-ocr page 1-

0YE8 HET WEERSTiKOSVElOGEII VAN GONOCOCCEII TEX
OPZIC»TE VÄN TEMPESATUREII BOVEH 31° C., IK VERBAND
□ MET DE DIATHERMIEBEHANDEUNG VAN GONORRHOE. S

V \' ;
• :

P. J. VAN PUTTE

-ocr page 2-

: \'V. : v.--: ■■■■ V- l.... ■■ ■.v.v.O i

.. • xi • • • • •

Ï-; - ■..\'

/ f -r \'\' ..- ,^

.Xv

■■Ort

-ocr page 3-

\'.y-X

45\'

. \' J. .
n\'(

f.Wi

\'-^l\'i,. \'.""\'y

f ■ ■

-ocr page 4-
-ocr page 5-

OVER HET WEEIISIiINDSVERMOGEli VAK GOKOCOCCEN TEK
OPZICHIE Vim TEMPERATOREN BDVEH 31° C.. IK VERBAKD
S MET OE OIATKERMIEBEHAKOELIKG VAK GOHORRHOE. g

//

— Gedrukt ter Electrische Drukkerij van Gebr. Verhaak. Grave —

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN
DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT OP GEZAG
VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS Dr. H. F. NIER-
STRASZ, HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER
WIS- EN NATUURKUNDE. VOLGENS HET BESLUIT
VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT TE VER-
DEDIGEN TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER GENEESKUNDE. OP DINSDAG
16 DECEMBER 1924. DES NAMIDDAGS TE 4 UUR.
DOOR PIETER JOHANNES VAN PUTTE, GE-
BOREN TE OSSENDRECHT. :

-ocr page 6-
-ocr page 7-

AAN ISABELLA VAN NIEUWENHUIJZEN-van Putte
AAN DORA VAN PUTTE-van Hecking Colenbrander

-ocr page 8-

-m

/ ■.

"fUt

-ocr page 9-

Gaarne maak ik van deze gelegenheid gebruik U, Hoog-
leeraren en Lectoren van de Philosophische en Medische
Faculteit der Utrechtsche Universiteit, te danken voor de
genoten lessen,

Groote dankbaarheid ben ik verschuldigd aan U Hoog-
geleerde van Leeuwen, Hooggeachte Promotor, voor alles
wat ik van U leerde. Op ons gebied zou ik mij geen speci-
ahstische opleiding kunnen denken, welke in vakkundig op-
zicht, in den ruimsten zin van het woord opgevat, grondiger
en aangenamer zou kunnen zijn, dan welke ik van U ontving.

De bezadigdheid van Uw helder oordeel over de dagelijks
voorkomende moeilijke vraagstukken, treft mij steeds weer
opnieuw.

Zeergeleerde Mejuffrouw Kooy, ik dank U ten zeerste
voor de onmisbare hulp welke U mij boodt bij mijn ba/cteri-
ologisch onderzoek. Ik ben er van overtuigd dat ik niet
deze resultaten verkregen zou hebben als U niet Uw schit-
terende techniek in het maken van gonococcenvoedingsbo-
dems en in het maken van reincultures ter mijner beschik-
king had gesteld.

Ook U zeergeleerde vriend Kolthoff dank ik voor de hulp
welke U mij boodt bij het titreeren van de voedingsbodems
en het uitvoeren der polarisatieproeven.

Dan wil ik bij deze gelegenheid ook U zeergeleerde Lam-
mers, de Buy Wenniger, en Bloemen hartelijk danken voor
de practische wenken, welke ik van U ontving in den be-
perkten lijd dat ik te Rotterdam onder Uw leiding werk-
zaam was.

En, last not least mijn zeergeleerde vrienden Heringa, van
der Plaats en Steijns wil ik U mijn besten dank betuigen
voor de goede raad en daad met welke gij mij steeds bij-
stondt.

Ook is een woord van dank zeker niet misplaatst aan U,
beste Mijnheer de Wit, voor Uw onmisbare hulp welke U
mij zoo belangeloos aanboodt en verstrekte.

-ocr page 10-

^ , , - . y-.-, -".v- . , ■ , ■

îx-i}ß-^-T-ii^éibêjn \'t :

er»} lÊ\'.^h

,\'i "

m

■ u ■

m

B^.- ,-; ssKi iii -r-v..

m^^ ^ . - . .....- . .V ..

•■•■\'V.\'l\'

-ocr page 11-

OVER HET WEERSTANDSVERMOGEN VAN GONO-
COCCEN TEN OPZICHTE VAN TEMPERATUREN
BOVEN 370 C.. IN VERBAND MET DE DIATHERMIE-
- BEHANDELING VAN GONORRHOE --

-ocr page 12-

■ r

r;

, <
V r,

-;■ y

-ocr page 13-

INLEIDING.

Tegenwoordig is de gonorrhoe een der meest verbreide
infectieziekten en men mag deze zeker wel als een der groot-
ste plagen beschouwen. Dit komt vooral, doordat de verbete-
ringen der gonorrhoetherapie in den loop der tijden geen ge-
lijken tred hebben gehouden met den vooruitgang in de the-
rapie der meeste andere infectieziekten, ondanks het feit,
dat we, sinds N e i s s e r s ontdekking van den gonacoccus in
1879, de aetiologie der gonorrhoe nauwkeurig kennen.

De zeer onbevredigende resultaten van de behandeling,
welke men, ondanks alle moeite, in vele gevallen verkrijgt, is
vooral te wijten aan de eigenschap der gonococcen, om zich
in bepaalde deden van het organisme dusdanig in schuil-
hoeken tc nestelen, dat de gebruikelijke plaatselijk-toege-
paste geneesmiddelen niet in staat zijn, hen te bereiken, ter-
wijl de inwendig toegediende geneesmiddelen meestal ook
niet de kracht hebben, hen te doen afsterven.

Omdat men met de antibacterieele middelen in het alge-
meen de gonorrhoe nog niet snel genoeg kan genezen, wordt
deze behandelingswijze tevens gecombineerd met de hygië-
nische cn de symptomatische therapie.

De hygiënische therapie beoogt het verhoogen van den
weerstand van het organisme en zooveel mogelijk die scha-
delijke factoren, welke het optreden van complicaties in de
hand werken, uit te sluiten, Dc symptomatische therapie
past men toe, om de pijnlijke ontstckingsverschijnselen cn
andere onaangename bijkomstigheden tot een minimum tc
beperken.

Niettemin verkrijgt men met dc tot dusver bestaande anti-
gonorrhoische middelen nog geen bevredigende resultaten,
zoodat men allerwegen nog naar een betere therapie streeft.

Van de gebruikelijke gonococcenvaccins ziet men nog niet
veel therapeutische successen; evenwel wordt er met veel

-ocr page 14-

ijver naar getracht, om deze vaccins dusdanig te bereiden,
dat zij geneeskrachtiger werken.

Daar gebleken was, dat gonococcen in cultuur spoedig bij
temperaturen boven 37 " C, afstierven, trachtte men ook
door het toedienen van warmte de temperatuur van de go-
norrhoisch geïnfecteerde lichaamsdeelen een bepaalden tijd
op 40 » C. of hooger te brengen, meenende, dat de gonococ-
cen in vivo dan ook wel spoedig zouden afsterven.

Omdat het volgende onderzoek over een bepaalden vorm
van warmtetherapie bij gonorrhoe handelt, zal ik eenige ge-
gevens omtrent de thermosensibiliteit der gonococcen in
vitro en de op deze gevoeligheid berustende toegepaste the-
rapiemethoden in het volgend hoofdstuk wat uitvoeriger
bespreken. ®

-ocr page 15-

Thermosensibiliteit der gonococcen in vitro en daarop
berustende geneesmethoden.

Spoedig na de ontdekking van den gonococcus (N e i s s e r
1879) trachtte men deze op kunstmatige voedingsbodems te
kweeken. Na de twijfelachtige successen van B o k a i,
Neisser, Bockhart, Krause en vele anderen, ge-
lukte dat met zekerheid het eerst aan B u ni m in 1885.

Hij kweekte reincultures op menschenbloedserum bevat-
tende voedingsbodems. Eén vrouw infecteerde hij met de
coccen van de 2e overenting, een andere met de 20e over-
enting en beiden werden hierdoor het slachtoffer van een
typische gonorrhoische infectie. B u m m vond toen, dat de
cultures het best gedijden bij een temperatuur van 30"—34 °
C. en dat ze afstierven bij 39" C.

W e r t h e i m beweerde echter in 1894, dat gonococcen op
den door hem aangegeven voedingsbodem van menschen-
serumbouillonpeptonagar gekweekt, nog goed groeiden bij
38 °—42 " C. en dat ze zelfs nog niet afgestorven waren, na-
dat ze twee uur aan een temperatuur van 45" C. hadden
blootgestaan.

Finger, Gohn en Schlagenhaufer verkregen
in 1894 ongeveer dezelfde resultaten als B u m m. Ze kweek-
ten gonococcen op runderserumpeptonagar en namen nog
groei waar van 25 "—39" C. Na 24 uur op 39" C. verwarmd
te zijn, bleken alle gonococcencultures afgestorven te zijn.
De optimumtemperatuur stelden deze onderzoekers op
36 ° C.

Steinschneider en Sc h äffer constateerden in
1895 dat gonococcen, op menschenserumagar gekweekt, na
12 uur verwarming op 40 " C., afgestorven waren.

S c h o 11 z kwam in 1899 toevallig tot de ontdekking,
dat door een fout in den regulateur van zijn brocdstoof, de
daarin aanwezige gonococcencultures alle afgestorven wa-
ren, nadat ze eenige uren aan een temperatuur tot 40.8 " C.
hadden blootgestaan.

J u n d e 11 constateerde in 1900 bij zijn onderzoekingen

-ocr page 16-

over de thermosensibiliteit der gonococcen, een optimum-
temperatuur van 36 ® C, en vond als bovengrens van ontwik-
keling een temperatuur van 38 ®—39" C, Tevens merkte hij
op, dat dit alleen gold voor de eerste overentingen. Bij her-
haald overenten werden de gonococcen minder thermosensi-
bel en werd tevens hun virulentie geringer. Met de 200ste
overenting kon Jundell bij een man geen urethritis gonor-
rhoica meer te voorschijn roepen. Andere onderzoekers
trachtten nu, quantitatieve gegevens te verzamelen over den
minimumtijdsduur, waarna gonococcen in cultuur, aan be-
paalde temperaturen boven 39 » C. blootstaande, afgestorven
bleken te zijn.

Marcus vond de volgende afstervingstijden;
bij 39» C. : 13 uur
„ 40" C. : 6V2 „
„ 44 ° C. : 10 minuten
„ 45" C. : eenige oogenblikken.

Deze afstervingstijden werden door Jadassohn
(Handbuch der Geslechtskrankheiten von Finger, Ja-
dassohn, Ehrmann und G r o s z 1910 Bd 1 blz, 281)
als de meest betrouwbare beschouwd.

Van Santos-B oerner verkreeg men in 1914 de vol-
gende gegevens over de minimum-afstervingstijden:
bij 39° C. : 10 uur.

)l

40" C.

;

6

II

(1

41 ° C.

;

3

,1 15 min.

«1

42" C.

:

1

.1 57 „

t(

43® C.

:

1

11 16 „

II

44.» C.

:

1

fi

))

44.5" C.

;

54 min.

I)

45" C.

:

37

i>

11

46" C,

:

26

M

II

47" C,

:

17

1)

II

48" C.

:

10

II

II

49" C.

;

6

If

II

49.5" C.

;

5

It

II

50" C,

:

4

II

II

51" C.

:

3

1)

-ocr page 17-

De thermosensibiliteit der gonococcen scheen niet alleen
op kunstmatige voedingsbodems, doch ook in het organisme
te bestaan. Vele klinici hadden waargenomen, dat de exsu-
datie bij gonorrhoepatienten, welke tevens toevallig aan
pleuritis, pneiunonie, typhus, erysipelas, enz, leden, tijdens
de koortsperioden sterk verminderde. Meestal kwam er dan
weer een rijkelijke exsudatie, nadat de temperatuur gedaald
was. Soms bleek echter de gonorrhoe genezen te zijn. Het
bestaan der gonococcen in de urethra scheen dus door een
temperatuursverhooging tot 40 " C, wel zeer bemoeilijkt te
worden. Men zag ook de exsudatie vaak sterk afnemen,
wanneer epididymitis of prostatitis met temperatuursver-
hooging als complicatie bij de urethritis gonorrhoica optrad.
Was de koortsende periode voorbij, dan zag men weer ver-
meerderde exsudatie optreden,

N O b 1 beweerde echter in 1916, dat hij nooit een vermin-
derde exsudatie zag bij gonorrhoepatiënten, welke door de
een of andere oorzaak hoog koortsten,

Scholtz was in 1899 in staat, een zeer interessante
waarneming aan het ziekbed te doen. Een patiënt kreeg, bij
zijn gonorrhoische urethritis en arthritis, een gonorrhoisch
subcutaan absces aan het rechteronderbeen. Door een incisie
had men de etter grootendeels ontlast, \'s Avonds koortste
de patiënt tot 40 " C,, \'s morgens was zijn temperatuur bijna
normaal. Er werden toen cultures aangelegd van de etter,
\'s morgens als de temperatuur een poos normaal geweest ■
was en \'s avonds, als de temperatuur evenlang ongeveer 40 ®
C, was. Het resultaat was, dat de cultures van de ochtend-
ei\'jtingen goed en die van de avondentingen slecht groeiden,
terwijl de laatste tevens allerlei degeneratie-verschijnselen
vertoonden.

C r O n q u i s t vermeldt in 1918 een geval, waarbij een 30-
jarige vrouw, die lijdende was aan een gonorrhoische cervi-
citis, door een onbekende oorzaak 3 dagen achtereen koortste
tot 40,5 " C, toe- Bij herhaald onderzoek konden daarna geen

-ocr page 18-

gonococcen aangetoond worden en was van de Cervicitis
geen spoor meer over.

Reeds Finger, Gohn en Sichlagenhaufer had-
den zich in 1894 gedrongen gevoeld, om licht te brengen in
de pathologisch-anatomische veranderingen, welke bij een
acute gonorrhoe in de urethra ontstonden. Daartoe infec-
teerden zij een 14-tal zieken, van wie zij het levenseinde
binnen enkele dagen verwachtten. Deze patiënten stierven
prompt op tijd en drie bleken er lijdende te zijn aan een
gonorrhoische
Urethritis, terwijl op de overigen de entingen
geen
vat hadden gehad.

De oorzaak daarvan zochten de onderzoekers in het feit,
dat de eerste 3 patiënten niet hooger koortsten dan 38 «—39 «
C. en de andere 11 daarboven. Zij kwamen tot de conclusie,
dat temperaturen boven de 39 " C. in het organisme, den
mensch tegen gonococceninfectie zoo niet vrijwaren, dan
toch in ieder geval in zijn organisme het bestaan der gono-
coccen zeer bemoeilijken,

Finger, Gohn en Schlagenhaufer trachtten
toen, gonorrhoische urethritides te genezen, door een metalen
holle bougie in de urethra te brengen en deze te doorstroo-
men met water van 45 «—48» C. Door warmtegeleiding
moesten de gonococcen, welke in de urethra huisden, dan
gedood worden. Ondanks hardnekkige pogingen konden zij
geen succes boeken,

C a 11 a r i had in 1896 van een dergelijke therapie meer
voldoening. Hij behandelde 20 patiënten met warmwater-
irrigaties van 41 »—45« C., nadat het slijmvies met 6 pCt.
cocaineoplossing gevoelloos was gemaakt. De duur van een
irrigatie was 10 minuten, en van 17 der 20 gevallen kon hij
ever goede resultaten berichten.

Weiss begon bij zijn gonorrhoepatiënten een algemeene
warmtetherapie toe te passen en plaatste hen daartoe tot
aan den hals in een warm bad. Hij ging ook weer uit van de
bekende thermosensibiliteits-gegevens der gonococcen, „Es
„ist bekannt, dass der Erreger des Trippers bei einer Tem-

-ocr page 19-

i.peratur von 42 ® C. im Verlauf von wenigen Stunden ab-
„slirbt. Es liegt zunächtst kein Grimd zu der Annahme vor,
„dass im menschlichen Organismus der Gonokokkus sich
,,wesentlich anders gegen die Temperatur verhält als in den
,.Kulturen, an denen diese Kenntnisse gewonnen sind. Dafür
„spricht besonders, dass bei bestehender Gonorrhoe die
,,Eiterabsonderung und der Gehalt des Eiters an Gonokok-
,.ken erheblich zurückgeht, ja völlig verschwinden kann,
,,wenn zu dem Tripper Erkrankimgen sich gesellen, die mit
,,hohem Fieber einhergehen." Weiss begon met een had-
watertemperatuur van 40 " C. en steeg, door het bijvoegen
van heet water, tot 43,5 " C. De lichaamstemperatuur van
een der patiënten, die in zoo\'n bad zat, steeg van 36,3 " tot
42,6 ® C, (in den mond gemeten), Na 40 minuten verliet deze
patiënt de badkuip en was, zooals later bleek, volkomen ge-
nezen van zijn gonorrhoe.

Een andere patiënt werd tweemalen in een bad van 41.5 "
C, geplaatst telkens 30 minuten lang. De lichaamstempera-
tuur liep dan op tot 39,2 " C, Ook hij bleek radicaal genezen
te zijn.

Bij eenige andere patiënten had Weiss ook succes na
twee of meer baden. Een aangename therapie v/as het niet,
want verscheidene patiënten collabeerden en voor een zak
met ijs op het hoofd waren zij zeer dankbaar. Niettemin
was dit een mooi resultaat.

Eng wer behandelde in 1916 een driejarig meisje, met
een gonorrhoische Vulvovaginitis, door het een half uur in
een bad van 42"—44 ° C. te plaatsen. De lichaamstempera-
tuur van het patiëntje werd tijdens de behandeling niet op-
genomen, doch bleek direct daarna, rectaal gemeten 40 " C.
te zijn. Na deze behandeling was het kind genezen,

Yllppö wist eveneens in 1916 een 4V2-jarig meisje
met
Vulvovaginitis gonorrhoica op een dergelijke wijze te
genezen. Hij moest het kind daartoe echter zeven baden van
41 "—42 " C, laten gebruiken.

Scholtz behandelde in 1916 vijftien patiënten met

-ocr page 20-

wanne baden tot hun lichaamstemperatuur 40 ®—41" C.
werd. In slechts 2 gevallen kon hij genezing bereiken. De
kuur bleek moeilijk uit te houden. De patiënten werden in
het warme bad duizelig, kregen hartkloppingen, hoofdpijn,
enz. Na dien tijd combineerde Scholtz de warmbadtherapie
met de locaalantiseptische therapie en verkreeg toen in
80 pCt. van de 60 gevallen, binnen de 14 dagen, genezing.
Andere onderzoekers konden echter met warme baden,
zonder meer, in het geheel geen succes boeken. Hun patiënten
konden de behandeling niet verdragen,

R i e c k e liet in 1919 bij een reeks van 32 patiënten, zeer
nauwkeurige proeven doen omtrent deze warmtebehandeling
van gonorrhoe. Hiervoor werden niet alleen gezonde men-
schen genomen, wat hart, longen, enz, betrof, maar tevens
lieden, die door hun beroep bewezen hadden, warmte goed
te kunnen verdragen. Uit de strapatzen, welke zij in hun
jeugdigen overmoed presteerden, bleek tevens, dat zij in
goede conditie waren. Tijdens het baden werden nauwkeurig
aanteekeningen gemaakt: om de 5 minuten ongeveer werd
de temperatuur van het water en van den patiënt afgeleze;i
en genoteerd. Bovendien werd telkens de pols gecontroleerd,
het aantal slagen per minuut geteld en van den algemeenen
toestand van den patiënt aanteekening gemaakt.

Na een kwartier was de licnaamstemperatuur meestal
reeds tot 40» C, gestegen en deze ging daarna nog tot 41 "
C, omhoog. Weldra, ongeveer V» uur na het begin, kregen de
patiënten dusdanig last van duizeHngen, hartkloppingen,
braken, hoofdpijn, enz,, dat de kuur plotseling afgebroken
moest worden. Hun pols was dan 150—170 in de minuut en
zeer onregelmatig. Om den anderen dag, bij sommigen tot
8 malen toe, werd zoo\'n warmbadbehandeling toegepast
en het succes was----nihil. De behandeling pakte de pa-
tiënten nog al aan, hoewel geen stoornissen van blijvenden
aard ontstonden, R i e c k e kwam tot de conclusie, dat deze
warmtetherapie niet lang en intensief genoeg toegepast kon
worden om de gonococcen te dooden (zie tabel van Santos-

-ocr page 21-

Boerner op blz, 12), Verder veronderstelde hij, dat hoogst-
waanschijnlijk de weerstand der gonococcen tegen schade-
lijke invloeden belangrijk grooter is op het menschelijk
urethraslijmvlies dan op den besten kunstmatigen voedings-
bodem.

Verscheidene onderzoekers trachtten toen de gonorrhoe-
lijders met een andere warmtetherapie te genezen en zij
spoten hun daartoe koortsverwekkende middelen in. Deze
methode toch had het groote voordeel, dat de transpiratie,
het voornaamste afweermiddel tegen warmte, dan goed tot
uiting kon komen, hetgeen bij de warmtetherapie natuurlijk
niet het geval was.

Hecht o.a, paste in 1917 de koortstherapie bij gonor-
rhoepatiënten toe door middel van melkinjecties. Bij 15 pa-
tiënten, die hij aldus behandelde, en welke dientengevolge,
eenige uren tot 40 " C, en daarboven koortsten, kon hij geen
genezing waarnemen, zelfs geen exsudatievermindering,
Hecht had ook vele gonorrhoelijders waargenomen, die
verscheidene dagen tot 40" a 41° koortsten, doordat ze tevens
aan erysipelas, tonsillairabscessen of pneumonie leden of
geënt waren met typhusvaccin. Bij geen van allen was ook
Aiaar een spoor van genezing van de gonococceninfectie vast
te stellen. Bij deze koortstherapie waren ook dikwijls de on-
aangename begeleidende symptomen als hoofdpijn, duizelig-
heid enz, aanwezig. Ook gevoelden de patiënten zich n^ de
kuur zeer slap.

Cronquist adviseerde in 1918 om als koortsverwek-
kend middel b.v. streptococcenvaccin in te spuiten, daar
een dergelijk praeparaat constanter van samenstelling is
dan melk.

Ten slotte werd er in de laatste jaren nog een andere
wijze van locale warmtetherapie toegepast n.1. door diather-
mie. Daar het hieropvolgende onderzoek gedeeltelijk zal
gaan over de sensibiliteit der gonococcen ten opzichte van
diathermie, zal ik het wezen der diathermie en het litera-

-ocr page 22-

tuuroverzicht over de daarmede bereikte resultaten bij go-
norrhoelijders niet hier bespreken, doch daarop terugkomen
vóór het hoofdstuk van mijn klinische proefnemingen op
blz, 40.

Op de vorige bladzijden ziet men dus, dat, hoewel alle
onderzoekers behalve Wertheim het er over eens zijn,
dat gonococcen omstreeks 39 " C, afsterven, men in het al-
gemeen geene daarmede overeenstemmende resultaten kon
bereiken bij de met warmte behandelde patiënten.

\'Zelf had ik ook de ervaring opgedaan, dat, hoewel ik mij
hjeld aan de gonococcenafstervingstijden van Santos-
B
O e r n e r, ik met warmtetherapie niet altijd succes kon
boeken. Daarom besloot ik èn de afstervingstijden der gono-
coccen boven de 37 " C, èn de warmtetherapie (in mijn geval
met diathermie) aan een nader onderzoek te onderwerpen.

-ocr page 23-

EIGEN ONDERZOEK.

Omdat ik dus een onderzoek wilde instellen over de
warmtetherapie bij gonorrhoe door diathermiestroomen,
dacht ik, dat het van belang kon zijn, om, zooals reeds ge-
zegd, het gedrag van de gonococcen in cultuur nog eens te
bepalen bij broedstoofwarmte. Daarna wilde ik dan hun ge-
drag ten opzichte van diathermie daarmede vergelijken. Het
zou immers kunnen zijn, dat, hoewel het electrisch effect
indifferent is bij het diathermeeren van het menschelijk orga-
nisme en van lagere dieren (zie voor deze laatsten de proe-
ven van K r ö n i g—F r i e d r i c h), dit niet het geval blijkt
te zijn bij de gonococcen.

Toen ik in den loop van het vorige jaar eenige gonorrhoe-
patiënten met diathermie behandelde, was mij gebleken, dat,
hoewel ik meer warmte toevoerde dan volgens Santos-
Boerner\'s proeven noodig was, er bij een acute gonor-
rhoe geen genezing optrad. Vóór alles moest er dus een
verklaring gezocht worden voor de tegenspraak, welke bleek
te bestaan tusschen de verwachte resultaten met de warmte-
therapie en die , welke inderdaad bereikt werden. Zoekende
in de literatuur, die mij ten dienste stond, vond ik, dat er
op het gebied omtrent de vitaliteit der gonococcen in cultuur
ten opzichte van broedstoofwarmte vele gegevens waren te
vinden, waarvan echter slechts door Mar icus en Santo s-
B
O e r n e r nauwkeurige getallen opgegeven waren, (Zie
blz. 12,)

De proeven van Santo s-B o e r n e r hebben vooral in-
druk gemaakt en men vindt deze dan ook algemeen in de
literatuur vermeld als de beste en zij werden steeds door
iederen onderzoeker klakkeloos overgenomen. Vóór alles
achtte ik dus de controle dezer proeven gewenscht.

Omdat ik wel wist, dat bij het kweeken van sterke gono-
coccencultures de allerhoogste eischen te stellen zijn aan

-ocr page 24-

den voedingsbodem, moest deze met de grootst mogelijke
zorg bereid worden. Daartoe was ik in de gelukkigste om-
standigheden, omdat mij de deskundige hulp van D r, K o o y
en Dr- Kolthoff persoonlijk werd verstrekt. Immers,
hoe sterker kunstmatige gonococcencultures men heeft, des
te juister zal hun vitaliteit strooken met die van op het ure-
thraslijmvlies levende gonococcen. Nergens toch wordt de
weerstand der gonococcen zoo groot geacht, als op het ure-
thraslij mvlies; duizenden jaren hebben zij zich daarop im-
mers aangepast.

Hierop zal ik nu een nauwkeurige beschrijving laten vol-
gen van den door mij gebruikten voedingsbodem, omdat
juist de aard van den voedingsbodem van zoon groot belang
IS voor het al of niet gelukken der kweekproeven.

-ocr page 25-

De Voedingsbodem.

Geen enkel microorganisme zal waarschijnlijk op zoo\'n
uitgebreide receptuur voor voedingsbodems kunnen bogen
als de gonococcus. Over het algemeen is men het er nu wel
over eens, dat de beste groei plaats vindt op bodems, waarin
menschelijke vloeistof in een of anderen vorm verwerkt is.
Du ligt voor de hand, als men weet, dat: „man is the only
susceptible animal to the gonococcus" (Thompson),
waaruit direct volgt, dat het menschelijk organisme wel
soorteigenschappen moet bezitten, die van levensbelang zijn
voor den gonococcus.

Als menschelijke vloeistof wordt meestal ascitesvloeistof,
hydrocèlevocht of wel bloedserum genomen. Men meent, dat
bloedserum constanter van samenstelling is dan voornoemde
transsudaten, waardoor het dus boven deze laatsten de voor-
keur verdient. Het verkrijgen van voldoende menschen-
bloedserum echter biedt over het algemeen groote moeilijk-
heden, Aan de welwillendheid van Dr. Bosscha, direc-
teur van het Algemeen Ziekenhms te Utrecht, had ik echter
te danken, dat mij in dit opzicht alles voor den wind ging;
doordat ik beslag mocht leggen op al het bloed, dat in zijn
kliniek bij de aderlatingen vloeide.

De door mij gebruikte voedingsbodem nu komt in groote
trekken overeen met die, welke door David Thomson
gebruikt wordt en beschreven is in zijn boek getiteld: „Go-
norrhoea" (1923). Deze voedingsbodem wordt bereid als
volgt:

A. 1 K.G. vetvrij rundvleesch wordt in kleine stukjes ge-
sneden en in een pan overgoten met 1 Liter gedestil-
leerd water. Deze massa wordt al roerende met een gla-
zen staaf, zacht verwarmd tot 40 ° C. Bij deze tempera-
tuur laat men het vleesch 20 minuten trekken, waarna
de massa aan den kook wordt gebracht en 10 minuten

-ocr page 26-

doorgekookt wordt. Daarna filtreert men deze kokend-
heete massa door een dubbel papieren filter en vult het
filtraat (de z,g, bouillon) met gedestilleerd water aan,
tot de oorspronkelijke hoeveelheid, (dus tot 1 Liter),

B, 10 Gram dinatriumfosfaat v/ordt in 1 Liter gedestilleerd
gesteriliseerd water opgelost,

C, Gelijke deelen A en B, worden bij elkaar gevoegd,

D, Daarna wordt een hoeveelheid pepton afgewogen, die
noodig is om met hoeveelheid C. een 1 % oplossing te
geven. Dan wordt V« van C, genomen en dit samen ver-
warmd met de geheele hoeveelheid pepton in een mor-
tier op 60 " C„ totdat een gelijkmatige massa is ont-
staan, Deze hoeveelheid wordt bij het overige V» van C.
gevoegd en dan wordt er nog 10 c
.M,® normaal natron-
loog per Liter (van C) bijgedaan. Daarna wordt de ge-
heele hoeveelheid 45 minuten verhit in het Kochsche
toestel. Hierdoor wordt een zooveel mogelijk gelijkma-
tige massa verkregen met een gestabiliseerden zuur-
graad,

E, Daarna wordt zooveel agar-agar genomen, als noodig is,
om een 2V2 % massa te krijgen en dit vermengd met een
afgekoeld V» gedeelte van D en er al roerende, een ge-
lijkmatige massa van gemaakt. Dit wordt gevoegd bij
het overige Vs gedeelte van D en dit alles in den Koch-
schen stoomer gezet, liefst niet langer dan 60 minuten.
De massa moet dan overal gelijkmatig vloeibaar zijn.

Daarna wordt deze massa in het Kochsche toestel
door een watten filter gefiltreerd. Hierna wordt direct
2Va % glucose aan de agarmassa toegevoegd en dan
wordt de waterstofionenconcentratie zoodanig gemaakt,
dat deze overeenstemt met een PH = 7,8.

Daarna zet men de geheele massa 30 minuten in het
Kochsche toestel, teneinde deze te steriliseeren. Ver-
volgens wordt de massa afgekoeld tot 60 " C.

F, Men voegt nu bij 2 volumedeelen van E 1 volumedeel
steriel menschenbloedserum, dat verwarmd is gewor-

-ocr page 27-

den tot 60 " C, (Het steriele mcnschenblocdserum ver-
krijgt men door bij een venapunctie het bloed steriel in
een steriele flesch op te vangen, en den volgenden dag
het serum van de bloedkoek steriel in een steriele kolf
af te schenken.)

De verkregen peptonagarglucoseserumbouillon wordt
goed gemengd en hiervan worden de icultuurbuizen.ge-
vuld.

Na afkoeling worden deze gevulde buizen gedurende
2 X 24 uur in de stoof op 37 ® C. gezet en zoodoende
op steriliteit onderzocht. Ten slotte worden ze van gum-
midoppen voorzien en in de ijskast gezet om uitdroging
en verdamping van het condensiewater zooveel mogelijk
tegen te gaan. Daar deze voedingsbodem vrij slap is,
spreekt het vanzelf, dat de cultuurbuizen, tijdens bewa-
ring of gebruik, niet steil overeind gezet mogen worden;
ze moeten steeds liggen bij een helling van ongeveer 20 ®
om „inzakken" te voorkomen.

-ocr page 28-

Thermosensibiliteit der gonococcen ten opzichte van
bro edistoo fwarmte.

Ik ging voor dit onderzoek uit van cultures van een wille-
keurigen gonococcenstam K, en begon mijn experimenten
met de 7e overenting. De broedstoof bevatte 2 thermometers,
welke de zijwanden perforeerden en 1 thermometer, welke
binnenin was aangebracht, 1)

Wanneer de stoof op een bepaalde temperatuur ingesteld
was, werd eerst den volgenden dag geëxperimenteerd.

De temperatuur, welke door de 3 thermometers aangege-
ven werd, was steeds gelijk,

\'s Avonds liep de temperatuur in de stoof eenige tienden
van een graad Celsius naar boven.

Om eenigszins poolshoogte te nemen omtrent de proeven
van Santo s-B o e r n e r, besloot ik de gonococcen in vitro
bloot te stellen aan een temperatuur van 42 " C., om dan te
zien, na hoeveel tijd zij niet meer levensvatbaar bleken.

Proef I,

5 cultuurbuizen van den gonococcenstam K, 7e overenting
en 36 uur oud, werden in een waterbad van 42 " C, gezet. Na
ongeveer 3 minuten bleek de temperatuur in de buis even
hoog als die van het omgevende water. Hierna werden de
buizen snel door een kier in de broedstoof geplaatst, welke
laatste sinds ongeveer een dag tot op 42 ° C. verwarmd was.

De buizen werden respectievelijk IV2 uur, P/, uur, 2 uur,
2V« uur en 2V3 uur aan deze temperatuur blootgesteld. Di-
rect na deze verwarming werd op versche cultuurbuizen

1  D r, K O 11 h O f f was zoo welwillend geweest, om die
thermometers voor mij te ijken en vond, dat deze tot op
Vio graad nauwkeurig functionneerden.

-ocr page 29-

overgeënt en deze laatsten in een tot op 36 ° a 37 ® C, ver-
warmde stoof geplaatst om te zien, of de gonococcen nog
levensvatbaarheid hadden en koloniën vormden. Na 24 uur
reeds waren de cultuurbuizen prachtig volgegroeid met go-
nococcen, bij welke ik macroscopisch, cultureel of microsco-
pisch geen afwijkingen kon constateeren,

Santo s-B o e r n e r hadden een afstervingstijd van 1
uur 57 minuten gevonden bij 42 " C. Ik wil hieruit reeds de
conclusie trekken, dat den voedingsbodem, welke ik gebruik-
te, superieur is aan dien, welke door Santo s-B o e r n e r
gebruikt werd. Misschien zou echter de gonococcenstam K,
weike ik gebruikte, toevallig extra sterk geweest kunnen
zijn. Dit bleek echter later geenszins het geval te zijn, daar
8 van de 10 andere stammen evengoed dezelfde verwarmin-
gen doorstonden als stam K,

Proef II,

Bij deze proef besloot ik,de gonocciccen langer dan 2Vs
uur aan een temperatuur van 42 ° C. bloot te stellen. Ik nam
5 cultuurbuizen van stam K, Se overenting, 36 uur oud en
verwarmden hen als voorgaanden, wat methode betreft, doch
liet ze nu respectievelijk 27» uur, 2®/« uur, 3 uur, 3\'/* uur en
3V2 uur in de stoof staan.

Van deze verwarmde cultures werd weer van iedere buis
op een versehe overgeënt en deze entingen in de stoof van
36 " a 37 " geplaatst. Na 24 uur was op ieder dier buizen
een gewone overvloedige gonococcengroei te zien, alsof er
niets mede gebeurd was.

Proef III.

1 cultuurbuis van gonococcenstam K, 9e overenting, 36 uur
oud, werd weer volgens voorgaande methode in de broed-
stoof op 42 ® C, gezet en bleef er 6 uur in staan.

Daarna werd weer overgeënt en ook ditmaal had er in de
stoof van 36 ® ä 37 ° C, weer een prachtige groei plaats en
kon ik niets abnormaals aan de gonococcen constateeren.

-ocr page 30-

Proef IV,

Ik besloot de gonococcen nog langer aan 42 " C, bloot te
stellen. Tevens v/ijzigde ik de proeven in zooverre, dat ik
van een 24 uur-oude cultuur {28e overenting) op de tot 42 "
C, in waterbad verwarmde proefcultuurbuizen entte en deze
laatsten dan weer vlug door een kier in de stoof van 42 ° C.
plaatste. Ik entte ook in het condenswater, daar ik gezien
had, dat de vochtigheidstoestand van den bodem een ge-
wichtige factor van levensbelang is voor de gonococcus. En
wel in dien zin, dat ze op een bepaalde, vochtigen bodem
zeer goed zullen groeien, terwijl, wanneer deze zelfde bo-
dem wat droog is geworden, er geen of zeer spaarzame
groei plaats vindt. Het was reeds langen tijd bekend, dat
gonococcen het best groeien in een vochtig milieu. Toch
twijfel ik er niet aan, of alle onderzoekers, behalve Wert-
heim dan, v/elke zich met deze proeven bezig hielden, heb-
ben aan dezen factor niet voldoende aandacht
geschonken.
Dat vindt ik onbegrijpelijk, omdat men toch weet, dat in vivo
de gonococcen slechts op de vochtige sereuze vliezen ge-
dijen, waaruit toch logisch direct volgt, dat men ook jegens
gonococcen in vitro voor een vochtige omgeving zal hebben
te zorgen. Ik kan hier nog bijvoegen, dat ik in mijn broed-
stoven altijd eenige potten met water had staan,
om zooveel
mogelijk de lucht verzadigd met waterdamp te houden, om
zoodoende mijn cultuurbuizen tegen snelle uitdroging te
vrijwaren.

Ik verwarmde 5 aldus geënte cultuurbuizen respectieve-
lijk 6 uur, 8 uur, 9 uur, 10 uur en 1272 uur.

Hierna werden deze buizen weer in de stoof van 36 ° a 37 "
geplaatst. Na 24 uur groeiden, op alle buizen de gonococcen
weer zeer weelderig en kon ik niets abnormaals aantoonen.

Proef V.

Ik ging nog verder en stelde nu 2 pasgeënte cultuurbuizen
van stam K, 35e overenting, 36 uur oud, op de gebruikelijke
wijze 18 uur bloot aan een temperatuur van 42 ® C, en 2

-ocr page 31-

dergelijke buizen 24 uur aan diezelfde temperatuur. Na twee
dagen zag ik niets opkomen, Tien dagen daarna echter, toen
ik deze 4 buizen uit de stoof verwijderen wilde, zag ik, on-
der in de 2 buizen, welke 18 uur verwarmd waren geweest,
gonococcenkolonies van 7 millimeter diameter.

Van deze kolonies werd overgeënt en deze entingen sloe-
gen op normale wijze aan en niets bijzonders kon ik aan
deze gonococcen constateeren.

Na 18 uur verwarmd geweest te zijn op 42 " C., leefden de
gonococcen dus nog, na 24 uur bleken ze afgestorven te zijn.

Ik had nu tenminste een houvast en meende hieruit te-
vens te mogen besluiten, dat hoogstwaarschijnlijk zeer dicht
beneden de 42 " C, een grens te vinden zou zijn, waarbij dc
gonococcen in vitro zouden blijven leven.

Immers de entingen, die 18 uur op 42 " C. verwarmd wa-
ren geweest, daarna opgekomen zijn en na 10 dagen nog le-
vensvatbaar waren, zijn dus maar nauwelijks gelaedeerd
geworden.

Na deze proef ging ik er dan ook toe over, om de maxi-
mumgroeitemperatuur te zoeken.

Proef VI.

De 30e overenting van gonococcenstam K, werd op de ge-
bruikelijke wijze op 4 buizen overgeënt; deze entingen wer-
den in de stoof bij 40 " C. geplaatst en bleven daarin staan
om te zien, of de gonocoocen zich zouden vermenigvuldigen.
In alle buizen kwamen de gonococcen, na 24 uur, normaal
op en groeiden als bij 37" C. Niets abnormaals kon ik aan-
toonen.

Bij Santo s-B o e r n e r waren de gonococcen bij deze
temperatuur in 6 uur afgestorven, bij Marcus in óV» uur.

Proef VII.

Ik ging verder en de 33e overenting van gonococcenstam
K werd direct na enting op de gebruikelijke wijze op 4, tot
41,5 " C. voorverwarmde buizen in de broedstoof op 41.5 "

-ocr page 32-

•C. gezet en gehouden. De gonococcen in alle 4 buizen waren
na 24 uur opgekomen, hetgeen dus bewijst, dat zij zich bij
deze temperatuur kunnen vermenigvuldigen. Bij Santos-
B
O e r n e r waren de gonococcen reeds bij 41 " C„ dus nog
0,5 ® C, lager, na 3V* uur afgestorven.

Proef VIII.

Deze proef gelijkt op de voorgaande, doch werd uitge-
voerd met 3 andere gonococcenstammen. Twee van deze
stammen, n,l. W, en Hem. hadden zich bij hooge tempera-
turen minder sterk gedragen, wat uithoudingsvermogen be-
trof, dan stam K, (zie Proef XVII). Ik wilde nu vaststellen
of dit ook het geval was bij 41,5 ® C,

De derde stam, Bo genaamd, had zich bij de hoogere tem-
peraturen minstens zoo sterk getoond als stam K,

Van stam W werkte ik met de 19e overenting, van stam
Hem met de 22e overenting en van stam Bo met de 31e
overenting. Van deze stammen werd op de gebruikelijke
wijze geënt bij 41.5 » C. en deze entingen werden weer direct
m de stoof van 41.5 « C. geplaatst en gehouden.

Na 24 uur was er op de drie buizen reeds een mooie groei
te constateeren en nadat de gonococcen reeds 5 dagen ach-
tereen in deze stoof op 41,5 « C, gegroeid hadden, bleken alle
3 stammen nog normaal levensvatbaar bij overenting.

Van het mindere uithoudingsvermogen der stammen W
en Hem bleek dus bij 41,5 ° C. na 5 dagen\'niets, hoewel dat
bij 45 O C., zooals in volgende proeven blijken zal, duidelijk
aanwezig is. Hieruit meen ik dus te mogen concludeeren, dat
m het algemeen de gonococcen in vitro een temperatuur van
41,5 «C. zeer goed verdragen, omdat ze er zich zoo uitste-
kend bij voortplanten.

Proef IX.

Men zou kunnen denken, dat de gonococcen, die eenige
maanden op een kunstmatigen voedingsbodem voortge-
kweekt zijn, thermostabieler zijn geworden. Jundell

-ocr page 33-

meende dit te mogen vaststellen, evenals hij constateerde,,
dat de bovengrens van ontwikkeling der gonococcen 38 ® a
39 ° C, was voor de eerste generaties.

Om dit te onderzoeken, nam ik weer 3 gonococcenstammen
n.1, stam K (70e overenting), stam V (8e overenting), stam
P (6e overenting) en plaatste de overentingen dezer drie
volgens de gebruikelijke methode in de stoof van 41,5 " C.

Na 24 uur waren de drie entingen prachtig opgekomen en
na twee dagen bleken de gonococcen nog gewoon levensvat-
baar bij overenting.

Ik kreeg den indruk, dat stam K, welke al meer dan vier
maanden kunstmatig voortgekweekt was, zeker niet thermo-
stabieler werd (zooals volgens Jundell het geval moest
zijn), eerder zelfs het tegendeel.

Proef X.

Ik besloot nu nog eenige proeven te doen met de gono-
coccen bij temperaturen van 45 ° C. en 50 ° C., om weer te
zien, hoe lang ze die temperaturen verdroegen, zonder af te
sterven.

Voor mijn diathermiebehandelingen, had ik er wel niets
aan, omdat 42 " a 43 ° C. de temperatuursgrenzen zijn, waar-
bij men eenige uren ongestraft manoeuvreeren kan en dan
nog alleen, wanneer men voldoende bedreven is in de tech-
niek, om deze temperatuur langs de geheele electrode ge-
lijkmatig te houden. Intusschen zouden voor eventueele
warmwaterirrigaties of warme antiseptische irrigaties deze
proeven misschien nog eenig houvast kunnen geven.

Van de 11e overenting van de gonococcencultuur K, die
36 uur oud was, werd op een cultuurbuis geënt, die reeds 10
minuten in een waterbad van 50 » C. stond en daarin werd
gehouden. Na V» uur in dit waterbad te hebben gestaan, werd
deze buis in de stoof van 36 ® a 37 ® C. geplaatst. Na 3 X 24
uur was er nog geen cultuur opgekomen.

-ocr page 34-

Proef XL

Van de 12e overenting van gonococcencultuur K werd op
3 cultuurbuizen geënt, welke weer voorverwarmd waren ge-
worden in het waterbad van 50 " C, Ik liet hen na enting
respectievelijk 15, 20 en 25 minuten\' in dit waterbad staan.
Daarna werden ze weer in de stoof van 36 ® ä 37 " C. ge-
plaatst om te zien, of er groei plaats zou vinden. Na 3 X 24
uur was er geen cultuur opgekomen.

Proef XIL

Van de 14e overenting van gonococcenstam K, 36 uur oud,
werd op 3 cultuurbuizen, welke op 50 " C. in een waterbad
voorverwarmd waren, op de gebruikelijke wijze geënt en
daarna respectievelijk 4 minuten, 7 minuten en 10 minuten
in het waterbad van 50 " C. gehouden. Dan werden ze weer
in de stoof van 36 " a 37 ° C, geplaatst om te zien, welke en-
tingen aansloegen. Na 24 uur was op de buizen, welke 4 en 7
minuten op 50 " C, verhit waren geweest, een weelderige
groei waar te nemen, op de buis, welke 10 mmuten verhit
was geworden, was toen nog slechts een begin van groei te
constateeren, die eerst duidelijk werd na 36 uur.

Proef XIIL

Van de 16e overenting van gonococcenstam K, werd 36
uur oud, werd op de gebruikelijke wijze bij 50 » C, geënt op
5 cultuurbuizen en deze bleven respectievelijk 8, 9, 10, 11 en
12 minuten aan die temperatuur in het waterbad blootge-
steld, Daarna werden deze buizen in de stoof van 36 " a 37 "
C, geplaatst en gaven de 3 buizen, welke 8, 9, en 10 minuten
verwarmd waren, groei te zien na 24 uur, terwijl bij de bui-
zen, welke 11 en 12 minuten verwarmd waren, na 4 dagen
nog niets van groei te constateeren was.

Uit deze laatste vier proeven meen ik dus te mogen con- ^
cludeeren, dat de gonococcen in vitro een temperatuur van
50 ° C, ongeveer 10 minuten maximaal kunnen doorstaan,

S an tos-Boe rner gaven een maximaal uithoudings-
vermogen van
4 minuten op bij 50 " C.

-ocr page 35-

Proef XIV.

Nu wenschte ik nog na te gaan, hoelang de gonococcen in
vitro een temperatuur van 45 " C. konden doorstaan, zon-
der af te sterven.

Hiertoe werden van de 20e overenting van de gonococcen-
cultuur K op 3 cultuurbuizen geënt, die in een waterbad op
45 " C. stonden en voorverwarmd waren geworden.

Daarna werden de buizen weer snel in de stoof van 45 "
C, geplaatst en respectievelijk 1 uur, Vh uur en 2 uur op die
temperatuur verwarmd.

Na 24 uur v/as op alle buizen een duidelijken groei waar
te nemen en kon aan de gonococcen niets bijzonders aange-
toond worden.

Proef XV,

Van de 21e overenting van den gonococcenstam K, 36 uur
oud, v/erd weer als op de voorgaande wijze op 3 cultuur-
buizen geënt en werden deze buizen daarna respectievelijk
2 uur, 2V2 uur en 3 uur in de stoof van 45 ® C, geplaatst. Op
iedere buis, welke na afloop van de verwarming weer in de
stoof van 36 " a 37 " C, was geplaatst, was na 24 uur weer
een duidelijken groei waar te nemen.

Proef XVI,

Ik besloot nog verder te gaan en entte van de 27e overen-
ting van den gonococcenstam K op 4 cultuurbuizen, die weer
op de gebruikelijke wijze op 45 " C, voorverwarmd waren.

Daarna in de stoof van 45 " C, geplaatst, liet ik hen daarin
respectievelijk 3 uur, 4 uur, 5 uur en 6 uur staan. Daarna
weer in de stoof van 36 " a 37 " C, geplaatst, was na 24 uur
op de buizen, welke 3 uur, 4 uur en 5 uur verwarmd waren
geworden, een weelderigen groei, terwijl de buis, v/elke 6
uur verwarmd was geworden, een cpaarzamen groei te zien
gaf.

Uit het feit, dat in deze proef de gonococcen, welke 6 uur
verwarmd waren geweest, zich in den beginne wat langza-
mer vermenigvuldigden, besloot ik, dat 6 uur ongeveer de
maximale verwarmingstijd was bij 45 " C.

-ocr page 36-

Proef XVIL

Toen besloot ik deze 45 " C, proef op de gebruikelijke
wijze uit te voeren met de 8 gonococcenstammen, die ik op
dat moment bezat, 6 stammen, waaronder ook de stam K,
gaven na 6 uur verwarming op 45 ® C. na 24 uur groei te zien.
Van de beide overige stammen gaf de eene na 3V2 uur nog
groei en de andere na 4 uur. Bij S a n t o s-B o e r n e r wa-
ren de gonococcen, die 37 minuten bij 45 ° C, v^erwarmd
waren geworden, afgestorven. Bij Marcus bleken de go-
nococcen reeds gedood, nadat ze eenige oogenblikken aan
een temperatuur van 45 » C, blootgestaan hadden.

Uit deze bacteriologische proeven blijkt dus duidelijk, dat
de gonococcen in vitro veel en veel beter tegen broedstoof-
warmte bestand zijn dan men in de laatste 40 jaren meende
te mogen aannemen. Bij 41,5 " C, kweekte ik de gonococcen
nog, welke dan, na 5 dagen bij deze temperatuur weelderig
gegroeid te hebben, nog gewoon levensvatbaar bleken, zon-
der dat er iets pathologisch aan gevonden kon worden. Bij
de S" a n t O s-B O e r n e r proeven bleken de gonococcen in
vitro bij 39 « C, na 12 uur reeds afgestorven.

Verder waren 6 van de 8 betreffende gonococcencultures, ^
na 6 uur verwarmd te zijn geweest bij 45 " C, nog gewoon
levensvatbaar, de 2 andere stammen bleken respectievelijk
na 3V2 uur en na 4 uur nog gewoon levensvatbaar. Bij de
S a n t
O s-B O e r n e r proeven waren de gonococcen bij 45 ®
C. na 37 minuten reeds afgestorven,

W e r t h e i m, aan wiens gegevens steeds geen geloof ge-
hecht werd en die beweerde, dat gonococcen een tempera-
tuur van 45 C, wel 2 uur konden verdragen, heeft zelfs
nog een tijdsduur gevonden, welke 3 maal korter was, dan
dewelke ik vond.

Misschien is het nog van belang hier even te vermelden
dat de meeste dezer proeven verscheidene malen uitgevoerd
werden.

-ocr page 37-

Thermosensibiliteit der gonococcen ten opzichte van
Diathermie.

Toen ik, zooals in het vorige hoofdstuk beschreven is, de
thermosensibiliteit der gonococcen ten opzichte van broed-
stoofwarmte had bepaald, wenschte ik daarop een onder-
zoek omtrent de gevoeligheid voor diathermie te laten vol-
gen, 1)

Allereerst had ik dan te constateeren, of het diathermie-
toestel, waarmede ik de proeven met gonococcen in vitro en
later mijn behandelingen bij patiënten zou uitvoeren, geen
polarisatieverschijnselen gaf. Immers wanneer de
Ph van
den voedingsbodem veranderde door den diathermiestroom,
dan zou deze wijziging van den zuurgraad een zeer grooten
invloed op de levensvatbaarheid der daarop groeiende gono-
icoccen kunnen hebben.

Daar ik tevens bevroedde, dat ik mijn gonorrhoepatiënten
uren achtereen zou moeten behandelen met dezen diather-
miestroom, vond ik het ook om deze reden zeer belangrijk,
om na te gaan, of het menschelijk organisme daarbij aan
polarisatieverschijnselen bloot zou kunnen staan.

Ten einde dat na te gaan, diathermeerde ik den gonococ-
cenvoedingsbodem in een glazen pot tusschen twee vernik-
kelde koperelectroden twee uren tot op 55 ® C, Daarna werd
het electrisch geleidingsvermogen van den voedingsbodem
bepaald vlak bij de electroden, in het midden en op andere
plaatsen. Dit gebeurde 24 uur na de diathermiebehandeling,
om zeker te zijn, dat de temperatuur in de agarmassa overal
gelijk aan die van de omgeving was, d.w,z, dat deze metin-
gen dus bij kamertemperatuur verricht werden. De bepalin-

1  Het diathermietoestel, dat ik gebruikte, was de N e o-
thermoflux van Reiniger, Gebbert & Schall,
ingericht voor een 220 volts wisselstroom.

-ocr page 38-

gen van het electrisch geleidingsvermogen gesichiedden op
de bekende wijze door gebruik te maken van het principe
van de brug van Wheatstone, (Zie voor bijzonderheden
hieromtrent het boekje van Kohlrausch & Holborn:
Das Leitvermögen der Electrolyte),

Als electroden werden de z,g, dompelelectroden gebruikt,
welke in de agarmassa werden gestooten, Het spreekt van-
zelf, dat er op gelet werd, dat de voedingsbodemmassa de
geheele ruimte tusschen de electroden volkomen vulde. De
uitkomst van 10 metingen, op verschillende plaatsen ten op-
zichte van de electroden uitgevoerd, gaf een waarde voor
dien weerstand, die praictisch overal gelijk was; in ieder ge-
val waren de verschillen nooit grooter dan 1 %.

Uit dit resultaat mogen we dus concludeeren, dat de dia-
thermische wisselstroom van onzen neothermoflux geen po-
larisatie veroorzaakte in den geleider. Immers, indien deze
stoornis wel opgetreden was, zouden we concentratiever-
schillen in het electrolytgehalte van den voedingsbodem
gekregen hebben bij de electroden en bovendien zou het
electrolytgehalte bij de electroden weer anders geweest zijn
dan in het midden er tusschen, zoodat bijgevolg het elec-
trisch geleidingsvermogen op diverse plaatsen versichillend
geweest zou zijn.

Om deze conclusie nog te bevestigen, werd van een 2-uur-
gediathermeerden voedingsbodem, 2^2 % agar, 1 % pepton,
2
\',\'2 "/o glucosebouilloh bevattend, de Ph calorimetrisch be-
paald op de plaatsen, vlak bij de electroden en op eenige
® plaatsen elders in den voedingsbodem. Als indicator diende
in dit geval het cresolrood, In geval van polarisatie zouden
we aan de eene electrode een meer zure massa gevonden heb-
ben en aan de andere een meer alkalische dan in het midden.
Op alle plaatsen werd echter dezelfde
Ph waarde gevonden,
zoodat ook deze proef het bewijs gaf, dat geen polarisatie
opgetreden was.

Een soortgelijke colorimetrische Pn-bepaling werd ge-
maakt bij een 2-uur gediathermeerde menschenserumhoe-

-ocr page 39-

veelheid, welke de pot half vulde. Direct na de diathermi-
sche verwarming werd met een pipet voorzichtig een kleine
hoeveelheid serum bij de electroden en in het midden weg-
gezogen en werd van deze
3 monsters de PH bepaald. Deze
had weer bij alle
3 dezelfde waarde.

Daar er, hoewel slechts enkele, onderzoekers zijn, die
beweren, dat bij een diathermiebehandeling iontophoresis
plaats vindt (Kowarschnik, Christen) weid de
agarmassa, welke ik 2 uur tusschen vernikkelde koper elec-
tioden gediathermeerd had, op koper en nikkel onderzocht.
Het minimaalste spoor zelfs kon niet door Dr. Kolthoff
aangetoond worden. De toestellen, waarmede Kowar-
Sichnik en Christen gewerkt hebben waren hoogst-
waarschijnlijk niet zuiver geconstrueerd.

Om nu de gonococcen in vitro aan diathermiestroom bloot
te stellen, kwam als vergelijkingstemperatuur in mijn proe-
venreeks alleen 50 " C, in aanmerking. Bij lagere tempera-
turen, bijv. 45 " C,, zou de proef vele uren moeten duren en
de kans van fouten maken veel grooter worden door uit-
drogen van den bodem, zeer geringe koeling enz.

Ik deed mijn proeven nu op deze wijze, dat in een ronde
glazen pot van 10 c,M. diameter en 5 c.M. diepte, V» c,M.
van den bovenrand en op 7 c,M. van elkaar 2 glazen staafjes
evenwijdig aan elkaar werden aangebracht. (Zie figuur 1.)
Aan deze twee glazen staafjes werden in het midden, precies
tegenover elkander, de vernikkelde koperelectroden gehan-
gen, welke 1 m.M. dik, 2V2 c.M. breed en 3 c.M. lang waren.

De opening van den pot werd op de wijze van een Petri-

-ocr page 40-

schaal met een wijd deksel afgesloten, In het deksel waren
drie openingen van c,M, diameter geboord, van welke de
eene, in het centrimi, diende om den thermometer door te
laten en de beide anderen om eenige verdamping mogelijk
te maken ter bevordering van de steriliteit.

Om de steriliteit verder zoo volkomen mogelijk te doen
zijn, werd onder het deksel van den pot kloksgewijze een
laag watten, in hydrophilegaas gewikkeld, aangebracht. De
thermometer moest dan via de middelste dekselopening door
de wattenhydrophilegaaslaag gestooten worden als de proef
begon. Het kwikreservoir met het onderste gedeelte van de
schaalverdeeMng kwam dan in een steriel, dun, nauw, glazen,
van onder gesloten buisje terecht, hetwelk midden in den
voedingsbodem tusschen de twee electroden geplaatst was
geworden, vlak voor de stolling. Op deze wijze dacht ik een
dergelijken pot met gonococcenvoedingsbodem gevuld, wel
eenige dagen tegen secundair infectie te kunnen vrijwaren.
Deze potten waren met de gewone bouillonpeptonglucose-
menschenserumagar zoodanig gevuld, dat de electroden,
welke met den onderrand V2 c,M, van den bodem verwijderd
waren, voor in den voedingsbodem hingen.

Met uitgegloeide koperdraden werd van de electroden,
tusschen deksel en bovenrand van den pot door, contact ge-
kregen met de diathermiesnoeren. Een aparte groote weer-
stand,sbank in de diathermieketen zorgde er voor, dat ik den
diathermischen stroom naar believen nog extra kon regelen.

Om zeker te zijn, dat ik de gonococcen op de plaats van
grootste stroomsterkte entte, had ik van te voren het gebied
der warmtelijnen vastgesteld. Men neemt dan aan, dat de
stroomlijnen het dichtst bijeen zijn, daar, waar de meeste
warmte ontstaat, hetgeen direct uit de wet van Joule
volgt. Om mij dan proefondervindelijk omtrent dit warmte-
lijnengebicd te oriënteeren, vulde ik een der potten, welke
ik voor mijn verdere proeven gebruikte, met 4 % agar, waar
doorheen als indicator het bekende kwikzilverjojide geroerd
werd. Het gele kwikzilverjodide beeft de eigenschap, om

-ocr page 41-

zich bij ongeveer 60 " C, rood te kleuren. Bij afkoeling gaat
de roode kleur weer\' in de gele over.

Bij verwarming sloeg de kleur het eerst om, vlak bij de
electroden aan de naar elkaar toegekeerde zijden. Om de
randen sloeg de kleur ook om naar rood, d.i, de zoogenaam-
de randwerking, die tot uiting kwam, (Zie figuur 2A,)

De stroomlijnen divergeerden dan van de beide electroden
naar het midden, hetgeen zich in de proef uitte, doordat de
gele kwikzilverjodideagarmassa zich ongeveer kegelvormig,
met de punten naar elkaar toe, rood kleurde, (Zie fig, 2B.)

Bij doorgaande verwarming bereikten ten slotte de pun-
ten elkaar en kreeg men als het ware een toestand ongeveer
als fig, 2C, aangeeft.

Gaat men nog verder door met verwarmen, dan krijgt
men den toestand welke in fig, 2D is weergegeven.

-ocr page 42-

D

Uit de verwarmingsfiguren kon ik dus concludeeren, dat,
indien ik de gonocoocen in het midden tusschen de electroden
dicht om het thermometerbuisje entte, deze in het centrum
van het electrisch veld gebracht waren.

Ik nam drie potten met den gonococcenvoedingsbodem
gevuld en toegerust, zooals op de vorige bladzijden vermeld
is. Door middel van den diathermiestroom worden deze pot-
ten langzaam tot op 51 " C. verwarmd. Daarna werd, onder
een groote horizontale glasplaat, het deksel met de watten-
hydrophilegaaslaag plus thermometer, van den pot afgelicht
en werd vlug om het glazen buisje, waarin de thermometer
moest staan, geënt met gonococcen. Deze gonococcen waren
van een 24-uur oude cultuur van stam K, 51e overenting.
Vlug ging het deksel met de wattenhydrophilegaaslaag plus
thermometer weer op den pot en de temperatuur bleek dan
1 " C. gedaald te zijn, zoodat we de verlangde temperatuur
van 50 " C. bereikt hadden. Toen werden deze drie potten
respectievelijk 4, 6 en 8 minuten door den diathermiestroom
op een temperatuur van 50 ° C, gehouden. Daarna werd on-
der de groote horizontaal gehouden glasplaat, het deksel
met de wattengaaslaag weer eenigen tijd opgelicht en den
bodem zoo snel mogelijk enkele graden Celsius te laten af-
koelen, en op de geënte plaatsen wat 1 % pepton %
glutcosemenschenserumbouillon te laten vloeien en den go-
nococcen een vochtig milieu te bezorgen. Den volgenden dag
werd die besproeing op den voedingsbodem nog eens her-
haald en na 36 uur waren op alle potten de gonococcen zeer
duidelijk opgekomen en kon er macroscopisch en microsco-
pisch niets bijzonders aan geconstateerd worden.

De volgende proef deed ik volgens dezelfde methode als

-ocr page 43-

de voorgaande en weer met drie potten, dewelke ik ditmaal
rspectievelijk 9, 10 en 11 minuten verwarmde.

De pot, welke 9 minuten op 50 " C, gediathermeerd was
geworden, gaf een duidelijken groei te zien na 24 uur; op
de beide andere was na 4 dagen nog geen spoor van groei
waar te nemen. Aan de gonococcencultuur, welke in den pot
groeide, die 9 minuten gediathermeerd werd, was macrosco-
pisch weer niets abnormaals waar te nemen en microscopisch
evenmin.

Men ziet dus uit deze proeven, dat de gonocoocen diather-
miewarmte van 50 ° C, 9 minuten konden verdragen, terwijl
zij, zooals in het vorige hoofdstuk gebleken was, gewone
warmte van 50 " C,, welke het warmwaterbad in dat geval
gaf, 10 minuten weerstonden. Aan deze ééne minuut ver-
schil mag m,i, geen waarde worden gehecht, daar na 9 minu-
ten diathermeeren van den pot de afkoeling van den voe-
dingsbodem veel gebrekkiger plaats vond dan van de cul-
tuurbuizen, welke direct in een waterbad van 36 " C, ge-
plaatst werden. Immers de gediathermeerde potten beston-
den uit glas, dat ongeveer driemaal zoo dik was als dat der
cultuurbuizen, terwijl tevens de verhitte voedingsbodem-
massa relatief veel grooter was dan die in de cultuurbuizen.
Om de potten voor secundair infectie te behoeden, mocht het
deksel van den verwarmden pot slechts een weinig afgelicht
worden, terwijl men het verwekken van luchtstroomingen
moest vermijden.

Ik zou dus de iconclusie willen trekken, dat de gonococcen
in vitro even gevoelig zijn voor diathermiewarmte als voor
andere vormen van warmte.

Naar analogie van de uitkomsten, welke K r ö n i g en
F r i e d r i c h hadden verkregen bij het diathermeeren van
kikvorschlarven in een waterbad, was dit ook te verwachten.

Deze onderzoekers vonden immers eveneens, dat diather-
mie biologisch gelijk werkte, als iedere andere vorm van
warmte, terwijl zij van het electrisch effect als zoodanig nóch
nadeelige, nóch voordeelige invloeden konden vaststellen.

-ocr page 44-

Ervaringen van anderen over gonorrhoebehandeling
met diathermie.

Voordat ik nu de ervaringen van anderen over gonorrhoe-
behandeUng met diathermie ga vermelden, wil ik eerst het
geheugen van den lezer over het wezen der diathermie een
weinig opfrisschen.

Onder d i athermie verstaan wij de verwarming van
lichaamsgedeelten door middel van lichtgedempte haute-
fréquence-stroomen van relatief lage spanning (200—1800
volt) en groote stroomsterkte (0,5—2 Ampère),

De diathermische warmte is de weerstandswarmte, die in
de weefsels, waar een dergelijke stroom door gaat, zelf ont-
staat.

De electrische energie wordt hier dus ten deele in warmte
omgezet, de z.g. Joulesche warmte.

Om nu in een lichaamsdeel een aanzienlijke warmtepro-
ductie door middel van een electrischen stroom te krijgen,
moet er vrij veel electrische energie door het lichaamsdeel
gaan.

De gewone wisselstroomen of gelijkstroomen, zooals de
meeste electrische bedrijven deze produceeren, zijn met een
stroomsterkte van eenige tientallen milliampères reeds
schadelijk voor het organisme, zonder dat er dan nog van
een aanmerkelijke verwarming sprake is.

Voor een flinke warmteontwikkeling moet de stroom-
sterkte over het algemeen veel grooter zijn, bijv, 0,5—2
Ampère. ,Een levend organisme kan nu alleen dergelijke
stroomsterkten verdragen, wanneer men gebruik maakt van
haute-fréquence stroomen van de qualiteiten, zooals die aan
het begin van dit hoofdstuk bij de definitie van diathermie
gegeven zijn.

Een goed diathermietoestel geeft een fréquentie van ruim
een millioen. Dit groote aantal perioden zou de oorzaak zijn.

-ocr page 45-

dat deze stroomsoort voor het levende organisme vrij indif-
ferent is,

Nernst formuleerde dit in de volgende w^et: De elec-
trische prikkelv^^erking in het levend organisme is direct
evenredig met de intensiteit van den stroom en omgekeerd
evenredig met den wortel uit de fréquentie van dien stroom.

Uit die wet blijkt dus, dat men met een groote stroom-
sterkte kan werken, als het aantal perioden van de betref-
fenden stroom ook maar groot genoeg is. In hoeverre nu de
wet van Joule bij de haute-fréquence-stroomen van kracht
blijft, schijnt nog niet volledig quantitatief onderzocht te
zijn; alleen staat wel vast, dat met het opvoeren van de
stroomsterkte, de warmteproductie in den geleider meer
dan direct evenredig stijgt, hetgeen met geen enkele der
overige factoren het geval is.

De stroomsterkte is ook hier dus de belangrijkste factor
bij de warmteproductie, evenals bij de laag-iréquente- of
gelijkstroomen,

Hoe komt het nu, dat de haute-fréquence-stroom van on-
geveer een millioen perioden practisch indifferent is voor
het menschelijk lichaam bij een sterkte, die 100 maal grooter
is dan die bij een ondragelijken galvanischen of faradischen
stroom?

Nernst verklaart dit, door aan te nemen, dat de ionen
in of buiten de cellen stil blijven liggen, waar ze zijn. Immers
op het moment, dat zij zich naar hun pool zouden willen be^
geven, is deze, door de hooge fréquentie, alweer tegenover-
gesteld geladen, dus worden ze weer afgestooten, enz. Door-
dat de ionen zich hierdoor niet kunnen verplaatsen, hebben
er dus ook geen ioneniconcentratieveranderingen in de weef-
sels plaats. En de ionenconcentratieveranderingen bij laag-
fréquentestroomen zijn juist de oorzaak van het prikkelen
der zenuwelementen en van andere weefselreacties.

De eenige merkbare werking van een dergelijke haute-
fréquence-stroom, die door een- lichaamsgedeelte gevoerd
wordt, is dus de productie van Joulesche warmte, die direct

-ocr page 46-

ontstaat in de weefsels zelf, ten koste van de electrische
energie. Hierin bestaat het groote verschil met de andere
methoden van weefselverwarming als b.v, de koortsverwek-
kende injecties.

De prikkels van ingespoten koortsverwekkende middelen
geven eveneens aanleiding tot een verhoogde stofwisseling,
waardoor het lichaam de vreemde stoffen, die zoo onver-
wacht de weefsels binnendrongen, onschadelijk wil maken.
De prikkels door het warme water op bijna het geheele
huidoppervlak van den patiënt uitgeoefend, zijn oorzaak
van een angstwekkende hartswerking met den daarop vol-
genden vermoeidheidstoestand,

Hoe geheel anders is dit bij de diathermiel Daar geschiedt
de warmteproductie in de weefsels niet ten koste van een
vermeerderde stofwisseling, doch ten koste van electrische
energie. De electrische centrale levert hier de calorieën en
niet de lichaamscellen. Theoretisch zal men zelfs een ver-
laagde stofwisseling hebben, omdat het organisme nu dat ge-
deelte, dat door het diathermietoestel verwarmd wordt, zelfs
niet op temperatuur behoeft te houden. Het resultaat is dan
ook, dat de patiënt zich na een diathermiekuur volstrekt niet
afgemat gevoelt,

Is de diathermiebehandeling echter zeer intensief en
langdurend, dan zal het lichaam zich ook weer van de toe-
gevoerde warmte trachten te ontdoen door collaterale huid-
hyperaemie en transpiratie. Het reguleerend huidsopper-
vlak is dan relatief echter zóó groot, dat deze compensatie
zeer gemakkelijk tot stand koint. Een pols van slechte kwa-
Hteit met een fréquentie van 180, hoofdpijn, misselijkheid
of collaps zien we niet optreden.

Met de diathermiestroomen kunnen we verder ieder wille-
keurig gedeelte van ons lichaam, zonder meer verwarmen,
wanneer we de electroden slechts van een bepaalde grootte
nemen en in een bepaalde richting ten opzichte van elkaar
plaatsen. Dit alles kan men met geen enkele der andere me-
thoden bereiken.

-ocr page 47-

Al deze gunstige eigenschappen bij elkaar bestempelen
dezen vorm van warmtetherapie tot de beste, die wij kennen.

Nu zal ik overgaan tot het vermelden van de ervaringen,
welke de therapeuten in den loop der jaren over gonorrhoe-
behandeling met diathermie publiceerden,

Een der eersten, die de gonorrhoe met diathermiestroom
behandelde, was Eitner in 1909, De misleidende ther-
mosensibiliteitsgegevens van den gonococcus in cultuur,
vormden toen voor hem ook weer den wetenschappelijken
grondslag, om de gonorrhoe met diathermie te gaan behan-
delen,

,,Die Tatsache, dass die Gonokokken höhere Temperatu-
ren schlecht vertragen, dass schon Temperaturen über 38,5
" C, ihre Fortpflanzungsfähigkeit beeinträchtigen, 40 " bis
41 " C, sie nach wenigen Stunden töten, haben schon wieder-
holt die Anregung zu versuchen, die Wärme in Gonorrhoe-
therapie zu verwenden, gegeben,"

Hij behandelde acute gonorrhoe tweemaal dagelijks, 40
minuten telkens, op temperaturen van 40 "—42 " C, Geen
enkele maal zag Eitner genezing, wel éclatante verbete-
ring, „Es scheint, dass die Gonorrhoe im Körper höhere Tem-
peraturen viel besser wiederstehen, als in der Kultur,"

Iets verder: „man müszte vielleicht die Durchwärmung
durch lange Zeit ununterbrochen durchführen, was practisch
wohl schwer möglich ist,"

Bij chronische gonorrhoe echter hielp de diathermie veel
beter en zag Eitner heel mooie resultaten.

In 1910 schrijft Eitner zijn ervaringen neer van an-
derhalf jaar en zegt: „Seit IV2 Jahren behandle ich jede
akute Gonorrhoe in den ersten Tage, solange noch starke
Reizung und Empfindlichkeit der Schleimhaut vorhanden
ist, nur mit Thermopenetration und erreiche dadurch ein
baldiges Abklingen dieser Erscheinungen, ohne meine Pa-
tiënten mit Balzamizis den Magen zu verderben,"

Waren de ontstekingsverschijnselen iets verminderd, dan

-ocr page 48-

combineerde Eitner de diathermische therapie met de
medicamenteuze.

Het gebruik van de metalen differente electrode in de ure-
thra had hij opgegeven, omdat hij daarvan slijmvliesbescha-
digingen gezien had. Vooral had hij weer veel suoces bij de
behandeling van prostatitis en epididymitis.

Epididymitis behandelde hij niet in het acute stadium,
doch eerst in het subacute, omdat het aandrukken der elec-
troden cn verdere manipulaties anders te pijnlijk waren,

In 1912 publiceerde Kyaw zijn ervaringen over gonor-
rhoebehandeling met diathermie. Ook hij paste dezen vorm
van warmtetherapie toe, om de geconstateerde feiten van de
thermcsensibiliteit der gonococcen in vitro en de onvatbaar-
heid voor gonorrhoische infectie der koortsende patiënten

van Finger, Gohn en Schlagenhaufer, „Bakterio-

loge Versuche haben gezeigt, dass der Gonokokkus bei 39 «
C, in 12 Stunden, bei 40 « C, in 6 Stunden zum Absterben
gebracht wird,"

Bij een gonorrhoea posterior gebruikte K y a w als diffe-
rente electrode, evenals bij de anterior, een metalen sonde,
inwendig in de urethra. Bij prostatitis voerde hij rectaal een
electrode in, welke in vorm op de „Arzberger Mastbirne"
geleek, „Mit dieser Methode ist es möglich, ohne Mitbenul-
zung jedes anderen antiseptischen oder adstringierenden
Factors eine chronische Gonorrhoe jeder Dauer und Schwere
in wenigen Sitzungen völlig schmerzlos und sicher zur defi-
nitiven Ausheilung zu bringen." Verder zegt K y a w in dit
artikel. „Da mir nur Privatpatiënten zus Verfügung standen
und akute Gonorrhoen selten zum Spezialarzte kommen, so
kann ich nicht dementsprechende Krankengeschichte und
Versuche mitteilen. Soviel weisz ich aber aus meinen Erfah-
rungen mit den Patienten chronischer Gonorrhoen, dass es
ein Leichtes ist, akute, unkomplizierte Gonorrhoen in eini-
gen Tagen mit Thermopenetration oder Heiszwasser kathe-
ierspülung zur Heilung zu bringen."

Terzelfder tijd als K y a w, publiceerde S i m m o n d s een

-ocr page 49-

artikeltje over diathermische gonorrhoebehandeling bij een
patiënt, welke reeds 8 jaren aan zijn 3e gonorrhoische in-
fectie leed- De patiënt gaf steeds een brandend gevoel aan
m de posteriorstreek en kon slechts genezen ontslagen wor-
den, nadat hij voor de prostatitis, welke bleek te bestaan,
ruim 20 malen 5 tot 15 minuten dagelijks, gediathermeerd
was.

De electroden werden op perineum en sacrum geplaatst,
S i m m O n d s veronderstelt, dat een in het rectum aange-
brachte electrode nog wel zoo goed geholpen zou hebben,
doch dat hij door omstandigheden op die manier niet te
^verk kon gaan,

In 1914 en 1915 vermeldden S a n t o s-B o e r n e r
hunne successen bij gonorrhoebehandeling met diathermie-
stroom, Zij werkten met een holle, metalen sonde in de ure-
thra, als differente electrode. Binnenin was een thermoele-
ment van koper-constataan geconstrueerd. De indifferente
ele,ctrode lag om het pars pendulum, op de blaasstreek en op
de binnenvlakte der dijen.

Zij schreven verder; ,,Nach bakteriologischem Versuche
und andern schon bekannten Zahlen wurde die aus fol-
gender Tabelle ersichtliche Tötungszeit der Gonokokken
festgestellt" en dan volgt de bekende afstervingstabel der
gonococcen in vitro, (Zie blz, 12,)

,,Die Gefahr einer Verbrennung ist bei sorgfältiger Anle-
gung der Electroden und bei der nötigen Vorsicht in der
Anwendung derselbe nicht vorhanden," Zij behandelden de
patiënten telkens 1 uur op 43 "—45 ® C,, ja soms tot 47 » C,
en zagen nooit een verbranding, „Die Erfolge bei der An-
wendung der Diathermie waren recht gute, In einigen Fällen
gelang es in ein bis zwei Sitzungen, von IV2 Stunden Dauer,
akute Gonorrhoe zu heilen,"

In 1917 laat Rosenthal zieh sceptisch uit over de dia-
thermische behandeling bTj gonorrhoe. Hoewel bij complica-
ties als epididymitis, prostatitis, stricturen enz, eenig succes
niet valt te ontkennen, kan men volgens hem massage, beni-

-ocr page 50-

qués en andere therapeutische middelen, er niet bij missen.
Aan het einde van zijn artikel schrijft Rosenthal dém:
,.Fasse ich daher nach diesen Ausführungen mein Urteil
zusammen, so musz ich mich dahin aussprechen, dass die
Diathermie bei der Behandlung des gonorrhoischen Prozes-
ses als solches keine besondere Bedeutung hat imd dass bei
den Komplikationen und den Erkrankungen der Nachbar-
organe ihr Wert nur ein relativ bedingter ist, da sie Sicher-
heit der Heilung nicht gewährt,"

In 1918 bericht H, E, Schmidt over zijn ervaringen van
diathermische behandeling bij 500 gonorrhoepatiënten, wel-
ke bijna allen reeds 2 a 3 maanden elders voor hunne gonor-
rhoische infectie behandeld werden en nu behept waren met
allerlei complicaties als Prostatitis, epididymitis, enz.

Hij schrijft o,a,: „Dass durch die Diathermie in der Regel
keine Abtötung der Gonokokken möglich ist, die ja die theo-
retische Voraussetzung der Methode bildet, hat verschiede-
ne Gründe, Erstens sind die Gonokokken im lebenden Ge-
webe wohl weniger thermosensibel als auf künstlichen Nähr-
boden, Denn trotz genauer Innehaltimg der von B oe r n e r
& Santos experimentell gefundenen Behandlungszeiten
und Temperaturgrade ist es mir — mit einer Ausnahme —
nie gelungen, eine Gonorrhoe durch
eine Sitzung zu cou-
pieren. Darum bin ich auch bald zur kürzeren Behandlungs-
zeiten von 30 Minuten Dauer übergegangen, ohne dass die
Erfolge dadurch schlechter geworden sind,"

Even verder: „Ich habe es — wie gesagt — nur einmal
erlebt, dass
eine Sitzung zur Heilung einer gonorrhoischen
Urethritis anterior genügte, allerdings betrug die Tempera-
tur an manchen Stellen der Harnröhre in diesem Falle über
50 " C,, ohne dass der Patiënt über Brennen klagte. Es
resultierte eine intra-urethrale Verbrennung, der einen Monat
zur Abheilung brauchte. Dieser Fall bestätigt als Ausnahme
die Regel, dass die Diathermie nicht im Stande ist, die Gono-
kokken abzutöten, sondern nur zu einer Hyperämie, zu einer
mächtigen Steigerung der Sekretion und einer Ausschwem-

-ocr page 51-

mung der Gonokokken führt. Aus diesem Gründe ist es na-
türlich irrationell, eine Gonorrhoe nur mit Diathermie zu be-
handeln und es ist durchaus zweckmässig, der Durchwär-
mung der Harnröhre eine Spülung mit einer desinficieren-
den Lösung folgen zu lassen, um die ausgeschwemmten Go-
nokokken mechanisch zu entfernen,"

Schmidt maakte ook gebruik van de differente electro-
de
in de uretra en kreeg den indruk, dat door deze manupi-
laties niet meer dan bij andere therapeutische methoden
complicaties optraden als prostatitis en epididymitis. Hoofd-
zakelijk zal volgens Schmidt de diathermie in de toe-
komst beperkt blijven tot de behandeling van prostatitis.
Verder meldde hij, evenals Picard dit doet, den zeer
gunstigen invloed van diathermie op stricturen. Ten slotte
ontsnapt Schmidt de uitlating: „Schädigungen sind —
auch durch Einführung der Innenelectrode in die Harnröhre
nicht zu befürchten," welke al zeer naief klinkt tot den
Iczer, die even te voren werd ingelicht omtrent de urethra-
verbranding van een patiënt, juist veroorzaakt door deze
wijze van behandeling, waarbij dan „nichts zu befürchten"
zou vallen,

In 1921 en 1922 schrijft Kyaw weer over de diathermi-
sche behandeling bij gonorrhoe en legt in deze artikelen zijn
ervaringen van meer dan 10 jaren neer, In den aanvang zegt
hij: „Ausgehend von der im Laboratorium bestätigten Erfah-
rung, dass Gonokokken bei 44 " C, in 1 Stunde, bei 42 " C,
in 1 Stunde 57 Minuten, bei 41 » C, in 3 Stunden 15 Minuten
absterben, war ich unablässig bemüht, nicht nur auf der
Schleimhaut, sondern auch im Innern des Gewebes die zur
Abtötung der Gonokokken notwendigen hohen Temperatu-
ren zu erzeugen, ohne dem Patiënten dabei Schaden zuzu-
fügen."

Kyaw stelt als uiterste temperatuur voor behandeling
44,5 " C, vast, uit hoofde van de resultaten, welke K o 1 m e r
enLiebesnyin 1920 boekten bij hunne proeven met dia-
thermiestroomen op hondentestikels, K o 1 m e r en Lie-

-ocr page 52-

b e s n y vonden n.L, dat bij diathermeeren op 45 " C. ver-
brandingen van de scrotaalhuid plaats vonden, terwijl zij bij
diathermeeren op 42 " ä 43 » C- zoowel macroscopisch als
microscopisch slechts een hyperaemie konden vaststellen,
zonder een spoor van cellig infiltraat,

Kyaw concludeert verder uit de S a n t o s-B o e r n e r-
proeven en de experimenten van K o 1 m e r en L i e b e s n y,
dat het nu als een paal boven water vaststaat, dat iedere
gonorrhoe met diathermie te genezen is. „Es ist dadurch
wissenschäftlich der Beweis erbracht worden, dass Gonor-
rhoe in kurzer Zeit zur Heilung gebracht werden kann,"

Éénmaal heeft K y a w dan ook een patiënt met een acute
gonorrhoe genezen, na 1 uur diathermeeren op 45 " C, Daar-
bij was een zoodanige verbranding van den derden graad
aan het praeputium penis opgetreden, dat er 4 weken voor-
bij gingen, aleer de voorhuid geheel afgestooten was en ge-
nezing optrad. Geen enkele gonococcus echter kon, na die
braadséance meer aangetoond worden,

Kyaw diathermeerde zijn patiënten niet als de meesten
tweemaal \'s weeks 15—20 minuten, doch als het moest, van
8—1 uur en van 3—7 uur, d,w,z, dus tot 9 uur per dag.
Chronische gonorrhoe en prostatitis genas hij in 3—12 uur,
soms in 2 uur, doch dan ontstonden in deze laatste gevallen
steeds op de buik, waar de „indifferente" electrode lag,
verbrandingen van den 2en graad. Gonorrhoische vrouwen
genas Kyaw sneller dan gonorrhoische mannen, hetgeen
volgens hem kwam door gunstiger anatomische verhouding
gen der genitaliën voor de diathermische behandeling.

De differente electrode legde K y a w bij vrouwen in de
vagina, alleen bij eventueele spasmus, werd deze in het rec-
tum aangelegd. De indifferente electrode werd op de buik
geplaatst. Was er een dikke panniculus dan ontstond er on-
der deze indifferente electrode vaak „vetinfiltraten", welke
zonder eenige therapie weer van het tooneel verdwe-
nen, om voorgoed weg te blijven. Arthritis gonorrhoica genas
Kyaw bij een collega in een zitting van eenige uren. Aan

-ocr page 53-

het einde van zijn artikelen komt K y a w dan tot de volgen-
de slotsom: „Eine unheilbare Gonorrhoe gibt es bei Thermo-
penetrationsbehandlung also nicht mehr."

In 1921 deelt von Büben zijn ervaringen mede over
diathermiebehandeling bij gonorrhoische vrouwen en hij
schrijft in den aanhef van zijn publicatie: „Die Schwierig-
keiten, welche sich uns bei der Behandlung der Gonorrhoe in
den Weg stelten, haben die Veranlassimg gegeben, neben
den vielerlei Behandlungsweisen auch die Wärmeeffekte zu
erproben, um so mehr da bekanntlich die Gonokokken bei
41 ° C. zu Grunde gehen."

In de vagina werd als differente electrode in den regel
een 3 c.M. lange en 2 c,M, breede „Metallolive" gebruikt.
Ter controle van de inwendige temperaturen was midden in
de „Metallolive" een cylindervormige holte aangebracht,
waarin een passende thermometer werd geplaatst, van wel-
ken op het uit de vagina stekende gedeelte de temperatuur
werd afgelezen. Bij 46 ®—47 " C. werden de patiënten 2
maal \'s weeks 15—20 minuten behandeld. Van de 110 pa-
tiënten genazen er 86, te weten 14 na 1 tot 5 behandelingen,
38 na 5 tot 10 behandelingen en 34 na meer dan 10 behan-
delingen.

In 1921 schrijft Bucky: „Trotz der Thermosensibilität
der Gonokokken kann von einer directen Abtötung der Bak-
terien im Gewebe bei der Diathermie nicht die Rede sein."
(Hij behandelt slechts in séances van 20 minuten). ,,Trotz-
dem wirkt die Behandlung günstig, da die Sekretion eine
Ausschwemmung der Bakterien hervorruft."

In 1921 schrijft Nagelschmidt over de gonorrhoe-
behandeling als volgt: „Ich wende deshalb bei der akuten
Gonorrhoe als zweckmässigste Methode die Durchwärmung
der ganzen unteren Beckengegend an. Zu diesem Zweck
wird, als erste Behandlungsphase, der Patient auf eine
Electrode gelegt, welche von Kreuzbein bis unter das Steitz-
bein nach dem Gesäsz zu hegt. Das Glied wird nach oben
auf den Leib umgelegt und nun mit einer talerförmigen Elec-

-ocr page 54-

trode die Unterseite des Penis von der Spitze anfangend
kräftig durchwärmt. Strom 300 Milliampère, Dauer 10 Minu-
ten für jede einzelne Stellung mit Unterbrechung zur
Kühlung. Ist man an der Umbiegungsstelle bis zum Damm
gelangt, so musz hier die Stromstärke verkleinert und die
Durchwärmungsdauer möglichst verlängert werden um eine
piöglichst grosze Tiefenwirkung zu erzeilen. Femer musz
man vor dem Umbiegen um die Symphyse die grosze Elec-
trode weiter nach oben unter das Kreusz schieben. Ist man
so bis an den Anus gelangt, so beginnt die zweite Phase der
Behandlung. Man legt jetzt die Sakralelectrode auf den Leib
(unter den Penis, welcher nunmehr von dieser Electrode
isoliert gelagert wird) xmd durchwärmt vom Anus an auf-
wärts nochmals mit der Talerelectrode bis an den vorderen
Symphysenrand, Endlich kann man noch zur Sicherheit die
Vaginaelectrode in das Rectum bis an die Prostata vor-
schieben und nochmals gegen die vordere Bauchwand hin
isngdauernd durchwärmen; hiebei kann man Stromstärken
bis nahe an 1 Ampère verwenden. Auf diese Weise kann
ganz ohne komplizierte Apparatur eine tiefgehende und
komplete diathermische Durchwärmung der ganzen Harn-
röhrengegend durchgeführt werden. Diese Behandlung
dauert c,a, 3 Stunden, hat aber in den beiden Fällen, in
denen ich sie angewandt habe, in einer Sitzung die akute
Gonorrhoe vollkommen geheilt. Am nächsten Tage war noch
eine geringe seröse Sekretion nachweisbar, danach die Hei-
lung als komplett zu bezeichnen. Diese behandlung ist aber
so zeitraubend und erfordert soviel Sorgfalt, dass ich sie
nur gewissermassen experimenti causa in zwei Fällen durch-
geführt habe."

Bij chronische gonorhoische afwijkingen helpt de diather-
mische behandeling veel beter, vgl. Nagelschmidt, om-
dat men daar meer met circumscripte haarden te maken
heeft, die men gemakkelijker kan treffen dan de geheele
urethra. Omtrent de behandeling van gonorrhoe bij vrouwen
zegt Nagelschmidt op blz, 171: „Auch die weibliche Gonor-

-ocr page 55-

rhoe ist der Diathermiebehandlung im gewissem Masze zu-
gänglich, Bei der akuten Form ist nicht mit einer glatten
Sterilisierung zu rechnen. Behandelt man aber die Vagina
antiseptisch eni durchwärmt Cervix und Uterus kräftig dia-
thermisch mittels Vaginalelectrode gegen Bauch- resp, Sa-
kralelectrode, so gelingt es, die Cervikalgonorrhoe relativ
leicht zu beseitigen. Auch hier musz langdauernde Durch-
wärmung (1 Stunde für jede Richtung) verwandt werden.
Wir werden somit in der Diathermie für die Behandlung der
akuten Form 3er Gonorrhoe beim Weibe ebenfalls nur eine
unterstützende Methode zu sehen haben,"
In 1922 schrijft Roucayrol zeer enthousiast over de dia-
thermische behandeling van gonorrhoe. Ook hij werkte met
een intraurethrale differente electrode bij mannen. Hij dia-
thermeerde tot op 45 " C. en zag nooit een verbranding. Om
de 12 uur werden zijn patiënten 20 minuten gediathermeerd
en in 1—4 séances zag hij acute gonorrhoe genezen, terwijl
chronische gonorrhoe op een dergelijke manier in 3—8 da-
gen genas. Behalve de warmte zou ook de opgewekte leuco-
cytose genezend werken, vgl, Roucayrol, Bij vrouwen
met gonorrhoe had hij steeds succes: ,,Tout le monde sait
combien la guérison de la blennorrhagie féminitive est diffi-
cile à obtenir. Grâce à la diathermie, j\' ai toujours pu,
jusqu\' ici, obtenir la guérison complète avec disparition ab-
solue du gonocoque chez des malades que leur chirurgien
m\' avait adressées en désespoir de cause, après leur avoir
prodiqué pendant de longs mois leurs soins les plus éclai-
rés,"

In 1921, 1922 en 1923 publiceerden ook verscheidene
Spanjaarden hunne ervaringen over de gonorrhoebehande-
ling met diathermie. Zij zijn het er allen over eens, dat chro-
nische gonorrhoische aandoeningen zeer makkelijk met dia-
thermie te genezen zijn. Acute urethritides zijn niet zoo ge-
voelig voor den diathermiestroom als men zou verwachten
en dat komt, volgens hen, doordat de geheele xu-ethra zoo
moeilijk te doorwarmen is.

-ocr page 56-

In 1923 schreef W o s s i d 1 o, dat hij geen succes van de
diathermie zag bij de behandehng van acute gonorrhoe, Hij
zegt dan: „Es beruht dies nach unserer Auffassung darauf,
dasz wohl die Wärme eine gewisse Anzahl von Stun-
den in der Harnröhre bestehen bleibt, dasz aber diese Zeit
nicht ausreicht, um den Wachstum der Gonokokken im Be-
handlungsintervall so zu schädigen, dasz wir eine wesent-
liche Verminderung der akuten Erscheinungen der Gonor-
rhoe erzielen können. Auch eine Kombination von Spülung
und Diathermie mit einem eigens von uns konstruierten Ka-
theter gab kein anderes Resultat,"

Bij behandeling van chronische gonorrhoe zagen de W o s-
s i d 1 o \' s mooie resultaten en zij besluiten hun diathermie-
hoofdstuk dan ook als volgt: „dasz die Diathermie eine aus-
gezeichnete Behandlungsart ist, dasz sie aber
allein nicht
zur Behandlung gonorrhoischer Erkrankungen ausreicht, so
dasz wir stets daneben die anderen Behandlungsarten anzu-
wenden haben, wie wir sie aus den entsprechenden Kapiteln
kennen lehrten,"

In 1923 publiceerden ookCumbercatch-Robinson
hunne ervaringen omtrent diathermiebehandeling van go-
norrhoe, Zij boekten vooral veel succes bij epididymitis,
prostatitis, cervicitis en arthritis. Arthritis genas dikwijls
reeds, wanneer een tegelijkertijd bestaande prostatitis be-
handeld werd. Zij vinden, dat door de thermosensibiliteit der
gonoGoccen de gonorrhoe een bij uitstek geschikte ziekte is
om met diathermie te behandelen. Misschien echter, zoo den-
ken Cumbercatch-Robinson, zal eventueel de ver-
meerderde arterieele bloedstoevoer, de verhoogde lymph-
circulatie en de vermeerderde slijmafscheiding tot de goede
gevolgen der diathermische behandeling medewerken. Zij
zeggen dit als volgt: „In addition to its direct action on the
gonococci, diathermy produces certain effects in the tissues
which are prejudical to the existance of the organism. The
increase of the supply of blood to the heated tissues praba-
bly has some therapeutic effect. The application of dia-

-ocr page 57-

thermy to mucousmembranes causes an increased exsudation
of lymph and secretion of mucus. The drainage of the
infected parts is thereby aided and it is possible that the
heated lymph and mucus exist in a germicidal action,"

Cumbercatc h-R o b i n s o n dia thermeerden hunne
patiënten 2 maal \'s weeks telkens 20 minuten en dan
bleken 3 tot 9 behandelingen voldoende te zijn. Indien ech-
ter intensiever gediathermeerd wordt, voorspellen zij een
bekorting van het ziekteproces,

In 1924 schrijft Reynders zijn ervaringen neer over
de diathermische behandeling der gonorrhoe, In dat artikel
wordt er speciaal de aandacht op gevestigd, dat bij deze
behandeling gebruik wordt gemaakt van een diathermietoe-
stel, waarin de hautefréquentiestroom opgewekt wordt door
een zendlamp, zooals deze bij de draadlooze telegrafie in
gebruik is. Waarschijnlijk was het dezen schrijver niet be-
kend, dat o,a. in 1918 reeds Christen een dergelijk toe-
stel maakte en beschreef in het Münch. Med. Woch. 1918,
No. 50.

Reynders diathermeerde de urethra met mtwendige
electroden volgens de methode, welke door Nagel-
schmidt is aangegeven in zijn Lehrbuch der Diathermie
(1921) op blz, 169.

Er werd niet beneden de 42 ® C. gediathermeerd, liefst bij
43 "—44 ° C. Reynders boekte bij acute gonorrhoe min-
stens even goede resultaten als bij de chronische gonorrhoe
d,w,z, dat hij in beide gevallen 3 van de 4 patiënten na eeni-
ge uren diathermic kon genezen. Verder meende Reynders,
dat de hautefréquence-stroomen volgens het zendlampen-
systeem opgewekt therapeutisch beter zouden werken dan
de hautefréquence-stroomen volgens het Löschfunkensysteem
en trachtte deze meening te bevestigen door een geval te
vermelden, waarbij door diathermic volgens het Löschfun-
kensysteem geen beterschap te bereiken was en door dia-
thermic volgens het zendlampensysteem zelfs genezing op-
trad.

-ocr page 58-

Uit dit litteratuuroverzicht blijkt dus, dat de meeste on-
derzoekers de
Urethritis behandelen met een inwendige dif-
ferente electrode. Alleen Eitner en Nagelschmidt
en daarna ook R e y nd e r s geven de voorkeur aan een uit-
wendige differente electrode. Verder verklaren Schmidt
en Eitner ook weer de discongruentie tusschen de ther-
mosensibiliteit der gonococcen ini vitro en in vivo door aan
te nemen, dat de gonococcen in vivo minder thermosensibel
zijn dan in vitro.

Allen, diathermeeren liefst op 45 " C. en zien dan bijge-
volg af en toe fiksche verbrandingen optreden.

meeste onderzoekers komen tot de conclusie, dat dia-
thermie vlugger bij chronische gonorrhoe helpt dan bij acute,
behalve Reynders, welke hierin geen verschil vindt en
K y a w, welke alleen op theoretische gronden (proeven van
S a n t
O s-B O e r n e r) durft te beweren, zonder ook maar
één proef hieromtrent gedaan te hebben, dat het „ein Leich-
tes ist", om een acute Urethritis met diathermie te genezen.

-ocr page 59-

Eigen ervaringen over gonorrhoebehandeling
met diathermie.

De meeste therapeuten dus, welke gonorrhoe met dia-
thermie behandelen, leggen bij urethritis, als differente elec-
trode, een metalen holle sonde
in de urethra. Deze methode
heeft echter vele nadeelen. Immers, doordat de urethra
niet overal even wijd is en vele nissen herbergt, zal op de
eene plaats de sonde het slijmvlies meer spannen dan op de
andere. Het gevolg daarvan is, dat de dikte van het slijm-
vlies en omgeving niet overal hetzelfde zal zijn, dus ook de
weerstand verschillend en bijgevolg ook de hoeveelheid
warmte, welke ontstaat, ongelijkmatig verdeeld zal zijn. Dat
verder de afstanden tusschen de differente electrode en de
indifferente op verschillende plaatsen zoo in het oog loo-
pend ongelijk zijn, kan ook geen andere gevolgen hebben,
dan dat de urethra erg ongelijk verwarmd wordt. Dan is
in dit geval nog een nadeel, dat het urethraslijmvlies, even-
als alle slijmvliezen, zooveel minder gevoelig voor schadelij-
ke temperaturen is dan de huid, zoodat een verbranding kan
plaats vinden, zonder dat de patiënt er veel van bemerkt.
Nu wordt er meestal in de sonde wel een thermoelement
aangebracht, maar de waarde van dat instrument om ver-
brandingen te voorkomen, wordt mijns inziens sterk over-
dreven. Dat thermoelement licht ons alleen in over de tem-
peratuur van een bepaald deel van het metaal der electrode.
Doch deze gemeten temperatuur behoeft niei gelijk tc zijn
met de temperaturen, welke bestaan in alle wecfseldeeltjes,
welke,met zoo\'n bepaald gedeelte van de electrode corres-
pondeeren. Immers de metalen sonde neemt, door haar groot
geleidingsvermogen voor warmte, de gemiddelde tempera-
tuur aan van het omliggende weefsel, maar dat zegt over
de werkelijke warmte, van ieder grooter of kleiner gedeelte
op zich zelf absoluut niets.

-ocr page 60-

Alles dus bij elkaar genomen, vind ik het heelemaal niet
te verwonderen, dat verbrandingen niet uitbleven, laat staan
nog de gemiddelde hooge temperaturen, waarmede gewerkt
werd. En al geneest nu een urethraverbranding vrij vlot in
de meeste gevallen, dan mag men de naweeën, in den vorm
van stricturen met hunne gevolgen, toch niet gering achten.
Met recht zal een ieder het middef dan erger dan de kwaal
noemen,

Eitner en N a g e 1 s c h m i d t behandelden de Urethri-
tis anterior met uitwendig aangelegde electroden. Vooral de
methode, welke door Nagelschmidt is aangegeven,
om de penis tegen de buik op te leggen en dan dwars door
penis en buik naar de indifferente lendenelectrode te dia-
thermeeren, leek mij beter. Alleen zooals Nagel-
s c h m i d t dit deed met een kleine differente electrode, zoo-
dat hij telkens slechts eenige centimeters urethra trof,
maakt de methode onpractisch. Het leek mij beter, te trach-
ten een toestel machtig te worden van een dergelijke capa-
citeit, dat ik de geheele urethra anterior tegelijk verwarmen
kon. Om dan een temperatuur van ongeveer 43 " C, te berei-
ken, heeft men een diathermietoestel noodig, dat een
stroomsterkte van ruim 2 Ampère door het bekken van een
volwassene kan doen gaan en dit uren volhouden kan.

Wanneer men nu met uitwendige electroden werkt, zal
van de penis de huid, door haar grootsten weerstand en
dwarse doorwarming het sterkst verwarmd worden. Immers
de v/eefsels zijn dan als het ware „en serie" geschakeld. De
patiënt is dan meteen, door zijn subjectieve gewaarwordin-
gen, naast de technische vaardigheid van den behandelenden
medicus, een niet te onderschatten hulp om verbrandingen
te voorkomen.

De kans om op een dusdanige manier een verbranding
te veroorzaken, is wel minimaal en, mocht er ondanks alles,
toch een verbranding optreden, dan ontstaat deze buiten aan
de huid, hetgeen veel em veel onschuldiger is dan een ver-
branding in de urethra.

-ocr page 61-

Als differente electroden nam ik twee vernikkeld kope-
ren platen, waarop een handvat was gesoldeerd. Deze pla-
ten waren 10 c,M, laiig en A^h c.M, breed. De eene werd op
de tegen de buik opgeslagen penis geplaatst, terwijl de an-
dere, vlak aansluitend aan voorgaande, tegen het scrotale
gedeelte van de urethra werd gezet.

De indifferente electrode, een looden plaat van 23 c,M,
breed, 38 c,M, lang en 1 m,M, dik, werd laag tegen de len-
denen geplaatst. Het gemakkelijkst plaatst de patiënt zich
op een rustbank in rugligging met flink gespreide beenen.
Hij ligt dan dus a,h,w, op de indifferente electrode. De bei-
de differente electroden werden steeds met de hand vast ge-
houden; de eene, welk op het pars pendul«^ penis stond,
door den patiënt en de andere door mijzelf. Dit leek mij
beter dan het construeeren van een of ander toestelletje,
om de electroden aan te drukken. Want de geringste bewe-
ging, welke de patiënt dan uitvoert, zal maken, dat de elec-
troden niet meer op alle plaatsen gelijkmatig drukken of
dat ze verschuiven en dit zou dan vooral de oorzaak van
verbrandingen kunnen zijn. Dezelfde bezwaren zouden zich
voordoen, als de electroden door een verband gefixeerd
moesten worden, Eenerzijds is de betrokken plaats daarvoor
toch niet zoo erg geschikt, en anderzijds zouden bij een lich-
te beweging allicht de electroden iets verschuiven of een
brandsensatie opwekken en dan zou men het verband weer
moeten afnemen en opnieuw aanleggen. Houdt men echter
de electroden bij een goed handvat steeds vast, dan volgt
men gemakkelijk de bewegingen, welke de patiënt eventueel
maakt en kan men iedere min of meer ongunstigen stand der
electroden direct icorrigeeren.

Een ideaal gelijke verwarming van de urethra anterior
krijgt men op deze manier nog niet, maar toch is deze veel
beter en minder gevaarlijk dan wanneer men de inwendige
electrode zou gebruiken. Door den stand van de indifferente
electrode kan men pars penduluM gedeelte of het scro-
taal gedeelte van de urethra al dan niet sterker verwarmen,

-ocr page 62-

naar gelang men de looden plaat hooger of lager in de len-
denen plaatst. Daar tusschen kan men gemakkelijk den
stand zoodanig uitkiezen, dat beide differente electroden de
onderliggende urethra ongeveer gelijk verwarmen.

Vele diathermietherapeuten leggen om hunne looden elec-
troden een laag staniolpapier om, bij eventueele iontophore-
sis, een loodvergiftiging te voorkomen. Bij het diathermie-
toestel, dat ik gebruikte, was echter, voor zoover wij konden
nagaan, van verwekken van iontophoresis, geen sprake, zoo-
dat ik meende, dat ik deze omslachtigheid achterwege mocht
laten.

Verder legde ik ook geen zeepsopwatten tusschen electro-
den en huid, doch gebruikte, zooals de meesten dit doen, de
electroden ,,droog".

De temperatuur mat ik bij de pars penduli^-electrode
tusschen de penis en buikhuid. Deze temperatuur kwam bij
nader onderzoek ongeveer overeen met de temperatuur ter
plaatse in de urethra. Deze temperatuurmetingen werden
met dezelfde thermometers gedaan, als waarmede ik de
vroegere metingen bij mijn bacteriologische proeven uit-
voerde. (Deze thermometers hadden 4 m.M, diameter, waren
15 c,M. lang en konden een temperatuur aangeven tot.
51 " C.)

De pars posterior urethrae, met prostata, behandelde ik
met een door mijzelf speciaal voor dit doel geconstrueerde
rectumelectrode. Deze was in dwarsdoorsnede rond, had
een diameter van 2 c.M. en een lengte van 12 c.M. en was
aan het einde goed afgerond. Excentrisch, ongeveer 1 m,M,
onder de oppervlakte, had ik evenwijdig aan de lengteas, een
gat laten boren, hetwelk aan het einde dicht gesoldeerd was
met een dun laagje tin. In dat gat paste de onderste helft
van den thermometer, op welks uitstekend boveneind dan
de temperatuur afgelezen kon worden, welke ter plaatse in
de electrode heerschte.

De differente rectumelectrode iconstrueerde ik later iets
anders en wel, als volgt: ik liet deze platter en breeder ma-

-ocr page 63-

ken, zoodat de stroomlijnen als het ware, van een breederen
basis afvloeiden. Op een dergelijke manier dacht ik de pros-
tata vollediger te kunnen treffen. De dwarsdoorsnede kreeg
nu den vorm, welke in fig, 3 op ware grootte is aangegeven.

^ \' Fig. 3.

Natuurlijk moest die zijde, waar de thermometer het
dichtst aan de oppervlakte lag, naar de indifferente electro-
de gekeerd zijn. Omtrent de gemiddelde temperatuur van
het aanliggend weefsel (dus prostata vooral) kon men op
deze manier een indruk krijgen.

Als indifferente electrode werd dan een looden plaat ge-
bruikt van 25 c,M, lang en 23 c,M. breed, welke op de buik
vlak boven de symphysis geplaatst werd.

De epididymitis behandelde ik, door tusschen de twee
electroden, welke ik als differente voor de urethritis ante-
rior gebruikte, de ontstoken epididymis te plaatsen en zoo-
doende te doorwarmen.

Doordat ik bij den aanvang van deze onderzoekingen een
vrij beperkten tijd had gereserveerd om de bacteriologische
en therapeutische experimenten uit te voeren, was ik met
beide tegelijk begonnen.

Ik had altijd het plan gekoesterd om een gonorrhoe in één
dag te \'genezen, hetgeen te bereiken ware geweest, wanneer
de Santo s-B o e r n e r tabel juiste waarden had aange-
geven, en de vitaliteit in vitro en vivo tevens overeenstemde,
hetwelk men steeds stilzwijgend aannam. Immers het toe-
stel, waarmede ik werkte, was gegarandeerd op 10 uren
werktijd per dag, bij een maximale belasting. Het polari-
seerde niet, zoodat er geen gevaren voor den patiënt beston-
den, wat het electrisch effect betrof.

Ik diathermeerde bij 41 "\'—43 " C, zoodat dan in 3 uur, op
zijn hoogst, een urethritis anterior gecureerd had moeten
worden. Vroeger was mij echter al eens gebleken, dat een

J

-ocr page 64-

acute urethritis anterior, welke 2 uur op 42 " C, gediather-
meerd was geworden, niet genezen was. Daarom dacht ik
die dosis maar eens te verdubbelen.
Om dan af te wachten,
of ik succes zou hebben. Daaruit volgde ook direct weer, dat
ik nu een urethritis met epididymitis niet meer in één dag
kon afbehandelen, omdat daarmede 13 a 15 uren diather-
meeren gemoeid zouden zijn. Omdat ik tevens bij mijn bac-
teriologische proeven al gauw bemerkte, dat het met de
thermosensibiliteit der gonococcen niet zoo\'n vaart Hep, als
men zich altijd voorgesteld had, vond ik het rationeel om
de plaatselijke spoelingentherapie te handhaven, om zoo-
doende de gonococcenpus af en toe weg te spoelen en te
desinfecteeren.

Toen de S a n t O s-B o e r n e r-tabel zoo onjuist bleek, had
ik daaraan dus geen houvast meer. Van de
4 ä 6 uur-séances
had ik echter succes gezien, zoodat ik deze tijden vooreerst
handhaafde, om te trachten mij daaromtrent een juist oor-
deel te kunnen vormen. Het is toch bekend, dat niets zoo
moeilijk is en zooveel proeven vergt, als het bepalen van de
minimale dosis van een geneesmiddel of van een therapeuti-
sche manoeuvre, welke nog juist een succes geeft. Misschien
zal later blijken, dat de behandelingsduur van gonorrhoe
korter kan zijn.

Zooals ik al eerder zeide, diathermeerde ik bij de diffe-
rente electroden niet hooger dan 41 "—43 " C, Dit is name-
lijk de uiterste temperatuur, welke de patiënt, over het al-
gemeen, langen tijd achtereen rustig kan verdragen. Met de
prostata-electrode inwendig zou men hooger kunnen gaan,
zonder dat het den patiënt te warm zou zijn, vanwege het
feit, dat pijnreacties alsdan niet zoo gauw optreden. Maar
omdat men in het rectum, ook in figuurlijken zin, in het duis-
ter diathermeert, en bij eventueele beschadigingen den pa-
tiënt gevaarlijk zou kunnen toetakelen, wenschte ik de
temperatuur aldaar zeker niet hooger dan tot 43 " C. op te
voeren.

Op het volgende wil ik nog even de aandacht vestigen en

-ocr page 65-

dat is, de pijnlijkheid, welke somtijds in de symphysair-
streek van de buik ontstaat tijdens de urethra anterior be-
handeling, Dit is het gevolg van vetweefselirritatie daar ter A
plaatse, door te groote warmte. Het is bekend, dat vetweef- \\\\
sel nog grooter weerstand aan den electrischen stroom biedt
dan de huid, zoodat „en serie" geschakeld, zooals bij boven-
staande behandeling, in het vetweefsel de meeste warmte
vrij zal komen.

Deze vetinfiltraten zijn pijnlijk bij druk. Zij genezen in
1—2 weken, zonder eenig spoor na te laten.

Het spreekt van zelf, dat men bij icorpulente menschen
voor het ontstaan van deze infiltraten, het meest moet op-
passen. Door den penis om het uur bijv, eenige centimeters
te verplaatsen, kan men deze onaangename bijkomstigheid
voorkomen.

Die vetinfiltraten blijven van onschuldigen aard, hetgeen
het gevolg zal zijn van de groote pijn-reacties, welk optreden
bij het ontstaan van deze laesie. Lang voordat het vetweefsel
grondig gecoaguleerd zou kunnen zijn, heeft de patiënt ver-
klaard, de behandeling niet te kunnen volhouden.

Hieronder zal ik de status laten volgen van het aantal
door mij behandelde patiënten.

GEVAL L
Anamnese:

17-2-\'24. Een jonge man van 22 jaren, leed sinds Februari
1923, dus ongeveer 1 jaar, aan gonorrhoe. Hij
was geregeld bij een specialist in behandeling,
geweest, doch hield niettemin steeds gonococcen
in het urethraexsudaat, dat nog steeds rijkelijk
werd afgescheiden. Epididymitis had patiënt
nooit gehad, voor zoover hij zelf wist.
Status localis:

17-2\'-\'24. Uit urethra was een fikschen druppel pus te
drukken. Na microscopisch onderzoek bleek deze
pus te bestaan uit vele leucocyten, vrij veel epi-
theelcellen en vele intracellulaire en extracellu-
laire gonococcen.

-ocr page 66-

In de urethra waren op de sonde eenige infil-
traatjes te voelen, welke pijnlijk waren bij druk.
Bij urethroscopia anterior bleken in de urethra
eenige ontstoken lacunen van Morgagni aanwe-
zig te zijn. De prostata was nogal groot, doch
niet pijnlijk bij druk. Het prostata secreet be-
vatte vrij veel leucocyten, waarin geen gonococ-
cen konden aangetoond worden. Aan epididymes
was niets pathoTogisich te constateeren.

Therapie:

19-2-\'24, Na eerst nog een microscopisch onderzoek ver-
richt te hebben van het urethraexsudaat, hetwelk
dezelfde resultaten opleverde als op 17-2-\'24,
werd de patiënt 7
uur gediathermeerd met de
twee differente electroden op de urethra uitwen-
dig en met de indifferente electrode laag in de

lendenen. De stroomsterkte bedroeg 1,7_1.8

Ampère en de temperatuur onder de differente
electroden was 40»—40,5» C, \'s Avonds na de
diathermie kwam er bij druk slechts een weinig
slijm uit de urethra, waarin weinig gonococcen,
welke zich slecht kleurden, weinig leucocyten en
vrij veel epitheelcellen aanwezig waren. Patiënt
paste verder niet de minste therapie toe,

20-2-\'24, Er was een fiksche pusafscheiding uit de lurethra.
Hierin bevonden zich vele gonococcen, benevens
vele leucocyten en vele epitheelcellen.

Patiënt kreeg Janetsche spoeling van KMnO«
1/3000 en moest zich zelf 5 maal daags kleine
snoelingen van KMn04 1/2000 toedienen.

21-2-\'24, Geen afscheiding uit de urethra, In het na veel
moeite uitgedrukte spoor slijm kon ik geen gono-
coccen aantoonen, slechts enkele leucocyten en
wat epitheelcellen.

Ik gaf den patiënt echter nog een Janetsche
spoeling en liet hem de kleine spoelingen iteree-
ren,

22-2-\'24, Geen afscheiding uit de urethra. De urethra-
infiltraatjes waren niet meer te voelen. Ik gaf
den patiënt nog een Janetsche spoeling en liet
de kleine spoelingen itereeren.

23-2-\'24. Geen afscheiding. Alle therapie gestaakt.

25-2-\'24, Geen afscheiding. Geen enkele klacht meer.

-ocr page 67-

28-2-\'24, Steeds geen afscheidingen meer. Genezen ont-
slagen, nadat met urethroscopia anterior geen af-
wijkingen meer gevonden waren.

10-ll-\'24. Patiënt heeft steeds geen enkele klacht meer. Bij
urethiroscopia zien we een weeke strictuur in hef
pars pendulu» ongeveer 4 c.M. van het orificium
verwijderd.

GEVAL IL

Anamnese:

l-3-\'24. Patiënt van 22 jaar had sinds één dag eiterigen
uitvloed uit de urethra- Had nooit eerder zoo iets
dergelijks.

Status localis:

l-3-\'24. Uit urethra was een fiksche hoeveelheid pus te
drukken, waarin bij microscopisch onderzoek vele
gonococcen intra- en extracellulair werden ge-
vonden, benevens vele leucocyten en eenige epi-
theelcellen.

Aan prostata en epididymes kon ik geen afwij-
kingen constateeren.

Therapie:

1-3-\'24, uur diathermie met de gebruikelijke 2 dif-
ferente electroden op de urethra uitwendig en de
indifferente electrode in de lendenen, Stroom-
sterkte 2,0 Ampère, Temperatuur tusschen penis
en buikhuid was gemiddeld 42 ° C.

Patiënt koortste \'s avonds licht: temp, 38,3 "
pols 104, De laatste nachten transpireerde de pa-
tiënt ook nogal erg. Behalve de Urethritis konden
wij geen organische afwijkingen vinden,

2-3-\'24, Patiënt voelde zich niet erg lekker, had hoofdpijn,
\'s Namiddags lichte temperatuursverhooging, des
avonds was de temperatuur 38,6 " C. en de pols
108, Patiënt werd niet gediathermeerd, doch be-
handelde zich 5 maal daags met kleine spoelingen
KMnO. 1/2000,

Er kwam nog veel exsudaat uit de urethra,
waarin vele gonococcen en vele leucocyten aan-
wezig waren,

4-3-\'24. De patiënt gaat voort met het zich toedienen van
kleine spoelingen en neemt inwendig Decoct, fol.
uvae ursi 25/300 3 ddc, In het exsudaat zijn nog

-ocr page 68-

vele gonococcen en vele leucocyten en weinig epi-
theelcellen aanwezig, Avondtemperatuur is 38 C
pols 88,

5-3-\'24, Iter decoct en kleine spoelingen. Verder gonococ-
cenvaccin Spronck 50 millioen.

-3-\'24, Iter decoct en kleine spoelingen en gonococcen-
vaccin Spronck 75 millioen,

7-3-\'24, Iter decoct en kleine spoelingen en gonococcen-
vaocin Spronck 100 mil ioen,

8-3-\'24, Iter decoct en kleine spoelingen en gonococcen-
vaccin Spronck 150 millioen. In het overvloedig
urethraexsudaat zijn nog vele gonococcen en leu-
cocyten aanwezig.

10-3-\'24, Iter decoct en kleine spoelingen en gonococcen-
vaccin 300 millioen,

In het exsudaat, dat in mindere mate afgeschei-
den wordt, is relatief het aantal gonococcen en
leucocyten verminderd,

11-3-\'24, Diathermie 4 uur met de twee differente elec-
troden op de urethra en de indifferente electrode
laag in de lendenen, Stroomsterkte 2,0 Ampère,
temperatuur tusschen penis en buik 41 »—42 « c!
Iter decoct uvae ursi en kleine spoelingen,

12-3-\'24. Er komt nog vrij veel urethraexsudaat, waarin
relatief nog vrij veel gonococcen en leucocyten.
Het aantal epitheelcellen is relatief vermeerderd.

Diathermie 37» uur op de wijze als gisteren, met
dezelfde stroomsterkte van 2.0 Ampère.

13-3-\'24, Er komt nog minstens zooveel exsudaat als den
vorigen dag met vrij veel gonococcen, leucocyten
en epitheelcellen,

14-3-\'24, Patiënt klaagt over keelpijn en heeft bij nader
onderzoek pharyngitis, waarvoor als gorgeldrank
superol 1/500 en tevens 3 maal daags Va gram as-
pirine voorgeschreven wordt.

Avondtemperatuur is 38.5 " C, pols 108.

Diathermie uur op de gebruikelijke wijze met
2,0 Ampère,

Patiënt voelt zich naar en kan het niet volhou-
den, zoodat de behandeling gestaakt wordt.

15-3-\'24, Patiënt\'s pharyngitis is veel verbeterd,

In bet urethraexsudaat zijn nog slechts weinig
gonococcen, vrijveel leucocyten en epitheelcellen.

-ocr page 69-

Patiënt gaat door met het aanwenden van klei-
ne spoelingen van KMnO« 1/2000 en met het inne-
men van het decoct fol. uvae ursi 25/300 3 ddc-
27-3-\'24. Patiënt wordt nu steeds verder behandeld met
dagelijks één Janetsche spoeUng van KMnO*
1/3000 en gaat door met zich zelf 5 maal daags
een kleine spoeling toe te dienen,
31-3-\'24, In urethraexsudaat nog vele gonococcen, leuco-
cyten en epitheelcellen. Iter, therapie van 27-3-\'24
14-4-\'24. In urethraexsudaat, dat slechts in klein quantum
meer aanwezig is, zijn relatief weinig gonococcen
aan te toonen, vrij veel leucocyten en epitheel-
cellen,

19-4-\'24, Geen exsudaat meer te drukken uit de urethra,
24-4-\'24, Steeds geen exsudaat meer te drukken uit de
urethra,

In prostatasecreet geen pathologische verande-
ringen aanwezig,
2-5-\'24, Geen exsudaat uit de urethra te drukken. Thera-
pie wordt gestaakt,
9-5\'24, Geen enkel gonorrhoesymptoom doet zich meer
voor. Bij urethroscopie zien wij geen pathologi-
sche veranderingen van het slijmvlies. Patiënt
wordt genezen ontslagen.
24-6-\'24. Bij controle blijkt niets pathologisch, wat gonor-
rhoe betreft, meer te bestaan.

GEVAL III.

Anamnese:

12-3-\'24. Een jonge man van 20 jaar heeft sinds drie dagen
etterigen uitvloed uit de urethra en pijn bij de
mictie. Eenige dagen daarvóór coitus uitgeoefend.
Nooit eerder urethritis gehad, of een ernstige
ziekte doorgemaakt.

Status localis:

12-3-\'24. Uit urethra is veel pus te drukken, waarin bij
microscopisch onderzoek vele gonococcen intra-
en extracellulair worden gevonden, benevens vele
leucocyten en weinig epitheelcellen.

Het voorste gedeelte van de Urethra, over een
lengte van ongeveer
4 c.M., is vooral pijnlijk bij
druk
en bij mictie.

Aan prostata en epididymes konden geen af-
wijkingen vastgesteld worden.

-ocr page 70-

Therapie:

13-3-\'24, 3 uur diathermie met de gebruikelijke twee dif-
ferente electroden op penis en scrotum en de in-
differente looden plaat laag in de lendenen. De
stroomsterkte bedroeg 2,0 Ampère, de tempera-
tuur 41 ®—42 " C, Verder kleine spoelingen van
KMnOa 1/2000 5 maal daags,

14-3-\'24. In ochtendexsudaat vele gonococcen, vele leuco-
cyten en relatief meer epitheelcellen dan gisteren,

l\'-ji uur diathermic op de gebruikelijke manier
als gisteren. Patiënt begon toen over pijn in den
buikwand boven de symphisis te klagen, juist op
dat gedeelte, waar de penis lag. Toen besloot ik
alleen het pars pendulum te diathermeeren in de
hoop van op deze manier nog succes te kunnen
bereiken, daar de subjectieve klachten vooral in
de voorste 4 ic.M, van de urethra gelocaliseerd
Vï^erden, Daartoe werd het pars pendulum tus-
schen de twee electroden geplaatst, welke bij
voorgaande behandeling als de twee differente
electroden dienden. Op deze manier werd JVa
uur
gediathermeerd
bij een stroomsterkte van 1,0 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 41 »—
42 ° C,

15-3-\'24, In het overvloedige ochtendexsudaat waren nog
vele gonocciccen, leucocyten en epitheelcellen; het
zelfde microscopisch beeld ongeveer als gisteren.

2 uur diathermie van pars pendulum op de ma-
nier als gisteren, doch nu werd slechts een stroom-
sterkte van 0,9 Ampère verdragen, waarbij een
gemiddelde temperatuur van 41 ° C, werd geme-
ten.

16-3-\'24. Van het overvloedige urethraexsudaat gaf het mi-
croscopisch beeld iets minder gonococcen dan gis-
teren te zien. Nog veel leucocyten en vrij veel epi-
theelcellen, Nog steeds kleine spoelingen; tevens
een Janetsche spoeling daags,

19-3-\'24, Prostata links vergroot, vast van consistentie, iets
pijnlijk bij druk,

20-3-\'24. Spoelingen therapie gaat door. Tevens Spronck\'s
gonococcenvaccin 125 millioen. Nog veel pus uit
urethra te drukken, waarin nog vele gonococcen,

21-3-\'24, Iter spoelingentherapie, benevens Spronck\'s go-
nococicenvaccin 250 millioen.

-ocr page 71-

22-3-\'24, Iter spoelingentherapie, benevens Spronck\'s go-
nococcenvaccin 500 millioen,

23-3-\'24, Patiënt begint te koortsen; avondtemperatuur tot
39.1 O C., pols 96.

24-3-\'24. Epididymis rechts opgezet en pijnlijk, waarvoor
een boorwater-Priesnitzverband aangelegd werd.
Verder geen therapie. Avondtemperatuur tot 38 °
C.

25-3-\'24. Spronck\'s gonococcenvaccin 1000 millioen.

Avondtemperatuur tot 38 " C,

26-3-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 1000 millioen, bene-
vens ol. Santali 3 ddgtt 15 in melk,

27-3-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 1000 millioen,

28-3-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 1000 millioen,

29-3-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 1000 millioen,

31-3-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 1000 millioen.

Temperatuur steeg des avonds tot 39,2 " C,,
pols 96,

1-4-\'24, Avondtemperatuur tot 38,1 ° C,, pols 96, 01. San-
tali therapie gestaakt, Urotropine 3 dd V» gram,

2-4-\'24, In urethraexsudaat nog vele gonococcen, leuco-
cyten en epitheelcellen, Prostata dubbelzijdig ver-
groot, niet pijnlijk bij druk. Rechter epididymis
minder pijnlijk bij druk, doch nog sterk gezwol-
len,

2®/4 uur diathermie van rechter epididymis
met 1,0 Ampère, waarbij een temperatuur van ge-
middeld 41,5 » C, bereikt werd,

3-4-\'24, Rechter epididymis sterk in grootte teruggegaan,
niet pijnlijk meer bij druk,

Ph uur diathermie van rechter epididymis met
1,0 Ampère, gemiddelde temperatuur 41,5 " C,

5 uur diathermie van prostata met 1,3 Ampère,
temperatuur gemiddeld 42 ° C,

4-4-\'24, Rechter epididymis en prostata sterk in grootte
teruggegaan, Diathermeeren van de urethra ante-
rior zegt patiënt niet meer te verdragen, zoodat
direct na het begin, daarmede gestaakt wordt, Ja-
netsiche spoelingen en kleine spoelingen weer be-
gonnen,

5-4-\'24, In het overvloedige urethraexsudaat zijn nog vele
gonococcen aanwezig, benevens vele leucocyten
en epitheelcellen.

-ocr page 72-

7-4-\'24. De rechter epididymis blijkt aan de cauda met
de scrotaalhuid vergroeid. Prostata is nog grooter
dan deze behoort te zijn.
ll-4-\'24. Patiënt zou weer gediathermeerd worden, doch
zeide pijn in den buik te krijgen. Vandaar dat na
eenige mmuten deze therapie gestaakt werd en
ik besloot de gewone therapie alleen toe te pas-
sen, d.w.z. 1 Janetsche spoeling daags met 5 klei-
ne spoelingen. Uit de urethra komt niet veel pus
meer, waarin relatief veel minder gonococcen en
1-7 ^ .O. meer epitheelcellen voorkomen.

17-4-24, In het spoor urethraexsudaat zijn nog slechts
wemig gonococcen meer aan te toonen, met weinig
leucocyten en relatief veel epitheelcellen. Prosta-
ta is nog vergroot, evenals de rechter vesicula se-
rechter epididymis. Echter nergens
pijnlijkheid meer bij druk.
23-4-\'24, In het spoor urethraexsudaat zijn geen gono-
coccen meer te vinden. Nog wel zijn eenige leuco-
cyten en epitheelcellen aanwezig,
28-4-\'24, In het spoor urethraslijm weer geen
gonococcen
wel eemge leucocyten en epitheelcellen.

Patiënt wordt in de kliniek onhandelbaar, zoo-
dat hem gelast wordt naar huis te gaan en zich
poliklinisch verder te laten behandelen,
30-4- 24, Geen exsudaat meer uit de urethra te drukken,
A wf®" exsudaat meer uit de urethra te drukken,

6-5- 24, Weer veel pus uit de urethra te drukken, waarin
ve e gonococcen en leucocyten en enkele epitheel-
cellen.

Kier staan we voor de vraag, of we met een
remfectie of een recidief te maken hebben, het-
geen niet op te lossen valt, vanwege de verregaan-
de onbetrouwbaarheid van den patiënt.

GEVAL IV,
Anamnese:

13-3-\'24, Sinds, 14 dagen komt er bij een jongen man van
24 jaar pus uit urethra en is de mictie pijnlijk,
Eemge dagen te voren cohabiteerde patiënt in
Duitschland, Was vroeger nooit ernstig ziek, Prae-
putium was altijd zeer moeilijk over de glans
penis terug te schuiven.

-ocr page 73-

De huisdokter behandelde deze urethritis met
capsules inwendig, Goulardwater-compresseii uit-
wendig en protargol sinds de laatste twee dagen,

Siatus localis:

13-3-\'24, Patiënt heeft een sterke phimosis. Veel pus, waar-
in naast velerlei microorganismen, vele gonococ-
cen en leucocyten en weinig epitheelcellen,

Epididymes en prostata vertoonen geen afwij-
kingen.

Therapie:

13-3-\'24, Tegen pijnlijke phimosis wordt boorwater-Pries-
nitz gegeven. Verder kleine spoelingen van
KMn04 1/2000 5dd.

14-3-\'24, Kleine spoelingen van reargon 5 % 5dd,

15-3-\'24, Iter reargonspoelingen.

16-3-\'24, Iter reargonspoelingen,

In de overvloedige urethrapus zijn nog vele
gonococcen, leucocyten en vrij veel epitheelcel-
len aanwezig,

17-3-\'24, 6 uur diathermie van de urethra met de twee
differente electroden op pars pendulum en scro-
tum en de indifferente electrode laag in de len-
denen, Stroomsterkte was 2,1 Ampère, de ge-
middelde temperatuur 42 ® C, Verder kleine
spoelingen van KMn04 1/2000,

18-3-\'24, In de overvloedige urethrapus zijn nog vele gono-
coccen, leucocyten en epitheelcellen aanwezig,

19-3-\'24, Patiënt heeft een temperatuur tot 38,5 " C. Ge-
zwollen roode pharynx, als gorgeldrank wordt
HïOï Va % gegeven, voor de hoofdpijn aspirine,

21-3-\'24, Temperatuur weer normaal.

Steeds kleine spoelingen met KMnO* 1/2000-

29-3-\'24, Steeds komt er nog veel gonococcenhoudende pus
uit de urethra. De phimosis wordt opgehöven
door het praeputuum dorsaal te splijten met be-
hulp van de galvanocauter. Kleine spoelingen ge-
staakt,

l-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 100 millioen.

3-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 200 millioen. Dage-
lijks Janetsche spoeling,

4-4-\'24, Nog vele gonococcen in de overvloedige urethra-
pus,

5-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen, Fik-
sche locale reactie.

-ocr page 74-

7-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen.

Nog vele gonococcen in de overvloedige ure-
thrapus, Caustieklaesie aan het praeputium is
zoover genezen, dat met de kleine spoelingen
weer begonnen wordt. Tevens steeds dagelijks
een Janetsche spoeling,

8-4-\'24, Urethjraexsudatie verminderd. Ook het aantal go-
nococcen is relatief verminderd,

9-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen, Pros-
tata dubbelzijdig wat vergroot. Niet pijnlijk bij
druk.

11-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen,

In urethraexsudaat, dat spaarzaam meer af-
gescheiden wordt, zijn geen gonococcen meer te
vinden, wel andere bacteriën, benevens weinig
leucocyten en relatief veel epitheelcellen, Phi-
mosiscaustieklaesie is zoo goed als genezen,

12-4-\'24, In urethraslijm geen gonococcen meer gevonden.

14-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen,

15-4-\'24, In urethraslijm geen gonococcen meer gevonden,
nog wel wat andere bacteriën, benevens eenige
leucocyten en epitheelcellen. Steeds Janet en
kleine spoelingen,

17-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen.

In urethraslijm steeds geen gonococcen meer
te vinden.

21-4-\'24. Spronck\'s gonococcenvaccin 500 millioen,

28-4-\'24, Steeds geen gonococcen meer aan te toonen in
urethraslijm,

29-4-\'24, Prostata, vooral rechts, nog vergroot, In het
prostatasecreet konden wat bacteriën en wat leu-
cocyten aangetoond worden. Steeds prostata-
massage,

6-5-\'24, Geen exsudaat meer uit urethra te drukken.

Alle therapie wordt gestaakt,

8-5-\'24, Geen exsudaat, Urethroscopie doet ons geen pa-
thologische verschijnselen aan het slijmvlies con-
stateeren, Prostata normaal van grootte, nog
slecht enkele leucocyten in het secreet,

12-5-\'24, Patiënt wordt genezen ontslagen.

-ocr page 75-

GEVAL V.

Anamnese:

20-5-\'24, Sinds eenige dagen komt er bij een jonge man
van 20 jaren etter uit de urethra terwijl de mic-
tie pijnlijk is. Eenige dagen vóór deze klachten
cohabiteerde patiënt in Duitschland,

Verder nooit ernstig ziek geweest.
Status localis:

20-5-\'24, Uit dc urethra is veel pus te drukken, waarin bij
microscopisch onderzoek, vele gonococcen aan-
wezig zijn, met vele leucocyten en weinig epi-
theelcellen.

Aan prostata en epididymes konden geen af-
wijkingen geconstateerd worden.

Therapie:

20-5-\'24. Patiënt krijgt dagelijks 5 kleine spoelingen van
KMnO» 1/2000 en 1 Janetsche spoeling van
KMnO, 1/3000,

3Vï uur diathermie van de urethra met de ge-
bruikelijke twee differente electroden op penis
en scrotum en de indifferente electrode laag in
de lendenen, met een stroomsterkte van 2,0 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 41.5 "
C.

21-5-\'24. Nog vele gonococcen in het overvloedige exsu-
daat aanwezig,

4 uur diathermie op gelijke wijze en even groo-
te stroomsterkte als gisteren,

22-5-\'24, Nog vele gonococcen in het overvloedige urethra-
exsudaat, Nog steeds dagelijks 5 kleine spoelin-
gen en 1 Janetsche spoeling,

24-5-\'24, Nog vele gonococcen in het overvloedig urethra-
exsudaat, Prostata links wat opgezet. Niet ge-
voelig bij druk,

4 uur diathermie van de prostata op de\'gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père, waarbij een temperatuur van gemiddeld
42 C, behoort. (Ronde electrode.)

25-5-\'24, uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 2,0 Am-
père en een temperatuur van gemiddeld 41,5 " C.

26-5-\'24. Nog vele gonococcen in het overvloedige urethra-
exsudaat; relatief waien in het exsudaat wat

-ocr page 76-

meer epitheelcellen. Nog steeds dagelijks 5 klei-
ne spoelingen en een Janetsche spoeling,

2-ó-\'24, Nog vele gonococcen in het overvloedige urethra-
exsudaat,

3-6-\'24, 4 uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 » C.

4-6-\'24, 4 uur diathermie van de urethra op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,8 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 41,5 "
C,

5-6-\'24. In het overvloedige exsudaat nog vele gonococcen
en epitheelcellen en leucocyten,

7-6-\'24. Nog vele gonococcen in het overvloedige urethra-
exsudaat,

10-6-\'24, 4V2 uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 " C,

11-6-\'24, 4 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 2.0 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 41,5 ° C,

12-6-\'24, In het overvloedige urethraexsudaat zijn nog vele
gonococcen aanwezig; aantal leucocyten vermin-
derd; aantal epitheelcellen relatief vermeerderd,

Pji uur diathermie van de urethra op de ge-
bruikelijke wijze met een stroomsterkte van 2,0
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 " C,

13-6-\'24, In het overvloedige urethraexsudaat zijn nog
vele gonococcen aanwezig,

14-6-\'24. Ftterij.ie uitvloed uit de urethra is sterk vermin-
derd. Er zijn echter nog vele gonococcen in aan-
v/ezig,

17-6-\'24. Weinig uitvloed uit de urethra, echter zijn er nog
vele gonococcen in aanwezig. Nog steeds 5 kleine
spoelingen en 1 Janetsche spoeling per dag,

3 uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 ® C.

18-6-\'24, 3 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 2,0 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 41,5 ° C,

19-6-\'24. In het weinige urethraexsudaat zijn nog steeds
gonococcen aanwezig.

-ocr page 77-

20-6-\'24, In het v/einige urethraexsudaat zijn nog steeds
gonococcen aanwezig,

21-6-\'24, In het weinige urethraexsudaat zijn nog steeds
gonococcen aanwezig,

26-6-\'24, In het weinige urethraexsudaat, dat hoe langer
hoe slijmeriger wordt, zijn nog gonococcen aan-
wezig,

27-6-\'24, In het urethraslijm zijn geen gonococcen meer ge-
vonden.

28-6-\'24, In het urethraslijm zijn geen gonococcen meer ge-
vonden.

30-6-\'24. Geen uitvloed uit de urethra. Alle therapie ge-
staakt,

3-7-\'24, Geen verschijnselen meer van gonorrhoe, Ure-
throscopie levert ook niets op, Prostatasecreet
geen afwijkingen. Patiënt wordt genezen ontsla-
gen,

GEVAL VI,
Anamnese:

27-3-\'24, Een jonge zeeman van 16 jaren acquireerde 6
weken geleden in Frankrijk een urethritis na
coitus. Onregelmatig slikte de patiënt wat san-
talolie of ontving hij een injectie in den arm.
De urethritis werd echter niet beter.
Status localis:

27-3-\'24. In het overvloedige urethraexsudaat zijn vele
gonococcen aanwezig, benevens vele leucocyten
en vrij veel epitheelcellen.

Aan de laterale zijden der rechterprostata-
helft is een vaste streng te voelen, welke niet
pijnlijk is bij druk.

Aan epididymes geen afwijkingen gevonden.
Therapie: _

21-3-24. uur diathermie van de urethra op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 2,0 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 41,5 ° C,

28-3-\'24, uur diathermie van de urethra op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,9 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 41 " C,

Verder 5 maal daags kleine spoelingen van
KMn04 1/2000 en 1 Janetsche spoeling,

29-3-\'24, Nog vele gonococcen in de overvloedige urethra-

-ocr page 78-

pus. De streng rechts van de prostata is soepeler
geworden,

2-4-\'24, Nog vele gonococcen in het urethraexsudaat,

3-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 100 millioen,

4-4-\'24, 4 uur diathermie van dc prostata op de gebrui-
kelijke v/ijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 » C.

5-4-\'24, Spronck\'s gonoicoccenvaccin 200 millioen,

7-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 300 millioen. Fik-
sche locale reactie,

9-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 200 millioen,
ll-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 200 millioen.

In het overvloedige urethraexsudaat zijn steeds
nog vele gonococcen aanv/ezig. Iter, kleine spoe-
lingen en Janetsche spoeling van KMn04,
14-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 200 millioen.
19-4-\'24, Spronck\'s gonococcenvaccin 200 millioen,
21-4-\'24. Spronck\'s gonococcenvaccin 300 millioen,
24-4-\'24, Bij urethroscopie blijkt in de bulbus een erosief
hyperaemisch plekje aanwezig te zijn. Als the-
rapie zal hiervoor 3 maal \'s weeks een instillatie
plaats hebben met 1 % nitras argenti,
28-4-\'24, Patiënt heeft heelemaal geen uitvloed meer, Pros-
tata is rechts nog vergroot, In het prostatasecreet
zijn nog gramnegatieve intracellulaire diplococ-
cen aan te toonen naast vrij veel leucocyten,

2-5-\'24, 1 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 42 ® C,

3-5-\'24, In het spoor urethraslijm, dat verkregen werd bij
massage, konden geen gonococcen meer aange-
toond worden, In het prostatasecreet konden ook
geen gonococcen meer gevonden worden, wel
leucocyten,

6-5-\'24, Therapie gestaakt,

8-5-\'24, Uit de urethra is weer pus te drukken, waarin
vele gonococcen gevonden worden.

Weer kleine spoelingen en Janetsche spoeling
van KMn04,

10-5-\'24, l^ji uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 " C,

/Va aur diathermie van de urethra op de ge-
bruikelijke wijze met een stroomsterkte van 2,2

-ocr page 79-

Ampère en een gemiddelde temperatuur van 42"
C,

i3-5-\'24. Nog veel urethraexsudaat, waarin zich nog vele
gonocoocen bevinden. Dagelijks 5 kleine spoelin-
gen; verder dagelijks 1 Janetsche spoeling met
2 maal \'s weeks een instillatie van nitras argenti
1

20-5-\'24, Geen gonococcen meer te vinden in het spoor
urethraexsudaat,

22-5-\'24, Geen gonococcen meer te vinden in het spoor
urethraexsudaat,

24-5-\'24, Weer een flinke hoeveelheid exsudaat uit de ure-
thra te drukken, waarin vrij veel gonococcen
aanwezig zijn,

28-5-\'24, Pil uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 " C,

30-5-\'24, In het weinige urethraexsudaat waren geen go-
nococcen meer aan te toonen. Nog steeds Janet-
sche spoeling en kleine spoelingen.

1 uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 ° C-

5-6-\'24, 1 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 42 ° C,

6-6-\'24, In het spoor urethraexsudaat zijn geen gonococ-
cen meer te vinden; wel andere bacteriën,

11-6-\'24, In het spoor urethraslijm zijn geen gonococcen
meer aan te toonen,

12-6-\'24, In het spoor urethraslijm zijn geen gonococcen
meer aan te toonen,

uur diathermie van de prostata op de gebrui-
• kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père cn een gemiddelde temperatuur van 42 ° C.

13-6-\'24. Geen gonococcen meer in het spoor urethraslijm,

14-6-\'24. Geen uitvloed meer. Alle therapie gestaakt,

16-6-\'24, Geen uitvloed meer, Urethroscopie laat niets bij-
zonders zien. Aan prostata en in prostatasecreet
geen afwijkingen.

18-6-\'24, Patiënt genezen ontslagen.

-ocr page 80-

GEVAL VIL

Anamnese:

20-3-\'24, Een jongeman van 24 jaren heeft sinds 5 weken
een etterige urethritis en sinds 3 weken is de Un-
kerbal erg opgezet en pijnlijk.

Vroeger had de patiënt nooit iets dergelijks en
hij is verder nooit ernstig ziek geweest.

Status localis:

20-3-\'24, Uit de urethra is veel pus te drukken, waarin bij
microscopisch onderzoek vele gonococcen blijken
aanwezig te zijn, naast vele leucocyten en be-
trekkelijk veel epitheelcellen. De prostata is ver-
groot en pijnlijk bij druk. De linker epididymis is
gezwollen en licht pijnlijk bij druk.

Therapie:

21-3-\'24, 3 uur diathermic! vdLW de linker epididymis op de
gebruikelijke wijze met een stroomsterkte van
1,1 Ampère cn een gemiddelde temperatuur van
41 « C,

Verder geen enkele therapie,

24-3-\'24, Linker epididymis veel kleiner, infiltraat minder
vast, niet pijnlijk bij druk,

3 uur diathermie van de linker epididymis op
de gebruikelijke wijze met een stroomsterkte van
1,^1 ^.^père en een gemiddelde temperatuur van

25-3-\'24. é^js uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke v.\'ijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 41,5 " C.
Verder kleine spoelingen van KMnO« 1/2000.

26-3-\'24. 4 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 2 Ampè-
re, Prostata is kleiner en soepeler,

27-3-\'24, In het weinige urethraexsudaat kunnen geen go-
nococcen meer aangetoond worden, wel weinig
leucocyten en relatief vrij veel epitheelcellen.

< Janetsche spoeling dagelijks, benevens kleine
spoelingen,

28-3-\'24, Urethraexsudaat is slijmerig en slechts spoorsge-
wij ze verkrijgbaar. Geen gonococcen kunnen er
meer in aangetoond worden,

31-3-\'24, In het spoor urethraslijm kunnen geen gonococ-
cen meer aangetoond worden.

-ocr page 81-

In het spoor urethraslijm kunnen geen gonococ-
cen meer aangetoond worden.
2-4-\'24. Gisteravond koortste patiënt tot 39,3 ® C., pols
120. Had een pharyngitis, waarvoor garganisma
van decoct, fruct, myrtill.

Spoor urethraexsudaat te verkrijgen, waarin
geen gonococcen gevonden worden.
7-4-\'24. Patiënt is weer beter, wat pharyngitis betreft.

Met moeite was er wat slijm uit de urethra te
druldcen, waarin geen gonococcen meer aange-
toond konden worden.

Aan de linker epididymis en de prostata zijn
nog ontstekingsresten te voelen, doch deze zijn
niet pijnlijk bij druk,
9-4-\'24, Bij urethroscopia anterior valt niets bijzonders

aan het slijmvlies te constateeren,
ll-4-\'24. Patiënt wordt als genezen ontslagen,
17-4-\'24, Patiënt kwam nog even voor revisie en had geen
enkele klacht meer,

GEVAL VIII.

Anamnese:

29-4-\'24. Een man van 38 jaren heeft sinds 2 Januari 1924
een etterige urethritis. Werd al dien tijd behan-
deld met balsamica inwendig en kleine spoelin-
gen van KMnO« 1/2000. Steeds bleef de etteraf-
scheiding bestaan. Patiënt had vroeger nooit iets
dergelijks en is verder nooit ernstig ziek geweest.

Status localis\'.

29-4-\'24, Uit de urethra is vrij veel pus te drukken, waarin
bij microscopisch onderzoek vele gonococcen aan-
wezig blijken te zijn, naast vrij veel leucocyten
en relatief veel epitheekellen.

De prostata is vooral rechts vergroot en tevens
is een verdikte ductus Cowperi te voelen. Aan
epididymes kon niets pathologisch geconstateerd
worden.

Therapie:

29-4-\'24, 4 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,3
Ampère en een temperatuur van gemiddeld 42,5 "
C, Verder kleine spoelingen van KMnO« 1/2000
en dagelijks 1 Janetsche spoeling van KMnO«
1/3000.

-ocr page 82-

30-4-\'24, 2V2 uur diathermie van de urethra op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 2,2 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 » C.

1-5-\'24, 4 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 2,2 Am-
père met een gemiddelde temperatuur van 42 " C,

2-5-\'24- Het urethraexsudaat is slijmerig en slechts in
klein quantum verkrijgbaar. Geen gonococcen
kunnen er meer in aangetoond worden; wel nog
weinig leucocyten en vrij veel epitheelcellen,

3-5-\'24, Geen gonococcen in het weinige urethraslijm te
vinden,

6-5-\'24, Steeds geen gonococcen in het weinige urethra-
slijm te vinden. Alle therapie wordt gestaakt,

8-5-\'24. Geen klachten meer, Urethroscopie anterior doet
niets bijzonders constateeren,

10-5-\'24, Patiënt wordt genezen ontslagen,

15-5-\'24, Patiënt komt voor revisie. Heeft nergens last
meer van,

17-ll-\'24, Patiënt komt voor revisie en heeft geen klachten,
Uriethroscopia anterior doet ons niets\' bijizonders
constateeren, Prostata is normaal van grootte en
consistentie, In het secreet werd niets bijzonders
gevonden,

GEVAL IX,

Anamnese:

22-5-\'24, Een man van 32 jaar heeft sinds 5 weken een
etterige urethritis. Heeft zich steeds kleine spoe-
lingen van KM,n04-oplossing toegediend, doch
kon geen genezing bereiken. Overigens heeft pa-
tiënt, syphiilis buiten beschouwing latende, nooit
een ernstige ziekte doorgemaakt.

Status localis:

22-5-\'24, Uit de urethra is overvloedige etter te drukken,
waarin bij microscopisch onderzoek vele gono-
coccen blijken tanwezig te zijn, benevens vele
leucocyten en vrij veel epitheelcellen. Aan epidi-
dymes werd niets bijzoniders gevonden.

De prostata was nogal groot en iets pijnlijk bij
druk. Geen infiltraten te voelen.

Therapie:

22-5-\'24, 3 uur diathermie van de prostata op de gebrui-

-ocr page 83-

kelijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,3
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42 " C, Dagelijks 5 kleine spoelingen van KMnO*
1/2000 en een Janetsche spoeling van KMnO«
1/3000.

23-5-\'24. 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 2,0 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 41,5 ° C.

24-5-\'24, In het overvloedige urethraexsudaat zijn nog vele
gonococcen aanwezig,

26-5-\'24, In het overvloedige urethraexsudaat worden nog
vele gonococcen aangetoond,

5 uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijk wijze met een stroomsterkte van ruim 1,3
Ampère en een gemiddelde stroomsterkte van
42 » C,

27-5-\'24, 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke v/ijze met een stroomsterkte van ruim 1,9
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 » C,

28-5-\'24, Er komt slechts weinig pus uit de urethra, waarin
met moeite nog eenige gonococcen gevonden wor-
den,

31-5-\'24, In het weinige urethraexsudaat worden nog en-
kele gonococcen aangetroffen. Nog steeds dage-
lijks 1 Janetsche spoeling en 5 kleine spoelingen,

1-6-\'24. 1 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,3
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42 " C,

1 uur diathermie van de urethra op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van ruim
1,9 Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 " C,

2-6-\'24, In het spoor urethraexsudaat konden geen gono-
icoccen meer gevonden worden,

4-6-\'24, In het spoor urethraexsudaat konden geen gono-
icoccen meer gevonden worden,

5-6-\'24, 1 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,3
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42 " C,

1 uur diathermie van de urethra op de gebrui-

-ocr page 84-

kelijke wijze met een stroomsterkte van ruim
1,9 Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 ® C.

6-6-\'24. In het spoor urethraslijm konden geen gonococ-
cen meer aangetoond worden.

Patiënt wordt genezen ontslagen,
13-6-\'24, Patiënt komt voor revisie; niets pathologisch kon
meer geconstateerid worden,

4-7-\'24, Patiënt komt voor revisie; er wordt niets patho-
loigiisch geconstateerd. In prostatasecreet nog een
enkeilie ileucocyt; bij urethroscopia anterior geen
afwijkingen,

GEVAL X.

Anamnese:

Een jonge man van 20 jaar heeft sinds 2 jaar
pusafscheiding uit de urethra. Is steeds door
specialist met spoelingen, vaccins, massage en
dieet behandeld, zonder suoces; patiënt behield
zijn urethritis met vele gonococcen in de pus.

Overigens is patiënt nooit ernstig ziek geweest.

Status localis:

5-6-\'24. Uit de urethra is veel pus te drukken, waarin
vele gonococcen aanwezig blijken te zijn. Aan de
prostata kan niets bijzonders geconstateerd wor-
den. Aan de linker epididymis wordt een verdik-
king in de cauda geconstateerd.

Bij urethroscopie blijken in de urethra vele
ontstoken lacunen van Morgagni en vele ontsto-
ken klieren van Littré aanwezig te zijn.

Therapie:

6-6-\'24, 5 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 42 ® C.

Verder kleine spoelingen en 1 Janetsche spoe-
ling dagelijks,

7-6-\'24, 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 2,0 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 42 " C.

8-6-\'24, 3 uur diathermie van de linker epididymis op de
gebruikelijke wijze met een stroomsterkte van
1,0 Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 « C.

-ocr page 85-

9-6-\'24. Nog iets slijmerige afscheiding in de urethra,
waarin geen gonococcen meer aangetoond kon-
den worden,

24-6-\'24, Bericht van den behandelenden specialist, dat bij
herhaling geen gonococcen meer aangetoond
konden worden in het urethraslijm.

22-ll-\'24, Patiënt komt voor revisie en voelt zich volkomen
in ordle. Urethroscopia aaterior geeft niets bij-
zonders te zien. Prostata normaal van grootte
en consistentie, in het secreet geen afwijkingen.

GEVAL XL

Anamnese:

17-5-\'24. Een jonge man van 25 jaar heeft sinds 2Vj maand
gonorrhoische urethritis, en is steeds speciaUs-
tisch behandeld geworden. Had iets dergelijks
eenige jaren geleden. Was verder nooit ernstig
ziek geweest.

Status localis:

17-5-\'24. In de overvloedige urethrapus worden vele gono-
coccen aangetoond. Prostata is beiderzijds vei-
groot, In de cauda der linker epididymis wordt
een vast infiltraat gevonden.

Therapie: , , , .,., j

17-5-\'24, uur diathermie van de Imker epididymis op de
gebruikelijke wijze met een stroomsterkte van [,1
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42 « C,

uur diathermie van de prostata op de ge-
bruikelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42 " C, Dagelijks 5 kleine spoelingen van KMnO»
1/2000,

18-5-\'24, 4 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,9
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 » C,

23-5-\'24, Nog een spoor exsudaat uit de urethra te druk-
ken, waarin gonoicoccen werden gevonden,

16-6-\'24. Patiënt was weggebleven en had zich verwaar-
loosd, Zeide niet gecohabiteerd te hebben. Veel
pus uit de urethra te drukken, waarin vele gono-
coccen blijken aanwezig te zijn,

-ocr page 86-

22-6-\'24, Nog vele gonococcen in het urethraexsudaat aan-
wezig,

4 uur diathermie van de linker epididymis op
de gebruikelijke wijze met een stroomsterkte van
1,0 Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 " C.

4 uur diathermie van de prostata op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van 1,3 Am-
père en een gemiddelde temperatuur van 42 " C,

23-6-\'24, 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,8
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
40,5 O C.

Des avonds kon in het spoor urethraslijm geen
gonococ meer gevonden worden,

27-6-\'24, In urethraslijm is geen gonococ meer te vinden,
Urethroscopie geeft geen bijzonderheden,

10-7-\'24. In urethraslijm is geen gonococ meer te vinden;
patiënt wordt genezen ontslagen,

10-ll-\'24, Geen klachten meer, Urethroscopia anterior geeft
geen bijzonderheden te zien. Aan prostata geen
afwijkingen geconstateerd. Ook niet in het pros-
tatasecreet. Aan linker epididymis nog een rest
van het infiltraat in de cauda te voelen,

GEVAL XII.

Anamnese:

11-10-\'24. Patiënt is een jonge man van 20 jaar en heeft
sinds 3 maanden een gonorrhoische urethritis,
welke ondanks kleine spoelingen en dagelijksche
Janetsche spoeling niet beter wordt. Verder is
de patiënt nooit ernstig ziek geweest.

Status localis:

ll-10-\'24. Uit urethra is veel pus te drukken, waarin vele
gonococcen blijken te zijn, Prostata is vrij groot,
niet pijnlijk bij druk. Aan epididymis valt niets
pathologisch te constateeren.

Therapie: j , ,

ll-10-\'24. 5 uur diathermie van de prostata met de breede
electrode met een stroomsterkte van ruim 1,4
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42 " C.

Verder dagelijks 5 kleine spoelingen en 1 Ja-
netsche spoeling.

-ocr page 87-

12-10-\'24. 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,9
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
41,5 " C,

13-10-\'24. Nog slechts een wemig slijm uit de urethra te
dnJcken, waarin geen gonococcen meer aan te
toonen zijn.

14-10-\'24. In urethraslijm zijn geen gonococcen meer aan te
toonen. Spoelingentherapie gestaakt.

l6-10-\'24, In urethraslijm zijn geen gonococcen meer aan te
toonen,

21-10-\'24, In urethraslijm zijn geen gonococcen meer aan te
toonen.

Patiënt wordt, na urethroscopie, welke niets
pathologisch deed zien, genezen ontslagen.

20-ll-\'24. Patiënt heeft geen klachten meer. Urethroscopia
anterior geeft geen pathologische slijmvliesver-
anderingen te zien. Prostata normaal van grootte
en consistentie. In het secreet geen pathologi-
sche veranderingen,

GEVAL XIIL

Anamnese:

23-10-\'24, Een jonge man van 19 jaar heeft sinds ongeveer
6 maanden een gonorrhoische urethritis. On-
danks specialistische behandeling geen beter-
schap. Is verder nooit ernstig ziek geweest.

Status localis:

23-10-\'24. Uit de urethra is vrij veel pus te drukken, waarin
zeer veel gonococcen aanwezig blijken te zijn. De
prostata is vooral links vergroot. In de linker
epididymis is in de cauda een vaste plek te voe-
len.

Therapie\'

23-10-\'24. 3V2 uur diathermie van de linker epididymis op de
gebruikelijke wijze met een stroomsterkte van
0,8 Ampère en een gemiddelde temperatuur van
40 " C.

24-10-\'24. 4 uur diathermie van de prostata met de breede
electrode en een stroomsterkte van ruim 1,4 Am-
père, waarbij een gemiddelde temperatuur van
42 " C, werd geconstateerd.

25-10-\'24, 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van 1,8 Ampè-

-ocr page 88-

re en een gemiddelde temperatuur van 40 " C.

Vanaf beden 5 maal daags een kleine spoeling
en 1 Janetsche spoeling.

23-10-\'24, Sinds de laatste 3 dagen geen uitvloed meer uit
de urethra. In het spoor urethraslijm kunnen
geen gonococcen meer gevonden v/orden.

4-ll-\'24. Geen klachten meer, Urethroscopia anterior geeft
geen pathologische veranderingen te zien, Pros-
tata normaal van grootte en consistentie,

GEVAL XIV,

Anamnese:

6-10-\'24, Een jonge man van 20 jaar heeft sinds 10 maan-
den een etterige urethritis, In de pus
■wa.ren vol-
gers den behandelenden specalist steeds gono-
coccen aanwezig. Verder nooit ernstig ziek ge-
weest.

Status localis:

6-10-\'24, Uit de urethra is slechts weinig pus te drukken,
waarin vrij veel gonococcen aanwezig blijken te
zijn. Aan de prostata zijn geen pathologische
processen te constateeren. Aan de epididymes
evenmin.

Therapie\'-

7-10-\'24, 4 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke v/ijze met een stroomsterkte van 1,4 Ampè-
re en een gemiddelde temperatuur van 42 ® C.

8-10-\'24, 5 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke v/ijze met een stroomsterkte van 1,9 Ampè-
re cn een gemiddelde temperatuur van 41 " C,

Steeds dagelijks 5 kleine spoelingen van
KMnOä 1/2000 en een Janetsche spoeling van
KMnOi 1/3000,

9-10-\'24, Geen eysudaat meer uit de urethra,

Uretbroccopie brengt niets pathologisch van het
slijmvlies aan het licht.

10-10-\'24, Patiënt ontnla^en op voorwaarde, dat hij zich
door zijn plaatsclijken specialist zal laten nakij-
ken.

24-10-\'24, De behandelende specialist schrijft, dat er niets
pathologisch, wat gonorrhoe aangaat, Tieer ge-
constateerd kan worden,

3-12-\'24, Patiënt komt voor revisie en blijkt genezen te
zijn.

-ocr page 89-

GEVAL XV,
Anamnese:

11-4-24. Een Jonge man van 22 jaar heeft sinds ruim 4
maanden een gonorrhoische urethritis fs verder
nooit ernstig ziek geweest.
Status localis:

ll-4-\'24. Uit de urethra is veel pus te drukken, waarin,
zooals bij microscopisch onderzceic blijkt, zich
vele gonococcen bevinden, Prostata i:? beiderzijds
vergroot. Aan epididymes niets pathologisch ge-
vonden.

Therapie:

ll-4-\'24. Dagelijks 5 kleine spoelingen van KMn04 1/2000
en 1 Janetsche spoehng van KMn04 1/3000,

14-4-\'24, Nog een spoor exsudaat uit de urethra te druk-
ken, waarin zich gonococcen bevinden. Onderaan
het praeputium en voortschrijdend in de raphe
penis blijkt een paraurethrale gang te bestaan,
waarin zich 2 abscessen ontwikkeld hebben. Bij
lichten druk gaat er een abscesje open en in de
uitstrooniende pus blijken bij microscopisch on-
derzoek vele gonococcen aanwezig te zijn,

Pji uur diathermie van de prostata op de ge-
bruikelijke wijze met de ronde electrode met een
stroomsterkte van 1,3 Ampère en een gemiddel-
de temperatuur van 42 " C,

2V2 uur diathermie van de urethra op de ge-
bruikelijke wijze met een stroomsterkte van 2,0
Ampère cn een gemiddelde temperatuur van
41,5 » C,

15-4-\'24, 2 uur diathermie van de urethra op de gebruike-
lijke wijze als gisteren,

16-4-\'24, Geen exsudaat meer uit de urethra te drukken,

17-4-\'24. In het spoor urethraexsudaat zijn geen gonococ-
cen meer aanwezig, In het exsudaat, dat uit het
open abscesje gedrukt wordt, zijn geen gono-
icoccen meer aan te toonen.

24-4-\'24, Hoewel niet meer pijnlijk bij druk, zijn de infil-
traten in het verloop van den paraurethralen
gang nog aanwezig. Verder heeft patiënt geen
klachten meer en wordt hij genezen ontslagen,

15-7-\'24, Patiënt heeft geen klachten meer, aan prostata
kan niets abnormaals gevonden worden en bij
urethroscopia anterior blijkt het urethraslijm-
vlies normaal.

-ocr page 90-

GEVAL XVL

Anamnese: n . i

20-10*24, Patiënt is een jonge man van 22 jaar, welke smds
2 maanden een etterige urethritis heeft, waarvan
het begin 3 dagen na een suspecte coitus dateert.
Nooit eenige therapie toegepast. Overigens was
patiënt nooit ernstig ziek geweest.

Status localis\',

20-10-24. Uit de urethra is veel pus te drukken, waann zeer
vele gonococcen blijken aanwezig te zijn bij mi-
croscopisch onderzoek. Aan prostata is niets pa-
thologisch geconstateerd, evenmin aan epididy-
mes. Prostatasecreet kon ik bij dezen patiënt
niet te voorschijn brengen.

Therapie: i , .,

21-10-\'24. 4 uur diathermie van de prostata op de gebruike-
lijke wijze met een stroomsterkte van ruim 1,4
Ampère en een gemiddelde temperatuur van
42-0.

5 uur diathermie van de urethra op de gebrui-
kelijke wijze met een stroomsterkte van rmm
1,8 Ampère en een gemiddelde temperatuur van
40 " C.

Verder kleine spoeHngen van KMnO» 1/2000
en 1 Janetsche spoeling.

23-10-\'24. In het spoor urethraexsudaat zijn geen gono-
coccen aan te toonen.

27-10-\'24. Sinds 2 dagen geen therapie meer toegepast. Uit
urethra is geen exsudaat of slijm meer te druk-
\' ken, ook des morgens niet.

3-ll-\'24. Geen klachten meer. Urethroscopia anterior
geeft niets pathologisch te zien.

17-ll-\'24. Geen klachten. Bij onderzoek blijkt alles normaal
te zijn.

-ocr page 91-

EINDBESCHOUWINGEN.

Uit mijn bacteriologische proeven met gonococcen in de
broedstoof is dus gebleken, dat gonococcen in
vitro veel en
veel beter tegeni temperaturen boven 37 ° C. bestand zijn,
dan men in de laatste 40 jaren meende te mogen aannemen.

Bij 41,5 ° C, kon ik de gonocoocen nog kv^reeken. Na dan
5 dagen achtereen steeds bij 41,5 " C. gegroeid te hebben,
bleken de gonococcen bij overenting nog gewoon levensvat-
baar en kon er in geen enkel opzicht iets pathologisch aan
geconstateerd worden. (Bij Santo s-B oerner echter wa-
ren de gonococcen reeds bij 39 " C. na 12 uur afgestorven.)

Verder bleken verreweg de meesten der betreffende go-
nococcenculturen, na 6 uur verwarming op 45 " C-, nog ge-
woon levensvatbaar, (Bij Santo s-B o e r n e r echter wa-
ren de gonococcen bij 45 " C, reeds na 37 minuten afgestor-
ven,)

Het zal misschien verwondering wekken, dat overal en
alleen de tabel van Santo s-B o e r n e r aangehaald wordt.
Dat komt, omdat deze de eenige uitgebreide tabel is, welke
men in de litteratuur aantreft.

Alle onderzoekers nu, welke zich in de laatste 10 jaren
bezig hielden met de warmtetherapie van gonorrhoe, hebben
zich a priori vastgeklampt aan de gegevens van Santos-
B
o e r n e r, terwijl zij zich nooit de moeite gaven, die proe-
ven te controleeren. Dat komt hoogstwaarschijnlijk, doordat
het samenstellen van goede gonococcenvoedingsbodems in
het algemeen groote moeilijkheden biedt, vanwege de
schaarschte aan menschelijke transsudaten en het moeilijk
verkrijgbaar zijn van menschenserum.

Overigens komt de bacterioloog meestal lastig aan gonor-
rhoepatiënten en verstaat de veneroloog niet de kunst om
goede gonococcenvoedingsbodems te maken.

Slechts wanneer dan, zooals in mijn geval, een bacterio-

-ocr page 92-

loog en een scheikundige hunne specialistische hulp verlee-
iien, kan men die bezwaren ondervangen. Het spreekt van
zelf, dat dit de eenige practische weg is, welke bewandeld
moet worden om dergelijke onderzoekingen goed te verrich-
ten.

Dat ik zooveel hoogere waarden verkreeg dan Santos-
Boerner, moet wel geweten worden aan de betere kwali-
teiten van den voedingsbodem, welke ik gebruikte. Deze
voedingsbodem was zeer vochtig en bleef, dank zij den
goeden ,,buffer" zeer constant van reactie, hetgeen zich uitte
in een weelderigen groei, vele dagen achtereen, terwijl de
gonococcen weinig degeneratie te zien gaven.

De meening van Jundell, dat gonococcen door gestadig
overenten minder thermosensibel worden, moet ik tegen-
spreken, Stam K kwam na 6 uur verwarming op 45 " C,
cp het laatst niet zoo vlot op als eenige maanden daarvoor,
hoewel ik echter van degeneratieverschijnselen in stam K
niets kon bespeuren. Verder zou ik uit de bacteriologische
proeven willen besluiten, dat er geen verschil bestaat in de
schadelijke werking van broedstoofwarmte en diathermie-
warmte ten opzichte van gonococcen in vitro.

Uit de resultaten, welke ik bij mijn bacteriologische proe-
ven met gonococcen in vitro, ten opzichte van warmte, ver-
kreeg, lijkt het nu gemakkelijk een verklaring te geven,
waarom vele onderzoekers met hun warmtetherapie bij go-
norrhoe dikwijls geen of zeer geringe resultaten verkregen.
De betrokken weefsels werden immers een korter tijds-
duur en op een lagere temperatuur verwarmd dan noodig
is, om gonococcen direct te dooden. En dit verschil wordt
nog grooter, als men anneemt, (Eitner, R i e c k e,
S c h m i d t, enz,) dat gonococcen in vivo beter schadelijke
temperaturen verdragen dan gonococcen in vitro.

Geen enkele patiënt toch zal bijv. een verwarming van
meer dan 6 uur op 45 ® C, ongestraft kunnen verdragen.

Moeilijker is het om een verklaring te vinden, waarom
andere onderzoekers en ik zelf, met veel lagere temperatu-

-ocr page 93-

ren,en korter tijdsduur dan noodig was. om gonococcen in
vitro te dooden, dikwijls de gonococcen in vivo wel tot af-
sterving konden brengen.

Dat de warmte op zich zelf dit zou doen, kan men niét
aannemen, want dan moest iedere gonorrhoe gunstig reagee-
ren, Bij mijne gelijkwaardige proefnemingen echter verbe-
terde de acute gonorrhoe zeer weinig, terwijl de chroni>che
gonorrhoe éclatant genas, (Een chronische gonorrhoe zou ik
een gonorrhoe willen noemen, welke reeds langer dan 6 we-
ken bestaat),

- Ik verklaar mij dit alles door aan te nemen, dat bij een
chronische gonorrhoe, door de fiksche doorwarming der be-
trokken lichaamsdeelen, de productie der afweerstoffen dus-
danig aangezet wordt, dat de gonococcen spoedig tot afster-
ven gebracht worden. Bij een acute gonorrhoe echter heeft
diezelfde doorwarming der ontstoken lichaamsdeelen geen
effect, omdat dan de betreffende cellen van het organisme
bij de productie van afweerstoffen nog niet aan een derge-
lijke phase toe zijn, dat de diathermieprikkel een doorslaan-
den gunstigen invloed heeft, om de gonococcen in korten
tijd tot afsterving te brengen.

Doordat het eene menschelijke organisme in zijn antistof-
fenvorming beter en vlugger slaagt dan het andere, zou het
feit verklaard kunnen worden, dat men soms daags na de
diathermiebehandeling nog vele gonococcen in het urethra-
exsudaat vindt, terwijl deze bacteriën den daarop volgen-
den dag voor goed verdwenen blijken te zijn.

Dat soms een acute gonorrhoe gunstig op den diathermie-
prikkel reageert, zooals sommige onderzoekers vermelden,
zou men dan kunnen verklaren door aan te nemen, dat het
organisme zeer vroeg reeds over een voldoende afweerstof-
fenvorming beschikte.

Bij dit laatste moet men echter tevens niet uit het oog ver-
hezen, dat de antiseptische spoelingen, waarmede de ure-
thra tevens behandeld wordt, op zich zelf al een directe ge-
nezing kunnen geven. Het ontstekingsproces is bij een acute

-ocr page 94-

gonorrhoe meestal immers nog zeer oppervlakkig gelocali-
seerd. Bij een chronische gonorrhoe met Prostatitis of epidi-
dymitis kunnen de tevens aangewende antiseptische spoe-
lingen niet een dergelijke hoofdrol spelen. Men kan immers
hierbij moeilijk aannemen, dat deze vloeistoffen tot de ver-
borgen ziektehaarden zouden doordringen.

Scherp omlijnd wil ik de indicatie voor diathermiebehan-
deling van gonorrhoe nog niet aangeven. Daarvoor is een
veel uitgebreider onderzoek noodig en is dus mijn proeven-
reeks nog te klein.

Mijn voorloopige meening is, dat alleen chronische gonor-
rhoe in aanmerking komt voor diathermiebehandeling, wel-
ke laatste dan een zoodanige moet zijn, dat ieder gonor-
rhoisch geïnfecteerd lichaamsdeel 4 ä 5 uur op 40 "—42 ° C.
op een dag gediathermeerd moet worden.

Op een dergelijke wijze uitgevoerd, is de diathermie bij
de chronische gonorrhoe momenteel zeker verreweg de beste
en vaak de eenige doeltreffende therapie. Inderdaad geef ik
Kyaw in zooverre gelijk, dat een ongeneeslijke gonorrhoe
niet meer bestaat.

De acute gonorrhoe geneest men meestal binnen de 6
weken met de algemeen gebruikelijke antigonorrhoische ge-
neesmiddelen, doch, wanneer de acute gonorrhoe hierop niet
voldoende reageert en chronisch wordt dan geneest men die
chronische gonorrhoe in eenige dagen met diathermie.

Merkwaardig is verder nog, dat na zoo\'n diathermiebe-
handeling zulk een overvloedige afstooting van urethra-epi-
theel plaats vindt.

Ook wil ik er op wijzen, dat, zoodra men na de diather-
miebehandeling geen gonococcen meer ziet, in het urethra-
slijm, hierin dikwijls andere bacteriën te vinden zijn, welke
men vóór dien tijd tevergeefs in het urethraexsudaat zocht.

Ook meen ik uit de resultaten der proefnemingen omtrent
polarisatie te mogen zeggen, dat de beweringen van Chris-
tenenKowarschnik niet juist zijn, wanneer deze zeg-
gen, dat de stroom, welke een diathermietoestel met Lösch-

-ocr page 95-

funkenstrecke levert, polarisatie en iontophorese veroor-
zaakt.

Bij de therapeutische behandelingen der patiënten, van
welke sommigen) 8 a. 9 uur op één dag aan een diathermie-
stroom van 1,5—2 Ampère blootstonden, terwijl gebruik ge-
maakt werd van looden indifferente electroden, heb ik dan
ook nooit eenig verschijnsel van loodvergiftiging of iets van
dien aard gevonden. De patiënten ondervondèn hoegenaamd
geen last van de diathermiebehandeling.

-ocr page 96-

LITERATUURLIJST.

V. Büben. Thermopenetration in der Therapie der weiblichen
Gonorrhoe; Deutsche mediz, Wochenschr. 1921, No. 47.

Bucky. Anleitung zur Diathermiebehandlung. (1921).

Bummi E. Der Microorganismus der gonorrhoischen Schleim-
hauterkrankungen: Wiesbaden, Bergmann 1885 le Aufl.

Callari. Gioraale italiano delle mala tie veneree e della pelle:
1896 No. III. Rf: Mh. f. pr. Derm. 1896 Bd, 23 blz. 446.

Chriaten-v. Beeren. Ueber Diathermie Elektroden: Berl,
klin, Wochenschr, 1919 No, 3,

Christen-Hertenstein-Bergter. Neue Fortschritte der Dia-
thermie; Münch, med. Wochenschr. 1918 No. 50.

Cronquist. Erwägungen über die Versuche, die Gonorrhoe
mittels Wärme zu beeinflussen: Derm. Wochenschr.
1918 No. 44,

Cumbercatch-Robinson. Treatment of gonococcal infection
by diathermy: Brit, medic, journal 1923 No, 3263,
blz, 54,

Eitner. Ueber Verwendung der Thermopenetration in der
Gonorrhoe-Therapie: Wiener klin, Wochenschr, 1909,
No, 34,

Eitner. Weitere Mitteilungen über Thermopenetration: Wie-
ner klin, Wochenschr, 1910 No. 35,

Engwer. Ueber die Behandlung der Kinderblennorrhoe mit-
tels der „Fiebertherapie": M,m, W, 1916 No, 45,

Finger, Cohn und Schlagenhaufer. Beitrage zur Biologie des
Gonococcus und zur pathologischen Anatomie des go-
norrhoischen Prozesses; Archiv, f. D, u, S, 1894 Bd, 28,

Hecht. Zur Fieberbehandlung der Gonorrhoe: Derm. Wo-
chenschr. 1917 Bnd, 65.

Jundell. Experimentella och Kliniska undersökningar öfrer
Gonokokkus Neisser; Hygiea 1900 Bnd. 1 blz, 604, (Ref:
Centralbl, f. Bakt. 1901 29 blz, 224.)

Kowarschnik. Lehrbuch der Diathermie, (1914),

-ocr page 97-

Krönig und Friedrich. Physikalische und biologische Grund-
lagen der Strahlentherapie. 1918 blz, 229,

Kyaw. Ueber eine neue Behandlungsweise der akuten und
chronischen Gonorrhoe, der akuten und chronischen
Prostatitis und der akuten und chronischen Urethritis
mit Thermopenetration und Heilwasser
Spülungen:
Mediz, Klinik, 1912, No, 45,

Kyaw. Thermopenetration bei Gonorrhoe: Deutsche mediz,
Wochenschr, 1921, No, 33.

Kyaw. Thermopenetration bei weiblicher Gonorrhoe: Deut-
sche mediz, Wochenschr, 1922, No, 27,

Marcus. Aanhaling in: Handbuch der Geschlechtskrankhei-
ten, Finger, Jadassohn und Grosz, 1910 End, I blz. 281.

Nagelschmidt. Lehrbuch der Diathermie. (1921).

Neisser, A. Ueber eine der Gonorrhoe eigentumliche Mikro-
coQCUsform: Zentralbl, f, die med. Wissensch. 1879,
No. 28.

Nobl. Ergebnisse der ätiologischen Blennorrhoebehandlung:
Derm, Woch, 1916 Bnd, 62,

Picard. Die Hochfrequenztherapie bei narbigen Strikturen
im Köperinnern: Klin, Wochenschrift, 2e Jahrgang,
No, 39.

Reynders. Nederl, Tijdschrift voor Geneeskunde. Tweede
helft, No, 13,

Rieche. Zur Fiebertherapie der Gonorrhoe; Archiv, f. D. u, S,
1919, Bnd, 126.

Rosenthal. Diathermie bei Gonorrhoe: Berl, klin, Wochen-
sch, 1917, No, 8.

Roucayrol. La diathermie endourétrale et endovaginale:
Paris médical, 1922, Jg. 12, No, 50.

Santos-Boerner. Ueber eine neue Art von Elektroden zur
Behandlung der Gonorrhoe mittels Diathermie: Mediz,
Klinik, 1914, No. 25.

Santos-Boerner. Ueber eine neue Art von Elektroden zur
Behandlung der Gonorrhoe mittels Diathermie: Zeitschr.
f. Urologie, 1915. Band IX,

-ocr page 98-

■ Schmidt, H. E. Ucbcr Diatermicbehandlung der Gonorrhoe
und andere Erkrankungen; Berk klin, Wochenschr,
1918. No. 8.

■Scholtz. Beitrage zur Biologie der Gonococcus: Archiv, f.
D. u. S. 1899, Bnd. 49.

Scholtz. Ueber die Fieberbehandlung der Blennorrhoe: M.
m, W. 1916. No. 29, blz. 1058.

Simmonds. Thermopenetration bei Prostatitis gonorrhoica
chronica: Mediz, Klinik. 1912. No. 45.

Steinschneider und Schäffer. Zur Biologie dér Gonococcen:
B. Kl. W. 1895. No. 45,

Thomson, D. Gonorrhoea. 1923,

Weiss. Die Fiebertherapie der Gonorrhoe: M, m. W. 1915.
No. 44, blz, 1513.

Wertheim, E. Reinzüchtung der Gonokokken durch Platten-
kultur: Deutsche Mediz. Wochenschr. 1891.

Wertheim, E. Bericht über die Verhandlungen des IV Con-
gresses der deutschen dermatologischen Gesellschaft zu
Breslau: Archiv, f. D, u S. 1894, Bnd. 29, blz. 127.

Wossidlo. Die Gonorrhoe des Mannes und ihre Komplika-
tionen. 1923.

Ylppö. Ueber die „Fieberbehandlung" der Vulvovaginitis
blennorrhoica bei kleinen Mädchen: Ther. M. h. 1916.
H 12. (Ref.: Derm. Woch, 1918. Bnd. 66. blz. 221.)

-ocr page 99-

STELLINGEN.

1.

Bij de syphilisbehandeling behoort neosalvarsan niet hoo-
ger gedoseerd te worden dan dosis IV. (= 600 mgr.).

IL

De kwiktherapie bij syphilis behoort niet meer toegepast
te worden.

III.

Het verdient aanbeveling om tabes dorsalis met neosal-
varsan te behandelen.

IV.

Men mag geen syphilis diagnostiseeren op grond van het
feit
dat men op syphilisspirochaeten gelijkende Spirillen
uit de tonsil heeft verkregen.

V.

Chirurgische behandeling van een röntgenulcus is af te
keuren.

VI.

Bij tumorbehandeling behoort het ferrum candens vervan-
gen te worden door een diathermie-electrode.

VII.

Het bewijs dat gonococcen een meningitis kunnen ver-
oorzaken is nooit geleverd.

VUL

Diathermiebehandelingen, waarbij geen hoogere tempera-
turen dan 41 » C. bereikt worden, zijn volkomen onschade-
lijk voor het menschelijk organisme, al is de stroomsterkte
ook uren achtereen 1,5—2 Ampère,

IX.

De bepaling dat bij een geneeskundig proefschrift 6 stel-
lingen geleverd moeten worden, welke geen
betrekking heb-
ben op het onderwerp van het proefschrift (Zie art. 25 No, 2
Academisch Statuut), behoort afgeschaft te worden.

-ocr page 100-

.f

-ocr page 101-

I

j .- T»-^
A-Ara

■■\'■■\'\'au.-. .

S

-ocr page 102-

- vVVi/^

s

Y-- -V ■■

-ocr page 103-

t

. < " \\
ï -j. V,«

M

• vH" \'

s ^ t

\'■Hii

"\'fi
V

- ■ -V

>:. : ; ■« r .

-ocr page 104-

"■it

M

■■ . .V^ Jt-,

"\'J V

-ocr page 105-

m

m .

<1

-ocr page 106-

mmmMM

Ä)

mmäm

Wfsmmmm

«Ü

teÄiiÄi
\'\'VyVA

"//\'M\'\'/\'.\'

iliPÄSS^^Ä

WÈmê^Ê^m

i^Äii

f

kV

i.

Ä8