-ocr page 1-

Deel 131 • Aflevering 13 • i juli 2006

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

-UIUiUM

D i e rge n ee s\'k u^e

Carbimazolzalf ter behandeling van hyperthyreoïdie bij
de kat

Uiergezondheid: melken en speenconditie

Verborgen gebreken: Mag de veterinair ontbreken bij de
CCD?

Consultancy

SAVAB-congres over zoönosen

Voorzittersverkiezing: Ludo Hellebrekers enige kandi-
daat

KNMvD

i

vninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3482 3603

-ocr page 2-

Euthasol®40%

Altijd de beste zorg - Oók bij liet einde

Het is duidelijk dat euthanasie
pijnloos mogelijk dient te zijn e
dat de gekozen procedure gee
overmatige angst of vrees ma;
veroorzaken. AST Farma intro:
ceert daarom Euthasol 40%, e
hoogwaardig euthanaticum op
basis van pentobarbital natriun

Verschillende onderzoeken* hf
ben aangetoond dat pentobarl
natrium belangrijke voordelen
kent boven andere beschikbai
euthanatica. Zo is er minder k;
op convulsies en vocalisaties (
is het middel makkelijk in gebr
omdat de toedieningssnelheid
geen kritieke factor is.

Bovendien kan er door de rela
hoge concentratie van Euthasi
40% bij grotere dieren met eei
kleiner volume worden geweri
Hierdoor is Euthasol 40% nog
gebruiksvriendelijker en minde
belastend voor het dier.

Voor de kleinerädteren blijft A!
Farma Euthasol 20% leveren.
Deze is evenals Euthasol 40%
geregistreerd voor honden, ka
ten, varkens, runderen,.pony\'s
en paarden. Door de opvallen(
waarschuwingskleuren zijn be:
euthanatica eenvoudig van elk
te onderscheiden.

Naast Euthasol biedt AST
Farma ook extra diensten voa
de nazorg, zoals rouwkaarten
en voorbedrukte euthanasieve
klaringen.

Zo kunt u altijd de beste zorg
leveren - Oók bij het einde.

* Onderzoeksgegevens zijn op
aanvraag beschikbaar.

Dosering Euthasol 40%

0.25-0,5 ml perkgLG, sneli.v.of
intracardiaa!

0,125 ml perl<g LG, sneli.v.
(katheter)

0,25-0,5 ml per kq LG, snel i.v.

VST\'

IN KLEI
www.astfarma.nl

0,25-0,5 ml per kg LG, snel i.v. of
intracardiaal

-ocr page 3-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel! 31
Aflevering 13
1 juli 2006

Inhoud

Cover: foto\'s van de pagina\'s 474 en 487

Uit de redactie

Oorspronl<elijk artikel

Carbimazolzalf ter behandeling van hyperthyreoïdie bij de kat;JJ.C.W.M. Buijtels, I.A.P.G. Kurvers, S. Calac,

E.A. Winteren H.S. Kooistra 478

Nieuws 485

Nieuw:;

Uit en voor de praktijk

Uiergezondheid: melken en speenconditie; F. Neijenhui$, H. Wemmenhove en T.J.G.M. Lam 486

Oproep

Jaarlijkse hervaccinaties van gezelschapsdieren; Herman Egberink en K. M. Cerritsen 488

Vraag en antwoord

Hematurie bij runderen;J. Mus/cem 489

Veterinair tuchtrecht

Frontlinie; laira Boissevain 491

Opinie

Verborgen gebreken : Mag de veterinair ontbreken bij dc GGD \'?;J.F. van Hengel en F. van Knapen 492

Berichten en verslagen

POM; Wiel van den Ekker 496

Oproep

Tickbustersproject met een jaar verlengd; Christa Bodaan 497

Verslag

Consultancy; Ko Minderhoud 498

Uitgelicht 499

SAVAB-congres over zoönosen; Erik Jan Tjalsma 500

Een nieuwe hut of de hut verbouwen?; RuurdJorritsma 502

Dutch Society for Wildlife Health; Merel Langelaar 503

Drie-landendag: varkenspest en ketenkeuring 504

Voor de praktijk

In vetennai
verband

Praktijk in bedrij

Congressen en
symposi.

Prodiucanfbmuti« Indorex IGR mtomI: bevat per ml. permethrin 0.94% piperonylbuioxide. 1,88% fenoxycarb, 0,038%. Kanalisatie: vrij.MÉiiliirjIi: gebruiksvoorschrift: Het middel is uitsluitend toegelaten voor het gebruik als middel ter bestrijding van vlooien ii
-----n die niet toegankelijk lijn voor kinderen met een leeftijd van 0-4 jaar. Toriaóngsnummer-. 11661N. Lees voor gebruik eerst de gebruü«Mnwij2ing. Voor meer Infomiad.: Wrbac NedeHand B.V., Postbus 313, 3770 AH Bameveld. E-mail: inro«virbac-nl

-ocr page 4-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. dc Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Drs. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Brcukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer(Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumcij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

,De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tjdschrifl^^Bvd.nl____

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus
421
3990 CE Houten
Telefoon
030-6348Q00
Fax o3o-6348goc)
Website www.knnwd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de industrie

Uit de industrie

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

507

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
erenigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vaslMWd door het bestuur. _

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht nr. 69 93 61 443._

Maatschappijnieuws

Voorzittersverkiezing: Ludo Hellebrekers enige kandidaat; Herman Ceertsen
Vijfduizendste lid; Miel Bingen
CAO getekend; Miel Bingen

Versla« veterinair golfkampioenschap 2(X)6; Wolter Keen
Deadline

Flyer Jaarcongres 2006
BBB-Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 6, juni 2()()6
Klein nieuws van groot
In memoriam

De heer A. te Maarssen; P. Hopmans, C. Hartveld en C. Kamp

Dc heer F. Hogerhuis; Bob Diepeveen, jan Goudswaard en Robert van Meer

jubilea

507

507

508
508

508

509

510
510

510

511

511

512

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Contents

Advertenties

Commerciële advertenties; Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: p.overgaauw@planet.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Original article

Transdermal Carbimazole for the treatment of feline hypcrthyroidism;_/.J.C.V«M. Buijtels,
I.A.P.G. Kurvers, S. Galac, E.A.Winter, and H.S. Kooistra

478

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 5-

Saamhorigheidsgevoel

De a fgelopen weken is er een golf van (vaak letterlijk) oranjegekleurd saamhorigheidsgevoel door
ons heen gegaan. Voor velen heeft dit veel te kort geduurd. Samen hoopten we vurig dat de samen-
werking tussen \'onze \'jongens zou resulteren in een mooie wedstrijd en vooral in het behalen van
de overwinning op onze gemeenschappelijke \'vijand\' voor ruim anderhalf uur Deze oranjegekte
werd onlangs door een deskundige verklaard uit de puur menselijke behoefte om gezamenlijk iets
na te streven en te willen bereiken. Aangezien de mogelijkheden om in deze behoefte te voorzien
steeds minder worden, onder meer blijkend uit de teruggang van bindende factoren als bijvoorbeeld
religie en het verenigingsleven, en de steeds sterker wordende \'ieder voor zich mentaliteit\', is deze
vorm van \'samenwerking\'een mooie uitlaatklep voor het gevoel samen ergens voor te staan.
Samenwerking loopt ook als een soort rode draad door deze aflevering. Dit blijkt onder andere uit
diverse verslagen van congressen en symposia waarbij immers door de deelnemers wordt samen-
gewerkt om kennis en ervaring te verspreiden ter verbetering van de gezondheidszorg in den brede.
Samenwerking is ook nodig om vooruit te komen, zie onder andere de bijdragen over hervaccinatie
bij gezelschapsdieren en het tickbustersproject. De Groep Gezondheid en Kwaliteitszorg gaat daar-
bij zelfs grensoverschrijdend te werk bij het organiseren van de zogenaamde drie-landendag.
Verregaande vormen van samenwerking worden echter lang niet altijd gewaardeerd en soms zelfs
niet getolereerd, denk aan de bouwfraude en ook enkele confrontaties tussen NMA en KNMvD heb-
ben ons dit inmiddels geleerd. Echter ook dan blijkt samenwerking tussen diverse partijen, mogelijk
zelfs met enigszins tegengestelde belangen, te kunnen leiden tot een gemeenschappelijk resultaat
waarop getoost kan worden zoals de eerste CAO-dierenartspraktijken. De samenwerking tussen
medici en veterinairen is er nog steeds onvoldoende en wordt in het kader van de GGD-en zelfs als
een verborgen gebrek aangemerkt.

Samenwerking op voetbalgebied heeft, zoals alom bekend een duidelijke bijwerking: tegelijk met de
oranjegekte wordt een proces gevoerd tegen voetbalsupporters die gezamenlijk buiten het voetbal-
veld supporters van de andere partij wel eens een lesje wilden leren waarbij nu woorden als \'poging
tot moord\' en \'doodslag\' in de rechtszaal worden genoemd. Het gezegde \'voetbal is oorlog\' krijgt
hierbij bijna letterlijke betekenis.

Bijwerkingen zijn een bekend verschijnsel bij menselijk ingrijpen in biologische fenomenen. Ook in
deze aflevering zult u voorbeelden daarvan aantreffen zoals bij een op zich succesvolle diervrien-
delijke therapie voor hyperthyreoïdie bij katten, de gevolgen van de techniek voor de uiergezond-
heid bij koeien en het aanwenden van geneesmiddelen bij een andere diersoort dan waarvoor deze
ontwikkeld zijn. Een bijwerking van ons beroep (b)lijkt een hogere kans op arbeidsongeschiktheid te
zijn. Bijwerkingen zijn zeker niet altijd negatief. Men denke maar aan de bijwerking van een middel
tegen hypertensie dat door de producent op een uiterst succesvolle wijze in klinkende munt is en
wordt omgezet. Reden temeer om te blijven geloven: samenwerken werkt!!

Uit

de redactie

Jan Vos

TijdscJui^^^

Diergenees

-ocr page 6-

Carbimazolzalf ter behandeling van hyperthyreoïdie bij de kat

Tijdschr Dierger\\eesl<.d 2006; 131: 478-482.

J.J.C.W.M. Buijteh\\ I.A.P.G. Kurvers\\ S. Caiac\\ E.A. Winter\', H.5. Kooistra\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

In de diergeneeskundige praktijk wordt bij katten met
hyperthyreoïdie orale toediening van remmers van de
schiidklierhormoonproductie
meestal verkozen boven de
behandeling met radioactief jodium of thyroïdectomie.
Niet-coöperatief gedrag kan bij sommige katten de toe-
diening van tabletten zodanig bemoeilijken dat de behan-
deling onvoldoende effect heeft. In deze publicatie wordt
gerapporteerd over een onderzoek bij dertien katten ter
ontwikkeling en beoordeling van de effectiviteit van een
transdermaal toe te dienen antithyreoticum. Met
Carbi-
mazol is een formulering gemaakt voor toediening aan de
binnenkant van de oorschelp.

Voor aanvang van de behandeling, en vier, acht en twaalf
weken later, werd bloedonderzoek uitgevoerd. Aan het
eind van de observatieperiode waren van negen katten la-
boratoriumgegevens beschikbaar. De aanvangsdosering
van Carbimazol was eenmaal daags 5 mg. Bij afwezigheid
van complicaties werd vanaf de zesde dag tweemaal
daags 5 mg gegeven. De dosering werd verder aangepast
op basis van vooral de plasmaconcentratie van thyroxine
(T^). De mediane T^-concentratie aan het einde van de
observatieperiode (24 nmol/1) was significant lager dan
voor de behandeling (152 nmol/l). De carbimazoldosering
noodzakelijk om euthyreoïdie te bereiken varieerde van
tweemaal daags 4 tot 17 mg. Met carbimazolzalf verdwe-
nen de verschijnselen van hyperthyreoïdie. De plasma-
concentraties van ureum en kreatinine stegen significant.
De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat applicatie
van carbimazolzalf op de oorschelp een effectieve behan-
deling is van hyperthyreoïdie bij de kat. Hiermee heeft de
dierenarts een nieuw alternatief in handen voor de be-
handeling van hyperthyreoïdie. Echter, dit middel mag
alleen worden voorgeschreven indien het geregistreerde
Felimazol® en de humane carbimazoltabletten niet wer-
ken of om specifieke redenen niet gebruikt kunnen wor-
den. Er moet een diergeneeskundige noodzaak bestaan
voor het gebruik van de zalf.

SUMMARY

Transdermal Carbimazole for the treatment of feline hyper-
thyroidism

Orally administered antithyroid drugs are frequently used to
treat hyperthyroidism in cats; however, the non-cooperative be-
haviour of some cats may make it difficult to administer tablets.
The aim of this study was to develop a
Carbimazole ointment for

Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, faculteit der Diergeneeskunde,
Yalelaan 8, 3508 TD Utrecht.

Apotheek Diergeneeskunde. Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
Nederland.

application to the inner pinna of the ear and to test its effective-
ness in 13 cats with hyperthyroidism.

Laboratory investigations were performed before, and 4, 8, and
12 weeks after start of the treatment. Laboratory data for 9 cats
were available at the end of the observation period. The starting
dose of carbimazole ointment was 5 mg once daily. If no compli-
cations occurred, the dose was increased to 5 mg twice daily
from the 6"\' day onwards. Further dose adjustments were mainly
based on the plasma thyroxine (TJ concentration. The median
plasma T^ concentration at the end of the observation period (24
nmol/l) was significantly lower than that before treatment (152
nmol/l). The dosage of carbimazole needed to achieve euthyroid-
ism rangedfrom 4 to 17 mg twice daily. Treatment with carbima-
zole ointment resulted in disappearance ofsigns of hyperthyroid-
ism: plasma concentrations of urea and creatinine increased
significantly.

The results of this study indicate that twice daily administration
of carbimazole ointment to the inner pinna of the ear is an effec-
tive treatment for hyperthyroidism in cats. This provides the vet-
erinarian with a new and promising treatment option. Because
carbimazole ointment has not been registered, according to Eu-
ropean law it can only be usedfor the treatment of hyperthyroid-
ism in cats if other licensed medications have been tried and if
there is a therapeutic need.

Inleiding

Hyperthyreoïdie is de meest voorkomende endocriene aan-
doening bij katten. De gemiddelde leeftijd van katten met hy-
perthyreoïdie bedraagt twaalf a dertien jaar (22, 23). In meer
dan 70 procent van de gevallen wordt de overmatige hoeveel-
heid schildklierhormoon afgegeven door een bilaterale ade-
nomateuze schildklier hyperplasie (7,15).
Het meest voorkomende verschijnsel bij hyperthyreoïdie is
gewichtsverlies, ondanks een meestal toegenomen eetlust.
Daarnaast wordt het beeld vaak gekenmerkt door rusteloos-
heid, polydipsie en tachycardie (15, 22). Afhankelijk van de
ervaring van de onderzoeker en de omvang van de schild-
kliervergrotingen, zijn in 80 tot 95 procent van de gevallen
één of meerdere schildkliemodi palpabel (15). In ongeveer
90 procent van de gevallen kan de definitieve diagnose wor-
den gesteld op grond van een verhoogde plasmaconcentratie
van thyroxine (T^) (22). Bij een klein deel van de hyperthy-
reote katten valt de plasma T^-concentratie echter binnen de
referentiewaarden (21). In deze gevallen kan schildklierscin-
tigrafie of een suppressietest met trijoodthyronine (T3) uit-
komst bieden (22).

Katten met hyperthyreoïdie kunnen op drie verschillende ma-
nieren behandeld worden:

1) destructie van hyperfunctionerend schildklierweefsel door
de toediening van radioactief jodium ("\'I),

2) operatieve verwijdering van het abnormale schildklier-
weefsel (thyroïdectomie), en

3) medicamenteuze behandeling met remmers van de syn-
these van schildklierhormoon (methimazol of carbimazol)
(15,22).

-ocr page 7-

Toediening van "\'I wordt algemeen beschouwd als de beste
keus, vanwege de zeer goede werkzaamheid en de geringe
kans op complicaties (20, 24). Helaas kan deze behandeling
slechts in een zeer beperkt aantal instellingen worden toege-
past. Voor het therapeutisch gebruik van \'^\'1 bij dieren wor-
den in de kernenergiewet zeer bijzondere eisen gesteld. Bo-
vendien wordt de kat met deze therapie een (tijdelijke)
stralingsbron. Enkele weken opname in een speciaal daartoe
ingerichte afdeling is dan vereist. Thyroïdectomie is ook een
zeer effectieve behandelmethode (16). Indien uitgevoerd door
een ervaren chirurg is de kans op complicaties gering, maar
er dient rekening gehouden te worden met een verhoogd
anesthesierisico, de kans op het ontstaan van hypoparathyre-
oïdie in geval van bilaterale thyroïdectomie, en het achterblij-
ven van ectopisch hyperplastisch schildklierweefsel (16).
Hoewel bij de behandeling met antithyreotica soms gastroïn-
testinale en/of hematologische problemen worden gezien, is
dit toch de meest toegepaste behandeling in de diergenees-
kundepraktijk (26). Bij deze voorkeur spelen ogenschijnlijk
gemakkelijke uitvoerbaarheid en lage kosten (op korte ter-
mijn) een rol. Verder wordt wel aangegeven dat bij hyperthy-
reote katten met nierinsufficiëntie, behandeling met een anti-
thyreoticum de voorkeur verdient (14).
Antithyreotica moeten levenslang, één tot drie maal daags,
worden toegediend. Het niet-coöperatieve gedrag van som-
mige (hyperthyreote) katten bij de toediening van tabletten
maakt het voor eigenaren moeilijk om de behandeling toe te
passen. De toediening via een zalf kan hier uitkomst bieden.
Recente publicaties laten zien dat de toediening van methi-
mazol via de huid een goed alternatief kan zijn voor orale
toediening (10, 23). In tegenstelling tot de grondstof voor
Carbimazol is de grondstof voor methimazol zeer moeilijk
verkrijgbaar in Nederland. Wij beschrijven hier een onder-
zoek ter ontwikkeling en beoordeling van de werkzaamheid
van een
carbimazolzalf geschikt voor transdermale toedie-
ning bij katten met hyperthyreoïdie.

Materiaal en methodes

Katten

De leeftijden van de dertien onderzochte katten varieerden
van zeseneenhalf tot zeventien jaar. De gewichten liepen uit-
een van twee tot 5,6 kilogram. Twaalf katten waren Europese
kortharen en één kat een kruising Pers. Negen katten waren
van het vrouwelijke en vier van het mannelijke geslacht. Alle
katten waren gecastreerd.

De diagnose hyperthyreoïdie werd gesteld op basis van de
anamnese, lichamelijk onderzoek en een verhoogde plasma-
concentratie van T^. De T^-concentraties werden bepaald met
een enzymatische chemiluminescentie immunoassay (Immu-
lite canine Total T4, DPC, Los Angeles) volgens de instruc-
ties van de fabrikant. De T^-concentratie voor de behandeling
varieerde van 63 tot 184 nmol/1 (referentiebereik: 15-45
nmol/1).

Bij de katten die tevoren reeds behandeld waren met een thy-
reostaticum werd deze behandeling tenminste drie weken
vóór de toepassing van de carbimazolzalf gestaakt.

Carbimazolzalf

De carbimazolzalf werd gemaakt door de apotheek van de
Faculteit der Diergeneeskunde en bestond
uit 50 gram geste-
riliseerde (drie uur bij 140 "C) simplex oogzalf met daarin
gesuspendeerd 4 gram
Carbimazol\'\' in een concentratie van

100 mg/ml. Ter verhoging van de kwaliteit van de zalf werd 8
gram lecithine" toegevoegd en dit alles werd afgeleverd in
een spuit van 1 ml (met een schaalverdeling in 0,01 ml).

Protocol

De eerste vijf dagen werd 0,05 ml zalf, overeenkomend met 5
mg carbimazol, éénmaal daags aangebracht, afwisselend op
de binnenzijde van de rechter en linker oorschelp (Figuur 1).
De eigenaar werd opgedragen een vingercondoom of hand-
schoen te dragen om transdermal absorptie via de eigen huid
te voorkomen. Indien er bij telefonisch contact na vijf dagen
geen tekenen van huidirritatie werden gemeld, werd twee-
maal daags 5 mg toegediend.

Voor aanvang van de behandeling, en vier, acht en twaalf we-
ken later, werd bloedonderzoek uitgevoerd zoals aangegeven
in Tabel 1. De dosering van de carbimazolzalf werd, indien
nodig, aangepast op basis van de anamnese, lichamelijk on-
derzoek en meting van de plasma T^-concentratie.

Tabel i. Bloedonderzoek bij katten met hyperthyreoïdie voor en tijdens
de behandeling met carbimazolzalf. T = aantal weken na aanvang van de

behandeling. ALT

= alanine-aminotransferase.

T = 0

T = 4

T = 8

T=12

Thyroxine

Thyroxine

Thyroxine

Thyroxine

Ureum

Ureum

Kreatinine

Kreatinine

Hematocriet

Hematocriet

Hematocriet

Hematocriet

Leucocyten

Leucocyten

Thrombocyten

Thrombocyten

Thrombocyten

Thrombocyten

ALT

ALT ........

"ALT

ALT

Galzuren

Galzuren

Glucose

Glucose

Natrium i Kalium

Natrium Kalium

Statistische analyse

Het lichaamsgewicht en de bloedvariabelen werden voor en
bij de afsluiting van de observatieperiode vergeleken met de
\'Wilcoxon signed rank test\', een non-parametrische, gepaar-
de test. Alleen die patiënten, waarbij aan het begin en het ein-
de van de observatieperiode de variabelen konden worden

Fagron bv. Nieuwerkerk a/d IJssel, Nederland.
BUFA bv. Uitgeest, Nederland.

-ocr page 8-

gemeten, zijn opgenomen in de statistische analyse. De vari-
abelen worden weergegeven als mediaan en spreiding. Een
verschil werd als significant aangemerkt indien P < 0,05.

Resultaten

Alle eigenaren waren zeer tevreden over de eenvoudige toe-
dieningswijze van de carbimazolzalf. Bij tien van de dertien
katten verliep de toediening van carbimazolzalf totaal zonder
problemen. Bij drie katten ontstond na twee tot vijf weken
een licht erytheem. Bij twee katten was deze hyperemie na
acht weken spontaan verdwenen. Bij één kat bleek het ery-
theem zo pijnlijk dat de eigenaar niet meer aan de oren mocht
komen.

Eén kat braakte enkele keren gedurende de eerste week van
de behandeling. Een andere kat had enkele dagen dunne darm
diarree. Bij vier katten kon de behandeling van twaalf weken
niet worden voltooid. Eén van deze vier katten had voor aan-
vang van de behandeling reeds verhoogde plasmaconcentra-
ties van ureum en kreatinine. Aanvankelijk was er enig her-
stel, maar na acht weken trad een duidelijke lichamelijke en
biochemische verslechtering op en koos de eigenaar voor eu-
thanasie. Een tweede kat was voorheen reeds behandeld met
methimazoltabletten. De eigenaar had deze behandeling ge-
stopt wegens ernstig braken en anorexie. Na twee weken ap-
plicatie van carbimazolzalf traden deze bijwerkingen weer
op. Een schildklierscan liet een unilaterale hyperfunctione-
rende schiidkliervergroting zien, waarop de kat voor thyroï-
dectomie werd aangeboden. Een derde kat stierf na tien we-
ken behandeling, vermoedelijk ten gevolge van hartfalen.
Post-mortaal onderzoek werd niet verricht. Bij een vierde kat
waarbij de observatieperiode vroegtijdig werd afgesloten,
ontwikkelde zich na vijf weken een pijnlijk erytheem aan de
oorschelpen. Bij applicatie van dezelfde hoeveelheid zalf op
de voetzooltjes ontstond ook erytheem. Na een behandeling
van ongeveer tien weken begon de kat te braken. Dit was ook
waargenomen toen de kat eerder was behandeld met carbi-
mazoltahletten. Een week voor het einde van de observatie-
periode is de eigenaar gestopt met de carbimazolzalf Om de
zojuist genoemde redenen zijn de bevindingen bij negen van
de dertien katten gebruikt in de statistische analyse van de la-
boratoriumgegevens.

Bij alle patiënten daalde de plasma T^-concentratie tijdens de
behandeling met carbimazolzalf Bij vijf van de negen katten
was de T^-concentratie reeds binnen vier weken gedaald tot
binnen het referentiebereik. Aan het einde van de observatie-
periode hadden alle katten een plasma T^-concentratie binnen
de referentiewaarden. De mediane plasma T^-concentratie na
behandeling (24 nmol/1, spreiding 10-43 nmol/1) was signifi-
cant lager (P = 0,008) vergeleken met het begin van de obser-
vatieperiode (152 nmol/1, spreiding 57-180 nmol/1) (Figuur
2).

De dosering van de carbimazolzalf noodzakelijk om euthyre-
oïdie te bereiken liep uiteen van tweemaal daags 0,04 ml (= 4
mg) tot tweemaal daags 0,17 ml (= 17 mg). Bij zeven van de
negen katten werd met tweemaal daags 4-7,5 mg euthyreoï-
die bereikt. De mediane dosering voor handhaving van euthy-
reoïdie was tweemaal daags 5 mg.

Alle negen katten verbeterden aanzienlijk. De rusteloosheid
en honger namen af Het mediane lichaamsgewicht was aan
het einde van de observatieperiode (4,4 kg, spreiding 2,4-6,2
kg) significant hoger (P = 0,008) dan voor de behandeling
(3,9 kg, spreiding 2-5,6 kg).

De mediane kreatinineconcentratie in het plasma (referentie-
bereik: 76-164 |imol/l) was aan het einde van de observatie-
periode (106 |imol/l, spreiding 71-155 nmol/1) significant ho-
ger (P = 0,01) dan voor de behandeling (70 )imol/l, spreiding
49-156 nmol/1) (Figuur 3). Ook de mediane ureumconcentra-
tie (referentiebereik: 6,1-12,8 mmol/1) was aan het einde van
de observatieperiode (9,7 mmol/1, spreiding 5,8-26 mmol/1)
significant hoger (P = 0,04) dan voor de behandeling (8,3
mmol/1, spreiding 4,4-27 mmol/I) (Figuur 3).
De mediane plasmaconcentratie van alanine-aminotransfera-
se (ALT) (referentiebereik: 30-73 U/1) was aan het einde van
de observatieperiode (58 U/1, 42-134 U/1) significant gedaald
(P = 0,01) ten opzichte van de uitgangswaarde (207 U/I,

-ocr page 9-

spreiding 8-805 U/1).

Het mediane aantal leucocyten (referentiebereik: 4,5-14,6 x
1071) voor de behandeling (8,4 x 1071, range 4,8-18,1 x 1071)
was significant hoger (P = 0,03) dan aan het einde van de ob-
servatieperiode (6,2 x 1071, range 3,7-14,5 x 1071). Ten aan-
zien van de hematocrietwaarde, het aantal thrombocyten, en
de plasmaconcentraties van glucose, galzuren, natrium en
kalium werden geen significante verschillen waargenomen.

Discussie

De bevindingen rechtvaardigen de conclusie dat dagelijkse
applicatie van carbimazolzalf op de oorschelp een eenvoudi-
ge en effectieve behandeling is van hyperthyreoïdie bij de
kat.

Transdermale penetratie van zalf is een passief proces, dat
primair wordt belemmerd door het stratum corneum van de
avasculaire epidermis. De permeabiliteit varieert met de dikte
van de huid en het vetgehalte van het stratum corneum (2, 8).
Toevoeging van lecithine aan de zalf voorkomt niet alleen het
snel uitzakken van de suspensie maar verhoogt ook de door-
dringbaarheid van de huid door afschilfering van het stratum
corneum te bevorderen (17) en een laag-gradige ontstekings-
reactie te bewerkstelligen (5). De binnenzijde van de oor-
schelp is een zeer toegankelijke plaats voor transdermale toe-
diening en heeft als bijkomend voordeel dat tijdens de
verzorging van de vacht door de kat slechts minimale hoe-
veelheden oraal worden opgenomen. Bij onderzoek met me-
thimazolzalf werd aanvankelijk een slechte biologische be-
schikbaarheid gevonden na een éénmalige transdermale dosis
(9). Langdurige toediening resulteert in goede transdermale
opname en biologische beschikbaarheid (10, 23). Hetzelfde
geldt voor de transdermale opname van carbimazolzalf in ons
onderzoek. Bij alle katten daalde de plasma T^-concentratie
en steeg het lichaamsgewicht. Dit wijst op een goede biologi-
sche beschikbaarheid en werkzaamheid van carbimazolzalf.

Bij meer dan de helft van de hyperthyreote katten was de
plasma T^-concentratie binnen een maand gedaald tot binnen
het referentiebereik. Dit komt overeen met de resultaten van
een onderzoek waaruit bleek dat er na vier weken geen ver-
schil meer was tussen de effectiviteit van orale en transder-
male toediening van methimazol (23). Deze onderzoekers
zagen echter nog wel een significant verschil twee weken na
de start van de behandeling. Dit zou het gevolg kunnen zijn
van de toevoeging van lecithine dat, zoals hierboven aange-
geven, de absorptie verhoogt.

De leeftijd van de katten varieerde van zeseneenhalf tot ze-
ventienjaar. Dit komt overeen met gegevens uit eerder onder-
zoek, waaruit blijkt dat de gemiddelde leeftijd van katten met
hyperthyreoïdie ligt tussen de twaalf en dertien jaar (25). Vol-
ledigheidshalve moet opgemerkt worden dat de kat met de
leeftijd van zeseneenhalf jaar uit het asiel kwam, waar men
de leeftijd van de kat had geschat.

Bijwerkingen, zoals braken, anorexie en lethargie worden bij
ongeveer 10-15 procent van de gevallen waargenomen na
toediening van antithyreotica en treden voornamelijk op in de
eerste drie maanden van de behandeling. Deze bijwerkingen
zijn bij het merendeel van de hyperthyreote katten van voor-
bijgaande aard (19, 13). Vier van de dertien katten in onze
studie hadden gastro-intestinale problemen, al dan niet van
voorbijgaande aard. Echter twee van onze vier katten waren
reeds eerder behandeld met orale carbimazoltabletten en
moesten deze behandeling staken wegens (ernstige) gastro-
intestinale bijwerkingen. Deze bijwerkingen traden ook op na
transdermale toediening van carbimazol. Hieruit blijkt dat
transdermale toediening van carbimazol dus geen oplossing
is voor katten die bijwerkingen vertonen ten gevolge van ora-
le toediening van carbimazol.

Voor het bereiken van euthyreoïdie varieerde de carbimazol-
doseringen van tweemaal daags 0,04 ml (= 4 mg) tot twee-
maal daags 0,17 ml (= 17 mg). De mediane dosering voor het
bereiken van euthyreoïdie was tweemaal daags 5 mg, terwijl

-ocr page 10-

de gerapporteerde gemiddelde dosering van Carbimazol bij
orale toediening ook tweemaal daags 5 mg is (3). Dit duidt
erop dat de transdermale toepassing vertoont dus sterke gelij-
kenis met die van de orale toedieningsweg, hetgeen aangeeft
dat de transdermale en de intestinale absorptie van Carbima-
zol vrijwel gelijk zijn.

Hyperthyreoïdie veroorzaakt (door verhoging van het hartmi-
nuutvolume en de renale perfusie) een verhoging van de glo-
merulaire filtratiesnelheid (GFR) en daardoor een verlaging
van het ureum- en kreatininegehalte in het bloed (11). Vol-
gens Elliot (2004) ontwikkelt dertig procent van de niet-
uremische katten na behandeling voor hyperthyreoïdie een
uremie. Er is echter geen test voorhanden die kan voorspellen
of een kat nierlijden gaat ontwikkelen na behandeling voor
hyperthyreoïdie (1, 6). In ons onderzoek waren zowel het
kreatinine- als het ureumgehalte in het bloed aan het einde
van de observatieperiode significant hoger dan voor de be-
handeling. Dit kan verklaard worden door een verlaging van
de GFR door de behandeling van de hyperthyreoïdie. Van de
dertien katten werd één kat geëuthanaseerd vanwege een ster-
ke verslechtering van de nierfunctie.

Behandeling van onze katten met carbimazolzalf resulteerde
niet alleen in euthyreoïdie en hogere ureum- en kreatinine-
waarden, maar ook in een significante daling van het alanine-
aminotransferase (ALT) gehalte in het plasma. Een stijging
van de concentratie aan leverenzymen in het bloed, ALT,
aspartaat-aminotransferase en alkalische fosfatase, wordt
frequent gevonden bij katten met hyperthyreoïdie (13, 14).
Levercelschade veroorzaakt door congestief hartfalen, lever-
hypoxie, leververvetting ten gevolge van een negatieve
energiebalans, infecties en direct toxische effecten van
schildklierhormoon op de lever zijn hiervoor genoemde ver-
klaringen (18). Histopathologisch onderzoek van de lever
toont niet-specifieke veranderingen, waaronder centrolobu-
laire vetinfiltratie (18).

Het aantal leucocyten in het bloed voor de behandeling was
significant hoger dan na de observatieperiode. Katten met hy-
perthyreoïdie zijn gevoeliger voor stress en vertonen daar-
door een verhoogde stressrespons wat kan resulteren in een
verhoging van het aantal neutrofiele leucocyten (3, 12).
Concluderend kan gesteld worden dat de gebruikte formule-
ring van de carbimazolzalf goed werkzaam is bij de behande-
hng van hyperthyreote katten. Hiermee heeft de dierenarts
een nieuw alternatief in handen voor de behandeling van hy-
perthyreoïdie. Het betreft een magistraal bereid geneesmid-
del. Dit betekent dat volgens de Europese wetgeving alleen
van dit middel gebruik mag worden gemaakt als het geregi-
streerde Felimazol®\' en de humane carbimazoltabletten niet
werkzaam zijn of om specifieke redenen niet gebruikt kunnen
worden. Hierdoor kan er een diergeneeskundige noodzaak
ontstaan voor het gebruik van de carbimazolzalf

Dankbetuiging

De auteurs zijn de heer drs. C.H.P. Peilicaan en mevrouw drs. S.J.
Mesu zeer erkentelijk voor de bereiding van de carbimazolzalf.

Ultrasound 1997;38:231-238.

2. Arndt KA, Mendenhall PV and Sloan KB. The pharmacology of topi-
cal therapy. In: Dermatology in general medicine. Eds. Fitzpatrick TB,
Eisen AZ, Wolff K. McGraw-Hill Inc, pp. 2837-2846.

3. Broussard JD, Peterson ME and Fox PR. Changes in clinical and labo-
ratory findings in cats with hyperthyroidism from 1983 to 1993. J Am
Vet Med Assoc 1995; 206: 302-305.

4. Bucknell DG. Feline hyperthyroidism: spectrum of clinical presentati-
ons and response to
Carbimazole therapy. Aust Vet J 2000; 78: 462-465.

5. Dreher F, Walde P, Luisi PL and Eisner P. Human skin irritation studies
of a lecithin microemulsion gel and of lecithin liposomes. Skin Phar-
macol 1996; 9: 124-129.

6. Elliott J. Chronic renal failure in hyperthyroid cats: diagnostic and the-
rapeutic dilemmas. In: proceedings of The North American Veterinary
Conference 2004; pp. 590-591.

7. Flanders JA. Surgical options for the treatment of hyperthyroidism in
the cat. J Fel Med Surg 1999; 1: 127-134.

8. Goldsmith LA. In: Physiology, biochemistry and molecular biology of
the skin. Ed. Goldsmith LA. Oxford University Press, Philadelphia
1991, pp 1447-1479.

9. Hoffman SB, Yoder AR and Trepanier LA. Bioavailability of transder-
mal methimazole in a pluronic lecithin organogel (PLO) in healty cats.
J Vet Pharmacol Therap 2002; 25: 189-193.

10. Hoffmann G, Marks SL and Taboada J, Hosgood GL and Wolfsheimer
KJ. Transdermal methimazol treatment in cats with hyperthyroidism. J
Fel Med Surg 2003; 5: 77-82.

11. Langston CE and Reine NJ. Hyperthyroidism and the kidney. Clin Tech
Small Anim Pract 2006; 21: 17-21.

12. Latimer KS. Leukocytes in health and disease. In: Textbook of veteri-
nary internal medicine, 4"\'\' edition. Eds. Ettinger SJ, Feldman EC. WB
Saunders Company, Philadelphia, 1995, pp. 1892-1929.

13. Mooney CT, Thoday KL and Doxey DL. Carbimazole therapy of feline
hyperthyroidism. J Small Anim Pract 1992; 33: 228-235.

14. Mooney CT and Peterson ME. Feline hyperthyroidism. In: BSAVA
Manual of Canine and Feline Endocrinology, 3"* edition. Eds. Mooney
CT, Peterson ME. British Small Animal Veterinary Association, Water-
wells, 2004. pp. 95-111.

15. Mooney CT. Hyperthyroidism. In: Textbook of veterinary internal me-
dicine, sixth edition. Eds. Ettingcr SJ, Feldman EC. WB Saunders
Company, Missouri, 2005 pp. 1544-1560.

16. Naan EC, Kirpensteijn J, Kooistra HS and Peeters ME. Results of thy-
roidectomy in 101 cats with hyperthyroidism. Vet Surg 2006; 35: 287-
293.

17. Ogiso T and Tanino T. Transdermal delivery of drugs and enhancement
of percutaneous absorption. YakugakuZasshi 2000; 120: 328-338.

18. Peterson ME, Kintzor PP, Cavanagh PG, Fox PR, Ferguson DC, John-
son GF and Becker DV. Feline hyperthyroidism: pre-trealment clinical
and laboratory evaluation in 131 cases. J Am Vet Med Assoc 1981;
183:103-110.

19. Peterson ME, Kintzer PP and Hurvitz AI. Methimazole treatment of
262 cats with hyperthyroidism. J Vet Intern Med 1988; 2: 150-157.

20. Peterson ME and Becker DV Radioiodine treatment of 524 cats with
hyperthyroidism. J Am Vet Med Assoc 1995;207: 1422-1428.

21. Peterson ME, Melian C and Nichols R. Measurement of serum concen-
trations of free thyroxine, total thyroxine, and total triiodothyronine in
cats with hyperthyroidism and cats with nonthyroidal disease. J Am Vet
MedAssoc 2001; 218: 529-536.

22. Rijnberk A. Thyroids. In: Clinical endocrinology of dogs and cats. Ed.
Rijnberk A. Kluwer Academic Publishers, Dordrecht, 1996 pp. 35-60.

23. Sartor LL, Trepanier LA, Kroll MM, Rodan 1 and Challoner L. Efficacy
and safety of transdermal methimazol in the treatment of cats with hy-
perthyroidism. J Vet Intern Med 2004; 18: 651-655.

24. Slater MR, Geller S and Rogers K. Long-term health and predictors of
survival for hyperthyroid cats treated with iodine. J Vet Intern Med
2001; 15:47-51.

25. Thoday KL and Mooney CT. Historical, clinical and laboratory fea-
tures of 126 hyperthyroid cats. Vet Ree 1992; 113: 257-264.

26. Trepanier LA. Medical management of hyperthyroidism. Clin Tech
Small Anim Pract 2006; 21: 22-28.

Literatuurlijst

1. Adams WH, Daniel GB and Legendre AM. Changes in renal function
in cats following treatment of hyperthyroidism using 1311. Vet Radiol

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

4 mei 2006
23 mei 2006

5 Thiamazole, Dales Pharmaceuticals Limited. Harlescott, Verenigd Koninkrijk.

-ocr page 11-

Dankzij onze

handige ideine
verpaldiingen
Icunnen we nu
eens l(oeien
van letters

gebruilien!

Baycox® 5% 100 ml | Baycox® 2.5% 100 mi | BaytriP 2,5% 100 ml

Het\'Junior\'gamma.

BAYCOX* 5% ORAL SUSPENSION REC NL 10036 • Werkzaam bestanddeel: toltrarufil SO mg/mL
• Doeldien varken (big). • Indicaties: voor de preventie van kliniKhe symptomen van coccidiose bij
neonatale biggen op bedrijven mei een bevestigde ziektegeschiedenis van coccidiosis veroonaakt
door
liosporsi suis. • Contra-indicaties: geen bekend. • Bijwerkingen: geen bekend. • Dosering: indivi-
duele behandeling. Elke big dient behandeld tuisen levensdag 3 en S met een enkele orale dosis van 20 mg per kg lichaamsgewicht, corresponderend met 0,4 mt orale
suspensie per kg lichaamsgewicht. Gezien tiet lage doseervolume per individueel dier, wordt het gebruik van doseerapparatuur met een graduatie van 0,1 ml aanbevolen.
De orale suspensie schudden voor gebnjik. Behandeling tijdens een uitbraak kan voor een individuele big minder waarde hebben omdat de Khade hoogte van de dunne
darm reeds is gebeurd. • Wachttijd: 77 dagen. • Speciale voorzorgsmaatregelen: bij spatten op de huid of in de ogen. onmiddetlijk spoelen met water. • Afleveringswijie: UDA

il 25 mg/mL • Doeldieren: kip en kalkoen. Niet bestemd voor eierleggend pluimvee.

• Indicaties; kip; coccidiose veroorzaakt door Eimeria acervu/iV»a, f. brunetti, E. maxima. £- necatrix. £. tenella. Kalkoen: coccidiose veroonaakt door Simeria adenoidts en
f.
meleaghmitii. • Contra-indicaties: geen. • Bijwerkingen; geen bekend. • Dosering: 7 mg toltrazurit per kg lichaamsgewicht gedurende 2 achtereenvolgende dagen.
Indien nodig kan dit na S dagen herhaald vwden. • Toedieningswijze: oraal, via het drinkwater. • Wachttijd: kip: 25 dagen voor de slacht Kalkoen: 35 dagen voor de slacht.
Niet gebruiken bij eierleggend pluimvee. • Speciale voorzorgsmaatregelen: in verband met sensibüisatie en mogelijke overgevoeligheidsreacties en conta«dermatil is
dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. • Afleveringswij ze; UDA.

BAYTRIL OPLOSSING 2,5% ORAAL REC NL 02912 • Werkzaam bestanddeeL enroftoxacine 25 mg/ml. • Doeldien kalf. • Indicaties: infecties van het ademhalings- en
spijsverteringsstelsel, alsmede secundaire ziekten na een viaisinfectie, veroorzaakt door Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën, zoals
Escherichia coli. Salmonella
spp., Pasieurella spp.
en mycoplasmata. • Contra-indicaties; indien Baytril oplossing 2,5% oraal gebruikt wordt in de hieronder beschreven doseringen, zijn er geen
contra-indicaties bekend-Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacine cn andere chindonen een grote mate van kruisresistentie bestaat.

• Bijwerkingen; er zijn geen ongewenste effeaen bekend bij het orale gebmik van Bayiril oplossing 2,5% oraal. • Dosering; 2.5 mg enrofloxacine per kg lichaamsgewicht
per dag, gedurende 3-5 dagen: bij gecompliceerde infecties of Salmonellose: 5 mg per kg lichaamsgewicht per dag. gedurende S dagen. • Toedleningswijze; oraal. Kan
direct in de bek of via de melk. melkpreparaien of elektroiytenmix worden toegediend. • Wachttijd: 7 dagen voor de slacht. • Speciale voorzorgsmaatregelen; kalveren
die uitsluitend ruwvoeder krijgen, dienen niet oraal maar met injectievloeisiof te worden behandeld. In verband met sensibilisatie en mogelijke overgevoeligheidsreacties
en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. • Al leveringswij ze; UDA.

Onderneming verantwoordelijk voor het in de handel brengen; Bayer B.V., Anima) Health Division, Energieweg 1,3641 RTMijdrecht.-Verdere inlomiatie is verkrijgbaar
bij de betreffende onderneming of op www.livestock.bayernL

BAYCOX« OPLOSSING 2.5% REC NL 02053 •

Baytril

\'Ji

ffi\'^fü^ï; Baycox\'

Bayer HealthCare

Animal Health

-ocr page 12-

Cenestranvet^

3\' generatie Prostaglandine
voor rund, varken en paard.

• Genestranvet bevat alleen het 3,3 keer zo actieve
d-cloprostenol en niet de inactieve l-isomeer.

• Met 3,3 keer zo lage dosering optimale activiteit.

• Hoge tolerantie en lage toxiciteit.

\'ÏÜjW CENESTRANVET

"K!. 751K1

Genestranvet Cloprostenol 75 pg oplossing voor injectie voor runderen, paarden en varkens. Samenstelling: d-cloprostenol 75 pg per ml. Indicatie: Ryn^li t. Oestrusinductie of -s^
chronisatie. 2. Uitdrijving van een fysiologische of pathologische uterusinhoud.
Paard: Oestrusinductie: Varken: Partusinductie vanaf de 11 3de dag van de graviditeit. Doserir
Intramusculaire toediening. Rynd: 150 pg cloprostenol per dier (overeenkomend met 2 ml product). Onderbreking ongewenste dracht: tussen dag 5 en 150; Bij partusinductie: vai
de 270ste dag van de graviditeit Oestrussynchronlsatie: twee injecties met een interval van 11 dagen.
Pagr^: bij een corpus luteum van minimaal 7 dagen oud 40 pg cloprostenol f
dier (overeenkomend met 0.5 ml product per dier). Varkgji: vanaf de 113e dag van de graviditeit: 75 yg cloprostenol per dier (overeenkomend met 1 ml product per dier). Wachtti
Vlees: 1 dag. Melk: O dagen, Contra-indicaties: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. Niet toedienen aan dieren met sto
nissen van het vasculaire-, gastro-intestinale-, ademhalings- en genitaalstetsel. Bijwerkingen:
Rund: Na een partusinductie d.m.v. CenestranVet dient men rekening te houden met e
versterkt optreden van het typische gedrag na een geboorte. Af en toe kan een verminderde speekselproductie optreden als gevolg van een behandeling, piwri^: Na de injectie kan i
paard Ikhtjes zweten en kan tijdelijk diarree, daling van de lichaamstemperatuur en perifere vasodilatatie optreden. Bij paarden kan overdosering tevens leiden lot een tijdelijke rus
loosheid. Er is geen speclRek anüdotum voor ( )-clopfostenol. Wric^n: Na toediening van CenestranVet is de mictiefrequentie verhoed en kan een Ikhte vorm van diarree optreden. Tev»
kan een verhog)r)g van de ademhalingsfrequentie en de lichaamstemperatuur optreden. Deze bijwerkingen zijn echter van voorbijgaande aard. Diergeneesmiddel UDA REC NL 102

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met uw rayonmonager of met ons kantoor in Blaa
Eurovet Anima! Health BV, Handelsweg 2S, Bladel ■ Tel. 0497 • S44
3

-ocr page 13-

Preventie van arbeidsonge-
schiktheid bij dierenartsen

De stuurgroep arbeidsongeschiktheid (bestaande uit de
KJMMvD, Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, MO-
VIR, Interpohs, Faculteit der Diergeneeskunde en AUV) heeft
in 2005 een enquête uitgezet onder arbeidsongeschikte die-
renartsen met als doel meer inzicht te krijgen in het arbeids-
ongeschiktheidspercentage van de beroepsgroep. Het arbeids-
ongeschiktheidspercentage is relatief hoog in vergelijking
met andere beroepsgroepen. Van de uitgezette enquêtes is een
respons van circa 40% behaald. Dit is een respons die ons vol-
doende mogelijkheden geeft om tot een goede analyse van de
problemen te komen. Op basis van de resultaten van de en-
quête zal de stuurgroep een aantal preventieve maatregelen
opstellen. De uitkomsten van de enquête worden momenteel
verwerkt. In het najaar verwacht de stuurgroep de conclusies
en de aanbevelingen te presenteren aan de leden.

Dierenkliniek Hugen beste leer-
bedrijf dierverzorging 2006

Dierenkliniek Hugen uit Nieuwegein is gekozen tot het beste
leerbedrijf in de sector Dierverzorging van 2006. "De dieren-
kliniek is een leerbedrijf waar vakkennis maar ook per-
soonlijke groei van leerlingen hoog in het vaandel staat. De
begeleiding van de leerling is vastgelegd in een begeleidings-
schema waarin per week is aangegeven welke kennis, vaardig-
heden en houding bij de leerling onder de aandacht worden
gebracht", aldus de jury. De dierenkliniek is een bedrijf waar
de leerlingen veel kansen krijgen in vaktechnisch opzicht maar
ook maatschappelijk. De benadering is sterk mensgericht.
De dierenkliniek werd gekozen uit drie bedrijven. De overige
genomineerden waren Dierenkliniek De Saen & Dierenartsen-
praktijk Westerwatering uit Zaandam en Pet\'s Place Surhuis-
terveen. De jury heeiït enthousiast de rapporten van deze drie
genomineerde bedrijven bestudeerd en na zorgvuldige afwe-
ging een keuze gemaakt. Dit neemt niet weg dat de verkiezing
ook dit jaar weer drie top leerbedrijven binnen de sector dier-
verzorging naar voren heeft gebracht.

Zomerweer speelt mens en dier
parten

Het zomerweer speelt mens en dier parten. De Dierenbescher-
ming heeft veel meldingen gekregen over dierenleed. Achter-
gelaten honden in afgesloten auto\'s of weidend vee zonder
drinkwater. De organisatie onderzoekt zeven concrete gevallen.
De inspecteurs van de Landelijke Inspectiedienst (LID) onder-
zoeken onder meer de huisvesting van dieren zoals konijnen in
hokken in de brandende zon. Ook gevallen van vee met weinig
of geen drinkwater staan op de inspectielijst.
Vleermuizen zullen door het warme weer uit hun schuilplaat-
sen komen en willen dan nog wel eens hun onderkomen zoe-
ken in woon- of slaapkamers. De mensen die de dieren vangen,
denken hun handen vol te hebben om de beschermde dieren te
pakken te krijgen.

Verdere versoepeling maatrege-
len varkenspest

Maandag 19 juni werd het toezichtsgebied voor de varkens-
pest bij Winterswijk omgezet in een buffergebied. Alle testen
onder de varkens in dat gebied wezen uit dat er geen varkens-
pest aanwezig is. Alle varkensbedrijven in dit toezichtsgebied
waren de voorafgaande twee weken twee keer bezocht voor
zowel klinisch als bloedonderzoek. Volgens de EU-beschik-
king kan dan veertig dagen na de reiniging en ontsmetting
van het bedrijf waar varkenspest is geconstateerd het toe-
zichtsgebied worden opgeheven. Dat bedrijf ligt in Borken,
net over de grens met Duitsland.

In het buffergebied gelden nog beperkende maatregelen voor
het vervoer van varkens. Zo mogen slachtvarkens alleen één
op één (direct van het bedrijf) naar het slachthuis nadat de
dieren klinisch door een dierenarts zijn onderzocht. Voor fok-
dieren en biggen geldt dat zij alleen één-op-één naar een
ander bedrijf mogen worden vervoerd als ze klinisch zijn on-
derzocht. Voor transport van fokdieren en biggen naar een
bedrijf buiten het buffergebied geldt dat aanvullend bloed-
onderzoek moet worden uitgevoerd. In alle gevallen moet het
vervoermiddel na elke lossing op een erkende wasplaats wor-
den gereinigd.

ijsberen en zeehondjes ziek van
gif

Ijsberen, zeehonden en andere dieren op de Noordpool zijn
letterlijk ziek van chemicaliën, ondanks hun afgelegen woon-
plaats. Ijsberen hebben een verminderd immuunsysteem en
brozere botten, zeehonden en beloega-walvissen ontwikkelen
kanker. Dat meldde het Wereld Natuur Fonds (WNF) in een
studie.

De zoogdieren zijn zwaar vervuild met PCB\'s, BFR\'s en fluor.
Ze krijgen de stoffen binnen omdat ze vervuilde vis en vogels
eten. Van de chemicaliën is bekend dat ze het immuun-
systeem aantasten en de hormoonhuishoudingen veranderen.
"We kunnen niet langer het bewijs ontkennen dat chemicaliën
de gezondheid van wilde dieren beschadigen," zei Samantha
Smith, directeur Noordpool van het WNF. "Nu blijkt dat
bovenop oude stoffen als DDT ook nieuwe stoffen binnen-
dringen zoals BFR."

Het Wereld Natuur Fonds doet vooral een beroep op de Euro-
pese Unie om meer chemische stoffen te verbannen. De
Europese Unie werkt aan regels voor een massale test van
chemicaliën. Stoffen die te gevaariijk zijn, moeten worden
verbannen en vervangen. De industrie krijgt hiervoor vanaf
2007 elf jaar de tijd.

"Er is geen tijd te verliezen. Het bewijs is al overtuigend ge-
noeg om Europese wetgevers te vragen om strengere regels
op chemicaliën. Alleen een sterke Europese wet zal de che-
mische nalatenschap op de noordpool en elders drastisch ver-
minderen," aldus Smith.

-ocr page 14-

De speen van de koe is de eerste
afweerlinie tegen binnendringende
mastitis patliogenen in de uier. Ver-
anderingen van het weefsel rond
het slotgat kunnen de kans op het
binnendringen van bacteriën ver-
hogen (8). Tijdens het melken staat
het weefsel van de speen bloot aan
mechanische krachten van het va-
cuüm en de tepelvoering waardoor weefselveranderingen
op kunnen treden. De melkmachine heeft dan ook niet al-
leen invloed op de uiergezondheid via directe overdracht
van bacteriën (bijvoorbeeld via de tepelvoering) maar
ook door het veranderen van de speenconditie.

Door het scoren van de speenconditie kan een beeld worden
gevormd van het risico op uiergezondheidsproblemen via de
werking van de melkmachine. In dit artikel wordt ingegaan op
hoe de speenconditie gescoord kan worden. Daarnaast wordt
de relatie tussen speenconditie en uiergezondheid belicht.

Speenconditie

De \'Teat Club International\' (TCI: een informele internatio-
nale groep onderzoekers en voorlichters die geïnteresseerd
zijn in speenconditie en de relatie met uiergezondheid) heeft
een beoordelingssysteem samengesteld waarin speenconditie
wordt ingedeeld in categorieën. Dit gebeurt op basis van de
tijd waarin de veranderingen zichtbaar worden: korte (na een
enkele melking), middellange (enkele dagen of weken) en
lange termijn (meerdere weken).

Direct na het afnemen van het melkstel worden de spenen ge-
scoord. De speenconditie wordt gescoord op koe niveau: een
koe met één of meer spenen met een probleem is een pro-
bleemkoe voor die categorie. Na het scoren van de spenen
wordt het percentage probleemkoeien per speenconditie cate-
gorie zichtbaar. De TCI heeft in 2001 aanbevelingen gedaan
over de bovengrens van voorkomen van afwijkingen op be-
drijfsniveau (Tabel 1). Op basis van wat experts als normaal
classificeren bij Nederlandse melkveebedrijven, worden in
Nederland lagere grenzen geadviseerd.

Uit en
voor de
praktijk

Tabel i. Speenconditie scores en bedrijfsprevalenties waarboven een pro-
bleem wordt verwacht, zoals voorgesteld door de TCI (2) en zoals gehan-
teerd in Nederland.

Termijn

Speenconditie

Probleem

Criteria

Criteria

TCI

Nederland

Kort

1. Kleur

visueel rood of blauw

> 20%

> 10%

2. Zwelling basis

zwelling of

> 20%

> 10%

voelbare ring

3. Zwelling punt

hard of gezwollen

> 20%

> 10%

4. Tepelkanaal

open slotgat (> 2mm)

> 20%

> 10%

Middel-

5. Vasculaire schade pumbloedinkjes

> 10%

>5%

lang

6. Open Lesies

open lesies of

>5%

> 5%

gebroken huid

Lang

7. Ruwe vereelting

Ruw en Erg Ruw

> 20%

> 10%

1 ASG Veehouderij. Wageningen UR.

2 Uiergezondheidscentrum Nederland, Postbus 2030, 7420 AA Deventer

U G C N

Dierenartsen en
uiergezondheid: UGCN

Het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN) wil de
uiergezondheid op melkveebedrijven in Nederland ver-
der verbeteren (zie TvD deel 130, juli, aflevering 13,
2005 en
www.ugcn.nl). Daartoe coördineert het UGCN
onderzoek op dit gebied en maakt zij bestaande kennis
toepasbaar voor melkveehouders via een zogenoemde
\'praktijkpoot\'. Zowel in het onderzoek als in de praktijk-
poot spelen dierenartsen een belangrijke rol.
Tot op heden zijn zestig dierenartspraktijken bij de activi-
teiten van het UGCN betrokken. De rundveedierenartsen
in deze praktijken proberen hun kennis op een laagdrem-
pelige manier aan te bieden aan hun melkveehouders. Dat
gebeurt via studiegroepen en met praktijkgerichte hulp-
middelen, zoals het Bedrijfsbehandelplan en de Uierge-
zondheidswijzer. Voordat activiteiten aan veehouders
worden aangeboden, worden de betrokken dierenartsen
eerst in nascholingscursussen bijgepraat over de meest
recente ontwikkelingen op het kennisgebied. De planning
is om volgend jaar met alle dierenartsen die willen deel-
nemen, hetzelfde traject te bewandelen.
Bij het vertalen van wetenschap naar praktijk speelt de
practicus een onmisbare rol. Daarom is het belangrijk de
practicus langs diverse wegen van informatie te voor-
zien. Daarbij kan men denken aan websites, nascholing,
wetenschappelijke bijeenkomsten en internationale con-
gressen. Ook het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is
voor veel dierenartsen een belangrijke bron van kennis.
Daarom publiceert het UGCN in samenspraak met de re-
dactie van het TvD een reeks van artikelen over uierge-
zondheid. In deze uitgave vindt u het eerste artikel over
één van de factoren die van invloed zijn op uiergezond-
heid: de speenconditie. Onderwerpen zoals weerstand,
communicatie, economie, fokkerij en andere zullen in de
toekomst volgen. Als de lezer behoefte heeft aan speci-
fieke informatie, dan nodigt het UGCN hem of haar uit
om dat te melden via
info@ugcn.nl. Als blijkt dat op een
bepaald gebied behoefte bestaat aan meer kennis en als
deze kennis beschikbaar is, dan kan het UGCN daar wel-
licht aan voldoen. Op die manier krijgt het UGCN in
beeld waar behoefte aan bestaat en worden dierenartsen
wijzer. Deze publicatie is financieel mogelijk gemaakt
door het Productschap Zuivel.

Uiergezondheid: melken en speenconditie

F. Neijenhuis\\ H. Wemmenhove\' en T.J.G.M. Lam^

T.J.G.M. Lam en J.T. Siebinga

De korte termijn effecten zijn direct na het aftiemen van het
melkstel zichtbaar en verdwijnen vaak binnen enkele uren.
Deze efl\'ecten zijn veranderingen van kleur (rode/blauwe spe-
nen), soepelheid van het speenweefsel, verdikking of zwel

-ocr page 15-

ling, openstaan van het slotgat (2). De kleurveranderingen
geven circulatiestoomissen in het weefsel weer. Een verdik-
king aan de basis van de speen wordt veroorzaakt door een
(te lang) oplopend vacuüm in de kop van de tepelvoering.
Spenen kunnen plat zijn door een te harde druk van de dichte
tepelvoering (bij bijvoorbeeld stugge tepelvoeringen of zeer
korte overgangsfasen van de pulsator), of gezwollen zijn door
een te hoog vacuüm. Tepelkanalen kunnen na het melken dui-
delijk open staan (diameter > 2mm) door een te hoog vacuüm
onder de speen. De genoemde korte termijn effecten veroor-
zaken een probleem in de koppel als het meer dan een enkel
dier betreft (zie Tabel 1).

De middellange termijn veranderingen in speenconditie tre-
den na enkele dagen of weken van melken op. Problemen die
zich dan kunnen openbaren zijn een droge speenhuid, open
wondjes en vasculaire schade zoals puntbloedinkjes. Punt-
bloedinkjes ontstaan als de huid aan een te hoog vacuüm is
blootgesteld bijvoorbeeld door een te hoog melkvacuüm of
door een niet goed passende tepelvoering. Wondjes aan de
speen vormen een plek waar kolonisatie van pathogenen
makkelijk plaatsvindt.

Op de langere termijn, na meerdere weken, wordt speenpunt-
vereelting rond het slotgat zichtbaar.

Internationaal is overeengekomen om voor onderzoek de
speenpuntvereeiting te scoren in acht klassen (3) terwijl voor
het opsporen van bedrijfsproblemen vier klassen gebruikt
worden. Naast effecten van het melken, bepalen ook koefac-
toren een deel van de vereelting. Zo hebben spitse spenen
meer plaatselijke druk van de tepelvoering rond het slotgat.
Daarnaast neemt, onder invloed van de toenemende melktijd,
de vereelting gedurende de eerste weken van de lactatie dui-
delijk toe (Figuur 1).

Figuur 1. Gemiddeld verloop van de opbouw van de dikte van de eeltring
gedurende de eerste weken van de lactatie voor voor- (rood) en achter-
spenen (blauw) (4).

Relatie melken, speenconditie en uiergezondheid
Speenpuntvereeiting

Speenpuntvereeiting ontstaat doordat de speen als afweer-
reactie op de krachten van het melken eelt vormt. Een dunne
gladde eeltring (S) is een fysiologische normale afweerreac-
tie van de speen op het melken, dit fenomeen wordt ook ge-
zien bij zoogkoeien. Is de eeltring echter dikker en vooral
rafeliger, dan wordt de kans op mastitis groter (5). Voor het
scoren van spenen in de praktijk wordt het systeem in figuur
2 gebruikt (2). Op basis van deze gegevens heeft het UGCN

(Uiergezondheidscentrum Nederland) een eenvoudige invul-
kaart ontwikkeld, welke terug te vinden is op
www.ugcn.nl.
In figuur 3 is te zien wat er in de speen gebeurt als de vereel-

-ocr page 16-

ting oploopt van een dunne gladde eeltring (S) naar een ex-
treem dikke en rafelige ring (VR).

Zwelling

Zwelling van de spenen vindt vooral plaats tijdens de lage
flow periode gedurende het melken (2) en wordt veroorzaakt
door het melkvacuüm. De speendimensies zijn te meten met
ultrasound (Figuur 4).

Figuur 4. Ultrasone opname van een speen voor en na het melken (4)

Gezwollen spenen hebben een hogere kans op mastitis. Dit
komt waarschijnlijk doordat het tepelkanaal moeilijker kan
sluiten (9). Het herstellen van de spenen naar de dimensie van
voor het melken kan wel acht uur duren (4).
Een uitgebreidere beschrijving van de relatie tussen speen-
conditie en uiergezondheidsproblemen is te vinden in de Pro-
ceedings van de Annual Meeting van de NMC in 2004 (6).

Conclusie

De melkmachine en het melken zijn zeer belangrijk in relatie
tot uiergezondheid. Door de spenen op melkveebedrijven te
scoren kan men een goede indruk krijgen van het effect van
de melkmachine op de spenen. Ons advies is dan ook om, in
elk geval op bedrijven met uiergezondheidsproblemen, de
speenconditie te scoren. Vanuit de gedachte van preventieve
diergeneeskundige zorg, kan een dergelijke beoordeling van
de speenconditie ook op andere bedrijven toegevoegde waar-
de hebben.

Scoor minstens 25 koeien, of 25% van grotere koppels, direct
na het afnemen van het melkstel. Ga verder kijken op het be-
drijf als blijkt dat speenconditie een bedrijfsprobleem is (zie
tabel 1). Let bij het zoeken naar de oorzaken op het gebruikte
vacuüm, passendheid van de tepelvoering bij de spenen, ge-
bruikte dipmiddel, omstandigheden in de stal (bijvoorbeeld
scherp zaagsel) en de voorbereiding van de koeien op het
melken. Kijk of er opmerkingen zijn op het Meet- en Advies-
rapport en vraag een expert om vacuüm te meten tijdens een
melking (natte meting) als de oorzaak minder voor de hand
lijkt te liggen.

Links

www.uwex.edu/uwmril/milkingjnachine/teat_condition.htm

www.ugcn.nl

www.asg.wur.nl

Literatuur

1. Hamann J. Effects of machine milking on teat end condition - a litera-
ture review.
In Bulletin No. 297, International Dairy Federation, Brus-
sels: 1987: 33-49.

2. Mein GA, Neijenhuis F, Morgan WF, Reinemann DJ, Hillerton JE, Hai-
nes JR, Ohnstad I, Rasmussen MD, Timms L, Britt JS, Famsworth R,
Cook N & Hemling T. Evaluation of bovine teat condition in commer-
cial dairy herds: 1. Non-infectious factors.
In Proc. 2nd International
Symp. on Mastitis and Milk Quality, Vancouver, BC, Canada, 2001:
347-351.

3. Neijenhuis F, Barkcma FHW, Hogeveen H and Noordhuizen JPTM.
Classification and longitudinal examination of callused teat ends in
dairy cows. J. Dairy Sci. 2000; 83:2795-2804.

4. Neijenhuis F, KJungcl GH & Hogeveen H. Recovery of cow teats after
milking as determined by ultrasonographic scanning. J. Dairy Sci.
2001;84:2599-2606.

5. Neijenhuis F, Barkema HW, Hogeveen H and Noordhuizen JPTM.
Relationship between teat-end callosity and occurrence of clinical mas-
titis. J. Dairy Sci. 2001; 84: 2664-2672.

6. Neijenhuis F, Hillerton J.E, Paulrud CO, Rasmussen MD, and Baines J.
Teat condition and mastitis. National Mastitis Council 43rd Annual
Meeting. Feb 1-4, Charlotte, North Carolina, USA, 2004

7. O\'shea J. 1987. Machine milking factors affecting mastitis - A literature
review.
In Bulletin No. 215, International Dairy Federation, Brussels:
1987:5-32.

8. Paape J. Leucocytes - Second line of defense against invading mastitis
pathogens. J. Dairy Sci. 1979; 62:135-153.

9. Zecconi AV, Bronzo R, Piccini P, Moroni & Ruffo G. Field studies on
the relationship between teat thickness changes and intramammary in-
fections. J. Dairy Res. 1996; 63: 361-368.

Jaarlijkse hervaccinaties van gezelschapsdieren.

Herman Egberink en Kim Gerritsen

In januari 2005 berichtten wij u
over de start van het project \'Vacci-
naties bij gezelschapsdieren\'. Deze
studie wordt gefinancierd door de
Commissie Preventieve Gezond-
heidszorg Gezelschapsdieren van de
KNMvD. Dit naar aanleiding van de
toenemende discussie over de nood-
zaak van de jaarlijkse hervaccina-
ties bij gezelschapsdieren in, niet alleen de wetenschappe-
lijke (veterinaire) tijdschriften, maar ook de lekenpers.

De teneur van deze artikelen is dat er in de praktijk onnodig
vaak wordt gevaccineerd en niet zelden wordt daarbij (voor-
namelijk in de lekenpers) de integriteit van de dierenarts in
twijfel getrokken. Daarnaast worden aan vaccins veel bijwer-
kingen toegeschreven. De practicus wordt geconfronteerd
met vragen van eigenaren hierover. Het bovengenoemde pro-
ject beoogt inzicht te krijgen in de immuunstatus van honden
en katten in Nederland. Deze gegevens zijn mede van belang
om de voorstellen voor aanpassingen van het huidige vacci-
natiebeleid te evalueren.

Op roe

Twee elementen

Het lopende project behelst twee elementen. Het eerste ele-
ment behelst het karakteriseren van in Nederland circuleren-
de
feline calicivirus-sXammQn (FCV-stammen). Het doel is
om na te gaan of de vaccinstammen nog voldoende geneti-
sche en antigenetische verwantschap hebben met de in het
veld voorkomende stammen in Nederiand.

-ocr page 17-

Hiervoor zijn vanuit/door verscliillende pralctijken in Neder-
land monsters (oro-pharyngeale swabs) ingestuurd van katten
met niesziekte of andere aandoeningen waarbij calicivirussen
een rol kurmen spelen (onder andere limping syndrome en
stomatitis-pharyngitis). De verwerking van de monsters is in
volle gang en op de Najaarsdag in november 2006 zullen de
resultaten worden gepresenteerd.

De tweede studie heeft tot doel inzicht te krijgen in de
immuunstatus van honden en katten met een verschillende
vaccinatiehistorie. Hiertoe is een selectie van praktijken in
Nederland aangeschreven en verzocht tot het insturen van
bloedmonsters van honden met een verschillende vaccinatie-
historie.

Meer dan vierhonderd serummonsters in de verschillende
categorieën werden verzameld en zijn inmiddels getest op
antilichaamtiter tegen
canine ac^eno-virus type 1 en 2, canine
distemper
virus en canine parvo-Vmxs. Ook deze resultaten
zullen gepresenteerd worden op de Najaarsdag in november
2006.

Momenteel wordt hard gewerkt aan het verzamelen van
bloedmonsters van katten, zodat ook deze resultaten kunnen
worden gepresenteerd op de Najaarsdag.

Aangeschreven

Wederom zijn verschillende praktijken in Nederland aange-
schreven en verzocht om hun medewerking. Echter, om vol-
doende bloedmonsters te krijgen zijn wij nog op zoek naar
praktijken die willen deelnemen. Wij zijn voornamelijk geïn-
teresseerd in bloed van katten uit de volgende categorieën:

1. kittens bij de laatste vaccinatie op ongeveer twaalf weken
en het liefst ook nog drie weken na deze laatste vaccinatie;

2. katten tussen een halfjaar en een jaar die alle kittenvacci-
naties hebben ontvangen (bijvoorbeeld bij castratie/sterili-
satie/vaccinatie);

3. volwassen katten (ouder dan vijfjaar) die ieder jaar geënt
zijn;

4. volwassen katten (ouder dan vijfjaar) die nooit of meerde-
re jaren (meer dan driejaar) niet geënt zijn.

Wanneer u geen brief heeft ontvangen, maar toch graag mee
zou willen werken aan dit project en bloed zou kunnen instu-
ren van katten uit de bovenstaande categorieën, kunt u con-
tact opnemen met de auteurs.

Herman Egberink (\'030-2532487/2532485, h.f.egberink@
vet.uu.nl) en Kim Gerritsen
(030-2532463, k.m.gerritsen@
vet.uu.nl) werken voor het departement infectieziekten en
immunologie, afdeling virologie

Hematurie bij runderen

De heer drj. Muskens (GD Veekijker) heeft deze vraag en antwoord spontaan ingediend bij Wetenschappelijke Redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

VRAAG

Regelmatig worden aan de dierenart-
___ sen van GD Veekijker vragen gesteld
over de differentieel diagnose, de
diagnostiek en de therapie van runder-
ziekten, waarbij hematurie optreedt.
^^^{j^JjJ^ÏJSfil Dit verschijnsel wordt ook wel \'bloed-
wateren\' genoemd. De rode kleur van
de urine wordt hierbij veroorzaakt
door de aanwezigheid van erytrocyten of vrij hemoglobine.
Myoglobine kan de urine ook rood verkleuren.

ANTWOORD

Rode urine kan als symptoom gezien worden bij infecties,
intoxicaties, tekorten aan bepaalde voedingscomponenten en
andere afwijkingen. In het kort zal een aantal mogelijke oorza-
ken van roodverkleuring van de urine besproken worden.

Infecties

Babesia divergens

Deze aandoening is de laatste jaren in Nederland regelmatig
vastgesteld bij runderen die in natuurgebieden werden ge-
weid. De infectie wordt overgedragen door Ixodes-teken. De
parasiet bevindt zich bij een geïnfecteerd rund in de erytrocy-
ten en veroorzaakt hemolyse. Deze hemolyse veroorzaakt
hematurie, kortademigheid en bleke slijmvliezen. De diagno-
se kan bij acuut zieke dieren gesteld worden door het onder-
zoeken van een uitstrijkje van perifeer bloed (liefst uit een
oorvene). Ook is het mogelijk om bloed in een EDTA-buis af
te nemen en voor onderzoek naar een laboratorium te sturen.
De behandeling bestaat uit het toedienen van een imidocarb
bevattend geneesmiddel (Imizol, Carbesia).

BCK

Hematurie kan soms gezien worden bij BCK, meer opvallende
verschijnselen zijn hoge koorts, diarree, ontstoken slijmvlie-
zen, keratoconjunctivitis en hersenverschijnselen. De diagno-
se kan gesteld worden bij sectie of door het aantonen van het
virus in het bloed van klinisch aangetaste runderen. Hiervoor
kan een EDTA- of heparinebloedmonser worden ingestuurd.

Miltvuur

Na infectie met de miltvuurbacterie kunnen dieren per acuut
sterven. Verschijnselen die gezien kunnen worden kort voor
het sterven zijn hoge koorts, wankele gang, bemoeilijkte
ademhaling en geëxciteerd gedrag dat gevolgd wordt door
depressief gedrag. De dieren kunnen bloedverlies vertonen
uit alle lichaamsopeningen, inclusief vanuit de blaas. Indien
een dier verdacht wordt van een miltvuurinfectie, moet dit
gemeld worden bij VWA.

-ocr page 18-

Intoxicaties

Adelaarsvaren

Deze plant is zowel in verse als droge vorm giftig. Adelaars-
varen bevat verschillende giftige componenten en daarom
kan een vergiftiging zich op een drietal manieren uiten, na-
melijk door hematurie, hersenverschijnselen (beeld van
CCN) en blaaskanker.

Uienvergijiiging

Naast rode urine kunnen ook andere verschijnselen optreden
zoals wankel lopen, blijven liggen, shock en gele slijmvlie-
zen. Ter voorkoming van klinische klachten moet de hoeveel-
heid uien zeer langzaam worden opgevoerd (drie weken) en
geadviseerd wordt om per volwassen dier niet meer dan tien
kg product te voeren.

Koolvergiftiging

Meerdere koolsoorten (onder andere witte kool) kunnen
hematurie veroorzaken. Soms treden de klinische problemen
pas enkele weken na de start van het voeren van de kool op.
Nadat gestopt is met het voeren van de kool, kan het nog zes
tot acht weken duren voordat het bloedbeeld hersteld is.
Advies is om de hoeveelheid kool langzaam op te voeren en,
goed verdeeld over de dag, niet meer dan tien tot vijftien kg
product aan een volwassen rund te verstrekken. Hoogdrach-
tige en nieuwmelkte koeien zijn het meest gevoelig voor een
overmaat.

Kopervergiftiging

Deze vergiftiging is in Nederland gezien bij runderen, die ge-
dronken hadden uit een voetbad waaraan kopersulfaat was
toegevoegd, en incidenteel ook bij kalveren. Runderen kun-
nen hierbij ook plotseling sterven.

Solaninevergiftging

Solanine komt in verhoogde concentraties voor in bepaalde
aardappeldelen (loof, uitlopers, groene delen). Een halve
kilogram daarvan kan al giftig zijn voor een rund. Bij deze
vergiftiging treden naast hematurie vooral afwijkingen van
het centrale zenuwstelsel op (krampen, spiertrillingen, de-
pressie).

Waterintoxicatie

Wanneer runderen erg dorstig zijn en ineens veel (koud)
water drinken, kan er door hydratatie van de erytrocyten
hemolyse optreden. Bij deze aandoening kunnen door oe-
deemvorming ook hersenverschijnselen optreden.

Anticoagulantia

Deze stoffen (bijvoorbeeld Warfarin) beïnvloeden de van
vitamine K afhankelijke bloedstollingsfactoren negatief. 12
tot 24 uur na opname van anticoagulantia kunnen bloedingen
optreden.

Tekorten aan voedingscomponenten

Puerperale hemoglobinaemie

Deze aandoening treedt vooral op bij hoogproductieve dieren
twee tot vier weken na afkalven en wordt gekarakteriseerd
door hemoglobinurie, hemolyse en anemie. Hoewel het pre-
cieze werkingsmechanisme niet bekend is, speelt bij deze
aandoening een laag fosforgehalte in het voer een rol. Dit kan
vooral optreden bij het voeren van gras van matig of niet be-
meste weilanden in combinatie met P-arme producten als
perspulp, voederbieten en aardappels. Het aanbevolen P-ge-
halte in het rantsoen van pasgekalfde koeien bedraagt 3,5-4,0
gram per kg droge stof

Selenium en/of Vitamine E tekort, in combinatie met plotse-
ling veel beweging

Met name als runderen weinig bewegingsmogelijkheden heb-
ben tijdens de stalperiode (c.q. aangebonden staan) en lage
gehaltes hebben aan selenium en/of vitamine E, kan de aan-
doening zich binnen enkele dagen na het begin van de weide-
periode openbaren. De dieren zijn stijf door spierafbraak en
deze spierbeschadiging veroorzaakt de roodverkleuring van
de urine (myoglobinurie).

Overige oorzaken

Tumor in blaas of nier

Zeer incidenteel kunnen tumoren in blaas of nier oorzaak zijn
van bloedverlies via de urine.

Downerkoe

Indien koeien al langere tijd alleen maar liggen, kunnen spie-
ren beschadigd raken en als gevolg daarvan kan myoglobinu-
rie ontstaan.

Cysto-pyelonefritis

Deze afwijking van de urinewegen treedt bij rundvee spora-
disch op en wordt meestal veroorzaakt door een infectie met
Corynebacterium renale. In de roodverkleurde urine kunnen
bloedstolsels aanwezig zijn.

-ocr page 19-

Teken staan volop in de belangstelling.
Voor honden en katten zijn er wel mid-
delen op de markt om deze spinne-
koppige mee-eters te lijf te gaan, maar
wat moet je doen met een konijn dat
onder de teken zit? Alle beestjes er
handmatig uit gaan peuteren of er een
bestrijdingsmiddel overheen gooien?

Teken aan de wand

Vrijdagmiddag blijkt konijn Snufje last te hebben van een
flink aantal ongenode gasten. De eigenaren weten niet zo
goed wat ze hiermee aan moeten en vervoegen zich op het
spreekuur van de dierenarts met de vraag of hij die teken kan
weghalen. De dierenarts heeft echter niet zo veel zin om deze
hoeveelheid teken er één voor één uit te draaien, dat moeten
de eigenaren zelf maar doen, met de tekenpincet die hij hen
meegeeft. Over de tafel heen kijken de eigena-
ren elkaar met een vies gezicht aan. Zelf al
die teken eruit trekken? Dat zien ze
niet zitten, weet de dierenarts niets
beters? Natuurlijk weet de die-
renarts iets beters; met een paar
druppels Frontline in de dose-
ring voor een kat moeten de
teken wel het loodje leggen.
Het konijn krijgt een paar
druppels Frontline en gaat
naar huis.

Stuipen op het lijf

Eenmaal thuis heeft de ei-
genaar toch het gevoel dat
deze strategie niet helemaal
juist was. Het is inmiddels
vrijdagavond, en de dierenarts
die dienst heeft vertelt de eige-
naar dat Frontline niet bij konijnen
mag worden toegepast. Een veilige
hondenshampoo is een betere optie. Zo
gezegd zo gedaan, maar het konijn is nog niet
goed en wel droog of het krijgt een stuip. Een dag
later wil het niet meer eten en krijgt het weer een stuip. Ook
de dierenarts die op dat moment waarneemt, weet te vertellen
dat Frontline giftig is voor konijnen, waardoor de ongerust-
heid van de eigenaar zienderogen toeneemt. Snu^e overleeft
het weekend wel, maar weigert te eten. Op maandag besluit
een opvolgend dierenarts dat dwangvoedering kan helpen.
Dat lijkt tot enige verbetering te leiden, maar woensdagavond
komen de stuipen weer terug. De dierenarts die in eerste in-
stantie de Frontline gaf, wordt opnieuw gebeld, maar het lijkt
hem niet nodig dat de eigenaar direct naar de praktijk komt;
het konijn kan vast wel wat rust gebruiken. De rust komt voor
Snulje, hij overlijdt dezelfde avond.

Veterinair
tuchtrecht

Frontlinie

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Schadevergoeding als vrijbrief?

De dierenarts ziet inmiddels wel in dat Frontline niet zo\'n
handige keuze was. Hij biedt zijn excuses aan, en betaalt een
schadevergoeding aan de eigenaar. Toch weerhoudt dat de
eigenaar er niet van om bij het Tuchtcollege te klagen over
het overlijden van zijn gezonde konijn SnuQe. Niet alleen
heeft de dierenarts hier schuld aan, de lijdensweg van een
week lang stuipen en ellende is ook aan hem te
wijten. Bovendien had de dierenarts Snuf-
je direct naar de praktijk moeten laten
komen. Voor de verandering is het
Tuchtcollege het met deze laatste
stelling niet eens; het konijn
leek aan de beterende hand,
en de gedachte om het Snuf-
je na de laatste stuip wat
rust te gunnen en pas de
volgende ochtend naar de
praktijk te vervoeren was
onder de omstandigheden
niet onjuist. Toepassen
van Frontline bij een ko-
nijn natuurlijk wél! Het
middel is niet geregistreerd
voor konijnen, en kan ern-
stig lijden en uiteindelijk de
dood veroorzaken. De dieren-
arts zegt dat hij dit niet wist, maar
dat mag hem niet baten, een dieren-
arts hoort dat wel te weten. Omdat de
dierenarts zijn fout heeft ingezien en gevaar
voor herhaling daarom niet echt aanwezig is, blijft
het bij een waarschuwing. En voor Snulje hopen we dan maar
dat er in de konijnenhemel geen teken zijn...

-ocr page 20-

J. F. van Hengel en F. van Knapen

Ondanks de raakvlakken die de ve-
terinaire volksgezondheid en voed-
selveiligheid vertoont met taken
van de Gemeentelijke Gezond-
heidsdiensten (GGD\'en), is er geen
dierenarts in dienst bij de GGD.
Zelfs de samenwerking tussen bei-
de partijen is beperkt van omvang.
Oorzaak hiervan lijkt te liggen in
traditie. Ook is bij de GGD\'en onvoldoende bekend welke
kennis veterinairen kunnen bijdragen aan de organisatie.
Wat kan de veterinaire wereld hier aan doen?

Veterinaire volksgezondheid (VPH) is, eerder nog dan een
aparte discipline binnen \'public health\', een breed concept
dat gebruik maakt van de kennis en vaardigheden van dieren-
artsen ter bescherming en bevordering van gezondheid en
welzijn van de mens en zijn leefomgeving.
In een recent verschenen rapport van de WHO/FAO/OIE
wordt het belang van een goede samenwerking tussen veteri-
naire en humane public health-diensten in het kader van
\'emerging zoonoses\' als volgt onderstreept: "Coordinated in-
ternational responses are therefore essential across veterinary
and human health sectors, regions and countries to control
and prevent emerging zoonoses". En: "Shortfalls in public
health infrastructure and policy, (...) were identified as con-
tributing risk factors for emergence, along with a lack of inte-
gration between human and animal health surveillance."
In Nederland komt deze samenwerking bij instanties als de
ministeries van LNV en VWS en het RIVM tot uiting in het
feit dat hier dierenartsen werkzaam zijn. Kijkt men echter op
regionaal niveau, namelijk naar de Gemeentelijke Gezond-
heidsdiensten (GGD\'en) dan blijkt er geen sprake te zijn van
samenwerking. Geen enkele GGD heeft een dierenarts in
dienst. Alvorens de afwezigheid van veterinairen bij de GGD
als gebrek te betitelen is het nodig twee vragen te beantwoor-
den:

- Welke afdelingen van de GGD hebben raakvlakken met de
veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid en welke
bijdrage kan de veterinaire volksgezondheid en voedsel-
veiligheid leveren aan de openbare gezondheidszorg van
de GGD\'en?

- Waarom hebben de GGD\'en geen dierenarts in dienst?

Ontstaansgeschiedenis van de GGD

De GGD heeft een ingewikkelde organisatiestructuur. Dit
komt doordat de 39 GGD\'en die Nederiand nu telt het gevolg
zijn van een eeuw van hervormingen. Aan het begin van de
twintigste eeuw was de gezondheidszorg regionaal georgani-
seerd. In de steden leidden de schrijnende leefomstandig-
heden tot de oprichting van Gemeentelijke Gezondheidsdien-
sten, terwijl op het platteland onafhankelijke organisaties
deze diensten verrichtten. Sindsdien hebben hervormingen
ertoe geleid dat al deze organisaties zijn ondergebracht in een
netwerk van 39 GGD\'en en dat de nadruk verschoof van ge-
zondheidszorg naar gezondheidsbeleid: de collectieve pre-
ventie. In 1990 kreeg de GGD in de Wet collectieve preventie
volksgezondheid (WCPV) een wettelijke basis.

Opinie

De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid

In de WCPV worden de gemeentelijke taken en verantwoor-
delijkheden geformuleerd. Deze taken worden opgedeeld in
drie werkterreinen.

1. Collectieve preventie

De taken die hiertoe moeten worden uitgevoerd, zijn het
verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de
bevolking, het bewaken van gezondheidsaspecten in be-
stuurlijke beslissingen, medisch-milieukundige zorg, tech-
nische hygiënezorg en het voorlichten en beantwoorden
van vragen vanuit de bevolking.

2. Infectieziektebestrijding

Hieronder valt de bestrijïng van onder andere SOA\'s en
TBC, preventie van infectieziekten, de uitvoer van bron-
en contactopsporing bij het vermoeden van een epidemie
van infectieziekte en voorlichting.

3. Jeugdgezondheidszorg

De preventieve gezondheidszorg ten behoeve van perso-
nen in de leeftijd van 0-19 jaar.

Ter uitvoering van deze taken dragen de gemeenteraden zorg
voor het instellen en in stand houden van de GGD\'en. De wet
legt ook het tweeledig karakter van de GGD vast. Aan de ene
kant adviseert zij gemeenteraden over beleid dat mogelijk ge-
volgen heeft voor de volksgezondheid. Aan de andere kant
levert zij de bevolking diensten op het terrein van preventie,
gezondheidsbescherming en -bevordering.
Van de taken die genoemd worden in de wet zijn er drie, die
raakvlakken hebben met VPH: medische milieukunde
(MMK), technische hygiënezorg (THZ) en infectieziektebe-
strijding (IZB). Hieronder wordt aandacht besteed aan de
aard van deze raakvlakken en de bijdrage die VPH kan leve-
ren aan de uitvoer van deze taken.

De wet stelt dat deze taken op iedere GGD moeten worden
uitgevoerd. De vorm waarin dit gebeurt, is echter bij iedere
GGD verschillend. Ten eerste hebben de uiteenlopende ont-
staansgeschiedenissen van de GGD\'en ertoe geleid dat iedere
GGD een andere organisatiestructuur heeft. Daarnaast zor-
gen verschillen in regionale problematiek voor een verdere
differentiatie tussen GGD\'en. Tot slot is de omschrijving die
de wet geeft van deze taken slechts kwalitatief van aard. De
manier waarop de GGD de taak uitvoert is vrij, maar resul-
teerde wel in een behoefte aan een eenduidig beleid dat zou
leiden tot meer uniformiteit binnen de taakuitvoering op lan-
delijk niveau. Hiertoe werden de volgende coördinatiecentra
opgericht:

1. Landelijk Centrum Medische Milieukunde (LCM) voor
medische milieukunde

2. Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV) voor
technische hygiënezorg

Verborgen Gebreken: Mag de veterinair ontbreken bij de GGD?

-ocr page 21-

3. Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding
(LCl) voor infectieziektebestrijding.

Werkzaamheden der Coördinatiecentra

Medische milieukunde (MMK)

"Medische Milieukunde is het werkveld binnen de openbare
gezondheidszorg dat zich bezighoudt met de relatie tussen
het fysieke milieu en de gezondheid van mensen." Taken die
de MMK hiertoe uitvoert zijn voorlichting en behandeling
van vragen en klachten vanuit de bevolking, signaleren van
ongewenste risico\'s, beleidsadvisering, ondersteuning van
milieu-incidenten.

Technische hygiënezorg (THZ)

Doel van de THZ is: "de verspreiding van infectieziekten
voorkomen door te signaleren in welke organisaties een ver-
hoogd risico bestaat (...) en te adviseren over hygiënemaatre-
gelen die genomen kurmen worden om deze verspreiding te-
gen te gaan". THZ beantwoordt daarnaast vragen van de
bevolking en signaleert ongewenste situaties. Bedoelde in-
fectieziekten zijn o.a. SOA\'s, TBC, hepatitis, voedselinfec-
ties. Haar werkzaamheden zijn nadrukkelijk preventief van
aard.

Infectieziektebestrijding (IZB)

"Infectieziektebestrijding heeft tot doel het optreden van in-
fectieziekten zoveel mogelijk te voorkómen, toch opgetreden
infectieziekten te signaleren en verspreiding van deze infec-
tieziekten te bestrijden." Hiertoe ontwikkelt de IZB beleid,
adviseert de gemeente met betrekking tot beleid en de gevol-
gen van infectieziekten, coördineert regionale activiteiten en
is 24 uur per dag bereikbaar voor melding van infectieziek-
ten.

Kort samengevat houdt MMK zich dus bezig met de invloed
van het fysieke milieu op de volksgezondheid, infectieziekten
vallen hierbuiten. THZ en IZB houden zich met de infectie-
ziekten bezig, waarbij THZ verantwoordelijk is voor de pre-
ventie van infectieziekten binnen een collectief en IZB zich
voornamelijk bezighoudt met het signaleren en de bestrijding
bij individuen. Hoewel in de doelstelling van IZB ook de pre-
ventie van infectieziekten wordt genoemd, doet het bestaan
van THZ vermoeden dat deze taak van ondergeschikt belang
is.

Bijdrage diergeneeskunde

De kennis die de veterinair tijdens zijn opleiding opdoet over
volksgezondheid en voedselveiligheid, vertoont een grote
overlap met de taken van elk van deze coördinatiecentra en
zou hen afzonderlijk ten goede kunnen komen. Echter, juist
doordat zijn kennis alle drie de vakgebieden bestrijkt, zou de
veterinair bij de GGD een unieke plaats in kunnen nemen.
Hij zou de werkzaamheden van de afdelingen IZB, MMK en
TZH kunnen overzien en een coördinerende rol kunnen ver-
vullen. De door een veterinair ingebrachte expertise zou zo
meerdere afdelingen van de GGD ten goede kunnen komen.
Daarvan is het ontwikkelen van protocollen een goed voor-
beeld. Door de veterinair in een eerder stadium hierbij te be-
trekken, zou zijn vakoverschrijdende kennis kunnen leiden
tot een betere afstemming van protocollen tussen de verschil-
lende afdelingen.

Het is duidelijk dat veterinairen een positieve bijdrage zou-
den kunnen leveren aan de GGD. Waarom heeft geen enkele
GGD dan een dierenarts in dienst? Uit interviews gehouden
met medewerkers van de landelijke centra bleek het antwoord
op deze vraag drieledig te zijn. In eerste instantie speelt de
traditie van de GGD een rol. Bij deze dienst werken immers
artsen en geen dierenartsen. Bovendien blijkt dat het niet
bekend is welke kennis de veterinair tijdens zijn opleiding
opdoet. Daaruit volgt dat de toegevoegde waarde van de vete-
rinair bij de GGD onbekend is. Daarmee is echter niet gezegd
dat er geen samenwerking is met veterinairen. De coördina-
tiecentra schakelen, wanneer zij te maken hebben met veteri-
naire thema\'s, dierenartsen in bij het schrijven van hun proto-
collen en draaiboeken. Ook wordt ieder draaiboek van het
LCI tenminste door één veterinair gelezen. Over het alge-
meen zien zij het nut in van een veterinair die op bovenregio-
naal niveau beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen
over zoönosen. Op dit moment is hier echter geen vast aan-
spreekpunt voor. Tot slot vormen de beperkte financiële mid-
delen een belemmering.

Hoewel de rol van de veterinair bij de GGD op dit moment
beperkt is tot het incidenteel beantwoorden van vragen over
zoönosen en het geven van advies bij het ontwikkelen van
protocollen, is het zaak verandering te brengen aan deze
situatie. Het belang van veterinaire inbreng bij GGD\'en moet
beter onder de aandacht gebracht worden. Hiertoe moet de
veterinaire beroepsbevolking eerst bij zichzelf te rade gaan.
Niet alleen bij de GGD is er een geringe interesse in de vete-
rinaire volksgezondheid en voedselveiligheid, deze houding
is bij de dierenartsen zelf ook waar te nemen. De meeste die-
renartsen kiezen nog steeds voor de consultatieve praktijk.
De Faculteit der Diergeneeskunde brengt hier verandering in
door meer aandacht te besteden aan de belangrijke taak die
de veterinair kan vervullen bij de volksgezondheid en voed-
selveiligheid, zowel onder studenten als afgestudeerden.
Bovendien kan er getracht worden op kleine schaal samen-
werking tussen veterinairen en medici te bevorderen aan de
hand van symposia en workshops. Een andere mogelijkheid
is dat de Faculteit der Diergeneeskunde tijdens het jaarcon-
gres van de Nederlandse Vereniging voor Algemene Gezond-
heidszorg (NVAG) aanwezig is met een stand en zich daar
presenteert. Door de beide beroepsgroepen kennis te laten
maken met eikaars vakgebieden, wordt het makkelijker in te
schatten wanneer de ander een bijdrage kan leveren.

Conclusie

Tot slot de opmerking dat de problematiek besproken in dit
artikel zeer ingewikkeld is. Samenwerking zal niet makkelijk
tot stand kunnen worden gebracht. De traditie van de GGD,
de beperkte financiële middelen en de complexiteit van de
organisatiestructuur zijn allemaal factoren die verandering
belemmeren. Toch is het van groot belang dat de netwerken
tussen veterinaire en humane medici verbeterd worden en
moet dit doel nagestreefd worden. Iedere reis begint met de
eerste stap, laten wij, veterinairen, die proberen te zetten.

J.F. van Hengel en prof. F. van Knapen zijn werkzaam bij
IRAS, Divisie Volksgezondheid en Voedselveiligheid. Voor
literatuurverwijzingen en verder informatie kunt u zich
richten tot de heer Van Knapen, f.vanknapen@vet.uu.nl

-ocr page 22-

Nieuwe Calicivirus stammen

Aangepast aan de huidige epidemiologische inzichten

Vaccins zonder adjuvans

Voor een minimum aan locale reacties

Effectiviteiten immuniteitsduur
Aangetoond door challenge proeven

Keuze mogelijkheden voor elke kat
Voor op maat vaccineren

fing van klinisdw symptomen en leg«

[{UBvncn FCV 431 en 61)). Do«Mier(en): Kmen. Indicjties: Actieve immuniutie van katten van 8 v^en en ouder tegen fHiene virale rhinotradieitK ter vc

2* injectie: 3 tot 4 weken later. In aanwezigheid van hoge titers van specifieke matemale antiltchamen moet hel schema voor de basisvaccinatie uitgesteld vn^n tot de leeftijd
"
\' »imeenokrgetwiqhekbhvklftéitmjen.dmeenaangepastes^^

" nwkMten van 8 weken en ouder tegen feliene virale rhinotrachatis ter verniindering van klinische symptomen, tegen infecties met het calicivirus ter vermindering van klinische symptomen en excretie, teg
" \' \'»mn. en 3 jaar voor de panleuco|>enie component.
Dosering en toedieningsweg: Subcutane injectie van één 1-ml dosis vaccin, na oplossing van de gevriesdroogde tablet met I
ilMKpn liiilliitte; Niet gebmiken bij drachtige dieren. Het gebruik is niet aanbevolen tijdens
de lactatie. Bijwerkingen: Bij normaal gebruik kan incidenteel een voorbijgaand
óf beièltear bij (NL) Merial S.V., Kleermakerstraat 10,1991JL Vetserbroek, of (BEL) Merial Belgium NV, Sylvain Oupuisiaan 243,1070 Brussel.
Purevax* RCP (Levend verzwakt feliene i
Ifc
^llnbche symptomen. Immuniteit werd aangetoond vanaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de panleucopenie component, en vanaf 4 weken na het basisvaccinatie!
»ftfccyWs van specifieke matemale antilichamen moet het schema voor öe basisvaccinatie uitgesteld worden tot de leeftijd van 12 weken. - Herhalingsvacönatie: 1 jaar na de basi
reactie optreden, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen.
Kanalisatie: (NL) UDD - (Bfl) op voonchrift. Nummer van de vergunning: REG

-ocr page 23-

Een nieuwe visie op het vaccineren van katten

®

PU]tEVAX

Verantwoord vaccineren

M€RiAL

www.merial.com

ig van klinische symptomen en e)

rd aangetoond vanaf 4 vireken na het basisvacdnatieschema tegen de rhinotracheitis en ulidvirus componenten. De immuniteitsduur Is 1 jaar na de laatste (her)vaccinatie Dosering en toedieningsweg: Subcutane injectie van één 1-ml dosis vaccin, na oplossing van de
Contra-Indicaties: Niet gebruiken bij drachtige dieren. Het gebnjik is niet aanbevolen tijdens de lactatie, Bijwerkingen: Bij normaal gebruik kan incidenteel een voorbijgaande apathie en anorexie alsook hyperthermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een ktkale reactie (een lichte pijn bij palpatie, jeuk of een
^beschikbaar bij (Nl) Merial B.V., Kieermakerstraat 10,1991JL Velserbroek, of lefl) Merial Belgium NV, Sylvain Dupoislaan 243,1070 Brussel,
Purevax* RCKh (Levend verzwakt feliene rhinotrachertis herpesvinjs {stam FHV F2); Geïnactiveetde feliene Caiicivims antigenen (stammen FCV 431 en Gl); Levend verzwakt Chlomyöophilo
hindering van klinische symptomen, tegen feliene panleticopenie vchji de preventie van sterfte en klinisAe symptomen. Immuniteit wert aangetoond vanaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de Chbimydophilaf^is en panleucopenie componenten, en vanaf 4 weken na het basisvacdnatieschema tegen de rtiinotracheïtis
vaccinatieschema: - Basisvacdnatieschema: 1\' injectie: vanaf een leeftijd van 8 weken, 2« injectie:
3 tol 4 weken later. In aanwezigheid van hoge titers van specifieke matemale antilidiamen moet het sdiema voor de basisvacönatle uitgesteld worden tot de leeftijd van 12 weken. - Hertialingsvacdnatie: 1 jaar na de basisvacdnatie
nie (gewoonlijk gedurende
1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lidwe pijn bij palpatie, jeuk of een beperkt oedeem) kan optreden, deze verdwijnt binnen hoogstens 1 of 2 weken. In uitzonderlijke omstandigheden kan een overgevoeligheids-reactie optreden, die een aangepaste symptoniatische behandeling kan vereisen.
) i lO^\'CCIO^\'; Geïnactiveerde feliene Calicivirus antigenen (stammen FCV
431 en Gl) 2 2,0 ELISA U.; Levend verzwakt feliene panleucopenie virus (PU IV)). Ooeldierten): Katten. Indicaties: Actieve immunisatie van katten van 8 weken en ouder tegen feliene virale rtiinotracheitis ter vermindering van klinische symptomen, tegen
Oe immuniteitsduur is
1 jaar na de laatste (her)vacdnatie voor de rtiinotracheïtis en calicivirus componenten, en 3 jaar voor de panleucopenie component Dosering en toedieningsweg: Subcutane injeaie van één 1-ml dosis vacdn, na oplossing van de gevriesdroogde tablet met het oplosmkJdel, volgens het

na elk jaar met de rtiinotracheïtis en calidviro» componenten, en elke 3 Jaar met de panleucopenie component Contra-indicaties: Niét BlJweiUngen: Bij normaal gebruik kan inddenteel een voorbijgaande ajuthie en anorexie alsook hyperthermie (gevrtionlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een li^te pijn

....................vanMERIAL.C2005.MERIAL.AIIerechtenvoorbehouden.ManArt12260/09/2005.

iformatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Merial B.V., Kleem

•aat10,1991 JLVet$eitroek.*&

-ocr page 24-

POM

Wiel van den Ekker

Naar aanleiding van een aantal vragen die bij ons zijn
binnengekomen over de advertenties van de firma Schip-
pers, leek het mij nuttig om alle zaken omtrent de nieuwe
regelgeving nog eens op een rijtje te zetten.

Diergeneesmiddelen worden voorschrijfplichtig

In principe moet voor het gebruik van diergeneesmiddelen
vanaf 1 januari 2007 per diagnose een recept geschreven wor-
den. Het begrip \'diagnose\' is nog veel reden voor discussie
binnen de klankbordgroep kanalisatie diergeneesmiddelen
(bestaande uit afgevaardigden van belanghebbende partijen).
Het is echter de dierenarts die de bevoegdheid heeft om de
diagnose te stellen en hij/zij dient hiervoor voldoende mate-
riaal te verzamelen als nodig is.

Verder is het door deze regel in principe ook niet mogelijk
voor veehouders om medicijnen op voorraad te hebben. Ook
hierover vindt veel discussie plaats. Wij (zowel KNMvD als
LTO, NVV en FIDIN) streven naar een systeem met een
vaste overeenkomst tussen dierenarts en veehouder, veran-
kerd in regelgeving en/of een kwaliteitssysteem in de diverse
diersectoren. Indien een dergelijke overeenkomst bestaat, is
er voor de dierhouder de mogelijkheid om op basis van
bedrijfsbehandelplannen medicijnen op voorraad te hebben.
Veehouders zonder overeenkomst mogen geen UDD-midde-
len (vaccins als bij zelf-vaccinerende varkenshouders) en
geen antibiotica op voorraad hebben.

We hopen dat op basis van overeenkomsten tussen dieren-
artsen en veehouders, zoals bij de IKB-systemen in de var-
kenshouderij, hiervoor een goede oplossing gevonden kan
worden. Het lijkt er wel op dat dit soort overeenkomsten erg
moeilijk zijn vast te leggen in wet- en regelgeving. Hier kun-
nen private systemen een belangrijke rol gaan spelen.

Non-POM-lijst

Er zal binnen de EU een aantal middelen gaan komen waar
geen voorschriften voor nodig zijn. Hierover is echter veel
onenigheid tussen de verschillende lidstaten. Het volgende
voorstel is het recentste en heeft een goede kans om het te
gaan halen. Dit voorstel houdt in dat middelen die op Annex
lijst II staan (dit zijn middelen waarvoor geen MRL bekend
hoeft te zijn) én middelen waarvan bekend is dat ze geen risi-
co vormen voor voedselveiligheid en volksgezondheid, zon-
der voorschrift verstrekt kunnen worden. Welke middelen dat
zullen zijn is nog onbekend. Alle injiceerbare middelen, anti-
biotica en middelen die een risico kurmen vormen worden
voorschrijfplichtig (bijvoorbeeld ijzerpreparaten, wormmid-
delen, enzovoort)

Dierenarts schrijft voor

In veel Europese landen en ook in Nederland is de dierenarts
de enige die diergeneesmiddelen mag voorschrijven. Ook
hierover vindt binnen de EU wel discussie plaats. Ierland
heeft bijvoorbeeld al aangegeven dat als er een te beperkte
non-POM-lijst komt zij nog willen herbezien of de dierenarts
wel de enige moet zijn!

Kanalisatie diergeneesmiddelen

In Nederland zal er een systeem blijven bestaan als UDD en
UDA. Deze termen kunnen nog wel veranderen, maar er
wordt wel aan een dergelijke systematiek gedacht. Op dit mo-
ment mag een veehouder alleen UDA/UDD-middelen via
zijn eigen dierenarts verstrekt krijgen waarbij er een koppe-
ling tussen beide partijen is via UBN-nummers. Dit gaat ver-
anderen! Antibiotica mogen nog steeds slechts door een die-
renarts geleverd worden, maar dit hoeft niet meer de eigen
dierenarts te zijn. De veehouder kan dan met zijn recept ook
elders gaan kopen. Andere diergeneesmiddelen mogen in de
toekomst ook door gecertificeerde vergunninghouders ge-
leverd worden (de dierenarts is automatisch vergunning-
houder). Voor deze certificatie heeft FAGROVET reeds een
systeem in werking gezet.

Bij de levering van diergeneesmiddelen wordt tracking en
tracing van diergeneesmiddelen een steeds belangrijker fac-
tor.

Het moge duidelijk zijn dat andere partijen (als de firma
Schippers) ook zoeken naar mogelijkheden om binnen deze
regelgeving een plek voor zichzelf te vinden. Het lijkt mij dat
er voor dierenartsen en dierenartspraktijken ruim voldoende
kansen in de nieuwe regelgeving liggen om een belangrijke
rol te blijven spelen in het gebruik van diergeneesmiddelen.
Indien er nog vragen open zijn, dan kunt u me altijd bereiken
via telefoon (0412-676060) en/of e-mail
(wielvdekker@het-
net.nl).

Wiel van den Ekker is bestuurslid van de KNMvD en porte-
feuillehouder diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering

-ocr page 25-

Het onderzoek naar teken en door
teken overgedragen infecties bij
gezelschapsdieren in Nederland
verloopt zeer succesvol. Daarom
heeft de
Commissie Preventieve
Gezondheidszorg Gezelschapsdie-
ren van de KNMvD besloten om
het tweede deel van de subsidie be-
schikbaar te stellen.

Door de enthousiaste medewerking van vele dierenartsprak-
tijken door het gehele land hebben we meer dan vierduizend
teken ontvangen, vooral afkomstig van honden. Door het tra-
ceren van ingezonden teken zijn we er in geslaagd om in Zee-
land en Noord Holland vele
Dermacentor reticulatus-Xeken
in de vegetatie te vinden en zo kon definitief worden aange-
toond dat deze teek zich permanent in Nederland heeft
gevestigd. Door middel van de ingezonden teken hopen we
mogelijk nog andere gebieden te identificeren, dus blijft u
vooral teken verwijderen en naar ons opsturen.
Daarnaast moeten wij onze verontschuldigingen aanbieden
voor het feit dat niet alle
Ixodes ricinus-teken getest kunnen
worden. De aantallen zijn dermate groot dat de middelen on-
toereikend zijn om alle ingezonden teken volledig te testen.
Omdat er reeds veel bekend is omtrent
Ixodes ricinus-teken
in Nederland hebben we ervoor gekozen met name de \'bij-
zondere\' teken,
Dermacentor reticulatus, Rhipicephalus san-
guineus
en Ixodes hexagonus in eerste instantie te testen op
een breed scala aan pathogenen. Deze uitslagen zullen we
ook terugkoppelen.

Teken en EDTA-bloed opsturen naar:

Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde
Centrum voor teken-gebonden ziekten
t.a.v. Christa Bodaan
Postbus 80165
3584 TD UTRECHT

Op roe

Babesia canis

Tickbustersproject met een jaar verlengd

Christa Bodaan

Dierenartsen zijn nu zeer alert op Babesia canis, onderkennen
de infecties snel en behandelen adequaat. Er zijn dan ook geen
fatale infecties meer voorgevallen sinds het begin van de cam-
pagne, hetgeen erg goed nieuws is. Omdat we aan de faculteit
bijna niet meer met deze patiënten geconfronteerd worden,
willen we graag informatie krijgen omtrent nieuwe autochto-
ne gevallen zodat we in de uitlaatgebieden van deze honden
naar
Dermacentor reticulatus kunnen gaan zoeken. Ook ont-
vangen we graag een EDTA bloedmonster van deze (nog on-
behandelde) patiënten om het subtype van de Nederlandse
Babesia canis met die uit andere landen te kunnen vergelij-
ken, hetgeen weer van belang is voor het opstellen van een
vaccinatieadvies. Als u dus de diagnose stelt, neemt u dan al-
stublieft wat extra bloed voor ons af en stuur ons een e-mail.
Met de financiering van een nieuw onderzoeksjaar hopen we
de prevalentie van
Babesia canis en de verspreiding van Der-
macentor reticulatus
nauwkeurig in kaart te kunnen brengen.
Er zal bovendien extra aandacht worden geschonken aan zoö-
nosen. Een uitgebreid verslag van het onderzoek zal worden
gepresenteerd tijdens de Najaarsdag van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren op 11 november 2006.

Voor vragen en promotiemateriaal kunt u contact op-
nemen met Christa Bodaan, tel: 030-2534882 of e-mail:
C.J.Bodaan@vet.uu.nl

-ocr page 26-

Ko Minderhoud

Toen ik er over dacht om op mijn
61e met FPU (vroeger heette dat
VUT) te gaan, werd ik wel eens
benaderd met de vraag of ik nu
\'consultancy\' zou gaan doen. Ik
had daar niet zo over nagedacht en
eigenlijk wist ik niet zo goed wat
consultancy was, laat staan dat ik
wist hoe je in die wereld terecht
moest komen. Wat ik wel wist, is dat ik nu eindelijk al die
boeken eens zou gaan lezen waar ik nooit aan toe was ge-
komen, meer naar het theater zou gaan en dat ik veel
wilde gaan fietsen. Om dat laatste doel te bereiken heb in
2000 een sportief ogend, doch stevig herenrijwiel aange-
schaft. Dit rijwiel staat nog altijd, glanzend als nieuw, in
mijn schuurtje. De reden hiervoor zal u gaandeweg dit
artikel duidelijk worden.

Kort voor de datum van mijn pensionering vroeg een met mij
bevriende collega of ik belangstelling had om voor enkele
weken in een project in Polen te gaan werken. Het ging over
advisering op het gebied van destructie. Hij was er voor ge-
vraagd, maar had geen gelegenheid. Tijd om lang na te den-
ken was er niet, want het moest dezelfde dag besloten wor-
den. Ik heb het gedaan en het is me uitstekend bevallen.
Vanwege mijn vorige functie wist ik redelijk veel over dit on-
derwerp. Dat geeft zelfvertrouwen. Het was een project van
de Wereldbank, dus ik werkte in een internationaal team met
interessante lui, zodat we tussen het werk door en \'s avonds
boeiende gesprekken hadden. Onze Poolse collega\'s reageer-
den positief op onze activiteiten, ik heb in die tijd veel gezien
van het land en de veehouderij, ik had het gevoel dat ik iets
nuttigs had gedaan en ik verdiende er ook nog wat mee. In
ieder geval had ik nu een idee wat consultancy is.

Versla

Consultancy

Estland

Na dit project vroeg een andere vriend of ik zin had om een
tijdje met hem in Estland in een project over invoer van vete-
rinaire projecten te gaan werken. Na Estland kwamen er twee
projecten in Letland over I&R, reorganisatie van de veteri-
naire diensten, een referentielab voor rabiës en dierenwelzijn
rond het slachten. Daarna ben ik nog bezig geweest met de
opleiding tot dierenarts in Macedonië en Estland, een groot
project in Turkije over invoer en een project over dierenwel-
zijn in Servië.

Binnenkort ga ik naar Polen om met dierenartsen over zoöno-
sen te praten. Mogelijk denkt u nu dat ik veel verstand van al
deze onderwerpen heb. Dat is niet zo en dat is ook niet altijd
nodig. Als expert heb je vaak te maken met een omschreven
onderwerp, waar je je tevoren goed op kunt voorbereiden. In
twee projecten was ik teamleider en dan komt het meer op de
organisatie dan op de werkelijke inhoudelijke kennis aan. De
experts zitten dan in het team.

Consultancybedrijven

Als je eenmaal in het systeem zit, dan circuleert je cv in de
kleine wereld van de consultancybedrijven en voor je het
weet, word je voor de meest uiteenlopende onderwerpen ge-
polst. Meestal word je gevraagd op het moment dat het nog
niet zeker is of het bedrijf het project wel zal krijgen. Althans,
dat is mijn ervaring met de projecten waarin ik heb gewerkt
in de landen die willen toetreden tot de EU.

Om in de toekomst te kunnen voldoen aan
datgene wat in de Brusselse richtlijnen is
vastgelegd, hebben deze landen vaak behoef-
te aan adviezen van experts uit EU-landen.
Voor een bepaald onderwerp wordt een pro-
ject opgesteld, samen met een EU-lidstaat of
met de EU. Particuliere consultancybedrij-
ven of overheidsdiensten kunnen hierop in-
schrijven. Ze moeten dan een plan indienen
hoe ze het project gaan aanpakken, waarin
onder anderen een team wordt voorgesteld
en hoeveel geld het moet kosten. In dit stadi-
um worden experts benaderd.
Als je positief reageert op de aangeboden
voorwaarden, moetje vooral niet denken dat
je snel iets verneemt. Als het bedrijf het pro-
ject niet heeft binnengehaald, hoor je meestal
nooit meer iets, de enkele goede niet te na
gesproken. Hebben ze het wel te pakken ge-
kregen, dan krijg je na lange tijd bericht dat
je verwacht wordt je zeer spoedig te melden
in een ver land met powerpoint presentaties
et cetera. Zelfs ben je dan soms al vergeten
dat je ooit voor dit project bent gevraagd.
Een zenuwslopende tijd breekt dan aan. Al-
lerlei informatie moet worden verzameld via

-ocr page 27-

je netwerk, internet en gesprekken met mensen die zo vrien-
delijk zijn je te willen helpen. Presentaties worden gemaakt
en daarmee ga je dan enigszins nerveus op stap.

Ter plaatse

Natuurlijk heb je tevoren met het team kennis gemaakt en
afspraken gemaakt. Mijn ervaring is, dat op de plaats van
bestemming er snel een goed gevoel van saamhorigheid
ontstaat. Je zit samen in dit verre land, je hebt een gemeen-
schappelijk doel, allerlei competentiegedoe waar je in Neder-
land mee te maken kunt hebben is ver weg en dus ga je er sa-
men voor.

Het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn. Het
is niet altijd gemakkelijk om de mensen in het ontvangende
land aan het werk te krijgen, gemaakte afspraken worden
vaak niet nagekomen waardoor de tijd voortschrijdt en er
weinig gebeurt. De gestelde doelen moeten wel worden ge-
haald in een zekere periode.

Een groot obstakel is de vaak aanwezige competentiestrijd
tussen ministeries of tussen diensten. Het vergt soms een hele
tijd en veel diplomatie om de betrokken partijen samen om
de tafel te krijgen. Als het dan eenmaal zover is, kan men ze-
ker niet altijd zeggen dat er in een positieve stemming wordt
vergaderd.

Er is altijd veel belangstelling voor studiereizen naar Neder-
land en voor materialen die op kosten van het project kunnen
worden aangeschaft. Dit is meestal niet in evenwicht met de
belangstelling om de bestaande situatie in het eigen land te
veranderen. Ook komt het voor dat er bij voorgestelde plan-
nen al bij voorbaat wordt gereageerd dat zoiets in dit land
toch niet mogelijk is. Voor sommige onderwerpen bestaat
soms geen enkele belangstelling, zoals voor dierenwelzijn.
Zolang vee! mensen geen geld hebben om een eitje te kopen,
is het niet eenvoudig om enthousiasme op te wekken voor
enkele vierkante centimeters meer vloeroppervlak voor leg-
hennen.

Positief gevoel

Terugkijkend op de laatste vijfjaren heb ik aan dit werk een
positief gevoel overgehouden. Ik heb het idee dat ik mijn ken-
nis en ervaring op een nuttige manier heb besteed, ik heb lan-
den en mensen leren kennen, waar ik zonder dit werk nooit
mee in contact zou zijn gekomen, ik heb er veel van geleerd
en ik heb er ook nog wat geld mee verdiend. Het heeft ook
veel tijd gekost. De voorbereiding, het verblijf in het land en
de rapportage achteraf vergen veel tijd. Hoe langer je uit het
normale werk bent, hoe meer tijd het kost om je kennis actu-
eel te houden. Op zonnige dagen zat ik vaak aan de computer
te werken, heimelijk denkend aan een tochtje op de fiets.

Maar nee....., eerst moest dat rapport klaar zijn.

Ook aan dit werk komt ooit een eind en dan staat daar nog
steeds dat glanzende rijwiel op me te wachten. Een mooi
vooruitzicht!

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Het ^spermaorgel\'

Waarschijnlijk is de associatie met or-
gelpijpen de reden, dat men dit
vreemde ding het \'spermaorgel\' is
gaan noemen. Het is in 1956 of 1957
bedacht op de Gezondheidsdienst
voor Dieren in Boxtel om aan de weet
te komen hoe een beer zijn sperma
loosde. Door de schotjes die er in aan-
gebracht waren, stroomden de reageerbuisjes na elkaar vol,
zodat de verschillende fracties van het totale ejaculaat, dat
wel een halve liter groot kan zijn, gescheiden werden. Omdat
de fracties allemaal even groot waren, namelijk de inhoud
van de buisjes, kon nauwkeuriger berekend worden hoeveel
zaadcellen per fractie geloosd werden en op welk moment er
vrijwel geen spermiën meer aanwezig waren. In de laatste
buisjes kwam alleen maar waterig vocht en wat er dan nog
kwam liet men weglopen.

Zo konden ook verdunnings- en houdbaarheidstesten verricht
worden per fractie.

Uitgelicht

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen
in het Museum Veeteelt en KI in Beers bij Cuijk. Het is
interessant om met groepen veehouders een dagtrip te ma-
ken naar dit museum met leuke dagarrangementen en een
boerenlunch. De collega-vrijwilligers staan voor u klaar.
www.veeteelt-ki-museum.nl qf llesh070@wxs.nl

-ocr page 28-

SAVAB-congres over zoönosen

Erik Jan TJalsma

Het tweedaagse congres dat werd
georganiseerd door de Vlaamse
afdeling van de SAVAB en werd
gehouden op 20 en 21 mei te
Antwerpen, behandelde dit jaar
het actuele onderwerp zoönosen.
De tweelingzussen De Beul hadden
een uitermate interessant program-
ma samengesteld met sprekers uit
het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Nederland
en België, bedoeld voor zowel dierenartsen als (huis)-
artsen. Helaas bleek het aantal deelnemers, vooral de art-
sen, bedroevend laag. Ook waren er weinig belangstellen-
den uit Nederland.

Dierenarts Frank Watzeels (België) schetste in het kort de
veranderingen in de diergeneeskunde in België door de tijd
heen. Verschuivingen in diersoorten, praktijkvoeringen, soort
patiënten en cliënten en de feminisering van het beroep kwa-
men aan de orde. Zo studeerde de eerste vrouwelijke dieren-
arts in België in 1954 af en de tweede pas vier jaar later. Tot
1980 kende België alleen maar eenmanspraktijken.

Misverstanden

Dat er binnen de medische beroepsgroep nog steeds misver-
standen over zoönosen bestaan, bleek uit de inleiding van
huisarts Stefan Bartholomeeusen (België). Bij officiële huis-
artsenregistraties (Nijmegen, Maastricht en Nivel) blijken zo-
onosen niet apart geregistreerd te worden. Oxyuren werden als
meest waargenomen zoönose in de praktijk uit de registraties
gelicht. Jammer alleen dat deze \'aarsmaden\'
(Enterobius ver-
rtücularis)
geen zoönosen zijn! De conclusie dat zoönosen
door huisartsen zelden worden gezien zou dus kunnen klop-
pen, maar niet omdat ze niet voorkomen. Waarschijnlijker is
het dat de kennis bij de huisartsen tekort schiet. Ook ver-
kondigde de spreker het (nog steeds obsolete) advies aan
zwangeren om ter preventie van toxoplasmose de kat enkele
maanden uit huis te plaatsen.

Katten en zoönosen

De bekende spreker Mike Lappin (Colorado State Univer-
sity) weerlegde deze laatste opmerking meteen met de offi-
ciële Amerikaanse richtlijn voor toxoplasmosepreventie: de
kat hoeft niet weg. De kans dat de infectie opgelopen wordt
door indirect contact (in de tuin werken, rauw vlees eten) is
namelijk vele malen groter. Gemiddeld scheidt een jonge kat
maar vijf dagen in zijn leven oöcysten uit. Preventiemaat-
regelen betreffen geen onverhit vlees eten, katten meer
binnen houden, handen wassen na tuinieren en zandbakken
afsluiten.

Vlooien zijn volgens Lappin een belangrijke vector in het
overbrengen van onder andere Sarto«e//a-infecties (katten-
krabziekte). Vooral immuungesupprimeerde mensen (jong,
oud, zwanger, AIDS-patiënten, corticosteroïdtherapie, kan-
ker, orgaantransplantatie) lopen een verhoogd risico. Voor de
veterinaire practicus was het nuttig om te horen dat
Salmo-
nella
een oorzaak kan zijn van koorts van onbekende oor-

Berichten

verslagen

11 f\'

i ^^

Dagvoorzitter M. Vangheluwe bijgestaan door de butler van dienst
Alfons

sprong bij de kat (zonder diarree), ten gevolge van het eten
van zangvogeltjes (\'Songbird fever\').

Giardia

Het zoönotisch belang van Giardia werd uit de doeken ge-
daan door parasitoloog Edwin Claerebout (Faculteit Dier-
geneeskunde, Gent). Vooral jonge honden en katten met diar-
ree kunnen intermitterend uitscheider van Giardia zijn,
waarbij de cysten meteen infectieus zijn. Echter, de geno-
typen van
Giardia bij hond en kat komen in de meeste Euro-
pese landen niet overeen met die van de mens en worden dan
niet als zoönose beschouwd. Dit is wel het geval in landen
zoals de Verenigde Staten, Mexico en India. Ook in recent
Belgisch onderzoek werd bij honden met G/ari^/a-uitscheding
in 82 procent van de gevallen hetzelfde genotype (assemblage
A) als die van de mens gevonden. Onvoldoende hygiëne leidt
vaak tot herbesmetting bij mens en dier. De bestaande veteri-
naire \'snap tests\' voor
Giardia worden aanbevolen. Vooral bij
patiënten met diarree is de sensitiviteit en specificiteit ruim
voldoende.

Allergie en huisdieren

De allergoloog Jan Ceuppens (UZ Leuven) wees op het hard-
nekkige kattenallergeen Feldl, dat vaak lang in huis aanwe-
zig blijft ook al is de kat al tien jaar weg. Dit komt omdat het
een klein allergeen is dat in de lucht zweeft en in grote hoe-
veelheden vrijkomt als de kat zich likt. Het verspreidt zich
over muren, meubels en ramen en kan moeiteloos via de kle-
ding worden meegenomen naar andere locaties met gevoelige
personen. Het wordt ook in grote hoeveelheden gevonden in
bijvoorbeeld klaslokalen.

Opmerkelijk bleek zijn verhaal over IgG-titers tegen katten-
allergeen, namelijk dat deze juiste een beschermende fiinctie
kunnen hebben. Op grond hiervan zou het blootstellen aan
katten (en honden) in de eerste levensjaren van de mens juist
allergieën reduceren op latere leeftijd. Naast blootstelling aan
allergenen spelen omgevingsfactoren (hygiëne) en genetische
aanleg ook een rol.

4

-ocr page 29-

Teken en ziekte van Lyme

Paul De Cort (Katholieke Universiteit Leuven) vertelde dat
er in Europa elf tickbom-zoönosen voorkomen. Het aantal
besmettingsgevallen in België van
Borrelia bij de mens is het
afgelopen decennium explosief gestegen. In de natuur zijn
muizen het reservoir. Indien een mens gebeten wordt door
een teek is verwijderen binnen twaalf uur gewenst. Antibio-
tica (doxycycline) is pas geïndiceerd bij erythema migrans.
Dit is niet de kleine lokale ontstekingsreactie rond de bijt-
plaats van de teek, maar een grote erythemateuze dermatose
die een tot twee weken na de tekenbeet optreedt.

Spoelworminfecties en enkele andere zoönosen

Na huisarts Ann van den Bruel (België) die een uiteenzetting
gaf over het uitvoeren van epidemiologisch onderzoek, gaf
parasitoloog Paul Overgaauw (Nederland) een erg duidelijk
overzicht over Toxocara-infecties bij hond, kat en de mens.
Recente informatie, zoals 9,7 per 100.000 kinderen in Ierland
met oculaire larva migrans en het bestaan van covert toxoca-
rose bij de mens (vage buikklachten bij kinderen), bleek ook
voor vele aanwezigen nieuw. Ontwormen van jonge honden
en katten en het jaarlijks herhalen hiervan, alsmede algemene
hygiëne blijft essentieel in de preventie van toxocarose. Ook

behandelde de spreker de tweede dag enkele andere zoöno-
sen, zoals leptospirose (30 gevallen per jaar, serovars hond
variëren sterk in Europa), tetanus (5 mensen per jaar in
Nederland en België, maar 800.000 kinderen in de derde
wereld), bijtwonden en de adviezen voor antibioticatherapie
daarbij volgens de huisartsenstandaard, rabiës (meer doden
door vleermuizen dan door honden in Zuid-Amerika momen-
teel) en schurft bij hond, kat en cavia.

Importziekten

De presentatie van Susan Shaw (Verenigd Koninkrijk) ging
over ziekten die uit andere landen meegenomen kunnen wor-
den door dieren en mogelijk een zoönose zijn. Haar ervaring
was dat rabiësvaccinatie bij rottweilers en (veel geïmporteer-
de) greyhounds, in Engeland bekend als het \'Spanish street-
dog syndrome\', vaak te lage titers gaf. Dit zou zelfs ook gel-
den bij intacte honden (in tegenstelling tot gecastreerde
dieren). Dat leishmaniose een probleemziekte kan worden in
niet-endemische landen, blijkt uit het feit dat inmiddels vijf
gevallen zonder buitenlandanamnese bekend zijn bij de hond
in het Verenigd Koninkrijk. Allopurinol, dat wordt gebruikt
als onderdeel van de therapie, is ongeschikt als preventief
middel. De beste preventie bestaat uit het voorkomen van
contact met de vector (zandvliegen) door de dieren in ende-
mische gebieden binnen te houden van zeven uur \'s avonds
tot zeven uur \'s ochtends.

Aviaire influenza

De stand van zaken ten aanzien van de aviaire influenza werd
in hoog tempo, maar zeer duidelijk uiteengezet door Mare
van Ranst (Katholieke Universiteit Leuven). Mogelijke maat-
regelen bij een uitbraak werden besproken: mondkapjes (ja
of nee?), scholen sluiten (wanneer?), vaccinatie (kinderen) en
antivirale middelen (alleen postexposure profylaxe). Subtiel
liet de spreker weten dat de kosten van vijftig jaar research
naar mazelen (700.000 doden per jaar), malaria (2 miljoen
doden), tbc (2,5 miljoen doden) en HIV (3 miljoen doden) in
totaal net zo veel bedragen als één maand oorlogsvoering in
Irak...

Exoten

Ten slotte besteedde Chris Ellis (CDC,
Verenigde Staten) de hele tweede middag
aandacht aan zoönosen van kleine gezel-
schapsdieren. Specifiek werd de rattenbeet-
ziekte behandeld bij knaagdieren (strepto-
bacillose). Salmonella-infecties bij vooral
reptielen en amfibieën, papegaaienziekte
(Chlamydophila psittaci) en Encephalito-
zoon cuniculi bij het konijn. Deze laatste
intracellulaire parasiet komt vaker voor dan
gedacht, in Duitsland bij 40 procent van de
onderzochte konijnen waarvan 40 procent
weer klinische verschijnselen vertoonde
(zenuwverschijnselen, nierlijden, uveitis).
De besmetting wordt via de urine overge-
dragen. Bij de mens wordt de aandoening
microsporidiose genoemd en er bestaan
verschillende vormen, vooral bij AIDS-pa-
tiënten (diarree, (rhino)sinusitis, kerato-
conjunctivitis, nefritis en urethritis).
Geconcludeerd kan worden dat het een zeer
boeiend congres was (in goede banen ge-
leid door de steeds bekender wordende butler Alfons) dat art-
sen en dierenartsen nader tot elkaar had kunnen brengen. Zo-
onosen in de praktijk komen, zoals blijkt, veel meer voor dan
dierenartsen en vooral artsen soms denken...

Erik Jan TJaisma (1956) studeerde diergeneeskunde in Luik
en Utrecht. Na zijn afstuderen (Utrecht, 1984) was hij eni-
ge tijd werkzaam in de gemengde praktijk. De gezelschaps-
dieren trokken steeds meer zijn aandacht en met name de
dermatologie. In
1999 behaalde hij een Europees examen
dermatologie, waarna hij medeoprichter werd van verwijs-
centrum de Tweede Lijn te Wilhelminaoord (Drenthe).

-ocr page 30-

Dit was een van de vragen die tij-
dens de wetenschappelijke bijeen-
komst van de Groep Geneeskunde
van het Rund van 30 mei jongst-
leden met als thema \'huisvesting\'
aan de orde kwam. Veel melkvee-
houders zijn momenteel bezig met
het verbeteren van de huisvesting
van hun dieren en er bestaan veel
mogelijkheden om een bestaande stal aan te passen of
een nieuwe te bouwen. Reden genoeg dus om een aantal
sprekers uit te nodigen om vanuit hun deskundigheid
hun zienswijze te geven over dit onderwerp.

Collega Joost de Veer
(InterAct) ging in zijn
presentatie in op de
mogelijkheden om
door middel van een
risicoanalyse na te
gaan waar de sterke
en zwakke punten van
een bedrijf liggen.
Aan de hand van deze
risicoanalyse, die in
een pentagram te vi-
sualiseren is, kan de
beslissing om de
huisvesting aan te
passen worden onder-
bouwd. Duidelijk ge-
maakt kan worden
waar de knelpunten
op dat gebied te vin-
den zijn en dus waar
de nood het hoogst is.
Nieuwbouw of aan-
passingen aan be-
staande gebouwen
wordt uitgevoerd om
daar lang, bijvoor-
beeld dertig jaar, gebruik van te maken. Eric Pijnappels (DLV
Adviesgroep) maakte hiermee duidelijk dat er bij bouwplan-
nen nadrukkelijk in de toekomst gekeken moet worden. Zo is
de plaats van een nieuwe melkstal in belangrijke mate bepa-
lend voor waar in de toekomst een stal voor de melkgevende
koeien geplaatst kan worden. Als aandachtspunten bij (ver-)
bouwplannen, noemde Pijnappels daarom niet alleen de
maatvoering van boxen en looppaden, maar ook de situering
van de melkstal. In verband met arbeidsefficiëntie gaf hij het
belang van korte looplijnen en in het verlengde daarvan de
situering en indeling van de afkalfstal aan. Ten slotte bena-
drukte hij het belang van Groen Label-voorzieningen voor
bedrijven met (in de toekomst) beperkte of geen weidegang.
Pijnappels sloot af met informatie over nieuwe ontwikkelin-
gen: de serrestal, de tentstal en de boogstal.

Berichten

verslagen

Verbetering

Namens GD liet Jacob de Boer aan de hand van veel foto\'s
zien op welke manieren de huisvesting van koeien verbeterd
kan worden. Hij belichtte achtereenvolgens de thema\'s lucht,
licht en ruimte waarbij hij zijn verhaal illustreerde met prak-
tische tips over het gebruik van bijvoorbeeld windbreekgaas,
stal verlichting en lichtplaten.

Jos Metz, hoogleraar WUR, begon zijn presentatie met de op-
merking dat de mate van welzijn van de koe naar zijn mening
bepaald wordt door de koe zelf. Het gedrag van de koe is dus
uiteindelijk altijd maatgevend en belangrijker dan normen
voor boxlengtes of eisen die aan ventilatie gesteld worden. In
het verlengde hiervan stelde hij voor om zeker voor de huidi-
ge hoogproductieve dieren geen gebruik te maken van mini-
mumeisen maar te streven naar optimale omstandigheden.

Watervoorziening

De watervoorziening is iets waar op rundveebedrijven vaak
weinig over bekend is, zo constateerde Ed van Eenige (Inter-
Act). Hij toonde aan dat op veel bedrijven ziektekiemen in
principe via de waterleiding tussen leeftijdsgroepen verspreid
kunnen worden. Om dit te voorkomen, adviseerde hij het ge-
bruik van drukleidingen in plaats van de gebruikelijke com-
municerende systemen. Verder had hij de indruk dat koeien
een voorkeur hebben voor apart geplaatste waterbakken.
De Groep Geneeskunde van het Rund organiseert voor haar
leden elk jaar vier tot zes inhoudelijke bijeenkomsten, waar-
onder dit jaar het lustrum op 28 september.

Kijk voor meer informatie over de Groep Rund en haar
activiteiten op de nieuwe website (via www.knmvd.nl)

Een nieuwe hut of de hut verbouwen?

Ruurd Jorritsma

-ocr page 31-

Op 19 mei werd het vierde jaarlijk-
se congres van de Dutch Society for
Wildlife Health (DSWH) in het
gebouw van het RIVM gehouden,
met als hoofdthema \'arthropod-
borne wildlife diseases\'. Zaterdag
20 mei werd deze bijeenkomst ge-
volgd door een workshop \'Advan-
ces in wildlife health\'. Beide zeer
interessante dagen werden bezocht door een bont gezel-
schap van dierenartsen, biologen, artsen, microbiologen,
studenten en wetenschappers.

Wie bij de term \'wildlife\' alleen aan giraffen en olifanten
denkt zal zich afvragen waarom er een Nederlandse vereni-
ging bestaat die zich daarmee bezighoudt. Dat is echter een
grote misvatting. Vossen, wilde zwijnen, reeën, hazen, ratten,
sperwers, kiekendieven en nog heel veel meer niet-gedomes-
ticeerde dieren vallen onder de term. Iets verder kijkend dan
onze landsgrenzen is deze lijst nog eindeloos aan te vullen
met beren, wolven, lynxen, arenden, gieren enzovoort.

Houdt deze club zich dan vooral bezig met de met uitsterven
bedreigde wilde diersoorten? Verre van dat. Gezondheid en
ziekte van het wild in Nederland en Europa heeft rechtstreeks
invloed op de gezondheid van de tamme dieren, maar ook op
de gezondheid van de mens. En na het bijwonen van dit con-
gres kan men denken dat het welhaast in het bijzonder de
door vectoren overgebrachte ziekten zijn die onze gezond-
heid bedreigen.

Muggen, vliegen en teken bezorgen ons West Nile-virus,
Leishmania en Borrelia (ziekte van Lyme), om maar enkele
pathogenen te noemen. In veel gevallen is de wildlifepopula-
tie de verspreider van deze aandoeningen zonder er zelf last
van te hebben.

Berichten

verslagen

Dutch Society for Wildlife Health

Merel Langelaar

Vectorovergedragen ziekten

Willem Takken, entomoloog uit Wageningen, legde uit hoe
Nederland, waar vector-overgedragen ziekten een vrijwel ver-
waarloosbaar risico zijn, inmiddels toch zeer alert moet gaan
worden. Klimaatveranderingen, toerisme en \'de nieuwe
natuur\' kunnen aan nieuwe populaties vectoren een prettige
habitat bieden. Samen met de circulatie van pathogenen in
de wildlifepopulatie ontstaat zo een moeilijk beheersbare si-
tuatie die gevaren vormt voor de mens.
Bob McLean, van het National Wildlife Research Center in
Colorado, USA, hield beide dagen een boeiend verhaal over
het West Nile-virus. De virusstam die in 1999 het gebied
rondom New York teisterde, heeft zich over heel Noord-
Amerika uitgebreid en is verantwoordelijk voor een grote
vogelsterfte en ziekte bij mens en paard. Monitoring van de
ziekte wordt gedaan aan de hand van diagnostiek in vogels,
maar ook in muggen. Het belangrijkste wapen in de strijd
tegen de ziekte is vooralsnog de bestrijding van muggen.

Teken

Drie voordrachten over teken door Frans
Jongejan van de Faculteit der Diergenees-
kunde in Utrecht, een duopresentatie van
Cor Gaasenbeek uit Wageningen en Peter
Wielinga van het RIVM-Centrum voor In-
fectieziektebestrijding (Cib) en Agnetha
Hofhuis, ook van het Cib, gaven tezamen de
indruk dat samenwerking op het gebied van
teken zeer noodzakelijk is. De ziekte van
Lyme rukt op, er worden nieuwe tekenspe-
cies gevonden en in de teken worden nog
niet eerder beschreven parasieten gevonden.
Alertheid geboden.

Joppe Hovius hield een prachtig verhaal
over de sluwheid van de teek die de verblijf-
tijd op zijn gastheer verlengt door de teke-
nimmuniteit te dwarsbomen via een eiwit in
het speeksel. Nog mooier maakt de Borre-
lia-bacterie het, door dit mechanisme in zijn
voordeel te gebruiken. Verminderde afweer
(via de CD4 T-cellen) van de gastheer ver-
lengt de tijd waarmee de teek bloed kan zui-
gen en geeft
Borrelia daarmee meer tijd om
uit de teek naar het zoogdier te gaan. In breder perspectief is
het natuuriijk de vraag of dit speekseleiwit misschien te
gebruiken is in situaties waar het verminderen van de af-
weerreactie noodzakelijk is, zoals bij auto-immuunziekten.

Filosofisch

Het middagprogramma over wildlifeziekten in het algemeen
begon met een meer filosofische voordracht door Ad Vos, die
bij een vaccinproducerend bedrijf werkt, over of de strijd te-
gen bedreigende infectieziekten wel alleen maar positieve
kanten heeft. Het vrijwel uitroeien van rabiës door middel

-ocr page 32-

van lokaas met vaccin heeft inderdaad de bedreiging van ra-
biës in Europa enorm gereduceerd. Echter, wat is het gevolg
voor de vossenpopulatie? Die is een natuurlijke vijand kwijt.
Met alle gevolgen voor de diersoorten waar de vos opjaagt.
Bovendien, als er één namurlijke vijand uitgeroeid is, zou er
dan niet een volgende verschijnen? Ad Vos noemde als voor-
beeld
Ecchinococcus multilocularis, de vossenlintworm.
Dit vormde een prachtig opstapje voor Katsuhisa Takumi,
van het Cib, om over de vossenlintworm in Nederland te ver-
tellen. Prachtige rekenmodellen laten zien dat de boodschap
minder mooi is; de vossenlintworm is aanwezig in Nederland
en rukt langzaam op. Controle is heel moeilijk. Het wachten
is op de eerste mensen die ziek worden.

Aviaire Inifuenza

Natuurlijk kon in deze tijden een onderdeel over Aviaire In-
fluenza (AI) niet uitblijven. Thanawat Tiensin, die aan zijn
PhD werkt bij de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht,
vertelde hoe in Thailand met name het loslopende pluimvee
bijdraagt aan verspreiding van de ziekte. Thijs Kuiken, van
het Erasmus Medical Centre, legde haarfijn uit waarom dit
hoogpathogene influenzavirus anders is dan andere en waar-
om het ons voor zoveel raadselen stelt. Het is het eerste
vogelinfluenzavirus dat ziekte veroorzaakt bij mensen en bij
andere, onverwachte, zoogdiersoorten zoals de kat.
Het veroorzaakt ook andere dan respiratoire verschijnselen
en bovendien blijkt het zich te verspreiden onder in het wild
levende vogels. Dat betekent dat controle van het virus in al-
leen de pluimveesector niet genoeg is.

Workshop

Voor de deelnemers aan de workshop ging dit een dag later
nog eens verder. Met nog meer informatie over vectoroverge-
dragen ziekten en AI, maar ook met een onderdeel over ko-
nijnen. Zo leerden we dat ook het West Nile-virus zich niet
aan zijn gastheerspectrum houdt: nota bene de hond van Bob
McLean zelf is er vreselijk ziek van geweest. Met de konij-
nen in Nederland gaat het niet zo goed, waarschijnlijk door
de verspreiding van Rabbit Hemorragic Disease (RHD). Dat
deze ziekte in Nederland voorkomt is aangetoond door het
virus te zoeken in de botten van konijnen die uit kiekendie-
vennesten zijn gehaald. In Spanje is RHD ook een groot pro-
bleem, waardoor tevens het voortbestaan van de Iberische
lynx ernstig bedreigd wordt. De Spanjaarden bouwen daarom
heuse konijnenburchten, om de konijnenpopulatie op peil te
houden en zo de lynx van voedsel te voorzien.
Dit vierde congres van de DSWH was razend interessant, er
werden prachtige dia\'s vertoond en het besloeg een enorm
breed expertisegebied. Twee dagen wildlife health gaf vanuit
ieder perspectief: biologisch, ecologisch, veterinair en me-
disch, interessante nieuwe inzichten. Tegelijkertijd werd ook
duidelijk hoe complex de samenhang tussen de verschillende
diersoorten en hun pathogenen is, en hoe bovendien de men-
selijke factor maar ook het klimaat daarop van invloed is. Om
het tot de menselijke maat terug te brengen lijkt het vooral
wenselijk dat samenwerking tussen de verschillende vakge-
bieden zo optimaal mogelijk verloopt en daarmee is een goed
begin gemaakt door dit wildlifecongres binnen de poorten
van het RIVM te organiseren.

Merel Langelaar is werkzaam bij het RIVM. Voor meer in-
formatie kunt u terecht op www.dutchwilcllife.nl of www.
dwhc.nl

Drle-landendag: varkenspest en ketenkeuring

De Groep GKZ (Gezondheid en KwaliteitsZorg) organi-
seert op 6 september aanstaande een dag over ketenkeu-
ring en de borging van die keuring door bedrijfsleven en
overheid. Bovendien zal de verantwoordelijke dierenarts
voor de dierziektebestrijding in Noordrijn-Westfalen een
overzicht geven van de uitbraak van klassieke varkens-
pest dit voorjaar. Beide onderwerpen hebben grote in-
vloed gehad op de werkzaamheden van dierenartsen in
Nederland, Duitsland en België gedurende de afgelopen
maanden.

Nadat per 1 januari de nieuwe hygiëneverordeningen van de
EU van kracht zijn geworden, is het noodzakelijk dat dierlijke
producten worden afgezet naar de slachterij of zuivelbedrijf
met keteninformatie. Deze keteninformatie kan een onder-
deel uitmaken van de veterinaire keuring. De Nederlandse
minister van LNV heeft als eerste in Europa de mogelijkheid
geboden om de keuring van varkens te vereenvoudigen op ba-
sis van keteninformatie. Hiermee is een stap gezet naar een
veterinaire keuring op basis van risicoanalyse.
De uitbraak van klassieke varkenspest in Noordrijn-Westfalen
heeft nogmaals aangetoond hoe gevoelig onze regio is voor
dierziekten. Als gevolg van deze uitbraak is ook in Duitsland
de discussie over de beheersing van dierziekten en het non-
vaccinatiebeleid gestart.

De drie-landendag is een bijeenkomst van Vlaamse, Duitse
(Noordrijn-Westfalen) en Nederlandse dierenartsen die werk-
zaam zijn op het terrein van de volksgezondheid en dierziek-
tebestrijding. Bij toerbeurt organiseren de verschillende lan-
den een lezingendag. Dit jaar heeft de Groep GKZ de
organisatie in handen. De bijeenkomst vindt plaats in Asten
in hotel Nobis (gelegen aan de A67) op woensdag 6 septem-
ber 2006. De voertaal is Engels.

Aanmelden

Per email; fenmdewit@dds.nl onder vermelding van drie-
landendag en naam, adres en woonplaats. In verband met
de grootte van de zaal en organisatie van de workshops is
deelname voor de Nederlandse dierenartsen beperkt tot
vijftig personen. Deelname vindt plaats op basis van da-
mm van aanmelding per e-mail. Dankzij de sponsors (So-
vion en KDS) zijn er geen kosten voor de deelnemers.

-ocr page 33-

Dierenartsenpraktijken konden dit
jaar 2000 euro winnen voor een lokaal
goed doel voor dieren tijdens de Voor-
jaars-goede-doelen-dagen van Virbac.
De aanvraag voor het goede doel kon
met een leuke en originele omkleding
ingeleverd worden op de stand van
Virbac tijdens de Voorjaarsdagen.
De redactie van het wachtkamer-
magazine
Over Dieren fungeerde als jury en keek daarvoor
naar het voorgestelde goede doel, de presentatie van de aan-
vraag en de motivatie. De winnaar is uiteindelijk geworden:
huisdieropvang \'t Saens Dierenrijck te Zaandam (Ilka en
Martin de Boer), voorgedragen door dierenkliniek De Saen.
Dit goede doel vangt konijnen en allerlei knaagdieren op voor
herplaatsing. Daarnaast verstrekken zij informatie aan eige-
naren over de huisvesting, voeding en verzorging van deze
dieren. Als verrassing kreeg Nicole Schuttevaêr van dieren-
kliniek De Saen een dvd-speler overhandigd.
Informatie:
www.dedierenarts.com.www.overdieren.nl, www.
virbac.nl

Genestranvet®, een 3® generatie
Prostaglandine

Eurovet brengt een nieuwe generatie Prostaglandine op de
markt: Genestranvet\'^. Het actieve bestanddeel is d-cloproste-
nol. Andere prostaglandinepreparaten bevatten steeds een
racemisch mengsel van de optische isomeren in de verhou-
ding 1:1. Deze isomeren hebben dezelfde structuur, maar dan
in de gespiegelde vorm. Alle isomeren kunnen wel de juiste
receptoren in de ovaria en uterus bezetten, maar uit onderzoek
blijkt dat slechts de d-isomeren (rechtsdraaiend) de receptoren
kunnen activeren. Aangezien Genestranvet® alleen de actieve
isomeer bevat, is een veel lagere dosis voldoende voor een
goed effect. Door de ongeveer 3,5 keer lagere dosering is de
tolerantie voor het middel veel groter en zijn er minder bij-
werkingen. Na het natuurlijke Prostaglandine PGf2 en zijn
synthetische dl-analogen is het nu tijd voor de derde stap: d-
cloprostenol. Genestranvet* is geregistreerd voor rund, varken
en paard met als indicaties oestrusinductie, uitdrijven van fy-
siologische of pathologische uterusinhoud en partusinductie.
Informatie: tel. 0497 - 544 330

Vetln-Aacopharma overgenomen

Sinds Ab Tenkink tien jaar geleden doorstartte met Vetin-Aaco-
farma, heeft het bedrijf een gevestigde naam verworven in vete-
rinair Nederland op het gebied van instrumentarium en medical
equipement. Per 1 juli 2006 zal het bedrijf worden overgedra-
gen aan Germaine de Louwere en Koen Sollie. Ze zijn Ab
Tenkink zeer erkentelijk voor de wijze waarop de aandelen-
overdracht tot stand is gekomen en danken hem en het team van
Vetin-Aacofarma voor het in hen gestelde vertrouwen.
Informatie:
www.vetin.nl

Winnaar Voorjaars-goede-doelen-
dagen

Nieuws
van de
industrie

Uit de industrie

Oorreiniger met het anti-adhe-
sie complex

Virbac heeft een oorreiniger ontwikkeld met een anti-adhesie
complex en antimicrobiële en anti-irriterende eigenschappen:
Epi-Otic New Generation. Het anti-adhesiecomplex bestaat uit
drie monosachariden die aanhechting van de verwekkers van
otitis extema, die een belangrijke rol in de kolonisatie en infec-
tie van de gehoorgang spelen, verhinderen. Zonder adhesie
geen proliferatie en vatbaarder voor uitspoelen. Daarnaast heb-
ben monosacchariden een immunomodulerende werking door
het remmen van pro-inflammatoire cytokines. Milde antisepti-
sche ingrediënten met een bactericide werking zorgen voor een
snelle microbiële controle van de gehoorgang. De tolerantie en
klinische werkzaamheid van Epi-Otic is aangetoond in een dub-
belblind, gerandomiseerd, multicentrisch veldonderzoek.
In de nieuwe samenstelling ondersteunen de antiseptische in-
grediënten de werking van de monosachariden, waardoor op
een natuurlijke manier het herstel en behoud van de gezond-
heid van de gehoorgang wordt bewerkstelligd. Epi-Otic New
Generation is binnenkort verkrijgbaar in een 125 ml flacon
Informatie:
agelissen@virbac.nl

Rundveehouders onderschatten
schade door virusziekten

Pfizer Animal Health heeft na onderzoek onder veehouders
een brochure over de preventie en aanpak van BVD en lucht-
weginfecties ontwikkeld. Het blijkt dat veel rundveehouders
niet weten hoeveel schade BVD en virale luchtwegaandoe-
ningen op hun bedrijf kunnen aanrichten en daarom terug-
houdend zijn met vaccineren. Pinkengriep, para-influenza 3
en IBR komen op vrijwel alle bedrijven voor en op zestig tot
tachtig procent van de bedrijven hebben runderen afweerstof-
fen tegen BVD. Slechts 8 procent van de veehouders vacci-
neert tegen BVD en 29 procent van het jongvee wordt gevac-
cineerd tegen luchtwegproblemen. Veehouders vaccineren
niet omdat men meent dat de infecties op hun bedrijf geen be-
dreiging vormen. Bij 42 procent van de ondervraagde melk-
veehouders heeft de dierenarts vaccinatie tegen BVD onder
de aandacht gebracht, maar meer informatie vanuit de dieren-
artsenpraktijk is gewenst. Pfizer levert het vaccin PregSure
BVD, dat optimaal bescherming biedt tegen de ziekte BVD
en met Rispoval 3 worden luchtweginfecties veroorzaakt door
pinkengriep, para-influenza 3 en BVD voorkomen.
Informatie: tel. 010-4064600

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-7/01-08-2006
15-08-2006
01-09-2006
15-09-2006

maandag 17-07-2006
maandag 31-07-2006
maandag 14-08-2006
maandag 28-08-2006

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 34-

IDEXX SNAP®Reader

Galzurentest

De eerste geheel kwantitatieve in-huis
ELISA voor het meten van galzuren in serum

• Testen van de leverfunctie bij een
verhoogde concentratie

Evalueren van een verdenking op
een portosystemische shunt (PSS)

Snellere behandeling van
hepatische lipidose

IDEXX Laboratories B.V.
Koolhovenlaan 20
1119 NE Schiphol-Rijk, Nederland
www.idexx.nl

-ocr page 35-

Voorzittersverkiezing: Ludo Hellebrekers enige kandidaat

Herman Ceertsen

De leden zijn aan zet. Zoals eerder
bericht is prof. dr. L.J. (Ludo)
Hellebrekers voorgedragen als kan-
didaat voor het voorzitterschap van
de KNMvD. Tegenkandidaten kon-
den zich melden tot 6 juni jongs-
leden. Van die mogelijkheid is geen
gebruik gemaakt. De volgende stap
is de schriftelijke voorzittersverkie-
zing door de leden.

Maatschappij

nieuws

Inmiddels al weer geruime tijd geleden (oktober vorig jaar)
hebben bestuur en raad van toezicht een benoemingscommis-
sie ingesteld. Die commissie heeft een profielschets gemaakt.
De profielschets is leidend geweest bij de voordracht van een
voorzitterskandidaat. Dat is Ludo Hellebrekers geworden. Hij
voldoet ook aan alle vereisten die in het verkiezingsreglement
worden gesteld. Het bestuur heeft in april van harte ingestemd
met de voordracht. De raad van toezicht heeft zich akkoord
verklaard met de wijze waarop de procedure is ingevuld.
In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en op de website van
de KNMvD is de mogelijkheid gepubliceerd tegenkandidaten
te stellen tot 6 juni. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Vanaf
nu is het aan de leden om te bepalen of zij Hellebrekers kie-
zen als hun voorzitter voor de komende driejaar (met de mo-
gelijkheid van een tweede termijn van nog eens driejaar).
De Maatschappij heef^ ervoor gekozen de verkiezing van de
. voorzitter asynchroon te laten verlopen ten opzichte van de
keuze van de andere zes bestuursleden. Dit is gedaan om de
bestuurlijke continuïteit te bevorderen.

Verkiezingsproces

De verkiezing van de voorzitter gebeurt schriftelijk. Alle
stemgerechtigde leden ontvangen per post (luchtpost voor het
buitenland) een gewaarmerkt stemformulier. In een begelei-
dend schrijven staat enige informatie over de kandidaat (zie
ook TvD van 15 mei) en de uiterste datum waarop de stem-
formulieren bij het stembureau terug moeten zijn. Dit gebeurt
tegelijk met de verzending van de agenda voor de algemene
vergadering van 6 oktober aanstaande.
Overigens zal de kandidaat-voorzitter zich voorstellen tijdens
de regiovergaderingen in september:
14 september regio West, Amsterdam;

19 september regio Oost, Apeldoorn;

20 september regio Zuid, Berkel-Enschot;

21 september regio Noord, Drachten.

Tijdens die regiovergaderingen komen ook onderwerpen aan
de orde ter voorbereiding van de algemene vergadering.
Inmiddels heeft het bestuur een stembureau samengesteld.
Het bureau bestaat uit de leden mevrouw M.G. Schuttert
(cluster 1), R.F. Bergsma (cluster 2) en J.F.G. Maathuis (clus-
ter 3). Zij worden ondersteund door een uitvoerend secretaris
van het bureau van de Maatschappij.

Tijdens de algemene vergadering op 6 oktober in de Hotels
van Oranje in Noordwijk maakt het stembureau de uitslag
van de voorzittersverkiezing bekend. Uiteraard zullen ook
het TvD, de website van de KNMvD en onze nieuws-e-mail
over de uitslag berichten.

Herman Ceertsen is algemeen directeur van de KNMvD

KNMvD verwelkomt vijfduizendste lid

Vrijdag 16 juni bereikte de KNMvD een mijlpaal door
haar vijfduizendste lid te verwelkomen. Ton de Ruijter
heette Janneke Sleutjens, tweedejaars student dierge-
neeskunde, welkom tijdens het koffie-uur in de DSK-ka-
mer op de Faculteit der Diergeneeskunde.

wat veterinairen doen is belangrijk. Je ziet best vaak dat als er
een dierziektecrisis is, de halve Nederiandse bevolking over de
veterinairen heen valt. Hier zou de KNMvD kunnen optreden
als een spreekbuis voor de beroepsgroep."
Of Janneke Sleutjens ooit zo actief zal worden binnen de
KNMvD als ze nu is binnen DSK kan zij nog niet zeggen.
Voorlopig houden de plannen om het studiepad paard te vol-
gen, haar activiteiten voor de IVSA- en symposiumcommissie
en paardrijden haar druk bezig.

Najaren een licht stijgend ledenaantal gekend te hebben groei-
de de KNMvD de laatste tijd weer significant dankzij de nau-
we samenwerking met DSK en het groeiend aantal kandidaat-
leden. Medio vorig jaar werd er een overeenkomst gesloten die
onder andere het combinatielidmaatschap van DSK en
KNMvD mogelijk maakt. Veel van de DSK-leden maken on-
dertussen gebruik van de nieuwe regeling en Janneke Sleutjens
is een van hen. Directe aanleiding voor Janneke om (kandi-
daat-)lid te worden van de KNMvD was een lezing van vice-
decaan Henk Vaarkamp. "Henk Vaarkamp benadrukte in zijn
betoog het belang van het op de hoogte blijven van wat er ge-
beurt in de veterinaire wereld. Het lijkt me erg nuttig om regel-
matig het Tijdschrift voor Diergeneeskunde te lezen en te we-
ten wat er in de praktijk gebeurt." Het Tijdschrift is echter niet
de enige reden voor Janneke om lid te worden van de KNMvD.
"Belangenbehartiging is een belangrijke taak van de KNMvD.
Aan de ene kant is er de belangenbehartiging achter de scher-
men maar ook de voorlichting aan mensen in Nederland over

-ocr page 36-

CAO getekend

Miel Bingen

Dinsdag 13 juni werd de eerste CAO Dierenartspralitij-
Icen geteliend op liet bureau van de KNMvD in Houten.
Met het ondertekenen van de CAO door Saartje Beelen
(BPL), Anton Beijer (BPW), André Bal (CNV Publieke
Zaak) en Wilma Berentsen (ABVAKABO FNV) namens
de dierenartsassistenten werd een traject van negen
maanden onderhandelen succesvol afgesloten.

Nadat in 2002 de KNMvD onder druk van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit niet langer adviessalarissen kon op-
stellen, ontstond met name aan werknemerskant behoefte aan
afspraken over salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden. Door
het wegvallen van de adviessalarissen kwam er steeds meer
druk te staan op de beloning van dierenartsen en assistenten.
Een CAO zou dit soort problemen voor een groot deel kun-
nen oplossen. De aangewezen partijen aan werknemerskant
om deze onderhandelingen te voeren waren de Belangen-
groep Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL) en de
vakbonden CNV Publieke Zaak en ABVAKABO FNV na-
mens Vedias (Vereniging van Dierenartsassistenten). Aan
werkgeverskant werd de Belangenvereniging Practici Werk-
gevers (BPW) opgericht om de CAO-onderhandelingen te
voeren.

Vredig

Hoewel het voor de betrokkenen vaak anders zal hebben aan-
gevoeld merkte een van de vakbondsbestuurders die via
Vedias bij de onderhandelingen betrokken was op dat hij nog
nooit een C AO-onderhandeling zo vredig had zien verlopen.
Toch waren er meer dan genoeg zware momenten. Saartje
Beelen en Tatjana Criens (Vedias) hebben met name het af-
breken van de onderhandelingen door BPL als zware periode
ervaren. Voor Anton Beijer was het vooral het onderhandelen
met partijen die volgens hem onvoldoende oog hadden voor
het prijskaartje van de gestelde eisen, iets wat hij moeilijk
vond.

Uiteindelijk is de getekende CAO gebaseerd op wat er histo-

risch gegroeid is in veterinair Nederland met betrekking tot
arbeidsvoorwaarden en beloning. De BPW heeft een quick
scan uitgevoerd onder dierenartspraktijken. BPL ontplooide,
in samenwerking met adviseurs van vakbond de Unie, ver-
gelijkbare activiteiten om een beeld te krijgen wat een faire
beloning moest zijn, terwijl Vedias werd bijgestaan door
ABVAKABO en CNV

Toch zien de betrokken partijen nog veel ruimte voor verbe-
tering als het gaat om het verzamelen van informatie. Meer
informatie zou het onderhandelingsproces kunnen bespoedi-
gen. De KNMvD zou hier volgens de vertegenwoordigers
van BPL, BPW en Vedias een rol kunnen spelen door deze
kengetallen te verzamelen en beschikbaar te stellen.
Dat deze kengetallen wel eens snel nodig zouden kunnen zijn
is voor de hand liggend. De onderhandelingen voor een nieu-
we CAO staan op het punt om te beginnen. BPL, BPW en
Vedias zijn er klaar voor.

Verslag veterinair golfkampioenschap 2006

Wolter Keers

Onder zeer erbarmelijke weersom-
standigheden, niet gespaard door
storm hagel en bliksem, hebben
63 collega\'s 24 mei jongstleden op de
golfbaan in Lelystad gestreden om
het jaarlijkse kampioenschap. Dit
jaar is collega Henk Kuijk met 36
stableford punten (hcp 36) veterinair
golfkampioen geworden. Tweede,
respectievelijk derde zijn geworden de collega\'s Linda van
Veen en Jaap Aukema. De longest-drive heren is geslagen
door Sjoerd Bergsma en bij de dames
had Linda van Veen de verste afslag.
De neary op hole 13 is gewonnen door
collega Jacques Remmen.
Ondanks het zeer slechte weer is het
dankzij de sponsoring van Alfasan en
Intervet en de collegiale contacten tij-
dens de borrel en het diner toch een ge-
slaagde en gezellige dag geworden. De uitgebreide uitsla-
genlijst en de foto\'s van deze dag kunt u op onze website
vinden,
www.vetgolf.nl

Maatschappij

nieuws

-ocr page 37-

Beroepsintegriteit

Wat is de handtekening

van de dierenarts (nog) waard?

Schriif u nu al in via
yww.knmvcl.nl

-ocr page 38-

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 6, juni 2006

Vergaderstukken algemene vergade-
ring digitaal

Op 6 oktober houdt de KNMvD de al-
gemene vergadering. U wordt als lid
van harte uitgenodigd hierbij aanwezig
te zijn. U bent van ons gewend dat u de
stukken voor deze vergadering auto-
matisch thuis gestuurd krijgt op papier.
Dit jaar doet de KNMvD het anders.
Vanuit onder meer kostenoverwegingen publiceert de
KNMvD de stukken digitaal. Op de site kunt u eind augustus
de stukken integraal of per gewenst hoofdstuk downloaden.
Wij informeren u zodra u de stukken kunt downloaden.
Meer informatie: algemeen directeur Herman Geertsen

Geen tegenkandidaat voorzitter bestuur

Ludo Hellebrekers is door de benoemingscommissie geselec-
teerd en door het bestuur voorgedragen als kandidaat voor het
voorzitterschap van de KNMvD. Er zijn geen tegenkandida-
ten voorgedragen door leden van onze vereniging. Vanaf nu
is het aan u om te bepalen of u Ludo Hellebrekers kiest als
voorzitter voor de komende driejaar. U kunt hierover schrif-
telijk stemmen. Het stemformulier ontvangt u eind augustus.
Meer informatie: algemeen directeur Herman Geertsen

Kaderwet Dieren en Dierlijke Producten

Het ministerie van LNV heeft het voornemen een wetsvoor-
stel in te dienen voor een nieuwe kaderwet: Wet dieren en
dierlijke producten. Het doel van dit wetsvoorstel is om de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Diergeneesmid-
delenwet, de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde,
de Kaderwet diervoeder en enkele onderdelen van de Land-
bouwkwaliteitswet te clusteren.

B&B
Bulletin

Het ministerie heeft een groot aantal belanghebbenden bij dit
wetsvoorstel, waaronder de KNMvD aangeschreven met een
verzoek om inbreng. De kaderwet betreft zowel de belangen
van het dier (welzijn en gezondheid), de volksgezondheid, de
voedselveiligheid, de houders van dieren, de producenten en
verwerkers van dierlijke producten en betrokkenen in de dier-
geneeskundige gezondheidszorg.

Het bestuur stelt een ad-hocwerkgroep Wet dieren en dierlij-
ke producten in die de inbreng van de KNMvD voorbereidt
en bij het ministerie indient. Namens het bestuur zal Wiel van
den Ekker de werkgroep voorzitten. Namens het bureau zal
Hugo de Groot deel uitmaken van de werkgroep. Het bestuur
wil uit ieder cluster een afgevaardigde benoemen. Deze be-
noeming zal in overleg met de besUiren van de groepen tot
stand komen. Op korte termijn verschijnt in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde een oproep voor werving van de ver-
tegenwoordiging namens de clusters.

Meer informatie portefeuillehouder Wiel van den Ekker;
bureaumedewerker Hugo de Groot

Eén miljoen paspoorten uitgegeven

De KNMvD heeft het miljoenste dierenpaspoort uitgegeven
aan een dierenartsenpraktijk in Nederland. Binnenkort wordt
op feestelijke wijze samen met deze praktijk het paspoort
aan de diereigenaar overhandigd. U leest hier meer over in
hetTvD.

Meer informatie: portefeuillehouder Leen den Otter

Klein nieuws van

Groot

Afgelopen weekeinde vond onder erbarmelijke omstandig-
heden (25°C en strak blauwe lucht) het jaarlijkse Groep
Groot bestuursweekeinde plaats. Steeds neemt één van de
bestuursleden de organisatie voor zijn of haar rekening om
het bestuur met haar adviseurs en partners in ontspannen
sfeer te ontvangen en iets van woon- en werkomgeving te
laten zien.

Voor zaterdagmiddag was er mennen, of liever \'kegeltjesrij-
den\' met een dubbelspan Shetlanders geprogrammeerd.
Voor de nauwlettende toeschouwer waren tijdens dit rijden
de parallellen tussen de rij- en bestuursstijlen van de diverse
bestuursleden goed te herkennen. Het varieerde van behoed-
zame, risicomijdende doch degelijke ritten resulterend in een
gemiddelde tijd tot zeer resultaatgerichte, bijna roekeloze
rondes, waarbij er ondanks wat extra strafpunten toch nog
een snelle tijd op de chronometer gezet werd. Wie welke stijl
hanteerde laat ik geheel aan uw eigen fantasie over. Het staat
mijns inziens echter als een paal boven water dat een mix
van deze stijlen en karakters voor een bestuur het
meest optimaal en productief is, mits het doel
wat een ieder voor ogen heeft maar een grote
mate van overlap vertoont.
Ik schreef op deze plaats al eens over eenheid
in verscheidenheid aangaande de belangenbehartiging voor
onze leden. Dit geldt uiteraard ook voor het GPGH-bestuur
en straks na de herstructurering van ons cluster 1 voor het
bestuur van de op te richten Groep Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren.

De middag werd afgesloten door de Shetlander-maestro zelf
die met duizelingwekkende snelheid een strijdwagen be-
stuurde waarbij vier pony\'s naast elkaar waren ingespannen.
Alle vier de pony\'s met zeer eigen en eigenzinnige karakters
maar met een gemeenschappelijk doel voor ogen en een
goed bestuurder aan het roer. Spectaculair en toch ook dege-
lijk. De man wist exact waar hij mee bezig was.
Ik spreek hier de wens maar ook verwachting uit dat de hui-
dige vier cluster 1-groepen na 1 januari 2007 even doelge-
richt en effectief gezamenlijk ten strijde zullen trekken. Ieder
met hun eigen identiteit maar als eenheid opererend en met
een gemeenschappelijk doel voor ogen: de belangenbeharti-
ging van de dierenarts werkzaam in de landbouwhuisdieren-
sector in de breedste zin van het woord!

-ocr page 39-

Antoon te Maarssen

1936 - 2005

memoriam

Antoon werd geboren in een boerengezin te Groenlo. Het gezin telde vier kinderen waarvan Antoon
de oudste was. Hij ging in Groenlo naar de HBS en haalde in 1953 zijn diploma. Hij vervulde zijn
dienstplicht van 1953 tot 1955. Hierna ging Antoon diergeneeskunde studeren.
Al tijdens zijn studie manifesteerde hij zich als een harde werker en perfectionist door meerdere
keren cum laude te slagen. In 1963 studeerde hij af en deed diverse waarnemingen in het land. In
1965 nam hij de praktijk in Groenlo over van collega Kummel In 1965 trouwde Antoon met Adele
Smeenk. Samen kregen zij drie kinderen: Anne Marie, Ellen en Jan-Willem.

Er volgden jaren van hard werken. Eigenschappen als een scherpe geest, uitstekende klinische kijk
en gedrevenheid maakte hem bij de boeren tot een gewaardeerd practicus. Paarden waren zijn grote
passie. Ook zelf was hij een enthousiast ruiter Groot was zijn inzet voor de ruitersport in Groenlo
en omgeving. Onder zijn leiding is de manege gebouwd. Op concoursen was Antoon een veel ge-
vraagd lid van de rekenkamer In zijn vrije tijd hield hij bezig met het fokken van paarden.
De praktijk groeide in de zeventiger jaren uit tot een viermanspraktijk. Het fysiek zware werk eiste
toch zijn tol. Antoon kreeg steeds meer rugklachten.

In 1981 werd bij toeval een niertumor ontdekt. Hij moest een nier missen. Het was heel moeilijk
voor hem te accepteren dat hij fysiek moest inleveren. Enkele jaren later, toen er een nieuw prak-
tij kpand werd betrokken, heeft Antoon zich teruggetrokken uit de praktijk.

Veel voldoening vond hij in een aantal bestuursfuncties, in het bijzonder het voorzittersschap van
de plaatselijke Rabobank. In 2002 werd zijn maatschappelijke inzet beloond met een koninklijke
onderscheiding: Lid in de Orde van Oranje Nassau. In het voorjaar van 2004 werden weer tumoren,
nierceltumormetastasen, ontdekt. Deze keer was de strijd niet te winnen. Antoon overleed thuis in
het bijzijn van Adele en zijn kinderen op 25 juni 2005.
Wij wensen jullie kracht bij het verwerken van dit verlies.

In een koets, getrokken door twee paarden, zoals zijn uitdrukkelijke wens was, met de naasten bij
hem, is Antoon naar de begraafplaats in Groenlo gereden.

Antoon, je was een gedreven collega met een uitgesproken visie op mens en maatschappij, het hart
niet op de tong, maar wel op de goede plaats.

Je collega \'s: P. Hopmans, C. Hartveld, G. Kamp

Fokke Hogerhuis

(2 april 1944 - 20 december 2005)

memoriam

Eind december 2005, met onze gedachten bij het naderende kerstfeest en het vieren van oud en
nieuw\' bij familie en/of vrienden, trof ons het verschrikkelijke bericht dat Fokke plotseling tijdens
een tennispartijtje was overleden. Veel van zijn vrienden hadden al de gebruikelijke kerst- en nieuw-
jaarswens van Fokke en zijn vrouw Margo in de brievenbus gehad. Dat maakte zijn plotseling
heengaan nog onwerkelijker.

Na zijn carrière bij de farmaceutische firma Roussel was Fokke in 1986 bij Alfasan in dienst ge-
komen. Hij heeft mede het gezicht van Alfasan in de afgelopen twintig jaar in diergeneeskundig
Nederland bepaald. Hij was hoofd van de afdeling registratiezaken bij Alfasan. In deze hoedanig-
heid verzorgde Fokke de eerste registratie in Nederland die onder de nieuwe Diergeneesmidde-
lenwet viel. Voorts behartigde hij bijna twintig jaar de registratiezaken van Alfasan International
vanuit Woerden. Maar hij ontplooide zijn vele activiteiten en zijn uitzonderlijke kennis op dit gebied
niet uitsluitend voor Alfasan. Zo was hij actief in vele commissies van de FIDIN, onder andere als
voorzitter van de Werkgroep Registratie Aangelegenheden. De heer Norg, oud-secretaris van de
FIDIN, heeft in zijn toespraak bij het afscheid van Fokke zijn grote verdienste onderstreept voor de
veterinair farmaceutische industrie in Nederland.

-ocr page 40-

Ruim acht jaar was hij een onmisbaar redactielid van het Diergeneeskundig Memorandum. Als Fokke toch
niet op een redactievergadering aanwezig kon zijn, dan werd de vergadering, zo mogelijk, verplaatst. Veel
ideeën en voorstellen van Fokke voor te behandelen onderwerpen leidden uiteindelijk tot fraaie en geslaagde
DM-uitgaven. Alleen bestuurs- en redactieleden weten hoeveel energie en doorzettingsvermogen het kost om
auteurs te blijven motiveren tot het schrijven en (her-jredigeren van een artikel met een lengte van zestig tot
zeventig pagina \'s. Fokke kon op de vergadering bijzonder beeldend - met mond en handen - verslag doen van
zijn gesprekken met auteurs, maar ook met collega \'s die uiteindelijk geen auteur werden, omdat zij het tijdens
de voorbereiding niet meer \'zagen zitten\' of omdat de kwaliteit van een concept niet beantwoordde aan de
normen van de redactie. De teleurstelling van zo \'n \'mission impossible\' was dan duidelijk van zijn gezicht af
te lezen, maar .... (typisch voor Fokke) al snel werd een en ander dan gerelativeerd en werden nieuwe plannen
gesmeed, nagedacht over andere auteurs of over andere onderwerpen et cetera. Nooit een kwaad woord over
de collega \'s, waarmee hij dan vruchteloos zo veel contact gehad had: een aimabeler mens en vriend dan Fokke
kunnen wij ons niet voorstellen.

Gelukkig leefde Fokke niet alleen voor zijn beroep: hij was een levenskunstenaar, hield vele contacten aan met
vrienden vanaf zijn studietijd, was zeer actief in de Rotaryclub Woerden Oude Rijn en was bovenal een echte
familieman voor Margo, voor zijn kinderen Michiel en Claudia, Jessica, Huib en (sinds kort) voor zijn eerste
kleinkind Halldor

De herdenkingsbijeenkomst in Den en Rust in Bilthoven werd bijgewoond door zo veel mensen, dat de zaal veel
te klein bleek. Velen spraken daar, waaronder Bob Diepeveen namens zijn vrienden, Robert van Meer namens
Alfasan en Winand Kissels namens het DM, Roel Norg namens de FIDIN, maar het meest aangrijpend waren
toch de emotionele woorden van Margo en zoon Michiel.

Fokke is te jong gestorven: de diergeneeskundige wereld en zijn vele vrienden zullen hem missen, maar dat valt
toch in het niet bij het gat dat hij achterlaat in zijn gezin. Iedereen, die Fokke ooit heeft ontmoet, zal dankbaar
zijn voor de \'bonhomie\' die hij altijd op elke plaats uitstraalde.

Bob Diepeveen, Jan Goudswaard, Robert van Meer

Jubilea juli 2006

1 juli, W. Vandaele te Mouscron (België), 40 jaar
7 juli. Mevr. Drs. A.G. in \'t Veld-Gotink te Zoetermeer, 25 jaar
7 juli, J. in \'t Veld te Zoetermeer, 25 jaar
7 juli, Mevr. R. A.M.A. Otter te Havelte, 25 jaar
7 juli, P
.J.C. Dirven te Ulicoten, 25 jaar
11 juli. Prof. dr. A.W. Kersjes te Zeist, 50 jaar
11 juli, Dr. E
.J. van der Kuip te Utrecht, 50 jaar
11 juli, R.A. Oosterwoud te Drachten, 50 jaar

Diergeneeskundig Centrum Midden Salland is een
gemengde praktijk waar negen dierenartsen
werkzaam zijn.

Gevraagd:

• Erkende Varkensdierenarts met goede communicatieve
en commerciële vaardigheden die op voortvarende wijze
de veterinaire begeleiding van de varkenssector op zich
wil nemen.

• Minimaal twee jaar ervaring in het zelfstandig
begeleiden van zeugen- en vleesvarkensbedrijven is een
vereiste.

Geboden:

• Fulltime baan (parttime eventueel bespreekbaar)

• Voornamelijk begeleiding varkensbedrijven met daar-
naast algemene praktijk landbouwhuisdieren

• Diensten /-een op vier

• Vaste baan met goede vooruitzichten

• Marktconforme beloning.

Kandidaten die zich in bovenstaande herkennen kunnen
hun sollicitatie richten aan:

Diergeneeskundig Centrum Salland, ter attentie van
Varkenssectie, Postbus 211, 8100 AE Raalte.

Dierenhospitaal Visdonk is een dierenartsenpraktijk waar momen\'
teel 12 dierenartsen sterk diersoortspecifiek, zowel eerste- als tweei
de lijns, werkzaam zijn. Vanuit onze uitstekend geoutilleerde kliniel<
streven we met een enthousiast team naar een optimale kwaliteii
en zorg in de diergeneeskunde.

In verband met het vertrek van een ervaren collega naar Engeland zijr
wij op korte termijn op zoek naar een fulltime

ERKEND PAARDENDIERENARTS M/V

Wij vragen een collega die:

- relevante werkervaring heeft;

- bereid is zich enthousiast in te zetten op alle onderdelen van d^
Paardengeneeskunde;
 i

- een uitdrukkelijke bijdrage wil leveren aan nieuwe ontwikkeling
gen;

- bereid is volledig te participeren in de diersoortspecifieke avond-|
nacht- en weekenddiensten;

- bereid is in de directe omgeving van Roosendaal te gaan wonen.

Kwaliteitsbewustzijn, klantgerichtheid, teamgeest en flexibiliteit zijti
eigenschappen die u niet vreemd zijn.

Wij bieden uitstekende ontplooiings- en toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met uitgebreide CV, kunt u binnen io dager
richten aan
Dierenhospitaal Visdonk, t.a.v. mevrouw G. Broos-var
Staaij, Visdonkseweg 2a, 4707 PE Roosendaal.
Tel. 0165 583750

-ocr page 41-

Naam: Vetoryl 30 mg, Vetoryl 60 mg harde capsules UDA • REG NL:
10357 & 10358
Samenstelling Elke capsule bevat 30 of 60 mg
irilostane.
Doeldler: honder) Indicaties: voor de behandeling van
hypofyseafhankelijk en bijnierafhankelijk hyperadrenocorticisme (de
ziekte efi het syndroom van Cushing) bij honden.
Contra-indicaties:
niel gebruiken bij dieren die lijden aan een primaire leveraandoening
en/of nierinsufficiéntie; niet gebruiken bij drachtige of zogende teven
of bij fokdieren.
Bijwerkingen: Een corticosteroiddervingssyndroom
of hypocortisolemie moei onderscheiden worden van hypoadrenocor-
Ücismedoor een evaluatie van de elekirolyten in het serum. Tekens
geassocieerd met iatrogeen hypoadrenocorticisme, inclusief zwakte,
lethargie, anorexie, braken en diarree kunnen zich voordoen, vooral
ingeval de-opvolging-niet adequaat
-is. De tekens zijn doorgaans onv
keerbaar binnen een wisselende periode na het stopzetten van de
behandeling. Acute crisis van de ziekte van Addison kan zich voor-
doen. Lethargie, braken, diarree en anorexie werden waargenomen
bij honden behandeld met trilostane in afwezigheid van bewijs van
hypoadrenocorticisme. Er zijn occasionele geïsoleerde meldingen
geweest van adrenale necrose bij behandelde honden, wat kan resul-
teren in hypoadrenocorticisme. Een subklinische renale disfunctie
kan onthuld worden door de behandeling met tiet middel. Behande-
ling kan arthritis onthullen wegens de daling van de concentraties van
endogene corticosteroïden. Een beperkt aantal gevallen van plotse
dood tijdens de behandeling werd gemeld. Andere lichte, zeldzame
bijwerkingen zijn ataxie, hypersalivatie. zwellingen, spiertrenior en
veranderingen van de huid.
Dosering: Orale toediening éénmaal per
dag, samen met voedsel. Startdosis: 2-5 mg
/kg/dag. De dosis moet
vervolgens getitreerd worden volgens de individuele respons zoals
bepaald tijdens de monitoring. Lees de bijsluiter voor gebruik.
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Meaith
Postbus 90240. 5000 LT Tilburg

Vetoryl

JANSSEN

\'animal health

Voor de behandeling van het
syndroom van Cushing bij de hond

TeL: 013-583 72 75 E-mail: jahbnl@janbe.jnj.com
Fax: 013-583 73 72

International College for Research
on Equine Osteopathy

AB Oost

Dé personeelsvoorziener
gespecialiseerd in (para)
veterinair personeel

Voor tijdelijk en vast personeel
Tevens voor P&O advies en payroll.

Wilt u meer informatie?

Bel AB Oost en vraag naar
Mirjam van Ast
T 0900-9896
I www.aboost.nl

0.

Oost

Werkt altijd

Osteopathie

bij dieren

(paarden en honden)

3-jarige modulaire opleiding
6 modules van 2 dagen per jaar

www.icreo.coin

Dierenartsenpraktijk Kennemerland is een
gemengde driemanspraktijk met de nadruk
op de behandeling van gezelschapsdieren en
paarden. Wij zoeken op korte termijn

een dierenarts (M/V)

H\'I EK SMwrl

""met voldoende ervaring om zelfstandig
gezelschapsdieren en paarden te kunnen behandelen.
Het betreft een fulltime functie inclusief diensten.
Wij bieden een goed geoutilleerde moderne praktijk waarin
drie dierenartsen en vijf assistentes werkzaam zijn, met een
gemotiveerde cliëntele en prettige werksfeer.

Sollicitaties ter attentie van de heer C.A. Bogaard, D.A. P.
Kennemerland, Oosterweg30, 1862
KD BERGEN (NH).

-ocr page 42-

Großtierpraxis (4 Tierärzte, 60% Rinder, 40% Schweine) in
Deutschland, am linken Niederrhein, Nähe Venlo,
sucht

erfahrene/n Tierärztin/Tierarzt

für den Rinderbereich.

Wir bieten eine Teilhaberschaft an.

Dr. J. Jülicher, Burgweg 1,47669 Wachtendonk, Duitsland.
Tel.: 0 28 36 / 13 35. Fax: 0 28 36 / 5 34.

Dierenartsenpraktijk Tilburg
(gemengde driemanspraktijk) zoekt een

enthousiaste fulltime
(80 -100%) collega

per 1 juli 2006

Vast dienstverband met mogelijkheid tot geleidelijke,
gehele of gedeeltelijke overname.

Sollicitaties ter attentie van J.J.M. van Riel, Postelse Hoeflaan
45, 5042 KA Tilburg. Inlichtingen: 013-4674590.

New Zealand -
Utrecht graduate required

A vet is required to join an eight vet practice.
Large and small animal work.
Reasonable working hours. Beautiful area.
New graduates and experienced vets should apply.

Contact Dr Mark Eagleton

Vetlink Employment Service
tel 6i 894309990

email: mark@vetlink.com.au, www.vetlink.com.au

Tierarzt,
Assistent onder
Teilhaber,

für Crofitierpraxis (5 Tierärzte) in Norddeutschland
(Ostfriesland) gesucht (Rinder, Pferde, Schweine)

Tel.: 0049/4977/4428, Fax: oo4g/4Ç)yi/3Ç)42.
e-mail: dr.rainer-hinrichs@web.de

pelt diergezondheid aan voeding?

W Ter versterking van ons team zijn wij op zoek naar 3 nieuwe collega\'s:

F\' • Varkenspecialist

nfiet ervaring in zowel zeugen- als vleesvarkenshouderij.

• Pluimveespecialist

met nutritionele ervaring.

• Rundveespecialist

met minimaal 2 jaar ervaring in de rundveehouderij.

Voor deze functies verwachten wij de volgende kwalificaties:

• naast diergezondheid affiniteit met diervoeding

- praktisch ingesteld

- internationale interesse

- enthousiast, creatief en in bezit van goede contactuele vaardigheden

Bovengenoemde functies bieden uitstekende arbeidsvoorwaarden in een sterk expansief
bedrijf. Salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden zijn in overeenstemming met het
belang van de functie. Heeft u nog behoefte aan nadere informatie, dan kunt u zich
wenden tot de heer B. Koppenaal, tel: 010-423 96 05, e-mail: bkoppenaal@nl.provimi.com.

Uw sollicitatiebrief met uitgebreid C.V. kunt u tot 19 juli richten aan:

"PROVIMI B.V."

t.a.v. de heer J.M. Castillo Fuertes, Afdeling Personeelszaken
Postbus 5063, 3008 AB Rotterdam, e-mail: jcastillo@nl.provimi.com
Kantooradres: Veerlaan 17-23,3072 AN Rotterdam

Provimi B. V. ontwikkelt en
produceert
Premixen, concentraten,
melkvervangers, biggenvoeders en
specialiteiten. De producten worden
geproduceerd in onze fabriek in
Rotterdam en fabrieken overal ter
wereld en vinden hun weg naar de
mengvoerindustrie, handelaren en
boeren in meer dan 100 landen.
Onze specialisten adviseren klanten
met het samenstellen van voer en
voerschema\'s en verstrekken
informatie over diergezondheid.

-ocr page 43-

\'i rr. .vrta\'\'*.

■m-h-

quine

Kt________J..

I\'Een gretige tong, glanzende vacht, dooraderde
benen, nieuw leven. Equi Products Holland BV
Ibrengt haar specialismen haarscherp in beeld
en beoogt een optimale dienstveriening ten behoeve
van de gespecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld
;in de vorm van een exclusief pakket diergenees-
middelen en verzorgingsproducten voor paarden.
Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Het
is een nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi Products

-ocr page 44-

DE NIEUWE GENERATIE OORREINIGER

GEAVANCEERDE SAMENSTELLING

AntKadheJive

4

met anti-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adhesie complex,
bestaande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt
aanhechting van bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie
(anti-microbieel). Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd
in de gehoorgang (anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, vi/aardoor cerumen,
dode cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn
de succesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en
indrogende werking behouden gebleven.

De optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic
New Generation is aangetoond door een double blind, randomi-
zed, muiticenter, clinical field trial.

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@virbac.nl

A

^H A M t A 1 M

-ocr page 45-

Deel 131 • Aflevering 14-15 • 15 juli/i augustus 2006

Universiteitsbibliotheek
Utrecht

Diergenees

Cerebellaire corticale degeneratie bij een Amerikaanse
Staffordshire terriër

Vaak ontwormen bij paarden; het baat meestal niet
maar het schaadt vaak wel

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Tweede ronde vrijwillige vaccinatie Al voor pluimvee
start in augustus 2006

Varkenspest in Duitsland, een terugblik

Advies International Committee on the Management of
large herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO)

Klassieke Varkenspest: Nederland komt met de schrik vrij

Miljoenste dierenpaspoort uitgereikt

-ocr page 46-

Skin Support Diet

Dé nutritionele oplossing voor honden met
atopie en vele andere dermatosen

\'Het Skin Support Die! van Royal Canin

Innovatieve dieetvoeding voor honden met atopie en andere, met ontsteking en/of haaruitval gepaard gaande,

dermatosen.

Gebaseerd op een verhoogd gehalte aan omega-3-vetzuren en 3 gepatenteerde voedingscomplexen;

• Het Skin Support complex versterkt het natuurlijke afweersysteem van de huid,
vermindert de jeuk en bevordert de wondgenezing.

• Het Skin Barrier complex versterkt de barrièrefunctie van de huid en
vermindert het transepidermale vochtverlies.

• Het antioxidantencomplex vermindert de oxidatieve stress en bestrijdt vrije
radicalen.

• De langketen omega-3-vetzuren EPA en DHA kunnen de ontstekingsreacties in
de huid beperken.

s
<

X

Ö
g

©

Breed indicatiegebied door de positieve effecten op de huid en de wondgenezing.

M

«OMLCKNIN

Vraag uw dierenartsenbezoeker om de Focus Special
Edition The challenge of canine atopie dermatitis\'

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen) of 0413-318400
(productinfornnatie) - E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

ROfAl CkNIN

VETERINARY DIET

-ocr page 47-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen31
Aflevering 14-15
15 juli/i augustus 2006

Inhoud

Cover: foto\'s pagina 519
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Cerebellaire corticale degeneratie bij een Amerikaanse Staffordshire terrier J.J.CW.M. Buijtels,
E.J.B. Veldhuis Kroeze,
C. Voorhout, C.J.M.M. Schellens en J.J. van Nes

518

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

523

Uit en voor de praktijk

Vaak ontwormen bij paarden; het baat meestal niet maar het schaadt vaak wel; M. Eysker,
D.C.K. van Doorn, S.N. Lems, A. Wetelingen H.W. Ploeger

Veterinair tuchtrecht Dubbelspel; laira Boissevain

Tweede ronde vrijwillige vaccinatie AI voor pluimvee start in augustus 2006; Hugo de Groot

VWA Dierenartspraktijken belangrijk voor moderne roodvleeskeuring

Varkenspest in Duitsland, een terugblik; Eelco Ronteltap en Martijn Weijtens

Advies International Committee on the Management of large herbivores in the Oostvaardersplassen;

P.A.M. OvergaauwenJ.T. Lumeij

Veefokkers bereiden student voor op de praktijk; Herma Winnemuller

Uitgelicht

Klassieke Varkenspest: Nederland komt met de schrik vril; Hugo de Groot

PAOD

Ingezonden

De differentiële diagnose voor rode urine bij runderen; Susanne Eisenberg

U wordt uitgenodigd voor een jaarlijkse gezondheidscontrole en vaccinatie van jut en Jul; Maarten Pilgram

Voor de praktijk

524

531

532

533

534

536
539

539

540

541

542

542

543

In veterinair
verband

Gesignaleerd

Praktijk in Bedrij

Coaching in de diergeneeskunde; Richard Nap

Ardo Menges lid van Provinciale Staten van Utrecht; Miel Bingen

Veehouder en Dierenarts juli 2006

... . , gabruiksvoorsdirtfe Het middel is uitsluitend toegelaten voor het gebruik als middel ter bestrijding van vlooien ir

n leeftijd van 0-4 jaar. Toelatingsnummer n661N. Lees voor gebruik eerst de gebruiksaanvifijzing. Voor m»er infbrmari«: Virbac Nederiand B.V,, Postbus 313, 3770 AH Bameveld. Ê-mail: info»virbac.nl

* ICR aerosol: bevat per ml. permethrin 0.94% piperonylbutoxide, 1,88% fenoxycarb, 0,038%. Kanalisatie: vrij. V

ruimten die niet toegankelijk zijn voor kinderen n

-ocr page 48-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teslie

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Drs. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Uttecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

.Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

:Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

!Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

iDe Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Jel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: j

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348g00
Fax
030-6348909
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Congressen en
symposia

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Dni. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevn drs. M. Fijten,
webmaster

Alx)nnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
ilandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor diercnarl.sen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt
l^fc^lÉI door het bestuur. _

! Postgiro/bank

jPostbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
(cn C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC

ifclÉI III l"l I II_

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7aW500.fax 070-7507571

Leer meer over katten en geniet van sprankelend Rome

De toekomst van de diergeneeskunde; Karin Wolthers en Diana de Rooij

S

551

552

555

556

556

557

558

558

559
561

Uit de industrie

Nieuws uit de industrie

KNMv

Maak gebruik van de KNMvD-helpdesk; Henry Dijkman
KNMvD Sportdag

Miljoenste dierenpa-spixirt uitgereikt; Miel Bingen

Uitnodiging: Kom ook naar de algemene vergadering en het KNMvD Jaarcongres
Deadline

CCC De GGG Najaarsdag, volop in beweging!;_/en«y Buijtels

Gezocht: leden werkgroep \'Wet dieren en dierlijke producten\'; Hugo de Groot

BBB Bulletin Bestuur en Bureau nr. 7, juli 2006

Personalia

Doorlopende agenda

546
548

550

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: p.overgaauw@pianet.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Contents

Original article

Cerebellar cortical degeneration in an American Staffordshire Terrier;J.J.C.W.M. Buijtels,

E.J.B. Veldhuis Kroeze, C. Voorhout, C.j.M.M. Schellens, andjj. van Nes 518

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 49-

i

Breed gedragen

Vorige week om de tafel gezeten met BPL en BPW. Zij hebben na de CAO-onderhandelingen een
hartgrondig wederzijds wantrouwen. Daar zal de NMa dus blij mee zijn. \'New balls\' is misschien
een oplossing. Ik heb samen met Herman Geertsen en Harm Haverkamp gepoogd om de rol van de
KNMvD nog maar eens uit de doeken te doen. De KNMvD wil graag een breed gedragen CAO. In
de inhoud van de CAO is onze beroepsvereniging in principe niet geïnteresseerd. Het belang van
een CAO die door velen wordt onderschreven zit \'m in de professionaliteit van ons beroepsveld. Wie
neemt de veterinaire professie serieus als wij niet eens over arbeidsvoorwaarden afspraken kunnen
maken? Goed werk verdient een goede beloning: daar zal niemand iets tegenin willen brengen. Een
CAO is een kwestie van onszelf serieus nemen, en daardoor serieus genomen te worden door onze
omgeving. Op termijn betekent een CAO een betere inkomenspositie voor alle dierenartsen. Wordt
dus lid van BPW of BPL

Verder vraag ik me hier af of wij wat van de Denen kunnen leren. De overheid verstrekt hier \'smi-
leys \'aan bedrijven die op het terrein van de (veterinaire) volksgezondheid goed presteren. We aten
bijvoorbeeld in een restaurant waar de hygiëne in de keuken in orde is bevonden. Dat blijkt uit een
certificaatje van de overheid dat aan de muur hangt en waarop een \'smiley \'goed zichtbaar is. Het
restaurant was als het ware protocollair door Brutus gecontroleerd ;-). Het restaurant was daar
kennelijk zo trots op dat iedereen dat mocht weten. Het is hier rustig op straat: dit kwaliteitssysteem
leidt niet tot een oproer van ondernemers. Zou onze beroepsgroep in Nederland ooit zonder kleer-
scheuren het Q-woord kunnen gebruiken, zo vraag ik me af Wie verzint een list\'?
Over dit tijdschrift: er zijn signalen dat de waardering voor het TvD toeneemt. Wat zou u vinden dat
er bij, af of anders moet om uw Tijdschrift nog aantrekkelijker te maken? Laat het de redactie weten
via tijdschrift@knmvd.nl.

Uit

de redactie

Een fijne zomer
Maarten Willemen

Diergenees

-ocr page 50-

Cerebellaire corticale degeneratie bij een Amerikaanse Staffordshire
Terriër

J.J.C.W.M Buijtels\\ E.J.B. Veldhuis Kroeze\', G. VoorhouV, C.J.M.M. Schellens\' enJ.J. van Nes\'"

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131: 518-522.

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

De meeste aandoeningen van het cerebellum zijn van con-
genitale oorsprong en kunnen pathogenetisch in drie
groepen worden onderverdeeld. Ten eerste de intra-ute-
riene of neonatale virale infecties, ten tweede misvormin-
gen veroorzaakt door een genetische afwijking of een on-
bekende oorzaak en de laatste groep zijn de degeneratieve
aandoeningen, ook wel abiotrofiën genoemd. Een aantal
rasgebonden abiotrofiën wordt op oudere leeftijd mani-
fest, zoals bij de Gordon Setter, de Old English Sheepdog,
de Brittany Spaniël en, zeer recent, de Amerikaanse Staf-
fordshire Terriën In dit artikel worden de klinische, diag-
nostische en pathologische bevindingen gerapporteerd
van een Amerikaanse Staffordshire Terriër met cerebel-
laire corticale degeneratie. Dit is in Nederland de eerst
gediagnosticeerde casus.

Summary

Cerebellar cortical degeneration in an American Stafford-
shire Terrier

Most diseases affecting the cerebellum are congenital and three
groups can be distinguished on pathogenetic grounds. In the first
group, diseases are caused by intrauterine or neonatal viral in-
fections, in the second group by malformations of genetic or un-
known origin, and in the third group by degenerative disease, or
abiotrophies. Familial late-onset cerebellar abiotrophy has been
reported in the Gordon Setter, the Old English Sheepdog, the
Brittany Spaniel and more recently the American Staffordshire
Terrier.

This case report describes the clinical, diagnostic and patholog-
ical changes in an American Staffordshire Terrier with cerebel-
lar cortical degeneration. This is the first case diagnosed in the
Netherlands.

Inleiding

Het cerebellum functioneert als een belangrijke coördinator
van de spieractiviteit, waarbij het de intentie van een spierac-
tiviteit vergelijkt met de prestatie die nodig is om deze activi-
teit te verwezenlijken. Door deze functie is het cerebellum

1 Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergenees-
kunde. Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.

2 Department Pathobiologie, Faculteit der Diergeneeskunde. Postbus 80158. 3508
TD Utrecht.

3 Afdeling Diagnostische Beeldvorming. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit
Utrecht.

4 Correspondentie: J.J. van Nes. Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. Yalelaan 8, 3508 TD Utrecht.
Telefoon: 030-2534033, e-mail: J.J.vanNes@vet.uu.nl

verantwoordelijk voor de controle van de spierbewegingen,
het evenwicht en de lichaamshouding. Het grootste deel van
de cerebellaire aandoeningen verloopt langzaam progressief,
waarbij een symmetrische ataxie gekenmerkt door hyperme-
trie, een wijdbeense stand, ataxie van de romp en een inten-
tietremor het meest opvallend klinisch verschijnsel is. Aan-
gezien het cerebellum niet de spieractiviteit initieert maar
coördineert, wordt er geen parese waargenomen bij cerebel-
laire aandoeningen. De meeste aandoeningen van het cere-
bellum zijn van congenitale oorsprong. Cerebellaire aandoe-
ningen kunnen pathogenetisch in drie groepen worden
onderverdeeld (8): 1: intra-uteriene of neonatale virale infec-
ties, 2: misvormingen veroorzaakt door een genetische afwij-
king of een onbekende oorzaak, 3: degeneratieve aandoenin-
gen, ook wel abiotrofiën genoemd (4). Bij abiotrofiën ontstaat
er neuronaal verlies, voornamelijk in de cortex en primair in
de Purkinjecellen (6). Het grootste deel van de cerebellaire
abiotrofiën worden waargenomen bij honden jonger dan zes
maanden (7). Een aantal rasgebonden abiotrofiën wordt
echter op oudere leeftijd manifest, zoals bij de Gordon Setter
(5, 11), de Old English Sheepdog (12), de Brittany Spaniël
(2) en de Amerikaanse Staffordshire Terriër (1,7,10).
In dit artikel worden de klinische, diagnostische en patholo-
gische bevindingen gerapporteerd van een Amerikaanse Staf-
fordshire Terriër met cerebellaire degeneratie. Dit is de eerste
casus gediagnosticeerd en beschreven in Nederland.

Casuïstiek

In september 2004 werd bij de afdeling neurologie van de
Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht een
bijna vijf jaar oude, mannelijke, gecastreerde Amerikaanse
Staffordshire Terriër aangeboden met progressieve even-
wichtstoornissen. Een half jaar voor het consult was het de
eigenares opgevallen dat de hond vaak omviel of dreigde om
te vallen, struikelde over zijn poten en over de kop ging bij
het stoppen in volle ren. Tijdens het urineren was de hond
nauwelijks in staat om op drie poten te blijven staan. Deze
verschijnselen verergerden geleidelijk in de loop van een half
jaar.

Bij algemeen lichamelijk onderzoek werden geen afwijkin-
gen gevonden. Bij het neurologisch onderzoek werd in rust
een wijdbeense stand waargenomen en tijdens het lopen was
er sprake van een duidelijke ataxie van romp en ledematen,
zich uitend als dysmetrie, hypermetrie, neiging tot omvallen
en omvallen. De stand en beweging van de kop waren niet af-
wijkend. Andere bevindingen van het neurologisch onder-
zoek, zoals de cerebrale reflexen, houdingsreacties, spinale
reflexen en pijnperceptie, waren niet afwijkend. Spontane
nystagmus was niet aanwezig en er kon ook geen nystagmus
worden opgewekt door positieverandering van de kop. Bij
otoscopisch onderzoek werd beiderzijds een intact trommel-
vlies gezien met geringe cerumenophopingen in de uitwendi-
ge gehoorgang.

-ocr page 51-

Figuur la. Sagittale Tz gewogen MRI-beelden van het cerebrum en cellebel-
lum van de Amerikaanse StafTordshire Terriër beschreven in dit case-report.

Figuur ib. Sagittale J2 gewogen MRI-beelden van het cerebrum en cel-
lebellum van een normale Amerikaanse Staffordshire Terriër.

Op grond van de klinische bevindingen werd geconcludeerd
dat er sprake was van cerebellaire ataxie en niet van een
spinale ataxie, aangezien de ataxie van romp en ledematen
gepaard ging met volledig normale houdingsreacties. Uitge-
breid klinisch-chemisch en hematologisch bloedonderzoek

Figuur 2a. Macroscopische afbeelding van diffuse cerebellaire corticale
abiotrofie bij een Amerikaanse Staffordshire terrier op een drietal sequen-
tiële dwarsdoorsneden van het cerebellum (C) en hersenstam (H). Let
op het diffuus verkleinde en dorsoventraal afgeplatte cerebellum met ge-
atrofieerde cerebellaire folia (witte pijlpunten), vergelijk met normaalbeeld
figuur 2b.

(Vc = Vermis van caudale lobus, Vr = Vermis van rostrale lobus,
Lh = Linker hemisfeer, Cn = Cerebellaire nuclei, m = cerebellaire medulla,
p = paramediane lobulus, I = laterale lobulus). Schaal in millimeters.

leverde geen afwijkingen op. Aansluitend werd een MRI-
scan (Magnetic Resonance Imaging) van de hersenen (cere-
brum en cerebellum) uitgevoerd waarbij op de T2 gewogen
beelden naar voren kwam dat het cerebellum omgeven was
door abnormaal veel cerebrospinale vloeistof De afstand tus-
sen cerebellum en medulla oblongata was vergroot. Deze af-
wijkingen zijn zeer karakteristiek voor cerebellaire atrofie
(Figuur la).

Figuur 2b. Dwarsdoorsneden van een normaal cerebellum op overeen-
komstige locaties, van een hond van vergelijkbare leeftijd en proporties,
met normaal ontwikkelde cerebellaire folia met centrale lamina witte stof
(witte pijlpunten) en buitenste corticale grijze stof (zwarte pijlpunten).
Schaal in millimeters.

-ocr page 52-

Figuur 3a. Microscopische opname van abiotrofische cerebellaire folia (la-
terale lobulus) met h/pocellulariteit van zowel de Purkinjecellaag (pijlpun-
ten) als de granulaire cellaag (tussen witte stof (witte asterix) en Purkin-
jecellaag) en verbrede interfoliaire sulci. De moleculaire laag is versmald
(zwarte asterix), vergelijk met normaalbeeld figuur 3b. Haematoxyline en
eosine (H&E).

. • \\

■•■it^:

De ataxie verergerde geleidelijk en zes maanden na iiet eerste
consult was de hond niet meer in staat te lopen en werd de
beslissing tot euthanasie genomen.

Bij sectie werd een symmetrisch verkleind cerebellum aange-
troffen. Versmalde en verscherpte plooien (folia) en dienten-
gevolge verbrede interfoliaire spleten (sulci) van de kleine
hersenen waren evident, met name ter plaatse van de vermis,
de paramediane lobuli en de laterale lobuli (Figuur 2a). Op
dwarsdoorsneden was de corticale grijze stof van de folia
sterk afgenomen tot bijna afwezig. De witte stof van de klei-
ne hersenen was macroscopisch niet afwijkend. Aan de grote
hersenen, hersenstam, ruggenmerg en overige organen wer-
den geen afwijkingen gevonden.

De histopathologische afwijkingen betroffen voornamelijk
de cortices van de cerebellaire folia (met name in de vermis,
de paramediane lobuli en laterale lobuli). De Purkinjecellaag
was gekenmerkt door een zeer sterke aftiame van het aantal
Purkinjecellen (depletie) en was geïnfiltreerd door met vet-
pigmenten beladen macrofagen en geprolifereerde gliacellen.
De enkele resterende Purkinjecellen vertoonden degeneratie-
ve veranderingen zoals zwelling en een toegenomen eosinofi-
lie met een verminderde hoeveelheid Nissl-substantie (chro-
matolyse) en een naar de celwand verplaatste celkern (Figuur
5a en b). De corticale granulaire cellaag vertoonde een sterke
afname van het aantal granulaire cellen en op enkele plaatsen
waren gezwollen axonen aanwezig. De buitenste corticale
cellaag, de moleculaire laag, was diffuus versmald met gerin-
ge toename en zwelling van gliacellen (Figuren 3a en 4a).
Geringe gliosis werd tevens aangetroffen in de cerebellaire
motorische kernen. De witte stof centraal in de folia en me-
dulla bevatten secundair gedegenereerde gezwollen axonen en
infiltratie van myeline fagocyterende macrofagen (Wallerse
degeneratie). Geringe hoeveelheden lipofuscinepigment wa-
ren aanwezig in de motorische neuronen van het ruggenmerg.
Deze pathologische bevindingen zijn karakteristiek voor een
cerebellaire corticale abiotrofie.

-ocr page 53-

Figuur 5a. Gedegenereerde en gezwollen cerebellaire Purkinjecel (pijlpunt)
en een macrofaag met gefagocyteerd lichtgelig vetpigment (pijl), vergelijk
met normaalbeeld figuur 5c. Haematoxyline en eosine (H&E).

• •

^

201*1)

Figuur 3b. Sterk gedegenereerde cerebellaire Purkinjecel (centraal in foto
juist onder het midden) met marginatie van de kern en bleek eosinofiel
cytoplasma (centrale chromatolyse van Nissl-substantie), vergelijk met
normaalbeeld figuur 5c. Haematoxyline en eosine (H&E).

• N r

I

\' . SOWL

Figuur 5c. Normaal aspect van een cerebellaire Purkinjecel (links midden)
bij de hond. Haematoxyline en eosine (H&E).

4 •

Discussie

Middels deze casuïstiek is aangetoond dat cerebellaire corti-
cale degeneratie ook bij de Nederlandse lijnen van de Ameri-
kaanse Staffordshire Terriër voorkomt. Bij 63 door Olby
et
al.
(7) beschreven Amerikaanse Staffordshire Terriërs werden
de eerste tekenen van ataxie waargenomen op een leeftijd tus-
sen anderhalf en negen jaar, waarbij het overgrote deel hier-
van symptomen vertoonde tussen vier- en zesjarige leeftijd,
wat overeenkomt met de thans beschreven bijna vijQarige
Amerikaanse Staffordshire Terriër. De tijdsduur tussen de
eerste verschijnselen en het niet meer kunnen lopen was bij
deze hond ongeveer één jaar. Dit is kort, vergeleken met de
honden beschreven door Olby
et al. (7) waarbij de progressie
van de neurologisch symptomen gemiddeld twee tot vier jaar
in beslag nam. Volgens Olby
et al. (7) berust de grote variatie
in leeftijd en duur van de progressie op de mate waarin de ei-
genaar de veranderende motoriek opmerkt. In tegenstelling
tot het merendeel van de door Olby
et al. (7) beschreven hon-
den, waarbij een verticale, rotatoire of horizontale nystagmus
kon worden opgewekt door positieverandering van de kop,
kon bij de door ons beschreven hond geen nystagmus worden
opgewekt.

De MRI-beelden lieten cerebellaire afwijkingen zien die dui-
delijk overeenkomen met de afwijkingen die door Olby
et al.
(7) zijn beschreven.

Bij histopathologic waren de moleculaire en granulaire cella-
gen versmald. Er was tevens sprake van een sterke celafname
in Purkinjecel laag (depletie), wat overeenkomt met de reeds
eerder beschreven histopatholgische veranderingen bij de
Amerikaanse Staffordshire Terriër (7, 10). Het verschilt ech-
ter met bevindingen bij de Brittany Spaniël, waar alleen de
laag met Purkinje cellen was aangetast (2). Sisó
et al. (9) heb-
ben een thalamocerebellaire degeneratie bij Amerikaanse
Staffordshire Terriërs beschreven waarbij de neuronale dege-
neratie niet alleen de Purkinjecellen van het cerebellum be-
treft, maar ook thalamuskernen. Het bleek echter dat het neu-
ronaal verlies geassocieerd was met een lysosomale
stapelingsziekte, waarbij fluorescerend lipopigment werd
waargenomen. Histopathologisch onderzoek van de door ons
beschreven hond liet geen aanwijzing zien voor stapeling van
fluorescerend lipopigment, zodat onze casuïstiek verschilt
van de Amerikaanse Staffordshire Terriërs beschreven door
Sisó
et al. (9). Het ontstaan van cerebellaire ataxie op volwas-
sen leeftijd is tot nu toe beschreven bij de Gordon Setter (5,
11), de Old English Sheepdog (12), de Brittany Spaniël (2)
en de Amerikaanse Staffordshire Terriër (4, 14, 18). Deze
vorm is vergelijkbaar met de cerebellaire ataxie die wordt
waargenomen bij de mens en daar meestal autosomaal domi-
nant overerft (3). Bij de Gordon Setter (5, 11), de Old English
Sheepdog (12) en de Amerikaanse Staffordshire Terriër (7)
werd een autosomaal recessieve overerving waargenomen.
Het type overerving bij de Brittany Spaniël is niet bekend.

Conclusie

Cerebellaire corticale degeneratie bij de Amerikaanse Staf-
fordshire Terriër is door deze casus nu ook beschreven in de
Nederlandse lijnen. De meest typische bevinding bij het neu-
rologisch onderzoek is een ataxie van romp en ledematen,
wat voornamelijk tot uiting komt bij een plotselinge verande-
ring van de looprichting en zichtbaar is als hypermetrie en

-ocr page 54-

dysmetrie van de poten. Nystagmus kan worden waargeno-
men bij het veranderen van de positie van de kop. De propri-
oceptieve functies van de ledematen zijn niet gestoord. Een
waarschijnlijkheidsdiagnose kan gesteld worden op basis van
een atrofie van het cerebellum zichtbaar op een MRI scan.
Aan de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in
Utrecht zijn inmiddels meerdere Amerikaanse Staffordshire
Terriërs met cerebellaire corticale atrofie gediagnosticeerd.
Een eerste stamboomonderzoek leert dat deze honden een
nauwe verwantschapschap vertonen. Dit suggereert een fa-
miliale/genetische oorzaak. Wij hopen met deze casuïstiek de
aandoening extra onder de aandacht te brengen. Hopelijk
wordt het dan in de toekomst mogelijk om een DNA-test voor
deze aandoening te ontwikkelen.

Literatuurlijst

1. Hanzlicek D, Kathman I, Bley T et al. Cerebellar cortical abiotrophy in
American Staffordshire Terriers: Clinical and pathological features of
three casus. Schweiz Arch Tierheilkd 2003; 145: 369-375.

2. Higgins RJ, Lecouteur RA, Komegay JN and Coates JR. Late-onset
progressive spinocerebellar degeneration in Brittany Spaniel dogs. Acta
Neuropathol 1998; 96: 97-101.

3. Koeppen AH. The hereditary ataxias. J Neuropath Exp Neurol 1998;
57:531-543.

10.

11.

12.

Lahunta A. de Comparative cerebellar disease in domestic animals.
Comp Com Educ Pract Vet 1980;2; 8-19.

Lahunta A de, Fenner WR, Indrieri RJ, Mellick PW, Gardner S and Je-
rold SB. Hereditary cerebellar cortical abiotrophy in the Gordon Setter.
J Am Vet Med Assoc 1980; 177: 538-541.

Lahunta A de. Abiotrophy in domestic animals: A review. Am J Vet Res
1990; 54: 65-67.

Olby N, Blot S, Thibaud JL, Philips J, O\'Brein P, Burr J, Berg J, Brown
T and Breen M. Cerebellar cortical degeneration in adult American
Staffordshire Terriers. J Vet Intern Med 2004; 18: 201-208.
Oliver JE, Lorenz MB and Komegay JN. Ataxia of the head and limbs.
In: Handbook of Veterinary Neurology. Eds: Oliver JE, Lorenz MB,
Komegay JN. WB Saunders Company, Philadelphia, 1997 pp. 216-240.
Siso S, Navarro C, Hanzlicek D and Vandevelde M. Adult onset thala-
mocerebellar degeneration in dogs associated to neuronal storage of
ceroid lipopigment. Acta Neuropathol 2004; 108: 386-392.
Speciale J and Lahunta A de. Cerebellar degeneration in a mature Staf-
fordshire Terrier. J Am Anim Hosp Assoc 2003; 39: 459-462.
Steinberg HS, Troncoso JC, Cork LC and Price DL. Clinical features of
inherited cerbellar degeneration in Gordon Setters. J Am Vet Med As-
soc 1981; 179: 886-890.

Steinberg HS, Van Winkle T, Bell JS and Lahunta A de. Cerebellar de-
generation in Old English Sheepdogs. Am Vet Med Assoc 2000; 217:
1162-1165.

Artikel ingediend: 24 april 2006
Artikel geaccepteerd: 1 juni 2006

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

r

Raadgevers
Medische Beroepen

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

-ocr page 55-

Benoeming vertrou-
wensdierenartsen
cluster 3

Nieuws

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde verscheen eerder dit jaar een
artikel met als titel: \'Vertrouwensdierenartsen onder de aan-
dacht\'. Naar aanleiding daarvan hebben zich bij het bureau
van de KNMvD twee kandidaten gemeld voor de openstaan-
de vacature van vertrouwensdierenarts voor het cluster 3. Dit
waren de collega\'s: mevr. drs. T.A. Beulink uit Zutphen en
drs. A. Fledderus uit Voorthuizen. Het college van vertrou-
wensdierenartsen en de groepen uit cluster 3, GKZ en DIB,
ondersteunen de kandidatuur en hebben beiden voorgedragen
aan het bestuur van de KNMvD. In de bestuursvergadering
van 6 juni jongstleden heeft het bestuur hen officieel be-
noemd als vertrouwensdierenarts.

Veerman presenteert visie op
paardenhouderij

De paardenhouderij wordt een belangrijke speler op het plat-
teland. Daarom moet deze sector meer samenwerken en zijn
verantwoordelijkheid nemen voor een aandeel in het vitaal
platteland. Dat staat in de Visie Paard & Landschap die mi-
nister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Daarmee krijgt
paardenhouderij een volwaardige plek in het LNV-beleid.
Minister Veerman wil dat de sector bijdraagt aan de duurzame
ontwikkeling van het landelijk gebied en een aantrekkelijk
landschap. De sector moet daarvoor kennis opdoen en ervarin-
gen uitwisselen, beter samenwerken binnen én buiten de sec-
tor, en een professionaliseringsslag maken. Daarnaast roept hij
de sector op om zich, in overieg met anderen, in te zetten voor
een betere toegankelijkheid van het landelijk gebied.
De Visie Paard & Landschap is te downloaden via
www.minlnv.nl.

Oud-leden/reünisten van het
Veterinair Dispuut Unitas opgelet:

Op 21 oktober vindt als vanouds de oud-ledendag van het
VDU plaats. Ook dit jaar kunt u van
het VDU een goed gevulde dag met
veel vermakelijke activiteiten ver-
wachten die uiteraard wordt afgeslo-
ten met een ouderwets gezellig diner
en de welbekende borrel. Een mooie
manier om samen de VDU-herinne-
ringen op te halen. Dus reserveer
deze dag alvast in uw agenda.
Opgeven kan via e-mail:
oudledendag@hetvdu.nl. Ook dit
jaar kunt u voor alle informatie op de website terecht:
www.
hetvdu.nl

RIVM kondigt MRSA-maatre-
gelen voor ziekenhuizen af

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
kondigt nieuw beleid in ziekenhuizen aan betreffende Methi-
cilline Resistente Staphylococcus aureus (MRSA). Het nieu-
we MRSA-beleid in ziekenhuizen is bedoeld voor personen
die beroepsmatig nauw contact hebben met levende varkens
of vleeskalveren.

Alle ziekenhuizen in Nederland vragen vanaf 5 juli 2006 aan
de patiënten of zij beroepsmatig in direct contact komen met
levende varkens op varkensbedrijven (zoals varkenshouders,
dierenartsen, medewerkers van slachthuizen). Deze patiënten
zullen voorafgaande aan de behandeling of opname eerst op
MRSA getest worden en indien nodig op een eenpersoonska-
mer met hygiënemaatregelen worden verpleegd. Dit geldt
ook voor alle personen die op een varkensbedrijf wonen.
Nadere informatie kunt u vinden op de website van het Lan-
delijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding:
www.
infectieziekten, info.

VPM-symposium

De Nederlandse Vereniging voor Veterinair PraktijkManage-
ment bestaat dit jaar vijfjaar. Ter gelegenheid van dit jubile-
um, is er op dinsdagmiddag 19 september een minisymposi-
um in het hoofdgebouw van SNS Reaal te Utrecht. Naast de
honderd leden, bent ook u welkom.

Als eerste spreker zal Rico Schuijers tot u spreken. Rico is
doctor in de sportwetenschappen. In zijn presentatie met als
titel: \'Mentale voorbereiding van ruiters op wedstrijden\', gaat
Rico u een optimaal \'prestatiemodel\' aanreiken dat als kap-
stok kan fungeren in uw dagelijkse leven.
Als tweede spreker zal Ben Tiggelaar aantreden. Vanaf 1999
veroverde Ben Tiggelaar met maar liefst drie verschillende
boeken de nummer één in de management-top-tien.
Toegang tot het symposium kost 150 euro per persoon (één
per organisatie). Er zijn slechts honderd toegangsplaatsen.
De ontvangst is met een broodje van 12.00 tot 12.30 uur en
de middag wordt met een borrel afgesloten om 17.00 uur. Op
www.v-p-m.nl treft u een inschrijfformulier aan.

r\'vj^isy./j\'wcabl

Inzamelingsactie IFAW helpt
honden en katten in Zuid-Afrika

Het IFAW (International Fund for Animal Welfare) is een in-
ternationale organisatie die als missie heeft het welzijn van
dieren in de wereld te verbeteren. Zij organiseert een grote
inzamelingsactie van diverse materialen ten behoeve van het
Community Led Animal Welfare (CLAW)-project in Zuid-
Afrika.

Via het CLAW-project biedt het IFAW de bevolking de gele-
genheid hun huisdier gratis te laten steriliseren of castreren.
Ook wordt gratis diergeneeskundige hulp verstrekt en voor-
lichting gegeven. Het IFAW vraagt mensen diverse materia-
len voor de verzorging van honden en katten in te zamelen en
op te sttiren naar het IFAW Meer informatie is te vinden op
www.ifaw.nl.
Bron:persbericht CLAW

-ocr page 56-

Samenvatting

Antheiminticum-resistentie is een
toenemend probleem bij wormen van
het paard in Nederland. Dit wordt
vooral veroorzaakt door foutief en te
frequent toedienen van anthelmintica,
iets waar ook dierenartsen voor ver-
antwoordelijk zijn. Het is onwaar-
schijnlijk dat er op korte termijn nieu-
we groepen anthelmintica tegen nematoden worden
geïntroduceerd voor het paard. Het is dus belangrijk verstan-
dig om te gaan met de beschikbare middelen. Dierenartsen
zullen paardeneigenaren moeten adviseren over de wormbe-
strijding. Het aantal behandelingen met anthelmintica moet
worden beperkt en door middel van selectief ontwormen van
alleen de paarden met een hoge eiuitscheiding moet de ver-
dere ontwikkeling van antheiminticum-resistentie worden
vertraagd.

Paarden met een lage strongylustype eitelling moeten niet be-
handeld worden, omdat ze dan bijdragen aan een verminde-
ring van de selectiedruk voor antheiminticum-resistentie. De
hoogte van de eiuitscheiding is, net als bij schapen en runde-
ren, erfelijk. Dit betekent dat volwassen paarden die altijd
lage aantallen wormeieren uitscheiden zijn op te sporen via
fecesonderzoek. Dit onderzoek hoeft bij die paarden niet
vaak herhaald te worden. Nieuwe paarden moeten bij aan-
komst op het bedrijf altijd worden ontwormd en pas in de
groep worden geïntroduceerd nadat de behandeling effectief
is gebleken. Antheiminticum-resistentie kan namelijk ook op
een bedrijf geïntroduceerd worden door de invoer van nieuwe
dieren die geïnfecteerd zijn met resistente parasieten.

Summary

Uit en
voor de
praktijk

Vaak ontwormen bij paarden; het baat meestal niet maar het schaadt
vaak wel

M. Eysker, D.C.K, van Doorn, S.N. Lems, A. Wetelingen H.W. Ploeger\'

Due to excessive and inappropriate use of dewormers anthel-
mintic resistance has developed as a significant problem in
horse parasites in the Netherlands. Since it is unlikely that
new classes of anthelmintics against horse nematodes will be
introduced in the near future, it is important to use the pres-
ent drugs wisely. Veterinarians should advice horse owners
about worm control programs with a more targeted approach.
The number of anthelmintic treatments should be reduced
and, through selective anthelmintic treatments, further devel-
opment of anthelmintic resistance should be delayed.
Preferably, horses with a low faecal egg count should not be
treated at all to ascertain a reduction of the selection pres-
sure for anthelmintic resistance. The propensity for low fae-
cal egg counts is hereditary. This implies that mature horses
with consistent low egg counts can be detected by faecal ex-
amination and that it is not necessary to repeat faecal exami-
nation each time in these animals. New horses on the farm

Afdeling Klinische Infecliologie. Departement Infectieziekten en Immunologie.
Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus 80.165. 3508 TD
Utrecht.

should always be dewormed on arrival and should be intro-
duced only after the efficacy of treatment has been deter-
mined. Anthelmintic resistance can also be introduced with
the arrival of a new animal that is infected with drug-resis-
tant parasites.

Inleiding

Elk paard heeft wormen. Bij een geringe besmetting leidt dit
bijna nooit tot problemen. Bij een zware besmetting wordt de
conditie en de gezondheid van het paard aangetast. De worm-
bestrijding bij het paard is vooral gericht op laag houden van
infecties met Cyathostominae. Bij het veulen zijn daarnaast
vooral infecties met
Strongylus vulgaris, Parascaris equorum
en Strongyloides westeri van klinisch belang.
Wormbestrijding bij het paard berust in Nederland voorna-
melijk op het regelmatig behandelen met anthelmintica,
waarbij vaak wordt uitgegaan van een interval tussen behan-
delingen van zes weken voor pyrantel, van acht weken voor
ivermectine en van twaalf weken voor moxidectine. Dit ge-
beurt vrijwel nooit op basis van fecesonderzoek, waardoor
vaker wordt ontwormd dan nodig is. Dit werd recent aange-
toond in Engels onderzoek waaruit bleek dat bij 84 procent
van de paarden op de dag van ontwormen geen eieren in de
feces worden gevonden (6). Er wordt dan ook weinig reke-
ning gehouden met de mogelijkheid dat wormen resistentie
tegen anthelmintica kunnen ontwikkelen.
Dierenartsen moeten paardeneigenaren adviezen kunnen
geven over een meer gerichte wormbestrijding. Het uitgangs-
punt hierbij moet zijn het gebruik van anthelmintica, en
vooral de selectiedruk voor antheiminticum-resistentie, te
verminderen zonder dat dit leidt tot een toename van proble-
men met worminfecties. Het is niet mogelijk om een stan-
daardadvies voor alle paarden op te stellen. De te geven ad-
viezen zijn onder andere afhankelijk van de leeftijd van de
paarden, het aantal paarden, de huisvesting, de beweiding, de
wormen die op het bedrijf voorkomen en eventueel het aan-
wezig zijn van resistentie.

Beschikbare groepen anthelmintica tegen nematoden zijn in
Nederland de macrocyclische lactonen (ML, ivermectine en
moxidectine), de benzimidazolen (fenbendazole,febantel,
mebendazole, oxfendazole en oxibendazole) en de pyrimidi-
nen (pyrantel). Praziquantel is een specifiek middel tegen
lintwormen. Aangezien anthelmintica binnen dezelfde groep
hetzelfde werkingsmechanisme hebben, treedt resistentie
vaak op tegen alle middelen binnen een groep als er eenmaal
resistentie ontstaan is.

In de nabije toekomst zullen waarschijnlijk geen nieuwe
groepen anthelmintica worden geïntroduceerd voor het paard.
Het is dus van belang dat de huidige middelen bruikbaar blij-
ven en dat er verstandig mee wordt omgegaan. Dit is vol-
doende reden om een kort overzicht te geven over de verschil-
lende worminfecties, de al gerapporteerde resistentie van
deze wormen tegen de verschillende wormmiddelen en voor-
al, hoe het verder verspreiden van antheiminticum-resistentie
zoveel mogelijk vertraagd kan worden.

-ocr page 57-

De verschillende wormsoorten

Strongylidae

Strongyliden geven voornamelijk klinische verschijnselen bij
jonge paarden en vormen de meest voorkomende parasitaire
bedreiging voor de gezondheid van een paard. Er zijn een
groot aantal soorten uit twee subfamilies, de Strongylinae en
de Cyathostominae.

Voor een goed inzicht in de bestrijding van de Strongylidae-
infecties is kennis van het vrijlevende deel van de cyclus be-
langrijk. De belangrijkste zaken hierbij zijn dat voor ontwik-
keling tot infectieve derde stadium larven (L3) voldoende
vocht en voldoende hoge temperaturen nodig zijn en dat voor
overleving van de L3 lage temperaturen en vochtige omstan-
digheden gunstig zijn. In de zomer duurt het ongeveer drie
weken na defecatie voor de L3 onder vochtige omstandighe-
den op de wei komen. De mestballen kunnen als reservoir
voor L3 dienen. De overleving van L3 in de winter is goed,
maar in het voorjaar sterven ze massaal af De nieuwe golf
van L3 komt vanaf begin juni op de wei en naarmate de zo-
mer en herfst vorderen wordt de wei gevaarlijker. De zwaar-
ste infecties worden dus opgenomen in
nazomer en herfst
maar ook \'s winters kan de wei nog zwaar besmet zijn. Hoe-
wel overleving van L3 korter in de zomer dan in de winter is,
moet er toch van uitgegaan worden dat een wei die in de zo-
mer besmet is geraakt gevaarlijk blijft tot het volgende voor-
jaar.

Strongylose

Enkele van de Strongylinae, de grote strongyliden Stwngylus
vulgaris, S. equinus
en S. edentatus, hebben een uitgebreide
migratie in het lichaam. Hiervan is alleen
S. vulgaris door
zijn trektocht in de arteriën van zeer grote klinische beteke-
nis. Ernstige koliek en ook sterfte treden vooral op gedurende
de eerste drie weken na infectie tijdens de migratie naar de
arteria mesenterica cranialis en circa drie tot vier maanden na
infectie als de letsels in deze arterie maximaal zijn. De prepa-
tent periode van
S. vulgaris is vijf tot zes maanden en van S.
equinus
en S. edentatus 8,5 tot elf maanden. Het veelvuldig
gebruik van ivermectine gedurende meer dan twintig jaar
heeft ervoor gezorgd dat
S. vulgaris niet meer voorkomt op
de meeste goed gerunde paardenbedrijven.

Cyathostominose

De kleine strongyliden, voornamelijk de Cyathostominae,
hebben een prepatent periode van anderhalf tot drie maanden.
De L3 dringen de crypten van Lieberkühn van caecum of
ventrale colon binnen en ontwikkelen in de lamina propria of
de submucosa tot L4, die vervolgens uit het slijmvlies komt
en verder ontwikkelt tot volwassen worm. Een zeer belang-
rijk fenomeen is inhibitie van de ontwikkeling. Dit houdt in
dat het overgrote deel van de wormpopulatie, vaak meer dan
tachtig procent, na opname zijn ontwikkeling in het slijm-
vlies onderbreekt in het vroege derde stadium (EL3) (9). Als
deze EL3 massaal gaan ontwikkelen in de winter kan dit als
ze als L4 het slijmvlies veriaten voor de zeer ernstige ziekte,
larvale- of wintercyathostominose, zorgen. De belangrijkste
ziekteverschijnselen zijn gewichtsverlies en hardnekkige di-
arree. Zeer regelmatig overleven paarden deze ziekte niet.
Belangrijk is om bij ernstige ziekte niet alleen te ontwormen
maar ook de symptomen te behandelen. Het komt het meest
frequent voor bij paarden beneden de drie jaar, vooral bij
jaarlingen. Ook bij paarden, die laag in de rangorde staan lo-
pen risico omdat ze dichter bij de paardenbanen weiden.

Daarnaast kan, vooral in nazomer en herfst, ook een wat min-
der ernstig ziektebeeld gezien worden als gevolg van penetra-
tie van het slijmvlies door de L3, ontwikkeling van L4 in het
slijmvlies en volwassen wormen op het slijmvlies.
Vanwege de grote schade die de strongyliden kunnen aan-
richten aan de gezondheid van het paard is het voorkomen
van massale ei-uitscheiding op het weiland belangrijk. Tevens
kan geprobeerd worden zware infecties te voorkomen door
paarden regelmatig, \'s zomers binnen twee a drie weken, te
verweiden naar veilige percelen en/of door alle feces twee-
maal per week van de wei te verwijderen.

Parascaris equoram

De spoelworm van het paard heeft een prepatent periode van
tien tot zestien weken. Indien paarden met
P equonim in aan-
raking komen, gaan ze vanaf een leeftijd van zes maanden
immuniteit ontwikkelen. Dit heeft tot gevolg dat een patente
infectie met
P equorum het meest gezien wordt bij veulens
vanaf vier maanden en evenmeel bij jaariingen. Na opname
van infectieve eieren maken de L3 een trektocht door het li-
chaam en na ongeveer een week komen ze in de pulmonaire
circulatie terecht. Gedurende de trektocht door het longpa-
renchym vervellen ze tot L4. De L4 komen in de trachea te-
recht en worden na ophoesten doorgeslikt, zodat ze weer in
de dunne darm terechtkomen. Hier vindt de laatste vervelling
tot het volwassen stadium plaats. De trektocht door de longen
kan leiden tot een versnelde ademhaling, hoesten en neusuit-
vloeiing. Daarnaast kunnen ook algemene symptomen zoals
depressie, lethargie, anorexie en gewichtsverlies worden
waargenomen. Af en toe komen ophopingen van
P. equomm
in de darmen voor, soms juist kort na het ontwormen. Hoewel

Foto 2. Parascaris equorum: loo |im lang en 90 urn breed.

t *

-ocr page 58-

p. equorum vooral geldt als een infectie tijdens het eerste le-
vensjaar kunnen ernstige problemen met darmophopingen
incidenteel ook bij oudere paarden gezien worden.
De dikwandige eieren die met de feces naar buiten komen
zijn niet geëmbryoneerd en de ontwikkeling tot infectief ei
met daarin een L3 duurt onder gunstige omstandigheden en-
kele weken. De infectieve eieren zijn zeer resistent tegen on-
gunstige omstandigheden en kunnen zeer lang, soms jaren, in
leven blijven. In principe wordt
P. equorum dan ook vooral
overgedragen van het ene cohort veulens op het volgende co-
hort. Jaarlingen en soms ook oudere paarden kunnen echter
ook uitscheider van wormeieren zijn. De bestrijding berust
vooral op het laag houden van het aantal eieren dat via feces
van besmette dieren, vooral dus veulens van minstens vier
maanden oud, op de wei komt. In principe zijn veulens dan al
opgenomen in de programma\'s voor de bestrijding van de
Cyathostominae. Hierbij dient men wel te beseffen dat de ML
niet de meest effectieve middelen zijn tegen
P. equorum. Als
die middelen gebruikt worden bij de wormbestrijding moet
het effect tegen
P. equorum dus regelmatig gecontroleerd
worden via fecesonderzoek.

Strongyloides westen

Bij jonge, nog niet gespeende veulens kan S. westeri een oor-
zaak van diarree zijn. De prepatent periode van
S. westeri is
acht tot veertien dagen. De eerste infectieroute is galacto-
geen, door opname van L3 via de melk van de merrie. Ver-
volgens ontwikkelen de via de feces van veulens uitgeschei-
den eieren bij voldoende hoge temperatuur en vochtigheid
binnen enkele dagen tot infectieuze L3, waarna de veulens
zich via het mondslijmvlies of percutaan herinfecteren. Zeer
grote aantallen parasitaire
99 in de dunne darm kunnen ern-
stige diarree, koorts en zelfs sterfte veroorzaken. Er is een
significant verband aangetoond tussen hoge eitellingen van
S.
westeri
(> 2000 EPG) en het voorkomen van diarree (17). De
bestrijding berust vooral op hygiënische maatregelen, zoals
het dagelijks verwijderen van de feces en het regelmatig
schoonmaken van boxen en standen. Daarnaast kunnen ant-
helmintische behandelingen van veulens op een leeftijd van
ongeveer tien dagen bijdragen aan het laag houden van infec-
ties. Hierbij moet men wel beseffen dat strongyloidose
slechts incidenteel een probleem is bij veulens en dat een veel
te grote angst voor deze infecties, en het daarbij horende te
frequente ontwormen van veulens tot de problemen met ML-
resistentie van
P equorum hebben geleid. Ook dierenartsen
hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld. Een kleine sur-
vey op websites van dierenartsenpraktijken toonden soms bi-

zarre adviezen voor de wormbestrijding bij veulens. Er werd
zelfs aanbevolen om veulens elke drie weken met ivermectine
te ontwormen. Adviezen om veulens tegen
S. westeri te ont-
wormen zouden gebaseerd moeten worden op regelmatig fe-
cesonderzoek, waarbij bijvoorbeeld een EPG > 2000 als
grens genomen zou kunnen worden om te gaan ontwormen.

Anopiocephala perfoliata

Zware infecties van de enige waarschijnlijk pathogene lint-
worm van het paard,
A. perfoliata, komen in Nederland maar
zelden voor (4). Daarnaast komen nog twee andere vrijwel
niet pathogene Anoplocephalidae voor. De lintwormen bij het
paard hebben Oribatidae (mosmijten) als tussengastheer. In
deze mijten ontwikkelen de cysticercoïden die na opname
door het paard ontwikkelen tot een volwassen lintworm. De
prepatent periode is zes tot tien weken.
A. perfoliata bevindt
zich in het paard voornamelijk op de overgang van ileum naar
caecum. Onderzoek uit Engeland maakt aannemelijk dat er
een associatie is tussen zware
A. perfoliata infecties en
krampkoliek en obstructiekoliek (21). Het is daarom verstan-
dig om tegen lintwormen te ontwormen wanneer zware infec-
ties worden vastgesteld. Gelukkig zijn daarvoor, naast de
dubbele dosering voor nematoden van pyrantel, tegenwoor-
dig zeer effectieve producten met daarin praziquantel op de
markt. Producenten van deze producten bevelen aan om
tweemaal per jaar, in voor- en najaar, te ontwormen tegen
lintwormen. Gezien de waargenomen lage prevalentie van
zware infecties lijkt dit overdadig. Helaas is de diagnose van
lintworminfecties via fecesonderzoek niet erg eenvoudig. Het
niet vinden van proglottiden en/of eieren sluit niet uit dat er
toch infecties zijn en alleen het vinden van meerdere proglot-
tiden is een aanwijzing voor zware infecties. De in Liverpool
ontwikkelde ELISA waarbij tot op zekere hoogte de ernst van
infecties kan worden vastgesteld (21) is in de praktijk niet toe
te passen. Indicaties voor een risico op problemen met lint-
worm zijn een voorgeschiedenis van lintworm op het bedrijf
en de aanwezigheid van oude, en daarom mijtenrijke, wei-
den.

Foto 4. Oxyuris equi: 80-95 40-45 breed.

Oxyuris equi

De aarsmade O. equi kan ook bij permanent opgestalde paar-
den lastig zijn. Paarden van alle leeftijden zijn gevoelig voor
een infectie met deze worm waarbij het opvalt dat bij sommi-
ge paarden de problemen steeds weer terugkeren. De volwas-
sen wormen ontwikkelen zich in het colon en het caecum,
waarbij de L3 een korte fase in het slijmvlies doormaken en
de L4 op het slijmvlies leven. De prepatent periode is 4,5

-ocr page 59-

maanden. Vrouwelijke wormen verlaten het lichaam en zet-
ten rond de anus kleverige eimassa\'s af. In enkele dagen ont-
wikkelt zich de infectieve L3 in het ei en deze kunnen na ver-
spreiding in de stal vervolgens met het voer weer opgenomen
worden. De kleverige eipakketten rond de anus veroorzaken
jeuk en door het schuren zal het paard zijn staart beschadigen
en eventueel wonden veroorzaken. Behandeling met anthel-
mintica dient alleen plaats te vinden als er een infectie met
O.
equi
is vastgesteld. De kleverige eipakketten zijn vaak zicht-
baar en anders kan via de plakbandmethode de diagnose be-
vestigd worden. Ook kunnen in de stal van het paard soms
volwassen wormen gevonden worden. Een
O. equi besmet-
ting kan met alle anthelmintica behandeld worden, behalve
met praziquantel. Ook kan een infectie onderdrukt worden
door reiniging van de stal en door de anus van besmette paar-
den schoon te maken met water en een reinigingsmiddel.

Foto 5. Horzellarven in de maag.
Casterophiius intestinaiis

Tenslotte komen paardenhorzels nog steeds algemeen voor in
Nederland. Dit betreft vrijwel uitsluitend
G. intestinaiis. De
vliegen leggen in de zomermaanden hun eieren op de vacht
van de paarden en de paarden nemen vervolgens deze eieren
met de hierin ontwikkelde larven van het eerste stadium (LI)
op. De opgenomen LI verblijven vervolgens circa één maand
in de mond in het slijmvlies van de tong en de peridontale
ruimten en verplaatsen zich na de vervelling tot L2 naar de
maag. In het voorjaar worden de L3 via de feces uitgeschei-
den waarna ze verpoppen en ontwikkelen tot vlieg. Een in-
fectie met
Casterophiius spp. geeft over het algemeen weinig
klinische symptomen. Bij een zware infectie kunnen sympto-
men gezien worden als ontsteking van de mond en het
mondslijmvlies, zweren van het maag- en darmslijmvlies,
anorexie, koliek, anemie en vermageren. De eieren die door
de vliegen op de vacht van het paard worden gelegd zijn met
het blote oog zichtbaar. Bij het kijken met een scoop naar de
maag van het paard kunnen de L2 en L3 gezien worden. In-
dien er een infectie is kan er behandeld worden met de ML.
Dit zal dan bij voorkeur plaats moeten vinden in de late herfst
of de vroege winter.

Andere wormen

Er komen een aantal andere wormen bij het paard voor, zoals
bijvoorbeeld
Trichostrongylus axel, Habronema muscae,
Fasciola hepatica, Dictyocaulus arnfieldi,
en nog een aantal
anderen die we hier niet verder zullen behandelen omdat de
klinische betekenis bij het paard in Nederland, behalve mis-
schien plaatselijk voor de leverbot, of wanneer paarden met
niet ontwormde ezels samen geweid worden voor longworm,
zeer beperkt is, of omdat het om importinfecties gaat.

Anthelmintica

Er zijn drie groepen breedspectrum middelen tegen nemato-
den beschikbaar de benzimidazolen (febantel, fenbendazole,
mebendazole, oxfendazole en oxibendazole), de tetrahydro-
pyrimidines (pyrantel pamoaat) en de macrocyclische lacto-
nen (ivermectine en moxidectine). Daarnaast is tegen lint-
wormen praziquantel beschikbaar, vaak in combinatie met
ivermectine of, in de toekomst, moxidectine.

Egg Reappearance Period (ERP)

Een belangrijk criterium voor de interval tussen wormbehan-
delingen is de ERP. Dit is de periode tussen ontwormen en
het opnieuw verschijnen van wormeieren in de feces. Voor dit
opnieuw verschijnen worden verschillende criteria aange-
houden die variëren van het verschijnen van 1) de eerste eie-
ren in de feces, tot 2) een gemiddeld EPG > 100, 3) een ge-
middeld EPG > 200, of 4) EPG > 200 bij individuele dieren.
Meestal wordt het tweede, derde of vierde criterium gehan-
teerd. De behandelingsintervallen die per anthelminticum
worden aangehouden, of soms op de bijsluiter zijn vermeld,
zijn gebaseerd op de ERP zoals die onder veldomstandighe-
den gevonden zijn bij jaarlingen. In de praktijk is de ERP
sterk afhankelijk van de leeftijd en de individuele gevoelig-
heid van het paard en van het besmettingsniveau. Jaarlingen
hebben meestal de hoogste EPG\'s voor strongylustype eieren
en de ERP volgens criteria 2,3 en 4 is duidelijk korter dan bij
veulens of volwassen paarden (2). Hierbij is het patroon van
eiuitscheiding na ontwormen wel belangrijk zoals figuur 1
met gegevens uit deze publicatie voor pyrantel laat zien. Na-
dat gedurende een aantal weken vrijwel geen eieren in de fe-
ces gevonden worden neemt het EPG daarna snel toe, zodat
een gemiddeld EPG van meer dan 200 voor de jaarlingen na
zeven weken, voor de volwassen paarden na acht weken en
voor de veulens na tien weken bereikt wordt. Dit betekent dan
ook voor het eerdergenoemde onderzoek in Engeland, dat
weliswaar 84 procent van de paarden ten onrechte ontwormd
werden (6), maar dat enkele weken later ontwormen van een
deel van deze paarden waarschijnlijk wel zinvol zou zijn ge-
weest. De aanbevolen behandelingsintervallen gelden dus ei-
genlijk alleen voor de jaarlingen wanneer er een hoog be-
smettingsniveau op het bedrijf is. Voor veulens en volwassen
paarden blijkt behandeling op dat moment meestal niet nodig
te zijn (2,6). Dit geldt vooral voor moxidectine waar een ERP
van twaalf weken wordt aangegeven. Het duurt echter, zelfs
bij jaarlingen, vaak meer dan twintig weken na behandeling
voor een gemiddeld EPG > 100 gezien wordt (Boersema, on-
gepubliceerde resultaten). Aanvullend fecesonderzoek is dus
belangrijk om de duurzaamheid van de nog beschikbare
wormmiddelen te waarborgen.

Resistentie

De wormen die na toediening van een anthelminticum ach-
terblijven in het paard, zijn soms minder gevoelig voor het
actieve bestanddeel in het anthelminticum. Dit geven zij weer
door aan de volgende generaties zodat na verloop van tijd het
anthelminticum niet meer zal werken op een bedrijf We spre-
ken dan van resistentie. In Nederland is resistentie bij ver-
schillende wormsoorten aangetoond. Bij de Cyathostominae
komt, net als elders, al gedurende lange tijd op grote schaal
resistentie tegen de benzimidazolen voor (1). In mindere

-ocr page 60-

Figuur 1. Het gemiddeld aantal eieren per gram feces (EPC) voor en na
behandeling met pyrantel bij veulens, jaarlingen en volw/assen paarden
(gegevens uit Boersema et al, 1996 [2]).

=t

1

-rhH

-■tJilWil

Q Veulens
■ Jaarlingen
□ Volwassen

Aantal weken na pyrantel behandeling

mate is er ook resistentie van de Cyathostominae tegen py-
rantel (Boersema, ongepubliceerde gegevens) gevonden in
Nederland, maar in het Zuidoosten van de VS werd dit op bij-
na de helft van de onderzochte paardenbedrijven gevonden
(13). In Duitsland en Engeland zijn indicaties gevonden voor
een verminderde gevoeligheid van de Cyathostominae tegen
ivermectine en moxidectine ( 24). In Nederland (3) en Cana-
da (11) is resistentie van
Parascaris equorum tegen ivermec-
tine en moxidectine beschreven. Onlangs is duidelijk gewor-
den dat op bedrijven waar veulens (te) frequent ontwormd
worden ML-resistentie van
P. equorum wijdverbreid voor
komt (15,25).

Er zijn verschillende factoren predisponerend voor de ont-
wikkeling van resistentie. De belangrijkste zijn a) het zeer
vaak behandelen met hetzelfde anthelminticum, b) alle paar-
den (tegelijk) ontwormen, vooral wanneer ze daarna naar een
schone weide worden verplaatst, en c) onderdoseren.

a) Een mooi voorbeeld dat het zeer vaak behandelen met het-
zelfde anthelminticum een rol speelt bij het ontwikkelen
van resistentie, is de onlangs vastgestelde wijd verbreide
resistentie van
Parascaris equorum tegen de ML. Op be-
drijven waar veulens zeer vaak, soms zelfs om de drie we-
ken, met ivermectine behandeld zijn, komt deze resistentie
voor, terwijl op bedrijven waar niet vaak ontwormd wordt
ivermectine nog effectief is tegen deze parasiet (15,25).

b) Wanneer alle paarden tegelijk ontwormd worden, zullen
de wormen die de behandeling overieven, en die mogelijk
resistent zijn, eieren blijven produceren. Wanneer dit ge-
combineerd wordt met het verweiden naar een schone wei,
zullen deze mogelijk resistente eieren de volgende genera-
tie vormen, dus er is een duidelijke selectie voor resisten-
tie. De selectie voor resistentie is minder groot wanneer er
refugium is (23). Hiermee wordt dat deel van de wormpo-
pulatie bedoeld dat niet in aanraking komt met het worm-
middel als de kudde ontwormd wordt. Dit zijn dus in de
eerste plaats de eieren en larven die al op de wei zijn. Bij
de Cyathostominae zijn het, wanneer met ivermectine
wordt ontwormd, echter ook de larven in het slijmvlies,
omdat dit middel, in tegenstelling tot de andere ML-moxi-
dectine, niet effectief is tegen deze stadia. Waarschijnlijk
zijn deze refugia binnen het paard dan ook de belangrijk-
ste reden waarom zeer intensief ivermectinegebruik gedu-
rende meer dan twintig jaar niet geleid heeft tot wijd ver-
spreide resistentie van de Cyathostominae tegen dit
werkingsmechanisme. Op bedrijven waar echter geduren-
de jaren alle paarden steeds om de twee maanden, of zelfs
binnen twee maanden ontwormd worden met ivermectine
is natuuriijk duidelijk toch een hoge selectiedruk voor re-
sistentie tegen de ML, ondanks het gebrek aan effectiviteit
tegen de stadia in het slijmvlies. Omdat er nu aanwijzin-
gen zijn dat problemen met resistentie van Cyathostomi-
nae tegen de ML zich beginnen te ontwikkelen verdient
het aanbeveling het blind en frequent ontwormen van hele
kuddes te herzien. Het refugium kan vergroot worden door
een deel van de volwassen paarden niet te ontwormen. Dit
betekent natuurlijk wel een groter risico op het ontstaan
van zware infecties. Daarom is het belangrijk dat paarden
die niet ontwormd worden een lage ei-uitscheiding heb-
ben. Deze paarden kunnen opgespoord worden via feces-
onderzoek. Dit hoeft niet zeer vaak uitgevoerd te worden
want de hoogte van het aantal eieren per gram feces (EPG)
is in hoge mate erfelijk en een laag EPG heeft een grote
voorspellende waarde (7,19).
c) Als de dosis van het toegediende anthelminticum te laag
is, kunnen wormen de behandeling overleven. Het is be-
langrijk het gewicht van een paard goed te schatten. Even-
tueel kan gebruik gemaakt worden van een meetlint of de
groeicurve.

900

800

700

2

600

UJ

2

500

4)

■0

400

E

300

00

200

100

0

De rol van fecesonderzoek

Fecesonderzoek zal veel vaker dan nu gebruikelijk is moeten
worden ingezet om beslissingen over wormbestrijding te on-
dersteunen. Hierbij is essentieel dat er kwantitatief feceson-
derzoek wordt gedaan met een betrouwbare techniek. Hierbij
kan de McMaster-methode gebruikt worden, maar de zelf-
doekit van FECPAK®
(www.fecpak.com) zou betere resulta-
ten geven (20). Alleen voor lintworm zijn deze methoden niet
geschikt. Hiervoor moet de feces onderzocht worden op de
aanwezigheid van proglottiden.

Een belangrijke beperking van fecesonderzoek is dat het ar-
beidsintensief en daarom duur is. Dit betekent dat momenten
waarop fecesonderzoek gedaan wordt met zorg moeten wor-
den gekozen. Tevens kan overwogen worden eventueel ge-
poolde monsters van paarden uit dezelfde leeftijdscategorie
(jaariingen, veulens, tweejarigen driejarigen, volwassen
paarden) te onderzoeken.

Fecesonderzoek kan om drie redenen gedaan worden: 1) be-
vestiging van de diagnose; 2) vaststellen of de uitscheiding
van wormeieren zo hoog is geworden dat het nodig is te ont-
wormen; 3) bevestiging van de effectiviteit van het worm-
middel.

1) Dit wordt zeer overschat. De meest belangrijke wormziek-
ten bij het paard, cyathostominose en strongylose vulgaris,
worden veroorzaakt door larvale infecties en fecesonder-
zoek voegt dus niets toe aan de diagnose, behalve eventu-
eel het vinden van grote aantallen rode larven bij cya-
thostominose. Alleen voor de diagnose van strongyloidose
(EPG
S. westeri > 2000) en eventueel van zware P equo-
rum
infecties bij veulens is kwantitatief fecesonderzoek
zinvol. Daarnaast is, bij een verdenking van lintwormin-
fecties, onderzoek van de feces op proglottiden nuttig.

2) Dit is veruit de belangrijkste reden om fecesonderzoek te
doen. Tijdstippen van fecesonderzoek, en welke dieren on-
derzocht worden, moeten goed gekozen worden. Tijdstip-
pen zijn bijvoorbeeld: Voor het naar buiten gaan of in
maart als ze het hele jaar buiten lopen; na het verstrijken
van een ERP van zes (pyrantel), acht (ivermectine) of
twaalf (moxidectine) weken; elke vier weken daarna wan-
neer op basis van het fecesonderzoek besloten wordt niet

-ocr page 61-

Het uitgangspunt hierbij moet zijn de selectiedruk voor re-
sistentie te verminderen door het gebruik van anthelminti-
ca zoveel mogelijk te beperken, zonder dat dit leidt tot ge-
vaarlijke worminfecties bij de paarden. Dit kan via
selectief gebruik van anthelmintica gecombineerd met een
correct weidemanagement, hygiënemaatregelen en feces-
onderzoek.

Situaties waarbij het waarschijnliji( niet nodig is te ontwor-
men

• Op bedrijven waar geen echte weidegang is volstaat het
toepassen van een strikte hygiëne en is ontwormen
meestal niet nodig. Onder hygiëne wordt dagelijks ver-
wijderen van de feces uit de boxen, standen en uitloop
en minstens één maal per week vervangen van het stro
en schoonmaken van de boxen of standen verstaan.

• Op bedrijven met extensieve beweiding (bijvoorbeeld
enkele paarden op een melkveebedrijf met 50 ha, die
over een groot deel van het land geweid worden) is ont-
wormen ook niet nodig.

• Omdat in de winter de ontwikkeling van de vrijlevende
stadia stil staat en de eieren zeer slecht overleven, is
preventief ontwormen tussen
september en maart niet
nodig, behalve eventueel bij veulens tegen 5.
westeri of
P. equorum. Dit geldt ook als de paarden de hele winter
buiten lopen. Uiteraard kan het wel nodig zijn om the-
rapeutisch te moeten ontwormen in deze periode. Er zal
dan steeds uit de anamnese blijken dat de wormbestrij-
ding onvoldoende is geweest.

• Als alle feces consequent tweemaal per week van de
wei verwijderd kan worden, eventueel machinaal, is
ontwormen waarschijnlijk niet of zeer beperkt nodig
(12). Het is echter verstandig dit te ondersteunen via fe-
cesonderzoek.

Situaties waar ontwormen waarschijnlijk wel nodig is
Op bedrijven met intensieve beweiding is ontwormen vrij-
wel altijd wel nodig, vooral als er veulens en jaarlingen
aanwezig zijn. Het preventief gebruik van benzimidazolen
tegen Strongylidae is, in verband met wijd verbreid voor-
komende resistentie niet aan te bevelen. Eigenlijk is dit al-
leen verantwoord als via fecesonderzoek is aangetoond dat
ze nog wel effectief zijn. Tegen andere nematoden kunnen
de benzimidazolen wel gebruikt worden.

• Doe een week voor het naar buiten gaan, of bij paarden
die het hele jaar buiten lopen begin maart, kwantitatief
fecesonderzoek van representatieve vertegenwoordi-
gers van de leeftijdscategoriën veulens, jaarlingen,
tweejarigen driejarigen en volwassen paarden. Ten
einde kosten te besparen kunnen eventueel gepoolde
monsters per leeftijdscategorie onderzocht worden,
waarbij er wel zorg voor gedragen wordt dat van elk
paard even veel feces in het gepoolde monster komt en
dat het zeer goed gemengd wordt (bijvoorbeeld in een
stomacher).

• Ontworm de leeftijdscategorie met een gemiddeld
strongylus EPG > 100 en individuele paarden met een
strongylus EPG > 200 met het middel van keuze voor
ze naar buiten gaan, of half maart als ze permanent bui-
ten lopen. Dieren waarbij
P equorum gevonden wordt,
worden ontwormd met een benzimidazole of met py-
rantel.
Zorg ervoor dat een deel van de volwassen
paarden met lage EPG\'s in ieder geval niet ont-
wormd wordt.

• Doe na het verstrijken van de ERP (zes weken voor py-
rantel, acht weken voor ivermectine en twaalf weken
voor moxidectine) na elke ontworming
in voorjaar en
zomer
opnieuw fecesonderzoek van representatieve
vertegenwoordigers van
ontwormde leeftijdscategori-
en
ten einde te bepalen of opnieuw ontwormen nodig
is.

• Bij leeftijdscategoriën/paarden die niet ontwormd zijn,
moet het fecesonderzoek na een maand worden her-
haald. Hierbij gelden dezelfde criteria als bij punt 2 of
dieren ontwormd worden of niet. Bij paarden waarvan
door eerder fecesonderzoek bekend is dat ze altijd zeer
weinig eieren in de feces uitscheiden is dit herhaalde
fecesonderzoek niet nodig.

• Gebruik zo mogelijk weidehygiëne (tweemaal per week
feces verwijderen) of evasieve beweiding (elke twee tot
drie weken risicopaarden verweiden naar een veilige
wei). Dit is een wei waar dat weideseizoen nog niet eer-
der paarden hebben gelopen. Ook als het, zoals op bijna
alle intensieve bedrijven, niet mogelijk is evasieve be-
weiding het hele weideseizoen vol te houden, scheelt
het als zware infecties kunnen worden uitgesteld.

• Voor veulens zijn aparte aanbevelingen nodig tegen S.
westeri
en P. equorum. Dit houdt dus voornamelijk hy-
giënische maatregelen in en, voor
P. equorum, het zo-
veel mogelijk mijden van weiden waar vorig jaar be-
smette veulens of andere paarden gelopen hebben.
Verder kan via regelmatig fecesonderzoek van veulens
beneden de zes maanden, te beginnen circa veertien da-
gen na de partus
(S. westeri) of boven de vier maanden
(P equorum) worden nagegaan of ontwormen zinvol is
(S. westeri EPG > 2000; P. equorum eieren aanwezig).
Bedenk dat het zeer frequent blind behandelen met
ivermectine van veulens geleid heeft tot de problemen
met ML-resistentie van
P. equorum.

• Overweeg het doen van een FECRT wanneer een groep
paarden voor de tweede keer ontwormd moet worden,
vooral wanneer het EPG onverwacht hoog is. Zorg dan
wel voor een individuele vergelijking van het EPG van
paarden op het moment van ontwormen en veertien da-
gen later.

• Bij alle dieren die nieuw op het bedrijf komen, wordt
een FECRT gedaan voor ze toegevoegd worden aan de
dieren op de wei.

Uiteraard zijn bovengenoemde maatregelen vooral rele-
vant voor grote intensieve bedrijven met veel risicopaar-
den. Dit zijn overigens juist de bedrijven waar resistentie
van de cyathostominae tegen de ML het eerst zal gaan op-
treden. Implementatie van deze maatregelen op bedrijven
met één of enkele paarden op een klein weitje is lastig. De
dierenarts zal daarbij vooral zijn gezonde verstand moeten
gebruiken, waarbij de mate van risico (zijn er jonge paar-
den) moet worden ingeschat.

-ocr page 62-

te ontwormen. Het is verstandig de uitslagen van het fe-
cesonderzoek per leeftijdsgroep (veulenjaarlingen, twee-
en driejarigen, volwassen paarden) apart te beoordelen.
Bij veulens zijn de aantallen
S. westen en P. equorum eie-
ren ook belangrijk als criterium of eventueel ontwormd
moet worden (en ook waarmee). De jaariingen dienen
vooral als indicator voor het verloop van de infecties. Ver-
der is het verstandig vast te stellen bij welke volwassen
paarden het EPG steeds zeer laag blijft. Deze paarden hoe-
ven dan niet meer ontwormd te worden en ook zal feces-
onderzoek niet vaak meer nodig zijn (7, 8, 19). Ten einde
kosten te besparen kan het onderzoek gedaan worden aan
gepoolde monsters per leeftijdscategorie (bijvoorbeeld
vijf representatieve dieren per categorie, mits aanwezig).
Dit dient natuurlijk wel overlegd te worden met de paarde-
neigenaar.

3) Periodiek, bijvoorbeeld jaarlijks, zou bevestigd moeten
worden via een Faecal Egg Count Reduction Test (FE-
CRT) of het gebruikte wormmiddel nog effectief is. Hier-
toe wordt op het moment van ontwormen en twee weken
later feces verzameld van dezelfde paarden (bij voorkeur n
= 15) en wordt met de McMaster-methode de afname van
het EPG beoordeeld. Het is verstandig om deze excercitie
niet bij de eerste behandeling in een weideseizoen te doen
omdat gebleken is dat deze eerste behandeling veel effec-
tiever kan zijn dan latere behandelingen (10). Een onder-
drukking van het EPG > 95 procent is dan een indicatie
dat het middel nog goed effectief is (5). Hierbij dient wel
opgemerkt te worden dat veertien dagen na een behande-
ling met een ML in het algemeen helemaal geen eieren
van het strongylus-type meer gevonden zouden moeten
worden terwijl voor pyrantelbehandelingen een iets lagere
effectiviteit dan 95 procent niet per se een indicatie voor
resistentie is. Een verkorting van de ERP is de eerste indi-
catie voor ontwikkeling van resistentie. Het vinden van
onverwacht hoge EPG\'s bij fecesonderzoek rond de ERP
is een belangrijke indicatie een FECRT te gaan doen.
Resumerend is de rol van fecesonderzoek ten behoeve van
aanvullende diagnostiek dus zeer beperkt. Daarentegen is er
een belangrijke rol voor fecesonderzoek bij het verlagen van
de selectiedruk voor anthelminticum-resistentie door het on-
dersteunen van selectieve behandeling van alleen die paarden
die hoge aantallen wormeieren in de feces uitscheiden. In Ne-
deriand wordt dit nog weinig toegepast maar in de UK (8),
Zuid Afrika (14, 16) en Denemarken (18) is dit zeer ingebur-
gerd. In Denemarken wordt dit zelfs op 97 procent van de op
een enquete reflecterende dierenartspraktijken (51 procent
reflecteerde) standaard gedaan, waarvan de helft ook feces-
kweken doet om de eventuele aanwezigheid van
S. vulgaris
vast te stellen (18). Verder is fecesonderzoek belangrijk om
vast te stellen of de gebruikte middelen nog effectief zijn.
Een FECRT wordt in Denemarken door 11 procent van de re-
flecterende dierenartspraktijken zelf uitgevoerd (18).

Literatuur

1. Boersema JH, Borgsteede FHM, Eysker M, Elema TE, Gaasenbeek CP
and van den Burg WR The prevalence of anthelmintic resistance of
horse strongyles in The Netherlands. Vet Quart 1991; 13: 209-217.

2. Boersema JH, Eysker M, Maas J and Aar WM van der Comparison of
the reappearance of strongyle eggs in foals, yearlings and adult horses
after treatment with ivermectin or pyrantel. Vet Quart 1996; 18: 7-9.

3. Boersema JH, Eysker M and Nas JW. Apparent resistance of Parasca-
ris equorum
to macrocyclic lactones. Vet Rec 2002; 150: 279-281.

4. Borgsteede FHM and Beek G van. Data on the prevalence of tapeworm
infestations in horses in the Netherlands. Vet Quart 1996; 18: 110-112.

5. Coles GC, Jackson E Pomroy WE, Prichard RK, von Samson Him-
melstjema G, Silvestre A, Taylor MA and Vercruysse J. The detection
of anthelmintic resistance in nematodes of veterinary importance. Vet
Parasitol 2006; 136: 167-185

6. Comer KC. Hillyer MH and Coles GC. Anthelmintic use and resistance
on thoroughbred training yards in the UK. Vet Rec 2006; 158: 596-598.

7. Döpfer D, Kerssens CM, Meijer YG, Boersema JH and Eysker M.
Shedding consistency of strongyle-type eggs in Dutch boarding horses.
Vet Parasitol 2004; 124: 249-258.

8. Duncan JL and Love S. Preliminary observations on an alternative stra-
tegy for the control of horse strongyles. Equine Vet J 1991; 23: 226-
228.

9. Eysker M, Jansen J and Mirck MH. Inhibited development of Cya-
thostominae in the horse in the early third stage. Res Vet Sci 1984; 37:
355-356.

10. Eysker M, Boersema JH, Kooyman FNJ and Berghen P Possible oc-
currence of albendazole resistance of small strongyles of female Shet-
land ponies in the Netherlands. Am J Vet Res 1988; 45: 178-182.

11. Hcam FPD and Peregrine AS. Identification of foals infected with Pa-
rascaris equorum apparently resistant to ivermectin. J Am Vet Med Ass
2003; 223: 482-485.

12. Herd RR Epidemiology and control of equine strongylosis at Newmar-
ket EqVetJ 1986; 18:447-452.

13. Kaplan RM, Klei TR, Lyons ET, Lester G, Courtney CH, French DD,
Tolliver SC, Vidyashankar AN and Zhao Y. Prevalence of anthelmintic
resistant cyathostomes on horse farms. J Am Vet Med Assoc 2004; 225:
903-910.

14. Krecek RC, Guthrie AJ, Nieuwenhuizen L van. Booth LM and Nieu-
wenhuizen LC van. A comparison of conventional and selective antipa-
rasitic treatments on nematode parasites of horses from two manage-
ment schemes. J South Afr Vet Assoc 1994; 65:97-100.

15. Lems Sandra. Onderzoek naar de gevoeligheid van Parascaris equo-
rum
voor ivermectine in Zuid-Nederland. Verslag Wetenschappelijke
Stage, Faculteit der Diergeneeskunde, UU. 2006; 71 pp.

16. Matthee S and McGeoch MA. Helminths in horses: use of selective
treatment for the control of strongyles. J South Afr Vet Assoc 2004; 75:
129-136.

17. Netherwood T, Wood JN, Towsend HCG, Mumford JA and Chanter N.
Foal diarrhea between 1991 and 1994 in the United Kingdom associa-
ted with
Clostridium perfringens, rotavirus, Sttvngyhides westeri and
Cryptosporidium spp. Epidctniol Infect 1996; 117: 375-383.

18. Nielsen MK, Monrad J and Olsen SN. Prescription-only anthelmintics
- A questionnaire survey of strategies for surveillance and control of
equine strongyles in Denmark. Vet Parasitol 2006; 135; 47-55.

19. Nielsen MK, Haaning N and Olsen SN. Strongyle egg shedding con-
cistency in horses on farms using selective therapy in Denmark. Vet Pa-
rasitol 2006; 135:333-335.

20. Presland SL, Morgan ER and Coles GC. Counting nematode eggs in
equine faecal samples. Vet Rec 2005; 156: 208-210.

21. Proudman CJ, French NP and Trees AJ. Tapeworm infection is a signi-
ficant risk factor for spasmodic colic and ileal impaction colic in the
horse. Equine Vet J 2003; 30: 194-199.

22. Trawford AF, Burden F and Hodgkinson J. Suspected moxidectin resi-
stance in cyathostomes in two donkey herds at the donkey sanctuary
UK. Proc 20"\' Int Conf WAAVP, Christchurch New Zealand, October
2005.

23. Van Wyk JA. Refugia - overlooked as perhaps the most potent factor
concerning the development of anthelmintic resistance. Onderstepoort
J Vet Res 2001;68:57-66.

24. Von Samson Himmelstjerna G, Fritzen B, SchniederT and Epe C. Sus-
pected ivermectin resistance in small strongyles from the horse. Proc
20"\' Int Conf WAAVP, Christchurch New Zealand, October 2005. Abstr
M7.I

25. Weteling Annemieke. Survey naar de gevoeligheid van Parascaris
equorum voor ivermectine in Noord Nederland. Verslag Wetenschap-
pelijke Stage, Faculteit der Diergeneeskunde UU. 2006; 63 pp

-ocr page 63-

Niemand vindt het gek dat een dieren-
arts van dieren houdt, en zelf dieren
heeft. En hoewel het verhaal de ronde
doet dat dierenartsen altijd tweede-
hands dieren hebben, zijn er heus ook
dierenartsen die hun eigen dieren bij
een fokker kopen. Of zelfs zelf fokken.
Maar ja, als je dan de gefokte dieren
weer aan je cliënten verkoopt, kom je
op glad ijs. Beschouw je de nieuwe eigenaar als koper of als
cliënt? En als je dat dier medicijnen geeft, ben je dan nog ver-
plicht om een patiëntenkaart bij te houden, of hoeft dat niet
voor je eigen fokproducten?

Roosje is niet zo fleurig

Er is bijna niets leuicers dan een jong katje in
huis, en als je dan van je dierenarts een kit-
ten kan krijgen, zeg je natuurlijk geen
nee. De poezenliefhebster in kwes-
tie is weliswaar dol op haar eigen
kater Teun, maar eentje erbij is
toch wel erg leuk. ffet pas-
poort klopt niet helemaal,
maar van een dierenarts zal
het wel goed zijn, toch? Ze
gaat hoopvol naar huis
met haar nieuwe aanwinst
Roosje, maar twee dagen
later is het katje een hoop-
je zieke ellende. De die-
renarts/fokker adviseert
haar om Roosje dan maar
terug te brengen dan kan ze
haar zelf onderzoeken. Han-
dig toch? De dierenarts denkt
aan een salmonella-vergiftiging
die met een Synulox-kuurtje wel
te verhelpen moet zijn en na drie da-
gen gezelligheid tussen de andere katten
in de kliniek mag het beestje weer mee. Vijf
dagen later is het echter weer mis; het kitten hoest,
proest, snottert en heeft ernstige diarree. Weer vier dagen in
de kliniek van de dierenarts annex fokker helpen heel even,
maar toch niet goed genoeg.

Beschimmeld

Roosje wordt niet beter, maar dat is niet alles. Ook Teun be-
gint te kwakkelen; korstjes op de huid, malaise, jeuk... en
alsof dat nog niet genoeg is, krijgen haar kinderen ook al last.
Het lijkt de eigenaresse verstandig om maar eens een andere
dierenarts op te zoeken, eentje die geen katten fokt. Deze die-
renarts stelt vast dat Roosje last heeft van verkoudheid, pus
uit beide ogen, diarree, kale plekken en korstjes. Hij begint
maar eens met een schimmelkweek, en ja hoor: Roosje heeft
een pittige schimmelinfectie! De eigenaresse is niet bijzonder
verrast, want zijzelf, haar kinderen en vriendjes van haar kin-
deren worden inmiddels al behandeld voor en schimmelin-
fectie, en Teun is heel erg ziek.

Veterinair
tuchtrecht

Dubbelspel

Tekst: laira Boissewain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Ondanks of dankzij?

De kinderen en de eigenaresse genezen, maar Teun is niet op-
gewassen tegen de infectie, en moet uiteindelijk inslapen. Dat
is voor de eigenaresse de druppel; een ziek kitten meekrijgen
van een dierenarts is al geen pretje maar na dit drama stapt ze
naar het Tuchtcollege om te klagen. De dierenarts geeft rui-
terlijk toe dat de schimmelinfectie uit haar praktijk komt; tij-
dens de opname heeft Roosje gezellig bij twee andere jonge
katten gezeten, waarvan een week later bleek dat
ze schimmel hadden. De eigenaresse van
Roosje daarover bellen? Nee, daar heeft
ze geen seconde aan gedacht. Even-
min aan het correct invullen van
een paspoort en ook niet aan het
bijhouden van een patiënten-
kaart. Roosje was eigenlijk
geen patiënt maar een eigen
fokproduct, en het was ge-
woon fokkersservice dat ze
het dier heeft opgenomen
en medicijnen heeft toege-
diend. Dan zijn al die pa-
pieren toch niet nodig?

Verplicht ingelicht

Het Tuchtcollege is niet erg
te spreken over de dubbelrol
van de dierenarts. Haar praktijk
en haar kattenfokkerij zijn duide-
lijk te veel met elkaar verweven en
dat geeft aanleiding tot problemen en
misverstanden. Zodra Roosje aan de
nieuwe eigenaar was overgedragen, had ze
een patiëntenverslag moeten maken en het paspoort
correct moeten invullen. Net zo erg of nog erger is dat Roosje
in haar praktijk een schimmelinfectie heeft opgelopen met
zeer ingrijpende gevolgen, en dat de dierenarts na de diagno-
se bij de andere katten de eigenaresse niet heeft gewaar-
schuwd. Een schimmelinfectie is een zoönose en in dat geval
rust op de dierenarts de verplichting om de eigenaar van het
geïnfecteerde dier in te lichten. Een waarschuwing is te wei-
nig, helemaal nu deze dierenarts een paar jaar eerder ook al
werd veroordeeld voor veterinaire onjuistheden, en de dieren-
arts krijgt een berisping. Multitasken is niet voor iedereen
weggelegd...

-ocr page 64-

Hugo de Groot

Houders van hobbypluimvee en
commercieel gehouden buitenuit-
loopklppen kunnen gedurende één
jaar (1 augustus 2006 tot 31 juli
2007) hun pluimvee laten vaccine-
ren tegen aviaire influenza (AI).
Het ministerie van Landbouw, Na-
tuur en Voedselkwaliteit (LNV)
heeft daarvoor op 4 juli jongsleden
toestemming gekregen van de Europese Commissie (EC).
Een aantal knelpunten uit de eerste vaccinatieperiode
wordt opgelost in de nieuwe ministeriële regeling.
KNMvD-leden worden middels een nieuws-e-mail en de
KNMvD-website van de laatste stand van zaken op de
hoogte gesteld. De geldende Al-vaccinatieregels zijn te
vinden op de website van het ministerie van LNV (
wwh\'.
minlnv.nl) onder \'dossier vogelgriep\'.

Knelpunten

Toen Nederland op 24 februari 2006 van de EC toestemming
kreeg om pluimvee preventief tegen hoogpathogene aviaire
influenza H5N1 te vaccineren (beschikking 2006/147/EG)
waren de verwachtingen voor een succesvolle campagne
hooggespannen. Vaccinatie is een alternatief voor afscher-
men en een van de manieren om het risico op besmetting en
verspreiding van vogelgriep tegen te gaan. Uiteindelijk zijn
tijdens de eerste vaccinatieperiode door 238 dierenartsen-
praktijken op 1083 adressen hobbymatig gehouden kippen,
kalkoenen, eenden en ganzen gevaccineerd. Vijf commercië-
le pluimveebedrijven maakten gebruik van de mogelijkheid
om de biologische legkippen of legkippen met vrije uitloop te
vaccineren.

De eerste vaccinatiecampagne kende een aantal knelpunten.
De Europese beschikking en een aantal nationale maatrege-
len beperkten de interesse bij (hobby)pluimveehouders om
gebruik te maken van de mogelijkheid de dieren te laten vac-
cineren. Met name de beperkingen voor de verplaatsing van
gevaccineerde dieren en de onzekerheid of de dieren bij een
uitbraak worden geruimd, weerhield geïnteresseerden. Een
aantal belangenorganisaties zag in de beklemmende regelge-
ving aanleiding de campagne te boycotten. Voor de commer-
ciële pluimveehouders kwam de terughoudendheid voort uit
de onzekerheid van de afzet van tafeleieren en vleesproduc-
ten. De logistieke problemen (levering van vaccin en de poot-
ringen) en de administratieve lasten leverden voor dierenart-
senpraktijken de nodige opstartproblemen op. Zo moesten
onder andere afspraken met pluimveehouders worden ver-
plaatst en lieten geïnteresseerde pluimveehouders het uitein-
delijk afweten. Toen op 1 mei 2006 het pluimvee weer naar
buiten mocht nam het aantal eerste vaccinaties sterk af
Nederiand moest zich in het Permanent Comité voor de voed-
selketen en de diergezondheid maandelijks verantwoorden.
De knelpunten zijn door het ministerie van LNV tijdens en na
de campagne met verschillende organisaties, waaronder de

Verslag

Tweede ronde vrijwillige vaccinatie Al voor pluimvee start in
augustus 2006

KNMvD, geëvalueerd. De suggesties en opmerkingen vorm-
de de basis voor het nieuw voorstel dat in Brussel is inge-
diend. Voor verdere versoepeling van de regeling zijn de uit-
slagen van het bloedonderzoek van de verplichte monitoring
na vaccinatie van groot belang. De eerste inzendingen zijn in
week 26 door praktiserend dierenartsen ingestuurd naar GD
en bij het Centraal Instituut voor Dierziekte Controle onder-
zocht. De dierenarts maakt voor de bloedafname zelf een af-
spraak met de pluimveehouder en ontvangt daarvoor geen
opdracht van GD. De EC zal de maatregelen opnieuw bezien
in het licht van de ontwikkeling van de epidemiologische
situatie en nieuwe informatie die beschikbaar komt. Het
spoedig uitvoeren van de monitoring van de eerste vaccina-
tieperiode is daarbij van belang.

Nieuwe regeling

In de nieuwe regeling zijn diverse knelpunten weggenomen.
Zo worden bij een uitbraak gevaccineerde dieren niet gedood
als er geen duidelijke veterinaire reden voor bestaat. De ko-
mende periode kunnen niet alleen kippen, kalkoenen, ganzen
en eenden worden gevaccineerd maar alle families die beho-
ren tot de orde Galliformes en Anseriformes. De orde Galli-
formes (hoendervogels) omvat de volgende families: groot-
poothoenders
(Megapodiidae); sjakohoenders en hokko\'s
(Cracidae); kalkoenen (Meleagrididae); ruigpoothoenders
(Tetraonidae); (tand)kwartels, patrijzen, fazanten en pauwen
(Phasianidae) en parelhoenders
{Numididae). De orde Anse-
riformes (eendvogels) omvat twee families: Anatidae (zwa-
nen, ganzen en eenden) en de minder bekende familie Anhi-
midae (hoenderkoeten). De beide families omvatten meer
dan 140 soorten.

De EC heeft criteria bepaald waaraan de toegepaste vaccins
moeten voldoen. Een aantal vaccins voldoet aan de gestelde
criteria. In de nieuwe regeling mogen dieren onder voorwaar-
den (laagrisicoperiode) naar de dierenarts worden gebracht
om ze daar te vaccineren en de gevaccineerde dieren mogen
na vaccinatie naar tentoonstellingen. Er is ook een mogelijk-
heid om bijvoorbeeld een vleugelmerk te gebruiken in plaats
van de nu voorgeschreven pootring. De overheid besluit wel-
ke vleugelmerken worden toegelaten.
Voor de commerciële pluimveehouderij mogen kippen onder
toezicht van een dierenarts worden gevaccineerd. Tafeleieren
van gevaccineerde kippen mogen voorzien van een speciaal
stempel op de Europese markt worden afgezet.

Blijvende EU-voorwaarden

De EC handhaaft diverse voorwaarden. Zo mogen er geen ge-
vaccineerde levende kippen over de grens worden gebracht.
Gevaccineerd pluimvee moet in Nederland worden geslacht.
Vlees van gevaccineerde dieren mag wel geëxporteerd wor-
den. De EU-verplichting voor de monitoring blijft, al vervalt
de monitoring bij eerste vaccinatie (nulmeting). De vaccina-
tiecampagne moet naar de EU worden verantwoord. Daarbij
zal met name de aandacht uitgaan naar de sancties die bij

-ocr page 65-

overtreding van de beschikking worden opgelegd. Nederland
moet alle nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat
die sancties worden toegepast. Volgens de beschikking moe-
ten de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De tvi/eede vaccinatieperiode biedt nieuwe kansen

Naar verwachting wordt dit najaar wederom de afscherm-
plicht voor al het niet-gevaccineerde pluimvee ingesteld.

(Hobby)pluimveehouders kunnen op basis van de nieuwe re-
gelgeving een heroverweging maken en besluiten de dieren
preventief te laten vaccineren.

Drs. SJ. (Hugo) de Groot is senior beleidsmedewerker ve-
terinaire zaken bij de KNMvD

Dierenartspraktijken belangrijk voor moderne
roodvleeskeuring

De nieuwe Europese hygiënewetgeving biedt de moge-
lijkheid om ketenkeuring toe te passen bij vleesvar-
kens. Een pilot bij vleesconcem Vion is positief uitge-
vallen. Gegevens over gezondheid en medicatie van
vleesvarkens spelen in de nieuwe systematiek een gro-
te rol.

Bij de zogenaamde ketenkeuring blijven insnijdings-
handelingen achterwege en wordt de keuringsbeslis-
sing genomen op basis van een visuele inspectie van
het dier gekoppeld aan veterinaire informatie van die-
renarts en veehouder. Met name het leveren van deze
\'voedselketen-informatie\' is nieuw. Naarmate meer
slachthuizen op deze nieuwe keuringsmethode over-
gaan, zal meer gewicht worden toegekend aan gege-
vens van praktiserende dierenartsen.
De nieuwe Europese hygiënewetgeving voor levens-
middelen en diervoeders legt meer nog dan voorheen
de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid bij
de producent en stelt daarnaast hoge eisen aan de tra-
ceerbaarheid van levensmiddelen door de voedselke-
ten. De ketenkeuring zoals die door de VWA en Vion
is beproefd, is een aanpassing van de bestaande rood-
vleeskeuring aan deze nieuwe productievereisten.
De centrale vraag voor de VWA bij de proef bij de var-
kenslachterij van Vion in Helmond was: waarborgt de
nieuwe systematiek hetzelfde voedselveiligheidsni-
veau als de bestaande keuringssystematiek? Anders
gezegd: missen we niet te veel als we het insnijden van
het hart en de lymfknopen in de kop achterwege laten?
Daarnaast speelde een meer uitvoeringstechnische
vraag: wat voor keteninformatie is er nodig als aanvul-
ling op de visuele inspectie om een goede keuringsbe-
slissing te nemen?

In de Vion-slachterij in Helmond zijn gedurende een
aantal weken de twee keuringssystematieken naast el-
kaar toegepast. De keuringsresultaten zijn vergeleken
met onder andere keuringsresultaten uit het verleden.
Hoewel er plussen en minnen te onderscheiden waren
op de diverse voedselveiligheidsaspecten, bleek uit het
onderzoek in Helmond dat ketenkeuring, in zijn geheel
genomen, minimaal hetzelfde voedselveiligheidsni-
veau biedt als de bestaande systematiek. Een duidelij-
ke plus was te halen uit de veterinaire informatie van
dierenarts en veehouder. Door een gerichte screening
bleek ketenkeuring veel makkelijker te leiden tot het
signaleren van bijvoorbeeld residuen van antibiotica.
Daarnaast toonde de proef aan dat het achterwege la-
ten van het insnijden van de mandibulaire lymfknopen
in de kop tot minder salmonellabesmetting leidt in var-
kensvlees.

H

HH

W
H

O

H

W

w

H-1

m

Q

W

Kleine minnen of vraagtekens werden geplaatst bij het
onderkennen van endocarditis en de aanwezigheid van
Rhodococcus equi of Mycobacterium avium. Endocar-
ditis komt echter heel weinig voor (0,0034% tijdens
het onderzoek). Ook blijkt het agens niet in alle geval-
len sterk pathogeen te zijn.
Rhodococcus equi, die bij
mensen met een gebrekkige afweer (zoals AIDS-pa-
tienten) een fatale afloop tot gevolg kan hebben, en
Mycobacterium avium blijken ook met insnijden van
lymfknopen niet altijd goed aan te tonen. Daarnaast
blijkt Mycobacterium via serologisch onderzoek al in
de boerderij fase te onderkennen zodat de risico\'s al
vóór de slachtfase in beeld kunnen zijn.
De VWA heefl na het onderzoek vastgesteld dat keten-
keuring past binnen de kaders van de nieuwe Europese
wetgeving en de huidige methodiek van vleeskeuring
bij vleesvarkens kan vervangen. In oktober 2006 zal de
VWA geïnteresseerde lidstaten van de Europese Unie
uitnodigen om kennis te nemen van de Nederlandse
ervaringen.

Vion Food Group is van plan de ketenkeuring in de
overige vestigingen in Nederland door te voeren. Ook
andere slachthuizen hebben te kennen gegeven inte-
resse te hebben. Tot welke consequenties dat zal leiden
voor het werk van de praktiserende dierenartsen is nu
nog niet te zeggen, maar dat het werk van praktiseren-
de dierenartsen meer gewicht krijgt in de voedselvei-
ligheid van Nederland, lijkt zeker.

-ocr page 66-

Eelco Ronteltap en Martijn Weijtens

De periode van dreiging van varkenspest vanuit Duits-
land is gelukkig voorbij en alle beperkende maatregelen
zijn opgeheven. Dit is een goed moment om terug te blik-
ken op de gebeurtenissen van de afgelopen maanden en
stil te staan bij enkele punten die aangeroerd werden
door collega René Ikink in een interview in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde (deel 131, afl. 12).

Klassieke Varkenspest in Duitsland, de feiten

In de periode van 3 maart 2006 tot en met 9 mei 2006 zijn er
in totaal acht uitbraken van Klassieke Var-
kenspest (KVP) in de Duitse deelstaat Noor-
drijn-Westfalen vastgesteld. De eerste uit-
braken deden zich voor in het plaatsje
Haltern, ongeveer dertig kilometer van de
grens met Nederland. De laatste uitbraak
werd op 9 mei gemeld. Het was deze uit-
braak die ervoor zorgde dat een deel van het
zogenaamde toezichtsgebied (tienkilometer-
zone) op Nederlands grondgebied kwam te
liggen. Dit gebiedje lag ter hoogte van Win-
terswijk. Naast dit toezichtsgebied werd
toen tevens een buffergebied in Nederland
ingesteld, dat een groot deel van de Achter-
hoek besloeg.

De grensstreek

De varkenshouderij in de grensstreek met
Duitsland is sterk verweven met de varkens-
houderij aan de andere zijde van de grens.
Er zijn veel varkenshouders met vestigingen
aan beide kanten van de grens. Ook dieren-
artsen zijn actief aan beide kanten van de
grens. René Ikink is dierenarts in het grens-
gebied en vertelt in bovengenoemd inter-
view in het Tijdschrift voor Diergeneeskun-
de over zijn ervaringen tijdens de afgelopen
periode van varkenspest in Duitsland. Ge-
zien het karakter van de grensstreek is het
onvermijdelijk dat mensen die actief zijn in
de varkenssector te maken kregen met maat-
regelen aan beide kanten van de grens. Ook
René Ikink geeft in het interview aan dat hij
geconfronteerd werd met verschillen in re-
gelgeving tussen beide landen.

De Europese wetgevingssystematiek ach-
ter dierziektebestrijding

De bestrijding van een aantal dierziekten is
in Europese regelgeving vastgelegd. Voor de
bestrijding van Klassieke Varkenspest geldt richtlijn
2001/89/EG, van 23 oktober 2001, betreffende maatregelen
van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkens-
pest. Een lidstaat moet zich aan deze richtlijn houden en mi-
nimaal doen wat er in de richtlijn staat. Het Nederlandse be-
leidsdraaiboek KVP voldoet dan ook aan de maatregelen
genoemd in de richtlijn.

Varkenspest in Duitsland, een terugblik

De richtlijn laat echter op bepaalde punten ruimte voor inter-
pretatie. Ook geeft de richtlijn soms een keuzemogelijkheid.
Een voorbeeld hiervan is het al dan niet inzetten van nood-
vaccinatie bij de bestrijding van een KVP-uitbraak. Lidstaten
zijn niet verplicht noodvaccinatie toe te passen maar mogen
dit onder bepaalde voorwaarden wel. Ten slotte mag een lid-
staat ook verdergaande maatregelen nemen dan die in de
richtlijn verplicht gesteld worden. Daarmee hebben de lidsta-
ten dus de mogelijkheid om, in elk geval tot op zekere hoogte,
het bestrijdingsbeleid af te stemmen op de eigen specifieke

omstandigheden. Dit kan ertoe leiden dat in de praktijk som-
mige maatregelen verschillend zijn, terwijl ze toch allemaal
op dezelfde richtlijn zijn gebaseerd.

Naast de richtlijn voor KVP-bestrijding heeft de Europese
Commissie (Cie) ook de mogelijkheid om beschikkingen aan
te nemen die specifiek tot een lidstaat zijn gericht. Bij een uit-
braak in een lidstaat zal de Europese Commissie bijna altijd

-ocr page 67-

een of meer beschikkingen aannemen. In een dergeHjke be-
schikking zijn de specifieke maatregelen en voorwaarden
voor, opkoop, vaccinatie of afbouw van maatregelen etcetera
voor dat land en die situatie vastgelegd. Dit is van belang,
omdat de maatregelen die een lidstaat neemt, het handelsver-
keer tussen lidstaten kunnen beperken, of een risico kunnen
vormen voor uitbraken in andere lidstaten. Daarnaast is het
door vastlegging in een beschikking voor alle lidstaten duide-
lijk wat de situatie in de betreffende lidstaat is en welke maat-
regelen daar gelden.

Een beschikking van de Cie wordt altijd eerst voorgelegd aan
het Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezond-
heid (SCoFCAH) in Brussel. In het Comité, waar afgevaar-
digden van alle lidstaten zitting in nemen, kan over de inhoud
worden gediscussieerd en uiteindelijk worden gestemd.
De inhoud van de beschikking is gebaseerd op de richtlijn.
Als een lidstaat zelf voldoende initiatief neemt en voldoende
maatregelen neemt, zal de Cie weinig of geen extra maatre-
gelen opleggen via een beschikking, maar ten hoogste be-
paalde nationale maatregelen vastleggen.
Na het vaststellen van de eerste uitbraken in Noordrijn-West-
falen nam deze deelstaat (in Duitsland is de deelstaat daartoe
bevoegd) aanvankelijk vrij beperkte maatregelen in de ogen
van de Cie. Dit leidde er toe dat de Cie, met instemming van
het SCoFCAH, Duitsland dwong alsnog veel verdergaande
maatregelen door te laten voeren in de deelstaat Noordrijn-
Westfalen. Een voorbeeld van een bepaling die de Commis-
sie via een beschikking oplegde aan Duitsland is de verplich-
ting tot het uitvoeren van bloedonderzoek op KVP bij het
inzetten van een koppelbehandeling.

Nederlands beleid

De algemene benadering in Nederland van een dierziektecri-
sis (MKZ, KVP of AI) lijkt toch iets anders dan in Duitsland.
Mede door de ervaringen van de laatste tien jaar, zullen de
eerste maatregelen bij een uitbraak in Nederland altijd voor
een groot gebied gelden. De eerste drie dagen is er zelfs voor
heel Nederland een zogeheten \'standstill\' van kracht. Ook de
export zal stilgelegd worden. Het is voor ons land immers van
groot belang het vertrouwen van de handelspartners te be-
houden en dus te laten zien dat wij geen onverantwoorde risi-
co\'s bij de export nemen.

Afhankelijk van de bevindingen en later de voortgang bij de
bestrijding zal het gebied waarvoor maatregelen gelden in
omvang teruggebracht worden. Het gebied met de strengste
maatregelen wordt in eerste instantie teruggebracht tot het
besmette compartiment (dat bestaat uit een aantal deelcom-
partimenten) en uiteindelijk mogelijk tot één deelcomparti-
ment (zie afbeelding op pagina 534 voor de indeling van de
compartimenten).

Deze algemene benadering geldt ook voor KVP Door onze
ervaring met de varkenspestuitbraak in 1997 en de economi-
sche en maatschappelijke gevolgen daarvan, zal Nederland
bij een uitbraak van KVP altijd beginnen met strenge maatre-
gelen. De maatregelen kunnen later, als de situatie het toelaat,
worden versoepeld. We kiezen dus voor een benadering waar-
bij \'groot\' wordt begonnen en daarna wordt \'verkleind\' en
waarbij we ook streng beginnen en daarna versoepelen. Hier-
bij wegen de adviezen van onze recent ingestelde groep van
deskundigen zwaar.

Al langere tijd is er in Nederland ook veel aandacht voor de
\'early warning\', bedoeld om eventuele insleep van het virus
zo snel mogelijk te ontdekken. Een belangrijke \'tooi\' hier-
voor is de eis tot het inzenden van bloedmonsters voor labo-
ratoriumonderzoek bij het inzetten van een koppelbehande-
ling. Tijdens de afgelopen dreiging is deze maatregel verder
verfijn^ door het invoeren van de PCR-test bij het onderzoek
van het bloed bij het CIDC. Als er ook maar enige twijfel is
over een mogelijke besmetting met KVP, kan dit zo effectief
worden uitgesloten.

Op de website van het ministerie van LNV (www.minlnv.nl/
varkenspest)
is meer informatie te vinden over varkenspest,
hier staat tevens een link naar het concept-beleidsdraaiboek
KVP

Handhaving

Zoals hiervoor uiteengezet is er een aantal redenen waarom
er, ondanks het bestaan van één richtlijn, toch verschillen
kunnen voorkomen in de regelgeving omtrent dierziektebe-
strijding in de lidstaten. Ook handhaving van de regelgeving
kan een factor zijn die meespeelt in de beleving van maatre-
gelen in de praktijk. Duitsland en Nederland hebben de hand-
having niet op gelijke wijze geïmplementeerd. Waar in Duits-
land de politie primair verantwoordelijk is voor de
handhaving van overheidsmaatregelen op het gebied van
dierziekten, kennen wij in Nederland de Algemene Inspectie-
dienst (AID). De AID is een gespecialiseerde dienst die in
opdracht van het ministerie van LNV het grootste deel van de
handhaving voor haar rekening neemt. De AID is een dienst
die centraal wordt aangestuurd en die al heel veel ervaring
heefl opgedaan met het handhaven van maatregelen tijdens
dierziektecrises. Het is denkbaar dat de handhaving door de
AID, ogenschijnlijk of daadwerkelijk heef^ gezorgd voor in
de praktijk waargenomen verschillen met Duitsland.

Nationale maatregelen

Een lidstaat kan ook nationale maatregelen nemen, die niet
op de richtlijn gebaseerd zijn. Een mooi voorbeeld hiervan is
het instellen van het buffergebied in de Achterhoek. Dit be-
trof een puur preventieve maatregel. In eerste instantie waren
de maatregelen in het buffergebied niet van toepassing op de
export van varkens. Dit gaf verwarring en werd als onlogisch
ervaren, zoals René Ikink in zijn interview aangeeft. Bij het
instellen van het buffergebied hield Nederland echter reke-
ning met het feit dat een nationale preventieve maatregel in
Europees verband niet handelsbeperkend mag werken. Door-
dat al snel onze buurlanden vroegen om dezelfde maatrege-
len te nemen voor de varkens die zij importeerden, ontstond
een mogelijkheid dit bij de Cie aan te kaarten. Daarop heeft
het ministerie van LNV bij de Cie aangegeven dezelfde maat-
regelen voor intracommunautaire handel toe te willen passen.
Na toestemming van de Cie heeft het ministerie van LNV de
regelgeving voor het buffergebied aangepast.
Wij hopen met het bovenstaande meer inzicht gegeven te
hebben in de achtergronden van het Nederlandse beleid en
verder verduidelijkt te hebben waarom nog niet alle maatre-
gelen in alle lidstaten van de EU identiek zijn en op dezelfde
wijze gehandhaafd worden.

Eelco Ronteltap is beleidsmedewerker bij de Directie
Voedselkwaliteit en Diergezondheid van het ministerie
van LNV.

Martijn Weijtens is Plaatsvervangend Chief Veterinary
Officer van het ministerie van LNV

-ocr page 68-

P.A.M. Overgaauw en J.T. Lumeij

Op 22 juni 2006 nam minister Veer-
man in perscentrum Nieuwspoort
in Den Haag het rapport in ont-
vangst van de International Com-
mittee on the Management of large
herbivores in the Oostvaarders-
plassen (ICMO). Deze commissie
werd in 2005 ingesteld om een ad-
vies te formuleren over het beheer
van de grote grazers in de Oostvaardersplassen (CVP).
Dit nadat de Raad voor het Landelijk Gebied (RLG) en
de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) in 2005
twee uiteenlopende adviezen over dit onderwerp hadden
uitgebracht. Bij de RLG lag de nadruk daarbij op ecolo-
gisch beheer (\'de natuur zijn gang laten gaan\'), terwijl
de RDA zich voornamelijk richtte op het welzijn van de
dieren (\'meer ingrijpen door de mens\'). Na een inleiding
over de problematiek en de adviezen van beide raden in
2005, wordt ingegaan op het advies van de internationale
commissie.

Inleiding

Het huidige unieke natuurgebied Oostvaardersplassen in de
provincie Flevoland (5500 hectare, waarvan 1800 begraas-
baar) had aanvankelijk een heel andere bestemming, namelijk
industrieterrein. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd
hier echter vanaf gezien en het moerasachtig gebied met een
dijk veiliggesteld. Vele soorten moeras- en watervogels gin-
gen gebruikmaken van dit geïsoleerd gelegen en waterrijke
gebied. Lepelaars gingen er broeden en aalscholvers vestig-
den zich in een nat wilgenbos. Jaarlijks verblijven er tiendui-
zenden grauwe ganzen die onder andere de rietvegetatie con-
sumeren waarvan weer vele andere vogelsoorten profiteren.
Ganzen eten voor de ruiperiode kort gras en omdat zij zo be-
langrijk zijn voor dit gebied, werd besloten om het gras kort
te houden door begrazing. Halverwege de jaren tachtig wer-
den daarom zogenaamde grote grazers geïntroduceerd. In
1983 een aantal heckrunderen en een jaar later konikpaarden.
In 1992 werden er nog edelherten bij geplaatst om een meer
variabel landschap te verkrijgen. De Oostvaardersplassen
worden beheerd als een \'nagenoeg natuurlijk terrein\' en het
begrip \'draagkracht\' kreeg een heel andere invulling. In
plaats van \'het maximaal aantal dieren dat gebruik kan ma-
ken van het terrein zonder de vegetatie blijvend negatief te
beïnvloeden\', werd dit \'het niveau waarop zich zonder men-
selijk ingrijpen een evenwicht instelt tussen aantallen dieren
en de vegetatie\'.

Verslag

Advies International Committee on the Management of large
herbivores in the Oostvaardersplassen (ICMO)

Gehouden of niet-gehouden dieren?

In 1996 werd Staatsbosbeheer (SBB) de nieuwe beheerder
van het gebied dat eerst werd beheerd door Rijkswaterstaat
en bracht de RDA voor de eerste keer een advies uit naar aan-
leiding van het rapport \'Gezondheid en welzijn van grote
grazers in natuurgebieden\'. In dit rapport werden de grote
grazers in natuurgebieden beschouwd als \'gehouden dieren\'.
Deze definitie is uiterst relevant, aangezien dan Artikel 37
van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)
van toepassing is (verbod om een dier de nodige verzorging
te onthouden). Geconstateerd werd
wel dat alleen uiterst zwaarwegen-
de argumenten reden zouden zijn
om voor deze dieren uitzonderin-
gen volgens de GWWD te maken.
In 2000 werd door de staatssecre-
taris van LNV het rapport \'Lei-
draad grote grazers\' aan de Tweede
Kamer aangeboden. Deze Leidraad
geldt als het kader waarbinnen de
beheerders van natuurgebieden
dienen te opereren. In de Leidraad
werden de grote grazers echter als
\'niet-gehouden dieren\' beschouwd,
omdat de mens geen beschikkings-
macht (meer) zou hebben over
deze dieren.

De Leidraad gaf echter wel uit-
drukkelijk aan dat de dieren de no-
dige zorg verleend zou worden en
dat er beleidslijnen waren gefor-
muleerd met betrekking tot het die-
renwelzijn in relatie tot de draag-
kracht, het ingrijpen bij lijden,
ziekte, verwonding en uitzichtloze

-ocr page 69-

situaties en het bijvoeren. De beperking \'niet-gehouden die-
ren\' ontslaat de mens namelijk niet van de plicht om artikel
36 (verbod om zonder redelijk doel bij een dier pijn en letsel
te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een
dier te benadelen) van de GWWD onverkort in acht te nemen.
Artikel 37 is feitelijk alleen van toepassing op \'gehouden die-
ren\', maar omdat de Raad van mening is dat dit ook van toe-
passing is op de grote grazers in de Oostvaardersplassen,
werd dit artikel ook relevant gevonden voor de in natuurge-
bieden geïntroduceerde en verwilderde runderen en paarden.

Massale sterfte grote grazers

De statistieken van de Oostvaardersplassen laten bij alle gro-
te grazers een sterk stijgende trend zien in de sterfte. In 1999
verhongerde voor de eerste keer een grote groep heckrunde-
ren. De \'wintersterfte\' van 2004-2005 bedroeg 340 edelher-
ten (22 procent van de populatie), 231 heckrunderen (34 pro-
cent) en 126 konikpaarden (14 procent). De sterfte leek extra
verhoogd te zijn door het optreden van een kortdurende kou-
de- en sneeuwperiode begin maart. Oorzaken waren de slech-
te conditie van de dieren als gevolg van voedselschaarste en
wisselende weersomstandigheden aan het eind van de winter
waardoor de laatste reserves versneld werden opgebruikt. Bij
onderzoek vertoonden de dieren totale cachexie met oedeem-
vorming en de doodsoorzaak was dus verhongering. Uit de
leeftijdschattingen bleek bovendien dat het veelal om relatief
jonge dieren ging. De oorzaak van het structurele voedselte-
kort in het tweede deel van de winter is gelegen in het grote
verschil tussen de rijke zomer- en de arme winterhabitat
waarin de dieren moeten zien te overleven in combinatie met
een te grote populatie in een te beperkt leefgebied. Daarbij
moet bedacht worden dat de dieren niet kunnen uitwijken
naar meer voedselrijke gebieden omdat een hek rondom het
gebied is aangebracht. Ook ontbreekt een saniterend effect
van grote roofdieren (predatoren), die normaliter jaarrond
zwakke en zieke dieren uit de populatie verwijderen en der-
halve individueel leed bekorten.

Advies RDAin 2005

De RDA concludeerde in haar rapport uit 2005 dat de draag-
kracht van het terrein fors was overschreden en dat de zorg-
plicht ernstig tekort was geschoten. Verhongering in de Oost-
vaardersplassen veroorzaakte volgens de RDA bij grote
grazers onnodig lijden op grote schaal. Er had al lang preven-
tief ingegrepen dienen te worden door middel van aantalsre-
gulatie en dit was niet of onvoldoende gebeurd. Het totaal
aantal grote grazers in de Oostvaardersplassen zou niet hoger
mogen zijn dan 1500 dieren om tegemoet te komen aan de
draagkracht van het gebied. In 2005 werd het aantal grote
grazers echter geschat op 3100 dieren. Om de draagkracht te
optimaliseren en het daarmee samenhangende lijden te mini-
maliseren adviseerde de RDA om maatregelen te nemen.
Mogelijkheden die werden voorgesteld waren:

1. dieren voor de winter al te verwijderen door middel van
uitplaatsing (alleen geschikt voor noodsituaties) of door
het doden van zwakkere dieren gedurende het hele jaar in
kleine aantallen;

2. geboorteregulatie om zo populaties op een gewenst niveau
te stabiliseren zonder aantasting van het dierenwelzijn en
met de garantie van behoud van de natuurlijke samenstel-
ling van de populatie;

3. vergroting van het oppervlak beschikbaar gebied met als

voorwaarden dat een gevarieerder winterhabitat beschik-
baar komt en overpopulatie wordt voorkomen.

Advies Raad Landelijk Gebied in 2005

In het rapport van de RLG werd gesteld dat politiek gekozen
is voor ecologisch beheer. Bijvoeren en het verwijderen van
dieren voor de winter werd strijdig gevonden met de doelstel-
ling van het ecologisch beheer in de Oostvaardersplassen.
Het afschieten van meer dieren (als deze erg verzwakt zijn;
\'predatormodel\') en toevoeging van extra oppervlak aan het
nu beschikbaar gebied zou wel binnen de ecologische doel-
stellingen passen, mits een beter winterhabitat beschikbaar
komt. Onderzoek werd nodig geacht om het beheer verder te
optimaliseren. Het periodiek lijden en de natuurlijke sterfte
vond de RLG verantwoord, omdat dit gecompenseerd zou
worden door een verhoogd welzijn gedurende de rest van het
leven, een verhoogd welzijn van de dieren die wel overleven
en door de toename van natuurwaarden in de Oostvaarders-
plassen. Ten slotte werd geadviseerd om de burger vertrouwd
te maken met deze vorm van beheer.

Internationale Commissie

Door de tegenstrijdige adviezen van beide Raden besloot mi-
nister Veerman, op verzoek van de Tweede Kamer, om een
internationale commissie van deskundigen in te stellen die
een bindend advies moest uitbrengen. De commissie stond
onder leiding van de heer drs. J.D. (Dzsingisz) Gabor, voor-
malig staatssecretaris van LNV Naast de heer Gabor hadden
vijf wetenschappers zitting in de commissie: prof Tim Clut-
ton-Brock (Verenigd Koninkrijk), dr. Michael Coughenour
(Verenigde Staten), dr. Patrick Duncan (Frankrijk), prof
Rory Putman (Verenigd Koninkrijk) en dr. Debby Reynolds /
dr. John Montague (Verenigd Koninkrijk). Daarnaast namen
twee parkdeskundigen deel aan de commissie: dr. David
Cumming (Zimbabwe) en dr. Ramón Soriguer (Spanje).
De belangrijkste conclusies van de internationale commissie
luiden als volgt:

1. Nog dit jaar (2006) dient een gedetailleerde beschrijving
gemaakt te worden van de doelstellingen voor de Oost-
vaardersplassen en gepubliceerd te worden.

2. Er dient een reactief (populatie volgend) beheer (van grote
grazers) gevoerd te worden. Deze vorm van beheer komt
het meest tegemoet aan de behoefte om onnodig lijden te
minimaliseren van zieke of gewonde dieren, of van dieren
waarvan de conditie zodanig verzwakt is dat ze nauwelijks
nog kans hebben te overleven. Aangezien deze situatie
zich meestal voordoet tijdens de late winter adviseert
ICMO dat gedurende die periode de gehele populatie van
grote grazers dagelijks wordt gevolgd. Staatsbosbeheer
moet er naar streven om negentig procent van de dieren
waarbij om welzijnsredenen afschot vereist is, te doden
terwijl ze nog kunnen staan.

3. Een afname van het aantal heckrunderen, of zelfs het uit-
sterven van de populatie van heckrunderen in de Oostvaar-
dersplassen, ten gevolge van competitie om voedsel tussen
konikpaarden, edelherten en heckrunderen dient men te
accepteren als de uitkomst van een natuurlijke ontwikke-
ling.

4. De Robuuste Verbinding van de Oostvaardersplassen naar
het Horsterwold dient zo snel mogelijk gerealiseerd te
worden en opengesteld te worden voor de konikpaarden,
edelherten en heckrunderen.

-ocr page 70-

5. Kunstmatige geboortebeperking of bijvoeren wordt afge-
raden.

Tot zover de officiële lezing van het advies. In de presentatie
bleek allereerst duidelijk dat de ICMO de welzijnsproblema-
tiek duidelijk erkent en dat de invulling van de verschillende
adviezen op verschillende punten verder zal gaan. De dage-
lijkse monitoring en het eerder afschieten van verzwakte die-
ren wordt beschouwd als een substantieel aangepast regime
ten opzichte van voorgaande jaren. Monitoring en evaluatie
van het beheerssysteem dient na vijfjaar plaats te vinden en
waar nodig aangepast te worden. Het aantrekken van com-
municatiedeskundigen is dringend noodzakelijk om het pu-
bliek beter te kunnen informeren en SBB heeft meer weten-
schappelijke begeleiding nodig. Ten slotte werd een
opmerkelijk, maar volgens de commissie noodzakelijk, bin-
dend advies gegeven: de directeur van SBB wordt persoonlijk
aansprakelijk gesteld voor de implementatie van deze maat-
regelen. Er dient daarbij absolute transparantie aanwezig te
zijn.

Reactie minister Veerman

Minister Veerman vond het rapport over een zo lastig onder-
werp duidelijk, degelijk en unaniem. Een aanpak is zeker mo-
gelijk om onnodig lijden van grote grazers te beperken. Veer-
man gaf aan dat er steviger ingezet diende te worden met
maatregelen om onnodig lijden te minimaliseren en onder-
streepte daarmee nogmaals de erkenning van dit welzijnspro-
bleem. Het effect op de Nederlandse samenleving dient niet
uit het oog verloren te worden. De Oostvaardersplassen leven
bij veel mensen en er dient goed duidelijk gemaakt te worden
dat men in staat is om een natuurgebied van internationale al-
lure ook op de juiste wijze in stand kan houden. De politieke
discussie in de komende jaren dient gebaseerd te worden op
dit rapport.

Discussie

In de daaropvolgende discus-
sie werd de vraag gesteld op
welke welzijnscriteria de com-
missie zich had gebaseerd bij
het adviseren van afschot op
een moment dat de dieren nog
op de poten konden staan. Vol-
gens richtlijnen van dierexpe-
rimentencommissies wordt het
laten hongeren van dieren tot
het moment waarop ze zich-
zelf niet meer staande kunnen
houden immers gezien als een
ernstige vorm van lijden.
Hierop kon men geen duide-
lijk antwoord geven, maar dit
criterium zou meer uit prag-
matisch oogpunt zijn gekozen.
Collega en Tweede-Kameriid
Henk-Jan Ormel gaf aan dat
met het uitbrengen van het ad-
vies de discussie in Nederland
nog geenszins was gesloten.
De samenleving zou zich
moeten uitspreken welk mate
van lijden acceptabel zou zijn.
Hij sprak de hoop uit dat er werkelijk vooruitgang geboekt
zou gaan worden in het oplossen van de welzijnsproblemen.
Duidelijk werd dat met betrekking tot de documentatie van
dit verminderde lijden een betere onderbouwing nodig is.
Vertegenwoordigers van de Wageningen Universiteit waren
in grote getale aanwezig en richtten hun vragen op het moni-
toring systeem. Men kan zich misschien nog afvragen wie dit
in de toekomst zal gaan uitvoeren. De tijd ontbrak om alle
punten in de discussie uit te diepen. Zo is een serieus punt
van zorg hoe bij het tot stand brengen van ecologische ver-
bindingszones en vergroting van het gebied de bovenge-
noemde doelstelling van negentig procent kan worden ge-
haald. Een ander punt van zorg dat door de veterinaire leden
van de commissie niet eens werd genoemd, is de problema-
tiek rond het management van besmettelijke veeziekten. In
de wandelgangen bleek later dat dit aspect niet werd meege-
wogen in het advies omdat \'dit niet in het mandaat van de
ICMO stond\'. Met betrekking tot dit laatste aspect had com-
missielid Debby Reynolds, Chief Veterinary Officer van het
Verenigd Koninkrijk, ons inziens wel wat meer verantwoor-
delijkheid kunnen nemen.

Dr.Ing. P.A.M. Overgaauw, Molecaten 57, 3770 LJ Barne-
veld. Correspondentie: p.overgaauw@planet.nl
Dr. J.T. Lumeij, Department Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren, Yalelaan 8, 3508 TD Utrecht

-ocr page 71-

In het TvD van 15 juni (afl. 12) hebt u in het artikel van
de heer Rothuizen en de heer Haarhuis kunnen lezen hoe
de faculteit bezig is met het klaarstomen van de veteri-
naire student voor de \'boze praktijk\'. Genoemd wordt
dat de meeste studenten zich erg onzeker voelen over de
overgang van studeren naar het beroepsveld. Door mid-
del van extern onderwijs probeert de faculteit deze onze-
kerheid weg te nemen.

De Veterinaire Vee Fokkers Club De Uithof, beter bekend als
de Veefokkers, heeft zich ook achter dit doel geschaard. Aan-
gezien het aantal studenten met een agrarische achtergrond
dalende is, wordt het belang van activiteiten in de vorm van
excursies en lezingen binnen de landbouwhuisdierensector
steeds groter. Daartoe organiseert de vereniging het hele jaar
door excursies en lezingen waar de laatste tijd steeds meer
studenten op afkomen. Hieruit is op te maken dat de studen-
ten zelfs naast de studie met veel contacturen, toch tijd willen
vrij maken om het werkveld beter te leren kennen.
De studenten maken op een informele manier kennis met aan
de sector gerelateerde onderwerpen of bedrijven. In het afge-
lopen jaar zijn er in Nederland excursies geweest naar de
Waiboerhoeve in Lelystad, een pluimveeslachterij, GD in
Deventer, een alpacahouderij, een bedrijf met verbeterd rood-
bont vee, twee biologische melkveehouderijen, een water-
buffelhouderij, een nertsenhouderij en een pluimveevoeder-
fabriek.

Daarnaast ging de buitenlandexcursie dit jaar naar Schotland.

Met een touringcar vol studenten werden verschillende facet-
ten van de landbouwhuisdierensector belicht. Zo werd de fa-
culteit Diergeneeskunde in Edinburgh bezocht en een onder-
zoeksinstituut, verschillende schapenhouderijen, melk- en
vleesveehouderijen, een voederfabriek en een dierenartsen-
praktijk waar twee Nederlandse dierenartsen werkzaam zijn.
Het werd duidelijk dat een carrière als veearts in Schotland
nog niet eens zo\'n vreemd idee is.

De lezingen gingen dit jaar over aviaire influenza, het seksen
van sperma, triple A, synchroniseren van varkens en klassie-
ke varkenspest. Ook was er een lezingenreeks van vier avon-
den over Rundveevoeding. Daarnaast zijn er het hele jaar
Rundveebeoordelingsavonden georganiseerd waarbij de stu-
denten met een ander oog leren kijken naar de koe en steeds
een kijkje nemen op een andere melkveehouderij in de buurt
van de faculteit. En alsof dit nog niet genoeg is, zijn er ook
avonden georganiseerd waarbij de studenten leren schapen
scheren of hoe de klauwen van kleine herkauwers het best te
verzorgen zijn. Elke keer opnieuw komen er veel studenten
op de activiteiten af

Haast ongelooflijk dat dit alleen nog maar de acdviteiten zijn
van een van de vele studieverenigingen die onze faculteit rijk
is. Reken maar dat deze bijdragen aan het enigszins wegne-
men van die onzekerheid waar het onderwijsbestuur en OSZ
het over had!

Herma Winnemuller is h.t. secretaris derV.V.F.C. De Uithof

Veefokkers bereiden student voor op de praktijk

Herma Winnemuller

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Stamboekregister

De eerste pagina uit het eerste stam-
boekregister van het Nederlandsche
Rundvee-Stamboek vormt de herin-
nering aan de start van de geregi-
streerde rundveeverbetering in Neder-
land.

Op 16 april 1875 keurde de NRS-in-
specteur de eerste koeien in het
Noord-Hollands Twisk bij Jan Hulle-
man, waar hij overigens de eerste stier Oscar inschreef Pun-
ten aan stieren en koeien gaf men aanvankelijk nog niet, wel
een - vaak weinig zeggende - omschrijving van het dier.
Bij koeien werd stamboeknummer 1 toegekend aan de vaars
Trijn, 137 cm groot en 51 cm breed. Bovendien werd in die
beginjaren nog aandacht besteed aan de melkspiegel: bij Trijn
was die van de eerste klasse, derde orde.
Bij Jan Hulleman werden op die zelfde dag nog twee koeien
gekeurd. De vierjarige Vato was 143 cm groot en 56 cm
breed, en Jacoba mat 143 cm.

Niet in de laatste plaats vanwege de belangstelling van de

Uitgelicht

Amerikaanse kopers -
vooral in Noord-
Holland en Friesland -
verschenen de registers
van ingeschreven stie-
ren en koeien ook in
druk. Het Friese Rund-
vee-Stamboek gaf tij-
delijk zelfs een ge-
drukt stamboek uit in vier talen: Nederlands, Duits, Engels
en Frans.

In de loop der jaren kwam er steeds minder belangstelling
voor de gedrukte stamboeken, die doorgaans jaren na de in-
schrijving pas verschenen en slechts de basisgegevens - bij-
voorbeeld hoogstens de vaarzenlijst - bevatten. Wegens de
kosten werd rond 1960 gestopt met de uitgave.

Op de website: www.veeteelt-ki-museum.nl treft u alle infor-
matie over het Museum Veeteelt en KI en haar schatten aan.

539 T I J D s C H R I FT VO O R D I E R C E N E E S K U N D E , D E E L 1 3 1 , J U L I / A U C U S T U S , A F L E V E R I N C 14-15,2006

-ocr page 72-

Hugo de Groot

Op 5 juni 2006 heeft dr. Martijn
Weijtens, plaatsvervangend Chief
Veterinary Officer (CVO), in de
Standing Committee on the Food
Chain and Animal Health (SCoF-
CAH) verslag gedaan van de maat-
regelen die Nederland heeft getrof-
fen om de insleep van klassieke
varkenspest (KVP) te voorkomen.
Toen op 3 maart de uitbraak van KVP op een vleesvar-
kensbedrijf in Haltern in het Duitse Noordrijn-Westfalen
werd vastgesteld, sloeg de schrik voor een uitbraak in Ne-
derland toe. Het bleek te gaan om een virustype dat geen
ziektebeeld veroorzaakt dat onmiddellijk opvalt. Na het
vaststellen van het KVP-virus in het Duitse Borken was
het noodzakelijk een toezichtsgebied op Nederlands
grondgebied in te stellen (Ministeriële Regeling TRC-
JZ/2006/1517 van 9 mei 2006). De verdere maatregelen
die door dr. C.P. Veerman, minister van Landbouw Na-
tuur en Voedselkwaliteit (LNV) zijn genomen, waren ge-
richt op het zo snel mogelijk vaststellen van een eventuele
aanwezigheid van het KVP-virus en het voorkomen van
insleep van KVP Tijdens de \'High Risk Period\' (HRP) is
vanaf 6 april, in het kader van \'early detection\', de snel-
diagnostische PCR-test op KVP ingezet. LNV heeft de la-
boratoriumkosten voor de inzet van deze test tijdens de
HRP voor haar rekening genomen. Vanaf 11 mei is, mede
op advies van de Groep van Deskundigen, een bufferge-
bied ingesteld met bioveiligheidseisen.

Serologic en PCR-test op KVP

In het toezichtsgebied (19 bedrijven met in totaal 20.410 var-
kens) zijn bij eerste screening op 11 en 12 mei en tweede
screening op 9 en 10 juni in totaal 1818 monsters serologisch
onderzocht en negatief bevonden. In de bufferzone (1987 lo-
caties met commercieel en hobbymatig gehouden varkens)
zijn, vanaf 11 mei tot het opheiïen van de maatregelen op 26
juni, 374 bedrijven bezocht en 21.372 monsters onderzocht
en negatief bevonden.

De PCR-test op KVP is vanaf 6 april 2006 in het kader van de
Ministeriële Regeling preventie, bestrijding en monitoring
van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE\'s van 7
juni 2005 (nr. TRCJZ/2005/1411) artikel 79 lid 2 ingezet. Dit
artikel verplicht alle varkenshouders in Nederland binnen 24
uur bloed te laten afnemen ten behoeve van onderzoek op de
aanwezigheid van een besmettelijke dierziekte indien hij/zij
zieke varkens behandelt of laat behandelen. Deze verplich-
ting heeft een permanent karakter. In 2004 heeft de Raad voor
de Dieraangelegenheden (RDA) het advies \'Strategieën om
te komen tot een efficiëntere opsporing van besmettelijke,
aangifteplichtige dierziekten\' uitgebracht. In dit advies wer-
den aanbevelingen voor een betere en meer toegankelijke di-
agnostiek gedaan. Het advies is destijds op verzoek van de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) door de RDA opgesteld.
In het advies constateert de RDA dat een eerste uitbraak in
Nederland zelden wordt vastgesteld op grond van een mel-
ding van een veehouder of dierenarts, terwijl op grond van
aspecifieke symptomen veel meer meldingen van een verden-
king verwacht zouden mogen worden. De RDA stelde toen
vast dat bij het niet melden van een verdenking veterinaire,
economische, relationele en psychosociale factoren een rol
spelen. Met dit advies werd een aanzet gegeven de mogelijk-
heden van sneldiagnostiek in het kader van \'early warning\'
nader te bekijken.

Verslag

De dreiging van een uitbraak van KVP met aspecifieke symp-
tomen in het Duits-Nederlandse grensgebied heeft LNV doen
besluiten de kosten voor de PCR-test op KVP tijdens de HRP
voor haar rekening te nemen. Tijdens de HRP zijn 1056 mon-
sters onderzocht. In een periode van negen weken heeft het
CIDC 160 inzendingen ontvangen van 150 varkensbedrijven.
Het ministerie heeft de inzet van de PCR-test met de beroeps-
groep en de varkenssector geëvalueerd. De PCR-test op KVP,
in het kader van de genoemde regeling, wordt gezien als een
onmisbare \'tooi\' in de \'toolbox\' van de \'early detection\' en
kan rekenen op verdere financiële ondersteuning voor de la-
boratoriumkosten vanuit het Diergezondheidsfonds (DGF)
en LNV. Het succes van de regeling op langere termijn zal
worden bepaald door het draagvlak bij de varkenshouders en
de praktiserend dierenartsen.

Groep van Deskundigen

Mede op advies van de Groep van Deskundigen op het ge-
bied van de preventie en bestrijding van KVP, afrikaanse var-
kenspest (AVP) en blaasjesziekte (SVD) is compartiment 11
als bufferzone (zie figuur) ingesteld. De deskundigengroep is
in 2005 door de minister benoemd. Hiermee is een lang be-
staande wens van de KNMvD in vervulling gegaan. Met de
benoeming van de deskundigengroepen is structureel overleg
over het dierziektebeleid gegarandeerd en kunnen in bijzon-
dere omstandigheden onmiddellijk adviezen worden uitge-
bracht. Naast de genoemde groep zijn er groepen van des-
kundigen voor mond-en-klauwzeer, bluetongue en runderpest
én newcastle disease en aviaire influenza. De groepen zijn
onder leiding van collega drs. EP. Pluimers, voormalig CVO,
voortvarend aan de slag gegaan. De groepen zijn samenge-
steld uit deskundigen met kennis van de virologie, diagnos-
tiek, epidemiologie, wet- en regelgeving, dierziektebestrij-
ding én de dagelijkse veterinaire praktijk. Het staat de
groepen vrij extern advies in te winnen. De deskundigen-
groep KVP, AVP en SVD kent de volgende samenstelling: dr.
H.M.G. van Beers-Schreurs (GD; plv vz), drs. EJ.M. van
Dongen (practicus), prof dr. M.C.M. de Jong ( Animal Sci-
ences Group WAG-UR), dr. G.VC. Koenen (Belgisch Cen-
trum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie),
drs. J.A. Smak (r.d.), prof dr. J.A. Stegeman (Faculteit Dier-
geneeskunde), drs. E.J. van der Sommen (ministerie LNV;
secretaris). De groep heeft op 19 april, naar aanleiding van de
dreiging van KVP, advies uitgebracht.

Communicatie: basisoverleg en de rol van de KNMvD

In het basisoverleg informeert LNV maatschappelijke orga-
nisaties over de actuele dierziektesituatie en voorgenomen
beleidsmaatregelen. De deelnemers worden in de gelegen-
heid gesteld mogelijke knelpunten te benoemen om LNV in-

Klassieke Varkenspest: Nederland komt met de schrik vrij

-ocr page 73-

zicht te geven in de gevolgen van de (voor-)genomen maatre-
gelen. Beperkende maatregelen gaan over het algemeen
onmiddellijk in, zodat er geen massale dierbewegingen meer
plaatsvinden. De afspraak is dat maatschappelijke organisa-
ties de definitieve maatregelen communiceren nadat LNV het
persbericht met de Ministeriële Regeling én de bijbehorende
verklaringen heeft gepubliceerd. De praktijk bleek ook deze
keer weer anders en leverde de nodige commotie op. Prakti-
serende dierenartsen kregen bij het instellen van de bufferzo-
ne nauwelijks de gelegenheid zich te informeren over de gel-
dende regels, omdat varkenshouders verzoeken deden op
basis van voortijdig naar buiten gebrachte informatie na het
basisoverleg van donderdagmorgen 11 mei. De geldende re-
geling met bijbehorende verklaring werden die dag respectie-
velijk om 16.00 uur en 18.00 uur gepubliceerd. De KNMvD
koos ervoor met berichtgeving te komen onmiddellijk nadat
de volledige informatie op de LNV- én VWA-website gepu-
bliceerd was. Verschillende KNMvD-leden hebben toen aan-
gegeven dat zij liever een vooraankondiging hadden ontvan-
gen van de ophanden zijnde regelgeving, zodat zij zich
konden voorbereiden. Het nadeel van vooraankondigingen is
dat ze vragen oproepen waar op dat moment nog geen een-
duidig antwoord op te geven valt, omdat de definitieve regel-
geving nog vastgesteld moet worden. Dit kan leiden tot eigen
interpretaties in de praktijk en dubbel werk als onderzoeken
niet juist worden uitgevoerd, dan wel de resultaten van het
onderzoek niet op vereiste formulieren worden vastgelegd.
De oplossing zou kunnen zijn transporten van dieren voor
een korte periode volledig te verbieden, zodat de beroeps-
groep zich kan informeren en de opgelegde regelingen op de
vereiste wijze uit kan voeren. Het KNMvD-bureau probeert,
ten behoeve van het juist informeren van de veterinaire be-
roepsgroep, de informatie steeds met de grootst mogelijke
zorgvuldigheid samen te stellen en zorg te dragen voor de
juiste weergave van de stand van zaken ten tijde van de ver-
zending.

Drs. S.J. (Hugo) de Groot is senior beleidsmedewerker

veterinaire zaken bij de KNMvD

PAOD heeft nieuwe staffunctionaris Paard/Gezelschapsdieren

Ludo J. Hellebrekers

Per 1 juli jongstleden heeft dr. Brigitte
Cornelissen de werkzaamheden als
staffunctionaris Paard/Gezelschapdie-
ren van Erik Gostelie overgenomen.
Erik Gostelie zal zich in de komende
jaren meer nadrukkelijk gaan bezig-
houden met zijn eigen bedrijf, naast
zijn taken als bestuurslid van de
KNMvD en voorzitter van de Groep

Geneeskunde Paard.

Collega Brigitte Cornelissen is geen onbekende in het land van
bij- en nascholing. Een jarenlange werkkring binnen de Facul-
teit der Diergeneeskunde (Departement Gezondheidszorg
Paard), een actieve participatie in verschillende PAOD-cursus-
sen (waaronder recentelijk \'Puncties en diagnostische anesthe-
sieën in de ondervoet van het paard\') en een jarenlange be-
moeienis met het (wetenschappelijke) programma Paard van
het internationale congres \'de Vooijaarsdagen\' in Amsterdam,
hebben haar meer dan uitstekend voorbereid op alle uitdagin-
gen die vanuit deze nieuwe functie op haar liggen te wachten.
Brigitte heeft, in eerste instantie vanuit de faculteit, een breed
contactveld zowel binnen de sector paard als de sector gezel-
schapsdieren.

Het algemeen bestuur van PAOD was dan ook van mening
dat zij vanuit de al bestaande en verder te ontwikkelen con-
tacten zeker in staat zal blijken om voor de beide sectoren in-

PAOD

teressante en uitdagende programma\'s te ontwikkelen.
In de maanden augustus en september zal collega Gostelie
zijn taken volledig overdragen en, daar waar gewenst, Brigit-
te Cornelissen introduceren bij diegenen die haar nog niet (in
deze hoedanigheid) kennen.

Namens het bestuur van het PAOD wensen wij collega Bri-
gitte Cornelissen veel succes toe in haar nieuwe werkkring.
Tevens danken wij Erik Gostelie voor zijn jarenlange inzet
voor het PAOD en voor zijn bereidheid om Brigitte een vlie-
gende start te kunnen laten maken.

Ludo J. Hellebrekers is voorzitter van de Stichting PAOD.

-ocr page 74-

Met veel belangstelling heb ik in de
rubriek vraag en antwoord de bijdrage
van de heer dr. J. Muskens gelezen.
Naar aanleiding van zijn zeer comple-
te overzicht van de mogelijke oorza-
ken van rode urine bij het rund zou ik
nog een aanvulling willen geven, die
in de praktijk kan helpen het symp-
toom \'rode urine\' te differentiëren.
Roodverkleuring van urine kan drie oorzaken hebben:

1. Hematurie: bijmenging van vol bloed, met andere woor-
den hele erythrocyten.

2. Hemoglobinurie: bijmenging van hemoglobine als gevolg
van intravasale hemolyse.

3. Myoglobinurie: bijmenging van myoglobine door ernstige
spierschade (soms wat meer rood-bruinverkleuring).

Bij hematurie zal de vloeistof door de aanwezigheid van cel-
len licht troebel zijn, terwijl bij hemoglobinurie en myoglobi-
nurie de urine in principe helder is. Het best kan men dit be-
oordelen door aan de rand van het vloeistofoppervlak schuin
door de vloeistof te kijken. Het differentiëren van de oorzaak
van de roodkleuring van de urine kan verder worden uitge-
voerd door de urine te centrifugeren of enige tijd te laten
staan. Is er sprake van hematurie, dan zullen de erythrocyten
uitzakken en zal er (min of meer) gele urine met onderin een
laag erythrocyten te zien zijn. Is er sprake van hemoglobinu-
rie, dan blijft de urine rood gekleurd. Bij myoglobinurie zal
eveneens geen sedimentatie van de kleurstof plaatsvinden
(meestal zal het klinisch beeld voldoende houvast geven om
myoglobinurie van hemoglobinurie te onderscheiden).
Dit in het achterhoofd houdend kan de differentiële diagnose
gegeven door de heer Muskens verder opgesplitst worden in
oorzaken voor hematurie en oorzaken voor hemoglobinurie.
Bij het verder differentiëren kan hiervan gebruik worden ge-
maakt.

Ingezonden

De differentiële diagnose van rode urine bij runderen

Infecties

Hematurie

BCK
Milrvuur

Hemoglobinurie Myoglobinurie

Babesia divergens

Intoxicaties Adelaarsvaren

Uienvergifliging

Anticoagulantia

Koolvergiftiging

Kopervergiftiging

Solaninevergiftiging

Waterintoxicatie

Voedingsdeficiënties

Puerperale SeleniumA\'it E

hemoglobinurie tekort en

plotseling veel

beweging

Overige oorzaken Cysto

Downerkoe

pyelonefritis

Tumoren in

blaas of nier

Susanne Eisenberg is wetenschappelijk medewerker aan de
Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht

U wordt uitgenodigd voor een jaarlijkse gezondheidscontrole en
vaccinatie van jut en jul

En niet: u wordt uitgenodigd voor de
jaariijkse vaccinatie van jul en jut, zo-
als op de meeste herinneringskaartjes
voor de jaarlijkse vaccinatie staat. Bel
voor een afspraak met... enzovoorts.
Met vriendelijke groeten, uw dieren-
arts.

De essentie van het jaarlijkse bezoek
is de (gebits)controle, conditie, alge-
mene indruk, anamnese. En... oh ja, we vaccineren ook. In-
dien wij ons geld met vaccineren willen blijven verdienen,
zullen we één minuut de tijd moeten nemen de patiëntenkaart
te bestuderen en de patiënt te onderzoeken alvorens te spui-
ten. Dat voegt veel waarde toe aan het bezoek, zeker ge-
spreksstof: "weet je nog toen die zo vreselijk aan de schijt
was?", is een van mijn binnenkomers. "Hoe gaat het er nu
mee?" En terwijl ik de eigenaar lachend een hand geef en de
hond een koekje praat ik hem naar vier maal per jaar ontwor-
men en een zak goed voer toe. Een tandenborstelset en ont-
vlooiing gaan ook mee. Dan heb je niet in 3 minuten 40 euro
verdiend, maar in 4 minuten 150. Te weinig dieren worden te-
veel geënt in Nederland. Willen we die groep groter maken,
dan moeten we vaccineren goed verkopen! Gezondheidscon-
trole = vaccineren = gezondheidscontrole = vaccineren = ge-
zondheidscontrole.

Ingezonden

In het TvD deel 131, aflevering 10, 15 mei 2006, blz. 371
wordt door het tuchtcollege een klacht ongegrond verklaard
omdat van een dierenarts niet mag worden verwacht dat hij
het toedienen van een vaccin voorbereidt of zelfs het dier on-
derzoekt. De algemene indruk inschatten, een anamnese af-
nemen? Is allemaal niet nodig alvorens een dier te vaccine-
ren. Dat zou te veel initiatief van de dierenarts betekenen.
Zouden er ambtenaren in ons tuchtcollege zitten?
Vakbroeders, laten we allen strijden tegen de diepgewortelde
opvatting dat de belangrijkste handeling van de jaarlijkse
vaccinatie het toedienen van het vaccin is. Pas dan hebben we
een kans om jaariijks vaccineren als beroepsgroep te blijven
verkopen: een (jaarlijkse) gezondheidscontrole met gebitsin-
spectie en vaccinatie. U gaat toch ook twee keer per jaar naar
de tandarts? Ja, en dan kijkt die ook echt.

Maarten Pilgram, dierenarts te Zevenhuizen

-ocr page 75-

Deze rubriek belicht relevante bin-
nen* en buitenlandse signalen op
infectieziektegebied die voor vete-
rinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek Gesignaleerd in het Infectieziek-
ten Bulletin:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

Binnenland

Variant Creutzfeldt-Jakob (vCJD)

Het Nederlandse expertisecentrum in het Erasmus MC in
Rotterdam heeft een tweede mogelijk geval van vCJD in Ne-
derland gemeld. Het Nederlandse expertisecentrum en de be-
trokken GGD zijn de kans op besmetting van andere mensen
door de nieuwe patiënt nagegaan. Deze patiënt is geen bloed-
of weefseldonor geweest en heeft geen behandeling onder-
gaan waarlangs besmetting zou kunnen plaatsvinden. De pa-
tiënt heef^ ook geen bloed of weefsel ontvangen en is niet
voor langere tijd in het buitenland geweest. De oorzaak van
de ziekte wordt gezocht in de consumptie van besmet rund-
vlees in het verleden. (Bron: lnf@ct)

Buitenland

Nieuwe uitbraken van aviaire influenza in Europa

• In Roemenië wordt een toenemend aantal uitbraken van
aviaire influenza onder pluimvee gemeld, met name in het
midden van het land. Daarbij zijn ook uitbraken van aviai-
re influenza in een buitenwijk van Boekarest gerappor-
teerd. Voor het eerst is in Roemenië aviaire influenza in
een commerciële pluimveehouderij vastgesteld. Het ver-
moeden bestaat dat vanuit het commerciële bedrijf be-
smette kippen zijn verhandeld en zo hebben gezorgd voor
verdere verspreiding.

• Op het Deense eiland Funen is onder een klein groepje
ganzen, eenden en kippen van een boerderij infectie met
aviaire-influenzavirus H5N1 vastgesteld. Vier personen die
zonder bescherming direct contact hebben gehad met de
vogels hebben profylactisch antivirale middelen gekregen.

• In het zuiden van Hongarije was een uitbraak van aviaire
influenza in een ganzenhouderij. Als verwekker is hoogpa-
thogeen influenzavirus A/H5N1 gevonden. In dit Hongaar-
se gebied werd eerder aviaire influenza onder wilde vogels
gevonden. Alle ganzen zijn afgemaakt; dertien personen
die onbeschermd contact hadden met de ganzen hebben
profylactisch oseltamivir ontvangen. (Bron: OIE/EWRS)

Nieuwe uitbraken van aviaire influenza onder vogels, buiten
Europa

• Onder trekvogels in de provincie Qinghai in China is avi-
aire influenza vastgesteld. Het vermoeden bestaat dat van-
uit dit gebied trekvogels aviaire influenza naar Europa
hebben verspreid, begin dit jaar (OIE bevestigd).

Gesignaleerd

Gesignaleerd

nvrn

Rijksinstituut

Anita Suijkerbuijk

voor VclksQozondhftid
en Milieu

• Promed meldt daarnaast mogelijk aviaire influenza bij vo-
gels in acht verschillende dorpen in drie Siberische regio\'s:
Novosibirsk, Omsk en Altai. Dit bericht is nog niet beves-
tigd.

• De OIE heeft een nieuwe uitbraak van aviaire influenza
H5N1 onder pluimvee in de provincie Xinjiang in China
bekendgemaakt.

Humane infecties met het aviaire influenzavirus
Tot op 3 juli bedraagt het totaal aantal patiënten in Indonesië 51,
waaronder 39 overledenen. In China bedraagt het totaal aantal
patiënten nu 19, waaronder 12 met fatale afloop. (Bron: WHO)

VETERINARY CHIROPRACTIC COURSE

The International Academy of Veterinary Chiropractic is pleased to
announce the offering of their BASIC ANIMAL CHIROPRACTIC
COURSE in Germany The
Options for Animals (USA) curriculum
being utilized is recognized and accepted by the International Veteri-
nary Chiropractic Association (IVCA) and the American Veterinary
Chiropractic Association (AVCA).

Course Dates:

Module I Sacropelvic: Sept. 20 - 24 ,2006

Module II Thoracolumbar: Oct. 25 - 29,2006

Module III Cervical: Dec. 6-10,2006

Module IV Extremities: Jan. 10-14, 2007

Module V Integrated: Feb. 7-11, 2007

other dates taking place in the UK, please visit our webside

Course fee: €4200
Individual modules: € 900
Location: Sittensen, Northern Germany
Total duration: 210 hours.
Course language: English

Course participation is open to veterinarians and doctors of chiroprac-
tic. Currently being taught in the United States and England and Ger-
many. The program focuses on both the dog and horse. Further infor-
mation is available under the
Options website: www.animalchiro.com

For registration information contact:

International Academy of Veterinary Chiropractic,

Hauptstr. 34,27419Tiste, Germany.

Tel: 00 49 4282 590099 Fax: 00 49 4282 591852

E-mail: IAVC2004@hotmail.com

-ocr page 76-

"Kunnen dierenartsen iets leren
van voetballers?" Dat had de on-
dertitel kunnen zijn van de inlei-
ding voor de collega\'s van de inter-
visiegroep, op 8 mei jongstleden, in
het Natuurhistorisch Museum Rot-
terdam, ter gelegenheid van de ope-
ning van de tentoonstelling \'Trek-
paarden en Troeteldieren\'. De
werkelijke titel luidde \'De executive coach in de dierge-
neeskunde\'. Een artikel in de krant van zaterdag 13 mei
bevestigde echter de boodschap en beantwoordde de
vraag, zoals gesteld in de alternatieve titel, positief.

Waar gaat het om? Dierenartsen zijn de leidinggevenden in
hun veterinaire kliniek^edrijf Soms alleen, soms samen met
hun levenspartner, maar vaker tegenwoordig samen met en-
kele collega\'s c.q. mede-eigenaren van de praktijk. De mate
waarin overige medewerkers betrokken worden bij het bedrijf
wisselt sterk.

Vroeger vertaalden we eenvoudig het woord baas of leiding-
gevende met \'manager\', maar zo eenvoudig is dat niet meer.
De betekenis van het woord manager binnen het Engelse
businessjargon heeft zich ontwikkeld in de richting van ope-
rationeel (uitvoerend) leidinggeven. Daarnaast is de term
\'leader\' (leider) geïntroduceerd in het bedrijfsleven. Het ma-
nagementteam heeft aan de top derhalve nu ook een \'leader-
ship team\'.

Een definitie van management zou kunnen zijn: "Het proces
van het bereiken van de doelen op een effectieve en efficiënte
wijze, met behulp van planning, organisatie, controle en aan-
sturen van de ter beschikking staande middelen (inclusief
personeel)". Het woord manager roept associaties op met be-
grippen zoals: baas, opdrachten geven, aansmren, controle-
ren, budgetten, orde, stabiliteit, voorspelbaarheid, imitatie en
reactief Kortom \'een goed officier\'.

Leiderschap daarentegen kan worden gedefinieerd als: "Het
proces waarbij de invloed van de leider op de volgers wordt
aangewend om de doelen van de organisatie en sociale doelen
te bereiken". Het gaat daarbij dus om begrippen als: invloed
en visie, \'the big picture\', motiveren, vernieuwing, verande-
ring, richting geven, stimuleren, creëren, uitdagen, actief
(niet reactief, zoals bij de manager). Richting geven, invloed
en visie zijn sleutelwoorden. Grote voorbeelden van (niet-
business) leiders zijn onmiskenbaar: Ghandi, Martin Luther
King, Dalai Lama en Nelson Mandela. Ook in de zakenwe-
reld en in de politiek zijn typische leiders bekend. Mensen
die niet nadoen, maar nieuwdoen. Die echt het verschil ma-
ken. Ook in de diergeneeskunde zijn er voorbeelden van te
vinden.

Veterinaire leiders

Mijn oog viel op een artikel in de Veterinary Economics van
maart 2006. Het artikel gaat over de winnaar van de Hospital
of the Year Award 2006, de Yorba Regional Animal Hospital
te Anaheim, in Califomia. De eigenaar, dr. Steven Dunbar,
heeft met een stevige dosis ondernemerslust en veel visie
twee praktijken samengevoegd in één pand en er een onvoor-
stelbare kliniek gerealiseerd. Van zo\'n kliniek kunnen de
meeste van ons niet eens dromen, maar hij heeft het gereali-
seerd. De lezer wordt van harte geadviseerd de website van
de kliniek te bezoeken
{www.yorbaregionalvets.com). De vi-
sie van dr. Dunbar bestond er onder andere uit dat de kliniek
geen tweede- of derdelijns zorg hoefde te bieden. Wel werd
en wordt erg veel aandacht besteedt aan ZORG (met hoofd-
letters) en werd een uiterst moderne opnameafdeling, met
\'state of the art\' opnameruimtes ingericht (Gat Suite
ä 21 dol-
lar, Canine Deluxe Suites ä 29 dollar en Canine Private Luxu-
ry Suites ä 47 dollar per dag). De thematische \'Private Luxu-
ry Suites\' lijken meer op een kinderkamer dan op een
hondenkennel en zijn onder meer voorzien van een webcam
voor contact op afstand door de eigenaar. De suites zijn bo-
ven verwachting voortdurend volgeboekt voor eigenaren die
er even tussenuit gaan en optimale opvang en zorg voor hun
huisdier willen (\'peace of mind\'). En dat mag dus best 100
dollar kosten voor een weekend.

Berichten

verslagen

Coaching in de diergeneeskunde

Richard Nap

Een goed Nederiands voorbeeld van een visionair was dr.
Wim Verhaar, die van de Kliniek voor Heelkunde in Utrecht
vertrok en een specialistische kliniek voor paarden en kleine
huisdieren bouwde in Emmeloord. Dr. Verhaar was zijn tijd
vooruit en, naar later bleek, had wel visie maar had onvol-
doende oog voor de financiën. Na een moeilijke tijd, gaat het
gelukkig wel goed in Emmeloord, en met de andere specialis-
tische verwijspraktijken in Nederland.

Managen en leidinggeven

Leidinggeven heeft te maken met managen (het werk van
vandaag) en met visie (het werk van morgen). Het manage-
mentgedeelte gaat over het runnen van het kliniekbedrijf en
alles wat daarbij komt kijken. Dat is zowel organisatorisch als
financieel en het heeft ook met personeelszaken te maken.
Het is uitvoerend, een belangrijk deel van het werk kan door
de dierenarts-eigenaar desgewenst worden gedelegeerd aan
een praktijkmanager. In veel bedrijven gebeurt dit al tot te-
vredenheid van de betrokkenen. De praktijkmanager houdt
zich onder meer bezig met het opleiden van nieuwe mede-
werkers. Op het moment dat die voldoende bekwaamheid
hebben opgebouwd, kunnen ze meer worden losgelaten en
ten slotte kan de manager de taken met vertrouwen delegeren
aan de betreffende medewerkers. Een probleem voor de lei-
ding is dat niet iedere medewerker op dezelfde manier moet
worden gecoacht. Daarnaast kunnen managers beperkingen
hebben ten aanzien van de mogelijke managementstijlen.
Hoewel in het optimale geval de opleider over vier stijlen be-
schikt (aansturen, coachen, ondersteunen en delegeren), blijkt
bijna 90% van de leidinggevenden slechts één (54%) of twee
(35%) stijlen te gebruiken. Daar is dus de nodige ruimte voor
verbetering.

De verantwoordelijkheden die de dierenarts-eigenaar heeft
voor het leidinggeven met het oog op de toekomst kan zij of
hij niet delegeren. Die zijn typisch voorbehouden aan de lei-
der. Van de leider verwacht de organisatie dat hij een visie

-ocr page 77-

ontwikkelt waar het met de organisatie naar toe moet, en hoe
dat moet (de missie). Daar heeft een organisatie recht op. Als
het goed is, hebben bedrijven dus een visie (waar zijn we over
vijf tot tien jaar) en een \'mission statement\' (hoe gaan we
daar komen?). Daarnaast wordt van de leider verwacht dat
deze strategieën ontwikkelt en doelen stelt. Die doelen moe-
ten samen met het team worden opgesteld, maar de leider is
verantwoordelijk dat het doelen zijn die binnen de gestelde
tijd en met de beschikbare middelen leiden naar de visie. Die
taken kan de leider niet delegeren, maar hij kan er wel hulp
bij krijgen.

En dat brengt me terug bij het voetbal. Succesvolle coaches
van dit moment zijn zonder twijfel Marco van Basten (Ne-
derlands elftal) en Frank Rijkaard (FC Barcelona). Danny
Blind daarentegen is ontslagen bij Ajax, ondanks het behalen
van de beker en plaatsing voor de voorrondes van de Europa
Cup. Waar zit hem dat nu in? Blind werd ontslagen omdat de
seizoensresultaten niet volgens verwachting waren en niet in
lijn met de gestelde doelen en visie. Ondanks de korteter-
mijnsuccessen aan het einde van het seizoen heeft het bestuur
vastgehouden aan de langetermijnvisie. Blind was niet de
juiste man, stelde men. Wat had Blind dan niet, wat Van Bas-
ten en Rijkaard wel hebben? Zonder er nu een voetbaltech-
nisch verhaal van te maken, lijkt er een heel duidelijk verschil
aanwezig. Van Basten en Rijkaard hebben beide een personal
coach die hen helpt bij het ontwikkelen van de visie en het
beleid. Hij hoeft hen niets te leren op het gebied van voetbal-
len, maar zijn ervaring, overzicht en inzicht zijn een enorme
aanvulling op die van de leider (trainer coach) van het betref-
fende elftal. Toen ik de namen Van Basten en Rijkaard in het
zoekprogramma Google combineerde met die van hun coach
Johan Cruijff, kreeg ik verschillende hits. Foto\'s waarop de
heren samen te zien zijn en er zullen vele telefonische con-
tacten zijn waarvan geen foto\'s zijn. Cruijff is de adviseur op
de achtergrond die de ervaring verrijkt, verbreedt en verdiept.
Toen ik zocht naar Blind in combinatie met Cruijff kreeg ik
geen enkele hit. Er kunnen vele factoren zijn die het verschil
maken tussen succes en falen van een organisatie, maar de
kwaliteit van de leiding is in elk geval een belangrijke factor.

De persoonlijke coach

In het bedrijfsleven is de persoonlijke coach, ofwel executive
coach, een vast onderdeel van de leiding geworden. De bui-
tenstaander wordt ingeroepen om de bedrijfsleiding van ad-
vies te dienen en om perspectief aan te brengen. Niet zelden
ontbreekt het de hoogste leiding aan echte informatie omdat
de medewerkers het \'slechte nieuws\' niet vertellen aan hun
bazen, met het oog op carrièreschade. De baas krijgt zodoen-
de alleen goed nieuws te horen. De executive coach speelt
een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de visie en de
missie van de organisatie en vaak ook in de vertaalslag daar-
van naar de organisatie. Ook houdt de coach de vinger aan de
pols gedurende het jaar en adviseert omtrent bijsturing op ba-
sis van de resultaten. Als buitenstaander kan de coach zaken
ter discussie stelen binnen het management (leadership) team
die voor ieder van de leden van het team wellicht te delicaat
zijn, of hun carrière nadelig zouden kunnen beïnvloeden.
Ook kan het de balans van een groep eigenaren verstoren als
een van de partners een gevoelige punt aansnijdt, terwijl een
buitenstaander dat zonder gevaar kan doen. Vaak zijn betrok-
kenen tenslotte blij dat het eindelijk ter sprake komt en blijkt
een oplossing haalbaar met behulp van de coach.

De praktij kcoach, of persoonlijke coach, is binnen de dierge-
neeskundige praktijk nog geen algemeen verschijnsel, maar
zal dat over een aantal jaren ongetwijfeld wel zijn. Er zijn ook
in Nederland verschillende ervaren mensen beschikbaar met
ruime zakelijke en praktische ervaring en per praktijk is de
tijdsbesteding beperkt. Naast deskundigheid op vaktechni-
sche vlakken, zoals financiën en verzekeringen, is er ook be-
hoefte aan ondersteuning bij het maken van beleidsbeslissin-
gen inclusief personeelsbeleid. In het buitenland (Verenigde
Staten, Verenigd Koninkrijk en Zweden) blijkt deze trend
reeds aan de orde van de dag te zijn en heeft de praktijkcoach
een vaste plaats naast de praktijkleiding. Het betreft zowel
grotere als kleinere praktijken. Juist ook de een- of twee-
manspraktijk heeft baat bij het binnenbrengen van extern per-
spectief, tegen beperkte financiële lasten. Waarom zou je als
dierenarts alles moeten weten en kunnen op het gebied van
toekomstgericht leidinggeven? Drie tot vijf bezoeken per
praktijk per jaar (contract op uur- of dagbasis) en daarnaast
ad-hocondersteuning voor beleidsvragen, trainingen en hulp
bij het ontwikkelen van communicatiematerialen (voor zowel
intern als extern gebruik) zouden voldoende moeten zijn. De
advieskosten van de consultant moeten in principe ruim-
schoots worden goedgemaakt door het verbeterde bedrijfsre-
sultaat in het betreffende jaar. Anders is er iets niet goed ge-
gaan.

Toen ik in de zaterdag krant van 13 mei las dat twee mana-
gers van Ajax (Martin van Geel en Piet Keizer) naar Barcelo-
na gingen om met Cruijff te praten dacht ik bij me zelf, het
komt wel weer goed met Ajax!

Met dank aan dr. Paul Overgaauw voor redactioneel advies.

Dr. Richard C. Nap, Uppertunity Consultants, Utrecht
(NL) en Thoiry (F) rcnap@hotmail.com

-ocr page 78-

Miel Bingen

Op maandag 3 juli 2006 werd dierenarts(-jurist) Ardo
Menges beëdigd als lid van de Provinciale Staten van
Utrecht. Menges, die door ziekte in een rolstoel terecht-
kwam, is volgens eigen zeggen de eerste rolstoelganger
die de functie van statenlid van de provincie Utrecht be-
kleedt.

Niet vee! dierenartsen kiezen voor een carrière in de politiek.
Voor Ardo Menges waren het zijn ervaringen als rolstoelgan-
ger die hem langzaam maar zeker deden beslissen deze rich-
ting op te gaan. "Nadat ik in een rolstoel terechtkwam, begon
ik mij te realiseren hoe anders er in Nederland toch nog steeds
tegen lichamelijk gehandicapten wordt aangekeken. Directe
aanleiding om mij in te gaan zetten voor mensen met een
handicap was een incident in een restaurant. Toen ik daar met
mijn vrouw ging dineren kreeg zij als enige een menukaart.
Blijkbaar vond de ober het feit dat ik in een rolstoel zat reden
om ervan uit te gaan dat ik geen eigen keuze kon maken."
Via lokale en provinciale platforms die zich inzetten voor ge-
handicapten kwam Menges in contact met de provinciale po-
litiek. Hij stelde zich uiteindelijk in 1999 en 2003 verkiesbaar
op een niet-verkiesbare plaats op de lijst en werd uiteindelijk
na het afvallen van een aantal andere leden kort voor het ein-
de van de zittingstermijn toch gevraagd zitting te nemen in de
Provinciale Staten voor het CDA.

Zorg

Binnen de staten zal Menges met name actief zijn op het ge-
bied van de zorg en zal onder andere deel uit gaan maken van
de commissie zorg, cultuur en welzijn. Een link met de dier-
geneeskunde ziet hij vooral op het gebied van provinciaal

dierwelzijnbeleid, biologische landbouw en landschapsbe-
leid. Ook zal hij via zijn werk in de commissie te maken krij-
gen met zorgboerderijen waar bezigheidstherapie voor ver-
standelijk en lichamelijk gehandicapten mogelijk wordt
gemaakt.

Kijkend naar het nut voor de dierenarts van een collega als
statenlid merkt Menges op dat hij het belangrijk vindt om de
beroepsgroep bewust te maken van de rol van de provincie.
"Een provincie doet veel meer dan de meeste mensen zich re-
aliseren. Een dierenarts (met name de dierenarts landbouw-
huisdieren) zou zich bewuster moeten zijn van wat de provin-
cie allemaal kan doen en meer moeten kijken naar provinciale
initiatieven, in het belang van zowel de dierenarts zelf als zijn
klanten."

Ardo Manges lid van Provinciale Staten van Utrecht

"•«■ai^iailB»».-» »JTï .

Leer meer over katten en geniet van sprankelend Rome

Het ESFM congres in september - mis het niet!

Als u interesse heeft in katten dan wilt
u het congres van de European Socie-
ty of Feline Medicine zeker niet mis-
sen. Dit jaar wordt het vijfde ESFM
kattencongres van 8 tot 10 september
in Rome gehouden. Het programma
bevat uitstekende sprekers en een in-
houd van hoge kwaliteit. Meer dan
vierhonderd dierenartsen bezochten
vorig jaar het congres in Antwerpen en waren positief over de
sfeer, de gerenommeerde sprekers en de relevantie van de op-
gedane kennis voor de praktijk. Het congres wordt opnieuw
gesponsord door Hill\'s, Fort Dodge en Intervet.

Sprekers

Vooraanstaande sprekers dit jaar zijn dr. Kenny Simpson, As-
sociate Professor of Small Animal Medicine aan de Cornell
University (USA), en dr. Richard Malik, Senior Consultant
van de Post Graduate Foundation in Veterinairy Science aan
de University of Sydney. Deze zullen de volgende onderwer-
pen bespreken: feline pancreatitis, inflammatory bowel di-
sease, ziekten van
keel, neus en oor, niet-
tuberculeuze myco-
bacteriële aandoenin-
gen, met helicobacter
geassocieerde proble-
men, chronisch braken
en ten slottte chroni-
sche diarree bij de kat.
Oogheelkundig speci-
alist dr. David Gould
(UK), werkzaam in
een veterinaire verwijspraktijk, en dr. Claudio Bussadori (Ita-
lië) zullen eveneens hun expertise met de deelnemers delen
tijdens presentaties van klinische gevallen over respectieve-
lijk oogheelkunde en congenitale hartaandoeningen.

Aankondiging

Ontspanning

Ook dit jaar biedt het ESFM-congres de succesvolle combi-
natie van een hoogstaand wetenschappelijk programma en
uitstekende mogelijkheden voor plezier en ontspanning. In

-ocr page 79-

het programma is een middag vrij gepland met de mogelijk-
heid een archeologische site te bezoeken. In het ongekend
overdadige Palazzo Brancaccio vindt een congresdiner plaats
met als thema \'Glitter and Sparkle\'. Op deze avond kunnen
de deelnemers in hun meest sprankelende kleding aan het di-
ner verschijnen, muzikanten zullen rondlopen om de avond
luister bij te zetten en er kan tot in de vroege uren worden ge-
danst.

Accommodatie

De lezingen en de welkomstavond worden gehouden in het
Grand Ergife Palace Hotel. Accommodatie in dit hotel kan
tegen gereduceerd tarief worden geboekt middels het formu-
lier op de website:
www.fabcats.org. Deze site bevat ook de
volledige informatie over het wetenschappelijk programma,
de sprekers en de accommodatie. Inschrijving voor het con-
gres kan via de website, per e-mail:
information@fabcats.org
of telefonisch 0044 1747 871872.

Veehouder en Dierenarts juli 2006

VEEHOUDER

DIERENARTS

Het julinummer van Veehouder en Dierenarts is verschenen.
Door als praktijk een abonnement te nemen op dit blad kunt u
uw veehouders uitstekende praktische informatie verschaf-
fen. Wilt u meer informatie of wilt u zich abonneren dan kunt
u via e-mail reageren:
veeh.en.dierenarts@knmvd.nl. Ook is
het mogelijk om een proefnummer of een los artikel aan te
vragen

Hieronder kunt u de samenvattingen lezen van alle onderwer-
pen in dit nummer.

Paratuberculose bij gei-
ten: wat te doen?

De aandoening paratu-
berculose (paratbc) is al
jaren een hot item in de
Nederlandse geitenhou-
derij. De economische
verliezen door chroni-
sche vermagering en da-
ling in de melkproductie
blijken aanzienlijk te
zijn. Er is geen goede
therapie om para-tbc te
genezen. Wel zijn er pre-
ventieve maatregelen
mogelijk.

Coccidiose bij biggen: vetdiarree

Diarree in de tweede of derde levensweek, die de algemene
naam \'vetdiarree\' draagt, wordt nogal eens gezien bij biggen.
De schade varieert per bedrijf, afhankelijk van de ernst van
de groeivertraging. Herstel van de darm heeft geruime tijd
nodig. Daarom wordt bij een bedrijfsprobleem meestal voor
een zuiver preventieve aanpak gekozen.

\'Easy keepers\', niet zo eenvoudig als het lijkt!
Hoejfbevangenheid en sobere rassen

Paarden en pony\'s van sobere rassen worden al gauw te dik.
Het goed voeren van sobere paarden is niet zo eenvoudig als
de term \'easy keepers\' doet vermoeden. Bij rijke rantsoenen
ontstaat bij insuline-resistente paarden nog meer overcondi-
tie. Beide zijn gerelateerd aan hoefbevangenheid.

Bedrijfsadviezen

In de bedrijfsadviezen kunt u van alle landbouwhuisdieren
kort praktische informatie lezen. De onderwerpen variëren
van het effect van pedicuren bij paarden tot de werkzaamhe-
den voor de komende periode bij de kleine herkauwer. De
aanpak van vogelmijt bij pluimvee wordt beschreven. Bij het
varken komen klassieke varkenspest en MRSA aan de orde.
Waarom uiergezondheid nog steeds een van de belangrijkste
diergezondheidsschadeposten op het melkveebedrijf is, kunt
u lezen bij de rundadviezen.

Teken en tekenziektes
bij rundvee

Runderen die worden ge-
weid in de nabijheid van
boomwallen, houtsingels
of in natuurgebieden met
struiken en/of bomen lo-
pen de kans teken op te
lopen. In het artikel
wordt aandacht besteed
aan twee ziekten die te-

_________ ken kunnen overbren-

gsn\' Babesiosis en Ana-
^rïêSiË ® HTEtEïEi plasmosis.

.^ÏHIsS ^\'Sf^ Over de kip en het ei

Nederland produceerde
in 2005 een kleine 9 mil-
jard eieren waarvan het leeuwendeel bestemd was voor de
export. In 2005 consumeerden de Nederlanders 183 eieren
per inwoner. Het pluimveeartikel gaat deze keer over het pro-
duceren en bewaren van consumptie-eieren.

Waterkwaliteit in drinkbakken voor melk- en jongvee

Binnen het project Kwaliteitsmanagement Melkveehouderij
is in opdracht van LTO Noord bij 140 bedrijven onderzoek
gedaan naar de kwaliteit van het drinkwater dat het bedrijf
binnenkomt en het drinkwater in de drinkbakken in de stal.
Uit het onderzoek bleek dat de veehouders terecht het ver-
moeden hadden dat de waterkwaliteit op de drinkpunten meer
aandacht verdient. Met behulp van een maandelijkse GD-
zelftest krijgen veehouders een goede indicatie van de kwali-
teit van het drinkwater in hun stallen.

-ocr page 80-

Karin Woithers en Diana de Rooi]

Op woensdag 31 mei 2006 heeft
de Diergeneeskundige Studenten
Kring een discussieavond georgani-
seerd. Tijdens deze avond kreeg een
groep van dertig studenten volop
de gelegenheid om aan de hand van
stellingen hun mening te verkondi-
gen. Er waren drie genodigden, elk
uit een ander gelid van de dierge-
neeskunde. De afgevaardigde vanuit het onderwijs was
Debbie Jaarsma, AIO bij de Leerstoel Kwaliteitsbevorde-
ring Diergeneeskundig Onderwijs. Hans van Embden,
van Flex Vet, bracht de discussie over management en be-
leid op gang. Als laatste werd er gediscussieerd over vrou-
wen in de praktijk en secundaire arbeidsvoorwaarden
aan de hand van drie stellingen aangedragen door Tijs
Tobias namens de Belangengroep Praktiserende Dieren-
artsen in Loondienst (BPL).

In het verslag van deze avond kunt u lezen over de toekomst-
visie van de studenten. Hierbij moet vermeld worden dat deze
groep studenten misschien niet representatief is voor alle stu-
denten diergeneeskunde, aangezien de man/vrouwverhou-
ding deze avond niet overeenkwam met de man/vrouwver-
houding onder alle studenten. Daarnaast betrof dit een groep
die over het algemeen vrij actief is met activiteiten buiten de
studie, waarvan kan worden aangenomen dat de meningen
niet direct geëxtrapoleerd kunnen worden naar de meerder-
heid.

Onderwijs

Tijdens de discussie over dit onderwerp kwam de steeds ver-
dergaande academisering van het onderwijs aan bod. Studen-
ten geven aan dat ze leren om kritisch tegen artikelen en lite-
ratuur aan te kijken, toch lijkt dit volgens enkele studenten
ten koste te gaan van het leren van praktische vaardigheden,
terwijl die essentieel zijn. Het doel van academische vorming
is de studenten te leren om later in de praktijk onderbouwde
beslissingen te kunnen nemen. Het dient er tevens toe om een
algemene kritische blik te ontwikkelen.
De algemene gedachte van de student is dat wanneer dieren-
artsen niet academisch gevormd zijn, ze niet snel overstappen
op een andere behandel- c.q. operatiemethode, de meeste
mensen blijven bij de methodes die zij tijdens de studie ge-
leerd hebben. De verwachting is dat de studenten vanaf curri-
culum 2001, die academisch gevormd zijn, dit eerder zullen
doen. Alle aanwezigen zien het nut van academische vorming
wel in, maar vinden dat het niet ten koste van andere belang-
rijke vaardigheden moet gaan.

Vervolgens kwam de discussie op gang over het wel of niet
differentiëren naar diersoort tijdens de studie. In de praktijk
zien we steeds vaker dat dierenartsen zich gaan differentiëren
naar één specifieke diersoort, door samenloop van omstan-
digheden of door interesse. Een student vroeg zich af waarom
er dan geen brede basisopleiding is, zodat je kunt gaan diffe-
rentiëren als je practicus bent? Maar in hoeverre ben je dan
algemeen bekwaam, als de kennis vrij oppervlakkig is? De
uiteindelijke verantwoording voor je eigen kennis en be-
kwaamheid moet volgens de studenten bij jezelf gezocht
worden en niet in het systeem dat wordt aangeboden.

Verslag

Professioneel Gedrag

Als laatste onderwerp werd er gepraat over de rol van Profes-
sioneel Gedrag. Professioneel Gedrag betekent zorgvuldig
met elkaar omgaan, betrokken zijn, communicatief vaardig
met een kritische zelfreflectie en respect hebben voor ande-
ren. Professioneel Gedrag omvat een aantal vaardigheden die
je als persoon bezit of niet, zoals communicatief vaardig zijn.
Het lijkt erop dat personen die een les in Professioneel Ge-
drag het meest nodig zouden hebben, het minst aan kritische
zelfreflectie doen en dus het nut ervan niet onderkennen. Pro-
fessioneel Gedrag is in 2001 ingebouwd in het curriculum en
is nu sinds driejaar de rode draad van het onderwijs. De hele
groep is het eens over het feit dat Professioneel Gedrag be-
langrijk is.

Professioneel Gedrag zou verbeterd kunnen worden door het
nog meer aan den lijve te ondervinden en er praktisch mee
bezig te zijn. Er zouden bij casusbesprekingen meer rollen-
spellen gedaan kunnen worden en gerichte evaluaties na
groepsopdrachten. Vooral in groepen waarmee je langere tijd
samenwerkt, zou dit nuttig en leerzaam kunnen zijn, bijvoor-
beeld met de co-schapgroep of in de klinische-lessengroep,
eventueel met hulp van een communicatiedeskundige.

Bedrijfsvoering

Bij de vraag wie er zou kiezen voor het ondernemerschap in
plaats van werken in loondienst, kiest bijna de hele groep
voor het ondernemerschap. Deze grote belangstelling voor
een onderneming verbaast de heer Van Embden. Dierenart-
sen worden namelijk niet geschoold in marketing en com-
mercieel denken. Zijn wij dan wel opgewassen tegen die ster-
ke concurrentie? De hoogte van de praktijkomzet is nu sterk
afhankelijk van de inkomsten die verworven worden door
medicijnverkoop. Hoe moet dat dan straks met POM non-
POM? Er zou betaald moeten worden voor de kwaliteit die de
dierenarts levert, alleen wie gaat die prijs bepalen? Het bepa-
len van die prijzen, dus commercieel denken en marketing,
zou overgelaten moeten worden aan een deskundige op dat
gebied. De dierenarts moet zich bezig houden met dierge-
neeskunde in plaats van management.
Een manager in loondienst zou de oplossing zijn, alleen
klinkt dit makkelijker dan het is. Het blijkt in de praktijk nog-
al lastig te zijn om als maat of praktijkeigenaar belangrijke
beslissingen over te moeten laten aan iemand anders, name-
lijk aan de manager, wat dus ook vaak niet gebeurt.
De dierenarts (een maat) zelf laten managen? Dat blijkt ook
niet praktisch te zijn, omdat de uren die de manager/maat be-
steedt aan managementzaken, niet altijd als volwaardige
werkuren worden beschouwd door de overige maten. Het
komt er vaak op neer dat het managen er een beetje bij wordt
gedaan, tijdens diensten, of om de spreekuren heen. Op deze
manier heeft managen weinig effect. Volgens de heer Van

De toekomst van de diergeneeskunde

-ocr page 81-

Embden zullen er op korte termijn drastische veranderingen
moeten plaatsvinden om als praktijk het hoofd boven water te
houden, want is een maatschap wel zo rendabel of moeten we
kiezen voor een andere bedrijfsvorm? Van Embden ziet toe-
komst in het oprichten van een BV waarbij de manager aan-
deelhouder is van de praktijk en de vorming van
(franchise)ketens. Dierenartsen moeten zich bezighouden
met de diergeneeskunde en het beleid en management over
laten aan een deskundige.

Belangengroep Practici in Loondienst

Ten behoeve van de discussie wordt door de inleider \'advo-
caat van de duivel\' gespeeld en een standpunt ingenomen dat
niet de mening van de BPL verwoordt. De stelling is: \'minder
mannen in de beroepsgroep geeft een achteruitgang van ar-
beidsvoorwaarden\'. Dit behoeft een korte toelichting. Het
idee is dat mannen meer opkomen voor primaire arbeidsvoor-
waarden en vrouwen minder. Secundaire arbeidsvoorwaarden
worden lang niet altijd bevochten door mannen, waardoor
deze steeds slechter geregeld zijn. Bijna iedereen is voor de
stelling, maar de aanwezige vrouwen zijn allemaal tegen. Er
zijn naar hun mening genoeg vrouwen die wel op hun strepen
staan en niet ak-
koord gaan met
slechte arbeids-
voorwaarden. De
achteruitgang van
arbeidsvoorwaar-
den ligt dus niet
per definitie aan
vrouwen. Het is
wel zo dat vrou-
wen eerder in-
stemmen met een
laag salaris dan
mannen. In prin-
cipe is er geen
verschil in toe-
komstbeeld tus-
sen mannen en
vrouwen. Van bei-
de geslachten wil
negentig procent
fulltime gaan wer-
ken. Helaas is er
Tijdens de discusieavond kreeg een groep van dertig
bijna geen keus, van stellingen hun mening te verkondigen,
omdat het aanbod

van fulltime banen heel laag is. Daarnaast speelt het vooroor-
deel over vrouwen, dat de kans groot is dat ze snel \'verdwij-
nen\', bijvoorbeeld door zwangerschap, ook een rol.
De heer Tobias legt uit dat het belangrijk is dat er een CAO is
opgezet, zodat er in ieder geval een minimum aan primaire en
secundaire arbeidsvoorwaarden is vastgelegd. De dierenarts
in loondienst wil graag zekerheid op het gebied van arbeids-
voorwaarden, wat tot de totstandkoming van de CAO totaal
niet aan de orde was. De heer Tobias stelde dat de achteruit-
gang van arbeidsvoorwaarden vooral te maken heeft met het
marktoverschot. De BPL heeft gepleit voor een 40-urige
werkweek in plaats van de 56-urige, die nu soms gebruikelijk
is, waardoor er meer dierenartsen nodig zijn.
Volgens de heer Tobias zouden dierenartsen betere onderne-
mers moeten worden (praktijk laten managen) en commerci-
eler gaan denken. Als dit met de hele beroepsgroep wordt
aanpakt, zullen de primaire en de secundaire arbeidsvoor-
waarden beter worden. Vroeger stond geld verdienen op de
eerste plaats. Hoe meer je werkte, hoe meer je verdiende. Nu
liggen de zaken anders. Er is minder werk, dus minder te ver-
dienen, dus in plaats van geld dan maar betere secundaire ar-
beidsvoorwaarden, hoewel natuurlijk ook secundaire arbeids-
voorwaarden geld kosten. Uiteindelijk is iedereen het eens
met het feit dat de achteruitgang niet aan het geslacht ligt,
maar aan het marktoverschot.

Op de stelling \'de reden dat de dierenarts de praktijk na vijf
tot tien jaar verlaat, wordt veroorzaakt door de slechte ar-
beidsvoorwaarden\', wordt twijfelachtig gereageerd. De alge-
mene gedachte is dat de slechte arbeidsvoorwaarden waar-
schijnlijk niet de enige reden zijn, er zijn genoeg andere
redenen te bedenken waardoor iemand beslist om er een punt
achter te zetten. Misschien krijg je een andere leukere baan
aangeboden of is de omgeving niet stimulerend genoeg.
De heer Tobias legde uit dat hij met de stelling wil zeggen dat
de dierenartsen de slechte arbeidsvoorwaarden als een moge-
lijke druppel die de emmer doet overlopen zien, en er dan he-
lemaal genoeg van hebben. Daarom zijn die arbeidsvoor-
waarden en dus de
komst van een
CAO zo belang-
rijk!

Veel dierenartsen
zien een CAO als
een kwaad oog,
terwijl het ook
kansen en toe-
komst biedt. Zo ga
je bijvoorbeeld
concurrentie op
arbeidsvoorwaar-
den uit de weg.
Het CAO geeft
een bodem voor
loontarieven aan,
waarop een bodem
voor algemene ta-
rieven kan worden
gebaseerd. Hier-
door wordt prijs-
concurrentie uit
de weg gegaan.
Het lijkt erop dat

de veterinaire wereld niet van verplichtingen houdt, zeker
niet na de kwesties rond het certificeren.
De toekomst wordt dus niet altijd even rooskleurig ingeschat.
Deze discussieavond heeft echter wel heel wat opgehelderd
en uiteindelijk blijkt ook dat niet alles zo negatief is. Als ve-
terinair dien je met de tijd mee te gaan en door je als beroeps-
groep te verenigen kun je een heleboel bereiken. Door met
elkaar te praten over kwesties zoals die deze avond aan bod
zijn gekomen, kun je oplossingen bedenken en kan iedereen
zijn beroep blijven uitoefenen. Dierenarts zijn betekent niet
alleen diergeneeskunde bedrijven, maar ook belangrijke so-
ciale, economische en maatschappelijke fiincties bekleden.
Het beroep wordt alleen maar veelzijdiger en daarmee inte-
ressanter.

-ocr page 82-

Janssen Animal Health introdu-
ceert Vetoryl® voor behandeling
van Cushing bij de hond

Vetoryl* is het eerste diergeneesmid-
del dat is geregistreerd voor de behan-
deling van hyperadrenocorticisme of
het syndroom van Cushing bij de
hond. Dit is bij de hond de meest
voorkomende endocrinologische aan-
doening. Het actieve bestanddeel, tri-
lostane, blokkeert de synthese van
glucocorticoïden in de bijnierschors.
Daardoor vindt een snelle daling plaats van het plasma
Cor-
tisol. Een verminderde polydipsie/polyurie/polyfagie is
meestal al merkbaar na tien dagen. Vetoryl® kan worden toe-
gediend met voedsel, eenmaal daags, als capsules van 30 mg
en 60 mg (verpakkingen van dertig capsules).
Na Felimazole®, voor de behandeling van hyperthyroïdie bij
de kat, heeft Janssen Animal Health nu twee geregistreerde
diergeneesmiddelen voor endocrinologische aandoeningen.
Informatie via e-mail:
jahhnl@janbe.jnj.com

\'VC v.i\'WJS

Eerste Nederlandse praktijkre-
sultaten van vaccin tegen ileitis
(PIA) een succes

De eerste praktijkresultaten bevestigen de verwachte effecti-
viteit van Enterisol Ileitis® (Boehringer Ingelheim BV).
Dankzij de introductie van het eerste drinkwatervaccin tegen
deze darmaandoening kan een antibioticabehandeling achter-
wege blijven en wordt schade voorkomen in plaats van be-
perkt. Nadat de eerste slachtgegevens bekend zijn geworden,
is bij een van de Nederlandse bedrijven, die als eerste zijn ge-
start met vaccineren, een analyse uitgevoerd. Vleesvarkens
met PIA-problemen lieten na vaccinatie een forse groeiver-
betering zien van gemiddeld 57 gram (van 808 naar 865 gram
groei per dag per vleesvarken) in een kortere mestperiode
(7,1 minder ligdagen). Bijkomend voordeel is dat medicatie
met tylosine overbodig is. Deze eerste Nederiandse prak-
tijkresultaten komen overeen met de registratiebeschikking
waarin wordt aangegeven dat een gemiddelde extra groei van
30 gram groei bewezen is. Ook uit de omliggende landen
worden vergelijkbare resultaten gemeld.
Informatie: tel. 072-566 24 11

Nieuws
van de
industrie

The third International meeting
\'MRI in Veterinary Medicine\'
2006 Turijn, 13-15 oktober

• Lezingen over MRI bij gezelschapsdieren en paarden

• Sprekers o.a. van Cornell University (NY), Cambridge Uni-
versity (UK)

• Dagelijks: \'Meet the MRI sequence expert\'

Voor informatie en inschrijven: Pie Medical Benelux B.V,
Maggie Kooman/Peter Terpstra, e-mail:
benelux@pie.nl

Vecoxan®, nu 00k geregistreerd
preventie van coccidiose bij kal-
veren

Het bekende anticoccidiosemiddel voor schapen, Vecoxan®
(REG NL 9660, UDA), is sinds kort, als enig diergeneesmid-
del, ook geregistreerd voor de preventie van coccidiose bij
kalveren. Door het verdwijnen van groeibevorderaars uit de
kalvervoeding begin dit jaar is de kans op een uitbraak van
coccidiose bij kalveren veel groter geworden. Coccidiose bij
kalveren is nog een onderschatte aandoening die vaak subkli-
nisch voorkomt en ongemerkt voor een flinke groeiachter-
stand kan zorgen (zie ook Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1 december 2005, pagina 734). Op tijd behandelen (vóór er
klinische problemen zijn) van de hele groep is dus belangrijk.
Vecoxan® is verkrijgbaar in een verpakking van 1 liter, die
ook geschikt is om aan te sluiten op een drenchapparaat. De
wachttermijn bedraagt nul dagen voor kalveren en lammeren.
Vecoxan is veilig voor de omgeving.

550 T I J DS c H R I FT VOO R D I E R C E N E E S K U N D E , D E E L 1 3 1 , J U L I / A U C U S T U S , A F L E V E R I N C 14-15,2006

Uniek systeem ontsmet naalden
voor elke injectie

Door het toedienen van injecties zonder de naald te vervan-
gen of te desinfecteren, kan bacteriële besmetting worden
overgebracht op andere dieren met risico op infecties en afge-
keurde slachtdieren. Om niet telkens een nieuwe steriele
naald te hoeven nemen, is het Sterimatic-systeem ontwik-
keld. De Sterimatic-sleeve is een luchtdichte cilinder die op
de spuit geplaatst wordt en de injectienaald beschermt. Hier-
op wordt de Sterimatic cap geplaatst, over de punt van de
naald. Dit is een luchtdicht patroon met schuimrubber dat een
desinfectiemiddel bevat. Voor en na de injectie gaat de naald
door de Stericap en wordt automatisch schoongemaakt en ge-
desinfecteerd. De diepte van de injectie is 12 mm. Enkele se-
conden later is de naald weer klaar voor de volgende injectie.
Een Stericap kan gebruikt worden voor 100 injecties. De Ste-
rimatic sleeve past op diverse injectiespuiten. Er zijn adapters
verkrijgbaar voor Kaycee, Socorex, Roux en Hauptner spui-
ten (Schippers Bladel BV).
Informatie:
www.schippers.nl

-ocr page 83-

Henry Dijkman

De elektronische helpdesk is een le-
denservice van de KNMvD die snel
en efficiënt werkt. De helpdesk
biedt antwoord op concrete vragen
over arbeidsrechtelijke zaken, dier-
geneesmiddelen, praktijkmanage-
_ ment et cetera, als het maar ver-
band houdt met het veterinaire
beroep. Uit een inventarisatie van
de vragen die sinds 1 mei zijn gesteld blijkt dat de meeste
vragen nog dezelfde dag of de volgende werkdag worden
beantwoord. Onder de knop \'helpdesk\' op de website van
de KNMvD vindt u meer informatie. De rubriek \'veelge-
stelde vragen\' wordt steeds verder uitgebreid en geactua-
liseerd en ieder lid heeft de mogelijkheid om zelf vragen
te stellen via e-mail. In september openen wij ook de tele-
fonische helpdesk voor leden.

De mogelijkheid vragen te stellen is natuurlijk niet nieuw. De
helpdesk gaat echter verder dan het snel beantwoorden van
vragen, de informatie is ook beter toegankelijk. We bouwen
een uitgebreide database op, waardoor de informatie beter
beschikbaar is, voor de helpdeskmedewerkers en natuurlijk
ook voor de leden. Op deze manier hebben leden gemakke-
lijk toegang tot een bron van informatie. De rubriek \'veelge-
stelde vragen\' wordt continu aangevuld met nieuwe vragen
en antwoorden en wordt waar nodig geactualiseerd. Deze in-
formatie is 24 uur per dag en zeven dagen per week toegan-
kelijk.

De helpdesk is gebouwd op de groei. De KNMvD is op 1 mei
van start gegaan met de elektronische helpdesk en steeds
meer leden weten deze ingang te vinden voor hun beroeps-
matige vragen. In september wordt deze dienst uitgebreid
met een telefonische helpdesk. Leden en kandidaat-leden
kunnen dan gebruikmaken van een speciaal telefoonnummer
voor het stellen van vragen. De helpdeskmedewerkers zullen
dan zo mogelijk uw vraag zelf beantwoorden of zo nodig een
collega inschakelen voor de beantwoording van uw vraag.
Ook bij de telefonische helpdesk streven wij ernaar uw vraag
meteen of nog dezelfde dag te beantwoorden, maar soms kan
het natuurlijk iets langer duren voordat wij kunnen antwoor-
den (maximaal vijf werkdagen).

De afgelopen tijd zijn er interessante items toegevoegd aan
de rubriek \'veelgestelde vragen\' op de website. Onderstaand
enkele voorbeelden. Op onze website
www.knmvd.nl onder
de knop \'helpdesk\' vindt u doorlopend de recentste informa-
tie.

Voor welke diergeneesmiddelen mag een dierenarts re-
clame maken?

Sinds de inwerkingtreding van het Diergeneesmiddelenbe-
sluit op 13 januari 2006 geldt er een verbod van publieksre-
clame voor voorschriftplichtige diergeneesmiddelen (de zo-
genoemde UDA- en UDD-middelen) en middelen die
psychotrofe stoffen bevatten of verdovende middelen als be-
doeld in lijst I en II van de Opiumwet.

Maatschappij

nieuws

Dit geldt ook voor diergeneesmiddelen bestemd voor niet-
voedselproducerende dieren.

Dierenartsen dienen zich bewust te zijn dat het niet langer is
toegestaan om folders over voorschriftplichtige diergenees-
middelen in de wachtkamer te leggen of op internet richting
particuliere klanten reclame te maken voor aanbiedingen van
bijvoorbeeld vaccinatie- of ontwormingsprogramma\'s, met
vermelding van merknamen van UDA- en UDD-middelen.
Reclame voor voorschriftplichtige diergeneesmiddelen is uit-
sluitend toegestaan richting personen die vanuit hun profes-
sie dienen om te gaan met diergeneesmiddelen, zoals dieren-
artsen, apothekers, vergunninghouders voor het leveren van
diergeneesmiddelen, veehouders, beroepsmatige kennel- en
manegehouders en geregistreerde fokkers.
Voor middelen met de kanalisatiestatus VRIJ mag wel recla-
me richting het publiek worden gemaakt.
Op
www.overheid.nl kunt u ook veel informatie vinden. Via
zoekwoorden als \'diergeneesmiddelenbesluit\' en \'opiumwet-
besluit\' kunt u de complete besluiten vinden en downloaden.

Mag je een huisdier in de eigen tuin begraven?

Ja, dat mag. Op basis van artikel 24 uit de EU-verordening
1774/2002/EG tot vaststelling van de gezondheidsvoorschrif-
ten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlij-
ke bijproducten is het de bevoegde autoriteit van een lidstaat
toegestaan om indien nodig te besluiten dat dode gezel-
schapsdieren als afval mogen verwijderd door begraving.
De EU-defïnitie van gezelschapsdieren is officieel: alle die-
ren die gewoonlijk door de mens worden gevoed en gehouden
doch niet gegeten noch voor de veeteelt gehouden.
In Nederland is dit opgenomen in artikel 14 van het Destruc-
tiebesluit van 29 juni 2005. Daarin staat dat het is toegestaan
kadavers van gezelschapsdieren te begraven op een terrein
dat de houder of eigenaar van het dode dier ter beschikking
staat dan wel op een plaats die ingevolge het gemeentebe-
stuur daarvoor is toegelaten.

Maak gebruik van de KNMvD-helpdesk

In het verleden was het begraven van kadavers van gezel-
schapsdieren geregeld via gemeentelijke verordeningen
(APV). Elke gemeente kon tot aan de inwerkingtreding van
het nieuwe Destructiebesluit afzonderlijk bepalen het begra-
ven wel of niet toe te staan.

Henni Dijkman is senior medewerker communicatie en
coördinator van de helpdesk bij de KNMvD.

-ocr page 84-

KNMvD Sportdag 22 september 2006

Beste sportvrienden,

Zit u ook nog steeds op een grote oranje wolk in deze geweldige sportzomer waarin het Nederlands
elftal eindelijk wereldkampioen is geworden? Helaas het zijn onze leeuwen niet gelukt, dus... het
wordt tijd om ons kleurenpallet bij te stellen naar de kleur paars! De sportdag van de KNMvD komt
immers met rasse schreden dichterbij. Tijd om collega\'s en oud-studiegenoten te bellen en af te
spreken om op 22 september naar Wijk bij Duurstede af te reizen om daar tijdens het sporten de
contacten weer aan te halen. Naast de gebruikelijke vriendenteams komen er dit jaar ook regioteams
op de groene mat. In de regiochallenge zal blijken welke regio met de eer gaat strijken. U allen een suc-
cesvolle en blessurevrije voorbereiding toewensend, hopen we u op 22 september te mogen begroeten!

Namens de sportcommissie van de KNMvD,
Hans Lambeek, aftredend voorzitter
Hans Meijs, aankomend voorzitter

-ocr page 85-

tTcrtnis, golf ew ht*\\cig&

Wilt IA spelen op kef iSen fe (Sowf-t van Wijk bij TDuuf-
s ede? Weet w dat u de meesfe slagen wint bij bf-idge?
Of bent M e-f zekec van dai de gfeens van de Ba ow-
we in 2oelen u gunsfig gezind zijn? Kom dan ook
naat* de KAJMVD
Spoyidag en scKt-ijft u ziek in voof
tenniS/ golf of bk-idge.

U kunt u kiecvooc insckf*ijven via ket inscki\'iiffocmuliek\'
dat u bij dif Xlidsck>\'if vindt of via vi\'ww.knirwd.n!
(ondef actweel).

Ook dit jaar een overheerlijk buffet.
Wat moet u doe-tx?

Dn de vief cegio\'s zijn con ac pei\'sonen aangewezen.
2ij fot\'mei\'en van alle insckf\'ijvingen van de t-eglo een
►•egio-team dai uitkomt in de ckallenge. öeeft u ziek
via e-mail
bij onderstaande contactpei-sonen op;
"Regio Oost A\'larteke tHwisman mariel<ekMismQn@kotmail.com
"Regio 2uid ^Daari I^erckse^i
daQK\\eK\\kendj-ien@WQnadoo.nl
Regio A^oo^\'d Bouke-ftai^m van bKvai^de>\'keide@Ko mail.com
def* t-leide

"Regio West Tijmen van deVuuKsi vandevMMr\'st@w;<s.K\\l
V
>*ieMde>tteoms

■|"leeft u een vi^iendenteam en vi\'ilt u gt-aag voetballen
of kockeyen^ dat kan natuui-lijk ook. A^eldt
m ziek dan
aan bij;

Voetbal tHans Oaron cafon.jpc@planef.nl

Bauke van defValk vbauke@kotmail.com
Hockey Befnaf\'dTkien befnat\'db_tkien@kotmail.com

-ocr page 86-

KNMvD
Jaarcong^gl

Noordwïjk

6 oktober 2001

Beroepsintegriteit

Wat is de handtekening

van de dierenarts (nog) waard?

-ocr page 87-

Miljoenste dierenpaspoort uitgereikt

Miel Bingen

Woensdag 12 juli werd op Dierenartsenpraktijk Tussen
Mark en Amer in Hooge Zwaluwe het miljoenste KNMvD
dierenpaspoort uitgereikt door dierenarts Marjan Tim-
mer van Dierenartsenpraktijk Tussen Mark en Amer en
André Kleinmeulman, inspecteur-generaal van de Voed-
sel en Waren Autoriteit. De negen weken oude flatcoated
retriever Skye van de familie Van der Woerd ontving het
paspoort.

"Bij de introductie van het paspoort in 2004 had niemand ge-
dacht dat het zo hard zou gaan met het dierenpaspoort. Het is
een enorm succes voor de KNMvD dat er in twee jaar zoveel
paspoorten zijn uitgegeven", aldus Ton de Ruijter bij de uit-
reiking van het paspoort. In 2004 werd het Europees dieren-
paspoort ingevoerd om het reizen met dieren binnen de Euro-
pese Unie te vergemakkelijken. Iedere hond, kat en fret kan
met een dierenpaspoort, een geldige vaccinatie tegen honds-
dolheid (rabiës) en een identificatie met een chip of tatoeage
vrij reizen in de landen van de Europese unie met uitzonde-
ring van Engeland, Ierland, Malta en Zweden. Het was aan
Marjan Timmer en André Kleinmeulman om het eigenlijke
paspoort te overhandigen aan de fokkers van Skye; de familie
Van der Woerd. André Kleinmeulman maakte van de gele-
genheid gebruik om nog eens het belang dat diereneigenaren
hechten aan het meenemen van hun huisdier op reis te onder-
strepen. Maijan Timmer vulde hem aan door te wijzen op de
voordelen van het dierenpaspoort.

skye neemt zijn dierenpaspoort in ontvangst.
Niet ver genoeg

Voor Marjan Timmer gaat het huidige dierenpaspoort echter
nog niet ver genoeg. "In combinatie met een chip vormt het
dierenpaspoort een heel mooi instrument om dieren te identi-
ficeren. Door het chippen weet je gewoon zeker dat dier en
paspoort bij elkaar horen. Op het moment is het echter zo dat
maar zestig procent van de honden gechipt is en bij katten zie
je eigenlijk zelden een chip. Het zou mooi zijn als de over-
heid de identificatie en registratie van huisdieren verplicht
zou stellen zodat dier en eigenaar altijd traceerbaar zijn."
Een standpunt waar Marjan Timmer niet alleen in staat. Ook
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde pleit ervoor om in de toekomst verplicht te stellen dat
iedere hond, kat of fret gechipt en geregistreerd moet zijn.

Voordelen

"Identificatie en registratie bieden grote voordelen als het
gaat om het bestrijden van zoönosen. Daarnaast kan het in
kaart brengen van erfelijke gebreken sterk vergemakkelij-
ken", zegt Marjan Timmer na afloop van het overhandigen
van het miljoenste paspoort. "Ik heb hier recentelijk nog een
newfoundlander in de praktijk gehad met ernstige erfelijke
afwijkingen. Nu is het vaak moeilijk om te traceren waar zo\'n
hond vandaan komt en om de fokker feedback te geven over
wat er mis is. Met een verplichte identificatie en registratie
zou dit wel mogelijk zijn.

Ton de Ruijter merkt verder op dat een verplichte registratie
kan helpen bij het tegengaan van de illegale hondenhandel en
het verbeteren van het dierenwelzijn. Een opmerking die bij
Maijan Timmer in goede aarde valt. Door identificatie en re-
gistratie is het mogelijk die groepen en individuen te identifi-
ceren waar zich problemen voordoen en daar gericht infor-
matie aan te verstrekken.

Wat informatieverstrekking betreft is Dierenartsenpraktijk
Tussen Mark en Amer er vroeg bij. Ieder jaar in oktober met
werelddierendag nodigt de praktijk een aantal schoolklassen
uit om langs te komen op de praktijk. De kinderen krijgen
dan een rondleiding om te zien wat een dierenartsenpraktijk
nu precies inhoudt en worden geïnformeerd over allerlei din-
gen die met dieren te maken hebben. "Je kunt niet vroeg ge-
noeg begiimen met voorlichting geven over hoe je goed met
dieren om moet gaan," aldus Marjan Timmer.

-ocr page 88-

Weet u dat u iedere dag te maken
kunt krijgen met beroepsintegriteit?
Of u nu uw handtekening zet onder
een dierenpaspoort, een voorstel
voor een wetenschappelijk onder-
zoek, een keuringsrapport of een ar-
beidscontract... De dierenarts van
vandaag heeft in zeer veel situaties
te maken met beroepsintegriteit.

Daarom is het thema van het middagprogramma van het jaar-
congres op 6 oktober in Noordwijk: beroepsintegriteit. Wat is
uw handtekening (nog) waard? Misschien kent u het televi-
sieprogramma: \'De Achterkant van het Gelijk\' van Marcel
van Dam nog wel. Een veterinaire variant van dit programma
vult de middag van het jaarcongres in. Een forum met men-
sen van diverse pluimage (zowel dierenarts als niet-dieren-
arts) zullen dilemma\'s en knelpunten waar u nog niet eerder
bij stilgestaan heeft, voor u blootleggen.

Eigen inbreng

U kunt uw eigen inbreng hebben in het forum: heeft u een di-
lemma ervaren in de praktijk of rondom het functioneren van
een dierenarts en heeft dit te maken met beroepsintegriteit?
Mailt u deze ervaring dan naar
jaarcongres@knmvd.nl. Deze
ervaringen worden doorgestuurd aan prof dr. Johan Wempe
die uw dilemma kan inbrengen in het forum. Wie weet, hoort
u verrassende oplossingen van het forum.

Ledenvergadering: de mogelijkheid om invloed uitte
oefenen

In de ochtend wordt de algemene vergadering van de KNMvD
gehouden. De algemene vergadering van de KNMvD biedt u
als lid van de Maatschappij de mogelijkheid om mee te pra-
ten over het beleid en de toekomst van de beroepsvereniging
waar u deel vanuit maakt. Daarnaast is dit jaar een bijzondere
vergadering, omdat het de laatste zal zijn van Ton de Ruijter
als voorzitter van de KNMvD.

Afscheidsreceptie Ton de Ruijter

Na het jaarcongres is er in het Hotels van Oranje een borrel
die tevens de afscheidsreceptie is van Ton de Ruiter. Hij geeft
dan na zeven jaar de voorzittershamer over aan zijn opvolger.
Als u Ton de Ruijter wilt bedanken voor de afgelopen zeven
jaar dan bent u van harte welkom op deze receptie.

Kom ook

Voor u op een rij: meepraten over het beleid van de KNMvD,
een interactieve middag met collega\'s, discussiëren over een
onderwerp dat alles met beroepsintegriteit van de dierenarts
te maken heeft. Genoeg redenen om te komen naar het Jaar-
congres op 6 oktober 2006 in Hotels van Oranje in Noord-
wijk.

Jaarcongres

De locatie is schitterend, in het luxe Hotels van Oranje maken
we er echt een dag uit van. Heeft u er bijvoorbeeld al eens aan
gedacht om met collega\'s of oud-studiegenoten af te spreken?
Het diner en het feest bieden u voldoende gelegenheid om als
vanouds bij te praten.

Inschrijven

U kunt zich inschrijven via www.knmvd.nl. Op de homepage
vindt u direct informatie over het jaarcongres. Klikt u verder
dan komt u bij het inschrijfformulier. U kunt ook het in-
schrijfformulier gebruiken dat bij dit Tijdschrift is bijge-
voegd.

Uitnodiging: Kom ook naar de algemene vergadering en
het KNMvD jaarcongres

Heeft u wel eens oi>er beroepsiintegriteit nagedacht?

Tot vrijdag 6 oktober!

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-08-2006
01-09-2006
15-09-2006
01-10-2006

maandag 31-07-2006
maandag 14-08-2006
maandag 28-08-2006
maandag 18-09-2006

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 89-

Jemny Buijtels

De Najaarsdag van de Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren (GGG) heeft traditioneel veel te bieden voor de ge-
zelschapsdierenarts. Niet alleen wordt een uitgebreid
scala aan praktijkgerichte onderwerpen besproken in
korte voordrachten van een half uur, maar er is ook ruim
gelegenheid voor het onderhouden en opdoen van sociale
contacten. Deze combinatie van wetenschap en sociale in-
teractie verklaart waarschijnlijk de hoge bezoekersaan-
tallen.

Nog elk jaar groeit de belangstelling voor de GGG Najaars-
dag. De kans is aanwezig dat de dag dit najaar voortijdig uit-
verkocht is, vandaar dat wij u vroegtijdig op de hoogte bren-
gen. De GGG Najaarsdag 2006 zal dit jaar plaatsvinden op
zaterdag 11 november in De Reehorst te Ede.

Programma

Het thema van de komende GGG Najaarsdag is \'In bewe-
ging\'. In het kader van dit thema zal collega mevrouw Stas-
sen, werkzaam op de universiteitskliniek voor gezelschaps-
dieren in Utrecht, ingaan op de gestoorde neuronale beweging
bij epilepsie alsmede de behandeling ervan. Collega me-
vrouw Hoffmann, promovenda bij de afdeling hepatologie,
zal koperstapeling als oorzaak van chronische actieve hepati-
tis bespreken. Na enkele mislukte pogingen is het dit jaar wel
gelukt om collega mevrouw Piek, werkzaam als hematoloog
op de universiteitskliniek in Utrecht, te strikken voor een
voordracht. Zij zal ingaan op de zin en onzin van een been-
mergbiopt. Daarna zal collega mevrouw Passon-Vastenburg,
werkzaam als radiologe bij Dierenarts Specialisten Amster-
dam en Diergeneeskundig Specialistencentrum Den Haag,
ons meenemen in de snel bewegende wereld van de echocar-
diografie. Collega Declercq, als dermatoloog verbonden aan
de Faculteit Diergeneeskunde te Merelbeke, zal een fraai
overzicht geven over parasitaire huidaandoeningen met als
extra aandachtsgebied de huidaandoeningen aanwezig bij
Leishmania. Vanzelfsprekend zal er ook aandacht geschon-
ken worden aan andere gezelschapsdieren dan honden en kat-
ten. Vanuit de werkgroep Bijzondere Dieren verzorgt Hanne-
ke Moonnan-Roest een lezing over de weetjes en praktische
tips over de fret. Ten slotte hebben we tot ons genoegen colle-
ga How, werkzaam als orthopeed bij diergeneeskundig speci-
alistencentrum Den Haag, bereid gevonden om een lezing
over orthopedische problemen bij de kat te verzorgen.
Tevens worden op deze dag de veelbelovende resultaten van
de twee onderzoeken van de Commissie Preventieve Gezond-
heidszorg Gezelschapsdieren (CPGG) van de GGG, zijnde
het babesia-onderzoek en het preventief-vaccinatiebeleid, in
een korte presentatie uiteengezet.

Uit dit overzicht zal hopelijk duidelijk zijn dat u de Najaars-
dag GGG 2006 eigenlijk niet mag missen.

Dierenartsassistenten

Een goede (na)scholing van de dierenartsassistent is een be-
langrijke hoeksteen van de dierenartspraktijk. Sinds enkele
jaren staat de Najaarsdag van de GGG daarom ook open voor
dierenartsassistenten. In een aparte zaal worden dezelfde on-
derwerpen besproken die ook bij de dierenartsen aan bod ko-
men. Uiteraard is de inhoud van de voordrachten aangepast
aan het publiek. Niettemin biedt deze opzet de ideale gele-
genheid om de behandelde onderwerpen nog eens samen met
uw assistent(e) door te nemen en daarmee de kwaliteit van
uw praktijk nog verder te verhogen. In het programma voor
de assistenten is de presentatie over de koperstapeling ver-
vangen door een zeer aantrekkelijke voordracht verzorgd
door mevrouw Wismeijer, werkzaam als intensivecaredier-
verzorgster op de universiteitskliniek voor gezelschapsdieren
in Utrecht. Neem dus uw assistent(en) mee naar de Najaars-
dag.

Inschrijven

AI meer dan de helft van de vijftionderd kaarten zijn inmid-
dels verkocht. De GGG-leden hebben namelijk altijd de mo-
gelijkheid zich vóór 1 februari in te schrijven tegen een gere-
duceerde prijs van 75 euro in combinatie met het GGG-
lidmaatschap.

GGG-leden die zich alsnog willen inschrijven betalen tot
1 oktober 85 euro, daarna wordt het 105 euro, en op de dag
zeifis het 150 euro (indien er nog kaarten beschikbaar zijn).
Niet-leden betalen 150 euro* en studenten 60 euro**. Voor
uw assistentes bedraagt de toegang 70 euro.
Inschrijven kan door overmaking van het bovenstaande be-
drag op Postbanknummer 53.91.80 ten name van penning-
meester Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren te Ede, on-
der vermelding van de naam en privéadres van degene
waarvoor u betaalt.

Laat deze dag niet aan u voorbijgaan en schrijf u op tijd in.
Met dank aan Pedigree/Dentastix, de sponsor, en de Royal
Canin, de subsponsor, van de GGG Najaarsdag 2006.

* het GGG-lidmaatschap 2006 voor practici bedraagt 85
euro. Indien u na 1 juli lid wordt, betaalt u uitsluitend voor de
tweede helft van 2006. De inschrijving voor de Najaarsdag
bedraagt dan 85 euro. U bent dan wel verplicht in 2007 lid te
blijven. U kunt lid worden door overmaking van 42,50 euro
op bovenstaande gironummer o.v.v. lidmaatschap GGG 2006
of127,50 euro in combinatie met de Najaarsdag.

De CGC Najaarsdag, volop in beweging!

** Van plan om gezelschapsdierenarts te worden? Wordt dan
als student al lid van de GGG voor maar 15 euro per jaar. U
kunt lid worden door overmaking van 15 euro op bovenstaan-
de gironummer o.v.v. lidmaatschap GGG 2006 of 75 euro in
combinatie met de Najaarsdag.

557 tijdschriftvoor diergeneeskunde, deel 131,jul|/augustus, aflevering i4-i5, 2006

Jenny Buijtels is bestuurslid van de GGG en verantwoorde-
lijk voor het wetenschappelijk programma.

-ocr page 90-

Hugo de Croot

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit (LNV) heeft het voornemen een wetsvoorstel tot
stand te brengen over de kaderwet \'Wet dieren en dierlij-
ke producten\'. De KNMvD heeft een uitnodiging gekre-
gen om met de opstellers van het wetsvoorstel van ge-
dachten te wisselen, ideeën en inzichten te delen en
concepten te becommentariëren. Deze uitnodiging is aan
een tachtigtal instellingen en organisaties gericht.

In het wetsvoorstel wordt een aantal wetten geclusterd: de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Kaderwet dier-
voeders; de Diergeneesmiddelenwet, de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde 1990 en enkele onderwerpen uit
de Landbouwkwaliteitswet. Dit wetsvoorstel raakt alle facet-
ten van de publieke en private veterinaire dienstverlening, het
dierenwelzijn, de diergezondheid, de volksgezondheid en
voedselveiligheid. De nieuwe wet gaat mogelijk een wijzi-
ging van de regels over tuchtrechtspraak voor dierenartsen
betekenen. Tevens worden de regels met betrekking tot de
distributie van diergeneesmiddelen nader uitgewerkt in rela-
tie tot de verplichting om bepaalde diergeneesmiddelen al-
leen op recept af te leveren.

Het KNMvD-bestuur heeft besloten een ad-hocwerkgroep
\'Wet Dieren en Dierlijke Producten\' in te stellen. Deze werk-
groep coördineert het becommentariëren van de concepten in
overieg met het besUiur en de clusters koppelgehouden die-
ren, individueel gehouden dieren en volksgezondheid en be-
drijfsleven. Het KNMvD-bestuur heeft besloten dat Wiel van
den Ekker de werkgroep voorzit. De werkgroep zal verder
bestaan uit één vertegenwoordiger per cluster die als klank-
bord fungeert naar de groepen in het cluster.

Samenstelling werkgroep

Voor het samenstellen van de werkgroep zijn wij op zoek
naar collega\'s met een open en flexibele opstelling, die kennis
van wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn,
diergezondheid, volksgezondheid en voedselveiligheid heb-
ben en het vermogen om de dialoog met de groepen aan te
gaan. Geïnteresseerden kunnen een brief met curriculum vi-
tae richten aan drs. Wiel van den Ekker, Postbus 421, 3990
GE Houten. De leden van de werkgroep zullen in overleg met
de besturen in de clusters worden gevraagd zitting te nemen
in de werkgroep.

Nadere informatie over het wetsvoorstel is te vinden als bijla-
ge bij de brief van dr. C.P Veerman, minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van 19 mei 2006 (TRJCZ/2006/1527) op de LNV
website onder correspondentie met het parlement. Het initia-
tief voor de kaderwet komt voort uit de nota \'Kiezen voor
Landbouw\' (Kamerstukken II 2004/05, 30 252, nr. 1, par.
5.4), waarin het voornemen wordt aangekondigd tot moder-
nisering van de wetgevingsstelsels op het vlak van landbouw,
natuur en voedselkwaliteit. Dit in vervolg op de eerder in
gang gezette acties in het kader van het meerjarenprogramma
Grote Vereenvoudiging van Regelgeving (Kamerstukken II
2003/04, 29 515, nr. 2) en de beleidsnota Vitaal en Samen
(Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XIV, nr. 2), om te komen
tot minder en betere regels, een verlaging van de lasten voor
bedrijven en burgers en een publieksvriendelijker overheids-
optreden.

Gezocht: leden werkgroep \'Wet dieren en dierlijke producten\'

KNMvD-bestuur zoekt geïnteresseerden

Heeft u interesse om zitting te nemen in de ad-hocwerkgroep
\'Wet dieren en dierlijke producten\' reageer dan voor 20 au-
gustus 2006. Nadere informatie kunt u inwinnen bij Wiel van
den Ekker of Hugo de Groot (030-6348900).

Drs. S.J. de Croot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD

- i jv-t*bi-.V--

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 7, juli 2006

KNMvD Jaarcongres

Heeft u zich al ingeschreven?
Op vrijdag 6 oktober houdt de
KNMvD haar jaariijkse congres in
Hotels van Oranje in Noordwijk met
het thema Beroepsintegriteit: Wat is
uw handtekening van de dierenarts
(nog) waard? Dit thema gaan we tij-
dens het middagprogramma bespre-
ken tijdens een veterinaire variant op \'De achterkant van het
gelijk\'. Prof dr. Johan Wempe zal de discussieleider zijn. De
forumleden zijn van diverse pluimage. Het zijn veterinairen,
maar ook niet-veterinairen werkzaam in de diverse \'takken
van sport\' waar onze beroepsgroep mee te maken heeft.
(Meer informatie kunt u vinden in het TvD van 15 juni en in
dit Tijdschrift)

B&B
Bulletin

Eigen inbreng

U kunt uw eigen inbreng hebben in het forum: heeft u een di-
lemma ervaren in de praktijk of rondom het functioneren van
een dierenarts en heeft dit te maken met beroepsintegriteit?
Mailt u deze ervaring dan naar
jaarcongres(^knmvd.nl. Deze
ervaringen worden doorgestuurd aan Johan Wempe die uw
dilemma in kan brengen tijdens de forumdiscussie. Wie weet,
hoort u verrassende oplossingen van het forum.
Heeft u zich nog niet ingeschreven? Doe dat dan nu via inter-
net:
www.knmvd.nl op de homepage vindt u een link.
Meer informatie: portefeuillehouder Maarten Willemen en
bureaumedewerker Marieke Veldman

De Maatschappij onder de loep

Tijdens de besturendag in april jongstleden is de aanzet gege-
ven voor de discussie over de (de)centralisatie van taken bin-

-ocr page 91-

nen de KNMvD. Het bestuur en de groepen zijn de verdeling
van de taken kritisch aan het bezien. Op 16 november wijden
zij een extra besturendag aan het onderhoud van de strucmur
van de vereniging. Dit proces zal in oktober 2007 tijdens de
algemene vergadering worden afgerond.
Meer informatie: portefeuillehouder Maarten Willemen en
algemeen directeur Herman Geertsen.

Initiatieftot automatiseringsplan

Het KNMvD-bestuur heeft samen met de AUV en Fidin het
initiatief genomen om te komen tot een automatiseringplan
voor dierenartsenpraktijken. Zaken als POM non-POM, I&R,
melding erfelijke gebreken gezelschapsdieren en wet- en re-
gelgeving spelen een belangrijke rol in de praktijk. Er moet
informatie naar dierenartsenpraktijken toegaan (bijvoorbeeld
elektronische pakbonnen) en informatie uitgaan (bijvoor-
beeld naar cliënten, elektronische bestellingen, overheid en-
zovoorts). Op 3 juli jongstleden heeft het bestuur u een
nieuws-e-mail gestuurd waarin u precies geïnformeerd wordt
over de plannen om dit goed te regelen via automatisering en

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Driel, Mevr. I.; 2006; 3552 AA Utrecht; Lage-
noord 62.

Empel, Mevr. E.J.M.; Gent 2004; 8061 PH Has-
selt; Boerweg 16.

Huizeling, Mevr. G.L.D.; 2006; 2642 KE Pijnac-
ker; Thurlede 17.

KJeijwegt, Mevr. T.T.; 2003; 2012 VS Haalem;
Korte Poellaan 29 A rood.
Kootstra, Mevr. K.; 2005; 3904 HC Veenendaal;

Van Limburgstirumstraat 18.

Roest, Mevr. L.; 2006; 2026 ZD Haarlem; Vergierdeweg 209.
Turkenbuiï, Mevr. C.; 2004; 3572 HL Utrecht; Eisenhowerlaan 254.
Vamos, Mevr E.M.; 2006; 3523 PD Utrecht; Kariboestraat 163.
Ven, RJ. van der; 2005; 4205 HL Gorinchem; Karei de Stoutestraat 29.
Wesselingh. J.J.C.M.; 2005; 4387 PA Vlissingen; Abeelseweg west 4.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Aa, H.J.; 1975; 7215 EC Joppe; Huzarenlaan 1.

Aekema, Mevr. S.; Gent 2003; 9820 Merelbeke (België); Ringvaartstraat 59.

Beijerink, N.J.; 2005; 3515 VJ Utrecht; Maria van Reedestraat 21 bis.

Beyers, Mevr. M.J.H.; Gent 2005; 6071 XT Swalmen; Bosstraat 87.

Boerekamp. Mevr. R.E.; 1997; 2841 NS Moordrecht; Scholeksterhof 8.

Bruijn, R.A.R. de; 2006; 4205 WL Woudrichem; Oudendijk 72.

Eriksson, Mevr. L.C.; 2005; 15240 Södertäje (Zweden); Rosenlundsvägen 8 A.

Kahlmann, ER.; 1997; 3743 AG Baam; Eemnesserweg 81.

Kats, Mevr. M.E.D.; 2005; 4005 GD Tiel; Flipje\'s erf 18.

Knies, Mevr. M.; 2005; 3532 HC Utrecht; Vleutenseweg 217.

Koning, Mevr. FT.; 2006; 5615 EG Eindhoven; De Genestetlaan 1.

Korsten, Mevr. C.; 2005; 3706 ED Zeist; Laan van Vollenhove 885.

KranenbaiB, W.J.; 2005; 3584 DE Utrecht; Cambridgelaan 493.

Mijnders-Bogstra, Mevr. A.J.; 2000; 3738 CM Maartensdijk; Dorpsweg 216.

Nipius, M.; Gent 2004; 3253 XL Ouddorp; Waterweg 3.

Spoorenberg, J.H.; Gent 2003; 5595 AR Leende; Boschhoven 52.

Stegge, E.M. aan de; 2005; 7471 LW Goor; Diepenheimseweg 25.

Suis, M.M.C.J.; Gent 1985; 6006 SP Weert; Kazemelaan 144.

Tolkamp, Mevr. A.M.T; 2001; 3823 WR Amersfoort; Aziering 42.

Toom, Mevr. M.L. den; 2005; 3532 VR Utrecht; Potgieterstraat 2.

Valkenburg, B.P; 2003; 5704 HL Helmond; Rijnlaan 262.

Vicca, Mevr.J.; Gent 1999; 900 Gent (België); Liverpoolstraat 13.

Walbeek, Mevr. Evan; 2006; 3512 CP Utrecht; Ridderschapstraat 8 bis A.

Zeijlemaker, Mevr.L.; 2006; 2801 CP Gouda; Vrouwevestesteeg 9.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Dam, Mevr. K. van
Koen, Mevr. ED.J.
Nouel, Mevr. S.J.M.

Personalia

internet. Heeft u het niet gelezen? Gaat u dan naar www.
knmvd.nl,
onder actueel vindt u het bericht \'initiatief tot auto-
matiseringsplan\'.

Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker
Dierenartsen netwerk uitgebreid

Het bestuur heeft mevrouw S.M. Nab uit Hout-Blerick be-
noemd tot netwerkdierenarts. Mevrouw Nab is dierenarts in
loondienst en kan als zodanig als aanspreekpunt voor werk-
nemers fungeren. Alle praktiserende dierenartsen kunnen een
beroep doen op het Dierenartsen netwerk, dat een klankbord
is voor de practici en een preventieve en eerstehulpfunctie
kan vervullen bij conflictsituaties. Situaties in associaties en
tussen practici onderling, maar ook in de relatie werkgever-
werknemer. Dit netwerk is niet bedoeld voor diepgaande, on-
herstelbare meningsverschillen, maar functioneert in een
vroeg stadium van conflictvorming, waarbij er tevens een
preventieve werking vanuit kan gaan.

Meer informatie: portefeuillehouder Maarten Willemen en
bureaumedewerker Veronique Roelvink

Oudhuis. Mevr. R.A.M.
Vos, Mevr. M.

Voor het dierenartsenexamen van 2 juni 2006 zijn geslaagd:

Blanken, Mevr. A.
Driel, Mevr. I. van
Ebbens, H.O

Helwegen, Mevr. M.M.G.H.J.
Heuts, Mevr. P.R.
Hiemstra. Mevr. M.M.
Hoog, Mevr. H.M.E. de
Huizeling, Mevr. G.L.D.
Roerdink. Mevr. M.
Rossem, Mevr. A.W. van
Wijnmaalen, Mevr. S.A,
Zwiers, Mevr. H.E.

Overlijdensberichten:

Op 6 juni 2006 WJ. Schooriemmer te Oisterwijk.
Op 15 juni 2006 J.G. Vos te Bilthoven.
Op 26 juni 2006 A.ER. ter Schure te Riel.

Mutaties:

Aa, H.J.; 1975; 7215 EC Joppe; Huzarenlaan 1; tel. privé: 0575-492222; E-mail
privé:
herman@aajoppe.nl; p.; gezelsch.d.; tel. prakt.: 0575^92003; fax prakt.:
0575-490020; E-mail prakt.:
aajoppe@wanadoo.nl; p.; gezelsch.d.; tel. prakt.:
0570-624662; fax prakt.: 0570-636443; E-mail prakt.:
aajoppe@wanadoo.
nl;
onderhoud en beheer velonline.nl; red. mbriek Twentse Vandaag-Telegraaf
(toev. als lid)

Aekema, Mevr. S.; Gent 2003; 9820 Merelbeke (België); Ringvaartstraat 59; tel.
privé: 00-32-92322028; E-mail privé:
s_ackema@hotmail.com; (toev. als lid)
Beijerink, N.J.; 2005; 3515 VJ Utrecht; Maria van Reedestraat 21 bis; tel. privé:
030-2722310; tet.privé mobiel: 06-24596835; E-mail privé:
n.j.beijerink@vel.
uu.nl;
roulant FD UU; (toev. als lid)

Beyers, Mevr. M.J.H.; Gent 2005; 6071 XT Swalmen; Bosstraat 87; tel. privé
mobiel: 06-23324140; E-mail privé:
macijn_beyers@hotmail.com; (toev. als
lid)

Blanken, Mevr. A.; 2006; 3816 DL Amersfoort; W.v. Otterloostraat 112;
tel. privé mobiel: 06-53866390; d.

Boerekamp, Mevr. R.E.; 1997; 2841 NS Moordrecht; Scholeksterhof 8; tel.
privé: 0182-370778; E-mail privé:
r.boerekamp@zeeposl.nl; medew. bij Mevr.
M.C. van der Meer; tel. prakt.: 0180-320363; fax prakt.: 0180-322275; E-mail
prakt.:
dierenklimekzuidplas@wanadoo.nl; (toev. als lid)
Bruijn, R.A.R. de; 2006; 4285 WL Woudrichem; Oudendijk 72; tel. privé mo-
biel: 06-50262970; E-mail privé:
the_vet@hotmail.com; (toev. als lid)
Celant, Mevr. D.L.; 1981; 3464 HP Papekop; Diemerbroek 43; tel. privé: 0348-
424791 ; E-mail privé:
dap-molenvliet@planet.nl; d.
Driel, Mevr. I.; 2006; 3552 AA Utrecht; Langenoord 62; tel. privé: 030-
2515487; E-mail privé:
ilsevandriel(ghotmail.com; d.
Ebbens, H.O.; 2006; 3515 GV Utrecht; Lauwerecht 90; tel. privé mobiel:
06-47410948;
E-mail privé: hebbens(Shotmail.com; d.

-ocr page 92-

Eriksson, Mevr. L.C.; 2005; 15240 Södertälje (Zweden); Rosenlundsvägen 8 A;
tel. privé mobiel: 06-27007148; E-mail privé:
l.c.eriksson@acloo.nl-, medew. bij
Animalen Smäduursklinik A.B.;
(toev. als lid)

Frielink, Mevr. M.; 2004; 1971 ZN IJmuiden; Tuindersstraat 107; tel. privé:
0255-513863; tel. privé mobiel: 06-13235123; E-mail privé:
merelfrielink®
wanadoo.nl-,
p., gezclsch.d.; tel. prakt.: 023-5316033; fax prakt.: 023-
5315054; E-mail prakt.:
info(a,dierenartspraktijk-frielink.nl
Geervliet, J.; 1995; 7958 RD Koekange; Ruinerweg 64; tel. privé: 0522-
473091; E-mail privé:
ofthesprmg.conage@woHdonline.nl-, medew. bij WH.
Harrewijn, L.J.H.M. Hilderink en H.J. de With; tel. praktijk: 0528-262530; fax
prakt.: 0528-235875; E-mail prakt:
info@dierenarlsenhoogeveen.nl
Gerritsen, Mevr. TE.M.; 1989; 1382 GJ Weesp; Sinnigveldstraat 24; tel. privé:
0294^18308; E-mail privé:
d.gerritsen@web.nl-, geass. met Mevr. D.M.L.
Dieben; tel. ptakt.: 036-5494939; fax prakt.: 036-5494933; E-mail prakt.:
info@dierenkliniekalmerebuiten.nl

Giesen, J.W.A.; 1980; 6602 DK Wychen; Kasteellaan 98; tel. privé: 024-
6416907;
tel. privé mobiel: 06-53623395; fax privé: 024-6419436; E-mail
privé:
giesenpoorl@hetnet.nl; geass. met M. Adema en J. de Graaf; tel. prakt.:
024-6412432; fax prakt.: 024-6421310; E-mail prakt.:
dap.wychen@hetnet.nl
Ginneken, Mevr. J.A.M.; Gent 2004; 7587 RD De Lutte; Lossersedijk 44;
tel. privé mobiel: 06-45918337; medew. bij D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof en
H.P.D. Veldhuis; tel. prakt.: 0541-530005; fax prakt.: 0541-530068; E-
mail prakt.:
dapoldenzaal(iihelnet.nl

Helwegen, Mevr. M.M.G.H.J.; 2006; 6049 GA Herten; Molenweg 27; d.
Heuts, Mevr. P.R.; 2006; 6164 DA Geleen; Minckelerstraat 4; tel. privé
mobiel: 06-18236500;
d.

Hiemstra, Mevr. M.M.; 2006; 3513 GM Utrecht; Oude Pijlsweerdstraat
132; tel. privé: 030-2322252; E-mail privé:
m.m.hiemstra@gmail.com;
medew. bij J.W.E. Peeters, P Siderius, S.J. Smit en L.J. Westerlaan; tel.
prakt.: 0516-512742; fax prakt.: 0516-513295; E-mail prakt.:
dacooslw(a:
hetnet.nl.

Hoog, Mevr. M.H.E. de; 2006; 6668 AW Randwijk; Lipperstpad 3; tel.
privé: 0488-491472; E-mail privé: hme_dehoog@hotmail.com.; d.
Hoogervorst, Mevr. E; 2002; 7481 RR Haaksbergen; Haaksbergerweg 24;
tel. privé: 053-5696064;
E-mail privé: femkehoogervorst@yahoo.co.uk-, me-
dew. bij E.J. Hurkens en M.L. Morselt; tel. prakt.: 053-4361666; fax prakt.: 053-
4327448; E-mail prakt.:
dap.enschede@12move.nl

Huizeling, Mevr. G.L.D.; 2006; 3572 XN Utrecht; M.A. de Ruijterstraat
66; tel. privé: 030-2717172; E-mail privé:
ghuizelingÇà hotmail.com; d.

Kahlmann, ER.; 1997; 3743 AG Baam; Eemnessenveg 81; tel. privé: 035-
6504181 ; geass. met C.W.A. van Helbergen; tel. prakt.: 035-6922013; fax prakt.:
035-6421840; E-mail prakt.:
info@dapnaardenhussum.nl-, (toev. als lid)
Kats, Mevr. M.E.D. van; 2005; 4005 GD Tiel; Elipje\'s erf 18; tel. privé: 0344-
695325; tel. privé mobiel: 06-24080272; E-mail privé:
m.e.d.vankats@hotmail.
com-,
medew. bij R.J.Th. Bosch, H.A. de Jong cn H.J. Schrama; tel. prakt.: 0344-
616297; fax prakt.: 0344-633308;
(toev. als lid)

Knies, Mevr M.; 2005; 3532 HC Utrecht; Vleutenseweg 217; tel. privé mobiel:
06-50974070; E-mail privé:
mariekeknies@hotmail.com-, (toev. als lid)
Koning, Mevr. ET; 2006; 5615 EG Eindhoven; De Genestetlaan 1; tel. privé
mobiel: 06-46408922; E-mail
pmé.Jkoning@hotmail.com-, (toev. als lid)
Korsten, Mevr. C.; 2005; 7157 BG Rekken; Vredensebaan 2; tel. privé: 0545-
432063; tel. privé mobiel: 06-11300431; E-mail privé:
ckorsten@dds.nl-, me-
dew. bij C.J. Blaauboer, E de Graaf, H.E de Vries en A.W.J. van Wijk; tel. prakt.:
0545-471390; fax prakt.: 0545^74533; E-mail prakt.:
mail@dierenkliniekber-
gen.nl-,
(toev. als lid)

Kranenbarg. W.J.; 2005; 3584 DE Utrecht; Cambridgelaan 493; tel. privé mo-
biel: 06-28599973; E-mail privé:
wJkranenharg@hotmail.com-, medew. bij
G.H. Moorman en Mevr. J. Moorman-Roest; tel. prakt.: 0492-515977; fax prakt.:
0492-592202; E-mail prakt.:
info@dierenkliniek.com-, (toev. als lid)
Menges, Mr. G.Th. A.; 1974; 3448 ER Woerden; Vogelwikkeveld 22; tel. privé:
0348-416843; fax privé: 084-7169945; E-mail privé:
gtha.menges@hccnet.
nl-,
d\'arts jurist; Lid van de Provinciale Staten van Utrecht; tel. bun: 030-
2582253; fax bur.: 030-2582253; E-mail bur.:
gtha.menges(ähccnet.nl
Mijnders-Bogstra, Mevr. A.; 2000; 3738 CM Maartensdijk; Dorpsweg 216; tel.
privé mobiel: 06-30368186; E-mail privé:
amiJnders@hotmail.com-, medew. bij
Mevr. J.C.M. Blokdijk, H.J. Kamp en H.W. Wagenaar; tel. prakt.: 010-5920696;
fax prakt.: 010-5922499; E-mail prakt.:
h.blokdijk@worldonline.ni, (toev. als
lid)

Minderhoud, J.; 1967; 4334 AR Middelburg; Abbé Saint Pierrelaan 34; tel. privé:
0118-620225; tel. privé mobiel: 06-23368788;
E-mail privé: jminderhoudÇa
zeelandnet.nl;
oud Veterinair Inspecteur van de Volksgezondheid; r.d.
Nipius, M.; Gent 2004; 3253 XL Ouddorp; Waterweg 3; tel. privé mobiel: 06-
12912919; E-mail privé:
typiusnipius@hotmail.com-, medew. bij J. de Deugd,
W. van Erk, Mevr. A.E. van Horssen, P.J.H.M. Meeus, R. de Rooij, Mevr. C.RM.
Valstar en S.RR. van Haesendonck; tel. prakt.: 0180-425253; fax prakt.: 0180-
450122;
(toev. als lid)

Oomen, Mevr. M.; 2001; 4851 VK Ulvenhout; Nieuwe Beekhoek 20; tel. privé:
076-5640376;
tel. privé mobiel: 06-46334039; E-mail privé: marinette_oo-
men@hotmail.com-,
medew. bij J.P.J. van Ierland, H..M.M. Luijerink,
M.E.W.M. Pellenaars en
C.J.C. Vincenten; tel. prakt.: 076-5722999; fax
prakt.: 076-5729631; E-mail prakt.:
infoÇa dierenartsbreda.nl
Roerdink, Mevr. M.; 2006; 3511 PB Utrecht; Oude Gracht 307 J; tel.
privé mobiel: 06-26424838; d.

Rossem, Mevr. A.W. van; 2006; 3581 BR Utrecht; Maliesingel 58; tel. pri-
vé mobiel: 06-41424476; E-mail privé:
arianavanrossem@yahoo.com; d.
Spoorenberg, J.H.; Gent 2003; 5595 AR Leende; Boschhoven 52; tel. privé mo-
biel: 06-23123230; E-mail privé:
spoor2@yahoo.com-, d., gemengd; tel. prakt.:
040-2061682; fax prakt.: 040-2063096; E-mail prakt.:
dspoorenherg@hetnet.
nl-,
(toev. als lid)

Stegge, E.M. aan de; 2005; 7471 CW Goor; Diepenheimseweg 25; tel. privé:
0547-261318; E-mail privé:
eefads@hotmail.com; medew. bij Mevr. N.C.M.
Brocks en Mevr. M. Thuring-Wiersma; tel. prakt.: 074-2663252; fax prakt.: 074-
2670599;
(toev. als lid)

Suis, M.H.C.J.; Gent 1985; 6006 SP Weert; Kazemelaan 144; p., tel. prakt.:
0495-555290;
(toev. als lid)

Timmers, H.J.; 1975; 8023TA Zwolle; Philosofenallee 2; tel. privé: 038-4540809;
tel. privé mobiel; 06-22525149; E-mail privé:
hJtimmers@wanadoo.nl; r.d.
Tolkamp. Mevr. A.M.T; 2001; 3823 WR Amersfoort; Aziering 42; tel. privé:
033-4565700; E-mail privé:
amttolkamp@hotmail.com; regulatory affairs ma-
nager bij Alfasan Diergeneesmiddelen BV; tel. bur,: 0348-416945;
(toev. als
lid)

Toom, Mevr. M.L. den; 2005; 3532 VR Utrecht; Potgieterstraat 2; tel. privé mo-
biel: 06-24888391; E-mail privé:
leinlis@hotmail.com; (toev. als lid)
Valkenburg, B.R; 2003; 5704 HL Helmond; Rijnlaan 262; tel. privé mobiel: 06-
24731795; E-mail privé:
bpvalkenhurg@gmail.com; medew. bij G.H. Moor-
man en Mevr. J. Moorman-Roest; tel. prakt.: 0492-515977; fax prakt.: 0492-
592202; E-mail prakt.:
info@dierenkliniek.com; (toev. als lid)
Vervoom-Malinosky Blom, Mevr. A.C.W.; 1952; 7361 GP Beekbergen; Im-
menbergweg 34 Kavel 66; tel. privé: 055-5062726;
R.O.N.; rd.
Vicca, Mevr. J.; Gent 1999; 9000 Gent (België); Liverpoolstraat 13; tel. privé:
00-32^75948821; docente Hogeschool; tel. bur.: 00-32-37764348; E-mail bur.:
Jo.vicca@kaltosl.be; (toev. als lid)

Walbeek, Mevr. E; 2006; 3241 GA Middelhamis; Beneden Zandpad 3 B; tel.
privé mobiel: 06-15626091; E-mail privé:
mkevanwalbeek@yahoo.nl; me-
dew. bij J.L.A. Pijls; tel. prakt: 0187^82897; fax prakt.: 0187-489426; E-mail
prakt.:
info@dierenkliniekgo.nl; (toev. als lid)

Wijnmaalen, Mevr. S.A.; 2006; 3513 AJ Utrecht; Amsterdamsestraatweg
72 bis; tel. privé mobiel: 06-27488799; d.

Zeijlemaker, Mevr. L.; 2006; 2801 CP Gouda; Vrouwevestesteeg 9; tel. privé:
0182-326434; E-mail privé:
zeiJtemaker@kabelfoon.nl; (toev. als lid)
Wolff. N.R.; 1988; 1393 PP Nigtevecht; Oostzijdsestraat
7; tel. privé: 0294-
252810; E-mail privé:
nwolfjf@xs4all.nl; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 0348-
420524; fax prakt.: 0348-480257; E-mail prakt.:
dapmolcnvliet(a.-(s4all.
nl

Zwaag, A.C.; 1988; 1333 ZC Almere; Schovenhorststraat 13; tel. privé: 036-
5328077; E-mail privé:
a.z-tvaag@planet.nl; r.d.

Zwiers, Mevr. H.E.; 2006; 3581 EN Utrecht; Mgr. v.d. Weteringstraat
126; tel. privé mobiel: 06-17656775; E-mail privé:
hessiez(a hotmail.com;
medew. bij S.A.J.M. van Dongen, R.E. Eikelboom, G.J. Eringa, J.G.W.
Jen Hong Li, H.A.E. Nij Bijvank en Mevr. A.M.A. Otter; tel. prakt.: 0521-
514848; fax prakt.: 0521-518115; E-mail prakt.:
hesterzwiersÇq dierenkli-
niekdewoldberg.nl;
d.

-ocr page 93-

Congressen^ Symposia

Juli

9-9 Diagnostic Ulüasound I, Beme, Switzer-
land (www.esavs.org).

10-14 Endoscopy, Brno, Czech Republic (www.
esavs.org).

19-19 International Pig Veterinary Society, 19th
Congress, Copenhagen. Submission of
papers by 1st February 2006. Informa-
tion: www.ipvs2006.dk.
24 July- Dermatology I, Vienna, Austria
(www.esavs.org).
4
August

Augustus

6-10 Jaarlijks AAV vogeldierenartsencongres. Voor meer informatie over
dit congres kunt u kijken op www.aav.org of neem contact op met
JV.J. Schoemaker@vet. uu.nl
1-
18 Dermatology II, Vienna, Austria (www.esavs.org).
28-8 sept Ophthalmology I, London/United Kingdom (www.esavs.org).

7-9

10-15
10-15
17-17

16-16

1-1.1

24-24

25

23-24

September

4-8
6

Feline Medicine & Surgery II, Zurich, Switzerland (www.esavs.org).

GKZ organiseert met twee zusterverenigingen uit België en Duitsland

de Drie-landendag in Asten. Thema: Ketenkeuring cq borging van de

keteninformatie door bedrijfsleven en overheid.

21e annual congress of the ESVD-ECVD on Veterinary Dematology

Lisbon, Portugal (www.esvd.org).

Behavioural Medicine II, Milano, Italy (www.esavs.org).

Small Animal Reproduction II, Zurich, Switzerland (www.esavs.oi^g).

Exotic Pets Medicine & Surgery, Bmo, Czech Republic (www.esavs.

org).

Jaarlijkse congres van de European College of Veterinary Internal Me-
dicine Companion Animals (ECVIM-CA) georganiseerd in de Rai te
Amsterdam. Er vinden vier simultane sessies plaats over de onderwer-
pen cardiologie, bloeddruk, pulmonologie, gastroenologie, hepatologie,
nefrologie/urologie, endocrinologie, kattengeneeskunde, oncologie en
pathologie. Voor nadere informatie over het programma en om in te
schrijven; www.ecvimcongress.org

1 Oth European Association for Veterinary Pharmacology and Toxico-
logy (EAVPT) International Congress Torino. Informatie en aanmelden
kan via de website:
www.eavpl2()06.it.

The International Academy of Veterinary Chiropractic is pleased to an-
nounce the offering of their Basic Animal Chiropractic Course. Model
I Sacropelvic 20-24 September 2006; Model II Thoracolumbar 25-29
October 2006; Model HI Cervical 6-10 December 2006; Model IV
Extremities: 10-14 January 2007; Model V Integrated 7-11 February
2007. Course fee: 4200 euro. Individual modules: 900 euro. Location:
Sittensen. Northern Germany Total duration: 210 hours. Course lan-
guage: English. For registration and information contact:
IAVC2004@
holmail.com

Symposium van de VVFC \'De Uithof\' met als titel: \'Vaccineren....
Gezondheid voor een prikkie?\'. Plaats: Faculteit der Diergencesku-
knde. Aanvang: 14.30 uur en om 21:30 uur is er een borrel.
Welfare and Behaviour: The Science behind the Art. Congres over het
welzijn van dieren in asielen en dieren met een opdracht.
Tweede Lustrumcongres van de Vlaamse Diergeneeskundige Werk-
groep Ethologie (VDWE) te Gent. Website; www.behaviour2006ghent.
be.

Doorlopende
agenda

30-4/10 Neurology II, Beme, Switzerland (www.esavs.org).

yergaderingen fc Bl|eenkomsten |

September

7 Bestuursvergadering Groep Geneeskunde van het Rund. Locatie:

KNMvD, De Molen 77 in Houten.

14 Vergadering regio West. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Mercure Hotel
A\'dam Airport.

19 Vergadering regio Oost. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: De Cantharel
Apeldoorn.

20 Vergadering regio Zuid. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Druiventros Ber-
kel-Enschot.

25 Vergadering regio Noord. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Vd. Valk Drach-
ten.

22 Sportdag KNMVD in Wijk bij Duurstede.

28 Lustrum Groep Geneeskunde van het Rund.

29 12e lustrum van de GPw.

Cursussen i

Juli

19-23

Basic Animal Chiropractic course in Germany. The Options for Ani-
mals (USA) curriculum being utilized is recognized and accepted by
the Intemational Veterinair Chiropractic Association (IVCA) and the
American Veterinary Chirioractic Association (AVCA). Course dates
Module IV: Extremities: July 19 - 23 , 2006. For registration and in-
formation contact: Intemational Academy of Veterinary Chiropractice,
Hauptstr. 34,27419Tiste, Germany Tel.: 0049-4282 590099, Fax: 00-
494282 5918252. e-mail:
IAVC2004@hotmail.com

Augustus

7-11 9e Internationale symposium Equine Reproduction te Kerkrade. Meer
informatie op: www.ivis.org/iser/iser2006.asp.

26 Nieuwe Echo-opfriscursus voor oud cursisten van de \'Intensieve echo-
cursus voor beginners\' houden. Tijd: van 9 tot 12 uur in Weesp. Voor
meer infonnatie en opgeven via e-mail:
info@dynamicsupporl.nl

September

2 De intensieve echocursus voor beginners van Dynamic Support wordt

weer gehouden. Cyclus 3: zaterdagochtenden op 2,9,23 en 30 septem-
ber 2006. Voor informatie:
info@dynamicsupport.nl

6 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund met behulp van de echo. Elke eerste

woensdag van de maand van 9.30 tot 13.30 uur. Locatie: Waiboerhoe-
ve, Lelystad. Informatie en inschrijving:
infó@dynamicsupporl.nt

6-10 Basic Animal Chiropractic course in Germany. The Options for Ani-
mals (USA) curriculum being utilized is recognized and accepted by
the Intemational Veterinair Chiropractic Association (IVCA) and the
American Veterinary Chirioractic Association (AVCA). Course dates
Module V: Integrated: September 6-10,2006. For registration and in-
formation contact: Intemational Academy of Veterinary Chiropractice,
Hauptstr. 34,27419Tiste, Germany Tel.: 00-49-4282 590099, Fax: 00-
49-4282 5918252. e-mail:
IAVC2004@hotmail.com

7-9 21 e annual congress of the ESVD-ECVD on Veterinary Dematology te
Lisbon, Portugal. Meer informatie op:
www.e.svd.org

Carprot/yL -
^^ voor s\'oepeL \\>e^ege//

^ ^ ^.^T-Gi/tlex eef/ ce^ije pijf/!

CARPRODYL® 20 mg taWetien voor bonden
met rundvleesaroma - REG NL 10400 en
10401 - Werkzame stof: Carprofen 20 en 50
mg - Indicaties: onateking en pifn bij chroni-
sche aandoeningen van het bewegingsapparaat
zoals bijvoorbeeld osteoartrose. - Doel-
dier: hond - Dosering: 2 tot 4 mg carprofen
per kg LG per dag in een enkele dosehng
of in tv^e hake doseringen; pijnstilling
duurt minstens 12 uur - Contra-indicabe:
hart-, lever- of nieraandoeningen, gastrotn-
testinale ulceratie of bloeding, bloedaf-
wijkingen of overgevoeligheid voor het
product of voor andere NSAIDs: niet ge-
bruiken bij kaaen - Bijwerkingen: vermin-
derde eetlust en overgevoeligheid van het
maag-darmstelsel, zoals braken en diarree; in
zeldzame gevallen gastroincestinale bloedingen
-Verpakkingen: doos met 10 of 50 strips van
IO tabletten: tabletten van 20 mg en 50 mg.

Carp^myr

Tiendweg 8c - Postbus 67
2670 AB Naaldwijk NL
Tel. ( 31) 0174 643930
Fax ( 31) 0174 643924

(CEVA

^^^fur)dvleessmaak

-ocr page 94-

II (^Z: NEDERLANDSE ARTSEN
ÏFlflS STICHTING

Opleiding ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(NAAS) organiseert wederom haar succesvolle
acupunctuuropleiding voor artsen, medische
doctorandi, fysiotherapeuten
en dierenartsen. Deze
3-jarige basisopleiding bestaat uit elk 6 weekenden
3 weekenden praktijk per jaar en begint de A-
cursus op zaterdag 7 oktober 2006.
De lessen worden gegeven op zaterdag en zondag
van 10 tot 17 uur in Hotel Vught te Vught bij
\'s-Hertogenbosch.

Voor meer informatie: www.acupunctuuropleiding.nl
NAAS Postbus 177 1200 AD HILVERSUM
Tel. 035- 6230779.

uitzend- en detacheringsbureau
voor dierenartsen en para^etennainn

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

AB Oost

Dé personeelsvoorziener
gespecialiseerd in (para)
veterinair personeel

Cb

Oost

Werkt altijd

Voor tijdelijk en vast personeel.
Tevens voor P&O advies en payroll.

Wilt u meer informatie?

Bel AB Oost en vraag naar
Mirjam van Ast
T 0900-9896
I www.aboost.nl

Wilt u meer vrije tijd?

Of met een verre vakantie?

Of gewoon minder werken?

Bel mij voor de waarneming van uw praktijk!

Maaike Grijpstra 06-14234333

Jonge, pas afgestudeerde dierenarts.

Ter overname aangeboden
Cezelschapsdierenpraktijk

Collega wenst per begin 2007 de gezelschapsdierenpraktijk over te dragen
aan een goede opvolger die, met veel zorg voor het dier en het baasje,
bereid is de praktijk voort te zetten.

Het betreft een mooie praktijk in eigen goedgelegen woon/praktijkpand
met voldoende parkeergelegenheid in een middelgrote stad in een mooi
deel van ons land.

Deze (ruime) éénpersoonspraktijk biedt de mogelijkheid de financiering
van de gehele overname inclusief pand te dragen uit de praktijkinkomsten.

Serieus geïnteresseerden kunnen contact opnemen met
DixFortuin, Bilthoven

TonWestland, 030-2515199

Gevraagd in gemengde eenmanspraktijk;

Per direct, dierenarts M/V (allround)

De werkzaamheden zullen vooral de gezelschapsdieren-
geneeskunde omvatten, voorlopig voor 2 a 3 dagen per
week

DA? De Hespelaar, telefoon: 0162 - 455579.

-ocr page 95-

DE NIEUWE GENERATIE OORREINIGER

GEAVANCEERDE SAMENSTELLING

eiive

4

A

An

met anti-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

\\JirL>eic

«NIMAL HEALTH

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adhesie complex,
bestaande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt
aanhechting van bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie
(anti-microbieel). Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd
in de gehoorgang (anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, waardoor cerumen,
dode cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn
de succesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en
indrogende werking behouden gebleven.

De optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic
New Generation is aangetoond door een double blind, randomi-
zed, multicenter, clinical field trial.

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@virbac.nl

-ocr page 96-

Pfizer Animal Health

Zorg is meer dan vaccineren.

Het jaarlijkse Conditie Consult

U wilt uw cliënten zo goed mogelijk helpen. Maar dan moeten ze wel de
weg naar uw praktijk vinden. Pfizer introduceert daarom het Conditie
Consult. Een concept voor een jaarlijkse algehele controle, dat veel
verdergaat dan een oproep voor vaccinatie. Voor meer praktijkbezoek,
meer tevreden cliënten en niet te vergeten meer omzet. Wij willen u
daarbij zo goed mogelijk helpen.
Kijk ook op www.weknowyoucare.nl.

We know you care.

Pfizer Animal Health bv, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d ilssel, telefoon: 010-4064600.

-ocr page 97-

Deel 131 • Aflevering 16 • 15 augustus 2006

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

1 8 AUG. 2006

Tijdschrift

D i e rge n ees Idlra e

Review: Diagnostische methodieken voor de detectie
van porcine reproductive and respiratory syndrome
virus (PRRSV) infecties

Mens, dier en de dierenarts

/

De erkende specialist?

Zijn de vierkante tepelvoeringen de toekomst?

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 98-

AST Farma introduceert
Sulfatrim 400 mg/g Oral
Paste: een antibacteriële
combinatie op basis van
trimethoprim en sulfadiazine
In verband met de definitiev\'
registratie voor paarden
vervangt Sulfatrim Oral Past
de T.S.0. Oral Doser.

Belankrijke voordelen van
Sulfatrim Oral Paste:

• het enige geregistreerde
(UDA) orale antibioticurr
voor paarden;

• perfecte acceptatie door c
toevoeging van anijssmas

• gebruiksvriendelijke
injector waarmee u ge-j
makkelijk het juiste gevvfic
kunt instellen; 1

Sulfatrim® Oral Paste

\\

t-rsc\'ïS^"

• één injector is voldoende
voor\'de dagelijkse behan-
deling van een paard var
600 kg. ^

t r

Neem voor meer informatie
.contact op met AST Farma
bezoek de website
"www.astfarma\'nl. ---

m

SULFATRIM® 400 mg/g ■ SMAKELIJKE PASTA

Diergeneesmiddel UDA. Doeldier: Paard. Samenstelling - Werkzame bestanddelen: Trimethoprim 66,7 mg/gram, Sulfadiazine
333,3 mg/gram.
Hulpstoffen: Chlorocresol 2 mg/gram, Anijsolie. Elke injector bevat 45 g pasta. Indicaties: Respiratoire infecties
veroorzaakt door Streptococcus spp, en
/of Staphylococcus aureus; Gastro-intestinale infecties veroorzaakt door E. coli; Urogeni-
tale jnfecties veroorzaakt door beta-hemoiytische
Streptokokken; Wondinfecties en abcessen veroorzaakt door Streptococcus
spi^. en
/of Staphylococcus aureus. Contra-Indicaties: Niet gebruiken bij paarden met een overgevoeligheid voor Sulfonamiden of
met emstige lever- of nierinsufficiëntie. Bijw^erkingen: Niet bekend. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts
hiervan in kennis te stellen.
REG NL 10351 Registratiehouder: AST Beheer B.V., Oudewater.

SSTfam

GROOT IN KLEI
www.astfarma.nl

-ocr page 99-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen31
Aflevering 1 6
15 augustus 2006

Inhoud

Cover: foto\'s van pagina 593
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Review: Diagnostische methodieken voor de detectie van porcine reproductive and respiratory syndrome
virus (PRRSV) infecties;
dr. mg. G.J. Wellenberg

566

Wetenschap

574

Nieuws

Nieuws

UGCN waarschuwt voor klebsiella-masntis

575

Voor de praktijk

Mens, dier en de dierenarts; M. B/ngen

Van bruikbaar tot dierbaar; over de relatie mens en dier; E. Stassen

Veterinair tuchtrecht

Goed gebekt; /. Boissevain
De erkende specialist? /. Boissevain

Berichten & verslagen

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek; T. Cuperus
Ingezonden

De waarde van de handtekening van een Nederlandse dierenarts;J. Straatman
Hij gaf altijd korting...; A. Beijer

576
578

In veterinair
verband

581

582

584

585

586

Praktijk in Bedrijf

Zijn de vierkante tepelvoeringen de toekomst?; M. Morselt
(Met) het PAO-D verder op pad in het academisch jaar 2006-2007

588

591

Congressen en
symposia

Epi-Otic

De nieuwe generatie
oorreiniger

Antf-adh^ive
i i

met anti-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adhesie complex, be-
staande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt aanhech-
ting van bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie (anti-microbieel).
Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd in de gehoorgang
(anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, waardoor cerumen, dode
cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn de suc-
cesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en indrogende
werking behouden gebleven.

De optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic New
Generation is aangetoond door een double blind, randomized, multi-
center, clinical field trial.

\\/irbetc

www.virbac.nl

virbac Nederiand BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld, email: info@virbac.nl

-ocr page 100-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Drs. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.RTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

■Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

,Mw. J.W. Jansen

\'De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tj|dschriM|M>vd.nl_

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
worftWfc^Mddogrhetbcstuur.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen -Ji
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www>.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

B

KNMvD-ledencontactpersonen zoeken u op; H. Dijkman
Halflaarlijkse sociaal-economische indicatoren; H. Haverkamp
Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2005

In Memoriam

Prof.dr. J.G. Vos; P. Wester

W. Schooriemmer; W. Hunneman, C. Cysouw, T. de Ruijter

Personalia
Deadline

KNMv

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

593

594
594

595

596

596

597

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Uttecht. nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
TfHi I\'"
93 61 443.

Contents

Original article

Review; Diagnostic methods for the detection of porcine reproductive and respiratory syndrome
virtis (PRRSV) infections;
dr ing. G.j. Wellenberg

566

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: p.overgaauw@planet.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie,

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 101-

Wat vindt u van het Tijdschrift?

Een tijdschrift bestaat er voor zijn lezers. De inhoud van een tijdschrift moet dan ook aansluiten bij
de wensen van de lezers. Een waarheid waar iedere redactie regelmatig bij stil moet staan om een
goed tijdschrift te maken. Iedere keer opnieuw moet er een antwoord gegeven worden op de vraag
uit de titel: wat vindt de lezer van het tijdschrift?

Via onze ledencontactpersonen, de wetenschappelijke redactie, medewerkers van het bureau en de
eigen contacten van de eindredactie krijgen wij regelmatig feedback over wat lezers goed en minder
goed vinden aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het geeft ons een beeld van wat er leeft in
veterinair Nederland en wat er gelezen moet worden.

Toch willen wij graag meer weten over wat u nu van het Tijdschrift vindt. Bent u tevreden over wat
u iedere twee weken aangeboden krijgt, of mist u iets? Zo ja, wat mist u: ca.suïstiek, interviews met
collega \'s uit de praktijk, sociaal-economische informatie? Wij horen het graag van u zodat we het
Tijdschrift beter kunnen laten aansluiten bij uw (veranderende) behoeftes.

Naast de dingen die u mist horen wij uiteraard ook graag wat u wel graag leest. Wat zijn nou de
rubrieken en onderwerpen waar u direct naar op zoek gaat als u het Tijdschrift in de brievenbus
vindt?

Ook horen wij graag uw mening over andere zaken die met het Tijdschrift te maken hebben. In de
eerste plaats denk ik dan aan de vormgeving van het blad. Vindt u het TvD makkelijk leesbaar of
ziet u vooral een overvloed aan kleine letters op iedere bladzijde? En hoe zit het met foto s? Ervaart
u deze als storend of zou u graag meer \'beeld \'zien. Allemaal vragen waar wij graag feedback over
ontvangen.

Beperk u vooral niet tot de voorbeelden hierboven. Alle ideeën zijn welkom. Een garantie dat wij
uw advies het volgende nummer zullen hebben ge\'implementeerd kan ik u niet geven maar een ge-
ïnteresseerd en luisterend oor zal u altijd aantreffen. Uw op- en aanmerkingen kunt u mailen naar
m.bingen@knmvd.nl Ook kunt u telefonisch contact met ons opnemen via 030-6348925. Bij voor-
baat wil ik u danken voor het nadenken over wat u goed en minder goed vindt aan het Tijdschrift.

Uit

de redactie

Miel Bingen
Eindredacteur

T i i d sfiJuifi^^H

Diergenees

-ocr page 102-

Review: Diagnostische methodieken voor de detectie van porcine
reproductive and respiratory syndrome virus (PRRSV) infecties

C.J. Wellenberg\',1

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Dit overzichtsartikel beschrijft methoden die ontwikkeld
zijn voor het aantonen van een porcine reproductive and
respiratory syndrome virus (PRRSV) infectie. Het geeft
een overzicht van materialen, zoals organen en weefsels,
die gebruikt kunnen worden, het tijdpad waarin de mon-
sters verzameld kunnen worden, welke methoden er be-
schreven zijn voor de detectie van infectieus virus, viraal
RNA, virale antigenen en antilichamen, de sensitiviteit en
specificiteit, en de beperkingen van testen bij het aanto-
nen van een PRRSV-infectie.

Summary

Review: Diagnostic methods for the detection of porcine re-
productive and respiratory syndrome virus (PRRSV) infec-
tions

This review describes methods that have been developed for the
diagnose porcine reproductive and respiratory syndrome virus
(PRRSV) infections. It summarizes the organs and tissues which
should be sampled and the sampling times, and methods to de-
tect viral RNA, viral antigens, and antibodies directed against
PRRSV. The sensitivity, specificity, and limitations of the various
tests are also described.

Introductie

Porcine reproductive and respiratory syndrome virus
(PRRSV) is een virus dat nog steeds een grote impact heeft
op de hedendaagse varkenshouderij. PRRSV-infecties, ook
onder endemische omstandigheden, leiden nog steeds tot
grote economische schades.

PRRSV kan als solitair agens leiden tot respiratoire proble-
men bij jonge biggen en reproductieproblemen bij zeugen (5,
41, 53, 71, 74). Algemeen wordt aangenomen dat PRRSV-in-
fecties op zichzelf bij opfok- en vleesvarkens niet leiden tot
grote economische schades, echter in combinatie met andere
pathogenen kan het wel leiden tot grote schades. Het is aan-
getoond dat PRRSV het verloop van een porcine circovirus
type 2 (PCV2) infectie nadelig kan beïnvloeden (55) evenals
infecties van porcine influenza virus (65) en
Bordetella bron-
chiseptica
(9). Ook blijkt PRRSV een predisponerende factor
te zijn voor
Streptococcus 5MK-infecties (22, 25). Thacker et
al.
(63) toonde aan, dat in combinatie met Mycoplasma hyo-

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131:566-572.

pneumoniae, de ernst en de duur van een PRRSV geïndu-
ceerde pneumonie toenamen.

In een endemische situatie wordt het verlies ten gevolge van
PRRSV-infecties in de Verenigde Staten geschat op 600 mil-
joen US dollars per jaar (44). In Duitsland is de economische
schade veroorzaakt door PRRSV geschat op 20-200 euro per
zeug per jaar en op 2.50 - 10 euro per vleesvarken (4). Indien
we ervan uit gaan dat de situatie in Duitsland ongeveer gelijk
is aan die in Nederland, al kan er geen extrapolatie naar de
Nederlandse situatie geschieden op basis van de gegevens
van Behrens (4), dan kan de economische schade als gevolg
van PRRSV voor de zeugenhouderij en de vleesvarkenshou-
derij geschat worden op tientallen miljoenen euro\'s per jaar.
Daarnaast worden jaarlijks nog eens miljoenen uitgegeven
aan PRRSV-vaccins en aan medicijnkosten.
Laboratoriummethodieken voor de detectie van PRRSV-in-
fecties zijn belangrijk voor de praktijk omdat het de primaire
middelen zijn om de aan- of de afwezigheid van agentia in
individuele dieren en groepen aan te kunnen tonen, en ze
kunnen gebruikt worden voor het stellen van een diagnose.
Doel van dit overzichtsverhaal is het geven van een update
van de laatste stand van zaken met betrekking tot de moge-
lijkheden en waarden van methodieken voor het vaststellen
van een PRRSV-infectie.

Differentieel diagnostiek en diagnostische
noodzaak

PRRS is in veel gevallen klinisch moeilijk te onderscheiden
van ziektebeelden veroorzaakt door andere agentia. Aanvul-
lende diagnostiek kan nodig zijn om onderscheid te kunnen
maken tussen ziektebeelden veroorzaakt door onder andere
porcine parvovirus (PPV), mycoplasma, varkensinfluenza vi-
rus,
Pseudorabies virus (ziekte van Aujeszky), hemagglutina-
ting encephalomyelitis virus (HEV), PCV2 en leptospirose
(2,29,33,42,51,72^

Uit de reacties van dierenartsen en varkenshouders in een re-
cent in Nederland uitgevoerde enquête (19, 67) blijkt dat
PRRSV vaak verondersteld wordt in samenhang met andere
agentia ziekteproblemen te veroorzaken en dat klinische ver-
schijnselen niet onderscheidend zijn voor PRRS. Laboratori-
umonderzoek dat uitsluitend gericht is op PRRSV zal dan
dus niet altijd tot een goede conclusie leiden ten aanzien van
de optredende bedrijfsproblemen. Infecties met influenzavi-
russen,
Actinobacillus pleuropneumoniae en Mycoplasma
hyopneumoniae
werden regelmatig aangetoond wanneer
PRRSV werd verwacht. De enquête toonde tevens aan dat
maar in een derde van de probleemgevallen, die mogelijk te
wijten waren aan PRRSV, een gericht laboratoriumonderzoek
werd uitgevoerd. Dat op bedrijven, die geen laboratoriumon-
derzoek hebben laten uitvoeren ook geen conclusies getrok-
ken kunnen worden, bleek wel uit de bevinding dat in veertig
tot vijftig procent van de onderzoeken géén infectie met
PRRSV werd gevonden. Dit onderzoek maakte dus duidelijk
dat alleen op basis van klinische waarnemingen verkeerde di-

1  Address for correspondence and reprint requests to G.J. Weilenberg
Ph.D.. B.Sc.. Animal Health Service, Arnsbergstraat
7, PO. Box 9. 7400 AA,
Deventer, the Netherlands. Telephone: 31-570-660172, Fax: 31-570-660176.
E-mail: G. Weltenbe@gezondedieren.nl

-ocr page 103-

agnoses (eigenlijk geen diagnoses) gesteld kunnen worden en
aansluitend dus verkeerde behandelingen.
Indien op basis van klinische en/of pathologische bevindin-
gen er aanwijzingen zijn voor een PRRSV-infectie dan zal
dus de diagnose bevestigd moeten worden door het uitvoeren
van laboratoriumonderzoek, waarbij tevens andere ziekteoor-
zaken uitgesloten dienen te worden.

Bij het bevestigen van de klinische diagnose \'PRRS\' is het
noodzakelijk het virus te isoleren uit klinisch materiaal mid-
dels de virusisolatietechniek of middels het aantonen van vi-
rale antigenen of viraal genetisch materiaal. Immunohisto-
chemische kleuring (IHC), de directe immunofluorescentie
anti lichaamtest (IFA), de reverse-transcriptase polymerase
chain reaction (RT-PCR) en virusisolatietechnieken kunnen
gebruikt worden om het virus aan te tonen. Ook een stijging
van serumantilichamen binnen een bepaald acceptabel tijd-
pad na klinische waarnemingen kunnen de diagnose bevesti-
gen (72). Echter, serologic is alleen indicatief voor het feit dat
een varken in contact is geweest met het virus maar het zegt
niets over de aan- of afwezigheid van het virus. Het kiezen
van het juiste monster, monstername en wijze van verzen-
ding, maar ook de gevoeligheid van de testmethode, en het
aantal monsters dat ingezonden wordt, zijn alle van invloed
op de betrouwbaarheid van de testuitslag en dus op het stel-
len van de diagnose.

Hetverzamelen en transporteren van mon-
stersvoor de detectie van PRRS-virus

Het succes van het isoleren en detecteren van infectieus
PRRS-virus in klinisch materiaal wordt in hoge mate bepaald
door de wijze van monstername en verzending. Voor de de-
tectie van het virus zelf dienen de monsters verzameld te
worden aan het begin van de infectie, dat wil zeggen binnen
veertien dagen na het openbaren van de eerste ziektever-
schijnselen. Monsters die later worden verzameld hebben
over het algemeen geen of een lagere concentratie aan virus,
vereisen dus gevoeligere of andere testen en de resultaten
kunnen dus minder betrouwbaar zijn. Klinische monsters
moeten aseptisch verzameld worden en daarna onmiddellijk
gekoeld getransporteerd worden naar het laboratorium. In-
dien monsters, voor virusisolatie, langer bewaard moeten

Figuur 1. Het verloop van de PRRS-virusload in longen, lymfknopen en
serum en de humorale immuniteit na inoculatie van biggen met het Lely-
stad-virus (Europese prototype van PRRS-virus) (prof. dr. H. Nauwynck,
Universiteit van Cent).

Virustiter
(logio/g of ml)

Antilichaamtiter

(I0g2)

Totaal antilichaam

- 11

j

- lO

IQ-
8-
6-
4"

Lof^en ;
Seruff

^ Lymfoid
weefsel

Neutraliserende antilichamen

-9

-8
-7

-6
"5
- 4

-3

2 -

!

^ -

-1

1

—1-f-

2 3

4

1\' 1 1-1-1-

5 6789
Weken na inoculatie

worden, vries dan de monsters in bij -70°C, en niet bij -20°C.
Het herhaaldelijk invriezen en ontdooien moet worden voor-
komen omdat dit ten koste gaat van de hoeveelheid infectieus
virus.

Monsters kunnen wel gedurende één tot twee weken bij -
20°C bewaard worden indien de monsters onderzocht moeten
worden op het virus middels de (RT-)PCR. Het meest ideale
is, indien de monsters al ingevroren zijn, ze daarna in bevro-
ren toestand te transporteren naar het lab.
Bloed (serum) is, onder andere in verband met eenvoud bij
afname, vaak het materiaal dat gebruikt wordt voor het aanto-
nen van een PRRSV-infectie. Gepaarde varkenssera kunnen
gebruikt worden voor de serologische evaluatie. Monsters op
formaline, zoals bijvoorbeeld, longen en tonsillen, kunnen
ook gebruikt worden voor de detectie van PRRS-virus door
middel van histopathologische en immunohistochemische
technieken.

Testen voor de detectie van PRRSV

Virusisolatietechnieken

PRRSV repliceert in porciene alveolaire macrofagen (PAMs)
en in niercellen van Ijcpaalde apen. De cellijn MA-104 kan
de PAMs vervangen (3, 34), maar deze cellijn is niet geschikt
voor de isolatie van alle PRRSV-isolaten. Dit geldt met name
voor een aantal Europese stammen (16).
De virusisolade, uitgevoerd op bovengenoemde cellijn of op
PAMs, gevolgd door een indirecte immunofluorescentietest of
een immunoperoxidasekleuring is nog steeds de \'gouden stan-
daard\' voor de detectie van PRRS-virus. Nadeel van de virus-
isolatietechniek voor de detectie van PRRS-virus zijn de kos-
ten en ook is de kwaliteit van de PAMs niet altijd constant.
Verschillen in kwaliteit tussen batches macrofagen hebben hun
weerslag op de sensitiviteit van de PRRS-virusisolatie (49).
Additionele technieken, zoals de immunohistochemische
kleuring (kleuring met specifieke antisera),
in situ hybridisa-
tie op gefixeerde weefsels of celculturen en de (RT-)PCR zijn
nadien ontwikkeld voor de detectie van een PRRS-virus-in-
fectie.

Monsterkeuze voor PRRS-virusisolatie
PRRSV kan geïsoleerd worden uit verschillende klinische
materialen zoals; serum, plasma, perifere mononucleaire
bloedcellen (bufFy coats), beenmerg, tonsillen, longen, lymf-
knopen, thymus, milt, hart, hersenen, lever, testis, epididy-
mus, ductus deferens, bulbourethrale klieren, neusswabs,
placenta, urine, feces en sperma.

Vloeistoffen verzameld uit de longen (bronchioalveolaire
spoelvloeistof) en serum worden beschouwd als de monsters
waarbij de kans op het aantonen van infectieus virus tijdens
de acute fase van een PRRSV-infecüe het grootst is. Bij ou-
dere dieren is de viremische fase vaak van korte duur en bij
deze dieren kan het PRRS-virus langer aangetoond worden
in weefsels dan in serum (14). Indien weefsels worden inge-
stuurd voor de detectie van het PRRS-virus, dan is het van
belang long, tonsillen en lymfknopen in te sturen (32).
In acuut geïnfecteerde dieren hebben serum, longen en bron-
chioalveolaire spoelvloeistoffen de voorkeur voor de isolatie
van het PRRS-virus, terwijl voor de virusdetectie van persi-
stent geïnfecteerde dieren de tonsillen, oropharyngeale mate-
rialen en bronchioalveolaire spoelvloeistoffen de beste mate-
rialen zijn; zelfs beter dan serum en longen. Dieren die
persistent geïnfecteerd zijn, kunnen negatief zijn voor het vi-

-ocr page 104-

rus in bloed, maar het virus kan dan vaak nog wel aangetoond
worden in onder andere de tonsillen. Ook zijn persistent ge-
infecteerde dieren in staat het virus gedurende lange tijd te
verspreiden (meer dan vier maanden).
In gevallen van \'vroeg werpen\' en abortus, moet bloed, buik-
vocht of longmateriaal verzameld worden van zwakgeboren
biggen, geaborteerde of doodgeboren biggen in plaats van
materiaal van mummies. Zwakgeboren biggen zijn de biggen
met de grootste kans op de aanwezigheid van een viremie,
maar de aanwezigheid van maternale antilichamen gericht te-
gen PRRS-virus kan een nadelig effect hebben op de virus-
isolatie (72). Een alternatief in deze situatie is het aantonen
van het PRRS-virus middels de (RT-)PCR, omdat de PCR
niet gehinderd wordt door de aanwezigheid van maternale
antilichamen. Omdat transmissie van PRRS-virus via colos-
trum mogelijk is kan materiaal van zwakgeboren biggen al-
leen gebruikt worden indien de biggen nog niet gezoogd heb-
ben (pre-colostrale dieren).

Bioassays voor de detectie van infectieus PRRSV
De bioassay is een zeer gevoelige test voor het aantonen van
infectious PRRS-virus. Grote hoeveelheden onderzoeksma-
teriaal kunnen hiervoor gebruikt worden in vergelijking met
de virusisolatietechniek. Voor de detectie van infectieus
PRRS-virus kunnen volumes tot 10 ml intra-peritoneaal ge-
ïnjecteerd worden in tien weken oude naïeve biggen (52).
Deze relatief dure en dierbelastende methode voor de detec-
tie van infectieus PRRS-virus kan gebruikt worden voor ma-
terialen die toxisch zijn voor celcultures (celkweektechnie-
ken) zoals spermamonsters.

Detectie van PRRS-virusantigenen met beinulp van de JJao-
rescentie-antiiichaamtesten (IFA) en immunohistochemische
technieken (IHC)

Voor de detectie van PRRS-virusantigenen in weefsels kan
de directe IFA op bevroren weefselcoupes en de immunohis-
tochemische (IHC) test worden gebruikt. De IFA-test op
diepgevroren weefselcoupes is goedkoop, snel en specifiek,
maar de sensitiviteit is nogal laag (kans op vals-negatieve re-
sultaten). Een vergelijkingsstudie voor de detectie van PRRS-
virus uit natuurlijk geaborteerde foetussen en doodgeboren
biggen toonde aan dat de (RT-)PCR vaker in staat was de aan-
wezigheid van PRRS-virus aan te tonen dan de virusisolatie-
techniek, de immunohistochemische en de
in situ hybridisa-
tietechniek (11).

De monsterkwaliteit is sterk van invloed op IFA-testresulta-
ten. Weefsels moeten verzameld worden van recent dode of
geëuthanaseerde biggen en daarna direct bij 4°C of bij -20°C
worden bewaard. Dit in tegenstelling tot de IHC, welke toe-
gepast kan worden voor de detectie van het virus in formaline
gefixeerde weefsels. IHC is gevoeliger dan de IFA op diepge-
vroren weefsels, maar de IHC heeft als nadeel dat het bewer-
kelijker en duurder is dan de IFA-test.
Voor het detecteren van PRRS-virusantigenen hebben de vol-
gende organen de voorkeur; hart, nier, long, lymfknopen,
milt, thymus en tonsillen. PRRS-virale antigenen kunnen ook
worden aangetoond in de adrenale klieren, buikvocht, lever
en in bepaalde gevallen in de hersenen (27, 28, 54, 72). Wan-
neer besloten wordt om een antigeendetectietest uit te voeren,
zoals de directe IFA en de IHC, dan zal de aanvrager duide-
lijk moeten aangeven om welk type PRRSV het gaat; detectie
van het Amerikaanse type, het Europese type of beide typen
PRRSV

Testen gebaseerd op de detectie van genetisch materiaal van
PRRSV

PRRSV is genetisch erg heterogeen, met veel variaties in het
genoom zowel tussen als binnen de Europese en de Ameri-
kaanse typen PRRSV (41). Recentelijk zijn in Polen en Li-
touwen PRRSV-varianten aangetoond waarvan de sequenties
niet met het Europese prototype (Lelystad-virus), maar ook
niet met die van Amerikaanse stammen overeenkwam (60).
Ook kunnen er nieuwe PRRSV-stammen ontstaan na enkele
dierpassages. \'Quasi-species\' kunnen al ontstaan binnen de-
zelfde populaties (56). Diagnostische methodieken gebaseerd
op de detectie van viraal genetisch materiaal, moeten reke-
ning houden met deze verschillen in sequenties tussen de
PRRSV-stammen.

(RT-)PCR-testen zijn ontwikkeld voor de detectie van PRRS-
virus genomische delen (RNA) in klinisch materiaal. (RT-)
PCR-methodieken tonen niet alleen infectieus PRRS-virus
aan maar ook niet-infectieus PRRS-virus, en dus hoeven uit-
slagen van (RT-)PCR-testen niet dezelfde te zijn als die van
een virusisolatietest. De virusisolatietest toont namelijk al-
leen infectieus PRRS-virus aan.

Enkele voordelen van de (RT-)PCR boven de virusisolatie-
techniek zijn; a) de (RT-)PCR-techniek is sneller, en b) (neu-
traliserende) antilichamen beïnvloeden niet de testresultaten
wat bij de virusisolatie techniek wel het geval kan zijn. De
RT-PCR kan ook gebruikt worden voor de detectie van
PRRS-virus in materialen die toxisch zijn voor cellen, zoals
sperma, foetaal weefsel, buikvocht en van geaborteerde
vruchten, thoraxvloeistoffen, en zelfs feces (6, 72). Als na-
deel moet opgemerkt worden dat deze moleculair-biologi-
sche techniek erg gevoelig is voor contaminatie en daardoor
kunnen er vals-positieve reacties ontstaan (68).
Er zijn verschillende typen (RT-)PCR-testen ontwikkeld. De
meeste testen zijn ontwikkeld om delen van een open reading
frame (ORF) van PRRS-virus aan te kunnen tonen, de zoge-
naamde ORF-6 en ORF-7. Deze PCR-testen kunnen direct
gebruikt worden op klinisch materiaal dus zonder vooropho-
ping of (aan)kweek. Over het algemeen zijn RT-PCR-testen
erg gevoelig en vaak (licht) gevoeliger dan virusisolatietech-
nieken. De gevoeligheid van de diverse (RT-)PCR-technieken
voor serum, longmateriaal of sperma kan variëren van: 0.08
- 10 tissue culture infective dose (TCID),^ (21, 40, 52, 59).
Sommige (RT-)PCR-testen zijn gebaseerd op een \'nested\'
principe (RT-nPCR). Deze testen zijn veelal een factor 10 -
100 gevoeliger dan de standaard RT-PCR-test. Meer recent
zijn de geautomatiseerde real-time RT-PCR-testen: TaqMan™
PCR (21, 36, 58), de Light-Cycler™ PCR (52) of de \'Molecu-
lar Beacon\' PCR (10). Deze zijn ontwikkeld om een nog ho-
gere kwaliteit te kunnen bereiken dan de conventionele RT-
PCR-testen. Deze nieuwe testen hebben als voordeel dat ze
nog sneller zijn (uitslag binnen vier è vijf uur na ontvangst),
contaminatieproblematiek is veel lager (dus minder vals-po-
sitieve uitslagen) en de test is deels te automatiseren waar-
door de kostprijs per test lager kan liggen.
Een aantal van deze real-time RT-PCR-methoden hebben dus
als voordeel dat ze; a) onderscheid kunnen maken tussen Eu-
ropees en Amerikaans-type PRRSV, b) de hoeveelheid PRRS-
virus RNA aan kunnen tonen, en c) binnen een halve dag een
uitslag van het PRRSV-onderzoek op bijvoorbeeld sperma
kunnen geven.

De (RT-)PCR wordt steeds vaker de standaardtest voor de de-
tectie van viraal PRRS-virus en het is een uitstekend hulp-
middel bij het monitoren van bedrijven op PRRSV, het scree-

-ocr page 105-

nen van jonge gelten (replacementdieren), voor de detectie
van persistent geïnfecteerd dieren en bij test- en removal pro-
gramma\'s (7, 15, 17,31,35).

In het algemeen kan geconcludeerd worden dat RT-PCR-tes-
ten een hoge mate van gevoeligheid en specificiteit hebben
(6, 31). Wel moet opgemerkt worden dat er veel variatie in
PRRSV (RT-)PCR-testen is ontstaan tussen de verschillende
laboratoria. Verschillen kunnen ontstaan in de monsteropwer-
king, de RNA-extractieprocedure, de laboratoriumtechniek,
de vereiste controlesystemen, de ervaringen van de laboran-
ten, de primer- en probekeuzes, etcetera. Daarom is van groot
belang de RT-PCR te valideren. Validatieresultaten van zelf
ontwikkelde PCR-testen moeten verwerkt worden in valida-
tierapporten.

Testen voor het aantonen van antilichamen gericht tegen
PRRSV
(Serologie)

Diverse serologische testen zijn er ontwikkeld voor de
detectie van PRRSV-antilichamen, zoals de indirecte immu-
nofluorescentie antilichaamtest (indirect-lFA), de immuno-
peroxidase monolayer assay (IPMA), enzyme-linked immu-
nosorbent assays (ELlSA\'s) en serum virusneutralisatietesten
(VNT). Al deze testen worden of werden gebruikt voor het
specifiek aantonen van antilichamen gericht tegen PRRSV,
maar de ELI SA-testen worden op dit moment het meest ge-
bruikt binnen de diagnostische laboratoria. De ELlSA\'s zijn
hoofdzakelijk ontwikkeld om de PRRSV-antilichaamstatus te
bepalen op bedrijfsniveau en deze testen zijn minder geschikt
voor het bepalen van de PRRSV-status op individueel niveau.
Serologische testen, met name de indirecte IFA- en de IPMA-
testen, worden veelal ontwikkeld met virale antigenen van
maar één PRRSV-type dus of het Europese type PRRSV of
het Amerikaanse type PRRSV. Dit betekent dat antilichamen,
gericht tegen het andere heterologe antigeen-type, niet of met
een lagere sensitiviteit kunnen worden gedetecteerd.
Op dit moment zijn er commerciële ELlSA-testen die in staat
zijn antilichamen aan te kunnen tonen tegen zowel het Euro-
pese als het Amerikaanse type PRRSV, maar er zijn ook ELl-
SA-testen die onderscheid kunnen maken tussen antilicha-
men gericht tegen het Europese type of het Amerikaanse
type. Deze ELlSA\'s kunnen dus differentiëren tussen infec-
ties van het Europese en het Amerikaanse type op basis van
specifieke antilichamen.

Tabel i. Samenvatting van de diagnostische testen die veel gebruikt worden voor het vaststellen van PRRSV-infecties.

Test Diagnostische Sensitiviteit Specificiteit

detectielimiet\'

Indirecte IFA 5 - 9 dpi 100% 95 - 100%

(antilichaamtest)

23, 61, 72, 73 Validatieresultaten worden in sterke mate

beïnvloed door de mate van overeenkomst
tussen de PRRS-virusstam op het bedrijf en

IPMA

7- 15 dpi

95- 100%

87 - 97 %

23,46,61,72

Validatieresultaten worden in sterke mate
beïnvloed door de mate van overeenkomst
tussen de PRRS-virusstam op het bedrijf en
de stam die in de test wordt
gebruikt

VNT

8 - 28 dpi

Na

Na

62,72

Lage sensitiviteit.

Validatieresultaten worden in sterke mate
beïnvloed door de mate van overeenkomst
tussen de PRRS-virusstam op het bedrijf en
de stam die in de test wordt
gebruikt.

ELISA
(Herdcheck"
PRRS ELISA)

9- 14 dpi

96.1 - bijna 100%

99.3-99.5%

12, 18, 46,47, 57, 72 De specificiteit van deze indirecte ELISA
is ook onderzocht voor vleessapmonsters
(98%) (45)

ELISA

9-14 dpi

97.4%

99.6%

Idexx laboratories,

(Herdcheck®)
2XR ELISA

Maine, USA

I): Dag waarop een eerste positieve reactie verwacht kan worden na infectie; Na: Geen data aanwezig; Indirecte-IFA: indirecte immunofluorescentie-antilichaam-test; IPMA:
immunoperoxidase monolayer assay, ELISA: enzyme-linked immunosorbent assay, VNT: virusneutralisatietest, dpi: dagen na infectie.

Indirecte immunofluorescentietest (indirecte IFA)

Er is geen standaard geaccepteerde indirecte immunofluores-
centietest (indirecte IFA). Daarom zijn er verschillende indi-
recte IFA-protocollen ontwikkeld door verschillende labora-
toria, met name in Noord-Amerika. De indirecte IFA heeft
volgens onderzoekers een hoge specificiteit (99.5%: tabel 1)
maar de sensitiviteit voor individuele dieren is onbekend
(73). Een voordeel van de indirecte IFA-test in vergelijking
met de ELISA is dat de antilichaamtiter tegen PRRSV be-
paald kan worden. De ELISA wordt afgelezen op basis van
S/P-waarden, maar deze correleren niet volledig met een
IPMA of indirecte IFA-titer. Indirecte IFA-antilichaamtiters
van >=16 worden beschouwd als positief
De indirecte IFA detecteert PRRSV-specifiek antilichamen
tot twee a drie maanden na infectie (24, 73), maar testresulta-
ten of antilichaamtiters kunnen variëren afhankelijk van de
PRRS-virusstam die in de desbetreffende test gebruikt wordt
(3).

IPMA

De IPMA is in staat PRRSV-antilichamen aan te tonen vanaf
dag zeven tot twee a drie maanden na infectie (24, 48, 75).
Evenals bij de indirecte IFA, is de overeenkomst tussen de
stam die in het veld de infectie veroorzaakt en de stam die in
de test gebruikt wordt, van invloed op de gevoeligheid van de
testuitslag (70, 72). De IPMA wordt nog steeds gezien als de
\'gouden standaard\' en deze test is ook erg specifiek en gevoe-
lig.

VNT

De VNT-test is een erg specifieke test, maar de test is veel
minder gevoelig dan de indirecte IFA, IPMA en de ELISA
(43). Deze lage sensitiviteit wordt mede veroorzaakt door het
feit dat neutraliserende PRRSV-antilichamen later worden

Literatuur Opmerkingen

-ocr page 106-

gedetecteerd en de neutraliserende antilichaamtiters zijn veel
lager dan de antilichaamtiters die in de andere serologische
testen worden aangetoond. Neutraliserende antilichaamtiters
tegen PRRSV van >4, welke gezien worden als positieve ti-
ters, worden pas ontwikkeld rond de eerste en de tweede
maand na de infectie. Evenals bij de indirecte-IFA en de
IPMA, zijn VNT-testresultaten sterk afhankelijk van de
PRRS-virusstam die gebruikt wordt in de test en welke stam
de infectie veroorzaakt (70, 76). De VNT-testresultaten cor-
releren niet met die van de indirecte IFA, IPMA of de ELISA.
De VNT-test heeft verder als nadeel dat het een erg bewerke-
lijke test is en daarom wordt de VNT meer als een \'onder-
zoekstest\' gezien en niet als een diagnostische test.

ELISA

Veel onderzoeken toonden aan dat de ELISA een gevoelige
en specifieke test is voor de detectie van PRRSV-antilicha-
men (1, 20,46, 47, 62). Serologische diagnostiek met behulp
van de ELISA is in de regel eenvoudig uit te voeren met name
indien de test gebruikt wordt voor het screenen van de
PRRS V-status op bedrijfsniveau. Sera van individuele dieren
geven nog wel eens moeilijkheden in bepaalde ELISA\'s
(zwak positieve reacties net boven de cut-off waarde). In be-
paalde gevallen worden er geen of nauwelijks detecteerbare
hoeveelheden PRRSV-antilichamen opgewekt na een
PRRSV-infectie. In dergelijke gevallen blijft de ELISA (lang)
negatief terwijl het virus wel met de (RT-)PCR aan te tonen is
in het bloed. In een aantal van dit soort gevallen kan een her-
tap na twee tot drie weken de oplossing zijn. Ook kunnen se-
rologisch negatieve dieren geïnfecteerd zijn met PRRSV, bij-
voorbeeld in de beginfase van een infectie. De hoeveelheid
antilichamen is dan nog niet meetbaar. PRRSV serologische
testen kunnen beter gebruikt worden voor het bepalen van de
PRRSV-status op koppel- of bedrijfsniveau en ze zijn vaak
minder geschikt voor individuele dieren.
Er zijn tot op heden verschillende ELISA-methodieken be-
schreven. De commercieel verkrijgbare IDEXX ELISA kit,
is ontwikkeld als screeningstest voor het bedrijf en de test is
niet geschikt voor het certificeren van individuele dieren (8).
In deze commerciële ELISA wordt een S/P ratio van >0.40
gezien als positief (IDEXX Laboratories Inc., Westbrook,
Maine). Indien deze S/P ratio van 0.40 als cut-off waarde
wordt gezien dan is het mogelijk PRRSV-specifieke antili-
chamen aan te tonen in biggen tien tot veertien dagen na in-
oculatie (onder experimentele condities). De piek in deze an-
tilichaamrespons is rond de tweede tot de derde maand (72).
De indirecte HerdChek* PRRS ELISA had een gevoeligheid
van 96.1 - 100% (12, 18, 57) en de specificiteit werd geschat
op 99.3 - 99.5% (46,47, 72). De nieuwe versie van deze com-
merciële ELISA, de HerdChek® 2XR, heeft een opgegeven
gevoeligheid van 97.4% en een specificiteit van 99.6%
(IDEXX laboratories, Westbrook, Maine). Eén van de voor-
delen van deze commerciële kit is dat het antilichamen aan-
toont tegen zowel de Europese als de Amerikaanse typen
PRRSV, echter differentiatie is niet mogelijk.
In veel gevallen blijven antilichamen tegen PRRSV niet le-
venslang aantoonbaar. Onder experimentele omstandigheden
kunnen PRRSV-specifieke IgM-antilichamen aangetoond
worden binnen vijf dagen na inoculatie en deze IgM-antili-
chamen kunnen worden aangetoond tot ongeveer dag 21-28
na inoculatie (50). Afhankelijk van de testmethode bereiken
antilichaamresponsen hun piekwaarden op 30 - 50 (indirecte-
IFA), 35 - 50 (IPMA), 30 - 50 (ELISA), en 60 - 90 dagen na
inoculatie (VNT). Daarna dalen de antilichamen in het bloed
(72). Veelal zijn de antilichaamresponsen onder experimente-
le condities en in het veld niet meer aantoonbaar vier - vijf
maanden (met de indirect-IFA), vier - > tien maanden (met de
ELISA), elf ä twaalf maanden (met de IPMA) en na zes -
twaalf maanden (met de VNT) na infectie (38, 72). Hetzelfde
tijdpad kan waargenomen worden bij biggen die gevacci-
neerd zijn met modified-live virus (MLV) vaccins.
De detectie van PRRSV-antilichamen in een enkel bloedmon-
ster afkomstig van individuele dieren is vaak niet voldoende
om de aanwezigheid van een PRRSV-infectie of de diagnose
\'PRRS\' te bevestigen (30, 64). Additionele testen of een gro-
tere sample size kunnen uitkomst bieden (13,26).
Op dit moment kunnen de huidige diagnostische serologische
testen geen onderscheid maken tussen antilichamen afkom-
stig van een vaccinvirus of van een veldvirus van hetzelfde
type PRRSV Tenslotte dient opgemerkt te worden dat het
aantonen van PRRSV-antilichamen in de ELISA alleen iets
zegt over blootstelling en niet over protectie.

Differentiatie tussen Europese en Amerikaanse typen
PRRSV- antilichamen

In een aantal Europese landen zijn PRRSV-stammen aange-
toond van zowel het Europese als het Amerikaanse type (8,
37, 69). Ook in de USA en Canada worden naast de Ameri-
kaanse stam ook Europese stammen waargenomen (49). In
een aantal gevallen, bijvoorbeeld voor het maken van een
vaccinkeuze, kan het van belang zijn een typering van de
PRRSV-stam aan te vragen (37,41). Om onderscheid te kun-
nen maken op basis van antilichamen is er recentelijk een
commerciële ELI SA-test op de markt gebracht (CIVTEST
suis PRRSV ELISA: Laboratorios Hipra SA, Spain). Deze
test kan antilichamen gericht tegen het Europese type onder-
scheiden van het Amerikaanse type PRRSV (69).

Differentiatie tussen PRRSV-stammen

Zoals vermeld zijn er geen serologische testen die onder-
scheid kunnen maken tussen antilichamen afkomstig van
PRRS-veld- of vaccinstammen van hetzelfde type. Er zijn
wel verschillende methoden ontwikkeld om PRRS-virus-
stammen te karakteriseren en om zodoende te kunnen diffe-
rentiëren tussen Europese en Amerikaanse isolaten of om te
differentiëren tussen modified-live vaccinvirussen en
PRRSV-veldstammen. Hiervoor kunnen gebruikt worden;
monoclonalen, restrictie-analyse patronen, PCR-technieken
met restrictieanalyse (RFLP testen), hetero-duplex mobility
assay en sequentieanalyse methoden.
Het differentiëren en monitoren van PRRSV-stammen in Ne-
derland is van belang om te weten te komen of er geen
PRRSV-mutanten gemist worden met de huidige diagnosti-
sche middelen en voor het maken van gerichte vaccinkeuzes.
Vaccinatie tegen homologe stammen is volgens bepaalde on-
derzoekers nu eenmaal effectiever dan tegen heterologe stam-
men (37,41). Vazquez
et al. (66) concludeerden dat er grote-
re genetische variaties in PRRSV-veldisolaten bestaan dan
vijf jaar geleden. Al deze variaties kunnen consequenties
hebben voor de huidige PRRSV-diagnostiek en de verschil-
len met vaccinstammen en veldstammen worden ook groter.

-ocr page 107-

Literatuurlijst

1. Albina E, Leforban Y, Baron T et al. An enzyme linked immunosorbent
assay (ELISA) for the detection of antibodies to the porcine reproducti-
ve and respiratory syndrome (PRRS) virus. Ann Rech Vet 1992; 23:
167-176.

2. Allan GM and Ellis JA. Porcine circoviruses: a review. J Vet Diagn In-
vest 2000; 12:3-14.

3. Bautista EM, Goyal SM, Yoon IJ et al. Comparison of porcine alveolar
macrophages and CL2621 for the detection of porcine reproductive and
respiratory syndrome (PRRS) virus and anti-PRRS antibody. J Vet Di-
agn Invest 1993; 5:163-165.

4. Behrens G. Medikamente und mehr. 1999; 2: P3f.

5. Benfield DA et al. Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome
Virus.
In: Diseases of swine, Iowa State Press, 8th edition, 1999:
pp.201-232.

6. Benson J, Yaeger M, Christopher-Hennings J et al. A comparison of vi-
rus isolation, immunohistochemistry, fetal serology and reverse-trans-
cription polymerase chain reaction assay for the identification of porci-
ne reproductive and respiratory syndrome virus transplacental infection
in the fetus. J Vet Diagn Invest 2002; 14: 8-14.

7. Bierk M, Dee S, Rossow K et al. Diagnostic investigation of chronic
porcine reproductive and respiratory syndrome virus in a breeding herd
of pigs. Vet Record 2001 ; 148: 687-690.

8. Bötner A, Strandbygaard B, Sorensen KJ, Have P, Madsen KG, Madsen
ES and Alexandersen S. Appearance of acute PRRS-like symptoms in
sow herds after vaccination with a modified live PRRS vaccine. Vet.
Ree., 1997; 141:497-499.

9. Brockmeier SL, Palmer MV and Bolin SR. Effects of intranasal inocu-
lation of porcine reproductive and respiratory syndrome virus,
Borde-
tella bronchiseptica,
or a combination of both organisms in pigs. Am J
Vet Res 2000;61:892-899.

10. Carlson DL, Fang Y, Nelson EA and Christopher-Hennings J. Discrimi-
nating between PRRSV isolates and vaccine with quantitative, real-
time RT-PCR. Proceedings of the American Association of Veterinary
Laboratory Diagnosticians (2002).

11. Cheon DS and Chae C. Comparison of virus isolation, reverse trans-
cription-polymerase chain reaction, immunohistochemistry, and in situ
hybridization for the detection of porcine reproductive and respiratory
syndrome virus from naturally aborted fetuses and stillborn piglets. J
Vet Diagn Invest 2000; 12 (6): 582-587.

12. Cho HJ, Mc Nab B, Dubuc C, Jordan L, Afshar A, Magar R, Prins S
and Eemisse K. Comparative study of serological methods for the de-
tection of antibodies to porcine reproductive and respiratory syndrome
virus. Can J Vet Res 1997; 61 (3): 161-166.

13. Christianson W and Joo HS. Porcine reproductive and respiratory syn-
drome: a review. Swine Health and Production 1994; 2 (2): 10-28.

14. Christopher-Hennings J, Holler LD, Benfield DA and Nelson EA. De-
tection and duration of porcine reproductive and respiratory syndrome
virus in semen, serum, peripheral blood mononuclear cells, and tissues
from Yorkshire, Hampshire and Landrace boars. J Vet Diagn Invest
2001; 13: 133-142.

15. Dee SA, Bierk MD, Deen J and Molitor TW. An evaluation of test and
removal for the elimination of porcine reproductive and respiratory
syndrome virus from 5 swine farms. Can J Vet Res 2001; 65: 22-27.

16. Dewey C, Charbonneau G, Carman S et al. Lelystad-like strain of por-
cine reproductive and respiratory syndrome virus (PRRSV) identified
in Canadian swine. Can Vet J 2000; 41: 493-494.

17. Donadeu M, Arias M, Gomez-Tejedor C, Agiiero M, Romero L, Chris-
tianson W and Sânchez-Vizcaino JM. Using polymerase chain reaction
to obtain PRRSV-free piglets from endemically infected herds. Swine
Health and Production 1999; 7 (6): 255-261.

18. Drew TW. Comparative serology of porcine reproductive and respirato-
ry syndrome in eight European laboratories, using immunoperoxidase
monolayer assay and enzyme-linked immunosorbent assay. Rev Sci
Tech OIE 1995; 14:761-775.

19. DuinhofTF, Reijrink 1AM en Schaik van G. Rapport: PRRS enquête
onder praktiserende dierenartsen. GD, Deventer 2005.

20. Edwards S, Robertson IB, Wilesmith JW et al. PRRS ("blue-eared pig
disease") in Great Britain. American Association of Swine Practitio-
ners Newsletter 1994; 4: 32-36.

21. Egli C, Thür B, Liu L el al. Quantitative TaqMan RT-PCR for the detec-
tion and differentiation of European and North American strains of
porcine reproductive and respiratory syndrome virus. J Virol Methods
2001;98:63-75.

22. Feng W-H, Laster SM, Tompkins M el al. In utero infection by porcine
reproductive and respiratory syndrome virus is sufficient to increase
susceptibility of piglets to challenge with
Streptococcus suis type II. J
Virol 2001;75:4889-4895.

23. Fichtner D, Bergmann S und Schirrmeier H. Einsatz des eindirekten
Immunfluoreszenztests zum Nachweis von Antikörpern gegen das vi-
rus des Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS). Mh.
Vet.-Med 1994;49:223-227.

24. Frey ML, Eemisse KA, Landgraf JG et al. Diagnostic testing for SIRS
virus at the National Veterinary Services Laboratories (NVSL). Ameri-
can Association of Swine Practitioners Newsletter 1992; 4: 31.

25. Galina L, Pijoan C, Sitjar M et al. Interaction between Streptococcus
suis
serotype 2 and porcine reproductive and respiratory syndrome vi-
rus in specific pathogen-free piglets. Vet Ree 1994; 134: 60-64.

26. Goyal SM. Porcine reproductive and respiratory syndrome. J Vet Diagn
Invest 1993;5:656-664.

27. Halbur PG, Andrews JJ, Huffrnan EL et al. Development of a streptavi-
din-biotin immunoperoxidase procedure for the detection of porcine
reproductive and respiratory syndrome virus antigen in porcine lung. J
Vet Diagn Invest 1994; 6: 254-257.

28. Halbur PG, Miller LD, Paul PS et al. Immunohistochemical identifica-
tion of porcine reproductive and respiratory syndrome virus (PRRSV)
antigen in the heart and lymphoid systems of three-week-old colos-
trum-deprived pigs. Vet Pathol 1995; 32: 200-204.

29. Halbur PG, Paul PS and Janke BH. Viral contributors to the porcine
respiratory disease complex. Proceedings of the American Association
of Swine Practitioners, 1993: pp. 343-350.

30. Henry SC. Clinical considerations in "acute" PRRS. Proceedings of the
American Association of Swine Practitioners, 1994: pp. 231-235.

31. Hotter DC, Pogranichniy RM, Chang C-C et al. Characterization of the
carrier state in porcine reproductive and respiratory syndrome virus in-
fection. Vet Microbiol 2002; 86: 213-228.

32. Joo HS. PRRS: Diagnosis. Proceedings of the Allen D. Leman Swine
Conference, 1993: pp. 53-55.

33. Keffaber KK. Reproductive failure of unknown aetiology. American
Association ofSwine Practitioners Newsletter 1989; 1: 1-9.

34. Kim HS, Kwang J, Yoon IJ, Joo HS and Frey ML. Enhanced replication
of porcine reproductive and respiratory syndrome (PRRS) virus in a
homogeneous subpopulation of MA-104 cell line. Arch. Virol. 1993;
133:477-483.

35. Kleiboeker SB, Lehman JR and Fangman TJ. Evaluation of RT-PCR on
oropharyngeal scrapings and paired serology for detection of PRRSV
in sows. J Swine Health Prod 2002.

36. Kleiboeker SB, Schommer SK, Lee SM, Watkins S, Chittick W and
Poison D. Simultaneous detection of North American and European
porcine reproductive and respiratory syndrome virus using real-time
quantitative reverse transcriptase-PCR. J Vet Diagn Invest. 2005; 17
(2): 165-70.

37. Lager KM, Mengeling WL and Brockmeier SL. Evalluation of protec-
tive immunity in gilts inoculated with the NADC-8 isolate of porcine
reproductive and respiratory syndrome virus (PRRSV) and challenge-
exposed with an antigenically distinct PRRSV isolate. Am J Vet Res
1999; 60: 1022-1027.

38. Lopez OJ and Osorio FA. Role of neutralizing antibodies in PRRSV
protective immunity. Vet Immunol Immunopathol 2004; 102: 155-163.

39. Madsen KG, Hansen CM, Madsen ES, Strandbygaard B, Botner A and
Sorensen KJ. Sequence analysis of porcine reproductive and respirato-
ry syndrome virus of the American type collected irom Danish swine
herds. Arch Virol 1998; 143: 1683-1700.

40. Mardassi H, Wilson L, Mounir S and Dea S. Detection of porcine re-
productive and respiratory syndrome virus and efficient differentiation
between Canadian and European strains by reverse transcription and
PCR amplification. J Clin Microbiol 1994; 32: 2197-2203.

41. Meng XJ. Heterogeneity of porcine reproductive and respiratory syn-
drome virus: implications for current vaccine efficacy and fiiture vacci-
ne development. Vet Microbiol 2000; 74; 309-329.

42. Mengeling WL, Paul PS and Lager KM. Virus-induced maternal repro-
ductive failure of swine. J Am Vet Med Assoc 1993; 203: 1268-1272.

43. Morrison RB, Collins JE, Harris L et al. Serological evidence incrimi-
nating a recently isolated virus (ATCC VR-2332) as the cause of swine
infertility and respiratory syndrome (SIRS). J Vet Diagn Invest 1992;
4: 186-188.

44. Morrow M. The PRRS initiative: Game, Set, Match. Swine News 2004;
(7): 27.

-ocr page 108-

45. Möllensen S, Strandbygaard B, Botner A, Feld N and Willeberg P. Mo-
nitoring porcine reproductive and respiratory syndrome virus infection
status in swine herds based on analysis of antibodies in meat juice sam-
ples. Vet Res 2001; 32: 441 -453.

46. Nodelijk G, Wensvoort G, Kroese B et al. Comparison of a commercial
ELISA and an immunoperoxidase monolayer assay to detect antibodies
against porcine respiratory and reproductive syndrome virus. Vet Mi-
crobiol 1996:49:285-295.

47. O\'Connor M, Fallon M and O\'Reilly PJ. Detection of antibody to por-
cine reproductive and respiratory syndrome (PRRS) virus: reduction of
cut-off value of an ELISA, with confirmation by immunoperoxidase
monolayers assay Irish Vet J 2002; 55: 73-75.

48. Ohlinger VF, Haas B, Sallmüller A et al. In vivo and in vitro studies on
the immunobiology of PRRS. American Association of Swine Practi-
tioners Newsletter 1992; 4: 24.

49. OIE manual 2004. Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terres-
trial Animals. Porcine reproductive and respiratory syndrome. 2004:
Chapter 2.6.5

50. Park BK, Joo HS, Dee SA and Pijoan C. Evaluation of an indirect fluo-
rescent IgM antibody test for the detection of pigs with recent infection
of porcine reproductive and respiratory syndrome virus. J Vet Diagn
Invest 1995;7:544-546.

51. Paton DJ, Drew TW, Brown IH et al. Laboratory diagnosis of porcine
reproductive and respiratory syndrome. Pig Vet J 1992; 29: 188-192.

52. Rijn PA van, Wellenberg GJ, Hakze-van der Honing R, Jacobs L, Moo-
nen PL and Feitsma H J. Detection of economically important viruses
in boar semen by quantitative RealTime PCR technology. Virol Me-
thods 2004; 15(120): 151-160.

53. Rossow KD. Porcine reproductive and respiratory syndrome. Vet Pa-
thol 1998; 35: 1-20.

54. Rossow KD, Shivers JL and Yeske PE. Porcine reproductive and respi-
ratory syndrome virus infection in neonatal pigs characterized by mar-
ked neurovirulence. Vet Rec 1999; 144:444-448.

55. Rovira A, Balasch M, Segales J, Garcia L, Plana-Duran J, Rosell C, El-
lerbrok H, Mankertz A and Domingo M. Experimental inoculation of
conventional pigs with PRRSV and PCV-2. J Virol 2002; 76: 3232-
3239.

56. Rowland RR, Steffen M, Ackerman T and Benfield DA. The evolution
of porcine reproductive and respiratory syndrome virus: quasispecies
and emergence of a virus subpopulation during infection of pigs with
VR-2332. Virology 1999; 259: 262-266.

57. Snyder ML, Mermer B, .Anderson PR, Wensvoort G and Hill HT. Eva-
luative data for an immunological ELISA for PRRS.
In\\ Proceedings of
the Second International Symposium on porcine reproductive and Res-
piratory Syndrome (PRRS), Copenhagen, Denmark: 1995:PP 15.

58. Spagnuolo-Weaver M, Walker IW, Campbell ST et al. Rapid detection
of porcine reproductive and respiratory syndrome viral nucleic acid in
blood using a fluorimeter based PCR method. Vet Microbiol 2000; 76:
15-23.

59. Spagnuolo-Weaver M. Walker IW. McNeilly F et al. The reverse trans-
cription polymerase chain reaction for the diagnosis of porcine repro-
ductive and respiratory syndrome: Comparison with virus isolation and
serology. Vet Microbiol 1998; 62: 207-215.

60. Stadejek T, Stankevicius A, Storgaard T, Oleksiewicz MB, Belak S,
Drew TW and Pejsak Z. Identification of radically different variants of
porcine reproductive and respiratory syndrome virus in Eastern Euro-
pe: towards a common ancestor for European and American viruses. J
Gen Virol 2002; 83: 1861-1873.

61. Takashima H, Takai K and Goto S. A modified immunoperoxidase as-
say for detection of antibody porcinc reproductive and respiratory syn-
drome (PRRS) virus in swine sera. J Vet Med Sci I999;61: 105-196.

62. Takikawa N, Kobayashi S, Ide S et al. Detection of antibodies against
porcine reproductive and respiratory syndrome (PRRS) virus in swine
sera by enzyme-linked immunosorbent assay. J Vet Med Sci 1996; 58:
355-357.

63. Thacker E, Halbur P, Ross RF et al. Mycoplasma hyopneumoniae po-
tentiation of porcine reproductive and respiratory syndrome virus-in-
duced pneumonia. J Clin Microbiol 1999; 37: 620-627.

64. Van Alstine WG, Stevenson GW and Kanitz CL. Diagnosis of porcine
reproductive and respiratory syndrome. Swine Health and Production
1993; 1(4): 24-28.

65. Van Reeth K, Nauwynck H and Pensaert M. Clinical effects of experi-
mental dual infections with porcine reproductive and respiratory syn-
drome virus followed by swine influenza virus in conventional and co-
lostrum-deprived pigs. J Vet Med B Infect Dis Vet Public Health 2001;
48: 283-292.

66. Vasquez et al. Differentiation of PRRSV European vaccines from Spa-
nish field isolates by restriction fragment length polymorphism (RFLP)
analysis ofORF5. In; Proceedings International Pig Veterinary Society.
June 27-July I, 2004. Hamburg Germany Vol.1, pp 109.

67. Ven SCG van de, DuinhofTF en Schaik van G. Rapport: PRRS, Telefo-
nische enquête onder varkenshouders. GD, Deventer 2005.

68. Wagstrom EA, Yoon KJ, Cook C and Zimmerman JJ. Diagnostic per-
formance of a reverse transcription-polymerase chain reaction test for
porcine reproductive and respiratory syndrome virus. J Vet Diagn In-
vest. 2000; 12: 75-78.

69. Wellenberg GJ, Stockhofe-Zurwieden N, Boersma WJ, Jong MF de and
Elbers AR. The presence of co-infections in pigs with clinical signs of
PMWS in The Netheriands: a case-control study. Res Vet Sci 2004; 77:
177-178.

70. Wensvoort G, Kluyver EP de, Luijtze EA et al. Antigenic comparison
of Lelystad virus and swine infertility and respiratory syndrome (SIRS)
virus. J Vet Diagn Invest 1992; 4: 134-138.

71. Wensvoort G, Terpstra C, Pol JMA et al. Mystery swine disease in the
Netherlands: the isolation of Lelystad virus. Vet Quart 1991; 13: 121-
130.

72. Yoon KJ, Christopher-Hennings J and Nelson EA. Diagnosis of PRRS
virus. In: PRRS Compendium-Producer Edition. National Pork Board
2003.

73. Yoon IJ, Joo HS, Christiansen WT et al. An indirect fluorescent antibo-
dy test for the detection of antibody to swine infertility and respiratory
syndrome virus in swine sera. J Vet Diagn Invest 1992; 4: 144-147.

74. Yoon IJ, Joo HS, Christianson WT et al. Persistent and contact infection
in nursery pigs experimentally infected with porcine reproductive and
respiratory syndrome (PRRS) virus. Swine Health and Production
1993; 1 (4): 5-8.

75. Yoon K-J, Zimmerman JJ, McGinley MJ el al. Failure to consider the
antigenic diversity of porcine reproductive and respiratory syndrome
(PRRS) virus isolates may lead to misdiagnosis. J Vet Diagn Invest
1995;7:386-387.

76. Yoon K-J, Wu L-L, Zimmerman JJ and Piatt KB. Field isolates of por-
cine reproductive and respiratory syndrome virus (PRRSV) vary in
their susceptibility to antibody dependent enhancement (ADE) of in-
fection. Vet Microbiol 1997; 55: 277-287.

Artikel ingediend:

7 maart 2006

Artikel geaccepteerd:

6juni 2006

-ocr page 109-

U krijgt als
starter de beste

AOV.

Onderdeel van INGAÈ

En meteen
de beste korting

Movir is dé specialist in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen met een
vrij beroep. En wij gaan starters een aardig handje helpen. Movir biedt namelijk niet alleen
de beste arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar verwent starters tot 45 jaar ook met een
zeer aantrekkelijke korting. En dat komt goed uit, want als starter hebt u al genoeg kosten.
Informeer bij uw verzekeringsadviseur of kijk op www.movir.nl.

Partner van Professionals, lïl OV1 f

-ocr page 110-

Nieuws

Laag pathogene
aviaire influenza
in Voorthuizen

Nieuws

Het ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV) heeft 1 au-
gustus 2006 maatregelen genomen tegen de verspreiding van
laagpathogene aviaire influenza (H7-variant) nadat een
pluimveebedrijf uit de regio Voorthuizen tijdens de reguliere
monitoring positief was bevonden.

Aanvankelijk werd op een pluimveevermeerderingsbedrijf in
Voorthuizen een vrij hoog percentage serologisch positieve
dieren gevonden maar was de opvolgende PCR-test nog
negatief. Vervolgens is echter nader onderzoek gedaan bij vijf
andere pluimveebedrijven die binnen een straal van één kilo-
meter van het eerste bedrijf vielen. Daaruit bleek een van
deze andere bedrijven wel positief te zijn op de PCR-test voor
de H7-variant van het aviaire-influenzavirus.
Omdat het laagpathogene H7-virus mogelijk kan muteren in
een hoogpathogene variant heeft LNV maatregelen afgekon-
digd. Deze zijn vastgelegd in een tijdelijke regeling. De basis
voor deze maatregelen komt voort uit een nieuwe EU-richt-
lijn (2005/95/EG) voor de bestrijding van laag pathogeen Al.
Het positieve bedrijf wordt geruimd en binnen een straal van
drie kilometer van dit bedrijf geldt vanaf 15.00 uur een
vervoersverbod van pluimvee, levende vogels, broed- en
consumptie-eieren, gebruikt strooisel en mest. Dit vervoers-
verbod geldt ook voor hobbypluimvee.
Vervoer van andere zoogdieren is verboden wanneer deze
afkomstig zijn van een bedrijf waar ook pluimvee aanwezig
is. Het vervoer van vervoersmiddelen van bovengenoemde
dieren, producten of mest is ook verboden.
Tevens is er een verzamelverbod van pluimvee en andere
levende vogels van kracht en geldt bij commerciële bedrijven
een bezoekersregeling.

Er is geen sprake van een afschermplicht voor in het gebied
aanwezig hobbypluimvee of bedrijfsmatig pluimvee dat bui-
ten gehouden wordt.

In principe zijn de maatregelen voor een periode van 21 da-
gen van kracht. In deze periode worden de aanwezige pluim-
veebedrijven binnen het gebied gescreend.
Op 3 augustus 2006 zijn de maatregelen versoepeld. Vervoer
van consumptie-eieren naar het gebied is weer toegestaan.
Het vervoer van consumptie-eieren van pluimveebedrijven
binnen het gebied en het gebied uit blijft verboden.

Varkenspest verspreidt zich in
Kroatië

De varkenspest verspreidt zich in Kroatië. Volgens land-
bouwminister Petar Cobankovic is het virus vastgesteld op 21
bedrijven. Er zijn tot nu toe 550 bedrijven met varkens ge-
controleerd. Het gaat voornamelijk om hele kleine gezinsbe-
drijven. Kroatië heeft vorige week bij de internationale vete-
rinaire organisatie OIE melding gemaakt van twee uitbraken
van de zeer besmettelijke virusziekte op twee kleine gezins-
bedrijven, in Borova en in Vukovar. De bedrijven telden elk
18 varkens. In de eerste helft van dit jaar zijn 95.215 Neder-
landse biggen verkocht aan Kroatische afnemers. Er komen
geen extra regels voor Nederlandse vrachtwagens die terug
keren uit Kroatië. Het land ligt buiten de EU waardoor vee-
transportwagens uit dat land altijd dubbel gereinigd en ont-
smet worden, dus zowel in Kroatië als bij terugkeer in Neder-
land.

Bron: Agrarisch dagblad.

FelCan Hondendag

Zaterdag 30 september aanstaande wordt in samenwerking
met het Platform Verantwoord Huisdierenbezit, een FelCan
Hondendag georganiseerd bij PTC in Barneveld. Zoals
gebruikelijk is de dag bedoeld voor dierenartsen, dierenarts-
assistenten, fokkers en eigenaren. Het thema is \'fertiliteits-
problemen, groeistoornissen, DNA-diagnostiek, hartaandoe-
ningen en nieuwe beeldvormende technieken\'. Voor
nascholingspunten is de dag bij de technische commissie van
de Groep Geneeskunde van Gezelschapsdieren aangemeld
(voorstel: acht punten).

De dag begint om 9.30 uur en eindigt om 15.30 uur. Voor
deelname aan de hondendag dient u zich op te geven via de
website van Felcan:
www.felcan.nl. Hierna ontvangt u een
betalingsverzoek met verdere gegevens. Inschrijving is pas
definitief na betaling. Bij 250 personen sluit het register. U
ontvangt per e-mail bericht van uw inschrijving en een in-
schrijfnummer.

Veterinaire Vee Fokkers bereiken
fokdoel

Rosanna Marijke, de zwarte lakenvelder van de Veterinaire
Vee Fokkers Club \'De Uithof\' kalfde op zondagmiddag 16
juli af van een prachtig rood lakenveldervaarskalQe. Tot grote
vreugde van de studenten van de VVF.C. De Uithof dat hier-
mee eindelijk haar fokdoel om een rood lakenveldervaarsje te
fokken uit een zwarte lakenvelder heeft bereikt.
Deze studievereniging, verbonden aan de Faculteit der Dier-
geneeskunde, is sinds 1995 eigenaar van een lakenvelder koe,
een zeldzaam rundveeras, die gestald is op de Tolakker; het
veehouderijbedrijf van de faculteit.

Bij de aanschaf van de allereerste zwarte lakenvelder koe is
door de vereniging het fokdoel bepaald; een rood vaarskalf
Hiervoor moest echter eerst een heterozygote moeder worden
gefokt. Zeven nakomelingen verder is het dan eindelijk ge-
lukt. De vader van het kalf, Rosalie Willemijn genaamd, is
de rode lakenvelderstier Pim.

Menig veterinair student had geld ingezet op een specifieke af-
kalfdatum, geslacht en kleur van het kalf in de aflcalftoto.
Slechts twee studenten gaan er met het prijzengeld vandoor.
Het geld zal worden uitgereikt tijdens de feestelijke receptie op
14 september a.s. ter gelegenheid van de geboorte van het kalf
Wat de toekomst betreft van moeder en dochter ligt deze in
handen van de veterinaire studenten die zich nu moeten bera-
den over een nieuw fokdoel. Mogelijk wordt moeder Rosanna
Marijke verkocht aan een geïnteresseerde.

-ocr page 111-

De tropische warmte van de afge-
lopen periode legt op de gezond-
heid van mens en dier een extra
druk. Dat tijdens hete perioden de
uiergezondheid onder druk staat is
een bekend gegeven. In veel geval-
len zijn het vooral de omgevings-
kiemen, zoals
E. coli die problemen
veroorzaken. Het is dan ook ver-
standig de dieren zo veel mogelijk verkoeling te geven en
extra aandacht te hebben voor ruwvoervoorziening
(meerdere keren per dag op een koele plaats), drinkwa-
ter en hygiëne.

Het Uiergezondlieids Centrum Nederland waarschuwt daar-
naast specifiek voor de bacterie
klebsiella. Deze bacterie is
voor het dier agressiever dan
E. coli en is hiervan alleen op
basis van een bacteriologisch onderzoek te onderscheiden.
Klebsiella-h&ctQnèn behoren tot de groep van de Gram nega-
tieve bacteriën. Spenen van koeien kunnen besmet worden via
zaagsel, verontreinigd met
klebsiella. Bij warm weer neemt
de groei van deze bacterie explosief toe. In combinatie met
verminderde weerstand ten gevolge van hittestress, kan dit
leiden tot uitbraken van meerdere mastitisgevallen per bedrijf
Klebsiella veroorzaakt vaak een ernstige klinische mastitis.
Koeien hebben hoge koorts (41°C), een sterk gezwollen
kwartier, serieus gele melk en zijn ernstig ziek. Uiteraard
mag de boerderijmelk van deze zieke dieren niet worden ge-
leverd aan de zuivelindustrie. Dat geldt trouwens voor alle
melk van zieke dieren. Het is ook mogelijk dat deze dieren
kunnen bezwijken aan deze ontsteking. Na klinisch herstel
blijven vaak hoogcelgetalkoeien over.

Uit en
voor de
praktijk

Verschijnselen

De verschijnselen van de uierontsteking lijken op die van E.
coli. Klebsiella-mastitis
vraagt echter een andere aanpak en
andere managementmaatregelen. Deze aanpak begint met het
insturen van melkmonsters voor bacteriologisch onderzoek.
Zijn melkmonsters positief op
klebsiella dan moet ook het
zaagsel worden onderzocht. Wanneer het zaagsel ook klebsiel-
la bevat, dient het te worden afgevoerd en moet de stal worden
schoongemaakt en ontsmet. Naast het zaagsel is het ook van
belang om de koeien met een verhoogd celgetal bacteriolo-
gisch te onderzoeken.
Klebsiella kan namelijk ook subklinisch
in de uier aanwezig zijn (dragerkoeien), wat zich uit in een ver-
hoogd celgetal.

Onderscheid maken tussen deze E. coli en klebsiella is essenti-
eel voor een goede aanpak. Ook in het laboratorium lijken deze
kiemen op elkaar. Door speciale tests is het onderscheid in een
goed geoutilleerd laboratorium echter goed mogelijk. Het
UGCN adviseert veehouders om in deze warme zomermaan-
den melkmonsters van klinische mastitisgevallen te laten
onderzoeken om eventuele A:/efo/e//a-uitbraken vroegtijdig te
onderkennen en de daar uit voortkomende schade te beperken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met

Theo Lam uan het UCCN tel 0900-7100071,

e-mail info@UCCN.nl.

UGCN

UGCN waarschuwt voor klebsiella-mastitis

r

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

Raadgevers
Medische Beroepen

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert E. Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 112-

Mens, dier en de dierenarts

Miel Bingen

Tijdens haar oratie aan Wageningen Universiteit en Re-
searchcentrum op 8 juni jongstleden behandelde prof. dr.
Elsbeth N. Stassen, hoogleraar Dier en Samenleving, het
vraagstuk van de veranderende relatie tussen mens en
dier. Naar aanleiding hiervan sprak het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde met haar over de veranderende ver-
houding tussen mens en dier en de rol van de dierenarts
hierin.

"De verhouding mens-dier is complex en continu aan veran-
dering onderhevig", begint Elsbeth Stassen. "Een gevolg is
dat er een spanningsveld is tussen de belangen van het dier
en die van de mens. Wageningen Universiteit en Research-
centrum heeft hierop gereageerd met het instellen van de
leerstoel Dier en Samenleving. Deze leerstoel wil een bijdra-
ge leveren aan de belangenafweging van mensen in relatie
tot hun omgang met dieren en de belangen van deze dieren."
De thematiek van de leerstoel is niet nieuw. Van 1996 tot
2004 financierde de KNMvD de leerstoel Relatie Mens-Dier
aan de Universiteit Utrecht. Een leerstoel die eveneens door
Stassen werd bekleed. De KNMvD maakte zich destijds zor-
gen over de positie van het dier en de driehoek dierenarts,
dierhouder en dier en zag dat er steeds meer morele vragen
bij de dierenarts terechtkwamen.

"Het was destijds wel een stap van bedrijfsdiergeneeskunde
naar het bestuderen van de relaties tussen mens en dier om-
dat je als dierenarts en niet als ethicus of filosoof bent opge-
leid. Ik denk dat de KNMvD toch heeft gezocht naar iemand
met kennis van de beroepsgroep en de praktijk en een duide-
lijke interesse in de ethische kant. Mijn achtergrond stelt mij
in staat praktische oplossingen te
vinden voor ethische vraagstuk-
ken", legt Elsbeth Stassen uit.

Eigen waarde

Dierenwelzijn is inmiddels een
kernwoord geworden in onze
perceptie van de omgang met
dieren, het gevolg van een ont-
wikkeling die zich zo\'n dertig
jaar geleden heeft ingezet, aldus
Stassen. "De afgelopen dertig
jaar heeft de dierethiek zich ont-
wikkeld. Wij zijn ons er als sa-
menleving bewust van geworden
dat dieren een intrinsieke waar-
de, ook wel eigen waarde ge-
noemd, hebben en dat wij hen
niet continu kunnen aanpassen
aan de wensen van de mens. Zo
weten wij bijvoorbeeld dat ge-
wervelde dieren, dus ook vissen,
zowel positieve als negatieve im-
pulsen kunnen ervaren. Zij zijn
zich er dus van bewust hoe er
met ze wordt omgegaan."

Dit brengt een veranderend denken over dieren met zich
mee. Sommige maatregelen in de agrarische sector zijn bij-
voorbeeld volgens Stassen niet haalbaar door het concept
van eigen waarde terwijl die maatregelen vanuit een beperkte
definitie van dierengezondheid en welzijn wel te verdedigen
zouden kunnen zijn. "Een voorbeeld kan zijn het fokken van
blinde kippen. De dieren zouden elkaar dan niet meer aan-
pikken. Het fokken van blinde kippen is in de publieke opi-
nie volkomen onacceptabel. Instinctief voelt men onmiddel-
lijk aan dat er iets fundamenteel fout zit in de manier waarop
de dieren worden behandeld als dergelijke fokprogramma\'s
worden overwogen. Andere manieren om dit soort proble-
men op te lossen worden geprefereerd, zoals aanpassingen in
de huisvesting. Men is over het algemeen dan ook van me-
ning dat eerst die problemen moeten worden opgelost voor-
dat overwogen kan worden de eigen waarde van dieren zo
ernstig aan te tasten."

Volgens Elsbeth Stassen heeft het nieuwe bewustzijn ook ge-
volgen voor de manier waarop we met crisissituaties zoals
een uitbraak van MKZ, varkenspest en vogelpest omgaan.
"In een toekomstige crisissituatie zal de samenleving het
massaal doden van gezonde dieren niet meer accepteren.
Voor veel dierenartsen was het meewerken aan het massaal
ruimen van dieren een traumatische ervaring. Ook bij de bur-
ger die vaak via de televisie getuige waren, is in de loop der
tijd veel weerstand ontstaan tegen het ruimen van gezonde
dieren. Gevolg is dat de druk om vaccineren toe te staan toe-
neemt."

De gemiddelde Nederlander houdt er echter een dubbele
standaard op na, volgens Stassen. Landbouwhuisdieren moe-

-ocr page 113-

ten volgens de burger worden ingeënt, terwijl de eigen huis-
dieren de nodige vaccinaties vaak niet krijgen.

Wetgeving

Respect voor de eigen waarde van het dier staat in de Ge-
zondheids- en welzijnswet voor dieren, het is echter de vraag
of het terug zal komen in de nieuwe Wet op dieren en dierlij-
ke producten. Als het niet terugkomt is dat een gemis, zegt
Stassen. Analoog met de Wet op de dierproeven kan het be-
grip \'eigen waarde\' gebruikt worden om te toetsen of het te
rechtvaardigen is dieren voor bepaalde doeleinden te gebrui-
ken. Dit staat dan nog los van de gevolgen voor de gezond-
heid en het welzijn van de betrokken dieren. Wanneer er een
duidelijk maatschappelijk belang is aan te geven voor het
houden van dieren, is dat te rechtvaardigen. Ook wanneer dat
de gezondheid en welzijn van dieren schaadt. De houder van
de dieren is er dan voor verantwoordelijk de gezondheid en
het welzijn van de dieren zo goed mogelijk te bewaken.
Op het eerste gezicht lijken de uitgangspunten van de nieuwe
wet tegenstrijdig met de groeiende waardering voor het die-
renwelzijn. "De oude Gezondheids- en welzijnswet voor die-
ren is een kaderwet met als uitgangspunt \'nee, tenzij\'. Het
lijkt erop dat dat uitgangspunt nu wordt verlaten ten gunste
van een \'ja, mits\'-benadering. Deze nieuwe benadering
maakt de wetgeving veel eenvoudiger en laat meer over aan
zelfregulering. Als de wet wordt bekrachtigd zie ik het echter
somber in voor veel dieren. Een van de gevolgen is namelijk
dat de verantwoordelijkheid voor het welzijn van huisdieren
bij de diereigenaar komt te liggen en er veel controle weg-
valt."

De wet heeft ook duidelijke gevolgen voor dierenartsen. "De
dierenartsen zullen op hun beurt worden geconfronteerd met
morele dilemma\'s. Wat moet een dierenarts met een huisdier
waarvan de huisvesting of de verzorging niet deugt? Veel zal
op te lossen zijn door het verstrekken van informatie, maar
de nieuwe wet geeft de dierenarts weinig mogelijkheden iets
aan misstanden te doen. In de nieuwe situatie is iets namelijk
toegestaan, tenzij men kan aantonen dat de gezondheid of
het welzijn van het dier sterk wordt aangetast. Komt een die-
renarts een schrijnend geval tegen dan zal dit in veel gevallen
niet meevallen en veel energie van de dierenarts vergen.
Daarnaast ontstaan er allerlei praktische problemen zoals het
signaleren van probleemgevallen, die vaak niet in aanraking
zullen komen met een dierenarts."

De problematiek rondom de veranderende wetgeving geldt
niet alleen voor het individuele huisdier maar ook voor de
hobbydieren, een groep waar Stassen zich zorgen over
maakt. "De deregulering die met de nieuwe wet gepaard
gaat, maakt deze groep dieren nog onzichtbaarder. Hoewel
het om enorm veel dieren gaat, zijn zij nauwelijks geregi-
streerd, minder dan tien procent van de hobbydierhouders is
aangesloten bij een organisatieverband en dan vaak ook nog
uitsluitend tijdens een crisis, zoals de vogelpest. Het houden
van toezicht wordt steeds moeilijker. Ook hier is voor de die-
renarts een belangrijke taak weggelegd. Hij kan de hobby-
dierhouders wel bereiken en krijgt ook hier een cruciale, in-
formerende functie."

De veranderende wetgeving heeft mogelijk minder gevolgen
voor de productiedieren. De dieren en bedrijven zijn geregi-
streerd en zijn onderdeel van een keten die loopt van produ-
cent naar consument. Nu al is de invloed van de samenleving
op de wijze van produceren in deze sector zichtbaar: zo zul-
len de legbatterijen in 2012 verdwijnen. Ook bij de nieuwe
wetgeving zal deze regulering vanuit de keten doorgaan.
Er is al met al een tegenstrijdige ontwikkeling gaande. Aan
de ene kant wordt de wetgeving aangepast waardoor dieren
minder beschermd worden. Aan de andere kant neemt het
bewustzijn toe met betrekking tot de omgang met dieren.
Voor de dierenarts is de taak weggelegd een eenduidige
boodschap uit te dragen ten aanzien van de verzorging van
dieren om daarmee misstanden te voorkomen.

Gebroken poot

Dat de Nederlandse samenleving op het gebied van de ver-
zorging van dieren nog wel het een en ander kan leren, bleek
enige tijd geleden nog toen er aan een steekproef van de Ne-
derlandse bevolking een casus werd voorgelegd. Moet een
hond met een gebroken poot worden geholpen, ook als het
350 euro kost? De steekproef liet zien dat vijftig procent van
de Nederlandse bevolking het volkomen gerechtvaardigd
vond dat het dier werd afgemaakt. Van de ondervraagde die-
renartsen kon niemand zich met die stelling vereenzelvigen.
Toch wijst Stassen erop dat in andere gevallen de dierenarts
zich makkelijker vereenzelvigd met de eigenaar en zijn be-
langen. Reden voor de Commissie Ethiek om te kijken of er
behoefte bestaat bij dierenartsen voor de bespreking van
korte praktische casussen over hoe om te gaan met dit soort
problemen. In het verlengde hiervan signaleert Elsbeth Stas-
sen een mogelijke behoefte aan richtlijnen over ethische za-
ken voor dierenartsen in de praktijk.

"De belangen van mensen staan vaak haaks op de belangen
van dieren als het gaat om gezondheid en welzijn van dieren.
Er is een taak weggelegd voor de dierenarts om ervoor te
zorgen dat de wrijving tussen deze belangen zo klein moge-
lijk is en dat mensen zich bewust zijn van hun keuzes als het
om dieren gaat", sluit Elsbeth Stassen af

Elsbeth Stassen

Prof dr. Elsbeth N. Stassen is in 1977 afgestudeerd
als dierenarts. Het grootste gedeelte van haar loop-
baan bracht zij door aan de Faculteit der Diergenees-
kunde te Utrecht. In Utrecht is zij een aantal jaren
hoofddocent bedrijfsdiergeneeskunde geweest. Van
1996 tot 2004 was zij bijzonder hoogleraar Relatie
mens-dier, een leerstoel die gefinancierd werd door
de KNMvD. In september 2004 werd zij benoemd tot
hoogleraar Dier en Samenleving bij Wageningen Uni-
versiteit en Researchcentrum waar zij op 8 juni 2006
haar inaugurele rede hield. Elsbeth Stassen is voorzit-
ter van de Commissie Ethiek van de KNMvD.

-ocr page 114-

Prof. dr. Elsbeth Stassen aanvaard-
de in september 2004 haar ambt
van hoogleraar Dier en Samenle-
ving aan Wageningen Universiteit.
Op 8 juni jongstleden sprak zij in
haar oratie over de complexe en dy-
namische wereld van de mens-dier-
relatie. Hieronder vindt u een ver-
korte versie van de oratie.

Landbouwhuisdieren

Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er vraag naar voldoen-
de voedsel van dierlijke oorsprong. Landbouwhuisdieren
werden productiedieren. De schaalvergroting en de sterk toe-
genomen productie per dier werd mogelijk door aanpassin-
gen in fokkerij, huisvesting en verzorging, kennis over ziek-
tes en hun behandeling en de ontwikkeling van vaccins. Deze
ontwikkelingen hebben zich in eerste instantie buiten het ge-
zichtsveld van de meeste mensen in onze samenleving vol-
trokken. Specifieke gezondheids- en welzijnsproblemen zijn
ontstaan in de intensieve veehouderij. Er zijn meer productie-
gerelateerde dierziekten en om reden van kosten en regelge-
ving krijgen individuele dieren geen behandeling meer en
worden vroegtijdig afgevoerd of gedood. De huidige huisves-
ting van productiedieren biedt maar heel beperkte mogelijk-
heid tot het uitoefenen van het natuurlijke gedrag. Een ander
zorgpunt is dat bij verdergaande schaalvergroting er een toe-
name zal komen van verzorgers die, om reden van kostenbe-
sparing, onvoldoende geschoold zijn en mogelijk minder af-
finiteit met de dieren hebben. Juist de individuele zorg van de
veehouder voor zijn dieren is heel bepalend voor het welzijn
van zijn dieren.

Op dit moment zien we een verbreding optreden in het hou-
den van landbouwhuisdieren. Er komen steeds meer zorg-
boerderijen waar niet de productie van de dieren, maar de po-
sitieve ervaring voor mensen met handicaps centraal staat. In
toenemende mate worden landbouwhuisdieren als huisdier
door burgers gehouden. Ongeveer een half miljoen burgers
houdt minimaal twee miljoen kippen, schapen, geiten, paar-
den, koeien of varkens. Het houden van hobbydieren vraagt
om specifieke kennis over deze dieren en de mogelijkheid om
die dieren op een verantwoorde wijze te huisvesten. Het ont-
breken hiervan kan tot welzijnsproblemen leiden.

Verslag

Van bruikbaar tot dierbaar
over de relatie mens dier

Elsbeth Stassen

Gezelschapsdieren

De laatste decennia is het aantal gezelschapsdieren stek ge-
stegen in Nederland. In Nederland worden 30,7 miljoen ge-
zelschapsdieren gehouden. De functie van het kleine hiisdier
is in de loop van de tijd sterk veranderd. Meer dan tichtig
procent van de mensen met gezelschapsdieren vindt dit ge-
zelschapsdieren een onderdeel van het gezin zijn. Onderzoek
bij kinderen en ouderen laat zien dat gezelschapsdieren het
welzijn van mensen op veel manieren positief kunnen beïn-
vloeden.

In veel gevallen genieten de gezelschapsdieren goede zorg.
Echter, het welzijn van individuele en groepen gezelschaps-
dieren vormt steeds vaker een punt van zorg. Dieren vorden
nogal eens impulsief aangeschaft, waarbij onvoldoende reke-
ning wordt gehouden met de behoeften voor huisvestng en
verzorging van het dier en de te verwachten kosten. Ook heeft
de grote vraag naar gezelschapsdieren en exotische dieien ge-
leid tot misstanden in de handel en fokkerij van deze dieren.
Mensen gaan de zorg voor gezelschapsdieren steeds meer
vermenselijken. Nu al blijkt 44 procent van de honden en 35
procent van de katten aan overgewicht te lijden. Een interes-
sante discussie doet zich voor in de vermenselijking van de
diergeneeskundige zorg. Is er een grens aan te geven bij het
diergeneeskundig handelen? De eigenaar zal samen met de
dierenarts een keuze voor het dier maken. Daarbij dienen de
gezondheid en het welzijn van het dier voorop te staan.
De verschillende aspecten van het houden van gezels:haps-
dieren blijken moeilijk in wet- en regelgeving te vatten. Veel
wordt er overgelaten aan de verantwoordelijkheid van de in-
dividuele houder. De vraag is of dat de gezondheid en het
welzijn van dieren ten goede komt.

Aantal gezelschapsdieren in Nederland (LEI en CBS, 2005).

Diersoort /-groep Aantal dieren (miljoen)

Katten 3,3

Honden

1,8

Konijnen

0,98

Knaagdieren

0,80

Zang- en siervogels

3,4

Postduiven

1,15

Reptielen en amfibieën

0,25

Aquariumvissen

8,2

Vijvervissen

10,8

Totaal

30,7

Aantallen hobbydieren en hobbydierhouders in Nederland
(Treep, L, T. Brandwijk en ). Clink. 2004).

Duiven

Hobbydieren (n)

1.800.000

Hobbydierhouders (n)

80.000

Wilde vogels en watervogels

1.500.000

125.000

Pluimvee

1.000.000

100.000

Schapen

450.000

25.000

Paarden en ponies

200.000

125.000

Geiten

100.000

15.000

Koeien

3.500

1.500

Varkens

3.000

1.500

Dier en samenleving

De laatste vijftig jaar is de omgang van mensen met dieren
sterk veranderd. De relatie mens-dier kenmerkt zich door
asymmetrie en ambivalentie. Zowel landbouwhuisdieren,
dierentuindieren als gezelschapsdieren zijn afhankelijk van
de mens voor het invullen van zelfs hun meest basale biologi-
sche behoeften. En daarbij bestaat er een grote ambi^•alentie
in de wijze waarop mensen met dieren omgaan. Aan de ene
kant moeten productiedieren bruikbaar zijn en aan de andere
kant kunnen individuele gezelschapsdieren heel dierbaar
voor de mens zijn.

-ocr page 115-

soon die ze zijn. De Nederlandse samenleving
heeft zich in de laatste decennia ontwikkeld tot een
pluriforme, geïndividualiseerde, multiculturele
maatschappij waarbij het overgrote deel van de be-
volking geen binding meer heeft met de agrarische
sector en de natuur. Deze veranderingen in de sa-
menleving beïnvloeden het denken van de mens
over de omgang met dieren.

Beeldvorming

De verschillende manieren van het houden van
landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren en de
ontwikkelingen daarin vormen steeds vaker aanlei-
ding tot discussie. Er wordt aan beeldvorming ge-
daan waarbij de media een belangrijke rol spelen.
Zo heeft beeldvorming bepaald dat biologische
veehouderij goed voor het dier is en meer intensie-
ve vormen slecht zijn. Een objectieve beoordeling
van de verschillende systemen kan leiden tot betere
productiesystemen voor mens en dier.
Een deel van de miscommunicatie tussen partijen
wordt veroorzaakt doordat dierenwelzijn vanuit
verschillende perspectieven wordt bekeken. De be-
nadering kan zijn vanuit het biologisch functione-
ren, dus wanneer de productie van het dier goed is,
dan zal ook het welzijn goed zijn. Vaak worden
dieren vanuit een menselijk perspectief bekeken,
\'hoe voelt het dier zich\'. Een eigenaar die met eni-
ge regelmaat roomboterkoekjes of andere lekker-
nijen aan zijn hond of kat voert, kan redeneren \'het
dier vindt het fijn en voelt zich toch lekker\'. Een
dergelijk voedingspatroon is echter slecht voor de
gezondheid van hond en kat. Ook kan men redene-
ren vanuit het natuurlijkheidbeginsel. Dieren, bij-
voorbeeld grote grazers in de Oostvaardersplassen,
kunnen hun volledig natuurlijke gedragspatroon
uitoefenen, dat is positief voor het dierenwelzijn.
Daarbij wordt het van minder belang gevonden dat
de dieren over een langere periode van het jaar ten
gevolge van een gebrek aan voedsel honger lijden
en doodgaan.

Dierethiek

Gebaseerd op de medische ethiek heeft zich de laatste dertig
jaar een moreel denken, aangepast aan dieren, ontwikkeld.
Centraal daarbij staat dat dieren een eigen waarde, ook wel
intrinsieke waarde genoemd, hebben. Dat betekent dat er res-
pectvol met dieren omgegaan moet worden omdat gewervel-
de dieren bewustzijn hebben en dus positieve en negatieve
impulsen kunnen ervaren. Uit dit beginsel volgt dat er van de
mens verwacht wordt dat zij zorgdraagt voor de gezondheid
en het welzijn van het dier met respect voor de natuurlijkheid
van het dier. Uitwerking hiervan is neergelegd in wet- en re-
gelgeving op Europees en op nationaal niveau in de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren. De verantwoordelijkheid
voor de dieren is primair bij de dierhouders gelegd. De dier-
ethische principes bieden een raamwerk om morele proble-
men met dieren te identificeren, te structureren en te beoor-
delen.

Dynamische samenleving

De waarde en plaats die mensen aan dieren toekennen wordt
bepaald door de tijd en de cultuur waarin ze leven en de per-

579

Cender, cultuur en religie

Verschillen in opvattingen over de omgang met dieren kun-
nen ook verklaard worden uit verschillen in gender, cultuur
en religie. Uit onderzoek blijkt dat mannen gemiddeld geno-
men pragmatische en economische motieven leidend vinden.
Vrouwen laten zich in hun afwegingen meer leiden vanuit de
dierethische principes als respect voor leven en benaderen
vraagstellingen holistischer.

Culturele en religieus gestuurde handelingen met dieren wor-
den binnen Europese en nationale regelgeving gerespecteerd,
ook wanneer dat negatief voor het welzijn van dieren is. Zo
wordt in Nederland het onverdoofd slachten volgens de Isla-
mitische of Israëlische ritus toegestaan. De consequenties
van het toestaan van ritueel slachten moeten tegen het licht
gehouden worden, omdat bij onnodig veel dieren het welzijn
wordt aangetast.

Uit het voorgaande blijkt de grote variatie in omgang van de
mens met dieren, die wordt bepaald door verschillen in cultu-
rele achtergronden, gehanteerde waardensystemen en ethisch
denken. Deze grote variatie is onderwerp van discussie en zal
dat blijven in het publieke domein.

tijdschriftvoor diergeneeskunde, deel 131,aucustus, aflevering 16, 2006

-ocr page 116-

De leerstoel Dier en Samenleving

De relatie mens-dier is een dynamisch wetenschapsveld. De
Wageningen Universiteit heeft hierop ingespeeld door het in-
stellen van de leerstoel Dier en Samenleving. De leerstoel be-
oogt een bijdrage te leveren aan de belangenafweging van
verschillende groeperingen van mensen in relatie tot hun om-
gang met dieren en de belangen van die dieren, door middel
van onderwijs, onderzoek en advies.

Onderwijs

Vanuit de arbeidsmarkt is er een toenemende vraag naar ver-
breding ten aanzien van diergebruik en diersoorten van het
onderwijs in de dierwetenschappen. Naast technische en eco-
nomische kennis wordt van professionals in onze samenle-
ving een persoonlijke en collectieve verantwoordelijkheid
verwacht voor de gezondheid en het welzijn van mens en
dier.

De leerstoel Dier en Samenleving streeft naar intensieve sa-
menwerking met leerstoelgroepen binnen en buiten de dier-
wetenschappen. Wetenschappelijke kennis dient niet alleen
de wetenschap. Het wordt ingezet voor beleid door de
overheid, de dierhouderijsectoren en belangenorganisaties.
Mariëlle Bruijnis heeft haar afstudeervak, over weidegang
van melkvee, bij de Raad voor Dierenaangelegenheden uitge-
voerd. Op dit moment staat weidegang volop in de belang-
stelling. Hoewel 85% van de koeien nog in de wei komt, is dit
beperkt tot een aantal maanden en dan veelal alleen overdag.
De kwaliteit van de stal wordt dus steeds belangrijker voor de
gezondheid en het welzijn van de koe. Tijdens de laatste fase
van het onderzoek is een workshop gehouden met weten-
schappers, veehouders, mensen uit de industrie en burgers.
Aan de deelnemers werd gevraagd een stal te ontwerpen van-
uit de eisen die gesteld worden door de veehouder, de koe en
de samenleving. Men dacht \'open minded\' en dat resulteerde
in een nieuw stalconcept met veel vrijheid voor het dier en
relatief lage kosten voor de veehouder. Deze studie is een
goed voorbeeld waar de communicatie tussen wetenschap,
veehouderij, industrie en samenleving kan leiden tot innova-
tieve ideeën, goed voor mens en dier.

Onderzoek

De wetenschap zal een bijdrage aan de ontwikkeling en ver-
betering van bestaande en nieuwe dierhouderijsystemen kun-
nen leveren. Erkenning krijgt die wetenschap wanneer in het
onderzoek ook de waardes, principes en verwachtingen van
burgers in onze samenleving worden meegenomen.
Vanuit de leerstoel is in 2005 het onderzoek met de titel:
\'Nieuwe fijndamenten voor de preventie en de controle van
aangifteplichtige dierziekten\', gestart. Het betreft een samen-
werking tussen Wageningen Universiteit en de Faculteit der
Diergeneeskunde. Het doel van het onderzoek is om uit-
gangspunten te formuleren voor de aanpassing van het dier-
ziektebeleid van de overheid. Het gaat daarbij om dierziekten
waarbij de overheid een belangrijke rol speelt zoals mond- en
klauwzeer, varkenspest en vogelpest.
Klauwaandoeningen zijn het belangrijkste welzijnsprobleem
bij melkvee. Jarenlang onderzoek heeft geresulteerd in veel
kennis over aandoeningen, gevolgen en risicofactoren. In een
vervolgtraject wordt onderzocht hoe de verschillende inter-
ventiestrategieën op bedrijfsniveau door de veehouder wor-
den toegepast en waarom ze wel of niet worden toegepast.
Eerder heb ik de ontwikkelingen in de samenleving aangege-
ven. Het is van belang te onderzoeken of de veranderende sa-
menstelling van de bevolking en de verstedelijking invloed
hebben op het denken van groepen mensen over de omgang
met dieren.

Overige taken

Onderwijs en onderzoek vinden hun plaats wanneer ze toege-
past kunnen worden in de praktijk en voor beleid. Er is een
taak weggelegd voor de leerstoel Dier en Samenleving in
commissie- en advieswerk. Door de jaren heen en ook recent
bij de evaluatie van de Internationale Commissie ben ik be-
trokken geweest bij discussies over de problematiek van de
grote grazers in de Oostvaardersplassen. Een natuurlijk ge-
bied waarin grote grazers, zoals heckrunderen, konikpaarden
en edelherten zijn geïntroduceerd om het gebied open te hou-
den, waardoor het aantrekkelijk wordt voor ganzen en andere
vogels. Het uitgangspunt voor dit gebied is dat het een na-
tuuriijk systeem is, waar de mens ook bij ziektes of honger
van de dieren niet ingrijpt. De laatste jaren zien we een dui-
delijke toename in sterfte van de grote grazers ten gevolge
van gebrek aan voedsel in het gebied. Hier wil ik een pro-
bleem van de heckrunderen naar voren brengen, dat ik niet
eerder heb gehoord. Een natuurlijk gebied voor runderen is
grasland met bosschages, waarbij het gras minimaal vier cen-
timeter lang is. Dit laatste is van belang omdat runderen in te-
genstelling tot paarden het gras met de tong moeten pakken.
Paarden en ganzen kunnen het gras heel kort afvreten en dat
doen ze ook. Er is dus gedurende een groot deel van het jaar
nagenoeg geen of heel kort gras beschikbaar door de grote
aantallen dieren die in het gebied leven. Vooral de runderen
hebben hierdoor langdurig een voedsel tekort met negatieve
consequenties voor de gezondheid en het welzijn van deze
dieren. Een aanzienlijk percentage van de runderen sterft
door gebrek aan voedsel. De Oostvaardersplassen heeft zich
tot een natuurlijk gebied ontwikkeld dat minder geschikt is
voor de heckrunderen.

Tot slot

De belangen van mensen, of ze nu werkzaam zijn in de vee-
houderij of gezelschapsdieren houden, consument zijn of in
de wetenschap werkzaam zijn, staan regelmatig haaks op de
belangen van dieren in termen van gezondheid en welzijn.
Kennis van de wijze waarop mensen met dieren omgaan in de
diverse houderijsystemen wil ik verbinden met kennis over
het denken over dieren in onze pluralistische samenleving.
Op grond van ethische analyses beoog ik argumenten aan te
dragen voor debat en beleid op het gebied van de commercië-
le en particuliere dierhouderij. Hiermee wil ik stimuleren dat
dieren worden gehouden op een manier die op een breed
maatschappelijk draagvlak kan rekenen.
Er is een rol voor de overheid weggelegd om discussies tus-
sen de commerciële en particuliere dierhouderij, de samenle-
ving en de wetenschap te bevorderen, waardoor er verande-
ringen en innovaties in de sectoren worden gestimuleerd en
draagvlak in de samenleving wordt gecreëerd.

Prof. dr. Elstieth Stassen is hoogleraar Dieren samenleving
aan Wageningen Universiteit. Tevens is Elsbeth Stassen
voorzitter van de commissie ethiek van de KNMvD.
De volledige tekst van de oratie inclusief literatuurlijst kunt
u vinden op www.knmvd.nl onder \'Veterinaire zaken\',
\'Oraties en redes\'.

-ocr page 117-

Twee bekproblemen in één zitting,
met een verschillende uitkomst. Wat
had de dierenarts wel en niet moeten
en kunnen zien en onderzoeken? Het
oordeel van het Tuchtcollege hangt
nauw samen met de ziektegeschiede-
nis én met de informatie die de eige-
naar over het dier geeft.

Crote mond

Poeslief is een jaar of tien, en wordt doorverwezen vanwege
vermagering, haaruitval en een hartruis. De vermagering is
onverklaarbaar, want poeslief eet als een wollje. De dieren-
arts neemt het dier in observatie en ook tijdens deze opname
eet poeslief hem de oren van het hoofd. Na twee dagen bloed-
en echografisch onderzoek heeft de dierenarts niets
kunnen vinden bij poeslief wat wijst op een
ziekte, dus hij houdt het maar bij de
waarschijnlijkheidsdiagnose \'voedse-
lintolerantie\'. Poeslief krijgt speci-
aal hypoallergeen dieetvoer mee.
Toch lijkt het thuis niet echt
beter te gaan; na vier maan-
den tobben ziet de eigenaar
dat poeslief wel probeert te
eten, maar dat het voer
steeds uit zijn bek valt. Als
hij dan maar eens in de bek
van zijn kat gaat kijken,
ziet hij dat het dier kiezen
mist. Geen wonder dat kau-
wen van harde brokjes dan
niet zo\'n succes is! De eige-
naar gaat over op zacht voer en
het leed is geleden. De dierenarts
vindt na vier maanden radiostilte
een klacht in de brievenbus. De eige-
naar vindt dat de dierenarts de bek van
het dier had moeten onderzoeken en het
mankement had moeten ontdekken. Nu dit niet is
gebeurd heeft zijn kat onnodig geleden en was zelfs bijna
dood geweest!

Bek dicht

Het Tuchtcollege ziet geen reden om de dierenarts op de vin-
gers te tikken. Ten eerste zijn er voldoende katten die ook
zonder een kies of wat lekker dooreten. Causaal verband tus-
sen de vermagering, de haaruitval en de ontbrekende kiezen
staat daarmee niet vast. Het kan heel goed zijn dat de kat iets
anders onder de leden heeft gehad en daar spontaan van is
genezen. Had de dierenarts dan in de bek van de kat moeten
kijken? De dierenarts heeft bij de anamnese wel gevraagd
naar de eetlust van de kat en daarop te horen gekregen dat
daar geen probleem was. Ook at de kat tijdens de opname
goed. Al met al was er geen reden om de dierenarts te verwij-
ten dat hij de bek van de kat niet heeft geïnspecteerd. De
klacht wordt ongegrond verklaard.

Veterinair
tuchtrecht

Goed gebekt

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Diagnose ophoesten

Bij een Mechelse herder lag dat anders. De hond is elf jaar
oud en is al eerder in de praktijk geweest met keelklachten.
Hij heeft al langer moeite met slikken. De eerste dierenarts
vertrouwt het niet en adviseert een tonsillectomie. Omdat de
eigenaar opziet tegen deze zware operatie, zoekt ze contact
met een andere dierenarts voor een tweede opinie. In eerste
instantie levert deze tweede opinie grote opluchting op, want
volgens deze dierenarts heeft de hond gewoon keelontsteking
die met antibiotica en hoestdrank wel te genezen moet zijn.
Een maand later zijn de klachten nog minstens even erg, en
gaat de eigenaar opnieuw naar de hoestdrank-die-
renarts met de hond die slijm ophoest en wit
schuim op zijn lippen heeft staan. Die
houdt het bij een keelontsteking
maar misschien is Prednison een
betere optie. Weer een maand
later zijn de klachten verergerd
maar de dierenarts houdt het
bij een telefonisch ver-
volgreceptje voor Predni-
son. Gedurende de zomer
tobt de eigenaar door, ter-
wijl de hond steeds slechter
gaat eten, totdat hij hele-
maal in hongerstaking lijkt
te gaan. De eigenaar stapt
dan maar naar een andere
dierenarts die met een biop-
sie vaststelt dat de hond een
kwaadaardige mmor in zijn keel
heeft. Een week later zit er niets
anders op dan de hond te laten insla-

Prednizonde

Het Tuchtcollege vindt hier wel dat de dierenarts tekort is ge-
schoten. Ze wist dat de hond voor dezelfde klachten al eerder
was behandeld door een andere dierenarts en ze wist ook dat
deze dierenarts tonsillectomie had geadviseerd. Deze weten-
schap had al bij het eerste consuh aanleiding moeten zijn
voor een grondig onderzoek. Misschien waren in eerste in-
stantie de antibiotica en hoestdrank niet onjuist, maar zeker
toen dat niet hielp had ze meteen een uitgebreide keelinspec-
tie en eventueel een biopsie moeten verrichten. Het was vete-
rinair onjuist om toen nog vast te houden aan de diagnose
\'keelontsteking\' en aan de Prednison te blijven hangen. Deze
dierenarts krijgt hiervoor een waarschuwing. Gegeven dieren
moetje niet in de bek kijken, maar dieren in de spreekkamer
dan toch maar wel...

-ocr page 118-

Het moest ervan komen: de eerste tuchtzaken overeen dieren-
arts die zich specialist noemt.

Doorverwezen worden naar een specialist is in de humane ge-
neeskunde de gewoonste zaak van de wereld, en dat is ook
niet gek. Welke huisarts maakt zelf röntgenfoto\'s of voert zelf
operaties uit? In de diergeneeskunde ligt de uitoefening van
het eerstelijnsvak al heel anders, en het bestaan van tweede-
lijnsgezondheidszorg voor (huis-) dieren kent een veel minder
lange traditie. In relatief korte tijd is het voor de gemiddelde
huisdierbezitter redelijk normaal geworden bij moeilijke geval-
len met Poekie naar een specialist te gaan. Was je als eigenaar
vroeger aangewezen op \'Utrecht\', tegenwoordig kun je op heel
veel plaatsen bij een specialist of zelfs bij een specialistische
kliniek terecht.

Zo wendt de eigenaar van een jonge liinkende
boxer zich tot een dierenarts die zich \'spe-
cialist orthopedie bij gezelschaps-
dieren\' noemt. Althans, zo vat de ei-
genaar het op. De \'specialist\'
opereert de hond, maar herstel
treedt niet op. Integendeel, het
lijkt wel veel slechter met de
hond te gaan dan daarvoor!
Er ontstaat een ontsteking
in de schroeven en de hond
krijgt niet alleen antibioti-
ca en pijnstillers, maar ook
prednison, waardoor se-
cundaire hypothyreoïdie
optreedt. Na in vier maan-
den tijd 22 bezoeken aan de
praktijk te hebben afgelegd,
zoekt de eigenaar uiteindelijk i
contact met (andere? echte?)
specialisten, onder andere van de
 atA^

Faculteit. De eigenaar suggereert dat W
daar mondeling wel is gezegd dat de
\'specialist\' zijn vak niet erg goed beheerst,
maar uit de schriftelijke rapportage van de echte
specialisten blijkt niet dat hun voorganger een fout zou heb-
ben gemaakt. Het is gewoon een kwestie van pech door com-
plicaties, maar gelukkig is de prognose volgens hen niet on-
gunstig. Het Tuchtcollege gaat daarin mee, maar voelt de
betreffende dierenarts nog wel even aan de tand over zijn
specialisatie. De dierenarts ontkent in alle toonaarden dat hij
zich heeft voorgedaan als specialist, hij heeft hooguit aan de
eigenaar laten weten dat hij op dit gebied meer dan een ge-
middelde kennis en ervaring bezit.

En daar begint de grote verwarring, want wanneer is een spe-
cialist een specialist? En is een specialist interne geneeskun-
de der gezelschapsdieren hetzelfde als een dierenarts die
klanten werft met de tekst \'gespecialiseerd in fretten\'?

De erkende specialist?

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

De basis van een dierenarts

De wettelijke basis voor uitoefening van de diergeneeskunde
is terug te vinden in de Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde (WUD). Niet alleen is daarin vastgelegd dat een
dierenarts zijn vak zorgvuldig moet uitoefenen, ook worden
bijvoorbeeld aanmelding en registratie in het register van het
ministerie van LNV verplicht gesteld, en wordt het op straffe
van een geldboete van maximaal 4500 euro aan anderen dan
dierenartsen verboden om de titel \'dierenarts\' te gebruiken,
of om op een andere manier de indruk te wekken dat ze die-
renarts zijn.

Ook op grond van het Wetboek van Strafrecht is het ver-
boden om een academische titel te voeren die je niet hebt be-
haald, en om een beroep uit te oefenen waartoe je niet bent
toegelaten. De straffen daarvoor zijn echter relatief licht:
maximaal 2250 euro.

Specialismen

Wie er na de studie niet genoeg van
kan krijgen en verder wil op een
bepaald vakgebied, kan spe-
cialist worden. Gevoelsmatig
snapt iedereen dat die titel
niet zomaar mag worden
gebruikt, maar waar zijn de
eisen die aan een specialist
worden gesteld dan te
vinden?

De WUD heeft een moge-
lijkheid gecreëerd om bij
Algemene Maatregel van
Bestuur veterinaire specia-
lismen te erkennen, en orga-
nisaties aan te wijzen die zich
bezighouden met de regeling
van en de opleiding tot die spe-
cialismen. Op straffe van maximaal
4500 euro is het verboden om jezelf
zonder die erkenning als specialist uit te
geven.

Welke specialismen zijn bij AMvB erkend?

Aha, dus hieronder volgt een lijstje met de wettelijk erkende
specialismen. Helaas, zo zit dat niet. Toen de WUD van
kracht werd (1990) stonden veterinaire specialisaties nog in
de kinderschoenen, maar in anderhalf decennium is de ont-
wikkeling zo hard gegaan dat de overheid het nauwelijks
kon bijhouden. De minister (LNV) heeft namelijk - nog -
geen enkel specialisme wettelijk erkend! Aan de titel \'speci-
alist\' is voor een dierenarts dan ook geen wettelijke status
verbonden. Dat betekent echter niet dat iedereen van nu
af aan een bordje \'specialist\' op zijn (of haar) deur mag
spijkeren.

-ocr page 119-

Registratie KNMvD

De KNMvD handelde sneller dan de overheid, en heeft al
sinds jaar en dag samen met de Faculteit der Diergeneeskun-
de een privaat systeem opgezet, met een eigen register van
veterinair specialisten. Iedereen die in dit register is inge-
schreven mag zich \'veterinair specialist\' noemen, en aan in-
schrijving in dit register worden pittige eisen gesteld. Op
grond van de Code voor de Dierenarts is het verboden om de
titel \'veterinair specialist\' te voeren zonder ingeschreven te
zijn in het Nederlands Veterinair Specialisten Register. In
principe is wetgeving daarom nauwelijks nodig, maar met
het toenemen van de belangstelling voor veterinaire speciali-
satie, neemt ook het aantal klachten over misbruik van de
titel toe. De eerste klachten van eigenaren over vermeende
specialisten zijn inmiddels door het Tuchtcollege beoor-
deeld. Klachten van collega\'s over misleidende specialismen
komen terecht bij de Ereraad, soms uit principiële over-
wegingen, andere keren uit verzet tegen oneigenlijke concur-
rentie.

Nieuwe term?

In de uitspraken van de Ereraad wordt keer op keer duidelijk
aangegeven dat het voeren van de titel \'specialist\' zonder de
genoemde verplichte registratie, niet wordt geaccepteerd.
Hetzelfde geldt voor zelfverzonnen titels die misleidend
kunnen zijn voor de consument, zoals bijvoorbeeld \'gespeci-
aliseerd in...\'. Het wordt daarmee steeds moeilijker om een
term te bedenken voor een meer dan gemiddelde bekwaam-
heid op een bepaald vakgebied, zonder het woord \'specia-
list\', \'gespecialiseerd in\' of \'specialisme\' in de mond te
nemen, nog los van de vraag of dit wel gewenst is. Hoe groter
de rol van de diergeneeskundig specialist zal worden, hoe
strenger de eisen zullen worden aangescherpt en hoe gladder

Ook hier diende zich de eerste tuchtzaak al aan, omdat
een eigenaar meende dat aan zijn hond verkeerde bloed-
transfusies waren toegediend. Niet door een specialist,
maar door een praktijk met de naam \'Verwijscentrum X\'.
Deze praktijk heef^ speciale apparatuur en kennis, en ho-
gere tarieven. Bovendien werken ze uitsluitend na verwij-
zing door de eerstelijns dierenarts. De eigenaar van het
hondje dat na de tweede bloedtransfusie bezwijkt, voelt
zich bekocht. "Wel meer geld vragen, maar niet mijn hond
redden, dat neem ik niet!" Als een vervolgens geraad-
pleegde specialist interne geneeskunde gezelschapsdieren
dan nog suggereert dat de tweede bloedtransfiisie niet
handig was, zijn de rapen gaar. Het Tuchtcollege oordeelt
echter dat de behandeling die het verwijscentrum heeft
uitgevoerd (bloedonderzoek gericht op stollingstijden en
tweemaal een bloedtransfusie), geen behandeling is die is
voorbehouden aan specialisten. Het verwijscentrum is
daarmee niet buiten zijn boekje gegaan. Welk boekje dan?
Is jezelf \'verwijscentrum\' noemen acceptabel? Ja, voor-
lopig wel. Het voeren van de titel \'verwijscentrum\' wordt
tot nu toe door de KNMvD aanvaardbaar geacht, en daar
gaat het Tuchtcollege niet zelfstandig een andere mening
over geven. Het enkele feit dat de praktijk een verwijzing
van de eerdere dierenarts vraagt, om niet buiten hen om te
werken, is niet voldoende om aan te nemen dat er sprake
is van onterechte presentatie als specialist.

het ijs zal worden voor diegenen die zich in de marge be-
geven.

Groepspraktijken waar specialisten werkzaam zijn, mogen
de term \'specialistisch centrum\' of aanverwante benamingen
wel gebruiken, zolang meer dan de helft van de dierenartsen
maar erkend specialist is. Als er in de communicatie naar
buiten medewerkers met kennis op een bepaald vakgebied
maar zonder registratie in een erkend specialisme, tot speci-
alist worden gebombardeerd, kan de Ereraad ingrijpen.
Specialisten in opleiding mogen zich in beginsel specialist
noemen, mits de woorden \'in opleiding\' en het betreffende
specialisme waarvoor zij worden opgeleid worden vermeld.
In de uitspraak rond de bloedtransfusie vallen twee dingen
op. Ten eerste rept het Tuchtcollege over \'aan specialisten
voorbehouden handelingen\'. Nu is er wel een privaat
systeem met eisen waaraan iemand die de titel \'specialist\'
voert moet voldoen, maar geen lijst van handelingen die aan
een specialist zijn voorbehouden. Die toetsing is daarom
ietwat opmerkelijk.

Ten tweede geeft het Tuchtcollege duidelijk aan het beleid
van de KNMvD
(waarmee waarschijnlijk de Registratiecom-
missie van KNMvD en Faculteit wordt bedoeld, IB)
te vol-
gen. Zou de KNMvD het een onwenselijke ontwikkeling
vinden dat niet-specialisten zich van de term \'verwijs-
centrum\' of andere aanduidingen bedienen, dan dient zij zelf
het voortouw te nemen in het omschrijven van ongewenste,
onjuiste, onvolledige dan wel anderszins misleidende predi-
katen.

Schijn van specialisatie?

Het ziet er op papier ingewikkelder uit dan het is. In princi-
pe is het bezigen van de titel \'specialist\' of gebruik van
woorden met gelijke strekking, niet toegestaan als je niet
bent ingeschreven in het Nederlands Veterinair Specialisten
Register, dat wordt bijgehouden door de Registratiecom-
missie. De Registratiecommissie is vermeld in het Regle-
ment voor de erkenning en registratie van veterinaire speci-
alisten dat door KNMvD en Faculteit is vastgesteld en
bestaat uit vertegenwoordigers van KNMvD en Faculteit. Je
zou dus kunnen zeggen, dat het specialistenregister van de
KNMvD en de Faculteit samen is.

Uit de stilzwijgende goedkeuring van de minister kan wor-
den afgeleid dat het systeem zoals opgesteld door de
KNMvD en de Faculteit als een goed functionerend kwali-
teitssysteem wordt beschouwd. Dat betekent dat een Offi-
cier van Justitie goede grond heeft om iemand die zich ten
onrechte voordoet als specialist, strafrechtelijk te vervolgen.
Daarnaast zou een eigenaar of een collega die hierdoor aan-
toonbaar wordt benadeeld, schadevergoeding kunnen vra-
gen op basis van een \'onrechtmatige daad\'. En dat wordt
vervolgens weer makkelijker als het Tuchtcollege een die-
renarts die zich ten onrechte als specialist heeft gepresen-
teerd, veroordeelt. Kortom, een dierenarts die buiten zijn/
haar boekje gaat, kan viermaal worden geconfronteerd met
juridische maatregelen: strafrecht, tuchtrecht, civiel recht en
een klacht bij de ereraad. Alle procedures kunnen los van
elkaar financiële consequenties hebben, alleen het Tuchtcol-
lege kan een dierenarts in het uiterste geval zelfs uit zijn be-
roep zetten.

Misschien tijd voor een variatie op een oude slogan: "Een
beetje specialist heeft zich van zijn titel vergewist!"?

-ocr page 120-

Hoewel het weer en de vakantietijd
niet direct uitnodigen tot zelfstudie
en het houden van voordrachten,
brengen we toch maar het nieuws
van de Veterinaire Mediatheek. Het
gaat vooral om een reeks dvd\'s op
het gebied van chirurgie bij gezel-
schapsdieren. Al eerder hebben we
dvd\'s uit deze reeks besproken en
we merken dat de belangstelling voor deze onderwerpen
groot is. Daarnaast hebben we een dvd over de Labrador
opgenomen in ons bestand. Voor de inhoud daarvan ver-
wijzen we naar de tekst.

Verzoek

In de tijd van onder meer varkenspest, aviaire influenza en
mond-en-klauwzeer, wordt ons vaak gevraagd naar klinische
beelden van dergelijke aandoeningen. Dit om goede voor-
lichting te kunnen geven of zelf goed geïnformeerd te zijn.
Nu zijn die klinische beelden nogal schaars, maar er zijn col-
lega\'s die zelf beelden hebben vastgelegd. Zo hebben wij al
super 8-films ontvangen over ziektebeelden van de Ziekte
van Aujeszky bij varkens, geiten en koeien. Het is niet van
het grootste belang dat de beelden van hoge technische kwa-
liteit zijn. Als duidelijk het klinische beeld wordt weer-
gegeven is dat al ruim voldoende. U zou ons (en uw collega\'s)
een grote dienst bewijzen als u materiaal beschikbaar wilt
stellen. Wij zetten dat materiaal dan op cd of dvd en nemen
het op in onze Mediatheek. U kunt uw materiaal, dia\'s, super
8-film of video, melden bij Tjeerd Cuperus, 0524-561910, of
tengcuperus@planet. nl.

Nieuw materiaal

Praktische Chirurgie Technieken Luchtwegen i

De operaties die worden getoond zijn achtereenvolgend:
nosectomie, spoed- en niet-spoedtracheostomie, permanente
tracheostomie, operatie van het brachycephale syndroom, de
pre- en operatieve en postoperatieve behandelingen van la-
rynxparalyse met ventrale en laterale benadering, thoracente-
sis, het operatief plaatsen van een thoraxdrain, hernia-dia-
fragmaticaoperatie, mediale sternotomie, intercostale
thoracotomie, pyothorax, naso-pharyngeale poliepen en ten
slotte ventrale bulla osteotomie.
Mediatheeknummer:
D 014, dvd.

Berichten

verslagen

Video Vet CE

Surgical Management
of Pancreatitis

1. Paiweallc examination

2. Pancreatic biopsy

3. Pancreatitis - resection: left

4. Pancreatitis - resection; right

5. Pancreatic abscess

6. Pancreatic pseudocyst

7. Necrotizing pancreaütis
6. Open peritoneal lavage
9. Jejunostomy feeding tube

Practical Respifstary
Surgery Techniques I

1. MuMHumy

2. TmchuuniiLimy -

irt tra^eoateai\'
5. BradrycerUT ayndrgma

7 LarPar. wntnieppeeecfi
8. i^HdMnfewMch

9 Lar Par • post op
YO. TReracentMft
11 Gtest dram ptacemeoi

12. rnnriMoml N a

13. Median stvmetomy

14. Intercoatal thoracotomy
15 Pyothorax

18 Naeopharyr^eai potyp
17 ••! I
I .......Mill.....I

»VMMVMZMS

Chirurgie Leveren Calwegen i

Getoonde operaties:

abdominale exploratie, operatieve leverbiopsie, partiële le-
verlobectomie met een nietapparaat en met hechtingen, ver-
schillende complete leverlobectomie met een nietapparaat,
verwijdering van een lever-cystadenoom bij de kat, galblaas-
operatie met galstenen en een mucocele, operaties aan de gal-
wegen, obstructie van de galwegen, geruptureerde galwegen,
pancreas-abcessen, het plaatsen van een voedingssonde door
jejunostomie en tenslotte een "open-peritoneumdrainage" in
geval van ernstige peritonitis.
Mediatheeknummer:
D 015, dvd.

De Labrador Retriever, een multifunctionele hond

Een rashond is meer dan hoe het dier er uit ziet. Wie een be-
paalde rashond koopt, haalt daarmee specifieke raseigen-
schappen in huis. Het gebruikmaken van deze eigenschappen
zal het welzijn van dier en eigenaar in grote mate ten goede
komen. Het dier kan zijn \'normale\' gedrag vertonen en de ei-
genaar krijgt een hond die doet wat de eigenaar verwacht; een
win-winsituatie.

Deze dvd gaat over de (wel heel) populaire Labrador Retrie-
ver, een hond die graag voor de baas wil werken, waarbij dat
werk in hoofdzaak bestaat uit apporteren. Daarbij hoeft de
jachthond natuurlijk niet uitsluitend voor de jacht te worden
gebruikt. Een heel goede hondentrainster geeft heel duidelij-
ke uitleg en aanwijzingen.
Mediatheeknummer:
D 020, dvd.

Operatieve Behandeling van Pancreatitis

Deze schijf bevat de beelden van een negental operaties bij
gezelschapsdieren, waarvan zeven aan de alvleesklier. De
operaties die worden getoond zijn achtereenvol-
gens:

beoordeling van de pancreas, pancreasbiopsie, lin-
ker- en rechterpancreas-resectie, pancreas-absces,
pseudo-cyste in de pancreas, en necrotiserende
pancreatitis.

Mediatheeknummer: D 021, dvd.

Hechtingen in Veterinaire Chirurgie

De onderwerpen waarbij de verschillende hecht-
methoden worden behandeld zijn:
de verbeterde chirurgische knoop (\'sticky slip\'-
knoop), de verzonken knoop, hechting van dar-
men, urineblaas, buikholte, anastomose van intes-
tinae, hechtingen ter fixatie tijdens een cystotomie,
resectie van het zachte verhemelte, fixatie van tu-
bes aan het lichaam, fixatie van verbandmateriaal,
leverbiopsie, resectie van de maag, splenectomie.

Nieuws van de ADV Veterinaire Mediatheek

Tjeerd Cuperus

-ocr page 121-

Video Vet CE

Sutures in
Veterinary Surgery

1 -sticky* slip know

2. Bury the knot

3. Enterotomy

4. Cystotomy - closure

5. Abdominal closure

6. Intestinal anastomosis

7. Cystotomy - stay sutures
0. Soft palate resectk^n

9. Chinese finger trap

10. Tie-over t^andage

11. Liver biopsy

12. Gastric resection

13. Splenectomy - staple

14. Ectopic ureter

15. Oog b<te wound

16. Gastropexy

17. Pyothorax - staple

18. Split-shot vrt>und care

Hww^sjj^, ov* ^^^^ ^ ^^^^ ^^^ Includes:

ProlMMrofSufBwy
Cotorado SUM UntvvnMy

• V;(MoVM200«

ectopische ureter, bijtwonden door honden, fixatie van de
maag, pyothorax en wondbehandeling na een schot hagel.
Mediatheeknummer:
D 022, dvd.

Endoscopie

Deze dvd bevat een viertal onderwerpen over endoscopie met
de niet-buigzame endoscoop: de instrumenten die bij lapa-
roscopie worden gebruikt, de techniek van lapa-
roscopic, thoracoscopie en multifiinctionele en-
doscopic.

Mediatheeknummer: D 023, dvd.

Tips voor de Chirurgische Praktijk I

Deze dvd bevat zeventien tips voor de gezel-
schapsdierenpraktijk. De volgende onderwerpen
worden behandeld:

fixatie van verbandmateriaal, katheteriseren van
een poes, terugbrengen van blaasstenen in de uri-
neblaas, het voorbereiden van het preputium en de
vagina bij de operatieve behandeling van blaasste-
nen, het gebruik van een \'lepel\' bij cystotomie, be-
oordeling van draden onder de tong bij de kat,
fixeren van sondes aan het dier, het gebruik van
speciaal autoclaveerbaar afdekmateriaal, het ge-
bruik van de Doyen-tang, transportmiddel voor
dieren, spoedtracheotomie, het gebruik van cauterisatieappa-
ratuur en tot slot het gebruik van een scrub voor het sterilise-
ren van de handen in twee minuten, zonder gebruik te maken
van water.

Mediatheeknummer: D 024, dvd.

De waarde van de handtekening van een Nederlandse dierenarts

Misschien is leedvermaak wel het
aardigst wanneer het over iets gaat dat
je zelf ook gemakkelijk had kunnen
overkomen. Daarom heb ik opge-
schreven wat we een jaar geleden heb-
ben meegemaakt. Wellicht ook ter le-
ring.

In 2002 gaf een klant aan met zijn
hond naar Zweden te willen. In qua-
rantaine hoeft inmiddels niet meer mits de afweer tegen
hondsdolheid in orde blijkt. De hond was vier maanden daar-
voor tegen hondsdolheid ingeënt en aangezien de Zweden
vinden dat er minstens vier maanden tussen vaccinatie en
bloedtest moeten zitten, werd bloed voor onderzoek afgeno-
men. Zweden eist ook een degelijke identificatie, die op de
uitslag van de bloedtest moet worden vermeld. De hond werd
in dezelfde sessie van een microchip voorzien. So far so
good.

Vorig jaar juni meldde de eigenaar dat hij naar Ierland wilde
die zomer. De hond werd braaf elk jaar ingeënt tegen honds-
dolheid en aangezien de bloedtest drie jaar daarvoor ok was,
hoefde die niet opnieuw gedaan te worden. Met alles volgens
de regels verricht en ingevuld in het blauwe dierenpaspoort
reed de eigenaar met familie opgewekt naar Calais.
U vermoedt het al - anders was dit verhaal niet geschreven -
de toegang tot het Verenigd Koninkrijk en Ierland werd ge-
weigerd. De microchip had in 2002 namelijk helemaal niet
tegelijk met de bloedafname mogen worden geplaatst. Dat
had samen met de vaccinatie voorafgaand aan de bloedtest
gemoeten! Zo zijn de regels. Er werd vanuit customs in Ca-
lais nog naar onze kliniek gebeld om een en ander na te vra-
gen. We konden vertellen dat wij inderdaad de hond waar het
om ging van een chip hadden voorzien, steeds hadden inge-
ënt en bloed hadden ingestuurd waaruit positief werd getest.
De eigenaar was in het bezit van het juiste boekje waarin zijn
naam, adres en de streepjescodesticker van de microchip
stonden vermeld. HetzelWe nummer van de chip zat in de
hond en stond op de bloeduitslag. Verwisseling uitgesloten.
Toegang tot het Verenigd Koninkrijk werd toch geweigerd.
Regels zijn regels!

ingezonden

De eigenaar kon niet anders dan afdruipen en zijn vakantie in
Frankrijk doorbrengen. Dat heeft hij dan ook maar gedaan.
De schade was niet gering. De overtocht met de boot naar Ier-
land was natuurlijk van tevoren al betaald net zoals de huur
van het huisje. De schade van zo\'n 2000 euro kwam hij bij
ons claimen. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering van
het VVAA heeft het allemaal keurig afgehandeld.
We kennen de regels. We weten dat de Noren en Zweden an-
dere dingen willen dan het Verenigd Koninkrijk en leriand. In
dit geval hadden we - als we zouden hebben gemerkt dat het
met de chipdatum niet goed zat - de eigenaar moeten vertel-
len dat de bloedtest opnieuw moest worden gedaan. Tegen
zoveel bureaucratie is een practicus niet opgewassen en het
kan haast niet anders of het moet wel een keer fout gaan. De
zin van deze bepaling ontgaat ons ook nu nog volledig.
We hebben in elk geval twee dingen geleerd uit deze affaire.
Ten eerste wordt er niet veel waarde aan de ondertekening
van het vaccinatieboekje en de mondelinge verklaring door
de dierenarts gehecht. Hieruit bleek immers, dat de bloedtest
en de hond onverbrekelijk bij elkaar hoorden.
Verder weten wij nu heel goed hoe dat boekje moet worden
ingevuld.

Jons Straatman, Groningen

-ocr page 122-

Anton Beijer

Iedere practicus wordt vrij regel-
matig door de klant gevraagd om
kortingen te geven. Vaak geeft men
toe om de klant te behouden. Als er
weinig werk is in de praktijk en bo-
vendien die dag ook nog eens een of
twee klanten klagen over de prijs,
dan gaan veel dierenartsen toch
twijfelen of ze hun tarieven niet
omlaag moeten doen, om zo meer werk en (hopelijk)
meer inkomsten te creëren. Iedere prijsverlaging zal on-
getwijfeld meer werk opleveren. De grote vraag is alleen,
hoeveel meer werk. Een nog grotere vraag is: weegt het
extra werk op tegen de gederfde winst en gederfde omzet.
Om deze vraag te beantwoorden zijn harde marketing-
data, enig inzicht in een paar economische basisregels en
wat rekenwerk nodig.

Marketingdata

Marktonderzoek in de Verenigde Staten heeft aangetoond dat
voor de veterinaire (gezelschapsdieren) sector geldt dat wan-
neer de prijs van een veterinaire dienst met 10 procent stijgt,
de vraag met vier procent afneemt en vice versa: indien men
de tarieven met tien procent verlaagt dan neemt de klandizie
met vier procent toe. Geldt dat in Nederland ook? Hierover
zijn geen harde cijfers bekend, maar de afgelopen jaren heb-
ben diverse praktijken hun tarieven met jaarlijks tien procent
verhoogd en hun ervaringen lopen, voor zover mij bekend, re-
delijk parallel met dit beeld.

Rekenwerk

Praktijk in
bedrijf

Hij gaf altijd korting...

Wat betekenen deze marketinggetallen in de praktijk? Stel
men heeft een product of een dienst met een vaste kostprijs
van € 6 en men verkoopt dit product normaliter voor € 10.
Het gaat even niet zo goed in de praktijk of het is al twee
maanden rustig in de praktijk. Praktijkeigenaar A komt in de
verleiding om dan toch maar via een tienprocentkortingsactie
te proberen meer klanten te trekken. Praktijkeigenaar B heeft
in dezelfde omstandigheden de rekenmachine gepakt, en is
tot de conclusie gekomen dat als het slecht gaat in de praktijk
je beter je tarieven kunt verhogen. Wie heeft er gelijk? We
vergelijken beide acties:

aantal

prijsactie

inkoop

verkoop

verkocht

omzet

winst

verschil

- 10%

6

9

104

936

312

-22%

0

6

10

100

1000

400

0

10%

6

11

96

1056

480

20%

Dierenarts B, die vanwege de slechte gang van zaken zijn ta-
rieven met tien procent verhoogde, verkocht vervolgens vier
procent minder van zijn diensten (bijvoorbeeld urineonder-
zoeken, antibioticatabletten). Maar deze dierenarts zag bij
vier procent minder werk, zijn omzet toch nog met 5,5 pro-
cent stijgen en hij zag zijn inkomsten met zelfs twintig pro-
cent stijgen. Practicus A, die zijn tarieven met tien procent
verlaagde moet dankzij zijn kortingsactie echter juist vier
procent harder werken. Dat vond hij echter niet erg want hij
had het toch niet zo druk. Maar hij schoot ten gevolge van die
kortingsactie er ook nog eens 6,5 procent omzet én 22 pro-
cent winst bij in. U mag raden welke dierenarts over vijfjaar
nog steeds in business zal zijn en welke niet meer.

Prijselasticiteit

De hierboven aangehaalde relatie tussen vraag (plus tien pro-
cent) en aanbod (min vier procent) noemt men prijselastici-
teit. De prijselasticiteit geeft in een getal aan hoe de vraag
verandert als men de prijs verandert. In bovenstaand voor-
beeld is de prijselasticiteit 0,04/0,1=0,4. Een getal kleiner
dan één geeft een inelastische prijselasticiteit aan. De daling
van de prijs wordt dan niet goedgemaakt door een (boven)
evenredige stijging van de vraag en omzet.
Hebben alle veterinaire diensten en goederen dezelfde prijse-
lasticiteit? Vrijwel alle veterinaire goederen en diensten (ze-
ker in de gezelschapsdiergeneeskunde) kennen blijkens Ame-
rikaans onderzoek een inelastische vraag-aanbodrelatie. Voor
een blaassteenoperatie is dit wel duidelijk: als de prijs met
vijftig procent verlaagd wordt, zullen er niet ineens twee keer
zoveel patiënten voor een dergelijke operatie op de stoep
staan. Maar ook voor inentingen geldt dit. Zo heeft onze
praktijk gedurende een periode van twee maanden bij elke
enting een extra kortingsbon ter waarde van tien euro meege-
geven aan klanten om aan hun kennissen uit te delen. Na
tweehonderd entingen was er na zes maanden welgeteld één
bon ingeleverd. Kortingen stimuleren in de veterinaire bran-
che kennelijk nauwelijks de vraag.

Rondbeltarieven

Toch zult u zeggen dat er verschillen zitten tussen entingen
en blaassteenoperatie wat betreft de prijsbewustheid van de
consument. Bovendien zal ook het economische klimaat de
consument in slechte tijden wat prijsgevoeliger maken, en in
economische goede tijden wat minder prijsgevoelig.

Het begrip \'commodities\'

Er speelt nog een ander economisch begrip een rol: is een
product of dienst een luxe of een alledaags product? Bepaal-
de tarieven van routineverrichtingen noemen de practici ook
wel \'rondbeltarieven\'. Economen noemen dit soort diensten
en artikelen \'commodities\': zaken die iedereen vrij regelma-
tig nodig heeft en die vrijwel overal te verkrijgen zijn.
Een verder kenmerk van een commodity is dat de consument
de kwaliteit van dit soort producten op de markt als goed en
vrijwel gelijk beschouwt. Commodities worden vaak puur op
prijs gekocht (benzine, melk enzovoort). In dit opzicht be-
schouwt de consument verrichtingen als een inenting, een
castratie van een kater enzovoort, als een relatieve commodi-
ty. Dierenartsen merken dat aan het \'rondbellen\' op prijs. Het
valt vaak een cliënt niet licht duidelijk te maken dat bijvoor-
beeld uw entingen aanzienlijk beter zijn dan die van uw col-
lega. Men moet dan proberen extra toegevoegde waarde aan
het product te hechten, hoewel wellicht niet iedere klant voor
die toegevoegde waarde extra wil betalen.
Luxe goederen kunnen naarmate ze vaker gebruikt worden.

-ocr page 123-

verworden van luxe product tot commodity, waarbij in plaats
van kwaliteit en betrouwbaarheid steeds meer vooral de prijs
van belang wordt. Denk bijvoorbeeld aan vliegtickets nu en
veertig jaar geleden. Waar vroeger de betrouwbaarheid van
de vliegmaatschappij doorslaggevend was voor de ticketkeu-
ze is dat tegenwoordig de prijs, omdat men de veiligheid ex-
tem wel geborgd acht en dus vaak vooral de prijs telt.

Echte commodities hebben nog een kenmerk: op macroni-
veau hebben ze een inelastische prijselasticiteit. Als de benzi-
neprijs omlaag gaat met 10 procent gaat niet iedereen ineens
10 procent meer kilometers rijden. Op microniveau is er vaak
wel een flinke prijselasticiteit: als de benzineprijs bij de ene
pomp 10 procent lager is dan bij het vlakbij gelegen pomp-
station zullen zeer veel klanten switchen, ongeacht het benzi-
nemerk. Het totale benzineverbruik in Nederland zal daar-
door echter niet toenemen.

Onbekend is in hoeverre dit gedrag ook bij de veterinaire
commodities een rol spelen, maar waarschijnlijk is dit effect
dusdanig laag dat men dan nog steeds altijd een inelastische
prijs-vraagrelatie houdt. Een uitzondering hierbij is mogelijk
de varkenssector. Een veterinaire bedrijfstak die vrijwel geen
specifieke handvaardigheden meer kent, met een grote toege-
voegde waarde, en waar de bulk van de omzet alle typische
kenmerken van commodities hebben.

^Jt

De prijselasticiteiten in de diverse veterinaire branches liggen
derhalve niet gelijk. Het geven van korting is echter alleen
een rationele strategie voor goederen en in branches die een
prijselasticiteit kennen van groter dan één (de vraag - en om-
zet - stijgt sneller dan de prijs daalt).

Voor de gezelschapsdierensector is aangetoond dat dit vrijwel
nooit het geval is. Het geven van kortingen is derhalve zo
goed als altijd van desastreuze invloed op omzet en
winst.

Nut prijzenslag?

Waarom verhoogt dan niet iedere winkel zijn prijzen
en waarom begint Albert Heijn een prijzenslag? Al-
lereerst woedt de prijzenslag vooral in de artikelen die
als commodity worden gezien. Deze artikelen zijn op
micro-economisch niveau prijselastisch. Daarnaast is
de prijselasticiteit in de luxe-voedselsector tot op ze-
kere hoogte elastisch, zeker in economisch slechtere
tijden. Verder gaat de slag om marktaandeel waarbij
Albert Heijn winst inlevert in de hoop daarmee grote-
re inkoopkortingen te bedingen. Iets wat men nu ook
in de varkenssector ziet, maar in de gezelschapsdie-
rensector gezien de vele kleine afnemers veelal niet
mogelijk is vanwege de kleine inkoopomvang.

Prijsverschillen

Het geven van kortingen in de gezelschapsdierenbran-
che is zelden rationeel en/of lonend. Kan men dan
maar eindeloos doorgaan met de prijzen verhogen?
Tot op zekere hoogte kan dat, als er voldoende klanten
overblijven in die regio om voldoende praktijkbezet-
ting te garanderen. Lokale prijsverschillen spelen wel
een rol, maar die is veel geringer dan veel dierenart-
sen denken. In vrijwel iedere regio kan men wel prijs-
verschillen voor veterinaire diensten aantreffen die
kunnen oplopen tot tweehonderd tot driehonderd pro-
cent, waarbij voor alle praktijken voldoende klandizie
overblijft.

Waar ligt de grens?

Er is een simpele vuistregel over een juiste prijsstel-
ling; als minder dan vijf procent van de mensen klaagt
over de tarieven dan is men absoluut te goedkoop.
Men verkoopt de diensten (ver) beneden de werkelijk
marktwaarde. Bij een klachten percentage tussen vijf
tot tien procent zit men goed. Het product is dan qua
marktwaarde marktconform geprijsd. Bij een klachtenper-
centage boven de tien procent zit men wellicht aan de boven-
grens. Of dit erg is, hangt een beetje af van de economische
situatie op dat moment en de mate van prijsinelasticiteit van
de productenreeks.

Conclusie

Mocht het rustig zijn in uw praktijk dan is er maar één juiste
reactie: verhoog uw prijzen. Prijsverlagingen leiden door de
negatieve prijselasticiteit in onze (vrijwel) altijd tot een neer-
gaande omzet- en inkomstenspiraal. Bij twijfel kijkt u nog
maar eens rustig naar de in dit artikel opgenomen tabel.

Anton Beijer is practicus te Drachten en extern docent
praktijki/oering aan de Faculteit der Diergeneeskunde,
Rijksuniversiteit Utrecht.

-ocr page 124-

Maria Morselt

Het Uiergezondheidspanel praat
deze keer over de vierkante tepel-
voering. Die wordt van alle kanten
belicht en vergeleken met de tradi-
tionele ronde tepelvoering. Maar
eerst komt vaarzenmastitis aan de
orde. Een veelvoorkomend pro-
bleem met belangrijke economi-
sche consequenties. Nieuwe inzich-
ten passeren de revue, veel vragen blijven echter nog
open staan.

Dagvoorzitter Tine van Werven opent de bijeenkomst. We
hebben vandaag de eer twee prominente deskundigen op het
gebied van uiergezondheid te verwelkomen, daarom wordt
dit keer geen casus uit de praktijk besproken. Aan het begin
van de avond is Sarne de Vliegher aan het woord. Dr. De
Vliegher is werkzaam bij de vakgroep voortplanting, verlos-
kunde en bedrij fdiergeneeskunde van de Faculteit Dierge-
neeskunde Merelbeke in België en is in 2004 gepromoveerd
op het onderwerp \'mastitis bij vaarzen\'. Vandaag vertelt hij
over de belangrijkste bevindingen en conclusies van dit on-
derzoek. Na de pauze is het woord aan Ynte H. Schukken,
oud-medewerker van de vakgroep bedrij fsdiergeneeskunde in
Utrecht. Ynte H. Schukken is tegenwoordig werkzaam op de
Faculteit Diergeneeskunde van de Comell University (VS) en
is daar onder meer hoofd van de Quality Milk Production
Services. We profiteren van zijn tijdelijke verblijf in Engeland
door hem vanavond hier te ontvangen; Engeland is toch een
stuk dichterbij dan de Verenigde Staten. We krijgen een uit-
eenzetting over ronde spenen en vierkante tepelvoeringen.
Dit naar aanleiding van een onderzoek dat hij gedaan heeft in
Cornell. Vanzelfsprekend is er uitgebreid ruimte om van ge-
dachten te wisselen met de genodigden en onderiing.

Vraagtekens over vaarzenmastitis

Sarne de Vliegher begint zijn verhaal met een literatuurover-
zicht. Er is weinig onderzoek gedaan naar vaarzenmastitis en
de resultaten zijn niet eenduidig. Wél is duidelijk dat veel
kwartieren voor het afkalven bepaald niet steriel zijn. Een
veehouder streeft naar een vaars die bij afkalven vier gezonde
kwartieren heeft om daarmee volop aan de slag te gaan. Men
gaat er echter ten onrechte vanuit dat de uier voor het afkal-
ven geen risico op infectie heeft en zodoende geen specifieke
aandacht behoeft. Veel vaarzen kalven af met een hoog celge-
tal, klinische mastitis of niet-functionele kwartieren. Er is
nog onvoldoende kennis betreffende de Pathogenese en de ri-
sicofactoren om effectieve preventieve maatregelen te kun-
nen nemen.

Onderzoek van Barkema en anderen uit 1998 toont aan dat
16 procent van de vaarzen klinische mastitis ontwikkelt in de
eerste lactatie. Dit percentage is lager dan bij multipare koei-
en; dertig tot veertig procent van deze mastitiden ontstaat
echter in de eerste veertien dagen. Uit onderzoek van De

Verslag

I-Iet Uiergezondheidspanel

Het Uiergezondheidspanel is een deskundig, onafhanke-
lijk en divers discussieplatform voor de Nederlandse
rundveepracticus op het gebied van mastitis bij melkvee.
Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden
over uiergezondheid en mastitisbestrijding. De halQaar-
lijkse bijeenkomsten worden roulerend voorgezeten door
een panellid. Tevens bespreekt tijdens elk samenzijn een
deelnemer een praktijkgeval van een bedrijf met mastitis-
problemen.

Aan het Uiergezondheidspanel nemen praktiserend die-
renartsen, vertegenwoordigers van de kennis- en onder-
zoeksinstituten en vertegenwoordigers van de zuivelin-
dustrie deel.

Boehringer Ingelheim BV faciliteert de organisatie en de
verslaglegging van de bijeenkomsten van het Uierge-
zondheidspanel.

Vliegher en anderen in 2001 blijkt dat 35 procent van de vaar-
zen een celgetal heeft van boven de 150.000 in de eerste vijf-
tien dagen na afkalven. Uit het vervolgonderzoek blijkt dat
vaarzen met een hoog celgetal in de eerste vijf dagen na af-
kalven gemiddeld een hoger celgetal hebben tijdens de eerste
lactatie, hetgeen gepaard gaat met een gemiddelde productie-
daling van een halve tot een hele liter per dag. Van deze groep
vaarzen heeft de meerderheid na tien tot veertien dagen na
afkalven weer een \'normaal\' celgetal, bij de overigen blijft
het celgetal gedurende de rest van de lactatie hoog. Als het
celgetal tien tot veertien dagen na afkalven weer laag is, is er
waarschijnlijk sprake van een CNS-infectie (Coagulase Ne-
gatieve Staphyloccoc), deze infectie heeft weinig effect op de
rest van de lactatie. Als het celgetal op dag tien tot veertien
nog steeds hoog is, dan is er sprake van een sterk effect op de
rest van de lactatie. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van
een probleembedrijf als:

1 >15% van de vaarzen in de eerste controle vanaf tien da-
gen na afkalven een celgetal heeft van >150.000 cellen;

2 >15% van de vaarzen klinische mastitis heeft na afkalven.

Uit literatuur blijkt dat tien procent van de vaarzen met klinische
mastitis binnen een maand na behandelen opgeruimd wordt
(Waage e.a., 2000). In het eigen onderzoek van De Vliegher
werd 25 procent (!) van de vaarzen afgevoerd. Veertig procent
hiervan zonder opgaaf van reden, twintig procent om vrucht-
baarheids redenen en tien procent vanwege uiergezondheid.
Aandachtspunten voor preventie op bedrijfs- en manage-
mentniveau:

• voorkom voedingsdeficiënties en let op de mineralenvoor-
ziening, met name vitamine E/selenium;

• huisvesting: schoon en droog en een schone afkalfstal;

• algemene uiergezondheid: infectiedruk vanuit lacterende
koeien;

Bijeenkomst Uiergezondheidspanel mei 2006

Zijn de vierkante tepelvoeringen de toekomst?

-ocr page 125-

• vliegenbestrijding: preventie van wrang en S. aureus;

• vermijd stress bij afkalven: op tijd de voeding aanpassen
en contact met koppelgenoten tijdens afkalven behouden;

• geef geen mastitismelk aan kalveren: overdracht van muil
naar speen is mogelijk een risico hoewel dit nooit bewezen
is.

Risicofactoren en preventie op vaars-Zkwartierniveau:

• meer intramammaire infecties (IMl\'s) in het laatste deel
van de dracht, het uier is dan te vergelijken met dat van
droge koeien;

• immuniteit bij afkalven;

• leeftijd bij afkalven; een hogere afkalfleeftijd van de vaar-
zen leidt tot meer IMI\'s;

• speenconditie;

• in het najaar afkalven leidt tot minder infecties, afhanke-
lijk van klimaat en wel of niet uitweiden;

• uieroedeem en melk lekken leidt tot meer klinische masti-
tiden.

Andere therapeutische en preventieve maatregelen worden
genoemd:

• speendippen voor afkalven en vaccinatie voor afkalven.
Deze maatregelen hebben vooralsnog geen bewezen effect;

• Teatsealer een maand voor afkalven. Dit heeft in Nieuw-
Zeeland een positief effect aangetoond. Het vermindert
het aantal
S. Uberis-\'mfecües (bacteriologisch onderzoek),
een in Nieuw-Zeeland veelvoorkomende veroorzaker van
vaarzenmastitis;

• behandeling met antibiotica voor afkalven geeft minder
IMI\'s.

Bij dit laatste punt - antibioticatoediening voor afkalven -
worden enkele kanttekeningen geplaatst. De behandeling
voor afkalven mag geen algemeen advies zijn, maar slechts
een tijdelijke maatregel om de situatie onder controle te krij-
gen. Bacteriologisch onderzoek is ook hier belangrijk. Er zijn
geen middelen geregistreerd voor dit doel en er is dus sprake
van \'off label use\'. De werkzaamheid is wel aangetoond; de
prevalentie van IMI\'s bij afkalven daalt. De effecten voor ui-
ergezondheid en productie op de lange termijn zijn echter niet
zo duidelijk. Een recent onderzoek op negen melkveebedrij-
ven in de Verenigde Staten en Canada toonde aan dat er geen
effect was op celgetal, productie en vruchtbaarheid, maar wel
op de preventie van nieuwe IMI\'s in de eerste drie weken.
De mogelijke toedieningswijzen:

• intramammair: effectief, echter nadelen zijn het risico
voor de toediener en het grote belang van hygiëne tijdens
inbrengen;

• systemisch: ook effectief en veiliger bij toediening.
Conclusie voor probleembedrijven:

• korte termijn: antibioticatherapie op basis van bacteriolo-
gie;

• lange termijn: verbeteren van het vaarzenmanagement.

Het vervolgonderzoek naar vaarzenmastitis is ondertussen
opgestart. Naast celgetal wordt nu ook gekeken naar bacteri-
ologisch onderzoek van de melk, bloedonderzoek (onder an-
dere algemene weerstand en neutrofielenkwaliteit) en andere
parameters.

Kun je melken met vierkante tepelvoeringen?

Ynte Schukken begint met een prachtige foto van zijn werkge-
bied in de Verenigde Staten, maar gaat dan al snel verder met
een paar opfrisdia\'s over de gewenste eigenschappen van het
slotgat en de optimale melkstroomcurve. Wat zijn de eigen-
schappen van het optimale slotgat? Als het slotgat openstaat
moet er zo\'n 30 Ibs (13,6 kg) melk in ongeveer vijftien minu-
ten door kunnen stromen. Dit betekent 2 Ibs (0,9 kg)/min. door
een opening van ongeveer 3 mm^ met een stroomsnelheid van
5 m/sec. De rest van de dag moet het slotgat potdicht zitten, er

mag geen bacterie doorheen.
De optimale melkstroom is de
melkstroom die wordt veroor-
zaakt door het zuigende kalf Een
kalf combineert druk vanuit het
gehemelte met zuigen en heeft
een nek om te zorgen dat de bek
niet van de speen valt, hierdoor
kan het vacuüm aan het einde
van de zuigslag naar nul terug-
zakken. Helaas kan dit met een
melkmachine niet nagebootst
worden, want dan valt het melk-
stel af. Om de optimale melk-
stroomcurve zoveel mogelijk te
benaderen kan gevarieerd wor-
den met het vacuüm, de zuig-
rust-slagratio, het pulsatietype en
de tepelvoering. De simultane
pulsatie geeft een iets hogere
\'peakflow\' dan de alternerende.
Hoe hoger het vacuüm en hoe
langer de zuigslag, hoe hoger de
peakflow, maar ook hoe meer te-
pelpuntvereelting. We spreken
niet voor niets van een optimum

-ocr page 126-

en niet van een maximum.
De tepelvoering speelt ook een
rol in de melkstroomcurve. Een
aantal gegevens hierover is be-
kend; nieuwe en oude voeringen
functioneren minder goed en
lange tepelvoeringen geven een
hogere peakflow dan korte.
Verder is het een grijs gebied; er
zijn meer dan 75 typen voeringen
op de markt. Er is veel variatie,
maar de ideale voering bestaat
blijkbaar niet. Hoe vergelijk je de
prestaties van de tepelvoeringen?
Fabrikanten letten onder meer op
melksnelheid en resttnelk, maar
ook op de vervangingssnelheid
en de kosten per melkbeurt. Om
de prestaties kwantitatief te me-
ten, wordt gebruik gemaakt van
melkstroomprofielen, speensco-
re, celgetal en intramammaire in-
fecties. Of zoals Ynte Schukken
het mooi zegt: "het ontwerpen
van een tepelvoering is een beetje
wetenschap met een groot beetje
gevoel." In de Verenigde Staten heeft de vierkante tepelvoe-
ring een aanzienlijk marktaandeel ingenomen. Reden om de
eigenschappen daarvan nader te bestuderen. Om de ronde en
vierkante (Pro-square) tepelvoeringen te vergelijken zijn twee
studies opgezet. In studie één werd bij een beperkt aantal koei-
en gekeken naar de koefactoren. Studie twee is een veldstudie
waarbij naar de bedrijfsfactoren gekeken werd.
In studie één worden de melkstroomprofielen van ronde en
vierkante tepelvoeringen met elkaar vergleken. De tepelvoe-
ringen waren allen van rubber en het vacuüm en de rust-zuig-
slagratio waren gelijk. Vierkante tepelvoeringen bleken een
iets geleidelijker melkstroomprofiel te hebben dan de ronde.
Maar wat is nou beter, piekend of geleidelijk? Om hier ant-
woord op te geven is de tweede studie opgezet. Tijdens deze
studie wordt de speenscore geëvalueerd op bedrijven die ron-
de en bedrijven die vierkante tepelvoeringen gebruiken. Bij
de speenscore wordt gekeken naar vereelting en rafeligheid
waarbij gescoord wordt van O tot 4. Bij de vierkante voerin-
gen werden meer O en 1 en minder 2, 3 en 4 gescoord dan bij
de ronde voeringen. Dit gold tijdens de gehele lactatie en zo-
wel bij eerste kalf als oudere kalfskoeien. Er was ook sprake
van minder rafelige speenpunten bij de vierkante tepelvoerin-
gen. Een onderzoek van Nijenhuis en anderen (2004) toont
de invloed van speenscore en rafeligheid op het ontstaan van
mastitis. Een speenscore van 2 heeft dertig procent en een
score van 3 heeft zestig procent meer kans op mastitis dan
een score van 1. Het aanwezig zijn van rafels verhoogt het ri-
sico op mastitis met veertig procent.

Conclusies van dit onderzoek zijn dat Pro-squaretepelvoerin-
gen:

• een subtieler melkstroomprofiel hebben;

• een significant betere tepelscore hebben in vergelijking tot
de ronde: 0,5 score daling in vereelting en twintig procent
minder rafels;

• switchen van ronde naar vierkante tepelvoeringen resul-
teert in een verbetering van de speenpunten in ongeveer
drie maanden.

De enige klacht op de bedrijven was dat er meer luchtzuigen
wordt waargenomen, dit kan ertoe leiden dat het vacuüm op-
geschroefd wordt en de rustfase wordt verlaagd wat negatieve
gevolgen heeft voor de speenscore. Een leuke bijkomstigheid
van dit onderzoek is dat het aantoont dat tepelscore zeer
bruikbaar is en dat men zich daar goed voor kan trainen.
Iemand vraagt wat de mogelijke verklaring is van de betere
speenscore. Volgens Schukken is het: "magie, mogelijk dat de
collaps van de tepelvoering efficiënter is, dat de voering snel-
ler en soepeler open en dicht gaat". De levensduur van beide
voeringen is vergelijkbaar. Er volgt nog een veel technischer
discussie. Francisca Nijenhuis merkt op dat het type tepelvoe-
ring een belangrijke invloed heeft op de mate van vereelting.
Er is echter onvoldoende kennis om te weten welke tepelvoe-
ring bij welk type spenen past. Het enige houvast om hierach-
ter te komen is de speenscore. Moeten er andere bekers ko-
men, vraagt iemand. Het antwoord is dat dat niet hoeft, er zijn
meerdere modellen, er past er altijd een. Hierop komen wat
ontkeimende reacties vanuit het panel. Misschien is het zaak
om eerst na te gaan of alle modellen ook in Nederland ver-
krijgbaar zijn (Van Heemskerk is de importeur van Pro-
square). Otis Sampimon stelt de laatste vraag: "moeten we nu
allen overstappen op de vierkante voering?" Ynte Schukken:
"Ja, ik ben in ieder geval overtuigd." Uiteraard heeft elk melk-
systeem weer andere eigenschappen en is het verstandig om
nieuwe tepelvoeringen zorgvuldig uit te proberen.
De voordracht van Ynte Schukken begon met de vraag, wat
past beter, een rondje in een vierkant of een vierkant in een
cirkel? De conclusie van de voordracht is dat een rondje in
een vierkant in ieder geval heel goed lijkt te passen.

Maria Morselt is dierenarts te Enschede.

-ocr page 127-

Grote veranderingen in het veteri-
naire veld als geheel, en op het ter-
rein van de nascholing in het bij-
zonder, hebben het bestuur en de
medewerkers van het PAO-D ertoe
aangezet om nadrukkelijk te kijken
naar hoe zij het beste invulling aan
haar primaire taak konden geven.

In eerste instantie heeft dat geleid tot gesprekken met de be-
sturen van de verschillende groepen. Hieruit kwam duidelijk
naar voren dat:

• de verschillende groepen de wenselijkheid van een onaf-
hankelijk en kwalitatief sterk PAO-D onderschrijven;

• er tussen de groepen grote verschillen bestaan voor wat
betreft de specifieke wensen voor de nascholing (zowel
vorm als inhoud);

• meer en meer, de behoefte aan kleinschalig, interactief on-
derwijs wordt uitgesproken;

• in de kosten-batenafweging, de reistijd in toenemende
mate van belang wordt geacht. Onder andere komt hier
ook de wens uit naar voren om meer e-learning;

• het (elektronische) gezicht van het PAO-D aan een opfris-
beurt toe is, zowel wat betreft de brochure (wel handha-
ven) als de website.

De gezamenlijke informatie uit al die gesprekken vormde op
29 juni jongstleden de basis voor een brainstormdag voor het
Dagelijks Bestuur en de staf- en bureaumedewerkers. Op die
dag werden over de volgende aspecten analyses gemaakt en
plannen geformuleerd.

PAOD

Onderwijs

Aangaande de opbouw van het onderwijsprogramma zal
naast aandacht voor actuele zaken, worden gewerkt aan een
modulaire opbouw en een meerjarenplanning. Daarnaast
blijft de behoefte aan grootschalige bijeenkomsten met een
lage kostprijs naast de kleinere, interactieve bijeenkomsten
en e-learning.

Er wordt gewerkt aan de uitbouw van samenwerkingsverban-
den om te komen tot een breed en kwalitatief hoogwaardig
totaalprogramma. Daarnaast willen we verder onderzoeken
hoe, via internationalisering, de producten van het PAO-D
breder weggezet kunnen worden om zo het afzetgebied te
vergroten.

Binnen het PAO-D staat uiteraard de borging van de kwaliteit
van \'eindproduct\', van de cursussen maar ook van het \'be-
haalde resultaat\' van deelnemers, volop in de aandacht.

Communicatie

Betreffende de communicatie over het programma zal de
aandacht vooral uitgaan naar de vormgeving van brochure en
website, de links met andere sites, de mogelijkheid van het
inzetten van \'polls-on-line\', en de mogelijkheid van een win-
kelwagen voor cursussen, leermaterialen, et cetera.
Op deze wijze willen we een proactieve en sectorgerichte be-
nadering van de dierenarts verder uitbreiden.

Kenniscentrum

De doelstelling voor de iets langere termijn is te komen tot
het positioneren van het PAO-D als veterinair kenniscentrum
waarbij vakrelevante informatie op eenvoudige wijze kan
worden verkregen. Hierbij valt te denken aan een website met
basale (wet- en regelgeving, sectorspecifieke, vakinhoudelij-
ke) informatie met daaraan gekoppeld de mogelijkheid om,
tegen betaling, aanvullende informatie en lesmateriaal te
kunnen aanschaffen.

Kortom, het PAO-D wil via verschillende wegen trachten
haar positie binnen de veterinaire nascholingsmarkt te ver-
sterken en daar waar mogelijk uit te breiden.
In eerste instantie wil het PAO-D een programma-aanbod re-
aliseren dat:

• tegemoet komt aan de actualiteit binnen ons vakgebied;

• voldoet aan de wens van de practicus;

• de dierenarts de mogelijkheid biedt tot een opbouw van
kennis en kunde over een langere periode.

Het doel is om voor de afnemer de mogelijkheid te realiseren
om, naast de klassieke vormen van onderwijs, ook via nieu-
were onderwijsvormen zich de gewenste kennis eigen te
maken.

Door het marktsegment, met name internationaal, te vergro-
ten kan het probleem van de schaalverkleining ten gevolge
van de steeds verdergaande segmentering van de diergenees-
kunde, worden opgelost. Hierdoor worden de ontwikkelkos-
ten gespreid en kunnen de kosten voor de Nederlandse prac-
ticus in de hand gehouden worden.

Daarnaast staat binnen het PAO-D de borging van de kwali-
teit van het \'eindproduct\', te weten de cursussen maar ook
het \'behaalde resultaat\' van de deelnemers, volop in de aan-
dacht.

(Met) het PAO-D verder op pad in het academisch jaar 2006-2007

-ocr page 128-

Wanneer is
Befedo® Mobile inzetbaarP

Als voedingssupplement in geval van
groeistoornissen, vooral bij jonge
opgroeiende honden van grote rassen.

Als hulpmiddel in gevallen van slijtage
van gewrichten bij zeer actieve dieren.

Als hulpmiddel ter voorkoming van
slijtageverschijnselen in gewrichten
van gezonde "Senioren".

Als aanvulling op de toediening van
ontstekingsremmers en pijnstillers als
b.v. Rimadyl®, bij zieke honden met
zichtbare bewegingsproblemen.

BEFEDaiffiïBIl^,

eotaUettcfll» f t

jtedQ

lyoii

Mobit\'

Een logische aanvulling op
de behandeling van
gewrichtsproblemen bij de hond

Samenstelling: Befedo Mobile is een extract van dc groenlipmossel (Pema canaliculus) en bevat vcrschilleode essentiële meervoudig onverzadigde
veUufcn (0meg3-3) en glycosaminoglycancn (GAG\'s). essentiële stoffen voor de opbouw en het onderhoud van het gewrichtskraakbeen. Voor een

Sulphonyt-Mcthaan 100 mg; Glucosamine hydrochloride 175 mg; Mangaansulfaat 10 mg; Ascorbinezuuf 18 mg.

Gewicht in ka

Eerste 10-14 daqen

Onderhoudsdoserinq

<7.5

1

1/2

7,5-15

2

1

lS-22,5

3

1 1/2

23-30

4

2

30-37.5

5

2 1/2

38-45

6

3

Toedieningswijze en dosering: 2 tabletten per 15 kg lichaamsgewicht per dag gedurende de eerste 10-14 dagen, daarna een onderhoudsdosering
van 1 tablet per 15 kg lichaamsgewicht per dag, Honden vinden dc tabletten over hel algemeen smakelijk. De tabletten kunnen ook rechtstreeks
in de bek ingegeven worden, of vermengd (verkruimeld) door het voer. • Wijze van bewaren: Befedo Mobile bewaren op een koele, droge plaats
uit direct zonlicht. Buiten bereik van kinderen houden.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv
Postbus 57 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfi7.er.c(

© 2006 Pfizer Anima] Health bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 129-

KNMvD-ledencontactpersonen zoeken u op

Henry Dijkman

Dick van\'t Nedereind is bereid gevonden om als leden-
contactpersoon op pad te gaan voor de KNMvD. Hij volgt
Ton Ultee op, die helaas wegens gezondheidsproblemen
heeft moeten stoppen met dit vrijwilligerswerk. Naast
Frans Sluyters kunt u dus ook Dick van \'t Nedereind over
de vloer krijgen voor een gesprek over de KNMvD.

Dick van \'t Nedereind is 63 jaar en is enkele jaren geleden
met vervroegd pensioen gegaan in verband met de samenvoe-
ging van Mycofarm Nederland en Intervet Nederland en de
daarmee gepaard gaande verhuizing van De Bilt naar Box-
meer. Hij begon zijn loopbaan in Delft bij de Koninklijke Ne-
derlandse Gist- en Spiritusfabriek, later Gist Brocades. In
1975 is hij als buitendienstmedewerker begonnen bij Zoö-
pharm in De Bilt, een dochteronderneming van Gist Broca-
des. In 1983 maakte hij de overstap naar Mycofarm De Bilt
en hield hij zich onder andere bezig met de orderbehandeling.
Vanaf 1988, na de overname van Mycofarm door Intervet
Nederland, werd hij marketing support manager. Vanuit deze
functie had hij veel contacten binnen de veterinaire wereld,
zoals bijvoorbeeld rond de Voorjaarsdagen.
Dick heeft erg veel zin in zijn nieuwe functie als ledencon-
tactpersoon. Hij verwacht als vrijwilliger op een leuke en nut-
tige manier voor de KNMvD bezig te zijn, naast zijn huidige
vrijetijdsbesteding. Dick is altijd sportief bezig geweest en na
zijn vervroegde pensionering heeft hij zich vooral toegelegd
op de golfsport. Hij wil dan ook graag de handschoen oppak-
ken tijdens de sportdag op 22 september aanstaande.

Bezochte dierenartsen

Het afgelopen jaar is de KNMvD in het kader van het project
ledencontactpersonen met ruim tweehonderd dierenartsen
het gesprek aangegaan. Dit waren één-op-ééngesprekken,
maar ook was de KNMvD te gast in besprekingen met meer-
dere dierenartsen binnen een praktijk. De gesprekken komen
meestal tot stand op initiatief van de ledencontactpersoon
zelf Dierenartsen die we bellen voor een afspraak reageren
nagenoeg ahijd positief op ons verzoek om een gesprek. Dit
geldt voor leden, maar ook voor twintig niet-leden die we
hebben bezocht.

De bezoeken van de ledencontactpersonen worden in het al-
gemeen zeer positief gewaardeerd door de leden. Meestal
wordt een uur ingepland voor een gesprek, maar vaak duren
de gesprekken zo\'n anderhalf uur. Naast kritische kantteke-
ningen krijgen de ledencontactpersonen ook veel positieve
terugkoppeling. Toen het project werd gestart bevonden wij
ons in de afronding van de discussie over het nieuwe kwali-
teitsbeleid. Hoewel dit onderwerp meestal nog wel aan de
orde komt, houdt het de gemoederen niet meer zo nadrukke-
lijk bezig.

Het belang van een goede belangenvertegenwoordiging van
de beroepsgroep staat ver bovenaan. Vaak wordt daarbij op-
gemerkt dat het zo weinig zichtbaar is voor de leden wat er
concreet wordt bereikt. Opvallend is dat een vrij groot deel
van de leden weinig op de hoogte is van de activiteiten en
nauwelijks gebruik maakt van de diensten van de KNMvD.
De media van de KNMvD zijn goed bekend, maar het bezoek
van de ledencontactpersoon is soms het eerste concrete con-
tact met de KNMvD in vele jaren. Het is in ieder geval helder
dat de ledencontactpersoon de afstand tussen het lid en \'Hou-
ten\' aanzienlijk verkleint.

Als het gaat om de communicatie wordt vaak opgemerkt dat
het de goede kant op gaat. Het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde wordt meestal goed gelezen. Een vaak gehoorde op-
merking is dat men behoefte heeft aan artikelen die meer op
de praktijk zijn gericht. De nieuws-e-mails worden zeer ge-
waardeerd, al wordt regelmatig opgemerkt dat het er \'veel\'

zijn-

Voortgang

Tijdens de gesprekken komen er regelmatig concrete acties
en aandachtspunten naar voren. Deze worden teruggekoppeld
binnen het bureau en naar het bestuur. De ervaringen met de
gesprekken zijn erg positief De leden stellen het zeer op prijs
dat de Maatschappij hen op de werkplek of thuis komt opzoe-
ken. Dit alleen al is een goede reden om het project voort te
zetten. Om voor de KNMvD meer uit de gesprekken te halen
snijden we actuele thema\'s aan, zoals bijvoorbeeld de help-
desk. Doelstelling is om als organisatie de ledencontactper-
sonen gerichter in te zetten en beter gebruik te maken van de
informatie die uit dit project voortkomt. Wij willen met Frans
Sluyters en Dick van \'t Nedereind de komende tijd nog veel
dierenartsen bezoeken. Heeft u belangstelling voor een ge-
sprek met een ledencontactpersoon, neem dan contact op met
het bureau van de KNMvD (030-6348900), dan wordt er een
afspraak met u gemaakt.

Henry Dijkman is senior beleidsmedewerker communica-
tie bij de KNMvD.

-ocr page 130-

Harm Haverkamp

Onderstaande cijfers geven een voor de dierenarts en die-
renartspraktijk relevant beeld van de sociaal-economisch
ontwikkelingen in Nederland.

Economische groei

Het CPB verwacht voor 2006 een economische groei van 3%
en een groei van 2,75% in 2007. De groei ligt voor het eerst
sinds enige jaren weer boven het Europese gemiddelde. Het
beschikbare inkomen van gezinnen stijgt door toename van
de werkgelegenheid en de koopkracht. Hierdoor zal de parti-
culiere consumptie waarschijnlijk toenemen. De economi-
sche groei bedroeg in 2005 1,5%.

Inflatie

In 2005 bedroeg de inflatie 1,7%. Dit jaar wordt de inflatie
geraamd op 1,25%. Voor 2007 wordt rekening gehouden met
1,5%. (bron CPB)

Minimum loon

Per 1 juli 2006 is het minimumloon (voor 23 jaar en ouder)

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 2005

Ook dit jaar heeft de wetenschappelijke redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zich gebogen over de
wetenschappelijke artikelen die in 2005 in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde zijn gepubliceerd. Na rijp beraad
zijn er drie artikelen genomineerd voor de Jaarprijs voor
het beste wetenschappelijke artikel gepubliceerd in 2005.
In willekeurige volgorde presenteren wij u hieronder
graag de genomineerde artikelen:

• Immobilisatie van runderen en bizons met een combinatie
van zolazepam-tiletamine, ketamine en xylazine;
LM.
Hoßies, M.J. Hoyer, P. van Dijk en P.A.M. Overgaauw

• Chirurgische extractietechnieken bij gezelschapsdieren;
FA. C. Knaake en A.W. van Foreest

• Een literatuuroverzicht van equine piroplasmose naar aan-
leiding van acute babesiose bij een Nederlands draverveu-
len na verblijf in Normandië;
C.M. Butler, J.A.M. van Gils
en J.H. van der Kolk

Deze drie artikelen zijn geselecteerd op basis van een aantal
criteria zoals leesbaarheid, presentatie (opbouw), originali-
teit, volledigheid, actualiteit, wetenschappelijk belang, prak-
tische toepasbaarheid en invloed op de kwaliteit van de dier-
geneeskunde en de diergezondheid.

Traditiegetrouw wordt de Jaarprijs uitgereikt tijdens het
KNMvD-jaarcongres, dat dit jaar wordt gehouden op vrijdag
7 oktober in Hotels van Oranje te Noordwijk.

met 0,94% verhoogd ten opzichte van 1 januari 2006. Op
1 januari 2007 volgt de volgende verhoging. De nieuwe bruto
bedragen zijn:
€ 1.284,60 per maand
€ 296,45 per week
€ 59,29 per dag

Maximum dagloon

Het maximumdagloon is het maximumloon waarover u via
werknemersverzekering verzekerd bent (WW en WIA). Het
maximumdagloon is daarom vooral belangrijk voor dierenart-
sen in loondienst. Per half jaar wordt het maximumdagloon
opnieuw vastgesteld. Indien u een inkomen geniet dat boven
het maximumdagloon ligt, kan het zinvol zijn om u aanvul-
lend te verzekeren. Het maximumdagloon bedraagt € 170,33
bruto per (werk)dag. Per jaar is dit circa € 44.300,-.

Harm Haverkamp is senior beleidsmedewerker sociaal-
economische en arbeidsrechtelijke zaken bij de KNMvD.

International College for Research
on Equine Osteopathy

(Q)[p)D(iD(^D[n]g]

Osteopathie

bij dieren

(paarden en honden)

Halfjaarlijkse sociaal-economische indicatoren

3-jarige modulaire opleiding
6 modules van 2 dagen per jaar

wwwJcrM.com

-ocr page 131-

prof. dr. J.G. (Sjef) Vos

1941-2006

memoriam

Sjef werd geboren op 26 februari 1941 te Rossum (Overijssel) en ging in 1959 diergeneeskunde stu-
deren. Als gevolg van een auto-ongeval tijdens de co-schappen was hij niet meer fysiek geschikt om
de grote huisdierenpraktijk uit te oefenen en koos hij voor het onderzoek. Hij werd aangesteld bij de
werkgroep Veterinaire Toxicologie/Pathologie aan de Biltstraat bij prof H. Van Genderen en prof R
Wensvoort. Zijn (promotie)onderzoek richtte zich op de toxiciteit van PCB \'s waarbij hij aantoonde
dat een groot deel van de toxiciteit veroorzaakt werd door de daarin aanwezige verontreinigingen
met chloordibenzofuranen. Het betrof vooral immunotoxiciteit en chlooracne bij proefdieren. Im-
munotoxiciteit heeft sindsdien zijn grote belangstelling gehad, hij heeft zich hiermee wereldwijd
geprofileerd en hij mag terecht als een van de founding members\'van dit vakgebied worden gezien.
Hij heeft verschillende internationale awards mogen ontvangen en hij is redactielid geweest van
diverse internationale tijdschriften.

In 1975 werd hij door Joost Ruitenberg naar het RIVgehaald, en kreeg hij een aanstelling als hoofd
van het Laboratorium voor Pathologie (later het Laboratorium voor Pathologie en Immunobiologie
van het RIVM) waar naast toxicologische pathologie vooral immunotoxicologie het zwaartepunt
was. In de periode die hierop volgde heeft hij een aantal jaren daarnaast de functie van Directeur
Volksgezondheid - Mechanismenonderzoek bekleed.

In 1995 werd hij benoemd tot deeltijdhoogleraar in de toxicologische pathologie aan de vakgroep
Veterinaire Pathologie. Hij was er vurig van overtuigd dat veterinair (toxicologisch) pathologen een
cruciale rol kunnen spelen in de risicobeoordeling van bijvoorbeeld farmaca, chemicaliën en con-
taminanten, zowel bij de industrie als bij de overheid, zoals ook het geval is in andere landen. Hij
zette zich dan ook enthousiast in voor deze missie als (bestuurs-)lid van diverse organisaties zoals
de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie (NVT), Commissie Registratie Proefdier/Toxicologisch
Pathologen (CRPTP), Dutch Society for Wildlife Health, EU Scientific Committee for Toxicity, Eco-
toxicity and Environment enzovoort.

Als laboratoriumhoofd en hoogleraar begeleidde hij diverse promovendi die allen onder de indruk
waren van zijn gedrevenheid en aanstekelijke enthousiasme; hij werd door allen als een zeer aima-
bel mens ervaren.

In 2002 startte en coördineerde hij vanuit het RIVM het project FIRE, een internationaal onder-
zoeksproject naar de integrale risicoschatting van gebromeerde brandvertragers, gericht op mens
en milieu, en gesponsord door de EU. Hij was hiervan de grote inspirator en bleef uitstekend op de
hoogte van de voortgang bij alle partners (negentien in totaal!).

Het werd zijn laatste klus: in het laatste jaar openbaarde zich bij hem een bedreigende ziekte die
aanvankelijk bedwongen leek maar een jaar later toch tot een fatale afloop leidde. In dit jaar open-
baarde Sjef zich als een immer innemend mens, met altijd warme belangstelling voor zijn vrienden
en collega \'s, en hij zag zijn lot met open vizier tegemoet. De academische promotie van zijn jongste
dochter Maaike in de avond van zijn leven heeft hem nog zeer veel voldoening gegeven, onderzoe-
ker in hart en nieren die hij was!

De indrukwekkende uitvaart heeft plaatsgevonden in Amersfoort. De locatie was door Sjef zelf ge-
kozen: het lag bij het deportatiecentrum van waaruit zijn vader als verzetsstrijder was afgevoerd,
hij heeft hem tot zijn grote verdriet nooit gekend.

Wij missen Sjef als grote inspirator en vriend. Wij wensen Jannie, Renske en Herman, Maaike, Wiko
en de kleinkinderen veel sterkte met het verwerken van dit verlies.

Mede namens zijn collega \'s.
Piet Wester

-ocr page 132-

Wim Schooriemmer

27 december 7936 - 6 juni 2006

memoriam

Het plotselinge overlijden van Wim begin juni 2006 kwam aan als een schok, maar was eigenlijk geen verrassing. Het
was bekend dat het kon gebeuren, hij was immers al twintig jaar ernstig hartpatiënt.

Wim werd geboren als boerenzoon in het Overijsselse Heeten. Het diploma HBS-B behaalde hij aan het Geert Groote
College te Deventer Hij doorliep zijn studie diergeneeskunde vlot en studeerde, ondanks een actief jaar als bestuurlid
DSK, begin 1962 af In datzelfde jaar trouwde Wim met Jeanne van Gestel. Samen kregen ze drie kinderen: Maaike, Jon
en Hedwig. Na een kort assistentschap in Emmeloord, vestigden zij zich eind 1962 in Baarle-Nassau. Het werk als die-
renarts ging hem goed af Hij was vakbelwaam en geliefd bij zijn boeren. Samen met Jeanne bracht hij de overgenomen
praktijk tot bloei. Daarnaast was hij bestuurlijk actief in de KNMvD. Eerst als bestuurslid en later als voorzitter van
de afdeling Noord-Brabant heeft hij de belangen van de dierenartsen met verve verdedigd. In agrarisch Brabant vielen
zijn capaciteiten eveneens op. Voor de Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel was dit aanleiding om hem in 1985 te
benoemen tot hoofd van de afdeling varkensgezondheidszorg. Deze job viel hem echter zwaar Toen hij korte tijd later
een ernstig hartinfarct kreeg, werd duidelijk dat hij het kalmer aan moest doen. Toch bleef hij zich enthousiast inzetten
voor zijn werk. Binnen de GD heeft hij actief meegewerkt aan de ontwikkeling van een hygiëneanalyse op varkensbe-
drijven. Ook was hij dierenarts van het vertrouwensteam meldpunt verwaarlozing landbouwhuisdieren. Wim heeft zich
in de periode van 1991 tot 1996 verdienstelijk gemaakt voor de KNMvD, eerst als lid en later als vice-voorzitter van het
hoofdbestuur Vanaf 1998 tot en met 2002 trad hij op als conflictbemiddelaar in dierenartsenpraktijken ah lid van het
Dierenartsen Netwerk. Als persoon was Wim aimabel, collegiaal en integer Hij wist op een bewonderenswaardige wijze
om te gaan met zijn fysieke beperkingen. Ondanks zijn hartinfarct en zijn hartritmestoornissen kon hij volop genieten
van zijn gezin, zijn kleinkinderen, de vakanties in Frankrijk het golfen en zijn contacten met vrienden. Na een viertal
cardioversies in de afgelopen winterperiode realiseerde hij zich steeds duidelijker hoe broos zijn gezondheid was. Extra
dierbaar zijn daarom de herinneringen aan een paar gezellige etentjes dit voorjaar en aan de koffie eind maart bij het
vijftigiarig jubileum van collega Wim Truijen.

De herdenkingsbijeenkomst in restaurant Molenwijk in Boxtel werd door vele collega \'s en vrienden bijgewoond. Studie-
vriend Cor Cysouw en anderen wisten in hun afscheidswoorden een treffend beeld te schetsen van Wim. Maaike, Jon en
Hedwig keken op een zeer persoonlijke en liefdevolle manier terug op het leven van hun vader Wij wensen hen en vooral
Jeanne veel sterkte toe bij het verwerken van het verlies. De herinneringen aan een dierbare collega zullen blijven.

Wil Hunneman. Cor Cysouw en Ton de Ruijter

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Eppinga, Mevr. M.A.; 2002; 2861 ET Bergam-
bacht; Lekdijk West 75.

Heuts, Mevr. PR.; 2006; 6164 DA Geleen; Minc-
kelerstraat 4.

Voor het dierenartsenexamen van 7 juli 2006
zijn geslaagd:

Alsafi, H.
Berends, Mevr. A.

Personalia

Bijkerk, Mevr, S.
Boer, M.W. de
Guggenheim, Mevr. S.R.
Gussenhoven, L.M.
Hemmink, Mevr. J.D.
Hooft, Mevr. L.J.M.M.
Kolk, O. van de
Kwant, Mevr. L.
Loch, Mevr. I.M.
Pol, Mevr. C. van de

Pronk, A.R.
Slaa,J.W.
Tesselaar, Mevr. S.
Wijnand, Mevr. M.

Buitengewoon lid:

Griffin, A.; 1985; 5211 WV \'s-Hertogenbosch; Het Molenijser 3; comtnercieel
hoofddit^tuer,AUV

Overlijdensberichten:

Op 15 juli 2006 A.G.G. Kok te Ede.

Mutaties:

Alsafi, H.; 2006; 3454 KA De Meern; Zuiderbreedte 26; tel. privé mobiel:

06-41010274; E-mail privé: hmm@wanadoo.nl-, d.

Berends, Mevr. A.; 2006; 3524 CK Utrecht; Boven Zevenwouden 70; tel.

privé: 030-2895278; E-mail privé: berends@diemedicus.nl; d.

Bijkerk, Mevr. S.; 2006; 3705 ZJ Zeist; Warande 115; tel. privé: 030-

6951570; d.

Boer, M.W. de; 2006; 3525 ET Utrecht; IJsselsteinlaan 19-111; tel. privé
mobiel: 06-16330929; E-mail privé:
deboermw@hotmail.com; d.

Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 1025 LS Amsterdam; Nieuwendammerdijk 132;

-ocr page 133-

tel. privé: 020-6344228; tel. privé mobiel: 06-46422109; E-mail privé: annet-
te_boonslra@hotmail.com-,
p., gezelsch.d; tel. prakt.: 020-4236104; fax prakt.:
020^231952.

Go-Colijn, Mevr. E.; 1990; 3723 XC Bilthoven; Acacialaan 6; tel. privé: 030-
2282617; E-mail privé:
eIlengo@xs4all.nl; medew. bij Mevr. K. Dulfer, Mevr.
A.1. Koopmans en J.C. Walder; tel. prakt.: 0297-263758; fax prakt.: 0297-
594080; E-mail prakt.:
info@dierenartsenvechtenvenen.nl
Guggenheim, Mevr. S.R.; 2006; 1391 HH Abcoude; Meerweg 16 D 4; tel.
privé mobiel: 06-26414171; d.

*Gussenhoven, L.M.; 2006; 3514 CP Utrecht; Leeuwerikstraat 1; tel. privé
mobiel: 06-14184407; E-mail privé:
loekgussenhoven(fl hotmail.com; d.
Hemmink, Mevr. J.D.; 2006; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 201; tel.
privé: 030-2109798; d.

*Hooft, Mevr. L.J.M.M.; 2006; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 258; d.

Kannekens, E.M.; 2006; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2; tel. privé mobiel:

06-4\\22109\\; E-mail privé: ekannekens@gmail.com

*Kolk, O. van de; 2006; 2517 TX \'s-Gravenhage; Obrechtstraat 277; d.

Kwant, Mevr. L.; 2006; 9402 EZ Assen; Thorbeckelaan 218; tel. privé

mobiel: 06-40853472; E-mail privé: lkwant8I@hotmail.com; medew. bij

G. Hegen en V.G. Schevers; tel. prakt.: 0591-361368; fax prakt.: 0591-

361671; E-mail prakt.: info@daphetzuidenveld.nl; d.

Loch, Mevr. LM.; 2006; 3723 TX Bilthoven: Donsvlinder 55; tel. privé

mobiel: 06-2889680; E-mail privé: imloch@gmail.com; d.

Naaijer, Mevr. EM.; 1995; 5991 AZ Baarlo; tel. privé: 077^770208; fax privé:

077-4773975.

Pol, Mevr. C. van de; 2006; 5492 CJ Sint-Oedenrode; Hoge Vonderstraat
24; tel. privé: 0413-478380; d.

*Pronk, A.R.; 2006; 3581 LA Utrecht; Oudwijkerdwarsstraat 57; tel.
privé: 030-2512320; E-mail privé:
ar_pronk@hotmail.com; d.
Slaa, J.W.; 2006; 3731 VC De Bilt; Cumulusweg 1 ; tel. privé: 030-6570656;
E-mail privé:
jwslaa@hotmail.com; medew. bij J. Brand, A.J. Brouwer,
J.M.J. Frijlink en Mevr. B.E.J. Kersten; tel. prakt.: 0341-252353; fax
prakt.: 0341-254385; E-mail prakt.:
info@dgcnunspeet.nl; d.
Tesselaar, Mevr. S.; 2006; 3582 VE Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan 25;
tel. privé: 030-2109367; d.

Verkleij, M.M.; 2004; 7711 DG Nieuwleusen; Ruitenveen 11; tel. privé: 0529-
483234; tel. privé mobiel: 06-12534252; E-mail privé;
mmverkleij@hotmail.
com;
medew. bij K.P. Rooda en G.J. Streefland; tel. prakt.: 0523-683333; fax
prakt.: 0523-683144; E-mail prakt.:
dsalland@xs4all.nl
Westendorp, S.Tj.; 1986; 4911 AV Den Hout; Houtsc Heuvel 63; tel. privé:
.06-51206439; E-mail privé:
sible@casema.nl; p.. Pluimveepraktijk West
Nederland; tel. prakt.: 06-51206439; fax prakt.: 084-7593630; E-mail
prakt.:
infoCdkippendokter.nl

*Wijnand, Mevr. M.; 2006; 3582 XE Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan
97; teL privé: 030-2511713; d.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-09-2006 maandag 28-08-2006

01-10-2006 maandag 18-09-2006

15-10-2006 maandag 02-10-2006

01-11 -2006 maandag 16-10-2006

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

We put farming first...

Enthusiastic vet wanted in SW and SE England,
ioo% farm animal practice

Could you deliver gold standard farm practice?

Take the w/hole farm approach. Be innovative and proactive.

All levels of experience considered.
Full time, part time, seasonal and job sharing possible.

stock i\'

i

Find out more at www.stocklst.co.iik.
call 0845 1212838 or email your CV
office@stock Ist. co. uk

Dierenkliniek
Oldenzaal-Losser

Wegens vertrek van een van onze collega\'s zijn wij op zoek
naar een:

enthousiaste
gezelschapsdierenarts
m/v

met goede sociale vaardigheden.

Daarnaast wordt verwacht dat hij of zij goed zelfstandig, maar
ook in een team kan werken. Frisse ideeën en een positieve
stimulans worden gewaardeerd. Daarnaast moet men zich hier
graag willen vestigen.

Wij bieden een gezellige, gemoedelijke praktijk, waar artsen
en assistentes op gelijke voet met elkaar omgaan. Het betreft
een fulltime baan met participatie in diensten. Er zal worden
samengewerkt met twee andere gezelschapsdierenartsen.
Associatie op termijn is bespreekbaar.

Dierenkliniek Oldenzaal-Losser is een gemengde praktijk
waar in het totaal zeven dierenartsen werkzaam zijn. Zij
worden ondersteund door zes assistentes.

Meer weten: www.dierenkliniekoldenzaal.nl. Brieven t.a.v.
Marjan Hulshof. Hengelosestraat 58 7572 BR Oldenzaal of
dapoldenzaal@hetnet.nl.

^M ge^^richi^ssi/JöeuWgef/,.,

^^ Csrpxoc/yl -

 voor s-oe/ieL \\>e^egei/

CARPRODfL® 20 mg tabletten voor hond«n
met runcMe«saroma - REG NL KMOO en
10401 - Werkzame stof: Carprofen 20 en 50
mg - Indicaties: ontsteking en pijn bij chroni-
sche aandoeningen van het bewegingsapparaat,
zoals bijvoorbeeld osteoartrose. - Doel-
dier: bond - Dosering: 2 tot 4 mg carprofen
per kg LG per dag in een enkele dosering
of in tvrte hatve doseringen; pijnstitling
duurt minstens 12 uur - Contra-indicatie:
hart-, leve^ of nieraandoeningen, gastroin-
testinaie ukeratie of bloeding, Woedaf-
wijkingen of overgevoeligheid voor het
product of voor andere NSAIDs; niet ge-
bruiken bij katten - Bijwerkingen; vermin-
derde eetlust en overgevoeligheid van het
maag-darmsieJsel. loals braken en diarree: in
zeldzame gevallen gastrointestinale bloedingen
-Verpakkingen: doos met 10 of 50 strips van
10 tabletten; tabletten van 20 mg en 50 mg.

„.T-Gt/r/e^ eev cei/ije p^jt/!

Tiendweg 8c - Postbus 67
2670 AB Naaldwijk NL
Tel. ( 31) 0174 643930
Fax ( 31) 017A 643924

(g^A

fis®™®

Carpr^dyl

, undvleessmaak

-ocr page 134-

ricor

safe & innovative nutrition

Pricor BV is een producent van premixen voor de diervoederindustrie. Pricor is binnen de Vitamex
groep verantwoordelijl< voor de Duitse en Nederlandse marl<t.

Pricor is producent van producten voor landbouwhuisdieren nnaar ook voor de honden- en
kattenvoeding. Pricor is op zoek naar versterking van haar team ivm het groeiende marktaandeel in de
vervangers van de voerbespaarders, middels het zeer succesvolle product Aromabiotic. Wij zijn voor
onmiddellijke indiensttreding op zoek naar het volgende profiel (m/v):

ACCOUNT MANAGER / NUTRITIONIST VARKENS

Uw functie:

• U bent verantwoordelijk voor de verkoop en nuthtionele ondersteuning voor een reeks key
accounts binnen Nederland en eventueel Duitsland

• Ondersteuning van de klanten bij de advisering naar hun agrarische klanten vindt plaats in de
vorm van troubleshooting

• U werkt binnen een team met een enthousiaste aanpak en rapporteert aan de Algemeen
Directeur van Pricor BV te Oudewater

Uw profiel voor deze functie :

• U bezit een universitair diploma en heeft affiniteit met de veevoedersector.

• U hebt een bijzondere interesse in de varkenshouderij, met andere diersoorten bent u echter ook
niet geheel vreemd.

• U bent vlot drietalig (Nederlands/Duits/Engels).

• U neemt initiatief, bent communicatief, teamgericht en een geboren verkooptalent.
Ons Aanbod:

• Een uiterst boeiende werkomgeving, met een competitief salarispakket.

• Een degelijke interne opleiding en ruime verantwoordelijkheid

Interesse? Aarzel dan niet en stuur uw sollicitatiebrief met gedetailleerd CV naar Pricor BV,
t.a.v. Afd.Personeelszaken, Postbus 51, 3420 DB in Oudewater of naar info@pricor.nl Wij
garanderen een discrete behandeling van u kandidatuur.

Voor vragen kunt u ook bellen met Dick Kroot(directeur) teinr. 06-54245729

Ter overname aangeboden

Gezelschapsdierenpraktijk met woonhuis in Noord-Holland
binnen een straal van 15 km van Amsterdam.

Goede dienstregeling. Serieuze gegadigden kunnen bellen naar
06-21270144

Wilt u meer vrije tijd?

Of met een verre vakantie?

Of gewoon minder werken?

Bel mij voor de waarneming van uw praktijk!

Maaike Crijpstra 06-14234333

Jonge, pas afgestudeerde dierenarts.

WHG Dierenziekenhuis Rotterdam,

__onderdeel van WHG Dierenartsen, is

DIERENARTSEN een vooruitstrevende grote gezel-
schapsdierenpraktijk.

WHC Dierenartsen zoekt dierenarts met als profiel:

- 2-3 jaar of langer intensieve ervaring in de geneeskunde van
gezelschapsdieren;

- Ruime ervaring op het gebied van de chirurgie;

WHC Dierenartsen vraagt:

- Een flexibele instelling t.a.v. planning en organisatie;

- Bereidheid tot participatie in de avond-, nacht- en
weekenddiensten.

WHC Dierenartsen biedt:

- Een leuk, enthousiast en jong team collega\'s;

- Doorgroeimogelijkheden op zowel veterinair als
organisatorisch gebied;

Sollicitaties

Bovenstaande vacature willen wij zo snel mogelijk invullen. Is
uw interesse gewekt? Stuur dan een sollicitatiebrief met CV
naar:
WHC Dierenziekenhuis Rotterdam, t.a.v. John Storm,
praktijkmanager, Pascalweg 4,3076 JP, Rotterdam. E-mailen
kan natuurlijk ook: j.storm@whgdierenartsen.nl.
Surf voor de volledige vacaturetekst en rtieer informatie over
WHG dierenartsen naar onze website www.whgdierenartsen.nl

WHC dierenartsen zoekt een
Fulltime gezelschapsdierenarts m/v

li^

-ocr page 135-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

S u ram OX

r^ I 5% Premix |

Pulmodox

m-ii

Me lingitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
res|iiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyof neumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
kon ende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
1 Pulmodox 5% Premix.

Dm
{\\rbi :
mix

Door iet gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
echn ïken, zoals het coaten van de werkzame stof door
nidd^ van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
^irbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
\'oer.

^et Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
lomogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
ange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door 5tre/)tococcu5Su/s. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 136-

Als Mazzel
kon praten

...ZOU hij vragen om

(selamectine)

Omdat Stronghold® zowel volwassen
vlooien op het dier als larven en
eieren in de omgeving doodt.

Omdat bij Stronghold® veiligheid
en doseringsgemak voorop staan.

• Omdat Stronghold® ook nog
werkzaam is tegen andere
in- en uitwendige parasieten.

• Omdat Stronghold® uitsluitend
verkocht wordt via de dierenarts.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 57 • 2900 AA Capelle a/d l.lsg

© 2005 Pnzer Animal Health bv - Capelle a/d IJssI
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

e-mail: strongholdinfo@pfizer.com

illustraties: Henk Vrieselaar

Stronghold*, werkzame stof: selamectine • EU/2/99/014/001 -006 UOA • diergeneesmiddel • doeidier: hond en kat
• indicaties: behandeling en preventie van vl ooienbes mettin gen door werking tegen volwassen vlooien, larven en
eieren, onderdeel van de behandelingsstrategie bij vlooien-allergie-dermatitis, behandeling van oormijt, behan-
deling van bijtende luizen, behandeling van spoelwormen
{Toxocara) en preventie van hartwormen bij hond en
kat. behandeling van intestinale haakwormen
{A. tubaeforme) bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcopfes
scabiefi bij de hond • toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine •
contra-indicaties: niet toedienen aan dieren jonger dan 6 weken en aan zieke katten met een naar grootte en
leeftijd te laag gewicht • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toedienen, niet oraal of parenteraal of in de
gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia, in een enkel geval gepaard gaande met lichte voorbij-
gaande irritatie werd incidenteel waargenomen bij de kat • voor verdere informatie zie bijsluiter.

Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

-ocr page 137-

De diagnostiek en therapeutische mogelijkheden bij
een
Rhodococcus equi infectie bij het paard

Vertebrale osteomyelitis veroorzaakt door een
Rhodococcus equi infectie in een drieënhalf maand oud
KWPN-veulen

Onderzoek naar de invloed van voer bij honden met
een congenitale portosystemische shunt

Beroepsintegriteit voor dierenartsen

Nieuwe telefonische helpdesk KNMvD

Deel 131 • Aflevering 17 • 1 september 2006

30 AÜ&.2006

nklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 138-

^SQtUBEN;

; i O too

,o

C

- Uitsluitend veriuijgbaar op voorschrift van de dierenarts

- Wachttijd voor vlees slechts 4 dagen

- Geen wachttijd voor eieren

- Met de bekende werkzaamheid en veiligheid van flubendazole

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Voor meer infóimatie:

bel naar Janssen Animal Health

013-583 72 75

of kijk op www.wormvrij.nl

•I: Flubendazole 100 mg/g / DoMdter «n Mlcatln: 81J Mppm (lAghmntn, tokhennen nr, opfok^

(t door Aacarldla galli, Hatarakla gi

I» 100 mg/Q orala «mulsl«- UDA / <

>d ru toediening van de therapeutisclte dosis aan varkens of kippen. / w»cMtl|den: Vlees «i slachtafval: k^pen

Ie la beschikbaar op aaimaag bl| de bi

rt «oor Aacartt »wmi / DoMrIng; Kippen: 1,43 mg nubendazoM per kg HctiMmsgewicnt per dag orul toegediend geduretide 7 dagen. Varkans: 1 mg tlubendazole per kg llchaamsgewtetil par dag (x

h) drinkwater / Contra-iiMHcallM: Niet gebruiken IHI overgevoeligheid voor het werkiama twatanddeel ot Mn van de Iti
an vaikens: 4 dagen, eteren: nul dageny
Vafantwoordelllto OAdeniamhtg: Jans*«) Aiilmal Health B V BA TUmhoutseweg 30 8-2340 »

9. Ed. Janssen Animal Health. TUmhoutseweg 30,2340 Beerse, Belglum, ianahOianbe.jn).coin

-ocr page 139-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 131
Aflevering I7
september 2006

Inhoud

Cover: foto\'s van pagina 603 en 626
Uit de redactie

Overzichtsartikel

De diagnostiek en therapeutische mogelijkheden van een Rhodococcus equi infectie bij het paard;
M.
Boswinkel en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Overig artikel

Vertebrale Osteomyelitis veroorzaakt door een Rhodococcus equi infectie in een drieënhalf maand oud
KWPN-vculen; M.
Boswinkel, J.J. van der Lugt en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Nieuws

602

612
618

Nieuws

Voor de praktijk

Praktijk in Bedrijf

In veterinair
verband

Congressen en
symposia

Onderzoek naar de invloed van voer bij honden met een congentiale porto-systemische shunt;
Sarah Proot en Jan Rothuizen

Ontwormen volgens Europese normen (ESCCAP); Werkgroep Veterinaire Parasitologie Nederland

Veterinair Tuchtrecht

Niet sollen met Furosol; laira Boissevain
Interview

Beroepsintegriteit voor dierenartsen; Miel Bingen

Gesignaleerd

Berieten en verslagen

It\'s a different way, studeren in de USA; Diana de RooiJ

Uitgelicht

Referaten

Boekbespreking

Is een drukke praktijk een goedlopende praktijk?; Anton Beijer
Ingezonden

Reactie op ingezonden brief dhr. R.F. Bergsma; Aline Noordam
Aankondiging

Vaccineren... gezondheid voor een prikkie?
Veertigste veterinaire ruiterdag
Gebitsgroblematiek bij het gezelschapsdier

619

620

621

622

624

625
627

627

628

629

630

631
631

631

632

Rilexine 200 LC: slechts 2 dagen wachttijd!
WACHTTIJD = GELD

• breed werkzaam spectrum

• effectief regen de meest voorkomende mastitisverwekkers

• kortere wachttijd betekent:

- sneller aan de melk

- enorme besparing op de behandelingskosten

Your partner in Animal Health

NIEUW!

Uniek pootbandje

\\firb>eicz

Rilexine® 200

Lactating Cow

ANIMAL HEALTH

Rilexine 200 LC Diergeneesmiddel REG NL9348. Samenstelling: per 10 ml suspensie: Cefalexine-monohydraar. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. Indicatie: klinische mastitis veroorzaakt door voi
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae. Streptococcus Uberis. Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. Doeldier: melkgevend rund. V^achttijd melk: 2 dagen,
slacht: 6 dagen. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info<\'iVirbac.nl, vvww.virbac.nl

-ocr page 140-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, voorzitter
Drs. H.A. Beijer
Dr. M.F. de Jong
Dr. R. Kuiper
.Drs. J.T. Siebinga
:Dr. R.S. Schrijver
,Dr. E. Teske
IDr. J.H. Vos
br. M.A. Willeinen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, Belgie)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. P.R. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tiJAdBÉMBvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ieden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt IMMHll door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100. 3508 AC
nr. 69 93 61 443._

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Oner, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Uit de industrie

Nieuws uit de industrie

633

633

634

535

635

636
636

630

Maatschappijnieuws

Nieuwe telefonische helpdesk KNMvD; Henry Dijkman

BBB-Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 8, augustus 2(X)6

CPCH-column
Maatschappijnieuws

Op safari met Regio Oost; Marieke Huisman

Personalia

Doorlopende agenda

jubilea
Pe

Review paper

Diagnosis and therapy of Rhodococcus equi infection in the horse; M. Boswinkel,
and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Other paper

Vertebral osteomyelitis caused by Rhodococcus equi in a three-and-half-month-old
Dutch Warmblood foal;

Boswinkel,J.J. van der Lugt, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

612

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

602

-ocr page 141-

Voorop loper)

Tijdens mijn eerste baan in een paardenldiniek in het noorden des lands (1982) hadden mijn werk-
gevers via de Ereraad een emotioneel hoog oplopende discussie over de grootte van het praktijk-
bord met de buurtpraktijk. De uitleg van de Code voor de dierenarts was toen dat een naambordje
op de gevel van ansichtkaartformaat tot hooguit een A4 \'tje de limiet was. Achter een anonieme gevel
goed je best doen. dat achtte men voldoende (zeker bij een vrije vestiging).

Zo ging dat vroeger (1982). Hoewel vroeger ...? In het artikel van Miel Bingen op pagina \'s 622 en
623 over de beroepsintegriteit van de dierenarts, constateert prof. dr. Wempe dat onze beroepsgroep
bij maatschappelijke debatten in de media nu niet bepaald schittert middels heldere standpunten.
Dierenartsen zitten mediatechnisch kennelijk nog steeds te veel achter een anonieme gevel. Want
laten we eerlijk zijn, de KNMvD is nu niet bepaald de organisatie die door de pers als eerste
gebeld wordt bij bijvoorbeeld blue tongue. Wil je echter als brancheorganisatie brede maatschap-
pelijk invloed hebben, dan moet je niet alleen zorgen dat je telefoonnummer in de klapper bij elke
ambtenaar zit. maar ook bij elke journalist, het NOS Journaal et cetera. Daarvoor zul je frequent
zelf actief de mediahoer op moeten met een goed en helder verhaal. Overigens kan dat pas na een
uitgebreide mediatraining van alle betrokkenen. Op het AAHA congres in Tampa werden in 2005
uitstekende workshops gegeven voor dierenarts-praktijkhouders over de vraag hoe je in de media je
boodschap kwijt kunt en hoe je om moet gaan met slecht nieuws in de media over jouw organisatie.
Want elke praktijk kan met de media in aanraking komen.

Elke praktijk? Ja. want tegenwoordig gaat dit heel anders dan in 1982, zoals het mediaoffensief
van de nieuwe keten \'Elke dierenartspraktijken\' laat zien. Elke vestigt momenteel landelijk die-
renartspraktijken binnen Jumper dierenspeciaalzaken. Dat plaatst het pleidooi van collega Noor-
dam in haar ingezonden brief voor meer samenwerking tussen dierenarts en dierenspeciaalzaak
ironisch genoeg alweer in een ander, geheel nieuw licht. Zo snel kunnen ontwikkelingen gaan,
wellicht binnenkort zelfs in Wolvega. Hoewel deze ontwikkelingen met ketens van nieuwe praktijken
nu ook weer niet per definitie altijd slecht hoeven te zijn voor de diergeneeskunde als geheel. Ik kan
u daarover uit eerste hand op de hoogte houden, want een van de drie Elke vestigingen zit hemels-
breed nog geen 300 meter van onze praktijk af. Voorop lopen is soms leuk, soms minder leuk, maar
nooit saai.

Uit

de redactie

Anton Beijer

TI i d sfiJuy^^^H

Diergenees

-ocr page 142-

De diagnostiek en therapeutische mogelijkheden van een
Rhodococcus equi infectie bij het paard

M. BoswinkelM.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan \'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Rhodococcus equi is een belangrijke veroorzaker van
pneumonie bij het veulen. Daarnaast kunnen gedurende
een infectie ook andere orgaansystemen betrokken
raken. Door het intracellulaire karakter van
R. equi en de
vorming van pyogranulomateus ontstekingsweefsel en
abcessen moeten veulens langdurig behandeld worden.
De goede farmacologische eigenschappen van de combi-
natie erythromycine en rifampicine hebben de over-
levingskansen voor veulens met een
R. equi infectie
vergroot. Toch hebben een aantal bijwerkingen van ery-
thromycine, die zowel bij het veulen als de begeleidende
merrie worden gezien, onder andere geleid tot onderzoek
naar nieuwe therapeutische mogelijkheden. Azithromy-
cine of clarithromycine in combinatie met rifampicine
lijkt op dit moment een goed alternatief. De therapie
blijft echter duur en de risico\'s van de laatst genoemde
therapie, voor met name de merrie, zijn nog onvoldoende
bekend. Een juiste diagnosestelling en een veilige omgang
met de medicatie zijn daarom van groot belang voor de
behandeling van
R. equi bij veulens.

Summary

Diagnosis and therapy of Rhodococcus equi infection in
the horse

Infection with Rhodococcus equi is an important cause of
pneumonia in foals, but other organ systems may also be af-
fected. The intracellular presence of
R. equi and the forma-
tion of granulomatous and suppurative inflammatory tissue
mean that prolonged treatment is needed. The pharmacologi-
cal properties of the combination of erythromycin and rifam-
picin have improved the survival of foals infected with
R. equi;
however, erythromycin can cause adverse reactions in foals
and mares, which has prompted the search for alternative
therapies. The combination of azithromycin or clarithromycin
with rifampicin seems to be a promising alternative. However,
these combinations are expensive and adverse effects remain
to be determined, especially in the dams of treated foals. Thus
correct diagnosis and appropriate use of drugs are essential
for the treatment
o/R. equi infection in foals.

Inleiding

Rhodococcus equi is een belangrijke oorzaak voor het ont-
staan van een pneumonie bij veulens van gemiddeld één tot

1 Departement Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten. Faculteit der
Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan 114, 3584 CM Utrecht, telefoon:
030-2531 UI. fax 030-2531256. E-mail: m.boswinkel@vet.uu.nl.

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131; 602-611.

zes maanden leeftijd (35). Ondanks het feit dat wereldwijd op
de meeste paardenbedrijven de bacterie is terug te vinden en
veel paarden positieve titers hebben, is er een grote variatie in
de prevalentie van
R. equi tussen deze bedrijven. Pathogene
(VapA) en apathogene stammen van
R. eqid spelen hierbij
een rol. Op bedrijven waar klinische gevallen van
R. equi
enzoötisch voorkomen, kunnen de kosten voor diagnostiek,
therapie en uitval van veulens zeer hoog oplopen (31). De
diagnostiek van
R. equi is in de praktijk vaak niet gemakke-
lijk. Een combinatie van ziektegeschiedenis, klinisch onder-
zoek en aanvullende diagnostiek moet leiden tot de waar-
schijnlijkheidsdiagnose (35). Gezien het pyogranulomateuze
karakter van de ontsteking en de vorming van abcessen in de
longen moet een antibioticumkuur bij veulens met een
R. equi infectie lang worden voortgezet. De combinatie van
erythromycine en rifampicine heeft, dankzij de gunstige far-
macologische eigenschappen van de middelen, de over-
levingskans sterk vergroot (28, 42, 54, 78, 80, 89, 104). De
wisselende orale biologische beschikbaarheid (28), de fre-
quente toediening (42, 76) en de bijwerkingen (56, 58, 88)
van erythromycine vormen echter nadelen van deze therapie.
Tevens bestaat het gevaar dat de merries, waarvan de veulens
worden behandeld met erythromycine, een ernstige acute
Co-
litis ontwikkelen (6, 7, 39). Door coprofagie, het aflikken van
de mond van het veulen en het knoeien met medicatie door
diegene die de behandeling uitvoert kan de merrie in aan-
raking komen met geringe hoeveelheden erythromycine. Ge-
zien deze nadelen is er gezocht naar mogelijke alternatieven
voor erythromycine in de therapie van
R. equi bij het veulen.
Door de risico\'s voor veulen en merrie en de hoge kosten van
een
R. equi therapie is het belang van goede diagnostiek erg
groot.

In dit overzicht zal aan de hand van literatuurgegevens wor-
den ingegaan op de infectieroute en Pathogenese, de diagnos-
tiek en de therapeutische mogelijkheden van
R. equi bij het
veulen. Met name de effectiviteit en het optreden van bijwer-
kingen zullen daarbij aan de orde komen. Tot slot zal op basis
van de effectiviteit van de verschillende antimicrobiële thera-
peutische mogelijkheden en de eventuele bijwerkingen hier-
van een voorstel worden gedaan voor de behandeling van
R. equi bij het veulen.

Infectieroute en Pathogenese

R. equi is een Gram-positieve facultatief intracellulaire bac-
terie, die ubiquitair voorkomt en waarvan is aangetoond dat
het zich kan vermeerderen in zowel de bodem als de mest van
paarden en veulens (4, 21, 47, 79, 90, 91, 102, 103).
R. equi wordt na inhalatie van gecontamineerde grond, mest
of stof opgenomen door longmacrofagen. De bacterie is in
staat, na te zijn gefagocyteerd, te overleven in de macrofaag
door de fagosoom-lysosoom fusie te blokkeren en zich op die
manier intracellulair te vermeerderen (13, 40, 105, 106).
Inhalatie van gecontamineerde stofpartikels is dan ook de be-

-ocr page 143-

langrijkste route waarlangs een R. equi pneumonie ontstaat
(35,44, 73). De pathologische veranderingen, die kunnen op-
treden in en rondom het maagdarmkanaal, zijn waarschijnlijk
het gevolg van ingestie van gecontamineerde grond of faeces
(coprofagie van het veulen), dan wel via het ophoesten en
doorslikken van secretum vanuit een bronchopneumonie (44,
51, 75,77,93). Verder kan de
R. equi bacterie vanaf één week
leeftijd ook bij gezonde veulens in de mest worden aange-
toond en worden op een leeftijd van acht weken kwantitatief
de meeste bacteriën per mm\' aangetroffen (92). Of dit echter
direct gevolgen heeft voor een intestinale besmetting is on-
duidelijk. Transplacentaire infectie (87, 99) en infectie via de
navel (85) zijn eveneens beschreven.

Infecties van andere organen als gevolg van R. equi zijn
meestal secundair en dus een complicatie van een infectie van
de longen en/of het colon. Naast immuungemedieerde syno-
vitis subcutane abcessen, cellulitis, lymfangitis, uveitis, hypo-
pyon en septische artritis wordt ook een enkele keer osteomy-
elitis gezien (11, 22, 35, 71, 73, 75, 107). Deze infecties
ontstaan langs hematogene weg (17,34,61,68, 75).
Gezien het feit dat
R. equi in longmacrofagen kan overleven,
is in het verleden gesuggereerd dat deze macrofagen tegelij-
kertijd drager konden zijn voor de hematogene verspreiding
van de bacterie (75). Echter, uit recenter onderzoek komt naar
voren dat, onafhankelijk van het doden van intracellulaire
bacteriën, weefselmacrofagen (i.e. longmacrofagen) lokaal
aanwezig blijven en zich niet verder dan het niveau van regi-
onale lymfknopen verspreiden (36, 43). Dat suggereert dat
vrij circulerende bacteriën verantwoordelijk zijn voor de
hematogene verspreiding (35, 73).

Klinische symptomen en diagnostiek

Ten aanzien van de diagnostiek van R. equi bij het veulen is het
van essentieel belang om zoveel mogelijk informatie te verza-
melen, die de waarschijnlijkheid van een
R. equi infectie ver-
groten. Alleen een uitgebreide ziektegeschiedenis van het van
R. equi verdachte veulen is niet genoeg. De ziektegeschiedenis,
de klinische gegevens en eventueel de pathologie gegevens van
andere veulens, waarmee het betreffende veulen in contact is
geweest, zijn minstens zo belangrijk, alsmede de gegevens van
vergelijkbare zieke veulens in het verleden.
Een
R. equi infectie bij het veulen manifesteert zich in de
meeste gevallen als een pyogranulomateuze bronchopneumo-
nie met vaak uitgebreide abcesvorming in de longen en lym-
fadenitis van mediastinale lymfknopen (Fig. 1 en 2) (107).
Naast de respiratoire vorm wordt een intestinale vorm
beschreven, waarbij een mesenteriale lymfadenitis (Fig. 3)
optreedt. (73, 107). Dit kan gepaard gaan met villusatrofïe,
necrotisering van darmmucosa, pseudo-membranen (difteri-
sche membranen) of een ulceratieve enterocolitis (Fig. 4)
(107) en leidt in die gevallen tot diarree. Ongeveer 50% van
de veulens met
R. equi pneumonie, die voor pathologisch on-
derzoek werden aangeboden, had ook veranderingen in en
rondom het darmkanaal (107). Alhoewel de grootste meerder-
heid van de veulens met een
R. equi pneumonie geen klini-
sche symptomen van het maagdarmkanaal vertoonde. Slechts
4% van de veulens met een
R. equi infectie toonde een necro-
tiserende ulceratieve colitis, gepaard gaande met diarree, zon-
der dat er sprake was van longpathologie. Andere, secundaire
problemen in het verloop van een
R. equi bronchopneumonie
zijn een immuuncomplex-gemedieerde polysynovitis, een
septische artritis en een osteomyelitis (16, 53, 63, 89). De

aseptische polysynovitis welke in eenderde van de gevallen
van
R. equi pneumonie wordt gezien, leidt maar zelden tot een
zichtbare kreupelheid (89). Daarentegen komen een septische
arthritis en osteomyelitis maar incidenteel voor. Daarbij zijn
de veulens zeer ernstig kreupel en/of vertonen neurologische
symptomen en in deze gevallen zijn intensieve parenterale en
locale therapie noodzakelijk. De prognose van de septische
arthritis en osteomyelitis is slecht (35).
Het feit dat de infectie in de longen zich maar langzaam uit-
breidt én het feit dat veulens over het algemeen goed kunnen
compenseren voor dat deel van de longen dat is aangetast,
maken het vaak moeilijk om de ziekte in een vroeg stadium
vast te stellen. Klinische verschijnselen beperken zich in een
vroeg stadium tot een licht verhoogde ademhalingsfrequentie
en lichaamstemperatuur (35). Deze symptomen worden nog-
al eens onvoldoende onderkend of zelfs genegeerd. Meestal
is \'een acute klinische verslechtering\' in een verder gevor-
derd chronisch stadium pas het moment waarop aan een
R. equi pneumonie wordt gedacht. Klinische verschijnselen
gaan dan gepaard met verminderde eetlust, lethargie, acces-
soire adembewegingen, tachypneu, te abdominaal ademen en
stijgende koorts (35). De mate van hoesten en nasale uitvloei-
ing is in zo\'n stadium wisselend.

In enkele gevallen verloopt een R. equi infectie subacuut en
gaat gepaard met heftige dyspneu en hoge koorts, vaak zon-
der dat er in de ziektegeschiedenis respiratoire klachten wor-
den beschreven. In deze subacute gevallen is de mortaliteit
hoog, ondanks intensieve therapie (9).
De bevindingen van longauscultatie bij
R. equi pneumonie
kunnen sterk variëren, afhankelijk van de mate van aantasting
van longweefsel. Meestal zijn de longgeluiden verscherpt en
soms kunnen uitgebreid ronchi, chiemen en piepen waarge-
nomen worden. In gevallen waarin consolidatie van long-
weefsel of abcesvorming aan de periferie van het longveld is
ontstaan, kan bronchiaal ademen worden gehoord. Bij uitge-
breide consolidatie zijn de longgeluiden vaak verzwakt en
kan middels percussie lokale demping worden vastgesteld.
Pleurale effusie treedt nagenoeg nooit op. Overigens dient
opgemerkt te worden dat de bevindingen bij auscultatie vaak
niet gecorreleerd zijn aan de ernst van de aandoening (29).
Het is, naar de mening van de auteurs, niet mogelijk om een
onderscheid te maken tussen enerzijds een
R. equi infectie en
anderzijds andere pathogenen, die aangrijpen in de diepere

-ocr page 144-

luchtwegen en kunnen leiden tot een bronchopneumonie met
eventueel abcesvorming (bijvoorbeeld
Str. zooepidemicus).
Zeker op paardenbedrijven, waar niet bekend is of R. equi
eerder een rol heeft gespeeld, wordt aangegeven dat het on-
mogelijk is om op basis van lichamelijk onderzoek de diag-
nose
R. equi infectie te stellen (35). Daarmee is aanvullend
diagnostisch onderzoek een vereiste, voordat een gerichte
therapie tegen
R. equi wordt ingesteld. Bloedonderzoek toont
vaak een forse leucocytose, met name veroorzaakt door een
neutrofilie, en een verhoogd fibrinogeengehalte (29, 89).
Deze bevindingen vormen slechts een hulpmiddel voor het
stellen van een waarschijnlijkheidsdiagnose, gezien het feit
dat deze veranderingen bij elke vorm van (chronische) ont-
steking kunnen optreden. Op paardenbedrijven met een hoge
prevalentie van
R. equi pneumonie kan het monitoren van het
totaal aantal leucocyten bij de vroege detectie van een infec-
tie wel een grote rol spelen (32). Sensitiviteit en specificiteit
bij meer dan 15 G/1 leucocyten is in die gevallen 78.6%, res-
pectievelijk 90.8%. Een evenredige correlatie tussen de
hoogte van de leucocytose en de prognose van een bewezen
R. equi infectie wordt zowel onderkend (29) als ontkend (89).
De Universiteitskliniek voor Paarden in Utrecht maakt bij de
diagnostiek geen gebruik van het fibrinogeengehalte, maar
van het totaal aantal leucocyten en de differentiatie hiervan
en van het totaal eiwitgehalte met de electroforese. In Tabel 1
zijn de gegevens van 10 veulens met een bewezen
R. equi in-
fectie gegeven met de voor die leeftijd bijbehorende referen-
tiewaarden. Daarbij valt op dat bij enkele veulens het totale
serumeiwitgehalte gestegen is. Onafhankelijk van deze stij-
ging van het totale eiwit, wordt bij alle 10 veulens een forse
stijging van de alfa-globulinenfractie gezien. Tot de alfa-glo-
bulinen behoren de acute fase eiwitten, die stijgen bij een
acute ontstekingsreactie. Deze globulinenfi-actie kan hoog
blijven zolang een ontsteking actief blijft, ook in het geval
van bepaalde chronische ontstekingen, zoals bij een
R. equi
infectie. Naast de alfa-globulinenfractie kan de gamma-glo-
bulinenfractie eveneens verhoogd zijn. Toch illustreert Tabel
1 maar een lichte toename van deze fractie. Dit kan naar de
mening van de auteurs te maken hebben met het stadium
waarin de ontstekingsreactie verkeert. De beta-globulinen-
fractie is evenals de alfa-globulinenfractie duidelijk ver-
hoogd, wat meestal wordt gezien bij parasitaire infecties van
maagdarmkanaal. In hoeverre bij de veulens, geïllustreerd in

Tabel 1, parasitaire infecties voorkwamen, is niet bekend.
Een relatie met de bewezen
R. equi infectie is niet te geven
Het gebruik van het totaal eiwit en de electroforese blijken
net als het aantal leucocyten bij bloedonderzoek dus niet vol-
doende specifiek en kunnen derhalve alleen als hulpmiddel in
de diagnostiek worden aangemerkt.

Röntgendiagnostiek vormt vaak een onmisbaar hulpmiddel
bij de bevestiging van een vermeende pneumonie, de beoor-
deling van de ernst van de pneumonie, alsmede het effect van
een ingestelde therapie. Het röntgenologische beeld van een
R. equi pneumonie wordt gekenmerkt door vrij uitgebreide
alveolaire infiltraten met lokaal tekenen van consolidatie van
longweefsel (Fig. 5) (29). De alveolaire infiltraten kunnen
een min of meer afgerond aspect krijgen met centraal verval
en gasvorming. Dit beeld is indicatief voor de vorming van
abcessen en suggestief voor een
R. equi pneumonie. In tegen-
stelling tot wat nog wel eens wordt aangenomen, is de ernst
van de röntgenbevindingen doorgaans niet gecorreleerd met
de prognose van
R. equi (9, 29, 89). Echografie van de thorax
vormt, in gevallen waarin röntgendiagnostiek niet voorhan-
den is, een mogelijk hulpmiddel (35). Alhoewel röntgendiag-
nostiek vele malen meer informatie oplevert in het geval van
een verdachte
R. equi pneumonie, omdat de gehele longen

-ocr page 145-

zichtbaar gemaakt kunnen worden, kunnen in sommige ge-
vallen
R. equi abcessen zich aftekenen als echoarme en min
of meer ronde structuren, waarin het luchthoudende long-
weefsel ontbreekt (82). Voorwaarde is dat deze abcessen zich
in de periferie van het longweefsel bevinden.
De meest betrouwbare en effectieve methode (\'gouden stan-
daard\') om
R. equi aan te tonen, is om cytologie en bacterio-
logisch onderzoek te verrichten van secretum, dat verkregen
is middels een transtracheale spoeling (Transtracheal Wash =
TTW) (89). Als alternatief voor de TTW kan gekozen worden
voor een systeem, waarmee op steriele wijze, via het bioptie-
kanaal van een flexibele endoscoop, secretum kan worden
verkregen uit de diepere luchtwegen (19). De Universiteits-
kliniek voor Paarden in Utrecht prefereert de TTW, omdat
daarmee de kans op contaminatie door kiemen uit de voorste
luchtwegen en het risico op overgroei wordt vermeden. De
sensitiviteit van een TTW voor het aantonen van
R. equi bij
bacteriologisch onderzoek loopt uiteen van 62% tot 100%
(42, 59, 65). Het gebruik van antibiotica voorafgaande aan
het uitvoeren van een TTW kan de groei van
R. equi negatief
beïnvloeden. Naast bacteriologisch onderzoek kan het ver-
kregen secretum (TTW) cytologisch beoordeeld worden op
het voorkomen van intracellulaire Gram-positieve pleomorfe
staafjes. Hiermee kan in een vroeg stadium de waarschijnlijk-
heid van een
R. equi infectie worden vastgesteld (35). Een
definitieve uitslag van het bacteriologisch onderzoek, dat ge-
middeld 48 tot 72 uur vergt, is echter van essentieel belang
voordat een gerichte therapie tegen
R. equi wordt ingesteld.
In een studie in Pennsylvania werd namelijk aangetoond dat
in 61 % van veulens met een positieve kweek middels cytolo-
gie
R. equi bacteriën werden aangetroffen (89). Ten slotte
biedt een positieve kweek van
R. equi de gelegenheid tot het
uitvoeren van een antibiogram. Zodoende kan, rekening hou-
dend met verschillen tussen de in vitro en in vivo gevoelig-
heid en effectiviteit, een juiste antibioticumkeuze worden ge-
maakt en mogelijke resistentie tegen bepaalde antibiotica
worden beoordeeld.

Therapie

Algemeen

Een groot aantal antibiotica blijkt in vitro goed werkzaam te
zijn tegen
R. equi (35, 73). Echter, in vivo blijkt de effectivi-
teit van de meeste antibiotica erg tegen te vallen. Dit hangt
samen met het feit dat
R. equi een facultatief intracellulaire
bacterie is, die in staat is in macrofagen te overleven en te
vermeerderen (Fig. 6 en 7) (45). Daarnaast gaat de infectie
gepaard met de vorming van granulomateus ontstekings-
weefsel met abcesvorming. Het doordringbare vermogen
van de meeste antibiotica die in vitro hun werkzaamheid te-
gen
R. equi hebben bewezen, is onvoldoende in deze granu-
lomen. Vóór de introductie van de combinatietherapie van
erythromycine en rifampicine in de jaren tachtig, was de
prognose van
R. equi dan ook slecht. Overlevingskansen la-
gen in die tijd rond 20% (24). Vanaf het moment dat erythro-
mycine en rifampicine als standaardtherapie tegen
R. equi in
gebruik werd genomen, overleefde 59% tot 88% van de veu-
lens met een
R. equi pneumonie (1, 16,42). De in vivo effec-

-ocr page 146-

tiviteit van deze antimicrobiële therapie wordt voor een groot
deel bepaald door de lipofiliteit en daarmee het penetratie
vermogen in macrofagen en neutrofiele granulocyten (41,
42, 80).

Erythromycine

Erythromycine behoort samen met spiramycine, clarithromy-
cine en azithromycine tot de macroliden. Macroliden zijn met
name werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën en beperkt
werkzaam tegen Gram-negatieve bacteriën (23). Erythromy-
cine is bacteriostatisch en in hogere concentraties ook bacte-
ricide. Erythromycine is een lipofiel antibioticum en dus vet-
oplosbaar, en dringt goed door in de cel en in abcessen.
Intracellulair worden dan ook hoge concentraties gemeten
(64, 81). Daarmee heeft het een goede werkzaamheid tegen
intracellulaire bacteriën, waaronder
R. equi (23). Het antibio-
ticum is het best werkzaam in basisch milieu, en in abcessen
met doorgaans een zuurder milieu worden de macroliden
deels geïnactiveerd. Erythromycine wordt in de lever gemeta-
boliseerd en via de gal uitgescheiden. Vervolgens doorioopt
het deels een enterohepatische kringloop. Als bijwerking van
macroliden wordt een dysbacteriose genoemd (23). Voor het
paard zijn op dit moment alleen orale humane preparaten be-
schikbaar. In Nederiand is op dit moment geen enkele vorm
van erythromycine voor het paard geregistreerd.

Rifampicine

Rifampicine behoort tot de groep rifamycinen. Het antibioti-
cum is goed werkzaam tegen Gram-positieve bacteriën en is
bacteriostatisch en in hogere concentraties ook bactericide
(23). Dit laatste is mede afhankelijk van de gevoeligheid van
de kiem. Er treedt snel resistentie op tegen rifampicine. Daar-
om wordt altijd gekozen voor een combinatietherapie met
erythromycine of een andere macrolide (3, 23, 94). Rifampi-
cine is sterk lipofiel en heeft een goed intracellulair doordrin-
gingsvermogen. Het antibioticum bereikt hoge concentraties
in macrofagen en neutrofiele granulocyten. Daarmee heeft
het tevens een goede werkzaamheid tegen
R. equi (23).

Tabel i. Bloedwaarden van lo veulens van verschillende leeftijd met een bewezen Rhodococcus equi Infectie

Referentie-

Ht
(1/1)

Hb

(mmol/l)

Leucocvten
(G/1)

Neutrofielen
(G/l)

1 Lvmfocyten TE
(G/l) (gn)

Albumine
(g/l)

alfa-

globulinen
(g/l)

beta-

globulinen
(g/l)

gamma-

globulinen

(g/l)

leeftijd
(mnd)

Klinisch
verloop

waarden

0.33 ± 0.04

6.9 ± 0.8

9.4 ± 2.3

6.0 ± 1.0

3.3 ±1.0

51 ±4

29.8 ± 1.4

6.8 ±1.2

9.9 ±0.7

4.5 ±1.3

1 maand

A

0.31

7.3

25.2

19.2

4.0

64

24.6

18.7

13.7

7.0

1

hersteld

Referentie

waarden

0.33 ±0.04

7.2 ±1.0

12.1 ±2.5

7.3 ± 1.3

4.7 ±1.3

52 ±3

30.0 ± 1.7

7.3 ± 1.4

9.8 ±0.8

4.0 ±0.9

2 maanden

B

0.24

5.9

21.8

19.9

0.4

56

18.7

18.7

12.8

5.0

2

euthanasie

C

0.27

6.4

72.9

64.9

8.0

59

24.4

14.5

12.9

7.3

2

euthanasie

D

0.31

6.9

19.0

17.3

1.7

55

20.5

16.0

12.3

6.3

2

euthanasie

E

0.28

6.7

37.0

32.9

3.3

78

27.9

19.3

20.1

10.8

2

hersteld

F

0.27

6.6

47.9

43.6

1.4

53

21.8

14.6

11.4

5.1

2

overleden

Referentie

waarden

-0.35 ± 0.04

7.4 ± 0.8

13.5 ±3.3

7.8 ± 1.5

5.7 ±1.5

53 ±3

31.4±1.7

7.8 ±1.3

9.8 ±0.8

4.0 ± 0.8

3 maanden

G

0.35

7.8

42.2

33.7

8.4

59

23.3

15.7

11.8

8.9

3

euthanasie

H

0.28

7.0

20.3

16.8

3.2

81

28.6

21.4

18.8

12.2

3

euthanasie

Referentie

waarden

-0.40 ±0.03

8.4 ± 0.5

12.5 ±2.6

6.1 ± 1.8

6.3 ±1.8

57 ±3

34.5 ± 1.9

8.4 ± 1.2

9.6 ± 1.1

4.5 ±1.0

5 maanden

I

0.30

6.9

28.1

21.6

5.9

71

18.1

20.7

17.3

14.8

5

euthanasie

J

0.33

8.3

60.1

54.1

5.4

60

21.5

13.3

16.8

8.4

5

euthanasie

Referentiewaarden overgenomen uit Brommer et al. Vet Quart. 2001; 23: 92-95.

Rifampicine wordt in de lever gemetaboliseerd en groten-
deels uitgescheiden via de gal. Een kleiner deel wordt via de
urine geëlimineerd (23). In sommige gevallen treedt bij het
behandelen met rifampicine een roodverkleuring van de
urine, tranen, speeksel, zweet en faeces op (23, 35). Dit heeft
echter geen nadelige gevolgen, ook niet bij een langdurige
gift van rifampicine. Voor het paard zijn alleen orale humane
preparaten beschikbaar. Een registratie van rifampicine voor
het paard ontbreekt in Nederland.

Combinatie therapie Erythromycine en Rifampicine
Erythromycine in combinatie met rifampicine heeft een
synergistisch effect bij de behandeling tegen
R. equi (6, 35,
67, 78, 89). Tevens zal de combinatie minder snel leiden tot
resistentie tegen een van deze antibiotica (67). De MIC
(minimal inhibitory concentration) waarden van erythromyci-
ne en rifampicine voor
R. equi zijn 0.25|ag/ml, respectievelijk
0.06
Hg/ml (80). De combinatie erythromycine-rifampicine
dringt intracellulair goed door, ook in longweefsel (inclusief
longmacrofagen), granulomateus ontstekingsweefsel en pu-
rulent materiaal (38,64), alwaar de aangegeven MIC waarden
worden bereikt. De aanbevolen doseringen die in de literatuur
terug te vinden zijn, variëren zowel voor erythromycine als
voor rifampicine. Rifampicine wordt gegeven in een orale do-
sering van 5 mg/kg LG 2dd, 10 mg/kg LG 1 dd of IO mg/kg
LG 2dd (14, 15, 33, 42). Het doseringsinterval van erythro-
mycine varieert van 3 tot 4 keer daags in een dosering van
25 mg/kg LG per os (42, 76). In beide genoemde doseringsin-
tervallen gaat het om esters van erythromycine (estolaat en
ethylsuccinaat), die na orale toediening beter resistent zijn
tegen maagzuur dan de zoutvormen (fosfaat en stearaat) (28).

Bijwerkingen van een R. equi therapie met Erythromycine en

Rifampicine

Veulen

Zoals eerder aangegeven kan de erythromycine-rifampicine
combinatietherapie aanleiding geven tot een lichte tot matige
diarree bij veulens (54, 88). In veel gevallen is dit een tijde-

-ocr page 147-

lijk probleem, dat verdwijnt zonder dat de therapie gestaakt
hoeft te worden (33, 35, 42, 89). Eén studie toont aan dat bij
het gebruik van erythromycine bij veulens met een
R. equi
pneumonie een 8 keer grotere kans bestaat op het ontwikke-
len van diarree dan bij gebruik van trimethoprim-sulfame-
thoxazole, procaïnepenicilline G, en een combinatie van tri-
methoprim sulfamethoxazole en procaïnepenicilline G (88).
Het percentage veulens in deze studie dat behandeld werd
met erythromycine en diarree ontwikkelde, was 36%. De be-
handeling werd na het optreden van de diarree in de meeste
gevallen gestaakt, waarna de mestconsistentie normaliseerde.
Een andere studie toont een percentage van 17% veulens met
diarree (33). In dit onderzoek bleek de diarree, zonder dat de
therapie gestaakt werd, zelf-limiterend te zijn. In één geval
echter moest een intraveneuze infuustherapie worden inge-
steld om de opgetreden dehydratie te behandelen.
De oorzaak voor het ontwikkelen van diarree bij veulens, die
behandeld worden met erythromycine en rifampicine, kan in
twee richtingen worden gezocht. Enerzijds is van erythromy-
cine bekend dat het een motiline-achtige werking heeft op het
maagdarmkanaal, waarbij bij het paard contracties van de
maag, het caecum en het rechter ventrale colon worden geïn-
duceerd (60, 69, 70, 74, 83). Deze prokinetische werking is
beschreven in doseringen, die veel lager liggen dan de thera-
peutische antimicrobiële doseringen bij het paard (60, 76,
83). Hierdoor is niet alleen de passagesnelheid van inhoud
sneller, maar kan tevens een verandering van de osmotische
gradiënt in het colon oorzaak zijn van de diarree.
Verder kan orale, en ook parenterale, toediening van sommi-
ge breedspectrum antibioticumcombinaties, waaronder de
erythromycine-rifampicine combinatie, bij het volwassen
paard leiden tot een acute colitis op basis van
Clostridium dif-
ficile
bacteriën (6, 10, 18, 39, 52, 62, 72). Alhoewel veulens
die behandeld worden met erythromycine en rifampicine di-
arree kunnen ontwikkelen en daarbij
Cl. difficile kunnen uit-
scheiden, is een oorzakelijke relatie bij deze categorie dieren
minder duidelijk dan bij het volwassen paard (6).
Verder wordt het optreden van hyperthermic en hyperpneu
met acute benauwdheid beschreven als complicaties van een
behandeling met erythromycine (54, 88). Beide complicaties
worden zowel met elkaar in verband gebracht (55), als ook
los van elkaar gezien (88). De onderliggende pneumonie ten
gevolge van
R. equi zou tevens een rol kunnen spelen in het
ontstaan van hyperthermic en benauwdheid (35, 55). De ver-
schijnselen treden vaak acuut op en meestal op dagen met
warm weer (75, 95, 100). Een verstoring van de thermoregu-
latie van het veulen wordt als suggestie gegeven voor het ont-
staan van de hyperthermic.

Merrie

Diverse publicaties beschrijven dat volwassen paarden een
acute enterocolitis ontwikkelden na orale toediening van lage
concentraties erythromycine of door accidentele opname van
erythromycine (14,23, 39, 66, 74, 84, 97). Er zijn echter ook
publicaties waarin dit niet wordt vermeld (28, 76). Toch staat
vast dat merries een peracute tot acute colitis kunnen ontwik-
kelen nadat hun veulens met erythromycine-rifampicine zijn
behandeld in verband met een
R. equi infectie (6). Meestal
treedt dit drie tot vier dagen na aanvang van de therapie op.
Deze directe relatie was in het verleden al eerder aangetoond
(100). Naast profuse waterige diarree vertoonden de merries
donkere slijmvliezen, koorts en depressie. Ondanks intensie-
ve therapie stierven de meeste merries. Er lijkt hierbij een
causaal verband te bestaan tussen
Cl. difficile en het optreden
van de colitis bij deze merries (6). Zowel bij de merries als de
veulens werden deze kiem en haar toxinen in de mest aange-
toond. In een andere studie wordt hetzelfde causale verband
gezien bij volwassen paarden, nadat deze behandeld waren
met lage doseringen

(< 1.25 mg/kg LG 4dd) erythromycine per os (39).
De oorzaak voor het ontwikkelen van acute colitis bij de
merrie waarvan het veulen wordt behandeld met een erythro-
mycine-rifampicine combinatie, wordt enerzijds verklaard
door de mogelijkheid van directe ingestie van erythromycine
door de merrie. Dit treedt op door coprofagie van gecontami-
neerde veulenmest of door het aflikken van de mond van het
veulen, waaraan resten antibiotica zitten (6, 101). Juist de
merries, waarvan de veulens hoge concentraties erythromy-
cine in de mest hadden, ontwikkelden een acute colitis (6).
Zoals eerder aangetoond, kunnen zeer lage orale doseringen
leiden tot het optreden van acute colitis bij het volwassen
paard (39). Anderzijds wordt de mogelijkheid beschreven dat
veulens die behandeld werden met een erythromycine-rifam-
picine combinatie, als reservoir kunnen dienen voor de uit-
scheiding van resistente
Cl. difficile bacteriën en daarmee de
merrie infecteren (6). De
Cl. difficile stammen bleken onge-
voelig voor erythromycine en rifampicine. De merries van
deze veulens vertoonden een acute colitis, waarbij dezelfde
resistente
Cl. difficile stammen in de mest werden aange-
toond. Merries die gezond bleven gedurende de behandeling
van hun veulens met erythromycine en rifampicine, scheid-
den geen
Cl. difficile bacteriën uit. Hetzelfde gold ook voor
de merries, waarvan de veulens niet werden behandeld met
de antibioticumcombinatie. Opvallend was verder dat de
merries die wel
Cl. difficile uitscheidden, op dat moment of
in het verleden opgenomen waren in een veterinaire kliniek
met hun veulens. Daarmee lijkt er een relatie te bestaan tus-
sen opname in een kliniek, de (accidentele) toediening van
antibiotica én de ontwikkeling of het oplopen van een
Cl. dif-
ficile
infectie (i.e. nosocomiale infectie) (6).
Tot slot kan worden opgemerkt dat rifampicine zelden aanlei-
ding geeft tot dunne mest bij veulens of volwassen paarden
(35). Zelfs experimenteel hoge doseringen van rifampicine
(5 mg/kg LG 2dd PO) bij volwassen paarden gaf geen aanlei-
ding tot diarree (39).

Gentamicine

Gentamicine blijkt in vitro effectief te zijn tegen R. equi (35,
80). Een belangrijk gegeven is echter dat gentamicine strikt
extracellulair werkzaam is en dus in vivo geen werkzaamheid
zal hebben tegen
R. equi. Dit gegeven blijkt onder meer uit
een studie met 17 veulens met een
R. equi pneumonie, waarin
de geïsoleerde
R. equi bacteriën gevoelig bleken voor genta-
micine, maar geen enkel veulen de behandeling met gentami-
cine en penicilline bleek te overieven (89). Succesvolle be-
handeling van
R. equi wordt echter niet alleen bepaald door
de keuze van een lipofiel antibioticum met een goed intracel-
lulair doordringend vermogen, maar wordt ook beïnvloed
door de lengte van de therapie. Langdurige behandeling met
aminoglycosiden (gentamicine) kan gepaard gaan met nier-
schade (23, 73).

Trimethoprim-Sulfonamide

In gevallen waarin infectie met R. equi leidt tot een milde of
beginnende pneumonie, zonder dat er aanwijzingen zijn voor
abcesvorming, blijkt trimethoprim-sulfadiazine (TMPS), in

-ocr page 148-

een dosering van 30 mg/kg LG 2-3 dd per os voldoende
effectief te zijn (101). Dit geldt ook voorTMPS als vervolg-
behandeling na een succesvolle respons op andere antibioti-
ca. Opgemerkt dient te worden dat TMPS echter een vermin-
derde werkzaamheid krijgt in abcessen en daarbij weinig
effectief is tegen intracellulaire bacteriën in vergelijking met
erythromycine en rifampicine (26, 27, 101). Daarmee is
TMPS dus geen juiste keuze in die gevallen waarin zich reeds
uitgebreide respiratoire klachten voordoen en de kans op
uitgebreide granulomateuze ontstekingsveranderingen en
abcesvorming groot is.

Azithromycine en Clarithromycine

Azithromycine en Clarithromycine behoren tot een nieuwere
generatie macroliden. Onderzoek uit de humane geneeskun-
de toont aan dat azithromycine en
Clarithromycine in verge-
lijking met erythromycine chemisch stabieler zijn, een betere
biologische beschikbaarheid hebben na orale toediening en
hogere weefselconcentraties bereiken, waaronder ook in ma-
crofagen en neutrofiele granulocyten (8, 30, 37, 57, 58, 86,
98). In vitro zijn azithromycine en Clarithromycine goed
werkzaam tegen
R. equi (50). Farmacotherapeutische studies
bij klinisch gezonde veulens wijzen uit dat azithromycine en
Clarithromycine goede alternatieven zijn voor erythromycine

(20.33.48). Uit deze studies zijn ook therapeutische doserin-
gen en doseringsintervallen bij veulens naar voren gekomen

(20.48.49). Op basis van farmacokinetische eigenschappen,
de MIC waarden van
R. equi isolaten, de concentraties in
broncho-alveolaire spoeling en alveolair secretum, zou azi-
thromycine in een orale dosering van 10 mg/kg LG Idd, met
eventueel een om-de-dag dosering na 5 dagen behandeling,
voldoende effectief moeten zijn tegen
R. equi (48). De farma-
cokinetische eigenschappen, de MIC90 waarden van
R. equi
isolaten en steady-state concentraties van Clarithromycine la-
ten zien dat een orale dosering van 7.5 mg/kg LG 2dd een
goede effectiviteit zou moeten hebben in veulens met een
R. equi infectie (49). Naast deze betere farmacokinetische
eigenschappen van azithromycine en Clarithromycine worden
na orale therapeutische doseringen minder tot geen bijwer-
kingen bij veulens gezien in vergelijking met erythromycine
(20,48,49). Opgemerkt dient te worden dat deze studies ver-
richt zijn bij klinisch gezonde veulens. Een andere studie
toont aan dat 5 op de 18 veulens diarree ontwikkelden wan-
neer ze met een clarithromycine-rifampicine combinatie wer-
den behandeld. Bij een erythromycine-rifampicine behande-
ling bleken dit 4 op de 24 te zijn. De laagste incidentie werd
gezien bij een behandeling met een met azithromycine-rifam-
picine combinatie. In deze groep kreeg 1 van de 20 veulens
diarree (33). Dit onderzoek werd verricht bij veulens met be-
wezen
R. equi infecties. Uit humane studies blijken de
incidentie en ernst van bijwerkingen na het gebruik van azi-
thromycine en
Clarithromycine lager te liggen in vergelijking
met erythromycine (2, 46). Uit een recente klinische effecti-
viteitstudie is gebleken dat de combinatie clarithromycine-
rifampicine op korte en lange termijn bij veulens met een
ernstige
R. equi bronchopneumonie een beter resultaat geeft
dan erythromycine-rifampicine (33).

De duur van de therapie van R. equi is met name afhankelijk
van de mate en uitgebreidheid van chronische ontstekingsver-
anderingen. Het klinisch effect van de ingestelde therapie, het
normaliseren van bloedwaarden en de verbetering van de ra-
diologische bevindingen zal in directe zin bepalen hoe lang de
medicatie voorgezet moet worden. Voor de erythromcyine-
rifampicine combinatie wordt 4 tot 8 weken aangegeven (5,
25, 42), met een gemiddelde van 44 dagen (42). Voor wat be-
treft de therapieduur met
azithromycine of Clarithromycine in
combinatie met rifampicine zijn nog te weinig gegevens in de
literatuur verschenen. In één geval resulteerde een be-
handeling met azithromycine en rifampicine gedurende acht
weken in restloos herstel (96).

Conclusie

De diagnostiek rondom een R. equi infectie bij een individu-
eel veulen wordt gevormd door patiëntgebonden klinische
gegevens alsmede de klinische gegevens van andere veulens
op het bedrijf en de \'ziektegeschiedenis\' van het bedrijf
De klinische symptomen van een veulen met een
R. equi
pneumonie kunnen per geval sterk variëren. Met name een
R. equi infectie in een vroeg stadium is moeilijk te diagnosti-
ceren. Alleen de combinatie van uitgebreid lichamelijk on-
derzoek samen met bloedonderzoek en röntgenfoto\'s van de
thorax, eventueel aangevuld met echografie, is niet genoeg
voor het stellen van de definitieve diagnose. Het aantonen van
R. equi in het secretum verkregen uit de diepere luchtwegen
middels een transtracheale wash, door middel van bacterio-
logisch onderzoek en cytologie, is doorslaggevend voor het
instellen van een gerichte therapie tegen
R. equi.
Gezien het feit dat de R. equi bacterie in staat is om zich in-
tracellulair (macrofagen) te vermeerderen en het verloop van
de infectie kan leiden tot abcessen in longweefsel en abcede-
ring van lymfknopen, zijn voor de therapie antibiotica nodig
die zowel intracellulair als in abcessen voldoende hoge MIC
waarden bereiken. In de therapie van
R. equi is de combinatie
van een macrolide antibioticum en rifampicine in die zin on-
misbaar. Jarenlang waren erythromycine en rifampicine de
aangewezen antibiotica in de behandeling van
R. equi. De
matige orale biologische beschikbaarheid en de bijwerkingen
bij therapeutisch gebruik van erythromycine hebben er echter
toe bijgedragen dat er behoefte was aan een effectiever en
veiliger alternatief Ontwikkelingen binnen de humane ge-
neeskunde hebben geleid tot nieuwe generaties macroliden,
met betere farmacologische eigenschappen. Azithromycine
en
Clarithromycine blijken zowel in vitro als in vivo beter of
even goed werkzaam te zijn tegen
R. equi, in vergelijking met
erythromycine. Een groot voordeel van azithromycine en
Cla-
rithromycine ten opzichte van erythromycine is de éénmaal,
respectievelijk tweemaal daagse toediening en de betere bio-
logische beschikbaarheid na orale toediening. Voorlopige
resultaten laten zien dat de kans op het ontwikkelen van diar-
ree bij het veulen het kleinst lijkt bij het gebruik van azithro-
mycine. De kans op het ontwikkelen van een acute
Colitis bij
de merrie als gevolg van de behandeling van het veulen met
azithromycine of
Clarithromycine is nog onvoldoende onder-
zocht. Het feit dat macroliden niet zijn geregistreerd voor het
paard in Nederland en geen MRL-waarden (Maximum
Residu Levels) voor het paard bekend zijn, heeft tot gevolg
dat veulens die hiermee worden behandeld niet meer voor de
humane consumptie in aanmerking mogen komen.
Op dit moment heeft de Kliniek voor Inwendige Ziekten van
het Departement Gezondheidszorg Paard goede ervaringen
met de behandeling van enkele veulens met een
R. equi infec-
tie met de combinatie van azithromycine in een dosering van
10 mg/kg Idd per os met 10 mg/kg rifampicine 2dd per os.
Volgens literatuurgegevens zou een combinatie van
Clarithro-
mycine in een dosering van 7.5 mg/kg 2dd PO met 10 mg/kg

-ocr page 149-

rifampicine 2dd PO een alternatief kunnen zijn.
Verder is een uitgebreide voorlichting aan de eigenaar over
de kosten en kansen van de behandeling én de risico\'s voor
veulen en merrie van essentieel belang. Bij een veulen (of
merrie) dat profuse diarree ontwikkelt tijdens de behande-
ling, moet de therapie onmiddellijk worden gestaakt en zo-
nodig direct een ondersteunende infuustherapie worden in-
gesteld. Verder dient voorkomen te worden dat de merrie in
contact komt met de antibiotica waarmee het veulen wordt
behandeld. Daartoe kan de merrie gescheiden worden van het
veulen, door het veulen zichtbaar voor de merrie in een
andere box te zetten of een scheidingswand in de box te plaat-
sen, zodat merrie en veulen nog visueel contact hebben. Zo-
lang deze maatregelen niet uitgevoerd kunnen worden, blijft
er een gevaar bestaan voor ingestie van de antibiotica door de
merrie c.q. overdracht van Clostridium spp. Als merrie en
veulen samen blijven, zal meerdere malen per dag de mest
van het veulen uit de box verwijderd moeten worden en dient
na orale toediening van de medicatie de mond van het veulen
goed schoongemaakt te worden.

Dankbetuiging

Graag willen de auteurs het Departement Pathobiologie,
afdeling Pathologie van de Faculteit der Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht, danken voor het beschikbaar stellen van
de macroscopische foto\'s (drs. E.J.B. Veldhuis Kroeze) en de
microscopische opnamen (drs. M.N. Meertens). Tevens
bedanken zij dr. A.J.M. van den Belt van het Departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, afdeling Diagnostische
Beeldvorming, voor de geleverde röntgenologische illustratie
en het collegiaal overleg.

Literatuurlijst

1. Ainsworth DM, Eicken SW, Yeager AE, Sweeney CR, Viel L, Tesarow-
ski D, Lavoie JP, Hoffman A. Paradis MR, Reed SM, Erb HN, Davidow
E, and Nalevanko M. Associations between physical examination,
laboratory, and radiographic findings and outcome and subsequent
racing performance of foals with Rhodococcus equi infection: 115 ca-
ses (1984-1992). J Am Vet Med Assoc. 1998; 213:510-515.

2. Anderson G, Esmondc TS, Coles S, Macklin J, and Carnegie C. A com-
parative safety and efficacy study of clarithromycin and erythromycin
stearate in community-acquired pneumonia. J Antimicrob Chemother
1991;27:117-124.

3. Arora SK, and Arjunan R Molecular structure ad conformation of rifa-
mycins, a potent inhibitor of DNA-dependent RNA polymerase. J Anti-
biot. 1992;45:428-431.

4. Barton MD and Hughes KL. Ecology of Rhodococcus equi. Vet Micro-
biol. 1984;9:65-76.

5. Barr BS. Pneumonia in weanlings. Vet Clin North Am Equine Pract.
2003; 19: 35-49.

6. Baverud V, Franklin A, Gunnarsson A, Gustfsson A, and Hellander-
Edman A. Clostridium difficile associated with acute colitis in mares
when their foals are treated with erythromycin and rifampicine for
Rhodococcus equi pneumonia. Equine Vet J. 1998; 30 (6): 482-488.

7. Baverud V, Gustafsson A, Franklin A, Lindholm A, and Gunnarsson A.
Clostridium difficile associated with acute colitis in mature horses trea-
ted with antibiotics. Equine Vet J. 1997; 29 (4): 279-284.

8. Baldwin DR, Wise R, Andrews JM, Ashby JP, and Honeyboume D.
Azithromycin concentrations at the sites of pulmonary infection. Eur
RespirJ. 1990;3:886-890.

9. Beech J, and Sweeney CR. Infections caused by bacteria, mycoplasma,
parasites and fungi. In: Beech J, ed. Equine Respiratory Disorders.
Philadelphia; Lea and Febiger, 1991; 181-207.

10. Beier R, Amtsberg G, and Peters M. Bakterriologische Untersuchun-
gen zum Vorkommen und zur Bedeutung von Clostridium difficile
beim Pferd. Pferdeheilkunde. 1994; 10: 3-8.

11. Boswinkel M, van der Lugt JJ and Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-
baan MM. Vertebrale osteomyelitis veroorzaakt door een Rhodococcus
equi infectie in een drieënhalf maand oud KWPN veulen. Tijdschr
Diergeneeskunde 2006; 131: 612-616.

12. Brommer H, Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM, and Kessels
B. Haematological and blood biochemical characteristics of Dutch
Warmblood foals managed under three different rearing conditions
fi-om birth to 5 months of age. Vet Quart. 2001; 23 : 92-95.

13. Brumbaugh GW, Davis LE, Thurman JC and Savage DC. Influence of
Rhodococcus equi on the respiratory burst of resident alveolar macro-
phages from adult horses. Am J Vet Res 1990; 51: 766-771.

14. Burrows GE, MacAllister CG, Ewing P, Stair E, and Tripp PW. Rifam-
pin disposition in the horse: effects of age and method of oral admini-
stration. J Vet Pharmacol Therap. 1992; 15: 124-132.

15. Castro LA, Brown MP, Gronwall R, Houston AE, and Miles N. Phar-
macokinetics of rifampin given as a single oral dose in foals. Am J Vet
Res. 1986;47:2584-2586.

16. Chaflfin MK, and Martens RJ. Extrapulmonary disorders associated
with Rhodococcus equi pneumonia in foals: retrospective study of 61
cases (1988-1996). Proc Am Assoc Equine Pract. 1997; 43: 79-80.

17. Chaffin M K, Honnas C M, Crabill M R, Schneiter H L, Brumbaugh G
W and Briner R P. Cauda equina syndrome, diskospondylitis, and a pa-
ravertebral abscess caused by Rhodococcus equi in a foal. J Am Vet
Med Ass. 1995;206:215-220.

18. Cosmetatos L, Perrin J, Gallusser A, Nicolet J, and Straub R. Faecal
isolation of Clostridium difficile and its toxins from horses with typhlo-
colitis. In: Proceedings 7th International Conference on Equine Infecti-
ous Diseases. 1994. Tokyo, Japan. Poster session 69.

19. Darien BJ, Walker RD, Williams MA, and Derksen FJ. A tracheoscopic
technique for obtaining uncontaminated lower airway secretions for
bacterial culture in the horse. Equine Vet J. 1990; 22: 170-173.

20. Davis JL, Gardner SY, Yones SL, Schwabenton BA, and Papich MG.
Pharmacokinetics of azithromycine in foals after I.V. and oral dose and
disposition into phagocytes. J Vet Pharmacol Therap. 2002; 25 (2): 99-
104.

21. Debey MC and Bailie WE. Rhodococcus equi in fecal and environmen-
tal samples from Kansas horse farms. Vet Microbiol. 1987; 14: 251-
257.

22. Desjardins MR and Vachon AM. Surgical management of Rhodococ-
cus equi metaphysitis in a foal. J Am Vet Med Ass. 1990; 197: 608-612.

23. Dowling PM. Antimicrobial therapy. In: Bertone JJ and Horspool LJI.
eds. Equine Clinical Pharmacology. 1st cd. London: Saunders, 2004;
43.

24. Elissade GS, Renshaw HW, and Walberg JA. Corynebacterium equi:
An interhost review with emphasis on the foal. Comp Immunol Micro-
biol Infect Dis. 1980; 3: 433-445.

25. Ellenberger MA and Genetzky RM. Rhodococcus equi infections:
literature review. Compend Contin Educ Pract Vet 1986; 8: S4I4-S423.

26. Ensink JM, Bosch G. and van Duijkeren E. Clinical efficacy of prophy-
lactic administration of trimethoprim/sulfadiazine in a Streptococcus
equi subsp. zooepidemicus infection model in ponies. J Vet Pharmacol
Ther 2005; 28: 45-49.

27. Ensink JM, Smit JA, and van Duijkeren E. Clinical efficacy of trime-
thoprim/sulfadiazine and procaine penicillin G in a Streptococcus equi
subsp. zooepidemicus infection model in ponies. J Vet Pharmacol Ther
2003; 26: 247-252.

28. Ewing PJ, Burrows G, MacAllister C, and Clarke C. Comparison of
oral erythromycin formulations in the horse using pharmacokinetic
profiles. J. Vet Pharmac Therap. 1994; 17: 17-23.

29. Falcon J, Smith BP, O\'Brien TR, Carison GP, and Biberstein E. Clinical
and radiological findings in Corynebacterium equi pneumonia in foals.
J Am Vet Med Ass. 1985; 186:593-599.

30. Foulds G, Shepard RM, and Johnson RB. The pharmacokinetics of azi-
thromycine in human serum and tissues. J Antimicrob Chemother
1990; 25 (supplA): 73-82.

31. Giguère S. Rhodococcus equi pneumonia. Proc Am Assoc Equine
Pract. 2001;47:456-67.

32. Giguère S, Hernandez J, Gaskin J, Miller C, and Bowman JL. Evaluati-
on of white blood cell concentration, plasma fibrinogen concentration,
and an agar gel immunodiffusion test for early identification of foals
with Rhodococcus equi pneumonia. J Am Vet Med Assoc. 2003; 6:
775-781.

33. Giguère S, Jacks S, Roberts GD, Hernandez J, Long MT, and Ellis C.
Retrospective comparison of azithromycine, clarithromycine, and ery-
thromycin for the treatment of foals with Rhodococcus equi pneumo-
nia. J Vet Intern Med. 2004; 18: 568-573.

34. Giguère S and Lavoie J P Rhodococcus equi vertebral osteomyelitis in
3 quarter horse colts. Equine Vet J. 1994; 26: 74-77.

-ocr page 150-

35. Giguère S, and Prescott JF. Clinical manifestations, diagnosis, treat-
ment, and prevention of Rhodococcus equi infections in foals. Vet
Microbiol. 1997;56:313-334.

36. Giguère S and Prescott J F Strategies for the control of Rhodococcus
equi infections on enzootic frams. Proc Am Assoc Equine Pract. 1997;
43:65-70*.

37. Girard AE, Girard D, English AR, Gootz TD, Cimochowski CR, Faiella
JA, Haskell SL, and Retsema JA. Pharmacokinetic and in vivo studies
with azithromycin (CP-62,993), a new macrolide with an extended
half-life and excellent tissue distribution. Antimicrob Agents Chem-
other 1987; 31: 1948-1954.

38. Grosset J. The efficacy of short course chemotherapy for tuberculosis.
Bull Pan Am Health Org. 1980; 14; 139-149.

39. Gustafsson A, Baverud V, Gunnarsson A, Horn af Rantzien M, Lind-
holm A, and Franklin A. The association of erythromycin ethylsuccina-
te with acute colitis in horses in Sweden. Equine Vet J 1997; 29 (4):
314-318.

40. Hietala SK and Ardens AA. Interaction of Rhodococcus equi with pha-
gocytic cells fi-om
R. equi exposed and non-exposed foals. Vet Micro-
biol. 1987; 14: 307-320.

41. Hillidge CJ. Review of Corynebacterium (Rhodococcus) equi lung ab-
scesses in foals: pathogenesis, diagnosis and treatment. Vet Rec. 1986;
119: 261-264.

42. Hillidge CJ. Use of erythromycine-rifampin combination in treatment
ofRhodococcus equi pneumonia. Vet Microbiol. 1987; 14:33-42.

43. Hines MT, Paasch KM, Alperin DC, Palmer GH, Westhoff NC and Hi-
nes SA. Immunity to Rhodococcus equi: antigen-specific recall respon-
ses in the lungs of adult horses. Vet Immunol Immunopathol. 2001; 79:
101-114.

44. Hondalus MK. Rhodococcus equi: Pathogenesis and Virulence. Proc
Am Assoc Equine Pract. 1997; 43: 71-78.

45. Hondalus MK, and Moser DM. Survival and replication of Rhodococ-
cus equi in macrofages. Infect Immun.1994; 62: 4167-4175.

46. Hopkins S. Clinical toleration and safety of azithromycin. Am J Med.
1991;91:40S-45S.

47. Hughes KL and Sulaiman I. The ecology of Rhodococcus equi and
physicochemical influences on growth. Vet Microbiol. 1987; 14: 241-
250.

48. Jacks S, Giguère S, Gronwall RR, Brown MR and Merrit KA. Phar-
macokinetics of azithromycin and concentration in body fluids and
bronchoalveolar cells in foals. Am J Vet Res. 2001; 62: 1870-1875.

49. Jacks S. Giguère S, Gronwall RR, Brown MR and Merritt KA. Dispo-
sition of oral clarithromycin in foals. J Vet Pharmacol Ther. 2002; 25:
359-362.

50. Jacks JJ, Giguère S, and Nguyen A. In vitro susceptibilities ofRhodo-
coccus equi and other common equine pathogens to azithromycin,
clarithromycin, and 20 other antimicrobials. Antimicrob Agents
Chemother. 2003; 47: 1742-1745.

51. Johnson JA, Prescott JF and Markham RJ. The pathology of experi-
mental Corynebacterium equi infection in foals following intrabron-
chial challenge. Vet Pathol. 1983; 20:440-449.

52. Jones SL, and Spier SJ. Inflammatory diseases of the large intestine
causing diarrhea. In: Reed SM and Bayly WM, eds. Equine Internal
Medicine. Philadelphia: WB Saunders, 1998; 663-682.

53. Kennedy DG, Robbins SC, Prescott JF, Kaushik A, and Baird JD.
Development of reactive arthritis and resistance to erythromycin and
rifampin in a foal during treatment for Rhodococcus equi pneumonia.
Equine Vet J 1994; 26: 246-248.

54. Lakritz J, and Wilson WD. Erythromycin and other macrolide antibio-
tics for treating Rhodococcus equi pneumonia in foals. Compend
Contin Educ Pract Vet. 2002; 24: 256-261.

55. Lakritz J. Wilson WD, Berry CR, Schrenzel MD, Carlson GP, and
Madigan JE. Bronchointerstitial pneumonia and respiratory distress in
young horses: clinical, clinical pathologic, radiographic, and pathologi-
cal findings in 23 cases (1984-1989). J Vet Intern Med. 1993; 7: 277-
288.

56. Lakritz J. Wilson WD, and Mihalyi JE. Comparison of microbiologic
and high-performance liquid chromatography assays to determine plas-
ma concentrations, pharmacokinetics and bioavailability of erythromy-
cin base I plasma of foals after intravenous or intragastric administra-
tion. AmJVet Res. 1999;60:414-419.

57. Lakritz J, Wilson WD, Marsh AE, and Mihalyi JE. Effects of prior fee-
ding on pharmacokinetics and estimated bioavailability after oral ad-
ministration of a single dose of microencapsulated erythromycin base
in healthy foals. Am J Vet Res. 2000; 61: 1011 -1015. (a)

58. Lakritz J, Wilson WD, Marsh AE, and Mihalyi JE. Pharmacokinetics of
erythromycin estolate and erythromycin phosphate after intragastric

administration to healthy foals. Am J Vet Res. 2000; 61: 914-919. (b)

59. Lavoie JP, Fiset L, and Lverty S. Review of 40 cases of lung abscesses
in foals and adult horses. Equine Vet J. 1994; 26: 348-352.

60. Lester GD, Merritt AM, Neuwirth L, Vetro-Widenhouse T, Steible C,
and Rice B. Effect of erythromycin lactobionate on myoelectric activity
of ileum, cecum, and right ventral colon, and cecal emptying of radio-
labeled markers in clinically normal ponies. Am J Vet Res. 1998; 59:
328-334.

61. MacKay RJ and Mayhew IG. Diseases of the nervous system. In: Cola-
han PT, Mayhew IG, Merrit AM et al., eds. Equine medicine and sur-
gery. 4th ed. Vol 1. Goleta, Calif: American Veterinary Publication, Inc,
1991; 723-845.

62. Madewell BR, Tang YJ, Jang S, Madigan JE Hirsh DC, Gumerlock PH,
and Silva J. Apparent outbreak of Clostridium difficile-associated diar-
rhea in horses in a veterinary medical teaching hospital. J Vet Diagn In-
vest. 1995;7:343-346.

63. Madison JB, and Scarratt WK. Immune-mediated polysynovitis in four
foals. J Am Vet Med Assoc. 1988; 192: 1581-1584.

64. Maurin M, and Raoult D. Antibiotic penetration within phagocytic
cells. In: Raoult D, ed. Antimicrobial Agents and Intracellular Patho-
gens. Boca Raton, Fl: CRC Press. 1993: 23-37.

65. Muller NS, and Madigan JE. Methods of implementation of an immu-
noprophylaxis program for the prevention of Rhodococcus equi pneu-
monia: results of a 5-year field study. Proc Am Assoc Equine Pract.
1992; 38: 193-201.

66. Murray MJ. Acute colitis. In: Robinson NE, ed. Current Therapy in
Equine Medicine 3, 1st edn. Philadelphia: WB Saunders, 1992: 244-
250.

67. Nordmann R and Ronco E. In-vitro antimicrobial susceptibility of
Rhodococcus equi. J Antimicrob Chemother 1992; 29: 383-393.

68. Olchowy TWJ. Vertebral boby osteomyelitis due to Rhodococcus equi
in two arabian foals. Equine Vet J. 1994; 26: 79-82.

69. Otterson MF, and Sama SK. Gastrointestinal motor effects of erythro-
mycin. Am J Physiol. 1990; 259: G355-G363.

70. PeetersT, Matthijs G, Depoortere I, Hoogmartens J, and Vantrappen G.
Erythromycin is a motilin receptor agonist. Am J Physiol. 1989: 257:
G470-G474.

71. Perdrizet JA and Scott DW. Cellulitis and subcutaneous abscesses cau-
sed by Rhodococcus equi infection in a foal. J Am Vet Med Ass. 1987;
190: 1559-1561.

72. Perrin J, Cosmetatos 1, Gallusser A, Lobsiger L, Straub R, and Nicolet
J. Clostridium difficile associated with typhlocolitis in an adult horse.
J Vet Diagn Invest. 1993; 5: 99-101.

73. Prescott JF. Rhodococcus equi: An animal and human pathogen. Clin
MicrRev 1991;4:20-34.

74. Prescott JF. Lincosamides, macrolides and pleuromutilins. Antimicro-
bial drugs that inhibit nucleic acid function. In: Prescott JF, Baggot JD,
and Walker RD eds. Antimicrobial Therapy in Veterinary Medicine, 3rd
edn. Ames: Iowa State University Press, 2000: 237-244.

75. Prescott JF, and Hofmann AM. Rhodococcus equi. In: Traub-Dargatz
JL, ed. Vet Clin North Am Equine Pract. Philadelphia: WB Saunders,
1993:375-384.

76. Prescott JF, Hoover DJ, and Dohoo IR. Pharmacokinetics of erythro-
mycin in foals and in adult horses. J Vet Pharmacol Therap. 1983; 6:
67-74.

77. Prescott JF and Muckle CA. Corynebacterium. In: Gyles CL and Thoen
CO, eds. Pathogenesis of bacterial Infections in Animals, 1 st edn.
Ames: Iowa State University Press, 1986: 38-47.

78. Prescott JF, and Nicholson VM. The effects of combination of selected
antibiotics on the growth of Corynebacterium equi. J Vet Pharm Ther.
1984;7:61-64.

79. Prescott JF, Travers M and Yager-Johnson JA. Epidemiological survey
of Corynebacterium equi infections on five Ontario horse farms. Can J
CompMed. 1984; 48: 10-13.*

80. Prescott JF, and Sweeney CR. Treatment of Corynebactrium equi pneu-
monia of foals: A review. J Am Vet Med Ass. 1985; 187:725-728.

81. Prokesch RC, and Hand WL. Antibiotic entry into human polymorpho-
nuclear leukocytes. Antiimicrob Agents Chemother. 1982; 21: 373-
380.

82. Reef VB. Thoracic ultrasonography: noncardiac Imaging. In: Reef VB
ed. Equine Diagnostic Ultrasound. 1st ed. Philadelphia: WB Saunders,
1998; 202-206.

83. Ringger NC, Lester GD, Neuwirth L, Merritt AM, Vetro T, and Harri-
son J. Effect of bethanechol or erythromycin on gastric emptying in
horses. AmJVet Res. 1996; 57: I771-I775.

84. Roberts MC. Acute equine colitis: experimental and clinical perspecti-
ves. Vet Ann. 1990; 30: 1-11.

-ocr page 151-

85. Rooney JR. Corynebacterial infections in foals. Mod Vet. Pract. 1966;
47: 43-45.

86. Shepard RM, and Falkner FC. Pharmacokinetics of azithromycine in
rats and dogs. J Antimicrob Chemother 1990; 25 (suppl A): 49-60.

87. Sippel WL, Keahey EE and Bullard TL. Corynebacterium infection in
foals: Etiology, pathogenesis and laboratory diagnosis. J Am Vet Med
Assoc. 1969; 153: 1610.

88. Stratton-Phelps M, Wilson WD, and Gardnes lA. Risk of adverse ef-
fects in pneumonic foals treated with erythromycin versus other antibi-
otics: 143 cases (1986-1996). J Am Vet Med Assoc. 2000; 1:68-73.

89. Sweeney CR, Sweeney RW, and Divers TJ. Rhodococcus equi pneumo-
nia in 48 foals: response to antimicrobial therapy. Vet Microbiol. 1987;
14: 329-336.

90. Takai S, Fujimori T, Katsuzaki K and Tsubaki S. Ecology of Rhodococ-
cus equi in horses and their environment on horse-breeding farms. Vet
Microbiol. 1987;14:233-239.

91. Takai S, Narita K, Ando K and Tsubaki S. Ecology of Rhodococcus
(Corynebacterium) equi in soil on a horse-breeding farm. Vet Microbi-
ol. 1986; 12: 169-177. (a)

92. Takai S, Ohkura H, Watanabe Y and Tsubaki S. Quantitative aspects of
fecal Rhodococcus (Corynebacterium) equi in foals. J Clin Microbiol
1986; 23:794. (b)

93. Takai S, Takahagi J, Sato Y, Yamaguchi K, Kakizaki S, Takehara S,
Matsukura S, Tamada Y, Tani A, Sasaki Y, Tsubaki S and Kamada M.
Molecular epidemiology of virtulent Rhodococcus equi in horses and
their environments. In: Nakajima H and Rossdale PD eds. Equine In-
fectious Diseases VII. Newmarket: R and W Publications Limited,
1994; 183-187.

94. Thomsberg C, Hill EC, Swenson JM, and McDougal. Rifampin; Spec-
trum of antibacterial activity review of infectious diseases. 1983; 5:
5412-5417.

95. Traub-Dargatz J, Wilson WD, Conboy HS. Hyperthermia in foals trea-
ted with erythromycin alone or in combination with rifampin for respi-
ratory disease during hot environmental conditions. In; Proceedings of
the Am Assoc Equine Pract 1996; 42:243-244.

96. Valdes A, and Johnson JR. Septic pleuritis and abdominal abscess for-
mation caused by Rhodococcus equi in a foal. J Am Vet Med Assoc.
2005; 227: 960-963,919.

97. Whitlock RH. Colitis: differential diagnosis and treatment. Equine Vet
J. 1986; 18:278-283.

98. Whitman MS, and Tunkel AR. Azithromycin and Clarithromycine:
overview and comparison with erythromycin. Infect Control Hosp Epi-
demiol. 1992; 13:357-368.

99. Wilson MM. A study of Corynebacterium equi infection in a study of
thoroughbred horses in Victoria. Aust. Vet J. 1955; 31: 175.

100. Wilson WD. Foal pneumonia: An overview. Proc Am Assoc Equine
Pract. 1992; 38: 203-229 (a)

101. Wilson WD. Foal pneumonia. In: Robinson NE ed. Current Therapy in
Equine Medicine, 3rd Ed. Philadelphia: WB Saunders, 1992: pp. 466-
473 (b)

102. Woolcock JB and Mutiner MD. Corynebacterium equi in the gastroin-
testinal tract of ruminants. Vet Res Commun. 1981; 4: 291-294.

103. Woolcock JB,MutimerMD and Farmer AM. Epidemiology of Coryne-
bacterium equi in horses. Res Vet Sei. 1980; 28: 87-90.

104. Zertuche JML, and Hillidge CJ. Therapeutic considerations for Rhodo-
coccus equi pneumonia in foals. Vet Clin North Am Equine Pract.
1987;9:965-971.

105. Zink MC, Yager JA, Prescott JF and Fernando MA. Electron microsco-
pic investigation of intracellular events after ingestion of Rhodococcus
equi by foal alveolar macrophages. Vet Microbiol. 1987; 14: 295-305.

106. Zink MC, Yager JA, Prescott JF and Wilkie BN. In vitro phagocytosis
and killing of Corynebacterium equi by alveolar macrophages of foals.
AmJVetRes. 1985;46:2171-2174.

107. Zink MC, Yager JA, and Smart NL. Corynebacterium equi infections in
horses 1958-1984: a review of 131 cases. Can Vet J 1986; 27; 213-217.

Artikel ingediend: 27 december 2005
Artikel geaccepteerd: 8 augustus 2006

-ocr page 152-

Overige artikelen

Samenvatting

Rhodococcus equi infectie is een aandoening die wijd ver-
spreid over de wereld voorkomt en die met name een pro-
bleem is bij veulens. Meestal veroorzaakt de infectie een
pneumonie of een colitis. Aantasting van andere orgaan-
systemen komt veel minder vaak voor en wordt meestal
beschouwd als een complicatie van infectie van de longen
en/of het colon. Vertebrale osteomyelitis is een van dit
soort complicaties. Een haematogene verspreiding vanuit
genoemde laesies in de longen en/of darmen, is waar-
schijnlijk de oorzaak van osteomyelitiden. In zeldzame
gevallen kan direct trauma van buitenaf met secundaire
contaminatie van de wond ook de oorzaak zijn. In de hier
gepresenteerde casus wordt een vertebrale osteomyelitis
beschreven bij een veulen, waarbij verder slechts geringe
pathologische veranderingen in een mesenteriale lymf-
knoop werden vastgesteld.

Summary

Vertebral osteomyelitis caused by Rhodococcus equi in a
three-and-half-month-old Dutch Warmblood foal

Rhodococcus equi infection occurs worldwide and is espe-
cially a problem in foals, where it often causes colitis or pneu-
monia. Other organs are seldom affected, and their involve-
ment is regarded as a complication of pneumonia and/or
colitis. Vertebral osteomyelitis is one such rare complication
and is probably caused by haematogenous spread from in-
flammatory lesions in the lungs and/or intestine. In rare cas-
es, osteomyelitis can be caused by contamination of a wound.
This case study describes a foal with vertebral osteomyelitis
due to
R. equi in which there were only minor inflammatory
changes in a mesenteric lymph node.

Inleiding

Rhodococcus equi is een ubiquitair voorkomende bacterie,
die zowel voorkomt in de grond als in het maagdarmkanaal
van het paard (32, 42). Ziekteverschijnselen als gevolg van
een infectie met de
R. equi bacterie worden, als het om het
paard gaat, nagenoeg alleen gezien bij veulens en geven voor-
al respiratoire klachten (31, 44). Een tekort aan maternale
andlichamen vlak na de geboorte, een dalende maternale
immuniteit in de daaropvolgende maanden en een onvoldoen-

1 Departement Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 114, 35X4 CM Utrecht. Telefoon:
030-2531111, fax 030-2531256, e-mail: m.boswinkel@vet.uu.nl.

2 Departement Pathobiologie, afdeling Pathologie, Faculteit Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht, Yalelaan 1, 3SS4 CL Utrecht, telefoon: 030-2533195.

de ontwikkelde cellulaire immuniteit van het jonge veulen,
spelen een rol in de etiologie van een
R. equi infectie (43). De
prevalentie van
Rhodococcus infecties tussen paardenbedrij-
ven kan zeer sterk variëren en wordt onder meer bepaald door
de hoeveelheid veulens die aanwezig zijn (17). Op bedrijven
waar de infectie enzoötisch voorkomt en dus jaarlijks proble-
men kan geven, is aangetoond dat bepaalde virulente stam-
men hiervoor verantwoordelijk zijn (40). Verder spelen naast
de infectiedruk ook omgevingsfactoren als temperatuur, stof-
gehalte, type en zuurgraad van de grond en managementfac-
toren een rol (16). Tevens wordt de predispositie die een in-
fectie met EHV-2 beschreven bij het ontstaan van een
R. equi
pneumonie (25).

In de hier beschreven casus wordt het klinisch en patholo-
gisch beeld beschreven van een cervicothoracale osteomyeli-
tis veroorzaakt door
R. equi. Klinische aanwijzingen op basis
van pathologische veranderingen van het respiratie- en diges-
tie apparaat, zoals men ante-mortem zou kunnen verwachten
bij een
R. equi infectie, ontbraken echter.

Literatuuroverzicht

Een R. equi infectie manifesteert zich in de praktijk meestal
als een pyogranulomateuze bronchopneumonie met abcede-
ring van mediastinal lymfknopen bij veulens van één tot zes
maanden oud (31). De meeste veulens met klinische ver-
schijnselen zijn echter jonger dan vier maanden. Veulens met
een infectie vertonen vaak koorts, lethargie, verminderde eet-
lust en een tachypneu (16). De tachypneu wordt gekenmerkt
door neusvleugelen en een te diepe en te abdominale adem-
haling. Bij auscultatie wordt aanvankelijk verscherpt ademen
over een groot deel van de thorax gehoord. In een verder ge-
vorderd stadium gaat dit over in gelokaliseerd bronchiaal
ademen met uitgebreide ronchi. Er worden ook subacute
ziekteverschijnselen beschreven als gevolg van pneumoni-
sche veranderingen door een
R. equi infectie. Veulens tonen
dan met name een acute dyspneu en hoge koorts (16) zonder
voorafgaande respiratoire klachten. De mortaliteit bij deze
categorie veulens is hoog (2). Naast respiratoire klachten
wordt een intestinale vorm beschreven, waarbij een mesente-
riale lymfadenitis optreedt. (29, 44). Dit kan gepaard gaan
met villusatrofie, necrotisering van darmmucosa,
Pseudo-
membranen (difterische membranen) of een ulceratieve ente-
rocolitis (44). Veulens vertonen dan koorts, diarree, koliek,
vermagering, anorexie en sloomheid (13). Tenslotte zijn er
een aantal aandoeningen, die veel minder vaak worden ge-
zien en naar wordt aangenomen complicaties zijn van een in-
fectie van de longen en/of het colon: (immuungemedieerde)
synovitis, subcutane abcessen, cellulitis, lymfangitis, uveïtis,
hypopyon, septische artritis en osteomyelitis (12, 16, 27, 29,
31,44).

De belangrijkste port d\'entree waarlangs bacteriële agentia
een osteomyelitis veroorzaken is via het respiratie- en diges-
tieapparaat, door inhalatie, respectievelijk ingestie van de

Vertebrale osteomyelitis veroorzaakt door een Rhodococcus equi
infectie in een drieënhalf maand oud KWPN veulen

M. Boswinkel \'J.J. van der Lagt ^ M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan \'

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131; 612-616.

-ocr page 153-

bacterie. (3, 22). Infectie via navel (37, 41) en placenta (35)
worden echter ook beschreven. De haematogene verspreiding
in het verloop van een bacteriemie, is vervolgens de belang-
rijkste route waarlangs een osteomyelitis ontstaat (12). In en-
kele gevallen speelt direct trauma van buitenaf met vervol-
gens een secundaire infectie met
R. equi een mogelijke rol
(11, 28, 39). Ten aanzien van het ontstaan van een vertebrale
osteomyelitis is de mogelijkheid van een lymfogene versprei-
ding van
R. equi minder waarschijnlijk. Uit literatuurge-
gevens blijkt namelijk dat, gezien het anatomisch verloop van
lymfevaten, de verspreiding via deze route naar de lumbale
en lumbosacrale wervels niet mogelijk is (26, 36). Voor een
eventuele verspreiding richting cervicale en thoracale wer-
vels geldt dat de meeste vertebrale osteomyelitiden in die
regio aan de dorsale zijde van de wervels begint, terwijl de
lymfvaten aan de tegenovergestelde ventrale zijde verlopen.
Verder wordt de mogelijkheid beschreven van een infectie
door trauma van buiten af, waarbij insleep van de bacterie
plaatsvindt (11, 19).

Bacteriën, die een rol spelen als veroorzakers van (vertebrale)
osteomyelitis bij veulens zijn
Streptococcus spp., Staphylo-
coccus spp., Escherichia coli, Salmonella typhimurium,
Actinohacillus equuli, Actinobacillus lignieresi, Eikenella
corrodens en Corynebacterium pseudotuberculosis
(8, 10,
18, 20, 21, 23, 24, 33, 34). Incidenteel wordt
R. equi opge-
merkt als veroorzaker van (vertebrale) osteomyelitis bij het
veulen. Het eerste geval werd beschreven in 1966 door
Rooney (35). In de decennia daaropvolgend zijn diverse
publicaties verschenen, waarin osteomyelitiden ten gevolge
van een
R. equi worden beschreven in de lange pijpbeenderen
(met name metafyse) (12, 14), de tussenwervelschijf (7), het
bekken (9) en de wervellichamen (6, 15,20,26,30).

Vertebrale osteomyelitis, onafhankelijk van de oorzaak, is
een weinig voorkomende aandoening bij paarden. Toch moet
het aangemerkt worden als een ernstige, vaak levensbedrei-
gende aandoening. Koorts, een stijve en/of stramme gang en
houding, pijn bij palperen en percuteren van wervels zijn
vaak de eerste klinische verschijnselen (24). Neurologische
symptomen als gevolg van compressie van het ruggemerg en/
of uittredende zenuwen treden vaak pas op in een vergevor-
derd stadium van de aandoening (6, 15, 20, 26). Mede daar-
door is het vaak moeilijk om de diagnose tijdig te stellen en
daarmee een adequate therapie in te stellen.

Casus

Ziektegeschiedenis

Een drieënhalf-maand oud KWPN hengstveulen van 175 kg
werd bij de Kliniek voor Inwendige Ziekten van het Departe-
ment Gezondheidszorg Paard, Universiteit Utrecht, aange-
boden met koorts, vermagering, apathie en een progressief
verlopende kyphose sinds tien dagen. Bloedonderzoek in de
praktijk toonde een leucocytose van 16.0 G/1 (referentiewaar-
den 5-10 G/1)\' en een verhoogde alfaglobulinen fractie van
22.2 % (referentiewaarden 9-19 %)*. De eigenaar meldde dat
het veulen eerder niet ziek was geweest. Naast de klachten
waarmee het veulen werd aangeboden, meldde de eigenaar
dat het dier vaak de penis uitschachtte en het leek alsof het
dier moest urineren. Het veulen perste daarbij niet en het uri-
neren verliep dan normaal. Er is in het verleden geen hoesten.

* Vet Med Labor GmbH, Ludwigsburg, Deutschland

neusuitvloeiing of diarree opgemerkt bij het veulen. Drink-
en eetlust waren niet afwijkend. Een paar dagen voordat het
dier werd doorgestuurd, stonden merrie en veulen nog in de
wei. Mogelijk opgelopen trauma bij het veulen is de eigenaar
niet bekend. Bij navraag bleek dat er geen andere paarden of
veulens ziek waren of dezelfde klachten vertoonden als dit
veulen.

De eigenaar heeft het veulen zelf gefokt en het dier heeft al-
tijd op zijn paardenbedrijf gestaan. Op het moment van aan-
bieden was het veulen nog niet gespeend.
Ondanks de behandeling met antibiotica (ceftioftar\' 2.2 mg/
kg LG 2dd IM) en ontstekingsremmers (vedaprofen^ 1.0 mg/
kg LG 2dd PO) gedurende een week persisteerde de koorts
en werd besloten het veulen door te sturen naar de Universi-
teitskliniek voor Paarden.

Klinisch onderzoek

Bij binnenkomst in de kliniek maakte het veulen een slome
indruk en vertoonde een hypermetrie van beide voorbenen en
een duidelijke kyphose. Zowel het linker als het rechter
spronggewricht waren iets overvuld. Het veulen liep niet
kreupel. Drink- en eetlust waren goed. De ademhaling-
frequentie was 40 per minuut, regelmatig en te abdominaal.
De pols was krachtig, equaal en had een frequentie van 56
per minuut. De lichaamstemperatuur was bij binnenkomst
38.7 graden Celsius. Het veulen had een dorre, niet goed aan-
eengesloten, vettige vacht. De turgor was goed en de CRT
was kleiner dan één seconde. De slijmvliezen waren roze en
vochtig. De mandibulaire lymfknopen waren iets vergroot en
gevoelig bij palpatie. Het respiratie-onderzoek leverde be-
halve iets ingedroogde mucopurulente neusuitvloeiing en en-
kele vochtige ronchi rechts onder in het longveld, geen afwij-
kingen op. Bij het circulatieonderzoek werd geen oedeem
gezien. Bij hartauscultatie werd een vroeg diastolische souf-
flé gehoord met het punctum maximum op de tricuspidaal
kleppen (graad 2 uit 6). Het abdomen was beiderzijds te bol,
soepel bij palpatie en auscultatie leverde beiderzijds voldoen-
de frequente borborygmi op. De navel was schoon, droog en
niet gezwollen of pijnlijk. Er werden bij inspectie van de ogen
geen afwijkingen gezien.

Bloedonderzoek toonde een matige anaemie (0.28 1/1 (refe-
rentiewaarden 0.35 ± 0.04) (4)), een duidelijke leucocytose
(20.3 G/1 (referentiewaarden 13.5 ± 3.3)) en een hyperprote-
inaemie (81 g/1 (referentiewaarden 53 ± 3)) met een verhoog-
de alpha-, betafractie en gammaglobulinenfractie (21.4 g/1
(referentiewaarden 7.8 ± 1.3)), 18.8 g/I (referentiewaarden 9.8
± 0.7), respectievelijk 12.2 g/1 (referentiewaarden 4.0 ± 0.8)).
In verband met het frequente uitschachten van de penis en de
Polyurie, hetgeen in de navolgende dagen in de kliniek even-
eens werd waargenomen, is er een urineonderzoek verricht.
Behalve een verlaagd soortelijk gewicht van 1.004 van de
urine werden er geen afwijkingen gevonden.
Gezien de persisterende koorts en de afwijkingen die bij het
respiratieonderzoek waren gevonden, zijn er röntgenfoto\'s
gemaakt van de thorax. Deze vertoonden over een groot
gedeelte een helder longveld. Alleen in het meest ventrale
gedeelte was er een klein alveolair infiltraat te zien. Hart-
schaduw en longvaten toonden zich normaal.
Mede op basis van de kyphose en de opgetrokken buik is er een
buikpunctie uitgevoerd. Hierbij is echter geen vocht verkregen.

1 Excenel®, Pharmacia Nederland B. V, Woerden, Nederland

2 Quadrisol^, Intervet International B. V, Boxmeer, Nederland

-ocr page 154-

Ziekteverloop

Gezien de klinische bevindingen van het veulen, met daarbij
een temperatuursverhoging en een duidelijke leucocytose,
werd er een orale antibioticumtherapie met trimethoprim-sul-
fadiazine^ (30 mg/kg LG 2dd) ingesteld. In verband met de
afwijkingen tijdens het respiratieonderzoek werd eveneens
een orale behandeling met clenbuterol" (50 mg/kg LG 2dd
PO) gestart.

Een dag na binnenkomst ademde het veulen frequenter en
iets te abdominaal. Bij herhaalde auscultatie waren de long-
geluiden verscherpt, maar ronchi werden niet meer gehoord.
Na monitoring op stal vertoonde het veulen een normaal
mictiepatroon en geen polyurie of polydipsie. Het frequente
uitschachten van de penis, zoals dat vermeld werd door de ei-
genaar, werd wel enkele keren gezien. Het veulen vertoonde
een toenemende kyphose, met name vanuit het lumbale ge-
bied. De buik was opgetrokken en bij palpatio meer gespan-
nen. Klinisch leek het veulen oncomfortabel te zijn vanuit de
buik. Op basis hiervan is een echografie van het abdomen uit-
gevoerd. Daarbij werden geen aanwijzingen gevonden voor
ruimte-innemende processen in de regio\'s welke middels
echografie te bereiken waren. Er was een normale aftekening
van lever, milt, blaas en een deel van de nieren te zien. Van
een toegenomen hoeveelheid buikvocht was evenmin sprake.
Gezien de klinische verslechtering van het veulen en een
verminderde eet- en drinklust, werd ter preventie van maag-
ulcera de medicamenteuze therapie uitgebreid met Cimeti-
dine\' in een orale dosering van 10 mg/kg LG 3dd.
De beide spronggewrichten raakten meer overvuld en het
veulen ontwikkelde een lichte kreupelheid van het rechter
achterbeen. De gewrichten voelden bij nader onderzoek ech-
ter niet warm aan en ondanks de wat steile stand in beide hak-
ken en de toenemende hypermetrie van zowel de voorbenen
als nu ook de achterbenen, waren alle gewrichten passief
goed te bewegen. Punctie van het rechter talocruraal gewricht
leverde veel, lichtgele en heldere synovia op met een licht
verhoogde celtelling van 1.3 G/1 met 30% segmentkemigen
(referentiewaarden 0.05-0.5 G/1, < 10% segmentkemigen)
(5). Gezien het heldere aspect van het punctaat en de relatief
licht verhoogde celtelling, is er geen eiwitbepaling en bacte-
rieel onderzoek verricht. Mede op basis van het kreupelheids-
onderzoek was een septische artritis op dat moment minder
waarschijnlijk. Nadere inspectie en palpatie van de wervel-
kolom leverden geen afwijkingen op, ondanks de progressief
verlopende kyphose en hypermetrie.

Ondanks het feit dat het veulen toch weer goed begon te eten
en te drinken bij de merrie, verslechterde de klinische toe-
stand verder in de navolgende dagen. De koorts steeg en per-
sisteerde rond de 39 tot 39.5 graden Celsius. Het dier werd
slomer en de hypermetrie nam in ernst verder toe. Tevens ver-
toonde het dier tekenen van een spinale ataxie. De halsbewe-
gelijkheid was verminderd en met name naar rechts duidelijk
beperkt. Passieve beweging leek tevens pijnlijk te zijn. Ech-
ter, herhaalde inspectie en palpatie van de wervelkolom
leverde echter geen afwijkingen op. Op basis van het verloop
van de klinische symptomen werden röntgenfoto\'s van de
wervelkolom aan de eigenaar voorgesteld.
Gezien het progressieve karakter van de klinische sympto-
men en de slechte prognose op dat moment besloot de eige-

3 Sultrisan®, Anisane B. V, Raamsdonksveer, Nederland

4 Ventipulmin®, Boehringer Ingelheim B. V. Alkmaar, Nederland

5 Cimetidinestroop, Apotheek Faculteit Diergeneeskunde. Utrecht, Nederland

naar echter niet verder te willen met de aangeboden diagnos-
tiek en is het veulen geëuthanaseerd.

Postmortaal is allanto-occipitaal een liquorpunctie uitge-
voerd. De cerebrospinale vloeistof was helder en kleurloos.
Aanvullend cytologisch en bacteriologisch onderzoek is niet
verricht.

Postmortaal onderzoek
Macroscopic

Tijdens de sectie van het veulen werd het linker voorbeen van
de thorax verwijderd en hoog in de axillaire streek, mediaal
van het dorsale deel van het linker scapulum, werd een 30 cm
groot abces geopend. Het abces was gelocaliseerd in het ge-
bied van C5-T4 en bevatte een forse hoeveelheid semi-vloei-
baar geel purulent exsudaat (Figuur 1). Dit abces stond in di-
recte verbinding met het cervicothoracale gebied van de
wervelkolom, waar een ernstige locale purulente osteomyeli-
tis van het dorsale deel van het wervellichaam Tl werd ge-
vonden. Tevens bestond een pathologische fractuur van het
dooruitsteeksel (5 cm groot) van T1, welke was ingebed in
het abces (Figuur 2). Het omringend spierweefsel was deels

-ocr page 155-

necrotisch. Tussen C7 en T2 werd een acute segmentale spi-
nale meningitis met bloedingen geconstateerd. Een enkele
mesenteriale lymfknoop in het gebied van het caecum was
matig vergroot en was gekenmerkt door een centimeter
grootte holte gevuld met geel purulent materiaal. Een Colitis
was niet waarneembaar. Overige organen, inclusief longen,
vertoonden geen afwijkingen.

Microscopie

In de vergrote mesenteriale lymfknoop werd een ernstige
uitgebreide pyogranulomateuze lymfadenitis gevonden. Het
ruggenmerg tussen C5 en T4 vertoonde een uitgebreide ex-
tradurale en perineurale chronische, overwegend lymfocytai-
re, ontsteking met oedeem en bloedingen.

Bacteriologisch onderzoek

Bacteriologisch onderzoek van het purulente materiaal uit het
abces leverde zeer veel
R. equi bacteriën op. Het purulente
materiaal van de mesenteriale lymfknoop bevatte eveneens
enkelee^i//bacteriën.

Discussie

In de hier beschreven casus is het opmerkelijk dat er post-
mortaal geen uitgebreide veranderingen in de longen en het
darmkanaal zijn gevonden, die een haematogene versprei-
ding vanuit deze organen had kunnen verklaren. Ondanks het
feit dat er in de literatuur melding wordt gemaakt van geval-
len waarin veulens herstelden van respiratoire en gastrointes-
tinale klachten en pas enkele weken daarna neurologische
verschijnselen gingen vertonen op basis van een vertebrale
osteomyelitis (7), ontbreken in deze casus anamnestische ge-
gevens die wijzen op een doorgemaakte respiratoire- en/of
digestiestoomis. Gezien het feit dat er geen verwondingen in
het schoudergebied zijn gevonden, maakt een directe conta-
minatie met
R. equi ook niet waarschijnlijk.
Hetgeen resteert in de hier beschreven casus is de suppuratie-
ve lymfadenitis van een enkele mesenteriale lymfknoop,
waaruit
R. equi bacteriën werden gekweekt. In vergelijkbare
casus wordt ervan uitgegaan dat er in het verleden toch een
haematogene verspreiding heeft plaatsgevonden vanuit de
longen en/of het darmkanaal (15,26,30). Uitgaande van deze
theorie lijkt in de hier beschreven casus een infectie via het
maagdarmkanaal het meest passend te zijn, zonder dat dit
aanleiding heeft gegeven tot zichtbare gastrointestinale
klachten zoals diarree. De suppuratieve ontsteking van de
lokale mesenteriale lymfknoop, waarin
R. equi zich kon
vermeerderen, heeft vervolgens geleid tot een haematogene
verspreiding van de kiem. De uiteindelijke locatie van de ver-
tebrale osteomyelitis moet, volgens de auteurs, gezien wor-
den als toeval. Aanvankelijk kan het primaire ontstekingspro-
ces in de lymfknoop, in tegenstelling tot de secundaire
ontsteking in de wervels, wel hebben gereageerd op de inge-
stelde antibioticumtherapie.

De kyphose, waarmee het veulen werd gepresenteerd, is ach-
teraf het beste te verklaren vanuit pijn in de cervicothoracale
regio, ten gevolge van de uitgebreide ontstekingsveranderin-
gen. Ook de beperkte halsbewegelijkheid en de pijnreactie bij
passieve beweging van de hals zijn hierdoor te verklaren. De
hypermetrie en spinale ataxie die progressief verliepen zijn te
verklaren vanuit mechanische druk op het ruggenmerg door
de beschreven bloedingen. De overvulling van het talocruraal
gewricht is mogelijk het gevolg van een immuuncomplex sta-
peling in de synoviale structuren van gewrichten. De zoge-
naamde chronisch actieve aseptische synovitis gaat gepaard
met een lichte tot matige overvulling van gewrichten. Cytolo-
gie toont dan het beeld van een aseptische mononucleaire
pleocytose, zoals in deze casus is beschreven (1, 38). De
tibiotarsale gewrichten zijn vaak het meest overvuld en er
wordt maar zelden kreupelheid gezien. Vergelijkbare ge-
wrichtseffusie wordt bijna nooit gezien bij veulens met ande-
re oorzaken van pneumonie (38). De suggestie wordt dan ook
gewekt dat veulens met verschijnselen van een ernstige pneu-
monie en overvulde gewrichten, zonder duidelijke kreupel-
heid, sterk verdacht zijn van een
R. equi infectie. Lokale ge-
wrichtsbehandeling is niet nodig, gezien het feit dat de
distensie van de gewrichten zonder gevolgen verdwijnt zodra
herstel is opgetreden van de onderliggende pneumonie. In
sporadische gevallen kan een
R. equi infectie leiden tot een
septische artritis.

Voor het frequente uitschachten van de penis is geen verkla-
ring gevonden. Mogelijk zou dat verband kunnen hebben
gehad met de constante kyphose vanuit met name het lumbo-
sacral gebied. De diastolische souffle die werd gehoord op
de tricuspidaal kleppen is naar alle waarschijnlijkheid het ge-
volg van turbulentie van bloed rond de lippen van deze klep.
Bij postmortaal onderzoek werden geen afwijkingen waarge-
nomen ter plaatste van deze klep. Wanneer de geplande rönt-
genfoto\'s van de wervelkolom wel waren gemaakt, had dit
wellicht kunnen leiden tot verdenking van een vertebrale os-
teomyelitis op de cervicothoracale overgang. In combinatie
met de duidelijke ontstekingsveranderingen, die middels
herhaald bloedonderzoek werden vastgesteld, was de waar-
schijnlijkheidsdiagnose van een vertebrale osteomyelitis wel-
licht ante mortem gesteld. Retrospectief liet ook een herhaal-
de beoordeling van de röntgenfoto\'s, die van de thorax waren
gemaakt, geen afwijkingen zien.

In de hier beschreven casus hebben de uitgebreide gegevens
uit de ziektegeschiedenis en het klinisch onderzoek niet ge-
leid tot de (waarschijnlijkheids-)diagnose van een
R. equi in-
fectie. Er is gebleken dat een
R. equi infectie kan leiden tot
een osteomyelitis van een thoracale wervel met paraverte-
brale abcesvorming, zonder dat er sprake was van primaire
problemen in de voorkeursorganen als longen en/of darmen.

Literatuurlijst

1. Barr BS. Pneumonia in weanlings. Vet Clin North Am Equine Pract.
2003; 19:35-49.

2. Beech J and Sweeney CR. Infection caused by bacteria, mycoplasma,
parasites, and fungi. In: Beech J ed. Equine Respiratory Disorders.
Philadelphia: Lea and Febiger, 1991; 181-207.

3. Boswinkel M and Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM. De diag-
nostiek en therapeutische mogelijkheden van een Rhodococcus equi
infectie bij het paard. Tijdschr Diergeneesk 2006; 131:602-611.

4. Brommer H, Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM, and Kessels
B. Haematological and blood biochemical characteristics of Dutch
Warmblood foals managed under three different rearing conditions
from birth to 5 months of age. Vet Quart. 2001; 23: 92-95.

5. Caron JP. Synovial joint biology and pathobiology. In: Auer JA and
Stick JA, eds. Equine Surgery. 2nd ed.Philadelphia: WB Saunders,
1999; 675.

6. Chaffin MK and Martens RJ. Extrapulmonary disorders associated
with Rhodococcus equi pneumonia in foals: retrospective study of
61 cases(1988-1996).ProcAmAssoc Equine Pract. 1997;43: 79-80.

7. Chaffin MK, Honnas CM, Crabill MR, Schneller HL, Brumbaugh
GW and Briner RP. Cauda equina syndrome, diskospondylitis, and a
paravertebral abscess caused by Rhodococcus equi in a foal. J Am Vet
Med Ass. 1995;206:215-220.

8. Chladek DW and Ruth GR. Isolation of Actinobacillus lignieresi from

-ocr page 156-

an epidural abscess in a horse with progressive paralysis. J Am Vet Med
Ass. 1976; 168:64-66.

9. Clark-Price SC, Rush BR, Gaughan EM and Cox JH. Osteomyelitis of
the pelvis caused by Rhodococcus equi in a two-year-old horse.

J Am Vet Med Assoc. 2003; 222: 969-972, 952-953.

10. Collins JD, Kelly WR, Twomey T, Farrelly BT and Whitty BT. Brucel-
la-associated vertebral osteomyelitis in a Thoroughbred mare. Vet Rec.
1971;88:321-326.

11. Cotran RS, Kumar V and Robbins SL. Robbin\'s Pathologic Basis of
Disease, 4th ed. Philadelphia: Sauders, 1989; 1320-1322.

12. Desjardins MR and Vachon AM. Surgical management of Rhodococ-
cus equi metaphysitis in a foal. J Am Vet Med Ass. 1990; 197: 608-612.

13. Ellenberger MA and Genetzky RM. Rhodococcus equi infections:
literature review. Compend Contin Educ Pract Vet 1986; 8: S414-S423.

14. Firth EC, Alley MR and Hodge H. Rhodococcus equi-associated
osteomyelitis in foals. Aust Vet J. 1993; 70: 304-307.

15. Giguère S and Lavoie JP Rhodococcus equi vertebral osteomyelitis in
3 quarter horse colts. Equine Vet J. 1994; 26: 74-77.

16. Giguère S and Prescott JF Clinical manisfestations, diagnosis, treat-
ment and prevention of Rhodococcus equi infections in foals. Vet Mi-
crobiol. 1997;56:313-334. (a).

17. Giguère S and Prescott JF Strategies for the control of Rhodococcus
equi infections on enzootic frams. Proc Am Assoc Equine Pract. 1997;
43:65-70 (b).

18. Kelly WR, Collins WD, Farrelly BT , Whitty BT and Rhodes WH. Ver-
tebral osteomyelitisin a horse associated with Mycobacterium tubercu-
losis var bovis (M. Bovis) infection. J Am Vet Radiol Soc. 1972; 13:
59-69.

19. MacKay RJ and Mayhew IG. Diseases of the nervous system. In:
Colahan PT, Mayhew IG, Merrit AM et al., eds. Equine medicine and
surgery. 4th ed. Vol 1. Goleta, Calif: American Veterinary Publication,
Inc, 1991; 723-845.

20. Markel MD, Madigan JE, Lichtensteiger CA, Large SM and Homof
WJ. Vertebral body oesteomyelitis in the horse. J Am Vet Med Ass.
1986; 188:632-634.

21. Markel MD, Ryan AM and Madigan JE. Vertebral and costal osteomy-
elitis in a foal. Comp Cont Educ Pract. Vet 1988; 10: 856-861.

22. Martens RJ and Auer JA. Hematogenous septic arthritis and osteomye-
litis in the foal. Proc Am Assoc Equine Pract. 1980; 47-63.

23. Mayhew IG, dcLahunta A, Whitlock RH, Krook L and Tasker JB. Spi-
nal cord disease in the horse. Cornell Vet J. 1978; 68 (Suppl. 6): 148-
160.

24. Mayhew IG. Large Animal Neurology, 1st edn. Philadelphia: Lea &
Febiger, 1989; 277-279.

25. Nordengrahn A, Rusvai M, Merza M, Ekström J, Morein B and Bclak
S. Equine herpesvirus type 2 (EHV-2) as a predisposing factor for Rho-
dococcus equi pneumonia in foals: prevention of the bifactorial disease
with EHV-2 immunostimulating complexes. Vet Microbiology. 1996;
51:55-68.

26. Olchowy TWJ. Vertebral boby osteomyelitis due to Rhodococcus equi
in two arabian foals. Equine Vet J. 1994; 26: 79-82.

27. Perdrizet JA and Scott DW. Cellulitis and subcutaneous abscesses cau-
sed by Rhodococcus equi infection in a foal. J Am Vet Med Ass. 1987;
190: 1559-1561.

28. Prescott JF Epidemiology ofRhodococcus equi infection in horses. Vet
Microbiol. 1987; 14:211-214

29. Prescott JF Rhodococcus equi: An animal and human pathogen. Clin
MicrRev. 1991;4: 20-34.

30. Prescott JF. Rhodococcus equi vertebral osteomyelitis in foals. Equine
VetJ. 1994; 26: 1-2 (a).

31. Prescott JF and Hoffman AM. Rhodococcus equi. Vet Clin North Am
Equine Pract. 1994: 375-385 (b).

32. Prescott JF, Travers M and Yager-Johnson JA. Epidemiological survey
of Corynebacterium equi infections on five Ontario horse farms. Can J
CompMed. 1984; 48: 10-13.

33. Rashmir-Ravcn A, Debowes RM, Hudson L, Kennedy G, Gift LJ and
Douglas JP Vertebral fracture and paraplegia in a foal. Prog Vet Neurol.
1991; 2: 197-202.

34. Richardson DW. Eikenella corrodens osteomyelitis of the axis of a foal.
J Am Vet Med Ass. 1986; 188: 298-299.

35. Rooney JR. Corynebacterial infections in foals. Mod Vet. Pract. 1966;
47: 43-45.

36. Saar LI and Getty R. Equine lymphatic system. In: Getty R ed. Sission
and Grossman\'s The Anatomy of the Domestic Animal. 5th ed. Phila-
delphia: Sauders, 1975; 619-630.

37. Sippel WL, Keahey EE and Bullard TL. Corynebacterium infection in
foals: Etiology, pathogenesis and laboratory diagnosis. J Am Vet Med
Assoc. 1969; 153: 1610.

38. Sweeney CR, Sweeney RW and Divers TJ. Rhodococcus equi pneumo-
nia in 48 foals: response to antimicrobial therapy. Vet Microbiol. 1987;
14: 329-336.

39. Takai S, Fujimori T, Katsuzaki K and Tsubaki S. Ecology of Rhodo-
coccus equi in horses and their environment on horse-breeding farms.
Vet Microbiol. 1987; 14: 233-239.

40. Takai S, Ohbushi S, Koike K, Tsubaki S, Oishi H and Kamada M.
Prevalence of virulent Rhodococcus equi in isolates from soil and feces
of horses from horse-breeding farms with and without endemic infec-
tions. J Clin Microbiol. 1991; 29: 2887-2889

41. Wilson MM. A study of Corynebacterium equi infection in a study of
thoroughbred horses in Victoria. Aust. Vet J. 1955;31: 175.

42. Woolcock JB, Mutimer MD and Farmer AM. Epidemiology of Coryne-
bacterium equi in horses. Res Vet Sei. 1980; 28: 87-90.

43. Yager JA. The pathogenesis of Rhodococcus equi pneumonia in foals.
Vet Microbiol. 1987; 14: 225-232.

44. Zink MC, Yager JA and Smart NL Corynebacterium equi infections in
horses 1958-1984: a review of 131 cases. Can Vet J. 1986;27:213-217.

Artikel ingediend: 8 december 2005
Artikel geaccepteerd: 8 augustus 2006

-ocr page 157-

Dooraderde benen, glanzende vacht, gretige tong,
nieuw leven. Equi Products Holland BV brengt
haar specialismen haarscherp in beeld en beoogt
een optimale dienstverlening ten behoeve van de
gespecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld in de
vorm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen
en verzorgingsproducten voor paarden. Prequine®
is hier een uitstekend voorbeeld van. Het is
een nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi Products

-ocr page 158-

Verdenking vogelgriep
bij jonge uiltjes

Bij twee gestorven uiltjes uit Dier-
gaarde Blijdorp in Rotterdam zijn in
het kader van een routineonderzoek
door het Wild Life Health Centre
(Erasmus MC RotterdamAJniversiteit van Utrecht) aanwij-
zingen gevonden voor een besmetting met het vogelgriepvirus
H5N1. Vervolgonderzoek van het laboratorium in Lelystad
(CIDC) bevestigt deze verdenking. Nader onderzoek moet
uitwijzen of het een daadwerkelijke besmetting met het vogel-
griepvirus betreft. Het gaat om twee jonge, niet gevaccineerde
dieren. Hoewel een groot deel van de vogels in Blijdorp is ge-
vaccineerd moet de dierentuin uit voorzorg de vogels zoveel
mogelijk opbokken of afschermen. De Voedsel en Waren
Autoriteit zal de komende dagen aanvullende monsters nemen
van vogels in Blijdorp. Mensen kunnen alleen met H5N1
besmet raken door intensief contact met besmette vogels of
hun uitwerpselen. Daarom kan volgens de gezondheidsautori-
teiten de Diergaarde openblijven voor bezoekers en worden
alleen voor de betrokken verzorgers maatregelen genomen.
Toch moet de dierentuin voor alle zekerheid maatregelen
nemen om contact tussen vogels en bezoekers te voorkomen.

Nieuws

MRSA-bacterie in ziekenhuis
Den Bosch

In het Groot Ziekengasthuis in Den Bosch is vrijdagochtend
11 augustus 2006 de ziekenhuisbacterie MRSA ontdekt. Dat
meldt een woordvoerder van het Jeroen Bosch Ziekenhuis,
waarvan het Groot Ziekengasthuis onderdeel uitmaakt. Een
medewerker en een patiënt op de verpleegafdeling zijn be-
smet geraakt. Beiden worden behandeld.
Voor de verpleegafdeling is vrijdag direct een opnamestop in-
gesteld. De patiënten op de afdeling worden in quarantaine
verpleegd, zegt woordvoerder Jolanda Koopman. De medisch
specialisten die ook in aanraking met het besmette tweetal
kunnen zijn geweest, worden gescreend. Voor de rest van het
ziekenhuis heeft de ontdekking van de bacterie geen gevolgen.
Uit onderzoek is niet gebleken dat het gaat om de variant van
de MRSA-bacterie die bij vier op de vijf varkens voorkomt,
zegt arts-microbioloog Sander Leenders. De kamer waarin de
besmette patiënt lag, is gedesinfecteerd. Alle patiënten en
medewerkers worden getest op besmetting met de bacterie.
Volgens Leenders is dat onderzoek in de loop van volgende
week klaar.

MRSA is de benaming voor een variant van de bacterie SA,
die huidontstekingen bij mensen kan veroorzaken, zoals steen-
puisten of krentenbaard. Mensen met een zwakke gezondheid
of open wonden lopen gezondheidsrisico\'s als zij met MRSA
worden besmet. Het is nog onduidelijk hoe de bacterie wordt
overgedragen van mens op mens.
Bron: Novum.

Bluetongue

Op een bedrijf in Kerkrade is op donderdag 17 augustus
definitief de dierziekte bluetongue vastgesteld. Er geldt nu
voor heel Nederland een exportverbod voor levende herkau-
wers (onder andere runderen, schapen en geiten) en levende
producten van deze dieren (sperma, eicellen en embryo\'s).
Aanvullende maatregelen gelden voor gebieden tot 150 kilo-
meter rond de besmette bedrijven. Bluetongue is een virus-
ziekte bij herkauwers. Vooral schapen kunnen er ernstig ziek
van worden of eraan sterven. Andere herkauwers (runderen,
geiten, dromedarissen en wilde herkauwers) kunnen wel met
het virus worden besmet, maar worden meestal niet ziek.
Bluetongue wordt overgebracht door bepaalde muggensoor-
ten, niet door contact tussen herkauwers onderling. De ziekte
is ongevaarlijk voor mensen. Ook dieren die geen herkau-
wers zijn, lopen geen risico. Honden en katten kunnen er dus
niet ziek van worden. Het virus dat bluetongue veroorzaakt
wordt overgebracht door de steek van bepaalde soorten mug-
gen. De ziekte en de muggen kwamen eerder alleen voor in
warme gebieden, gelegen tussen 40 graden noorderbreedte
en 35 graden zuiderbreedte. In Europa gaat het dan om Italië,
Spanje, Portugal en Griekenland. In deze landen zijn er
regelmatig gevallen van bluetongue. Zo waren er in 2004,
2005 en 2006 uitbraken in Spanje en in 2004 ook in Portu-
gal. Vermoedelijk door klimaatverandering komen de ziekte-
verspreidende muggen echter steeds noordelijker voor. In-
middels zijn in Nederland ook muggensoorten ontdekt die
het virus kunnen overdragen. Op 17 augustus 2006 is hier
dus ook de ziekte zelf vastgesteld.

Schoonmaakbeurt pluimvee-
transporten Duitsland niet nodig

Nederiand heeft besloten om de verplichte dubbele reiniging
en ontsmetting in te trekken na de ontdekking van vogelgriep
(H5N1) bij een zwaan in een Duitse dierentuin. Een extra
schoonmaakbeurt is dus niet nodig. Een uitbraak in een
dierentuin vormt geen risico voor de insleep van virus in
Nederland door pluimveetransporten. De dubbele reiniging
en ontsmetting van vervoermiddelen die zijn gebruikt voor
pluimveetransporten in een lidstaat waar een uitbraak is
bevestigd en leeg Nederland binnenkomen, heeft in een der-
gelijk geval veterinair geen toegevoegde waarde. De tijdelijke
regeling ter wering van Aviaire Influenza II is gewijzigd en
wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Op de verplichting
tot dubbele reiniging geldt voortaan een uitzondering bij uit-
braken in een circus, een dierentuin, een vogelwinkel, een
wildpark, een omheind terrein waar pluimvee wordt gehou-
den voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de
bescherming van zeldzame pluimveerassen. Deze uitzonde-
ring geldt uitdrukkelijk niet voor uitbraken bij niet-bedrijfs-
matige houders van pluimvee in de lidstaten.

-ocr page 159-

Sarah Proot en Jan Rothuizen

Congenitale porto-systemische
shunts komen vaker voor dan veel
veterinairen vermoeden. In een po-
ging om een beter werkzaam dieet
voor dergelijke patiënten te ontwik-
kelen is bij de Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren (UKG) een
onderzoek gestart naar de invloed
van het type eiwit in het dieet. Bij
deze doen de auteurs een oproep om honden te verwijzen
die in deze studie kunnen passen.

Congenitale porto-systemische shunts komen frequenter voor
dan velen onder ons vermoeden. Nu de (draagbare) ammo-
niaktesters in steeds meer praktijken hun ingang hebben ge-
vonden, wordt de diagnose ook vaker en gemakkelijker ge-
steld. Meestal gaat het om jonge honden maar af en toe wordt
een aangeboren port-systemische shunt pas op veel latere
leeftijd gediagnosticeerd. Vaak bestempelen de eigenaren het
(afwijkend) neurologisch gedrag van hun hond als \'normaal
voor hun huisdier\'. Dit is vaak ook begrijpelijk, aangezien ze
hun viervoeter nooit anders hebben gekend.
Bij kleine rassen (bijvoorbeeld yorkshire en cairn terriers,
maltezers, et cetera) gaat het meestal om een enkelvoudige
extrahepatische shunt. Bij grote rassen (retrievers, ierse
wolfshonden, et cetera) daarentegen, liggen ze meestal intra-
hepatisch.

De symptomen kunnen erg variëren van ernstige hepato-
encephalopathie (HE), over braken, diarree, polyurie/polydip-
sie tot slechts een toegenomen speekselvloed. Bij sommige
(asymptomatische) honden vormt enkel de aanwezigheid van
ammoniumuraat-blaassteentjes de hint tot verder onderzoek.
De diagnose wordt gesteld door middel van een te hoge
basale ammoniakconcentratie of een positieve ammoniak-
tolerantietest. Met de nodige ervaring zijn (bijna) alle shunts
echografisch in beeld te brengen. Een enkele keer laat een
shunt zich enkel met behulp van scintigrafie diagnosticeren.

Chirurgisch ingrijpen

Therapeutisch is vooralsnog het chirurgisch gedeeltelijk slui-
ten van de shunt de enige optie. Hierbij wordt de shunt zo ver
als mogelijk vernauwd waarna, bij ongecompliceerd verloop,
de onderontwikkelde lever gaat groeien en de shunt vervol-
gens (vanzelf) sluit of tenminste niet meer functioneel is. Aan
de UKG worden deze ingrepen routinematig gedaan. De
mortaliteit van de operatie varieert tussen de tien en dertig
procent (onder andere afhankelijk van het type shunt en de
ontwikkeling van de veneuze portale vasculatuur). Bij zeven-
tig procent van de honden die de ingreep overleven treedt na
één tot drie maanden een volledige fiinctionele sluiting op.
Zij herstellen dus klinisch en metabool volledig. Bij de hon-
den waarbij het ammoniakmetabolisme postoperatief nog af-
wijkend is, blijken de klinische symptomen na de operatie
ook in bijna alle gevallen hersteld te zijn. Op lange termijn
echter, kunnen klinische symptomen wel recidiveren (onge-
veer bij tien procent van de honden).

Oproep

Eén van de oorzaken van complicaties is de sterke toename
van het anesthesierisico bij hepato-encephalopathie, die ten
gevolge van een te hoge ammoniakconcentratie ontstaat.
Het is essentieel om de operatie pas uit te voeren als de symp-
tomen zo ver mogelijk zijn teruggedrongen. De belangrijkste
maatregelen daarvoor zijn een eiwitarm dieet en lactulose,
waardoor de productie en opname van ammoniak uit de darm
verminderen. Ervaring heeft geleerd dat het slagingspercen-
tage van deze ingreep sterk vermindert boven een leeftijd van
ongeveer vijfjaar. Voor deze patiënten (en alle andere waar-
voor om gelijk welke reden chirurgie geen optie is) is levens-
lange symptomatische behandeling de enige resterende optie.

Onderzoek gestart

In een poging om een nog beter werkzaam dieet voor derge-
lijke patiënten te ontwikkelen is bij de UKG een onderzoek
gestart naar de invloed van het type eiwit in het dieet. Hier-
voor is een dubbel-blinde studie opgezet waarbij we twee di-
eten, ieder gedurende vier weken testen. Beide hebben het-
zelfde laag gehalte aan eiwit maar dit is in het ene voer van
dierlijke en in het andere van plantaardige oorsprong. De hy-
pothese is dat het experimentele dieet nog beter werkt bij het
terugdringen van de neurologische symptomen dan het nu
gangbare eiwitarme dieet.

De opzet van het dieet is dubbel-blind en cross-over. Bij de
start van de studie wordt bloed afgenomen, een algemeen en
een neurologisch onderzoek gedaan. Hierna krijgen de eige-
naren het eerste voer mee. Gedurende de vier daarop volgen-
de weken houden we telefonisch contact zodat wekelijks een
hepato-encephalopathie score kan bepaald worden. Na vier
weken worden bij een controlebezoek de onderzoeken her-
haald en wordt het tweede dieet meegegeven. Opnieuw sco-
ren we wekelijks de hepato-encephalopathie. Na acht weken
volgt een laatste evaluatiebezoek. Dit wordt vaak gekoppeld
aan een opname voor chirurgie of (recentelijk) groeihormo-
ontherapie. De deelname aan de studie levert de eigenaren
een korting van 400 euro op de operatie op, naast het gratis
voer gedurende deze twee maanden.
Bij honden met porto-systemische shunts worden nog enkele
andere onderzoeken gedaan, onder andere naar de ontwikke-
ling van de nierfunctie en de groei van de lever onder invloed
van operatie of een alternatieve behandeling met een lever-
specifieke groeifactor. Een hond kan meedoen aan een com-
binatie van deze onderzoeken en zodoende kunnen de
operatiekosten (meestal rond de 1200 euro) bijna volledig
vergoed worden.

Bij deze doen wij dan ook graag een oproep om honden te
verwijzen die in deze studie kunnen passen. Indien u een hond
diagnosticeert met een porto-systemische shunt en de eigena-
ren zijn geïnteresseerd in deelname dan kunnen zij contact
opnemen met de onderzoekster, drs. Sarah Proot of met de af-
deling hepatologie van de UKG. Ook indien er interesse is

Onderzoek naar de invloed van voer bij honden met een congenitale
porto-systemische shunt

-ocr page 160-

voor een of meerdere van de andere genoemde onderzoeken
is de dienst hepatologie het beste aanspreekpunt. Dit kan via
de algemene balie of tijdens het spreekuur van de Hepatologie
op donderdag van 17.00 tot 17.45 uur op het nummer 030-
2531692. Volledig uitgewerkte protocollen voor de eigenaar
worden ter beschikking gesteld zodat in detail duidelijk is wat
de voorwaarden van het onderzoek zijn. Deze protocollen zijn
ook op te vragen op bovenstaande wijze.

erge

neeskunde. Prof. dr. J. Rothuizen is dierenarts en specialist
in de inwendige ziekten van gezelschapsdieren aan de Uni-
versiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht

Ontwormen volgens Europese normen (ESCCAP)

Anderhalf jaar geleden kwam een
groepje Europese parasitologen
bijeen in Zürich om de mogelijkhe-
den te bekijken voor een uniform
ontwormingsadvies voor hond en
kat in de EU. Dit werd ingegeven
__door het succes van eenzelfde initi-
atief in de Verenigde Staten
(CAPC), waar behalve een website
ook folders uitgegeven worden over de preventie en be-
strijding van endo- en ectoparasieten bij honden en kat-
ten.

De oorspronkelijke initiatieven voor CAPC in Amerika
werden gefinancierd door de farmaceutische industrie, maar
thans bestaat een onafhankelijke stichting CAPC die de ad-
viezen geeft, toelicht en bijstelt. Deze stichting wordt aan-
gestuurd door toonaangevende namen op het gebied van de
medische en veterinaire parasitologie. Het Zwitserse initiatief
wordt bij ons in Europa financieel mogelijk gemaakt door de-
zelfde farmaceut, Novartis AH. Op dit moment bestaat ook
voor de EU een onafhankelijke stichting die is ingeschreven
bij de Engelse Kamer van Koophandel.
Een Duits reclamebureau is ingeschakeld voor het ontwikke-
len van een website en een voorlichtingsfolder. De parasitolo-
gen van het eerste uur fungeren voorlopig als de eerste \'board
members\' van de stichting, die na een democratische keu-
zeronde de prachtige naam ESCCAP heeft meegekregen (Eu-
ropean Scientific Councel Companian Animal Parasites). De
board wordt gevormd door: Maggie Fisher (Verenigd Konink-
rijk), voorzitter, Guadalupe Miro Corrales (Spanje), Claudio
Genchi (Italië), Christian Epe (Duitsland), Peter Deplazes
(Zwitserland), Jacques Guillot (Frankrijk), Stig Milan Thams-
borg (Denemarken) en Frans van Knapen (Nederland).

Pennevruchten

De eerste pennevruchten werden inmiddels gepresenteerd en
bediscussieerd tijdens een aantal (inter)nationale congressen,
zoals de internationale Tbxocara-bijeenkomst in november
vorig jaar in Parijs (zie: Tijdschr Diergeneeskd 2006, 15 mei;
131:385). De ESCCAP-guidelines zijn inmiddels in een ver-
gevorderd stadium en zullen, wanneer zij gereed zijn, uit-
gebreid worden gepresenteerd tijdens Nederlandse bijeen-
komsten van dierenartsen en parasitologen. Ter voorbereiding
hebben de veterinair parasitologen in Nederland een voor-
bespreking gehad hoe de guidelines het beste kunnen worden
gepresenteerd. Het spreekt voor zich dat dit initiatief uitslui-
tend gaat werken als alle praktiserende dierenartsen zich ach-
ter de uniforme richtlijn stellen.

Berichten

verslagen

Binnen Europa zijn overigens genoeg verschillen in endemi-
citeit voor helminthen om voor Ierland een andere aanbeve-
ling te hebben dan voor bijvoorbeeld Griekenland. De guide-
lines bevatten daarom meer informatie dan strikt genomen
voor elke Europese regio gewenst is. Bezien zal worden of op
de website ook regionale aanbevelingen kunnen worden ge-
geven die (uiteraard) afgeleid zijn van de totale richtlijn. Een
discussie van belang zal nog gaan over het doel van regel-
matig ontwormen. De gezondheid van hond en kat staat voor-
op, maar de vraag is of ook volksgezondheid een overwegen-
de rol moet spelen. De ESCCAP meent van wel. Dat betekent
dat voor een aantal wormsoorten vaker ontwormd zal moeten
worden dan strikt genomen noodzakelijk is, om individuele
honden (of katten) vrij van wormziekten te houden. Het
verschil zit in de benadering populatie/leefomgeving versus
individueel dier. Wanneer we als beroepsgroep serieus bij
willen dragen aan het belangrijk geachte volksgezondheids-
probleem van larva migrans en daarmee verwante chronische
allergieën, dan zullen we aan diereigenaren moeten kunnen
uitleggen dat verantwoord huisdierbezit inhoudt dat de dieren
geen potentieel risico horen te vormen voor de leefomgeving
van mensen (tuinen, parken, zandbak). Weldenkende mensen
zullen graag meedoen. Helaas zijn er nog collega\'s die het nut
van regelmatig ontwormen (minimaal vier keer per jaar) niet
inzien en zeker niet adviseren. Zodra de richtlijn beschikbaar
komt, komen we er uitgebreid op terug.

Werkgroep Veterinaire Parasitologie Nederland

Frans van Knapen
Fred Borgsteede
Maarten Eysker
Joke van der dessen
Paul Overgaauw
Deborah van Doorn

-ocr page 161-

Veterinair
tuchtrecht

Uieruitzet

Dikke Berta is een 275 dagen drachtige vleeskoe die last heeft
van een vervelend uieroedeem. De veehouder belt zijn dieren-
arts Janssen, maar krijgt hem niet aan de teleft)on. Een dieren-
arts in loondienst, Pietersen, suggereert om de koe Furosol 5%
te geven, de veehouder moet dat maar even komen ophalen. Als
de veehouder bij de praktijk arriveert heeft Pie-
tersen zich bedacht; Furosol is een UDD-
middel en kan niet worden mee-
gegeven, dus of de veehouder dan
maar Diurizone-poeders mee naar
huis wil nemen. Dat wil de vee-
houder niet en er wordt intern
even overlegd. Janssen over-
legt met Pietersen die besluit
om toch 50ml Furosol 5%
mee te geven, en een verkla-
ring voor off-label use uit de
la haalt. Zowel veehouder
als dierenarts Janssen onder-
tekenen deze verklaring, en
klaar is Klara, pardon, Berta.

Lone Ranger

De veehouder geeft de Furosol aan
de koe en controleert \'s avonds of er al
tekenen zijn van een op handen zijnde be-
valling, maar er is niets te zien. De volgende
ochtend steken er echter pootjes uit Dikke Berta. Dierenarts
Pietersen komt in allerijl om het kalf (toch nog) met een kei-
zersnede te halen. Dikke Berta is er niet best aan toe, en het
kalf is dood. Volgens Pietersen al enige tijd, want de haren
zijn makkelijk uit de vacht te trekken en de kop van het kalf
is gestuwd. De veehouder ziet onmiddellijk verband tussen
de Furosol en het overleden kalf en vindt dat dit de schuld is
van dierenarts Janssen. Off-label use of niet, hij had gewoon
geen Furosol mogen voorschrijven. Bovendien laat hij zich
door Utrecht vertellen dat de dosering veel te hoog is ge-
weest. De veehouder dient een klacht in bij het Tuchtcollege.
Dat is een zeldzaamheid: klachten over vee en diergenees-
middelen worden bijna altijd door de klachtambtenaar inge-
diend en niet door de veehouder. Deze veehouder wil echter
1.000 euro schadevergoeding voor het overleden kalf
In de procedure ontkent Janssen niet dat hij het middel heeft
meegegeven maar vraagt zich wel af wat nu eigenlijk het pro-
bleem is. De veehouder heeft toch zelf ook zijn handtekening
gezet voor off-label use van Furosol? Acuut uieroedeem is
een gegronde indicatie voor toepassing van Furosol, en nega-
tieve bijwerkingen zijn, behalve hypokaliëmie, niet bekend.

Furosol is niet geregistreerd voor koeien,
maar soms kom je niet uit onder het
gebruik van diergeneesmiddelen die
niet zijn geregistreerd. In zo\'n geval
pak je een off-label use-verklaring om
het middel toch te kunnen toedienen.
En dan is alles geregeld, toch?

Niet sollen met Furosol

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

UDD: Uitsluitend Door Dierenarts, of...

Wat is het probleem dan precies? Dierenarts Janssen heeft de
wettelijke bepalingen rond diergeneesmiddelen een beetje
door elkaar gehaald. Het Tuchtcollege onderschrijft dat Jans-
sen in dit geval met recht een beroep kon doen op de vrijstel-
lingsregeling om Furosol voor te schrijven; het middel mag
in noodgevallen worden toegepast bij runderen, maar een die-
renarts moet dan wel zelf constateren of er sprake is van een
noodsituatie! Dat is hier niet gebeurd en Janssen heeft daar
ook nog een beetje over gejokt. Hij heeft een door hemzelf en
door de veehouder ondertekende off-label use-verkla-
ring meegegeven en dat vindt het Tuchtcollege een
__ goede zaak. Een verklaring meegeven waarin
~ staat dat de koe door de dierenarts is be-

zocht en onderzocht terwijl dat niet waar
is, is minder fraai. Ook is Janssen ver-
geten om de wachttijd te vermelden
en heeft hij de veehouder er niet op
gewezen dat door het gebruik van
ftirosemide de partus sneller op
gang kan komen. Dierenarts Jans-
sen heeft daarbij nog een belang-
rijke vergissing gemaakt: off-label
use of niet, Furosol is een UDD-
middel en mag dus uitsluitend door
een dierenarts worden toegediend.

...UDD: Uiterst Discutabele Dosering?

Alsof dat nog niet genoeg is, rekent het
Tuchtcollege ook nog even de dosering na.
Blijkens de bijlage rund bij de vrijstellingsregeling
is de aanbevolen hoeveelheid 0,5-1 mg/kg lichaamsge-
wicht. Furosol 5% bevat 50mg furosemide per ml, dus
50ml Furosol 5% bevat 2500 mg furosemide. Als een vaars
ongeveer 625kg weegt, en deze hele portie in één keer
binnenkrijgt, is dat 4mg per kilo: een overdosering van vier
tot acht keer. Zowel de deskundige uit Utrecht als het Tucht-
college denken dat er wel een verband kan zijn tussen deze
overdosering en de versnelde partus. Wat niet vaststaat is of
het kalf hierdoor is overieden.

Hoofd{b)rekenwerk

Het Tuchtcollege vindt de klacht van de veehouder gegrond
en legt de dierenarts een boete op van 250 euro. Voor schade-
vergoeding zal de veehouder naar de civiele rechter moeten,
als hij het causale verband tussen het handelen van de dieren-
arts en de dood van het kalf kan aantonen. Of de verkoop van
50ml Furosol de dierenarts een boete van 250 euro waard was
moet zijn accountant dan maar uitrekenen.

-ocr page 162-

Miel Bingen

Prof. dr. Johan Wempe zal op 6 oktober tijdens het jaar-
congres in Hotels van Oranje een forumdiscussie leiden
over het thema beroepsintegriteit. Het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde sprak met hem over het jaarcongres,
wat beroepsintegriteit nou precies inhoudt en de positie
van de dierenarts.

Johan Wempe is een man met veel uiteenlopende interesses.
Eerst afgesmdeerd als filosoof in Utrecht en daarna in Delft
als bedrijfskundige bleek al snel dat zijn grote belangstelling
bij ethische vraagstukken lag, maar dan wel met een duidelijk
praktijkgerichte insteek. In de loop der jaren is hij dan ook
actief geweest in een groot aantal functies binnen de acade-
mische wereld en het bedrijfsleven. Tegenwoordig is Wempe
met name actief als zelfstandig adviseur op het gebied van
organisatie-ethiek. Ook doet hij aan de Erasmus Universiteit
onderzoek en geeft hij onderwijs op het gebied van
bedrijfsethiek en duurzaamheid. Verder is hij onder andere
bestuurslid van het Netwerk Bedrijfsethiek Nederland. Zijn
belangstelling voor diergeneeskunde en dieren komt niet al-
leen voort uit het feit dat hij getrouwd is met een dierenarts.
Zo was hij tot voor kort lid van de Dierethiekcommissie
(DEC).

Meer dan genoeg ervaring dus om met autoriteit te kunnen
praten over de dilemma\'s rondom beroepsintegriteit in de
diergeneeskunde. Ook meer dan genoeg kennis om de vraag
te beantwoorden wat beroepsintegriteit nou precies inhoudt.
"Beroepsintegriteit is een complex begrip. Integer zijn bete-
kent eigenlijk niet veel meer dan \'heel\' zijn. Als een land
wordt binnengevallen dan wordt de integriteit van dat land
bedreigd. Het heeft niet meer een volledige zeggenschap over
het eigen grondgebied. Kijk naar Israël en Hezbollah. Zij tas-
ten eikaars integriteit aan. Zo werkt het ook met personen. De
integriteit van een persoon wordt bedreigd als iemand niet
meer volledig zeggenschap heeft over zijn ik. De integriteit
van een persoon staat onder druk als deze persoon meerdere
rollen vervult en als het niet meer duidelijk is voor hemzelf
en buitenstaanders welke rol hij op een bepaald moment aan
het vervullen is. Kijk naar de inkoper die een cadeautje ont-
vangt van een bedrijf waar hij producten koopt. Door een gift
te accepteren en hier niet open over te communiceren, wordt
zijn rol onduidelijk en komt zijn integriteit onder druk te
staan", legt Wempe uit.

De dilemma\'s rondom integriteit gelden ook voor de dieren-
arts. Ook een dierenarts heeft meerdere rollen die onderling
kunnen conflicteren. Zo staan de belangen van dier, eigenaar
en maatschappij vaak op gespannen voet met elkaar. De druk
op een dierenarts om toe te geven aan de belangen van een
van de partijen is groot. Een en ander wordt nog eens gecom-
pliceerd doordat er binnen de Nederlandse maatschappij
naast wetten ook nog eens normen en waarden gelden en dat
de eisen die normen, waarden en wetten aan de dierarts stel-
len soms niet met elkaar overeenkomen, aldus Wempe.
Om het een en ander nog verder te compliceren speelt be-
roepsintegriteit op meerdere niveaus. "Er zijn drie niveaus
waar het thema speelt en die samen de hele diergeneeskundi-
ge zorg omvatten. Het gaat om de individuele dierenarts, het

functioneren van de praktijken en andere organisaties waar
dierenartsen actief zijn en ten slotte om de rol van de beroeps-
groep in zijn geheel. Integriteit op al deze niveaus, het indivi-
du, de organisatie en de beroepsgroep, bepaalt de professio-
naliteit van veterinair Nederland. Op dit moment is met name
het tweede niveau in beweging en speelt de integriteitkwestie
vooral hier. Hoe ga je nou om met allerlei vragen binnen een
praktijk of een team? Maak je als praktijk agressief reclame?
Hoe ga je om als team met vragen over proefdieren? Allemaal
vragen waarop een antwoord moet worden geformuleerd om
te kunnen zeggen datje integer bezig bent."

Conflicterende eisen

Aan de veterinair de taak om deze vaak conflicterende eisen
te managen. "Om zijn integriteit te handhaven zal een indivi-
duele dierenarts zeer bewust de dialoog met zijn omgeving
moeten aangaan. Alleen dan kan hij of zij overtuigend over-
komen. De veterinair zal met open vizier op zoek moeten
gaan naar die partijen die een rol spelen binnen zijn vakge-
bied, naar zijn omgeving moeten kijken en met name de dia-
loog met die partijen moeten zoeken waarvan hij oppositie

Beroepsintegriteit voor dierenartsen

-ocr page 163-

kan verwachten. Het ontkennen van dilemma\'s is de grootste
valkuil van een professional. Vaak zal het lastig zijn voor een
dierenarts zijn weerklank te vinden. De dierenarts geldt nou
eenmaal als autoriteit op het gebied van diergezondheid, maar
alleen door de dialoog te zoeken, door weerstand te zoeken,
kan de dierenarts begrijpen waar knelpunten liggen, leren van
wat er in de maatschappij leeft en integer en geloofwaardig
keuzes maken. Door dit proces aan te gaan en open te staan
voor de resultaten kan veterinair Nederiand er voor zorgen
een betrouwbare en integere partij te zijn."
Johan Wempe benadrukt dat dit vaak niet makkelijk zal zijn
en continu veel inzet vergt. "Een complicerend probleem
hierbij is zonder meer dat de context meegenomen moet wor-
den in de beslissing. Waar in het ene geval voor euthanaseren
wordt gekozen, kan dat in een ander, in eerste instantie verge-
lijkbaar geval, de verkeerde keus zijn. Het is aan de dierenarts
om dan terug te gaan naar de basisprincipes achter zijn be-
sluitvormgeving om opnieuw zijn besluit te motiveren. Het
communiceren met de omgeving is dan ook een continu pro-
ces en zeker niet het eenmalig innemen van een positie over
een onderwerp."

Beroepsgroep

Net zoals openheid over het handelen van de individuele
dierenarts belangrijk is voor de individuele integriteit van een
dierenarts, is het belangrijk voor de beroepsgroep om het
maatschappelijk debat niet uit de weg te gaan. Wempe ziet
hier in het bijzonder een rol voor de KNMvD weggelegd als
spreekbuis voor veterinair Nederland. Ook hier geldt dat door
deel te nemen aan de discussie en open te staan voor ideeën
van andersdenkenden de beroepsgroep haar positie over be-
langrijke onderwerpen zoals de bio-industrie, het dierziekte-
beleid et cetera transparant kan maken.
Dat er behoefte bestaat aan meer transparantie is voor Wempe
evident. "De veterinaire beroepsgroep is niet bijzonder door-
zichtig als het gaat om het innemen van standpunten in het
maatschappelijke debat. Ik heb wel eens de indruk dat de be-
roepsgroep neigt naar het zich verschuilen achter de belangen
van wetgever, diereigenaar en industrie. Hierdoor wekt de
beroepsgroep, naar mijn mening trouwens ten onrechte, de in-
druk vooral een dienaar van deze belangen te zijn. De onaf-
hankelijkheid, en daarmee integriteit, komt daardoor onder
druk te staan. Het zou dan ook goed zijn voor de beroepsgroep
om, zoals al eerder gezegd, de discussie te zoeken en een visie
op de maatschappij in Nederland uit te dragen. Dit betekent
zeker niet dat er een Don Quichote-achtige positie in moet
worden genomen ten opzichte van de industrie of dierenacti-
visten. Wat de dierenartsen in Nederland moeten doen is in de
arena treden en laten zien waar zij mee bezig zijn."
Overigens beperkt de rol van de KNMvD zich niet alleen tot
het vormen van een speekbuis naar het publiek toe, merkt
Johan Wempe op. Er is een duidelijke taak weggelegd voor
de KNMvD als het gaat om het initiëren en katalyseren van
dialogen op tal van gebieden binnen de beroepsgroep die
kunnen bijdragen aan transparantie en dus integriteit. Veel
heikele onderwerpen zoals onderlinge concurrentie, maar
ook ethische vragen zouden door de KNMvD ter discussie
kunnen worden gesteld tijdens thema-avonden of andere acti-
viteiten. Daarnaast zou de KNMvD ook actief\'stakeholders\'
kunnen benaderen om inzicht te krijgen in waar hun belangen
liggen en waar deze zouden kunnen botsen met de belangen
van de veterinair.

Jaarcongres

Tijdens het jaarcongres zal Johan Wempe de forumdiscussie
leiden. Er is gekozen voor een op het tv-programma \'De ach-
terkant van het gelijk\'-lijkende setting om ervoor te zorgen
dat de dilemma\'s waar de beroepsgroep mee geconfronteerd
wordt scherp naar voren komen. Het forum bestaat uit veteri-
naire en niet-veterinaire professionals (zie het kader op deze
pagina) die actief zijn in de praktijk, de politiek, de faculteit
en het bedrijfsleven. Johan Wempe verwacht dat deze mix
van forumleden ervoor zorgt dat er een vruchtbare discussie
zal plaatsvinden.

"Ik zie het jaarcongres met veel enthousiasme tegemoet",
zegt Wempe. "In de eerste plaats omdat ik het moedig en be-
wonderenswaardig vindt om te zien hoe de veterinaire wereld
hand in eigen boezem steekt en de thematiek aansnijdt. Een
cynicus zal wijzen op de tekortkomingen in de beroepsgroep,
maar ik zie vooral de inzet van de leden en de KNMvD om te
streven naar verbetering en de interesse die veterinairen ten-
toonspreiden voor het thema. Naar mijn overtuiging zijn er
veel beroepsgroepen die een voorbeeld kunnen nemen aan
diergeneeskundig Nederland."

Tijdens de forumdiscussie wil Wempe vooral de problemen
waar een dierenarts in de dagelijkse praktijk tegenaan loopt
accentueren. "Door de setting van de forumdiscussie wordt
het mogelijk om verschillende kanten van een onderwerp aan
bod te laten komen en te laten zien dat het nooit zwart-wit is.
Het is nou eenmaal niet zo dat de ene beslissing honderd pro-
cent goed is en de andere totaal niet deugt. In zekere zin be-
staat er in een aantal gevallen geen juist antwoord. Waar het
om gaat is dilemma\'s zichtbaar te maken en te laten zien dat
de manier waarop er met een probleem wordt omgegaan van
vitaal belang is. In een tweede stap willen we graag laten zien
hoe je constructief met allerlei dilemma\'s uit de praktijk van
iedere dag kan omgaan. Welke stappen kan iemand in het
veld nemen om er voor te zorgen dat hij moeilijke dilemma\'s
kan voorkomen of oplossen? Door middel van discussie hoop
ik dat er een creatief proces op gang komt en dat we tot oplos-
singen komen. We willen graag handvatten aanreiken waar-
mee een dierenarts uit de voeten kan als hij ergens tegenaan
loopt in de praktijk. Mochten we hierin slagen dan ben ik er
van overtuigd dat het een nuttige discussie gaat worden voor
menig dierenarts."

Wie zit er in het forum tijdens het jaarcongres

Johan Wempe, Erasmus Universiteit, discussieleider
André Kleinmeulman, VWA

Johanna Fink-Gremmels, Faculteit der Diergeneeskunde

Peter Egberink, Raad van Toezicht, practicus

Co Minderhoud, Commissie Ethiek, Ereraad

Piet Bukman, oud-minister van landbouw

Nicole Willems, student diergeneeskunde

Walter Boer, Proteq Dier & Zorg

Ron van der Helm, AID

Daan van Doorn, Vion

Annet van Weezei Errens, drs. in de diergeneeskunde

-ocr page 164-

Deze rubriek beliciit relevante bin-
nen- en buitenlandse signalen op
infectieziektegebied die voor vete-
rinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het Infectie-
ziekten Bulletin:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

Binnenland

Blootstelling labmedewerkers aan BruceWa-isolaten
In juni hebben twee medische microbiologische laboratoria
een
Brucella-isolaat ingestuurd naar het RIVM voor identifi-
catie. Bij één lab was bij inzending niet aan
Brucella gedacht.
Beide stammen, geïdentificeerd als
Brucella melitensis bio-
type 3, waren geïsoleerd uit bloedkweken van patiënten af-
komstig uit Turkije. In beide laboratoria zijn labmedewerkers
blootgesteld aan de
Brucella en hebben daarom antibiotische
profylaxe ontvangen.

MRSA bij varkens

Het MRSA-beleid van de Werkgroep Infectieprevende is
aangescherpt. Personen die beroepsmatig in direct contact
komen met levende varkens op varkensbedrijven blijken een
verhoogd risico op MRSA-dragerschap te hebben. Deze per-
sonen zullen voorafgaand aan behandeling of opname in een
ziekenhuis of verpleeghuis eerst op MRSA getest worden en
indien nodig op een eenpersoonskamer met hygiënemaatre-
gelen worden verpleegd. Dit geldt ook voor alle personen die
op een varkensbedrijf wonen. Personen die beroepsmatig
nauw contact hebben met levende vleeskalveren worden bij
behandeling of opname in een ziekenhuis of verpleeghuis op
MRSA getest (in het kader van onderzoek), maar niet apart
verpleegd.
Bron: RIVM

Vogelgriep op pluimveehouderij in Voorthuizen
Tijdens een routinescreening op een pluimveebedrijf in
Voorthuizen is een positieve PCR voor laagpathogene aviaire
influenza H7 gevonden. Alle kippen van het bedrijf zijn reeds
geruimd.
Bron: Inf@ct

Buitenland

Import van lassakoorts in Duitsland

Deze zomer was een grote, internationale contactopsporing
in gang gezet vanwege een patiënt met lassakoorts in Duits-
land. De 68-jarige man afkomstig uit Siërra Leone werd daar
op 5 juli ziek met koorts en vloog op 10 juli van Freetown
(Siërra Leone) via Abidjan (Ivoorkust) naar Brussel, en op
11 juli van Brussel naar Frankfiart. Aldaar is hij wegens een
verslechterend ziektebeeld opgenomen werd in het zieken-
huis. Op 20 juli werd IgG voor lassavirus gedetecteerd in
liquor, een dag later was RNA-PCR op bloed, speeksel en
urine positief voor lassavirus. Geen van de contacten van de
patiënt is besmet geraakt.
Bron: EWRS

Gesignaleerd

Conclusies uit epidemiologisch onderzoek van patiënten met
H5N1

De WHO heeft in de Weekly Epidemiological Record onder-
zoeksresultaten van epidemiologische data van 205 patiënten
met H5N1 gepubliceerd. Enkele conclusies hieruit zijn:

• Het aantal landen met humane gevallen is na oktober 2005
van vier tot negen toegenomen, na geografische uitbrei-
ding van uitbraken onder pluimvee.

• De helft van de patiënten is jonger dan twintig jaar; negen-
tig procent van de patiënten is jonger dan veertig jaar.

• De \'case fatality rate\' is voor alle patiënten 56 procent en
is het hoogst in de leeftijdsgroep 10 tot 39 jaar.

• Patiënten komen het hele jaar door voor; het seizoensritme
toont daarbij een piek in de wintermaanden. Als dit pa-
troon doorzet kunnen we eind 2006 of begin 2007 een op-
leving in het aantal patiënten verwachten.

Nieuwe uitbraken van aviaire influenza H^Ni onder vogels
Voor de eerste maal is in de afgelopen zomer in Spanje
aviaire influenza H5N1 gevonden. Het ging om een dood ge-
vonden fuut waarbij infectie met aviaire influenza H5N1 is
vastgesteld. In de dierentuin van Dresden is een wilde zwaan
positief bevonden voor aviaire influenza H5N1. Dit bericht is
niet door de OlE bevestigd.

In de Thaise provincies Phichit en Nakhon Phanom is infec-
tie met aviaire influenza H5N1 onder pluimvee bevestigd.
Thailand had gedurende acht maanden geen uitbraken onder
pluimvee gerapporteerd.
Bron: Promed/OIE/EWRS

Humane infecties met het aviaire influenzavirus H5N1
Het ministerie van gezondheid in China heeft retrospectief de
eerste patiënt met aviaire influenza H5N1 in China bevestigd.
De 24-jarige militair uit Peking ontwikkelde op 25 november
2003 symptomen en werd met een pneumonie in het zieken-
huis opgenomen. Hij overleed begin december 2003. Het to-
taal aantal cumulatieve patiënten met aviaire influenza H5N1
in China bedraagt inclusief deze patiënt twintig, waarvan
dertien overledenen.

Het ministerie van volksgezondheid in Thailand heeft bij
twee personen infectie met aviaire influenza H5N1 bevestigd.
Beide personen hadden voordat ze ziek werden contact met
zieke of dode kippen. Beide patiënten zijn overleden. Het zijn
de eerste humane infecties in 2006 in Thailand. Het totaal
aantal patiënten in Indonesië is tot op 10 augustus toegeno-
men tot 56, waaronder 44 overledenen.
Bron: WHO

Gesignaleerd

ri V J11

Anita Suijkerbuijk

Rijksinstituut

voor Volksgezondheid

en Milieu

-ocr page 165-

Vorig jaar hebben vijftien Ameri-
kaanse veterinaire studenten een
bezoek gebracht aan vijf Europese
diergeneeskunde faculteiten, waar-
onder onze Utrechtse faculteit. Deze
zomer was het de beurt aan de
Europese studenten om vanuit
London, Edinburg, Dublin, Hanno-
ver en Utrecht, vijf diergenees-
kunde faculteiten in vijf verschillende staten van de Ver-
enigde Staten te bezichtigen.

Het doel van dit programma, gesponsord door de firma Pfizer,
is om in internationaal verband kennis en inzicht te verbreden
in de veterinaire wereld, met name gericht op dier-
geneeskundige opleidingen en zo een internationaal netwerk
te vormen. Daarnaast kregen de diverse faculteiten de gele-
genheid om hun onderwerpen op het gebied van veterinair
wetenschappelijk onderzoek te presenteren. De bezochte uni-
versiteiten zijn Michigan State University, Purdue University
(Indiana), University of Illinois, University of Minnesota en
de University of Wisconsin-Madison.
Wij, Lobke Buhrmann, Christian Scherpenzeel en Diana de
Rooij, hebben gedrieën deelgenomen aan dit zogehete \'Inter-
national Focal Student Abroad Program\'. Graag willen wij
onze ervaringen in onderstaand artikel uiteenzetten om zo
een korte indruk te geven van de diergeneeskunde in de Ver-
enigde Staten.

Doctor of Veterinary Medicine

De weg naar het behalen van de titel DVM, oftewel Doctor of
Veterinary Medicine is geheel anders dan het traject in
Nederiand In Amerika is het gebruikelijk om na de high-
school eerst twee tot vier jaar een \'undergraduate program\' te
volgen. In deze periode wordt veel aandacht geschonken aan
de biomedische basiswetenschappen zoals (cel)biologie, bio-
chemie en laboratoriumvaardigheden.
De selectie van studenten voor de daadwerkelijke diergenees-
kundeopleiding is tijdrovend en duur (Michigan State
Univerisity besteedt 200.000 dollar per jaar aan de selectie).
Na een psychologische test valt de helft van de aanmeldingen
af, vervolgens valt nog eens de helft af na het insturen van
een curriculum vitae met motivatiebrief Uiteindelijk worden
slechts 250 van de gemiddeld duizend mensen die zich heb-
ben aangemeld uitgenodigd voor een gesprek met twee facul-
teitsmedewerkers. Van deze 250 zullen er maar honderd aan
de studie mogen beginnen. Studeren is in Amerika erg duur,
het gemiddelde collegegeld ligt rond de 20.000 dollar per
jaar. Mede hierdoor is de motivatie en de professionaliteit bij
de studenten hoog. Echter, de meeste studenten hebben na af-
loop van hun studie een aanzienlijke schuld.

Groot

Groot, groter grootst. Dat is de associatie die wij Europeanen
vaak hebben met Amerika. Niet alleen in het dagelijks leven
kom je dit geregeld tegen, maar ook op de boerderij van Mi-
chigan State University met haar 3200 melkkoeien en 9000
stuks vee. 24 uur per dag wordt er, veelal door Mexicanen,
gemolken en er zijn twee dierenartsen ftilltime in dienst. Voor
het gezond houden van dit bedrijf is management het \'key-
word\'. Andere faculteiten hebben de beschikking over ver-
gelijkbare grootschalige bedrijven.

Berichten

verslagen

Er wordt veel belang gehecht aan het wetenschappelijk on-
derzoek, zowel tijdens als na de opleiding. Het volgen van
een PhD wordt erg gestimuleerd. Bovendien bieden alle be-
zochte universiteiten zomerprogramma\'s aan waarin studen-
ten deel kunnen nemen aan een onderzoek. Daarnaast krijgen
studenten, onder andere bij de University of Wisconsin-
Madison, de mogelijkheid om een eenjarige, gefinancierde,
master te volgen tijdens de studie, vergelijkbaar met ons ex-
cellent tracé.

West-Nile Virus (WNV) is een groot issue in het midden-
westen van Amerika. Deze zoönose, die zich verspreidt via
een mug, is in 1999 vanuit het Nijlgebied in Afrika geïntro-
duceerd in de staat New York en heeft zich zeer snel kunnen
verspreiden over het noorden van de Verenigde Staten. In to-
taal zijn er 10.000 gevallen van WNV bij de mens geregi-
streerd, waarvan 785 met dodelijke afloop. Purdue University
doet uitgebreid onderzoek, maar ook de University of Illinois.
Illinois combineert het epidemiologische onderzoek met een

It\'s a different way, studeren in de USA

Diana de Rooij

-ocr page 166-

geografisch onderzoek van de getroffen gebieden, omdat
vaak de plaats waar de ziekte ontstaat belangrijk is voor vete-
rinaire en publieke gezondheid.

Behandeling

Amerikaanse diereigenaren hebben veel geld over voor hun
huisdier. Diagnostisch en therapeutisch gaan de dierenartsen
dan ook een stuk verder dan in Nederland. Zo is de behande-
ling van kanker met chemotherapie de normaalste zaak van
de wereld.

Michigan State University heeft onlangs een geheel nieuw
Oncology Center gebouwd, inclusief geavanceerde bestra-
lingsapparatuur en speciaal ontworpen behandelkamers voor
chemopatiënten. De sociale cultuur die hieromheen ontstaat
is typerend; wanneer een eigenaar een- of tweewekelijks met
zijn dier voor chemo of bestraling naar de kliniek moet
komen heeft hij/zij contact met andere lotgenoten die op die-
zelfde dag aanwezig zijn om hun huisdier te laten behande-
len. Het komt regelmatig voor dat na het overlijden van het
dier de eigenaar nog wekelijks terugkomt om de andere eige-
naren te steunen en te vergezellen.

Ook aan marketing wordt veel aandacht besteedt en de kli-
nieken springen dan ook handig in op de wensen van de
cliënt. Wanneer een huisdier bijvoorbeeld een bloedtransftisie
ondergaan heeft, krijgt het huisdier enkele weken later een
kaart thuisgestuurd met op de voorkant de hond of kat van
wie het bloed afkomstig is. Achterop wordt uitgelegd waarop
het bloed getest is, voorafgaande aan de transfusie, om zo aan
te geven hoe veilig het bloed is. Opvallend is dat na invoering
van dit beleid de universiteit nooit meer klachten heeft gekre-
gen over de kosten van de transfusie.

Een ander voorbeeld van marketing is het eens per jaar ge-
houden \'Miracle\'-feest. Dieren die door een \'wonder\' een in-
greep, ziekte of aanrijding hebben overleefd, worden samen
met hun lotgenoten uitgenodigd voor een feestdag waarbij ze
tevens een medische check-up krijgen en worden verwend
met eten en drinken.

Veel aandacht wordt geschonken aan diergedrag. Purdue
University heeft een Animal Behavior Clinic, waar het gedrag
van met name honden, maar ook katten en vogels bestudeerd
wordt. Eigenaren van dieren met gedragsproblemen kunnen
de dierenarts consulteren, waarbij die dieren die goed opge-
voed en rustig zijn tijdens het lichamelijk onderzoek tegen
gereduceerd tarief geholpen worden.

Wilde dieren

Mede door de grote populatie wilde dieren in de natuur en de
grotere belangstelling voor het houden van exotische huis-
dieren, is er een verschil te zien in het patiëntenaanbod tussen
een gezelschapsdierenkliniek in Nederland en in de VS.
Zo heeft de University of Minnesota een uniek opvangcen-
trum voor roofvogels. De kliniek wordt draaiende gehouden
door donaties en het werk van vrijwilligers. Gemiddeld zijn
er zo\'n honderd roofvogels aanwezig, variërend van uilen tot
adelaars. Het merendeel van de dieren wordt binnengebracht
met traumatische verwondingen en fracturen of met een lood-
vergiftiging door het eten van neergeschoten wild. Het stre-
ven is om de vogels weer terug in de natuur te plaatsen, maar
voor sommigen is dit niet meer mogelijk. Zij worden in een
binnen- of buitenverblijf geplaatst. Het centrum biedt daar-
naast vele educatiemogelijkheden voor kleine kinderen, maar
ook voor volwassenen. Het doel is de mensen bewust te
maken van de bescherming van deze bijzondere vogels.

Een nieuw en hip huisdier is de prairiedog, een knaagdier.
Deze dieren dragen onbekende pathogenen bij zich en in de
staat Illinois heeft dit zelfs geleid tot een uitbraak van mon-
key pox bij elf mensen. Na uitgebreid onderzoek door de uni-
versiteit is gebleken dat deze mensen allemaal in contact
waren geweest met prairiehondjes afkomstig van één hande-
laar. De prairiehondjes waren vanuit Afrika verscheept naar
de Verenigde Staten tezamen met aapjes die deze ziekte bij
zich droegen.

Hierboven is een korte greep gedaan uit de talloze ervaringen
die wij hebben opgedaan. Aan het einde van dit artikel willen
wij afsluiten met de vraag: wat heeft Amerika ons als Neder-
landse dierenarts te bieden?

De Utrechtse opleiding is AVMA-geaccrediteerd, waardoor
wij zonder aanvullende testen en opleidingen aan het werk
kunnen als dierenarts in Amerika. Er is op alle gebieden vol-
doende werkgelegenheid en het startsalaris ligt rond de
55.000 dollar (ongeveer 45.000 euro). Wij hebben in de di-
verse klinieken talloze Europese dierenartsen ontmoet, waar-
onder een aantal Nederianders. Zij gaven allen aan zeer tevre-
den te zijn met hun baan, ondanks het zeer competitieve
karakter.

Wij hopen dat we met dit verhaal een kleine impressie hebben
weergegeven van onze avonturen in Amerika. Mochten er
vragen zijn, neem dan gerust contact met ons op.

Diana de Rooij is student diergeneeskunde en assessor van
de Diergeneeskundige Studenten Kring.

-ocr page 167-

In 1913 waren de Land van Cuijkse
koeien nog hoofdzakelijk van het
Cuijkse veeslag. Het waren robuuste,
wat schonkige, vaak wat witte koeien
en zij hadden niet de fraaie uitstraling
die de meer noordelijke IJssel-zusters
hadden.

Enkele jaren later werden ook enkele
Land van Cuijkse fokkers lid van het
stamboek en de gebroeders Barten uit Beers waren hiervan
een voorbeeld.

De eerste koe die zij lieten inschrijven in het register van het
stamboek was Cato. Enkele fokkers lieten een fokboek door
het stamboek bijhouden en het hier getoonde exemplaar is
hiervan een voorbeeld. Op de linkerpagina staat de dochter
van Cato, die Cato 3 werd genoemd Op de rechterpagina
staan de kalQes vermeld van Cato 3. De koeien uit deze Cato
lijn hebben voor de Tweede Wereldoorlog enorm aan de
MRIJ-fokkerij bijgedragen.

Na de oorlog werd Cato 34 geboren, die wat de melkproduc-
tie betreft plotseling al haar goede melkgenen was verloren.
Haar dochter en kleindochter Cato 34 en Cato 38 hadden
zonen van de bekende Prins 5815 en werden in het begin van
de Cuijkse KI, mede door de goede naam die de Barten-koei-
en hadden, veel gebruikt. Ze waren later slecht in de produc-
tie en de markt in den Bosch werd dan ook met zeer veel

Uitgelicht

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

CATO3

-1

Mir

1 . - ,--------------

r • ■ i .....

i ! !
1 .... \'

~ -\'• - --fejïJi-r-...

mTTUE

drachtige dochters van deze twee stieren overspoeld omdat de
Land van Cuijkse boeren geen risico namen en de melkpro-
ductie van deze dieren niet durfden af te wachten.

Dit is een van de vele authentieke boeken die te zien zijn
in het museum Veeteelt en KI te Beers, Zie voor meer
informatie over dit museum: www.veeteelt-ki-museum.nl
of vraag de museumfolder aan 0485-330241.

Het aquariumgranuloom

NJ. Plantenga en J.P.P.M. de Vries. Ned Tijdschr Geneeskd 2006; 150 (nr 12): 670.

Beschreven wordt een man van 28
jaar die zich in het ziekenhuis meldde
met een sinds tien dagen bestaande
ulceratieve laesie, omgeven door een
rode, pijnlijke zwelling, aan de
middelvinger. Drie weken eerder had
de patiënt daar een verwonding opge-
lopen tijdens het reinigen van een
aquarium. De rechter-oksellymfeklier
was gezwollen en
op de onderarm wa-
ren enkele erythe-
mateuze noduli aan-
wezig. De man had
geen koorts gehad.
Ondanks antibiotica
van de huisarts was
er geen verbetering
opgetreden. Bij on-
derzoek van biopten
van de ulceratieve
laesie bleek de PCR
op Mycobacterium
marinum positief te
zijn. Dit is een voor
vissen commensale
bacterie, die echter
wel pathogeen is
voor de mens en
daar huidinfecties kan veroorzaken. De infectie kan worden
opgelopen als een huidverwonding in contact komt met
besmet zoet of zout water. Omdat het reinigen van een aqua-
rium vaak de oorzaak van deze aandoening is, wordt het
ziektebeeld ook wel \'aquariumgranuloom\' genoemd. De in-
cubatietijd bedraagt ongeveer drie weken. Voor behandeling
wordt het macrolide antibioticum claritromycine (langdurig)
gebruikt. Hiermee herstelde ook de beschreven patiënt vol-
ledig.

Dr. P.A.M. Overgaauw

Referaten

-ocr page 168-

Salmonella-uitbraken door honden- en kattensnacks van dierlijke
oorsprong

L Crowe et al. Mor Mortal Wkly Rep CDC 2006; 55; y02-705.

Er worden negen gevallen van Salmonellose bij de mens
beschreven in Canada en de Verenigde Staten, waarvan de
bron gelegen was in snacks voor hond en kat die waren ge-
maakt van rundvlees en zalm. Zes patiënten liepen de infec-
tie
(S. thomson) op tijdens de productie en twee via hun
hond die uitscheider was na het eten van dergelijke snacks.
Van de laatste persoon kon de informatie niet meer achter-
haald worden.

Bij onderzoek van de productiefaciliteiten werden diverse an-
dere Salmonella-serotypen aangetroffen. In de zalmsnacks
werd een besmetting tot 80.000 cfu/g gevonden. Het dehydra-
tieproces bleek met te lage temperaturen plaats te vinden en er
was veel mis met de etikettering en traceerbaarheid. De fabri-
kanten hadden geen andere maatregelen getroffen om besmet-
ting tegen te gaan, zoals bijvoorbeeld doorstraling. De ervaring
is dat per, in het laboratorium bevestigde, salmonella-infectie
gemiddeld veertig andere in de omgeving optreden. Eerder
werden in Canada al uitbraken bij de mens met
infantis en
S. newport beschreven, afkomstig van gerookte varkensoren.
Onderzoek van de FDA liet zien dat snacks van dierlijke oor-
sprong regelmatig besmetting vertoonden met Salmonella. The
Centers for Disease Control and Prevention (CDC) heeft in-
middels adviezen samengesteld om besmetting te voorkomen:
handen wassen na contact met dergelijke snacks; risicogroepen
(kinderen, bejaarden, zieken, immuungecompromitteerden)
moeten contact vermijden; dierenartsen, dierenspeciaalzaken
en de humane gezondheidszorg moeten hierover voorlichting
geven. Ten slotte dienen de producenten maatregelen te nemen
om besmetting tegen te gaan (verhitting, doorstraling) en waar-
schuwingen vermelden op de verpakking.

Dr. P.A.M. Overgaauw

AO Principles of Fracture Management in the Dog and Cat

ISBN: 3-13-141571-1. Auteurs: Ann.
L. Johnsons, John E.F. Houlton,
Rico Vannini. Uitgever: Georg Thieme
Verlag, Stuttgart.
Prys; €249,95

Boekbespreking

Dit 529 pagina\'s dikke boek met een
harde kaft heeft als auteurs een drietal
veterinairen die hun sporen ruim-
schoots verdiend hebben bij de Arbeidsgemeinschaft voor
Osteosynthese fragen in Davos. In deze plaats zetelt een on-
derzoeksorganisatie die de moederschoot is van zowel de
veterinaire als de humane orthopedie. Jaarlijks worden hier in
december ook de bekende veterinaire AO-cursussen gegeven.
Het boek begint met een drietal zeer nuttige hoofdstukken
over de beschikbare materialen en basisprincipes in de mo-
derne orthopedie. Niet alleen de inmiddels klassieke platen,
pennen en transfixatie-technieken passeren daarbij de revue
maar ook modernere technieken als interlocking nails, locking
plates en clamp rods worden \'to the point\' besproken. De
diverse technieken worden zeer duidelijk besproken en de uit-
leg gaat vergezeld van uitstekende illustraties. De overige
hoofdstukken laat per skeletelement de diverse typen fractu-
ren de revue passeren. Natuurlijk gaat dit in combinatie met
de daarbij behorende optimale therapieën. Dit alles gebeurt in
een unieke combinatie van beknoptheid en toch ook volledig-
heid. Hoewel de weke-delenbenaderingen niet uitvoerig zijn
besproken, maken de diverse illustraties de lezer wel attent op
in het fractuurgebied lopende essentiële vaten en zenuwen.
Het boek is voor iedereen die zich met orthopedie bezighoudt
een nuttig object in de praktijk dat vaak ter hand genomen zal
worden. Het leest bovendien zeer vlot weg. Een ieder die ooit
een AO-basiscursus dan wel gevorderdencursus heeft gedaan.

zal veel herkennen maar ook veel nieuwe stof vinden. Opval-
lend is hoeveel nieuwe ontwikkelingen zich op dit gebied
hebben voorgedaan de afgelopen tien jaar en zich nog steeds
voordoen. Het boek bevat tevens diverse tabellen uit de tal-
rijke AO-brochures.

Voor degenen die zich regelmatig maar niet dagelijks met or-
thopedie bezighouden, is het boek een zeer praktisch naslag-
werk dat regelmatig toch nog even geraadpleegd zal worden
bij de keuze van de beste fractuurbehandeling bij een gege-
ven fractuurtype. De bijgeleverde DVD bevat diverse instruc-
tie films uit de AO-cursussen.

Dit boek met een uitstekende mix tussen kwalitatief hoog-
waardige tekst en zeer duidelijke illustraties is een absolute
aanrader.

H.A. Beijer

AO Principles of
Fracture Management
in the Dog and Cat

-ocr page 169-

Anton Beijer

Veel dierenartsen geeft het een goed
gevoel als de wachtkamer en het af-
sprakenboek vol zitten. Tot op
zekere hoogte is dit ook een goede
zaak. Veel klanten betekent veel
mogelijkheden tot omzet en een
maximale bezetting van de produc-
tiemiddelen in de praktijk, zeker
als die productiemiddelen vooral
tot de vaste kosten gerekend kunnen of moeten worden.
Maar is meer altijd beter?

We gebruiken als voorbeeld daarvoor een oude discussie, na-
melijk de discussie over het kleinedierenconsult. In de tarie-
venpublicatie van de KNMvD stond dit consult voor cavia\'s,
parkietjes et cetera vaak genoemd tegen een tarief dat onge-
veer de helft was van een \'normaal\' consult. Na 1998 is de
KNMvD gestopt met haar tarievenpublicaties, maar de dis-
cussie over dit kleinedierenconsult is nog wel even doorge-
gaan. De voorstanders van een normaal consult wijzen er op
dat een dergelijk consult zelden minder en soms zelfs meer
tijd kost dan een standaardconsult voor een hond of een kat.
De tegenstanders voeren aan dat dan de prijs van het consult
de aanschafwaarde van het te behandelen diertje ver te boven
gaat. Waarbij men tevens aantekent dat de houder vaak een
kind zonder al te veel geld is. Datzelfde kind staat overigens
niet zelden in de spreekkamer met een stel dure Nike\'s aan
zijn voeten. En hoewel de hamster wordt gekocht voor
7,50 euro, kost de kooi vaak 75 euro.

Mensen die puur naar de economische vervangingswaarde
kijken van zo\'n diertje, zullen vaak niet eens naar een dieren-
arts gaan. Is het rationeel om de tarieven van een dergelijke
handeling te verlagen of kunstmatig laag te houden om ook
deze mensen naar de dierenarts te krijgen? Stel dat een die-
renarts zes caviaconsulten per uur kan afhandelen, inclusief
onderzoek, uitleg en een paar vriendelijke woorden voor de
meegekomen kinderen. Als we uitgaan van een bruto uurtarief
voor de dierenarts A van 135 euro per uur komt daar een faire
consultprijs uit van bijvoorbeeld 22,50 euro (exclusief BTW).
Bij zeven of vijf consulten per uur liggen de bedragen anders,
maar daarover straks meer. Dierenarts B is van mening is dat
men niet zoveel kan vragen en krijgt als gevolg van die opstel-
ling ruim twee keer zoveel consulten als hij zijn tarief verlaagt
tot bijvoorbeeld de aankoopprijs van een nieuwe cavia.
Er is in dit voorbeeld nog steeds sprake van een negatieve
prijselasticiteit van 7/15 = 0,47, ook voor cavia\'s. Wat voor
effect heeft dit prijsbeleid op de omzet en met name het uur-
tarief van de dierenarts? Zie hiervoor de fictieve tabel 1.
De wachtkamer van deze sociale caviadokter zit bomvol.
Voor een toevallige bezoeker en de voorbijrijdende collega
lijkt deze dierenarts een fantastische praktijk te hebben. Maar
dit prijsbeleid levert deze dierenarts behalve een volle wacht-
kamer weinig op. Zijn omzet zakt ondanks de aanzienlijke

Praktijk in
bedrijf

Tabel i. Het effect van prijsbeleid op omzet en uurtarief

prijs consult cavia

aantal

totale omzet

uurtarief

2,50

15

37,50

15,00

7,50

13

97,50

45,00

12,50

10

125,00

75,00

17,50

8

140,00

105,00

22,50

6

135,00

135,00

27,50

5

137,50

165,00

uurtarief

135

consulten /uur

6

toename van de cliëntèle, op een wijze die overigens ver-
wacht mag worden bij een prijselasticiteit kleiner dan 1.
Het effect op het uurtarief is echter nog veel schrijnender. Om
de wachtkamer leeg te krijgen heeft deze dokter ruim twee
uur nodig. Zowel het uurtarief als de omzet van 135 euro per
uur van dierenarts A, wordt door de teruggelopen omzet (met
27 procent) bij lange na niet meer gehaald door dierenarts B.
Dankzij die lagere omzet en de langere werktijd zakt de prak-
tijkopbrengst van dierenarts B ook nog eens van 135 euro
naar 45 euro per uur, dat is een daling 66 procent. Van dat be-
drag moeten natuurlijk alle praktijkkosten nog af
Aangezien de meeste inkomsten in een gezelschapsdieren-
praktijk niet uit de verkoop komen maar uit arbeidsloon (ver-
richtingen et cetera) hebben kortingen of onvoldoende hoge
tarieven een dramatisch effect op het uurloon van dierenarts
B, dat daalt in bovenstaand voorbeeld zelfs tot een derde van
dat van dierenarts A. Niet alleen duurt het een uur langer
voordat dierenarts B zijn wachtkamer leeg heeft, maar ook
moet dierenarts B een uur langer werken om tot dezelfde om-
zet te komen als dierenarts A. Dierenarts A maakt slechts
kosten voor één uur assistentie, veriichting et cetera, terwijl
dierenarts B zijn assistente drie uur moet betalen. De kosten
om tot die 135 euro omzet te komen zijn dus ook nog eens
veel hoger bij dierenarts B.

Is een drukke praktijk een goedlopende praktijk?

Dierenartsen die denken dat dit verhaal alleen op gaat voor
kleine knaagdieren moet ik teleurstellen. Voor entingen bij-
voorbeeld geldt exact hetzelfde, tenzij u de tijd per afspraak
weet terug te brengen van tien naar drie minuten. Of u dan
nog aan de eisen van Good Veterinary Practice anno 2006
kunt voldoen waag ik te betwijfelen. Nog afgezien van de
vraag of u dan nog wel werkplezier overhoudt.
Rest de vraag of dierenarts A een geldwolf is of dierenarts B
een goedbedoelende sukkel. Als u de volgende keer naar het
uurloon kijkt op de nota van uw garagebedrijf of op de nota
van uw accountant dan heeft u waarschijnlijk zelf al het ant-
woord op die vraag in handen: uw uurloon en een adequate
hoogte van uw tarieven bepalen vooral uw inkomen, niet de
drukte in uw wachtkamer.

Anton Beijer, dierenarts te Drachten en extern docent
praktijkvoerins Faculteit voor Diergeneeskunde, Rijksuni-
versiteit Utre^t.

-ocr page 170-

Ik was aangenaam verrast door de in-
houd van de ingezonden brief van de
heer Bergsma. Gedurende mijn loop-
baan als dierenarts - die inmiddels
25 jaren telt - heb ik veel positieve
ervaringen opgedaan in de samen-
werking met dierenwinkels en bij-
voorbeeld ook trimsalons. Ook ik ben
van mening dat we de handen juist in-
een moeten slaan en van elkaar kunnen profiteren in plaats
van elkaar te moeten beconcurreren. We hebben uiteindelijk
een gezamenlijk doel: een betere (gezondheids)zorg voor
dieren. Natuurlijk zit er een stukje overlap in ons werk. Zo
verkopen wij ontwormmiddelen en de dierenwinkel ook.
Maar wanneer wij samen eigenaren die hun dieren nog niet
ontwormen van het nut van ontwormen weten te overtuigen,
bijvoorbeeld vijf procent van die doelgroep, zal een deel
daarvan naar de dierenwinkel gaan en een deel naar ons. En
wat ik nog veel belangrijker vindt: van de huisdieren wordt er
dan vijf procent meer ontwormd, wat hun gezondheid ten
goede komt.

De overlap in onze producten is bovendien zo klein dat het
niet opweegt tegen de voordelen van een goede samenwer-
king. Wanneer een medewerker van de dierenwinkel bijvoor-
beeld op gebitsproblemen bij een hond stuit, zullen ze daar
zelf echt niet iets aan doen, maar de hond doorsturen naar de
dierenarts. Andersom verwijs ik klanten naar de dierenwinkel
voor bijvoorbeeld goede adviezen over vachtverzorging, in-
clusief kammen en borstels. Ik ben ervan overtuigd dat we zo
juist de omzet van elkaar vergroten. Elke dag zeg ik wel een
keer tegen een van mijn klanten "bij Pets-Place kunt u dat wel
krijgen", en elke dag komt hier wel iemand die door Pets-
Place naar ons is doorverwezen.

Sinds een halfjaar ben ik, in het kader van de erkenningsre-
geling Dibevo-zaken, hun dierenarts. Ik controleer de dieren,
ent ze en kijk ze na. De contacten met de medewerkers ervaar
ik als belangrijk; over en weer kunnen we veel van elkaar
leren. Dit komt het doorverwijzen naar elkaar weer ten goe-
de. Samen bereik je altijd meer. Je maakt gebruik van eikaars
netwerk, maar ook in praktische zaken kun je veel aan elkaar
hebben.

Ingezonden

Zo hebben wij onlangs een groot evenement georganiseerd in
het kader van de Week van het Huisdier. Dit is - mede door
onze goede samenwerking - een enorm succes geworden.
Zoiets kost veel tijd, maar vele handen... En dan natuuriijk
de kosten: het scheelt nogal of je alleen voor zo\'n evenement
moet opdraaien of datje de kosten kunt delen. Al een aantal
jaren houden wij in die bewuste week op een avond een inte-
ressante lezing. Daarnaast wordt er een demonstratie honden-
trimmen gegeven, is er speelgoed voor dieren te koop, wor-
den er allerlei proefzakjes uitgedeeld en adviezen gegeven.
Kortom, een soort dierenbeurs. Wij nodigen onze klanten uit
en zij die van hun. Natuurlijk zit ook daarin overlap, maar
Pets-Place heeft ook klanten die wij niet kennen en die op dit
evenement kennis maken met ons.

De afgelopen Week van het Huisdier hebben we iets heel bij-
zonders gedaan. Het thema was immers \'Kinderen en dieren\'.
Dus wij vonden dat we ook iets met de jeugd moesten doen.
We hebben samen het drafcentrum in Wolvega afgehuurd en
alle kinderen van de basisscholen in Weststellingwerf uitge-
nodigd. De opkomst was enorm: meer dan vijfhonderd
kinderen! Dierengedragsdeskundige Debbie Rijnders lichtte
de kinderen op een uiterst vermakelijke en speelse manier
voor over hondengedrag. Het uiteindelijke doel van de voor-
lichting was natuuriijk om kinderen \'hondentaal\' bij te bren-
gen, zodat hondenbeten voorkomen kunnen worden. Het was
fantastisch om te zien hoe snel en hoeveel de kinderen had-
den opgepikt. Het evenement werd een succes waar niet al-
leen de lokale, maar ook landelijke pers op af kwam. En zo
kwam het dat we \'s avonds uitgebreid in het nieuws op RTL4
waren. En nog steeds krijgen we veel positieve reacties van
ouders van kinderen. Wij aan de behandeltafel in onze prak-
tijk en zij aan de toonbank in de winkel.
Ik hoop dat mijn positieve ervaringen andere dierenartsen
inspireren of op zijn minst nieuwsgierig genoeg maken om
eens contact te zoeken met retailers bij hun in de buurt. Uit
eigen ervaring kan ik het namelijk alleen maar aanbevelen,
zowel in het belang van de praktijk als in het belang van het
dierenwelzijn!

Aline Noordam, dierenarts Dierenkiiniek Wolvega

Reactie op ingezonden brief de heer R.F. Bergsma

Prescription Diet
maaltijdzakjes

Nieuws
van de
industrie

Hill\'s introduceert dit najaar Prescrip-
tion Diet Feline i/d c/d & k/d maal-
tijdzakjes met malse stukjes vlees in
smakelijke saus. Eigenaren kunnen
daardoor nu blik- en droogvoer com-
bineren, zonder de effectiviteit van het aanbevolen dieet in
gevaarte brengen.
Informatie:
www.hillspet.nl

Orthopediedagen

Boehringer Ingelheim organiseert een symposium met als
onderwerp: \'Rugproblemen praktisch geteckeld\'. Sprekers
zijn H. van Herpen, K.L. How, S.A.E.B. Boroffka en L.A.A.
Janssens. Data en locaties: dinsdag 17 oktober in Hotel
Bilderberg Klein Zwitseriand te Heelsum (omgeving
Arnhem) en woensdag 25 oktober in Hotel Bilderberg
Vinkeveen.

Monriatie/inschrijven: ve/weö?/ca(^/fcèoe/!n>2ger-z>2ge//!e/w.cow

-ocr page 171-

Veterinaire Vee Fokkers Club De Uit-
hof organiseert op donderdag 21 sep-
tember een symposium met als titel
\'Vaccineren... gezondheid voor een
prikkie?\'

De recente dreigingen van aviaire in-
fluenza en klassieke varkenspest ma-
ken duidelijk dat we nog lang niet af
zijn van deze zeer besmettelijke dier-
ziekten. De dierdichtheid in Nederland, de hoogste ter wereld,
is de schrik van elke epidemioloog. \'Waarom wordt er niet
gevaccineerd?\', is dan ook een veelgehoorde vraag vanuit
alle hoeken van de maatschappij.

Wanneer er sprake is van een dreiging, of zelfs een uitbraak,
vliegen termen als \'vaccineren\', \'ruimen\', \'handelsbelangen\'
en \'dierwelzijn\' over en weer. Het huidige vaccinatiebeleid is
een compromis, gevormd door het spanningsveld tussen de
verschillende belangen.

Aankondiging

Congressen en
symposia

Vaccineren... gezondheid voor een prikkie?

Dr. Martijn Weijtens (plv. CVO), ing. Robert Hoste (WUR),
drs. Paul Kersten (Alterra) en drs. Henk Kuijk (Intervet) laten
vanuit verschillend perspectief hun licht schijnen over het
vaccineren van landbouwhuisdieren.
Het symposium heeft een middag- en avondprogramma, met
tussendoor een goed verzorgd diner en zal worden voor-
gezeten door Wiel van den Ekker (KNMvD).
Voor dierenartsen en studenten is het zeer van belang dat zij
de dierziektebestrijding in al haar aspecten overzien en een
beargumenteerd standpunt in kunnen nemen over het huidige
beleid.

De actualiteit van het thema, de expertise van de sprekers en
een goede discussie zullen de smaakmakers van dit sympo-
sium zijn.

Voor dierenartsen bestaat vanaf 1 augustus de mogelijkheid om
online kaarten a 75 euro te bestellen op
www.veefokkers.com.
Op de website staat het complete programma aangevuld met
informatie over onze sprekers.

Veertigste veterinaire ruiterdag

Na een warme en natte zomerperiode komt de herfst, en dus
oktober, waarvan de eerste woensdag op 4 oktober natuurlijk
weer in het teken staat van de veterinaire ruiterdag. Dit jaar
hebben we een prachtige route kunnen maken in de omge-
ving van Vorden, waarbij we vertrekken vanaf De Wilden-
borcherhof, waarna we onderweg de traditionele sherrystop
tegenkomen, aangeboden door Boehringer Ingelheim. Van-
daar vertrekken we voor een lunch en gaan weer terug. De
gehele rit is ongeveer dertig kilometer. De dag wordt afge-
sloten met een borrel en diner in De Wildenborcherhof, Wil-
denborchseweg 19 te Vorden.

De route kan onder de man of aangespannen worden gereden,
op of met eigen paarden of op huurpaarden (beperkt beschik-
baar). Er is natuurlijk ook de mogelijkheid om mee te rijden op
een koets, ook voor oud-deel-
nemers, eventueel ook alleen
\'s middags een kleine rit en dan
borrel en diner.

Deelname staat open voor
dierenartsen, partners, kinde-
ren, introducés en studenten
diergeneeskunde.
Op de website van de
KNMvD, onder actueel, agen-
__da, kunt u zich via het aanmel-
dingsformulier aanmelden. Meer
informatie via het secretariaat: Appie Noordkamp, telefoon:
06-52583001, e-mail:
A.J.Noordkamp@rvv.agro.nl.

Cebitsproblematiek bij het gezelschapsdier

Op vrijdag 27 oktober 2006 organiseert de Werkgroep
Veterinaire Tandheelkunde (WVT) voor de tweede keer
een symposium in het Golden Tulip Hotel te Doorwerth,
dit keer in samenwerking met Royal Canin. De bijeen-
komst heeft tot doel de praktiserende dierenarts kennis
te laten maken met de gebitsproblematiek en de behan-
deling daarvan bij het gezelschapsdier.

Er wordt een aantal korte inleidingen verzorgd door de WVT-
leden zelf: Wat kunt u herkennen? Wat kunt u zelf doen en
wat kunt u misschien beter doorsturen? Welke behandelingen
zijn er mogelijk? Het is de bedoeling dat u kennis opdoet die
u direct in de praktijk kunt brengen. De gastspreker van deze
dag is Coen Kuit, praktiserend parodontoloog.
Hij zal ingaan op de parodontale tandheelkundige zorg: de
overeenkomsten en verschillen bij mens en dier. Wat is nog
zinvol om te herstellen? Zijn extracties altijd de eerste keus?
Hoe belangrijk is tandvleesverzorging nu echt? De parodon-
tologie is een onderschat gebied in de diergeneeskundige
praktijk, terwijl onze meeste tandheelkundige patiënten er
toch mee te maken hebben.

Behoort u tot de dierenartsen die actief aandacht besteden
aan tandheelkundige behandelingen van hun patiënten?
Of wilt u nu eindelijk eens wat meer over tanden en kiezen
weten? Dan mag u dit symposium niet missen!
Het symposium biedt u de nieuwste inzichten en technieken
op het gebied van een aantal gebitsaandoeningen bij het
gezelschapsdier. De kosten bedragen 175 euro per persoon
(inclusief lunch en proceedings). De aanvang is om 9.30 uur,
de geplande sluiting om 15.00 uur.

Het symposium \'Gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier\'
wordt georganiseerd door Royal Canin in samenwerking met
de WVT. Voor meer informatie en registratie: Royal Canin
Veterinaire Service, ter attentie van het secretariaat, tel: 0413-
318414, e-mail:
secretariaat@royalcanin.nl. Vanaf begin
september kunt u zich ook inschrijven via de website:
www.royalcanin.nl (veterinair, actueel). De inschrijving sluit
6 oktober (vol is vol).

-ocr page 172-

Deze cursus bestaat uit drie modules
en is onderbouwd met gepubliceerd
onderzoek.

Cursusinfo: Module 1 Voederwaar-
dering, 06/217.

Datum: dinsdag 19 september 2006,
13.30-21.00 uur.

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.

Cursusleider: Drs. ing. D. de Lange, Dap Horst tel. 077 -
398 21 69.

Docent: Ing. J.T. van Zwieten, tel. 06-264 264 83.

Prijs: € 295 per module. Bij het volgen van twee modules
€ 275 per module. Bij het volgen van drie modules
€ 250 per module.

Aantal deelnemers: 12 per module.

Onderwerpen: Nutriëntgerichte waardering van ruwvoeders
en krachtvoeders en bijproducten, volgens nationaal en inter-
nationaal gangbare waarderingssystemen voor herkauwers.
Interpretatie en beoordeling van het inkuilproces.

PAOD

Doelgroep: Rundveedierenartsen.
Leerdoelen:

• voederwaardering op basis van chemische samenstelling
en fysieke eigenschappen;

• pensbeschikbaarheid van nutriënten beoordelen; de in-
vloedfactoren met betrekking tot afbraak en passage
kunnen benoemen;

• factoren kunnen benoemen die de algehele verteerbaar-
heid bepalen;

• ruwvoeruitslagen verifiëren aan de hand van fysieke
beoordeling en informatie over de herkomst;

• ruwvoer beoordelen met betrekking tot structuurwerking
en droge-stofopname;

• kwaliteit van het conserveringsproces kunnen beoordelen
en risicofactoren inschatten;

• smakelijkheid van het ruwvoer beoordelen.

Afbakening: Deze module behandeh met name de verteer-
baarheid van koolhydraten en ruw eiwit
De kwaliteit van ruwvoer wordt geïnterpreteerd voor toepas-
sing in melkveerantsoenen.

Opgave voor deze cursus: PAO-Diergeneeskunde,
tel. 030-6348980, e-mail
info@paod.nl of via de website
www.paod.nl

Voederwaardering en rantsoenoptimalisatie

Naam: Vetoryl 30 mg. Vetoryl 60 mg harde capsules UDA - REG NL:
10357 & 10358
Sam»n*t«<lin^: Elke capsule bevat 30 of 60 mg
trilostane. Ooclditr: honden lndi«»tit»: voor de behandeling van
hypotyseafhankelijk en bijnieralhankclijk hyperadrenocorticisme (de
ziekie en het syndroom van Cushing) bij horxlcn.
Contra-imlicatI«*:
niet gebruiken bij dieren die lijden aan een primaire Icvcraandocning
en/of nierinsufficiénlie: met gebruiken bij drachtige of iogende teven
of bij fokdieren.
Bijwaritingan: Een cor leosteroiddervingssyndroom
of hypocortisolemie moet onderscheiden worden van hypoadrenocor-
ticismo door een evaluatie van de elektrolyten in hel serum. Tekens
geassocieerd mei iatrogeen hypoadrenocorltcisme, inclusief nvaMe.
lethargie, anorexie. braken en diarree kunnen zich voordoen, vooral
ingeval de opvolging niei adequaat is. De tekens zijn doorgaans om-
keerbaar binnen een wisselende periode na het stopzetten van de
behandeling, Acute crisis van de ziekte van Addison kan zich voor-
doen. Lethargie, braken, diarree en anorexie werden waargenomen
bij honden behandeld met trilostane in afwezigheid van bewijs van
hypoadrenocorticisme. Ef zijn occasionele geïsoleerde meldingen
geweest van adrenale necrose bij behandelde honden, wat kan resul-
teren in hypoadrenocorticisme. Een subklinische renale disfunctie
kan onthuld worden door de behandeling mei het middel. Behande-
ling kan arthritis onthullen wegens de daling van de concentraties van
endogene corticosteroiden. Een beperkt aantal gevallen v»i plotse
dood tijdens de behandeling werd gemeld. Andere lichte, zeldzame
bijwerkingen zijn ataxie, hypersalivatie. zwellingen, spiertremor cn
veranderingen van de huid.
Dosaring: Orale toediening éénmaal per
dag, samen met voedsel. Siartdosis: 2-5 mg/kg/dag. De dosis moet
vervolgens getitreerd worden volgens de individuele respons zoals
bepaald tijdens de monitoring. Lees de bijsluiter voor gebruik.
Varantwoordalijka onderneming: Janssen Animal Health
Postbus 90240. 5000 LT Tilburg

Vetoryl

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Tel.: 013-583 72 75
Fax: 013-583 73 72

E-mail: jahbnl@janbe.jnj.com

Voorde behandeling van het
syndroom van Cushing bij de hond

-ocr page 173-

Nieuwe telefonische helpdesk KNMvD

Henry Dijkman

In mei dit jaar introduceerden wij
de elektronische helpdesk van de
KNMvD. Via de website van de
KNMvD
www.knmvd.nl heeft u als
lid toegang tot een praktische bron
van informatie via de antwoorden
op veelgestelde vragen. U krijgt
snel antwoord op vragen die u zelf
stelt via e-mail. Deze ledenservice
wordt op 4 september uitgebreid met de telefonische
helpdesk. U kunt tijdens de openingstijden - op werk-
dagen tussen 09.00 en 12.00 uur - voor al uw vragen met
betrekking tot het veterinaire beroep terecht op het
speciale telefoonnummer van de I^MvD-helpdesk:
030-6348999.

Ledenservice

Het beantwoorden van vragen is aUijd al een belangrijke taak
voor het bureau. Deze dienstverlening wordt via de helpdesk
geoptimaliseerd. U heeft hiermee een directe ingang naar een
laagdrempelige vraagbaak. De telefonische helpdesk is een
logisch vervolg op de service via e-mail en biedt u nu de
mogelijkheid om uw helpdeskvraag mondeling te stellen. Dit
is handig als u even wilt overleggen of op dat moment geen
toegang heeft tot internet.

De eerstelijns helpdesk is toegerust om direct te antwoorden
op veel vragen die uit de veterinaire beroepsuitoefening
voortkomen. Indien nodig wordt de tweede lijn ingeschakeld,
bestaande uit de beleidsmedewerkers van het bureau. Kan het
antwoord niet direct worden gegeven, dan zorgt de helpdesk
ervoor dat u zo spoedig mogelijk een reactie krijgt, via e-mail
of anders telefonisch.

Op deze wijze kunt u optimaal profiteren van de aanwezige
kennis en mede aan de hand van uw vragen blijft het bureau
voortdurend alert op actuele ontwikkelingen.

Openingstijden

De telefonische helpdesk is op werkdagen van 09.00 tot
12.00 uur bereikbaar op het telefoonnummer 030-6348999.
Tijdens deze openingsuren krijgt u rechtstreeks contact met
een van onze eerstelijns helpdeskmedewerkers, die u snel en

Maatschappij

nieuws

deskundig behulpzaam
zijn. Er is vooralsnog geko-
zen voor drie uren per dag in
verband met het feit dat de help-
desk binnen de bestaande personele bezetting van het bureau
is georganiseerd.

De KNMvD is buiten de openingsuren van de helpdesk
uiteraard gewoon bereikbaar tijdens kantooruren op nummer
030-6348900. Voor de bereikbaarheid van het bureau veran-
dert er dus niets, alleen het speciale telefoonnummer van de
helpdesk is van 09.00 tot 12.00 uur \'bemenst\'. U kunt daar-
naast 24 uur per dag op onze website de veelgestelde vragen
raadplegen en vragen stellen via e-mail. Ook deze vragen
worden uiteraard zo spoedig mogelijk beantwoord. Vaak nog
dezelfde dag, maar in ieder geval binnen vijf werkdagen. Wij
zijn u graag van dienst!

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de

KNMvD en verantwoordelijk voor de implementatie van

de helpdesk.

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 8, augustus 2006

Den Otter voorzitter Landelijk Infor-
matiecentrum Gezelschapsdieren

Bestuurslid Leen den Otter is
benoemd tot de eerste voorzitter van
het Landelijk Informatiecentrum Ge-
zelschapsdieren. Dit centrum moet
het onbetwistbare aanspreekpunt
worden voor de burger op het gebied
van het houden van gezelschaps-
dieren. Het centrum zal als onafliankelijke bron heldere en
betrouwbare informatie leveren die de burger in staat stelt
zijn zorgplicht voor het gezelschapsdier goed te vervullen.
Meer informatie: portefeuillehouder Ton de Ruijter
bureaumedewerker Joost van Herten.

B&B
Bulletin

Nieuwe ledencontactpersoon gaat voor KNMvD op pad

De KNMvD heeft een nieuwe ledencontactpersoon, Dick van
\'t Nedereind. Hij volgt hiermee Ton Ultee op die helaas van-
wege gezondheidsproblemen moest stoppen. Dick van \'t
Nedereind is bekend met de veterinaire wereld vanuit zijn
baan bij Mycofarm Nederland, later Intervet. Nu hij met pen-
sioen is, wil hij zich samen met Frans Sluyters inzetten voor

en

-ocr page 174-

de KNMvD en haar leden. In het TvD van 15 augustus kunt u
nader met hem kennismaken. Wilt u een gesprek met een van
onze ledencontactpersonen, neemt u dan contact op met
Henry Dijkman: 030-6348900.
Meer informatie: bureaumedewerker Henry Dijkman.

KNMvD overlegt met oosterburen

Het bestuur van de KNMvD heeft de internationale (Europe-
se) contacten hoog op de prioriteitenlijst staan. Dit is een van
de redenen waarom het bestuur een overleg heeft gehad met
de Bundesverband Praktischer Tierärzte (BPT). Onderwer-
pen van gesprek zijn bijvoorbeeld de Statutory Bodies, het
BAMA-systeem et cetera. In oktober zal het bestuur weer
overleggen met het BPT.

Meer informatie: portefeuillehouder Hans van Herpen.

Taskforce l&R mogelijk een stap verder

In het actieplan Gedeelde Zorg van het Forum Welzijn Gezel-
schapsdieren van de Raad voor Dieraangelegenheden dat in
maart van dit jaar aan minister Veerman is aangeboden is
aangegeven dat verplichte I&R (identificatie & registratie)
voor gezelschapsdieren een belangrijk hulpmiddel is bij de
aanpak van welzijnsproblemen bij gezelschapsdieren. Minis-
ter Veerman heeft dit advies helaas nog niet overgenomen
vanwege de kosten en mogelijke handhavingsproblemen die
dit met zich meebrengt. Op 14 september wordt het rapport
besproken in een algemeen overleg in de Tweede Kamer. Ter
voorbereiding op dit overleg zal de KNMvD de vaste kamer-
commissie van LNV een notitie over dit onderwerp aan-
bieden. In deze notitie benadrukt het bestuur nogmaals het
belang van I&R en gaat zij in op hoe de verplichte I&R gere-
geld zou kunnen worden.

Meer informatie: portefeuille Hans van Herpen, bureau-
medewerker Joost van Herten.

Werkgroep senioren rapporteert aan bestuur

De werkgroep senioren heeft het bestuur van de KNMvD een
interimrapport aangeboden. In dit rapport geeft de werkgroep
het bestuur elf adviezen en suggesties om de seniorenleden
van de KNMvD meer bij de vereniging te betrekken. De werk-
groep gaat op verzoek van het bestuur een deel van de advie-
zen en suggesties verder uitdiepen. De werkgroep nodigt de
deelnemers aan de bijeenkomst van februari opnieuw uit om
op 3 oktober aanstaande nog eens van gedachten te wisselen
over het seniorenbeleid van de KNMvD. Het interim-rapport
en de reactie van het bestuur worden besproken, evenals de
verdere plannen van de werkgroep. Heeft u belangstelling om
deze bijeenkomst bij te wonen, dan bent u van harte welkom.
U kunt zich aanmelden bij bureaumedewerker Henry Dijkman
via telefoon 030-6348900 of via e-mail
h.dijkman@knmvd.nl.
U ontvangt dan een uitnodiging voor de bijeenkomst en het
interim-rapport van de werkgroep.

Meer informatie: portefeuillehouder Maarten Willemen,
bureaumedewerker Henry Dijkman.

Klein nieuws van

Groot

\'To CAO or not to CAO\', that\'s the question?

Gezien de aanhef lijkt dit stukje alleen bestemd voor de
BPW- en BPL-leden onder u. Misschien denkt u wat ruimer
en voelt u zich als practicus-werkgever of als practicus in
loondienst ook wel aangesproken, maar feitelijk heeft de
nieuwe CAO voor dierenartsen-practici in loondienst (en
voor dierenartsassistenten) een impact op de gehele veteri-
naire beroepsgroep.

Derhalve: hoort allen! De eerste CAO voor dierenartsen in
loondienst in de praktijk is een feit! Medio 2006 is de over-
eenkomst ondertekend en werkzaam geworden, deels met
terugwerkende kracht per I januari 2006. Deze collectieve
arbeidsovereenkomst is de eerste in zijn soort in westelijk
Europa, en misschien zelfs wereldwijd. Ze is een duidelijke
stap voorwaarts in de professionalisering van onze beroeps-
groep. Ze neemt u een deel van de onderhandelingen die tot
nu toe op praktijkniveau gehouden moesten worden uit han-
den. En ze geeft u de ruimte om birmen de wettelijke kaders
van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit tot een
werkzame situatie te komen. Toegegeven, het is niet alles
goud dat er blinkt: de afspraken zullen voor de een te ver en
voor de ander niet ver genoeg gaan, en misschien heeft u
het binnen uw praktijk wel veel beter geregeld
dan dat de CAO aangeeft, maar het is een be-
gin. Het eerste doel van de CAO is een forma-
lisering van de in onze beroepsgroep gebrui-
kelijke afspraken en om deze, binnen
wettelijke kaders, als bodemniveau vast te
leggen.

634

De logische vervolgstap is dat deze CAO en de daarop-
volgende breed gedragen en gebruikt worden. Pas op die ma-
nier komen we tot een nieuwe \'Gouden Standaard\' voor onze
sector. Daarbij is uw inbreng essentieel: de onderhandelingen
voor de CAO 2007 worden binnenkort opgestart en het is van
groot belang dat zoveel mogelijk werkgevers en werknemers
daarover meedenken, meepraten en meebeslissen. Derhalve
een dringende oproep aan eenieder die nog geen lid is van
BPW en BPL: meldt u aan! Wordt lid! Denk mee, doe mee!
De GPGH is van mening dat goed arbeidsrechtelijk overieg
en goede afspraken van groot belang zijn voor de toekomst
van de gehele beroepsgroep. Om dat belang te onderstrepen
heeft de GPGH onder andere een BPL-vertegenwoordiger in
haar bestuur opgenomen. Wij onderschrijven de behoefte
aan een effectieve (lees: breed gedragen en toegepaste) CAO
voor de praktijken en de sector, en zullen al het mogelijke
doen om dit proces te ondersteunen.

Tot besluit, vergeet niet u in te schrijven voor de Groep
Groot Dagen 2006: maandagavond 20 november tot en met
woensdagmiddag 22 november. Wij hebben weer een zeer
interessant programma voor u, na te lezen op onze website.
Zo zullen wij u op de ledenvergaderingen de nieuwe plannen
voor ons cluster voorleggen en ook dit jaar worden de Groep
Groot Dagen weer mede mogelijk gemaakt door
onze hoofdsponsoren Eurovet en Intervet, waar-
voor onze dank.

Laurens Hoedemaker, penningmeester en
vice-voorzitter GPGH.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 131, SEPTEMBER, AFLEVERING I7, 2006

-ocr page 175-

Na flink wat enthousiasmerende
mailtjes en aankondigingen in het
tijdschrift was het dan zo ver:
dinsdagmiddag 9 mei ging Regio
Oost op safari!

Maatschappij

nieuws

_ Om het motto \'hoe meer zielen hoe

meer vreugd\' nog wat daadkracht bij
te zetten waren niet alleen de regio-
leden maar ook hun partners uitgenodigd voor een enerve-
rend dagje \'Bush, Desert en Ocean\'. Na een verfrissend
drankje in de Jungle Juice Bar werd het tijd voor een rondlei-
ding door de Burgers Bush: een duidelijk voorbeeld dat het
verbreden van je blikveld van recht vooruit naar 360 graden
rondom heel verhelderend kan zijn voor de gemiddelde vete-
rinair. De overvloedige zonneschijn verhoogde het tropisch
effect in de bush flink.

Henk Luten, behandelend dierenarts van alles wat er in
Burgers Zoo loopt, vliegt, zwemt of kruipt, nam ons daarna
mee op een adembenemende tocht vol
anekdotes over wat er dag in dag uit in
de dierentuin gebeurt. Zijn aanstekelij-
ke manier van vertellen en de zeer uit-
eenlopende verhalen deden menigeen
aan zijn lippen hangen.

Verstoorde relatie

Overigens, als u denkt dat u de enige
bent die een verstoorde relatie heeft met
patiënten die bijten, krabben of slaan,
dan moet u eens gaan kijken hoe de go-
rilla\'s in hun buitenverblijf reageren op
de aanwezigheid van hun behandelend
geneesheer... Gelukkig zat er heel dik
glas tussen de gorilla\'s en de toeschou-
wers, want Henks aanwezigheid werd
niet gewaardeerd! Tot besluit heeft hij
ons nog een kijkje achter de schermen
gegeven. Burgers Zoo bekleedt een
vooraanstaande positie in de wereld en
met de komst van de Ocean is dat nog
eens extra benadrukt: de Ocean is het
enige zeeaquarium ter wereld dat niet
aan de kust ligt. Het benodigde zeewater
voor de bassins wordt dan ook via allerlei zuiveringsproces-
sen en door het toevoegen van gespecialiseerde zoutmengsels
ter plekke gemaakt! De tien bassins zijn gevuld met in totaal
acht miljoen liter water! Door achttien zuiveringsinstallaties
wordt al het water continu ververst en gedeeltelijk aangevuld.
Bijna een uur later dan gepland, vanwege de geweldige
rondleiding, was het tijd voor de cocktail in de Ocean.
U weet wel: bij die glazen ruit uit de Gouden Gids. Met af-
metingen van 21 bij 6 meter is dit de grootste glasruit ter
wereld! Het voorgerecht werd geserveerd in de Jungle Bar
en het \'rolling diner\' werd afgesloten met de Afrikaanse
braai in de Arizona Desert. Dit alles fantastisch georgani-
seerd door Burgers Zoo.

Op safari met Regio Oost

Marieke Huisman

Jubilea september 2006

Onbekend september, G. de Boer te Stiens, 25 jaar
3 september, mevr. C.I. Feenstra te Losser, 25 jaar
3 september, A.L.J. van Bruinessen te Aardenburg, 25 jaar
3 september, mevr. T. Hoekstra-Kraak te Utrecht, 25 jaar

Aan het einde van een heeriijke avond vertrok iedereen weer
huiswaarts. Over één ding was men het eens: dit soort activi-
teiten is voor herhaling vatbaar! Dus wie weet volgend jaar...
En eh, zet u ook even de najaarsvergadering van Regio Oost
in uw agenda, 19 september, en de KNMvD sportdag,
22 september. Houdt vooral ook de mail en het tijdschrift in
de gaten voor een volgend Regio Oost-uitje in november,
want geef toe, zo iets wil je toch niet nog eens missen...

Marieke Huisman is bestuurslid van Regio Oost.

3 september, B. van Haaften te Bleskensgraaf, 25 jaar
6 september, E.J.S. Bron te Oudemirdum, 60 jaar
13 september, dr. D.M. Zuijdam te Wassenaar, 60 jaar
17 september, prof. dr. J.F Frik te Wapenveld, 50 jaar

-ocr page 176-

Voor het lidmaatschap van de Koninidijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collega\'s zich aangemeld:

Gussenhoven, L.M.; 2006; 3514 CP Utrecht;
Leeuwerikstraat 1.

Hendrickx, D.F.; Gent 2006; B-2580 Putte
(België); Peter Michielslei 23.
Kwant, Mevr. L.; 2006; 9402 EZ Assen; Thor-
beckelaan 218.

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Berg, Mevr. E.W.M.J.A. von; Gent 2005; 5142 CC Waalwijk; Grotestraat 262 A.

Burink, Mevr. E.M.G.; 2005; 7534 PT Enschede; Holterhofweg 246.

Gils, L.J. van; Gent 2002; 9991 Adegem (België); Kruisken 9.

Kaïïijns, Mevr. M.E.; 1997; 1273 BV Huizen; Wikke 34.

Meszarosova, Mevr. T; Kosice (Slowakije) 1985; 3023 VZ Rotterdam ; Pupillen-

straat 148.

Peletier, Mevr. E.C.; 2006; 1077 JW Amsterdam; Beethovenstiaat 1624 hg.

Regeling, Mevr. J.L; 2005; 3981 AP Bunnik; Provincialeweg 22.

Waal, Mevr. W.N.E. de; 2006; 1024 AK Amsterdam; Jisperveldstraat 206.

Ais kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Bussel, A.U.G. van
Cupedo, Mevr. A.J.
Gommers, Mevr. L M.
Haasjes, Mevr. N.H.
Kier, Mevr. S. de
Kosters, Mevr. J.C.M.
Schouten, Mevr D.M.
Segeren,J.G.T.
Severing, Mevr. H.M.V
Veenhuisen,A. van

Overlijdensberichten:

Op 16juli 2006 A.M.J. Rutten te Albctgen.

Mutaties:

Bannink, Mevr. E.A.; 2006; 9022 GG Mantgum; It Hicm 14; tel. privé mobiel:
06-40728018; E-mail privé:
e.a.bannink@hetnel.nl,; medew. bij RRM. Groe-
nestein en Mevr. J. Woltman-van Asselt; tel.prakt. : 0515412427; fax prakt. : 0515-
421867; E-mail prakt.:
dierenkliniek@dewaterpoort.nl.
Berg, Mevr. E.W.M.J.A. von; Gent 2005; 5142 CC Waalwijk; Grotestraat 262 A;
tel. privé mobiel: 06-10739603; E-mail privé:
eefje_vonberg@hotmait.com.;
(toev. als lid)

Burink, Mevr. E.N.G.; 2005; 7534 PT Enschede; Holterhofweg 246; tel. privé:
053-4333376; E-mail privé:
s.emst@;zonnet.ni ; (toev. als lid)
Dijk, J.J. van; 1996; EX 13 5PP Axminster, Devon; Rodway / King Edward
Road; tel. privé: 00-4401297-33421; E-mail privé:
jjvandijk(a)oneteLcom.;
medew. bij Coombefield Veterinary Hospital; tel. prakt.: 0044-1297-630500;
fax prakt.: 0044-1297-630505.

Geurts, C.RH.; 2002; 5252 BM Vlijmen; Adenauerlaan 78; tel. privé:
073-5119893; tel. privé mobiel: 06-29533440; E-mail privé:
n_geurts@hotmail.
com.;
medew. bij H.M.M. Nieuwenhuizen, PA.J.M. Theeuwes en E.W.H.M. van
der Velden; tel. prakt.: 0134636264; fax prakt.: 0134676976; E-mail prakt.:
thewi@worldonline. ni

Gils, L.J. van; Gent 2002; 9991 Adegem (België); Kruisken 9; ond. in eigen prakt.:
E-mail prakt.:
dierenartsljvangils@skynet.be.; (toev. als lid)
Guggenheim, Mevr. S.R.; 2006; 1391 HH Abcoude; Meerweg 16 D4;
tel. privé: 0294-266490; tel. privé mobiel: 06-26414171 ; E-maU privé: skuty^
hotmaiLcom.

Karsijns, Mevr. M.E.; 1997; 1273 BV Huizen; Wikke 34; tel. privé: 035-5239628;
fax privé: 035-5239628; E-mail privé:
m.karsijns@hotmail.com.; (toev. als lid)
Loch, Mevr. l.M.; 2006; 3723 TX Bilthoven; Donsvlinder 55; tel. privé
030-2889680; tel. privé mobiel: 0643265607; E-mail privé:
imloch@gmail.com.
Meszarosova, Mevr. T. ; Kosice (Slowakije) 1985 ; 3023 VZ Rotterdam ; Pupil-
lenstraat 148 ; tel. privé mobiel: 0648413575;
(toev. als lid)
Peletier, Mevr. E.C.; 2006; 1077 JW Amsterdam; Beethovenstraat 162- 4 hg.;
tel. privé mobiel: 0641288939; medew. bij Spoedkliniek voor Dieren; tel. prakt.:
020-6944766;
(toev. als lid)

Regeling, Mevr. J.I.; 2005; 3981 AP Bunnik; Provincialeweg 22; tel. privé mobiel:
0640748085; E-mail
privé: ingeregeling@hotmail.com.; (toev. als lid)
Schutte, J.R.F; Gent 2001; 7961 AM Ruinerwold; Dijkhuizen 84; tel. privé:
0522480805;
E-mail privé: mrcvsschutte@yahoo.co.uk.; medew. bij D.A.P
Zuidwest Drenthe; tel. prakt.: 0522-238508; fax prakt.: 0522-238540; E-mail
prakt.:
dapzwd@xs4all.nl.

Tesselaar, Mevr. S.; 2006; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 439; tel. privé
mobiel: 06-11095996; E-mail privé:
s.tesselaat<agansweb.nL
Waal, mevr. W.N.E.; 2006; 1024 AK Amsterdam; Jisperveldstraat 206; tel. privé:
020-6328255; E-mail privé:
wendydewaal@gmail.com.; (toev. als lid)
Wijnmaalen, Mevr. S.A.; 2006 ; 3513 AJ Utrecht; Amsterdamsestraatweg 72
bis\'tel. privé mobiel: 06-27488799;
E-mail privé: s.a.wijnmaakn@gmaiUom.

CONGRESSEN &SYMPOSIA

September

4-8 Feline Medicine & Surgery II, Zurich,

Switzeriand (www.esavs.org).
6 GKZ organiseert met twee zustervereni-
gingen uit België en Duitsland de Drie-
landendag in Asten. Thema: Ketenkeuring
cq borging van de keteninformatie door
bedrijfsleven en overheid.
7-9 21e annual congress of the ESVD-ECVD
on Veterinary Dematology Lisbon, Portugal
(www.esvd.org).
Behavioural Medicine II, Milano, Italy (www.esavs.org).
Small Animal Reproduction II, Zurich, Switzerland (www.esavs.org).
Exotic Pets Medicine & Surgery, Bmo, Czech Republic (www.esavs.
org).

Jaarlijkse congres van de European College of Veterinary Internal
Medicine Companion Animals (ECVIM-CA) georganiseerd in de Rai
te Amsterdam. Er vinden vier simultane sessies plaats over de onder-
werpen cardiologie, bloeddruk, pulmonologie, gastroenologie, hepato-
logie, nefrologie/urologie, endocrinologie, kattengeneeskunde, oncolo-
gie en pathologie. Voor nadere informatie over het programma en om in
te schrijven: www.ecvimcongrEss.org

1 lOth European Association for Veterinary Pharmacology and Toxico-
logy (EAVPT) Intemational Congress Torino, hiformatie en aanmelden
kan via de website: www.eavpt2006.it.

17-22

Vergaderingen & B ijeenkomsten

September

7 Bestuursvergadering GnDep Geneeskunde van het Rund. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 in Houten.

Doorlopende
agenda

10-15
10-15

13-17

14-16

14 Vergadering regio West. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Mercure Hotel
A\'dam Airport.

19 Vergadering regio Oost. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Dc Cantharel
Apeldoorn.

20 Vergadering regio Zuid. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Dmiventros
Berkel-Enschot.

21 Vergadering regio Noord. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie: Vd. Valk
Drachten.

22 Sportdag KNMVD in Wijk bij Duurstede.

28 Lustrum Groep Geneeskunde van het Rund.

29 12e lustrum van de GPw.

Cursussen"

September

2 De intensieve echocursus voor begirmers van Dynamic Support wordt
weer gehouden. Cyclus 3: zaterdagochtenden op 2,9,23 en 30 septem-
ber 2006. Voor informatie: info@dynamicsupport.nl.

6 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund met behulp van de echo. Elke eer-
ste woensdag van de maand van 9.30 tot 13.30 uur. Locatie: Waiboer-
hoeve, Lelystad. Informatie en inschrijving: info@dynamicsupport.nl

6-10 Basic Animal Chiropractic course in Germany The Options for Ani-
mals (USA) curriculum being utilized is recognized and accepted by
the International Veterinair Chiropractic Association (IVCA) and the
American Veterinary Chirioractic Association (AVCA). Course dates
Module V: Integrated: September 6-10,2006. For registration and in-
formation contact: Intemational Academy of Veterinary Chiropractice,
Hauptstr. 34, 27419 Tiste, Germany Tel.: 004 9 4282 590099, Fax:
004 9 4282 5918252. e-mail: lAVC2004(ghotmail.com.

7-9 21 e annual congress of the ES VD-ECVD on Veterinary Dematology te
Lisbon, Portugal. Meer informatie op: www.esvd.oig.

-ocr page 177-

Gevraagd:

ENTHOUSIASTE
PAARDENARTS (m/v)

Dierenkliniek Marum-Grootegast is een moderne gemengde
praktijk met zeven dierenartsen waarvan drie erkende paarden-
artsen. Wij streven ernaar door innovatief beleid onze cliënten
optimaal van dienst te zijn. Voorbeelden hiervan zijn E.T. paard
en digitale röntgenologie.

Ter versterking van ons team zoeken wij een collega met erken-
ning paard. Gevraagd wordt een enthousiaste inzet, ervaring in
de gynaecologie paard en (röntgenologische) keuringen en in
staat te zijn nieuwe ontwikkelingen in onze praktijk te imple-
menteren.

Tevens wordt verwacht dat hij/zij deelneemt in de diensten-
regeling.

Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mogelijk-
heden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met Bemard Tillema
(telefoon 0594-641600).

Schriftelijke sollicitaties met C.V kunt u voor 21 september
sturen naar: Dierenkliniek Marum - Grootegast,
Hoornweg 60,9363 EH Marum,
t.a.v Bernard Tillema

Dierenkliniek Marum-Grootegast

www. dapmarum. nl

Wilt u meer vrije tijd?

Of met een verre vakantie?

Of gewoon minder werken?

Bel mij voor de waarneming van uw praktijk!

M aai ke G rij pstra o6-i 4234333

Jonge, pas afgestudeerde dierenarts.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-10-2006 maandag 18-09-2006
15-10-2006 maandag 02-10-2006
01-11 -2006 maandag 16-10-2006
15-11 -2006 maandag 30-10-2006
*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Utrecht University is a place of learning that offers many widely varying disciplines. Where different areas
meet or overlap, the developments are particularly interesting. At Utrecht University science never stops.
Nor will your development.

Utrecht University urgently seeks applicants who can easily identify with this open, dedicated and multidisciplinary culture.
Currently, we are looking for candidates for the following specific position:

» ASSISTANT PROFESSORS IN EQUINE SURGERY/
INTERNAL MEDICINE

Utrecht University\'s Faculty of Veterinary Medicine is the only Veterinary School in the Netherlands, and is among Europe\'s
leaders in veterinary education, research and patient care. Positions have recently become available for Assistant Professors
in Equine Surgery and in Equine Internal Medicine. Clinical duties will include patient-care and related teaching in all
aspects of equine surgery or internal medicine. The surgery position offers considerable scope for research on fundamen-
tal aspects of tendon and articular cartilage damage; an interest or experience in this area is therefore an advantage.
For the internal medicine position, proven affinity with teaching and/or teaching methodology will be an advantage;
while significant involvement in research is possible, this will depend greatly on the experience and capacities of the
chosen candidate.

The appointee will be a board-certified diplomate of the ACVS or ECVS (surgery position) or ECEIM (internal medicine
position), who is a dedicated team player and can work effectively within a large multidisciplinary group of researchers
and/or clinicians. Salary for this fulltime position is between € 2,252.- and € 4,705.- gross per month.

Informal inquiries should be directed to Prof Dr A. Barneveld, tel. 31 30 253 1351, e-mail a.barneveld@vet.uu.nl.

Please visit WWW.UU.NL/VACANCIES for a complete job description.

^ B ^ Universiteit Utrecht

//»: Science never stops_

-ocr page 178-

De afdeling Wetenschappelijke Staf & Innovatie (WS&I) heeft 25 medewerkers. De
activiteiten zijn verdeeld over de Wetenschappelijke Staf (WS), de groep Epidemiologie
en het R&D-laboratorium. De WS bestaat uit deskundigen per laboratoriumdiscipline,
zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de laboratoriumbepalingen. De groep
Epidemiologie adviseert en ondersteunt de onderzoekers van GD. Het R&D-laboratorium
ontwikkelt diagnostische bepalingen. Daarnaast participeren de medewerkers van de
afdeling WS&I in praktijkgerichte onderzoeksprojecten.

Ter versterking van de WS zijn wij op zoek naar een enthousiaste:

Veterinair Bacterioloog in opleiding

De kandidaat volgt eerst het vierjarige opleidingsprogramma tot Specialist Veterinaire
Microbiologie. Een groot deel van de opleiding wordt verzorgd door de Faculteit
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. De tijdsbesteding zal in de loop van de
opleiding qua intensiteit verschuiven van Utrecht naar Deventer. Na voltooiing van de
opleiding wordt de kandidaat, bij gebleken geschiktheid, aangesteld als Wetenschap-
pelijk Staflid binnen de afdeling WS&I van GD in Deventer.

Specialisatie

De kandidaat start met de opleiding tot Specialist Veterinaire Microbiologie, deels in
Utrecht en deels in Deventer.

Kerntaken

De kerntaken van de (uiteindelijke) functie in Deventer zijn:

• De ondersteuning van het bacteriologische laboratorium (ca. 30 analisten) met
interpretatie en autorisatie van onderzoeksresultaten;

• Het op peil brengen en houden van het kennisniveau van de analisten;

• Het onderhouden van het kwaliteitssysteem (ISO 17025-geaccrediteerd);

• Bijdragen aan het opzetten en uitvoeren van onderzoeksprojecten binnen GD;

• Bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe diagnostische bepalingen.

De kerntaken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met collega-wetenschappe-
lijke stafleden en het hoofd van het bacteriologische laboratorium.

De ideale kandidaat is

• Een afgestudeerde dierenarts met enige praktijkervaring en, bij voorkeur, kennis en
ervaring op het gebied van laboratoriumdiagnostiek;

• Geïnteresseerd in/heeft affiniteit met (klassieke) bacteriologie;

• Een sociaal en communicatief vaardige en overtuigende teamspeler;

• Kwaliteit- en resultaatgericht;

• Goed in Nederlandse en Engelse taal, in woord en geschrift.
Arbeidsvoorwaarden en solliciteren

GD is een organisatie met
450 medewerkers. Wij
verrichten werkzaamheden
op het gebied van de georga-
niseerde gezondheidszorg,
2e lijnsdiergeneeskunde,
monitoring, voedselveiligheid
en praktijkgericht onderzoek.

Het ISO 17025-geaccrediteerde
veterinair laboratorium van
GD telt circa 150 medewerkers.
Jaarlijks worden ongeveer
4 miljoen bepalingen uitgevoerd
in het kader van diergezond-
heidsprogramma\'s, van
onderzoeksprojecten t,b.v.
het bedrijfsleven en ter
ondersteuning van de
individuele veehouder en zijn
practicus.

voor gezonde dieren

GD biedt in eerste instantie een contract voor bepaalde tijd aan voor de duur van vier
jaar. GD biedt een goed en modern pakket arbeidsvoorwaarden. Voor nadere informatie
kun je contact opnemen met Frens Westenbrink, hoofd WS&I, telefoon 0900-1770. Je
schriftelijke reactie, voorzien van CV, kun je richten aan GD, afdeling P&O, ter attentie
van Silja Verhoeven, Postbus 9, 7400 AA te Deventer. Je kunt je sollicitatie ook mailen
naar s.verhoeven@gezondedieren.nl.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04
www.gezondedieren.nl,info@gezondedieren.nl

Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.

-ocr page 179-

Genestranvet

®

3\' generatie Prostaglandine
voor rund, vorigen en paard.

/O

ft

.. ... - .

t

Genestranvet bevat alleen het 3,3 keer zo actieve
d-cloprostenol en niet de inactieve l-isomeer.^
/Wet 3,3 keer zo lage dosering optimale activiteit
Hoge tolerantie en lage toxiciteit

";Ï2«ANVtT CENESTRANVET,

UDA

«CM J

Mt^r-ytV. À

\'Ref: Kral et al (1989), Luteolytic effect of d-cloprostenol and its residues in milk and organs. Biological and Chemical Veterinary, 25: 293-300.

Genestranvet Cloprostenol 75 pg oplossing voor injectie voor mnderen, paarden en varkens. Sanrienstelling: d-cloprostenol 75 pg per ml. Indicatie: Rund: 1. Oestrusinductie of
-synchronisatie. 2. Uitdrijving van een fysiologisctie of pathologische uterusinhoud.
Paard: Oeslrusinductie: Varken: Partusinductie vanaf de 11 3de dag van de graviditeit. Dosering:
Intramusculaire toediening.
Rund: ^ 50 pg cloproslenol per dier (overeenkomend meï 2 ml product). Onderbreking ongewenste dracht: tussen dag 5 en 150; Bij partusinductie: vanaf
de 270sie dag van de graviditeit Oestrussynchronisatie: twee injecties met een interval van 11 dagen.
Paard: bij een corpus luteum van minimaal 7 dagen oud 40 pg cloprostenol per
dier (overeenkomend met 0,5 ml product por dier).
Varken: vanaf de 113e dag van de graviditeit: 75 pg cloprostenol per dier (overeenkomend met 1 ml product per dier). Wachttijd:
Wees: 1 dag. Melk: O dagen. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. Niet toedienen aan dieren met
stoornissen van hel vasculaire-, gastro-intestinale-, ademhalings- en genitaalslelsel. Bijwerkingen:
Rund: Na een partusinductie d.m.v. CenestranVet dient men rekening te houden met
een versterkt optreden van het typische gedrag na een geboorte. Af en loe kan een verminderde speekselproductie optreden als gevolg van een behandeling. Pa^r^: Na de injectie kan het
paard lichtjes zweten en kan tijdelijk diarree, daling van de lichaamstemperatuur en perifere vasodilatatie optreden. Bij paarden kan overdosering tevens leiden tot een tijdelijke
rusteloosheid. Er is geen specifiek antidotum voor ( )-cloprostenoi. iöriieni Na toediening van CenestranVet is de mictiefrequentie verhoogd en kan een lichte vorm van diarree optreden.
Tevens kan een verhoging van de ademhalingsfrequentic en de lichaamstemperatuur optreden. Deze bijwerttingen zijn echter van voorbijgaande aard. Diergeneesmiddel UDA REC
NL 10280

Voor meer infortnatie kunt u contact opnemen met uw rayonmonager of met ons kantoor in Bladel.

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, Bladel - Tel. 0497 ■ 544 300

-ocr page 180-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

S u ram OX

r^ I 5% Premix |

Pulmodox

r \'M

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox S% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

V/r^óïcr

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.i

-ocr page 181-

Deel 131 • Aflevering 18*15 september 2006

[Vh SEP. 2006

Het beeld van swayback bij zoogkalveren

Bluetongue voor het eerst in Nederland: beschrijvingen
van de klinische verschijnselen en differentieel diagnose

Beleidsnota Welzijnsbevordering Paard

Verslag voorlichtingsavond over bluetongue

Ton de Ruijter als voorzitter van de KNMvD: anderen
aan het woord

KNMvD

\\niiiklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 182-

Gezonde oren voor allebei!

In één keer raak met Surolan en Otoclean,
de le keus behandeling van otitis externa bij hond en kat

Surolan

geneest

Otoclean\'

Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Otodologische oplossing-16 flesjes monodosis van 5 ml.
Samenstelling: Salicyzuur(2.32 mg), propyfeenglycol, polyglycol, ethoxydiglycol, gereinigd water, glycerine, melk-
zuur, cucumis sativus,
Cetraria islandica, mimosa tenuiflora, oliezuur. Eigenschappen: OTOCLEAN bevat kerato-
lytische. oorsmeer oplossende, verzachtende, hygiënische en hydraterende bestanddelen die het product buiten-
gewoon geschikt maken voor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat
het de gehoorgang vrijhoudt van vuil-, oorsmeer- of secreetophopingen.
Dosering: Gebruik OTOCLEAN In beide
gehoorgangen van de hond resp. kat. Breng voldoende aan, afhankelijk van de grootte van het dier; - Bij grote
dieren moet voor eik oor een flesje (5 ml) worden gebruikt. - Bij middelgrote of kleine dieren kan de inhoud van een
flesje over beide oren worden verdeeld.
Voorzorgsmaatregelen: Uitsluitend voor uitwendig gebruik, vermijd con-
tact met de ogen, Bewaren beneden 30°C. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter,

It Diersoorten: hond en kat Indicaties

Malassezia pachydermatis (Pityrosp

Samenstelling: miconazolnitraat, prednisolonacetaat, polymixine B-sulfaat Diersoorten: hond en kat Indicaties
otitis met name: ■ bacterièle otitis veroorzaakt door Staphylococcus spp.. Streptococcus spp., Pseudomonas
spp. Escherichia call: m mycotischeotitis veroorzaakt door Microsporum spp., Trichophyton spp.. Candida spp,.
Malassezia pachydermatis (Pityrosporum pachydermatis); ■ veroorzaakt door Otodectes cynotis. »huidinfecties
met name; ■ bacterièle dermatitis veroorzaakt door
Staphylococcus spp.. Streptococcus spp., Pseudomonai
spp. Escherichia coli: m mycotlsche dermatitis veroorzaakt door iviicrosporum spp.. Trichophyton spp.. Candida
spp., Malassezia pachydermatis. Dosering en wijze van toediening: Oren: na het reinigen van de gehoorgarig,
tweemaal per dag. enkele druppels Surolan in het oor aanbrengen. Om een goede verdeling van het preparaat te
verkrijgen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden.
Huid: tweemaal per dag worden enkeie drup-
pels Surolan op öe letsels aangebracht en goed ingewreven. De behandeling moet zonder onderbreking gedu-
rende enkele dagen na het verdwijnen van de symptomen voortgezet worden. In sommige gevallen kan een be-
handeling van 2 a 3 weken noodzakelijk zijn. De behandeling van Otodectes cynotisis 2 weken (zie indicaties).
Voor een nog langere behandeling raadpleeg uw dierenarts.
Contra-indicaties: geen Bijwerkingen: geen
Registratienummer en status Nederland: REG NL 3153: UDA

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Postbus 90240. 5000 LT Tilburg

-ocr page 183-

Tijdsdui
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen31
Aflevering 18
15 september 2006

Inhoud

Cover: foto\'s van pagina 560 en 561
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Het beeld van swayback bij zoogkalveren; J. Muskens, S.P. Heemskerk, W. Wouda en C.H.M. Counotte

642

Wetenscha[j

Nieuws

647

Nieuws

Bluetongue voor het eerst in Nederiand: beschrijvingen van de klinische verschijnselen en

differentieel diagnose; L. van Wuijckhuise, D. Dercksen.J. Muskens, J. de Bruijn, M. Scheepers, R. Vrouenrats 649

Voor de prai<tijk

Veterinair tuchtrecht

Rondje rekeningen; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Beleidsnota Welzijnsbevordering Paard; Erik Gostelie
Interview

Een eeuw Nederlands centraal veterinair instituut 1904-2004; Miel Bingen
Fidin antibioticarapportage 2005; Frederik Schutte
Boekbespreking
Uitgelicht

Zilveren schaal en lepel, \'s Rijks Veeartsenijschool

KNMvD en Movir: betrokkenheid als gemene deler; Bas Jongeling en Miel Bingen
Dierenartsassistentendag 2006; Tatjana Orlens

655

656

659

660

662

663

In veterinair
verband

664
666

Praktijk in Bedrijf

Congressen en
symposia

f Virbagen Omega, een doorbraak in
de diergeneeskunde:

het feline interferon Onnega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal.

r Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV.

\\lirl:>etcz

ANIMAL HEALTH

I Nieuwe therapeutische benaderingen:

Verslag

Verslag Mxirlichiingsavond over bluetongue; Jaap Westerbeek

Stalinrichting voor grote koppels koeien; Lies Beekhuis Jan-Willem Slaa en Nico Vreeburg

Aankondiging

Ip\'s Winterconference 2006

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren

Studievergadering van de Groep Homeopatisch-werkende Dierenartsen

Referaten

667

668

Give life a chance

Vraag het interferoninformatiepakket aan met
behandelprotocollen.

Virbagen* Omega 10 MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeidier: hond en Icat. Kanalisatie: U.QD.
Virbac Nederiand B.V., Postbus 313.3770 AH Barneveld.Tei: 0342 - 427127. fax: 0342 - 490 i 64. E-mail: info@»irtac.nL wvyw.virbacnl

VirbagenOmega.

IET VETERINAIR INTERFERON

vww.virbagenomega.com vww.vetcontact-conVinterferon

-ocr page 184-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Sicbinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.PC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900. fax 030-6348929.
E-mail: iMdschriMI—vd.nl_

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax oso-6348goc)
Website www.knmvd.nl
E-nnail info@knmvd.nl

Nieuws uit de Industrie

Uit de industrie

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwahteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

671

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergenees hinde is het
^•erenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
^XÉJMBNÉldogiJi^ bestuur.

KNMv

Maatschappijnieuws

Ton de Ruijter als voorzitter van de KNMvD: anderen aan het woord; Henry Dijkman

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline kopij

B

674
678
678
678

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V.,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N V, Postbus 85100. 3508 AC
lJtredfcnr.69 9.3 61 443._

Contents

642

Suckling calves with symptoms of swayback; j. Musl<ens, S.P. Heemsker/<, W. Wouda,
and C.H.M. Counotte

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorsdaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500l fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index yeterinarius/Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

IDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I31, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2006

-ocr page 185-

Uit!

de redactie!

"Strenge wetenschappelijkheid en practische zin"

Bluetongue bij schapen en runderen was de veterinaire aandachtstrekker voor de maand augustus,
vandaar dat een beschrijving van deze eerste gevallen in Nederland u niet onthouden wordt. De
informatie over dit onderwerp werd snel via de website van de KNMvD verspreid. Beeldmateriaal,
waaronder video, waren een goede ondersteuning voor het herkenbaar maken van deze ziekte. Door
de unieke organisatie van deskundigheden in Nederland was het mogelijk de diagnose bluetongue
snel te stellen. Via de \'gouden vierhoek\' van VWA, GD, CIDC en de praktiserende dierenartsen
was een snelle klinische diagnose mogelijk. Het CIDC was adequaat toegerust om de diagnose te
bevestigen. Het in beeld te krijgen van afwijkingen, respectievelijk sterfte, bij hobbymatig gehouden
dieren, indien hier een eerste geval van een besmettelijke ziekte zou ontstaan, lijkt een zwakke plek
in ons ziektemonitoringssysteem.

Dat de veterinaire kennis van heden al een lange weg heeft afgelegd, mag blijken uit het artikel
"Strenge wetenschappelijkheid en practische zin" Een eeuw Nederlands Centraal Veterinair Insti-
tuut 1904 - 2004.
In het fraai geïllustreerde boek wordt ingegaan op het ontstaan en de ontwikke-
ling van het Rijksseruminstituut tot het huidige Centraal Instituut voor Dierziekte Controle Lelystad
(CIDC-Lelystad). Een boek dat zeker de moeite waard is om te lezen of als cadeau te geven.
In de Fidin antibiotica rapportage 2005 wordt een stijging van het antibioticagebruik gesigna-
leerd. De stijging van 3,7% is mogelijk een reflectie van minder gezonde productieomstandigheden.
Indien dit mede een afspiegeling is voor minder welzijnsvriendelijke dierhouderij dient hierop meer
ingespeeld te worden. Om met de huidige methoden van dierhouderij te komen tot een verminderd
gebruik van antibiotica lijkt nog steeds moeilijk. Productiemethoden waarbij SPF en hogegezond-
heidssystemen worden toegepast zullen deze trend mogelijk kunnen doorbreken. Het toepassen van
sera en vaccins kan daarbij eventueel ondersteunend zijn. Mocht het niet lukken in bepaalde bedrij-
ven de gezondheid zodanig te verbeteren dat medicijngebruik achterwege kan blijven dan kan een
gedwongen (tijdelijkej sluiting van deze productielocaties een volgende stap zijn.
Beschrijvende ziektekunde is vaak een ondergesneeuwd gebied in ons vak. Door gebruik van beeld-
materiaal wordt dit deel in wetenschappelijke artikelen vaak ondervangen. Het is daarom jammer
dat het artikel \'Het beeld van swayback bij zoogkalveren\' niet met klinisch en pathologisch beeld-
materiaal is geïllustreerd.

De rubriek Veterinair Tuchtrecht geeft u enige episoden uit de dagelijkse \'soap\' van de diergenees-
kundige praktijk.

Marten de Jong

TijdsfJui^^H
\'WËuHH

-ocr page 186-

Wetenschap
Het beeld van swayback bij zoogkalveren

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Binnen een periode van één jaar ontwikkelden drie kal-
veren van hetzelfde bedrijf op een leeftijd van ongeveer
een halfjaar ataxie van de achterhand en incontinentia
urinae. Het ziektebeeld verliep progressief en de dieren
werden één tot acht maanden nadat de eerste verschijn-
selen waren gezien, geslacht. De kalveren behoorden bij
een zoogkoeienbedrijf met in totaal 35 runderen.
Het bloed van elf runderen van verschillende leeftijds-
groepen is onderzocht op GSH-Px en koper. Alle onder-
zochte runderen hadden een te lage GSH-Px-waarde en
het kopergehalte was bij zeven van de elf dieren verlaagd.
Bij pathologisch onderzoek van een geslacht kalf werd
Wallerse degeneratie van zenuwvezels in de laterale en
ventrale banen van het ruggenmerg gevonden. De lever
van dit kalf bevatte een zeer laag gehalte aan koper. Ko-
pertekort is een bekende oorzaak van swayback bij scha-
pen- en geitenlammeren. Dit is voorzover ons bekend de
eerste melding van een met swayback bij schapen verge-
lijkbaar ziektebeeld bij kalveren, waarbij mogelijk een
ernstig en langdurig kopertekort een rol heeft gespeeld.

Summary

Suckling calves with symptoms of swayback

Within a 1-year period, three calves from the same herd devel-
oped ataxia of the hind limbs and urinary incontinence at about
6 months of age. Signs progressed and the calves were slaugh-
tered 1-8 months after the onset of signs. The calves belonged to
a suckling beef herd of 35 cattle. Blood samples from 11 cattle of
different ages were collected and glutathione peroxidase and
copper levels were measured. Glutathione peroxida.^e levels
were below the normal range in all cattle and copper levels were
below the normal range in 7 of 11 cattle. Pathological examina-
tion of an affected calf revealed a Wallerian type of degeneration
of myelinated nerve fibres in the lateral and ventral spinal cord
tracts. In addition, the hepatic copper content was very low.
Copper deficiency is a well-known cause of swayback in young
sheep and goats. To our knowledge, this is the first report of a
possible association between a swayback-like syndrome and
copper deficiency in calves.

Introductie

Bij het rund is koper nodig voor een groot aantal stofwisse-
lingsprocessen, onder andere bij de vorming van rode bloed-
cellen, collageen, pigment, haren en bloedvaten. Bij koperte-
kort kunnen de klinische verschijnselen variëren of zelfs

\' GD. Postbus 9, 7400 AA Deventer.

\' DKL Montfoort-Oudewater, Schoolstraat 14. 3417 EL Montfoort.
\' Corresponderend auteur E-mail: J.Muskens@gezondedieren.nl

J. Muskens\'\'3, S.P. Heemskerk\', W. Wouda\'en C.H.M. Counotte\'

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 737; 642-645.

afwezig zijn (18). Een afwijkend baarkleed (dof, depigmen-
tatie) en een verlaagd haemoglobinegehalte zijn bekende ge-
volgen van kopertekort (2). Andere verschijnselen zijn een
onvoldoende groei, verdikte kogels en diarree.
Lammeren, geboren uit ooien met een kopertekort hebben
ook een kopertekort, omdat de koperstatus van de vrucht ge-
correleerd is met die van de moeder (10). Indien drachtige
ooien een ernstig kopertekort hebben, kunnen de lammeren
meteen vanaf de geboorte neurologische verschijnselen ver-
tonen. Deze aandoening wordt swayback of enzoötische
ataxie genoemd (17). Door holtevorming in de witte stof van
de hemisferen (1) vertonen de lammeren een zwaaiende gang
door een verlamming van de achterhand. Naast deze aange-
boren vorm kan het ziektebeeld ook pas enkele maanden na
de geboorte ontstaan, en wordt dan wel \'delayed swayback\'
genoemd. Bij deze vorm treedt degeneratie op van bepaalde
populaties neuronen met lange uitlopers in het ruggenmerg
en de hersenstam. Beide swayback-vormen zijn tot op heden
bij rundvee onbekend. Enzoötische ataxie is ook bij herten
beschreven (20).

De koperstatus van een rund kan het beste bepaald worden in
leverweefsel en deze bepaling wordt daarom als gouden stan-
daard beschouwd. De sensitiviteit van het serumonderzoek is
gerelateerd aan de gekozen cut-off-waarde van het leveron-
derzoek. De sensitiviteit stijgt indien een lagere cut-off-waar-
de wordt gekozen (12). Kopertekorten ontwikkelen zich
meestal geleidelijk tijdens het weideseizoen, het vaakst op
veengronden, minder goed doorlatende klei- en zandgronden
en op jonge zeekleigronden (5).

Casuïstiek

Beschreven wordt de ziektegeschiedenis op een zoogkoeien-
bedrijf met in totaal 35 vleestypische runderen. De runderen
behoorden tot de rassen Verbeterd Roodbont, Belgisch Wit-
blauw en kruisingen van deze twee rassen. De voortplanting
vond plaats door middel van natuurlijke dekking met twee ei-
gen stieren.

In de winter stond alle rundvee op een aangebonden stal. Tij-
dens deze periode kregen de runderen kuilgras en krachtvoer.
De kalveren in de leeftijd van een halfjaar tot één jaar kregen
0,5 kg kalverbrok, de oudere dieren kregen 2 kg standaard-
brok. De meeste koeien kalfden in het voorjaar op stal af en
de kalveren bleven daarna bij de koe zuigen. Indien de post-
partum-periode goed verliep, kregen de koe en haar kalf van-
af ongeveer drie tot vier weken post-partum weidegang. Tij-
dens de weideperiode werd niet bijgevoerd. Het moment van
opstallen was afhankelijk van het weer en de hoeveelheid
weidegras, en vond meestal plaats in november.
De grondsoort was veen met op een deel van de percelen een
dunne bovenlaag van klei. De bemesting bestond jaarlijks uit
een eenmalige kunstmestgift van ongeveer 150 kg Kalkam-
mon per hectare. De voorgaande jaren waren er geen analyses
uitgevoerd van grond of kuilgras.

Eind 2004 merkte de veehouder bij een kalf, dat geboren was
in maart 2004 (kalf 1), afwijkingen aan de achterhand op. Het
kalf stond wijdbeens en/of ging overkoot. Het overkoot gaan

-ocr page 187-

trad vooral op meteen nadat het kalf overeind kwam. Daarbij
zakte het kalf ook een of enkele malen zijdelings door de ach-
terhand, waarbij de achterhand de grond raakte. De voorhand
bleef met gestrekte voorbenen wel overeind. Daarna krabbel-
de het kalf weer overeind. Wanneer het kalf even rustig had
gelopen, werden minder afwijkingen gezien. Bovendien liet
het kalfde urine lopen. Tijdens de winterperiode verergerden
de problemen nauwelijks. Tijdens het volgende weideseizoen
kreeg het kalf steeds meer problemen met de locomotie van
de achterhand. De stijfheid, ataxie, het overkoot gaan en het
door de achterbenen zakken namen in ernst toe. Hierdoor
werd het voor het zwaar bespierde kalf steeds moeilijker om
te staan en te lopen. Het kalf lag veel. Hierop heeft de vee-
houder in augustus 2005 besloten het kalf te laten slachten.
Eind september 2005 ontwikkelden zich bij twee andere kal-
veren (kalf 2 en kalf 3) klinische afwijkingen van de achter-
hand. Deze kwamen overeen met de verschijnselen van kalf
1, inclusief het laten lopen van de urine. Beide kalveren wa-
ren in april 2005 geboren. Op 11 oktober 2005 heeft de
practicus GD Veekijker telefonisch benaderd over dit be-
drijfsprobleem. In onderling overleg is besloten om via bloed-
onderzoek van een aantal runderen een indruk te krijgen van
de koper- en seleniumstatus van het koppel. Nadat de uitsla-
gen van het bloedonderzoek bekend waren (Tabel 1), is het
bedrijf op 27 oktober 2005 bezocht door de practicus en een
GD-dierenarts.

Bij dit bedrijfsbezoek is de algemene gezondheidsstatus van
het koppel beoordeeld. De conditie van de koppel was goed,
er waren geen dieren met diarree, hoesten of neusuitvloeiing.
Kalf 3 was bij het bedrijfsbezoek nog aanwezig. Het was een
vleestypisch rund met een sterk bespierde achterhand. De
achterhand was nat doordat het dier de urine liet lopen. Dit
gebeurde in kleine hoeveelheden. Op de dag van het bedrijfs-
bezoek was kalf 3 sinds twee dagen opgestald en stond aan-
gebonden. Nadat het was \'losgemaakt\', werd de locomotie
van het dier beoordeeld. Het kalf liep in eerste instantie wijd-
beens en stijf Nadat het dier tien tot twintig meter had gelo-
pen, verbeterde de gang enigszins maar bleef afwijkend. Bij
het drukken in de tussenklauwspleet van de achterpoten, ver-
toonde het kalf een normale terugtrekreflex. Indien de poten
gekruist werden, plaatste het kalf de poten zelf weer redelijk
snel terug. Verder had de staart een normale tonus. Geduren-
de de maanden volgend op het bedrijfsbezoek verergerden de
klachten zodat de veehouder besloot het kalf op 13 februari
2006 te laten slachten.

Kalf 2 was de dag voor het bedrijfsbezoek geslacht. De neu-
Tabel i. Uitslagen van het bloedonderzoek op koper, CSH-Px en Vitamine E.

rologische afwijkingen van de achterhand waren bij dit kalf
progressief verlopen. Het dier stond in eerste instantie wijd-
beens, in een volgend stadium overkoot en vertoonde ataxie.
Ook liet het kalf de urine lopen. Het karkas van het geslachte
kalf werd na afloop van het bedrijfsbezoek geïnspecteerd
door de practicus en de GD-dierenarts in aanwezigheid van
de slager. Het gewicht van het karkas bedroeg 160 kg. Bij de
macroscopische beoordeling van het karkas, werd de kleur
van het overgrote deel van de spieren als normaal beschouwd.
Alleen een klein deel van het spierweefsel aan de dorsale zij-
de van het schouderblad was lichter van kleur dan het overige
spierweefsel en minder goed ontwikkeld. De RVV-keurmees-
ter had eerder bij de keuring geen afwijkingen vastgesteld en
het dier was dan ook volledig goedgekeurd. Van het geslachte
dier werden de volgende weefsels verzameld voor patholo-
gisch onderzoek bij de GD: nier, lever, ruggenmerg, en spier-
weefsel. Het spierweefsel was aflcomstig van een drietal de-
len van het karkas, namelijk het voorbeen, de achterhand en
het eerdergenoemde spierweefsel van de rug.
Bij het bedrijfsbezoek van 27 oktober werden opnieuw bloed-
monsters genomen voor onderzoek op koper en GSH-Px en
wel van twee koeien (moeders van de kalveren 1 en 3) en van
vier kalveren, waaronder kalf 3 (tabel 1). De bloedmonsters
van kalf 3 en van de moeder van kalf 3 zijn ook onderzocht
op Vitamine E. Al deze dieren stonden sinds twee dagen op-
gestald. In deze periode kregen deze runderen kuilgras en
krachtvoer (standaardbrok). De hoeveelheid krachtvoer, die
werd opgenomen, bedroeg voor de koeien 2 kg en voor de
kalveren 0,2 kg.

De kalveren 1, 2 en 3 waren allen vaarskalveren en hadden
dezelfde stier als vader. De moeders van deze kalveren had-
den qua afstamming geen relatie met deze stier.

Resultaten van bloed- en sectieonderzoek

Op 19 en 27 oktober 2005 is in totaal van elf runderen bloed
afgenomen voor onderzoek op GSH-Px en koper. Van twee
runderen is het bloed ook onderzocht op Vitamine E. De re-
sultaten van dit onderzoek en de leeftijden van de onderzoch-
te runderen staan vermeld in tabel 1. Alle runderen hadden
een te laag GSH-Px-gehalte en een groot deel had ook te lage
kopergehaltes.

Op 27 oktober zijn van kalf 2 leverweefsel, nierweefsel, drie
spierweefselmonsters en het ruggenmerg naar de GD ge-
stuurd voor nader onderzoek.

De resultaten van het klinisch-chemisch onderzoek van de le-

Geboortedatum rund

Tapdatum

GSH-Px

Koper

Vitamine E

Opmerliingen

28-05-97

19-10-05

31

1.5

nb

Moeder van kalf 2

26-03-00

19-10-05

55

2.5

nb

02-05-00

27-10-05

10

6.3

nb

Moeder van kalf 1

02-06-01

27-10-05

40

4.0

25.5

Moeder van kalf 3

21-05-04

19-10-05

16

18.4

nb

06-03-05

27-10-05

23

6.6

nb

28-04-05

19-10-05

<10

1.7

nb

29-04-05

27-10-05 "

21

6.6

nb

30-04-05

27-10-05

12

9.1

15.8

Kalf 3

30-04-05

27-10-05

18

8.0

nb

30-04-05

19-10-05

45

7.6

nb

Kalf 2

Referentie-waarde*

120-600

7.5-18.0

>7.0

Eenheid

U/gHb

junol/L

nmol/L

nb = niet bepaald
• : (9)

-ocr page 188-

ver staan vermeld in tabel 2. De gehaltes aan selenium en ko-
per zijn sterk verlaagd, het kobaltgehalte was laag-normaal.

Tabel 2. Uitslagen van het leveronderzoek van kalf 2 op een aantal mine-
ralen, spoorelementen en Vitamine E.

Onderzoek
Koper

Uitslag

6

Referentiewaarde*

100-600

Eenheid

mg/kg ds

Selenium

0.4

> 2 (te laag indien <1)

mg/kg ds

Kobalt

0.15

0.20 - 7.0

(te laag indien <0.10)

Hg/kg ds

IJzer

220

150- 1500

mg/kg ds

Molybdeen

2.5

2.0-4.0

Hg/kg ds

Zink

180

100-400

mg/kg ds

:(6)
ds = droge stof

Histopathologisch onderzoek

In nier en lever werden geen afwijkingen gevonden. In de
rugmusculatuur werden lokaal groepjes spiervezels met een
kleine diameter gezien, wat wijst op denervatie-atrofie. In een
bilspier waren enkele gedegenereerde spiervezels aanwezig
met secundaire opruimreactie, maar de meeste bemonsterde
spieren vertoonden geen afwijkingen.
Bij onderzoek van het ruggenmerg werd op alle niveaus (cer-
vicaal, thoracaal en lumbaal) verspreide degeneratie van ze-
nuwvezels in de witte stof gevonden. Er was sprake van ver-
val en opruimreactie van axonen en myelinescheden wijzend
op een zogenaamde Wallerse degeneratie, waarbij primair het
axon vervalt gevolgd door desintegratie van de myelinesche-
de. De aantasting van vezels was min of meer symmetrisch
en betrof vooral de laterale en ventrale lange baansystemen.
Zowel afdalende banen (reticulospinale, vestibulospinale,
tectospinale, rubrospinale en corticospinale banen) als opstij-
gende banen (spinocerebellaire banen en de tractus spinotha-
lamicus) waren aangetast. In de grijze stof van het ruggen-
merg en in de spinale wortels van de perifere zenuwen werden
geen veranderingen waargenomen.

Discussie

Een progressief verlopende ataxie in de achterhand in com-
binatie met het laten lopen van de urine is een onbekend ziek-
tebeeld bij runderen die behoren tot de rassen Verbeterd
Roodbont en Belgisch Witblauw. Op het relatief kleine zoog-
koeienbedrijf van deze casus, traden deze verschijnselen bij
meerdere kalveren op binnen een periode van één jaar en was
het opvallend dat de eerste klinische afwijkingen steeds ge-
zien werden op een leeftijd van ongeveer zes maanden.
Ataxie bij rundvee op jonge leeftijd kan verschillende oorza-
ken hebben, zoals bacteriële infecties die gepaard gaan met
meningitis
{E. coli) of vertebrale osteomyelitis {Salmonella),
een congenitale infectie met BVD-virus of Neospora cani-
num,
bepaalde mycotoxinen uit granen, white muscle disease
en erfelijke factoren.

Een deel van deze mogelijke oorzaken kan met zeer grote
waarschijnlijkheid worden uitgesloten. Hersenverschijnselen,
veroorzaakt door
E. coli, zijn beschreven bij Charolais-run-
deren in de leeftijd van enkele weken. Hierbij treedt echter
ook diarree op (8). Een door salmonella veroorzaakte osteo-
myelitis is normaliter een solitair optredende afwijking en is
op basis daarvan zeer onwaarschijnlijk. Op het slachthuis wa-
ren ook geen afwijkingen aan de ruggenwervels te zien. BVD
en
Neospora caninum vallen als mogelijke oorzaken af omdat
de afwijking niet aanwezig was bij de geboorte.

Bij enkele rassen zijn erfelijke afwijkingen beschreven die
gepaard gaan met uitvalsverschijnselen van de achterhand.
Bij Brown-Swiss-runderen komt familiair een progressieve
degeneratieve myeloencephalopathie (\'Weaver\') voor die
mogelijk erfelijk is (15). De verschijnselen treden meestal op
bij runderen van een halfjaar tot twee jaar. Naast slapte in de
achterhand kan ook epilepsie optreden. Histologisch wordt
deze aandoening vooral gekarakteriseerd door axondegene-
ratie en secundaire myelinedegeneratie in de witte stof van
het ruggenmerg en het verlengde merg. Ook worden degene-
ratieve veranderingen in het cerebellum en bepaalde kernen
in de hersenstam beschreven (4, 15). Bij raszuivere en krui-
sing Charolais-runderen kan vanaf de leeftijd van een half
jaar, maar meestal vanaf één jaar leeftijd, ataxie van de ach-
terhand gezien worden. Andere verschijnselen zijn het in
kleine beetjes urineren en spiertremoren. Deze aandoening
wordt in de literatuur aangeduid als een leuko-encephalopa-
thie die histologisch gekenmerkt is door de aanwezigheid van
talrijke omschreven eosinofiele plaques in de witte stof van
hersenen en ruggenmerg (3, 13). De aangetaste kalveren in
onze studie behoorden niet tot de beide genoemde rassen en
waren ook geen kruisingen met deze rassen.
In Australië is ataxie van de achterhand beschreven bij vlees-
vee en melkkoeien, die veroorzaakt werd door opname van
mycotoxinen van
Aspergillus fumigatus. Deze schimmel was
aanwezig op ontsproten gerst en tarwe. Andere verschijnselen
bij dit ziektebeeld waren een gedaalde melkproductie, spier-
tremoren en hyperaesthesie (11). De kalveren 2 en 3 ontwik-
kelden de klinische afwijkingen tijdens het tweede deel van
de weideperiode, waarbij uitgesloten kan worden dat ze in de
daaraan voorafgaande maanden granen (al dan niet in de
vorm van krachtvoer) hebben gehad. Alleen in de winter werd
krachtvoer bijgevoerd in de vorm van standaardbrok en niet
in de vorm van losse granen. Al met al voldoende redenen om
granen als oorzaak uit te sluiten.

Een tekort aan selenium en/of vitamine E kan de ziekte white
muscle disease veroorzaken. Deze spierafwijking veroor-
zaakt een gestoorde locomotie. Aangezien het ruwvoer van
de aangetaste kalveren bestond uit weidegras en hierin het
Vitamine E-gehalte normaliter voldoende hoog is, is een Vi-
tamine E-tekort zeer onwaarschijnlijk. Dit wordt bevestigd
door de bloeduitslagen van twee runderen. Op basis van de
lage GSH-Px-waarden mag wel geconcludeerd worden dat er
sprake was van een seleniumtekort. Echter, bij het histolo-
gisch onderzoek van de spieren zijn geen aanwijzingen voor
white musclè disease vastgesteld.

De aanwezige ataxie kan worden verklaard door de aantas-
ting van de lange baansystemen in het ruggenmerg. Uitval
van de reticulospinale banen leidt tot een overloopblaas (7).
Het patroon van de degeneratie in de witte stof van het rug-
genmerg vertoont overeenkomst met dat van delayed sway-
back zoals bekend bij schapen- en geitenlammeren en herten
(16, 19). Echter, bij swayback wordt ook degeneratie van mo-
torische neuronen in het ruggenmerg en degeneratie van peri-
fere zenuwen beschreven. Dit is bij het beschreven kalf niet
waargenomen, maar spinale zenuwwortels werden slechts
zeer beperkt onderzocht. De denervatie-atrofie in de rugmus-
culamur wijst wel in de richting van een gestoorde perifere
zenuwfunctie ter plaatse.

Kopergebrek wordt als oorzaak voor swayback aangegeven.
Aangenomen wordt dat door depletie van koperhoudende en-
zymen als cytochroomoxidase en superoxide-dismutase de
energievoorziening in de zenuwcel, die nodig is voor het in

-ocr page 189-

stand houden van lange uitlopers, in de knel komt. Men
spreekt in dit verband van distale axonopathie (16). Bij her-
ten, lama\'s, gnoes en kamelen zijn vergelijkbare aandoenin-
gen beschreven, ook op oudere leeftijd (14, 16). Bij het rund
zijn hierover geen overtuigende literatuurgegevens beschik-
baar.

Het mag niet helemaal uitgesloten worden dat er sprake is
van een multifactorieel ziektebeeld. Naast een ernstig koper-
gebrek zouden mogelijk ook een tekort aan andere mineralen
of erfelijke factoren een rol hebben gespeeld bij deze aandoe-
ning.

Alle onderzochte runderen hadden een te lage GSH-Px-waar-
de en het cobaltgehalte in de lever van kalf 2 was laag-nor-
maal. Niet uitgesloten kan worden dat de afwijkende kalve-
ren ook tekorten hadden aan een of meer, niet onderzochte,
mineralen of spoorelementen.

De histologische veranderingen in het ruggenmerg van kalf 2
vertonen ook overeenkomsten met de afwijkingen zoals be-
schreven bij de familiaire progressieve degeneratieve mye-
loencephalopathie bij de Brown Swiss (\'Weaver\') en kruisin-
gen met Brown Swiss (4, 15). Bij deze aandoening ontbreken
de degeneratieve veranderingen van motorische neuronen en
de spinale wortels, zoals die worden gezien bij swayback bij
kleine herkauwers. Helaas waren de hersenen van het ge-
slachte kalf niet beschikbaar voor onderzoek, zodat niet kon
worden vastgesteld of er ook karakteristieke \'Weaver\'-veran-
deringen in het cerebellum aanwezig waren. De runderen op
dit bedrijf hadden qua bloedvoering geen relatie met Brown
Swiss. Echter, gezien het feit dat alle drie de kalveren met
ataxie van de achterhand dezelfde vader hadden kan een erfe-
lijke factor niet helemaal worden uitgesloten.
Dit is de eerste melding van neurologische afwijkingen van
de achterhand bij kalveren, die mogelijk veroorzaakt werden
door een ernstig en langdurig kopertekort.

Literatuur

1. Alleyne T, Joseph J, Lalla A. Sampson V and Adogwa A. Cytochrome-c
oxidase isolated from the brain of swayback-diseased sheep displays
unusual strucmre and uncharacteristic kinetics. Mol Chem Neuro-
pathol 1998; 34 (2-3): 233-247.

2. Auza N. Copper in ruminants. Review. Ann Rech Vet 1983; 14(1): 21-
37.

6.
7.

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

Blakemore WF, Palmer AC and Barlow RM. Progressive ataxia of Cha-
rolais cattle associated with disordered myelin. Acta Neuropathol
(Berl) 1974; 29(2): 127-139.

Braun U, Ehrensperger F and Bracher V The Weaver syndrome in cat-
tle. Clinical, biochemical and pathologico-anatomic studies in a Braun-
vieh/Brown Swiss cow with bovine progressive degenerative myeloen-
cephalopathy Tierarztl Prax 1987; 15 (2): 139-144.
CVB (Centraal Veevoederbureau). Handleiding mineralenvoorziening
rundvee, schapen, geiten. 2005.
Counotte GHM. Persoonlijke mededeling, 2006.
De Lahunta A. Veterinary neuroanatomy and clinical neurology.
W.B.Saunders Company, Philadelphia, 1977: pp. 119-121.
Espinasse J, Navetat H, Contrepois M, Baroux D and Schelcher E A
new diarrhoeic syndrome with ataxia in young Charolais calves: clini-
cal and microbiological studies. Vet Rec 1991; 128 (18): 422-5.
GD Praktijkmap Herkauwers. GD Deventer, april 2005.
Hidiroglou M and Kjiipfel JE. Matemal-fetal relationships of copper,
manganese, and sulftir in ruminants. A review. J Dairy Sei 1981; 64 (8):
1637-1647.

McKenzie RA, Kelly MA, Shivas RG, et al. Aspergillus clavatus tre-
morgenic neurotoxicosis in cattle fed sprouted grains. Aust Vet J 2004;
82 (10): 635-838.

Minatel L and Carfagnini JC. Evaluation of the diagnostic value of
plasma copper levels in cattle. Prev Vet Med 2002; 53: 1-5.
Palmer AC, Blakemore WF, Barlow RM, Eraser JA and Ogden AL. Pro-
gressive ataxia of Charolais cattle associated with a myelin disorder.
Vet Rec 1972; 91 (24): 592-594.

Palmer AC, Blakemore WF, 0\'Sullivan B, Ashton DG and Scott WA.
Ataxia and spinal cord degeneration in llama, wildebeeste and camel.
Vet Rec 1980; 107: 10-11.

Stuart LD and Leipold HW. Lesions in bovine progressive degenerative
myeloencephalopathy ("Weaver") of Brown Swiss cattle. Vet Path
1985; 22(1): 13-23.

Summers BA, Cummings JF and De Lahunta A. Veterinary neuro-
pathology. Mosby-Year Book, Inc. St. Louis, 1995: pp. 273-277.
Vellema P en de Lange J. Handboek schapeziekten. ISBN 9062555462,
1984.

Wentink GH, Smolders G, Boxem T, Wensing T, Muller KE and Top
AM van den. Lack of clinical abnormalities in dairy heifers with low
blood and liver copper levels. Vet Rec 1999; 145 (9): 258-259.
Wouda W, Borst GH and Grays E. Delayed swayback in goat kids, a
smdy of 23 cases. Vet Quart 1986; 8: 45-56.

Yoshikawa H, Seo H, Oyamada T, et al. Histopathology of enzootic
ataxia in Sika deer
(Cervus m/>/)0« Temminck). J Vet Med Sei 1996; 58
(9): 849-854.

Artikel ingediend: 5 mei 2006
Artikel geaccepteerd: 22 juni 2006

-ocr page 190-

Het ziet er goed uit. Het smaakt
ekker. En het is gezond.

Door onze nieuwe maaltijdzakjes te voeren met
malse stukjes vlees in heerlijke saus, maakt u van
het herstel van uw patiënten een ware traktatie.

Vets\' No.1 Choice"

Bel voor meer informatie de Hill\'s Veterinary Helpline:
0800-0222466 of kijk op www.hillspet.nl

-ocr page 191-

Nieuws

Maand van het
chippen

Wist u dat er van de in Nederland aan-
wezige katten - zo\'n 3,3 miljoen die-
ren - slechts een op de twintig is voor-
zien van een identificatiechip? En dat
door hun weinig unieke uiterlijk de meeste gevonden katten
nooit meer bij hun eigenaar terugkomen? Redenen genoeg
om voor het tweede achtereenvolgende jaar een \'Maand van
het chippen\' te organiseren. Voor de dierenarts is deze okto-
bermaand wederom een uitgelezen moment om het belang
van een juiste identificatie en registratie bij eigenaren te be-
nadrukken. Op de speciale website -
www.dierenchip.nl -
kunt u ook dit jaar weer allerlei nuttige informatie zoals kant-
en-klare teksten voor uw nieuwsbrief of de lokale krant
downloaden. Ook is er opnieuw een stripposter. De \'Maand
van het chippen\' is ontstaan uit een initiatief van de Stichting
Nederiandse Databank Gezelschapsdieren (NDG) in samen-
werking met Ceva Santé Animale, Proteq Dier&Zorg, Royal
Canin en Virbac Nederland. Het initiatief draagt bovendien
de goedkeuring van Stichting Amivedi, de Dierenbescher-
ming en de Federatie Dierenambulances Nederland.

Sterkliniek dierenartsen behaalt
kwaliteitscertificaat

Op 11 juli 2006 heeft Sterkliniek dierenartsen het ISO
9001:2000-certificaat ontvangen. Gedurende de tweedaagse
toets door Lloyd\'s Register Quality Assurance werd bevestigd
dat Sterkliniek dierenartsen de organisatie, en haar reilen en
zeilen zo heeft ingericht dat aan alle eisen van het kwaliteits-
managementsysteem ISO 9001 wordt voldaan.
Sterkliniek dierenartsen is een samenwerkingverband van
zelfstandige Nederiandse gezelschapdierenklinieken. Geza-
menlijk stellen ze zich tot doel om de diergeneeskundige
zorgverlening en de organisatie van de deelnemende klinie-
ken te verbeteren. Deze onderiinge samenwerking en het stre-
ven naar verbeteren is getoetst door het gerenommeerde bu-
reau Lloyd\'s Register Quality Assurance.

Verbied ^professionele\' dieren-
beulen het houden van dieren

SP-kamerlid Krista van Velzen wil dat mensen die beroeps-
matig met dieren omgaan en zich schuldig maken aan het
mishandelen van dieren niet langer met dieren mogen wer-
ken. Ook moet minister Veerman onmiddellijk stappen on-
dernemen om het toezicht op veemarkten te verscherpen.
Deze week bleek dat op veemarkten in Utrecht en Leeuwar-
den koeien meer dan incidenteel werden mishandeld, onder
meer met stroomstoten in de anus of op de genitaliën. De Al-
gemene Inspectie Dienst (AID) zegt goed te controleren,
maar een dierenrechtenorganisatie legde met verborgen ca-
mera\'s tientallen gevallen van dierenmishandeling vast.

Nieuws

Virus treft ook zeldzaam
schapenras

Het blauwtongvirus heeft ook de schoonebeekerschaapskud-
de op de Brunssummerheide getroffen. Maandag 21 augustus
werd definitief vastgesteld dat afgelopen week een schaap
van het zeldzame ras aan de gevolgen van bluetongue is over-
leden.

Vier andere schapen uit deze kudde worden onderzocht, zo
maakte Natuurmonumenten bekend. De mond-en-klauw-
zeercrisis trof het schapenras ook in 2001 al. Toen werd uit
voorzorg een gezonde kudde schoonebeekerschapen van het
Gelders Landschap geruimd. In Nederiand lopen ongeveer
1500 schoonebeekerschapen.

Natuurmonumenten beheert drie kuddes, twee in Overijssel
en een in Limburg. De kudde in Limburg telt 400 schapen en
wordt ingezet voor de begrazing van de Brunssummerheide.
In opdracht van het ministerie van Landbouw gaan de dieren
nu \'s avonds de stal in.

Extra vaccinaties in Blijdorp

Alle jonge vogels die geboren zijn na de laatste vaccinatie-
ronde in de Diergaarde Blijdorp worden alsnog ingeënt of
opgehokt. Het gaat om alle kuikens die dit jaar zijn geboren.
Dat meldt de Rotterdamse dierentuin, waar mogelijk jonge
sperweruilen zijn gestorven aan de voor mensen dodelijke
vogelgriepvariant H5N1. De dieren waren niet ingeënt omdat
zij na de laatste vaccinatieronde zijn geboren. Aanvankelijk
waren vier uiltjes verdacht, zegt Ab Osterhaus, als viroloog
van de Erasmus Universiteit betrokken bij het onderzoek naar
de besmettingen. \'Alle andere dieren\' in de omgeving van de
uiltjes waren gevaccineerd, zegt Osterhaus. Inmiddels is de
H5N1-verdenking bevestigd door het Centraal Instituut voor
Dierziekte Controle (CIDC) in Lelystad. Sporen van H5N1
zijn aangetroffen, maar het virus zelf nog niet. Of de dieren
inderdaad besmet waren, moet nog blijken uit nader onder-
zoek.

De dierentuin blijft open, omdat H5N1 alleen overdraagbaar
is bij intensief contact tussen mensen en vogels of hun uit-
werpselen.
Bron: Novum.

Melkkoeien hebben ongezonde
klauwen

De halijaarlijkse pedicure voor melkkoeien is niet voldoende.
Dit schrijft Menno Holzhauer in zijn proefschrift
Claw health
in dairy cows in The Netheriands.
Klauwaandoeningen beho-
ren tot de belangrijkste bedrijfsgebonden aandoeningen op
rundveebedrijven. Tot nu toe werd aangenomen dat klauw-
aandoeningen en kreupelheden zouden afiiemen als de klau-
wen van de koe een regelmatige \'pedicurebeurt\' krijgen. Toch
vertoont meer dan 70% van de Nederlandse melkkoeien ten
minste één klauwaandoening op het moment van de hal^aar-
lijkse beurt. Holzhauer promoveerde op 20 september 2006
aan de Faculteit Diergeneeskunde.

-ocr page 192-

De dierenartsen van Dierenkliniek "De Waterpoort\':

"iUVeer tijd om dieren te
beliandeien daniczij Fa-med!

i^thik-s^^aiiÈiiÜBiMii^aiï^ l^rifttjlniVir\'fil\'fÉiiili

begroeten we U op

stand „, 55 «idens

voon|aa«dagen 20O6
daar „aar onze
beursaanbieding.

www.famed.nl

Dierenartsen Paul Croenestein, Jacqueline Wolfman,
Inge Thoolen en de medewerkers van Dierenkliniek
"De Waterpoort" uit Sneek houden niet van hun
debiteurenadministratie. Ze besteden hun tijd liever
aan de dieren die hun hulp nodig hebben. A/iaar ze
willen uiteraard wel graag op tijd betaald worden.
Daarom kiezen ze voor Fa-med.

Vertrouw ook uw debiteurenadministratie toe aan
de specialist: Fa-med, de marktleider in medical
factoring. En bespaar uzelf de alsmaar toenemende

administratieve rompslomp. Zodat u en uw mede-
werkers meer tijd overhouden voor uw patiënten.

Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd
binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening
gestort. Desgewenst binnen twee weken.

Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden
en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke
tarieven. Vraag vrijblijvend onze uitgebreide informatie-
map aan.

fa-med

De marktleider in medical factoring

Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort ■ Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
Tel.: 033 - 434 52 00 ■ Fax: 033 - 434 52 10 • E-mail: info@famed ■ www.famed.nl

-ocr page 193-

Bluetongue voor het eerst in Nederland: beschrijving van de
klinische verschijnselen en difFerentiaaldiagnose

Bekende ziektebeelden maar toch net iets anders en op te veel bedrijven

L van WaijMuise, D. DercksenJ. MuskensJ. de Bruijn, M. Scheepersen R. Vrouenraets

Voor het eerst is bluetongue (BT)
aangetoond in Nederland. De klini-
sche verschijnselen van BT op vijf
besmette bedrijven worden be-
schreven. Koorts en zeer pijnlijke
kroonranden leidend tot veel liggen
en een pijnlijke gang waren soms
de eerste symptomen. In een later
stadium werden deze gevolgd door
leasies in de mond, schuimig speekselen en ademhalings-
problemen. In andere gevallen zijn een dikke kop met
dikke lippen en schuimig speekselen de eerste verschijn-
selen. Acute sterfte zonder inleidende verschijnselen
werd enkele malen gezien. De morbiditeit en mortaliteit
is bij de zestien bevestigde gevallen veel lager dan be-
schreven in de literatuur uit andere landen.
Uitstekende samenwerking tussen practici onderling,
specialisten van GD-Deventer (GD-veekijker) en dier-
ziektespecialisten van de Voedsel en Waren Autoriteit
(VWA) leidde tot een snelle melding van de waarschijn-
lijkheidsdiagnose BT, die vlot door CIDC-Lelystad werd
bevestigd.

Summary

Bluetongue in the Netherlands: description of the first
clinical cases and differential diagnosis: Common symp-
toms Just a little different and in too many herds.
For the first time Bluetongue (BT) has been diagnosed in
the Netherlands. The clinical symptoms of BT on five
farms during the first outbreak ever in the Netherlands are
described. Fever and swollen sensitive coronets leading to
reluctance to stand and walk were sometimes the first
symptoms. Later lesions in the mouth occurred with
foamy salivation and respiratory problems. In other cases
a swollen head with swollen lips and foamy salivation
were the first clinical signs. Also sudden death occurred.
In the first sixteen confirmed cases morbidity and mortali-
ty were lower than described in outbreaks in other coun-
tries.

Good collaboration between practitioners, specialists of
the Animal Health Service (GD-Deventer), and specialists
of the Food and Consumer Product Safety Authority
(VWA) and CIDC-Lelystad (Wageningen UR) led to a
rapid notification and ultimately confirmation of the sus-
pected diagnosis BT.

Inleiding

In de praktijk worden in de loop der jaren steeds meer zaken
routine. Komt een ziektebeeld onbekend voor of wijkt het af
van het gebruikelijke, dan zijn er altijd de collega\'s van de
praktijk om mee te overleggen. In Nederland, en uniek voor

Europa, is er ook GD als tweedelijnshelpdesk om te overleg-
gen over ziektebeelden, differentiaaldiagnose en mogelijke
onderzoeken voor bevestiging van de diagnose. GD-dieren-
artsen hebben daarbij tevens de taak de trends van bekende
aandoeningen te volgen en alert te zijn op nieuwe aandoenin-
gen en aangifteplichtige ziekten.

Vanaf 1 augustus zijn er enkele telefoongesprekken geweest
tussen practici en GD over schapen met oedeem tussen de
kaaktakken en/of dikke lippen. Bij nauwkeurige inspectie
van de dieren vonden de betreffende praktiserende dierenart-
sen dat ecthyma of haemonchose de beelden niet konden ver-
klaren of dat de dieren onvoldoende op de ingestelde behan-
deling reageerden. De practici namen daarom opnieuw
contact op met GD met aanvullende informatie over de klini-
sche verschijnselen en met het verhaal dat de beelden zich op
meerdere bedrijven verdeeld over meerdere dierenartsen-
praktijken voordeden. Daarop werd besloten een verdenking
van een aangifteplichtige ziekte te melden bij de Voedsel en
Waren Autoriteit (VWA).

Vanaf 14 augustus bezochten specialistenteams van VWA,
bestaande uit een dierziektespecialist van VWA, een GD-die-
renarts en de practicus van de veehouder de bedrijven. Hier-
bij bleek dat het klinische ziektebeeld niet leek op in Neder-
land bekende aandoeningen, maar op BT. In de ingestuurde
monsters kon het CIDC mond- en klauwzeer uitsluiten en BT
bevestigen. Deze diagnose werd geconformeerd door het la-
boratorium in Pirbright (Verenigd Koninkrijk). Dit is het re-
ferentielaboratorium voor ziekten op de lijst van het Office
International des Epizooties (OIE).

Vroeger kwam BT incidenteel voor in Spanje of Portugal en
men nam toen aan dat de vector af en toe overwaaide uit Ma-
rokko. In 1998 werd voor het eerst BT in Europa vastgesteld
op de Griekse eilanden. In de jaren daarna deed de ziekte zich
voor in Zuid-Italië, op Corsica en sinds 2004 in Zuidwest-
Spanje. Door het veranderende klimaat werd verwacht dat
BT langzaam op zou schuiven naar het noorden en dat Ne-
derland de komende jaren rekening moest houden met intro-
ductie van deze ziekte. Op 17 augustus 2006 werd agrarisch
Nederiand echter opgeschrikt door het definitief vaststellen
van de ziekte, die iedereen nog 1500 kilometer weg waande.
De besmette bedrijven bevinden zich in de buurt van het drie-
landenpunt. In de dagen erop werd de diagnose ook gesteld
op schapen- en runderbedrijven in België (18 augustus 2006)
en Duitsland (21 augustus 2006). De bron van de besmetting
is nog niet vastgesteld.

Hieronder volgt een overzicht van de eerste bevestigde geval-
len.

Casus 1

Bedrijf: Hobbyschapenhouder met veertien mergellandooien
met veertien lammeren. De dieren lopen buiten in een weide
met veel gras. De eigenaar verzorgt de schapen goed en de
dieren worden volgens bedrijfsbehandelplan ontwormd.

-ocr page 194-

Anamnese: Zaterdag 12 augustus 2006 is er één lam ziek. Het
dier heeft koorts, geen diarree en geen andere duidelijke ziek-
tebeelden. Het dier wordt behandeld met antibiotica en
NSAID. Maandag is het lam overleden en is een ooi ziek. De
ooi heeft koorts, kaakoedeem, maakt loze kauwbewegingen,
speekselt en heeft dikke lippen. Het dier heeft ernstige adem-
halingsproblemen, is te mager en verzwakt snel. Omdat het
ziektebeeld geen van de collega\'s in de praktijk bekend voor-
komt en er meerdere bedrijven in het eigen praktijkgebied en
bij de buurtcollega\'s zijn met zieke schapen met vergelijkbare
klachten, wordt na overleg met GD besloten de VWA te mel-
den dat er een verdenking bestaat van een aangifteplichtige
ziekte.

Klinische bevindingen specialistenteam (14 augustus 2006):

• De ooi heeft geen koorts, geen leasies zichtbaar in de
bek en bleekroze slijmvliezen. Er zijn geen kroonrand-
leasies, maar het dier is slap en kan moeilijk staan (zie
fotol).

• Het dode lam is moeilijk te beoordelen: het heeft bloe-
dingen in het rode mond- en neusslijmvlies en natte lip-
pen.

• De overige dieren zijn in goede conditie en vertonen
geen ziekteverschijnselen.

Van de ooi worden serum- en edta-monsters genomen voor
onderzoek op BT. Bij het dier wordt BT aangetoond (PCR-
positief). De ooi wordt uiteindelijk vanuit het oogpunt van
welzijn geëuthanaseerd omdat zij slecht reageerde op de
ondersteunende therapie.

Casus 2

Bedrijf: Het bedrijf heeft 90 kruisling blue du maine ooien en
lammeren en 37 paarden. Het is een gesloten bedrijf, de laat-
ste twee jaar zijn geen aankopen gedaan. Er is in verband met
de paarden wel veel bezoek van mensen.

Anamnese: Sinds 12 augustus 2006 is een ooi ziek. Het dier
heeft hoge koorts en ademhalingsproblemen. De ingestelde
therapie met antibiotica en NSAID\'s heeft geen effect. Op
maandag wordt een tweede ooi ziek. In verband met deze zie-
ke ooien, en casus 1 en vergelijkbare ziektebeelden bij de
buurtcollega\'s (casus 3 en 4) wordt besloten VWA te melden

dat er een verdenking bestaat van een aangifteplichtige ziek-
te.

Klinische bevindingen specialistenteam (14 augustus 2006):

• Er zijn twee ooien ziek, één ooi is kreupel na bekappen
en één dier is overleden (geen sectie).

• De twee zieke ooien hebben koorts, een snelle ademha-
ling, geen kroonrandleasies, een dikke kop en lippen en
schuimig speeksel op de lippen (zie foto 2).

• Ze hebben bloedingen en ulcera/necrotisch beslag op de
tong, wangen en in de neus (zie foto 3)

• De rest van de koppel heeft geen verschijnselen.

-ocr page 195-

Van de ooien werden tongafkrabsels genomen (voor MKZ
onderzoek) en edta serum bloed getapt (voor onderzoek op
MKZ en BT) en naar het CIDC-Lelystad gezonden. De die-
ren blijken geen MKZ te hebben, wel BT.
De twee ooien zijn gestorven en aan GD ter sectie aangebo-
den. Bij beide dieren werd oedeem van de lippen, zweren in
de mondholte, blauwverkleuring en necrose in de mondholte
vastgesteld (zie foto\'s 4 en 5). De dieren hadden enkele ge-
ring vergrote lymfeklieren, verder waren de secties niet af-
wijkend.

Casus 3

Bedrijf: Zoogkoeien bedrijf met elf zoogkoeien, vier pinken,
elf kalveren en een pinkenstiertje. De dieren lopen buiten in
de wei. Het bedrijf heeft het laatste jaar geen dieren aange-
voerd.

Anamnese: Op 14 augustus 2006 heeft de veehouder bij één
koe opgemerkt dat zij traag is en haar kalf minder goed wil
laten drinken. Op 16 augustus belt de veehouder zijn dieren-
arts voor een visite. De koe heeft geen koorts, wel ooguit-
vloeiing, wat beschadigingen in de bek en speekselt en de
neusspiegel vertoont erosies. Een verdenking van een aangif-
teplichtige ziekte wordt na overleg met GD gemeld bij de
VWA in verband met teveel onduidelijke ziektebeelden in de
regio bij vooral schapen, maar ook een enkele koe.

651

Klinische bevindingen specialistenteam (ij augustus 2006):

• normale temperatuur;

• ooguitvloeiing en traanstreep (zie foto 6);

• beschadigingen in de bek en schuimig speeksel op de
onderlip (zie foto 8);

• veel leasies op de neusspiegel, necrotisch beslag in de
neus en ingedroogd exudaat rond de neus (zie foto 7);

• alle spenen zijn oedemateus en bedekt met ingedroogd
bruin exudaat (zie foto 9);

• de koe is goed ter been en wil niet toelaten dat de kroon-
randen worden gepalpeerd. Ze zijn niet zichtbaar verdikt;

• de andere dieren vertonen geen afwijkende verschijnse-
len.

TIJDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2006

-ocr page 196-

Anamnese: Op 4 augustus 2006 wordt opgemerkt dat een koe
achter blijft in de koppel. De volgende dag is ze traag, ligt
veel, eet onvoldoende en speekselt iets. De koe laat zich niet
vangen en de eigenaar kijkt het aan. Na verweiden op 6 au-
gustus naar een weide met meer gras en schaduw, lijkt de koe
beter te eten. Enkele dagen later hangt er op de overgang
neusspiegel - bek een stuk vel los, maar verder is ze duidelijk
opgeknapt.

Op 9 augustus wordt een oude kruisling texelaar-zwartbles
ooi ziek. Ze ligt veel, loopt wankel en heeft koorts (40.70C).
De oogslijmvliezen zijn iets te donker, in de gepigmenteerde
bek zijn geen kleurveranderingen of leasies te zien. De neus
en lippen zijn licht gezwollen. Na overleg met GD wordt be-
sloten eerst de differentiaaldiagnostische mogelijkheden hae-
monchus, ecthyma of clostridium te onderzoeken. Na een be-
handeling met antibiotica en pijnstillers is de volgende dag
de temperatuur iets gezakt. Ze loopt echter zeer pijnlijk, eet
wel iets maar speekselt daarbij veel. In de bek zijn geen ver-
anderingen te zien. Op 12 augustus is de kop duidelijk ver-
dikt. De ooi heeft oedeem tussen de kaaktakken en onder de
buik en de kroonranden zijn gezwollen. Ze ligt veel, eet
moeizaam en rond de neusgaten bevindt zich ingedroogde
neusuitvloeiing. Een verdenking van een aangifteplichtige
ziekte wordt gemeld bij VWA in verband met zieke en dode
schapen met vergelijkbare ziektebeelden bij andere bedrijven
in de regio.

Klinische bevindingen specialistenteam f17 augustus 2006):

• Bij de koe zijn geen klinische verschijnselen waarneem-
baar.

• De ooi ligt plat en staat na enig aandringen op. Ze staat
dan pijnlijk met de poten dichtbij elkaar en een bolle
rug. Ze gaat snel weer liggen. De pens is onvoldoende
gevuld. Er is wat groene neusuitvloeiing met ingedroog-
de korsten rond de neusgaten te zien. Ze eet het aange-
boden voer. De ooi heeft oedeem tussen de kaaktakken
en onder de buik (zie foto 10).

• Bij de andere runderen en schapen zijn geen afwijkingen
waarneembaar.

Van het rund en de ooi worden serum en edta-monsters geno-
men voor onderzoek op bluetongue. Bij beide dieren wordt
BT aangetoond.

De ooi is op 22 augustus een stuk vlotter. Ze ontwikkelt daar-
na echter door necrose in de spieren van de hals een torticol-
lis (beschreven chronisch beeld van BT) en is vanuit het oog-
punt van welzijn geëuthanaseerd op 24 augustus.

-ocr page 197-

Casus 5

Bedrijf: Negentig ramlammeren in een natuurgebied.

Anamnese: 10 augustus 2006 was een ramlam traag en had
onvoldoende pensvulling. Bij onderzoek had het dier koorts
(39.60C) en zat er bloed aan de thermometer. Het dier had
ademhalingsproblemen, wilde liever niet staan en ging snel
liggen. Het dier speekselde en in het speeksel was bloed aan-
wezig. In de bek waren necrotische letsels zichtbaar achter de
snijtanden en op de dentale plaat. Het ziektebeeld vertoonde
gelijkenis met casus 1 en 2, waarop besloten werd het geval
te melden bij VWA.

Klinische bevindingen specialistenteam (i8 augustus 2006):

• Twee ramlammeren hebben hoge koorts (41.5°C) en vier
ramlammeren hebben een pijnlijke gang en zeer gevoe-
lige kroonranden.

• Bij een vervolg bezoek enkele dagen later hebben de
dieren een matige pensvulling, koorts (40°C), leasies in
de bek (zie foto 11) en longontsteking.

Van de dieren werden edta- en serummonsters genomen voor
onderzoek bij het CIDC op BT. De dieren blijken besmet.

Foto 11. Lam met laesies achter de tanden.
Vervolg van de meldingen

Na deze meldingen volgen tot en met 21 augustus nog elf an-
dere bedrijven waar de diagnose wordt bevestigd. Ze bevin-
den zich allen in het zuiden van Limburg (zie figuur 1). Op de
bedrijven zijn de ziektebeelden meestal vergelijkbaar. Op en-
kele schapenbedrijven overlijden dieren zonder voorafgaande
ziektebeelden. Op 1 runderbedrijf heeft een rund oedemateus
verdikte kroonranden zonder leasies aan alle poten. Palperen
van de kroonranden was zeer pijnlijk. Bovendien zijn de ko-
gels van de voorpoten oedematues verdikt.

Differentiaaldiagnose

Bij schapen kan differentiaaldiagnostisch gedacht worden
aan:

• mond-en-klauwzeer;

• ecthyma contagiosum;

• haemonchose;

• fotosensibiliteit;

• longontsteking;

• rotkreupel;

• peste des petits ruminants.

Bij runderen kan differentiaaldiagnostisch gedacht worden
aan:

• mond-en-klauwzeer;

• boosaardige catarraal-koorts;

• mucosal disease;

• fotosensibiliteit;

• bevangenheid;

• runderpest.

In het kort zullen de verschijnselen van de ziekten die hierbo-
ven genoemd zijn, worden weergegeven en hoe deze ziekten
te onderscheiden zijn van BT:

• Mond-en-klauwzeer (MKZj geeft bij schapen nauwelijks
symptomen. Als er al symptomen zijn uit MKZ zich
meestal slechts door een voorbijgaande kreupelheid. Bij
BT werd niet alleen langdurige kreupelheid gezien, maar
als aanvullende symptomen zijn vaak zeer donkere
slijmvliezen in de bek en beschadigingen van tongran-
den, wangen en tandranden zichtbaar. Bij runderen met
MKZ viel in 2001 op dat er snel meerdere dieren ziek
werden, de dieren duidelijk smakten en het slijmvlies
van de tong snel over een groot gebied kapotging.

• Ecthyma kan bij schapen soms eerst dikke lippen en
daarna pas typische papillomateuze leasies aan oren,
oogleden, neus en lippen veroorzaken. Papillomateuze
leasies aan kroonranden, vulva en preputium kunnen
ook voorkomen. Vooral de inwendige vorm van ecthy-
ma, zeker in het acute stadium, vertoont overeenkomst
met BT. Het verschil met de nu gevonden kliniek is dat
bij BT geen papillomateuze leasies ontstaan.

-ocr page 198-

• Haemonchose kan oedeem tussen de kaaktakken en
sloomheid veroorzaken. Door het ernstige bloedverlies
zijn de bleekwitte slijmvliezen kenmerkend. Bij BT zijn
de slijmvliezen niet wit, maar roodpaars met bloedingen
of leasies.

• Fotosensihiliteit doet zich voor op de niet gepigmenteer-
de en weinig behaarde huid. Bij BT zijn vooral de kop of
oren verdikt, naast de eerder genoemde symptomen.

• Longontsteking kan een zeer snelle ademhaling en neus-
uitvloeiing veroorzaken. Bij BT treedt de snelle adem-
haling op door oedeem in de longen. Door een secundai-
re bacterièle infectie kan een longontsteking ontstaan.

\' Kreupelheid en pijnlijk staan kan allerlei oorzaken heb-
ben. Bij BT doet de kreupelheid zich voor door oedeem
in de klauwen en van de kroonranden. Andere oorzaken
van kreupelheid moeten worden uitgesloten. Rotkreupel
bij schapen en geiten heeft bijvoorbeeld een erg typisch
klinisch beeld met ontsteking van de tussenklauwhuid,
ondermijning van hoorn in het balgebied en een speci-
fieke geur.

\' Peste des petites ruminants veroorzaakt vooral ernstige
beelden bij geiten: hoge koorts, oog- en neusuitvloeiing
en mondleasies. De leasies zijn ook aanwezig in het hele
maagdarmkanaal, waardoor ernstige diarree optreedt. In
een later stadium treden ademhalingsproblemen, hoes-
ten en sterfte op (na ongeveer een week). Bij schapen
zijn de beelden meer subacuut en sterven slechts enkele
dieren. Bij BT doen zich bij geiten over het algemeen
juist weinig problemen voor. In deze uitbraak zijn tot nu
toe geen geiten getroffen.

\' Boosaardige catarraal-koorts geeft bij schapen geen
symptomen, ze zijn wel drager van de infectie. Bij run-
deren wordt naast de hier beschreven symptomen meest-
al ook een aantasting van het hoornvlies van het oog ge-
zien naast hoge koorts en sterfte.

\' Mucosal disease is een ziekte van een BVD-virusdrager,
die ernstige ziektebeelden gaat vertonen door mutatie
van het niet-cytopathogene virus naar het cytopathogene
virus. Het klinisch beeld bestaat uit koorts, kapotte neus-
spiegel, kroonrand-, speen- en slijmvliesleasies en treedt
op bij een enkel dier in de koppel. Bij dieren met mu-
cosal disease is een spoedig herstel zeer onwaarschijn-
lijk, bij de runderen met BT trad echter spoedig gene-
zing op.

• Runderpest geeft een zeer snelle verspreiding in een
koppel, waarbij tot negentig procent van de dieren ziek
wordt en sterft. Runderpest komt voor in Azië, het Mid-
den-Oosten en Afrika. De dieren hebben hoge koorts,
bloederig speeksel, ernstige leasies in de bek, blepharos-
pasme en ernstige diarree. Bij BT zijn de beelden slechts
bij een enkel rund zichtbaar.

Conclusie

Bluetongue is een door insecten overgebrachte en daarmee
seizoensgebonden virusinfectie van (wilde) herkauwers met
wisselende klinische beelden primair geassocieerd met vas-
culaire schade. De ziektebeelden zijn vooral bij schapen te
zien en slechts bij een enkel rund, geit of hert. Hoewel het
aantal zieke runderen in deze Nederlandse uitbraak aanzien-
lijk hoger is dan gemeld in uitbraken in de landen rond de
Middellandse Zee. De ziektebeelden van bluetongue lijken in
eerste instantie op enkele in Nederland bekende aandoenin-
gen en een grondig klinisch onderzoek is nodig om hiertus-
sen onderscheid te maken. Als BT niet is uit te sluiten, moet
de verdenking, net als alle andere aangifteplichtige ziekten,
direct worden gemeld bij het centrale meidnummer van de
VWA (045-5354232).

Dankzegging

De auteurs danken de VWA-dierenartsen N. Venselaar, A. van
de Dop, M. Ekker en L. Pouwels, de dierenartsen van DA?
Heeden en DAP Heuvelland,voor hun alertheid en foto\'s,
GD-patholoog K. Peperkamp voor het uitvoeren van de sec-
ties en de foto\'s en CIDC-Lelystad voor de snelle en accurate
bevestiging van de diagnose. Ook de contacten met mede-
werkers van de VWA, (incident- en crisiscentrum) en de
LNV-directie VD werden door de auteurs als zeer prettig en
ondersteunend ervaren.

L van Wuijckhuise (e-mail: l.v.wuyckhuise@gezondedie-
ren.nl), D. Dercksen en J. Muskens werken bij GD in De-
venter, postbus Q, 7400 AA Deventer.], de Bruijn werkt bij
DAP Schoonzicht, Maasstad 1, 6321 PK Wijlre. M. Schee-
pers werkt bij DAP Heuvelland, nieuwstraat 42, 62^1 AZ
Gulpen. R. Vrouenraets werkt bij DAP Heerlen, sittarder-
^cg
79, 6412 CC Heerlen.

-ocr page 199-

Deze columns gaan meestal over situ-
aties waarin de dierenarts een faux pas
maakt. Dat zijn nu eenmaal meestal
interessantere uitspraken dan alle eige-
naren die piepen over andere veterinair
minder relevante zaken. Om na de zo-
mer weer met frisse moed aan de slag
te kunnen, een kleine greep uit de soms
bizarre klachten die bij het Tuchtcollege
terechtkomen. De voorbeelden illustreren hoezeer de rekening
een reden is om een klacht in te dienen, terwijl er inhoudelijk
weinig overeind blijft. Het geeft een rare tegenstrijdigheid binnen
de groep cliënten: de ene eigenaar legt grif duizenden euro\'s op
tafel om het leven van zijn dier met een halfjaar extra te kunnen
verlengen, een andere eigenaar protesteert tegen ieder tientje.

Rekeningen zijn nooit aardig

De eigenaar van een zojuist aangereden hond
rent direct naar de dienstdoende dieren-
arts. Deze onderzoekt en behandelt de
hond, en adviseert een artrodese. Het
staat de eigenaar niet aan; de kosten
zijn te hoog en de dierenarts is niet
aardig. Hij volgt het advies van een
artrodese dan ook niet op, maar gaat
de dierenarts ook niet veel aardiger
vinden als hij de rekening krijgt.
Voor een advies wat hij niet opvolgt
hoeft hij toch niet te betalen? En ze-
ker nu de dierenarts een botterik was,
is die rekening veel te hoog. Wat te
doen? Op naar het Tuchtcollege!

Cetver; een gezonde hond!

Een zieke of aangereden hond zijn voor een ei-
genaar natuurlijk nare zaken. Het kan echter nog veel
erger: ontdekken datje hond kerngezond is! Oei! De dieren-
arts heeft op basis van een verkeerd gemeten bloedwaarde de
hond naar Utrecht gestuurd voor nader onderzoek. Daar
kwam het foutje aan het licht, en kon de hond kwispelend
weer de kliniek veriaten, nagestaard door jaloerse eigenaren
die er wel met een ernstig ziek dier zitten. Als de eigenaar een
jaar later voor een andere operatie een hoge rekening ont-
vangt, aarzelt hij niet om de akelige fout die hem een gezonde
hond opleverde aan het Tuchtcollege voor te leggen.

De kater komt later

En de dierenarts soms ook. Jammer voor de eigenaresse die al
maar liefst enkele minuten staat te wachten. Files, telefoontjes,
lekke banden, soms gaat er iets mis. Een schande, want haar
kater Jansen is aan zijn jaariijkse enting toe, en dat moet NU.
Al flink geïrriteerd stapt ze de behandelkamer binnen, maar
wat een slordigheid! De dierenarts beluistert het hart, kijkt in
de ogen en de bek van de kat, weegt het dier, palpeert zijn buik
en controleert hem op vlooien. Eenmaal thuis spreekt ze er
schande van; een dierenarts die bij een enting alleen maar ge-
wicht, hart, ogen, bek, buik en vlooien checkt, en geen onder-
zoek doet aan longen, nieren, maag, darmen en leefpatroon,
dat is toch geen goede dierenarts maar een afzetter? Zo iemand
moet snel tot de orde worden geroepen, dus.....u raadt het al.

Veterinair
tuchtrecht

Rondje rekeningen

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Zondagsciiênt

Het is ook geen sinecure, een praktijk draaiende houden. Vooral
niet als alle cliënten zichzelf tegelijk als middelpunt van de we-
reld beschouwen. Hoe dat komt is voer voor academici in een
ander vakgebied, maar als dierenarts moet je soms keuzes ma-
ken. Bijvoorbeeld als je tijdens je weekenddienst wordt gebeld
door een kattenfokster. Een van de kittens uit een pasgeboren
nest heeft een open buikje, dus de dierenarts vraagt haar om di-
rect met het diertje naar de praktijk te komen. Als de
fokster arriveert, is de dierenarts inmiddels bezig
met een andere weekendpatiënt maar deze be-
handeling onderbreekt hij om even naar het
kitten te kunnen kijken. Helaas, het dier-
tje is echt niet levensvatbaar, dus hij legt
het apart in een andere ruimte, en gaat
door met de patiënt waar hij mee be-
zig was. Daarna laat hij het kitten in
overleg met de fokster inslapen, en
rekent haar alleen het consult, niet de
medicatie. Maar ja, een weekendcon-
sult is duurder en de kattenfokster
aarzelt niet om de dierenarts daarover
grondig uit te foeteren. De dierenarts
vraagt haar vervolgens beleefd om dan
voortaan ook in het weekend haar eigen
_ dierenarts uit bed te bellen, en niet hem. Het

verkeerde keelgat van de kattenfokster resul-
teert in een klacht bij het Tuchtcollege, vooral over
de rekening voor het consult. Alsof je bij de supermarkt
die zondag open is niet hoeft te betalen.

Houden van?

Alle klachten zijn zonder zitting direct ongegrond verklaard of
afgewezen. Een klacht die alleen betrekking heeft op de reke-
ning gaat zonder meer van tafel, maar bij enige veterinair in-
houdelijke klacht moet deze wel worden beoordeeld. Een di-
ent die boos is, zal daarom vaak naast de rekening ook nog een
veterinair argument zoeken om een klacht in te dienen. Ener-
zijds kun je daarom je schouders ophalen over dergelijke
klachten, anderzijds kun je je afvragen wat er toch aan de hand
is met die rekening? Komt het omdat we in de humane gezond-
heidszorg bijna nooit zelf voor de kosten opdraaien? Zijn de
kosten te onvoorspelbaar, waardoor ze tot een negatieve reactie
leiden? Het aantal klachten dat wortels heeft in de bankreke-
ning van de eigenaar is aanzienlijk genoeg om je als praktijk af
te vragen hoe je hiermee om wilt gaan. Van dieren houden is
niet moeilijk, maar van eigenaren...

-ocr page 200-

Erik Gostelie

De Sectorraad Paard vindt het welzijn van het paard bin-
nen alle vormen van de paardenhouderij belangrijk. In-
middels wordt algemeen aanvaard dat dieren moeten
worden gehouden op een wijze waarbij ze zich goed voe-
len, of tenminste niet onnodig lijden.

Voor het begrip \'welzijn\' zijn veel verschillende definities
omhanden. Het kiezen van een werkdefinitie hangt af van de
invalshoek. De werkdefinitie van welzijn zoals gedefinieerd
door de Sectorraad luidt: \'welzijn is een mentale toestand die
optreedt als een dier in voldoende mate in zijn natuurlijke be-
hoeften kan voorzien en waarbij het dier vrij is van pijn en
andere ongemakken\'.

Tot op heden zijn alleen afzonderlijke en meer specifieke on-
derdelen van het welbevinden van paarden onderzocht. Aan-
gezien de bevindingen vaak uit hun verband in de publiciteit
zijn gebracht, vond de Sectorraad het tijd worden om een zo
volledig mogelijke inventarisatie te verrichten naar de moge-
lijke welzijnsproblemen die zich bij paarden kunnen voor-
doen. Bij deze inventarisatie zijn ook maatschappelijke orga-
nisaties en onderzoekers betrokken. Op basis van de
inventarisatie heeft de Sectorraad voor de Nederlandse paar-
densector bezien in hoeverre het nodig zou zijn om aanvul-
lend beleid ten aanzien van welzijn van paarden te formule-
ren en te implementeren.

Na uitvoerige oriëntatie en analyse van de mogelijke wel-
zijnsproblemen bij paarden en na spiegeling aan de Neder-
landse situatie heeft de Sectorraad Paard een \'Prioriteitenlijst
aanpak Welzijnsbevordering Paard\' opgesteld die hier wordt
gepresenteerd.

Prioriteitenlijst aanpak Welzijnsbevordering Paard

1 Begrip welzijn

Het begrip \'welzijn\' kan moeilijk gekwantificeerd worden.
De vijf vrijheden van Brambell kunnen gehanteerd wor-
den bij het inventariseren van welzijnsproblemen. In de
discussies blijkt dat er behoefte is aan fundamenteel on-
derzoek naar meetbare parameters om welzijn objectief te
kunnen meten. De Sectorraad Paarden zal in\'itiatièven on-
dernemen om dergelijk onderzoek internationaal van de
grond te krijgen en ziet daarin ook duidelijk een taak en
verantwoordelijkheid voor de overheid.

Aanpassen van management (met name huisvesting en
voeding) aan behoefte van het paard

De Sectorraad Paarden is van mening dat er breed moet
worden gecommuniceerd over bestaande kennis en advie-
zen op het gebied van voeding, huisvesting, opfok en af-
richting en management van paarden ter voorkoming van
welzijnsproblemen (stereotypieën, ziekten, stress en
angst). De communicatie dient zich niet alleen te richten
op de professionele en hobbymatige paardenhouders,
maar ook op overheden (gemeenten, provincies en minis-
teries). De communicatie moet gestimuleerd worden door
de overheid en uitgevoerd worden door de Sectorraad
Paarden met wetenschappelijke ondersteuning.

Daarnaast dient de bestaande kennis uitgebreid te worden
door ftindamenteel wetenschappelijk onderzoek gevolgd
door toegepast praktijkonderzoek. Ook hier ziet de Sector-
raad een verantwoordelijkheid voor zowel de sector zelf
als voor de overheid.

Erfelijke afwijkingen

De Sectorraad Paarden adviseert alle erkende stamboeken
in Nederland om, ter voorkoming van erfelijke gebreken,
een eenduidig selectief fokbeleid te formuleren met duide-
lijke doelstellingen omtrent de wijze waarop de voor dat
ras/type voorkomende erfelijke gebreken niet alleen wor-
den geconstateerd, maar ook worden uitgeselecteerd.
Ook wordt de stamboeken geadviseerd het beleid aan-
gaande erfelijke gebreken met hun leden te communice-
ren.

Eventueel zouden de erkenningsvoorwaarden van stam-
boeken uitgebreid kunnen worden met een verplichting
om de inspanningen die verricht worden om erfelijke ge-
breken te benoemen, te constateren en uit te selecteren, in-
zichtelijk te maken en te rapporteren.

Uitval van paarden

Om meer inzicht te krijgen in de voortijdige uitval van
paarden vindt de Sectorraad Paarden het gewenst een in-
ventarisatie van uitvalsoorzaken te registreren. Gedacht
wordt aan:

• registratie van erfelijke gebreken door stamboeken;

• euthanasie (redenen en sociografische gegevens) door
dierenartsen;

• aanbod van slacht/destructie paarden;

• regelmatig onderzoek door middel van enquêtes bij die-
renartspraktijken naar de incidentie van diagnoses in een
bepaalde periode (vgl. Amerikaans vijQaaHijks onder-
zoek).

De Sectorraad zal hiertoe initiatief nemen.

Trainingsmethoden in fokkerij en sport
De afgelopen decennia is veel onderzoek gedaan naar trai-
ning van paarden. Desondanks wordt vanuit diverse kan-
ten in de paardenhouderij aangegeven dat er nog te weinig
inzicht is in de effecten van training en trainingsmethoden
in relatie tot leeftijd, type paard en effecten op de lange
termijn. Het gebruik van, en de voorlichting over hulpmid-
delen vraagt hierbij om bijzondere aandacht. Nader onder-
zoek kan mogelijk handvatten leveren voor passende trai-
ningsmethoden gebaseerd op individueel niveau.
De stamboeken en wedstrijdorganisaties moeten de selec-
tie criteria die gesteld worden steeds opnieuw kritisch be-
kijken en zonodig bijstellen. De criteria moeten helder en
eenduidig gecommuniceerd worden naar diegene die de
paarden moeten voorbereiden op de verschillende tests,
keuringsselecties enzovoort. Pas als van tevoren duidelijk
is wat van een paard gevraagd wordt kan een passende
voorbereiding plaatsvinden.

Beleidsnota Welzijnsbevordering Paard

-ocr page 201-

Inzet van paarden op jonge leeftijd
Een aantal onderzoeksprojecten (Jumpex etc.) heeft dui-
delijk laten zien dat uitgebalanceerde trainingsschema\'s
voor jonge paarden zeer verantwoord zijn en voor de
meeste driejarigen goed te doen zijn.
Een jong paard is echter nog niet volledig uitontwikkeld
en mentaal klaar voor bepaalde prestaties. Daarom is het
wedstrijdsysteem aangepast aan het reglement voor drie-
en vierjarige paarden. Niet alleen de eisen die aan het jon-
ge paard worden gesteld, ook de frequentie waarmee het
jonge paard aan wedstrijden mag deelnemen, zal strakker
gereglementeerd worden.

Ter preventie van overtraining zijn er leeftijdseisen aan
deelname aan de verschillende klassen in de dressuur,
springsport en draf- en rensport. Omdat trainingsmetho-
des thuis niet of nauwelijks te controleren zijn, dient dit
vergezeld te gaan van veel voorlichting over het doel van
deze regels.

Keuringen

Het houden van keuringen is nuttig en noodzakelijk om te
kunnen selecteren en dus het fokdoel van een stamboek te
realiseren. Stamboeken geven voorafgaand aan het keu-
ringsseizoen helder aan wat er van een dier op de keuring
wordt verwacht. Zowel wat betreft de cosmetische verzor-
ging, het exterieur, de conditie als de beweging. Tevens
kan indien van toepassing advies worden gegeven over een
passende en doeltreffende, uiteraard welzijnsvriendelijke,
training.

Diegenen die paarden klaarmaken zullen dan alleen de
noodzakelijke cosmetische alternaties toepassen en zal er
een welzijnsvriendelijke conditie worden nagestreefd.
Ook kan training gericht worden ingezet; tijdig beginnen,
rustig opbouwen en alleen trainen voor wat er gevraagd
wordt, met aandacht voor aanleg in plaats van een presta-
tie op jonge leeftijd.

Conditie van ruiter en/of menner

In de zwaardere wedstrijdklassen en in diverse uithou-
dingsproeven wordt veel van de conditie van de deelne-
mende paarden geëist. In strijd hiermee is het accepteren
van een \'remmende en dus welzijnsonvriendelijke factor
voor het paard\' door een slechte lichamelijke conditie van
de ruiter/menner. Ook in de breedtesport en recreatiesport
speelt dit een rol.

Het geven van veel voorlichting, het stimuleren van het
vormen van passende ruiter-paardcombinaties en het ge-
ven van waarschuwingen op wedstrijden bij extreem over-
gewicht kan wellicht bijdragen aan de bewustwording.

Transport

Uit diverse literatuurstudies blijkt dat als paarden zorgvul-
dig worden vervoerd er geen welzijnsproblemen ontstaan.
In het nieuwe Europese voorstel wordt op veel mogelijke
knelpunten ingegaan en wordt er toegezien op naleving.
Hiermee is het welzijn van paarden die voor commerciële
doeleinden worden vervoerd voldoende gewaarborgd.
Diegenen die paarden (laten) vervoeren dienen zich goed
te laten vooriichten over de feiten en fabels met betrekking
tot transport. Met name onkunde van transporteurs, lang-
durig transport of onbekendheid met de transportomstan-
digheden kunnen welzijns- en gezondheidsrisico\'s met
zich meebrengen. De risico\'s kunnen worden beperkt
door:

• (extreme) stress te voorkomen (door gewenning van de
dieren aan transportprocedures, indien alleen vervoerd
gewenning aan isolatie, een diervriendelijke omgang en
een rustige rijstijl);

• een goede inrichting van de laadwagen (klimaatbeheer-
sing, ventilatie, hygiëne, de aanwezigheid van ruwvoer
en methode van vastzetten);

• het paard voldoende ruimte te geven zodat het rijbewe-
gingen kan opvangen;

• de oriëntatie van het paard tijdens het transport;

• het inlassen van pauzes zodat het paard kan plassen en
water drinken.

De Sectorraad Paarden wil in overleg met het ministerie
van LNV zorg dragen voor een goede implementatie van
het Europese voorstel. De raad zal voorstellen doen om
welzijnsaspecten mee te nemen bij de keuringen van paar-
dentransportmiddelen.

Paarden die voor niet commerciële doeleinden worden
vervoerd, vallen buiten de Europese voorstellen. De Sec-
torraad zal voorlichting geven over de feiten en fabels van
het transport van paarden. De onderiiggende organisaties
kunnen de paardenhouders grotendeels bereiken via de
verenigingsbladen.

-ocr page 202-

70 Beschikbaarheid medicijnen

De beschikbaarheid van geregistreerde diergeneesmidde-
len voor het paard ter voorkoming en ter behandeling van
welzijnsnadelige ziekten is nog steeds te gering.
In 2005 is de Diergeneesmiddelenwet aangepast, zodat
paarden uitgesloten kunnen worden van humane con-
sumptie. Deze mogelijkheid verruimt de beschikbaarheid
van diergeneesmiddelen aanzienlijk. Een sluitende I&R-
regeling is hiervoor noodzakelijk evenals een centrale da-
tabase, controle, handhaving en sanctionering. Aan deze
randvoorwaarden wordt door de sector zelf hard gewerkt.
De overheid dient hier verantwoordelijkheid te nemen en
toezicht te houden.

11 Het toepassen van ongeoorloofde prestatiebeïnvloedende
middelen

Het toepassen van ongeoorloofde prestatiebeïnvloedende
medicijnen moet ter voorkoming van welzijnsproblemen
te allen tijde verboden blijven (artikel 62 van de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren).
Wedstrijdorganisaties in Nederland volgen de regels van
de FEl (internationale hippische sportfederatie). De FEI
hanteert op dit moment de nulgrens voor elke lichaams-
vreemde stof en beschouwt elke lichaamseigen stof, in ho-
gere dan normale concentraties, als doping. Dit stringente
dopingreglement kan tot welzijnsproblemen leiden aange-
zien sportpaarden niet of nauwelijks adequaat behandeld
kunnen worden.

Aanpassing van het dopingreglement door een flexibilise-
ring van de nuloptiegrens voor een aantal essentiële dier-
geneesmiddelen zou het welzijn van sportpaarden aan-
zienlijk vergroten. Bij de FEI staat het dopingreglement
nu ter discussie. Nederland streeft naar internationale uni-
formering en zal de lijn van de FEI volgen.

12 Aangifteplichtige ziekten

De minister heeft de Tweede Kamer laten weten dat hij
voor een aantal zeer besmettelijke en gevaarlijke paarden-
ziekten een draaiboek laat opstellen. De Sectorraad Paar-
den vindt dit erg belangrijk, omdat een paar (ook voor de
mens) gevaarlijke besmettelijke paardenziekten onze kant
op komen. De raad wordt nauw betrokken bij de totstand-
koming en uitwerking van de draaiboeken.
Op het moment zijn alle draaiboeken van aangifteplichtige
ziekten van andere diersoorten die consequenties kunnen
hebben voor het paard, geëvalueerd en alleen die activitei-
ten die een risico vormen worden aan banden gelegd.

13 Vergiftigingen

Niet alleen het jakobskruiskruid, maar ook vele andere
giftige planten zorgen voor steeds meer gevallen van ver-
giftigingen in de veehouderij en dus ook in de paarden-
houderij. Vaak leidt dit tot de dood. Hoewel de paarden-
houders het belang van een goede bestrijding middels een
petitie kenbaar hebben gemaakt, geeft de minister aan dat
hij geen verantwoordelijkheid heeft en dat een paarden-
houder maar gewoon goed op moet letten in het land en bij
aankoop van ruwvoer.

De Sectorraad vindt het onvoorstelbaar dat de minister
geen bijdrage wil leveren aan de aanpak van een dergelijk
omvangrijk welzijnsprobleem, terwijl de sector en ge-
meenten vragen om een landelijke aansturing vanuit het
ministerie van LNV De Sectorraad zal dit probleem nog-
maals aankaarten bij de minister en aandringen op onder-
steuning vanuit het ministerie bij de bestrijding van derge-
lijke giftige planten. De paardensector wordt hierin
gesteund door de andere graasdiersectoren die ook veel
hinder ondervinden van onder andere het door gemeenten
en natuurbeheerders gezaaide jakobskruiskruid wat heel
gemakkelijk in het weiland waait.

14 Paard in het verkeer

Paarden komen steeds vaker op de openbare weg; aan de
hand, voor de wagen of onder de ruiter. Er zijn jaarlijks
zo\'n 450 ongevallen met paarden in het verkeer, waarvan
ongeveer vijftien waarbij het paard letsel oploopt. Via de
KNHS-campagne \'Weet watje moet doen als je een paard
ontmoet\' worden andere weggebruikers geïnformeerd over
hoe zij om moeten gaan met paarden in het verkeer. Het
afsnijden, snel inhalen, van de weg drukken en het bewust
laten schrikken van paarden kunnen leiden tot ongevallen
en moeten vermeden worden.

CBR heeft toegezegd meer aandacht te besteden aan het
gewenste gedrag van automobilisten ten opzichte van het
paard in het verkeer door vragen hierover op te nemen in
de theorieboeken. Via 3V0 worden informatieve folders
over paarden in het verkeer verspreid onder gemeenten en
andere geïnteresseerden. De Sectorraad streeft ernaar dat
het aantal en de ernst van de ongevallen met paarden in het
verkeer afneemt. Tevens moet het paard als volwaardige
weggebruiker worden gezien.

15 Paraveterinaire beroepen en opleidingen

De Sectorraad Paarden dient er bij het ministerie van LNV
op aan te dringen dat de paraveterinaire beroepen duidelijk
worden benoemd en dat helder wordt beschreven welke
handelingen verricht mogen worden en welke volstrekt
niet.

Toezicht en sanctiemaatregelen op personen die in strijd
met de Wet uitoefening diergeneeskunde \'paraveterinaire\'
handelingen uitoefenen zouden verscherpt moeten wor-
den.

H.R.C. Gostelie is Voorzitter Werkgroep Welzijn van de
Sectorraad Paard.

-ocr page 203-

Miel Bingen

Op 2 februari 2006 overhandigde dr. P.H. (Jeroen) Bool,
voormalig algemeen directeur van het Centraal Dierge-
neeskundig Instituut en erelid van de KNMvD, het eerste
exemplaar van het gedenkboek
"Strenge wetenschappelijk-
heid en practische zin" Een eeuw Nederlands centraal vete-
rinair instituut 1904-2004
aan minister Veerman. Het boek
behandelt de geschiedenis van honderd jaar Nederlands
centraal veterinair instituut en vormt een unicum in vete-
rinair Nederland. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
sprak met de initiator Jeroen Bool en eindredacteur en uit-
gever Peter Verhoef over de totstandkoming van het boek.

659

Het is een bewogen geschiedenis, de ontwikkeling van wat
ooit eens in 1904 begon als de Rijksseruminrichting in Rot-
terdam tot het huidige Centraal Instituut voor DierziekteCon-
trole Lelystad (CIDC-Lelystad). De Rijksseruminrichting en
haar opvolgers hebben een cruciale rol gespeeld in de bestrij-
ding van besmettelijke dierziekten. De geschiedenis van het
CIDC heeft vele hoogtepunten gekend zoals de ontwikkeling
van het vaccin tegen mond-en-klauwzeer door Herman Fren-
kel. De directe aanleiding voor de ontwikkeling van het vac-
cin was destijds de uitbraak van de ziekte in 1938 die meer
dan honderdduizend veebedrijven trof Na de verhuizing van
de opvolger van de Rijksseruminrichting van de randstad
naar de Flevopolder kreeg het instituut in 1996 uiteindelijk
zijn huidige vorm als CIDC-Lelystad.
Dat een veterinair onderzoeksinstituut nog steeds nodig is,
blijkt iedere keer opnieuw. Klassieke varkenspest en vogel-
pest hebben recentelijk de gemoederen in Nederland meer
dan beziggehouden. Ook op andere vlakken heeft het insti-
tuut zich bewezen. Niet voor niets kreeg juist het CIDC de
opdracht om in samenwerking met het RIVM 20 miljoen
eenheden pokkenvaccin te leveren toen de dreiging van een
terroristische aanslag met biologische wapens na 11 septem-
ber 2001 plotseling als een realiteit werd gezien.

Boek

Het was Bool die al vroeg het historische belang van de ont-
wikkelingen omtrent het Instituut onderkende. "Al langer
speelde het idee door mijn hoofd, maar bij het 75-jarig be-
staan van het Centraal Diergeneeskundig Instituut in 1979
heb ik voor het eerst publiekelijk gewezen op de wenselijk-
heid om de historie van deze instelling vast te leggen. In de
loop van de eeuw zijn belangrijke doorbraken bereikt. Dat
heeft veel teweeggebracht. Er is natuurlijk over gepubliceerd
in wetenschappelijke bladen, maar dan blijft de informatie
toch voorbehouden aan een heel beperkte groep. We vonden
de historische ontwikkelingen zo belangwekkend en van be-
tekenis dat we de geschiedenis toegankelijk wilden maken
voor een breder publiek." Uiteindelijk zou het tot 1999 duren
voordat de eerste teksten op papier werden gezet.
Dat het boek in zijn huidige vorm het levenslicht heeft gezien,
is naast de inzet van Bool vooral te danken aan de onderzoeks-
en schrijverskwaliteiten van eindredacteur en uitgever Peter
Verhoef van Erasmus Publishing. Verhoef werd in 2001 bij het
project betrokken en gedurende vier jaar was hij een van de
drijvende krachten achter het project. Uiteindelijk resulteerden
zijn inspanningen in een uitermate boeiend en goed leesbaar
deel I van het gedenkboek, een historische, chronologische
analyse en beschrijving van een eeuw Nederlands centraal ve-
terinair instituut. Deel II bestaat uit capita selecta en geeft een
overzicht van een aantal zwaartepunten in de historie en het
werkveld van het instituut, geschreven door oud-medewerkers.

Uitdagingen

Beide delen kenden hun eigen uitdagingen. Peter Verhoef
heeft lang gezocht om een goede structuur te vinden voor
deel I. Uiteindelijk werd het veterinaire onderzoek de gemene
deler aan de hand waarvan de geschiedenis van het CIDC
werd verteld. Voor Bool vormde met name de diversiteit en
het enthousiasme van de partijen die betrokken waren bij deel
II een uitdaging. Het koste de redacteuren van deel II, Jaap
van Leeuwen en Peter de Leeuw, veel energie en een tomelo-
ze inzet om de verschillende verhalen samen te smeden tot
een sterk en consistent verhaal.

Kijkend naar de grote lijn in de ontstaansgeschiedenis van het
instituut merkt Bool op dat deze gekenmerkt wordt door een
beweging van diagnostisch en producerend naar meer weten-
schappelijk werk. "Het instituut is altijd sterk doelgericht ge-
weest. Vanuit praktijkproblemen werd er hard gewerkt aan het
realiseren van oplossingen. De manier waarop veranderde
echter in de loop der jaren en steeds meer werd het instituut
een kweekvijver voor getalenteerde jonge wetenschappers."
Terugkijkend op het project herinneren beiden zich naast de
spanning van de naderende deadline, het boek kwam uitein-
delijk slechts tien dagen voordat het werd aangeboden aan de
minister van de drukker, vooral het geweldige gevoel van be-
vrediging toen zij eenmaal het boek in handen hadden. Een
gevoel van bevrediging dat Jeroen Bool en Peter Verhoef
energie geeft om te gaan werken aan hun volgende project,
een verkorte Engelstalige editie van het boek. De geschiede-
nis van een instituut als het CIDC dient gelezen te worden,
niet alleen in Nederiand.

U kunt het boek "Strenge wetenschappelijkheid en prac-
tische zin" Een eeuw Nederlands centraal veterinair
instituut 1904-2004
behalve via de boekhandel ook vrij
ndkosten bestellen bij de uitgever via e-mailadres:
g.nl onder vermelding van TVD in

van verzenc

info@erasmuspublishing.;
de subjectregel.

"Strenge wetenschappelijkheid en practische zin"

Een eeuw Nederlands centraal veterinair instituut 1904-2004

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2006

-ocr page 204-

Fredehk Schutte

Het gebruik van antibiotica in de veterinaire sector heeft
de nodige aandacht, met name in relatie tot de problema-
tiek van resistentie en de discussies die daarover ook bin-
nen de humane geneeskunde plaatsvinden. Verantwoord
gebruik van antibiotica in de veterinaire sector en een
goede monitoring van gebruik en opgetreden resistentie
zijn dan ook van groot belang.

Met haar jaarlijkse antibioticarapportage, waarin de totale
verkoop van antimicrobiële diergeneesmiddelen op de Ne-
derlandse markt is weergegeven, wil de Vereniging van Fabri-
kanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen In Nederland
(FIDIN) graag bijdragen aan deze monitoring. Daarnaast
spant de FIDIN zich in om verantwoord gebruik van dierge-
neesmiddelen in het algemeen en antibiotica in het bijzonder
te stimuleren door mee te werken aan de ontwikkeling van
richtlijnen en voorlichtingsmateriaal.

Snelle toename in 2004

In Nederland is sinds 2003 de werkgroep Veterinary Antibio-
tic Usage and Resistance Surveillance (VANTURES) inge-
steld om de monitoring van resistentie en gebruik van antibi-
otica bij dieren te coördineren. Inmiddels heeft de werkgroep
drie rapporten uitgebracht onder de titel \'Monitoring of Anti-
microbial Resistance and Antibiotic Usage in Animals in the
Netherlands\' (MARAN). De monitoring van het gebruik van
antibiotica bij dieren is gebaseerd op de jaarlijkse antibiotica-
rapportage van de FIDIN.

In het laatste MARAN-rapport van 2004 wordt geconstateerd
dat de hoeveelheden verkochte antibiotica voor therapeutisch
gebruik sneller toenemen dan op grond van de toename van
het aantal landbouwhuisdieren te verwachten is. Dit terwijl
de hoeveelheid verkochte antimicrobiële additieven gestaag
afneemt. Uit deze antibioticarapportage blijkt dat die trend
zich ook in 2005 heeft voortgezet. Naast de toename van het
therapeutisch gebruik, vertoonden de resistentieniveaus in
2004 ook een toenemende tendens. Uit het MARAN-rapport
van 2005 zal moeten blijken of ook deze tendens zich voort-
zet.

De directeur Bureau risicobeoordeling van de Voedsel- en
Warenautoriteit (VWA) heeft naar aanleiding van het MA-
RAN-rapport 2004 een advies uitgebracht over de problema-
tiek van antibioticaresistentie in de veterinaire sector (advies-
nummer VWA/CE/06.773 van 6 januari 2006). Een van de
aanbevelingen betreft het voorstel om de oorzaken in kaart te
brengen van het toegenomen gebruik van antibiotica bij land-
bouwhuisdieren over de afgelopen jaren. Daarnaast zal on-
derzoek moeten worden gedaan naar kosteneffectieve maat-
regelen om het gebruik van antibiotica in de veehouderij
substantieel terug te dringen. Op basis van de resultaten van
beide onderzoeken zal met de verschillende actoren in over-
leg worden getreden teneinde vermindering van het antibioti-
cagebruik te bewerkstelligen.

De FIDIN ondersteunt deze aanbevelingen en acht het van
groot belang om de betrokken actoren al in de onderzoeksfa-
se actief bij dit streven te betrekken. Ook de Werkgroep Vete-
rinair Antibioticumbeleid (WVAB), een adviesorgaan van de
KNMvD met vertegenwoordigers van KNMvD, Faculteit
Diergeneeskunde, CIDC, VWA, ministerie LNV en FIDIN,
heeft zich uitgesproken over het belang om per sector te on-
derzoeken wat de reden is voor de toename van gebruik van
antibiotica. De FIDIN maakt zich sterk om dit onderzoek op
korte termijn te doen plaatsvinden in samenwerking met de
KNMvD en de Faculteit.

FIDIN antibioticarapportage 2005

Resultaten van de monitoring 2005

In lijn met de vorige jaren zijn de verschillende antibiotica
ingedeeld in zes hoofdgroepen. Producten die zijn geregi-
streerd voor één bepaald doeidier zijn opgenomen in de be-
treffende diergroep. Producten die bij meerdere doeldieren
kunnen worden toegepast, zijn ondergebracht in de groep
multi-species. In 2005 is de volgende afzet van verschillende
groepen van antibiotica gemeten:

Groepen antibiotica

kg actieve stof

verschil

% van

(X 1000)

t.o.v. 2004

het totale

in 2005

gebruik

Penicillinen/cefalosporinen

54

24%

11%

Tetracyclinen

307

14%

60%

Macroliden

29

21%

6%

Aminoglycosiden

11

22%

2% ^

Fluorocliinolonen

8

14%

2%

Trimethoprim/sulfa\'s

93

"0%

18%

Andere

6

0%

1%

Totaal

508

12%

100%

In vergelijking tot 2004 is het totale door de FlDIN-ieden ge-
rapporteerde diergeneeskundige gebruik in kilogrammen ac-
tieve stof met 12% toegenomen. De indeling in categorieën is
tussen 2004 en 2005 onveranderd gebleven. De categorie te-
tracyclinen vertegenwoordigt 60% van het totale diergenees-
kundige gebruik. Dit cijfer benadrukt de opvolging door die-
renartsen van de formularia, waarin tetracyclinen vaak zijn
opgenomen als voorkeursmiddel. De nieuwere fluorochino-
lonen (danofloxacin, difloxacin, enrofloxacin en marbofloxa-
cin) vertegenwoordigen slechts 0,2% van het totale gebruik.
Tegenover een toename van het diergeneeskundig gebruik
stond een verdere afname van het gebruik van antibiotica als
additief met meer dan vijftig procent (circa 37 ton actieve
stof).

Naar diersoort kunnen de verbruikcijfers als volgt worden
uitgesplitst:

Diersoorten

Kg actieve stof

verschil

% van

(X 1000)

t.o.v. 2004

het totale

in 2005

gebruik

kg

%

(x 1000)

Multi-species

395

48

14%

78%

Rund/kalf

21

-15

-42%

4%

Varken

89

24

37%

18%

Pluimvee

1

0

0%

0%

Gezelschapsdieren

2

-1

" 33%

6%

Totaal

508

55

12%

100%

-ocr page 205-

De groep multi-species is verreweg de grootste groep, met
ruim 75 procent van het gebruik. Dit zijn vooral producten die
voor verschillende soorten landbouwhuisdieren zijn geregi-
streerd. Het is voor de FIDIN niet mogelijk te achterhalen wat
de precieze verdeling tussen de diersoorten is, daarom is een
verdere onderverdeling van deze groep achterwege gelaten.

Mogelijke verklaringen van de toename

Ten opzichte van 2004 is sprake van een toename van 12%
van het aantal kilogrammen werkzame stof. Hiertegenover
staat een geringe toename van de veestapel.
Volgens de CBS Landbouwtelling 2005 is de veestapel in
2005 ten opzichte van 2004 als volgt gewijzigd:

- Het aantal runderen en varkens is licht gestegen tot respec-
tievelijk 3,8 miljoen en 11,2 miljoen dieren.

- Met name in de varkenshouderij is het aantal bedrijven ver-
der afgenomen (-3,5%) en neemt het aantal grote bedrijven
(met meer dan 2500 varkens) verder toe ( 7%).

- Binnen de groep runderen is het aantal vleeskalveren met
8% toegenomen.

- De aantallen pluimvee zijn verder toegenomen van 86 mil-
joen naar 93 miljoen kippen.

De toename van het gebruik betreft met name de orale toe-
passing van Oxytetracycline, doxycycline, amoxicilline en
ampicilline (70% van de stijging). De verklaring hiervoor
kan liggen in het verminderde gebruik van de antimicrobiële
additieven die per 1 januari 2006 zijn verboden, als gevolg
waarvan substitutie heeft plaatsgevonden met therapeutische
middelen. Daarnaast is in 2005 het toezicht op het illegale
gebruik van antimicrobiële grondstoffen, mede op aandrin-
gen van de FIDIN, sterk geïntensiveerd, hetgeen kan hebben
geleid tot meer gebruik van geregistreerde antibiotica. Overi-
gens kan het gebruik van met name tetracyclines en trime-
thoprim/sulfa\'s mede worden verklaard door de economische
situatie van de veehouderij (vaccinaties nemen af en investe-
ringen in huisvesting worden uitgesteld) en het naleven van
de formularia, op grond waarvan de inzet van deze middelen
de voorkeur geniet. Verder wordt de voorkeur gegeven aan de
praktischere orale toepassing boven injectiepreparaten, mede
gezien de verlengde wachttermijnen, die op grond van het
IKB-systeem gelden ter voorkoming van spuitplekken in het
vlees op de injectieplaats.

Een verdere verklaring voor de toename van gebruik is de
verdere intensivering in met name de varkenshouderij. De in-
fectiedruk neemt daardoor toe, mede in relatie tot de bestaan-
de ziektedruk van \'nieuwe\' ziekten (onder andere Ileitis, Cir-
co-virusinfecties en PRRSV).

Conclusies

^ De FIDIN hecht belang aan de opzet van een gecoördi-
neerd en geharmoniseerd programma voor de monitoring
van antibioticumresistentie, alsmede aan een verdere sti-
mulering van verantwoord antibioticumgebruik bij dieren.
Met de jaarlijkse publicatie van haar antibioticarapportage
beoogt de FIDIN hieraan bij te dragen.
^ De FIDIN ondersteunt de aanbevelingen van de VWA om
te komen tot een onderzoek naar de oorzaken van de toe-
name in gebruik en naar de mogelijkheden om een verant-
woord gebruik in de veterinaire sector te bewerkstelligen.
De WVAB heeft zich uitgesproken om dit onderzoek te
coördineren.

60% van het totale diergeneeskundig gebruik van antibio-
tica bestaat uit tetracyclinen, relatief \'oude\' middelen.
0,2% bestaat uit de eerder genoemde \'nieuwe\' fluorochi-
nolonen.

^ Ruim 75% van het totale gebruik betreft multi-species
producten, met indicaties voor gebruik bij meerdere dier-
soorten. Het opsplitsen van dit gebruik naar individuele
diersoorten is door de FIDIN niet betrouwbaar te realise-
ren.

^ De toename van de hoeveelheid werkzame stof van anti-
microbiële middelen van 12% in 2005 ten opzichte van
2004 kan onder meer worden verklaard door de uitfasering
van het gebruik van antimicrobiële additieven en het stren-
gere toezicht op het illegale gebruik van antimicrobiële
grondstoffen. Wanneer rekening wordt gehouden met de
afname in gebruik van additieven bedraagt de toename in
gebruik 3,7% (van 454 naar 508-37=471 ton).

Mr. drs. J.F. Schutte is directeur van de FIDIN en lid van de
werkgroep antibioticabeleid van de FIDIN.
Voor vragen kunt u contact opnemen met het FIDIN-se-
cretariaat; tel:
070-7503100, e-mail: fidin@fidin.nl.

-ocr page 206-

Slachthuis Woonhuis

Uitgave: Gemeente Leiden, 2006,
i6o blz., geïllustreerd.
ISBN-10: 90-810501-1-7 en
ISBN-13: 978-90-810501-1-1

Onlangs is door de Gemeente Leiden

__het boek \'Slachthuis Woonhuis\' met

als ondertitel \'De ontwikkeling van
een industrieel gebied tot de woon-
wijk Nieuw Leyden\' uitgebracht. De aanleiding voor het uit-
geven van dit boek is de transformatie van het voormalige
EWR-Slachthuisterrein en omgeving tot de nieuwe woonwijk
Nieuw Leyden. Het boek gaat over verandering. Verandering
in ruimte en tijd; het bestrijkt verleden, heden en toekomst.
Met name het eerste gedeelte van het boek dat gaat over de
bijna honderdjarige geschiedenis van het Openbaar Slacht-
huis Leiden, "Een wereld apart" zoals de schrijver het uit-
drukt, is interessant voor dierenartsen. De historicus Cor
Smit geeft een algemeen beeld van de betekenis van openba-
re slachthuizen in Nederland en behandelt uitgebreid de \'ups
en downs\' van de Leidse instelling aan de hand van de waar-
devolle informatie die hij in het gemeentelijk archief van Lei-
den heeft gevonden. Zijn onderzoek wordt aangevuld met re-
cente interviews van mensen die in en rondom het slachthuis
gewerkt hebben. Op die manier krijgt het boek een actuele
dimensie.

Boekbespreking

Op de hierboven afgebeelde titelpagina is enigszins te zien
wat er van het oude slachthuis bewaard blijft als industrieel
erfgoed; een voorbeeld van de typische architectuur van veel
openbare slachthuizen in Nederland die in het begin van de
twintigste eeuw gebouwd zijn. Een lezenswaardig boek voor
allen die geïnteresseerd zijn in het verdwenen fenomeen:
openbare slachthuizen in Nederland!
Het boek is voor € 29,90 te bestellen via internet op
www.
nieuwleyden.nl
of telefonisch op het nummer 071-5280380.

Drs. F.X.M.M. Cremers

VAKANTIE ZIEKTEN

_4\'j

Vet-Med\'Labl

Een zieke hond die mee blijkt te zijn
geweest op vakantie? Of een "zielige zwerver"
die is meegenomen uit het Zuiden?

Een snelle diagnose vergroot de kans op een succesvolle
therapie en vermindert de kans op besmetting van andere
dieren en mensen.

Voor de volgende ziektes zijn, naast microscopie van een
bloed-uitstrijkje, serologische tests beschikbaar:

Leishmania: antistoffen en PCR
SSi Ehrlichia canis: antistoffen en PCR

Babesia spp.: antistoffen en PCR
ifi Dirofllaria: antigeen (van macrofilaria)

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

Vet Med Lab - a division of lOEXX laboratories BV
Centraal nummer (ma t/m vrij 9.00 -17.00) tel. 00800-12724691, tel. 020-6554979
fax 00800-12343333 ■ e-mail infonl@vetmedlab.com

-ocr page 207-

Veterinair verleden

Zilveren schaal en lepel, \'s Rijks Veeartsenijschool

Volgens de overlevering zijn deze zil-
veren schaal en lepel door koning
Willem 1 geschonken bij de oprich-
ting van \'s Rijks Veeartsenijschool in
1821. De schaal draagt de inscriptie
\'"s Rijks Veeartsenijschool"; de lepel
een afkorting daarvan.
In veel Europese steden werden in de
achttiende eeuw verschillende \'écoles
vétérinaires\' opgericht. Nederland bleef hierbij achter. In de
Republiek stond de veeteelt weliswaar op een hoog plan,
maar alles draaide vooral om de handel. Er was geen sprake

Uitgelicht

van een grootschalig hof of landleger, dat een impuls kon ge-
ven tot de oprichting van zo\'n \'école\'.
Koning-koopman Willem I heeft zich in zijn regeerperiode
sterk gemaakt voor handel, nijverheid en industrie. In het ver-
lengde hiervan erkende hij ook het belang van een goede ge-
zondheidszorg voor de veestapel en voor paarden. Het is dan
ook niet verwonderlijk dat hij betrokken was bij de oprichting
van \'s Rijks Veeartsenijschool. Op 9 oktober 1822 bracht de
koning een bezoek aan de Utrechtse Veeartsenijschool. In
1925, ruim een eeuw daarna, werd de opleiding als veeartse-
nijkundige faculteit aan de Utrechtse universiteit toegevoegd.
Het verwerven van de academische status werd door de Ne-
derlandse diergeneeskundige gemeenschap als een erkenning
van het vakgebied gezien.

Universiteitsmuseum, Afdeling Diergeneeskunde
Yalelaan i, Utrecht
Telefoon:
030-2534675

Website: www.museum.uu.nl,www.numanstichting.nl.

International College for Research
on Equine Osteopathy

©[pDdDCgiDOÏlg]

Osteopathie

bij dieren

(paarden en honden)

3-jarige modulaire opleiding
6 modules van 2 dagen per jaar

wwwJcreo.com

tel: 32 11 25.32.91

info@icreo.com

-ocr page 208-

KNMvD en Movir: betrokkenheid als gemene deler

Bas Jongeling en Miel Bingen

Op 19 april jongstleden onderte-
kende KNMvD-voorzitter Ton de
Ruijter het convenant met arbeids-
ongeschiktheidsverzekeraar Movir.
Hierin is onder meer vastgelegd dat
KNMvD-leden korting krijgen op
de premie van een arbeidsonge-
schiktheidsverzekering. Tijd om bij
Movir-directeur Dick Bukman
langs te gaan en een aantal veelgestelde vragen beant-
woord te krijgen.

Een arbeidsongeschiktheidsverzekering biedt inkomensze-
kerheid wanneer iemand tijdelijk of langdurig arbeidsonge-
schikt raakt als gevolg van ziekte of een ongeval. "Maar we
doen meer. Uitkeren bij arbeidsongeschiktheid is onze core-
business, maar daarnaast hebben we ons de laatste jaren
vooral gericht op het voorkomen van arbeidsongeschiktheid
en op de vraag hoe we mensen weer kunnen re-integreren
wanneer ze arbeidsongeschikt zijn geraakt." Dick Bukman is
overtuigd van de effectiviteit van de preventie en re-integratie
die Movir de afgelopen tijd heeft ontwikkeld. "Dat is ook niet
zo moeilijk, want we weten inmiddels uit ervaring dat het ook
echt kan werken."

Preventie per beroepsgroep

Movir verzekert al ruim honderd jaar (para)medische be-
roepsgroepen tegen arbeidsongeschiktheid. Jarenlang was
Movir ook een onderlinge verzekeraar voor medici. "Voor
medici, door medici. Dat was het uitgangspunt", aldus Buk-
man. "Hierdoor hebben we veel kennis opgebouwd over de
specifieke aandachtsgebieden bij verscheidene medische be-
roepsgroepen." Om arbeidsongeschiktheid te kunnen voor-
komen, moet je de factoren kennen die het ftinctioneren ne-
gatief beïnvloeden. Om deze kennis op te doen, organiseert
Movir regelmatig seminars en congressen met branche-orga-
nisaties en beroepsverenigingen. Hierbij komen thema\'s aan
de orde als \'hoe houd ik plezier in mijn werk?\', \'werkdruk\'
en \'burnout\'. Op deze bijeenkomsten worden kennis en erva-
ring uitgewisseld door beroepsgenoten en dit draagt bij aan
de ontwikkeling van effectieve preventieprogramma\'s.

Praktijk in
bedrijf

Enquête arbeidsongeschiktheid

Die kennis en ervaring alleen zijn niet genoeg. Movir blijft
zich ook de laatste jaren inzetten voor de verbetering van de
werkomstandigheden, veelal door het (financieel) ondersteu-
nen van onderzoek. "Op dit moment introduceren we een
prismabril voor tandartsen. Deze bril zorgt ervoor dat men
naar beneden kan kijken terwijl het hoofd vrijwel rechtop
blijft. De bril voorkomt en vermindert veel nek- en schouder-
klachten. Zo\'n relatief eenvoudig instrument is enorm waar-
devol als het gaat om de preventie van arbeidsongeschiktheid.
En dat is in ieders belang."

De smurgroep arbeidsongeschiktheid van de KNMvD komt
binnenkort met de uitkomsten van een enquête die in 2005 is
gehouden onder haar leden. Bukman:
"We zijn erg benieuwd wat hier uit-
komt. We zijn uiteraard zeer geïnte-
resseerd in de mogelijkheden om ook
bij dierenartsen preventieve maatre-
gelen te ontwikkelen. Het is in ieder
geval erg positief dat een beroepsver-
eniging zo\'n onderzoek uitzet onder
haar leden, want juist op die wijze
kun je werken aan verbetering."

Multidisciplinaire aanpak

Zoals gezegd spant Movir zich in om
arbeidsongeschiktheid te voorkomen.
Mocht een verzekerde toch arbeids-
ongeschikt raken, dan zet Movir een
professionele en persoonlijke onder-
steuning in gang. "Om te beginnen
gaan we uitkeren. Daarin zijn we heel
coulant. Want de verzekerde is niet
alleen arbeidsongeschikt, maar ver-
liest ook nog eens zijn inkomen. Nie-
mand is er in die situatie bij gebaat
als een verzekeraar eerst wil weten
wat hem of haar precies mankeert en
vervolgens lang wacht met uitkeren.
Vervolgens zetten we een team van
specialisten aan het werk om de klachten in kaart te brengen
en te analyseren. De verzekerde krijgt een vaste contactper-
soon die volledig van zijn of haar situatie op de hoogte is,
waarna het proces van herintreding wordt gestart." In dat pro-
ces wordt eerst de situatie van de verzekerde helemaal in
kaart gebracht. Zijn de klachten voornamelijk psychisch of

-ocr page 209-

Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid

De arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen vormt
een groot probleem. In de eerste plaats voor de betrok-
ken dierenarts zelf, maar ook voor de werkomgeving.
Om een beter beeld te krijgen van de oorzaken van de
arbeidsongeschiktheid en hoe deze voorkomen kan
worden, heeft het bestuur van de KNMvD in 2003 de
Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid ingesteld.
In deze stuurgroep hebben naast de KNMvD ook de
Faculteit, verzekeraars, het pensioenfonds en AUV zit-
ting. De Stuurgroep heeft in 2005 een enquête uitgezet
onder de arbeidsongeschikte dierenartsen. Op basis van
de uitkomsten zal de stuurgroep komen met adviezen
en initiatieven om arbeidsongeschiktheid te voorko-
men. Inmiddels zijn de uitkomsten van de enquête op
een rij gezet. De voorzitter van de KNMvD, Ton de
Ruijter, is tevens voorzitter van de stuurgroep. Hij zal
tijdens de regiovergaderingen en de AV op 6 oktober de
belangrijkste resultaten van de enquête presenteren.

fysiek? Wat speelt er nog meer? "Wij gaan daarbij multidisci-
plinair te werk", vertelt Bukman. "De vaste contactpersoon
van de verzekerde werkt samen met onze medische adviseurs
en arbeidsdeskundigen. Die stellen een op maat gemaakt re-
integratieplan op, dat voor een verantwoorde terugkeer in het
arbeidsproces moet zorgen. Hierbij hanteert Movir het be-
roepscriterium, wat inhoudt dat we uitgaan van het beroep dat
de verzekerde uitoefende en waarvoor hij verzekerd is."

Gedeelde arbeidsethos

Wanneer een herintreding succesvol is verlopen, houdt de on-
dersteuning van Movir niet op. "Vanzelfsprekend is terugval-
preventie een belangrijk onderdeel van het proces. Ook voor
hen die slechts gedeeltelijk weer aan het arbeidsproces kun-
nen deelnemen. Wij begeleiden hen desgewenst bij het be-
houd en, in het geval van een gedeeltelijke arbeidsonge-
schiktheid, bij het uitbreiden van het arbeidsvermogen."
Het hoge arbeidsethos van de vrijeberoepsbeoefenaar is een
sterk stimulerende factor in de revalideringsmogelijkheden.
"Een dierenarts heeft passie voor zijn vak: hij wil dieren ge-
zond houden en maken. Die betrokkenheid delen wij volle-
dig, alleen gaat het ons om de dierenarts zelf."

FAQ\'s over de arbeidsongeschiktheidsverzekering van
Movir

Wat kan ik als dierenarts van Movir verwachten?
De ondertekening van het convenant is een voortzetting van
de relatie tussen Movir en de KNMvD. Hier plukt de dieren-
arts de vruchten van, want Movir en de KNMvD hebben uit-
gesproken dat zij zich gezamenlijk blijven inzetten voor het
verbeteren van arbeidsomstandigheden van dierenartsen. Zo
ontvangen leden van de KNMvD een premiekorting van 10%
op hun Movir aov-polis.

Krijg ik korting als startende dierenarts?
Ja, wanneer u binnen driejaar voor aanvang van de verzeke-
ring bent begonnen met uw praktijk ontvangt u het eerste jaar

25%, het tweedejaar 15% en het derdejaar 10% korting op
uw premie.

Als ik arbeidsongeschikt raak, lopen mijn vaste praktijkkosten
gewoon door Worden die ook vergoed?
U kunt uw praktijkkosten meeverzekeren met een zogenaam-
de \'Vaste kostenverzekering\'. Dit is een module die u naast
de langlopende verzekering kunt sluiten en deze vergoedt de
kosten van uw praktijk tijdens uw arbeidsongeschiktheid.

Mijn inkomen stijgt gedurende mijn loopbaan. Kan ik mijn
verzekering ook periodiek verhogen?

Ja, daarvoor heeft Movir de zogenaamde \'optieregeling\' ont-
wikkeld. Deze regeling maakt het mogelijk om ieder jaar uw
arbeidsongeschiktheidsverzekering met maximaal 10% te ver-
hogen, zonder dat daarvoor medische waarborgen nodig zijn.

Movir kent geen verhaalsrecht. Wat betekent dit?
Deze clausule houdt in, dat wanneer uw arbeidsongeschikt-
heid te wijten is aan een derde (dit kan bijvoorbeeld een col-
lega-arts zijn die u per ongeluk verwondt), Movir de kosten
niet zal verhalen op deze persoon.

Ik las iets over een correctiebepaling bij arbeidsongeschikt-
heid. Wat houdt dat precies in?

Movir hanteert geen correctiebepaling bij arbeidsongeschikt-
heid. Dat betekent dat u het bedrag krijgt uitgekeerd dat u
verzekerd hebt.

Als ik arbeidsongeschikt raak, loopt mijn praktijk gewoon
door. Ik moet dus een waarnemer inschakelen. Ben ik dan
niet alsnog mijn uitkering kwijt aan de kosten van die waar-
nemer?

Niet als u de module \'Waarnemingsverzekering\' afsluit bij
uw arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze aanvulling ver-
goedt de kosten van een waarnemer tijdens uw arbeidsonge-
schiktheid. Zo kunnen uw praktijk en ook uw inkomsten ge-
woon dooriopen tijdens uw afwezigheid terwijl u zich dankzij
uw uitkering volledig kunt richten op herstel.

Gaat Movir zich ook inzetten voor preventie voor dierenartsen?
Movir gaat door op de weg die zij is ingeslagen bij de be-
roepsgroep dierenartsen. Denk bijvoorbeeld aan het preven-
tieproject Atlas (langdurige overbelasting) en de seminars
voor de landbouwhuisdieren. Daarnaast heeft Movir zitting
in de stuurgroep arbeidsongeschiktheid van de KNMvD. De
KNMvD heeft onder haar leden die langer dan drie maanden
arbeidsongeschikt zijn een enquête gehouden. De uitkomsten
van deze enquête worden momenteel gedeeld met de stuur-
groep. De aanbevelingen vanuit de stuurgroep zullen door
Movir onderzocht worden om te bepalen in hoeverre zij een
concrete bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de
arbeidsomstandigheden van dierenartsen. Movir sluit hier-
mee aan bij haar preventieactiviteiten voor de andere be-
roepsgroepen.

Bas Jongeling is senior communicatiemanager bij Movir
Miel Bingen is eindredacteur van het TvD.

-ocr page 210-

Tatjana Criens

Dierenartsassistentendag 2006

In 2004 heeft Vedias een nieuw con-
cept gepresenteerd om de (meestal
vergeten) Nationale Dierenartsas-
sistentendag weer leven in te bla-
zen. Deze dag kan alleen door
bewustwording bij de werkgever
bestaan. Daarom bij deze weer een
oproep aan u, de werkgever, om uw
dierenartsa$sistent(en) in het zon-
netje te zetten en mee te doen aan de wedstrijd voor de
\'Beste verwenner van het jaar 2006\'.

Aankondiging

Twee van dierenartspraktijken hebben deze prestigieuze titel
inmiddels al in de wacht gesleept. In 2004 was dit Dierenkli-
niek Pij Is & Offereins te Geleen en in 2005 is Dierenkliniek
Amsterdam helemaal uit haar dak gegaan voor de assisten-
ten.

Vedias is uiteraard zeer tevreden over deze oprechte blijk van
waardering en is ervan overtuigd dat deze werkgevers hun as-
sistenten ook zonder wedstrijd in het zonnetje hadden gezet.

Des te leuker om achteraf nog een cadeau te
overhandigen - in dit geval aan de attente
werkgever!

Op 2 oktober 2006 (altijd op de eerste maan-
dag in oktober, mits dit niet samenvalt met
dierendag) is het dan ook weer zover: uw
kans om uw assistent(en) eens flink te ver-
wennen. Wij hebben allemaal begrip voor het
feit dat er in de alledaagse drukte niet altijd
gelegenheid is om uw waardering te tonen.
Maakt u daarom gebruik van deze speciaal
voor deze gelegenheid in het leven geroepen
dag!

Het team van Vedias verheugt zich er al op
om te gast te zijn bij uw kliniek/praktijk om
een cadeau te overhandigen en om uw visie
op goed werkgeverschap te delen met dierge-
neeskundig Nederland. Ten slotte is de ach-
terliggende gedachte dat het werken in een
prettige en ontspannen sfeer met werknemers
die lekker in hun vel zitten, naar een gezonde praktijk met te-
vreden klanten leidt.

DIERENARTS
ASSISTE

2 ciftcli^ DAG

Tatjana Criens is voorzitter van Vedias.

Rugproblemen
praktisch geteckeld...

... tijdens de Boehringer ingelheim Orthopediedagen
op 17 oktober te Heelsum (omgeving Arnhem) en 25 oktober te Vinkeveen

Onderwerp: Trauma van de wervelkolom en het bekken. Sprekers: H. van Herpen; K.L. How; S.A.E.B. Boroffka; l.A.A. Janssens.
Kosten: €165,-. Opgeven kan via vetmedica@alk.boehringer-ingelheim.com of tel 072 - 566 24 11.

-ocr page 211-

"Een Europees probleem in wording"

Verslag voorlichtingsavond over bluetongue.

Jaap Westerbeek

Op donderdag 24 augustus jongst-
leden werd in Asten (Noord-Bra-
bant) een vooriichtingsavond be-
legd om practici uit de zuidelijke
regionen van ons land bij te praten
over de recente bluetongue-uit-
braak en de consequenties van deze
infectie voor Nederland. Tegelijker-
tijd vonden in Deventer en Heeren-
veen soortgelijke bijeenkomsten plaats. De voorlichtings-
avond was een gezamenlijk initiatief van GD-Deventer en
het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit.

Na een korte introductie door C. Damen, manager operations
bij GD-Deventer, werd het woord gegeven aan D. Dercksen,
specialist kleine herkauwersgezondheid GD. De laatste hield
een inspirerend verhaal over de kliniek van de uitbraak, waar-
bij zijn fotomateriaal bestond uit foto\'s van patiënten die bij
deze uitbraak betrokken waren. Hij begon zijn inleiding met
het steken van de loftrompet over het functioneren van het
veterinair netwerk (veehouder-DAP-GD-netwerk), waardoor
de diagnostiek zeer snel boven water is gekomen. De alert-
heid op aangifteplichtige ziekten wierp snel vruchten af
Aan de hand van een historisch overzicht voerde Dercksen
het publiek mee van maandag 14 augustus, de eerste melding
van zieke en dode schapen met onbekende oorzaak, naar de
situatie van vandaag, waarbij enkele bedrijven besmet zijn
met het bluetonguevirus en verschillende ervan worden ver-
dacht. Tijdens de inleiding werd uitgebreid stilgestaan bij de
klinische verschijnselen, de rol van de vector (de knut) en het
gebied waar de infectie zich tot nu toe heeft voorgedaan. Er
werden foto\'s getoond van schapen met dikke lippen, gezwol-
len koppen (oedeem), schuim op de mond en neusuitvloeiing.
Ook de paarsblauwe verkleuring van de slijmvliezen kwam
duidelijk in beeld. Bijzonder aan deze presentatie was dat de
eigenaresse van een getoond ziek schaap, een collega, in de
zaal aanwezig was en nadere uitleg over het ziektebeeld kon
verschaffen.

Klinische verschijnselen

Na de kliniek besteedde Dercksen veel aandacht aan de diffe-
rentieeldiagnose (ook geïllustreerd met foto\'s), omdat aan-
doeningen als ecthyma, zonnebrand, acuut vitamine B12- en
kobaltgebrek naast een
Haemonchus-inkcüe de practicus op
het verkeerde been kunnen zetten. Bij de behandeling van de
etiologie van bluetongue werd nog eens benadrukt dat de
sterfte beperkt blijft (kleiner dan tien procent), maar dat ge-
nezen schapen wel vijftig dagen viremisch kunnen blijven en
dat dit bij runderen wel honderd dagen kan duren. Dit kan ui-
teraard enorme consequenties hebben voor de duur van deze
uitbraak. Het aantal besmette bedrijven zal naar alle waar-
schijnlijkheid groter zijn dan zich nu laat aanzien.
Tot slot behandelde Dercksen de kliniek en de diffèrentieel-
diagnose bij runderen, waarbij hij aantekende dat runderen

Verslag

667

volgens de literatuur vooral subklinische verschijnselen zou-
den vertonen, maar dat bij de huidige uitbraak in Limburg en
ook in de Duitse pers melding wordt gemaakt van een groot
aantal klinisch zieke dieren. Het klinisch zieke rund vertoont
ontstoken ogen, schuim op de mond door slijmvliesontste-
king, en wonden in de bek. Daarnaast worden een kapotte
neusspiegel, neusuitvloeiing en wonden op het neusslijmvlies
gezien, maar ook aangetaste spenen met korsten. In de difTe-
rentieeldiagnose moeten mond-en-klauwzeer, mucosal di-
sease en boosaardige cataraal koorts worden genoemd.
Dercksen beëindigde zijn inleiding met het tonen van afljeel-
dingen van de insecticiden die bij de bestrijding van blueton-
gue ingezet kunnen worden, al of niet op basis van tijdelijke
vrijstelling. Vervolgens werd uitgebreid de gelegenheid gege-
ven om vragen te stellen en opmerkingen te plaatsen. De vra-
gen hadden voornamelijk betrekking op de epidemiologie, de
bestrijding en de verwachtingen over het verloop van de be-
smetting.

Het opsturen van bloedmonsters naar GD ter bevestiging van
de diagnose werd ten zeerste afgeraden, daar verdenking al-
tijd gemeld dient te worden bij het centraal meldpunt besmet-
telijke dierziekten (telefoon: 045-5354232).

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 131, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2006

-ocr page 212-

Intensief overleg

Na de pauze werd het woord gegeven aan collega mevrouw
dr. M.J.A. Hellings van de Voedsel en Waren Autoriteit
(VWA), die de voorgeschiedenis, de beperkingsgebieden en
de daarvoor geldende maatregelen, de besmette bedrijven, en
de bestrijdingsmaatregelen tegen de vector onder de loep
nam. Zij schetste hoe binnen vier dagen, vanaf de melding
door de practicus op 14 augustus, via het bezoek van het team
dierziektedeskundigen (bestaande uit de practicus, de GD-
dierziektedeskundige en de officiële VWA-dierenarts) en het
onderzoek van ingestuurd besmet materiaal door het CIDC te
Lelystad en de bevestiging van het laboratoriumonderzoek
door Pirbright Laboratory in Groot-Brittannië, op 18 augus-
tus een regeling beperkingsgebieden bluetongue tot stand
kwam. De EU-regelgeving verplicht de lidstaten maatregelen
te nemen voor de bestrijding en de uitroeiing van bluetongue.
Tevens zijn handelsbeperkende maatregelen ingesteld voor
de twintigkilometerzone, het honderdkilometerbescher-
mingsgebied en het 150-kilometertoezichtgebied. Inmiddels
zijn de eerste versoepelingen doorgevoerd met betrekking tot
het transport en de afvoer van dieren naar het slachthuis. Er
werd uitgebreid stilgestaan bij de maatregelen die bij de ver-
schillende gebieden horen, vooral met betrekking tot trans-
port, export, opstallen, gebruik van insecticiden en een perio-
dieke screening, en met betrekking tot het opstarten van een
monitoringsprogramma. Over dit laatste bestaat overigens
nog geen zekerheid.

Er wordt intensief overleg gevoerd met de Europese commis-
sie om de plannen van aanpak voor de bestrijding in de ver-
schillende lidstaten op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt
een beroep gedaan op bluetongue-deskundigen uit Italië en
Spanje. Op 24 augustus waren er in Nederiand 21 besmette
bedrijven, alle gelokaliseerd in de twintigkilometerzone rond
Kerkrade, en verschillende verdachte schapen- en rundvee-
bedrijven, ook buiten deze zone. In België heeft men intussen
te maken met 28 en in Duitsland met 8 besmette bedrijven.

Tot slot stond Hellings stil bij de bestrijdingsmaatregelen te-
gen de vector, waarbij ze aandacht besteedde aan het gebruik
van muggenvallen, het meten van de activiteit van de vector
en het onderzoeken van de vector op aanwezigheid van het
virus door middel van een PCR-test. Zij eindigde haar inlei-
ding met de slogan: \'Bluetongue is een ziekte met grote in-
ternationale consequenties en dus een Europees probleem in
wording.\'

Na afloop van deze inleiding werden niet veel vragen meer
gesteld, want iedereen was doordrongen van de tijdelijkheid
van de genomen maatregelen, gezien het feit dat het nog maar
het begin is van de uitbraak.

Volgende cursus

Aan het eind van de bijeenkomst stelde collega Damen de
Stichting PAO-D nog in de gelegenheid aan te kondigen dat
op woensdag 27 september 2006 een cursus over bluetongue
georganiseerd wordt, waar deskundigen de actuele stand van
zaken op dat moment zullen presenteren. De cursus zal ook
dieper op de materie ingaan. Hierbij zullen vooral de epide-
miologie, de monitoring, de testen en de eventuele vaccina-
ties aan bod komen. Vertegenwoordigers van LNV/VWA en
sprekers uit Duitsland en België kunnen dan naar verwach-
ting de eerste resultaten presenteren van het epidemiologisch
onderzoek en van de effectiviteit van de geldende beleids-
maatregelen.

Kortom, het betrof een zeer geslaagde voorlichtingsbijeen-
komst met een grote opkomst en een zeer geïnteresseerd pu-
bliek.

De stichting PAO-D heeft inmiddels het initiatief genomen
om ondersteuning te krijgen in de verdere voorlichting van
de beroepsgroep in het kader van deze bluetongue-uitbraak.

Drs. Jaap Westerbeek is dierenarts bij het Veterinair Cen-
trum in Someren (Noord-Brabant).

Stalinrichting voor grote koppels koeien

Lies Beekhuis, Jan-Willem Slaa en Nico Vreeburg (begeleider)

DC de Overlaet organiseerde sa-
men met Vetvice en stallenbouw-
deskundige Jack Rodenburg een
cursus stailenbouw op donderdag
18 en vrijdag 19 mei jongstleden.
Tijdens deze twee dagen stond stal-
inrichting voor koppels koeien tus-
sen de tachtig en vierhonderd stuks
centraal. De eerste anderhalve dag
werden er presentaties en workshops op de praktijk ge-
geven, vrijdagmiddag werd er een bedrijfsbezoek geor-
ganiseerd.

"De melkveehouder die zijn oude stal verbouwt, maakt veelal
een slechte keuze. Het is duur, er zijn veel aanpassingen no-
dig, de ventilatie is veelal slecht en het gebouw is niet mak-
kelijk uit te breiden. Bouw liever een nieuwe stal. De oude
gebouwen krijgen toch wel een nieuwe bestemming." Deze
stelling komt van Jack Rodenburg, een geboren Nederiander
die werkzaam is bij het Ontario Ministry of Agriculture and
Food. Hij is in Canada eCn autoriteit op het gebied van huis-
vesting van melkvee en was samen met Jan Hulsen van Vet-
vice een van de sprekers. Het programma werd geleid door
Nico Vreeburg.

Verslag

Waarom is het belangrijk dat een dierenarts adviezen kan ge-
ven over de nieuwbouw of verbouwing van een stal? Volgens
een enquête van de GlBO-groep uit april 2006 onder
53 melkveebedrijven heeft 36% van de bedrijven bouwplan-
nen waarvan 28% nieuwbouw, 40% uitbreiding (aanbouwen/
verbouwen) en 32% renovatie (uit:
Nieuwe Oogst, 10 mei
2006). Daarnaast heeft de dierenarts overzicht over het be-
drijf en zowel inzicht in de behoeften van de veehouder als
van de dieren. Zo zijn er voldoende mogelijkheden om op de
wensen van de veehouder in te spelen en invloed te hebben
op een goede diergezondheid.

Donderdag i8 mei

De dag begon met een inleiding van Jan Hulsen met het on-

-ocr page 213-

derwerp: \'wat wil de koe, welke eisen stelt zij?\' Naar aanlei-
ding van de koesignalendiamant werden de verschillende ei-
sen belicht die de melkkoe stelt aan een goede huisvesting.
Zo is het noodzakelijk dat er aan de zes pijlers, voer, water,
lucht, ruimte, rust en licht voldaan wordt om een goede ge-
zondheid van de koe te garanderen.

Nadat de wensen van een koe in kaart gebracht waren, kwam
Jack Rodenburg aan het woord. Volgens Rodenburg zijn er
vier doelen bij een bouwplan:

1. koecomfort;

2. werkbesparing;

3. lage kosten en duurzaamheid;

4. goede mogelijkheden voor uitbreiden en veranderen.

Het is van belang dat deze doelen in gedachten gehouden
worden bij het ontwerpen van een stal. Om zoveel mogelijk
fouten te voorkomen is het belangrijk om eerst op papier een
goed plan te maken, leer van fouten uit het verleden en ver-
geet vooral niet om een visie op de lange termijn te definië-
ren. Zet bijvoorbeeld nooit een nieuwe stal naast een oude
stal, vanwege de verminderde ventilatiemogelijkheden en
toekomsdge problemen met uitbreiden. Houd rekening met
alle verschillende onderdelen die in de stal aanwezig dienen
te zijn, denk na over vernieuwingen als een stal onder af-
schot, een wachtruimte en behandelingssystemen. Zo kan een
buis met vreetplaatsen in de plaats komen van een zelfslui-
tend voerhek. Als hier voor gekozen wordt, is bijvoorbeeld
een managementrail een optie.

De dag werd afgesloten met een workshop waarbij stalteke-
ningen werden beoordeeld. Zo konden de ideeën waar een
stal aan dient te voldoen op een tekening benoemd worden.
Als een veehouder een tekening overlegt, kan er meteen kri-
tisch gekeken worden naar bijvoorbeeld breedte van de loop-
paden, plaatsing van de drinkbakken en de verschillende mo-
gelijkheden van koeverkeer in de stal. Van tweedimensionaal
naar driedimensionaal denken is hierbij essentieel.

Vrijdag 19 mei

\'s Ochtends kwam het robotmelken in Canada aan bod. Op
het moment zijn er 81 bedrijven in Canada waar robots aan-
wezig zijn, heel wat minder dan in Europa (2300 robotbedrij-
ven).

De meeste bedrijven met ligboxen zijn makkelijk om te vor-
men naar melken met een robot. Robots zijn flexibel en daar-
door gemakkelijker in te passen dan een melkstal. Een stal
waar gemolken wordt met robots heeft wel een aantal andere
eisen dan een stal waar handmatig gemolken wordt. Doordat
de koeien vrijwillig en zonder toezicht naar de robot behoren
te gaan is het van belang dat de koeien gemakkelijk naar de
robot komen. Denk daarom goed na over de looplijnen. Goe-
de ligboxen, vloeren en een gedegen management zijn hierbij
nog meer van belang dan bij een bedrijf waar handmatig ge-
molken wordt. Of dieren naar de robot komen, heeft in het al-
gemeen vooral met het management van de veehouder te ma-
ken en niet met de inrichting van de stal.
Het ideale aantal koeien per robot is ongeveer zestig. Bij een
bedrijfsgrootte van 120 koeien zijn er 2 mogelijkheden: of 2
groepen van 60 koeien of 1 groep. Een voordeel van één
groep ten opzichte van twee is de kortere wachttijd voor de
koeien, twee groepen geeft wel een simpelere sociale struc-
tuur voor de koeien en kortere looproutes,
\'s Middags was er een bedrijfsbezoek naar de familie Delis-
sen in Erp georganiseerd. Deze melkveehouderij had net vier
maanden geleden een nieuwe stal gebouwd. Op het bedrijf
werden drie workshops gegeven. De drie sessies waren ver-
deeld over de oude stal waar het oudere jongvee en de droge
koeien gehuisvest worden, de nieuwe huisvesting voor de
melkkoeien en de melkstal met managementsysteem voorin
de nieuwe stal.

De oude stal dateert uit 1992, vrij nieuw dus nog. Vanwege de
toekomstperspectieven van de zoon des huizes is er toch voor
gekozen om een nieuwe stal neer te zetten in plaats van de
oude te verbouwen. In de oude stal moest een plan gemaakt
worden op welke manier de oude stal zo efficiënt en effectief
mogelijk gebruikt kan worden.

In het nieuwe complex werd het al snel duidelijk wat de sterke
en zwakke punten van het ontwerp waren. De grote wacht-
ruimte, ruime behandelmogelijkheden, de aanwezigheid van
een managementrail en de plaatsing van de nieuwe stal in de
ruimte maakt uitbreiding in de toekomst goed mogelijk. Op
het bedrijf was een binnenmelkende carrouselmelkstal ge-
plaatst. Interessant was de duidelijke voorkeur van Jack Ro-
denburg voor de \'rapid exit\' melkstal. Volgens hem is het
goed mogelijk dat één persoon een twee-keer-twaalfstands ra-
pid-exitmelkstal melkt en zo de mogelijkheden voor het uit-
breiden van de melkstal open laat. Dit in tegenstelling tot de
carrouselmelkstal waarbij uitbreiden niet meer mogelijk is.
Concluderend kan gesteld worden dat de tweedaagse cursus
stalinrichting voor grote koppels koeien een groot succes was
waarbij expertise en ideeën uit binnen- en buitenland goed
gecombineerd werden. Er was voldoende ruimte voor discus-
sie waarbij praktijk en de haalbaarheid van een ontwerp zeker
niet uit het oog verloren werden. De deelnemers waren onver-
deeld positief over deze opzet, dus de cursus is een aanrader
voor de rundveedierenarts.

L Beekhuis is postdoc rund aan het Royal Veterinary Col-
lege, Londen. J.W. Slaa is practicus in NiJkerk. N.Vreeburg
is rundveedierenarts bij D.C. de Overlaet te Oss en koesig-
nalentrainer en stallenbouwadviseur bij veterinair advies-
bureau Vetvice.

Deze tweedaagse cursus wordt herhaald op 8 en g novem-
ber. Inschrijven is mogelijk vanaf heden. Voor meer info
belt u Nico Vreeburg 0412-676060 of zie www.vetvice.nl.

-ocr page 214-

IP\'s Wlnterconference 2006

7- 8 december is de Sparrenhorst te
Nunspeet het toneel van lezingen,
workshops, champagnebreaks en
verhitte debatten. IP\'s Wintercon-
ference is primair bedoeld voor
dierenartsen, maar op de tweede
dag wordt er ook een parallelpro-
gramma voor dierenartsassistenten
georganiseerd. In tegenstelling tot
voorgaande jaren, heeft dit congres één thema: \'levens-
verlengend\'.

Goede voeding en efficiënter werkende farmaceutica hebben
ertoe bijgedragen dat huisdieren steeds langer leven. Techno-
logische vernieuwingen bieden de diagnost en chirug meer
mogelijkheden. Maar is de consument bereid om steeds meer
te betalen voor veterinaire zorg? Of maken diereigenaren zich
hier niet druk over? En waarom verschuift de preventieve
zorg steeds meer uit handen van de dierenarts? Zien zij on-
voldoende wat zij de diereigenaren kunnen aanbieden? Het
thema van IP\'s winterconference 2006, \'levensverlengend\',
heeft niet enkel betrekking op het huisdier, maar ook op de
dierenartspraktijk.

Aankondiging

Programma

De eerste dag (aanvang 13.30) gaan verschillende nationale en
internationale sprekers in op onderwerpen als de toekomst-
voorspellende geneeskunde, gezonde dieren gezond houden en
de vraag of preventieve zorgprogramma\'s zin hebben. Ook de
veranderende distributiekanalen komen aan bod. Doen wij als
dierenartsen er voldoende aan onze klanten aan ons te binden?
Lezingen, rondetafeldiscussies en uiteraard de succesvolle
champagnebreak vormen een onderdeel van de eerste dag.
Dag twee staat primair in het teken van curatieve zorg. Sprekers
uit binnen- en buitenland, van binnen en buiten de branche, gaan
in op de nieuwe distributievormen van curatieve zorg. Ook is er
een kritische update van de laatste innovaties op het gebied van
medische technologie en geneeskunde. Waar liggen de grenzen
van ons kunnen? Daamaast wordt er uitgebreid ingegaan op de
vraag hoe de diereigenaar een goede kliniek kan herkennen. De
dag eindigt met een debat waarin de vraag \'wie biedt de beste
zorg\' centraal staat. Tijdens de discussies en debatten kunt u met
behulp van stemkastjes anoniem uw mening geven. De mening
van de zaal wordt direct op het scherm geprojecteerd.

Voor meer informatie of inschrijven: www.rhp.nu.

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren

Tele-immobilisatie, verdoven op afstand, is een bijzondere
vaardigheid die maar weinig dierenartsen regelmatig gebruik
van maken. Voor hen die werken in dierentuinen of betrokken
zijn bij natuurbeschermingsprojecten is het echter dagelijks
werk. Ook voor practici en handhavers van de openbare orde
is het \'erg handig\' om met de blaaspijp (soms op CO^) of ver-
dovingspistool om te kunnen gaan. De dierenartsen Jan Bos
(Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer (dierentuin Artis) en
Peter Klaver (dierenarts/consultant voor exoten en wildlife)
geven deze workshop in samenwerking met Ouwehands Die-
renpark in Rhenen.

Doel van deze workshop is om in een volle dag dierenartsen
\'klaar te stomen\' voor het gebruik van blaaspijp en/of verdo-
vingsgeweer. Zowel theorie, praktische aspecten, farmacolo-
gie van de belangrijkste narcosemlddelen, veiligheid, training
en het uitvoeren van enkele verdovingen in groepsverband
zullen aan bod komen. Ook zal er een lijst met doseringen

voor veel voorkomende diersoorten worden uitgereikt en be-
sproken.

Darnm: vrijdag 29 september 2006 van 9.00 -17.00 uur met
afsluitend evaluatie en drankje
Locatie: Ouwehands Dierenpark, Rhenen
Groepsgrootte: max. 15 personen

Prijs inclusief lunch en documentatie: € 375,-, bij betaling
voor 1 september € 350,-, studenten krijgen € 50,- korting.
Doelgroep workshop: dierenartsen en studenten die (willen)
werken met blaaspijp (op CO^) of verdovingsgeweer in de re-
guliere praktijk, dierentuinen of wildbeheer.
Vragen over de cursus kunt u stellen via
zoomed@zonnet.nl.
U kunt zich opgeven door uw naam, adres, telefoonnummer
en functie te mailen naar bovengenoemd e-mailadres en door
het overmaken van het cursusbedrag op Postbank gironum-
mer 3852760 ten name van ZooMed te Rhenen, onder ver-
melding van \'cursus verdoven\'.

Studievergadering van de Groep Homeopathisch-werkende Dierenartsen

Het bestuur van de Groep Homeopathisch-werkende Dieren-
artsen van de KNMvD nodigt u hierbij uit tot het bijwonen
van de studievergadering op donderdag 21 september 2006
van 15.00-22.00 uur.

Op deze dag wordt uitgebreid ingegaan op dementie, oorza-
ken, symptomen en therapieën, zowel regulier als homeopa-
thisch. Ook wordt aan de hand van casuïstiek bij diverse dier-
soorten besproken wat onder andere homeopathie kan bieden
bij de gevolgen van dementie. Voor deze dag zijn studiepun-
ten aangevraagd bij de GHwD voor lijstdierenartsen.

670

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2006

Plaats: KNMvD-gebouw, De Molen 77 te Houten (tel. 030-
6348900). Een routebeschrijving treft u aan op
www.knmvd.nl.
Kosten: De kosten voor GHwD-leden bedragen €15,- inclu-
sief koffie/thee en broodjes. Voor niet-GHwD-leden bedragen
de kosten € 75,- inclusief koffie/thee en broodjes.
Aanvang:Voor GHwD-leden 15.00 uur, voor niet-GHwD-le-
den na de vergadering, om 15.45 uur
Aanmelden voor deze studiedag voor 18 september 2006 op
info@ghwd.nl.

-ocr page 215-

Pie Medical Benelux introduceert het
programma MyLabDesk als uitbrei-
ding van de mogelijkheden van het
Esaote echografiesysteem My-
Lab30Vet. Dit programma kan worden geïnstalleerd op een PC
en maakt het mogelijk op zeer eenvoudige wijze een bewer-
king toe te passen
op of een analyse te
maken van de opge-
slagen echobeelden
en videofragmen-
ten. De meet- en be-
werkingsmogelijk-
heden van de
MyLabSOVet staan
middels MyLab-
Desk tot uw be-
schikking op uw

PC. Beelden kunnen door middel van CD/DVD, USB-stick of
directe netwerkaansluiting overgebracht worden. Het program-
ma wordt vanaf heden standaard meegeleverd bij de My-
LabSOVet en wordt gratis ter beschikking gesteld aan bestaan-
de gebruikers.

Informatie: www.esaote-piemedical.nl.

671

Specialisten interpreteren
laboratoriumuitslagen

Net als vorige jaren organiseert Vet\'Med\'Lab ook dit jaar
weer nascholingsactiviteiten. Dit najaar zullen Tjerk Bosje en
Erik den Hertog, specialisten interne geneeskunde der gezel-
schapsdieren (Dierenarts Specialisten Amsterdam), op de van
hen bekende informatieve en praktijkgerichte wijze bloeduit-
slagen interpreteren. Tijdens interactieve workshops worden
laboratoriumuitslagen, eventueel zelf meegebracht, uitge-
breid besproken en is er ruim de tijd om vragen te stellen. De
workshops worden gegeven op donderdagavond van 19.00 tot
22.30 op de volgende locaties: 28 september in Gorssel, 5 ok-
tober in Amsterdam, 12 oktober in Drachten, 2 november in
Vianen, 16 november in Eindhoven en 30 november in Nieu-
werkerk aan de Ussel. De kosten bedragen € 40,- per persoon
(inclusief BTW). Nascholingspunten zijn aangevraagd.
Informatie:
infonl@vetmedlab.com.

Oprichting Aesculaap Holding BV

Jan Willem Masman, directeur van Aesculaap BV te Boxtel
en ing. Nanno Mulder, voormalig hoofddirecteur van AUV-
dierenartsencoöperatie, richten gezamenlijk Aesculaap Hol-
ding BV op. Dierenartsenpraktijken in Nederland ontwikke-
len zich tot grotere clusters. De Europese grenzen gaan meer
open en tegelijkertijd wijzigen de regels rondom de distributie
van diergeneesmiddelen. De relatie van distributeurs met de
dierenartsenpraktijken gaat veranderen en het werkgebied
dient Europees te worden opgevat. Het doel van de nieuwe sa-
menwerking is om gezamenlijk vernieuwingen te ontwikke-
len als antwoord op de veranderende veterinaire marktvraag.
Na zijn studies bedrijfskunde en werktuigbouwkunde werkte
Nanno Mulder (1960) in een aantal bedrijven in zowel de re-
tailbranche als de farmaceutische branche. In de afgelopen
jaren was hij hoofddirecteur van AUV-dierenartsencoöpera-
tie. Jan Willem Masman (1953) studeerde diergeneeskunde
in Utrecht en werkte tien jaar als practicus. In 1991 startte hij
Vetico Farma BV, dat in 1994 onderdeel werd van Aesculaap.
In 1996 maakte Masman een nieuwe start met het huidige
Aesculaap BV

MyLabDesk stan-
daard meegeleverd

Nieuws
van de
industrie

Uit de industrie

Internationaal Symposium
Dierfysiotherapie in Nederland

Het vierde International Symposium on Rehabilitation and
Physical Therapy in Veterinairy Medicine vindt plaats van 26
tot en met 29 oktober 2006 in Congrescentrum Papendal in
Arnhem. Het praktijkgedeelte van het symposium vindt
plaats bij het paardencentrum en de hondenkennel van het
Practical Training Centre PTC in Barneveld. Het symposi-
um richt zich op dierenartsen en dierenfysiotherapeuten met
een programma waarin het paard en de hond centraal staan.
Het is de eerste keer dat dit symposium in Europa plaatsvindt.
De vorige drie edities waren in Amerika.
Sprekers zijn onder andere de dierfysiotherapeuten Solange
Schrijer, Elma Bakker, Guy Blom en May Römer en de die-
renartsen Johan de Vos en Leendert Jan Hofland. De Faculteit
Diergeneeskunde presenteert de nieuwste ontwikkelingen in
het vakgebied in Nederland. Enkele internationale sprekers
zijn: Kevin Haussier (Colorado State University), Darryl
Millis en David Levine (University of Tennessee Knoxville),
Denis Marcelling-Little (North Carolina State University),
Amanda Sutton, Flemming Winberg en Gail Smith.
Informatie en inschrijven:
www.rehabsymposium.com.

TIJDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2006

Klinische seminars over
chronische diarree

Dit najaar organiseert Royal Canin een nieuwe serie klinische
seminars voor dierenartsen, in samenwerking met Proteq
Dier&Zorg Verzekering en A. Menarini Diagnostics. Het the-
ma is: chronische diarree bij hond en kat. De klinische semi-
nars onderscheiden zich door de praktische benadering van
veel voorkomende klinische aandoeningen. Ook dit jaar zul-
len de lezingen deels in de vorm van casuïstieken worden ge-
presenteerd. Jenny Buijtels, specialist in opleiding in Utrecht,
behandelt chronische maagdarmklachten bij de kat. Na de
pauze bespreekt dr. Paul Mandigers, specialist interne ge-
neeskunde bij De Wagenrenk, de praktische benadering van
de hond met chronische diarree, met speciale aandacht voor
nieuwe ontwikkelingen op het gebied van diagnostiek en the-
rapie. De lezingen vinden plaats \'s avonds vanaf 20.00 uur bij
Hotel van der Valk op dinsdag 21 november (Eindhoven),
donderdag 30 november (Wolvega) en dinsdag 12 december
(Vianen). De kosten bedragen € 30,-, inclusief consumpties
en een nascholingsmap. Nascholingspunten zijn aange-
vraagd.

Informatie en inschrijven: www.royalcanin.nl.

-ocr page 216-

Maja Marien et al. Avian PatiioiogY 2006; 35; 2^o-2y).

Comparison of the efficacy of four an-
timicrobial treatment schemes against
experimental Ornithobacteriiim rhi-
notracheale infection in turkey poults
pre-infected with avian pneumovirus

Referaten

_ De klinische effectiviteit van een

drinkwaterbehandeling met drie of
vijf dagen enrofloxacin, vijf dagen
amoxicilline en vijf dagen fiorfenicol ter behandeling van een
gecombineerde besmetting met aviair pneumovirus (APV) en

Behandeling van ORT Kalkoenen

Ornithobacteriim rhinotracheale (ORT) bij kalkoenen, werd
bepaald aan de hand van klinisch, bacteriologisch en histopa-
thologisch onderzoek.

Groepen van vijftien, drieweken-oude, kalkoenen werden
oculonasaal geïnoculeerd met APV-subtype A en drie dagen
later met ORT. De antimicrobiële behandeling startte één dag
na de ORT-besmetting. De vogels werden vervolgens onder-
zocht en klinisch beoordeeld. Er werden dagelijks swabs af-
genomen en de dieren op verschillende tijdstippen gewogen.
Vijf vogels werden vijf dagen na inoculatie geëuthanaseerd
en onderzocht op macroscopische beschadigingen. Bij de
overige dieren gebeurde dit na vijftien dagen. Monsters van
de neusschelpen, luchtpijp, longen, luchtzakken, hart en peri-
card werden gebruikt voor bacteriologisch en/of histologisch
onderzoek.

Herstel van de luchtwegaandoeningen, die veroorzaakt wer-
den door een APV/ORT dubbele besmetting, was het meest
succesvol na behandeling met enrofloxacin, ongeacht de duur
van de behandeling, gevolgd door florfenicol. Amoxicilline
was niet doeltreffend. De klinische symptomen en het aantal
ORT-bacteriën dat geïsoleerd werd uit de luchtpijp en de ver-
schillende ademhalingsorganen, waren significant vermin-
derd door de enrofloxacin-behandeling. In de groep die be-
handeld was met enrofloxacin gedurende vijf dagen, werden
ORT-bacteriën met een hogere MIC (x8) geïsoleerd vanaf
twee dagen na de aanvang van de behandeling.

D. Gevaert

Voedselallergie door maagzuurremmers

F. Kievits en M.T. Adriaanse Ned Tijdschr Geneesk, Rubriek \'Berichten\'

Onderzoekers van de Universiteit van Wenen waarschuwen
dat regelmatig gebruik van maagzuurremmers kan leiden tot
voedselallergie bij de mens. Ze verrichten onderzoek bij drie-
honderd patiënten om uit te vinden waarom het aantal men-
sen met een voedselallergie tegenwoordig zo snel stijgt. De
helft van de onderzoeksgroep kreeg ranitidine. In deze groep
vertoonde een groot aantal personen na acht maanden symp-
tomen van voedselallergie, in de controlegroep niemand. Ex-
perimenten bij muizen gaven eenzelfde beeld te zien. De
voedselallergie werd hier bevestigd aan de hand van immu-
nologische parameters (IgE, T-celactiviteit en stijging eosino-
fielen en mestcellen), een orale provocatietest en een huid-
test.

Het probleem wordt als volgt verklaard. Door maagzuurrem-
mers (zowel H2-receptorantagonisten als protonpomprem-
mers) wordt voedsel niet altijd meer goed verteerd, waardoor
eerder voedselallergie kan ontstaan. Vooral het eten van exo-
tisch voedsel, waar het lichaam geen ervaring mee heeft,
geeft een verhoogd risico. Geadviseerd wordt aan personen
die maagzuurremmers te gebruiken om zich te beperken tot
het gebruikelijke dieet en geen zaken te eten die zij niet ken-
nen.

Voor de diergeneeskunde kan mogelijk eenzelfde advies gel-
den. Ook kan verondersteld worden om maagzuurremmers
niet langdurig toe te dienen tijdens een periode waarin een
eliminatiedieet is voorgeschreven (Ref).

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 217-

Intervet

Intervet, gevestigd in Boxmeer, is een
business unit van Akzo Nobel. Intervet
richt zich op onderzoek en ontwikke-
ling, productie, marketing en verkoop
van innovatieve veterinaire producten en
behaalde over 2005 een omzet van EUR
1.094 miljoen. Het productassortiment is
bedoeld voor gebruik in landbouwhuisdie-
ren, gezelschapsdieren, pluimvee en vissen
en omvat vaccins, anti-infectiva, antipa-
rasitica, endocriene producten en overige
farmaceutische specialiteiten. Intervet
heeft een wereldwijd distributienetwerk en
op dit moment circa 5.000 medewerkers
in dienst.
www.intervet.com

De afdeling

Afdeling Quality Control Biologicals (QCB)
richt zich op het verrichten van biologi-
sche analyses ten behoeve van de kwali-
teitscontrole en vrijgifte van biologische
eindproducten, intermediates, antigenen
en zaaimaterialen vanuit Intervet produc-
tielocaties in de gehele wereld.

Binnen de afdeling QCB houdt zich een
gespecialiseerde groep bezig met het ver-
beteren van kwaliteitscontroletesten. Voor
deze groep is Intervet op zoek naar een
Projectmanager.

CJn^vet

Functieomschrijving

De projectmanager QCB houdt zich bezig
met de analyse van problemen bij en
verbetering van controletesten zoals weef-
selkweektesten, serologische testen en
ELlSA\'s. Daarnaast is de projectmanager

Akzo Nobel is een
toonaangevende Global
Fortune 500-onderne-
ming met een notering
aan zowel Euronext
Amsterdam als NASDAQ.
Wij zijn ook opgeno-
men in de Dow Jones
Sustalnability Indexes
en de FTSE4Cood Index.
Onze multiculturele orga-
nisatie met hoofdkantoor
in Nederland voorziet
afnemers wereldwijd van
producten voor humane
en veterinaire farma,
verven en lakken, en
chemische producten.
Wij hebben circa 61.500
medewerkers verdeeld
over 13 business units
met operationele acti-
viteiten in meer dan 80

De geconsolideerde
omzet over 2005
bedroeg EUR 13,0 mil-
jard.

www.akzonobel.com

QCB verantwoordelijk voor de ontwikke-
ling, optimalisatie en validatie van nieuwe
testtechnieken (bv. PCR) in samenwerking
met R&D-afdelingen en externe instituten.
Qok de ontwikkeling en validatie van in
vitro testen ter vervanging van dierproe-
ven behoort tot het takenpakket. Hiertoe
organiseert en controleert de projectma-
nager de werkzaamheden van het project-
team en controleert deze de voortgang
van de projecten en rapporteren van de
uitgevoerde werkzaamheden.

Functie-eisen

• opleiding: academisch (diergeneeskun-
de, microbiologie, virologie);

• ervaring met (biologische) testtechnie-
ken;

• ervaring/affiniteit met het optimaliseren
en valideren van testen;

• leidinggevende capaciteiten

• teamgeest en goede communicatieve en
organisatorische vaardigheden;

• zelfstandig, initiatiefrijk en flexibel;

• goede beheersing van de Engelse taal in
woord en geschrift.

Je reactie

Voor meer informatie kun je contact opne-
men met mevr. Imke Kross, Manager QCB,
tel. 0485-587151.

Je kunt je schriftelijke sollicitatie richten
aan Intervet International bv, t.a.v.
mevr. Judeke Frederiks, afdeling
Personeelszaken, Postbus 31,
5830 AA Boxmeer of via e-mail,
judeke.frederiks@intervet.com.

-ocr page 218-

"Een grote betrokkenheid bij de dierenarts"

Ton de Ruijter als voorzitter van de KNMvD: anderen aan het woord

Heniy Dijkman

In de algemene vergadering op 6 oktober neemt Ton de
Ruijter afscheid als voorzitter van de KNMvD. Bij zijn
aantreden en in de loop van zijn voorzitterschap heeft hij
een aantal speerpunten genoemd die hij wilde aanpak-
ken. In het jaarverslag 2005 heeft hij zijn eigen visie kun-
nen geven op deze periode. In dit artikel laten wij enkele
anderen aan het woord om vanuit hun perspectief terug
te blikken op de rol van Ton de Ruijter met betrekking
tot enkele onderwerpen die speelden in de afgelopen ze-
ven jaar.

Bestuurlijke vernieuwing

In 2002 is de bestuurlijke structuur van de KNMvD ingrij-
pend gewijzigd. Aan de statutenwijziging is uiteraard een
zorgvuldig besluitvormingsproces voorafgegaan. Tjeerd Jor-
na was daar destijds als algemeen secretaris zeer nauw bij be-
trokken. Volgens Joma is Ton de Ruijter de initiator van \'de
kanteling\', zoals deze bestuuriijke vernieuwing meestal
wordt genoemd. "Ton was groot voorstander van een bestuur-
lijke structuur die gestoeld is op de groepen, in plaats van half
diersoortgericht/half regionaal, zoals bij zijn aantreden het
geval was. Hij wilde niet alleen de bestuuriijke slagkracht
vergroten, maar ook alle groepen bij elkaar houden, met
name met betrekking tot de gezelschapsdierensector. De ont-
wikkelingen waren op dat moment ook meer diersoortge-
richt, zoals bijvoorbeeld rond de erkenningen. De KNMvD
moest volgens Ton besluitvaardiger opereren en om te voor-
komen dat groepen elkaar zouden kunnen \'overrulen\', moest
er in zijn ogen een onafhankelijk voorzitter komen." Dit heeft
volgens Joma goed gewerkt: "Ton is erin geslaagd om de
eenheid van bestuur te bewaken."

Bureau

Het bureau van de KNMvD werd door de leden altijd vereen-
zelvigd met het pand aan de Julianalaan in Utrecht. Tot op de
dag van vandaag zijn er leden die het over \'Utrecht\' hebben
als ze het bureau bedoelen. Tjeerd Jorna geeft aan dat al vanaf
begin jaren negentig werd gesproken over de huisvesting.
Onder oud-voorzitter Kampelmacher had hij het al over een
\'domus veterinarius\', maar het idee bleef steeds liggen. "Het
bureau groeide in de loop van de tijd van 16 naar 25 en later
tot 30 medewerkers en het was steeds meer behelpen in de
\'kantoortuin\' van de KNMvD. Er zijn vele opties de revue
gepasseerd: verbouwing van het oude pand, nieuwbouw en
verschillende bestaande panden."

"Ton is steeds de drijvende kracht geweest om het probleem
daadwerkelijk aan te pakken. Hij heeft de doorslag gegeven
om het pand aan de Julianalaan te verkopen en uit Utrecht
weg te gaan", zo herinnert Sjoerd de Vries het zich. Als con-
troller is Sjoerd nauw betrokken geweest bij de aan- en ver-
koop van de panden en de uiteindelijke verhuizing. "Ton
heeft zijn overredingskracht gebruikt om de verhuizing mo-
gelijk te maken. Hij gaf Leen den Otter en Erik Gostelie de
ruimte om alternatieven te zoeken en te onderhandelen over
de aankoop van een ander pand. Hier is de KNMvD uitste-
kend in geslaagd."

-ocr page 219-

Ton de Ruijter heeft al aangegeven zeer tevreden te zijn over
het nieuwe kantoor in Houten. Daarmee is de professionele
uitstraling van de KNMvD in zijn ogen enorm verbeterd. Jor-
na: "Ook de organisatie van het bureau heeft altijd de aan-
dacht van Ton gehad. Ton de Ruijter was voorstander van de
aansturing van het bureau door een algemeen directeur. Ton
heeft nadrukkelijk bijgedragen aan de verdere professionali-
sering van het bureau. Hij heeft daarnaast een positieve in-
vloed gehad op de contacten van de KNMvD in Europees
verband."

Het kwaliteitsbeleid

Ton kan met een goed gevoel terugkijken op een groot aantal
ontwikkelingen binnen de KNMvD, maar ten aanzien van het
kwaliteitsbeleid verwijt hij zichzelf dat hij niet eerder heeft
ingegrepen. Wiel van den Ekker, bestuurslid en portefeuille-
houder kwaliteitsbeleid, geeft aan dat Ton op een gegeven
moment de zaak op scherp heeft gezet. "Hij stelde het belang
van de vereniging voorop, daar waar anderen nog overtuigd
waren van hun gelijk. Ton heeft uiteindelijk de route uitge-
stippeld om de boel bij elkaar te houden. Het was duidelijk
dat de afstand tussen de leden en het bestuur erg groot was en
hij hechtte dan ook veel belang aan het houden van de leden-
raadpleging. Op basis hiervan is het nieuwe kwaliteitsbeleid
ontwikkeld. Het was zijn idee om eerst groen licht te vragen
van de leden, alvorens in oktober 2005 met definitieve voor-
stellen te komen. Hij stelde zich kwetsbaar op in de verschil-
lende bijeenkomsten met de leden en daardoor verdiende hij
het respect van zowel voor- als tegenstanders. Naast zijn an-
dere verdiensten heeft hij door zijn benadering van dit vraag-
stuk naar mijn mening de KNMvD een grote dienst bewe-
zen."

Pensioenfonds

Ton de Ruijter heeft zich ook bijzonder ingespannen voor het
behoud van het pensioenfonds voor dierenartsen. Karei
Schipper, voorzitter van de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen, geeft aan dat Ton het belang van het beroeps-
pensioenfonds heeft onderkend en het voortbestaan daarvan
ook met verve heeft verdedigd. "Het goede van het pensioen-
fonds voor dierenartsen, dat geldt ook voor andere vrije be-
roepen, is dat we tegen relatief lage kosten een goede regeling
voor de beroepsgroep hebben. Het pensioenfonds wordt be-
stuurd door beroepsgenoten, is transparant en de beroeps-
groep kan de regeling zelf aanpassen aan de omstandigheden.
Toen de toenmalige staatssecretaris Hoogervorst aanstalten
maakte om via aanpassing van de wetgeving de beroepspen-
sioenfondsen het leven onmogelijk te maken, rekende hij op
de steun van een meerderheid in de Tweede Kamer. Ton heeft
zich vanuit de KNMvD samen met andere beroepsgroepen
binnen de Unie van Beroepspensioenfondsen sterk gemaakt
voor het behoud van het beroepspensioen en heeft daarvoor
veel gelobbyd in Den Haag. Ton beschikt over de kennis van
zaken en het netwerk om zoiets voor elkaar te krijgen. Hij
verstaat de kunst om mensen te activeren zonder te irriteren."
In Den Haag was er volgens Schipper weinig begrip voor de
beroepsgroep. "De regeling die uiteindelijk is geaccepteerd
gaat helaas gepaard met veel bureaucratie, maar het is een
grote verdienste dat het beroepspensioenfonds is behouden."
Schipper is ook blij dat Ton heeft aangegeven het voorzitter-
schap van het Pensioenfonds voor Dierenartsen op zich te
willen nemen en gaat er vanuit dat de leden daarmee zullen
instemmen.

Dierziektecrisis

Tijdens de mond-en-klauwzeercrisis heeft Ton een grote be-
trokkenheid getoond bij de dierenartsen die hiermee te ma-
ken kregen. Samen met Tjeerd Jorna heeft hij alle dierenart-
senpraktijken in \'de driehoek\' bezocht. Het was ook voor
Arie Plaisier, destijds dierenarts in Dierenartsenpraktijk
Heerde-Epe, een moeilijke tijd. "De belangstelling die Ton en
Tjeerd hiermee hebben getoond, was voor ons het teken dat
de KNMvD opkwam voor de practici die in deze moeilijke
omstandigheden hun werk moesten doen. In onze praktijk
zijn op één na alle bedrijven geruimd. Ook de petitie die Ton
de Ruijter samen met een groot aantal collega\'s heeft aange-
boden aan de minister was een steun in de rug. In deze petitie
werd terecht aandacht gevraagd voor de bestrijdingsstrategie,
het non-vaccinatiebeleid en de rol van de dierenarts." Plaisier
geeft aan dat in deze crisis vaccinatie succesvol is ingezet om
de uitbraak in te dammen, maar vindt het nog steeds onac-
ceptabel dat de dieren om handelspolitieke redenen moesten
worden geruimd. Dit heeft volgens hem niets met diergenees-
kunde te maken. De KNMvD heeft zich sterk gemaakt om
vaccinatie mogelijk te maken, maar Plaisier wil pas spreken
van een doorbraak als er een streep gaat door het non-vacci-
natiebeleid.

Faculteit Diergeneeskunde

Bij zijn aantreden stelde Ton de Ruijter zich ten doel om de
contacten tussen de KNMvD en de Faculteit te verbeteren en
intensiveren. Ook de Faculteit wilde graag goed overleg en
contact met de KNMvD. Peter van Beukelen, lid van het on-
derwij sbestuur en hoogleraar Kwaliteitsbevordering Dierge-
neeskundig Onderwijs bij de Faculteit, bevestigt dat de sa-
menwerking tussen de KNMvD en de Faculteit inmiddels
heel goed is. Hij voegt eraan toe dat Ton daarin een belangrij-
ke stimulerende rol heeft gespeeld. "Niet alleen werd het
overleg tussen het KNMvD-bestuur en het faculteitsbestuur
geïntensiveerd, ook is er structureel overleg tot stand geko-
men mssen de besturen van de groepen en het onderwij sbe-
stuur van de Faculteit. Dit laatste overieg, over de diverse as-
pecten van het onderwijs en de consequenties voor het
beroepsveld, is nieuw en wordt door beide partijen als zeer
vruchtbaar ervaren. Ton heeft ervoor gezorgd dat de advise-
rende rol van de groepen daadwerkelijk wordt ingevuld, zoals
bij de gedetailleerde omschrijving van de eindtermen voor
het curriculum diergeneeskunde." Van Beukelen verwacht dat

-ocr page 220-

het rapport \'Eindtermen\' trendsettend zal zijn in Europa.
"Daarnaast heeft Ton veel aandacht gehad voor een reëel
beeld van het beroep bij onze studenten. Hij heeft zelf enkele
malen in informatiebijeenkomsten op de faculteit het huidige
en toekomstige beroepsperspectief geschetst."

Arbeidsongeschiktheid

De rooskleurige beeldvorming van de studenten ten aanzien
van de inhoud en de fysieke belasting van het beroep, is vol-
gens Ton de Ruijter een van de oorzaken voor het probleem
van arbeidsongeschiktheid. De hoge percentages arbeidson-
geschiktheid onder diérènartsen warert aanleiding om een
uitgebreide enquête op te zetten. Harm Haverkamp is vanuit
het bureau van de KNlVIvD nauw betrokken bij de uitkom-
sten van deze enquête. Als senior beleidsmedewerker sociaal-
economische en arbeidsrechtelijke zaken heeft hij gemerkt
dat dit onderwerp belangrijk is voor de scheidende voorzitter.
"Ton heeft er hard aan getrokken om de uitkomsten van de
enquête zelf te kunnen presenteren in de komende algemene
vergadering en hij gaat deze ook in de regiovergaderingen be-
spreken. Hieruit spreekt een grote betrokkenheid bij het wel
en wee van de dierenarts."

Raad voor Dierenaangelegenheden

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) adviseert de
minister van LNV over strategische vraagstukken op het ge-
bied van de gezondheid en het welzijn van gehouden dieren.
Cees Wensing, voorzitter van de RDA, geeft aan dat de
KNMvD vanaf het begin betrokken is geweest bij de RDA,
maar dat Ton de Ruijter ervoor heeft gezorgd dat de KNMvD
een veel actievere rol is gaan spelen. "Ton was de eerste die
ervoor zorgde dat er vanuit de KNMvD zaken op de agenda
werden geplaatst, bijvoorbeeld de kanalisatie en distributie
van diergeneesmiddelen, en de erkende dierenarts." Wensing
heeft lang gepleit voor meer aandacht voor gezelschapsdie-
ren, een \'ondergeschoven kindje\' bij het ministerie van LNV
"Ton is daarbij een belangrijke steun geweest. Dankzij de in-
spanningen van het Forum Welzijn Gezelschapsdieren heeft
minister Veerman een substantieel bedrag vrijgemaakt als
startsubsidie voor de oprichting van het Landelijk Informa-
tiecentrum Gezelschapsdieren. Ton heeft zich samen met de
andere deelnemers binnen het forum sterk gemaakt voor het
onder de aandacht brengen van de gezelschapsdieren."

Afscheid

Gedurende zijn voorzitterschap heeft Ton de Ruijter zich met
een groot aantal onderwerpen beziggehouden. In dit artikel is
slechts een klein deel daarvan uitgelicht, om een beeld te
schetsen van de manier waarop hij dit voorzitterschap heeft
ingevuld. Uit alle reacties blijkt niet alleen zijn grote betrok-
kenheid bij de beroepsgroep, maar ook zijn gedrevenheid om
daadwerkelijk vooruitgang te boeken. Op 6 oktober zal Ton
de Ruijter voor de laatste keer de algemene vergadering voor-
zitten. Het verdere programma die dag staat in het teken van
zijn afscheid als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

-ocr page 221-

KNMvD

Jaarc^ng^^

Noordwijk

6 okt^r 2006

Beroepsintegriteit

Wat is de handtekening

van de dierenarts (nog) waard?

Schrijf u nu al in via
Www.knmv^.nl

-ocr page 222-

Overiijdensberichten:

Op 30 juni 2006 A.R. de Vries te Schagen.

MuUties:

Neuteboom, R.O.; 2000; 3512 PS Utrecht;
Vrouwjuttenstraat 40; tel.
privé; 030-2302201;
tel. privé mobiel: 06-50274624; E-mail privé:
olafneuleboom@gmeil.com\', associate consul-
tant bij A.T. Kearney Management Consul-
tants; tel. bun: 020-4099111.
Pekelder, J.J.; 1968; 4471 PS Oud-Sabbinge; tel.
privé: 0113-581054; E-mail privé: pekelder@zeelandnet.nl: r.d
Rodewijk, J.C.M.; 1979; 7391 TSTwello; Doomweerdstraat 25; tel. privé: 0571-
275641; fax privé: 0571-275284; E-mail privé:
rodewijk@chello.nl\\ toez. hou-
dend d\'arts VWA.

Personalia

Rossem, Mevr. A.W van; 2006; 3581 BR Uöïcht; Maliesingel 58; tel. privé:
030-2867227;
tel. privé mobiel: 06-41424476; E-mail privé: arianevanros-
sem@gmail.com

Verbeme, L.R.M.; 1970; 5272 RD Sint-Michielsgestel; De Mulder 83; tel. privé:
073-5511163; E-mail privé: Irmverberne@jcs4all.nl
Verhorst, O.M.; 1967; 5283 SJ Boxtel; Halse Banier 28; tel. privé: 0411-
602276; E-mail privé:
ver00247@planet.nl; Vet. Adv. Nationale Neder-
landen.

Zweeden, RH.E.; 1983; 5443 NS Haps; Klaasstokseweg 7 A; tel. privé: 0485-
330066;
tel. privé mobiel: 06-25041414; E-mail privé:pzweeden@planet.nl-,
p., gezelsch.d. en paarden; tel. prakt.: 0485-312800; fax prakt.: 0485-322020;
E-mail prakt.:
info@dierenkliniek-overhage.nl

amii\'—

Congressen ft Symposia"

September

17-22.1 10* European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology (EAVPT)
International Congress Torino. Informatie
en aanmelden kan via de website:
www.
eavpt2006.it
21 Symposium van de WFC \'De Uithof\'
met als titel: \'Vaccineren.... Gezondheid
voor een prikkie?\'. Plaats: Faculteit der
Diergeneeskuknde. Aanvang: 14.30 uur en om 21:30 uur is er een borrel.

Doorlopende
agenda

In verband met een vervolgstudie van één van onze dierenartsen
zijn wij op zoek naar een

Cezelschapsdlerenarts (m/v)

Voor min. 20 uur p/w

Wij zijn een goed geoutilleerde eerstelijnspraktijk met tweedelijns
activiteiten.

Wij vragen:

• minimaal twee jaar werkervaring

• een zelfstandige werkhouding

\' ruime ervaring op het gebied van chirurgie

• gezonde commerciële instelling

Wij bieden:

• salariëring in overleg

Uw schriftelijke sollicitatie voorzien van uw curriculum vitae graag zo spoedig
mogelijk na het verschijnen van dit tijdschrift sturen naar;
DK MEERWIJK, Ter attentie van H.B.Hoorweg,
Stresemannlaan 19,2037 TA Haarlem.

23-24 Welfare and Behaviour: The Science behind the Art. Congres
over het webijn van dieren in asielen en dieren met een opdracht.
Tweede Lustrumcongres van de Vlaamse Diergeneeskundige Werkgroep
Ethologie (VDWE) te Gent. Website:
www.behaviour2006ghent.be

yercaderincen > bjeenkomsten 1

De Cantharel Apel-
Druiventros Berkel-
Vd. Valk Drxichten.

September

19 Vergadering regio Oost. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie
doom.

20 Vergadering regio Zuid. Tijdstip: 20.00 uur. Locatie
Enschot.

21 Vergadering regio Noord. Tijdstip: 20.00 uur Locatie

22 Sportdag ICNMVD in Wijk bij Duurstede.

28 Lustrum Groep Geneeskunde van het Rund.

29 12e lustrum van de GPw.

Cursussen

September

15 Cursus Filminterpretatie veterinaire tandheelkundige radiologie interactie-
ve sessie. Tijdsduur: 16 - 20.00 uur Lokatie: Denijs Educatie, Achtenitraat
11,4115 RPAsch.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-10-2006 maandag 18-09-2006

15-10-2006 maandag 02-10-2006

01-11 -2006 maandag 16-10-2006

15-11 -2006 maandag 30-10-2006

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Car/üroc/yL -
^ voor S\'OPfieL \\>e^eqei/

...T-oi/t/ex eei/ cei/ije pijl/!

CARPRODYL® 20 mg tabletten voor honden
met run<Jvlee$aroma - REG NL 10400 en
10401 - Werkzame stof: Orprofen 20 en 50
mg - Indicaties: ontsteking en pijn bij chroni-
sche aandoeningen van het bewegingsapparaat,
zoals bijvoorbeeld osteoartrose. - Ooel-
dier: hond - Dosering: 2 tot 4 mg carprofen
per kg LG per dag in een enkele dosering
of in cwe« halve doseringen: pijnstilling
duurt minstens 12 uur - Contra-Indicatie:
hart-, lever- of nieraandoeningen, gastroin-
testinale ukeraoe of bloeding, bloedaf-
wijkingen of overgevoeligheid voor het
produa of voor andere NSAIDs; niet ge-
bruiken bij katten - Bijwerkingen: vermin-
derde eedust en overgevoeligheid van het
maag-darmstelsel, zoals braken en diarree; in
zeldzame gevallen gastrointestinale bloedingen
-Verpakkingen: doos met 10 of 50 strips van
10 tabletten: tabletten van 20 mg en SO mg.

CarprQdyl

rundvleessmaak

/ CEVA \'\'"\'«"^weg 8c - Postbus 67
2670 AB Naaldwijk NL
Tel.
C 31) 0174 643930
Fax ( 31) 017A 643924

-ocr page 223-

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig v(/illen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

Artsen hebben
hun eigen specialisten

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

RAADGEVERS

MEDISCHE BEROEPEN

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
vvww.raadgevers.nl

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert IVIeijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 224-

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch concern, actief op het gebied
van research, ontwikkeling en productie van innovatieve geneesmiddelen (humaan en
veterinair). In 2005 bedroeg de wereldomzet ruim 9,5 miljard euro. Op de internationale
markt voor geneesmiddelen behoort Boehringer Ingelheim tot de twintig grootste bedrijven.

De divisie Vetmedica levert een uitgebreide reeks innovatieve diergeneesmiddelen ten behoeve van landbouwhuisdieren ?n
gezelschapsdieren en is een snelle stijger in de top tien van de veterinaire farmaceuten in Nederland. Recente voorbeelden
van introducties zijn Vetmedin\', Metacam\'paard, Seraquin* en Viatop\'. Omdat wij binnenkort ons productenpakket verd?r
uitbreiden en meer service en ondersteuning aan onze klanten wensen te geven, zijn wij op zoek naar een dierenarts in di
functie van:

Technical Service Manager, gezelschapsdieren en paard, 100%

De functie. De werkzaamheden bestaan u1t het adviseren en ondersteunen van onze
medewerkers en klanten, het begeleiden van klinische proeven en het schrijven van
artikelen. ]e werkt intensief samen met medewerkers in binnen- en buitenland en
onderhoudt contacten met opinieleiders.

Het profiel. Gezelschapsdierenarts met ten minste 3 jaar praktijkervaring. Ervaring als
paardendierenarts strekt tot aanbeveling. Wetenschappelijk onderlegd en in staat een
visie te ontwikkelen. Enthousiasme, doorzettingsvermogen, uitstekende communicatieve
vaardigheden, teamspeler en humor. Goede beheersing van Nederlands en Engels in woord
en geschrift en ruime ervaring met Microsoft Office.

Boehringer
Ingelheim

Interesse? Stuur dan je c.v.
en motivatie naar: Boeh inger
Ingelheim, t.a.v Ilse de Vrede,
human resources advisa,
Comeniusstraat 6,
1817 MS Alkmaar.
E-mail: ilse.de_vrede@a k.
boehringer-ingelheirr.com.
Voor meer informatie km je
onze website bezoeken
(www.boehringer-ingelheim.nl)
of bellen: (072) 565 24 C7.

uitzend- en detacheringsbureau_

voo^ierena^er^r^a^^etennai^n

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

I FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
l van veterinair en paraveterinair personeel voor
A zowel gezelschapsdieren als landbouw/huisdieren.

I

FlexVet B.v.
Bouwstraat 5
7483 PE Haaksbergen
Tel. 0S3 - 5725548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvet.nl

www.flexvet.nl

DIERENARTSENPRAKTIJK
VOORTHUIZEN-UDDEL-GARDSREN

V.U.C.

Dierenartsenpraktijk V.U.G. is een gemengde praktiji op de
West-Veluwe waarbij zes dierenartsen werkzaam zijn.
Het zwaartepunt van de praktijk ligt op vleeskalveren en
varkens.

Ter versterking van ons team zoeken we

dierenarts varken / rund (m/v)

met:

/ bij voorkeur relevante ervaring
/ enige affectie met gezelschapsdieren in

verband met dienstregeling
/ zelfstandige werkhouding
/ commerciële en organisatorische kwaliteiten

Wij bieden een
/ fulltime baan
/ goede arbeidsvoorwaarden
/ prettige dienstregeling
/ toekomstmogelijkheden

Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met
Rob Hulsbosch, 0342 - 471316 / 476163. Een sclrifelijke
sollicitatie voorzien van een cv graag binnen veeriei dageni
richten aan

DAP VU.G., Evertsenlaan 18,3781 TB, Voorthuizei
t.a.v R. Hulsbosch.

-ocr page 225-

\\ltijd vrij van teken met Tick-fence\'

sculaap Diergeneesmiddelen Holland

llstraat 35 5281 U Boxtel Postbus 35 5280 AA Boxtel T: 0411 67 75 00 F: 0411 68 60 50
k-fence®, Reg. NL 10248 productinformatie op aanvraag verkrijgbaar.

-ocr page 226-

Binnen de GD levert de divisie herkauwers producten en diensten op het gebied
van diergezondheid, waarmee veehouders hun bedrijfsresultaat kunnen verbeteren
en plezieriger kunnen werken. Voor overheid en bedrijfsleven monitoren we
diergezondheid en doen we onderzoek.

De afdeling herkauwersdierenartsen heeft binnen deze divisie een belangrijke
rol in de ontwikkeling, uitvoering en begeleiding van het productenpakket.
De komende jaren willen wij gerichte oplossingen voor uiergezondheid
ontwikkelen en deze aanbieden aan veehouders en hun dierenartsen. GD streeft
naar een vooraanstaande positie op het gebied van uiergezondheid.

De afdeling herkauwersdierenartsen zoekt een fulltime enthousiaste

Rundvee Dierenarts m/v

U richt zich met name op de ontwikkeling van GD-oplossingen voor uiergezond-
heidsproblemen en het verzorgen van de bijbehorende voorlichting en
ondersteuning aan veehouders en dierenartsen. Andere werkzaamheden van
de afdeling, zoals het ondersteunen van de landelijke diergezondheidsmonitor,
maken tevens deel uit van uw takenpakket.

Voor deze functie gaat de belangstelling uit naar een dierenarts mef 3-5 jaar
werkervaring in de (rundvee)praktijk. Daarnaast heeft u bij voorkeur ook
werkervaring opgedaan in het bedrijfsleven. U heeft affiniteit met de sector
en het onderwerp uiergezondheid. U bent oplossingsgericht en initiatiefrijl-,
werkt graag in teamverband en beschikt over de creativiteit die deze functie van
u vraagt. Daarbij heeft u een goed gevoel voor de praktische toepasbaarhed
van de te ontwikkelen oplossingen.

Specifieke deskundigheid op het gebied uiergezondheid is een pre maar kan
ook in de functie verder worden ontwikkeld..

Wij bieden een leuke baan in een open, professionele en collegiale werkomgeving.
GD biedt een goed en modern pakket arbeidsvoorwaarden. De standplaats is
Deventer.

Bent u geïnteresseerd in deze functie en voldoet u aan de gestelde eisen?
Dan nodigen we u uit om binnen 14 dagen uw brief met CV te sturen naar 3D,
t.a.v. mevr. S. Frijns, afdeling P&O, Postbus 9, 7400 AA Deventer.
E-mailen kan ook: s.frijns@gezondedieren.nl. Functie-inhoudelijke vragen kun: u
stellen aan drs. P. Koek, hoofd herkauwersdierenartsen, tel. 0570-66 04 23.
Een assessment kan onderdeel uitmaken van de selectieprocedure.

GD is een organisatie
met 450 medeweri<ers.
Wij verrichten werkzaam-
heden op het gebied
van de georganiseerde
gezondheidszorg, 2e
lijnsdiergeneeskunde,
monitoring, voedsel-
veiligheid en praktijk-
gericht onderzoek.

voor gezonde dieren

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04
www.gezondedieren.nl,info@gezondedieren.nl

-ocr page 227-

Geefinij maar pasta!

met Uitaminthe pasta geef je altijd precies de juiste dosering.

Geen onder- of overdosering

Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)
Voor honden en katten van alle leeftijden

Uit recent effectiviteitonderzoek blijkt: Vitaminthe is zeer effectief.
Maar één keer behandelen
Te plaatsen in handige display
Verkrijgbaar in 5, 1 O en 25 ml

Vitaminthe*

Pasta uoor totale ontuiorming

luctinformalle: vitaminthe rec nl 2896 Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, o)iibenda£ol 30 mg. Doeldieren: kat en hond Kanalisatie: Vrij Uoor meer informatie: virbac Nederland BV., Postbus 313, 3770 AH Barneveld
c- v,rbac.nl
luuiui.ulrbac.nl

-ocr page 228-

A/

r

Mastitis1 kan in een oogwenk toeslaan

Dl80 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Het resultaat is een spoedig
herstel van de melkproductie.

Sla direct terug met D180

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

Nieuw antibioticum
voor behandeling van
E.coli mastitis

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van
luchtweqinfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophillus somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Animal Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel • vwvw.pfizerah.nl • info@pfizerah.nl
O 2006 Pfizer Animal Health b.v, • Capelle a/d IJssel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

DANOCIN 180)

1 E. coli-mastitis

Dl 80 bevat danofloxacine mesylaatfpoMi

-ocr page 229-

Deel 131 • Aflevering 19 • 1 oktober 2006

Universiteitsbibliotheek

Utrecht

-5 ftSfr. 2006

Tijdschritt

DI e rge n ees loi^^

Concurrent pathological and bacteriological findings
in the urogenital organs and mammary glands of sows
culled because of chronic vulvovaginal discharge and
swine urogenital disease (SUCD): a case study

Zoektocht naar een vaccin voor Leishmaniasis

t

Samen sterk: probiotica ter bevordering van gezondheid
van mens en dier

Verlenging van de vrijstelling voor een aantal lichame-
lijke ingrepen

Raad van Toezicht in tweede termijn: verdere professio-
nalisering en samenwerking met het bestuur

Croep Croot Dagen 2006: zorg voor de betere praktijk!

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 230-

Sulfatrim® Oral ^te
GEMSiifflEDi

AST Farma introduceert
Sulfatrim 400 mg/g Oral
Paste: een antibacteriële
combinatie op basis van
trimethoprim en sulfadiazint
In verband met de definitiev
registratie voor paarden
vervangt Sulfatrim Oral Pas
de T.S.0. Oral Doser.

Belankrijke voordelen van

Sulfatrim Oral Paste:

• het enige geregistreer-
(UDA) orale antibioticu
voor paarden;

• perfecte acceptatie door
toevoeging van anijssmai

• gebruiksvriendelijke
injector waarmee u ge-
makkelijk het juiste gewid
kunt instellen;

m

• één injector is voldoendf
voor de dagelijkse behai
deling van een paard vai
600 kg.

Neem voor meer informatii
contact op met AST Farma
bezoek de website
www.astfarma.nl.

SULFATRIM® 400 mg/g - SMAKELIJKE PASTA

Diergeneesmiddel UDA. Doeldier; Paard, Samenstelling - Werkzame bestanddelen: Trimethoprim 66.7 mg/gram. Sulfadiazine
333.3 mg/gram.
Hulpstoffen: Chlorocresol 2 mg/gram. Anijsolie, Elke injector bevat 45 g pasta. Indicaties: Respiratoire infecties
veroorzaakt door Streptococcus spp. en/of Staphylococcus aureus; Gastro-intestinale infecties veroorzaakt door E. coli; Urogeni-
tale)nfecties veroorzaakt door beta-hemolytische Streptokokken: Wondinfecties en abcessen veroorzaakt door Streptococcus
spi^. en/of Staphylococcus aureus.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij paarden met een overgevoeligheid voor Sulfonamiden of
met emstige lever- of nierinsufficiëntie.
Bijwerkingen: Niet bekend. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts
hiervan in kennis te stellen.
REG NL 10351 Registratiehouder: AST Beheer B.V.. Oudewater.

SSVfarrr

GROO" IN KLE
www.astfarma.nl

-ocr page 231-

Oorspronkelijk artikel

Concurrent pathological and bacteriological findings in the urogenital organs and mammary glands

of sows culled because of chronic vulvavaginal discharge and swine urogenital disease (SUGD): a case study;

S. K. Wanyoike and C. Bilkei 686

Nieuws 693

Zoektocht naar een vaccin voor Leishmaniasis; Jocque/ine Poot 694

Samen sterk: probiotica ter bevordering van gezondheid van mens en dier; Harro M. Timmerman 697

Verlenging van de vrijstelling voor een aantal lichamelijke ingrepen; Joost van Herten 702
Interview

Een werkplek met een \'gouden randje\'JolandaJansen 706
Veterinair tuchtrecht

Adequan niet adequaat; laira Boissevain 709

Gesignaleerd 710

Ingezonden

Als \'rustend\' dierenarts in het ontwikkelingsweric; Wolter Smidt 7"

Marges; Ingezonden brief van Anton Beijer en reactie van Maarten Willemen 712

Verslag

Internationaal voortplantingscongres in Kerkrade;Joyce Parlevliet 714
Aankondiging

\'Van paardendoctor tot academisch specialist\' 715

Groep Groot Dagen 2006: zorg voor de betere praktijk! 716

De GGP draaft door! 716

Oktober: maand van het chippen 717

Gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier 717

PAO-Diergeneeskunde cursusoverzicht 2006 718

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Congressen en
symposia

Diergeneesmmae

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 131
Aflevering 19
oktober 2006

Inhoud

Cover: foto van pagina 706, foto varken van Yvette Zellerer.
Uit de redactie

Geef mij
maar pasta!

• Geen onder- of overdosering

• Werkzaam tegen alle belangrijke
wormen (incl. lintwormen)

• Voor honden en katten van alle leeftijden

• Uit recent effectiviteitonderzoek blijkt:
Vitaminthe is zeer effectief

■ Maar één keer behandelen

• Handig en makkelijk in te stellen
doseerspuit

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups
en kittens), 10 ml en 25 ml

met Uitaminthe pasta geef je
altijd precies de juiste dosering.

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg. Doeldieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info<i>virbac.nl www.virbac.nl

^-fk : • -s

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 131, OKTOBER. AFLEVERING ig, 2006

-ocr page 232-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Sicbinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. I Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. JPTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utrecht)

Dr PR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

;Hoofd redacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.PC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tjMMMflflfeMx\'d.nl

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon 030-6348900
Fax 030-6348909
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de industrie

Uit de industrie

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.JG. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

719

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt flMeld door het bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN.\'AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr.69 93 6r443......

Maatschappijnieuws

Raad van Toezicht in tweede termijn: verdere professionalisering en samenwerking met het bestuur;
Kees van Maanen

Wet Personenvennootschappen; Harm Haverkamp
Laatste kans voor het KNMvD-Jaarcongres

BBB-Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 9, september 2006
Personalia
ubilea

Deadline kopij

720

721

722
722
722

722

723
726

en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
iBinckhorstlaan 401,2516 BC Den Haag
iTsi, Q70r7503M|fcfejP70J507178____

Original article

Concurrent pathological and bacteriological findings in the urogenital organs and

mammary glands of sows culled because of chronic vulvavaginal discharge and swine urogenital

disease (SUGD): a case study; S.K. Wanyoike and C. Bilkei

686

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info(govergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap
I januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

AU rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 233-

Wat is uw handtekening waard?

"Als de KNMvD wacht met het naar buiten brengen van standpunten tot alle veterinairen op één lijn
zitten, moet de Maatschappij nog erg lang binnen blijven." Dat was de conclusie van een discus-
sie die ik onlangs meemaakte. Een terechte conclusie. Ongeacht het onderwerp, er zijn altijd wel
"andersdenkenden " die zich op meer of minder goede gronden anders opstellen dan de modale
dierenarts (zo die al bestaat).

En dan zijn we aangeland bij het jaarcongres van de KNMvD op 6 oktober, komende vrijdag dus,
in Noordwijk. Het thema is: "Beroepsintegriteit, wat is de handtekening van de dierenarts (nog)
waard? " Onder leiding van bedrijfskundige en filosoof prof. Johan Wempe zal een breed samenge-
steld panel ethische dilemma \'s te lijf gaan. Zij zullen samen met de aanwezige leden en genodigden
van buiten de vereniging "de achterkant van hun gelijk" zoeken. Netelige vraagstukken worden
indringend besproken op het niveau van de individuele dierenarts, van de organisatie waarin zij of
hij functioneert en op het niveau van de beroepsgroep als geheel.

Als Wempe het heeft over integriteit gaat hij terug tot de kern: "Integer zijn betekent eigenlijk niet
veel meer dan heel zijn." (TvD 17, 2006, p. 622) "De integriteit van een persoon ", zo stelt hij verder
in dit tijdschrift, "staat onder druk als deze persoon meerdere rollen vervult en het voor hemzelf en
buitenstaanders niet meer duidelijk is welke rol hij op een bepaald moment aan het vervullen is."
Met andere woorden: als de belangen van dier, diereigenaar, dierenarts en samenleving niet op één
lijn liggen, ontstaan er dilemma \'s. Dat iedere veterinair dergelijke dilemma \'s zal herkennen, blijkt
uit onze veelgelezen rubriek over veterinair tuchtrecht. Een rubriek vol netelige situaties die vaak
lachlust, soms ergernis en niet zelden bekommernis oproepen, maar altijd herkenning.
In het hiervoor geciteerde interview geeft Wempe al een belangrijke hint voor het omgaan met ethi-
sche dilemma \'s. Hij .stelt dat je als individu alleen geloofwaardig kunt overkomen als je openheid
betracht en de dialoog met je omgeving aangaat.

En dan zijn we weer bij de beginverzuchting van dit artikel. Je hoeft het als beroepsgroep niet al-
lemaal met elkaar eens te zijn om het gesprek aan te gaan met anderen, met de samenleving.
De Maatschappij kan iedere veterinaire discussie aangaan met alle maat.\'schappelijke geledingen,
zolang er maar sprake is van transparantie, ook met betrekking tot de diverse posities binnen de
beroepsgroep. Anderen - stakeholders, overheden, de media, het grote publiek - hebben niet alleen
recht op die openheid, maar waarderen die ook. Ontkennen of verdoezelen van (tegengestelde)
belangen vormt een miskenning van iedere gesprekspartner. De KNMvD zal de unieke combinatie
van veterinaire deskundigheid, brede ervaring en herkenbare integriteit verder moeten ontwikkelen.
Dat is een voorwaarde om als vertegenwoordiger van de hele beroepsgroep te worden herkend en
erkend. Derden zullen in dat geval - meer nog dan nu het geval is - als eerste een beroep doen op
de KNMvD als dé spreekbuis van de beroepsgroep om hoogwaardige informatie en integere - en
dus vaak genuanceerde - standpunten te vernemen. Laten we hopen dat het jaarcongres hiervoor
nieuwe impulsen en nieuwe initiatieven oplevert.

Ook op 6 oktober neemt Ton de Ruijter na zeven pittige jaren afscheid als voorzitter van de KNMvD.
Vanaf zijn aantreden heeft hij het thema integriteit sterk benadrukt. Het is ook op zijn verzoek dat
het komende jaarcongres, zijn afscheidscongres, in het teken staat van beroepsintegriteit.

Uit

de redactie

Herman Geertsen,
algemeen directeur

T i i d sfiJuu^^^H

Diergenees

-ocr page 234-

Concurrent pathological and bacteriological findings in the uro-
genital organs and mammary glands of sows culled because of
chronic vulvovaginal discharge and swine urogenital disease
(SUGD): a case study

S.K. Wanyoike and G. Bilkei\'

Original article

Summary

The urogenital organs and mammary glands of sows,
culled because of excessive
vulval discharge, milking prob-
lems, and urogenital infections
(swine urogenital disease,
SUGD) in their history (n=1070 sows) were examined.
The culled sows were assigned to three groups according
to parity: parity 1 (n=356); 2-6 (n=354); and >6 (n=360).
Necropsy findings associated with these groups were ana-
lysed separately. Bacteriological examination of vulval
discharges was performed.

Escherichia coli and a large number of Gram-positive
and Gram-negative organisms were found in all samples
of vulval discharge. Except ovarian degeneration and oe-
dematous endometrium, older sows had more (P<0.05)
pathological changes in the oviduct, ovaries, and uteri
than younger (parity 1) sows. More (P<0.05) parity 1
sows had hyperaemic and congested vaginal walls and
haemorrhages into the vaginal lumen than sows of higher
parity, which suffered more (P<0.05) from accumulation
of purulent material in the vaginal lumen, fibrinopuru-
lent exudate adherent to the wall of the vagina, multifocal
vaginal erosions and ulcerations, and purulent, mucopu-
rulent or purulohaemorrhagic exudate in the vagina or
on the cervix. Except acute pyelonephritis, mucosal hy-
peraemia, and congestion of the urinary bladder, more
(P<0.05) sows of higher parity had pathological changes
in their urinary organs. More (P<0.05) parity 1 sows had
acute or chronic purulent exudative mastitis than sows of
higher parity, which had more (P<0.05) mammary gland
abscessation, mammary gland cysts, and fibrous mastitis.
All parity 2-6 and >6 sows had mammary gland and
bladder changes, parity >6 sows had changes in the kid-
ney, and renal pelvis, and parity 1 sows had mammary
gland changes. Most parity 1 sows had bladder, kidney,
and renal pelvis alterations and most parity 2-6 animals
had pathological kidney and renal pelvis changes.

Samenvatting

Bevindingen van pathologisch en bacteriologisch onderzoek
naar de urogenitale organen en melkklieren van zeugen die
zijn afgemaakt vanwege chronische vulvovaginale afschei-

1 Address for correspondence: S.K. Wanyoike, DVM and G. Bilkei, DVM. PhD.,
Bilkei Consulting. Bahnhofstrasse 42. CH-8600 Dübendorf Switzerland.
E-mail: bilkei. consulting@gmx. net

ding en ziekte van het urogenitaal apparaat (Swine urogeni-
tal disease, SUGD): een casus-onderzoek

Onderzocht werden de urogenitale organen en de melkklieren
van zeugen (n=1070) die waren afgemaakt vanwege een historie
van excessieve afscheiding uit de vulva, problemen met de lacta-
tie, en urogenitale infecties (swine urogenital disease, SUGD).
De afgemaakte zeugen werden naar pariteit in drie groepen in-
gedeeld: pariteit 1 (n=356); 2-6 (n=354); en >6 (n=360). De
resultaten van het postmortale onderzoek aan deze drie groepen
werden afzonderlijk geanalyseerd. De afscheiding uit de vulva
werd bacteriologisch onderzocht.

Escherichia coli en een groot aantal Gram-positieve en Gram-
negatieve micro-organismen werden aangetroffen in alle mon-
sters van vulva-afscheiding. Behalve degeneratie van de ovaria
en oedeem van het endometrium vertoonden oudere zeugen meer
(P<0,05) pathologische veranderingen in de oviducten, ovaria
en uteri dan jongere zeugen (pariteit 1). Van de zeugen met pari-
teit 1 hadden meer dieren (F<0,05) hyperemi.sche en opgezette
vaginawanden en hemorragieën in het lumen van de vagina dan
van de zeugen met een hogere pariteit; bij de oudere zeugen
kwam meer (P<0,05) ophoping van purulent materiaal in het lu-
men van de vagina voor, evenals fibrinopurulent exsudaat aan
de wand van de vagina, multifocale beschadigingen en verzwe-
ringen van de vagina en pundent, mucopurulent en purulohe-
morragisch exsudaat in de vagina of bij de cervix. Behalve acute
pyelonefritis, mucosale hyperemie en verstoppingen van de
blaas vertoonden zeugen van hogere pariteit vaker (P<0,05) pa-
thologische veranderingen aan de urinewegen. De zeugen van
pariteit 1 vertoonden vaker acute of chronische purulente exsu-
datieve mastitis dan zeugen van hogere pariteit, die meer
(P<0,05) abcessen en cysten in de melkklieren vertoonden, even-
als fibreuze mastitis.

Alle zeugen yan pariteit 2-6 eti >6 vertoonden veranderingen in
de melkklieren en de blaas; hij de zeugen van pariteit >6 werden
veranderingen in nieren en nierbekken aangetroffen; de zeugen
van pariteit 1 vertoonden veranderingen in de melkklieren. De
meeste zeugen van pariteit 1 hadden afwijkingen aan blaas, nie-
ren en nierbekken. De meeste dieren van pariteit 2-6 vertoonden
pathologische veranderingen aan nieren en nierbekken.

Introduction

Urogenital infections and milking problems in breeding sows
are frequent reasons for culling in large East-European herds
(10, II). Urinary tract infection (UTl) and swine urogenital
disease (SUGD) are often found in combination with mastitis
metritis agalactia syndrome (MMA) (13, 21, 22) and may
contribute to inferior litter size, inadequate lactation perfor-
mance, lower farrowing rates (22), abortion, and sow morta-
lity (10, 11, 12). Sows with UTl have a higher prevalence of
SUGD than sows with a normal urinary tract (6, 7, 11).

-ocr page 235-

Metritis frequently occurs with UTI (5). Postparturient puru-
lent vaginal/vulval discharge is always accompanied by bac-
teriuria (6, 7, 8, 19). While some discharges are normal phys-
iological events, others - especially purulent discharges - are
pathological and affect the subsequent fertility of affected
animals (19).

Bilkei et al. (9) found in a slaughterhouse survey a positive
relationship between SUGD and pathological changes in
mammary glands and urogenital organs. In another trial,
Bilkei
et al. (11) examined 101 sows at necropsy that had
been culled for reproductive failure and found pathological
changes in the urinary bladder, urethra, and mammary glands
in all cases; 50% had also uterine changes. In a similar trial
(5), 73% of sows culled for reproductive failure were found
to have inflammatory changes involving both the urogenital
tract and the mammary glands. In a large Slovakian study, the
majority of high-parity sows had concurrent pathological
changes in the mammary gland, kidney and renal pelvis, and
bladder (20). Berner (3) and Bilkei
et al. (6, 7) suggested a
relationship between bacteriuria and reproductive disorders.
Biksi
et al. (4) found a positive correlation between cystitis
(\'urocystitis\') and endometritis.

The present trial was performed in order to prove a relation-
ship between pathological changes in different parts of the
urogenital organs and mammary glands of sows culled be-
cause of chronic vulvovaginal discharge and swine urogenital
disease (SUGD),

Material and methods

The trial was performed in a large Croatian indoor produc-
tion unit (1979 sows) from December 2004 to December
2005. The sows were FI or F2 offspring of Large White X
Landrace mated to Duroc or Hampshire boars. Pre-trial eva-
luation revealed a high prevalence of vulvovaginal discharge
(59.4-17-6.2% of the female inventory) and low reproductive
production levels (farrowing rate 61.9 /-5.2%, regular return
to oestrus 31.3-(-/-5.1%; irregular return to oestrus 6.4-1-/-
1.3%; liveborn litter size 9.2-1-/-1.2). In this herd gestating
sows were group housed (group size 12-15) on partly (25%)
solid floors, and lactating sows were kept free in 4.6-5.4 m^
individual farrowing crates. Natural mating was practised in
this unit. During pregnancy, the sows were vaccinated against
erysipelas and
Escherichia coli.

All culled sows were examined at necropsy. The urogenital
organs and mammary glands of sows culled because of ex-
cessive
vulval discharge, milking problems, and urogeni-
tal infections
(SUGD) in their history (n=1070 sows, 54.1%
of the female inventory) were subjected to gross pathological
examination.

The culled sows were assigned to three groups according to
parity: parity 1 (n=356), parity 2-6 (n=354), and parity >6
(n=360), and necropsy findings associated with these groups
were analysed separately.

Diagnosis of SUGD was performed by the farm manager on
the basis of postparturient vulval discharge >50 ml/sow/d for
at least 3 days post partum, elevated temperature, milk pro-
duction, and appetite (Table 1). Sows diagnosed with SUGD
were treated with intrauterine infusion of antibiotics [accor-
ding to a sensitivity test], parenteral antibiotics for 3 days [ac-
cording to sensitivity test], oxytocin [lOIU/4 X day. Oxyto-
cin® TAD, Germany], and on day of diagnosis of MMA, one
prostaglandin F2a injection [ 175 ng cloprostenol, Estrumate®

Table i. Diagnosis of swine urogenital disease (SUCD).
Sows that had a postpartal vulvovaginal discharge >50 ml/d were exam-
ined for 3 days post partum and the diagnosis of SUGD was made if such
sows had a total score of at least based on the severity of fever, milk
production, and appetite.

Over 40.6

Fever C°
Milk

production

Diminished
appetite

Appetite

Moderate anorexia Total anorexia

Legend:

Hypogalactia: hungry, lethargic but otherwise healthy-looking piglets
that have regular suckling periods.

Agalactia without clinical signs of mastitis: weak, hungry dehydrated
piglets that have no regular suckling periods or no suckling at all.
Agalactia with clinical signs of mastitis: swollen, painful, mammary
glands with piglets no suckling.

Diminished appetite: more than 50 % but not all the daily food provided
(3 kg) eaten.

Moderate anorexia: less than 50 % (<1.5 kg) of the daily food provided
eaten.

Total anorexia: no food eaten at all.

Essex, Germany]). Bacteriological examination of the vulval
discharges was preformed for 10 % of culled sows (in parity
1,36; 2-6,35; and >6,36 sows) in each parity group.
For the purpose of this trial, the pathological examination was
performed according to the following pathological criteria:
Ovaries

• Adhesions between oviduct and ovaries

• Cystic degeneration

• Multiple tertiary follicles and regressed corpora lutea

• Ovarian degeneration (small firm ovaries).
Uteri

• Distended uterus with necrotic debris

• Thickening and ulceration of the uterus wall

• Oedematous endometrium

• Purulent exudate, inpissated necrotic material

• Adhesive and inflammatory changes on serosal surface.
Vagina and cervix

• Hyperaemic and congested

• Accumulation of purulent material

• Fibrinopurulent exudate adherent to the wall of the vagina

• Haemorrhages into the vaginal lumen

• Multifocal erosions and ulcerations

• Purulent, mucopurulent, or purulohaemorrhagic exudate
on cervix.

Bladder

• Mucosal hypaeremia and congestion

• Mucosal ulceration with accumulation of fibrinopurulent
exudate

• Thickened bladder wall with polypoid projections of dif-
ferent size

• Haemorrhagic necrotic cystitis

• Purulent cystitis

• Alteration on ureterovesical junction and ureteric dilatation.
Kidney and renal pelvis

• Mucosal ulceration with accumulation of fibrinopurulent
exudate

• Acute pyelonephritis without changes in the renal cortex

40.4 - 40.6

40.0-40.3

Hypogalactia

Agalactia without Agalactia with

clinical signs of clinical signs of

mastitis mastitis

 -i- -i-

-ocr page 236-

• Chronic pyelonephritis with changes in the renal cortex or
medulla

• Haemorrhagic necrotic pyelonephritis

• Purulent pyelonephritis

• Dilatation of renal pelvis.
Mammary glands

• Granulomatous mastitis

• Acute purulent exudative mastitis

• Chronic purulent exudative mastitis

• Mammary abscessation

• Mammary cysts, irregular scattered fibrous foci of masti-
tis.

Results

Parity at culling was 3.97 /-0.34 in sows culled because of
vulval discharge and SUGD.

Bacteriological examination revealed the presence of the fol-
lowing bacteria:
Clostridium spp, Actinobaculum suis, Pseu-
domonas aeruginosa, Arcanobacterium pyogenes, Klebsiella
spp, Citrobacter, Pasteurella multocida, Proteus spp, (and)
Gram-positive streptococci (especially enterococci.
Strepto-
coccus faecalis)
staphylococci (Staphylococcus (S) albus, S
epidermis, S aureus), Erysipelothrix rhusiopathiae,
or Esche-
richia coli. Escherichia coli
was diagnosed in all samples of
vulval discharge.

While older sows had more (P<0.05) adhesions between ovi-
duct and ovaries, cystic degeneration, multiple tertiary folli-
cles, and regressed corpora lutea, parity 1 sows had more
(P<0.05) ovarian degeneration (Table 2). More (P<0.05)
older sows had a distended uterus with necrotic debris,
thickening and ulceration of the uterus wall, purulent exuda-
te, inpissated necrotic material, adhesive and inflammatory
changes on serosal surface than did parity 1 sows, which had
more (P<0.05) oedematous endometrium (Table 3).
More (P<0.05) parity 1 sows had hyperaemic and congested
vaginal walls, haemorrhages into the vaginal lumen than did
sows of higher parity, which had more (P<0.05) accumulation
of purulent material in the vaginal lumen, fibrinopurulent
exudate adherent to the wall of the vagina, multifocal vaginal
erosions and ulcerations, and purulent, mucopurulent or pu-
rulohaemorrhagic exudate in the vagina or on the cervix
(Table 4).

More (P<0.05) parity 1 sows had mucosal hyperaemia (focal
or diffuse) and congestion of the bladder than sows of higher
parity, which had more (P<0.05) mucosal ulceration with ac-
cumulation of fibrinopurulent exudate, thickened bladder
wall with polypoid projections of different size, haemorrha-
gic-necrotic or purulent cystitis, alterations of the ureterove-
sical junction, and ureteric dilatation (Table 5).
More (P<0.05) parity 1 sows had acute pyelonephritis than
sows of higher parity, which had more (P<0.05) mucosal ul-
ceration with accumulation of fibrinopurulent exudate, chron-
ic pyelonephritis, haemorrhagic-necrotic or purulent pyelo-
nephritis, and dilatation of the renal pelvis (Table 6).
More (P<0.05) parity 1 sows had acute or chronic purulent
exudative mastitis than sows of higher parity, which had more
(P<0.05) mammary abscessation, mammary cysts, and fi-

Table 2. Ovarian findings in sows of different parity, culled because of urogenital infections in their history (number and percentage of cases in a parity
group).

Parity

Adhesions between
oviduct and ovaries

Cystic degeneration

I (n=356)

111 /31.2a

Multiple large cysts Multiple small cysts Single cysts
31/8.7 a 41/11.5 a 90 / 25.3 a

Multiple tertiary
follicles and regressed
corpora lutea

27/7.6 a

Ovarian degeneration
(small firm ovaries)

219/61.5 b

2-6 (n=354)

124 /35.0 a

45/ 12.7 a

34 / 9.6 a

118/33.3 a

126/35.6 b

58/ 16.4 a

>6(n=360)

298/ 82.8 b

89/24.7 b

35/9.7 a

169/46.9 b

290 / 80.6 b

81 /22.5 a

a, b the difference is significant (P<0.05)

Table 3. Uterine findings in sows of different parity, culled because of urogenital infections in their history (number and percentage of cases in a parity

group).

Parity

Distended uterus

Thickening and

Oedematous

Purulent exudate

Inpissated

Adhesive and

with necrotic

ulceration of

endometrium

necrotic material

inflammatory changes on

debris

the uterus wall

serosal surface

1 (n=356)

1 / 0.3 a

2 / 0.6 a

271/76.1 b

2/0.6 a

1 /0.3 a

1 / 0.3 a

2-6 (n=354)

31 /8.8b

11 /3.1 b

287/81.1 b

15/4.2b

3/0.8 a

6/ 1.7a

>6 (n=360)

242 / 67.2 c

57/ 15.8c

99 / 27.5 a

235 /65.3 c

31 /8.6b

97 / 26.9 b

a, b; b, c the difference is significant (P<0.05)
a, c the difference is significant (P<0.01)

Table 4. Vaginal and cervix changes in sows of different parity, culled because of urogenital infections in their history (number and percentage of cases in
a parity group).

Paritv

1 (n=356)

Hyperaemic and
congested

234/65.7 b

Accumulation of
purulent material

2/0.6 a

Fibrinopurulent
exudate adherent
to the wall of
the vagina

4/ 1.1 a

Haemorrhages into Multifocal erosions Purulent, mucopurulent
the vaginal lumen and ulcerations or purulohaemorrhagic

exudate on cervix

171 /48.0 b

99 / 27.8 a

5/ 1.4 a

2-6 (n=354)

96/27.1 a

95/26.8 b

89/25.1 b

78 / 22.0 a

76/21.5a

11 /3.1 a

>6 {n=360)

85 /23.6 a

246/68.3 c

301 /83.6 c

4/1.1 a

300 / 83.3 c

96 / 26.7 b

a, b; b, c the difference is significant (P<0.05)
a, c the difference is significant (P<0.01)

-ocr page 237-

Table 5. Vesical and urethral changes in sows of different parity, culled because of urogenital infections in their history (number and percentage of cases
in a parity group).

Alteration on
ureterovesical junction
and ureteric dilatation

Haemorrhagic
necrotic cystitis

Parity

Purulent cystitis

1 (n=356)

Mucosal

hyperaemla (focal
or diffuse)
and congestion

275 / 77.2 b

Mucosal ulceration
with accumulation
of fibrinopurulent
exudate

3/0.8 a

Thickened bladder
wall with polypoid
projections of
different size

6/1.7a

84/23.6 a

6/ 1.7a

4/ 1.1 a

2-6 (n=354)

113/31.9b

120/33.9 b

51 / 14.4 b

211 /59.6 b

91/25.7 b

89/25.1 b

>6 (n=360)

41 /11.4 a

234/65.0 c

231 /64.2 c

201 / 55.8 b

53/14.7 b

302 / 83.9 c

a, b; b, c the difference is significant (P<0.05)
a, c the difference is significant (P<0.01)

Table 6. Changes in kidney and renal pelvis in sows of different parity, culled because of urogenital infections in their history (number and percentage of

cases in

a parity group).

Parity

Acute

Mucosal ulceration

Chronic

Haemorrhagic

Purulent

Dilatation

pyelonephritis

with accumulation

pyelonephritis

necrotic

pyelonephritis

of renal pelvis

without changes

of fibrinopurulent

with changes in

pyelonephritis

in the renal

exudate

the renalcortex

cortex or medulla

or medulla

(wedge-shaped foci

extend from the

distorted pelvis to

the cortex)

1 (n =356)

204 / 57.3 c

3/0.8 a

5/ 1.4 a

4/1.1 a

1 /0.3 a

1/0.3 a

2-6 (n=354)

102/28.8 b

32/9.0 b

206 / 58.2 c

80 / 22.6 b

78 / 22.0 b

72 / 20.3 b

>6 (n=360)

13/3.6 a

210/58.3C

91 /25.3 b

84/23.3 b

41 / 11.4b

132/36.7 c

a, b; b, c the difference is significant (P<0.05)

a, c the difference is significant (P<0.01)

Table 7. Mammary gland changes in sows of diflPerent parity, culled because of urogenital infections

in their history (number and percentage of cases in a

parity group).

Parity

Granulomatous

Acute purulent

Chronic purulent

Mammary

Mammary cysts

Irregular scattered

mastitis

exsudative mastitis

exsudative mastitis

abscessation

fibrous foci of mastitis

1 (n=356)

3/0.8 a

139/39.0 b

333 /93.5 c

2 / 0.6 a

1 / 0.3 a

1 /0.3 a

2-6 (n=354)

201 t 56.8 b

41 /11.6a

98/27.7 b

79/22.3 b

154/43.5 b

289/81.6 b

>6(n=360)

T^^IKi.X c

32/8.9 a

239 / 66.4 b

271 /75.3 c

292/81.1 c

360/ 100.0 c

a, b; b, c the difference is significant (P<0.05)
a, c the difference is significant (P<0.01)

Table 8. Pathological changes in urogenital organs and mammary glands in sows of different parity, culled because of urogenital infections in their history

(number and percentage of cases in a parity group).

Parity

Ovaries

Uteri

Vagina and cervix

Bladder

Kidney

Mammary

and

glands

renal pelvis

1 (n=356)

317/89.0

287 / 80.6

280/78.7

321 /90.2

245 / 68.8

356/100.0

2-6 (n=354)

341 /96.3

311/87.9

191/54.0

354/100.0

286/80.8

354/ 100.0

>6 (n=360)

345/95.8

319/88.6

214/59.4

360/ 100.0

360/ 100.0

360/ 100.0

brous mastitis (table 7).

All parity 2-6 and >6 sows had mammary and bladder
changes, parity >6 sows changes of the kidney and renal pel-
vis, and parity 1 sows mammary changes. The majority of
parity 1 sows had bladder, kidney, and renal pelvis alterations
and the majority of parity 2-6 animals had pathological kid-
ney and renal pelvis changes (table 8).

Discussion

The present findings indicate that as sow get older, pathologi-
cal changes in one part of the urogenital tract are followed by
pathological changes in other parts of the urogenital tract.
The trial unit had an unusually high prevalence of vulval dis-
charge and SUGD, followed by low reproductive perfor-
mance and high annual culling rate of >50% of inventoried
females. The presence of SUGD and the subsequent develop-
ment of milking problems might involve seeding bacteria
from the urinary tract to the uterus during the postpartum pe-
riod. Many recent publications have focused on reasons for
culling or cause of sow mortality due to UTI and/or SUGD
(1,10-12) or age-related occurrence of SUGD (4, 6-9,20). In
the large production unit evaluated here, the vulval discharge
of the sows may have contributed to postparturient SUGD
and reproductive failure. UTI predisposes to MMA/SUGD in
one or several ways (3) of which ascending invasion of the
uterus at parturition and of the mammary glands from the
contaminated lying area appear the most likely (10).
Higher parity sows have more urogenital infections than their
younger counterparts (9, 20). Parity at culling markedly in-

-ocr page 238-

fluences the economic well-being of a pig breeding unit (12).
Because of the potential dynamic changes in the vaginal mi-
croflora of sows with vaginal discharge and the high potential
for developing postparturient SUGD, affected animals should
be culled without delay (9).

In a study (9) identical E. coli serotypes were found in the
urinary bladder and in the uteri and mammary glands of sows
with postparturient MMAVSUGD. Severe SUGD becomes
clinically manifest during the first 3 days after parturition (9).
Consistent with the present results, there is a large body of li-
terature about the negative relationship between UTI, SUGD,
and subsequent reproductive parameters in breeding sows (2,
3, 5-11, 14). Because cultures from single discharges often
yielded several species of bacteria, it is reasonable to suggest
that spontaneously occurring infections of the cranial vagina,
urethra, and bladder are the result of an initial infection with
perhaps one infectious agent that becomes overgrown by
other (opportunistic) organisms. Alternately, there may be an
initial colonization of the cranial vagina by multiple faculta-
tive pathogens that belong to the indigenous flora of the cra-
nial vagina. Coliforms are often isolated from sows with vag-
inal-vulval discharges in Europe (6-11 ).
Consistent with other authors 03,14,22), we found a signifi-
cantly higher occurrence of vulval discharge in sows of
higher parity. The high occurrence of vulval discharges in the
parity 1 sows, may have been the result of a low immune sta-
tus of these replacement animals. Consistent with Waller
et
al.
(22), we found that sows with a history of vulval discharge
had a lower reproductive performance.
Vulval discharge and UTI are often present in breeding ani-
mals and in slaughter pigs (8). The urinary tract is a dynamic
microbiological ecosystem (3), and components of its flora
can increase and decrease depending of the production status
of the animal and of the
stress they suffer when transferred to
the farrowing barn, during parturition, and/or due to possible
secondary infections in the new environment (6). Dominant
bacterial species in the urinary bladder and vestibulum vagi-
nae can change spontaneously (6). After parturition, the
urogenital organs are probably simultaneously colonized by
multiple organisms, as indigenous microbes, bacterial conta-
minants, and pathogens originating from the cranial vagina
and urinary bladder (4, 5, 16, 22). In a trial, Biksi
et al. (4)
examined the urogenital organs of 499 sows and found that
animals affected by \'urocystitis\' were 3.5 times more likely to
have endometritis than animals, without \'urocystitis\'. UTI and
vulval discharge predispose to MMA (3, 6-8) The breakdown
of uterine tissue provides a medium that favours the growth
of a variety of opportunistic microorganisms coming from
the urinary bladder and/or vestibulum vaginae (15). Reten-
tion of remnants of the placenta may predispose sows to mild
metritis and endometritis (4). Further, the reproductive tract
of sows is susceptible to infection after farrowing because of
the periparturient increase in the number of both apathogenic
microflora and facultative pathogens in the caudal vagina and
urinary bladder (7, 8). While most bacteria are eliminated
within 12-30 hours of delivery, facultative pathogens may
overgrow non-pathogenic microflora and lead to mildly inva-
sive endometritis (6). Bacteriological evaluation of vulval dis-
charge has limited diagnostic value (6). Bilksi
et al. (6) stated
that the sensitivity of
macroscopic methods was not higher
than 18.1% in cases of endometritis and 47.9% in cases of
\'urocystitis\', while the sensitivity of
bacteriology for the
diagnosis of the same conditions was only 31.8% and 63.0%
respectively. Biksi
et al. (4) found that a large proportion of
examined animals did not show inflammatory lesions. Con-
sistent with data in the literature (7, 8), Biksi
et al. (4) found
that the species of bacteria isolated from the urinary bladder
and endometrium were representative of the normal faecal
flora. These findings support the present findings and the sus-
pected aetiology of periparturient diseases, namely, bacteria
from the faecal, vaginal, and vesical flora. As older sows have
a higher prevalence of vulval discharge (7), it is reasonable to
suggest that older sows with vulval discharge suffer a higher
percentage of postparturient diseases. The low predictive
value of a positive bacteriological culture reflects the diag-
nostic dilemma often stated in the literature (1, 6-9, 17). In
order to reach a firm diagnosis, Biksi
et al. (4) suggested the
necessity of using histopathology combined with bacteriolo-
gical examination of both the uterus and the urinary bladder.
The present results indicate that in sows with history of peri-
parturient diseases and vulval discharge, parity markedly in-
fluences both the occurrence of vulval discharge and repro-
ductive performance.

In early 2006 the authors of the present study started medical
prophylaxis against SUGD-caused losses in this unit and the
results of this trial will be published shortly.

Literature

1. Almond G W and Richards RG. Evaluating porcine reproductive failure
by use of slaughter checks. Compend Cont Ed Pract Vet 1986; 14: 542-
546.

2. Armstrong CH, Hooper BE and Martin CE. Microflora associated with
agalactia syndrome of sows. Am J Vet Res 1968; 29: 1401-1407.

3. Bemer H. Die Bedeutung chronischer Erkrankungen der Hamwege bei
der Entstehung von Puerperalstörungen und Mastitiden der Muttersau.
DtschTieraerztl Wschr 1971; 78:233-256.

4. Biksi 1, Takacs N, Vetesi F, Fodor L, Szenci O and Fenyö E. Association
between endometritis and urocystitis in culled sows. Acta Vet Hung
2002; 50 (4): 413-423.

5. Bilkei G and Goos Th. Evaluation of the occurrence of SUGD (Swine
Urogenital Disease) in large pig production units. Proc. 13th IPVS
Congress, Bangkok, Thailand. 1994; 5-11 July p. 472.

6. Bilkei G, Bölcskei A, Goos Th, Hofimann C und Szenci O. Die Beteili-
gung von
E. coli an puerperalen Urogenitalinfektionen bei Altsauen.
Tierärztl Umschau 1994a; 49 (8): 471-476.

7. Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th, Hofmann C, Bilkei H
und Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex der
Muttersau in der industriellen Schweinezucht. Iste Mitteilung: Peripar-
taler Verlauf der Bakteriurie der Sauen mit vaginal-vulvalem Ausfluss
in einem modernen Schweinezuchtbetrieb. Berl Münch Tierärztl Wschr
1994b; 107:327-330.

8. Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th, Hoffmann C, Bilkei H
und Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex der
.Muttersau in der industriellen Schweinezucht. 2te Mitteilung: Der Ein-
fluss der präpartaler Bakteriurie auf das peri-, bzw. postpartale Auftre-
ten von Puerperalerkrankungen bei Muttersau mit Anamnese von uri-
nary tract Infektion (UTI) und vaginal - vulval discharge. Beri Münch
Tierärztl Wschr 1994; 107 (11): 373-376.

9. Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th, Hofftnann C, Bilkei H
und Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex der
Muttersau in der industriellen Schweinezucht. 3te Mitteilung: Schlacht-
befunde von Altsauen mit der Anamnese von peripartalen Erkrankun-
gen. Beri Münch Tierärztl Wschr 1071994; (12): 405-408.

10. Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th, Hoffmann C, Bilkei H
und Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex der
Muttersau in der industriellen Schweinezucht. 4te Mitteilung: Die Aus-
wirkungen der prophylaktischen oraler Medikamentgabe auf das Auf-
treten des peripartalen Krankheitskomplexes der Muttersau mit der
Anamnese von urinary tract infection (UTI) und vaginal-vulvalem
Ausfluss (vaginal - vulval discharge). Berl Münch Tierärztl Wschr
1995; 108(13);8-13.

11. Bilkei G, Bölcskei A und Goos Th. Pathogene Befunde aus dem Uroge-

-ocr page 239-

nitaltrakt ausgemerzter Muttersauen aus einem Grossbestand.
Tierärztl Prax 1995; 23: 37-41.

12. D\'Allaire S, Drolet R. Culling and mortality in breeding animals. In
Leman AD, Straw BE, Mengeling WL, D\'Allaire SD, Taylor DJ: Disea-
ses of Swine, 7thed Wolfe Publ. London. 1992: 861-871.

13. Dee SA. Porcine urogenital disease. In: Veterinary Clinics of North
America. Food Animal Practice, Swine reproduction. 1992; 8 (3): 641-
660.

14. Dial GD, Marsh WE, Poison DD and Vaillancourt JR Reproductive Fai-
lure: Differential Diagnosis. In Leman AD, Straw BE, Mengeling WL,
D\'Allaire SD, Taylor DJ: Diseases of Swine, 7th ed Wolfe Publ. Lon-
don. 1992; 88-138.

15. Gertenbach W and Bilkei G. Erysipelas: Potential involvement in uro-
genital disease of the sow. J Swine Health and Prod Vol. 2002; 10 (5):
205-207.

16. Hoffmann CW and Bilkei G. Chronic Erysipelas of the Sow - a Subcli-
nical Manifestation of Reproductive Problems. Reprod. Dom. Anim.
2002; 37: 119-120.

17. Meredith MJ. Bacterial endometritis. In Morrow, D.A. (ed.): Current
therapy in Theriogenology Second ed. W.B. Saunders, Co, Phila-
delphia. 1992:953-956.

18. SAS / STAT" User\'s Guide, Version 6. Cary, North Carolina: SAS In-
stitute Inc 1990.

19. Stelzer R Bilkei G, Clavadetscher E, Biro O, Takacs T, Kotai I and
Bilkei H. Scheidenausfluss ante partum als Risikofaktor fur postpartale
Erkrankungen der Sau und frühposmatale Ferkelveriuste. Berl Münch
Tierärztl Wschr 1997; 110:320-323.

20. Thacker YBV und Bilkei G. Der Einfluss der rezidivierenden postpar-
talen Urogenitalinfektionen an pathologischen Veränderungen in den
Urogenital Organen und in der Mamma bei ausgemerzten Sauen. Tierä-
rztl Umschau 2005; 11: 594-603.

21. Thornton EJ, Wilson RJ, Connaughton I and Moore K. Effect of subcli-
nical urogenital infection on reproductive performance in the sow. Proc.
15-^ IPVS Congress, Birmingham, England, 1998; p. 236.

22. Waller CM, Bilkei G and Cameron RDA. Effect of periparturient
disease and / or reproductive failure accompanied by excessive vulval
discharge and weaning to mating interval on sow reproductive perfor-
mance. Aust Vet J 2002; 80 (9): 545-549.

Artikel ingediend: 11 oktober 2005
Artikel geaccepteerd: 18 mei 2006

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijlcadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

691

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 131, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2006

-ocr page 240-

U hebt een
vrij beroep in
loondienst.

Voorkom dat u bij
arbeidsongeschiktheid
een vrije val maakt.

Ontdek de voordelen van onze Vaste lasten verzekering.

Als u een vrij beroep hebt, valt uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid fors terug. Movir
kan zorgen dat uw maandelijkse vaste lasten zoals huisvesting, energie, telefoon, kinderopvang en
verzekeringen in ieder geval gedekt zijn. Met onze Vaste lastenverzekering worden deze privé-
lasten opgevangen. Want juist bij arbeidsongeschiktheid wilt u geen hoofdpijn hebben over uw
inkomen. Neem voor meer informatie over de Vaste lastenverzekering óf een van onze andere
loondienstverzekeringen contact op met uw verzekeringsadviseur. Of kijk op www.movir.nl.

Onderdeel van INGA£)

Partner van Professionals. fTI OV i f

-ocr page 241-

Nieuws

Jong Vee

Van 4 t/m 15 oktober wordt de thea-
termanifestatie Jong Vee gehouden op
het Veeartsenijterrein in Utrecht. De
manifestatie bestaat uit een divers
programma waarin dieren de boven-
toon voeren met onder andere theater-
voorstellingen, diverse tentoonstellingen en lezingen over en
met dieren. In samenwerking met professor Koolmees en de
Faculteit Diergeneeskunde worden verschillende onderdelen
georganiseerd zoals rondleidingen en een tentoonstelling
over het Veeartsenijterrein. Ook geven docenten van de Fa-
culteit Diergeneeskunde lezingen over diverse onderwerpen.
Kijk op de website
www.jongvee.org voor het volledige pro-
gramma en informatie over kaartverkoop.

Deelnemersvereniging
Pensioenfonds Dierenartsen

Op 20 september 2006 wordt officieel de Deelnemersvereni-
ging Pensioenfonds Dierenartsen opgericht. De oprichting
vloeit voort uit de nieuwe wet voor beroepspensioenrege-
lingen. Het aantal leden van de vereniging zal in de toekomst
bepalen of praktiserende dierenartsen automatisch blijven
deelnemen aan de pensioenregeling voor dierenartsen. De
overheid heeft hiervoor een norm van zestig procent vast-
gesteld. Als over vijf jaar minder dan zestig procent van alle
praktiserende dierenartsen lid is van de vereniging vervalt het
automatisme. Leden van de vereniging krijgen ook meer
direct inspraak op het beleid van het pensioenfonds. De ver-
eniging startte meteen met een introductiecampagne.
Het oprichtingsbestuur bestaat uit de dierenartsen Saskia
Nab, Henk Vrieselaar, Cora Karens en Piet van de Werf Zij
kregen bij het opzetten van de vereniging ondersteuning van
het pensioenfondsbestuur en de beroepsorganisatie. Daar-
naast is intensief samengewerkt met de oprichtingsbesturen
van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Verloskundigen
en Deelnemersvereniging Pensioenfonds Fysiotherapeuten,
die ook kozen voor oprichting op 20 september.

j-.\'" -.rmism

Nieuwe varkensziekte China

In China heerst een nog niet geïdentificeerde ziekte onder var-
kens. In Chinese media is melding gemaakt van omvangrijke
sterfte van dieren in Hunan, Jiangxi en Fujian. De dieren zouden
last hebben van koorts, ademhalingsproblemen en zouden rood
van kleur zijn. Het is nog onduidelijk wat de oorzaak is. Het Chi-
nese ministerie van landbouw heeft maatregelen genomen: zieke
dieren mogen niet worden geconsumeerd, verkocht of getrans-
porteerd en dode dieren moeten ordentelijk worden afgevoerd.
Bron: Agrarisch Dagblad

Nieuws

Raad van Advies risicobeoor-
deling VWA

Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) installeerde op 12 september 2006 de Raad van
Advies voor de onafhankelijke risicobeoordeling van de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De raad bestaat uit prof
dr. J.G.A.J. Hautvast, emeritus hoogleraar humane voeding
(voorzitter), prof. dr. C.A.J. Vlek, emeritus hoogleraar om-
gevingspsychologie en besliskunde, prof dr. ir. I.M.C.M.
Rietjens, hoogleraar toxicologie, prof dr. F. van Knapen,
hoogleraar levensmiddelenhygiëne en veterinaire volks-
gezondheid en prof dr. ir. J. Dul, hoogleraar ergonomisch
management. Ze zijn benoemd voor een periode van vier jaar.
De Raad van Advies zal toezicht houden op de wetenschap-
pelijke kwaliteit van de risicobeoordelingen en op de onaf-
hankelijkheid van de adviezen van het bureau Risicobeoorde-
ling van de VWA. De raad zal vier maal per jaar vergaderen
en zal haar bevindingen jaarlijks rapporteren.

Ophokplicht watervogels
versoepeld

De ophokplicht voor watervogels is op maandag 11 septem-
ber 2006 door minister Veerman versoepeld. Eigenaren moe-
ten de dieren nog wel afschermen, maar dat mag ook met gaas
of netten. De eisen voor het opbokken van watervogels wer-
den in augustus aangescherpt. Volgens de Dierenbescherming
leidde dat tot ernstige welzijnsproblemen voor de dieren.
Bron: www.minlnv.nl

Diës ^Cerberus\'

Cerberianen opgelet: vrijdag 20 ok-
tober wordt de 45ste diës gevierd
van het Particulier Veterinair Gezel-
schap \'Cerberus\'. Het thema van dit
negende lustrum is \'Reservoir
Dogs\'. Zoals vanouds zijn geïnte-
resseerden vanaf 17.00 uur van har-
te welkom aan \'de heetste haard van
\'t Sticht\'.

Voor meer informatie:

h. c. kranenburg@students. uu. nl.

Aanvulling artikel over Movir

In het artikel over Movir in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 september wordt melding gedaan van de kor-
tingen die startende dierenartsen krijgen op de arbeidsonge-
schiktheidsverzekering van Movir. In aanvulling hierop moet
worden gemeld dat ook startende dierenartsen na de eerste
driejaar in aanmerking komen voor de korting van 10 procent
die iedere dierenarts ontvangt op de polis.

-ocr page 242-

Jacqueline Poot

Sinds augustus 1999 is Jacqueline
Poot werkzaam als projectleider bij
de afdeling Parasitologische R&D
van Intervet International B.V.
Hier werkt zij voornamelijk aan
een project dat tot doel heeft een
vaccin te ontwikkelen dat honden
beschermt tegen
Leishmania infan-
tum.
Een deel van dit onderzoek
was de basis voor een proefschrift dat werd geschreven
onder leiding van promotors prof. dr. A.W. C.A. Cornelis-
sen en prof. dn J.P.M. van Futten (Faculteit der Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht). Het proefschrift geti-
teld
Experimental challenge models for canine
leishmaniasis in hamsters and dogs, Optimization and
application in vaccine research
werd op 23 juni 2006 met
succes in het openbaar verdedigd.

Leishmaniasis bij de hond

Leishmania infantum is een protozoaire parasiet uit het genus
Leishmania die bij honden een ernstige chronische ziekte kan
veroorzaken. Van de 25 beschreven
Leishmania-soorten zijn
de meeste pathogeen voor de mens (veroozaken cutane of
viscerale infecties).
L. infantum kan bij kinderen en immuun-
gecompromiteerde volwassenen zoönotische viscerale leish-
maniasis veroorzaken. Alle soorten worden overgebracht
door zandvliegen die in de subtropische zones voorkomen.

Samenvatting
proefschrift

Het verspreidingsgebied van L. infantum strekt zich uit van
het Mediterrane gebied tot in het Midden-Oosten, de voor-
malige USSR, China en de noordelijke helft van Zuid-Ame-
rika. Voor de levenscyclus, zie figuur 1.
Leishmaniasis bij honden wordt veelal gekenmerkt door con-
ditieverlies en huidafwijkingen. De incubatieperiode kan
enorm lang zijn (jaren), maar wanneer verschijnselen eenmaal
optreden is de ziekte doorgaans fataal wanneer geen behande-
ling wordt ingesteld. Veel verschijnselen zijn terug te voeren
op de extreem hoge (polyclonale) antilichaamtiter en circule-
rende immuuncomplexen. Een aantal verschillende medicij-
nen is beschikbaar maar deze geven soms ernstige bijwerkin-
gen. Therapie resulteert vaak wel in klinische verbetering
maar genezing wordt vrijwel nooit bereikt; recidive is dan ook
de regel en de hond blijft bovendien infectieus voor de vector.
De enige preventieve maatregelen die momenteel beschik-
baar zijn richten zich op de bestrijding van de vector Het ge-
bruik van een halsband geïmpregneerd met delthamethrin
(scalibor®) geeft maandenlange bescherming tegen zand-
vliegen. Een preventief vaccin zou een grote stap voorwaarts
zijn bij de bestrijding van leishmaniasis bij de hond. De toe-
passing van een hondenvaccin zou bovendien ook de inciden-
tie van zoönotische viscerale leishmaniasis bij de mens kun-
nen verlagen, doordat het \'reservoir\' voor de parasiet en
daarmee de kans op transmissie kleiner wordt.

Vaccinkandidaten

Het is al langer bekend dat proteases essentieel zijn voor de
virulentie van een groot aantal parasieten. In
Leishmania zijn
met name de cysteine proteases (CP\'s) bekend als virulentie-
factoren. Deze enzymen hebben ondermeer een belangrijke
ftinctie bij het onschadelijk maken van de immuunrespons
van de gastheer. Kennis van deze virulentiefactoren is voor-
namelijk opgedaan met een modelorganisme:
Leishmania
mexicana,
een veroorzaker van cutane leishmaniasis bij men-
sen. Een
L. mexicana stam waarbij twee cysteine protease-
genen waren uitgeschakeld, bleek zodanig geattenueerd te
zijn dat geen laesies meer werden veroorzaakt in muizen.
Vaccinatie met deze knock-out kloon had bovendien tot ge-
volg dat muizen beschermd waren tegen infectie met wild-
type
L.mexicana. Waneer muizen werden gevaccineerd met
recombinante cysteine proteases van
L. mexicana werd de
vorming van laesies juist verergerd. Wanneer echter deze
rCP\'s werden gecombineerd met een cytokine (interleukine-
12) met een sterk stimulerend effect op de celgemediëerde
immuniteit werd het effect van vaccinatie omgekeerd; mui-
zen waren nu (gedeeltelijk) beschermd tegen de infectie.
Hieruit bleek dus opnieuw de invloed die cysteine proteases
hebben op de immuunrespons van de gastheer. De evaluatie
van vaccinkandidaten voor
L. infantum gebaseerd op ener-
zijds cysteine protease-knockouts en anderzijds recombinant
cysteine protease-eiwitten is het onderwerp van dit proef-
schrift.

Ontwikkeling van laboratoriummodellen

Om de werkzaamheid van kandidaatvaccins te kunnen testen
is een laboratoriummodel van de ziekte in honden nodig. Li-
teratuur studie gaf onvoldoende duidelijkheid, vooral de uit-

Zoektocht naar een vaccin voor Leishmaniasis

-ocr page 243-

komst van experimentele infecties leek zeer variabel. Daarom
werden in een eerste studie honden geïnfecteerd door middel
van intraveneuze injectie van promastigoten. Tijdens de ver-
volgperiode werden metingen verricht aan uiteenlopende pa-
rameters om (vroege) indicators voor ziekteontwikkeling te
vinden. Het bleek dat alle honden geïnfecteerd waren geraakt
en dat bovendien in het merendeel van de dieren klinische
verschijnselen ontstonden. Het is ook duidelijk geworden dat
voor een optimaal resultaat van een challenge-experiment de
klinische status van de honden nauwkeurig gevolgd moet
worden tot ongeveer een jaar na de infectie. De waargenomen
veranderingen zijn subtiel en aspecifiek (conditieverminde-
ring, lymfeknoopzwelling, huidafwijkingen), maar indien
deze bij herhaling worden gevonden, zijn ze toch een duide-
lijke indicatie voor infectie.

Omdat het niet wenselijk is grote aantallen honden te gebrui-
ken voor het zoeken naar een geschikt vaccin is nog een twee-
de diermodel ontwikkeld. Muizen worden veel gebruikt als
model in het onderzoek naar
Leishmania-vaccins voor men-
sen. De meeste inteeltlijnen bij muizen zijn echter van nature
resistent tegen de ziekte en zullen de parasiet na bepaalde tijd
zelf\'opruimen\'. Hamsters onwikkelen echter, net als honden,
een persistente infectie na challenge met
L. infantum en zijn
daarom geschikt als model voor toegepast vaccinonderzoek.
Infectie van hamsters met
L. infantum werd geoptimaliseerd
door verschillende doses en verschillende infectieroutes te
testen. Intraperitoneale infectie bleek effectiever dan intra-
dermale of subcutane. Omdat lage doses parasieten een lange
prepatentperiode (> zes maanden) tot gevolg hadden, werd
besloten tot het gebruik van een relatief hoge dosis promasti-
goten (zie figuur 1).

Testen van kandidaatvaccins

Twee verschillende benaderingen voor een vaccin zijn getest
in hamsters en honden. Ten eerste een levend geattenueerd
vaccin dat werd verkregen door het vernietigen van cysteine
proteasegenen. In
L. infantum bestaan drie verschillende cys-
teine proteasegenen: CPA, CPB en CPC. Vooral CPB en in
mindere mate CPA worden belangrijk geacht voor de viru-
lentie, daarom is geprobeerd deze twee genen uit te schake-
len. Twee Acpa-knock-outstammen werden verkregen, maar
het vernietigen van het CPB-gen was minder succesvol. Een
aantal verschillende heterozygote stammen werd gegenereerd
maar het bleek niet mogelijk het tweede allel van het CPB-
gen uit te schakelen. De virulentie van de verkregen kloons,
(Acpa en Acpb/CPB) werd getest in hamsters. Zowel de Acpa-
knock-outs als de Acpb/CPB-heterozygoten waren duidelijk
minder virulent dan het wildtype. Terugplaatsen van een
CPA-gen had echter geen herstel van de virulentie tot gevolg,
ondanks de bevestiging door middel van RT-PCR dat het gen
wel werd afgelezen. Het is daarom onduidelijk waardoor het
verlies aan virulentie is veroorzaakt. Uit een vaccinatieproef
in hamsters met een aantal van de kloons bleek dat de knock-
outs geen beschermend effect hadden.
Een tweede vaccintype dat werd getest bestond uit recombi-
nante cysteine proteases van
L. infantum in combinatie met
een adjuvant. Gezien het succes van de combinatie van cyste-
ine protease met interleukine-12 in muizen tegen
L. mexicana
werd een soortgelijk vaccin getest in honden. Helaas bleek
het vaccin, bestaande uit recombinant CPA en CPB en re-
combinant honden-lL-12, geen bescherming te induceren.
In hamsters werd een aantal verschillende subunitvaccins ge-
test. Naast het recombinant CPB of de combinatie van rCPA
en rCPB werden ook nog twee andere antigenen getest:
geautoclaveerde promastigoten en kweeksupematant van
promastigoten. Verschillende combinaties van bovengenoem-
de antigenen met een aantal adjuvantia werden getest. De ge-
bruikte adjuvantia, saponine, muramyl dipeptide of levend
Bacillus Calmette-Guérin, hebben allemaal een stimulerend
effect op de cellulaire immuunrespons. Een opvallend resul-
taat was dat de vaccins die levend BCG bevatten een duide-
lijk vertagend effect op de parasietenlast van hamsters had-
den. Helaas is inmiddels ook duidelijk geworden dat levend
BCG niet in honden toegepast kan worden. Deze vaccins zijn
dan ook niet verder getest.

Conclusies

Uit onze resultaten en die van anderen komt naar voren dat de
meeste honden een infectie met
Leishmania niet kunnen
overwinnen. Honden en hamsters ontwikkelen een chroni-
sche infectie die gedurende een zekere periode onder controle
kan worden gehouden. Het lijkt erop dat aspecifieke immuni-
teit hierbij een belangrijke rol speelt. Opvallend is ook dat de
ontwikkeling van specifieke immuniteit (antilichamen, maar
ook cytokines zoals IFNy) juist voorafgaat aan het ontstaan
van klinische symptomen.

Aangezien in verreweg de meeste muizeninteeltstammen wel
specifieke beschermende immuniteit tegen
Leishmania kan
worden opgewekt, is de muis minder geschikt als model voor
Leishmania bij de hond. Hamsters zijn, gezien het vergelijk-
bare ziekteverloop, een beter model. Het is niet zomaar mo-
gelijk om succesvolle vaccinaties in muizen te \'vertalen\' naar
de hond. Vaccinatie-experimenten in honden zijn dan ook es-
sentieel voor de evaluatie van de effectiviteit van een vaccin
kandidaat. Resultaten van zulke experimenten zijn zeer waar-
devol, ongeacht het resultaat, omdat ze de kennis over de im-
muniteit en het ziekteproces vergroten en daarmee richting
kunnen geven aan toekomstig onderzoek naar een vaccin
tegen
Leishmania voor honden.

Dit dier is in een gevorderd sta-
dium van de infectie en vertoont
ondermeer haarverlies rond de
ogen en op de oren, atrofie van
de kauwmusculatuur en (milde)
conjunctivitis.

-ocr page 244-

Met

Metacam
wint

iedereen

Hét NSAIDvoor de
behandeling van chronische
gewrichtsaandoeningen:

• COX-1 sparend

• 24 uur effectief

• Smakelijke, orale suspensie

• Nauwkeurig te doseren

• Onbeperkte behandelingsduur

MetacamV

Orale suspensie ^^^^^

Product; Metacam, suspensie voor orale toediening. Werkzame bestanddelen: per ml 1.5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlichting
van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of melk-
gevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het
product is gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan
6 weken. Reg NL 9797. Kanalisatiestatus: UDA. Verdere inforinatie is op aanvraag beschikbaar.
Boehringer Ingelheim bv. divisie Vetmedica. Postbus
8037.1802 KA, Alkmaar. Telefoon: -I-31 {0)72 5662411.

\' fj^ Boehringer
I Ir Ingelheim

-ocr page 245-

Samen sterk: probiotica ter bevordering van gezondheid van mens
en dier

Ham M. Timmerman

Iedereen weet dat ons voedsel
wordt verteerd in het maagdarm-
kanaal. Waar we echter niet zo
vaak bij stil staan, is dat we hierbij
worden geholpen door een com-
plexe darmflora. De totale darmflo-
ra bestaat uit maar liefst 1014 soor-
ten micro-organismen. Er leven dus
biljarden eencelligen in ons maag-
darmkanaal, tien keer meer dan er cellen in ons eigen
lichaam zijn.

Samenvatting
proefschrift

Dankzij een deel van deze voor ons zo gunstige darmflora die
niet-verteerbare en onverteerde nutriënten fermenteert, kun-
nen we deze nutriënten toch benutten (figuur 1). Met name
vezelstoffen en andere complexe koolhydraten worden gefer-
menteerd, waarbij opneembare vluchtige vetzuren ontstaan.
De darmflora heeft nog een belangrijke taak: ze verdedigt ons
tegen pathogenen. Allereerst via de zogeheten kolonisatiere-
sistende: doordat er zoveel nuttige bacteriën - ook wel com-
mensalen genoemd - in het maagdarmkanaal leven, wordt
kolonisatie of overgroei met potentieel pathogene bacteriën
voorkomen. Ten tweede versterkt de darmflora het darmepi-
theel, dat de pathogenen tegenhoudt. Dit doen de bacteriën
door er een continue \'dialoog\' mee te onderhouden, waarbij
de bacteriecellen en de darmcellen zelfs eikaars expressie van
genen beïnvloeden (figuur 1). De darmbacteriën die een pas-
geborene binnenkrijgt, zorgen voor een verhoogde expressie
van enkele honderden genen in het darmepitheel. Deze genen
zijn betrokken bij de groei en uitrijping van het maagdarm-

Niveau 1

Bacterie - Bacterie

F........................... ..................................................

Niveau 3

Bacterie ■ tnwTHjunsysteeni

oO

Sy««n1sche
compartiment

O

Mnenteriate lymfe knoop

Figuur 1. De verschillende niveaus van bacteriële interactie met de gastheer.
In het darmlumen bevindt zich een microbieel ecosysteem dat de gastheer
helpt om onverteerbare en niet verteerde nutriënten af te breken. Bacteriën
onderhouden een continue \'dialoog\' met het darmepitheel, waarmee ze het
expressieniveau stimuleren van belangrijke gastheergenen betrokken bij
maturatie en versteviging van het darmepitheel. Dendritische cellen moni-
toren continu de darminhoud door hun dendrieten in het darmlumen uit te
strekken en vervolgens bacteriën te bemonsteren. Deze bacteriën worden
gepresenteerd aan naïeve B- en T-cellen, die vervolgens via mesenteriale
iymfeknopen de systemische circulatie kunnen bereiken.

kanaal en bij de integriteit van de darmbarrière. Ten derde
zijn de commensale darmbacteriën essentieel voor de ontste-
kingsremmende reacties die het darmepitheel beschermen te-
gen ongecontroleerde ontstekingen.

Die symbiose met de darmflora, die voor ons en andere zoog-
dieren zo gunstig is, kunnen we ondersteunen of versterken
door de inname van bepaalde nuttige levende bacteriën, beter
bekend als probiotica. De term probiotica is afgeleid van het
Griekse woord \'probios\', wat zoveel betekent als \'voor het
leven\'. Probiotica zijn levende microbiologische voedings-
supplementen, die de gezondheid van de gastheer kunnen be-
vorderen door de balans tussen de commensale en pathogene
microflora te verbeteren. Hoewel het concept van een verbe-
terde darmflora door probiotica reeds honderd jaar oud is,
ontbreekt nog steeds een goede wetenschappelijke onderbou-
wing en documentatie van de specifieke gezondheidseffecten
van probiotica. Ook is niet bekend hoe probiotica deze effec-
ten precies zouden kunnen bewerkstelligen.
In het hieronder samengevatte promotieonderzoek heeft de
auteur getracht het inzicht te vergroten in de werkingsmecha-
nismen van bepaalde probiotica bij de behandeling van speci-
fieke ziektes. Verder zijn er selectiecriteria ontwikkeld voor
het ontwerpen van probiotica bestaande uit meerdere bacte-
riesoorten (multispecies probiotica). De effectiviteit van zulke
probiotica is vervolgens getest in kalveren, kuikens en ratten.
De probiotica zijn gekozen ter verbetering van de darmge-
zondheid van de landbouwhuisdieren, om het immuunsysteem
zodanig te moduleren dat astma en allergie voorkomen kun-
nen worden, of ter verbetering van de gezondheid van ratten
met acute pancreatitis, als model voor mensen.

Multispecies probiotica

Op basis van een literatuurstudie is de functionaliteit en de
effectiviteit van monostrain, multistrain en multispecies pro-
biotica met elkaar vergeleken. Een monostrain probioticum
bestaat uit een enkele stam afkomstig van een bepaalde soort.
Een multistrain probioticum bestaat uit meer dan één stam
van dezelfde soort of van nauw verwante soorten zoals bij-
voorbeeld
Lactobacillus acidophilus en Lactobacillus casei.
De term \'multispecies probiotica\' wordt gebruikt voor meng-
sels die bacteriën bevatten van meer dan één bacteriegeslacht,
zoals bijvoorbeeld
Lactobacillus acidophilus. Bifidobacte-
rium longum, Enterococcus faecium
en Lactococcus lactis.
Analyse van de beschikbare literatuur liet zien dat muUispe-
cies probiotica voordelen hebben ten opzichte van mono-
strain en, in mindere mate, multistrain probiotica. Dit was
ook te verwachten; verschillende soorten kunnen door hun
verschillende eigenschappen eikaars effecten versterken,
waardoor er synergie optreedt. Ook kunnen ze een symbiose
aangaan en zo eikaars groei versterken. Zo kunnen bijvoor-
beeld de afvalproducten van de ene soort het voedsel vormen
voor de andere. Uit deze literatuurstudie kwam dan ook naar
voren dat voor de productie van een probioticum combinaties
van stammen gezocht moeten worden die wederzijdse syner-
gie en symbiose vertonen, zodat de kans op klinisch succes-
volle probiotica maximaal is.

-ocr page 246-

Gezondheidsbevorderende effecten van probiotica bij
vleeskalveren en vleeskuikens

Twee multispecies probiotica werden getest op hun vermogen
om de groei en gezondheid van in totaal 556 vleeskalveren te
verbeteren. Voor dit doel gebruikten we een multispecies pro-
bioticum van zes bacteriesoorten geïsoleerd uit de mens en een
multistrain probioticum bestaande uit zes soorten lactobacillen
geïsoleerd uit kalverfaeces. Er werden vier onafhankelijke ex-
perimenten uitgevoerd die elk acht weken duurden. Gemiddeld
bleken de kalveren die probiotica kregen een kilo meer te
groeien dan de kalveren die een placebo kregen (P < 0,05).
Ook de voederconversie was significant beter bij de met probi-
otica behandelde dieren, met gemiddeld 1,52 tegen 1,63 kg
voer per kilogram groei. Het vermogen van probiotica om de
groei te bevorderen nam toe bij een lagere gezondheidsscore
(een index van diarree en antibioticabehandelingen). Naast een
positief effect van probiotica op de algemene gezondheid was
er onder met probiotica behandelde kalveren een trend waar te
nemen naar minder sterfte. Het kalverspecifieke probioticum
bleek effectiever dan het mensspecifieke probioticum ten aan-
zien van een significante daling in het aantal dagen met diarree
en de concentraties van coliformen in de faeces (figuur 2A).
Dit suggereert dat gastheerspecificiteit belangrijk is voor kolo-
nisatie door het probioticum, hetgeen resulteert in een verdrin-
ging van de coliformen. Echter, met name het humane multi-
species probioticum reduceerde significant het percentage
kalveren dat met antibiotica moest worden behandeld voor
darm- en longinfecties (figuur 2B). Mogelijk bewerkstelligde
het humane probioticum een grotere immuunstimulans dan het
diersoorteigen probioticum.

Hetzelfde humane multispecies probioticum en een speciaal
ontwikkeld kippenspecifiek probioticum werden getest in
meerdere experimenten met vleeskuikens. Het kippenspeci-
fiek probioticum bestond uit zeven soorten lactobacillen, ge-
isoleerd uit verschillende compartimenten van het maag-
darmkanaal van de kip. in een eerste veldexperiment met
twee maal 2500 vleeskuikens resulteerde toediening van het
humane multispecies probioticum niet in een significante
verbetering van de productieresultaten. In de twee volgende
veldexperimenten, waarbij het kippen-specifieke probioticum
toegediend werd, waren de productieresultaten wel verbeterd.
Bij de met probioticum behandelde kuikens was de voeder-
conversie beter (gemiddeld 1,86 tegen 1,95 kg voer per kilo-
gram groei), het totale lichaamsgewicht was hoger en de
mortaliteit was lager. In een vierde gecontroleerd experiment
met twee maal 210 vleeskuikens, uitgevoerd onder optimale
omstandigheden (lage infectiedruk), verbeterde het kippen-
specifieke probioticum niet de voederconversie maar wel het
totaalgewicht van de behandelde dieren. In alle experimenten
resulteerde het gebruik van probiotica in een verminderde
sterfte onder de kuikens (figuur 3). De verbetering van de
productieresultaten door toediening van probiotica was ge-
ringer dan op basis van literatuurgegevens verwacht mocht
worden. Dit kan komen door het hoge productieniveau in Ne-
derland, dat weinig ruimte tot verbetering overlaat. Derhalve
is de effectiviteit van probiotica mogelijk groter wanneer
vleeskuikens worden gehouden onder suboptimale omstan-
digheden en/of hoge infectiedruk.

Ontwikkeling van een multispecies probioticum voor de
behandeling van allergie en astma

Bij de ongeboren baby ligt de balans binnen het immuun-
systeem altijd in de richting van de Th2-cellen; zo treedt er

■ Controle

^ Mens-üpecifleke probioticum
— Kalver-specifielte probioticum

Dag 5

Dag 50

s s
s.r

I -

S s
it

CZD/ -

A 10 n

X

Dag 12

B 1.0

rt

O----OI

1------------^

°.......<?

Ó.........O

6----O

.a X 0.2 -

0-0 I I I I I M I I I I I I I M I M I M I I M I I I M I I M I M I I I M I I I I I I I I M M I I
O 7 14 21 28 35 42 49 56

Dagen in iiel experiment

Figuur 2. Verschil in gezondheidsbevorderende effecten van dierspeci-
fieke en niet-dierspecifieke probiotica bij vleeskalveren.

(A) Het aantal faecale coliformen werd sterker geremd door het dierspe-
cifieke probioticum, hetgeen suggereert dat gastheerspecificiteit van es-
sentieel belang is voor succesvolle kolonisatie door het probioticum.

(B) Het humane probioticum presteerde beter op immuunmodulerende
capacititeiten dan het dierspecifieke probioticum, aangezien het eerstge-
noemde het optreden van respiratoire aandoeningen significant vermin-
derde.
(Journal of Dairy Science 2005; 88: 2154-2165.)

geen miskraam oftewel afstotingsreactie op. Vervolgens is na
de geboorte een juiste ontwikkeling van de darmflora essen-
tieel voor de maturatie van het immuunsysteem, wat een ge-
balanceerde ThI/Th2-immuniteit inhoudt. Een disbalans in
de Thl/Th2-immuniteit in de richting van Th2 kan, zo is be-
kend, de ontwikkeling van ziekten zoals astma en allergie
veroorzaken. Modulatie van de darmfiora met probiotica zou
de Th 1/Th2-balans kunnen herstellen. Recente klinische on-
derzoeken hebben inderdaad aangetoond dat probiotica aller-
gische symptomen kunnen remmen en voorkomen. Het is
echter onbekend welke probiotische bacteriesoorten of-stam-
men het meest effectief zijn.

Gezuiverde monocyten en lymfocyten uit het perifere bloed
van gezonde donoren zijn in kweek gebracht met dertien ver-
schillende probiotische stammen. Het effect van de verschil-
lende stammen op de cellen werd geëvalueerd door het meten
van de Th I -, Th2- en regulatoire cytokineproductie met een
multiplextechniek. De productie van het ontstekingsremmen-

-ocr page 247-

de cytokine IL-10 werd stamspecifiek gestimuleerd in de cel-
kweken. De probiotica leidden tot significant minder produc-
tie van die cytokines die te veel aangemaakt worden bij
allergie en astma. Neutralisatie van de ontstekingsremmer
IL-10 met een blokkerend antilichaam resulteerde in een sig-
nificant toegenomen productie van met astma en allergie ge-
associeerde cytokines, en van de ontstekingsbevorderende
Th 1-cytokines IL-12p70 en TNF-a. Deze in-vitrogegevens
geven aan dat probiotische bacteriën het immuunsysteem in
balans kunnen brengen door de inductie van lL-10. Op basis
van de in-vitrogegevens werden
Bifidobacterium bifidum.
Bifidobacterium infantis
en Lactococcus lactis geselecteerd
om te gebruiken in een klinisch onderzoek naar het effect van
probiotica op de preventie van allergie en astma (de PANDA-
studie).

Ontwikkeling van multispecies probioticum om infecti-
euze complicaties bij ernstig zieke patiënten te voorkomen

Onder normale omstandigheden vormt het darmepitheel een
strikte barrière voor de darminhoud, waardoor micro-orga-
nismen de gastheer niet kunnen binnendringen. Echter, bij
ernstig zieke patiënten zijn de drie belangrijkste componen-
ten van de maagdarmafweer (de gezonde darmflora, de darm-
barrière en het immuunsysteem) ernstig verstoord. De oor-
zaak kan zijn de ziekte zelf (zoals bij pancreatitis),
antibioticabehandelingen of chirurgische interventie. Bij ern-
stig zieke patiënten met ernstig aangetaste darmbarrière en
immuunsysteem is ook de motiliteit van de dunne darm ver-
stoord, waardoor lokaal in de darm bacteriële overgroei op-
treedt en bacteriën vervolgens de darmwand passeren. Gedu-
rende tientallen jaren heeft het preventief behandelen van
dergelijke patiënten met intraveneuze antibiotica geleid tot
wisselende en zelf tegenstrijdige resultaten. Selectieve darm-
decontaminatie, een methode waarbij met antibiotica, toege-
diend via mond en anus, de aanwezige (darm)flora wordt ge-
remd of gedood, heeft veelbelovende resultaten laten zien.
Echter, het risico op het ontstaan van multipele antibioticare-
sistentie heeft een wereldwijde implementatie verhinderd.
Recentelijk hebben probiotica in verscheidene placebogecon-
troleerde onderzoeken bewezen een veelbelovend alternatief
te zijn.

Uitgaande van de pathofysiologische gebeurtenissen in ern-
stig zieke patiënten is getracht een ziektespecifiek multi-
species probioticum te ontwikkelen. Uit een stammencollec-
tie van 69 verschillende melkzuurbacteriën werd een primaire
selectie gemaakt van veertien bacteriesoorten die een
superieure overleving vertoonden in een gesimuleerd maag-
darmkanaalmodel. Vervolgens zijn functionele testen ge-
bruikt om potentiële stammen te identificeren. De metingen
bestonden uit de antimicrobiële activiteit tegen een selectie
van klinische isolaten en het cytokine-inducerend vermogen
in gekweekte mononucleaire cellen uit het perifere bloed.
Lactobacillus plantarum. Bifidobacterium infantis en Lacto-
bacillus rhamnosus
bleken superieur in het remmen van de
klinische isolaten, terwijl
Bifidobacterium infantis, Lactococ-
cus lactis
en Lactobacillus acidophilus superieure stimulatie
van de IL-10-produ«tie vertoonden. De meerderheid van de
geteste probiotische bacteriën remde significant de productie
van de ontstekingsbevorderende cytokines lL-2 en lL-6 in
gekweekte mononucleaire cellen na stimulatie met
phytohaemagglutinine. Gebaseerd op deze resultaten en op
algemene criteria betreffende het ontwerp en de veiligheid
van een probioticum voor ernstig zieke patiënten werden de
volgende zes stammen geselecteerd:
Bifidobacterium infan-
tis, Lactobacillus acidophilus, Lactobacillus casei, Lactoba-
cillus salivarius
en Lactococcus lactis (Ecologie 641). Samen
doen deze zes meer dan elke stam afzonderlijk aangaande
remming van klinische isolaten, inductie van de ontstekings-
remmer lL-10 en remming van ontstekingsbevorderende cy-
tokines.

Probiotica voorkomen infectieuze complicaties bij ratten
met pancreatitis

Het ontwikkelde multispecies probioticum (Ecologie 641) is
vervolgens getest in een rattenmodel voor acute pancreatitis.
Gedurende vijf dagen voor tot zeven dagen na het induceren
van acute pancreatitis kregen de ratten dagelijks probiotica of
een placebo via een permanente maagcanule. Behandeling
met probiotica resulteerde in een honderdvoudige reductie
van overgroei met pathogenen in het duodenum (P < 0,05) en
in een significante vermindering van bacteriële translocatie
naar verschillende organen zoals de pancreas. Dit ging samen
met een significante verbetering van de gezondheidsscore in
de acute fase en een significante reductie van mortaliteit in de
late fase.

Vervolgens werd onderzocht of plasmaniveaus van verschil-
lende cytokines en chemokines correleren met de ernst van
de pancreatitis en of probiotica een effect hebben op de cyto-
kineniveaus. Cytokineniveaus werden bepaald vóór het indu-
ceren van acute pancreatitis en zes uur, 24 uur en zeven dagen
daarna. Gedurende acute pancreatitis waren er specifieke \'cy-
tokinepatronen\', die een significant voorspellende waarde
hadden voor het optreden van zogenaamde vroege mortaliteit
(lL-6, IL-10, CXCLI) en voor bacteriëmie of bloedvergifti-
ging, waarbij levende micro-organismen in de bloedsomloop
zijn beland (TNF-a and IL-lß). Een kortstondige verhoging
van de lL-1 O-respons bleek beschermend tegen vroege mor-
taliteit, terwijl voortdurend verhoogde waardes van IL-IO de
ratten juist gevoelig maakten voor bacteriëmie. Behandeling
met probiotica resulteerde in een marginale vermindering
van ontstekingsbevorderende cytokines, gevolgd door een
verbetering van de klinische uitkomst op basis van reductie
van mortaliteit en/of bacteriëmie.

Om het inzicht in de rol van de darmflora op het proces van
bacteriële translocatie gedurende acute pancreatitis te vergro-

-ocr page 248-

ten, werd een meer gedetailleerde analyse gemaakt van het
microbiële ecosysteem in de verschillende delen van het
maagdarmkanaal. Met moleculaire technieken, gebaseerd op
analyse van het gen in bacteriën dat codeert voor het 16S ri-
bosomaal RNA, werd het mogelijk om de dominante micro-
flora te identificeren, zelfs als het niet-kweekbare organismen
betrof Met de toegepaste techniek, beter bekend als Microbi-
al Community Profiling and Characterisation (MCPC), kon-
den pancreatitis- en probioticageïnduceerde veranderingen in
de darmflora worden waargenomen. Gedurende acute pan-
creatitis wordt de gastheerspecifieke darmflora vervangen
door een \'acute pancreatitis geassocieerde microflora\'. Toe-
diening van probiotica herstelde deze situatie niet, maar sti-
muleerde wel een nog niet nader geïdentificeerde commensa-
le bacterie in het rattenileum, genaamd CRIB: Commensal
Rat Ileal Bacterium. De hoeveelheid CRIB was positief en
significant gecorreleerd met een verbeterde histologie van de
pancreas, met een verminderde hoeveelheid bacteriën in het
duodenum, mesenteriale lymfeknopen, milt-, lever- en pan-
creasnecrose en met gereduceerde plasmaniveaus van ontste-
kingsbevorderende cytokines.

De huidige bevindingen en toekomstige studies met CRIB
zullen waarschijnlijk van groot belang zijn voor het ontrafe-
len van de werkingsmechanismen van probiotica.

Conclusies en toekomstperspectief

In het proefschrift wordt de werking van multispecies probio-
tica beschreven. Een methode is ontwikkeld om met specifie-
ke selectiecriteria een ziektespecifiek multispecies probioti-
cum te ontwerpen. De methode is getest in een rattenmodel
met acute pancreatitis, maar kan wellicht ook bij andere ziek-
ten worden gebruikt. Echter, uiteindelijk zullen experimente-
le en klinische studies moeten aantonen dat de in vitro waar-
genomen synergie van multispecies probiotica ook
daadwerkelijk leidt tot betere probiotische producten.
Probiotica beïnvloeden de gezondheid van de gastheer op
verschillende niveaus. Mogelijk zijn probiotica ook in staat
om biofilmformatie door pathogenen te remmen. Kennis van
dit mechanisme zou kunnen leiden tot nieuwe behandelings-
strategieën voor chronische en/of kathetergeassocieerde in-
fecties. De gangbare visie dat probiotica enkel bactericide
(bacteriedodende) of bacteriostatische (bacterieremmende)
agentia zijn, moet worden aangepast. De werking van probio-
tica raakt een relatief nieuw vakgebied, genaamd \'sociomi-
crobiology\', omdat probiotica de pathogene biofilmformatie
kunnen remmen en de commensale microflora kunnen \'be-
waken\' en stimuleren. Stimulatie van een nog onbekende
commensaal (CRIB) door een probioticum heeft grote in-
vloed op de gezondheid van de gastheer. Dit indirecte effect
van probiotica is mogelijk sterker dan zijn directe positieve
effect op het immuunsysteem. Identificatie van CRIB en op-
heldering van de interactie met de gastheer en het probioti-
cum kan leiden tot de ontdekking van een nog niet eerder be-
schreven werkingsmechanisme van probiotica. Kennis van
dit mechanisme kan op haar beurt de therapeutische moge-
lijkheden vergroten.

Probiotica zijn in staat om het immuunsysteem te stimuleren,
maar de cellulaire en moleculaire routes waarlangs ze dit
doen, zijn nog grotendeels onbekend. Het is aantrekkelijk om
te postuleren dat dendritische cellen een centrale rol spelen in
dit proces, met receptoren zoals DC-SIGN (of andere C-type
lectines) als interface tussen de bacterie en de dendritische
cel. In en onder het darmepitheel bevinden zich de dendriti-
sche cellen die met hun uitlopers tot in het darmlumen bacte-
riën herkennen. Dendritische cellen zijn belangrijke produ-
centen van lL-10 en kunnen de uiteindelijke immuunrespons
sturen. Probiotica hebben dus de mogelijkheid om in vivo re-
gulatoire T-cellen te induceren door modulatie van de funcite
van de dendritische cel en dragen zo mogelijk bij aan nieuwe
therapieën voor auto-immuunziekten zoals diabetes en reu-
matoïde arthritis.

Een verbreding van de wetenschappelijke basis van de poten-
tiële effecten van probiotica zou moeten leiden tot nieuwe se-
lectiecriteria waarmee verbeterde multispecies probiotica
preparaten ontwikkeld kunnen worden. Uiteindelijk zullen de
gezondheidsbevorderende effecten ervan gevalideerd moeten
worden in klinische experimenten. Wanneer ook de wer-
kingsmechanismen en specifieke effecten van probiotica we-
tenschappelijk beter onderbouwd zijn, zullen probiotica zo-
wel therapeutisch als preventief een bredere toepassing
kunnen krijgen.

Harro Timmerman behaaide het doctoraalexamen van de
studie Zootechniek aan de toenmalige Landbouwuniversi-
teit Wageningen in september
1999. In april van het jaar
2000 startte nij als promovendus bij het bedrijf Windove
Bio Industries B.V. om onderzoek te doen naar de gezond-
heidsbevorderende effecten van probiotica bij landbouw-
huisdieren. Dit onderzoek vond plaats in een groot samen-
werkingsverband tussen Windove Bio Industries B.V, de
Schothorst, verschillende veevoederbedrijven, de vakgroep
Voeding van de Faculteit Diergeneeskunde (prof. dr. ir. A.C.
Beynen) en het Laboratorium voor Levensmiadelenmicro-
biologie (prof. dr ir F.M. Rombouts) van de Wageningen
Universiteit. Vanaf november 2002 werd middels een sub-
sidie van SenterNovem ook het voorkomen van infectieuze
complicaties bij ernstig zieke patiënten (Acute Pancrea-
titis) betrokken bij het onderzoek. Hiervoor werden expe-
rimenten uitgevoerd op de afdelingen Heelkunde (onder
leiding van prof. dr. H.G. Gooszen en prof. dr. L.M.A. Ak-
kermans) en Pediatrische Immunologie (dr. G.T. Rijkers)
van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Op 12 ja-
nuari 2006 verdedigde hij zijn proefschrift:
Multispecies
Probiotics - Composition and Functionality.

-ocr page 249-

- Uitsluitend verkrijgbaar op voorschrift van de dierenarts

• Wachttijd voor vlees slechts 4 dagen

• Geen wachttijd voor eieren

- Met de bekende werioaamheid en veil^iheid van flubendazole

Voor meer infonnatie:

bel naar Janssen Animal Health

013-583 72 75

of kijk op www.tronnvrij.nl

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

ftfoUeghennen).: bahancMing van Mmlnttiosls veroorzaatct Oow AscarMka galU, HeteraUs galllnarum. CaplllsrU tpp. M| wkrnn-.
la 7 dag«i. VartwiK 1 mg flubendazole pw kg llchaamsgewtcht pw dag oraal toegedtend gedurmd* S dagen, I Towtlonlngawim:
irliingen aangetoond na toediening van de therapeutische dosis aan varkens ot kippen. / WactiWl
jden: Vlees en slachtsNal: kippen

Banwring: Solubenol 100 m(|/g ortM tfflulsie- UDA I Wtrlnjim bMtMtddMl: nubenOazoM 100 m«/g / Doatdtar m bidicabw: 811 kl
«»I wrooraMfct door Ascarlt tuum
I DoMfIfig: Kippen: 1,43 mg fluMndazcrie per kg Itchismsgewicht p

In drinkwatsr / Contra-lmMcsIlM: Niet get
en varkens: 4 (tagen, elarwi: nul dagwi./ Vi

): Janssen Animal Haaith B.V.BX Ti

ir op aanvraag bl| de bi

Resp. Ed. Janssen Aflimal Health, Tumhoutseweg 30.2340 Be«

1, ]anahO]a n be. jnj .cwn

-ocr page 250-

Verlenging van de vrijstelling voor een aantal lichamelijke ingrepen

Joost van Herten

Voor een aantal lichamelijke ingre-
pen bij dieren die op basis van de
Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren verboden zijn, is de vrijstel-
lingstermijn onlangs verlengd.

Berichten

verslagen

De Vrijstellingsregeling was oor-
spronkelijk ingesteld om de sector
een overgangsperiode te bieden, zodat
men maatregelen in de bedrijfsvoering kon treffen waarmee
de bewuste ingrepen overbodig werden. Deze termijn liep
voor een aantal ingrepen af op 1 september 2006, maar vanuit

het landbouwbedrijfsleven is verzocht deze ingrepen langer
toe te staan. Op verzoek van de vaste kamercommissie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit lichtte de KNMvD al
op 19 april van dit jaar haar standpunt ten aanzien van deze
lichamelijke ingrepen toe (zie ook het TvD van 15 mei 2006).
Tijdens een algemeen overleg met de Tweede Kamer op 1
juni 2006 heeft de minister uiteindelijk enkele toezeggingen
gedaan met betrekking tot de verlenging van de vrijstelling
voor een aantal ingrepen.

Het uitgangspunt van de overheid blijft het op termijn afschaf-
fen van de ingrepen. Vanuit het oogpunt van integriteit hoort een
dier niet door middel van lichamelijke ingrepen te worden aan-

Lichamclijke ingrepen bij dieren

-Algemeen verbod (artikel 40 GWWD): het is verboden één of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten waarbij een deel of delen van het lichaam wordt of worden ven
Uitzonderingen op dit verbod: -Het onvruchtbaar maken van dieren ~Overige bij wet verplichte of toegestane ingrepen -Diergeneeskundig noodz^

Artikel 3 lngrepenbesluit:de ingrepen moeten op een zodanige wijze worden uitgevoerd dal bij hel dier niet onnodig pijn of letsel wordt veroorzaakt en het dier niet meer dan nodig
GWWD Ingrepenbesluit

Diersoort Ingreep_Voorwaarde Ingrepenbesluit_

injecties

Alle

geen

tenzij al één oormerk in dat oor

vliegenoormerk

verwijderen bijspenen

l&R (2)

tatoeëren

subcutaan of intramusculair aanbrengen van micro-elektronica (microchip)

l&R (2)

onthoornen

rund

geen

voor veiligheid mens/dier bij fokstier

gladde roestvrijstalen neusring

oormerk

l&R

I&R

" i&R \'

oormerk met microtransponder als extra identificatie voor voedersysteem in groepshuisvesting kalveren (,2)_
vriesbranden

voor veiligheid mens/dier bij fokbeer_

bij biggen tot vier dagen als staartverwondingen___

bij biggen tot zeven dagen als staart-, oor- of uicrverwondinge
l&R

gladde roestvrijstalen neusring

varken

verwijderen van deel van de staart
k
nippen van tanden____

oormerk

tatoeëren (extra identificatiekenmerk ten behoeve van fokkerij)

l&R

I&R
\'l&R

p«ird

oormerk inct microtransponder als extra identificatie voor voedersysteem in groepshuisvesting (2)
vriesbranden

oormerk

sch««p

I&R

onthoornen

verft\'ijderen deel van dc staart

geen
geen

oormerk

gelL

l&R

bij melkgeiten

onthoornen

v^els_

algemeen

leewieken gehouden in een niet gesloten ruimte

vleugelmerk

kiE_

l&R

inknippen van teenvliezen

l&R

fokhanen

fokhanen

hanen

verwijderen deel van dc binnenste of achterste tenen

sporen verwijderen

kammen verwijderen

snavelkappen

geen
geen

kalkoen

verwijderen neuslel

snavelkappen
inknippen van teenvliezen

geen
l&R

eend

neuskapje

fazant

geen

hond___inbrengen microtransponder als derde identificatiekenmerk naast tatoeage in beide oren (2)

verwijderen van bijklauwtjes

I&R
tot vier dagen

kat _____inbrengen microtransponder als derde identificatie kenmerk naast tatoeage in beide oren (2)

verwijderen stukje oorschelp_

J&R____________

I&R, bij onvruchtbaar maken verwilderde zwerfkatten

voor leeftijdsonderzoek of visstandbcheer

vis

nemen van schubben

verwijderen of perforeren van delen van (vet)virmen of vinstralen

I&R

uitwendig genummerd metalen/ kunststof plaatje, pijpje of slangetje
vriesbranden

I&R. door middel van draad in huid, spier of bekhoek
j&R

knaagdier verwijderen stukje oorschelp

I&R

I&R. bij pasgeborene

verwijderen teen

diversen verwijderen gewei hert

geen

het nemen van schubben bij reptiel

l&R, ten hoogste vijf schubben

geen

geen

ingrepen bij ongewervelden

onthoornen dieren in dierentuin

endoscopischc geslachtsbepaling
keizersnede

bij diersoorten zonder geslachtsdimorfismc
ter vedaijging van SPF dieren of gnotobionten

verwijderen stukje oorschelp l&R bij dieren in groep in dierentuin

(1) » betekent dat deze ingrepen voor onbepaalde tijd zijn toegestaan

(2) Op basis van het Ingrepenbesluit is het verboden om meer dan twee ingrepen ter identificatie te verrichten tenzij wettelijk anders is voorgeschreven. Wanneer reeds twee ingrepen (tata
702 microchip) ter identificatie zijn verricht is er geen ruimte meer voor een extra derde identificatie-ingreep. Voor een aantal specifieke situaties (zie schema) is een extra ingreep vanwegi

bv. noodzaak in de bedrijfsvoering voorlopig nog toegestaan.

-ocr page 251-

gepast aan de wensen van de mens. Maar onder de huidige om-
standigheden binnen de veehouderij l<an het achterwege laten
van een ingreep soms een ernstigere aantasting van het welzijn
betekenen dan het uitvoeren van die ingreep. Ook in het belang
van bijvoorbeeld voedselveiligheid kan het nodig zijn een be-
paalde ingreep toe te staan. Deze zaken zijn door de minister
meegenomen in zijn afweging. Deze heeft voor een aantal in-
grepen geleid tot een verlenging van de overgangstermijn. Van
de sector wordt verwacht dat men in deze periode zoekt naar een
oplossing waardoor de ingrepen in de toekomst wel achterwege
kunnen blijven. De Wijziging Vrijstellingsregeling dierenwel-
zijn is gepubliceerd in de Staatscourant van 31 juli 2006.

Alle ingrepen uit het Ingrepenbesluit

In principe stelt artikel 40 van de Gezondheids- en welzijns-
wet voor dieren dat het verboden is bij een dier een ingreep te
verrichten waarbij een deel of delen van het lichaam wordt of
worden beschadigd of verwijderd. Dit verbod geldt niet voor:

- het onvruchtbaar maken van dieren;

- ingrepen waarvoor een diergeneeskundige noodzaak bestaat;

- bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ingrepen
(Ingrepenbesluit);

- overige bij wet verplichte dan wel toegestane ingrepen.

In het Ingrepenbesluit staat limitatief een aantal ingrepen opge-
somd die (al dan niet voor een bepaalde periode) wel zijn toe-
gestaan. Regelmatig krijgen we op het bureau van de KNMvD
vragen over de toegestane ingrepen bij dieren. Daarom hebben
we in het bijgaande schema alles nog eens op een rij gezet.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken. De complete tekst van de Gezondheids- en welzijns-
wet voor dieren en het Ingrepenbesluit zijn te vinden op
www.overheid.nl.

schadigd

epen -Ingrepen genoemd in hel Ingrepenbesluit

tionercn wordt belemmerd
)D

(toegestaan)

1)

Besluit 1 lid 4 (beroepsmatig ook door anderen dan dierenartsen)

ja, onder andere niincralenoplossingen bij kuikens tot twee dagen

Regeling toegelaten handelingen (bedrijfsmatig ten eigen nutte door veehouders)
a, subcutaan en intra-musculair geen UDD. CaMg-infuus

ja, bij rund, varken, schaap en geit

a, bij rund, varken, schaap en geit

nee

a, bij rund tot vier weken

ja

a, van schaap, geit, varken, paard en vis

ja

a, bij schaap, geit, varken, rund en pluimvee

nee

ja, na verdovitig door dierenarts en: a) tot twee maanden met behulp van elektrische- of heteluchtmethode
b) na zes maanden met behulp van draadzaag

nee

a

ja

a

september 2007

ja

a

juni 2008

ja

nee

nee

a

nee

a, tot vier dagen

nee

a, tot zeven dagen of bepaald dier op aanwiizing dierenarts

ja

a

; mei 2007

ja

a

[mei 2007

ja

a

ja

nee

ja

ia

nee

nee

tinei 2007

nee

ja, tot twee dagen

ja

ja

nee

ja, na verdoving door dierenarts cn: a) tot twee maanden met behulp van elektrische- of heteluchtmethode
b) na zes maanden met behulp van draadzaag

ja, bij kuikens, kalkoenen en ganzen tot twee dagen

a, bij kuikens, kalkoenen en ganzen tot twee dagen

ja, tot twee dagen

a, tot twee dagen

ja, tot twee dagen

a, tot rwee dagen

september 2011

ja, tot twee dagen

a, tot twee dagen

sqjtember 2011

ja, bij mannelijke kuikens

a, bij mannelijke kuikens

september 2011

ja, bij mannelijke kuikens tot twee dagen

a, bij mannelijke kuikens tot twee dagen

september 2011

ja, tot tien dagen

a, tot tien dagen

ïseptember 2006

ja, tot twee dagen

a, tot twee dagen

i8eptember2011

ja, tot dertig weken

a, tot dertig weken

ja, tot twee dagen

a, tot twee dagen

1 september 2011

nee

ja

1 september 2011

ja

nee

nee

nee

1 september 2011

ja

nee

nee

nee

ja

ja

ja

ja

ja

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

ja, alle handelingen

nee

nee

nee

nee

nee

nee

nee

-ocr page 252-

Nieuwe vrijheid

VOOR BEHANDELING VAN PIJN EN ONTSTEKING BIJ OSTEOARTHRITIS

PnevicoK

fifocoxib

De eerste neer selectieve
COXIB voor honden met
osteoarthritis

Een nieuwe klasse binnen de NSAID\'s

De hoogste COX-l/COX-2 ratio (380/1).
voor doelgerichte pijnbestrijding en ontstekings-
remming

^ Snelle en krachtige pijnbestrijding en een in
de tijd toenemende verbetering

^ Een veiligheidsprofiel dat langdurig gebruik
mogelijk maakt

Eenmaal daags, smakelijke kauwtabletten,
voor eenvoudige toediening door de eigenaar

Nieuwe klasse

-ocr page 253-

jfUvoor tadw qmqistresrd in de Eurooeie Unie. EMEA-nummcf: [U/2/(M/04S/001.004. PRtVICO*\' liomSèllltllen ïo« Iwnden Ifiiocoxik 57 of IV mg): Dwldieren: HoiBMototies voor gebruik: Voor de «etlichling von pijn en ontstekiSrpM««M oileoor

: Doseiino en«dieTiWB5weg: Utole loeaienino. Uien eenmiwl moqs J mg petiig iKnmmsgevmni loe loois weeigejeven in oe looei \\nnpoiieii m iu™ic» .umini ui ------

10 weken oufol d\'mindr» kg »egen.; Wijkingen: Bioken enïioi.ee werden imidenleel o|«en.e.kl. Deze teorties zMn in iiel olgeme^ïW^igoomle eotd en omk^or wonneer de^behondelmo » \'J|S N^ 102«, 227 mg ■ REG Hl

: nwlie: zie bijiluilwol beschiiSiii IHl): Metiol B.V., Rleermokersliool 10,199i Jl Volserbroek. De bronnen vooi deze odverlenlie zijn openboor erTHiijMriigen bi| Menol B.V, lomp Sonie ■ Pholo mdit: Coel Apeni^Wyoy. Motl ArI 12014/02/05.

-ocr page 254-

Een werkplek met een \'gouden randje\'

Jolanda Jansen

Zijn fascinatie voor anesthesie en
passie voor het werken met wilde
dieren maken Mark Hoyer dieren-
tuindierenarts bij uitstek. Wilde
dieren kun je alleen verdoofd be-
handelen. Het continu verbeteren
en verfijnen van de methodiek van
anesthesie is Hoyers grote uitda-
ging.

Na zijn studie werlct Hoyer als docent aan de faculteit in Ha-
rare (Zimbabwe). Hij zet daar bedrijfsbegeleidingsprogram-
ma\'s op voor rundbedrijven, doet de buitenpraktijk en werkt
zoveel mogelijk met wilde dieren. Terug in Nederland werkt
hij in verschillende landbouwhuisdierenpraktijken en zet hij
zijn eigen bedrijf op. Regelmatig werkt hij voor dierentuinen,
waar hij het onderhoud van zebragebitten doet, maar ook
echo\'s bij alpaca\'s. Sinds maart 2001 werkt hij drie dagen per
week bij Artis, waar hij zich als een vis in het water voelt.

Dagelijkse praktijk

Een dierentuin is wel een hele speciale werkplek; achter zijn
bureau hoort dierenarts Hoyer de chimpansees gillen en de
olifanten trompetteren. Hij opereert in zijn operatiekamer
(OK) die naast de tijgerverblijven ligt. Toch is de grootste
taak van de dierenarts in Artis net als overal preventie. De
ontlasting van alle dieren wordt minimaal twee keer per jaar
onderzocht. Vaccineren, ontwormen en anticonceptie beho-
ren tot de dagelijkse werkzaamheden. Wel hebben wilde die-
ren meer bijzonderheden. Zo zijn pinguïns heel vatbaar voor
de vogelmalaria, die ondermeer door het roodborstje wordt
meegebracht. Het behandelen van dieren neemt maximaal
25 procent van zijn tijd in beslag. De rest van het werk bestaat
uit kantoorwerk zoals organisatie, aansturing, begeleiding
van stagiaires, ontvangen van gasten, correspondentie en het
voorbereiden van presentaties en artikelen. Het veterinaire
team doet verder veel onderzoek en houdt statussen bij in de
internationale databank waarin gegevens staan van alle die-
rentuindieren ter wereld.

Een andere werkzaamheid van dierenarts Hoyer is het klaar-
maken van dieren voor export. Dieren moeten aan veel eisen
voldoen voordat ze mogen worden getransporteerd. Vanwege
de beperkte ruimte in Artis moeten er regelmatig dieren weg.
Deze worden via een internationale lijst aangeboden bij an-
dere dierentuinen.

Artis huisvest zevenhonderd diersoorten, die Hoyer allemaal
behandelt. \'Tn principe zijn alle onderzoekstechnieken die je
op de faculteit leert net zo goed bruikbaar voor wilde dieren.
De basis van het onderzoek is voor elk dier hetzelfde, alleen
is het interpreteren van de gegevens soms lastig. Ik wil zoveel
mogelijk eerst een diagnose stellen en daarop mijn therapie
afstemmen", stelt Hoyer. Dat kan moeilijk zijn, omdat veel
dieren sterk reageren zodra de dierenarts in de buurt komt.
Door hun angst voor de verdoving worden veel dieren geagi
teerd. Met dat gedrag camoufleren ze hun ziekteverschijnse
len. Narcose geeft bovendien een ander beeld en andere waar
den, waardoor het moeilijker is een goede diagnose te stellen
Ook neemt Artis deel aan (internationale) fokprogramma\'s

Interview

Het doel van die programma\'s is vooral om de populatie van
dierentuinen in stand te houden. Veel gebieden in de wereld
worden ernstig bedreigd door vernietiging van de habitat en
door economische belangen. Het terugfokken van bedreigde
diersoorten is het meest succesvol in de oorspronkelijke om-
geving. Maar in sommige gevallen kan een dierentuin daarbij
wel een rol spelen. Zo is Artis een belangrijke pijler bij het te-
rugkruisen van de wisent (Europese bizon), die veertig jaar
geleden praktisch was verdwenen. Elk jaar levert de dieren-
tuin twee kalveren die naar Tsjechië of Slowakije gaan. Al-
gazellen (een Afrikaanse spiesbokachtige) worden succesvol
uitgezet in Tsjaad en Tunesië.

Dierwelzijn

Internationale zoötechnische richtlijnen bepalen de regels
voor het houden van dierentuindieren. De richtlijnen bepalen
hoe je dierentuindieren moet voeden, hoe je om moet gaan
met de fokkerij, welke ziektes je moet bestrijden enzovoort.
Artis stelt zelf ook richtlijnen op voor bijvoorbeeld de afme-
ting van een hok en het nachtverblijf, de voereisen en de wa-
tervoorziening. Zo krijgen gorilla\'s tegenwoordig continu
verse takken gevoerd.

Het is voor Artis moeilijk om aan de internationale richtlijnen
te voldoen. De ruimte is beperkt en het park heeft een monu-
mentaal karakter. Gebouwen moeten onaangetast blijven en
oude bomen mogen niet worden gekapt. Daardoor is het niet
altijd mogelijk om moderne verblijven te creëren die dichtbij
de natuuriijke leefomgeving van wilde dieren liggen. Er
wordt wel gewerkt aan een plan om de parkeerplaats onder-
gronds te maken, zodat daarboven ruimte voor nieuwe ver-
blijven wordt gecreëerd. Maar dat is een grootscheepse ver-
bouwing die jaren in beslag kan nemen, aldus Hoyer, en waar
eerst het geld nog voor gevonden moet worden.
"Het continue spanningsveld is datje dieren een zo ruim mo-
gelijk verblijf wilt aanbieden, waar ze zo goed mogelijk hun
natuurlijke gedrag kunnen manifesteren. Tegelijkertijd wil je
dat het publiek de dieren goed kan zien en dat gaat niet altijd
samen. Het ruimtegebrek is de reden van het besluit dat de
tijgers uit Artis zullen verdwijnen totdat er betere huisvesting
kan worden geboden", vertelt Mark Hoyer. Dat is jammer,
wantje wilt zoveel mogelijk wilde dieren laten zien in je die-
rentuin en dat wordt beperkt door heel praktische problemen.
Het welzijn van de dieren geeft bij zo\'n beslissing echter de
doorslag.

Kennisuitwisseling

Vaak is de praktijk dat dierentuinen pionieren en creatief zijn.
Dierverzorging in dierentuinen is een relatief jong gebied
waar weinig literatuur over is. Er zijn heel beperkt opleidin-
gen voor dierentuindierenartsen. Voor een goede behandeling
moet je soms iets nieuws uitproberen. Om een echo te kun-
nen maken bij een zwangere Maleise tapir brengt Hoyer het
dier bijvoorbeeld onder hypnose. Dat is nieuw en erg leuk om
te doen, vindt hij. Het levert informatie op waar andere die-
rentuinen iets aan hebben. Hoyer vindt het belangrijk die ken-
nis te delen. Er is intensief contact tussen de dierentuinen om
elkaar waar nodig te helpen en kennis uit te wisselen.
Een andere belangrijke manier van kennisoverdracht is het

-ocr page 255-

schrijven van artikelen. Er kan veel meer worden geschreven
door dierenartsen. Het TvD is volgens Hoyer een prima mid-
del voor practici om ervaringen uit te wisselen. Natuurlijk
kost het schrijven van een artikel veel tijd. Maar zijn fascina-
tie en enthousiasme voor zijn vak maken dat Hoyer hiervoor
graag kostbare vrije tijd inlevert. Iedere dierenarts maakt in
zijn praktijk bijzondere gevallen mee waar anderen iets van
kunnen opsteken en hierover publiceren is belangrijk.
Op zijn artikel over zelfverdoving (zie TvD 15 maart 2006)
kreeg Hoyer veel reacties. Het bleek andere dierenartsen ook
al te zijn overkomen. Door dit op te schrijven kun je die erva-
ringen delen. Dat hoeft niet per se een wetenschappelijk arti-
kel te zijn. Ook van zijn stagiaires leert hij veel, want jonge
dierenartsen hebben een andere kijk op zaken en brengen
nieuwe kennis mee.

Netwerken

Niet alleen bij de uitoefening van zijn vak is soms creativiteit
nodig. Ook voor goede apparatuur heeft Artis zelf weinig
middelen beschikbaar. Daarom wordt er veel tijd besteed aan
de werving van sponsors, maar ook om Artis via de media in
de publiciteit te brengen. Er worden in de dierentuin regelma-
tig tv-programma\'s opgenomen waar de dierenarts een rol in
speelt. Bijzondere gebeurtenissen zijn altijd interessant voor
de media, zoals de geboorte van een olifant vorig jaar in Artis.
Daarnaast onderhoudt Hoyer veel contacten met ziekenhui-
zen in Amsterdam. Voor advies over behandelingen en ziek-
tebeelden heeft hij regelmatig contact met humane specialis-
ten. Dankzij de goede relatie doneren ziekenhuizen af en toe
goed werkzame, maar financieel afgeschreven apparatuur aan
Artis. Humane farmaceutische bedrijven houden in ruil voor
sponsoring klinische avonden voor artsen in Artis. Daar
houdt Hoyer dan een presentatie, afgestemd op de discipline
van de artsen die in huis zijn.

Toekomst

Inmiddels is de praktijk van Hoyer uitgegroeid van eenmans-
praktijk naar een veterinair team met drie dierenartsen, een
paraveterinair assistent, een parttime assistente en stagiaires.
Er is fulltime diergeneeskundige kennis in huis. Een goed
team geeft meer mogelijkheden om onderzoek te doen, iets
wat Hoyer erg belangrijk vindt.

Er zijn meer ambitieuze plannen, zoals een nieuwe OK. Dit
plan ligt even stil vanwege een zware tegenvaller, de vloer
van de OK verzakt namelijk. Zodra dat is opgelost, staat er
nog een digitale röntgenafdeling op het wensenlijstje. Nu
ontwikkelt Hoyer de röntgenfoto\'s nog zelf op de ouderwetse
manier. Röntgenfoto\'s worden vaak gebruikt om advies te
vragen aan specialisten. Als je die foto\'s even aan een collega
kunt e-mailen, levert dat veel tijdswinst op.
Verder is het de bedoeling dat er verzorgers worden opgeleid
tot paraveterinair, zodat zij een nieuw in te richten zieken-
boeg kunnen gaan bemannen.

Plannen genoeg dus, en dat allemaal in een parttime baan van
drie dagen per week. Op de vraag hoe hij dat doet, antwoordt
Hoyer datje op één dag enorm veel werk kunt doen. Zijn werk-
plek met een \'gouden randje\' maakt dat hij met plezier werkt.
"Dat geeft veel energie en dan kun je bergen verzetten."

CV Mark Hoyer

iq8s: Afstuderen Faculteit der Diergeneeskunde
Utrecht.

igSs: Assistent in opleiding bedrijfsdiergeneeskunde
aan de Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht.
Via uitwisselingsprogramma docent bedrijfsdier-

feneeskunde aan de faculteit te Harare (Zim-
abwe).

1991; Werkzaam bij verschillende landbouwhuisdieren-
praktijken in Nederland en eigen adviesbureau
voor verdoving bij verwilderde dieren en tandheel-
kunde bij paarden.

2000: Verkrijgen de facto specialistenstatus Runderge-
zondheidszorg.

200T. Dierenarts in Artis en adviesbureau.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 131, OKTOBER. AFLEVERING ig, 2006

707

-ocr page 256-

Vlooien vormen het
hele jaar een bedreiging
voor hond en kat

Hond en kat het hele jaar vlooienvrij met Flea-fence®
en Flea-fence
acute®? Exclusief verkrijgbaar via de dierenfirts.

Voor het snel verwijderen van vlooien werkt Flea-fence acute® direct.
Binnen 4 uur wordt tot 100% van de vlooien gedood. Flea-fence® is
daarnaast de perfecte basisbehandeling voor hond en kat, het maakt
vlooien onvruchtbaar.

De gecombineerde behandeling met Flea-fence acute® en Flea-fence®
zorgt ervoor dat hond en kat het hele jaar door vrij kunnen zijn van
vlooien. Kijk voor meer informatie op www.vlooien.info

-ocr page 257-

Adequan niet adequaat

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een mooi middel tegen kreupelheid,
Adequan, maar dan wel kreupelheid
bij paarden. Voor kreupelheid bij an-
dere dieren is het middel niet geregi-
streerd. De Vrijstellingsregeling geefi
de mogelijkheid het middel in geval
van nood bij een ander dier toe te
passen, maar of dat bij deze kat een
goede keuze was?

Valse heup

De veertienjarige kat Oscar heeft volgens de eigenaar heup-
dysplasie. De kat krijgt al een tijd Metacam vanwege zijn ge-
wrichtspijn, maar de eigenaar wil hier toch meer over weten.
Als zij met Oscar de praktijk bezoekt, maakt de dierenarts
röntgenfoto\'s, waarop aan beide heupen duidelijk
ernstige artrose waarneembaar is. Maar deze
dierenarts kent zijn repertorium. Voor een
degeneratieve aseptische gewrichts-
aandoening bestaat volgens hem een
prima medicijn; Adequan. Het is
dan wel geregistreerd voor paar-
den, maar kat Oscar zou er vast
ook baat bij hebben. De dieren-
arts vraagt zijn praktijkgenoot
de injectie toe te dienen. De
praktijkgenoot kijkt wel eerst
even of Oscar ook zo sterk als
een paard is, en dat is gelukkig
zo: op een paar vieze tandjes na
is Oscar kerngezond. Oscar
krijgt de volledige ampul Ade-
quan en de eigenaar vertrekt
hoopvol.

Valse hoop

\'s Avonds gaat het echter mis: Oscar wordt
ernstig ziek. Zijn nierwaarden rijzen de pan uit
en zijn tandvlees wordt wit. Het is inmiddels zaterdagochtend
maar de praktijk wil Oscar wel helpen. Met een infuus, een
pijnstiller en een epo-injectie komt hij er vast wel weer bo-
venop. De eigenaar wil Oscar niet in de praktijk achterlaten,
maar komt voor ieder infuus op en neer in de hoop dat de kat
deze Adequanklap te boven zal komen. Dat blijkt echter nog
meer valse hoop te zijn, want zaterdagavond is Oscar zo ziek
dat hij het uitgilt van de pijn. Er is al een afspraak gemaakt
voor een volgend infuus voor zondagochtend tien uur, maar
na nog een nacht ellende kan de eigenaar het niet meer aan-
zien. Om half acht stapt ze met Oscar in de auto om hem te
laten inslapen. Het is echter niet meer nodig; tijdens de auto-
rit blaast Oscar zijn laatste adem uit.

Paardenmiddel

De eigenaar is ervan overtuigd dat de deze ellende is veroor-
zaakt door de Adequan-injectie en belt de fabrikant. Tot haar
verbazing hoort ze dat Adequan helemaal niet voor katten is
bestemd en dat de combinatie met Metacam niet bepaald
wordt aanbevolen. Ze wordt niet alleen boos over het gebruik
van het middel zelf, maar ook over het gebrek aan voorlich-
ting. De dierenarts heeft haar niets verteld over de mogelijke
risico\'s en dat was toch wel het minste geweest wat hij doen
kon. De eigenaar denkt tijdens de zomermaanden na over de
handelwijze van de dierenarts en in september ligt de klacht
in de brievenbus van het Tuchtcollege.

Veterinair
tuchtrecht

\'Clycosaminochicane\'?

De dierenarts is het niet eens met de klacht. Hij past Adequan
in zijn praktijk regelmatig toe bij gezelschapsdieren, vanwe-
ge de gunstige preventieve en curatieve werking tegen osteo-
artritis. In de Verenigde Staten is het middel zelfs ge-
registreerd voor honden en de literatuur daar
rept niet over risico\'s. Ook in zijn praktijk
heeft hij nooit eerder bijwerkingen van
Adequan opgemerkt, dus was er hele-
maal geen reden om problemen te
vermoeden en de eigenaar daarover
in te lichten. In Nederland zijn
geen geregistreerde inspuitbare
glycosaminoglycanen op de
markt voor gezelschapsdieren,
dus is het gebruik bij een kat met
artrose volgens hem goed te ver-
dedigen.

Fatale afloop

Maar het Tuchtcollege is een an-
dere mening toegedaan. Toepassing
van Adequan bij katten is niet alleen
wetenschappelijk omstreden, maar is
bovendien wettelijk niet toegestaan. In-
derdaad biedt de Diergeneesmiddelenwet de
mogelijkheid om in geval van levensgevaar bij
individuele dieren een niet-geregistreerd middel toe te pas-
sen, maar alleen als er geen geregistreerde middelen voor-
handen zijn. Aan dat criterium is niet voldaan. Volgens het
Tuchtcollege zijn in Nederland meerdere diergeneesmiddelen
geregistreerd voor de behandeling van artrose bij katten
(al
wordt in de uitspraak niet vermeld welke - IB)
en alleen al
daarom had de dierenarts van de behandeling met Adequan
moeten afzien. Gezien het uitzonderlijke karakter van de toe-
passing en de risico\'s had de dierenarts bovendien de eigenaar
goed moeten informeren. Daar komt nog bij dat tijdens het
consult is vastgesteld dat Oscar gezond was, waarmee min of
meer vaststaat dat hij aan Adequan is overleden. Vanwege de
fatale afloop wordt een waarschuwing te licht bevonden. De
dierenarts krijgt dus een berisping. Over de combinatie met
Metacam wordt in de uitspraak niet gerept; dat is misschien
nog een leuk onderwerp voor een ingezonden brief?

-ocr page 258-

Deze rubriek belicht relevante bin-
nen- en buitenlandse signalen op
infectieziektegebied die voor vete-
rinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het Infectie-
ziekten Bulletin:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

Binnenland

Infectie met Vibrio cholerae na schoonmaken paling
Een 72-jarige Nederlandse patiënt, die in het ziekenhuis was
opgenomen met koorts met onbekende oorzaak, bleek een in-
fectie te hebben met
Vibrio cholerae non 0-1, non O-139. De
oorzaak van deze infectie was vermoedelijk het schoonma-
ken van IJsselmeerpaling. De hoge temperatuur van het IJs-
selmeer in de maand juli heeft mogelijk een rol gespeeld bij
de besmetting van de paling. De man is inmiddels volledig
hersteld.
Bron: GGD West-Friesland.

Import van tularemie in Nederland

Een tienjarig meisje heeft tijdens een vakantie in Zweden tu-
laremie opgelopen. In aansluiting op een tekenbeet op de lin-
kerenkel ontwikkelde zij koorts, myalgie en lymfadenopathie.
Zij werd in Stockholm behandeld. Vervolgens werd in Neder-
land haar serum sterk positief bevonden voor tularemie. Uit-
braken van tularemie komen in Scandinavië aan het eind van
de zomer regelmatig voor.
Bron: arts-microbioloog Kaan.

Buitenland

Patiënt in Schotland overleden aan antrax
Deze zomer is in Schotland een patiënt overleden aan antrax.
De man was in het ziekenhuis opgenomen met een bloedvergif-
tiging. Laboratoriumdiagnostiek wees antrax aan als meest
waarschijnlijke diagnose. De man importeerde onbewerkte die-
renhuiden. Vermoedelijk is hij besmet geraakt door het inade-
men van sporen. Tien contacten van de patiënt zijn uit voorzorg
behandeld met antibiotica.
Bron: Eurosurveillance Weekly.

Leptospirosecluster onder Belgische toeristen
Drie Belgische toeristen die hadden geraft in Noord-Thailand
in de regio Chiangmai hebben daar vermoedelijk leptospirose
opgelopen. Een van de drie reizigers overleef ondanks be-
handeling met antibiotica. Een sneltest en een passend kli-
nisch beeld wezen op leptospirose. Monsters van twee van de
(vermoedelijke) Belgische leptospirosepatiënten zijn gestuurd
naar het Nederlandse laboratorium. Het noorden van Thailand
is een bekend risicogebied voor leptospirose. Vorig jaar liepen
vijf Nededandse patiënten in Thailand een leptospirose-infec-
tie op.
Bron: EWRS.

Uitbraak van Q-koorts in Schotland

Onder werknemers van een vleesverwerkende fabriek in het

Gesignaleerd

midden van Schotland heeft een uitbraak van Q-koorts plaats-
gevonden. 49 werknemers van het bedrijf kregen hoofdpijn,
koorts, hoesten, spier- en gewrichtspijn. Bij 51 werknemers
werd de diagnose serologisch bevestigd. Achttien personen
werden opgenomen in het ziekenhuis. De bron van de be-
smetting waren vermoedelijk besmette runderen of besmette
schapen. Op de werknemers van het bedrijf na werden geen
gevallen van Q-koorts bekend. De fabriek is schoongemaakt
en gedesinfecteerd.
Bron: Eurosurveillance Weekly.

Gesignaleerd

riyjix

Rijksinstituut

Anita Suijkerbuijk

voor Volksgezondheid
en Milieu

Humane infecties met het aviaire influenzavirus H^Ni
In de verslagperiode is het aantal patiënten met een infectie
met het aviaire influenzavirus H5N1 in Indonesië met zeven
toegenomen tot 63, waarvan 48 gevallen met een fatale af-
loop. In China werd één patiënt gerapporteerd en waren er op
14 september in totaal 21 patiënten, met 14 overiijdensgeval-
len.
Bron: WHO.

Kunt u uw diensten en producten (nog) effectiever verkopen?
Het antwoord op uw vraag kunt u vernemen tijdens de
avondvullende presentatie

Marketing in de dierenartsenpraktijk

Hebt u al een buitengewoon effectieve puppyparty?
Bij deelname aan onze puppyparty door 41% (285 eigenaren)
van de genodigden meet onze praktijk onder andere de
volgende respons:

Respons op uitnodiging voor castratie teef voor de loopsheid
(voor teven die 6,5 maand oud worden) vóór pupparty

55%

Respons op uitnodiging voor castratie teef van

puppartybezoekers

100%

Voeding afname puppartybezoekers in le jaar na pupparty

76%

Voeding afname puppartybezoekers in 2e jaar na pupparty

33%

Voeding afnaine niet-puppartybezoekers in le jaar

15%

Voeding afname niet-puppartybezoekers in 2e jaar

0,5%

OTC afname puppartybezoekers in le jaar na pupparty

93%

OTC afname puppartybezoekers in 2e jaar na pupparty

68%

OTC afname niet-puppartybezoekers in le jaar

60%

OTC afname niet-puppartybezoekers in 2e jaar

17%

Als u geïnteresseerd bent in onze puppyparty en/ of in de
presentatie Marketing in de dierenartsenpraktijk dan kunt u een
mail sturen naarkam.alt@inter.nl.net, t.a.v. Ingrid van Alten,
dierenarts en praktijkmanager van Sterkliniek dierenartsen
Hillegom.

-ocr page 259-

Wolter Smidt

In onze maatschappij is het vrijwil-
ligerswerlt een onmisbaar onder-
deel. Dat was het vroeger en is het
nu nog. In Nederland geldt dit ook
voor ontwikkelingswerk. De organi-
satie van ondernemers heeft het mo-
gelijk gemaakt dat mensen uit aller-
lei beroepsgroepen na beëindiging
van een betaalde baan hun kennis
en ervaring inzetten in ontwikkelingswerk. Ook verschei-
dene dierenartsen hebben daaraan gehoor gegeven.

Men wordt als gepensioneerd dierenarts uitgezonden op ver-
zoek van een ondernemer of een organisatie in het buiten-
land. De ervaring leert dat het van belang is zich eerst ter
plekke goed op de hoogte te stellen van de situatie, daarna
zichzelf de vraag te stellen of de inhoud van het verzoek om
hulp relevant is, en vervolgens na te gaan of het vertelde een
goede weergave van de werkelijkheid is. De volgende voor-
beelden dienen als illustratie.

Matige vruchtbaarheid

Er lag de vraag om op een groot bedrijf met rundvee embryo-
transplantatie te introduceren. Al spoedig bleek dat betrouw-
bare gegevens om een selectie in de moederdieren te maken
niet aanwezig waren. Door de gesprekken rond de embryo-
transplantatie werd in de loop van enkele dagen duidelijk dat
de vraag was ingegeven door de zeer matige vruchtbaarheid
van de veestapel. En daar biedt embryotransplantatie geen
oplossing voor. Dit betekende niet dat de missie mislukt was,
integendeel. De aandacht kon nu geheel gericht worden op de
vruchtbaarheidsproblematiek, tochtigheidswaarneming, be-
drijfsvoering, kortom alles wat daarbij hoort.
Een agrarische hogeschool vroeg advies over uitbreiding van
de kleine veterinaire afdeling met meer aandachtsvelden en
meer personeel. De doelstelling van de instelling was het on-
derwijzen van duurzame landbouw. De officiële uitgaven van
de hogeschool gaven daarover hooggestemde informatie. Een
rondgang over het terrein toonde echter een boerderij met de
mesthoop aan de oever van een beek, waar de hoop langzaam
in verdween. Kadavers waarop sectie was verricht, werden op
het terrein van de hogeschool begraven terwijl op hetzelfde
terrein water werd opgepompt voor algemeen gebruik. Ook
zonder uitbreiding viel hier wel iets te verbeteren.
Bij een volgend bezoek had een bezuinigingsgolf de hoge-
school getroffen. De financiële afdeling had onder meer be-
zuinigd op de aankoop van varkensvoer. Het gevolg was dat
biggen gestorven waren en zeugen niet levensvatbare jongen
hadden geworpen. Een aanbeveling aan het bestuur was om
in overleg met de financiële afdeling als eerste een financieel
beheerder als adviseur te vragen.

Ingezonden

Als \'rustend\' dierenarts in het ontwikkelingswerk

Uitgekiend systeem

Een groot varkensbedrijf in de tropen had terzijde van de stal-
len drie grote visvijvers. Het vloeibare deel van de mest plus
urine werd geloosd op een van de vijvers, die met elkaar in
verbinding stonden. Het drinkwater voor de varkens was
grondwater, opgepompt nabij het bedrijf Oppervlaktewater
uit de vijvers werd gebruikt om de hokken schoon te spuiten
en daarbij voor verkoeling te zorgen. Zodoende liepen er veel
leidingen over het bedrijf Terecht was men trots op het uitge-
kiende systeem. Het nauwkeurig nalopen van de leidingen
liet echter zien dat er enkele verkeerde verbindingen waren
gemaakt, die de scheiding teniet deden: mogelijk een oorzaak
van de niet optimale gezondheid van de varkens.

Wolter Smidt is gepensioneerd dierenarts te Dalfsen.

Veterinair MRI Centrum Nederland

Jan Valsterweg 58
3315 LG Dordrecht
www.vet-mri.nl

MRI is een vrij onbekende beeldvormende techniek in de gezelschapsdierenpraktijk. Bent u nieuwsgierig naar de achtergronden en
de mogelijkheden, geef u dan op voor onze voorlichtingsbijeenkomst:

"MRI wat is het en wat zijn de mogelijkheden in de praktijk?"

op zaterdag 11 november 2006 (n.00 tot 13.30 uur) in ons centrum. De lezing zal verzorgd worden door Drs. M. Passon-Vastenburg,
specialist veterinaire radiologie. Dip ECVDI.
Aanmelding via
info@vet-mri.nl of via fax 078-6309310.

-ocr page 260-

Marges

Geachte redactie,

Met grote interesse, maar ook wel met
enige verwondering, heb ik de ont-
boezemingen gelezen van Maarten
Willemen in zijn editorial in dit tijd-
schrift van 1 augustus jongstleden.
Hij maakt daarin onder andere een
opmerking over de door hem als we-
derzijds wantrouwend gekenmerkte sfeer tussen de Belan-
genvereniging Praktiserende Dierenartsen in Loondienst
(BPL) en de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW).
Ik zou daaraan eigenlijk willen toevoegen: het wantrouwen
tussen BPL, BPW en KNMvD.

In het KNMvD-bestuur komen vele, soms tegenstrijdige, be-
langen bij elkaar. Maar door dit getouwtrek is de rol van het
KNMvD-bestuur niet altijd even transparant en onbaatzuch-
tig als deze lijkt. Gun echter de jongelui binnen het verstands-
huwelijk tussen BPL en BPW nu de kans om hun eigen hu-
welijk in te richten, zonder dat de hele KNMvD-familie, met
daarin elk zijn eigen agenda, ook nog eens op de achtergrond
staat mee te sturen en onbedoeld als stoorzender gaat werken.

Nieuwe ballen?

Wat betreft de relatie tussen BPW en BPL: voor alle betrok-
kenen gaat het om relatief nieuwe en vaak complexe CAO-
materie. In dat leerproces ontstaan ondanks de professionele
ondersteuning nu eenmaal kinderziektes en misverstanden,
die voortvloeien uit onder andere een gebrek aan ervaring.
Als men ter vervanging van de huidige bestuurders nieuwe
mensen in dit project plaatst, zoals collega Willemen sugge-
reert in zijn editorial, dan zijn na deze \'ervaringsdrain\' beide
partijen weer volledig terug bij af Dat lijkt me in dit stadium
niet slim.

Wat op dit moment wel duidelijk speelt, is dat de partijen na
tien maanden onafgebroken onderhandelen onderhande-
lingsmoe worden. Om die reden heb ik als voorzitter van de
BPW met instemming van het voltallige BPW-bestuur ge-
meend een (te) lange periode van vrijwel continu onderhan-
delen toch maar een keer af te sluiten. De nog liggende pro-
blemen zullen zoveel mogelijk worden doorgeschoven naar
de onderhandelingsagenda voor de aanstaande CAO 2007.
Een beetje \'onderhandelingsvakantie\' zal ongetwijfeld
iedereen goeddoen.

Empathie of eigenbelang?

Maar er speelt onder de oppervlakte nog iets mee. Ook de
dierenartsen werkzaam bij overheid en bedrijfsleven (cluster
3) zouden namelijk graag betere arbeidsvoorwaarden van hun
werkgevers willen afdwingen. Op dit moment worden deze
verbeteringen door hun werkgevers ten dele geweigerd, met
als argument dat de arbeidsvoorwaarden van de betreffende
dierenartsen gemiddeld toch al boven die in de privépraktijk
zouden liggen. Dierenartsen in het bedrijfsleven en werk-
zaam bij de overheid hebben er daarom direct belang bij dat
de arbeidsvoorwaarden (en daarmee ook de arbeidskosten)
voor de dierenartsen in loondienst in privépraktijken zo snel
mogelijk omhoog gaan. Het BPW vindt echter dat men de

Ingezonden

CAO-discussies in de praktijksector zuiver moet houden.
Elke sector zal zijn eigen zaken moeten regelen. Het kan en
moet niet zo zijn dat de praktijkhouders middels interferentie
van buitenaf de rekening krijgen opgedrongen voor het kun-
nen creëren van meer loonruimte bij de dierenartsen in dienst
van de overheid en het bedrijfsleven.

Loonkosten doorberekenen?

Bij een deel van de KNMvD-leden leeft een (in mijn ogen)
enigszins naïef idee, namelijk dat de lonen versneld omhoog
kunnen zodra alle dierenartsenwerkgevers de CAO hanteren.
Alle dierenartsenwerkgevers worden dan immers automa-
tisch genoodzaakt deze loonkostenstijging door te berekenen
aan de klant, waarmee de kous af is en voorspoed voor de
hele dierenartsenbranche is bereikt. Dus waarom streven de
werkgevers niet direct naar een algemeen verbindende ver-
klaring van de CAO en waarom geven zij niet royaal betere
(dat is: duurdere) arbeidsvoorwaarden aan hun personeel en
berekenen zij die kosten niet gewoon door aan de klant?

Situatie Verenigde Staten

De situatie ligt niet zo simpel als het wel lijkt. Ik maak een
uitstapje naar de situatie in de Verenigde Staten, kort voordat
de Amerikaanse evenknie van de KNMvD/GGG, de AVMA/
AAHA, en de vereniging van Amerikaanse Veterinaire Fa-
culteiten begonnen met hun NCVEl-programma, met als
doel de Amerikaanse veterinaire praktijken gezonder te krij-
gen. Eindjaren negentig werkten vele Amerikaanse praktijk-
houders zeventig tot tachtig uur per week tegen een laag
praktijkinkomen ($ 50.000 - 60.000). Tegelijkertijd waren
ook de inkomens van de dierenartsen in loondienst zeer laag.
Desondanks bestond er in vele staten een enorm overschot
aan (werkloze) dierenartsen, omdat de lage praktijkinko-
mens van de werkgevers het huren van zelfs deze goedkope
hulp niet toestonden.

Na de millenniumwisseling raakten de Amerikaanse dieren-
artsen via hun beroepsorganisaties massaal doordrongen van
het feit dat men veel te lage praktijktarieven hanteerde, en
veel te weinig van alle aan de patiënt besteedde tijd en kosten
doorberekende aan de klant. Toen dit na een intensieve be-
wustwordingscampagne eenmaal tot de beroepsgroep was
doorgedrongen, kwam in de afgelopen vijfjaar een enorme
inhaalslag op gang op tariefgebied alsmede in de wijze van
declareren. Nu, vijf tot zes jaar later, zijn de praktijkinkomens
van de gezelschapsdierenpraktijkeigenaren in de Verenigde
Staten bijna verdubbeld ten opzichte van 1998. Ter vergelij-
king: in Nederland stagneerden de inkomens in de periode
1998 - 2004 volkomen en zweefden deze in 2004 (inmiddels
behoorlijk door inflatie aangevreten) nog immer rond het
niveau van 1998!

Wat gebeurde er nog meer in diezelfde periode in de Verenig-
de Staten? Veel van die tachtig uur werkende praktijkeigena-
ren konden het zich dankzij hun gestegen inkomens plotse-
ling permitteren om minder te gaan werken. Dit had als
resultaat dat in vele staten de werkeloosheid onder dierenart-
sen inmiddels vrijwel geheel is verdwenen. Vrijwel parallel
met de gestegen praktijkinkomens zijn in diezelfde periode
ook de salarissen van de dierenartsen in loondienst bijna ver-

-ocr page 261-

dubbeld! (Bron: Howard E. Rubin, CEO NCVEI-project.)
Wellicht ten overvloede: in de Verenigde Staten is geen spra-
ke van enige CAO- of externe salarisrichtlijnen.

Verbetering arbeidsvoorwaarden zaligmakend?

Wat is de rode draad in bovenstaand verhaal? De conclusie
moet zijn dat de insteek om de inkomens van dierenartsen te
verbeteren door éérst een goede CAO af te dwingen absoluut
niet zaligmakend zal zijn voor de welstand van de Nederland-
se dierenarts in loondienst. Integendeel. Stel dat de CAO-
loonkosten de komende jaren met twintig procent gaan stij-
gen. En stel dat de praktijkinkomens in die periode net als in
de periode 1998 - 2004 gewoon blijven stagneren, omdat de
praktijkhouder nog steeds de kostenstijgingen niet of onvol-
doende weet door te berekenen aan de klant. Dit zal er
hoogstwaarschijnlijk in resulteren dat veel praktijken hun
personeelsbestand met twintig procent inkrimpen. Op deze
manier wordt het kind met het badwater weggegooid. Met het
domweg verbeteren van de arbeidsvoorwaarden zonder daar-
voor éérst actief de loonruimte te creëren, schiet dus niemand
iets op. Er zal derhalve eerst iets anders moeten gebeuren.

TaakKNMvD-bestuur

Eerst zal de KNMvD met enige snelheid topprioriteit moeten
toekennen aan een breed opgezet project, met als doel de
leden massaal te laten inzien dat de Nederlandse tarieven veel
te veel en veel te lang bij de werkelijke kostenstijgingen zijn
achtergebleven. Tevens zal zij de dierenartsen moeten moti-
veren om zich te scholen in het uitrekenen en doorberekenen
van hun kosten, en om een elk jaar vooraf al uitgerekende ge-
zonde portie winst in hun tarieven te stoppen. Dit in plaats
van de huidige trend om maar hard te werken, en vervolgens
lijdzaam af te wachten wat er aan het einde van het jaar onder
de streep overblijft. Daarnaast zal men een meer zakelijke at-
titude moeten aannemen. Men weet inmiddels best wel dat
bijvoorbeeld consequent alle tijd en handelingen gebruikt ten
behoeve van een patiënt volledig aan die klant moeten wor-
den doorberekend, maar dat durft men niet. Vrijwel niemand
zet de arbeid van de assistente separaat of bewust in het ver-
richtingstarief op de rekening en dat terwijl veel praktijken
inmiddels voor vele tienduizenden euro\'s assistentenarbeid
inkopen. Deze paradox moet eerst overwonnen worden. Op
deze manier kan men namelijk ook zonder tariefstijgingen al
een enorme inkomensverbetering bewerkstelligen. En ook
kunnen salarisstijgingen in dat geval makkelijker en in even-
redigheid worden doorberekend aan de klant.

NCVEI-project

Inzake deze bewustwording heeft de Groep Geneeskunde van
het Gezelschapsdier (GGG) los van de KNMvD de eerste
stappen gezet via hun NCVEI-project. Collega\'s kunnen van-
uit de huiskamer antwoord krijgen op de vraag hoe bijvoor-
beeld een bepaald praktijktarief scoort ten opzichte van het
marktgemiddelde. Het programma geeft ook aanwijzingen
hoe men de praktijkinkomens kan verbeteren. Collega Geert

713

Moorman en ondergetekende werken daarnaast al enige jaren
aan de zakelijke bewustmaking van de veterinaire praktijk-
houders. De studenten op de Faculteit Diergeneeskunde
worden dankzij de inspanningen van prof dr. H. Vaarkamp
sinds 2005 beter getraind in ondernemen, dan ooit een practi-
cus voor hen. Het is de taak van de KNMvD om met dezelfde
voortvarendheid alle zittende practici op dit gebied te
scholen.

Volgorde aanpak essentieel

Het is net als bij het opereren: je kunt pas gaan hechten nadat
het snijwerk is verricht. Zo is het ook met het verbeteren van
de arbeidsvoorwaarden: we moeten éérst de praktijkinko-
mens verbeteren, daarna de arbeidsvoorwaarden, en niet an-
dersom. Als het KNMvD-bestuur nu ook eens haar belangrij-
ke rol als moreel leider in dit bewustmakings- en
scholingsproces actief gaat oppakken, dan komt het uiteinde-
lijke doel van arbeidsvoorwaardenverbetering veel sneller
binnen bereik. Want dat zowel de praktijkinkomens als de ar-
beidsvoorwaarden van de dierenartsen en assistentes in loon-
dienst snel beter moeten worden (en ook beter kunnen) daar
zijn we het, denk ik, allemaal over eens.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, OKTOBER, AFLEVERING 19, 2006

Anton Beijer, voorzitter van Belangenvereniging Practici
Werkgevers (BPW).

Reactie Maarten Willemen

De \'grote interesse\' en \'enige verwondering\' die ik met mijn
editorial wist op te wekken bij Anton Beijer, vormen een
onverwacht genoegen. De echte winst bevindt zich echter
in de tweede helft van het betoog van Anton. Er is al vaker
gesteld dat dierenartsen-ondernemers die te lage marges
doorberekenen aan hun klanten, niet alleen zichzelf maar
ook hun personeel tekortdoen. Anton beredeneert zelfs dat
het verhogen van die marges de enige goede weg is naar
de verbetering van de inkomen^ositie van dierenartsen in
loondienst (push), en dat het afsluiten van een goede CAO
(pull) averechtse effecten zal hebben. Hij roept de KNMvD
op om actief het verdienend vermogen van dierenartsen
te bevorderen. In deze oproep schuBt wat mij betreft de
winst. De KNMvD is al actief op dit gebied, maar er kan
inderdaad nog best een tandje bij. Dus dank voor de sug-
gestie, Anton.

Nog één kleinigheidje: een deskundig marketeer als Anton
moet weten dat een afgewogen combinatie van \'push\' en
\'pull\' het effectiefst is bij het bereiken van een doel, in dit
geval een goede inkomenspositie voor alle dierenartsen. De
KNMvD blijft dus net zo \'transparant en onbaatzuchtig\'
als voorheen en blijft streven naar een breed gedragen, goe-
de CAO. Met de inhoud van die CAO wil de KNMvD zich
natuurlijk niet bemoeien. Die wordt bepaald door BPW
en BPL.

Wordt dus lid van een van die clubs!
Maarten Willemen

-ocr page 262-

Van 6 tot 11 augustus 2006 werd in
het klooster Rolduc te Kerkrade
het negende vierjaarlijkse Interna-
tional Syposium on Equine Repro-
duction (Paardenvoortplantings-
symposium) gehouden.

Versla

Voorafgaand aan dit symposium vond
op zaterdag 5 augustus een satelliet-
symposium plaats onder voorzitterschap van professor Twink
Allen uit Newmarket met bekende specialisten, tevens sprekers
op het congres, zoals Katrin Hinrichs (klonen), Michelle LeBlanc
(casuïstiek merrie), Angus McKinnon (reproductieve chirurgie),
Ed Squires (spermaopbrengst). Mats Troedsson (endometritis na
de voortplanting) en Dickson Vamer (casuïstiek hengst).
Op zondagavond begon het officiële congres met een barbe-
cue in de mooie tuin van het klooster. Het congres was uitste-
kend georganiseerd door onder andere Tom Stout, Ben Co-
lenbrander, Paul de Vries, Erik Bergman, Erik Gostelie,
Johan Knaap, Marjolijn Fijten van de KNMvD en niet te ver-
geten de vele sponsors.

Sperma en virusuitscheiding

Het eerste deel van het congres ging over de hengst en zijn
sperma. Nog steeds zijn wetenschappers op zoek naar \'mar-
kers\', kenmerken waarmee de fertiliteit van hengstensperma
beter voorspeld kan worden. Hierover werden presentaties
gehouden door Gradil, die inging op spermaspecifiek fosfoli-
pase zeta. Wrench en Miller over het spermamembraaneiwit
22 en Bailey over zona-adhesie-eiwitten. Spermaplasma-
eiwitten beschermen spermacellen tegen binding aan poly-
morfkemige witte bloedcellen en tegen fagocytose, maar zor-
gen selectief voor binding van dode en apoptotische
spermacellen, aldus Troedsson. Volgens Zahn zouden bepaal-
de plasmaeiwitten in spermaplasma een negatieve invloed
hebben op de invriesbaarheid en de vruchtbaarheid van sper-
macellen. Ricard benadrukte opnieuw de relatie tussen erfe-
lijkheid en bepaalde spermakenmerken voor en na invriezen
van hengstensperma.

Cefquinom zou een alternatief kunnen zijn als antibioticum
in spermaverdunners. Het bleek niet spermatoxisch te zijn en
heeft in vivo en in vitro een breed werkingsspectrum (Parle-
vliet). Aurich sprak over bacteriële besmetting van sperma en
antibiotica in de spermaverdunner. Hoge concentraties van
gentamycine in de spermaverdunner zouden nadelig zijn voor
de spermakwaliteit.

In het kader van met sperma overdraagbare aandoeningen
speelt het Equine Arteritis Virus (EAV) nog steeds een grote
rol. In Zweden is door Strand en anderen een follow-up stu-
die gedaan naar EAV-positieve hengsten in de dekdienst. Het
aantal positieve hengsten bleek in de tijd afgenomen te zijn
en ondanks het toestaan van virusuitscheiders in de dekdienst
was de prevalentie niet toegenomen. De hoogste prevalentie
kwam voor bij de dravers. Een van de methoden om uitschei-
ding van EAV tegen te gaan, is immunisering tegen gonado-
tropine-releasing hormone (GnRH). In een studie van de
groep van Burger bleek dat de hengsten na vaccinatie (tot vier
tot zes maanden na vaccinatie) stopten met het uitscheiden
van virus en dat geïnsemineerde merries geen seroconversie
vertoonden. Het effect van EAV-positief sperma op de vrucht-
baarheid werd bestudeerd door het team van Raz. Er bleek
tussen EAV-positieve en EAV-negatieve hengsten geen ver-
schil te zijn in dracht per eerste cyclus. Wel zag men bij een
aantal merries seroconversie, meestal zonder klinische ver-
schijnselen. Ook leek er laterale transmissie op te treden.

Spermakwaliteit en -motiliteit

Een nieuw onderzoek was dat van het team van Ball naar de
efficiëntie van sperm-mediated gene transfer, waarbij exo-
geen DNA in sperma werd opgenomen. Het proces leek geen
invloed te hebben op de spermakwaliteit en de fertiliteit. Het
exogene DNA kon worden aangetoond in de embryo\'s, maar
kwam niet tot expressie.

Het toevoegen van oxytocine aan spermaverdunner om de
motiliteit te bevorderen heeft volgens de studie van Clough
geen positief effect. Hengsten met verminderde spermakwa-
liteit blijken in bepaalde ontwikkelingsstadia van de sperma-
cellen meer apoptotische cellen te hebben, aldus onderzoek
van Forrest en anderen. Incorporatie van cholesterol in sper-
macellen door het toevoegen van cholesterol aan spermaver-
dunner zou volgens de groep van Torres een positieve bij-
drage leveren aan de houdbaarheid van sperma.
Brendemuehl heeft het effect onderzocht van toediening van
hCG op de afdaling van de testikels in cryptorche hengsten.
De testosteronconcentratie nam door deze ingreep wel toe,
maar de testikels daalden niet af Turner en anderen gebruik-
ten xenografting om de testisflinctie in hengsten te bestude-
ren. Gesexed sperma lijkt in eerste instantie in vitro minder
goed aan eicellen te binden, maar na drie uur was er geen ver-
schil meer met niet-gesexed sperma (Clulow et al.)

Hormonen en ovulatie

Op dinsdagmiddag begon het merrieprogramma. Het eerste
onderdeel daarvan behandelde de niet-drachtige merrie. De
groep van Gastal en die van Evans bestudeerden het effect van
verschillende doseringen van het human chorionic gonadotro-
pin (hCG) op de diameter van de pre-ovulatoire follikel, het
interval van toediening tot ovulatie en de luteïniserend
hormoon(LH)-curve. Doseringen van 1500 en 2500 interna-
tionale eenheden hCG veroorzaken een snellere ovulatie en
een eerdere stijging van de LH-piek dan een dosering van vijf-
honderd internationale eenheden. In alle groepen die hCG
hadden gekregen was de follikelgroei kleiner tussen 24 en 36
uur na toediening. Verder bestudeerde Gastal de pre-ovulatoi-
re follikel met behulp van de color-Doppler echo. Pinto\'s team
gebruikte een semi-kwantitatieve ELISA-progesteronkit in
zijn fokmerriemanagementprogramma. Deze test komt voor
92,15% overeen met de RIA, de huidige gouden standaard.
Het team van Barker bestudeerde het effect van een eenmalige
toediening van
Prostaglandine F2a in verschillende doserin-
gen (1,25-10 mg diniprost) op de luteale functie en de oestri-
sche cyclus. Alle doseringen
Prostaglandine brachten luteoly-
se op gang, gevolgd door een normale oestrische cyclus.
Recombinant equine-LH biedt volgens Yoons team perspec-
tieven voor het tot stand brengen van ovulatie in merries.
Dale Paccamonti presenteerde een onderzoek naar het gebruik

Internationaal voortplantingscongres in Kerkrade

Joyce Par\\ev\\iet

-ocr page 263-

van natuurlijk Prostaglandine F2a of cloprostenol na insemi-
natie en ovulatie en het effect ervan op de plasma-proges-
teronconcentratie tijdens de dioestrus van de merrie. Tot dag
tien na ovulatie waren de progesteronconcentraties in merries
die cloprostenol kregen significant lager dan in controlemer-
ries. Natuurlijk
Prostaglandine F2a had hetzelfde effect, maar
in
mindere mate. Voorzichtigheid is dus geboden bij het ge-
bruik van deze stoffen na ovulatie. Oxytocine is mogelijk een
beter alternatief om de vloeistof uit de uterus te verwijderen.
Karin Hendriks onderzocht het effect op de ovariële, uteriene
en luteale bloeddoorstroming van
Prostaglandine F2a
(cloprostenol) of hCG op dag zeven na ovulatie. Toediening
van
Prostaglandine F2a resulteerde binnen een half uur in een
afname van de diameter van de Arteria ovarica. Dit effect was
langer meetbaar, meer dan twee uur, aan de ipsilaterale zijde
van het
corpus luteum (CL). Ook de progesteronconcentratie
nam af Toediening van hCG had geen effect.

Partyboot

Op de woensdagmiddag en -avond was er zoals gebruikelijk
een rustpauze ingelast. Paul de Vries had in samenwerking met
Johan Knaap (directeur van de Koninklijke Vereniging Warm-
bloed Paardenstamboek Nederland (KWPN)) een uitstekend
sociaal programma samengesteld. Er was een show van de
KWPN, van de fokverening Het Friesche Paard en met Shet-
landpony\'s. Daarna ging het gezelschap naar de grotten in de
Sint Pietersberg en het sociale programma werd afgesloten met
een buffet op een partyboot op de Maas, waarbij we twee keer
geschut werden in de sluis (met vijftien meter hoogteverschil).

Kunstmatige bevruchting

Op donderdagmorgen verscheen iedereen weer fris in de zaal
voor het onderdeel \'bevruchting en vroeg-embryonale ont-
wikkeling\'. Katrin Hinrichs en haar team deden onderzoek
naar het klonen van paarden. Daartoe werden in vitro gerijpte
paardeneicellen van hun kernmateriaal ontdaan en geïnjec-
teerd met donorfibroblasten die met roscovitine waren behan-
deld. In totaal werden dertien blastocysten overgezet en zeven
merries hebben uiteindelijk geveulend. Ook het team van
Lima en dat van Femandes hebben onderzoek gedaan naar
paardenfibroblasten bestemd voor kemtransfer.
De relatie tussen het sperma, de follikelvloeistof en het ovi-
duct werd bestudeerd door Rahul Rathi, die destijds in
Utrecht is gepromoveerd. Intrafolliculaire inseminatie leidt
nog steeds niet tot dracht. Een van de mogelijke oorzaken van
dit falen is de binding en vervolgens de opname van sperma-
cellen door de granulosacellen, blijkt uit de studie van Eilts
en anderen. Björn Rambags sprak over in-vitro-ontwikkeling
en mitochondriale degeneratie van eicellen van oude merries.
De John Hughes Memorial Lecture werd gehouden door John
Challis en handelde over humane chronische ziekten die hun
oorsprong vinden in de intra-uteriene omgeving.

Behandeling van placentitis

Het wetenschappelijke deel werd vrijdag beëindigd met het on-
derdeel \'de drachtige merrie en de
Perinatologie\'. Rebello en
Graczyk spraken over placentitis en in het bijzonder over de be-
handeling daarvan met trimethoprim
Sulfamethoxazol. De
groep van Ousey onderzocht het effect van dexamethasonbe-
handeling van de merrie op drachtlengte en \'rijping\' van het
veulen. Het bleek dat de met dexamethason behandelde merries
significant eerder veulenden dan controlemerries, tevens was bij
de eerste groep het uier op het moment van de partus minder
ontwikkeld en was de kwaliteit van het colostrum slechter.
Vrijdagavond werd het congres afgesloten met een groots
diner en livemuziek in Festi-Village in Maastricht. Al met al
was het een leerzaam en gezellig congres met vele oude
bekenden en nieuwe wetenschappers. Het tiende ISER-con-
gres (2010) zal plaatsvinden in Kentucky.

Joyce Parleuiiet is wetenschappelijk medewerker bij de Fa-
culteit Diergeneeskunde Departement Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren in Utrecht.

\'Van paardendoctor tot academisch specialist*

Op zaterdag 14 oktober 2006 geeft
prof dr. Peter Koolmees, docent-
onderzoeker bij de Faculteit Dierge-
neeskunde, in het Natuurhistorisch
Museum te Rotterdam een lezing met
de titel: \'Van paardendoctor tot acade-
misch specialist: de geschiedenis van
het beroep dierenarts\'. In 1821 opende
de Rijksveeartsenijschool in Utrecht
haar poorten voor kwekelingen van ze-
ventien tot tweeëntwintig jaar, met een onbesproken gedrag,
een goede gezondheid en ervaring in het lezen, schrijven en
spreken van de Nederlandse taal. Degenen met enige kennis
van de Franse en Duitse taal, \'hoefsmeding en veeartsenijkun-
de\' verdienden een bijzondere aanbeveling. Deze Rijksveeart-
senijschool maakte een moeilijke beginperiode door want de
afgestudeerde veeartsen bleken zich in de praktijk nauwelijks
te kunnen handhaven. Omdat het hen ontbrak aan praktische
vaardigheden legden ze het af tegen hoefsmeden, koehelpers,
paardendoctors en andere zogenaamde empiristen. Pas in 1874

Aanl<ondiging

werd de titel veearts wettelijk beschermd. Rond 1900 veroverde
de veearts, die zich vanaf dat moment dierenarts ging noemen,
een stevige positie in de Nederiandse samenleving. Dit was
vooral te danken aan de wetenschappelijke vooruitgang, die ef-
fectievere therapieën opleverde waarvan vooral veehouders
dankbaar gebruikmaakten. Omstreeks 1910 breidde de dieren-
arts zijn activiteiten uit met de kwaliteitscontrole van voedings-
middelen als zuivel en vlees. Daamaast begon hij geleidelijk
steeds meer kleine huisdieren te behandelen. In de loop van de
twintigste eeuw breidde de wetenschappelijke basis van het ve-
terinair handelen breidde zich enorm uit. Anno 2006 staat de
positie van de dierenarts niet meer ter discussie: het beroep
heeft status verworven en een positief imago. De zaal gaat open
om 14.00 uur, de lezing begint om 14.30 uur. Voor of na de le-
zing kunt u een bezoek brengen aan het museum, met daarin
natuuriijk de tentoonstelling \'Werkpaarden & Troeteldieren -
over de geneeskunde van gezelschapsdieren\'. Meer informatie
over het museum op
www.nmr.nl. Dierenartsen en hun partners
kunnen deze lezing gratis bijwonen door zich aan te melden via
e-mail:
d.v.houten@casema.nl of telefonisch: 06-53642212.

-ocr page 264-

Door de combinatie van diersoortspecifieke sessies en
praktijkgerelateerde en maatschappelijke onderwerpen
vormen de jaarlijkse Groep Groot Dagen een unieke na-
scholingsmogelijkheid. Van maandag
20 november tot en met woensdag 22 november zal in het
Papendal in Arnhem een interessant programma worden
georganiseerd voor de landbouwhuisdierenpracticus.
Meld u dus nu aan voor de Groep Groot Dagen: hét con-
gres voor de breed georiënteerde en geïnteresseerde die-
renarts!

Op maandagavond zullen de algemene ledenvergaderingen
plaatsvinden van de Groep Geneeskunde van het Rund en de
Groep Varkensgezondheidszorg. Deze zijn interessant in ver-
band met de cluster-l-hervorming. U wordt hier geïnformeerd
en kunt over dit onderwerp meepraten.

Parallelsessies

Dinsdagmorgen openen we het congres met het onderwerp
\'verzekeringen en aansprakelijkheid\'. De beide sprekers pro-
beren inzicht te geven in deze soms onduidelijke materie:
welke verzekeringen zijn onmisbaar en welke zijn belangrijk
in verband met de loopbaanplanning? Waar is niet voor te ver-
zekeren bij beroepsaansprakelijkheid en welk risico loop je
hiermee? Verder alle ins en outs over pom/ non-pom met vra-
gen als: wat verandert er op 1 januari 2007, wat moet er op en
in de praktijk nog veranderen, en wat weet ik eigenlijk nog
van de anthelminthica, die allemaal op recept gaan? Ook de
resistentieproblematiek bij ivermectine en andere onderwer-
pen komen aan de orde. Dit is een essentieel en onmisbaar on-
derdeel van de aanstaande cursus \'Apotheek 3\' van PAO-D.
Dinsdagmiddag wordt er in de parallelsessie \'rund\' aandacht
besteed aan de werkzaamheden van dierenartsen op grotere
en groeiende melkveebedrijven. Wat willen de eigenaren van
deze bedrijven van de dierenartsen? En bieden de dierenart-
sen dat ook? Valt er door rundveedierenartsen eigenlijk geld
te verdienen op deze bedrijven? In de parallelsessie \'varken\'
wordt ingegaan op de toekomstige eisen aan de varkensdie-
renarts in zijn rol als sectordeskundige: eisen aan zijn kennis
over regelingen van dier- en volksgezondheid, aan de bezoek-
frequentie en aan het toezien op identificatie en gezondheids-
certificering. Dit is een moeilijke positie voor de dierenarts,
maar ook een met duidelijke voordelen. Op dinsdagavond
vindt vervolgens de algemene ledenvergadering plaats van de
Groep Practici Grote Huisdieren (GPGH).

Plenaire sessie

De woensdag biedt opnieuw een gevarieerd programma
waarbij u in de morgen kunt kiezen voor een parallelsessie
\'paard\' met handige kennis voor eerstelijnsdierenartsen met
betrekking tot hoesten, koliek, vaccinaties, pathologie, het
gebruik van de wormmeter en staart- en maneneczeem. U
kunt ook kiezen voor de parallelsessie \'algemene weten-
schap\'. Hier zal het departement Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren acte de présence geven. In twee inleidingen
zal een overzicht worden gegeven van de onderzoekslijnen
bij het departement en de manier waarop men daaraan invul-
ling geeft. Na de pauze zullen diverse sprekers meer inhoude-
lijk ingaan op de eigen onderzoeksresultaten. Na deze sessie
bent u volledig op de hoogte van het lopende onderzoek ten
aanzien van landbouwhuisdieren aan de Faculteit. Het con-
gres wordt op woensdagmiddag afgesloten met een plenaire
sessie over aangifteplichtige ziektes met als thema: \'Elimina-
tie of liever vaccinatie?!\' Als eerste wordt een overzicht gege-
ven van de situatie in het buitenland en de besluitvorming
omtrent het wel of niet vaccineren. Daarna is er aandacht
voor de praktische aanpak van een aangifteplichtige ziekte.
Wie is verantwoordelijk voor het eventuele vaccin? Hoeveel
vaccin wordt er geproduceerd? Wie voert wat uit? Vervolgens
zullen in een \'lagerhuisdiscussie\' diverse belangenbeharti-
gers kort een stelling verdedigen. Hierbij zullen handelsbe-
langen, dierwelzijnsbelangen en publieke opinie aan de orde
komen, maar ook veterinairtechnische aspecten. Hierna
wordt op de stellingen gereageerd door de overige sprekers,
maar de nadruk ligt op discussie met de zaal.
Kortom, met deze belangrijke onderwerpen staat dit congres
garant voor een goede kennisvergaring, maar er is ook ruimte
voor gezelligheid. Het congres wordt mede mogelijk gemaakt
door sponsoren Intervet en Eurovet.

Inschrijven is mogelijk via PAO-D (zie najaarsbrochure of
de website www.paod.nl). Het programma wordt voortdu-
rend geactualiseerd op de site van de GPGH, bereikbaar
via www.knmvd.nl/groepen.

Croep Croot Dagen 2006: zorg voor de betere praktijk!

De CCP draaft door!

De ontwikkelingen binnen de diergeneeskunde gaan ge-
staag door. Ook binnen de paardengeneeskunde breiden
de therapiemogelijkheden zich voortdurend uit.

Eigenaren verwachten steeds meer van hun behandelend
paardendierenarts. Kan de Nederlandse paardenpracticus
deze ontwikkelingen wel bijhouden of loop de paardendie-
renarts uit de pas?

-ocr page 265-

De Groep Geneeskunde van het Paard draaft door in de rich-
ting van de toekomst. Op 2 en 3 november wordt het zevende
lustrum van de Groep gevierd op de paardentopsportlocatie
Academy Bartels te Hooge Mierde.

Op 2 november kunt u kiezen tussen twee praktische work-
shops en een seminar. De eerste workshop besteedt aandacht
aan luchtwegdiagnostiek via echografie, endoscopic en bron-
cho-alveolaire lavage (BAL). De tweede behandelt de echo-
grafische diagnostiek van peesletsels en de behandeling via
injectietechnieken. Als derde kunt u een seminar sportpaar-
denbegeleiding volgen onder leiding van collega Jan Greve,
inspanningsfysioloog Eric van Breda en niemand minder dan
olympiadeamazone Tineke Bartels, \'s Avonds bent u welkom
op de jaarvergadering van de GGP Tijdens het wetenschap-
pelijke dagprogramma op vrijdag 3 november worden de
nieuwste technieken besproken, maar ook de toekomst van
de paardengeneeskunde. Uw partner is van harte welkom bij
het partnerprogramma, met als onderdelen een bezoek aan
Safaripark De Beekse Bergen en aan \'s-Hertogenbosch.
\'s Avonds het vervolg van de lustrumviering met een
d(r)averend feest! Onder genot van jazzmuziek kunt u kunt
de afgelopen vijf jaar doorspreken met uw collega\'s of
swingen op de klanken van onze topband en DJ.
Er zijn nog kaarten beschikbaar voor de verschillende onder-
delen van het lustrum. U kunt uzelf aanmelden via
www.paardendierenarts.nl.

Oktober: maand van het chippen

Dit jaar is de maand oktober voor liet tweede achtereen-
volgende jaar uitgeroepen tot de \'maand van het chippen\'.
Doe! van deze maand is het promoten van permanente
identificatie van huisdieren door middel van microchips,
gevolgd door de juiste registratie van de gegevens. De focus
ligt hierbij op het \'chippen\' en registreren van katten. Deze
dieren lijken meer op elkaar dan honden en lopen vaker
van huis weg.Toch zijn ze significant minder vaak gechipt.

De maand van het chippen is ontstaan uit een initiatief van de
Stichting Nederiandse Databank Gezelschapsdieren (NDG)
in samenwerking met Ceva Santé Animale, Proteq Dier&Zorg,
Royal Canin en Virbac Nederiand B.V Het initiatief draagt
bovendien de goedkeuring van Stichting Amivedi, de Dieren-
bescherming, de Federatie Dierenambulances Nederland en
het ministerie van LNV. In het kader van de maand van het
chippen zijn enkele acties en hulpmiddelen ontwikkeld om
dierenartsenpraktijken te ondersteunen bij de organisatie van
dit evenement. In samenwerking met Studio Jan Kruis is er
een nieuwe versie ontwikkeld van de alom bekende Jan, Jans
en de Kinderen-poster. Iedere praktijk heeft daarvan eind sep-
tember al gratis een exemplaar toegestuurd gekregen. Op de
speciale website
www.dierenchip.nl vindt u kant-en-klare tek-
sten voor uw nieuwsbrief of voor de lokale krant, en andere
nuttige informatie over chippen en registreren. De NDG trak-
teert gedurende de actiemaand bij ieder besteld registratieblok

op twee lekkere Albert Heijn-tompoucen. Virbac Nederland
stelt gratis extra BioTectransponders ter beschikking waarmee
de dierenarts in combinatie met de identificatie van het huis-
dier gratis een speelgoed knuffeldier van het jonge baasje van
de hond of kat kan identificeren. Bij de NDG mogen deze
knuffeldieren vervolgens gratis worden geregistreerd. De Pro-
teq Dier & Zorg Verzekering vergoedt gedurende de actie-
maand de plaatsing van een transponder voor nieuwe klanten
voor verzekeringen die voor 1 december worden afgesloten.
En Proteq verwent bovendien vijf praktijken met een V&D-
cadeaubon van € 100,00. En als klap op de vuurpijl krijgt de
winnende praktijk gedurende een jaar de beschikking een spe-
ciaal uitgevoerde luxe Mitsubishi Colt CZ3, geregeld door de
NDG in samenwerking met autobedrijf Jan Snel, Mitsubishi-
dealer te Puttershoek. De voorwaarden voor de diverse acties
zijn te verkrijgen bij de deelnemende organisaties en bedrij-
ven. Voor de dierenarts is deze oktobermaand dus opnieuw
een uitgelezen moment om het belang van een juiste identifi-
catie én registratie bij eigenaren te benadrukken.

Op vrijdag 27 oktober 2006 organiseert de Werkgroep Ve-
terinaire Tandheelkunde (WVT) voor de tweede keer een
symposium in het Golden Tulip Hotel te Doorwerth, dit
keer in samenwerking met Royal Canin. De bijeenkomst
heeft tot doel de praktiserende dierenarts kennis te laten
maken met de gebitsproblematiek en de behandeling daar-
van bij het gezelschapsdier.

Er wordt een aantal korte inleidingen verzorgd door de WVT-
leden zelf: Wat kunt u herkennen? Wat kunt u zelf doen en
wat kunt u misschien beter doorsturen? Welke behandelingen
zijn er mogelijk? Het is de bedoeling dat u kennis opdoet die
u direct in de praktijk kunt
brengen.

: f.:. .T.-.lÄl-jBmT.r.-WttP.di« -- i

Gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier

De gastspreker van deze dag
is Coen Kuit, praktiserend
parodontoloog. Hij zal in-
gaan op de parodontale tand-
heelkundige zorg: de overeen-
komsten en verschillen bij

mens en dier. Wat is nog zinvol om te herstellen? Zijn extrac-
ties altijd de eerste keus? Hoe belangrijk is tandvleesverzor-
ging nu echt? De parodontologie is een onderschat gebied in
de diergeneeskundige praktijk, terwijl onze meeste tandheel-

-ocr page 266-

kundige patiënten er tocli mee te maken tiebben. Behoort u tot
de dierenartsen die actief aandacht besteden aan tandheel-
kundige behandelingen van hun patiënten? Of wilt u nu ein-
delijk eens wat meer over tanden en kiezen weten? Dan mag
u dit symposium niet missen!

Het symposium biedt u de nieuwste inzichten en technieken
op het gebied van een aantal gebitsaandoeningen bij het ge-
zelschapsdier. De kosten bedragen 175 euro per persoon (in-
clusief lunch en proceedings). De aanvang is om 9.30, de ge-
plande sluiting om 15.00 uur.

Het symposium \'Gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier\'
wordt georganiseerd door Royal Canin in samenwerking met
de WVT. Voor meer informatie en registratie: Royal Canin
Veterinaire Service, ter attentie van het secretariaat,
tel: 0413-318414, e-mail:
secretariaat@royalcanin.nl. Vanaf
begin september kunt u zich ook inschrijven via de website:
www.royalcanin.nl (veterinair, actueel). De inschrijving sluit
6 oktober (vol is vol).

^.-^nrmitiét-Bf^^ti

PAO-Diergeneeskunde cursusoverzicht oktober 2006

Voor alle cursussen geldt: meer in-
formatie op www.paod.nl

3 oktober Immuunsuppressie bij

pluimvee
Cursusnummer: 06/402
Locatie: Intervet Nederland, Box-
meer

13.00-20.15 uur
Prijs: let op: € 175,- (staat foutief in de brochure!)

3 oktober Gebitsreiniging & slijptechnieken voor as-

sistenten module 1
Cursusnummer: 06/801
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
09.30- 13.00 uur
Prijs: € 75,-

3 oktober Puncties en anesthesieën in de ondervoet

van het paard
Cursusnummer: 06/512
Locatie: Departement GZ Paard, FD Utrecht
09.00-17.00 uur
Prijs: € 530,-

3 oktober VPM-module financieel management

Cursusnummer: 06/919
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
09.30-16.30 uur

Prijs: € 520,- (bij het volgen van meerdere modules € 25,-
korting per module)

10 oktober Economie van het varkensbedrijf
Cursusnummer: 06/306

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
12.30-17.00 uur
Prijs: € 236,-

11 oktober Voortplanting van de teef en de poes, ge-

wenst of ongewenst, problemen te over!
Cursusnummer: 06/135
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
12.30-21.00 uur
Prijs: € 395,-
11 oktober VPM-module: Van ziek thuis tot terug aan

PAOD

het werk
Cursusnummer: 06/921
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
09.30- 16.30 uur

Prijs: € 520,- (bij het volgen van meerdere modules € 25,-
korting per module)

12,13 oktober Continued education cursus: management
en 2 november op melkveehouderijbedrijven. Module I:
Vitaminen en mineralen en gerelateerde
aspecten
Cursusnummer: 06/222
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
Alle dagen: 12.30-21.00 uur

Prijs: € 892,- (bij het volgen van meerdere modules € 25,-
korting per module)

14 oktober Gebitsreiniging & slijptechnieken voor as-
sistenten module I
Cursusnummer: 06/802

Locatie: Diergeneeskundig Centrum, Emmeloord
09.30- 13.00 uur
Prijs: € 75,-

17 oktober Wondmanagement paard: \'Zachte heel-
meesters maken stinkende wonden\'
Cursusnummer: 06/506
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
13.00-21.00 uur
Prijs: € 455,-

31 oktober Toepassing echografie in de rundveeprak-
tijk

Cursusnummer: 06/221
Locatie: Androclusgebouw FD, Utrecht
20.00-22.30 uur
Prijs: € 75,-

31 oktober Introductie echografie gezelschapsdieren
Cursusnummer: 06/140
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
09.30-17.00 uur
Prijs: € 525,-

-ocr page 267-

SulfatrimOral Paste
voor paarden

AST Farma introduceert Sulfatrim
Oral Paste 400 mg/g®, een antibacte-
riële combinatie op basis van trime-
thoprim en sulfadiazine. In verband
met de definitieve registratie voor paarden vervangt Sulfatrim
Oral Paste de T.S.0. Oral Doser. Sulfatrim Oral Paste heeft
een paar belangrijke voordelen: het is het enige geregistreer-
de orale antibioticum voor paarden (UDA, REG NL 10351),
wordt perfect geaccepteerd door de toevoeging van
anijssmaak, heeft een gebruiksvriendelijke injector waarmee
gemakkelijk het juiste gewicht kan worden ingesteld en tot
slot is een injector voldoende voor de dagelijkse behandeling
van een paard van zeshonderd kilogram.
Informatie:
www.astfarma.nl.

Pie Medical viert 30-jarig jubileum

Het Maastrichtse bedrijf Pie Medical viert dit jaar zijn dertig-
jarig jubileum. Sinds de start in 1976 als Pie Data is het be-
drijf uitgegroeid tot ontwikkelcentrum en fabrikant van een
eigen productlijn echografiesystemen. In 1983 is het bedrijf
gestart met echoapparatuur voor veterinaire toepassingen.
Het heeft zich snel ontwikkeld tot marktleider, doordat het al-
tijd zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor de oplei-
ding van de gebruikers. Sinds de overname van het bedrijf
door de Italiaanse Esaote-groep is het productenprogramma
van draagbare systemen voor drachtigheidsbepaling uitge-
breid met \'high-end\' echografie-systemen voor diagnostiek
van kleine huisdieren. Met de introductie van magnetic reso-
nance imaging (MRl) in de veterinaire kliniek, bijvoorbeeld
in Best en Dordrecht, bewijst het bedrijf na dertig jaar nog
steeds innovatief en dienstbaar te zijn.
1 nformatie:
www.esaote-piemedical.nl.

Nieuwe partner in de dieren-
branche

In mei 2006 maakte Catherine Smits, voorheen mede-eige-
naar van het opgeheven Veterinair Organisatiebureau Ani-
maux, een doorstart met een nieuw bedrijf: Assisi BV Offici-
eel assisteren de medewerkers van dit bureau de
dierenbranche vanaf dierendag op 4 oktober 2006. De naam
van het bedrijf is ontleend aan Franciscus van Assisi, de be-
schermheilige van de dieren en de natuur. Wereldwijd wordt
op zijn sterfdag, 4 oktober, dierendag gehouden. Het nieuwe
bedrijf is gespecialiseerd in personeelsbemiddeling en onder-
steuning op het gebied van management en communicatie,
specifiek binnen de dierenbranche. Het bureau beschikt over
ruim tweeduizend ervaren krachten op elk niveau om in te
springen waar en wanneer ze nodig zijn, tijdelijk of perma-
nent. Van dierenarts, praktijkmanager en assistent tot buiten-
dienstmedewerker, voor in de praktijk, dierenspeciaalzaak,
kantoor of op beurzen.
Informatie:
www.assisi.nl.

Nieuws
van de
industrie

Uit de industrie

Nieuwe zorgverzekering voor
hond en kat

Sinds september 2006 is er een nieuwe zorgverzekering voor
honden en katten op de Nederlandse markt. Onder de naam
Petplan worden verschillende zorgpakketten en aanvullende
verzekeringen aangeboden. De verzekering is een initiatief
van de AUV-dierenartsencoöperatie. Het risico wordt gedra-
gen door Unigarant, een dochteronderneming van de ANWB.
Aan de lancering van dit product is jaren voorbereidingstijd
vooraf gegaan, waarbij men zowel dierenartsen als huisdie-
renbezitters uitgebreid om hun mening en advies heeft ge-
vraagd. De verzekering werkt onder licentie van het Engelse
bedrijf Petplan, dat inmiddels ruim een miljoen huisdieren
verzekerd heeft. De komende weken worden alle dierenart-
senpraktijken in Nederland uitgebreid geïnformeerd en ont-
vangen zij een introductiepakket.
Informatie:
www.petplan.nl.

Vogelgriepvaccin krijgt EU-regi-
stratie

Intervet heeft een EU-registratie gekregen voor zijn vaccin
Nobilis Influenza H5N2. Hierdoor beschikt Europa vlak voor
de start van het herfst- en winterseizoen over een geregi-
streerd vaccin dat vogels beschermt tegen de actuele H5N1-
stam van aviaire influenza. De herst en winter zijn de periode
waarin vogelpopulaties een groot risico lopen op vogelgriep.
Vogels die gevaccineerd worden met H5N2 produceren ande-
re antistoffen dan vogels die zijn geïnfecteerd met H5N1.
Met een diagnostische test kan het verschil tussen de antistof-
fen onderzocht worden. Vogelgriepvaccins bevatten geïnacti-
veerd virus en moeten per injectie worden toegediend om een
volledige immuunrespons te krijgen. De fabrikant onderzoekt
de mogelijkheden voor massabestrijding waarbij injectie niet
nodig is. Onderzoeksprojecten naar deze nieuwe vaccintoe-
passing bevinden zich nog in een vroeg stadium.
Nobilis Influenza vaccins zijn reeds succesvol gebruikt in of-
ficiële bestrijdingsprogramma\'s in onder andere Hong Kong,
Italië en Vietnam. In Europa werd het vaccin tot nu toe voor-
namelijk toegepast ter bescherming van vogels in dierentui-
nen en watervogels in Frankrijk.
Informatie:
www.intervet.com.

Vrijstelling Butox Pour On
bestrijding bluetongue

Staatssecretaris Van Geel (VROM) heeft op verzoek van minister
Veerman (LNV) besloten vrijstelling te verlenen voor het tijde-
lijk gebruik van insecticiden voor runderen bij de bestrijding van
bluetongue. Het gaat om de middelen Tectonik Pour On (perme-
thrin 3,6 gram per 100 ml), Butox Pour On (7,5 mg deltamethrin
per ml) en Sputop (9,5 mg deltamethrin per ml). De vrijstelling
loopt van 4 september tot 20 december 2006. Het bezit en het ge-
bruik van deze middelen na 20 december 2006 zijn strafljaar.
Bron:
www.minlnv.nl.

-ocr page 268-

Tijdens de Algemene Vergadering
van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskun-
de op 7 oktober 2005 werden de re-
sultaten van de verkiezingen voor
de Raad van Toezicht bekend ge-
maakt.

nieuws

De Raad van Toezicht functioneert
sinds 2002 en bestaat uit dertien leden, die regionaal zijn ver-
kozen door de leden van de ICNMvD. Daartoe is Nederland
verdeeld in vier geografische regio\'s. De zetelverdeling is be-
paald aan de hand van het aantal in een regio woonachtige le-
den. Op grond van deze verdeling heeft regio Noord twee
vertegenwoordigers in de raad, regio Oost vier, regio Zuid
drie en regio West vier.

Aangezien de leden van de Raad van Toezicht werden be-
noemd voor een termijn van drie jaar met de mogelijkheid
zich voor een tweede termijn herkiesbaar te stellen, vonden
in 2005 voor de tweede keer verkiezingen plaats. De kandi-
daatleden van de Raad werden voorgesteld in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
van 15 juni 2005, waarna ieder lid
schriftelijk zijn of haar stem kon uitbrengen. Er hadden zich
gelukkig 23 collega\'s kandidaat gesteld, zodat er daadwerke-
lijk op democratische wijze gekozen kon worden.
De keuze werd bekend gemaakt op de Algemene Vergadering
van oktober 2005 en de gekozen leden werden door de Verga-
dering benoemd. In de huidige Raad van Toezicht zetelen be-
halve nieuwe gezichten gelukkig ook genoeg oude bekenden,
waardoor de continuïteit is gewaarborgd.

Toezichthoudende taak

Volgens de statuten is de taak van de Raad van Toezicht het
toezicht houden op het beleid van het bestuur en op de alge-
mene gang van zaken in de KNMvD. De Raad van Toezicht
legt daarover verantwoording af aan de Algemene Vergade-
ring.

De Raad van Toezicht benoemt steeds voor een periode van
drie jaar een voorzitter, een vicevoorzitter en een secretaris.
Deze posities worden in de tweede termijn van de Raad inge-
vuld door respectievelijk Bert Mostert, Anneke de Jong en
Kees van Maanen. Herman Geertsen staat de Raad op verzoek
met raad en daad terzijde en Lia Luinge van het bureau onder-
steunt de Raad op uitstekende wijze in secretarieel opzicht.
Om op een meer structurele wijze inhoud te kunnen geven
aan zijn toezichthoudende taak heeft de Raad werkgroepjes
gevormd rond de thema\'s financiën, bureauzaken en commu-
nicatie.

Scholing

Door de vorige Raad van Toezicht was al een duidelijke be-
hoefte aan verdere professionalisering geconstateerd. De
toenmalige directeur. Herman Geertsen, had daarom al stap-
pen genomen om hieraan tegemoet te komen door aanvullen-
de scholing. In maart 2006 werd de Raad gedurende twee vol-
le dagen bijgeschoold over thema\'s als vergadertechnieken.

Maatschappij

financieel toezicht, dilemma\'s van de toezichthouder, commu-
nicatie met behoud van relatie en wet- en regelgeving. Tevens
kreeg de Raad de nodige literatuur aangeraden voor door-
gaande scholing. Het was een waardevolle training, die naar
verwachting zal bijdragen aan een constructieve en professio-
nele samenwerking tussen het bestuur en de Raad van Toe-
zicht.

Samenwerking met het bestuur

De hierboven aangehaalde scholing vormt de basis voor een
dialoog die inmiddels is ingezet tussen het bestuur en de Raad
van Toezicht over de wederzijdse taken, verantwoordelijkhe-
den en rollen. Het bestuur moet kunnen besturen en de raad
moet in vrijheid toezicht kunnen houden en moet daarvoor
ook diverse informatiebronnen kunnen gebruiken. Het is in
de gezamenlijke vergaderingen van bestuur en Raad niet al-
tijd makkelijk een goede balans te vinden tussen enerzijds in-
formatie-uitwisseling en de mate van detaillering daarvan, en
anderzijds een goed gesprek over bijvoorbeeld de toekomst-
visie, de beleidsontwikkeling, de realisatie van beleidsplan-
nen, de prioritering en actuele zaken. De agendavoering, de
voorbereiding inclusief vooroverleg tussen werkgroepjes en
portefeuillehouders, en de vergaderstructuur zijn momenteel
onderwerpen van gesprek tussen bestuur en Raad. Daarnaast
is diverse malen de noodzaak van een actueel beleidsplan met
daarvan afgeleide jaarplannen aan de orde gesteld. De Raad
wil immers ook toezicht kunnen houden op de uitvoering van
concrete beleidsvoornemens. De begroting wordt mede be-
paald door de beleidsvoornemens voor het komende jaar. In-
middels is een aanzet gegeven tot het actualiseren van het be-
leidsplan. Het bestuur heeft zich voorgenomen dit beleidsplan
eind 2006, begin 2007 te completeren.

Benoeming nieuwe voorzitter KNMvD

Aangezien de huidige voorzitter dit jaar aftreedt en niet her-
kiesbaar is, moest het bestuur volgens de statuten een benoe-
mingscommissie aan de Raad voordragen. Deze moet be-
staan uit vier leden, te weten een lid uit elk cluster en een lid
uit de Raad van Toezicht. De Raad heeft de voorgedragen
commissie benoemd, waarbij Nicole Heutink namens de
Raad in de commissie zitting heeft genomen. Vervolgens
heeft de commissie een profiel voor de beoogde voorzitter ter
vaststelling voorgelegd aan het bestuur en de Raad van Toe-
zicht en zijn de vacature en het profiel gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en op de website van de
KNMvD. Uiteindelijk is prof dr. L.J. Hellebrekers door de
commissie voorgedragen, waarna het bestuur in april 2006
van harte met deze voordracht heeft ingestemd. De Raad van
Toezicht heeft zich akkoord verklaard met de wijze waarop
de procedure is uitgevoerd. De verkiezing van de voorzitter
gebeurt schriftelijk, waarna de uitslag wordt bekendgemaakt
tijdens de algemene vergadering op 6 oktober 2006.

Financiën

De financiële commissie van de Raad van Toezicht, bestaan-
de uit Wim Davidse, André Bruns, Jan Theo Weeda en Nicole

Raad van Toezicht in tweede termijn:

verdere professionalisering en samenwerking met het bestuur

Kees van Maanen

-ocr page 269-

Heutink, beoordeelt met enige regelmaat de financiële gege-
vens van onze vereniging. Zij brengt daarvan verslag uit in de
reguliere vergaderingen van de Raad van Toezicht.
De commissie heeft ook de jaarcijfers over 2005 gecontro-
leerd en beoordeeld. De Raad van Toezicht heeft haar zorgen
geuit omtrent het negatieve exploitatietekort over 2005. De
Raad heeft er bij het bestuur op aangedrongen in de uitvoe-
ring van zijn beleid de begroting te volgen. De Raad van Toe-
zicht heeft echter ook begrip voor de vaak moeilijke keuzes
die door het bestuur gemaakt zijn: noodzakelijke keuzes en
onvoorzien, maar wel kostbaar. Gelukkig heeft de KNMvD
de nodige financiële reserves, maar juist het behouden van
enige reserves en een goede liquiditeit is een cruciale factor
in het voortbestaan van de vereniging.

Toekomst

Zoals onder het kopje \'Samenwerking met het bestuur\' al is
aangehaald, staat de komende periode in het teken van een
herijking van de relatie tussen bestuur en Raad. De scholing
van de raad, de wederzijdse behoefte aan heldere definiëring
van rollen en werkwijze, de benoeming van een nieuwe voor-
zitter en de totstandkoming van een vooriopig beleidsplan
zorgen voor meer dan voldoende momentum en maken het
herijken van de relatie tot een hoge prioriteit. Maar de be-
langrijkste reden is en blijft het besturen van en toezicht hou-
den op een vereniging waarin de leden zich kunnen herken-
nen, met inbegrip van alle aanwezige diversiteit en de
verschillende deelbelangen. Dit vraagt om een bestuur dat
voldoende dicht bij de leden staat, maar ook visie heeft en
koersvast is. Het vraagt bovendien om een Raad van Toezicht
die in staat is het bestuur te adviseren en het zo nodig een

Wet Personenvennootschappen

Harm Haverkamp

Het is nog steeds niet duidelijk wanneer de nieuwe Wet Per-
sonenvennootschappen (WPV) in werking treedt, maar dat de
wet vroeg of laat van kracht wordt is zeker. Als gevolg van
deze wet komt er een einde aan de huidige maatschap. Die-
renartsenpraktijken die nu georganiseerd zijn in de vorm van
een maatschap krijgen te maken met de gevolgen van deze
wet. In het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 juli 2006
is in een artikel van Ruud van de Mark, advocaat bij KBS,
aandacht besteed aan de gevolgen van de nieuwe wet. In de
komende periode blijft de KNMvD de leden informeren over
de stand van zaken. Zodra de nieuwe wetgeving een feit is,
helpen wij u graag bij de aanpassing van de associatieover-
eenkomst:

- Tijdens de regiovergaderingen zijn er presentaties gehou-
den over de WPV Mede op basis van de vragen die we bij
de bijeenkomsten kregen, stellen we een lijst op met ant-
woorden op veel gestelde vragen. De lijst wordt gepubli-
ceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

- Er komt een aparte pagina op de website onder \'praktijk-
management\'. Hier houden we de actuele ontwikkelingen
bij.

- Rond de jaarwisseling zijn de nieuwe model-associatie-
overeenkomsten klaar. Deze modelovereenkomsten zijn

spiegel voor te houden, en die beschikt over voldoende voel-
horens in de diverse geledingen van de beroepsgroep.

De Raad van Toezicht bestaat momenteel uit de vol-
gende collega\'s:

Namens de Regio Noord:

P.J.M. Egberink (Peter) uit Ee

MevrJ.H.J.M. deJong-Rockland (Anneke) uit Hoogezand-
Sappemeer

Namens de Regio Oost:

A.J.H. Bruns (André) uit Zevenaar
C. van Maanen (Kees) uit Rijssen
A. Mostert (Bert) uit Hellendoorn
H.J. Ormel (Henk Jan) uit Hengelo

Namens de Regio Zuid:

J.M. Berger (Jan) uit Lage Mierde
Mevr E.G. van Bruinessen-Kapsenberg (Liesbeth) uit
Aardenburg

J.Th. Weeda (Jan-Theo) uit Sterksel
Namens de Regio West:

C.W. Davidse (Wim) uit Hardinxveld-Giessendam
A. Fennema (Anton) uit Oud-Beijerland
Mevr NJ.J.M. Heutink-Mastenbroek (Nicole) uit
Ciessenburg

Mevr M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(Marianne) uit Bilthoven

Kees van Maanen is secretaris van de Raad van Toezicht.

gebaseerd op de nieuwe WPV. Bij de modelovereenkom-
sten verstrekken we een handleiding die stapsgewijs de
verschillende keuzemogelijkheden behandelt.

- Zodra er helderheid is wanneer de WPV gaat gelden, orga-
niseren we bijeenkomsten waarbij de WPV wordt toege-
licht en er vragen kunnen worden gesteld. Ook geven we
praktische tips.

- Na de inwerkingtreding kunnen leden die gebruikmaken
van de nieuwe modelovereenkomsten per e-mail en telefo-
nisch vragen stellen en conceptovereenkomsten ter beoor-
deling voorleggen aan de KNMvD.

- Leden die graag los van de modelovereenkomst een zeer
specifieke en op maat gesneden vennootschapsovereen-
komst willen opstellen, kunnen via de KNMvD met kor-
ting een overeenkomst bij de KBS-advocaten laten opstel-
len.

De bovengenoemde planning kan afhankelijk van de feitelij-
ke inwerkingtreding verschuiven. Wij houden u op de hoogte.

Harm Haverkamp is senior beleidsmedewerker sociaal-
economische en arbeidsrechtelijke zaken van de KNMvD

-ocr page 270-

Op 6 oktober wordt het KNMvD-jaar-
congres gehouden. Een congres dat in
teken staat van het afscheid van
KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter.
Op zijn verzoek wordt het thema \'Be-
roepsintegriteit, wat is de handteke-
ning van de dierenarts (nog) waard?\'
besproken. Het congres vindt plaats
in Hotel van Oranje in Noordwijk.
Wilt u nog deelnemen aan het middagprogramma of de alge-
mene vergadering dan kunt u contact opnemen met Marieke
Veldman, op het bureau van de KNMvD (tel: 030-6348900

jaarcongres

of m.veldman@knmvd.nl).

Voor meer informatie over het jaarcongres kunt u ook terecht
op
www.knmvd.nl.

Het jaarcongres 2006 wordt mede mogelijk gemaakt door:

AUV, Meeùs Vrije Beroepen, Intervet, Scil Animal Care
Company B.V, Van Velthuijzen Adviesgroep, Flexvet B.V,
Omegasoft, Merial, Pfizer Animal Health, lAMS, C en E
Bankiers, Hill\'s Pet Nutrition, Janssen Animal Health, Alfa-
san, Dier & Zorg, Royal Canin, AST Farma, Dopharma, Vetin
Aacofarma, Elanco, Ceva Santé Animale, Majesta Huisdie-
rencrematoria B.V, Vet\'s-Net.com en Uwdierenarts.nl.

Laatste kans voor het KNMvD-jaarcongres

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 9, september 2006

Enquête antibioticagebruik

FIDIN heeft het initiatief genomen
om onder landbouwhuisdierenpractici
een enquête te houden over antibioti-
cagebruik. Door deze enquête hoopt
de FIDIN meer inzicht te krijgen in de
_______oorzaken van de toename van het an-
tibioticagebruik. De KNMvD onder-
steunt deze enquête van harte en
hoopt op een hoge respons. De enquête is al verstuurd naar
alle landbouwhuisdierenpractici.
Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker

KNMvD gaat samenwerken metTevreden.nl

Klanttevredenheidsonderzoek vormt een belangrijk instru-
ment in het verbeteren van dienstverlening. Daarom heeft het
bestuur van de KNMvD besloten te gaan samenwerken met
Tevreden.nl. Deze organisatie is gespecialiseerd in tevreden-
heidsonderzoek binnen brancheverenigingen. Door de sa-
menwerking wil de KNMvD meer inzicht krijgen in de waar-
dering van de dienstverlening. Ook zullen de leden van de
KNMvD de mogelijkheid krijgen klanttevredenheidsonder-
zoek te gaan houden onder cliënten. Binnenkort ontvangt u
via het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde meer informatie
over de samenwerking.

Meer informatie: portefeuillehouder Leen den Otter, bureau-
medewerker Miel Bingen.

B&B
Bulletin

Meer weten over arbeidsongeschiktheid?

Kom dan naar de regiovergadering of de algemene vergade-
ring. Tijdens deze bijeenkomsten wordt een presentatie gege-
ven over de resultaten van de enquête over arbeidsongeschikt-
heid die onlangs gehouden is. Daarnaast is er ruimte om over
dit thema te discussiëren en verder door te praten.

Data bijeenkomsten:

- Regio West: heeft plaatsgevonden op donderdag
14 september.

- Regio Oost: dinsdag 19 september, 20.00 uur in Hotel van
der Valk De Cantharel, Van Golsteinlaan 20 te Apeldoorn.

- Regio Zuid: woensdag 20 september, 20.00 uur in Best
Western Hotel De Druiventros, Bosscherweg 11 te Berkel-
Enschot.

- Regio Noord: donderdag 21 september, 20.00 uur in Hotel
Van der Valk Drachten, Zonnedauw 1 te Drachten.

- Algemene vergadering, vrijdag 6 oktober, 9.00 uur in
Hotel van Oranje, Noordwijk.

Meer informatie: portefeuillehouder Ton de Ruijter, bureau-
medewerker Harm Haverkamp.

KNMvD jaarcongres 6 oktober, Noordwijk
\'Beroepsintegriteit. Wat is uw handtekening (nog) waard?\'

Heeft u zich al ingeschreven?

Zo niet, doe dit dan direct via www.knmvd.nl.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Jong, Mevr. WE. de; 2005; 7856 TB Benneveld;
Bennevelderstraat 14.

Kroekenstoel, Mevr. A.M.; 2005; 7142 HX
Groenlo; Zwolsemarktweg 3.
Kurvers, Mevr. J.A.RG.; 2006; 3404 GL IJssel-
stein; Bep Belostraat 12.

Roerdinl<, Mevr. M.; 2006; 3511 PB Utrecht; Ou-
degracht 307-J.

Weerd, Mevr. N. van de; 2006; 7411 PJ Deventer;
Stromarkt 9 B.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Kiestra, Mevr. F.

Personalia

Mathijsen, Mevr. VE.M.

Voor het dierenartsenexamen van i september zijn geslaagd:

Beekhuis, Mevr. L.
Blaauw, Mevr. G.
Cupedo, Mevr. A.J.
Deijk, Mevr. A.J.
Eveleens, Mevr. S.
Pieten, Mevr. H.
Gosman, Mevr. B.E
Hillerts, Mevr. M.J.
Holties, Mevr. M.
Jong, Mevr. l.M. de
Kier, Mevr. S. de
Kooij, Mevr. M. van der
Kroekenstoel, Mevr. A.M.
Kroese, Mevr. E.E.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2006

722

-ocr page 271-

Loermans, J.H.M.
Muijlaert, Mevr. B.
Napel, Mevr. A.C. ten
Nimwegen, S.A. van
Ridderbroek, Mevr. C.
Rooij, Mevr. J.A.G.M. de
Rozema, H.
Smiet, Mevr. E.
Wolst, Mevr. F.A.W.
Wouters, E.G.H.

Mutaties:

Beest, H.J. van; 2001; 3581 EC Utrecht; Mgr. v.d. Weteringstraat 61 bis; tel. privé:
030-2322513; tel. privé mobiel: 06-47240109; E-mail privé:
rookindepolder®
wanadoo.nl.;
First herd health pursuivant bij Krasniy Vostok Agro PJSC
in Rusland; tel. bun: 7-8432789025; tel.mobiel: 79179010592.
Bei^sma, R.E; 1978; 7411 BS Deventer; Brink 27 A; tel. privé: 0570-591648;
tel. privé mobiel: 06-26900356; E-mail privé:
rbergsma@home.nl.; vet. adv.
Dibevo. St. Dierbaar ; tel. bun: 033-45504433.

Elzinga, Mevr. C.; 2002; 9291 EL Kollum; Putstraat 38; tel. privé: 0511-452183;
E-mail privé:
chantalet2inga@hotmail.com.; geass. met M.J.C. Meidam,
A.J. Oostindjer, W.A. Schreurs, A. Tak en B
.G. Tillema; tel. prakt.: 0594-
641600; E-mail prakt.: postbus@dapmarum.nl.

Pieten, Mevr. H.; 2006; 3581 LA Utrecht; Oudwijkerdwaisstraat 57; tel. privé
mobiel: 06^5456610; E-mail privé:
hillefieten@hotmail.com.; roulant UUFD
Dept gezelschapsdieren.

Franssen, P.J.M.; 1988; 7475 RH Markelo; tel. privé: 0547-363528; E-mail privé:
paul.franssen@planet.nl.; werkzaam bij de GD; tel. bur,: 0570-660296;
fax bun: 0570-660345; E-mail bun: p.franssen@gezondedieren.nl.
Jaspers Focks, Mevr. J.M.; 1985; 9076 KA St. Annaparochie; Fogelsang 10\'tel.
privé: 0518^04989; fax privé: 0518404608; E-mail privé :
JmJaspersfocks@
hotmail.com.;
p., gezelsch.d. ; tel. prakt.: 0518-403567; fax prakt.: 0518-
404608; E-mail prakt.: jmjaspersfocks@hotmail.com.
Landman, M.A.A.M.; 2003; 7991 RK Dwingeloo; Dwingelderdijk 4; tel. privé:
0521-594707; tel. privé mobiel: 06-22220696; E-mail privé:
marco-landman@
lycos.nl.;
medew. bij H. Hatzmann en Mevn P. Hatzmann-de koning; tel.
prakt.: 0592-241261; fax prakt.: 0592-243399; E-mail prakt.: info@dap-
aaenhunze.nl.

Nijhuis, L. van; 1981; 3784 LVTerschuur; tel. privé: 0342474352; E-mail privé:
lvannijhuis@orange.nl.; vet.adv. bij Verbeek\'s Broederij en Opfokbedrij-
ven; tel. bun: 0318-578250; fax bun: 0318-482411; E-mail bun: nijhuis@
verbeek.nl.

Rozema, H.; 2006; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 36; tel. privé mobiel:
06-29484642; E-mail privé:
h.rozema@gmail.com.; medew. bij W.A. Buijsse,
W.G. van den Ekker, C.A.M. Gielen, H.J.M. Kraneburg, J.P.E.M. tan-
gens, A.J.M. van Nistelrooij en N.A.J. Vreeburg; tel. prakt.: 0412-676060;
fax prakt.: 0412-676067; E-mail prakt.: overlaet@overlaet.nl.

Jubilea oktober 2006

5 oktober. Mevr. Drs. W.C. Spits-Eshuis te Zutphen, 50 jaar
5 oktober, C. Schalk te Klundert, 50 jaar
5 oktober. Prof. Dr. A. Brand te Giethoorn, 50 jaar
11 oktober, Dr. J. Goudswaard te Middelburg, 40 jaar
11 oktober, A. Pluimers te Lichtenvoorde, 40 jaar
11 oktober, J.A. Smak te Bleskensgraaf, 40 jaar
16 oktober, P.J.A.G. Verstraelen te Horst, 25 jaar
19 oktober, J.W. Kloosterboer te Apeldoorn, 50 jaar
19 oktober, W.K. de Jonge te Alkmaar, 50 jaar
19 oktober, H. Brouwer te Emmeloord, 50 jaar
24 oktober, Dr. D. Talsma te Tietjerk, 60 jaar

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch concern, actief op het gebied
van research, ontwikkeling en productie van innovatieve geneesmiddelen (humaan en
veterinair). In 2005 bedroeg de wereldomzet ruim 9,5 miljard Euro. Op de internationale
markt voor geneesmiddelen behoort Boehringer Ingelheim tot de twintig grootste bedrijven.

De divisie Vetmedica levert een uitgebreide reeks innovatieve diergeneesmiddelen ten behoeve van landbouwhuisdieren en
gezelschapsdieren en is een snelle stijger in de top tien van de veterinaire farmaceuten in Nederland. Recente voorbeelden
hiervan zijn Novem\' 20, Bovikak\' en Enterisol\'. Wij breiden binnenkort ons rundveeproductenpakket verder uit en wensen
bovendien meer service en ondersteuning aan onze klanten te geven. Wij zijn daarom op zoek naar: een dierenarts (tevens
zelfstandig ondernemer) die werkzaamheden op consultancy basis kan uitvoeren in de functie van:

Technical Service Manager, rundvee - 40% op consultancy basis.

De functie. De werkzaamheden zijn het adviseren en ondersteunen van onze medewerkers
en klanten, het begeleiden van klinische proeven en het schrijven van artikelen. ]e werkt
intensief samen met medewerkers in binnen- en buitenland en onderhoudt contacten
met opinieleiders.

Het profiel. Erkend rundveedierenarts met ten minste 3 jaar praktijkervaring.
Wetenschappelijk ondedegd en in staat een visie te ontwikkelen. Enthousiasme, door-
zettingsvermogen, uitstekende communicatieve vaardigheden, teamplayer en humor.
Goede beheersing van Nederlands en Engels in woord en geschrift en ruime ervaring
met Microsoft Office.

Boehringer
\\v Ingelheim

Interesse? Stuur dan je c.v.
en motivatie naar: Boehringer
Ingelheim, t.a.v. Ilse de Vrede,
human resources advisor,
Comeniusstraat 6,
1817 MS Alkmaar.
E-mail: ilse.de_vrede@alk.
boehringer-ingelheim.com.
Voor meer informatie kun je
onze website bezoeken
www.boehringer-ingelheim.nl
of bellen: (072) 566 24 07.

-ocr page 272-

Galzurentest

De eerste geheel kwantitatieve in-huis
ELISA voor het meten van galzuren in serum

• Testen van de leverfunctie bij een
verhoogde concentratie

Evalueren van een verdenking op
een portosystemische shunt (PSS)

Snellere behandeling van
hepatische lipidose

IDEXX SNAP®Reader

-ocr page 273-

Skin Support Diet

Dé nutritionele oplossing voor honden met
atopie en vele andere dermatosen

^Het Skin Support Diet van Royal Canin

Innovatieve dieetvoeding voor honden met atopie en andere, met ontsteking en/of haaruitval gepaard gaande,

dermatosen.

Gebaseerd op een verhoogd gehalte aan omega-3-vetzuren en 3 gepatenteerde voedingscomplexen:

• Het Skin Support complex versterkt het natuurlijke afweersysteem van de huid,
vermindert de jeuk en bevordert de wondgenezing.

• Het Skin Barrier complex versterkt de barrièrefunctie van de huid en
vermindert het transepidermale vochtverlies.

• Het antioxidantencomplex vermindert de oxidatieve stress en bestrijdt vrije
radicalen.

I

De langketen omega-3-vetzuren EPA en DHA kunnen de ontstekingsreacties in g

«

de huid beperken. *

©

«CtMLCMIIN

ROY4L CkNIN

► Breed indicatiegebied door de positieve effecten op de huid en de wondgenezing. &

Vraag uw dierenartsenbezoeker om de Focus Special
Edition The challenge of canine atopie dermatitis\'

•.lU/

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen) of 0413-318400
(productinformatie) - E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl
 VETERINARY DIET

-ocr page 274-

Virbac is een internationale farmaceutische onderneming, gericht op het ontwikkelen, produceren en op de
markt brengen van diergeneesmiddelen en veterinaire gezondheidsproducten. In Nederland is de organisatie
gevestigd in Barneveld. Op dit moment is er een vacature voor de positie van:

ANIMAL H EALTH

fm Hremix —

Suramox
Auriplak"

De functie

Virbac brengt in Nederland een breed assortiment producten
op de marl<t, onder andere voor landbouwhuisdieren, paarden
en gezelschapsdieren. De marketing activiteiten van iedere
productgroep worden aangestuurd door de Product Manager.
Deze positie is op dit moment vacant voor de productgroep
Large Anima! & Equine. Belangrijke producten zijn bij-
voorbeeld
Auriplak (voor rundvee), Suramox premix (voor
varkens) en de ontwormingsmiddelen
Equimax en Eraquell
(voor paarden). U werkt in een team van in totaal 3 product
managers (dierenartsen) en rapporteert aan de commercieel
directeur.

Uw profiel

U hebt diergeneeskunde gestudeerd en bij voorkeur praktijker-
varing met landbouwhuisdieren en paarden. Beheersing van de
Engelse taal in woord en geschrift is voor deze functie noodza-
kelijk. U bent een initiatiefrijke persoonlijkheid die gewend is in
teamverband te werken en die graag de handen uit de mouwen
steekt. Een sterke commerciële en resultaat gerichte instelling is
beslist noodzakelijk. Het continu innoverende karakter van het
productassortiment geeft de ruimte om volop uw talenten te
benutten. U bent woonachtig binnen een redelijke afstand van
Barneveld of bereid zich in die omgeving te vestigen.

Virbac biedt:

Een veelzijdige functie die zowel technisch als wetenschappelijk
op de praktijk gericht Is. U maakt deel uit van een slagvaardige
organisatie die sneller groeit dan de markt.
De arbeidsvoorwaarden zijn in overeenstemming met de aard
van de functie.

Bent u die manager?

Schrijf dan een korte brief met CV onder vermelding van
"vacature Product Manager" aan:

Virbac Nederiand BV
t.a.v. De Directie
Postbus 313
3770 AH Barneveld

E-mailen kan ook: info@virbac.nl

Voor nadere informatie over deze functie kunt u contact
opnemen met de heer A.Vroege RM, Commercieel Directeur,
telefoon
0342-427109.

Meer informatie over Virbac is te vinden op onze sites:
www.vlrbac.nl en www.virbac.com

PRODUCT MANAGER

LARGE ANIMAL & EQUINE PRODUCTS

Dierenkliniek in het zuiden van het land
zoekt een

ERVAREN
CEZELSCHAPSDIERENPRACTICUS

met orthopedisch chirurgische vaardigheden.

Brieven met CV kunt richten aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 CE Houten onder
vermelding van nummer: 4/2006.

Gevraagd fulltime dierenarts landbouwhuisdieren
Pen november 2006

In een goed uitgeruste gemengde praktijk in het westen
van Noord-lerland, gedeelde diensten, auto en accom-
modatie inclusief. Leuk jong team van op het moment
zeven dierenartsen, uitbreidend naar negen. Ervaring
niet nodig. De praktijk is gelegen in de mooie omgeving
van Lough Erne, Co. Fermanagh.

Reacties in het Engels naar:
sonjahateboer@hotnnail.com

Aangeboden

Degelijk röntgentoestel Philips compact
diagnost i; met röntgenbuis tot 150 kV (!!).

Elektronisch in hoogte verstelbare tafel met raster.
Bouwjaar 1983. Apart op afstand te bedienen (bijvoor-
beeld buiten de röntgenruimte). Zou eventueel ook voor
horizontale stralenbundel te gebruiken zijn (paardenfo-
to\'s), maar hiervoor is enige aanpassing nodig.

Vraagprijs 1300 euro.

Voor info graag bellen na 19.30 uur op tel.: 06-19878328.

Deadline*)

02-10-2006
16-10-2006
30-10-2006
13-11-2006

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-10-2006 maandag

01-11-2006 maandag

15-11-2006 maandag

01-12-2006 maandag

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 275-

40% VAN DE VOLWASSEN PAARDEN
WEEGT MEER DAN 600 KG!

Voor een effectieve ontworming van uw paard is een goede dosering van groot
belang . De dosering van ontwormmiddelen is afhankelijk van het lichaamsge-
wicht.
40% van dc volwassen paarden in Nederland weegt tussen de 600 en

700 kg. Daarom introduceert Virbac nu Equimax met een doseerspuit voor 700
kg lichaamsgewicht. Daarmee bent u verzekerd van een effectieve dosering.

Alleen Equimax bestrijdt met één dosering niet alleen rondwormen en horzel-
larven, maar ook alle lintwormen. Vooral een lintworminfectie verhoogt het
risico van koliek. Equimax kan veilig worden toegediend aan alle paarden,
pony\'s, (drachtige) merries, (dek)hengsten en veulens vanaf een leeftijd van
2 weken. Met Equimax beschermt u uw paard dan ook maximaal.

Equ-max, simply the max...

rj U1jW\\J(

IVERMECTINE PRAZIQUANTEL

v/ww.equimax.nl

.ediend aan alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries, (dek)heng5ten en veulens vanaf een leeftijd van 2 weken. Bovendien is Equimax zeer smakelijk en met de unieke

gewichtjemakkel^^^^ mg per gram, Praziquantel 140,3 mg per gram. Toedieningsvvijze: Doseerspuit met 7,49

,rd. Wachttijdadvies vlees: 35 dagen. Kanalisatie: Vrij. www.equimax.nl Voor meer informatie: Virbac Nederiand BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld.

Equimax kan veilig worden toe
doseerspuit voor 700 kg lichaan
Equimax REG NL 09950 Werkz
700 kg lichaamsgewicht. Doeldier

-ocr page 276-

Pfizer Animal Health

Zorg is meer dan vaccineren.

Het jaarlijkse Conditie Consult

U wilt uw cliënten zo goed mogelijk helpen. Maar dan moeten ze wel de
weg naar uw praktijk vinden. Pfizer introduceert daarom het Conditie
Consult. Een concept voor een jaarlijkse algehele controle, dat veel
verder gaat dan een oproep voor vaccinatie. Voor meer praktijkbezoek,
meer tevreden cliënten en niet te vergeten meer omzet. Wij willen u
daarbij zo goed mogelijk helpen. Kijk ook op www.weknowyoucare.nl.

We know you care.

-ocr page 277-

Deel 131 • Aflevering 20 • 15 oktober 2006

Universiteitsbibliotheek

Utrecht

m.m

Tijdschri

Renal cysts, nephrolithiasis, and ovarian cysts in a
donkey suspected of having been sexually abused

Ludo Hellebrekers verkozen tot voorzitter

Zwemmen in de zomer

Bluetongue is een groter probleem dan veel mensen
denken

Veerman overweegt toch verplicht chippen van honden
Interessante regiovergaderingen

KNMvD

minklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Bijgevoegd: DDx, veterinair studentenblad der DSK

-ocr page 278-

VETERINARY

EXCLUSIVE

Royal Canin, kennis van
en respect voor dieren

, Royal Canin biedt een uitgebreid assortiment dieetvoedingen,
preventieve voedingen en gezondheidsvoedingen, dat uitsluitend
verkrijgbaar is bij de dierenarts.

, De voedingen van Royal Canin leveren een actieve bijdrage aan de
gezondheid van hond en kat door de hoge kwaliteit, de uitzonderlijk goede
acceptatie en de innovatieve voedingsconcepten.

j De ontwikkeling van nieuwe voedingen vindt plaats in samenwerking
met een wereldwijd netwerk van universiteiten en specialisten.
De voedingbehoeften en het welzijn van het dier staan hierbij centraal.

R0Y>4L CkNIN

Voor meer informatie:

Royal Canin Productvoorlichting en Service • Postbus 63 • 5460 AB Veghel
VETERINAIRE SERVICE Tel.: 0413-318400 • E-mail: info@royalcanin.nl • Intemet: www.royalcanin.nl

-ocr page 279-

Tijdsjdm
Diergenees mme

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

DeellBl
Aflevering 20
15 oktober 2006

729

Inhoud

Cover: foto van pagina 732 en 763
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Renal cysts, nephrolithiasis, and ovarian cysts in a donkey suspected of having been sexually abused:

J.M.A. van den Brand, W.K. Hendriks-Onstein, M.J.L Kik, A. Crone en M.M. Sloet van Odruitenborgh-Oosterbaan 73°

Samenvattingen VDT

Nieuws

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Zwemmen in de zomer: D.R. Scheepstra en L.J. A. Lipman

Interview

Bluetongue is een urotcr probleem dan veel mensen denken;Johan Klein Haneveld en Miel Bingen

Veterinair tuchtrecht

Worst of both worlds; laira Boissevain

Berichten en verslagen

Veerman overweegt toch verplicht chippen van honden; Paul Overgaauw
VWA

Gratis monsteronderzoek voor uitsluiten van vogelgriep
Verslag

Straathonden en stekelvarkens; dierenarts in Suriname; Emine van Craafeiland
Verborgen gebreken; A. Vendrig

Wetenschap

735

741

742

746

748

749

751

752

754

Verslag

Opening Jcanette Donker-Voet gebouw;Jo/ion Klein Haneveld
"We moeten informatie over klauwgezondheid beter benutten"; Ceesje Rotgers
Aankondig!

Congressen en
symposia

757

758

760
760

iging

Symposium \'Diergeneeskunde in de oudheid\'; Rob Back
Wetenschappelijk symposium fytotherapie bij dieren

Rilexine 200 LC: slechts 2 dagen wachttijd!
WACHTTIJD = GELD

• breed werkzaam spectrum

• effectief tegen de meest voorkomende mastitisverwekkers

• kortere wachttijd betekent:

- sneller aan de melk

- enorme besparing op de behandelingskosten

Your partner in Animal Health

NIEUW!

Uniek pootbandje

\\ftrt>^c:

Rilexine® 200

Lactating Cow

ANIMAL HEALTH

Rilexine 200 LC Diergeneesmiddel REO NL9348. Samenstelling: per 10 ml suspensie: Cefalexinc-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. Indicatie; klinische mastitis veroorzaakt door voor
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus. Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. Doeidier: melkgevend rund. Wachttijd melk: 2 dagen,
slacht: 6 dagen. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: infoCHvirbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 280-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr E. Teske

Dr J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Botgstcede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr J.A.R Hee.sterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr RR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: t|tl i liiiHl.......1 nl_

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348Q00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

761
761

761

762

Landbouwdieren in de stad: \'urban livestock\'
\'Een andere kijk op de dieren(-artsenpraktijk)\'
Voorzitterssymposiuin Vei^niging tegen de Kwakzalverij

PAOD

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
iandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt iBlim door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN.\'AMRO N.N^
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443._

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie

Maatschappijnieuws

Ludo Hellebrekers verkozen tot voorzitter; Miel Bingen
Interessante regiovergaderingen; Henry Dijkman
Ereraad Jaarverslag 2005

Uitslag verkiezingen voorzitter van het bestuur van de KNMvD;
M.C. Schuttert, R.F. Bergsma enJ.F.C. Maathuis
Retourprovisie Vetass wordt niet uitgekeerd
Personalia

762

763

763

764

765

766

766

767

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstvertening,
Binckhorstlaan 401,2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original article

Renal cysts, nephrolithiasis, and ovarian cysts in a donkey suspected of having been sexually abused;
J.M.A. van den Brand, W.K. Hendriks-Onstein, M.J.L. Kik, A. Crone
and M.M. Sloet van Odruitenborgh-Oosterbaan

730

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 281-

Uit

de redactie

\'Ons\' tijdschrift

Net terug van een zeer plezierig, maar ook een tikje vermoeiend bezoek aan Noordwijk ligt op
mijn bureau het verzoek om voor de laatste keer een editorial te schrijven. Een verzoek waar ik in
die zes jaar als lid van de hoofdredactie, tegenwoordig de wetenschappelijke redactie, altijd met
plezier aan heb voldaan. In die zes jaar is er binnen het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, net als
binnen de vereniging, het nodige gebeurd en veranderd. Zo is de lay-out en indeling aangepast, is
er besloten om Engelstalige wetenschappelijke artikelen te accepteren (zoals in dit nummer), heeft
de bureauredactie een andere opzet en andere samenstelling gekregen, zijn er nieuwe rubrieken
gekomen, en is er \'kleur\'in het Tijdschrift gekomen.

Naast die veranderingen is er ook veel hetzelfde gebleven. Het Tijdschrift is nog steeds een menge-
ling van wetenschappelijke, voor de praktijk relevante en actuele veterinaire zaken. Daarnaast is
het voor de KNMvD een belangrijk, zo niet hét belangrijkste medium om met de leden te communi-
ceren. Natuurlijk is de laatste zes jaar de rol van e-mail en internet in dit contact enorm toegenomen
en zijn de mogelijkheden om snel en adequaat te communiceren daarmee geweldig uitgebreid. Toch
blijft in mijn ogen een belangrijke taak weggelegd voor een gedrukte informatiebron. Zowel wat be-
treft het verenigingsgedeelte als wat betreft het wetenschappelijke en vakinhoudelijke gedeelte. Wat
ook niet veranderd is, is de inspanning die de redactie zich moet getroosten om aan voldoende, voor
de praktijk geschikte wetenschappelijke artikelen te komen. Bij mijn aantreden werd ik hier al op
gewezen. De voorzitster van de redactie deed bij de uitreiking van de jaarprijs het afgelopen week-
einde nog weer eens een dringende oproep in deze richting. Een oproep die ik hier graag herhaal.
Daarmee ben ik terug in Noordwijk. Tijdens de goed bezochte, vlot verlopende algemene verga-
dering waren we getuige van de wisseling van het voorzitterschap. Natuurlijk werd er tijdens het
afscheid van Ton de Ruijter, die onder groot applaus benoemd werd tot erelid, teruggekeken op de
enerverende jaren die achter ons liggen. Kersverse voorzitter Ludo Hellebrekers richtte zijn blik
zoals het hoort vooral op de toekomst. In een kort interview in dit nummer gaat hij hier nader op
in. Ook in zijn jaarrede tijdens het jaarcongres zette hij zijn standpunten duidelijk uiteen. Na zijn
visie volgde er een forumdi.scu.ssie over het onderwerp integriteit. De discussie werd gevoerd op
basis van de nogal suggestieve vraag: "Wat is de handtekening van de dierenarts (nogj waard? " In
mijn optiek is er maar één antwoord mogelijk: alles! Willen wij als beroepsgroep een serieuze bij-
drage leveren aan de samenleving, dan moet de handtekening van een dierenarts onbetwijfelbaar,
betrouwbaar en robuust zijn.

Mijn bijdrage als lid van de redactie aan het tot stand komen van het Tijdschrift komt met dit edito-
rial tot een eind. Ik heb met veel plezier deel uitgemaakt van de redactie. Het is erg gemakkelijk om
vanuit de periferie kritiek uit te oefenen op ons \'clubblad\'. Zeker nu ik weet welke arbeid er achter
de schermen verricht wordt om als relatief kleine beroepsvereniging dit blad elke veertien dagen in
zijn huidige vorm te laten verschijnen, ben ik daar gepast trots op. Ik wil mijn mederedactieleden
bedanken voor de plezierige samenwerking. Tevens maak ik gebruik van de gelegenheid een woord
van dank te richten aan de bureauredactie, die het vele dagelijkse werk achter de schermen uitvoert.
Ik wens \'ons\' tijdschrift een goede toekomst en hoop dat we het heel lang met veel plezier kunnen
blijven lezen.

Jan Tiete Siebinga

Tijd

voor

DiergeneesMrifR

-ocr page 282-

Renal cysts, nephrolithiasis, and ovarian cysts in a donkey suspec-
ted of having been sexually abused

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 731: 730-735-

J.M.A. van den Brand\\ W.K. Hendriks-Onstein\', MJ.L Kik\\ A. Gröne\\
M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

Oorspronkelijk artikel

Summary

A female donkey was thought by its owner to have been sexually
abused because it had severe perineal swelling. Besides the peri-
neal swelling and a very small vaginal erosion, there were no
other abnormalities at clinical examination. Haematology and
blood biochemistry revealed an increased leukocyte count, an
elevated blood lactate concentration, and a low ionized calcium
concentration. During night the donkey\'s condition deterio-
rated and it was euthanized in the morning. At necropsy severe
haemorrhages were found within the subserosa of the caudal
abdomen. Both kidneys were polycystic, and multiple calculi
were found in the right kidney. Both ovaries had multiple cysts.
Lesions (fibrosis and mineralization) were found in the liver,
lungs, and mesenteric artery and were suggestive of an earlier
parasitic infection. There was no evidence of sexual abuse.

Samenvatting

Niercysten, nierstenen en ovariële cysten in een ezel met de
verdenking sexueel te zijn misbruikt

Op basis van uitgebreide perineale zwelling vermoedde de eige-
naar van een ezelmerrie dat het dier sexueel misbruikt was. Bij
klinisch onderzoek werden naast de uitgebreide perineale zwel-
ling en een zeer kleine erosie van de vaginawand geen andere
klinische afwijkingen gevonden. Bloeduits lagen lieten een ver-
hoogd aantal leukocyten, een verhoogde lactaatconcentratie en
een verlaagde concentratie van het geïoniseerde calcium zien.
Gedurende de nacht werd de ezel slechter en de volgende mor-
gen werd zij geëuthanaseerd. Bij postmortaal onderzoek werden
uitgebreide inwendige bloedingen gevonden in het caudale deel
van het abdomen. Beiderzijds waren de nieren polycystisch en in
de rechter nier waren meerdere calculi aanwezig. Tevens ver-
toonden beide ovaria meerdere cysten. De lever, longen en Arte-
ria mesenteria cranialis vertoonden chronische laesies met fi-
brose en calcificatie, passend bij een eerder doorgemaakte
parasitaire infectie. Er waren geen harde aanwijzingen voor sek-
sueel misbruik van de ezelmerrie.

Introduction

When animals are found injured without an obvious cause,
their owners sometimes assume that the animals have been
abused. It is often difficult for veterinarians to get a complete
and unbiased history. Animal abuse can range from uninten-
tional neglect (not providing appropriate food, water, shelter.

\' Department of Pathobiology. Pathology division. Utrecht University. Yalelaan I.

3584 CL Utrecht, the Netherlands.
\' Department of Equine Sciences. Utrecht University. Yalelaan 114,
3584 CM Utrecht, the Netherlands.

or care) to purposely causing the animal physical harm (7).
Sexual abuse may involve the genitalia and the perineal re-
gion of both sexes. Sexual abuse of animals, also called sod-
omy, bestiality, or zoophilia, is a taboo (9, 26, 34). It is not
clearly defined in the literature and is considered a complex
diagnostic and therapeutic problem that bridges human and
veterinary medicine (18,27,40). Sadism is frequently associ-
ated with the sexual abuse of animals (18, 40). Animals may
try to resist such sexual attacks, which may increase the
abuser\'s aggressive behaviour, leading to other non-sexual
injuries of the animal (18).

Sexually abused animals often have injuries in the perineal
region, often with internal bleeding and/or rupture of both
rectum and vagina (18). Although several animal species can
be abused (26), the most abused animals are ruminants and
horses, accounting for about 85% of the cases (34). In sexu-
ally abused horses, 25% of the injuries, mostly stabs or cuts,
are made to the genitals, usually of female animals (30). The
differential diagnosis of sexual abuse should consider other
traumatic causes of genital damage, such as accidents, self-
infliction, trauma inflicted by other horses (kicking, biting,
and mounting injuries), and iatrogenic lesions resulting from
genital or rectal examination (2).

Polycystic kidneys occur in most domestic species, especially
in cats, dogs, calves, and pigs (28). They are uncommon in
horses, but have been described in aged horses with bilateral
development and progressive renal dysfiinction (1, 4, 6, 28,
31). These cases, in which there were unilateral or bilateral
lesions, were detected incidentally, without the animals show-
ing clinical signs. Polycystic kidney disease (PKD) in Persian
cats, as well as in humans, is an inherited disorder that causes
the formation of fluid-filled cysts, often leading to renal fail-
ure. PKD is characterized by an autosomal dominant inheri-
tance and only occasionally is there recessive inheritance
(12). In the autosomal variant a mutation in the PKDl gene
(in humans also the PKD2 gene) causes defective renal de-
velopment due to the production of a changed protein, named
polycystin-1 (in humans also polycystin type 2), by the mu-
tated PKDl gene (13, 20, 24). To our knowledge, PKD has
not been reported in donkeys. Nephrolithiasis occurs quite
often in horses and can cause chronic renal failure (21). Hu-
mans and animals with PKD are at increased risk of develop-
ing calculi because of the changed anatomy and physiology
of the kidney.

The present case report describes a donkey suspected of be-
ing sexually abused; however, necropsy did not provide evi-
dence of such abuse and revealed a completely different dis-
ease complex.

Case report

Case history

A middle-aged female donkey (jenny), of unknown age (be-
tween 15 and 20 years old) and parity that had lived in the

-ocr page 283-

south of Europe for an undetermined time, was referred to
the Equine Chnic of Utrecht University in the afternoon. The
owner had found the donkey in the morning with a swollen
vulva with slight haemorrhagic discharge. The referring vet-
erinarian had examined the donkey at home and had expected
to find a tear of the vaginal mucous membrane but was un-
able to determine whether there was such a tear and how seri-
ous it was. The animal received antibiotics\' and non-steroidal
anti-inflammatory drugs^ and was sent to the clinic for fur-
ther examination.

Clinical examination

At arrival the animal was lethargic. General clinical examina-
tion revealed a high pulse rate {100 beats per minute; normal
36-68), a low body temperature (36.1 °C; normal 36.2-37.8)
and cold peripheral extremities, and pale pink mucous mem-
branes. Before further examination, 7500 lU tetanus antitox-
oid^ was administered subcutaneously and 0.15 ml detomi-
dine hydrochloride\'\' was given intravenously and a blood
sample was taken for haematology and blood biochemistry.
Vaginal examination showed a contusion of the vaginal mu-
cous membranes on the right dorsal side, a haematoma in the
caudal part of the vagina, and a very small superficial lesion
dorsally in the vaginal wall. The clitoris was deeply embed-
ded in the oedema of the vagina and contained some blood
clots but was not damaged.

Treatment was started: the vulva and perineum were cooled
with cold water and triamcinolone acetonide ointment\' was
applied to the vaginal mucous membranes. Because the own-
er wanted to take the donkey home, she was instructed to
continue the treatment at home and to give 500 mg flunixine
meglumine^ per injector orally once a day if the animal
showed signs of pain (dose estimated for 150 kg body
weight). The referring veterinarian was informed about the
clinical findings and the treatment protocol; he agreed to
check on the donkey the next day and would continue to ad-
minister antibiotics\' for the next 2^ days.
During the night the animal\'s condition deteriorated and the
university ambulatory clinic was called at about 06.00 hours.
The consulting veterinarian found the donkey recumbent in
the stable, not wanting and/or unable to stand, and showing
signs of colic. The heart rate was raised (72 beats per minute),
and the abdomen was enlarged and gut sounds were de-
creased. No other abnormal findings were present. Blood was
collected for haematology and blood biochemistry, and 50
mg hyoscine butylbromide^ and 150 mg flunixine meglu-
mine\' were administered intravenously. A few hours later the
owner called the local practitioner because the donkey\'s con-
dition had deteriorated further. After re-examination, it was
decided that the donkey should be euthanized^ and referred
for post-mortem examination.

Later that day, haematology and blood biochemistry findings
(for the samples taken that day and the day before) revealed
leukocytosis, an increased serum urea level, an elevated
blood lactate level, an increased glucose level, a low serum
potassium concentration, a low serum ionized calcium con-

DuplociUine*. Inlervel, Boxmeer, The Netherlands.

Finadyne^ Horse, Schering-Plough Sante Animale. Segre, France.

Tetanusserum\'. Intervet, Boxmeer, The Netherlands.

Domosedan\'. Pfizer Animal Health, Capeile aan de IJssel, The Netherlands.
Cremor Triamcinoloni 0.1% FN A Gf, Genfarma B V, Zaandam, The Netherlands.
Buscopan* 20, Boehringer Ingelheim. Alkmaar, The Netherlands.
Bedozane\', Schering-Plough Sante Animale, Segre. France.
Eulhesate\'. CEVA Sante Animate BV, Naaldwijk, The Netherlands.

centration, and a normal pH with a low bicarbonate concen-
tration and a low pCO^ (table 1).

Pathology

Macroscopically, the donkey was in a good physical condi-
tion with abundant subcutaneous and intra-abdominal fat.
There was a small abrasion on the upper eyelid. The perineal
area with vulva and rectum were severely swollen with sub-
cutaneous oedema and haematomas (Figure 1). No lesions
were present within the wall of the rectum. The vulva showed
multiple very small superficial mucosal erosions on the out-
side, maximally 0.5 cm in diameter. The vagina had a small
superficial erosion 1.5 cm long, located dorsally and 10 cm
cranially of the vulva, and a thickened wall with submucosal
haematomas. The cervix was closed and intact. In the abdo-
men, large haematomas were present in the mesorectum, the

label 1. Haematology and blood biochemistry of a middle-aged donkey
with polycystic kidneys.

Variable

At arrival Next morning Reference

White blood cell count (10\'/l)

17.5

18.4

6.1-16.1*

Neutrophil count (1071)

n.d.

15.3

2.2-13.3"

Lymphocytes (1071)

n.d.

1.5

1.8-7.8»

Eosinophil count (1071)

n.d.

0

0.09-1.15»

Basophil count (1071)

n.d.

0.4

0-0.8*

Monocyte count (1071)

n.d.

1.3

0-0.8*

Packed cell volume (1/1)

0.33

0.29

0.25-0.38*

Urea (mmol/l)

n.d.

13.7

1.9-7.6*

Total protein (g/1)

n.d.

64

58-82*

Albumin (g/1)

n.d.

30

20-34*

Alpha-globulin (g/1)

n.d.

7.0

3.7-20.1-I-

Beta-Globulin (j/l)

n.d.

9.0

6.9-24.7-1-

Gamma-globulin (g/1)

n.d.""

18.0

"" 5.5-f9

pH

7.444

n.d.

7.35-7.45-1-

HCO3- (mmol/l)

16.0

n.d.

20-28-1-

Base excess (mmol/l)

-5.8

n.d.

-3-

pC02(kPa)

3.2

n.d.

4.7-6.0-1-

Glucose (mmol/l)

14.2

n.d.

3.1-5.0*

Sodium (mmol/l)

137

n.d.

132-149$

Potassium (mmol/l)

2.6

n.d.

3.0-5.4$

Chloride (mmol/l)

100

n.d.

95-109$

Serum ionized calcium (mmol/l)

0.7

n.d.

1.4-1.7-1-

Total lipids (g/1)

n.d.

1.2

3-7-1-

Lactate (mmol/l)

13.3

9.6

0.7- 1.2-t-

( n.d. = no data. * Data from Dr E.D. Svendsen (Svendsen 2000), Reference data
of horses, S Data from reference ranges in donkeys (ZinkI 1990))

-ocr page 284-

ligamenta lata, within the perineal fat tissue, and in the serosa
of the urinary bladder (Figure 2). The abdominal cavity con-
tained about 500 ml of serosanguinous fluid.
Both kidneys were enlarged (length of left kidney ± 15 cm
and length of the right kidney 27 cm) with haematomas in the
surrounding tissue. The left kidney had a thin irregular cortex
(1-3 cm thick) with multiple cysts varying in size from 0.5 to
4 cm, filled with yellow to red clear fluid. The kidney paren-
chyma was very pale and the pyelum was widened (Figure 3).
The right kidney showed a very wide pyelum filled with mul-
tiple renal calculi (irregular surface, brown, and 0.1-2 cm in
size) and haemorrhagic fluid (Figure 4). Only a small rim of
renal parenchyma was left with a pale appearance and multi-
ple cysts. The ureters were widened with a thickened red wall.
The urinary bladder had a haemorrhagic serosa, the mucosa
was intact, and the content was haemorrhagic and mucoid.
Both ovaries were enlarged, varying in length from 5 to 10
cm, with multiple cysts, 0.5-3 cm in diameter, and filled with
yellow to red clear fluid (Figure 5).

The diaphragm had several coalescing haemorrhages within
the muscular part. The myocardium was pale with multiple
small subendocardial haemorrhages, and mild to moderate
thickening of the aortic valves due to fibrosis was found. The
lungs were oedematous with a local encapsulated process 3
cm in diameter, consisting of central necrosis and mineraliza-
tion. The liver was pale with a marked zonal pattern and a
few indented white foci subcapsularis The gastrointestinal
tract was normal. The wall of the mesenteric artery was
slightly thickened.

Microscopically, the kidneys contained multiple cysts within
the cortex, lined with a single layer of cuboid to flattened epi-
thelium and often filled with proteinaceous material. The pa-
renchyma was atrophic with compressed renal tissue and se-
vere interstitial fibrosis, often periglomerularly, with
infiltrates of lymphocytes, plasma cells, macrophages, and
some neutrophils and eosinophils (Figure 6). Many tubules
were dilated, some with a hyperplastic epithelium. Multifo-
cally, the lumen contained mucus and crystalline structures.
Focally, there were glomeruli with sclerosis, synechia, and
necrosis. The epithelium of the urinary bladder was intact but
there was severe subepithelial haemorrhage. The ovaries con-
tained multiple cysts lined with a single layer of columnar
epithelium with fimbriae at the apical side. The lungs were
oedematous with focal fibrosis and mineralization. In the
liver, multifocally severe porto-portal bridging fibrosis with

-ocr page 285-

bile duct proliferation was present with multiple cross-
sectioned arteries showing hypertrophy of the tunica intima
(Figure 7). Centrilobular necrosis, dilated sinusoids, haemor-
rhage, and multifocal infiltrates containing many macro-
phages, plasma cells, lymphocytes, and a few eosinophils
were present. There was mild regeneration. The bone marrow
showed marked myelopoiesis.

Discussion

It is difficult to perform an entirely objective examination of
a sick animal. In the present case, the owner immediately as-
sumed that the animal had been sexually abused. In retro-
spect, this was unlikely because given the severity of the in-
ternal bleeding, one would have expected to have found
extensive external trauma, bus this was not the case. The
small mucosal erosions found around the vulva and within
the vagina could also have been caused by self-trauma, trau-
ma inflicted by other horses, or iatrogenic trauma. The ab-
sence of serious lesions in the rectum, vagina, and around the
cervix argues against sexual abuse.

The severe haemorrhages of the caudal abdomen and perine-
um were most likely caused by blunt trauma, although other
explanations are possible. The donkey could have caused the
trauma itself as a result of the severe colic caused by the cal-
culi. This conclusion is supported by the finding that the
blood was distributed (as a result of gravity) cranio-ventrally
within the loose connective tissue. Other explanations are
vascular damage associated with the calculi and renal dam-
age, and coagulopathy as a result of the hepatic (and renal)
damage. However, the bone marrow seemed normal macro-
scopically and microscopically, and secondary coagulopathy
associated with the haemorrhages and shock is more likely. A
final explanation for the severe haemorrhages is that these
were associated with PKD. In humans, a number of vascular
abnormalities have been found in conjunction with autoso-
mal dominant polycystic disease (ADPKD) as well as cere-
bral, coronary, and aortic aneurysms. Although the cause of
the vascular lesions is not known, the high levels of polycys-
tin in the blood vessels imply a link between these mutated
proteins and structural defects (12, 19, 38). In our donkey
there was no evidence that an aneurysm was responsible for
the severe bleeding. Mild aortic valvular fibrosis, as seen in
our donkey, is not known to be associated with PKD and was
most probably associated with the animal\'s age. Although re-
nal cysts are an unusual finding in horses and have not been
described in donkeys, they do occur in older horses and our
donkey was middle-aged. Most cases described in horses
showed involvement of the liver (1,4,6, 28, 31), but our don-
key did not have hepatic (or pancreatic) cysts. In humans AD-
PKD is a systemic disease with extrarenal cysts being com-
monly observed in the liver and less frequently in the
pancreas, spleen, brain, testes, and ovaries. Although ovarian
cysts occur in ageing mares (29), little is known about ovarian
cysts in donkeys. Ovarian cysts are found more frequently in
women with ADPKD but not significantly so (15, 33). The
pathological changes in our donkey were comparable with
the polycystic kidneys, multiple renal calculi, and cystic ova-
ries described in a woman with ADPKD (32).
Renal fibrosis, as seen in our donkey, is not a hallmark of
PKD in human, cats, and horses. In rodents, however, severe
tubulointerstitial inflammation and fibrosis are seen during
cyst formation, the pathogenesis of which remains to be elu-
cidated and may be due to compensation for the loss of pa-
renchymal mass (11, 12). Nephrolithiasis and the associated
pyelonephritis could be another important cause of renal in-
terstitial fibrosis. In conclusion, the bilateral renal cysts, the
ovarian cysts, and, to a lesser extent, the renal interstitial fi-
brosis in our donkey could support a presumptive diagnosis
PKD.

Figure 6. Microscopy of the left kidney showing multiple large cysts, inter-
stitial fibrosis, and interstitial inflammation (HE).

,. ï^v .Vi"-.,,

In adult horses calculi might be the result of mineralization of
a nidus. Infectious kidney diseases may provide the nidus, for
example inflammatory cells, exfoliated epithelial cells, and
cellular debris (8,21, 22). Bacteria are only occasionally cul-
tured in equine nephrolithiasis (10). Other possible causes of,
or factors predisposing to, nephrolithiasis are nephrotoxins
(heavy metals, amino glycosides, non-steroidal anti-inflam-
matory drugs, cantharides) and the normal constituents of
equine urine (alkaline urine, crystalluria with preferably cal-
cium carbonate, mucoproteinaceous material) (17,41). Most
calculi are found in the urinary bladder and urethra, whereas
renal and ureteral stones are less frequent (16,22). Nephroli-
thiasis can be both unilateral and bilateral. It is still uncertain
whether obstructive calculi are the main reason why renal
disease progresses to renal failure or whether calculi occur
secondary to renal failure (8). Mechanical abnormalities.

-ocr page 286-

such as the distorted anatomy of the polycystic kidneys and
the frequent occurrence of calcifications developing in pa-
tients with ADPKD in the parenchyma and the urinary col-
lecting ducts, are important in the pathogenesis of kidney
stones (12). Along with these mechanical changes, metabolic
changes are suggested to be responsible for the high inci-
dence of nephrolithiasis in ADPKD (36, 37). Stones in kid-
neys and ureters cause severe colic in humans (20). Severe
abdominal pain due to obstructive calculi is rarely reported in
horses (5, 8). Our donkey may have suffered from colic pain
due to obstructive renal stones.

The fact that our donkey had lived in the south of Europe for
a period of time makes it difficult to explain all of the lesions.
Little is known about the donkey\'s ancestry, diet, previous
treatment with antibiotics, antiparasitic drugs, etc, before its
arrival in the Netherlands. The thickened mesenteric artery
and the calcified nodule within the lungs could have been
caused by migrating nematodes at some stage during the don-
key\'s life; however, no nematodes were detected at necropsy.
The chronic hepatitis characterized by severe portal fibrosis
and bile duct proliferation could be consistent with a former
infection or nutritional disorder. The acute centrilobular ne-
crosis and haemorrhage in the liver as well as the subendo-
cardial haemorrhages could have been caused by hypoxia just
before or during euthanasia.

The clinical examination (14) and pathology did not confirm
the owner\'s suspicion that the donkey had been sexually
abused. Unfortunately, most of the blood results were report-
ed after the death of the animal. Leukocytosis could be asso-
ciated with nephrolithiasis and pyelonephritis or with shock.
The elevated urea concentration, low potassium concentra-
tion, and low serum ionized calcium concentration are sug-
gestive of renal dysfunction. The pH, pCO^, and bicarbonate
values are indicative of metabolic acidosis with respiratory
(over)compensation or respiratory alkalosis with metabolic
compensation. Given the blood lactate concentration and the
postmortem results with abnormalities in both the lungs and
kidneys, metabolic acidosis with respiratory (over)-compen-
sation seems more likely. The elevated lactate concentration,
increased glucose concentration, and low serum ionized cal-
cium concentration and blood gas analysis results could be
explained by exhaustion syndrome (25, 39), because the don-
key had been transported twice and it was very difficult to
persuade the animal to walk in the clinic. Colic episodes may
have contributed to the increased lactate concentration (25).

In conclusion, although the first tentative diagnosis was sexu-
al abuse, no evidence of such abuse was found at necropsy.
The multiple renal cysts, renal interstitial fibrosis, nephroli-
thiasis and ovarian cysts were suggestive of PKD. The severe
haemorrhages could also be due to these problems, as a result
of either colic or (less likely) impaired clotting.

References

1 Aguilera-Tejero E, Estepa JC, Lopez I, Bas S and Rodriguez M. Poly-
cystic kidneys as a cause of ciironic renal failure and secondary hypo-
parathyroidism in a horse. Equine Vet J 2000; 32 (2): 167-169.
2. Bartmann CP and Wohlsein R Injuries caused by outside violence with
forensic importance in horses. Dtsch Tierarztl Wochenschr 2002; 109
(3): 112-115.

3. Bauer G, Priedel R and Hagenbuchner K. Psychopathology of sexual
contacts with animals. 2 unique cases of sodomy. Schweiz Arch Neurol
Neurochir Psychiatr 1970; 107(1); 109-121.

4. Bertone JJ, Traub-Dargatz JL, Fettman MJ, Wilke L, Wrigley RH. Jae-
nke R and Paulsen ME. Monitoring the progression of renal failure in a
horse with polycystic kidney disease: use of the reciprocal of serum
creatinine concentration and sodium sulfanilate clearance half-time. J
Am Vet Med Assoc 1987; 191 (5): 565-568.

5. Bruck I and Hesselholt M. Nephrolithiasis as a cause of colic in horses.
Case report. Tierarztl Prax 1992; 20 (6): 611-614.

6. Chandler KJ, Johnston HM and Murphy DM. Polycystic kidney disease
in an aged pony Vet Rec 2003; 153 (24): 754-756.

7. Christie JL, Hewson CJ, Riley CB, McNiven MA, Dohoo IR and Bate
LA. A preliminary equine abuse policy with potential application to
veterinary practice. Can Vet J 2005; 46 (3): 250-252.

8. Divers TJ. Nephrolithiasis and ureterolithiasis in horses and their asso-
ciation with renal disease and failure. Equine Vet J 1989; 21 (3): 161-
162.

9. Earls CM and Lalumiere ML. A case study of preferential bestiality
(zoophilia). Sex Abuse 2002; 14(1): 83-88.

10. Ehnen SJ, Divers TJ, Gillette D and Reef VB. Obstructive nephrolithia-
sis and ureterolithiasis associated with chronic renal failure in horses:
eight cases (1981-1987). J Am Vet Med Assoc 1990; 197 (2): 249-253.

11. Gattone VH and Grantham JJ. Understanding human cystic disease
through experimental models. Semin Nephrol 1991; 11 (6): 617-631.

12. Grantham JJ and Winklhofer E Cystic diseases of the kidney In: The
kidney Eds. Brenner BM, Rector FC. 7th ed. Philadelphia, Saunders,
2004:1744-1775.

13. Gubbels EJ and Prins R Polycystic Kidney Disease (PKD) in cats. Tijd-
schr Diergeneeskd 2005; 130(6): 184-185.

14. Hajer R, Hendrikse J, Rutgers LJE, Oldruitenborgh-Oosterbaan MMSv
and Weyden GCvd. Het klinisch onderzoek bij grote huisdieren. 3rd ed.
Utrecht, Bunge, 1993.

15. Heinonen PK, Vuento M, Maunola M and Ala-Houhala I. Ovarian ma-
nifestations in women with autosomal dominant polycystic kidney di-
sease. Am J Kidney Dis 2002; 40 (3): 4-7.

16. Holt RE and Pearson H. Urolithiasis in the horse - a review of 13 cases.
Equine Vet J 1984; 16(1): 31-34.

17. Hope WD, Wilson JH, Hager DA, Garry MR and Calderwood-Mays
MB. Chronic renal failure associated with bilateral nephroliths and ure-
teroliths in a two-year-old Thoroughbred colt. Equine Vet J 1989; 21
(3): 228-231.

18. Hvozdik A, Bugarsky A, Kottferova J, Vargova M. Ondrasovicova O,
Ondrasovic M and Sasakova N. Ethological, psychological and legal
aspects of animal sexual abuse. Vet J 2005 (In Press).

19. Kim K, Drummond 1, Ibraghimov-Beskrovnaya O, Klinger K and Ar-
naout MA. Polycystin 1 is required for the strucmral integrity of blood
vessels. Proc Natl Acad Sei USA 2000; 97 (4): 1731 -1736.

20. Kumar V and Cutinha R Trauma to the genitourinary tract. Surgery
2005; 23 (4): 122-128.

21. Laing JA, Raisis AL, Rawlinson RJ and Small AC. Chronic renal failu-
re and urolithiasis in a 2-years-old colt. Aust Vet J 1992; 69 (8): 199-
200.

22. Laverty S, Pascoe JR, Ling GV, Lavoie JP and Ruby AL. Urolithiasis in
68 horses. Vet Surg 1992; 21 (I): 56-62.

23. Leier CV, Baker PB, Kilman JW and Wooley CE Cardiovascular ab-
normalities associated with adult polycystic kidney disease. Ann Intern
Med 1984; 100(5): 683-688.

24. Lyons LA, Siller DS, Erdman CA, Lipinski MJ, Young AE, Roe BA,
Qin B and Grahn RA. Feline polycystic kidney disease mutation identi-
fied in PKDl. J Am Soc Nephrol 2004; 15(10): 2548-2555.

25. Magdesian KG. Monitoring the critically ill equine patient. Vet Clin
North Am Equine Pract 2004; 20 (I): 11 -39.

26. Munro HM. Animal sexual abuse: A veterinary taboo? Vet J 2005 (In
Press).

27. Munro HM and Thrusfield MV \'Battered pets\': sexual abuse. J Small
Anim Pract 2001; 42 (7): 333-337.

28. Ramsay G, Rothwell TL, Gibson KT, Moore JD and Rose RJ. Polycys-
tic kidneys in an adult horse. Equine Vet J 1987; 19 (3): 243-244.

29. Rooney JR and Robertson JL. Equine Pathology. I" ed. Iowa, Iowa Sta-
te University Press, 1996: 234-235.

30. Schedel-Stupperich A. Criminal acts against horses—phenomenology
and psychosocial construct. Dtsch Tierarztl Wochenschr 2002; 109 (3)-
116-119.

31. Scott PC and Vasey J. Progressive polycystic renal disease in an aged
horse. Aust Vet J 1986; 63 (3): 92, XV

-ocr page 287-

32. Segasothy M, Norazlina MY, Ong PH and Jamil M. Polycystic kidney
disease associated with polycystic ovarian syndrome. Nephron 1992;
62 (4): 482-483.

33. Stamm ER, Townsend RR, Johnson AM, Garg K, Manco-Johnson M
and Gabow PA. Frequency of ovarian cysts in patients with autosomal
dominant polycystic kidney disease. Am J Kidney Dis 1999; 34 (1):
120-124.

34. Stettner M. Lewdness with animals-an animal welfare problem. Dtsch
Tierarztl Wochenschr 1990; 97 (4): 171 -174.

35. Svendsen ED. The professional handbook of the donkey. 3rd ed. Lon-
don, Whittet Books Limited, 2000: 21-23.

36. Torres VE, Erickson SB, Smith LH, Wilson DM, Hattery RR and Se-
gura JW. The association of nephrolithiasis and autosomal dominant
polycystic kidney disease. Am J Kidney Dis 1988; 11 (4): 318-325.

37. Torres VE, Wilson DM, Hattery RR and Segura JW. Renal stone di-
sease in autosomal dominant polycystic kidney disease. Am J Kidney
Dis 1993; 22(4):513-519.

38. Torres VE, Cai Y, Chen X, Wu GQ, Geng L, Cleghom KA, Johnson
CM and Somlo S. Vascular expression of polycystin-2. J Am Soc Neph-
rol 2001; 12(1): 1-9.

39. Vervuert 1, Coenen M and Zamhofer J. Effects of draught load exercise
and training on calcium homeostasis in horses. J Anim Physiol Anim
Nutr (Berl) 2005; 89 (3-6): 134-139.

40. Williams CJ and Weinberg MS. Zoophilia in men: a smdy of sexual in-
terest in animals. Arch Sex Behav 2003; 32 (6): 523-535.

41. Wooldridge AA, Seahom TL, Williams J, Taylor HW, Oliver JL, Kim
DY and Vicek TJ. Chronic renal failure associated with nephrolithiasis,
ureterolithiasis, and renal dysplasia in a 2-year-old quarter horse gel-
ding. Vet Radiol Ultrasound 1999; 40 (4): 361-364.

42. Zinkl JG, Mae D, Guzman Merida P, Farver TB and Humble JA. Refe-
rence values and the influence of age and sex on hematologic and se-
rum biochemical values in donkeys (Equus asinus). Am J Vet Res 1990;
51 (3): 408-413.

Artikel ingediend: 11 april 2006
Artikel geaccepteerd: 6 juli 2006

>v *tt waauiSM* tt

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van
gepubliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige
manier op de hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun huurland.

Dk Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

i-.\'l-i . »i Uji,-.:

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Reduced reproductive perfor-
mance in high producing dairy
cows: is there actually a problem?

J.L. Leroy, A. de Kruif. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2006; 75: 55-60

Samenvattingen
VDT

The fertility of high yielding dairy
cows has been declining over the past
25 years. Several studies have clearly

_ demonstrated that the resumption of

ovarian activity has been retarded and
that conception rates have dropped
significantly from 55 to 40%. Accordingly, the calving inter-
val has increased from about 385 days to 412 days. The per-
centage of cows culled because of infertility has risen from 5
to 8% per year. This decrease in fertility results has led to a
decline in the profitability of dairy herds. In a 100 cow herd
this yearly loss amounts to at least 5000 euros.
The \'subfertility syndrome\' is a multifactorial problem in
which, first and foremost, the period of negative energy bal-
ance and nutrition affect endocrine signaling, follicular
growth and probably also oocyte and embryo quality. Al-
though a lot of research has already been done, many prob-
lems still need to be unraveled. Solutions for this complex
problem are difficult to achieve because they involve optimiz-
ing a whole series of critical factors such as housing and
management, estrus detection, nutrition during the dry, tran-
sition and lactadon periods, timing of insemination, hygiene
and care around parturition, claw health and the use of good
quality semen.

Estrus detection in dairy cattle:
how to beat the bull

E J.C.M. van Eerdenburg. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006; 75: 61-69. n

Prior to ovulation, cows display certain behaviors that we
characterize as estrous behavior. The standing reflex, a be-
havior that by definition accompanies heat, is important for
determining the moment of insemination. These animals,
which are ovulating, can then be inseminated with success.
Only 50% of the cows display this standing reflex, however,
so it is necessary to formulate a better and more conclusive
definition of estrus.

An effective and valid visual detection scoring system has
been developed. With this system, the intensity of estrous be-
havior can be expressed numerically both for individual cows
and at the herd level. Other ways of detecting cows in estrus
are discussed, such as using pedometers, body temperature,
electrical conductivity and heat mount detectors. Most of the
aids that have been developed are not reliable or sensitive
enough to relieve the farmer from frequent visual observation
of the herd. Pedometers and heat mount detection devices
seem to be the most promising detection aids.

-ocr page 288-

Insemination strategy based on
ovulation prediction in dairy cattle

J.B. Roelofs, N.M. Soede, 8. Kemp. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2006; 75: 70-78.

Calving rates after first insemination are often less than 50%
in practice. Part of this low percentage might be explained by
wrongly timed inseminations. Our hypothesis is that it is bet-
ter to time insemination according to ovulation instead of ac-
cording to behavioral estrus, but up to now it has not been
possible to predict the time of ovulation in practice. So, to
better time inseminations in practice, there is a need for pre-
dictors of ovulation time. Therefore, the relationship between
various estrus characteristics and time of ovulation was stud-
ied to investigate whether these characteristics could predict
time of ovulation. First standing heat was displayed 26.4±5.2h
before ovulation. The increase in number of steps during es-
trus predicted the time of ovulation (29.3±3.9h) best. The
next question was: What is the best time for insemination rel-
ative to ovulation? When this time is known, an insemination
strategy can be formulated. It was found that inseminations
performed 24 to 12h before ovulation resulted in the highest
number of good quality embryos at Day 7. This means that
the optimal strategy is to inseminate 5 to 17h after the first in-
crease in the number of steps. This strategy will result in opti-
mal timed inseminations relative to time of ovulation.

Interactions between energy
balance and ovarian activity in
high yielding dairy cows early
postpartum: a review

T. VanholderJ.L.M.R. Leroy, G. Opsomer, A. de Kniif. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75: 79-85.

The negative energy balance (NEB)during the early postpar-
tum period in high yielding dairy cows has clearly been
linked to diminished reproductive performance. As for follic-
ular growth and development, nearly half of all modem dairy
cows suffer from an ovarian dysfunction during the first
weeks after calving. Several hormones and metabolites may
act as metabolic cues for the NEB, thereby affecting follicu-
lar development at both the hypothalamic and the ovarian lev-
els. The main metabolic cue for the hypothalamus seems to
be metabolic fuel availability, i.e. glucose, and hormones like
insulin and leptin may have a direct permissive effect on go-
nadotrophin secretion or an indirect effect by affecting fuel
partitioning and availability. At the ovarian level, NEB can
affect follicle growth by the reduced insulin, insulin-like
growth factor 1 and leptin concentrations. Metabolites like
non-esterified fatty acids may influence follicle growth at
both the hypothalamic and the ovarian levels.

The essence of fertilization:
oocyte meets sperm

A. Van Soom, M. A. Shehab-El-Deen, J.L.M.R. Leroy. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75: 86-93.

The problem of reduced fertility in high yielding dairy cattle
is a very complicated one, and the relationship between vari-
ous measures of fertility and level of milk production remains
controversial. In this brief review the essence of the problem
is considered: what is the oocyte\'s and the sperm\'s contribu-
tion, and what is the importance of the resulting embryo in
the declining fertility of the Holstein Friesian cow?

Typical metabolic changes in high
producing dairy cows early post-
partum and their consequences
on oocyte and embryo quality

J.L. Leroy, T. Vanholder, G. Opsomer, A. Van Soom, P.E.J. Bols,
A. de Kruif. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75: 94-104.

The negative energy balance (NEB) is characterized by typi-
cal biochemical changes such as high non-esterified fatty
acid (NEFA), high P-hydroxybutyrate (BHB) and low glu-
cose concentrations. The concentrations of these metabolites
were extensively analyzed in the follicular fluid of high yield-
ing dairy cows during NEB and were imitated in in vitro mat-
uration models to investigate their effects on oocyte quality.
The studies reviewed in this paper showed that the typical
metabolic changes that occur during NEB are well reflected
in the follicular fluid (FF) of the dominant follicle. However,
the oocyte seems to be relatively isolated from excessively
high NEFA or excessively low glucose concentrations in the
blood. Nevertheless, the in vitro maturation models revealed
that such metabolic changes in the FF associated with a NEB
(high NEFA and low glucose concentrations) are indeed toxic
for the oocyte, resulting in hampered oocyte maturation, in-
creased apoptosis and necrosis in the cumulus cells, and jeop-
ardized developmental competence of the resulting embryos.
Only in moderately hypoglycemic maturation conditions did
BHB have an additive toxic effect. These in vitro maturation
models, based on in vivo observations and reviewed in this
paper, suggest that a period of NEB may hamper the fertility
of high yielding dairy cows through increased NEFA and de-
creased glucose concentrations in the FF, directly affecting
oocyte quality. Finally, it was also demonstrated in our lab
that the embryo quality of lactating high producing dairy
cows is inferior compared to that of non-lactating dairy heif-
ers or beef cows.

-ocr page 289-

Early embryonic mortality in
modern dairy cows: causes,
consequences and remedies

WW Thatcher, A. Guzeloglu, T.R. Bilby. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2006: 75:105-112.

Lactating dairy cows experience a temporary infertility syn-
drome. There is a multiplicity of factors contributing to early
and late embryonic losses. Some of these factors begin within
the postpartum period in association with dynamic metabolic
and condition changes of the cow. Other factors include uter-
ine health, as the cow enters the breeding period. Program-
ming the preovulatory period with optimal recruitment and
growth of the follicle influences subsequent quality, viability
and survival of the embryo via direct effects associated with
quality of the oocyte and indirectly via endocrine regulation
(i.e., follicle and corpus luteum function) of the oviduct and
uterus. The maternal-embryo unit appears to be responsive to
reproductive management as well as pharmaceutical and nu-
traceutical programs to enhance pregnancy rates.

Subfertility in high yielding dairy
cows: how to bring science into
practice?

G. Opsomer, J. Leroy, T. Vanholder, P. Bossaert, A. de Kruif.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75:113-119.

The present article aims to \'translate\' the current - mostly theo-
retical - knowledge on fertility disorders in modern high yield-
ing dairy cows, towards the actual situation in the stable. While
some detailed research has recently been done at our depart-
ment to elucidate the association between a high level of milk
production and the reproductive performance of the current
dairy cow, the next challenge is to \'translate\' this knowledge
into practice and to offer possibilities and strategies to minimize
the effects of the decrease in fertility. As the negative energy
balance and general health status after calving are known to be
paramount factors hampering fertility, it is apparent that avoid-
ing both is among the most important preventive measures to be
taken. Improvement of the energy status by achieving a high dry
matter intake and the provision of optimal and well balanced
nutrition during the transition period as well as during early lac-
tation are key goals in this effort. To achieve these goals, we
should not only calculate the rations on paper, but should also
check in the stable to determine whether the calculated amount
is really being consumed by the cows. Furthermore, veterinari-
ans should use their \'clinical eyes\' as well as other diagnostic
tools to assess the general health status of the cows and to assess
at which aspect of the process things are going wrong and need
to be adjusted. Besides the control of the negative energy bal-
ance and health status, other management factors that need to
be maximized include heat detection, cow comfort, insemina-
tion technique, time of insemination during estrus and sperm
quality. Only if management is on a very high level can high
milk production and good fertility be a feasible combination!

Gastro-intestinal motility in
horses: a practical overview of
the therapeutic use of prokinetic
agents

C. Delesalle, R.A. Lefebvre, J.A.J. Schuurkes, L. Lefere, K.
Vanschandevijl, P. Deprez. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006; 75: 122-139.

Equine practitioners often need to address problems associat-
ed with decreased gastro-intestinal motility in colic horses.
Likewise, ileus is a notorious complication in horses that is
predominantly seen after surgical intervention for small in-
testinal colic. Understanding the physiological mechanisms
that are responsible for normal GI motility in horses and
knowing which factors predispose horses to ileus, will help
clinicians to better understand the clinical picture of a colic
horse and to determine when and which prokinetic treatment
should be chosen in any specific case.

However, due to the lack of fundamental research, the knowl-
edge of pharmacological activity pathways and therapeutic
efficacy of prokinetic medication in colic horses is very frag-
mented Often research results in other species are extrapo-
lated to the horse, without any pharmacological evidence that
enteral receptor populations that serve as pharmacological
target to induce intestinal propulsion in these species are
equally important in horses. A possible discrepancy in these
receptor populations between humans and horses could par-
tially explain the inconsistent clinical efficacy of human pro-
kinetic agents such as cisapride, metoclopramide and dom-
peridone in equine colic cases. Furthermore, due to the lack
of large, double-blind multi-center clinical studies, the evalu-
ation of the therapeutic efficacy of many prokinetic agents
that are used in colic horses is very subjective. The lack of
non-invasive techniques to evaluate gastro-intestinal motility
in healthy and colic horses contributes to this subjectivity.
As rule of thumb, it can be stated that for the treatment of sta-
sis of the cranial part of the GI tract of horses, mainly lido-
caine, metoclopramide and erythromycin should be used. In
cases of colonic hypomotility, naloxone, neostigmine, eryth-
romycin and lidocaine are the drugs of choice. With regard to
sedation of colic patients, it should be mentioned that
acepromazine and xylazine both will negatively influence GI
motility to a lesser extent than the alpha 2 agonists detomi-
dine and romifidine. However, in colic cases expressing
shock and endotoxemia, the use of acepromazine is hampered
by its pronounced hypotensive effects.

Passieve en actieve immuniteit
en vaccinatie bij lam en ooi

H. Van Loo, S. Verberckmoes, E. Cox. Vlaams Tijdschr Dier-
geneeskd 2006; 75: 140-152.

Dieren vaccineren heeft zijn nut zowel voor het moederdier
als voor de neonatus. Door vaccinatie kan immers een actieve
immuniteit opgewekt worden die het dier moet beschermen

-ocr page 290-

tegen tal van pathogenen. Bovendien zorgt een strategische
vaccinatie voor een optimale antistoffenvoorziening in het
colostrum. Het is immers van levensbelang dat een lam ge-
durende zijn eerste levensuren voldoende antistoffen binnen-
krijgt om weerstand te kunnen bieden aan de verschillende
bedreigingen. Antistoffen zorgen ervoor dat de neonatus, on-
danks zijn nog zwakke immuunapparaat, toch beschermd is.
De concentratie van maternale antistoffen daalt echter in de
loop van de weken na de colostrumopname, zodat ook de be-
scherming daalt. Hierop kan geanticipeerd worden door de
vatbare dieren te vaccineren. Het grote probleem hierbij is
echter dat de concentraties van antistoffen die onvoldoende
bescherming bieden tegen bepaalde infecties toch nog te
hoog zijn om het opwekken van een vaccinatiegeïnduceerde,
humorale immuniteit toe te laten.

Spinale arachnoidcysten bij de
hond: een retrospectieve studie
van 14 gevallen

5. De Decker, I. Van Soens, M. Tshamala, I. Gielen, J. Saun-
ders, I. Polis, S. Bhatti, S. Van Meervenne, L. Van Ham.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75: 153-164.

Veertien honden met klinische symptomen compatibel met
een spinale arachnoïdcyste werden aangeboden en onder-
zocht aan de Vakgroep voor Geneeskunde en Klinische Biol-
ogie van de Kleine Huisdieren (Universiteit Gent) tussen no-
vember 2000 en september 2004. De typische presentatie was
deze van een traag progressieve niet-pijnlijke ataxie. De di-
agnose van spinale arachnoïdcyste werd gesteld door middel
van myelografïe, soms aangevuld door computertomografie.
Zes honden werden chirurgisch behandeld. Drie honden on-
dergingen durectomie en drie dieren durotomie. Alle honden
waren beschikbaar voor een opvolging op korte termijn en
vijf van de zes honden voor een opvolging op langere termijn
(meer dan 1 jaar postoperatief). De resultaten op korte en lan-
gere termijn bleken veelbelovend.

A neurological complication
after left-sided pneumonectomy
in a cat

M Risselada, V Bavegems, I. Putcuyps, Y. Hoybergs, M.
Kramer Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75: 165-169.

This case report describes ischemic neuromyopathy of the
left hind limb as a postoperative complication after left-sided
pneumonectomy for a squamous cell carcinoma of the left
caudal lung lobe with secondary abscessation in a cat. We hy-
pothesize about the possible causes of this postoperative
complication and review the literature.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.ni
www.raadgevers.nl

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert l\\Aeijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 291-

U hebt een passie voor uw praktijk en wilt alleen het beste voor uw patiënten.
Praktische producten met een solide wetenschappelijke basis. Voeding waarmee
u uitstekende resultaten bereikt. Een assortiment waar u achter staat en dat u vol
vertrouwen kunt aanbevelen.

Eukanuba Veterinary Diets Eukanuba Special Care Eukanuba Lite-stage

Eukanuba\'s vernieuw/de,
verbeterde assortiment van
evenwichtige en smakelijke
therapeutische diëten voor
honden en katten.

Een nieuwe, unieke reeks.
Vier ongeëvenaarde, smakelijke
producten pakken de meest
voorkomende gevoeligheden
bij honden aan.

Hoogwaardige, smakelijke
voeding voor katten en
voor honden,aangepast
aan ras, levensfase, en
levensstijl.

NIEUW!

Vernieuwd!

Expertise, Practicality, Results,

-ocr page 292-

Het ziet er goed uit. Het smaakt
ekker. En het is gezond.

Door onze nieuwe maaltijdzakjes te voeren met
malse stukjes vlees in heerlijke saus, maakt u van
het herstel van uw patiënten een ware traktatie.

Vets\' No.1 Choice

Bel voor meer informatie de Hill\'s Veterinary Helpline:

0800-0222466ofkijkopwww.hillspet.nl

c/d k/d

-ocr page 293-

Allergievrije katten Lichte leverbotinfectie

Het Amerikaanse bedrijf Allerca ver-
koopt sinds eind september 2006
katten die minder allergische reacties
veroorzaken. De organisatie probeer-
de met behulp van genetische manipu-
latie katten te creëren zonder Feldl,
het eiwit waar allergiepatiënten gevoelig voor zijn. Maar bij
het testen van diagnostische hulpmiddelen vonden de onder-
zoekers drie katten met een afwijkende versie van Feldl. Deze
versie van het eiwit zou niet leiden tot overgevoeligheidsreac-
ties. Een vergelijking tussen een kat met afwijkend Feldl en
een wildtype kat bij tien allergiepatiënten liet inderdaad een
gunstig verschil zien. Er is echter nog geen bewijs geleverd
door in-vitrotests. Toch brengt het bedrijf nu al allergievrije
kittens op de markt, tegen de prijs van $ 4000,- per stuk.
Bron: www.nature.com.

Nieuws

De Werkgroep Leverbotprognose verwacht dit jaar een lichte
leverbotinfectie. Door de extreem droge julimaand werd de
opbouw van de slakkenpopulatie verstoord en bleef de slak-
kendichtheid laag. Uit de resultaten van veldonderzoek blijkt
dat door geïnfecteerde slakken die de winter hadden over-
leefd in mei/juni een lichte vooijaarsinfectie op gras is afge-
zet. Op bedrijven waar in de afgelopen jaren leverbot is vast-
gesteld, is dus ook dit jaar een lichte infectie mogelijk. De
Werkgroep Leverbotprognose adviseert schapen op deze
bedrijven alleen te behandelen na bloedonderzoek. Voor de
overige bedrijven adviseert de werkgroep de definitieve prog-
nose af te wachten. Medio november zal de werkgroep een
definitief advies uitbrengen.
Bron: Werkgroep Leverbotprognose.

mi <£»»««■»•■

Minder koeien buiten

Uit de jaarlijkse indicatieve \'weilandentelling\' van Stichting
Wakker Dier blijkt dat er dit jaar beduidend minder weides
met koeien bevolkt waren. Vorige jaren stonden er nog koei-
en op veertien procent van de zesduizend onderzochte wei-
landen, dit jaar was dat nog maar op twaalf procent en min-
der dan tien procent in de provincies Flevoland, Limburg en
Groningen. In de provincies Zuid Holland, Utrecht en Over-
ijssel zijn relatief nog veel koeien te zien: meer dan vijftien
procent. In totaal stond 69% van de onderzochte weilanden
leeg. Naast de weilanden met koeien stonden er in negen
procent van de weilanden schapen en in negen procent
paarden.

Bron: Wakker Dier

Kerstkaarten te koop

Dit jaar bestaat opnieuw de mogelijkheid om kerstkaarten te
kopen bij Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelings-
samenwerking (DIO). Stichting DIO helpt mensen in ontwik-
kelingslanden hun vee gezond te houden door middel van
steun en advies op het gebied van diergezondheid. Het motto
van de organisatie is: dieren genezen om mensen te helpen. De
meeste arme mensen in de wereld zijn namelijk afhankelijk
van dieren voor voedsel, trekkracht, mest, wol en transport.
De kerstkaarten zijn ontworpen door grafisch kunstenaar
Martin Boverhof Het gaat om een serie van vier verschillen-
de kaarten, van het formaat 10 x 15 cm (gevouwen).
De kosten bedragen € 7,50 per doosje van twaalf kaarten
(drie setjes van vier verschillende kaarten, inclusief envelop),
exclusief € 2,50 verzendkosten.

U kunt deze kaarten bestellen door het bestelformulier op de
website
{www.dio.nl/kerstkaart.html) in te vullen en gelijk-
tijdig het verschuldigde bedrag te storten op giro 6910 ten
name van Stichting DIO te Utrecht.

Gezocht: dierenarts India

Om het dierenleed in India te bestrijden stichtte de Nederiand-
se Clementien Pauws de stichting Karuna Society for Animals
and Nature. Sinds 2005 ondersteunt de Dierenbescherming af-
deling Zutphen deze organisatie door het uitzenden van vrij-
willige dierenartsen. Op dit moment werkt de derde dierenarts
voor de Karuna Society in India. De stichting zoekt per
november/december 2006 een afgestudeerde dierenarts, die
voor minstens zes maanden in India wil werken. Gevraagd
wordt een afgestudeerde of bijna afgestudeerde dierenarts ge-
zelschaps- of landbouwdieren, met uitstekende contactuele
vaardigheden en affiniteit met de doelstellingen van de Karuna
Society. De stichting biedt het vliegticket, de benodigde in-
entingen en kost en inwoning ter plaatse. Voor meer informatie:
www.karunasociety.org. Belangstellenden kunnen contact op-
nemen met Henry Rietman (telefoon: 06-43989842) of mailen
naar
info@prayingfortime.com.

Boer moet vaker voeren

Dieren worden veelal niet gevoerd op de momenten dat hun
nutriëntengebruik het meest effectief is, betoogt hoogleraar
Diervoeding professor Wouter Hendriks. Het nutriënten-
gebruik door dieren varieert sterk binnen een etmaal. Het
aanbieden van nutriënten op een tijdstip waarop een dier er
geen behoefte aan heeft, leidt tot inefficiëntie. Zware vlees-
kalveren benutten voedingseiwitten vaak verre van optimaal.
Door het aantal voerbeurten op te schroeven van twee naar
vier per dag kan de eiwitaanzet ongeveer tien procent toe-
nemen. Ook bij varkens kan de eiwitaanzet hoger worden
door vraag en aanbod van aminozuren beter op elkaar af te
stemmen. Verder blijken sommige aminozuren in het voer
niet beschikbaar voor de dieren. Door de hittebehandeling
van het voer verandert het aminozuur lysine bijvoorbeeld
zodat het niet meer goed verteerbaar is. Vermelding van het
totale lysinegehalte op de verpakking van veevoer heeft
weinig zin, meent Hendriks.
Bron: www.wageningenuniversiteit.nl.

-ocr page 294-

D.R. Scheepstra en Dr L.J.A. Lipman\'

Iedere zomer is het weer raak:
\'Zwemverbod ingesteld vanwege
blauwalg\'. Mede door de grote pu-
bliciteit is de bloei van deze bacte-
riële toxineproducent in de warme
maanden van ons jaar een bekend
risico voor zwemmende recreanten.
Maar in hoeverre bestaan dergelij-
ke risico\'s voor zwemmende hon-
den? En welke andere risico\'s spelen nog meer een rol?
In dit arikel worden de risico\'s uiteengezet voor honden
die in de zomermaanden wel eens zwemmen in de Neder-
landse oppervlaktewateren. Op basis van deze uiteen-
zetting wordt een advies gegeven voor de eigenaars van
deze honden om de kans op infecties uit dit water zo klein
mogelijk te houden.

Samenvatting
proefschrift

Summary

Swimming in summer

It happens every summer: \'Swimming prohibited because
of cyanobacteria\'. Blooming of these toxine producing
bacteria in warm summer months is a well known risk for
swimming human beings. But how big is this risk for
swimming dogs? And how big are other risks? In this
article these risks are assessed for dogs that occasionally
swim in surface water during the summer in the Nether-
lands. Based on these findings an advice will be given for
dog owners to keep these risks for waterbome infections
as small as possible.

742

Inleiding

Het risico om een infectie van een zekere verwekker op te
lopen, wordt door twee factoren bepaald. Ten eerste is dit
risico afhankelijk van de ziektegevoeligheid van het dier voor
de verwekker of de pathogeniciteit. Ten tweede is dit risico
afhankelijk van de blootstellingsfactor van de verwekker aan
het dier. Deze laatste factor wordt onder andere bepaald door
de mate waarin de ziekteverwekker voorkomt en kan beïn-
vloed worden door zaken als een open verbinding met riole-
ringswater of invloeden van het klimaat. Blootstelling wordt
bovendien beïnvloed door de route waarop een pathogeen uit-
eindelijk tot een infectie kan leiden, bijvoorbeeld door in-
gestie of via de huid, slijmvliezen of ogen.
Onderzoek naar de genoemde factoren, die de risico\'s bepa-
len voor honden die een duik nemen in oppervlaktewater, is
niet of nauwelijks verricht. Een directe risicobepaling is dus
niet te doen en daarom moet een andere benadering gekozen
worden. Vanuit het oogpunt van de gezondheid van de mens
is dit onderzoek, met name voor de Nederlandse recreatie-
sector, wel verricht. (1,2). Deze gegevens zouden als basis
gebruikt kunnen worden voor een risicobepaling bij honden
die zich in hetzelfde risicogebied gaan begeven. Bij een

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Divisie Veterinary Public Health. IRAS. Universi-
teit Utrecht.

Zwemmen in de zomer

dergelijke benadering van het probleem moet een aantal za-
ken in ogenschouw genomen worden die niet zomaar als ver-
gelijkbaar aangenomen kunnen worden: op het gebied van
ziektegevoeligheid zijn honden niet even gevoelig voor de
ziekteverwekkers van mensen en zijn er mogelijk hondspeci-
fieke pathogenen. Bovendien zijn er verschillen in de bloot-
stelling aan de ziekteverwekkers tussen mens en hond. Een
mens neemt namelijk een weloverwogen beslissing als hij een
duik neemt, waarbij hij/zij eerder zal kiezen voor een helder
dan voor een drassig deel van het water. Een hond springt
echter daar het water in, waar de tak of bal naartoe gegooid
wordt, zonder daarbij te overwegen of dat het schoonste stuk-
je water is. Daarbij zullen honden vaak van het water drinken.
Met uitzondering van deze verschillen wordt aangenomen dat
de risico\'s tussen mens en dier te vergelijken zijn.
Bij de risico\'s vanuit de gegevens van mensen wordt een verde-
ling gemaakt in vier categorieën: faecale verontreiniging, cyano-
bacteriën, zwemmersjeuk en een groep met resterende infecties,
waarbinnen leptospirose en botulisme vallen. In deze risicobepa-
ling worden alleen de verwekkers genoemd uit deze categorieën
die daadwerkelijk ziekte kunnen verwekken bij honden.

Faecale verontreiniging

Faecaal materiaal kan op vele manieren in oppervlaktewater
terechtkomen. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld uitstoot
van rioleringswater of door het contact van oppervlaktewater
met mestproducten uit de landbouw. Maar ook directe be-
smetting van het water is mogelijk: zwemmende mensen,
huisdieren en wilde dieren kunnen oppervlaktewater besmet-
ten met verschillende pathogenen, zoals de bacteriën
Esche-
richia coli
en Campylobacter jejuni en de protozoën Crypto-
sporidium parvum
en Giardia lamhlia.
Escherichia coli
kan bijvoorbeeld pathogeen zijn voor honden
(3). In de meeste gevallen gaat het om een gastheerspecifiek
serotype voor honden, dat zich niet verspreidt via rioolwater
of landbouwmest, maar wel via geïnfecteerde honden zelf.
Omdat de prevalentie van dit serotype pathogeen laag is,
wordt de blootstelling in vervuild zwemwater ook laag ge-
schat. Echter ook infectie met een humaan pathogeen serotype
kan tot infectie leiden bij honden. Dit laatste type kan wel in
het water terechtkomen door contact met zowel riolering als
mest en de blootstelling is daarom ook groot (4). In dit opzicht
lopen honden (door een veel grotere kans op orale water-
opname) dus een groter risico op infectie dan mensen.
Ook
Campylobacter jejuni speelt een rol in het infectierisico van
oppervlaktewater. Onderzoek heeft aangetoond dat honden infec-
ties oplopen met het serotype dat in rioolwater voorkomt. Infec-
ties vinden echter vooral plaats bij immuundeficiënte dieren (5).
Cryptosporidium parvum en Giardia lamblia vormen proto-
zoaire risico\'s binnen deze categorie. De belangrijkste ver-
spreiding van deze ziekteverwekkers in oppervlaktewater
gebeurt via riolering en via landbouwmest, maar ook wilde
dieren, zoals muskusratten en diverse soorten watervogels,
spelen hierbij een aanzienlijke rol. Echter, net als bij
C. jejuni
vindt klinische infectie door deze protozoën voornamelijk
plaats bij immuundeficiënte dieren (6).

TIJDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 131, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2006

-ocr page 295-

Cyanobacteriën

Cyanobacteriën (blauwalgen) zijn bekend van de zogenaamde
algenbloei in warme periodes. Het risico voor zwemmende
recreanten bestaat uit de toxines die deze organismen produ-
ceren, die bij ingestie verschillende ziektebeelden kunnen
veroorzaken. Naast toxines produceren cyanobacteriën ook li-
popolysaccharides, die irriterend kunnen werken op huid,
slijmvliezen en ogen (7).

In Nederland spelen vooral vier geslachten cyanobacteriën
een rol in deze algenbloei:
Microcystis, Anabaena, Aphanizo-
menon
(diep water) en Planktothrix (ondiep water). De soor-
ten uit deze geslachten produceren voornamelijk twee toxines
en bij ingestie of via contact met de slijmvliezen kunnen deze
een hepatotoxisch of neurotoxisch effect hebben. Bij hoge
opgenomen concentraties kunnen ze zelfs tot sterfte leiden
(8, 9). Intoxicatiegevallen met dergelijke verschijnselen zijn
bekend bij mensen en bij verschillende diersoorten. Ook bij
honden zijn gevallen bekend van vergiftiging met de toxines
van deze bacteriën (10,11).

Verschillende cyanobacteriesoorten hopen zich in een bloei-
periode op in drijflagen aan het oppervlak. De toxines zijn in
deze drijflagen ook in zeer hoge concentraties aanwezig,
waardoor deze specifieke delen van het water een hoger in-
fectierisico hebben. Deze lagen zijn wel duidelijk zichtbaar
en vaak ook herkenbaar aan een karakteristieke geur.

Zwemmersjeuk

Zwemmersjeuk wordt veroorzaakt door de cercariën van de
platworm
Trichobilharzia ocellata. Deze volwassen worm
leeft in watervogels, maar de cercariën hebben zoetwater-
slakken als tussengastheer. Deze larven kunnen bij zwemmers
de huid binnendringen en daar lokale laesies veroorzaken. Dit
gaat vaak gepaard met ernstige jeuk en een dermatitisbeeld of
allergie. Deze infecties vinden plaats in de zomer, omdat de
cyclus dan zover is dat de cercariën aan het oppervlak van het
water op zoek zijn naar hun eindgastheer (12).
In hoeverre deze larven hetzelfde ziektebeeld kunnen veroor-
zaken bij honden als bij mensen, is niet duidelijk door gebrek
aan onderzoek. Daarom wordt, totdat het tegendeel bewezen
is, aangenomen dat de gevolgen van infectie bij honden ver-
gelijkbaar zijn met die bij mensen.

Leptospirose

Er zijn diverse serovars bekend van de Leptospirabacterie die
ziekte kunnen veroorzaken bij mensen en dieren. In Nederland
speelt echter een beperkt aantal serovars een rol.\'
L. icterohe-
morragiae
en L. copenhageni (ziekte van Weil), L. grippotypho-
sa
(modderkoorts) en L hardjo (melkerskoorts). De laatste
komt in Nederland nauwelijks meer voor en verspreidt zich van
koe naar mens. De andere drie serovars vormen echter wel een
risico voor zowel zwemmende mensen als honden.
De Leptospirabacterie leeft in de nieren van zijn natuurlijke
gastheer, in de natuur is dat de rat en de muis. Via de ratten-
en muizenurine worden vervolgens bacillen uitgescheiden,
die in de omgeving van deze gastheer terechtkomen en uit-
eindelijk in het oppervlaktewater. In dit water overleven ba-
cillen het langst als het warm weer is, het liefst 25-30 °C.
Zwemmende mensen en honden kunnen echter via hun slijm-
vliezen, via huidlaesies of via ingestie van vervuild water ook
de ziekte van Weil of modderkoorts oplopen. De ziekte van
Weil geeft een overwegend ernstig beeld en kan in sommige
gevallen aanzienlijke schade toebrengen aan de lever- en
nierfunctie (13). Deze infecties worden het meest waargeno-
men in de maanden juli tot november, als het water warm is,
en bovendien na een regenachtig voorseizoen (14). Honden
staan in deze periode dus bloot aan de risico\'s, door het
zwemmen net als mensen, maar daarnaast lopen zij meer risi-
co door het drinken van het zwemwater.

Clostridium botullnum

Deze bacterie vormt toxines die zeer giftig zijn en bij orale
opname van lage concentraties al een ernstig ziektebeeld
kunnen veroorzaken met verlammingsverschijnselen en zelfs
sterfte (15).

Gevallen van intoxicatie zijn in Nederland zeer zeldzaam en
zijn bij mensen alleen bekend van voedselgerelateerde vergif-
tiging (16). Intoxicatie door contact met zwemwater is echter
wel mogelijk, omdat de bacteriën zich vermeerderen in dode
dieren en daar toxines in uitscheiden. Voor mensen is vooral
het toxine type E gevaariijk, dat uitgescheiden wordt door
clostridiumbacillen die in vissenkadavers leven. Dit type
toxine is voor honden echter niet schadelijk. Honden zijn juist
gevoelig voor het toxine type C, dat gevonden wordt in dode
eenden (17). Vermeerdering van bacillen en toxineproductie
vindt optimaal plaats in warme watertemperaturen en hele-
maal niet onder de twintig graden Celsius. Vandaar dat vooral
in de zomerperiode risico\'s ontstaan op intoxicatie met deze
toxines.

Er zijn wel gevallen bekend van botulisme bij honden door
het omgaan met dode dieren of het zwemmen in water waar
kadavers aanwezig zijn, maar deze zijn zeldzaam. De ver-
schijnselen in het geval van intoxicatie zijn echter ernstig en
er is geen doeltreffende therapie.

Conclusies en advies

Op basis van deze beperkte \'risk assessment\' kan geconclu-
deerd worden dat de belangrijkste risico\'s voor zwemmende
honden in Nederlands oppervlaktewater blauwalg en lepto-
spirose zijn, omdat zowel de ziektegevoeligheid als de bloot-
stelling bij honden groot is.

In het zwemseizoen (van 1 mei tot 1 oktober) wordt de water-
kwaliteit in Nederiand in de gaten gehouden door het RIZA
(Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afval-
waterbehandeling) aan de hand van een uitgebreid controle-
systeem. Ook metingen van concentraties van blauwalg-
toxines vallen hierbinnen. Bovendien zijn er specifieke
kenmerken die zwemwater verdacht kunnen maken, zoals
klachten van zwemmers, drijflagen of kenmerkende geur. Bij
overschrijding van zekere drempelwaarden van toxines wordt
vervolgens door Rijkswaterstaat een negatief zwemadvies of
een zwemverbod uitgevaardigd.

Voor leptospirose bestaat een dergelijke controle niet. Echter,
voor honden bestaan vaccins die bescherming bieden tegen
infecties met de meest voorkomende serovars van
Leptospira.
Belangrijk bij de toepassing van deze preventieve methode
zijn echter twee zaken: de jaarlijkse herhaling van de vacci-
natie en de timing daarvan. Het vaccin zorgt voor een immu-
nisatie die negen maanden duurt en dus dient een hond, om
zeker te zijn van immuniteit als het risico het hoogst is (de
zomer), ieder jaar in het voorjaar gevaccineerd te worden.
Botulisme heeft weliswaar ernstige ziektegevolgen voor hon-
den bij intoxicatie, maar de blootstelling is in Nederland zeer
klein, door de wetgeving die bepaalt dat kadavers (van vissen
of eenden) direct opgeruimd dienen te worden. Bovendien
wordt in risicomaanden door het RIZA gecontroleerd op toxi-
nes in oppervlaktewater. In het geval van een negatief zwem-

-ocr page 296-

advies of zwemverbod op basis van gemeten clostridiumtoxi-
nes, maar ook bij verdachte verschijnselen zoals dode eenden,
moet een hond uit het water gehouden worden.
Faecale verontreiniging is wel veelvoorkomend in Neder-
lands oppervlaktewater. Uit de literatuur blijkt echter dat hon-
den veel minder risico\'s lopen op infecties. Het grootste risico
bestaat voor immuundeficiënte dieren (dus jonge, oude,
drachtige of zieke dieren). De blootstelling aan ziekteverwek-
kers uit deze groep in zwemwater wordt ook door het RIZA
gecontroleerd en in kaart gebracht.

Voor wat betreft zwemmersjeuk is er nog weinig duidelijk. Ge-
zien de milde aard van deze infecties bij mensen en het gebrek
aan klinische gevallen bij honden zou je kunnen aannemen dat de
gevolgen voor honden hoogstens even mild zijn als bij mensen.
Kortom, het advies voor eigenaars van honden is niet inge-
wikkeld. De belangrijkste risico\'s kunnen omzeild worden
door inachtneming van drie maatregelen: ten eerste door de
toepassing van het reguliere vaccinatieprogramma voor lep-
tospirose, mits jaarlijks herhaald in het voorjaar.
Ten tweede dient de eigenaar zichzelf op de hoogte te houden
van de kwaliteit van het zwemwater. Voor een overzicht hier-
van en voor geldende negatieve adviezen en verboden kun-
nen NOS teletekst
{teletekst.nos.nl, pagina 725), de website
van het Water Informatie Netwerk
{www.waterland.net) of de
regionale zwemwatertelefoon worden geraadpleegd. Deze
bronnen informeren over afwijkingen in de waterkwaliteit
met betrekking tot blauwalg, botulisme, faecale verontreini-
ging en zwemmersjeuk.

Ten derde dient de eigenaar van de hond ook zelf alert te zijn
op verschillende signalen in en rond het oppervlaktewater,
zoals afwijkende kleur en geur van het water, drijflagen, dode
dieren en klachten na het zwemmen. Met inachtneming van
deze drie maatregelen wordt het risico van een zwemmende
hond tot een minimum beperkt.

Voor
de praktijk

Literatuur

1. Gezondheidsraad. Microbiële risico\'s van zwemmen in de natuur, 2001.

2. World Health Organisation (WHO). Waterborne zoonoses: identifica-
tion, causes and control.

3. Beutin L. Escherichia coli as a pathogen in dogs and cats. Vet Res
1999; 30 (2-3): 285-298.

4. Wet hygiene veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Provin-
cie Friesland, Rapportage 2003.

5. Nair GD, Sarkar RK, Chowdhury S and Pal SC. Campylobacter infec-
tion in domestic dogs. Vet Rec 1985; 116 (9): 237-238.

6. Ketelaars H, Bruin J de, Kruidenier L, Engels G and Bruin R de. The
significance of wildlife as source of
Cryptosporidium and Giardia in
pre-treamient reservoirs. Water Storage Company Brabantse Bies-
bosch, Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht, 2001.

7. World health Organisation (WHO). Toxic cyanobacteria in water;
a guide to their publiv health consequences, monitoring and manage-
ment, 1999.

8. Commissie Intergraal Waterbeheer. Veilig zwemmen: cyanobacteriën
in zwemwater, aangepast protocol, 2002.

9. Rijksinstimut voor Integraal Zoetwaterbeheer en AfValwaterverwer-
king. Blauwalgen: blauwalgen(plaag) in Nederlandse wateren, 2002.

10. DeVries SE, Galey FD, Namikoshi M and Woo JC. Clinical and patho-
logie findings of blue-green algae
{Microcystis aeruginosa) intoxica-
tion in a dog. J Vet Daign Vest 1993; 5 (3): 403-408.

11. Gugger M. First report in a river in France of the benthic cyanobacte-
rium Phormidium favosum producing anatoxin-a associated with dog
neurotoxicosis. Toxicon 2005; 1 (45): 919-928. Epub 2005 Apr 13.

12. Werkgroep Zwemmersjeuk. Veilig zwemmen: preventie van zwem-
mersjeuk, 2004.

13. Nelson RW and Couto CG. Small Animal Internal Medicine, 3rd
edition, 2003: 1260-1262.

14. Ward MR Seasonality of canine leptospirosis in the United States and
Canada and its association with rainfall. Preventive Veterinary
Medicine 2002;56:203-213.

15. Nelson RW and Couto CG. Small Animal Internal Medicine, 3rd
edition, 2003: 1058.

16. Borst GH, Lambers GM and Haagsma J. Type-C botulism in dogs,
Tijdschr Diergeneeskd 1986; 111 (22): 1104-1105.

17. Tjalsma EJ. 3 cases of Clostridium botulinum type C intoxication in the
dog. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115 (11): 518-521.

Mogen
wij u

begeleiden

naar een
gezonde
toekomst?

Behalve dierenarts bent u veelal ook ondernemer En heeft u vast wel ideeën over uw financiële toekomst.
Wilt u weten wat die waard zijn, praat dan eens met de medisch adviseur van ABN AMRO. Hij is, net als u, een
deskundige In de medische sector. En weet uit ervaring dat uw situatie vraagt om een heel andere financiële
benadering. Ook toe aan een bank die weet wat u beweegt? Bel dan de Adviseurs Medische Beroepen van
ABN AMRO (020) 628 65 50 of kijk op vwvw.abnamro.nl/medlsch.

ABN AMRO

Meer mogelijk maken

-ocr page 297-

Luik, Congres Centrum
13 & 14 Januari 2007

\' nfs COWRES

f. H M^ I- \'

Belgium International Congress
of Equine Veterinarians and Farriers

«IT

Belgium H^national Congress of
Small Animal Veterinarians

Feline and canme
paè^iatrica^
Î and
iteiüiajiology \\

From foal
to ^earlin

\\

Hippos 2007 en Canifelis 2007, twee simultane internationale
congressen speciaal opgezet voor dierenartsen (hond, kat, paard)
en hoefsmeden.

De talrijke aanwezige wereldexperts zullen er hun kennis met u delen. Zij zullen u
helpen om nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Enkele grote namen:

• Hippos 2007 : Drs. & Profs. Virginia Reef (USA), Kevin Corley (IRL), Paddy Dixon (UK),
Hélène Amory (B), en vele anderen.

• Canifelis 2007 : Drs. & Profs. Autumn Davidson (VS), Marc Balligand (BE),
Herman Hazewinkel (Nl), Alain Fontbonne (F) en vele anderen.

Info en inschrijvingen: www.hippos2007.be of www.canifelis2007.be

( 32 4 367 89 07) - erkend opleidingsverstrekker - catering ter plaatse - gala avond -
vakbeurs: professioneel materiaal en producten voor dierenartsen en hoefsmeden -
Vrije toegang tussen de verschillende zalen...

Met de steun van

^ Ministère

Walton de l\'Agriculture
wMisEGtwEST et dc 13 RurBlité

IS09001

V VINÇOTTE

la Députation
fÊÊB permanente du Conseil provincial
de Liège - Services agricoles

-ocr page 298-

"Bluetongue is een groter probleem dan veel mensen denken"

Johan Klein Haneveld en Miel Bingen

Half augustus werd Nederland op-
geschrikt door de eerste gevallen
van bluetongue. R. Vrouenraets
werkt in de dierenartsenpraktijk
waar bluetongue voor het eerst
werd geconstateerd. Volgens hem
wordt de ernst van de uitbraak nog
steeds onderschat. Als dierenarts in
het veld pleit hij dan ook voor een
snelle en internationale aanpak van de problematiek.

Interview

Dierenarts Vrouenraets werkt al vijftien jaar in de dieren-
artsenpraktijk Heerlen, een gemengde praktijk in het zuiden
van Limburg met veel aandacht voor de landbouwhuisdieren-
sector. "We komen tot voor aan Maastricht, tot Vaals en dan
nog een heel groot stuk in Duitsland," vertelt hij. "We behan-
delen voornamelijk rundvee. Er zijn in deze omgeving wel
veel schapen, maar wij komen alleen bij de professionele
bedrijven. Vanwege de vaststelling van bluetongue kregen we
een lijst van alle schapenhouders hier en het verbaasde ons
hoeveel schapen er in de regio gehouden worden."

Afwijkend beeld

De eerste tekenen van bluetongue werden vastgesteld tijdens
de gezamenlijke werkbespreking op maandag 14 augustus
2006. Een collega vertelde dat hij op verschillende grotere
schapenbedrijven zieke dieren had gezien met een afwijkend
beeld. "Het normale rijtje van mogelijkheden konden we uit-
sluiten." De praktijk van Vrouenraets besloot contact op te
nemen met GD. "Dezelfde dag om één uur \'s middags waren
we bij de eerste van de twee bedrijven om bloed te tappen.
Omdat toen mond-en-klauwzeer nog niet was uitgesloten,
werd mij een dag \'stand still\' opgelegd. Ik kon dus niet langs
bij veehouders. Ik heb die avond nagevraagd wat de uitkomst
was van de bloedonderzoeken." Op die manier kreeg Vrouen-
raets te horen dat het ging om de ziekte bluetongue. "Al met
al is de eigenlijke diagnose snel tot stand gekomen. De
samenwerking met GD, VWA en CIDC heeft ertoe geleid dat
in zeer korte tijd een waarschijnlijkheidsdiagnose kon wor-
den opgesteld en bevestigd. Ik ben te spreken over de goede
samenwerking en inzet van de betrokken partijen in de begin-
fase."

Barrières

Voor een practicus die zit te springen om middelen om blue-
tongue aan te pakken, is het vaak moeilijk om geconfronteerd
te worden met een in zijn ogen stroeve regelgeving. "Een
goed voorbeeld van problemen waar wij in de praktijk tegen-
aan lopen en waarvan we graag van zouden zien dat ze sneller
worden opgelost, is de gang van zaken rond de beschikbaar-
heid van vliegenbestrijdingsmiddelen voor runderen, geiten
en schapen. Het virus is niet te bestrijden, de vector wel.
Maar dan moet je daarvoor wel het \'gereedschap\' hebben.
Het duurde tot 4 september voordat het vliegenbestrijdings-

middel Butox Pour On
werd vrijgegeven voor ge-
bruik bij runderen. Dat is
raar want voor geiten en
schapen was het al eerder
toegestaan. In Duitsland
was het middel echter ge-
woon geregistreerd. Dit
maakte de situatie uiter-
mate frustrerend, niet al-
leen voor de dierenarts,
maar ook voor de vee-
houder."

Ook plaatst Vrouwenraets
zijn kanttekeningen bij de
nu geldende inspectie-
procedure: "Een visuele
inspectie blijkt helaas niet
voldoende. Ook een steek-
proef van bloedtesten bij
enkele dieren is in het ge-
val van bluetongue ontoe-
reikend. Inderdaad zullen
er meerdere dieren posi-
tief zijn als een zwerm
knutjes op een koeien-
populatie neerstrijkt. Maar
bluetongue verspreidt zich
niet van koe naar koe, dus

-ocr page 299-

moet de steekproef veel ruimer zijn dan drie bloedafhames
wil er sprake zijn van een effectieve controle."
Toch is het niet zo dat Vrouenraets geen begrip heeft voor de
problemen. "In tijden van een dierziektecrisis kan je niet ver-
wachten dat alles zo snel gaat als de veehouder en dierenarts
het liefst zouden willen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat
veehouder en dierenarts zien dat er serieus aan de problemen
gewerkt wordt. Wat dat betreft zouden de instanties veel frus-
tratie kunnen wegnemen door het verder uitbouwen van een
betrouwbare informatiestroom met een unanieme naleving
van de regelgeving, die ook strikt getoetst wordt."

Kwestie van tijd

Bluetongue is een groter probleem dan veel mensen denken,
meent Vrouenraets. "Het lijkt er op dat bluetongue veel ver-
der verspreid is dan veel mensen denken. Zo sprak ik een
Duitse collega die beweert dat hij bij een uitgebreid bloed-
onderzoek veel vaker bluetongue tegenkomt. In elk geval
zagen veel veehouders en dierenartsen tot voor kort de ziekte
niet als een waarschijnlijke optie. Het is bovendien nog maar
de vraag of de ziekte na de winter verdwenen is. Ik heb een
franse viroloog horen zeggen dat het virus in de koe mis-
schien wel 190 dagen aanwezig kan blijven. En dat als we
hier andere bloedzuigende insecten hebben, een van die
soorten misschien ook als vector kan fungeren."
Verder wijst Vrouenraets op de afwijkende patronen in Noord-
Europa. "Er zijn grote verschillen met de zuidelijke variant
van de ziekte. In Afrika en rond de Middellandse Zee worden
koeien niet ziek, maar hier wél. Misschien hebben we te
maken met een mutatie of met andere vectoren. Ook kan het
zijn dat de immuniteit bij koeien en schapen hier anders ligt.
We kunnen de gegevens uit Afrika dus niet als passe-partout
gebruiken voor de situatie hier. Dat zorgt voor complicaties."
Als geluk bij een ongeluk is bluetongue een internationaal
probleem stelt Vrouenraets. "Omdat bluetongue meerdere
landen tegelijk treft, komt Nederland niet alleen te staan bij
het opzetten van een efficiënt bestrijdingsplan. Het is een
probleem dat internationaal moet worden aangepakt en het
internationale karakter van de ziekte biedt daar ook mogelijk-
heden toe. We moeten samen onze gegevens op papier zetten.
Onze groep in Nederiand is zo klein dat je daarmee geen sta-
tistisch betrouwbaar beeld krijgt. Op Europese schaal is dit
anders en daar moeten we gebruik van maken."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het TvD. Miel
Bingen is eindredacteur van het TvD.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

-ocr page 300-

Worst of both worlds

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Homeopathie in plaats van regu-
liere diergeneeskunde wordt meestal
niet van harte ondersteund door
het Tuchtcollege. Althans, niet in de
probleemgevallen waarover klach-
ten worden ingediend. De dierenarts
waarover deze keer wordt geklaagd
heeft het beter bedacht: hij gebruikt
zowel homeopathische als reguliere
diergeneesmiddelen, ledereen tevreden... of toch niet?

Olfactorisch immuun

Duitse herder Moritz heeft een probleem met zijn dikke
darm, dat het gevolg is van een niet optimaal ftinctionerend
immuunsysteem. De dierenarts behandelt hem met cyclospo-
rine. Enkele maanden later heeft Moritz een ernstige huid-
aandoening, met open wonden die een geur verspreiden die
- op z\'n zachtst gezegd - niet aanzet tot
gezellig knuffelen met je hond. Na vele
injecties met Prednison is er weinig ver-
beterd en de eigenaar is ten einde raad.
En wat doe je als je dierenarts het niet
meer weet? Vragen om doorverwijzing!
Niet naar een specialist deze keer; de ei-
genaar vraagt zijn dierenarts of hij een
goede homeopaat kan aanbevelen.

Germ...aans

De homeopaat doet bio-energetisch on-
derzoek door middel van een speeksel-
test. Hij stelt de diagnose Pyodermie en
concludeert daarnaast dat eerst de resten
van de cyclosporine uit het lichaam moe-
ten worden verwijderd. Daarvoor worden
medicijnen opgestuurd, maar ondanks of
juist dankzij deze medicijnen wordt Moritz
steeds zieker. Zijn huid is overal ontstoken, pijnlijk
en etterig, en hij verliest meer gewicht dan enige dieetgoeroe
zich kan voorstellen. Een maand later krijgt de hond andere
homeopathische middelen en drie dagen daarna weer andere.
Als de hond desondanks achteruit blijft gaan, stelt de homeo-
pathisch werkende dierenarts voor om de hond te scheren, zo-
dat de vieze haren uit de wond kunnen worden verwijderd.
Dat zal voor de hond wel pijnlijk worden, maar daarvoor is
een narcose de oplossing. De hond wordt op deze manier twee
keer geschoren onder narcose en ontsmet met het allopathi-
sche middel Septyl. Daarna krijgt hij nog twee maanden di-
verse homeopathische geneesmiddelen. Aan het eind van de
homeo-rit krijgt de hond ook nog een kuurtje Baytril 1.5 van
elf dagen (100 ml, 9 ml per dag) en wordt voor de volledig-
heid nogmaals een bio-energetische speekseltest uitgevoerd.
Daaruit blijkt dat de toestand van de hond verbetert en dat zijn
auto-immuunziekte \'eruit trekt\'. Maar wat de bio-energe-
dsche kwijl ook moge zeggen, de hond blijft een hoopje ette-
rende ellende. Als er na al deze maanden tobben geen verbe-
tering zichtbaar is, gaat de eigenaar naar een andere
homeopaat. Maar ook zijn therapie heeft geen effect. Uitein-
delijk komt Moritz weer terecht bij de eerste regulier werken-
de dierenarts, die een langdurige antibioticakuur en een dieet
voorschrijft. De hond komt twintig kilo aan, zijn huid herstelt
behooriijk, en hij kan voortleven met een geringe medicatie.

Veterinair
tuchtrecht

Informed cons(equ)ent

Hoewel de eigenaar aan het begin van de strijd zijn hond al
min of meer had opgegeven, is dit alles toch reden om de
eerste homeopaat voor het tuchtcollege te slepen. Niet alleen
vanwege de rekening, maar ook omdat hij vindt dat de hond
onjuist is behandeld. Het is toch vreemd dat een homeopa-
thisch werkende dierenarts zomaar homeopathisch en regu-
lier (antibiotica, narcose) door elkaar gebruikt? Dat kan niet
goed zijn! De klacht over de rekening wordt niet in behande-
ling genomen, net zo min als de vraag of een ho-
meopathische behandeling terecht was. Waar-
om ook dat laatste niet? Omdat de eigenaar
zelf heeft gevraagd om een homeopathi-
sche dierenarts en omdat de homeopathi-
sche dierenarts er alles aan heeft gedaan
om goede voorlichting te geven. Ook legt
de dierenarts het Tuchtcollege uitgebreid
uit waarom in dit geval een combinatie
van reguliere en alternatieve middelen
goed te verantwoorden was. Zijn doel is
een dier zo snel mogelijk te genezen,
zonder pijn. Hij werkt met homeopathi-
sche middelen, maar ja, een homeopathi-
sche narcose is niet echt aan te bevelen.
Ook laten antibiotica zich volgens hem
prima combineren met homeopathie.

Antibiotica natuurlijk

Het Tuchtcollege houdt verdere meningen over een homeo-
pathische behandeling voor zich, omdat de eigenaar goed op
de hoogte was en er zelf voor heeft gekozen. Wel valt het het
college op dat de dierenarts op zich niet tegen het gebruik van
reguliere middelen is, maar toch erg lang heeft gewacht met
het toedienen van antibiotica. Toen hij hier eenmaal toe over-
ging, was dat bovendien slechts in een geringe dosis. Voor-
zichtigheid met antibiotica is misschien wel mooi, maar niet
bij een zo heftige dermatitis, die ernstig lijden van het dier
veroorzaakt. Het dier was sterk vermagerd en grote plekken
van de huid waren ontstoken. In zo\'n ernstig geval moeten
langere tijd systemische antibiotica worden gegeven. Zéker
nu deze dierenarts aangeeft dat antibiotica best kunnen wor-
den ingepast in een homeopathische behandeling, was er geen
reden er twee maanden mee te wachten en er zo zuinig mee
om te springen. De dierenarts krijgt hiervoor een waarschu-
wing. En Moritz? Die is maar net de dans van een homeopa-
thische euthanasie ontsprongen...

-ocr page 301-

Op 14 september 2006 vond het
algemeen overleg plaats tussen
minister Veerman en de Vaste
Kamercommissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit. Voor
het eerst sinds twee jaar ging de
vergadering over \'dierenwelzijn\' en
er stonden diverse onderwerpen op
dit gebied op de agenda. Een
belangrijk onderwerp was het actieplan van het Forum
Welzijn Gezelschapsdieren, dat in maart 2006 aan de
minister is gepresenteerd (zie TvD 15 april 2006 pag. 294).

De Sophia Vereniging en de Hondenbescherming hadden
voor de vergadering voor het gebouw van de Tweede Kamer
een demonstratie georganiseerd tegen de malafide honden-
handel. Verschillende kamerleden waren aanwezig bij de de-
monstratie en namen alvast een petitie in ontvangst voor de
minister. Alle kamerleden spraken hun grote zorg uit over de
malafide hondenhandel. Zij hopen dat voorlichting in de
vorm van het in oprichting zijnde Landelijk Informatie-
centrum Gezelschapsdieren en een verplichte dierenbijsluiter
een rol kunnen spelen bij de preventie.

Deze twee maatregelen zijn onderdelen van het voornoemde
actieplan van het Forum Welzijn Gezelschapsdieren, net als
de verplichte certificering van de dierenhandel, inclusief pen-
sions, fokkers en gedragstherapeuten. Minister Veerman wil
hiervoor certificatienormen laten opstellen en een Algemene
Maatregel van Bestuur instellen met algemene doelvoor-
schriften. De handhavingscapaciteit van de AID zal voor dit
doel met zes personen worden uitgebreid en de aandacht zal
komen te liggen op de handelaren zonder certificering.
Kamerlid en collega Henk-Jan Ormel toonde de eerste resul-
taten van een lopend onderzoek naar de dierenhandel via in-
ternet. Er worden op Nederlandse
websites ongeveer negentigduizend
dieren te koop aangeboden en iedere
dag komen er daar 3.700 bij. Veer-
man deelde mee dat er de AID wel
degelijk controle uitoefent op de
handel in levende dieren via intemet.
Gemiddeld wordt er vijftien tot twin-
tig keer per week een advertentie
verwijderd vanwege verdenking op
illegale handel.

Verplicht chippen van honden

De laatste maatregel die in het Actie-
plan is opgenomen, is de verplichte
Identificatie en Registratie (I&R)
van honden en later katten. Aan-
vankelijk stond Veerman afwijzend
tegenover dit plan. Hij vond dit een
zaak van de sector zelf In het kader
van de aanpak van agressieve dieren
en zoönosen ziet hij wel voordelen
van de verplichte I&R, maar minder
bij de bestrijding van de malafide hondenhandel. In landen
als Denemarken, Frankrijk, België, Italië en Zweden is een
verplichte I&R al ingevoerd. De minister kreeg daarom van
alle partijen, met uitzondering van de VVD, het dringende
verzoek te onderzoeken hoe dit functioneert in deze landen
en of de verplichte I&R serieus overwogen kan worden voor
invoering in Nederland.

Berichten

verslagen

Veerman overweegt toch verplicht chippen van honden

Paul Overgaauw

De minister verklaarde in beginsel niet tegen het aanbrengen
van een chip als identificatiemiddel te zijn, maar dan moet de
chip wel helpen tegen de illegale import en handel in honden.
Veerman verwees naar de problemen bij het begin van de
identificatie- en registratieplicht voor runderen en schapen.
Van runderen waren al veel gegevens bekend, maar des-
ondanks konden er destijds meer dan vijftigduizend niet meer
gevonden worden. Bij honden beschouwt men de I&R als
nog problematischer. Toch beloofde Veerman te kijken hoe
verplichte I&R het best gestalte kan krijgen met het oog op
effectiviteit en efficiëntie. Hij hoopt hierover nog voor de ver-
kiezingen duidelijkheid te kunnen verschaffen.

Positief- of negatieflijsten?

Nog steeds actueel is de invoering van een lijst van dieren die
niet (negatieflijst) of juist wel (positieflijst) mogen worden
gehouden. Hiervoor heeft de Raad voor Dierenaangelegen-
heden (RDA) al in 2003 en 2004 lijsten opgesteld, die op dit
moment nogmaals worden beoordeeld en vereenvoudigd. Ze
moeten invulling gaan geven aan artikel 33 van de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren (GWWvD). De minister
pleit voor een negatieflijst, maar volgens Ormel is de
GWWvD gebaseerd op het \'nee, tenzij\'-principe en sluit een
positieflijst hier beter bij aan. Bovendien is een positieflijst
makkelijker toe te passen, want hij is korter. Veerman
beloofde de RDA nogmaals te vragen om een oordeel over
een positieflijst en zal zich daar dan snel bij aansluiten.

-ocr page 302-

Verschillende dierenwelzijnproblemen

Naar aanleiding van de publiciteit rondom dierenmishande-
ling op veemarkten drong Agnes Kant (SP) aan op een ver-
bod op het bedrijfsmatig houden van dieren voor notoire
overtreders. Veerman zal zijn collega Donner daarom vragen
of een expliciet houdverbod mogelijk is. Hij zal tegelijk aan-
dacht vragen voor de waarneming dat het OM weinig priori-
teit lijkt te geven aan dit probleem.

Ook werd het doden van eendagskuikens besproken. Studies
naar het selecteren van haantjes door middel van onderzoek
van de eieren schijnen in een vergevorderd stadium te zijn.
Er werd gevraagd of de minister onderzoek naar dergelijke
alternatieven wilde instellen en financieren. Veerman legde
uit dat het inderdaad mogelijk is al halverwege het broed-
proces de eieren te scheiden en dat het natuurlijk economisch
interessant is dit moment verder naar voren te schuiven. Wel
meende de minister dat de sector primair verantwoordelijk is
voor dit onderzoek, maar hij beloofde de Wageningen Uni-
versiteit te vragen een bijdrage te leveren aan het dichterbij
brengen van een oplossing.

Kant stelde ook vragen over het verbod op het onverdoofd
castreren van biggen, het importverbod van zeehondproduc-
ten en regels rondom wilde dieren in circussen. Van Gent
(GL) drong aan op betere controle op dierenpaspoorten aan
de grenzen. Er zijn aanwijzingen dat zelfs op Schiphol
nauwelijks controle plaatsvindt. Het probleem hierbij is vol-
gens Veerman het wegvallen van de binnengrenzen in de
Europese Unie. Op Schiphol worden de honden van buiten de
EU gecontroleerd en de aanwijzingen dat er onvoldoende
controle plaatsvindt, zullen worden nagetrokken.
Tot slot stelde Ormel het probleem rondom de opvang van
reekalljes aan de orde. Omdat deze dieren onder de Flora- en
faunawet vallen, is opvang verboden. Dat betekent dat vrij-
willigers van onder andere de Stichting Reeënopvang Neder-
land na de vondst van een dode ree met volle uiers niet naar
achtergebleven kalfles mogen zoeken. Om dit probleem op te
lossen is de minister bereid ontheffing te verlenen aan dit
soort organisaties.

In dit algemeen overleg kwamen veel onderwerpen aan de
orde die de veterinaire beroepsgroep aangaan. De SP vond dat
er de laatste jaren op het gebied van dierenwelzijn geen enkele
vooruitgang was te signaleren, maar het was opvallend hoe-
veel minister Veerman in deze vergadering heeft toegezegd en
dat hij tevens aangaf snel met een antwoord of maatregelen te
zullen komen. Een belangrijk besluit uit de algemene ver-
gadering is het mogelijk verplicht chippen van honden.

uitzend- en detacheringsbureau_

voo^ieKna^er^r^a^^etennai^n

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

IF

kVigitijioäth

VETIPATH

voor snelle en betrouwbare diagnostiek

• Histologisch onderzoek: Uitslag binnen i (-2) werkdagen*

• Cytologisch onderzoek: Uitslag binnen 24 uur\'\'^

• Secties op gezelschapsdieren (m.n. hond en kat)

Postbus 75

6930 AB Westervoort

Klapstraat 53

6931 CC Westervoort

tel: 026-3121789
fax: 026-3119473

info@vetipath.nl
www.vetipath.nl

Vetipath levert ook verzend- en verpakkingsmateriaal.

*m.u.K bijzondere omstandigheden

DIERENARTS

SPECIALIST

def Koninklijke Nedetlandsf Maatschsppij voor Oietgeneeskunde

-ocr page 303-

Voedsel en
Waren Autoriteit

Gratis monsteronderzoek voor uitsluiten
van vogelgriep

\\rf\\

Per 1 oktober kunnen monsters van pluimvee gratis
met een snelle PCR-test worden onderzocht op vogel-
griep. Het programma is ontwikkeld om snel helder-
heid te kunnen verschaffen over de aanwezigheid van
hoog- of laagpathogene aviaire influenza in al die
gevallen dat klinische verschijnselen niet direct wijzen
op AI, maar de ziekte ook niet kan worden uitgesloten.
Opsturen van materiaal leidt niet automatisch tot een
verdenking. Voor dieren die wel op grond van klini-
sche verschijnselen vogelgriep kurmen hebben, blijft
de verdenkingenstatus gewoon gelden.

Het nieuwe programma is een gevolg van de inventari-
satie die de Voedsel en Waren Autoriteit samen met de
Faculteit Diergeneeskunde, het CIDC en de GD heeft
uitgevoerd naar programma\'s en systemen die in Ne-
derland actief zijn om vogelgriep op te sporen. In het
rapport \'Bewaking Aviaire influenza, een inventarisatie
en kwalitatieve beoordeling van de Nederlandse bewa-
kingsprogramma\'s\' wordt beschreven welke program-
ma\'s er zijn en hoe ze functioneren.

In het rapport wordt vooral nadruk gelegd op de zoge-
naamde \'early waming\': welke programma\'s kunnen
het virus zo snel mogelijk detecteren na introductie in
de pluimveehouderij? Dat is van belang omdat er bij
een late detectie een aanzienlijke kans is dat het virus
zich reeds heeft verspreid vanuit het eerste besmette
bedrijf naar andere pluimveebedrijven. In het rapport
wordt ook aangegeven dat een vroege detectie niet
adequaat is uit te voeren zonder de hulp van pluimvee-
houders en dierenartsen.

Door een gratis PCR-test aan te bieden, hopen het mi-
nisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en
de gehele pluimveesector dat dierenartsen en pluimvee-
houders een actieve bijdrage leveren aan het programma
en daarmee het beperken van eventuele uitbraken. De
kosten van de maatregel worden gefinancierd door het

H

HH

W
H

HH

O

H

K
$

w

w
00

Q

m

9

Diergezondheidsfonds. De overheid verwacht dat de
maatregel leidt tot 1000-1500 extra monsteronder-
zoeken. Dit programma wordt overigens als aanvulling
van de huidige early warningsystemen ingezet; het
vervangt de reeds bestaande programma\'s niet.

Practische uitwerking van het programma

Het monsteronderzoek wordt gratis aangeboden,
het is geen verplichting.

Dierenartsen kunnen cloacaswabs en trachea-
swabs naar het CIDC sturen, vergezeld door een
begeleidingsformulier (verkrijgbaar via website

Opsturen kan op twee manieren: aansluiten bij
de bestaande vervoersstromen van CD (gratis)
of via koeriersdiensten (zelf te betalen).
Het materiaal wordt bij net CIDC onderzocht

met behulp van de PCR-methode.......

Het CIDC meldt zowel negatieve als positieve
uitslagen aan de inzender van de monsters (CD
of dierenartsenpraktijk).

Als de uitslag positief is, volgt de gangbare
procedure voor afhandeling van verdenkingen
op basis van laboratoriumuitslagen. Het CIDC
cfoet direct een melding aan VWA Op basis van
deze melding wordt contact opgenomen met het
betreffende bedriffen gaat een specialistenteam,
bestaande uit een GD-dierenarts, de prakticus
en een VWA-dierenarts naar het bedriff voor
extra onderzoek. Het CIDC stelt met vertraging
de inzender (de DAP of de CD) op de hoogte.
De kosten van secties, het nemen van monsters
van sectiemateriaal, het verzendklaar maken
en de benodigde administratieve handelingen
komen voor rekening van de monsternemer
De verzendkosten (vanuit GD of DAP\'s) en het
laboratoriumonderzoek (CIDC-Lelystad) komen
voor rekening van het Diergezondheidsfonds
(DGF). Gebruik van een andere koeriersdienst
dan die van de GD wordt niet vergoed.

DAP Beetsterzwaag - Ureterp is een groeiende, goed geoutilleerde gemengde praktijk in het oosten van
Friesland. Er zijn momenteel drie dierenartsen ftilltime werkzaam.

Wegens uitbreiding van de werkzaamheden zoeken wij per 1 januari 2007 een

fulltime dierenarts (m/v) - erkenning rund

BMWarzwaag-Uratwp

Graag zien we bij onze nieuwe collega:

- een zelfbewuste, vlotte persoonlijkheid

- een praktische instelling gecombineerd met een goede portie
wetenschappelijke interesse

- belangstelling voor paardengynaecologie

- enige werkervaring

- bereidheid tot het participeren in de diensten

- de wil tot vestigen voor langere tijd met eventuele associatie

Wij bieden:

- goede werkplek met toekomstmogelijkheden

- gemotiveerde, serieuze clientèle

- prettige werksfeer

- goede salariëring (CAO), mogelijkheid tot associatie bij
gebleken geschiktheid

- mooie, gezonde omgeving met alle voorzieningen binnen
handbereik.

Schriftelijke sollicitaties met cv binnen veertien dagen na verschijnen van deze advertentie sturen naar
Dierenartsenpraktijk Beetsterzwaag - Ureterp, Weibuorren J/aa, 9247AX Ureterp._

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2006

751

-ocr page 304-

Straathonden en stekelvarkens

Dierenarts in Suriname

Emine van Graafeiland

Toen ik in 2003 afstudeerde met de
specialisatie gezelschapsdieren had
ik net als veel anderen moeite een
baan te vinden. Ik deed wat leuke,
maar korte waarnemingen en vond
uiteindelijk via via een leuke baan,
helaas maar voor een dag in de
week. Om toch veterinair bezig te
blijven ging ik een dag in de week
stagelopen bij een dierenarts in de Bijlmer, een Surinamer
Op den duur vroeg hij me of ik bereid was naar Suriname
te verhuizen voor een fulltime baan; hij kende daar
iemand die graag haar poli wou uitbreiden (in Suriname
spreken ze van poli in plaats van kliniek of dierenartsen-
praktijk). Na enige twijfel en veel op en neer e-mailen,
besloot ik het te doen, hoewel mijn toekomstige baas Leon-
tien Bansse-Issa en ik elkaar alleen via internet hadden
gesproken. Dus vertrok ik voor de periode van twee jaar
naar Suriname.

De patiënten hier in Suriname zijn voor negentig procent
honden. Ongeveer eens in de twee weken zien we een kat.
Dat is jammer, want ik hou wel van katten. Leontien doet de
paarden, varkens, koeien en kippen, evenals de dierentuin-
dieren. Heel af en toe krijg ik ook met deze dieren te maken:
zo heb ik een keer een varken verlost en heb ik geprobeerd
een tijger te redden toen Leontien er niet was. De tijger had
desinfectiemiddel gedronken en mijn poging was helaas te-
vergeefs. De landbouwhuisdieren doet Leontien meer als
liefdadigheid. Je kan de boeren niet te veel vergoeding vragen
omdat ze heel weinig geld hebben en omdat je vaak ver moet
rijden voor visites verdien je er meestal niets mee. De meeste

Versla

mensen hebben ook maar enkele dieren. Het varkensbedrijf
waar ik was, had bijvoorbeeld maar zes zeugen. De stal is er
ook heel anders: lekker luchtig omdat het toch nooit koud
wordt en het stinkt dus ook niet zo als op varkensbedrijven in
Nederland.

Ook honden worden hier heel anders gehouden dan in Neder-
land. Ze dienen in principe als waakhonden en wonen op het
erf Mensen hebben er meestal meer dan een. De dieren eten
voornamelijk rijst en restjes. De meeste mensen hechten veel
meer waarde aan rashonden dan aan straathonden. De Suri-
naamse straathond is een leuk hondje; zo\'n twintig kilogram
zwaar en heel trouw, slim en eigenwijs. De meeste zijn door
natuurlijke selectie redelijk resistent tegen hier veel voorko-
mende ziekten. De rashonden die worden gehouden, zijn
voornamelijk herders, rottweilers, fila brasileiro\'s en pekine-
zen. Helaas zie je ook wel chow chows of husky\'s, honden die
ongeschikt zijn voor het tropische klimaat.
Veel Surinamers denken dat straathonden niet gevaccineerd
hoeven te worden. Velen weten wel dat hun honden ziek
kunnen worden, maar vinden ze niet het geld waard, omdat ze
grads zijn gekregen of zijn komen aanlopen. Helaas komen
daarom parvo, hondeziekte en de ziekte van Weill veel voor,
de laatste ook bij mensen. Dit is heel frustrerend voor mij als
dierenarts. Doordat de meeste honden buiten in groepen ge-
houden worden en hekken vaak niet hoog of stevig genoeg
zijn, zien we vaak aanrijdingen en vechtwonden. Helaas
krijpn we ook te maken met diefstal (van rashonden) en ver-
giftigingen (door inbrekers). Om diefstal en vergiftiging te
voorkomen, worden veel honden altijd aan een ketting of in
een hok gehouden. Dat gebeurt ook omdat de honden te
agressief zijn, uit onwetendheid of juist omdat de eigenaars
denken dat het daardoor goede waakhonden worden.
Ongeveer vijf jaar geleden is hier de dierenbescherming op-
gericht, onder andere door mijn baas. Sindsdien beginnen
mensen wel anders over honden te denken, maar er blijft he-
laas veel dierenleed. De dierenbescherming is bezig met het
oprichten van een asiel, elke keer als er geld is bouwt men
een stukje verder.

Geen afspraak

We werken hier met meerdere assistenten per dierenarts; we
hebben nu op twee dierenartsen zes assistenten en een
schoonmaakster. De assistenten werken wel allemaal part-
time en hebben daamaast een andere baan of ze studeren. We
houden inloopspreekuren. Daarbij zit een assistent achter de
balie, waar alles nog op papier gebeurt, een assistent zet
medicijnen klaar en een helpt in de kamers. We hebben drie
kamers: een operatiekamer, een röntgenkamer (de enige voor
dieren in Suriname), en een kamer voor mogelijk besmette-
lijke dieren. Zo\'n aparte kamer is natuurlijk onmisbaar als er
bijvoorbeeld parvo heerst, zoals nu. Helaas hebben we maar
één wachtkamer, dus raden we iedereen aan jonge hondjes
zoveel mogelijk in een doos te houden.
Spreekuur op afspraak is in Suriname heel moeilijk te reali-
seren. Als proef heb ik op woensdagmiddag, als Leontien vrij

-ocr page 305-

is, twee en een half uur poli op afspraak. Dat lukt redelijk,
maar er is altijd wel iemand die niet komt opdagen en er ko-
men altijd een paar mensen die geen afspraak hebben.
We opereren twee ochtenden per week. De klanten moeten
een voorschot betalen, maar toch gebeurt het nog wel dat ze
niet komen opdagen. Het overgrote deel van de operaties be-
treft sterilisaties, meestal van wat oudere teven. De eigenaars
willen namelijk toch graag eerst een nestje van hun honden.
We zien dus redelijk vaak pyometra\'s en melkkliertumoren.
Omdat we in onze praktijk veel rottweilers hebben, doen we
ook redelijk vaak entropioncorrecties. Er is geen mogelijk-
heid tot doorsmren, dus doet Leontien zelf allerlei operaties
inclusief orthopedische operaties met pinnen of externe fixa-
tie, waarbij ik vaak help of kijk. Zelf heb ik al twee entropi-
oncorrecties uitgevoerd. We kunnen helaas geen gasnarcose
gebruiken omdat de operaties dan te duur zouden worden
voor de gemiddelde Surinamer.

Twee ochtenden in de week doe ik visites. Meestal zijn dat
vaccinaties of ontwormingen, af en toe gaat het om euthana-
sie of ziekten. Je moet voor een visite al snel een half uur rij-
den, omdat het verkeer druk is en de wegen slecht zijn. Als je
pech hebt, moeten de eigenaars eerst nog al hun honden
vangen en ben je nog langer bezig.

753

Leuk land

Suriname is een leuk land om te wonen, erg interessant, met
aardige mensen. Een groot voordeel is natuuriijk dat bijna ie-
dereen Nederlands spreekt. Dat is ook de reden dat er veel
stagiaires naar Suriname komen. Af en toe zie je een klant die
alleen Sranantongo spreekt (en bijvoorbeeld Chinees of
Portugees) en hoewel ik dat na een jaar een klein beetje begin
te verstaan, spreek ik het niet. Gelukkig helpen de assistenten
me daar dan bij. In Suriname leven mensen van veleriei af-
komst: Creolen, indianen, Javanen, Chinezen, Hindoestanen,
"bakra\'s" oftewel blanken, boslandcreolen, Joden, Brazilia-
nen en vele mengsels daarvan. Hierdoor zijn er weinig ras-
senproblemen, hoewel er wederzijds voldoende vooroordelen
zijn; de synagoge staat in het centrum direct naast de moskee.
Wat grappig is: Surinamers zijn heel schoon, ze wassen zich
gemiddeld drie keer per dag en de meeste vinden honden
eigenlijk maar vies. Ik heb wel eens een klant gehad die lange
roze keukenhandschoenen aantrok voor ze haar volkomen
gezonde hondje durfde vastpakken.

Anekdotes uit de Surinaamse praktijk
27 augustus 2006: shortcut

Visites zijn hier altijd spannend. Zo ging ik bijvoorbeeld
honden voorschuifi behandelen, maar ik moest terug voor
een euthanasaat. Op de terugweg dacht ik een stukje gol-
vende zandweg te ontwijken via een shortcut die ik op de
kaart zag, maar dit bleek in werkelijkheid een ondergelo-
pen zandweg met gaten waar mijn auto bijna in verdween
en waar ik een paar keer bijna in vast bleef zitten, alleen
om te ontdekken dat het dood liep en ik via dezelfde weg
weer terug moest...

3 juni 2006: wild varken

Een tijdje geleden heb ik een pingo (een wild varken) ver-
süß voor vervoer naar de dierentuin, omdat hij agressief
was geworden. Maar ten eerste werd hij niet echt suf, ten
tweede waren ze vergeten touw mee te nemen, ten derde
hadden ze geen hok en ten vierde was iedereen verder bang
voor hem. Leuk... Uiteindelijk heb ik hem voorzichtig be-
slopen, een stropje rond zijn neus gebracht, hem vastge-
bonden met een veter en hen ik achterin de bak meege-
gaan tot aan de zoo om hem rustig te houden. Maar het
IS gelukt.

14 maart 2006: miereneter

Twee honden gezien met een gescheurd derde ooglid,
waarvan een door een miereneter

9 oktober 2005; stekels

Ik werd wakker gebeld voor een spoedgeval: drie honden
(een rottweiler en twee pitbulls) hadden een stekelvarken
aangevallen. De eigenaren hadden al een paar bakken
(letterlijk, ze lagen tn de etensbakken) steke s verwijderd,
maar de rest moest onder narcose: er zaten stekels diep in
de neus en mond, erg pijnlijk. Vooral de rottweiler zag er
indrukwekkend uit, met een bek waar aan alle kanten ste-
kels uitstaken. Leuk idee voor een stekelvarken, die stekels
als verdediging, maar deze honden zijn zo fel dat ze niet
stoppen als ze pijn hebben. Een leuk werkje: met een tang
alle stekels eruit plukken.

TIJDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3I, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2006

Emine van Graafeiland is dierenarts in Suriname.

-ocr page 306-

A. Vendrig

Het dier is als zaak vatbaar voor
eigendom en overdracht van eigen-
dom. Bij koop en verkoop van het
dier zijn er van oudsher geschillen
omtrent de aan- of afwezigheid van
vermeende kwaliteiten. Dit heeft
geleid tot het leerstuk van de ver-
borgen of koopvernietigende gebre-
ken bij dieren, waarbij de dieren-
arts een onmiskenbare rol vervult. Dit element van zijn
beroepsuitoefening is ook in het veterinair tuchtrecht
manifest geworden. Om in het veterinair tuchtrecht de
uitspraken over de verborgen gebreken te kunnen beoor-
delen, wordt hier een overzicht gegeven van de huidige
inzichten in het burgerlijk recht.

Algemeen

Het leerstuk van de verborgen gebreken is van oudsher een
onderdeel in de studie Diergeneeskunde. De wettelijke bepa-
lingen inzake de verborgen gebreken bij verkoop en koop
stonden vanaf 1838 in het Burgerlijk Wetboek en zijn via de
Code Civil voortgekomen uit het Romeinse Recht. Oorspron-
kelijk waren de artikelen 1540 en verder in het Burgerlijk
Wetboek hierop van toepassing. Bij wijziging van het Bur-
gerlijk Wetboek in 1992 dient de koper van een dier met een
verborgen gebrek gebruik te maken van de bepalingen in
boek 7, bijzondere overeenkomsten onder titel 1 Koop en
ruil.

Volgens artikel 1540 oud BW: \'De verkoper is gehouden tot
vrijwaring wegens verborgene gebreken van het verkochte
goed, die hetzelve ongeschikt maken tot het gebruik, waartoe
het bestemd is, of die dat gebruik in dier voege verminderen
dat, bijaldien de kooper de gebreken gekend had, hij het goed
of in het geheel niet, of niet dan voor eenen minderen prijs
zoude gekocht hebben\'.

In de diergeneeskundige praktijk van vooral de grote huis-
dieren, landbouwhuisdieren ofwel productiedieren, beteken-
de dit dat de dierenarts een koopvernietigende verklaring uit-
gaf Op grond van zijn bevindingen en zijn kennis van de
aandoening omtrent verborgenheid en antedatering, verklaar-
de de dierenarts dat het dier ongeschikt was voor het gebruik
waar het voor bestemd was. Op grond van zijn kennis van
diersoort en aandoening kon hij bepalen of de aandoening
reeds bij de koop aanwezig was, hetgeen aangeduid wordt
met antedateren. Een koper diende binnen zes weken na het
constateren van het gebrek een vordering bij de rechtbank in
te stellen. Het koopvernietigende gebrek leidde tot teruggave
van de koopsom en het dier. De mogelijkheden tot schadever-
goeding waren beperkt en hadden uitsluitend betrekking op
de kosten van de koop (artikel 1545, 1546 oud BW). In het
drankautomatenarrest concludeert de Hoge Raad dat de rege-
ling verborgen gebreken verworden is van een regeling ter
bescherming van de koper tot een ter bescherming van de
verkoper.

De invoering van het nieuw Burgerlijk Wetboek heeft geleid
tot een gelaagde structuur, waarbij voor de verborgen gebre-
ken de algemene bepalingen van boek 3 inzake vermogens-
recht en boek 6 verbintenissenrecht van toepassing zijn, ter-
wijl gebreken bij de koop behandeld worden in boek 7
bijzondere overeenkomsten.

Praktijk in
bedrijf

Verborgen gebreken

De kern van de verborgen gebrekenregeling is terug te vinden
in artikel 7:17:

Lid 2

Lid 3

Lidl

De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst be-
antwoorden.

Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst in-
dien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op
grond van de overeenkomst mocht verwachten. De
koper mag verwachten dat de zaak de eigenschap-
pen bezit die voor een normaal gebruik daarvan no-
dig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet be-
hoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen
die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij
overeenkomst is voorzien.

Ook een andere zaak dan is overeengekomen of een
zaak van een andere soort beantwoordt niet aan de
overeenkomst.

De afgeleverde zaak moet beantwoorden aan de overeen-
komst, hetgeen \'conformiteit\' genoemd wordt. Voor de aan-
schaf van een dier is het belangrijk dat kenbaar wordt ge-
maakt met welk doel het dier wordt aangeschaft. Reeds in het
versche-koearrest wordt de koe beoordeeld op zijn melkpro-
ducerend vermogen en zou de vordering afgewezen zijn als
de koe met de baarmoederontsteking als slachtdier zou zijn
aangeschaft. Ook bij de aanschaf van paarden wordt het dier
beoordeeld op zijn eigenschappen als rijdier, springpaard,
dressuur- of tuigpaard.

Mededelings- en onderzoeksplicht

De verkoper heeft een mededelingsplicht en onderzoekings-
plicht. De verkoper dient aan te geven of het dier de eigen-
schappen heeft die noodzakelijk zijn voor het door de koper
gewenste gebruik. Hiervoor zal het soms noodzakelijk zijn
het dier of zijn ouders te laten onderzoeken op afwijkingen
die bij de betreffende diersoort als bekend worden be-
schouwd. De dierenarts speelt hierbij een belangrijke rol en
zowel in het civiel- als in het tuchtrecht zijn hierover meerde-
re uitspraken terug te vinden.

Bij de aankoop van een hoog geklasseerd springpaard had de
verkoper verzuimd mede te delen dat de halsader (vena jugu-
laris) door trombose verstopt was. Hierdoor was het paard
niet geschikt voor de wedstrijdsport. Het beroep op dwaling
werd gehonoreerd omdat de verkoper niet had voldaan aan
zijn mededelingsplicht alle relevante informatie omtrent de
gezondheid van het paard mede te delen. Het beroep van de
verkoper op het ontbreken van een aankoopkeuring door de
koper werd terzijde geschoven mede omdat partijen elkaar al
vijfentwintig jaar kenden uit de paardenwereld. Verkoper
diende het paard bij koper op te halen onder verbeurte van
een dwangsom.

Bij een mastino napolitano-pup, die de dierenarts vanwege
non-conforme agressiviteit in overleg met de eigenaar heeft
laten inslapen, werd door de kantonrechter de invordering tot

-ocr page 307-

betaling van de koopsom door de koper afgewezen omdat de
verkopende fokker ten onrechte geweigerd had het dier terug
te nemen. Daar het mastinoras tot de gevaarlijke honden
wordt gerekend en er sprake was van een gezin met jonge
kinderen, had het op de weg van eiseres als fokker/verkoper
gelegen om zorgvuldig te adviseren en te begeleiden bij de
aankoop van de pup, hetgeen niet was geschied.
De koper heeft bij de koop en de aflevering, die veelal samen
zal vallen, ook een onderzoeksplicht. Dit ligt in feite opgeslo-
ten in de formulering \'en waarvan hij de aanwezigheid niet
behoefde te betwijfelen\'. De zwaarte van de onderzoeksplicht
hangt af van de kwaliteit van de koper. Een professionele ko-
per wordt geacht meer kennis van zaken te hebben dan een
leek. Deze laatste zal zich eventueel door een deskundige
moeten laten bijstaan. Hierbij treedt het verschil op tussen
zichtbare en verborgen gebreken. Zichtbaar zijn de gebreken
die de koper had behoren te zien of waarvan hij de aan- of af-
wezigheid had behoren te betwijfelen. Kreupelheid, agressi-
viteit, slechte melkbaarheid zijn veelal waarneembare
gebreken.

De verkoper kan zijn aansprakelijkheid bij de koop beperken
door in zijn verkoopvoorwaarden bepalingen ter uitsluiting
op te nemen, hetgeen bij consumentenkoop is uitgesloten
(art. 7:25 lid 2 BW). De verkoper kan zijn aansprakelijkheid
ook uitbreiden door bij de verkoop bepaalde garanties te stel-
len. Bij de consumentenkoop zijn de bepalingen inzake koop
en ruil dwingend recht (art. 7:6 BW), terwijl zij anders, zoals
bij de handelskoop, regelend recht zijn waarvan bij overeen-
komst afgeweken kan worden.

Het beroep van een paardenhandelaar op de clausule \'geen
gepraat, af is af Zoals gezien en goed bevonden\', werd bij de
verkoop van een paard met artrose aan een tegelhandelaar
wegens consumentenkoop terzijde geschoven.

Klachtplicht

Heeft het gekochte dier niet de eigenschappen die de koper
mocht verwachten dan heeft de koper de klachtplicht om deze
non-conformiteit binnen bekwame tijd na de ontdekking aan
de verkoper mede te delen (art. 7:23 lidl, 6:89 BW). Hierbij
zal hij eventueel aangeven dat nader onderzoek gedaan zal
worden. Bij een consumentenkoop wordt een termijn van
twee maanden als tijdig genoemd. De doelstelling van deze
bepaling is dat de verkoper in de gelegenheid gesteld wordt
de vermeende klacht te onderzoeken.

De verkoper van een kreupel paard was ingelicht na het doen
van diverse onderzoekingen waarbij een zenuwsnede was uit-
gevoerd en de kreupelheid door de verkoper niet meer was
vast te stellen. Het paard was in februari 1996 gekocht, waar-
bij kort na het gebruik reeds problemen van kreupelheid ge-
weest zouden zijn. Pas in april 1998 werd een eerste aan-
schrijving gedaan. Dat toen pas sprake zou zijn van een bij de
koop aanwezig gebrek, was voor het hof geen reden de non-
conformiteit te accepteren. De koper had niet binnen bekwa-
me tijd de verkoper geïnformeerd en daarmee zijn rechten
verloren.

De dierenarts die als professionele beroepsbeoefenaar kennis
neemt van een dergelijke koopkwestie, dient zich op de hoog-
te te stellen van de juridische status en zich bij onomkeerbaar
handelen rekenschap te geven van de gevolgen daarvan en de
koper hieromtrent te informeren.

Na het vaststellen van een verborgen gebrek heeft de koper
de keuze uit diverse acties die binnen redelijke tijd aan de
verkoper kenbaar gemaakt moeten worden. De bijzondere
bepalingen van boek 7 bieden hem de mogelijkheid ver-
vanging of herstel van het dier te vorderen (7:21 BW). De al-
gemene bepalingen van boek 6 bieden de mogelijkheid de
overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden (art. 6:265 270
BW), eventueel met een beroep op dwaling (art. 6:228 BW).
In tegenstelling tot het oude recht zijn de verborgen gebreken
komen te vallen onder de algemene bepalingen van boek 6
betreffende wanprestatie (art. 6:74 BW), hierdoor is het mo-
gelijk geworden om een schadevergoeding te vorderen die
ontstaan is door het optreden van het gebrek. Dit zullen veelal
kosten van diergeneeskundige hulp zijn doch kan ook be-
drijfsschade omvatten.

Artikel 74 lid l: Iedere tekortkoming in de nakoming van
een verbintenis verplicht de schuldenaar de
schade die de schuldeiser daardoor lijdt te
vergoeden, tenzij de tekortkoming de
schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Artikel 75: Een tekortkoming kan de schuldenaar niet
worden toegerekend, indien zij niet is te
wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet,
rechtshandeling of in het verkeer geldende
opvattingen voor zijn rekening komt (over-
macht).

Kort na de invoering van de nieuwe wetgeving werd aange-
geven dat een beroep op overmacht bij verborgen gebreken
niet snel succes zou hebben. Doch in 1998 moest bij het op-
treden van een erfelijk gebrek vastgesteld worden dat een be-
roep op schadevergoeding door de Hoge Raad op grond van
overmacht niet werd gehonoreerd. Bij een basset, aangekocht
voor een bedrag van negenhonderd gulden werd op de leeftijd
van zeven maanden een eerste heupcorrectie uitgevoerd we-
gens heupdysplasie. De rechter stelde vast dat er sprake was
van een erfelijk gebrek, ondanks het verweer dat ook de leef-
omstandigheden van invloed waren geweest. Dit erfelijk ge-
brek leidde tot een verminderd gebruik van het dier door zijn
beperkte bewegingsmogelijkheden. Nadat aan beide heupen
de correcties waren uitgevoerd en de hond geen beperkingen
meer vertoonde wilde de eigenaar de dokterskosten (3250
gulden) bij de niet-professionele fokker verhalen. Het hoog-
ste college oordeelde dat de verkoopster het gebrek niet kon
worden toegerekend en dat er sprake was van overmacht.
Het College geeft daarbij niet aan of deze overmacht een ge-
volg is van het ontbreken van schuld. Bij schuld zou men
kunnen denken aan een pup waarvan de fokker de ouderdie-
ren niet had laten controleren. Een dergelijk geval had zich
reeds eerder voorgedaan bij de koop van een kooikerhondje
dat aan myelopathie, oftewel kooikerverlamming, overleden
was. Zowel van vaders- als van moederskant was de ziekte
doorgegeven met een kansrisico van 6,25%. Dit feit was de
fokster bekend en had aan de koper medegedeeld moeten
worden, hetgeen niet was geschied. De fokster werd veroor-
deeld tot voldoening van een onkostenvergoeding.
De Rijdende Rechter oordeelde inzake het optreden van
heupdysplasie dat alleen een onkostenvergoeding toegekend
kon worden, als de garantie van HD-vrij was afgegeven. Bij
een garantieverklaring vloeit uit de rechtshandeling de aan-
sprakelijkheid voort en verliest de bepaling van overmacht
haar gelding. Invoering van een wettelijke garantie bij consu-
mentenkoop zou dezelfde werking kunnen hebben. De Rij-
dende Rechter bepaalde uit overweging van billijkheid dat de
verkoper de koopsom diende terug te betalen daar hij de hond

-ocr page 308-

toch terug had willen nemen om hem te laten inslapen.
Als het hoogste college de overmacht op grond van in het
verkeer geldende opvattingen heeft uitgesproken dan zou zij
voorbij kunnen gaan aan een eerdere uitspraak van de recht-
bank te Breda. In een vergelijkbaar geval werd de verkoper
aansprakelijk geacht voor de kosten van de chirurgische be-
handeling van de HD op grond van een ruime interpretatie
van artikel 1545 oud BW, dat een verkoper aansprakelijk is
voor de kosten die samenhangen met de koop en levering.
Dat dit niet de geldende verkeersopvatting was blijkt uit de
conclusie van de procureur-generaal bij de uitspraak van de
Hoge Raad. Hij oordeelt dat de verkoper te goeder trouw vol-
gens de oude wetgeving niet aansprakelijk was voor een ver-
goeding van de gevolgschade en dat thans met de nieuwe
wetgeving niet anders over deze verkeersopvatting geoor-
deeld zou moeten worden.

Prof Boon, hoogleraar Dier en Recht, acht de hier gegeven
ontwikkeling verborgen gebreken zorgelijk als fokkers niet
verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun fokpro-
ducten, waarbij hij vooral spreekt over hondenrassen. De
Raad voor Dieraangelegenheden, ingesteld op grond van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, is bezig de proble-
matiek van de erfelijke gebreken bij hondenrassen te onder-
zoeken. Uit overwegingen van bescherming van het dier zijn
er aansprekende argumenten om beperkende fokmaatregelen
te treffen. Doch deze zullen zich vaak richten op bekende ge-
breken bij daarvoor gepredisponeerde diersoorten en rassen.
Volgens de hierboven gegeven bespreking zijn fokkers en
verkopers van deze dieren alleen al door het niet doen van
onderzoek naar deze gebreken aansprakelijk voor de vervolg-
schade. Voorts zal er toch in financiële zin een beperking aan
de vervolgschade aangebracht worden. Deze vervolgschade
zal in redelijkheid en billijkheid proportioneel gerelateerd
zijn aan de (aanschaf)waarde van het dier.

Samenvatting en conclusie

Het dier wordt in het huidige burgerlijk recht aangemerkt als
rechtsobject, een stoffelijke zaak vatbaar voor eigendom. De
eigenaar is vrij om over het dier te beschikken als dit niet in
strijd is met zijn wettelijke verzorgingsplicht. Voor het behar-
tigen van de belangen van het dier door dierenbeschermings-
organisaties is het niet noodzakelijk dat het dier onder-
scheiden wordt als rechtssubject. De bepalingen in de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vormen de grond-
slag voor het onderscheiden van een onrechtmatig handelen
met dieren.

Bij de koop van een dier moet voor de beoordeling van het
gebruik ervan kenbaar zijn met welke doelstellingen het aan-
geschaft wordt. Koper en verkoper hebben een mededelings-
plicht en een onderzoeksplicht. Bij onderzoek van het dier
dienen de zichtbare gebreken vastgesteld te worden. Gebre-
ken die verborgen zijn, leiden tot non-conformiteit van het
gekochte dier, waarmee het niet voldoet aan de door de koper
gewenste verwachtingen. Aansprakelijkheid is middels ver-
koopvoorwaarden uit te sluiten mits deze voor de koop ken-
baar zijn gemaakt en niet sprake is van een consumenten-
koop.

Bij het vaststellen van verborgen gebreken wordt er een be-
roep gedaan op wanprestatie, waardoor er in het huidige recht
een schadevergoeding gevorderd kan worden. Het beroep op
overmacht door de verkoper is honorabel gebleken bij erfelij-
ke gebreken als op grond van afstamming niet te verwachten
is dat het dier dergelijke afwijkingen zou vertonen.
De dierenarts beoordeelt of er sprake is van een gebrek, of dit
kenmerken heeft van verborgenheid en of dit op grond van
antedatering bij de koop aanwezig geweest zou moeten zijn.
Oorspronkelijk moet binnen zes weken na het constateren
van het gebrek een rechtsvordering ingesteld worden. Bij de
consumentenkoop heeft de koper de klachtplicht om binnen
twee maanden mededeling te doen aan de verkoper van de
non-conformiteit.

De dierenarts zal kennis moeten hebben van het principe van
de verborgen gebreken. Hij moet onderscheiden wanneer
sprake zou kunnen zijn van een beroep op verborgen gebre-
ken. Voor het antedateren dient hij inzicht te hebben in het
ontstaan en het tijdsverloop van voorkomende ziektes. De
koper zal binnen bekwame tijd het gebrek moeten melden, de
dierenarts mag ondertussen geen verrichtingen doen die het
onderzoek door de verkoper beperken. In het veterinair tucht-
recht zal deze omschrijving een norm dienen te zijn ter toet-
sing aan het handelen van de dierenarts. Aan het onderzoek
van de dierenarts en de veterinaire verklaring zullen specifie-
ke eisen van vakbekwaamheid moeten worden gesteld ter
zake van de verborgen gebreken zoals deze mede in het vete-
rinair tuchtrecht tot uiting komen.

Mr. drs. A.A.A. Vendrig is veterinair-jyrist en dierenarts
te Nederhorst den Berg. Voor verder informatie over het
thema verborgen gebreken kunnen geintereseerden contact
opnemen met de heer Vendrig via e-mail, vendrig@tip.nl,
of telefonisch, 02g4-2535ig.

World Wide Equine Education

"Een andere kijk op het paard"

Wordt in 2 jaar Equine Osteopath en leer op een andere
manier een paard onderzoeken en behandelen.
4 januari 2007 start de nieuwe
Engelstalige europese cursus.
Inschriiven lean vanaf nu! Info: www.w2e2.com

-ocr page 309-

Opening Jeanette Donker-Voet gebouw

Johan Klein Haneveld

Het nieuwe gebouw van de Facul-
teit Diergeneeskunde, het Jeanette
Donker-Voet gebouw, was al sinds
april 2006 in gebruik, maar op
woensdag 27 september 2006 werd
het officieel geopend. Het JDV-
gebouw moet onderdak bieden aan
alle onderzoekslaboratoria en
diagnostische laboratoria van de
klinieken, de veterinaire apotheek en de afdelingen Voe-
ding, Veterinaire Farmacologie, Farmacie en Toxicologie.

Voordat de ballonnen werden opgelaten voor het Jeanette
Donker-Voet gebouw roemde Hans Aman, lid van het college
van bestuur van de Universiteit Utrecht, de Uithof als staal-
kaart van de moderne Nederlandse architectuur. "Het JDV-
gebouw is daaraan een kleurrijke toevoeging," meende hij.
"Het gaat de universiteit natuurlijk niet om het gebouw op
zichzelf, maar wel moet het de ambities van de universiteit
weerspiegelen."

Het JDV-gebouw is een helder, transparant en flexibel labora-
toriumgebouw, waar ongeveer tweehonderd mensen kunnen
werken. In het ontwerp is veel glas gebruikt, wat een open in-
druk geeft. Van binnen is steeds één wand fel groen. In de
biochemische laboratoria staan de lawaaierige apparaten in
speciale geluidsdempende nissen, met afgeronde hoeken
vormgegeven. Er zijn ook genoeg werkplekken voor studen-
ten en onderwijsruimten. Er komt een centrale ingang voor
alle afdelingen en een centrale kantine. Het hele ontwerp is
erop gericht een goede samenwerking tussen de disciplines te
bevorderen.

Felicitaties

Ter gelegenheid van de opening deelden drie sprekers hun
emoties bij de huidige Faculteit Diergeneeskunde. De eerste,
Chris Kalden, secretaris-generaal van het ministerie van LNV,
wees op de huidige verschuivingen in context, verantwoorde-
lijkheid en betekenis van het beroep dierenarts. "De dierenarts
moet daardoor nog robuuster zijn, in een grotere variëteit aan
omgevingen. Dit wordt weerspiegeld in het veranderende cur-
riculum van de universiteit." Hij bracht de felicitaties over van
minister Veerman, die groot belang hecht aan goed opgeleide
dierenartsen. "In de nabije toekomst zal de dierenarts een gro-
tere rol krijgen ten aanzien van het welzijn van gezelschaps-
dieren. Het heeft weinig zin potentiële eigenaars van huisdie-
ren te belasten met een uitgebreide regelgeving. Het is
effectiever om mensen die dieren willen houden daarvoor toe
te rusten, zodat ze hun dieren legaal kunnen houden en goed
kunnen verzorgen. Daarvoor moet de houder beter op de hoog-
te zijn van de behoeften van het dier. De dierenarts kan een
grote rol spelen in de voorlichting omtrent gezelschapsdieren."

Natuurlijke variatie

Wetenschapper Ronald Plasterk betoogde dat de diergenees-
kunde steeds belangrijker zal worden voor het biologisch on-
derzoek. Hij legde uit dat met de opkomst van de moleculaire
biologie de wetenschap zich concentreerde op soorten die mo-
del staan voor een hele klasse van dieren: wormpjes, fruitvlie-

Versla

gen, zebravissen en muizen. "Maar nu van al deze modelsoor-
ten het genoom in kaart is gebracht, zal het onderzoek zich
steeds meer richten op de verschillen, niet alleen tussen indi-
viduen, maar ook tussen soorten. Hierbij speelt veterinair on-
derzoek een belangrijke rol." Hij gaf als voorbeeld een studie
naar micro-RNA\'s, kleine RNA-moleculen van ongeveer twin-
tig baseparen, die de genexpressie beïnvloeden. In een onder-
zoek naar Texelse dikbilschapen ontdekten Belgische onder-
zoekers dat het verschil met normale schapen bestond in de
gevoeligheid voor micro-RNA. Door een mutatie was de ene
variant niet meer gevoelig voor het micro-RNA, de andere
wel. Plasterk: "Om tot een echt biologisch begrip te komen is
het dus nodig terug te gaan naar de rijkdom van de natuuriijke
variatie. Voor de levenswetenschappen is het daarom belang-
rijk dat er in het Jeanette Donker-Voet gebouw goed veterinair
onderzoek plaatsvindt."

Uitstekende relatie

De derde spreker, Ton de Ruijter, voorzitter van de KNMvD,
wees op de uitstekende relatie tussen de beroepsorganisatie
en de universiteit. Als voorbeelden daarvan noemde hij de in-
troductie van de eindtermen, die zijn samengesteld in overleg
met de groepen van de KNMvD en de instelling van het bui-
tengewoon hoogleraarschap in 1995. "Ook werken de univer-
siteit en de KNMvD samen in de stuurgroep die oplossingen
zoekt voor de arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen. De
faculteit heeft een grote rol in het aanpakken van dit pro-
bleem." De naam van het nieuwe gebouw was volgens hem
zeer toepasselijk. Jeanette Donker-Voet was de eerste vrouw
die afstudeerde als dierenarts. "Tegenwoordig is zo\'n veertig
procent van de afgestudeerde dierenartsen vrouw en van de
studenten zelfs vijfenzeventig procent."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het TvD.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 13I, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2006

757

-ocr page 310-

"We moeten informatie over klauwgezondheid beter benutten."

Ceesje Rotgers

De klauwgezondheid moet beter en
kan beter. Dat was de algemene
conclusie van het symposium over
klauwgezondheid op 18 september
jongstleden waar sprekers uit drie
landen hun oordeel gaven. Het
symposium werd georganiseerd
door GD ter gelegenheid van de
promotie van Menno Holzhauer op
het proefschrift
Claw Health in Dairy Cows in the Nether-
lands
op 20 september 2006.

Het is slecht gesteld met de klauwgezondheid van het Neder-
landse rundvee. Menno Holzhauer, dierenarts bij GD, consta-
teert in zijn proefschrift dat zeventig tot tachtig procent van
de koeien op moment van koppelbekappen een klauwaandoe-
ning heeft. Dat is heel veel. "Maar dan tellen we ook elk klein
bloedinkje mee," aldus Holzhauer. "Immers, de kans is meer
dan reëel dat een klein bloedinkje in volgende lactaties meer
impact krijgt." Verder blijkt nog geen tien procent van de kop-
pels volledig vrij van Mortellaro. Dat terwijl ongeveer vijf-
tien procent van de veehouders bijna radeloos wordt van de
aandoening en er bijna dagelijks wel een koe lokaal moet
worden behandeld.

Prof dr. Geert Opsomer, hoogleraar diergeneeskunde aan de
Universiteit van Gent, betreurt het dat in \'zijn\' België zo
weinig onderzoek plaatsvindt naar klauwaandoeningen. "Wij
zien dat het aantal klauwinfecties toeneemt en ook melkvee-
houders klagen over de stijgende prevalentie. Maar als je de
veehouder vervolgens vraagt: \'wat doet u eraan\' dan is het
antwoord vaak teleurstellend. Veel veehouders kijken dan het
liefst naar de voerleverancier. Maar daarmee kom je er
natuurlijk niet."

Versla

Ook Steven Berry, dierenarts bij het Department of Animal
Science, aan de University of California, constateert een
snelle toename van klauwproblemen in Califomië sinds de
jaren negentig.

Stijgende lijn

Opsomer ziet dat het aantal klauwproblemen met name stijgt
bij jongere dieren. Hij denkt dat dit komt doordat het jongvee
tegenwoordig eerder op een harde betonvloer wordt gezet. De
Belgische hoogleraar is op zoek naar de ideale stalvloer. "Wij
willen een mat ontwikkelen die de klauwafdruk en de lengte
tussen twee stappen registreert. Hiermee hopen wij de klauw-
aandoeningen in een beginstadium te kunnen detecteren."
Ook overbezetting speelt een rol. Holzhauer: "Ik ben ge-
schrokken van een bericht in het
Agrarisch Dagblad van be-
gin september over een Deens onderzoek waarin werd vast-
gesteld dat veel koeien nog maximaal negen uur per dag
kunnen liggen. Dat werkt klauwaandoeningen in de hand."
Het onderwerp levert veel discussie op. "Ik constateer in mijn
praktijk dat zachte rubberen matten de klauwen veel goed
doen," aldus een rundveedierenarts in de zaal. Volgens Steven
Berry gaat het vooral om droge klauwen: "Als het rubber
continu nat is, blijft dat slecht voor de klauwen." Dat stro
vaak beter scoort, komt niet zozeer omdat het zacht is, maar
omdat het de klauwen droog houdt.

Voer

Lucas Talsma, rundveespecialist bij voercoöperatie Agrifirm,
ziet in de binnengehaalde kuilen deze winter problemen op-

-ocr page 311-

doemen voor de klauwgezondheid. Een kleine twintig
procent van de kuilen (n = 2.500, Agrifirm) bevat meer dan
tachtig VC-os. "Dit zijn risicokuilen. Het betreft vooral
sneden uit de polders en van grond die gewisseld is met akker-
bouwers." Verder zijn veel kuilen bijzonder droog, wat ze
broeigevoelig maakt. "Broei is het grootste probleem voor de
komende winter," verwacht hij. Talsma komt geregeld de ge-
volgen tegen van slechte kuil. "Soms zie je bij drachdge vaar-
zen binnen twee maanden nadat zij slechte kuil kregen al een
ontsteking van de witte lijn." Verder vindt Talsma dat er veel
beter gekeken moet worden naar beginnende klauwaandoe-
ningen volgens de zogenaamde locomotiescore. "De kreupe-
le dieren haalt de veehouder er wel mssenuit. Maar vaak zijn
er veel meer dieren met een beginnende aandoening; je
herkent ze bijvoorbeeld aan het lopen met een bolle rug. Die
moeten rap de bekapbox in om erger te voorkomen."

Behandelen

Berry bestudeerde de werking van vaccins tegen hardnekkige
klauwaandoeningen. Geneesmiddelenbedrijf Novartis kwam
bijvoorbeeld in 2003 met het vaccin TrepShield HW. Berry is
hard in zijn conclusies: "Vaccinatie helpt niet tegen klauw-
aandoeningen." Dat bedrijven soms toch adverteren met een
gunstige werking doet hij af als gegoochel met cijfers. De
gevaccineerde dieren ontwikkelden slechts lage antistoftiters
en waren niet beschermd tegen klauwinfecties.
Berry is tamelijk somber over de genezing van Mortellaro-
laesies. Zestig procent van de succesvol behandelde koeien
ontwikkelde na zeven tot vijftien weken opnieuw laesies.
Holzhauer is echter meer optimistisch. "In ons onderzoek op
proefbedrijf Nij Bosma Zathe bleek ongeveer tachtig procent
van de laesies na de behandeling te herstellen." Hij vindt dat
een hoog percentage en ziet hierin perspectieven voor een in-
tegrale aanpak. De behandeling bestond uit het goed droog
deppen van de klauw en twee keer drie seconden bespuiten
met CTC-spray, met een tussentijd van een tot twee minuten.
"Wel de bus lang en goed schudden," is zijn advies. Ook heeft
een (iets) zwaarder aangetast koppel veel baat bij een één- of
tweewekelijks doorioopbad met formaline. Verder pleit
Holzhauer voor het correct verwijderen van tylomen. Die ge-
ven een verhoogd risico op Mortellaro. "Maar dan wel
volgens de verbeterde operatietechniek van de Faculteit Dier-
geneeskunde, waarbij ze ruim en diep worden verwijderd."
(Zie aanbevolen literatuur, punt 3.)

Informatie beter benutten

Op zestig procent van de Nederlandse bedrijven komt een
klauwbekapper. "Diens bevindingen moeten wij nuttiger ge-
bruiken," vindt Holzhauer. "Die informatie kan worden ge-
bruikt als managementinstrument voor de veehouders. Deze
kunnen hiervan gebruik maken bij de samenstelling van het
rantsoen en de eventuele inzet van een voetbad. Dit ter pre-
ventie van nieuwe aandoeningen." Aan dierenartsen geeft de
bevlogen promovendus de taak de veehouders meer alert te
maken op de klauwgezondheid. Als hulpmiddel is er de
KlauwgezondheidsCoach, een registratieprogramma van de
Verenging van Rundveepedicures en GD. Het NRS heeft ten
slotte het onderzoek van Holzhauer al aangegrepen om een
aanzet te geven voor een klauwindex. Met erfelijkheidsgra-
den van 0,01-0,10 (Mortellaro - HYP) is ook via die weg
nog veel te bereiken.

Aanbevolen literatuur

1. Proefschrift Menno Holzhauer: Claw Health in Dairy
Cows in the Netherlands
(op te vragen bij CD.)

2. Artikel Steven Berr^: The current state of knowledge on
(Papillomatous) digital dermatitis in dain^ cattle: with
particular reference to control. Proc. of the ijTh Int.
Symp. Disorders Ruminant lameness. Maribor, Slove-
nia. pp.: iio-iyj.(op te vragen bij GD.)

J. Nuss K and Maierl j, Spezielle Diagnostiek und Thera-
pie. In: Andrea F, Maierl J and Nuss K. Erkrankungen
der Klauen und Zehen des Rindes. Schattauer GmbH,
Stuttgart, 2004. pp:
77-129 (operatietechniek tylomen).

4. Brochure KlauwgezondheidsCoach (op te vragen bij
GD.)

Ceesje Rotgers is werkzaam bij GD.

-ocr page 312-

Rob Back

Op 2 november aanstaande zal een
zeer bijzonder symposium plaats-
vinden in de Boothzaal van de univer-
siteitsbibliotheek te Utrecht. Het is al-
lereerst bijzonder omdat het Veterinair
Historisch Genootschap (VHG) deze
dag heeft georganiseerd in de univer-
siteitsbibliotheek, waar tegenwoordig
het totale historische bezit aan oude
veterinaire boeken en handschriften van de Faculteit der Dier-
geneeskunde is ondergebracht. Maar het is vooral bijzonder
omdat tijdens dit symposium vier sprekers van internationale
allure voordrachten zullen houden. Dr. Jan B. Berns, dialecto-
loog uit Amsterdam.,
zal spreken over een
zeventiende-eeuws
handschrift:
Het re-
ceptenboek voor
zieke paarden, anno
1697.

Het onderzoek van
dit handschrift zal op
de dag van het sym-
posium worden uit-
gegeven als Cahier
nr. 5 van het VHG.
Prof. dr. Evert Over-
gaauw uit Berlijn zal
het berlijnse hand-
schrift van het
Cor-
pus Hippiatricorum
Graecorum
bespre-
ken. Dit is het By-
zantij nseprachthand-

Aankondiging

map i<VTTe»i &vnr

■ui »iivrtVM^^n^Heioi
.»«^•itrvVf»\' QUA«\'

ew

©»erilJ - ei©c»iir»«Tf»^o»

schrift uit de 10e eeuw, dat de kennis op het gebied van de
diergeneeskunde van de Oude Grieken representeert. Deze
kennis heeft tot de achttiende eeuw een overheersende invloed
gehad op het veterinaire handelen. Het handschrift is in het bezit
van de Staatsbibliotheek te Berlijn. Mevrouw dr. A. M. Doyen-
Higuet uit Namen (België) zal in haar voordracht ingaan op de
Griekse teksten over de geneeskunde van het paard. Mevrouw
Doyen-Higuet is autoriteit op het gebied van de klassiek-griekse
hippiatrie, waarover zij al sinds 1981 publiceert. Tot slot zal
dr. Werner Sackmann uit Basel de betekenis toelichten van het
door hem ontdekte handschrift van de
Mulomedicna Chironis.

Klinische beschrijvingen

Een van de namen die tijdens dit symposium zullen vallen, is
die van Absyrtos (300 - 360 voor Christus). Deze Griek was
de hoogste militaire veterinair in het leger van Constantijn de
Grote. Hij heeft 121 bijdragen geleverd aan de
Hippiatrika.
Hij verschafte uitstekende klinische beschrijvingen van de
belangrijkste problemen in de tractus digestivus van het paard
en beschreef de specifieke oorzaken van koliek zoals
overeten, volvulus, acute obstipatie en maagruptuur. Hoef-
bevangenheid schreef hij toe aan overeten. Hij gaf gedetail-
leerde beschrijvingen van tetanus en antrax. Ook beschreef
hij uitermate gedetailleerd de dentitie van het paard, de oudst
bekende beschrijving daarvan!

Kortom, dit symposium is een gebeurtenis van allure in dier-
geneeskundig Nederland. Zowel leden als niet-leden van het
VHG zijn welkom. De eerste voordracht begint om 11.30 uur.
Na de lunch zal een rondleiding door de universiteits-
bibliotheek worden gegeven. De kosten met inbegrip van
lunch bedragen € 15,-, over te maken op girorekening
581045, ten name van Penningmeester VHG te Sneek.

Symposium \'Diergeneeskunde in de oudheid\'

Veterinaire handschriften

Pagina uit de Hippiatrika, Illustratie uit: Dunlop R and Williams D). Veteri-
nary Medicine, An Illustrated History. Mosby-Tear Book Inc. St.Louis.

Rob Back is voorzitter van het Veterinair Historisch
Genootschap.

Wetenschappelijk symposium fytotherapie bij dieren

Steeds vaker wordt fytotherapie ook toegepast bij dieren. Bij
gezelschapsdieren volgt dit de trend die bekend is uit de hu-
mane zelfzorg. Bij landbouwhuisdieren gaat het vooral om
alternatieven voor antibiotica als groeibevorderaars en past
de inzet van fytotherapeutica bij het groene imago van de bio-
logische veehouderij. Voor deze sector zijn niet alleen de
kwaliteit en de effectiviteit van fytotherapeutica aan de orde
maar ook de specifieke veiligheidsissues gerelateerd aan het
gebruik in de menselijke voedselketen. Tegenwoordig komt
ook in Nederland onderzoek op gang naar de toepassing van
fytotherapeutica bij dieren. De studiegroep Dier en Kruid van
de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie (NVF) volgt al
enkele jaren de wetenschappelijke ontwikkelingen op dit ge-
bied. Het symposium \'Fytotherapie bij dieren\' heeft als doel
alle hierbij betrokken partijen bij elkaar te brengen, de tot
dusver behaalde resultaten te delen en verder onderzoek te
stimuleren. In de ochtend komen enkele algemene thema\'s
met betrekking tot de fytotherapie aan de orde, in de middag
wordt ingegaan op onderzoek naar specifieke toepassingen
bij diverse diersoorten.

Het symposium vindt plaats op zaterdag 25 november 2006,
van 9.00 tot 16.45 uur in de vergaderzalen van Dierenpark
Amersfoort, te Amersfoort. De entree bedraagt voor leden van
de NVF € 71,40 (inclusief koffie of thee, lunch, syllabus en
BTW). De entree voor overige deelnemers is € 119,00. In over-
leg is studentenkorting mogelijk. Neem voor aanmelding con-
tact op met het bureau van de NVF telefonisch: 024-6844301,
per e-mail:
nvJ@Jyto.nl, of op het internet: www.Jyto.nl.

-ocr page 313-

Stichting Diergeneeskunde in Ontwikkelingssamenwer-
king (DIO) organiseert op woensdagavond 1 november
een symposium over \'urban livestock\'.

Het houden van vee in grote steden is geen nieuw fenomeen.
Vroeger kwam het vaak voor dat koeien, varkens of kippen in
de stad gehuisvest werden. Maar naarmate de steden groter
werden en de industrialisering toenam, verplaatste deze vorm
van landbouw zich steeds verder naar het platteland. Op den
duur werd de landbouw geheel uit de steden van Europa en
Noord-Amerika verbannen. Het gaf vervuiling op de straten
door de ontlasting van de dieren en door de dichte bevolking
steeg de kans op ziekte-uitbraken.

Over de hele wereld groeien steden nog steeds. Ook in ont-
wikkelingslanden trekken veel mensen van het platteland
naar de stad. Maar doordat in deze landen de economie vaak
niet zo hard groeit, verplaatst de armoede zich naar de stad.
Om toch aan eten te komen hebben mensen vaak een paar
kippen, varkens of geiten, die rond het huis lopen. Deze
dieren eten het afval van bijvoorbeeld hotels en restaurants.
Hierdoor wordt dit afval gerecycled en kunnen de mensen
met hun baan geld verdienen om bijvoorbeeld hun kinderen
naar school te laten gaan. Omdat het houden van landbouw-
huisdieren in de grote steden te veel vervuiling geeft, wordt
er door de overheid geen rekening mee gehouden. Hierdoor
hebben de allerarmsten vaak geen toegang tot diergeneeskun-
dige hulp of goede basisvoorzieningen.
Tijdens het symposium op 1 november zullen enkele aspec-
ten van \'urban livestock\' belicht worden. We willen nagaan
wat de rol van de overheid zou moeten zijn en hoe ontwikke-
linghulporganisaties zouden moeten investeren in deze vorm
van landbouw. De avond zal onder leiding staan van dr. Hans
Schiere van het adviesbureau La Ventana voor landbouw-
ontwikkeling. Daarnaast zullen er lezingen worden gegeven
door onder andere de dierenartsen Katrien van \'t Hooft van
ETC Adviesgroep Nederland in Leusden en Erik Thijs van
het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen.
Het symposium vindt plaats in de Universiteitsbibliotheek
van de Universiteit Utrecht in de Uithof De toegangsprijs is
€ 5,- (€ 3,- voor studenten). Stuur voor meer informatie een
e-mail
naar symposium2006@dio.nl of kijk op www.dio.nl.

Landbouwdieren in de stad: \'urban livestock\'

\'Een andere kijk op de dieren(-artsenpraktijk)\'

Op zaterdag 21 oktober 2006 geeft mevrouw Willy Atema,
cultuurhistorica van het Kunsthistorisch Bureau Kunst en
Kunde, in het Natuurhistorisch Museum te Rotterdam een le-
zing met bovenstaande titel. De schilderkunst kende in het
verleden een uitgesproken hiërarchie in de onderwerpkeuzen.
Het uitbeelden van verhalen uit de Bijbel, de geschiedenis of
de Griekse en Romeinse mythologieën stond bovenaan. Tafe-
relen met dieren stonden onderaan deze kunsthistorische
ladder. Dieren hadden net als landschappen een contextfunc-
tie: ze dienden als ondersteuning van het weergegeven ver-
haal. Dieren hebben in de schilderkunst dan ook vaak een
speciale betekenis, dienen als herkenningsteken of zijn een
attribuut. Voor de hedendaagse beschouwer die niet is inge-
voerd in de gebruikte beeldtaal, zijn die specifieke bij-
betekenissen moeilijk te duiden. En dat is jammer, want het
geeft genoeglijk ogende schilderijen vaak een pittige bij-
betekenis: komisch moraliserend of verwijzend naar een lie-
derlijke levenswandel. Deze lezing behandelt veertjes en
vachten en alles wat blaft, blaat, fluit, piept, krijst of kraait en
zal uw kijk op onze troeteldieren aanzienlijk verbreden. Die-
renartsen en hun partners kunnen deze lezing gratis bijwonen
door zich op te geven via e-mail
(d.v.houten@ca.sema.nl) of
telefonisch (06-53642212). Opening zaal: 14.00 uur, aanvang
lezing 14.30 uur. Voor of na de lezing heeft u toegang tot het
museum, met daarin natuurlijk de tentoonstelling \'Werk-
paarden & Troeteldieren\' - over de geneeskunde van gezel-
schapsdieren. Meer informatie over het museum vindt u op
www.nmr.nl.

Voorzitterssymposium Vereniging tegen de Kwakzalverij

Op 4 november 2006 organiseert de Vereniging tegen de
Kwakzalverij \'s middags te Amsterdam een \'voorzitterssym-
posium\', waar de voorzitters van de Koninklijke Nederland-
sche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der
Pharmacie, de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der
Tandheelkunde en de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde zullen spreken over de manier waarop
men omgaat met respectievelijk de alternatief praktiserende
artsen, apothekers, tandartsen en dierenartsen. Moeten deze
collega\'s worden geaccepteerd, gecorrigeerd of geroyeerd?
Voorafgaand aan het symposium wordt de jaarlijkse Meester
Kackadorisprijs uitgereikt. Het symposium wordt gehouden in
het Bethaniënklooster aan de Barndesteeg 6b te Amsterdam.
Neem voor inlichtingen contact op met de Vereniging tegen de
Kwakzalverij. E-mail:
secretariaat@kwakzalverij.nl, telefoon:
020-5122482 of 020-6739479, website:
MWH\'.kwakzalverij.nl.

-ocr page 314-

Onderstaand een aantal PAO-Dier-
geneeskunde cursussen die wij nog
even extra onder uw aandacht wil-
len brengen:

06/309 Postmortale diagnostiek
varken, 3 en 4 november 2006.
Locatie:
Bersenbrück Duitland
Cursusleider: prof. dr. E. Gruys.
Prijs € 550,- (incl. overnachting en diner)

PAOD

Onderwerpen:

Gedurende twee dagen zal in een voor het doen van secties
binnen een groepspraktijk gecertificeerd veterinair praktijk-
gebouw in Duitsland aandacht worden gegeven aan de vol-
gende cursuselementen:

- sectietechniek,

- sectiebeelden varken,

- monstemame voor vervolgonderzoek,

- microscopische pathologie,

- voorkomen is beter dan genezen: vaccins en vaccinatie,

- laboratorium mogelijkheden voor nadere diagnostiek.

06/221 Toepassing echografie in de rundveepraktijk,
31 oktober 2006.

Locatie: Androclusgebouw FD, Yalelaan 1, Utrecht/De
Uithof

Docenten: mw. dr. H. Knijn, prof dr. M.A.M. Taverne en
dr. P.L.A.M. Vos
Prijs: € 75,-

Hierbij zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen
A Waarom gebruikt de ene praktijk veel echografie en de
andere niet?

B Voor welke diagnostische toepassingen wordt echografie
ingezet en hoe berekenen praktijken de kosten daarvoor
door naar hun clientèle?
C Wat is een praktisch haalbare manier om hygiënisch om te
gaan met het echoapparaat?

06/922 VPM Module "Gesprekstechnieken voor perso-
neelsbeleid", 1 november 2006.
Locatie:
PAO-Diergeneskunde, Houten.
Docenten: Arie Meeuwissen en mw. Gerda Broos.
Prijs: € 650,-

Onderwerpen: In de training, die vanuit de dagelijkse prak-
tijk wordt ontwikkeld, komen de gespreksvaardigheden aan
de orde voor gesprekken met personeel. Aan de hand van een
herkenbare case worden alle gesprekken praktisch geoefend
die hierbij noodzakelijk zijn.

Meer informatie over bovenstaande cursussen zie www.paod.nl.
Opgaaf: tel. 030 - 6348980 of via www.paod.nl.

■-ïLrfiitswr»«

Vernieuwd assorti-
ment diëten

lams heeft het assortiment van Euka-
nuba Veterinary Diets vernieuwd en
de productsamenstelling verbeterd.

Enkele producten krijgen een nieuwe
naam. Het resultaat is een overzichtelijk assortiment diëten
met duidelijke namen en informatie over de werking van elk
dieet. De nieuwe verpakking en kleurkeuze zorgen voor een
betere herkenbaarheid van de productlijn. Het vernieuwde
assortiment diëten voor honden is vanaf half oktober ver-
krijgbaar bij AUV en Aesculaap en vanaf half november zal
een informatiepakket met informatiebrochures en hulp-
middelen verkrijgbaar zijn. In januari 2007 komt de nieuwe
lijn voor de kat op de markt.

Naast de Eukanuba Life-stageproducten (honden- en katten-
voeding aangepast aan de levensfase, de levensstijl en de ras-
grootte) en het therapeutische assortiment, lanceert de fabri-
kant een nieuwe reeks producten: Eukanuba Special Care
voor volwassen, gevoelige honden, bestaande uit Sensitive

Nieuws
van de
industrie

Skin voor de gevoelige huid. Sensitive Digestion voor de
gevoelige spijsvertering. Sensitive Joints voor gevoelige
gewrichten en Excess Weight voor overgewicht. Deze pro-
ducten zijn vanaf eind september leverbaar.
Informatie:
www.eukanuha.nl.

■ r - Mft-.t.*. V.\'.. -

Epikal smakelijke tabletten

AST introduceert Epikal smakelijke tabletten, bestaande uit
driehonderd milligram kaliumbromide met een rund-
vleessmaakstof Het is een voedersupplement als onder-
steuning bij de preventie van epilepsie bij de hond. De aan-
bevolen dosering bedraagt vijftien tot veertig milligram
kaliumbromide per kilogram lichaamsgewicht, tweemaal
daags, tegelijkertijd met de voeding. Gedurende de behande-
ling dient de dagelijkse dosering voor elk individueel dier
vastgesteld te worden. De tabletten worden geleverd in een
verpakking van vijfentwintig blisters met tien tabletten.
Informatie:
www.astfarma.nl.

-ocr page 315-

Ludo Hellebrekers is op het
KNMvD jaarcongres verkozen tot
voorzitter van de KNMvD. Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
stelde hem kort na zijn verkiezing
vijf vragen over het voorzitter-
schap, de thema\'s voor de komende
periode en hoe het is om voorzitter
van de maatschappij te zijn.

Hoe voelt het om voorzitter van de KNMvD te zijn?
"Het is zeker nog even wennen. Het is echter iets waar ik de
laatste maanden nadrukkelijk mee bezig ben geweest en waar
ik ontzettend naar heb uitgekeken. Het voorzitterschap is een
buitengewoon uitdagende taakstelling en de enige reden
waarom ik niet nerveus ben geworden, is de goede voorberei-
ding dankzij mijn collega-bestuursleden en de mensen van
het KNMvD-bureau. Ik voel me dan ook zeker goed voor-
bereid en zie ernaar uit om aan de slag te gaan."

Tijdens je rede noemde je de rol van de beroepsgroep en de
relatie met het bestuur als een van de belangrijkste thema\'s
voor de komende jaren. Kan Je dit verder toelichten?
"Ondanks de roerige tijden die achter ons liggen, is het gelukt
de beroepsgroep bij elkaar te houden en als één entiteit naar
buiten te treden. Voor het huidige bestuur ligt nu de taak om
de gezamenlijkheid van de beroepsgroep nadrukkelijk op de
voorgrond te plaatsen. Het is belangrijk dat wij als beroeps-
groep onze maatschappelijke verantwoordelijkheid oppakken
en dus proactief gaan participeren in het publieke debat over
zaken als dierenwelzijn maar ook over problemen als arbeid-
ongeschiktheid.

Ook intern speelt er veel. Het is natuurlijk ontzettend belang-
rijk dat we niet alleen bezig zijn met wat ons nu aangaat,
maar ook met wat er nodig is om in de toekomst de positie
van het beroep dierenarts veilig te stellen. Er zijn meer dan
genoeg veranderingen die aandacht vragen, zoals bijvoor-
beeld de feminisering van het beroep, het toenemend aantal
parttime werkende collega\'s en de veranderende kijk op de
verdeling van arbeids- en zorgtaken.

Maatschappij

nieuws

Ludo Hellebrekers verkozen tot voorzitter

Miel Bingen

Een vergelijkbare uitdaging waar we op moeten anticiperen
is de tanende interesse voor het ondernemerschap. Het is de
taak van onze organisatie om ervoor te zorgen dat we de
voorwaarden en condities scheppen waardoor we kunnen dit
soort uitdagingen voortvarend kunnen worden opgepakt."

Hoe zie Je de rol van voorzitter?

"Het belangrijkste aspect van de voorzittersrol is dat je er
voor zorgt dat je er staat voor alle leden van de KNMvD. Dit
is tegelijkertijd ook het lastigste aspect van de rol, mede
omdat ik natuurlijk meer weet van bepaalde sectoren dan van
andere. Gelukkig ben ik omringd door sectorspecialisten
binnen het bestuur en het bureau. Ik zie mijzelf dan ook als
voorman van een team van mensen met verschillende exper-
tises en kwaliteiten. Het in goede banen leiden van het team
is mijn kernactiviteit en ik heb er het volste vertrouwen in dat
dit team succesvol zal functioneren."

Welke uitdagingen wil Je als voorzitter van de KNMvD ter
hand nemen?

"Er zijn met name twee uitdagingen die ik ter hand wil ne-
men. Ten eerste heb ik me nadrukkelijk voorgenomen om me
in te zetten voor het bevorderen van de dialoog met alle gele-
dingen binnen onze beroepsgroep. Vooral die groepen en in-
dividuen die in het verleden de indruk hebben gehad dat ze
geen klankbord vonden binnen de KNMvD en zich niet in de
organisatie herkenden, moeten weer betrokken worden bij de
dialoog. Dit niet omdat ik vind dat we het altijd met elkaar
eens moeten zijn, maar omdat we de discussie moeten kunnen
blijven voeren om de beroepsgroep gezamenlijk verder te
brengen. Ondanks de emoties van de afgelopen periode ben
ik ervan overtuigd dat we een zakelijke, open discussie moe-
ten kunnen voeren.

Hiermee kom ik bij de tweede uitdaging: het stimuleren van
een dialoog rondom kwaliteitsdenken. Ik ben me bewust van
de gevoeligheid van het onderwerp, maar ik denk dat we des-
ondanks het onderwerp opnieuw op de agenda moeten zetten.
Het ontwikkelen van een visie op kwaliteit binnen de dierge-
neeskunde zie ik als een intrinsieke verantwoordelijkheid van
het veterinaire beroep. De wereld om ons heen professionali-
seert, inclusief onze stakeholders, en de veterinaire professie
moet zich goed voorbereiden zodat we snel en adequaat in
kunnen steken als dit nodig is. Een gedegen voorbereiding
versterkt onze onderhandelingspositie en draagt er aan bij dat
wij onze eigen eisen en randvoorwaarden kunnen realiseren.
Daarom zullen we opnieuw moeten praten over in welke mate
en in welke vorm wij aan ons eigen kwaliteitsmanagement
kunnen werken."

Hoe zijn de reacties van Je omgeving op Je voorzitterschap?
"Toen het bekend werd dat ik me kandidaat had gesteld, va-
rieerden de reacties van ronduit positief tot totale verbazing.
Ook vroegen sommigen zich af waarom ik mij in zo een com-
plex krachtenveld zou willen begeven. Toch heb ik eigenlijk
alle reacties als zeer opbouwend ervaren en gezien als extra
stimulans om er vol in te gaan. Niet voor niets sta ik hier nu
vol enthousiasme als voorzitter van de KNMvD."

-ocr page 316-

Interessante regiovergaderingen

Henry Dijkman

In september zijn in de regio\'s weer ledenvergaderingen
georganiseerd. De regiobesturen liadden gel<ozen voor
twee interessante onderwerpen: de Wet personen-
vennootschappen en de problematieli rond de arbeids-
ongeschiictiieid. In deze periode is de agenda van de alge-
mene vergadering een vast onderdeel van het programma.
Verder introduceerde Ludo Hellebrekers zich in deze
vergaderingen als kandidaat-voorzitter van de KNMvD.

In het \'huishoudelijke\' gedeelte kwamen de onderwerpen van-
uit het regiobestuur aan de orde en maakte het bestuur van de
KNMvD van de gelegenheid gebruik om een aantal ontwik-
kelingen aan de orde te stellen. In deze regiovergaderingen
was er ook gelegenheid te stemmen over de voorliggende pun-
ten van de agenda voor de algemene vergadering op 6 oktober
2006 in Noordwijk. Daarnaast was er in de regiovergade-
ringen ruimte om actuele zaken uit de groepen toe te lichten.

Voorzitter

Dit jaar was de verkiezing van een nieuwe voorzitter van de
KNMvD aan de orde. Dit gebeurde door een schriftelijke
stemming per post. Hoewel de inzendtermijn voor deze stem-
men op 15 september werd gesloten, maakte kandidaat-voor-
zitter Ludo Hellebrekers gebruik van de gelegenheid zichzelf
voor te stellen en daarbij een aantal plannen en ideeën naar
voren te brengen. Hij schetste de belangen van de beroeps-
groep en op welke wijze hij daarmee aan de slag wil gaan. Hij
ging in op de interne en externe communicatie en tot slot gaf
hij aan dat hij een hernieuwde discussie over kwaliteit wil
starten. Voor hem staat daarbij de eigen verantwoordelijkheid
van de veterinaire professional voorop.

Maatschappen

De Wet personenvennootschappen werd toegelicht door
Harm Haverkamp, senior beleidsmedewerker bij de KNMvD.
Hij houdt zich binnen het team Veterinaire Beroeps- en Prak-
tijkzaken bezig met sociaaleconomische en arbeidsrechtelij-
ke zaken. Er wordt al langer gesproken over een nieuwe Wet
personenvennootschappen, waardoor de maatschap zoals we
die nu kennen zal verdwijnen. Naar verwachting zal deze wet
in de loop van.2007 van kracht worden. Haverkamp ging in

op de gevolgen van het verdwijnen van de maatschap en de
consequenties van het omvormen naar een vennootschap,
met name op het gebied van de aansprakelijkheid van de ven-
noten. De maatschappen zullen moeten kiezen hun samen-
werkingsverband om te zetten in een openbare vennootschap
of een BV In het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal aan dit
onderwerp veel aandacht worden besteed en op de website
komt er een aparte pagina over. Rond de jaarwisseling komt
de KNMvD met nieuwe modelovereenkomsten van asso-
ciatie en in het voorjaar 2007 zullen er in de regio\'s voor-
lichtingsbijeenkomsten worden georganiseerd.

Arbeidsongeschiktheid

Het laatste onderwerp van de avond was de problematiek van
de arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen. De arbeidson-
geschiktheidsverzekeraars kwamen enkele jaren geleden bij
de KNMvD met het signaal dat dierenartsen onverzekerbaar
zouden worden. Naar aanleiding van dit signaal is de Stuur-
groep Aanpak Arbeidsongeschiktheid ingesteld. Ton de Ruij-
ter is voorzitter van deze stuurgroep en lichtte de uitkomsten
van een enquête toe in drie regiovergaderingen. In regio Oost
nam Harm Haverkamp dit onderwerp voor zijn rekening. Uit
de enquête komt een aantal opvallende cijfers naar voren,
waaruit blijkt dat de praktiserende dierenarts zowel fysiek als
psychisch een zwaar beroep heeft. In de komende periode zal
de stuurgroep op basis van deze resultaten een lijst van con-
crete preventieve maatregelen opstellen. Ook over dit onder-
werp zal meer informatie volgen in het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

-ocr page 317-

Ereraad

Jaarverslag 2005

Conform de bepalingen van de statuten en het huishoudelijk
reglement van de KNMvD is de Ereraad ingesteld als inter-
collegiaal rechtsprekend en toezichthoudend orgaan. De Ere-
raad behandelt zaken tegen individuele leden en beoordeelt
of de handelwijze van een lid in strijd is met de statuten,
reglementen of (bindende) besluiten van de KNMvD dan wel
met de eer en waardigheid van de diergeneeskundige stand of
de belangen van de Maatschappij of haar leden. Zaken kun-
nen ambtshalve in behandeling worden genomen of naar aan-
leiding van een klacht door een lid van de KNMvD, een regio,
een groep of het Bestuur. Bij de beoordeling van deze zaken
dient de Code voor de Dierenarts als leidraad. De leden van
de Ereraad worden gekozen door de Algemene Ledenverga-
dering van de KNMvD. De kandidaten worden door de
regio\'s voorgedragen.

De Ereraad onderhoudt contacten met het Dierenartsen Net-
werk, met vertrouwensdierenartsen en met arbiters.
Het is van groot belang dat bij het zich ontwikkelen van een
conflict al in een vroeg stadium een beroep wordt gedaan op
het Dierenartsen Netwerk. Hoe langer een conflict zich voort-
sleept, des te moeilijker het wordt om een oplossing te
vinden. Praktiserende dierenartsen kunnen een beroep doen
op het Dierenartsen Netwerk, dat hulp kan bieden bij con-
flictsituaties in associaties en tussen practici onderling, maar
ook in de relatie werkgever-werknemer.
Door de KNMvD zijn vertrouwensdierenartsen aangesteld.
Na het verkrijgen van vertrouwelijke informatie over zaken
als het slecht functioneren van een collega of het overtreden
van wettelijke regels en andere voorschriften, kunnen de ver-
trouwensdierenartsen de betreffende collega hierop aan-
spreken en een oplossing trachten te vinden.
Geschillen kunnen worden opgelost door middel van arbitrage.
Afhankelijk van de aard van het geschil bestaat het arbitrale
trio meestal uit een jurist, een accountant en een dierenarts. De
arbiters kunnen worden benoemd door de Ereraad,
in 2005 zijn tien zaken ingediend, vier klachten en zes ver-
zoeken om arbitrage. Van deze vier klachten is één klacht
ongegrond en zijn drie klachten gegrond verklaard. Ook werd
uitspraak gedaan in vijf klachtzaken uit 2004. Vier hiervan
werden ongegrond en één gegrond verklaard. De klachten
betroffen oncollegiaal gedrag, problemen bij praktijkvesti-
gingen of bij dissociaties van maatschappen, naamgeving van
praktijken, medewerking aan een folder met misleidend ge-
achte informatie en het onterecht gebruik van de term
\'specialist\'. In verband met het gebruik van deze kwalificatie
zijn in 2003 en 2004 ook veel klachten behandeld. De Ere-
raad heeft aandacht gevraagd voor deze problematiek bij het
Bestuur en aangedrongen op het geven van voorlichting.
Met betrekking tot de problemen bij praktijkvestigingen en
dissociaties is het duidelijk dat de verhoudingen in de dierge-
neeskundige praktijk verharden. Ook met het oog op het feit
dat men hier vaak met veel geld heeft te maken, is het nood-
zakelijk om bij het aangaan van een associatie een juridisch
correct en duidelijk contract te laten opstellen. De wijze
waarop de dissociatie moet worden afgewerkt, mag niet voor
meervoudige uitleg vatbaar zijn. (Enige malen is het de Ere-
raad duidelijk geworden dat de betreffende collega\'s in een
dergelijke situatie een totaal van elkaar verschillend idee van
de betekenis van een artikel in het contract hadden of beiden
bepaalde artikelen in het geheel niet begrepen.)
In 2005 kwam de Ereraad zevenmaal bijeen. Er werden drie
hoorzittingen gehouden, waarin de partijen hun standpunt
mondeling hebben toegelicht.

Het \'inventarisatie-overieg-goodwill\' is bijgewoond, alsmede
vergaderingen van het Dierenartsen Netwerk. In maart is het
jaarlijks overieg van de Ereraad met het Bestuur van de
KNMvD gehouden.

Het jaarverslag 2004 van de Ereraad is gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 november 2005.
In oktober 2005 is afscheid genomen van drs. Joh. Nijhoff.
Drs. H.F Wieringa en drs. J. Minderhoud zijn herkozen en
drs. H.R. Suichies trad toe als nieuw lid.

Eind 2005 was de Ereraad ais volgt samengesteld:

Drs.J. Minderhoud, voorzitter,

Mw.dr. A.A.M.E. Lubberink, vice-voorzitter,

Drs. Tj. Cuperus,

Drs. H.A.R. Kok,

Drs. C.J.H.M. Maass,

Mw.drs. M.C.B. Strawn-Kampert,

Drs. H.R. Suichies,

Drs. H.F. Wieringa,

Mr R.P.F. van der Mark, secretaris.

Bon-

Het secretariaat van de Ereraad berust bij mw. E.
nes-Stroomer Zij is op maandag- en donderdagmorgen op
het bureau van de KNMvD aanwezig en bereikbaar voor
vragen over de Ereraad.

-ocr page 318-

M.C. Schuttert, R.F. Bergsma en J.F.C. Maathuis

Dit jaar hebben wederom de verkiezingen plaatsgevonden
voor het voorzitterschap van de KNMvD. Deze verkiezingen
worden iedere drie jaar gehouden. Het gaat om schriftelijke
verkiezingen door de leden middels gewaarmerkte stemfor-
mulieren die per post worden verzonden. Ieder lid mag één
stem uitbrengen.

Er was één kandidaat voor de fiinctie van voorzitter van het
bestuur van de KNMvD, te weten prof. dr. L.J. Hellebrekers. Er
kon \'voor\' of \'blanco\' gestemd worden. Toevoegingen of op-
merkingen op het stembiljet maakten de uitgebrachte stem
ongeldig. De stembiljetten dienden uiteriijk 15 september 2006
om 12.00 uur op het kantoor van de KNMvD in Houten te zijn.
Op 26 september 2006 is het stembureau bestaande uit de heren
drs. R.E Bergsma en drs. J.F.G. Maathuis en mevrouw drs.
M.G. Schuttert te Houten bijeengekomen om de uitgebrachte
stemmen te tellen. Laatstgenoemde is als voorzitter aangewe-
zen. Het stembureau werd ondersteund door de heer R.R van
Ringelestijn, medewerker van het bureau van de KNMvD.

Uitslag

Er zijn 4296 stembiljetten verzonden. Hiervan zijn er 3 retour
gekomen, zodat er gesteld kan worden dat er 4293 stembiljet-
ten in omloop zijn gebracht. Er zijn in totaal 873 stemmen
(=20,3%) uitgebracht.Van deze 873 stemmen waren er;
751 voor (86,0%)

118 blanco (13,5%)
4 ongeldig (0,5%)

Op grond van deze uitslag is prof. dr. L.J. Hellebrekers ver-
kozen tot voorzitter van het bestuur van de KNMvD.

Uitslag verkiezingen voorzitter van het bestuur van de KNMvD

Retourprovisie Vetass wordt niet uitgekeerd

Horm Haverkan\\p

In reactie op onze oproep hebben zich binnen een week 35
dierenartsen gemeld die hun arbeidsongeschiktheidsver-
zekering hadden lopen via Vetass. De gehele portefeuille is
overgedragen aan de Van Velthuysen Adviesgroep. Uit na-
vraag van de KNMvD en diverse dierenartsen blijkt dat de
Van Velthuysen Adviesgroep geen retourprovisie zal uit-
keren. De KNMvD zal in overleg met de dierenartsen die
hebben gereageerd op de oproep van maandag 18 september,
bepalen welke stappen ondernomen worden. In elk geval zal
er namens de dierenartsen een aangetekende brief gestuurd
worden aan Vetass en aan Van Velthuysen waarin uitbetaling
van de retourprovisie wordt gevorderd. Mocht dit niet helpen
dan wordt een stap naar de klachtencommissie van de Ne-
deriandse Vereniging van Assuradeurs (NVA) of de rechter
overwogen. Getroffen dierenartsen kunnen zich nog steeds
melden. Wij verzoeken u de volgende gegevens te mailen
aan
h.haverkamp@knmvd.nl: a. Bij welke verzekeraar bent u
verzekerd? b. Hoelang is de contractduur van uw huidige
verzekering?

Dierenartsen die graag in de toekomst wel weer retourprovisie
willen ontvangen, kunnen kiezen over te stappen naar een
assurantietussenpersoon die wel retourprovisie uitkeert. Het
staat u vrij een andere tussenpersoon te kiezen. De nieuwe tus-
senpersoon zal echter alleen retourprovisie betalen vanaf het
moment dat hijzelfde provisie ontvangt. De nieuwe tussenper-
soon ontvangt pas provisie vanaf het moment dat u een nieuw
contract hebt. Het is gebruikelijk dat contracten ingaan per
1 januari en worden aangegaan voor één, drie of vijf jaar. Vaak
is opgenomen dat opzegging van het contract moet plaats-
vinden voor 1 november van het jaar waarin het contract ein-
digt. Als uw contract per 1 januari aanstaande afloopt, is het
daarom zaak voor 1 november een nieuwe tussenpersoon te
kiezen die wel retourprovisie uitkeert. Als u een overstap wilt
maken, adviseren wij u vooraf uw contract goed te bekijken.

CARPRODYL® 20 mg taWetten voor honden
met rundv^saroma - REG NL 10400 en
I040J - Werkzame stof: Carprofen 20 en 50
mg - Indicaties: ontsteking en pijn bij chroni-
sche aandoeningen van het bew^ngsapparaat.
zoals bijvoorbeeld osteoartrose. - Doei-
dier; hond - Dosering: 2 tot 4 mg carprofen
per kg LG per dag in een enkele dosering
of in twee hafve doseringen: pijnstiHing
duurt minstens 12 uur - Contra-indicatie:
hart-, lever- of nieraandoeningen, gastroin-
testinal« ulceratie of Woeding. bteedaf-
wijkingen of overgevoeligheid voor het
product of voor andere NSAIDs: niet ge-
bruiken bij katten - Bijwerkingen; vermin-
derde eetlust en overgevoeligheid van het
maag-darmstelsel, zoals braken en diarree; In
zeldzame gevallen gascrointestinale bloedingen
-Verpakkingen: doos met 10 of 50 strips van
10 tabletten; tabletten van 20 mg en SO
mg.

Carpyor/yL -
voor s-oe/ü^L \\)e^egey
eey cei/ije

Carpi^dyl

Tiendweg 8c - Postbus 67
2670 AB Naaldwijk NL
TeL ( 31) 017;^ 6/^3930
Fax { 31) 0174 643924

(^A

rundvleessmaak

-ocr page 319-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Huiges, A.J.; Gent 2004; TQ10-9 DU Haitoume-
ford (UK); Oakdean.

Rozema, H.; 2006 ; 3706 AA Zeist; Laan van
Vollenhove 36.

Vegter, Mevr. A.R.; 2005; 3431 VR Nieuwegein;
Van Henvijnenplantsoen 262.

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Driel, Mevr. L van; 2006; 3552 AA Utrecht; Lagenoord 62.
Empel, Mevr. E.J.M. van; Gent 2004; 8061 PH Hasselt; Boerweg 16.
Eppinga, Mevr. M.A.; 2001; 2861 ET Bergambacht; Lekdijkwest 75.
Heuts, Mevr. PR.; 2006; 6164 DA Geleen; Minckelerstraat 4.
Huizeling, Mevr. G.L.D; 2006; 2642 KE Pijnacker; Thurlede 17.
Kleijwegt, Mevr. TT; 2003; 2012 VS Haarlem; Korte Poellaan 29 A rood.
Kootstra, Mevr. K.; 2005; 3904 HC Veenendaal; Van Limburgstirumstraat 18.
Roest, Mevr. L. 2006; 2026 ZD Haarlem; Vergierdeweg 209.
Turkenbuig, Mevr. C.; 2004; 3527 HL Utrecht; Eisenhoweriaan 254.
Vamos, Mevr. E.M.; 2006; 3523 PD Utrecht; Kariboestraat 163.
Ven, PJ. van der, 2005; 4205 HL Gorinchem; Karei de Stoutestraat 29.
Wesselingh, J.J.C.M.; 2005; 4387 PA Vlissingen; Abeelseweg west 4.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Analbers, Mevr. C.
Assen, Mevr. J.A.J.M. van den
Bameveld, Mevr. M.C. van
Beek, Mevr. J. van der
Conijn, Mevr. A.
Ginderen, Mevr. P.C.J.
Hamelinck, Mevr. G.J.H.L.
Jaspers, Mevr. K.T
Jong, Mevr. l.M.L. de
Kelderman, Mevr. E.
Kiestra, Mevr. E
Lastdrager, J.J.
Lautenschutz, S.E
Maas, Mevr. S.
Maatman, Mevr. J.M.
Mathijssen, Mevr. VE.M.
Mulder, J.EM.
Oort, Mevr. L. van

Overtoom-Ramos Hamming, Mevr. L.

Puttenstein, Mevr. I.J.

Schipper, Mevr. J.J.M.

Sluijs, Mevr V van der

Swinkels, Mevr. J.M.

Tijms, Mevr. R.M.

Verruijt, Mevr. M.

Vocht, A.A.A. de

Westemeng, Mevr. J.M.

Willemse, Mevr. C.C.

Overiijdensberichten:

Op 13 september 2006 J.H.E. Pieten te V/ierden.
Mutaties:

Driel, Mevr. I. van; 2006; 3552 AA Utrecht; Lagenoord 62; tel. privé:
030-7852430; E-mail privé:
ilsevandnel@hotmail.com. (toev. als lid)
Empel, Mevr. E.J.M. van; Gent 2004; 8061 PH Hasseh; Boerweg 16; tel. privé
mobiel: 06-13589900; E-mail privé:
esthervanempel@hotmail.com.; medew.
bij J.M.M. Giaafinans; tel. prakt.: 038-3856674; fax prakt.: 038-3858566.
(toev.
als lid)

Eppinga, Mevr. M.A.; 2001; 2861 ET Bergambacht; Lekdijk west 75; tel.
privé: 06-26254995; E-mail privé:
m_eppinga@hotmail.com.; medew. bij H.I.
Surstedt en A.C. de Zeeuw; tel. prakt.: 0182-351695; fax prakt.: 0182-351018;
E-mail prakt.:
info@crimpenerwaert.nl. (toev. als lid)
Heuts, Mevr. PR.; 2006; 6164 DA Geleen; Minckelerstraat 4; tel. privé mobiel:
06-18236500; E-mail privé:
prheuls@hotmail.com. (toev. als lid)
Huizeling, Mevr. G.L.O.; 2006; 2642 KE Pijnacker, Thurlede 17; tel. privé:
015-2155324; E-mail privé:
ghuizeling@hotmail.com.; medew. bij RJ. van der
Heijden; tel. prakt: 010^925151; fax prakt: 010^925145; E-mail prakt.:
info@dierenziekenhuis.nt. (toev. als lid)

Kleijwegt, Mevr. TT; 2003; 2012 VS Haarlem; Korte Poellaan 29 A rood; tel.
privé mobiel: 06-17532175; E-mail privé:
minkimonster@gmail.com.; medew.
bij Mevr. N.A. Schuttevaer, tel. prakt.: 075-6173911; fax prakt.: 075-6145303;
E-mail prakt.:
info@dedierenarts.com. (toev. als lid)
*Kok - van Oostveen, Mevr. F.A.; 2000; 7384 AL Wilp; H.W. lordensweg
115; tel. privé: 0571-261756; E-mail privé:
fvanoostveen@yahoo.com.;
toezichthoudend d. bij de VWA.

Kootsöa, Mevr. K.; 2005; 3904 HC Veenendaal; Van Limburgstirumstraat 18;
tel. privé mobiel: 06-12513388; E-mail privé: karinkootstra@wanadoo.nl. (toev.
als lid)

* Napel, Mevr. A.C. ten; 2006; 3981 XH Bunnik; Van Riemsdijkgaarde
40; tel. privé: 030-6563923; tel. privé mobiel: 06-52037925; medew. bij
Mevr. M.S.M. Kelkens en E.G.A. Laarakker; tel. prakt.: 030-2961462;
fax prakt.: 030-2430616; E-mail prakt.:
info@holislischdierenarls.nl.

Roest, mevr. L.; 2006; 2026 ZD Haarlem; Vergierdeweg 209; tel. privé mobiel:
06-41438188; E-mail privé:
roest.laura@gmail.com. (toev. als lid)
Turicenburg, Mevr. C.; 2004; 3527 HL Utrecht; Eisenhoweriaan 254; tel. privé:
030-2941793; E-mail privé:
catelijneturkenburg@planet.nl.; medew. bij
Sanquin te Amsterdam,
(toev. als lid)

Vamos, Mevr. E.M.; 2006; 3523 PD Utrecht; Kariboestraat 163; tel. privé:
030-2144757; E-mail privé:
esthervamos@gmail.com.; medew. bij A.C.M.
Kuilboer, J.VH. Lans, J.H. Rootert en A. Soede; tel. prakt.: 0172^71111; fax
prakt.: 0172^70271; E-mail prakt.:
soede@dierenkliniek-alphen.nl. (toev. als
lid)

Ven, RJ. van der, 2005; 4205 HL Gorinchem; Karei de Stoutestraat 29; tel. privé:
0183-621480; tel. privé mobiel: 06-50235843; E-mail
peter@proveto.nl.;
medew. bij H.A.D. Bax, K.J. Broekhuizen, T.W.M. Hekemian, C.G.M. Jonkers,
C.J.H. Neyenhuis, J.R. Overbeek, M.S.H. Sturicenboom, M.J. VeAurgh, PW.L.
Verwcij en A. Zuring; tel. prakt.: 0347-371260; fax prakt.: 0347-373530; E-mail
prakt.:
vanoverbeekpraklijk@planet.nl. (toev. als lid)
Wesselingh, J.J.C.M.; 2005; 4387 PA Vlissingen; Abeelseweg west 4; tel.
privé mobiel: 06-10103951; E-mail privé:
j.wesselingh@hotmail.com.;
medew. bij Mevr. A.C.M. Duvivier. Mevr. J. Oostenburg-Verspuy en B.D.
Oostenburg; tel. prakt.: 0118-633803; fax prakt.: 0118-639753; E-mail prakt.:
info@dapwalcheren.nL (toev. als lid)

Wildenberg, Mevr. A. van den; 2005; 5061 WE Oisterwijk; Majoraan 37;
tel. privé: 013-5284909; tel. privé mobiel: 06-30537756; E-mail privé:
avdwildenberg@hotmail.com.; medew. bij RB. van den Huik en Mevr. K.E.
Klaver; tel. prakt.: 076-5415030; fax prakt.: 076-5424141; E-mail prakt.:

dierenktiniekdebaronie@hotmait.com.

Op zoek naar een nieuwe uitdaging?

Fachpraxis fiir Schweine und Geflügel (Weiterbildungsstätte zum Fachtierarzt
und mit akkreditiertem Labor) in NW-Deutschland sucht
zur Verstärkung für den Fachbereich
Schwein eine/n
engagierte/n Tierarzt/Tierärztin mit fundierten Erfahrungen

Geboten wird eine längerfristig orientierte Zusammenarbeit unter fairen Bedingungen mit intensiver Einarbeitung, hohem
Freizeitausgleich und überdurchschnittlichem Gehalt, wenn weder Teamgeist, noch selbständiges Arbeiten ein Fremdwort
für Sie sind. Fühlen Sie sich angesprochen? Auf die Zusendung Ihrer aussagekräftigen Unterlagen fi-euen wir uns: Tierärzt-
liche Praxis Am Bergweg, z.Hd. Herrn Harms, Bergweg 20, D-49393 Lohne / eMail: Rolf.Harms@Vetpork.de

-ocr page 320-

Een nieuwe aanpak
van dermatofytose bij icatten

Krachtig antimycoticum
• Breed spectrum
• Langdurige werking
\' • Smakelijke

orale oplossing

r

52 ml .

lOmc/ml j

oral« oplosstag/iolutioiJ

^ 1

JANSSEN 1

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Postbus 90240, 5000 LT Tiburg

Itrafungol

Antimycoticum voor i<atten

Benaming: Itrafungol 10 mg/ml orale oplossing (REG NL 10220 UDA/2 S 460 Fll) - Samenstelling: itraconazol 10 mg/ml Doeldier: kat Indicatie: behandeling van dermatofytose veroorzaakt door Micmsporum
canis
- Dosering: dagelijkse dosis is 5 mg/kg of 0,5 ml/kg/dag oraal. Het doseringschema is 0,5 ml/kg/dag voor 3 verschillende perioden van 7 opeenvolgende dagen, elke keer met 7 dagen zonder behandeling
ertussen
Contra-indicaties: Niet toedienen aan katten die overgevoelig zijn voor itraconazol of één van de andere ingrediènten. Niet toedienen aan katten met een verstoorde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken
bij zwangere of zogende katten.
Bijwerkingen: In klinische studies werden bepaalde bijwerkingen die mogelijks gerelateerd zijn aan de toediening van het product genoteerd. De meest voorkomende bijwerkingen
waren braken, diarree, anorexie, speekselen. depressie en apathie. Deze effecten zijn gewoonlijk mild en van voorbijgaande aard. Een kortstondige toename van leverenzymes kan voorkomen, In zeer
zeldzame gevallen wordt dit geassocieerd met icterus. In dergelijke gevallen moet de behandeling worden onderbroken.
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A.. Turnhoutseweg 30.
B 2340 Beerse. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.

-ocr page 321-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» JUNIOR UNIVERSITAIR DOCENT DIERENARTS

Het departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van de faculteit der Diergeneeskunde zoekt een junior univer-
sitair docent dierenarts. U gaat werken in het team dat verantwoordelijk is voor de
ondenA/ijsgebonden patiëntenzorg
voor herkauwers in de Buitenpraktijk van de faculteit. Uw taken bestaan voornamelijk uit het verzorgen van het onderwijs
in het uniforme co-schap. Avond- en weekenddiensten maken deel uit van uw werkzaamheden. U bent een enthousiaste
en ontwikkelingsgerichte dierenarts, liefst met praktijkervaring, die affiniteit heeft met overdracht van kennis en vaardig-
heden, kansen ziet bij veranderingen en uitgedaagd wordt door een academische werkomgeving. Het salaris voor deze
fulltime functie bedraagt maximaal € 3.554,- bruto per maand.

Meer informatie: dr W.D.J. Kremer, (030) 253 1235.

Kijk op WWW.UU.nl/VACATURES voor de uitgebreide vacaturetekst

//»: Wetenschap is nooit af_

Dierenkliniek De Langstraat en DAP
Tussen Mark en Amer gaan hun krachten
bundelen op het gebied van
landbouwhuisdieren en paarden.
Deze nieuwe organisatie is op zoek
naar een

dierenkliniek

de Langstraat

Ondernemende

enthousiaste paardendierenarts (m/v)

Wij verwachten van de nieuwe paardendierenarts:

- Ondernemersgeest: onze nieuwe medewerker is naast dierenarts ook een ondernemer die in staat is om de bestaande paarden-
kliniek uit te bouwen tot een succesvolle paardenpraktijk, waarbij het resultaat zowel op diergeneeskundige als op het financiële
vlak centraal staat.

- Leidinggevende capaciteiten.

- Affiniteit met paarden en de paardeneigenaar

- Kennis en kunde van de paardengeneeskunde.

- Uiteraard verwachten we uitmuntende communicatieve vaardigheden, teamgeest en bereidheid tot het uitvoeren van diensten in
de landbouwhuisdieren en paarden.

Wij bieden als nieuwe organisatie:

- Ruimte om te ondernemen.

- Een potentieel aan mensen met paarden in een mooi werkgebied met mogelijkheden tot intensivering van de paardengezond-
heidszorg.

- Een goed geoutilleerde paardenkliniek met o.a. röntgen, echo, endoscopie, eigen laboratorium, operatiekamer met recoverybox,
opnamemogelijkheden en uitgebreide keuringsfaciliteiten.

- Een enthousiast team bestaande uit jonge en ervaren collega\'s die samenwerking van het grootste belang achten.

Sollicitaties kunt u richten aan M. Maas, dierenkliniek de Langstraat, Eerste Zeine 112, 5144 AM Waalwijk ofmaas@delangstraat.com

-ocr page 322-

Aankomende winter organiseert VVAA voor de tweede keer het ski-evenement Mediski. Deze
goedverzorgde wintersportvakantie voor (para) medische studenten biedt vele extra\'s voor de
scherpst mogelijke prijs. Uiteraard met de kwaliteit en service die je van VVAA mag verwachten

\\

PERIODE: 29 DECEMBER 2006 T/M 7 JANUARI 2007

accommodatie
royal class busreis
7,5 daagse skipas
Mediski sweater
lx welkomstontbijt
lx diner

toegang tot oud- en nieuwparty

toeristenbelasting

reserveringskosten

Saint Sorlin d\'Arves 365,-1 Les Menuires

jnclusief "

accommodatie
royal class busreis
7,5 daagse skipas
Mediski sweater
lx welkomstontbijt
lx diner

toegang tot oud- en nieuwparty

toeristenbelasting

reserveringskosten

399,-1 Alpe d\'Huez
inclusief ■

Meer informatie/reserveren

Meer weten over MediSki\'? Informeer dan bij je facuLteitsvereniging of kijk op www.waa.nl/studeren.
Je kan ook telefonisch contact opnemen met VVAA reisbureau: (030) 247 48 97.

VVAA

MediSkiA

voor (para)medische studenten

VVAA

-ocr page 323-

Mastitis1 lean in een oogwenk toeslaan

Het resultaat is een spoedig
herstel van de melkproductie.

Sla direct terug met D180

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

Dl 80 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Nieuw antibioticum
voor behandeling van
E.coli mastitis

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het belnandelen van
luchtweqinfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophilius somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Req NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Aniinal Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d Ussel • www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.nl
© 2006 Pfizer Animal Health b.v. • Capelle a/d Ussel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 324-

j ve

I"

<

c

. c

hance

Virbagen Omega, een doorbraak In
de diergeneeskunde:

het feline interferon Onnega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal.

Virbagen Omega is een injecteerbaar
interferon van feline oorsprong, geproduceerd
via recombinant gentechnologie.

Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV.

Virbagen Omega is voornamelijk werkzaam
op het immuunsysteem en heeft antivirale
en immuunstimulerende eigenschappen.

Nieuwe therapeutische benaderingen:

Vr^ag h§f interferonlnfornflatiepakket aan met
behancHprotocollen.

-4—-1--1__L.

VirbagerfOmega.

HET VETERINAIR INTERFERON

www.virbagenomega.comwvm.vetcontact.com/interferon

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Virbagen Omega 10 MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeldier: hond eni
kat. Kanalisatie: U.D.D. Virbac Nederland B.V.. Postbus 313, 3770 AH Barneveld.Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164]
E-mail: info@virbac.nl.

-ocr page 325-

Deel 131 • Aflevering 21 • 1 november 2006

Diergenees

Mislukte laparoscopische castratie van een Friese klophengst

Jaarrede 2006

Ton de Ruijter erelid KNMvD

Klassieke varkenspest uit te sluiten met de PCR-test

Brussel neemt besluit over criteria non-POM en middelen
voor paarden

Kwaliteitsdenken of doemdenken

-2 MV. m

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Jaarcongres 2006

-ocr page 326-

- Uitsluitend verkrijgbaar op voorschrift van de dierenarts

- Wachttijd voor vlees slechts 4 dagen

- Geen wachttijd voor eieren

- Met de bekende werioaamhekl en veilighekl van flubendazole

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Voor meer infbimatie:

bel naar Janssen Animal Health

013-583 72 75

of kijk op www.wormvrij.nl

... .i»enn«nJoW»ennenenoptoWeghBnnen).:behMdeHogMnhelminthosls»*oo«^
«/ DoMrtng: Kippen: 1,43 mg nubendanl« per kg UchaemsgewlcM per dag orul toegedtend gedurende 7 dagen. Varliens: 1 mg fhibendazote per kg lIcliumsgewtoM per dag oraal toegediend gedurende 5 dagen, / Ti

»1100 mg/g orale emulsie- UDA / WerkzMm bestanddeel: nubendanle 100 mg/g / DoeMler m MIcMet: M| kl

In drinkwater / D

>d na toedientng van de therapeuttscha dosis aan varker» of kippen, / Wae

m slachtafval: kippen

m varkens: 4 dagen, eieren: nul ösgenJ Vi

i: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het vrerkzanw bestanddeel of één van de hi

ig n B-2340 Beerse. Selgié. Verdere infomtaUe Is besctilkbaar op aanvraag Mj de h

Resp. Ed. Janssen Animal Health, Turnhoutseweg 30,2340 Beerse, Belgium. ianahOjanbe.jnj.com

-ocr page 327-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 131
Aflevering 21
november 2006

Inhoud

Cover: foto van pagina 776 en 799
Uit de redactie

773

Oorspronkelijke titel

Mislukte laparoscopische castratie van een Friese klophengst; M. Voermans en M.A. van der Velden
Samenvattingen VDT

774
778

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

781

Veterinair tuchtrecht

02K: laira Boissevain
Gesignaleerd
Berichten en verslagen

Analyse van het rapport \'Homeopathie, een oplossing voor kalverdiarree!\';

J.T. Lumeij, E. Teske en C.H.P. Pellicaan

Codex landbouwhuisdieren houden zonder winstoogmerk

Officiële start Petplan op Werelddierendag groot succes!

Klassieke varkenspest uit te sluiten met de PCR-test; Hugo de Croot

Brussel neemt besluit over criteria non-POM en middelen voor paarden; Hugo de Croot en Joost van Herten
Boekbespreking

Nieuws uit de industrie

783
785

In veterinair
verband

786

788

789

790

791

792

793

Uit de industrie

Praktijk in Bedrijf

Congressen en
symposia

Verslag

Dutch veterinary skaters presteren op de Weissensee; Theo Lam

Verslag

Symposium Veterinaire Vee Fokkers Club \'De Uithof\'
Aankondiging

K2: Konijnen & Knaagdieren Kennis
Van jongs af aan leren interpreteren

794

795

796
796

Rilexine 200 LC: slechts 2 dagen wachttijd!
WACHTTIJD = GELD

breed werkzaam spectrum

effectief tegen de meest voorkomende mastitisverwekkers
kortere wachttijd betekent:

- sneller aan de melk

- enorme besparing op de behandelingskosten

Your partner in Animal Health

NIEUW!

Uniek pootbandje

\\/irL>eic:

Rilexine® 200

Lactating Cow

ANIMAL HEALTH

Riiexine 200 LC Diergeneesmiddel REG NL9348. Samenstelling: per 10 ml suspensie: Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. Indicatie: klinische mastitis veroorzaakt doorv
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus. Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. Doeidier: melkgevend rund. Wachttijd melk: 2 dagei
slacht: 6 dagen. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info@virbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 328-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

ichappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Baeker (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr F. van Knapen (Utrecht)

■Prof dr A. de Kruif (Gent, België)

Dr J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utrecht)

Dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.PC. Bingen

!Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tiiAchnJt@lotBvdjil

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is heti
Iverenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-|
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
■ De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ledenï
van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij!
Voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen|
Vordt
iMBHM door het beshiur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Voorzitterscolu m n

Kwaliteitsdenken of doemdenken; Ludo J. Hellebrekers

CPCH-column
Maatschappijnieuws

Ton de Ruijter erelid KNMvD; Henry Dijkman
Jaarrede 2(X)6

Foto-overziciit Jaarcongres 2006

Beroepsintegriteit blijkt een uitdagend tfiema; Miel Bingen

Maak gebruik van de iielpdcsk van de KNMvD; Ledenservicc biedt snelle ingang voor vragen

over het veterinaire beroep; Henry Dijkman

Personalia

Jubilea

Deadline kopij
Doorlopende agenda

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

798

799

800
804

806

807

808
808
808
808

Original article

Unsuccessful laparoscopic castration in a cryptorchid Frisian stallion;
M. Voermans and M.A. van der Velden

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
,Tel. 070-7507500Lfax 070-7507578

774

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

AH rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 329-

Trekvogels, trekmuggen, trekdassen, ert een uitbraak van West Nile virus in Nederland?

De uitbraak van bluetongue heeft ons weer met de neus op de feiten gedrukt. Nieuwe dierziekten
blijven ons verrassen, en leiden tot vele vragen. Zijn we voorbereid? Is het draaiboek wel klaar? Wat
kunnen knutten en muggen nog meer verspreiden? Moeten we nu ook bang zijn voor \'trekmuggen\'?
De verspreiders van bluetongue zijn geen muggen, maar knutten, maar deze kunnen over grote
afstanden met de wind worden meegevoerd. En de grote verspreiding van bluetongue over Belgie,
Nederland en Duitsland doet de vraag natuurlijk rijzen of we er na deze winter wel van afzijn, of
dat we rekening moeten houden met nieuwe uitbraken in 2007. Ik denk dat we naïef zouden zijn
door te verwachten dat het wel uitdooft. De kans bestaat ook dat er een nieuw type bijkomt! Er zijn
24 serotypen van bluetongue bekend, en ook in het Middellandse Zeegebied zijn meerdere typen
aangetoond. Dus het is tijd om nu na te denken over gerichte inzet van vaccins die de verspreiding
kunnen reduceren, en schapen en runderen kunnen beschermen in risicogebieden. Op dit moment
is daar te weinig over bekend.

Moeten we ons zorgen maken over nieuwe zoönosen? Ja, de afgelopen jaren zijn er regelmatig
uitbraken geweest van dierziekten met grote gevolgen voor mensen. Niet alleen vogelpest, maar
ook bijvoorbeeld hendravirus. In 1994 werden bij enkele paarden in de buurt van Brisbane, Austra-
lië, influenza-achtige en neurologische verschijnselen waargenomen, en overleden kort nadien de
trainer en de verzorger van de dieren. Het bleek om een nieuw paramyxovirus te gaan. Dit virus is
afkomstig van fruitetende vleermuizen. We zien dus dat de laatste jaren duidelijk is geworden dat
wildlife een grote rol speelt bij nieuwe dierziekten. Trekvogels, insecten en vleermuizen. Maar denk
ook aan de dassen in Engeland, die rundertuberculose kunnen verspreiden, waar het land zwaar
mee te kampen heeji. Een oraal vaccin voor dassen zou de oplossing zijn. Dan is er geen reden de
dieren af te schieten (wat trouwens behalve ethisch ook veterinair technisch geen oplossing blijkt
te zijn omdat het gebied snel weer wordt herbevolkt met nieuwe, besmette dassen uit omringende
leefgebieden: trekdassen dus). Dus behalve virussen speelt wildlife ook een rol bij verspreiding van
andere pathogenen. What is next?

In 1999 werd encefalitis bij mensen aangetoond in New York, veroorzaakt door het West Nile virus.
De virus wordt verspreid door muggen (voornamelijk Culex speciesj, maar het natuurlijke reservoir
zijn vogels. Oorspronkelijk bleef het West Nile virus beperkt tot Afrika, maar uitbraken in gematigde
klimaatzones zijn dus mogelijk door onbedoeld transport van geïnfecteerde muggen vanuit gebieden
waar het virus endemisch is. Wanneer enkele lokale muggenpopulaties het virus kunnen overdragen
kan een nieuw endemisch gebied ontstaan. Dit is inmiddels in Noord-Amerika het geval. In Europa
is West Nile virus al in 1996 aangetoond in Roemenie. Het is zeker mogelijk dat de komende jaren
ook Nederland eens te maken krijgt met West Nile virus.

Moeten we ons wel zo intensief bemoeien met wildlife? Kunnen we niet de natuur met rust laten op
deze dichtbevolkte planeet? Ik denk dat we dat juist moeten doen gezien de risico \'s voor mensen
en dier. Maar ook om te voorkomen dat de natuur als bron van kwaad wordt gezien. Dierenartsen
hebben vanuit hun professie daarvoor de geschikte kwalificatie. En het werkt ook omgekeerd: om de
natuur te beschermen tegen de oprukkende beschaving. Soms kan ingrijpen in de natuur juist een
soort redden. In Ethiopië is recent met een orale vaccinatiecampagne tegen rabiës een zeldzame
wolvensoort (Canis simensis) gered. Deze werd bedreigd door rabiës vanuit besmette straathonden.
Moderne technieken om nieuwe virussen aan te tonen, en een verbeterde kennis omtrent de epide-
miologie doen ons sneller onderkennen wat de oorzaak is. We zullen alert moeten blijven. Gelukkig
hebben bij bluetongue alerte praktiserende dierenartsen in de eerstelijn, een zeer goed functio-
nerende tweedelijn vanuit de GD, en een snelle diagnose in Lelystad als derdelijn er voor gezorgd
dat Nederland de ziekte snel heeft onderkend. Het is het bewijs dat de praktijk een onmisbare
schakel is in het snel herkennen van nieuwe en onverwachte uitbraken, en dat de kennisketen van
praktijk naar gespecialiseerd laboratorium onmisbaar is.

Uit

de redactie

Alertheid is geboden. Laat het Tijdschrift voor Diergeneeskunde u daarbij een inspiratiebron zijn.

Remco Schrijver

Tijdsfilu^

Diergenees

-ocr page 330-

Mislukte laparoscopische castratie van een Friese klophengst

M. Voermans\' en M.A. van der Velden\\1

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Een tweejarige eenzijdig inguinaal cryptorchide Friese
iiengst werd beiderzijds laparoscopisch gecastreerd. Bij
bloedonderzoek op de 7e post-operatieve dag werd nog
een hoog testosterongehalte gevonden. De testikels wer-
den daarop alsnog door middel van een open benadering
verwijderd. Uit histologisch onderzoek bleek dat in beide
testikels nog vitale Leydig-cellen aanwezig waren. Het
niet slagen van de laparoscopische castratie bij dit dier is
toegeschreven aan een collaterale bloedvoorziening van
de testikels via de A. cremasterica en/of de A. pudenda
externa.

Summary

Unsuccessful laparoscopic castration in a cryptorchid Fri-
sian stallion

A 2-year-old unilateral inguinal cryptorchid Frisian stallion was
castrated by bilateral laparoscopic intra-abdominal spermatic
cord transection. Because blood testosterone levels were still
high on postoperative day
7, both testicles were removed using
an open approach. Pathology revealed the presence of vital Ley-
dig-cells in both testes. Failure of the laparoscopic castration in
this horse was attributed to an alternate blood .mpply to the tes-
tes by vessels derived from the cremaster and/or external puden-
dal artery.

Inleiding

De laparoscopische castratie is omstreeks 1990 ontwikkeld
als castratiemethode voor abdominaal cryptorche hengsten,
voornamelijk om de mogelijke complicaties van de gebruike-
lijke inguinale en para-inguinale benadering te voorkomen
(2,4, 5). Bij het staande dier wordt via laparoscopic de testi-
kel in de buikholte gelokaliseerd, waarna deze door een klei-
ne incisie in de flank naar buiten gebracht en na afbinden en
klieven van de zaadstreng verwijderd wordt. Echter in geval
van eenzijdige abdominale cryptorchidie moet daarna ook
nog de afgedaalde testikel verwijderd worden. Omdat dit bij
voorkeur gedaan wordt aan het liggende dier, zal de hengst na
de laparoscopische castratie daarvoor alsnog neergelegd
moeten worden (12,16).

Uit onderzoek bij (pony)hengsten met normaal afgedaalde
testikels was gebleken dat intra-abdominaal afbinden van de

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 731.- 774-777.

zaadstrengen, al of niet gevolgd door klieving daarvan, leidde
tot avasculaire necrose van de testikels en daarmee tot een
blijvend stoppen van de testosteronproductie (13, 18). Deze
bevinding resulteerde in de ontwikkeling van de laparoscopi-
sche castratie, zoals die gedurende de afgelopen jaren in het
huidige Departement Gezondheidszorg Paard te Utrecht
wordt toegepast bij zowel normale als cryptorche hengsten,
en die uitgevoerd wordt aan het staande dier (14, 16, 17). Van
abdominale (en partieel abdominale) testikels wordt de zaad-
streng dubbel onderbonden, van inguinale en normaal afge-
daalde testikels wordt deze bovendien volledig gekliefd. In
alle gevallen blijven de testikels in het dier aanwezig. Uitge-
breide ervaring met deze methode leerde echter dat de opera-
tie niet altijd het gewenste resultaat oplevert. Een beperkt
aantal dieren (7-11%) blijft testosteron produceren en
hengstengedrag vertonen (16, 17).

In dit artikel wordt een niet geslaagde laparoscopische castra-
tie van een Friese hengst, die eenzijdig inguinaal cryptorch
was, beschreven. In de discussie wordt uitgebreid ingegaan
op de complexe bloedvoorziening van de testikels van de
hengst, omdat daarin de oorzaak is gelegen van het feit dat de
laparoscopische castratie soms mislukt (17).

Casuïstiek

Eerste onderzoek

In het voorjaar van 2004 werd bij de toenmalige Hoofdafde-
ling Gezondheidszorg Paard een bijna twee jaar oude Friese
hengst aangeboden voor laparoscopische castratie. De linker
testikel bevond zich in het scrotum en was normaal van om-
vang en consistentie. De rechter testikel was klein en slap en
lag ter hoogte van de uitwendige liesopening. Er was dus
sprake van eenzijdige inguinale cryptorchidie.
Bij lichamelijk onderzoek werden verder geen afwijkingen
vastgesteld. Op de dag van de castratie (D 0) werd, vooraf-
gaand aan de operatie, een bloedmonster afgenomen voor be-
paling van het testosterongehalte.

Laparoscopie

De laparoscopische castratie werd uitgevoerd aan het dier
staande in een noodstal. De anesthesie en de operatie verlie-
pen volgens de gebruikelijke procedures (14, 16,17).
Eerst werd de ingreep aan de rechter (inguinaal cryptorchide)
zijde uitgevoerd. Proximaal van de anulus vaginalis werd de
zaadstreng dubbel onderbonden met polyglactin 910\', USP 2,
en vervolgens tussen beide ligaturen volledig doorgeknipt.
De procedure werd herhaald aan de linker zijde. Tijdens de
operatie deden zich geen bijzonderheden voor.
Postoperatief traden evenmin complicaties op. Beide testikels
werden als gevolg van de operatie aanvankelijk harder en
groter, maar dit was binnen het normale beeld. Op de zevende
postoperatieve dag (D 7) werd opnieuw een bloedmonster af-
genomen voor bepaling van het testosterongehalte. Daarna is
het paard naar huis gegaan.

\' Vicryl^, Ethicon, Somerville, New Jersey, USA.

1  Correspondentie: M.A. van der Velden. Koningin Wilhelminastraat 1, 3981 VG
Bunnik. Tel: 030-6562841. E-mail: rien.van.der.velden@hetnet.nl. Voorheen:
Departement Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht.

-ocr page 331-

Vervolg

Uit het bloedonderzoek bleek dat het testosterongehalte in het
bloedplasma op D O 128 pg/ml en op D 7 158 pg/ml bedroeg
(normaalwaarde voor een ruin: < 25 pg/ml). Er was dus zeker
nog testosteron producerend weefsel in het dier aanwezig.
Na telefonisch overleg met de eigenaar werd het paard zes
weken na de operatie teruggebracht naar de kliniek. Bij uit-
wendige inspectie en palpatie was de linker testikel nog ver-
groot en voelde steviger aan dan normaal. De rechter testikel
was wat meer afgedaald, maar had wel weer de omvang en
consistentie van een cryptorche testikel (klein en slap). Be-
sloten werd om beide testikels te verwijderen. Dit gebeurde
bij het dier in linker zijligging onder algehele inhalatie-anes-
thesie via sneden in het scrotum, waarbij de bedekte methode
werd toegepast. Het dier herstelde goed van deze operatie en
is na een week weer naar huis gegaan.

Pathologie

Beide testikels (testes en epididymes) werden opgestuurd
voor patholoog-anatomisch onderzoek. In beide gevallen wa-
ren er vergroeiingen aanwezig tussen de testis en de tunica
vaginalis parietalis. Beide epididymes waren vitaal. De linker
testis was grotendeels necrotisch. Alleen bij de caudale pool
bevond zich een klein vitaal gebied met o.a. normale cellen
van Leydig. De rechter testis was diffuus atrofisch, maar tus-
sen de hypoplastische tubuli seminiferi lag, verspreid door de
gehele testis, normaal stroma met vitale Leydig-cellen.

Discussie

Casus

Uit deze casuïstiek blijkt dat de laparoscopische castratie van
een eenzijdig inguinaal cryptorchide hengst niet altijd suc-
cesvol verloopt, hetgeen overeenkomt met eerder onderzoek
bij zowel cryptorchide als normale hengsten (17). Ondanks
het feit dat de zaadstreng volledig is gekliefd, wordt inciden-
teel de testikel niet volledig necrotisch en blijft deze testoste-
ron produceren. Dit moet worden toegeschreven aan het feit
dat de bloedvoorziening van de testikels van de hengst com-
plexer is dan door veterinaire chirurgen algemeen werd aan-
genomen, hoewel dit door diverse anatomen al was beschre-
ven (1,3,7).

Nadat bij de onderhavige casus gebleken was dat met de la-
paroscopische castratie het beoogde doel niet was bereikt,
werden beide testikels alsnog verwijderd. Dit gebeurde door
middel van een bedekte castratie via sneden in het scrotum.
De keuze voor de bedekte castratie was gebaseerd op eerdere
ervaringen met het verwijderen van testikels, waarvan tevo-
ren de zaadstreng in de buikholte was gekliefd. Deze hadden
geleerd dat er dan altijd vergroeiingen aanwezig zijn tussen
de geheel dan wel gedeeltelijk necrotisch geworden testis en
de tunica vaginalis parietalis (17). Dit maakt dat een half-be-
dekte castratie dan niet goed mogelijk is. De testikels kunnen
gemakkelijker verwijderd worden door middel van een be-
dekte castratie. In het onderhavige geval kon ook de oor-
spronkelijk inguinaal gelegen testikel via een snede onderin
het scrotum verwijderd worden. Waarschijnlijk is deze testi-
kel na de laparoscopische ingreep nog wat verder afgedaald
als gevolg van de aanvankelijk opgetreden toename van de
grootte en consistentie en van het feit dat de zaadstreng vol-
ledig gekliefd was.

Anatomie

De belangrijkste arterie voor de bloedvoorziening van de tes-
tikel is de A. testicularis, die een onderdeel vormt van de
zaadstreng. Een belangrijke tak, die distaal van de uitwendige
liesopening daarvan afsplitst, is de A. epididymidis. Deze
voorziet hoofdzakelijk de bijbal van bloed. Vlak naast de
ductus deferens, en dus ook in de zaadstreng, verloopt een
kleine arterie, de A. ductus deferentis. In de liesstreek en bui-
ten de tunica vaginalis parietalis lopen twee arteriën, de A.
cremasterica en de A. pudenda externa, die zorgen voor de
bloedvoorziening van onder andere de penis, het preputium
en de wand van het scrotum. Het verloop van deze arteriën is
schematisch weergegeven in figuur 1.

Gebleken is dat er allerlei anastomosen of collateralen be-
staan tussen vertakkingen van alle vijf genoemde arteriën (1,
3, 7, 17). De collateralen vanuit de A. cremasterica naar het
vaatbed van de A. testicularis, de A. epididymidis en de A.
ductus deferentis verlopen via het mesorchium, de serosale
plooi waarmee de zaadstreng over diens gehele lengte ver-
bonden is met de binnenzijde van de tunica vaginalis parieta-
lis (1,3, 7). De collaterale circulatie tussen de A. pudenda ex-
terna enerzijds en de A. testicularis, de A. epididymidis en de
A. ductus deferentis anderzijds verioopt via een kleine arterie
die voortkomt uit de A. pudenda externa en meeloopt met het
ligamentum caudae epididymidis naar de bijbalstaart. Bij een
klein aantal hengsten loopt deze kleine arterie (nr 9 in figuur
1) verder en wel via het ligamentum testis propium naar de
caudale pool van de testis, en kan zo dan een bijdrage leveren
aan de bloedvoorziening van de caudale pool van de testis
(17).

-ocr page 332-

Literatuuroverzicht

Uit een evaluatie van de laparoscopische castratie van 241
cryptorchide en normale hengsten is gebleken dat na ligeren
en volledig klieven van de zaadstreng in de buikholte de epi-
didymis altijd vitaal blijft, ook wanneer de testis zelf geheel
necrotisch wordt (17). Zodra de zaadstreng in de buikholte
volledig gekliefd is en daarmee de bloedtoevoer via de A. tes-
ticularis en de A. ductus deferentis definitief is weggevallen,
ontstaat hypoxic zowel in de epididymis als in de testis. De
mate en duur daarvan hangen af van de collaterale bloedvoor-
ziening die al aanwezig was op het moment dat de bloedtoe-
voer via de zaadstreng onderbroken werd, dan wel van de
mate en snelheid waarmee de reeds aanwezige anastomosen
gaan verwijden om weer een voldoende bloedtoevoer moge-
lijk te maken. Het effect van een (tijdelijke) hypoxic op de vi-
taliteit van weefsels hangt nauw samen met de zuurstofbe-
hoefte en dus met het metabolisme daarvan. Een epididymis
heeft op grond van zijn beperkte functie, namelijk alleen op-
slag en transport van spermiën, een laag metabolisme. Een
normaal afgedaalde testis produceert zowel sperma als tes-
tosteron en heeft daarom een veel hoger metabolisme. Een
inguinaal of abdominaal gelegen testis produceert wel testos-
teron maar geen spermiën en heeft dus een lager metabolisme
dan een normaal afgedaalde testis maar een hoger metabolis-
me dan een epididymis (17).

Bij een volledig afgedaalde testikel is na klieving van de
zaadstreng de collaterale bloedvoorziening wel voldoende
om de vitaliteit van de epididymis in stand te houden, maar
niet die van de testis. De testis zal meestal volledig necrotisch
worden. Het macroscopische beeld van een dergelijke testis
is te zien in figuur 2. Alleen in die gevallen waarin de collate-
rale bloedvoorziening vanuit de A. pudenda externa via de
kleine arterie die meeloopt met het ligamentum caudae epidi-
dymidis en vervolgens ook met het ligamentum testis propri-
um aanwezig is, kan de caudale pool van de testis nog vol-
doende bloed krijgen om vitaal te blijven. In dat geval blijft
bij de caudale pool van de testis een duidelijk begrensd ge-
biedje met normaal testikulair weefsel aanwezig. Dit is dui-
delijk te zien in figuur 3. Het histologisch onderzoek van de
linker (normaal afgedaalde) testikel van de onderhavige ca-
sus vertoonde dit beeld. De kans dat een afgedaalde testikel
na klieven van de zaadstreng niet volledig necrotisch wordt,
is 3,4% (16,17).

Als er sprake is van inguinale cryptorchidie zal na intra-ab-
dominaal ligeren en klieven van de zaadstreng de collaterale
bloedvoorziening via de A. cremasterica en de A. pudenda
extema voldoende zijn om in alle gevallen de vitaliteit van de
epididymis te handhaven en in een beperkt aantal gevallen
ook die van het interstitium van de testis en van de daarin
aanwezige cellen van Leydig (17). Figuur 4 toont het macros-
copische beeld van een dergelijke testis. Dit bleek ook bij his-
tologisch onderzoek van de rechter (inguinaal gelegen) testi-
kel van de beschreven casus. De kans dat een inguinaal
gelegen testis na klieven van de zaadstreng testosteron blijft
produceren bedraagt 5,6% (16, 17).

In geval van abdominale cryptorchidie worden in de buikhol-
te alle structuren waaraan de testikel hangt, geligeerd. Naast
de zaadstreng zijn dat het mesorchium en het ligamentum
caudae epididymidis, die in dit geval ook volledig in de buik-
holte liggen. Dit betekent dat na aanbrengen van de ligaturen
er langs geen enkele weg meer enige bloedtoevoer naar de
testikel mogelijk is. Wanneer de ligaturen goed zijn aange-

-ocr page 333-

bracht, zullen een abdominaal gelegen tesds en epididymis
altijd beide volledig necrotisch worden.
De genoemde percentages van 3,4% mislukking bij volledig
afgedaalde testikels en 5,6% bij inguinaal gelegen testikels
zijn gebaseerd op de evaluatie van de laparoscopische castra-
tie van 241 normale en cryptorchide hengsten. Dezen waren
allemaal twee jaar of ouder, uitgezonderd twee dieren die an-
derhalfjaar oud waren en waarbij de laparoscopische castra-
tie wel geslaagd was (17).

Als de castratie wordt uitgevoerd bij normale hengsten die
nog niet in de puberteit zijn gekomen, is de kans op misluk-
king waarschijnlijk groter. Immers, de testikels produceren
nog geen spermiën en hebben daarom nog een laag metabo-
lisme. De leeftijd waarop hengsten in de puberteit komen is
gemiddeld veertien maanden, maar er bestaat een grote indi-
viduele variatie en wel van tien tot 24 maanden (15).
Dat het blijvende effect van een (tijdelijk) verminderde
bloedtoevoer naar testikels die nog prepuberaal zijn klein is,
was al langer bekend (8,9,10, 11). Jongetjes met abdominale
cryptorchidie worden daarvoor geopereerd op twee- a drieja-
rige leeftijd. Het abdominale testikeltje wordt door het lieska-
naal getrokken en daarbuiten gefixeerd in de liesstreek. Om
ongewenste tractie aan de zaadstreng te voorkomen worden
eerst in de buikholte de A. en V testicularis gekliefd. De A.
ductus deferentis en de A. cremasterica blijken de bloedvoor-
ziening volledig over te nemen en het betreffende testikeltje
ontwikkelt zich tot een normaal testosteron en sperma produ-
cerende testis (8, 11).

Bij biggen met afgedaalde testikeltjes bleek het intra-abdo-
minaal doorsnijden van de A. testicularis de normale ontwik-
keling van de testikeltjes niet te belemmeren, wanneer dit ge-
beurde op een leeftijd van twee maanden. Op dat moment
waren de testikeltjes nog prepuberaal. Werd de ingreep uitge-
voerd bij biggen op een leeftijd van zes maanden, dan waren
de resultaten wisselend. Wanneer het gedaan werd bij één jaar
oude beren, dan werden de testes altijd volledig necrotisch (9,
10).

Bij de geopereerde jongetjes en beertjes werd de bloedvoor-
ziening van de testikel overgenomen door de A. ductus defe-
rentis en de A. cremasterica, omdat alleen de A. testicularis
was gekliefd. In hoeverre bij de mens en bij varkens de A.
pudenda externa ook nog een bijdrage kan leveren aan een
collaterale bloedvoorziening is niet bekend.

Conclusie

In eerder onderzoek was in alle gevallen waarin de operatie
niet geslaagd was altijd maar één testikel niet volledig necro-
tisch geworden (17). De beschreven casus is het eerste en tot
nu toe enige ons bekende geval waarin beide testikels niet ge-
heel necrotisch werden. Een reden daarvoor is niet aan te ge-
ven. Naar onze mening gaat het hier om een \'toevalstreffer\'.
Verder is deze casus een mooi voorbeeld van de verschillende
wijzen waarop een testikel, afhankelijk van zijn ligging (in-
guinaal of volledig afgedaald), nog (gedeeltelijk) vitaal kan
blijven nadat de zaadstreng volledig is gekliefd.

Literatuur

1. Collin B. La vascularisation artérielle du testicule chez le cheval. Anat
Histol Embryol 1973; 2: 46-53.

2. Davis EW. Laparoscopic cryptorchidectomy in standing horses. Vet
Surg 1997; 26: 326-331.

3. De Lahunta A and Habel RE. Applied Veterinary Anatomy, WB Saun-
ders Co, Philadelphia, 1986: 287-290.

4. Fischer AT and Vachon AM. Laparoscopic cryptorchidectomy in hor-
ses. J Am Vet Med Ass 1992; 201: 1705-1708.

5. Fischer AT andVachon AM. Laparoscopic intra-abdominal ligation and
removal of cryptorchid testes in horses. Equine Vet J 1998; 30: 105-
108.

6. Hendrickson DA and Wilson DG. Laparoscopic cryptorchid castration
in standing horses. Vet Surg 1997; 25: 335-339.

7. Jantosavicova J und Jantosavic J. Topographisch-anatomische Angaben
über A. testicularis, A. ductus deferentis und A. cremasterica beim
Hengst. Gegenbaurs morphol. Jahrb, 1983; 129: 467-482.

8. King LR. Orchiopexy for impalpable testis: high spermatic vessel divi-
sion is a safe maneuver J Urol 1998; 160: 2457-2460.

9. Noordhuizen-Stassen EN, Dijkstra G, Schamhard HC and Wensing
CJG. Compensatory development of a patent vascular supply to the tes-
tis after intra-abdominal transection of its main blood vessels. Int J An-
drol 1983;6:509-519.

10. Noordhuizen-Stassen EN and Wensing CJG. Age related effects of
transection of the testicular blood vessels on subsequent testicular de-
velopment in the pig. IntJAndrol 1986; 9: 141-151.

11. Ravasse P and Delmas R Section of spermatic vessels (Fowler-Step-
hens procedure). A possible treatment for high undescended testis. Ann
Chir 1992; 46: 497-500.

12. Rutgers LJE en Kersjes AW. Op weg naar een veterinair-profcssioncic
standaard betreffende de castratie van dc hengst. Tijdschr Diergeneeskd
1989; 114 (9): 493-499.

13. Rijkenhuizen ABM and Grinwis GCM. Castration of the stallion: pre-
ferably in the standing horse by laparoscopic techniques? Pferdeheil-
kundc 1999; 16:425-429.

14. Rijkenhuizen ABM and Dijk P van. Diagnostic and thcrapcutic lapa-
roscopy in the horse: expcricnccs in 236 cases. Pferdeheilkundc 2002;
18: 12-20.

15. Senger, PL. Pathways to Pregnancy and Parturition. Current Concepti-
ons, Inc., Moscow 1999:101-103.

16. Van der Velden MA. De castratie van de hengst; verleden, heden en
toekomst. Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130 (10): 312-317.

17. Voermans M, Rijkenhuizen ABM and Van der Velden MA. The com-
plex blood supply to the equine testis as a cause of failure in laparosco-
pic castration. Equine vet J 2006; 38: 35-39.

18. Wilson DG, Hendrickson DA, Cooley AJ, and Degrave-Madigan E.
Laparoscopic methods for castration of cquids. J Am Vet Med Ass
1996; 209: 112-114.

11 april 2006
20 juli 2006

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

-ocr page 334-

Peiling naar de beroepsactivitei-
ten en de kwaliteit van de dier-
geneeskundige opleiding bij re-
cent afgestudeerde dierenartsen
aan de hand van een enquête

J. Dewulf P. Simoens, P. Deprez,
A. de Kruif Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2006;
75; 187-195.

Samenvattingen

In het voorjaar van 2005 werden alle
dierenartsen die in de laatste driejaar
waren afgestudeerd in Gent (n=557)
gevraagd om deel te nemen aan een
enquête waarin gepeild werd naar hun
huidige werksituatie en naar hun evaluatie van de genoten op-
leiding in de diergeneeskunde. Eenenzeventig procent
(n=397) heeft een ingevuld enquêteformulier teruggezonden.
Van de respondenten is 38,5% van het mannelijk geslacht en
is 61,5% vrouw, 77,3% heeft de Belgische nationaliteit en
22,2% de Nederlandse.

Achtenzeventig procent van de respondenten is actief in de
praktijk, 7,5% in het onderzoek, 5,6% in het onderwijs, 2,4%
in een controledienst, 1,9% in de farmacie en 4,4% in andere
sectoren. Van de praktiserende dierenartsen die de optierich-
ting kleine huisdieren hebben gevolgd, houdt de grote meer-
derheid zich uitsluitend met kleine huisdieren bezig, terwijl
de dierenartsen die de optierichtingen herkauwers of paard
hebben gevolgd, zich met veel meer verschillende diersoorten
bezighouden. Bij het peilen naar de algemene tevredenheid
over hun job blijkt dat 78% van de dierenartsen zeer tevreden
tot uiterst tevreden is, 16% is tevreden en slechts 1,5% geeft
aan helemaal niet tevreden te zijn.

Uit de evaluatie van de diergeneeskundige opleiding komt
naar voren dat de meerderheid van de respondenten het
gevoel heeft over meer dan voldoende theoretische kennis te
beschikken, terwijl de praktische kennis die tijdens de oplei-
ding werd verworven minder hoog wordt ingeschat. Tevens
wordt een reeks vakken, voornamelijk uit de basisopleiding,
als te zwaar benadrukt ervaren, terwijl er anderzijds een aan-
tal meer praktische vakken als onvoldoende benadrukt
worden beschouwd.

De informatie omtrent de opleiding, werd gebruikt bij de be-
sprekingen van de aan de gang zijnde curriculumhervorming.

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

De (geassisteerde) voortplan-
ting bij de gedomesticeerde geit
(Capra hircus)

T. van Bergen, J.M.J. Aerts, I.C.F. Coovaerts, P.E.J. Bols.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 196-205.

De geit en de geitenhouderij nemen op wereldschaal een
belangrijke plaats in binnen de dierlijke productie, waarbij de
aantallen en uitbatingsprincipes regionaal zeer sterk verschil-
len. in onze streken worden geiten commercieel vooral ge-
houden voor de productie van geitenkaas waarbij het aantal
dieren en bedrijven echter te klein is om van grote economi-
sche betekenis te zijn. Typisch voor de geit is de seizoens-
gebonden reproductie, die een grote invloed heeft op alle
vormen van geassisteerde voortplanting. Omdat de bronst-
waarneming bij de geit niet altijd evident is, gebruikt men in
de commerciële geitenhouderij veel inductie en synchroni-
satie van de oestrus in combinatie met kunstmatige insemina-
tie (KI) op vastgestelde tijdstippen zodat de noodzaak van
bronstwaarneming tot een minimum wordt herleid. Net zoals
bij het rund worden ook bij de geit, met wisselend succes,
meer geavanceerde technieken uit de geassisteerde voort-
planting toegepast, gaande van superovulatie en embryo-
transplantatie tot het invriezen van sperma en embryo\'s en
in
vitro
embryoproductie. Hierbij dient alvast te worden opge-
merkt dat deze moderne voortplantingstechnieken, meer nog
dan bij het rund, door hun hoge kostprijs gereserveerd blijven
voor de absolute \'genetische\' top van de geitenpopulatie. In
dit overzichtsartikel worden in eerste instantie de normale
voortplantingskarakteristieken bij de geit besproken. Daarna
wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden en de beper-
kingen van de toepassing van technieken uit de geassisteerde
voortplanting.

Intraoculaire lensimplantatie na
extracapsulaire lensextractie bij
de hond

C. Romkes, E. Capiau. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 206-215.

Nadat ook in de diergeneeskunde routinematig gebruik werd
gemaakt van de faco-emulsificatie bij cataract-operaties, rees

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van
gepubliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige
manier op de hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

-ocr page 335-

de vraag naar een injecteerbare intraoculaire lens voor de
hond. De lens moest doorheen dezelfde incisie kunnen als die
gemaakt voor faco-emulsificatie (3,2 mm). In 2000 werd de
eerste injecteerbare intraoculaire hondenlens geïntroduceerd.
Deze kon via een incisie van 3,5 mm worden ingebracht. De
voordelen verbonden aan faco-emulsificatie, zoals de zeer
kleine incisie, bleven hierdoor behouden. Sindsdien zijn er
nog andere injecteerbare intraoculaire lenzen op de markt ge-
komen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de ver-
schillende injecteerbare intraoculaire lenzen. Verder wordt
besproken hoe de huidige lensextractie en lensimplantatie
gebeuren en wat de mogelijke complicaties bij een lensim-
plantatie kunnen zijn.

Assessing bull fertility: the
breeding soundness evaluation

C. Hojlack, C. opsomer, D. Maes, A. de Kruif, A. van Soom.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 216-227.

Fertility is of paramount importance in bovine livestock man-
agement. While in Belgium cow fertility is generally moni-
tored quite well, in-depth investigation of bull fertility is only
rarely performed, and this sometimes results in poor pregnan-
cy outcomes. Screening bulls for fertility and finally selecting
the bulls with the highest fertility potential, however, can eas-
ily be done by means of a standardized breeding soundness
evaluation in which general health, reproductive health and
sperm quality are assessed. Although this screening proce-
dure is not performed in Belgium, there are a number of indi-
cations that it might overcome part of the fertility problems
encountered in the Belgian Blue breeding herds. This paper
describes how to perform a breeding soundness evaluation
and how to interpret the results, with some specific consider-
ations concerning Belgian Blue bulls. This procedures makes
it possible to exclude bulls with impediments to fertility and
to select for bulls with traits favourable for high fertility.
However, in spite of recent substantial advances in sperm
quality assessment, accurate prediction of the fertility out-
come of an ejaculate or of a bull remains an elusive goal.

De seroprevalentie van caseu-
ze lymfadenitis op een aantal
geitenbedrijven in Oost-Vlaan-
deren

J. Laureyns, A. Warendorff, j. Dewulf A. de Kruif. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 228-231.

Klinisch wordt caseuze lymfadenitis bij geiten gekenmerkt
door abcessen met kaasachtige etter voornamelijk in de op-
pervlakkige lymfeklieren maar ook in de inwendige lymfe-
klieren en organen. Niet enkel wegens de rechtstreekse eco-
nomische verliezen maar ook wegens het zoönotisch aspect
kan het optreden van de ziekte de rendabiliteit van het geiten-
bedrijf aantasten. Omdat er in België nog geen prevalentie-
cijfers bekend zijn, werd het voorkomen van caseuze lymfa-
denitis onderzocht in de provincie Oost-Vlaanderen.

Listeria monocytogenes associ-
ated myocardial perforation in
a bearded dragon
(Pogona vit-
ticeps)

D. Vancraeynest, F. Pasmans, E. De Craef K. Hermans,
A. Decostere. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75: 232-234.

This paper describes the clinical symptoms and the macro-
scopic lesions associated with myocardial perforation in a
bearded dragon
{Pogona vitticeps). Bacteriological examina-
tion on the myocard yielded a pure culture of
Listeria mono-
cytogenes.
To the best of our knowledge, this is the first report
of an
Listeria monocytogenes infection associated with cardi-
ac disease in reptiles.

Electron microscopic demon-
stration of a reovirus-like agent
in carrion crows
{Corvus cor-
one)
associated with clinical
symptoms similar to West Nile
virus infection

J. Mast, T. van den Berg, C. Letellier, P. Kerkhofs, H. Zeller,
C. Meulemans. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 235-
23S.

During the first two weeks of March 2004, 80 carrion crows
(Corvus corone) were found dead in a park in Brussels (Bel-
gium). At necropsy, splenomegaly, hemorrhagic enteritis with
duodenum lesions and cerebral or meningeal hemorrhages
were observed reminiscent of West Nile virus infections. By
real-time (RT)-PCR (reverse transcription polymerase chain
reaction), no amplification of the West Nile disease virus-
specific 3\'UTR RNA sequence was observed, while viral iso-
lation from brain homogenate was also negative. Toxicologi-
cal examination revealed no toxins. Transmission electron
microscopy demonstrated intracytoplasmic, reovirus-like
particles in ultra-thin sections of the spleen and duodenum.
Proliferation of these virions in cultured chicken embryonic
hepatocytes was evidenced by their cytopathogenic effect and
their presence in infected cells and their supernatant.

-ocr page 336-

N\'O THANKS\'

BOVIl

IHR MARKIER

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485 587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

Geen veehouder wil IBR op zijn bedrijf. Vaccinatie is de beste manier om schade door IBR te voorkomen. Welk vaccin?
Bovilis IBR marker! Effectief én veilig (serumvrij geproduceerd).

Bovilis* IBR marker live (REC NL 09675) bevat per dosis van 2 ml minimaal 10\'\' CCID„ van de levende geattenueerde gE-negatieve BHVl stam CK/D.
Bovilis* IBR marker inac (REC NL 10422) bevat per dosis van 2 ml 60 ELISA eenheden geïnactiveerd BHVl antigeen (CK/0 stam).
Voor een actieve immunisatie van runderen ter vermindering van Itlinische verschijnselen veroorzaakt door BHVl en ter
vermindering van de nasale uitschelding van het veidvirus. Overige informatie: zie bijsluiter.

CJitenir

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY

-ocr page 337-

Abonnement DDx

Om de banden tussen studenten dier-
geneeskunde en reeds afgestudeerde
dierenartsen te versterken is met het
vorige
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
het veterinaire studentenblad
DDx meegestuurd. De redactie van
DDx hoopt dat de lezers van het Tijdschrift genoten hebben
van deze speciale uitgave. Als u nu graag ook in de toekomst
op de hoogte wilt blijven van het veterinaire studentenleven,
dan kunt u gewoon een abonnement nemen op de
DDx. Voor
€ 17,50 per jaar ontvangt u jaarlijks vijf maal de
DDx op uw
deurmat. Het enige dat u hiervoor hoeft te doen is contact op
te nemen met de redactie van de
DDx door een e-mail te
sturen
ndidiX fiscus@ddxonline.nl.

Rottweilereigenaren

Wageningen Universiteit is op zoek naar eigenaren van rott-
weilers die bereid zijn tijd vrij te maken om een enquête in te
vullen. Het maakt niet uit of de rottweiler wel of geen stam-
boom heeft, een reu of teef is, of wel of niet is gecastreerd.
Alle rottweilereigenaren zijn van harte welkom. De enquête
maakt deel uit van een onderzoek in opdracht van de Raad van
Beheer op Kynologisch Gebied in samenwerking met de
Nederlandse Rottweiler Club. In dit onderzoek worden de
overwegingen om de gedragstest op te nemen in het fokregle-
ment nader bestudeerd. De enquête bestaat uit twee hoofd-
onderdelen: een aantal algemene vragen en een vertaalde ver-
sie van een internationale onderzoeksenquête naar het gedrag
van honden (CBARQ). Het invullen van de enquête heeft ver-
der geen enkele consequentie voor u en/of uw rottweiler.
Bovendien wordt iedere deelnemer op de hoogte gehouden
van de voortgang van het onderzoek. De enquête is beschik-
baar op
www.dierenwetenschap.com. Wie geen toegang heeft
tot internet kan tijdens kantooruren contact opnemen met
Anita de Lange op telefoonnummer 06-43966104.

Protocol ionoforenintoxicatie

Op vleeskalkoenbedrijven zijn de afgelopen jaren problemen
ontstaan, mogelijk door een verhoogd gehalte aan ionoforen
(anticoccidiosemiddelen) in het voer. De exacte oorzaak is
nooit definitief vastgesteld, maar de problemen hebben wel ge-
leid tot verstoorde relaties tussen kalkoenhouders, voerfabri-
kanten en premixleveranciers. Het Veterinair Overieg Kalkoe-
nen, waarin zes dierenartsenpraktijken zijn vertegenwoordigd,
die gezamenlijk zeventig procent van de kalkoenbedrijven in
Nederland begeleiden, heeft naar aanleiding van deze proble-
matiek een onderzoeksprotocol opgesteld. Door een goede
verzameling van monstermateriaal, een volledige vastlegging
van alle waarnemingen en een goede samenwerking van de be-
trokken partijen wordt voorkomen dat problemen ontstaan bij
het oplossen van het aansprakelijkheidsvraagstuk. Het volgen
van een uitgebreid onderzoeksprotocol kan daarbij een goed
hulpmiddel zijn. Het complete protocol ionoforenintoxicatie is
op te vragen bij het Veterinair Overleg Kalkoenen. Contactper-
soon is M. Hagenaar, DAP Ysselsteyn, telefoon: 0478-544100,
e-mail:
info@dapysselsteyn.nl.

Nieuws

Erik Gruys krijgt \'Honorary
global award\'

Tijdens het zesde colloquium over acute-fase-eiwitten,
gehouden in Kopenhagen van 24 tot 26 augustus 2006, werd
de eerste \'global award\' acute-fase-eiwitten uitgereikt aan
prof. dr. Erik Gruys. Hij kreeg de prijs vanwege zijn niet-af-
latende inspanningen en zijn onderzoek en publicaties op dit
gebied. Gruys publiceerde zijn eerste artikel over acute-fase-
eiwitten (amyloïd) in 1975. In totaal publiceerde hij 182 arti-
kelen op het terrein van de veterinaire pathologie, amyloïd en
verschillende aspecten van de acute-fase-respons. Hij nam
deel aan het eerste \'concerted action\'-programma van de
Europese Unie om het meten van de acute-fase-eiwitten te
standaardiseren en organiseerde in Utrecht het Master of
Science (M. Sc.)-programma veterinaire pathologie.
Theo Niewold, Frederik Dieryckxvisschers, Johanna van der
Stroom.
p,-. "jti.p li. ■.

Opnieuw gevallen van pithomy-
cotoxicose

Herfst 2005 kreeg GD-Veekijker meldingen van dertien be-
drijven met meerdere dieren met (zeer) ernstige zonnebrand.
De achteriiggende oorzaak bleek ernstige leverschade door
het mycotoxine sporidesmin van de schimmel
Pithomyces
chartarum,
die groeit op dode grasstengels. Binnenkort ver-
schijnt in dit tijdschrift een wetenschappelijk artikel over
deze meldingen. In 2006 werden op 6 en 12 oktober de eerste
bevestigde meldingen gedaan en sinds 16 oktober zijn nog
vier meldingen in onderzoek. Er is geen therapie voor pitho-
mycotoxicose. Het wordt aanbevolen de dieren op te stallen,
pijnstillers te geven, en een rantsoen te geven met voldoende
energie en op de norm eiwit om het herstel te bevorderen.
Men dient de dieren preventief bij te voeren en regelmatig te
verweiden, zodat kort afgrazen van de grasmat wordt voor-
komen. Bevestiging van de diagnose is mogelijk door bloed-
onderzoek op GOT, GGT en bilirubine en daarnaast in een
grasmonster uit het weiland de schimmelsporen te laten aan-
tonen. GD-Veekijker krijgt de gevallen graag gemeld
(0900-1775).

L. van Wuijckhuise, E. Damen en W Kremer

-ocr page 338-

Met

Metacam

wint

iedereen

Hét NSAID voor de
behandeling van chronische
gewrichtsaandoeningen:

• COX-1 sparend

• 24 uur effectief

• Smakelijke, orale suspensie

• Nauwkeurig te doseren

• Onbeperkte behandeiingsduur

Product: Metacam. suspensie voor orale toediening. Werkzame bestanddelen: per ml 1,5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlichting
Boehringer ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of melk-

J ]1 . gevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het

ingeinsini product is gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken. Reg NL 9797. Kanalisatiestatus: UDA. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar.

Boehringer Ingelheim bv. divisie Vetmedica. Postbus 8037.1802 KA. Alkmaar. Telefoon: 31 (0)72 5662411.

-ocr page 339-

02K

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Ademnood op de operatietafel, wat
doe je eraan? Borstmassage? Zuur-
stof geven? Ajwachten? Het zou
nog wel interessant zijn om ooit we-
tenschappelijk op een rij te zetten of
ademnood zich in de praktijk echt
vaker voordoet bij brachycefalen, in
tuchtzaken komt het thema in elk
geval met enige regelmaat terug.
Wat wordt er van de dierenarts verwacht?

Klein, kleiner....

Een chihuahua van net een jaar oud is al toe aan haar eerste
partus. Dat vordert toch al niet vanzelf, maar na drie oxyto-
cine-injecties komt er zowaar een pup. De eigenaar neemt
moeder en kind mee naar huis, maar een half uur later is ze
weer terug bij de praktijk. Er zit geen actie meer in de moe-
derhond, terwijl er vermoedelijk nog wel een
pup binnen zit. Moeder krijgt een vier-
de keer oxytocine maar als dat een
uur later geen effect heeft, wordt
besloten tot een keizersnede. De
dierenarts die de oxytocine heeft
toegediend, geeft ook de narcose
maar vertrekt daarna. De keizer-
snede zal worden uitgevoerd door
zijn praktijkgenoot.

Circus Uterus

Als moeder hond onder zeil is be-
gint deze dierenarts met een klei-
ne incisie. Na enig tasten wordt
de baarmoeder gevonden, en kan
er nog een pup worden gehaald.
Net op tijd, want direct nadat de
tweede pup eruit is, krijgt moe-
ders een ademdepressie. De hond
krijgt een borstmassage en wordt
door de dierenarts in de gaten ge-
houden. Daarna zijn de gebeurte-
nissen enigszins raadselachtig.

Chihuahuademnood

Volgens de eigenaar is het hondje bij de ademdepressie op de
operatietafel al overleden; volgens de dierenarts is ze na een
succesvolle borstmassage onder de warmtelamp gelegd om
bij te komen. Met Antisedan, Rimadyl en amoxicilline zal ze
volgens hem zo wel op de been zijn, maar als de eigenaar
haar mee wil nemen is er geen beweging in te krijgen en ook
is er geen ademhaling te zien. De dierenarts probeert nog-
maals hartmassage en geeft nu ook zuurstof en intracardiaal
adrenaline, maar het mag niet meer baten. De pups zullen
moederloos door het leven moeten.

Veterinair
tuchtrecht

Verder kijken dan je neus lang is?

Het Tuchtcollege ziet zich geconfronteerd met een moeilijke
klacht. Want als dierenarts en eigenaar elkaar lijnrecht tegen-
spreken, wat moet je dan? Wanneer is de hond overleden?
Waardoor is de ademdepressie ontstaan? Heeft de dierenarts,
zoals de eigenaar beweert, teveel narcotica toegediend? Of is
het een algemeen bekend feit dat een operatie complicaties
met zich mee kan brengen en is overlijden op de operatietafel,
hoe treurig ook, gewoon een bekend risico? Dé middelen om
de waarheid zo goed mogelijk op tafel te krijgen zijn sectie
en de patiëntenkaart. Volgens de eigenaar heeft de dierenarts
echter geweigerd om sectie te (laten) verrichten. Volgens de
dierenarts heeft de eigenaar dit zelf geweigerd. Zo gaat het
maar door. Hoe het ook zij, uiteindelijk heeft de eigenaar in
Utrecht sectie laten verrichten, maar daaruit blijkt geen dui-
delijke doodsoorzaak. Wel een shockbeeld, maar dat is alles.
De patiëntenkaart is al net zo informatief, die is de dierenarts
vergeten bij te werken. De enige medede-
ling die erop te vinden is, is \'3,3 kg incl
pups\'. Het Tuchtcollege is nooit erg
gelukkig met slechte patiënten-
kaarten, maar volgens de die-
renarts heeft dit niets te ma-
ken met zijn handelwijze.
De eigenaar komt dan ook
nog met de stelling dat alle
kortneuzigen bij een opera-
tie extra zuurstof moeten
krijgen en dat de dierenarts
dit ten onrechte heeft nage-
laten.

Zware ademdepressie

Uiteindelijk is het Tucht-
college het met de klaag-
ster eens dat de patiënten-
kaart te summier was. Het
meest zwaarwegend is ech-
ter het handelen van de die-
renarts bij de ademdepres-
sie zelf. Zoals de dierenarts
zelf heeft verklaard, heeft hij
op dat moment geen zuurstof toe-
gediend, maar volstaan met een borstmassage en een klini-
sche controle. Letteriijk zegt het Tuchtcollege: "Bij een
ademdepressie tijdens de ingreep handelt een dierenarts vete-
rinair juist als hij in dat geval zorgt voor continue bewaking
door een assistent, of eventueel een andere dierenarts en als
hij middelen voor extra zuurstoftoediening paraat laat
houden." De dierenarts krijgt een waarschuwing. Voor wie nu
nog adem over heeft: het is toch altijd weer boeiend om te
zien hoe de verantwoordelijkheid voor problemen bij deze
rassen op de dierenarts wordt afgewenteld nietwaar?

-ocr page 340-

Vecoxan®: tegen coccidiose bij kalveren

Vecoxan

/ vermindert de oöcyst-ultschelding met 98% en verlaagt
dus drastisch de Infectledruk

/ geeft 20% extra gewichtstoename t.o.v. niet-behandelde
dieren over een periode van 3 weken*

Preventief behandelen met Vecoxan:

y voorkomt klinische uitbraken

y laat natuurlijke Immuniteltsopbouw toe

/ laat het probleemloos gebruik van de mest toe

/ heeft een wachttermijn van O dagen

îTSiTT

▼ *^^ \' j

M H.

m

Benaming Vecoxan 2.5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik Indicaties Bij lammeren: - Preventie van coccldiosis
veroorzaakt door
Eimeria crandallis en Eimeria ovinoidalis Bij kalveren: - Preventie van coccidiosis veroorzaakt
door
Eimeria bovis en Eimeria zuernii. Indien er geen recente en vastgestelde voorgeschiedenis is van klinische
coccidiosis, moet de aanwezigheid van coccldia in de kudde bevestigd worden door mestonderzoek vooraleer de
behandeling te starten.
Contra-indicaties/Bijwerkingen Geen bekend. Diersoorten waarvoor het diergeneesmid-
del bestemd is
Schaap (lammeren) en runderen (kalveren). Dosering. Wijze van gebruik en toediening voor elke
doeldiersoort 1 mg diclazuril per kg lichaamsgewicht (dit is 1 ml van de suspensie voor oraal gebruik per 2.5 kg
lichaamsgewicht), in een éénmalige orale toediening.
Wachttijd Vlees en slachtafval: nul dagen Speciale voor-
zorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
Goed schudden voor gebruik. Het aangewezen tijdstip van de behande-
ling wordt aangegeven door de gekende epidemiologie van Eimeria spp. en de aanwezigheid van coccidia moet in
de kudde bevestigd worden door mestonderzoek vooraleer de behandeling te starten, in geval er geen recente of
vastgestelde voorgeschiedenis is van klinische coccidiose. Coccidiosis is een aanwijzing van onvoldoende hygiëne

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 341-

Gesignaleerd

ri VJ»1

Rijksinstituut

voor Volksgezondheid

Anita Suijkerbuijk

en Milieu

Deze rubriek belicht relevante
binnen- en buitenlandse signalen op
het gebied van infectieziekten die
voor veterinairen interessant kunnen
zijn. De berichten zijn afkomstig van
het signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het Infectieziek-
ten Bulletin:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

Binnenland

Manenrob met Mycobacterium pinnipedii infectie
Begin september is in een Nederlandse dierentuin een
manenrob overleden door tuberculose, met als waarschijn-
lijke verwekker
Mycobacterium pinnipedii. De betreffende
manenrob was al sinds november 2005 ziek. Er waren geen
gezondheidsrisico\'s voor de bezoekers van de dierentuin. Wel
werd uit voorzorg een aantal medewerkers van de dierentuin
getest op tuberculose, evenals een groot aantal dieren die ver-
blijven in de omgeving van de manenrobben.
Bron: VWA.

Een hond met Echinococcus multilocularis
Voor de tweede maal is in Nederland een hond gezien met al-
veolaire echinococcose. De hond is de afgelopen jaren vaak
op vakantie geweest in de voor Europa bekende gebieden
waar deze ziekte voorkomt (Zwitserland, Oostenrijk, ooste-
lijk Frankrijk en de Belgische Ardennen) en heeft zeer waar-
schijnlijk hier de infectie opgelopen. Als honden geïnfecteerd
raken met
Echinococcus multilocularis, zijn ze praktisch al-
tijd eindgastheer (volwassen wormen in de dunne darm, niet
met het blote oog zichtbaar) en maar zelden tussengastheer.
Sporadisch zijn honden als tussengastheer beschreven en dan
nog met name in hoog endemische gebieden zoals de hier-
boven genoemde. In feite zijn de afwijkingen en pathologie
in die gevallen hetzelfde als bij de mens. Maar het is niet uit
te sluiten dat deze honden ook eindgastheer zijn (geweest)
met mogelijke ei-uitscheiding in de directe omgeving van de
mens. Ook de mens kan na orale opname van de eieren van
de parasiet fungeren als tussengastheer en dan heet de ziekte
alveolaire echinococcose. De meest voorkomende eindgast-
heer in Europa is de vos. Deze parasiet komt ook voor in Ne-
derland en is de afgelopen tien jaar in toenemende frequentie
aangetroffen bij vossen in de grensgebieden met Duitsland en
België (Oost-Groningen en Zuid-Limburg). Gezien de lange
incubatietijd is het raadzaam oplettend te zijn op mogelijke
autochtoon opgelopen gevallen van deze parasiet bij mens en
dier. Alveolaire echinoccose is een ernstige parasitaire zoö-
nose bij de mens en daarom leiden dit soort signalen ook tot
maatregelen gericht op preventie bij de mens.
Bron: RIVM.

Gesignaleerd

Buitenland

Salmonella Hadar/Vj Duitsland

In Duitsland vond een verheffing plaats van Salmonella
Hadar-Mecües,
waarbij in totaal 113 patiënten betrokken
zijn. Hetzelfde type bacterie is gevonden in isolaten uit voed-
sel en dieren en de resultaten wijzen sterk naar kalkoen als
oorsprong. Ook in Denemarken werd
Salmonella Hadar aan-
getroffen in kalkoenproducten uit Duitsland. In Nederland is
geen verhoging van het aantal patiënten met deze
Salmonel-
/ö-variant geconstateerd. Bron: ECDC.

West Nile Virus-infecties bij paarden in Frankrijk
Vijf Zuid-Franse paarden hebben een encefalitis ontwikkeld,
door infectie met het West Nile Virus (alle paarden waren
IgM- en IgG-positief). De paarden werden ziek tussen 8 en
28 september van dit jaar. De dieren zijn afkomstig uit de om-
geving van Argelès-sur-mer in het district Pyrénées Orien-
tales in Zuid-Frankrijk. Het Nationaal Referentielaboratori-
um stelt in het zuiden van Frankrijk elk jaar tussen 1 juni en
eind oktober een surveillance in van West Nile Virus-
infecties. Deze surveillance richt zich op patiënten met neu-
rologische verschijnselen en koorts met een onbegrepen oor-
zaak, en op paarden, vogels en muggen. In 2006 zijn tot nu
toe geen humane patiënten met een West Nile Virus-infectie
geïdentificeerd.
Bron:OIE.

Humane infecties met het aviaire influenzavirus H5N1
In de verslagperiode heeft de WHO patiënten met een infec-
tie met het aviaire influenzavirus H5N1 gerapporteerd in
Indonesië, Thailand en Egypte. Op 12 oktober bedroeg het
aantal patiënten in Egypte vijftien, met zes overlijdensgeval-
len. In Thailand gaat het om vijfentwintig patiënten, waarvan
zeventien patiënten zijn overleden. In Indonesië bedraagt het
totaal aantal patiënten 69, waarvan 52 met fatale afloop.
Bron: WHO.

-ocr page 342-

In mei 2006 publiceerde de Animal
Sciences Group (ASG) van het
Wageningen Universiteit en Re-
searchcentrum (WUR) het Bio-
veem extern rapport 12: \'Homeo-
pathie, een oplossing voor

__kalverdiarree!\' {www.bioveem.nl/

Media/Rapport/12.pdf). De kwaliteit
van het gepubliceerde onderzoek is
echter ver onder de maat.

Bioveem is een samenwerkingsproject van zeventien biolo-
gische melkveehouders, het Louis Bolk Instituut, de Animal
Sciences GroupA\'eehouderij en DLV adviesgroep n.v., met
als missie het versterken en verbreden van de biologische
melkveehouderij.

ASG WUR is een internationaal gerenommeerde kennisorga-
nisatie op het gebied van veehouderij en dierziekten. De
kernactiviteiten van de ASG zijn: wetenschappelijk en prak-
tijkgericht onderzoek, academisch onderwijs en ontwikke-
ling van systemen en innovaties. Ongeveer 650 hooggekwali-
ficeerde medewerkers verzorgen universitaire opleidingen,
verrichten specialistisch en multidisciplinair onderzoek voor
een grote variëteit aan opdrachtgevers, die hoge eisen stellen
aan de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het onderzoek.
Jaarlijks wordt een omzet gerealiseerd van ongeveer 78 mil-
joen euro
{www.asg.wur.nl).

Nu publiceert deze organisatie een rapport over homeopathie,
terwijl juist de laatste jaren in de medische wereld consensus
lijkt te zijn bereikt over de conclusie dat de onwerkzaamheid
van deze behandelmethode inmiddels wetenschappelijk over-
tuigend genoeg is aangetoond (Editorial. The end of homeo-
pathy.
Lancet 2005;366:690).

Het rapport

Het rapport \'Homeopathie, een oplossing voor kalverdiarree\'
bestaat uit drie onderdelen: de persoonlijke ervaringen met
betrekking tot homeopathie van verschillende veehouders,
een onderzoek naar de preventie van kalverdiarree en een on-
derzoek naar de behandeling van kalverdiarree. Hieronder
commentaar op elk van deze onderdelen.

Persoonlijke ervaringen

De interviews in het begin van het rapport bevatten geen rele-
vante informatie en suggereren een vooringenomen stand-
punt van de auteurs ten aanzien van homeopathie.

Preventiestudie

De resultaten van de preventiestudie, waarin op één biologi-
sche merkveehouderij getoetst werd of homeopathie kan
worden ingezet bij de preventie van kalverdiarree, kunnen
niet worden beoordeeld. Daarvoor ontbreken belangrijke ge-
gevens over de experimentele opzet. Bovendien zijn er in de
opzet van het experiment methodologische fouten aanwezig.
Het grootste probleem is dat niet vermeld staat of er een ran-
domisatieprocedure is doorgevoerd. De bedoeling van een
randomisatieprocedure is om volstrekt aselect behandeling
aan individuen toe te wijzen. Hiermee wordt de gemiddelde
prognose, in dit geval de kans op het ontwikkelen van diar-
ree, in de verum- en de placebogroep gelijk. Het ontbreken
van deze procedure is een methodologische tekortkoming.
Bovendien is er geen controle uitgevoerd op de gemiddelde
uitgangswaarden (zoals geslacht, gewicht, lichaamstempera-
tuur, dieet en gezondheidsstatus moeder) van de dieren die
zijn behandeld met placebo respectievelijk homeopathisch
middel.

Berichten

verslagen

Analyse van het rapport \'Homeopathie, een oplossing voor kalver-
diarree!\'

J.T.Lumeij, E. Teske, C.H.P. Pellicaan.

De dieren zijn in blokken van vijf behandeld met hetzelfde
middel. De rationale hiervoor blijft onvermeld, maar deze
keuze kan wel invloed hebben op het resultaat van de studie.
Een complicerende factor is namelijk dat een infectieziekte
of een verspreiding van micro-organismen zeker niet tot de
box beperkt blijft. Als er op een bepaald moment een uit-
braak zou plaatsvinden, hebben alle dieren in dat cohort een
verhoogd risico op diarree. Het ziekterisico is dan niet gelij-
kelijk verdeeld over de twee gehandelingen.
In het onderzoek ontbreken de voorwaarden waaraan kalve-
ren moeten voldoen om in de proef te kunnen meedoen (de
in- en exclusiecriteria). Het rapport maakt voorts geen mel-
ding van het gebruik van comedicatie zoals rehydratievloei-
stoffen, hewel deze de uitkomst wel beïnvloeden. Ten slotte
wordt in paragraaf 3.1.5 gemeld dat men gebruikmaakte van
een diarreescore. Hiermee zouden gegevens in een ordinale
schaal kunnen worden vastgelegd. Bij de weergave van de
resultaten komen er echter geen gegevens voor die op deze
manier zijn vastgelegd. Ook andere volgens protocol (in bij-
lage 1) verzamelde gegevens (onder andere over voederop-
name en algemene indruk) blijven ongenoemd.
Uit de resultaten blijkt tot slot dat de proefopzet inderdaad
niet goed is: 100% van de kalveren uit de placebogroep blijkt
diarree te hebben, terwijl in de inleiding een gebruikelijke
incidentie van diarree van 27% wordt genoemd. Met deze
waarneming kunnen de resultaten van de proef als onjuist
worden beschouwd.

Curatieve studie

Het onderzoek naar de curatieve behandeling van kalverdiar-
ree in dit rapport laat ogenschijnlijk spectaculaire resultaten
zien. Volgens de onderzoekers verdwijnt kalverdiarree met
homeopathie in meer dan tachtig procent van de gevallen
binnen vierentwintig uur. Zonder homeopathie is dit slechts
in tien procent van de gevallen. Bij de studieopzet en weer-
gave van gegevens zijn echter weer essentiële opmerkingen
te plaatsen, vergelijkbaar met bovenstaande preventiestudie.
In dit onderzoek elimineert men de externe factoren en waar-
nemerfouten door gebruik te maken van een placebo die ui-
teriijk identiek is aan het homeopathisch middel. Het is ech-
ter in deze studie niet mogelijk te controleren of de externe
factoren inderdaad geëlimineerd zijn. Een belangrijke exter-
ne factor die het ziekteverloop beïnvloedt, is de gebruikte
comedicatie (zoals rehydratievloeistoffen en mogelijk anti-

-ocr page 343-

biotica). Het ligt voor de hand om te vermelden of daarin
verschillen zijn tussen de controle- en behandelde groep,
maar dat is hier niet gebeurd.

Vervolgens wordt bij de weergave van de resultaten gesproken
over "geen diarree na vierentwintig uur". Onduidelijk is hoe
deze uitkomst wordt waargenomen. Bij welke diarreescore is
geen sprake meer van diarree? Of hebben we de diarreescores
niet nodig voor deze vaststelling? Wat is eigenlijk het nut van
de bijgehouden diarreescores? Waarom hebben de onderzoe-
kers niet gekozen voor de gemiddelde diarreescore na vieren-
twintig uur (inclusief standaarddeviatie) als primaire uitkomst?
Het nu gebruikte arbitraire afkappunt geeft ons geen zekerheid
dat er geen waarnemingsfouten zijn ingeslopen.
Het is verder niet duidelijk of de gehanteerde randomisatie-
procedure (waarbij de dieren op basis van toeval worden inge-
deeld in een behandelingsgroep en een placebogroep, zodat de
uitgangssituatie in beide groepen gelijkwaardig is) geslaagd is.
Het rapport toont namelijk niet de voor klinische onderzoeken
essentiële tabel met uitgangswaarden (ernst symptomen, oor-
zaak diarree, leeftijd, geslacht en ras in placebo- en behandelde
groep). Het probleem is dat kalverdiarree een ziekte is die vele
oorzaken kan hebben, en de oorzaak van de diarree bepaalt
voor een groot deel het natuurlijk verloop van de ziekte. Kort-
om, we hebben geen zekerheid over een gelijkwaardig natuur-
lijk verloop in de placebo- en de verumgroep.
Tot slot hebben de onderzoekers niet op een goede manier
gebruikgemaakt van de statistiek. Zij hebben de resultaten
van individuele dieren van drie verschillende bedrijven opge-
teld. Maar deze bedrijven verschillen zo veel van elkaar dat
resultaten op dierniveau niet vergeleken kunnen worden. Het
aantal dieren bij deze drie individuele veehouders (verdeeld
over drie groepen van respectievelijk twaalf, vijf en vijf die-
ren) is echter te klein om apart te evalueren. Trouwens, in de
proef werden drie verschillende homeopathische middelen
gebruikt: nog een reden dat de resultaten van de behande-
lingsgroepen niet mogen worden opgeteld.
Hierdoor verliest het onderzoek zijn wetenschappelijke waar-
de. De gevonden uitkomsten zijn slechts anekdotes.

Interpretatie en discussie

Ook bij de interpretatie en discussie in het rapport
zijn uit wetenschappelijk oogpunt nog enkele op-
merkingen te maken. Uit advertenties van de eerste
auteur, onder andere in de
Natuurweidekrant van
november 2004, blijkt dat zij een commercieel be-
lang heeft bij het geven van homeopathiecursus-
sen. Dit commerciële belang had in het rapport
vermeld moeten worden. Hoewel de rol van scho-
ling op het gebied van homeopathie niet is onder-
zocht, wordt in de samenvatting veehouders aanbe-
volen een cursus homeopathie te volgen. Gezien
deze achtergrond zou het beter zijn geweest als de
toegepaste interventies onherkenbaar waren geco-
deerd en gerandomiseerd door een onafhankelijke
en onpartijdige onderzoeker zonder commerciële
belangen bij de resultaten van het onderzoek. De
codes hadden pas gebroken moeten worden na ver-
werking van de gegevens.

In de discussie hadden verder de negatieve resulta-
ten van een onlangs gepubliceerd soortgelijk onder-
zoek in een \'peer reviewed\' tijdschrift aan de orde
moeten worden gesteld (Verdier et al. \'No effects of
a homoeopathic preparation on neonatal calf diar-
rhea in a randomized double blind clinical trial\'.
Acta Vet Scand 2003;44:97-110). Door dit onderzoek niet te
vermelden, versterken de auteurs de in de inleiding gewekte
indruk van een eenzijdige berichtgeving en vooringenomen-
heid.

Ten slotte besteden de auteurs in de discussie geen aandacht
aan de waarneming dat onderzoek naar wetenschappelijk ge-
zien niet-plausibele behandelingsmethoden weinig zinvol is.

Onze conclusie

Vanwege de lage a priori waarschijnlijkheid van de effectivi-
teit van homeopathie zal zelfs bij significante resultaten van
een methodologisch goed uitgevoerde studie de
a posteriori
waarschijnlijkheid van een waar effect laag zijn. Bovendien
gaat het hier om een slecht opgezet en onzorgvuldig beschre-
ven onderzoek, waarvan de resultaten de conclusie dat home-
opathie werkzaam zou zijn niet ondersteunen.

Dit artikel betreft een inhoudelijke reactie op een weten-
schappelijke publicatie. Het is gebruikelijk dergelijke reac-
ties voor publicatie aan te bieden bij het medium waarin het
onderzoek verscheen. Voor een losstaand rapport is dit echter
niet mogelijk. Daarom hebben de auteurs besloten te reage-
ren in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, dat vanwege het
diergeneeskundige karakter van het rapport een voor de hand
liggend platform is.

Dr
wen

: en bijzondere dieren van

\'.J.T. Lumeij is als dierenarts specialist vogelgeneeskunde
\'.rkzaam bij de Afdeling vogels t

het Departement Gezelschapsdieren, Faculteit der Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht en is bestuurslid van de
Vereniging tegen de Kwakzalverij

Dr. E. Teske is als dierenarts specialist inwendige zieketen
werkzaam bij de afdeling Inwendige Ziekten van het De-
partement Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht.

Drs. C. H. P. Peilicaan is ziekenhuisapotheker in het Hof-
poortziekenhuis te Woerden en is bestuurslid van de Ver-
eniging tegen de Kwakzalverij.

-ocr page 344-

Reactie Wageningen UR

De Wageningen Universiteit en Researchcentrum is door
de Vereniging tegen de Kwakzalverij genomineerd voor de
meester Kackadorisprijs, naar aanleiding van het hierboven
beschreven onderzoek naar homeopathische middelen tegen
kalverdiarree. De Animal Sciences Group van Wageningen
UR is verrast door deze nominatie. Het onderzoek is immers
uitgevoerd door het Louis Bolk Instituut en niet door ons.
Voor een inhoudelijke reactie verwijzen wij daarom naar de
auteurs van het rapport.

Het rapport is gepubliceerd door het project Bioveem, een
samenwerkingsproject van zeventien biologische melkvee-
houders, het Louis Bolk instituut, DLV en de Animal Scien-
ces Group. Dit project wordt uitgevoerd in opdracht van het
ministerie van LNV en heejt tot doel de biologische melk-
veehouderij te versterken door het traceren en oplossen van
vragen en knelpunten op technisch, sociaal-economisch en
ecologisch terrein. Binnen dit project zijn alle deelnemers
verantwoordelijk voor hun eigen inbreng.
Het project Bioveem wordt gekenmerkt door \'participatieve
kennisontwikkeling\'. De ervaringen en de zoekrichting van
de veehouders staan centraal. De vraagsturing vanuit de
sector is leidend. Als Animal Sciences Group staan wij open
voor deze nieuwe wijze van kennisontwikkeling. Als in de
veehouderijpraktijk positieve ervaringen zijn opgedaan met
(alternatieve) werkwijzen en behandelmethoden zijn wij be-
reid te onderzoeken waarom en onder welke omstandighe-
den eventuele positieve resultaten worden behaald.

Ina Pinxterhuis, namens de Animal Sciences Group verte-
genwoordigd in het project Bioveem.

Reactie Liesbeth Ellinger

ige

Dierenarts Liesbeth Eliinger, eerste auteur van het rapport \'Homeopathie, een oplossing voor kalverdiarree!\', heeft een inhou-
delijke reactie op dit artikel geschreven. Het
Tijdschrift voor Diergeneesl<unde zal haar reactie publiceren in net komende

nummer (i^ november).

Codex landbouwhuisdieren houden zonder winstoogmerk

Op 31 augustus 2006 publiceerde de Nederlandse Belan-
genvereniging van Hobbydierhouders de \'Codex land-
bouwhuisdieren houden zonder winstoogmerk\'. Dit do-
cument vraagt aandacht voor de verschillen tussen
commerciële veehouders en mensen die landbouwhuis-
dieren en parkdieren houden als hobby. Deze laatste krij-
gen tot op heden te weinig ruimte van de overheid.

Hobbymatige dierenhouders en de zogenaamde kleine fok-
kers moeten voldoen aan dezelfde regels als commerciële
veehouders. Dit blijkt vaak praktische problemen op te leve-
ren, zoals het ruimen van dieren ter bestrijding van dier-
ziekten en de verplichte grote oormerken. De problemen zijn
soms zo groot dat mensen zich gedwongen zien te stoppen.
Tegelijkertijd brengt het houden van landbouwhuisdieren
verplichtingen met zich mee voor de hobbydierhouder en
kleine fokkers zelf Soms denken particulieren te lichtvaardig
over hun verantwoordelijkheden.

Toetsingskader

Sinds 2002 pleit de Nederlandse Belangenvereniging van
Hobbydierhouders (NBvH) voor overheidsbeleid dat reke-
ning houdt met deze groep van meer dan honderdduizend
dierenhouders en de manier waarop zij hun dieren wensen te
houden. Om een toetsingskader te geven voor zowel de over-
heid als voor de hobbydierhouders zelf heeft de NBvH de
\'Codex landbouwhuisdieren houden zonder winstoogmerk\'
uitgebracht. De publicatie is gebaseerd op onderzoek van de
Wageningen Universiteit naar de opvattingen van hobbydier-
houders en kleine fokkers over hun verantwoordelijkheden
op het gebied van dier, mens en milieu. Wat betreft de na te
streven normen voor het overheidsbeleid stelt de codex onder
andere dat de beschermwaardigheid van dierenrassen het uit-
gangspunt moet zijn van het beleid. Maar de codex geeft bo-
vendien een richtlijn voor de hobbydierhouders en kleine
fokkers zelf Zij dragen de verantwoordelijkheid voor een
zorgvuldige wijze van aanschaf en verkoop van dieren, maar
ook voor de juiste dierspecifieke huisvesting en verzorging.
De publicatie wordt ondersteund door een groot aantal orga-
nisaties op het gebied van hobbyhouderij. Volgens het pers-
bericht van de NBvH heeft de kleinschalige dierhouderij zich
hiermee verder geprofileerd als verantwoordelijke sector. Op
31 augustus 2006 nam directeur Ate Oostra van het ministe-
rie van LNV het document officieel in ontvangst.
De \'Codex landbouwhuisdieren houden zonder winstoogmerk\'
is te downloaden van de website
www.hobbydierhouder.nl.

-ocr page 345-

In september betrad Petplan de
Nederlandse markt met een nieuwe
zorgverzekering voor hond en kat.
Onder de vlag van AUV en Uniga-
rant heeft het bedrijf hiervoor een
licentie verkregen van het gelijkna-
mige Petplan UK. In het Verenigd
Koninkrijk zijn inmiddels meer
dan een miljoen honden en katten
bij deze verzekeraar ondergebracht. Petplan heeft uitge-
breid marktonderzoek verricht onder zowel huisdieren-
bezitters als dierenartsen. Het resultaat is een zorgverze-
kering op maat, waarbij een keuze gemaakt kan worden
uit drie zorgpakketten en drie aanvullende verzeke-
ringen.

Op 4 oktober (werelddierendag) vierde Petplan haar officiële
start als zorgverzekeraar voor gezelschapsdieren. Bijna vijf-
tig genodigden waren voor deze gelegenheid afgereisd naar
het idyllische dorp De Rijp, waar Petplan kantoor houdt in
het meer dan tweehonderd jaar oude graanpakhuis De Hoop.
Onder de genodigden waren veel afgevaardigden van organi-
saties waar Petplan mee samenwerkt, zoals Unigarant, AUV
Dierenartsencoöperatie en KNGF Geleidehonden. Daarnaast
waren diverse groepen dierenartsen vertegenwoordigd die
een rol van belang vervullen voor gezelschapsdieren, alsme-
de bevriende relaties die een bijdrage hebben geleverd aan de
totstandkoming van de zorgverzekering.
Ter gelegenheid van de start van Petplan voerden enkele spre-
kers kort het woord. De eerste presentatie werd verzorgd door
Rens van Dobbenburgh, veterinair hoofddirecteur van de
AUV, Hij bracht verslag uit over de verwijdering van een
cor-
pus alienum
met complicaties bij zijn eigen hond. Niet alleen
de behandeling in Utrecht, maar ook de financiële conse-
quenties daarvan, hadden indruk op hem gemaakt. Met zijn
eigen ervaringen onderbouwde hij dat de kosten van opera-
ties en behandelingen enorm kunnen oplopen. Van Dobben-
burgh concludeerde dat de nieuwe Petplan Zorgverzekering
aanbevolen kan worden voor iedereen met een hond of kat.
Hij was trots te kunnen aankondigen dat een nieuwe AUV-
dochter was geboren en sloot af met het aanbieden van een
aantal prachtige foto\'s als aankleding van het kantoor van
Petplan.

Aanloopfase

Hierna was het woord aan Nico Schuurbiers, algemeen direc-
teur en mede-initiatiefnemer van Petplan. Schuurbiers sprak
over de aanloopfase, de oprichting van het bedrijf en de be-
trokkenheid van diverse partijen en individuen tijdens deze
periode van ruim driejaar. Hij toonde zich verheugd met het
bereiken van deze belangrijke mijlpaal, waarmee voor Pet-
plan een nieuwe fase wordt ingeluid met een goed product,
professionele partners en teamleden die elkaar op verschil-
lende disciplines goed aanvullen. Tot slot richtte hij een dank-
woord aan een aantal betrokkenen in het bijzonder, voor hun
advies, het creëren van een breed draagvlak en hun onvoor-
waardelijke vertrouwen in het succes van de verzekering.
Als derde sprak Martine Boere, die een KNGF-geleidehond
gebruikt, over de opleiding van KNGF-geleidehonden en de
strenge selectie van gebruikers en gastgezinnen, waarbij
steeds de match tussen de hond en mens centraal staat.
Martine maakt sinds negen jaar dankbaar gebruik van een
KNGF-geleidehond en weet als geen ander wat de toege-
voegde waarde van een dergelijke hond kan zijn. De kosten
van de opleiding, de training en de selectieprocedures, waar-
bij een groot aantal honden nog afvalt, zijn enorm. Omdat de
aanschafprijs van een geleidehond bij lange na niet voldoen-
de is om de kosten van opleiding en training te dekken, is
KNGF Geleidehonden aangewezen op donaties van sponsors.
Namens KNGF Geleidenhonden bedankte zij Petplan voor
de gift van het bedrijf

Berichten

verslagen

Officiële start Petplan op v\\/erelddierendag

Zorgpakketten

Het formele gedeelte van de opening werd afgesloten door
Peter van Rooijen, veterinair directeur van Petplan en inhou-
delijk verantwoordelijk voor de nieuwe zorgverzekering. Hij
gaf een korte toelichting op de inhoud van de zorgpakketten,
waarbij hij de toegevoegde waarde onderstreepte van een
grote verzekerde clientèle voor de veterinaire beroepsgroep
zowel wat de diergeneeskunde betreft als de praktijkomzet.
Als belangrijke onderscheidende voordelen biedt Petplan de
verzekerde de keuze voor de vergoeding van preventieve zorg
en het afgeven van een gezondheidsverklaring, waarmee de
eigenaar directe dekking kan verkrijgen. Van Rooijen eindig-
de met de conclusie dat de komst van een tweede serieuze
zorgverzekeraar een goede zaak is voor zowel de diereneige-
naar als de dierenarts. Hij voorspelde dat de vraag: "Bent u
(al) verzekerd?" tijdens het standaardconsult belangrijker zal
worden dan ooit.

Zie voor meer informatie: www.petplan.nl.

_ ___

Ter gelegenheid van de start van Petplan ontvangt Martine Boere voor
het KNGF van de directie \'een leven lang gratis dekking, ter waarde van
€ 2500,-\', te verloten onder KNCF-geleidehondengebruikers die in 2006
bij Petplan verzekerd worden.

-ocr page 346-

Hugo de Croot

Tijdens de dreiging van de insleep van klassieke varkens-
pest (KVP) uit Duitsland in het afgelopen voorjaar heeft
Minister Veerman het onderzoek op KVP met de PCR-
test mogelijk gemaakt. Hiermee kwam hij tegemoet aan
de wens van de sector. De PCR-test is een snelle onder-
zoeksmethode waarmee in bloed van zieke varkens de
aanwezigheid van het KVP-virus kan worden aan-
getoond. In oktober hebben Annechien ten Have-Mellema
(voorzitter LTO varkenshouderij), Wyno Zwanenburg
(Voorzitter NVV) en Frans van Dongen (Voorzitter
Groep Varkensgezondheidszorg) de varkenssector op-
geroepen serieus om te gaan met de regeling.

Varkenshouder en dierenarts spelen een sleutelrol in de be-
waking op en het opsporen van de insleep van het KVP-virus.
De varkenssector weet hoe verraderlijk KVP is. Dat bleek
ook weer eens bij de uitbraak in Duitsland. De besmette var-
kens vertoonden nauwelijks ziekteverschijnselen. Toen de
behandeling van de zieke varkens niet het gewenste resultaat
opleverde, is nader onderzoek gedaan. Dit nam veel tijd in
beslag waardoor de ziekte zich kon verspreiden. Uiteindelijk
bleek uit nader onderzoek onder andere met de PCR-test dat
KVP de boosdoener was.

Het KVP-virus kan ook in Nederiand altijd onverwacht de
kop op steken. Het snel signaleren en vaststellen van de ziekte
is daarom van het grootste belang. De Raad voor Dieraangele-
genheden deed in haar advies \'Strategieën om te komen tot
een efficiëntere opsporing van besmettelijke, aangifteplichti-
ge dierziekten\' (RDA 2004/05) aanbevelingen voor een betere
en meer toegankelijke diagnostiek. De mogelijkheid de PCR-
test op KVP in te zetten is hiervan een voorbeeld.

Inzenden monsters

De varkenshouder is de eerste die ziet dat zijn varkens ziek
zijn en heeft de wettelijke verantwoordelijkheid actie te on-
dernemen. De ministeriële regeling preventie, bestrijding en
monitoring van besmettelijke dierziekten verplicht de

lid 1. Het is verboden

a. een of meer varkens te ontvangen op een varkens-
houderijbedrijf;

b. een of meer varkens op een varkenshouderijbedrijf
te houden;

c. een of meer varkens die zich op een varkenshoude-
rijbedrijf bevinden, ten vervoer af te staan.

lid 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet indien:

k. de eigenaar of exploitant van het bedrijf, dan wel
diens vertegenwoordiger, dan wel degene die op
dat bedrijf een of meer varkens houdt varkens die
verschijnselen van een besmettelijke dierziekte ver-
tonen, behandelt of laat behandelen, binnen 24
uur nadat die behandeling is ingesteld, bloed is
afgenomen en is ingestuurd ten behoeve van on-
derzoek op de aanwezigheid van een besmettelijke
dierziekte.

Kader 1 Ministeriële Regeling van 7 juni 2005, nr. TRC)Z/2005/i4n, § 4.
Hygiënevoorschriften varkenshouderijbedrijven, artikel 79.

varkenshouder bij zieke dieren bloed te laten afnemen voor
onderzoek. Als de varkenshouder een koppel zieke varkens
behandelt of laat behandelen moet binnen 24 uur nadat de
behandeling is ingesteld bloed van zieke varkens worden af-
genomen (kader 1). De varkenhouder en/of de dierenarts hoe-
ven geen melding te doen en sturen de bloedmonsters recht-
streeks naar het laboratorium (kader 2). Het bedrijf wordt niet
geblokkeerd. De uitslag is binnen enkele werkdagen bekend.
De kosten voor het laboratoriumonderzoek worden gedragen
door de sector en de overheid. Alle partijen beschouwen de
PCR-test als een belangrijk instrument om de insleep van het
KVP-virus zo snel mogelijk te ontdekken. Maak dus als die-
renarts gebruik van de mogelijkheid om KVP uit te sluiten
als varkens worden behandeld.

Kader 2 Voorwaarden voor het inzenden van monsters aan het CIDC.

Er moeten van zes zieke varkens monsters worden ge-
nomen.

Per dier betreft het één EDTA-bloedmonster (minimaal
4 cc).

Bloedhuizen dienen uniek gelabeld te zijn.

breukvrij te zijn

Bloedhuizen dienen deugdelijk, lek- en
verpakt (richtlijnen zijn te vinden in
\'pi
PI 650\', te verkrijgen bij het Ministerie van Verkeer en

Waterstaat, zie website : www.bvfplatform.nlj.
Per inzending (van één bedrijf) dient een \'Inzendfor-
mulier onderzoeksobjecten (formulier A, versie 3)\' van
CIDC-Lelystad te worden bijgesloten. Dit formulier is
te vinden en te downloaden via de website
www.cidc-
lelystad.nl.

Het inzendformulier dient volledig en duidelijk leesbaar
te zijn ingevuld.

Reden van onderzoek (voorzijde formulier) is
\'screening\'.

Klassieke varkenspest uit te sluiten met de PCR-test

• Cewenst onderzoek (achterzijde formulier) is \'KVP-
PCR ivm koppelbehandeling\'. Dit staat (nog) niet
voorgedrukt, maar kan onderaan het formulier
handmatig worden toegevoegd.
Bloedmonsters worden op de dag van afname ver-
stuurd naar CIDC-Lelystad, ter attentie van de afde-
ling DSU: CIDC-Lelystad, t.a.v. afdeling DSU, Postbus
2004, 8203 AA Lelystad.
Koeling van de monsters is niet noodzakelijk.

Ziekteverschijnselen KVP melden

Indien de verschijnselen bij zieke varkens direct op KVP wij-
zen, moet uiteraard altijd het specialistenteam worden inge-
schakeld. Dit kan door melding te maken via het centrale
meldpunt dierziekten: 045-5354232. Voor de afhandeling van
meldingen geldt dat het specialistenteam, bestaande uit een
dierenarts van de Voedsel en Warenautoriteit en een dieren-
arts van de Gezondheidsdienst voor Dieren, samen met de
praktiserend dierenarts het verdachte bedrijf bezoeken. Het
team handelt naar bevind van zaken en heeft de mogelijkheid
om KVP met de PCR-test uit te sluiten.

Hugo de Groot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken van de KNMvD

-ocr page 347-

Op 10 oktober jongstleden heeft de
Standing Committee on Veterinary
Medicinal Products (SCoVMP) de
richtlijn voor de criteria non-POM
en de verordening Lijst middelen
voor paarden geadopteerd. Hier-

__mee is duidelijkheid gekomen over

de \'Prescription Only Medicines\'
(POM).

De richtlijn en de verordening liggen nu voor bij het
Europese Parlement. Het parlement krijgt vier weken de
tijd om bezwaar te maken. Als het parlement geen be-
zwaar maakt stelt de commissie de regelgeving vast. Op
dat moment is ook duidelijk wanneer de herinrichting
van het distributie- en kanalisatiesysteem voor dier-
geneesmiddelen in Nederland afgerond moet zijn.

De richtlijn met de criteria waaraan niet-receptplichtige dier-
geneesmiddelen (non-POM) moeten voldoen, treedt in
werking na publicatie in het Publicatieblad van de Europese
Unie. In het huidige voorstel aan het parlement staat 31 maart
2007 genoemd als datum waarop de lidstaten moeten aan-
geven of zij gebruik willen maken van de richtlijn. Lidstaten
die geen gebruik maken van deze mogelijkheid om uitzonde-
ringen toe te laten, geven daarmee aan dat zij alle diergenees-
middelen onder POM zullen laten vallen. Naar verwachting
zal Nederland wel gebruikmaken van de richtlijn en de crite-
ria non-POM toepassen. Dit betekent dat bepaalde dierge-
neesmiddelen voor voedselproducerende dieren niet onder de
receptplicht zullen vallen. Dit kan alleen wanneer deze dier-
geneesmiddelen voldoen aan de criteria zoals de SCoVMP
die nu heeft aangenomen (zie kader).
De richtlijn schrijft vervolgens voor dat de lidstaat tot en met
30 september 2007 de tijd heeft om de regels in de nationale
wetgeving op te nemen. Dit betekent dat uiteriijk op die
datum duidelijk moet zijn voor welke diergeneesmiddelen de
voorschriftplicht geldt. Vanaf I oktober 2007 mogen voor-
schriftplichtige diergeneesmiddelen alleen met voorschrift
van een dierenarts worden afgeleverd.

Lijst middelen voor paarden

De SCoVMP heeft in dezelfde vergadering ook de lijst met
71 essentiële stoffen voor de behandeling van voedselprodu-
cerende paarden goedgekeurd (zie
www.knmvd.nl onder Vete-
rinaire zaken. Diergeneesmiddelen).
Met het vaststellen van
deze lijst komt er eindelijk een ruimer aanbod aan therapeuti-
sche mogelijkheden voor deze groep paarden. De verorde-
ning met de lijst middelen voor paarden treedt onmiddellijk
in werking na publicatie. Op dit moment is niet duidelijk
wanneer die publicatie valt te verwachten.

Wat houdt de positieve lijst voor paarden in?

Met de invoering van het nieuwe Diergeneesmiddelenbesluit
van 18 oktober 2005 kwam de oude Vrijstellingsregeling
voor het toepassen van niet geregistreerde diergeneesmidde-
len te vervallen. In plaats daarvan werd in het besluit een be-
slisboom naar Europees model opgenomen. Als er in Neder-
land voor een bepaalde aandoening geen geregistreerd
diergeneesmiddel beschikbaar is, kan een dierenarts daar in
geval van diergeneeskundige noodzaak gebruik van maken.
Voor voedselproducerende dieren mogen deze middelen al-
leen stoffen bevatten die op annex I, II, of III voorkomen van
EU 2377/90 (zie
www.knmvd.nl onder Veterinaire zaken,
Diergeneesmiddelen).
Voor paarden die voor de humane con-
sumptie bestemd zijn, werd de mogelijkheid geboden daar
een lijst met essentiële stoffen nodig voor de behandeling van
deze dieren aan toe te voegen.

Berichten

verslagen

Bijna een jaar na het inwerkingtreden van het besluit is in
Brussel overeenstemming bereikt over deze lijst. De stoffen
op de lijst mogen aan voedselproducerende paarden worden
toegediend wanneer er geen geregistreerd alternatief is. In dat
geval moet dit worden aangetekend in de daarvoor bestemde

Criteria non-POM

zoais besproken tijdens de SCoVMP op io oktober 2006:
Article 2

Veterinary medicinal products for food-producing animals
may be exempted from the requirement to be dispensed
only against veterinary prescription, if all of the following
criteria are satisfied:

(a) the administration of veterinaiy medicinal products is
restricted to formulations requiring no particular know-
ledge or skill in using the products;

(b) the veterinary medicinal product does not present a di-
rect or indirect risk, even if administered incorrectly, to
the animal or animals treated, to the person adminis-
tering the product or to the environment;

(c) the summary of product characteristics of the veteri-
nary medicinal product does not contain any warnings
of potential serious side effects deriving from its correct
use;

(d) neither the veterinary medicinal product nor any other
product containing the same active substance has pre-
viously been the subject of frequent serious adverse re-
action reporting;

(e) the summary of product characteristics does not refer
to contraindications related to other veterinary medici-
nal products commonly used without prescription;

(f) the veterinary medicinal product is not subject to spe-
cial storage conditions;

(g) there is no risk for consumer safety as regards residues
in food obtained from treated animals even where the
veterinary medicinal products are used incorrectly;

(h) there is no risk to human or animal health as regards
the development of resistance to antimicrobials or an-
thelmintic substances even where the veterinary me-
dicinal products containing those substances are used
incorrectly.

Zodra de definitieve tekst beschikbaar is, wordt deze op
de KNMvD-website geplaatst (www.knmvd.nl, Veterinaire
zaken, Diergeneesmiddelen).

Brussel neemt besluit over criteria non-POM en middelen voor

paarden

Hugo de Groot en Joost van Herten

-ocr page 348-

rubriek van het Nederlands paardenpaspoort. De wachttijd
bij het gebruik van stoffen van deze lijst is standaard zes
maanden.

Het paardenpaspoort en de administratieve verplich-
tingen

Per 1 januari 2007 moeten alle paarden in Nederland een pas-
poort hebben. In het paspoort moet de eigenaar verklaren of
het paard voor de humane consumptie bestemd is of niet. Dit
dient uiterlijk te gebeuren voordat het paard de eerste medi-
catie krijgt toegediend. Van de dierenarts wordt ook een
handtekening ter bevestiging van deze verklaring gevraagd.
Als het paard niet voor de voedselproductie bestemd is, hoe-
ven er geen medicijnen in het paspoort genoteerd te worden.
Bij paarden voor de humane consumptie hoeven alleen de
middelen van de posideve lijst in het paspoort geschreven te
worden. Voor de rest van de diergeneesmiddelen die aan
voedselproducerende paarden gegeven wordt, hoort de die-
renarts voor de administratie van de paardeneigenaar een ge-
woon logboekformulier met de benodigde informatie af te
geven.

Zorgvuldig voorschrijven

Wat niet verandert, is de zorgvuldige uitoefening van de
diergeneeskunde met betrekking tot het voorschrijven. Het
voorschrijven is vastgelegd in de Wet op de uitoefening van
de diergeneeskunde (WUD) en de bijbehorende jurispruden-
tie. In de loop der jaren is naar aanleiding van klachten bij
het Veterinair Tuchtcollege (VTC) geformuleerd wat voor-
schrijven en leveren van diergeneesmiddelen inhoudt. Het
VTC en het Veterinair Beroepscollege (VBC) hebben zich in
verschillende zaken uitgesproken over de voorwaarden waar-
aan het leveren van gekanaliseerde diergeneesmiddelen dient
te voldoen. In de overwegingen bij die uitspraken werd
steeds uitgegaan van een bedrijfsbezoek. Tijdens dat be-
drijfsbezoek dient de dierenarts een afdoende beeld en dui-
delijk inzicht van de gezondheidstoestand van de dieren te
verkrijgen, waarvoor de diergeneesmiddelen zijn bestemd en
het doel waarvoor de middelen worden verstrekt. Het verle-
nen van nazorg valt uitdrukkelijk onder zorgvuldig dierge-
neeskundig handelen (VBC 98/01). De risico\'s van de symp-
tomatische bestrijding van dierziekten, met als gevolg
resistentie-inductie, verspreiding van besmettelijke dierziek-
ten en onbekende vorming van residuen (VTC 98/059), wer-
den in de overweging meegenomen. Naast het tuchtrecht is
in een aantal gevallen het strafrecht toegepast. Het voor-
schrijven van middelen valt ook in de toekomst onder zorg-
vuldig diergeneeskundig handelen.

BriefWVABen KNMvD-bestuur

De Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid (WVAB) en
het bestuur van de KNMvD hebben in een brief aan de direc-
teur-generaal mw. mr. R. Bergkamp van het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hun zorg uitgespro-
ken over de implementatie van de EU-regelgeving in de dier-
geneesmiddelenwet. Die zorg heeft onder andere betrekking
op het zorgvuldig voorschrijven en de borging daarvan. De
brief gaat in op de wensen met betrekking tot het recept en de
relatie tussen de dierhouder van voedselproducerende dieren
en de dierenarts. In de brief worden de punten die de KNMvD
in de Klankbordgroep Kanalisatie Diergeneesmiddelen heeft
ingebracht nog eens onder de aandacht gebracht. Een volle-
dig overzicht van de standpunten van de verschillende stake-
holders, het advies van de Raad voor de Dieraangelegen-
heden, de beleidsnotitie en de Europese regelgeving kunt u
vinden op de KNMvD-website
(www.knmvd.nl, Veterinaire
zaken, Diergeneesmiddelen).

Klankbordgroep Kanalisatie Diergeneesmiddelen

Op 2 november komt de Klankbordgroep Kanalisatie Dierge-
neesmiddelen bijeen. Op dat moment zal naar verwachting
het plan van aanpak en tijdschema van de transpositie van de
Europese regelgeving in de nationale wetgeving aan de stake-
holders worden voorgelegd.

senior

Hugo de Groot en Joost van Herten zijn beiden
beleidsmedewerker veterinaire zaken bij de KNMvD.

De nieuwe wegwijs in visziekten DVD-rom

ISBN go-Soy831-6-1.
232 bladzijden. Auteur: Gerald Bass-
leer Uitgever: Bassleer Bioßsh, West-
meerbeek. Prijs: €
74,90.

De eerste druk van deze publicatie
verscheen in 2003. Bij deze tweede
druk is een DVD-rom toegevoegd. Op
deze DVD-rom (2.56 Gb) worden
meerdere foto\'s getoond van zieke vissen, filmpjes van afwij-
kende zwembewegingen en bewegende beelden van parasie-
ten. Het duurt ongeveer zes minuten voordat de DVD-rom op
de computer is geïnstalleerd en als men de DVD-rom her-
haald wil bekijken is dat erg lang.

Het boek begint met de gebruiksaanwijzing en bevat daar-
naast een vragenlijst, een diagnostische fotolijst en een lijst
van gedrag van zieke vissen, microscopisch onderzoek, de
belangrijkste visfamilies met hun meest voorkomende ziek-
ten (met daarbij vierhonderd foto\'s), onderzoek, oorzaak en
behandelingen van de meest voorkomende ziekten, vervol-
gens een opsomming van medicijnen met adviezen voor ge-
bruik en ten slotte een aanbevolen literatuurlijst.
De nieuwe wegwijs in visziekten is een goed boek met zeer
veel mooie foto\'s en goede beschrijvingen van de aandoe-
ningen, met daartussen zinvolle tips voor de lezer. De schrij-
ver wijst terecht op het belang van een goede waterkwaliteit,
omdat het merendeel van de oorzaken van ziekten begint met
een afwijkende waterkwaliteit. Het gevolg daarvan is stress,
een verminderde afweer van de vissen, ziekte en mogelijk
sterfte.

Boekbespreking

Een nadeel van deze publicatie is dat veel foto\'s (bijvoorbeeld
veertig foto\'s van aandoeningen bij tetra\'s en zalmachtigen)
vissen laten zien die meer dan één ziekteverwekker bij zich
dragen, maar dat uit deze foto\'s geen diagnose kan worden ge-

-ocr page 349-

haald, omdat de getoonde aandoening niet typiscii is voor de
veroorzaker. Viseigenaren met een zieke vis zijn gemakkelijk
geneigd met een foto van hun zieke vis in het boek te bladeren
tot ze een foto vinden die sterk lijkt op die van hun vis en pro-
beren zo tot een diagnose te komen. Dat is echter niet de be-
doeling. De leesbaarheid van het boek kan worden vergroot
door het plaatsen van minder foto\'s, maar meer foto\'s die
(voor zover mogelijk) typerend zijn voor de veroorzaker.
Helaas noemt het boek bij vragen om hulp bij het optreden
van een ziekteprobleem eerst de aquarium- of vijverzaak, ge-
volgd door een vissendokter en pas daarna een dierenarts.
Dat moet volgens mij anders kunnen. Dierenartsen zijn tot
meer in staat dan alleen het afleveren van antibiotica. Het kan
nog worden benadrukt dat men zieke vissen niet klakkeloos
met antibiotica of andere geneesmiddelen moet behandelen
voordat een oorzaak is gevonden. Te vaak zien we dat bepaal-
de bacteriestammen, maar ook parasieten, steeds minder ge-
voelig worden voor sommige geneesmiddelen en dat komt
door onoordeelkundig gebruik.

Verder wordt in de wegwijs bij iedere ziekte of parasiet keurig
het ziektebeeld beschreven en daarna de behandelingsmoge-
lijkheden. Achterin het boek worden de aanbevolen middelen
nog apart genoemd met de aanbevolen doseringen. Bij som-
mige middelen zou meer nadruk kunnen worden gelegd op
het gevaar voor de gebruiker: malachietgroen is bijvoorbeeld
teratogeen (geeft misvormingen bij nakomelingen) en carci-
nogeen (kankerverwekkend) en de gebruiker van dit middel
zou ten minste handschoenen en een mondmasker moeten
dragen. Hetzelfde geldt voor methyleenblauw, acriflavine en
formaline, nifurpirinol en trichloorfon. Een aantal van deze
middelen is niet (meer) in Nederiand verkrijgbaar. In de lijst
van geneesmiddelen ontbreekt nog kaliumpermanganaat.
Het gebruik van combinaties van geneesmiddelen is gevaar-
lijk, omdat de niet-deskundige dit kan gebruiken als een
schot hagel tegen meerdere aandoeningen, terwijl het juist
zinvol is eerst een diagnose te stellen en dan gericht de oor-
zaak aan te pakken. Verder is een uitbraak met mycobacteriën
(tuberculose) bij vissen gevaarlijk voor mensen (een zoöno-
se). Het behandelen van dergelijke vissen moet worden afge-
raden, omdat ze niet genezen. Draag bovendien handschoe-
nen bij het hanteren van vissen.

Uit de
industrie

Dit boek, met als aanvulling de DVD-rom, is een aanrader
voor importeurs en groothandelaren in siervissen en hun per-
soneel, terwijl ook de individuele siervishouder er veel nut-
tige informatie uit kan halen. Ook dierenartsen die hun ken-
nis over ziekten en aandoeningen bij vissen willen vergroten,
kunnen er menige avond mee doorbrengen.

Peter Werkman

HoofdkantoorVVAA
naar Papendorp

Financieel dienstverlener voor de
gezondheidszorg VVAA is in oktober
verhuisd naar het bedrijventerrein
Papendorp in Utrecht. De reden voor
deze keuze was de forse groei van de
organisatie in de afgelopen jaren. Behalve de financieel
dienstverlener worden ook de bedrijfsonderdelen Bureau
Hufen en FBS Bankiers (medio 2007) in het nieuwe pand
gehuisvest. Bij de organisatie werken negenhonderd mede-
werkers, waarvan ongeveer zeshonderd in het nieuwe hoofd-
kantoor. De nieuwe adresgegevens zijn; Orteliuslaan 750,
Postbus 8153,3503 RD Utrecht, telefoon: 030-2474789.
Informatie:
p.hermsen@vvaa.nl.

Loyaliteitsprogramma voor
preventieve gezondheidszorg

Pfizer Animal Health introduceert een overkoepelend totaal-
programma voor curatieve en preventieve gezondheidszorg:
het Total Care® programma, met een specifieke benadering
voor elke levensfase. Van Junior Care® via Adult Care® en
Senior Care® tot aan Geriatrie Care®. Het programma is hel-
der en toegankelijk en eenvoudig te implementeren in elke
praktijk. De onderdelen per levensfase kunnen stap voor stap
ingevoerd worden. De eigenaar weet waar hij of zij op moet
letten en de dierenartsenpraktijk kan hier weer gericht op an-
ticiperen. Het praktijkbezoek zal hier volgens de fabrikant
door toenemen. Het dier, de eigenaar en de dierenarts profite-
ren van optimale preventieve en curatieve diergeneeskundige
zorg. Op de In Praktijks Winterconference (7 en 8 december
in Nunspeet) geeft de fabrikant uitleg over het loyaliteits-
programma, met aansluitend een workshop voor dierenarts-
assistentes om zich de achtergronden en praktische invulling
van het programma eigen te maken.
Informatie:
secretariaat.ahg@pfizer. com.

Nieuws
van de
industrie

Baycox 5% ook in looo ml-
verpakking

Na de 250 ml- en de 100 ml-verpakking is Baycox® 5% Oral
Suspension (REG NL 10036 UDA), met als actieve stof tol-
trazuril 50 mg/ml, voortaan ook beschikbaar in een verpak-
king van 1000 ml. Deze verpakkingsgrootte is geschikt voor
varkensbedrijven vanaf ongeveer 350 zeugen. Het middel
heeft als indicatie: coccidiose bij neonatale biggen, veroor-
zaakt door Isospora suis. Een eenmalige behandeling tussen
de derde en vijfde levensdag is voldoende.
Informatie:
www.livestock.bavernl.

-ocr page 350-

In 2007 zal, voor het vierde jaar in
successie, een groep Nederlandse
dierenartsen deelnemen aan de Al-
ternatieve Elfstedentocht op de
Weissensee in Oostenrijk. Hier de
uitslagen van 2006.

Versla

Nadat Steven Bonestroo twee keer op
rij de snelste dierenarts was, is zijn
tijd in 2006 verbeterd door Roel Neutel, die de tweehonderd
kilometer aflegde in iets meer dan zeven uur en dertig minu-
ten. Bij de dames was, net als in 2005, Aleid de Boer uit Heel-
weg de snelste. Ondanks het slechtere ijs, heeft Aleid haar tijd
van 2005 met ruim een half uur bekort en kon ze Marinette
Oomen een neuslengte voor blijven! In totaal hebben dit jaar
zeventien van de vijfentwintig starters in ons team de twee-
honderd kilometer volbracht.

Net als in de voorgaande jaren heeft Intervet ook in 2006 weer
voor elke schaatser een bijdrage geleverd aan het \'Heifer Ne-
derland\' (voor informatie, zie:
www.heifer.nl). Dit jaar hebben
ook de schaatsers zelf een financiële duit in het zakje gedaan.
In 2004 hebben we voor Kameroen twee koeien bij elkaar ge-
schaatst, in 2005 waren het er vier voor Albanië en in 2006
konden we op 24 april maar liefst vijf koeien voor Ghana aan-
bieden. Driejaar Dutch Veterinary Skaters (DVS) op de Weis-
sensee, elf koeien voor Heifer, kortom: mooie sportieve en
maatschappelijke resultaten van een groepje dierenartsen op
de Weissensee. Wilt U er in 2007 bij zijn? Neem dan contact
op met Sander Janssen (e-mail:
ambjvet@xs4all.nl).

Dutch Veterinary Skaters presteren op de Weissensee

Uitslagen 2006:

Dames

7. Aleid de Boer

2. Marinette Oomen

3. Fenella Doesburg

4. Lies Veltman-Hof

5. Christien Rijpkema

Heren

7. Roel Neutel

2. Steven Bonestroo

3. Tom de Graaf

4. Theo Lam

5. Herman Rouwé

Vragen over arbeidsrecht, diergeneesmiddelen of praktijkzaken?
Bel de helpdesk van de KNMvD

030-6348999

(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur -12.00 uur)
Of mail naar:
helpdesk@knmvd.nl.

-ocr page 351-

\'Vaccineren... Gezondheid voor een prikkie?*

De symposnAmcommissie van VVFC \'De Uithof\'

Donderdag 21 september 2006
vond op de Faculteit Diergenees-
kunde een symposium plaats \'Vac-
cineren... Gezondheid voor een
prikkie?\' Het was georganiseerd
door de Veterinaire Vee Fokkers
Club \'De Uithof\', die graag naar
voren wilde laten komen waarom
in Nederland niet gebruik wordt
gemaakt van de mogelijkheid te vaccineren tegen een
ziekte als bijvoorbeeld mond- en klauwzeer.

Ondanks de tegenvallende afmelding van professor Ab Oster-
haus wist de commissie als sprekers maar liefst vijf \'zwaar-
gewichten\' te strikken. Verder werd het symposium voorge-
zeten door niemand minder dan Wiel van den Ekker.Robert
Hoste, senior econoom bij het LEI, beet de spits af Hij begon
met het aangeven van de grootte van de huidige Nederlandse
veehouderijsector, de situatie van de sector binnen Nederland
en de afzetgebieden van met name varkensvlees. Hij conclu-
deerde dat de veehouderij, hoewel deze exportafhankelijk is,
een wezenlijk aandeel heeft aan de nationale economie en de
werkgelegenheid. Het kwam duidelijk naar voren dat er bin-
nen de wereldhandel vaak sprake is van ondoorgrondelijke
politieke lijnen en dat dierziekten deze kunnen verstoren.
Daarnaast lijkt diergezondheid steeds belangrijker te worden,
zowel voor de inkomens van boeren als voor de verwachte
stijging van de wereldwijde vleesproductie en -handel. De af-
zet van gevaccineerd vlees is echter nog niet geregeld en dus
kan het preventief vaccineren nog niet tot de gebruikelijke
gang van zaken behoren.

Dierenarts

Paul Kersten, onderzoeker bij Alterra, nam het woord over en
besprak de impact van een dierziekteuitbraak op het functio-
neren van de dierenarts en de rol van de maatschappij daarbij.
Hij presenteerde de resultaten van een onderzoek, waarbij
men een jaar na de MKZ-uitbraak van 2001 de situatie rond
de betrokken veehouders, veterinairen, loonwerkers en me-
dewerkers van de toenmalige RVV analyseerde. Het behoor-
de tot de verwachting dat de veehouders in de geruimde ge-
bieden zouden kampen met traumatische ervaringen, maar
uit het onderzoek blijkt dat ook de veehouders in het toezicht-
gebied tijdens de uitbraak getraumatiseerd zijn geraakt. In to-
taal heeft twintig procent van de betrokkenen last van psychi-
sche problemen. Na de uitbraak van vogelgriep in 2005 is er
opnieuw een onderzoek gestart en ook hieruit blijkt dat maar
liefst twintig procent van de betrokkenen na de massale rui-
mingen in psychische nood verkeerde.

Versla

Bluetongue

Na de pauze was de vloer vrij voor Daan Dercksen, specialist
kleine herkauwers bij de GD Deventer. Hij gaf een overzicht
van de actuele situatie en de huidige kennis rond het blue-
tonguevirus en ging in op de manier van bestrijden van deze
dierziekte, waarbij met name de knut een belangrijke rol
speelt. Het was niet zonder reden dat van de betreffende mug
in augustus direct een spreekwoordelijke olifant werd
gemaakt, bleek uit zijn verhaal. Henk Kuijk, dierenarts bij
Intervet Nederland, deed na het diner een boekje open over
markervaccins. Op doeltreffende wijze schetste hij het ge-
bruik van markervaccins in de veehouderij. Wat hem betreft
kon de vraag "gezondheid voor een prikkie?" met een vol-
mondig "ja" beantwoord worden. Tot slot lichtte Martijn
Weijtens, plaatsvervangend CVO bij het ministerie van LNV,
het vaccinatiebeleid vanuit de Nederlandse regering toe. Bij
de totstandkoming van dit beleid hebben veterinaire gronden
zwaar meegeteld, waarbij rekening werd gehouden met de
dierdichtheid in Nederland.

Supermarktketens

Aansluitend aan de lezingen was er tijd voor een pittige dis-
cussie, waarbij aan de vertegenwoordiger van het ministerie
van LNV onder meer de vraag werd gesteld waarom de rege-
ring niet meer druk uitoefent op supermarktketens om vlees
van gevaccineerde dieren te verkopen. Weijtens ketste deze
vraag af met de stelling dat het ministerie zich alleen bemoeit
met het dierziektebeleid en niet met marktwerking zoals die
gevoerd wordt in een vrije economie. Wel benadrukte hij dat
het ministerie overleg tussen supermarktketens en belang-
behartigers van boerenorganisaties probeert te faciliteren.
Aan het einde van het symposium werd er nog gezellig nage-
praat onder het genot van een borrel. Als organisatie mogen
we spreken van een succesvol verlopen dag.

-ocr page 352-

Op 1 en 2 december organiseert
Proveto het eerste symposium voor
de gezelschapsdierenarts die geïn-
teresseerd is in konijnen en andere
knaagdieren. Veel dierenartsen ko-
men deze steeds populairder
wordende diersoorten, waaronder
konijnen, cavia\'s, hamsters en rat-
ten, tegen in de praktijk. Speciaal
om deze reden is besloten een symposium te organiseren
voor de praktiserend dierenarts die zijn kennis op dit ge-
bied op orde wil houden. Bij succes zal het symposium
jaarlijks worden herhaald.

Aankondiging

Voor deze eerste editie is het Proveto gelukt om een van de
schrijfsters van het boek
Ferrets, Rabbits and Rodents uit
Amerika over te laten komen. Katherine Quesenberry zal
twee presentaties verzorgen. Frank Verstappen is bij dit sym-
posium betrokken als mede-initiator en als spreker. Hij zal
diverse praktijkgerichte onderwerpen rondom knaagdieren
bespreken. Verder is Annemarie Reinders (werkzaam bij
Echo-X) benaderd om in te gaan op de echografie als aanvul-
lende diagnostische methode bij deze veelvoorkomende pa-
tiënten. Vervolgens zal er aandacht worden geschonken aan
de anesthesie van knaagdieren en konijnen, die in veel geval-
len risico\'s met zich meebrengt. Dit onderwerp wordt inge-
vuld door dierenarts René Huijbers, technical service
manager bij Pfizer Animal Health. Hij zal een compleet en
praktisch verhaal ten gehore brengen. De laatste spreekster
heeft inmiddels enthousiast toegezegd: Leen Verhaert, werk-

zaam in België bij DAP Trivet, is gespecialiseerd in de tand-
heelkunde van gezelschapsdieren. Zij zal over dit onderwerp
tijdens deze dagen een interessante presentatie houden onder
de titel \'Te lange snijtanden: een diepteonderzoek en de prak-
tische benadering.\' Het voorzitterschap is op beide dagen in
handen van Marja Kik.

Het symposium wordt gehouden op 1 december in museum
Naturalis te Leiden en op zaterdag 2 december in Burgers
Zoo te Arnhem. Het programma duurt van 9.00 uur tot 17.30
uur. Bij Burgers Zoo wordt op dit moment nog gewerkt aan
een programma voor partner en kinderen. Op deze manier
kan men dit symposium en een gezellig dagje dierentuin
combineren. Voor meer informatie over het partnerprogram-
ma verwijzen wij u naar onze internetsite. De kosten verbon-
den aan dit symposium bedragen 165 euro (exclusief BTW).
Opgave is mogelijk via de internetsite
www.proveto.nl of door
het sturen van een e-mail naar
info@proveto.nl (onder ver-
melding van \'aanmelding K&K symposium\'). Op boven-
genoemde website is ook het complete programma van het
symposium te vinden.

Proveto heeft in samenwerking met AST Farma, dat dit initia-
tief ondersteunt, een actie opgezet waarbij dierenartsen in
aanmerking kunnen komen voor een gratis toegangsbewijs.
Voor meer informatie kunt u kijken op
www.astfarma.nl.
Behalve door dit bedrijf wordt het symposium mede onder-
steund door Pfizer en Vetin Aacofarma.

K2: Konijnen & Knaagdieren Kennis

Van jongs af aan leren interpreteren

13 december 2006 zal op het faculteitsterrein Diergenees-
kunde te Utrecht wederom het tweejaarlijks symposium
van de Veterinaire Hippische Vereniging plaatsvinden.
Het symposium, dat wordt geleid door dr. Hajer als dag-
voorzitter, zal worden gehouden in de middag en de
avond, waarbij de bezoekers natuurlijk van een heerlijk
diner worden voorzien.

De twee hoofdthema\'s tijdens deze dag zullen zijn: bloed en
veulens. Wat zijn de normale bloedparameters bij het volwas-
sen paard en het veulen? En hoe dienen de uitslagen geïnter-
preteerd te worden? Deze onderwerpen zijn van het grootste
belang bij het stellen van een juiste diagnose, maar kunnen
voor de toekomstige dierenarts lastig zijn en ook praktiseren-
de dierenartsen kunnen er nog regelmatig tegenaan lopen.
Reden te meer ze op deze dag aan bod te laten komen!
Bij het thema \'bloed\' horen natuurlijk ook de vele bloed-
groepen en de gevolgen hiervan bij de voortplanting, het
probleem van de neonatale isoerythrolyse. Aan het Van
Haeringen Instituut is de kennis op dit gebied ver gevorderd,
dus zal dit onderwerp niet onbeschouwd blijven.
Naast de bloedgroepen, de bloedwaarden en de interpretatie
daarvan, zullen ook bloedparasieten, virussen en bacteriën
worden behandeld. Daarbij hoort ook de rol van de dierenarts
in de preventieve gezondheidszorg, waarmee de dag zal wor-
den afgesloten.

Pfizer, tevens de hoofdsponsor van dit symposium, wil stu-
denten diergeneeskunde stimuleren in het onderzoek op het
gebied van paarden en reikt daarom iedere twee jaar de Pfi-
zer Student Horse Award uit. De winnaar zal de aanwezigen
door middel van een korte presentatie op de hoogte brengen
van zijn of haar onderzoek.

Al met al is het een vol programma, waarmee zowel studen-
ten als dierenartsen hun kennis van de paardengeneeskunde
kunnen verbreden. Door de verbouwing van het Androclus-
gebouw zullen er dit jaar iets minder plaatsen zijn, dus
adviseren wij u zich tijdig in te schrijven. Voor dierenartsen
zijn vanaf half oktober kaarten te bestellen a 75 euro, via
onze website
www.vhivernl. Voor leden van de Veterinaire
Hippische Vereniging geldt het gereduceerde tarief van
65 euro. Op de website is te zijner tijd tevens meer informa-
tie te vinden over de sprekers en de inhoud van hun lezingen.
Voor meer informatie kunt u mailen naar
info@vhivernl.

-ocr page 353-

" f/-
■ /

j

f

Een glanzende vacht, gretige tong, dooraderde
benen, nieuw leven. Equi Products Holland BV
brengt haar specialismen haarscherp in beeld
en beoogt een optimale dienstverlening ten behoeve
van de gespecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld
in de vorm van een exclusief pakket diergenees-
middelen en verzorgingsproducten voor paarden.
Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Het
is een nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi mSM Products

-ocr page 354-

Kwaliteitsdenken of doemdenken

Gelukkig zijn er leden die van zich laten horen. Zo ontving het bureau een zeer bezorgde reactie op mijn
jaarrede. Kort samengevat kwam het er op neer dat de collega vreesde dat ik via de discussie over kwali-
teit wou inzetten op een hernieuwde invoering van de erkenningsregelingen en praktijkcertijïcering.
De zorgvuldige lezer van de jaarrede zal ontdekken dat dit geenszins het geval is. Er wordt niet gespro-
ken over erkenningsregelingen en praktijkcertificering, maar wel nadrukkelijk over het oppakken van de
kwaliteitszorg van de eigen kennis en kunde.
Ik heb gesteld, en ik citeer:

• "Het realiseren van een aantoonbare en controleerbare kwaliteit van kennis en kunde, op niveau van
de practicus en van de praktijk, geldt voor alle onderdelen van het veterinair handelen. Hierin dient de
dierenarts zelf zijn verantwoordelijkheid op te pakken."

• "In mijn visie dienen wij dan ook te streven naar de ontwikkeling van een bottom-up benadering van
probleem- en vraagstellingen, met daarbij een luisterend oor bij, en een concrete bijdrage van, de
beroepsbeoefenaren uit de betreffende sector."

• "Hierbij bepaalt het bestuur samen met haar leden het doel en de rich-
ting, en treedt het bestuur vooral op als initiator, procesbegeleider en
projectaanvoerder."

Ik wil benadrukken dat bovenstaande citaten exact aangeven hoe ik denk
deze problematiek en discussies te moeten, én kunnen, aanpakken. Alleen
wanneer de beleidsuitvoering vanuit het bestuur gesteund wordt door de
leden, kunnen wij de maatschappelijke ontwikkelingen in voor onze be-
roepsgroep goede banen leiden. Voorwaarde hierbij is uiteraard dat de
leden actief participeren in de discussie en op die manier bijdragen aan
een constructieve en voortgaande ontwikkeling van zowel het vak als onze
positie in de maatschappij.

Voorzitters-
column

Ludo J. Hellebrekers
l.j.hellebrekers@knmvd.nl

Groot

Kiein tlieUWS Vati

\'Klein nieuws\' suggereert niet een zekere mate van on-
belangrijkheid. Het geeft aan dat van de bezigheden van
Groep Groot slechts een tipje van de sluier kan worden
opgelicht.

Op het moment van schrijven is nog niet duidelijk hoe de re-
gelgeving vanuit Brussel rond POM/non-POM in de natio-
nale wetgeving zal worden ingebed. Deze implementatie die
op korte termijn zijn beslag moet krijgen, heeft onze volle
aandacht. Ook al is de concrete inhoud van de regeling nog
niet bekend, één ding is zeker: de dierenarts heeft een
belangrijke rol als voorschrijver van diergeneesmiddelen
{receptplicht) voor voedselproducerende dieren. Wil de die-
renarts ook een belangrijke rol blijven spelen als distributeur,
dan dient in elk geval de \'tracking en tracing\' onberispelijk
op orde te zijn. Een verantwoord diergeneesmiddelenge-
bruik staat meer dan ooit in de belangstelling en staat boven-
dien op de politieke agenda. Het is belangrijk dat wij als be-
roepsgroep onze verantwoordelijkheid nemen en daarom
worden er door onze groep op dit vlak meerdere initiatieven
genomen. Zo vormen wij binnenkort een
werkgroep van practici, die zich gaat buigen
over de praktische invulling van de recept-
plicht. Hoe kunnen we komen tot een moge- ^^J |
lijk uniform en fraudeongevoelig systeem,
waarmee we als practici kunnen voldoen aan
een correcte invulling van deze receptplicht? Binnen de
Klankbordgroep Kanalisade Diergeneesmiddelen, die
binnenkort weer bijeenkomt, blijven we als KNMvD boven-
dien pleiten voor de unieke nummering en de verankering in
de wet van de relatie dierenhouder - dierenarts.
Daamaast is de Groep, zoals u ongetwijfeld weet, druk
bezig met de herstructurering van Cluster 1. In november
zullen de leden van diverse groepen zich naar we aannemen,
uitspreken voor een fusie tot één groep. Hopelijk kan deze
nieuwe Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, met
daaronder de diersoortgerichte vakgroepen, begin 2007 aan
de slag. Het doel is op nog efficiëntere en betere manier de
belangen en wetenschappelijke verlangens te behartigen
van de leden, werkzaam in de landbouwhuisdierensector.
Informatie over onderwerpen die hier niet aan de orde
komen, willen we u graag persoonlijk verstrekken op de
Groep Groot Dagen (op 21 en 22 november). Naast de
genoemde vergaderingen is er een uiterst interessant pro-
gramma samengesteld met als motto: \'Zorg voor de betere
praktijk\'. Kom en laat ons weten wat uw gedachten zijn over
de ontwikkeling van ons beroep. Onze
beroepsgroep is relatief klein, laten we dus
onze krachten bundelen.

jar\\ Tiete
GPCH.

Siebinga is voorzitter van de

-ocr page 355-

Henry Dijkman

Met een staande ovatie benoemde
de algemene vergadering op 6 ok-
tober jongstleden Ton de Ruijter
tot erelid van de KNMvD. Dit was
een duidelijke blijk van grote waar-
dering voor de wijze waarop hij de
afgelopen zeven jaar het voorzitter-
schap heeft ingevuld. Aan het eind
van de vergadering overhandigde
Ton de Ruijter de voorzittershamer aan zijn opvolger
Ludo Hellebrekers.

Maatschappij

nieuws

Ton de Ruijter erelid KNMvD

Ludo Hellebrekers neemt voorzitterschap over

Ton de Ruijter leidde op 6 oktober voor de laatste maal de al-
gemene vergadering van de KNMvD in goede banen. De
voorstellen die het bestuur had geagendeerd voor deze alge-
mene vergadering werden breed ondersteund door de leden.
Zo heeft de vergadering ingestemd met het bestuursvoorstel
om de leden actief te stimuleren lid te worden van de Belan-
gengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL) en
de Belangengroep Practici Werkgevers (BPW). Dit ter ver-
sterking van het draagvlak voor en de daaruit volgende
bredere toepassing van de CAO binnen de beroepsgroep. Dit
besluit treedt in de plaats van de \'motie BPL\' uit 2004. De
KNMvD heeft de afgelopen tijd een aanzienlijke financiële
bijdrage (ruim honderdduizend euro) geleverd aan het tot
stand komen van de CAO en is ervan overtuigd dat een breed
gedragen CAO het aanzien van de beroepsgroep zeer ten goe-
de zal komen. De KNMvD kan en wil zich niet inlaten met
de inhoud van de CAO, maar vindt het zeer belangrijk dat
beide belangengroepen in staat zijn hun achterban goed te
vertegenwoordigen. Dit wordt mogelijk gemaakt door een
hoge organisatiegraad onder werknemers en werkgevers.

Ledenwerving voor BPL en BPW

De KNMvD zal de komende tijd haar (praktiserende) le-
den actief stimuleren lid te worden van de Belangengroep
Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL) of de Be-
langengroep Practici Werkgevers (BPW). Het bestuur van
de KNMvD wil hiermee het draagvlak van de BPL en de
BPW versterken en de daaruit volgende bredere toepassing
van de inmiddels in werking getreden CAO bevorderen.

Verder werd op de vergadering ingestemd met het gezamenlij-
ke voorstel van het KNMvD-bestuur en het bestuur van de
Groep Homoeopathisch werkende Dierenartsen om af te zien
van de formele groepsstatus. Hiervoor in de plaats komt de
Studiegroep Complementair werkende Dierenartsen (SCwD)
van de KNMvD. Ook het huishoudelijk reglement werd con-
form het voorstel gewijzigd. De secretaris van de raad van toe-
zicht heeft in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 okto-
ber jongstleden verslag gedaan van de activiteiten van de raad.
De voorzitter van de raad van toezicht, Bert Mostert, vatte deze
activiteiten nogmaals samen; "De raad van toezicht heeft ge-
concludeerd dat de belangen van de vereniging in goede han-

den waren bij het bestuur - waarvoor hulde. De raad zal hierop
in het nieuwe jaar weer streng toezien." Na de behandeling van
het financieel verslag 2005 is met een ruime meerderheid van
stemmen de contributie vastgesteld conform het voorstel.

Benoeming

In de algemene vergadering werd bovendien de verkiezing
van Ludo Hellebrekers tot voorzitter van de KNMvD bekend-
gemaakt. Dit nieuws werd door de aanwezigen met applaus
ontvangen. De uitslag van de verkiezing is gepubliceerd in
het vorige nummer van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(pagina 766). Aan het eind van de vergadering overhandigde
Ton de Ruijter de voorzittershamer aan de nieuwe voorzitter.
Hij feliciteerde Ludo Hellebrekers met zijn verkiezing en
wenste hem veel succes in zijn nieuwe functie. De nieuwe
voorzitter maakte van de gelegenheid gebruik om zijn speer-
punten nog eens toe te lichten en dankte de leden voor het in
hem gestelde vertrouwen.

Voordat hij de vergadering sloot, richtte vice-voorzitter Leen
den Otter het woord tot Ton de Ruijter en zijn echtgenote
Lineke, die voor deze gelegenheid in de vergadering was uit-
genodigd. Leen den Otter blikte terug op een mooie periode
van zeven jaar voorzitterschap: hoe de KNMvD ervoor stond
bij het aantreden van Ton de Ruijter en welke belangrijke rol
hij sindsdien heeft gespeeld. Ook sprak hij zijn dank uit naar
Tons echtgenote Lineke, die als \'coach\' een belangrijke rol
heeft gespeeld. Samenvattend stelde Leen den Otter vast dat
Ton de Ruijter van grote waarde is geweest voor de KNMvD.
"Je hebt er een volwaardige beroepsvereniging van gemaakt.
Vandaar dat het bestuur heeft besloten om jou te benoemen
tot erelid van de KNMvD." Zijn erelidmaatschap werd door
de aanwezigen ondersteund met een warm applaus, zodat de
vice-voorzitter kon vaststellen dat de benoeming bij acclama-
tie door de algemene vergadering werd bekrachtigd. Namens
de leden bood Leen den Otter tot slot een cadeau aan: een reis
voor twee personen naar Sardinië.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie van
de KNMvD.

-ocr page 356-

Op 6 oktober 2006 werd Ludo Hellebrekers benoemd als
voorzitter van de KNMvD. In zijn jaarrede keek hij terug
op de belangrijkste resultaten en verworvenheden uit het
recente verleden. Hij vervolgde met een blik op de toe-
komst en schetste enkele ontwikkelingen met gevolgen
voor de beroepsgroep.

"Mijnheer de voorzitter van Regio West, de heer de Vries, de
voorzitter van de congrescommissie mevrouw Kampert,
evenals de overige leden van de congrescommissie, mijnheer
Kalden, secretaris-generaal van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, mijnheer Kleinmeulman, inspec-
teur-generaal van de Voedsel- en Warenautoriteit, professor
Cornelissen, decaan van de Faculteit der Diergeneeskunde,
dr. Joma, president van de Federation of Veterinarians of Eu-
rope, geachte genodigden, ereleden van de KNMvD, onze
collegae dr. Bool, Prof. Rijnberk en drs. De Ruijter, buitenge-
wone leden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde, dames en heren collegae, geachte toe-
hoorders.

Het is voor mij behalve een groot genoegen ook een buiten-
gewone uitdaging voor u te mogen staan als kersverse voor-
zitter van de KNMvD. Ik wil u vanmiddag het beeld schetsen

Jaarrede 2006

van toekomstige ontwikkelingen binnen ons beroep waar ik
mij samen met mijn collega-bestuursleden vol energie aan zal
gaan wijden. Ik wil echter beginnen met het bestuur van Re-
gio West en de congrescommissie hartelijk te bedanken voor
het organiseren van deze dag, waardoor deze jaarrede en de
hierop volgende themadiscussie over integriteit konden wor-
den gerealiseerd.

Als \'net uit het ei gekropen\' voorzitter zal ik mijn jaarrede in
twee delen opsplitsen. Ik begin met een terugblik op datgene
wat mijn voorganger met zijn bestuurders als belangrijkste
wapenfeiten heeft weten te realiseren. Daarna wil ik u deel-
genoot maken van een aantal thema\'s die in mijn visie van
cruciaal belang zijn voor het op hoog niveau handhaven van
onze beroepsuitoefening, zowel in de brede veterinaire zin als
bezien vanuit een maatschappelijk perspectief.

Resultaten en verworvenheden

Dames en heren, wat zijn de belangrijkste resultaten en ver-
worvenheden uit de achter ons liggende periode? Ik noem u
hiervan slechts een aantal. Als eerste de collectieve arbeids-
overeenkomst tussen de BPW en de BPL. Op 13 juni jongst-
leden is de eerste collectieve arbeidsovereenkomst binnen
onze beroepsgroep afgesloten. Ik stel nadrukkelijk dat de be-
roepsgroep hiermee blijk geeft van haar groeiende professio-
naliteit. Beide partijen verdienen niet alleen hulde maar ook
dank voor hun inzet en volharding om tot deze overeenkomst
te willen komen. Uiteraard staan er ook nog zaken open, zo-
als de noodzaak van het creëren van een solide financiële
grondslag en het inzetten van managementinstrumenten in de
organisatie van de praktijk. Beide zijn van cruciaal belang
voor een goede praktijkvoering en tegelijkertijd ook voor het
realiseren van een adequate en realistische beloningssyste-
matiek voor elke praktiserende dierenarts.
In de komende periode zal er, met inachtneming van de in-
houd van de huidige overeenkomst, moeten worden gekeken
naar onder andere de uitkomsten van de arbeidsongeschikt-
heidenquête en zal tegelijkertijd dienen te worden ingezet op
de te verwachten effecten van maatschappelijke veranderin-
gen ten aanzien van de verdeling tussen werk en privé en de
verdeling tussen arbeids- en zorgtaken.
In de zaak van de beoogde meldingsplicht voor dierenartsen
ten behoeve van de inning van gemeentelijke hondenbelas-
ting hebben wij het pleit gewonnen. Dankzij de niet-aftatende
inzet van het bestuur en vooral van Leen den Otter is de pro-
fessionele en onafhankelijke status van de dierenarts gehand-
haafd en zijn wij vooralsnog gevrijwaard van de rol van poli-
tieagent ten behoeve van gemeentelijke diensten.

Den Haag

Aangaande de samenwerking met de verschillende Haagse
instanties kan melding worden gemaakt van het inmiddels
bewezen goed functioneren van de verschillende deskundi-
gengroepen op het terrein van de georganiseerde dierziekte-
bestrijding. Ik interpreteer dit als een blijk van erkenning van
de professionaliteit en kwaliteit van de veterinaire beroeps-
groep, die op deze wijze invulling geeft aan haar maatschap-
pelijke verantwoordelijkheid.

Aangaande de operationele zaken betreffende de dierziekte-
bestrijding, noem ik u de aanpak van aviaire influenza, de

-ocr page 357-

klassieke varkenspest en de bluetongueziekte waarbij door de
goede samenwerking met LNV en VWA de informatievoor-
ziening naar de collegae in het veld via moderne communica-
tietechnieken heeft geleid tot een zeer snelle en betrouwbare
informatiestroom.

Paarden

Ook op het terrein van de gezelschapsdieren en paarden lij-
ken de wensen en visie van het ministerie van LNV en van de
KNMvD meer en meer op één lijn te komen. De beleidslijn,
zoals deze zomer verwoord in het rapport \'Visie Paard &
Landschap\' van het ministerie van LNV en in de nota \'Wel-
zijnsbevordering Paard\' vanuit de Sectorraad Paarden, sluit
goed aan bij de wensen en \'focus points\' zoals die ook door
onze beroepsgroep worden nagestreefd. Er is sprake van een
publiekelijk uitgesproken erkenning van de omvang en het
maatschappelijke belang van de paardensector met daarbij
aandacht voor:

• de balans tussen de groei in omvang en de noodzaak tot
een verantwoorde landschappelijke inpassing;

• de welzijnsaspecten gerelateerd aan de fokkerij en de sport
inclusief de daarbij behorende trainingsmethoden;

• aandacht voor ziekten en ziektebestrijding in samenhang
met het pakket aan in te zetten medicijnen;

• de organisatie en kwaliteitsborging van de gezondheids-
zorg van paarden.

Uit deze opsomming kunt u direct de aanzienlijke inbreng
vanuit onze beroepsgroep in beide rapporten herleiden.

Gezelschapsdieren

Ook op het gebied van de gezelschapsdieren worden duide-
lijke vorderingen gemaakt met de beleidsontwikkeling en -
uitvoering en opnieuw speelt het ministerie van LNV hier een
positief ondersteunende rol. Ik wil vooral melding maken van
de realisatie van twee voorstellen, zoals destijds verwoord
door de Raad van Dieraangelegenheden, te weten de algehele
identificatie en registratie van huisdieren en het landelijk in-
formatiecentrum voor gezelschapsdieren.
Om met het laatste te beginnen, dit informatiecentrum dat dit
najaar feitelijk van start is gegaan, komt voort uit initiatieven
van en wordt gefinancierd door een samenwerkingsverband
tussen het ministerie van LNV, de KNMvD en de verschillen-
de sectororganisaties. Het centrum dient zich op korte termijn
te positioneren als het vooriichdngsbureau op het gebied van
het houden en verzorgen van gezelschapsdieren. De veteri-
naire beroepsgroep is via vertegenwoordiging in de verschil-
lende bestuurslagen direct vertegenwoordigd bij de uitwer-
king van dit initiatief en zal als zodanig ook zicht kunnen
houden op de ontwikkelingen dienaangaande.
Voor wat betreft de identificatie en registratie van honden en
katten heeft de minister in navolging van een discussie in de
Tweede Kamer zeer recentelijk toegezegd te zullen laten on-
derzoeken of het verplicht identificeren van honden kan wor-
den ingezet tegen de illegale handel en import van honden.
Hiermee zou een langgekoesterde wens van onze beroeps-
groep in vervulling kunnen gaan, terwijl tevens het bestrijden
van erfelijke ziekten en zoönosen en het terugdringen van het
aantal zwerfdieren in Nederland kunnen worden bevorderd.

Curriculum diergeneeskunde

En dan, dames en heren, aangaande de toekomst van ons vak:
het curriculum diergeneeskunde. Als het niet het meest be-
langrijke aspect is voor onze beroepsorganisatie, dan toch ze-
ker wel de meest uitdagende en potentieel het meest veelbe-
lovende. Uiteindelijk betreft dit de volgende generatie
dierenartsen!

Ik wil op dit moment onder uw aandacht brengen de uitste-
kende relatie en intensieve samenwerking tussen de Faculteit
der Diergeneeskunde en de KNMvD, zoals die tot stand is
gebracht onder mijn voorganger, collega Ton de Ruijter, en
de decaan professor Albert Cornelissen.
Een dergelijke intensieve samenwerking, met inachtneming
van ieders intrinsieke verantwoordelijkheden, tussen het pri-
maire opleidingsinstituut en de beroepsorganisatie zal haar
gelijke nationaal noch internationaal nauwelijks vinden. Ge-
let op de veranderingen waaraan ons beroep in de laatste ja-
ren is en in de komende jaren zal worden blootgesteld, kun-
nen wij hier vooral grote dank uitspreken tegenover beide
heren.

Van direct belang is het feit dat onlangs de pilot extern onder-
wijs van start is gegaan, waarbij als regulier en verplicht on-
derdeel de student uit de laatste fase van de studie onderwijs
gaat volgen in de praktijk. De betreffende praktijken en de
daar werkende docenten zullen in het kader van de kwaliteits-
bewaking van het onderwijsprogramma uiteraard worden ge-
selecteerd, gesteund en begeleid vanuit de Faculteit en zij zul-
len zo een belangrijk en essentieel onderdeel van de opleiding
gaan realiseren. De wederzijdse feedback vanuit deze samen-
werking, evenals de evaluatie van het geleverde eindproduct
zullen ongetwijfeld leiden tot verdere aanpassingen in posi-
tieve zin.

Een dergelijke structurele en langdurige samenwerking biedt
een uitstekende basis voor de verdere discussie over de ont-
wikkeling van het curriculum in de bachelor-masterstructuur
welke per september 2007 zijn ingang zal vinden. Hierbij wil
ik nogmaals benadrukken dat het uiteindelijke eindproduct,
de nieuw afgestudeerde dierenarts, door de actieve participa-
tie van de praktiserende beroepsbeoefenaren optimaal toege-
rust zal zijn op de beroepsuitoefening in de praktijk.

Toekomst

Dames en heren, tot zover de terugblik op het recente verle-
den. En dan nu de toekomst. Welke feitelijke, dan wel ge-
wenste, ontwikkelingen dienen vanuit het bestuur te worden
geïnitieerd, gefaciliteerd of gestimuleerd? Ik zal mij in mijn
opsomming noodzakelijkerwijs beperken en wil met u mijn
gedachten delen aangaande de verantwoordelijkheden en de
maatschappelijke rol van de dierenarts van de toekomst.
Allereerst wil ik de maatschappelijke verantwoordelijkheid
van de dierenarts noemen en daarbij vooral de aandacht vra-
gen voor de aangepaste regeling van het voorschrijven en
verstrekken van diergeneesmiddelen, bij dierenartsen bekend
als de POM/non-POM-regeling. De recente radiostilte rond-
om dit onderwerp komt voort uit het feit dat de overheid zich
bezint over de definitieve tekst van deze regelgeving.
Hier ligt een prominente rol voor de dierenarts in de uitvoe-
ring van deze regelgeving voor de hand. Hij of zij is bij uit-
stek geschikt voor het stellen van de diagnose en de indicatie
voor behandeling. De Nederiandse dierenarts kent en neemt
dan ook zijn verantwoordelijkheid, maar wil zich in deze uit-
voerende en controlerende taak gesteund weten door flanke-
rend overheidsbeleid. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de
wens van de KNMvD om recepten te voorzien van een unie-
ke nummering.

Vanuit de samenwerking tussen de regelgever en onze be-
roepsgroep kan de dierenarts waarlijk de poortwachter zijn

-ocr page 358-

voor het dierenwelzijn, de diergezondheid, de volksgezond-
heid, de voedselveiligheid en het milieu. De dierenarts past
de rol van eindverantwoordelijke voor het voorschrijven van
diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders. De
voorgeschreven medicinale therapie zal gebaseerd zijn op
een wetenschappelijke onderbouwing en dient omwille van
de volksgezondheid en voedselveiligheid een restrictief ka-
rakter te hebben. Een dergelijk prudent gebruik van bijvoor-
beeld antibiotica geldt zowel ten aanzien van landbouwhuis-
dieren als ten aanzien van gezelschapsdieren en paarden.
Het is nadrukkelijk de rol van de dierenarts te zorgen voor
een correcte indicatiestelling, therapiekeuze en therapieduur
en voor een voldoende therapietrouw bij houder of verzorger.
Dit alles ter beperking van de resistentieproblematiek en het
bevorderen van de volksgezondheid en de voedselveiligheid.
In de landbouwhuisdierensector kunnen naast de eerder ge-
noemde aspecten tevens de kennis van bedrijfhistorie en de
kwaliteit en invulling van het bedrijfsbehandelplan voor dit
doel worden ingezet.

Voor elke dierenarts zal daarbij gelden dat er om bovenstaan-
de taken op termijn verantwoord te kunnen blijven vervullen
sprake moet zijn van het onderhouden van het eigen kennis-
niveau. Het realiseren van een aantoonbare en controleerbare
kwaliteit van kennis en kunde op het niveau van de practicus
en van de praktijk geldt voor alle onderdelen van het veteri-
nair handelen. Hierin dient de dierenarts zelf zijn verantwoor-
delijkheid op te pakken.

Normbesef

Een ander aspect van het veterinair handelen waar ik uw aan-
dacht voor vraag is het ethische en morele normbesef zoals
dat door de beroepsgroep dient te worden uitgedragen. Zowel
de verwachtingen vanuit de maatschappij als de intrinsieke
professionaliteit van de dierenarts zelf vereisen een actieve
houding in het maatschappelijke debat ten aanzien van bij-
voorbeeld dierenwelzijn en de hardheid van de door ons afge-
geven gezondheidsverklaringen. Ook ten aanzien van de pro-
blematiek van arbeidsongeschiktheid binnen de beroepsgroep
wordt van de dierenarts en zijn of haar beroepsorganisatie een
oplossingsgerichte insteek verwacht. Deze benadering sluit
goed aan bij het onderwijs in professioneel gedrag dat sinds
een aantal jaren vast onderdeel is van de curricula genees-
kunde, diergeneeskunde en tandheelkunde. Een noodzakelij-
ke vereiste hierbij is de aanwezigheid van een open houding
ten aanzien van de veranderende maatschappelijke visie op
werk- en leefomgeving, op de verdeling van werk- en zorgta-
ken en de verdeling van werk en vrije tijd. Hierbij speelt ook
de veranderende samenstelling van de beroepsgroep een rol,
met tegenwoordig relatief meer parttimers, meer vrouwen,
meer interesse in gezelschapsdieren en meer voorkeur voor
het werken in loondienst.

Proactief

Al deze zaken aangaande de toekomstige ontwikkelingen
binnen het beroepsveld vereisen een ruime mate van proacti-
viteit van de beroepsorganisatie. De algemene maatschappe-
lijke verandering laat zien dat er zeker bij hoog opgeleide
professionals een groeiende wens én behoefte bestaat aan
zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid in de besluit-
vorming. In mijn visie dienen wij dan ook te streven naar de
ontwikkeling van een bottom-up benadering van probleem-
en vraagstellingen, met daarbij een luisterend oor bij en een
concrete bijdrage van de beroepsbeoefenaren uit de betref-
fende sector.

Verder diem er aandacht te zijn voor de eigen positie van de
dierenarts zelf, als privépersoon. Aspecten als het maatschap-
pelijke aanzien van het beroep, de kwaliteit van de relatie met
stake-holders en de financiële positie en de daarmee samen-

-ocr page 359-

hangende algemene aantrekkelijkheid van het beroep dienen
nadrukkelijk te worden geadresseerd. Het is aan ons om de
verantwoordelijkheid op te pakken voor de toekomst van ons
beroep voor de komende decennia.

De concrete uitwerking van de recent afgeronde arbeidsonge-
schiktheidenquête, met daarin de onthutsende en verontrus-
tende data over de omvang van dit probleem, zal op korte ter-
mijn gevolgd worden door het formuleren van vervolgstappen
in samenwerking met de beroepsgroep, de opleidingsinstitu-
ten en de verzekeraars. Het verdient aanbeveling om hierbij
ook de uitkomsten van de thans lopende cohortstudies onder
recent afgestudeerde dierenartsen, zoals die zijn opgezet on-
der leiding van prof Peter van Beukelen, te betrekken. Twee
jaar na afstuderen krijgt ons vak van oud-studenten nog het
rapportcijfer 7,5. Hoe dat zich ontwikkelt in latere jaren,
moeten we afwachten.

Ik beschouw het oppakken van deze taken overigens als een
aantoonbaar bewijs van de eigen maatschappelijke verant-
woordelijkheid van onze beroepsgroep!

Europese Unie

Als laatste punt wil ik u noemen de toenemende internationa-
lisering van ons beroep en ons vakgebied. In toenemende
mate worden wij allemaal geconfronteerd met regelgeving
vanuit de Europese Unie. Met de dreiging en bij tijde en wijle
concrete aanwezigheid van grote dierziekten, die vrijwel al-
tijd een internationaal karakter en in ieder geval internationa-
le consequenties zullen vertonen, moeten wij blijven inzetten
op een sterke inbreng in de internationale discussie betreffen-
de diergezondheid en dierenwelzijn.

In toenemende mate worden onze belangen behalve door de
KNMvD ook behartigd vanuit Europese organisaties als de
FVE en de UEVR We kunnen ons nog steeds gelukkig prij-
zen met een zware vertegenwoordiging binnen deze bestuurs-
organen, waarmee wij onze belangenbehartiging gegaran-
deerd mogen zien. Voor de toekomst zullen we hier waakzaam
en tegelijkertijd proactief onze positie dienen te garanderen.
De internationalisering geldt ook voor de toekomstige dieren-
artsen. Naast de internationale accreditering van de veterinai-
re opleidingen zal met de invoering van de bachelor-master
structuur een aanzet worden gegeven tot een verdere taakver-
deling tussen de verschillende geaccrediteerde opleidingsin-
stituten en daaropvolgend een uitwisseling van studenten die
delen van de opleiding zullen gaan volgen op een andere,
veelal buitenlandse, locatie in de Europese Unie. De geza-
menlijke taak voor de KNMvD en de Faculteit ligt erin te zor-
gen dat de behoefte aan expertise uit de praktijk op het hoog-
ste niveau kan worden ingevuld door de nieuwe collegae.

Actieplannen

Dames en heren, als leidraad voor de Koninklijk Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde in al deze ontwikkelin-
gen geldt dat het bestuur de nieuwe condities en daarmee de
nieuwe uitdagingen dient te onderkennen en vervolgens
scherp te definiëren, dit zowel voor haarzelf als voor haar
achterban. Op basis van de definities van de omstandigheden
en uitdagingen kunnen vervolgens actieplannen \'SMART\'
geformuleerd worden en vervolgens doelgericht in werking
worden gezet. Hierbij bepaalt het bestuur samen met haar le-
den het doel en de richting en treedt het bestuur vooral op als
initiator, procesbegeleider en projectaanvoerder. Het gaat
hierbij dan mijns inziens vooral om \'doing the right things\',
meer nog dan \'doing things right\'. Ik acht de tijd rijp om ons
met vereende inspanning, en daarmee bedoel ik uitdrukkelijk
samen met de gehele beroepsgroep, meer dan ooit in te zetten
voor het zekerstellen van het beroep dierenarts in de komen-
de decennia.

Veranderingen volgen elkaar steeds sneller op. De samenle-
ving professionaliseert in een razend tempo, de eisen van
onze clientèle en stakeholders op onze werkterreinen worden
steeds omvangrijker en de Europese regelgeving zal mede
vanwege de politieke roep om veilig en kwalitatief hoogwaar-
dig voedsel nadrukkelijk het handelen van de dierenarts be-
palen. De Nederlandse dierenarts heeft een uitstekende uit-
gangspositie om zich op deze gebieden te profileren en krijgt
daarbij de kans om als primair verantwoordelijke de poort-
wachterfunctie te vervullen wat betreft diergezondheid en
dierenwelzijn, als ook voor de volksgezondheid en de voed-
selveiligheid.

De randvoorwaarden verbonden aan deze rol en positie, zul-
len ongetwijfeld worden gekoppeld aan een duidelijke en
borgbare kwaliteitsgarantie, waarvoor uiteindelijk elke vete-
rinaire professional zelf de intrinsieke verantwoordelijkheid
draagt. Ik roep de beroepsgroep op zich bereid te tonen de
discussie over het management van de eigen kwaliteit op-
nieuw te voeren. Hiermee kunnen we gezamenlijk zorgen
voor een goede onderhandelingspositie als het gaat om onze
inbreng in de kwaliteitsbewaking van de gehele zorgketen,
zowel in de sector van de landbouwhuisdieren als die van de
individueel gehouden dieren.

Met initiatieven vanuit de basis kan het bestuur aan het werk
om de context te creëren voor de verdere ontwikkeling. Hier
ligt naar mijn stellige overtuiging de basis voor een briljante
toekomst voor de volgende generatie dierenartsen. Een toe-
komst die er net zo mooi of zelfs beter zal moeten uitzien dan
de wereld waarin wij thans ons beroep mogen uitoefenen.

Dank

Aan het eind van mijn rede wil ik mijn dank betuigen aan het
bureau van de KNMvD en haar medewerkers, evenals aan de
collegae-bestuursleden, voor de ondersteuning en het geduld en
begrip dat ik tijdens mijn inwerkperiode mocht ondervinden.
De ervaring dat alles kan worden gezegd en dat daarbij ook
werkelijk wordt geluisterd, stemt mij meer dan hoopvol voor
de toekomst. Ik kijk uit naar een intensieve en stimulerende
samenwerking zowel binnen het bestuur als binnen de be-
roepsgroep, waarbij discussie zowel binnen als buiten de be-
stuuriijke gremia niet geschuwd mag worden en waarbij de
individuele expertises van de leden ten volle kunnen worden
benut en ingezet ten behoeve van de gehele beroepsgroep.
Ik wil afsluiten met de uitspraak waarmee ik aan het einde
van de Algemene Vergadering mijn voorzitterschap aanvaar-
de en citeer in deze de Belgische filosoof Arnold Comelis:
"De werkelijkheid ligt niet in de feiten van vandaag, maar in
de mogelijkheden van morgen." Ik hoop en verwacht dat dit
ook zal gelden voor de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde.
Ik heb gezegd."

Maarn, 6 oktober 2006
Prof dr. L.J. Hellebrekers
Voorzitter KNMvD

-ocr page 360-

Voorzitter van de wetenschappelijl<e redactie Marianne Sloet overhandigt
de Jaarprijs van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde aan Frans Knaake
(links) en Andries van Foreest (midden). Zij ontvingen de prijs voor het
artikel \'Chirurgische extractietechnieken bij gezelschapsdieren\'. (Foto: A.
Wijne)

Jaarcongres 2006

9

4

W

Het jaarcongres trok met 250 deelnemers een record aantal deelnemers.
Het onderwerp beroepsintegriteit speelde hierbij zeker een rol. (Foto: A.
Wijne)

-ocr page 361-

~ 2 \'m

ii!l

Mare Verburgh biedt Ton de Ruijter namens de CCC een afscheidscadeau
aan. (Foto: A. Wijne)

Laurens Hoedemaker geeft de algemene vergadering achtergrondinfor- Peningmeester Erik Gostelie beantwoordt een vraag uit de zaal tijdens de
matie over de ontwikkelingen rondom BPW en BPL (Foto: A. Wijne) algemene vergadering. (Foto: A. Wijne)

-ocr page 362-

Beroepsintegriteit blijkt uitdagend thema

Miel Bingen

Dat beroepsintegriteit geen gemakkelijk thema is bleek
tijdens het Jaarcongres van de KNMvD dat op 6 oktober
in het Hotels van Oranje in Noordwijk werd gehouden.
Hoe krijg je de dilemma\'s rondom beroepsintegriteit
waar de dierenarts in de praktijk tegenaan loopt boven
tafel? Het bleek geen eenvoudige opgave ondanks de ex-
pertise van forumleider Johan Wempe en de inzet van het
deskundige panel.

Over belangstelling voor het onderwerp beroepsintegriteit
valt niet te klagen. Maar liefst 250 veterinairen vonden hun
weg naar het Jaarcongres. Blijkbaar sprak, naast uiteraard het
afscheid van Ton de Ruijter, het onderwerp de beroepsgroep
aan. De veterinaire versie van
De achterkant van het gelijk
leek een goed format te bieden om de tweestrijd waar een
dierenarts voor wordt gesteld inzichtelijk te maken aan de
deelnemers van het Jaarcongres.

Bovendien had de Jaarcongrescommissie zijn uiterste best
gedaan om een aansprekend en deskundig panel voor de fo-
rumdiscussie samen te stellen. Uit diergeneeskundige hoek
waren het Peter Egberink, practicus en lid van de Raad van
Toezicht, prof dr. Johanna Fink Gemmeis, specialist veteri-
naire farmacologie en toxicologie en Ko Minderhoud, practi-
cus, oud-voorzitter van de Commissie Ethiek en lid van de
Ereraad, die in het forum zitting namen. Ook waren studente
diergeneeskunde, Nicolle Willems, en een voormalig studen-
te diergeneeskunde Annette van Weezei Errens aanwezig. De
overheid was vertegenwoordigd door inspecteur-generaal van
de VWA André Kleinmeulman en plaatsvervangend directeur
van de AID Ron van der Helm. Het bedrijfsleven werd gere-
presenteerd door Walter Boer (Proteq Dier & Zorg) en Daan
van Doorn (VION). Voormalig minister Piet Bukman com-
plementeerde het forum namens politiek Den Haag.

Case

Waar het Marcel van Dam zo makkelijk lukte in zijn Achter-
kant van het gelijk
om door middel van kleine veranderingen in
een case haarfijn aan het licht te brengen waar de grenzen tus-
sen wat nog net kan en wat net niet meer kan liggen, bleek dit
Johan Wempe in Noordwijk aanzienlijk minder gemakkelijk af
te gaan. Iedere keer weer bleken de forumleden plausibele en
sluitende antwoorden te hebben op de cases die naar voren wer-
den gebracht. Het bleek dan ook niet eenvoudig die grijze ge-
bieden te identificeren en een levendige discussie te creëren.
Toch werd incidenteel het schemergebied zichtbaar. Moet een
dierenarts er op toezien dat veehouders aan alle entingen vol-
doen of ligt de verantwoording toch bij de veehouder? Moet
je een veehouder aangeven als blijkt dat hij niet laat enten?
En wat als er nou twijfel is over de medische grondslag voor
deze entingen, verandert dat iets?

Toch lijkt het er op dat de gemiddelde dierenarts duidelijk
voor ogen heeft waar hij staat en de lat hoog legt voor zich-
zelf en de beroepsgroep als het gaat om beroepsintegriteit.
Iets dat overigens door de overheid en het bedrijfsleven van
groot belang wordt geacht. Daan van Doom merkte niet voor
niets op dat beroepsintegriteit iets is "dat in de stand van de
dierenarts moet zitten".

De niet-dierenartsen bleken veel stelliger te zijn over de in-
vulling van het beroep dan de dierenartsen zelf Zo verwacht
men van dierenartsen dat zij hun klanten vrij snel aangeven.
De dierenarts gaat meer uit van de verantwoordelijkheid van
de diereigenaar bij twijfel. Over echte misstanden, zoals bij-
voorbeeld wanneer het dierwelzijn in gedrang is, was er geen
verschil van mening en waren alle partijen voorstander van
ingrijpen.

Communicatie

Ook blijkt de beroepsgroep communicatie een zeer belang-
rijk instrument te vinden. Vaak wordt overtuigingskracht als
belangrijkste instrument gezien als het gaat om het oplossen
van integriteitvragen. Dat helder communiceren over stand-
punten goed aansluit bij Johan Wempe\'s betoog voor open-
heid mag duidelijk zijn.

Niet voor niets benadrukte Wempe in zijn slotbetoog het be-
lang van openheid in de strijd voor het bewaken van de be-
roepsintegriteit. Alleen door duidelijk te maken waar men als
dierenarts staat kan voorkomen worden dat een veterinair
meerdere en tegenstrijdige rollen vervult. Centraal staat hier-
bij het idee dat als de dierenarts staat voor wat hij of zij zegt
er geen intern conflict kan optreden dat zijn of haar integriteit
kan bedreigen.

Overigens, voor diegenen die zich afvragen of de handteke-
ning van de dierenarts nog iets waard is, voor Walter Boer
van Proteq is hij veel waard. De verzekeraar gaat zonder enig
voorbehoud af op de handtekening van een dierenarts en stelt
expliciet dat er nog nooit een dierenarts door zijn organisatie
op fi-aude is betrapt.

Miel Bingen is eindredacteur van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

-ocr page 363-

Henry Dijkman

Op 4 september werd de ledenservice van de KNMvD uit-
gebreid met de telefonische helpdesk. De elektronische
helpdesk bestond al langer, maar nu kunnen leden en kan-
didaat-leden hun vraag ook telefonisch aan de helpdesk
stellen. Uiteraard is het bureau van de KNMvD tijdens
kantooruren normaal bereikbaar, maar tussen 09.00 uur
en 12.00 uur heeft u via telefoonnummer 030-6348999 een
directe toegang tot deze laagdrempelige vraagbaak.

De helpdesk heeft als doelstelling voor de leden een snelle
toegang te creëren tot de binnen het bureau aanwezige ken-
nis. Uiteraard was het beantwoorden van vragen altijd al een
belangrijke taak van het bureau van de KNMvD. De helpdesk
biedt u nu drie mogelijkheden om uw vragen met betrekking
tot het veterinaire beroep beantwoord te krijgen:

• via de antwoorden op veelgestelde vragen;

• door via helpdesk@knmvd.nl een vraag te stellen;

• door telefonisch contact op te nemen.

Toegang tot de helpdesk

De helpdesk beantwoordt vragen van leden over arbeidsrechte-
lijke zaken, diergeneesmiddelen, praktijkzaken en vele andere
onderwerpen. Als u beschikt over toegang tot internet kunt u op
de pagina
wwh\'.knmvd.nl klikken op \'helpdesk\'. U heeft op
deze manier 24 uur per dag toegang tot de rubriek \'veelgestelde
vragen\'. Een via e-mail gestelde vraag wordt zo snel mogelijk
beantwoord, meestal dezelfde of de volgende werkdag.
De telefonische helpdesk is bereikbaar op werkdagen tussen
09.00 uur en 12.00 uur. U krijgt dan direct een helpdesk-
medewerker aan de telefoon die u zo mogelijk meteen zal
helpen. Als het antwoord niet op hetzelfde moment kan wor-
den gegeven, dan zal de medewerker er zo spoedig mogelijk
bij u op terugkomen. Buiten de openingsuren van de help-
desk kunt u natuurlijk gebruik blijven maken van het algeme-
ne nummer van de KNMvD: 030-6348900.
De veelgestelde vragen op de website worden voortdurend
aangevuld en geactualiseerd. Wekelijks vindt u op deze plek
nieuwe vragen en antwoorden.

Veelgestelde vragen

Hieronder vindt u samenvattingen van enkele antwoorden op
veelgestelde vragen. Voor meer informatie en achtergronden
over deze onderwerpen, of antwoorden op andere veelgestelde
vragen, verwijzen wij u graag naar de website
www.knmvd.nl.

Mag een paard of rund met een of meer botbreuken waardoor het
zich niet meer zelfstandig kan voortbewegen vervoerd worden?
Ja, maar alleen naar een dierenartsenpraktijk voor diergenees-
kundige zorg. Het vervoer van deze dieren naar een
(nood)slachtplaats is niet toegestaan. Het alternatief is de die-
ren op het bedrijf te euthanaseren of een noodslachting uit te
voeren (zie ook de Wijziging speciale noodslachting per 1-1-
2006). Voor andere landbouwhuisdieren dan paarden en runde-
ren geldt dat ze onder speciale voorwaarden wel naar het slacht-
huis vervoerd mogen worden. Niet-beroepsmatig vervoer van
gezelschapsdieren vah buiten de voorwaarden van het besluit.

De CAO Dierenartsenpraktijken

Onder het kopje \'Dierenarts als
werkgever/werknemer\' staan de
meest gestelde vragen over de
nieuwe CAO. Deze vragen en ant-
woorden zijn afgestemd met de Belan-
gengroep Practiserende Dierenartsen in Loondienst
(BPL) en de Belangenvereniging Practici Werkgevers
(BPW).

Wat is een CAO?

Een CAO is een overeenkomst tussen werkgevers en werk-
nemersorganisaties waarin zij vastleggen welke arbeidsvoor-
waarden moeten worden toegepast. De CAO Dierenartspraktij-
ken is een minimum-CAO. Dat betekent dat de werkgever
ervan mag afwijken als dat positief uitvalt voor de werknemers.

Wie moet zich aan de CAO houden?
Dat zijn de werkgevers die lid zijn van de BPW, met als
hoofdactiviteit de uitoefening van een dierenartspraktijk met
de in hun praktijk werkzame personeelsleden.

Kan de praktijk toch gebruik maken van de CAO als deze
geen lid is van de BPW?

Niet-BPW-werkgevers kunnen de gemaakte CAO-afspraken
navolgen. Maar bepaalde regelingen in de CAO zijn alleen
voorbehouden aan de praktijken die lid zijn van de BPW. Dat
betreft de afspraken die betrekking hebben op regelingen uit
het Arbeidstijdenbesluit, de opzegtermijnen en de Flexwet.
Deze regelingen wijken namelijk af van 3/4 dwingend recht
bepalingen (in dat geval kan in een CAO afgeweken worden
van de wettelijke bepaling). Alleen BPW-leden kunnen voor
de bij hen werkzame medewerkers hierop een (juridisch
houdbaar) beroep doen. Anderen (niet BPW leden) dus na-
drukkelijk niet! Voor hen gelden bijvoorbeeld de minder rui-
me regelingen op het gebied van de arbeidstijden.
Om ook de afwijkingen van 3/4 dwingend recht bepalingen
in een individuele arbeidsovereenkomst vast te kunnen leg-
gen, dient de werkgever lid te zijn van de partij die de CAO
heeft afgesloten, dat is de BPW.

Mijn werkgever wil op een aantal punten afwijken van de
CAO, hij/zij is lid van de BPW maar vindt de bepalingen in de
CAO onvoldoende aansluiten bij de situatie in onze praktijk.
Mag hij/zij in mijn arbeidsovereenkomst ten opzichte van de
CAO afwijkende regelingen opnemen?
Ja, dat mag, maar alleen als deze regelingen ten gunste zijn
van de werknemer. Er mogen geen afspraken gemaakt wor-
den die beneden het niveau van de CAO zijn. In de CAO zijn
immers de minimale afspraken over de arbeidsvoorwaarden
vastgelegd.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD en verantwoordelijk voor de implementatie van
de helpdesk.

Maak gebruik van de helpdesk van de KNMvD

Ledenservice biedt snelle ingang voor vragen over het veterinaire beroep

-ocr page 364-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederiandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Hooft, Mevr. L.J.M.M. van; 2006; 5466 PC
Veghel; Kapelstraat 2.

Lefebure, S.M.L.U; 1991; B-2600 Antwerpen
(Belgie); Kan. Peetersstraat 114.
Nijman, Mevr. C.J.C.; 1990; 3701 ZS Zeist; Ach-
terheuvel 89 A.

Personalia

Voor het dierenartsenexamen van 6 oktober 2006 zijn geslaagd:

Baas, Mevr. A.M.
Biesma, A.F.
Blaauw, Mevr. B.
Boensma, N.
Briene, Mevr. M.
Dongen, Mevr. P.C. van
Elbagir, Mevr. E.
Elte, Mevr. E.
Franssen, Mevr. L.C.
Hellemans, J.R
Hoenderken, H.0.
Jager, Mevr. M.M. de
Olieman, Mevr. L.
Pennings, Mevr. J.LC.
Wezenbeek, Mevr. A.

Mutaties:

Baas, Mevr. A.M.; 2006; 3571 JE Utrecht; Eykmanlaan 207; tel. privé:

030-2515957; E-mail privé: annemieke_baas(aj,hotmaiLcom.; d.

Biesma, A.F.; 2006; .3583 ZH Utrecht; Antoniushof 185; tel. privé mobiel:

06-17844161; E-mail privé: s.biesma@gmail.com.; d.

Blaauw, Mevr. B. ; 2006 ; 3572 GS Utrecht ; Griftstraat 89 ; tel. privé:

030-2516571; E-mall privé: harbara(a),heezik.net.-, d.

Boensma, N. ; 2006 ; 3584 TC Utrecht ; Rika Hopperlaan 34 ; tel. privé

mobiel: 06-15201366; E-mail privé: n_boensma(<L,hotmail.com.\\ d.

*Briene, Mevr. M. ; 2006 ; 6657 AP Boven-Leeuwen ; Florastraat 61 ; tel.

privé: 0487-594220; tel. privé mobiel: 06-12448069; d.

Dongen, Mevr. P.C. van; 2006; 4921 PL Made; Stelvenseweg 13; tel. privé

mobiel: 06-481139.30; d.

Elbagir, Mevr. E. ; 2006 ; 3769 HP Soesterberg ; Plesmanstraat 96 ; tel.
privé: 0346-353382; d.

Jubilea november 2006

4 november, W.G. de Ruijter te Monnickendam, 40 jaar
6 november, A.E. Makker te \'s-Gravenhage, 25 jaar
6 november, A.H. Schrage te Rockanje, 25 jaar
16 november, Dr. I. Nathans te Amstelveen 50 jaar
16 november, A.G.J. Ruijs te Rijkhoven Bilzen (België),
50 jaar

Eltc, Mevr. Y.; 2006; 1082 KL Amsterdam; Onstein 14; tel. privé:
0343-593957; tel. privé mobiel: 06-21858642; E-mail privé:
y.elte(ai,planet.nl. \\ d.

♦Eveleens, Mevr. S.; 2006; 1391 BR Abcoude; Hoogstraat 19 A; tel. privé
mobiel: 06-51693429; E-mail privé:
suzanneeveleensdyahoo.com.
*Franssen, Mevr. L.C.; 2006; 3583 AH Utrecht; Prins Hendriklaan 91;
tel. privé: 030-2213676; d.

Gosman, Mevr. BE; 2006; 3945 EJ Cothen; Pruimenakker 3; tel. privé
mobiel: 06-42714616;
E-mail privé: bfgosman@hotmail.com.
Hellemans, J.P.; 2006; 3512 AX Utrecht; Wijde Begijnestraat 112-114; tel.
privé: 030-2313021; d.

Hoenderken, H.O.; 2006; 3512 NM Utrecht; Korte Nleuwstraat 10 H;
tel. privé: 030-2718804; tel. privé mobiel: 06-19612907; E-mail privé:
hohoenderkenCa holmail.com.; d.

Jager, Mevr. M.M. de; 2006; 3531 AM Utrecht; Krugerstraat 29 bis: tel.
privé mobiel: 06-47420712; E-mail privé:
marleen_hunterCwhotmail.com.-,
d.

Kroese, Mevr. E.E.; 2006; 3583 EH Utrecht; Prins Hendriklaan 91; tel. privé
mobiel: 06-16486913; E-mail privé:
elisakroese@yahoo.com.
Molen, Mevr. TM.J. van der; 2006; 1935 BH Egmond- Binnen; Abdijlaan 2
A;
tel. privé: 072-5061714; tel. privé mobiel: 06-14153246; E-mail privé:
tessavdmolenll@hotmail.com.-, wnd. d.

Olieman, Mevr. L.; 2006; 2411 HZ Bodegraven; Oud Bodegraafseweg
105 A;d.

Pekelder, J.J.; 1968; 4471 PS Oud-Sabbinge; Ring 10; tel. privé: 0113-581054;
E-mail privé: pekelder@zeelandnet.nl.; specialist kleine herkauwergezondheid
np.; r.d.

Pennings, Mevr. J.LC.; 2006; 3712 AB Huis ter Heide; Prins Alexander-
weg 20; tel. privé: 030-6930022; E-mail privé:
jicpen@hotmail.com.; d.
Veer-Luiten van \'t. Mevr. E.J.;
1997; 6662 HK Eist; Appelgaard 23; tel.
privé: 0481-459055; tel. privé mobiel: 06-53798302; E-mail privé:
e.j.luilen(a;hetnel.nl.; docent bij UUFD Dept. landbouwhuisd.; tel. bur.:
030-2533896; fax bun: 030-2531887; E-mail bur.:
e.j.veer@vet.uu.nl.
♦Weijman, X; 1970; 8161 AT Epe; Torenweg 19; tel. privé: 057-661917;
E-mail privé: htveijman@hetnet.nl.; r.d.

Wezenbeek, Mevr. A.; 2006; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 837 K2;
tel. privé: 030-2543700; E-mail privé:
annemarie_w@hotmait.com.; d.
Wiele, Mevr. A.M.; 2001; RD4 Paeroa 3674; 209 Maratoto Road, Hikut-
aia in Nieuw- Zeeland; tel. privé: 00-64-78624545; tel. privé mobiel:
06-272555514; E-mail privé:
arnica(avanderwiele.nl.; werkz. bij FVC
Vet. Services; tel. prakt.: 00-64-78677256; fax prakt.: 00-64-78677533; E-mail
prakt.:
armca@fvcvet.co.na.

*Zeeman-Hillerts, Mevr. M.J.; 2006; 3572 VN Utrecht; Bollenhofsestraat 4;
tel. privé mobiel: 06-51694960; E-mail privé: nienkehillertsCa hotmail.com.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-11-2006
01-12-2006
15-12-2006
01-01-2007

Deadline*)

maandag
maandag
maandag
maandag

30-10-2006
13-11-2006
27-11-2006
11-12-2006

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Congressen & Symposia
November

8-11 14th Intemational Symposium and
Conference on Lameness in ruminants
in Colonia del Sacramento, Uruguay.
www.niminantlameness.com
11 Najaarsdag GGG 2006.
16 De Belgian Council for Laboratory
Animal Science (B.C.L.A.S.), met de
medewerking van de werkgroep Dier-
verzoigers en Biotechnici, organiseert haar jaarlijks symposium aan de Uni-
versité Catholique de Louvain. Thema: Hoe implementeren we de 3 V\'s in
ons werk. For inschrijving en informatie: www.bclas.oig. Contact e-mail:
bclas2006@alphavisa.com.

20-22 Groep Groot Dagen 2006: Zorg voor de betere praktijk! Locatie:
Papendal te Arnhem. Op de algemene ledenvergaderingen van de groe-
pen Rund, Varkensgezondheidszoig en Groep Practici Grote Huisdie-
ren wordt over de clusterhervorming gesproken. Onderwerpen van het
congres zijn: verzekeringen en aansprakelijkheid, pom/non-pom, aan-
gifteplichtige ziektes. Daarnaast zijn er parallelsessies te volgen. Meer
informatie kunt u vinden op de website van Groep GPGH.

Doorlopende
agenda

20-24 Behavioural Medicine III, Sardinia, Italy (www.esavs.org).

21 Klinische seminar over chronische diarree. Royal Canin organiseert een
nieuwe serie klinische seminars voor dierenartsen in samenwerking met
Proteq Dier&Zorg Verzekeringen en A. Menarini Diagnostics. Spre-
kers: Jenny Buijtels en Paul Mandigers. De lezing vindt plaats vanaf
20.00 uur bij Hotel van der Valk in Eindhoven. Kosten bedragen 30 euro
inclusief consumpties en een nascholingsmap. Nascholingspunten zijn
aangevraagd. Informatie en inschrijven:
www.royalcanin.nl

30 Klinische seminar over chronische diarree. Royal Canin organiseert
een nieuwe serie klinische seminars voor dierenartsen in samenwer-
king met Proteq Dier&Zor^g Verzekeringen en A. Menarini Diagnos-
tics. Sprekers: Jenny Buijtels en Paul Mandigers. De lezing vindt plaats
vanaf 20.00 uur bij Hotel van der Valk in Wolvega. Kosten bedragen
30 euro inclusief consumpties en een nascholingsmap. Nascholingspun-
ten zijn aangevraagd. Informatie en inschrijven:
www.royalcanm.nl

-ocr page 365-

Najaarsvergadering Groep Geneeskunde van het Paard.
Lustrumcongres Groep Geneeskunde van het Paard. Locatie: de
Academy van de familie Bartels te Hooge Mierde. Meer informatie
www.paardendierenarts.nl. Inschrijvingen
www.paod.nl.
71. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Krons-
berg, Gut Kronsberg 1, 30539 Hannover Tel,: 49 (9)511/8740-0,
fax: 49 (0)511/867112. E-mail:
parkhotel@kronsberg.beslwe.^tern.de,
internet: www.kronsberg.bestwestern.de
Bestuursweekend Groep Geneeskunde van het Rund.
Najaarsdag GGG.

Wetenschappelijke bijeenkomst GGR te Arnhem.
Groep Groot Dagen 2006. Locatie: Papendal te Arnhem.
Werkvergadering Paard van de Regio Zuid van de KNMvD. Lokatie:

hftrg aderin gen & B ijeenkomstüt

November

2

3-3

10-10

10-11
11
21

22-23
24

Hotel-Restaurant \'De Druiventros\', Bosscheweg 11 te Berkel-En-
schot. Aanvang: 20.15 uur Kosten: 30 euro. Voor nadere informatie:
frank@cheijmans. nl

Cursussen 1

15

15

November

1

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund met behulp van de echo. Elke eerste
woensdag van de maand van 9.30 tot 13.30 uur. Locatie: Waiboerhoeve,
Lelystad. Informatie en inschrijving:
mfo@dynamicsupport.nl
Cursus Echografie gezelschapsdieren en knaagdieren
afwijkend beeld praktijk (vervolg op de cursus van 4 oktober). Tijds-
duur: 10.00 - 14.00 uur. Lokatie: Denijs Educatie, Achterstraat 11,
4115 RPAsch.

Cursus Echografie gezelschapsdieren en knaagdieren afwijkend beeld
praktijk (vervolg op de cursus van 4 oktober) Tijdsduur: 16.00
- 20.00 uur. Lokatie: Denijs Educatie, Achterstraat 11,4115 RP Asch.

Let op gewijzigde datum!

Veterinair MRI Centrum Nederland

jan Valsterweg 58
3315 LG Dordrecht
www.vet-mri.nl

MRI is een vrij onbekende beeldvormende techniek in de gezelschapsdierenpraktijk. Bent u nieuwsgierig naar de achtergronden en
de mogelijkheden, geef u dan op voor onze voorlichtingsbijeenkomst:

"MRI wat is het en wat zijn de mogelijkheden in de praktijk?"

op zaterdag 18 november 2006 (11.00 tot 13.30 uur) in ons centrum. De lezing zal verzorgd worden door

Drs. M. Passon-Vastenburg, specialist veterinaire radiologie, Dip ECVDI. Aanmelding via info@vet-mri.nl ofvia fax 078-6309310.

»\'1 . \'

Ä * \' ■ •

BLES congres
2006

De Reehorst, Ede

20 december

/

o>m

Dierenkliniek De osdreef

Dierenkliniek De ingehoeve

Dierenkliniek mmeloord

V*\' * i

Veterinair Centrum omeren

■* 7

Nadere informatie volgt

-ocr page 366-

Vlooien vormen het
hele jaar een bedreiging
voor hond en kat

Hond en kat het hele jaar vlooienvrij met Flea-fence®
en Flea-fence
acute®? Exclusief verkrijgbaar via de dierjSrts.

foi^\' §

Voor het snel verwijderen van vlooien werl<t Flea-fence acute® direct.
Binnen 4 uur wordt tot 100% van de vlooien gedood. Flea-fence® is
daarnaast de perfecte basisbehandeling voor hond en l<at, het maaict
vlooien onvruchtbaar.

De gecombineerde behandeling met Flea-fence acute® en Flea-fence®
zorgt ervoor dat hond en kat het hele jaar door vrij kunnen zijn van
vlooien. Kijk voor meer informatie op
www.vlooien.info

-ocr page 367-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Suramox

r^ I 5% Premix | ^

Pulmodox

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella muitocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac*-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella muitocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

\\/irb>eiC

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

ANIMAL H EALTH

-ocr page 368-

In

I I 1. j;

I ^P^s I s B - ■ yÉ

13 061 IJK

oiitirm

\' m

pirgeet je soms e dagelijl^ dosis

NIEUW CON VEN IA® - Cefalosporine voor éénmalige injectie

• Behandeling gegarandeerd gedurende de hele kuur*.

• Eliminatie van de belangrijkste pathogenen bij huid-,
weke delen en urineweginfecties bij honden en katten.

• Dagelijkse toediening van tabletten is niet meer nodig

Mef zur Herstellung einer Ii
KiHUNDEundKAnEN.
foeder ter bereiding van een.
0« Injectie voor HONOENen

Pwlrepoursolutk.....

CHIENS et CHATS.
Oirtnacti

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

* Equivalent aan vergelijkbare antibioticumkuren voor dagelijkse toediening
voorgeschreven voor huid-, weke delen en urineweginfecties

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

O 2006 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel • ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y.. U.S.A.

80 mg/ml

NIEUW

CONVENIA*, werkzame stof: cefovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor iniectie • Doeldien hond en kat • Indicaties hond: behandeling van infecties 5

van huid en weke delen, inclusief pyodermie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van unneweg infecties, geassocieerd met de In de bijsluiter genoemde bacteriën • Indicaties kat: behandeling van abcessen en wonden van huid en weke S

delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandeiingsduur nodig is. De antimicrobiële activiteit van CONVENIA® na eenmalige injectie g

houdt tot 14 dagen aan • Toedleningswijze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 10 kg lichaamsgewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij de hond) 3

dan wei lx (abcessen en verwondingen bij de kat) herhaald worden, met intervallen van 14 dagen • Conta-indicatles: niet gebruiken bij overgevoeligheid voor cefalosporine of penicilline antibiotica, bij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en "

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid Is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dysfunctie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Behandelde dieren dienen tot S

12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeleinden gebniikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C - 8°C), in oorspronkelijke verpakking ter beschenning tegen licht • Bijwerkingen: geen bekend • Verdere Informatie: zie bijsluiter, of m
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizercom)

-ocr page 369-

Deel 131 • Aflevering 22 • 15 november 2006

Diergeneesldm

Escherichia coli-salpingitits en -peritonitis bij leghennen:
een overzicht

Virulentiefactoren van Escherichia coli met nadruk op aviair
pathogene isolaten

/

Toename antibioticumgebruik in de veehouderij
Lustrumbijeenkomst Croep Geneeskunde Rund
Zeven vragen over de nieuwe Wet personenvennootschappen
De extra\'s van het KNMvD-dierenpaspoort
Voortgang in het seniorenbeleid

KNMvD

tninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 370-

U hebt een
vrij beroep in
loondienst.

Voorkom dat u bij
arbeidsongeschiktheid
een vrije val maakt.

Ontdek de voordelen van onze Vaste lastenverzekering.

Als u een vrij beroep hebt, valt uw^ inkomen bij arbeidsongeschiktheid fors terug. Movir
kan zorgen dat uw maandelijkse vaste lasten zoals huisvesting, energie, telefoon, kinderopvang en
verzekeringen in ieder geval gedekt zijn. Met onze Vaste lastenverzekering worden deze privé-
lasten opgevangen. Want juist bij arbeidsongeschiktheid wilt u geen hoofdpijn hebben over uw
inkomen. Neem voor meer informatie over de Vaste lastenverzekering óf een van onze andere
loondienstverzekeringen contact op met uw verzekeringsadviseur. Of kijk op www.movir.nl.

Onderdeel van ING Ai)

Partner van Professionals, m OV i f

-ocr page 371-

Tijd
Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 131
Aflevering 22
15 november 2006
813

Inhoud

Cover: foto\'s van pagina 816 en 840
Uit de redactie

Overzichtsartikel

ficAencA/a co//-salpingitis en-peritonitis bij leghennen: een overzicht; W.J.M. Landmanen R.A. Cornelissen 814

Oorspronkelijk artikel

Virulentiefactoren van Escherichia coli met nadruk op aviair pathogene isolaten; W.J.M. Landman en 822

Wetenschap

R.A. Cornelissen

835

Nieuws

Nieuws

Veterinair tuchtrecht

Niet-geregistrecrde geneesmiddelen voor konijnen; laira Boissevain
Bcroepskonijn; laira Boissevain

Berichten en verslagen

Toename antibioticunigebruik in de veehouderij; Frederik Schutte
Lustrumbijeenkomst Groep Geneeskunde Runi Hylke Jorritsma
KNMvD-module kankerverwekkende diergeneesmiddelen;Johan Klein Haneveld

Ingezonden

Reactie op de kritiek van Lumeij en anderen op het rapport \'Homeopathie, een oplossing voor
kalverdiarree\';
Liesbeth Ellinger

836
838

In veterinair
verband

839

840

841

842

843

845

Zeven vragen over de nieuwe Wet personenvennootschappen; Sabine Bos, Harm Haverkamp en
Ruud van der Mark

Praktijk in Bedrijf

Nieuws van de industrie

Uit de industrie

Snel herstel

VERKORTING VAN DIARREEPERIGDE MET DIAPROGF-K

Diaproof-K® met Dialine"\'

De effectieve darmbeschermer

- Dialine zorgt voor extra bescherming van de darmwand

- Oialine bevordert de opname van glucose en electrolyten

- Na-bicarbonaat Is een belangrijk bestanddeel

\\lirL>eicz

ANIMAL HEALTH

Your partner In Animal Health

DIAPROOr-K\' met Dialine\'"\' REG NL 5875. SAMENSTELLING per 1000 gram: Ispaghula Husk 375 g. Dextrose monohydraat 350 g,Tarwezemclen 93 g, Nalriumbicarbonaat 68 g, Natriumchloridc
41.5 g, Natriumcitraat 26,5 g, Kaliumchloride 24 g. Citroenzuur 13,5 g, Magnesiumhydroxide 7,55 g, Ij^roxide rood 0,94 g. INDICATIE: maag-/darmstoornissen (dian-ee). DOELDIER: kalf. KANA-
LISATIE: vrij. DISTRIBUTIE: Virtiac Nederland BV, postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail; info@virt>ac.nl. Internet: www.virbac.nl

-ocr page 372-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J Heliebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. E van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. dc Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. JRT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

;Eindredactie

iDrs. E.RC. Bingen

■Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

iMw. J.W. Jansen

iDe Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Jel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: ÜdschrÜ^bWPd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door hel bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecitnr69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax
030-6348909
Website www.knmvd.ni
E-mail info@knmvd.nl

s

Voorzitterscolumn

Welzijn voor u Stdoor u; Ludo Hellebrekers

Maatschappijnieuws

De extra\'s van het KNMvD-dierenpaspoort;Johan Klein Haneveld
Pas afgestudeerde dierenartsen; Henry Dijkman
Voortgang in het seniorenbeleid; Henry Dijkman

Deadline kopij

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Review article

Escherichia coli salpingitis and peritonitis in layer chickens: an overview; W.J.M. Landman, and
R.A. Cornelissen

Original article

Virulence factors of Escherichia coli, with emphasis on avian pathogenic isolates; W.J.M. Landman,
and R.A. Cornelissen

KNMv

Bestuur

Prof dn L.J. Hellebrekers, voorzitter\'
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.JG. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

846

846

848

849

849

850
850

814

822

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.JW.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten,
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 373-

De pen ter hand

Met een grote mate van jaloezie heb ik gekeken naar de twee overzichtsartikelen over Escherichia
coli
bij pluimvee van onze collega \'s Landman en Cornelissen die in dit nummer van het Tijdschrift
zijn geplaatst. Twee voortreffelijke artikelen, die voor de betreffende doelgroep zeer waardevol moe-
ten zijn. Graag had de wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift vergelijkbare artikelen gezien
bestemd voor een van de grootste sectoren van onze beroepsgroep, de gezelschapsdierenpractici.
Het is jammer dat, ondanks herhaald aandringen van de voorzitter van de wetenschappelijke re-
dactie bij de enige faculteit die wij bezitten om meer in het Tijdschrift te publiceren, er op dit terrein
geen enkele vooruitgang is geboekt. In tegendeel, de Faculteit gaat de publicatienormen nog verder
aanscherpen. Misschien dat er vanuit de praktijk het een en ander te melden is. Er moeten tussen
al die patiënten toch best leuke casuïstieken te vinden zijn, of ervaringen met nieuwe behandelings-
methoden en nieuwe apparatuur Het kan zeker leuk zijn een artikel te schrijven en in het Tijdschrift
geplaatst te zien. Ik moedig u aan om de pen (of liever gezegd uw tekstverwerker) ter hand te nemen.
Indien u dit moeilijk vindt willen wij, vanuit de wetenschappelijke redactie, u graag helpen bij het
schrijven van een manuscript.

Het afgelopen jaar heeft het European College of Veterinary Internal Medicine richtlijnen opge-
steld voor het gebruik van cytotoxische medicijnen. Hierin worden naast de gebruiksaanwijzingen
ter voorkoming van blootstelling aan deze gevaarlijke stoffen tevens aanbevelingen gedaan om
cytostatica slechts dan te gebruiken wanneer er duidelijk bewezen effectiviteit is, zowel hij tumoren
als hij immuungemedieerde ziekten. Ik ben daarom hlij dat de KNMvD-module kankerverwekkende
diergeneesmiddelen nu klaar is en beschikbaar is voor iedereen. Gelukkig heeft er op alle terreinen
overleg plaatsgevonden en is deze module ook afgestemd op de Europese richtlijnen. Ik zou de ini-
tiatiefnemers en opstellers van deze module dan ook zeer willen danken.

Als laatste zou ik als lid van de Commissie Preventieve Gezondheid.szorg Gezelschapsdieren de
aandacht willen vragen voor de rapportage van Johan Klein Haneveld over het KNMvD-dierenpas-
poort. Er is hier sprake van een unieke samenwerking tussen dierenartsen en de KNMvD, waarbij
een deel van het gegenereerde geld van de paspoorten voor uitermate goede doelen wordt ingezet.
Zowel voor de dierenarts zelf, zie het NCV EI-project, als voor de patiënt waarvoor diverse direct
toepasbare wetenschappelijke onderzoeken worden verricht.
Ik wens u weer veel leesplezier toe.

Uit

de redactie!

Erik Teske

TI i d sfihtt^^^M

Diergenees

-ocr page 374-

Escherichia co//-salpingitis en -peritonitis bij leghennen: een overzicht

W.J.M. Landman\'\' en R.A. Cornelissen\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Ontsteking van de salpinx en/of het peritoneum door
Escherichia coli is één van de belangrijkste doodsoor-
zaken bij de leggende hen. Behalve de vaak voorkomende
eileider- en buikvliesontsteking kunnen
E. co/Z-infecties
ook andere gelokaliseerde dan wel systemische ziekte-
beelden veroorzaken. Infecties door
E. coli komen onder
andere ook voor bij kalkoenen, ganzen en eenden, en
kunnen grote economische schade veroorzaken. Echter,
harde cijfers over de economische betekenis van
E. coli-
salpingitisZ-peritonitis bij leghennen ontbreken. Over het
ontstaan van deze aandoening tast men nog in het duis-
ter Een drietal infectieroutes worden in de literatuur be-
sproken: een ascenderende faecale contaminatie vanuit
de cloaca, bacteriële translocatie vanuit het ademhalings-
apparaat (luchtzakken en iongen) en bacteriële trans-
locatie vanuit het darmlumen. Slechts één dierexperi-
ment dat een ascenderende faecale contaminatie vanuit
de cloaca aannemelijk maakt is beschreven. Voor bac-
teriële translocatie bestaan slechts diermodellen voor
zoogdieren welke nog niet zijn toegepast bij pluimvee.
Diermodeistudies zouden inzicht kunnen geven in de
Pa-
thogenese van E. c0//-salpingitis/-peritonitis en een zeer
belangrijk instrument kunnen zijn om interventiestrate-
gieën te onderzoeken. Weinig is bekend over risicofacto-
ren voor
E. co/{-salpingitis en -peritonitis. In tegenstelling
tot colibacillose bij slachtkuikens, heeft recent onderzoek
geen associatie kunnen aantonen tussen infecties met
andere pathogenen met affiniteit voor het respiratie-
apparaat en het voorkomen van
E. co//-patho!ogie bij leg-
hennen. Als niet infectieuze risicofactoren voor
E. coli-
uitbraken bij leghennen, zijn onlangs de afstand tussen
pluimveebedrijven en bezettingsgraad van de kooien
aangemerkt, en in het verleden hormonale factoren. Dit
laatste verdient meer onderzoeksaandacht. Diverse mo-
leculaire technieken voor het typeren van
E. co//-isolaten
zijn beschreven. Hoewel geen methode als \'beste\' te be-
stempelen is, zouden deze technieken van dienst kunnen
zijn bij onderzoek naar de epidemiologie en
Pathogenese
van E. co//-infecties bij pluimvee. De waarschijnlijkheids-
diagnose
E. co//-saIpingitis en -peritonitis is eenvoudig te
stellen op basis van de anamnese, het klinisch beeld en de
macroscopische afwijkingen. Voor een definitieve diag-
nose dient altijd bacteriologisch onderzoek te worden
verricht omdat andere kiemen ook salpingitis en perito-
nitis bij leghennen kunnen veroorzaken. Antibiotica ge-
kozen op basis van gevoeligheid en farmacokinetiek kun-
nen therapeutisch worden ingezet, hoewel men rekening
dient te houden met residuen in eieren. Preventief worden

GD. Postbus 9. 7400 AA Deventer.

Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit
Utrecht. Utrecht.

Tijdschr Diergeneeskd 2006; iji: 814-822.

vaak stalvaccins gebruikt omdat bescherming in praktijk
slechts effectief is tegen homologe
E. co//-serotypes.

Summary

Escherichia coli salpingitis and peritonitis in layer chickens:
an overview

Escherichia coli can induce salpingitis and/or peritonitis, a major
cause of mortality in layer hens, but also other localized and sys-
temic infections.
E.coli infections have also been described in
turkeys, geese, and ducks and are thought to be the cause of sig-
nificant economic losses. However, little is known about the real
economic impact of the disease in layer chickens. The pathogene-
sis ofE.
coli salpingitis and peritonitis has not been elucidated
yet. Three routes of infection have been discussed in the literature:
ascending faecal contamination from the cloaca, bacterial trans-
location from the respiratory tract (air sac and lungs) and bacte-
rial translocation from the intestinal lumen. Only one study has
reported the occurrence of ascending faecal contamination j\'rom
the cloaca to the oviduct and subsequently to the peritoneum.
Regarding bacterial translocation, the only models available are
for mammals, and these have not been applied to chickens so far
Animal models could prove valuable to elucidate the pathogenesis
ofE. co\\\\-induced salpingitis and peritonitis, and for assessing
the value of preventive and curative intervention strategies. Little
is known about risk factors for
E. coli salpingitis and peritonitis.
In contrast to colibacillosis in broilers, recent research has Jailed
to demonstrate an association between several pathogens of the
respiratory tract and the occurrence
0/ E. coli pathology in layer
chickens. The distance between poultry farms and the hen density
in the cages were recently proposed as important risk factors for
outbreaks of colibacillosis in flocks of layer hens, while in the past
hormonal factors were implicated. The latter is an area of re-
search that deserves more attention. Several methods for the mo-
lecular typing ofE.
coli have been described and might prove use-
ful to study the epidemiology ofE.
coli outbreaks in poultry, about
which little is known. The presumptive diagnosis
E. coli salpingi-
tis and peritonitis is rather simple to establish, based on the an-
amnesis, clinical symptoms, and macroscopic findings at post-
mortem. However, bacteriological analysis is required to establish
a definite diagnosis because other pathogens can also cause sal-
pingitis and peritonitis in layer hens. Antibiotics, chosen on the
basis of sensitivity testing and their pharmacokinetic properties
can be used as therapy; however residues in eggs may occur. Auto-
vaccines are often used as prevention because in practice ejfective
protection is only achieved against homologous
E. coli serotypes.

Inleiding

Ontsteking van de eileider en/of het peritoneum bij leg-
hennen door
Escherichia co//-bacteriën wordt gezien als één
van de belangrijkste doodsoorzaken bij de leggende hen (1).
Behalve de veelvoorkomende eileiderontsteking en peritoni-
tis kunnen
E. co/;-infecties ook vele andere gelokaliseerde
dan wel systemische ziektebeelden veroorzaken. In tegen-
stelling tot bij zoogdieren komen darminfecties met
E. coli
bij pluimvee slechts sporadisch voor.

-ocr page 375-

Over het algemeen wordt aangenomen dat E. co/;-infecties
bij pluimvee secundair zijn. Hoewel er aanwijzingen zijn dat
primair virulente
E. co/(-stammen die zonder voorafgaande
trigger ziekteverschijnselen veroorzaken ook voorkomen
(E. Goren, persoonlijke mededeling), ontbreken de weten-
schappelijke rapportages hierover.

Het belang van E. co//-salpingitis en -peritonitis bij leg-
hennen was aanleiding om de wetenschappelijke literatuur
hierover te inventariseren en in een overzicht weer te geven.

Voorkomen en economische schade door

E colmnfecties bij pluimvee

Voorkomen

Bisgaard en Dam (1) onderzochten circa 117.000 geslachte
leghennen waarvan 438 (0,37%) werden afgekeurd ten gevolge
van
Salpingitis. Van deze dieren werden 150 stuks bacterio-
logisch onderzocht. Bij 96 dieren werd een reincultuur gevon-
den, waarvan het in 64 gevallen
E. coli (43%) betrof De preva-
lentie van eileiderontsteking was volgens een andere studie
verricht in de jaren 1975 en 1976 echter hoger, en wel 0.70 en
0.62 procent, respectievelijk (2). Deze resultaten kwamen
overeen met een studie van Bergmann en Scheer (3).

Economische schade

Infecties ten gevolge van E. coli komen onder andere voor bij
kippen, kalkoenen, ganzen en eenden en kunnen grote econo-
mische schade veroorzaken.

Recente gegevens over de economische schade van E. coli-
infecties bij leghennen zijn niet voorhanden. Vandemaele en
anderen (4) vermelden dat bij 38,6% van de leghennen in-
gezonden voor postmortaal onderzoek bij de regionale
gezondheidsdienst te Oost-Vlaanderen in de periode 1997-
2000 Aviair Pathogene
E. coli (APEC) geïsoleerd kon worden
uit ziekteprocessen. Bij vleeskuikenmoederdieren was dat
26,9%. Omdat de genoemde isolaten afkomstig waren van
zieke of dode dieren zullen deze getallen in het veld waar-
schijnlijk lager zijn. In dit onderzoek was het percentage

Tabel 1. Totaal aantal inzendingen pluimvee per jaar naar de CD met aantal inzendingen (en percentages) waar E. coli uit ziekteprocessen is geïsoleerd.

Jaar

2000

2001

2002

2003

2004

Inzendingen

totaal

E. coli (%)

totaal

E. coli (%)

totaal

E. coli (%)

totaal

E. coli{Vo)

totaal

E. coli (%)

Vleeskuikens

1336

167

(12,5)

792

89

(11,2)

610

62

(10,2)

207

35

(16,9)

401

105

(26.2)

Opfok vleesvermeerdering

92

8

(8,7)

14

1

(7,1)

30

4

(13,3)

10

1

(10,0)

58

3

(5,2)

Vleesvermeerdering

147

27

(18,4)

151

26

(17,2)

207

38

(18,4)

78

15

(19,2)

138

47

(34,1)

Leghennen

407

129

(31,7)

433

128

(29,6)

617

161

(26,1)

276

117

(42,4)

544

195

(35,8)

Opfokleg

95

20

(21,1)

73

17

(23,3)

145

13

(9,0)

122

13

(10,7)

131

16

(12,2)

Kalkoenen

140

50

(35.7)

131

44

(33,6)

77

28

(36,4)

100

34

(34,0)

74

19

(25,7)

Eenden

23

5

(21,7)

15

6

(40,0)

19

4

(21,1)

12

5

(41,7)

7

1

(14,3)

Tabel 2. Totaal aantal E co/i-isolaties van inzendingen naar de CD afkomstig uit ziekteprocessen opgesplitst naar aandoening.

Totaal E. coli Salpingitis/ Luchtwegen Gewrichten Doolerrest

peritonitis*

20002001200220032004 20002001200220032004 200020012002 20032004 200020012002 2003 2004 20002001200220032004

Vleeskuikens 167 89 62 35 105

0 0 0 0 0 91 36 35 14 53 30 12

13 21

4 12

Opfokvlees-
vermeerdering

8

1

4

1

3

0

0

0

0

0

4

0

1

0

1

0

1

0

1

1

2

0

1

0

1

Vlees-

vermeerdering 27

26

38

15

47

18

15

18

12

38

5

3

3

0

2

2

2

3

0

3

0

0

0

0

0

Leghennen

129

128

161

117

195

111

112

135

105

160

6

4

5

2

11

0

0

0

1

0

0

0

0

0

0

Opfokleg

20

17

13

13

16

0

0

0

0

0

15

4

4

9

5

0

2

0

0

1

0

5

5

3

5

Kalkoenen

50

44

28

34

19

0

0

0

0

0

39

30

21

29

12

3

6

1

2

5

0

0

1

0

1

Eenden

5

6

4

5

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

*Salpingitis/peritonitis wordt meestal alleen aangetroffen bij volwassen hennen

E. co//-positieve isolaten bij vleeskuikens 17,7%. Dit getal
lijkt realistischer omdat deze groep dieren in grotere aantallen
en
ad random is onderzocht. Over de periode 2000-2004
werd bij de GD (Gezondheidsdienst voor Dieren B.V.) bij
32,1% van de inzendingen van leghennen
E. coli geïsoleerd
uit ziekteprocessen. Bij vleeskuikens en vleeskuikenmoeder-
dieren waren deze percentages respectievelijk 13,7 en 21,2.
Daarnaast is
E. coli ook geïsoleerd bij kalkoenen en eenden
in respectievelijk 33,5 en 27,6% van de inzendingen
(Tabel 1). De getallen van de leghennen en de vleeskippen lij-
ken overeen te komen met de data uit België. Bij leghennen
en vleeskuikenmoederdieren wordt
E. coli overwegend uit
salpingitiden/peritonitiden geïsoleerd (Tabel 2). Bij vleeskui-
kenmoederdieren werd
E. co//-salpingitis en -peritonitis bij
14,0% van de inzendingen vastgesteld, terwijl dat bij leghen-
nen 27,4% was.

Met betrekking tot economische schade bij vleeskuikens
door sterfte en afkeuringen aan de slachtlijn zijn slechts
oudere cijfers bekend. Volgens Gross, zijn
E. co/;-infecties
verantwoordelijk voor grote economische verliezen in de
pluimvee-industrie. De jaarlijkse verliezen in de VS ten
gevolge van cellulitis werden in 1991 geschat op achttien tot
twintig miljoen dollar per jaar (5). Een andere auteur meldt
dat in datzelfde land in 1992, 43% van de afgekeurde vlees-
kuikens laesies van colisepticaemie vertoonden (6).

Klinische beelden, pathologie en mogelijke

infectieroutes van E colz-infecties bij leg-
hennen, alsmede enkele verschillen met
infecties bij vleesrassen

Klinische beelden en pathologie

E. co//-infecties bij kippen kunnen gelokaliseerd dan wel
systemisch van aard zijn. Gelokaliseerde vormen behelzen:
omphalitis/dooierzakontsteking, cellulitis, dikke-koppen-
syndroom, enterids en salpingitis/peritonitis. Hoewel het
discutabel is of deze laatste vorm als gelokaliseerd dient te

-ocr page 376-

worden gezien, omdat sepsis (orgaanzwelling en isolatie van
E. coli uit beenmerg) vaak optreedt. Onder systemische ver-
schijningsvormen vallen coligranulomen, colisepticaemie en
resultanten van colisepticaemie (meningitis/encephalitis,
panophthalmitis, osteomyelitis, spondylitis, arthritis/poly-
arthritis, synovitis/tenosynovitis, sternale bursitis, chronische
pericarditis en juveniele salpingitis) (7). De meest voor-
komende ziektebeelden bij de leghen ten gevolge van
E. coli-
infecties zijn salpingitis en peritonitis, daarnaast wordt acute
septicaemie bij leghennen zo nu en dan als klinisch probleem
waargenomen.

Salpingitis/peritonitis

Ontsteking van de eileider en/of het peritoneum door E. coli-
bacteriën is één van de belangrijkste doodsoorzaken bij de
leggende hen (1). Het is ook de grootste bron van sterfte bij
vrouwelijke eenden en ganzen (1,8). Behalve verhoogde uit-
val, kan ook de eiproductie verminderd zijn door aantasting
van de eileider.

Dieren met salpingitis hebben macroscopisch een in wisse-
lende mate (van gering tot ernstig) verwijd oviduct, dat dun-
wandig is en veelal gevuld is met verkaasd exsudaat (Figuur
1). Het verkaasde exsudaat bestaat uit fibrine, ontstekings-
cellen (granulocyten), ingedroogde dooier en schaalmate-
riaal. Het geheel heeft meestal een gelaagde structuur en on-
aangename geur en wordt ook wel eiconcrementen genoemd.
Indien de ontsteking beperkt blijft tot de eileider kan de in-
fectie nagenoeg symptoomloos verlopen. Op termijn veran-
deren deze dieren echter vaak in slijters.
Salpingitis kan gepaard gaan met peritonitis door uitbreiding
van het ontstekingsproces vanuit de eileider. Door aantasting
van de salpinx is de passage van eicellen verstoord en vindt
ovulatie in de buikholte plaats (9), wat de kans op peritonitis
vergroot. Peritonitis kan ook als gevolg van sepsis optreden.
Macroscopisch valt op dat het gezonde aspect van het buikvlies
(glad, glanzend, vochtig en doorschijnend) verloren is gegaan
(Figuur 2,3). Door de ontsteking treedt vaatinjectie op waarbij
pus en fibrine in de buikholte voorkomen, veelal samen met
dooiermateriaal. Dieren met
E. co//-buikvliesontsteking zijn
meestal acuut ziek zonder specifieke symptomen en sterven
snel. Het betreft meestal de betere (hoogproductieve) hennen
in een koppel die vaak dood op het nest worden gevonden.
Microscopisch worden multifocale tot difïiise infiltraten met
granulocyten gezien onder het epitheel van het oviduct. De
weefselreacties aldaar zijn over het algemeen mild te noemen.
In geval van peritonitis is een diktetoename van het stroma
van de sereuze vliezen en het mesenterium waarneembaar.
Deze toename is het gevolg van oedeem en infiltraties met
monocyten, granulocyten en lymfocyten. Behalve ontste-
kingscellen kan het exsudaat ook fibrine bevatten, soms met
nesten bacteriën. In een chronisch stadium raakt de fibrine

-ocr page 377-

georganiseerd en treedt bindweefselvorming op (R.M.
Dwars, persoonlijke mededeling).

Acute septicaemie bij leghennen

Colisepticaemie is vaak een ziekte bij jonge dieren, toch
komen soms uitbraken van
E. co/(-sepsis voor bij volwassen
hennen en bij kalkoenen. Uitbraken vinden meestal plaats
aan het begin van de leg waarbij de klachten langdurig aan-
wezig kunnen blijven. Op meerleeftijdenbedrijven kan het
probleem zich uitbreiden naar oudere koppels. De sterfte is
meestal acuut en de mortaliteit kan vijf ä tien procent
bedragen. De afwijkingen lijken op vogeltyfus of vogel-
cholera( 10-12). Colisepticaemie kent een aantal stadia, waar-
onder: acute sepsis, subacute polyserositis en chronische
granulomateuze ontsteking. Kenmerkende pathologische af-
wijkingen zijn een groene lever, Splenomegalie en hyperae-
misch/oedemateuze spieren. Soms worden multifocale,
bleke plekken in de lever waargenomen. Vaak treedt ook
pericarditis en/of peritonitis op. Isolaten zijn overwegend
lactose-negatief en behoren vaak tot de serotypen 085 of
Olli. Het klinisch beeld kan worden opgewekt door intra-
musculaire inoculatie. Enkele keren is dat ook gelukt met
Olli via de oro-nasale route. De Pathogenese is onbekend,
ofschoon de stress aan het begin van de leg als een belang-
rijke predisponerende factor genoemd wordt (11).

Mogelijke infectieroutes

Over het ontstaan van salpingitis/peritonitis tast men nog in
het duister. De wetenschappelijke literatuur stelt dat ontste-
king van de eileider en/of buikvlies ten gevolge van
E. coli
mogelijk langs de volgende wegen zou kunnen ontstaan:
1. Bij hoogproductieve dieren zou de kringspier tussen vagi-
na en cloaca, onder invloed van hoge oestrogeenspiegels,
teveel relaxeren waardoor een ascenderende faecale con-
taminatie van het reproductieapparaat mogelijk is. Infec-
tieuze bronchitis virusinfecties worden ook genoemd in
dit kader. Ze zouden mogelijk negatieve peristaltiek van

de eileider veroorzaken en een ascenderende contaminatie
bevorderen.

2. Bacteriële translocatie vanuit het ademhalingsapparaat
(luchtzak en longen). Zo kunnen bijvoorbeeld vanuit de
linker (en/of rechter) abdominale luchtzak.
E. co/i\'-bacte-
riën die
per inhalationem daar terechtkomen, de linker
eileider/buikholte bereiken. Bacteriën kunnen ook vanuit
de longen ten gevolge van sepsis genoemde afwijkingen
veroorzaken.

3. Bacteriële translocatie vanuit het darmkanaal wordt ook
als mogelijke infectieroute gezien. Dit zal waarschijnlijk
niet leiden tot lokale salpingitis, maar eerder peritonitis en
colisepsis veroorzaken.

Voor geen van deze infectieroutes zijn wetenschappelijke
bewijzen geleverd. Echter, Bisgaard en Dam vonden bij 0.02-
0.03% van de geslachte vleeskuikens een salpingitis die niet
gerelateerd was aan peritonitis en een aanwijzing vormde
voor het voorkomen van ascenderende faecale contaminatie
in het veld (13). Bij leghennen, die overigens tien keer zoveel
salpingitiden vertoonden als vleeskuikens, vonden deze on-
derzoekers wel een relatie tussen salpingitis en peritonitis.
Hennen waarbij salpingitis werd vastgesteld vertoonden in
42% van de gevallen eveneens peritonitis (1). Deze groep be-
richt niet over het voorkomen van peritonitis zonder salpingi-
tis, een bevinding die veelvuldig wordt gesignaleerd in de
sectiezaal van de GD te Deventer. Uit een inventarisatie van
25 inzendingen met leghennen verdacht van
E. co/;\'-salpingi-
tis en -peritonitis bleek 77% van de hennen met buikvliesont-
steking geen eileiderontsteking te hebben (Tabel 3). Dit sug-
gereert het voorkomen van bacteriële translocatie vanuit de
darm. Aanwijzing voor bacteriële translocatie vanuit de
luchtzakken lijkt in geen van de zojuist genoemde bronnen
voor te komen omdat luchtzakontsteking meestal ontbreekt.

Verschillen met infecties bij vieesrassen

Opvallend is dat E. co//-infecties bij vleeskuikens met name

op jonge leeftijd van belang zijn, terwijl bij de leghen het

Tabel 3. Verdeling van E. co//-laesies bij 25 inzendingen met E. co/i-salpingitis/peritonitis verdachte hennen.

Inzending

1

Ra$
leg

n

7

Dood

7

in

productie

3

1-2 dagen
uit productie

1

> 3 dagen
uit productie

Salpingitis

1

Peritonitis

7

Luchtzak- Pneumonie Pericarditis
ontsteking

1 2

Sepsis
7

E. coli
isolatie

7

2

leg

1

0

7

1

1

0

3

vlees

2

2

1

1

2

2

1

4

leg

4

1

2

2

2

4

3

2

5

leg

3

3

1

2

1

3

1

2

2

6

leg

6

6

3

3

6

1 2

2

5

7

leg

1

1

1

1

1

0

8

leg

4

3

2

2

1

4

1 2

4

4

9

leg

4

2

2

2

4

2

3

2

10

leg

3

1

1

1

1

3

3

3

0

11

leg

4

4

I

1

2

4

4

4

12

leg

3

2

1

2

2

3

2

1

13

leg

2

0

1

1

2

2

2

1

14

leg

4

1

2

2

2

4

1

1

0

15

leg

3

3

3

1

3

1

0

16

leg

6

6

1

3

2

6

5

5

17

leg

2

2

1

1

1

2

2

2

18

leg

5

5

2

2

1

1

5

4

4

19

leg

3

0

1

1

1

1

3

3

2

20

leg

5

4

1

3

1

5

5

4

21

leg

3

3

2

1

3

1

3

3

22

leg

5

5

5

5

5

5

23

leg

7

7

5

1

1

1

7

1

7

6

24

leg

9

9

1

5

3

7

3

7

7

25

leg

6

6

1

5

3

6

4

4

Totaal

102

83

35

33

30

23

100

3 1 14

82

71

-ocr page 378-

vooral een probleem is dat optreedt bij de aanvang van de
productiefase. Bij het vleeskuiken is de dominerende ver-
schijningsvorm colibacillose, waarvan bekend is dat het veel-
al secundair ontstaat na aantasting van het luchtwegepitheel.
Bij vleesrassen wordt het beeld van salpingids/peritonitis
sporadisch gezien, in tegenstelling tot acute of subacute cel-
lulitis. Het betreft veelal de periorbitale subcutis en aangren-
zende subcutane weefsels van de kop (Swollen Head Syndro-
me). Vergelijkbare laesies elders op het lichaam zijn ook
mogelijk. Een ander verschil met legrassen is dat bij vlees-
kuikenmoederdieren minder salpingitis voorkomt (1).

Diermodellen voor path oce nesestudies

van E. col/-salpincitis en -peritonitis

Zoals eerder is vermeld, is (zijn) de infectieroute(s) voor
E. co//-salpingitis en -peritonitis onbekend en zijn pathogene-
sestudies hierover bij de kip, in tegenstelling tot onderzoek
naar bacteriële translocatie bij zoogdieren, zeer schaars. Hier-
na volgt een opsomming van relevante data die mogelijk rich-
tinggevend kunnen zijn voor toekomstig onderzoek naar het
ontstaan van
E. co//-salpingitis en -peritonitis bij leghennen.

1. Ascenderende faecale contaminatie vanuit de cloaca
Gross en Siegel (9) beschrijven in 1959 de inductie van buik-
vliesontsteking door dieren intraperitoneaal of intravaginaal
te inoculeren met
E. coli nadat de helft van de dieren steriel
dooiermateriaal kreeg toegediend in de buikholte. De proef
werd als volgt uitgevoerd: 84 leggende hennen werden in zes
groepen van elk veertien dieren verdeeld. Drie groepen wer-
den intraperitoneaal geïnoculeerd met 25 ml steriel dooier-
materiaal terwijl de resterende drie groepen geen dooier-
materiaal kregen toegediend. Vervolgens kreeg van beide
categorieën (met en zonder dooiermateriaal) één groep
E. coli intraperitoneaal, één E. coli intravaginaal en één groep
geen
E. coli toegediend.

De aanwezigheid van dooiermateriaal in de buikholte bleek
een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van peritonitis
bij de leghen: na intraperitoneale infectie was het aantal ge-
storven dieren respectievelijk 8/14 en 0/14 voor de groepen
met en zonder dooiermateriaal in de buikholte, terwijl het
aantal dieren met laesies 10/14 versus 2/14 was in genoemde
groepen. Na intravaginale inoculatie werden geen sterfte en
laesies gevonden in de groep zonder dooiermateriaal, terwijl
in de behandelde dieren 4/14 uitvielen en 6/14 laesies ver-
toonden. Hoewel dit experiment niet herhaald is en slechts
één
E. co//-isolaat is onderzocht, suggereert het redelijk hoge
percentage peritonitis opgewekt na intravaginale inoculatie
dat deze infectieroute mogelijk van significant belang is bij
het ontstaan van
E. co//\'-salpingitis en -peritonitis.

2. Modellen voor bacteriële translocatie

Diermodellen voor de kip om translocatie vanuit de linker-
luchtzak en de darm te onderzoeken, zijn niet beschreven.
Wel zijn veel zoogdiermodellen aanwezig voor onderzoek
naar translocatie van
E. co/;-bacteriën vanuit het darmlumen
(26,27).

Bacteriële translocatie dat van grote betekenis is in de huma-
ne geneeskunde, vindt plaats wanneer levensvatbare bacte-
riën vanuit het darmlumen toegang krijgen tot extra-
intestinale ruimten. Daarbij kunnen ze terechtkomen in de
mesenteriale lymfknopen, de lever, milt, nieren en de bloed-
baan. Dit fenomeen kan optreden bij een verstoring van de
darmflora waarbij overgroei plaatsvindt, bij een toename van
de darmwandpermeabiliteit en bij immuunsuppressie. In de
diverse zoogdiermodellen voor bacteriële translocatie (met
name muizen- en rattenmodellen) worden de triggers die bac-
teriële translocatie kunnen veroorzaken afzonderiijk be-
studeerd. Uit deze studies is gebleken dat translocatie van on-
der andere
E. coli bij knaagdieren het gevolg kan zijn van
vele stressoren als hitte, koude, voedseldeprivatie, endotoxi-
nen, et cetera. Ook verstoring van de darmflora, door bijvoor-
beeld antibiotica of chemische contaminanten van voer of
drinkwater, kunnen een bacteriële overgroei veroorzaken die
uiteindelijk uitmondt in bacteriële translocatie (27).
Bacteriële translocatie komt ook veelvuldig voor bij gezonde
dieren waar het mogelijk een belangrijke rol speelt bij de ver-
kregen immuniteit. Echter, onder bepaalde omstandigheden,
bijvoorbeeld bij chronische ziekten of immuunsuppressie,
kan bacteriële translocatie een fataal verloop hebben.
Veel diermodellen betreffende bacteriële translocatie die op-
gezet zijn om ziekteprocessen bij de mens te onderzoeken
maken gebruik van chirurgische ingrepen en lijken daarom
minder geschikt voor het bestuderen van koppelaandoe-
ningen. Enerzijds vanwege
het logistiek en kostenaspect wan-
neer in diermodeistudies voor pluimvee veel dieren worden
gebruikt en anderzijds omdat het gebruik van niet invasieve
handelingen het spontane ziekteproces in het dier beter zal
benaderen. Diermodellen voor
E. co//-translocatie die moge-
lijk bij onderzoek naar de
Pathogenese van E. co//-salpingitis
en -peritonitis bij de kip ingezet kunnen worden zijn beschre-
ven door oner andere Berg, Wells en Katayama (28-30). Hier-
bij wordt bacteriële translocatie opgewekt na verstoring van
de darmflora door antibiotica, door eiwittekorten in
het voer
of door bacteriële endotoxinen.

Berg beschrijft een model waarbij acht weken oude SPF-
muizen vier dagen lang penicilline, clindamycine of metroni-
dazole via het drinkwater kregen toegediend. Op verschillen-
de tijdstippen werden, per antibioticum, tien muizen gedood
en hun mesenteriale lymfeknopen bacteriologisch onderzocht
op aërobe en anaërobe bacteriën. Slechts na vier dagen
behandeling met de hierboven genoemde antibiotica, kon
bacteriële overgroei en translocatie worden vastgesteld (28).
Wells en anderen hebben in een diermodel bij muizen verschil-
lende antibiotica toegediend die specifieke delen van de darm-
flora elimineren: streptomycine om de caecale gramnegatieve
bacteriën te elimineren, bacitracine in combinatie met strepto-
mycine om alle caecale bacteriën behalve sporenvormers af te
doden, tweemaal daags metronidazole intramusculair om de
strikt anaërobe caecale bacteriën te verwijderen. Bij muizen
gedood drie dagen na de aanvang van de antibioticumbehande-
ling bleek bacteriële translocatie (intestinale bacteriën in de
mesenteriale lymfknopen) vooral voor te komen bij dieren
waarbij de anaërobe flora gericht was geëlimineerd, dat wil
zeggen de groep behandeld met metronidazol. In een vervolg-
experiment waarbij muizen met een streptomycine-resistente
E. co//-stam zijn geïnoculeerd en de kuur gedurende twee op-
volgende dagen is voortgezet, werden soortgelijke resultaten
verkregen. Dat wil zeggen translocatie van de oorspronkelijke
darmfiora bij de dieren behandeld met metronidazol. De
E. co//-markerstam werd veelvuldig in de mesenteriale lymf-
knopen van muizen uit alle drie behandelingsgroepen gevon-
den, en in de hoogste mate bij dieren behandeld met bacitraci-
ne-streptomycine. Deze studie onderstreept het belang van de
anaërobe flora bij bacteriële translocatie van de oorspronke-
lijke darmflora; daarnaast lijken ook andere bacteriënsoorten

-ocr page 379-

van belang om de kolonisatie en bacteriële translocatie van
deze
E. co/i-markerstam te voorkomen (30).
Katayama en anderen hebben de invloed van eiwitondervoe-
ding en
E. co/(-LPS op bacteriële translocatie bij mannelijke
SPF-ratten onderzocht. De helft van de dieren werden onder-
worpen aan een vrijwel eiwitloos dieet, de andere helft kreeg
een standaard dieet. Op verschillende tijdstippen (O, 6, 13 en
20 dagen) na start van het proefdieet werden enkele dieren uit
beide groepen intraperitoneaal met LPS (endotoxine) van
E. coli 0127:B8 ingespoten. Een dag na deze behandeling
met LPS werden de behandelde dieren en eenzelfde aantal
niet behandelde dieren gedood en onderzocht op bacteriële
translocatie (bacteriologisch onderzoek mensenteriale lymf-
knopen). Uit dit onderzoek bleek dat de toediening van LPS,
in tegenstelling tot eiwitondervoeding, bacteriële translocatie
in de hand werkte (29).

Risicofactoren

Colibacillose bij ander pluimvee dan leghennen (met name
vleeskuikens) wordt veelal gezien als een opportunistische
infectie die op kan treden wanneer de integriteit van huid
(bijvoorbeeld bij cellulitis ten gevolge van heupkrassen door
te weinig voerbaklengte en een te hoge bezettingsgraad (14,
15)) en mucosae aangetast is (bijvoorbeeld door te veel am-
moniak) en infecties van luchtwegen met Newcastle-disease-
virus, infectieuze bronchitis en
Mycoplasma gallisepticum
(16-18)), het afweersysteem gecompromiteerd is (bijvoor-
beeld ziekte van Gumboro of stress (19, 20)) en hoge infec-
tiedruk optreedt (bijvoorbeeld door slechte ventilatie en ver-
ontreinigd water (21,22)).

Bij leghennen is weinig bekend over risicofactoren voor het
optreden van
E. co/(-salpingitis en -peritonitis. Vandeker-
chove en anderen (23) hebben recentelijk in een case-control-
studie twintig koppels leghennen met colibacillose en twintig
koppels zonder klachten met elkaar vergeleken, maar konden
geen associatie aantonen tussen de colibacilloseklachten en
infecties met een aantal voor de kip belangrijke pathogenen
met affiniteit voor het ademhalingsapparaat. De onderzochte
pathogenen waren: infectieuze-bronchitis-virus, Newcastle-
disease-virus, aviair pneumovirus,
M. gallisepticum, M. syno-
viae
en Ornithobacterium rhinotracheale. Daarnaast heeft
deze groep wetenschappers bij een gelijk aantal koppels leg-
hennen onderzoek verricht naar niet infectieuze risicofacto-
ren van belang bij uitbraken van colibacillose. Hieruit bleek
dat de afstand tussen pluimveebedrijven en bezettingsgraad
van de kooien risicofactoren zijn voor het optreden van coli-
bacillose bij leghennen in batterijhuisvesting. Door het be-
perkt aantal bedrijven dat in genoemde studie is onderzocht,
is het echter zeer goed mogelijk dat andere belangrijke varia-
belen niet aangemerkt zijn als risicofactor (24). Behalve deze
twee recente studies, heeft Kohlert in het verleden gerappor-
teerd dat een verstoring in de oestrogeen- en progesteron-
balans bij hoog productieve hennen predisponerend zou zijn
voor ascenderende contaminatie van de eileider (25). Dit punt
verdient zeker de aandacht van toekomstig onderzoek omdat
deze bevinding in overeenstemming is met het feit dat het
vooral de hoogproductieve dieren zijn met grote economische
waarde die vaak leiden aan
E. co//-salpingitis en -peritonitis.

Epidemiologie (moleculairetechnieken)

\'State of the art\' moleculaire technieken worden benut om in-
zichten te krijgen in de epidemiologie van talloze infectieuze
agentia waaronder
E. coli. Bij E. co/(-uitbraken bij pluimvee
worden deze technieken echter nog niet of nauwelijks inge-
zet. Kennis over de clonale relatie tussen isolaten afkomstig
van bedrijven in een bepaalde regio, van bedrijven binnen
een integratie en van herbesmette stallen, kan nieuwe inzich-
ten opleveren over de epidemiologie van
E. co/;\'-infecties bij
leghennen en mogelijk bijdragen aan een effectieve eradica-
tie van een stam door het nemen van specifieke maatregelen
(31-36).

Voor het aantonen van bepaalde genen in een E. co/Z-stam,
werd voorheen gebruikgemaakt van een standaard PCR met
geschikte primers. Deze methode was echter minder goed
bruikbaar voor het zoeken naar clonaal verwantschap tussen
uiteenlopende
E. co//-isolaten. Daartoe zijn nieuwe molecu-
laire technieken ontwikkeld, te weten:

1. Pulsed Field Gel Electrophoresis (PFGE): PFGE maakt
gebruik van restrictie-enzymen die op weinig voorkomen-
de nucleotidesequenties het chromosomaal DNA van
bacteriestammen knipt. Hierdoor ontstaan grote DNA-
fragmenten (> 20 kb) die onder invloed van elektrische
spanning, die steeds van richting wisselt (nodig om deze
grote fragmenten te kunnen scheiden), op lengte geschei-
den worden in een agarosegel. De aldus verkregen ban-
denpatronen kunnen met het oog of met een computer on-
derling worden vergeleken (37-40).

2. Restriction Fragment Length Polymorphism (RFLP): bij
RFLP wordt het chromosomaal DNA van de te testen
stammen geknipt met restrictie-enzymen die sites van vier
of zes basenparen herkennen. Hierdoor wordt, in tegen-
stelling tot de PFGE-techniek, het DNA in vele, kleine
fragmenten geknipt. De verkregen fragmenten worden
ook hier gescheiden op een agarosegel. Omdat de ontstane
bandenpatronen te ingewikkeld zijn om met het oog te
kunnen onderscheiden, worden de fragmenten overge-
bracht op een membraan (blotting), waarna ze gehybridi-
seerd worden met gelabelde DNA-fragmenten (probes)
opdat ze zichtbaar worden. Deze probes binden aan speci-
fieke DNA-(target)sequenties behorend tot een specifieke
locus. Van de gehybridiseerde fragmenten wordt de groot-
te bepaald door ze te vergelijken met een DNA-ladder met
bekende grootten. De target-DNA-fragmenten zijn af-
komstig van DNA met lengtepolymorfisme (lengthpoly-
morphism), wat betekent dat de lengte van het fragment
varieert van individu tot individu (32,40-42).

3. Amplified fragment length polymorphism (AFLP): bij
AFLP wordt het chromosomaal DNA eerst geknipt met
(meestal door twee verschillende) restrictie-enzymen,
waarna specifieke linkermoleculen aan de restrictiesites
worden geligeerd. Vervolgens wordt het DNA geamplifi-
ceerd met primers die op de linkers passen. Daarna wordt
het amplificatiemengsel op een acrylamidegel opgebracht
en de bandenpatronen worden in een sequentieapparaat
geanalyseerd (43).

4. Repetitive extragenic palindromic (Rep)-PCR: bij Rep-
PCR worden specifieke primers gebruikt die aanhechten
op repeterende sequenties van tussen de genen liggend
DNA Gunk DNA). Na de PCR worden de fragmenten
geanalyseerd op een agarosegel. Hierbij ontstaan banden-
patronen met fragmenten van verschillende intensiteit en
lengte. De \'fingerprints\' worden daarna met het blote oog
of met een computer met elkaar vergeleken. Hoewel de
aspecifieke condities bij deze techniek leiden tot moeilijk

-ocr page 380-

reproduceerbare patronen, vaak ook binnen één laborato-
rium, wordt PCR-fingerprinting veel toegepast, omdat het
een relatief eenvoudige en snelle techniek is. Enterobacte-
rial Repetitive Intergenic Consensus (ERIC)-PCR is een
vorm van Rep-PCR gebaseerd op een high-copy repeat in
Enterobacteriacae (32, 33,35,44).
5. Random Amplification of Polymorphic DNA (RAPD)-
PCR: bij RAPD wordt het DNA geampificeerd met zeer
korte PCR-primers (1 O-meren (nucleotiden)), die aselect
kunnen aanhechten. Het vormt een zeer handzame en sen-
sitieve methode voor het verkrijgen van een moleculaire
\'fingerprint\' van een te identificeren stam. Dit is een be-
langrijke reden dat deze methode vaak wordt toegepast in
vakgebieden als epidemiologie, moleculaire genetica en
taxonomie (32, 37, 42, 45, 46). Ten opzichte van andere
moleculaire technieken is RAPD relatief simpel, snel en
goedkoop. Nadeel is de matige reproduceerbaarheid tus-
sen laboratoria. Door het gebruik van Ready-To-Go
RAPD Analysis beads die alle PCR-reagentia in gestan-
daardiseerde hoeveelheden bevatten kan dit nadeel groten-
deels worden tegengegaan. RAPD-analyses zijn reeds toe-
gepast om
E. co/i-isolate van mens (47), rund (48), varken
(49) en pluimvee (42,46,50) te discrimineren.

Een eenduidige keuze en een methode als \'beste\' moleculaire
techniek te bestempelen is niet mogelijk daar elke methode
zijn specifieke voor- en nadelen heeft. Veel hangt af van fac-
toren als bijvoorbeeld onderscheidend vermogen, reprodu-
ceerbaarheid snelheid en kosten.

Diagnostiek

De waarschijnlijkheidsdiagnose E. co//-salpingitis en -perito-
nitis is redelijk eenvoudig te stellen op basis van de anam-
nese, het klinisch beeld en macroscopische afwijkingen.
E. co/(-salpingitis en -peritonitis komt vooral voor bij hoog
productieve hennen en veroorzaakt verhoogde uitval zonder
eiproductiedaling. Typisch is het voorkomen van \'mooie\'
hennen dood op het nest. Men dient bedacht te zijn op het feit
dat salpingitis en peritonitis in combinatie met verhoogde uit-
val incidenteel ook door andere bacteriën kan worden veroor-
zaakt, waaronder:
Salmonella Enteritidis, Pasteurella multo-
cida
en Streptococcen. Derhalve kan de diagnose pas
definitief gesteld worden na bacteriologisch onderzoek en het
aantonen van
E. coli in laesies. Omdat vrijwel altijd dode die-
ren worden aangeboden voor onderzoek is het belangrijk
rekening te houden met het feit dat
E. co//-verontreiniging
van organen kan optreden door autolyse. Dit kan leiden tot
foutieve diagnostische conclusies. In dergelijke gevallen is
het verstandig om bacteriologisch onderzoek van beenmerg
te verrichten dat veelal vrij is van contaminanten.
Isolatie gebeurt op basale voedingsbodems, waaronder scha-
penbloedagar, bij een temperatuur van 37°C. Nadere identifi-
catie van kolonies wordt verricht op basis van biochemische
reacties. De meeste
E. co/(\'-isolaten zij indol- en fl-glucuroni-
dase-positief en kunnen zo eenvoudig geïndentificeerd
worden. Indien genoemde biochemische reacties afwijken
dienen aanvullende biochemische testen in te worden gezet
omdat sommige
E. co/j-isolaten afwijkend kunnen reageren
op indol en 13-glucuronidase. De GD gebruikt voor dat doel
een commerciële kit (BBL™ Crystal™ Enteric/Nonfermenter
ID Kit, product 245000, BD Diagnostic Systems, Alphen a/d
Rijn).

Therapie en preventie

Indien een behandeling noodzakelijk wordt geacht, kunnen
antibiotica worden ingezet. De keuze van het chemothera-
peuticum dient te geschieden op basis van gevoeligheid en
farmacokinetiek omdat resistentie bij
E. coli veelvuldig voor-
komt. Opgemerkt dient te worden dat de
E. co//-problemen
ondanks therapie vaak recidiverend van aard zijn. Daarnaast
dient men rekening te houden met de nodige wachttijden bij
het behandelen van leghennen in productie in verband met
het voorkomen van residuen in eieren. Het voorkomen van
E. co//-isolaten met verschillende antibioticumgevoeligheid
binnen een uitbraak en hetzelfde dier vormt een aanvullende
complicerende factor voor een adequate behandeling
(E. Goren, persoonlijke mededeling).
In het kader van de preventie kunnen vaccins worden
gebruikt. Een algemeen probleem bij vaccinatie is dat de op-
gewekte bescherming in praktijk slechts effectief is tegen
homologe serotypes (51), derhalve worden vaak stalvaccins
(op basis van isolaten verkregen uit zieke dieren van het te
behandelen probleembedrijf) ingezet. Stammen voor stalvac-
cins worden bij de GD op schapenbloed vermenigvuldigd.
De platen worden afgeschraapt en daarna volgt suspensie in
fysiologisch zout en formaldehyde (eindconcentratie 35%).
Per liter stalvaccin worden, afhankelijk van de groeisnelheid
van de kiem één of twee agarplaten gebruikt om tot de
gewenste concentratie antigeen te komen (circa 10" kve/ml).
Na het afdoden volgt een uitgebreide steriliteitcontrole van
het stalvaccin dat pas wordt vrijgegeven als na zeven dagen
geen bacteriegroei is vastgesteld.

Incidenteel worden alternatieve maatregelen gebruikt voor de
preventie zoals het chloreren van het drinkwater. Hoewel is
aangetoond dat chloortoevoegingen aan het water
E. coli-
bacteriën kan inactiveren (52), ontbreekt wetenschappelijk
onderzoek naar het effect hiervan op de kolonisatie van
E. coli bij bedrijfspluimvee. En dergelijke studie is wel uitge-
voerd bij
Campylobacter spp. Het chloreren van drinkwater
bleek echter geen meetbaar effect te hebben op de kolonisatie
van deze kiemen bij vleeskuikens (53).

Conclusies

E. co//-infecties bij pluimvee zijn van grote ziektekundige en
economische betekenis en kennen diverse verschijnings-
vormen, waarvan
E. co/;-salpingitis en -peritonitis de meest
voorkomende is in de leghennenhouderij. Harde cijfers over
de economische betekenis van deze aandoening bij legkippen
zijn echter niet voorhanden.

Over de Pathogenese van E. co//-salpingitis en -peritonitis bij
leghennen wordt veel gespeculeerd en lopen de meningen
uiteen. Een drietal infectieroutes worden volgens de huidige
literatuur als mogelijk geacht: een ascenderende faecale con-
taminatie vanuit de cloaca, bacteriële translocatie vanuit het
ademhalingsapparaat (luchtzakken en longen) en bacteriële
translocatie vanuit het darmlumen. Diermodelstudies zouden
inzicht kunnen geven in dit vraagstuk en tevens een zeer
belangrijk instrument kunnen zijn om interventiestrategieën
te evalueren.

Weinig is bekend over risicofactoren voor E. co//-salpingitis
en -peritonitis. Recent onderzoek heeft aangetoond dat infec-
ties met andere pathogenen met affiniteit voor het respiratie-
apparaat waarschijnlijk niet van belang zijn. Als niet infec-
tieuze risicofactoren voor
E. co//-uitbraken bij leghennen.

-ocr page 381-

zijn onlangs de afstand tussen pluimveebedrijven en bezet-
tingsgraad van de kooien aangemerkt, en in het verleden hor-
monale factoren.

Diverse moleculaire technieken voor het typeren van E. coli-
isolaten zijn beschreven. Hoewel geen methode als \'beste\' te
bestempelen is, zouden deze technieken van dienst kunnen
zijn bij onderzoek naar de epidemiologie van
E. coli-
uitbraken bij pluimvee waar nauwelijks gegevens over zijn.
De waarschijnlijkheidsdiagnose
E. co/i-salpingitis en -perito-
nitis is eenvoudig te stellen op basis van de anamnese, het kli-
nisch beeld en de macroscopische afwijkingen. Omdat andere
kiemen ook deze afwijkingen kurmen veroorzaken dient altijd
als bevestiging bacteriologisch onderzoek te worden gedaan.
Therapeutisch kunnen antibiotica worden gebruikt. Hierbij
dient de keuze te worden bepaald op basis van gevoeligheid
en farmacokinetiek. Preventief worden vaak stalvaccins inge-
zet omdat bescherming praktisch alleen is op te wekken tegen
homologe
E. co//-serotypes.

literatuur

1. Bisgaard !V1 and Dam A. Salpingitis in poultry. 11. Prevalence, bacterio-
logy, and possible pathogenesis in egg-laying chickens. Nord Vet Med
1981;33:81-89.

2. Bisgaard M, Harlou B, Haugum E and Veiling G. [Tentative organisa-
tion of disease recording in the poultry production. Collection and pro-
cessing of condemnation results from 6 poultry slaughterhouses in
Northern Jutland (author\'s transi)]. Nord Vet Med 1977;29: 1-11.

3. Bergmann V und Scheer J. Ökonomisch bedeutungsvolle Verlustur-
sachen bei Schlachtgeflügcl [Economically relevant causes of slaughter
poultry loss]. Monatsh Veterinärmed 1979; 34: 543-547.

4. Vandemaele F, Vereecken M, Derijcke J and Goddeeris BM. Incidence
and antibiotic resistance of pathogenic
Escherichia coli among poultry
in Belgium. Vet Ree 2002; 151: 355-356.

5. Gross WG. Diseases due to Escherichia coli in poultry. In: Gyles CL,
editor Escherichia coli in domestic animals and humans. Wallingfor4
United Kingdom: CAB International 1994: p. 237-283.

6. Yogaratnam V Analysis of the causes of high rates of carcase rejection
at a poultry processing plant. Vet Ree 1995; 137:215-217.

7. Barnes HJ, Vaillancourt J-P and Gross WB. Colibacillosis. In: SaifYM,
Barnes HJ, Glisson JR, Fadly AM, McDougald LR, Swayne DE, edi-
tors. Diseases of poultry. 11th cdn. Ames, Iowa. USA: Iowa State Press;
2003: p. 631-656.

8. Bisgaard M. Salpingitis in web-footed birds: prevalence, aetiology and
significance. Avian Pathol 1995; 24: 443-452.

9. Gross W, and Siegel PB. Coliform peritonitis of chickens. Avian Dis
1959;3:370-373.

10. Dhillon AS and Jack OK. Two outbreaks of colibacillosis in commer-
cial caged layers. Avian Dis 1996; 40: 742-746.

11. Zanella A, Alborali GL, BardoUi M, Candotti P, Guadagnini PF, Marti-
ne PA and Stonfer M. Severe
Escherichia coli Oll 1 septicaemia and
polyserositis in hens at the start of the lay. Avian Pathol 2000; 29: 311-
317.

12. Barnes HJ and Lozano F. Colibacillosis in Poultry. Pfizer Veterinary
Practicum. 1994; Pfizer Animal Health: Lee\'s Summit, MO, 45; 1994.

13. Bisgaard M and Dam A. Salpingitis in poultry. 1. Prevalence, bacterio-
logy and possible pathogenesis in broilers. Nord Vet Med 1980; 32:
361-368.

14. Steinberg SM. Bacterial translocation: what it is and what it is not. Am
J Surg 2003; 186:301-305.

15. Wiest R and Rath HC. Gastrointestinal disorders of the critically ill.
Bacterial translocation in the gut. Best Pract Res Clin Gastroenterol
2003; 17:397-425.

16. Berg RD. Promotion of the translocation of enteric bacteria from the
gastrointestinal tracts of mice by oral treatment with penicillin, clin-
damycin, or metronidazole. Infect Immun 1981; 33: 854-861.

17. Katayama M, Xu D, Specian RD and Deitch EA. Role of bacterial
adherence and the mucus barrier on bacterial translocation: effects of
protein malnutrition and endotoxin in rats. Ann Surg 1997; 225: 317-
326.

18. Wells CL, Maddaus MA, Reynolds CM, Jechorek RP and Simmons
RL. Role of anaerobic flora in the translocation of aerobic and faculta-
tively anaerobic intestinal bacteria. Infect Immun 1987; 55: 2689-
2694.

19. Frankcnhuis MT, Vertommen MH and Hemminga H. Influence of claw
clipping, stocking density and feeding space on the incidence of scabby
hips in broilers. Br Poult Sci 1991; 32: 227-230.

20. Norton RA, Bilgili SF and McMurtrey BC. A reproducible model for
the induction of avian cellulitis in broiler chickens. Avian Dis 1997; 41:
422-428.

21. Matthijs MG, Eck JH van. Landman WJ and Stegeman JA. Ability of
Massachusetts-type infectious bronchitis virus to increase colibacillo-
sis susceptibility in commercial broilers: a comparison between vac-
cine and virulent field virus. Avian Pathol 2003; 32: 473-481.

22. Nakamura K, Ueda H, Tanimura T and Noguchi K. Effect of mixed live
vaccine (Newcastle disease and infectious bronchitis) and
Mycoplasma
gallisepticum
on the chicken respiratory tract and on Escherichia coli
infection. J Comp Pathol 1994; 111: 33-42.

23. Oyetunde OO, Thomson RG and Carlson HC. Aerosol exposure of am-
monia, dust and
Escherichia coli in broiler chickens. Can Vet J 1978;
19: 187-193.

24. Matsumoto M and Huang HJ. Induction of short-term, nonspecific im-
munity against
Escherichia coli infection in chickens is suppressed by
cold stress or corticosterone treatment. Avian Pathol 2000; 29: 227-
232.

25. Nakamura K, Yuasa N, Abe H and Narita M. Effect of infectious bursal
disease virus on infections produced by
Escherichia coli of high and
low virulence in chickens. Avian Pathol 1990; 19:713-721.

26. Harry EG. The survival of Escherichia coli in the dust of poultry
houses. Vet Ree 1964; 76: 466-470.

27. Nagi MS and Raggi LG. Importance to \'airsac\' disease of water sup-
plies contaminated with pathogenic
Escherichia coli. Avian Dis 1972;
16:718-723.

28. Vandekerchove D, Herdt PD, Laevens H, Butaye P, Meulemans G and
Pasmans F. Significance of interactions between
Escherichia coli and
respiratory pathogens in layer hen flocks suffering from colibacillosis-
associated mortality. Avian Pathol 2004; 33: 298-302.

29. Vandekerchove D, De Herdt P, Laevens H and Pasmans F Risk factors
associated with colibacillosis outbreaks in caged layer flocks. Avian
Pathol 2004; 33: 337-342.

30. Köhlen R. Untersuchungen zur Ätiologie der Eileiterentzündung beim
Huhn. Monatsh Veterinärmed 1968; 23: 392-395.

31. Skyberg JA, Home SM, Giddings CW, Wooley RE, Gibbs PS and No-
lan LK. Characterizing avian
Escherichia coli isolates with multiplex
polymerase chain reaction. Avian Dis 2003; 47: 1441-1447.

32. Silveira WD da, Ferreira A, LancelloUi M, Barbosa lA, Leite DS, de
Castro AF and Brocchi M. Clonal relationships among avian
Escheri-
chia coli
isolates determined by enterobacterial repetitive intergenic
consensus (ERIC)-PCR. Vet Microbiol 2002; 89: 323-328.

33. Brito BG de, Gaziri LC and Vidotto MC. Virulence factors and clonal
relationships among
Escherichia coli strains isolated from broiler
chickcns with cellulitis. Infect Immun 2003; 71:4175-4177.

34. Delicato ER, Brito BG de, Gaziri LC and Vidotto MC. Virulence-asso-
ciated genes in
Escherichia coli isolates from poultry with colibacillo-
sis. Vet Microbiol 2003; 94: 97-103.

35. Dombek PE, Johnson LK, Zimmeriey ST and Sadowsky MJ. Use of re-
petitive DNA sequences and the PCR to differentiate
Escherichia coli
isolates from human and animal sources. AppI Environ Microbiol
2000; 66: 2572-2577.

36. Janssen T, Schwarz C, Preikschat P, Voss M, Philipp HC and Wieler
LH. Virulence-associated genes in avian pathogenic
Escherichia coli
(APEC) isolated fi-om internal organs of poultry having died from coli-
bacillosis. Int J Med Microbiol 2001; 291: 371-378.

37. Aslam M, Greer GG, Nattress FM, Gill CO and McMullen LM. Geno-
typic analysis of
Escherichia coli recovered from product and equip-
ment at a beef-packing plant. J AppI Microbiol 2004; 97: 78-86.

38. Baggesen DL, Sandvang D and Aarestrup FM. Characterization of Sal-
monella enterica
serovarTyphimurium DT104 isolated from Denmark
and comparison with isolates from Europe and the United States. J Clin
Microbiol 2000; 38: 1581-1586.

39. Babai R, Blum-Oehler G, Stem BE, Hacker J and Ron EZ. Virulence
patterns fi-om septicemic
Escherichia coli 078 strains. FEMS Microbi-
ol Lett 1997; 149:99-105.

40. Olsen JE, Skov MN, Threlfall EJ and Brown DJ. Clonal lines of Salmo-
nella enterica
serotype Enteritidis documented by IS200-, ribo-, pul-
sed-field gel electrophoresis and RFLP typing. J Med Microbiol 1994;
40: 15-22.

41. Silveira WD da, Lancellotti M, Ferreira A, Solferini VN, de Castro AF,
Stehling EG and Brocchi M. Determination of the clonal stmcture of

-ocr page 382-

avian Escherichia coli strains by isoenzyme and ribotyping analysis.
J Vet Med B Infect Dis Vet Public Health 2003; 50: 63-69.

42. Maurer JJ. Lee MD, Lobsinger C, Brown T, Maier M and Thayer SG.
Molecular typing of avian
Escherichia coli isolates by random amplifi-
cation of polymorphic DNA. Avian Dis 1998; 42: 431 -451.

43. Bojesen AM, Torpdahl M, Christensen H. Olsen JE and Bisgaard M.
Genetic diversity of
Gallibacterium anatis isolates from different
chicken flocks. J Clin Microbiol 2003; 41: 2737-2740.

44. Neilands JB. Mechanism and regulation of synthesis of aerobactin in
Escherichia coli KI2 (pColV-K30). Can J Microbiol 1992; 38: 728-
733.

45. Chansiripomchai N, Ramasoota P, Bangtrakulnonth A, Sasipreeyajan J
and Svenson SB. Application of randomly amplified polymorphic DNA
(RAPD) analysis for typing avian
Salmonella enterica subsp. enterica.
FEMS Immunol Med Microbiol 2000; 29: 221-225.

46. Chansiripomchai N, Ramasoota P, Sasipreeyajan J and Svenson SB.
Differentiation of avian pathogenic
Escherichia coli (APEC) strains by
random amplified polymorphic DNA (RAPD) analysis. Vet Microbiol
2001;80:75-83.

47. Hopkins KL and Hilton AC. Use of multiple primers in RAPD analysis
of clonal organisms provides limited improvement in discrimination.
Biotechniques2001;30: 1262-1264, 1266-1267.

48. Aslam M, Greer GG, Nattress FM, Gill CO and McMullen LM. Gene-
tic diversity of
Escherichia coli recovered from the oral cavity of beef
cattle and their rclatedness to faecal E. coli. Lett Appl Microbiol 2004;
39: 523-527.

49. Ramasoota P. Krovacek K, Chansiripomchai N, Momer AP and Sven-
son SB. Identification of
Escherichia coli recovered from milk of sows
with coliform mastitis by random amplified polymorphic DNA
(RAPD) using standardized reagents. Acta Vet Scand 2000; 41: 249-
259.

50. Giovanardi D, Campagnari E, Ruffoni LS, Pesente P, Ortali G and Fur-
lattini V Avian pathogenic
Escherichia coli transmission from broiler
breeders to their progeny in an integrated poultry production chain.
Avian Pathol 2005; 34: 313-318.

51. Dho-Moulin M and Fairbrother JM. Avian pathogenic Escherichia coli
(APEC). Vet Res 1999; 30: 299-316.

52. Rice EW, Clark RM and Johnson CH. Chlorine inactivation of Escheri-
chia coli 0\\51 Ml.
Emerg Infect Dis 1999; 5: 461-463.

53. Stern NJ, Robach MC, Cox NA and Musgrove MT. Effect of drinking
water chlorination on
Campylobacter spp. colonization of broilers.
Avian Dis 2002; 46: 401-404.\'

Artikel ingediend: 15 november 2005
Artikel geaccepteerd: 18 juli 2006

Virulentiefactoren van Escherichia coli met nadruk op aviair
pathogene isolaten

W.J.M. Landman\' en R.A. Cornelissen\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

E. co//-bacteriën die bij pluimvee gelokaliseerde dan wel
systemische infecties veroorzaken (uit ziekteprocessen
worden geïsoleerd) worden als aviair pathogene
Escheri-
chia coli
(APEC) aangeduid en men vermoedt dat deze
kiemen over intrinsieke bestanddelen (virulentiefacto-
ren) beschikken waardoor ze in staat zijn ziektever-
schijnselen op te wekken. Ondanks de grote hoeveelheid
wetenschappelijke literatuur over
E. coli virulentiefacto-
ren zijn geen eenduidige markers voor virulentie bij
APEC\'s gevonden. Een relatie tussen virulentie en sero-
typering is evenmin eenduidig en leidt tot de vraag: zijn
E. co//-infecties bij pluimvee voor het merendeel in wezen
opportunistisch? Onderzoek naar het voorkomen van
(bepaalde combinaties van) virulentiefactoren bij
E. coli-
isolaten als marker voor pathogeniteit zou moeten vol-
doen aan de moleculaire versie van de postulaten van
Koch om de hiervoor gestelde vraag te beantwoorden.

Summary

Virulence factors of Escherichia coli, with emphasis on
avian pathogenic isolates

E. coli bacteria isolated from localized and systemic disease
processes in poultry are designated as Avian Pathogenic

CD. Postbus 9. 7400 AA Deventer

Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht. Utrecht.

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131; 822-830.

E. coli (APEC). The disease-inducing potential of these i.so-
lates has heen explained by the occurrence of specific viru-
lence factors. Despite the extensive literature on virulence
factors for
E. coli, unambiguous markers of virulence have
not been identified yet. The relationship between serotyping
and virulence is not straightforivard either and raises the
question whether
E. coli infections in poultry should mainly
be considered as opportunistic. Investigations into the occur-
rence of certain (combinations ofi virulence factors in APEC
isolates as virulence markers should fulfil the molecular
version of Koch s postulates if the former question is to he
amwered.

Aviair Pathogene Escherichia coli (APEC)

E. co//-bacteriën die bij pluimvee gelokaliseerde en/of syste-
mische infecties veroorzaken, worden als APEC aangeduid.
Infecties met APEC-bacteriën komen hoofdzakelijk bij
pluimvee en andere vogels voor en zijn van geringe betekenis
voor de mens en andere zoogdieren (1).
Bij zoogdieren worden meerdere groepen
E. co//-bacteriën
onderscheiden (ieder behorend tot een ander serotype en met
verschillende Pathogenese) die darmproblemen veroorzaken:
enterotoxische
E. coli (ETEC), entero-invasieve E. coli
(EIEC), enterohaemorrhagische E. coli (EHEC), enteropa-
thogene
E. coli (EPEC), enteroaggregatieve E. coli (EAEC),
verotoxische
E. coli (VTEC) en necrotoxigene E. coli
(NTEC) (2, 3). APEC-bacteriën passen niet in deze classifi-
catie en hebben daardoor een andere naam gekregen.
E. coli is een gramnegatief staaQe, vaak bewegelijk en in be-
zit van flagellen. De bacterie vermeerdert op basale voedings-
bodems bij temperaturen van 18-44°C, behoort tot de Entero-
bacteriaceae en is nauw verwant aan het genus
Shigella
(produceert Shiga-achtige toxines) (4).

-ocr page 383-

Figuur 1. Lokalisatie van de belangrijkste antlgenenstructuren betrokken bij de serotypering van E. coli.

Antigeen

Structuur

Buiten membraan

LPS, O

Op basis van antigene structuren worden E. co//-bacteriën in
verschillende serotypes ingedeeld. Sommige isolaten auto-
agglutineren en zijn daardoor niet te serotyperen, de zoge-
naamde \'rough\' stammen.

De belangrijkste antigene structuren betrokken bij serotype-
ring zijn (Figuur 1):

1. O-antigeen (somatisch-antigeen): hiervan zijn momenteel
167 verschillende types bekend (2). Hoewel de serotypen
078,02 en 01 zeer frequent geïsoleerd worden bij coliba-
cillose bij pluimvee in bepaalde studies (5-8), wordt door
andere onderzoekers juist een grote verscheidenheid aan
O-types gevonden (9-13). Het O-antigeen bestaat uit fosfo-
lipide-polysacharide complexen die deel uit maken van de
celwand. Het type en de volgorde van de terminale groepen
van de koolhydraatcomponenten bepalen het serotype.
Deze koolhydraatcomponenten komen vrij na lysis van
\'smooth\' bacteriën en zijn termostabiel. Behalve sterke
kruisreacties tussen O-antigenen van verschillende
E. coli-
stammen, bestaan ook kruisreacties tussen O-antigenen
van
E. coli en O-antigenen van andere bacteriesoorten
(Salmonella spp.. Shigella spp.. Vibrio cholerae) (14-18).

2. K-antigeen (kapsel/oppervlakte-antigeen): bestaat uit po-
lymere zuren met ± 2% gereduceerde suikers en is geasso-
cieerd met virulentie. Drie type K-antigenen zijn beschre-
ven: L, A en B. Het L-antigeen is termolabiel en wordt
geïnactiveerd na verhitting gedurende één uur bij 100°C.
A-type K-antigenen verliezen hun antigeniciteit pas na
verhitting bij 121 °C gedurende twee uur. Over het bestaan
van het B-type antigeen ontbreekt echter goede weten-
schappelijke onderbouwing. Tot op heden zijn 74 K-types
aangetoond (2).

3. H-antigeen (flagellair antigeen): Dit antigeen is een eiwit
dat het beste kan worden aangetoond wanneer de bacteriën
worden gekweekt onder omstandigheden die de motiliteit
bevorderen. Ofschoon H-antigenen niet zijn gecorreleerd
met pathogeniteit, bevorderen ze wel het invasief ver-
mogen van
E. coli. Deze eiwitten worden geïnactiveerd bij
een temperatuur van 100°C. In totaal zijn tot op heden 53
H-types aangetoond (2).

4. F-antigeen (geassocieerd aan fimbriae/pili). Fimbriae be-
staan uit draadvormige uitstulpingen die zijn opgebouwd
uit meerdere eiwitmoleculen. Aan het uiteinde daarvan be-
vindt zich het F-antigeen (als adhesine). F-antigeen werd
als eerste ontdekt bij het varken. Het kapselantigeen K88
(nu aangeduid als F4) en K99-antigeen (tegenwoordig F5
genaamd) bleken bij nader onderzoek deel uit te maken
van de fimbriae (ook wel pili genaamd) en niet het kapsel
(K). Van alle F-antigenen zijn bij APEC slechts Fl en Fl 1
aangetroffen. Tot op heden zijn 17 F-antigenen bekend.

Virulentiefactoren: geen eenduidige mar-
kers voor pathogeniteit

Virulentiefactoren zijn intrinsieke bestanddelen van bacteriën
waardoor ze in staat zijn ziekteverschijnselen op te wekken.
Het zijn meestal eiwitten of andere moleculen die door enzy-
men worden gesynthetiseerd. De genen die voor deze eiwit-
ten coderen kunnen zich bevinden op zowel chromosomaal
DNA,
Plasmiden als bacteriofaag DNA. Voorbeelden van
virulentiefactoren bij APEC zijn adhesines (bevorderen hech-
ting aan doelcellen), invasines (bevorderen de invasie van de
gastheer), toxines (veranderen het micromilieu ten gunste van
de bacterie) en afweerblokkerende en ontwijkende stoffen
(19,20).

De klassieke typering bestaat uit serotypering en het bepalen
van de biochemische eigenschappen van
E. co/Z-stammen.
Deze methoden zijn niet geschikt om onderscheid te maken
tussen APEC en commensale
E. co/i-isolaten. Met andere
woorden, hiermee kan het virulentiepotentieel van isolaten
niet worden vastgesteld. Daarvoor dient de aanwezigheid van
virulentiefactoren te worden vastgesteld. Ofschoon individu-
ele virulentiefactoren niet eenduidig gebruikt kunnen worden
voor het voorspellen van virulentie, lijkt de aanwezigheid van
bepaalde combinaties van virulentiefactoren te wijzen op
pathogeniteit.

Virulentiefactoren welke beschreven zijn bij E. co//-bacteriën
in het algemeen zijn:

1. Kleefstoffen (\'adhesines\')

1.1. Type (F) 1 -fimbriae

1.2. P-fimbriae(typeFll)

1.3. Andere fimbriae

1.4. Curii

1.5. Intimine (niet fimbriae gebonden kleefstof)

2. Invasines

2.1. Hemolysine

2.2. Siderophoren en andere ijzervergarende enzymen

-ocr page 384-

2.3. Colicines (met name Colicine-V)

2.4. Shigella-achtige invasines (intracellulair binnen-
dringen)

3. Motiliteit/chemotaxis
3.1. Flagellae

4. Toxines

4.1. LT-toxines(thermolabiel)

4.2. ST-toxines (thermostabiel)

4.3. Shiga-achtige toxines ofwel Verotoxines (StxA\'T)

4.4. Cytotoxines (CNF: Cytotoxic Necrotizing Factor)

4.5. LPS-endotoxine

5. Ontwijken van de immuunrespons en antifagocytaire op-
pervlakte eigenschappen/bescherming tegen bactericide
serum

5.1. LPS

5.2. K-antigenen (Kl)

5.3. Antigene variatie

Virulentiefactoren bi) APEC en Pathogenese

T.Adhesines (\'kleefstoffen\'):

1.1.Fl-pili/fïmbriae: E. co//-fimbriae bestaan uit vele eiwit-
subunits die een macromoleculaire structuur vormen. Van
de verschillende fimbriae, lijkt het type Fl van groot belang
te zijn bij de initiële aanhechting van
E. coli. Fl-pili worden
gecodeerd door het /zw-genencluster dat bestaat uit negen
genen waarvan zeven in een operon (is een gen of groep
genen die samen een transcriptie-eenheid vormen) zitten.
FimA is de voornaamste eiwitsubunit, met ongeveer 1000
eenheden per pilus. Daarnaast komen een aantal andere sub-
units voor waarvan FimH de adhesinefunctie vervult (Figuur
2). FimH bestaat uit 279 aminozuren en bindt aan D-
mannose dat op verschillende cellen van de gastheer voor-
komt onder andere op epitheelcellen en macrofagen. Uit on-
derzoek is gebleken dat
E. coli geïsoleerd uit pathologische
processen in de luchtwegen (trachea, luchtzakken en lon-
gen) slechts Fl-pili tot expressie brengt, terwijl bij
E. coli-
bacteriën geïsoleerd uit andere inwendige organen (darm,
spierweefsel en lever) deze pili niet konden worden aange-
toond (21-25).

1.2.F11-pili: Deze pili worden ook wel P-pili genoemd. Fl 1-
pili zijn opgebouwd uit subunits die als PapA (Pap = pyelo-
nephritis-associated pili) worden aangeduid en welke een
staafvormige helix vormen (de pilus). Aan het einde van de
pilus is een fibrillaire structuur te vinden die voornamelijk
bestaat uit de subunit PapE. Andere componenten van dit fi-
bril zijn het PapF, PapK en PapG. Deze laatste vertegenwoor-
digt het adhesine, welke terminaal gelokaliseerd is. PapG
bindt aan globoside, dat bestaat uit een tetrasaccharide (Gal-
NAcbetal-3Galalphal-4Galbetal-4Glc) gebonden aan cera-
mide. PapG stelt uropathogene
E. coli in staat zich te binden
aan epitheel van urinewegen in de menselijke nier. Tot nog
toe zijn geen receptoren gevonden voor P-(F 11 )-pili in de tra-
chea van pluimvee en komen deze pili daar ook niet tot ex-
pressie (24-26). Fl 1-pili komen wel tot expressie in de inter-
ne organen van pluimvee en lijken dus van belang te zijn voor
de latere stadia van de infectie (27-29).

1.3. Andere fimbriae: APEC-stammen kunnen AC/l-fimbriae,
behorend tot de S-fimbriae groep (30), en type 1-achtige fim-
briae bevatten, waarvan het laatste type, in tegenstelling tot
type 1-fimbriae, niet aan mannose bindt.

1.4. Curli: curli-fimbriae zijn spiraalvormige, dunne vezels
die zich bevinden aan het oppervlakte van de buiten-

Figuur 2. De afbeelding toont E. coli op de achtergrond met lange fim-
briae. Op de voorgrond wordt het FimH-eiwit afgebeeld dat aan het einde
van de fimbriae gelokaliseerd is en aan de gastheercel bindt. De verbin-
dingsketen (groen gekleurd) van FimH dat het lectinedomein (paars ge-
kleurd) aan het pilinedomein (niet afgebeeld) verbindt, is in staat te strek-
ken wanneer de bacterie wordt bloot gesteld aan bewegende vloeistoffen
die de kiem dreigen weg te spoelen. Hierdoor wordt de aanhechting van
het lectinedomein aan de celreceptor (in dit geval monomannose donker
rood gekleurd) als een soort lus verstevigd en wordt wegspoelen van de
kiem voorkomen. (Met dank voor de afbeelding aan Dr. Sokurenko en Dr.
W. Thomas.)

membraan van E. coli (26, 31-35) (Figuur 3). Ze binden aan
verschillende matrix- en plasmaproteïnen (onder andere
fibronectine, laminine, plasminogeen, weefselplasminogeen-
activator en H-kininogeen). Curli-fimbriae bestaan uit poly-
meren van het subuniteiwit CsgA en een nucleatoreiwit CsgB
genaamd. Beide worden gecodeerd door het cig(coiled
surface gen)ß.4-operon dat geactiveerd wordt de transcriptie-
regulator CsgD, één van de producten van het
csgDEFG-ope-
ron (36, 37).

1.5.1ntimine is een 94 kDa buitenmembraaneiwit dat de
hechte adhesie van
E. coli met eukariotische cellen bewerk-
stelligt. De aanhechting van het intimine aan de doelcel vindt
plaats nadat de bacterie de doelcel heeft \'geharpoeneerd\' met
het Tir-eiwit (translocated intimin receptor) (Figuur 4). Dit
proteïne wordt gecodeerd door het
eae(E. coli attaching and
effacing)-gen en is geassocieerd met het ontstaan van
\'attaching en effacing\' laesies in dikke en dunne darm. Deze
laesies worden gekenmerkt door destructie van de borstel-
zoommembraan en verlies van de structuur van microvilli.
Vermoedelijk wordt translocatie van
E. coli vanuit de darm
naar de bloedbaan bevorderd door de veroorzaakte schade
aan het darmepitheel (27-29,38-41).

-ocr page 385-

2.Invasines:

2.1. Hemolysine: Tsh ofwel temperature sensitive hemolysin
is een enzym (fosfolipase C) met B-hemolytische eigenschap-
pen (bij B-hemolyse treedt volledige lysis op van rode bloed-
cellen, terwijl a-hemolyse door partiële lysis wordt geken-
merkt). In de literatuur wordt vermeld dat het
tsh-gen vaker
voorkomt bij pathogene
E. co/i-stammen dan bij degene die
als commensaal worden aangemerkt (30,42-45). De werking
van Tsh berust op het feit dat dit enzym, ook wel cytolysine
genoemd, de plasmamembraan van de doelcellen aantast
door de vorming van transmembrane poriën te bewerkstelli-
gen (Figuur 5). Deze poriën hebben een effectieve diameter
van 2 nm (46). Tot nu toe zijn vier genen beschreven die be-
trokken zijn bij de productie van hemolysine bij
E. coli-bac-
teriën. Het hlyA-gen codeert voor een overgroot deel de struc-
tuur van het eiwit zelf Het product van het
hlyC-gen zorgt

Figuur 5. Modelweergave van de Interactie van E coli hemolyslneE (HlyE)
met de celmembraan van een gastheercel. (A) Interactie van het hydrofo-
be gedeelte van de kop van een HlyE-monomeer met de llpide-membraan.
Een geassembleerd octameer wordt getoond met zich evenwijdig (B) en
verticaal (C) op de llpide-membraan. De elektrostatische oppervlakten van
de octameer worden In (D) en (E) getoond. Rood staat voor <30 kcal (mol-
electron) en blauw geefl een potentieel van >30 kcal (mol-electron) ((96);
met toesteming van Elsevier).

ervoor dat de basiseiwitstructuur omgevormd wordt. Voor het
exporteren van het gevormde hemolysine buiten de bacteriën
zijn de genen
hlyB en hlyD noodzakelijk.

2.2. Sideroforen (ijzervergarende enzymen): in een ijzerarme
omgeving zijn bacteriën die ijzerionen kunnen vergaren (Fi-
guur 6) in het voordeel. IJzer is van groot belang bij de ver-
menigvuldiging van
E. coli en andere kiemen. Een belangrij-
ke siderofoor is aërobactine. Dit enzym is zeer efficiënt
omdat het weinig energie vraagt en een grote ijzeropbrengst
verwezenlijkt (8,32,47). De coderende genen voor dit enzym
zijn
Plasmide gebonden (snelle uitwisseling tussen verschil-
lende stammen is dus mogelijk). Het operon van aërobactine
bestaat uit vier genen
(iucA, iucB, iucC en iucD) die verant-
woordelijk zijn voor de eiwitstructuur, terwijl een vijfde gen
(iutA) verantwoordelijk is voor het transport van aërobactine
(48). Transcriptie van deze genencluster wordt veroorzaakt
door ijzertekorten. Daarentegen, zorgt de aanwezigheid van
divalente metaalionen voor genrepressie via het ferric uptake
regulation (Fur) eiwit (49,50). Recentelijk, zijn ook de genen
fyuA (ferric yersiniabactin uptake) en irp2 (iron-repressible
protein), die coderen voor eiwitten betrokken bij de ijzerver-
garing van APEC-isolaten beschreven (40,51,52).

2.3. Colicinen worden onder andere gevormd door bepaalde
E. co//-stammen en andere Enterobacteriacae. De genetische

-ocr page 386-

code van colicinen ligt opgeslagen in plasmiden en bij de
productie ervan zijn vier plasmidegenen betrokken: het
cvaC-
gen codeert voor de structuur van colicine V, het cvaA- en
cvaö-gen zijn nodig voor het verweken en exporteren van het
product door de binnen- en buiten-membraan, en het cvj-gen
geeft immuniteit aan de gastheercel (53, 54). Daarnaast is het
chromosomaal
cvpA-gen van belang voor de productie van
colicine V (55). Colicinen hebben niet alleen een bactericide
werking op andere bacteriesoorten, maar ook op
E. co//-stam-
men die het betreffende Col-plasmide ontberen. Het eiwit
bindt aan een oppervlaktereceptor van de doelcel en wordt
vervolgens naar het periplasma getransporteerd via een ener-
gie afhankelijk proces. Enkele colicinen doden hun doelcel-
len door zichzelf te nestelen in de cytoplasmatische mem-
braan van de doelcel. Hier vormen ze een voltagesensitief
kanaal dat de doelcel depolariseert en ontdoet van energie,
met de dood van de cel tot gevolg. Enkele van deze
kanaalvormende colicinen zijn de colicinen El, la and A (56,
57). Bij
E. co//-stammen van pluimvee wordt de aan- of af-
wezigheid van het colicine V gezien als een marker voor het
wel/niet pathogeen zijn van de betreffende
E. co//-stam (11,
52, 58). In recent onderzoek wordt echter vooral belang ge-
hecht aan combinaties met andere genen (zie later).

3. Motiliteit/chemotaxis:

3.1 .Flagellae spelen een beperkte rol als virulentiefactor. De
aanwezigheid van flagellen stelt de betreffende kiem zeer
waarschijnlijk in het voordeel bij het binnendringen van de
gastheer en daaropvolgende verspreiding (11,43, 59-61), im-
mers flagellae zorgen voor gerichte beweging (Chemotaxis).
Flagellae onderscheiden zich van fimbriae doordat het veel
grotere structuren zijn. De bouwsteen van een flagel is het ei-
wit flagelline (het product van het gen
fliQ. Het flagelline
steekt door de buitenmembraan via een buitenmembraanring
die het product is van het
flaY-gm. Dit eiwit vormt samen
met het flagelline een nauw \'lager\', waarin de flagel kan rote-
ren zonder de buitenmembraan te verstoren (62, 63).

^.Toxinen:

4.1.Nagenoeg alle toxinen gevonden bij E. co/i-isolaten uit
zoogdieren zijn ook beschreven bij APEC. Het belang van
toxineproductie schijnt echter niet groot te zijn bij de
Patho-
genese van APEC-infecties bij pluimvee (27, 34, 35, 39, 43,
61, 64-69). In een recent Spaans onderzoek werden 625 ver-
schillende
E. co/;-stammen van pluimvee onderzocht op
meerdere virulentiefactoren. Deze stammen waren afkomstig
van zowel gevallen van colibacillose als van dieren zonder
pathologische verschijnselen. Bij geen van deze isolaten kon-
den verotoxinen (aanwezig in VTEC bij zoogdieren) of cyto-
toxische necrotiserende factoren (aanwezig in NTEC bij
zoogdieren) worden aangetoond. Slechts bij enkele stammen
werden toxines gevonden welke ook bij zoogdierisolaten be-
schreven zijn (11).

Figuur 6. Schematische weergave van een ijzervergarend enzym-systeem.
Ijzer wordt door sideroforen van diverse transporteiwitten in de gastheer
\'afgesnoept\' en aangeboden aan de bacterie via specifieke receptoren
((19); met toestemming van CABI).

4.2.LPS (of endotoxine) vormt een onderdeel van de buiten-
ste laag van de celwand van gram-negatieve bacteriën. Het
bestaat uit drie componenten: een vetcomponent, het lipide
A, dat de toxische eigenschappen van het LPS bezit en veran-
kerd is aan de buitenste celmembraan, een immunogeen po-
lysaccharide kern en een aan O-antigenen gelinkte serie
Oli-
gosacchariden die extracellulair geplaatst zijn (Figuur 7). Het
lipide A induceert de productie van een aantal ontstekings-
mediatoren zoals TNF-a en interleukines (61, 70). TNF is
verantwoordelijk voor het ontstaan van koorts, diarree, shock
en sterfte. Macrofagen spelen een prominente rol als media-
toren van de LPS-toxiciteit. Vrijgekomen LPS wordt aan het
LBP (LPS-binding protein) eiwit gebonden en aan de opper-
vlakte van cellen af^geleverd waar het kan binden aan CD 14
receptoren. Via een complex, nog niet geheel opgehelderd,
signaaltransductiepad worden vervolgens diverse ontste-
kingsmediatoren waaronder TNF geproduceerd (70).

^.Weerstand tegen/ontwijken van de afweer van de gastheer:
5.1 .Het iss-gen staat voor \'increased serum survival\' en wordt
frequenter vastgesteld bij pathogene
E. co//\'-stammen. APEC-
stammen met het m-gen zijn minder gevoelig voor schade
ten gevolge van complementactivatie (27, 34,71-74)
5.2.Het Kl-kapsule dat is samengesteld uit polysiaalzuur is
bij 02:K1 aviaire
E. co/z-isolaten als virulentiefactor aange-
merkt vanwege zijn antifagocytaire eigenschappen (75,76).

Onderzoek naar het voorkomen van viru-
lentiefactoren bij APEC

Multiplex-PCR: multiplex-PCR is een variant van de regulie-
re PCR-methode, waarbij twee of meer loei tegelijk worden
geamplificeerd in één reactie. Deze techniek is recentelijk
veelvuldig ingezet om het voorkomen van virulende geasso-
cieerde genen bij APEC-isolaten te onderzoeken (52). Deze
methode is daarnaast succesvol gebruikt op vele gebieden van
DNA-onderzoek, zoals bijvoorbeeld analyse van gen-deleties,
mutaties, polymorfismen en kwantitadeve assays (77-79).
Zoals eerder vermeld vormt het aantonen van individuele
virulentiefactoren geen duidelijke aanwijzing voor het al dan
niet pathogeen zijn van een aviair
E. co/(-isolaat. Daarom
wordt in recent onderzoek steeds vaker gekeken naar combi-
naties van virulentiefactoren. Zo zou het bezit van genen die
zowel voor Fl als Fl 1 coderen de kans dat het betreffende
isolaat een APEC is, sterk vergroten. Dit idee is gebaseerd op
het feit dat voor de meeste stammen de aanwezigheid van Fl
van groot belang is voor de initiële aanhechting in de lucht-
wegen van pluimvee, terwijl de aanwezigheid van Fl 1
coli
in staat stelt om aan andere cellen te hechten en in andere
weefsels door te dringen (W. Gaastra, persoonlijke medede-
ling). Als gevolg van de expressie van Fl wordt
E. coli echter
een makkelijk doel voor macrofagen (deze bezitten ook
D-manosen waar F1 aan hecht). Door na de aanhechting de
Fl-expressie te onderdrukken wordt deze kwetsbaarheid on-
gedaan gemaakt (8,23-25,34, 80).

-ocr page 387-

Volgens Dho en Lafont is het gecombineerd voorkomen van
de mogelijkheid om ijzer te vergaren en adhesines te produ-
ceren een goede indicator voor virulentie van
E. co//-isolaten
(81, 82). Door Ewers en anderen (52) is het voorkomen van
een groter aantal virulentiefactoren bij APEC-isolaten onder-
zocht. Met behulp van multiplex-PCR zijn de virulentie geas-
socieerde genen
papC (P-fimbriae), iucD (aërobactine), irp2
(iron-repressible protein), tsh (temperature-sensitive hemag-
glutinin),
vat (vacuolating autotransporter toxin), astA (ente-
roaggregative toxin),
iss (increased serum survival protein)
en
cva/cvi (colicin V plasmid operon genes) bij deze bacteri-
en onderzocht.
E. co/;\'-isolaten (n = 14) uit pathologische pro-
cessen bezaten alle vier tot acht van de hierboven beschreven
genen. Maximaal drie van de eerdergenoemde genen werden
gevonden in isolaten (n = 9) van klinisch gezonde dieren. Een
studie van Delicato en anderen (67) toonde aan dat van de
zestien onderzochte genen, de virulentiegenen
iutA (aërobac-
tine-receptor),
iss, cvaC, tsh, papC, papG en felA (Fl 1-fim-
briae) en later
sfaDE (S-fimbriae) plus facA (AC/I-fimbriae)
(83) significant meer voorkwamen bij tweehonderd colibacil-
lose-isolaten in vergelijking met isolaten uit de faeces van ge-
zonde dieren (n = 50). Een soortgelijke studie waarbij zeven-
tien virulentie-genen werden ondezocht bij honderdvijftig
coliballosis-isolaten bleek de combinatie van
iucD, tsh,fimC,
JyuA
en irp2 in nagenoeg 60% van de onderzochte isolaten te
worden gevonden (40). De combinatie van F.1 fimbriae,
tsh.

serumresistentie, iss, /ra 7 (complement resistentie en opper-
vlakte-exclusie van nauw verwante plasmiden),
iucA, JyuA,
iroC
(ABC transporter, salmocheline) en colicine of colicine
V productie werd vaker gevonden bij extra-intestinale isola-
ten van colibacillose-gevallen bij leghennen (84).
Recentelijk is onderzoek verricht naar de correlatie tussen
combinaties van virulentiefactoren (colicine V, Fl expressie,
motiliteit, wi-gen,
tsh-gen en complementresistentie) en
embryo-lethaliteit. Hieruit bleek dat het gecombineerd voor-
komen van het colicine V productie, complementresistentie
en de aanwezigheid van het w^-gen een goede indicator is
voor virulentie (85-87). In genoemde studies is echter geen
onderzoek verricht naar het voorkomen van het ///-gen.
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat het laatste woord
over de betekenis van virulentiefactoren in relatie tot pathoge-
niteit nog niet gezegd is. Doordat de betekenis van de aanwe-
zigheid van bepaalde virulentiefactoren dan wel combinaties
daarvan bij
E. co//-stammen nauwelijks in vivo is onderzocht,
is de classificatie van
E. co/i-stammen in APEC en niet patho-
gene isolaten op basis van virulentiefactoren onbetrouwbaar.
Om een uitspraak te doen over de betekenis van een product
van een bepaald gen als virulentiefactor zou de moleculaire
versie van de postulaten van Koch toegepast moeten worden.
Dat wil zeggen:

1. Een relatie vaststellen tussen fenotype/functie en pathoge-
niteit.

-ocr page 388-

2. Het coderend gen veranderen zodat een isogene mutant
gevormd wordt waarbij de functie van het product is uitge-
schalteld.

3. De isogene mutant dient minder virulent te zijn in een ade-
quaat diermodel.

4. De mutatie dient te worden hersteld door het gecloned
wild-type allel te herintroduceren (via recombinatie
[reversion] of complementatie via een recombinantplas-
mide).

Inmiddels is een aantal studies beschreven die deze werkwij-
ze of delen daarvan gevolgd hebben. Zo hebben Johnson en
anderen aangetoond dat het IrgA homoloog adhesine Iha een
E. coli virulentiefactor is in een urineweginfectiemodel bij
muizen. Op een soortgelijke wijze is door een andere onder-
zoeksgroep aangetoond dat twee
E. co//-type III eiwitten
(EspA en EspB) virulentiefactoren zijn bij konijnen (88, 89).
Soms kunnen dergelijke studies ook leiden tot het henvaarde-
ren van een vermeende virulentie factor. Zo bleek recentelijk
dat het adhesine van Fl-fimbriae (FimH) niet noodzakelijk is
voor de kolonisatie van het tracheaepitheel van gnotobionti-
sche kippen (90).

Modellen voor het testen E. col;-virulentie

Modellen voor het testen van E. coW-virulentie op kippen-
embryo\'s

Hacker en anderen (91) beschrijven een kippenembryoviru-
lentietest gebaseerd op een modificatie van de methode van
Powell & Finkelstein (92). In dit model worden tien dagen
oude geëmbryoneerde kippeneieren in de allantoïsholte geïn-
oculeerd met 10\\ 10\'\' of 10" kve. Per stam en dosis worden
tien embryo\'s gebruikt. Het aantal dode kuikens wordt na
48 uur bepaald en is een maat voor de virulentie van de be-
treffende stam. Een inoculum van 10\'\' of 10\' kve van een
E. co//-stam met S-fimbriae-adhesine, serum resistance fac-
tor en hemolysine resulteerde in respectievelijk 80 en 90%
sterfte. Een mutant zonder deze factoren induceerde na in-
oculatie van 10\'\' of 10\' kve respectievelijk 20 en 30% embry-
osterfte. Een tweede mutant zonder S-fimbriae en serum resi-
stance factor induceerde eveneens lage embryosterfte, op
basis waarvan geconcludeerd werd dat hemolysine de rele-
vante virulentiefactor was. Deze virulentietest wordt in drie-
voud uitgevoerd.

Een andere groep onderzoekers (85-87, 93), heeft eveneens
een kippenembryovirulentietest ontwikkeld welke ze Embryo
Lethality Assay (ELA) hebben genoemd. In deze test worden
twaalf dagen oude geëmbryoneerde SPF-eieren in de allan-
toïsholte geïnoculeerd met 100 tot 500 kve gesuspendeerd in
0,1 ml steriele PBS-buffer. De eieren worden gedurende vier
dagen op sterfte gecontroleerd vanaf twee dagen post- inocu-
latie. Per te onderzoeken isolaat worden twintig embryo\'s ge-
inoculeerd. Ter controle worden twintig onbehandelde em-
bryo\'s gebruikt en nog eens twintig alleen behandeld met
PBS. Avirulente stammen geven in dit model <10% sterfte,
laagvirulente isolaten veroorzaken een sterfte percentage tus-
sen 10 en 29, hoogvirulente isolaten veroorzaken een sterfte-
percentage >29.

Model voor het testen van E. coW-virulentie op kuikens
Dho & Lafont beschrijven een model waar de virulentie van
E. co//-isolaten in kuikens wordt getest. Hierbij worden groe-
pen van vijf ééndagskuikens subcutaan geïnoculeerd met 0,5

ml van een twintiguurscultuur van het te onderzoeken isolaat
(± 10" kve). De kuikens worden vervolgens gedurende vier
dagen geobserveerd. Indien in deze periode drie of meer kui-
kens uit één groep zijn gestorven wordt het betreffende isolaat
als virulent beschouwd. Indien alle dieren de vier dagen over-
leven wordt het isolaat als avirulent bestempeld (81, 82).
Intraveneuze challenge van circa drie weken oude (vlees)-
kuikens is ook beschreven als een bruikbaar diermodel om de
virulentie van
E. co/i\'-isolaten te testen. Hierbij wordt een vo-
lume van 100 nl PBS met 10\'\' cfu
E. coli of zonder bacteriën
(negatieve controle) in de
vena ulnaris gespoten. Circa tien
tot twaalf proefdieren worden per isolaat gebruikt. De test
duurt zes dagen. Het percentage sterfte alleen, sterfte in com-
binatie met morbiditeit en het aantal reïsolaties van
E. coli uit bloed worden gebruikt om de virulentie van de te
testen isolaten in kaart te brengen (87).

Conclusies

Ondanks de grote hoeveelheid wetenschappelijke literatuur
over
E. coli virulentiefactoren zijn geen eenduidige markers
voor virulentie aangetoond. Hooguit enkele combinaties van
virulentiefactoren lijken een indicatie te geven voor pathoge-
niteit. Een relatie tussen virulentie en serotypering is even-
min eenduidig. Gezien het voorgaande lijkt de vraag of
APEC\'s überhaupt bestaan en
ofE. co//-infecties bij de kip in
wezen opportunistisch zijn, nog niet beantwoord. Om ant-
woord op deze vraag te krijgen lijkt onderzoek naar het voor-
komen van (combinaties van) virulentiefactoren waarvan het
ziektemakendvermogen in
in vivo modellen getoetst wordt,
noodzakelijk.

Literatuur

LITERATUUR

1. Caya F, Fairbrother JM. Lessard L and Quessy S. Characterization of
the risic to human health of pathogenic
Escherichia coli isolates from
chicken carcasses. J Food Prot 1999; 62: 741-746.

2. Lior H. Classification of Escherichia coli. In: Gyles CL. editor Esche-
richia coli
in domestic animals and humans. Wallingford. United King-
dom: CAB International; 1994: p. 31-72.

3. Nataro JP and Kaper JB. Diarrhcagcnic Escherichia coli. Clin Micro-
biol Rev 1998; 11: 142-201.

4. Barnes HJ, Vaillancourt J-P and Gross WB. Colibacillosis. In: SaifYM,
Barnes HJ, Glisson JR, Fadly AM, McDougald LR, Swayne DE, edi-
tors. Diseases of poultry. 11 ed. Ames, Iowa, USA: Iowa State Press;
2003: p. 631-656.

5. Cloud SS, Rosenberger JK. Fries PA, Wilson RA and Odor EM. In vitro
and in vivo characterization of avian Escherichia coli. I. Serotypes, me-
tabolic activity, and antibiotic sensitivity. Avian Dis 1985; 29: 1084-
1093.

6. Dozois CM, Fairbrother JM, Harel J and Bosse M. pap-and pil-related
DNA sequences and other virulence determinants associated with
Es-
cherichia coli
isolated from septicemic chickens and turkeys. Infect
Immun 1992;60:2648-2656.

7. Gomis SM, Goodhope R, Kumor L, Caddy N, Riddell C, Potter AA
and Allan BJ. Isolation of
Escherichia coli from cellulitis and other le-
sions of the same bird in broilers at slaughter Can Vet J 1997; 38: 159-
162.

8. Vandekerchove D, De Herdt P, Laevens H and Pasmans E Colibacillo-
sis in caged layer hens: characteristics of the disease and the aetiologi-
cal agent. Avian Pathol 2004; 33: 117-125.

9. Bisgaard M and Dam A. Salpingitis in poultry. I. Prevalence, bacterio-
logy and possible pathogenesis in broilers. Nord Vet Med 1980; 32:
361-368.

10. Bisgaard M and Dam A. Salpingitis in poultry. II. Prevalence, bacterio-
logy, and possible pathogenesis in egg-laying chickens. Nord Vet Med
1981;33:81-89.

-ocr page 389-

11. Blanco JE, Blanco M, Mora A and Blanco J. Production of toxins (en-
terotoxins, verotoxins, and necrotoxins) and colicins by
Escherichia
coli
strains isolated from septicemic and healthy chickens: relationship
with in vivo pathogenicity. J Clin Microbiol 1997; 35: 2953-2957.

12. Carvalhode MouraAC, Irino Kand Vidotto MC. Genetic variability of
avian
Escherichia coli strains evaluated by enterobacterial repetitive
intergenic consensus and repetitive extragenic palindromic polymerase
chain reaction. Avian Dis 2001; 45: 173-181.

13. Onderka DK, Hanson JA, McMillan KR and Allan B. Escherichia coli-
associated cellulitis in broilers: correlation with systemic infection and
microscopic visceral lesions, and evaluation for skin trimming. Avian
Dis 1997;41:935-940.

14. Linnerborg M, Weintraub A and Widmalm G. Structural studies utili-
zing 13C-enrichment of the O-antigen polysaccharide from the entero-
toxigenic
Escherichia coli 0159 cross-reacting with Shigella dysente-
riae type 4. Eur J Biochem 1999; 266: 246-251.

15. Braun V Bosch V. Klumpp ER, Neff I, Mayer H and Schlecht S. Anti-
genic determinants of murein lipoprotein and its exposure at the surface
ofEnterobacteriaceae. Eur J Biochem 1976; 62: 555-566.

16. Ewing WH. Edwards and Ewing\'s Identification ofEnterobacteriaceae.
4th edn. New York: Elsevier Science; 1986.

17. Orskov I, Orskov E Jann B and Jann K. Serology, chemistry, and gene-
tics of O and K antigens of
Escherichia coli. Bacteriol Rev 1977; 41:
667-710.

18. Winkle S, Refai M and Rohde R. On the antigenic relationship of
\'Vibrio cholerae\' to \'Enterobacteriaceae\'. Ann Inst Pasteur (Paris).
1972; 123:775-781.

19. Gyles CL. Escherichia coli in domestic animals and humans. Walling-
ford. United Kingdom: CAB International; 1994.

20. Todar K. Pathogenic Escherichia coli. Textbook of Bacteriology 2002
[cited 2006 July, 3rd]; Available from: http://www,textbookofbacterio-
logy.net/e.coli.html

21. Klemm P. Jorgensen BJ, Die 1 van, Ree H de and Bergmans H. The Jim
genes responsible for synthesis of type 1 fimbriae in Escherichia coli,
cloning and genetic organization. Mol Gen Genet 1985; 199: 410-414.

22. Sauer FG. Mulvey MA, Schilling JD, Martinez JJ and Hultgren SJ.
Bacterial pili: molecular mechanisms of pathogenesis. Curr Opin Mi-
crobiol 2000; 3: 65-72.

23. Dozois CM, Pourbakhsh SA and Eairbrother JM. Expression of? and
type 1 (Fl) fimbriae in pathogenic
Escherichia coli from poultry. Vet
Microbiol 1995;45:297-309.

24. Pourbakhsh SA, Dho-Moulin M, Bree A, Desautels C, Martineau-Doi-
ze B and Fairbrothcr JM. Localization of the
in vivo expression of P
and Fl fimbriae in chickens experimentally inoculatcd with pathogenic
Escherichia coli. Microb Pathog 1997; 22: 331-341.

25. Pourbakhsh SA, Boulianne M, Martincau-Doize B and Fairbrother JM.
Virulence mechanisms of avian fimbriated
Escherichia coli in experi-
mentally inoculated chickens. Vet Microbiol 1997; 58: 195-213.

26. Dho-Moulin M and Fairbrothcr JM. Avian pathogenic Escherichia coli
(APEC). Vet Res 1999; 30: 299-316.

27. Mellata M. Bakour R, Jacquemin E and Mainil JG. Genotypic and phe-
notypic characterization of potential virulence of intestinal avian
cherichia coli strains isolated in Algeria. Avian Dis 2001; 45: 670-679.

28. Kobayashi H, Pohjanvirta T and Pelkonen S. Prevalence and characte-
ristics of intimin- and Shiga toxin-producing
Escherichia coli from
gulls, pigeons and broilers in Finland. J Vet Med Sei 2002; 64: 1071-
1073.

29. Stordeur P, Mariier D, Blanco J, Oswald E, Biet E Dho-Moulin M and
Mainil J. Examination of
Escherichia coli from poultry for selected ad-
hesin genes important in disease caused by mammalian pathogenic
E coli. Vet Microbiol 2002; 84: 231-241.

30. Babai R, Blum-Oehler G, Stern BE, Hacker J and Ron EZ. Virulence
patterns fi-om septicemic
Escherichia coli 078 strains. FEMS Micro-
biol Lett 1997; 149:99-105.

31. Brown PK, Dozois CM, Nickerson CA, Zuppardo A. Terlonge J and
Curtiss R. 3rd. MlrA, a novel regulator of curli (AgF) and extracellular
matrix synthesis by
Escherichia coli and Salmonella enterica serovar
Typhimurium. Mol Microbiol 2001; 41: 349-363.

32. Cogan TA, Jorgensen E, Lappin-Scott HM. Benson CE, Woodward MJ
and Humphrey TJ. Flagella and curii fimbriae are important for the
growth of
Salmonella enterica serovars in hen eggs. Microbiology
2004; 150: 1063-1071.

33. Maurer JJ, Brown TP, Steffens WL and Thayer SG. The occurrence of
ambient temperature-regulated adhesins, curii, and the temperature-
sensitive hemagglutinin
tsh among avian Escherichia coli. Avian Dis
1998; 42: 106-118.

34. Mellata M, Dho-Moulin M, Dozois CM. Curtiss R, 3rd, Brown PK,
Arne P, Bree A, Desautels C and Fairbrother JM. Role of virulence fac-
tors in resistance of avian pathogenic
Escherichia coli to serum and in
pathogenicity. Infect Immun 2003; 71: 536-540.

35. Mellata M. Dho-Moulin M, Dozois CM, Curtiss R, 3rd, Lehoux B and
Fairbrother JM. Role of avian pathogenic
Escherichia coli virulence
factors in bacterial interaction with chicken heterophils and macropha-
ges. Infect Immun 2003; 71: 494-503.

36. Hammar M, Arnqvist A, Bian Z, Olsen A and Normark S. Expression
of two
csg opérons is required for production of fibronectin- and congo
red-binding curli polymers in
Escherichia coli K-12. Mol Microbiol
1995; 18:661-670.

37. Prigent-Combaret C, Brombacher E, Vidal 0, Ambert A, Lejeune P,
Landini P and Dorel C. Complex regulatory network controls initial
adhesion and biofilm formation in
Escherichia coli via regulation of
the csgD gene. J Bacteriol 2001 ; 183: 7213-723.

38. Bojesen AM, Torpdahl M, Christensen H, Olsen JE and Bisgaard M.
Genetic diversity of
Gallibacterium anatis isolates from different
chicken flocks. J Clin Microbiol 2003; 41: 2737-2740.

39. Dozois CM, Dho-Moulin M, Bree A, Fairbrother JM, Desautels C and
Curtiss R, 3rd. Relationship between the Tsh autotransporter and
pathogenicity of avian
Escherichia coli and localization and analysis of
the tsh genetic region. Infect Immun 2000; 68:4145-4154.

40. Janssen T, Schwarz C, Preikschat P, Voss M, Philipp HC and Wieler
LH. Virulence-associated genes in avian pathogenic
Escherichia coli
(APEC) isolated from internal organs of poultry having died from coli-
bacillosis. Int J Med Microbiol 2001 ; 291: 371 -378.

41. Parreira VR and Gyles CL. Shiga toxin genes in avian Escherichia coli.
Vet Microbiol 2002; 87: 341-352.

42. Lafont JP, Dho M, D\'Hauteville HM, Bree A and Sansonetti PJ. Pre-
sence and expression of acrobactin genes in virulent avian strains of
Escherichia coli. Infect Immun 1987; 55: 193-197.

43. Silveira WD da, Ferreira A, Brocchi M, de Hollanda LM, Pestana Cas-
tro AF de, Tatsumi Yamada A and Lancelloti M. Biological characteris-
tics and pathogenicity of avian
Escherichia coli strains. Vet Microbiol
2002; 85: 47-53.

44. Wooley RE, Spears KR, Brown J, Nolan LK and Fletcher OJ. Relation-
ship of complement resistance and selected virulence factors in patho-
genic avian
Escherichia coli. Avian Dis 1992; 36: 679-684.

45. Dozois CM, Daigle F and Curtiss R, 3rd. Identification of pathogen-
specific and conserved genes expressed
in vivo by an avian pathogenic
Escherichia coli strain. Proc Natl Acad Sei USA 2003; 100: 247-252.

46. Bhakdi S, Mackman N, Menestrina G, Gray L, Hugo F, Seeger W and
Holland IB. The hemolysin
of Escherichia coli. Eur J Epidemiol 1988;
4: 135-143.

47. La Ragione RM and Woodward MJ. Virulence factors of Escherichia
coli
serotypes associated with avian colisepticaemia. Res Vet Sei 2002;
73: 27-35.

48. Martinez JL, Herrcro M and Lorenzo V dc. The organization of inter-
cistronic regions of the aerobactin operon of pColV-K30 may account
for the differential expression of the
iucABCD iiilA genes. J Mol Biol
1994; 238:288-293.

49. Lorenzo V de, Wee S, Herrero M and Neilands JB. Operator sequences
of the aerobactin operon of plasmid ColV-K30 binding the ferric up-
take regulation
(fur) repressor. J Bacteriol 1987; 169: 2624-2630.

50. Mills SA and Marietta MA. Metal binding characteristics and role of
iron oxidation in the ferric uptake regulator from
Escherichia coli. Bio-
chemistry 2005; 44: 13553-13559.

51. Gophna U, Oelschlaeger TA, Hacker J and Ron EZ. Yersinia HPI in
septicemic
Escherichia coli strains isolated from diverse hosts. FEMS
Microbiol Lett 2001; 196: 57-60.

52. Ewers C, Janssen T, Kicssling S, Philipp HC and Wieler LH. Rapid de-
tection of virulence-associated genes in avian pathogenic
Escherichia
coli
by multiplex polymerase chain reaction. Avian Dis 2005; 49: 269-
273.

53. Gilson L, Mahanty HK and Kolter R. Four plasmid genes are required
for colicin V synthesis, export, and immunity. J Bacteriol 1987; 169:
2466-2470.

54. Waters VL, and Crosa JH. Colicin V virulence plasmids. Microbiol
Rev 1991;55:437-450.

55. Fath MJ, Mahanty HK and Kolter R. Characterization of a purF operon
mutation which affects colicin V production. J Bacteriol 1989; 171:
3158-3161.

56. Slatin SL, Duche D, Kienker PK and Baty D. Gating movements of co-
licin A and colicin la are different. J Membr Biol 2004; 202: 73-83.

-ocr page 390-

57. Zakharov SD and Cramer WA. Colicin crystal structures: pathways and
mechanisms for colicin insertion into membranes. Biochim Biophys
Acta 2002; 1565:333-346.

58. McPeake SJ. Smyth JA and Ball HJ. Characterisation of avian pathoge-
nic
Escherichia coli (APEC) associated with colisepticaemia compared
to faecal isolates from healthy birds. Vet Microbiol 2005; 110: 245-
253.

59. Beutin L, Geier D, Steinruck H, Zimmermann S and Scheutz F. Preva-
lence and some properties of verotoxin (Shiga-like toxin)-producing
Escherichia coli in seven different species of healthy domestic animals.
J Clin Microbiol 1993; 31: 2483-2488.

60. Cherifi A, Contrepois M, Picard B, Goullet Ph, de Rycke J, Fairbrother
J and Bamouin. Factors and markers of virulence in
Escherichia coli
from human septicemia. FEMS Microbiol Lett 1990; 70: 279-283.

61. Vidotto MC, Muller EE, Freitas JC de, Alfieri AA, Guimaraes IG and
Santos DS. Virulence factors of avian
Escherichia coli. Avian Dis 1990;
34:531-538.

62. McNab RM. Flagella, in Escherichia coli and Salmonella ihyphimuri-
uni.
In: Neidhardt FC, Aarestrup FM, Babai R, Camp M, D\'Hauteville
HM, editors. Cellular and Molecular Biology. Washington, D.C.:
American Society for Microbiology; 1987: p. 70-83.

63. McNab RM. Motility and Chemotaxis, in Escherichia coli and Salmo-
nella thyphimurium.
In: Neidhardt FC, Aarestrup FM, Babai R. Camp
M, D\'Hauteville HM, editors. Cellular and Molecular Biology.
Washington, D.C.: American Society for Microbiology; 1987: p. 732-59.

64. Wybom NR, Clark A, Roberts RE, Jamieson SJ, Tzokov S, Bullough
PA, Stillman TJ, Artymiuk PJ, Galen JE, Zhao L, Levinc MM and
Green, J. Properties of haemolysin E (HlyE) from a pathogenic
Esche-
richia coli
avian isolate and studies of HlyE export. Microbiology
2004; 150: 1495-1505.

65. Reingold J, Starr N, Maurer J and Lee MD. Identification of a new
Escherichia coli She haemolysin homolog in avian E. coli. Vet Micro-
biol 1999; 66:125-134.

66. Parreira VR and Yano T. Cytotoxin produced by Escherichia coli isola-
ted from chickens with swollen head syndrome (SHS). Vet Microbiol
1998; 62: 111-119.

67. Delicato ER, Brito BG de, Gaziri LC and Vidotto MC. Virulence-asso-
ciated genes in
Escherichia coli isolates from poultry with colibacillo-
sis. Vet Microbiol 2003; 94: 97-103.

68. Stathopoulos C, Provence DL and Curtiss R, 3rd. Characterization of
the avian pathogenic
Escherichia coli hemagglutinin Tsh, a member of
the immunoglobulin A protease-type family of autotransporters. Infect
Immun 1999; 67:772-781.

69. Altekruse S. Characterization of Clinical and Commensal Escherichia
coli.
Isolates from an Integrated Turkey Operation [PhD Thesis,
Virginia Polytechnic Institute and State University]; 2001.

70. Beutler B and Rietschel ET. Innate immune sensing and its roots: the
story of endotoxin. Nat Rev Immunol 2003; 3: 169-176.

71. Rocha AC da. Silva AB da, Brito AB de, Moraes HL, Pontes AP, Ce
MC, Nascimento VP do and Salle CT. Virulence factors of avian patho-
genic
Escherichia coli isolated from broilers from the south of Brazil.
Avian Dis 2002; 46: 749-753.

72. Nolan LK, Home SM, Giddings CW, Foley SL. Johnson TJ, Lynne AM
and Skyberg J. Resistance to serum complement, iss, and viralence of
avian
Escherichia coli. Vet Res Commun 2003; 27:101-110.

73. Jeffrey JS, Nolan LK.Tonooka KH, Wolfe S, Giddings CW, Home SM,
Foley SL, Lynne AM, Ebert JO, Elijah LM, Bjorklund G, Pfaff-McDo-
nough SJ. Singer RS and Doetkott C. Virulence factors of
Escherichia
coli
fi-om cellulitis or colisepticemia lesions in chickens. Avian Dis
2002; 46: 48-52.

74. Vandemaele F. Assadzadeh A, Derijcke J, Vereecken M and Goddeeris
BM. Avian pathogenic Escherichia coli (APEC). Tijdschr Diergeneeskd
2002; 127:582-588.

75. Bree A, Dho M and Lafont JP. Comparative infectivity for axenic and
specific-pathogen-free chickens of 02
Escherichia coli strains with or
without virulence factors. Avian Dis 1989; 33: 134-139.

76. Van Dijk WC, Verbmgh HA, Tol ME van der, Peters R and Verhoef J.
Role
of E.\'scherichia coli K capsular antigens during complement acti-
vation, C3 fixation, and opsonization. Infect Immun 1979; 25: 603-
609.

77. Feria C, Machado J, Coireia JD, Goncalves J and Gaastra W. Virulence
genes and P fimbriae PapA subunit diversity in canine and feline uro-
pathogenic
Escherichia coli. Vet Microbiol 2001; 82: 81-89.

78. Johnson JR, Stell AL, Scheutz F, O\'Bi^an TT, Russo TA, Cariino UB,
Fasching C, Kavie J, van Dijk L and Gaastra W. Analysis of the F anti-
gen-specific
papA alleles of extraintestinal pathogenic Escherichia coli
using a novel multiplex PCR-based assay. Infect Immun 2000; 68:
1587-1599.

79. Skyberg JA. Home SM, Giddings CW, Wooley RE, Gibbs PS and No-
lan LK. Characterizing avian
Escherichia coli isolates with multiplex
polymerase chain reaction. Avian Dis 2003; 47: 1441-1447.

80. Dozois CM, Harel J and Fairbrother JM. P-fimbriae-producing septi-
caemic
Escherichia coli from poultry possess fel-related gene clusters
whereas pap-hybridizing P-fimbriae-negative strains have partial or di-
vergent P fimbrial gene clusters. Microbiology 1996; 142: 2759-2766.

81. Dho M and Lafont JP. Escherichia coli colonization of the trachea in
poultry: comparison of vimlent and avirulent strains in gnotoxenic
chickens. Avian Dis 1982; 26: 787-797.

82. Dho M and Lafont JR Adhesive properties and iron uptake ability in
Escherichia coli lethal and nonlethal for chicks. Avian Dis 1984; 28:
1016-1025.

83. Vidotto MC, Gaziri LC and Delicato ER. Vimlence-associated genes
in
Escherichia coli isolates from poultry with colibacillosis: correction.
Vet Microbiol 2004; 102: 95-96.

84. Vandekerchove D, Vandemaele F, Adriaensen C, Zaleska M, Hernal-
steens JP, De Baets L, Butaye P, Immerseel F van, Wattiau P, Laevens
H, Mast J, Goddeeris B and Pasmans F. Virulence-associated traits in
avian
Escherichia coli: comparison between isolates from colibacillo-
sis-affected and clinically healthy layer flocks. Vet Microbiol 2005;
108: 75-87.

85. Nolan LK, Giddings CW, Home SM, Doetkott C, Gibbs PS, Wooley
RE and Foley SL. Complement resistance, as determined by viable
count and flow cytometric methods, and its association with the pre-
sence of iss and the virulence of avian
Escherichia coli. Avian Dis
2002;46:386-392.

86. Gibbs PS, Maurer JJ. Nolan LK and Wooley RE. Prediction of chicken
embryo lethality with the avian
Escherichia coli traits complement re-
sistance, colicin V production, and presence of the increased serum
survival gene cluster (iss). Avian Dis 2003; 47: 370-379.

87. Gibbs PS and Wooley RE. Comparison of the intravenous chicken chal-
lenge method with the embryo lethality assay for studies in avian coli-
bacillosis. Avian Dis 2003; 47: 672-680.

88. Abe A. Heczko U, Hegele RG and Finlay BB. Two enteropathogenic
Escherichia coli type 111 secreted proteins, EspA and EspB, are viru-
lence factors. J Exp Med 1998; 188: 1907-1916.

89. Johnson JR, Jelacic S, Schoening LM, Clabots C, Shaikh N, Mobley
HL and Tarr PI. The IrgA homologue adhesin lha is an
Escherichia coli
virulence factor in murine urinary tract infection. Infect Immun 2005;
73:965-971.

90. Arne P. Marc D, Bree A, Schouler C and Dho-Moulin M. Increased tra-
cheal colonization in chickens without impairing pathogenic properties
of avian pathogenic
Escherichia coli MT78 with a fimH deletion. Avian
Dis 2000:44: 343-355.

91. Hacker J, Hof H, Emödy L and Goebcl W. Influence of cloned Escheri-
chia coli
hemolysin genes, S-fimbriae and serum resistance on patho-
genicity in different animal models. Microb Pathog 1986; 1: 533-547.

92. Powell CJ, Jr and Finkelstein RA. Virulence of Escherichia coli strains
for chick embryos. J Bact 1966; 91:1410-1417.

93. Wooley RE, Gibbs PS, Dickerson HW, Brown J and Nolan LK. Analy-
sis of plasmids cloned from a virulent avian
Escherichia coli and trans-
formed into E. coli DH5 alpha. Avian Dis 1996; 40: 533-539.

94. Brombacher E. Function and regulatory mechanisms of genes involved
in microbial adhesion and biofilm formation [PhD Thesis, Diss ETH
No 15755]; 2004.

95. Luo Y, Frey EA, Pfiietzner RA, Creagh AL, Knoechel DG, Haynes CA,
Finlay BB and Strynadka NC. Crystal structure of enteropathogenic
Escherichia coli intimin-receptor complex. Nature. 2000; 405: 1073-
1077.

96. Wallace AJ, Stillman TJ, Atkins A, Jamieson SJ, Bullough PA, Green J
and AiTymiuk PJ.
E. coli hemolysin E (HlyE, ClyA, SheA): X-ray cry-
stal structure of the toxin and observation of membrane pores by elec-
tron microscopy. Cell 2000; 100: 265-276.

Artikel ingediend:

15 november 2005

Artikel geaccepteerd:

18 juli 2006

-ocr page 391-

Marc Verburgh,

als dierenarts afgestudeerd in 1990 en directeur van Vetacces,
een volle dochter van Dierzorggroep Lek en Linge

Dierzorggroep Lek en Linge streeft ernaar om een laagdrempelige, klantgerichte en hoogkwalitatieve dierzorg te bieden.
Enerzijds door een vestiging In de buurt van haar clientèle, waar alle eenvoudige handelingen en operaties snel en goed kunnen
worden uitgevoerd. Anderzijds wil men in de zorg voor de patiënt alles bieden wat er mogelijk Is In de moderne diergeneeskunde.
Daarvoor beschikken zij ook over een ziekenhuis waar op afroep specialisten werken en waar meer gecompliceerde Ingrepen kun-
nen worden uitgevoerd. De klant met zijn of haar huisdier Is hierdoor voorzien van een optimale zorg.

Wij vroegen Mare ons te vertellen over het ontstaan van de praktijk

"Onze praktijk vindt haar historie sinds 2001. De praktijk is In de afgelopen jaren enorm gegroeid. Op dit moment hebben wij vestigingen in
Gorinchem, Leerdam, Vianen, Giessenlanden, Hendrik Ido Ambacht, Rotterdam Zuid en zeer recentelijk geopend de dierenkliniek in
Westervoort. Zoals gezegd vestigingen in diverse regio\'s binnen Nederland. Wij mogen wel zeggen dat deze groei in het begin vrij autonoom
is gegaan, hieronder schaar ik ook het welbekende fuseren. De laatste jaren zijn wij als Dierzorggroep zo enthousiast geworden, dat wij nu te
maken hebben met een soort van natuurlijke expansiedrift. Als praktijk, met een zeer gedreven team van dierenartsen, specialisten, para-
veterinaire, assistenten, administrateurs en adviseurs, hebben wij een filosofie kunnen uitbouwen tot een formule die staat als een huis. Een
formule waar wij trots op zijn."

ASP via OmegaSoft en de Dierzorggroep Lek en Linge

"Sinds jaar en dag maken wij als praktijk gebruik van het veterinaire programma DAISY van OmegaSoft BV. Het is belangrijk voor ons een part-
ner te hebben die met ons meedenkt, ons bijstaat met raad en daad, een partner waar we op kunnen bouwen. Met DAISY kunnen wij lezen en
schrijven, het is een zeer stabiel, snel en betrouwbaar programma.

Recentelijk hebben wij de praktijk in Westervoort geopend. Voor ons stond niet ter discussie welk programma, maar wat wel ter discussie stond
was hoe wij de praktijk zouden gaan automatiseren. Deze vraag hebben wij neergelegd bij onze relatiebeheerder van OmegaSoft. Als wij voor
iedere praktijk een eigen server moeten aanschaffen is dat een kostbare aangelegenheid, maar wat nodig is, dat is nodig. Binnen een uur wer-
den wij gebeld door onze relatiebeheerder met het verzoek om op korte termijn bij elkaar te komen. Een nieuwe dienst zou de oplossing zijn.

Als praktijk ben je op zoek om volledige aandacht te kunnen besteden aan je clientèle en haar patiënten. De oplossing die OmegaSoft biedt
maakt het voor ons mogelijk deze zorg volledig te kunnen bieden. De automatisering voor de praktijk in Westervoort hebben wij volledig
uitbesteed aan OmegaSoft, via de nieuwe OmegaSoft ASP dienstverlening {ASP= Application Service Provider). Onze DAISY draait op de cen-
trale ASP server van OmegaSoft en wij hebben enkel een snelle internetverbinding en \'simpele\' computers hoeven aanschaffen. Ook hier
hebben wij geen omkijken naar gehad, OmegaSoft heeft ons dit allemaal uit handen genomen.

Zelf heb ik de mogelijkheid om via mijn laptop waar dan ook ter wereld in te loggen op het systeem. Dit is een ideale mogelijkheid om deze
praktijk te managen. Het is fijn om onze andere praktijken straks ook via internet aan te sluiten. Het blijft niet alleen bij het gebruik maken van
enkel en alleen DAISY, maar ook van alle overige programmatuur, zoals Microsoft© Office, OmegaTrack etc. Wij hebben zelf niet de invester-
ing van \'zware\' en dure servers, de back-up wordt volledig verzorgd, het beheer wordt volledig gedaan, nieuwe releases worden uitgevoerd
zonder dat wij daar zelf ook maar Iets aan hoeven te doen. Nieuwe gebruikers van het systeem aanmaken, regelen wij door een
e-mail te versturen aan OmegaSoft. De klant- en patiëntgegevens staan veilig opgeslagen
in een datacenter dat aan alle beveiligingseisen voldoet."

Wij kunnen ons voorstellen dat u vragen of interesse heeft
in de nieuwe ASP dienstverlening van OmegaSoft. U kunt
contact opnemen met OmegaSoft op het volgende
telefoonnummer; 030-6047250 en vragen naar
de verkoopmedewerkers van OmegaSoft.
U kunt uiteraard ook een e-mail

OmegaSoft

Together we\'re strong

OmegaSoft BV I Randhoeve 221 I 3995 GA Houten

-ocr page 392-

Nieuwe vrijheid

VOOR BEHANDELING VAN PIJN EN ONTSTEKING BIJ OSTEOARTHRITIS

PnEvïcox

De Berstenzeer selectieve
COXIB voor honden met
osteoarthritis

Een nieuwe klasse binnen de NSAID\'s

De hoogste COX-l/COX-2 ratio (380/1),
voor doelgerichte pijnbestrijding en ontstekings-
remming

^ Snelle en krachtige pijnbestrijding en een in
de tijd toenemende verbetering

Een veiligheidsprofiel dat langdurig gebruik
mogelijk maakt

^ Eenmaal daags, smakelijke kauw/tabletten,
voor eenvoudige toediening door de eigenaar

Nieuwe klasse

-ocr page 393-

eersie loxib mdmulKDor honden geregislreerd in de Euiopea Unie. EMEA nummei: EU/2/04/045/001 -004. PREVICOX\' liauwioMellen vm honden llifounb 57 of 227 mgl; Doeküeien: Uon3MlSin>iei «o» gM: loa de veilkhting von pijn en ontsleiilng\'pnuiinmd met osleoot
féK: Ooserino en (oeiliïtimKM: Orale loediening. Dien eenmod doogs 5 mj pei kg Ikhoomsgevikht loe ioob weergegeven In de lobeTtJieJ^uiler)- De lobletlen kuniwn mei ol lomler voed«l loegèJltnijKO^en. Contio-indiioliei- Niel gebruiken bii drothlloe of lorteièrillMMBiJierei
10 »eken oofol die miiiilcr Sun) kg weger,; Bijwerkingen: Broken en diotree werden imidenleel opgemerkt. Deie reocties lijn in hel olgemeeïiWmorbrigoonde oord en omkecrtoor wonneer de bebondeling wSMmstopl. Komlisotle: UDA" 57 mj - REG Nl 10243:227 mg - SEC NnM44
nnitie: zie bijslriilet ol beschikbUii |Nl|: Meriol B.V, Kleermokerstrool 10,1991 Jl Vekerbroek. De bronnen voor deie oilvertentie zijn opertboorenVle vragen bi{ Merial B.V. Jump Sonié Photo (redit: Guet\'Apeiis^^tMJobot. Mott ArI 12014/02/05.

-ocr page 394-

(

C)

e

J J ^

X

-Ii

■rf-

***

-i

eie Kuu
bii huid

ÄSSSSf«

NIEUW

80 mg/ml

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pflzerah.nllnfo@pfi2erah.com

O 2006 Pfizer Animal Healtli bv ■ Capelle a/d Ussel • ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

Merterbereiditi\'
RH Injectie voor H

Poudre pour solution Injectable pour
WIENS et CHATS.

tCmlnactiRekonstitution/
\'Wnareconstitutie/
 m-

10 ml après reconstitution

L_J

van een oi
en

CONVENIA«, wertuame stof: celovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor inlectle • Doeldier hond en kat • Indicaties hond; behandeling van infecties 5

van huW en weke delen. Inclusief Pyodermie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg Infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacterièn • Indicaties kat: behandeling van abcessen en wonden van huid en weke g

delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocleenl met de In de bi|sluitef genoemde bacterièn • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimicrobiële actlviteft van CONVENIA® na eenmalige ln)ectie =

houdt tot 14 dagen aan • Toedtenlngswllze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lictiaamsgewicht (1 ml per 10 kg lictiaamsgewfcht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bi] de hond) S

dan wel 1x (abcessen en verwondingen bij de kat) hertiaaM worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-Indicaties: niet gebnjiken bij overgevoeligheM voor cefaiospohne of penicilline antlbiotKa, bij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en o

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid Is niet beoordeetó bij dieren die lijden aan een emstige renale dysfunctie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Behandelde dieren dienen tot 3

12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeieinden gebnjlkt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C - 8°C), In oorepronkeiijke verpakking ter bescherming tegen ifcht • Bijwerkingen: geen bekend • Verdere Informatie: zie bijsluiter, of ä
neem contact op met Pfizer Animal Healtti (e-mail: secretariaat.ahg®pflzer.com)

-ocr page 395-

Prehistorische
maagparasiet

Dierziekten zijn van alle tijden. Zo
hebben onderzoekers van de Univer-
sity of Colorado at Boulder aanwij-
zingen gevonden voor een infectie
van maagwormen bij dinosaurussen. Ze bestudeerden de
goed bewaarde overblijfselen van een brachylophosaurus,
een zogenoemde eendesnaveldinosaurus. In zeventien mon-
sters van darmmateriaal vonden de wetenschappers tweehon-
derd wormengangen. De sporen zijn waarschijnlijk achterge-
laten door wormen lijkend op annelide wormen en
nematodes. Het gaat niet om aaseters, aldus de onderzoekers,
omdat er maar van één soort wormen gangen zijn gevonden.
In tien gevallen kwamen de gangen samen, wat wijst op inter-
acties tussen de wormen, mogelijk voor de voortplanting. De
maaginhoud van de dinosaurus bestond uit een mengeling
van plantenfragmenten en klei. Er werden pollen in aange-
troffen van veertig verschillende plantensoorten.
Bron: www.sciencedaily.com.

Bewaking diergezondheid

Vanaf 1 november 2006 is er een einde gekomen aan de half-
jaarlijkse bloedafname op 13.500 rundveebedrijven. Bloed-
monsters voor de bewaking van de leptospirose- en IBR-vrije
status van vleesvee, zoogkoeien en ander niet-melkleverend
rundvee worden voortaan genomen in de slachterij. Boven-
dien is de steekproefgrootte aangepast, waardoor met name
kleinere bedrijven met minder monsters toekunnen. De be-
waking van de diergezondheid wordt door deze maatregelen
niet alleen gemakkelijker, maar ook efficiënter en goedkoper.
Met de I&R-gegevens ontvangen slachterijen voortaan ook
de gegevens over te bemonsteren runderen. De logistiek is zo
opgezet dat in de toekomst meer onderzoeken aan de gege-
vens gekoppeld kunnen worden. Zo denkt GD erover ook de
monsternames voor BVD en paratuberculose in de slachterij-
en te laten nemen.
Bron: GD.

Kuikenseksen in broedeieren

Het geslacht van kuikens kan worden bepaald door eiwitmon-
sters uit de broedeieren te onderzoeken, concludeert hoogle-
raar Eddy Decuypere van de Katholieke Universiteit Leuven.
Het eiwit van eieren met haantjes heeft zeventien dagen na het
inleggen in de broedmachines een lager oestrogeengehalte
dan dat van broedeieren met hennetjes. Door broedeieren met
haantjes niet meer uit te laten komen, hoeven broederijen deze
dieren niet langer vlak na de geboorte te vernietigen. Het laten
afsterven van het embryo wordt als veel diervriendelijker be-
schouwd dan het vernietigen van eendagskuikens. Onduide-
lijk is nog of deze methode van het kuikenseksen voor broe-
derijen van legrassen betaalbaar zal zijn.
Bron: www.zibb.nl.

Nieuws

Bluetongue overwintert

De ziekte bluetongue wordt overgebracht door de Europese
knuttensoort
Culicoides dewulfi. Deze soort is bestand tegen
koudere weersomstandigheden en overwintert in Nederland,
België en Duitsland. De wereld diergezondheidsorganisatie
OIE waarschuwt dan ook dat bluetongue zich vanaf het voor-
jaar van 2007 verder over Europa zal verspreiden. De ontdek-
king werd gedaan door een laboratorium van de OIE in Tera-
mo, Italië. Eerder werd de Afrikaanse knut
Culicoides
imicola
verantwoordelijk geacht voor de verspreiding van
bluetongue.
Bron: OIE.

Ziekte van Cushing bij het paard

In het kader van onderzoek naar insulineresistentie worden
vijf paarden of ponies gezocht die worden verdacht van de
ziekte van Cushing. Het gaat om dieren met hirsutisme en/of
supraorbitaal vet. Bij deze dieren zal kosteloos de insulinere-
sistentie worden bepaald en zal de volgende dag de overige
hormoondiagnostiek ten aanzien van de ziekte van Cushing
worden uitgevoerd. Het is daarbij noodzakelijk dat de betref-
fende dieren twee nachten verblijven in de Universiteitskli-
niek voor paarden te Utrecht. Op de middag van de tweede
dag kunnen zij weer worden opgehaald. Neem voor meer in-
formatie contact op met Han van der Kolk (030-2531350).

Dieren op de werkvloer

Het toelaten van dieren op de werkvloer zorgt ervoor dat
klanten de omgeving als prettiger en ontspannend ervaren.
Medewerkers komen minder druk op hen over en ze kunnen
makkelijker contact leggen. Ook de werknemers zelf ervaren
minder stressverschijnselen en voelen zich vrolijker en opti-
mistischer. Eerdere studies wezen uit dat de arbeidsproducti-
viteit stijgt als medewerkers een huisdier mogen meenemen.
Het soort dier en het ras hadden geen invloed op de resulta-
ten, maar kortharige zwarte katten werden als het minst posi-
tief ervaren.
Bron: www.zibb.nl.

uitbraak myxomatose

De konijnenziekte myxomatose heeft in Waddinxveen en
Boskoop aan zeker acht tamme konijnen het leven gekost.
Ook in het wild, in het Gouwebos, het Goudse Hout en
\'t Weegje, werden tientallen dode konijnen aangetroffen.
Volgens Waddinxveense dierenarts J.C. Baas was er genoeg
reden bezorgd te zijn, de ziekte is immers dodelijk. Wel kan
vaccineren voorkomen dat konijnen besmet raken. De ver-
moedelijke oorzaak van de uitbraak is het zachte weer dat in
deze periode leidt tot toenames van de aantallen insecten.
Myxomatose wordt overgebracht door muggen, vlooien en
steekvliegen.
Bron: www.ad.nl.

-ocr page 396-

Een particuliere eigenaar kan zich be-
klagen over het feit dat een dierenarts
niet-geregistreerde diergeneesmidde-
len gebruikt voor een konijn, of deze
middelen toepast zonder duidelijke
diagnose. Vooral het feit dat het ko-
nijn daaronder heeft geleden, zal de
eigenaar aanzetten tot het indienen
van een klacht en eventueel zelfs het
doorzetten tot en met het Veterinair Beroepscollege. Het is
een waarneembare trend: konijnen eisen hun aandeel op bij
het Tuchtcollege. En daarmee was het wachten op een klacht
over konijnen op initiatief van de klachtambtenaar

De klacht ging niet over onzorgvuldig onderzoek van op tafel
overleden \'Flappies\' maar vooral over de vraag welke dierge-
neesmiddelen nu wel en niet mogen worden afgeleverd ten
behoeve van de konijnen, als de konijnenhouder op professi-
onele basis een grote hoeveelheid konijnen houdt. Betekent
dat bijvoorbeeld dat de konijnenhouder dan zelf mag enten?
De dierenarts in kwestie is twee konijnenhouders tegemoet-
gekomen met het afleveren van allerlei diergeneesmiddelen.
Ter bestrijding van
E. coli leverde hij gentamicinesulfaat af
terwijl dit middel niet meer geregistreerd was. Daamaast
heeft hij Arvilap en Lyomyxovax afgeleverd, zonder de konij-
nen daar zelf mee te enten. Dit zijn UDD-middelen, dus de
klachtambtenaar vindt dat een kwalijke aangelegenheid. Een
deel van de konijnen werd bovendien gehouden voor het
vlees en dat betekent dat de dierenarts er extra zorgvuldig
mee had moeten omspringen. De klachtambtenaar vindt dat
de dierenarts duidelijk tekort is geschoten en vraagt het

Veterinair
tuchtrecht

Tuchtcollege hem een berisping op te leggen. Een berisping
is bepaald niet de zwaarste maatregel die door de klachtamb-
tenaar kan worden gevraagd, maar toch is de dierenarts het er
niet mee eens. Bij het Tuchtcollege wordt daarom een discus-
sie gevoerd, die op verschillende punten leidt tot uitleg over
medicijngebruik in de konijnenhouderij. Nog los van ieders
persoonlijke mening over de functie van een konijn, valt het
dier sinds de Regeling gebruik hormonen en (3-agonisten
(Staatscourant 1997, 130) gewoon onder de landbouwhuis-
dieren.

UDD?

De dierenarts vindt allereerst dat Arvilap en Lyomyxovax niet
tot de UDD-gekanaliseerde middelen behoren. Hoe hij daar-
bij komt, is niet helemaal duidelijk en het Tuchtcollege is er
dan ook snel mee klaar: "Arvilap en Lyomyxovax zijn UDD-
gekanaliseerde diergeneesmiddelen. De kanalisatiestatus van
diergeneesmiddelen kan aan een ieder bekend zijn. Deze
wordt gepubliceerd op de website van het Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen. Ook zijn er op dit gebied diverse publi-
caties beschikbaar, zoals bijvoorbeeld het \'Overzicht dierge-
neesmiddelen\' van de uitgeverij Koninklijke Vermande."
Kortom, het zijn UDD-middelen, ze mogen dus niet worden
afgeleverd aan een dierenhouder en een dierenarts behoort
dat te weten.

Pelsdier of pandier?

Op de uitspraak van het tuchtcollege heeft de dierenarts wel
een weerwoord. Zelfs als Arvilap en Lyomyxovax wel UDD-
gekanaliseerd zijn, dan nog was het afleveren aan de konij-
nenhouder volgens hem niet fout. In Bijlage IV van de Dier-
geneesmiddelenwet is een vrijstelling opgenomen voor
pelsdieren, pluimvee en vissen, juist omdat het bij deze die-
ren om dermate grote aantallen gaat, dat van de dierenarts
niet kan worden verlangd dat hij ieder dier individueel dier-
geneesmiddelen toedient. Deze konijnenhouder had nogal
wat konijnen en konijnen zijn duidelijk pelsdieren, dus gold
deze uitzondering, nietwaar?
Inderdaad, niet waar.

Wat de dierenarts aanvoert klopt gedeeltelijk: in de Memorie
van toelichting bij de Diergeneesmiddelenwet wordt inder-
daad opgemerkt dat ook in UDD-middelen soms stoffen zijn
verwerkt die door houders van dieren kunnen worden toege-
past zonder dat daaraan enig gevaar voor de gezondheid van
mensen of dieren is verbonden. Daarbij wordt dan voorname-
lijk gedacht aan bepaalde entstoffen voor pelsdieren. Natuur-
lijk kun je vervolgens betogen datje van konijnen jasjes kunt
maken en dat konijnen dus pelsdieren zijn, maar zo ziet het
Tuchtcollege dat niet. Volgens het Tuchtcollege gaat het bij
pelsdieren om dieren die uitsluitend worden gefokt voor hun
vacht en die niet voor menselijk consumptie bestemd zijn.
Konijnen zijn misschien ook bruikbaar vanwege hun vacht,
maar zijn ook bestemd voor consumptie. Daarom gaat de de-

Niet-geregistreerde geneesmiddelen voor konijnen

laira Boissevain

-ocr page 397-

Uitspraken over diergeneesmiddelen

Het Tuchtcollege spreekt zich met enige regelmaat uit
over de (ongeoorloofde) toepassing van diergeneesmid-
delen, of het nu om het afleveren van UDD-middelen
gaat, om een beroep op de vrijstellingsregeling of om
slordigheid met wachttijden. Voor de volledigheid leest
u hier een overzicht van de belangrijkste stellingnames
van het Veterinair Tuchtcollege:
"Het geheel van wette-
lijke regels rond de uitoefening van de diergeneeskunde
vormt de neerslag van de bij de wetgever levende opvat-
tingen over hoe de gezondheidszorg voor dieren in Ne-
derland dient plaats te vinden. In deze regelgeving heeft
de wetgever na afweging van alle belangen die daarbij
ter zake doende en beschermemwaardig werden geacht,
de grondregels neergelegd voor de gezondheidszorg
voor dieren in Nederland.

In dit stelsel is een bijzondere positie toegedeeld aan de
in de WUD aangewezen diergeneeskundigen, nu aan hen
(met name de dierenartsen) bij uitsluiting van alle ande-
ren, bepaalde handelingen zijn voorbehouden. Zoals
blijkt uit de instelling van het wettelijk tuchtrecht, staat
tegenover deze bijzondere bevoegdheden een bijzondere
verantwoordelijkheid om deze bevoegdheden op een
juiste wijze uit te oefenen, dat wil zeggen: op de wijze
zoals de wetgever bij toekenning voor ogen stond, met
inachtneming van de belangen die daarmee gemoeid
zijn.

Het niet nakomen van wettelijke normen, waarin speci-
fieke voorwaarden of beperkingen worden gesteld aan
de feitelijke uitoefening van de diergeneeskunde, vormt
in beginsel reeds als zodanig, dus ongeacht de inhoud
van de overtreden norm, een inbreuk op de gezondheids-
zorg voor dieren in Nederland, zoals die de wetgever
voor ogen stond."

finitie (en dus de uitzondering) voor pelsdieren niet op. Het
Tuchtcollege vindt het een feit van algemene bekendheid dat
het vlees van konijnen door mensen wordt gegeten en dat
simpele feit brengt met zich mee dat in het belang van de
volksgezondheid de Diergeneesmiddelenwet moet worden
nageleefd.

Voor grote hoeveelheden en voor pluimvee en vissen is het
inderdaad nagenoeg onmogelijk dat de dierenarts alle entin-
gen zelf uitvoert. De wetgever heeft daar echter op gerea-
geerd door de vaccins een UDA-status te geven, zodat een
dierenhouder deze entingen kan toedienen. Als dat voor Ar-
vilap en Lyomyxovax wenselijk was geweest dan zouden
deze middelen al een UDA-status hebben gekregen. Nu dat
niet het geval is, zo redeneert het Tuchtcollege terug, is er
geen reden om de regelgeving op dit gebied ruim te interpre-
teren in het voordeel van de konijnenhouder. Samengevat:
Arvilap en Lyomyxovax zijn UDD-middelen, er geldt geen
uitzondering voor en de middelen hadden dus door een die-
renarts aan de konijnen moeten worden toegediend.

Centamicine

E. coli is een lastig beestje, waar gentamicinesulfaat wel effec-
tief tegen kan zijn. Een klein probleempje: het middel was bij
het afleveren niet meer geregistreerd. De dierenarts kan daar
niet zo mee zitten. Gentamicinesulfaat is een grondstof en
geen diergeneesmiddel dus het hóeft ook helemaal niet te wor-
den geregistreerd, beweert hij. En als dat toch een probleem
zou zijn, was er bij deze
E. co/;-infectie een goede reden een
beroep te doen op de vrijstellingsregeling. De geregistreerde
middelen werkten niet en toen heeft de dierenarts het gentami-
cinesulfaat uit de kast gehaald. Dat heeft hij ook keurig gemeld
aan het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen.
Toch pleit deze redenering de dierenarts niet vrij. Gentamici-
ne moet wel degelijk worden gezien als diergeneesmiddel,
maar een beroep op de vrijstellingsregeling gaat niet op. Die
vrijstellingsregeling is namelijk expliciet in het leven geroe-
pen voor niet-voedselproducerende dieren en daarvan was al
vastgesteld dat dit bij een konijn niet zomaar mag worden
aangenomen. Bij voedselproducerende dieren is het gebruik
niet toegestaan tenzij met betrekking tot de werkzame stof
een MRL is vastgesteld, of vaststaat dat deze MRL niet nodig
is. Voor gentamicinesulfaat is echter geen MRL vastgesteld
en daarmee is het gebruik van deze stof bij een voedselprodu-
cerend dier verboden.

Wat ik geef, geeft niet

De dierenarts gooit nog in de strijd dat op de proefboerderij
Het Spelderholt UDD-gekanaliseerde diergeneesmiddelen
ook door anderen dan dierenartsen worden toegediend, en dat
door zijn handelen de volksgezondheid sowieso niet in ge-
vaar is gekomen, omdat de voedsters dienden voor de fokke-
rij en niet voor de vleesconsumptie. Dit zijn argumenten die
telkens weer opduiken bij tuchtzaken over verkeerd medicijn-
gebruik en die telkens weer van tafel gaan. Wat anderen doen
doet niet ter zake, ook niet als het een instelling is als Het
Spelderholt. Voor instellingen als deze geldt een speciale re-
geling. De beoordeling of de volksgezondheid wel of niet in
gevaar is gekomen is er niet een die een dierenarts op eigen
houtje mag maken. De wetgever heeft dat namelijk al uitge-
breid gedaan en daar heeft een dierenarts zich aan te houden.
Bovendien is nooit met zekerheid te zeggen welk dier wel of
niet voor consumptie zal worden gebruikt. Daarom is er juist
een strenge regeling.

Berisping of boete?

Hoewel de klachtambtenaar aan het Tuchtcollege vroeg om
de dierenarts te berispen, vindt het Tuchtcollege een andere
maatregel zinvoller. Het Tuchtcollege wil vooral bereiken
dat de dierenarts niet opnieuw zelf gaat bedenken welke
medicijnen wel en niet afgeleverd kunnen worden. Een voor-
waardelijke maatregel is dan op zijn plaats, maar een voor-
waardelijke waarschuwing of berisping hoort niet tot de mo-
gelijkheden. De dierenarts krijgt daarom een voorwaardelijke
boete van vijfhonderd euro, met een proefperiode van twee
jaar. Dat betekent niet dat die boete alsnog van zijn rekening
afgaat als hij de pech heeft dat een boze cliënt een klacht in-
dient. De proefperiode geldt expliciet voor overtredingen van
de bepalingen die verband houden met de Diergeneesmidde-
lenwet. Daarnaast wil het Tuchtcollege de uitspraak graag ge-
publiceerd zien in de
Staatscourant en het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.
Overtredingen van de Diergeneesmidde-
lenwet worden niet op prijs gesteld, zeker niet als het gaat om
dieren die op ons bord kunnen eindigen.

-ocr page 398-

Een konijn dat niet wil eten: de droom
van iedere moestuinhouder Deze ei-
genaar is er echter niet blij mee. Ze
vermoedt dat er iets met haar Flappie
aan de hand is en gaat met hem naar
de dierenarts. Over het consult is ze
zo ontevreden, dat ze bereid is tot en
met het Veterinair Beroepscollege te
procederen.

Flappie is niet lekker

Flappie is misschien wel om op te vreten, maar niet lekker. In
ieder geval voelt hij zich niet lekker: hij wil niet
eten, is lusteloos, heeft pijn en kan ook geen
voedsel binnenhouden. De dierenarts
onderzoekt het dier van top tot teen.
Hij temperatuurt, palpeert en aus-
culteert Flappie, en controleert
zijn gebit. Behalve een verdik-
king in de onderkaak kan hij
niet echt vinden wat er aan
de hand is. Aanwijzingen
voor gasvorming zijn er
niet, het gebit is normaal,
dus wat is het dan? Omdat
het konijn hoge koorts
heeft en scherp vesiculair
ademt, zal het wel een ont-
steking zijn. Met een injec-
tie Moderin en druppels tri-
methoprim/sulfa moet Flappie
een eind geholpen zijn, en mor-
gen zal het dan wel beter gaan.

Palpatie met drastisch resultaat

Het optimisme van de dierenarts is onge-
grond. De volgende dag is Flappie nog veel zie-
ker, hij kan nu ook zijn kop niet meer rechthouden, en al snel
zit de eigenaar weer bij de dierenarts. Die constateert een tor-
ticollis en concentreert zich op het abdomen. Als hij de buik
probeert te palperen, verzet het konijn zich hevig, maar deze
kloeke dierenarts zet door. Je doet onderzoek of je doet geen
onderzoek, en konijnen kunnen zich nu eenmaal flink verzet-
ten. Of het nu extreme pijn, stress of iets anders is, het wordt
Flappie teveel: hij overlijdt ter plekke op de behandeltafel.

Stress?

De eigenaar heeft het verband gezien. Hoewel ze geen sectie
laat verrichten, is ze er zeker van dat Flappie is overleden aan
de hardhandigheid van de dierenarts. Zijn onderzoek heeft
veel te veel pijn gedaan en daardoor is Flappie erin gebleven.
Waarom heeft de dierenarts het konijn geen pijnstiller gege-
ven voor het onderzoek? Het Tuchtcollege is het niet met haar
eens. Het is waarschijnlijk domme pech geweest. Konijnen
kunnen inderdaad abrupt overlijden bij stress. Heel treurig,
maar niet verwijtbaar en de klacht wordt dan ook ongegrond
verklaard. Dat pikt de eigenaar niet! Het is al erg genoeg dat
haar Flappie zo ruw is behandeld, maar dat die dierenarts
daarmee wegkomt is haar te erg. Ze gaat in beroep bij het Ve-
terinair Beroepscollege.

Veterinair
tuchtrecht

Beroepskonijn

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Konijnenmedicijnen

Het Beroepscollege neemt de feiten nog eens grondig door.
Nee, een pijnstiller voorafgaand aan een onderzoek is niet
handig, want daardoor kan de diagnose worden beïnvloed.
Diagnose? Wat was de diagnose dan eigenlijk? Precies, er
was nog helemaal geen diagnose! Nu is dat ook niet
onbegrijpelijk, omdat juist bij konijnen on-
danks uitgebreid lichamelijk onderzoek
een diagnose stellen soms moeilijk is.
Het onderzoek dat de dierenarts
heeft gedaan naar aanleiding van
de klachten was wel juist,
maar... de behandeling niet,
vindt het Beroepscollege.
Moderin is niet geregi-
streerd voor konijnen. On-
der bepaalde omstandighe-
den kan het gebruik
toelaatbaar zijn, maar nu er
om te beginnen geen diag-

/nose was, kon zo\'n middel
beter niet worden toegepast.
Gezien de symptomen van het
konijn was een diergeneesmid-
del met een trage effectopbouw
ook niet aan te bevelen. Ook de
druppels trimethoprim/sulfa waren
geen handige keuze. Het konijn at im-
mers niet en kon niets binnenhouden en dan
zijn orale druppels niet zo zinvol.

Flappie, kom terug!

Er was dus wel een reden om het effect van de toegediende
medicatie in twijfel te trekken en dat leidt dan meteen tot de
volgende tekortkoming: de dierenarts had de eigenaar uit-
drukkelijk moeten vragen de volgende dag terug te komen.
Bij gebrek aan een diagnose en twijfel over de juistheid van
de veterinaire behandeling moet de dierenarts zorgen dat hij
kan controleren of hij de juiste keuzes heeft gemaakt. In dit
geval kwam de eigenaar uit zichzelf de volgende dag terug,
maar dat neemt niet weg dat de dierenarts daarover concreter
advies had moeten geven.

De dierenarts, die in eerste instantie opgelucht naar huis kon,
krijgt van het Beroepscollege alsnog een waarschuwing. Of
het advies aan de eigenaar om met Flappie terug te komen
verschil zou hebben gemaakt weten we niet. Flappie komt in
elk geval nu nooit meer terug.

-ocr page 399-

Frederik Schutte

Uit de jaarlijkse antibioticumrapportage van de FIDIN

(1) bleek dat het gebruiksvolume antibiotica in 2005
twaalf procent is toegenomen ten opzichte van 2004. De
stijging in 2004 ten opzichte van 2003 was vijftien pro-
cent. Deze toename leidt tot verontrusting, omdat ook bij
de jaarlijkse monitoring van de resistentieniveaus in Ne-
derland een toenemende tendens wordt geconstateerd

(2). Deze trend was voor het Bureau Risicobeoordeling
van de Voedsel en Waren Autoriteit reden om de minister
van LNV te adviseren de oorzaken van het toegenomen
gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren over de
afgelopen jaren in kaart te brengen (3).

In het najaar van 2006 besloten de KNMvD, de FIDIN en de
Faculteit Diergeneeskunde (afdeling VFFT) gezamenlijk een
enquête te houden onder dierenartsen die werkzaam zijn in
de veehouderij. Daartoe werden in september 2006 vijftien-
honderd enquêteformulieren verstuurd naar de dierenartsen
met het verzoek vragen te beantwoorden over de geconsta-
teerde toename van het antibioticagebruik. De vragen waren
toegespitst op de sectoren varken, pluimvee en kalveren. Bij-
na vierhonderd dierenartsen hebben de enquête ingevuld: een
respons van ruim vijfentwintig procent. Dankzij de grote res-
pons kan worden gesteld dat de resultaten van de enquête,
hoe algemeen ook, voldoende representatief zijn om daaruit
een algemeen beeld te krijgen over de oorzaken van de toena-
me van het antibioticumgebruik. In vervolg op deze studie
zal een nader kwalitatief onderzoek plaatsvinden met behulp
van deskundige panels binnen de KNMvD. Op basis daarvan
en van de suggesties uit deze enquête zal met de overheid
worden besproken welke maatregelen eventueel nodig zijn
om een verantwoord antibioticumgebruik te waarborgen.

Toename van het gebruik

Uit de antibioticumrapportage van de FIDIN blijkt het toege-
nomen gebruiksvolume met name te worden veroorzaakt
door de toename van het orale gebruik van oxytetracycline,
doxycycline en amoxycilline. Dat is de reden dat de enquête
werd toegespitst op de veehouderijsectoren varkens, pluim-
vee en vleeskalveren. De antwoorden over de toename van
gebruik verschillen per sector.

In de varkenshouderij ziet 68% van de dierenartsen die op dit
gebied zijn gespecialiseerd, een toename van het antibioti-
cumgebruik. Dit is aanzienlijk hoger dan in de sectoren
pluimvee en vleeskalveren, waar circa veertig procent van de
gespecialiseerde dierenartsen een toename constateert. In
deze sectoren is de stijging van het gebruik minder eendui-
dig.

Mogelijke oorzaken

Als belangrijke oorzaken van de toename van het antibiotica-
gebruik in de varkenshouderij worden genoemd: de schaal-
vergroting van de bedrijven, het verbod op de antimicrobiële
groeibevorderaars (AMGB\'s) per 1 januari 2006 en de tekort-
komingen in de huisvesting. Samen zorgen deze factoren
voor een toename van de infectiedruk. Meer specifiek treden
infectieproblemen op na het spenen. Het gaat niet om nieuwe
of ongebruikelijke ziekten, maar om de bekende luchtweg-
en darmaandoeningen. Door het verbod op de AMGB\'s lijken
de infectieproblemen in de opfokfase te zijn toegenomen.
Varkenshouders willen de productiezekerheid waarborgen en
daarbij is de inzet van antibiotica een belangrijk en relatief
goedkoop middel. Een meerderheid van de dierenartsen er-
vaart druk van de varkenshouder om aan deze handelswijze
mee te werken.

Toename antibioticumgebruik in de veehouderij

Resultaten van de enquête

In de pluimveesector gaven dierenartsen als belangrijkste
oorzaken voor de toename het verbod op AMGB\'s en het ver-
bod op diermeel in het voer. In mindere mate noemt men de
schaalvergroting, waarschijnlijk omdat de schaalvergroting
in de pluimveehouderij reeds enkele jaren geleden heeft
plaatsgevonden. Slechts 27% van de dierenartsen constateert
een toename van de infectiedruk.

De belangrijkste oorzaken van het gestegen antibioticage-
bruik in de kalverhouderij zijn volgens de respondenten de
kwaliteit van het voer en de druk vanuit de kalverhouder of
de integratie om dieren in een vroeg stadium te behandelen
tegen luchtweg- en darmaandoeningen. Daarnaast wijst een
ruime meerderheid op de schaalvergroting van de vleeskalf-
bedrijven als oorzaak van toenemend antibioticagebruik. Iets
meer dan de helft van de dierenartsen noemt het verbod op de
AMGB\'s. Dit percentage is waarschijnlijk relatief laag omdat
in deze sector het gebruik van AMGB\'s al langer verboden is.

Conclusies

Het therapeutisch gebruik van antibiotica in de varkens-,
pluimvee- en kalverhouderij blijkt noodzakelijk om de toege-
nomen infectiedruk het hoofd te bieden. Dat deze infectie-
druk toeneemt, lijkt gekoppeld aan de intensivering van de
veehouderij en het verbod op het gebruik van AMGB\'s. Ma-
nagementmaatregelen die nodig zijn om de infectiedruk te
verlagen, blijven vaak achterwege, mede vanuit economisch
perspectief

De eerste prioriteit voor beleidsmakers blijft het vergroten
van het bewustzijn van het belang van een verantwoord anti-
bioticumgebruik bij zowel veehouders als dierenartsen, met
als doel het voorkomen van een verdere afname van de ge-
voeligheid van ziekteverwekkers en toename van de resisten-
tieniveaus.

Referenties

1. Schutte JF. FIDIN antibioticarapportage 2005. Tijdschr Diergeneeskd
2006; 131:660-661.

2. MARAN 2004 - Monitoring of Antimicrobial resistance and Antibiotic
Usage in Animals in The Netherlands in 2004, CIDC-Lelystad.

3. Advies nr. VWA/CE/06.773. 6 januari 2006.

Mr. drs.J. F. Schutte is directeur van de FIDIN en lid van de
werkgroep antibioticabeleid van de FIDIN.

-ocr page 400-

Op 28 september 2006 organiseer-
de de Groep Geneeskunde van het
Rund (GGR) ter gelegenheid van
het dertigjarig bestaan van de
groep een feestelijke lustrumbij-
eenkomst in de Rheehorst te Ede.
De bijeenkomst werd bijgewoond
door een kleine honderd dierenart-
sen die zich voornamelijk bezig
houden met de rundergezondheidszorg.

Het thema van de lustrumbijeenkomst was: \'Kunde met Ken-
nis\'. Zoals gewoonlijk probeerde de GGR ook deze keer in te
spelen op de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied. Tus-
sen de lezingen door was het mogelijk om de opgedane ken-
nis direct toe te passen op een tiental laptops, die waren opge-
steld in de foyers van het congrescentrum.
Na de opening door de voorzitter van de lustrumcommissie
Hylke Jorritsma, werd de dag in handen gegeven van dag-
voorzitter Anton Pijpers. In zijn openingswoord noemde hij
een aantal belangrijke ontwikkelingen in de diergeneeskunde
van de afgelopen dertig jaar. Hij voorspelde dat wat vandaag
aan de orde kwam ook zo\'n ontwikkeling zou kunnen zijn.

Zoekmachines

De eerste spreker was Mariska Leeflang, dierenarts en onder-
zoeker bij het Dutch Cochrane Centre te Amsterdam. De titel
van haar toespraak was \'Inleiding in evidence-based veteri-
nary medicine (EBVM)\'. Vaak verrichten dierenartsen be-
paalde handelingen of laten die juist achterwege, die ze maar
moeilijk kunnen onderbouwen. Dit levert vooral problemen
op bij kritische rundveehouders. Een
vraag die de dierenarts zou kunnen
stellen, is: "Wat is de meest effectieve
behandelmethode voor colimastitis?"
Het toepassen van EBVM zou een mo-
gelijkheid zijn om een antwoord te
vinden. EBVM staat voor "een ge-
neeskundige praktijkvoering waarbij
de behandelaar zich bewust is of er be-
wijs is om deze beslissing te onder-
steunen en hoe sterk dit bewijs is." De
te beantwoorden vragen zijn: welke
patiënten, welke interventie, welk al-
ternatief (comparison), welke uitkomst
(outcome), afgekort PICO. Met behulp
van zoekmachines voor de medische
literatuur vindt de dierenarts een aan-
tal antwoorden op deze vragen. Het is
aan de practicus zelf deze te beoorde-
len en vervolgens toe te passen. Kort-
om, de bewijsvoering, gecombineerd
met ervaringen en wensen, leidt tot
een uitspraak die betrekking heeft op de individuele patiënt.
EBVM is in wezen niets nieuws en niets bijzonders. Maar in
het perspectief van het moderne kwaliteitsdenken en hande-
len is het een waardevolle aanvulling.
De tweede spreker was Ruurd Jorritsma, verbonden aan de

Berichten

verslagen

Universiteit Utrecht, afdeling gezondheidszorg landbouw-
huisdieren. Hij schetste een bedrijfssituatie van een practicus
die een rund veebedrijf heeft met
Serratia mastitis. Hijzelf is
geen mastitisdeskundige en ook geen deskundige op het ge-
beid van EVBM. "Wat nu?", was de vraag. Met het PlCO-sy-
steem kan de dierenarts in de literatuur zoeken naar de zieke
koe met
Serratia mastitis en naar de preventieve maatregelen.
Oude studieboeken geven geen soelaas, maar PubMed mis-
schien wel. PubMed is een elektronische databank en door
het invullen van de juiste zoekwoorden krijgt de dierenarts de
beschikking over artikelen met als onderwerp
Serratia masti-
tis.
De zoektocht levert op deze manier voldoende conclusies
op om de problemen op het bedrijf op een verantwoorde wij-
ze aan te pakken.

Na de koffiepauze hield lan Crowlesmith, productmanager
bij Elsevier Bibliographie Databases, een inleiding met als ti-
tel \'Searching for evidence\'. In het eerste gedeelte van zijn
lezing liet hij zien hoe groot de aantallen artikelen maar ook
de verschillen tussen de artikelen zijn bij de diverse zoekma-
chines. Scirus en Scopus van Elsevier laten heel andere resul-
taten zien dan bijvoorbeeld PubMed. In het tweede gedeelte
van zijn lezing kwam het stellen van de juiste vraag aan de
zoekmachine aan de orde. De zoekfilters van de diverse data-
bases spelen een belangrijke rol. Ook zijn begrippen als spe-
cificiteit en sensitiviteit hier belangrijk. Zijn conclusies wa-
ren dat er op het internet veel databases zijn, met grote
verschillen in kwaliteit en kwantiteit. Het gebruik van het
PICO-model en zoekfilters is nodig om in de veelheid van
gegevens het juiste artikel te vinden. EBVM is geen weten-
schap maar een middel om je handelen te ondersteunen.

Optimale aanpak

Theo Lam, projectleider Uiergezond-
heidscentrum Nederiand (UGCN),
hield een inleiding met als titel \'De op-
timale aanpak van mastitis in Neder-
land\'. Een planmatige aanpak moet er
voor zorgen dat de mastitisincidentie
de komende jaren met tien procent
daalt. In nauwe samenwerking met stu-
diegroepen en dierenartsenpraktijken
zal de vraag naar kennis moeten wor-
den vergroot. Maar de kennis die hier-
door wordt verkregen, zal ook gebruikt
moeten worden. De rundveedierenarts
zal goed bereikbaar moeten zijn en zelf
op zoek moeten gaan naar de proble-
men.

Ruth Bouwstra is als aio verbonden
aan het UGCN. Zij sprak op boeiende
wijze over haar onderzoek over vitami-
ne E, oxidatieve stress en mastitis.
Voorafgaand aan haar studie is een ver-
kennend onderzoek verricht met betrekking tot de huidige si-
tuatie in Nederland.

Conclusies van deze studie waren ten eerste dat de risico-
groep wordt gevormd door de droge koeien op stal. Ten twee-
de verhoogt suppletie met vitamine E de vitamine E-bloed-

Lustrum bijeen komst Groep Geneeskunde Rund

Hylke Jorritsma

-ocr page 401-

Conclusies op basis van het PICO-model.
Methodes:

• Experimentele infecties versus veldstudies.

• Indien veldstudies: aantal bedrijven?

• Wat te doen met mild/ernstig?

• Moment van detecteren?

• Inclusie criteria?

• Jersey\'s?

• Herstel na dag 5, 7,9 en 14?
Inhoudelijk:

•beter klinisch herstel bij combinaties AB en
NSAID-infusen;

• gebruik van IMM-antibiotica:

• vergelijkbaar met uitmelken en niets doen?

• meer toegevoegde waarde bij ernstige gevallen;

• geen/weinig effect eliminatie bacteriën;

• mogelijk minder herhalingsgevallen.

waarden. Ten derde heeft 47% van alle dieren een vitamine
E-bloedwaarde kleiner dan 7,4 |.imol per liter. Ten slotte blijkt
er een relatie te bestaan tussen de tijd ante-partum en de vita-
mine E-spiegel. Op basis van deze conclusies werd de vol-
gende vraagstelling geformuleerd: is oxidatieve stress of vi-
tamine E op koe- of koppelniveau een voorspellende factor
voor het risico op het ontstaan van infecties? Door middel
van aanvullende veldstudies zal hierop misschien een ant-
woord gevonden kunnen worden, met als uiteindelijk doel de
verbetering van de uiergezondheid in Nederland.

Zonder antibiotica

Ruurd Jorritsma hield een tweede lezing, met als titel: \'De
behandeling van mastitis zonder antibiotica\'. De aanleiding
was een praktijkvoorbeeld. Een enthousiaste veehouder hoor-
de ergens dat koeien met klinische E. coli-mastitis niet met
antibiotica behandeld hoeven te worden. Met behulp van het
PICO-model werd een zoektocht ondernomen door de weten-
schappelijke literatuur. De conclusies van de zoektocht zijn
weergegeven in het kader.

De spreker stelde in de discussie duidelijk vast dat dit zijn in-
terpretatie is van de zoektocht. Hij beschikt op deze manier
over een argumentatie voor zijn behandeling. Iedere collega
kan zijn eigen zoektocht doen en conclusies trekken om zijn
behandeling te onderbouwen. In deze overweging is natuur-
lijk ook plaats zijn voor de ondervinding.
De laatste spreker was Ynte Hein Schukken, die een boeiend
verhaal hield over de laatste ontwikkelingen op het gebied
van de moleculaire epidemiologie, toegespitst op uiergezond-
heid. Met name het gebruik van de \'strain typing\' heeft meer
inzicht gegeven in de epidemiologie van mastitisverwekkers.

Fotowedstrijd

Aan het eind werden door de voorzitter van de GGR, Gerrit
Hooijer, de prijzen van de fotowedstrijd, beschikbaar gesteld
door Virbac, uitgereikt aan Barbara Berg (eerste prijs) en
Gerrit Hegen (tweede prijs). Zij mochten geheel of gedeelte-
lijk verzorgd naar de Buitrics te Nice.

Hylke Jorritsma is voorzitter van de lustrumcommissie van
de Groep Geneeskunde Rund.

KNMvD-module kankerverwekkende diergeneesmiddelen

Johan Klein Haneveld

In bijna tien procent van de dierenartsenpraktijken in
Nederland worden kankerverwekkende diergeneesmid-
delen gebruikt. Een correcte handelswijze rondom deze
stoffen kan onnodige risico\'s voorkomen, zowel voor de
dierenarts en zijn medewerkers, als voor de diereigenaar
en zijn omgeving. De nieuwe KNMvD-module kanker-
verwekkende diergeneesmiddelen geeft richtlijnen voor
het veilig omgaan met deze middelen.

Sommige medicijnen, zoals de meeste cytostatica, vergroten
de kans op kanker. Dit levert niet alleen een risico voor de pa-
tiënt, maar ook voor diens omgeving, inclusief de bereider
van het geneesmiddel en degene die het toedient. Zo bleken
bij ziekenhuispersoneel na blootstelling aan cytostatica vaker
voortplantingsproblemen op te treden. Ook buiten ziekenhui-
zen werken mensen met kankerverwekkende geneesmidde-
len, zoals in de veterinaire sector. Uit onderzoek blijkt dat
9,5% van de dierenartsenpraktijken in Nederland cytostatica
toedienen of voorschrijven. In 46% van deze praktijken wor-
den de middelen bereid als injectiepreparaat en door de die-
renarts toegediend. Voor de overige 54% van de praktijken
geldt dat de medicijnen worden voorgeschreven in orale for-
muleringen. Dit geldt ook voor het gebruik van cytostatica-
analogen als afweerremmende middelen. De studie liet zien
dat het toedienen van cytostatica in de meeste praktijken niet
vaak voorkwam. Als het gebeurde werden consistent hand-
schoenen gebruikt, maar geen andere beschermende kleding.

Ook waren er grote verschillen in de hoeveelheid informatie
die diereigenaars meekregen omtrent eventuele gezondheids-
risico\'s van orale cytostatica.

Module

De KNMvD is gevraagd het voortouw te nemen in het opstel-
len van richtlijnen, waarmee de ARBO-risico\'s door blootstel-
ling aan cytostatica in de veterinaire sector kunnen worden be-
perkt. Dit heeft geleid tot de module kankerverwekkende
diergeneesmiddelen, ontwikkeld in samenwerking met de Di-
visie Apotheek van de Faculteit Diergeneeskunde.
De module is gebaseerd op de beleidsregel voor ziekenhuizen,
waar al langer gedetailleerde richtlijnen gelden ten aanzien
van het bereiden en toedienen van cytostatica per injectie of
per infuus. Een aantal regels is echter niet overgenomen. Som-
mige staan ter discussie, zoals het schoonmaken van flesjes
voor gebruik; andere zijn niet uitvoerbaar, zoals het meten van
de omgevingscontaminatie of vereisen in verhouding te grote
kosten en inspanning (de ventilatie-eisen). Voor dierenartsen
die alleen kankerverwekkende stoffen voor oraal gebruik voor-
schrijven, geldt de leidraad voor het verstrekken van schrifte-
lijke informatie in hoofdstuk 6 van de KNMvD-module.

De module kankerverwekkende diergeneesmiddelen kan

worden gevonden op de website van de KNMvD

(wAvw.knmvd.nl) bij de overige modules.

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij de KNMvD.

-ocr page 402-

Liesbeth Eiiinger

De opzet van het kalverdiarree-onder-
zoek is de critici van het rapport totaal
ontgaan. Het Bioveem-project is op-
gezet om positieve ervaringen van
veehouders aan een nader onderzoek
te onderwerpen. Het gaat om verschil-
lende onderwerpen, zoals onkruidbe-
heersing in snijmaïs, bemesting van
grasklaver, uiergezondheid en in dit

geval: homeopathie.

Een aantal veehouders in het project Bioveem gebruikte ho-
meopathie, voor verschillende aandoeningen. Omdat er veel
discussie plaatsvindt over de (on)mogelijkheden van homeo-
pathisch onderzoek hebben we gekozen voor een onderzoeks-
opzet die recht deed aan zowel de ervaringen van de veehou-
ders als aan het principe van de homeopathie, en waarbij het
onderzoek kon worden uitgevoerd op de bedrijven van de be-
treffende veehouders. We hopen onze methoden te vervolma-
ken in toekomstig onderzoek. De opzet kan worden nagele-
zen door het rapport te downloaden van
www.bioveem.nl.

Onderzoeksmethode

De kritiek van Lumeij en zijn co-auteurs over het eventuele
gebruik van co-medicatie is misplaatst. Er is geen co-medica-
tie gebruikt, anders was dit wel vermeld. In het onderzoek
naar preventief gebruik van homeopathie werden de kalveren
per vijf behandeld omdat dit praktischer was voor de veehou-
der. Wél liepen alle kalveren bij elkaar, dus er was geen spra-
ke van verschillende hokken waarin de placebo- of de verum-
dieren gescheiden liepen.

In het onderzoek naar curatief gebruik van homeopathie kre-
gen de dieren in volgorde van geboorte om en om een place-
bo of een homeopathisch middel. Er is niet gekeken naar de
ernst van de diarree of naar andere kenmerken bij de selectie.
Randomisering van de dieren is zeker een optie voor een vol-
gend onderzoek. Een groot deel van de studie is uitgevoerd
door smdenten, die de resultaten van de gecodeerde middelen
hebben beschreven voordat de codes werden verbroken. De
in hoge mate significante resultaten van deze studie nodigen
uit tot nader onderzoek op grotere schaal, waarbij sterker ge-
controleerd kan worden voor andere verstorende invloeden.

Wetenschappelijke criteria

Het artikel uit de Lancet dat Lumeij en zijn co-auteurs aanha-
len, voldoet niet aan de eisen die aan wetenschappelijk on-
derzoek worden gesteld. In dit artikel wordt niet vermeld wat
de exclusiecriteria waren en ook niet welke onderzoeken uit-
eindelijk zijn geïncludeerd. Zowel uit het homeopathische als
uit het reguliere medische circuit is veel kritiek gekomen op
het onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek worden dan
ook alom sterk betwijfeld. Wetenschapsfilosofisch gezien is
het overigens onmogelijk aan te tonen dat een methode niet
werkt. Het is hooguit aan te tonen dat een bepaald middel in
een bepaalde situatie niet werkt, net zoals in regulier medisch
onderzoek.

Ingezonden

Prof dr. J.P Vandenbroucke (lid van de Koninklijke Neder-
landse Academie van Wetenschappen) zei op 30 september
1999 tijdens een gezondheidsraadlezing over homeopathie:
"Je kan niet simpelweg stellen: \'Er is een RCT, er is type A
evidence, dus moeten we die volgen\', want dat leidt regel-
recht tot de acceptatie van homeopathie. Aanvaarden dat een
oneindige verdunning werkzaam is, leidt tot het verwerpen
van een heel bouwwerk van chemisch en fysisch inzicht
waarop meer berust dan alleen geneeskunde. Die prijs is ge-
woon te hoog. Aan dat dogma blijven we dus vasthouden en
we stellen ons dan liever kritisch op ten aanzien van de zoge-
naamde feiten."

Commerciële belangen

Een laatste punt van kritiek betreft de commerciële belangen.
Natuurlijk mag onderzoek niet worden verstoord door wat
voor belangen dan ook. Het Louis Bolk Instituut doet partici-
patief onderzoek. In overleg met de agrarische sector wordt
bepaald wat voor de veehouders van belang is om te weten en
hierop wordt het onderzoek afgestemd. Het Louis Bolk Insti-
tuut heeft geen commerciële belangen, zoals verkoop van
producten of medicijnen. Het enige wat van belang is voor de
sector, is dat de onderzoeksresultaten betrouwbaar zijn.
De heer Lumeij en de andere auteurs zeggen dat als commer-
ciële belangen in het spel zijn onderzoek niet langer betrouw-
baar is en dus ter discussie dient te worden gesteld. Ook prof
A. Kijlstra suggereerde dit onlangs in het
Wagenings Univer-
siteitsblad.
IVlet deze uitgangspunt worden vrijwel alle medi-
cijnen die in de diergeneeskundige praktijk gebruikt worden
gediskwalificeerd voor gebruik, aangezien ze vrijwel alle-
maal zijn voortgekomen uit onderzoek, dat is uitgevoerd door
de farmaceutische industrie met het doel er geld aan te ver-
dienen. Dit is een interessant standpunt en verdient absoluut
nadere discussie binnen onze beroepsgroep en in het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

Liesbeth Eiiinger is eerste auteur van het rapport \'Homeo-
pathie, een oplossing voor kalverdiarree!\'.

Reactie op de kritiek van Lumeij en anderen op het rapport
\'Homeopathie, een oplossing voor kalverdiarree!\'

-ocr page 403-

Tijdens de regiovergaderingen in
oktober bleek dat de onderstaande
zeven vragen het meeste leefden
onder de leden van de KNMvD.
Bureaumedewerkers Sabine Bos en
Harm Haverkamp hebben zich in
overleg met Ruud van der Mark
van KBS Advocaten over deze vra-
gen gebogen.

7. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een besloten
vennootschap (BV) en een openbare vennootschap (OV)?
In hoofdlijnen laat het onderscheid tussen een BV en een OV
zich als volgt omschrijven:

De OV lijkt het meest op de huidige openbare maatschap. De
maten heten voortaan vennoten. Zij kunnen net als nu in een
maatschap als zelfstandig ondernemer of via een persoonlijke
BV deelnemen aan de OV. Zo kan bijvoorbeeld dierenarts
Jansen wegens zijn persoonlijke, fiscale en financiële om-
standigheden kiezen voor deelname via een persoonlijke BV,
terwijl dierenarts De Vries kiest voor deelname als zelfstan-
dig ondernemer. Bij de OV zijn de vennoten hoofdelijk aan-
sprakelijk voor de verbintenissen die namens de vennoot-
schap zijn aangegaan. Ook bij schade die volgt uit een
onrechtmatige daad kunnen alle vennoten voor het geheel
van de schade worden aangesproken (meer informatie hier-
over kunt u vinden in het TvD van 1 juni 2006, pagina 414).
Bij een BV zijn Jansen en De Vries zowel aandeelhouders
van de BV als werknemers van die BV. Er moeten afspraken
worden gemaakt over het salaris dat zij ontvangen (dit moet
met de belastinginspecteur worden afgestemd) en daarnaast
kan er winst worden uitgekeerd in de vorm van dividend.
Daarbij moeten Jansen en De Vries zich houden aan de ci-
vielrechtelijke en fiscaalrechtelijke wet- en regelgeving. De
BV heeft als voordeel dat de aansprakelijkheid van Jansen en
De Vries wordt beperkt. De BV is aansprakelijk voor de ver-
bintenissen die namens de vennootschap zijn aangegaan en
voor aansprakelijkheid voor schade uit hoofde van onrecht-
matige daad.

Grofweg kan gesteld worden dat de BV meer bescherming
biedt tegen aansprakelijkheid. De OV geeft aan de individue-
le vennoten meer ruimte om de voor ieder van hen fiscaal
meest ideale situatie te kiezen.

2. Wat zijn de voor- en nadelen van een openbare vennoot-
schap met rechtspersoonlijkheid (OVR)?
Een OVR kan juridisch eigenaar zijn van zaken en register-
goederen. De vennootschap kan bijvoorbeeld eigenaar zijn
van het praktijkpand, de inventaris en de medicijnen. De hui-
dige maatschap kent deze mogelijkheid niet. Een voordeel is
dat bij in- en uittreden van vennoten het eigendom van deze
goederen blijft bij de vennootschap, terwijl de vennoten al-
leen afspraken hoeven te maken over de waarde en de verre-
kening van hun participatie. Bijkomend voordeel is dat er bij
in- en uittreden het eigendom van het praktijkpand niet via
een notariële akte behoeft te worden overgedragen en dat er
zoals het er nu naar uitziet geen overdrachtsbelasting ver-
schuldigd is (zes procent van het deel van de waarde van het
pand dat wordt overgedragen).

Vragen

Zeven vragen over de nieuwe Wet personenvennootschappen

Sabine Bos, I-farm Haverkamp en Ruud van der Mark

Helaas kent de OVR echter ook een groot nadeel. De wetge-
ver heeft als wettelijk vereiste opgenomen dat de vennoten de
vennootschapsovereenkomst in een notariële akte vastleggen.
In deze akte moet het volgende zijn opgenomen: naam, doel,
zetel, vertegenwoordigingsbevoegdheid, winstverdeling,
boekjaar, ontbinding en de bepaling over in- en uittreding.
Telkens als er een wijziging plaatsvindt in deze afspraken
moeten de vennoten de akte laten aanpassen door de notaris.
Dit leidt tot extra kosten en tot een extra administratieve last.
Conclusie is dat de OVR volgens ons alleen nut heeft als de
vennootschap veel (kostbare) registergoederen bezit en/of
vaak te maken krijgt met toe- en/of uittredende vennoten.

3. Moet er overdrachtsbelasting worden afgedragen bij het
inbrengen van een pand in een OVR?

Bij het inbrengen van het bedrijfspand in de OVR of de BV
hoeft geen overdrachtsbelasting betaald te worden, mits dit
gebeurt als onderdeel van de onderneming. Als het pand de
BV of de OVR weer verlaat moet er wel overdrachtsbelasting
worden betaald. Dit betekent dat wanneer de vennoten van
een OVR besluiten dat ze willen stoppen met de rechtsper-
soonlijkheid en teruggaan naar een OV, er overdrachtsbelas-
ting afgedragen zal moeten worden, tenzij hiervoor alsnog
een uitzondering wordt opgenomen in artikel 15 van de Wet
op de belastingen van rechtsverkeer juncto artikel 5 uitvoe-
ringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.

4. Wat gebeurt er als de maatschapsovereenkomst niet wordt
aangepast?

De maatschap zal blijven bestaan, maar valt wel onder de
werking van de nieuwe regelgeving vanaf de invoeringsda-
tum van de Wet personenvennootschappen. De invoeringsda-
tum zal naar verwachting 1 juli 2007 of I januari 2008 zijn.
De laatste optie is de meest logische in verband met het af-
sluiten van het boekjaar. Bij problemen zal de rechter het
nieuwe recht toepassen. Het risico is voor de vennoten. Of de
wetgever een termijn geeft aan de maatschappen om zich om
te vormen is nog onbekend.

5. Uitstoting is wettelijke vastgelegd. Moet dit expliciet wor-
den opgenomen of worden uitgesloten in een overeen-
komst?

In artikel 7:818 BW van de Wet personenvennootschappen
staat dat uitstoting, dat wil zeggen de situatie waarin de ven-
noten de overeenkomst met een van hen opzeggen, alleen
mogelijk is als dat in de overeenkomst van vennootschap is
voorzien. Dat betekent dat als de vennoten de mogelijkheid
willen hebben om een van hen uit de vennootschap te stoten,
dit in de overeenkomst van vennootschap (vennootschapsak-
te) moet worden opgenomen. Door de vaak ingrijpende ge-
volgen die uitstoting voor een vennoot heeft, kan de uitsto-
ting, ook al is de mogelijkheid hiertoe in de overeenkomst
vastgelegd, tot juridische conflicten leiden. Voor iedere op-
zegging, en dus ook voor uitstoting, geldt dat deze moet vol-
doen aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Als voor de

-ocr page 404-

uitstoting geen goede redenen bestaan, zou de vennoot die
uitgestoten wordt zich daartegen kunnen verweren of schade-
vergoeding kunnen vorderen.

6. Heefi het zin on\\ te werken met dubbele BV\'s om aanspra-
kelijkheid verder uit te sluiten?
Door meerdere BV\'s op te richten kan een dierenarts het risi-
co dat hij privé aansprakelijk wordt gesteld beperken. De die-
renarts kan bijvoorbeeld als BV Jansen deelnemen in de OV
Mocht de vennootschap aansprakelijk worden gesteld en niet
kunnen betalen, dan zullen de vennoten worden aangespro-
ken. In dit geval wordt BV Jansen gedwongen om te betalen
en blijft het privévermogen van Jansen buiten schot. Omdat
Jansen wel zelf aansprakelijk blijft voor de schade door fou-
ten in zijn eigen veterinair handelen, kan het verstandig zijn
dat Jansen nog een tweede BV opricht, waarin hij zijn privé-
vermogen onderbrengt. Als Jansen privé aansprakelijk wordt
gesteld, bijvoorbeeld omdat de schade niet of niet volledig
door zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar wordt ge-
dekt, blijft zijn privévermogen daardoor buiten schot. Een
belangrijk nadeel is dat het oprichten en in stand houden van
een BV kosten en extra administratie met zich meebrengen
(oprichtingsprocedure, notariële akte, startkapitaal, statuten,
jaarrekening, administratieve verplichtingen etcetera)

7. In hoeverre beperkt de inschrijving bij de KvK de aanspra-
kelijkheid?

Door de handelingsbevoegdheid van de vennoten te beperken
en vast te leggen in het handelsregister kunnen de vennoot-
schap en niet-handelende vennoten niet aansprakelijk worden
gesteld. De vennoten kunnen samen bepalen dat alleen De
Vries de medicijninkopen mag doen en dit laten opnemen in
het register. Als Jansen de inkopen doet en deze worden niet
betaald, dan kan de leverancier alleen Jansen aanspreken. De
vennootschap voldoet namelijk aan het kenbaarheidsvereiste;
een derde kan vrijelijk kennisnemen van de informatie in het
register en mag op de juistheid hiervan vertrouwen. De ven-
nootschap moet er dus wel voor zorgen dat de inschrijving
juist is en goed wordt bijgehouden.

Mr Sabine Bos is beleidsmedewerker sociaal-economische
en juridische zaken bij de KNMvD. Mr Harm Haverkamp
is senior beleidsmedewerker sociaal-economische en juri-
dische zaken bij de KNMvD. Mr Ruud van der Mark is
advocaat bij KBS Advocaten.

Luik, Congés Centi^iiin
13 & 14 januari 2007

........... iHBÉffiiJpiJiilJSH^M.

Jipp^^y^ :, ,, ^ OKTD

Belgium International Congress
of Equine Veterinarians and Farriers

Belgi^ International Congress of
f Small Animal Veterinarians

Hippos 2007 en Canifelis 2007, twee simultane internationale congressen
speciaal opgezet voor
dierenartsen (hond, kat, paard) en hoefsmeden.

Info en inschrijvingen: www.hippos2007.be of www.canifelis2007.be ( 32 4 367 89 07)

- erkend opleidingsverstrekker - catering ter plaatse - gala avond - vakbeurs: professioneel materiaal en producten
voor dierenartsen en hoefsmeden - Vrije toegang tussen de verschillende zalen...

Een (xganisatie van

mHALlA

cumDim

-ocr page 405-

Uit de
industrie

Eerste elektronische
pakbon

Op 10 oktober 2006 heeft de stichting
VETmessage, het onafhankelijke
branchebrede platform voor het ver-
sturen en ontvangen van elektronische
berichten, samen met Omegasoft en
Tri-ennium voor het eerst een elektronische pakbon verzon-
den aan een dierenartsenpraktijk. Het op deze wijze versturen
van geneesmiddeleninformatie kan de praktijkadministratie
verlichten. Gegevens zoals batchnummer en vervaldatum van
de geneesmiddelen worden (na akkoord) rechtstreeks in de
software van de dierenartsenpraktijk ingelezen. Dit is een ge-

makkelijke en betrouwbare procedure. Dierenartsenpraktijk
De Oude School te Chaam was de eerste die een elektroni-
sche pakbon kreeg maar vanaf nu kan elke praktijk op dit sy-
steem worden aangesloten. Hiervoor kan men het beste con-
tact opnemen met het eigen softwarehuis. Dat kan de
verbinding tot stand brengen, waarna de praktijk de berichten
automatisch gaat ontvangen. De initiatiefnemers van deze
stichting zijn: Aesculaap, Bayer, Boehringer Ingelheim, Dop-
harma, Elanco, Intervet Nederland, Janssen AH en Virbac
Nederiand.

Informatie: 0182-750300.

Nieuws
van de
industrie

Steun van Europese Commissie

In het kader van \'EU\'s Sixth Research Framework Program\'
steunt de Europese Commissie zeventien projecten in de
strijd tegen vogelgriep. Een van de gekozen projecten wordt
uitgevoerd door Intervet in samenwerking met het Friedrich
Loeffler Institute Riems en Bommeli AG. Zij hebben totaal
voor de duur van drie jaar een subsidie ontvangen van 1,37
miljoen euro.

Het doel van het project is het ontwikkelen van een vogel-
griepvaccin op basis van levende of vectorvaccins, dat op
grote schaal kan worden toegepast door middel van spray,
drinkwater of oogdruppels. Dit levert veel voordelen op: het
bestrijkt een grote groep vogels tegelijkertijd, is minder ar-
beidsintensief en op een diervriendelijke wijze toedienbaar.
Tevens wordt door het gebruik van deze methode de natuur-
lijke weg van infectie gevolgd met als resultaat een meer
complete en snellere bescherming. Een ander doel van dit
project is het ontwikkelen van een gevoelige, specifieke en
eenvoudig te gebruiken test waarmee gevaccineerde vogels
van geïnfecteerde vogels onderscheiden kunnen worden.
Informatie:
www.intervet.com.

Minder klinische mastitis

Van de mastitisgevallen in de eerste honderd dagen van de
lactatie is zestig procent terug te voeren op een infectie die is
opgelopen tijdens de droogstand. Droogstandinjectoren kun-
nen bestaande infecties goed genezen, maar voorkomen niet
dat nieuwe mastitispathogenen in de uier binnendringen.
Praktijkonderzoek in de Verenigde Staten en het Verenigd
Koninkrijk heeft aangetoond dat de combinatie van een
droogstandinjector met antibiotica en OrbeSeal®, bestaande
infecties geneest en tegelijkertijd nieuwe voorkomt. In een
proef met 527 melkkoeien werd het effect onderzocht van de
dubbeltherapie op het aantal uierontstekinggevallen aan het
begin van de lactatie. Bij het deel van de koeien die werden
behandeld met de combinatie constateerde men vijftig pro-
cent minder nieuwe infecties en werd aan het begin van de
lactatie significant minder mastitis waargenomen.
1 nformatie:
dirk. van.dellen@pfizer com.

Wachttijd Baytril 2,5% orale
oplossing

Binnenkort mag Baytril oplossing 2,5% oraal (REG NL
02912) voor vlees bij kalveren worden uitgeleverd worden
met een kortere wachttijd. De nieuwe wachttijd bedraagt ze-
ven dagen (deze was tien dagen). Het middel is geregistreerd
voor infecties van het ademhalings- en spijsverteringsstelsel
en voor secundaire infecties na een virusinfectie, veroorzaakt
door grampositieve en gramnegatieve bacteriën, zoals
Esche-
richia coli. Salmonella
spp., Pasteurella spp. en Mycoplas-
ma.

Informatie: www.livestock.bayernl.

Vragen over het veterinaire
beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 406-

Welzijn voor u & door u

In mijn perceptie loopt er een rode draad dwars door het brede veld van activiteiten die door het bestuur
en het bureau van onze KNMvD worden uitgevoerd.

Het centrale begrip in veel van die activiteiten is welzijn van zowel dierenarts als dier. Het welzijn van
de dierenarts komt onder andere naar voren in de activiteiten van de Stuurgroep Preventie Arbeidsonge-
schiktheid en de training die voor het voorjaar 2007 wordt voorzien. Maar even zo zeer in het door het
bestuur ingezette beleid ten aanzien van de CAO-ontwikkeling en het seniorenbeleid. Ook dit kan (nu of
in de toekomst) bijdragen aan uw welzijn!.

Verder verwacht ik veel van de ontwikkelingen aangaande de verdeling van taken en verantwoordelijk-
heden tussen het bestuur en de groepsbesturen. Door het op kwalitatief hoog niveau invullen van deze
taken, komen de bestuurders en de leden dichter bij elkaar te staan. En we weten uit het verleden dat de
afstand tussen bestuur en leden bepalend kan zijn voor het welzijn van beide partijen!
Naast de zorg en betrokkenheid bij onze eigen collega \'s wordt uiteraard
ook het bewaken en bevorderen van het welzijn van dieren niet vergeten.
De geleverde inzet op het terrein van de diergeneesmiddelenwet, het be-
strijden van de malafide hondenhandel, het samenstellen van de positief-
lijst van de te houden diersoorten, dragen allemaal bij aan het, op kortere
dan wel langere termijn, verbeteren van het dierenwelzijn. In dezen komen
de opstelling en visie van de KNMvD nadrukkelijk overeen met die van
Raad van Dierenaangelegenheden en het ministerie van LNV
U ziet, een groot aantal welzijnaspecten met elk weer een heel eigen aard
en karakter, die wel allemaal bijdragen aan onze doelstellingen. Is dit wat
bedoeld werd met "Tot heil van mensch en dier "?

Ludo Hellebrekers
l.j.hellebrekers@k;nmvd.nl

Voorzitters-
column

De extra\'s van het KNMvD-dierenpaspoort

johan Kiein Haneveld

Het dierenpaspoort van de KNMvD
is met de verkoop van meer dan een
miljoen exemplaren een groot suc-
ces. Het is niet alleen een compleet
reisdocument met vaccinatieboek-
je, maar de KNMvD biedt dieren-
artsen ook ondersteuning wat be-
treft het goed gebruik van het
paspoort. De inkomsten worden ge-
bruikt voor projecten op het gebied van gezelschapsdie-
ren, zoals de \'week van het huisdier\'. Het
Tijdschrifi voor
Diergeneeskunde
sprak met Joost van Herten, senior be-
leidsmedewerker veterinaire zaken bij de KNMvD.

In 2002 publiceerde de KNMvD het eerste dierenpaspoort
nieuwe stijl. Tot die tijd hadden diereigenaars het \'roze for-
mulier\' nodig om met de hond of kat naar het buitenland te
reizen. Dit was een officiële verklaring dat het dier was inge-
ent tegen hondsdolheid. "Uiteindelijk sloot de KNMvD een
overeenkomst met de VWA dat dit formulier kon worden op-
genomen in het vaccinatieboekje," vertelt Joost van Herten.
"Het complete document heeft echter maar kort bestaan: in
2004 kwam er nieuwe regelgeving." Om binnen de Europese
Unie te reizen met honden, katten of fretten moest de eige-
naar voortaan beschikken over een Europees dierenpaspoort,
opgesteld volgens het officiële model. In de meeste EU-lan-
den wordt het paspoort verstrekt door overheidsinstanties. "In
Nederiand mag elke organisatie een dierenpaspoort uitgeven,
mits het voldoet aan het Europese model." In de tabel bij dit
artikel staan de officieel erkende EU-paspoorten. Het dieren-
paspoort van de KNMvD was het eerste en ondertussen zijn
er meer dan een miljoen exemplaren van verkocht.

Interview

Verplichte identificatie

Voor dieren die in Nederiand blijven is het dierenpaspoort
niet verplicht. Toch willen veel eigenaars een dierenpaspoort
hebben. "Het is handig," verklaart Van Herten, "want in een

Uitgevende instanties van het EU-paspoort voor
gezelschapsdieren:

- Stichting Centraal Huisdier Informatie Punt

- Pull Service Bureau Dierenasielen Nederland

- Vereniging van Beroepsmatige Kennelhouders

- Beta Services

- KNMvD

- Oppers Handelsonderneming
(Bron: VWA, 06-11-2006)

-ocr page 407-

oogopslag is zichtbaar dat het dier door de dierenarts onder-
zocht is en welke vaccinaties er zijn gegegeven. Ook pensi-
onhouders willen bewijs zien van de jaarlijkse inentingen."
Alle Europese landen eisen voor het toelaten van dieren mi-
nimaal een rabiësvaccinatie en een dierenpaspoort, maar ook
identificatie van de dieren. Dit gebeurt bijna altijd door ze te
chippen. Het chipnummer kan worden opgeschreven in het
dierenpaspoort. "Het liefst zouden we zien dat wanneer een
paspoort wordt uitgegeven het dier ook automatisch wordt
gechipt," aldus Van Herten. "Op die manier heb je een ver-
binding tussen paspoort en chip." Identificatie is niet ver-
plicht voor dieren die in Nederland blijven. "Mensen chippen
steeds meer, bijvoorbeeld om weggelopen dieren te kunnen
terugvinden. Maar er is nog geen koppeling met het paspoort.
Eigenlijk zouden dierenartsen geen paspoort moeten afgeven
als het dier niet gechipt is." De KNMvD pleit daarom voor
verplichte identificatie en registratie van gezelschapsdieren
in Nederland. Van Herten: "Op deze manier zouden we de
malafide hondenhandel kunnen bestrijden. Hoe goed dieren-
artsen de eerste drie pagina\'s van het paspoort ook invullen,
zonder chip is een unieke identificatie van een hond niet mo-
gelijk."

Ondersteuning

De dierenpaspoorten van de KNMvD zijn ontwikkeld in sa-
menwerking met de praktijk. "We hebben met dierenartsen
overlegd hoe het paspoort het handigst ingedeeld kon wor-
den. Het gaat ons niet om het verkopen van zoveel mogelijk
boekjes. Als dierenartsen zeggen: \'het paspoort moet anders\',
dan doet de KNMvD dat ook."

Het officiële modelpaspoort van de EU is simpel in opzet, al-
dus Van Herten. "Onze versie heeft in vergelijking meer
ruimte om te schrijven en stikkers op te plakken. De vormge-
ving van het KNMvD-paspoort is bovendien wat strakker,
voor zover dat binnen de richtlijn mogelijk was. Bovendien
hebben we naast het officiële gedeelte de mogelijkheid om
vaccinaties te noteren. Dit hebben de meeste officiële dieren-
paspoorten niet."

De KNMvD is in staat dierenartsen te ondersteunen bij het
gebruik van het paspoort. "We houden op de website een lijst
bij van invoereisen voor honden, katten en fretten voor bin-
nen en buiten Europa. Ook beantwoorden we via de helpdesk
veel vragen over invoer- en uitvoereisen en over het invullen
van het dierenpaspoort." Verder probeert de KNMvD het cor-
rect invullen van het paspoort te bevorderen. "We krijgen
jaarlijks enkele tientallen meldingen dat collega\'s het boekje
niet goed hebben ingevuld," verduidelijkt Van Herten. "Via
het nummer op het paspoort kunnen we achterhalen aan wel-
ke dierenarts het paspoort is uitgegeven. We spreken die die-
renarts erop aan dat hij zich bij het invullen aan de regels
moet houden. Eventueel kan een dierenarts worden uitgeslo-
ten van levering. Dat is gelukkig nog niet voorgekomen."

Speciale projecten

De verkoop van de paspoorten genereert inkomsten voor de
KNMvD, die ook ten goede komen aan de dierenarts en de
eigenaar van gezelschapsdieren. Behalve voor algemene
doeleinden, wordt een deel van de opbrengst door de Groep
Geneeskunde van het Gezelschapsdier (GGG) ingezet voor
speciale projecten, zoals het NCVEl-project
(www.ncvei.nl).

★ ★

★ ★

★ ★
*

Europese Unie

NEDERLAND

European Union - The Netherlands

PASPOORT VOOR
GEZELSCHAPSDIEREN

Passport for companion animals

Het KNMvD-dlerenpaspoort.

"Met dit Amerikaanse managementinstrument kunnen die-
renartsenpraktijken zich op het internet vergelijken met an-
dere praktijken," legt Van Herten uit. "Ze kunnen bijvoor-
beeld inzicht krijgen op welke manier ze een bepaalde
investering in apparatuur kunnen terugverdienen door aan-
passing van hun tarieven." Door de inkomsten uit de dieren-
paspoorten kan de GGG deze dienst gratis aan alle KNMvD-
leden aanbieden.

Een van de andere projecten waarvoor de opbrengst van de
paspoorten gebruikt wordt, is de Commissie Preventieve Ge-
zondheidszorg Gezelschapsdieren (CPGG). Deze commissie
van de GGG financiert onderzoek naar de preventieve zorg
voor gezelschapsdieren. "Bijvoorbeeld een studie naar het ef-
fect van vaccinatie van katten en honden. Een ander onder-
zoek inventariseert welke ziekteverwekkers in Nederland nu
eigenlijk in teken voorkomen." Dierenartsen kunnen de re-
sultaten van deze studies gebruiken voor een betere behande-
ling en effectievere voorlichting. Ten slotte worden de op-
brengsten gebruikt voor de bekostiging van de \'week van het
huisdier\'. Van Herten: "Ook dit landelijke initiatief zou niet
mogelijk zijn geweest zonder het dierenpaspoort."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

-ocr page 408-

Henry Dijkman

Twee enthousiaste bestuursleden van regio
Zuid hebben in oktober twee bijeenkomsten
met pas afgestudeerde dierenartsen georgani-
seerd. Deze groep (zowel leden als niet-leden)
lijkt moeilijk te interesseren te zijn voor onze
beroepsorganisatie. Via een gerichte actie wer-
den de jonge dierenartsen uitgenodigd om
eens kennis te maken met de KNMvD. De bij-
eenkomsten in Bergen op Zoom en Asten wer-
den bezocht door ongeveer vijftig mensen uit
deze doelgroep.

Het idee om groepen jonge dierenartsen te mobi-
liseren is niet nieuw. In verschillende delen van
het land zijn in het verleden al initiatieven ont-
wikkeld, zoals bijvoorbeeld \'Brabantse Nieuwe\'.
"Het blijkt echter moeilijk om initiatieven voor
jongeren om te zetten in een blijvende structuur."
Aan het woord zijn Mark Roozen en Caroline
Huetink, twee leden uit diezelfde doelgroep, die
vorig jaar zijn toegetreden tot het regiobestuur.
"Dit is echter geen reden om het niet opnieuw op
te pakken. Er wordt al langer gesproken over de
vraag hoe we jongere dierenartsen kunnen bereiken. Bij ons
aantreden in het regiobestuur werden we dus meteen aange-
moedigd, toen we met het idee kwamen iets te organiseren
voor pas afgestudeerde dierenartsen. Wij hebben zelf ervaren
dat de KNMvD al snel een \'ver van m\'n bed\'-onderwerp is,
omdat je als beginnend dierenarts geen flauw idee hebt van
wat er allemaal gebeurt binnen de beroepsvereniging. Je
wordt overstelpt met informatie en je kunt onmogelijk alles
lezen. Hoe kunnen we deze belangrijke doelgroep dan berei-
ken om ze te interesseren voor de KNMvD?"

Club voor oude lullen

Mark en Caroline zijn uitgegaan van de groep dierenartsen
die de laatste vijf jaar zijn afgestudeerd en in de regio Zuid
zijn gaan wonen of werken. Caroline: "Wij wilden nadrukke-
lijk ook niet-leden uitnodigen. Als wij ze niet rechtstreeks
aanspreken, dan ligt het toch ook niet voor de hand om lid te
worden?" De initiatiefnemers hebben hun best gedaan om
een uitdagende uitnodiging op te stellen. Een van de stellin-
gen was: \'De KNMvD is een club voor oude lullen waar ik
als jonge dierenarts niets te zoeken heb\'. Vooral deze stelling
bleek voor veel jongeren herkenbaar. Mark: "We hebben
tweehonderd uitnodigingen verstuurd per e-mail en vervol-
gens zijn we samen met enkele andere regiobestuurders gaan
bellen. Sommige van de dierenartsen waren inderdaad getrig-
gerd door onze uitnodiging, maar de meesten hadden de e-
mail helemaal niet opgemerkt, laat staan geopend!"
"Onze bel-actie was dus de moeite waard", aldus Caroline,
"want een opkomst van vijfentwintig procent is erg goed. En
er komt een vervolg. Er zijn namelijk drie enthousiastelingen
opgestaan die komend voorjaar een vervolg organiseren."
Daarnaast zijn ook de andere regio\'s bezig met initiatieven
voor jonge dierenartsen.

Educatief, maar ook gezellig

Naast een prikkelende uitnodiging en een locatie niet te ver
van huis, is een derde voorwaarde dat het een zinvolle bijeen-
komst moet zijn. Een interessant onderwerp is belangrijk,
maar ook het ontmoeten van collega\'s. Met het thema \'com-
municatie\' en communicatiedeskundige Michiel Krom als
spreker was het eerste deel van de avond al zinvol ingevuld.
"Maar met de duidelijke afspraak om het kort te houden! We
wilden uiteraard ook praten met de aanwezigen over hun vi-
sie op dit soort bijeenkomsten, om de avond daarna af te slui-
ten met een hapje en een drankje. De avonden verliepen in
een uiterst ongedwongen sfeer en wij kregen de indruk dat
het voor de meesten een prettige kennismaking was."

Communicatie zinloos?

Pas afgestudeerde dierenartsen

Michiel Krom viel maar meteen met de deur in huis: "com-
municatie werkt niet of nauwelijks." Mensen blijken van alles
watje probeert over te brengen maar enkele dingen te kunnen
onthouden. De dierenarts loopt daar in de praktijk ook steeds
tegenaan. Michiel Krom heeft verschillende tips om de bood-
schap bij cliënten beter te laten overkomen. In de vorm van
een workshop werden suggesties uitgewisseld voor de com-
municatie met cliënten. Hoewel pas afgestudeerd, bleken de
dierenartsen al te kunnen putten uit een rijke ervaring, meest-
al door schade en schande opgedaan. De communicatiedes-
kundige sloot af met enkele technieken voor het voeren van
gesprekken, die niet alleen in de omgang met cliënten goed
van pas kunnen komen.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

-ocr page 409-

Henry Dijkman

Is het lidmaatschap van de KNMvD nog wel interessant
voor dierenartsen die stoppen met de actieve uitoefening
van het beroep? Er zijn dierenartsen die op dat moment
hun lidmaatschap opzeggen. Anderen willen graag be-
trokken blijven bij hun beroepsorganisatie. Voor gepensi-
oneerde (of vervroegd uitgetreden) dierenartsen geldt
weliswaar een lagere contributie, toch vragen deze senio-
ren zich wel eens af of de KNMvD hen behalve het tijd-
schrift en het jaarboek nog iets te bieden heeft. Een werk-
groep vanuit deze doelgroep zelf heeft zich gebogen over
het seniorenbeleid.

Dat het seniorenbeleid leeft onder de leden van de KNMvD
is op te maken uit het aantal reacties op e-mails. Hiermee is
direct bewezen dat deze groep leden \'online\' actief is. Na de
bijeenkomst in februari 2006 is een werkgroep seniorenbe-
leid in het leven geroepen. De leden van deze werkgroep zijn
Frans X. Cremers (voorzitter), Frits de Groot, Aleid Lubbe-
rink. Piet Verhulst en Giel van der Wal. Zij hebben door mid-
del van een steekproef geïnventariseerd wat er leeft onder se-
nioren en hebben zich verdiept in een aantal op senioren
gerichte nieuwe activiteiten. De bevindingen van de werk-
groep zijn vastgelegd in een interim-rapport en voorgelegd
aan het bestuur van de KNMvD. Op 3 oktober is het rapport
besproken met een groep geïnteresseerde senioren.

Belangrijkste conclusies interim-rapport Senioren-
beleid:

a. Er moet meer bekendheid worden gegeven aan de
bestaande en nieuwe activiteiten voor senioren,
bijvoorbeeld op een speciale pagina op de website
van de KNMvD.

b. Er zijn ideeën voor een digitale vrijwilligersbank,
waarbij vraag en aanbod van veterinaire vrijwilligers
bij elkaar gebracht worden.

c. Senioren hebben behoefte aan cursussen om op
veterinair gebied bij te blijven.

d. Regio\'s en groepen moeten worden gestimuleerd om
activiteiten te organiseren die (ook) interessant zijn
voor senioren.

e. In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde kunnen meer
artikelen verschijnen voor en door senioren.

f Er wordt gedacht aan het organiseren van reizen met
een \'veterinair tintje\'.

Voortgang in het seniorenbeleid

Nieuwe initiatieven

Het bestuur van de KNMvD heeft de werkgroep gecompli-
menteerd met de voortgang en heeft haar gevraagd als com-
missie van het bestuur het plan in 2007 verder uit te werken.
Het is geenszins de bedoeling van de commissie zich te be-
moeien met bestaande initiatieven voor senioren of deze over
te nemen. Wel wil de commissie een overzicht krijgen van
wat er in het land gebeurt en een aanspreekpunt vormen voor
nieuwe initiatieven.

Frans X. Cremers is blij met deze officiële status van de com-
missie: "Wij hebben nu het mandaat van het bestuur om te
kunnen opereren als aanspreekpunt voor het seniorenbeleid
en als aanjager van nieuwe initiatieven. Wij willen hiervoor
graag een beroep doen op iedereen die zich daarvoor wil in-
zetten". Hij geeft aan dat belangstellenden het interim-rap-
port kunnen opvragen bij het bureau van de KNMvD, maar
ook dat hij graag in contact wil komen met leden die interesse
hebben in het organiseren van activiteiten. Henry Dijkman is
hiervoor op het bureau het aanspreekpunt.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

Sluitingsdata voor kopij

Rustende dierenartsen

De afkorting r.d. in het Diergeneeskundig Jaarboek blijft een
punt van discussie. De werkgroep was het erover eens dat
deze term niet meer van deze tijd is. In de bijeenkomst van 3
oktober bleek echter dat anderen er helemaal geen moeite
mee hebben. Sterker nog, sommigen wilden de vermelding
vooral zo houden. Aangezien geen consensus kon worden be-
reikt, zal deze term vooralsnog behouden blijven, al is het
maar als geuzennaam.

Deadline*)

Aflevering:

01-12-2006
15-12-2006
01-01-2007
15-01-2007

13-11-2006
27-11-2006
11-12-2006
02-01-2007

maandag
maandag
maandag
maandag

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 410-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Soede, H.L.; 2004; 3511 PL Utrecht; Oudegracht
322 hs.

Velleina, W; 2003; 8303 JC Emmeloord; Roer-
straat 10.

Doorlopende
agenda

30

Personalia

Overiijdensberichten:

Op 29 januari 2006 S.R. Mulder te Laag Soeren.

Op 12 oktober 2006 G. Jongeneel te Middelburg.

Op 4 oktober 2006 J.RR. Lupgens te Stellendam.
Op 22 oktober 2006 RT.M. van de Venne te Velp.

Mutaties:

Beyers, Mevr. M.J.H.; Gent 2005; 6071 XT Swalmen; Bosstraat 87;
tel. privé: 0475-60072(!»; tel. privé mobiel: 06-23324140; E-mail privé:
nko.marijn@home.nl

Breeveld-Dwarskasing, Mevr. YN.A.; 1996; 3436 CK Nieuwegein; Citadeldrift
43; tel. privé: 030-6013453;
tel. privé mobiel: 06-13784181; E-mail privé:
vidya_breeveld@planet.nl

Deijk, R. van; 2006; 3571 AB Utrecht; Van Lieflandlaan 24; tel. privé mobiel:

06-29011832; E-mail privé: r.vandeijk@hotmail.com

Elbagir, Mevr. E.; 2006; 3769 HP Soesterberg; Plesmanstiaat 96; tel.

!n IR inll i l\'l! ... J\'lüïUfl . . ■- , - ,

Congressen & Symposia
November

16 De Belgian Council for Laboratory Animal
Science (B.C.L.A.S.), met de medewer-
king van de werkgroep Dierverzorgers en
Biotechnici, oi^ganiseert haar jaarlijks sym-
posium aan dc Université Catholique de
Louvain. Thema: Hoe implementeren we
de 3 Vs in ons werk. Voor inschrijving en
informatie:
www.hctas.org Contact e-mail:
bclas2006@alphavisa.com
20-22 Groep Groot Dagen 2006: Zorg voor de betere praktijk! Locatie: Papendal
te Arnhem. Op de algemene ledenvergaderingen van de groepen Rund,
Varkensgezondheidszorg en Groep Practici Grote Huisdieren wordt over
de clusterhervorming gesproken. Onderwerpen van het congres zijn: ver-
zekeringen en aansprakelijkheid, pom/non-pom, aangifteplichtige ziektes.
Daamaast zijn er parallelsessies te volgen. Meer informatie kunt u vinden
op de website van Groep GPGH.
20-24 Behavioural Medicine 111, Sardinia, Italy
(www.esavs.org).
21 Klinische seminar over chronische diarree. Royal Canin organiseert een
nieuwe serie klinische seminars voor dierenartsen in samenwerking met
Proteq Dier&Zorg Verzekeringen en A. Menarini Diagnostics. Sprekers:
Jenny Buijtcis en Paul Mandigers. De lezing vindt plaats vanaf 20.00 uur
bij Hotel van der Valk in Eindhoven. Kosten bedragen 30 euro inclusief
consumpties en een nascholingsmap. Nascholingspunten zijn aange-
vraagd. Informatie en inschrijven:
www.royalcanin.nl
Klinische seminar over chronische diarree. Royal Canin organi.seert een
nieuwe serie klinische seminars voor dierenartsen in samenwerking met

privé: 0346-353382; tel. privé mobiel: 06-45604547; E-mail privé:
einmangaafl@hotmail.com

Jansen, Mevr. M.RE.; 2004; 5591 LC Heeze; Ten Borchwardlaan 68; tel.
privé: 040-8488210;
E-mail privé: mereljansen@yahoo.com; medew. bij
K J. Dik, C.L.L. Dujardin, E. Enzerink, J.A.G. Gerards, N. Groot Nibbelink,
R.J.M.L. Raymakere, H.L. Jansen, B.L.A. Kolpa, PW.C.M. van Ooijen, Mevr
M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk enA.H.A. Steentjes; tel. prakt.: 0493^1044; fax
prakt.: 0493^1045; E-mail prakt.:
m.jansen@vc-someren.nl; en medew. bij
G.J.J.M. Scholten; tel. prakt.: 040-2448291; fax prakt.: 040-2469033.
Plomp-Baas, Mevr. A.M.;
2006; 3571 JE Utrecht; Eijkmanlaan 207; tel. privé:
030-2992360; tel. privé mobiel: 06-23307239; E-mail privé:
annemieke_baas@
hotmail.com

Simons, PH.J.; 1994; 5492 HE Sint-Oedenrode; Nijnselseweg 16 A; tel. privé:
0413^73479; tel. privé mobiel: 06-53229234; fax privé: 0413-473479; E-
mail privé:
dierenartsp.hJ.simons@wanadoo.nl; geass. met M.G.A. Aarts,
R.J.F.G. Bodet, J.T.J. ten Hove, F.A.B.M. van de Laar, G.J. Toxopeus en
J.H. Weijer; tel. prakt.: 0413-472650; fax prakt.: 0413-476639; E-mail
prakt.:
dapstoedenrode@ wxs.nl

Smiet, Mevr. E.; 2006; 20176 Leesbury, VA, USA; Fieldstone DR 731 102;
tel. privé: 001-571-3381937; E-mail privé:
esmeesÇa hotmail.com-, medew.
bij Du Pont Scott Virginia Tech. University.

»Vervoom, D.J.; 1954; 3845 GD Harderwijk; Triasplein 50; tel. privé: 0341-
426776; rd.; Off.i.d.o.v Oranje Nassau, buitengw. hlr UU.
Wezenbeek, Mevr. A.; 2006; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 837;
tel. privé
mobiel : 06-14328687;
E-mail privé: annemane_w@hotmail.com

Proteq Dicr&Zoig Verzekeringen en A. Menarini Diagnostics. Sprekers:
Jenny Buijtels en Paul Mandigers. De lezing vindt plaats vanaf20.00 uur
bij Hotel van der Valk in Wolvega. Kosten bedragen 30 euro inclusief con-
sumpties en een na-scholingsmap. Nascholingspunten zijn aangevraagd.
Informatie en inschrijven:
www.royalcanin.nl

Vergaderingen &. Bijeenkomsten

November

21 Wetenschappelijke bijeenkomst GGR te Arnhem.
22-23 Groep Groot Dagen 2006. Locatie; Papendal te Arnhem.
24 Werkvergadering Paard van de Regio Zuid van de KNMvD. Lokatie:
Hotel-Restaurant \'De Druiventros\', Bosscheweg 11 te Berkel-Enschot.
Aanvang: 20.15 uur Kosten: 30 euro. Voor nadere informatie:
frank@
cheijmans.nl

1

Cursussen"

November

1 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund met behulp van de echo. Elke eenste
woensdag van de maand van 9.30 tot 13.30 uur Locatie: Waiboerhoeve,
Lelystad. Informatie en inschrijving:
info@dynamic.support.nl

15 Cursus Echografie gezelschap^ieren en knaagdieren

afwijkend beeld praktijk (vervolg op de cursus van 4 oktober). Tijds-
duur: 10.00 - 14.00 uur Lokatie: Denijs Educatie, Achterstraat 11,4115
RPAsch.

15 Cursus Echografie gezelschapsdieren en knaagdieren afwijkend beeld
praktijk (vervolg op de cursus van 4 oktober) Tijdsduur: 16.00 - 20.00
uur. Lokatie: Denijs Educatie, Achterstraat 11,4115 RP Asch.

help uw huisdier met
D.A.P^ of Feliway"^

\' stelt gerust zonder bijwerkingen
\' uw hond of kat wordt niet suf
\' eenvoudig toe te passen

\' verdamper voor in huis, spray voor buiten (in auto, bench, etc.)

/ CEVA CEVA SANTE ANIMALE

^ANi^iMALE Naaldwijk,Tel. 0174-643930, E-mail: cevanl@ceva.com, www.ceva.nl

-ocr page 411-

Met de gezondheid

van de urinewegen speel je niet!

S/O®
INDEX

®

Daarom zijn alle veterinaire
dieetvoedingen* en preventieve
voedingen van Royal Canin
voor de kat gebaseerd op de
S/O Index. Hiermee werken
deze voedingen preventief
tegen zowel struviet als
calciumoxalaat urolithiasis en
ondersteunen zij de gezondheid
van de urinewegen.

<
s

\\sslf

ROYAl CKH\\U

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service «

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318414 (bestellingen) |

of 0413-318400 (productinformatie) -

E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl I

-ocr page 412-

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)mediscfie
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

RAADGEVERS

MEDISCHE BEROEPEN

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

meer informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert Meijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

uitzend- en detacheringsbureau_

voo^ie^nanse^r^a^^etennairen

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
werving- en selertieopdrachten. Ook voor
payroll-construrties kunt u bij ons terecht.
Daarnaast verzorgen wij interim- of
praktijkmanagement opdrachten.

FlexVet B.v.
Bouwstraat S
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 572S548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvet.nl

Twee dierenartsen met (zeer veel) ervaring zijn op zoek naar een

Ineke Bergers
06-44918161
whbergers@gmail. com

gezelschapsdierenpraktijk ter overname

Wij zoeken een praktijk met een grootte van ongeveer 1.5 fte
of meer, bij voorkeur met een goede dienstregeling, op
max. 1 uur rijden vanaf Bunnik.
Wilt u stoppen met uw praktijk, dan stellen wij een berichtje
zeer op prijs!

Marjoleine Veldkamp
0591-621716

marjoleineveldkamp@hetttet.nl

Te koop gevraagd:
praktijk gezelschapsdieren

Ervaren dierenarts zoekt een gezelschapsdierenpraktijk
ter overname, 1 of 2 vak, midden/noorden van
Nederland.

U kunt uw reactie sturen aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 421, 3990 GE Houten onder vermelding van nummer 5/2006.

-ocr page 413-

NO THANKS?

IIOVII

IHR MARKIER

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485 587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

Geen veehouder wil IBR op zijn bedrijf. Vaccinatie is de beste manier om schade door IBR te voorkomen. Welk vaccin?
Bovilis IBR marker! Effectief én veilig (serumvrij geproduceerd).

Bovilis* IBR marker live (REC NL 09675) bevat per dosis van 2 ml minimaal 10" CCID,, van de levende geattenueerde gE-negatieve BHVl stam CK/D.
Bovilis* IBR marker inac (REC NL 10422) bevat per dosis van 2 ml 60 ELISA eenheden geïnactiveerd BHVl antigeen (CK/D stam).
Voor een actieve Immunisatie van runderen ter vermindering van klinische verschijnselen veroorzaakt door BHVl en ter
vermindering van de nasale uitscheiding van het veldvirus. Overige informatie: zie bijsluiter.

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY

-ocr page 414-

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
Oe Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

-ocr page 415-

2 krachtige premixen van Virbac

g^ 5% Premix

S u ram ox

I 5% Premix |

Pulmodox

f

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden iieeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
1 technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac*-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
J voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een

I homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
ï

lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varl<ens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

\\/trt>eic:

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

ANIMAL HEALTH

-ocr page 416-

Mastitis* kan in een oogwenk toeslaan

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

Sla direct terug met D180

D180 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Het resultaat is een spoedig
herstel van de melkproductie.

Nieuw antibioticum
voor behandeling van
E.coli mastitis

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van
luchtweginfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophillus somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Aniinal Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel • wrvvw.pfizerah.nl • info®pfizerah.nl
© 2006 Pfizer Animal Health b.v, • Capelle a/d IJssel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

DANOCm 180 .

-ocr page 417-

Deel 131 • Aflevering 23 • 1 december 2006

rh OEC. m

Diergenees

Pithomycotoxicosis of facial eczema bij het rund voor de
eerste maal aangetoond in Nederland

Wet- en regelgeving met betrekking tot de omgang met en
het transport van wrak vee en de implicaties voor veehouder
en practicus

Wat willen de dierenarts en de klant?

Eindrapportage Werkgroep Gecertificeerde Dierenartsprak-
tijken

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Arbeidsongeschiktheidsspecial

-ocr page 418-

De Sint is net zo gek of
zijn schimmel als op z
\'r
zwarte pieten,
maar waarde Sint niet

van houdt zijn parasietf

s

Deze kleine beestjes
^ bezorgen zijn paard
zware lasten, ;
en zijn daarom
onwelkome gasten.

De Sint heeft hier echt(
iets op gevonden,
* — Voordat hij start aan zij
nachtelijke ronden,
brengt hij een bezoek
aan AST,

en neemt zo\'n handige
:V doseerspuit Equimectii
mee.

Niet alleen vanwege d|
vaste lage prijs,
maar ook vanwege de
n^erlijk smakende anij

Door Equimectin®
behoudt de schimmel,
glanzend witte vacht,
zijn goede conditie en
kracht.

Smakelijke gel

5 SS

ï.-n\'-ii

m

% A

SMAKELIJKE GEL VOOR ORALE TOEDIENING
Diergeneesmiddel vrij.
Samenstelling: beval per dosering 12 mg ivermectine. Beschrijving: EQUIMECTIN® beval als werkzaam bestanddeel ivermectine.
Avermectinen interfereren met de neurotransmitters glutaminezuur en gamma-aminoboterzuur (GABA) waardoor storingen in de zenuwsignaaltransmissie optreden.
Dit resulteert in verlamming en uiteindelijk de dood van gevoelige parasieten. Ivermectine is werkzaam tegen maagdarmwormen, longwormen en ectoparasieten.
Resistentie bij gevoelige ectoparasieten is (nog) niet bekend.
Doeidier: paard (veulen en volwassen paard). Indicaties; bestrijding van endo- en ectoparasieten.
Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen. Voorzorgen: geen. Gebruik tijdens dracht en lactatie: paarden van alle leeftijden, met inbegrip van menies en
dekhengsten, kunnen veilig met dit middel worden behandeld.
Toedieningswijze en dosering: uitsluitend bestemd voor orale toediening. De dosering bedraagt
éénmalig 0,2 mg ivemiectine per kg lichaamsgewicht. De doseerinjector bevat 120 mg ivermectine wat voldoende is voor de behandeling van 600 kg lichaams-
gewicht.
Overdosering: bij driemaal de therapeutische dosering zijn geen klinische verschijnselen waargenomen. Wachttijd: paard -18 dagen voor de slacht.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient: bij de toepassing direct huidcontact vermijden.
Verpakking: kunststof doseerinjector met 10 doseringen a 1 gram per dosering. REG NL 09951 Registratiehouder: AST Beheer B.V. - Oudewater

mm

r\'fam

GROOT IN KLE
www.astfarma.n

-ocr page 419-

DI e rge n ees HlflTae

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen31
Aflevering 23
1 december 2006

857

Inhoud

Cover: foto\'s van pagina 859 en 888
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Pithomycotoxicosis of facial eczema bij het rund voor de eerste maal aangetoond in Nederland;
L.
van WuijckhuiseJ. Snoep, C. Cremers, A. Duvivier, A. Croeneveld, W Ottens en S. van der Sar

858

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

863

Uit en voor de praktijk

Wet- en regelgeving met betrekking tot de omgang met cn het transport van wrak vee en de implicaties
voor veehouder en practicus;
M. Barten, P. Boursen L.J. A. Lipman

Veterinair tuchtrecht

Kat in \'t bakkie; laira Boissevain
Interview

Wel of geen volgelgriep in Blijdorp?;_/o/ian Klein Haneveld
Kinder- en dierenmishandeling gaan vaak hand in hand; Miel Bingen
Berichten en verslagen

Vaccineren op straat; Deborah Schouten en Esther Korteweg
Ethiek uit de praktijk

Abortus bij een drachtige poes

Uitgelicht
Ingezonden

Anesthesie bij risicopatiënten; E. Lagerweijen P.H.A. Poll
Gesignaleerd

Nieuws uit de industrie

Voor de praktijk

864

In veterinair
verband

867

868
870

872

874

875

876
878

878

Uit de industrie

Uitkomsten enquête arbeidsongeschiktheid leggen vinger op de zere plek; Harm Haverkamp
Reacties van de leden van de Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid
Wat willen de dierenarts en de klant?;
Ab Borg

Eindrapportage Werkgroep Gecertificeerde Dierenartspraktijken; Wiel van den Ekker

882
887
8go
891

Praktijk in Bedrijf

KLINISCHE AVONDEN 2007

"Oogtrauma: over de splinter en de balk",
Mw. Drs. S.C. Djajadiningrat-Laanen

"Angsthazen en stresskippen onder honden en katten",
Dr. M.B.H. Schilder

maandag 22 januari 2007 Van der Valk Hotel Nieuwerkerk a/d IJssel

donderdag 8 februari 2007 Van der Valk Hotel Eindhoven

donderdag 22 februari 2007 Van der Valk Hotel Schiphol A4 Hoofddorp

maandag 5 maart 2007 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

maandag 19 maart 2007 Van der Valk Hotel Drachten

-ocr page 420-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borg.steede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dn A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. JPTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utrecht)

Dr PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.PC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail:
tijdschhfi@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Ncderland.se Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt
vastgesteld door het bestuur

jPostgiro/bank

iPostbank 511606 ten name van de KNMvD,
;De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
jPostbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
;en C en E bank N.V. Postbus 85100. 3508 AC
\'Utrec|lnr6
9 93 61 443._

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500^ fax 070-7507578

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon o;^o-6348goo
Fox 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Verslag

Drielandendag 2(K)6; N.1. van Cenugten en A.J.I.F. Wires
Minisymposium Vereniging voor Praktijkmanagement; Catherine Smits
Moderne technieken van embryo herkenning en embryo verwerking bij paarden
DSA-masterclass; even weer alles op een rij;
Ceerte Blanken

Aankondiging

ONCOlogisch treilen 2007
Tweejaarlijkse congres vogels
Een andere kijk op het paard
Bloedlink

Voorzitterscolumn

Ontplooien; Wilke van den Brink

Maatschappijnieuws

Met Groep DIB in een kar door de Ooshaardersplassen; Linda van Veen
Personalia

Doorlopende agenda
Jubilea

Deadline kopij

Congressen en
symposia

Bestuur

Prof dr L.J Hellebreker^, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

893

894

895

896

896

897
897
897

899

899

901

902

904

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken; eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Contents

Original article

First case of pithomycotoxicosis (facial eczema) in the Netheriands; L. van Wuijckhuise, J. Snoep,
C. Cremers, A. Duvivier, A. Croeneveld, W. Ottens en S. van der Sar 858

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 421-

Arbeidsgeschiktheid, ieders zorg

Foutje in de kop van dit artikel, denkt u wellicht, we hebben het in de beroepsgroep toch over
arbeidsongeschiktheid! Dat laatste klopt, zeker wanneer u in dit nummer het artikel \'Uitkomsten
enquête arbeidsongeschiktheid leggen vinger op zere plek \'heeft gelezen. Ook de reacties van diverse
deskundigen liegen er niet om.

De harde cijfers geven een schokkend beeld van het praktiserende deel van de beroepsgroep. Een
greep uit het recent vergaarde materiaal, afkomstig uit een representatieve steekproef

één op de zes praktiserende dierenartsen heeft zelf te maken met arbeidsongeschiktheid;
meer dan de helft van de arbeidsongeschikten kampt met zijn of haar bewegingsapparaat;
bijna een kwart van de ernstige klachten is van psychische aard;
vooral mensen in loondienst en parttimers ervaren te grote werkdruk;

het lijkt erop dat velen te lang doorgaan, waardoor de klachten verergeren of zelfs onherstel-
baar worden;

veel dierenartsen hebben al opvallend jong te maken met arbeidsongeschiktheid;
het beroep van dierenarts is fysiek en psychisch aanzienlijk zwaarder dan velen voor, tijdens en
na hun studie zich bewust van zijn.
Deskundige Wolters schrijft in dit nummer: "wat echt indruk op mij maakt, is dat 25 procent stelt
dat arbeidsongeschiktheid niet was te voorkomen en dat naast fysieke overbelasting ook stress en
slechte communicatie als oorzaken worden genoemd. Het lijkt alsof sommige dierenartsen denken
dat arbeidsongeschiktheid hen toevallig treft."

Deze uitspraak stemt tot nadenken, en tot handelen, vooral anders handelen. Hoe snel immers wordt
professioneel gedrag niet tot een onwrikbaar en soms zelfs ziekmakend patroon? Dan gaat het om
veterinair handelen, om houdingen.

Maar het blijkt dat ook aan onderlinge verhoudingen, collegiale communicatie dus, nog veel
valt te verbeteren. Dan gaat het over onderlinge relaties tussen dierenartsen binnen een samen-
werkingsverband, dus ook tussen werknemers en werkgevers. Goede werkrelaties zijn een essentiële
voorwaarde voor arbeidsgeschiktheid. Dat is ieders zorg.

De algemene vergadering van de Maatschappij sprak zich op 6 oktober nadrukkelijk uit over het
belang van een door de beroepsgroep breed gedragen collectieve arbeid.sovereenkomst (CAO). Om
zover te komen moeten uiteraard zoveel mogelijk practici lid zijn van de Belangengroep Praktise-
rende dierenartsen in Loondienst (BPL) of de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW).
Een goede, gedragen CAO komt het welzijn en de arbeidsgeschiktheid van alle betrokkenen stellig
ten goede.

Uit

de redactie!

Herman Geertsen,
algemeen directeur

T i i d sfiluy^^^H

Diergenees

-ocr page 422-

Pithomycotoxicosis offacial eczema bij het rund voor de eerste maal
aangetoond in Nederland

Zonnebrand als koppelprobleem op rundveebedrijven

L. van Wiiijckhuise\\J. Snoep\\ C. Cremers^,

A. Duvivier\\ A. Croeneveld\'*, W. Ottens^ en S. van der Sar\'\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Tussen half september en begin november 2005 werden
bij GD-Veekijker dertien meldingen gedaan van bedrij-
ven met meestal meerdere dieren per koppel met ernstige
zonnebrandverschijnselen. Bij bloedonderzoek bleek er
- op basis van de (sterk) verhoogde activiteit van de lever-
enzymen GOT/AST en GGT - sprake van zeer ernstige
leverschade. Tijdens bedrijfsbezoeken aan acht van de be-
drijven bleek dat de betreffende koppels dieren voor het
optreden van de verschijnselen dag en nacht werden ge-
weid en geen bijvoer kregen. Leverbeschadiging door gif-
tige planten of medicijnen was onwaarschijnlijk. Op
slechts twee van de dertien bedrijven was een leverbot-
infectie aanwezig. Bij microscopisch grasonderzoek wer-
den op zes van de negen onderzochte bedrijven sporen
van de schimmel
Pithomyces chartarum aangetroffen en
werd de schimmel gekweekt. Deze schimmel kan het
mycotoxine sporidesmin produceren, die ernstige lever-
schade geeft en het ziektebeeld pithomycotoxicosis (facial
eczema) veroorzaakt.

Het betreft de eerste beschrijving van pithomycotoxicosis
bij runderen in Europa en nader onderzoek naar het
voorkomen van de schimmel en de risico\'s voor herhaald
optreden is wenselijk.

Summary

First case of pithomycotoxicosis (facia! eczema) in the
Netherlands

Between mid September and the beginning of November
2005, the Animal Health Service (AHS) received thirteen re-
ports of farms on which several animals showed severe symp-
toms of solar eczema. Blood chemistry showed very high lev-
els of GOT/AST and GGT, indicative of severe liver damage.
Farm visits to eight farms showed that the animals - previous
to the start of the symptoms - had been grazing 24 hours/day
and received no additional feed. Ingestion of poisonous
plants or medications was considered unlikely to have caused
the liver damage, and liver fluke infections were present on
only two farms. Microscopic examination of specimens of

\' GD, Postbus 9, 7400AA Deventer. E-maU: l.v.wuyckhuise(^GDdeventercom
\' DAP De Driehoek. Zutphenseweg SO. 7382 AM Klarenheek.

DAP Walcheren, oude Domburgseweg 33a, 4356 CB Oostkapelle.
\' DAP NO Twente. Hanzeweg 6. 7591 BK Denekamp.
^ DAP Groene hart. Akerboomseweg 23. Zwammerdam.

^ DAP Stroowaert- Beijerland. gravin Sabinastraat 40. 3284 AP Zuid-Beijerland.

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131: 858-861.

grass revealed the presence of spores o/Pithomyces charta-
rum
in samples taken from six of nine farms. This fungus pro-
duces the mycotoxin sporidesmin, which causes severe liver
damage and pithomycotoxicosis (facial eczema).
This article is the first to describe
Pithomyces chartarum in
cattle in mainland Europe. Further research on the distribu-
tion and re-occurrence of
Pithomyces chartarum infection
and sporidesmin survival in grass silage is recommended.

Inleiding

GD-Veekijker heeft een tweedelijns telefonische helpdesk
voor practici en nodigt dierenartsen in het veld nadrukkelijk
uit ongebruikelijke ziektebeelden te melden. In het tweede
halQaar van 2005 werden er dertien meldingen gedaan van
meerdere dieren per bedrijf met ernstig eczema solare. In dit
artikel wordt verslag gedaan van de klinische bevindingen en
de resultaten van de laboratoriumonderzoeken.

Bedrijfscevallen

Tussen 15-9-05 en 7-11-05 werden dertien rund veebedrijven
onder de aandacht gebracht van dierenartsen van GD-Veekij-
ker. Op deze bedrijven was bij meerdere dieren in de koppel
sprake van (zeer ernstige) eczema solare. Acht bedrijven wer-
den door twee dierenartsen van GD-Veekijker bezocht. Daar-
bij werd een inventarisatie gemaakt van de klinische beelden,
de rantsoenen, de voorkomende planten in de weilanden en
eventuele voorafgaande behandelingen. Op alle bedrijven
werden bloedmonsters getapt van zieke - en soms controle -
dieren voor onderzoek op leverenzymen (GOT/AST en
GGT). Op negen bedrijven zijn grasmonsters genomen, af-
hankelijk van het tijdstip van melding enige tijd na het ont-
staan van de klinische symptomen (dat wil zeggen minimaal
acht dagen na het opnemen van de schimmelsporen (5 deel
1)).

Resultaten

Klinische symptomen

Op alle bedrijven behoorden de zieke dieren tot de categorie-
enjongvee, zoogkoeien of droogstaande melkkoeien. De die-
ren werden dag en nacht geweid en kregen geen bijvoer. De
dieren liepen variërend van twee weken tot enkele maanden
buiten op het moment dat de symptomen van zonnebrand op-
traden. In de twee weken voorafgaande aan het optreden van
de klinische beelden hadden er geen behandelingen van de
dieren plaatsgevonden. De klinische symptomen varieerden
van een kleine zonnebrandplek tot het volledig loslaten van
alle witte huid (Zie foto 1,2 en tabel 1). Acht van de in totaal
twintig aangetaste droge koeien hebben verworpen of te

-ocr page 423-

vroeg een dood kalf gekregen. Zes melkkoeien kregen na af-
kalven secundaire problemen (aan de nageboorte staan, leb-
maagdislocaties, slepende melkziekte) en gaven onvoldoende
melk. Elf dieren zijn gestorven, afgemaakt of geruimd. Voor
geografische spreiding van de bedrijven zie figuur 1.

Figuur 1. Geografische locatie van

bedrijven met zonnebrand In 2005.

J\'
0

^^—

Â

y

^ \\

l

Inspectie weilanden

Op alle bedrijven liepen de dieren in weilanden, waarvan de
grasmat werd gevormd door voornamelijk Engels raaigras,
terwijl de grasmat al enkele jaren bestond. Bij de botanische
screening werden slechts op twee bedrijven enkele giftige
planten aangetroffen (wolfsmelk, nachtschade, berenklauw,
water- en jacobskruiskruid, snoeiafval met rododendron). De
klinische beelden waren niet te verklaren met de plantensoort
of de hoeveelheid van de gevonden plant (2).

Bloedmonsters

Afhankelijk van het tijdstip van melding na de start van de
klinische symptomen en daarmee het tijdstip van bloedtap-
pen, bleken de leverenzymen en vooral de GGT-waarden dui-
delijk tot extreem verhoogd (Zie tabel 2). Op vier bedrijven
in mogelijke leverbotgebieden werd bloedonderzoek naar
deze parasiet gedaan: op twee bedrijven waren geen aanwij-
zingen, op één bedrijf geringe - en op één ander bedrijf dui-
delijke aanwijzingen voor een gelijktijdige leverbotinfectie.

Tabel 1. Overzicht van de gemelde bedrijfsgevallen.
Geval Aantal zieke dieren Meld datum Opmerkingen

1

(koppelgrootte)

5(15)

15-9-05

Zoogkoeien; zeer ernstig beeld (foto 1). Langzaam herstel na opstallen, 1 blijvend mager dier maanden later ter
sectie (12-12-05).

2
3

7(15)
10(20)

7-11-05
14-10-05

Droge koeien en pinken; pinken zonnebrandsymptomen vanaf half september. Tevens leverbot aangetoond.
Pinken; langzaam herstel na opstallen.

4

3(3)

12-10-05

Droge koeien, lx verwerpen.

5

1(4)

24-10-05

Pink 18 maanden, overleden.

6

1(3)

26-10-05

Droge zoogkoe, afgemaakt sectie.

7

6(10)

26-9-05

Droge koeien, lx afgemaakt sectie; na afkalven secundaire problemen.

8

3(20)

21-10-05

Droge koeien.

9

10

9(15)
5(9)

4-10-05
10-9-05

Droge koeien; 7x verwerpen/doodgeboren kalf, 7 dieren afgevoerd ivm ziekte of onvoldoende melkproductie.
Vleesvee pinken; zeer ernstig beeld, na opstallen langzaam herstel.

11

5(9)

20-9-05

Zoogkoeien; tevens aanwijzingen voor leverbot.

12

9(20)

12-9-05

Opfokkalveren; herstel na opstallen.

13

4(8)

4-10-05

Opfokkalveren; enkele zeer ernstig (zie foto 2), langzaam herstel na opstallen. 1 pink maanden later afgevoerd
ivm onvoldoende herstel.

-ocr page 424-

Secties

Bij de secties op drie koeien (afkomstig van de bedrijven 1, 6
en 7) werden geelzucht, centrale en centrolobulaire necrose
van het leverweefsel en cirrhose van de lever aangetoond. Dit
is in overeenstemming met Nieuw-Zeelandse bevindingen
(5 deel 1 en 2,6 en 7).

Grasmonsters

Op negen bedrijven werden grasmonsters genomen, waarbij
op meerdere plaatsen in het perceel op plekken waar dood
plantmateriaal aanwezig was monsters werden verzameld tot
dicht boven de grond. In de grasmonsters van zes bedrijven
zijn door GD onder de microscoop de handgranaatvorige
sporen van
Pithomyces chartarum aangetroffen (Zie foto 3 en
4). Deze bevindingen zijn bevestigd door het Centraal Bureau
voor Schimmelculturen (CBS), alwaar de kweek van
Pitho-
myces
uit monsters van twee bedrijven succesvol verliep en
de reinculturen ook het mycotoxine sporidesmin bleken te
vormen.

pithomycotoxicose, literatuurgegevens

De schimmel Pithomyces chartarum groeit op dood plant-
materiaal in de grasmat onder warme vochtige omstandig-
heden (1,5 deel 3; 6, 7).

Pithoinycotoxicosis treedt op doordat na opname van de
schiminelsporen van
Pithomyces chartarum in het dier de
mycotoxine sporidesmin vrijkomt (5 deel 1). Deze myco-
toxine wordt honderdvoudig geconcentreerd uitgescheiden
met de gal en is daar sterk toxisch voor het galgangweefsel.
Hierdoor treedt cholangitis, galgang afsluiting, pericholangi-
tis en levercirrhose op (1,6,7). Door phylloerythrine, een de-
rivaat van chlorofyl dat in de beschadigde lever niet verder
kan worden omgezet, treedt fotosensibilisatie van de huid op

Foto 3. De handgranaatvormige schimmelspore van Pithomyces charta-
rum
(looox vergroot; foto Centraal Bureau voor Schimmelculturen. Pijl
wijst naar denticles, het onderscheid met de schimmel alternaria).

Tabel 2. De resultaten van het onderzoek van de bloed- en grasmonsters die genomen zijn op de dertien bedrijven met eczema solare.

Geval

1

Bloedtap
datum

29-09-05

Aantal

getapte dieren

3

GOT

43-94

GGT

15-36

Pithomyces

sporen

geen

Opmerkingen

2

11-11-05

7

41-76

42-399

Ng*

Leverbot aangetoond

3

28-10-05

5

38-60

280-1496

Zeer veel

4

14-10-05

1

110

950

geen

5

25-10-05

1

ng

Wegens ernstige haemolyse geen uitslagen

6

nvt

ng

7

5-10-05

5

121-267

696-1267

aanwezig

8

23-10-05

1

41

383

Zeer veel

9

11-10-05

6

62-236

270-838

aanwezig

10

21-09-05

5

61-540

11-132

geen

11

27-09-05

7

681

12-284

ng

Leverbot aangetoond

12

19-10-05

5

40-52

26-950

aanwezig

13

12-10-05

5

50-172

955-1737

Zeer veel

Norm GD

30-56

<30

\' ng = geen grasmonster onderzocht

(1, 5 deel 2, 6, 7). De dieren zijn sloom, zonderen zich af,
zoeken schaduw en verkoeling, vertonen een rode pijnlijke
huid met oedeem, jeuk en soms koliek. Na 24-72 uur treedt
eczema solare op; uittreden van sereus vocht door de huid dat
korsten vormt, haaruitval, afsterven van de huid en loslaten
van hele lappen afgestorven huid (5 deel 2; 6, 7). Sommige
dieren sterven in dit acute stadium. De morbiditeit bij runde-
ren is zelden groter dan vijftig procent van het koppel (7).
Een deel van de dieren zal na het acute stadium chronisch
vermageren of onvoldoende groeien en moeten worden afge-
voerd (5 deel 2, 6, 7). Het herstel van de leverschade is niet
voorspelbaar op basis van het klinische beeld of de waarden
van de leverenzymen (5 deel 2; 7).

De diagnose kan worden gesteld door op basis van het klini-
sche ziektebeeld samen met het aantonen van
Pithomyces
chartarumsporen
op dode grasdelen in het weiland gecom-
bineerd met de resultaten van het bloedonderzoek naar de bi-
lirubineconcentratie en de activiteiten van de leverenzymen
Glutamaat Oxalaat Transaminase (GOT) en Gainma Gluta-
myl Transpeptidase (GGT) (1, 7). Vooral de GGT-waarden
zijn bij pithomycotoxicose sterk verhoogd (1,6, 7).
Differentiaaldiagnostisch moet worden gedacht aan fotosen-
sibilisatie bij leverschade door planten (st. Janskruid,
jacobskruiskruid, boekweit, blauwalgen), medicijnen, lever-
bot en mycotoxinen (1,5 deel 2; 6, 7).

-ocr page 425-

De behandeling is symptomatisch: dieren opstallen in een
verduisterde stal en indien nodig het toedienen van pijn-
stillers (NSAlD\'s) om het welzijn van de dieren te verbeteren.
De dieren op een goed energierijk rantsoen zetten bleek bij te
dragen aan het herstel van de lever (5 deel 2; 7). Een deel van
de dieren heeft onherstelbare leverschade en zal voortijdig in
verband met vermagering, onvoldoende groei of onvoldoen-
de melkproductie worden afgevoerd (5 deel 2,6, 7).
Preventief moet contact met het mycotoxine sporidesmin uit
de schimmelsporen worden voorkomen. Dit is mogelijk door
tijdens de voor de schimmelgroei gunstige weersomstandig-
heden de dieren te weiden in veel gras met weinig dood plant-
materiaal (snel omweiden) of door de dieren bij te voeren (5
deel 4; 6, 7). In het buitenland worden preventief schimmel-
sporentellingen uitgevoerd (5 deel 3 en 4; 7). In Nieuw-Zee-
land wordt preventief met zinkoplossingen gedrenched (4, 5
deel 4; 7). Entingen bleken niet effectief, het fokken van
schapen en runderen op ongevoeligheid bleek wel goede
resultaten te geven (3).

Discussie

De schimmel Pithomyces chartanmi groeit op dood plantma-
teriaal in de grasmat onder vochtige omstandigheden
(> negentig procent luchtvochtigheid) als gedurende mini-
maal tien dagen de minimum dagtemperatuur boven de twaalf
tot vijftien graden blijft (1,5 deel 3; 6, 7). Als door warmte en
droogte veel dood plantmateriaal in de weide aanwezig is en
het gras kort gegraasd is en er daarna een warme vochtige
periode volgt, is het risico op grote schimmelgroei aanwezig.
In Nederland hebben deze omstandigheden zich in 2005
voorgedaan in de laatste week van augustus, de eerste helft
van september en in de maand oktober (bron website KNMI).
Het door ons aangetoonde aantal schimmelsporen was veel
lager dan in de Nieuw-Zeelandse literatuur wordt beschreven
(>40.000 sporen/gram gras) (1,5 deel 3). Dit is mogelijk ver-
klaarbaar doordat in Nieuw-Zeeland preventief wordt geteld,
terwijl wij grasmonsters namen nadat de klinische verschijn-
selen al aanwezig waren en het geval bij GD was gemeld. Dit
is minimaal acht dagen na opname van de ziekmakende hoe-
veelheid sporen (5 deel 1).

Opvallend is dat - hoewel schapen gevoeliger zijn dan runde-
ren voor pithomycotoxicosis - er bij GD-Veekijker geen
schapenkoppels werden gemeld met deze aandoening. In te-
genstelling tot de situatie in Nieuw-Zeeland trad de aandoe-
ning in Nederland niet op bij melkkoeien (5 deel 1). In Ne-
derland wordt slechts een deel van de melkkoeien dag en
nacht geweid en allemaal krijgen ze tevens ander voer
(krachtvoer, snijmaïs en bijproducten). De grasopname/uur
graastijd is maximaal 1 kg d.s.. Naast beperkte grasopname
worden melkkoeien bovendien sneller omgeweid, waardoor
de grasmat minder diep wordt afgegraasd en waarmee de
kans op opname van dood plantenmateriaal dus kleiner is.
In de literatuur werden verwerpen of doodgeboren kalveren
niet eerder vermeld.

Naar ons beste weten betreft onze rapportage de eerste be-
schrijving van klinische gevallen van pithomycotoxicosis bij
koeien op het vasteland van Europa. Er zijn wel eerdere be-
schrijvingen van pithomycotoxicosis bij schapen in Frans
Baskenland en bij runderen en schapen op de Azoren (grond-
gebied Portugal) (1,6).

Conclusie

De oorzaak van eczema solare op tenminste zes bedrijven
was pithomycotoxicosis. Gezien de overeenkomst in de ziek-
tebeelden en in de aanwijzingen voor leverschade was dit
vermoedelijk ook op de overige zeven bedrijven het geval.
Op twee bedrijven werd het ziektebeeld mogelijk verergerd
door een gelijktijdige leverbotinfectie.
De beschreven gevallen betreffen de eerste cases van pitho-
mycotoxicosis in Europa bij koeien.

Dankwoord

Met dank aan Jos Houbraken van het Centraal Bureau voor
Schimmelculturen (CBS) voor de discussies en de identifica-
tie en kweek van de schimmel
Pithomyces chartarum en aan
de dierenartsenpraktijken Deventer e.o., Dalfsen, Goor, de
Vierschaar te Oud Gastel en Purmerend voor het melden van
de overige bedrijven.

Dank aan de medewerkers van het GD-laboratorium voor het
uitvoeren van de bloedonderzoeken, grasonderzoeken en sec-
ties.

Literatuur

1. Bezille P, Braun JP et Bars J le. Premiere identification de l\'eczema
facial chez les ovins en Europe; Recueil de médecine vétérinaire
1984; (4): 339-347.

2. Garland T and Barr AC. Toxic plants and other natural toxicants. ISBN
0 85199 263 3. CAB international UK. 1998.

3. Morris CA, Towers NR, Hohenböken WD, Maqbool N, Smith BL and
Phua SH. Inheritance of resistance to facial cczcma: a review of re-
search findings from sheep and cattle in New Zealand. NZ Vet Journal
2004:52 (5): 205-215.

4. Munday R, Thompson AM, Smith BL, Towers NR, 0\'Donnell K,
McDonald RM and Stirnemann M. A zinc-containing intraruminal
device for prevention of the sporidesmin-induccd cholangiopathy of
facial eczema in calves. NZ Vet Journal 2001; 49 (1): 29-33.

5. New Zealand journal of agriculture bulletin 1997 number 25C on
Facial eczema part 1-4:

Deel 1 Clare NT: the how and why of the disease.
Deel 2 Mortimer PH: its effects within the animal.
Deel 3 Parle JN, fungicides and control.

Deel 4 Campbell AG: prevention of facial eczema in grazing stock.

6. Pinto C, Santos VM, Dinis J, Peleteiro MC, Fitzgerald JM, Hawkes AD
and Smith BL. Pithomycotoxicosis (facial eczema) in ruminants in the
Azores, Portugal. Vet Record 2005; 157 (25): 805-810.

7. Radostits OM, Blood DC and Gay CC. Veterinary Medicine. Bailiere
Tindall, London 1994: p 1696-1698.

1 september 2006
17 oktober 2006

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

-ocr page 426-

Vitalere biggen
metMama-Vir?

jf*\'

- V

Jazeker, eén grensverleggejlcle prime

van Boerenbond Deurhei

Het aantal levend geboren biggen stijgt voortdurend. Daarmee groeit de behoefte aan
hoogv^aardige vitaminen, mineralen en sporenelementen in het drachtvoer.

Mama-VIT® is het nieuwe hoogv^aardige supplement dat drachtvoer extra pov^er geeft.
De innesteling en groei van nog ongeboren biggen wordt fors verhoogd. Sterke en uniforme
biggen vinden snel een weg naar de uier. De eerste klap is een \'daalder\' waard! |

^ BOERENBOND DEURNE

Actief, onafhankelijk en prestatiegericht

Bl) KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVEBANCIER

-ocr page 427-

Nieuws

Meer blauwtong Gemodificeerde aquariumvissen

Het aantal gevallen van blauwtong is
in korte tijd opgelopen van twaalf-
honderd tot zestienhonderd, meldde
de Europese Commissie op 9 novem-
ber 2006. Op het Italiaanse eiland
Sardinië verscheen bovendien een
exotisch virustype, dat verschilt van het type dat nu in West-
Europa heerst. Vanwege nieuwe uitbraken in Duitsland en
Portugal heeft de EU besloten de zones met beperkende
maatregelen te vergroten.
Bron: www.nu.nl.

Nieuws

In Nederland zijn veertienhonderd zogenoemde gloeivisjes in
beslag genomen. Het gaat om genetisch gemodificeerde ze-
bravisjes, die onder ultraviolet licht groen of rood oplichten.
De import, de verkoop en het bezit van deze dieren is niet
toegestaan in Europa. Het ministerie van VROM kwam de
vissen op het spoor na een tip van een aquariumzaak en van
de importeur zelf Enkele honderden vissen bleken al ver-
kocht aan consumenten, maar er is geen gevaar voor de ge-
zondheid. De importeur heeft de vissen teruggestuurd naar
de leverancier in Singapore.
Bron: www.trouw.nl.

Afscheid hoofdinspecteur

Peter van der Wal neemt op 1 december 2006 afscheid als
hoofdinspecteur Veterinaire volks- en diergezondheid, Dier-
welzijn en Diervoeding (VDD) van de Voedsel en Waren
Autoriteit (VWA). Zijn werkzaamheden worden als hoofd-
inspecteur worden overgenomen door Wim van der Sande,
sinds juni 2005 plaatsvervangend hoofdinspecteur VDD. De
overdracht heeft de afgelopen maanden geleidelijk plaats-
gevonden.

Varkenspest in Duitsland

Onder wilde zwijnen in een deel van Noord-Rijnland-West-
falen is varkenspest vastgesteld. Dat meldde het ministerie
van landbouw van de Duitse deelstaat. Uit laboratorium-
onderzoek bleek dat dertien wilde zwijnen die tijdens het
jachtseizoen waren afgeschoten in een natuurgebied in de
Kreis Euskirchen bij Aken, besmet waren met het virus. Het
gebied stond al onder een verscherpt toezicht. De kans dat
wilde zwijnen in de buurt van varkensbedrijven komen, is ui-
terst klein.

Bron: Agrarisch Dagblad.

Kans op BSE genetisch bepaald

De kans dat een koe op latere leeftijd BSE oploopt, wordt
aanmerkelijk verhoogd door een modificatie van chromo-
soom dertien. Dit is de conclusie van Katrin Juling van de
technische universiteit van München. Meer dan de helft van
de ruim tweehonderdduizend BSE-gevallen in het Verenigd
Koninkrijk zouden op deze modificatie zijn terug te voeren,
en 48 van de 138 getroffen dieren in Duitsland. Het betref-
fende gen op chromosoom dertien heeft te maken met de
vorming van het prioneiwit. Door de modificatie wordt meer
prionmateriaal gevormd, waardoor de aangetaste eiwitten de
gezonde prioneiwitten sneller kunnen veranderen. Er is dus
minder materiaal nodig om dieren te infecteren. Dit betekent
niet dat dieren zonder deze mutatie geen BSE kunnen krijgen.
Het genetisch materiaal van runderen bevat ongeveer tien
genen die bij mutatie invloed hebben op het al dan niet krij-
gen van BSE.
Bron: Fleischforum.de.

Nakomelingen uit de vrieskist

Sperma van een vijftien jaar lang diepgevroren muis bleek
nog steeds in staat levende vrouwtjesmuizen te bevruchten.
Een op de vijf van de kunstmatig geïnsemineerde muizen
baarde levende baby\'s. De mannetjesmuizen waren vijftien
jaar lang bewaard bij een temperatuur van min twintig gra-
den. Na het ontdooien leken de spermacellen dood, maar ze
bleken nog wel te functioneren. Volgens de onderzoekers
zouden op vergelijkbare wijze uitgestorven diersoorten tot
leven gewekt kunnen worden. Zo zou men sperma kunnen
winnen uit bevroren mammoeten uit Alaska of Siberië en dit
kunnen inbrengen bij een levende olifant.
Bron: www.elseviernl.

Bizon terug

Volgend jaar keert de Europese bizon of wisent terug in de
Nederlandse natuur, en wil in het Kraansvlak, een afgesloten
duingebied ten noorden van Zandvoort.PWN Waterleiding-
bedrijf Noord-Holland en de stichting ARK zullen zes of
zeven dieren uitzetten. Het is de bedoeling dat de kudde, die
tot maximaal vijftien dieren zal groeien, voorkomt dat het
duingebied dichtgroeit met struiken en duinriet. Nog dit jaar
wordt het hek om het tweehonderd hectare grote terrein ver-
hoogd en van schrikdraad voorzien. Veel biologen gaan er
van uit dat de wisent kan worden beschouwd als inheemse
soort, ook al zijn er in Nederland nooit overblijfselen van
deze runderachtige gevonden.
Bron: www.volksh-ant.nl.

Nieuwe voorzitter LICC

Leen den Otter is in oktober 2006 door het Forum Gezel-
schapsdieren benoemd tot voorzitter van de stichting Lande-
lijk Informatiecentrum Gezelschapdieren (LICG). Deze
stichting is een uitvoerend orgaan van het Forum Gezel-
schapsdieren van de Raad voor Dierenaangelegenheden.

-ocr page 428-

Volgend jaar (2007) zal een nieuwe
transportverordening van kracht
worden. Deze verordening zal het
omgaan met wrak vee beïnvloeden.
In dit artikel wordt een overzicht
gegeven van de geldende en de
toekomstige wetgeving waar de
praktiserende dierenarts mee te
maken heeft aangaande wrakke
dieren. Daarbij worden praktische overwegingen hoe om
te gaan met wrak vee door veehouder en dierenarts ge-
signaleerd en bediscussieerd.

Inleiding

Veel wetgeving die betrekking heeft op de omgang met en het
transport van wrakke dieren is terug te vinden in de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren, het Besluit dierenvervoer
en de hygiëneverordeningen 852/2004 en 853/2004. Deze
hygiëneverordeningen zijn vanaf januari dit jaar van kracht
geworden. Verder zal op 5 januari 2007 transportverordening
(EC nr 1/2005) van kracht worden. Hieronder zijn uit boven-
genoemde wetgeving delen weergegeven die relevant zijn
met betrekking tot de omgang met en het transport van
wrakke dieren.

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Art. 36

Ie lid: "Het is verboden om zonder redelijk doel oj met over-
schrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toe-
laatbaar is, bij een dier pijn of let.sel te veroorzaken dan wel
de gezondheid of welzijn van een dier te benadelen."
2e lid: "Het is verboden een koe met ovei-volle uier te vervoe-
ren of op een markt of openbare verkoping ten verkoop aan te
bieden."

3e lid: "Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de
nodige zorg te verlenen." (Zorgplicht.)

Art. 37:

"Het is de houder van een dier verboden aan een dier de no-
dige verzorging te onthouden."

Besluit Dierenvervoer

Definitie van wrak vee:

"vee dat meer dan licht ziek of meer dan licht gewond is ".

Uit en
voor de
praktijk

Met als toelichting bij Art. 5: "Algemene ziekteverschijnselen
die zich bijvoorbeeld kunnen uiten in een duidelijke tempera-
tuursverhoging en/of ernstige vermagering, niet kunnen
staan, botbreuken die de beweging belemmeren, sterk ver-
waarloosde klauwen, acute gewrichtsontstekingen, uitgebrei-
de verwondingen, verlammingen.

\' Drs. M. Barlen. Specialist in opleiding veterinaire volksgezondheid. IRAS.
\' Drs. P. Bours, dierenarts, beleidsmedeu\'erker dierenwelzijn, ministerie van LNV.
^ Corresponding author: Dr L.J.A. Lipman. Specialist Veterinaire Volksgezondheid.
IRAS.

Meer dan licht gewonde of licht zieke dieren mogen alleen
onder voorwaarden vervoerd worden naar een dierenarts of
slachtplaats.

Als het vervoer onnodig lijden of een slechte behandeling
veroorzaakt, mogen dieren alleen ter speciale noodslachting
afgevoerd worden. Hierbij wordt de levende keuring door de
praktiserend dierenarts uitgevoerd waarna deze het dier be-
dwelmt en verbloedt."

Belangrijkste voorwaarde is dat er geen onnodig lijden
plaatsvindt.

Onnodig lijden kan eventueel voorkomen worden door te vol-
doen aan art. 10 t/m 14 van het besluit zoals het gebruik van
een passend hulpmiddel (art. 11). Met nadruk op het woordje
"kan". Dit houdt in dat niet automatisch, indien maar voldaan
wordt aan de voorwaarden, onnodig lijden per definitie wordt
voorkomen.

Hygiëneverordening 853/2004

Tot 01/01/2006 mochten wrakke dieren alleen op bijzondere
slachtplaatsen aangeboden worden. Met de invoering van de
nieuwe hygiëneverordeningen per 1/1/2006 hebben reguliere
slachtplaatsen weer de mogelijkheid gekregen om wrakke
dieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie te ont-
vangen en te verwerken. Hierbij gelden echter de volgende
voorwaarden:

"Voor het slachten van zieke en verdachte dieren moet een
slachthuis beschikken over afsluitbare voorzieningen. Een
dergelijke afsluitbare voorziening is niet absoluut noodzake-
lijk indien de betrokken dieren worden geslacht in andere
daartoe door de bevoegde autoriteit erkende inrichtingen of
na beëindiging van de normale slachtwerkzaamheden." (Bij-
lage UI. HIl. 7)

"Indien het slachthuis niet over afsluitbare voorzieningen
voor het slachten van zieke of verdachte dieren beschikt, die-
nen de voorzieningen voor het slachten van deze dieren on-
der officieel toezicht te worden gereinigd, gewassen en ont-
smet, voordat het .^lachten van andere dieren wordt hervat."
(Bijlage III HIV.20)

Vlees van dieren waarbij een noodslachting buiten het slacht-
huis is uitgevoerd, mag alleen voor consumptie worden aan-
gewend wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan is:

• Een voor het overige gezond dier moet een ongeval hebben
gehad waardoor het om welzijnsredenen niet naar het
slachthuis kon worden vervoerd.

• Een dierenarts dient een ante-mortem keuring van het dier
te verrichten.

• Het bedwelmde en verbloede dier moet zonder nodeloos
uitstel onder hygiënische omstandigheden naar het slacht-
huis worden vervoerd.

• Indien er tussen de slacht en de aankomst bij het slachthuis
meer dan twee uur verstrijkt, moet het dier gekoeld wor-
den vervoerd wanneer de weersomstandigheden dit verei-
sen.

Wet- en regelgeving met betrekking tot de omgang met en transport
van wrak vee en de implicaties voor veehouder en practicus

M. Barten\\ P. Hours\' en L.J.A. Lipman^

-ocr page 429-

• De veehouder dient de volgende gegevens in een verkla-
ring aan te leveren aan het slachthuis: identiteit van het
dier, toegediende diergeneesmiddelen en andere behande-
lingen, data van toediening of behandeling en wachttijden.

• De dierenarts dient de volgende gegevens in een ver-
klaring aan te leveren: het gunstige resultaat van de ante-
mortem keuring, de datum en het tijdstip van en de reden
voor de noodslachting, de aard van de door de dierenarts
op het dier toegepaste behandeling.

Wanneer een veehouder vraagt om het uitvoeren van een spe-
ciale noodslachting door de praktiserend dierenarts, is deze
uitsluitend verantwoordelijk voor het juist noteren van de
ante-mortem keuring op de noodslachtverklaring. De uitein-
delijke keuringsbeslissing is en blijft echter de verantwoorde-
lijkheid van de VWA-keuringsdierenarts. Wanneer uit de
bevindingen van de ante-mortem keuring blijkt dat het dier
naar alle waarschijnlijkheid niet goedgekeurd zal worden
voor humane consumptie is het aan de dierenarts de vee-
houder te adviseren om het dier ter plaatse te euthanaseren
om onnodig lijden te voorkomen.

Transportverordening EC nr i /2005

"Dieren mogen alleen getransporteerd worden als deze
geschikt zijn bevonden voor de reis. De omstandigheden
moeten daarbij zo zijn dat onnodig lijden wordt voorkomen."
Gewonde of verzwakte dieren zijn in principe niet geschikt
voor transport. Dit geldt in het bijzonder als deze dieren niet
in staat zijn om zelfstandig te lopen zonder pijn of zonder
hulp. Verder worden dieren met een ernstige open wond of
prolaps, hoogdrachtige dieren (> negentig procent van de
draagtijd) en dieren die net (< één week) geworpen hebben
niet geschikt geacht voor transport.

"Echter, licht zieke of licht gewonde dieren kunnen geschikt
voor vervoer worden bevonden indien het ven\'oer geen extra
lijden veroorzaakt. In geval van twijfel moet hierbij veterinair
advies gezocht worden."

Deze verordening is niet van toepassing op veehouders die
hun eigen dieren met hun eigen transport en niet verder dan
50 km vervoeren en op transport door veehouders van dieren
die verplaatst moeten worden ten gevolge van geografische
omstandigheden.

Wel is art 3 en 27 van de verordening van toepassing waarin
onder andere gesteld wordt dat de dieren niet onnodig mogen
lijden, dat de dieren geschikt zijn voor de reis, dat het ver-
voersmiddel moet voldoen aan bepaalde eisen en dat de
dieren voldoende water, eten en rust krijgen.

Discussie

De omgang met wrakke dieren wordt sterk gestuurd door
wetgeving en economie. In de huidige situatie kunnen wrak-
ke dieren die geschikt zijn voor humane consumptie onder
voorwaarden die het dierwelzijn borgen op (reguliere) slacht-
plaatsen aangeboden worden. De afweging van kosten (onder
andere transport-, slacht- en keuringskosten) en baten (met
name opbrengst karkas) kan er echter toe leiden dat afvoer
naar een slachtplaats economisch gezien niet haalbaar is.
Naast deze groep wrakke dieren blijven ook wrakke dieren
die niet geschikt zijn voor humane consumptie, bijvoorbeeld
ten gevolge van zoönotische aandoeningen of behandeling
met diergeneesmiddelen, op de bedrijven achter. Voor deze
wrakke dieren is een tijdige euthanasie vaak gewenst om on-
nodig lijden te voorkomen. Een euthanasie van een wrak dier
door een dierenarts brengt echter directe kosten met zich mee
die bedrijfseconomisch gezien zoveel mogelijk beperkt of
vermeden zouden moeten worden. Het uit kostenoverwe-
gingen afzien of uitstellen van een euthanasie door een die-
renarts kan echter gemakkelijk ten koste gaan van het welzijn
van individuele wrakke dieren.

De dierenarts betrokken bij wrak vee heeft verantwoordelijk-
heden met betrekking tot borging van het dierwelzijn en
voedselveiligheid in zoverre hij/zij daar toe in staat is. Omdat
de veehouder echter de uiteindelijke verantwoordelijkheid
houdt over de beslissingen rondom de omgang met een wrak
dier blijft de rol van de praktiserend dierenarts vaak beperkt
tot advisering. Daarnaast speelt de dierenarts een belangrijke
rol in het signaleren van ontoelaatbare situaties zodat tijdig
de Algemene Inspectiedienst geïnformeerd kan worden. Om
het imago van de veehouderij inzake omgang met wrakke
dieren te beschermen zijn echter alle partijen gebaat bij een
oplossing waarin het economisch belang van de veehouder en
het belang van het individuele wrakke dier zo min mogelijk
uit elkaar liggen.

-ocr page 430-

U hebt een
vrij beroep in
loondienst.

Voorkom dat u bij
arbeidsongeschiktheid
een vrije val maakt.

Ontdek de voordelen van onze Vaste lastenverzekering.

Als u een vrij beroep hebt, valt uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid fors terug. Movir
kan zorgen dat uw maandelijkse vaste lasten zoals huisvesting, energie, telefoon, kinderopvang en
verzekeringen in ieder geval gedekt zijn. Met onze Vaste lastenverzekering worden deze privé-
lasten opgevangen. Want juist bij arbeidsongeschiktheid wilt u geen hoofdpijn hebben over uw
inkomen. Neem voor meer informatie over de Vaste lastenverzekering óf een van onze andere
loondienstverzekeringen contact op met uw verzekeringsadviseur. Of kijk op www.movir.nl.

Onderdeel van ING Ai)

Partner van Professionals. ITIOV1 f

-ocr page 431-

Kat in \'t bakkie

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Veterinair
tuchtrecht

Vreemd voorwerp in de buik

De jonge kater in kwestie houdt zich met ziek worden rede-
lijk aan kantooruren; hij is onrustig en loopt voortdurend
heen en weer naar de kattenbak. Drinken wil hij wel, maar
eten beslist niet en dat baart de eigenaar zorgen. Ze ziet het
een nacht aan maar als het vervolgens niet beter gaat, bezoekt
ze onmiddellijk haar dierenartsenpraktijk. Haar eigen dieren-
arts is niet aanwezig, maar wel zijn vaste waarnemer. De
waarnemer doet lichamelijk onderzoek en vindt
een harde ronde structuur midden in de
buik, zonder pijnreactie. Het zal dan wel
een darmobstructie met een vreemd
voorwerp zijn, is zijn conclusie,
en het is natuurlijk het beste om
dat voorwerp eruit te halen.
Hij legt mevrouw uit dat ze
de kat het beste in de prak-
tijk kan laten; haar eigen
dierenarts zal de volgen-
de ochtend de ingreep
verrichten.

Niet helemaal gerust
gaat de eigenares naar
huis. \'s Middags belt ze
toch nog even op naar de
praktijk en hoort van de
assistente dat het goed
gaat met de kat. Hij zit rus-
tig te wachten op zijn ope-
ratie en als de eigen dierenarts
terug is, zal die zeker nog even
naar het dier kijken.

Vreemd voorwerp in de praktijk

En op dat punt gaat het een beetje mis. De
waarnemer vergeet aan de vaste derenarts te ver-
tellen dat er een kat in opname zit en heeft ook geen aanteke-
ningen gemaakt van het onderzoek of van zijn bevindingen.
De vaste dierenarts weet dus helemaal niet dat er een kat zit
te wachten en gaat aan het eind van de dag in alle onschuld
naar huis. De volgende ochtend wacht hem in zijn praktijk
een nare verrassing: in een hok ligt een dode kat. Hoe kan
dat? Bij navraag bleek het de kat met een darmobstructie te
zijn, maar daar wist hij niets vanaf En waarom is die kat in-
eens overleden? De eigen dierenarts verricht sectie, waaruit
blijkt dat het dier geen darmobstructie had, maar een
urethraobstructie. Daardoor leed de kat aan uremie en dat
nachtje uitstel was dodelijk. De dierenarts belt nog wel even
zijn waarnemer om door te geven dat zijn diagnose een beetje
naast de bak was, maar de waarnemer kan niet veel meer
doen dan zijn excuses aanbieden.

Er zijn onderwerpen die de dubieuze
eer hebben regelmatig reden te zijn
voor klachten door eigenaren. Niet
alert zijn bij katten met piasproble-
men is er zo een, laat staan het dier
een nachtje zonder toezicht laten
liggen...

Obstructie in de diagnose

Nog geen drie weken later ligt er een klacht bij het Tucht-
college, over de waarnemer wel te verstaan. Deze dierenarts
heeft laten weten dat het wat hem betreft echt leek op een
niet-spoedeisende darmobstructie. Het spijt hem dat hij er-
naast heeft gezeten met zijn diagnose. De feiten zijn daarmee
wel duidelijk en voor het Tuchtcollege aanleiding om zeer
duidelijke kritiek te leveren op de diagnostiek: "Als een ge-
castreerde kater bij voortduring persdrang vertoont en er
sprake is van een dikte in de buik, behoort een dierenarts te
weten dat de eerst in aanmerking komende diffe-
rentieeldiagnose \'urethraobstructie\' is. Deze
diagnose dient, zo nodig, te worden be-
vestigd door röntgenologisch onder-
zoek."

Slecht of Slechts

Alleen al het feit dat de die-
renarts deze difFerentieel-
diagnose buiten beschou-
__ wing heeft gelaten,
maakt dat de dierenarts
in de ogen van het Tucht-
college onjuist heeft ge-
handeld. En stel nu dat
het toch een darm-
obstructie was geweest?
Ook een darmobstructie
kan binnen vierentwintig
uur lijden tot de dood van
het dier, dus moeten ook
met die waarschijnlijkheids-
diagnose röntgenfoto\'s worden
gemaakt. En natuurlijk stel je als
waarnemer vervolgens ook de eigen
dierenarts op de hoogte en zorg je voor
goede aantekeningen in een patiëntenver-
slag. De kat wegzetten en vertrekken in de hoop
dat het de volgende ochtend wel goed komt, dat is echt te
weinig. Het Tuchtcollege vindt deze nalatigheden zeer kwa-
lijk, maar omdat de dierenarts schriftelijk aangeeft zijn fout
te hebben ingezien, blijft het bij slechts een berisping. Dat is
opmerkelijk, aangezien in de beginjaren van het Tuchtcolle-
ge een waarschuwing werd beschouwd als de meest milde
maatregel. Dat nu expliciet wordt aangegeven dat er \'slechts\'
een berisping wordt opgelegd, doet vermoeden dat voor dit
soort evidente nalatigheden boetes of andere zwaardere
maatregelen op de loer liggen...

-ocr page 432-

Johan Klein IHaneveld

In het weekeinde van 12 augustus 2006 berichtten de
media dat twee jonge sperweruilen in Diergaarde
Blijdorp waarschijnlijk waren gestorven aan de ook voor
mensen gevaarlijke H5Nl-variant van de vogelgriep. Ver-
volgonderzoek kon de eerste positieve PCR-resultaten
echter niet bevestigen. De kans dat er sprake was van
aviaire influenza lijkt achteraf gezien erg klein.

"Op 27 juli werd een van onze vier jonge sperweruilen ziek",
vertelt Willem Schaftenaar, dierenarts van Diergaarde Blij-
dorp te Rotterdam. "Hij zat met de kop 180 graden gedraaid
en wilde niet eten. Een paar dagen later kreeg nummer twee
symptomen en nog een week later nummer drie." De moeder
van deze dieren had twee jaar eerder aan precies dezelfde
symptomen geleden. Zij kwam er weer bovenop met een an-
tibioticakuur en dwangvoedering. Ditmaal mocht de behan-
deling echter niet baten. Op 9 augustus stierf de uil die als
tweede ziek was geworden. De sectie was in volle gang toen
de tweede dode uil werd binnengebracht.

Zieke vogels

Schaftenaar verrichtte de sectie samen met dierenarts Joost
Philippa, promovendus onder viroloog Ab Osterhaus, die
onderzoek doet naar vaccinaties bij dierentuindieren. "We
vonden macroscopische afwijkingen in de longen, de pan-
creas en de hersenen. Het beeld kwam overeen met een para-
myxovirusinfectie, met in de verte als mogelijkheden West
Nile virus of aviaire influenza." Tijdens de laatste vaccinatie-
ronde tegen vogelgriep waren deze uilen nog niet geboren.
Om een diagnose te kunnen stellen, bracht Philippa in over-
leg met Osterhaus materiaal van beide dieren naar het labo-
ratorium van het Erasmus Medisch Centrum (EMC). De eer-
ste resultaten gaven een positieve uitslag voor paramyxovirus
en een negatieve uitkomst voor influenza (H5N1). "Maar er
was een klein signaal in de PCR-test. En de volgende mor-
gen was de uitslag uit de PCR voor beide vogels positief voor

influenza en negatief
voor paramyxo."
Deze resultaten wer-
den later bevestigd
door het CIDC-labo-
ratorium in Lelystad.
Er werd aangifte ge-
daan van een moge-
lijke uitbraak van
aviaire influenza.
"Op de dag dat de
uitslag van de eerste
twee exemplaren
bekend werd, begon
de vierde sperweruil
met zijn kop te draai-
en", vervolgt Schaf-
tenaar. "We besloten
de laatste twee zieke
vogels te euthanase-
ren. Het sectiebeeld kwam overeen met de eerste twee, met
name de stuwing in de hersenen." Deze twee vogels gingen in
hun geheel naar het laboratorium van Osterhaus. Ditmaal
werden bij de voorbereiding voor de PCR extra maatregelen
genomen tegen eventuele besmetting vanuit het laboratorium.
"Diezelfde avond kwamen medewerkers van de VWA, de
GGD en professor Osterhaus bij elkaar in Blijdorp. We beslo-
ten om pas verdere maatregelen te treifen als de resultaten
van het CIDC binnen waren."

Wel of geen vogelgriep in Blijdorp?

De volgende dag bleken de PCR-tests voor de laatste twee
uiltjes negatief voor H5N1-influenza. Maar voor de eerste
dieren vond ook het CIDC een positieve uitslag. De dieren-
tuin werd officieel verdacht verklaard en het nationale Out-
break Management Team werd erbij betrokken. "Om de ver-
spreiding van het virus te onderzoeken nam mijn collega
Marian Mensink onder toezicht van de VWA uitstrijkjes van
de cloaca en de keel bij 78 niet-gevaccineerde vogels in de
dierentuin. En van 56 niet-geënte vogels werden bloedmon-
sters genomen. Ook onderzochten ze vogels bij verzorgers
thuis en kregen alle contactpersonen als voorzorgsmaatregel
een kuur met Tamiflu."

Twijfelachtige resultaten

Bij de dierenartsen van Diergaarde Blijdorp bestond al vanaf
het begin twijfel over de diagnose aviaire influenza. Niet al-
leen waren de laatste PCR-resultaten negatief, maar ook gaf
de immunohistochemie bij alle vier de vogels geen bevesti-
ging, net zo min als tests voor antistoffen in het bloed. "Dat is
vreemd", aldus Schaftenaar. "Een van de laatste twee uiltjes
begon net te herstellen. Je zou verwachten dat juist die anti-
stoffen zou produceren." Ook alle contactdieren waren nega-
tiefvoor H5N1-influenza. Het lukte in geen van de gevallen
om het virus te kweken. "Je kunt dus niet met uitgestreken
gezicht zeggen dat dit een duidelijk geval was van H5N1-
besmetting."

Een alternatieve verklaring voor de eerste positieve PCR-uit-
slagen is een besmetting met virus op het laboratorium, waar
vaker met aviaire influenza wordt gewerkt. Er hoeft maar een
spoortje DNA in het orgaanmateriaal te komen en het wordt
door de PCR vermenigvuldigd. Om dit uit te sluiten werd de
baseparenvolgorde van het virale DNA uit de twee sperwer-
uilen vergeleken met die van de laboratoriumstam. "Het
CIDC en het EMC constateerden een verschil van één nu-
cleotide", constateert Schaftenaar. "Volgens het Outbreak
Management Team is containinatie in het laboratorium on-
waarschijnlijk, maar kan het niet worden uitgesloten."

Doodsoorzaak onbekend

Het is nog niet zo eenvoudig om vogelgriep als mogelijkheid
uit te sluiten. "Uit proeven bij duiven blijkt dat niet alle dieren
antistoffen produceren na een kunstmatige besmetting met
het vogelgriepvirus", licht Schaftenaar toe. "Dit geldt ook
voor andere vogelsoorten." Daarnaast zijn sommige vogel-
soorten klaarblijkelijk eindgastheer voor het virus. "Na een
infectie ontwikkelen ze een ontstekingsreactie en krijgen ze
ziekteverschijnselen, maar het complete virus is niet meer in

-ocr page 433-

het weefsel terug te vinden. Dit kan ook opgaan voor sper-
weruilen. Dit is dus de officiële verklaring voor de tegenstrij-
dige resultaten."

Maar volgens Schaftenaar is een vogelgriepinfectie nog
steeds onwaarschijnlijk. "Hoe had het virus bij de uilen kun-
nen komen?", wil hij weten. "Ze leven niet op de grond, maar
zitten op takken. En ze leven in een volière waar geen andere
vogels bij kunnen. Bovendien is er in Nederland nooit eerder
een H5Nl-uitbraak geweest. En dan zou het virus binnen-
komen in een dierentuin waar bijna alle vogels ertegen geënt
zijn? Die kans is vrijwel nihil." In dezelfde periode bleken er
in Rotterdamse grachten dode eenden te drijven. Die zijn ook
op vogelgriep onderzocht. "Ze waren allemaal negatief
Waarschijnlijk hadden ze botulisme."
Het blijft dus een raadsel wat de sperweruilen onder de leden
hadden. Schaftenaar: "We constateerden een plaag van grote
luisvliegen bij de vogels. Ze zaten helemaal onder. Als je de
veren uit elkaar duwde, werd je aangevallen. Bij het dier dat
twee jaar geleden ziek was, was hetzelfde aan de hand. Mis-
schien hebben deze vliegen een toxine of een nog onbekende
ziekteverwekker overgebracht."

Dubieuze gronden

De hele situatie roept bij de dierenarts ongemakkelijke herin-
neringen op aan de gedwongen euthanasie van achthonderd
vleermuizen wegens een vermoede rabiësbesmetting in 1997.
"We hadden zestig dieren geëxporteerd naar een dierentuin
in Denemarken. Daar vond men er twee dood in een ventila-
tiebuis. Die werden via de immunofluorescentietest (IFT) ge-

test en er kwam een positief resultaat uit voor rabiës." In
Blijdorp waren nooit symptomen van hondsdolheid waarge-
nomen. Toch werden meer dan 250 dieren afgemaakt voor
onderzoek. Schaftenaar: "In één werd een positief PCR-
resultaat gevonden voor het Europese lyssavirus, een nauwe
verwant van het klassieke hondsdolheidvirus."
De IFT blijft nog steeds de gouden standaard voor de diag-
nostiek van rabiës en niet de PCR. "De IFT was op het CIDC
niet overtuigend positief te krijgen. Toch besloot de Inspectie
Volksgezondheid dat we alle overgebleven vleermuizen
moesten afmaken." Veertig levende vleermuizen werden naar
het RIVM gebracht voor proefnemingen. "Elk dier dat daar
kunstmatig werd geïnfecteerd met het uit Denemarken opge-
stuurde lyssavirus, kreeg binnen een week symptomen en
overieed", verklaart Schaftenaar. "De controledieren bleven
symptoomvrij. Bij de PCR-test op rabiës waren voor al hun
organen de uitslagen negatief." Ook honderd van de geëutha-
naseerde vleermuizen werden onderzocht op rabiës. "Bij zes-
tig procent vond men in één of meer organen een positieve
PCR, maar de dieren waren symptoomvrij."
Later kwam Schaftenaar te weten onder welke omstandig-
heden de eerste test in Denemarken had plaatsgevonden. "Dat
was op de laatste dag voor de zomervakantie en de als enige
aanwezige laborant zette nog even snel de proef in." Een
situatie waarbij een monsterverwisseling of fouten makkelijk
kunnen optreden.

Dilemma

Als dubieuze testresultaten zulke drastische gevolgen hebben,
komt de dierenarts voor een dilemma te staan. Schaftenaar:
"Wanneer trekje aan de bel?" Dit keer zijn er bij het nemen
van bloedmonsters twee vogels overleden, een flamingo en
een rijstvogeltje. "Vervolgens blijkt achteraf dat de deskun-
digen aan de resultaten twijfelen. Daar wordt je niet blij van.
PCR is een fantasdsch instrument, maar het is wel link."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

-ocr page 434-

Miel Bingen

Er Is een duidelijk verband tussen
kinder- en dierenmishandeling.
Enige jaren geleden heeft de
KNMvD een initiatief ontplooid
om te kijken of deze relatie kan bij-
dragen aan de preventie van de
mishandeling van kind en dier. Het
initiatief kreeg 30 oktober 2006 een
vervolg tijdens een gesprek tussen
vertegenwoordigers van de KNMvD en Forum Educatief,
het kenniscentrum voor forensische geneeskunde en ge-
dragswetenschappen.

Uit onderzoek blijkt dat er een relatie bestaat tussen kinder-
en dierenmishandeling. Met name de Amerikaan Frank Asci-
one heeft veel gepubliceerd over de relatie tussen de verschil-
lende slachtoffergroepen van huiselijk geweld. Dezelfde
mensen die hun kind mishandelen blijken vaak degenen te
zijn die ook hun dier maltraiteren. Reden om te kijken hoe
kinder- en dierenartsen met elkaar kunnen samenwerken om
sneller mishandeling te signaleren.

Deze vraag stond dan ook centraal tijdens een gesprek dat op
initiatief van kinderarts Ad Bosschaart van Forum Educatief
in Utrecht werd gehouden. Namens de KNMvD namen be-
stuurslid Leen den Otter en bureaumedewerker Joost van
Herten deel aan het gesprek. Forum Educatief werd naast Ad
Bosschaart vertegenwoordigd door forensisch geneeskundige
Huub Nijs.

Interview

Indicaties voor dierenmishandeling waarbij ook gedacht
moet worden aan eventuele kinderen in het gezin

De diereigenaar heeft een onwaarschijnlijk of onvolle-
dig verhaal en/of verandert van verhaal.
Er zit veel tijd tussen het moment dat een blessure op-
treedt en het moment dat de eigenaar diergeneeskun-
dige hulp zoekt.

Eenzelfde aandoening treedt herhaaldelijk op.
De aard van de blessure en het verhaal van de eigenaar
lijken niet met elkaar in overeenstemming te zijn.
Letsels die niet passen bij de leeftijd en ontwikkelings-
fase van het dier

Multipele fracturen in verschillende botten en verschil-
lende stadia van genezing.
Gezinnen die steeds wisselen van dierenarts.
Letsels met een duidelijk patroon (stokslagen, voetaf-
drukken, sigarettenpeuk verbrandingen et cetera.)

dieren worden aangeschaft
verdwijnen\'.

Gezinnen waar steeds
en oudere dieren \'uit het
Verwaarloosde dieren.
Eigenaar is onverschillig over de letsels van zijn/haar
huisdier

Onderschat

"Kindermishandeling is een groot probleem dat vaak onder-
schat wordt", legt Bosschaart uit. "Het gaat niet om inciden-
ten. Uit onderzoek blijkt dat er tussen de vijftig- en tachtig-
duizend kinderen per jaar mishandeld worden. Een
conservatieve schatting gaat er vanuit dat veertig tot vijftig
kinderen overlijden aan de gevolgen hiervan, waarschijnlijk
zijn het er meer. Zowel kwantitatief als kwalitatief is er zon-
der meer sprake van een groot probleem."
Toch is het vaak niet makkelijk om mishandeling te herken-
nen legt Huub Nijs uit. "Als arts ben je gewend om af te gaan
op wat mensen je vertellen. Helaas is dit niet bevorderlijk
voor het onderkennen van mishandeling. Een kritische geest
is erg belangrijk om te zien of een kind inderdaad gevallen is
of dat er iets anders aan de hand is. Je kan er vanuit gaan dat
de ouder niet de waarheid zal vertellen als hij bij zijn of haar
huisarts komt met een mishandeld kind. Daarom is het ant-
woord op de vraag of het letsel wel kan worden veroorzaakt
door het ongeluk dat beschreven wordt een belangrijke bron
van informatie."

Signaleren en anticiperen

Hoewel dierenartsen vaak op min of meer gelijke wijze pro-
beren dierenmishandeling te onderkennen en te signaleren is
mishandeling niet iets dat een gemiddelde dierenarts vaak te-
genkomt, merkt Joost van Herten op. "In de jaren dat ik in de
praktijk heb gewerkt ben ik misschien één keer een geval te-
gengekomen waarvan ik dacht dat er echt serieus iets mis
was. Eigenaren die hun dieren mishandelen komen misschien
ook niet snel bij een dierenarts. De recente aandacht voor het
onderwerp heeft wel mijn ogen geopend. Wil de dierenarts
een bijdrage leveren aan dit maatschappelijk probleem dan
moeten we hem eerst bewustmaken van de relatie dierenmis-
handeling en huiselijk geweld. Ook de dieren- en honden-

Kinder- en dierenmishandeling gaan vaak hand in hand

-ocr page 435-

"MAG HIJ MEE
DE GRENS OVER,
DOKTER?!"

■> \\\\

fiiiM

iim

\'■■s,-^---

BEPALING RABIËSTITER

bescherming kunnen een belangrijke rol spelen omdat zij
aangiftepunten voor dierenmishandeling hebben."
Leen den Otter merkt nog een tweede probleem op waar de
aandacht in de toekomst naar moet uitgaan. Hoe signaleer en
meld je nu een mogelijk geval van mishandeling? Hoewel een
dierenarts zich formeel niet kan beroepen op een zwijgplicht
is er wel degelijk sprake van een vertrouwensrelatie die die-
renartsen zeer serieus nemen.

Ad Bosschaart legt hierop uit dat hij ook niet verwacht van
een dierenarts dat deze op basis van een weinig concreet ver-
moeden aangifte bij de politie doet. Een informeel gesprek
met een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
zou veel eerder een bruikbare weg zijn. Een contact met een
AMK zou dan ook meer de vorm van een informerend ge-
sprek moeten hebben dan van een officiële melding.
Al met al lijkt een nauwere samenwerking tussen dieren- en
kinderartsen erg nuttig in het bestrijden van mishandeling.
De ontmoeting in Utrecht gaat dan ook zeker een vervolg
krijgen in de hoop dat beide groepen verder kunnen bijdragen
aan het voorkomen van dieren- en kindermishandeling.

$^0 Volledig EU-erkend, geldig voor alle
landen (muv Japan)

$00 Insturen: Rabiës-aanvraagformulier
0,5 ml. serum

^0 Gratis verpakkingsmateriaal en
ophalen door de koerier

Ut

Uitslag binnen 7-10 dagen
Kostprijs € 43,20 (ex BTW)

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

Vet-Med-Lab^\'

LABORATORIES

Tijdens de ontmoeting in Utrecht is besloten een literatuur-
studie te laten verrichten naar het verband tussen kinder-
en dierenmishandeling. Studenten die geïnteresseerd zijn
om de studie te verrichten kunnen zich melden bij Leen
den Otter (denotter@vetweb.org)

Vet-Med lab - a division of IDEXX Laborafories BV
Centraal nummer (ma t/m vrij 9.00-17.00u) 00800-12724691

of via tel: 020- 6554979 • fax: 00800-12343333
email: infonl@vetmedlab.com

-ocr page 436-

Een oproep van de Dierenbescher-
ming afdeling Zutphen voor dieren-
artsen voor een dierenhulpproject
in India; een pas afgestudeerde die-
renarts en een laatstejaars studente
diergeneeskunde die hun tijd nuttig
willen gaan besteden. Waar kan dat
beter dan in India, waar het dieren-
leed groot is? Dus vertrokken wij
in december 2005 naar Zuid-India om daar de Karuna
Society for Animals and Nature te ondersteunen.

In India leven meer dan 25 miljoen zwerfhonden. Zieke of
aangereden dieren, verhongerende puppies, niemand keek
naar ze om. Clementien Pauws, een Nederlandse vrouw die
elf jaar geleden in India is gaan wonen, trok zich dit dieren-
leed aan en begon de zieke dieren mee te nemen naar huis om
ze te verzorgen. Dit initiatief groeide uit tot de stichting
Karuna Society for Animals and Nature. Een van de doelstel-
lingen van Karuna is het gratis verstrekken van medische
hulp aan dieren en het opvangen van elk hulpbehoevend dier.
Elke dag komen er allerlei dieren voor behandeling naar de
kliniek van Karuna. Het gaat hierbij voornamelijk om hon-
den, maar daarnaast zagen we ook regelmatig katten, ezels,
geiten, schapen, buffels, koeien en wilde dieren zoals apen en
vogels. De behandeling bestaat uit het schoonmaken van
wonden, het geven van infusen en medicijnen, het aanleggen
van verbanden, het spalken van gebroken poten, maar ook het
verrichten van de noodzakelijke operaties.
Verder voert Karuna een sterilisatieproject. Voor dit project
komen elk weekend locale dierenartsen naar de kliniek om
(zwerfhonden te steriliseren. Deze honden worden later weer
uitgezet. De stichting heeft voor de verzorging van de dieren
tien Indiërs in dienst. Zij zijn erg bedreven in het behandelen
van de dieren. Clementien Pauws heeft echter geen dierenarts
in dienst en wilde graag vanuit Nederland een dierenarts laten
overkomen.

Berichten

verslagen

Vaccineren op straat
Dierenarts in India

Deborah Schouten en Esther Korteweg

Maden

Werken in India was een overweldigende ervaring. Niets
paste binnen de grenzen die we als gewoon kenden: de dieren
zelf, de mensen, het gebrek aan besef van hygiëne, de medi-
cijnen, de wondbehandeling, de ziektes... Veel Nederlandse
gebruiken moesten we laten varen, om daarna de Indiase ma-
nieren te leren.

Bij Karuna heeft elk dier recht op medische verzorging.
Euthanasie wordt alleen toegepast als er echt sprake is van
ondraaglijk lijden van het dier, niet omdat het toevallig beter
uitkomt voor de mensen. Bij de kliniek van Karuna lopen
permanent ongeveer tachtig honden rond, waarvan een ge-
deelte dagelijks verzorging nodig heeft. Ongeveer tien hon-
den zijn blijvend verlamd aan de achterpoten en slepen ermee
over de grond. Om wonden te voorkomen, worden om de
achterpoten verbandjes aangelegd, die iedere dag worden
verwisseld, niet alleen vanwege slijtage, maar ook vanwege
de maden. Iedere wond vraagt om dagelijkse wondreiniging,

anders weten de maden er wel
raad mee! Menigmaal wordt
dan ook een straathond bin-
nengebracht met een wond
vol maden. We leerden deze
dieren te behandelen met een
injectie ivermectine, de wond
te reinigen met terpentine
(dan kruipen de maden eruit)
en vervolgens af te dekken
met hexachloridezalf en ver-
band, zodat de volgende dag
de rest van de maden er dood
konden worden uitgehaald.
Een antibioticumkuur en pijn-
stilling zijn hierbij ook nood-
zakelijk. Het was on-
gelooflijk te zien hoeveel
maden in een wond kunnen
huizen en hoe diep ze de huid
kunnen ondermijnen. Een en-
kele maal was het wegsnijden
van de gehele wond en daarna
genezing per primam een mo-
gelijkheid.

-ocr page 437-

Ehrlichiose

Verder hebben we leren omgaan met teken en de door teken
overgebrachte ziekte ehrlichiose. Middelen als Frontline® en
amitraz (die we in beperkte mate hadden) hebben hierbij nau-
welijks zin, handmadg verwijderen was de enige, kortduren-
de, oplossing. Ehrlichiose wordt in India \'tick fever\' genoemd
en manifesteert zich als een koortspiek (> 40 "C), anorexie en
soms bloedingen (uit de neus, in het oog, bij de ontlasting)
door trombocytopenie. Er zijn bij Karuna geen diagnostische
mogelijkheden om deze ziekte vast te stellen en therapie
wordt ingesteld op grond van de symptomen. De eerste drie
dagen gaven we
Oxytetracycline via infuus gevolgd door een
maand doxycycline oraal. Meestal is er na de eerste dag al
een enorme klinische verbetering waarneembaar, maar helaas
worden sommige dieren in een te laat stadium aangeboden.

Distemperen rabiës

Andere ziektes als distemper en rabiës zijn in India ook aan
de orde van de dag. Distemper begint vaak met purulente
neus- en ooguitvloeiing, respiratieklachten en koorts (bifa-
sisch), maar kan eigenlijk alleriei vormen aannemen en ge-
paard gaan met zenuwverschijnselen en maagdarmklachten.
De neurologische klachten lopen uiteen van myocloniën,
parese/paralyse en convulsies. Soms kan de ontwikkeling van
de ziekte snel gaan, waarbij de convulsies ondanks valium
frequenter en erger worden en een verlossend spuitje de enige
oplossing is. Honden die opknappen, maar hersenverschijn-
selen hebben gehad, houden er doorgaans \'chewing-gum fits\'
en andere onwillekeurige spierbewegingen aan over. De die-
ren zelf lijken hier geen last van te hebben, maar helaas heeft
dit soms tot gevolg dat de eigenaren de hond niet meer willen
hebben. De verhouding van Indiërs tot hun dieren is totaal
anders dan we in Nederland gewend zijn. Verwaarlozing is
overal te zien, alhoewel sommigen ook echt wel het beste met
hun dieren voorhebben.

Net zoals bij distemper zijn de symptomen van rabiës zeer
uiteenlopend. In Nederland komen we ook met deze ziekte
niet in aanraking en moeten we het doen met videomateriaal.
In India sterven echter elk jaar nog dertigduizend mensen aan
rabiës. Het dodental onder honden ligt nog veel hoger. Zodra
een mens of dier symptomen van rabiës vertoont, is er geen
behandeling meer mogelijk en zal de ziekte fataal aflopen. De
symptomen zijn in het algemeen neurologisch (ononderbro-
ken huilen, dringen, bijten in alleriei materiaal, zonder reden
aanvallen of paralyse), maar soms ook atypisch. Menigmaal
wordt een dier aangeboden met anorexie en koorts, en wordt
behandeling ingezet, maar na een paar dagen begint het dier
plotseling te huilen, vertoont raar gedrag en valt even later
dood neer. Rabiës! En dan zijn medewerkers en andere dieren
dagenlang aan deze ziekte blootgesteld geweest.
Vaccineren is dus uitermate belangrijk. Alle dieren die aan-
geboden worden en weer gezond naar huis gaan, en de teeQes
die komen voor sterilisatie, worden gevaccineerd tegen rabi-
es. Tevens hebben we op straat veel reuen gevaccineerd, die
met een rode stip op het voorhoofd werden gemarkeerd, tot
hilariteit van de Indiërs zelf.

Hard werken

Naast alle behandelingen van zieke en opgenomen dieren
hebben we ook veel geopereerd. We deden veel sterilisaties
van honden (voornamelijk via de flank), keizersneden (zie
foto), hechtingen van wonden, poot- en staartamputaties, cor-

recties van hernia\'s en enucleatie bulbi, enzovoorts. Omdat
de kliniek door een Nederiandse is opgezet, is de steriliteit op
de OK gelukkig goed.

Het was hard werken, de maanden dat we er waren, maar het
was fantastisch om deel uit te maken van het enthousiaste
team van de kliniek en op deze manier een bijdrage te leveren
aan het verminderen van dierenleed in India.

Karuna is voor haar werk geheel afhankelijk van donaties.
Elke bijdrage is daarom welkom. U kunt uw bijdrage over-
maken op giro
3767.41.775 ten name van Karuna. Tevens
is de afdeling Zutphen van de Dierenbescherming op zoek
naar dierenartsen die per november voor minstens een
halfjaar voor Karuna willen werken. Meer informatie over
Karuna is te vinden op
www.karunasociety.org (helaas
is de site niet helemaal \'up to date\') of neem contact op
met Deborah
fdemail.deborah@gmail.comj of Esther
(estherkorteweg@yahoo.co.ukj.

-ocr page 438-

De Commissie Ethiei< van de KNMvD
ineefi onder meer als doel de discus-
sie over ethische kwesties binnen de
diergeneeskunde te bevorderen. Met
deze nieuwe rubriek in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
wil de Com-
missie Ethiek een bijdrage leveren aan
de discussie over en de omgang met
ethische dilemma\'s in de dierenart-
senpraktijk. Een keer per kwartaal zullen we aan de hand van
een casus een onderwerp bespreken waar dierenartsen in de
dagelijkse praktijk tegenaan kunnen lopen en mogelijke oplos-
singen aandragen.

De heer Keijzer * biedt een jonge poes, Pien, aan ter castra-
tie. Bij het pre-anesthetisch onderzoek blijkt dat Pien opge-
zette tepels heeft en waarschijnlijk drachtig is. Palpatie van
de buik bevestigt deze indruk. Aan de hand van een röntgen-
foto wordt vastgesteld dat het gaat om een ongeboren kitten
van ongeveer acht weken oud. Meneer Keijzer was niet op
de hoogte van de zwangerschap, maar heeft geen behoefte
aan een levend kitten. Hij vraagt de dierenarts, mevrouw
Oudkerk, de castratie toch uit te voeren en het kitten te
euthanaseren.

Overwegingen

Morele afweging

Mevrouw Oudkerk heeft moeite met het euthanaseren van
een gezond dier, ook (of misschien wel juist) als het een nog
ongeboren kitten betreft. Dit heeft te maken met een alge-
meen respect voor het leven; op deze wijze ingrijpen stuit
haar tegen de borst. Dit brengt mevrouw Oudkerk in conflict
met de wens van meneer Keijzer. Hij is uiteindelijk als eige-
naar verantwoordelijk voor de gezondheid en het welzijn
van zijn huisdier. Maar wat is de rol van de dierenarts? Moet
ze aan de abortus meewerken? Als ze weigert is ze mis-
schien een klant kwijt. Meneer Keijzer zal waarschijnlijk
naar een collega gaan die hier minder moeite mee heeft. Wat
schiet mevrouw Oudkerk daarmee op?

Richtlijnen van de beroepsgroep

Anderzijds heeft mevrouw Oudkerk een eigen professionele
verantwoordelijkheid ten opzichte van Pien, die onder haar
behandeling is. In onze Code voor de dierenarts (artikel 6 en
10) staat duidelijk aangegeven dat een dierenarts zich in zijn
handelen laat leiden door het bevorderen van de gezondheid
en het welzijn van het dier, met inachtneming van diens ei-
gen waarde. Onnodig leed bij dieren of afbreuk aan het wel-
zijn moet worden voorkomen. Maar ook moet men rekening
houden met de belangen van de diereigenaar, in dit geval
meneer Keijzer. Welke overweging weegt nu zwaarder?
In 1992 verscheen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
een notitie van de Commissie Ethiek over de morele afweging
waar een dierenarts voor komt te staan bij het euthanaseren
van gezelschapsdieren. De strekking van deze notitie was dat
men bij euthanasie van gezelschapsdieren uitgaat van het

♦Alle namen in dit artikel zijn gefingeerd.

Abortus bij een drachtige poes

\'nee, tenzij\'-principe. Alvorens tot euthanasie over te gaan
worden alle alternatieven en de gevolgen die daaraan verbon-
den zijn, afgewogen en met de eigenaar besproken. Daarbij
spelen persoonlijke waarden en normen een rol, zowel die
van de dierenarts als die van de eigenaar. Een algemene richt-
lijn die alle voorkomende situaties bij euthanasie of in dit ge-
val abortus omvat, is helaas moeilijk te geven.

Wettelijk kader

Het uitgangspunt is artikel 43 van de Gezondheids- en wel-
zijnswet voor dieren (GWWD) uit 1992. In dit artikel staat
dat het verboden is om gehouden dieren te doden in andere
dan bij Algemene maatregel van bestuur (AmvB) aangewe-
zen gevallen. Het is dus verboden dieren te doden tenzij de
wet dat toestaat. Deze AmvB is tot op heden echter niet in-
gevuld en als gevolg daarvan is het doden van dieren in an-
dere dan door de wet toegestane gevallen vooralsnog niet
strafbaar. Wel ontwikkelde het ministerie van LNV in 1997
een afwegingskader voor het doden van dieren. Dit model is
nooit in de wet opgenomen.

Artikel 44 gaat vervolgens nader in op de manier waarop
dieren moeten worden gedood. Vreemd genoeg is dit artikel
wel ingevuld, door middel van het Besluit doden van dieren
van 16 mei 1997. Dit besluit richt zich vooral op productie-
dieren en biedt waarborgen voor het doden op een stressloze
en pijnloze manier.

Voor gezelschapsdieren bestaan dus eigenlijk geen goede
regels waaruit blijkt of zij gedood mogen worden en onder
welke omstandigheden. Ook over het aborteren van dieren
of over de leeftijd tot wanneer dit zou mogen, is niets vast-
gelegd. De wet schrijft in ieder geval wél voor dat het doden
van dieren dient te gebeuren door een deskundige. Een eige-
naar die zijn eigen (gezelschaps)dier doodt is dus in overtre-
ding. Kortom, de artikelen 43 en 44 uit de GWWD bieden
in deze casus onvoldoende houvast.
Nu stelt de GWWD door middel van artikel 36 dat het zon-
der redelijk doel (of met overschrijding van wat voor het be-
reiken van zodanig doel toelaatbaar is) verboden is bij een
dier pijn of letsel te veroorzaken. Je mag dus gelukkig niet
zomaar alles met dieren doen. Maar wat is een redelijk doel?
Er is in de wet geen concrete bepaling te vinden waarop een
dierenarts zich zou kunnen beroepen om de wens van de ei-
genaar te weigeren.

Kan een dierenarts nu op basis van de eigen normen en
waarden weigeren een bepaalde diergeneeskundige hande-
ling te verrichten? Zolang er geen diergeneeskundige nood-
zaak is en het dierenwelzijn niet in het geding is, kan een
dierenarts besluiten een operatie niet uit te voeren. In andere
gevallen loopt hij het risico tuchtrechtelijk te worden aange-
sproken.

Mogelijke oplossingen

Uit onderzoek blijkt dat men het doden van dieren over het
algemeen acceptabel acht wanneer er sprake is van uitzicht-
loos lijden en bij het verkrijgen van voedingsmiddelen van
dierlijke oorsprong. In deze gevallen zou men kunnen uitgaan
van het \'ja, mits\'-principe. In alle andere gevallen geldt het
\'nee, tenzij\'-principe. Bij gezelschapsdieren ligt de verant-

-ocr page 439-

woordelijkheid voor de beslissing een dier te doden bij de ei-
genaar en de dierenarts gezamenlijk. In deze casus is sprake
van een gezond dier zonder uitzichtloos of ondraaglijk lijden.
De insteek die hier zou kunnen worden gekozen, is om samen
met de eigenaar naar alternatieven te zoeken. Dit klinkt mak-
kelijker dan het is. De eigenaar heeft namelijk zoals gezegd
geen behoefte aan een kitten en wil niet echt meewerken. De
poes zou allereerst de gelegenheid moeten krijgen op norma-
le wijze te bevallen. Pas daarna zou het kitten eventueel el-
ders opgevangen kunnen worden. Een complicerende factor
is dat het een hele opgave is een kitten zonder moeder(melk)
te laten opgroeien en dat dit niet altijd goed afloopt. Boven-
dien is het de vraag of het welzijn van het kitten hierbij ge-
baat is. En verder: wie gaat dit doen? De dierenarts of het
asiel? Alleen als het lukt de eigenaar te overtuigen het kitten
tot een leeftijd van zeven weken bij de moeder te laten, wordt
het elders opvangen van het kitten een reële mogelijkheid.
Uiteindelijk vraag deze oplossing van de zijde van de dieren-
arts heel wat overtuigingskracht om de eigenaar over te halen
zijn verzoek in te trekken. En het betekent misschien ook dat
dierenarts Oudkerk zich er min of meer aan verbindt deze
eigenaar te begeleiden in het vinden van een goed tehuis
voor het kitten.

Discussie

Graag hoort de Commissie Ethiek de mening van lezers over
dit dilemma. Stuur reacties naar de redactie van het
Tijd-
schrift
voor Diergeneeskunde {tijdschrift@knmvd.nl). De
commissie is blij met suggesties voor onderwerpen. Lezers
die in de praktijk tegen ethische vraagstukken aanlopen,
kunnen hun suggestie toesturen aan de Commissie Ethiek
(/. van. herten@knmvd. nl).

Literatuur

Code voor de Dierenarts. KNMvD, oktober 2005. (www.knmvd.nl
onder KNMvD, publicaties)

Gezondheids- en welzijnswet. September 1992. (www.overheid.nl)
Besluit doden van dieren. Mei 1997. (www.overheid.nt)
Rutgers LJE, Swabe JM, Stassen EN. Het doden van gehouden dieren
(ja, mits of nee, tenzij?). Departement Dier, Wetenschap en Maatschap-
pij, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, 2003.
Euthanasie van gezelschapsdieren.
Tijdschr Diergeneesk, 1 september
1986 (www.knmvd.nl
onder KNMvD. bestuur&bureau. standpunten).

De serie \'Ethiek uit de Praktijk\' verschijnt eik kwartaal in
het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en wordt geschre-
ven door de Commissie Ethiek van de KNMvD.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de Kl. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal

\' wordt hier verteld.

Dit keer een bijzonder hulpmiddel bij
de K.I. Het is een zestig centimeter,
hoge ketel, met de mogelijkheid om
met water te vullen en te legen. Bo-
vendien is de ketel voorzien van een
elektrisch verwarmingselement. De
bovenrand is van rood koper, met een
mooie deksel waar een thermometer
doorheen steekt.
Kijken we in de ketel dan zien we een metalen rek waar vier
stierenkunstscheden in passen. Dit fraaie voorwerp is een
nat-sterilisator. Na het dekken werden de kunstscheden
schoon gemaakt en in deze ketel gesteriliseerd.
Dit pronkstuk is verkregen doordat een instrumenten leveran-
cier deze zuinig bewaard heeft, en bij de aanvang van het mu-
seum samen met een broedstoof aan het museum schonk.
De voorwerpen stammen waarschijnlijk uit ongeveer 1947,
want voor die tijd mocht een K.I. vereniging in Friesland,
waar deze voorwerpen vandaan komen, niet meer dan één
stier per vereniging bezitten.

Hoe deze sterilisator in het K.I. station stond opgesteld kan
men in het museum zien op een afbeelding van de sterilisatie-
ruimte in het K.I. station te Giekerk. Deze foto werd in 1954
gepubliceerd.

Nat-sterilisator

Uitgelicht

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen in het Museum Veeteelt en Kl in Beers bij Cuijk Het is interessant
om met groepen veehouders een aa^rip te maken naar dit museum met leuke dagarrangementen en een boerenlunch.
De collega-vrijwilligers staan voor u klaar.
wAvw.veeteelt-ki-museum.nl o/lieshoyo (g)v«s.nl

-ocr page 440-

Anesthesie bij risicopatiënten

Geachte redactie,

Er is veel voor te zeggen dat gepen-
sioneerden zich bescheiden aan de
zijlijn opstellen. Wellicht eens hoofd-
schuddend, maar bij voorkeur zwij-
gend.

Soms echter kruipt het bloed waar het
niet gaan kan en dat overkwam onder-
getekenden bij het lezen van de bijdrage \'02K\' in het TvD
van 1 november jongstleden (pagina 783) inzake een zaak die
bij het Tuchtcollege aanhangig werd gemaakt. Dit artikel be-
spreekt het sterven van een chihuahua tijdens, of kort na, een
keizersnede.

Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw gaven wij, als een
soort PAO avant-la-lettre, op zaterdagen cursussen anesthesie
voor kleine huisdieren, zoals dat toen nog heette. Daarbij
werden eenvoudige (want dat zijn het: niet kostbaar en ook
niet moeilijk) maatregelen bepleit bij elke anesthesie en zeker
bij risicopatiënten: intuberen, een waakinfuus en een ECG.
Als het verslag over de tuchtzaak klopt, zijn geen van de drie
gerealiseerd. En dan spreken we nog maar niet van bewa-
kingsmogelijkheden als capnografie en pulsoximetrie, die ge-
leidelijk aan gemeengoed (zijn ge-)worden. Al deze noodza-
kelijkheden zijn, na die beginjaren, helder en duidelijk
doorgegeven aan studenten in colleges en aan afgestudeerden
in PAO\'s. Iedere dierenarts kan en moet er dus van op de
hoogte zijn.

ingezonden

Uit het bovengenoemde artikel doemt een beeld op van colle-
ga\'s die zich vrijwel aan al hun verantwoordelijkheden heb-
ben onttrokken. De slotzin "het is toch altijd weer boeiend
om te zien hoe de verantwoordelijkheid voor problemen bij
deze rassen op de dierenarts wordt afgewenteld, nietwaar?"
getuigt dan ook van een introverte arrogantie, die aan de kaak
moet worden gesteld.

E. LageiweiJ, Bunnik
P.H.A. Poll, Lathum

Reactie van laira Boissevain

Geachte heren Lagerweij en Poll,

Met uw ingezonden brief roert u mijns inziens een zeer
belangrijk punt aan! U geefi aan dat de dierenarts veel
beter nad kunnen en dus moeten inspelen op de moge-
lijke ademhalingsproblemen van een chihuahua. Het
Tuchtcollege had dezelfde mening, en gaf de dierenarts
dus een waarschuwing. Een protocol voor anesthesie bij
deze rassen lijkt mij als leek geen overbodige luxe, gezien
de problemen die daarbij kunnen ontstaan. En daar doet
zich een opvallend feit voor: juist bij de rassen die bewust
met bijvoorbeeld ademhalingsproblemen en/of geboorte-
problemen op de wereld worden gezet, blijken eigenaren
bereid te zijn een klacht in te dienen tegen de dierenarts,
als hun dier aan de gevolgen van deze problemen be-
zwijkt.

Los van eventuele verwijten aan het adres van de dieren-
arts rijst bij mij bij het lezen van vele tuchtzaken de vraag
die misschien met geheel juridisch is: waarom worden
aan het handelen van een dierenarts wel strenge eisen
gesteld, en aan het handelen van de eigenaar niet? Hoe
vaak krijgt de dierenarts niet de schuld (al dan niet in
de vorm van een klacht bij het Tuchtcollege), tenvijl de
eigenaar een ras fokt of aanschaft met ademhalings- en
geboorteproblemen, te lang wacht met het zoeken van
diergeneeskundige hulp, het dier aan de behandeling ont-
trekt, of., noemt u het maar U weet het beter dan ik.
Het gedrag van de eigenaar ontslaat de dierenarts nooit
van de plicht het dier zo goed mogelijk te helpen, maar
ik kan mij ook de frustratie van een dierenarts (niet speci-
aal de dierenarts in kwestie) dat bij een klacht en/of een
tuchtzaak de eigenaar niet op zijn verantwoordelijkheden
wordt gewezen, goed voorstellen.
De door u \'introvert\' genoemde laatste zin is hierdoor in-
gegeven. Als ik daarmee uw persoonlijke gevoelens heb
gekwetst dan spijt mij dat.

laira Boissevain

SCINTIGRAFIE en 1-131 BEHANDELING IN NEDERLAND

Sinds begin 2004 is het mogelijk om bij Dierenkliniek De Lingehoe-
ve d.m.v. scintigrafie botscans te maken bij honden. Botscans kunnen
zeer nuttig zijn bij de diagnostiek van orthopedische patiënten, die
(onverklaarbaar) kreupel lopen.

Daamaast is scintigrafie een diagnostische techniek voor het maken
van schildklierscans bij katten (hyperthyreoïdie) en honden (hypothy-
reoïdic). Katten met hyperthyreoïdie kunnen vervolgens in de kliniek
behandeld worden met radioactief jodium. Deze unieke behandel-
wijze wordt wereldwijd gezien als dc beste en veiligste methode om
katten met schildklierproblemen te genezen. Inmiddels hebben we
ruim 100 katten behandeld en zijn de resultaten zeer positief.

Voor informatie over het maken van scans en de jodiumbehandeling:

Dierenkliniek De Lingehoeve, Lienden

ejut

Alan Hof, tel: 0488-482900 ofa.hof@delingehoeve.nl

LPC bij een Colden Retriever

» 4

Bilaterale hyperthyreoïdie

-ocr page 441-

- Uitsluitend verivijgbaar op voorsclirift van de dierenarts

- Wachttijd voor vlees slechts 4 dagen

- Geen wachttijd voor eieren

- Met de l)el(eiide werkzaamheid en veiligheid van flubendazole

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Voor meer infonnatie:

bel naar Janssen Animal Health

013-583 72 75

of kijk op www.wormvrij.nl

te 100 mg/B / OoeWter en bMcaUw: BIJ kippen (legtwnnen, foktiennen en
m / Doswlng: KIppwi: 1.43 nig fkrtwndaMie per kg Hchsamtgewteht per deg onal toegediend gedurende 7 dagwt. Varkefts: t mg flubendazote per kg Hchaemsgewtcht per dag

in hekninthotis veroooaekt door AacarMta gaW,

Dl 100 mg/g oraM «ruitsl»- UDA / Wi

t: Niel gebnjlken bl] overgevoellgheM voor het werkzame bestanddeel of één «an de hulpslotten. /

kt drtnkwiter/Contra
en vsrkefa: 4 dagen, eieren: nul degen./ W

ig van de merapeutlscfte dosis aan varkens ot kippen. / Wacmil)d«i: Vtoes en slacMafval: kippen

g: Janssen Animal HeaMi B.V.B A Tumhoutseweg » B-2340 Beerse, Belg». Verdere Informatie la beKhlkbaar op aanvraag Mi de betre

Resp. Ed. Janssen Animal Heattti, Tumhoutseweg 30,2340 Beerse, Belgium, janaheianbe.ini.com

-ocr page 442-

Gesignaleerd

ri V J ï 1

Rijksinstituut

Anita Suijkerbuijk

voor Volksgezondheid
en Milieu

Deze rubriek belicht relevante
binnen- en buitenlandse signalen
op infectieziektegebied die voor ve-
terinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het Infectie-
ziekten Bulletin:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

Binnenland

Stijging Salmonella Typhimurium fi 560
Sinds begin dit jaar is het aantal patiënten met een Salmonella
Typhimurium ft 560 infectie toegenomen, met name in het
oosten van het land. Er worden nog steeds nieuwe patiënten
gemeld. Een case-controlstudie naar deze uitbraak is afge-
rond. Hieruit bleek dat het kopen van harde kazen bij boerde-
rijen, en met name bij één bepaalde boerderij, maar ook het
kopen van harde kazen van een markt, significante onafhan-
kelijke risicofactoren zijn voor infectie. In de kaasmakerij van
de betreffende boerderij zijn maatregelen genomen tegen ver-
dere besmetting. De GGD en de VWA brengen het afzet-
gebied van de boerderij nu verder in kaart. De GD heeft veer-
tien andere boerenbedrijven in de regio onderzocht, maar
vond hier niet
Salmonella Typhimurium ft 560. (Bron: RIVM)

Gesignaleerd

Buitenland

l-lumane infectie i-lsNi in Egypte

Een 39-jarige vrouw, afkomstig uit de provincie Gharbiya in
de Nijldelta, was de eerste patiënt met aviaire influenza H5N1
in Egypte sinds mei van dit jaar. De vrouw is inmiddels over-
leden. Naar alle waarschijnlijkheid zijn besmette eenden de
bron van de infectie. De vrouw had thuis eenden geslacht en
van veren ontdaan, nadat verscheidene eenden ziek werden
en stierven. Sinds september worden er in Egypte weer uit-
braken gemeld van aviaire influenza onder pluimvee. Het to-
taal aantal patiënten met aviaire influenza H5N1 in Egypte
bedraagt vijftien, waarvan zes met fatale afloop.
Bron: WHO.

Infecties met H^Ni in Indonesië

In de afgelopen maand heeft de wereldgezondheidsorgani-
satie WHO in Indonesië opnieuw patiënten met een infectie
met het aviaire influenzavirus H5N1 gerapporteerd. Op
9 november bedroeg het totaal aantal patiënten in Indonesië
72 waarvan 55 patiënten zijn overleden.
Bron: WHO.

Nieuwe behandeling acute pijnklachten

Metacam®-suspensie staat al meer
dan tien jaar bekend als een veilige en
effectieve NSAID. De honingzoete
vloeistof is door de eigenaar met de
bekende spuit gemakkelijk en nauw-
keurig te doseren. Om voor acute pijnpatiënten voor enkele
dagen pijnbestrijding te kunnen meegeven, introduceert
Boehringer Ingelheim het vertrouwde meloxicammolecuul
nu ook in tabletvorm. Een start van de behandeling met de in-
jectie is nu dus gemakkelijk op te volgen met tabletten. Deze
zijn verkrijgbaar in twee formuleringen: 1 mg en 2,5 mg ta-
bletten met breukstreep, in kindveilige \'pop and peel\'-blisters
en in verpakkingen van honderd tabletten. De dosering en de
registratie van de tabletten komen overeen met die van de
suspensie: éénmaal daags 0.1 mg per kilo lichaamsgewicht.
Voor het uitponsen zijn gratis speciale enveloppen verkrijg-
baar. De tabletten hebben een lichte honingsmaak en worden
door de meeste honden gemakkelijk opgenomen uit de hand
of door het voer.
Informatie: 072-5662411.

Nieuws
van de
industrie

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk(^knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 443-

MililiKiH

Dierenkliniek Emmeloord

Programma BLES congres 2006

Ede, De Reehorst, 20 december

10.00 -10.^0
Ontvangst en registratie

10.30 - n.15

Anesthesie paard: h^dDemma. Chris Dujardin, Veterinair Centrum Someren
11.15 ~

Het vermagerende paard. Tamarinde Laan, Dierenkliniek De Lingehoeve
12.00 -12.30

Diepvriessperma, een ijskoude start. Astrid Bos, Dierenkliniek Emmeloord

12.30 - 13.30
Lunch

13.30-14.15

Diagnostische benadering van een opgezet gewricht. Bernard Boussauw, Dierenkliniek De Bosdreef
14.15-15.00

Zwellingen aan het paardenhoofd. Tijn Spoormakers, Dierenkliniek Emmeloord

15.30-16.00
Pauze

16.00 -16.30

Hoefbalans. Peter Wiemer, Dierenkliniek De Lingehoeve
16.30- 17.30

Een röntgenologische cocktail. Kees Dik, Veterinair Centrum Someren

17.30 -19.00
Borrel ter afsluiting

-ocr page 444-

Nieuwe Calicivirus stammen

Aangepast aan de huidige epidemiologische inzichten

Vaccins zonder adjuvans

Voor een minimum aan locale reacties

Effectiviteiten immuniteitsduur
Aangetoond door challenge proeven

Keuze mogelijkheden voor elke kat
Voor op maat vaccineren

Sm yhWNwrii ftfwe (jUürtnis amiQenen (sanmtn FCV 431 tn 61)). Ooeldier^en): Kotten. Indicaties: Actieve immunhatie van katten van 8 v^en en ouder tegen feliene virale rhinotrachei^is ter vermindering van klinisdie symptomen en tegen infe«
\' \'airi■tltldWTU^1-\'i14MäMMHÉM^0^ vnSwctie^ 2* injectie:
i tot4 weken later. In aanweziglteid van hoge titers van specifieke maternale antiliciiamen moet het schema voor de basisvaccinatie uitgesteld worden tot de leeftijd van lJ

keiHolMdibeden kaïmn uiii|innliijliiM .............................die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen. Karullsatk: (NL) UDD - (BeU op voondirift. Nummer van de vergunning: REG NL 10319 - EU/2/Cl4/OS1/001.j

—nuflÉsaÖevan katteiitan awAwen ouder tegen feliene virale rhinotradieltis ter vermindering van klinische symptomen, tegen infecties met het calicivirus ter vermindering van klini«he symptomen en ewrefie, legen infd
a
inqrtM^ftfe^BBlW» en 3 jaar votff de panleucopenie component. Dosering en toedleningswe;g: Subcutane injectie van één 1-mi dosis vacdn, na oplossing van de gevriesdn»gde tablet met iiei opli

3C«||8d)aar bij (NL) Merial B.V., Kleermakerstraat 10,1991 JLVeisertroek, of (BEL) Menal Belgium NV. Sylvain Dupuislaan 243,1070 Bnissel. Purtvax* RCP (Levend verzwakt feliene rftinotr
tevordeptmflttt wuterfK titj^che symptomen. Immuniteit werd aangetoond vanaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de panleucopenie component, en vanaf 4 weken na het basisvaccinatleschenu
\' \' \' " \' Mers van specifieke maternale antilidiamen moet het schema voor de basisvaccinatie uitgesteld worden tot de leeftijd van 12 weken. - Herhalingsvacdnatie: 1 jaar na de baslsvacdn

-reactie optreden, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen. Kanalisatie: (NL) UDD - (BEI) op voorsctirift. Nummer van de vergunning: REG NL 103

-ocr page 445-

Een nieuwe visie op het vaccineren van katten

®

PIEXEVAX

Verantwoord vaccineren

itsduur is 1 jaar na de laatste (herjvacdnatie Dosering en toedieningsweg: Subattane injectie van één l-ntl dosb vacdn, rta oplossing van de
" : en anorexie alsook hyperttiermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen} optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn bij palpatie, jeuk of een

(ftnindffing

MERIAL

www.merial.com

Mt en ocretie. Immuniteit w«nl aan9etoond varuf 4 weken na het basisvacdnatieschenu legen de rhinotrachéitis en calidvinjs componenten, De
....... ....... «. Bijwerkingen: Bij nomiaai gebruik kan ind\' \' \'

tf( óf Ixiihikbäät bij (Nl| Mmil B V ««iiMkmtiMt 10,\'l«1 JL VelsetiiTOk, of (BED Mttial Mgium NV, Sylïjin Oupuisljin 24S, 1070 Bmsul. Purevai" RCPOi (Kwnd »etiwäkt ftlient rtilnotrackais hïrpKïinB Isum f KV F2); CeïnKtlïtenle fdimt Gilklïiras anUgtnen (sIjmniCT KV «1 m GD: Levtnd «mijkl ahmyikipliih
rlei »errotadtriiig vin klinische symplomen, te9tn ftliene panleiKoptnie «lot de pieïentle ïjn ileifte en klinische symplomen. immuniteil weid aangetoond «anaf 2 wektti na het basisvacdnatiesdieitia legen de Oilomailofm Ml en panieucopenie componenten, en vanaf < weken na het basisvaconatieschema te^en de ihinottachei»
Jaand vaccinatiMchema: - Basisvatcinatieschema: 1\' injectie: vanaf een leeftijd van « weken, 2- injectie: 3 tot 4 weken lalei. In aanwengheid van hoge titei! van specifieke maternale antilichamen moet het schema vooc de basüvaccinatie uitgesteld wonlen lot de ieeflijd van 12 weken. - Heihalingivaccinatie: 1 jaai na fc basisvaccinatie
tiermie Igewooniijk geduiend« 1 of 2 dagen) optteden. Een ioliale reactie (een ikfite pijn hij palpatie, jeuk of een beperkt oedeem] kan optreden. deM verdwijnt binnen hoogstens 1 of 2 weken. In utoonderlijke oinstaodk]heden kan een overgevoeiigherds-reattie optreden, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen.
«F212 ir CCiO J; Geïnactiveerde feiiene [aiidïinis anSgenen (stammen FCV4n en 61) 2 2,0 ELISA U.; Levend veiTwakt feliene panieucopenie vinis (PU IV)). DoeldMen): Kanen. Indkaües: Actieve immynbatie van katten van 8 weken en ouder tegen felme virale rhinolracheilis ter vemiindeting van klmis^ sjmptornCT, teyn
taiiclvirus componenten De immoniteilsduur is 1 jaar na de laatste (herjvacdnalle voor de iliinolraclieilis en calidvinis componenten, en i jaar w)or de panieucopenie component Doserln; en »«IMngsiKj: Subcutane injectie van «n Uni dosis vacdn, na oplossing van de gevriesdroogde nblel met hel oplosmiddel, volgens het
laama eik jaar met de rfilnotraclieills en talidvirose componenten, en elke 3 jaar mei de panieucopenie component. Contia-lndlcalles: Niet BlJwerUngen: Si| nomiaal gebniik kan incidenteel een voorbijgaande apathie en anorew alsook hyperthermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale itaclle leen lichte pijn
ïe infoimalie zie bijsluiter of beschikbaar bij Meriai B.V, Kieermakerstraat 10,1991 JL Veberbroek. • Geregistreerd handelsmerk van MERIAL C 200S, MtRiAl Alle lecftten voorbebouden. Malt Art 12260/09/2005,

-ocr page 446-

Uitkomsten enquête arbeidsongeschiktheid leggen vinger op de
zere plek

Harm Haverkamp

De uitkomsten van de in 2005 ge-
houden enquête arbeidsongeschikt-
heid geven een duidelijk beeld van
de oorzaken van arbeidsonge-
schiktheid bij dierenartsen. Zoals
gevreesd scoren aandoeningen aan
het houdings- en bewegingsappa-
raat het hoogst. Psychische aandoe-
ningen zijn een goede tweede. De
voorzitter van de Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschikt-
heid, Ludo Hellebrekers: "Dit onderzoek geeft nadruk-
kelijk de noodzaak van een gericht preventief beleid weer.
Wij moeten hier onze maatschappelijke verantwoorde-
lijkheid oppakken."

Enquête

Als derde belangrijke oorzaak van arbeidsongeschiktheid
worden ongevallen genoemd. Hieronder vallen ongevallen
tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, zoals een schop
van een paard, maar ook ongevallen in het verkeer en overige
niet-arbeidsgerelateerde ongevallen. In het schema (figuur 1)
vindt u een totaaloverzicht van de door de respondenten ge-
noemde redenen van arbeidsongeschiktheid.
Uit de enquête blijkt verder nog dat dierenartsen gemengd en
dierenartsen landbouwhuisdieren een verhoogd risico lopen
op aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat.
Dierenartsen gezelschapsdieren hebben daarentegen vaker
last van psychische aandoeningen.

Tot voor kort bestond er weinig duidelijkheid
over de achtergronden van de arbeidsonge-
schiktheid onder dierenartsen. Het enige dat
bekend was, was dat de incidentie van arbeids-
ongeschiktheid in de beroepsgroep hoog was
en nog steeds is. Volgens betrouwbare schattin-
gen wordt vijftien procent van de praktiserende
dierenartsen geconfronteerd met gedeeltelijke
of volledige arbeidsongeschiktheid. Vergeleken
met andere beroepsgroepen, zoals tandartsen
en huisartsen, is dit een hoog percentage. Om
in deze trend verandering te kunnen brengen, is
het nodig een goed beeld te krijgen van de oor-
zaken van arbeidsongeschiktheid en de omstan-
digheden waaronder arbeidsongeschiktheid
ontstaat. Dit was het doel van de enquête van
de Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid.
Hieronder volgen puntsgewijs de uitkomsten.

Redenen voor arbeidsongeschiktheid

De belangrijkste oorzaak voor arbeidsonge-
schiktheid wordt gevormd door aandoeningen
aan het houdings- en bewegingsapparaat. Deze
veroorzaken met 55 procent meer dan de helft
van alle gevallen van arbeidsongeschiktheid
onder dierenartsen. De meest genoemde pro-
blemen zijn slijtage of beschadiging van de rug,
schouder, nek, knie en pols. Vaak zijn dergelij-
ke aandoeningen het gevolg van het herhaalde-
lijk verrichten van belastende handelingen, zo-
als bijvoorbeeld het rectaal exploreren van
koeien bij drachtigheidsonderzoek. Een verve-
lende bijkomstigheid is dat herstel vaak veel
tijd kost of in het geheel niet mogelijk is.
Op de tweede plaats staan de psychische aan-
doeningen. Het betreft 23 procent van de geval-
len. Psychische klachten komen in verhouding
vaker voor bij solopractici en dierenartsen in
loondienst. Vooral dierenartsen in loondienst
die parttime werken, ervaren vaak stress.

Figuur 1. Oorzaken van arbeidsongeschiktheid.

15% i6X

\'_

□ □ □ :

% 1* 1%

/ / / /

/ / / / / / / y
/

Figuur 2. Omstandigheden die hebben geleld tot arbeidsongeschiktheid.

^ ^ i*-ï«-

40%
ïi*

30% —
25% -
io% —
15X -
10% —

0%

//
-

(kt.* s-*-

//

4* S"
□ □

-ocr page 447-

Omstandigheden en oorzaken

De enquête vroeg de arbeidsongeschikte die-
renartsen naar de omstandigheden die hebben
geleid tot de arbeidsongeschiktheid. Maar liefst
een derde van de respondenten noemde als oor-
zaken te hard werken, stress en te weinig rust
(zie figuur 2). Onder deze groep bevindt zich
een relatief groot aandeel parttime werknemers.
Ook (over)belasting van het bewegingsapparaat
wordt genoemd door ongeveer een derde, waar-
onder veel mannen. Een op de tien responden-
ten noemt slechte verhoudingen en slechte
communicatie tussen collega\'s als achterlig-
gende omstandigheid bij de arbeidsongeschikt-
heid. In twaalf procent van de gevallen is de
oorzaak een niet-werkgerelateerd ongeval.

Duur van arbeidsongeschiktheid

De gemiddelde duur van arbeidsongeschiktheid
bedroeg op het moment van de enquête vijf
jaar. Deze duur zal in de toekomst verder kun-
nen toenemen, omdat de arbeidsongeschiktheid
in diverse gevallen blijvend zal zijn. De duur
van arbeidsongeschiktheid varieert afhankelijk
van de aard van de aandoening en de werkver-
houding. Dierenartsen in loondienst zijn vaak
korter arbeidsongeschikt dan maten en solo-
practici, respectievelijk 3,5 jaar versus 5 jaar en
bijna 7 jaar. Verder zijn dierenartsen die full-
time werken, met gemiddeld vijfjaar langer ar-
beidsongeschikt dan de dierenartsen die part-
time werken. De laatsten zijn gemiddeld twee
jaar arbeidsongeschikt. Misschien wordt dit
verschil verklaard door het feit dat een parttime

Figuur 3. Gemiddelde duur van arbeidsongeschiktheid per aandoening.

□ gemiddelde duur
arbeidsongeschiktheid in
jaren

long- en
luchtwegaandoeningen

zintuigen
infectieziekten

tumoren

cardiovasculaire
aandoeningen

neurologische
aandoeningen

ongeval

houding- en
bewegingsapparaat

aandoeningen maag-
darmkanaal

psychische
aandoeningen

aandoeningen
urogenitale stelstel

huidaandoeningen

15*

3%

medewerker sneller voor een aanzienlijk deel
het dienstverband kan hervatten. Dierenartsen
die alleen gezelschapsdieren behandelen, zijn
in vergelijking met dierenartsen gemengde- of
landbouwhuisdieren korter arbeidsongeschikt,
respectievelijk 4 jaar in plaats van 5,5 jaar.
De aard van de aandoening speelt ook een grote
rol bij de duur van de arbeidsongeschiktheid.
Zo is het verzuim als gevolg van een psychi-
sche aandoening (drie jaar en negen maanden)
significant korter dan die als gevolg van een
aandoening aan het houdings- en bewegingsap-
paraat (vijfjaar en zes maanden). Figuur 3 geeft
een compleet overzicht van de resultaten.

Leeftijd

De jonge leeftijd waarop dierenartsen arbeids-
ongeschikt raken is zowel opmerkelijk als ver-
ontrustend. Uit de enquête blijkt dat bijna 25
procent van de respondenten al voor het 40ste
jaar arbeidsongeschikt raakte en meer dan 40
procent voor de leeftijd van 45 jaar (zie figuur
4). Bij een aandoening van blijvende aard bete-
kent dit dat de betreffende dierenartsen nog 20
tot 25 jaar met hun aandoening door moeten
worstelen. De gemiddelde leeftijd waarop man-
nen arbeidsongeschikt raken is 48 jaar, voor
vrouwen is deze leeftijd 38 jaar. Dit laatste ver-
schil wordt vertekend doordat de vrouwen in de
diergeneeskunde een relatief jonge populatie
vormen ten opzichte van de mannen. Maar al
met al is de gemiddelde leeftijd waarop dieren-
artsen arbeidsongeschikt raken met 46 jaar erg
laag. Dit is aanmerkelijk lager dan de gemid-
delde leeftijd bij tandartsen en huisartsen.

Huidige werksituatie

Het grootste deel van de arbeidsongeschikte
dierenartsen is weer of nog gedeeltelijk aan het

Figuur 4. Leeftijd bij ontstaan van arbeidsongeschiktheid.

n

25-29 JO-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64

-ocr page 448-

werk. Zoals in figuur 5 te zien is, werkt de helft van de res-
pondenten nog steeds als dierenarts, doet tien procent voor
een deel ander werk en is vier procent volledig ander werk
gaan doen. Een derde van de respondenten is helemaal niet
meer werkzaam. Binnen deze groep zijn maten werkzaam in
de landbouwhuisdierensector oververtegenwoordigd. Bij ge-
zelschapsdierenartsen is het beeld positiever. Van de groep
dierenartsen gezelschapsdieren en paarden is maar liefst 87
procent geheel of gedeeltelijk weer aan het werk.
Ook bij de re-integratie blijkt de arbeidsrelatie van de dieren-
arts een grote rol te spelen. Re-integratie verloopt minder
succesvol bij dierenartsen die maat zijn en bij solopractici.

Gedeeltelijk in eigen werk
50%

Van de dierenartsen in loondienst is 90 procent
(deels) terug in het arbeidsproces, van de solo-
practici 78 procent en van de maten 63 procent.
Ook de aard van de aandoening bepaalt of de
respondenten weer kunnen gaan werken. 66
procent van de dierenartsen met een aandoe-
ning aan het houdings- en bewegingsapparaat
werkt vol- of deeltijd. Voor psychische aandoe-
ningen is dit 73 procent en voor al dan niet ar-
beidsgerelateerde ongevallen 77 procent.

Aanpassing van werkzaamheden

Het is bij arbeidsongeschiktheid soms ook mo-
gelijk het werk of de omstandigheden aan te
passen. Welke aanpassingen mogelijk zijn, is
volledig afhankelijk van de omstandigheden
die leidden tot de arbeidsongeschiktheid. De
meest voorkomende aanpassing onder de res-
pondenten is korter of in een lager tempo gaan
werken, vooral onder landbouwhuisdierenart-
sen en vrouwen. Verder kiezen veel dierenart-
sen voor minder belastende werkzaamheden,
zoals administratief werk. Van de dierenartsen
die oorspronkelijk een gemengde praktijk had-
den, kiest 35 procent ervoor zich te concentre-
ren op gezelschapsdieren. Een op de zes maakt
gebruik van ergonomische aanpassingen en/of
aanpassingen van de werkomstandigheden.
Vooral dierenartsen in loondienst en vrouwen
noemen meer begrip en collegialiteit als een
mogelijke oplossing. Relatief veel dierenartsen
gezelschapsdieren willen graag minder ma-
nagementtaken hebben. In figuur 6 vindt u een
totaaloverzicht.

Figuur 6. Manieren waarop dierenartsen hun werkzaamheden hebben aangepast.

60%

Ï3*

iO%

n%

\'S*

ék

n n A

/ / /
./ / / / /

De Stuurgroep Aanpak Arbeidsonge-
schiktheid

In 2003 is op initiatief van het bestuur van
de KNMvD de Stuurgroep Aanpak
Arbeidsongeschiktheid opgericht. Aanlei-
ding was de hoge arbeidsongeschiktheid
onder dierenartsen. Circa een op de zes van
de praktiserende dierenartsen heeft te ma-
ken met arbeidsongeschiktheid. Dit is in
veel gevallen gedeeltelijke arbeidsonge-
schiktheid. Arbeidsongeschiktheid heeft
vaak grote gevolgen voor de betrokken die-
renarts, de familie van de dierenarts en de
dierenartsenpraktijk. Het hoge arbeids-
ongeschiktheidsrisico leidde ook tot een
sterk stijgende arbeidsongeschiktheids-
verzekeringspremie. De stuurgroep is sa-
mengesteld uit vertegenwoordigers van de
KNMvD, de Stichting Pensioenfonds voor
Dierenartsen, Interpolis, Movir, de Facul-
teit der Diergeneeskunde en de AUV.

-ocr page 449-

Conclusies

De Stuurgroep Aanpal< Arbeidsongeschiktheid trekt uit de re-
sultaten de volgende conclusies:

• Aandoeningen aan het bewegingsapparaat zijn de hoofd-
oorzaak van de arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen
(55 procent). De arbeidsongeschiktheidsduur die tijdens
het onderzoek werd gemeten, is gemiddeld 5,5 jaar. Om
aandoeningen aan het bewegingsapparaat te bestrijden,
moet aandacht besteed worden aan belasting, houding en
ergonomie.

• Met bijna een kwart van de gevallen zijn psychische aan-
doeningen een belangrijke reden voor uitval, met name
onder practici in loondienst en parttimers. Voor deze groep
kan extra aandacht voor de onderlinge verhoudingen,
communicatie en aandacht voor timemanagement de
stress en de psychische druk verlichten.

• Uit het onderzoek blijkt dat het beroep dierenarts fysiek en
psychisch zwaar is. Dit moet al bij de studiekeuze duide-
lijk zijn voor de toekomstige dierenartsen.

• Vanuit de politiek en de sociale partners wordt meer en
meer nadruk gelegd op het oplossen en voorkomen van ar-
beidsongeschiktheid door de werkgevers. Daarom ver-
dient het ook uit maatschappelijk oogpunt extra aanbeve-
ling dat dierenartsenpraktijken met een actief preventie- en
re-integratiebeleid aan de slag gaan.

Workshop ergonomie voor diergeneeskundigen

In meer dan de helft van de gevallen wordt de arbeidsonge-
schiktheid veroorzaakt door een aandoening aan het hou-
dings- en bewegingsapparaat. Daarom heeft de Stuurgroep
Aanpak Arbeidsongeschiktheid een workshop opgezet onder
de naam \'Ergonomie voor diergeneeskundigen\'. De invulling
van de workshop is gebaseerd op de module bewegingsleer
en ergonomie die de vijfdejaars studenten op de Faculteit
Diergeneeskunde sinds september 2006 volgen. Deze module
is ontwikkeld door fysiotherapeute mevrouw Van Weeren-
Bitterling op initiatief van prof dr. Vaarkamp.
In het voorjaar van 2007 organiseert de stuurgroep in elk
van de vier KNMvD-regio\'s drie avonden. De regiobesturen
zullen hiervoor de komende maand benaderd worden. In de
workshop zal worden stilgestaan bij de specifieke kenmer-
ken van en risico\'s voor de verschillende gewrichten. Daar-
bij wordt gekeken hoe met een juiste houding en werkwijze
(over)belasting wordt voorkomen. Het grootste deel van de
avond zullen de deelnemers zelf actief aan de slag gaan met
het oefenen en vinden van de juiste werkhouding. Het cen-
trale thema is bewustwording. Eén keer een verkeerde hou-
ding aannemen is niet erg en soms onvermijdelijk, maar sy-
stematisch een verkeerde beweging of houding leidt
onherroepelijk tot problemen. De workshop wordt gehou-
den op een dierenartsenpraktijk waar met hond, paard en
een zak voer gewerkt kan worden. Aan zo\'n avond kunnen
minimaal vijftien en maximaal twintig dierenartsen deelne-
men. Over de mogelijkheden voor inschrijving volgt in ja-
nuari en februari 2007 nader bericht. De twaalf regiobijeen-
komsten vormen voor de stuurgroep een pilot, op grond
waarvan besloten wordt of en hoe de module nationaal via
het PAOD zal worden aangeboden.

De respondenten

De Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid heeft in
het voorjaar van 2005 de enquête arbeidsongeschiktheid
toegestuurd aan circa 580 arbeidsongeschikte dierenart-
sen die verzekerd zijn via Movir en Interpolis en op dat
moment langer dan drie maanden ziek waren. Dierenart-
sen in loondienst kregen de enquête alleen wanneer zij bij
een van beide verzekeraars aanvullend verzekerd waren.
In totaal reageerden 260 dierenartsen (45 procent). Dit
geldt als een hoge respons. Hieruit blijkt dat er binnen de
beroepsgroep een grote betrokkenheid bij dit onderwerp
bestaat. In de tabel hieronder vindt u een schematisch
overzicht van de achtergrond van de respondenten.

Achtergrond respondenten

totaal

man

vrouw

Aantal

280

230

50

Parttime werkzaam

8%

3%

34%

Loondienst

12%

2%

33%

Maat in groepspraktijk

64%

69%

43%

Solopracticus

23%

24%

19%

DA gemengd

44%

49%

18%

DA gezelschapsdieren

25%

19%

55%

DA landbouwhuisdieren

17%

19%

10%

DA gezelscjiapsdieren en paarden

5%

5%

6%

DA paarden

1%

1%

2%

Anders

7%

7%

8%

De groep respondenten wijkt op onderdelen af van de to-
tale groep van praktiserende dierenartsen. De grootste
verschillen betreffen de verdeling tussen mannen en vrou-
wen onder de respondenten en de verdeling tussen zelf-
standig ondernemers en werknemers. Van alle dierenart-
sen is zestig procent man en veertig procent vrouw. Van
de vrouwen is 62 procent in loondienst tegen 18 procent
van de mannen.

Ongeacht deze verschillen geven de uitkomsten een hel-
der beeld van de oorzaken van arbeidsongeschiktheid bij
dierenartsen en de mogelijkheden tot preventie.

De grafieken in dit artikel zijn namens de Stuurgroep Aan-
pak Arbeidsongeschiktheid opgesteld door Movir.
Mr. H.J. Haverkamp is senior beleidsmedewerker sociaal-
economische en arbeidsrechtelijke zaken bij de KNMvD

-ocr page 450-

hoe een conflict niet
tot een breuk leidde

Spanningen op het werk kunnen hoog oplopen. Soms zo hoog dat je er overspannen van
raakt. Dit overkwam een dierenarts in een maatschap. Over zijn inkomen hoefde hij zich dankzij
het InkomensZekerPlan voor Vrije Beroepen geen zorgen te maken. Maar hij wilde zijn klanten niet
in de steek laten. Interpolis kwam met een oplossing. Een mediator. Die bracht de partijen weer tot
elkaar. En de kosten? Die werden volledig door Interpolis vergoed.

Bent u ook liever zelfstandig dan hulpbehoevend? Kijk dan op www.interpolis.nl/vrijeberoepen.

Interpolis. Glashelder

-ocr page 451-

Reacties van de leden van de Stuurgroep Aanpak Arbeids-
ongeschiktheid

Circa een op de zes praktiserende
dierenartsen lieeft te maken met
arbeidsongeschiktlieid. Reden voor
het bestuur van de KNMvD om in
2003 het initiatief te nemen voor
het oprichten van de Stuurgroep
Aanpak Arbeidsongeschiktheid. De
Stuurgroep is samengesteld uit ver-
tegenwoordigers van de KNMvD,
de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, Interpolis,
Movir, de Faculteit der Diergeneeskunde en de AUV. In
dit artikel treft u de reacties van de leden van de Stuur-
groep op de resultaten van de enquête aan.

AUV

Dick van der Kolk

Uit de resultaten van de enquête blijkt dat het aantal practici
dat langdurig arbeidsongeschikt raakt, veel te hoog is. De
voornaamste omstandigheden zijn te hard werken, te weinig
rust, te veel stress en fysieke overbelasting.
Arbeidsongeschiktheid zet de organisatie van menig praktijk
onder druk en bedreigt de rentabiliteit en continuïteit. Het on-
derkennen van de arbeidsongeschiktheidsgevaren heeft alles
te maken met goede veterinaire praktijkvoering. De AUV
maakt zich al sinds jaar en dag sterk voor een goede praktijk-
voering. Goed management kan veel stress en een piekbelas-
ting voorkomen. Je bewust zijn van een mogelijke fysieke
overbelasting is belangrijk. Het is nog belangrijker dit pre-
ventief aan te pakken. Het valt op dat veel dierenartsen zeg-
gen dat de arbeidsongeschiktheid niet te voorkomen was of
niet weten hoe dit voorkomen had kunnen worden. Duidelijk
een signaal dat er nog veel werk in de preventieve sfeer te
doen valt.

Drs. F.R. van der Kolk zit namens het hoofdbestuur van de
AUV in de stuurgroep en is als practicus werkzaam bij DAP
Zuidhorn.

Ingezonden

gesteld. De stuurgroep vindt het belangrijk dat iedere dieren-
arts in Nederland kennis neemt van deze houdingsleer en er-
gonomie.

Pijn bij dieren verminderen is pure diergeneeskunde, maar
pijn voorkomen bij jezelf is ook heel belangrijk.

Prof dr Henk Vaarkamp is vice-decaan van de Faculteit
der Diergeneeskunde.

Interpolis

Cerrit Wolters

Zoals verwacht blijkt dat er een forse hoeveelheid klachten is
van het houdings- en bewegingsapparaat. Ook psychische
klachten zijn significant aanwezig. Maar wat echt indruk op
mij maakt is dat 25 procent stelt dat arbeidsongeschiktheid
niet was te voorkomen en dat naast fysieke overbelasting ook
stress en slechte communicatie als oorzaken worden ge-
noemd.

Het lijkt alsof sommige dierenartsen denken dat arbeidsonge-
schiktheid hen toevallig treft. Mijn stelling is: arbeidsonge-
schiktheid is een keuze en dus te voorkomen. Natuurlijk met
uitzondering van ernstige ziekte en calamiteiten.
Arbeidsongeschiktheid heeft veel met gedrag te maken.
Daarom is het nodig aandacht te geven aan in de dagelijkse
praktijk geldende \'gedragsnormen\', zoals ingesleten vaste
ideeën over werkwijze, taakverdeling en een stoere houding
die leidt tot een zware belasting.

Bij Interpolis zien we dat er vaak een cultuur ontbreekt om
vernieuwend te werken met hulpmiddelen en verschillen in
inzetbaarheid te accepteren.

Ja, er zijn herkenbare problemen maar juist de betrokkenheid
vanuit het beroep, de professionaliteit en de hechte binding in
de groep vormen een prima basis om acties uit te zetten.
Samen aanpakken!

De heer C. Wolters is hoofd van de afdeling Schadesen>ice
van AOV/Ongevallen verzekeringen bij Interpolis.

Faculteit der Diergeneeskunde

Henk Vaarkamp

Uit onderzoek blijkt telkens dat aandoeningen van de rug, de
schouder en de knie de hoofdoorzaken van langdurige ar-
beidsongeschiktheid bij practici zijn. Daarom heeft de Facul-
teit der Diergeneeskunde besloten alle studenten onderwijs te
geven over dit onderwerp. Als het door dit onderwijs lukt om
de martelingen die nu door veel dierenartsen worden onder-
vonden met pakweg de helft te verminderen, dan zou dat fan-
tastisch zijn.

Fysiotherapeute Madeion van Weeren-Bitterling instrueert
sinds september 2006 de co-assistenten op het gebied van
houdingsleer en ergonomie. Dat onderwijs gaat gepaard met
oefeningen op een paard, een zware hond en een zak voer als
bewusteloos dier. De onderwijsmodule wordt zeer op prijs

KNMvD

Martin Hovius en Arjan den Hertog

Wist u dat...

• arbeidsongeschiktheid niet alleen onder landbouwhuisdie-
renpractici voorkomt ?

• het merendeel van de arbeidsongeschikte vrouwen als ge-
zelschapsdierenarts werkzaam is?

• het merendeel van de arbeidsongeschikte mannen fulltime
werkzaam is ?

• dat psychische problemen aangepakt kunnen worden door
goede collegiale verhoudingen en heldere communicatie?

• dat er heel goede hoog/laag behandeltafels op de markt
zijn die het tillen van (grote) honden minimaliseren?

-ocr page 452-

Als u dit leest, heeft u dan ook het gevoel dat de helft of meer
betrekking heeft op uzelf? Toch is dit voor ons allen nog
steeds geen aanleiding om iets te veranderen. Opmerkingen
als: "Het is altijd al zo geweest" en "Het gaat toch goed zoals
het gaat" worden vaak gehoord. Met deze instelling zal er in-
derdaad nooit wat veranderen en zullen er elk jaar weer vele
dierenartsen arbeidsongeschikt raken.
Praktijken investeren als volwaardige ondernemingen maar
vergeten vaak te investeren in het grootste goed: de mensen.
Jaren wordt er in de kennis en kunde van collega\'s geïnves-
teerd en als de vruchten geplukt kunnen worden, raken velen
arbeidsongeschikt. Neem eens de tijd om met andere ogen
door uw eigen praktijk te lopen en na te denken over de han-
delingen die u dagelijks, wekelijks doet. Misschien kan het
ook anders en beter.

Drs. M.Ph.J. Hovius is practicus bij Dierenartsen Lochern

e.o. Drs. A.J.C. den Hertog is practicus bij De Graafschap

Dierenartsen.

Movir

Ad Schilder

De top drie van aandoeningen geeft een beeld dat grotendeels
aansluit bij de eigen schadecijfers van Movir. Wat ons wel
verraste, waren de uitkomsten op het gebied van psychische
aandoeningen. Uit de enquête blijkt dat 23 procent van de ar-
beidsongeschiktheid het gevolg is van psychische klachten.

Dit is een cijfer dat in de pas loopt met andere beroepsgroe-
pen die wij verzekeren. Dat, terwijl er redenen zijn aan te
voeren die zouden doen vermoeden dat dit percentage hoger
zou liggen. Zo zijn de dierenartsen de laatste jaren gecon-
fronteerd met extreme situaties rondom de dierziekten BSE,
varkenspest, vogelgriep en mond-en-klauwzeer. Daarnaast
heeft de schaalvergroting van de boerenbedrijven de laatste
decennia geleid tot meer marktwerking en sterkere concur-
rentie tussen dierenartsen.

Een andere opvallende (en schrikbarende) uitkomst is te zien
in de leeftijdsopbouw van arbeidsongeschiktheid. Boven de
55 jaar is één op de twee dierenartsen arbeidsongeschikt of
arbeidsongeschikt geweest! Zo reëel is dus het risico op uit-
val. Wij zien het als de eerste verantwoordelijkheid van de
dierenarts zelf, om al vroeg in zijn carrière na te denken hoe
hij of zij gezond en met plezier zijn vak kan uitoefenen tot
aan zijn pensioenleeftijd. Maar wat ons betreft, moeten er
ook vanuit de Stuurgroep Aanpak Arbeidsongeschiktheid
maatregelen worden ontwikkeld die het risico en de duur van
arbeidsongeschiktheid substantieel verkleinen. Alleen dan
blijft het mogelijk de beroepsgroep een betaalbare en goede
arbeidsongeschiktheidsverzekering aan te bieden.

Drs. A.J. Schilder is medisch adviseur bij Movir

Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen

Ton de Ruijter

Arbeidsongeschiktheid van een praktiserend dierenarts heeft
naast groot persoonlijk leed ook gevolgen voor de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen (SPD). Aan de basis voor
de wettelijke verplichtstelling tot deelname aan het pensioen-
fonds staan aspecten van solidariteit tussen man en vrouw,
jong en oud en ook gezond en ziek. Toegespitst op dit laatste
punt zijn er twee zaken van belang:

1. Toelating tot het pensioenfonds geschiedt zonder medi-
sche keuring of waarborgen vooraf Dit is duidelijk anders
dan bij particuliere verzekeraars.

2. Bij arbeidsongeschiktheid ontstaat premievrijstelling,
waardoor de pensioenopbouw doorloopt. Als men arbeids-
ongeschikt wordt, kan men normaliter geen deelnemer
zijn in een beroepspensioenfonds omdat men niet meer
praktiserend is. Deelname aan een andere vorm van oude-
dagsvoorziening, bijvoorbeeld via een verzekeraar, is vrij-
wel onmogelijk omdat men arbeidsongeschikt is. Daarom
is de continuering van de pensioenopbouw via de premie-
vrijstelling van wezenlijk belang. Hierdoor worden ernsti-
ge financiële consequenties voor zowel deelnemer als
partner voorkomen.

Het risico van premievrijstelling heeft het pensioenfonds her-
verzekerd maar het betaalt daar uiteraard een forse premie
voor. Daarom hebben het pensioenfonds en haar deelnemers
groot belang bij voorkoming van arbeidsongeschiktheid.

Drs. T. de Ruijter is voorzitter van de Stichting Pensioen-
fonds voor Dierenartsen.

-ocr page 453-

kunt op Meeùs
rekenen als het er
écht op aan komt !

;ast de speciale arbeidsongeschiktheidsverzekering voor KNMvD-leden heeft Meeüs u nog veel meer te bieden,
nkt u bijvoorbeeld aan een totaalpakket voor uw zakelijke- en particuliere verzekeringen, het verzorgen van uw
ktijkfinanciering of de begeleiding bij praktijkvestiging. Wilt u meer informatie en wilt u weten wat wij nog meer voor u
men betekenen? Onze afdeling Vrije Beroepen staat speciaal voor ü als dierenarts klaar!

(rzekeringen, hypotheken, makelaardij o.g. met het accent op ü. www.meeus.com

Goed geregeld dus.

Meeùs Breda, Willemstraat 1-15,
Telefoon (076) 531 34 80,
Internet: www.meeus.com

! is onderdeel van AEGON.

-ocr page 454-

Wat willen de dierenarts en de klant?

De kwaliteit van dierartsenpraktijken en de certificering daarvan.

Ab Borg

De opvattingen onder dierenartsen ten opzichte van \'cer-
tificatie\' zijn te herleiden tot twee lijnen: uitgesproken
voor en mordicus tegen. Ik concentreer me in dit artikel
op de verschillende belangen en drijfveren van dierenart-
sen die kennelijk niet in \'certificatie\' lijken te passen.

De dierenarts wil het veterinaire vak uitoefenen vanuit de ei-
gen praktijk tot tevredenheid van klanten, hij of zij wil geen
bureaucratisch gedoe rond wet- en regelgeving en hij of zij
wil er een behoorlijk inkomen aan overhouden. Volgens de
tegenstanders draagt certificatie niet bij aan deze doelen en is
het dus overbodig. De voorstanders wijzen op de veranderin-
gen in een steeds complexere maatschappij. De praktijk die
zich hierop instelt door een goede manier van werken, kan
worden herkend aan het afgegeven certificaat.

Nadere analyse

De basis van de verdeeldheid onder dierenartsen is de KD-
ISO-norm. Voor deze specifieke norm zocht men naar een
combinatie van de ISO-norm met veterinaire aspecten van de
praktijkvoering. Het resultaat is een document met negentien
pagina\'s \'voorschriften\', die menig practicus demotiveren.
Om praktijken toch over de streep te halen, assisteren ISO-
adviseurs de dierenarts. Ze maken met wat praktijkinformatie
een systeem, dat wordt opgeslagen in een zogeheten kwali-
teitshandboek. Als de auditor komt, wordt het boek tevoor-
schijn gehaald, beantwoordt de dierenarts een paar vragen en
vervolgens kan hij het certificaat ophangen. Na een jaar komt
de vervolgaudit en volgt een herhaling van zetten, een be-
hoorlijke kostenpost. In dit geval werkt de dierenarts voor het
systeem, in plaats van het systeem voor de dierenarts.

Doel van het kwaliteitssysteem

ISO is begonnen als standaardisatiemethode voor producten
en werd uitgebreid naar organisaties, met als doel te komen
tot een onderling vergelijkbare kwaliteit. Het promotieonder-
zoek van Maathuis wijst echter uit dat ondernemers ISO bu-
reaucratisch vinden en in de elementen van de ISO-norm
geen logisch verband zien. Slechts vijf procent is tevreden
met het behaalde certificaat. Bovendien bleken de ISO-gecer-
tificeerde bedrijven toch nog grote niveauverschillen te ver-
tonen.

Maathuis ontwikkelde vervolgens een nieuwe norm: MKB
Groeicertificaat™. In deze aanpak staan drie begrippen cen-
traal: maatwerk, draagvlak en continu verbeteren.

Deze ervaringen hebben geen rol gespeeld bij de systeem-
keuze voor de veterinaire sector. De overweging dat ISO een
bekend systeem is en daardoor eerder erkend zou worden,
dient niet het doel van de dierenartsenpraktijk: de onafhanke-
lijke vaststelling dat een dierenarts op basis van juiste en een-
duidige risicoanalyse en informatie goede beslissingen neemt
en daarmee werkt aan de continuïteit van de praktijk. De keu-
ze voor een kwaliteitssysteem moet worden bepaald door het
doel.

Meten of verbeteren?

Grofweg zijn er twee soorten kwaliteitsmodellen. De meet-
modellen passen in een bureaucratische traditie van regels en
het toezicht daarop. Verbetermodellen zijn gericht op doelen:
de behoeften van de dierenarts en de klanten. Doelen motive-
ren. Regels niet.

Meetmodellen maken het mogelijk te meten. De ISO-norm
omschrijft bijvoorbeeld een organisatie aan de hand van een
set gewenste kenmerken. Waar die kenmerken bij een organi-
satie niet worden gemeten, moet de bedrijfsvoering worden
aangepast. Verbetermodellen richten zich op een verande-
ringsproces, gebaseerd op opvattingen en oordelen van me-
dewerkers en klanten. Door de drijfveren van mensen op de
juiste wijze aan te spreken gaan verbeteringen makkelijker,
effectiever en tegen minder kosten. Het MKB Groeicertifi-
caat™ leidt tot een verbeterde organisatie, tot stand gekomen
op basis van het draagvlak van de medewerkers, die zichzelf
verder blijft verbeteren.

MKB Groeicertificaat™ biedt een volledig uitgewerkte me-
thodiek. Het is tevens een certificeerbare, door de Raad voor
Accreditatie erkende norm. In maximaal drie dagen en een
doorlooptijd van ongeveer een maand heeft de praktijk het
hele traject doorgewerkt. De reacties zijn tot nu toe positief,
waarbij ook de kosten in relatie tot de toegevoegde waarde
meetellen. Het levert meer op dan dat het kost. Het systeem
werkt dus voor de praktijk, en niet andersom.

Aanbeveling

Elke praktijk moet zelf besluiten welk systeem wordt ge-
bruikt. Een snelwerkend, dynamisch systeem dat bovendien
goedkoper is, heeft in mijn opinie de voorkeur.

Ab Borg is directeur en senior adviseur van Qualiborg
(www.qualiborg.com).

-ocr page 455-

De Werkgroep Gecertificeerde Die-
renartspraktijken liad als opdracht
vanuit de gecertificeerde praktij-
ken te onderzoeken wat de moge-
lijkheden zijn voor KRD-ISO-ge-
certificeerde praktijken om hun
certificaat te behouden, dan wel
wat eventuele alternatieven zijn
voor het KRD-ISO-systeem.

Het voordeel van het KRD-ISO-systeem is dat praktijken al
gewend zijn aan de gebruikte systematiek. Er zijn echter
meer nadelen aan verbonden dan voordelen: het is geen geac-
crediteerde norm, er is onderhoud nodig, net als specifieke
afspraken met de certificerende instanties en een beroepspro-
cedure en -college zijn noodzakelijk. Dit alles zal ervoor zor-
gen dat de KRD-ISO duurder wordt dan andere systemen.
Mede vanwege de bijbehorende kosten is de KNMvD niet
langer in staat tot het in stand houden van een organisatie om
de KRD_ISO te onderhouden. Daarnaast hebben de gecerti-
ficeerde praktijken zelf unaniem aangegeven liever een geac-
crediteerd certificaat te willen.

M KB-groeicertificaat

De werkgroep nodigde dhr. A. Borg uit om uitleg te geven
over het MKB-groeicertificaat, dat hij heeft uitgedacht en uit-
gewerkt. In wezen is dit niet anders dan een aangepast ISO-
certificaat. Het MKB-groeicertificaat is een strategisch ma-
nagementinstrument dat de praktijkvoerende dierenarts in
staat stelt zijn strategie voor de eigen praktijk te bepalen. Dit
omvat meer dan alleen het beheersen van enkele processen
en protocollen. Niet alleen gaat het erom de dingen goed te
doen, maar het gaat ook om het blijven verwerkelijken van
deze goede dingen in de toekomst. De wereld verandert na-
melijk snel: zekerheden van nu gelden straks niet meer, of in
mindere mate of anders. Het is van levensbelang daarop alert
te zijn en er tijdig op in te spelen. Maar het is net zo belang-
rijk de medewerkers hierin mee te krijgen. Het certificaat is
een hulpmiddel waarmee de werkzaamheden binnen de prak-
tijk daadwerkelijk voor iedereen verbeterd kunnen worden.
Het MKB-groeicertificaat maakt een frisse start mogelijk,
waarbij gebruik wordt gemaakt van eerder opgedane ervaring
en waarbij de voordelen aantoonbaar meer opleveren dan ze
kosten. Reeds gecertificeerde praktijken kunnen gebruik ma-
ken van wat al eerder tot stand werd gebracht, er vindt dus
geen verspilling plaats van kostbare investeringen. Met name
het strategisch aspect heeft aandacht nodig. Voor de overige
aspecten die het certificaat aanduidt, zijn relatief goedkope
oplossingen mogelijk, die zichzelf ook snel terugverdienen.
Een mogelijk voordeel van het MKB-groeicertificaat zou zijn
dat er een uitgebreide sessie met alle medewerkers moet
plaatsvinden.

Een nadeel is dat er slechts één adviserende en certificerende
instelling bestaat. Dhr. Borg vertelde echter dat een tweede
persoon of bureau onlangs accreditatie heeft verkregen.
Een ander groot nadeel is de geringe bekendheid van dit cer-
tificaat bij de doelgroepen van dierenartspraktijken. In ieder
geval kan een via MKB-groeicertificaat gecertificeerde prak-
tijk, met bijbetaling, zonder extra inspanning een ISO-certifi-
caat krijgen. Het omgekeerde is niet mogelijk.
Deze nadelen wogen voor de werkgroep dusdanig zwaar, dat
de leden het MKB-groeicertificaat niet als eerste keus willen
aannemen.

Berichten

verslaeen

Eindrapportage Werkgroep Gecertificeerde Dierenartspraktijken

Wiel van den Ekker

Kwaliteitsmanagementsysteem van Sterkliniek dierenarts

De werkgroep wilde onderzoeken of het mogelijk was een
groot aantal werkzaamheden betreffende certificeren op de-
zelfde manier te doen voor alle dierenartspraktijken. Daar-
mee kunnen kosten worden bespaard voor de individuele
praktijk. Over dit onderwerp is een gesprek gevoerd met
Barbara van der Eerden. Zij is kwaliteitscoördinator van Ster-
kliniek dierenartsen. Sterkliniek dierenartsen is getoetst door
Lloyds Register Quality Assurance op ISO 9001: 2000 con-
formiteit. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Sterkliniek
dierenartsen heeft als toepassingsgebied: "Het beheer van het
samenwerkingsverband Sterkliniek dierenartsen b.v. en het
houden van toezicht op de kwaliteitseisen bij de deelnemende
praktijken." De kwaliteitseisen die Sterkliniek dierenartsen
stelt aan de deelnemende klinieken worden door Lloyds
Register Quality Assurance op de praktijk geïnspecteerd. De
gehele gang van zaken hieromtrent, inclusief mogelijke maat-
regelen indien een kliniek tekort zou schieten op een van de
kwaliteitseisen is onderdeel van het kwaliteitsmanagement-
systeem.

Multisite auditing

Een andere methode die hier nauw mee samenhangt wordt
\'multisite auditing\' genoemd. Hierbij hoeven slechts enkele
praktijken getoetst te worden, samen met de overkoepelende
organisatie. Het grote voordeel van deze oplossing is kosten-
besparing.

Het grootste nadeel is dat wanneer één praktijk door de mand
valt het hele systeem zijn certificaat verliest, dus ook alle aan-
gesloten praktijken.

Vanwege dit laatste gegeven kan de werkgroep ook deze
werkwijze niet aan de gecertificeerde praktijken aanbevelen.

ISO

Aangezien alle drie de bovenstaande certificeringsystemen
zijn gebaseerd op ISO, heeft de werkgroep afspraken ge-
maakt met twee ISO-certificerende instanties, Lloyds en
SGS. Er zijn er meer, maar deze twee zijn momenteel werk-
zaam in de veterinaire sector. Hieronder worden de gesprek-
ken kort samengevat.

Gesprek met f-i. IHol van Lloyds

- Kwaliteit is: meten wat de klant wil. Bij de huidige ISO-
norm gaat het daarom niet om het hoe, maar om het waar-
om. De hele ISO-systematiek draait om tevreden klanten.

- Bij de toetsing wordt eerst het handboek vergeleken met
de norm. Als de KNMvD een modelhandboek zou maken,
zou dat de toetsing kunnen versnellen en dus goedkoper
kunnen maken. Lloyds heeft een afdeling TCA, die ons
kan helpen met het opstellen van een algemeen handboek.

-ocr page 456-

- Na de beoordeling van het handboek volgt de audit om te
kijken of er volgens het handboek wordt gewerkt.

- De KNMvD zou kunnen besparen op de toetsingskosten
door zelf met een sectordeskundige te komen. Die kan
Lloyds ook leveren maar dan moet het standaardbedrag
van € 930,- per dag worden betaald. Als de KNMvD met
iemand komen, kan het wellicht goedkoper.

- Voor drie jaar kost een toetsing drie dagen ä € 930,- ex-
clusief de kilometers, de sectordeskundige en de eventuele
\'majors\'. Bij een niet-algemeen handboek zal de toetsing
een mandag langer duren. (Lloyds heeft al een paar DAP\'s
ISO-gecertificeerd.) Gerard van Eijden heeft nog enkele
malen contact gehad met Lloyds, maar nog geen goede
prijsopgave gekregen.

- Het modelhandboek moet vooral compact, abstract, klein
en algemeen zijn.

Gesprek met 5. Gielen i>an SG5

- Als de KNMvD geen regelinghouder wil zijn, kan er geen
sprake meer zijn van een KRD/ISO. Het enige alternatief
is dan de ISO 9001.

- Een algemeen handboek is volgens Stef volstrekt zinloos.
Het moet heel algemeen zijn om elke praktijk erin te laten
passen. Anders wordt het weer een KRD/ISO. Maar dan
wordt het een simpele vertaling van de norm en dat levert
weer geen tijdsvoordeel op bij de toetsing. Bovendien
moet het algemene handboek ook nog onderhouden wor-
den. De KNMvD zou daar waarschijnlijk wel toe bereid
zijn, zegt Wiel van den Ekker.

- Dhr. Gielen zegt toe dat KRD/ISO-DAP\'s voordeel krijgen
bij een ISO-toetsing door SGS. Deze praktijken zijn im-
mers al bekend bij SGS.

- Dierenartsenpraktijken kunnen zich door SGS laten toet-
sen op KRD/ISO en krijgen dan ook een document. Dat is
echter niet geaccrediteerd, omdat SGS-Nederland niet ge-
accrediteerd is. Praktijken die worden gecertificeerd via
SGS-België kunnen wel een geaccrediteerd certificaat
krijgen.

- Praktijken kunnen zich door iedereen laten toetsen: SGS,
Lloyds en anderen. Maar dhr. Gielen waarschuwt ervoor
alleen een RvA-geaccrediteerde en vertrouwde instelling
te kiezen.

- SGS geeft de volgende prijsopgave: de certificering van
een praktijk met zes medewerkers (dierenartsen en assi-
stenten) kost € 3100,- en van een praktijk met achttien
medewerkers kost € 3740,- in driejaar.

- Dhr. Gielen wil wel een cursus van een dagdeel verzorgen
over de omzetting van KRD/ISO naar ISO. Hij denkt dat
deze overgang redelijk simpel is en dat KRD/ISO-gecerti-
ficeerde praktijken bij een ISO-toetsing waarschijnlijk
geen major krijgen.

Ook Barbara van der Eerden gaf haar mening betreffende

ISO. Zij denkt dat de overgang van KRD/ISO naar ISO uit-
voerbaar is. Zij denkt dat negentig procent overeenkomt.
Door het simpelweg maken van een referentietabel kan het
KRD/ISO-handboek voor een ISO-handboek doorgaan.
ISO-certificaten kunnen moeilijk onderling vergeleken wor-
den zonder de \'scope\' te kennen. Praktijken zouden bijvoor-
beeld ook alleen de behandeling van een hamster kunnen la-
ten toetsen. Zoiets zou de uitstraling van een ISO-certificaat
kunnen ondermijnen. Maar toetsers kijken altijd naar de re-
delijkheid van een \'scope\'. Overigens betekent een goede be-
handeling van een hamster dat de dierenarts ook personeels-
beleid en interne audits moet hebben.

Conclusies

- De ISO-norm is de meest voor de hand liggende keuze
voor een KRD/ISO-gecertificeerde praktijk. Deze is een
bekende norm, het vergt nauwelijks aanpassing om van de
KRD/ISO-norm over te gaan naar de ISO-norm, er hoeft
geen organisatie opgetuigd te worden en de KNMvD hoeft
er niets aan te doen.

- Het opmaken van een algemeen handboek om de toetsin-
gen goedkoper te maken, lijkt weinig zinvol voor de KRD/
ISO-gecertificeerde praktijken. Ze moeten dan namelijk
gaan werken met twee handboeken. Daarnaast denkt SGS,
in tegenstelling tot Lloyds, dat de toetsing niet goedkoper
wordt. Er zou overigens ook nog een orgaan moeten
worden opgezet dat het handboek actueel houdt.

- Het ligt voor de hand dat elke praktijk zelf zijn certifice-
rende instantie uitzoekt. Vanwege de van hogerhand vast-
gestelde tarieven is het niet mogelijk kwantumkorting te
bedingen. SGS zou wel enige tijdsreductie mogelijk kun-
nen maken bij de door hen op KRD/ISO gecertificeerde
praktijken. SGS is ook bereid een cursus te geven voor de
overgang van KRD/ISO naar ISO.

- De Werkgroep Gecertificeerde Dierenartspraktijken is niet
in staat een voorkeur voor een instantie te beargumente-
ren.

De werkgroep hoopt met deze eindconclusies de KRD/ISO-
gecertificeerde praktijken te helpen in de keuze voor een
voortgang van hun streven om gecertificeerd te blijven.
Bij voldoende belangstelling wil de werkgroep een cursus
van een dagdeel organiseren om de overgang van KRD/ISO
naar ISO toe te lichten. U kunt zich hiervoor opgeven bij één
van de werkgroep leden.

De Werkgroep Gecertificeerde Dierenartspraktijken bestaat
uit: Marlies Olde Munnikhof, Gerard van Eijden, Gert Veld-
horst, Maarten Glas en Wiel van den Ekker. Vragen kunt
u stellen aan de werkgroepleden, bij voorkeur per e-mail,
of anders telefonisch (Gerard van Eijden: jolette@wxs.nl,
telefoon 06-20130753, Wiel van den Ekker: wielvdekker@
hetnet.nl, telefoon 06-52427781).

-ocr page 457-

N.1. van Genügten en A.J.I.F. Wires

Op 6 september jongstleden orga-
niseerde de Groep Gezondheid en
Kwaliteitszorg (GKZ) in Asten de
drielandendag. Dit is een jaarlijkse
bijeenkomst van dierenartsen uit
Nederland, België en Duitsland, die
werken op het gebied van volksge-
zondheid en dierziektebestrijding.
De thema\'s van dit jaar waren de
ketenkeuring en de borging van die keuring door het be-
drijfsleven en de overheid. Ook de uitbraak van klassieke
varkenspest in Duitsland werd besproken. Zeker op het
gebied van besmettelijke dierziektes, zoals klassieke var-
kenspest en bluetongue, bestaat er behoefte aan meer uit-
wisseling van kennis tussen de drie landen.

Per 1 januari 2006 zijn de nieuwe Europese hygiëne verorde-
ningen van kracht. Deze verordeningen bieden de mogelijk-
heid de klassieke post-mortem-keuring te vereenvoudigen op
basis van informatie over de herkomst van de geslachte die-
ren. Nederland heeft als eerste EU-land van de minister van
LNV de mogelijkheid gekregen de keuring van varkens in het
slachthuis te vereenvoudigen met behulp van deze ketenin-
formatie.

Keten keu ring

Derk Oorburg, quality manager van Vion Foods, presenteerde
de resultaten van het pilotproject (\'Supply Chain Meat In-
spection versus Traditional Meat Inspection\') dat is uitge-
voerd bij Vion.

In de \'White paper on Food Safety\' van de EU uit 2000, wordt
beschreven dat levensmiddelenproducenten de gevaren in
hun productieproces dienen te identificeren volgens de
HACCP-systematiek en aantoonbaar dienen te beheersen.
Vion heeft als een van de doelstellingen het verminderen van
de besmetting van vlees door
Salmonella spp. en Mycobacte-
rium avium
en het voorkomen van antibioticaresiduen in
vlees. Het bedrijf streeft dan ook naar een directe toegang tot
relevante voedselketeninformatie en naar vleeskeuring op ba-
sis van epidemiologische gegevens. Deze nieuwe manier van
werken blijkt goedkoper te zijn dan de klassieke keuring en
zeker zo effectief

Frank Jansens van de Société Générale de Surveillance (SGS)
zette de taken van zijn organisatie uiteen: SGS is een onaf-
hankelijk keuringsbedrijf, dat onder andere toezicht houdt op
het \'Belgian Controlled Veal System\', het branche-eigen
kwaliteitssysteem van de Belgische vleeskalversector. Naast
de reguliere overheidscontroles voert SGS eigen onaange-
kondigde controles uit. Bij SGS vindt jaarlijks een audit
plaats door de overheid.

Klassieke varkenspest in Nordrhein-Westfalen

Friedhelm Jäger, werkzaam bij het Ministerium für Umwelt
und Naturschutz, Landwirtschaft und Verbraucherschutz van
de bondsstaat Noord-Rijnland-Westfalen, illustreerde de be-
strijding van varkenspest in zijn werkgebied.
Hij vertelde dat er acht besmette bedrijven waren in de regio\'s
Borken en Recklinghausen. In totaal werden 121.938 varkens
geruimd, waarvan ruim 90.000 dieren op 188 varkensbedrij-
ven in Borken. Er werd ongeveer zeventien miljoen euro uit-
betaald aan compensatie en bij de ruimingen waren honderd
dierenartsen betrokken. Op het als eerste besmette bedrijf,
een mesterij, was het virus al twee maanden aanwezig voor
het ontdekt werd. Het virus was afkomstig uit besmet vlees
van wilde zwijnen, dat jarenlang ingevroren was geweest.
In Duitsland gaan stemmen op om het huidige \'early warning
system\' aan te passen met nieuwe parameters, zoals uitvals-
percentages en laboratoriumanalyse van dieren uit koppels
met temperatuurverhoging. Ook wil men uiteindelijk een
model bereiken waarin interventiemaatregelen automatisch
van kracht worden. Het probleem met het huidige Duitse sy-
steem is namelijk dat een vervoersverbod pas met een vertra-
ging van één tot twee dagen van kracht kan worden. Er is dus
geen \'stand still\' zoals wij die in Nederland kennen. Verder
pleitte Friedhelm Jäger voor meer training van specialisten-
teams, dierenartsen, boeren en jagers. Ook zou er meer aan-
dacht moeten worden besteed aan de monitoring van varkens-
pest bij wilde zwijnen.

Versla

Drielandendag 2006

Ketenkeuring en klassieke varkenspest

De dierenarts in 2015

De laatste spreker, Ron Dwinger, werkzaam bij het direc-
toraat-generaal \'Sanco\' van de Europese commissie, ver-
woordde zijn visie op de rol van de dierenarts in de voedsel-
productieketen in 2015. Hij voorziet dat de toekomstige
ontwikkelingen en het levenslang leren van officiële dieren-
artsen als basis gaan dienen voor een betere voedselveilig-
heid in de EU. De belangrijkste ontwikkelingen zijn: een gro-
tere invloed van de preventieve diergeneeskunde, meer
private controleorganisaties en een toegenomen uitwisseling
van keteninformatie.

In 2015 zal de vleeskeuring kunnen worden uitgevoerd door
een door de bevoegde autoriteit erkende dierenarts. De over-
heid zal de supervisie in handen houden door middel van ex-
terne audits.

Het middagprogramma van de drielandendag bestond uit een
drietal workshops, waarin de deelnemers verder konden dis-
cussiëren over onderwerpen als de bestrijding van aangifte-
plichtige dierziekten, de toekomstige organisatie van de su-
pervisie van officiële vleeskeuring en de rol van de dierenarts
in de voedselproductieketen van 2015. Dit leidde tot zeer en-
thousiaste en soms enigszins oververhitte discussies als af-
sluiting van deze interessante dag.

De presentaties van Derk Oorburg, Ron Dwinger en Fried-
he\\n\\ Jäger staan op de website van de GKZ
fgkz.knmvd.
nl/home/j.
N.1. van Genügten en AJ.I.F. Wires zijn stu-
denten diergeneeskunde.

-ocr page 458-

Op 19 september 2006 organiseer-
de het bestuur van de Nederlandse
Vereniging voor Praktijkmanage-
ment (VPM) een minisymposium
in het kader van het vijfjarig be-
staan.

cursussen

De officiële opening van het sympo-
sium geschiedde iets eerder op de dag
dan gepland. De VPM maakte deze ochtend letterlijk een
vliegende start, want de heliumballon in de vorm een mens-
groot cijfer \'5\', vloog per abuis de lucht in vlak voor de en-
tree van SNS. Het mocht de pret niet deren.
Dankzij de extra sponsoring van Proteq Dier & Zorg kon de
voorzitter, Gerda Broos, de aanwezigen op prinsjesdag ver-
welkomen in het hoofdkantoor van SNS REAAL te Utrecht.

Managen van jezelf

Congressen

De eerste spreker was sportpsycholoog Rico Schuijers. Van-
uit een totaal andere invalshoek bracht hij een paar mentale
factoren naar voren die maken dat wij op een bepaalde ma-
nier functioneren. Diverse methodes met toepasselijke namen
als \'ooievaarsmethode\' en \'ezelmethode\' passeerden de re-
vue. Rico Schuijers gaf ook een aantal filosofische hersen-
spinsels mee naar huis, zoals: "Daar waar je struikelt, ligt de
schat begraven".

Als tweede sprak Ben Tiggelaar. Hij studeerde communica-
tiewetenschappen en is momenteel aan het promoveren op
het onderwerp \'bewuste en onbewuste gedragsverandering in
bedrijven\'. In dat onderzoek worden verschillende thema\'s
uit zijn boeken verder uitgediept. De energieke Tiggelaar gaf
als een wervelwind de aanwezige gasten veel nieuwe inzich-
ten. Het managen van de lastigste persoon op aarde, jezelf,
bleek inderdaad een lastige taak. We hebben twee soorten ge-
drag: bewust gepland (5%) en onbewust gepland (95%). Om
deze reden is veranderen moeilijk.

Aan de weg getimmerd

Het symposium heeft de VPM veel publiciteit gebracht. In
totaal telt de vereniging nu bijna honderd leden. De gemid-
delde dierenartsenpraktijk is de afgelopen jaren fors gegroeid
en veranderde daarbij vaak van een zelfstandige dierenarts in
een gedifferentieerde groepspraktijk. Ketenvorming is aan de
orde van de dag. De complexiteit van managementtaken blijft
toenemen. Management wordt steeds meer als een vak gezien
en men realiseert zich dat het er niet meer \'even bij\' kan wor-
den gedaan.

De afgelopen vijfjaar heeft de VPM hard aan de weg getim-
merd om op alle veranderingen te kunnen inspelen. Doel van
de vereniging is het verenigen van die personen, die binnen
praktijken in Nederland de functie van praktijkmanager uit-
oefenen, het stimuleren van het beroep praktijkmanager en
het uitwisselen van informatie en ideeën in een landelijk net-
werk. Het ledenbestand van de VPM bestaat uit dierenartsen,
al dan niet in loondienst, maar voor een net zo groot deel uit
managers zonder veterinaire opleiding (HEAO\'ers, Van Hal-
ler\'s et cetera). Daarnaast zijn ook dierenartsassistenten, die
vaak nog deels paraveterinaire handelingen verrichten, lid
van de vereniging. Al deze leden brengen hun eigen unieke
inbreng, ideeën, vragen en oplossingen met zich mee. Deze
synergie is wat de vereniging zo sterk en waardevol maakt.

Voorzien van handvatten

Op de vier bijeenkomsten per jaar worden door middel van
workshops de onderwerpen behandeld die de leden zelf aan-
geven. Door nieuwsbrieven, een column in
Dier & Arts en na-
tuurlijk ook de eigen website, probeert de VPM praktijkmana-
gers te prikkelen en te voorzien van zoveel mogelijk praktische
handvatten. Vele onderwerpen zijn al de revue gepasseerd:
discussie over management en eigenaarschap, valkuilen voor
de praktijkmanager, communicatie, personeelsmanagement,
samenwerking, financiële stuurmiddelen, nieuwe wetgeving
en de consequenties daarvan voor praktijken enzovoorts. Ook
is er hard gewerkt aan de oprichting en de optimalisering van
het opleidingsaanbod. Samen met PAOD en AUV worden
sinds 2005 cursussen praktijkmanagement georganiseerd. De
basiscursus start weer op 12 december aanstaande. Opgeven
kan via de website van PAO
(www.paod.nl).
Vanaf dit jaar biedt de VPM ook verdiepingsmodules. De
eerste gaat over werving en selectie, de tweede over verzuim-
beleid, de derde over financieel management en de vierde
over gesprekstechnieken.

Sinds enkele jaren maakt de VPM deel uit van de Stuurgroep
Praktijkmanagement van de KNMvD en van de Commissie
Management in de Gezondheidszorg van de VVAA. Beide
zijn commissies die zich richten op het aanbrengen van een
duidelijke structuur binnen het management in professionele
organisaties.

Voor meer informatie over de VPM kunt u terecht
www.v-p-m.nl.
van de VPM.

op

Catherine Smits is vice voorzitter-secretaris

Minisymposium Vereniging voor Praktijkmanagement

Catherine Smits

-ocr page 459-

Vanwege de aanhoudende groei van
de embryotransplantatie binnen de
gynaecologische sector van de
paardengeneeskunde in Nederland
en Europa, biedt De Graafschap
Dierenartsen onder leiding van en-
kele specialisten in de gynaecologie
opnieuw twee praktische cursussen
\'Moderne technieken van embryo-
herkenning en embryo-verwerking bij paarden\'.

De eerste, op 14 februari 2007, is bedoeld voor dierenartsen
met een specifieke interesse in dit vakgebied. Deze cursus be-
handelt heel basale onderwerpen die een succesvol embryo-
transplantatieprogramma mogelijk kunnen maken, maar er is
ook aandacht voor de meest recente ontwikkelingen en in-
zichten op dit gebied. Alle ingrediënten van een synchronisa-
tieprotocol, het spoelen van een merrie om een embryo te
verkrijgen en het verwerken van het embryo komen aan bod.
Hieronder valt ook een beschouwing over het herkennen van,
de omgang met en het prepareren voor transport of verdere
verwerking van het embryo.

Theoretisch deel

De cursus zal onder meer bestaan uit een theoretisch deel
waar dr. Tom Stout (Faculteit Diergeneeskunde), Myrthe
Wessel (De Graafschap Dierenartsen) en A. Noordkamp
(VWA) het wel en wee van een embryotransplantatiepro-
gramma uiteen zullen zetten. Met name de hygiëne, de certi-
ficering en de regelgeving omtrent het transport van embryo\'s
komen ter sprake. Het praktische deel zal bestaan uit het her-
kennen van embryo\'s en deze van begin tot eind prepareren
voor transport en transplantatie. Onder begeleiding van een
microscoopdeskundige leert u hier het uiterste uit uw appa-
raat halen.

Cursussen

Voor gevorderden

De Graafschap Dierenartsen nodigt u ook uit op 15 februari
2007 voor deel II van de cursus over embryotransplantatie,
het vervolg op de praktische cursus van vorig jaar. Deze cur-
sus voor gevorderden is met name bedoeld voor dierenartsen
die zich dit jaar hebben beziggehouden met embryotrans-
plantade en/of vorig jaar de cursus bij ons gevolgd hebben.
Tijdens deze cursus worden de obstakels van een embryo-
transplantatieprogramma behandeld. Iedereen die deze tech-
niek heeft toegepast, zal hindernissen zijn tegengekomen bij
het synchroniseren van donor en ontvangster, het materiaal,
de kosten en ongetwijfeld ook bij de drachtigheidspercenta-
ges. Dit zijn allemaal frustraties die men te verwerken krijgt
bij het uitoefenen van embryotransplantatie op grote en kleine
schaal. Bij dit onderwerp past onder andere een beschouwing
over het herkennen van, de omgang met en het prepareren
voor transport van het embryo, waarbij met name wordt gelet
op hygiëne en administratie. Ter illustratie zal A. Vullers een
beschouwing houden over het wel en wee van het managen
van de ontvangster(kudde) en zal ook T. Stout opnieuw aan-
wezig zijn. Beiden zullen hun ervaring en kennis met u delen.
Er is bovendien een praktisch deel, waar u een embryo trans-
portkaar gaat maken. Ook hier leert u onder begeleiding van
een microscoopdeskundige het uiterste uit uw apparaat halen.
Een vertegenwoordiger van de VWA, A. Noordkamp, zal uit-
leg geven over de certificering en de regelgeving binnen en
buiten Nederland aangaande het transport van embryo\'s.
De locatie voorbelde cursussen is het nieuwe praktijkgebouw
van De Graafschap Dierenartsen te Vorden (Schimmeldijk)
Beide dagen duren van 9.30 uur tot 17.30 uur. Opnieuw be
staat de mogelijkheid tot het nuttigen van een diner. He
maximaal aantal deelnemers voor de twee cursussen is twin
tig. Voor beide dagen is de prijs 450 euro, vrij van BTW. Op
gave voor of informatie over de cursus via
wv^\'w.dgdierenart
sen.nl.
Meldt u aan voor 15 januari 2007.

Moderne technieken voor embryoherkenning en -verwerking bij
paarden

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 460-

Ceerte Blanken

Vorig jaar kreeg ik informatie over de DSA-masterclass.
Ik werd direct enthousiast. Ik was op dat moment net een
paar weken werkzaam in de praktijk en dan blijkt datje
wel de kennis hebt, maar hoe zat het ook alweer precies?
En deze echte patiënt is toch net een beetje anders dan in
de boeken...

De masterclass is een initiatief van de Dierenarts Specialisten
Amsterdam (DSA). Het idee erachter is dat kortgeleden afge-
studeerde dierenartsen onder begeleiding van een specialist
problemen bespreken die zij in de praktijk tegenkomen. De
deelnemende dierenartsen bepalen zelf de agenda. Zij zorgen
voor het patiëntmateriaal, zoals patiëntgegevens, bloedwaar-
den en röntgenfoto\'s. Aan de hand van deze patiënten worden
ziektebeelden besproken en de zaken waar je in de diagnos-
tiek en behandeling tegenaan loopt. Afhankelijk van het spe-
cialisme van de begeleider wordt bepaald welk onderwerp
wordt besproken. De verschillende onderwerpen die aan de
orde kunnen komen, zijn interne geneeskunde, radiologie,
dermatologie, chirurgie en oogheelkunde. Op een masterclass-
avond (elke derde donderdag van de maand) zijn vijftien die-
renartsen aanwezig en worden onder het genot van broodjes
en thee of koffie de casussen besproken. Het is een prettige
ervaring de problemen te kunnen bespreken waar jijzelf en
anderen mee zitten. Het blijkt vaak datje collega\'s worstelen
met dezelfde dilemma\'s en het is erg motiverend als je merkt
datje er samen best wel uit komt.

DSA-masterclass: even weer alles op een rij

Aan het eind van de avond kun je je voor een volgende keer
inschrijven. Omdat niet iedereen bij dezelfde sessies aanwe-
zig is, kun je bijvoorbeeld verslagen maken en deze naar el-
kaar doormailen. Zo heb je toch alle informatie bij elkaar. De
eerste avond werd geleid door Tjerk Bosje en ging voorname-
lijk over nierproblemen bij hond en kat. Deze avond was erg
verhelderend en duidelijk, en gaf een goed beeld van hoe een
nierpatiënt het best begeleid kan worden. Verder heb ik bij-
voorbeeld de avond van Mieke Leistra bijgewoond. Zij be-
sprak met ons de differentieeldiagnoses van onder andere de
hond met jeuk en de hond met schilfers. Afsluitend hebben
we het gehad over het dermatologisch onderzoek en hoe je
het beste een afkrabsel en een huidbiopt kan nemen. Het was
een heel praktische en erg interessante avond.
Ik vind de masterclass erg leerzaam en het is vooral leuk om
je ervaringen te bespreken met je collega\'s. Het is zeker een
aanrader voor elke dierenarts die net is afgestudeerd.
In januari start de Masterclass 2007. De cursus is sterk inter-
actief en gebaseerd op de patiënten van de deelnemers zelf
Er is plaats voor maximaal 22 deelnemers in totaal, maximaal
15 deelnemers per avond en de masterclass is alleen toe-
gankelijk in de eerste achttien maanden na afstuderen. De
kosten van deze cursus zijn negentig euro voor zes bijeen-
komsten van twee uur. Voor de gehele cursus worden achttien
accreditatiepunten verstrekt. Opgeven is mogelijk via
www.NaastUwDierenarts.nl/cursus.

ONCOIogisch treffen 2007

Na het succesvolle tweedaagse \'ONCOIogisch treffen\' in
februari 2006, organiseert de vereniging van Samenwer-
kende Diergeneeskundige Kankercentra (SDK) op zater-
dag 10 en zondag 11 februari 2007 opnieuw een oncolo-
gisch symposium. Ditmaal met het onderwerp: \'Tumours
of the extremities in dogs and cats: need for extreme
measures\'.

Opnieuw zijn grote namen van de partij. De organisatie heeft
dit jaar uitgenodigd: dr. Greg Ogilvie (USA), dr. Martin Kes-
sler (Duitsland), dr. Jimmy Saunders, dr. Kathelijne Pere-
mans, dr. Ingrid Gielen en dr. Piet van Bree (deze vier allen
uit België). In twee dagen zullen deze grootheden uit de vete-
rinaire wereld het boeiende verhaal doen van veel voorko-
mende oncologische problemen van de extremiteiten bij hond
en kat. Zij zullen dieper ingaan op de juiste wijze om tot een
goede diagnose te komen, beeldvormende technieken, de
meest recente behandelingen en operatieve mogelijkheden,
en benaderingen van tumoren van de extremiteiten. Op zon-
dag 11 februari zal dr. Henrik von Euler (Zweden) de tech-
niek laten zien van de pootsparende operatie bij een osteosar-
coma van de distale radius, terwijl dr. Antonie Taminiau,
verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum, ons
een blik zal gunnen in de mogelijkheden van een ledematen-
sparende operatie bij mensen.

__[^erkende

Op zaterdag 10 februari is iPier^en^fteskundige

ook een boeiend program- ^^^ —Txaojc^Fcentra
ma samengesteld voor die-
renartsassistenten en ande-
re paraveterinairen. Hierbij zal dr. Martin Kessler het een en
ander vertellen over de operatieve benadering van de meest
voorkomende tumoren van de extremiteiten, dr. Greg Ogilvie
zal op zijn unieke wijze de poottumoren paraveterinair bena-
deren en dr. Piet van Bree zal een toelichting geven over de
medische beeldvorming van de tumoren. Bart Menten (Bel-
gië) zal de assistenten meenemen in de wereld van de fysio-
therapeutische mogelijkheden en de revalidatieprocessen.
Kortom, het is voor zowel dierenartsen als assistenten een
zeer boeiend en gevarieerd programma, met een groot aantal
internationaal bekende deskundigen op het gebied van de on-
cologie.

Het congres zal ook deze keer plaatsvinden in het Kontakt
der Kontinenten te Soesterberg, een zeer geschikte sfeervolle
locatie. Deelnemers kunnen ervoor kiezen om \'s avonds aan
het congresdiner deel te nemen en in het Kontakt der Konti-
nenten te blijven overnachten. Er worden nascholingspunten
toegekend, waarbij is gekozen voor tien punten per congres-
dag.

Voor uitgebreide informatie kunt u kijken op de website van
de SDK:
www.kankerbijdieren.nl.

-ocr page 461-

Tweejaarlijks congres vogels

De European College of Avian Me-
dicine and Surgery (ECAMS) en
de European Association of Avian
Veterinarians (EAAV) zijn ver-
heugd hun tweejaarlijkse congres
bij u te mogen aankondigen. Dit
gecombineerde congres zal worden
gehouden in het Technopark te
Zurich in Zwitserland van 27 tot en
met 31 maart 2007.

combinatie met een uitgebreide lezing over een specifiek on-
derwerp (nog nader te bepalen). Het EAAV-gedeelte omvat
\'masterclasses\', \'wet labs\' en voordrachten met een zeer gro-
te variëteit van aan vogelgeneeskunde gerelateerde onder-
werpen. De combinatie van beide congressen zorgt ervoor
dat vooraanstaande vogeldierenartsen en -specialisten uit
Europa, Amerika en de rest van de wereld aanwezig zullen
zijn. Dit alles in een gemoedelijke atmosfeer in een schitte-
rende omgeving.

Zurich is eenvoudig te bereiken met auto, trein en vliegtuig.
Het congres vindt plaats in een modern congrescentrum op
loopafstand van het centrum van Zurich, gelegen aan het
meer van Zurich. Rondom het congrescentrum bevinden zich
diverse hotels, geschikt voor alle budgetten.
Kom dus naar Zurich om, samen met ons, in deze schitteren-
de omgeving de kennis van de vogelgeneeskunde op een ho-
ger niveau te brengen!

Verdere informatie is te vinden op www.ecams.eu en www.
eaav.org.

Aankondiging

Dit congres is een uitgelezen gelegenheid uw klinische en
wetenschappelijke kennis bij te spijkeren en bij te praten met
collega-vogeldierenartsen van over de hele wereld. Dit jaar
wordt het congres gehouden tijdens het skiseizoen. De aan-
wezigheid van skipistes in de regio van Zurich biedt u de ge-
legenheid werk, ontspanning en plezier met elkaar te combi-
neren.

Het ECAMS-gedeelte van het programma heeft tot doel u up-
to-date informatie te bieden over lopende onderzoeken, in

O.»"-

Een andere kijk op het paard

Een dierenarts heeft leren vertrouwen op wat hij of zij ziet en
met behulp van diagnostische apparatuur kan aantonen. Dat
geldt als zeer wetenschappelijk, want het onderzoek kan wor-
den herhaald door een collega.

Sommige dierenartsen durven bij hun diagnostische overwe-
gingen ook te betrekken wat ze voelen met hun handen.
"Weinig wetenschappelijk," zal de collega met de minder
ontwikkelde tastzin zeggen. "Ik voel het niet, dus het is er
niet."

In de praktijk kan het voorkomen dat tijdens het reguliere on-
derzoek van een paard onvoldoende diagnostische bewijzen
worden gevonden om tot behandeling van een probleem over
te gaan. De dierenarts ziet dat het paard scheef loopt of de
oefening niet afmaakt, maar een veterinaire oorzaak ont-

Bloedlink

De Veterinaire Hippische Vereniging (VHiVer) organiseert
op 13 december 2006 op het faculteitsterrein in Utrecht het
symposium \'Bloedlink - Van jongs af aan leren interprete-
ren\'. In de vorm van zeven lezingen zullen de hoofdthema\'s
bloed en veulens aan de orde komen. Het programma bestaat
breekt. Dit zou een moment kunnen zijn om het zieke paard
op een andere manier te benaderen. Een osteopathisch onder-
zoek en de bijbehorende behandeling kan in dit geval een uit-
komst bieden.

Wat is paardenosteopathie? Paardenosteopathie is een behan-
delmethode, gebaseerd op de gedachte dat ziektebeelden
kunnen ontstaan door een veriies van structurele integratie,
die kan worden hersteld door manipulatie van de weefsels.
Voor dierenartsen die voldoende vertrouwen op hun gevoel,
start World Wide Equine Education in januari 2007 met een
nieuwe jaargang cursisten met de opleiding tot paardenosteo-
paat (Engels: \'equine osteopath\'). Meer informatie over deze
opleiding vindt u op
www.w2e2.com.

uit een middag- en een avonddeel. Het is te bekijken op de
website www.vhiver.nl/symposium, waar u zich tevens voor
het symposium kunt inschrijven. Voor meer informatie kunt
u ook contact opnemen met de voorzitter van de vereniging,
via e-mail: voorzitter@vhiver.nl.

-ocr page 462-

Steriliseren is het beste wat
u voor uw kat kunt doen.

Het geven van
HillV" NeuteredCar
is dan de volgende stap.

Na de sterilisatie zal uw kat gezonder en net zo actief als altijd zijn.
Maar hormonale veranderingen vertragen de stofwisseling, waardoor
gesteriliseerde katten sneller aankomen.

Hill\'s NeuteredCat is speciaal samengesteld met onze unieke formule
voor gewichtscontrole (WMF) om uw kat na sterilisatie gezond en in
goede conditie te houden.

VETERINARY EXCLUSIVE

SCIENCE PLAN

Wj

NeuteredCat

-ocr page 463-

Ontplooien

Graag wil ik u even terug meenemen in de tijd. Om precies te zijn naar 27 oktober 1932. Op deze dag
was er een bijeenkomst van studenten diergeneeskunde en vertegenwoordigers van de faculteit. De ver-
gadering was georganiseerd omdat zowel de universiteit als de maatschappij zich zorgen maakten, onder
andere over het gemis aan saamhorigheidsgevoel onder de veterinaire studenten. Professor Van Oyen
sprak op deze vergadering en gaf aan dat hij het als een plicht van iedere student zag om actief deel te
nemen aan het algemene studentenleven, tijdens het latere leven zou deze hier zeker zijn voordeel mee
doen. Men signaleerde de knelpunten en besloot er wat aan te doen. Op 21 november 1932 werd de Dier-
geneeskundige Studenten Kring opgericht. De doelstellingen die werden genoemd waren: het bevorderen
van het saamhorigheidsgevoel, het behartigen van de studiebelangen en het organiseren van lezingen en
excursies.

Dit alles speelde zich dus bijna 75 jaar geleden af maar de problemen waar men toen mee te maken
had zijn helaas ook nu nog actueel. De student van nu wordt er steeds meer toe gedwongen zo snel mo-
gelijk zijn of haar studie af te ronden met als gevolg dat er minder ruimte
overblijft voor nevenactiviteiten. Toch is het belangrijk dat studenten zich
op het sociale en communicatieve gebied ontwikkelen en verbeteren om
later in de praktijk op een Juiste manier om te kunnen gaan met collega \'s
en cliënten.

Wij zullen er als bestuur hard aan moeten trekken om de studenten van
nu dit besef mee te geven en te stimideren dat zij actief deelnemen aan
het studentenleven en zich ook buiten hun studie ontplooien. Deze verant-
woordelijkheid ligt echter niet alleen bij ons als bestuur, studenten zullen
hiervoor in de mogelijkheid gesteld moeten worden en daarbij ook vanuit
andere hoeken op het belang hiervan gewezen moeten worden.

Wilke van den Brink
h.t. Praeses der D.S.K.

Voorzitters-
column

Met Groep DIB in een kar door de Oostvaardersplassen

Tekst: Linda van Veen

De Oostvaardersplassen vormen een natuurgebied van
ongeveer 5600 hectare tussen Almere en Lelystad. Het is
slechts gedeeltelijk opengesteld voor publiek. Daarom
waren wij erg gelukkig met de mogelijkheid een tocht
van bijna drie uur te mogen maken door dit prachtige
natuurgebied.

Op 29 september 2006 hield de Groep Dierenartsen werk-
zaam in het Bedrijfsleven (DIB) zijn algemene ledenvergade-
ring. Daaraan voorafgaand bracht de groep een bezoek aan
de Oostvaardersplassen. Dit internationaal bekende moeras-
gebied ontstond spontaan na de drooglegging van Zuidelijk
Flevoland. Honderdduizenden vogels bezoeken het gebied
tijdens hun trek. Ook als broed-, rust- en ruigebied is het voor
tienduizenden vogels van levensbelang. Dr. Frans Vera, werk-
zaam als bioloog bij Staatsbosbeheer, leidde ons rond tussen
de grote grazers van de Oostvaardersplassen.

Oorsprong

Het gebied waar nu de Oostvaardersplassen liggen, was aan-
vankelijk bedoeld als industriegebied. Maar al snel groeide er
riet, lisdodde en wilg, waar veel vogels op afkwamen. Zelfs
het zeldzame baardmannetje ging er broeden en vormde uit-

eindelijk een grote kolonie. Het werd een prachtig natuurge-
bied, waarvoor zelfs de spoorlijn werd omgelegd. Er worden
nu voorbereidingen getroffen om het gebied via het Hoster-
wold te verbinden met de Veluwe.

-ocr page 464-

Flora en fauna

De wilgen en de vlierbomen, initieel in groten getale spon-
taan uit zaad opgekomen, nemen op dit moment in aantal af
De edelherten ontbasten de vlierbomen en de wilgen gaan
dood van ouderdom. De laatste kunnen zich niet verjongen,
omdat er na het droogvallen van de polder geen kiemingsmi-
lieu meer voor ze is. De dode wilgen, die als staken uit de
grond steken, geven het landschap een karakteristiek uiter-
lijk. Een schitterend gezicht wordt gevormd door de grote
kuddes dieren. De konikpaarden leven in een groep van bijna
duizend stuks. De vijfhonderd heckrunderen, door de gebroe-
ders Heek in de dertiger jaren van de vorige eeuw gefokt als
zogenaamde oerrunderen, leven in kleinere kuddes. Met
name de stieren leven vaak als solitair. De vijftienhonderd
edelherten leven in twee grote groepen. Kijkend over het
grasland waan je je als bezoeker werkelijk in Afrika: grote
kuddes van verschillende diersoorten vredig grazend naast
elkaar, een uniek gezicht!

Beheer

De Oostvaardersplassen vallen onder Staatsbosbeheer. Maar
het eigenlijke beheer vindt plaats door de dierlijke bewoners
van het gebied. Door de jonge uitzaaiingen op te eten zorgen
de grazers ervoor dat het niet één groot bos wordt en de her-
ten snoeien de bomen en struiken. Daarnaast ruimen de circa
honderd vossen onder andere de kleine kadavers op. Momen-
teel leven er vanwege de dierziekteproblematiek geen wilde
zwijnen in de Oostvaardersplassen, wat Vera graag anders
zou willen zien. Wilde zwijnen bewerken de grond namelijk
op zo\'n manier dat er een uitstekende zaaibodem ontstaat
voor verschillende soorten bomen, planten en struiken.

Dood doet leven

De kadavers van de runderen en de paarden moeten in het ka-
der van de destructiewet helaas verwijderd worden. Dat de
zeearend met succes heeft gebroed in de Oostvaardersplassen
was mede te danken aan het feit dat de kadavers van de herten
wel mogen blijven liggen. Vorig jaar is zelfs een monniksgier
gesignaleerd. Kadavers vormen een wezenlijk onderdeel van
het functioneren van ecosystemen. Vanuit het oogpunt van de
biodiversiteit is het wenselijk om dode dieren te laten liggen.
Deze dienen niet alleen als voedsel voor gewervelde dieren
en vogels, maar ook voor verschillende soorten aasvliegen en
aaskevers. In drie weken tijd kan ongeveer honderd kilo vlees
en beenderen tot stof zijn vergaan.

Zorgplicht

Dat kadavers binnen een ecosysteem zinvol zijn is duidelijk.
Maar dieren laten sterven van de honger sluit niet aan bij
onze ethische normen voor het houden van dieren. De discus-
sie over het wel of niet bijvoeren van de runderen, paarden en
herten is nog lang niet ten einde. Tegenstanders van het bij-
voeren zeggen dat het om wild gaat, binnen een natuurlijk
ecosysteem waarin niet ingegrepen moet worden. Maar wat
is wild? Mensen hebben deze dieren geïntroduceerd en die-
nen dus voor ze te zorgen, ook omdat ze geen mogelijkheid
hebben tot migratie. Anderzijds heeft de schaarste misschien
wel nut bij de voortplanting. Er zullen minder jonge dieren
worden geboren, waardoor een evenwicht ontstaat. Na een
periode van schaarste zal slechts vijfentwintig procent van de
vrouwelijke dieren een jong voortbrengen. Daarom is het
volgens Vera niet verstandig voor de winter door afschot de
aantallen te verkleinen. Vera vertelde bovendien dat in heel
grote natuurgebieden zoals de Serengeti in Afrika (2,5 mil-
joen hectare), waar dieren kunnen trekken en waar grote roof-
dieren als leeuwen en gevlekte hyena\'s in ruime mate aanwe-
zig zijn, de aantallen dieren worden gereguleerd door de
hoeveelheid voedsel. Onderzoek heeft aangetoond dat van de
wildebeesten (gnoes) vijfenzeventig procent omkomt door
gebrek aan voedsel en slechts vijfentwintig procent wordt ge-
dood door grote roofdieren. Ook de internationale commissie
die zich over de Oostvaardersplassen heeft gebogen, heeft ge-
steld dat de aantallen grote hoefdieren in het algemeen wor-
den gereguleerd door de hoeveelheid voedsel en niet door
grote predatoren. En wat het eten betreft: op is op, hoe groot
het gebied ook is en hoe ver de dieren ook kunnen trekken.
De hoeveelheid voedsel is altijd eindig. En misschien mogen
wij onze normen en waarden vanuit ons houderijperspectief
niet projecteren op in het wild levende dieren; er is immers
ook geen zicht op het aantal vogels dat de winter niet over-
leeft. Op dit moment geldt het compromis dat de dieren niet
worden bijgevoerd, maar wel worden afgeschoten wanneer er
geen hoop meer is op herstel of het overleven van de winter.

Wolven

De introductie van wolven in de Oostvaardersplassen is ge-
wenst, maar op dit moment nog niet aan de orde. Het gebied
zou volgens Vera geschikt zijn voor circa tweehonderd wol-
ven. Zij kunnen de wrakke dieren een langzame dood bespa-
ren en zouden binnen dit ecosysteem een goede aanvulling
zijn. Uit Afrika is echter bekend dat leeuwen niet graag op
uitgemergelde dieren jagen. Naarmate er door gebrek aan
voedsel meer dieren uitgemergeld raakten, verlegden leeu-
wen hun aandacht naar dieren die in een betere conditie ver-
keerden. Slechts zes procent van de wrakke dieren in de Se-
rengeti werd gedood door roofdieren.

Meer informatie

Al met al was het een leerzame en leuke dag in de Oostvaar-
dersplassen. Wanneer u meer wilt weten over het belang van
kadavers voor de diversiteit binnen ecosystemen, kunt u bij de
boekhandel het boekje
Dood doet leven bestellen (ISBN-num-
mer: 9050112110). Op de website
oostvaardersplassen.bio-
faan.nl
vindt u enkele panoramafoto\'s van dit gebied, een klei-
ne impressie voor wie deze excursie heeft moeten missen.

Linda van Veen is dierenarts te Oidenzaal.

-ocr page 465-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Bont, Mevr. M.E.Q. de; 1991; 5473 RW Hees-
wijk-Dinther; Het Geerke 29.
Meer, Mevr. M.F.M.; 1996; 7491 GV Delden; De
Horst 7.

Schouten, Mevr. F.; 2006; 3743 AE Baam; Eem-
nesserweg 65.

Tneller, Mevr. W.H.; Gent 2006; 3253 EM Oud-
dorp; Blauwesteen 2.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Gussenhoven, L.M.; 2006; 3581 JL Utrecht; Oudwijkerveldstraat 2.
Hendrickx, D.E; Gent 2006; B-2580 Putte (België); Peter Michielslei 23.
Kwant, Mevr. L.; 2006; 9402 EZ Assen; Thorbeckelaan 218.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Barelds, Mevr. H.R
Dijk, Mevr. B.
Dinnissen, F.
Hoekstra, Mevr. H.
Olde Loohuis, Mevr. M.P.G.
Schipper, Mevr. RA.
Spiele.W.D.
Vermeulen, Mevr. B.D.

Voor het dierenartsenexamen van 3 november 2006 zijn geslaagd:

Barbonis, T.
Boer, Mevr. A.
Dols, Mevr. Q.L.
Heijstek, Mevr. A.S.
Hendriks, Mevr. N.
Herder, Mevr. EL.
K.oom, Mevr M.
Salomons, Mevr. K.M.V
Kruizinga, Mevr. J.
Maas, Mevr. W.H.M.
Mark, Mevr. A.M. van der
Nijssen, M.
Opsteegh, Mevr. M.
Prevoo.Y.FD.M.
Ruijter, Mevr. J.N.M. de
Rutsen, Mevr. A.M.

Overiijdensberichten:

Op 2 november 2(X)6 J.P.M. Meesters te Roosendaal.
Mutaties:

Barbonis, T.S.A.E.; 2006; 3705 ZD Zeist; Warande 59; tel. privé mobiel:
06-51742837; E-mail privé:
barbalyzer(a lwtmail.com; d.

Beekhuis, Mevr. L.; 2(M)6; AL9 7SZ Hatfield, Hertfordshire; 71 Hawkshead
Lane, North Mymms;
tel. privé mobiel: 00-44-(0) 7895018527; wet. mede«.
Dairy Health and production op dc Royal Veterinary College.
Blaauw, Mevr. B.; 2006; 3572 GS Utrecht; Grift.straat 89; tel. privé: 030-
2302820; tel. privé mobiel: 06-17752779;
E-mail privé: barbara@heezik.net
Boer, Mevr. A.; 2006; 3582 EG Utrecht; Gansstraat 147 bis; tel. privé mo-
biel: 06-24214930; E-mail privé:
annetlehoerfayahoo.com; d.
Boer, M.W. dc; 2006; 78 Victoria Road, Market Drayton; Shropshire TF9
3DS; Engeland; E-mail privé:
deboermwCagmail.com
Brommer, H.; 1998; U-2005; 3991 JD Houten; Batavenpoort 36; tel. privé: 030-
2619383; E-mail privé:
h.brommer@vel.uu.nl; wet. medew. junior universitair
docent bij UUFD Dept. Gezondheidszorg Paard; tel. bun: 030-2531350; fax bun:
030-2537970; E-mail bur.:
h.brommer@vet.uu.nl; juli 2006 ECVS.
*Dols, Mevr.Q.L.; 2006; 3981 CG Bunnik; Dr. Breveestraat 59; tel. privé:
030-6572215; tel. privé mobiel: 06-44556173; d.

Elte, Mevr. Y; 2006; 8389 VB Zandhui/.en; Schapendrift 2; tel. privé:
0561-432449;
tel. privé mobiel: 06-21858642; E-mail privé: y.elte@planet.
nl;
medew. bij J.A.M. Baerveldt, A.F. Clotscher en M.H. Pelleboer; tel.
prakt.: 0561-612282; fax prakt.: 0561-614734; E-mail
prakt.: paarden@
dierenkliniekwolvega.nl

Personalia

Giesen, Mevr. A.T.; 2005; 5995 NE Kessel; Sterrenbosweg 24; tel. privé: 077-
8500466; tel. privé mobiel: 06-11211480; E-mail privé:
ankiegiesen@home.
nl;
medew. bij M. Franke, ER.M. Henderikx en W.L.J. Oosse; tel. prakt.: 077-
4621373; fax prakt.: 077-4622831 ; E-mail prakt.:
keizer33@xs4all.nl
Gussenhoven, L.M.; 2006; 3581 JL Utrecht; Oudwijkerveldstraat 2; tel. privé
mobiel: 06-14184407; medew. bij E.J.W. de Boer; tel. prakt.: 030-2109000; fax
prakt.: 030-2540044; E-mail prakt.:
info@dierenkliniekwilhelminapark.nl
(toev. als lid)

Hendrickx, D.E; Gent-2006; B-2580 Putte (België); Peter Michielslei 23; tel.
privé: 00-32-15754308; tel. privé mobiel: 00-32^72896187; E-mail privé:
die-
drich_hendrickx@hotmail.com;
medew. bij RE v.d. Eijnde; tel. prakt.: 0493-
691330; fax prakt.: 0493-670035; E-mail prakt.:
dap.asten.eijnde@hetnet.nl
(toev als lid)

Hendriks, Mevr. N.; 2006; 3582 XH Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan
101; tel. privé: 030-2511613; tel. privé mobiel: 06-29236372; E-mail privé:
noortjehendriks(a hotmail.com; d.

Herder, Mevr. F.L.; 2006; 3572 PC Utrecht; Willem Barentszstraat 41;
tel. privé 030-2734735; E-mail privé:
floortjeherder(a hotmail.com; d.
Hoenderken, H.O.; 2006; 3512 NM Utrecht; Korte Nieuwstraat 10 H; tel. privé:
030-2317421;
tel. privé mobiel: hohoenderken@hotmail.com; medew. bij J.
Rierink; tel. prakt.: 026-3333730; E-mail prakt.:
dierenkliniekpieters-
berg(a planet.nl

*Hoenderken, R.; 1974; U-1978; 6862 BV Oosterbeek; Pietersbergseweg 40;
tel. privé: 026-3332719;
E-mail privé: v.hoenderken(a hetnet.nl; Spec. Vet.
Volksgezh. en Oud insp. VWA;
r.d.

Hoftna, J.; 2002; 3862 PD Nijkerk; Bameveldseweg 112; tel. privé: 033-
2459549; tel. privé mobiel: 06-22491073; E-mail privé:
geldl9li4@planel.nl; p.,
paard.;
tel. prakt.: 033-2450208; fax prakt.: 033-2450209; E-mail prakt.:
geldl984(d planet.nl

Koorn, Mevr. M.; 2006; 1625 EJ Hoorn; Klipper 30; tel. privé mobiel: 06-
10526258/; E-mail privé:
marjoleinkoornCa hotmail.com; d.
Kruizinga, Mevr. J.; 2006; .3434 KL Nieuwegein; Vloedmonde 16; tel.
privé: 030-2513155; d.

Kwant, Mevr. L.; 2006; 9402 EZ Assen; Thorbeckelaan 218; tel. privé mobiel:
06-40853472; E-mail privé:
lkwanl81@hotmail.com; medew. bij G. Hegen en
VG. Schevers ; tel. prakt.: 0591-361368; fax prakt.: 0591-361671; E-mail prakt.:
inlo@daphetziiidenveld.nl(toe\\. als lid)

Maas, Mevr. W.H.M.; 2006; 5712 RP Someren; Vlasstraat 3; E-mail
privé:
helmimuus(a hotmuil.com; d.

Mark, Mevr. A.M. van der; 2006; 1777 CB Hippolytushoef; Hoofdstraat
2 A; tel. privé mobiel: 06-29296362; E-mail privé:
a-vandemarkCd lycos,
com;
d.

Nie, G.J. van; 1960; 7223 KK Baak; Broekstraat 9; tel. privé: 0575-441719; fax
privé: 0575-441719;
E-mail privé: niesus(a tele2.nl; r.d
Nijhuis. A.H.; 1977; 9401 NL Assen; Wilhelmina.straat 3; tel. privé: 0592-
314245;
tel. privé mobiel: 06-21523405; E-mail privé: ahnijhuis@wanadoo.
nl;
p., gezelsch.d. ; tel. prakt.: 0592-460409; fax prakt.: 0592-460378; E-mail
prakt.:
abe(a dierenartsnijhuis.nl

Nijssen, M.; 2006; 3706 AA Zeist; l.aan van Vollenhoven 194; tel. privé
mobiel: 06-12248010; E-mail privé:
michielnijssen@hotmail.com; d.
Olieman, Mevr. L.; 2006; 2411 HZ Bodegraven; Oud Bodegraafseweg 105 A;
tel. privé: 0172-61.3712; tel. privé mobiel: 06-40861379; E-mail privé: />•-
dia. olieman Cd, hotmail, com

Opsteegh, Mevr. M.; 2006; 3551 EN Utrecht; Concordiastraat 22; tel.
privé: 030-2238620; d.

*Prevoo, V.; 2006; 3511 .IS Utrecht; Steenweg 48; tel. privé: 030-2521808;
tel. privé mobiel: 06-19434410; d.

Riet, J. van "t; 1973; 6715 JJ Ede; Cloeckendaal 11; tel. privé: 0318-620840;
tel. privé mobiel: 06-54674395; E-mail privé: jvantriet@planet.nl; geass. met
Mevr. EM. Thate en Mevr. L. Veltman-Hof; tel. prakt.: 0318-610112; fax prakt.:
0318-616582; E-mail prakt.:
dacede-bennekom@planet.nl
Ruijter, Mevr. J.N.M. de; 2006; 4811 DX Breda; Coulissen 117; tel. privé:
06-24959153; E-mail privé:
\']SinaeV.e.Ae.ruijter(a casema.nl; d.
Rutsen; Mevr. A.M.; 2006; 4196 AV Tricht; Bulkstraat 11; tel. privé:
0345-575601; E-mail privé:
astridCd rutsen.nl; d.

Salomons, Mevr. K.M.V.; 2006; 3581 VH Utrecht; Nicolaasweg 189; tel.
privé: 030-2523255; d.

Wit, Mevn M. de; 1999; 1461 GB Zuidoostbeemster; Zuidenveg 21; tel. privé:
0299-683323; E-mail privé:
mo_dewit@hotmail.com; geass. met P. Bleeker,
M.H.J. Kreutzelman en F.H. Prud\'homme; tel. prakt.: 0299-421000; fax
prakt.: 0299-607303; E-mail prakt.:
dap(a dierenartsenpraktijkpurme-
rend.nl

-ocr page 466-

2006
December

12 Vergadering en Wetenschappelijke bijeen-
komst Groep Pluimveewetenschappen. Aan-
vang 13.45 uur, Mercure Hotel Arnhem.
Klinische seminar over chronische diar-
ree. Royal Canin organiseert een nieuwe
serie klinische seminars voor dierenartsen
in samenwerking met Proteq Dier&Zorg ver-
zekeringen en A. Menarini Diagnostics. Sprekers: Jenny Buijtels en Paul Mandi-
gers. De lezing vindt plaats vanaf20.00 uur in Hotel van der Valk in Vianen. Kosten
bedragen dertig euro inclusief consumpties en een nascholingsmap. Nascholings-
punten zijn aangevraagd. Informatie en inschrijven:
www.royalcanm.nl.

2007
Februari

10-11 Oncologisch treffen 2007 met als onderwerp \'Tumours of the extremities,
time for extreme measures? Het congres zal gehouden worden in Kontakt
der Kontinenten in Bilthoven.

Maart

Congressen ft Symposia

Doorlopende
agenda

12

27 t/m 31 Tweejaarlijks congres van de European College of Avian Medi-
cine and Surgery (ECAMS) en de European Association of Avian Veteri-
narians (EAAV) dat wordt gehouden in het \'Technopark\', Zurich, Zwit-
seriand. Verdere informatie kunt u vinden op
www.ecams.eu en www.
eaav.org.

April

27-29

Vooijaarsdagen. Companion animan and Equine Conference.
Amsterdam. Informatie en opgeven op de website
www.voorjaarsda-
gen.org.
E-mail: voorjaarsdagen@eurocongres.com.

Juni

21

Xlll th Intemational Congres on Animal Hygiene van de International
Society for Animal Hygiene, Tartu, Estonia. Informatie en registratie via
de website:
www.emu.ee/isah20()7.

ven vindt u op www.wbs.wur.nt Jevins kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226, 6700 AE Wageningen, tel.
0317^84093, fax 0317^26547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

14-15 Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Plaats: Wage-
ningen. Kosten: 950 euro. Inschrijvingen en inlichtingen: De inschrijf-
termijn van de cursus eindigt op 29 november 2006. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wurnl.Tevens kunt
u de brochure aanvragen bij Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen, tel. 0317-484093, fax 0317^26547. Of stuur een
e-mail:
info.wbs@wur.nl.

2007

Februari

11-11 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion animals.
Module 1: Cervical. Information and registration: BackBone-Academy
for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr. 4,27419 Kalbe,
Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Maart

21-25 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion animals.
Module 2: Thoracolumbar. Information and registration: BackBone-Aca-
demy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr. 4, 27419
Kalbe, Germany Phone: 49^282-605410/fax: 49-721 -151366446/e-
mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Mel

19-19

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion animals.
Module 3: Sacropelvic. Information and registration: BackBone-Aca-
demy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr. 4, 27419
Kalbe, Germany Phone: 49^282-605410/fax: 49-72l-l51366446/e-
mail:
contact@BackBone-Academy.com.

November

2-3 14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary Medical
Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology in Domestic
Animals\'.
Conference Fees: 95 €. Members ofDVG,ATF,WAHVM 45
€. Members ofGdF (TiHo)25 €, Unemployed 15 €, SmdenLs none.
In-
formation
about the conference, and registration of contributions (20-
minutc presentations) or posters: until
April Ü1,2007, to University-Prof
Dr. Dr. Johann Schäffer, Tierärztliche Hochschule Hannover, Fachgebiet
Geschichte, Bischofsholer Damm 15 (Haus 120), D-30173 Hannover, Fax:
49-(0)511-8567676, E-mail:
johann.schaeffer%liho-hannover.de
Accomodation (Reservation): Hannover Tourismus Service, Hotel Ser-
vice, Prinzenstraße 6, D-30159 Hannover, Tel. -H-49-(0)5l 1-12345555,
Fax -H-49-(0)511-12345556, Email:
hotels@hannover-tourism.de.

yERCADERINCEN ft B||EENK0N^N j

Dierenartsenpraktijk Horst e.o.

Americaanseweg 33

5961 GN Horst tel. 077-3982169

www.vooralledierenhetbeste.nl

Wij zijn op zoek naar een:

Rundveedierenarts

2006
December

7 Vergadering regio Noord.

12 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst groep Pluimveewe-
tenschappen. Locatie: Mercure Hotel Arnhem. Aanvang: 13.45 uur.

6-7

7-8

m

12-13

Cursussen

2006
December

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund met behulp van de echo. Elke eerste
woensdag van de maand van 9.30 tot 13.30 uur. Locatie: Waiboerhoeve,
Lelystad. Informatie en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.
Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\'. Plaats: Wageningen. Kosten
950,- euro. Inschrijvingen en inlichtingen: De inschrijftermijn eindigt op
24 november 2006. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op
www.wbs.wur.nl .Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226, 6700 AE Wageningen, tel.
0317-484093, fax 0317^26547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.
Cursus Agrarische bedrijfsadvisering: veehouderij, klaar voor de toe-
komst. Voor informatie en opgave:
www.wbs.wur.nl.
Cursus Rundveevoeding. Plaats: Wageningen. Kosten: 950,- euro. In-
schrijvingen en inlichtingen: De inschrijftermijn van de cursus eindigt
op 28 november 2006. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrij-
met enige jaren praktijkervaring.
Een praktische instelling, de juiste drive
en bereidheid tot deelname in de
diensten is wat wij zoeken.

Wij bieden een gemotiveerde clientèle
in een aangename werkomgeving
met goede toekomstmogelijkheden.

Meer inlichtingen en sollicitaties
bij drs. R. Holle

Email: dierenarts(g)daphorst.com

-ocr page 467-

Pfizer Animal Health

Zorg is meer dan vaccineren.

Het jaarlijkse Conditie Consult

U wilt uw cliënten zo goed mogelijk helpen. Maar dan moeten ze wel de
weg naar uw praktijk vinden. Pfizer introduceert daarom het Conditie
Consult. Een concept voor een jaarlijkse algehele controle, dat veel
verder gaat dan een oproep voor vaccinatie. Voor meer praktijkbezoek,
meer tevreden cliënten en niet te vergeten meer omzet. Wij willen u
daarbij zo goed mogelijk helpen.
Kijk ook op www.weknowyoucare.nl.

-ocr page 468-

Boehringer Ingelheim ranks among the world\'s 20 leading pharmaceutical
corporations. With almost 37,500 employees in 47 countries we are a
global team sharing knowledge and ambition to foster a healthier life.

Boehringer Ingelheim Animal Health GmbH is the Corporate Centre
of the Animal Health Business within Boehringer Ingelheim with
responsibility for this business area on a global basis.

O

Boehringer
Ingelheim

Vdue Through Innovation

^ Technical Service Manager PCV-2 (m/f)

For our Corporate Department Marketing/
Food Producing Animals we are seeking to
recruit aTechnical Service Manager PCV-2 (m/0
for the 1st January 2007.

The main objective of this position is to
deliver technical support for the launch and
the lifecycle management of the Boehringer
Ingelheim
PCM-2 portfolio and to contribute
in project development teams to safeguard a
continuous stream of market driven vaccines
from the Boehringer Ingelheim R&D pipeline.

Your tasks will include:

• Operative coaching and technical support
(analysing and projecting customer needs,
building of customers\' awareness, managing
transatlantic and transpacific opinion leader
relationships, implementation of positioning)

• Preparation and monitoring of marketing
trials

• Transfer of product related know-how
between Operative Units

• Initiation, communication and implemen-
tation of modules for pre-marketing and
marketing activities

• Technical writing

• Technical assessment of new product ideas
for the Boehringer Ingelheim swine portfolio,
safeguarding of customer-need-driven
R&D and business development activities

• Membership in pre-development- and
development-project teams

Your profile:

• Degree in veterinary medicine

• Extensive experience in the swine industry

• Excellent communication skills and ability
to team work in a global (virtual) environ-
ment

• Excellent knowledge of English, further
languages would be advantageous

• Advanced computer skills in MS Office

• Strategic orientation and pragmatic
managerial skills

• Creativity, persistence, boldness to develop
innovative, customer focussed solutions

The position is located in Ingelheim,

Germany.

We offer a competitive salary accompanied

by a full range of benefits.

For further information about the

position please contact

Dr. Gerald Behrens,

phone 49(0)61 32/77 71 68 or

mobile 49(0) 178/29087 17

Gerald.Behrens®

ing.boehringer-ingelheim.com

If you possess the above prerequisites
and feel challenged by the opportunity
to work in such an environment,
please send your application with a
short description of previous work.

As a company without barriers,
we also welcome applications from
the severely disabled if they have the
relevant qualifications.

Please submit your application
online.

Boehringer Ingelheim
Animal Health GmbH
Human Resources • Verom\'ka Zell-Neus
55216 Ingelheim / Rhein • Germany

www.boehringer-ingelheim.de

Jubilea december 2006

4 december. Mevr. Drs. C.E. de Jong-Tabernal te
Snelrewaard,25jaar,

19 december, A. Jongbloed te Drachten, 50 jaar

20 december. Mevr. Drs. E.M. Bijleveld-Huussen
te Hoorn, 40 jaar

22 december, H.L.C. Logtenberg te Dalfsen, 40 jaar
22 december, Dr. L.H.H.M. Lendfers te Weert, 40 jaar

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-12-2006 maandag 27-11-2006

01-01 -2007 maandag 11-12-2006

15-01-2007 maandag 02-01-2007

Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschnft@knmvd.nl

-ocr page 469-

NO THANKS!

BOVII

IHR .VUVRKüR

. Intervet Nederland bv
Postbus 50
; 5830 AB Boxmeer
Tel: 0485 587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

Geen veehouder wil IBR op zijn bedrijf. Vaccinatie is de beste manier om schade door IBR te voorkomen. Welk vaccin?
Bovilis IBR marker! Effectief én veilig (serumvrij geproduceerd).

Bovilis* IBR marker live (REC M 09675) bevat per dosis van 2 ml minimaal 10" CCID„ van de levende geattenueerde gE negatieve BHVl stam CK/D.
Bovilis* IBR marker inac (REC NL 10422) bevat per dosis van 2 ml 60 ELISA eenheden geïnactiveerd BHVl antigeen (CK/D stam).
Voor een actieve immunisatie van runderen ter vermindering van klinische verschijnselen veroorzaal<t door BHVl en ter
vermindering van de nasale uitscheiding van het veldvirus. Overige informatie: zie bijsluiter.

Cj^ervet

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY

-ocr page 470-

Greensnake bv

Postbus 96053
1006 EB Amsterdam

www.Ctf««nsnak«.nl

Greensnake BV is een jonge onderneming die zicli richt op het participeren in en opzetten van dierenkhnieken in West-Nederiand
Na de overname van een kliniek zoeken wij per 1 januari 2007:

Dierenarts Gezelschapsdieren

(80 tot 100% dienstverband)
Voor een gemengde praktijk zoeken wij per 1 januari 2007:

Allround Dierenarts paard, rund en gezelschapsdieren

(80 tot 100% dienstverband)

Voor beide functies vragen wij:

IVIinimaal enige jaren ervaring.
Leidinggevende en commerciële eigenschappen.
Brede beheersing van eerstelijns werkzaamheden.
Klantgerichte instelling.
Efficiënt en zelfstandig kunnen werken.
Bereidheid te verhuizen.

Daarnaast geldt voor de functie gezelschapsdieren:

Toegevoegde capaciteiten op tweedelijns gebieden.
Participatie in een dienstregeling gezelschapsdieren.

Voor de functie allround dierenarts geldt daarnaast:

Aantoonbare affiniteit en toegevoegde waarde met betrekking tot paarden.
Participatie in een dienstregeling.

Wij bieden voor beide functies:

Goed geoutilleerde praktijkgebouwen.

Collegiale werksfeer en gekwalificeerd ondersteunend personeel.

Sfeer waarin persoonlijke en vakgerichte ontwikkeling gestimuleerd worden.

Contracten volgens CAO-normen.

In de toekomst is participatie in enige vorm bespreekbaar.

Sollicitaties kunt u tot 14 dagen na verschijnen van dit tijdschrift richten aan het bovengenoemde adres ofvia sollicitatie@greensnake.nl

World Wide Equine Education

\'Een andere kijk op het paarr

Wordt in 2 laar Equine Osteopath en leer op een andere
manier een paard onderzoeken en behandelen.
4|anuarl 2007 start de nieuwe
Engelstalige europese cursus.
Inschrijven kan vanaf nul info: www.w2e2.Goni

Small Animal Veterinarian

Required ir\\ Jeddah, Saudi Arabia
Male or Female

Exciting opportunity for small animal
Veterinarian with min. 4 years experience.
2-3 Years contract for well equipped clinic.
Tax free remuneration package, inl. Car, Housing
and Return airfares.

Contact: European Veterinary Clinic
Dr. O. Nassier
Fax. ( 966)26634882
E-mail osama_nassier@yahoo.com

-ocr page 471-

: lichter en onbieekbaar!

IM AL H EALTH

BackHome BioTec®
De weefselvriendelijke doorbraak

□pHmale biocompaHbilitei^
20% lichter dan een glazen transponder
onbreekbaar, dus veilig
I geschikt voor alle diersoorten
I nu verkrijgbaar

BackHome BioTec: de nieuwste generaKe
implanteerbare 150 transponders

Het nieuwe omhulsel van biopolymeer Vectra A530 is het meest
weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is
ter vervanging van (bio)glas. Onderzoek in het laboratorium*
en onder praktijkomstandigheden* heeft de voordelen van het
onbreekbare Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.

BackHome BioTec, de weefselvriendelijke doorbraak

BackHome^

•• • V ® y

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

-ocr page 472-

(

c

fflîâSEïaf»

NIEUW

80 mg/ml

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2006 Pfizer Animal Health bv - Capeile a/d IJssel • ® Meilciaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

Puhnzur Herstellung einer InjektionliHi
«(HUNDE und KATZEN. ^
Poed«rter bereldlnq van een oplossin
N« Injectie voor HONDEN en KATTEI
Poudre pour solution Injectable pour
-"■jet CHATS.

irt flach RekonsMon/
minareconstitutie/
ml après reconstitution

CONVENIA*, wertaame stof: cefovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor injectie • Doeldien hond en kat • Indicaties hond: behandeling van infecties 5
van huid en weke delen, inclusief pyodermie, vjonden en abcessen, alsmede behandeling van unneweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluter genoemde bacteriën • Indicaties kat: behandeling van abcessen en vvonden van huid en weke g
delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de In de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimicrobiële activiteit van CONVENIA® na eenmalige Injectie 2
houdt tot 14 dagen aan • Toedieningswijze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 10 kg lichaamsgewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij de hond) g
dan weMx (abcessen en venrondingen bij de kat) herhaald worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-Indicaties: nie» getouiken bij overgevoeligheid voor cefalosporine of penicilline antibiottea, hij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en "
konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid is niet beoordeekl bij dieren die lijden aan een ernstige renale d^functie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Behandelde dieren dienen tot 3
12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeleinden gebnjikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C - 8°C), in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen licht • Bijwerkingen: geen bekend • Verdere informatie: zie bijsluiter, of È
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizercom)

-ocr page 473-

Deel 131 • Aflevering 24 • 15 december 2006

t8 OEC m

Neonatale diarree bij biggen: a- en ß^-tox/ne producerende
Clostridium perfringens

Sporotrichose bij een kat en zijn eigenaar

Professionele gebitsreiniging is wat anders dan tandsteen
verwijderen

Beoordeling op de Regeling zeiß/accinerende varkenshouder

Onderzoeksprioriteiten ten aanzien van de
MRSA-problematiek in de Nederlandse dierhouderij

Doodsoorzaak dieren moet vaker worden onderzocht

Najaarsdag trekt opnieuw volle zaal

)ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 474-

\' m a* vu

eihe somâ

s

NIEUW CONVENIA® - Cefalosporine voor éénmalige injectie

• Behandeling gegarandeerd gedurende de hele kuur*

• Eliminatie van de belangrijkste pathogenen bij huid
weke delen en urineweginfecties bij honden en katten

• Dagelijkse toediening van tabletten is niet meer nodig

Met zur Herstellung einer Injektimtoi!
»HUNDE und KArtEN. ^
Mer ter bereidina van een opU
mr injectie voor HONDEN en KATTË
Poudre pour solution injectable pou
CHIENS et CHATS.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

irinachRekonstitution/
ml na reconstitutie /
ml après reconstitution

J

* Equivalent aan vergelijkbare antibioticumkuren voor dagelijkse toediening
voorgeschreven voor huid-, weke delen en urineweginfecties

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
wvwv.pfizerah.nl • info@pfizerah.com

O 2006 Pfizer Animal Healtti bv • Capelle a/d IJssel • ® t^erknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

asssisf"

BO mg/ml

NIEUW

CONVENW®, werkzame stof; (»fovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDO • Diergeneesmiddel, poete en oplosmiddel ter tiereiding van een oplossing voor injectie • Doeldier. hond en kat • Indicaties hora): behandeling van infecties S;

van huid en weke delen, inclusief pyodennie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de In de bijsluiter genoemde bacteriën • Indicaties kat: tiehandeling van abcessen en wonden van huid en weke g

delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimfcrobiële activiteit van CONVENIA® na eenmalige inlectle 2

houdt tot 14 dagen aan • Toedieningswljze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per10 kg ilchaamsgeweht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij de hond) SI

dan wel lx (abcessen en vemvondingen bij de kaf) hertiaald worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-Indicaties: niet gebruiken bij overgevoeligheid voor cefalosporine of penBilline anïbkitica, bij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en "

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dysfunctie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Behandelde dieren dienen tot 3

12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeieinden gebruikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C - 8°C), in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen ilcht • Bijwerkingen: geen bekend • Vertere informatie: zie bijsluiter, of &
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com)

-ocr page 475-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 131
Aflevering 24
15 december 2006

909

Inhoud

Cover: foto van pagina 918 en 920
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Neonatale diarree bij biggen a- en ß,-toxine producerende Clostridium perfringens; S.W.M. l-iendriksen,
LA.M.C. van Leengoed, H.l.J. Roesten A. van Nes

Samenvattingen VDT

Nieuws

Uit en voor de praktijk

Sporotrichose bH een kat en zijn eigenaar; Lucas Hugen en Helen Koumans
Veterinaire Tandheelkunde

Professionele gebitsreiniging is wat anders dan tandsteen verwijderen; Andries van Foreest

Veterinair tuchtrecht

Gillen als een ...; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Beoordeling op de Regeling zelfvaccinerende varkenshouder; Hugo de Croot
Onderzoeksprioriteiten ten aanzien van de MRSA-problematiek in de Nederlandse dierhouderij;
D. Mevius en H. Verbrugh

Doodsoorzaalc dieren moet vaker worden onderzocht
Bedankje referenten Tijdschrift voor Diergeneeskunde
Equine Atypical Myopathy;
Han van de Kolk
Update Formularium Melkvee
Nieuw Bestuur D.S.K.;
Wilke van den Brink

Referaten
Ingezonden

Reactie op column \'Beroepskonijn\'; W.F.H.A. Bijen

Congressen en
symposia

Verslag

Najaarsdag trekt opnieuw volle zaal; Miel Bingen

910
914

917

918
920

925

929

930

933

933

934

934

935

935

936

937

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

VLOOIENBESTRIJDING HET HELE JAAR DOOR

Cyclio Spot-on:

• Veilig • Gebruiksvriendelijk • Werkt 3 maanden

• Goede prijs/kwaliteit verhouding

• Exclusief voor dierenarts

• E-mail reminder-service

ANIMAL HEALTH

Cyclio spoc-on kat REG NL 09752; Cyclio spot-on voor kleine iionden REG NL 09755; Cyclio spot-on voor middelgrote honden
REC NL 09753; Cyclio spot-on voor grote honden REG NL 09754. Werkzame stof: Pyriproxyfen. Kanalisatie: U.D.A.. Voor meer
informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld

-ocr page 476-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr.s. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Baeker (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.P.C. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Pijlen

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail; tijdschritt(«\'knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V. Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,

Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag

Tel. 070-7507500L fax 070-7507578_

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342^19794,
e-mail; info(govergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken; eind-
redactie

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax
030-634S909
Website ivww.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Voorzitterscoiumn

LudoJ. Hellebrel<ers

Maatschappijnieuws

Kerstgroet KNMvD

Maand van het chippen afgesloten met feestelijke overhandiging auto aan
prijswinnende dierenartsenpraktijk

In Memoriam

Dhr. Auke de Vries; Rein Strikwerda

B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 11, november 2(X)6

Personalia
Deadline kopij

Contents

Original article

Neonatal diarrhoea in pigs: a- and ß,-toxin produced by Clostridium perfringens;
S.W.M. Hendriksen. LA M.C. van Leengoed, H.I.J. Roest en A van Nes

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid. volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

938

939

940

939

940

941

942

910

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 477-

Uit

de redactie

WW

Warme heijst

Een terugblik op de afgelopen maanden lijkt me in het laatste Tijdschrift van dit jaar wel op zijn
plaats. Het is per slot van rekening de traditionele tijd voor overzichten, lijstjes en samenvattingen.
Maar ik ga het niet hebben over de ontwikkelingen in veterinair Nederland, hoe boeiend die ook
zijn geweest. Daai-voor is mijn kennis op dit gebied te beperkt. Ook over de politiek acht ik mij niet
voldoende onderlegd voor een zinnig betoog. Ik richt me dus maar op het onderwerp waar elke
Nederlander wel iets over te zeggen heeft (en ik dus ook): het weer

En het was me het weertje wel, deze herfst. Eind november nog temperaturen van zestien graden. En
ik had nog wel mijn winterjas uit de kast gehaald! Ik ben niet de enige die het zachte weer heeft op-
gemerkt. Volgens het KNMI was de herfst dit jaar de warmste in zeker drie eeuwen. De gemiddelde
temperatuur in de herfstmaanden september, oktober en november was 13,6 graden. Dit is meer dan
anderhalve graad hoger dan het vorige record, de gemiddelde temperatuur van twaalf graden uit
2005. De warmere herfst schijnt sinds het jaar 2000 een echte trend te zijn.

Het zal u niet verbazen dat deze uitzonderlijke temperaturen ook invloed hadden op de jiora en
fauna in Nederland. Niet alleen konden we lang genieten van bomen in de prachtigste herfstkleu-
ren, maar volgens de stichting vogelonderzoek SOVON bleven ook verschillende vogelsoorten zoals
kieviten, ganzen en zanglijsters langer in Nederland dan anders. Ook gaan veel vogels door een
overdaad aan voedsel in een betere conditie de winter in. Verder hebben tien vlindersoorten zich dit
jaar later dan ooit nog laten zien. De Vlinderstichting zag kleine koolwitjes, bonte zandoogjes en
boomhlauwtjes. Ook trekvlinders als de atalanta, de distelvlinder en de oranje luzernevlinder zijn
langer in Nederland gebleven.

De warme herfst schijnt te zijn veroorzaakt door de zuidenwind, het na-ijleffect van de recordzomer
en door de opwarming van de Aarde. Dat dit laatste geen fantasie is, moge duidelijk zijn: in de af-
gelopen eeuw is de gemiddelde temperatuur 0,6 graden toegenomen. De gevolgen hiervan zijn een
stuk dramatischer dan die van een enkele warme herfst. Onderzoekers hebben laten zien dat veel
levensvormen zich niet snel genoeg kunnen aanpa.s.^en. Veel soorten zijn uitgestorven, waaronder
zeker zeventig soorten kikkers. Andere, zoals keizerpinguïns en ijsberen worden ernstig bedreigd.
In Nederland lijkt de koolmees zich niet snel genoeg te kunnen aanpassen aan de steeds vroegere
rupsenexplosie. Planten komen eerder tot bloei, dierenpopidaties trekken naar het noorden en epi-
demieën en parasieten komen vaker voor

Deskundigen beweren dat ze een aanwijsbare toename zien van beroertes, hartaanvallen, malaria,
dengue en West-Nijlziekte. Vooral door muggen verspreide ziekten zijn in opkomst. Een geringe
stijging van de temperatuur schijnt namelijk al te leiden tot een tienvoudige toename van de mug-
genpopulatie. Dat leidt ertoe dat malaria nu ook in Rusland en andere Europese landen voorkomt.
En voor dierziekten geldt natuurlijk hetzelfde. Dat bijvoorbeeld bluetongue de winter overleeft, is
met zo \'n zachte herfst goed mogelijk. Andere dierziekten-uitbraken zullen vast niet lang op zich
laten wachten.

Zo is dit toch nog een veterinaire terugblik geworden. Zelfs een opmerking over politiek ontbreekt
uiteindelijk niet: de meest effectieve aanpak van veel van deze nieuwe epidemieën is immers het
terugdringen van het broeikaseffect. Dat mag van mij heel wat meer prioriteit gaan krijgen. Dan
maar een iets koelere herfst.

Diergenees

Johan Klein Haneveld
bureauredacteur

-ocr page 478-

Neonatale diarree bij biggen: a- en ß^-toxine producerende
Clostridium perfringens

Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131: 910-973.

S.W.M.Hendriksen\', LA.M.C van Leengoed\', H.l.J. RoesV en A. van Nes\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

De afdeling Varkensgezondheidszorg van de Faculteit der
Diergeneeskunde is vanaf 2001 op verschillende varkens-
bedrijven geconsulteerd in verband met neonatale diar-
ree bij biggen. Er is diagnostiek verricht op deze bedrij-
ven aangezien de gangbare maatregelingen tegen
neonatale
E. co//-infectie onvoldoende verbetering gaven.
Op basis van de kleur van de diarree en/of het sectiebeeld
van de biggen, waren er sterke aanwijzingen voor een
Clostridium perfringens-XaiectK. Dit werd bevestigd door
bacteriologisch onderzoek, waarna toxinetypering werd
verricht door middel van PCR. In alle isolaten werden de
genen voor de productie van
a-toxine (cpaj en P^-toxine
(cpb2) aangetoond. Het is opvallend dat bij alle geconsul-
teerde bedrijven
a- en p^-toxine producerende C. perfrin-
gens
werden geïsoleerd. Het lijkt aannemelijk dat menig
varkensbedrijf in Nederland geïnfecteerd is met
P^-toxine
producerende C.
perfringens. Huidige vaccins bevatten
geen
p^-toxine toxoid en zijn daarom geen reële optie voor
de preventie van de
C. perfringens P^-toxine geïnduceerde
diarree.

Summary

Neonatal diarrhoea in pigs: a- and P^-toxin produced by
Clostridium perfringens

Since 2001 the Pig Health Unit of Utrecht University has been
consulted by various pig farms regarding neonatal diarrhoea.
When preventive measures against
E. coW-induced diarrhoea
had no or limited results, the diarrhoeic piglets were investigat-
ed further. The microbiological and pathological findings were
indicative of infection with
Clostridium perfringens. Toxin typing
by polymerase chain reaction led to the detection of genes en-
coding a-toxin (cpa) and jif toxin (cph2j. Surprisingly, a- and
P^-toxin-producing
C. perfringens was isolated from all tested
herds with piglets with neonatal diarrhoea. From our observa-
tions, it is likely that many herds in the Netherlands are infected
with p^-toxin-producing
C. perfringens strains. As present vac-
cines lack P^-toxoid and thus do not provide piglets with protec-
tion against P^-induced diarrhoea.

Departemenl Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Afdeling Varkensgezond-
heidszorg, Faculleil der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Yalelaan
7, 3584
CL Utrecht. Telefoon: 030-2531248, fax 030-2521887.

Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren. Afdeling Klinische Pathofysi-
ologie.

Centraal Instituut DierziekteControle (C/DCJ-Lelystad, fVageningen UR, Divisie
Bacteriologie en TSE\'s.

Inleiding

De afdeling Varkensgezondheidszorg van de Faculteit der
Diergeneeskunde is vanaf 2001 op verschillende varkensbe-
drijven geconfronteerd met neonatale diarree bij biggen. Op
basis van de leeftijd van de biggen (0-3 dagen) en de ver-
schijnselen leek
E. co/(-enterotoxicose de meest waarschijn-
lijke oorzaak van de diarree. De gangbare handelwijze is in
deze gevallen risicofactoren te analyseren die verband kun-
nen houden met
E. co/i\'-enterotoxicose, en deze risicofacto-
ren zoveel mogelijk weg te nemen. Zowel verbetering van de
hygiëne in de kraamhokken en vroegtijdige onderkenning en
behandeling van zowel zieke zeugen post partum, als van big-
gen, hadden niet het beoogde resultaat. Therapie en preventie
bestonden onder meer uit het behandelen van biggen met een
oraal colistinesulfaat-preparaat\' en het vaccineren van de
zeugen tegen
E. coli^.

In dit artikel worden twee casus beschreven van neonatale di-
arree. Hierbij wordt ingegaan op diagnostiek, therapie en pre-
ventie.

Beschrijvingen casus

Casus A betrof een bedrijf met 250 zeugen. Sinds vijf maan-
den kregen pasgeboren biggen uit nagenoeg alle tomen op
een leeftijd van twee ä drie dagen bruingele, niet-waterdunne
diarree zonder zichtbare bloedbijmenging. De varkenshouder
behandelde de biggen direct na het optreden van de verschijn-
selen parenteraal met ampicilline\' (1/4 cc, gedurende twee
dagen) en de diarree was na één k twee dagen over. Er was
geen verhoogde mortaliteit (sterfte biggen in de zoogperiode:
9,8%) door de diarree. De varkenshouder zag geen verschil
tussen tomen van gelten en zeugen in diarreefrequentie. De
varkenshouder behandelde reeds één maand de biggen op de
eerste levensdag eenmalig met ampicilline\' (intramusculair,
1/4 cc) ter preventie van neonatale diarree. Dit had een verla-
ging van de diarree-incidentie tot gevolg.
Casus B betrof een bedrijf met tweehonderd zeugen. Volgens
de varkenshouder vormde neonatale diarree al jaren een pro-
bleem op zijn bedrijf waarbij de meeste tomen in de eerste
drie levensdagen een waterige en soms oranjekleurige diarree
ontwikkelden. Een orale behandeling met
Colistine\', een een-
malige ampicilline^-injectie (0,5 cc) gedurende de eerste le-
vensdag en een vaccinatie van de zeugen tegen C.
perfrin-
gens\'\'
hadden geen effect. De afgelopen vijf jaar was de
mortaliteit gemiddeld 14,2% (12,4- 15,6%).

Enterogel Pig-pump. tweemaal daags 50.000 IE per kg LG. Virbac Nederland B. V.

\' Porcilis Coli, Intervet Nederland B. V. Basisvaccinatie: Tweevoudige enting met
telkens / dosis (2 cc) per dier (primovaccinatie en boostervaccinatie), met een
intenal van zes weken (op acht en twee weken voor de eerste partus). Herhalings-
vaccinatie: Haißaarlijkse enkelvoudige enting van drachtige dieren tussen zes en
twee weken voor de te verwachten werpdatum.

\' Albipen LA, Intervet Nederland B. V

\' Ampicilline 20%pro inj.. Alfasan Nederland B. V.

\' Covexin 10, Schering Plough, gelten een basisvaccinatie op dag 60 en 90 van de
dracht, zeugen eenmaal op dag 90 van de dracht.

-ocr page 479-

Materiaal en methode

Het diagnostisch onderzoek startte met een studie naar de
symptomen bij pasgeboren onbehandelde biggen. Aan de
hand van de waargenomen symptomen werden de verschijn-
selen gekarakteriseerd.

Tenminste drie biggen met karakteristieke verschijnselen
werden geselecteerd, geëuthanaseerd en direct ter sectie aan-
geboden met het verzoek om - naast macroscopic - de dunne
darm van het digestieapparaat histologisch te onderzoeken en
om bacteriologisch onderzoek te doen.
Wanneer er op basis van de klinische verschijnselen en ma-
croscopische sectiebeelden aanwijzingen waren voor een C.
perfhngens- \'mkcüc, werd van jejunum en/of colon een anaë-
robe kweek ingezet. Determinatie geschiedde met behulp van
API. Voor nadere toxinegentypering werden de isolaten (drie
van elke casus) van C.
perfringens als reincultuur op plaat
naar het Centraal Instituut voor DierziekteControle (CIDC)
in Lelystad gezonden waar met behulp van PCR het gentype
werd bepaald (1,3, 7).

Bespreking casus

De resultaten van het nader onderzoek staan beschreven in
tabel 1. Samengevat kan men zeggen dat er geen villusatrofie
van de dunne darm aanwezig was, maar wel een soms meer
of minder ernstige colitis en dat de darm gekoloniseerd was
met gram-positieve staven. Er werd geen typisch C.
perfrin-
gens
type C beeld waargenomen want er was geen necrose.
Afentingen uit de darm gaven een \'reincultuur\' aan obligaat
anaërobe gram-positieve kiemen. Morfologisch en histopa-
thologisch onderzoek wees vooral richting bacteriële enteriti-
den, als oorzaak van het geschetste probleem op deze bedrij-
ven. Het vinden van grote aantallen obligaat anaërobe en
gram-positieve staven in de ontstoken darmdelen zijn uiterst
suggestief voor het leggen van een causale relatie.

Tot 2003 werden door het CIDC-Lelystad C. perfringens-
toxinen getypeerd met een muizentest. Deze test is uit ethisch
oogpunt minder gewenst vanwege het gebruik van proefdie-
ren. Verder was het aantonen van het p^-toxine niet mogelijk
omdat dit toxine zo weinig stabiel is dat het met de muizen-
test niet aangetoond kon worden. Deze bezwaren worden
weggenomen door het gebruik van de PCR-techniek. Deze
techniek is zeer specifiek voor het aantonen van toxine-genen
in C.
perfringens (3, 7). De sensitiviteit in deze test is vol-
doende om de toxinen in een ovemachtreincultuur aan te
tonen. In de onderhavige casus werd door middel van PCR
aangetoond dat de onderzochte
C.perfringens-\\so\\dXeï\\
Pj-toxinegen (cpb2) en a-toxine-gen {cpa) positief waren.
Het voorkomen en de eventuele mate van p^-toxineproductie
bij gezonde biggen is niet onderzocht en is in deze casus ook
niet relevant. Omdat binnen één toom alle biggen aan dezelf-
de agentia worden blootgesteld, is het niet mogelijk een nega-
tieve controlegroep in het onderzoek te betrekken.
In de casus werden milde klinische symptomen en diarree
zonder bloedbijmenging waargenomen met wisselende door-
gaans hoge morbiditeit en lage lethaliteit. Het pathogene
vermogen van clostridia is gelegen in het produceren van en-
zymen en/of specifieke extracellulaire exotoxinen met ver-
schillende potentie. Aan de hand van de major toxinen wordt
C.
perfringens ingedeeld in de typen (A, B, C, D of E) (Zie
Tabel 2) (6, 15).

Alle C. perfringens type A en type C produceren het a-toxi-
ne, een phospolipase, dat lysis van de phospholipide mem-
branen kan veroorzaken in erytrocyten, thrombocyten, leuko-
cyten, endotheel en spiercellen. (6, 15). Het chromosomaal
gen voor a-toxine,
cpa, is inmiddels gekloond en ook is van
cpa de sequentie bepaald (10, 11). C. perfringens type C pro-
duceert daarnaast een p-toxine, een trypsinegevoelig proteï-
ne, dat in een gezonde dunne darm snel wordt geïnactiveerd
door trypsine. Tijdens vasten of door de aanwezigheid van
trypsine-inhibitors in de voeding - zoals anti-trypsinefactor
in het colostrum - kan het gehalte aan actief P-toxine stijgen

Tabel i. Bevindingen diagnostisch onderzoek.

Bignr. Casus A

Macroscopic darm

1 Hyperemisch, duidelijke tekening van de lymfebanen op
de serosa kant, vergrote mesenteriale lymfeknoop

 2___ Gedilateerd met veel gelige inhoud________

3 H^remiscln Y^rote nwsenteriale lymfelgioop________________

Microscopie darm

1

In lumina en tussen dc epitheelcellen veel grote bacillaire
bacteriën, sterke hyperemie van kleine bloedvaten. Intracellulair,
fijn staafvormig, dubbelbrekend materiaal. In lamina propria
toename van voornamelijk lymfocyten en enkele eosinofielen.
In serosa en mesenterium sterke toename in diameter van
l
ymfvaten (lymfangiectasie)

In lumina matig tot veel bacillaire bacteriën, in cryptepitheel
een hoge mitotische activiteit. In lamina submucosa - serosa en
mesenterium gedilateerde lymfvaten. In ileum delen sterke toename
van lymfoid weefsel (hyperplasie). In lamina propria wat

lymfocytaire reacUe en enkde eosinofiele granulocyten._________

Ook iiier gebieden met fijn, intracellulair, dubbelbrekend,
staafvormig materiaal. In cryptepitheel hoge mitotiosche activiteit,
relatief weinig bacteriën. In lamina propria wat toename van
lymfocyten en enkele eosinofielen. In mesenterium gedilateerde
lymfvaten. Lymfoid weefsel in ileum hyperplastisch, hier zijn
meer eosino
fiele granulocyten dan in de lamina propria.___

1 t/m 3
1 t/m 3

Andere organen geen afwijkingen
Bacteriologisch onderzoek van meerdere delen van dunne darm;
Gew enterop
athogene Coli, geen Salmonella, veel C. perfringens

1 t/m 3 PCR: (x- en ß;-toxinegen aangetoond

Casus B

Jejunum normaal, dunne coloninhoud
Jejunum normaal, dunne coloninhoud

Jeju^n^ normaal^ het co [on js ei^e^^

Jejunum en colon: lamina propria hyperaemisch. Matig veel gering
hyperplastische lymfefollikels in lamina propria en submucosa.
Submucosa is oedemateus.

Jejunum: niet duidelijk afwijkend. Colon: oedeem lig. intercolicum,
verder niet afwijkend.

Jejunum; lumen bevat veel staafvormige bacteriën, verder niet afwijkend.
Colon; hyperaemie en bloedingen lamina propria en submucosa. Oedeem
lig. intercolicum.

Andere organen geen afwijkingen_________________

Bacteriologisch onderzoek jejenum en colon; Geen enteropathogene Coli
geen Salmonella, veel C. perfringens

PCR: a- en Jj-tqxinegen aanjetoont^

-ocr page 480-

(6). Het toxine veroorzaalct necrose van de enterocyten zodat
Clostridia zich aan de basaalmembraan kunnen hechten (15).
Voorts treedt ook necrose van de mucosa en submucosa op en
raken de bloedvaten van de villi beschadigd. Hierdoor treden
erythrocyten uit richting darmlumen, met als gevolg een
bloederige diarree. Tevens ontstaat een enterotoxinemie (16).
Het gen dat codeert voor ß-toxine
(cpb) ligt op een plasmide
en is inmiddels ook gecloned en gesequensed (5, 14). Plasmi-
den zijn circulaire DNA-moleculen, die geen deel uitmaken
van het chromosomaal DNA van de bacterie. Aangezien bac-
teriën met plasmiden meer voedingsstoffen nodig hebben om
zich te vermenigvuldigen, zal men slechts dan bacteriën met
veel plasmide kopieën aantreffen, wanneer dit een voordeel
is bij de groei. Zo kan bij
in vitro kweek van C. perfringens
het plasmide verloren gaan (13).

In 1997 beschreven M. Gibert et al. een nieuw toxine dat
door sommige isolaten van C.
perfringens wordt geprodu-
ceerd. Het toxine werd - naast het al bestaande ß-toxine type-
rend voor C.
perfringens Type C - het ß^-toxine (met het
cph2-gen) genoemd. De lineaire sequentie van cpb2 komt
voor 15% overeen met
cpb. Beide toxinen hebben weinig an-
tigeenovereenkomst maar hebben een vergelijkbare biologi-
sche activiteit (5). Ook zijn er sterke vermoedens dat bij paar-
den met typhlocolitis het ß^-toxine van
C.perfringens een rol
speelt (7).

Klaassen et al. (9) toonde in 1999 het voorkomen van het
ßj-toxine aan in Nederland en Zwitserland. De betekenis en
de distributie van dit
cph2 is in Nederland niet bekend. Een
epidemiologische studie is nodig om dit te onderzoeken. Van-
uit het Verenigd Koninkrijk suggereerden H.S. Garmory
et al. (2000) dat het ß^-toxine mogelijk een rol speelt in de
Pathogenese van neonatale diarree (4^ Ook D.M. Bueschel
et al. (2003) toonde het cph2 aan in isolaten verzameld in
Arizona, USA (2).

Ook in Tsjechië, Denemarken en Zweden is de aanwezigheid
van het ß^-toxine aangetoond in 2004 (8, 12, 17). Derhalve
lijkt het waarschijnlijk dat ß^-toxine producerende C.
perfrin-
gens
ook in Nederland wijdverbreid voorkomt.

Therapie

C. perfringens is gevoelig voor (zuurvaste) penicilline. Als
eerste keus middel zou men een smalspectrum penicilline-
preparaat verwachten. Er is echter geen geregistreerd prepa-
raat beschikbaar in Nederiand. Als tweede keus voor orale
behandeling is een preparaat met werkzame stof amoxycilli-
ne, ampicilline of amoxicilline-colistine voorhanden of een
parenterale behandeling met Oxytetracycline. Een effectieve
therapie of preventieve medicatie werkt alleen in het begin
van de infectie voordat weefselschade is ontstaan. Te laat the-
rapeutisch ingrijpen heeft daarom weinig curatief effect. Mo-
gelijk is dat in deze casus ook een reden waarom een ampicil-
line-preparaat geen of te weinig effect had.

Preventie

Predisponerende factoren voor een infectie met C. perfrin-
gens
in het darmkanaal zijn lage trypsinegehalten en moge-
lijk antibiotica - of antiflogistische behandelingen en vasten
(7,13).

Vaccinatie is een mogelijke vorm van preventie. Het com-
merciële, voor varkens geregistreerde vaccin^ ter bestrijding
van C.
perfringens type C bevat geen cpA2-toxine, evenmin
als de vaccins geregistreerd voor herkauwers\' en schapenl
Het Besluit Uitzonderingen Registratieregiem Diergenees-
middelen 1986 opent een mogelijkheid tot het produceren
van autovaccins. Voorwaarde is dat een isolaat van het bedrijf
waar het vaccin zal worden toegepast wordt gebruikt. Het
moge duidelijk zijn dat de instabiliteit van het toxine en de
kwantitatieve toxineproductie een belangrijke hindernis vor-
men voor het produceren van autovaccins. Vooralsnog vor-
men autovaccins geen goed bruikbaar middel ter preventie
van Pj-toxine producerende C.
perfringens-\'mkcXits.

Conclusie

Wanneer neonatale diarree bij biggen veroorzaakt wordt door
C.
perfringens, dient men er rekening mee te houden dat
naast C.
perfringens type C waarbij (J-toxine wordt gevormd,
er ook C.
perfringens voorkomt waarbij P^-toxine wordt ge-
vormd. De preventie van dergelijke infecties bij jonge biggen
is dan niet succesvol wanneer men commerciële vaccins inzet
waar dit P^-toxine toxoïd in ontbreekt.

Literatuur

1. Braun M, Herholz C, Straub R, Choisat B, Frey J, Nicolet J, et al. De-
tection of the ADP-ribosyltransferase toxin gene (cdtA) and its activity
in Clostridium difficile isolates from Equidae. FEMS Microbiol Lett
2000; 184(1): 29-33.

2. Bueschel DM, Jost BH, Billington SJ, Trinh HT and Songer JG. Preva-
lence of cpb2, encoding beta2 toxin, in
Clostridium perfringens field
isolates: correlation of genotype with phenotype. Vet Microbiol 2003;
94(2): 121-129.

Tabel 2. Ziekten veroorzaakt door toxigene type van C. perfringens.

Type

Toxine

Ziekten

A

a

Spiemecrose, voedselvergiftiging, necrotische enteritis veulen, enterotoxinemie rund en lam, enteritis big, mogelijk equine
colitis, hemorrhagische gastroenteritis hond.

B

0, ß,e

Dysenterie pasgeboren lam, chronische enteritis ouder lam, hemorrhagische enteritis neonatale kalf en veulen, hemorrhagische
enterotoxinemie volwassen schaap.

C

a,ß

Necrotische enteritis veulen, hemorrhagische of necrotische enterotoxinemie pasgeboren big, lam, kalf, geit, veulen en humaan,
acute enterotoxinemie volwassen schaap.

D

a, e

Enterotoxinemie lam (pulpy kidney) en kalf, enterocolitis geit.

E

a, 1

Enterotoxinemie waarschijnlijk kalf en lam, enteritis konijn.

A-E

enterotoxme

Enteritis bij meerdere dierspecies onder andere hond, varken, rund en paard.

3. Buogo C, Capaul S, Hani H, Frey J and Nicolet J. Diagnosis of Clostri-
dium perfringens
type C enteritis in pigs using a DNA amplification
technique (PCR). Zentralbl Veterinarmed B 1995; 42 (1): 51-58.

\' Gletvax-5. Schering-Plough N.V/S.A.. Maarssen. Nederland.
\' Covexin 10. Schering-Plough N.V/S.A.. Maarssen. Nederland.
\' Ovilis heptavac P Intervet Nederland BV. Boxmeer. Nederland.

-ocr page 481-

4. Garmory HS, Chanter N, French NP, Bueschel D, Songer JG and Tit-
ball RW. Occurrence of
Clostridium perfringens beta2-toxin amongst
animals, determined using genotyping and subtyping PCR assays. Epi-
demiol Infect 2000; 124(1): 61-67.

5. Gibert M, Jolivet-Reynaud C, Popoff MR and Jolivet-Renaud C. Beta2
toxin, a novel toxin produced by
Clostridium perfringens. Gene 1997;
203(1): 65-73.

6. Hatheway CL. Toxigenic Clostridia. Clin Microbiol Rev 1990; 3(1):
66-98.

7. Herholz C, Miserez R, Nicolet J, Frey J, Popoff M, Gibert M, et al. Pre-
valence of beta2-toxigenic
Clostridium perfringens in horses with in-
testinal disorders. J Clin Microbiol 1999; 37 (2): 358-361.

8. Holmgren N. Clostridium perfringens type A infection in piglets - risk
factors? In: 18th International Pig Veterinary Society Congress; 2004;
Hamburg; 2004: p. 828.

9. Klaasen HL, Molkenboer MJ, Bakker J, Miserez R, Hani H, Frey J, et
al.
Detection of the beta2 toxin gene of Clostridium perfringens in diar-
rhoeic piglets in the Netherlands and Switzerland. FEMS Immunol
Med Microbiol 1999; 24 (3): 325-332.

10. Rood Jl. Virulence genes of Clostridium perfringens. Annu Rev Micro-
biol 1998;52:333-360.

11. Rood JI and Cole ST. Molecular genetics and pathogenesis of Clostri-
dium perfringens.
Microbiol Rev 1991; 55 (4): 621-648.

12. Schmidt AS, Angen 0, Jorsal SE and Mailer K. Prevalence of beta!
toxin producing
Clostridium perfringens and Clostridium difficile

13.

14.

15.

16.

17.

among danish piglets with diarrhea- a case study. In: 18th International
Pig Veterinary Society Congress; 2004; Hamburg; 2004: p. 330.
Schotte U, Truyen U and Neubauer H. Significance of beta 2-toxigenic
Clostridium perfringens infections in animals and their predisposing
factors-a review. J Vet Med B Infect Dis Vet Public Health 2004; 51
(10): 423-426.

Shimizu T, Ohtani K, Hirakawa H, Ohshima K, Yamashita A, Shiba T,
et al. Complete genome sequence of Clostridium perfringens, an anae-
robic flesh-eater. Proc Natl Acad Sci U S A 2002; 99 (2): 996-1001.
Songer JG. Clostridial enteric diseases of domestic animals. Clin Mi-
crobiol Rev 1996; 9 (2): 216-234.

Springer S and Selbitz HJ. The control of necrotic enteritis in sucking
piglets by means of a
Clostridium perfringens toxoid vaccine. FEMS
Immunol Med Microbiol 1999; 24 (3): 333-336.
Zizlavsky M, Czanderlova L, Lany P and Hlozek
P. Clostridium per-
fringens
genotyping in suckling piglets: benefits for practice. In: 18th
International Pig Veterinary Society Congress; 2004; Hamburg; 2004:
p. 296.

Artikel ingediend: 3 april 2006
Artikel geaccepteerd: 28 augustus 2006

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijl<adviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info(®dixfortuin.nl, www.dixfortuin,nl

DixFortuitt & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 53 46 320
Fax: 030-63 46 325
accc2idixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

-ocr page 482-

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepu-
bliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige manier
op de hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig
Tijdschrift

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

Methicillineresistente Staphylo-
coccus au reus-stammen
bij die-
ren: een gevaar voor de gezond-
heid van dier en mens?

F. i-laesebrouck, D. Vancraeynest,
K. l-lermans, B. Catry, P. Bataye, A.
Decostere. Vlaams Diergeneeskd Tijd-
schr 2006;
75; 254-261.

Samenvattingen
VDT

De bedoeling van dit artikel is om een
beknopt overzicht te geven van het
voorkomen en de betekenis van me-
thicillineresistente
Staphylococcus
aureus-stammen
(MRSA of de zogenaamde \'ziekenhuisbac-
terie\') bij dieren. Hierbij wordt eerst kort ingegaan op beta-
lactamantibiotica en op de mechanismen van verworven resi-
stentie tegenover deze antibiotica bij
S. aureus. Daarna
worden het voorkomen van MRSA bij dieren en het belang
daarvan voor de gezondheid van het dier en voor de volksge-
zondheid nader besproken. Als besluit wordt gesteld dat de
mens meestal fungeert als bron van infectie met MRSA voor
dieren. Sommige stammen kunnen zich evenwel ook ver-
spreiden bij dieren en onder andere voor problemen zorgen in
dierenklinieken. Omgekeerd kunnen MRSA van dieren over-
gedragen worden naar de mens. Het is echter onduidelijk of
deze MRSA oorspronkelijk van de mens of van het dier ko-
men. Verder onderzoek is noodzakelijk om een grondig in-
zicht te bekomen in de epidemiologie van infecties met deze
kiemen bij voedselproducerende dieren en gezelschapsdie-
ren.

Xenotransplantation: an update
on the safety of using pigs as
source animals for transplanta-
tion

A. Ravelingien. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75: 262-
268.

In this review we wish to update the progress which has been
made in the art of xenotransplantation (the application of liv-
ing animal-derived cells, tissues and organs for transplantati-
on in humans), with a special emphasis on the barriers of its
use as a clinical therapy. A brief overview of the history of
xenotransplantation reveals the greatest barrier to clinical
success: hyperacute rejection, a complement-mediated res-
ponse to the source animal tissue that results in the destruc-
tion of xenografts within minutes. In the past decade, great
progress has been made in countering this form of rejection,
but further success is thwarted by the gradual awareness of
subsequent processes of rejection and physiological incom-
patibilities. Nonetheless, reluctance to move forward to clini-
cal application is predominantly related to the fear that xeno-
transplantation will unleash a new infectious disease in the
prospective recipient and his or her surroundings. Animal
breeders and caretakers play an important role in ensuring
that the use of the source animals for this emerging therapy
does not generate a xenozoonotic pandemic.

Prevalentie van testistumoren
bij honden in Vlaanderen

P.H. Heuperman, H. de Rooster, K. Chiers. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2006;
75; 269-278.

Bij 97 honden die tussen 2003 en 2005 aan de Faculteit Dier-
geneeskunde gecastreerd werden wegens uiteenlopende indi-
caties, zoals ongewenst seksueel gedrag, prostaatproblemen,
testistumoren en cryptorchidie, werden beide testes na opera-
tieve verwijdering macroscopisch onderzocht en daarna on-
derworpen aan een histopathologisch onderzoek van het tes-
tisparenchym. Achtendertig verschillende hondenrassen
maakten deel uit van de onderzochte populatie. Van de onder-
zochte honden bleek 46% bilateraal normale testes te hebben,
terwijl 29% een tumorale ontaarding van één of beide testes
had. Testistumoren kwamen vooral voor bij oudere honden
(gemiddelde leeftijd 10,9 jaar) en konden onderverdeeld wor-
den in seminomen (39%),
Sertoli cel tumoren (14%), leydig-
celtumoren (29%) en multipele testistumoren (18%°). Van de
27 patiënten aangeboden voor een routinecastratie werd na
een histopathologisch onderzoek bij 19% een testistumor
vastgesteld als toevalsbevinding. In deze groep werd geen an-
dere testispathologie aangetoond. Naast testistumoren was de
meest voorkomende pathologie in de onderzochte populatie
testisatrofie (20%) terwijl ontsteking van de testis bijna niet
voorkwam (5%).

-ocr page 483-

Antimicrobial susceptibility of
Brachyspira hyodysenteriae iso-
lates compared with the clinical
effects of treatment

p. Vyt, J. Hommez. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 75;

279-285.

The antibiotic resistance of Brachyspira hyodysenteriae, es-
pecially to pleuromutilins, is a matter of concern in several
countries. In the present study, the antimicrobial susceptibili-
ties of 30 Belgian
B. hyodysenteriae isolates from 24 swine
herds were tested and compared with the clinical effect of
treatment.
In vitro, no resistance to tiamulin was found, but
two isolates (6%) were classified as intermediately suscepti-
ble. All isolates were susceptible to valnemulin at low con-
centrations (M1C50: < 0.03 |ig/ml). Higher minimal inhibito-
ry concentrations (MlCs) for valnemulin were found in
isolates with higher MlCs for tiamulin. For lincomycin, 16
(53%) isolates were classified as resistant and 4 (13%) iso-
lates as susceptible. For tylosin, a high percentage of resis-
tance (96%) was recorded. The MlCs for 50% of the strains
for salinomycin and doxycycline were 0.5 and 4 ng/ml, re-
spectively.

Subsequently, the in vitro data obtained were compared with
the farm history and clinical efficacies in 23 of the 24 swine
herds of origin as judged by the attending veterinarians. The
effect of treatment as evaluated in the field was generally in
agreement with the
in vitro data for these antibiotics. How-
ever, a clinical interpretation of certain breakpoints is imper-
ative. A revision of the clinical breakpoint for tiamulin is pro-
posed. Isolates with MIC > lug/ml should be considered as
not responding to therapy
in vivo. Consequently, the thera-
peutic use of another compound is indicated.
In the third part of this study, the in vitro MIC for lincomycin
was compared in detail with the effect of treatment on four
farms. Even though in vitro all isolates were classified as re-
sistant, a good response to treatment was observed on two
farms. On one of these farms, however, the disease reap-
peared after treatment was discontinued. It was concluded
that
in vitro susceptibility testing of B. hyodysenteriae for lin-
comycin only partially predicted the clinical effect of treat-
ment in the field.

Equine coital exanthema in a
mare in Belgium

K. van der Meulen, A. Caij, K. Smets, H. Nauwynck. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75: 286-289.

This case report describes a clinical case of equine coital ex-
anthema in a mare in Belgium. Several days following coitus,
the mare showed typical lesions of coital exanthema consist-
ing of papules, pustules and ulcers on the vaginal and vestib-
ular region. The lesions healed within three weeks. The infec-
tion had no effect on fertility and gestation. The mare carried
to term and delivered a healthy foal. Equine herpesvirus 3
was isolated from the lesions by means of virus isolation on
an equine cell culture and subsequently identified by means
of a PCR.

De zwartstaartprairiehond (Cy-
nomys ludovicianus)
in de die-
renartsenpraktijk

e. Hanssens , K. Hermans. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006;
75: 290-299.

De zwartstaartprairiehond (Cynomys ludovicianus) wordt
steeds meer als huisdier gehouden. Informatie over deze exo-
tische diersoort ligt echter niet voor het grijpen voor de prak-
tijkdierenarts. Dit literatuuroverzicht biedt een leidraad bij
het onderzoek van en de behandeling van aandoeningen bij
de prairiehond.

In eerste instantie wordt algemene kennis over dit bijzondere
knaagdier meegegeven. Een gepaste voeding en huisvesting
zijn essentieel voor de gezondheid van de prairiehond.
Daarna wordt handige informatie gegeven in verband met
seksen, het verzamelen van bloed en urine, het toedienen van
medicatie, anesthesie, chirurgie en euthanasie.

Ziekten bij de zwartstaartprairie-
hond
(Cynomys ludovicianus)

B. Hanssens, A. Van Caelenberg, K. Hermans. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2006;
75; 300-305.

In dit artikel over de zwartstaartprairiehond wordt een litera-
tuuroverzicht gegeven van de meest voorkomende ziekten bij
deze diersoort. De beschreven ziekten worden geklasseerd
per orgaanstelsel, met name het integument, het spijsverte-
rings- en het ademhalingsstelsel, het cardiovasculair stelsel,
het urogenitaal systeem en het bewegingsstelsel. Tot slot
wordt er in het kort ingegaan op een aantal zoönosen die bij
in het wild gevangen prairiehonden kunnen voorkomen.
Voor de medicatie wordt naar deel I "De zwartstaartprairie-
hond
(Cynomys ludovicianus) in de dierenartsenpraktijk"
verwezen dat ook in dit nummer is verschenen.

Nasal Nannizziopsis vriesii gra-
nuloma in an ameiva lizard
(Ameiva chaitzami)

A. Martel, P.A. Fonteyne, K. Chiers, A. Decostere, F. Pas-
mans. VLaams Diergeneeskd Tijdschr
2006; 75; 306-307.

Mycotic disease, other than skin lesions, is only rarely report-
ed in lizards (Schumacher, 2003). In this case report, we de-
scribe the isolation of
Nannizziopsis vriesii from a nasal
granuloma in an ameiva lizard
(Ameiva chaitzami) imported
from Central America.

-ocr page 484-

Pres/icox

firocoxib

^ Een nieuwe l<lasse binnen de NSAID\'s

De hoogste COX-l/COX-2 ratio (380/1),

voor doelgerichte pijnbestrijding en ontstekingsremming

Snelle en krachtige pijnbestrijding en een in de tijd
toenemende verbetering

^ Een veiligheidsprofiel dat langdurig gebruik mogelijk maakt

Eenmaal daags, smakelijke kauwtabletten, voor
eenvoudige toediening door de eigenaar

De eerste\'zeer selectieve COXIB voor
honden met osteoarthritis

PreVicoK

firocoxib 227 mg

ri.oto<ib: eeisle (oxib moletuul .001 hondsn geregislreeid in di Europese Unie. EMEA nummer: EU/2/l)4/045/001.004. PREVICOXTM ko»»loblelten voor honden (lirotoxib 57 of 227 mg); Ooeidieren\' Honden- Indicoliei voor gebruik- Voor de
ïerlKhling ïon pi|n en ontsteking geosioiieerd met osleoorlhfilis in honden; Dosering en loedieningsweg: Orale toediening. Dien eenmool doogs 5 mg per kg lithoomsgewichl loe lools weergegeven in de label (zie biisluifer) De lablellen kun-
nen mei ot zonder voedsel loegediend worden. Conlta-indrcalies; Niel gebruiken bij drarhtipe ol lotlerende teven, dieren jonger dan 10 weken ood oldie minder don 3 kg wegen.; Bijwerkinaen: Broken en diorree werden inridenleel opoemerkt
Deze reoclies zi|n in hel algerneen vm voorbiigoande nord en omkeeflarir wonneer de beüondelino wordt gestopt. Konolisotie: UDA; 57 mg ■ REG NE 10243, 227 mg -IIEC Nt 10244; Verdere inlormotie; zie bijsluiter of besthikboor lij (NEl;
Merial B.V. Kleermokersltoot 10, 1991 Jl Velserbroek. De bronnen voor deze advertentie zijn openboor en op te vrogen bij Meriol B.V. Jump Sonté - Photo (redit; Guet Apens ■ J.M. Eobot Molt Art 12867/06/06

-ocr page 485-

Studenten naar
het ONCOLogisch
Treffen 2007

Het Nederlands KankerFonds voor
Dieren (NKFD) biedt twee studenten
van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht de mogelijk-
heid aanwezig te zijn op het ONCOlogisch Treffen 2007. Dit
congres vindt plaats op 10 en 11 februari 2007 in Kontakt der
Kontinenten te Soesterberg. Zowel studenten uit het vierde
studiejaar als co-assistenten komen in aanmerking voor deel-
name. Geïnteresseerden kunnen
zich aanmelden via de website van
het NKFD
(www.nkfd.nl) of recht-
streeks bij het NKFD-secretariaat
(dutchamcos(^hetnet.nl) onder ver-
melding van naam en contactgege-
vens. De sluitingsdatum is 31 de-
cember 2006. Een notaris zal in de eerste week van januari
2007 twee namen trekken uit de lijst van aanmeldingen. De
winnaars krijgen rechtstreeks bericht van het NKFD.

Groep Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren

Op 21 november 2006 heeft de algemene ledenvergadering
van de GPGH in Papendal unaniem ingestemd met de fusie
van de groepen binnen cluster 1 en de vorming van de nieuwe
Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren (GGL). Dc le-
den van de groepen GGR, GVG en GPw hadden zich eerder
al positief uitgesproken over deze fusie. Door de fusie wil
GGL de herkenbaarheid en efficiëntie vergroten en de belan-
genbehartiging van de landbouwhuisdierenarts verder pro-
fessionaliseren. Het KNMvD-bestuur wordt gevraagd om
zijn formele toestemming voor de oprichting van de nieuwe
groep. De oprichtingsvergadering van de GGL zal plaatsvin-
den begin februari 2007. Tot die tijd blijft de huidige groe-
penstructuur bestaan. De huidige leden van de GPGH, GGR,
GVG en GPw worden binnenkort benaderd over het lidmaat-
schap van de nieuwe groep. Mocht u op dit moment nog geen
lid zijn van één van deze groepen, maar wel belangstelling
hebben voor het lidmaatschap van de GGL, neem dan contact
op met Marrina Schuttert, secretaris van de GPGH
(marrina.
schultert@wxs.nl).

Schade door bluetongue

De schade als gevolg van bluetongue voor de agrarische sec-
tor bedraagt zeker 25 miljoen euro. Vanwege de uitbraak van
deze ziekte ligt de vee-export sinds de zomer gedeeltelijk stil.
Zo is het vervoer van jonge koeien gehalveerd tot 25.000
exemplaren. Ook de export van schapen en geiten is sterk af-
genomen en het vervoer van slachtvee is met twintig procent
verminderd. Landbouworganisatie LTO vreest dat de export-
problemen volgend jaar aanhouden.
Bron: LTO.

Nieuws

Samenwerking Nederland
en Vlaanderen

Nederland en Vlaanderen gaan nauwer samenwerken op het
gebied van landbouw, visserij, plattelandsbeleid en natuur.
De Vlaamse ministerpresident Yves Leterme, minister Kris
Peeters en de Nederiandse minister Cees Veerman hebben
daarover onlangs een samenwerkingsprotocol ondertekend.
Concreet betekent het protocol dat Vlaamse en Nederlandse
diensten informade en kennis zullen uitwisselen. Ook zullen
bewindslieden van beide gebieden hun standpunten op inter-
nationaal vlak op elkaar afstemmen.
Bron: HLN.BE.

Prijs voor Harold Brummer

Harold Brummer van de Universiteit Utrecht heeft de EVJ
Open Award ontvangen voor zijn artikel \'Functional adapta-
tion of articular cartilage from birth to maturity under the in-
fluence of loading: a biochemical analysis\'. Het artikel is ge-
publiceerd in het
Equine Veterinary Journal van maart 2005.
Een samenvatting van het winnende artikel verschijnt bin-
nenkort in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Nederlands vaccin voor Turkije

De Animal Sciences Group van Wageningen UR levert een
miljoen doses mond-en-klauwzeervaccin aan Turkije. Daar
zijn in 2006 een groot aantal uitbraken van mond-en-klauw-
zeer gemeld. Het land zelfheeft niet voldoende vaccins voor
het vaccineren van de totale veestapel. De Animal Sciences
Group beschikt als een van de weinige instituten in de wereld
over het juiste vaccintype en kan op korte termijn de beno-
digde hoeveelheid leveren. De productiefaciliteit in Lelystad
is erop ingericht om in crisissituaties snel vaccin te kunnen
leveren.

Bron: Wageningen UR.

-ocr page 486-

Bij een katteneigenaresse werd re-
centelijk lymfocutane Sporotricho-
se aan het rechterooglid gevonden,
die optrad nadat zij haar van Spo-
rotrichose verdachte kat intensief
had verzorgd. Dit is de eerste be-
schreven patiënt met deze infectie
in Nederland.

Sporotrichose is een zeldzame huidziekte die wordt veroor-
zaakt door de gistsoort
Sporothrix schenkii. Deze schimmel
komt in de natuur voor als saprofyt in grond en organisch af-
val zoals rozendoorns, boomschors, mos gebruikt bij bloem-
stukken, hooi en hout, maar kan via een wondje het lichaam
binnendringen. Omdat mensen meestal besmet worden door
contact met organisch afval of verwonding aan planten wordt

Gezonde kat (foto: Sabine Bos)

deze ziekte ook wel \'rozenhandelaarsziekte\' genoemd. Na be-
smetting ontstaat een blaasje dat kan uitgroeien tot een uitge-
breide huidinfectie. De lymfeknopen kunnen zwellen en de
ziekte kan systemisch worden. Sporotrichose komt ook voor
bij honden en katten, die de ziekte vaak oplopen via verwon-
dingen bij gevechten. Katteneigenaars kunnen op hun beurt
besmet worden door besmet exudaat, of door krabben of be-
ten. In een dierenkliniek in Nieuwegein werd bij een kat een
mogelijke sporothrixinfectie gevonden. Kort daarna werd bij
de eigenaresse de diagnose lymfocutane Sporotrichose ge-
steld. Zeer waarschijnlijk was hierbij sprake van een zoönose.

Ziektegeschiedenis kat

De kat werd bij de dierenkliniek aangeboden met als klachten
een klein wondje op de linkerschouder, enige hangerigheid
en lichte verhoging. Het betrof een gecastreerde Europese
korthaarkater van vijf jaar, die regelmatig met buurtkaters
vocht. Hij werd behandeld voor een vechtwond met amoxi-
cilline/clavulaanzuur oraal. Op dag twee had de kat hoge
koorts en waren de schouder, de oksel en de gehele voorpoot
onderhuids gezwollen. De huidwond was gegroeid tot een
doorsnede van zes centimeter en er was sprake van automuti-
latie. De behandeling werd uitgebreid met Meloxicam en een
kraag.

Uit en
voor de
praktijk

De kat bleef levendig, maar zijn lichaamstemperatuur daalde
niet en de onderhuidse zwellingen breidden zich tot dag ze-
ven uit tot alle poten. Er ontwikkelden zich zweren en korsten
en de mandibulaire inn., axillaire inn. en Inn. Popliteus waren
vergroot. De kat werd apathisch en de eetlust begon af te ne-
men. Omdat de behandeling duidelijk niet aansloeg, werd
overlegd met een aantal specialisten en het Veterinair Micro-
biologisch Diagnostisch Centrum (VMDC). Op basis daar-
van werd besloten aan het regiem metronidazol oraal toe te
voegen. De conditie van de kat werd op peil ge-
houden met Hill\'s A/D recoveryvoedingen. Ver-
der werd op de dierenkliniek een uitgebreid on-
derzoek ingesteld. Het algemene bloedonderzoek
en onderzoeken op FeLV, FIP en FIV gaven geen
resultaten. Uit de biopten van de lymfeknopen
bleek dat deze reactief waren. Uit het BO en MO
kwam alleen
Mycohacterium spp.
Ondertussen leek de kat iets op te knappen. Zijn
eetlust werd beter, zijn activiteit nam toe en zijn
lichaamstemperatuur daalde licht. De onderhuid-
se zwellingen namen af, maar ondertussen steeg
het aantal zweren tot ongeveer vijftig.
Op dag elf verslechterde plotseling de toestand
van de kat. Hoewel zijn huid en zwellingen nog
steeds verbeterden, wilde het dier niet meer eten
en zijn temperatuur steeg verder. Om te komen
tot de difFerentieeldiagnose werd literatuuron-
derzoek verricht op het gebied van dermatologie.
Hierbij hielden we als verklaring voor de symp-
tomen de volgende drie mogelijkheden over:
Sporothrix schenckii, pokken (cowpox) of een
bacterie-infectie. De laatste twee waren echter
zeer onwaarschijnlijk. Bij het VDMC bleek in 1994 één spo-
rotrichosebesmetting bij een paard beschreven te zijn. Nog
dezelfde dag werd besloten de kat te behandelen tegen sporo-
trichose met itraconazol (5 mg/kg Idd oraal).
Over het verloop van vier dagen verbeterde de toestand van
de kat in een hoog tempo. Hij werd weer levendig, kreeg een
betere eetlust, en zijn temperatuur normaliseerde. Bovendien
begonnen de zweren in te drogen. Op dag 21 was de conditie
van de kat normaal en op dag 50 was zijn huid geheel gene-
zen. De kat kreeg vervolgens nog drie maanden itraconazol.

Zoönotische transmissie

Drie weken na het ontstaan van symptomen bij de kat ont-
wikkelde zich bij de eigenaresse een zwelling van het rech-
terooglid, met periauriculaire lymfklierzwelling. Hoewel zij
haar zieke kat intensief had verzorgd, was zij niet door de kat
gekrabd. Toch kreeg de eigenaresse vanuit de dierenkliniek
een brief mee met de bevindingen en de behandeling van haar

Sporotrichose bij een kat en zijn eigenaar

Lucas Hugen en Helen Koumans

-ocr page 487-

kat. De oogarts van de patiënte dacht in eerste instantie dat er
sprake was van orbita flegmone. Zij werd daarom behandeld
met amoxicilline/clavulaanzuur oraal. Desondanks verslech-
terde haar situatie, zodat zij uiteindelijk zelfs in het zieken-
huis moest worden opgenomen. Daar diende men intraveneu-
ze antibiotica toe, maar er was geen effect op de zwelling
waarneembaar.

Omdat de verdenking op abcesvorming groeide, werd de pa-
tiënte overgeplaatst naar de oogafdeling van het UMC
Utrecht. Daar vonden de specialisten, ruim twee weken na
het begin van de klachten, bij incisie van het ooglid een nodu-
laire ontsteking. Er werden geen kweken afgenomen. In het
pathologisch onderzoek werden micro-organismen waarge-
nomen die overeenkwamen met
Sporothrix shenkii. Op basis
van deze resultaten stelde men de diagnose lymfocutane spo-
rotrichoses en werd begonnen met behandeling met itracona-
zol. Na negen maanden was de eigenaresse bijna volledig
hersteld.

Hoewel het bij de kat niet mogelijk was een definitieve diag-
nose sporotrichosis te stellen, is het zeer waarschijnlijk dat
een zoönotische transmissie heeft plaatsgevonden. Boven-
dien was de eigenaresse de eerste beschreven humane patiënt
met
Sporotrichose in Nederland.

Sporotrichose

De ziekte Sporotrichose komt bij de kat voor in drie klinische
vormen: cutaan, lymfocutaan en systemisch. De ernst van de
besmetting varieert, afhankelijk van de immuunstatus van de
kat. De cutane vorm wordt gekarakteriseerd door huidulcera-
ties en zwellingen op de kop, de staartbasis en de poten. De
op deze plekken optredende weefsel sterfte kan zich uitbrei-
den tot in de spieren en de onderliggende botten. Bovendien
kan de kat door het poetsen de schimmel over het hele li-
chaam verspreiden. Via de lymfebanen kan de ziekte syste-
misch worden en de longen, de nieren, het maagdarmkanaal
en het zenuwstelsel aantasten. Besmetting gaat vaak gepaard
met koorts, verlies van eetlust en lusteloosheid. De diagnose
Sporotrichose kan worden gesteld op basis van het klinische
beeld, cytologisch en histopathologisch onderzoek van het
weefsel, en mycologisch onderzoek. De behandeling bestaat
uit het toedienen van itraconazol 5mg/kg 1 dd oraal tot drie
maanden na het verdwijnen van de klachten. Bij secundaire
bacteriële infecties worden antibiotica gegeven.
Bij de mens wordt meestal de lymfocutane vorm van
Sporo-
trichose waargenomen, vaak aan de vingers, de hand of het
gezicht. Mensen die besmette katten hanteren kunnen be-
smetting met
Sporothrix voorkomen door het dragen van
handschoenen en het wassen van de handen met chloorhexi-
dine of povidone-iodine.

Lucas Hugen en Helen Koumans zijn dierenartsen, verbon-
den aan Dierenkliniek Hugen te Nieuwegein.

Raadgevers Medische Beroepen wenst
u een succesvol en gezond 2007!

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
vwvw.raadgevers.nl

Voor meer informatie kunt
u contact opnemen met
adviseurs Robert Meijer en
Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 488-

Veterinaire tandheelkunde 25
Professionele gebitsreiniging is wat anders dan tandsteen verwijderen

Rondbeltaneven of een venichtingenlijst?

Andries van ForeesV

Een telefonisch verzoek om informatie over de kosten van
een gebitsreiniging bij hond of kat kan niet beantwoord
worden zonder een klinisch onderzoek vooraf en een
mondonderzoek onder sedatie of anesthesie. Dit artikel
beschrijft de handelingen die verricht worden bij een
professionele gebitsreiniging bij gezelschapsdieren. Het
nut van een verrichtingenlijst betekent dat het tijdperk
van \'rondbeltarieven\' op het gebied van een gebitsreini-
ging voorbij is.

Summary

Professional teeth cleaning is more than plaque removal
Telephone enquiries about the cost of cleaning the teeth
of cats or dogs cannot be answered without clinical in-
vestigation of the animal and oral examination under se-
dation or anaesthesia. This article describes the proce-
dures used during the professional cleaning of the teeth
of companion animals. An itemized list of procedures
and their cost means that the era of "shopping around"
for teeth cleaning is past.

Inleiding

In het artikel \'Hij gaf altijd korting ....\' van Anton Beijer (1)
zijn enkele begrippen aangehaald over de financieel-econo-
mische aspecten die binnen het vak diergeneeskunde een rol
spelen. Het artikel is uiterst praktisch en stemt tot nadenken.
Begrippen zoals prijselasticiteit, rondbeltarieven en \'commo-
dity\'s\' zijn nu ingepast in het jargon binnen een dierenartsen-
praktijk.

Het lijkt nuttig om nader op het begrip \'rondbeltarieven\' dan
wel de veel in de praktijk gebruikte term \'shopping\' in te
gaan met betrekking tot - hoe kan het anders met deze auteur
- tandheelkundige behandeling bij gezelschapsdieren. Vooral
de telefonische vraag: "Mijn hond heeft veel tandsteen. Wat
kost het om even tandsteen te verwijderen?" "Bij jullie ..." is
vaak de toevoeging.

Kort door de bocht gezegd: daarop is geen enkel antwoord
mogelijk. Het beantwoorden van deze vraag en het opstellen
van een verrichtingenlijst om een nota voor een gebitsreini-
ging vast te stellen, is het doel van dit artikel.

De vraag

Wat bedoelt de eigenaar van hond of kat met \'even tandsteen
verwijderen\'? Tandsteen is tandsteen, zo lijkt het. Veel of

\' Jhn A. Pff van Foreest, tandheelkundig dierenarts.

^ Tandplaque, zachte massa die zich vormt op het landoppervlak, bestaande uit
levende en dode micro-orgam.smen. cellulaire .substanties, koolhydraten, eiwitten,
vetten, calcium, magnesium, fosfaten en carbonaten, opgenomen in een structuur-
loze matrix.

weinig, hard of zacht. Is het de eerste keer of een recidief?
Zonder of met sedatie verwijderen?

Als de trimster bij de trimbeurt aandacht besteedt aan het ge-
bit en daar dan met een \'tangetje\' wat tandsteen verwijdert, is
dat te prijzen. Dit is inderdaad \'even wat tandsteen wegha-
len\'. Maar er is zo vaak meer aan de hand bij intensief dentaal
onderzoek. Dat weet een goede trimster en die zal dan ook de
boodschap meegeven dat de dierenarts het gebit moet reini-
gen onder sedatie.

De oorzaak van tandsteen is de altijd aanwezige tandplaque^
op de gebitselementen (foto 1). Die tandplaque verhardt zich
door mineralisatie tot tandsteen: een fysiologisch gebeuren.
Tandsteen op zich is ruw en accumuleert daardoor meer tand-
plaque. Tandsteen op zich stinkt niet en is niet de veroorzaker
van de slechte adem (halitosis).

De tandplaque veroorzaakt ontstekingen van het parodonti-
um: het ophangapparaat van het gebitselement. Een gingivitis
leidt tot een parodontitis die weer overgaat in een alveolitis
en zal leiden tot meer mobiliteit en uiteindelijk veriies van
het betreffende element. Er is sprake van gingivazwelling: er
ontstaan in eerste instantie pseudopockets waardoor er zich
subgingivaal meer tandplaque en voedselresten kunnen gaan
nestelen. De ontsteking gaat dieper en er ontstaan ware
pockets: de pathologisch verdiepte toestand van de sulcus
gingivalis.

Bacteriën gaan steeds meer een rol spelen. De samenstelling
van de bacteriële flora in de mondholte gaat veranderen in
een meer anaërobe flora. Het zijn vooral deze bacteriën die
stank veroorzaken. Behalve de lokale reacties kunnen de bac-
teriën uit de tandplaque de rest van het lichaam aantasten.

-ocr page 489-

Naast het constateren van tandsteen is een grondig onderzoelc
van de mondholte noodzakelijk voor het vaststellen van de
aanwezigheid van parodontale aandoeningen of andere ge-
bitsafwijkingen.

Conclusie

Tandsteen verwijderen is tandsteen verwijderen, maar de
aanwezigheid van tandplaque (en tandsteen) is niet altijd een
weerspiegeling van de ernst van een parodontale aandoening
of tandvleesontsteking. In de praktijk voor gezelschapsdieren
is \'even tandsteen verwijderen met een tandsteenkrabber\' niet
meer een gangbare procedure. Er zal een degelijk oraal en
dentaal onderzoek moeten plaatsvinden met behulp van een
parodontaalsonde^ (foto 2) alvorens overgegaan mag worden
tot het tandsteen verwijderen. Het is juister om in plaats van
\'tandsteen verwijderen\' te spreken over een gebitsreiniging
en beter nog over
\'een professionele gebitsreiniging\' (2).
Het antwoord op de telefonisch gestelde vraag moet dan ook
zijn: "Dat kunnen wij niet zeggen. Er kan veel meer aan de
hand zijn dan alleen een beetje tandsteen. Wij moeten uw
hond eerst zien, onderzoeken en samen met u een behandel-
plan opstellen. Daarna kunnen we voor u een prijsopgave ma-
ken."

4). Een uitstekende methode is om de eigenaar aan dit on-
derzoek te laten deelnemen. Het zichtbaar maken van de
ernst van een parodontale aandoening, soms pijnreacties,
het loszitten van een gebitselement, open wortels of een
doorgankelijke furcatie, of andere gebitsafwijkingen tonen
de eigenaar de ernst van de situatie. Het kan meer zijn dan
alleen tandsteen! Aan de hand van de bevindingen en in
samenspraak met de eigenaar is het opstellen van een be-
handelplan voor de patiënt gewenst. De ervaring is dat
deze benadering door de cliënt zeer gewaardeerd wordt en
er ruim begrip is voor de financiële consequenties.
Als de eigenaar er niet bij wil of kan zijn, is het aan te be-
velen om na het onderzoek telefonisch contact op te ne-
men en een behandelplan te bespreken. De financiële con-
sequenties geven tevens duidelijkheid.

3. Het röntgenologisch onderzoek

Aanvullend zijn röntgenfoto\'s meestal gewenst om zich
ervan te vergewissen wat zich onder het tandvlees afspeelt.
Die gedeelten die niet zichtbaar zijn, kunnen met röntgen-
techniek afwijkingen vertonen die belangrijk zijn voor een
juist behandelplan en een goede uitvoering van bijvoor-
beeld extracties.

* Het bedrag voor de eerste foto moet een standaard-
bedrag zijn. Vervolgfoto\'s worden genoteerd en als
zodanig berekend. De milieuverwerking van de ontwikke-
lingsvloeistof moet in het standaardbedrag zijn mee-bere-
kend.

4. De anesthesie

Na de sedatie volgt de voorbereiding om het behandelplan
uit te voeren. Bij een zeer eenvoudige gebitsreiniging kan
een sedatie alleen voldoende zijn. Echter, meestal is een
anesthesiemethode noodzakelijk met voldoende pijnstil-
ling om extracties of parodontale chirurgie verantwoord te
kunnen uitvoeren.

Het noteren van de kosten van de sedatieve- en anesthesie-
middelen evenals intubatie, aangebrachte infuussystemen
en andere gebruiksartikelen is aan de orde.
Het
begeleiden van de anesthesie is eveneens een kosten-
post die dient te worden opgevoerd. Humaan is het gebrui-
kelijk dat er bij chirurgische ingrepen een nota van de
anesthesist in de brievenbus valt (in ieder geval van die

Verrichtingenlijst

(te gebruiken bij het samenstellen van een nota van een pro-
fessionele gebitsreiniging)

Een professioneel uitgevoerde gebitsreiniging omvat de vol-
gende onderdelen:

1. netconsult

Het intakegesprek, een snelle blik in de bek als de patiënt
dit toestaat gevolgd door een pre-anesthetisch onderzoek.
Afhankelijk van de conditie en leeftijd van de patiënt kan
uitbreiding gewenst zijn met bijvoorbeeld een bloedonder-
zoek.

2. Het mondonderzoek

Het is niet mogelijk om een optimaal oraal en dentaal on-
derzoek te verrichten zonder minimaal een sedatie (foto

3 Aan re bevelen voor diergeneeskundig gebruik is een combinatie-instrument:
de explorer-parodontaal sonde LM 23-520BSi (leverbaar via AUV of
wwH> verbiest-dental. nl)

-ocr page 490-

van de verzekering). In de diergeneeskunde is het niet
meer dan gerechtvaardigd deze post op de nota te vermel-
den en er dan wel of niet een bedrag voor in te vullen.
Er kan sprake zijn van extra kosten voor bewaking en post-
anesthesie-procedures (risicopatiënten, antidotuminjec-
ties, opname en verzorging van de patiënt).

5. De gebitsreiniging

Hier zijn verschillende berekeningen toe te passen. Wie
voert de handeling uit (dierenarts, paraveterinair, dieren-
artsassistente met veel of weinig ervaring)? Hoeveel tijd is
er mee gemoeid? Is het juist om de tijdsfactor een (te) gro-
te rol hierbij te laten spelen?

De volgende indeling is een voorbeeld dat goed hanteer-
baar is gebleken:

* de eenvoudige gebitsreiniging - 15 minuten;

* de gemiddelde gebitsreiniging - 30 minuten;

* de uitgebreide gebitsreiniging - 45 minuten;

* de extra tijd berekenen indien er sprake is van ernstige,
veel tijd vragende afwijkingen.

Het gebruik van schoon, gesteriliseerd instrumentarium
en ultrasone-apparatuur heeft invloed op de kosten. Ook
het polijsten van het gebit na de reiniging is een kostenfac-
tor.

6. Extracties

Er is nogal wat verschil in de tijd die aan een extractie be-
steed wordt (foto 3). Een eenvoudige extractie (bijna los-
zittend element) vraagt veel minder tijd dan een scheur-
kies verwijderen. De kunde en ervaring van de behandelaar
is erg wisselend (3, 5). Het wel of niet aanwezig zijn van
een dentale unit om een meerwortel - gebitselement te
splijten, is van essentieel belang als het uurtarief de prijs
bepaalt. Is het dan wel juist om een tijdstarief te laten gel-
den? Is het verstandig een post \'gebruik dental unit\' en/of
tandsteenapparatuur en vervolgens de werktijd te bereke-
nen? Het is mogelijk reëler om een stukstarief bij extractie
te hanteren ervan uitgaande dat iedere dierenarts voldoen-
de scholing en ervaring heeft om deze handeling optimaal
uit te kunnen voeren.

Het basistarief: voorop staat dat bij iedere patiënt schoon
(desinfectie) maar beter gesteriliseerd instrumentarium

noodzakelijk is. Dit is dus een kostenfactor en dat betekent
dat er bij het gebruik van een extractie-instrument sprake
is van basiskosten. Het eerste te verwijderen gebitselement
(of het nu eenvoudig is of niet) waarbij het gebruik van
een extractie-instrument (hevel of extractietang) noodza-
kelijk is, vereist een minimum tarief het basis extractieta-
rief Bij het verwijderen van een tweede gebitselement kan
een lager tarief per stuk van toepassing zijn (met hetzelfde
instrumentarium).

De volgende indeling heeft zich als reëel bewezen:

* ieder getrokken gebitselement in elk geval op de nota
vermelden (wel of niet berekenen);

* dit geldt ook voor loszittende elementen (verwijdering
kan zeer eenvoudig zijn maar altijd op de nota noteren);

* de snijtanden (deze hebben één wortel): per stuk bereke-
nen

* de hoektand (vereist meestal een chirurgische benade-
ring): dit is een ingreep die slechts bij uitzondering op
ernstige indicatie (loszittend of diepe pocketvorming)
gebeurt. De voorkeur om bij een gefractureerde hoek-
tand een wortelkanaalbehandeling te (laten) doen, heeft
vele voordelen. Dit is een verwijspatiënt naar een die-
renarts die tandheelkundige ervaring heeft met en-
dodontische behandelingen;

* de kies met twee wortels (bij deze extractie dient de kies
te worden gespleten om minder trauma te veroorzaken):
per stuk berekenen;

* de kies met drie wortels (hier speelt ervaring en kunde
wel een grote rol; een splijting is noodzakelijk): per stuk
berekenen;

* het verwijderen van persisterende gebitselementen: ook
hier per stuk berekenen (melksnijtanden, melkhoektan-
den);

* de chirurgische extractiemethode is vaak eenvoudiger
bij het meerwortelige gebitselement of hoektand (4).
Deze techniek op de nota noteren;

* het aanbrengen van hechtingen; kosten hechtmateriaal
apart berekenen;

* nazorgkosten (bijvoorbeeld bij bloedingen).

Het extraheren van alle kiezen bij de kat met FORL\'s of lij-
dende aan het gingivostomatitis complex vereist mogelijk
een aparte ervaring. Soms vereist deze procedure twintig
minuten, soms twee uur. De chirurgische methode ver-
dient de voorkeur (4). Het is belangrijk zich te realiseren
dat niet alleen de extractietijd van belang is, maar ook de
duur van de anesthesie speelt een belangrijke rol. Eigen-
lijk is het niet verantwoord dat bij de kat extractiemetho-
den worden gebruikt die niet van deze tijd zijn. Scholing,
kunde en ervaring van de dierenarts zijn van het grootste
belang.

7. Parodontale chirurgie

Dit onderdeel bij de gebitsreiniging is nog niet algemeen
in de praktijk gangbaar. In de toekomst zal dit onderdeel
van de gebitsreiniging steeds belangrijker zijn. Het uitvoe-
ren van een gingivectomie, het verwijderen van gingiva-
hyperplasieweefsel, het corrigeren van tandvleesranden,
verwijderen van kleine nieuwvormingen, zijn handelingen
die binnen een professionele gebitsreiniging kunnen val-
len. Immers na het verwijderen van een epulide is een kli-
nisch onderzoek van de gehele mondholte en het dentale
gedeelte in het bijzonder aan de orde. Bij deze sedatie is

-ocr page 491-

het reinigen van het gebit natuurlijk ook van toepassing.
Bij deze chirurgische handeling is de tijdsfactor de be-
langrijkste indicator om een bedrag op de nota te laten
verschijnen.

8. De nabehandeling

Buiten de al aangegeven kosten voor nazorg van de anes-
thesie zijn er nog een aantal, die bij deze verrichtingenlijst
behoren:

* de kosten voor opname en verzorging;
Tabel i. Verrichtingenlijst professionele gebitsreiniging

1.
2.
3.

Het consult

Het orale en dentale onderzoek
Radiologisch onderzoek:
* eerste foto

vervolgfoto\'s_

4.

De anesthesie:

* gebruikte sedatieve - en anesthesiemiddelen

* intubatie

* infuussystemen

* andere...

* nazorg

Anesthcsiebegelciding:

* vaste begeleidingskosten
extra kosten gebitsassistente

De gebitsreiniging (basistarief opbouwen: gebruik van schone,
gesteriliseerde instrumenten; ultrasone -apparatuur):

* eenvoudige gebitsreiniging - 15 minuten

* gemiddelde gebitsreiniging - 30 minuten

* uitgebreide gebitsreiniging - 45 minuten

* extra tijd
pol ijs

lijsten

Extracties (een basis tarief opbouwen: ieder getrokken gebitselement
op de nota vermelden). Er kan onderscheid gemaakt worden hond/kat:

a. loszittend gebitsclement per stuk

b. snijtand, eerste

c. snijtand, volgende

d. hoektand

e. kies met twee wortels, eerste

f kies met twee wortels, volgende

g. kies met drie wortels, eerste

h. kies met drie wortels, volgende

i. persisterende gcbitselcmcnt

1. melksnijtand, eerste

2. melksnijtand, volgende

3. melkhoektand, eerste

4. melkhoektand volgende

j. chirurgische extractie methode: extra kosten
k. aanbrengen van hechtingen (inclusief hechtmateriaal)
1. nazorg
m.kat: alle kiezen
Parodontale chirurgie

9.

Het postbehandeling traject:
opname en verzorging
injecties (pijn, antimicrobiële middelen)
medicijnen voor gebruik thuis
instructie mondhygiënische zorg
tandenborstel/tandpasta/spoelmiddel
diëten
*
kauwproducten

10. Gebitscontrole over .. weken (gratis, service?)

* het geven van injecties (pijn, antimicrobiële middelen);

* medicatiemiddelen voor thuis;

* instructie: mondhygiënische zorg:

- hoe de patiënt de juiste nazorg geven? Preventie;

- tandenpoetsen, tandpasta, spoelmiddelen;

- het verstrekken van goede kauwactiviteit bevorderende
diëten en kauwproducten.

9. Afspraak voor een gebitscontrole nä de professionele ge-
bitsreiniging.

Een gebitscontrole binnen enkele weken na een gebitsrei-
niging is gewenst en soms noodzakelijk. Het is cliëntvrien-
delijk dit controleconsult op de nota aan te brengen en de
cliënt te vertellen dat dit consult gratis is als er binnen een
afgesproken tijd van gebruikgemaakt is. Het beoordelen
of de patiënt de preventieve maatregelen (mondhygiëni-
sche zorg) toelaat en of dat zijn nut al bewezen heeft, een
vluchtige inspectie van de mondholte, het verloop van de
genezing als er geëxtraheerd is, komen aan de orde. Als er
vervolgbehandelingen nodig zijn of een gebitscontrole op
termijn dan ligt het afsprakenboek gereed.

Conclusie

Een professionele gebitsreiniging is niet mogelijk zonder een
klinisch onderzoek vooraf en een oraal en dentaal onderzoek
onder sedatie of anesthesie. Een vraag om informatie over de
kosten via de telefoon is een onmogelijke vraag en de gezel-
schapsdierenpracticus dient dan ook op een cliëntvriendelijke
wijze uit te leggen dat dat niet in te schatten is. Mogelijk is
het nuttig dat een (minder ervaren) telefoniste die deze vraag
krijgt, verwijst naar het telefonische spreekuur van de dieren-
arts of een andere ervaren praktijkmedewerkster die de vraag
dan op de juiste manier kan beantwoorden.
Het feit dat er binnen de diergeneeskunde een prijsafspraken-
verbod geldt, betekent dat dit artikel geen tarieven in euro\'s
mag bevatten. Het College Tarieven Gezondheidszorg stelt
voor de tandartsen maximumtarieven vast (6). Het nut van
het aanwezig zijn van een verrichtingenlijst professionele ge-
bitsreiniging (Tabel 1) betekent dat het tijdperk van \'rondbel-
tarieven\' op het gebied van de gebitsreiniging voorbij is. Eerst
een onderzoek, vervolgens het behandelplan bespreken en
dan een tarief samenstellen!

Literatuur

1. Beijer HA. Hij gaf altijd korting ... Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131:
586-587.

2. Foreest AW van. Gebitsreiniging bij Gezelschapsdieren. Elsevier Ge-
zondheidszorg, Maarssen 2003.

3. Foreest AW van. Tandheelkunde bij Gezelschapsdieren. Elsevier,
Maarssen 1999.

4. Knaake FAC en Foreest AW van. Chirurgische extractietechnieken bij
gezelschapsdieren. Veterinaire tandheelkunde (24). Tijdschr Dierge-
neeskd 2005; 130: 618-623.

5. Gorrel C. Veterinary Dentistry for the General Practitioner. WB Saun-
ders Co, 2004.

6. Zoek bij Google: tandartstarieven.

-ocr page 492-

.IML Met de gezondheid

EXCLUSIVE

van de urinewegen speel je niet!

S/O®
INDEX

Daarom zijn alle veterinaire
dieetvoedingen* en preventieve
voedingen van Royal Canin
voor de kat gebaseerd op de
S/O Index. Hiermee werken
deze voedingen preventief
tegen zowel struviet als
calciumoxalaat urolithiasis en
ondersteunen zij de gezondheid
van de urinewegen.

®

<
X

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318414 (bestellingen)

of 0413-318400 (productinformatie)

E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 493-

Gillen als een

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

...mager speenvarken? Hangbuik-
zwijntjes kunnen er anders ook wat
van, hetgeen voor deze eigenaar reden
was om een klacht in te dienen tegen
de dierenarts. Die had het zwijntje on-
der narcose moeten brengen om stress
te voorkomen. Nu het varkentje de
buurt bij elkaar heefi geschreeuwd, is
alle stress de schuld van de dierenarts.

Zeven vette jaren

Hangbuikzwijntje Dotje woont al zeven-en-een-halfjaar bij
haar liefhebbende eigenaresse, en het laatste wat deze wil is
haar hangbuikzwijntje pijn, angst of stress bezorgen. Als
Dotje een injectie moet hebben, gebeurt dat dan ook al jaren
onder volledige narcose. Helaas raakt de eigena-
resse gedwongen te verhuizen. Dotje kan
echter niet mee en moet naar een ande-
re baas. Gelukkig is een nieuw te-
huis snel gevonden, maar dat be-
tekent wel dat er behalve
entingen, ook een oormerk en
vervoer moeten worden ge-
regeld. Het lijkt de eigena-
resse handig om dat alle-
maal op dezelfde dag te
doen. Dotje kan dan on-
der narcose de benodigde
prikken en oormerken
vervolgens
suf worden

krijgen, en
nog lekker
vervoerd.

Vertraging

Als met de nieuwe eigenaren
de afspraak is gemaakt om
Dotje op te halen, wordt de die-
renarts gebeld of hij op dat mo-
ment ook aanwezig kan zijn voor de
Aujeszky-enting, een oormerk en de
formulieren. Het tijdstip komt de dierenarts
niet echt handig uit, maar omdat hij begrijpt dat
de afspraak met de nieuwe eigenaren al is gemaakt, wil hij
toch wel meewerken. De dierenarts arriveert op tijd, maar al-
leen de echtgenoot van de eigenaresse is aanwezig, de eige-
naresse zelf is er nog niet. Haar echtgenoot verbiedt de die-
renarts een vinger naar het zwijntje uit te steken zolang zijn
echtgenote daar niet bij aanwezig is. De dierenarts moet een
kwartier wachten voordat hij iets kan doen. Als de eigenares-
se is gearriveerd, probeert hij de vijftig kilogram wegende
Dotje te sederen met zes cc Stresnil. Meer lijkt hem niet ver-
standig en is ook niet nodig. Zo zwaar zijn een inenting en
een oormerk nu immers ook weer niet.

Veterinair
tuchtrecht

Varkentje gewassen

De dosis Stresnil was niet bijzonder hoog, maar volgens de
dierenarts is het dan ook niet verantwoord een varken dat nog
moet worden vervoerd helemaal onder narcose te brengen.
Desondanks wil de eigenaresse per se dat hij met de behande-
ling wacht tot Dotje in slaap is. De dierenarts probeert haar
duidelijk te maken dat dat niet zal gebeuren. Na nog een
kwartier duimendraaien zegt hij tegen de eigenaresse dat het
nu echt tijd is om de enting toe te dienen en het oormerk aan
te brengen, want hij wil niet de hele avond bezig zijn. Omdat
de nieuwe eigenaar staat te wachten, geeft de eigenaresse toe,
hoewel ze liever had gewacht tot Dotje volledig onder zeil
was. Dotje wordt klemgezet en krijgt bij volledig bewustzijn
haar injectie en oormerk, tot haar grote ongenoegen. Ze
schreeuwt letterlijk als een mager speenvarken en is daarna
moeilijk te hanteren.

Gillen is niet altijd lijden

De (ex-)eigenaresse vindt het een gro-
te schok haar varkentje zo te zien
_ lijden en raakt bovendien geïrri-
teerd door het lastige gedrag van
Dotje na het vertrek van de
dierenarts. Het is allemaal de
schuld van de dierenarts,
vindt ze. Ze begrijpt niet
waarom Dotje niet even on-
der narcose kon en vindt dat
de dierenarts uitermate on-
geduldig en kribbig is ge-
weest. De dierenarts mag
een dagje naar Den Haag
om uit te leggen dat het var-
kentje echt niet heeft geleden
onder de procedure, maar dat
varkens ook zonder dat ze pijn
hebben, zeer luidruchtig uiting
kunnen geven aan hun ongenoegen.
Die uitdrukking over dat speenvarken
is niet voor niets ontstaan!

Afzien

Het Tuchtcollege schaart zich geheel achter de dierenarts.
Ook volgens de leden van het Tuchtcollege is narcose gecon-
tra-indiceerd bij hangbuikzwijntjes die nog vervoerd moeten
worden. Het was dus juist in het belang van het dier dat hier
vanaf werd gezien. Bovendien maakte de aard van de ingre-
pen, een injectie en een oormerk, een diepe narcose niet
noodzakelijk. De dosering van Stresnil is een cc per tien kilo-
gram lichaamsgewicht, dus zes cc voor een varkentje van
vijftig kilo moet voldoende zijn. Veterinair was er geen spra-
ke van onjuist handelen en dat de eigenaresse de dierenarts
onaardig vond, is niet iets waar het Tuchtcollege een oordeel
over wil vellen. De klacht wordt geheel ongegrond verklaard.

-ocr page 494-

Programma 2007

www.voorjaarsdagen.org

VOORMARS^Ogen

1 GEZELSCHAPSDIEREN

VRIJDAG 27 APRIL 2007

9.00 - 9.45

9.45 -10.30

10.30-11.00

11.00-12.00

12.00

Puddle (UK) Understanding trends and facing
culture change (Management)

Puddle (UK) Understanding trends and facing
culture change (Management)

BREAK

Puddle (UK) Moving to professional selling
(Management)

Audi

Palmer (USA) Cranial Cruciate Ligament Disease:
early diagnosis, surgical options

Palmer (USA) Extracapsular stabilization
technique and post operative care of cranial
cruciate ligament disease

BREAK

Palmer (USA) Meniscus: Anatomy, mechanisms
of injury, surgical options, TPLO Basics

Sparkes (UK) Clinical Syndromes associated with
Feline Amyloidosis

Sparkes (UK) Feline Diabetis Mellitus and other
endocrinopathies

BREAK

Sparkes (UK) Feline Diabetis Mellitus and other
endocrinopathies

Robertson (USA) Anesthesia for C-section and
neonatal resuscitation

Robertson (USA) Anesthesia for C-section and
neonatal resuscitation

BREAK

Robertson (USA) Physiology of pregnancy

E

9.00 • 10.00

lO.OO -10.30

10.30-11.15

11.15-12.00

12.00

Davidson (USA) Genetic Diseases: Diagnosis,
Counseling and Control in Small Animal
Medicine

BREAK

Davidson (USA) Genetic diseases:diagno5is,
counseling and control in small animal medicine

Davidson (USA) Techniques for control of
heritable orthopedic disorders in assistance dogs

Cumpenberger(AT) RX and CT of urogenital and
gastrointestinal disorders

BREAK

Cumpenberger (AT) RX and CT of urogenital and
gastrointestinal disorders

Cumpenberger (AT) RX and CT of urogenital and
gastrointestinal disorders

N

Coopman (B) Medische Genetica in de
Diergeneeskunde (inleiding)

BREAK

Coopman (B) Medische Genetica in de
Diergeneeskunde (inleiding)

Coopman (B) Medische Genetica in de
Diergeneeskunde (inleiding)

0

Royal Canin Resident and Research Award

BREAK

Royal Canin Resident and Research Award

Royal Canin Resident and Research Award

1 GEZELSCHAPSDIEREN

ZATERDAG 28 APRIL 2007

9.00-9^5

9.45 -10.30

10.30-11.00

n.00 -12.00

12.00

Broekman (UK) Diagnosis of portosystemic
shunts

Hunt (AU) Treatment of portosystemic shunts

BREAK

Broekman (UK) Post-operative care (porto-
systemic shunts surgery)

Fo|

Komaromy (USA) Short noses and loose eyelids:
when breed standards harm the eye

Komaromy (USA) Short noses and loose eyelids:
when breed standards harm the eye

BREAK

Komaromy (USA) Short noses and loose eyelids:
when breed standards harm the eye

Verstraete (USA) Treatment options for
congenital and developmental abnormalities
of teeth

Verstraete (USA) Breed predilection for other
dental diseases

BREAK

Verstraete (USA) Cleft palate repair

Compernolle (B) Balans tussen werk en privé

Compernolle (B) Balans tussen werk en prive

BREAK

Compernolle (B) Balans tussen werk en prive

E

9.00-10.00

10.00-10.30

10.30-11.15

11.15-12.00

12.0c

Cannon (USA) Infectious diseases with a genetic
component

BREAK

Cannon (USA) Keratinization defects

Cannon (USA) Keratinization defects

Robertson (USA) Anesthesia in young healthy
puppies and kittens

BREAK

Robertson (USA) Hypothermia in young animals

Robertson (USA) Pain management of pregnant
dogs and cats, kittens and puppies

N<

Cumpenberger (AT) RX and CT of various
skeletal disorders (HD, ED, OCD or vertebral
malformations and CES)

BREAK

Cumpenberger (AT) RX and CT of various
skeletal disorders {HD, ED, CCD or vertebral
malformations and CES)

Cumpenberger (AT) RX and CT of various
skeletal disorders (HD. ED, OCD or vertebral
malformations and CES)

Coopman (B) Vooruitzichten in de veterinaire
genetica

BREAK

Coopman (B) Vooruitzichten in de veterinaire
genetica

Coopman (B) Vooruitzichten in de veterinaire
genetica

GEZELSCHAPSDIEREN

ZONDAG 29 APRIL 2007

9.00-9.45

9^5-10.30

10.30-11.00

n.00 • 12.00

12.00

Davidson (USA) Reproductive disorders in the
dog and bitch with genetic concerns

Davidson (USA) Reproductive disorders in the
dog and bitch with genetic concerns

BREAK

Davidson (USA) Reproductive disorders in the
dog and bitch with genetic concerns

/

Palmer (USA) Tarsal OCD: anatomy, radiographic
tricks, mini-surgical approaches

Palmer (USA) OCD of the shoulder:
pathogenesis, anatomy of the shoulder, surgical
options, arthrotomy techniques incl. bicipital
tendon sheath exploration

BREAK

Palmer (USA) Fragmented medial coronoid
process (FMCP): Elbow anatomy, how to make
an early diagnosis, surgical options, mini-medial
arthotomy

i

Cannon (USA) Allergic dermatitis from a genetic/
heritability perspective

Cannon (USA) Allergic dermatitis from a genetic/
heritability perspective

BREAK

Cannon (USA) Allergic dermatitis from a genetic/
heritability perspective

E.|

Cumpenberger (AT) Diagnostic imaging in
dyspnoic chelonians

Cumpenberger (AT) Diagnostic imaging in
dyspnoic chelonians

BREAK

Cumpenberger (AT) Diagnostic imaging in
dyspnoic chelonians

H

9.00-10.00

10.00-10.30

10.30-11.15

n.15-12.00

12.00\'

Hunt (AU) Surgical approaches to the heart

BREAK

Broekman (UK) Surgical treatment of congenital
heart diseases

Broekman (UK) Surgical treatment of congenital
heart diseases

^

van Haeringen (NL) Genetische parameters
gebruikt door de practicus

BREAK

van Haeringen (NL) Genetische parameters
gebruikt door de practicus

van Haeringen (NL) Genetische parameters
gebruikt door de practicus

o-(

PAARDEN

VRIjDAG 27 APRIL 2007

9.00

10.30-n.00

12.00 •

Klein (NL) Ocular and periocular surgery

Hoegaerts (B) The ultrasonic approach of the
equine tarsus

BREAK

Brama (IRL) Cartilage repair; an update

L

Interpolis Free Communications

Interpolis Free Communications

BREAK

Interpolis Free Communications

PAARDEN

ZATERDAG 28 APRIL 2007 |

Slater (UK) Equine herpes virus, update

Picavet (B) Clinical approach to the coughin
horse

BREAK

Duggan (IRL) Clinical approach to central
nervous system disease in the horse

L

Hoegaerts (B) How to: Approach the
equine pelvis ultrasonographically
Van Galen (NL) Tetanus in the horse. 31 cases,
BEVA 06 award winner

Raue (G) The immunomodulator Zylexis

BREAK

Murreil (NZL) Evidence based advances in
equine anaesthesia

C

PAARDEN

ZONDAG 29 APRIL 2007 1

1

Daeis (B) Embryo transfer tips and tries

Hendriks (NL) Is color Doppler ultrasonography
an useful tool to predict ovulation?

BREAK

Daels (B) Hormon suppletion during pregnancy

L

-ocr page 495-

Lezing in het Nederlands

Practicum / Wet lab

Legenda:

VRIjDAC 27 APRIL 2007

GEZELSCHAPSDIEREN

13.30-14.30

14.30 -15.15

1515 -1545

15.45-16.30

16.30 -17.00

ddle (UK) Improving reception areas
(Management)

Puddle (UK) Motivating and developing people in
practice (Management)

break

Tiffin (UK) Creating a cat friendly practice
(Management)

[AU) Diagnosis and stabilization of the
nt with upper respiratory tract disease

Hunt (AU) Brachycephalic ainvay disease

break

Brockman (UK) Treatment for laryngeal paralysis

aete (USA) Recognizing the normal oral
anatomy in dogs and cats

Verstraete (USA) Orthodontics - common
malocclusion syndromes

break

Verstraete (USA) Congenital & developmental
abnormalities of teeth

4innon (USA) Hereditary alopecias

Cannon (USA) Hereditary alopecias

break

Cannon (USA) Hereditary alopecias

STATE OF THE ART LECTURE

13.30-14.15

14.15 -15.00

15.00- 15.30

15.30 -16.15

Cats in Practice

issen (NL) Klinische benadering van
Bsgebonden" neurologische ziekten

Stassen (NL) Klinische benadering van
"rasgebonden" neurologische ziekten

break

Stassen (NL) Klinische benadering van
"rasgebonden" neurologische ziekten

Sparkes (UK)

(NL) Hemostatic disease caused by a
genetic disorder. Part 1

Piek (NL) Hemostatic disease caused by a
genetic disorder. Part
ii

break

Piek (NL) Idiopathic immune mediated
haemolytic anemia (IMHA) in the dog

il Canin Resident and Research Award

Royal Canin Resident and Research Award

break

Royal Canin Resident and Research Award

ZATERDAG 28 APRIL 2007

GEZELSCHAPSDIEREN

13.30 14.15

14.15-15.00

15.00 -15.30

15.30-16.15

16.15-17-15

(USA) Medial patellar luxation: Anatomy,
thogenesis, surgical indications and
techniques

Palmer (USA) Distal femoral osteotomy when
patellar luxation is complicated by femoral
malalignment

break

Palmer (USA) Early diagnosis of hip dysplasia

Palmer (USA) Treatment options for hip dysplasia
in the skeletally immature dog

Kcs (UK) Management of anorexia and
inappetence in cats

Sparkes (UK) Management of anorexia and
inappetence in cats

break

Sparkes (UK) Chronic diarrhoea in the cat

Sparkes (UK) Polyarthritis and osteoarthritis-
under recognized feline diseases

my (USA) Diagnosis and management of
genetic blinding diseases

Komaromy (USA) Diagnosis and management of
genetic blinding diseases

break

Komaromy (USA) Diagnosis and management of
genetic blinding diseases

Komaromy (USA) Current strategies to target
genetic ocular disorders in Dogs

Ison (USA) Pediatric us: Differentiating
acquired from congenital diseases

Davidson (USA) Pediatric us: Differentiating
acquired from congenital diseases

break

Davidson (USA) Pediatric us: Differentiating
acquired from congenital diseases

Davidson (USA) Pediatric us: Differentiating
acquired from congenital diseases

ten (NL) Erfelijke afwijkingen van de lever

Rothuizen (NL) Erfelijke afwijkingen van de lever

break

Rothuizen (NL) Erfelijke afwijkingen van de lever

Rothuizen (NL) Erfelijke afwijkingen van de lever

13.jo-14.15

14.15-15.15

15.15-15.45

i5.45-l6.JO

16.30-17.15

ik van het Huisdier: "Huisdier en Taal"

Week van het Huisdier "Huisdier en Taal"

break

Week van het Huisdier: "Huisdier en Taal"

Week van het Huisdier: "Huisdier en Taal"

ice (NL) Wet lab:lntroduction in clinical
1 cytology (max
:35 participants)

Teske (NL) Wet lab: Introduction in clinical
cytology (max
:35 participants)

break

Teske (NL) Wet lab: Introduction in clinical
cytology (max:35 participants)

Teske (NL) Wet lab: Introduction in clinical
cytology (max
35 participants)

k (USA) Mast Cell tumours: who, where
and when?

1

Hunt (USA) Mast cell tumours: who, where and
when?

BREAK

Hunt (USA) Mast cell tumours: who, where and
when?

Hunt (USA) Mast cell tumours: who, where and
when?

1---

1 Free Communications

Free Communications

break

Free Communications

Free Communications

ZONDAG 29 APRIL 2007

GEZELSCHAPSDIEREN

r 13.30 -14.30

14.30-15.15

1515 - 1545

1545-16.30

16.30-17.00

ces (UK) Chronic renal failure in the cat

Sparkes (UK) Chronic renal failure in the cat

break

Sparkes (UK) Feline lower urinary tract disease

Sparkes (UK) Feline lower urinary tract disease

kman (UK) Surgery of the urinary tract

Brockman (UK) Surgery of the urinary tract

break

Brockman (UK) Surgery of the diaphragma

Brockman (UK) Surgery of the diaphragma

omy (USA) The eye as the window to the
|cular manifestations of systemic diseases

Komaromy (USA) The eye as the window to the
body: ocular manifestations of systemic diseases

break

Komaromy (USA) The eye as the window to the
body: ocular manifestations of systemic diseases

Komaromy (USA) Current strategies to target
genetic ocular disorders in dogs

break

f 13-30-14.15

14.15-15.00

15.00-15.30

15.30-16.15

16.15 -17 00

rander (USA) Fundamentals of canine
nics and the canine genome sequence

Ostrander (USA) Canine population structure

break

Ostrander (USA) Genetic mapping of complex
traits in the domestic dog

lutteman (NL) De rol van genen in
Tiiologie, diagnose en behandeling van
kanker

Argyle (UK) Advances in diagnosis and treatment
of companion animal cancers

break

Free Communications

Free Communications

VRIjDAC 27 APRIL 2007

PAARDEN

1

15,00 - 15.30

■1 (NZL) How to: Managing hypotension

Moens (AT) How to: A practical
guide to epidurals in horses,
van Loon (NL) Anaesthesia in donkeys

break

Duggan (IRL) How to: Endoscopy of the equine
urinary tract.
Sloet (NL) Make a thorough dermatological
diagnosis

1 Interpolis Free Communications

Interpolis Free Communications

break

Interpolis Free Communications

ZATERDAG 28 APRIL 2007

1 PAARDEN

state of the art lecture

Equine Colic

break

Prof. Nat White (USA)

ZONDAG 29 APRIL 2007

1 PAARDEN

Lissevain (NL) Law and regulations

Sloet (NL) Is optimal equine medication
(im)possible in the Netherlands?

break

Blackstone (NL) Law and regulations

-ocr page 496-

IDEXX SNAP®Reader

Galzurentest

De eerste geheel kwantitatieve in-huis
ELISA voor het meten van galzuren in serum

• Testen van de leverfunctie bij een
verhoogde concentratie

Evalueren van een verdenking op
een portosystemische shunt (PSS)

Snellere behandeling van
hepatische lipidose

IDEXX Laboratories B.V.
Koolhovenlaan 20
1119 NE Schiphol-Rijk, Nederland
www.idexx.nl

-ocr page 497-

Beoordeling op de Regeling zelfvaccinerende varkenshouder

Hugo de Groot

Dierenartsen die een overeenkomst hebben gesloten met
een zelfvaccinerende varkenshouder geven aan dat zij de
voorwaarden zullen nakomen van de Diergeneesmidde-
lenregeling TRCJZ/2005/3760 van 15 december 2005, ar-
tikel 78 en bijlage IV.

Een van de in de regeling genoemde voorwaarden is de jaar-
lijkse verplichte controle door een instelling die ten minste
voldoet aan ISO-IEC 17020:1998 (deze vervangt de inge-
trokken NEN-EN 45004:1995, die genoemd wordt in de
Diergeneesmiddelenregeling). De instelling dient door de
Raad voor Accreditatie te Utrecht te zijn geaccrediteerd voor
het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen.

Doel van de regeling

Het doel van de regeling is de varkenshouders meer vrijheid
te geven, door hen toe te staan zelf hun varkens tegen bepaal-
de bedrijfsgebonden ziekten in te enten. De regeling beoogt
tegelijkertijd de belangen van het UDD-regime te bescher-
men door een bilaterale overeenkomst tussen de varkenshou-
der en de dierenarts. In die overeenkomst wordt de begelei-
ding bij het gebruik van entstoffen geregeld. Er zijn standaard
overeenkomsten voorhanden en deze zijn ook toegepast. De
standaardovereenkomsten zijn gebaseerd op de uitgangspun-
ten van de wet.

Relatie met IKB

De Regeling zelfvaccinerende varkenshouder staat zowel
voor de varkenshouder als voor de dierenarts los van de 1KB-
systemen in de varkenshouderij. Met de belanghebbende par-
tijen (Land-, en Tuinbouw Organisatie (LTO), Nederlandse
Vakbond Varkenshouders (NVV) en de KNMvD) zijn onder-
handelingen gevoerd om de Regeling zelfvaccinerende var-
kenshouders op te nemen in de Code voor goede veterinaire
praktijk varkenshouderij (GVP-code varkenshouderij). Deze
onderhandelingen zijn gevoerd naar aanleiding van de rap-
portage van de controle van de wettelijke regeling door de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De aangepaste GVP-
code varkenshouderij is tot op heden niet door de sector aan
de veterinaire beroepsgroep opgelegd. Dat betekent dat die-
renartsen die een overeenkomst met een zelfvaccinerende
varkenshouder hebben gesloten wel moeten voldoen aan de
wettelijke verplichting. Er moet dus een jaarlijkse controle op
de inhoud van de regeling plaatsvinden.

Controle van de dierenarts

De controle van de dierenarts heeft betrekking op de inhoud
van de wettelijke bepalingen. Zo dient de overeenkomst met
de zelfvaccinerende varkenshouder schriftelijk te zijn vastge-
legd. De dierenarts dient zich voor de regeling op de volgen-
de punten te laten controleren;

• hij schrijft entstoffen en antimicrobiële diergeneesmidde-
len voor, voor ten hoogste vier weken;

• hij bezoekt ten minste eenmaal per vier weken alle lokali-
teiten waar door de veehouder varkens worden gehouden,
en onderzoekt daarbij in elk geval het volgende:

- de noodzaak tot het toepassen van de entstoffen en de an-
timicrobiële diergeneesmiddelen;

- de nakoming van de verplichtingen bedoeld in artikel 40,
tweede lid van de Diergeneesmiddelenwet (de admini-
stratieve verplichtingen voor levering);

• hij maakt van elk vierwekelijks bezoek een verslag en be-
waart dat tot ten minste één jaar na de datum van het be-
zoek;

• hij zorgt ten minste eenmaal per twee jaar voor bijscholing
van de kennis, benodigd voor de uitvoering van de boven-
genoemde taken.

De wet geeft geen nadere omschrijving van de eisen en de
varkenssector heeft vooralsnog geen nadere private eisen aan
de beroepsgroep opgelegd. De dierenarts dient dus bij de
controle zelf aan te geven dat aan de bovenstaande voorwaar-
den is voldaan.

Geaccrediteerde instellingen

Op dit moment zijn CBD en DeltaCon-lSC BV ISO/IEC
17020:1998-geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties
op varkenshouderijen. Dierenartsen kunnen voor een con-
trole zelf contact opnemen met deze instellingen. De
dierenarts(praktijk) gaat met een instelling een overeenkomst
aan voor het laten uitvoeren van de controle.
De dierenarts(praktijk) krijgt een uitslag van de controle en
kan daarmee aantonen dat aan de wettelijke verplichtingen is
voldaan. In de wettelijke regeling wordt registratie van de
dierenarts in een register niet voorgeschreven.
De genoemde instellingen controleren ook varkenshouders
die gebruik maken van de mogelijkheid om zelf de varkens te
vaccineren. De varkenshouder is verplicht de Algemene In-
spectiedienst schriftelijk op de hoogte te stellen van de over-
eenkomst met de dierenarts. Voor de IKB-varkenshouders
worden de onderdelen van de regeling zelfvaccinerende var-
kenshouder meegenomen in de reguliere IKB-controle.
Neemt een varkenshouder niet deel aan één van beide 1KB-
systemen en vaccineert de houder de varkens zelf, dan moet
deze een jaarlijkse controle laten uitvoeren op de inhoud van
de wettelijke regeling. Daartoe dient de veehouder een over-
eenkomst aan te gaan met een ISO/IEC 17020:1998-geaccre-
diteerde inspectie-instelling voor het uitvoeren van inspecties
op varkenshouderijen.

Overige ontwikkelingen

Zodra de GVP-code varkenshouderij onderdeel uitmaakt van
de gangbare IKB-regeling(en) en daarmee wordt opgelegd
aan de veterinaire beroepsgroep, kunnen de private IKB-ei-
sen in de controle van de dierenarts(praktijk) worden meege-
nomen.

De dierenarts(praktijk) kan op dat moment de instelling ver-
zoeken om de IKB-eisen in de jaarlijkse controle mee te laten
nemen. Indien de sector daarbij registratie in een register ver-
eist, kan de dierenarts de instelling verzoeken aan de register-
houder melding te doen van het uitvoeren van de controle.
Zodra de varkenssector nadere eisen stelt, volgt hierover ver-
dere informatie per e-mail, op de website van de KNMvD en
in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Drs. S.J. de Groot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD.

-ocr page 498-

D. Mevius en H. Verbrugh

Vanaf eind 2005 is het duidelijk geworden dat een
MRSA-variant (Methycilline-resistente
Staphylococcus
aureus)
frequent voorkomt in de Nederlandse dierhoude-
rij. Het betreft een klonale verspreiding van het met de
Pulsed-Field Gel Electroforese niet typeerbare type
MRSA (NT MRSA). Een groep wetenschappers heeft de
onderzoeksgebieden geïnventariseerd die nu prioriteit
hebben.

De meeste informatie over de NT MRSA in de Nederlandse
dierhouderij betreft het voorkomen van deze bacterie bij var-
kens. Hierover berichtten de VWA en het Clb in een onder-
zoeksrapport (1). Zo werd in vleesvarkens tijdens de slacht
een hoge prevalentie van NT MRSA aangetoond. Ook is de
NT MRSA gevonden in zeugen en biggen. Daarnaast zijn er
aanwijzingen dat de NT MRSA voorkomt bij vleeskalveren.
Dit werd bevestigd door de eerste resultaten van een screen-
ing van kalvermest, waarin door de VWA de NT MRSA werd
aangetroffen. Verder heeft GD gemeld dat op één melkvee-
bedrijf mastitis veroorzaakt door deze NT MRSA is waarge-
nomen.

Sinds 2003 worden MRSA\'s met dit genotype in Nederland
ook bij mensen waargenomen. De kloon vertoont niet een
verhoging van de voor MRSA bekende virulentiegenen
(PVL), toch komen invasieve infecties met deze kloon voor.
Op basis van de huidige kennis lijkt de stam niet virulenter,
maar zeker ook niet minder virulent, dan de andere MRSA-
typen bij mensen. Bovendien bestaat er een aanwijzing dat de
stam zich binnen de bevolking kan verspreiden.

Antibioticumresistentie

Het epidemiologische model in de figuur toont schematisch
het ontstaan en de verspreiding van antibioticumresistentie.
Het gaat uit van populaties gevoelige micro-organismen (de
groene compartimenten) en populaties resistente micro-
organismen (de rode compartimenten).

Onderzoeksprioriteiten ten aanzien van de MRSA-problematiek in
de Nederlandse dierhouderij

Figuur 1. Model voor het ontstaan van antibioticumresistentie.

animals

(horticulture}

I^SSA

a

exit

ß

a

exit

ß

Tl

V

a

exit

ß

-ocr page 499-

Er zijn drie sectoren te onderscheiden:

• de sector dieren (animals) omvat alle diersoorten, inclusief
dierlijke producten, en is niet aan grenzen gebonden, dus
ook geïmporteerde dieren en dierlijke producten vallen
hier onder;

• de open bevolking met de extramurale gezondheidszorg
(Community) omvat ook Nederlandse reizigers en buiten-
landers die Nederland bezoeken;

• het ziekenhuis met de intramurale gezondheidszorg
(healthcare) omvat ook patiënten uit het buitenland die in
Nederland worden opgenomen.

In elke sector is sprake van populaties gevoelige en popula-
ties resistente micro-organismen, en in elke sector bestaat er
een zekere kans dat micro-organismen resistent worden (in-
clusief de verspreiding van resistente micro-organismen).
Ook bestaat er steeds een kans, zij het een kleinere, dat resi-
stente micro-organismen opnieuw gevoelig raken. Er is spra-
ke van een overgang van gevoelige en van resistente micro-
organismen van de dieren naar de open bevolking (bij
zoönosen en andere besmettingen) en van de open bevolking
naar het ziekenhuis (als gevolg van ziekenhuisopnamen).
Tenslotte is er een overgang van de gezondheidszorg terug
naar de open bevolking als gevolg van ontslag van patiënten
uit de intramurale zorg. Al de kansen voor deze overgangen
zijn in het schema aangegeven met Griekse letters; ze worden
bepaald door determinanten die we gedeeltelijk al kennen.

• a is de kans dat bacteriën resistent worden. Deze wordt
bepaald door de selectiedruk vanwege het gebruik van an-
tibiotica en de verspreiding van resistentie.

• ß is een microbiologische parameter, die de kans beschrijft
dat er selectie plaatsvindt terug naar gevoeligheid, wan-
neer de selectiedruk verdwijnt.

• Y is de kans dat er vanuit de bevolking transmissie optreedt
van bacteriën naar het ziekenhuis. Deze wordt bepaald
door het aantal opnames per jaar.

• 6 is de kans dat er transmissie optreedt van bacteriën van-
uit het ziekenhuis naar de bevolking. Deze wordt onder
andere bepaald door het aantal besmette patiënten die
weer naar huis gaan.

• e is de kans dat er transmissie optreedt van bacteriën van-
uit dieren (en eventueel vanuit de land- en tuinbouw, door
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) naar de bevol-
king. Deze kans wordt bepaald door een groot aantal fac-
toren, waaronder de prevalentie van voedselpathogenen in
dieren, de aard van het contact tussen mens en dier, de hy-
giëne tijdens het slachten en verwerken van dierlijke pro-
ducten, de keukenhygiëne et cetera.

• ri is de kans dat er vanuit de bevolking transmissie van
bacteriën optreedt naar dieren. Deze kans wordt onder
meer bepaald door intensiteit van contacten tussen mens
en dier.

• Exit is de kans dat populaties gevoelige en resistente mi-
cro-organismen weer verdwijnen. Deze kans wordt onder
andere bepaald door sterfte van mensen en dieren, en van
micro-organismen door succesvolle therapie met andere
antibiotica.

In dit epidemiologische model kunnen als er voldoende data
beschikbaar zijn, voor iedere combinatie van bacterie en anti-
bioticum de determinanten worden geïdentificeerd die bijdra-
gen aan het voorkomen en de verspreiding van de specifieke
resistente bacteriën of resistentiegenen.

NT MRSA

Wanneer onze huidige kennis van de NT MRSA wordt ver-
taald naar het bovenstaande epidemiologische model leidt dat
tot de volgende gevolgtrekkingen:

- NT MRSA is in het verleden geïntroduceerd in de var-
kenshouderij of is ontstaan door transmissie van het gen-
cluster met het methicilline-resistentiegen (SCCmec) van-
uit coagulasenegatieve stafylokokken of een andere
MRSA, naar een methicillinegevoelige
S. aureus (MSSA)
in varkens. Determinanten voor het ontstaan en/of de in-
troductie van NT MRSA zijn onbekend.

- NT MRSA verspreidt zich klonaal in dieren (voornamelijk
bij varkens, maar mogelijk ook bij vleeskalveren). De de-
terminanten die zorgen voor selectie en verspreiding, en
ook de mate van verspreiding, zijn niet bekend. Ze zijn
mogelijk afhankelijk van bedrijfstype en diersoort.

- NT MRSA verspreidt zich vanuit de dierpopulatie naar
varkenshouders en dierenartsen. De kans op besmetting in
andere bevolkingsgroepen die zijn geassocieerd met de
dierhouderij, is onbekend. Direct contact met fecaal ver-
spreide MRSA is waarschijnlijk een belangrijke determi-
nant voor besmetting. Adequate hygiënemaatregelen ter
preventie van besmetting ontbreken. Er is nog veel aan-
dacht nodig voor de mogelijkheden om besmetting van de
beroepsgroepen te voorkomen.

- De mate van verspreiding in de open bevolking en het zie-
kenhuis is nog slechts beperkt bekend. Ook de determi-
nanten die de verspreiding van NT MRSA in mensen be-
ïnvloeden zijn nog vrijwel onbekend.

- NT MRSA leidt tot klinische infecties bij mensen. De
ernst van deze infecties lijkt niet te verschillen van die van
andere MRSA-typen.

- NT MRSA heeft een specifiek gevoeligheidspatroon, wat
mede de antibioticumkeuze bepaalt.

Veterinaire onderzoeksvragen

Naar aanleiding van bovenstaande gevolgtrekkingen zijn
door een groep onderzoekers (zie kader) de hieronder weer-
gegeven onderzoeksvragen opgesteld en in volgorde van be-
langrijkheid gerangschikt. Dit gebeurde onder leiding van dr.
D. Mevius, de voorzitter van VANTURES en prof dr. H. Ver-

Bij de formulering en rangschikking van de onder-
zoeksvragen waren betrokken:

Annette de Boer, accountmanager Clb

Desirée Beaujean, beleidsmedewerker LCl/Clb (notulist)

Arjen van de Glessen, microbioloog MGB/Clb

Jan Kluytmans, arts-microbioloog Amphia ziekenhuis

Breda

Benno ter Kuile, microbioloog VWA

Dik Mevius, dierenarts microbioloog CIDC Lelystad

(voorzitter)

Han de Neeling, microbioloog LIS/Clb

Rob van Oosterom, dierenarts VWA

Edine Tiemersma, epidemioloog CIE/CIb

Henri Verbrugh, arts-microbioloog Erasmus Medisch

Centrum Rotterdam

Andreas Voss, arts-microbioloog Canisius Wilhelmina
Ziekenhuis Nijmegen

Peter van der Wolf, dierenarts Varkensgezondheidszorg
GD Deventer

-ocr page 500-

brugh, op dat moment voorzitter van liet SWAB-bestuur, in
samenwerking met de stuurgroep MRSA van het CIb en de
VWA. De onderzoeksvragen zijn goedgekeurd door de be-
leidsdirecties van VWS en LNV in het interdepartementale
beleidsplatform ABRES. Bij de onderzoeksvragen wordt een
onderscheid gemaakt in vragen op het veterinaire en humane
vlak en daarnaast een aantal overige vragen.
Bij het opstellen van de vragen op veterinair gebied werd de
hoogste prioriteit gegeven aan het vaststellen van de preva-
lentie van NT MRSA bij varkens, waarbij onderscheid moet
worden gemaakt tussen zeugen, biggen, speenvarkens, big-
gen voor exporten mestvarkens, bij voorkeur per bedrijfstype.
Op deze manier zouden de volgende deelvragen worden be-
antwoord:

• Waar wordt de NT MRSA geïntroduceerd in de keten en
hoe vindt binnen de keten de transmissie plaats?

• Wat is de prevalentie van NT MRSA in de verschillende
lagen van deze keten?

• Wat zijn de kenmerken van de verschillende lagen waar al
dan niet NT MRSA voorkomt?

De overige onderzoeksvragen die prioriteit krijgen, zijn:

• Wat is de prevalentie van NT MRSA bij andere dieren, met
in volgorde van belangrijkheid: landbouwdieren (vleeskal-
veren, andere herkauwers, pluimvee, paarden et cetera),
gezelschapsdieren (hond en kat) en kinderboerderijdieren?

• Hoe vindt de overdracht plaats van MRSA binnen en tus-
sen diersoorten?

• Welke factoren bevorderen het voorkomen en de versprei-
ding van MRSA in de dierhouderij?

• In welke dierlijke producten wordt MRSA aangetroffen?

Humane onderzoeksvragen

Op het gebied van de menselijke gezondheidszorg zijn de
vragen met de hoogste prioriteit: wat de prevalentie is van de
NT MRSA bij de mens en of er een onderscheid is waar te
nemen tussen bevolkingsgroepen die zijn geassocieerd met
dieren en groepen die daarmee niet zijn geassocieerd. Daar-
naast is het van belang te weten of de prevalentie van NT
MRSA toeneemt.

Overige onderzoeksvragen met een hoge prioriteit zijn:

• Hoe vindt de overdracht plaats van MRSA van dier naar
mens en van mens naar mens, binnen en buiten de dier-
houderij?

• Wat is het resistentiepatroon van de NT MRSA\'s en wat
zijn de consequenties daarvan voor de humane therapie?

• Wat is het volksgezondheidsrisico van een infectie met
een NT MRSA in vergelijking met een infectie door een
methicillinegevoelige 5\'.
aureus (MSSA) of een ander type
MRSA?

• Welke hygiënemaatregelen kunnen worden genomen ter
voorkomen van verspreiding en besmetting voor zieken-
huisinfecties (dit aspect is al opgenomen in de richtlijn van
de Werkgroep Infectieziekten Preventie) en voor varkens-
houders, dierenartsen en andere beroepsgroepen die risico
lopen op besmetting?

• Wat is het beleid ten aanzien van restrictieve maatregelen
voor mensen in de gezondheidszorg die in hun thuissitua-
tie een verhoogd risico lopen op contact met MRSA?

Overige onderzoeksvragen

Behalve bovengenoemde vragen hebben de onderzoekers
nog de volgende vragen aangegeven:

• Hoe kan het antibioticumgebruik en daarmee de positieve
selectiedruk voor (multi)resistente bacteriën in de dier-
houderij worden verminderd?

• Komt NT MRSA bij mens of dier ook voor in andere lid-
staten van de Europese Unie?

• Wat zijn specifieke kenmerken van de NT MRSA vergele-
ken met de klassieke ziekenhuis-MRSA (HA MRSA), de
zogenaamde community associated MRSA (CA MRSA)
en MSSA?

Een risico-analyse van NT MRSA is vooral van belang om in
kaart te kunnen brengen wat de bijdrage is van verschillende
routes aan het risico. Bovendien wordt op deze manier ach-
terhaald welke informatie nog ontbreekt.
Verder is het mathematisch modelleren van de verspreiding
van NT MRSA belangrijk voor het berekenen van interven-
ties.

Samenwerking

Een belangrijke conclusie uit de inventarisatie was dat het ge-
zien het feit dat deze problematiek de grenzen van het veteri-
naire en humane domein overschrijdt uiterst belangrijk is dat
de verschillende disciplines goed samenwerken. Enerzijds
zijn goed afgebakende onderzoeksprojecten nodig, ander-

taken en verantwoordelijkheden van de genoemde

werkgroepen en organisaties:

* het Centrum voor Infectieziektenbestrijding (Clb) van
het RIVM coördineert de uitvoering van de infectieziek-
tenbestrijding in Nederland en is het Nederlandse refe-
rentielaboratorium voor MRSA;

* Het Interdepartementale Beleids Platform ABRES is
verantwoordelijk voor de coördinatie van het beleid op
het gebied van antimicrobiële resistentie, zowel bij die-
ren als bij de mens. Het platform ABRES heeft als leden
beleidsmedewerkers van directies van het Ministerie
van VWS, te weten: Voeding, Gezondheidsbescherming
en Preventie (VGP) en Publieke Gezondheid (PG) en de
directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid (VD) van
het Ministerie van LNV De voorzitters van VANTU-
RES en van de SWAB zijn adviseur van dit platform.

* De Stichting Werkgroep Antibioticumbeleid (SWAB)
werd in 1996 opgericht op initiatief van de Vereniging
voor Infectieziekten, de Nederlandse Vereniging voor
Medische Microbiologie en de Nederlandse Vereniging
voor Ziekenhuisapothekers. De SWAB bestaat uit mi-
crobiologen, infectiologen en ziekenhuisapothekers en
beoogt de kwaliteit van het antibioticagebruik in
Nederland te optimaliseren. Op deze manier wil de
werkgroep een bijdrage leveren aan de beheersing van
resistentieontwikkeling en van de kosten van antibioti-
cagebruik. De SWAB coördineert en rapporteert de re-
sistentie en de gebruikssurveillance in het humane do-
mein en geeft richtlijnen uit voor de behandeling van
infectieziekten.

* De werkgroep Veterinay Antibiotic Usage and Resistan-
ce Surveillance (VANTURES) coördineert en rappor-
teert in opdracht van de overheid de resistentie en de ge-
bruikssurveillance in bet veterinaire domein. Dit
gebeurt in nauwe samenwerking met de VWA, het Clb,
de Faculteit Diergeneeskunde en LEI

-ocr page 501-

zijds is er belioefte aan regelmatig onderling overleg om in de
grensgebieden de aansluiting te behouden.
In november 2006 heeft de Beleidsdirectie Kennis van het Mi-
nisterie van LNV op basis van bovengenoemde prioriteiten het
RIVM verzocht om een offerte met betrekking tot onderzoeks-
projecten op het gebied van MRSA. Voor wat betreft MRSA
heeft het CIb/RlVM, gelet op de noodzaak van een multidisci-
plinaire aanpak van de problematiek, een geïntegreerd veteri-
nair-medisch consortium gevormd, bestaand uit de volgende
kennisinstellingen: de Faculteit Diergeneeskunde van de Uni-
versiteit Utrecht, het Centraal Instituut voor Dierziektecontro-
le te Lelystad, de Animal Science Group van Wageningen Uni-
versiteit en Researchcentrum, GD te Deventer, de Voedsel en
Waren Autoriteit, het Erasmus Universitair Medisch Centrum
te Rotterdam, het Universitair Medisch Centrum Utrecht, het
Medisch Centrum van de Vrije Universiteit te Amsterdam, het
Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen en het Clb/
RIVM zelf Voor inbreng van specifieke expertise is uitbrei-
ding met andere kennisinstellingen mogelijk. Onderzoekers
uit voornoemde instellingen hebben recentelijk een landelijke
Werkgroep Surveillance en Onderzoek MRSA gevormd
(SOM), waarin zowel de medische als de veterinaire discipli-
nes geïntegreerd zijn. Deze werkgroep handelt onder verant-
woordelijkheid van het Clb/RlVM in afstemming met de
SWAB en VANTURES (voor meer informatie over deze orga-
nisaties, zie het tweede kader) en refereert op het gebied van
beleid aan het interdepartementale Platform Antibioticumresi-
stentie van de ministeries van VWS en LNV Deze werkgroep
zal het onderzoek dat door bovengenoemd veterinair medisch
consortium wordt uitgevoerd, coördineren en zorgen voor de
interactie tussen de verschillende disciplines.

Referentie

1. AJ de Neeling, MJM van der Broek, XW Huijsdens, EC Spalburg, MG
van Santen, WDC DAM en AW van de Giessen. VWA/Clb-survey naar
het voorkomen van MRSA bij Nederlandse slachtvarkens. Onderzoeks-
rapport Clb en VWA, 2006.

D. Mevius is werkzaam bij CIDC-Lelystad en is voorzitter
van VANTURES. H. Verbrugh is werkzaam bij het Eras-
mus UMCte Rotterdam en was voorzitter van het SWAB-
bestuur

\'Doodsoorzaak dieren moet vaker worden onderzocht\'

Het aantal secties op overleden (huis)dieren daalt. Niet al-
leen voor de wetenschap, maar vooral ook voor het werk van
dierenartsen is het echter nodig dat overleden dieren vaker
voor sectie worden aangeboden. Sectie geeft namelijk een
schat aan informatie over het overlijden, de diagnose en de
behandeling. Op dinsdag 21 november 2006 hield profdr.
Andrea Gröne haar oratie, waarin zij pleitte voor een actie-
vere opstelling van dierenartsen en diereigenaren om overle-
den (huis)dieren voor sectie aan te bieden.

Kosten waard

Het aantal secties op dieren neemt af, omdat eigenaren het te
duur vinden en vanwege ethische redenen. Het blijft lastig
om nabestaanden/eigenaren van dieren om toestemming te
vragen voor een sectie. Ook kunnen door middel van sectie
zaken aan het licht komen als fouten van dierenartsen, een in-
complete diagnose voorafgaand aan het overlijden en/of een
minder goede behandeling. Maar juist van fouten kan men le-
ren, vindt Gröne, zodat ze in de toekomst kunnen worden
voorkomen. Een sectie is volgens haar de extra kosten waard,
zowel voor de veterinaire wetenschap als voor de kennis en
expertise van dierenartsen. Diereigenaren zouden op dit ter-
rein een rol kunnen spelen, door zelf te vragen om een sectie.

Bedankt!

De wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde bedankt Dr. W. Back, Prof dr. E. Barrey, Prof
dr. W. Bayly, Prof dr. ir. A.C. Beynen, Drs. S. Boerma, Drs.
EH.M. Borgsteede, Drs. F ter Braake, Prof dr. H.J. Breu-
kink, Drs. S.J. Dieleman, Prof dr. K.J. Dik, Mevr. Dr. E. van
Duijkeren, Drs. E. Enzerink, Dr. J. Goudswaard, Drs. G.C.M.
Grinwis, Prof Dr. L. van Ham, Prof Dr. J.A.R Heesterbeek,
Prof Dr D. Hodgson, Drs. M. Holzhauer, Dr. T.S.G.A.M. van
den Ingh, Dr. M.F de Jong, Prof Dr. A. de Kruif, Dr. R. Kui-
per, Dr. L.A.M.G. van Leengoed, Prof dr. R Lekeux, Dr. R.
Meuwissen, Dr. D.J. Mevius, Prof Dr. A.S.J.RA.M. van

Andere diagnose na overlijden

Studies uit de humane geneeskunde laten zien dat het aandeel
foute diagnoses binnen ziekenhuizen ongeveer vijftien pro-
cent is en dat veel bijkomende ziektes niet op tijd worden
herkend. In de diergeneeskunde zijn vergelijkbare studies ge-
daan. In een Amerikaanse studie kwam bij ongeveer dertig
procent van de zieke honden de
int?-a vitam diagnose (diag-
nose gedurende het leven) niet overeen met de postmortale
diagnose (diagnose na het overlijden, vastgesteld na sectie).
Zelfs de verbeterde
intra vitam diagnostiek heeft deze ver-
schillen niet kunnen verlagen. Hieruit blijkt het nut van sec-
ties om de kwaliteit van de (veterinaire) geneeskunde te
kunnen waarborgen.

Oratie

De rede \'Pathologie - een discipline tussen leven en dood\'
van prof dr. Andrea Gröne, hoogleraar pathologie aan de
Faculteit Diergeneeskunde, werd uitgesproken op dinsdag
21 november 2006 in de Aula van het Academiegebouw. De
rede is te vinden op de website
www.vet.uu.nl (klik op: orga-
nisatie, organisatiestructuur, hoogleraren, Gröne, A).

Miert, Prof Dr. J.P.T.M. Noordhuizen, Drs. R. van Noort,
Mevr. Prof dr. F Ohl, Dr. ing. RA.M. Overgaauw, Prof dr. F
Pasmans, Dr. 1. Ramsey, Mevr. Dr. A.B.M. Rijkenhuizen,
Prof Dr. dr. h.c. A. Rijnberk, Mevr. Dr. A.C. Schaefers-Ok-
kens. Mevr. Drs. C.J.W. Scheffer, Dr. R.J. Slappendel, Prof
dr. J.A. Stegeman, Dr. E. Teske, Dr. A.M. van den Top, Prof
M. Vandervelde, Prof Dr. A.J. Verbout, Mevr. Dr. L. Verhaert,
Dr. FJ.M. Verstraete, Mevr. Drs. H.E. Vrieling, Dr. J.A. Wa-
genaar, Dr. RR. van Weeren, Dr. Th. Wensing , Dr. J.J. de Wit
en Drs. FG. van Zijderveld voor het beoordelen van de we-
tenschappelijke artikelen over het jaar 2006.

-ocr page 502-

Han fan der Kolk

Reeds in 1939 werd in Engeland melding gemaakt van
een myopathie bij paarden met weidegang. In de herfst
van 1995 stierven in Noord-Duitsland meer dan honderd
paarden met vergelijkbare verschijnselen en in België
werden in 2000 en 2002 veel gevallen waargenomen.
Sinds 21 oktober 2006 zijn minstens 45 nieuwe gevallen
gemeld van de zogenoemde atypische myopathie (ook wel
atypische myoglobinurie), waarvan 22 in België, negen in
Frankrijk, zes in Duitsland en tenminste zeven in Neder-
land. De etiologie en pathofysiologie van deze aandoening
zijn tot op heden onbekend.

De atypische myopathie wordt met name beschreven bij (jon-
ge) paarden met weidegang en wel voornamelijk in het na-
jaar. De mortaliteit van de aandoening bedraagt maar liefst
ongeveer negentig procent en sterfte treedt meestal op binnen
drie dagen. De myopathie betreft met name de spieren van
het bewegingsstelsel en de ademhalingsspieren en soms ook
de hartspier. Het optreden van de myopathie is in de regel niet
gerelateerd aan inspanning, maar lijkt meer verband te hou-
den met weersverslechtering, bijvoorbeeld in het najaar.
Het meest opmerkelijke bij atypische myopathie is het acute
optreden, soms bij meerdere dieren uit een koppel. Hoewel
de aandoening ook bij oudere paarden wordt gemeld, betreft
het in de regel jonge dieren.

Er is geen duidelijke ras- of geslachtspredispositie. Als klini-
sche verschijnselen meldt men ondermeer sloomheid, acute
stijfheid, spierzwakte en veel liggen, naast het produceren
van koffiekleurige urine. De eetlust is meestal niet aange-
daan. Bloedonderzoek toont behalve hyperglycaemie en een
toegenomen lactaatconcentratie ondermeer een sterk ver-

Update Formularium Melkvee

Formularium Commissie Melkvee

Begin november 2006 is de nieuwste versie van het Formula-
rium Melkvee geplaatst op de website van de KNMvD. Deze
update houdt in dat de lijst van beschikbare middelen is ge-
controleerd, en dat nieuwe middelen een plek hebben gekre-
gen inclusief de argumentatie daarvoor.
Een belangrijke wijziging ten opzichte van de voorgaande
versie is dat conform de opzet van het Formularium Varken,
de commissie een voorkeursvolgorde heeft opgenomen voor
de eerste, tweede en derde keuze middelen. Wanneer er geen
voorkeur bestond is dit ook aangegeven. Een andere belang-
rijke toevoeging is een alinea in de inleiding over ofF-label
gebruik. Dit stukje is vooral gericht op de formele aspecten
van het langer doseren dan op de bijsluiter vermeld staat, een
onderwerp waarover binnen de commissie lang is gediscussi-
eerd. Deze alinea is opgesteld in overieg met Ton Kamphuis
van het Bureau Diergeneesmiddelen.

Equine Atypical Myopathy

hoogde activiteit van de spierenzymen. Bij pathologisch-ana-
tomisch onderzoek wordt ondermeer uitgebreide spierdege-
neratie vastgesteld. Omdat de oorzaak van de aandoening
onbekend is, wordt in de regel gekozen voor een symptoma-
tische behandeling van de rhabdomyolyse.

Epidemiologisch onderzoek

Het epidemiologisch onderzoek naar atypische myopathie
binnen Europa wordt gecoördineerd door mevrouw dr. D.M.
Votion van de Universiteit in Luik te België (zie:
www.myo-
pathieatypique.be).
Als risicofactoren voor deze aandoening
noemt zij jonge leeftijd, slechte lichaamsconditie en vochtige
weiden. Als preventieve maatregelen suggereert zij onder-
meer de paarden in goede lichaamsconditie te houden, regel-
matig te ontwormen en te vaccineren, in herfst en winter bij
vochtig weer op te stallen, en het jaar rond bij te voeren.
De atypische myopathie wordt nader bestudeerd als onder-
deel van het reeds lopende onderzoek door de Discipline In-
wendige Geneeskunde van het Paard naar de spierstofwisse-
ling en de spierfunctie van het paard.

In het kader van de samenwerking met de Universiteit van
Luik probeert de discipline Interne Geneeskunde van het
Paard inzicht te krijgen in de incidentie van de aandoening in
Nederland. Mogelijke casussen graag opgeven aan Han van
der Kolk, bij voorkeur per e-mail:
h.vdkolk@vet.uu.nl (of te-
lefonisch 030-2531350).

Han van der Kolk is verbonden aan de Discipline Inwen-
dige Geneeskunde van het Paard van de Faculteit Dierge-
neeskunde.

Een formularium moet worden beoordeeld als een product
van een commissie van experts. Dat wil niet zeggen dat er
geen commentaar mogelijk is. Wij zouden het erg op prijs
stellen als eventueel commentaar schriftelijk tot de voorzitter
van de commissie wordt gericht. Dit commentaar zal vervol-
gens worden besproken in de commissie, waarna de inzen-
ders van het resultaat op de hoogte zullen worden gesteld. In-
dien de commissie het commentaar terecht vindt, zal het
formularium worden aangepast.

Namens de Formularium Commissie Melkvee: Dr, J. Ver-
hoeff (voorzitter), Drs. M. Koene, Drs. J. het Lam, Drs. M. B.
Melchior, Dr. DJ. Mevius, Prof Dr. A.S.J.RA..M. van Miert,
Drs. C. Pellicaan, Drs. D. Scholten.

-ocr page 503-

Bij 6,5 procent van 417 deelnemers
aan het jaarlijkse congres van het
American College of Veterinary Inter-
nal Medicine Forum in 2005, afkom-
stig uit negentien landen, werd de
MRS A-bacterie geïsoleerd uit de neus-
holte. De personen waren afkomstig
uit de Verenigde Staten (23), het Ver-
enigd Koninkrijk (2), Denemarken (1)
en Duitsland (1). De prevalentie bij 345 dierenartsen was ze-
ven procent, bij 34 assistenten twaalf procent en de 38 overige
personen (industrie, onderzoek) waren negatief voor MRSA.
Er was een duidelijk verschil tussen personen die met land-
bouwhuisdieren werkten (15,6 procent) of met gezelschaps-
dieren (4,4 procent). Ook werd er bij mannen een hoger
percentage (9,4 procent) aangetroffen dan bij vrouwen
(5,3 procent), maar dit verschil was niet significant. De con-
clusie is dat werken in een praktijk voor landbouwhuisdieren
een significant groter risico geeft op het oplopen van de
MRSA-bacterie (Odds Ratio 2,9; 95 procent betrouwbaar-
heidsinterval 1,2-6,6).

Referaten

Het artikel gaat ook nog in op de verschillende stammen die
werden gevonden, en die overeenkwamen met stammen bij
onder andere paarden en gezelschapsdieren. Hoewel het dui-
delijk is dat de MRSA-bacterie voorkomt bij dieren en daar-
door kan worden overgedragen, is het nog onbekend wat de
risico\'s zijn bij contacten met gezelschapsdieren in huis. Het
is opvallend dat een vergelijkbaar onderzoek bij deelnemers
aan een Europees medisch congres een MRSA-prevalentie
opleverde van slechts 0,3 procent.

Dr. P.A.M. Overgaauw

MRSA bij dierenartsen en hun personeel

Emerging inf. Dis. 2006; 12:1933-1938.

Methiciliin-resistant Staphylococcus aureus colonization in veterinary personnel

MRSA bij dierenartsen en veterinaire studenten in Nederland

Emerging Inf. Dis. 2006; 12:1939-1941.

Methiciliin-resistant Staphylococcus aureus in veterinary doctors and students, the Netherlands.

De prevalentie van methicilline-resistente Staphylococus au-
reus
(MRSA) in de Nederlandse bevolking bedraagt één pro-
cent en is daarmee de laagste in Europa. De laatste jaren is
deze bacterie ook aangetroffen bij verschillende diersoorten
en is overdracht naar de mens aangetoond (vaak naar de vee-
houder, verzorger, dierenarts en hun familieleden). Bij een
regionaal onderzoek onder varkenshouders in Nederland
werd bijvoorbeeld een prevalentie van MRSA van meer dan
twintig procent gevonden.

In het hier beschreven onderzoek, uitgevoerd onder leiding
van de Radboud Universiteit in Nijmegen, is specifiek geke-
ken naar de kans op dragerschap van MRSA bij dierenartsen
(n = 99) en laatstejaars veterinaire studenten (n = 53) die in
contact kwamen met landbouwhuisdieren. Er werden zeven
MRSA-dragers aangetroffen (4,6 procent), een percentage

Nieuw bestuur D.S.K.

Wilke van den Brink

Bij het uitkomen van dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde
zijn wij als nieuw bestuur alweer bijna twee maanden onder-
weg. Op twaalf oktober jongstleden zijn wij geïnstalleerd als
het 75ste bestuur van de Diergeneeskundige Studenten Kring
(D.S.K.). Wij hebben ons als volgt geconstitueerd:
Wilke van den Brink (Praeses), Matthijs van Waart (Ab-ac-
tis), Bieneke Bron (Fiscus), Mark van\'t HofF (Vice Praeses),
Belinda Bitter (Vice Ab-actis), Raymond Pegge (Assessor).
Het aankomende jaar belooft een heel mooi jaar te worden
met tal van feestelijke hoogtepunten. Wij vieren dan de vijf-
tigste Peerdepieten, wat gaat plaatsvinden op 6 mei 2007. Dit
dat ook werd gevonden bij gerepatrieerde patiënten die in een
buitenlands ziekenhuis zijn verpleegd (3,5 procent - 5 pro-
cent). Er kon geen verband met een specifieke diergroep ge-
legd worden. Studenten (n = 27) die niet in contact kwamen
met landbouwhuisdieren, bleken allen negatief te zijn. De
conclusie was dat dierenartsen en studenten die met vee in
contact komen, een groter risico lopen op de MRSA-bacterie.
Om de landelijke prevalentie laag te houden, wordt geadvi-
seerd personen die betrokken zijn bij de verzorging of behan-
deling van landbouwhuisdieren, bij ziekenhuisopname te iso-
leren en eerst te screenen op MRSA, overeenkomstig de
maatregelen voor patiënten afkomstig uit een buitenlands
ziekenhuis.

Dr. P.A.M. Overgaauw

is voor de diergeneeskunde student en natuurlijk andere
belangstellenden hét evenement waarop we de Diës van onze
vereniging zullen vieren. Bovendien vieren we het komende
jaar het vijftiende lustrum van de D.S.K. Dit lustrum zal
worden gevierd van woensdag 26 tot en met zaterdag 29 sep-
tember 2007. Om ons 75-jarig bestaan te vieren wordt groots
uitgepakt met tal van activiteiten georganiseerd door vele en-
thousiaste vrijwilligers. Nadere informatie over onze activi-
teiten zal vanzelfsprekend volgen. Ook kunt u een kijkje ne-
men op onze geheel vernieuwde website:
www.dskonline.nl.

-ocr page 504-

Geachte redactie,

Graag wil ik reageren op het artikel
van mevrouw Boissevain, \'Beroeps-
konijn\', in het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde
van 1 november 2006.
Voor zover ik deze uitspraak kan be-
oordelen aan de hand van het artikel
lijken er door het Beroepscollege
nogal wat dubieuze beoordelingen te zijn gemaakt.
Dat begint al bij de anamnese. Zelfs indien een konijn zou
kunnen braken (dat is: zijn voedsel niet binnenhouden), wat
volgens alle handboeken echt niet kan, dan lijkt het mij voor
het dier nog steeds heel erg moeilijk voedsel wat het niet ge-
geten heeft alsnog naar buiten te werken. Alleen bij dwang-
voeding kan ik mij voorstellen dat voedsel dat nog niet in de
maag is gekomen, voor een konijn naar buiten is te werken.
Vloeistoffen die eenmaal in de slokdarm zijn gearriveerd, kan
het konijn nooit naar buiten werken. Dus is de conclusie van
het Beroepscollege dat de toediening van orale druppels tri-
methoprim/sulfa geen handige keuze zou zijn complete on-
zin. De een a twee milliliter van het gebruikte preparaat had
als er een bacteriële infectie aanwezig was geweest echt wel
zijn werk kunnen doen.

Dan volgen de opmerkingen over het gebruik van Moderin.
Om te beginnen is er geen enkel injecteerbaar corticosteroïd
geregistreerd voor gebruik bij konijnen. De genoemde reden
om corticosteroïden niet te gebruiken als de diagnose niet
vaststaat, kan en wil ik niet onderschrijven. Zo zal bijvoor-
beeld iedere dierenarts bij ernstige rughernia\'s een hoge dosis
Solu Delta Cortef toedienen, nog voordat de diagnose defini-
tief door röntgen wordt vastgesteld, juist om erger te voorko-
men. Ook worden corticosteroïden vaak gebruikt als ontste-
kingsremmer bij heftige ontstekingen (van de huid of de
luchtwegen), voordat exact bekend is wat de verwekker van
de betreffende aandoening is. In veel gevallen verbetert hier-
door het algemeen welbevinden van het dier.
Maar omdat \'Barbertje\' moest hangen, wordt door het Be-
roepscollege uitdrukkelijk het controleconsult na 24 uur ge-
eist. Dit terwijl de eigenaar zelf na 24 uur al is teruggekomen
en de doodsoorzaak van het konijn niet is terug te voeren op
het handelen van de aangeklaagde collega. Om van elke ern-
stig zieke patiënt waarbij de diagnose niet honderd procent
vaststaat, te eisen dat hij na 24 uur een controleconsult onder-
gaat (wat de eigenaar moet betalen), lijkt mij een zinloze en
onnodig kostenverhogende exercitie. Iedere cliënt weet zelf
wel dat hij bij verslechtering van de klinische toestand van zijn
huisdier opnieuw met zijn dierenarts contact moet opnemen.
De melding door de practicus dat bij verergering van de symp-
tomen een nieuw consult noodzakelijk is, moet meer dan vol-
doende zijn. Als dit volgens het Beroepscollege onvoldoende
is, zit ik volgende week met een dubbele bezetting in mijn
wachtkamer. In de dagelijkse praktijk zijn namelijk de meeste
diagnoses waarschijnlijkheidsdiagnoses. Dit soort eisen, opge-
steld door niet-praktiserende beleidsmakers, is de bureaucratie
ten top. Als ik mij niet vergis, hebben in het Beroepscollege
meer juristen zitting dan dierenartsen en dit is te zien aan de
uitspraak. Het geheel overziende, zou ik mijn collega aanraden
te proberen in beroep te gaan bij de burgerrechter.

ingezonden

Met vriendelijke groet,
W.F.H.A. Bijen

Reactie op column \'Beroepskonijn"

CT

- OPENING -

Binnenkort openen wij onze deuren onn U kennis te laten maken met
onze nieuwe mogelijkheden van

COMPUTER TOMOGRAFIE

bij GEZELSCHAPSDIEREN en PAARDEN

Noteert U alvast in Uw agenda:

GEZELSCHAPSDIEREN

PAARDEN

Nadere informatie volgt.

donderdag 15 februari 2007
vrijdag 16 februari 2007

-ocr page 505-

Najaarsdag trekt opnieuw volle zaal

Miel Bingen

Sommige evenementen in veteri-
nair Nederland trekken ieder jaar
opnieuw een volle zaal. De Najaars-
dag is er één van. Opnieuw was de
dag al lang van tevoren uitverkocht.
De door de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren (GGG) georga-
niseerde dag kan dan ook met recht
een groot succes worden genoemd.

"Prima", zegt Monique Megens, penningmeester van de
GGG, op de vraag hoe het staat met de belangstelling voor de
Najaarsdag. "We hadden plaats voor 585 dierenartsen en al
ruim voor het evenement begon moesten we belangstellenden
helaas een \'nee\' verkopen. Parallel met het programma voor
dierenartsen is er het assistentenprogramma en daar nemen
nog eens tweehonderd personen aan deel. In de loop van de
negentien jaar dat we deze dag organiseren is de belangstel-
ling steeds verder gegroeid en we kunnen al enige jaren reke-
nen op een uitverkochte zaal."

Presentaties

Op zoek naar een formule die zoveel mogelijk aan de wensen
van de aanwezigen tegemoet kwam, bestond een presentatie
uit een algemeen deel dat in de eerste twintig minuten van de
presentatie werd behandeld, gevolgd door tien minuten waar-
in meer de diepte in werd gegaan.

Quirine Stassen (Departement Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren) viel de eer te beurt om de dag te openen met
een voordracht over epilepsie bij kleine huisdieren. Zij con-
stateerde dat epilepsie vaak een frustrerende aandoening is
voor zowel dier, eigenaar en dierenarts.

CPGG

CPPG staat voor Commissie Preventieve Gezondheids-
zorg Gezelschapsdieren. De commissie gebruikt de op-
brengsten van het dierenpaspoort om onderzoek gericht
op de preventieve zorg van gezelschapsdieren te financie-
ren. Met name de praktische toepasbaarheid van het on-
derzoek staat centraal bij het selecteren van de te onder-
steunen projecten. Twee presentaties tijdens de Najaarsdag
kwamen direct voort uit het werk van de CPGG.
Christa Bodaan (Departement Infectieziekten, Immuno-
logie) hield een presentatie getiteld
\'Dermacentor reticu-
laris,
the new ticks on the block\'. Tijdens haar presentatie
behandelde zij de vraag welke teken er nu in Nederland
aanwezig zijn en welke pathogenen hierin voorkomen.
Zoals de titel al aangaf blijken dat er meer te zijn dan ge-
hoopt.

Kim Gerritsen en Herman Egberink (beiden Departement
Infectieziekten, Immunologie) deden verslag van hun on-
derzoek tijdens de presentatie \'Vaccinatiebeleid in bewe-
ging\'. Centraal bij het onderzoek stond de vraag of jaar-
lijks hervaccineren zinvol is of niet.

Congressen

cursussen

\'Er Staat iets nieuws te gebeuren binnen de hepathologie\',
was de titel van de presentatie van Gaby Hofmann (Departe-
ment Geneeskunde van Gezelschapsdieren) waarin zij in ging
op kopergeassocieerde chronische hepatitis.
Een relatief nieuwe patiënt voor de dierenarts is de fret. Pas
zo\'n tien jaar wordt er onderzoek gedaan naar diergeneeskun-
dige problemen bij dit dier en Hanneke Moorman-Roest
(Dierenkliniek Brouwhuis) gaf een overzicht van diergenees-
kundige problemen bij dit dier.

Aan het eind van het ochtendprogramma werd ingegaan op
de mogelijkheden en onmogelijkheden van echocardiografie
door Maartje Passon-Vastenburg (Dierenarts Specialisten
Amsterdam, Diergeneeskundig Specialisten Centrum Den
Haag).

Middagprogramma

Aan Frans Knaake (Veterinair Specialistisch Centrum De
Wagenrenk, De Tweede Lijn en Dierenkliniek Stevinstraat)
viel de taak toe om het publiek te boeien na de lunch. Zijn
stelling dat epuliden wel degelijk een risico kunnen vormen,
gaf in elk geval genoeg stof tot nadenken.
De enige buitenlandse spreker was prof Declercq (Faculteit
Diergeneeskunde, Universiteit Gent). Hij gaf een overzicht
van de dermatologische beelden bij caniene leishmaniose.
De presentatie \'Beenmerg, diagnostiek in beweging\' van
Christine Piek (Departement Gezelschapsdieren) beschreef
de opbouw van het beenmerg, het nemen van een bi opt en het
interpreteren van de uitslag. Ook ging zij in op de toegevoeg-
de waarde van immumofenotypering en onderzoek van been-
merg met behulp van flow cytometric.
Volgend jaar zal de dan zestig jaar bestaande GGG voor de
twintigste keer een Najaarsdag organiseren. Ook deze dag zal
ongetwijfeld weer een volle zaal trekken.

Miel Bingen is eindredacteur van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

-ocr page 506-

Malafide hondenhandel - Kassa!?

Onlangs is de malafide hondenhandel weer uitvoerig aan de orde geweest in een tweetal uitzendingen
van Kassa, waarin kritisch werd gesproken over de rol van dierenartsen.
Er kan uiteraard geen misverstand bestaan over de rol van de dierenarts in deze zaak.
De veterinaire zorg voor de gezondheid en het welzijn van (jonge) dieren omvat bijvoorbeeld de unieke
identificatie ter borging van de koppeling van het dier met de verdere onderzoeksgegevens en verrichte
(be)handelingen. Daarnaast betreft het zaken als de gezondheidscontrole, de juiste behandeling van het
dier, evenals de advisering over huisvesting, verzorging en socialisatie. Het dierenpaspoort staat daarbij
centraal. Bij dit alles kan er geen \'lucht zitten \' tussen wat wij verklaren te doen, en wat wij feitelijk doen.
Het bovenstaande was onze boodschap aan de redactie van Kassa, in het voortraject van een eventuele
participatie aan het programma. Deze informatievoorzieningen openheid van zaken was blijkbaar zo de-
gelijk dat men vervolgens geen reden meer zag om de rol van de dierenarts aan een nadere beschouwing
te onderwerpen en ervan afzag ons uit te nodigen.

Hebben we ons \'huiswerk\' dan te degelijk gedaan? Hadden we minder moeten investeren in het voortra-
ject, om zo een deelname aan het programma zeker te stellen? Het blijft
een feit dat wij er deze keer niet bij zaten en dat is door sommige leden
ook gemist.

Dat laatste strekt de beroepsgroep tot aanbeveling - het betreftende onder-
werp en onze maatschappelijke rol houden niet alleen de bestuurders bezig
maar ook de collegae in het veldl

Voorzitters-
column

Voor ons allen is de boodschap: wij blijven onze inhoudelijk veterinaire ta-
ken op een verantwoordelijke manier invullen en vanuit het bestuur wordt
er actief gekeken naar en gewerkt aan het meer nadrukkelijk neerzetten
van het maatschappelijke profiel van de dierenarts.
\'T is maar dat u het weet!

Ludo J. Hellebrekers
l.j.hellebrekers@knmvd.nl

-ocr page 507-

Op 30 juni 2006 is in zijn woonplaats Schagen overleden mijn vriend en jaargenoot, onze collega
Auke de Vries.

Auke Rienk de Vries werd op 15 april 1918 geboren en bracht zijn jeugd door op een boerderij onder
het dorp Molkwerum in de Friese Zuidwesthoek, in de gemeente met destijds de langste naam in ons
land, Hemelumer Oldephaert en Noordwolde. Na de lagere school in het geboortedorp en een jaar
ULO in het naburige Koudum ging hij naar de Rijks-HBS in Sneek, waar wij bij elkaar in de klas
kwamen te zitten. In 1938 deden wij eindexamen en gingen in Utrecht \'veeartsenijkunde\'studeren.
Daar hebben wij veel met elkaar opgetrokken: een tijdlang in en na de oorlog als kamergenoten.
Najaar 1939 behoorde Auke tot de veterinaire studenten die als aspirant-reserveojficierpaardenarts
werden gemobiliseerd. Zij werden gelegerd in de Kromhoutkazerne in Utrecht en het studeren werd
\'dienst\'. In uniform, gelaarsd en gespoord, want zij werden geacht \'bereden \' te zijn, volgden zij de
colleges en practica. Toen volgden de oorlog en de bezetting en werd het (studentenjleven gaande-
weg minder genoeglijk.

In 1943 heeft Auke, net als ik, in eerste instantie de zogeheten loyaliteitsverklaring getekend, die
overigens helemaal geen loyaliteitsverklaring was. Dat kwam hij hem, evenals bij het gros van de
ondertekenaars én van de hoogleraren van de Faculteit die tot tekenen hadden geadviseerd, niet
voort uit een gebrek aan vaderlandsliefde, maar was een kwestie van gezond verstand. Ontdaan van
alle retoriek is het enige - en te voorziene! - resultaat van de geslaagde \'tegenactie\' de feitelijke
sluiting van de universiteit(en) geweest. Tekenaars en niet-tekenaars werden hierdoor in gelijke
mate gedupeerd; alleen de bezetter was erbij gebaat. Na de bevrijding had men zich te verantwoor-
den voor zuiveringscommissies waarin docenten zaten die als zodanig een vrijwel gelijkluidende
verklaring hadden getekend!

Wie bij het begin van het nieuwe studiejaar in 1943 niet opnieuw tekende (en dat waren verreweg
de meestenj zat in hetzelfde schuitje als de weigeraars van het eerste uur en stond voor de keus: óf
naar Duitsland, óf onderduiken. Voor de ouderejaars veterinairen bleek praktijkwaarnemen de al-
lerbeste manier van onderduiken te zijn. Auke, in Molkwerum, werd \'assistent\'bij dierenarts Oene
Mulder in het nabijgelegen Hemelum en bewoog zich vrij in diens praktijk. Op zijn persoonsbewijs
was \'studerend\' veranderd in \'candidaat-dierenarts\'en geen haan die ernaar kraaide.
In januari 1946 werd de studie hervat. Hij deed vlot zijn doctoraal-II en april 1947 studeerde hij af.
Een praktijkM\'aarneming in de Kop van Noord-Holland, waar hij zich uitstekend thuisvoelde, bracht
hem in contact met collega Engel Hakkesteegt in Schagen, wat in 1950 leidde tot een associatie.
In de praktijk vond hij ook zijn vrouw, Reinou (Renj Swaan uit Dirkshorn met wie hij in 1952
trouwde en die al de jaren, om de bijbelse term te gebruiken, in alles \'een hulpe tegenover hem \' is
geweest. Uit dit huwelijk werd hun een dochter geboren, Margot.

In 1982 trok hij zich terug uit de praktijk, die door samenvoeging met die van \'t Zand inmiddels was
uitgegroeid tot een groepspraktijk met vijf deelgenoten. Van de \'vrije tijd\'die volgde, heeft hij volop
genoten, maar helaas waren zijn laatste levensjaren moeizaam. Als gevolg van een ruglijden moest
hij steeds meer aan mobiliteit inleveren, wat er onder andere toe leidde dat hij een van zijn favoriete
hobby\'s, het kegelen, moest opgeven.

Auke was met hart en ziel prakticus. Een \'boerenveearts \'van de oude stempel, die het wel en wee van
mens en dier oprecht ter harte ging. Van jongsafaan buitenmens, was hij een echte natuurliefhebber
en als rechtgeaarde Fries fervent eierzoeker De Kop van Noord-Holland met zijn strand, zijn duinen
en polders was voor hem een ideale leefomgeving waarvan hij zo lang het kon, genoten heeft.
Bij al wie hem als vriend, collega, veehouder gekend heeft, laat Auke, integer, trouw en bescheiden
als hij was, waardevolle herinneringen achter Hoeveel temeer dan niet bij zijn vrouw en dochter
die hem zo na stonden en nu de pijn en het verdriet van zijn gemis dagelijks ervaren. Mogen zij in
hun dierbare herinneringen en in veler medeleven troost vinden en er de kracht uit putten om verder
te gaan.

Rein Strikwerda

memoriam

Auke de Vries

-ocr page 508-

\'Maand van het Chippen\' afgesloten

Hoewel hij dit jaar pas voor de tweede maal werd gehouden,
bleek de oktobermaand als \'Maand van het Chippen\' dit jaar
een zeer groot succes. Het evenement is door een groot aantal
dierenartspraktijken opgepakt en vertaald in eigen acties. Zo
heeft een groot aantal dierenartsen in het kader van de
\'Maand van het Chippen\' een chipactie gehouden. Dat was
duidelijk te merken aan het aantal nieuwe aanmeldingen voor
registratie bij de NDG. In oktober zijn ruim zestienduizend
inschrijvingsformulieren verwerkt door de medewerkers van
de NDG. Onder de inschrijvingen die tijdens de actiemaand
bij de databank zijn binnengekomen, is een verloting gehou-

den waarbij prachtige prijzen gewonnen konden worden, zo-
wel voor de diereigenaar als voor de dierenartsenpraktijk. De
kersverse KNMvD-voorzitter Ludo Hellebrekers had de eer
de prijswinnaars uit de grote stapel inschrijvingen te mogen
trekken. Stadion Dierenkliniek uit Amsterdam en Dierenart-
senpraktijk Kas uit Heemstede wonnen een avondje uit naar
de spetterende musical Cats, net als de eigenaar van het be-
treffende gechipte huisdier. Een van de gechipte huisdieren
van Dierenartsenpraktijk Heerde Epe werd verrast met een
jaar lang gratis voedsel, beschikbaar gesteld door Royal Can-
in. De praktijk zelf kreeg de fraaie Royal Canin Kattenency-
clopedie overhandigd. De hoofdprijs werd gewonnen door
Dierenkliniek Castricum. De winnende chip werd geplaatst
door dierenarts Maxime Peeters. Zij won een jaar lang gratis
rijden in de bijzonder fraaie Mitsubishi Colt CZ3, een prijs
die beschikbaar was gesteld door de NDG in samenwerking
met autobedrijf Jan Snel Mitsubishi dealer te Puttershoek.
"De auto komt goed van pas", vertelde de gelukkige prijswin-
nares bij de feestelijke overhandiging van de autosleutels. "In
onze praktijk rijden we visites in de hele regio, dus de auto
zal vaak op de openbare weg te zien zijn!"

Bulletin Bestuur en Bureau nr. n, november 2006

Arbeidsongeschiktheid

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
van 1 december 2006 werden
de uitkomsten van de enquête over ar-
beidsongeschiktheid onder dierenart-
sen gepubliceerd. Deze enquête was
een initiatief van de Stuurgroep Aan-
pak Arbeidsongeschiktheid. De stuur-
groepleden gaven in het tijdschrift
hun reactie op de resultaten van de enquête. Mondelinge toe-
lichting is gegeven in de regiovergaderingen en in de algeme-
ne vergadering.

Meer informatie: bureaumedev,>erker Harm Haverkamp.

Kindermishandeling in relatie tot dierenmishandeling

Op 30 oktober 2006 heeft de KNMvD overleg gevoerd met
het Forum Educatief (centrum voor forensische geneeskunde
en gedragswetenschappen) met als onderwerp: kindermis-
handeling in relatie tot dierenmishandeling. De KNMvD ziet
het als haar taak de beroepsgroep bewust te maken van het
bestaan van dit verband en van de rol van de dierenarts in de
preventie van kindermishandeling. Daarom wil het bestuur
samen met het Forum Educatief proberen dierenartsen richt-
lijnen te geven hoe zij hier in de praktijk mee kunnen om-
gaan. In het TvD van 1 december heeft u een verslag van deze
bijeenkomst kunnen lezen.

B&B
Bulletin

Meer informatie: portefeuillehouder Leen den Otter, bureau-
medewerker Joost van Herten.

Van KRD-ISO naar ISO

In het voorjaar van dit jaar gaven de KRD-lSO-gecertificeer-
de praktijken aan graag door te willen gaan met de praktijk-
certificering. Om te onderzoeken wat voor de KRD-ISO ge-
certificeerde praktijken de mogelijkheden zijn om hun
certificaat te behouden is toen een werkgroep geformeerd. Na
overleg met verschillende instanties is de werkgroep tot de
conclusie gekomen dat de KRD-lSO-gecertificeerde praktij-
ken vrij makkelijk kunnen overgaan naar de ISO-norm. De
ISO-norm is een in de markt bekende norm en de overgang
vergt nauwelijks aanpassing voor de reeds gecertificeerde
praktijken. De KRD-ISO-gecertificeerde praktijken hebben
de eindrapportage reeds ontvangen.
Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker.

-ocr page 509-

Evaluatie jaarcongres 2006

Het bestuur Icijkt terug op een goed jaarcongres op 6 oktober
2006 in Noordwijk. Het thema beroepsintegriteit is door het
jaarcongres duidelijk op de veterinaire \'discussieagenda\' gezet.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman.

Poster \'Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik\' pluimvee

De poster \'Verantwoord Diergeneesmiddelengebruik\' voor
pluimveehouders zal gereed zijn in het voorjaar van 2007.
Vanaf die tijd kunnen alle pluimveedierenartsen de poster be-
stellen en uitdelen aan hun pluimveehouders. Zodra de poster
gereed is, zullen wij u daarover informeren.

Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker

Kloppen uw adresgegevens nog?

De voorbereidingen voor het Diergeneeskundig Jaarboek
van 2007
zijn gestart. Als uw gegevens (privé en/of werksitu-
atie) gewijzigd zijn, geef dit dan zo spoedig mogelijk door
aan de ledenadministratie van de KNMvD. (Denk hierbij ook
aan uw e-mailadres en uw mobiele telefoonnummer.) U kunt
e-mailen naar:
leden.adm@knmvd.nl.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Bannink, Mevr. E.A.; 2006; 9022 CG Mantigum;
It Hiem 14.

Blaauw, Mevr. B.; 2006; 3572 GS Utrecht; Grift-
straat 89.

Boer, Mevr. A.; 2006; 3582 EG Utrecht; Gans-
straat 147 bis.
Brand-Benjamin, Mevr. N.E; 1995; 8072 PG
Nunspeet: Bovenweg 97.
Slaa, J.W.; 2006; 3731 VC De Bilt; Cumulusweg 1.
Vrieselaar, H.; 1979; 8531 PX Lemmer; Straatweg 19.

Widdershoven, N.A.; 2006; 2082 BD Santpoort Zuid; Willem de Zwijgerlaan
96.

Overiijdensberichten:

Op 18 oktober 2006 J.C. Legel te \'s-Gravenhage.
Op 8 november 2006 B. Roem te Meppel.

Mutaties:

Cupedo. Mevr. A.J.; 2006; 3039 HC Rotterdam; Statenweg 41 D; tel. privé:
010-2657366;
E-mail privé: ajcupedo@bitlah.nl

Dijken, Mevr. S. van; 2(X)4; 2411 PK Bodegraven; Meije 69; tel. privé mobiel:

Personalia

06-51865480; E-mail privé: susanna\\\'andijken@holniail.com; medew. bij P.J.B.
Kortmann; tel. prakt.: 0172-650400; fax prakt.: 0172-650015; E-mail
prakt.:
info@dapgroenehart.nl

Hemmink, Mevr. J.D; 2006; SA61 IBN Ha\\erfordwest; Hamiltonhouse flat
6, 17 Marketstreet; E-mail privé:
hanneke_hemmink(a:yahoo.com\\ me-
dew. bij The Fenton Veterinary Practice; tel. prakt.: 00-44-1437762806.
Janszen, B.RM.; 1985; U 1993; 6814 KZ Amhem; Van RuisdaelsO^aat 76; tel.
privé: 026-4454046;
E-mail privé: h.H\'oiidenberg5(a kpnplanet.nl; direc-
teur huisartsendienst Regio Arnhem; tel. bun: 026-3899650; fax bur.:
026-3612411; E-mail bur.:
bjanszen(g chra.nl

Koning, Mevr. M. dc; 2002; 7921 XD Zuidwolde; Nieuwe dijk 30; tel. privé
mobiel: 06-30564830; E-mail privé:
marietlel3l()@hotmail.com: geass. met
A.G.M. Extercatte; tel. prakt.: 0523-657025; fax prakt.: 0523-657539;
E-mail prakt.:
info(a dierenkliniekdenkaal.nl

Konings, EL.M.; 1970; 5741 GW Beek en Donk; Jacob van Ruysdaelplantsoen

6; tel. privé: 0492-462098; E-mail privé: jkonings@iae.nl\\ r.d.

Krt)ezc, C.J.; 1978; 7207 LN Zutphen; len Dalessingel 104; tel. privé: 0575-

573599; E-mail privé: kroezecJ@planet.nl-, Senior medew. bij VWA regio Oost;

tel. bur: 0575-588115; fax bur.: 0575-588200; E-mail bur.: martien.kroeze®

vwa.nl

help uw huisdier met
D.A.P® of Feliway"^

stelt gerust zonder bijwerkingen
uw hond of kat wordt niet suf
eenvoudig toe te passen

verdamper voor in huis, spray voor buiten (in auto, bench, etc.)

/ CEVA CEVA SANTE ANIMALE

^AiiTE ANIMALE Naaldwijk, Tel. 0174-643930, E-mail: cevanl@ceva.com, www.ceva.nl

-ocr page 510-

AB Oost,

dé personeelsvoorziener
gespecialiseerd In de
(para) veterinaire sector

• Tijdelijk en vast personeel

• P&O advies

• Payroll

Wilt u meer informatie?

Bel AB Oost en vraag naar
Mirjam van Ast
T 0900-9896
I www.aboost.nl

Werkt altijd

Wilt u meer vrije tijd?
Of met een verre vakantie?
Of gewoon minder werken?

Bel mij voor de waarneming van uw praktijk!
Maaike Crijpstra 06-14234333

Gezelschapsdieren / Paarden / Landbouwhuisdieren

uitzend- en detacheringsbureau_

voo^ie^na^er^r^a^^etermairen

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Cratis te verkrijgen:

Ingebonden Jaargangen 1910-1990
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Informatie:

Veterinair Historisch Genootschap.

R.Back.Lochem

0573-252570

maandag
maandag

11-12-2006
02-01-2007

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline1)

01-01-2007
15-01-2007

Dierenartsenpraktijk Bansse-lssa is een gemengde
praktijk in Paramaribo, Suriname met een groot
aandeel kleine huisdieren. In verband met het vertrek
van een collega zijn wij per ^ juli op zoek naar een

Fulltime dierenarts

Wij vragen een collega die:

• voornamelijk in de kleine huisdieren wil werken,
eventueel ook met paarden en/of landbouwhuis-
dieren;

• zelfstandig kan werken, ook eenvoudige chirurgie
zoals castratie teef;

• bereid is voor minimaal een jaar in Suriname te
wonen.

Wij bieden:

• een leuke werkkring;

• een uitdagende praktijk.

Reactie sturen naar:

D.A.P. Bansse-lssa, Uranusstraat 92, Paramaribo,

Suriname. Voor informatie: leomo@sr.net

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 511-

Taken en verantwoordelijkheden:

• Informatievoorziening aan en probleemoplossing bij klanten

• Veldwerkzaamheden zoals uitvoering en ondersteuning van
veldproeven en begeleiding van probleembedrijven

• Training en opleiding van de buitendienst

• Houden van presentaties voor dierenartsen en veehouders

• Onderhouden van contacten met opinieleiders

• Ondersteuning van de marketing- en salesafdeling

Pfizer is het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld voor zowel humane als veterinaire geneesmiddelen. We zijn een research
georiënteerd bedrijf, gericht op het ontdekken, ontwikkeien, produceren en op de markt brengen van innovatieve geneesmiddelen
voor mens en dier. Pfizer wil bijdragen aan een langer, gezonder en gelukkiger leven voor mens en dier en wil partner zijn in de
(dier)gezondheidszorg. Binnen onze divisie
Pfizer Animal Health b.v. is er een vacature voor de functie van:

Technical Services Manager Landbouwhuisdieren (100%)

De Technical Services Manager Landbouwhuisdieren is primair verantwoordelijk voor de veterinaire ondersteuning
van onze diergeneesmiddelen voor varkens.

Het profiel:

• Dierenarts met enkele jaren praktijkervaring in de
varkenshouderij

• Ervaring met plannen en organiseren van projecten

• Ervaring met MS Office (Word, Excel, PowerpoInt)

• Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal in
woord en geschrift

• Goede Interpersoonlijke en communicatieve eigenschappen

• Vermogen tot werken in teamverband (teamplayer)

• Netwerker, zowel met de interne als de externe klanten

• In staat om zelfstandig te werken

• Pro-actieve houding

• Enthousiast

• Ambitie om persoonlijk verder te ontwikkelen

Bent u geïnteresseerd? Schrijf dan binnen 14 dagen naar Pfizer Animal Health b.v., t.a.v. René Huijbers, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d IJssel.
Mallen kan ook naar rene.huljbers@pfizer.com. Voeg een recent curriculum vitae bij.

Pfizer Animal Health

-ocr page 512-

DIERENARTSEN

Diergeneeskunde doen zoals je er altijd al over gedroomd hebt!

Een mooie praktijk, een sterke organisatie, goede apparatuur om mee te werken, een gedreven team om je heen, uitstekende opleidings-
mogelijkheden, heldere secundaire arbeidsvoorwaarden en groeimogelijkheden voor de toekomst. En als die echte drive er is:
managementtaken uitvoeren en doorgroeien binnen de organisatie.

Dat gaat lukken met WHG Dierenartsen!

De overname en reorganisatie van onze 3 vestigingen in Rotterdam, Voorburg en Dodewaard zijn inmiddels succesvol voltooid.
In WHG Dierenziekenhuis Rotterdam werken op dit moment ruim 30 mensen, waaronder 10 dierenartsen en 18 paraveterinairen; in WHG
Roest te Voorburg en WHG Westerhuis te Dodewaard werken resp. 2 en 3 dierenartsen, bijgestaan door 3 resp. 4 paraveterinairen. Door veel
aandacht te besteden aan de voordelen van schaalvergroting, interne en externe opleiding van alle medewerkers en kwaliteitsmanagement
staat er nu binnen anderhalfjaar een sterke WHG organisatie.

Wij zijn regelmatig op zoek naar dierenartsen en paraveterinairen die
van hun baan een roeping of een carrière willen maken!

Wij zijn op zoek naar dierenartsen en paraveterinairen met minimaal 2-3 jaar ervaring in een gezelschapsdierenpraktijk. Daarbij staan drive
en empathie voor mens en dier bij ons hoog in het vaandel. De dierenarts moet ook beschikken over uitgebreide ervaring op het gebied
van chirurgie, i.h.b. van de weke delen chirurgie. Op dit moment is er een vacature binnen WHG Dierenartsen voor een dierenarts en een
paraveterinair. Wij zijn momenteel in gesprek met een aantal praktijken voor overname, derhalve verwachten wij op zeer korte termijn meer
vacatures.

Heeft u belangstelling om bij WHG Dierenartsen te werken?

Contactgegevens:

Voor meer informatie of een sollicitatie kunt u contact opnemen met Dhr. J. Storm, veterinair praktijkmanager WHG Dierenartsen.
Bezoekadres: Pascalweg 4,3076 JP, Rotterdam
Postadres: Postbus 91245, 3007 ME, Rotterdam
Tel. 010-4925151

E-mail: j.storm@whgdierenartsen.nl

Zie voor meer informatie: www.whgdierenartsen.nl - U kunt ook op onze website het sollicitatieformulier invullen.

-ocr page 513-

DIERENARTSEN
I Uw praktijk verkopen en er een goed gevoel aan over houden!

Vlotte en soepele overname onderhandelingen. Een goede prijs. En zien, dat uw klanten na uw afscheid nog steeds de uitstekende service
krijgen waarvoor u zich jarenlang hebt sterk gemaakt.

p Dat gaat lukken met WHG Dierenartsen!

De overname en reorganisatie van onze 3 vestigingen in Rotterdam, Voorburg en Dodewaard zijn inmiddels succesvol voltooid.
In WHG Dierenziekenhuis Rotterdam werken op dit moment ruim 30 mensen, waaronder 10 dierenartsen en 18 paraveterinairen; in WHG
Roest te Voorburg en WHG Westerhuis te Dodewaard werken resp. 2 en 3 dierenartsen, bijgestaan door 3 resp. 4 paraveterinairen. Door veel
aandacht te besteden aan de voordelen van schaalvergroting, interne en externe opleiding van alle medewerkers en kwaliteitsmanagement
staat er nu binnen anderhalfjaar een sterke WHG organisatie.

i Wij zijn weer op zoek naar praktijken voor overname.

Heeft u een praktijk ter overname aan te bieden?

We geven de voorkeur aan bestaande, goed lopende praktijken voor gezelschapsdieren met een redelijke omvang. Uitgangspunten daarbij
zijn een bruto jaaromzet van circa € 400.000 of meer (ex. BTW) en een praktijkoppervlakte van circa 200 m^ of meer. Indien er echter zicht
is op groei en de mogelijkheid van uitbreiding van het praktijkpand hebben we ook belangstelling voor praktijken met een lagere omzet
respectievelijk kleinere oppervlakte. Wij kijken o.a. naar kwaliteit en uitstraling van pand, inrichting en team en proberen een zo goed mogelijk
beeld te krijgen van de reputatie van de praktijk in de omgeving en de groeimogelijkheden.

Neem contact met ons op en maak een afspraak voor een vrijblijvend, oriënterend gesprek.
Contactgegevens:

Contactpersoon: Mr. G.J. van Luin, algemeen directeur WHG Dierenartsen BV
Postadres: WHG Dierenartsen, Postbus 689, 3700 AR Zeist
T 030 - 229 0581 of M 06 - 2905 2084
E-mail: directie@whgdierenartsen.nl.
Zie voor meer informatie: www.whgdlerenartsen.nl

-ocr page 514-

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsenpraktijk met meerdere
locaties in de Achterhoek. De onderneming staat met 17 dierenartsen, waaronder 5 paarden-
dierenartsen, 18 assistenten en een praktijkmanager vooreen hoogwaardige dienstverlening in
en bulten de regio. In verband met In gebruik name van onze nieuwe centrale kliniek te Vörden,
zijn wij per 1 maart 2007 op zoek naar een:

D E

GRAAFSCHAP

, DIERENARTSEN

Paardenkliniek Dierenarts

Wij vragen

• Ervaring orthopedie en chirurgie

• Deelname in algemene paarden-
dienstregeling

• Initiatiefrijke persoonlijkheid

• Gezonde ondernemersinstelling

• Teamgeest

Wij bieden

Een prettige werksfeer en leefomgeving
Fulltime (80-100%) baan, met uitzicht op een
vast dienstverband

Invloed op verdere ontwikkeling sectie paard
Dynamische werkomgeving
Arbeidsvoorwaarden conform
CAO Dierenartsenpraktijken

Voor vragen kun je contact opnemen met de heer JA. Smak (0575-58 78 70).
De sollicitatiebrief kun je, binnen 10 dagen na het verschijnen van deze advertentie, richten aan:
De Graafschap Dierenartsen t.a.v. Mevrouw B.A.P. Semmekrot-Hermens, Schimmeldijk 1,
7251 tiAX Vörden of per e-mail b.semmekrot@dgdierenartsen.nl.

www.degraafschapdierenartsen.nl

Dierenhospitaal Visdonk is een

dierenartsenpraktijk waar momenteel
13 dierenartsen sterk diersoortspecifïek,
zowel eerste- als tweedelijns (vier
specialisten) werkzaam zijn.
Vanuit onze uitstekend geoutilleerde
kliniek streven we met een enthousiast
team naar een optimale kwaliteit en
zorg in de diergeneeskunde.

In verband met de sterke groei in onze sectoren Landbouwhuisdieren en Gezelschapsdieren zijn we op korte termijn op zoek naar:

Parttime dierenarts Landbouwhuisdieren m/v

En

Parttime dierenarts Gezelschapsdieren m/v

Voor beide functies geldt dat op redelijke termijn de functie zal worden uitgebreid naar een fulltime dienstverband.

Wij vragen collega\'s die:

• relevante werkervaring hebben;

• een uitdrukkelijke bijdrage willen leveren aan nieuwe
ontwikkelingen;

• bereid zijn volledig te participeren in de diersoortspecifïeke
avond-, nacht- en weekenddiensten;

• bereid zijn in de directe omgeving van Roosendaal te gaan
wonen;

• de collega in de Landbouwhuisdieren werkt zowel in de
Rundvee- als Varkenssector.

Kwaliteitsbewustzijn, klantgerichtheid, teamgeest en flexibiliteit
zijn eigenschappen die u niet vreemd zijn.

Wij bieden uitstekende ontplooiings- en toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met uitgebreide CV, kunt u binnen
10 dagen richten aan Dierenhospitaal Visdonk, t.a.v. mevrouw
G. Broos-van Staaij, Visdonkseweg 2a, 4707 PE Roosendaal.
Tel. 0165 583750

-ocr page 515-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

RIMADYL.

SUMKELUKETABLEH

RIMADYL

SMAKELUKE TABLETTEN

;

li <
I

RIMADYL

SMAKELIJKE TABiriTEN

1« vwnndnng nn ontitetiiig «

ryr.ywwwiiMtwMtJ
»» pon-opmiwï, â

\'00 Tabletten

RIMADYL.

CARPROFEN

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d l.lssel

wvwv.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizer.com

© 200.\'j Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

i

RimadyP smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen; REG NL 10021.10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ratleve pijn • dosering: Ixdaags 4mgAg lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti-inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl* smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-weg: oraal •
toedieningsvomi: smakelijke tabletten van 20. 50 en 100 mg • coniraindicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contraindicaties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedahA^ijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwedcingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorijomen • Pfizer Animal Health. Postbus 37. 2900 AA Capelle a/d
IJssel- Telefoon: 010 - 406 46 00, verdere informatie op verzoek beschikbaar

-ocr page 516-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Suramox

I 5% Premix | ^^^

Pulmodox

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella muitocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

V

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties:
Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella muitocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende
8 achtereenvolgende dagen. Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

\\/trL>etc: