a trois ans..."

Na\'ar mijn meening kan er geen sprake van zijn, dat
Werthern in dezen zelfstandig heeft gehandeld, want
Bismarck duldde geen persoonlijke politiek van zijn diplo-
maten, maar verlangde van hen, dat zij zwenkten als onder-
officieren.

Daar reeds vóór 1869 Werthern eenige malen met
Salazar over de mogelijkheid van een candidatuur-HoHEN-
zollern
voor den Spaanschen troon gesproken heeft, kan
men met groote zekerheid aannemen, dat
Bismarck reeds
vroeg een domineerende rol daarin heeft gespeeld.

Rathlef weifelde in zijn eindconclusie. Hesselbarth, i)
die bovengenoemde brieven niet critisch had gelezen, bleef
vasthouden aan het standpunt, dat
Werthern zelfstandig
had gehandeld, en Prof. Dr.
Friedrich Oetker, die voor-
loopig de rij sluit van de Duitsche geschiedschrijvers over
dit onderwerp, sloot zich hierbij aan. Hij zegt:

,,Von den Beweisen, die man für eine frühere Beteiligung
Bismarck\'s oder seine Urheberschaft an der Kandidatur
angeführt hat, hält einer unbefangenen Prüfung schlech-
terdings nichts Stich. Wenn
Ollivier Bd. 11 S. 67 f.f.
gar eine Mitwirkung
Bismarck\'s bereits am Sturze Isabel-
las
für möglich erachtet, so ist das eine nicht ernsthaft zu
nehmende Eingebung haszerfüllter Phantasie. Insbesondere
ist die Mission
Salazars im Herbst 1869 dem um die Ver-
mittlung ersuchten Freiherrn
von Werthern selbst völlig
überraschend gekommen und die Annahme ganz ausge-

Hesselbarth : Drei psychologische Fragen zur spanischen
Thronkandidatur Leopolds von Hohenzollern-Sigmaringen.
Leipzig,
1913.

-ocr page 67-

schlössen, dasz er den Unterhändler im Auftrage Bismarcks
bei den Hohenzollern eingeführt habe, wie Ollivier Bd.
12 S. 66 ohne jeden Beweis annimmt. Aber Werthern
hat sicher nachher von dem Vorgang seinem Chef pf licht-
mäszig Meldung gemacht. Auch der erste Hinweis
Wert-
herns
auf Leopold im Herbst 1866, bei dem Tischge-
spräche mit
Salazar, war nur eigene Eingebung, nicht durch
Bismarck inspiriert. Erst von der Wieder anknüpf ung mit
den
Hohenzollern an im Früh] are 1870 tritt die gewichtige
Anteilnahme
Bismarcks hervor. Die Kandidatur hat ihren
Ursprung in Spanien genommen und ist von
Bismarck
erst gefördert worden, als mit Chancen des Gelingens zu
rechnen war und ein preuszisch-deutsches Interesse für
ihre Durchführung sprach."

Slechts een enkeling nam het oordeel van Klein-Hat-
tingen
over, dat Werthern niet zelfstandig had gehandeld
n
.1. Richard Fester. Hij zegt o.a.: ,,dasz Werthern
eigenmächtig gehandelt habe, wird jeder nicht vorein-
genommene Kenner der diplomatischen Disziplin unter
Bismarck für absolut ausgeschlossen halten." -)

Maar niemand nam aan, dat ook Salazar een werktuig
geweest was van
Bismarck.

Alleen Richard Fester heeft de vraag gesteld: heeft
Salazar zelfstandig gehandeld, gebruik makend van de
gunstige gezindheid, die hij aantrof bij de combinatie
Werthern-Bismarck ?

Een vraag, die hij bevestigend schijnt te hebben beantwoord
in een latere studie, getiteld: ,,Ueber die Beziehungen

1) Oetker: Die Eniser Depesche, p. 26-27.

2) Festerj Bismarck und die Hohem. Thronhand, in Spanien.
Deutsche Rundschau,
Sept. 1909, p. 35.

-ocr page 68-

Salazars zu Werthern", in de ,,Neue Beiträge zur Ge-
schichte der
Hohenzollern-Thronkandidatur in Spanien",
die ik niet onder oogen heb kunnen krijgen.
Oetker be-
roept zich in elk geval op dat bevestigend antwoord van
Fester.

De nadruk schijnt daarbij gelegd te zijn op het feit,
dat ,,die Mission
Salazars im Herbst 1869 dem um die
Vermittlung ersuchten Freiherrn
von Werthern selbst
völlig überraschend gekommen ist." i)

Uit de correspondentie Werthern-Salazar kan men
bewijzen, dat er een groote mate van zelfstandige actie is
waar te nemen bij
Salazar, want het initiatief van ver-
schillende vragen en maatregelen ging veelal van hem zelf
uit; bovendien is ook waar, dat hij het contact met
Wert-
hern
gezocht heeft te München, maar dit bewijst nog geens-
zins, dat de idee van de candidatuur van hem persoonlijk
uitging; hiervoor kan men evenmin aanvoeren dat
Wert-
hern
verrast was door Salazar\'s komst te München, want
niet één keer, maar meermalen schijnen ze vóór den herfst
van 1869 met elkaar gesproken te hebben over de candi-
datuur.

Zoekend naar een oplossing van de vraag: ,, Van wien ging
de gedachte uit om
Leopold van Hohenzollern candidaat
te stellen?" kan men met eenige zekerheid vaststellen:

a. Dat van verschillende zijden aangestuurd werd op een
candidatuur-HoHENZOLLERN:

1. door middel van Ferdinand van Saksen-Coburg.

2. door de combinatie De Seissal-Hohenzollern-
Sigmaringen.

Oetker: Emser Depesche, p. 26-27.

-ocr page 69-

3. door Oldoini.

4, dofir Bismarck-Werthern-Salazar.

h. Dat men voorloopig nog niet kan uitmaken, in welk
verband deze koningsmakelaars van diverse pluimage tot
elkaar gestaan hebben, maar wel dat
Salazar-Werthern-
Bismarck
al vóór de revolutie van 1868 met elkaar in contact
hebben gestaan. ,

c. Dat al vóór 1868 van Pruisische zijde de gedachte aan
den
Hohenzollern naar voren is gebracht, een gedachte die
in sommige Spaansche kringen zeer vruchtbaar schijnt ge-
werkt te hebben; dat vóór
1869 meermalen gesproken is
over deze candidatuur tusschen
Salazar en Werthern.

d. Dat het initiatief tot het tot standkomen van de
candidatuur van Spaansche zijde is uitgegaan, want
Salazar
zocht daartoe contact te München.

Wil men nu de vraag ,,van wien was de candidatuur een
conceptie ?\'\' nog in hare twee bestanddeelen ontleden, dan
kan men zeggen: de gedachte was Pruisisch, maar het
initiatief tot de daad Spaansch.

-ocr page 70-

School er in de wijze, waarop over de Candidatuur

onderhandeld werd, een anti-Fransche tendens?
%

In afwijking van het gebruik, dat een troonvacature
vervuld werd, na overleg met de belanghebbende mogend-
heden, heeft men dezen vorm van onderhandelen niet gevolgd
bij het streven, de Spaansche trooncrisis op te lossen door
middel van een candidatuur
-HoHENZOLLERN.

Frankrijk, dat in de eerste plaats in aanmerking moest
komen om er overleg mede te plegen, omdat het groot
belang hacf bij de vraag, welke dynastie invloed zou krijgen
aan zijn zuidwestelijke grenzen, werd niet in de onder-
handelingen betrokken. Alleen Pruisen kreeg grooten in-
vloed op het tot stand komen van de candidatuur van den
erfprins. Deze bijzondere wijze van handelen praedestineerde
die candidatuur tot een aanleiding van conflict tusschen
Frankrijk en Pruisen. De verhouding tusschen beide
landen was in dien tijd van dien aard, dat er maar weinig
noodig was, een uitbarsting te weeg te brengen. Deze uit-
barsting kwam, toen Frankrijk achter de candidatuur
anti-Fransche politiek van
Bismarck meende te constateeren.

Een onderzoek van de volgende vragen zal ons duidelijk
maken of deze opvatting juist is.

1. Lag\'^het in de bedoeling van Prim de candidatuur
buiten Frankrijk om tot stand te brengen?

2. Hoe^komt het dat alleen Pruisen in de onderhande-
lingen werd betrokken ?

3. Heeft Bismarck er invloed op uitgeoefend, dat Frank-

-ocr page 71-

rijk buiten de onderhandelingen over de candidatuur werd
gelaten ?

Het resultaat van mijn onderzoek is:

1. dat het niet in de bedoeling van Prim lag de candi-
datuiu
-HoHENZOLLERN buiten Frankrijk om te behandelen,
want hij beschouwde de candidatuur niet als een aangelegen-
heid, die uitsluitend Spanje en het Huis
Hohenzollern
betrof, maar als een kwestie van internationale politiek,
waarin Pruisen en Frankrijk als belanghebbende mogend-
heden moesten betrokken worden:

Pruisen, omdat hij den steun van Bismarck noodig
achtte voor een eventueel slagen met de familie
Hohen-
zollern ;

Frankrijk, omdat het belang had bij de vraag, welke
dynastie invloed zou krijgen aan zijn zuid-westelijke grenzen.

2. dat het slechts een gevolg van toevallige omstandig-
heden is geweest, dat Frankrijk niet door Spanje bij de
onderhandelingen betrokken werd.

3. dat Bismarck erop aangedrongen heeft, de onder-
handelingen buiten Frankrijk om te voeren en te beeindigen.

Door de volgende beschouwingen zullen wij deze con-
clusies trachten te bewijzen.

Wanneer Prim de candidatuur-Hohenzollern had willen
behandelen als een aangelegenheid, die uitsluitend Spanje
en het Huis
Hohenzollern betrof, waarmee Frankrijk
dus niets te maken had, hadden de onderhandelingen op de
volgende wijze moeten plaats vinden.

Als belanghebbende mogendheid had Spanje rechtstreeks
onderhandelingen moeten aanknoopen met den erfprins of
diens vader. De koning van Pruisen zou bij een eventueele
beslissing in de kwestie betrokken zijn geworden, niet in zijn

-ocr page 72-

kwaliteit van Pruisisch koning, maar als hoofd van het
geslacht. Medewerking van Pruisische en Fransche staats-
lieden zou als onlogisch achterwege zijn gebleven, want de
candidatuur zou geen politiek vraagstuk zijn geweest van
de groote mogendheden, maar een kwestie, die alleen Spanje
en het Huis
Hohenzollern raakte.

Aldus handelend zou Prim een onaantastbaar standpunt
hebben ingenomen, dat practisch echter geen resultaten
zou hebben opgeleverd, want de oplossing van een dergelijk
vraagstuk heeft tot heden toe alleen dan practische waarde,
wanneer de belangen van groote mogendheden niet worden
benadeeld m.a.w. wanneer de oplossing in politieken zin
wordt gesanctioneerd.

Voor het noodige succes moest Prim de candidatuur-
kwestie dus op politiek terrein brengen.
Prim knoopte
daarom geen rechtstreeksche onderhandelingen aan met
Sigmaringen, maar bracht de candidatuur-kwestie onmid-
dellijk op het terrein van de internationale politiek door
de bemiddeling in te roepen van
von Werthern, den
Pruisischen gezant te München. Door deze daad werd niet
alleen de koning van Pruisen qua koning in de onderhande-
lingen betrokken, maar ook
Bismarck als minister van
buitenlandsche zaken. Het inroepen van
von Werthern\'s
bemiddeling om. Salazar op den Weinburg te introduceeren,
beteekent immers, dat de Spaansche regeeiing gebruik
maakte van Pruisische staatsorganen om de candidatuur te
doen slagen.

Prim ging daartoe des te gereeder over, omdat hij door
middel van
Salazar-Werthern wist, dat Bismarck een
meer dan welwillende houding aannam tegenover de can-
didatuur. Hij had succes met deze tactiek, want de erfprins,
die aajnvankelijk weifelend stond tegenover het Spaansche

-ocr page 73-

aanbod, zwichtte ten slotte voor Pruisische argumenten en
aanvaardde de candidatuur.

Na dit behaalde succes trachtte Prim ook de goedkeuring
van Frankrijk te verwerven. Dit kan men aantoonen uit
den brief, dien hij den 3den Juli
1870 schreef aan Olozaga,
den Spaanschen gezant te Parijs.

Hij schrijft daarin o.a. het volgende: ,,Enfin nous allons
sortir de l\'intérim, mais cela n\'aura pas lieu sans nous
causer des désagréments avec le gouvernement français,
puisqu\'il s\'agit de faire roi le prince
Lêopold de Hohen-
zollern
, marié à une Infante de Portugal. Il y a quelque
temps que je m\'occupe de cette négociation et à la fin j\'ai
l\'acceptation du prince dans une lettre que j\'ai reçue de
lui toute écrite de sa main. J\'ai dit qu\'une pareille solution
ne manquerait pas de nous causer quelques désagréments
avec le gouvernement français par rapport à ce que le prince
peut avoir de prussien, quoiqu\'il en ait peu.

Connaissant le désagrément, qu\'un pareil choix pourrait
causer à l\'Empereur, il aurait été de bonne politique et de
bonne correspondance aux bontés de sa Majesté envers notre
pays, envers moi, il aurait été, dis-je, de bonne politique
de ne pas nous arrêter à un pareil prince dans le cas où nous
en aurions d\'autres à choisir. N\'ayant réussi, ni en Por-
tugal, ni en Italie, et nous trouvant exposés à être débordés
par le duc de la Victoire,
Montpensier, ou la République,
je demande, moi, très respectueusement à sa Majesté l\'Em-
pereur, ainsi qu\'à tous les hommes d\'Etat de France, quel
moyen nous avions si ce n\'est d\'accepter le prince, qui
possède toutes les qualités que nous pouvons désirer, y
compris celle d\'être de la famille régnante de
Bragance.
Si en l\'état où nous sommes, nous ne pouvons pas nous
empêcher de chercher une solution royale, sans nous exposer

-ocr page 74-

à marcher vers la République, parce que la Chambre frac-
tionnée comme elle est, aussitôt qu\'elle se réunirait, le
gouvernement serait exposé à un échec, étant impossible
d\'en former un autre, il ne resterait d\'autre autorité que
la Chambre souveraine, c\'est-à-dire la Convention. Vous
ferez valoir ces raisons et d\'autres encore qui vous viendront
à l\'esprit, et surtout ne manquez pas de dire que le prince
Leopold, roi d\'Espagne, aura besoin de faire par raison
et par convenance la politique, qui pourra le mieux convenir
à l\'Espagne, laissant de l\'autre côté du Rhin ses affections
politiques allemandes, si elles étaient en contradiction avec
les intérêts de notre politique, qui sont, ce me semble, en
parfait accord avec la France constitutionnelle...

Je regretterais de toute mon âme de déplaire à l\'Empereur,
mais c\'est un homme d\'une si grande élévation de vues et
d\'une raison pratique, que j\'ai la confiance qu \'il acceptera
avec bienveillance la solution dont il s\'agit." i)

Uit dezen brief blijkt duidelijk, dat Prim zich trachtte
te verzekeren van een welwillende houding van
Napoleon
tegenover de candidatuur. Hij zag echter heel goed in, dat de
keizer in principe niet bijster veel zou voelen voor een
candidatuur
-hohenzollern, ze zelfs zou kunnen opvatten
als een uiting van onwelwillende Spaansche politiek tegen-
over Frankrijk.

Daarom drukte hij Olozaga goed op het hart. Napoleon
te overtuigen, dat de candidatuur van den erfprins eigenlijk
een wanhoopsdaad was om te ontkomen aan twee gevaren,
die Spanje bedreigden n.l.MoNTPENSiER en de Republiek.

Speculeerend op Napoleon\'s vrees, dat Spanje inderdaad
in handen zou vallen van
Montpensier of de Republiek,

1) Fester: Briefe No, 255.

-ocr page 75-

verbergend de groote belangstelling, die Bismarck in de
candidatuur stelde, hoopte hij
Napoleon voor zijn plannen
te winnen, door de candidatuur zoo onschuldig mogelijk voor
te stellen; als koning van Spanje zou de erfprins moeten
afleggen ,,ses affections politiques allemandes" en had hij
te voeren een Spaansche, d.w.z. pro-Fransche politiek.
Dat aan dit plan geen uitvoering werd gegeven, was het
gevolg van de diplomatieke verwikkelingen tusschen Frank-
rijk en Pruisen, die ontstonden, zoodra het geheim van de
candidatuur was uitgelekt.
i) Voor Prim bestond toen geen
gelegenheid meer verder met
Napoleon te onderhandelen.

Resumeerende kan men Prim niet verantwoordelijk stellen
voor het feit, dat de onderhandelingen buiten Frankrijk
werden gevoerd.
Prim had de candidatuur niet opgevat als
een aangelegenheid, die uitsluitend Spanje en het Huis
Hohenzollern betrof, maar als een politieke kwestie,
waarin Pruisen en Frankrijk moesten betrokken worden.
Door omstandigheden buiten zijn wil kon hij deze op-
vatting niet in practijk brengen.

Dezelfde opvatting kunnen wij vinden bij prins Karel
Anton
en den erfprins zelf. Beiden stelden aan Salazar
den eisch, dat eerst de toestemming van Napoleon en
koning
Wilhelm verworven moest worden, alvorens zij in
wilden gaan op een eventueele candidatuur, m.a.w. ook
zij wilden Frankrijk en Pruisen betrekken in deze politieke
kwestie.

Bismarck daarentegen was een andere meening toege-
daan. Van hem kunnen wij vaststellen, dat hij Frankrijk
buiten de onderhandelingen wilde houden.

Op de z.g.n. familievergadering in \'t voorjaar van 1870

1) Zie hiervóór, blz. 43.

-ocr page 76-

slaagde hij er in, de Sigmaringers te overtuigen, dat onder-
handelingen met
Napoleon niet noodzakelijk waren. Toen
prins
Karel Anton de vraag stelde, of men zich niet moest
verzekeren van de toestemming van
Napoleon, voordat men
een definitief besluit nam, antwoordde hij, dat iedere natie
het recht had haar koning te kiezen, zonder anderen daarover
te moeten raadplegen.
Bismarck stelde zich op het stand-
punt, dat de candidatuur
-HoHENzoLLERN geen kwestie was
van internationale politiek, maar een kwestie tusschen
Spanje en de
Sigmaringers, waarin Frankrijk niet hoefde
geraadpleegd te worden.

Met succes heeft hij deze opvatting opgedrongen aan de
familie
Hohenzollern; minder slaagde zijn poging om
ook
Prim daartoe over te halen.

Uit een instructiebrief van 5 Juni 1870 aan Lothar
Bucher
blijkt, dat hij ook Prim daartoe wilde bekeeren.

,,Möglicherweise", zoo lezen wij daar, ,,werden wir in
Frankreich eine vorübergehende Beunruhigung erleben,
und wir werden zweifellos alles vermeiden müssen, was
sie herbeiführen und vermehren könnte. Wäre es unter
diesen Umständen rätlich meinen Namen in diese Ver-
handlungen mit hineinzuziehen? Ich glaube nicht. Im
Gegenteil empfiehlt es sich, meine Person ganz aus dem
Spiel zu lassen. In Wahrheit bin ich offiziell nicht enga-
giert. Es handelt sich um einen Willensakt einerseits der
spanischen Nation, andrerseits des Erbprinzen, der Herr
seiner Entschlüsse und ein Privatmann ist. Ob er Gründe
gehabt hat oder nicht, die Einwilligung seines Vaters und
des Hauptes der Familie einzuholen, ist eine Frage privater
Natur, keine Staatsangelegenheit. Dem König solche
Projekte vor zu legen, ist die Pflicht des Ministers des
Königlichen Hauses. Ich habe ihm dagegen mit meinem

-ocr page 77-

Rate beigestanden, nicht in meiner Eigenschaft als Minister-
präsident oder in der Eigenschaft des Leiters der auswärtigen
Angelegenheiten, sondern als Mann seines Vertrauens,
genau so wie die anderen in das Geheimnis eingeweihten
Staatsdiener. Ich glaube, das die spanische Regierung gut
tun wird, nicht mehr zu veröffentlichen als den Brief des
General
Prim an dep Erbprinzen vom 17 Februar und
dessen Antwort. So würden wir vor Europa eine unangreif-
bare Position gewinnen. Schlägt man in Frankreich Lärm,
so werden wir ganz einfach fragen : Was wollt Ihr ? Wollt
Ihr der spanischen Nation und einem deutschen Privatmann
ihre Entschlüsse vorschreiben? Dann wird sich die Ge-
legenheit ergeben, Ihre Vorschläge, Herr Doktor (
Bucher),
zu benützen. Nichtsdestoweniger wird man über Intriguen
schreien und wütend über mich werden, oline doch einen
Angriffspunkt zu finden. Meine Antwort ist nur eine Frage
der Höflichkeit gegen den General. Ich habe (nämlich)
auf seinen Brief geantwortet. Hoffentlich zweifelt er weder
an meiner Wertschätzung seiner Person noch an meinem
Eifer für das Projekt, dessen Verwirklichung nur von ihm
und den Cortès abhängt. Ich habe die Sache dahin, wo sie
jetzt angelangt ist, nicht ohne erhebliche Schwierigkeiten
gebracht, die sich Herr
Gam a mit seiner Kenntnis des
Terrains vorstellen und dem General auseinandersetzen
kann."

Uit dezen brief blijkt vooral dit, dat Bismarck het vol-
doende vond, dat de Spaansche regeering den brief van
Prim aan den Erfprins van 17 Februari 1870 en diens antwoord
publiceerde, zonder over de kwestie met Frankrijk onder-

1) V^aarschijnlijk wordt hiermede Salazar bedoeld.
«) Fester: Briefe No. 197.

-ocr page 78-

handelingen aan te knoopen. De candidatuur, waarvoor
hij groote moeilijkheden uit den weg had geruimd, was z.i.
nu in zulk een stadium gekomen, dat een eventueel slagen
alleen afhankelijk was van
Prim zelf en de Cortès. Even-
tueele moeilijkheden met Frankrijk zouden bezworen worden,
wanneer
Prim zich stelde op het standpunt, dat de candi-
datuur
-HoHENZOLLERN geen aangelegenheid was van inter-
nationale politiek, maar een kwestie tusschen het Spaansche
volk en den erfprins. Uit den hiervóór (blz. 69) medege-
deelden brief van
Prim aan Olozaga, van 3 Juli lvB70, is
gebleken, dat
Prim het toch noodig heeft gevonden, de
goedkeuring van
Napoleon voor de candidatuur te
verwerven.

/

Wanneer we nu, resumeerende, een antwoord moeten
geven op de vraag: was de wijze, waarop door Spanje over
de candidatuur onderhandeld werd, het gevolg van anti-
Fransche politiek?, dan kunnen we deze vraag slechts
ontkennend beantwoorden.

Prim\'s behandeling van het geval vloeide voort uit een
juiste opvatting van de politieke beteekenis der candidatuur.
Twee groote mogendheden zouden in zijn onderhandelingen
moeten betrokken worden: Pruisen en Frankrijk. Pruisen,
om van den grooten invloed van
Bismarck gebruik te kunnen
maken tot het bewerken van den erfprins en den koning;
Frankrijk, om politieke moeilijkheden te voorkomen, wanneer
de erfprins werkelijk tot koning van Spanje zou gekozen
worden. Slechts het eerste deel van zijn program heeft hij
kunnen voltooien, n.1. het verwerven van de toestemming
van den erfprins door middel van
Bismarck: het tweede
deel kon hij niet volbrengen, omdat het geheim der candi-
datuur werd geschonden door
Salazar en diens vrienden.

-ocr page 79-

Prim\'s wijze van behandeling der candidatuur was niet
een uitvloeisel van anti-Fransche gevoelens, maar van
groot optimisme ten opzichte van
Napoleon\'s staatkunde.

Van Spaansche zijde kunnen we geen anti-Fransche
politiek vaststellen.

Ten opzichte van Bismarck kunnen wij dit echter wèl
doen.

Wanneer Bismarck zich uitsluitend er toe bepaald had
den erfprins de candidatuur te doen aanvaarden, zou hij
een onaantastbaar standpunt ingenomen hebben. Frankrijk
zou dan geen enkel motief hebben kunnen aanvoeren, om
Bismarck met recht te beschuldigen van een anti-
Fransche politiek.

Tot zulk een gedragslijn heeft Bismarck zich echter niet
bepaald. Om redenen, die wij in een volgend hoofdstuk
zullen bespreken, drong hij bij
Prim er op aan, zulk een
wijze van onderhandelen te volgen, dat de internationaal-
politieke kant van de candidatuur werd voorbijgezien
Wanneer het zich hierbij had neergelegd, zou Frankrijk
niet in de gelegenheid geweest zijn, invloed uit te oefenen
op het al of niet slagen van de candidatuur. M.a.w.:
in de wijze van behandeling der candidatuur, die
Bismarck
wenschte, school een anti-Fransche tendens.

In de Duitsche historiografie werd de boven aangeroerde
kwestie slechts ten deele besproken. De vraag, of de can-
didatuur werd behandeld als een internationaal vraagstuk,
waarin Frankrijk en Pruisen moesten geraadpleegd worden,
dan wel als een kwestie, waarbij alleen Spanje en de familie
Hohenzollern belang hadden, kwam niet ter sprake.
Men bepaalde zich tot een eenigszins andere formuleering.

-ocr page 80-

n.l. deze: werd de candidatuur van den erfprins uitsluitend
behandeld als een kwestie, die Spanje en het Huis
Hohen-
zollern
raalcte, of heeft Pruisen invloed op de onderhande-
lingen uitgeoefend ?

Aanvankelijk was men geneigd de kwestie zoo te zien,
dat de onderhandelingen buiten Pruisischen invloed stonden;
later zagen enkelen in, dat deze opvatting onjuist was.

De strijdvragen liepen over de volgende punten:

1. Nam Wilhelm aan de onderhandelingen deel als
koning van Pruisen, of als hoofd van het geslacht der
Hohen-
zollern
\'s ?

2. Werd Bismarck in de onderhandelingen betrokken
als minister van Pruisen of als particulier raadsman van
de kroon?

3. Van wien ging de gedachte uit, Frankrijk buiten de
onderhandelingen te houden ?

Tot en met von Sybel huldigde de Duitsche historiografie
de opvatting, dat de Koning in de onderhandelingen be-
trokken werd als hoofd van het geslacht der
Hohenzollerns,
en Bismarck als particulier raadsman van de kroon.

Als bewijs voerde men aan, dat het aandeel in de onder-
handelingen van den koning en
Bismarck zich beperkte tot
de z.g.n. familievergadering in het voorjaar van 1870,
waar de Koning als hoofd van het geslacht gevraagd werd
naar diens meening, en
Bismarck slechts toegelaten werd
als vertrouwd raadsman van de kroon.

Deze opvatting werd onhoudbaar, toen bleek dat
niet alleen
Bismarck aan de vergadering had deelge-
nomen, maar ook verschillende Pruisische ministers en
generaals n.l.
von Roon, Moltke, Thile en Delbrück.
Men kon natuurlijk niet aannemen, dat, waar de Koning een
vertrouwd raadsman meenam, om advies uit te brengen in

-ocr page 81-

een zuiver dynastieke aangelegenheid, Bismarck op zijn
beurt zich eveneens bediende van vertrouwde generaals en
ministers. Men moest wel erkennen, dat Pruisische belangen
betrokken warén bij de behandeling van deze candidatuur.
De familievergadering droeg dan ook het karakter van een
kroonvergadering, uitgelokt door een aanvraag van den
vader van den erfprins.

Merkwaardiger wijze keerde Oetker in 1920 terug tot
de opvatting van
von Sybel. Hij trachtte het zoo voor te
stellen, alsof de kwestie in al haar phasen niet ambtelijk
met de Pruisische regeering behandeld werd ; alsof Pruisen
niet verantwoordelijk gesteld kon worden voor het feit. dat
Bismarck zich voor de candidatuur interesseerde als ,,eine
Privathandlung aus dem Beweggrunde staatlichen Inte-
resses, wie es den französischen Politikern freistand auf
eigene Faust für andere Lösungen z.B. für die Wahl des
Herzogs
von Montpensier zu arbeiten."^)

Zijn opvatting lijkt mij echter niet aannemelijk, want de
Pruisische regeering bleek inderdaad ambtelijk betrokken
te zijn in de onderhandelingen;
Salazar had daartoe het
initiatief genomen door
von Werthern te verzoeken hem
bij de
Hohenzollern\'s te introduceeren. De leden van de
Pruisische regeering mogen als geheel niet betrokken ge-
weest zijn in de onderhandelingen, ambtelijk was contact
gekomen door
Salazar-von Werthern. Het hoofd van
de Pruisische regeering,
Bismarck, heeft dat contact niet
prijs gegeven, maar door middel van personen, die hij als di-
plomatieke agenten gebruikte, o.a.
Bucher en von Versen,
de zaak warm gehouden, totdat de candidatuur zoover ge-

1) Oetker: Die Emser Depesche, bl. 23.

-ocr page 82-

vorderd was, dat het tot stand komen ervan slechts afhing
van de Cortès,

Ten onrechte verwierp Oetker de zienswijze van Lenz, i)
die in het standpunt, dat de Koning niet als souverein, maar
als hoofd van het geslacht zijn toestemming verleende, een
fictie zag, want het is inderdaad een fictie, om de realiteit
onder een schoon mom te verbergen.

Waartoe had de koning immers het advies noodig van
Bismarck, Moltke, von Roon, Delbrück en Thile,
wanneer hij slechts toestemming te geven had als hoofd van
het geslacht? Daartoe was toch geen dergelijke uitge-
breide vergadering noodig geweest.

Het komt mij voor, dat de koning deze raadslieden tot
de bijeenkomst uitnoodigde, om er zich van te vergewissen,
hoe het oordeel van verschillende vooraanstaande figuren
op militair en staatkundig gebied over deze aangelegenheid
luidde, en met hen te overleggen, welke voor deelen of gevaren
voor Pruisen konden voortvloeien uit een eventueele aan-
vaarding van de candidatuur ; vragen, die dan ook inder-
daad ter sprake kwamen op de zoogenaamde familie-ver-
gadering.

Henry Salomon, een Fransch historiograaf van den
laatsten tijd, beziet m.i. de zaak geheel van het juiste stand-
punt; ik veroorloof mij daarom, hier een uitvoerig citaat
uit zijn boek te laten volgen.

Hij zegt o.a. : ,,Officiellement le gouvernement prussien
est en dehors de la question. Ni le Parlement prussien,
ni celui de la Contédération du Nord n\'ont rien su", maar,
zoo vervolgt hij : ,,aussi bien, ni la Prusse, ni la Confédé-
ration ne connaissent le régime représentatif tel qu\'on le

i) Lenz: Geschichte Bismarck\'s, bL 390.

-ocr page 83-

pratique en Angleterre ; ils sont là pour donner au peuple
allemand cette illusion de libéralisme à laquelle ne peuvent
pas se refuser, dans cette seconde partie du XIXe siècle, les
états civilisés de l\'Europe. Quand le Landtag prussien a
été gênant,
Bismarck a résolument engagé la lutte contre
lui, et maintenant qu\'il bénéficie du prestige des victoires
de 1864 et de 1866, il sait très bien qu\'avec un peu d\'adresse
il restera toujours à l\'abri de toute attaque un peu
vive."

,,Quelques ministres sont dans la confidence, mais le
ministère prussien n\'a pas eu à connaître de la question.
Bismarck est tout à fait sur de ses collègues, mais il ne les
a pas mis tous au courant d\'une négociation où les intérêts
de l\'Etat prussien ne sont pas engagés.

Il n\'a pas eu à faire jouer le fameux règlement du 8 sep-
tembre 1852, qui fixe les attributions, les obligations et les
droits du président du Conseil, chargé de maintenir l\'unité
des vues dans le Conseil et d\'assurer la liaison entre le
Conseil et le souverain. Il n\'y à pas toujours lieu de prendre
à la lettre les démentis et les rectifications de
Bismarck,
mais il a parfaitement le droit de dire que ,,le Conseil des
Ministres, tenu au Château", dont parlent les mémoires
du Roi de Roumanie, n\'a jamais eu lieu. Le prince
An-
toine
était logé comme hôte du Roi dans le Château, et
il y avait invité à dîner le souverain avec quelques-uns des
ministres. Il abuse de notre crédulité quand il ajoute:
,,C\'est à peine si je crois qu\'on ait fait allusion à table à
la question espagnole." On n\'a parlé que de cela, mais
en conseil de famille, en conseil de la com-onne, entre princes
et serviteurs qui avaient intérêt à ne rien divulguer de ce qui
s\'était dit, puisque le succès des ambitions dynastiques des
uns, et des perspectives politiques entrevues par les autres,

-ocr page 84-

dépendaient précisément de l\'exactitude avec laquelle on
garderait le secret.

C\'étaient des hommes absolument sûrs qui avaient été
conviés au dîner du prince
Antoine, de rigides observateurs
de la discipline comme
Roon et de Moltke, des collabo-
rateurs attachés à la fortune de
Bismarck comme Thile
et Delbrück, et l\'on n\'a vraiment rien à craindre d\'eux.

Ils sont tous d\'accord et tous obligés de se soumettre à
la volonté du Roi qui est seul hostile à l\'acceptation de
la couronne d\'Espagne par le prince
Lêopold. Ils sont trop
habitués à obéir pour s\'inscrire en faux contre la volonté
formelle du souverain. Ils savent que seul le hasard ou la
force des choses pourra le convertir, et pour faire naître ce
hasard,
Bismarck compte avant tout sur les Espagnols
qui, à tort ou à raison, se sont maintenant engagés sur la
piste des
Hohenzollern, sur les adhésions que Salazar
et Prim sauront réunir, sur leur adresse et l\'opportunité
de leurs manoeuvres. Il compte sur l\'ambition et la ténacité
du prince
Antoine et de son fils, savamment tenus en haleine
par les uns et par les autres et attirés par cette couronne
lointaine comme le papillon par la lumière. S\'il n\'a pas
joué lui-même aux cartes,
Bismarck est du temps où les
diplomates s\'asseyaient volontiers à une table de whist,
et il n\'est pas de ceux à qui le partenaire pourrait reprocher
d\'avoir gâché son jeu. Il a des atouts, il lui en manque un,
qui est le Roi — le Roi qu\'il ne faut pas mécontenter, qu\'il
surveille et fait surveiller par
Abeken,^) et avec succès,
puisqu\'
Abeken le rassure tout à fait le 24 juin: ,,Le Roi
n\'en veut ni à Votre Excellence, ni^à
Bûcher.\'\'

Mais si l\'on ne veut absolument rien risquer, il ne faut

1) Geheim Legatie-Raad.

-ocr page 85-

pas jouer, il faut renoncer à la politique, et Bismarck n\'y
renonce pas. Il joue en se gardant contre l\'accident toujours
possible et inévitable dans une partie qui dure longtemps.
Il se garde en évitant d\'engager le gouvernement prussien
dans l\'affaire dont la réussite pourrait avoir tant d\'avantages
pour la Prusse. Dès lors un contre-temps reste fâcheux,
mais il n\'est fâcheux qu\'en soi, il n\'entraîne aucun contre-
coup. Le gouvernement prussien n\'a pas été compromis,
et c\'est
l\'essentiel; Bismarck ne s\'est pas découvert, il
n\'a pas découvert les ministres dont il est chef, il n\'a décou-
vert ni son pays, ni son Roi. Il n\'a que très peu pensé
aux intérêts de l\'Espagne, il ne s\'est nullement préoccupé
des intérêts et de 1\'amóur-propre de la France.

Conseiller prussien et conseiller allemand, il a supé-
rieurement manoeuvré; il n\'a qu\'à voir venir. Si la can-
didature du prince
Leopold était ratifiée par les Cortès,
Bismarck avait remporté un succes. Si la candidature
échouerait, ni le gouvernement prussien, ni l\'Allemagne
n \'étaient ébranlés. \' \'

Ambtelijk betrokken in deze candidatuur-kwestie, voerde
Bismarck een persoonlijke politiek, niet alleen om den
koning te winnen voor de candidatuur, maar ook om het
land een échec te besparen, wanneer mogelijkerwijze de
candidatuur, waarvoor hij zich zoo interesseerde, door
Fransche bemoeiingen zou mislukken.

Wat de laatste strijdvraag betreft: ,,van wien ging de
gedachte uit, Frankrijk buiten de onderhandelingen te
houden", moest
Rathlef, die deze kwestie onderzocht.

1) Salomon: l\'Incident Hohenzollern. Paris, 1922, bl. 121-126.

-ocr page 86-

wel erkennen dat Bismarck daarvoor verantwoordelijk ge-
steld moest worden. Tegen zijn zin moest hij deze conclusie
trekken, want een anderen uitweg zag hij niet. Wel deed
hij nog een beroep op
Lorenz om toch nadere bewijzen aan
te voeren voor diens uitspraak, dat
Bismarck aan Karel
Anton
den raad zou gegeven hebben onderhandelingen aan
te knoopen met
Napoleon, maar zonder succes.

Marcks,Kaemmel 2) en Lenz 3) aanvaardden meer
gelaten de conclusie, dat
Bismarck verantwoordelijk is
voor het niet plegen van overleg met Frankrijk.
Richard
Fester
bleef aarzelend in zijn oordeel. Voor hem bleef
de vraag voorloopig onopgelost, zoolang ,,
Bûchers\' Vor-
schläge" niet bekend waren.

-ocr page 87-

Welke bedoelingen had Bismarck met de candldatuur-
Hohenzollern ?

In het voorgaande hoofdstuk constateerden wij, dat Bis-
marck
in zekeren zin een agressieve politiek voerde tegen-
over Frankrijk, omdat hij aan
Prim de opvatting wilde
opdringen de candidatuur niet te behandelen als een inter-
nationale kwestie, maar als een vraagstuk, dat uitsluitend
Spanje en het Huis
Hohenzollern betrof. De bedoeling
daarvan wordt ons duidelijk, wanneer wij letten op de
politieke verhouding tusschen Frankrijk en Pruisen in de
jaren 1866 tot 1870.

Bij verschillende Fransche geschiedschrijvers, o.a. Sorel,
vinden wij de voorstelling, dat Bismarck na 1866 aanstuurde
op een oorlog met Frankrijk, en omgekeerd wordt bij Duitsche
historici, o.a.
Oetker, die gezindheid tot den oorlog toe-
geschreven aan de leidende politieke figuren in Frankrijk.
De waarheid ligt echter in het midden: de politieke ver-
houding tusschen Frankrijk en Pruisen in de jaren 1866-1870
werd van dien aard, dat beide staten niet alleen rekening
gingen houden met de mogelijkheid van een conflict, maar
ook met de groote waarschijnlijkheid daarvan.

In tegenstelling met Napoleon had Bismarck een reeks
van politieke successen behaald. De oude bondgenoot-
schappelijke verhoudingen in Duitschland werden in 1866
vernietigd, de militaire kracht van Oostenrijk werd ver-
zwakt, zijn politieke invloed uit de Duitsche landen ge-
bannen; een nieuw staatsverband, de Noordduitsche Bond,

-ocr page 88-

kwam tot stand, hetgeen groote perspectieven opende voor
Pruisen \'s toekomst. Niet alleen ten opzichte van de Duitsche
Eenheid had
Bismarck succes,maar ook tegenover Napoleon.
Hij was er in geslaagd. Napoleon buiten het Pruisisch-
Oostenrijksch conflict te houden, door hem in den waan te
laten, dat er bij de verdeeling van den buit gelegenheid zou
zijn tot ,,rectification des frontières." Maar toen
Napoleon
na den voorloopigen vrede van Nikolsburg te kennen gaf,
dat hij aanspraak wilde maken op den Beierschen Rijnpaltz,
Mainz en Hessen, kon
Bismarck deze aanspraken van de
hand wijzen, omdat
Napoleon, onvoorbereid, geen oorlog
met Pruisen aandurfde.

Uitgaande van de gedachte, dat Frankrijk in geen geval
krachtiger mocht gemaakt worden door gebiedsuitbreiding,
verwierp hij
Napoleon\'s voorstel, dat hij de aaneensluiting
van den Noordduitschen Bond met de Zuidduitsche staten
tot stand mocht brengen, mits
Napoleon zich in het bezit
mocht stellen van Luxemburg en België; en toen
Napoleon
tenslotte Luxemburg wilde koopen van Willem III van
Nederland, slaagde
Bismarck er wederom in, deze plannen
te doen mislukken.^) Het ligt voorde hand, dat
Napoleon,
die zooveel échec had geleden tegenover Bismarck, van
zijn kant nu trachtte te verhinderen, dat Pruisen\'s invloed
zoo groot werd, dat Frankrijk gevaar liep overvleugeld te
worden, ,,De Fransche kanonnen zullen van zelf losbranden
zoodra Pruisen de Main-linie overschrijdt," zoo kenschet-
ste
Napoleon de situatie in October 1868 in een gesprek met
Lord
Clarendon, den Engelschen gezant te Parijs. Van nu

Vgl. daarover de mededeelingen van Mr. W. H. de Beau-
fort
in Nieuwe Geschiedk. Opstellen, Tweede deel, blz, 25—32.
2)
VON Sybel: Begründung des deutschen Reiches. VI, bl. 372.

-ocr page 89-

af aan trachtte hij het tot stand komen van de Duitsche
Eenheid te verhinderen door bondgenootschappen te zoeken
met Oostenrijk en Italië. Zoo ontstond er een groote spanning
tusschen Frankrijk en Pruisen, die den oorlog zou doen
losbarsten, zoodra een geschikte aanleiding gevonden werd.

Victor Emanuel stond, wat zijn sympathieën betrof,
volkomen aan
Napoleon\'s zijde, en graaf von Beust,
de leidende persoonlijkheid van de Oostenrijksche diplomatie,
had zich tot taak gesteld, de vereeniging van de Zuidduitsche
staten met den Noordduitschen Bond te voorkomen. Het
was nu een kwestie van handige diplomatie, om den Driebond
tot een reëel feit te maken. Ondanks.de welwillende houding
van
Victor Emanuel en van von Beust, moesten immers
tal van bezwaren uit den weg worden geruimd. Het Oosten-
rijksche volk voelde weinig voor een nieuwen oorlog met
Pruisen; het leger en de financiën moesten worden gere-
organiseerd; de verhouding tot Hongarije leverde groote
moeilijkheden op en ten slotte wist men niet, welke houding
Rusland zou aannemen bij een nieuw conflict.

Ook het ,,Romeinsche vraagstuk" leverde bezwaren op.
Rome was door Fransche troepen bezet; een Fransche
brigade had in November
1867 een eind gemaakt aan Gari-
baldi\'s
tocht naar Rome. Het prijs geven van Rome,
waarmee
Napoleon het Italiaansche bondgenootschap
hoopte te winnen, zou echter zijn eigen positie in Frankrijk
verzwakken, omdat hij dan den steun der clericale partij
zou verliezen.

Ondanks deze bezwaren scheen er toch kans te bestaan,
dat de Driebond tot stand kwam, vooral in het voorjaar
van
1870, toen Aartshertog Albrecht een bezoek aan Parijs
bracht.

Het is nog niet bekend, of Bismarck volkomen op de

-ocr page 90-

hoogte was van het stadium, waarin deze bondgenoot-
schappelijke plannen verkeerden; vast staat echter, dat hij
wist, dat van Fransche zijde gewerkt werd in de richting
van een Driebond. Van zijn kant wachtte hij dus niet op
de dingen, die komen zouden, maar wierp zich met volle
energie in den strijd.

In de eerste plaats zorgde hij, dat de militaire kracht van
Pruisen onaangetast bleef; vervolgens sloot hij geheime
bondgenootschappen met de Zuidduitsche staten en wist
Rusland er toe te brengen, dat het niet zou dulden, dat
Oostenrijk aan Fransche zijde zou staan.

Zoo gezien, was een botsing tusschen Pruisen en Frankrijk
onvermijdelijk geworden. Het Duitsche nationale streven
naar machtsconcentratie riep Frankrijk op tot den krijg
voor zelfbehoud. De ontplooiing van Duitschland\'s kracht
beteekende immers voor Franki\'ijk degradatie tot mogendheid
van den tweeden rang.

De vraag, aan wiens zijde het succes zou zijn, hing
slechts af van hét feit of het aan
Bismarck zou ge-
lukken, Frankrijk\'s omsingelingspolitiek te doen mislukken,
hetzij door bondgenootschappen te sluiten, die machtiger
waren dan de Driebond, hetzij door Frankrijk in een krijg
te lokken, nog voordat de besprekingen met Oostenrijk en
Italië haar volle beslag gekregen hadden.

In beide opzichten is hij geslaagd, want ten gevolge der
candidatuur-
Hohenzollern werd Frankrijk, door de on-
bezonnen politiek van
Gramont, in een conflict met Pruisen
gewikkeld, nog voordat de besprekingen over den Driebond
waren geeindigd, en omdat hij op de hulp van Rusland
kon rekenen, belette
Bismarck, dat von Beust op het Fran-
sche ontwerp van 15 Juli 1870 inging om aan Pruisgn den
oorlog te verklaren.

-ocr page 91-

In tegenstelling met het aarzelende standpunt, dat de
Duitsche historiografie aannam tegenover de wordings-
geschiedenis der candidatuur
-hohenzollern, was haar
positieve houding met betrekking tot de vraag : welke bedoe-
lingen
Bismarck had met zijn streven de candidatuur te
doen slagen ? De figuur van
Bismarck was in de wordings-
geschiedenis zoo sterk op den voorgKond getreden, dat men
wel verplicht was tot het geven van een positief antwoord.
Er werden dan ook antwoorden gegeven, talrijk in aantal,
verschillend van opvatting, omdat ze niet alle het resultaat
waren uitsluitend van wetenschappelijk denken, maar veelal
ook van de nationale vereering voor
Bismarck.

Bij de Fransche historiografie daarentegen zien we in
groote mate eenheid van opvatting. De meeste Fransche
geschiedschrijvers zagen in
Bismarck\'s politiek met de
candidatuur slechts een middel tot het uitlokken van een
oorlog met Frankrijk.

Zoo lezen we o.a. bij Gramont: ,,Qui donc ajeté au milieu
de la paix de l\'Europe, le brandon de la discorde ? la France
ou la Prusse ?

Qui donc a préparé dans l\'ombre une intrigue dynastique,
en sachant d\'avance tout le mal qu\'elle devait enfantçr?
la France ou la Prusse ? Qui a fermé la voie des négociations
officielles par un déni de discussion perfide et provocateur ?
la Prusse ou la France ?

Qui a été blessé dans ses intérêts, blessé dans sa juste
susceptibilité, blessé si ouvertement aux yeux de toute
l\'Europe, qu\'il ne s\'est élevé qu\'une voix dans le monde
sur la légitimité de nos griefs? La Prusse ou la France?

Et quand, sous le coup de cette blessure encore saignante,
après avoir envain cherché à s\'expliquer dans le silence
des cabinets, le gouvernement de la France, rejeté avec

-ocr page 92-

décision en dehors des voies diplomatiques, se borne à
déclarer qu\'il ne se croit pas obligé de souffrir qu\'une
puissance étrangère compromette par ses entreprises ma-
chiavéliques la sécurité de son territoire et la paix du
monde, ce gouvernement serait l\'aggresseur et la Prusse
provoquée serait en droit de se plaindre et d\'exiger une
réparation ? En vérité, on se demande comment
M.de Bis-
marck
a osé soutenir une pareille prétention. C\'est plus
que de l\'audace, c\'est de l\'imprudence."

— ,,En France personne n\'avait besoin de la guerre.
En Prusse elle était nécessaire, indispensable. C\'était pour
l\'oeuvre de 1866 une question de vie ou de mort. Is fecit
cui prodest."

SoREL oordeelde gematigder. ,,I1 ne faut pas", zoo zegt
hij, ,,chercher ici la trace d\'un machiavélisme trop profond,
il n\'est pas vraisemblable que, dès le mois de mai 1869,
M. de Bismarck ait préparé le coup de théâtre de juillet
1870. Il y a beaucoup plus de hasard qu\'on ne croit dans les
affaires diplomatiques. L\'habilité des hommes d\'état consiste
surtout à se servir des circonstances, leur prévoyance à
préparer ce qu\'on pourrait appeler la matière politique.
M. de Bismarck n\'avait pas arrêté son plan de campagne
au printemps de
1869, mais il aperçut sans doute dans
cette candidature espagnole un moyen d\'action pour
l\'avenir et sans se compromettre prématurément il négligea
point l\'occasion qui s\'offrait à lui." 2)

Z.i. was de candidatuur, die den 3en Juli 1870 in Frankrijk
bekend werd, het middel, dat
Bismarck noodig had om

Gramont: La France et la Prusse avant la guerre. Paris,
1872, bl. 46-47.

Albert Sorel: Histoire diplomatique de la guerre Franco-
Allemande.
Paris 1875, tome I, bl. 53.

-ocr page 93-

een oorlog te ontketenen met Frankrijk, een oorlog dien
hij noodig achtte:

1. voor de Duitsche Eenheid,

2. om binnenlandsche moeilijkheden te overwinnen.

Dezelfde opvatting kan men vinden bij Pierre Le Haut-

court, 1) jaueès, 2) Matter, Lavisse, 1) S. Denis,
P. de la Gorce Welschinger
\') en Henri Salomon.»)

Bepalen de meeste Fransche historici zich bij de moti-
veering van hun standpunt tot motieven, ontleend aan de
strategische of politieke beteekenis van de canditatuur,
Matter®) ontleent zijn motieven in hoofdzaak aan uitspraken
van Bismarck; zoo oordeelde
Bernhardi, na een gesprek
met
Bismarck in diens kabinet in de Wilhelmstrasze in Mei
1867: wie weet of de oorlog met Frankrijk niet het beste
middel is om aan Duitschland zijn eenheid te geven ?

Toen Bismarck na den slag bij Sadowa vernam, dat Na-
poleon
wilde intervenieeren, moet hij uitgeroepen hebben:
,,Hij zal er duur voor moeten boeten!"

,,De oorlog met Frankrijk is noodzakelijk", sprak Bis-
marck
tot Seebach, minister van Coburg, enz.

Matter is van oordeel, dat de Pruisische ijverzucht dezen
oorlog noodzakelijk achtte : Pruisen was binnen den tijd van
vijf jaren van tweederangs mogendheid gestegen tot de

1  P. de la Gorge: Histoire du Seccnd Empire, tome Yl. Fa.-
ris, 1903.

Welschinger: La guerre de 1870. Paris, 1910.
») S
alomon: L\'Incident Hohenzollern. Paris 1922.
») M
atter: Bismarck et son temps, tome III bl. 1-5.

-ocr page 94-

tweede groote mogendheid op het vasteland van Europa.
Rusland werd beziggehouden door binnenlandsche moeilijk-
heden, Oostenrijk was buiten gevecht gesteld, Italië rekende
nog niet mee, Engeland stelde zich tevreden met de heer-
schappij over de zee.

Op het vasteland bleven slechts twee mogendheden actief,
Frankrijk en Pruisen. ,,Ce tête-à-tête", zoo oordeelde
matter, ,,ne suffisait pas aux généraux de Berlin. En 1867
moltke et ses élèves avaient réclamé l\'immédiat combat".

In de Duitsche historiografie was men niet zoo overtuigd
van de oorlogzuchtige bedoelingen van Bismarck. De groote
meerderheid der Duitsche geschiedschrijvers stelde
Bis-
marck
\'s bedoelingen als vredelievend voor, slechts enkelen
teekenden
Bismarck als een agressief politicus. Wanneer
men let op de motieven, die zij aanvoerden om hun standpunt
te .verdedigen, kan men in de Duitsche historiographie de
volgende tijdperken onderscheiden, n.1. die, waarin men:

I. Kritiekloos de vredelievende opvatting overnam van
de Duitsche diplomaten. Dit tijdperk wordt getypeerd door
von Sybel.

II. Het inzicht in de diplomatieke beteekenis van de
candidatuur-
Hohenzollern miste ; dit tijdperk wordt ge-
typeerd door
Delbrück en Petersdorff.

III. Beter kon oordeelen, doordat men inzicht had in
de diplomatieke beteekenis van de candidatuur en de gespan-
nen verhouding tusschen Frankrijk en Pruisen in de jaren
1866-70; getypeerd door Klein-Hattingen.

IV. Heftig protest aanteekende tegen de daemonische
voorstelling van
Klein - Hattingen ; getypeerd door
Rathlef.

V. Rusteloos zocht naar motieven om Bismarck\'s be-
doelingen te verklaren als die van een vredelievend poli-

-ocr page 95-

ticus; getypeerd door Hesselbarth. Fester en anderen.

VI. Een eenigszins plausibele verklaring vond voor
Bismarck\'s politiek; getypeerd door Oetker.

Dit schema zullen we nu nader uitwerken.

I. Gedurende geruimen tijd heeft men in Duitschland de
voorstelling, dat
Bismarck de Duitsche eenheid tot stand
wilde brengen door een vreedzame natuurlijke ontwikkeling
van den Noord-Duitschen Bond, als een nationaal dogma aan-
vaard. Door het
incident-HoHENZOLLERN en den oorlog\'van
1870 werd hij in zijn vreedzaam werk verrast. Deze vredelie-
vende opvatting van
Bismarck\'s aandeel in en bedoelingen
met de candidatuur begon men langzamerhand in twijfel
te trekken. Vol spanning zag men de publicatie van
Sy-
bel
\'s 7de deel der Begründung tegemoet, omdat van hem
verwacht werd, dat hij hiervan een duidelijke voorstelling
zou geven. Hij immers had jaren lang mogen werken in
de geheime Pruisische staatsarchieven en al waren die voor
de jaren 1866-70 ook voor hem gesloten gebleven, toch
achtte men hem in staat, een juist oordeel te vellen wegens
zijn kennis van dien tijd en de uitgebreide connecties, die
hem inlichtingen konden verschaffen.

De teleurstelling was echter algemeen. Ondanks de pu-
blicatie van de
Rum. Denkwürdigkeiten bleef hij het vre-
delievende standpunt handhaven.

Van verschillende zijden werd voN Sybel aangevallen
o.a. door
C. RöszlerI) en E. Biiandenburg.^) Tegen al
die aanvallen heeft hij zich niet meer kunnen verdedigen;
den Isten Augustus 1895 overleed hij.

1) C. Röszler in de Preuszische Jahrbücher Bd. 79. Jan. 1895.

a) E. Brandenburg in de Beilagen zur Allgemeinen Münchener
Zeitung
van 11 en 12 Februari 1895.

-ocr page 96-

In tegenstelling met Sybel, die Bismarck\'s bedoelingen
zoo onschuldig mogelijk trachtte voor te stellen, zagen
Röszler en Brandenburg in Bismarck een Spaanschen
koningsmakelaar, die sedert 1868 een oorlog met Frankrijk
niet alleen onder de oogen had gezien, maar ook had voor-
bereid.

Deze opvatting, die volkomen overeenkwam met de
Fransche, werd echter niet aanvaard. Hun argumenten
werden niet overtuigend gevonden (wij komen daar later op
terug); bovendien kon men nog niet gelooven in een dergelijke
bismarck-figuur. H. v. PetersdorffI) en H. Delbrück 2)
voerden weldra nieuwe argumenten aan om het agressieve
in
Bismarck\'s houding te verwerpen.

, II. Wanneer Bismarck den oorlog met Franki-ijk had
willen uitlokken, zoo zeggen
Delbrück en Petersdorff,
dan had hij geen gebruik kunnen maken van de candidatuur-
Hohenzollern als aanleiding daartoe, want voor de can-
didatuur van den erfprins zou hij het Duitsche volk niet
kunnen warm maken, deze gold voor het Duitsche volk
„als eine gleichgültige ferne Sache". Geen verstandig
mensch kon naar aanleiding van de candidatuur een oorlog
met Frankrijk verwachten. Bovendien bleek uit den loop
der dingen, dat de candidatuur werd teruggetrokken, zoo-
dra de Franschen protesteerden. De candidatuur-politiek
van
Bismarck zou dus eindigen met een echec voor de
Duitsche diplomatie.

Naief is hun eerste argument, dat Bismarck in de candi-
datuur^^ oorlogsmotief heeft kunnen zien, omdat ze geen

M Hermann v. Petersdorff: Forschungen zur Brandenhurgischen
und Preusztschen Geschichte
Bd. 9. 1897.

Delbrück: Das Geheimnis der Napoleontischen Politik.

-ocr page 97-

nationaal Duitsch karakter droeg. Er blijkt uit dat ze niet
\' het juiste begrip hadden van de diplomatieke beteekenis der
candidatuur.
Haar waardebepaling kan niet gezocht worden
in de vraag of de candidatuur al dan niet een nationaal
karakter droeg, toen ze gesteld wérd, maar wel in haar
diplomatieke ontwikkeling en gevolgen.

Hun tweede argument, dat geen verstandig mensch naar
aanleiding van de candidatuur een oorlog met Frankrijk
kon verwachten, toont aan, dat ze niet voldoende op de hoog-
te waren, want uit het onderhoud tusschen
Benedetti en
Bismarck in Mei 1869 blijkt duidelijk, dat Bismarck moest
weten, dat de candidatuur aanleiding zou geven tot een ern-
\' stig conflict met Frankrijk. Tenslotte was het geen natuur-
lijke loop der dingen, dat de candidatuur zou ingetrokken
worden, zoodra Frankrijk protesteerde, want niet
Bismarck
heeft gecapituleerd voor de Fransche protesten, maar
wel
Sigmaringen en Koning Wilhelm. Bismarck\'s politiek
moest niet noodzakelijk aan zijn tegenstander een succes
bereiden, alleen het falen der
Hohenzollerns op het kri-
tieke moment haalde \'een streep door zijn berekening.

Een zelfde opvatting als die van Delbrü ck en Peters-
dorff
kan men vinden in de ,, Auf Zeichnungen eines Par-
lementariërs (
von Unruh)".

,,Ich halte die Erzählung, dasz der Zweck der Kandida-
tur gewesen sei, den Krieg mit Frankreich indirekt zu pro-
vocieren, für unrichtig. Er ist nicht wahrscheinlich, dasz
Bismarck die Zurückziehung der Zustimmung des Prinzen
von
Hohenzollern zu seiner Wahl in Spanien nicht vorher
gesehen habe, wie ich und viele anderen es thaten".

1) Zie Rathlef: Zur Frage nach Bismarcks Verhalten in der
Vorgeschichte des deutsch-französischen Krieges.
Dorpat, 1903,bl. 45.
Aant. 3.

-ocr page 98-

De argumenten, waarmee deze schrijvers trachtten aan te
toonen, dat
Bismarck geen agressieve bedoelingen kon gehad"
hebben tegenover Frankrijk door middel van de candidatuur-
Hohenzollern, zijn onhoudbaar; zij hadden geen .begrip
van de candidatuur als ,,diplomatisches Wertobjekt",
geen inzicht in de diplomatieke ontwikkeling der
candidatuur en te veel vertrouwen in de figuur van
Bismarck.

III. Weldra kwam Klein-Hattingen met een
fijne psychologische analyse der gebeurtenissen het
standpunt van
Röszler en Brandenburg versterken. Voor
Klein-Hattingen stond vast, dat Bismarck agressieve
doeleinden najoeg, toen hij met de Spaansche regeering
samenwerkte om
Leopold tot Koning van Spanje te doen
kiezen. Aanvankelijk trachtte
Bismarck Napoleon, z.i.
den gevaarlijksten tegenstander der Duitsche politiek van
Pruisen, door middel van de candidatuur een groote neder-
laag toe te brengen. ,,Die Kandidatur, unmittelbar dazu
angetan, Frankreich und Spanien auf einander zu hetzen oder
von einander zu entfremden, war ihm wesentlich ein Mittel
zur Entwürzelung der napoleontischen Dynastie zu Gunsten
der deutschen Politik Preuszens".

Toen hij inzag dat Frankrijk zich verzette tegen de vor-
ming van de Duitsche Eenheid, ,,reizte er diesen letzten
Gegner der deutschen Einheit durch die Kandidatur auf
Leben und Tod ", en liet hij
Napoleon in een valstrik loopen.

1) Klein-Hattingen: Bismarck und seine Welt. Berlin, 1902.
Het citaat is ontleend aan
Rathlef: Zur Frage enz. bl. 115, waar
hij in verkorten vorm\'de opvatting van
Klein-Hattingen samen-
vatte. Zie
Klein-Hattingen: Bismarck ur.d seine Welt I, bl. 575,
610, 497.

-ocr page 99-

„Begierig, doch mit versteckter Hand hilft er den Stein des
Anstoszes aufrichten, er steht auf der Lauer ob der Gegner
sich nicht verleiten lasze, die deutsche Ehre an zu tasten
und den Fall zu schaffen, den er brauchte um ihn vor aller
Welt derartig zu demütigen, dasz ihm nichts übrig blieb
als zu wiederrufen oder sich zu schlagen".

Zijn bismarck-beschouwing maakte een diepen indruk.

,.Indem Klein-Hattingen", zoo oordeelde Rathlef i),
,,mit tiefer, durch eindringende Erkenntnis der Fehler und
Einseitigkeiten
Bismarcks, mit unbeirrter und darum um so
wertvollerer Bewundeirung die furchtlose Kühnheit
Bis-
marcks
und die tiefe Lebensweisheit seiner Diplomatie schil-
dert, und uns
Bismarck den Groszen, der nie mit frevler Hand
in den natürlichen Lauf der Dinge eingreift,vor Augen stellt
und ihm freudig den Ruhmeskranz flicht, zieht er doch den
Schleier herunter, der den listig Verschlagenen in ein
Gewand harmloser Unschuld kleiden möchte, zeigt er mit
rücksichtsloser und entschlossener, — freilich mit nirgends
durch Pietät beschwerter, ehrfurchtloser und dadurch weniger
schwerwiegender Walirhaftigkeit\'— uns auch den
Bismarck,
der zur Durchführung seines guten Werkes sich keine
Handlung täuschender Verschlagenheit, auch nicht ,,eine
kleine Dosis glattzüngiger Heuchelei", dem Gegner gegen-
über versagt, und von erschreckender Unbedenklichkeit
ist in der Wahl
seiner Mittel; den rücksichtlosen Gewaltmen-
schen, der mit schnöder Miszachtung des Rechtes der Gegner,
— mit „beispielloser Gerissenheit", sagt er,—,,ihnen Moral
und Recht eskamotiert und für sich selbst den Schein des
rechtlichen und ehrlichen Mannes zu gewinnen trachtet."

1) Rathlef: Zur Frage enz. bl. 199.

-ocr page 100-

IV. Rathlef kon een dergelijk beeld van Bismarck
niet aanvaarden, kon niet gelooven in een Bismarck die met
besmette wapenen de Duitsche Eenheid tot stand bracht.
In een uitvoerig werk ging hij na of men inderdaad met
bewijzen kon aantoonen, dat
Bismarck\'s bedoelingen tegen-
over Frankrijk zoo agressief waren als
Klein-Hattingen
aangaf.

Rathlef reageerde fel op het werk van Klein-Hattingen.
Geloovend in het geweldige, heroïsche van Bismarck kon
hij dat beeld niet loslaten, ook waar onvermogen om de ar-
gumenten te weerleggen hem daartoe moest dwingen.
Bang dat hij niet overtuigend genoeg zou zijn voor zijn lezers,
achtte hij het noodig een lange zedepreek te schrijven om
het Duitsche nationale bewustzijn onbesmet te houden,
wanneer het per slot van rekening toch waar mocht zijn,
dat de consequenties van
Klein-Hattingen juist waren.
,,Geloovend en toch geschokt\'ziedaar den zielstoestand van
Rathlef, toen hij zijn studie had voltooid.

Ter illustratie hiervan zal ik mij een uitvoerig citaat ver-
oorloven uit zijn slotbeschouwing:

,,Indem ich im Rückblick auf die ganze Untersuchung
zu der Frage zurückkehre: ,,Hat
Bismarck den Krieg mit
Frankreich herbei führen wollen ? ".wiederhole ich, dasz ich
meinerseits — ohne es beweisen zu können — in
Zutrauen zu seiner Gesamtpersönlichkeit, soviel ich davon
weisz, durchaus dazu neige anzunehmen, dasz er es nicht
gewollt hat, richtiger: dasz es wie eine Zuversicht in
mir liegt: es werde nicht der Fall sein, .gerade weil ich
den tiefen sittlichen Widerspruch zwischen einer solchen
Absicht und seiner Darstellung der Dinge wegzuleugnen
nicht im Stande bin." ,,Was nun den deutsch-französischen
Krieg anlangt, so kann man, glaube ich, es nicht leugnen: es

-ocr page 101-

wiedersteht der natürlichen Empfindung — der Deutschen
aufs tiefste, diesen groszen nationalen Kampf als einen
solchen ansehen zu müssen, der — so tief seinem Wesen
nach berechtigt, so unvermeidlich durch die politische
Sachlage er auch war, — durch eine kühn und genial an-
gelegte Intrigue oder, um mit
Gramont zu reden, durch
,,ein System von angelegten Provokationen" herbei geführt
worden wäre, herbeigeführt von dem Leiter der deutschen
Politik, fast hinter dem Rücken seines Königs, und unter
dem Miszbrauch von dessen argloser Gewissenhaftigkeit.
Es verletzt, sehen zu müssen, dasz man deutscherseits dem
Gegner immer mit dem vollen, frohen Bewusztsein der
Reinheit und Integrität entgegen getreten ist, und ihm mit
höchster sittlicher Entrüstung seine Provokationen zum
Vorwurf gemacht hat, dasz der Deutschlands Sache ver-
trehende Staatsmann mit der hoheitsvollen Miene eines
Unschuldigen, der nichts bei der Sache zu thun hat, den
Gegner behandelt hat, wenn wir uns dabei sagen müssen,
dasz von deutscher Seite alles darauf angelegt worden, ihn
in sein Thun hineinzutreiben; es kränkt zu sehen, dasz die
deutsche Politik hier nicht besser sich solle rechtfertigen
lassen, vor Gegenwart und Zukunft, als durch 30 Jahre
fortgesetztes ableugnen. Hätte
f3ismarck die Kandidatur
betrieben mit der vollbewuszten Absicht, durch sie den
Krieg herbei zu führen, dann wäre seine Haltung beim
Ausbruch des Krieges imd später eine grosze Heuchelei.
Schon so können wir uns bei der Miene, die er damals
annahm, eines Gefühles der Beschämung nicht erwehren.
Täuschen wir uns darüber nicht: so empfinden wir, und wir
wollen hoffen, dasz das deutsche Volk im Grunde nie anders
empfinden werde. Hat
Bismarck in der Not der Abwehr
den Feind durch die Emser Depesche zurück und ihn dadurch

-ocr page 102-

in die Kriegswut hineingeschleudert, so hat er das gethan
mit gutem Grund und aus der tiefsten Empfindung seiner
Nation heraus. Aber gewisz hätte er bei einem solchen An-
legen des Kriegsbrandes von langer Hand her das allgemeine
Empfinden und das gute Gewissen seiner Nation nicht auf
seiner Seite gehabt. Es darf nicht zugegeben werden, dasz
er auch damit gleichsam als die Verkörperung seiner Nation

gehandelt hätte....

Gern möchten die Deutschen des groszen Staatsmanns
Politik in dieser Aktion gerechtfertigt sehen, sie möchten
den groszen Kampf ihres Volkes um freie Bahn zur Einheit
von dem Schatten, dasz er so angelegt sei — noch mehr,
dasz er so verteidigt sei — befreit sehen und sich ohne
ein dadurch wachgerufenes peinliches Behagen desselben
freuen dürfen; aber lieber, hoffen wir, werden sie doch
Bismarcks Politik in dieser Hinsicht in ihrem sittlichen
Empfinden verwerfen und den Schatten anerkennen, der
hierin auf ihr ruhen würde, in dem Gefühl des tief ge-
gründeten dennoch vorhandenen Rechtes Deutschlands,
in dem Bewusztsein, dasz der Krieg, selbst wenn er schliesz-
lich so herbei geführt wäre, durch die ganze Lage der Dinge
seinem Wesen nach dennoch ein gerechter und aufge-
zwimgener Krieg war, als jene Empfindungen in sich unter-
drücken und verleugnen, die an einem solchen Handeln
Anstosz nehmen, wie. wir es an
Bismarck — falls jene Be-
hauptung richtig wäre — sehen würden.

Das deutsche Volk würde damit ein Stück vom innersten
und edelsten Kern seiner nationalen Eigenart einbüszen,
wenn es das verleugnen wollte. Hier gilt ihm doch: .,Dies
ist unser,so laszt uns sagen und behaupten ". Hier musz jeder,
er sei klein oder grosz, für seine Art zu empfinden stehen.\'

1) Kathlef: Zur Frage cnz., blz. 198—200.

-ocr page 103-

Ik heb, alvorens nader in te gaan op \'t critische deel
van
Rathlef\'s werk, dit voor zijn persoon zoo karakteris-
tieke citaat medegedeeld, om te laten zien, welke crisis
de algemeene vereering van
Bismarck doormaakte in dezen
tijd, en om er op te wijzen, dat men zeer voorzichtig moet
zijn bij het bestudeeren van het wetenschappelijk gedeelte
van zijn werk, waar hij het voor en tegen overweegt van de
argumenten, die aangevoerd werden om
Bismarck\'s politiek
bij de candidatuur-HOHENZOLLERN als een agressieve te
stempelen.

Als argumenten, die daarvoor kunnen worden aangevoerd,
noemt
Rathlef : i)

1. Dat de candidatuur werkelijk aanleiding werd tot
een oorlog met Frankrijk, die bijna onvermijdelijk scheen,
en volkomen in de lijn van de nationale ontwikkeling lag,
die
Bismarck wenschen moest, omdat zij zijn levenswerk
afsloot: ,,Cui prodest fecisse videtur."

2. Bismarck moest vooruit zien, dat de candidatuur
in Frankrijk een storm zou verwekken.

3. Dat Bismarck in zijn eigen geschriften nooit open
over de kwestie gesproken heeft.

De getuigenissen van Röszler, Lothar Bucher cn
Moritz Busch.

Daartegen voert hij dan aan:

1. dat de getuigenissen van Röszler, Bucher cn Busch
niet overtuigend zijn;

2. dat de voorstelling, die Bismarck zelf geeft, ook te
verklaren is, wanneer het niet in zijn bedoeling gelegen had
agressief tegenover Frankrijk te zijn;

1) Rathlef: Zur Frage enz. bl. 163.

-ocr page 104-

3. dat hij den storm in Frankrijk geringer verwachtte
dan hij inderdaad werd;

4. dat hij niet hoefde te verwachten dat Frankrijk zich
tegen Pruisen zou wenden

Dus, zoo vat hij zijn slotbeschouwing samen: niets
dwingt ons aan te nemen, dat
Bismarck agressieve bedoe-
lingen had tegen Frankrijk; elk bewijs daarvoor ontbreekt.

Z.i". kan men Bismarck\'s actieve rol in de voorgeschiedenis
der candidatuur ook verklaren uit zijn streven naar het
behartigen van Duitsche belangen, n.1. om ,,die Politik
Frankreichs mit einem Hemmnis zu belasten, es dadurch
zu lähmen und an einem Kriege zu hindern."

Wat zijn eerste opmerking betreft, heeft Rathlef vol-
komen gelijk, waar hij zegt, dat men het ,,cui prodest fecisse
videtur" niet kan aanvoeren als overtuigend bewijs voor
Bismarck\'s agressieve politiek, want het verloop van een
oorlog kan tot resultaten leiden, waaraan zelfs niet gedacht
werd, toen men den oorlog begon.

Wat zijn verdere opmerkingen betreft, daarop is nog wel
het een en ander aan te merken.

Wij zullen gemakshalve beginnen met zijn kritiek op het
oordeel van een drietal tijdgenooten, met name
Constantin
Röszler,
geheim-legatieraad. Moritz Busch, een bekend
journalist, die voor de officieuse pei-sberichten der Pruisi-
sche regeering zorgde, en ten slotte
Lothar Bucher, die,
zooals wij vroeger zagen, een actieve rol speelde in de
voorgeschiedenis der candidatuur, en later
Bismarck
behulpzaam was bij het samenstellen der ,,Gedanken und

Erinnerungen ". ,

Röszler 1) neemt aan, dat in Bismarck\'s houding

1) Het oordeel van Röszler kan men vinden in zijn artikel over

-ocr page 105-

tegenover Frankrijk na 1868 een verandering kwam, die hem
niet alleen bewoog; den oorlog onder oogen te zien, maar
ook uit te lokken. Hij gaat uit van de verkeerde opvatting,^)
dat het
Bismarck\'s bedoeling geweest was. Napoleon
in staat te stellen, zich meester te maken van Luxemburg,
als vergoeding voor
Napoleon\'s welwillende houding in
1866. Toen Röszler moest vaststellen, dat Bismarck
na 1868 niets deed om Napoleon compensatie te geven,
kwam hij tot bovengenoemde conclusie.

Busch meent deze zwenking van Bismarck\'s houding
tegenover Frankrijk te kunnen stellen in het voorjaar
van 1870, toen de Driebondspolitiek van Frankrijk voor
Bismarck groote gevaren opleverde.

Omtrent het oordeel van Röszler merkt Rathlef op,
dat het zeer verklaarbaar is, dat een dergelijke hypothese
opkwam bij iemand, die eenigszins op de hoogte was van
de internationale verhoudingen van dien tijd en op de een
of andere wijze iets vernomen had van de onderhandelingen
over de candidatuur-
Hohenzollern. Het ligt voor de
hand dat men in deze jaren bij
Bismarck een neiging tot
oorlog ging veronderstellen, omdat hij in dezen tijd werkelijk
bang was voor het sluiten van een bondgenootschap tusschen
Frankrijk, Oostenrijk en Italië. ,.Ich hatte damals" (1868),
zoo zegt
Bismarck in zijn Gedanken und Erinnerungen,
,,wenig Zeit übrig, war praeoccupiert durch die Möglichkeit,
ja Wahrscheinlichkeit, dasz Oesterreich auf französische
Kriegsplänc eingehen werde. Diese Sorgen und die Arbeit,
welche sie nötig machten, erschöpften mich völlig."

SvBEt\'s werk ..Die Begründung des deutschen Reiches durch Wil-
helm I"
in de Preuszische Jahrbücher 1895 bl. 114-131; dat van
Busen in
Bismarck und sein Werk bl. 79-80.

1) Dat deze opvatting verkeerd is, l)lijkt uit Mr. W. H. de
Beaufort, Nieuwe Geschiedk. Opstellen, II, blzi 25—32.

-ocr page 106-

Maar toch kan men, volgens Rathlef, dit oordeel van
Röszler niet klakkeloos overnemen, omdat het steunt op
de onbewezen veronderstelling, dat
Bismarck met de
candidatuur-HoHENZOLLERN den oorlog gewild heeit.

Dezelfde vaagheid kenmerkt z.i. het rhetorische oordeel
van
Busch. Zonder eenig bewijs schrijft deze aan Bismarck
agressieve politiek toe, alleen steunend op de onder-
stelling, dat een oorlog tegen Frankrijk noodzakelijk was,
toen er gevaar ontstond van een Driebond tegen-Pruisen.

Het belangrijkste is z.i. het oordeel van Lothar Bucher,
omdat deze Bismarck\'s doeleinden tegenover Frankrijk niet
afleidt uit vage hypothesen, maar uit reëele feiten.

Tweemaal heeft Bucher zich geuit over Bismarck\'s
doeleinden. Den eersten keer tegenover
Busch op den 25en
April 1888, Hij karakteriseerde toen -de candidatuur als een
val voor
Napoleon en voegde daaraan toe, dat noch keizer
Wilhelm noch de kroonprins eenig idee hadden van de
eigenlijke plannen van
Bismarck met de candidatuur.

De tweede mededeeling dateert van Januari 1892.

Ziek en ontevreden over den toestand in Friedrichsruhe,
waar hij
Bismarck hielp bij het samenstellen der Gedanken
und Erinnerungen,
sprak hij tot Busch: ,,Seien Sie froh,
dasz Sie nicht an meiner Stelle sind, da arbeitet man in jeder
Beziehung ohne Erfolg und Freude. Es ist ein ganz hoff-
nungsloses Bemühen imd gibt nichts für die Geschichte. \' \' Hij
klaagde er over dat ,,
Bismarcks Gedächtnis mangelhaft, sein
Interesse gering sei, dasz er absichtlich zu entstellen anfange,
und zwar bei klaren ausgemachten Thatsachen und Vor-
gängen. Bei nichts was miszlungen ist, will er beteiligt
gewesen sein, und niemand läszt er neben sich gelten als
etwa den alten Kaiser, und General
von Alvensleben. Am
Kulturkampf will er keine Schuld haben, auch hat er nichts

-ocr page 107-

gegen die Unfehlbarkeitsabsichten Pio Nonos gethan und
ebensowenig gegen
Arnims ehrgeizigen Unfug, obwohl jeder-
mann das Gegenteil weisz. Alsob nicht Licht genug um
ihn und sein Werk wäre, um über solche Schatten hinweg
sehen zu können. Selbst, da wo seine Politik glänzend
geglückt ist, will er nichts davon wissen, z.B. von der Falle,
die er
Badinguet (Napoleon) stellte in der Spanischen
Sache. Er verleugnete den Brief an
Prim, bis ich ihn daran
erinnerte, dasz ich ihn selbst dem General in Madrid über-
. reicht habe, und dasz die Welt jetzt hinreichend davon
unterrichtet sei. Die ganze Kandidatur des Prinzen
von
Hohenzollern
war ihm jetzt eine reine Privatangelegenheit
des Hofes, blosze Familiensache gewesen, während er doch
zugestehen muszte, dasz sie in einer Sitzung des Gesammt-
ministeriums beraten worden ist."

Over deze mededeelingen van Lothar Bucher, die we
slechts kennen door de
Tagehuchhlätter van Busch,
maakte Rathlef de volgende opmerkingen:

Het schijnt alsof de mededeelingen van Bucher zoo ver-
staan moeten worden, dat de Spaansche candidatuur een
val was voor
Napoleon; dat Bismarck\'s politiek om hem
daardoor in den oorlog te lokken, schitterend gelukt is.
In werkelijkheid echter hoeft men deze opvatting niet te
aanvaarden, wanneer men de citaten critisch leest. Z.i.
is de „val" geen voorbeeld van een gelukte, maar van een
mislukte politiek. En dan
Bismarck\'s bedoeling dus niet
geweest zijn
Napoleon in een oorlog te lokken.

Hij kwam tot deze conclusie door de volgende grammati-
cale ontleding van
Bucher\'s mededeelingen. „Wovon",
zoo vroeg hij, „will
Bismarck nichts wissen? Auf irgend

1) Busch: TagebuchbläUcr III bl. 238, 330.

-ocr page 108-

etwas, wovon vorher die Rede gewesen ist, musz es sich
doch beziehen, und unter dem Vorstehenden kann es nichts
anderes sein als etwas, dasz ihm miszglückt ist, auch ein
Schatten ist bei dem Licht seiner Werke, etwas miszlungenes
im glänzend Geglückten, an dem er beteiligt war; genauer
vielleicht: davon, dasz er an etwas Miszlungenem beteiligt
war, wollte er nichts wissen. Grammatisch ganz korrekt
ist der Ausdruck auch so nicht, soll das ,,will er nichts
davon wissen" aber nicht
darauf gehen, so schwebt das
,,davon" in der Luft, hat überhaupt gar keinen Sinn und
muszte dann auf das
Nachfolgende, auf die ,,Falle," auf
das Betreiben der Kandidatur bezogen werden. Bezieht
man es, wie das doch natürlich ist, auf das Vorangehende,
so gliedert sich der Satz ganz gut in die Reihe der Sätze
ein. Aber was ist denn nun das ,,Miszlungene" im glänzend
Geglückten, wovon er nichts wissen, woran er nicht beteiligt
gewesen sein wollte? Er wollte nichts wissen von der
Falle die er
Napoleon stellte. Die Falle ist also nicht
ein Beispiel für geglückte Politik, sondern für etwas was
miszglückt ist. Sie kann also
nicht darin bestanden haben,
Napoleon in den Krieg zu treiben, denn das wäre ja nicht
miszglückt, sondern glänzend geglückt.

Damit ist der Sinn der Stelle aber ein total anderer
geworden.
Bucher würde hier also gerade bezeugen, dasz
Bismarck\'s Absicht eine andere war, als die, Napoleon
in den Krieg mit Deutschland zu treiben. Das Haupt-
zeugnis für
Bismarck\'s Kriegstreiberei in dieser Aktion
würde sich also in ein wichtiges, ja, geradezu entscheidendes
Zeugnis dagegen verwandeln,"

De tendens, Bismarck vrij te pleiten van oorlogszuchtige

Rathlef: Zur Frage enz. bl. 67 vlg.

-ocr page 109-

bedoelingen, heeft Rathlef parten gespeeld bij het schrijven
van bovengenoemde kritiek op het oordeel van drie tijd-
genooten. Vooral komt dit sterk uit bij zijn oordeel over
de uiting van
Bucher. Zijn beschouwing daarover is een
typisch voorbeeld van zich blind staren op een voor-
opgestelde meening. Nemen wij bijvoorbeeld aan, dat zijn
interpretatie juist is; dat de val een voorbeeld is van ,,etwas
Miszlungenes im glänzend Geglückten", ook dan is zijn
conclusie ,,die Falie kann also
nicht darin bestanden haben.
Napoleon in den Krieg zu treiben, denn das wäre ja nicht
miszglückt, sondern glänzend geglückt" onjuist, want zij
houdt geen rekening met de feiten.

Wanneer men de voorgeschiedenis der candidatuur kent,
kan men daarin twee perioden onderscheiden. De eerste
periode omvat den tijd, dat de candidatuur,door
Bismarck\'s
initiatief doorgezet, tot stand kwam, maar als gevolg van
Frankrijk\'s wapengekletter weer werd ingetrokken. Deze
periode kan men beschouwen als een voorbeeld van mis-
lukte politiek, want de candidatuur faalde door Frank-
rijk\'s dreigenden toon. De tweede periode omvat den tijd,
dat het initiatief niet meer uitging van
Bismarck, maar
van Fransche zijde. Na ^e abdicatie van den erfprins
bracht de Fransche regeering de candidatuur weer ter
sprake door te eischen, dat ook in de toekomst een can-
didatuur
-HoHENZOLLERN onmogelijk zou worden gemaakt.
De verwikkelingen, die daaruit voortvloeiden, gaven aan-
leiding tot den oorlog. Wil men de candidatuur opvatten
als ,,val", dan heeft deze opvatting betrekking op de eerste
Periode, toen het initiatief bij
Bismarck was.

Rathlef\'s interpretatie, dat de candidatuur een voor-
beeld was van ,,etwas Miszlungenes im glänzend Geglückten
zou men dan zoo kunnen verklaien, dat
Bismarck\'s bedoe-

-ocr page 110-

ling was, een oorlog met Frankrijk uit te lokken; dat de
candidatuur daartoe dienst zou doen als middel, als
„val".

Deze politiek mislukte, omdat de ,,val" faalde. In het
middel leed
Bismarck échec, maar niet in het doel; want
op een andere wijze dan hij zich had voorgesteld, werd hem
een nieuw middel aan de hand gedaan, waarmee hij meer
succes had en zijn doel bereikte.

Zijn algemeene oorlogstendens tegenover Frankrijk was
dan ,,glänzend geglückt", zijn ,,val" daarentegen was een
voorbeeld van ,,etwas Miszlungenes".

Het komt mij echter voor, dat ook deze interpretatie
niet juist is ; ik gaf ze alleen, om te laten zien dat de ..val",
opgevat als ,,etwas Miszlungenes im glänzend Geglückten",
een agressieve politiek van
Bismarck niet behoeft uit te slui-
ten, zooals
Rathlef meende. Bucher maakte geen onder-
scheid tusschen ,,val" als middel en ,,oorlog" als doel.
Bucher was in een booze stemming, toen hij bovengenoemd
gesprek met
Busch voerde over zijn werk te Friedrichs-
ruhe, omdat hij als historicus wilde schrijven en niet
als diplomaat; want
Bismarck begon met opzet allerlei
kwesties onjuist voor te stellen, zelfs vaststaande feiten
en gebeurtenissen. Volgens de meening van
Bucher hoef-
den dergelijke kwesties niet verzwegen te worden omdat
ze voorbeelden van mislukte politiek waren, daar in
Bis-
marck
\'s werk zoo veel licht was waar te nemen, dat men
gemakkelijk over dergelijke schaduw heen kon zien. Zijn
verontwaardiging bereikte ten slotte een hoogtepunt, toen
hij vertelde, dat
Bismarck ook daar de waarheid vermeed,
waar hij schitterend werk had geleverd, nl. in het stellen
van de val voor
Napoleon.

Ook grammaticaal kan men aantoonen, dat BuciiER de

-ocr page 111-

„val" beschouwde als een voorbeeld van geslaagde politiek.
„Davon" heeft terecht betrekking op iets dat voorafgaat
en wel op wat voor de hand ligt in het verband van den zin
en dat is „dasz er beteiligt gewesen sei". Grammaticaal
juist- zou de zin hebben moeten luiden: „selbst da, wo
seine Politik glänzend geglückt ist, will er nicht davon
wissen, dasz er beteiligt war, z.B. in der Falle, die er
Badinguet stellte". Zoo vormt deze zin een climax ten
opzichte van den voorafgaanden: ,,Bei nichts was misz-
lungen ist, will er beteiligt gewesen sein". Het climax
aangevende ,,selbst da" komt aldus tot zijn recht. Tevens
wordt het ons nu duidelijk, wat
Bucher bedoelde met
zijn klacht ,,dasz
Bismarck absichtlich zu entstellen an-
fange, und zwar bei klaren ausgemachten Thatsachen".

Ook in zijn bestrijding van het derde argument: ,,Bis-
marck
muszte voraussehen dasz die Kandidatur in Frank-
reich einen Sturm erregen würde", is
Rathlef niet geslaagd.

Dit ai-gimient werd vooral door Klein-hattingen am-
gevoerd, om oorlogszuchtige bedoelingen bij
Bismarck aan
te toonen.

Rathlef verwierp deze opvatting met de opmerking,
dat het onderstellen van een storm nog niet uitsluit,
dat
Bismarck hoop gehad heeft dien storm tot bedaren te

kunnen brengen.

Het komt mij voor, dat Rathlef hier sophistisch rede-
neert. Men kan, uitgaande van het feit, dat hij een storm
verwachtte, geen vredelievende bedoelingen aan
Bismarck
toeschrijven, zoolang niet bewezen, is dat hij pogingen
gedaan heeft den storm te voorkomen. Wanneer men let op
de gespannen verhouding tusschen Frankrijk en Pruisen in
de jaren
1866 tot 1870, de talrijke uitspraken van Bismarck,
waaruit blijkt dat hij een oorlog met Frankrijk spoedig

-ocr page 112-

verwachtte, zijn agressieve politiek om Frankrijk voor een
fait accompli te stellen met de candidatuur de cynische
wijze, waarop hij door het verzenden van de ,,Emser De-
pesche" den oorlog werkelijk uitlokte, dan lijkt mij het
tegendeel meer aannemelijk, ,

Wanneer wij nu de vraag stellen: is Rathlef er in geslaagd
aan te toonen, dat de daemonische figuur van
Bismarck,
onsgeteekenddoor Klein-Hattingen,onjuist is ? dan moeten
wij die vraag ontkennend beantwoorden.

Zijn kritiek op het oordeel van drie tijdgenooten heeft
ons geenszins overtuigd, dat de algemeene oorlogstendens
tegen Frankrijk, die toen in de Duitsche psyche bewust of
onbewust leefde, niet in
Bismarck huisde, toen hij deelnam
aan de onderhandelingen over de candidatuur. Zijn kritiek op
Bucher en Klein-Hattingen was een merkwaardig voor-
beeld van de vooropgestelde bedoeling,
Bismarck vrij te
pleiten van dien oorlogstendens.

De meening van Klein-Hattingen werd dus wel bestreden,
maar niet weerlegd. Slechts een enkeling sloot zich bij
Klein-Hattingen aan, nl. Walther Schulze^) ; de meestcn
schreven aan
Bismarck geen agressieve bedoelingen toe.

V. Niet naar oorlogszuchtige doeleinden streefde Bis-
marck
, zoo concludeerde Rathlef 2), maar naar positief
Duitsche belangen nl. ,,Schaffung einer günstigeren Situation
für Deutschland im Krieg und Frieden, Sicherung des
Friedens durch Lähniung Frankreichs und
Napoleons".

Dezelfde opvatting kan men vinden bij Hesselbartii,
Du Moulin Eckart en R. Fester. Hun argumenten ont-

W. Schulze: Die Throtikandidatiir-Hohemolleru und Graf
Bismarck.
Halle, 1902.

2) Rathlef: Zur Frage enz. bl. 120.

-ocr page 113-

leenden zij of aan het ,Jmmedi at-Bericht", dat Bismarck
in Februari 1870 aan von Keudel dicteerde, of aan de z.g.
coalitiepolitiek van Frankrijk, of aan het ,,Romeinsche
vraagstuk".

Hesselbarth neemt aan, dat Bismarck vóór Juni 1870
niet alleen niet op een oorlog aanstuurde, maar zelfs
niet dacht aan de noodzakelijkheid of waarschijnlijkheid
daarvan.

Zijn motieven waren nieuw. Hij beriep zich op een zin,
die voorkwam in den instructiebrief aan
Bucher van 5
Juni 1870: ,,es sei möglich dasz eine vorübergehende Auf-
regung in Frankreich entstehe, und es sei alles zu unterlassen^
was diese vermehren könnte", en verder op het feit, dat
Bismarck den 12den Juni 1870 uit Varzin telegrafeerde,
alle berichten uit Madrid door te zenden aan prins
Leopold.

Het laatste argument wordt echter krachteloos gemaakt
door het feit, dat
Bismarck den 12den Juni ook aan Salazar
een telegram zond, waaruit blijkt dat hij zeker rekende op
het aannemen van de candidatuur door den erfprins zoodat
hij zich voorloopig op den achtergrond kon houden. Aan
deze critiek op de meening van
Hesselbartii kan nog wor-
den toegevoegd de opmerking, dat
Hesselbartii even
sophistisch redeneert als
Rathlef, omdat hij angstvallig
blijft vasthouden aan ccn zin, zonder in te gaan op het
verband, waarin deze zin uit den instructiebrief moet
geïnterpreteerd worden.

Typeerend voor dezen tijd, waarin men Bismarck trachtte
te schilderen vrij van oorlogszuchtige bedoelingen tegen

») Hesselbarth : Drei psychologische Fragen zur spanischen Thron-
kandidatur Leopolds von Hohenzollern.
Leipzig, 1913. Vooral het
hoofdstuk:
Bismarcks Verhalten bei der ganzen Verhandlung.
») Hiervóór, blz. 72—73.

-ocr page 114-

Frankrijk, is Hesselbarth\'s oordeel in het algemeen over
Bismarck\'s houding in de candidatuur-kwestie. Volgens
Hesselbarth zou Bismarck sedert Februari 1869 in sterke
mate beïnvloed zijn geweest door
Salazar en in zekeren zin
diens slachtoffer geweest zijn. De sluwe Spanjaard zou een
gelukkigen greep gedaan hebben, toen hij bij de
Hohen-
zollerns
sprak over het Spaansche volk, dat, in kern mo-
narchistisch,
Leopold zou begroeten als hun verlosser. Ook
bij
Bismarck had hij daarmee een gevoelige snaar aange-
raakt.

Zonder het oordeel van Max Harden te willen overnemen
die
Bismarck beschouwde als den slechtsten menschenken-
ner, gelooft
Hesselbarth dat Bismarck onder bepaalde
omstandigheden maar al te gewillig zijn oor leende aan het
oordeel van anderen. Evenals de generatie die geestelijk
gevoed was door
Schiller, Uhland en Reuter, oordeelde
hij optimistisch over zijn medemenschen, al had hij een
scherpen blik voor hun zwakheden.

Bismarck, het slachtoffer van Salazar, kan natuurlijk
niet gedacht hebben aan oorlogsdoeleinden. Hij zag volgens
Hesselbarth in de candidatuur slechts een middel om de
vriendschap van Pruisen begéerlijker te maken voor de
groote mogendheden, en aan Pruisen die positie tc ver-
schaffen in den raad der volkeren, die het toekwam.

Men ziet hieruit, tot welke excessen men verviel door
het streven om
Bismarck vrij uit te doen gaan in de kwestie
van de candidatuur-
Hohenzollern.

Graaf Du Moulin Eckart^) voerde voor zijn vredelievende
opvatting van
Bismarck\'s politiek geen nieuwe argumen-

Richard Graf du Moulin Eckart: Bismarck. Der Mann
und das Werk.
Stuttgart, 1915.

-ocr page 115-

Ill

ten aan. Hij zag in Bismarck\'s houding tegenover de can-
didatuur sleclits een middel tot vrede, geen oorzaak tot
oorlog; eerst door de provoceerende houding van Frankrijk
wilde hij den oorlog, op grond van nationale motieven.

Richard Fester bracht argumenten in het debat,
ontleend aan het Romeinsche vraagstuk. Z.i. zou het in
de bedoeling van
Napoleon gelegen hebben, de bescherming
van Rome op te dragen aan Spanje, waardoor hij de Fransche
troepen uit Rome zou, kunnen terugtrekken, en aldus een
bezwaar uit den weg ruimen voor een Fransch-Italiaansch
bondgenootschap.
Bismarck\'s actie in de candidatuur
zou nu zoo zijn op te vatten, dat hij deze politiek van Na-
poleon wilde beletten door een HoiiENZOLLERN op den
Spaanschen troon te brengen.

Dit argument is echter niet aannemelijk, want, zoo merkt
Oetker terecht op: Napoleon zou zeer zeker graag gezien
hebben, dat de Fransche troepen in Rome vervangen werden
door Spaansche, maar men kan niet bewijzen dat hij inder-
daad na den val van
Isahella in die richting gewerkt heeft.
Het zou geen gemakkelijke taak geweest zijn een eenigszins
bezonnen regeering tot een dergelijken maatregel over te
halen, immers, in geval van een conflict met Italië, dat te
verwachten was omdat de Italiaansche regeering zich in het
bezit van Rome wilde stellen, zouden de troepen op een ver-
loren post staan, want Spanje was niet in staat spoedig
versterkingen te zenden, daar het geen oorlogsvloot had.

VI. Aan Oetker gelukte het een middenweg te vinden,

R. Fester: Bisnmrck und die Holienzolleruschc Thronkan-
didalur in Spanien. Deutsche Rundschau,
1908-1909, Bd.^4.

«) Fr. Oetkeu: Die Emser Depesche. Ihre Vorgeschichte und ihre
rechtlich-politische Bedeutung.
Würzburg, 1920, bl. 31-36.

-ocr page 116-

die een eenigszins plausibele verklaring gaf van Bismarck\'s
bedoelingen, omdat hij zich niet eenzijdig beperkte tot de
consequenties, waartoe een objectieve beschouwing van de
voorgeschiedenis der candidatuur voert, maar ook rekening
hield met de argumenten van hen, die in
Bismarck \'s politiek
een ,»Friedensbürgschaft" zagen.

Z.i. is het uitgesloten, dat Bismarck uitsluitend vredelie-
vende bedoelingen nastreefde, want den toestand van groote
spanning, waarin beide volkeren verkeerden na 1866, in aan-
merking nemend, kon men met volle zekerheid vooruitzien,
dat de candidatuur van den erfprins een dergelijken invloed
op de Fransche volksstemming zou uitoefenen, dat het uit-
breken van een oo\'rlog niet tot de onmogelijkheden be-
hoorde.

Aan den anderen kant verwierp hij ook de voorstelling,
dat
Bismarck uitsluitend naar aanleiding van de candi-
datuur een oorlog met Frankrijk wilde provoceeren, omdat
hij dien oorlog noodzakelijk achtte voor zijn werk. Maar
hij was van meening, dat
Bismarck, als reëel politicus,
die wist dat een oorlog met Frankrijk aanstaande was,
met zijn volle energie de candidatuur heeft doorgezet,
omdat zij in drieërlei opzicht voor hem van belang was :

1. Ze verschafte hem de gelegenheid zijn macht te ver-
sterken door het winnen van de Spaansche sympathieën.

2. Het zou de militaire macht van Frankrijk verzwakken,
wanneer Frankrijk gedwongen werd een deel van zijn leger
aan de Spaansche grenzen te gebruiken als observatiecorps.

1) In een gesprek met Karl Schurz had hij met een zienersblik den
oorlog voorspeld: ,,Dieser Krieg mit Frankreich, der kommen
wird, wird uns vom Kaiser der Franzosen aufgedrängt werden.
Nach meiner Berechnung wird diese Krisis in etwa 2 Jahren ein-
treten."

-ocr page 117-

3. Frankrijk zou ôf gedwongen worden af te zien van een
oorlog, of genoodzaakt worden tot een krijg, voordat
Na-
poleon
klaarwas met zijn bondgenootschappelijke politiek.

„Vom Standpimkte der prinzipalen Willensrichtung",
ZOO vat hij zijn oordeel samen, ,,gehörte die Kandidatur zu
den Schutzmaszregeln, die er der drohenden Allianz ent-
gegenstellte. Insofern diente sie dem gleichen .Zweck wie
die Pflege der russischen Beziehungen zur Erwirkung
freundlicher Neutralität und zur Fernhaltûng Österreichs
vom Kampfe, und seine Bereitwilligkeit gegebenenfalls
mit der italienischen Aktionspartei (
Mazzini-Garibaldi)
in Verbindung zu treten. Vom Standpunkte der eventuel-
len Willensmeinung war er mit einer vom Standpunkte
des franzözischen Interesses verfrühten Kriegserklärung
infolge der Kandidatur einverstanden.

Nur im Sinne dieser eventuellen Willensmeinung enthält
die vielbesprochene Aeuszerung
Lothar Buchers, die
spanische Kandidatur sei eine Falle für
Badinguet gewesen,
eine gewisse Wahrheit; wenn
Napoleon sich durch das
Drängen der Kriegspartei zu dem unbesonnénen Schritte
vorzeitiger Kriegserklärung fortreiszen liesz, wurde die
Kandidatur für ihn zur Falle, aber der prinzipale Wille
Bismarcks ging nicht darauf, sondern auf die Vorteile,
die er sich von der Durchsetzung der Kandidatur versprach,
wobei die Möglichkeit, auf diesem Wege den Krieg mit
Frankreich zu ersparen, mit ins Gewicht fiel. Von vorn-
herein, gleich nach Ausbruch der Revolution, hat er die
spanischen Verhältnisse im Sinne einer möglichen Friedens-
bürgschaft aufmerksam verfolgt.,,Die spanische Bewegung",
schrieb er am
27. September 1868 an von der Heydt,
,,wird,wenn sie einige Konsistenz entwickelt, ein wirksames
Zugpflaster zu Gunsten des Friedens bilden"; erdachte

-ocr page 118-

also daran, sie in einer Weise zu verwerken, dasz die ge-
botene Rücksichtsnahme auf die in Spanien sich bildende
Lage der französischen Politik ein Vorgehen gegen Preuszen,
eine Einmischung in die deutschen Einheitsbestrebungen
erschwerte --

Wij zijn aan het slot gekomen van ons onderzoek naar de
opvattingen, die de Fransche en Duitsche geschiedschrijvers
hebben van
Bismarck\'s bedoelingen met de candidatuur-
Hohenzollern.

Resumeerend kan men deze conclusie trekken, dat noch
de Fransche, noch de Duitsche historiografie volkomen ge-
slaagd is in het vellen van een juist oordeel. De Fransche
historici legden te veel nadruk op de meening, dat
Bismarck
bewust den oorlog zocht met de candidatuur; »de meeste
Duitsche daarentegen op de vredelievende voorstelling
van
Bismarck\'s politiek. Zelfs Oetker, die de meest plausi-
bele verklaring gaf, heeft zich daaraan niet kunnen ont-
trekken. Ook hij ziet in
Bismarck\'s politiek in de eerste
plaats een „Friedensbürgschaft".

Het gemis aan positieve bewijzen veroorzaakte, dat het
oordeel over
Bismarck\'s politiek afhing van de mentaliteit
van hen, die de kwestie tracHtten op te lossen. Dit blijkt
duidelijk uit de motieven, die de schrijvers aanvoeren voor
hun meening. Bij de Fransche schrijvers vindt men in het
algemeen een geestesgesteldheid, die hen deed oordeelen,
dat
Bismarck een oorlog met Frankrijk moest voeren, wilde

Oetker: Dit Entser Depesche, blz. 31, 36.

-ocr page 119-

hij slagen in zijn eénheidspolitiek. De motieven, die zij
aanvoeren, komen dan ook hierop neer: Frankrijk had geen
oorlog noodig,
Bismarck wél, om de Duitsche Eenheid tot
stand te brengen.

Een ontwikkeling van de Duitsche Eenheid zonder oorlog
met Frankrijk konden zij zich klaarblijkelijk niet voorstellen;
en toch was die mogelijkheid niet uitgesloten, wanneer
Bismarck door het versterken van Pruisen\'s invloed in het
buitenland Frankrijk zou doen berusten in een Duitsche
ontwikkeling, die het niet kon tegenhouden tenzij met ge-
vaar van een groote nederlaag.

De vredelievende voorstelling der Duitsche geschied-
schrijvers kwam uit een andere mentaliteit voort.
Levend in een sfeer van heldenvereering konden zij
Bis-
marck\'s
actie niet verklaren uit het streven om een oorlog
met Frankrijk te ontketenen. Het intrigante, weinig ver-
heffende, paste niet bij de voorstelling, die zij zich van
Bis-
marck
, als den grooten heros van het Duitsche volk,vormden.
Vandaar dat
Petersdorff en Delbrück motieven aan-
voerden, ontleend aan het geloof in
Bismarck\'s onfeil-
baarheid: ,,geen verstandig mensch kon meenen, dat de
candidatuur een oorlog ten gevolge kon hebben, want de
natuurlijke gang van zaken was, dat de candidatuur werd
ingetrokken, zoodra Frankrijk protesteerde"; dat
Rathlef\'s
critiek beinvloed werd door zijn geloof in
Bismarck\'s
zedelijke grootheid; dat Hesselbarth zijn toevlucht nam
tot de voorstelling van
Bismarck als slachtoffer van zijn

groot optimisme.

Zij, die minder ethisch waren aangelegd en zin hadden
voor de realiteit, konden wèl gelooven in den grooten intri-
gant, die de Duitsche Eenheid tot stand bracht. Zij ver-
heerlijkten hem, los van ethische beschouwingen, als den

-ocr page 120-

volbrenger van Duitschland\'s Eenheid door het voeren
van een oorlog, die geniaal was voorbereid. Menschen als
Busch, Bucher en Klein-Hattingen zijn klaarblijkelijk
door dat ,,geniale" beinvloed, want hun motieven gaven hun
geen recht tot het felle oordeel, dat
Bismarck den oorlog
zocht. De motieven, ontleend aan de gespannen verhouding
tusschen de jaren 1866 en 1870, en aan de meening, dat Bis-
marck
vooruit moest zien dat de candidatuur in Frankrijk
een heftigen storm zou verwekken, bewijzen alleen, dat
Bismarck met de mogelijkheid, ja zelfs waarschijnlijkheid
van een oorlog rekende, niet dat hij uitsluitend den oorlog
beoogde.

Wil men een plausibele verklaring vinden van Bismarck \'s
politieke doeleinden met de candidatuur, dan mag men zich
niet bepalen tot een eenzijdig oordeel,dat
Bismarck voorstelt
als den vredelievenden óf als den oorlogszuchtigen politicus,
maar moet men
Bismarck zien als een geniaal ,,Realpoli-
tiker", die verschillende mogelijkheden inde candidatuur-
Hohenzollern zag, die leiden konden tot verwezenlijking
van zijn politieke idealen.

Bismarck\'s actieve rol zal in de voorgeschiedenis der can-
didatuur geeft ons recht om aan te nemen, dat hij haar wilde
doen slagen, want met zulk een energie heeft hij aan de
voorbereidingen deelgenomen, dat de candidatuur-
Hohen-
zollern
, die in beginsel een conceptie was van von
Werthern
, in werkelijkheid een conceptie van Bismarck
werd.

De voordeelen, die uit een eventueel slagen der candi-
datuur zouden voortvloeien, hingen af van de wijze, waarop
Frankrijk haar zou opvatten.

Wanneer Napoleon de candidatuur zou aanvaarden als
een aangelegenheid, die uitsluitend Spanje en het Huis

-ocr page 121-

Hohenzollern betrof, zou Bismarck\'s staatkunde
groote politieke en economische voordeden voor Pruisen
opleveren.

Een Hohenzollern op den Spaanschen troon beteekende
voor de militaire macht van Pruisen, dat het Fransche
leger met enkele divisies verminderd werd, omdat het obser-
vatietroepen aan de Spaansche grens moest leggen.

Vatte Napoleon daarentegen de candidatuur op als een
internationaal-politiek vraagstuk, dan zou de candidatuur
aanleiding kunnen geven tot het uitbreken van een oorlog,
dien
Bismarck,

1. waarschijnlijk achtte, zooals blijkt o.a. uit zijn ge-
sprek met
K^rl Schurz ; 2)

2. mogelijk achtte, zooals blijkt uit zijn gesprek met
Benedetti, die hem te verstaan gaf, dat een candidatuur-
Hohenzollern in Frankrijk als een anti-nationale daad
zou worden opgevat;

3. bewust voorbereidde, zooals blijkt uit zijn streven
om de onderhandelingen over de candidatuur zoo te leiden,
dat de internationaal-politieke kant van het vraagstuk
werd voorbijgezien.»

4. aannemelijk moest achten, omdat de staatkundige
verhoudingen van zijn tijd van dien aard waren, dat een
oorlog tegen Frankrijk voor Pruisen wenschelijk was, omdat
Napoleon\'s omsingelingspolitiek nog niet geslaagd was, en

5. tenslotte deed uitbreken, door zijn ontwijkende
houding, toen
Gramont de Pruisische regeering liet inter-
pelleeren door
Benedetti, en cynische handelwijze, toen
hij de ,,Emser Depesche" opstelde.

Zie de bijlage.
\') Zie bl. 113, aant. 1.

-ocr page 122-

Zoo gezien is Bismarck geen daemonische figuur, die
Duitschland\'s eer besmette door zijn rol in de candidatuur,
maar een geniaal politicus, die de staatkundige verhoudingen
van zijn tijd uitstekend begreep, en de candidatuur-kwestie
zoo aanvatte, dat zij in elk opzicht voordeel voor hem zou
opleveren, hetzij in vrede, hetzij in oorlog.

-ocr page 123-

BIJLAGE.

Diktat Bismarck\'s zu einem Immediatbericht an
K. Wilhelm. 27 Februar 1870.

I. Vorteile der Annahme der spanischen Königskrone
durch den Erbprinzen von Hohenzollern für Preuszen und
Deutschland.

Die Sympathie zwischen zwei Nationen, deren Interessen
an keinem Punkte in Widerstreit stehen, und deren freund-
schaftliche Beziehungen einer bedeutenden Entwicklung
fähig sind, würde wesentlich gestärkt werden. In den
Spaniern könnte sich ein Gefühl der Dankbarkeit gegen
Deutschland regen, wenn man sie aus den anarchischen
Zuständen reiszt, denen sie entgegenzugehen fürchten.

Für die Beziehimgen zu Frankreich würde es von Nutzen
sein, jenseits Frankreichs ein Land zu haben, auf dessen
Sympathien wir rechnen könnten, und mit dessen Empfin-
dungen Frankreich zu rechnen genötigt wäre. Wenn in
.einem Kriege zwischen Deutschland und Frankreich in
Spanien Verhältnisse bestehen wie unter
Isabella der
katholischen
, und wenn auf der anderen Seite dort ein
mit Deutscliland sympathisierendes Regiment existiert,
so wird der Unterschied zwischen diesen beiden Situationen
sich für ims auf ein bis zwei Armeekorps beziffern. In dem
einen Fall würden nämlich fr^mzösische Truppen durch
spanische Ablösung verfügbar gemacht, im andren Fall
wäre Belassung eines Armeekorps an der Grenze nötig. Die
Friedensliebe Frankreichs gegen Deutschland wird immer

-ocr page 124-

im Verhältnis zu den Gefahren des Krieges wachsen oder
abnehmen. Wir haben dort nicht dauernd auf Wolüwollen,
sondern mehr auf Abwägung der für den Ausgang des Krieges
wichtigen Thatsachen zu rechnen.

handelspolitik:

Da schon in Rumänien die deutsche Dynastie die Handels-
beziehungen zwischen diesem küstenlosen Lande und
Deutschland gefördert hat, so würde die Herrschaft eines
Fürsten deutscher Abstammung auf der ■ iberischen Halb-
insel den alten blühenden Handel zwischen Deutschland
und Spanien wieder beleben, der bekanntlich durch die
politische Haltung Preuszens gegenüber verschiedenen spa-
nischen Vorgängen gelitten hat.

weiterer nutzen :

Das Ansehen der Dynastie der Hohenzollern, der gerechte
Stolz, mit dem nicht nur Preuszen auf sein Königshaus
blickt, - sondern auch Deutschland sich mehr und mehr
gewöhnt, diesen Namen als ein nationales Eigentum zu
nennen, dieses Element nationalen Selbstgefühls, das im.
bewuszten Ansehen der Dynastie liegt, dient wesentlich
zur Hebung des monarchischen Sinnes, wenn das Herrschers-
haus sich in einer europäischen Position befindet, die nur
in den habsburgischen Antecedentien eine Analogie hat.

Dieses Element des Stolzes auf die Dynastie ist ein in
unsren deutschen Verhältnissen keineswegs gering anzu-
schlagendes Gewicht für Zufriedenheit und Konsolidation.
Es stärkt die moralische Kraft, von der die materiellen
Kräfte abhängen.

-ocr page 125-

II. Eine Ablehnung anderseits würde mehrfach uner-
wünschte Folgen haben;

Es würde die Spanier in hohem Grade verletzen, dasz
man eine Krone, die in der Geschichte mit Recht einen
hohen Rang einnimmt, und eine Nation, wie die spanische,
die um Rettung aus der Anarchie bittet, in die sie sich
versinken fühlt, zurückstöszt und ihr den König versagt,
der ihr der geeignetste scheint (ganz auszerhalb der
Parteikämpfe stehend), und es würde als eine Härte er-
scheinen, einer Nation von 16 Millionen Einwohnern, die
sich in dieser Not befindet, die Rettung durch Ablehnung
aus persönlichen Gründen zu versagen. Die Chancen der
Republik in Spanien würden dann erheblich steigen, was
auch auf Frankreich zurückwirken könnte. Ob die für
Frankreich vermehrten Gefahren der Republik zum Friedens-
bruch drängen würden,ist eine Frage,die nicht mit Bestimmt-
heit verneint werden kann. Für alle Verstimmungen in
Spanien, für alle Gefahren von
Seiten Frankreichs würde
die öffentliche Meinung in Deutschland diejenigen verant-
wortlich machen, von denen die Ablehnung ausgegangen
wäre.

III. Ich hielte deshalb die Annahme im Interesse des
Friedens und der Zufriedenheit bei uns im Lande für nützlich
und für die ungefährlichste Entwicklung der spanischen
Frage. Dasz die orleanistische wie die republikanische
abgeschnitten wird, ist für Frankreich von wesentlichem Wert.

Nach den mitgeteilten Daten ist die Wahl durch mehr
als 3/4 der berechtigten Wahlstimmen gesichert. Dasz eine
so grosze Nation,wie die spanische, mit solcher an Einstim-
migkeit grenzenden Majorität ihren Willen kundgibt,
musz schwer in die Wagschale fallen. Es erinnert an gleich-
artige Vorgimge in England bei der Wahl des jetzt regierenden

-ocr page 126-

Hauses an Stelle der vertriebenen Stuarts und in Ruszland
bei Erhebung der Dynastie
Romanoff. Die Legitimität des
Rechtes, kraft dessen die Dynastien in England und Rusz-
land regieren, is ohne Zweifel weniger anfechtbar als die
Gewaltthat
Ludwigs XIV, vermöge deren die Habsburger
aus Spanien zu gimsten der Bourbons verdrängt wurden,
oder die Revolution unter
Ferdinand III, vermöge deren
die Succession auf
Isabella überging. Ein Wiedererscheinen
der Königin
Isabella auf dem Thron schiene mir für die
monarchischen Interessen in Europa sehr nachteilig. Eine
Lebensweise wie die dieser Fürstin würde man in England
nicht ein Jahr ertragen haben. Es spricht für den monar-
chischen Charakter der Spanier, dasz sie,nach allen Erschüt-
terungen seit 1808 und nach allen Miszregierungen seit
hundert Jahren,die Herrschaft der Königinnen
Christine
und Isabella 36 Jahre lang ertragen haben. Auf diesen
monarchischen Sinn kann der künftige König zählen."

(Fester, Briefe, Aktenstücke und Regesten zur Geschichte
der Hohenzollernschen Thronkandidatur in Spanien, No. 107.)

-ocr page 127-

INHOUD.

Bl.

Inleiding ............. g

Overzicht van de voorgeschiedenis der candidatuur-

Hohenzollern...........

Van wien ging de gedachte uit, Leopold van Hohen-
zollern-Sigmaringen
candidaat te stellen voor

den Spaanschen troon? .........45

School er in, de wijze, waarop over de candidatuur-
Hohenzollern onderhandeld werd, een anti-
Fransche tendens?.............

Welke bedoelingen had Bismarck met de candidatuur-

Hohenzollern ?............83

Slotwoord ............ .114

Bijlage...................

-ocr page 128-

wm -•-S"\'

....... . ■

\' -m. \' . ■ ■ ■

-Al;\'

\'■ f. V
• *

KV. ; ,

- ■ A v---:^"

-ocr page 129-

STELLINGEN.

1. De candidatuur van Leopold van Hohenzollern-
Sigmaringen
voor den Spaanschen troon was een
Pruisische conceptie.

2. De meeste Duitsche geschiedschrijvers (o.a. Peters-
dorff, Rathlef, Hesselbarth, Fester, Oetker)
vellen geen juist oordeel over de bedoelingen van
Bismarck met de candidatuur-Hohenzollern.

3. In den brief van Bism.\\rck aan Lothar Bucher,
van 5 Juni 1870, medegedeeld bij Fester, Briefe,
Aktenstücke und Regesten zur Geschichte der
Hohen-
zollernschen
Thronkandidatur in Spanien No. 197,
wordt met ,,Herr Gama" Salazar bedoeld.

Ten onrechte twijfelt Groen van Prinsterer (Archives
ou Correspondance inédite de la maison d\'Orange-
Nassau, Première Série, Tome II p. 92) aan de echtheid
van de ,,Promesse faite des Chevaliers de l\'Ordre
aux Gentilshommes assemblez avec Brcderode et
Culenborch", bij
te Water, Historie van het Verbond,
en do Smeekschriften der Nederlandsche Edelen,
IV blz. 13.

5. von Bethmann Hollweg (Betrachtungen zum Welt-
kriege,
1 blz. 138-139) en von Jagow (Ursachen und
Ausbruch des Weltkrieges blz.
109-110) spreken on-
waarheid, wanneer zij het doen voorkomen alsof zij
bij de Oostenrijk-Hongaarsche regecring wel een poging
zouden hebben aangewend om de scherpte van het
ultimatum aan Servië te verzachten, indi(4n de tijd
dit slechts had toegelaten.

-ocr page 130- -ocr page 131-

6. Ten onrechte beschouwt Prof. Dr. E. Cohen Boer-
haave
als den voorlooper van Kamerlingh Onnes
(Zie Ernst Cohen, ,,Van Boerhaave tot Kamer-
lingh Onnes
, Een blad tot herdenking van den llen
November 1882", in Chemisch Weekblad 19, 469-479).

7. De opvatting die Prof. Dr. G. Kalff van Keye\'s
karakter heeft, is onvolledig. (Geschiedenis der Neder-
landsche Letterkunde door G.
Kalff. Deel I bl. 111).

8. Door het gebruiken van Germanismen en Gallicismen
belemmert de Nederlandsche Wetgever het streven
naar taalzuivering.

9. De s in uitdrukkingen als ,,tot vervelens toe", ,,tot
schreiens toe" en dergelijke is een oude Genitief s,

10. Het woord ,,Verschluszlaut" heeft in enkele Duitsche
werken over phonetica een dubbele beteekenis, die
tot verwarring aanleiding geeft.

11. De Tristrant van Eilhart van Oberge moet ontstaan
zijn vóór de Eneide van
Hendrik van Veldeke;
het karakter van de parallelplaatsen en de omgeving,
waarin zij voorkomen, laten geen andere conclusie toe.

12. De beteekenis van Leonardo da Vinci op weten-
schappelijk gebied wordt door
Séailles overdreven
voorgesteld. (
Gabriel Séailles, Leonard da Vinci,
1\'Artiste et le Savant 1452-1519. Essai de Bio-
graphie Psychologique, Paris, 1912.)

-ocr page 132-

rrV:\'

■ f^t

^ -i

L

"\'i

;

■j

ij

. \\

-ocr page 133-

■I ÂÎsy^

B* \'« "v

-ocr page 134-

> \'t V » ,

\'O\'

. , \' - .y

■fi.,\', ■

rnäm\'"\'

;

i\'-A

.ft\'.

-ocr page 135- -ocr page 136-