-ocr page 1-

Deel 132 • Aflevering 1 • 1 januari 2007

Diergenees

\'-2 JAM. 2007

Vergelijking van twee soorten voetbaden op het voorkomen
van de dermatitis digitalis en dermatitis interdigitalis op een
melkveedrijf

Het insulinoom en diabetes mellitus bij de hond

Functionele adaptatie van gewrichtskraakbeen bij het paard
vanaf de geboorte tot aan volwassen leeftijd onder invloed
van belasting: een biomechanische analyse

Vertrouwensloket Preventie Dierverw^"\'^\'^-\'»\'"\'\' nnrihnniu.

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij uoor
Diergeneeskunde

huisdieren

3221 543 0

Managementproblematiek binnen diert:nun.itfnpruKi.ijK.Kn

Eerste resultaten Uiergezondheidscentrum Nederland

-ocr page 2-

AST Farma introduceert
Sulfatrim 400 mg/g Oral
Paste: een antibacteriële
combinatie op basis van
trimethoprim en sulfadiazin
In verband met de definitie\\
registratie voor paarden
vervangt Sulfatrim Oral Paj
delS.O. Oral Doser.

Belankrijke voordelen van
Sulfatrim Oral Paste:

• het enige geregistreer
: (UDA) orale antibiotici

voor paarden;

• perfecte acceptatie door
toevoeging van anijssma

• gebruiksvriendelijke
injector waarmee u ge-
makkelijk het juiste gewic
kunt instellen:

Sulfatrim® Oral Paste

\\

mm

één injector is voldoende
voorde dagelijkse behar
deling van een paard vai
600 kg.

Neem voor meer informati«
contact op met AST Farma
"bezoek de vi/ebsite
w/ww.astfarma.\'nl.

SULFATRIM® 400 mgh^ - SMAKELIJKE PASTA

Diergeneesmiddel UDA. Doeldier: Paard. Samenstelling - Werkzame bestanddelen: Trimethoprim 66,7 mg/gram, Sulfadiazine
333,3 mg/gram.
Hulpstoffen: Chlorocresol 2 mg/gram, Anijsolle. Elke Injector bevat 45 g pasta. Indicaties: Respiratoire infecties
veroorzaakt door Streptococcus spp, en/of Staphylococcus aureus; Gastro-Intestinale Infecties veroorzaakt door E. coli; Urogeni-
tale jnfecties veroorzaakt door beta-hemolytlsche
Streptokokken; Wondinfectles en abcessen veroorzaakt door Streptococcus
spp. en/of Staphylococcus aureus.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bl] paarden met een overgevoeligheid voor Sulfonamiden of
met
ernstige lever- of nierinsufficiëntie. Bijwerkingen: Niet bekend. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts
hien/an in kennis te stellen.
REG NL 10351 Registratiehouder: AST Beheer B.V., Oudewater

ASffarm

GROOT IN KLE
www.astfarma.nl

-ocr page 3-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 1
1 januari 2007

Inhoud

Cover: foto van pagina 956 en 958
Uit de redactie

949

Overig artikel

Vergelijking van twee soorten voetbaden op het voorkomen van de dermatitis digitalis en dermatitis interdigitalis
op een melkveebedrijf;
R. Jorritsma, B.J.C. Lansinken D. Döpfer

950

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

954

Uit en voor de praktijk

Het Insulinoom en Diabetes Mellitus bij de hond; Mariëlk van Erp, Hans Kooistra, Sara Calac en Jolle Kirpensteijn 956

Functionele adaptatie van gewrichtskraakbecn bij het paard vanaf de geboorte tot aan volwassen leeftijd onder

invloed van belasting: een biomechanische analyse; H. Brommer 960

Veterinair tuchtrecht

Grenzen aan dc bevoegdheid; laira Boissevain 962

Beritsing; laira Boissevain 963
Berichten en verslagen

Vertrouwensloket Preventie Dierverwaarlozing Landbouwhuisdieren; SJ. de Croat enJ. Veling 964

En de feestvarkens zijn...; Iris van der Laan 968

Oktobernummer Argo.9, bulletin van het Veterinair Historisch Genootschap; Rob Back 969

Late lichte leverbotinfectie 970
Ingezonden

Ingezonden brief van LJ.E. Rutgers 970

Ingezonden brief van R. Strikwerda 971

Ingezonden brief van M. van Messel 971

Ingezonden brief van C.A. van Exel 971

972

976

978

979
981

Managementproblematiek binnen dierenartsenpraktijken; D.C. Eelkman Rooda en H. Vaarkamp
Verslag

Eerste resultaten Uici;gezondheidscentrum Nederiand; Ceesje Rotgers
Europees symposium over osteoarthritis bij de hond; Paul Overgaauw
Verslag van het tweede WVT-symposium; Henriëtte Vrieling
Southern European Veterinary Conference; Richard Nap

Voor de praktijl<

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Congressen en
symposia

KLINISCHE AVONDEN 2007

"Oogtmuma: over de splirjter en de balk",
Mw. Drs. S.C. Djajadiningrat-Laanen

"Angsthazen en stresskippen onder honden en katten",
Dr. M.B.H. Schilder

maandag 22 januari 2007 Van der Valk Hotel Nieuwerkerk a/d IJssel

donderdag 8 februari 2007 Van der Valk Hotel Eindhoven

donderdag 22 februari 2007 Van der Valk Hotel Schiphol A4 Hoofddorp

maandag 5 maart 2007 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn

maandag 19 maart 2007 Van der Valk Hotel Drachten

-ocr page 4-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloct van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Tesice

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.PC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen nict-lcden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niel-dierenartsen
wordt
vastgesteld door het bestuur.

;Postgiro/bank

\'Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
iDe Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,\':
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861;
en C en E bank N.V. Postbus 85100. 3508 Ac!
nr. 69 93 61 443.

Bestuur

Prof. dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 0^0-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

981

982

982

982

983

984

984

985

Uit de industrie

Nieuws uit de industrie

Voorzitterscolumn

Ca.stratieverbod een hot item; Frans van Dongen

Maatschappijnieuws

Onrechtmatig gebruik naam KNMvD

Deadline

In Memoriam

In memoriam A.G.G. Kok; I-lans Kok en Ronald van dessen

Personalia

Jubilea

Doorlopende agenda

Other article

Comparison of two walk-through footbaths on the prevalence of digital dermatitis

and interdigital dermatitis on a commercial diary farm; R.Jorritsma, B.J.C. Lansink and D. Döpfer

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401,2516 BC Den Haag
,Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

950

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden inde inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokicen. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index yeterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

Welzijn

Welzijn en QOL (quality of life) zijn niet meer weg te denken begrippen in ons hedendaagse
taalgebruik. Het zijn belangrijke, zo niet alles bepalende factoren in ons bestaan. Ziekte betekent
een meer of minder ernstige inbreuk hierop. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook zorg een
veel gebezigd woord is. Zorg (we nemen dan maar gemakshalve aan \'goede zorg j impliceert dat
de negatieve gevolgen van ziekte zo snel mogelijk teniet worden gedaan, dan wel dat de mogelijk
blijvende gevolgen daarvan geminimaliseerd worden en blijven. We (en vooral onze politici) zijn
dan ook bezorgd om ons zorgstelsel. Het wrange is vaak wel dat het dan met name de financiële
aspecten betreft en in veel mindere mate de inhoud.

Gezien de verkiezingsuitslag vindt een substantieel gedeelte van de kiezers dat dierenwelzijn in
het verleden onvoldoende aandacht op de politieke agenda heeft gekregen.
Diergezondheidszorg is in ieder geval wettelijk gereguleerd zoals u weer eens kunt vernemen
in de bijdragen met betrekking tot het veterinair tuchtrecht. Ook het besteden van de nodige
(basale) zorg aan dieren is aan wettelijke regels gebonden. Indien het daarbij misgaat is, zeker
bij landbouwhuisdieren, de oorzaak veelal een verstoord welzijn van de eigenaar zoals valt op te
maken uit de bijdrage vanuit het Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing Landbouwhuisdieren.
Een voorbeeld waarbij welzijn van mens en dier in negatieve zin blijkbaar hand in hand gaan.
De veterinaire gezondheidszorg in den brede en de daaraan gekoppelde zorg voor de
volksgezondheid is door onze samenleving wettelijk voorbehouden aan een beperkte, daartoe
gekwalificeerde, groep van de maatschappij. Voor bijna elke dierenarts, op welke plek en hij
welke organisatie dan ook werkzaam, is er dan ook op enigerlei wijze wel een verband met
gezondheidzorg. Goede zorg en (dier)welzijn zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarbij
is het niet wezenlijk van belang of het voetbaden betreft ter verbetering van klauwaandoeningen,
de preventie van leverbotinfecties, tandheelkundige zorg bij diverse diersoorten, dan wel een
gestructureerde aanpak van uiergezondheid. Ook veterinair blijkt jeugdzorg\' van wezenlijk
belang voor bijvoorbeeld het reduceren van de kans op het krijgen van osteoarthrose bij
paarden. Ook puppy en kitten party\'s en workshops dragen in die zin hij aan een goede zorg.
Onder goede gezondheidszorg valt ook zeker pijnbestrijding bij overigens niet of nauwelijks meer
beïnvloedbare aandoeningen zoals ostheoarthritis hij oudere honden. Het aspect welzijn is hij het
al dan niet castreren van een drachtige poes misschien van een iets andere orde van grootte en
leidt waarschijnlijk mede daardoor gemakkelijker tot meningsverschillen. In de organisatie van
de veterinaire zorg blijkt nog wel het een en ander voor verbetering vatbaar zoals blijkt uit een
inventarisatie van managementproblemen binnen een tiental dierenartspraktijken.
Onze Faculteit staat met haar onderwijs en onderzoek aan de basis van de veterinaire
gezondheidszorg in ons land. Zij doet dit uitermate goed gezien ook de brede internationale
waardering die de Faculteit kent. Voor de uitvoering hiervan krijgt zij financiële middelen (zoals
altijd echter ontoereikend) beschikbaar gesteld vanuit de overheid, dus vanuit onze samenleving.
Vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid die haar positie met zich meebrengt roep ik hij
deze de Faculteit op de lezers van het Tijdschrift meer dan tot nu toe mee te laten delen in haar
kennis en kunde middels publicatie in datzelfde tijdschrift. Een goed voorbeeld hiervan is mijns
inziens de oproep tot het doorsturen van honden met insidoom, welke gepaard gaat met een up-
date van diverse aspecten van deze aandoening. Een mooi voorbeeld van een win-win-situatie
zoals dat in goed modern jargon placht te heten. De invulling van veterinaire gezondheidszorg is
en blijft een gezamenlijke opgave.

Namens de gehele redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wens ik u allen alle goeds
toe voor 2007 en veel succes en veel voldoening bij de vervulling van uw \'zorgtaken \'.

Jan Vos

Uit

de redactie

T i i d sfihiiyi^^H

ISBSDH^I

Diergenees

-ocr page 6-

Vergelijking van twee soorten voetbaden op het voorkomen van
de dermatitis digitalis en dermatitis interdigitalis op een melkvee-
bedrijf

R. Jorritsma^*, B.J.G. Lans\'mk\' en D. Döpfer^

Overige artikelen

Samenvatting

In deze veldstudie zijn de effecten van doorloopvoetbaden
met respecetievelijk koperchelaat en formaline op het
vóórkomen van dermatits digitalis en dermatitis interdi-
gitalis op een rundveebedrijf vergeleken. Geconcludeerd
werd dat er op dit bedrijf geen verschil kon worden ge-
vonden in effect tussen de twee behandelingen voor de
kans op verbetering van dermatitis digitalis. De kans op
verbetering dan wel gelijkblijven van laesies van dermati-
tis interdigitalis was kleiner voor het doorloopvoetbad
met een koperchelaatoplossing ten opzichte van een door-
loopvoetbad met formaline.

Summary

Comparison of two walk-through footbaths on the preva-
lence of digital dermatitis and interdigital dermatitis on
a commercial dairy farm

This field trial was designed to evaluate the effect of treatment
with copper chelate or formalin walk-through footbaths on
the prevalence of digitalis dermatitis and interdigital dermati-
tis on a dairy farm. Although there
mw.? no difference in effect
between the two types of footbath, the probability that inter-
digital dermatitis improved or remained stable was lower with
the copper chelate footbath than with the formalin footbath.

Inleiding

Op Nederlandse melkveebedrijven wordt volop gebruikge-
maakt van doorloopvoetbaden ter behandeling en preventie
van klauwaandoeningen als dermatitis interdigitalis (stink-
poot) en dermatitis digitalis (ziekte van Mortellaro). Veelal
wordt hiervoor gebruikgemaakt van een verdunde (3-5%)
formaline handelsoplossing (veelal 40% formaldehyde). In
wetenschappelijke literatuur is aangetoond dat formaline de
prevalentie van diverse klauwaandoeningen verlaagt (1).
Omdat er mogelijk carcinogene effecten zijn voor mensen die
direct in contact komen met hogere concentraties formalde-
hyde, wordt er naar alternatieven gezocht. Ten tijde van deze
trial waren er in Nederland geen antibiotica geregistreerd
voor het gebruik in voetbaden. Het gebruik van voetbaden
met kopersulfaat is uit milieuoogpunt problematisch en zou
bovendien negatieve effecten kunnen hebben op de kaasbe-
reiding (7). De recentelijk op de markt gekomen middelen

\' Departement Landbouwhuisdieren. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit

Utrecht. Postbus SOI51. 3508 TD Utrecht.
^ Quantitative Veterinary Epidemiology Group. ASG, Wageningen UR, Lelystad.
Corresponderend auteur

Tijdschr Diergeneeskd 200y; iji: 949-952.

met koperchelaat zouden naar schatting dertig keer minder
koper bevatten en kunnen daarom een goed alternatief zijn.
De effectiviteit van dergelijke baden op de klauwgezondheid
in vergelijking met formaline is echter niet bekend. Het doel
van deze veldstudie was daarom te kijken naar het effect van
een doorloopbad met koperchelaat op de prevalentie van der-
matitis digitalis en dermatitis interdigitalis in vergelijking tot
een doorloopbad met formaline.

Materiaal en methode

De clinical trial vond plaats van oktober 2003 tot april 2004
op het onderwij sbedrijf van de Faculteit der Diergenees-
kunde, \'De Tolakker\'. Dit bedrijf had ongeveer vijftig melk-
koeien (>50% HF) die driemaal daags gemolken werden. De
gemiddelde 305 dagen productie was ongeveer 9500 liter
melk. Tijdens de trial stonden de koeien dag en nacht in een
stal voorzien van een roostervloer met een roosterschuif
In de genoemde periode is circa eenmaal per drie weken tel-
kens gedurende twee dagen een tweedelig doorloopvoetbad
gebruikt. De linkerkant was gevuld met koperchelaat (Hoof
clear*-) en de rechterkant met formaline. Voor het koper-
chelaatbad is op aanwijzing van de fabrikant een concentratie
gebruikt van 3 a 4% en voor het bad met formaline werd de
gebruikelijke concentratie van 4% handelsoplossing gebruikt.
Om te voorkomen dat de werkzaamheid van de baden door
verontreiniging met mest en verlies van vloeistof afnam, werd
de vloeistof in beide delen op de tweede dag aangevuld met
een hoeveelheid werkzame stof van dezelfde concentratie. De
klauwen van de koeien werden tijdens elke melkbeurt in de
melkstal schoongespoten, waarna de koeien in de terugloop
naar stal door de doorloopbaden liepen. De beide delen
hadden een lengte van drie meter en een diepte van vijftien
centimeter, waardoor een vloeistof niveau van ongeveer twaalf
centimeter kon worden bewerkstelligd. Beide delen waren
vijftig centimeter breed en stonden tegen de linker- en rech-
termuur van de terugloop van de melkstal opgesteld. De bak-
ken bedekten de halve breedte van de terugloop en stonden
achter elkaar opgesteld met een tussenruimte van ongeveer 75
centimeter om \'mixen\' van de baden zoveel mogelijk te voor-
komen. Tijdens het baden werd er voor gezorgd dat de koeien
op de juiste manier door de voetbaden liepen. Alle koeien die
gedurende de hele proefperiode aan de melk waren, werden
opgenomen in de studie. Dit leidde tot gegevens van 28 koei-
en met van elke koe steeds twee achterpoten.
De achterpoten van alle dieren werden in oktober voordat ze
voor de eerste keer door het bad liepen gescoord en bekapt
en dit werd herhaald in april 2004. Tussentijds zijn in februa-
ri 2004 alle dieren nogmaals bekapt en werd er achtmaal ge-
durende twee opeenvolgende dagen (zes melkmalen) gebruik-
gemaakt van de baden. Het scoren en bekappen van alle
poten werd steeds gedaan door dezelfde gediplomeerde
klauwbekapper, die niet op de hoogte was van de indeling

-ocr page 7-

van de poten. Het scoren van alle poten vond plaats volgens
een vast protocol om zodoende de kans op misclassificaties
te minimaliseren. Voor het scoren van dermatitis interdigita-
lis (DID, stinkpoot) is hiervoor gebruikgemaakt van het sys-
teem van Peterse en voor dermatitis digitalis (DD, ziekte van
Mortellaro) van het systeem van Döpfer (4,9)
Voor het vergelijken van het effect van de beide voetbaden op
DID en DD werd het Relatieve Risico (RR) en het bijbehorende
betrouwbaarheidsinterval berekend. Bij een RR van 1 is de
kans op verbetering van DID in beide groepen hetzelfde, terwijl
een significante afwijking daarvan wijst op een kleinere kans
op verbetering (RR<1) of een grotere kans op verbetering
(RR>1) (3). Voor de analyse is per dier nagegaan of de score is
verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd tussen oktober 2003
en april 2004. Voor DID houdt een verbetering in dat een koe
bijvoorbeeld is gegaan van stadium 3 naar stadium 2, stadium 1
of stadium O (of van stadium 2 naar stadium 1 of stadium O en
van stadium 1 naar stadium 0). Voor DD houdt verbetering in
dat een koe is gegaan van stadium M2 (acute, ernstige laesie)
naar stadium MO, M3 of M4. De RR is berekend voor de situa-
tie waarin \'gelijk gebleven\' gevoegd is bij verbeterd en ook
voor de situatie waarin \'gelijk gebleven\' is gevoegd bij ver-
slechterd. Er kan immers bij het gelijk blijven van de score be-
redeneerd worden dat er sprake is van een effect, omdat de sco-
re ondanks de aanwezige infectiedruk niet slechter wordt. Het
is ook mogelijk om een gelijkblijvende score te interpreteren
als een verslechtering, omdat de score niet verbetert. Door de
beide achterpoten van eenzelfde koe verschillend te behande-
len, is gecorrigeerd voor bijvoorbeeld ras, leeftijd, lactatie-
stadium of melkproductie. Alle berekeningen zijn uitgevoerd
met Winepiscope 2.0, waarbij voor de betrouwbaarheidsinter-
vallen gebruik is gemaakt van de logarithmische benadering.

Resultaten

De percentages van DID en DD in november en april staan
weergegeven in figuur 1. Het aantal gevallen van DID en DD
per in totaal 56 achterpoten is weergegeven in tabel 1.
De kans op verbetering/gelijk blijven van DID bij gebruik van
koperchelaat ten opzichte van formaline is
((4 2)/28)/((ll 8)/28) = 0.3 (95% betrouwbaarheidsinterval
0.1-0.7) (Tabel 2). De kans op verbetering van DID bij gebruik
van koperchelaat ten opzichte van formaline is (4/28)/(l 1/28) =
0.4 (95% betrouwbaarheidsinterval 0.1-1.0) (Tabel 2).
Het aantal poten waarvan de DD-score verbeterde was res-
pectievelijk vier bij het gebruik van de koperchelaatoplossing
en twee bij het gebruik van de formalineoplossing in het
doorloopvoetbad. De kansen op verbetering waren hiermee
niet significant verschillend van elkaar.

Tabel 1. Aantallen poten met verschillende classificaties voor dermatitis digitalis (DD) en dermatitis interdigitalis (DID) bij aanvang en aan het einde van

de veldstudie.

Classificatie

DD:

MO

Links

Oktober 2003

22

April 2004

22

Rechts

Oktober 2003

23

April 2004

22

Ml

5

0

3

1

M2

1

1

2

4

M3

0

5

0

1

M4

0

0

0

0

DID:

0

9

3

7

8

1

16

11

11

12

2

2

14

8

8

3

1

0

2

0

Beoordeelde poten

28

28

28

28

Discussie en conclusie

Gegevens van deze veldstudie geven aan dat de kans op ver-
betering of gelijk blijven van DID significant groter is bij ge-
bruik van een voetbad met formaline ten opzichte van een
voetbad met koperchelaat. Voor de kans op verbetering alleen
was dit effect net niet significant. Het effect van formaline op
het vóórkomen van DID wordt deels toegeschreven aan het
feit dat het hoorn minder vocht bevat en dus harder wordt (1).
Daarnaast is beschreven dat formaline een adstringerende en
bactericide werking heeft, die ook kan bijdragen tot een ver-
mindering van DID (2).

De prevalentie van DD op het bedrijf kwam overeen met de
gemiddelde prevalentie op Nederlandse bedrijven (circa 21
procent) en was daarmee duidelijk lager dan de prevalentie
van DID (zie Tabel 1 en Figuur 1) (5).

Figuur 1. Percentages DID (dermatitis interdigitalis) en DD (dermatitis
digitalis) in oktober 2003 (grijze balken) en april 2004 (zwarte balken).

Links Rechts

Koperchelaat DD Formaline

ri n

DID link, koperchelaai DiD rcchis formaline DD Imkikoperchelaai DD rcchis formaline

Links Rechts

Koperchelaat DID Fonnaline

Tabel 2. Resultaten per poot van het baden met koperchelaat respectieve-
lijk formaline op dermatitis interdigitalis (DID).

Verbeterd

Koperchelaat

4

Formaline

11

Totaal

15

Gelijk gebleven

2

8

10

Verslechterd

22

9

31

Totaal aantal poten

28

28

56

-ocr page 8-

Het valt sterk te betwijfelen of het resultaat van deze veld-
studie rechtstreeks is te extrapoleren naar een willekeurig
ander bedrijf Immers, de infectiedruk kan tussen bedrijven
aanzienlijk verschillen en daardoor kan het verschil in gevon-
den effect van de beide baden groter of veel kleiner worden
dan in deze studie is aangetoond (11). Daamaast zal ook de
manier waarop het baden is uitgevoerd van invloed zijn op
het resultaat. Hierbij moet gedacht worden aan het schoon-
maken van de klauwen, de tijdstippen van het bekappen van
de koeien, het aantal dagen en de intensiteit (driemaal daags)
waarop het baden is toegepast en de manier waarop de baden
zijn ververst. Tenslotte zijn er ook aanwijzingen dat de
gevoeligheid voor DID- en DD-infecries deels erfelijk zijn
bepaald, wat vanwege een bedrijfsspecifieke fokkerij conse-
quenties kan hebben voor het behalen van resultaten (10).
Afgezien van de genoemde factoren, kan de gekozen proef-
opzet van invloed zijn op de resultaten. Omdat de bestrijding
van de infectie verschillend was, kan de infectiedruk afwijken
van de situatie in de praktijk wanneer slechts van één van de
beide voetbaden gebruik wordt gemaakt. Omdat er bij het ge-
bruik van een voetbad met koperchelaat minder verbetering
plaatsvindt, is het mogelijk dat de infectiedruk daardoor ho-
ger blijft als er alleen gebruik wordt gemaakt van een voetbad
met koperchelaat. In dat geval zal de verbetering minder zijn
dan vastgesteld in dit onderzoek. Op dezelfde manier is het
mogelijk dat de infectiedruk lager zou zijn dan in deze studie
wanneer er alleen gebruik was gemaakt van een voetbad met
formaline, waardoor het effect van dit voetbad mogelijk is
onderschat. Wanneer de infectiedruk in belangrijke mate
wordt beïnvloed door het gebruik van de voetbaden, dan zal
het daadwerkelijke verschil in verbetering tussen de beide
voetbaden dus groter zijn dan in deze studie. De auteurs vra-
gen zich echter af of er in een relatief kortdurende studie
daadwerkelijk sprake is van een aanzienlijke verandering van
de infectiedruk. Daarom is gekozen voor een proefopzet die
een aantal andere voordelen biedt, zoals het zoveel mogelijk
uitsluiten van effecten van vloertype, ras, leeftijd en melkpro-
ductie, het uniformeren van het baden en de geschiktheid
voor evaluatie op één bedrijf met een relatief klein aantal die-
ren.

In dit onderzoek is getracht om de kans op misclassifïcaties
te minimaliseren door gebruik te maken van bestaande score-
systemen en steeds dezelfde, gediplomeerde klauwbekapper
te laten scoren en bekappen. Alhoewel dit leidt tot een conse-
quente manier van scoren, is het desondanks mogelijk dat er
systematisch verkeerd gescoord is. Omdat in deze studie is
gekeken naar het verbeteren of verslechteren van de klauw-
score, kan een dergelijke systematische fout slechts een be-
perkt effect hebben gehad op de resultaten.
In deze veldstudie werd geen verschil gevonden tussen beide
voetbaden voor de kans op verbetering of gelijk blijven van
DD. Afgezien van de hierboven genoemde beperkingen van
de proefopzet, heeft ook de lage prevalentie van DD
(ongeveer twintig procent) er op dit bedrijf toe bijgedragen
dat er tussen de twee behandelingen kleine verschillen waren
in het aantal verbeterde poten (twee bij gebruik formaline en
vier bij gebruik van koperchelaat). Dergelijke kleine verschil-
len zijn in een kleine studie niet significant, wat geïllustreerd
wordt met het feit dat er voor het aantonen van een verschil in
DD prevalentie van tien procent en twintig procent bijna
tweehonderd koeien nodig zijn (Winepiscope 2.0).
In case-control-studies is het gebruik van formalinebaden
zowel positief als negatief gerelateerd gebleken met het voor-
komen van DD (12). In dergelijke studies is helaas niet na te
gaan of door het baden de problemen met DD toenemen of
dat er besloten is tot het baden naar aanleiding van problemen
met DD. In een Zweedse studie is het gebruik van een koper-
houdend voetbad in combinatie met het steeds vooraf twee-
maal desinfecteren van de klauwen geëvalueerd (8). Na
47 dagen baden in het weideseizoen met een tussentijd van
ongeveer tien dagen bleek er meer genezing van DD op te tre-
den bij gebruik van het koperhoudende voetbad in vergelijk
tot een voetbad met water. Het aantal nieuwe gevallen van
DD was overigens gelijk tussen beide groepen. Andere au-
teurs geven aan dat het effect van doorloopvoetbaden op DD
vaak beperkt is en concluderen dat individuele behandeling
met oxytetracycline algemeen wordt gezien als de best onder-
bouwde en veel gebruikte therapie voor het onder controle
houden van deze aandoening (6).

We concluderen dat op dit bedrijf het beschreven gebruik van
voetbaden met koperchelaat voor preventie en genezing van
DID geen goed alternatief vormt voor voetbaden met forma-
line. Er zijn geen verschillen gevonden tussen de beide voet-
baden op het voorkomen van DD.

Dankzegging

De auteurs zijn de medewerkers van de Tolakker veel dank
verschuldigd voor de assistentie gedurende deze veldstudie.

Literatuur

1. Arkins S, Hannan J and Sherington J. Effects of formalin footbathing
on foot disease and claw quality in dairy cows. Vet Ree 1986; 118 (21):
580-583.

2. Comelisse JJ, Peterse DJ and Toussain-Raven E. Formalin foot baths in
the prevention of interdigital dermatitis in cattle. Tijdschr Diergeneeskd
1982; 107(22): 835-840.

3. Dohoo IR, Martin M and Stryhn H. Veterinary epidemiologic research.
1 ed. Charlottetown: AVC Inc.; 2003.

4. Dopfer D, Koopmans A, Meijer FA, Szakall 1, Schukken YH, Klee W,
Bosma RB, Comelisse JL, Asten AJ van and Huurne AA ter Histologi-
cal and bacteriological evaluation of digital dermatitis in cattle, with
special reference to spirochaetes and Campylobacter faecalis. Vet Rec
1997; 140(24): 620-623.

5. Holzhauer MH, Hardenberg C, Bartels CJM and Frankena K. Herd-
and Cow-level prevalence of digital dermatitis in the Netherlands and
associated risk factors. J Dairy Sci 2006; 89: 580-588.

6. Laven R and Logue DN. Treatment strategies for digital dermatitis for
the UK. The Veterinary Journal 2006; 171: 79-88.

7. LNV Melkwinning. 2nd ed. Wageningen; 1973.

8. Manske T, Hultgren J and Bergsten C. Topical treatment of digital der-
matitis associated with severe heel-horn erosion in a Swedish dairy
herd. PrevVetMed 2002; 53 (3): 215-231.

9. Peterse DJ. Lameness in cattle. In: 14th Int. Conference on diseases of
cattle; 1986; Dublin, Ireland: 1986: p. 1015-1023.

10. Smit H, Verbeek B, Peterse DJ, Jansen J, McDaniel BT and Politiek RD.
Genetic aspects of claw disorders, claw measurements and \'type\' scores
for feet in friesian cattle. Livest Prod Sci 1986; 15 (3): 205-217.

11. Somers JG, Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN and Metz JH. Pre-
valence of claw disorders in Dutch dairy cows exposed to several floor
systems. J Dairy Sci 2003; 86 (6): 2082-2093.

12. Somers JG, Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN and Metz JH. Risk
factors for digital dermatitis in dairy cows kept in cubicle houses in The
Netherlands. Prev Vet Med 2005; 71 (1 -3): 11 -21.

Artikel ingediend: 4 april 2006
Artikel geaccepteerd: 4 september 2006

-ocr page 9-

Mastitis? Rilexine 200 LC!

Wach«.,

MirHmaa\\. V le nemen wKlnOiia.
Koe-. V\\eev Ä dagen

W _ 1 uut o\\ AO n*»ki*al

/ BREED WERKINGS- —
SPECTRUM
 I

/ EFFECTIEF ^

/ KORTE WACHTTIJD ■
/ BETROUWBAAR P

EFFECTIEF KORTSTE WACHTTIJD

Rilexine 200

Lactating Cow

Het gemicroniseerde cefalexine in Rilexine 200 LC dringt
snel en diep in het uierweefsel door waardoor een hoge ef-
fectiviteit tegen klinische mastitis wordt verkregen.

Door de betrouwbare uitscheidingstermijn bedraagt
de wachttijd voor melk slechts 2 dagen. Dit bete-
kent een enorme besparing op de behandelingskosten.

Het innovatieve pootbandje (in iedere doos ingesloten) at-
tendeert op de (kortste) wachttijd. Dus minder risico en
minder verlies.

NIEUW!

Uniek pootbandje

, I nde wachttijd

QEIDDS-^

\\ftrt>eicz

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

INE 200 LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaakt door
.\'falexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosponnen. BIJWERKINGEN
DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE 1 injector per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht : 6 dagen. SPECIALE VOOR-
SMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HET MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE
ZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 "C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA
lieer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tek 0342 ~ 427 127. Fax: 0342 - 490 164. lnfo@>virbac.nl

-ocr page 10-

Nieuws

Begeleidingvantop-
sportpaarden

Op 26 en 27 januari 2007 zullen gere-
nommeerde sprekers uit de Verenigde
Staten, Groot-Brittanië en Spanje tij-
dens Jumping Amsterdam 2007 onder
leiding van voorzitter Gertjan ter Heijden voordrachten geven
over de begeleiding van topsportpaarden tijdens het derde
Veterinary Sport Horse Congress.

Op vrijdag 26 januari komen behalve de veterinaire begelei-
ding van sportpaarden diverse orthopedische problemen aan
bod. Dr. James Orsini (University of Pennsylvania, New Bol-
ton Center), schrijver van het boek
Manual of Equine Emer-
gencies
en dr. Richard Mitchell, een van de veterinaire bege-
leiders van het Amerikaanse team, komen naar Amsterdam
om hun kennis te delen. Naast deze twee \'keynote speakers\'
zullen ook dr. Jorge de la Calle uit Spanje en dr. Andy Bathe
naar Amsterdam komen.

Zaterdag 27 januari is opgezet voor de meer gespecialiseerde
dierenarts die zich wil verdiepen in pezen en peesproblemen.
U kunt zich apart opgeven voor het \'Meet the Specialist\'-pro-
gramma, dat geheel in het teken staat van \'Managing the
equine athlete\'s tendons and ligaments\'. Na dit ochtend-
programma wordt \'s middags verder ingegaan op pijnbestrij-
ding bij paarden.

Naast de toegang tot het congres en lunch en diner aan de
piste heeft u de mogelijkheid om de avondprogramma\'s van
Jumping Amsterdam te bezoeken. Voor meer informatie en
aanmelding kunt u de internetsite
www.proveto.nl bezoeken.

Nieuws

Rectificatie artikel ^Eindrap-
portage Werkgroep Gecertifi-
ceerde Dierenartspraktijken\'

In het artikel \'Eindrapportage Werkgroep Gecertificeerde
Dierenartspraktijken\' stond een aantal onvolledigheden
met betrekking tot het MKB GroeicertificaatTM waar de
heer Ab Borg (directeur en senior adviseur van Qualiborg)
ons op attendeerde.

Zo wordt in het artikel gesteld dat het MKB Groeicertifi-
caatTM jn wezen niet anders is dan een aangepast ISO-cer-
tificaat. Dit is onjuist. De enige relatie met ISO is het
proefschrift van Maathuis van waaruit vervolgens het
MKB Groeicertificaat™ is ontwikkeld.
Ook wordt in het artikel gesteld: "Een mogelijk voordeel
van MKB GroeicertificaatT"^ zou zijn dat er een uitgebrei-
de sessie met alle medewerkers moet plaatsvinden." Waar
het echter om gaat is dat een systeem zonder systematisch
tot stand gekomen draagvlak voor een praktijk in feite een
risicofactor en kostenpost vormt.

Tenslotte moet worden opgemerkt dat volgens Europese
regelgeving de klant mag eisen dat de leverancier aan-
toont dat hij kwaliteit levert. Hij kan dat aantonen met een
geaccrediteerd certificaat. Dat kan ISO zijn, maar dat is
- blijkt uit jurisprudentie - bepaald geen must.

GT

- OPENING -

Binnenkort openen wij onze deuren om U kennis te laten maken met
onze nieuwe mogelijkheden van

COMPUTER TOMOGRAFIE

bij GEZELSCHAPSDIEREN en PAARDEN

Noteert U alvast in Uw agenda:

GEZELSCHAPSDIEREN

PAARDEN

Nadere informatie volgt.

donderdag 15 februari 2007
vrijdag 16 februari 2007

-ocr page 11-

Nieuws

Gorilla\'s sterven aan ebola

Het ebolavirus is verantwoordelijk voor massale sterfte onder
Afrikaanse gorilla\'s. Deze ziekteverwekker veroorzaakt sinds
enkele jaren uitbraken gevolgd door massale sterfte, met
name onder gorilla\'s, melden biologen in het vakblad
Science.
Die sterfte was al eerder opgevallen, maar onderzoekers be-
twijfelden of het virus er echt de hand in had.
Een sterke aanwijzing voor de rol van ebola was dat de sterf-
teperiodes bij apen gedeeltelijk samenvielen met uitbraken
van ebola bij de mens, die eveneens gevoelig is voor het
virus. Om zekerheid te krijgen zijn de biologen nagegaan of
de dode apen het virus bij zich droegen. De onderzoekers
verrichtten hun veldwerk in het Lossi-wildreservaat in het
noordwesten van de Republiek Congo. Ze troffen tien groe-
pen aan, bestaande uit 143 individuen.
Tijdens een uitbraak van ebola, in de winter van 2002-2003,
vonden de biologen een flink aantal karkassen van gorilla\'s in
het woud. Die bleken merendeels met ebola geïnfecteerd.
Toen de epidemie was uitgeraasd, waren er van de 143 goril-
la\'s nog maar 13 over. Een jaar later richtte een volgende uit-
braak net zo\'n verwoesting aan. Van de 95 geobserveerde
apen stierven er nu 91.

Uitgaande van deze cijfers hebben de biologen een schatting
gemaakt van het totale aantal gorilla\'s dat aan het virus is be-
zweken. Uitkomst: tussen 2001 en 2005 zijn vermoedelijk
5500 gorilla\'s aan ebola overleden. Als dit zo doorgaat, vre-
zen ze, zal de combinatie van jacht, ontbossing en een dode-
lijk virus snel leiden tot het uitsterven van de gorilla.
Bron: trouw

Uitkomsten NVAenquête arbeids-
ongeschiktheidsverzekeraars

De sectie Mediae van de NVA heeft haar jaarlijkse onderzoek
van arbeidsongeschiktheidsverzekeraars gehouden. Net als in
2004 en 2005 komt Movir als beste naar voren. In de enquête
worden de premies en voorwaarden van een zestal arbeidson-
geschiktheidsverzekeraars vergeleken. Het intermediair waar-
deerde Movir op vrijwel alle punten nog hoger dan vorig jaar.
Het intermediair beoordeelde de maatschappijen op verschil-
lende punten, waaronder ondersteuning en schade. De hoog-
ste resultaten werden behaald op de onderdelen voorwaarden
(8.2), software (7,9) en preventie (7,8). Uit het onderzoek
blijkt dat Movir verreweg de beste voorwaarden biedt. Ook
de samenwerking met Movir wordt door het intermediair
goed gewaardeerd, zij gaven hiervoor een 7,6.

CO^ als bedwelmingsmiddel
voor dieren

Minister Veerman van LNV is niet van plan CO^ als bedwel-
mingsmiddel voor dieren te verbieden. Het bedwelmen van
varkens door middel van CO^ is door de EU toegestaan. Bo-
vendien is uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat
stress die kan ontstaan bij de groepsgewijze bedwelming in
de tijd tot de dieren het bewustzijn verliezen, opweegt tegen
de stress die ontstaat als gevolg van het separeren en indivi-
dueel verdoven via elektronische bedwelming.
Veerman schrijft dat in antwoord op vragen vanuit de Tweede
Kamer. Parlementariërs van GroenLinks, SP, PvdA en D66
zetten vraagtekens bij de gasmethode omdat het vergassings-
proces zich volledig aan het zicht onttrekt. Daardoor zou het
onmogelijk zijn om te controleren of voldaan kan worden aan
de wettelijke vereiste dat \'de dieren elke vermijdbare opwin-
ding of pijn of elk vermijdbaar lijden wordt bespaard\'. Ook
wilden de kamerleden weten of het gebruik van CO^ bij
ruimingen wel legaal is.

Verplichte werkgeversbijdrage
kinderopvang

Vanaf 1 januari 2007 gaan werkgevers verplicht bijdragen
aan de kosten van kinderopvang. Dit gebeurt via een verho-
ging van de WW-premie voor werkgevers. Werkende ouders
ontvangen voortaan van de Belastingdienst/Toeslagen een
vaste toeslag van een derde deel van de kosten en een inko-
mensafhankelijke kinderopvangtoeslag. Op de site van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(www.izw.
nl)
kunt u meer informatie vinden over de regeling.

250e deelnemer aan Puppy en
Kitten Party(R)-workshop

Twee keer per jaar wordt er voor dierenartsassistenten een
Puppy en Kitten Party®-workshop georganiseerd. In een mid-
dag krijgen assistenten toegespitste informatie over het orga-
niseren van een Puppy of Kitten Party® bij hen in de praktijk.
Daphne de Vos van dierenkliniek De Ronde Venen uit
Mijdrecht werd kortgeleden als 250e deelnemer verwelkomd
en kreeg een bos bloemen uitgereikt. Samen met de andere
assistenten organiseert zij diverse serviceprogramma\'s, zoals
een groeiprogramma voor grote rassen (met voedings- en
bewegingsadvies) en Puppy Party\'s.

Voor meer informatie of het inschrijven voor de volgende
Puppy en Kitten Party®-workshop op woensdag 6 juni 2007
kunt u bellen met 035-6255185. Alle informatie staat ook op
de websites
www.puppyparty.nl en www.kittenparty.nl.

-ocr page 12-

Het Insulinoom en Diabetes Mellitus bij de hond

Oproep tot het doorsturen van honden met insulinoom voor onderzoek

en operatie

Mariëlle van Erp, Hans Kooistra, Sara Galac en Jolle Kirpensteijn\'

Het insulinoom bij de hond is een
insuline-producerende tumor van
de B-cellen van de pancreas. De on-
gecontroleerde insulinesecretie
leidt tot een overmaat aan insuline,
waardoor verschijnselen van hypo-
glycaemie kunnen optreden. Bij di-
abetes mellitus daarentegen is
sprake van een absoluut of relatief
tekort aan insuline, met als gevolg hyperglycaemie.

Doordat het insulinoom en diabetes mellitus beide ziekten
van de B-cellen van de pancreas zijn met tegengestelde gevol-
gen, respectievelijk overmaat en tekort aan insuline, zijn deze
ziekten met elkaar verbonden. Vanwege dit verband is het
Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de
Faculteit der Diergeneeskunde dan ook zeer geïnteresseerd in
het canine insulinoom bij het onderzoek naar nieuwe behan-
delmethoden voor diabetes mellitus.

Via dit artikel willen wij daarom dierenartsen oproepen om
honden met een verdenking van insulinoom door te sturen
naar de Faculteit. Het artikel gaat allereerst in op de kenmer-
ken van het canine insulinoom, waarna de strekking van het
onderzoek zal worden toegelicht.

Het canine insulinoom nader bekeken

Oudere en grotere honden meer risico
Hoewel het insulinoom bij de hond niet frequent gezien wordt
is het ziektebeeld toch vaak beschreven in de literatuur. Al in
1935 werd door Slye and Wells de eerste casus van hypogly-
caemie geassocieerd met een B-cel tumor beschreven (1). Het
canine insulinoom is sindsdien bij vele hondenrassen gediag-
nosticeerd, maar vaker bij honden van middelgrote tot grote
rassen. Als rassen die mogelijk gepredisponeerd zijn, worden
genoemd de boxer (2-5), Ierse setter (2-5), Duitse herder
(2-5), labrador retriever (3), golden retriever (4), fox terrier
(5), poedel (5) en collie (5). Er is geen sprake van geslachts-
predispositie (2-5). Het insulinoom wordt vooral gediagnos-
ticeerd bij honden van middelbare leeftijd en bij oudere hon-
den, maar jongere honden worden ook sporadisch genoemd
in de literatuur. In feite loopt daarom elke volwassen hond
risico (2,4).

Hypoglycaemie

Uit en
voor de
praktijk

Bij het insulinoom wordt er een overmaat aan insuline gepro-
duceerd en is de regulatie van de insuline-afgifte verstoord.
Insuline is een anabool hormoon. Het verhoogt de glucose-
opname door de weefsels, stimuleert de opslag van energie in

Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergenees-
kunde. Universiteit Utrecht. P.O. Bo.x 80.154. 350H TD Utrecht. M.G.M.vanErp@
students.uu.nl. J.Kirpensteijn@vet.uu.nl, H.S.Kooistra@vet.uu.nl, S.Galac@vet.
uu.nl

de vorm van vet en glycogeen en het remt de gluconeogenese
en de lipolyse. Insuline kan de glucosespiegel daarmee op
twee manieren doen dalen: door een verhoogd verbruik van
glucose door de weefsels en door een vermindering van de
glucoseproductie (5). Wanneer de glucosespiegel vervolgens
te ver dreigt te dalen, wordt de insuline-afgifte via een feed-
back-mechanisme afgeremd. Het insulinoom echter is ver-
minderd gevoelig voor deze feedback, waardoor hypoglycae-
mie het gevolg kan zijn.

Insulinomen bij de hond zijn vrijwel altijd maligne
In de meerderheid van de insulinomen gaat het bij de hond
om maligne tumoren (3-5). Het onderscheid tussen benigne
en maligne wordt in dit geval gemaakt op basis van de aan-
wezigheid van metastasen en het verloop van de ziekte (3),
omdat insulinomen hun maligne eigenschappen op histolo-
gisch niveau zeer goed kunnen verbergen (5). Metastasering
treedt snel op en met name naar de lever en de regionale Iym-
feknopen (2,4, 5). Lymfeknopen die aangedaan kunnen zijn,
zijn de duodenale en intrahepatische lymfeknopen, de lymfe-
knopen van de milt en de grote mesenteriale lymfeknopen
(2). Foto 1 laat een insulinoom in de rechter lobus van de pan-
creas zien, vlakbij het duodenum.

Verschijnselen

De klinische verschijnselen die optreden bij het insulinoom
worden alle direct of indirect door hypoglycaemie veroor-
zaakt. Met name het centraal zenuwstelsel ondervindt gevol-
gen; het zenuwweefsel gebruikt immers vooral glucose als
brandstof Daarbij komt nog dat het glucosetransport door de
bloedhersenbarrière niet wordt gestimuleerd door insuline
maar alleen afhankelijk is van diffusie, waardoor de zenuw-
cellen gedepriveerd raken van glucose (neuroglucopenie).

-ocr page 13-

Verder zijn de verschijnselen geassocieerd met een verhoogde
sympaticotonus; hypoglycemic is namelijk een potente sti-
mulus voor de afgifte van catecholamines en glucocorticoi-
den(5).

Verschijnselen die kunnen optreden bij het insulinoom zijn
dan ook onder andere convulsies, zwakte van de achterpoten
of gegeneraliseerde spierzwakte, collaps, tremoren, inspan-
ningsintolerantie, abnormaal gedrag (onder andere nervosi-
teit, desoriëntatie), stupor en ataxie (2-5). Vaak treden deze
verschijnselen intermitterend op tijdens gebeurtenissen die
de glucosespiegel nog verder doen dalen. Hierbij moet ge-
dacht worden aan:

- vasten, waarbij de insuline-secretie onverminderd blijft
doorgaan;

- inspanning, opwinding of stress; een toegenomen verbruik
van glucose zonder dat de insuline-afgifte afneemt;

- voedsel; de postprandiale stijging van het bloedglucose
kan leiden tot een excessieve insuline-afgifte door respon-
sieve tumorcellen (5).

In het verloop van het ziektebeeld zullen de hypoglycaemi-
sche episodes elkaar steeds sneller opvolgen en toenemen in
ernst. Tussen de episodes in zijn de patiënten vrijwel nor-
maal, maar bij een langdurige hypoglycaemische periode kan
irreversibele hersenbeschadiging optreden (5).

(Differentiële) Diagnose

Om tot de waarschijnlijkheidsdiagnose van insulinoom te
komen kan \'Whipple\'s Triad\' gebruikt worden, bestaande uit
de volgende drie punten:

1. klinische verschijnselen van hypoglycaemie;

2. een plasma glucosespiegel van < 2,8 mmol/L in gevaste
toestand (ref 4,2-5,8 mmol/L);

3. vermindering van de neurologische verschijnselen na glu-
cosetoediening of voedsel verstrekken (3, 5).

Deze punten kunnen echter ook passen bij andere oorzaken
van hypoglycaemie, welke daarom meegenomen moeten
worden in de differentiële diagnose (5). Hoewel het insuli-
noom een belangrijke oorzaak is voor hypoglycaemie bij de
volwassen hond kan ook gedacht worden aan tumoren buiten
de pancreas (zoals maligne lymfoom, mammacarcinoom,
primaire longtumoren, verschillende typen levertumoren)
(3, 5) ernstige leverziekte (3, 5), drachtigheidstoxemie (5),
sepsis (3,5), hypoadrenocorticisme (3,5), uithongering al dan
niet in combinatie met malabsorptie (3, 5), hunting dog hypo-
glycaemie (3, 5), en medicijnen (sulfonylurea, insuline) P).
Opvallend in het onderzoek van Caywood
e( al. (1988) was
het feit dat bijna een derde van de honden behandeld werd
met anti-epileptica voordat de diagnose insulinoom werd ge-
steld. Vanwege de aanvallen die kunnen optreden bij het insu-
linoom zijn practici blijkbaar geneigd te denken aan een vorm
van epilepsie (3). Het onderkennen van de hypoglycaemie is
daarom essentieel bij het stellen van de diagnose insulinoom.
Bepaling van de serum insulineconcentratie middels radioim-
munoassay is de volgende stap. Normaliter is de insuline-
concentratie laag wanneer de glucosespiegel laag is. Wanneer
daarentegen de insulineconcentratie op een moment van hy-
poglycaemie verhoogd is, wordt de diagnose insulinoom zeer
waarschijnlijk (4). Echter ook bij een normale insulinecon-
centratie tijdens hypoglycaemie kan er sprake zijn van een in-
sulinoom, dan spreken we van een relatief verhoogde spiegel.
Als er in gevaste toestand geen hypoglycaemie kan worden
aangetoond maar de verdenking van insulinoom nog steeds
bestaat, maken sommige auteurs gebruik van provocatie mid-
dels de glucagon-tolerantietest (4, 5). Na intraveneuze injec-
tie stimuleert glucagon de glycogenolyse en stijgt de glucose-
concentratie in het bloed. Er worden bloedmonsters genomen
op O, 1, 15, 30, 45, 60, 120 en 180 minuten. Bij honden met
een insulinoom vertoont de glucosespiegel een minder hoge
piek dan normaal en zal er binnen zestig minuten weer hypo-
glycaemie zijn. In kleine hoeveelheden stimuleert glucagon
echter ook de secretie van insuline. Daarmee is het een po-
tentieel gevaarlijke test, omdat het een ernstige aanhoudende
hypoglycaemie tot gevolg kan hebben (5).
Bij routine bloedonderzoek is hypoglycaemie de enige abnor-
maliteit die steeds wordt gevonden door de verschillende
onderzoekers (4, 5). Af en toe wordt een verhoging van lever-
enzymen gevonden, hiermee kan echter geen metastasering
naar de lever gediagnosticeerd worden (5).
Röntgenfoto\'s van abdomen en thorax dragen niet bij aan het
stellen van de diagnose (5). Andere beeldvormende technie-
ken kunnen echter wel behulpzaam zijn. Met behulp van
computed tomography (CT) kunnen de meeste primaire
tumoren geïdentificeerd worden, en in sommige gevallen
tevens metastasen naar regionale lymfeknopen. Helaas wor-
den hierbij ook regelmatig vals-positieve laesies gevonden.
Ook middels transabdominale echografie kunnen primaire
tumoren veelal worden gedetecteerd, maar metastasen wor-
den minder snel aangetoond dan met CT. Het is echter een
prima methode voor de initiële evaluatie van honden met hy-
poglycaemie (6).

Hoewel CT veel primaire tumoren identificeert, wordt de
gouden standaard voor het diagnosticeren van insulinomen
nog altijd gevormd door intra-operatieve exploratie van de
pancreas (3, 6). Door middel van zorgvuldige inspectie en
palpatie van met name de pancreas, de regionale lymfekno-
pen, de lever en het mesenterium kunnen primaire tumoren
en metastasen gelokaliseerd worden (5).
Histologisch onderzoek van neoplastisch weefsel bevestigt
de diagnose vervolgens definitief (3, 5).

Therapeutische mogelijkheden

Hoewel canine insulinomen in het algemeen maligne zijn
wordt chirurgische excisie aangeraden. Chirurgie is vaak niet
curatief maar wel palliatief en meestal levensveriengend (4,
5, 7, 8).

Tijdens de operatie kunnen verschillende situaties worden
aangetroffen:

- een enkele nodulus in de lobus dextra, lobus sinistra of
corpus van de pancreas;

- multipele noduli in de pancreas;

- een gedissemineerde vorm die alleen microscopisch zicht-
baar is (5).

Bovengenoemde situaties kunnen zich voordoen al dan niet
in combinatie met zichtbare of palpabele metastasen (5).
Om zoveel mogelijk neoplastisch weefsel te verwijderen kan
partiële pancreatectomie worden toegepast, en indien nodig
excisie van lymfeknopen en/of partiële hepatectomie (3). De
\'suture-fracture\' methode (foto 2), is de techniek waarmee
neoplastisch weefsel het beste verwijderd kan worden, inclu-
sief randen van vijf millimeter normaal pancreasweefsel. De
hechting van oplosbaar monofilament materiaal wordt om de
pancreas gelegd en strak aangetrokken en geknoopt (foto 3).
In geval van wijdverbreide metastasering of wanneer de tu-
mor zich op een niet-resectabele plaats bevindt kan medica-
menteuze behandeling of euthanasie worden overwogen (7).
Medicamenteuze behandeling met diazoxide (Proglycem®,

-ocr page 14-

off-label use) of glucocorticoïden (prednison) kan plaats-
vinden als alternatief of in combinatie met chirurgie (4).
Diazoxide verhoogt de glucosespiegel vooral door middel
van directe remming van de insulineafgifte, maar ook door
stimulatie van de glycogenolyse en remming van de glucose-
opname door de weefsels (3,4, 8). Bijwerkingen die kunnen
optreden zijn ptyalisme (speekselen), braken en anorexie (3,
4). Glucocorticoiden antagoneren de effecten van insuline op
celniveau en stimuleren glycogenolyse en gluconeogenese.
Hierbij moet echter worden opgepast voor iatrogene inductie
van het syndroom van Cushing (8).

Ter ondersteuning van medicamenteuze behandeling of in af-
wachting van de operatie kunnen frequent kleine beetjes
eiwitrijke voeding worden verstrekt. Als zich onverhoopt
toch een hypoglycaemische crisis voordoet kan deze onder
controle worden gebracht door middel van orale toediening
van een glucose-houdende vloeistof (bijvoorbeeld siroop) of
door langzame intraveneuze injectie van een vijftig procent
dextrose-oplossing (0,5 - 1,0 ml/kg) (5).

Prognose

De prognose van het canine insulinoom is in elk individueel
geval anders maar op de lange termijn is de prognose ge-
reserveerd. De prognose is met name afhankelijk van de aan-
of afwezigheid van metastasen (3), de lokalisatie van de me-
tastasen (3) en de behandelmethode (4). Verder lijkt ook
leeftijd van belang te zijn: jongere honden hebben een signi-
ficant kortere overlevingsduur dan oudere honden (3). Na-
tuurlijk speelt de motivatie van de eigenaar ook een grote rol
bij de overlevingsduur van de hond (8).
Met chirurgische behandeling overleven de honden bedui-
dend langer dan wanneer alleen medicamenteus behandeld
wordt. Indien er geen complicaties optreden na de operatie is
de overlevingsduur die gerapporteerd wordt gemiddeld onge-
veer twaalf tot achttien maanden, maar er zijn behoorlijke
uitschieters naar beneden en naar boven waargenomen (4, 7,
8). De post-operatieve glucosespiegel is van voorspellende
waarde hierbij: honden die na de operatie een normale of ver-
hoogde glucosespiegel hebben, blijken langer te overleven
dan honden die hypoglycaemisch blijven (7). Wanneer er al-
leen wordt behandeld met prednison wordt een gemiddelde
overlevingsduur van slechts 74 dagen genoemd (8).
Veelal treedt in de loop der tijd echter recidivering van de tu-
mor op, door uitgroei van tijdens de operatie niet waarneem-
bare metastasen. En daarmee keren vroeg of laat ook de ver-
schijnselen van hypoglycaemie terug. Bij veel van deze
dieren is tijdelijk frequent voeden voldoende (om de twee è
drie uur) om de situatie onder controle te houden, zo niet dan
kan medicamenteuze behandeling (aanvankelijk) verbetering
geven (4). Ook een tweede operatie behoort tot de mogelijk-
heden bij recidive.

Concluderend kunnen we zeggen dat, hoewel insulinomen
meestal maligne zijn, chirurgie een goede therapeutische op-
tie is om de levensduur te verlengen en de kwaliteit van leven
te verbeteren. Wanneer de operatie geslaagd is zal de patiënt
geruime tijd zonder medicijnen kunnen leven. Tevens kan er
met behulp van de bevindingen tijdens de operatie een betere
prognose worden gegeven.

De rol van groeifactoren bij het insulinoom en de relatie
met diabetes mellitus

Diabetes meiiitus: alternatieven voor insulinetherapie
Diabetes mellitus is een ziekte die, in tegenstelling tot het in-
sulinoom, gekarakteriseerd wordt door een te geringe insuli-
nesecretie door de ß-cellen van de pancreas. Hierdoor ont-
staat een tekort aan insuline, wat hyperglycaemie tot gevolg
heeft. Met behulp van synthetische insulinepreparaten en
regelmatige monitoring van het bloedglucose kan diabetes
mellitus min of meer onder controle gehouden worden, maar
het kan de glucosehomeostase lang niet zo perfect reguleren
als de endogene ß-cellen dat zelf kunnen.
Daarom richten onderzoekers, zowel in de humane als de
veterinaire geneeskunde, zich nu op andere therapeutische
benaderingen van diabetes mellitus. Een veelbelovende bena-
dering wordt gevormd door transplantatie van B-cellen. Dit
kan plaatsvinden middels pancreastransplantatie en middels
transplantatie van alleen de eilandjes van Langerhans. Beide
vormen van ß-celtransplantatie zijn inmiddels met succes
experimenteel uitgevoerd bij mensen met diabetes mellitus,
maar helaas zijn deze methoden voorlopig nog niet op grote

-ocr page 15-

schaal bruikbaar. De toepassing van eilandjestransplantatie is
beperkt omdat de hoeveelheid ß-cellen beperkt is: minder dan
twee procent van de humane pancreas wordt gevormd door
ß-cellen. Ook is het isoleren van eilandjes van Langerhans uit
donorweefsel (nog) inefficiënt en sterven veel eilandjes af na
isolatie (8). Verder is er nog altijd een tekort aan donoren.
Een andere therapeutische benadering richt zich op het aan-
wenden van de regeneratieve capaciteit van de pancreas. Dit
probeert men te bereiken middels het stimuleren van de vor-
ming van nieuwe B-cellen. Dit zou bereikt kunnen worden
door middel van differentiatie van endocriene stamcellen of
voorlopers in de pancreas, of door replicatie van reeds be-
staande ß-cellen. Het bestaan van endocriene stamcellen in
de volwassen pancreas werd tot voor kort in twijfel getrok-
ken. Zeer recent onderzoek van Hao
et al. (2006) ondersteunt
echter het bestaan van endocriene stamcellen in de adulte
pancreas (9), wat mogelijkheden biedt voor de toekomst.

Groeifactoren en het canine insulinoom

Voor het bevorderen van de regeneratie- en differentiatie-
capaciteit van de pancreas zullen groeifactoren nodig zijn.
Ook zullen groeifactoren van groot belang zijn voor de ver-
dere ontwikkeling van ß-celtransplantatie op grotere schaal.
Er zal namelijk in de nabije toekomst getracht worden een
canine ß-cellijn op te zetten. Gezonde ß-cellen hebben echter
een beperkte groeipotentiaal, welke middels groeifactoren
vergroot zal moeten worden om een stabiele cellijn te ver-
krijgen. Deze cellijn zal van groot belang kunnen zijn voor
toekomstig onderzoek met betrekking tot canine ß-cellen en
therapeutische opties voor diabetes mellitus.
Bovenstaande redenen hebben ertoe geleid dat groeifactoren
tot onderwerp van interesse zijn geworden voor het Insuli-
noma Research Project van het Departement Geneeskunde
van Gezelschapsdieren. Het canine insulinoom is hierbij tot
onderzoeksobject gekozen, omdat canine insulinomen be-
staan uit ß-cellen met een groeipotentiaal zonder dat ze hun
differentiatie tot insuline-producerende cellen hebben ver-
loren. Na het identificeren van de groeifactoren die het insu-
linoom haar bijzondere vermogen tot groeien geven, zal met
behulp van deze factoren geprobeerd worden de ß-cellen
in
vitro
te stimuleren.

Voor het onderzoek \'De rol van groeifactoren bij het canine
insulinoom\' zijn allereerst insulinomen nodig. Daarom wil-
len wij een beroep doen op u als dierenarts en u vragen om
honden die verdacht worden van een insulinoom door te
sturen naar de faculteit voor chirurgische verwijdering.
Voor het doorsturen van patiënten kunt u contact opnemen
met Jolle Kirpensteijn, Mariëlle van Erp, Hans Kooistra of
Sara Galac via bovenstaande e-mailadressen. Voorafgaand
aan de operatie worden met behulp van echografie en/of CT-
scan het insulinoom en eventuele metastasen gelokaliseerd.
De kosten van de gehele procedure zullen 1000 tot 1500 euro
bedragen.

Literatuur

1. Slye M, and Wells HG. Tumor of islet tissue. Arch Pathol 1935;
19: 537-542.

2. Mehlhaff CJ, Peterson ME, Patnaik AK and Carrillo JM. Insulin-
producing islet cell neoplasms: surgical considerations and general
management in 35 dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1985; 21: 607-612.

3. Caywood DD, Klausner JS, O\'Leary TP, Withrow SJ, Richardson RC,
Harvey HJ, Norris AM, Henderson RA and Johnston SD. Pancreatic
insulin-secreting neoplasms: clinical, diagnostic and prognostic
features in 73 dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1988; 24: 577-584.

4. Leifer CE, Peterson ME and Matus RE. Insulin-secreting tumor:
diagnosis and medical and surgical management in 55 dogs. J Am Vet
MedAssoc 1986; 188:60-64.

5. Rogers AS, and Luttgen PJ. Hyperinsulinism. The Compendium on
Continuing Education 1985; 7: 829-840.

6. Robben JH, Pollak YW, Kirpensteijn J, Borofflca SA, Ingh TS van den,
Teske E, and Voorhout G. Comparison of ultrasonography, computed
tomography, and single-photon emission computed tomography for the
detection and localization of canine insulinoma. J Vet Intern Med 2005;
19: 15-22.

7. Tryfonidou MA, Kirpensteijn J and Robben JH. A retrospective evalu-
ation of 51 dogs with insulinoma. Vet Quart 1998 20: Sl 14-115.

8. Tobin RL, Nelson RW, Lucroy MD, Wooldridge JD, Fcldman EC. Out-
come of surgical versus medical treatment of dogs with beta cell neo-
plasia: 39 cases (1990-1997). J Am Vet Med Assoc 1999: 215:
226-230.

9. Hao E, Tyreberg B, Itkin-Ansari R Lakey JRT, Geron I, Monosov, EZ,
Barcova M, Mercola M and Levine E Beta-cell differentiation from
nonendocrine epithelial cells of the adult human pancreas. Nature
Medicine 2006; 12:310-316.

Drs. Mariëlle van Erp is student Diergeneeskunde aan de
Universiteit Utrecht.

Prof. dr. Jolle Kirpensteijn is specialist Chirurgie bij het
Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Dr. Hans Kooistra is specialist Interne Geneeskunde bij af-
deling Endocrinologie van het Departement Geneeskunde
van Gezelschapsdieren.

Dr. Sara Galac is specialist Interne Geneeskunde in oplei-
ding bij de afdeling Endocrinologie van het Departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
Telefonische spreekuren endocrinologie (030-2531684):
Dr Hans Kooistra, maandag 13.30 -14.30.
Dr. Sara Galac, donderdag 13.00 -13.30.

-ocr page 16-

H. Brommer

De belangrijkste functies van het gewrichtskraakbeen
zijn de absorptie en de transmissie van krachten die wor-
den opgewekt tijdens de normale voortbeweging. Voor
het goed kunnen uitoefenen van deze functies moet het
kraakbeen beschikken over specifieke biomechanische
eigenschappen, zoals een bepaalde mate van stijfheid en
elasticiteit.

Vedies van de biomechanische functie treedt op bij beschadi-
ging en degeneratie van het gewrichtskraakbeen, zoals dat
gezien wordt in het proces van osteoarthrose. Dit kan ernstige
gevolgen hebben. Kraakbeen heeft namelijk maar een be-
perkte mogelijkheid om de schade te herstellen en dat kan
leiden tot blijvende kreupelheid en vroegtijdige beëindiging
van de sportcarrière.

Omdat gewrichtskraakbeen maar een beperkte regeneratieca-
paciteit heeft, zijn maatregelen ter preventie van schade uiter-
mate belangrijk. Eén van de belangrijkste preventieve maat-
regelen is het verkrijgen van een zo goed mogelijke kwaliteit
van het kraakbeen. Dit kan worden gerealiseerd door het pro-
ces van kraakbeenmaturatie na de geboorte zo goed mogelijk
te laten verlopen. Het concept van kraakbeenmaturatie, ook
wel functionele adaptatie genoemd, is verkregen uit eerder
biochemisch onderzoek, waaruit bleek dat de biochemische
samenstelling van kraakbeen na de geboorte verandert van
een homogene toestand tot een heterogene situatie. Bioche-
mische homogeniteit, zoals dat bij het jonge dier na de ge-
boorte aanwezig is, wil zeggen dat de biochemische samen-
stelling over het gehele kraakbeenoppervlak min of meer
hetzelfde is. Biochemische heterogeniteit van kraakbeen is
karakteristiek voor het volwassen dier en betekent dat de bio-
chemische eigenschappen van het kraakbeen van plaats tot
plaats verschillen, waarbij er een duidelijke relatie is tussen
de biochemische samenstelling van het kraakbeenoppervlak
en de belasting, die tevens van plaats tot plaats verschillend
is. In het proces van kraakbeenmaturatie speelt de belasting
van het jonge, opgroeiende dier een uiterst belangrijke rol.
Aangezien kraakbeen vooral een biomechanische functie
heeft, was het doel van deze studie het verifiëren van het con-
cept van functionele adaptatie van gewrichtskraakbeen door
middel van de directe bepaling van biomechanische eigen-
schappen van dit weefsel op verschillende tijdstippen na de
geboorte. Omdat de biochemische samenstelling van het
kraakbeen bepalend is voor de biomechanische eigenschap-
pen van het weefsel, was het de verwachting dat na de ge-
boorte een soortgelijk proces plaatsvindt van functionele
aanpassing van de biomechanische eigenschappen.

Materiaal en methode

Voor deze studie naar de biomechanische aanpassing van het
kraakbeen zijn gezonde metacarpophalangeale gewrichten
verzameld van voldragen doodgeboren veulens (n = 8), veu-
lens van vijf maanden (n = 9), paarden van achttien maanden
(n = 9), en volwassen paarden (n = 13). Het materiaal van
deze paarden was deels afkomstig vanuit andere experimen-
ten en deels vanuit het slachthuis. Op twee localisaties van
het proximale gewrichtsoppervlak van het kootbeen die in het
levende paard verschillend belast worden, namelijk de dorsa-
le rand (localisatie 1, die in het levende paard intermitterend
belast wordt met een piekbelasting) en het centrum van het
gewricht (localisatie 2, die in het levende paard continu belast
wordt, maar met een veel lagere belasting), zijn de Young\'s
modulus en de dynamische modulus bepaald in een in vitro,
computer gestuurd, biomechanisch testsysteem. Deze twee
biomechanische parameters zijn gerelateerd aan de twee be-
langrijkste bouwstenen van het kraakbeen: de proteoglycanen
en het collageennetwerk. De concentratie van de proteogly-
canen wordt weerspiegeld in de Young\'s modulus en is een
maat voor de statische stijfheid van het kraakbeen. De karak-
teristieken van het collageennetwerk zijn bepalend voor de
dynamische modulus, die een maat is voor de dynamische
stijfheid van het kraakbeen.

Resultaten

Young\'s modulus

Young\'s modulus op localisatie 1 was nagenoeg constant en
we vonden geen significant verschil in de paarden van ver-
schillende leeftijden (figuur 1). Op localisatie 2 nam de
Young\'s modulus geleidelijk in waarde toe van 1.35 0.39
megapascal (MPa) bij het pasgeboren veulen tot 3.19 1.39
MPa bij het volwassen paard. De waarden bij volwassen paar-
den waren significant hoger vergeleken met pasgeboren veu-
lens en veulens van vijf maanden oud. Tot de leeftijd van vijf
maanden was er geen significant verschil tussen localisatie 1
en 2, terwijl de waarden op localisatie 1 en 2 wel significant
verschilden bij de achttien maanden oude en volwassen paar-
den.

Dynamische modulus

Tijdens de maturatie neemt de dynamische modulus af op zo-
wel localisatie 1 als 2 (figuur 2). De waarden in het pasgebo-
ren veulen (voor localisatie 1 en 2 respectievelijk 6.63 0.73
Mpa en 7.47 1.68 Mpa) waren significant hoger vergeleken
met die op de andere leeftijden. Bij de pasgeboren veulens en
veulens van vijf maanden oud was er geen verschil tussen lo-
calisatie 1 en 2. Echter, bij paarden op een leeftijd van acht-
tien maanden en volwassen paarden vonden we een signifi-
cant verschil in de waarde tussen localisatie 1 en 2.

Discussie

Het blijkt dat het kraakbeen van het veulen biomechanisch
\'blank\' is, dat wil zeggen dat de biomechanische eigenschap-
pen van het kraakbeen overal op het gewrichtsoppervlak het-
zelfde zijn. Dit wordt biomechanische homogeniteit ge-

Functionele adaptatie van gewrichtskraakbeen bij het paard vanaf
de geboorte tot aan volwassen leeftijd onder invloed van belasting:
een biomechanische analyse

-ocr page 17-

Figuur 1. Young\'s modulus (gemiddelde standaarddeviatie, MPa)
op localisatie i en 2 bij het neonatale veulen, op vijf maanden leeftijd, op
achttien maanden leeftijd, en bij het volwassen paard.

Significant localisatie effect (p < 0.05)
# Significant leeftijdseffect (p < 0.05) ten opzichte van het neonatale veu-
len en vijf maanden leeftijd

3 Localistie i ■ Localisatie 2

Figuur 2. Dynamische modulus (gemiddelde standaarddeviatie, MPa)
op localisatie 1 en 2 bij het neonatale veulen, op vijf maanden leeftijd, op
achttien maanden leeftijd, en bij het volwassen paard.
^ Significant localisatie effect (p < 0.05)

# Significant leeftijdsefFect (p < 0.05) ten opzichte van vijf maanden leef-
tijd, achttien maanden leeftijd en volwassen leeftijd
@ Significant leeftijdseffect (p < 0.03) ten opzichte van achttien maanden
leeftijd en volwassen leeftijd

|b Localisatie 1 ■localisatie 2

Neonataal 5 maanden 18 maanden Volwassen

Leefüjd

.3 3

■a
O

\'aa

Neonataal 5 maanden i8 maanden

Leeftijd

noemd. Het kraakbeen van het neonatale veulen is tot de
geboorte nooit belast geweest, maar na de geboorte, als het
veulen gaat staan, komt er belasting op het kraakbeen. Onder
invloed van de belasting vindt er een topografisch gerelateer-
de aanpassing plaats van zowel de statische als de dynami-
sche stijfheid van het kraakbeen, waardoor het kraakbeen op
de verschillende localisaties van het gewrichtsoppervlak de
specifieke functionele eigenschappen krijgt die het mogelijk
maken dat de opgelegde belasting ook kan worden verdragen
zonder dat er schade optreedt. Deze topografisch gerelateerde
functionele aanpassing leidt tot een biomechanische hetero-
geniteit van het kraakbeen, vergelijkbaar met de ontwikke-
ling van de biochemische heterogeniteit van het kraakbeen
zoals die is aangetoond in eerder onderzoek. Het proces van
functionele adaptatie start meteen na de geboorte en op een
leeftijd van achttien maanden blijkt deze functionele aanpas-
sing van de biomechanische eigenschappen te zijn voortge-
schreden tot een niveau dat vergelijkbaar is met dat van het
volwassen paard. Daarna treden er nauwelijks meer verande-
ringen op.

Als conclusie kan worden gesteld dat belasting een cruciale
rol speelt in het proces van functionele aanpassing van ge-
wrichtskraakbeen na de geboorte, hetgeen essentiëel is voor
de kraakbeenkwaliteit op latere leeftijd. Dit benadrukt het be-
lang van optimale opfokcondities om het zo goed mogelijke
bewegingsregime in het vroege leven te realiseren. Alleen op
die manier kan de optimale biomechanische, en dus fiinctio-
nele, kwaliteit van het gewrichtskraakbeen worden verkregen

waardoor belasting blijvend kan worden opgevangen zonder
dat het kraakbeen beschadigd wordt. Op die manier is de bes-
te preventie te creëeren tegen de ontwikkeling van Osteo-
arthrose op latere leeftijd.

Nederiandse samenwatting van het artikel:
Functional adaptation of articular cartilage from birth
to maturity under the influence of loading: a biomecha-
nical analysis

Brommer H\', Brama PAJ^, Laasanen MS^ Helminen

Van Weeren PR\', and Jurvelin JS^
Equine Veterinary Journal 2005, 37:148-154. Bekroond met
de EVJ Open Award
2005

\' Department of Equine Sciences, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht Uni-
versity, The Netherlands
\' School of Agriculture, Food Science and Veterinary Medicine, Dublin Uni-
versity, Ireland

^ Department of Clinical Physiology and Nuclear Medicine, Kuopio University

Hospital, Finland
** Department of Anatomy, Kuopio University, Finland
^ Department of Applied Physics, Kuopio University,
Finland

H. Brommer is verbonden aan het departement Gezond-
heidszorg Paard aan de Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht.

-ocr page 18-

Het is een uitstervend beroep: dier-
verloskundige/castreur. Dat bete-
kent echter niet dat de wettelijke
regels waar deze aan is gebonden,
dan ook als uitstervend moeten
worden beschouwd. Ook dieren-
welzijn is geen excuus om de regels
met voeten te treden.

De verloskundige/castreur heeft een eigen praktijk en om die
praktijk goed te kunnen uitoefenen, heeft hij een speciale ver-
gunning aangevraagd. Het betreft de Vergunning afleveren
van gekanaliseerde diergeneesmiddelen, zoals bedoeld in de
Diergeneesmiddelenwet (Dgw). Deze wet verbiedt het zon-
der vergunning bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren
van diergeneesmiddelen. Het voert te ver deze hele wettelijke
structuur hier te bespreken, maar het komt erop neer dat het
aan anderen dan dierenartsen slechts in zeer beperkte mate is
toegestaan om UDA- en UDD-middelen voorhanden te heb-
ben en af te leveren. Omdat verloskundigen/castreurs wel hun
beroep moeten kunnen uitoefenen, maakt deze regeling het
mogelijk dat zij over bepaalde diergeneesmiddelen kunnen
beschikken. Deze middelen zijn nauwkeurig omschreven, en
de betreffende gebruiker moet een degelijke administratie
van de toegepaste middelen bijhouden.
De verloskundige/castreur in kwestie heeft met zijn vergun-
ning een aantal diergeneesmiddelen aangeschaft, en een deel
daarvan afgeleverd en toegepast. Het gaat om Norodine 24,
voreen-suspensie, T61, glucose en Domosedan. Daarnaast
bleek hij ook hydrocortiderm en Buscopan in zijn bezit te
hebben, maar daar kwam de AID pas achter toen hij deze in-
leverde bij het chemisch afvaldepot van de gemeente.

Dierenwelzijn

De verloskundige/castreur vindt niet dat hij de wettelijke re-
gels heeft overtreden, omdat hij vooral heeft gehandeld in het
belang van de dieren. Een deel van de middelen heeft hij voor-
namelijk toegepast bij zijn eigen honden en zijn eigen veesta-
pel. Het andere deel had hij nodig voor zijn vak. Voor de uit-
oefening van zijn beroep moet hij nu eenmaal Domosedan
kunnen gebruiken bij het castreren van hengsten. T61 moet
hij bij de hand hebben om een big te kunnen doden als de cas-
tratie misloopt en glucose moet onmiddellijk kunnen worden
ingezet bij de bloeding van een rund. Het is niet verantwoord
in die situatie op een dierenarts te gaan zitten wachten, zelfs al
heeft hij als verloskundige/castreur goed contact met een die-
renartsenpraktijk, die hij altijd kan bellen voor advies.
Zijn administratie is bovendien best aardig op orde, vindt hij.
Voor de diergeneesmiddelen met een wachttijd is alles netjes
bijgehouden. Om nu ook nog alles op te schrijven bij dier-
geneesmiddelen zonder wachttijd vindt de verloskundige
nutteloos, laat staan voor T61. Dat is een euthanasiemiddel
en heeft dus niets te maken met een wachttijd!

Verplichtingen

Alle argumenten ten spijt, zijn verdediging mag de verlos-
kundige/castreur niet baten. Het Tuchtcollege herinnert hem
eraan dat ook dierenartsen een beroep hebben gedaan op het
welzijn van dieren als rechtvaardigingsgrond voor het hande-
len in strijd met het wettelijk regime, maar dat dit hen nooit
heeft vrijgepleit. Het is niet aan de individuele dierenarts om
op eigen houtje wettelijke regels terzijde te schuiven en voor
dierverloskundigen/castreurs is dit niet anders. Voor deze be-
roepsgroep geldt meer specifiek dat zij bij de behandeling
van een patiënt de grenzen van hun bevoegdheid moeten ken-
nen. Als er een behandeling of een diergeneesmiddel nodig is
waarvoor zij niet bevoegd zijn, moeten ze niet de wet overtre-
den, maar een dierenarts inschakelen. Als ze dat niet doen,
onthouden ze in feite een dier de benodigde diergeneeskundi-
ge zorg, die door een dierenarts moet worden gegeven. Dat
kan niet geaccepteerd worden.

Veterinair
tuchtrecht

Grenzen aan de bevoegdheid

laira Boissevain

Ook wijst het Tuchtcollege de dierverloskundige/castreur
erop dat hij de regels voor het voeren van zijn administratie
iets te beperkt heeft geïnterpreteerd. De verplichting om alles
bij te houden geldt beslist niet alleen voor diergeneesmidde-
len met een wachttijd, maar voor alle gekanaliseerde dier-
geneesmiddelen, zoals bijvoorbeeld Domosedan en T61.

Boete

De klachtambtenaar eist de maximale boete van 2250 euro,
temeer omdat hij de indruk heeft dat de verloskundige/castreur
de vergunning heeft aangevraagd om de regels te kunnen over-
treden. Dit soort veronderstellingen wordt door het Tuchtcollege
niet in de overwegingen meegenomen. Ook staat van sommige
middelen niet vast voor welke doeleinden de verloskundige
deze heeft gebruikt, omdat het bezit ervan pas aan het licht
kwam toen hij ze inleverde bij het chemisch afval. Dat leidt er-
toe dat het Tuchtcollege de boete verlaagt tot 1500 euro, waar-
van 500 euro voorwaardelijk met een proefperiode van twee
jaar. Dat lijkt een lange proefperiode, maar daarbij telt dan weer
mee dat de dierverloskundige/castreur "welbewust en op struc-
turele wijze" zijn wettelijke bevoegdheden heeft overtreden.
Of het nu is omwille van dierenwelzijn of om een andere
reden: overtreding van de wettelijke regels is niet toegestaan.

De wetgever heeft zich duidelijk uitgesproken over de
bevoegdheid van de dierverloskundige/castreur, gevolgd door
het Tuchtcollege. Ongeacht het onderwerp, moet de dierver-
loskundige/castreur de grenzen van zijn bevoegdheid respec-
teren en aan de eigenaar duidelijk maken. Samengevat zegt
het Tuchtcollege:

Een dierverloskundige moet de grenzen van zijn wettelijke bevoegd-
heid kennen en onderkennen; van hem mag worden verwacht dat
hij niet alleen beseji dat hij niet bevoegd is tot het verrichten van
een keizersnede doch zulks jegens degene die zijn hulp inroept ook
kenbaar maakt. Is een verloskundige van oordeel dat in een be-
paalde situatie een keizersnede geboden is, dan rust op hem de
zorg om in het belang van het betrokken dier onverwijld een die-
renarts bij deze diergeneeskundige handeling te betrekken.
Zowel de dierenarts als de verloskundige/castreur moeten niet
alleen de wettelijke voorschriften in acht nemen die gelden met
betrekking tot de verstrekking van diergeneesmiddelen, maar
met name de veterinaire zorgvuldigheidsnormen die ten grond-
slag liggen aan deze voorschriften. Het is niet aan een Individuele
dierenarts om, met terzijdestelling van wettelijke voorschrijien en
veronachtzaming van algemeen geldende professionele zorgvuldig-
heidsnormen, op basis van een eigen waardering en afweging van
belangen over te gaan tot verstrekking van diergeneesmiddelen.

-ocr page 19-

Een bloeding na een \'sterilisatie\'. Zoiets komt vaker voor.
Drukverbandje, klaar Weer een bloeding? Weer een drukver-
bandje. Nog een bloeding? Nog een drukverbandje. En een
laatste bloeding, dan maar een laatste drukverbandje...?

Bloed, bloediger, bloedigst

AmstafFs mogen dan nog zulke harde honden zijn, ook zij
hebben een grens. De vijijarige teef Sunny wordt \'gesterili-
seerd\'
(gecastreerd: uterus en ovaria worden verwijderd, IB),
hetgeen allemaal keurig volgens plan gaat en razendsnel. Om
negen uur \'s ochtends brengt de eigenaresse het dier naar de
praktijk, om kwart voor tien is alle bedrading eruit en een half
uur later mag de eigenaresse haar Sunny ophalen. Twee uur
daarna merkt ze dat de hond zich echt niet lekker voelt
en behoorlijk wat bloed verliest. De dierenarts
vindt dat er weinig aan de hand is, maar
om de eigenaresse gerust te stellen wil
hij wel een drukverbandje aanleg-
gen. Twee uur later is het druk-
verbandje doorweekt en staat
de eigenaresse opnieuw in de
praktijk. Nog een drukver-
bandje dan maar. Het helpt
nog geen twee uur, dan kan
de hond niet eens meer de
praktijk inlopen en zit er
een aanzienlijke hoeveel-
heid bloed in de deken.
De dierenarts denkt niet
dat er veel reden voor
alarm is, maar als de eige-
naar na een paar uur weer in
de praktijk staat, biedt hij aan
als het niet beter gaat de vol-
gende dag opnieuw te opereren.

Your bloodiness

De eigenaresse vertrouwt het zaakje
niet zo, dus zoekt ze later die avond contact
met een andere dierenarts. Die constateert dat de
hond geen enkele bloeddruk meer heeft, en een hemato-
crietwaarde heeft van 0,20. Hij opereert de hond direct en
haalt een liter bloed uit de buikholte. Ook blijken sommige
hechtingen zodanig verkeerd te zitten dat de linkerachterpoot
van de hond beschadigd lijkt te zijn. Na nog wat gesteggel
over de patiëntenkaart, omdat de dierenarts deze niet wil afge-
ven aan de eigenaar, maar alleen aan een dierenarts, is daarop
ook niets terug te vinden over toegediende antibiotica of pijn-
stillers na de operatie.

De hond overleeft dit allemaal, maar houdt problemen met
de linkerachterpoot en kan voorlopig geen behendigheid
meer doen. De eigenaresse stapt met haar rijtje klachten
naar het Tuchtcollege. Naar haar mening heeft de dierenarts
haar de hond te snel meegegeven, heeft hij bij de proble-
men niet snel genoeg ingegrepen, is het zijn schuld dat de
hond nu ongeschikt is voor behendigheid en had hij ook be-
ter zijn best moeten doen haar de gegevens van de hond ter
beschikking te stellen.

Beritsing

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Te veel doekjes voor het bloeden

Is een half uur na het toedienen van Antisedan te snel om een
hond mee te geven? In veel gevallen wel, maar omdat de hond
geheel bij bewustzijn was, gaat dat verwijt hier niet op. Waar
het wel misgaat is natuurlijk de hoeveelheid bloedingen. Tus-
sen dierenarts en eigenaresse ontstaat wat discussie over de
hoeveelheid, die volgens de dierenarts meeviel. Voor het Tucht-
college staat echter wel vast dat het ging om een aanzienlijke
hoeveelheid. Bij de eerste keer dat de hond terugkwam was het
misschien nog voorstelbaar om een drukverbandje aan
te leggen. Maar toen het twee uur later weer
mis was, had de dierenarts maatregelen
moeten nemen: opname van de hond
en nader onderzoek om de oorzaak
te achterhalen, om maar eens iets
te noemen. Het excuus van de
dierenarts dat hij wel de CRT
heeft gecontroleerd, kan
hem niet baten. De CRT
zegt iets over vocht, hart-
functie en mogelijke
shock, maar niet over de
mate van bloedverlies.
Om dan bij de tweede,
derde en vierde keer dat
de hond met een bloeding
terugkomt alsmaar de CRT
te blijven bepalen, is niet
voldoende.

Onvolledige patiëntenkaart
bloedlink

Wat betreft het wel of niet afgeven
van de patiëntenkaart blijkt er sprake
te zijn van een misverstand tussen cliënt
en dierenarts. Dat kan gebeuren, maar daarbij
komt wel op tafel dat de dierenarts het niet nodig heeft
gevonden de patiëntenkaart netjes bij te houden. Pijnstilling
is voor hem zo vanzelfsprekend dat het niet in een verslag
hoeft te worden gezet. Pas toen de tuchtprocedure in de lucht
hing, is de dierenarts de patiëntenkaart gaan bijwerken. Dat
is niet de goede volgorde! Het Tuchtcollege laat zich hier on-
dubbelzinnig over uit:
"De volledige schriftelijke informatie
over de patiënt dient voor de eigenaar en de opvolgend die-
renarts onverwijld beschikbaar te zijn."
Een hond met een bloeding vier keer langs laten komen zon-
der ingrijpen en geen goede patiënteninformatie bijhouden,
dit levert de dierenarts een berisping op. De verlamde linker-
achterpoot wordt de dierenarts niet verweten, omdat de oor-
zaak daarvan niet duidelijk is. Een mooi voorbeeld van een...
juist ja: een doekje voor het bloeden.

-ocr page 20-

Dierverwaarlozing is een drama
voor de veehouder en voor het vee.
Ieder geval is er één teveel. Ook de
gevolgen voor de veehouderijsector
als geheel zijn ingrijpend. Hoewel
het aantal gevallen van dierver-
waarlozing beperkt is, hebben de
betreffende bedrijven een relatief
sterk negatief effect op het imago
van de sector. Vanaf 1996 zijn in Nederland drie vertrou-
wensteams actief. Zij zijn destijds gestart met het bege-
leiden van boeren die moeite hebben om hun vee de nor-
male zorg te geven.

Sinds april 2000 functioneert het landelijk Vertrouwensloket
Preventie Verwaarlozing Landbouwhuisdieren (VL). Het
vormt binnen de sector de centrale plaats waar informatie ver-
krijgbaar is en waar men (vermeende) dierverwaarlozing kan
melden. Het VL handelt meldingen af, geeft informatie en on-
derhoudt de contacten met beroepsmatige bezoekers. Het VL
ontvangt jaarlijks ongeveer veertig serieuze meldingen. Vrij-
wel alle meldingen zijn afkomstig uit de sector landbouwhuis-
dieren zelf De helft van de meldingen is afkomstig uit de di-
recte omgeving van het bedrijf (collega veehouder en buren).
De andere helft is afkomstig van beroepsmatige bezoekers. In
2006 is het mogelijk gemaakt (vermeende) gevallen van ver-
waarlozing bij landbouwhuisdieren digitaal te melden Dat via
de website
www.preventiedierverwaarlozing.nl. Dierenartsen
spelen een belangrijke rol bij de signalering en preventie van
verwaarlozing.

De start

Dierverwaarlozing is zo oud als de veehouderij zelf De sec-
tor landbouwhuisdieren heeft zelf het initiatief genomen om
situaties van verwaarlozing op te lossen. De sector doet dit
door veehouders op hun werkwijze aan te spreken of onder-
steuning aan te bieden bij de bedrijfsvoering. Eén van de eer-
ste initiatieven op dit gebied is de samenwerking geweest tus-
sen GD en de Landelijke Inspectie Dienst Dierenbescherming
(LID). De samenwerking resulteerde vanaf 1996 in het pro-
ject \'Verwaarlozing Landbouwhuisdieren\'. De kern van dit
project was de installering van drie vertrouwensteams (VT\'s).
Elk team bestond uit een GD-dierenarts en een inspecteur
van de LID. De werkzaamheden van de VT\'s zijn in 1999 ge-
evalueerd. Uit die evaluatie bleek dat bedrijven met een ja-
renlange geschiedenis van ernstige verwaarlozing moeilijk
door de VT\'s zijn te beïnvloeden. Bij een korte periode van
verwaariozing of bij minder ernstige vormen van verwaarlo-
zing zijn de resultaten beter. Het advies was als sector meer
de nadruk te leggen op preventie. Het advies was de basis
voor het huidige project \'Preventie Verwaarlozing Land-
bouwhuisdieren\', dat op 14 april 2000 van start ging.

Beperken verwaarlozing

Het vertrouwensloket heeft als doel het aantal gevallen van

Berichten

verslagen

Wat is dierverwaarlozing?

De kortst mogelijke omschrijving van dierverwaarlozing
is: \'het ontbreken van normale zorg voor het dier\'. In de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd, 1992)
worden algemene regels gegeven, die gebruikt kunnen
worden bij de beoordeling van verwaarlozing. Onder ver-
waariozing van landbouwhuisdieren moet volgens de wet
worden verstaan: het onthouden van de nodige verzorging
of huisvesting aan deze dieren, op een zodanige wijze dat
hun welzijn daardoor wordt geschaad. Met name zijn in
de wet regels opgenomen (artikel 36 en 37 van de Gwwd)
met betrekking tot de verzorging en de huisvesting van
dieren. In de praktijk gaat het bij verwaarlozing altijd om
het ontbreken van de juiste zorg.

verwaarlozing bij landbouwhuisdieren in Nederland tot een
minimum te beperken. Het VL wil benadrukken een goede
verzorging van vee een normale zaak is, dat het ontbreken
van een goede verzorging een signaal is dat er op het bedrijf
iets mis is, en dat het reageren op een dergelijk signaal een
verantwoordelijkheid is van iedereen die het signaal opvangt.
Dierverwaarlozing heeft uiteenlopende oorzaken. Over het
algemeen liggen sociale of economische problemen van de
veehouder aan de basis van dierverwaarlozing. Een sterfgeval
in de familie, echtscheiding, eenzaamheid, hoge werkdruk,
tegenvallende financiële resultaten of andere financiële kwes-
ties kunnen allemaal oorzaken zijn. Maar natuurlijk zal niet
iedere boer met emotionele problemen zijn dieren verwaar-
lozen. Daar is veel meer voor nodig.

De deelnemers

De projectgroep \'Preventie Verwaarlozing Landbouwhuis-
dieren\' bestaat uit: de Land- en Tuinbouworganisatie Neder-
land (LTO), de Algemene Inspectiedienst (AID), de Lande-
lijke Inspectie Dienst Dierenbescherming (LID), GD, het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV),
het Openbaar Ministerie (OM) en de Koninklijke Nederland-
se Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). Het VL
wordt beheerd door een medewerker van GD en een mede-
werker van de LTO. Het project wordt gefinancierd door de
sector landbouwhuisdieren.

Maatwerk leveren

Het VL wil een gerichte en efficiënte aanpak. Nadat een mel-
ding bij het VL is binnengekomen zal dit er alles aan doen de
verwaarlozing te stoppen, in eerste instantie door de inzet van
VT\'s. Het huidige project kent drie VT\'s, die elk bestaan uit
twee personen: een GD-dierenarts en een LTO-adviseur. Tij-
dens een bedrijfsbezoek gaan deze het gesprek aan met de
betrokkenen. Zo komen ze erachter of er werkelijk sprake is
van verwaarlozing. Zo ja, is de veehouder zich hiervan be-

Vertrouwensloket Preventie Dierverwaarlozing Landbouwhuisdieren
Aantal meldingen in 2006 Hcht gestegen

Drs. S.J. de Groot en dr.J. Veling

-ocr page 21-

wust? Hoe is het probleem op te lossen? En wat zijn de on-
derliggende oorzaken? Binnen de teams heeft de dierenarts
vooral de taak om op het bedrijf een inschatting te maken van
de mogelijke verwaarlozing en de omvang daarvan. De taak
van de LTO-adviseur is vooral het inzichtelijk maken van de
(sociaal-economische) bedrijfssituatie. De VT\'s leveren
maatwerk en werken zo veel mogelijk op basis van \'korte in-
terventies\'. De VT\'s bezoeken bedrijven een tot drie maal. Bij
het eerste bezoek wordt de gezondheid en de verzorging van
de dieren geïnventariseerd. Verder worden de belangrijkste
knelpunten aangegeven. Tot slot worden afspraken gemaakt,
die schriftelijk worden vastgelegd. Bij het tweede bezoek
wordt nagegaan in hoeverre de afspraken worden nageko-
men. Onder \'maatwerk\' valt nadrukkelijk ook de inzet bij het
structureel oplossen van de problemen op het bedrijf van per-
sonen of instanties uit de directe omgeving van het bedrijf
Over het bedrijf en de inhoud van de gesprekken wordt ver-
der niet met derden gecommuniceerd, tenzij de veehouder
daarvoor toestemming heeft gegeven.
Een andere situatie treedt op bij meldingen of verzoeken van
opsporingsinstanties (AID en LID), waarbij de VT\'s zich
meer richten op een structurele oplossing voor het bedrijf In
alle situaties is het VT gericht op het verbeteren van de be-
drijfssituatie, waardoor herhaling in de toekomst voorkomen
kan worden.

probleem
lijkt niet
oplosbaar

Overleg met collega\'s en
direct leidinggevende.

voorlopig niets doen

Vinger aan de pols houden
en later op terugkomen.

wel iets
doen

Leidinggevende neemt contact op met één of meerdere
bekenden van het bedrijf, buiten de eigen organisatie
(lokale dierenarts en Agrarische Bedrijfsverzorging ziir
hierop vaak goed aanspreekbaar).

Zo snel mogelijk handelen
naar de situatie.

Contact met contactpersoon binnen de eigen organisatie om
situatie en eventuele melding door te spreken.
Contactpersoon neemt zonodig contact op met het
Vertrouwensloket.

Figuur 1. Verzoeken om informatie bij het Vertrouwensloket Preventie Ver-
waarlozing landbouwhuisdieren vanaf 2000 t/m 2005.

I

■ ■

2000 2001

I
J

2002 2003 2004 2005

In bepaalde situaties kan na beëindiging van de VT-
activiteiten de indruk bestaan dat de situatie in de
toekomst weer slechter zal worden. In dergelijke si-
tuaties wordt het bedrijf binnen een jaar opnieuw be-
zocht.

Contacten onderhouden

Het VL onderhoudt periodiek contact met contact-
personen van de volgende organisaties: de belang-
rijkste zuivelfabrieken, agrarische bedrijfsverzorging
(per regio), praktiserende dierenartsen, Kl-organisa-
ties en banken.

Voor organisaties adviseren we bij signalen van
verwaarlozing het schema hiernaast.
Verder krijgt het VL verzoeken om informatie. Er is
een geleidelijke toename te signaleren in de verzoe-
ken om informatie (figuur 1). De verzoeken zijn
vooral afkomstig van beroepsmatige bezoekers van
bedrijven. Veelal wordt informatie gevraagd over de
mogelijke aanpak op een bepaald bedrijf zonder de
naam van het bedrijf te noemen.

Gemaakte afspraken

De VT\'s worden niet bij alle meldingen bij het VL
ingeschakeld. Soms worden meldingen rechtstreeks
doorgegeven aan de AID (in het geval van groot-
schalige verwaarlozing) of de LID (bij gezelschaps-
dieren).

Binnen de projectgroep zijn de volgende afspraken
gemaakt met de opsporingsinstanties (AID en LID):
meldingen van verwaariozing bij dieren anders dan
landbouwhuisdieren worden doorgegeven aan de
LID. Meldingen over hobbymatig gehouden land-
bouwhuisdieren (enkele dieren) gaan automatisch
naar de AID. Tevens wordt een verzoek tot terugkop-
peling gedaan. De afspraken met de AID over mel-
dingen bij landbouwhuisdieren zijn samengevat in
tabel 1.

Voor bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren
wordt een onderscheid gemaakt tussen grootschalige
en kleinschalige verwaariozing. Er is sprake van

16

14

12
10
8
6

4
2
o

-ocr page 22-

kleinschalige verwaarlozing als de verwaarlozing een of en-
kele dieren betreft. De omvang en ernst van de verwaarlozing
is bij kleinschalige verwaarlozing beperkt in relatie tot de be-
drijfsomvang. Bij grootschalige verwaarlozing gaat het om
duidelijke tot zeer duidelijke signalen en vaak grote aantallen
dieren. Te allen tijde is duidelijk dat het VT slechts aan de
slag gaat op het bedrijf indien er geen sprake (meer) is van
verwaarlozing, In situatie 3 in de tabel wordt de verwaarlo-
zing direct opgeheven alvorens het VT verder aan de slag
gaat. In de tabel wordt verder aangegeven welke situaties wel
en welke situaties niet worden doorgegeven aan de AID. Hier-
bij wordt door het VL steeds contact gezocht met de teamlei-
ders van de AID in de betreffende regio, met het verzoek om
na bezoek aan het betreffende bedrijf naar het VL terug te
koppelen.

De contacten met de opsporingsinstanties verlopen in princi-
pe steeds via het VL. In bepaalde situaties is er, in overleg
met het VL, direct contact tussen de VT\'s en de AID. Bij over-
dracht aan de AID wordt alleen de feitelijke situatie vermeld
en wordt gevraagd om terugkoppeling na bezoek aan het be-
drijf Het VL heeft geen verplichting tot terugkoppeling aan
de melder, met uitzondering van de meldingen die binnen ko-
men via de opsporingsinstanties.

Tabel i. Werkwijze van het VL en de VT\'s (vastgesteld in 2CX)4).

kituatie

AfnemenHp««

1 Vervtaarlozinp

Medoverkinf veehouder

WcrkwilzeVT |

1

Ja

Grootschalig

N.v.t.

VL geeft situatie door aan AID

2

Ja

Kleinschalig

Nee

- VT geeft situatie terug aan VL

- VL geeft situatie door aan AID

3

Ja

Kleinschalig

Ja

- verwaarlozing wordt direct opgelost

- maatwerk

- check achteraf

- geen informatie naar AID

4

Ja

Nee

Nee

- terugkoppeling met melder

- geen informatie naar AID

5

Ja

Nee

Ja

- maatwerk

- zo nodig check achteraf

- geen informatie naar AID

6

Nee

N.v.t.

N.v.t.

- geen verder inzet VT

- geen informatie naar AID

7

VT wordt niet op bedrijf toegelaten

VL geeft situatie door aan AID

Het VT biedt overigens ook bescherming voor de veehouder
zelf Zolang de veehouder door een VT wordt begeleid, hoeft
hij niet bang te zijn voor justitieel ingrijpen. Wil de veehou-
der echter niet meewerken, houdt hij zich niet aan gemaakte
afspraken of blijkt het probleem erg hardnekkig, dan kan als-
nog worden besloten de AID in te lichten. Ook deze drasti-
sche stap wordt besproken met de veehouder en wordt alleen
genomen als er geen alternatieven zijn.

Gezamenlijke zorg

Het project gaat ervan uit dat alle bezoekers van veehouderij-
bedrijven de verantwoordelijkheid hebben verwaarlozing te
signaleren. Om het initiatief te nemen voor de begeleiding
zijn bepaalde personen of organisaties meer geëigend dan an-
deren. Zo blijkt in de praktijk dat dierenartsen en medewer-
kers van de agrarische bedrijfsverzorging hiertoe regelmatig
zelf het initiatief nemen.

Om te voorkomen dat verwaarlozing voortduurt als gevolg
van het niet signaleren of uitblijven van een reactie op ver-

Tabel 2. meldingen bij het vertrouwensloket vanaf de oprichting op ig april 2000 tot en met het derde kwartaal van 2006 (per diersoort en jaar).

Meldingen per jaar
2000 2001 2002

soort

2003

2004

2005

2006

totaal

rund

22

44

32

18

22

23

28

189

schaap/geit

13

10

10

59

varken

overig

11

14

12

53

Totaal

36

69

43

33

56

32

43

312

Betreft meldingen van (mogelijke) verwaarlozing bij dieren anders dan landbouwhuisdieren en enkele meldingen bij beroepsmatig gehouden pluimvee.
Bij de overige meldingen Is het aandeel paarden het hoogste. Meldingen van paarden worden overigens rechtstreeks doorgegeven aan de Landelijke
Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)

-ocr page 23-

Instanties die u terzijde kunnen staan bij dierverwaar-
lozing.

Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing Landbouwhuis-
dieren

Antwoordnummer 440
7400 VB Deventer
Telefoon: 06-22435757
http://www.preventiediervei\'waarlozing.nl/.

Landbouworganisaties

Alle regionale landbouworganisaties hebben sociaal-
economische begeleiders in dienst.
Daarnaast zijn er vertrouwenspersonen of pastoraal mede-
werkers aangesteld.
Telefoon:

LTO Noord Deventer: 0570-662888
Drachten: 0512-305100
Haarlem: 023-5162360
ZLTO Tilburg: 0900-2349586
LLTB Roermond: 0475-381777.

Telefonische Hulpdienst Dienst voor Agrariërs (THD-A)
De Telefonische Hulpdienst voor Agrariërs (THD-A) is
een landelijke, onafhankelijke telefoonlijn.
De speciaal opgeleide vrijwilligers hebben allen een band
met de agrarische sector.
Telefoon: 0800-0240021.

Zelfhulporganisatie van Bedrijfsbeëindigers (ZOB)
De zelfhulporganisatie ondersteunt agrarische gezinnen
in het moeilijke proces van bedrijfsbeëindiging.
Telefoon: 035-5429473.

Oecumenisch Netwerk Kerken en Landbouw
Het netwerk bestaat uit provinciale, regionale en plaatse-
lijke groepen die vanuit de kerk betrokken zijn bij de agra-
rische sector.

Telefoonnummer: 030-8801756.

Riagg (Regionale instelling voor ambulante geestelijke
gezondheidszorg)

Verwijzing naar de Riagg verloopt in principe via de huis-
arts. Voor de dichtstbijzijnde Riagg kunt u met hem of
haar contact opnemen.

Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW)

Een aantal AMW-instellingen heeft maatschappelijk

werkers in dienst, speciaal voor de agrarische sector. De

landelijke consulent voor hulpverlening aan agrariërs is te

bereiken op onderstaand nummer.

Telefoon: 0572-354040.

moedens heeft het VL initiatieven genomen om met verschil-
lende organisaties tot afspraken te komen. Het doel van deze
afspraken is dat elke relevante organisatie een interne richt-
lijn opstelt met betrekking tot dierverwaarlozing. Een interne
richtlijn bestaat minimaal uit drie onderdelen: een periodieke
instructie voor de buitendienst, het aanwijzen en bekendma-
ken van een contactpersoon of contactpersonen binnen de or-
ganisatie en aandacht voor het onderwerp in het trainingstra-
ject voor nieuwe medewerkers.

Het kan zijn dat u als dierenarts signalen van dierverwaarlo-
zing opvangt. Op dat moment kunt u zelf actie ondernemen,
in eerste instantie door de betreffende situatie met uw colle-
ga\'s te bespreken. Bij een serieus signaal kunt u besluiten in-
formatie in te winnen bij het VL, de situatie zelf op te pakken
of derden in te schakelen. Bekenden van de veehouder heb-
ben soms een goede ingang om het probleem te bespreken. U
kunt overwegen deze mensen in te lichten. Als het probleem
niet ter plekke kan worden opgelost, kunt u het VL of een
andere instantie inschakelen. Bij calamiteiten kan ook recht-
streeks contact worden opgenomen met opsporingsinstanties,
zoals AID of LID. Deze instanties bieden de mogelijkheid
anoniem te melden. Niet iedereen durft het initiatief te nemen
in probleemsituaties, zeker vanwege de vaak persoonlijke
achtergrond die meespeelt. Maar met goed nabuurschap is
niets mis. Vermijd daarom dat iedereen maar blijft toekijken
en dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor de situatie.
En treuzel niet te lang met ingrijpen. Het moet voorop staan
dat het melden zeker geen klikken is, maar hulp aan de vee-
houder in nood.

Aantal meldingen

Bij de verdeling van het aantal meldingen over de diersoorten
is het aandeel rundvee relatief hoog. De aandelen schapen en
geiten, en varkens zijn over de jaren redelijk constant. In 2006
zijn de eerste meldingen binnengekomen van (vermeende) ver-
waarlozing van bedrijfsmatig gehouden pluimvee (zie tabel 2).
De begeleidingstrajecten rond situaties van dierverwaarlo-
zing lijken wat intensiever te worden. In vergelijking tot voor-
gaande jaren komen naar verhouding meer meldingen binnen
met betrekking tot redelijk grote, levensvatbare bedrijven.

Wat kunt u doen?

Houd vermoedens van dierverwaarlozing niet voor u, maar
onderneem er actie op. Het vertrouwensloket is de aangewe-
zen plek om informatie in te winnen en mogelijke gevallen te
melden. Maar er zijn meer instanties die u terzijde kunnen
staan (zie kader). Dierverwaarlozing is tenslotte een geza-
menlijke zorg van iedereen.

Drs. S.J. de Groot is de afgevaardigde van de KNMvD in de
Projectgroep Preventie Verwaarlozing Landbouwhuisdieren.
Dr. J. Veling is namens GD dierenarts bij het Vertrou-
wensloket.

-ocr page 24-

Dierenartsassistentes maakten de fotoactie van Pfizer
Animal Health dit jaar tot een waar feest. De creatieve,
interessante en ludieke foto\'s hebben de jury verrast.

"Geweldig hoe mensen hun fantasie de vrije loop laten",
vindt Henk Markerink van Pfizer. Marieke Veldman, commu-
nicatiemedewerker bij de KNMvD, is enthousiast over de in-
zendingen. "De variades zijn legio. Van fotopuzzel tot feest-
varkens; je kunt het zo gek niet bedenken!"
De onderstaande foto\'s passen volgens de jury het beste bij
het thema \'Samen met Pfizer is zorgen voor dieren een feest\':
Alle winnaars hebben een oorkonde ontvangen. De regio-
winnaars gaan met de hele praktijk uit eten. De beker voor de
meest creatieve foto gaat naar dierenartspraktijk de Rijp.

En de feestvarkens zijn.

Iris van der Laan

Iris van der Laan is werkzaam bij Opraappers Communi-
catie.

-ocr page 25-

Rob Back

Het in oktober uitgekomen nummer van Argos, het bulle-
tin van het Veterinair Historisch Genootschap (V.H.G),
staat in het teken van de eerste aanzet tot de vorming van
de discipline diergeneeskunde op een \'geleerd niveau\'
rond het jaar 1800.

In twee artikelen in dit nummer wordt ingegaan op de \'geleer-
de genootschappen\' die het platform waren voor discussies
over allerlei maatschappelijke problemen - inclusief de vete-
rinaire - die op dat moment speelden binnen de Nederlandse
samenleving. In die woelige periode in de Nederlandse ge-
schiedenis werd onder invloed van de verlichting in dergelijke
genootschappen stevig gedebatteerd over hervormingen en
vernieuwingen. De republiek was duidelijk op haar retour en
men wilde de economische recessie een halt toe roepen, onder
meer door op basis van de nieuw verworven natuurweten-
schappelijke kennis praktische oplossingen aan te dragen voor
allerlei maatschappelijke problemen. De genootschappen
zagen het als hun taak dergelijke kennis te vermeerderen en te
verspreiden, waarbij zij prijsvragen hanteerden als instru-
ment. In de rookkamers van deze geleerde heren werd de vee-
artsenijkunde \'salonfähig\'. Collega Jan Egter van Wissekerke
beschrijft in
Argos op welke wijze veterinaire problemen aan
bod kwamen in Haarlem rond 1800.

Temidden van prijsvragen over allerlei onderwerpen op het
gebied van de handel, industrie en landbouw kwam ook het
wetenschappelijke debat op gang over onderwerpen als run-
derpest, schurft bij schapen, melkziekte bij het rund en kwa-
de droes bij paarden. In de bijdrage van de voormalig biblio-
thecaris van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht,
Guus Mathijsen, lezen wij dat soortgelijke vragen werden ge-
steld in de Maatschappij ter Bevordering van de Landbouw
in Amsterdam.

Zowel in het Haarlemse als in het Amsterdamse genootschap
werden prijsvragen uitgeschreven om het onderwijs in de
veeartsenijkunde op een hoger peil te brengen. Dit resulteer-
de uiteindelijk in de oprichting van de \'s Rijksveeartsnij-
school. In de prijsvragen van de Haarlemse en de Amster-
damse genootschappen komt duidelijk naar voren het belang
van de paardengeneeskunde. Paarden speelden een voorname
rol, niet alleen in de samenleving, maar ook in het leger. Een
zeer markante persoon en een groot paardenkenner uit het be-
gin van de negentiende eeuw was Comelis Anthonie Geisweit
van der Netten (1772-1847). In de bijdrage van Jan Egter van
Wissekerke wordt opgemerkt dat Geisweit van der Netten het
Handboek der Paardenkennis voor den Burger- en Krijgs-
stand publiceerde en als cavalerieofficier en hippoloog zitting
had in de Leidse Commissie tot examinatie van veeartsen en
aandrong op een opleiding voor veeartsen. Een feit dat nog
meer tot de verbeelding spreekt, is dat hij de barre veldtocht
van Napoleon naar Moskou had overleefd. Dit is dan ook de
reden waarom zijn portret op de titelpagina van dit nummer
van
Argos staat.

Genootschappen staan ook centraal in de bijdrage van Jan
Hasselaar, voormalig medewerker van het Instituut voor Ana-
tomie. In zijn bijdrage gaat hij nader in op de professionalise-

ring van de diergeneeskunde omstreeks 1850. Hij beschrijft
het wel en wee van de eerste provinciale veeartsenijkundige
genootschappen, en hoe er na veel discussies in 1862 een na-
tionale beroepsvereniging tot stand kwam. Ten slotte doet
Peter Koolmees verslag van een bezoek aan verschillende
veterinaire musea in de Verenigde Staten. Met deze bijdragen
en de vaste rubrieken biedt
Argos nummer 35 weer een geva-
rieerd aanbod uit de geschiedenis van de diergeneeskunde.

Symposium

Tijdens het op 2 november 2006 in de universiteitsbibliotheek
te Utrecht gehouden symposium \'Diergeneeskunde in de
Oudheid, veterinaire handschriften\' werden vier lezingen ge-
houden. Allereerst hield Guus Mathijsen een verhandeling
over veterinaire handschriften en de betekenis ervan bij de
beoefening van de geschiedenis van de diergeneeskunde.
Collega dr. Werner Sackmann uit Basel en mevrouw Anne-
Marie Doyen-Higuet (België), een dochter van een Waalse
dierenarts die zelf klassieke talen heeft gestudeerd, hielden
voordrachten respectievelijk over de Latijnse Chiron-hand-
schriften en over de Griekse teksten over de geneeskunde van
het paard.

De Nederlandse filoloog
dr. Jan B. Berns (Amster-
dam) heeft het zeventien-
de-eeuwse
Receptenboek
om Paarden te genezen
(1697) van Dirck van
Bronckhorst van Weerden-
burg toegankelijk gemaakt.
Het originele handschrift
werd in 1991 op een vei-
ling verworven ten behoe-
ve van de faculteitsbiblio-
theek. Jan Berns heeft het
handschrift gereed ge-
maakt voor uitgave als Ca-
hier Nr. 5 van het Veterinair
Historisch Genootschap.
Het cahier kwam tot stand
door een bijdrage van het

Prof Hendrik Rozemond Fonds ter Bevordering van de Studie
van de Veterinaire Geschiedenis. Het cahier is te bestellen
door het overmaken van € 17,50 op gironummer 581045 ten
name van Penningmeester VH.G. te Sneek.
Voor € 25,- per jaar kunt u lid worden van het VH.G, dit is
inclusief een abonnement op
Argos. Richt uw post aan het se-
cretariaat (Prof Van Bemmelenlaan 49, 3571 EL Utrecht) of
bel 030-2711945. Een jaarabonnement op
Argos kost
€ 13,50 (twee nummers). Losse nummers kosten € 10,-, in-
clusief verzending en zijn te bestellen bij de penningmeester
van de VH.G.

Drs. R. Back is voorzitter van het Veterinair IHistorisch

Genootschap.

Oktobernummer >\\rgos, bulletin van
het Veterinair Historisch Genootschap

Keceprenhofk
om panrdcn re gcne/cn (1697)

\'Receptenboek om paarden te gene-
zen\' (1697)

-ocr page 26-

Door de warmere herfstmaanden verwacht de Werkgroep Le-
verbotprognose dit najaar hooguit een lichte leverbotinfectie.
Na de droge julimaand gevolgd door een natte augustus heeft
de slakkenpopulatie zich in de herfst enigszins hersteld. Vanaf
oktober is weer een infectie in de slakken waargenomen. Door
een relatief warme oktober en november is de ontwikkeling van
de infectie in de slak deels voltooid en is er een geringe najaars-
infectie te verwachten. Verschil in plaatselijke omstandigheden
maakt dat de infectie niet overal op het gras is afgezet.
Op bedrijven waar afgelopen jaren leverbot is vastgesteld, is
dit jaar hooguit een lichte infectie mogelijk. De Werkgroep
Leverbotprognose adviseert om schapen nu alleen te behan-
delen na bloedonderzoek. Mestonderzoek is pas zinvol na
1 februari 2007. Op de overige schapen- en rundveebedrijven
is een behandeling niet noodzakelijk.

Late lichte leverbotinfectie

Bij twijfel is het zinvol om bloedonderzoek te laten verrich-
ten bij GD. Per diersoort (bij voorkeur dieren na hun eerste
weideseizoen) zijn voor een goed onderzoek vijf monsters
per leeftijdscategorie nodig. Indien mogelijk moeten dieren
naar goed ontwaterde percelen worden verweid.
Wanneer uit onderzoek blijkt dat runderen moeten worden
behandeld, dient dat bij melkgevende dieren te gebeuren ge-
durende het hele jaar aan het begin van de droogstand.
De Werkgroep Leverbotprognose is een samenwerkingsver-
band tussen de Animal Sciences Group, Wageningen UR en
GD. De taak van de werkgroep is het voorspellen van de kans
op leverbotinfecties. Zij beoogt preventieve maatregelen en
wil door het bevorderen van een strategische behandeling het
geneesmiddelengebruik terugdringen.

\'Castratie drachtige poes\' vraagt om collectief standpunt

Geachte redactie.

Een goed initiatief van de Commissie
Ethiek om de rubriek \'Ethiek uit de
praktijk\' te starten. Nu kan iedereen
zich mengen in de discussie over een
ethisch vraagstuk. De eerste casus be-
treft \'Abortus bij een drachtige poes\'
(Tijdschr Diergeneesk, 1 december
2006, p. 874-875). De probleemstelling is helder: een eige-
naar biedt een poes aan ter castratie. De poes blijkt echter
acht weken drachtig te zijn. Dat wist het baasje niet. Hij wil
geen jonge poesjes en verzoekt de dierenarts de castratie toch
uit te voeren. De dierenarts heeft echter grote moeite met het
castreren van een drachtige poes. Wat moet zij doen: weige-
ren of castreren (en daarmee de ongeboren vrucht doden)?
De Commissie Ethiek heeft alle relevante overwegingen op een
rijtje gezet en toegelicht. De commissie constateert dat het wet-
telijk kader de dierenarts in deze casus onvoldoende houvast
geeft. Dat klopt, het doden van gezelschapsdieren is nog steeds
niet geregeld. Gezien de uiteenlopende redenen voor het doden
van gezelschapsdieren is het vraag of de overheid dit wel wet-
telijk kan regelen. Dat zou leiden tot een stortvloed aan wette-
lijke regels, die nauwelijks zijn te handhaven. Daarom wil de
overheid dat het veld hierin zelf zijn verantwoordelijkheid
neemt (zelfregulering), met de diergeneeskunde voorop.
Volgens de Commissie Ethiek ligt de verantwoordelijkheid
voor de beslissing een dier te doden bij de eigenaar en zijn
dierenarts gezamenlijk. Mee eens, maar in deze casus hebben
beiden tegengestelde wensen. Dat maakt het voor de dieren-
arts lastig. Als zij volhardt in haar weigering is de kans groot
dat de eigenaar naar een andere dierenarts stapt. Weg klant,
weg inkomen en dat was nu ook weer niet de bedoeling. De
practicus zou geholpen zijn met een steuntje in de rug van de
beroepsgroep. Dat kan worden gerealiseerd met behulp van
een collectief standpunt: wij - dierenartsen - besluiten niet
meer mee te werken aan het castreren van drachtige poezen.
Natuurlijk is het dan van belang aan te geven om welke reden
geen medewerking wordt verleend. De morele norm dat de
dierenarts onnodig leed bij het dier dient te vermijden, heeft
in deze casus weinig normatieve kracht, mits de castratie van
de poes en het doden van de ongeboren vrucht volgens de
\'regelen der kunst\' plaatsvinden. Een norm die meer hout
snijdt, is: respect voor het dierlijke leven. Dit houdt in dat we
respect hebben voor de natuurlijke levensloop van dieren (1).
Een eigenaar moet zijn dier(en) de mogelijkheid bieden een
zo natuurlijk mogelijk leven te leiden. Daarbij past niet dat
aan dat leven een onnodig en vroegtijdig einde wordt ge-
maakt. Als de beroepsgemeenschap deze morele norm van
respect voor de natuurlijke levensloop onderschrijft, is ver-
antwoording afgelegd voor het standpunt niet mee te werken
aan het castreren en aborteren van drachtige poezen.
Is er binnen en buiten de beroepsgroep voldoende draagvlak
voor een dergelijk collectief standpunt? Om twee redenen
heb ik daar vertrouwen in. Ten eerste is uit onderzoek onder
praktiserende dierenartsen gebleken dat 71 procent van de
practici voorstander is van het innemen en uitdragen van col-
lectieve standpunten over concrete ethische vraagstukken (2).
En ten tweede blijkt uit het door de Commissie Ethiek aange-
haalde onderzoek over het doden van dieren (1) dat de Neder-
landse bevolking veel waarde hecht aan de norm van respect
voor leven van dieren. Ik verwacht dan ook dat een collectief
standpunt over deze kwestie kan rekenen op brede steun. Na-
tuurlijk blijven er katteneigenaren die daarmee niet gelukkig
zijn. Sommigen leggen zich daarbij neer, anderen zullen blij-
ven zoeken naar een dierenarts die wel medewerking wil ver-
lenen. Maar als alle dierenartsen zich aan het collectieve
standpunt houden en dit goed aan de eigenaar weten uit te
leggen, dan stopt dat \'shoppen\' vanzelf Misschien niet met-
een, maar op den duur wel. Dan moeten dierenartsen echter
wel hun rug recht houden.

Ingezonden

LJ.E. Rutgers, Utrecht

Literatuur

1. Rutgers, LJE, Swabe, JM en Stassen, EN. Hel doden van gehouden die-
ren: Ja, mits ...of nee, tenzij?
Nederlandse Organisatie voor Weten-
schappelijk Onderzoek (NWO) / Faculteit Diergeneeskunde, Universi-
teit Utrecht, 2003.

2. Rutgers, LJE en Baarda, DB. \'Normatieve vragen in de diergenees-
kundige beroepspraktijk: een verkenning\'.
Tijdschr Diergeneesk, 1994,
119: 525-535.

-ocr page 27-

Hierbij wil ik reageren op het artikel \'Abortus bij een drachti-
ge poes\' in het Tijdschrift van 1 december 2006.
Anderhalve pagina tijdschrift verspild aan een ongeboren
katje! Noem het een blijk van beschaving, maar in mijn ogen
is het pure decadentie. Hoe meer de mens van de natuur ver-
vreemdt, hoe sentimenteler hij wordt in de omgang met die-
ren. Zo lang de mensheid \'huisdieren\' houdt, groot en klein,
doet zij dat voor eigen nut en/of genoegen en niet voor het
plezier van die dieren. Dit plaatst de ethiek niet buitenspel,
maar die laat zich hier tot één begrip herleiden: zorgplicht.
En dat is heel wat anders dan sentimentaliteit, waarbij het
dier wordt vermenselijkt en bijgevolg alle dierenleven heilig
wordt verklaard. Afmaken (euthanaseren in het moderne jar-
gon, dat dieren laat \'overlijden\') op grond van overtolligheid
is óók een vorm van zorg! En wanneer de praktijk van me-
vrouw Oudkerk (of hoe ze maar heet) zo marginaal is dat ze
geen enkele klant kan missen, kan mevrouw beter naar ander
werk omzien, denk ik.

Geachte redactie,

Met vriendelijke groeten,

R. Strikwerda

Geachte redactie,

Hierbij mijn puur persoonlijke reactie op het gestelde pro-
bleem. Gedurende mijn inmiddels 32-jarige inzet als gezel-
schapsdierenpracticus heb ik me altijd laten leiden door wat
ik zelf (met de bagage die ik aan boord heb) van een situatie
vond. Het castreren van een acht weken zwangere poes die in
goede gezondheidstoestand is en een gezond kitten lijkt te
dragen, is iets dat ik nooit zal doen.

Om het eens scherp te stellen: in mijn optiek staat dit gelijk
aan dierenmishandeling en moord. Ook vind ik dat de verant-
woordelijkheid voorde consequenties van mijn weigering ge-
heel bij de eigenaar van de poes ligt. Wel zal ik met de eige-
naar zorgvuldig bespreken waarom ik de ingreep bij de
poes niet zal uitvoeren en ik wil ook meedenken over de ge-
volgen, maar als dit mij een klant kost dan was het er een die
ik niet zou missen. De overweging dat een andere dierenarts
met een andere kijk op dingen het wel zou doen, zal geen rol
spelen bij mijn beslissing.

Dit betekent niet dat ik nooit een gezonde zwangere poes zal
castreren, maar ik doe dat nooit voorbij (ongeveer) de vierde
week en alleen na zeer grondig overleg, op nadrukkelijk ver-
zoek, en met tegenzin. De grens van vier weken is natuurlijk
volslagen arbitrair, want waardoor wordt deze grens bepaald?
Op dit gebied beschikt iedere dierenarts over zijn eigen afwe-
gingen, maar het zou goed zijn als die niet te ver uiteenliepen.
Tenslotte zijn onze uitgangspunten als dierenartsen gemeen-
schappelijk, namelijk de gerichtheid op het dierenwelzijn (in
de gezelschapsdierensector).

Het in het artikel gestelde probleem lag voor mij ver van de
grens van toelaatbaarheid, maar er blijven genoeg ethische
dilemma\'s over om een praktijkleven mee te vullen.

Met collegiale groeten.

Maarten van Messel

Geachte redactie,

In dit soort situaties is het van belang of de dierenarts bereid
is een probleem van een diereigenaar ook met deze te delen.
Te vaak heb ik gehoord: "Dat is niet mijn probleem." En dat
is in zekere zin correct. De gevolgen van een dergelijke op-
stelling doen echter vaak afbreuk van onze functie \'tot heil
van mens en dier\' en van een zorgzame maatschappij.
Het weigeren van euthanasie of door de eigenaar gewenst in-
grijpen zoals in dit geval is ethisch zeker verdedigbaar. Als
dierenartsen worden wij helaas vaak geconfronteerd met de
lichtzinnigheid van eigenaren bij de aanschaf van, en onvol-
doende kennis en inspanning bij het houden van gezelschaps-
dieren. Als het dan misloopt, is dat niet veroorzaakt door de
dierenarts, maar die wordt er wel mee geconfronteerd.
Er zal mijns inziens altijd een goed gesprek met de eigenaar
moeten plaatsvinden, waarbij duidelijk moet worden gesteld
dat het dier slachtoffer is geworden van zijn/haar handelen.

Maar daarmee is de kous niet af Als ondanks onze beïnvloe-
ding de eigenaar vastbesloten blijft, zal in incidentele geval-
len door de dierenarts een oplossing kunnen worden aange-
boden, maar de mogelijkheden daarvoor zijn beperkt.
Het is nu aan de dierenarts om in te schatten wat er met deze
eigenaar en zijn/haar dier gaat gebeuren. Op grond van die
weloverwogen inschatting zal de afweging moeten worden
gemaakt welke weg volgens de dierenarts het meest overeen-
komt met het beoogde welzijn van het dier. Dat kan in som-
mige gevallen leiden tot euthanasie. Maar hoed mij voor de
dierenarts die het probleem uit de weg gaat en eigenaar en
dier aan hun lot overlaat.

Met collegiale groet,

Gerard van Exel

-ocr page 28-

In 2005 waren er in Nederland 605 éénmanspraktijken
met al dan niet dierenart$(en) in loondienst en 396 associ-
aties (12). De associaties varieerden van twee tot veertien
dierenartsen, waarbij twee dierenartsen verreweg het
meest voorkomt (225). Een dierenartsenpraktijk biedt
werk voor één tot veertig mensen, waarbij er in een prak-
tijk gemiddeld vijf tot vijftig mensen werken. Grote prak-
tijken vragen om een goede organisatie. De omvang van
de managementtaken binnen een praktijk neemt toe (3,4,
5,8,13,14,15,20,21). In een aantal praktijken werkt een
manager of heeft een lid van de maatschap de manage-
mentfuncties op zich genomen. In 2001 is in Nederland de
Vereniging voor PraktijkManagers (VPM) opgericht, met
als doel de personen uit de dierenartsenpraktijken in Ne-
derland te verenigen die de functie van praktijkmanager
uitoefenen, of de verantwoordelijkheid hebben voor één
of meer managementtaken (18).

Door de groei van praktijken heeft de bedrijfsvoering meer
aandacht nodig. Daarnaast zorgen de toenemende concurren-
tie en de kennistoename van cliënten dat praktijken moeten
professionaliseren (4,11,15,19). De meer bedrijfskundige
aanpak binnen praktijken leidt ertoe dat de tijdsverdeling tus-
sen veterinair werk en managementtaken een dilemma wordt
(13). Daamaast is de bedrijfskundige kennis binnen praktij-
ken niet erg groot. Dierenartsen vinden het moeilijk om het
werk uitdagend te houden en een goede balans tussen privé
en werk te vinden. Hierdoor is het van groot belang dat een
praktijk intern alles goed onder controle heeft. Alleen dan
kan adequaat gereageerd worden op veranderingen. Door bo-
venstaande ontwikkelingen ontstaan er problemen in het ma-
nagement, zoals een hoog burn-out-cijfer en dissociëren veel
praktijken (16,17). Het is niet duidelijk met welke manage-
mentdisciplines praktijken de meeste problemen ondervin-
den. Vandaar de onderzoeksvraag: Op welk managementge-
bied lagen in 2004 voor praktijkmanagers van Nederiandse
dierenartsenpraktijken de grootste problemen bij de bedrijfs-
voering van een dierenartsenpraktijk?
In het onderzoek werd gekeken naar de machtsverhouding
binnen praktijken, de verschillende vormen van bedrijfscul-
tuur volgens de kleuren van Caluwé (figuur 1) (1) en de ver-
schillende bedrijfsvoeringdisciplines, zoals: marketing, per-

Figuur 2. Bronnen van macht

Machtsvorm

UiflM 1

Functie

Positie in hiërarchische structuur van de organisatie

Belonen

Mogelijkheid om te behagen

Straffen

Mogelijkheid onthouden van beloning of straffen

Informatie/kennis

Expertise of toegang tot informatie

Charisma

Uiterlijk, voorkomen, natuurlijk overwicht

soneelszaken, strategisch beleid, overlegstructuur, financiële
zaken, ICT, huisvesting en apotheek.
Door het identificeren van machtsbronnen (figuur 2) en de
daaraan gekoppelde functies en/of posities werd inzicht ver-
kregen in eventuele scheefgroei of het onbenut laten van
machtsbronnen (7). Daarnaast werd inzichtelijk wat toekom-
stige sleutelposities zouden zijn om verbeteringen in de orga-
nisatie tot stand te brengen. Zo kan een assistent heel goed de
reactie van cliënten op een prijsverhoging inventariseren. Dat
betekent dat de machtsbron van kennis/informatie hier aan-
wezig is. Het benoemen van de bedrijfsculmur geeft houvast
voor een veranderingstraject. De in te zetten verandering zal
het meest effectief zijn als zij past bij de normen en waarden
die gelden in de praktijk (1). Bij een organisatie, die werkt
met \'kwartaaltargets\' (een blauwe cultuur), zal het creëren
van een wij-gevoel en het elkaar prikkelen met boeiende vra-
gen niet helpen bij het realiseren van een verandering. Een
\'blauwe\' organisatie werkt het beste via een blauwdruk, een
goed uitgewerkt plan met duidelijke \'mile stones\'. De ver-
schillende bedrijfsvoeringdisciplines worden onderzocht om
te bepalen op welk gebied het meest te winnen valt en waar
verandering het meest effectief zou zijn.

Materiaal en Methoden

Het onderzoek heeft plaats gevonden in tien Nederiandse die-
renartsenpraktijken, over het gehele land verspreid. De prak-
tijken waren geselecteerd op basis van grootte en/of op basis
van getoonde of vermoede interesse in management. De
praktijken varieerden in grootte van twee tot dertien leden in
de maatschap. Het aantal dependances per praktijk varieerde
van één tot vijf Het aantal dierenartsen in loondienst varieer-
de van geen tot vijf Het aantal assistentes varieerde van 5 tot
26 assistentes (inclusief laboranten, administratief mede-
werkers, schoonmaaksters, chauffeur).

Managementproblematiek binnen dierenartsenpraktijken

D.C. Eelkman Rooda en H. Vaarkamp

Figuur 1. Kleuren van Caluwé

KL-ur

Beeld

Tafcl

Typering

Valkuil

Geel

Zon, vuur

Ronde tafel

Politiek, macht, win-win situaties, onderhandelen, eens
worden

Gezamenlijk belang is er niet altijd (lose-lose
situatie)

Blauw

Blauwdnik

Meerdere tafels

Regelen, plannen, beheersen, duidelijke resultaten

Geen aandacht voor irrationele aspecten, haast,
ongeduld

Rood

Bloed, mens

Gemakkelijke tafel

Motiveren, prikkelen, betrokkenheid, wij-gevoel, straffen
en belonen, jij-voor-mij, ik-voor-jou

Gebrek aan harde uitkomsten

Groen

Groeien, natuur

Interactieve tafelopstelling
fiipover e.d.

Bewustwording, leren, uitwisselen, betekenissen van
elkaar leren kennen

Mensen willen/kunnen in sommige situaties
niet leren, overmaat aan reflectie, geen harde
uitkomsten

Wit

Alle kleuren samen, alles stroomt

Tafel op de kop

Evolutie vanuit chaos, natuurlijke weg, eigen energie,
dynamiek, complexiteit, conflicten optimaliseren, symbo-
len en rituelen, creativiteit

Ideologiseren, zelfsturing, chaos niet analyseren,
betekenisloos gezwets

-ocr page 29-

Figuur 3. Balanced Score Card

1

Vision

<

and

Strategy

7

Internal Business
Processes

"To satisfy our
shareholders and
customers, what
business
processes must
we excel at?"

Customer

"To achieve our
vision, how
should we
appear to our
customers?"

Learning and
growth

"To achive our
vision, how will
we sustain our
ability to change
and improve?"

s
>

ê

s
ä
S
2

1

n

I

c

Bij het onderzoek werden open interviews gehouden met de
praktijkmanager ofwel een lid van de maatschap en er vond
een rondleiding plaats door de praktijk. Daarnaast heeft ieder-
een die in de praktijk werkzaam was, een enquête ingevuld. In
de enquête en het interview kwamen de onderwerpen aan de
orde zoals genoemd in de inleiding (naar het voorbeeld van de
Balanced Scorecard (figuur 3) (2,6) en het INK-management-
model (figuur 4) (6,9)). De enquête bestond uit stellingen die
in vijf gradaties konden worden bekrachtigd (volledig oneens,
oneens, neutraal, eens, volledig eens en niet van toepassing).
Van de persoon die de enquête had ingevuld, was alleen be-
kend of hij/zij dierenarts in loondienst was, dierenarts in de
maatschap, praktijkmanager of assistent in loondienst.
De uitkomst van het interview vormde de basis voor de inter-
pretatie van de enquêtes, maar ook voor de bepaling van de
bedrijfscultuur volgens Caluwé en de bepaling van de bron-
nen van macht. Per praktijk vergeleken we de mening van de
praktijkmanager en die van de andere categorieën medewer-
kers. Wanneer er geen praktijkmanager werkzaam was in de
praktijk maakten we een vergelijking tussen de mening van
de maatschap en de mening van de dierenartsen in loondienst
en van de assistentes. Daarnaast is er gekeken naar homoge-
niteit in meningen van de maatschapsleden binnen een prak-
tijk. Dachten alle maatschapsleden binnen een praktijk het-
zelfde over een stelling of waren er veel verschillen in de
meningen?

Resultaten

De cultuur van een praktijk blijkt sterk wisselend en is af-
hankelijk van de medewerkers. In veel praktijken kunnen
twee dominante culturen worden aangeduid. Er was geen re-
latie tussen de cultuur en de grootte van de praktijk waar-
neembaar. De cultuur die het meest voorkwam in combinatie
met een andere cultuur is de blauwe (bij zes van de tien prak-
tijken). Een blauwe cultuur betekent dat er wordt gewerkt
volgens een blauwdruk. Bij deze cultuur past bijvoorbeeld
het werken volgens de Balanced Score Card. In bijna alle in-
terviews kwam naar voren dat er op structurele basis overleg
plaatsvindt en dat er op de één of andere manier gericht aan
een toekomst gewerkt wordt, hoewel er geen duidelijk toe-
komstbeeld is. Het is daarbij opvallend dat in bijna alle prak-
tijken het overleg niet aan de verwachtingen voldoet, maar
wel als nuttig wordt ervaren. Verder zagen we vrij vaak een
groene cultuur (bij vijf van de tien praktijken) al dan niet ge-
combineerd met de blauwe cultuur. In deze cultuur gaat men
vooral uit van het hier en nu. Waar staan we op dit moment en
hoe gaan we nu verder? Leren van fouten uit het verleden en
anticiperen op gebeurtenissen van het moment zijn kenmer-
ken van deze cultuur. Bij deze cultuur past het werken vol-
gens het IN K-model. Als laatste bleek dat heel weinig prak-
tijken onderdelen van een rode cultuur toepassen. Dit
betekent dat HRM-instrumenten (Human Resource Manage-
ment) zoals personeelsuitjes, het gericht sturen op competen-
ties en het promoten van cursussen weinig worden gebruikt.
De bronnen van macht in de dierenartsenpraktijk variëren
van de maatschap of het dagelijks bestuur tot de praktijk-
manager. In alle praktijken heeft de maatschap uiteindelijk de
beslissingsbevoegdheid. Doordat de maatschap beslist, kan
ook alleen de maatschap belonen en straffen. Hierdoor liggen
drie bronnen van macht direct bij de maatschap, namelijk: uit
hoofde van functie, belonen en straffen. Kennis/informatie is
een bron van macht die zowel bij de maatschap ligt als bij de
praktijkmanager of hoofdassistent. Bij deze bron is de toe-
bedeelde verantwoordelijkheid uit hoofde van de functie of
de toegang tot de informatie de manier om over deze bron
van macht te beschikken.

In elke praktijk blijkt communicatie het grootste probleem.
Over alle praktijken kan worden gezegd dat de vergaderingen
structureel noch efficiënt verlopen. Maar ook de communica-
tie tussen de verschillende groepen binnen een praktijk ver-
loopt niet optimaal. Dit blijkt met name uit de klachten van
de assistenten over de introductie van nieuwe producten en
het niet op de hoogte zijn van het beleid dat door de maat-
schap is uitgezet. Het blijkt ook uit het feit dat de maatschap

-ocr page 30-

niet op de iioogte is van de onvrede op het gebied van perso-
neelsbeleid en huisvesting. In alle praktijken komt dit pro-
bleem in mindere tot meerdere mate voor.
Verder blijkt dat de apotheek (bij zes van de tien praktijken)
een lastig te coördineren afdeling is. De verantwoordelijk-
heid en de taakverdeling zijn in de meeste praktijken wel dui-
delijk, maar bijna overal wordt in de apotheek regelmatig mis
gegrepen. De discipline marketing is (bij acht van de tien)
een onderwerp waaraan niet expliciet aandacht wordt be-
steed. Zo zijn er ondermeer lange wachttijden zonder koffie
en thee, is bijna nergens de wachtkamer aantrekkelijk voor
cliënten en treden de meeste praktijken niet actief naar bui-
ten. Bij alle praktijken zijn er op dit gebied verbeteringen mo-
gelijk. Op het gebied van ICT blijkt de internetsite onder de
werknemers niet te leven (bij zes van de tien praktijken). Vaak
is zelfs niet bekend dat cliënten via de site vragen kunnen
stellen, wat aangeeft dat werknemers de site niet kennen. Tot
slot kan over strategie en beleid gezegd worden dat de meeste
maatschappen op dit gebied wel een idee hebben, maar dit
niet uitdragen naar de werknemers (negen van de tien). Van
de werknemers is bijna niemand zich bewust dat er in de
praktijk specifieke cliënten worden aangetrokken en daar-
naast is de doelstelling van de praktijk meestal onbekend.

Discussie

In dit onderzoek zijn tien praktijken onderzocht van de 1001
praktijken in Nederland (een procent) (12). De tien praktijken
vormen geen goede statistische weergave van de praktijken in
Nederland. De onderzochte praktijken zijn over het algemeen
groter dan de gemiddelde Nederlandse maatschap en zien
zichzelf als de meer vooruitstrevende praktijken. Bij grotere
praktijken is de noodzaak van het beheersen en inzichtelijk
maken van de verschillende bedrijfsprocessen groter. Hier-
door kunnen problemen beter naar de oppervlakte worden
gehaald en zijn de heersende managementproblemen in deze
praktijken eerder te signaleren.

Figuur 4. INK-Model

Het aantal in dit onderzoek opgenomen praktijken is niet
groot genoeg voor statistisch significante berekeningen. Daar-
bij komt dat niet iedereen in alle praktijken een enquête heeft
ingevuld. Er kunnen dan ook geen statistisch harde conclusies
getrokken worden. Wel is het mogelijk te kijken naar een trend
of sfeer die op de werkvloer heerst. Grote verschillen in den-
ken tussen de groepen komen namelijk wel naar voren.
Bij het opstellen van de enquête is geen rekening gehouden met
het bestaan van meerdere dependances binnen praktijken en
met het parttime werken van sommige medewerkers. Hierdoor
kan een ietwat vertekend beeld ontstaan. Daar staat tegenover
dat parttime medewerkers meestal werken op momenten dat
het druk is en daardoor een grote bijdrage leveren aan het func-
tioneren van een praktijk en de uitstraling van de praktijk.

Advies

Om vergaderingen efficiënter te laten verlopen, is het aan te
bevelen de voorzitter van de vergaderingen een cursus verga-
dertechnieken te laten volgen. Daarnaast moet ervoor worden
gezorgd, dat de in de maatschapvergadering genomen beslui-
ten ook worden doorgegeven aan de rest van het personeel en
dat de problemen die zich voordoen onder het personeel wor-
den besproken in de maatschapvergadering.
Voordat een praktijk het bestaande beleid op het gebied van
marketing, personeel, apotheek en/of ICT gaat aanpassen, is
het verstandig om uit te zoeken wat het doel van de praktijk
is. Hoe zal de praktijk er, ideaal gesproken, over tien jaar uit-
zien? Met andere woorden: wat is de visie van de praktijk?
Als dat bekend is, kan men ook beslissen welke fundamentele
principes (normen en waarden) de praktijk belangrijk vindt
om uit te dragen. Met andere woorden: wat is de missie van
de praktijk? Door zowel de visie als de missie duidelijk vast

-ocr page 31-

te stellen, ontstaat een handleiding waarmee de praktijk de
strategie voor een discipline en/of afdeling kan uitzetten. De
visie en de missie zullen de medewerkers helpen te handelen
in de lijn van het beleid en cliënten te helpen. Aan de hand
van het strategische meerjarenplan kan een marketingbeleid
en een personeelsbeleid worden gemaakt. Het strategisch
meerjarenplan staat niet vast. Het dient als handleiding voor
allerhande activiteiten in de praktijk. Daarnaast is het meerja-
renplan geen doel op zich, maar een middel om in een orga-
nisatie begrip en eenheid te creëren.

Een meerjarenplan is dynamisch. Elk jaar zal worden geke-
ken of de juiste koers is uitgezet en of de organisatie nog op
koers ligt. Met andere woorden: "Meten is weten". Om dit in
de gaten te houden kan men gebruik maken van verschillende
managementmodellen (6) zoals de Balanced Scorecard (2)
(figuur 3) of het INK-model (9) (figuur 4). Hierbij is het be-
langrijk te weten welke cultuur er in een praktijk heerst, zodat
het best bij de praktijk passende model gekozen kan worden.
De praktijkmanager kan het model in de praktijk toepassen
en beheren. Zo blijft de praktijk actueel en is continuïteit ge-
waarborgd.

Literatuur

1. Caluwe, L. de, Vermaak, H. Leren Veranderen. Kluwer, (2002) Deven-
ter.

2. Dreimüller, A.P. Het ondernemingsplan en de balanced scorecard.
Academica Service. (2002), Schoonhoven.

3. Firth-Cozens, J. Hours, Sleep, teamwork and stress: Sleep and team-
work matter as much as hours in reducing doctors stress. Brit Med J.
1998:7169: 1335-6.

4. Groot, S.J. de, Ruijter, T. de. Quality control of the private veterinary
profession in the Netherlands. Rev. Sci. Tech. 2004; 23; 175-85, dis-
cussion 391-401.

5. Hadley, J. Committing the firm: the position of partners and employees.
Vet. Rec. 1982; 110: 19.

6. Have. S. ten, Have, W.D. ten, de Jong, H. Schaafsma, E.E. Verhagen,
L.J. Het Manageinent-modellenboek. Reed Business Information
(2004) \'s-Gravenhage.

7. Hetebrij, M. Kwaliteit in praktijk: Communicatie en macht, februari
2005; Kluwer, www.SigmaBase.sigma-online.nl.

8. Huby, G., Gerry, M., McKinstry, B., Porter, M., Wrate, R.Morale
among general practitioners: Qualitative study exploring relations bet-
ween partnership arrangements, personal style and workload. Brit.
Med. J., 2002; 7356: 140.

9. INK; INK-lnformatiebrochure; www.ink.nl / www.efqm.nl.

10. Jansen, M., Vaarkamp, H., Endenburg, N., Pons, J. De organisatiecul-
tuur van tien dierenartsenpraktijken in Nederland: gebaseerd op model
van concurrerende waarden. 2004, fac. Dierg. Universiteit Utrecht.

11. Jorna, T., Groot, S. de. Starting at April the Veterinary Quality Organi-
zation becomes independent. Certified out of the quality in the veteri-
nary practice; Tijdschr. v. Dierg. 2002; 127: 246-7.

12. KNMvD jaarboeken vanaf 1960 t/m 2004.

13. Koolmees, RA. From horse doctor to cow leech to veterinary manager.
Regulation of the market for veterinary services in historical perspecti-
ve. Argos. 2000; 22: 75-7.

14. Lommers, H. De maat schappelijk: Veterinary professional partnership;
Tijdschr. v. Dierg. 1988; 113: 1303-9.

15. Overgaauw, P. DSK symposium Eu&U? Future veterinary medicine
Unlimited. Tijdsch. v. Dierg. 2005; 130:144-5.

16. Schröder, A.C.J., Engel, H.W.B. Burn-out bij dierenartsen een verdron-
gen probleem. Tijdsch.
V. Dierg. 1996; 121: 593-595.

17. Tielen, M.J., Snijdelaar, M., Gulick, RJ. van, Blaauw, R Professional
practice and health status of veterinarians. Tijdsch. v. Dierg. 1992; 117:
664-6.

18. Vereniging van PraktijkManagers; www.v-p-m.nl.

19. Communicating quality: a key message for veterinary practice; Vet.
Rec 2003; 152:221-4.

20. Vos, J.H., Deleu, S.A., Heling, W., Vries, A.R. de, Zeeuwen, A.A. Vete-
rinairians: \'Watch your affairs!\'Tijdsch. v. Dierg. 2000; 125: 542-51.

21. Wise, J.K., Shepherd, A.J. Size and organization of private veterinary
practices; 2003. J. Am. Vet. Med. Assoc. 2005; 227:233-4.

Samenvatting

Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in tien Nederlandse
dierenartsenpraktijken met als doel de problemen binnen
deze praktijken op het gebied van management te inventa-
riseren. Tevens is bekeken hoe deze problemen het best
aangepakt kunnen worden. Om dit laatste inzichtelijk te
maken is het belangrijk een beeld te hebben van de
machtsverhoudingen in een praktijk en de daar gehanteer-
de omgangsvormen (cultuur) (1,7,10). Op deze manier
wordt duidelijk wie veranderingen in gang kunnen zetten
en op welke manier een verandering het beste aanslaat.
Bij alle betrokken praktijken is een interview afgenomen
met een lid van het management (de praktijkmanager of
een lid van de maatschap). Aan de hand van het interview
is bepaald welke cultuur volgens de indeling van Caluwé
(figuur 1) (1) overheerste in de praktijk en waar in de
praktijk de bronnen van macht (figuur 2) lagen. Daarnaast
werd een enquête afgenomen bij iedereen die in de prak-
tijk werkzaam was. De enquête had als doel management-
disciplines met structurele problemen aan het licht te
brengen. Van de geënquêteerde was alleen bekend of hij/
zij maatschapslid was of praktijkmanager, dierenarts in
loondienst of assistente. De overige paraveterinaire func-
ties binnen een praktijk werden gerekend tot de groep van
de assistentes. De antwoorden van de verschillende groe-
pen binnen een praktijk zijn met elkaar vergeleken. Ook
is gekeken naar de variaties binnen een groep binnen een
praktijk.

Communicatie blijkt het grootste probleem. Bij alle prak-
tijken verlopen de vergaderingen niet structureel of effi-
ciënt. Maar ook de communicatie tussen de verschillende
groepen (de maatschapsleden, de dierenartsen in loon-
dienst, de assistentes) binnen een praktijk verloopt niet
optimaal. Daarnaast blijkt de apotheek (bij zes van de tien
praktijken) een lastig te coördineren afdeling. De discipli-
ne marketing is bij acht van de tien praktijken een onder-
werp waar niet expliciet aandacht aan wordt besteed. En
op het gebied van ICT is (bij zes van de tien ) de internet-
site iets wat niet leeft onder de werknemers. Als laatste
kan over strategie en beleid worden gezegd dat de meeste
maatschappen (negen van de tien) hier wel een idee over
hebben, maar dit niet uitdragen naar de werknemers.
Uit het onderzoek bleek dat de meeste praktijken een zo-
genaamde blauwe (zes van de tien) en/of groene (vijf van
de tien) cultuur (figuur 1) hanteren en dat de bronnen van
macht variëren van de maatschap, het dagelijks bestuur
tot de praktijkmanager.

Mevr. D.C. Eelkman Rooda was bij het schrijven verbon-
den aan de Faculteit der Diergeneeskunde, maar werkt nu
als manager Business Development aan de Animal Scien-
ces Croup, divisie Infectieziekten. Prof. dr H. Vaarkamp
is hoogleraar Veterinaire Apotheek aan de Faculteit der
Diergeneeskunde.

-ocr page 32-

Ceesje Rotgers

Het meerjarenplan uiergezondheid
van het Uiergezondheidscentrum
Nederland (UGCN) begint zijn eer-
ste vruchten af te werpen. Met
name de melkveehouders die mee-
doen aan studiegroepen van hun
dierenartsenpraktijk, doen grote
stappen vooruit. Dit blijkt uit de
eerste resultaten, die het UGCN
naar buiten bracht op zijn symposium over de voortgang
van het project op 29 november 2006 in Bunschoten. In-
middels werken zestig dierenartsenpraktijken en hun
melkveehouders volgens het concept voor het aanpakken
van mastitis, dat het UGCN in 2005 introduceerde.

De hoge kosten, het ongemak en het aangetaste dierenwelzijn
door uiergezondheidsproblemen waren voor LTO, NZO en
PZ de aanleiding om op 13 juni 2005 het UGCN op te rich-
ten. In 2000 was er een breuk gekomen in de decennialange
trend van een dalend tankmelkcelgetal. De oorzaak was een
wijziging in de uitbetalingsystematiek voor melk. Dit vonden
de genoemde landbouw- en zuivelorganisaties een zorgelijke
ontwikkeling. Daarom werd besloten tot de oprichting van
het UGCN. Een mooier startmoment dan het wereldmastitis-
congres in Maastricht kon het UGCN zich niet wensen. De
uiergezondheid domineerde dagenlang de agrarische kranten
en de noodzaak om hier ook in de praktijk iets voor te doen
door middel van een meerjarenplan werd breed onderschre-
ven.

"Op dit moment lijkt de trend in het tankmelkcelgetal weer
een gunstige kant op te gaan", verklaart Theo Lam, project-
leider van het UGCN. Hoewel deze gunstige ontwikkeling
hem niet onverschillig laat, wil hij het succes niet voor zich-
zelf opeisen. "Er is de laatste jaren toch al meer aandacht ge-
komen voor de uiergezondheid. Dierenartsen en veehouders
praten er vaker over."

Samen met tien pilotpraktijken en hun melkveehouders ont-
wikkelde het UGCN verschillende handvatten voor het ver-
beteren van de uiergezondheid op de melkveebedrijven, denk
aan instructiekaarten, checklists en registratiesystemen.
Daarnaast werden cursussen opgezet en kregen dierenartsen
de nodige begeleiding bij het houden van informatiebijeen-
komsten voor hun melkveehouders en het opzetten van stu-
diegroepen binnen hun praktijk. Ook zette het UGCN onder-
zoeksopdrachten uit bij kennisinstellingen om antwoorden te
vinden op nog openstaande vragen.

In 2006 werd het project vergroot met vijftig praktijken. In
totaal staat de teller van deelnemers nu op: zestig dierenart-
senpraktijken met ruim 6.800 melkveehouders, waarvan er
naar schatting drieduizend de informatieavond op de praktij-
ken bezochten en zo\'n vijftienhonderd deelnamen aan studie-
groepen. "Nu het concept en de hulpmiddelen zijn uitontwik-
keld, is het moment aangebroken om alle rundveedierenartsen
en hun melkveehouders bij het project te betrekken", vindt
Lam. Zij worden dan ook uitgenodigd om per 1 januari 2007
mee te doen aan het project.

Versla

Eerste exemplaar praktijkgids Uiergezondheid

Siem Jan Schenk (links) kreeg op 29 november 2006 het
eerste exemplaar van de praktijkgids Uiergezondheid, uit
handen van Geert Hartlief, voorzitter van de Stuurgroep
UGCN. Volgens de LTO-vakgroepsvoorzitter is uierge-
zondheid nooit van de agenda\'s geweest. "Wij geven prio-
riteit aan uiergezondheid vanwege het dierenwelzijn, ook
in tijden dat het geen politiek issue is." Het boekje is ge-
schreven door Jan Hulsen van veterinair adviesbureau
Vetvice en UGCN-projectleider Theo Lam. Het bundelt
alle praktijkkennis "voor een uitstekende uiergezondheid"
in korte teksten en heel veel foto\'s en tekeningen. Als ver-
haallijn kozen Hulsen en Lam voor de dagelijkse routine
op het bedrijf De praktijkgids komt via de zuivelbedrij-
ven beschikbaar voor elke melkveehouder en speelt een
belangrijke rol bij de landelijke opschaling. Ook dieren-
artsenpraktijken ontvangen dit naslagwerk. Theo Lam
hoopt dat de praktijkgids melkveehouders en dierenartsen
aanzet om met uiergezondheid aan het werk te gaan.

Eerste resultaten

Om inzicht te krijgen in het aantal gevallen van klinische
mastitis op melkveebedrijven, vroeg het UGCM de vee-
houders van de tien pilotpraktijken de gevallen te registreren.
Vervolgens werd gekeken of de veehouders het na een jaar
\'werken aan uiergezondheid\' beter deden. Lam durft geen
harde conclusies te verbinden aan de resultaten. "Maar de
tendens is gunstig, al weten wij ook dat de verschillen per
jaar groot kunnen zijn. Dat bleek wel in augustus 2006. Als
gevolg van de hete zomer was het aantal mastitisgevallen ho-
ger dan in het jaar daarvoor. Toen wij deze zomer een toena-

Eerste resultaten Uiergezondheidscentrum Nederland

-ocr page 33-

me in Klebsiella-mastitis signaleerden, hebben wij meteen
een waarschuwing laten uitgaan, zodat veehouders en dieren-
artsen voorzorgsmaatregelen konden nemen".
Om het jaareffect uit te sluiten, vergeleek het UGCN de re-
sultaten van veehouders die zich wel en niet aansloten bij de
studiegroep van hun dierenartsenpraktijk. Op basis van het
tankmelkcelgetal is op beide groepen bedrijven de uier-
gezondheid in kaart gebracht (zie figuur 1) Zoals te verwach-
ten was, hadden de studiegroepdeelnemers (die immers in
vergelijking het meest gemotiveerd zijn) in juni 2004 al enige
voorsprong en deze werd in de loop van de maanden gestadig
groter. Blijkbaar motiveren studiegroepen veehouders het
meest om (subklinische) mastitis aan te pakken. "Het verbe-
teren van de uiergezondheid is dus heel goed mogelijk", con-
cludeert Lam.

Deelnemers eerste uur

Eén van de deelnemers van het eerste uur is melkveehouder
Ad Ketelaars. In Dronten heeft hij een bedrijf met honderd
melkkoeien en 65 stuks jongvee. "Medio 2005 ben ik begon-
nen de puntjes op de \'i\' te zetten", vertelt Ketelaars. De melk-
veehouder heeft zich tot doel gesteld het aantal klinische
mastitisgevallen terug te brengen naar vijftien procent (is nu
twintig procent). Hoewel het tankmelkcelgetal al twintig
punten is gezakt, is Ketelaars nog niet tevreden. Hij wil naar
de honderdduizend cellen per milliliter (is nu 150.000). "Het
mooie van meedoen aan dit project is dat arbeidsgemak en
economie hand in hand gaan. Meestal is dat niet zo; schaf
maar eens een kalverdrinkautomaat aan. Die is wel gunstig
voor de arbeid, maar niet voor de economie."
De veehouder zegt veel baat te hebben van de studiegroepbij-
eenkomsten van zijn dierenartsenpraktijk. "Met name omdat
die door de eigen dierenarts worden begeleid." En ja, de vee-
houder heeft zeker het nodige geleerd. "Toen ik de slotgaten
van de spenen leerde beoordelen, constateerde ik dat er veel
afwijkende waren. Uit de natte meting (controle van de melk-
machine tijdens melken) bleek vervolgens, dat de c-tijd van
de melkmachine te krap was afgesteld." Hierdoor sluit de te-
pelvoering te vlot. "De tijden zijn inmiddels geoptimaliseerd
en de slotgaten zien er beter uit", aldus Ketelaars. Verder nam
hij met zijn dierenarts de transitieperiode onder de loep en
werd een bacteriologisch onderzoek uitgevoerd om de masti-
tisverwekkers op het bedrijf in kaart te brengen. Ook maakte
hij met zijn dierenarts een behandelplan. "Dit dwingt je eens
goed na te denken over je standaardbehandelingen. Nu ga ik
selectiever met diergeneesmiddelen om dan voorheen en heb
bijvoorbeeld twee soorten droogzetters, voor respectievelijk
hoog- en laagcelgetalkoeien." Als groot winstpunt noemt hij
de betere genezing van mastitiskoeien. Ketelaars heeft zijn
doel nog niet bereikt. Met name het aantal mastitiskoeien
moet omlaag. "Ik denk er nu over ook de fokkerijkant te be-
nutten en bij de stierkeuze rekening te houden met de verer-
ving voor uiergezondheid."

Een dierenarts die al vanaf het begin is betrokken bij het pro-
ject is Toon Meesters van dierenkliniek Visdonk in Roosen-
daal. In Bunschoten hield hij zijn toehoorders voor dat de be-
handeling van mastitisgevallen en de levering van de
bijbehorende medicijnen dierenartsen op het lijf is geschre-
ven. "Maar volgens de formule van het UGCN komt daar de
begeleiding van studiegroepen bij en het verzorgen van
\'maatwerk\' per bedrijf." Dat is nieuw voor veel dierenartsen.
"Dierenartsen beginnen op het verkeerde moment te praten

—■— Controle

—■— Pilot Passief

—"— Pilot Actief

over uiergezondheid; ze snijden het onderwerp aan tijdens
het opvoelen, al hangend over de koe. Dat werkt dus niet."
Meesters onderschrijft het succes van de studiegroepsbijeen-
komsten. "Het is mooi als veehouders hun eigen cijfers ken-
nen, maar beter als zij ook die van hun collega\'s kennen. Ver-
der is het zinvol als veehouders hun ervaringen met elkaar
delen. Zij kunnen elkaar beter vertellen wat wel en niet werkt,
dan de dierenarts vanuit zijn ivoren toren."

Aanpak vanaf2007

Het komende jaar zal het UGCN met zijn vijf-puntenschema
door het land trekken. Elk punt (infectiedruk, weerstand, mel-
ken, behandelen en controle) wordt gedurende een periode in
de schijnwerpers gezet. Met het ezelsbruggetje \'Ik Wil Mas-
titis Beter Controleren\', kunnen veehouders en dierenartsen
de vijf peilers onder de mastitisaanpak onthouden. De ko-
mende maand zal het UGCN alle rundveedierenartsen uitno-
digen om zich bij het project aan te sluiten. Theo Lam hoopt
daarna spoedig met alle vierhonderd praktijken, hun negen-
honderd rundveedierenartsen én alle 22.000 melkveehouders
in hun praktijkgebied te werken aan mastitisbestrijding, zodat
de uiergezondheid van het Nederlandse vee daadwerkelijk op
een hoger niveau komt.

O

■T

lU
bD

"Aan de kwaliteit van zuivel mag niks mankeren", besluit
Geert Hartlief, voorzitter van de Stuurgroep UGCN en hoofd
ledendienst bij zuivelaar DOC Kaas in Hoogeveen. "De uier-
gezondheid heeft consequenties voor het imago van onze
Nederlandse zuivelproducten en dus moet die in orde zijn."

Ceesje Rotgers is werkzaam l^ij GD.

-ocr page 34-

De recente introductie van een nieuwe NSAID voor de
hond, firocoxib (Previcox©) was voor Merial aanleiding
een tweedaags symposium te organiseren over de laatste
ontwikkelingen op het gebied van osteoartritis bij de
hond. Het symposium vond plaats van 6 tot 7 juli 2006 in
Parijs. Uit verschillende Europese landen waren dieren-
artsen uitgenodigd. De sprekers gaven een overzicht van
het klinische beeld en de diagnostiek van de aandoening.
Daarnaast werden de achtergronden van en ontwikke-
lingen bij de verschillende pijnstillende ontstekingsrem-
mers besproken. Met name de invalshoek vanuit de hu-
mane orthopedie was erg boeiend.

John Innes (Universiteit van Liverpool) presenteerde een
overzicht van de stand van zaken op het gebied van artrose bij
de hond. Hij gaf aan dat chronische pijn het belangrijkste
symptoom is van deze ziekte. Pijnbestrijding vormt daarom
het eerste doel van de behandeling. Als pijn eenmaal voor-
komt, is de kans groot dat deze continue aanwezig blijft. Met
de huidige generatie NSAlD\'s kan men honden vaak jaren-
lang behandelen, zonder noemenswaardige bijwerkingen. In
het Verenigd Koninkrijk staat artrose op de zevende plaats
van de meest voorkomende claims bij dierenverzekeringen.
Essentiële ondersteuningen van de medicamenteuze therapie
zijn de behandeling van overgewicht, het geven van beweging
en het inzetten van fysiotherapie.

Jean-Pierre Genevois (Universiteit van Lyon) sprak over de
klinische aspecten van verschillende gewrichtsaandoeningen
bij de jonge hond en de invloed daarvan op het ontstaan van
artrose. De ziekten waarbij het vaakst artrose ontstaat, zijn
groeistoornissen waarbij beschadigingen van het kraakbeen
optreden, zoals Osteochondrose, en heup- en elleboogdyspla-
sie. In de Franse nomenclatuur wordt de term \'artritis\' geas-
socieerd met acute aandoeningen en de term \'artrose\' met de
chronische aandoeningen.

Pijnbestrijding

Sabine Tacke (Universiteit van Glessen) besprak de vele mo-
leculen die gebruikt kunnen worden bij de bestrijding van
pijn en ontsteking bij hond en kat. Zij ziet behalve acute en
chronische pijn steeds vaker pijnuitingen in relatie met tumo-
ren en neuropathie. Morfineachtige preparaten gelden als de
meest krachtige middelen, maar deze zijn meer bedoeld voor
acute pijn. Wanneer deze medicijnen niet of onvoldoende
werken, moet na twaalf uur met een ander opioïd worden her-
haald.

NSAlD\'s zijn beter geschikt voor behandelingen over een
langere termijn. Bovendien zijn deze middelen bijzonder
goed geschikt voor de behandeling van artrose bij de hond,
mede vanwege hun werking als ontstekingsremmer. De nieu-
we generaties COX-2-remmers verminderen bovendien het
risico van bijwerkingen van het maagdarmkanaal. COX-2 is
het cycloöxygenase-enzym dat betrokken zou zijn bij ontste-
kingsprocessen, terwijl COX-1 verantwoordelijk wordt ge-
acht voor het handhaven van homeostatische processen in het
lichaam. Op basis hiervan verdient het de voorkeur om selec-
def COX-2 te remmen. Inmiddels is duidelijk geworden dat
het vergelijken van de COX-selectiviteit van pijnstillers niet
eenvoudig is. Veel onderzoeken zijn niet direct vergelijkbaar
en de gegevens verkregen bij de mens kunnen niet naast die
van de hond worden gelegd vanwege de grote verschillen in
COX-2-specificiteit.

Hoe eerder men bij klachten begint met het geven van
NSAlD\'s, hoe beter de resultaten. Sensibilisering van het
pijnsysteem wordt op deze manier zoveel mogelijk voor-
komen. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij ernstige pijn,
is het nodig middelen te combineren. Het wordt echter sterk
afgeraden NSAlD\'s te combineren met glucocorticosteroï-
den. Bij de kat zijn slechts enkele NSAlD\'s geïndiceerd (on-
der andere carprofen, ketoprofen, meloxicam en tolfenami-
nezuur).

Peter Hanson, hoofd van de afdeling R&D bij Merial, be-
sprak de onderzoeken naar het nieuwe NSAID firocoxib.
Deze studies bewezen de effectiviteit bij artrose en de veilig-
heid op lange termijn. Het is de verwachting dat dit molecuul
in de nabije toekomst ook voor het paard en de kat geregi-
streerd wordt. Bovendien zal er een injectievloeistof worden
ontwikkeld.

Behandeling bij de mens

Meer interessante \'eye-openers\' waren bewaard tot het einde
van het tweedaagse congres, toen de humaan reumatoloog
René-Marc Flipo (Universiteit van Lille) de behandeling van
artrose bij de mens besprak. Bij de mens is de knie het meest
aangetaste gewricht en wordt artrose vooral gezien bij oude-
ren (zestig jaar en ouder), mensen met overgewicht en bij
vrouwen (twee maal vaker dan bij mannen). Het bestaan van
een genetische predispositie wordt als zeer waarschijnlijk be-
schouwd (40-65 procent voor de knie; 80 procent voor de
vingers). Een opvallende aanwijzing voor deze genetische
factor is het feit dat in Azië en Afrika nauwelijks of geen ar-
trose voorkomt. Kunstheupen zijn in die gebieden ook onbe-
kend. Daarentegen wordt de periode 2000 tot 2010 in de wes-
terse medische wereld al \'het artrose-decennium\' genoemd.

Europees symposium over osteoartritis bij de liond

Paul Overgaauw

-ocr page 35-

Voor dierenartsen is liet natuurlijlc hericenbaar dat de therapie
bij de mens bestaat uit afvallen, met in de beginfase paraceta-
mol als eerste keus pijnstiller. NSAID\'s worden gereserveerd
voor de zwaardere gevallen maar vanwege de goede werk-
zaamheid worden ze vaak toch al direct ingezet, maximaal
voor een periode van twee tot drie weken. Ook bij mensen
hebben de selectieve COX-2-remmers de voorkeur.
De European League Against Rheumatism (EULAR) heeft
veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van ongeveer
twintig verschillende behandelingen van artrose van de knie
en de heup. De meeste daarvan waren gebaseerd op gerando-
miseerd klinisch onderzoek. Op de eerste plaats, met het
grootste klinische effect, staat beweging, direct gevolgd door
een kunstgewricht, paracetamol, NSAID\'s en patiëntenvoor-
lichting. Op de laatste drie posities staan: vitaminen, minera-
len en geslachtshormonen. Van deze zogenaamde nutraceuti-
cals is bij mensen tot nu toe nog nooit een \'evidence based\'
effect aangetoond, maar ze zijn ook niet schadelijk. Visolie
liet een zwak anti-inflammatoir effect zien bij artrose, maar
dat was bij dermate hoge doses dat er een vislucht om de pa-
tiënt hing. Als het gaat om patiëntenvoorlichting, blijkt uit
onderzoek dat er ruim 3400 websites te vinden zijn, waarvan
slechts twintig procent resultaten uit gecontroleerd onder-
zoek weergeven. Ruim tweederde van deze websites vermeldt
onjuiste informatie en adviezen (Maloney et al.
Rheumatolo-
gy.
2005;44:382-385).

Onderzoek wijst uit dat ongeveer zestig tot tachtig procent
van de humane artrosepatiënten gebruik maakt van alterna-
tieve geneesmiddelen en methoden, eventueel naast een regu-
liere behandeling. Tot de redenen hiervoor behoren de soci-
aal-culturele ontwikkelingen, de vermeende veiligheid van
deze behandelingen en de invloed van de media. De enkele
\'evidence based\' publicaties op dit gebied wijzen voorname-
lijk in de richting van placebo-effecten, bijvoorbeeld in het
geval van vitamine E-therapie bij knieartrose en thermale ba-
den. Het is dus aardig te vernemen dat alleen in de \'spa-the-
rapie\'-branche in Frankrijk al een miljoen personen werk-
zaam zijn. Eén \'evidence based\' onderzoek liet een significant
effect zien van acupunctuur en ook de eeuwenoude bloedzui-

gertherapie ging gepaard met een significante pijnreductie.
De zogenaamde \'electromagnetic pulse therapy\' laat in som-
mige onderzoeken positieve resultaten zien, vooral door het
stimuleren van chondrocyten en Osteoblasten bij pseudoar-
trose en
fractuurgenezing.

In de toekomst zijn nog enkele nieuwe therapeutische moge-
lijkheden te verwachten op het gebied van metalloproteinase-
remmers (bijvoorbeeld collagenase), transplantatie van chon-
drocyten (mozaïekplastiek) en gentherapie.
Op de vraag welke sporten beoefend kunnen worden bij ar-
trose, was het antwoord: "alles wat men maar prettig vindt,
met uitzondering van vechtsporten."

Paul Overgaauw is dierenarts-specialist en directeur bij het
Platform Verantwoord Huisdierenbezit, een stichting die
zich onder andere richt op preventieve gezondheidszorg.

Verslag van het tweede WVT-symposium

Henriette Vrieiing

In 2005 organiseerde de Werkgroep Veterinaire Tand-
heelkunde (WVT) voor de eerste keer een symposium.
Na het succes van vorig jaar werd besloten dit jaar op-
nieuw een WVT-dag te organiseren, waar door de leden
van de WVT lezingen worden verzorgd voor dierenartsen
die geïnteresseerd zijn in de veterinaire tandheelkunde.
Net als vorig jaar was er een gastspreker uit de humane
tandheelkunde.

Dit tweede symposium vond plaats op vrijdag 27 oktober
2006 in Doorwerth en werd mede mogelijk gemaakt door de
sponsoring van Royal Canin. Er waren ruim 120 bezoekers,
wat blijkt geeft van een steeds grotere belangstelling voor de
veterinaire tandheelkunde. Na de opening door de voorzitter
van de WVT, Erik van der Kamp, werd het woord gegeven
aan de eerste spreker: Mamix Lamberts. Zijn lezing ging over
tandheelkunde bij konijnen. Hij legde de nadruk op een goed
oraal en dentaal onderzoek en besprak welke symptomen
kunnen wijzen op een tandprobleem. Hij besprak het onder-
zoek, zowel bij bewustzijn van het dier als onder sedatie, om-
dat slechts vijftig procent van de gebitsafwijkingen kunnen
worden gevonden bij het wakkere dier. Tandproblemen bij
konijnen kunnen het gevolg zijn van een onderliggend pro-
bleem, maar zelf ook een ander probleem veroorzaken. Om
deze reden moet naast een volledig algemeen onderzoek ook
een onderzoek van het gebit worden uitgevoerd.
Vervolgens kwam Cees van Helbergen aan het woord. Zijn
lezing betrof het tandheelkundige röntgenonderzoek. Hij gaf
het belang en de meerwaarde aan van het kunnen maken en
beoordelen van tandheelkundige röntgenfoto\'s bij de diag-
nostiek en het opstellen van een behandelplan. Omdat bij een
klinisch onderzoek ongeveer zeventig procent van een gebit-

-ocr page 36-

selement niet zichtbaar is, benadrukte hij dat met tandheel-
kundige röntgenfoto\'s een compleet beeld verkregen kan
worden van wat er nu eigenlijk in de mondholte van het dier
aan de hand is. Pas na het complete klinische en radiologische
onderzoek is het mogelijk een goede kostenschatting van het
behandelplan met de eigenaar te bespreken.

Wortelresten verwijderen

Na de pauze werd John Pijnappel geïntroduceerd. Hij sprak
over het extraheren van gebitselementen bij de kat. De meest
voorkomende indicaties daarvoor zijn Feline Odontoclastic
Resorptive Lesions (FORL\'s) en Feline Chronic Gingivo
Stomatitis (FCGS). Opnieuw werd benadrukt dat pas na het
maken van röntgenfoto\'s een beeld kan worden verkregen van
de toestand van de tandwortels. Afhankelijk van de bevindin-
gen kan vervolgens de beste extractietechniek worden geko-
zen. Wortelresten dienen in principe te worden verwijderd.
Als er toch wortelresten achterblijven, is het belangrijk dit al-
tijd aan de eigenaar te melden. Vervolgens gaf Pijnappel nog
enkele praktische tips om het extraheren zo makkelijk moge-
lijk te maken.

Voor de lunch legde Erik van der Kamp uit wat het Junior
Care Programma in zijn praktijk inhoudt. Daarvoor besprak
hij nog een aantal dentale ontwikkelingsstoornissen. De
meeste van deze afwijkingen komen bij pups tot uiting op een
leeftijd van ongeveer zes tot zeven maanden. Als eigenaren
na de laatste vaccinatie op drie maanden pas een jaar later
voor de volgende inenting komen, is de hond al voorbij de
leeftijd waarop veel ontwikkelingsstoornissen zichtbaar wor-
den. Onder andere om de hond op de leeftijd van zes tot ze-
ven maanden te kunnen controleren op deze dentale ontwik-
kelingsstoornissen wordt in het Junior Care Programma een
gratis \'check-up\' aangeboden.

Toch nog tandenpoetsen

Na de lunch leidde dagvoorzitter Andries van Foreest de laat-
ste spreker in door middel van een korte bespreking van de
anatomie van het parodontium en de parodontologie (de leer
met betrekking tot het parodontium en de ziekten daarvan).
De gastspreker was op deze dag Coen Kuit, een humaan
parodontoloog, een tandarts die zich voornamelijk met het pa-
rodontium bezighoudt. Hij heeft al bijna twintig jaar een ver-
wijspraktijk voor parodontologie en implantologie en verzorgt
ook lezingen op dit gebied. Kuit vertelde dat er vroeger tij-
dens de opleiding tandheelkunde weinig aandacht was voor
de parodontologie. In de loop van de jaren is dat veranderd en
zijn er veel parodontologen bijgekomen, wat getuigt van een
grotere vraag naar parodontologische zorg. Naar analogie
hiervan vindt in de huidige opleiding diergeneeskunde nog
weinig onderwijs plaats in de tandheelkunde, terwijl een groot
percentage van de patiënten tandheelkundige (parodontologi-
sche) zorg behoeft. Uit onderzoek bij patiënten die de spreker
in de loop van de jaren parodontologisch heeft behandeld,
bleek dat bij een patiënt met een slechte parodontologische
uitgangssituatie met de juiste initiële behandeling toch een
heel redelijk resultaat is te verkrijgen in combinatie met de
juiste mondhygiënische nazorg. Niet elke patiënt (en ook niet
elke hond) met gingivitis (reversibele ontsteking van het tand-
vlees) zal een parodontitis (irreversibele ontsteking van het
parodontium) ontwikkelen. Dit is afhankelijk van een aantal
factoren, de twee BC\'s: \'Bacteria Complexes\' en \'Body Con-
stitution\', en de twee PC\'s: \'Personal Care\' en \'Professional
Care\'. Professional Care houdt in: regelmatige supragingi-
vale- en, nog belangrijker, subgingivale reiniging. Supragin-
givale reiniging is het reinigen boven het tandvlees, subgingi-
vale reiniging is het verwijderen van tandsteen en plaque
onder het tandvlees. Een patiënt met een sub-optimale mond-
hygiëne is in parodontologisch opzicht nog prima te redden
met meer nazorg (dat is: elke drie maanden een grondige ge-
bitsreiniging, in plaats van elk half of heel jaar zoals bij een
patiënt met een optimale gebitsreiniging). Uit de zaal kwam
de vraag of tandenpoetsen bij honden dan misschien helemaal
niet meer nodig was. Het antwoord van Kuit was, terecht, dat
de hond in zo\'n geval wel regelmatig onder sedatie moet voor
een grondige professionele gebitsreiniging. Deze is nodig om
de parodontale toestand goed te houden. De patiënt moet dan
ook vaker dan eens in de drie maanden een dergelijke behan-
deling ondergaan, want in het
verleden bleek uit onderzoek
dat het parodontaal verval bij
honden sneller verloopt dan bij
mensen. Het is niet echt een op-
tie de hond elke maand te sede-
ren voor een professionele ge-
bitsreiniging. Tandenpoetsen
blijft bij onze honden dus het
advies.

Coen Kuit, tandarts-paradontoloog,
adviseerde een goede gebitsverzor-
ging bij honden.

Henriette Vrieling is tandarts en dierenarts en is werk-
zaam bij de Faculteit der Diergeneeskunde. Daarnaast is
ze werkzaam in een tandartsenpraktijk.

-ocr page 37-

Met ingang van olctober 2007 zal in Barcelona elk jaar het
Southern European Veterinary Conference (SEVC) georgani-
seerd worden. Dit nieuwe ambitieuze Europese evenement
verdient een vaste plaatst op de nascholingsagenda van de
Europese gezelschapsdierenpracticus. Het congres, dat wordt
gehouden van 19 tot en met 21 oktober, heeft een breed pro-
gramma en richt zich op de practicus op het gebied van de
klassieke gezelschapsdieren hond en kat, maar ook op dat
van de nieuwe gezelschapsdieren, waaronder het paard. Het
geheel Engelstalige programma voor 2007 bevat maar liefst
tien parallelsessies en behandelt de gebieden paarden-,
honden- en kattengeneeskunde en chirurgie, orthopedie, acu-
punctuur en pijnbestrijding, dermatologie, gedrag, voortplan-
ting, en praktijkmanagement. Veel internationaal vermaarde
sprekers hebben al hun medewerking toegezegd. Zij zien er-
naar uit om samen met de deelnemers te genieten van een
goed congres in een hypermodem \'state of the art\' congres-
centrum. Daamaast staat een groot aantal praktische work-
shops en \'wet labs\' op het programma, alsmede vele moge-
lijkheden voor onderwijs in kleinere groepen, met actieve
deelname van de congresgangers. Hiervoor wordt samen-
gewerkt met de veterinaire faculteit van Barcelona. Het Inter-
national Congress Centre Barcelona
(www.ccib.es) ligt aan
de verlengde olympische boulevard, slechts vijf minuten
lopen van het strand. Het congrescentrum wordt omgeven
door vele vier en vijf sterren hotels. Het bevindt zich op een
afstand van vijftien minuten met de metro van de oude
binnenstad, waar een enorme variëteit aan kleinere typische
een, twee en drie sterren hotels is te vinden. Niet voor niets is
Barcelona de nummer één congresstad in de wereld. Goed-
kope vluchten (vanuit Amsterdam is een retour met Transavia
bijvoorbeeld minder dan honderd euro) maken het reizen
naar Barcelona bovendien al vanaf het eerste moment aan-
trekkelijk. Daar komen nog bij het lekkere nazomerweer be-
gin oktober, de uitgebreide mogelijkheden om te shoppen, de
eindeloze hoeveelheid restaurantjes, de vele musea en andere
culturele hoogtepunten.

Het SEVC verdient een plaatsje in uw agenda voor 2007.
U kunt zich op de website
www.sevc.org aanmelden voor
meer informatie en het voorlopige programma van het con-
gres. U kunt ook contact opnemen met dr. Richard Nap
(SEVC Director Benelux) via e-mailadres
richard@uppertu-
nity.com,
of met veterinair organisatiebureau Vitaux via
e-mail:
info@vitaux.nl. Vitaux kan de registratie en organisa-
tie van u overnemen en op die manier meewerken aan een
zorgeloze congreservaring.

Het SEVC wordt georganiseerd door de AVEPA (Spaanse or-
ganisatie van gezelschapsdierenpractici) in samenwerking
met de NAVC (North American Veterinary Conference). De
voorzitter van de wetenschappelijke commissie is prof dr.
Collin Burrows.

Richard Nap is SEVC Director Benelux.

SOLTTHtfW EtffOltAN VCTtiUNAHY C0Hf€pt*4CC

Southern European Veterinary Conference

Richard Nap

Sneller herstel acute
mastitis

Nieuws
van de
industrie

De pijnstiller Rimadyl® Cattle is on-
langs toegelaten voor de ondersteu-
nende behandeling van acute mastitis.
Melkveehouders krijgen geregeld te
maken met koeien die aan acute mastitis lijden. Om onom-
keerbare schade te voorkomen is het belangrijk vroegtijdig te
behandelen met een snelwerkend antibioticum. Een aanvul-
lende behandeling met een pijnstiller bespoedigt het herstel.
Danocin 180 werkt volgens het CDD-concept (Concentration
Dependent Dosing), waarbij niet de lengte van de behande-
ling maar de hoogte van de concentratie bepalend is voor het
succes. De MIC van de belangrijkste verwekkers van acute
mastitis voor Danocin is laag. Voor E. coli is bijvoorbeeld
binnen dertig minuten na toediening de concentratie op de
plaats van infectie al meer dan honderd maal de MIC (dat be-
tekent een snelle bacteriedodende werking met minimaal
risico van resistentie). De nieuwe pijnstiller heeft sterke anti-
inflammatoire, analgetische en antipyretische eigenschappen.
Het middel zorgt voor een daling van de hartslag, een snelle
terugkeer van de normale penswerking en een snel herstel
van de melkgift. Een behandeling is voldoende.
Informatie:
dirk.van.dellen@pfizer.com.

Virbac Klinische Avonden 2007

In 2007 organiseert Virbac de bekende Klinische Avonden
voor dierenartsen op verschillende locaties door het hele
land. Voor deze zestiende editie zal mw. drs. S.C. Djajadi-
ningrat-Laanen spreken over \'Oogtrauma: over de splinter en
de balk\'. Zij zal diverse oogtrauma\'s en de behandeling be-
spreken tijdens haar presentatie. Dr. M.B.H. Schilder, kli-
nisch etholoog, bespreekt in zijn lezing \'Angsthazen en stres-
skippen onder honden en katten\', angst- en stressgerelateerde
gedragsproblemen bij hond en kat.

De kosten bedragen € 27,50 per persoon. De Klinische Avon-
den 2007 is voor accreditatie aangemeld bij de Technische
Commissie Gezelschapsdieren.

De avonden zullen telkens om 20.00 uur beginnen. De loca-
ties en data zijn als volgt:

- maandag 22 januari, Van der Valk Hotel Nieuwerkerk aan
den IJssel

- donderdag 8 februari, Van der Valk Hotel Eindhoven

- donderdag 22 februari, Van der Valk Hotel Schiphol A4
Hoofddorp

-maandag 5 maart, Van der Valk Hotel De Cantharel
Apeldoorn

- maandag 19 maart. Van der Valk Hotel Drachten
Informatie of inschrijfformulier: 0342-427127.

-ocr page 38-

KNMvD

Castratieverbod een liot item

Voor de huidige politiek is castreren van biggen een hot item. Het routinematig castreren heeft echter
al langere tijd de aandacht. Zo heeft de KNMvD al in 1999 een standpunt geformuleerd: \'Castratie van
varkens: doen of laten \'. In januari 2005 is het eindrapport \'Meer beren op de weg\' van de werkgroep
alternatieven voor het castreren van varkens verschenen. In dezelfde maand is het advies van de RDA
uitgekomen over immuno-castratie. Kortom voldoende aandacht, maar nog steeds geen oplossing.
Dierwelzijn staat bij de politiek hoog op de agenda. Zo zet Stichting Wakker Dier vraagtekens bij de alom
bekende Hemaworst en brengt daarmee het balletje aan het rollen. Wordt de worst gemaakt van niet of na
verdoving gecastreerde varkens? Hema kijkt vervolgens kritisch naar de leverancier van het vlees. Acuut
wordt alles uit de kast gehaald om dit probleem op te lossen. Verdoofd castreren lijkt de snelst haalbare
oplossing. Is dit werkelijk een reëel alternatief? Mede op verzoek van minister Veerman van LNV zal
nader onderzoek moeten aantonen of verdoofd castreren daadwerkelijk het welzijn verbetert.
Blijft de vraag over hoe dit in de praktijk ingevuld moet worden omdat Lidocaine de UDD status heeft. Mijn
idee is dat andere alternatieven zeker dezelfde aandacht verdienen. Met geurdetectie aan de slachtlijn heeft
Denemarken ervaring. Ook immuno-neutralisatie door vaccinatie verdient grote aandacht. Het gaat dan om
een volledig reversibel proces waarmee berengeur voor honderd procent uitgesloten kan worden, acceptatie
door de consument zou echter een probleem kunnen zijn. Ook detectie op genniveau en fokprogramma \'s
gericht op het voorkomen van berengeur bieden mogelijkheden. Kortom,
voldoende alternatieven die helaas niet op korte termijn beschikbaar zijn.
Op de agenda van de Europese Commissie staat eind januari 2007 een
workshop waar de alternatieven besproken worden. Een goede zaak om-
dat het een Europees probleem is en zeker niet alleen een Nederlands
probleem!!!

U allen nog de beste wensen toegewenst.
Frans van Dongen

Voorzitter Groep VarkensGezondheidszorg

Voorzitters-
column

Onreclitmatig gebruik naam KNMvD

Half november hebben enkele leden een \'direct mail\' ont-
vangen van Regenboog Apotheek Waalwijk-Oost betreffende
Domestic-Glucosamine. In deze mailing verwijst de apo-
theek naar een afspraak met de KNMvD. In een mailing van
juli dit jaar gebruikte de apotheek ook al het logo van de
KNMvD.

De KNMvD heeft echter op geen enkele wijze een verbinte-
nis met deze apotheek. In beide gevallen heeft de KNMvD
contact opgenomen met de apotheek en deze dringend ver-
zocht de naam en het logo van de KNMvD niet meer te ge-
bruiken in haar mailings. De apotheek heeft toegezegd het
logo en de naam van de KNMvD niet meer te gebruiken.

AB Oost,

dé personeelsvoorziener
gespecialiseerd in de
(para) veterinaire sector

Werkt altijd

• Tijdelijk en vast personeel

• P&O advies

• Payroll

Wilt u meer informatie?

Bel AB Oost en vraag naar
Mirjam van Ast
T 0900-9896
I www.aboost.nl

Sluitingsdatum voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-01 -2007 maandag 02-01 -2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 39-

Augustinus C.C. Kok

(4 Juni 1Q50 -15 juli 2006)

memoriam

Guus werd geboren als jongste zoon in een dierenartsengezin in Soestdijk. Zijn vader oefende
daar een gemengde praktijk uit. De voorouders beoefenden ook de "Veeartsenijkunst" (1876).
Guus heeft het vak dus in zijn genen meegekregen, net als broer Hans.

Guus ging diergeneeskunde studeren in 1968, werd lid van Veritas en het DSK ten tijde dat daar
het 7e Lustrum van het D.S.K. "Beesjes" was. Stond meteen vooraan bij de muziek om mee te
zingen en dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Zijn studie verliep vlot, Guus was van 1971 tot \'72
bestuurslid van het D.S.K. en van 1973 tot \'74 vice-voorzitter van de Diergeneeskundige Studen-
ten Kegelclub "Duim in \'t Gat"; Procantor van de "Gouden Trachea" en later voorzanger bij
(familie)feesten. Hij was opgewekt, gangmaker en hield de boel bij elkaar maar kon ook hele
filosofische vragen stellen.

In zijn vrije uren hielp Guus mee bij zijn broer in Nun.speet en leerde aldaar de veterinaire kneep-
jes. Na zijn afstuderen in juli 1975 moest hij in militaire dienst. Curagao bood echter mogelijk-
heden, als laatste "koloniale dierenarts ", zoals hij dat noemde. Hij heeft daar twee jaar met veel
plezier in het dierenartsenteam gewerkt. De centrale markt in Willemstad is tot op vandaag een
\'monument\' van zijn idee over hygiëne en vleesverwerking. Weer terug in Nederland duurde het
niet lang of Guus sloot zich aan bij een maatschap in Ede en trad in het huwelijk met Yvonne. Uit
dit huwelijk zijn een zoon en twee dochters geboren: Hein, Anne Jet en Roos Marijn.
Guus kn\'am in een praktijk waarin hij zich uit kon leven. Er waren goede contacten met de boeren
in dat gebied. Daarbij was hij een idealist met eigen principes en ideeën over mens, dier en sa-
menleving. die soms niet strookten met de moderne commerciële ontvt\'ikkelingen in zijn vak. Hij
was voorstander van een no-non.sense aanpak van zijn vak en betreurde het dat er door de maat-
schappelijke veranderingen van de laatste jaren zoveel boerenbedrijven verdwenen. Naast zijn
reguliere werk als dierenarts legde Guus zich ook toe op de homeopathie en was hij plaats-
vervangend inspecteur De gemengde praktijk floreerde en velen wisten met hun gezelschapsdie-
ren de weg naar zijn praktijk te vinden. Samen met zijn vrouw had hij vele contacten in Ede en
waren zij beiden actief zowel op maatschappelijk als op kerkelijk gebied.
Na ruim 25 jaar trouwe dienst besloot Guus uit de maatschap te stappen. Veranderingen in de
diergeneeskunde, de \'intensieve veehouderij\'en de hardheid die ontstond waren daar mede debet
aan. Hij werkte hierna bij de RVV en later als docent in Barneveld. In die periode werd zijn vrouw
Yvonne ernstig ziek.

Het liefst zou Guus weer een eigen praktijk beginnen met homeopathie als belangrijkste speer-
punt, maar helaas ging het steeds minder met zijn vrouw en besloot hij voor haar te zorgen. Na
een ziekbed van ruim een half jaar, een zware en intense periode, stierf Yvonne op 7 juli 2006. Er
volgde een indrukwekkende begrafenis met heel veel vrienden, veldbloemen en een overvolle
kerk. Ondanks al die mensen om hem heen, kon Guus de toekomst niet meer aan. Zonder zijn
vrouw kon hij niet verder.

Volkomen onverwacht voor vrienden, familie en zijn kinderen heeft Guus op 15 juli 2006 op zijn
wijze afscheid van het leven genomen. In besloten kring is er van hem afscheid genomen en is hij
bijzijn vrouw begraven.

We missen Guus zeer, we wensen zijn drie kinderen heel veel sterkte toe.

Op de rouwkaart stond de tekst: " Ongelooflijk pa, maar uiteindelijk zullen we je begrijpen ".

En zo is het.

Hans Kok
Ronald van Glessen

De kinderen van Guus mochten vele reacties ontvangen,
waarvoor dank; het is voor hen echter niet mogelijk een ieder persoonlijk te bedanken.

-ocr page 40-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Benedictus, A.; 2006; 3581 BR Utrecht; Malie-
singel 58.

Blanken, Mevr. A.; 2006; 3816 DL Amersfoort;
W. V Otterloostraat 112.

Deijk, R. van; 2006; 3571 AB Utrecht; Van Lief-

_ landlaan 24.

Eelkman Rooda, Mevr. D.C.; 2006; 4141 CS
Leerdam; Oranje Nassaulaan 52.
Gosman, Mevr. B.F.; 2006; 3945 EJ Gothen;
Pruimenakker 3.
Kannekens, E.M.; 2006; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2.
Mark, Mevr. A.M. van der; 2006; 1777 CB Hippolytushoef; Hoofdstraat 2 A.
Rossem, Mevr. A.W. van; 2006; 3581 BR Utrecht; Maliesingel 58.
Rutsen, Mevr. A.M.; 2006; 4196 AV Triebt; Buikstraat 11.
Schreuter, Mevr. LE.G.; Gent 2006; 7521 XM Enschede; Jachthondenstraat 43.
Zwiers, Mevr. H.E.; 2006; 8331 BZ Steenwijk; Burg. Voetelinkstraat 110.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Jong, Mevr. W.E.; 2005; 7856 TB Benneveld, Benneveldersstraat 14.
Kroekenstoel, Mevr. A.M.; 2006; 7142 HX Groenlo, Zwolsemarkeweg 3.
Kurvers, Mevr. J.A.RG.; 2006; 3404 GL IJsselstein; Bep Balostraat 12.
Roerdink, Mevr. M.; 2006; 3511 PB Utrecht; Oudegracht 307 J.
Wcerd, Mevr. N. van de; Gent-2006; 7411 PJ Deventer; Stromarkt 9 B.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Duval, Mevr. J.E.
Favier, ED.
Genzel, Mevr W.
Haaksema, E
Harteveld, Mevr. M.E.
Kager, Mevr. L.A.
OldehinkeLA.
Oosterhuis, G.

Schots-Uijterlinde, Mevr. L.F.
Schrijnders, Mevr. R.
Strengers. Mevr. M.
Tiggelman. Mevr. S.L.
Tinotijevic, Mevr. T.
Vesterink, Mew. R.
Wes.selink, Mevr. W.M.A.
Wouden. Mevr. C. van der

Overlijdensberichten:

Op 3 december 2006 W. van der Eijk te Soest.
Mutaties:

Bruin, A. de; Hannover 1994; Bcm 1999; 4115 RP Asch; Achterstraat 8; Hoog-
leraar UUFD, Dep. Pathobiologie afd. Pathologie; tel. bun; 030-2534293;
fax bur.: 030-2516853; E-mail bur;
a.debrum@vet.uu.nl.
Coppes, Me\\t. S.C.M.G.W.; Gent 2005; 6617 AH Bergharen; Grotestraat 23; tel.
privé: 0487-531282;
tel. privé mobiel: 06-51815896; fax privé: 0487-570104;
E-mail privé:
scmgn(a hotmaiLcom.

Eussen, B.G.M.; 2004; 2202 CZ Noordwijk ZH; Dobbelmannduin 18;
tel. privé mobiel: 06-43066915; fax privé: 084-7265133;
E-mail privé:
bjom@axonmanagemenLnl.\\ directeur ,4xon .Management BV.; tel. bur.:
06-»3066915; fax bun: 084-7265133; E-mail bun:
info(aa.\\onmanagemeiiLnL
Extercatte, A.G.M.; 1974; 7707 PG Balkbrug; Den Kaat 4; tel. privé:
0523-657850; geass. met Mevr. M. de Koning; tel. prakt.; 0523-657025; fax
prakt.: 0523-657539;
E-mail prakt: mfo(adierenkUniekdenkaatnL
Gijtenbeek, E. van; Gent 1988; 1851 NK Heiloo; Wennemerstraatweg 624;
tel. privé; 072-5325118; p., gezelsch
.d.; tel. prakt.; 072-5339336; fax prakt.:
072-5322119; E-mail prakt.:
info@anyanimat.nl.

Jubilea december 2006

15 januari, J.M.H.G. Dorscheidt te Bladel, 25 jaar
15 januari, A. Soede te Ter Aar, 25 jaar
15 januari, D.C. de Jong te Snelrewaard, 25 jaar

Personalia

Jager, Mevr. M.M.; 2006; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2; teL mobiel:
06-43986766; E-mail privé:
m.m.jager(agmaiLcom.
Jong, Mevr. W.E. de; 2005; 7856 TB Benneveld; Benneveldersstraat 14; tel.
privé: 0591-371497; E-mail privé:
jong_wendy@hotmail.com.; (toev. als lid)
Kroekenstoel, Mevr. A.M.; 2006; 7142 HX Groenlo; Zwolsemarkeweg 3;
tel. privé mobiel: 06-22211958; E-mail privé;
a.kroekenstoel@gmail.com.;
medew. bij J. de Boer, M.J.W. Bussink, S.A.A. van Kessel, A. Schuttert en E.
de With; tel. prakt.: 0545-481666; fax prakt.: 0545-481976; E-mail prakt.:
dgcbekenland@wanadoo.nl.; (toev. als lid)

Kurvers, Mevr. J.A.PG.; 2006; 3404 GL IJsselstein; Bep Balostraat 12; tel. privé
mobiel: 0641529989;
(toev. als lid)

Mark, Mevr. A.M. van der; 2006; 1777 CB Hippolymshoef; Hoofdstraat 2 A; tel.
privé mobiel: 06-29296362;
E-mail privé: a.m.vandermark(a hotmaiLcom.
Menges, G.Th.A.; 1974; 3448 ER Woerden; Vogelwikkeveld 22; tel. privé:
0348-416843; fax privé: 084-7169945; E-mail privé:
gtha.menges@hccnet.nl.;
d. jurist; lid van de Provinciale Staten van Utrecht; tel. bur.: 030-2582253; fax
bur.; 030-2582253;
E-mail bun: ardo.menges@provincie-utrechtnL
Roerdink, Mevr. M.; 2006; 3511 PB Utrecht; Oudegracht 307 J; tel. privé mobiel:
06-26424838; E-mail privé:
mroerdink@hotmail.com.: wnd.d.; (toev. als lid)
Rutsen, Mevr. A.M.; 2006; 4196 AV Tricbt; Buikstraat 11; tel. privé:
0345-575601;
E-mail privé: astridrutsen(a hotmail.com.; medew. bij
E.L.G. Hemens; tel.prakt.: 0347-326632; fax prakt.: 0347-326888; E-mail
prakt.:
info(a dierendingen.nl.

Stuijvenberg, Mevr. A.W. van; 2002; 1394 GM Nederhorst den Berg; tel. privé;
0294-251181 ; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 0294-255838; fax prakt.: 0294-255342;
E-mail prakt.:post(a dogaerobocs.nl.

Weerd, mevr N.; Gent 2006; 7411 PJ Deventer; Stromarkt 9 B; tel. privé mobiel:
06-12663159; E-mail privé: nandamuia(ïtjhotmail.com.;
(toev. als lid)

DAP Spoorenberg en DAP Heeze zijn gefuseerd en vormen
samen "Boschhoven, kliniek voor dieren ", gevestigd teHeeze-
Leende.

Binnen ons team werken 7 dierenartsen, een landbouwkundig
ingenieur en 5 assistentes. Er is een differentiatie doorgevoerd
in landbouwhuisdieren, paarden en gezelschapsdieren.

Wij zoeken op korte termijn voor versterking van ons team en
uithouw van activiteiten een

enthousiaste en daadkrachtige
paarden dierenarts (m/v)

Wij verwachten van onze nieuwe collega:

• Orthopedische en gynaecologische kennis en en\'aring
alsmede de bereidheid deze verder uit te bouwen.

• Ondernemingsgeest: U beschikt over leidinggevende
capaciteiten, u bouwt de bestaande paardenpraktijk verder
uit en implementeert innovatieve ontwikkelingen.

• Participatie in de diensten.

• Enige affiniteit met de gezelschapsdieren praktijk.

• Een positieve instelling, optimale communicatieve
vaardigheden en betrokkenheid hij onze clientèle.

Wij bieden onze nieuwe collega:

• Een fulltime (70 - 100%) baan binnen een enthousiast en
gezellig dierenartsenteam.

• Een moderne en uitstekend geoutilleerde werkomgeving.

• Een, op termijn, vast dienstverhand met associatie
mogelijkheid.

Eventuele vragen kunt u mailen aan jan-theo@weeda.nl
Uw sollicitatie, met CV, kunt u, binnen 3 weken na de
verschijningsdatum richten aan:

Boschhoven

Boschhoven, kliniek voor dieren,
t.a.v. J.Th. Weeda, Boschhoven 54,
5595 AR, Leende.

-ocr page 41-

2CX37

Februari

10-11

Doorlopende
agenda

Oncologisch treffen 2007 met als onder-
werp \'Tumours of the extremities, time
for extreme measures?. Het congres zal
gehouden worden in Kontakt der Konti-
nenten in Bilthoven.\'

Maart

27fm31

Tweejaarlijkse congres van De European College of Avian Medicine
and Surgery (ECAMS) en de European Association of Avian Vete-
rinarians (EAAV) dat wordt gehouden in het \'Technopark\', Zurich,
Zwitserland. Verdere informatie kunt u vinden op
www.ecanis.eu en
www.eaav.org

Mei

31-31

Intemational Conference on Farm Animal Reproduction,
ICFAR 2007. The ICFAR entitled: From Egg to Embryo will be held
in the Conference Center Rolduc, the Netheriands. You may contribute
by submitting an abstract for the Poster Sessions, deadline February 28,
2007. Wbsite:
http://www.nfsar.nl/icfar/

juni

21-21 Xlll th Intemational Congres on Animal Hygiene van de

Intemational Society for Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Informatie en
registratie via de website:
www.emu.ee/isah2()()7

Cursussen

2007
Februari

11-11 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 1: Cervical. Information and registration: Back-
Bone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4, 27419 Kalbe. Germany. Phone: -i-49^282-605410/fax:
-1-49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com

Cbncressen & Symposia

Dierenartsenpraktijk Peize is een gemengde eerstelijnspraktijk
in het mooie noorden van Drenthe met gezelschapsdieren, paar-
den en herkauwers. Er werken drie dierenartsen, die elk een
eigen aandachtsgebied hebben w.b. de diersoorten, en twee
assistentes.

In verband met de aanstaande pensionering van onze collega zijn
we op zoek naar een

FULLTIME ALLROUND DIERENARTS (M/V)

met de nadruk op de behandeling van gezelschapsdieren.

Van onze nieuwe collega verwachten wij

• minimaal enige praktijkervaring.

• goede sociale vaardigheden.

• ervaring met chirurgie van de gezelschapsdieren.

• brede inzetbaarheid, mede in verband met de diensten,
die met een 4e dierenarts van een naburige praktijk ingevuld
worden.

• bereidheid om te verhuizen naar het praktijkgebied.

Bij gebleken geschiktheid is er de mogelijkheid tot associatie.

Als u de collega bent die wij zoeken, dan kunt u uw brief binnen
14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan:
Dierenartsenpraktijk Peize, ter attentie van mw. F. Urbanik,
Kerkstraat 11,9321 HA Peize.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met H. Harders,
telefoon: 06-55370842 of F Urbanik, telefoon: 06-53135230.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 2: Thoracolumbar. Infomiation and registration:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4. 27419 Kalbe, Germany Phone: -1-49^282-605410/fax:
-1-49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com

Maart

21-25

Mei

19-19

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 3: Sacropelvic. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: -^494282-605410/fax: -1-49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com

BSssï ^

CarprQdyl

I undvleessmaak

CaxpxQt/yL -
voor Joe^eL \\>e^eget/
„.T-Qi/c/ex eev cei/ije fi\'^ji/!

CARPRODYL® 20 mg tabletten voor honden
met rundvleesaroma - REG NL 10400 en
1040! - Werkzame stof: Carprofen 20 en 50
mg - Indicaties: ontsteking en pijn bij chroni-
sche aandoeningen van het bewegingsapparaat,
zoals bijvoorbeeld osteoartrose. - Doel-
dier; hond - Dosering: 2 tot 4 mg carprofen
per kg LG per dag In een enkele dosering
of In twee hatve doseringen; pi|nsti{ling
duurt minstens 12 uur - Contra-indicatie:
hart-, lever- of nieraandoeningen, gastroin-
testinale ukeratie
of bloeding, btoedaf-
wijkingen of overgevoeligheid voor het
product of voor andere NSAIDs; niet ge-
bruiken bij kanen - Bijwerkingen: vermin-
derde eetiust en overgevoeligheid van het
maag-darmsteisel. zoals braken en diarree; in
zeldzame gevallen gastrointesbnale bloedingen
-Vérpakkingen: doos met 10 of SO strips van
10 tabletten; tabletten van 20 mg en SO mg.

(CEVA

nom

Tiendweg 8c - Postbus 67
2670 AB Naaldwijk NL
Tel. ( 31) 017^1643930
Fax ( 31) 0174 643924

-ocr page 42-

Academicus met boerenverstand

Agrifirm is de coöperatie van 15.000
ondernemende boeren en tuinders.
Ze levert kwaliteitsproducten en
diensten voor de teelt van gewassen
en het houden van dieren. Agrifirm
onderscheidt zich met resultaatgerichte
advisering, kennisontwikkeling en
door passie voor het vak. Hierdoor
produceren Agrifirm-leden het beste
van het land.

ö agrifirm

De afdeling Innovatie en Kennis is verantwoordelijk voor innovatie,
productontwikkeling, opleiding en ondersteuning van onze buitendienst.
Ter versterking van de afdeling in Meppel zijn we op zoek naar een:

Ben jij het ambitieuze talent, met passie voor melkveevoeding en uitstekende
communicatieve vaardigheden, die praktijk- en resultaatgericht is,
kan analyseren en die projectmatig en accuraat kan werken? Heb jij
academisch denkniveau en ben je sterk in schrijven en presenteren?
Ontdek dan je mogelijkheden bij Agrifirm en kijk op
www.agrifirm.com
voor meer informatie over de vacature en de sollicitatieprocedure.

Agrifirm, Afdeling P&O, t.a.v. Jacoba Jensma
Postbus 1033 - 7940 KA Meppel

Sectorspecialist rundveehouderij nfi/v

dierenkliniek

de Langstraat

Dierenkliniek De Langstraat is een gemengde praktijk waarin gestreefd wordt naar optimale
patiëntenzorg in een gezonde onderneming. Naast landbouwhuisdieren, paarden en gezel-
schapsdieren maken bijzondere dieren deel uit van ons patientenaanbod. Binnen ons bedrijf
hebben wij plaats voor een

Enthousiaste gezelschapsdieren dierenarts (m/v)
(40 uur in te vullen door i of 2 dierenartsen)

Wij verwachten van de nieuwe dierenarts(en):

- Uitstekende eerstelijns diergeneeskunde met interesse in tweedelijns deelgebieden (ervaring strekt tot aanbeveling)

- Zeer goede communicatieve vaardigheden

- Compassie voor de cliënt en de patiënt

- Een gezonde commerciële instelling

- Teamgeest

- Participatie in avond- en weekenddiensten
Wij bieden als nieuwe organisatie:

- Een goed geoutilleerde eerste- en tweedelijns kliniek (röntgen, echo, endoscopie, tandheelkunde unit, laboratorium,
2 operatiekamers, voorbereiding, verpleegafdeling) in een prachtig praktijkpand.

- De mogelijkheid om optimale diergeneeskunde uit te oefenen en ruimte om jezelf te ontwikkelen als dierenarts met een
differentiatie in een specifiek deelgebied.

- De mogelijkheid om mee te denken en doen in een bruisende onderneming

- Een enthousiast en vooruitstrevend team van collega\'s, zowel dierenartsen als assistentes.

- Een mooie woonomgeving, redelijk centraal in Nederland met cultuur en natuur om de hoek.

Sollicitaties kunt U richten aan Mevr M Yokoi,
Eerste Zeine 112,
5144 AM Waalwijk of mY0k0i@xs4all.nl.

-ocr page 43-

je soms

NIEUW CONVENIA® - Cefalosporine voor éénmalige injectie

• Beliandeling gegarandeerd gedurende de hele kuur*

• Eliminatie van de belangrijkste pathogenen bij huid
weke delen en urinewegintecties bij honden en katten

• Dagelijkse toediening van tabletten is niet meer nodig

Mer ter berekKng van een oplossii
Ue voor HONDEN enloma

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

\' Equivalent aan vergelijkbare antiblotlcumkuren voor dagelijkse toediening
voorgeschreven voor tiuld-, weke delen en urineweginfectie

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
wwvï. pfizerati.nl • lnfo@pfizerah.com

e 2006 Pfizer Animal Health b» - Cape«e a/d Ussel • ® Meitoiaam Pfizer ire^

NIEUW #

MwMHeretelhiigeiwflrielioKi»
fcHWTOEundKATZEN. ^

laOmgAnl

COfMNIA* weiioaine stDf: csfovedn • EU/2A)6/D59/001 REG ril 0405 lJ(XI«Oie(geneesm«j(lel, poeder en optemiddel ter bei^^ g

van huid en weke delen, inclusief pyodemiie, wonden en abcessen, alsmede tiehande«^ S

delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassodeetd met de ii de bijsluter genoemde bacteiiën • Voor infecties waanoor een langere behandeingsdiu nodig is. De anfirnoobiële acfiviteü van CONVBIA* na eenmafge ijectie S
houdt tot 14 dagen aan\'Toedieningsvnize en doseting: één enkelvoudige stteutanein^ 3

dan wel lx (abcessen en vemondingen bij de kat) herhaald vvonJen, met inteivailen van 14 dagen • Contra-indk^^ u

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de vetfigheid is niet beoordeekl b« dieren die ijden aan een enétge renale dysfunclie en is niel bewezen lodens dracM en laclalie. Behandelde dieren ilenen tot S
12 weken na de laaiBte toediening niet voor fokdoeleindengebnjikt te worden «Bewaren: in koelkast (2n;-rC).h &

neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secfetariaalahg@pfizer.com)

-ocr page 44-

START

Metacam Kat Suspensie

Ingelhi\'im

«ï m
^ m

,11

^ ^ letafr\' .

vtai

i® mi

^ \'i* 4

Wij staan klaar voor de start van een spannend en uitdagend 2007. We lopen ons ook nu weer het vuur uit de
sloffen om het u, onze klant, naar de zin te maken. Afgelopen jaar introduceerden we de 2 nieuwe producten:
Metacam tabletten en Viatop. De recente introducties Enterisol, Bovikalc, Novem en Vetmedin zorgden voor
verdere groei van de veterinaire markt en vormen inmiddels onmisbare onderdelen van uw praktijkvoering.
Behalve uitbreiding van ons team zal ook ons producten pakket verder uitgebreid worden. Ook in het komende
jaar willen wij u verrassen met nieuwe presentaties, nieuwe producten en toepassing van vertrouwde producten
bij nieuwe species. Wij nodigen u uit voor deze marathon. Met Boehringer Ingelheim wint iedereen!

In 2007 willen wij opnieuw uw kennispartner zijn. We verwelkomen u graag op onze intervisies, symposia,
lezingen en relatiedagen. Zo bouwen wij samen met u aan een gezond en succesvol jaar.

O

Boehringer
Ingelheim

-ocr page 45-

Deel 132 • Aflevering 2 • 15 januari 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

17 JAH. 2007

Tijdschritt

un

Escherichia coli Oi57 bij gedomesticeerde Nederlandse
konijnen

Gezondheidsklachten en cognitieve effecten door blootstel-
ling aan magnetische strooivelden van MRI-scanners

KNMvD

mlnklljke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Het belang van de varkenshouder staat voorop

40 jaar Voorjaarsdagen

De CAO in dierenartsenpraktijken

Croep Croot Dagen 2006 - Zorg voor de betere praktijk!

De Croep Geneeskunde Paard draafde door in Hooge Mierde

-ocr page 46-

Laat de jaren leven

O < ■ «

t • * * \' *

SiiZ^tv\'.

m^l^W&M^^^ ^CV/^mechanisme. ACE-remniers
mM^^m^m^ -»in ^e-bewezen en vertrouwde

^\'r-ba^s Ooör de behanaejing . .
bartfaleil bij zówel mensen

Gl^f Fo^ekar -

rat^n/eVenr 1

Haal m^er uit het leven met

Ib NOVARTIS

FORTEKOR

ANIMAL HEALTH

Benamin.- Fortekor- 5 en 20 mg Samenstelling: Fortekor\' 5 bevat pe, tablet 5 mg benazepril hydrochloride, Fortekor 20 bevat pe, tablet 20 mg benazepril hydrochloride X;olloidaal Siliciumdioxide, Microkristallijn cellulose, Gehydrogeneerd^^^^^^^^
======

so. mgle:aÏÏf,XdrtcI,de/kglichaamsg

kinderen houden. Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift. Verpakking: Voor beide tabletgroottes: blisters met 14 tabletten. Registratiehouder: Novartis Consumer Health B.V. Reg statienummer^ B. Foteko 5 mg^OlllE/fi,

Fortelior- 20 mg: 3011IE6F3, V997/97/11/0565. NL: Fortekor\' 5 mg Reg NL 9772. Fortekor\' 20 mg Reg NL 8614. Distributeur: Novarhs Consumer Health B.V., Business Unit Animal Health. Claudius Prinsenlaan 142, NL 4818 CP Breda,

" Geregistreerd handelsmerk van Novartis Anima! Health, Bazel, Zwitserland.

Referentie 1: Martin, M.W.S. Journal of Small Animal Practice 2003, 44, 154-160

-ocr page 47-

Tîjdsdui^»

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen 32
Aflevering 2
15 januari 2OO7

Inhoud

Cover: foto van pagina 49 en 62
Uit de redactie

39

Oorspronkelijk artikel

Escherichia coli 0157 bij gedomesticeerde Nederlandse konijnen; L. Assies, A. E. Eggenl<amp en LJ.A. Lipman 40

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

45

Samenvatting proefschrift

Gezondheidsklachten en cognitieve effecten door blootstelling aan magnetische strooivelden van MRI-scanners;
Frank de Vocht 46

Veterinair tuchtrecht

Butly. the dog slayer; laira Boissevain 48
Berichten en verslagen

Het belang van dc varkenshouder staat voorop; M. van Oosten 49

40 jaar Vootjaarsdagen; Miel Bingen 50

Gustav Rosenberger Memorial Award; Rob Back 52

VetCert voor praktijkcertificering; Gerwin Bouwhuis en Robin Holle 52

Meer katten vaccineren tegen het feline herpesvirus 1 53
Boekbespreking

Veearts in de Peel;Jan van Dijck 53

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Interview

De CAO in dicrenartsenpraktijken;Johan Klein Haneveld
Verslag

Groep Groot Dagen 2006 - Zorg voor dc betere prdktijk!;Jaf»ie/te van Velthuizen
De Groep Geneeskunde Paard draafde door in Hooge Mierde;Ju/ius Peeters
Nieuwe ontwikkelingen ter veri^etering van dc therapietrouw; Paul Overgaauw
VHiVer Syniposium Bloedlink; Linde Lohman

Aankondiging

Honger naar kennis?

Praktijk in Bedrijf

54

Cursussen en
congressen

56

58

59

61

62

ANIMAL H EALTH

VET AQUADENT

de oplossing voor tandplak,
tandsteen
en slechte adem

-ocr page 48-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. P.R. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th, Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail:
tijdgdirift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrifi voor Diergeneeslainde is het
verenigingslijdschrift van de Koninklijke Neder-
iandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt ^«IflgsM^ door het bestuur

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon 030-6348Q00
Fax o3o-6348goc)
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Cursussen en
congressen

De dierenarts als ondernemer
Proveto Rundveecongrcs
2007

Uit de industrie

Nieuws uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn.

medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

62
63

63

Postgiro/bank |

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,;
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,!
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 8611
|en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC|
nr. 69 93
61 443. __ i

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Voorzitterscolumn; LudoJ. Hellebrekers

Maatschappijnieuws

Oproep contactpersonen; Her)ry Dijkman

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 12, december 2(X)6

Noteer in uw agenda...

In Memoriam

De heer L. Bollen;Jon de Croot, Anton Metz,john Mouwen en Toon Verdijk

De heer Henry Fieten;_/. Spaans

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline kopij

64

64

65

66

67

68
69
69
72

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info(govergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Original article

Escherichia coli 0157 in Dutch domesticated rabbits; L. Assies, A.E. Eggenkamp, and LJ.A. Lipman 40

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992: 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 49-

Dierenwelzijn

Dierenwelzijn is \'hot\' in Nederland, en dat zal nog wel even zo blijven. Dat dit ook voor ons vak
gevolgen heeft is duidelijk; dierenartsen worden nu eenmaal gezien als de vanzelfsprekende ambas-
sadeurs van het dier Dat is vooral positief omdat het voor een flink deel ons - nog steeds sterke -
imago bepaalt. Van de andere kant: noblesse oblige, dus aan de zijlijn staan terwijl anderen het
over dierenwelzijn hebben, hoort niet tot de mogelijkheden. Een dierenarts die niet maalt om het
welzijn van dieren is net zo min geloofwaardig als een kinderarts die geen boodschap heeft aan het
welbevinden van kinderen.

Nu dierenwelzijn onvermijdelijk op de agenda staat, is het tijd voor een serieuze \'coming out\'door
de dierenarts en door de KNMvD. Dierenartsen en hun beroepsorganisatie hebben tot op heden
vooral op de achtergrond geopereerd als het ging om kwesties rondom dierenwelzijn. We waren wel
betrokken, maar liefst niet al te openlijk. Er is wat aarzeling te overwinnen om als beroepsgroep
zichtbaar op de bres te gaan voor het dierenwelzijn. Dat komt omdat veel dierenartsen hun brood
verdienen in sectoren waarin op het terrein van dierenwelzijn nog wel wat te verbeteren valt. Bij
alle gehouden dieren, zowel bij gezelschapdieren als bij productiedieren, komen welzijnsproblemen
voor Wij maken dus als dierenartsen soms onvermijdelijk meer deel uit van het probleem, dan van
de oplossing. Voor ons inkomen zijn we in een aantal gevallen zelfs van het probleem afhankelijk,
al is het maar op de korte termijn.

Wat te doen? Kop in het zand steken, problemen in de eigen sector bagatelliseren, problemen van
anderen groter doen lijken, de eigen betrokkenheid versluieren en - slim! - alleen de welzijns-
problemen benoemen waar we toevallig zelf geen rol in .spelen.

Kan allemaal, maar helpen doet het niet. Dierenwelzijn is zo \'n onderwerp waar de KNMvD een
belangrijke rol kan .spelen. Het imago van de dierenarts wordt versterkt door een heldere positie
van de beroepsorganisatie. Waar individuele dierenartsen lastige gesprekken met klanten voeren
over dierenwelzijn, kan de beroepsorganisatie deze dierenartsen vooral ondersteunen door hierover
stevige standpunten in te nemen. Niemand is gebaat bij halfslachtigheid van de KNMvD. Duidelijk-
heid van de kant van de KNMvD geeft aan individuele dierenartsen rugdekking bij de soms lastige
discussie over dierenwelzijn. De dierenarts kan met deze rugdekking, zonder dat de klant zijn ver-
trouwen verliest, een gevoelig onderwerp genuanceerd bespreken.
Verlang van de KNMvD duidelijke stellingname!

Uit

de redactie

Maarten Willemen

T i i d sfihtt^^M

Diergenees

-ocr page 50-

Escherichia coli 0157 bij gedomesticeerde Nederlandse konijnen

L. Assies\', A.E. Eggeini<amp\' en LJ.A. Lipman\',^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Naar aanleiding van eerdere buitenlandse onderzoeken
over het voorkomen van enterohemorragische
Escheri-
chia coli
(EHEC) onder zowel wilde als tamme konijnen,
is onderzocht in hoeverre het voor de mens meest patho-
gene
E. coli serotype 0157:H7 ook onder de Nederlandse
tamme konijnenpopulatie voorkomt en zo een risico voor
de volksgezondheid zou kunnen vormen. Hiervoor wer-
den van twee vleeskonijnenbedrijven en 741 konijnen
van verschillende rassen en afkomst faecesmonsters ver-
zameld. Verzamelfaecesmonsters (40 van de vleeskonij-
nenbedrijven en 71 van de andere konijnen) werden on-
derzocht op aanwezigheid in de faeces van
E. coli 0157:
H7 door middel van ophoping, immunomagnetische se-
paratie, selectieve kweekmedia en PCR. In geen enkele
van de monsters werd uiteindelijk
E. coli 0157:H7 aan-
getoond. De uitslag van dit onderzoek is een indicatie dat
Nederlandse gedomesticeerde konijnen naar alle waar-
schijnlijkheid geen rol spelen in de besmetting met
E. coli
0157:H7 bij de mens.

Summary

Escherichia coli 0157 in Dutch domesticated rabbits

Enterohaemorrhagic Escherichia coli (EHEC) has been de-
tected in both wild and domesticated rabbits in other coun-
tries. The aim of this study was to determine whether the most
pathogenic
E. coli serotype, OI57:H7, occurs in the Dutch
domesticated rabbit population and thus could form a public
health risk. To this end, faecal samples were collected from
rabbits from two rabbit farms and 741 rabbits of different
breeds and origin and analysed for
E. coli 0157:H7, using
a combination of enrichment, immunomagnetic separation,
selective culture, and PCR.
E. coli Ol57:H7 was not detected
in any of the samples. The results indicate that Dutch domes-
ticated rabbits probably do not play a role in the infection of
humans with
E. coli 0157:H7.

Introductie

Escherichia coli 0157;H7 en andere enterohemorragische
E. co/(-soorten (EHEC) produceren verocytotoxinen, ook wel
Shiga(like)toxinen genoemd (Stxl en Stx2). Deze toxinen
kunnen bij de mens emstige ziekteverschijnselen veroorzaken
(1,8, 13). Met name kinderen jonger dan vijfjaar zijn gevoe-
lig (12, 13, 18). De ziekte kan beperkt blijven tot milde gas-
tro-enteritis, maar ongeveer 75 procent van de geïnfecteerden

Afdeling Veterinaire Voksgezondheid, IRAS, Faculteit der Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht. Nederland.

Corresponding author: L Lipman, Division Public Health and Food Safety, IRAS,
Yalelaan 2. 3584 CM Utrecht. E-mad: L.J.A.Lipman@vet.uu.nl, leL: 030-2535342.

Tijdschr Diergeneeskd 200y: 132: 002-006.

ontwikkelen hemorragische colitis (HC) met bloederige diar-
ree, buikpijn, koorts en braken (1,8, 13, 25). Bij tien procent
van de geïnfecteerde mensen ontwikkelt het ziekteproces
vervolgens verder in het Hemolytisch Uremisch Syndroom
(HUS), waarvan de gevolgen zeer ernstig kunnen zijn (4, 8,
13, 25). Bijbehorende vaak voorkomende symptomen zijn
onder andere hypertensie, oligurie of anurie, rectumprolaps,
epileptische aanvallen en andere neurologische problemen (1,
25). Gemiddeld negen procent van de patiënten overlijdt aan
de ziekte, bij circa vijf procent van de geïnfecteerden resul-
teert het in een chronische nierinsufficiëntie en 31 procent
houdt blijvend een verminderde nierfunctie (1, 8,11).
Van alle EHEC wordt het
E. coli serotype 0157:H7 wereld-
wijd als de belangrijkste verwekker gezien van HC en HUS
bij de mens en is het de meest voorkomende oorzaak van
acuut nierfalen bij kinderen (1, 4, 8, 10, 12, 18). Van januari
1999 tot en met juni 2001 werd tijdens een geïntensiveerde
surveillance van
E. coli 0157 in Nederland bij 93 patiënten
een 0157-infectie gediagnosticeerd, waarvan een kwart vier
jaar of jonger was. Een groot deel (38%) van deze patiënten
moest opgenomen worden in een ziekenhuis en meer dan
vijftien procent ontwikkelde uiteindelijk HUS. Na typering
bleek het 0157:H7 serotype in bijna de helft van de gevallen
(48%) de oorzaak. Nog eens 24 procent werd door 0157:H-
veroorzaakt (10).

Bekende besmettingsbronnen zijn het eten van onvoldoende
verhit rundvlees (\'de hamburgerziekte\') of rauwe groenten
en fruit en het drinken van ongepasteuriseerde melk of op-
pervlaktewater, maar ook de overdracht van mens op mens is
mogelijk. Daarnaast worden veel 0157-infecties veroorzaakt
door contact met (landbouw)huisdieren of hun mest (10, 13,
15). Rundvee wordt als het belangrijkste reservoir van
E. coli
0157 beschouwd (4, 10, 11, 15) maar ook bij onder andere
schapen, geiten, varkens (7, 9, 16), paarden (6, 7) en kal-
koenen (16) is de bacterie aangetoond. Tevens is uit recente
buitenlandse onderzoeken gebleken dat eveneens konijnen
symptoomloze dragers van voor de mens pathogene EHEC,
waaronder
E. coli 0157, kunnen zijn (9, 14, 17, 20). In
Nederiand is het konijn een zeer populair huisdier voor kin-
deren. Naar schatting worden er maar liefst zo\'n 560.000 ko-
nijnen als huisdier gehouden (19). Daarnaast worden er ook
nog circa 350.000 konijnen gehouden voor vleesproductie
(5). Bovendien bestaan er nog verschillende andere groe-
pen konijnenhouders, zoals dierenwinkels, kinderboerderijen
(± 2.500 konijnen) (24), asiels, hobbyfokkers en proefdier-
laboratoria.

Naar aanleiding van de eerdergenoemde onderzoeken uit het
buitenland en de rol die het konijn in onze maatschappij
heeft, is de vraag ontstaan in hoeverre deze EHEC-besmet-
ting van konijnen ook in Nederland aanwezig is en dus een
eventueel volksgezondheidsrisico zou kunnen vormen. Daar
dit in Nederland nog nooit onderzocht is, zijn in dit onder-
zoek via een steekproef de verschillende groepen waaruit de
Nederlandse konijnenpopulatie bestaat, gescreend op het
voorkomen van het meest pathogene
E. coli serotype 0157:
H7.

-ocr page 51-

Materialen en Methoden

Konijnen

In dit onderzoek is geprobeerd om een zo breed mogelijke
bemonstering van de totale populatie konijnen te bewerkstel-
ligen. Hierbij ging het hoofdzakelijk om de konijnen die een
direct gevaar voor de risicogroep van met name jonge kinde-
ren zouden kunnen vormen zoals konijnen bij kinderboerde-
rijen, konijnen bij dierenwinkels en konijnen op vleeskonij-
nenproductiebedrijven. Konijnen gehouden als proefdier in
laboratoria zijn niet meegenomen.

In de periode van 6 december 2005 tot 19 januari 2006 zijn
de volgende groepen konijnen bemonsterd: bij negen dieren-
winkels een totaal van dertig konijnen, bij drie konijnen-
asielen totaal 98 konijnen, bij vier kinderboerderijen totaal
37 konijnen, één konijnententoonstelling totaal 576 konijnen
en twee vleeskonijnenbedrijven met ongeveer negenduizend
konijnen. Bij deze laatste groep kan niet precies aangegeven
worden hoeveel konijnen van deze totale populatie er daad-
werkelijk bemonsterd zijn, dit vanwege het houden van de
dieren in draadkooien met daaronder een betonplaat of put
waar alle mest verzameld werd. Van deze verzamelplaats is in
dit geval op willekeurige plaatsen een monster genomen.

Verzamelen monsters

De ideale manier om faeces te verzamelen van een dier is
direct rectaal, door middel van een swab of het steriel op-
vangen, zodat contaminatie uitgesloten wordt en versheid is
gegarandeerd (7). In dit onderzoek is hier echter vanaf ge-
zien, omdat dit te arbeidsintensief zou worden. Er is voor ge-
kozen om de mestmonsters te verkrijgen door, met een latex
handschoen aan, met de hand de meest verse faeces uit het
hok te pakken en vervolgens in een stomacherzak te ver-
zamelen. Bij de monstername is er geen rekening gehouden
met het ras, het geslacht, de leeftijd of de conditie van de die-
ren. Vanwege het te grote aantal te verwerken monsters is
daarom meestal gekozen voor een mengmonster van meerde-
re dieren. Deze mengmonsters werden als volgt genomen; de
dierenwinkels per hok, konijnenasielen gemiddeld per zes
konijnen, kinderboerderijen per hok of gemiddeld per zes
dieren, de konijnententoonstelling per kooienrij van gemid-
deld 52 dieren en de vleeskonijnenhouderijen per stal. Nieu-
we handschoenen werden aangetrokken bij elk nieuw mon-
ster om kruiscontaminatie te voorkomen. Voor transport van
de monsters werd gebruikgemaakt van een koelbox met vier
diepvrieselementen, daarna werden ze verder bewaard in een
koelkast. Hoewel aangetoond is dat
E. coli 0157 meerdere
dagen kan overleven in een monster wanneer deze bewaard
wordt op koelkasttemperatuur (4-8\'\'C), (7) is geprobeerd om
de faeces zo snel mogelijk in het laboratorium verder te ver-
werken en in elk geval binnen 24 uur na monstername. In het
geval van de tentoonstellings- en de vleeskonijnen werden de
grote monsters weer in twee of drie porties van 25 gram ver-
deeld en zo verder verwerkt.

Isolatie van E. coli Oisy.Hy

Voor de isolatie van E. co// 0157:H7 uit de konijnenfaeces is
gekozen voor het gebruik van de standaard ISO 16654 metho-
de, bestaande uit een combinatie van ophoping (gemodi-
ficeerde trypton-soja-bouillon met toevoeging van 20 mg/1
Novobiocine (mTSBn), Tritium, Frankrijk), immunomagne-
tische separatie (IMS) met behulp van paramagnetische poly-
styreen-kraaltjes gecoat met antilichamen tegen
E. co// 0157
(Dynabeads" (Dynal® Biotech, Noorwegen)) en selectieve
kweekmedia (Sorbitol MacConkey Agarplaten met een
Cefixime-Telluriet-supplement (CT-SMAC) (Oxoid, Enge-
land)), zoals eerder beschreven in de isolatie van
E. co// 0157
uit runderfaeces (26, 27). Typische kolonies werden ver-
volgens overgebracht op Eosien Methyleen Blauw (EMB)
(Oxoid, Engeland) en SMAC-platen met toevoeging van
4-methylumbelliferyl-ß-D-glucuronide (MUG) (Oxoid, En-
geland). De gehele testmethodiek is eenmalig gecontroleerd
via het spiken van negatieve verzamelmonsters met
E. coli
0157 stam (10^ CFU).

Ter bevestiging werden verdachte kolonies getest op agglu-
tinatie met
E. coli 0\\ 57 antiserum (Pro-Lab Diagnostics, Ca-
nada). Hierna zijn alle monsters die als metallic-groene kolo-
nies groeiden op EMB-plaat ingezet op een korte bonte rij,
bestaande uit een Briljant Groen Bouillon (BB) buis, een
Trypton Water (TW) buis en een Triple Sugar Iron agar (TSI)
buis (Oxoid, Engeland). In geval van een
E. co//-positieve
uitslag werd het monster vervolgens op een Trypton Soja
Agar (TSA) plaat overgezet. (Oxoid, Engeland) Deze mon-
sters zijn tot slot als extra controle bij de Keuringsdienst van
Waren afdeling Oost te Zutphen door middel van Real-time
PCR onderzocht op aanwezigheid van de Shigatoxine-genen
Stxl enStx2(21,22,23).

Resultaten

Op de CT-SMAC-platen waren in 53 van het totale aantal van
111 monsters (48%) kleurloze en dus
E. coli 0157 verdachte
kolonies te zien. Onder de verschillende groepen waren deze
positieve monsters als volgt verdeeld: dierenwinkels elf van
vijftien monsters (73%), asiels twee van zeventien monsters
(12%), kinderboerderijen vier van twaalf monsters (33%),
konijnententoonstelling zestien van 27 monsters (59%) en
vleeskonijnenbedrijven twintig van veertig monsters (50%).
Van deze monsters groeiden er respectievelijk zes (40%), één
(6%), één (8%), twee (7%) en zes (15%) als metallic-groene
kolonies op EMB. Na beoordeling van de MUG-SMAC-
platen op kleurloze kolonies en het ontbreken van fluorescen-
tie, bleken echter maar 5 van de 53 verdachte monsters te vol-
doen aan beide criteria. Hierbij ging het om één monster van
de konijnententoonstelling en vier van de vleeskonij-
nenbedrijven. De konijnen uit de dierenwinkels, asiels en
kinderboerderijen waren allen negatief voor£. co// 0157. De
overgebleven vijf verdachte monsters zijn vervolgens op
agglutinatie getest met 0157-antiserum, maar ook deze mon-
sters bleken negatief op
E. coli 0157.
Van de zestien monsters die aan de hand van de metallic-
groene koloniegroei op EMB plaat
E. co//-verdacht waren,
bleven er na de korte bonte rij acht over. In geen enkele van
deze
E. co//-positieve monsters werden vervolgens door mid-
del van de uitgevoerde Real-time PCR Stxl- en/of Stx2-
genen aangetoond (Tabel 1).

Discussie

Concluderend kan worden gezegd dat in dit onderzoek geen
E. coli 0157:H7 onder de bemonsterde konijnen is aange-
toond. Ook in het onderzoek van Garcia en Fox (14) werden
onder de bemonsterde konijnen geen
E. coli 0157-dragers
aangetoond. Een belangrijk verschil met dit onderzoek is
echter dat Garcia en Fox van slechts 59 konijnen de faeces
testten, waarvan 49 konijnen van twee verschillende rassen

-ocr page 52-

afkomstig waren uit een laboratorium. Onder wilde konijnen
is wel
E. coliOlSl gevonden door Crook en Scaife (9).
Zoals hiervoor genoemd, werd in het onderzoek van Crook
en Scaife wel een
E. coli 0157-besmetting onder wilde
konijnen aangetoond. Uit het onderzoek van Pritchard
et al.
(20) kwam hetzelfde naar voren. Bij deze besmetting onder
wilde konijnen is echter een duidelijke link te leggen naar
contact met zwaar besmet rundvee en moet het konijn waar-
schijnlijk meer als een vector gezien worden dan als een re-
servoir van
E. coli 0157. Ook Leclercq en Mahillon (17)
vonden onder Belgische slachtkonijnen een 0157-positief
karkas. Desbetreffend konijn was afkomstig van een bedrijf
waar geen enkel contact met rundvee of hun mest mogelijk
was. Alle andere konijnen van het bedrijf waren vrij van
0157. In deze casus bleef onduidelijk waar de besmetting
zijn origine vond en of het konijn dus een mogelijke gastheer
of slechts een vector was.

Hoewel in dit onderzoek de kans om positieven te missen
verkleind is door meer konijnen te bemonsteren en er in alle
gevallen geen direct contact mogelijk was met rundvee of
hun mest, zijn er nog andere factoren die de gevonden preva-
lentie kunnen beïnvloeden. Uit eerder onderzoek is gebleken
dat de isolatie van
E. co// 0157:H7 door middel van de com-
binatie van mTSBn, IMS en CT-SMAC-platen bij gebruik op
runderfaeces een sensitiviteit heeft van 61% (26). Hierdoor
wordt dus al een groot deel van de aanwezige
E. coli 0157
niet aangetoond. Verder is er in dit onderzoek voor gekozen
om de Dynabeads-suspcnsie op één CT-SMAC-plaat uit te
spatelen in plaats van op de aanbevolen twee, waardoor mo-
gelijk in enkele gevallen specifieke kolonies niet gezien zijn
als gevolg van overgroei door andere soorten bacteriën. Ook
zijn er in andere onderzoeken sorbitol-fermenterende
E. coli
0157-stammen gevonden die niet karakteristiek groeiden op
de CT-SMAC-plaat en dus niet gedetecteerd worden met de
hier gebruikte isolatiemethode (7, 10, 17). Tot slot moet er
rekening gehouden worden met een mogelijk intermitteren-
de, tijdelijke en seizoensgebonden uitscheiding van de
E. coli
door de konijnen. Bij runderen is een uitscheidingspiek in de
zomer en het najaar gevonden, welke parallel loopt aan de
0157-infecties bij de mens (15, 25). Ervan uitgaande dat dit
ook voor konijnen zou kunnen gelden, zijn er mogelijk daar-
door in dit onderzoek 0157-dragers gemist.
Ondanks alle genoemde factoren en de eerdere onderzoeken
in acht nemend zijn de gevonden resultaten een indicatie dat
Nederlandse gedomesticeerde konijnen waarschijnlijk geen
gastheer zijn van
E. co// 0157:H7. Zoals echter eerder in de
inleiding is genoemd, maken ook non-O 157
E. co//-serotypen
een belangrijk deel uit van de geïsoleerde verwekkers in
humane HUS- en gastro-enteritisgevallen. Met name de sero-
groepen 026, 0103, 0111 en 0145 zijn veel voorkomend
(2). Uit het onderzoek van Garcia en Fox (14) is gebleken dat
konijnen wel degelijk een gastheer kunnen zijn van non-
0157 EHEC, waaronder 0145:H-. Eventueel vervolgonder-
zoek zou zich kunnen richten op het voorkomen van deze
non-O 157 EHEC in de Nederlandse konijnenpopulatie.

Tabel i. Overzicht van resultaten.

Groep

Totaal
aantal

Aantal verdachte monsters per teststap (no. & %)

(meng)
monsters

CT-SM.4C

EMB

MUG-SMAC

Agglutinatie

Korte Bonte Rij

PCR

Dierenwinkels

15

11

73%

6 40%

0

0%

-

5 33%

0 0%

Asiels

"17"

2

12%

1 6%

0

0%

-

r \'6%

0 0%

Kinderboerderijen

12

4

33%

1 8%

0

0%

1 8%

0 0%

Tentoonstelling

27

16

59%

2 7%

1

4%

0 0

0 0%

-

Vleeskonijnen

40

20

50%

6 15%

4

10%

0 0

1 3%

0 0%

Dankwoord

Alle dierenwinkels, kinderboerderijen, asiels, vleeskonijnen-
bedrijven en het bestuur van de konijnententoonstelling wor-
den hartelijk bedankt voor hun medewerking bij de verzame-
ling van de monsters. Daarnaast wordt mevrouw Van Kreij,
secretaris van de Nederlandse Organisade van Konijnenhou-
ders (NOK) bedankt voor haar bemiddeling, mevrouw Heu-
vel ink van de Keuringsdienst van Waren Oost voor het onder-
zoeken van de monsters op Stx-genen en mevrouw Timan
van de Faculteit der Diergeneeskunde voor hun hulp en steun
gedurende het onderzoek.

Literatuur

1. Beguc R and Metha D. Escherichia coli and the hemolytic-uremic
syndrome. Southern medical journal. 1998; 91: 798-804.

2. Bielaszewska M and Karch H. Non-0157:H7 Shiga toxin (vcrocyto-
toxinj-producing
Escherichia coli strains: epidemiological significance
and microbiological diagnosis. World Journal of Microbiology &
Biotcchnolog 2000; 16: 711-718.

3. Bridson E. The Oxoid Manual. 8"" ed. Oxoid Limited, Hampshire,
England 1998.

4. Center for Disease Control and Prevention. Outbreaks of Escherichia
coli
0157:H7 associated with petting zoos — North Carolina, Florida,
and Arizona, 2004 and 2005. Morbidity and Mortality Weekly Report.
2005; 54: 1277-1280.

5. Centraal Bureau voor de Statistiek, StatLine. Landbouwtelling natio-
naal 2004.

6. Chalmers R, Salmon R, Willshaw G, Chcasty T, Looker N, Davies 1,
and Wray C. Vcro-cytotoxin-producing
Escherichia coli 0157 in a far-
mer handling horses. The Lancet 1997; 349: 1816.

7. Chapman F Methods available for the detection of Escherichia coli
0157 in clinical, food and environmental samples. World Journal of
Microbiology and Biotechnology 2000; 16: 733-740.

8. Chart H. Clinical significance of Verocytotoxin-producing E.tcherichia
coli
0157. World Journal of Microbiology and Biotechnology 2000;
16,719-724.

9. Crook B and Scaife H. Wild rabbits as potential carriers of E. coli
VTEC
- final report. 2005 Health & Safety Laboratory, Sheffield,
Engeland.

10. Duynhoven Y, Jager C van, Heuvelink A, Zwaluw W, Maas H van der.
Pelt W and Wannet W. Intensieve surveillance van Shiga toxine-
producerende
E.scherichia coli 0157 in Nederland. Infectieziekten
Bulletin 2002; 13:3-5.

11. Duynhoven Y, Jager C van, Heuvelink A, Zwaluw W, Maas H van der.
Pelt W en Wannet W. Intensieve surveillance van Shiga toxine-produ-
cerende
Escherichia coli 0157 in Nederland. Infectieziekten Bulletin
2004; 15:251-257.

12. Elliot E, Robins-Browne R, O\'Loughlin E, Bennet-Wood V, Bourke J,
Henning P. Hogg G, Knight J. Powell H, Redmond D and contributors
to the Australian Peadiatric Surveillance Unit Nationwide study of hae-
molytic uraemic syndrome: clinical, microbiological and epidemio-
logical features. Archives of Diseases in Childhood 2001;85; 125-131.

13. Fitzpatrick M. Haemolytic uraemic syndrome and E. co/i 0157.
British medical journal 1999; 18:684-685.

-ocr page 53-

14. Garcia A and Fox J. The rabbit as a new reservoir host of cnterohemorr-
hagic
Escherichia coli. Emerging Infectious Diseases 2003; 9: 1592-
1597.

15. Heuvelink A, Arends J, Keulen M van en Duynhoven Y van. Escheri-
chia coliO\\51
infectie na contact met melkvee. Infectieziekten Bulle-
tin 2002; 13:49-52.

16. Heuvelink A, Zwartkruis-Nahuis J, Biggelaar F van den, Leeuwen W
van and Boer E de. Isolation and characterization of verocytotoxin-
producing
Escherichia coli 0157 from slaughter pigs and poultry. In-
ternational journal of food microbiology 1999; 52: 67-75.

17. Leclerco A and Mahillon J. Farmed rabbits and ducks as vectors for
VTEC 0157:H7. The Veterinary Record 2003; 152: 723-724.

18. Lynn R, O\'Brien S, Taylor C, Adak G, Chart H, Cheasty T, Coia J.
Gillespie 1, Locking M, Reilly W, Smith H, Waters A and Willshaw, G.
Childhood hemolytic uremic syndrome. United Kingdom and Ireland.
Emerging Infectious Diseases 2005; 11: 590-596.

19. Naar een effectieve borging van dierenwelzijn. (2005) Rapportage van-
uit het project welzijn gezelschapsdieren, programma Bruikbare
Rechtsorde, ininisterie van Justitie, Nederland.

20. Pritchard G. Williamson S, Carson T, Bailey J, Wagner L, Willishaw G
and Cheasty. T. Wild rabbits - a novel vector for verocytotoxigenic
Escherichia coli 0157. The Veterinary Record 2001; 149: 567.

21. Sekse C, Solberg A. Petersen A, Rudi K and Wateson Y. Detection and
quantification of Shiga toxin-encoding genes in sheep faeces by real-
time PCR. Molecular and Cellular Probes 2005; 19: 363-370.

22. Sharma V and Dean-Nystrom E. Detection of enterohcmorrhagic
Escherichia coli 0157:H7 by using a multiplex real-time PCR assay
for genes encoding intimin and Shiga toxins. Veterinary Microbiology
2003;93:247-260.

23. Sharma V and Dean-Nystrom E, and Casey T. Semi-automated fluoro-
genic PCR assays (TaqMan) for rapid detection of
Escherichia coli
0157:H7 and other Shiga toxigenic E. coli. Molecular and Cellular
Probes 1999; 13:291-302.

24. Stichting KinderBoerderijen Nederiand, persoonlijk contact op 8 fe-
bruari 2006.

25. Tarr R Gordon C and Chandler W. Shiga-toxin-producing Escherichia
coli
and haemolytic uraemic syndrome. Lancet (British ed.) 2005; 365:
1073-1086.

26. Tutenel A, Pierard D, Vandekerchove D, Hoof J van and Zutter L de.
Sensitivity of methods for the isolation
of Escherichia coli 0157 from
naturally infected bovine faeces. Veterinary Microbiology 2003; 94:
341-346.

27. Voitoux E, Lafarge V, Collette C and Lombard B. Applicability of the
draft standard method for the detection of
Escherichia coli 0157 in
dairy products. Intemational Journal of Food Microbiology 2002; 77:
213-221.

20 maart 2006
29 september 2006

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en anclere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bi] associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

RAADGEVERS

iviedische beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert tVleijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 54-

Maatwerk in vaccineren is nu edlt mogelijli

Nobivac is de eerste vaccinreeks met een geregistreerde immuniteitsduur van 3 jaar tegen hondenziekte, hepatitis,
parvo en rabiës. Naast de unieke producten Nobivac KC, Nobivac Puppy DR, Nobivac Lepto en Nobivac Rabiës, is nu Nobivac DHP aan de
reeks toegevoegd. Dit combinatievaccin, met een geregistreerde immuniteitsduur van 3 jaar tegen hondenziekte, hepatitis en parvo,
maakt
echt maatwerk in vaccineren mogelijk.
Wilt u het nieuwe Nobivac vaccinatieschema bij u in de praktijk introduceren? Neem dan contact op met uw Intervet Rayon Manager
Gezelschapsdieren of bel Intervet Nederland.

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485 587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY

-ocr page 55-

Dromedarissen
in de wei

Nederland krijgt er binnenkort een
nieuw landbouwhuisdier bij, en die-
renartsen dus mogelijk een nieuw
specialisme. Het gaat om de drome-
daris. Het ministerie van LNV heeft een boer uit Den Bosch
ontheffing verleend voor het houden van dromedarissen, ten-
einde kamelenmelk te produceren. De betreffende veehouder
heeft drie drachtige dromedarissen laten overkomen van de
Canarische eilanden, waarvan hij de veulens machinaal wil
gaan melken. Kamelenmelk zou kunnen dienen als alterna-
tief voor mensen met koemelkallergie of suikerziekte.
Bron: Telegraaf.

Ziekenhuizen weigeren varkens-
houders

Enkele Nederiandse ziekenhuizen hebben varkenshouders
geweigerd op grond van hun beroep, vanwege de angst voor
de ziekenhuisbacterie MRSA. Dit bleek tijdens een vooriich-
tingsavond in Boekei. Het gaat om ziekenhuizen in Nijmegen
en Breda. Kalverhouders en varkenshouders gelden bij opna-
me in een ziekenhuis als een risicocategorie, omdat ze besmet
kunnen zijn met de MRSA-bacterie. Deze komt ook voor bij
landbouwhuisdieren. Bij binnenkomst in het ziekenhuis
wordt aan patiënten de vraag voorgelegd of ze recent met
landbouwhuisdieren in aanraking zijn gekomen. Arts-micro-
bioloog Jan Kluytmans roept varkenshouders op hun erva-
ringen bijeen te brengen en via hun vakbond aan de zieken-
huizen voor te leggen. Hij is van mening dat men in
spoedgevallen niet de noodzakelijke zorg mag weigeren.
Bron: www.zihh.nl.

Verdubbeling Veterinaire tucht-
rechtelijke boetes

Veterinaire tuchtcolleges kunnen voortaan dubbel zo hoge
boetes opleggen. In specifieke gevallen kan de boete zelfs op-
lopen tot maximaal 16.750 euro. Dit besloot het kabinet op
voorstel van minister Veerman. Hij vindt het huidige maxi-
mum te laag. Het gaat vooral om opzettelijke overtredingen,
waarbij het economisch gewin hoog kan zijn, zoals bij het
preventief toedienen van antibiotica of hormonen. Het kabi-
net wil bovendien voor klachten tegen dierverioskundigen en
castreurs de voorschriften voor de samenstelling van de
tuchtcolleges versoepelen. Het wetsvoorstel bevat verschil-
lende wijzigingen die de tuchtcolleges in staat stellen opti-
maal gebruik te maken van hun nieuwe bevoegdheid. Boetes
van diverse categorieën kunnen worden opgelegd in combi-
natie met schorsing of ontzegging van de bevoegdheden om
diergeneeskundige handelingen uit te voeren. De minister-
raad heeft ermee ingestemd dat het voorstel tot wijziging van
de Wet op de uitoefening der diergeneeskunde 1990 voor ad-
vies aan de Raad van State zal worden gezonden.

Nieuws

Veerassen sterven uit

Ongeveer twintig procent van alle rassen landbouwhuisdieren
wordt met uitsterven bedreigd. In totaal gaat het om ongeveer
vijftienhonderd rassen runderen, geiten, varkens, paarden en
pluimvee. Dit blijkt uit een rapport van de FAO, de organisa-
tie van de Verenigde Naties voor voedsel en landbouw. Bij de
FAO zijn 7.600 rassen bekend, verdeeld over 169 landen. Van
alle bekende rassen zijn er de afgelopen vijftien jaar al zeker
190 verdwenen, omdat ze niet meer aan de productie-eisen
voldeden. Dat wil zeggen dat ze te weinig melk produceer-
den, of onvoldoende vlees opleverden, of vlees van onvol-
doende kwaliteit. De FAO waarschuwt dat het verdwijnen
van rassen nadelig kan zijn, omdat deze wellicht beter ge-
schikt zijn voor andere situaties, bijvoorbeeld na klimaatver-
anderingen of bij virusuitbraken.
Bron: www.zibb.nl.

Noordwijkse honden vergiftigd

Verschillende honden zijn de afgelopen dagen na een bezoek
aan de Noordwijkse duinen doodziek geworden. De politie
heeft er viskoppen en wortels gevonden en laat onderzoeken of
deze vergiftigd zijn. Volgens Staatsbosbeheer zijn in elk geval
twee honden overieden, anderen spreken van één hond. Uit
voorzorg heeft Staatsbosbeheer bij diverse ingangen van het
uitgestrekte duingebied waarschuwingsbordjes opgehangen.
Bron: Leidsch Dagblad.

Studiedag VEEC

Op 15 februari 2007 wordt de nieuwe studiedag van de Dutch
Society for Veterinary Epidemiology & Economics (VEEC)
gehouden op de Faculteit Diergeneeskunde, Münsterlaan 7,
Utrecht (Collegezaal Geneeskunde Gezelschapsdieren). Het
thema voor de studiedag is \'Bedrijfsgebonden aandoeningen
(infectieus en niet-infectieus)\'. Voor de lunch graag opgeven
of u hiervan gebruik wilt maken en of u een vegetarische
lunch wenst bij het Secretariaat van het Departement
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren (FD), op e-mailadres
secretariaat_dgl@vetuu.nl. De kosten van de lunch bedragen
4,25 euro.

Mensen met huisdier vaker ziek

Hoewel je het tegengestelde zou verwachten, blijken mensen
met huisdieren vaker ziek te worden dan anderen en ook min-
der te bewegen. Van Finnen tussen 20 en 54 jaar waren het
vooral gevestigde mensen boven de veertig die huisdieren
hielden. Het betrof vaak lager opgeleide mensen, met risico-
factoren zoals een hoge Body Mass Index. Ze deden minder
aan lichaamsbeweging dan mensen die geen huisdier hadden.
Bij de hondenbezitters had het uitlaten geen effect op hun li-
chaamsgewicht. En dierenbezitters hadden vaker ziekten als
hoge bloeddruk, diabetes, migraine en depressie, wat werd
verklaard door de sociaaleconomische verschillen. Misschien
kunnen dierenartsen gaan doorverwijzen naar de huisarts?
Bron: www.sciencedaily.com.

-ocr page 56-

Frank de Vochf

De blootstellingsintensiteit en -duur
aan statische magneetvelden van
magnetic resonance imaging (MRI)-
systemen zal naar alle waarschijn-
lijkheid in de nabije toekomst toe-
nemen. De belangrijkste redenen
hiervoor zijn de ontwikkeling en
het gebruik van steeds sterkere
magneten in de klinische praktijk,
wetenschap en industrie, en een toename in het aantal in-
terventionele procedures in de kliniek waarbij MRI wordt
gebruikt (Figuur 1). Werknemers die regelmatig met deze
systemen werken rapporteren echter een aantal gezond-
heidsklachten die over het algemeen gerelateerd worden
aan hun aanwezigheid in de inhomogene, statische mag-
neetvelden (strooivelden) die MRI-scanners omgeven
(Figuur 2).

De frequentie van deze gerapporteerde gezondheidsklachten,
alsmede de prestatie bij verschillende neuropsychologische
testen om effecten kwantitatief te kunnen analyseren, zijn in
relatie tot blootstelling aan strooivelden van deze MRl-
systemen bestudeerd.

Gezondheidsklachten bij MR technici

Gerapporteerde gezondheidsklachten en prestatie tijdens
neuropsychologische testen zijn geanalyseerd bij technici die
0.5, 1.0 en 1.5 Tesla-systemen ontwikkelen en bij een con-
trolegroep van een andere afdeling binnen hetzelfde bedrijf
De gemiddelde blootstelling aan statische magneetvelden van
deze werknemers tijdens het uitvoeren van verschillende
standaardprocedures werd geschat op 25.9mT/8uur bij een
1 .OT systeem en op 40.4 mT/8u bij een 1.5 T systeem. Duize-
ligheid, metaalsmaak en concentratieproblemen werden
vaker gerapporteerd op de MRl-afdeling dan op de controle-
afdeling, en was gerelateerd aan de intensiteit en de duur van
de blootstelling. Behalve hoofdpijn werden alle gezondheids-
klachten vaker gerapporteerd door de werknemers die zich
sneller door de strooivelden bewogen dan door diegenen die
hun werk langzamer uitvoerden. Om te analyseren of de ge-
rapporteerde metaalsmaak werd veroorzaakt door een afgifte
van amalgaam uit vullingen door blootstelling aan een sterk
magneetveld werd de kwikconcentratie in de urine van werk-
nemers bepaald. Er werd echter geen correlatie gevonden met
de blootstelling. Meer waarschijnlijke oorzaken zijn een
\'random\' prikkeling van gevoelig zenuwweefsel in de mond,
of door elektrolyse van de vullingen.

Neuropsychologische effecten tijdens blootstelling

Samenvatting
proefschrift

In een serie experimentele studies bij bedrijfsvrijwilligers en
bij vrijwilligers uit de algemene populatie werden acute, tijde-

\' Proefschrifi \'Svmptoms and Cognitive Effects of Exposure to Magnetic Stray Fields
of MRI Scanners\'. Universiteit Utrecht. 2006. ISBN-10: 90-393-4212-l/lSBN-
13: 978-90-393-4212-1. Dr F de Vocht. Institute for Risk Assessment Sciences
(IRAS). Universiteit Utrecht. Postbus 80.176. 3508 TD. Utrecht. Correspondentie:
F.deVocht@IRAS.uu.nl.

lijke effecten op de prestatie bij neurologische testen tijdens
blootstelling aan strooivelden van MRl-scanners tot zeven
Tesla kwantitatief gemeten. Hoewel al bij een blootstelling
aan ongeveer óOOmT een vermindering van de prestatie op
sommige testen kan worden gemeten, konden geen effecten
meer worden aangetoond na beëindiging van de blootstelling.
Het visuele (visual tracking en visuele contrastgevoeligheid)
en het cognitief-motorische (Pursuit Aiming 11 (PAIl) en de
aangepaste line-bisection-test (LB)) domein werden beïn-
vloed door blootstelling aan magnetische velden. Prestatie op
de visual tracking (-3.1 tot -1.3% per lOOmT blootstelling) en
de oog-hand coördinatietesten (PAIlprecisic = -0.10 tot -0.56%
per lOOmT en LB=-0.17%/100mT, waren gerelateerd aan de
intensiteit van de blootstelling. Een gezamenlijke analyse van
de resultaten van de verschillende smdies liet zien dat de pre-
cisie en niet de snelheid tijdens de PAll-test negatief werd be-
ïnvloed (-0.10%/ lOOmT). Visuele contrastgevoeligheid werd
lichtelijk beïnvloed door blootstelling aan het statische mag-
neetveld bij een ruimtelijk contrast van 6 cpd (-0.74%), maar
een blootstellingsrespons relatie werd niet gevonden. Zeer
waarschijnlijk worden deze effecten veroorzaakt door het be-
wegen in inhomogene magnetische strooivelden en de daar-

Figuur 1. Voorbeeld van een interventionele procedure (neuro-imaging)
gestuurd door MRI (foto: Philips Medical Systems).

Gezondheidsklachten en cognitieve effecten door blootstelling aan
magnetische strooivelden van mri-scanners

-ocr page 57-

mee geassocieerde veranderingen van het magneetveld in de
tijd. Effecten op de prestatie bij testen die visueel-verbale in-
terferentie, concentratievermogen, visueel-motorische snel-
heid, behendigheid en visueel scanvermogen testen, werden
niet aangetoond. Op basis van de tegenstrijdige resultaten bij
testen voor het werkgeheugen kunnen er geen conclusies
worden getrokken over beïnvloeding van dit neuropsycholo-
gische domein. De resultaten suggereren echter wel dat als
het werkgeheugen inderdaad beïnvloed zou worden, deze ef-
fecten niet groot genoeg zijn om de resultaten
van functional
MRl-studies te kunnen beïnvloeden.

Discussie en conclusie

De aangetoonde effecten zijn vergelijkbaar met symptomen
die bij bewegingsziekte worden ervaren en worden waar-
schijnlijk veroorzaakt door afwijkingen in de informatie naar
het vestibulaire systeem en de resulterende fouten in de vesti-
bulo-oculaire reflex.

De resultaten van deze studies suggereren dat werknemers
die regelmatig in de buurt van MRl-scanners werken, zoals
MR-technici en operatieteams tijdens interventionele proce-
dures met MRI, voorgelicht moeten worden over de relatie
tussen blootstelling aan magnetische strooivelden en het po-
tentieel ervaren van verschillende gezondheidsklachten en
eventuele effecten op de uitvoering van hun werk. Verder
zouden bewust zowel hun snelheid in het magneetveld als de
duur van hun aanwezigheid in het strooiveld zoveel mogelijk
moeten worden gelimiteerd. Aangezien de relatie tussen pres-
tatie op neuropsychologische testen en het dagelijks functio-
neren nog niet goed is onderzocht blijft het echter nog ondui-
delijk in hoeverre de gevonden effecten de prestatie op de
werkvloer kunnen beïnvloeden.

Ondanks de snelle ontwikkeling van nieuwe MRl-systemen
en -toepassingen, is er nog veel onbekend over de effecten
van blootstelling aan de magnetische strooivelden van MRl-
scanners. Door het ontbreken van gevalideerde, commercieel
verkrijgbare, persoonlijke dosismeters om blootstelling aan
sterke statische magneetvelden, ruimtelijke gradientvelden
en tijdsafhankelijke magneetvelden te meten, blijft het inge-
wikkeld effecten van blootstelling aan deze velden goed te
analyseren, alsmede adequate blootstellingslimieten vast te
stellen. Aangezien deze resultaten wijzen in de richting van
tijdelijke beïnvloeding van het visuele en het visuele-motori-
sche domein, is er dringend behoefte aan onafhankelijke
herhaling van deze studies om de resultaten te kunnen beves-
tigen.

Naam: Vetoryl 30 mg, Vetoryi 60 mg harde capsules • UDA REG NL:
10357 & 10358
SamsnsUMtng: Elke capsule t>evat 30 of 60 mg
trilostane.
DocJditr: honden indkaU**: voor de behandeling van
hypofyseafhankelijk en bijmerafhankelijk hyperadrenoconicisme (de
nekte en het syndroom van Cushing) bij honden,
Contra^ndkati«»:
niet gebruiken bij dieren die lijden aan een pnmaire leveraandoening
en/of niennsufficiêniie: niet gebruiken
bij drachtige of zogende teven
of
bij fohdieren, Bljwarklng*n: Een oorticostefokwervingssyndfoom
of hypocortisolemie moet onderschekJen worden van hypoadrerrocor-
ticisme door een evaluatie van de elektrolyten in het serum. Tekens
geassocieerd met iatrogeen hypoadrenocorticisme, ir>clusief zwakte,
lethargie, anorexie. braken en diarree kunnen zkrh voordoen, vooral
ingeval de opvolging niet adequaat
is. De tekens zijn doorgaans om-
keerbaar binnen een wisselende periode na tiet stopzetten van de
behandeling. Acute crisis van de ziekte van Addison kan zich voor-
doen. Lethargie, braken, diarree en anorexie werden waargenomen
bij honden behandeld met tnlostane in afwezigheid van bewijs van
hypoadrenocorticisme. Er zijn occasionele geïsoleerde meldingen
geweest van adrenale necrose bij behandekle honden, wat kan resul-
teren in hypoadrenocorticisme, Een subklinische renale disfunctie
kan onthuld worden door de behandeling met het middel. Behande-
ling kan ar thritis onthullen wegens de daling van de concentraties van
endogene corticosteroïden. Een beperkt aantal gevallen van plotse
dood tijdens de behandeling werd gemeld. Andere lichte, zeldzame
bijwerkingen zijn ataxie, hypersalivatie. zwellingen, spiertremor en
veranderingenvande huid.
Do««ring: Orale toediening éénmaal per
dag. samen met voedsel. Startdosis: 2-5 n^kg/d^. De dosis moet
vervolgens getitreerd worden volgens de individuele respons zoals
bepaald tijdens de monitoring. Lees de bijsluiter voor gebruik.
Varantwoordelijk« ondarneming: Janssen Animal Health
Postbus 90240, 5000 LT Tilburg

Vetoryl

Voor de behandeling van het
syndroom van Cushing bij de hond

Tel.: 013-583 72 75 E-mail: jahbnl@janbe.jnj.com
Fax: 013-583 73 72

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 58-

Buflfy, the dog slayer

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Welke eigenaar gunt zijn hond niet
een lekker stuk buffelhuid om op te
knagen? Dat is altijd beter dan een
tafelpoot of een paar dure schoenen.
Totdat de hond na het eten van die
buffelhuid het loodje legt. Ten eerste is
de conclusie \'nadat, dus omdat\' in dat
geval snel getrokken, ten tweede is het
uiteraard de schuld van de dierenarts,
aldus de eigenaar

Hard of hart?

27 december: derde kerstdag. Na twee dagen schransen mag
ook deze Ierse setter meedoen en wel met een heerlijk stuk
buffelhuid. Kort na het diner wordt de hond echter onwel. Hij
lijkt zich te verslikken en verliest korte tijd het be-
wustzijn. De eigenaar belt onmiddellijk die-
renarts Jansen, die niets kan vinden in
de slokdarm of de luchtpijp. Wel blij-
ken hart en longen van de hond
niet naar behoren te functione-
ren, maar de eigenaar zegt dat
de hond daar al 2,5 jaar mee
rondloopt en dat hiervoor
geen medicijnen nodig
zijn. De acute verschijnse-
len zullen wel niet bij de
chronische aandoening
horen, dus geeft dieren-
arts Jansen alleen Isogel
mee voor een mogelijk
vastzittend stuk buffel-
huid. Wel instrueert hij de
eigenaar de hartfunctie goed
in de gaten te houden en con-
tact op te nemen als het niet be-
ter gaat.

Verdraaid

Enkele uren later haalt de hond zeer moei-
lijk adem en braakt roze gekleurd slijm. Inmid-
dels is het middernacht en heeft praktijkgenoot Pietersen
dienst. Hij nodigt de eigenaren netjes uit op de praktijk. De
hond wandelt naar binnen en de eigenaar valt met de deur in
huis: het is volgens hem een maagtorsie en het roze slijm
wordt veroorzaakt door het laxeermiddel. Wat er ook aan de
hond gedraaid is, de maag zit op zijn plek en de eigenaar
beweert nog steeds dat de slechte hartfiinctie het probleem
niet kan zijn. Omdat Pietersen verder niets kan vinden, houdt
hij het op \'acute gastritis ten gevolge van het eten van buffel-
huid\' en geeft hij injecties tegen het braken en het advies om
te bellen als het niet beter gaat. Even na vijf uur is de hond in
shock en als de dierenarts ter plaatse arriveert, kan hij de
eigenaren alleen maar adviseren zo snel mogelijk naar de
praktijk te komen voor een bloedonderzoek en een infuus.

Veterinair
tuchtrecht

Terwijl hij probeert de hond te stabiliseren voordat een rönt-
genfoto kan worden gemaakt, zoekt Pietersen naar de patiënt-
gegevens, maar hij kan deze niet vinden. Achteraf blijkt dat
de hond onder een andere naam stond ingeschreven. Pieter-
sen weet ondertussen niet meer wat hij met deze gecompli-
ceerde patiënt aan moet. Hij probeert een collega te bellen die
meer ervaring heeft met dergelijke patiënten, maar de drie
kwartier die verstrijken tussen het arriveren op de praktijk en
het zoeken naar verdere mogelijkheden worden de Setter fa-
taal. Om half acht in de ochtend blaast ze haar laatste adem
uit. Later wordt duidelijk dat ze onder andere leed aan long-
oedeem. Volgens Pietersen is het wel duidelijk dat de hond is
bezweken aan een 2,5 jaar voortsukkelende hartkwaal.
De eigenaren proberen zowel over Jansen als over Pietersen
verhaal te halen. Jansen heeft volgens hen fout gehandeld
door bij het eerste consult niet direct het hartpro-
bleem aan te pakken, maar een laxeermiddel te
geven. Pietersen heeft het helemaal ver-
bruid bij de eigenaars: vocht toedienen
bij een longoedeem had natuurlijk
nooit gemogen, bovendien heeft
hij een aantal keren geen juiste
diagnose kunnen stellen en
heeft hij lopen klunzen door
een collega te gaan bellen
voor hulp. Als hij geen ade-
quate hulp kon bieden, had
hij veel eerder hulp kunnen
vragen aan een gekwalifi-
ceerde collega.

Hulp vragen is geen
schande

Met Jansen is het Tuchtcollege
vlug klaar: de aanklacht is on-
gegrond. Jansen heeft de hond
goed onderzocht en vastgesteld dat
er sprake was van een chronisch hart-
probleem, maar dat de acute verschijnse-
len waarschijnlijk duidden op verstopping
door buffelhuid. Een laxeermiddel meegeven was
veterinair niet onjuist. Voor Pietersen ligt het anders. Hij
heeft er niet verkeerd aan gedaan het in eerste instantie op
gastritis te houden en de in shock verkerende hond een vocht-
infuus te geven. Zo\'n infuus gaat dermate langzaam dat het
longoedeem er niet zo snel door kan zijn verergerd. Wel had
Pietersen meer moeite moeten doen om de patiëntgegevens
boven water te krijgen, en vooral om de hulp te vinden die hij
nodig had. Dat hij erkende dat de patiënt te moeilijk was en
een collega belde, is prijzenswaardig, maar dat had eerder ge-
moeten, desnoods door een doorverwijzing met spoed. Pie-
tersen krijgt een waarschuwing. Dat is al vervelend, maar in
de Verenigde Staten had een incident als dit geleid tot een
waarschuwing op de verpakking van buffelhuid: "niet geven
aan honden met een hartkwaal".

-ocr page 59-

Met elkaar problemen signaleren,
meedenken op je eigen vakgebied
en de varkenshouder op weg hel-
pen met een goed advies, als dat
lukt is dierenarts Mark Roozen in
zijn nopjes. \'Goed communiceren\'
is voor hem het sleutelbegrip bij de
advisering aan varkenshouders.

"Veterinair advies is belangrijk, maar de boodschap moet wel
goed overkomen", zegt Mark Roozen, dierenarts in het Bra-
bantse Deurne, vol overtuiging. Hoewel zeer deskundig, zijn
niet alle dierenartsen even communicatief. "Ook de manier
en het moment waarop je een advies geeft, hebben veel in-
vloed. Stel dat de varkenshouder onder tijdsdruk staat omdat
over vijf minuten een voorlichter van de bank komt, dan is
het verstandig het advies ook op papier te zetten. Het is wel
zo handig om dit signaal op te pikken, omdat de varkenshou-
der er dan waarschijnlijk met zijn gedachten niet helemaal bij
is." Wat Roozen betreft, zouden dierenartsen hier betere voel-
sprieten voor mogen ontwikkelen. "Voervoorlichters krijgen
hier trainingen over. Wij, dierenartsen, denken dat we het al-
lemaal vanzelf kunnen." Mark Roozen is een van de promo-
tors van het populaire Varkenssignalen®-concept, waarbij
men varkenshouders, voervoorlichters en dierenartsen in de
vorm van presentaties, staltrainingen en boeken leert beter te
letten op signalen van varkens en hierop actie te ondernemen.

Overlegdriehoek

Volgens Roozen is de varkenshouder er erg mee geholpen als
je als dierenarts meedenkt over de gezondheid en het ma-
nagement van zijn dieren. "Als veterinair hoor je meer te
doen dan alleen medicijnen voorschrijven en langsbrengen",
vindt Roozen. "Een goede dierenarts is meer dan alleen een
koeriersdienst." Als het aan Roozen ligt, is er vaker contact
tussen varkenshouder, voervoorlichter en dierenarts. "Bij-
voorbeeld door drie keer per jaar met elkaar om de tafel te
zitten. Of elkaar meteen te bellen als het op een bedrijf niet
zo goed gaat. ledereen denkt mee en geeft advies op zijn ei-
gen vakgebied. Dat versterkt het advies en je legt makkelijker
de link naar het management en de gezondheid. Dat is in het
belang van de varkenshouder."

Laatst was Roozen nog op een bedrijf waar het met de ge-
zondheid van de varkens niet goed ging. De varkenshouder.

Berichten

verslagen

de voervoorlichter en hijzelf liepen uitgebreid het bedrijf
door. Uiteindelijk vonden ze een teveel aan schimmels in het
brijvoer. Roozen: "We traden op als drie-eenheid. Samen
hebben we de oorzaak van het probleem kunnen traceren en
een oplossing kunnen bieden. Een prima resultaat, dat echt
telt, ook al waren medicijnen niet nodig."

Tegenvallers

Natuurlijk komt het wel eens voor dat een advies niet goed uit-
pakt. Roozen: "Geen enkel advies klopt honderd procent. Je
moet natuurlijk niet blunder na blunder maken, maar je pro-
beert vanuit jouw ervaring op dat moment een goede inschat-
ting te maken. Blijkt het resultaat tegen te vallen, dan kun je
dat maar beter toegeven en nadenken hoe je het probleem gaat
oplossen. Als je de varkenshouder maar verder helpt." De
slogan van Varkenssignalen® is dan ook: eerst kijken, dan pas
denken en daarna doen, oftewel: "Kijken-denken-doen!"
De relatie met de varkenshouder staat volgens Roozen voor-
op. "Alleen bij een zeer goede relatie kun je af en toe een
steekje laten vallen. Als de varkenshouder vertrouwen heeft
in de dierenarts zal hij ook eerder overtuigd zijn van het (eco-
nomisch) nut van diens adviezen.\'

Praktijkgids Vleesvarkens

Onderdeel van de standaarduitrusting van Mark Roozen is
de praktijkgids
Vleesvarkens. En dat is niet alleen omdat hij
die zelfheeft geschreven. Roozen gebruikt het boek als on-
dersteuning bij zijn communicatie met de varkenshouder.
Het boek is een thema-editie die volgt op het succesvolle
Varkenssignalen dat vorig jaar verscheen. Het uitgangspunt
van Varkenssignalen® is dat men zich richt op het varken
in zijn omgeving. Roozen: "Het boek geeft veel nuttige in-
formatie en maakt duidelijk waarom bepaalde zaken be-
langrijk zijn. Het roept vaak reacties op: \'o ja, zo zat dat.\'
Voor dierenartsen geeft het veel aanknopingspunten voor
een adviesgesprek. En het is natuurlijk een leuk presentje."
Vleesvarkens, praktijkgids voor groei, gezondheid en
gedrag
uit de Varkenssignalen-reeks (ISBN: 978-90-
75280-92-0, 48 pagina\'s) is verkrijgbaar via de boek-
handel of bij Roodbont Uitgeverij
{www.roodhont.nP). De
prijs bedraagt 19,90 euro. Voor meer informatie over het
Varkenssignalen®-concept:
www. varkenssignalen, nl.

\'Het belang van de varkenshouder staat voorop\'

M. van Oosten

-ocr page 60-

40 jaar Voorjaarsdagen

Miel Bingen

Dit jaar bestaan de Voorjaarsdagen 40 jaar. Van een
kleinschalig evenement om de nascholing van gezel-
schapsdierenartsen te bevorderen zijn de Voorjaarsdagen
uitgegroeid tot een driedaags congres en expo voor die-
renartsen en dierenartsassistenten die zich richten op ge-
zelschapsdieren en paarden. Het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde
sprak met Pieter Goedhart, één van de
oud-voorzitters van de Voorjaarsdagen, over hoe een be-
scheiden initiatief uitgroeide tot een belangrijk interna-
tionaal evenement.

"Het klinkt misschien als legendevorming, maar het ontstaan
van de Voorjaarsdagen is in nevelen gehuld. Er was midden
jaren zestig behoefte aan nascholing, een aantal mensen heeft
zich dit aangetrokken en een evenement georganiseerd in
Hotel des Pays-Bas in Utrecht onder leiding van Jan Gajen-
taan. Verder is er eigenlijk niet zoveel bekend. Pas jaren later,
tijdens mijn tweede periode als voorzitter, zijn we ons gaan
afvragen hoe het een en ander tot stand is gekomen en wan-
neer de Voorjaarsdagen voor het eerst georganiseerd zijn. Het
bleek niet meer te achterhalen en wij hebben toen gekozen
om te stellen dat in 1992 de voorjaarsdagen voor de 25e keer
gehouden werden. Niet dat dit iets afdoet aan 40 jaar Voor-
jaarsdagen. Het is een fantastisch evenement en dat verdient
zijn lustra", begint Pieter Goedhart.

Goedharts betrokkenheid bij de Voorjaarsdagen gaat ver te-
rug. Toen de Voorjaardagen net naar Amsterdam waren ver-
plaatst, nodigde de toenmalige voorzitter van de Voorjaars-
dagen, Jan Gajentaan, regelmatig jonge dierenartsen uit om
de sprekers te ontmoeten. Pieter Goedhart was één van hen.
Later werd Goedhart vanuit het GGG-bestuur afgevaardigd
als vertegenwoordiger/waarnemer richting de Voorjaarsda-
gen om de communicatie tussen bestuur en commissie te ver-
beteren.

Het bleef niet bij vertegenwoordigen en waarnemen. Na het
vertrek van Peter Poll werd Goedhart in 1983 de nieuwe voor-
zitter. Uiteindelijk zou hij de functie bekleden tot en met
1987 om daarna opnieuw de commissie voor te zitten van
1990 tot en met 1992. Frans ter Beek moest destijds wegens
ziekte onverwacht bedanken en het bleek moeilijk een ge-
schikte, ervaren kandidaat te vinden.

Succes

De redenen voor het succes van de Voorjaarsdagen zijn talrijk
volgens Pieter Goedhart, maar één steekt er met kop en
schouders bovenuit: de motivatie van de Voorjaarsdagencom-
missie om een goed evenement te organiseren. "De Voor-
jaarsdagencommissie was, en is voor zover ik het meekrijg
nog steeds, een lekker fanatiek clubje mensen die er echt wat
van willen maken. De Voorjaarsdagen was echt ons kindje,
ledereen was altijd enthousiast bezig en vond het belangrijk
een goed programma samen te stellen, gefocust op kwaliteit.
Dit leidde er onder andere toe dat we al heel vroeg goede con-
tacten ontwikkelden met de British Small Animal Veterinary
Association (BSAVA) en elkaar wederzijds hielpen bij het
vinden van onderwerpen en sprekers."

De vroege internationale contacten leidden er volgens Goed-
hart ook toe dat de Voorjaarsdagen als eerste internationali-
seerden en simultaanvertalingen in Engels, Duits en Frans
aanboden. Ondertussen zijn de simultaanvertalingen overbo-
dig dankzij de dominantie van de Engelse taal maar het inter-
nationale karakter van de Voorjaarsdagen is gebleven.
Het waren echter niet alleen de commissieleden die er voor
zorgden dat de Voorjaarsdagen keer op keer een succes wer-
den. "In het begin waren de families van de commissieleden
nog nauw betrokken bij het evenement. Zo waren de vrouw
en de schoonzus van Jan Gajentaan destijds verantwoordelijk
voor de administratie van het hele evenement zonder daar
ook maar iets voor te ontvangen en hebben mijn vrouw en
kinderen allemaal wel een keer achter de balie gestaan. Later
werd de administratie overgenomen door medewerkers van
het bureau van de KNMvD, die gelukkig niet op een uurtje
meer of minder keken als het om de Voorjaarsdagen ging. De
Voorjaarsdagen draaien met name op de grote inzet van de
commissieleden en anderen die het evenement een goed hart
toedragen."

Beatrix

Goedharts meest markante herinnering aan de Voorjaars-
dagen is zonder meer de opening van het WSAVA wereldcon-
gres in 1977 door toen nog prinses Beatrix. "In de eerste
plaats was het natuurlijk een grote eer dat Beatrix de opening
verrichtte. Wat me met name verbaasde was het gemak waar-
mee zij met mensen omging. De raakvlakken tussen een prin-
ses en dierenartsen zijn niet zo talrijk maar toch ging ze heel
ontspannen en vol interesse met ons om, echt zeer professio-
neel. Tegelijkertijd waren we ook totaal verbaasd over de hoe-
veelheid werk die het bezoek met zich meebracht en ik zal de
stapel draaiboeken en procedures niet gauw vergeten."

-ocr page 61-

Ook herinnert Goedhart zich nog uitstekend de vele momen-
ten dat er brandjes te blussen waren omdat het een en ander
even niet zo liep als verwacht. "De dagen van het congres zelf
waren eigenlijk altijd een aaneenschakeling van kleine of
minder kleine rampen. De grootste ramp was zonder meer als
een spreker op het laatste moment afzegde. Wat dat betreft
waren de Amerikanen altijd handig om erbij te hebben. Als
geroutineerde sprekers hadden ze altijd nog wel een extra
presentatie bij de hand die ze wilden geven."
Ook de bezoekers zelf vormden incidenteel een uitdaging.
Toen het voor een aantal dierenartsen gewoonte bleek om de
Voorjaarsdagen te bezoeken zonder te betalen, nodigde
Goedhart leden van Cerberus uit om als suppoost op te tre-
den. "Het was nogal een schok voor een aantal collega\'s om
plotseling niet toegelaten te worden en we kregen regelmatig
verontwaardigd te horen dat men \'nog nooit betaald had voor
de Voorjaarsdagen\'. Het paradoxale van deze opmerking ont-
ging de meesten."

Warm hart

Nog steeds draagt Pieter Goedhart de Voorjaarsdagen een
meer dan warm hart toe. Voor het eerst in jaren was hij vorig
jaar door omstandigheden verhinderd maar hij hoopt er in de
toekomst weer bij te zijn. "Nu ik en veel van mijn kennissen
geen praktijk meer doen, is het natuurlijk vakinhoudelijk wat
minder interessant voor mij. De sociale component van het
programma is echter ahijd een belangrijke geweest en hoewel
er minder bekenden rondlopen dan vroeger blijft het contact
met de oud-commissieleden, die ook nog graag naar de Voor-
jaarsdagen komen. Wat ook blijft is het plezier dat ik heb als
ik zie dat er nog steeds een gedreven groep mensen bezig is
om een topprogramma voor elkaar te boksen. Ik ben dan ook
benieuwd wat de veertigste editie, die op 27, 28 en 29 april
gehouden wordt, gaat brengen."
40Jaar Voorjaarsdagen in vogelvlucht

7967 De eerste Voorjaarsdag wordt georganiseerd in
Hotel des Pays-Bas te Utrecht.

1977 Het WSAVA wereldcongres wordt in combinatie
met de Voorjaarsdagen gehouden in Amster-
dam.

igyg De eerste Dierenartsen Assistenten NaScholings-
dagen (DANS) worden gehouden in combinatie
met de Voorjaarsdagen.

2000 Het WSAVA wereldcongres en het FECAVA
Europees congres worden gehouden in combi-
natie met de Voorjaarsdagen te Amsterdam.

2002 Het eerste Voorjaarsdagen paardenprogramma
wordt gehouden in combinatie met het reeds
bestaande gezelschapsdierenprogramma.

2005 FECAVA / FEEVA Europees gezelschapsdieren-
en paardencongres wordt in Amsterdam gehou-
den in combinatie met de Voorjaarsdagen.

200J Op 27, 28 en 29 april worden de Voorjaarsdagen
voor de veertigste keer gehouden te Amster-
dam. Voor meer informatie kunt u terecht op
www.voorjaarsdagen.org.

Miel Bingen is eindredacteur van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

-ocr page 62-

Dit jaar werd tijdens het 24e World Buiatrics Congress te
Nice de Merial Gustav Rosenberger Memorial Award voor de
zesde keer uitgereikt. Dr. Vitaliy Dubinskiy van de veteri-
naire faculteit van Lviv (Oekraïne) ontving dit jaar de prijs en
heeft op kosten van Merial deelgenomen aan het congres.
Tijdens de gala-avond op 19 oktober werd hem door dr. Ma-
rie-Pascale Tiberghien (Merial/Lyon) en Rob Back (GRM
Fund) de prijs uitgereikt.

Dubinskiy ontving 12.000 euro en wordt, evenals de kandi-
daat uit 1992 dr. Marian Kusenda uit Kosice (Slowakije), ge-
durende twee jaar in de gelegenheid gesteld een postgraduate
opleiding te volgen aan de Rinder Klinik te Hannover. Tijdens
het congres te Nice heeft Rob Back na vijftien jaar afscheid
genomen als secretaris/penningmeester van het Gustav
Rosenberger Memorial Fund (GRMF) en is opgevolgd door
dr. Ruurd Jorritsma. De samenstelling van het bestuur van het
GRMF 2006-2008 is: dr. Rogier Kuiper, voorzitter (KNMvD),
dr. Ruurd Jorritsma, secretaris/penningmeester (KNMvD),
Joost J. Snoep, lid (KNMvD), profdr. Walter Baumgartner,
Wenen, lid q.q. (Worid Association for Buiatrics), profdr.
Henner Scholz, lid q.q. (Rinder Klinik Hannover).

Vetcert® voor praktijkcertificering

Gerwin Bouwhuis en Robin Holle

Op 30 november jongstleden organiseerde Vetcert® een
informatieve bijeenkomst in Renswoude. De bijeenkomst
was speciaal georganiseerd voor dierenartsenpraktijken
die hun praktijk willen (blijven) certificeren. Tijdens deze
middag werd uiteengezet wat Vetcert® deze praktijken
kan bieden.

Vetcert* is een initiatief van Dierenartsenpraktijk Horst in
Horst en Dierenartsenpraktijk Arts&Dier in Klijndijk. Beide
praktijken betreuren het dat de ontwikkeling van certificering
van dierenartsenpraktijken stil is komen te staan, terwijl daar
door een groot aantal praktijken in is geïnvesteerd. Boven-
dien hebben beide praktijken het plezier van het gecertifi-
ceerd werken ondervonden en willen zij dit graag met een
groep gelijkgestemden gaan vermarkten. Daarom is Vetcert\'^
op zoek gegaan naar een partner die kan zorgen voor een
kwalitatief goede begeleiding, onafhankelijke borging en ef-
ficiënte toetsing.

Kema bleek bereid te zijn samen met Vetcert" een traject op
te zetten, waarbij dierenartsenpraktijken (onafhankelijk van
hun huidige kwaliteitssysteem) kunnen komen tot volledige
ISO-certificering. Om efficiënt te kunnen werken zal een di-
gitaal kwaliteitshandboek worden opgesteld, waarbij het toe-

mr3

r

Rob Back (midden) en Marie-Pascale Tiberghien (rechts) overhandigen de
Gustav Rosenberger Memorial Award aan Vitaliy Dubinsky (links).

Rob Back was tot oktober 2006 secretaris/pennismeester
van Gustav Rosenberger Memorial Fund.

zicht en de periodieke audit digitaal op afstand kunnen
worden uitgevoerd. Een dergelijk systeem heeft Kema ook
reeds ontwikkeld voor apotheekhoudende huisartsen en apo-
thekers.

Middag

Gustav Rosenberger Memorial Award

Rob Back

Tijdens de middag was een veertigtal dierenartsen aanwezig.
Het voorstel van Vetcert* om met Kema in zee te gaan werd
positief ontvangen. Ook in het opgestelde traject en de werk-
wijze konden de aanwezigen zich vinden.
Na afloop van de middag ontvingen de aanwezigen per
e-mail een gebruikersnaam en wachtwoord om alvast eens te
kunnen kijken in het virtuele kwaliteitshandboek.
Vetcert"^ heeft samen met Kema het doel gesteld om binnen
één jaar honderd dierenartsenpraktijken ISO-gecertificeerd te
krijgen. Hierbij wil Vetcert* zorgen voor een goede begelei-
ding van het certificeringstraject en daarnaast zorgdragen
voor het vermarkten van het ISO-certificaat.

Heeft u vragen of wilt u zich aanmelden? Kijk dan op
www.vetcert.nl of reageer via info@vetcert.nl.

-ocr page 63-

De Europese Advisory Board on Cat Diseases (ABCD)
maakte op 20 december 2006 de eerste vaccinatiericht-
lijnen tegen het feline herpesvirus 1 (FHV-1) bekend. Dit
meldt een persbericht van de organisatie. De richtlijnen
werden opgesteld tijdens de vierde vergadering van de
ABCD in september 2006. FHV-1 is bij katten de belang-
rijkste oorzaak van ziekte van de hogere luchtwegen, ook
wel bekend als de \'niesziekte\'. De richtlijnen bevatten het
advies om katten te beschermen tegen infectie met
FHV-1 door jaarlijkse boosterinjecties.

Het persbericht citeert professor Etienne Thiry (België):
"Voor een optimale bescherming tegen FHV-1 adviseren wij
twee primovaccinaties in kittens, met een interval van twee
tot vier weken, waarbij de tweede niet voor twaalf weken ge-
geven moet worden. Dit dient gevolgd te worden door een
jaarlijkse booster. Dit entschema (twee primovaccinaties,
jaarlijkse booster) is ook van toepassing op volwassen katten
met een onbekende vaccinatiestatus en geldt voor zowel le-
vende als geïnactiveerde vaccins."

De ABCD is een onafhankelijk panel van zeventien veteri-
naire experts uit tien Europese landen, met als doel het op-
stellen van richtlijnen voor de preventie en aanpak van de be-
langrijkste besmettelijke kattenziekten in Europa. Naast de
richtlijnen voor FHV-1 zijn richtlijnen voor het feline calici-
virus in voorbereiding.

Levenslange dragers

FHV-1 is de belangrijkste virale verwekker van hogere lucht-
weginfecties bij de kat. De ziekte is niet noodzakelijk fataal,
maar het virus veroorzaakt sterk verzwakkende symptomen
aan het ademhalingssysteem, die zowel voor de kat als voor
de eigenaar onaangenaam kunnen zijn. Het gaat om de type-
rende ziekteverschijnselen rhinitis, conjunctivitis en soms
zelfs ulceratieve dendritische keratitis. De ziekte komt veel
voor overal waar grote aantallen katten samenwonen, zoals
kattenpensions, -asiels, -fokkerijen en huishoudens met
meerdere katten. Als een kat eenmaal geïnfecteerd is geweest,
is het dier vervolgens immuun. Infecties gaan echter gepaard
met ernstige symptomen en zieke katten verspreiden de ziek-
te ook weer verder. Hoewel de symptomen meestal binnen
één a twee weken verdwijnen, blijft het virus latent aanwezig
in de zenuwknopen van de trigeminuszenuw. Stresssympto-
men kunnen het virus opnieuw activeren, wat leidt tot een
nieuwe aanval van de niesziekte en nieuwe virusuitscheiding.
Ook behandeling met reactivatie kan dit als gevolg hebben.
Om het voorkomen van latente virusdragers te beperken is
het voor de kattenpopulatie belangrijk zoveel mogelijk katten
te vaccineren volgens het juiste schema.

Meer katten vaccineren tegen het fel ine herpesvirus i

Johan Klein Haneveld

Jaarlijkse boosters

Vanwege de ernst en de incidentie van de infectie, beschouwt
de ABCD vaccinatie als essentieel in alle katten. Op basis van
de huidige kennis luidt het advies van de ABCD om jaarlijks
een booster tegen FHV-1 te geven, vooral bij katten die veel
risico lopen, bijvoorbeeld in pensions, in huishoudens met
meerdere katten en op kattenshows. Bij een laag risico, zoals
bij binnenkatten zonder contact met andere katten, kan een
driejaarlijks interval overwogen worden. "Vaccinatie biedt
goede bescherming tegen ziekte," meent Thiry, "met een vrij-
wel complete (meer dan negentig procent) vermindering van
ziekteverschijnselen, en beperkt de virusuitscheiding en
-reactivatie." Volgens de voorzitter van de ABCD, professor
Marian Horzinek is de ABCD zich bewust dat er nog geen
vaccins bestaan uitsluitend tegen FHV-l. "De beschikbare
FHV-vaccins zijn combinaties met calicivirus en andere
elementen. Een jaarlijkse booster ter bescherming tegen FHV
kan daarom de injectie van andere antigenen met zich mee-
brengen, die wellicht een langere immuniteit geven."
De richtlijnen geven tevens aanbevelingen voor katten
met immunodepressie, kattenfokkerijen en katten die
een corticosteroïdenbehandeling ondergaan. Op de website
www.abcd-vets.org staat verdere informatie en zijn de volle-
dige ABCD-richtlijnen te downloaden. Deze pagina bevat
ook richtlijnen voor verschillende andere virusinfecties, die
waardevol kunnen zijn voor de gezelschapsdierenarts.

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het Tijdschrift

voor Diergeneeskunde.

Veearts in de Peel

Dat er in 25 jaar veel veranderd is op
het platteland kan men lezen in het re-
cent verschenen boek
Veearts in de
Peel
van doctor P. van Gulick, voor-
heen dierenarts in de DAP Gemert.
Het geeft een sfeervol beeld van het
leven in de Peel in de jaren zestig en
zeventig.

In de vastlegging van een gedeelte
van zijn werk, gerelateerd aan de streek, is een stuk geschie-
denis geschreven waarbij vele door menigeen vergeten facet-
ten in dankbare herinnering worden opgeroepen.
De agrarische ontwikkeling van zuidoost Nederland, de daar
wonende mensen en het plattelandsleven staan centraal,
waarbij de humoristische en vaak subtiele wijze van weer-
geven de lezer meenemen naar een goede tijd.
Het boek is verkrijgbaar bij Bek Boeken BV, Hoogstraat 5-7,
5462 CW, Veghel. E-mail:
info@bekboeken.nl. Telefoon:
0413-363411 of 0413-365345. De prijs is vijftien euro exclu-
sief verzendkosten.

Boekbespreking

Jan van DiJck

-ocr page 64-

De CAO in dierenartsenpraktijken

Johan Klein Haneveld

Dierenarts Hans Smit was ais lid
van het bestuur van de BPW be-
trokken bij de onderhandelingen
over de nieuwe CAO voor dieren-
artsenpraktijken. En per 1 juli 2006
is deze daadwerkelijk ingevoerd in
zijn praktijk, D.G.C. Boven-Veluwe
in Wezep. Het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
vroeg hem en
Christien Rijpkema, dierenarts in loondienst, naar hun
ervaringen met de CAO. Smit: "De CAO kan onderdelen
bevatten waar mensen het niet mee eens zijn. Daarom
moetje er met je werknemers over kunnen praten."

Christien Rijpkema is blij dat de CAO er is gekomen. "Enke-
le dierenartsen die tegelijk met mij zijn afgestudeerd, kwa-
men te werken in een praktijk waar de arbeidsvoorwaarden
slecht waren geregeld. Dat was voor hen een tegenvaller.
Sommigen waren binnen een jaar niet meer werkzaam in de
praktijk." De werkgever moet waardering tonen voor zijn
werknemers. "Als je goed gewaardeerd wordt, voel je je snel-
ler op je gemak en lever je beter werk. Dat is ook beter voor
de werkgever." Goede arbeidsvoorwaarden zijn een onder-
deel van die waardering, vindt Hans Smit. "Over een jaar of
twee zal de CAO ingeburgerd zijn in Nederland. Werkgevers
kunnen dan niet meer bij hun collega\'s achterblijven."
Vooral over de lonen zal nog onenigheid blijven bestaan,
meent Rijpkema. "De oude richtlijnen stamden uit 2000. Nog
steeds verdienen dierenartsen slecht in vergelijking met an-
dere academici. Dierenartsen in loondienst moeten niet ver-
wachten dat ze er in één keer tien procent op vooruitgaan."
Maar nu is er wel kans om de inkomens te verbeteren. Smit:

Interview

De praktijk

D.G.C. Boven-Veluwe te Wezep is een breed georiënteer-
de praktijk. Dierenarts Hans Smit: "We doen aan alle tak-
ken van sport. Behalve gezelschapsdieren, rundvee, paar-
den en varkens behandelen we ook vleeskalveren, kippen
en duiven." In de praktijk werken negen dierenartsen en
acht assistentes. Een van de assistentes werkt sinds vijf
jaar als praktijkmanager.

"Je kunt nu elk jaar onderhandelen. Dat is het gebruikelijke
spel tussen werkgever en werknemer." Om hogere lonen uit
te betalen moet de praktijk wel voldoende inkomsten creëren,
betoogt Smit. "Bij het vaststellen van de tarieven moet reke-
ning worden gehouden met de CAO. We moeten de kosten bij
de klant durven neerleggen."

Ook voor werkgevers is de CAO een gunstige ontwikkeling.
"Het geeft ons een richtlijn om te zien of we het als werk-
gevers goed doen", legt Smit uit. Hij wijst nog op andere ple-
zierige gevolgen van de CAO. "Wanneer we nu nieuwe krach-
ten aannemen, hoeven we niet zo lang te spreken over
arbeidsvoorwaarden. We kunnen verwijzen naar de CAO."
Hij merkt op dat praktijken nu al in personeelsadvertenties
aangeven de CAO te hanteren. "Het is nu iets om je mee te
profileren."

De CAO is nog niet bindend verklaard. Smit: "De werkgever
moet ervoor kiezen. Veel leden van de BPW die aangaven de
CAO te willen volgen, zouden niet willen dat het verplicht
werd." Rijpkema is het in principe eens met deze beslissing.
"In elk geval zolang er nog struikelblokken en problemen zijn
in deze versie. Het is beter de CAO algemeen bindend te ver-
klaren als hij al wat langer
wordt gebruikt."

Invoering

Praktijk D.G.C. Boven-
Veluwe ging vanaf 1 juli
2006 volgens de CAO wer-
ken. Dat was vanwege de
vakanties niet de beste da-
tum. "Zoiets invoeren regel
je niet in een half dagje,"
verklaart Rijpkema. "Voor-
dat we alles hadden ver-
rekend, ook wat betreft de
lonen, was het september",
vervolgt Smit. "Sommige
maatregelen zijn dus nood-
gedwongen met terug-
werkende kracht inge-
voerd."

De praktijk beschikte voor
de invoering van de CAO
ook al over goede arbeids-
voorwaarden. "De CAO is

-ocr page 65-

een totaalpakket met veel plussen", zegt Smit. "Maar omdat
wij in onze praktijk al goede arbeidsvoorwaarden hadden,
waren er voor onze werknemers mogelijk ook minnen. Als
werkgever kies je voor de hele CAO. We hebben er bij ons
dus stevig over gesproken." "Er bleven soms wel vragen", nu-
anceert Rijpkema. "Nog steeds kan de CAO bij ons nog niet
naar de letter ingevoerd worden. Maar we hebben nu in elk
geval een concreet pakket. De onderdelen waar we nog tegen-
aan lopen, zoals de betaling van de telefoondienst, komen
weer aan de orde in de volgende gesprekken tussen de BPL
en de BPW."

Bij het invoeren moest de praktijk uitgaan van aannames, bij-
voorbeeld over het aantal uren dat men werkt in diensten of in
het weekeinde. Smit: "Nu houden we die uren bij, zodat we in
het voorjaar kunnen evalueren." Ook belangrijk is dat de
reeds bestaande contracten van medewerkers zijn vernieuwd.
"Er moet op staan dat de CAO wordt gevolgd."

Consequenties

Het invoeren van een CAO heeft consequenties voor de orga-
nisatie van de praktijk. Zo hebben dierenartsen in loondienst
in deze praktijk nu recht op één vrij dagdeel per week. "We
hebben bewust gekozen voor herkenbare vrije tijd", verdui-
delijkt Smit. "Dus geen \'gatenkaasrooster\'." Hij zou deze
maatregel niet snel willen terugdraaien. "Je merkt aan het
personeel dat het goed uitpakt. De extra vrije tijd haalt de
druk van de ketel. Maar het voorjaar is voor de afdeling land-
bouwhuisdieren altijd een drukke tijd. We zullen moeten
kijken of we dan ook draaiend kunnen blijven met dit
systeem." De extra vrije tijd betekent voor sommige mensen
een financiële achteruitgang. "Maar ze krijgen er vrije tijd
voor terug. Dat is het pakket."

Rijpkema vindt de nieuwe opzet in de praktijk goed lopen.
"Het gaat goed, als je het maar goed indeelt. De maatschaps-
leden hadden al een dagdeel per week vrij, dus daar waren we
al aan gewend. Persoonlijk vind ik die vrije middag per week
erg plezierig, omdat je meer tijd hebt voor andere activiteiten.
Er zitten ook nadelen aan. Voor de invoering van de CAO
hadden we extra snipperdagen en kregen we een dagdeel vrij
als we in het weekend hadden gewerkt. Dat zijn we nu kwijt.
Bovendien is een aantal van ons er financieel op achteruit ge-
gaan."

In de CAO staat dat er per vier weken minimaal twee tijd-
ruimtes van zeven maal 24 uur zonder consignatie moeten
zijn. Dit betekent in de praktijk dat dierenartsen niet meer
elke week een vaste dienstdag kunnen draaien. De praktijk
Boven-Veluwe blijft het voorlopig op de oude manier doen,
waarbij elke dierenarts een vaste dienstdag heeft per week.
Wel maken de diensten nu deel uit van de normale werkweek.
"De verandering van een werkweek van veertig uur met daar-
bij nog de diensten, naar een werkweek van veertig uur inclu-
sief diensten, was een belangrijk keerpunt in de CAO", aldus
Smit. Maar volgens Rijpkema wordt er nog steeds meer ge-
werkt. "We weten nog niet hoe het uitpakt. We zijn het nu aan
het bijhouden." Voor parttimers valt de nieuwe regeling met
betrekking tot de overuren minder gunstig uit. Rijpkema:
"Overuren worden pas overuren als je over de veertig uur uit-
komt."

Een belangrijk pluspunt van de CAO is dat bij langdurige
ziekte of arbeidsongeschiktheid op een hoger niveau wordt
doorbetaald (na zes weken 82,5 procent in plaats van 70 pro-
cent). "Bij het vaststellen van het loon worden aannames ge-
daan wat betreft de vergoeding voor diensten", legt Smit uit.
"Zo krijg je een soort basisloon. Als je dat niet doet en de
diensten altijd achteraf vergoedt, wisselt je loon elke maand
en gaat de werkgever bij ziekte uit van een loon zonder
dienstvergoeding." Het gevolg daarvan is een aanzienlijk
lagere vergoeding. Andere voordelen van de CAO zijn de re-
geling voor kinderopvang voor assistenten (die niet geldt
voor dierenartsen) en de hogere kilometervergoeding.

Adviezen

Dierenartsen die nadenken over invoering van de CAO, advi-
seert Smit om het document goed door te lezen. "Kijk waar
het afwijkt van watje nu al doet en zorg datje het doorpraat
met je personeel." Een goede tip is om te gaan praten met
praktijken die al met de CAO werken. "Vraag hoe het ze is
bevallen en wat de praktische consequenties waren. Vraag
wat er bij de invoering is meegevallen of tegengevallen." Om
de kosten hoeft men het niet te laten, meent Smit. "Wordt lid
van de BPW. Dat kost maar vierhonderd euro per praktijk.
Daarvoor heb je toegang tot de helpdesk voor praktische vra-
gen, hoefje niet meer zo uitvoerig met personeel te overleg-
gen over de arbeidsvoorwaarden en mag je voortaan mee-
praten bij nieuw overleg."

Rijpkema raadt dierenartsen in loondienst aan de CAO
serieus te bestuderen. "Je kunt de CAO zo opvragen. Neem
ook zelf initiatief op dit gebied. Als je zelf graag volgens de
CAO wilt werken, kun je dat voorstellen aan je werkgever."
Verder is het belangrijk lid te worden van de BPL. Rijpkema:
"De BPL kan jou vertegenwoordigen aan de onderhandelta-
fel en je kunt er terecht met al je opmerkingen en vragen.
Laatje stem dus horen!"

BPLen BPW

Bij een professionele beroepsgroep hoort een breed gedra-
gen arbeidsvoorwaardenoverleg. Dit jaar is de eerste CAO
Dierenartsenpraktijken tot stand gekomen. Het bestuur
van de KNMvD juicht deze ontwikkeling toe cn roept alle
praktiserende dierenartsen op zich aan te sluiten bij de Be-
langengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst
(BPL) of de Belangenvereniging Practici Werkgevers
(BPW). Dit vergroot het draagvlak en leidt tot een bredere
toepassing van de CAO. Voor veel werkgevers en werkne-
mers betekent aansluiting bij de CAO Dierenartsenprak-
tijken ook een zorg minder.

Bent u praktiserend dierenarts in loondienst, word dan lid
van de BPL. Alle informatie over het lidmaatschap vindt u
op
www.bpl-dierenartsen.nl. Als lid van de KNMvD
betaalt u overigens een gereduceerde contributie voor het
lidmaatschap van de BPL.

Heeft u een dierenartsenpraktijk en bent u werkgever,
meld uw praktijk dan aan voor het lidmaatschap van de
BPW. Informatie met betrekking tot het lidmaatschap van
de BPW is te vinden op
www.bpw.dierenarts.nl.

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 66-

Veel nieuwe ontwikkelingen pas-
seerden de revue tijdens het jaar-
lijkse congres van de Groep Practici
Grote Huisdieren op 20, 21 en
22 november 2006 op Papendal te
Arnhem. De onderwerpen varieer-
den van de maatschapvorm, die
verdwijnt, de ontwikkelingen wat
betreft POM-non/POM, de beroeps-
aansprakelijkheid tot de herstructurering van cluster 1.
In parallelsessies kwamen de nieuwe diersoortspecifieke
trends aan bod en het congres werd afgesloten met de
\'Lagerhuisdiscussie\'. Net als voorgaande jaren was er
volop gelegenheid voor intercollegiale contacten, al dan
niet onder het genot van een hapje en een drankje.

Als eerste werd het onderwerp \'maatschapvorm\' aangesneden.
De maatschapvorm zoals wij die nu kennen, gaat namelijk ver-
dwijnen. Hiervoor in de plaats komt de Wet personenvennoot-
schappen. Deze wet kent drie soorten vennootschappen, te we-
ten: de stille vennootschap, de openbare vennootschap zonder
rechtspersoonlijkheid en de openbare vennootschap met
rechtspersoonlijkheid. Uiteraard is ook het oprichten van een
besloten vennootschap een optie. Het veranderen van de maat-
schapvorm in een door de praktijk gekozen vennootschap
heeft grote consequenties voor onder meer de fiscale aspecten
en (beroeps)aansprakelijkheid. Vervolgens werd op de Groep
Groot Dagen ingegaan op de arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring, waarbij de opvallendste verschillen tussen ondernemer
en medewerker zijn uiteengezet: arbeidsongeschiktheidverze-
kering versus WIA.

Aansprakelijkheidsclaims

Aan de hand van voorbeelden werd een grote verscheiden-
heid van mogelijke aansprakelijkheidsclaims tegen het licht
gehouden. Zo kunnen dierenartsen een claim ontvangen voor
bijvoorbeeld het stellen van een foutieve diagnose, doserings-
fouten, onterechte afgifte van medicijnen of onvolledige ver-
slaglegging. Dierenartsenpraktijken kregen het dringende ad-
vies een goede administratie bij te houden en gebruik te
maken van de algemene voorwaarden van de KNMvD. Bij
een klachtenprocedure staat de praktijk daardoor sterker, van-
wege de beperking in aansprakelijkheid voor met name de in-
directe schade en de schade als gevolg van vermogensschade.
Een goede optie is de algemene voorwaarden te overhandigen
aan klanten aan de balie of op te hangen in bijvoorbeeld
wachtruimten. Bij visites of spoedgevallen zou een verwij-
zing naar deze algemene voorwaarden kunnen worden opge-
nomen op de visitebrief Uitsluitend op facturen verwijzen
naar de algemene voorwaarden is niet voldoende.

Medicatiemelding

De ontwikkelingen op het gebied van POM/non-POM staan
niet stil. (Voor wie het nog niet weet: POM staat voor Pres-
cription Only Medicines, dus receptplichtig.) Op Europees
niveau is afgesproken dat alle diergeneesmiddelen voor voed-
selproducerende dieren receptplichtig worden. Over de crite-
ria voor de non-POM-lijst, dus de diergeneesmiddelen die
een uitzondering vormen op deze receptplicht, is onlangs
overeenstemming bereikt. Elke lidstaat mag zelf bepalen
welke middelen non-POM worden, mits deze middelen vol-
doen aan de gestelde criteria. Elke lidstaat moet voor 1 april
2007 aangeven of zij gebruik wil maken van de mogelijkheid
om uitzonderingen te maken op de receptplicht en zo ja, voor
welke diergeneesmiddelen deze gaan gelden. Tot 1 oktober
2007 blijft de huidige situatie gehandhaafd en vanaf die
datum zal de nieuwe diergeneesmiddelenwet van kracht
worden.

Versla

Croep Groot Dagen 2006 - Zorg voor de betere praktijk!

Janneke van Velthuizen

Voor de dierenarts, die zal gaan fungeren als voorschrijver,
geldt dat hij zijn farmaceutische kennis actueel moet houden
en zo nodig moet opfrissen. De praktijk dient zich voor te
bereiden op de medicatiemelding en het introduceren van
\'tracking and tracing\'.

Hierop werd een voorschot gegeven door het opfrissen van de
farmaceutische kennis op het gebied van anthelmintica. Ant-
helmintica worden receptplichtig in de nieuwe wetgeving.
Het werkingsmechanisme, de beslisbomen en de resistentie-
problematiek kwamen kort aan de orde. Tijdens de cursus
\'Apotheek 3\' van PAO-D zal hier verder op worden ingegaan.

Herstructurering cluster i

Tijdens de ledenvergadering van de GPGH was er uiteraard
veel aandacht voor de herstructurering van de cluster 1-groe-
pen (GPGH/GVG/GGR/GPw), die moet leiden tot de oprich-
ting van de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
(GGL). Het doel van deze herstructurering is het vergroten
van de herkenbaarheid voor de leden en externe partijen, het
verhogen van de efficiëntie en het verder professionaliseren
van de belangenbehartiging van de landbouwhuisdierenarts.
Het voorstel tot wijziging van het huishoudelijk reglement en
het voorstel tot contributiewijziging werden ter stemming ge-
bracht. De leden stemden unaniem in met deze reorganisatie.
In de komende maanden zal verder invulling worden gegeven
aan de vorming van de Groep Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren. De oprichtingsvergadering zal begin 2007 plaats-
vinden. Alle leden van cluster 1 zullen hier binnenkort over
worden geïnformeerd.

fmf\'

imi\'\'.

In de Lagerhuisdiscussie sprak het panel over het ruimen bij dierziekte-
uitbraken. (Foto: Wiel van den Ekker)

-ocr page 67-

Lagerhuisdiscussie

\'Vaccinatie of eliminatie in Europa\' was het centrale thema
van de Lagerhuisdiscussie. Deze werd voorafgegaan door
enige uitleg over onder andere exportbelangen, afzetproble-
men, en het inzetten en de beschikbaarheid van noodvaccina-
ties. De discussie zelf vond plaats onder leiding van Bart Ver-
hagen (Kapok) aan de hand van drie stellingen.
Stelling 1: Als landbouwhuisdierenarts ben je dienstbaar aan
de sector, dus economische belangen prevaleren boven vete-
rinair technische argumenten.

Stelling 2: Zolang we niet weten of hobbydieren een (groot)
risico vormen in de verspreiding van aangifteplichtige ziek-
ten, kunnen we geen risico nemen en behandelen we deze net
als bedrijfsmatig gehouden dieren.

Stelling 3: \'Tot heil van mens en dier\' betekent dat een goede
dierenarts niet mee moet werken aan het ruimen van gezonde
dieren.

In het panel zaten vertegenwoordigers van het ministerie van
LNV, de VWA, de Nederlandse Vereniging van Hobbydier-
houders, LTO en de Nederlandse Bond van Handelaren in
Vee. Met overtuiging en enthousiasme werd er met het panel
en met elkaar gediscussieerd over deze stellingen, waarbij
voor en na de discussie de meningen steeds werden gepeild
door middel van het opsteken van een rood dan wel een groen
vel papier.

Een van de conclusies was dat binnen de \'één kilometer zone\'
van een besmet bedrijf de dieren niet zullen worden gevacci-
neerd maar gedood. Nederland mag vervolgens in overleg
met Brussel zelf beslissen om in een ruimer gebied tot vacci-
natie over te gaan. Dierenwelzijn en economische belangen
spelen op dit gebied een belangrijke rol bij de besluitvor-
ming. Bij een uitbraak van een aangifteplichtige dierziekte
zijn dierenartsen niet verplicht aan het doden van dieren mee
te werken. Iedere dierenarts moet en mag hierin zelf zijn of
haar persoonlijke keuze maken. Dat deze beslissing niet een-
voudig is, bleek wel uit de levendige discussie.
Dit congres werd mede mogelijk gemaakt door de hoofd-
sponsoren Eurovet en Intervet en de overige sponsoren.

Parallelsessie Rund

Tijdens deze parallelsessie stond men stil bij de positie en
de werkzaamheden van de dierenarts op de grotere en
groeiende melkveebedrijven. Wat willen de eigenaren van
deze bedrijven van de dierenarts? En bieden de dierenart-
sen dat ook? Valt er door rundveedierenartsen eigenlijk
geld te verdienen op deze bedrijven? Vanuit diverse in-
valshoeken gaven een drietal sprekers hierover een me-
ning. Vervolgens werd in kleinere groepen interactief be-
sproken welke knelpunten je tegen kunt komen bij het
\'verkopen\' van je advies op melkveebedrijven.

Parallelsessie Varken

De voorzitter van de NNV lichtte toe wat de toekomstver-
wachtingen zijn voor de varkenssector ten aanzien van de
rol van de varkensdierenarts op het varkenshouderijbe-
drijf, ook na de invoering van de POM /non-POM richt-
lijn. Hij stelde dat de toegevoegde waarde en kennis van
de dierenarts zal bepalen of de varkenshouder van de dien-
sten van de dierenarts gebruik zal maken. Daamaast werd
vanuit de overheid de verwachting uitgesproken dat de le-
vende keuring voor het slachten belangrijker zal worden
dan de keuring na het slachten. Het belang van goed apo-
theekbeheer werd onderstreept en de toekomstige eisen
die gesteld zullen worden aan de sectordeskundige dieren-
arts werden toegelicht.

Parallelsessie Faculteit Diergeneeskunde

Deze sessie bevatte een overzicht van de onderzoekslijnen
bij het departement en besprak de wijze waarop daar in-
vulling aan wordt gegeven. De aanwezigen werden op de
hoogte gesteld van de laatste onderzoeksresultaten op het
gebied van landbouwhuisdieren. Aan bod kwamen onder
andere het lopende mastitisonderzoek, de ontwikkeling
van een studie naar transmissie van coccidiose bij vlees-
kuikens, nieuwe diagnostische antigenen voor een para-
tbc-vaccin en het effect van intermitterend zogen op de
fertiliteit van de zeug.

Parallelsessie Paard

Tijdens deze parallelsessie stond praktische informatie
voor de eerstelijns dierenarts voorop. Een variëteit aan on-
derwerpen kwam aan bod. Er werden nieuwe inzichten ge-
geven ten aanzien van diverse vaccinaties zoals die tegen
droes en schimmelinfecties. Aan de hand van prachtige il-
lustraties werd de diagnostiek van het paard met koliek
verduidelijkt. Daarnaast werden de laatste ontwikkelingen
over staart- en maneneczeem gemeld en over de nieuwe
wormmeter van GD. Deze sessie werd afgesloten met een
zeer praktische inleiding over de diagnostiek en behande-
ling van het hoestende paard.

Julius Peeters was dagvoorzitter van het GCP-lustrum op
vrijdag 3 november 2006.

-ocr page 68-

Julius Peeters

Het was een gouden greep van de lustrumeommissie van
de GGP om voor het vieren van het 35-jarig bestaan van
de Groep Geneeskunde Paard de Academy van de familie
Bartels te Hooge-Mierde als locatie te kiezen. De hele
week was daar al van alles te doen op het gebied van
sportpaarden. Het lustrum werd voorafgegaan door een
eliteveiling van dressuurpaarden en het wereldforum
voor sporters, trainers en juryleden in de discipline dres-
suur De lustrumcommissie koos als motto \'De GGP
draaft door\' en dat motto is volledig waargemaakt.

Op donderdag 2 november 2006 werd de aftrap voor het lus-
trum gegeven met een workshop \'Aandoeningen voorste
luchtwegen\' en een workshop \'Echografie buigpezen\',
\'s Middags volgde een seminar over sportpaardenbegelei-
ding.

Workshop luchtwegen

Tamarinde Laan mocht de spits afbijten met een goed verhaal
over Recurrent Airway Obstruction, een multifactoriële ziek-
te, waarbij een speciale rol wordt ingenomen door de macro-
faag. Bij de diagnostiek zijn vooral endoscopie en diagnosti-
sche broncheale lavage (BAL) van groot belang. Na de lunch
kon een en ander uitgebreid worden geoefend met behulp van
proefpaarden en de door de firma Endotechniek beschikbaar
gestelde endoscopieopstelling. Daarna volgde een praktisch
verhaal van Marco de Bruijn over de voorste luchtwegen. Met
duidelijke endoscopische beelden maakte hij alles om en in
de larynx en de pharynx van het paard aanschouwelijk.
Als laatste volgde een praktisch verhaal van onze Belgische
collega Gunther van Loon over de echografie van de thorax.
Hij stond eerst uitvoerig stil bij de valkuilen en de artefacten
die de interpretatie in eerste instantie zeer lastig lijken te ma-
ken. Maar zo gauw we gewend waren aan de \'komeetstaar-
ten\', bleek echografie een relatief gemakkelijk, snel en niet-
invasief gereedschap. Natuurlijk werd ook de echografie van
de thorax uitgebreid in praktijk gebracht.

Workshop buigpezen

Er was veel enthousiasme voor de workshop \'Echografie
buigpezen\' onder leiding van Brigitte Cornelissen. Charlotte
Davis van het Royal Veterinary College in Londen gaf een
overzicht over echografie in het algemeen en van de meest
voorkomende peesletsels bij het paard. Michel Hoegaerts
schonk daarna in een zeer boeiende presentatie aandacht aan
de anatomie en de normaalbeelden zowel proximaal als dis-
taal van de kogel. A.J. van den Belt besprak de afwijkende
beelden en presenteerde een aantal cijfers betreffende het
voorkomen van peesletsels bij verschillende paardenrassen.
De gehele dag werd flink op proefpaarden geoefend met de
door Esaote Pie Medical en Biomedic Aloca ter beschikking
gestelde echoapparaten. Aan het einde van de middag be-
lichtte Charlotte Davis nog de echografische benadering van
de buigpezen via de hoef en besteedde ze aandacht aan de
therapiemogelijkheden voor peesletsels.

Seminar sportpaarden begeleiding

Het seminar \'Sportpaardenbegeleiding\' onder leiding van Erik

Leusink begon met een zeer interessante lezing van Eric van
Breda, medisch sportfysioloog werkend vanuit de universiteit
te Maastricht, over de opbouw van de training van het paard.
Later op de middag demonstreerde hij met behulp van de loop-
band \'Horsegym 2000\' hoe een standaard conditietest voor een
paard eruit zou kunnen zien. Vooral door technische vooruit-
gang zijn hartslagmeters goed te dragen en af te lezen. Hoe
meer gegevens men probeert te verzamelen, hoe beter men een
oordeel kan geven over de trainingsstatus van het paard.
De lezing van dressuurtrainster Tineke Bartels, verbonden
aan de Academy Bartels, was uit praktisch oogpunt erg leer-
zaam. Tineke heeft fysiotherapie gestudeerd, wat zeker een
plus is, gezien de anatomische en fysiologische kennis van
het (paarden)lichaam die ze op deze manier heeft verkregen.
Jan Greve, allround paardendierenarts, hield een heldere le-
zing over de manier waarop hij de laatste jaren zijn teams in
veterinair opzicht begeleidt. Jan neemt veel tijd om vroeg in
het seizoen te observeren en te overleggen met ruiter en trai-
ner over de kleine probleempjes voordat het grote problemen
worden. Het is belangrijk dat de sporter zijn problemen tij-
dens de training goed kan omschrijven.
Tineke en Jan lieten in een praktische sessie zien wat zij be-
doelen met een optimale begeleiding van (top)-sportpaarden,
waarbij ze een antwoord probeerden te geven op de vraag: "Is
een probleem van een sportpaard altijd een diergeneeskundig
probleem of juist vaker een rijtechnisch probleem?" Drie
sporters hadden zich beschikbaar gesteld om voor het oog
van tachtig kritische dierenartsen hun paarden voor te stellen.
Tineke Bartels heeft voor zichzelf een test ontwikkeld waar-
mee ze in korte tijd kan vaststellen wat het paard kan en wil,
maar ook wat de ruiter kan en wil. Gaandeweg was te zien
hoe elementen die eerder niet vlekkeloos verliepen, sterk ver-
beterden. Vooral het volledig los zijn van alle spiergroepen is
een \'must\' om te kunnen presteren. Deze workshop opende
de ogen van de aanwezigen voor wat professionals met elkaar
kunnen bereiken om sporter en paard verder te helpen. Het
antwoord op de hierboven gestelde vraag bleek dan ook bij de
drie voorgestelde paarden: "Een rijtechnisch probleem."

Wetenschappelijk programma

Op vrijdag 3 november werd het lustrum voortgezet met het
wetenschappelijk programma. Charlotte Davis kwam op-
nieuw aan het woord, met een helder betoog over het behan-
delen van de zogenaamde peesklap. Lokaal gebruik van cor-
ticosteroiden is niet geïndiceerd bij de behandeling van acuut
peesletsel. Een meer recente therapie met veelbelovende re-
sultaten is die met stamcellen. De eindconclusie blijft dat de
peesblessure in het algemeen een langdurig herstel nodig
heeft.

Peter Daels, dierenarts op het grootste paardenembryo-trans-
plantatiebedrijf in Europa, liet alle moderne voortplantings-
technieken de revue passeren. Hij stond uitgebreid stil bij het
klonen van paarden. In Amerika en Europa heeft Katrin
Hinrichs al enkele ervaringen met het klonen opgedaan. De
toekomst zal leren of deze dure voortplantingsmethode voort-
gang krijgt. Eerst zullen de nakomelingen van beroemde
paarden zelf moeten gaan presteren en dat voor elkaar te krij-
gen kost veel energie en tijd.

De Croep Geneeskunde Paard draafde door in Hooge Mierde

-ocr page 69-

Gunther van Loon, hoogleraar in de medische beeldvorming
aan de universiteit van Gent, hield een zeer boeiende lezing
over de echografie van het paardenhart. Met veel videobeel-
den maakte hij duidelijk dat je er gewoon zelf mee moet be-
ginnen in de praktijk. Het blijft wel een probleem datje het
paard moet scheren. Ook zijn bevindingen niet altijd duide-
lijk te relateren aan een klinisch beeld. Op het oog gezonde
en goed presterende paarden kunnen toch afwijkingen heb-
ben aan hun hartkleppen.

Joop Loomans, wetenschappelijk medewerker van de Hoofd-
afdeling Paard te Utrecht, liet op luchtige manier zien hoever
hij is met zijn proefschrift. Joop doet uitgebreid onderzoek
naar het reilen en zeilen van de Nederlandse paardendieren-
arts. Met behulp van enquêtes krijgt hij steeds meer kengetal-
len boven. Hij is erg enthousiast over de manier waarop de
Amerikaanse groep van paardendierenartsen (AAEP) samen
met de NCVEl dierenartsen heeft doen beseffen datje hande-
lingen naar behoren moet laten betalen.
Professor Vercruysse gaf een boeiende lezing over de bestrij-
ding van de verschillende paardenwormen. Zeker in het kader
van de komst van het POM/non-POM-regime was het goed
deze diep weggezonken kennis weer eens opgefrist te krijgen:
"Denk bij een ziek, hoestend en snotterend veulen van vier
maanden ook aan de bestrijding van de
Parascaris equorom.
Deze worm reageert niet altijd op ivermectine, dus zet pyran-
tel in of eventueel benzimidazol. Maak per bedrijf een be-
drijfsbehandelplan." De intensieve begrazing van kleine wei-
des, of het zogenaamde paardenkampje, in combinatie met
steeds zachtere winters maakt de regelmaat van het ontwor-
men steeds belangrijker. De wormwijzer van GD kan u hel-
pen bij uw advies.

Na de lunch demonstreerden Tineke Bartels en haar dochter
Imke in een \'dressuurclinic\' hoe op hun Academy topsport
wordt beoefend. De wisselwerking tussen ruiter en trainer
bleek erg belangrijk. De verschillende oefeningen werden
keer op keer geanalyseerd. Het was fantastisch te zien hoe het
Grand Prix-paard Sunrise los door het gehele lijf liep. Van
neus tot staartpunt waren alle spieren los en bewegelijk. Voor-
al het recht richten, maar ook het recht lopen in de verschil-
lende gangen, worden als zeer belangrijk gezien.
Hans Wilderjans, verbonden aan de Belgische paardenklinie-
ken De Bosdreef en De Morette, adviseerde bij een hengst
met een ingeklemde zakbreuk altijd eerst te proberen de dar-
men terug te masseren onder algehele anesthesie of \'triple
drip\'. Dit maakt de kans dat een buikoperatie noodzakelijk is
stukken kleiner. Als het afgeklemde darmdeel snel was terug-
gestopt, bleek de doorbloeding van het ingeklemde stuk darm
vaak volledig hersteld als na een half uur de buik werd open-
gemaakt. Als het paard alsnog geopereerd moet worden en hij
hengst moet blijven, is een laparoscopische benadering mo-
gelijk. Hans heeft verder betere resultaten met het hechten
van een stuk fascieplaat over de breukpoort, dan met implan-
taten. Daarbij is het wel belangrijk dat minimaal driekwart
van de inguinaalpoort wordt bedekt.

Myriam von Borstel, oogspecialiste in opleiding aan de Uni-
versiteit van Hannover, presenteerde de door hun kliniek be-
haalde resultaten met de behandeling van maanblindheid bij
het paard. Veelal wordt een positieve bloedspiegel gevonden
voor leptospirose. Het uitvoeren van de zogenaamde vitrecto-
mie vereist een uitgebreide ervaring van de chirurg.
Als uitsmijters brachten Marianne Sloet en Ab Barneveld een
aantal goed voorbereide casuïstieken ten tonele. Samenvat-
tingen van verschillende ziektegeschiedenissen in de stands
van de in grote getale aanwezige sponsors maakten het tot
een ware speurtocht. Beide sprekers kregen het publiek be-
hoorlijk aan het denken en er werd levendig gediscussieerd.
Na het wetenschappelijke gedeelte was er volop tijd om te
genieten van een daverend feest, waarbij tot in de late uurtjes
werd gedanst. Leden van de lustrumcommissie, heel hartelijk
dank voor de organisatie van dit topevenement.

Julias Peeters was dagvoorzitter van het GC P-lustrum op

vrijdag 3 november 2006.

Nieuwe ontwikkelingen ter verbetering van de therapietrouw

De recente introductie van een nieuw antibioticum, dat
na een eenmalige injectie twee weken lang werkzaam is,
was voor Pfizer aanleiding een symposium te organiseren
over therapietrouw op 8 november 2006 in Parijs. Dr. Jill
Maddison, farmacoloog en Director of Professional
Development van het Royal Veterinary College in Londen
en lid van de redactie van het boek
Small Animal Clinical
Pharmacology,
was één van de sprekers. Zij ging in op het
belang van een goede therapietrouw (compliance). Zij gaf
diverse uit de praktijk goed herkenbare voorbeelden.

Er zijn verschillende redenen waarom het belangrijk is dat
een eigenaar een voorgeschreven kuur medicijnen afmaakt.
De dierenarts heeft een bepaalde dosering en therapieduur
uitgekozen om daarmee het optimale effect te behalen. Hier-
van afwijken betekent dat het verwachte optimale effect niet
zal worden gehaald. Wanneer medicijnen overblijven, kunnen
die later weer op onjuiste wijze worden gebruikt of voor een
onjuiste indicatie. Daarnaast bestaat het risico dat bewaarde,
overgebleven medicijnen worden ingenomen door kinderen
of huisdieren, die daardoor kans lopen op intoxicatie.

Als een goed resultaat van de therapie uitblijft door onjuiste
toediening, wat vaak het gevolg is van onvoldoende dosering
en/of te lage toedieningfrequentie, kan dit voor de dierenarts
een reden zijn om ten onrechte de dosering te verhogen of
van medicijn te veranderen. Naast het eerder stoppen met de
behandeling kunnen medicijnen ook op veel te onregelmatige
tijdstippen gegeven worden of gewoon worden vergeten. Er
kunnen alleriei redenen zijn waarom een eigenaar een kuur
niet volgens afspraak aan het huisdier toedient. Denk naast
slordigheid van de eigenaar ook aan een lastige toediening
aan het dier of het later weer ongemerkt uitspugen van de me-
dicatie.

Meten van de toediening

Er is op verschillende manieren geprobeerd een beeld van dit
probleem te krijgen, bijvoorbeeld door het tellen van de ta-
bletten bij een controleconsult. Om in studies het resultaat niet
te laten beïnvloeden door eigenaars die extra hun best gaan
doen de voorgeschreven therapie op te volgen, zijn er flacons
ontwikkeld die elektronisch vastleggen wanneer er een tablet
wordt uitgehaald. Ook deze methode geeft nog geen zeker-

-ocr page 70-

heid dat de tablet vervolgens ook wordt toegediend en er kan
niet gemeten worden of er meerdere tabletten worden gepakt.
Het navragen bij de eigenaar of de behandeling volgens voor-
schrift is verlopen, geeft meestal geen juist beeld, aangezien
maar weinig mensen zullen toegeven dat dit niet of onvol-
doende gelukt is. In het uiterste geval kan therapietrouw wor-
den gecontroleerd door meting van de bloedspiegels, maar dit
is niet echt haalbaar in de praktijk. Er zijn nog maar weinig
onderzoeken met betrouwbare gegevens gepubliceerd over
therapietrouw binnen de diergeneeskunde (1,2). Bij beide on-
derzoeken, waarbij een antibioticumkuur gedurende een tot
twee weken aan honden werd voorgeschreven, zei 84 procent
tot 100 procent van de eigenaren de behandeling volgens
voorschrift te hebben afgemaakt. Uit de elektronische con-
trole bleek echter dat toediening op de juiste tijdstippen, en
dus met de juiste intervallen, slechts in 25 procent tot 32 pro-
cent van de gevallen werd gehaald.

De inschatting van de dierenarts of een eigenaar wel of niet
in staat was een kuur volgens voorschrift af te maken, bleek
totaal onbetrouwbaar. Ook in de humane geneeskunde, waar
op dit gebied veel onderzoek is uitgevoerd, bleek dat van de
patiënten waarvan artsen dachten dat ze de behandelings-
voorschriften keurig zouden opvolgen, slechts 52 procent
daartoe werkelijk in staat was.

In meerdere onderzoeken is duidelijk aangetoond dat een
slechte respons op een therapie significant samenhangt met
het onvoldoende opvolgen van de geadviseerde dosering en/
of toedieningfrequentie. Het klinische resultaat verschilde
globaal tussen de vijftig procent (bij onvoldoende therapie-
trouw) tot honderd procent (bij het wel opvolgen van de
voorschriften).

Invloed van dosering en doseringsfrequentie

Uit verschillende onderzoeken kan worden geconcludeerd
dat ongeveer zeventig tot tachtig procent van de eigenaren
meer dan tachtig procent van de voorgeschreven tabletten
toedienen, maar slechts eenderde hierbij de juiste intervallen
hanteert. Een meta-analyse van 76 onderzoeken in de huma-
ne geneeskunde waarbij elektronische meting werd gebruikt
(3) leverde een gemiddelde therapietrouw op van 71 procent
(34 procent tot 97 procent). Wanneer alleen werd gekeken
naar het naleven van de juiste intervallen, werd de medicatie
bij één tot vier keer per dag correct toegediend in respectie-
velijk 79 procent, 69 procent, 65 procent en 51 procent van
de gevallen. Dus: hoe vaker per dag de eigenaar een tablet
moet toedienen, hoe kleiner de kans dat hij de juiste toedie-
ningfrequentie en doseringsinterval naleeft.
Het is daarbij belangrijk te weten dat de werkzaamheid van
bepaalde antibiotica, zoals aminoglycosiden en fluorquinolo-
nen, concentratieafhankelijk is (dus bij een eenmalige toedie-
ning met hoge
Cmax), terwijl andere antibiotica, zoals penicil-
linen en cefalosporinen, meer tijdafhankelijk zijn. Hier is een
frequentere toediening verdeeld over de dag vereist, zodat ge-
durende 24 uur een constante bloedspiegel boven de
MIC
wordt bereikt.

Bij de mens blijkt dat ook het type aandoening waartegen
wordt behandeld, invloed heeft op de therapietrouw. Bij psy-
chische aandoeningen zoals schizofrenie lag de naleving op
56 procent en bij verhoogd bloedcholesterol op 85 procent.
Opvallend is het lage percentage bij een humane
Chlamydia-
infectie (16 procent tot 25 procent). Bij onderzoek binnen de
diergeneeskunde werd geen verschil gezien tussen naleving
en de ernst van de aandoening.

Bij de mens maakt verder het geslacht een groot verschil uit.
Bij HlV-patiënten bedroeg de therapietrouw bij vrouwelijke
patiënten 46 procent en bij mannelijke 76 procent. Ten slotte
heeft ook de duur van de behandeling invloed op de naleving
ervan (71 procent gedurende de eerste dertien weken respec-
tievelijk 43 procent bij een duur van 52 weken).

Therapietrouw in de veterinaire praktijk

In een onderzoek met een tiendaagse antibioticumkuur voor
honden (4) bleek dat er een betere naleving werd bereikt als
de wijze van toediening eenvoudiger was (toediening met de
voeding werd het meest gewaardeerd), er smakelijke tablet-
ten werden gebruikt en wanneer de eigenaar de indruk had
dat er tijdens het consult voldoende tijd aan de patiënt en ei-
genaar was besteed. In dit onderzoek werd overigens wel een
invloed van de aard van de aandoening gevonden. Bij maag-
darmstoornissen was de therapietrouw significant hoger dan
bij alle andere indicaties. Tenslotte gaf Jill Maddison het ad-
vies om aan de eigenaar geschreven informatie mee te geven,
die bovendien meer toelichting biedt dan de standaardadvie-
zen over in dit geval de onderwerpen \'Infecties\' en \'De ach-
tergronden van een antibioticumtherapie\'.

Nieuw lang werkend antibioticum

Na de presentatie over therapietrouw was het duidelijk dat de
meest praktische antibioticumbehandeling voor eigenaar en
dier bestaat uit zo weinig mogelijk toedieningen, met behoud
van een optimale werkzaamheid. Op deze behoefte is inge-
speeld door de ontwikkeling van een antibiodcum dat nog
maar eenmaal per twee weken per injectie hoeft te worden
toegediend. De werkzame stof is een derde generatie cefalos-
porine (cefovecin natrium) met een zeer lange halfwaardetijd
(5,5 dagen bij de hond en 6,9 dagen bij de kat) als gevolg van
een plasma-eiwitbinding. Dit is voor de veterinaire markt een
veelbelovende ontwikkeling. De bloedconcentratie blijft ge-
durende deze hele periode ver boven de MlC\'s van de geïndi-
ceerde bacteriën. De indicatiegebieden zijn huid-, weke de-
len- en urineweginfecties bij honden en katten vanaf acht
weken. Dergelijke langdurig werkzame medicijnen kunnen
een prima middel zijn voor patiënten waarvan het karakter
dagelijks doseren moeilijk, zo niet onmogelijk maakt (bij-
voorbeeld katten). Een andere groep die veel baat kan hebben
bij dit type middelen zijn diereigenaren die zelf moeite heb-
ben met de motoriek (bijvoorbeeld artrose aan de handen) of
die niet mobiel zijn. Daamaast is het natuurlijk geschikt voor
gevallen waarbij de dierenarts ernstig twijfelt aan de thera-
pietrouw van de eigenaar. Zoals blijkt uit de beschreven con-
gresinformatie is deze laatste groep in de praktijk veel groter
dan de meeste dierenartsen denken.

Paul Overgaauw is dierenarts-specialist en directeur van
het Platform Verantwoord Huisdierenbezit.

Referenties:

1. Adams VJ, Campbell JR, Waldner CL et al. Evaluation of cliënt com-
pliance with short-term administration of antimicrobials to dogs. J Am
Vet Med Assoc 2005; 226: 567-74.

2. Barter LS, Watson AD, Maddison JE. Owner compliance with short
term antimicrobial medication in dogs. Aust Vet J 1996; 74: 277-80.

3. Claxton AJ, Cramer J, pierce C. A systematic review of the associations
between dose regimens and medication compliance. Clin Ther 2001;
23: 1296-310.

4. Grave K, Jensen VF, Odensvik K et al. Usage of veterinary therapeutic
antimicrobials in Denmark, Norway and Sweden following termination
of antimicrobial growth promoter use. Prev Vet Med 2006; 75: 123-32.

-ocr page 71-

VHiVer Symposium Bloedlink

Linde Lohman

Op 13 december 2006 organiseerde de Veterinaire Hippi-
sche Vereniging haar tweejaarlijkse symposium. Dit jaar
was het thema: bloedlink, van jongs af aan leren inter-
preteren.

De dag werd voorgezeten door dr. R. Hajer, die dit met veel
enthousiasme deed. Er werden zeven verschillende lezingen
gegeven over het hoofdonderwerp bloed en veulens.
De lezing over \'Bloedonderzoek bij het paard: een link naar
de diagnose\' werd gehouden door dr. T. Picavet (Dieren-
kliniek de Bosdreef). Zij besprak de techniek van bloed af-
nemen en de interpretatie van diverse bloedwaarden. Verder
vertelde zij over de verwachtingen van klanten van bloed-
onderzoek en het belang van goede communicatie over de
mogelijkheden en uitslagen van een bloedonderzoek.
Drs. C.M. Butler (Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht)
sprak over \'Voorkomen, belang en diagnostiek van teek-gere-

lateerde aandoeningen bij het paard in Nederland\'. Na een
korte introductie over de teek gaf zij een overzicht van de ver-
schijnselen en de mogelijkheden tot diagnostiek en
behandeling van borreliosis, anaplosmosis en piroplasmosie
bij het paard.

Prof dr. R. van den Hoven (Veterinaire Universiteit Wenen)
sprak daarna over \'Diagnostiek van bloedlinke virussen\'.
Daarin wijdde hij met name uit over het risico van
(her)introductie van virussen als het equine anemie virus, het
West Nile virus en African horse sickness.
Vervolgens presenteerde dr. E. van Duijkeren (Faculteit der
Diergeneeskunde Utrecht) \'Bacteriën in het bloed: bloed-
link!\' Zij vertelde over de oorzaken en gevolgen van sepsis
bij het veulen, en de mogelijkheden van en voorwaarden voor
een bloedkweek. Daarna presenteerde zij een aantal onder-
zoeken over de aanwezigheid van MRSA bij het paard.
Drs. M. Boswinkel (Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht)
hield zijn lezing over \'Het verschil in bloedparameters tussen
veulen en volwassen paard, en wanneer stuur ik een ziek veu-
len door?\'. Hij besprak de bestaande verschillen in bloedpa-
rameters tussen paard en veulen maar ook tussen veulens on-
derling. Daarna besprak hij drie illustratieve casussen over
bloedonderzoek als belangrijke aanvulling op de diagnostiek
bij veulens.

Na het diner presenteerde dr. H. van Haeringen (Dr. Van Hae-
ringen Laboratorium) \'Neonatale isoerythrolyse: Lastige
bloedgroepen\'. Hij vertelde over de mogelijkheden van
bloedgroeponderzoek bij het paard. Daarnaast sprak hij over
de gevolgen en de preventieve maatregelen van neonatale
isoerythrolyse voor het veulen.

De VHiVer-Pfizer Student Horse Award werd hierna uitge-
reikt aan Jolanda Heerings voor haar onderzoek
Equine Re-
current Uveitis and specific Leptospires.
Als laatste sprak drs. J.B. A. Loomans over De rol van de die-
renarts in de preventieve gezondheidszorg. Hij lichtte de nog
onbenutte mogelijkheden van preventieve gezondheidszorg
door de paardendierenarts toe.

Kortom: een interessant, divers en goed in elkaar gezet sym-
posium.

Linde Lohman is student Diergeneeskunde.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvDl

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur- 12.00 uur).

-ocr page 72-

Honger naar kennis?

Dat komt goed uit! Op woensdag
24 januari organiseert de Symposium-
commissie van de D.S.K. een inter-
actief symposium over voeding met
gerenommeerde sprekers uit binnen-
en buitenland. De nieuwste onderzoe-
ken worden hier gepresenteerd en na
de lezingen is er gelegenheid om met
een spreker in een kleinere zaal een
dialoog aan te gaan (het zogenaamde \'meet the expert\').
Dr. Harris komt speciaal voor dit symposium over uit Enge-
land. Hij vertelt over de voeding van een sportpaard geduren-
de de groei en de training, en hoe de prestaties van het paard
met voeding kunnen worden verbeterd. Ook geeft hij een le-
zing over \'tying up\' en hoe dit met (voedings)management is
te voorkomen. De sprekers van de lezingen over runderen zijn
dr. Van Reenen en dr. Van Vuuren. Dr. van Vuuren spreekt over
subklinische pensverzuring (SARA) door te hoge concentra-
ties vluchtige vetzuren. Hij legt uit wat de rol van voeding is
bij het ontstaan van deze hoge concentraties en hoe het li-
chaam van het dier dit doorgaans tracht te compenseren. Dr.
Van Reenen brengt de nieuwste inzichten in de optimalisatie
van de ruwvoerstrategie bij vleeskalveren ten gehore.
Voor de liefhebbers van katten en honden zijn dr. Nap en
dr. Debraekeleer aanwezig. De behandeling en preventie van
chronische diarree wordt beschreven door dr. Debraekeleer.
Dr. Nap spreekt over de onbedwingbare behoefte van eige-
naren om hun huisdier te voederen en wat hiervan de gevol-
gen zijn.

Aankondiging

Het dagvoorzitterschap is in handen van Niek Beijerink,
S.1.0. bij de Faculteit Diergeneeskunde.
Tevens vindt tijdens dit symposium de halve finale van de
Royal Canin Student Awards plaats. In deze halve finale pre-
senteren vijf co-schappers een patiënt met onderzoeks- en
behandelingsplan. Door een vakkundige jury, onder leiding
van dr. Hazewinkel, wordt een winnaar gekozen die zijn of
haar presentatie herhaalt op de voorjaarsdagen.
Het symposium wordt gehouden in de collegezaal van Gezel-
schapsdieren, op de Faculteit der Diergeneeskunde. Om
13:45 begint het symposium. Tussen de lezingen door vindt
het diner plaats, want ook de voeding van de mens mag niet
vergeten worden. De laatste lezing eindigt om 21:30 uur,
waarna het symposium met een borrel wordt afgesloten.
De kosten van dit symposium bedragen vijftig euro inclusief
diner en borrel. Kaarten en informatie zijn verkrijgbaar via
e-mail:
dsk.hestuur@vet.uu.nl. Vermeld bij bestellingen uw
naam, adres en rekeningnummer.

De dierenarts als ondernemer

Ter ere van het uitkomen van het boek De dierenarts als on-
dernemer,
een praktische gids over alle zakelijke aspecten
van een dierenartspraktijk, wordt er op donderdag 8 februari
door de KNMvD in samenwerking met Proteq Dier & Zorg
een symposium georganiseerd dat in het teken zal staan van
management in de dierenartspraktijk. Tijdens het symposium
zal het eerste exemplaar van het boek worden overhandigd
aan de heer drs. L. Hermans, voorzitter van MKB Nederland.
Op het symposium zal Dennis McCurnin spreken over het

NCVEl-project tijdens zijn presentatie \'Het NCVEI-project
nader bekeken: de USA en Nederland\'. De lezing van Dennis
McCurnin wordt mede mogelijk gemaakt door Bayer Animal
Health, Hill\'s Pet Nutrition en Merial.
De lezing van M. Muller (onder andere voormalig Route
Mobiel) zal gaan over modern ondernemerschap terwijl prof
Henk Vaarkamp in zal gaan op het managementonderwijs
van de Faculteit der Diergeneeskunde. Govert Janssen van
Tevreden.nl zal ten slotte spreken over het nut en de haalbaar-
heid van tevredenheidsonderzoek voor die-
renartspraktijken.

Beeld en geluid

Het symposium zal gehouden worden in het
nieuwe museum Beeld en Geluid te Hilver-
sum (zie
www.beeldengeluid.nl). Het pro-
gramma begint om 14.30 uur (ontvangst
vanaf 14.00 uur) en zal om 21.00 uur worden
afgesloten.

De kosten van dit symposium bedragen
195,- euro per persoon voor leden van de
KNMvD en 250,- euro voor niet-leden.
Studenten diergeneeskunde betalen 95,- euro.
De prijzen zijn inclusief een warm buffet.
U kunt zich opgeven via de website van de
KNMvD
{www.knmvd.nl). Op de homepage
vindt u een themabalk \'De dierenarts als on-
dernemer\'. Als u deze aanklikt verschijnt het
inschrijfformulier.

-ocr page 73-

Op 6 en 7 februari 2007 organiseert Proveto liet eerste Prove-
to Rundveecongres. Hiermee wordt u een in Nederland uniek
tweedaags internationaal rundveeprogramma aangeboden.
Het programma is breed opgezet met gedifferentieerde ka-
ders waarin gerenommeerde sprekers actuele onderzoeken
presenteren. Het Proveto Rundveecongres is er op gericht u
binnen prettige en goed verzorgde omstandigheden zoveel
mogelijk nieuwe praktische kennis aan te bieden.
Met dit nieuwe rundveecongres wil de organisatie ingaan op
de toenemende vraag naar innovatieve kennis van de groep
rundveedierenartsen die zich verder willen ontwikkelen bin-
nen de sector. Het doel is het organiseren van een jaarlijks te-
rugkerend congres dat zich onderscheidt vanwege de veelzij-
digheid, de actualiteit en de kwaliteit van het totale
programma.

Op dinsdag 6 februari 2007 wordt aandacht besteed aan de
uiergezondheid, de droogstandperiode en de fertiliteit. Ver-
volgens wordt op 7 februari dieper ingegaan op melkveevoe-
ding, management, klauwgezondheid en nieuwe inzichten in
aandoeningen bij melkvee. Onder het voorzitterschap van
Theo Lam zullen de diverse onderwerpen de revue passeren.
Het internationale sprekerspanel bestaat uit de bekende opi-
nieleiders

Proveto Rundveecongres 2007

Andrew Bradley (Groot-Brittannië), Christopher Bergsten
(Zweden), Sergio Calsamiglia (Spanje), Jo Leroy (België),
John Mee (Ierland), Christoph Muelling (Duitsland), Kerstin
Müller (Duitsland) , John Newbold (België), Bonny van
Ranst (België), Don Schlafer (Verenigde Staten), Sarne De
Vliegher (België) en David Whitaker (Groot-Brittannië).
Het congres vindt plaats in het nieuwe auditorium van Bur-
gers Zoo. Dit auditorium is zeer goed ingericht, waardoor u
kunt genieten van veel comfort. Alle presentaties zullen wor-
den gehouden in het Engels.

Indien gewenst kunt u via Proveto een overnachting in
een nabij gelegen hotel boeken. Meer informatie over het
Proveto Rundveecongres kunt u vinden op de internetsite
www.proveto.nl.

Vaccinatieboekje
voor konijnen

Nieuws
van de
industrie

Naast de bekende dierenpaspoort-
hoesjes brengt AST Farma nu ook een
speciaal vaccinatieboekje voor konij-
nen uit. In dit overzichtelijke boekje
kunnen alle gegevens betreffende vac-
cinaties, klinisch onderzoek, operaties en overige behande-
lingen worden genoteerd. De afmetingen van het boekje zijn
aangepast aan het paspoorthoesje.
Informatie:
info@ast.nl.

Hoge tevredenheid over de
dierenarts

De dierenarts krijgt een acht als rapportcijfer van eigenaren
van honden en katten. Van de diereigenaren geeft 69 procent
aan zeer tevreden te zijn over de dierenartspraktijk. Dit blijkt
uit een marktonderzoek onder honderdvijftig diereigenaren,
uitgevoerd door INTERVIEW NSS in opdracht van Pfizer
AH. De drie meest genoemde redenen om de dierenartsprak-
tijk te bezoeken zijn de jaarlijkse enting (71 procent), ziekte
van het dier (48 procent) en castratie/sterilisatie (33 procent).
Het meest tevreden zijn de eigenaren van honden en katten
over de diervriendelijkheid, klantvriendelijkheid en deskun-
digheid. Slechts één procent van de eigenaren is minder te-
vreden en wel over de gehanteerde tarieven en de informatie
over de samenstelling van de kosten. Klantloyaliteit wordt
bepaald door de deskundigheid en de diervriendelijkheid van
de dierenarts; respectievelijk 87 procent en 81 procent geeft
aan dat dit zeer belangrijke aspecten zijn bij de beslissing om
bij de dierenarts klant te blijven. Wachttijden in de praktijk,
tarieven en informatie over de kostenopbouw is voor minder
dan de helft van de diereigenaren zeer belangrijk.
Informatie:
helen.van.der.wal@pfizer.com.

^S^farma

-ocr page 74-

Dierenarts, arts voor dier & mens?

Het jaar 2007 wordt ongetwijfeld weer een uitdagend jaar, niet alleen voor de KNMvD en haar bestuur
maar voor alle dierenartsen in Nederland.

Regelmatig komt u in schrijven vanuit, of gericht aan, de beroepsgroep tegen dat onze veterinaire zorg
naast diergezondheid en dierenwelzijn, tevens de voedselveiligheid en volksgezondheid betreft. Dat dit
laatste geen holle frase is, heeft eenieder kunnen constateren tijdens de Kassa en Zembla uitzendingen
van medio december 2006. Al langer waren, ook binnen de KNMvD-organisatie, de geluiden bekend van
een mogelijk toenemend gebruik van antibiotica in de landbouwhuisdieren sector.

Ook de problematiek van de MRSA, gediagnosticeerd bij varkenshouders en hun familieleden, kreeg al
nadrukkelijk aandacht. Nu staat vooral de varkenshouderij in de verdachtenbank, naar andere sectoren
als de kalverhouderij en de pluimveesector wordt echter eveneens kritisch gekeken. Wie volgt? Wanneer
worden de dierenartsen uit de betreffende sectoren geconfronteerd met de gevolgen van een (potentiëlej
besmetting? Hoe groot is het risico van besmetting? Hoe wijd verspreid is de besmetting?
De belangrijkste conclusie voor de gehele beroepsgroep is dat wij ge-
zamenlijk onze verantvt\'oordelijkheid ten aanzien van het verantwoorde
gebruik van antibiotica nadrukkelijk op moeten blijven pakken. Een ver-
antwoorde indicatiestelling, de juiste therapiekeuze en -duur, en het rea-
liseren van een volwaardige therapietrouw bij eigenaar/dierhouder door
behandelingscontrole treft alle sectoren van onze beroepsgroep, inclusief
de sectoren gezelschapsdieren en paarden.

Afsluitend wens ik namens het voltallige bestuur en alle medewerkers van
het bureau van de KNMvD u een gezond en voorspoedig 2007 toe. Het is
onze wens dat het u allen privé, maar ook als veterinaire beroepsbeoefe-
naar, goed mag gaan.

Ludo Hellebrekers

Voorzitters-
column

Nieuwe ledencontactpersoon gezocht

Henry Dijkmar)

De KNMvD is in 2005 gestart met
het project ledencontactpersonen.
Vrijwilligers bezoeken leden voor
gesprekken over het lidmaatschap,
de ledenservice en de communicatie
van de KNMvD. Frans Sluyters,Ton
Ultee en Dick van \'t Nedereind heb-
ben in dit kader al een groot aantal
gesprekken gevoerd. Frans Sluyters
gaat door als ledencontactpersoon. Ton Ultee en Dick van
\'t Nedereind zijn inmiddels gestopt. Nu zoeken we een
nieuwe vrijwilliger die voor de KNMvD op pad wil gaan.

Veel leden van de KNMvD hebben weinig persoonlijk con-
tact met bestuur of bureau. De opdracht voor de ledencon-
tactpersonen is dan ook: "zoek de leden op, ga het gesprek
aan over de KNMvD en koppel terug hoe we zaken kunnen
verbeteren." Niet alleen practici worden bezocht, ook niet-
practici, studenten en gepensioneerde dierenartsen behoren
tot de doelgroep. Uiteraard richten wij ons daarnaast ook op
niet-leden. In het algemeen wordt zeer positief gereageerd op
dit initiatief

Frans Sluyters vindt het erg belangrijk dat de dierenartsen in
Nederland zich bewust zijn van het belang van een sterke be-
roepsorganisatie. Hij heeft een groot netwerk in de veterinaire
wereld. Het vrijwilligerswerk is voor hem een mooie gelegen-
heid om op een zinvolle manier actief te blijven netwerken.
Dit project is vooral afhankelijk van de mensen die dit werk
kunnen en willen doen. De KNMvD wil graag doorgaan met
dit project en zoekt iemand die goed thuis is in de veterinaire
wereld en het leuk vindt om als vrijwilliger één a twee dagen
per week onderweg te zijn voor de KNMvD. Affiniteit met
het beroep van dierenarts is het belangrijkst, een ledencon-
tactpersoon hoeft zelf geen dierenarts te zijn. Voor vragen of
tips kunt u terecht bij Henry Dijkman (030 - 6348900 of
h. dijkman@knmvd. nl).

Maatschappij

nieuws

-ocr page 75-

KNMvD in de pers

Het bestuur heeft het persbeleid aan-
gescherpt. Afgesproken is dat voorzit-
ter Ludo Hellebrekers als eerste
woordvoerder van de KNMvD op-
treedt. De KNMvD treedt daarmee
zoveel mogelijk met één gezicht naar
buiten. Dit komt ten goede aan de her-
kenbaarheid van de KNMvD en daar-
mee aan de beroepsgroep. Indien het om specifiek vaktechni-
sche zaken gaat, zal Ludo Hellebrekers een beroep doen op
een van de woordvoerders van de groepen.
De KNMvD beoogt met de actieve benadering van de pers
dat de KNMvD meer bij de pers en bij belangenorganisaties
op het netvlies staat als deskundige op het gebied van veteri-
naire zaken. Dit zal het imago van de dierenarts ten goede
komen.

Afgelopen twee maanden zijn er al enkele concrete voorbeel-
den geweest van het actieve persbeleid. Wij zijn benaderd
door het televisieprogramma
Kassa over malafide honden-
handel en paardenverzekeringen. Daamaast heeft de KNMvD
actief contact gezocht met de pers en belanghebbenden over
de castratie van biggen. Wij informeerden u eerder dat enkele
bestuursleden en groepsbestuursleden een mediatraining
hebben gevolgd.

Meer informatie: portefeuillehouder Ludo Hellebrekers,
bureaumedewerker Marieke Veldman.

Brussel neemt besluit over criteria non-POM middelen

Nederland neemt de richtlijn voor de criteria non-POM en de
verordening \'Lijst middelen voor paarden\' over. Hiermee is
duidelijkheid gekomen over de Prescription Only Medicines.
Wilt u er meer over weten, kijkt u dan in het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
van 1 november op blz. 791.
Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker,
bureaumedewerker Hugo de Groot.

KNMvD-standpunt castratie biggen

Op 6 december 2006 publiceerde de KNMvD haar vernieuw-
de standpunt inzake het castratieverbod voor biggen. Om het
standpunt extra kracht bij te zetten informeerde de KNMvD
de pers en heeft de maatschappij contact gehad met enkele
politieke partijen. U kunt het standpunt nalezen op de website
van de KNMvD. Leest u ook de voorzitterscolumn over dit
onderwerp van Frans van Dongen, voorzitter Groep Varkens-
gezondheidszorg.

Meer informatie: portefeuillehouder Arjan den Hertog,
bureaumedewerker Hugo de Groot.

Aujeszkyvaccinatie, van plicht naar verbod

Per 1 januari 2007 is de vaccinatieplicht tegen de Ziekte van
Aujeszky omgezet in een vaccinatieverbod voor bedrijfsma-
tig gehouden varkens. Nu het definitieve besluit door de Pro-
ductschappen Vee en Vlees is vastgesteld, is het mogelijk
hierover de beroepsgroep te informeren. Leest u de uitgebrei-
de informatie over deze regeling in de nieuws-e-mail van
2 januari 2007 of op de website van de KNMvD.
Meer informatie: portefeuillehouder Arjan den Hertog,
bureaumedewerker Hugo de Groot.

B&B
Bulletin

Ritueel slachten

In oktober 2006 hebben de media en de politiek uitgebreid stil-
gestaan bij de regels van het \'bedwelmen\' bij het ritueel slach-
ten. De KNMvD volgt hierin het standpunt van de FVE
{www.
fve.org).
Het bestuur heeft daarom de Commissie Ethiek ge-
vraagd het standpunt van de FVE verder te onderbouwen. De
Commissie Ethiek zal het bestuur ook adviseren over de te vol-
gen strategie.

Meer informatie: portefeuillehouders Arjan den Hertog en
Maarten Willemen, bureaumedewerker Joost van Herten.

Nieuwe transportverordening vanaf 5 januari 2007

Vanaf 5 januari 2007 treedt de nieuwe Europese transportver-
ordening (verordening EG nr. 1/2005) in werking. Dit heeft
gevolgen voor de huidige erkenningen als vervoersonderne-
ming voor gewervelde dieren en voor de goedkeuringsbewij-
zen veevervoer. In de transportverordening zijn eisen opge-
nomen voor het vervoer van gewervelde dieren. Zo dienen
bepaalde vervoerders te beschikken over een vergunning en
dienen bepaalde wegvervoermiddelen te beschikken over een
certificaat van goedkeuring. Alle vergunningen en erkennin-
gen die onder de huidige wetgeving zijn afgegeven vervallen.
Lees meer op de site van de VWA:
www.vwa.nl of in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 januari 2007.
Meer informatie: bureaumedewerker Hugo de Groot.

Contacten bestuur en groepsbesturen

Wist u dat het bestuur van de KNMvD twee keer per jaar
overlegt met de diverse groepsbesturen? Deze overleggen
worden met name gebruikt voor informatie-uitwisseling. Ook
wordt er regelmatig tussen het bestuur en de clusters over-
legd. Hier worden vanzelfsprekend de onderwerpen bespro-
ken die voor de desbetreffende cluster van belang zijn. Het
bestuur hecht veel waarde aan deze overleggen omdat zij via
deze gesprekken \'feeling\' houdt met de beroepsgroep.
Meer informatie: bureaumedewerker Henry Dijkman.

Kloppen uw adresgegevens nog?

De voorbereidingen voor het Diergeneeskundig Jaarboek van
2007 zijn in volle gang. Indien uw gegevens (privé en/of
werk) gewijzigd zijn, wilt u deze dan zo spoedig mogelijk
doorgeven aan de ledenadministratie van de KNMvD? Denk
hierbij ook aan uw e-mailadres en uw mobiele telefoonnum-
mer. U kunt e-mailen naar:
leden.adm@knmvd.nl.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman.

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 12, december 2006

-ocr page 76-

Noteer in uw agenda...

....vrijdag 21 september 2007. Want
op deze dag staat de KNMvD Sport-
dag gepland. Heeft u nog nooit mee-
gedaan, dan moet u deze datum dit
jaar absoluut vrijhouden. Net als af-
gelopen jaar wordt de Sportdag geor-
ganiseerd op het Sportpark Marien-
hoeve in Wijk bij Duurstede, een fijne locatie en voor
iedereen goed bereikbaar.

Heeft u zin om een dag actief bezig te zijn met collega\'s en
oude studievrienden, dan moet u deze dag zeker vrijhouden.
De foto\'s van de sportdag van afgelopen jaar geven u een in-
druk hoe gezellig het was. U kunt alle foto\'s bekijken op
www.knmvd.nl. Zoek op \'foto sportdag\', dan komt u bij de
foto\'s terecht.

Maatscliappij

nieuws

-ocr page 77-

Leon Bollen

memoriam

(16 april ig32 -14 juli 2006)

In plaats van tijdens een reünie op 12 mei 2006 zijn studievrienden vol trots rond te leiden in het
fraaie natuurgebied van de Peel, werd Leon enkele dagen daarvoor met spoed in het ziekenhuis
opgenomen. Daar openbaarde zich de ongeneeslijke ziekte waaraan hij twee maanden later zou
overlijden.

Leon werd geboren te \'s-Hertogenbosch als oudste zoon in een ingenieursgezin van zeven kinde-
ren. Tijdens de hongerwinter 1944-45 moest hij mee \'de boer op\' om voedsel voor het gezin te
verzamelen. Daar werd voor het eerst zijn interesse gewekt voor het boerenbestaan en werd de
basis gelegd voor zijn latere beroepskeuze. Na de H.L.S. te Roermond en de militaire dienst be-
gon Leon in 1954 in Utrecht aan de studie diergeneeskunde, die hij in januari 1962 voltooide.
Eerst deed hij als waarnemer enkele jaren praktijkervaring op. Vervolgens startte hij op
7 september 1964 een nieuwe praktijk in het Limburgse Ysselsteyn.

Ondanks een moeizame beginperiode bouwde hij daar samen met Truus een bloeiende platte-
landspraktijk op, waarin momenteel meer dan tien dierenartsen werkzaam zijn. Het was een tijd
van sterke intensivering in de veehouderij, vooral in de Peel. Leon zag al gauw dat het pluimvee
een grote betekenis kon krijgen voor zijn praktijk en hij be.sefte dat dit op kennis gebaseerd moest
zijn. Zijn boekenkast raakte dan ook rijkelijk gevuld met pluimveeliteratuur Leon wai een gedre-
ven en ambitieus practicus met een uitstekende naam als pluimveedierenarts. Zijn handelen was
steeds gebaseerd op de nieuwste inzichten, wat zich ook uitte hij het .stichten van het praktijkge-
bouw in 1980.

Al voor zijn ve.stiging was hij gehuwd met Truus van Rens. Zij kregen drie dochters en later vier
kleindochters. Hij was trots op zijn gezin en genoot erg van hun gezamenlijke vakanties naar
Italië en de wintersport, die ondanks zijn drukke praktijk ieder jaar een vaste plaats in zijn agen-
da hadden. Vele jaren heeft hij zich als bestuurslid verdienstelijk gemaakt voor de plaatselijke
muziekvereniging \'De Peelklank, waar hij later tot erelid benoemd werd.

Na de beëindiging van zijn praktijkwerk in 1993 wijdde Leon zich met dezelfde ambitie aan zijn
hobby \'s, bridge en golf Zijn pluimveeboeken maakten plaats voor bridgeliteratuur en hij ontwik-
kelde zich tot een zeer gewaardeerd bridgeleraar met moderne, geheel eigen instructiemethoden.
Samen met Truus genoot hij van de reizen naar hun in het buitenland wonende kinderen.
Na de drukbezochte uitvaartdienst in de kerk te Ysselsteyn op 19 juli 2006 werd hij door de
muziekvereniging uitgeleid met een indrukwekkende en onvergetelijke serenade. Tijdens de
crematieplechtigheid werd Leon op waardige en treffende wijze herdacht door zijn kinderen en
kleinkinderen en door zijn familie, vrienden en collega\'s.

Wij wensen Truus en de kinderen en kleinkinderen de kracht om dit vrij plotselinge verlies een
plek te geven in hun leven. Wij zullen hem missen op de volgende reünie. Moge onze vriend Leon
rusten in vrede.

Jan de Groot, Anton Metz, Johan Mouwen en Toon Verdijk

-ocr page 78-

Na in 1983 te zijn afgestudeerd is Henry in Wierden gaan werken als dierenarts.
Tijdens zijn studie heeft hij deel uitgemaakt van het DSK-bestuur, wat hem er
echter niet van weerhield cum laude af te studeren. Hij leefde dan ook serieus en
ging zich niet te buiten aan uitspattingen.

Eenmaal in de praktijk is hij begonnen met het opzetten van bedhjfsbegeleiding,
voor de collegae uit die tijd een nieuw fenomeen. Henry was zeer betrokken zo-
wel bij de dagelijkse gang van zaken op de praktijk als bij de bedrijven die hij
begeleidde. Ondanks zijn ziekte bleef hij belangstellend en tot het einde toe wil-
de hij op de hoogte gehouden worden van de technische resultaten van verschil-
lende bedrijven. Het was niet dat hij een hekel had aan het
ad hoe werk, maar
dat was toch niet waar zijn hart lag. Tijdens dat
ad hoe werk kon hij immers geen
binding met het bedrijf opbouwen.

Integriteit was voor hem vanzelfsprekend. Dit probeerde hij ook zoveel mogelijk
uit te dragen in de praktijk. Zowel tijdens het werk als tijdens het dagelijks leven
dacht Henry eerst aan de ander alvorens aan zichzelf te denken. Hij trad dan
ook nooit op de voorgrond, maar bleef bescheiden. Henry was geen ondernemer
maar een controleur. Zo werd de officiële IKB-controle een slap aftreksel van de
door Henry uitgevoerde interne audit. De door de praktijk genomen besluiten
waren door zijn inbreng wel overwogen en verantwoord.
Zijn levenswijze en vele goede eigenschappen maakten hem tot een uniek mens.

Drs. J. Spaans

memoriam

Henry Fieten

7958-2006

-ocr page 79-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Alsafi, H.; 2006; 3454 KA De Mecm; Zuider-
breedte 26.

Bos, Mevr. EK. van den; 2004; BH 2 06HH
Longthoms, Wareham, Wool; UK.
Cupedo, Mevr. A.J.; 2006; 3039 HC Rotterdam;

_ Statenweg 41 D.

Elbagir, Mevr. E.; 2006; 3769 HP Soesterbeig,
Plesmanstraat 96.

Guggenheim, Mevr. S.R.; 2006; 1391 HH
Abcoude; Meerweg 16 D 4.
Heijstek, Mevr. A.S.; 2006; 5391 CM Nuland; Dissel 26.
Hemmink, Mevr. J.D.; 2006; SA61 INF Haverfordwest; 17 Marketstreet;
Hamiltonhouseflat 6; U.K.

Kooij, Mevr. M. van der; 2006; 3583 EB Utrecht; Prins Hendriklaan 17.

Koom, Mevr. M.; 1625 EJ Hoorn; Klipper 30.

Laan, Mevr.T.T.J.M.; 1996; 6621 BN Dreumel; Hogeweg 32.

Laar, S.J.; Gent 2006; 3911 VN Achterberg; Weteringsteeg 46.

Loermans. J.H.M.; 2006; 6601 GC Wychen; Zwanensingel 63.

Lohmann, Mevr. A.; München 2004; 6105 AD Maria Hoop; Boekhorstweg 6.

Looij, Mevr. H. van de; 2003; 4701 GP Roosendaal; Damstraat 54B.

Molen, Mevr. T.M.J. van der; 2006; 1935 BH Egmond-Binnen; Abdijlaan 2 A.

Olde Olthuis, Mevr. S.K.; 2006; 3571 SB Utrecht; Willem Schuijlenburglaan

25.

Plomp-Baas, Mevr. A.M.; 2006; 3571 JE Utrecht; Eijkmanlaan 207.
Ruijter, Mevr. J.N.M. de; 2006; 4854 CV Bavel; Brigidstraat 94.
Schie, Mevr. M.H.M. van; 2006; 3572 ZH Utrecht; Zeemanlaan 168.
Snider, Mevr. M.; 2006; 3513 GB Utrecht; Davis van Mollenstraat 58.

Personalia

Wezenbeek, Mevr. A.; 2006; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 837.

Wolst, Mevr. EA.N.; 2006; 114 Drumeen Road; Marguirebridge; Noord-lerland.

Mutaties:

Binsbergen-Gottenbos, Mevr. A.P; 1998; 1272 KD Huizen; Van Houtenlaan 10;
tel. privé: 035-5252903; E-mail privé:
bmsenhos@casema.nl.\\ medew. bij G.J.
Theel; teL prakt.: 035-6945073; fax prakt.: 035-6947099; E-mall prakt.:
info(fl dierenartsnaartlen.nl.

Ginneken, Mevr. J.A.M. van; Gent 2004; 7587 RD De Lutte; Lossersedijk 44;
tel. privé mobiel: 06-51468244; E-mail privé: jantine-tan(a.yahoo.com.,
medew. bij D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof en H.PP Veldhuis; tel. prakt.; 0541-530005;
fax prakt.: 0541-530068;
E-mail prakt.: dapoldenzaal@hetnet.nl.
Laan, Mevr. T.T.JM.; 1996; U-2005; 6621 BN Dreumel; Hogeweg 32; tel. privé:
0487-570870; E-mail privé:
t.laan@delingehoeve.nl.; Spec. Inw. Ziekten vh.
Paard;
ECEIM; medew. bij A. Beekhuis, E. Bergman, A. Hof, J.J. Pouwer,
H.v.Veen en P Wiemer; tel. prakt. 0488-482900; fax prakt.: 0488-481355; E-
mail prakt.:
paard@delingehoeve.nl.

Schaik, B. van; 2004; 7242 EJ Lochem; A. Hahnweg 74; tel. privé 0573-
254313; E-mail privé:
bramschaik@holmail.com.; Productmanager Large
Animal & Equine Products bij Virbac; tel. bur.: 0342-427127; fax bur.:
0342-490164; E-mail bun: info@virbac.nl.

Velema, J.B.; 1979; 8401 CB Gorredijk; Hoofdstraat 80; tel. privé mobiel:
06-30938016; E-mail privé:
velema@solcon.nl.; geass. met A.W. Joma, J.R. de
Nooij, J.T. Siebinga en Mevr. PH.W. Thywissen; tel. prakt.: 0513-463313; fax
prakt.: 0513^62489; E-mail prakt.:
dac.gorredijk@agroweb.nl.
Wolst, Mevr. EA.W; 2006; Maguiresbridge, Fermanagh; 114 Drumeen Road;
tel. privé mobiel: 0031-624871401;
E-mail privé: femkewolst@gmail.com.;
medew. bij Eme Veterinary Group in Noord leriand; tel. prakt.: 0044-2866322053;
E-mail prakt.:
ernevetgroup@hotmail.com.

CbNCRESSENft Symposia

2007
januari

26-27 Jumping Amsterdam.

10-11

28-2/1-3

Doorlopende
agenda

Februari

6-7 Proveto Rundveecongres. Tweedaags in-
ternationaal rundveeprogramma. Lokatie:
Nieuwe Auditorium van Burgers Zoo.
Voor meer informatie over dit congres:
www.proveto. nl.

Oncologisch treffen 2007 met als onderwerp \'Tumours of the ex-
tremities, time for extreme measures?\'. Het congres zal gehouden
worden in Kontakt der Kontinenten in Bilthoven.
Proveto Foal & Fertility Congress. Dit congres organiseert Proveto
tijdens Zwolle International.

Maart

16-17 XVII Tagung über Pferdekrankheiten om Rahmen der Equitana
Tagungsort: Congress Center West, Essen. Information und Anmel-
dung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Huskamp/
Marita Hellmann, Von-Braun-Str. 10, 48712 Gescher. Tel. 49 (0)
2863 / 2099-0. Fax 49 (0) 2863 / 2099-20. e-mail:
inß@tierklinik-
hochmoor.de
Online-Anmeldung www.tierklinik-hochmoor.de.

27 t/m 31 Tweejaarlijks congres van dc European College of Avian Medicine
and Surgery (ECAMS) en de European Association of Avian Vete-
rinarians (EAAV) dat wordt gehouden in het Technopark\', Zurich,
Zwitscriand. Verdere informatie kunt u vinden op
www.ecams.eu en
www.eaav.org.

Mei

31-31

International Conference on Farm Animal Reproduction, ICFAR
2007, entitled: \'From Egg to Embryo\' will be held in the Conference
Center Rolduc. the Netherlands. You may contribute by submitting
an abstract for the Poster Sessions, deadline february 28,2007. Web-
site:
http://www.nfsar.nl/ic/dr/.

RMOM» liQ «iIdNSîng dtow kaherifome

Elsktrofyten door de meUt!

Hvtiyùiu^

llj-jH
ri

(CEVA

V SANTE ANIMALE

t I- f

Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijl< NL, Tel. 0174 643930 - Fax (-i-si) 0174 643924 - E-n^iail cevanl@ceva.c

-ocr page 80-

juni

21-21 Xlll th International Congres on Animal Hygiene van de International
Society for Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Infonmatie en registratie
via de website:
www.emu.ee/isah2007.

November

2-3 14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary Me-
dical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology in
Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 euro. Members of DVG, ATF,
WAHVM 45 euro. Members of GdF (TiHo) 25 euro. Unemployed 15
euro, Students none. Information about the conference, and registration
of contributions (20-minute presentations) or posters: until April 01,
2007, to University-Prof Dr. Dr. Johann Schäffer, Tierärztliche Hoch-
schule Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15
(Haus 120), D-30173 Hannover, Fax: -
h-49-(0)51 1-8567676, E-mail:
johann.schaeffer(a^liho-hannover.de.

Accomodation (Reservation): Hannover Tourismus Service, Hotel Ser-
vice, Prinzenstraße 6, D-30159 Hannover, Tel. -l-^49-(0)511-12345555,
Fax -H-49-(0)5l 1-12345556, Email:
hotels@hannover-tourism.de.

December

9-9 Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues.\'

For further informations about the seminar and booking conditions:
htlp://www.cliclcerreiter.de/KenRamirezI.htm.

September

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module I: Cervical. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany. Phone: 494282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

VETERINARY CHIROPRACTIC COURSE

The International Academy of Veterinary Chiropractic is pleased to an-
nounce the offering of their BASIC ANIMAL CHIROPRACTIC
COURSE in Germany. The Options for Animals (USA) curriculum
being utilized is recognized and accepted by the International Veterinary
Chiropractic Association (IVCA) and the American Veterinary Chiro-
practic Association (AVCA).

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: Cervical. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: -H49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

CURSUSSE^

2007

Februari

11-11

Maart

21-25

Mei

19-19

juli

15-15

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 2: Thoracolumbar. Information and registration:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4, 27419 Kalbe, Germany Phone: -1-49^282-605410/fax:
-1-49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 3: Sacropelvic. Infonnation and iiegistration: BackBo-
ne-Acadcmy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany. Phone: 494282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 1: Cervical. Information and registration: BackBo-
ne-Acadcmy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4. 27419 Kalbe. Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Course Dates:
Module I
Module II
Module 111
Module IV
Module V

other dates taking place in the UK, please visit our webside

Course fee: € 4200
Individual modules: € 900
Location: Sittensen, Northem Germany
Total duration: 210 hours.
Course language: English

Course participation is open to veterinarians and doctors of chiropractic.
Currently being taught in the United States and England and Germany.
The program focuses on both the dog and horse. Further information is
available under the Options website: www.animalchiro.com

For registration information contact:
International Academy of Veterinary Chiropractic,
Hauptstr. 34. 27419 Tiste, Germany
Tel: 00 49 4282 590099 Fax: 00 49 4282 591852
E-mail: IAVC2004@hotmail.com

Sacropelvic: March 14- 18 , 2007
Thoracolumbar: April 18 - 22,2007
Cervical: May 23 - 27, 2007
Extremities: June 20 - 24, 2007
Integrated: July 18 - 22,2007

-ocr page 81-

dierenkliniek maaspoort

Dierenkliniek Maaspoort is een praktijk, die zich uitsluitend richt op de gezelschapsdieren.

Onze slogan "Het beste voor uw huisdier" proberen we waar te maken door een optimale service (onder andere 24 uurs bereikbaarheid) en

waar nodig een intensieve verzorging.

Speciale bekendheid geniet de kliniek bij Sharpei-eigenaren.

Ter versterking van ons team (drie dierenartsen en vijf assistentes) zijn we op zoek naar een

Gedreven dierenarts gezelschapsdieren (40-60% dienstverband) MA/

Wij vragen van de kandidaat:

- bewezen praktische vaardigheden (chirurgie, analytisch denkvermogen, communicatie)

- efficiënt en zelfstandig werken met een goede teamspirit

- gezonde commerciële instelling

- frisse kijk op de diergeneeskundige praktijk, die continue in beweging is

- wonen in en deelname aan het sociale leven van \'s-Hertogenbosch bij een langer dienstverband

- participatie in de dienstregeling

- flexibele instelling (onder andere ten aanzien van werktijden)
Wij bieden:

- Een eigentijdse mooie kliniek met ruime mogelijkheden

- een uiterst goed gemotiveerd team

- bonus/winstdeling bij realisatie "toegevoegde waarde"

- goede nascholingsregeling

- uitbreiding van het dienstverband bij gebleken geschiktheid

- een uitstekende woonomgeving

Voor verdere informatie over de kliniek zie www.dierenkliniekmaaspoort.nl

Schriftelijke reacties binnen 14 dagen na verschijnen van deze advertentie richten aan
J.M.J. Engel, Belgeren 1 , 5235 AM \'s-Hertogenbosch.

V

- OPENING -

Binnenkort openen wij onze deuren om U kennis te laten maken met
onze nieuwe mogelijkheden van

COMPUTER TOMOGRAFIE

bij GEZELSCHAPSDIEREN en PAARDEN

Noteert U alvast in Uw agenda:

GEZELSCHAPSDIEREN

PAARDEN

Nadere informatie volgt.

donderdag 15 februari 2007
vrijdag 16 februari 2007

-ocr page 82-

Sluitingsdatum voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-02-2007
15-02-2007
01-03-2007
15-03-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Wilt u meer vrije tijd?

Of met een verre vakantie?

Of gewoon minder werken?

Bel mij voor de waarneming van uw praktijk!

Maaike Grijpstra 06-14234333

Gezelschapsdieren / Paarden / Landbouwhuisdieren

maandag 15-01-2007
maandag 29-01-2007
maandag 12-02-2007
maandag 26-02-2007

De Ottenhorst, kliniek voor gezelschapsdieren in Terruuzen
heeft een vacature voor een fulltime

dierenarts (m/v)

Naast eerstelijns diergeneeskunde, heeft de kliniek een vervijsfunctie
met betrekking tot oncologische patiënten en uitgebreidere weke delen
chirurgie bij hond en kat. U gaat werken in een team van ditrenartsen
en assistentes, in een goed geoutilleerde kliniek voor gezels:hapsdie-
ren met o.a. twee volledig uitgeruste operatiekamers, labontorium
faciliteiten, digitale röntgen en een moderne, volledig op dt wetgeving
afgestemde chemotherapieafdeling.

Wij zoeken een enthousiaste dierenarts

• met minimaal twee jaar werkervaring in de gezelschaps lierensec-
tor

• met ruime ervaring op het gebied van chirurgie en de bereidheid
om hierin verder door te groeien d.m.v opleidingen in Hnnen- en
buitenland

• die bereid is te participeren binnen de eerstelijns zorgverlening en
onregelmatige diensten in de praktijk en om binnen een straal van
15 km rond Terneuzen te gaan wonen

Salariëring in overleg en afhankelijk van ervaringsniveau.

^ _ M M f / / Uw schriftelijke sollicitatie ea C.V. graag
f ßt r / / / zenden aan:

De Ottenhorst, kliniek voor gjzelschaps-
dieren, van Diemenstraat 83,
4535 AR Terneuzen of via e-mail naar
info@ottenhorst.nl

De Universiteit Utrecht Is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur In concreto gaat het om:

» 2 ROULANTEN

Bij de Universiteitskliniek Paard van de faculteit der Diergeneeskunde is plaats voor 2 roulanten. Gedurende 12 maanden
rouleert u over de disciplines Ambulante Kliniek, Anesthesiologie, Heelkunde, Inwendige Ziekten en Voortplanting.
U draagt in toenemende mate zelfstandig bij aan de patiëntenzorg en in bescheiden mate aan het onderwijs en het
onderzoek. Bij gebleken geschiktheid kunt u vervolgens solliciteren naar een plaats binnen de staf als algemeen paarden-
dierenarts of als SlO. U bent afgestudeerd dierenarts in de differentiatie Geneeskunde van het Paard of Erkend Paarden-
dierenarts en u hebt enige praktijkervaring. Het brutomaandsalaris bedraagt € 2.252,-. De omvang van beide functies
is 1,0 fte.

Meer informatie: prof. dr. A. Barneveld, (030) 253 1350.

Kijk op WWW.UU.nl/VACATURES voor de uitgebreide vacaturetekst

Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 83-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Suramox

5% Premix

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
^omogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties:
Behandeling van aandoeningen veroorzaakt óoor Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen. IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

Vir^cïcr

ANIMAL HEALTH

-ocr page 84-

1

Mastitis* kan in een oogwenk toeslaan

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

D180 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Het resultaat is een spoedig

herstel van de melkproductie. antibioticum

voor behandeling van
E.coli mastitis

Sla direct terug met D180

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van
luchtweqinfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophillus somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Animal Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel • www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.nl
© 2006 Pfizer Animal Health b.v., • Capelle a/d IJssel • ® Ivlerknaam van Pfizer Inc.. N.Y., U.S.A.

DANOCIN 180 ,

-ocr page 85-

Deel 132 • Aflevering 3 • i februari 2007

FEB. 2007

Diergeneeskun

Het bepalen van de status van de spoorelementen-
voorziening bij rundvee met behulp van leuerbiopten

Antikanker coronavirussen

UEVP en FVE ledenvergadering in Brussel;

Het economisch belang van gezelschapsdieren onderschat

Harmonisatie met Europese Specialisatie en procedure
voor herregistratie Nederlandse specialisten

De dierenarts als spil in het web

Activiteiten van de werkgroep \'Absyrtus-senior\'
in de regio zuid

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 86-

VOOR TFKCN

m .yifioif ^

ir.v -»«j-v. • • • *

Novartis introduceert een doorbraak in de strijd tegen teken en vlooien bij honden.

Binnenkort meer nieuws over dit revolutionaire middel dat voor een
ongekend succes in de praktijk zal gaan zorgen.

-ocr page 87-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen32
Aflevering 3

1 februari 200~J

75

Inhoud

Cover: foto van pagina 77 en 101
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Het bepalen van de status van de spoorelementenvoorziening bij rundvee met behulp van leverbiopten;
V/. Ouweltjes, A.C. de Zeeuw, A. Moen en C.H.M. Counotte

Samenvattingen VDT

Rectificatie

Boekbespreking

Nieuws

76

84
86
86

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktij

I

Praktijk in Bedrijf

In veterinair
verband

Samenvatting proefschrift

Antikanker coronavirussen; Thomas Würdinger
Referaat

Veterinair tuchtrecht

Rat van fortuin; laira Boissevain
Berichten en verslagen

UEVP en FVE ledenvergadering in Brussel; Karin de Lange

Harmonisatie met Europese Specialisatie en procedure voor herregistratie Nederlandse specialisten; Erik Teske

Wijziging verordening identificatie en registratie van paardachtigen

Ge\\Taagd: materialen voor FIP onderzoek; Herman Egberink

Tussen boer cn burger; Engbert Oldenkamp en Miel Bingen

De dierenarts als spil in het web

Uitgelicht

104

itgi
Referaat

Interview

Dierenarts in overheidsdienst; Marjolijn Fijten
Berichten

Werken aan winst, al dan niet in de B.V: een overzicht van de wijzigingen in de fiscale regelgeving;
Harry Cijsbers en Peter van Brakel

90
92

95

96

98

99
99

100

101
102

102

103

Mastitis? Rilexine 200 LC!

EFFECTIEF KORTSTE WACHTTIJD

/ BREED WERKINGSSPECTRUM
/ EFFECTIEF
/ KORTE WACHTTIJD
/ BETROUWBAAR

NIEUW!

Uniek pootbandje

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Rilexine 200 LC Diergeneesmiddel REG NL9348. Samenstelling: per 10 ml suspensie: Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. Indicatie: klinische mastitis veroorzaakt door v(
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae. Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. Doeldier: melkgevend rund. Wachttijd melk: 2 dagen
slacht: 6 dagen. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie; Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: infoeVirbac.n}. www.virbac.nl

-ocr page 88-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utreeht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

\'Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tiï^Mhrifl^ipBvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht, nr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500, fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-tl9798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info^overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór ! okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon
030-6348900
Fax 030-6348^0^
Website wwiv.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Verslag

24c World Buiatrics Congress; Rogier Kuiper

Maagdarmproblemen bij kat en hond met chrcinische diarree; Paul Overgaauw

Aankondiging

Foal & Fertility Congress

KNMv

i

Voorzitterscolumn

Jan Tiete Siebinga
Maatschappijnieuws

Activiteiten van de werkgroep \'Absyrtus-senior\' in de regio zuid;Ja(i van Lieshout

In Memoriam

De heer B. Roem; Robbert Venker

Oproep

Vijf dierenartsen gezocht voor de nieuwe Codecommissie

tubilea
\'ersonalia

Doorlopende agenda
Deadline
kopij

Contents

Original article

Measurement of trace elements in liver biopsy samples from catlle; 76

W. Ouweltjes, A.C. de Zeeuw, A. Moen en C.H.M. Counotte

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

Congressen en
symposig

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.JG. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

106

107

108

109

109

110

110

110

111

111

112

-ocr page 89-

Uit

de redactie

\'Met z\'n allen\'

Onze oude kastanje, waar we nu niet meer onder maar naast wonen, heeft de enorme winter-
storm op 18 januari gelukkig zonder \'kleerscheuren \'overleefd. Verder is er veel stormschade in
ons land en dat drukt ons allemaal weer eens met onze neus op het feit dat de natuur grillig en
onvoorspelbaar kan zijn. Gelukkig zijn er ook redelijke zekerheden en een daarvan is dat iedere
veertien dagen het TvD in uw brievenbus valt. Iedere aflevering van het TvD is anders en ook
nu heeft ons tijdschrift weer een heel gevarieerde inhoud: niet alleen komen in de artikelen vele
diersoorten aan bod, er staat ook allerlei voor de leden van de KNMvD belangrijke informatie
in.

De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde is een beroepsvereniging
waar we met z \'n allen trots op kunnen zijn. Echter, hoe zorgen we dat we \'met z\'n allen\' blijven ?
Ik gebruikte hier met opzet het woord beroepsvereniging en niet het woord beroepsorganisatie.
Volgens onze huidige missie (Diergeneeskundig Jaarboek 2006, pagina 11) zijn we een organi-
satie. Toch is het woord \'vereniging\'mogelijk beter, want een vereniging bestaat voor de leden,
maar ook door de leden. Dat betekent dat we vooral vooruit ko/nen als we er met z \'n allen aan
werken, ieder op zijn eigen manier Iedere dierenarts in Nederland moet zich bij onze beroeps-
vereniging thuis kunnen voelen en zich er dus graag bij aan willen sluiten. Dat is iets waar niet
alleen het bestuur, maar ook alle dierenartsen tezamen, aan moeten bijdragen.
Binnen de KNMvD blijkt het steeds moeilijker om voor allerlei commissies, redacties en bestu-
ren enthousiaste capabele leden te vinden. Hier botsen soms ook twee gedachten. Enerzijds wil
de KNMvD steeds professioneler worden en dat houdt onder meer in dat er betaald wordt aan
mensen die diensten leveren en door mensen die diensten willen afnemen. Anderzijds vragen
sommige leden, waaronder ik, zich af of dat op de langere termijn wel haalbaar is. Kunnen we
het ons als KNMvD permitteren om voor alles te betalen?

De wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde (voorheen hoofdre-
dactie genaamd) heejt gelukkig (nog) geen last van deze perikelen: het is al sinds jaar en dag
een echte vrijwilligersbaan. Er komt achter de schermen echter wel een en ander voor kijken.
De zes redactievergaderingen per jaar zijn nuttig en gezellig. Het actief werven van artikelen,
het screenen van de wetenschappelijke artikelen en alle andere veterinair relevante artikelen,
het zoeken van de juiste referenten voor ieder artikel en het samenvatten en soms tactvoller
verwoorden van het door referenten gegeven commentaar, zijn klusjes die ook leuk zijn, maar
wel veel tijd kosten en heel \'verborgen \'zijn. De aangezochte referenten steken meestal ook veel
tijd in het beoordelen van een artikel en dat wordt doorgaans niet voldoende gewaardeerd. De
eindredactie, bestaande uit professionals in dienst van de KNMvD, draagt zorg dat het hele
Tijdschrift tot stand komt en lezenswaardige injbrmatie biedt in een aantrekkelijke lay-out. Op
dit moment heeft een van de eindredactieleden, Jolanda Jansen, besloten na vijfjaar de KNMvD
te verlaten om elders een leuke uitdaging te aanvaarden. We willen haar heel hartelijk danken
voor haar enthousiaste inbreng en al haar inspanningen.

Een tijdschrift dat zowel een wetenschappelijk verantwoorde inhoud wil hebben als ook het of-
ficiële orgaan van de KNMvD wil zijn, kan echter alleen bestaan wanneer allerlei mensen zich
inzetten om goede artikelen aan te leveren. Hier dus nogmaals een oproep aan een ieder, leden
en niet-leden, om vooral te schrijven... wetenschappelijk, informatief en/of vertellend. Alle bij-
dragen zijn welkom!

iRIUKUÖ^™

Dr Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijice Redactie TvD

Diergenees

-ocr page 90-

Het bepalen van de status van de spoorelementenvoorziening bij
rundvee met behulp van leverbiopten

Tijdschr Diergeneeskd 2006; ip: oyG-oSy

W. Ouweltjes\', A.C. de Zeeuw\', A. Moen^ en G.H.M. Counotte^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Het is gebruilteiijk om bloed of urine als matrix te gebrui-
ken voor het bepalen van de status van de spoorelemen-
ten koper, zink, ijzer, kobalt (via vitamine B12) en seleen
(via glutathionperoxidase). Echter bloed en urine leveren
niet altijd de juiste informatie. Het bepalen van de voor-
naamste antagonist van koper (molybdeen) is geheel niet
mogelijk in bloed en/of urine. Daarom wordt het bepalen
van de status van spoorelementen via onderzoek van de
lever als gouden standaard beschouwd. De eerste keus
voor het bepalen van de seleen- en magnesiumstatus blijft
de bepaling van glutathionperoxidase in rode bloedcellen
en voor de magnesiumstatus de bepaling van magnesium
in urine. In een validatiestudie werd de nauwkeurigheid
van het bepalen van spoorelementen in leverbiopten vast-
gesteld. Er werd een zeer goede overeenkomst gevonden
tussen het bepalen van spoorelementen in gehomogeni-
seerde levers en leverbiopten genomen uit dezelfde lever
(overeenkomst tussen leverbiopt en leverhomogenaat is
voor alle spoorelementen meer dan 92 procent).
Het nemen van een leverbiopt bij een levend dier is een
relatief eenvoudige procedure maar op dit moment in
Nederland niet gebruikelijk. In dit onderzoek werd dan
ook vastgesteld in hoeverre onderzoek van spoorelemen-
ten in leverbiopten voor de dagelijkse praktijk bruikbaar
is. Op basis van eigen onderzoek en literatuurgegevens
zijn de normen vastgesteld waarbij vijf categorieën wor-
den onderscheiden: te laag, verlaagd, voldoende, ver-
hoogd en te hoog. Onderzoek bij een melkveehouderij-
bedrijf laat zien dat het bepalen van de status van
spoorelementen met leverbiopten waardevolle aanvullen-
de informatie oplevert ten opzichte van het onderzoek
van alleen bloed en/of urine. Om het nemen van biopten
voor de praktijk werkzaam te maken, is een instructie
opgesteld en een pakket samengesteld. Als derde onder-
deel werd de praktische toepassing van de instructies en
het pakket beproefd. De status van spoorelementen werd
hiermee bepaald op veertien bedrijven met een verden-
king op een verkeerde status aan spoorelementen. Dit on-
derzoek laat zien dat soms sterk afwijkende gehalten aan
spoorelementen worden gevonden in leverbiopten.

ASG-WUR Lelystad.
DAP Crimpenerwaert,

GD bv Deventer Postbus 9. 7400 AA Deventer

Summary

Measurement of trace elements in liver biopsy samples
from cattle

Serum, plasma, or urine samples are usually used for the
measurement of the trace elements copper, zinc, iron, sele-
nium, because these samples are easy to obtain; however,
these samples are not always appropriate. For example, it is
not possible to measure molybdenum, the major antagonist of
copper, in blood or urine. Therefore measurement of trace
elements in liver tissue is considered the gold standard. For
the assessment of selenium the method of choice remains de-
termination of glutathion peroxidase in erythrocytes and for
the assessment of magnesium determination of magnesium in
urine. We determined the accuracy and repeatability of mea-
suring trace elements in liver biopsies and whole liver ho-
mogenates. The levels of trace elements measured were simi-
lar in both preparations (92% agreement). Liver biopsy in
live animals is a relatively simple procedure but not common
in the Netherlands. Reference levels of trace elements, clas-
sified as too low, low, adequate, high, and too high, were es-
tablished on the basis of our research and information in the
literature. In a second study we investigated the practical as-
pects of obtaining liver tissue samples and their use. Samples
were collected from cattle on a commercial dairy farm. Liver
biopsy provided additional information to that obtained from
serum and urine samples. We prepared a biopsy protocol and
a test package, which we tested on 14 farms where an imbal-
ance of trace minerals was suspected. Biopsy samples taken
from 4 to 6 animals revealed extreme levels of trace elements.

Inleiding

Mineralen en spoorelementen zijn essentieel voor een goede
gezondheid van rundvee. Onder mineralen worden verstaan
elementen die een dier dagelijks ruim nodig heeft (calcium,
magnesium, natrium, kalium) terwijl spoorelementen in
spoor (kleine) hoeveelheden nodig zijn (bijvoorbeeld koper,
zink, ijzer, seleen). De laatste jaren staat de mineralen- en
spoorelementenvoorziening volop in de belangstelling, niet
alleen in Nederland (1,2, 7). De behoeften van rundvee aan
spoorelementen worden via de opname van ruwvoer niet al-
tijd volledig gedekt: aanvulling via bijvoorbeeld krachtvoer
is dan noodzakelijk. Als gevolg van toenemende extensive-
ring en het gebruik van zelf geteelde krachtvoervervangers
nemen de mogelijkheden tot bijsturing voor veel melkvee-
houders af

Voor de Nederlandse rundveehouderij zijn de vijf belangrijk-
ste spoorelementen koper (Cu), seleen (Se), ijzer (Fe), zink
(Zn) en kobalt (Co). Er zijn nog veel meer spoorelementen
(mangaan, chroom, jodium, enzovoorts) maar in deze studie
hebben we ons tot deze vijf en de voornaamste antagonist van
koper (molybdeen, Mo) beperkt. Van de elementen koper.

-ocr page 91-

Kader i

Pakket leverbiopt

Het pakket leverbiopt kan besteld worden bij de afdeling Veterinaire
Chemie van de GD (tel 0570-660656). Het pakket bevat materialen en
voorschriften om maximaal tien leverbiopten te verzenden. Het pakket
bevat niet de materialen om leverbiopten te nemen. Hiervoor heeft men
nodig:

- Scheermesje

- Betadinescrub

- Sterilium

- 10 cc spuit met naald voor lokale anesthesie

- Lidocaïne cum adrenaline

- Betadine oplossing/Jodium 2 %

- Scalpelmesje en scalpelhouder

- Leverbiopsienaald

- 5 cc spuit (voor vacuum trekken op biopsienaald)

- Krammetjes (niet nodig, prikgaatje is dusdanig klein dat hechting/kram
niet nodig is)

- Bakje van voldoende afmeting om de bioptnaald ondergedompeld in
Sterilium/alcohol in te bewaren

- Fysiologische oplossing/Gedestilleerd water

- 20 cc spuiten om biopsienaald door te spoelen

seleen en magnesium en in mindere mate natrium en kobalt
worden in Nederland tekorten gezien (monitoringsresultaten
van GD). Deze tekorten kunnen twee verschillende oorzaken
hebben: van het spoorelement is onvoldoende in het rantsoen
aanwezig (primair tekort) of het spoorelement kan onvol-
doende uit het rantsoen worden opgenomen door interacties
met andere spoorelementen (secundair tekort). Een ijzer-
tekort treedt zelden op in Nederland maar een overmaat aan
ijzer kan de opname van koper en zink verminderen. Daarom
is het ook van belang om ijzer mee te nemen bij de beoorde-
ling van de status van spoorelementen.
Uit onderzoek naar de kopervoorziening van melkvee in het
veenweidegebied (3) blijkt dat in veel gevallen niet de op-
genomen hoeveelheid van het spoorelement de beperkende
factor is maar de slechte opneembaarheid als gevolg van in-
teractie met andere spoorelementen. Onnodig aanvullen van
spoorelementen moet echter zoveel mogelijk worden verme-
den: het is schadelijk voor het milieu en kan de gezondheid
van het dier nadelig beïnvloeden. Bij seleen worden geregeld
te hoge gehalten bij melkvee gemeten (monitoringsresultaten
GD). In dit artikel wordt een praktische werkwijze besproken
om de status van spoorelementen van een melkveehouderij-
bedrijf te bepalen.

Bij levende dieren betekent het beoordelen van de status in de
lever dat er leverbiopten moeten worden genomen. In een
aantal landen (Nieuw-Zeeland, Verenigde Staten, Noord
Spanje) wordt dit al min of meer routinematig gedaan (7, 8).
Tot dusverre was het voor de practici in Nederland ongebrui-
kelijk om biopten te nemen. Er is nog weinig praktische er-
varing met het nemen van de monsters en de benodigde ma-
terialen waren niet goed beschikbaar. Bovendien ontbraken
de laboratoriummethoden en in sommige gevallen de refe-
rentiewaarden om de bepalingen uit te voeren en de resulta-
ten te interpreteren. Daarom is dit onderzoek uitgevoerd.

Materiaal en methode

Analyseren van spoorelementen

Voor de analyse van spoorelementen in leverbiopten is 150
tot 200 milligram lever nodig. Ontsluiting met een magnetron
(Milestone ETOS 1600) gebeurt als volgt: aan ongeveer 175

Kader 2

Voorbereiding rund

- de leverpunctic wordt bij het staande dier uitgevoerd

- een goede pensvulling zorgt er voor dat de lever stevig tegen de rechter
lichaamswand wordt aangeduwd

- lokaliseer de lever (eventueel) door middel van percussie/echo; dit
is (vooral) van belang bij jonge dieren (< 2 jr) wegens mogelijk wat
afwijkende lokatie (soms meer caudaal: 12\'\'\' intercostaalruimte)

- lokatie van dc bioptafname:

- 11\'*\' intercostaalruimte (2\'^ van achter) een handbreedte onder
dwarsuitsteeksels van de lendenwervels

- 11\'*\'\' intercostaalruimte op de lijn elleboog <—> tuber coxae

- de juiste punctieplaats ligt dichter tegen de craniale rand van de 12\'\'\' rib
dan tegen de caudale rand van de 11\'\'\' rib, omdat daar de intercostale
bloedvaten liggen

milligram lever in een kwartsbuisje wordt 6 mL 70 % (v/v)
salpeterzuur toegevoegd. Het kwartsbuisje wordt in de mag-
netronhuls geplaatst en aan de buitenkant van het buisje
wordt 5 mL water en 1 mL 30 % (v/v) waterstofperoxide ge-
pipetteerd. Daarna wordt het kwartsbuisje afgesloten met het
bijbehorende dekseltje en wordt de magnetronhuls gesloten.
Na ontsluiting wordt de inhoud kwantitatief overgebracht in
een glazen buis en aangevuld met water tot 25 mL. Het ana-
lyseren van de spoorelementen gebeurt met behulp van ICP
(Inductively Coupled Plasma) (Perkin Elmer Optima 3300
DV).

Validatie van bepaling van spoorelementen in leverbiopten
Naast de gebruikelijke laboratoriumvalidatie (robuustheid,
bepalingsgrenzen, detectieniveau en nauwkeurigheid) is een
vergelijk gedaan tussen de bepaling van spoorelementen in
een leverbiopt en de bepaling van de spoorelementen in
dezelfde lever na homogeniseren. Dit gebeurde als volgt: van
twintig levers afkomstig van geslachte runderen werd een
leverbiopt genomen zoals beschreven in kader 3. Vervolgens
werd ter vergelijking de lever gehomogeniseerd en 4 gram
levermateriaal geanalyseerd met de genoemde spoorelemen-
ten.

Het nemen van leverbiopten

De benodigde materialen staan vermeld in kader 1. Voordat
de biopten kunnen worden genomen, moeten de dieren wor-
den voorbereid. Dit staat beschreven in kader 2. Bij melkvee
wordt aanbevolen om vijf dieren te bemonsteren: twee tot
drie hoogdrachtige vaarzen en twee tot drie droogstaande

-ocr page 92-

Kader 3

Werkwijze

- bioptnaald van te voren in bakje met Sterilium/alcoliol 70% leggen

- de vastgestelde lokatie wassen/scheren met Betadinescrub

- ontsmetten met Sterilium-R \')

- verdoven: lokale verdoving met Adrenaline cum adrenaline ( 5 - 10 ml)

- de vastgestelde lokatie nogmaals ontsmetten (Sterilium/Betadine-
oplossing)

- puntsnede met (gelimiteerd) scalpelmesje maken

- voor gebruik de bioptnaald naspoelen met steriel fysiologisch/
gedestileerd water

- bioptnaald via huidwondje richting tegenovergestelde elleboog
inbrengen

- bij bereiken lever de mandrijn verwijderen (en krijgt men een zanderig
gevoel, wanneer bioptnaald in de lever \'zit\')

- bioptnaald al roterend verder in lever brengen (om leverweefsel los te
maken)

- 5 cc spuit op biopsienaald plaatsen en creëer een lichte onderdruk/\'iets
vacuum trekken (2 -3 cc)\'

- bij terugtrekken biopsienaald zorgen dat spuit stevig verbonden blijft
met biopsienaald

- bij uithalen punt biopsienaald ondersteunen met resorberend papier

- verwijder eventueel bloed van biopsienaald met resorberend papier

- biopsiemateriaal uit biopsienaald verwijderen m.b.v mandrijn op
resorberend papier (resorbtie van bloed)

- Biopsiemateriaal (met behulp van mandrijn) in monsterbuisje brengen

- Sticker met levensnummer en UBN wordt op buisje gebracht.

- de gewenste hoeveelheid monstermateriaal bedraagt 150 - 200 mg voor
de bepalingen

- éénmaal prikken is als regel voldoende om een biopt te verkrijgen van
circa 3 mm dik en 20 mm lengte

- huid nogmaals ontsmetten met Sterilium

■) Sterilium-R: - iso-propanol 381 mg/ml

- n-propanol 254 mg/ml

- mecetroniumetylsulfaat 1,7 mg/ml

koeien. De werkwijze voor het nemen van de biopten staat
vermeld in kader 3. Tenslotte moeten de biopten op een cor-
recte wijze worden verzonden: hiervoor is een pakket samen-
gesteld (zie kader 4).

De nazorg bestaat uit het temperaturen en controleren van de
algemene gezondheidstoestand (voeropname en dergelijke)
en indien nodig het toedienen van een antibioticuminjectie, al
naar gelang de gezondheidstoestand van het dier en het ver-
loop van de bioptafname.

Afsluitend moet de leverbioptnaald volgens de gangbare pro-
cedure worden schoongemaakt en gesteriliseerd.

Praktijkcasus

In 2003 zijn op een melkveebedrijf op veengrond in het kader
van een onderzoek (13) op een drietal momenten (mei, sep-
tember en december) urine- en bloedmonsters en leverbiop-
ten genomen van melkgevend vee en jongvee. Het aantal
monsters per diergroep en tijdsmoment is vermeld in tabel 1.
Voor het jongvee zijn er geen gegevens van september omdat
de dieren toen niet bemonsterd konden worden, maar in mei
en december is ook deze diergroep bemonsterd. Het betrof
een bedrijf zonder klachten die op tekort of overmaat van mi-
neralen en/of spoorelementen kunnen wijzen. Het bedrijf
wordt gekenmerkt door een gering stikstofoverschot per ha
en een gemiddelde BSK van circa 43. Het bodemonderzoek
gaf aan dat het kopergehalte van de bodem hoog was (ge-
middeld 23,9 mg/kg ds). Dit wordt mogelijk veroorzaakt door
bemesting met varkensmest in het verleden. Desondanks
waren volgens de gewasanalyses van BLGG-Oosterbeek de

kopergehalten in het gras en de graskuil gemiddeld. Dit be-
tekent waarschijnlijk dat veel van het in de bodem aanwezige
koper is gefixeerd. Het ijzergehalte in het verse weidegras
was erg variabel, maar gemiddeld op een normaal niveau. Het
seleengehalte in gras en graskuil was aan de lage kant.
De melkkoeien kregen van half april tot december overdag
weidegang en bijvoeding (vooral snijmaïs en graskuil) op
stal, van juni tot en met september konden ze ook \'s nachts
weiden. Naast ruwvoer kregen de melkkoeien vier tot acht kg
krachtvoer per dag. Het jongvee is tot juli opgestald en kreeg
op stal graskuil aangevuld met ongeveer één kg krachtvoer.
Tijdens de weideperiode is het jongvee niet bijgevoerd. De
uitgevoerde rantsoenberekening gaf aan dat de seleenvoor-
ziening van de melkkoeien onvoldoende was, terwijl de ijzer-
voorziening zeer royaal was en de zwavelvoorziening ruim.
Voor het jongvee gaf de rantsoenberekening aan dat in de
weideperiode de magnesiumvoorziening marginaal en de ko-
pervoorziening onvoldoende waren, terwijl de seleenvoorzie-
ning zowel in de stal- als de weideperiode onvoldoende was.
Op het bedrijf werd op de huidige wijze de status van spoor-
elementen vastgesteld en met de techniek van leverbiopten.

Onderzoek op andere bedrijven

Met behulp van het protocol (zie kader 1 t/m 3) en het pakket
voor leverbiopten (zie kader 4) werden op veertien bedrijven
met verdenking op een verkeerde spoorelementenhuishou-

Tabel 1. Aantal bemonsterde dieren per tijdspenode en materiaal.

Kader 4

Bloed

Melkgevende dieren
mei september december

6 7 6

Jongvee
mei december

5 5

Urine

10

9

11

4

4

Leverbiopt

5

6

6

8

7

-ocr page 93-

ding door de dierenarts van gemiddeld vijf dieren leverbiop-
ten genomen in plaats van het gebruikelijke bloedonderzoek.
De minimaal benodigde hoeveelheid (150 milligram) werd
niet altijd bereikt zodat vooral voor elementen die in lage
concentraties aanwezig zijn (zoals kobalt) de resultaten niet
betrouwbaar waren. Op twee bedrijven (H en N) waren uit-
sluitend vleeskalveren aanwezig. Bij deze twee bedrijven is
tijdens de slacht van vier respectievelijk vijf dieren een lever-
monster genomen. De bemonsterde dieren op de overige be-
drijven waren twee tot drie vaarzen of droogstaande koeien
en twee tot drie hoogproductieve dieren.

Statistische berekenmgen

Alle statistische berekeningen zijn uitgevoerd met het pakket
Statistix 8.0 for Windows (Analytical Software). Het verge-
lijk tussen leverhomogenaat en leverbiopten is uitgevoerd
met orthogonale regressie-analyse (15). Voor de berekening
van het gemiddelde per bedrijf en de variantie per bedrijf is
gebruikgemaakt van het meetkundig gemiddelde en de bijbe-
horende standaardafwijking.

Resultaten

Het vergelijk tussen de spoorelementen bepaald in leverbiop-
ten en in leverhomogenaat is te zien in de figuren 1 t/m 5 voor
koper, zink, ijzer, kobalt en molybdeen. De statistische para-
meters zijn samengevat in tabel 2. Wanneer men de correlatie-
coëfficiënt (r) kwadrateert dan verkrijgt men het percentage
overeenkomst tussen de twee variabelen: een r van 0,979 bij
koper geeft aan dat er 96 procentovereenkomst is tussen de
gemeten koperwaarden in leverbiopt en die in leverhomoge-
naat.

Op een praktijkbedrijf zijn de resultaten van bloed- en/of uri-
ne-onderzoek vergeleken met de resultaten van leverbiopten.
De resultaten van het onderzoek van de bloed- en urinemon-
sters op de drie verschillende momenten en bij de twee dier-
groepen staan in tabel 3.

De rantsoenberekening gaf aan dat voor alle diergroepen ex-
tra seleen gewenst is. Uit de bloedanalyses blijkt het echter
dat dit alleen gewenst is bij het jongvee in de weideperiode en
niet bij het melkvee. In de stalperiode neemt ook het jongvee

800

-ocr page 94-

zonder extra aanvulling voldoende seleen op. Uit tabel 3
blijkt namelijk dat de seleenvoorziening van de melkkoeien
toch adequaat is geweest, maar dat het jongvee in de weide-
periode onvoldoende seleen heeft opgenomen. Het koperge-
halte bij het jongvee blijkt aan het eind van de weideperiode
laag te zijn, bij het melkvee is de koperspiegel vrijwel gelijk
gebleven.

Het zinkgehalte in bloed is niet bepaald omdat de zinkcon-
centratie in serum sterk wordt beïnvloed door ontstekingen
en daarom geen goede indicator is van de zinkstatus van het
dier. Alleen intoxicaties of ernstig tekort kunnen via het se-
rum worden aangetoond.

Het ijzergehalte in bloed is binnen de norm voor alle groepen
en het geeft geen aanwijzing voor problemen ten gevolge van
verstoringen van de ijzerhuishouding. De magnesiumvoor-
ziening is bij het jongvee tijdens de weideperiode weer op
peil gekomen.

Gelijktijdig met het nemen van bloed- en urinemonsters zijn
ook leverbiopten genomen op de drie momenten en bij de
twee diergroepen. De resultaten van het onderzoek van de
biopten staan in tabel 4.

De leverbiopten geven de volgende aanvullende informatie:
IJzer in de lever laat zien dat bij het melkvee tussen mei en
september een verdubbeling heeft plaatsgevonden. Dit is in
overeenstemming met de rantsoenberekeningen maar dit
blijkt niet uit het bloedonderzoek. Aangezien ijzer onder an-
dere de opname van zink beïnvloedt, neemt het zinkgehalte
in de lever af en komt zelfs onder de norm. Hetzelfde is ook
bij het jongvee te zien: hoge ijzergehalten in de lever hebben
een verlaagd zinkgehalte tot gevolg. Dit is in overeenstem-
ming met de literatuur (10). Op grond van de rantsoennor-
men werden geen problemen verwacht met de zinkvoorzie-
ning.

Aangezien niet voor alle spoorelementen de normen eendui-
dig zijn vastgelegd, worden de thans gehanteerde normen
voor de biopten vermeld in tabel 5. De normen zijn tot stand
gekomen op basis van eigen metingen gecombineerd met
recente literatuur (9, 10, 11, 12). De normen zijn zodanig op-
gesteld dat wanneer het resultaat van een spoorelement ge-
classificeerd wordt als \'voldoende\', men een periode van drie
tot zes maanden geen problemen hoeft te verwachten bij een
ongewijzigde bedrijfsvoering (geen plotselinge veranderin-

Tabel 2. Statistische parameters overeenkomst leverbiopt en gehele lever
(Leverbiopt = helling ^ leverhomogenaat as-afsnede).

element helling standaard- as-afsnede correlatie percentage

afwijking coëfficiënt overeenkomst

helling

koper

1,141

0,042

-7,777

0,979

96%

zink

0,947

0,022

2,523

0,993

99%

Ijzer

1,281

0,036

-45,83

0,985

97%

kobalt

1,005

0,038

-0,009

0,986

97%

molybdeen

1,215

0,075

-0,086

0,957

92%

Tabel 3. Resultaten onderzoek bloed- en urinemonsters.

Element Eenheid Norm

Jongvee

Koper
bloed

voldoende mei september december mei december

10,3

11,3 5,6

IJzer
bloed

Hmol/L 14-45

Nb"i

28,5

28,8

Nb

30,1

Seleen
bloed

U/gHb 120-600

307

184

238

309

113

(GSH-Px)

Magnesium
(urine)

mmol/L > 4

8,6

6,7

15,9

3,6

7,5

Cl Nb= niet bepaald

Tabel 4. Resultaten onderzoek leverbiopten {alle waarden in mg/kg ds).

Element

Norm

Melkvee

Jongvee

voldoende

mei

september i

december

mei december

Koper

100-600

484

279

508

32 <15

Zink

100-400

102

73

110

60 168

IJzer

150- 1000

514

1043

533

896 312

Kobalt

0,20 - 7,0

0,37

0,17

0,30

0,15 0,17

Molybdeen

2-4

3,7

2,2

3,6

2,7 3.0

Tabel 5. Normen en classificatie van spoorelementen in leverbiopten (alle
waarden in mg/kg ds).

Element

tc laag

verlaagd

voldoende

verhoogd

tc hoog

Koper

<25

25-100

100-600

600 - 800

>800

Zink

< 80

80-100

100-400

400-500

>500

IJzer

<100

100 150

150- 1000

1000-2000

>2000

Kobalt

<0,10

0,10-0,20

0,20 - 7,0

7,0- 10,0

> 10,0

Molybdeen

<0,5

0,5 - 2,0

2,0 - 4,0

4,0 - 7,0

>7,0

gen van voer, water, huisvesting). Klinische klachten worden
gewoonlijk pas gezien bij de classificatie \'te laag\' of \'te
hoog\'. De classificatie \'verlaagd\' of\'verhoogd\' geeft aan dat
de status van het betreffende element niet correct is en dat
klinische verschijnselen niet direct maar wel op termijn (drie
tot zes maanden) zijn te verwachten. Er wordt op dit moment
geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende diergroe-
pen (jongvee, melkvee, zoogkoeien) aangezien hierover nog
onvoldoende bekend is.

Bij 25 dieren is op hetzelfde moment zowel een serummon-
ster als leverbiopt onderzocht op koperwaarde. Dertien mon-
sters vielen binnen de norm zowel voor de koperwaarde voor
serum als voor de lever (zie tabel 6). Acht keer viel de koper-
waarde voor serum binnen de norm, maar bleek de lever-
waarde voor koper afwijkend, verhoogd dan wel verlaagd of
te laag. In vier gevallen gaven beide methoden aan dat de ko-
perwaarde te laag was. In geen enkel geval werd geconsta-

Melkvee

-ocr page 95-

Tabel 6. Overeenkomst koperwaarde in serum en lever van zelfde dier.

Koper in serum

koper in lever

voldoende

13

-

13

afwijkend

8

4

12

21

4

25

Figuur 6. Relatie tussen koper in leverbiopt en koper in serum.

e

A_

• •

• •

1

--J—

400 600

Koper in leverbiopt (mg/kg ds)

800

De interpretatie van de waarden in de leverbiopten (zie tabel 5: te laag,
verlaagd, voldoende, verhoogd, te hoog) zijn weergegeven met verticale
lijnen, de interpretatie van de waarden in serum (zie tabel 3: verlaagd,
goed, verhoogd) zijn weergeven met horizontale lijnen.

Figuur 7. Resultaten van koper in lever van 14 bedrijven (gemiddelde en
spreiding van 4 tot 6 dieren per bedrijf).

2200 -

2000

/

"vT

I4OO/

■a

oc

1200 -

bo

^

1000 -

tu

Q-

0

800-

600 -

400 -

200 -

0 -1

C D E

C H
Bedrijf

Bij bedrijf H en N zijn geen leverbiopten genomen maar gehele levers na
slachten. De doorgetrokken lijnen zijn de waarden waarbij het gehalte te
hoog of te laag Is. Binnen de gestippelde lijnen ligt het gebied waar het
gehalte \'voldoende\' is (zie tabel 5).

teerd dat de koperwaarde van het levermonster binnen de
norm viel terwijl de waarde in serum verlaagd of verhoogd
was. De testovereenkomst tussen koperwaardebepaling in se-
rum en in lever heeft een Kappa van 0,43 (hetgeen geclassifi-
ceerd wordt als \'moderate agreement\'). De serumwaarden
voor koper geven dus een matige afspiegeling van de koper-
status van de lever. Uit figuur 6, waarin de resultaten van 25
gepaarde monsters (koper bepaald in serum en in leverbiopt)
tegen elkaar zijn uitgezet, blijkt dat de koperwaarde in het se-
rum stabiel blijft, zoals dat verwacht mag worden bij home-
ostasis. De koperwaarden van de leverbiopten tonen echter
aan dat in vier gevallen het kopergehalte in de lever verhoogd
is en in vier gevallen is er sprake van een verlaagd tot te laag
gehalte.

□ ^^

I I

L M N

De resultaten van het gebruik van het protocol (zie kader 1
t/m 3) en het pakket (kader 4) (twee vleeskalverbedrijven) of
leverbiopten (twaalf melkveebedrijven) zijn vermeld in de fi-
guren 7 (koper), 8 (zink), 9 (ijzer), 10 (kobalt) en 11 (molyb-
deen). In deze figuren is de spreiding te zien (blok) met het
gemiddelde (streep in blok). De classificatiegrenzen zijn aan-
gegeven (stippellijn voor \'voldoende\' en getrokken lijn voor
\'te laag\' ofte hoog\'). In enkele gevallen was niet voldoende
materiaal verkregen om kobalt op voldoende laag niveau
nauwkeurig te meten. Het kobaltgehalte was dan minder dan
de detectiegrens behorende bij die hoeveelheid leverbiopt. In
tabel 7 staat per spoorelement het percentage dieren dat in
een bepaalde categorie valt. In deze tabel is te zien dat bij ko-
balt van de 72 monsters slechts 44 bioptmonsters een bruik-
baar resultaat opleverden.

Discussie

Tot nu toe is de aandacht in Nederland vooral gericht op de
elementen koper, seleen en het mineraal magnesium (Mg).
Bij de bepaling van de spoorelementenstatus is het zinvol om
onderscheid te maken tussen verschillende diergroepen (kal-
veren, pinken, vaarzen, melkkoeien, vleesvee). Gebruikelijk
is om koper en seleen (als het enzym GSH-Px, glutathion-per-
oxidase) in het bloed te bepalen en magnesium in de urine.
Dit heeft voor- en nadelen. Het voordeel is dat bloed en urine
eenvoudig zijn te verkrijgen. Het nadeel is dat lang niet alle
spoorelementen in bloed en/of urine zijn te meten (bijvoor-
beeld kobalt, molybdeen). Voor andere elementen geven de
gehalten in bloed en/of urine veelal geen infonnatie over drei-
gende tekorten of een overmaat door de bufferende werking
van de lever (zink, ijzer, koper). Zo zijn kopergehalten in het
bloed alleen verlaagd bij te geringe levervoorraden en ver-
hoogd bij een sterke overmaat. Dit werd ook in deze studie
gevonden. Daarom is de gouden standaard voor het bepalen
van de status van deze spoorelementen het meten van het ge-
halte in de lever (4, 5, 6, 7). Het beoordelen van de status van
spoorelementen aan de hand van leverbiopten kan alleen in-
dien het betreffende element homogeen verdeeld is. Voor ko-
per en ijzer was dit al bekend (14). In deze studie is aange-
toond dat ook zink, molybdeen en kobalt homogeen verdeeld
zijn in de lever en dat leverbiopten voor al deze elementen dus
representatief zijn voor de gehele lever. Seleen wordt in de le-
ver ingebouwd in het enzym glutathion-peroxidase dat op zijn
beurt weer wordt ingebouwd in bloedcellen. Dit proces duurt
twee tot drie maanden, daarom is het meten van het enzym
GSH-Px in bloed een goede indicator voor de seleenstatus van
de afgelopen twee tot drie maanden. Ook de afbraak van het
enzym duurt twee tot drie maanden, zodat het GSH-Px ook
een goede maat is voor de seleenstatus van de komende perio-
de. Magnesium wordt niet opgeslagen in het lichaam. De uit-
scheiding in de urine is daarom een afspiegeling van recente
opname van magnesium (tot maximaal drie dagen). Het me-
ten van magnesium in de lever is dus niet zinvol.

-ocr page 96-

Figuur 8. Resultaten van zink in lever van veertien bedrijven (gemiddelde
en spreiding van vier tot zes dieren per bedrijf).

800

C H
Bedrijf

t M N

700
600
f500

M400-

N 300

C D E F

Figuur 9. Resultaten van ijzer in lever van veertien bedrijven (gemiddelde
en spreiding van vier tot zes dieren per bedrijf).

600
550
500 -
450

— 400 -

-O

^ 350

E 300 ^

E

r 250

(U

N

^ 200 ■
150
100
50

O

B

—I—I—I—I—

ABCD

E F C H I
Bedrijf

K L M N

De spoorelementenvoorziening op melkveebedrijven kan
worden beoordeeld aan de hand van de samenstelling van het
rantsoen en de rantsoennormen zoals vermeld in de CVB-
Handleiding (4). Dit betekent wel dat de samenstelling van
de verschillende voerpartijen bekend moet zijn, waarbij ont-
brekende gehalten van spoorelementen geschat moeten wor-
den. Naarmate meer gegevens niet bekend zijn neemt de
bruikbaarheid van deze informatie af In de praktijk zijn vaak
niet van alle voedermiddelen goede en betrouwbare cijfers
voorhanden, denk bijvoorbeeld aan vers weidegras. Boven-
dien is de biologische beschikbaarheid van de opgenomen
spoorelementen variabel, onder andere als gevolg van inter-
acties. Ook is het inzicht in de werkelijke behoefte van indi-
viduele dieren nog beperkt. Dit betekent dat het doorrekenen
van rantsoenen slechts een beperkt en indirect inzicht in de
spoorelementenvoorziening oplevert. Desondanks is dit voor
de bewaking van het spoorelementenaanbod van belang, om-
dat hiermee onbedoelde afwijkingen kunnen worden beperkt.
In een longitudinale studie is bij één bedrijf onderzocht of
voor het bepalen van de status van spoorelementen het analy-
seren van leverbiopten aanvullende informatie oplevert ten
opzichte van de huidige werkwijze (analyse van voedergege-
vens, rantsoenberekeningen, onderzoek van bloed en urine).

Uit de metingen in bloed blijkt dat jongvee in mei in het bloed
normale waarden had voor koper maar dat de metingen in de
lever al een behoorlijk tekort lieten zien. Vanuit de lever was
al te voorspellen dat deze diergroep binnen uiterlijk drie
maanden een ernstig kopertekort zou ontwikkelen. De koper-
toestand van het jongvee is inderdaad gedurende het weide-
seizoen fors onder de gewenste norm gekomen. Dit is zowel
in bloed als in de lever goed te zien. Er waren op dit bedrijf
echter geen verschijnselen van kopergebrek aan de dieren
waar te nemen. Een matig kopertekort betekent dan ook niet
automatisch meer problemen maar vergroot, vooral indien
het tekort langdurig is, de kans hierop wel. Op dit bedrijf was
de veehouder in staat problemen te voorkomen ondanks de

Tabel 7. Classificatie van de resultaten van de individuele dieren
(alle bedrijven samen).

classificatie

Koper

Zink

IJzer

Kobalt

Molvbdeen

te laag

3%

14%

11 %

10%

0%

verlaagd

6%

21 %

8%

14%

13%

voldoende

60%

57%

81 %

76%

57%

verhoogd

11 %

1 %

0%

0%

31 %

te hoog

21 %

7%

0%

0%

0%

aantal dieren

72

72

72

44

72

-ocr page 97-

lage koperstatus. Ook bij de melkkoeien bleek dat de koper-
voorraad in de lever tussen mei en september bijna halveerde
en de ijzervoorraad verdubbelde zonder dat dit in het bloed
was te zien. De rantsoenberekening gaf hiervoor geen aan-
knopingspunten, maar de hoge ijzer- en zwavelgehalten in
het rantsoen hebben waarschijnlijk de koperbenutting ver-
laagd. Opmerkelijk is dat de magnesiumgehalten voor het
jongvee in december hoger zijn dan in mei, ondanks de lage
gehalten in het rantsoen in de weideperiode. Bij de melkkoei-
en viel op dat in september enkele hoogdrachtige (droog-
staande) dieren lage magnesiumwaarden in de urine hadden.
Bij het melkvee zijn de kobaltwaarden in mei en december
als \'voldoende\' geclassificeerd terwijl in september en in mei
en december bij jongvee de waarden als \'verlaagd\' moeten
worden beschouwd. Er werden geen verschijnselen gezien
die wezen op een kobaltgebrek op dit bedrijf

De toepassing van het protocol en het pakket voor het meten
van de spoorelementenvoorziening is getest bij twaalf melk-
veebedrijven. Op twee kalverbedrijven was ook wel interesse,
maar is gekozen voor het nemen van levermonsters na de
slacht. De resultaten van deze veertien bedrijven laat zien dat
tussen de 57 en 81 procent van de dieren een goede spoorele-
mentenstatus hebben. Hierbij moet worden opgemerkt dat de
twee kalverbedrijven (bedrijf H en N) met witvleeskalveren
een verlaagd of te laag ijzergehalte hadden. Indien deze twee
bedrijven buiten beschouwing worden gelaten bij de ijzersta-
tus, dan heeft honderd procent van de melkkoeien een goede
ijzerstatus. De koperstatus varieerde sterk: van een te hoog
gehalte (op de twee kalverbedrijven) tot verlaagd (bedrijf J).
Het zinkgehalte was in enkele gevallen verlaagd en in één ge-
val (kalverbedrijf) te hoog. Alhoewel enkele dieren een te
laag zinkgehalte hadden, was er niet op bedrijfsniveau sprake
van een te laag zinkgehalte. Het molybdeengehalte was op
enkele bedrijven verhoogd. Het meten van kobalt in lever-
biopten levert niet altijd goede resultaten. Indien de hoeveel-
heid leverbiopt minder is dan 175 milligram kon bij lage ge-
halten niet altijd worden beoordeeld of de status nog net goed
is (rond de 0,25 mg/kg ds), verlaagd of zelfs te laag. Dit was
in 39 procent van de dieren en in 21 procent van de bedrijven
het geval.

Indien samengevat op bedrijfsniveau het gemiddelde niveau
wordt geclassificeerd, dan blijkt dat afhankelijk van het ele-
ment twee tot vijf van de veertien bedrijven geen correcte
spoorelementenvoorziening hadden. Van de veertien bedrij-
ven hadden vijf bedrijven een geheel correcte spoorelemen-
tenvoorziening. De overige negen bedrijven hadden één of
meerdere elementen die gemiddeld verlaagd, te laag, ver-
hoogd of te hoog waren. Het meten van spoorelementen in
leverbiopten levert dus informatie op die bruikbaar is bij het
beoordelen van de status van spoorelementen op een bedrijf

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er een goed verband is tussen
de beide bemonsteringsmethoden en dat de onderzoeksresul-
taten voor alle onderzochte spoorelementen in leverbiopten
representatief zijn voor de gehele lever. Analyse en interpre-
tatie van de uitslagen van bioptenonderzoek is sinds kort
praktisch mogelijk. De monstername vergt wel het nauwkeu-
rig opvolgen van de instructies, met name indien te weinig
materiaal wordt verzameld zijn de uitslagen minder betrouw-
baar. Het meten van de spoorelementenstatus via leverbiop-
ten levert voor de elementen koper, zink en ijzer veel meer
informatie dan het bepalen van de status via bloedwaarden.
Ook kan daarmee de status voor kobalt en molybdeen worden
bepaald. In de eerste plaats geven leverbiopten inzicht in de
status van de spoorelementen: men weet dan of een dier nog
een buffer heef^, een dreigend tekort of overmaat. In de twee-
de plaats geven leverbiopten inzicht in de achtergrond van het
tekort: primair tekort door weinig in het rantsoen of secun-
dair tekort door overmaat van antagonisten.
Bloed- en urinemonsters behouden hun waarde voor seleen
en magnesium (bloed blijft de eerste keuze voor het bepalen
van de seleenstatus via GSH-Px, urine voor magnesium).

Dankbetuiging

Dank aan M. de Vries, veehouder te Stolwijk, die zijn dieren
en bedrijfsgegevens voor deze proef ter beschikking stelde.
Dank aan A. van der Laan (GD Deventer) voor het analyseren
van de leverbiopten.

Literatuurlijst

1. Herd DB. Mineral Supplementation of beef cows in Texas. Texas Agric.
Extension Service, 1997 PB. 6056.

2. Gill W, Lane C, Neel J and Fisher A. Mineral Nutrition of beef cattle.
University of Tennessee, Extension 2004 PB 1749.

3. Ouweltjes W, Counotte G and Dobbelaar P Kopervoorziening bij melk-
vee in West-Nederland, PraktijkRapport Rundvee 4, Praktijkonderzoek,
Animal Sciences Group, Wageningen UR. 2002.

4. CVB. Handleiding Mincralenonderzoek bij rundvee in de praktijk. Uit-
gave Centraal Veevoederbureau, Lelystad, 2005.

5. NRC: Nutrient Requirements of Dairy Cattle. 7th Revised Ed. 2001.
National Academy Press, Washington, D.C. (US).

6. Vermunt JJ and West DM. Predicting copper status in beef cattle using
serum copper concentrations. N Z Vet J 1994; 42 (5): 194-195.

7. Vermunt JJ. Percutaneous liver biopsy procedure in cattle. UK Vet
2005; 10(3): 1-4.

8. Miranda M. Lopez-Alonso M, Castillo C, Hernandez J and Benedito
JL. Effects of moderate pollution on toxic and trace metal levels in cal-
ves from a polluted area of northern Spain. Environ Int. 2005; 31 (4):
543-548.

9. Olson PA, Brink DR, Hickok DT, Carlson MP, Schneider NR,
Deutscher GH, Adams DC, Colburn DJ and Johnson AB. Effects of
Supplementation of Organic and Inorganic Combinations of Copper,
Cobalt, Manganese and Zinc above nutrient requirement levels on
postpartum two-year-old cows. J Anim Sci 1999; 77: 522-532.

10. Mullis LA, Spears JW and McCraw RL. Effects of breed (Angus vs
Simmental) and copper and zinc source on mineral status of steers fed
high dietary iron. J Anim Sci 2003; 81:318-322.

11. Ahola JK el al. EfTect of copper, zinc and manganese supplementation
and source on reproduction, mineral status and performance in grazing
beef cattle over a two-year period. J Anim Sci 2004; 82:2375-2383.

12. Salisbury CDC, Chan W and Saschenbrecker PW. Multielement con-
centrations in liver and kidney tissues from five species of Canadian
slaughter animals. J Assoc Off Anal Chem 1991; 74 (4): 587-591.

13. Remmelink GJ, Holshof G en Ouweltjes W. Invloed stikstofbemesting
grasland op voorziening mineralen en spoorelementen rundvee.
PraktijkRapport Rundvee 67, Praktijkonderzoek, Animal Sciences
Group, Wageningen UR. 2005.

14. Abdelrahim AI, Wensing T and Schotman AJH. Distribution of iron
and copper in the liver and spleen of veal calves in relation to the con-
centration of iron in the diet. Research in Veterinary Science 1986; 40:
209-211.

15. Fuller WA. Measurement error models. John Wiley & Sons Inc. New
York US. 1986. ISBN ISBN: 0-471-86187-1.

Artikel ingediend:

20juni 2006

Artikel geaccepteerd:

7 november 2006

-ocr page 98-

en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederiand op een eenvoudige manier op de
ontwikkelingen in hun buurland.

Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en
■ie, wetenschappelijke artikelen uit te wi:
jte blijven van de veterinaire ontwikkelini

Het
ceerde,
hoogti

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig

Tijdsch rifi

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

Subcutane foetotomie

L. Devriese. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2006;
75; 318-323.

Verschillende gegevens duiden erop
dat de subcutane foetotomie of em-
bryotomie met vingermesjes (niet te
verwarren met de percutane methode
met buisdraadzaag) uitgevoerd werd
door ongediplomeerde verloskundi-
gen, \'koemeesters\' of \'paardenmeesters\', lang voordat de
eerste veeartsenijscholen gesticht werden. De techniek werd
in de negentiende eeuw overgenomen en verder ontwikkeld
door de gediplomeerde dierenartsen en bleef algemeen in ge-
bruik tot in de jaren dertig van de vorige eeuw. De methode
bestond in essentie uit het villen (\'uitvladen\') van onmogelijk
te verlossen foeti van binnenuit. Door deze ingreep werd am-
putatie van één of meer ledematen mogelijk, waarna de min-
der volumineus geworden resten geëxtraheerd konden wor-
den. In dit artikel wordt deze diergeneeskundige krachttoer
- want dat was het - kort beschreven in het bredere kader van
de veeverloskunde, vooral bij het rund.

Spierziekten bij hond en kat.
Deel i: diagnose van een spier-
ziekte

A. Vanhaesebrouck, T. Bilzeren L. Van Ham. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 2006;
75; 324-334.

In dit eerste deel van een literatuuroverzicht over myopathie-
en bij hond en kat wordt de algemene benadering toegelicht
van een patiënt verdacht van een spierziekte. Tot op heden
berust de diagnose op de interpretatie van het klinisch-neuro-
logisch beeld, het bloedonderzoek, het elektromyografïsch
onderzoek en het onderzoek van het spierbiopt. De eerste drie
onderzoeken geven aan dat de patiënt lijdt aan een spierziekte
of niet. Zij geven geen uitsluitsel over de eigenlijke oorzaak.
Momenteel wordt enkel het onderzoek van het spierbiopt be-
schouwd als de etiologische gouden standaard. Myotonia
vormt hierop een uitzondering. Wegens de karakteristieke
myotone ontladingen van het elektromyogram is het onder-
zoek van het spierbiopt bij myotonia van gering belang van
het elektromyogram van gering belang. Tegenwoordig zijn
meer en meer specifieke DNA-testen beschikbaar. In hoever-
re deze het onderzoek van het spierbiopt bij erfelijke myopa-
thieën zullen vervangen, zal de toekomst uitwijzen.

Samenvattingen
VDT

Spierziekten bij hond en kat.
Deel 2: spierdystrofieën

A. Vanhaesebrouck, T. Bilzer en L. Van Ham. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 2006;
75; 335-343.

In dit tweede deel over myopathieën bij hond en kat wordt een
literatuuroverzicht gegeven van de erfelijke spierdystrofieën.
Het ontbrekende spiereiwit, de overervingswijze en de oorza-
kelijke mutatie zijn slechts in enkele gevallen gekend. De
genmutatie is vaak rasspecifiek. De eerste symptomen treden
meestal op vèór de leeftijd van zes maanden. De chronisch
progressieve en diffuse spierzwakte gaat dikwijls gepaard
met dysfagie en regurgitatie. Mega-oesofagus en cardiomyo-
pathie zijn vaak voorkomende complicaties. De gestegen cre-
atinekinaseserumspiegel, de elektromyografische afwijkin-
gen en de dystrofische veranderingen in het spierbiopt zijn
variabel en niet-discriminatief. Immunohistochemisch onder-
zoek en/of DNA-onderzoek geven definitief uitsluitsel. De
prognose is doorgaans ongunstig. De behandeling bestaat uit-
sluitend uit ondersteunende maatregelen en het vermijden
van uitlokkende stressfactoren. Misschien zal de gen- en cel-
therapie later een oplossing bieden. Voorlopig is preventie
door negatief fokadvies des te belangrijker.

De beroepsaansprakelijkheid
van de dierenarts: de wettelijke
basis

S. De Vliegher, M. Verdonck, H. Claassens en A. de Kruif
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006; 15:344-34"].

De wettelijke basis van de beroepsaansprakelijkheid van de
dierenarts ligt vervat in enkele artikelen van het
Burgerlijk
wetboek.
Een onderscheid wordt gemaakt wat de contractuele
en de extra- of buitencontractuele aansprakelijkheid betreft.
Het verschil tussen beide ligt voornamelijk in de bewijsvoe-
ring. In het laatste geval is het namelijk aan de eiser (schade-
lijder) om aan te tonen dat er sprake is van een fout die geleid
heeft tot een meetbare schade. In het eerste geval dient de ei-
ser enkel de schade en het causaal verband aan te tonen, ter-
wijl de verweerder
(in casu de dierenarts die aansprakelijk
wordt gesteld) dient aan te tonen dat hij/zij geen enkele fout
heeft aan het gebeuren.

-ocr page 99-

Beroepsaansprakelijkheid in de
geneeskunde en in de diergenees-
kunde: een beknopte vergelijking

H. Claassens en S. De Vliegher. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006;
75; 34^-352.

In dit artikel wordt eerst aandacht geschonken aan enkele al-
gemene evoluties in onze samenleving. Vervolgens wordt
even stilgestaan bij enkele meer specifieke evoluties in de
wereld van de humane geneeskunde en van de diergenees-
kunde. Er wordt ook aandacht besteed aan de beoordeling
van de aansprakelijkheid van allerlei beroepsbeoefenaars,
waarbij ook het (al of niet) optreden van de betrokken aan-
sprakelijkheidsverzekeringen meer dan eens een belangrijke,
vaak zelfs determinerende, rol speelt. Daarna wordt stilge-
staan bij enkele voor de toekomst te verwachten evoluties be-
treffende de aansprakelijkheid en aansprakelijkheidsverzeke-
ringen binnen de (dier)geneeskunde.

Clostridium perfringens bij pluim-
vee: ubiquitaire kiem, normale
darm bewoner of pathogeen?

F. van Immerseel, L. Timbermont, A. Lanckriet, A.R. Cho-
lamiandehkordi, F. Pasmans, F. Haesebrouck en R. Duca-
telle. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75:353-363.

Ziekten bij landbouwhuisdieren veroorzaakt door Clostridi-
um perfringens
blijken toe te nemen wanneer groeipromoto-
ren met antibacteriële activiteit op vrijwillige of verplichte
basis weggelaten worden uit voeders. De alomtegenwoordige
bacterie C.
perfringens bezit een waaier van toxinen en enzy-
men die kunnen bijdragen tot de inductie van bepaalde patho-
logieën. Het is momenteel nog niet volledig duidelijk welke
van deze virulentiefactoren belangrijk zijn voor de inductie
van de specifieke aandoeningen bij de desbetreffende dier-
soorten, en het is zeker dat niet alle virulentiefactoren bekend
zijn. Het lijkt erop dat er een bepaalde vorm van gastheerspe-
cificiteit bestaat maar dit is eveneens nog niet volledig opge-
helderd. Bij pluimvee komt necrotische enteritis voor ge-
paard gaand met darmnecrose en plotse sterfte. Er komt
eveneens een subklinische vorm van C.
perfringens-m^Qc\\.\\Q
voor die gepaard gaat met verminderde zoötechnische presta-
ties. Momenteel is de bestrijding beperkt tot het vermijden
van predisponerende factoren, waaronder het tegengaan van
coccidiose. Het is echter noodzakelijk om verder te gaan dan
dit, aangezien het niet echt duidelijk is of bepaalde coccidi-
ostatica in de toekomst nog gebruikt zullen mogen worden.
In dit literatuuroverzicht worden de toxinen en andere viru-
lentiefactoren van C.
perfringens besproken, waarna een uit-
gebreid overzicht wordt gegeven van de
Pathogenese en de
bestrijding van C.
perfringens-gtinducQQvdQ necrotische en-
teritis bij vleeskippen. Tenslotte wordt dieper ingegaan op het
zoönotische aspect, namelijk het belang van enterotoxine po-
sitieve C.
perfringens bij voedselbesmettingen bij de mens.

Belangrijkste huidaandoeningen
bij cavia\'s

S. Roelandt en K. Hermans. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006;
75; 364-376.

Huidaandoeningen zijn bij cavia\'s een belangrijke reden voor
diergeneeskundig consult. Tal van oorzaken zijn hiervoor
mogelijk. In dit overzicht worden zes aandoeningen in het
bijzonder belicht:
Trixacarus cav/ae-schurft, Chirodiscoides
cav/ae-infestatie, pododermatitis, abcessen, dermatofytose
en trichofolliculomen. Verder wordt aandacht besteed aan en-
kele andere problemen zoals gedragsafwijkingen, hormonaal
bepaalde alopecieën en hypovitaminose C. Tenslotte worden
de belangrijkste diiferentieeldiagnosen en de meest gebruikte
geneesmiddelen samengevat.

Emphysematous cystitis without
glucosuria in a calf

O. Ozmen, and M. Haligur. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006;
75:377-379-

A two-month-old male non-diabetic Holstein Friesian calf
with numerous decubital ulcers due to arthrogryposis and a
history of inability to stand since birth was diagnosed with
emphysematous cystitis. The diagnosis was based on the ne-
cropsy and the histopathological findings. No glucosuria was
detected and
Escherichia coli was isolated from the urine and
blood. The contamination of the skin ulcers with
E. coli and
septicemia was probably the main underlying mechanism in-
volved in the pathogenesis. The urinary bladder mucosa was
affected with blebs of emphysema and petechiaes. Histopatho-
logically, hemorrhage, emphysema and a few neutrophil leu-
kocyte infiltrations were observed in the mucosa of the urinary
bladder. Although emphysematous cystitis is commonly asso-
ciated with glucosuria, especially in dogs, this report indicates
that it can occur as a complication of septicemia in calves.

Congenital tricuspid valve mal-
formation with Ebstein\'s ano-
maly in a golden retriever

C. Deprest, A. French and K. Chiers. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2006;
75: ^80-384.

A case of Ebstein\'s anomaly leading to right-sided heart fai-
lure in a one-year-old female Golden Retriever is reported.
Clinical examination and investigations such as blood analy-
sis, ECG, X-Ray, echocardiography and conservative therapy
are described. Finally, the post mortem examination of the
heart clearly showed the distal displacement of the malfor-
med tricuspid valve leaflets, chordae tendinae and papillary
muscles in the right ventricle, which is characteristic of Eb-
stein\'s anomaly.

-ocr page 100-

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 januari 2007
is per abuis in het wetenschapsartilcel, getiteld: \'Vergelij-
king van twee soorten voetbaden op het voorkomen van
dermatitis digitalis interdigitalis op een melkveedrijf\',
figuur 1 foutief weergegeven. Waarvoor onze excuses.
Hiernaast vindt u de correcte figuur 1 weergegeven.

O 100
1.

a .„

JLl ri ri

Links Rechts

Koperchelaat Formaline

—dd—

Links l^echts

Koperchelaal Formaline

.—did—-

Figuun. Percentages DID (Dermatitis interdigitalis) en DD (Dermatitis
digitalis) in oktober 2003 (grijze balken) en april 2004 (zwarte balken).

Chemical and physical restraint of wild animals - A training and
field manual for African species.

iSBN: 0-620-358-11-4
2Q2 bladzijden. Samengesteld door:
Micheal D. Kock, David Melzer and
Richard Burroughs. Zimbabwe Ve-
terinary Association Wildlife Group
and the International Wildlife Vete-
rinary Services IWVS (Africa), 2006.
Verkrijgbaar via de IWVS in the USA
(rclarckiwvs@aol.com) of Zuid Afrika
(m.kock@kingsley.co.za). Prijs: $55,00.

Dit \'full colour\' boek is een eerste officiële druk van het cur-
susprogramma van de cursus \'Wildlife capture and dange-
rous drug licence\', zoals deze in de laatste dertig jaar in Zim-
babwe werd ontwikkeld en nog steeds jaarlijks wordt
gegeven.

In zeventien hoofdstukken wordt met medewerking van zes-
tien auteurs, allen specialisten en door de wol geverfde en ge-
zaghebbende professionals, een zeer volledig overzicht ge-
geven van alle aspecten van de vangst en transport van
(Afrikaans) wild. Men denke hierbij onder andere aan basale
fysiologie en farmacologie, stress en daarmee gerelateerde
sterfte, veiligheid en eerste hulp, principes van chemische en
mechanische vangstmethodieken, aanbevelingen rondom
veilingen van wild, postmortaal onderzoek en uitrusting in
het veld.

Hoewel toegesneden op met name de zuidelijk Afrikaanse
situatie en de daar voorkomende soorten (zoogdieren, som-
mige reptielen en vogels), geeft het boek informatie, die zeer
universeel op alle continenten toepasbaar is. Het boek is in
eerste instantie een compilatie van de vele jaren ervaring van
de auteurs, professionals uit \'het veld\'. Zo zijn de doserings-
tabellen die worden gegeven, niet zozeer het resultaat van uit-
gebreid literatuuronderzoek, maar van de eigen ervaring en
de eigen experimenten met nieuwe anesthetica. Een nadeel

Boekbespreking

daarvan is dat sommige genoemde
anesthetica niet in Nederland te verkrij-
gen zijn (bijvoorbeeld A2030, een expe-
rimenteel opiaat, en hylase, een enzym
dat de tussencelkit aantast en daardoor
de absorptie vanuit de injectieplaats
versnelt).

De cursus werd oorspronkelijk opgezet
om niet-veterinaire parkwachters theo-
retische achtergrondinformatie te geven
over wildvangerij. Er nemen nog steeds veel niet-dierenart-
sen aan de cursus deel, maar dit boek is ook zeer geschikt
voor dierentuinverzorgers, studenten en dierenartsen die
(meer) inzicht wensen met betrekking van alle aspecten van
vangst en transport van (Afrikaanse) dieren. Het boek is zeer
rijk voorzien van illustraties en foto\'s en geeft een schat aan
biologische informatie over de behandelde diersoorten (in-
clusief foto).

CNIMICilL ANP l»MVStaU
■trniAMrr
op nilo amimals

Hoewel de opmaak hierdoor soms wat druk overkomt, is het
een zeer overzichtelijke en handzame veldgids, die door de
papier- en kaftkeuze intensief gebruik in het veld moet kun-
nen doorstaan. De index is zeer compleet en met name de pa-
ragrafen over EHBO en noodprocedures zijn door het ge-
bruik van een andere kleur letter (rood) snel terug te vinden.
Kortom, dit boek is zowel voor de beginnende en geïnteres-
seerde leek, als voor studenten diergeneeskunde en \'wildlife
management\', en de beginnende of ervaren dierenarts, een
goede aanvulling voor zijn of haar bibliotheek.

Mark Hoyer is dierenarts van Artis te Amsterdam en eige-
naar van Veterinair en Immobilisatie Advies Bureau VIA te
Schellinkhout.

-ocr page 101-

Paardenkliniek de Raaphorst en Lingehoeve Diergeneeskunde waren al een tijd op zoek naar nieuwe aanvullende
diagnostische technieken bij paarden en gezelschapsdieren. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de oprichting van
VetCT.

Veter geeft de mogelijkheid om Computer Tomografie toe te passen bij gezelschapsdieren en paarden. Hiervoor is
een up to date CT systeem geïnstalleerd in een nieuwe ruimte bij Lingehoeve Diergeneeskunde te Lienden.

Samen met onze participerende klinieken willen wij u van harte uitnodigen voor de officiële ingebruikname. Voor

de gezelschapsdieren en de paarden is een apart middagprogramma georganiseerd. Gerenommeerde sprekers

zullen hun ervaringen en inzichten betreffende deze techniek met u delen.

Uiteraard is er ook tijd voor een rondleiding en discussie.

De dag zal onder het genot van een drankje en een hapje worden afgesloten.

CT bij GEZELSCHAPSDIEREN
M. Passon-Vastenburg, VetCT
S. Puchalski, Davis University, California
C. Grussendorf, Bramsche, Duitsland
G. ter Haar, Universiteit Utrecht

Donderdag

15 februari 2007:
Sprekers:

CT bij PAARDEN
l\\/l. Passon-Vastenburg, VetCT
R. Schepers-Bok, humaan radioloog, Beckum
S. Puchalski, Davis University, California
J.M. Denoix, Cirale, Normandy, Frankrijk

Vrijdag

16 februari 2007:
Sprekers:

Beide programma\'s beginnen om 13.30 uur stipt.
U kunt zich aanmelden via e-mail (administratie@delingehoeve.nl).
Aan deze dagen zijn geen kosten verbonden.

Lingehoeve

n H

VETtHiNAiRt SpFCiAliSIfN OISTERWijk

We hopen U in februari te mogen begroeten!
VetCT Veldstraat 3A, 4033 AK Lienden

WagenRenk

veterinair specialistisch centrum

•Dierenkliniek Pietersberg
Ooste r bee k

Dierenzorggroep

Lek en Linge

-ocr page 102-

Geluk dwing je af...

f\\

(

\'t

quine

Nieuw leven, dooraderde benen, glanzende vacht,
gretige tong. Equi Products Holland BV brengt
haar specialismen haarscherp in beeld en beoogt
een optimale dienstverlening ten behoeve van de
gespecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld in de
vorm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen
en verzorgingsproducten voor paarden. Prequine®
is hier een uitstekend voorbeeld van. Het is
een nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi Products

-ocr page 103-

Nieuws

Studiedag SCwD

Op donderdag 8 februari 2007 vindt
de studiedag plaats van de Studie-
groep Coinplementair-werkende Die-
renartsen (SCwD) van de KNMvD.
De dag was oorspronkelijk gepland
op 15 februari. Het programma loopt
van 15.00 tot 21.00 uur. Niet-leden zijn welkom na 16.00 uur.
Het onderwerp is de toepassingen van nosoden in de homeo-
pathie. De bijeenkomst wordt gehouden in het KNMvD-ge-
bouw, Molen 77 te Houten.Voor deze dag zijn punten aange-
vraagd. De kosten bedragen twintig euro voor SCwD-leden
en tachtig euro voor niet-leden (inclusief koffie/thee en
broodjes). Studenten betalen hetzelfde als SCwD-leden. Aan-
melden is mogelijk via e-mail
(info@ghwd.nl) tot 5 februari
2007. Betaling kan geschieden aan de zaal of via postreke-
ning 4056352 of bankrekening 517225700 van de GHwD te
Woerden onder vermelding van \'Studiedag 8 februari 2007\'.

Kinderopvang tijdens de
Voorjaarsdagen

Tijdens de komende Voorjaarsdagen, op vrijdag 27, zaterdag
28 en zondag 29 april organiseert Vitaux de kinderopvang. In
een aparte, speciaal voor kinderen ingerichte ruimte worden ze
daar een dag of een paar uurtjes beziggehouden onder begelei-
ding van deskundige leidsters. Kinderen van alle leeftijden zijn
welkom. De kinderen kunnen vanaf 8.30 uur terecht, zodat u
vanaf 9.00 uur het wetenschappelijke programma kunt volgen.
De kinderen kunnen tot 17.30 uur blijven. De kosten voor de
opvang bedragen 10 euro per dagdeel per kind. Vooraf opgeven
is noodzakelijk en dient voor 1 maart 2007 te gebeuren. Voor
meer informatie en aanmelding kunt u contact opnemen met
Vitaux: 035-6255185 of mail
ndiar info@vitaux.nl.

Proteinurie bij de kat - diagnose
en behandeling

Novartis en Vet-Med-Lab organiseren een praktijkgerichte na-
scholingsavond over proteinuric bij de kat. Tijdens het eerste
deel van de avond zal dr. Sarah Caney aan de hand van een
klinische casus ingaan op de diagnose van proteinuric bij kat-
ten. Zij is RCVS-erkend Specialist in Feline Medicine, heeft
jaren gedoceerd aan de University of Bristol, is secretaris van
de European Society of Feline Medicine en co-auteur van het
recentelijk verschenen boek over kattengeneeskunde
Self as-
sessment colour review in feline medicine
(uitgeverij Man-
son). Verder is zij coördinator van het in 2004 opgerichte Feli-
ne Expert Panel van het Feline Advisory Bureau.
Na de pauze geeft drs. Astrid van Dongen een overzicht van de
behandelingsmogelijkheden en een presentatie van verschil-
lende patiënten. Zij is Specialist Interne Geneeskunde der Ge-
zelschapsdieren en werkzaam in Utrecht als intemist met als
subspecialisatie nefrologie. Astrid is lid van de WSAVA Inter-
national Renal Standardisation Study groep en van de Interna-
tional Renal Interest Society (IRIS) welke tot doel heeft het
optimaliseren van begrip, diagnose en behandeling van nier-
aandoeningen bij honden en katten. Deze nascholingsavond
duurt van 19.30 tot 22.30 uur en vindt plaats op respectievelijk
6 maart in het Mercurehotel in \'s Hertogenbosch, op 7 maart
in het Mercurehotel in Zwolle en op 8 maart in het Van der
Valkhotel in Hoofddorp. De kosten voor deelname aan deze
avond zijn 25 euro per deelnemer, nascholingspunten zijn aan-
gevraagd. Voor meer informatie en aanmelding kunt u contact
opnemen met Vet-MedLab via tel. 00800-12724691/
020-6554979 ofvia
infonl@vetmedlab.com.

Nieuws

Reovirus bij parkieten

In een groep Engelse grasparkieten in het centrum van Ne-
derland heerst momenteel een reovirusinfectie. Binnen een
kort tijdsbestek is tachtig procent van deze groep parkieten
gestorven. De afdeling Pathologie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde heeft bevestigd dat de betreffende parkieten
besmet waren met een reovirus. Dit gebeurde op basis van
een immuunhistochemische kleuring, waarbij de aanwezig-
heid van het reovirus in de afwijkende organen werd aange-
toond. Dode vogels kunnen ter sectie worden aangeboden
aan Dr. Marja Kik, Afdeling Pathologie (vogels en bijzonde-
re dieren). Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht, Yalelaan 1, 3584 CL te Utrecht. Dr. Kik is te berei-
ken op
m.j.l.kik@vet.uu.nl.

Pluimveevoeding en -manage-
ment

Op 27 en 28 maart organiseert de Wageningen Business
School de cursus \'Pluimveevoeding en -management\'. De
cursusleiding bestaat uit prof dr. E. Decuypere (KU Leuven),
dr. ir. R.P Kwakkel (Wageningen UR) en dr. ir PC.M. Simons
(WPSA). De kosten bedragen 975 euro. In de cursus zullen de
recente ontwikkelingen op het gebied van de voeding in relatie
tot gezondheid en welzijn worden behandeld. De cursus is be-
doeld voor afgestudeerden (wo- of hbo-niveau) werkzaam op
het gebied van de pluimveevoeding. De inschrijftermijn ein-
digt op 14 maart 2007. Nadere informatie en de mogelijkheid
tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u de
brochure aanvragen bij de Wageningen Business School via
telefoonnummer 0317-484093 of e-mail:
info.wbs@wur.nl.

Week van het Huisdier

De zesde Week van het Huisdier vindt plaats van zaterdag
5 tot en met zondag 13 mei 2007. Het thema van dit jaar is
\'Dier & Taal\'. De rode draad is de verbetering van de commu-
nicatie tussen mens en huisdier. Hoe laat een dier zien dat hij
het naar zijn zin heeft? Of hoe kun je zien of een dier goede
voeding krijgt, gezond is of dat zijn huisvesting voldoende is
afgestemd op de natuurlijke leefomgeving? Dierenartsen ont-
vangen over enkele weken een aankondigingsposter voor in
de wachtkamer en kunnen opnieuw ook het speciaal ontwor-
pen stripboek grads uitdelen. In het boekje spelen de dieren
van Jan, Jans & de kinderen de hoofdrol. Voor meer informa-
tie kunt u terecht op de website
www.weekvanhethuisdier.nl of
bij Vitaux, de organisator van de Week van het Huisdier
(e-mail:
info@weekvanhethuisdier.nl).

-ocr page 104-

Kanker ontstaat door veranderin-
gen in een cel waardoor de gemu-
teerde cel de controle over zijn nor-
male celdeling verliest. Dit leidt tot
ongeremde vermenigvuldiging van
de cel en het ontstaan van tumoren
die door het lichaam kunnen uit-
zaaien en zo de normale functies
van gezonde weefsels verstoren. De
huidige therapieën bestaan voornamelijk uit het wegsnij-
den van tumoren, het injecteren van chemische stoffen
(chemotherapie), en het bestralen van tumoren (radio-
therapie). Het wegsnijden van tumoren is niet altijd mo-
gelijk, de locatie van de tumor en het aantal tumoren in
het lichaam spelen hierbij een grote rol. Chemotherapie
en radiotherapie zijn ontwikkeld om sneldelende cellen
kapot te maken. Helaas worden ook normale sneldelende
cellen kapotgemaakt hetgeen kan leiden tot ernstige bij-
werkingen. Ook kunnen kankercellen resistent worden
tegen therapieën en na verloop van tijd weer uitgroeien
tot grote tumoren.

Het blijft dus noodzakelijk om nieuwe therapieën als aanvul-
ling op de huidige behandelmethoden te ontwikkelen. Eén
van de ontwikkelingen is het gebruik van virussen om kan-
kercellen kapot te maken. Virussen zijn intra-cellulaire para-
sieten. Ze komen de gastheer binnen via de luchtweg, het
maag-darmkanaal, of via het bloed. Vervolgens binden ze aan
een bepaald eiwit op een cel en dringen deze binnen. In de cel
vindt virusreplicatie plaats waarna de nieuw gevormde virus-
deeltjes uit de cel ontsnappen en de cel sterft. In het begin van
de vorige eeuw zagen onderzoekers al dat wanneer sommige
virussen in een tumor worden gespoten de kankercellen diod
gaan (1,2). De virussen die destijds getest werden waren e;h-
ter niet krachtig genoeg om hele tumoren op te ruimen en
hadden ook niet de specificiteit om alleen de kankercellen ca-
pot te maken. Gedurende de afgelopen decennia heeft de
vooruitgang in de genetica en de moleculaire biologie erv)or
gezorgd dat we steeds meer weten over virussen en over km-
kercellen (3,4). De ontwikkeling van efficiënte en selectijve
antikanker virussen is dan ook in volle gang en heeft zelf. al
geleid tot enkele veelbelovende klinische resultaten (5, 6) Er
zijn verscheidene criteria waaraan antikanker virussen nue-
ten voldoen. De meest belangrijke zijn dat de virussen zor;en
voor een snelle en robuuste celdood en dat dit alleen gebmrt
in tumoren en niet in gezonde weefsels. Hier wordt besclre-
ven hoe dierlijke coronavirussen snel en specifiek cultiren
van kankercellen kapot kunnen maken. Het betreft de resüta-
ten van een eerste exploratieve studie naar de mogelijkhelen
van deze virussen als antitumormiddel, een promotie-onier-
zoek uitgevoerd samen met dr. Hélène Verheije en onderlei-
ding van prof dr. Peter Rottier aan de Faculteit der Die^e-
neeskunde in Utrecht in samenwerking met de Afdeing
Medische Oncologie van de Vrije Universiteit in Amsterdim.
De dierlijke coronavirussen MHV (muizen hepatitis virus) en
FIPV (feline infectieuze peritonitis virus) zijn normaal ge-
sproken niet in staat om menselijke cellen te infecteren (7 8).
Dit komt omdat de eiwitten die als receptor voor deze vius-
sen fungeren niet op menselijke cellen voorkomen. Eclter,
wanneer het receptoreiwit voor het kattencoronavirus, he fe-
line aminopeptidase N (fAPN), op menselijke kankercëlen
tot expressie werd gebracht, werden deze celculturen bimen
24 uur door het kattencoronavirus FIPV kapotgemaakt (9).
Een vergelijkbaar resultaat werd met MHV waargenonen.

Samenvatting
proefschrift

Antikanker coronavirussen

Thomas Würdinger\'

1 Proefschrift \'The devehpment of tumor-seleclive coronaviruses as anti-cancer
agents\', Universiteit Utrecht, l februari 2006. Dr Thomas Würdinger is sinds
november 2005 werlcaam bij de Molecular Neurogenetics Unit van he!
Massachusetts General Hospital van de Harvard Medical School in Boston, USA.

Figuur 1. Coronavirus targeting naar humane kankercellen. De cellen werden geïnoculeerd met een gepreïncubeerde mix van FIPV (controle: geen lirus)
en het bispecifieke adapter-eiwit 23F-425. Na 24 uur werden de cellen aangekleurd voor de aanwezigheid van coronaviruseiwitten. Alle geteste celijnen
toonden positief voor FIPV wanneer deze naar de ECFR was gericht met behulp van het adapter-eiwit. De waarden tussen haakjes geven de relaieve
ECFR-expressie van de kankercellen weer.

Caco-2 (-F2.:)

WiDr (-1-2.3)

HCT-8 ( 2.3)

A431 ( "-9)

Hela

FlPV-h
adapter

V S\' . ^

r

y

FIPV-F
mock

-ocr page 105-

Figuur 2. Schematische weergave van genetische targeting van het muizencoronavirus. Het muizencoronavirus kan normaal gesproken geen humane
cellen infecteren omdat de receptor voor dit virus niet op humane cellen voorkomt. Het gen coderend voor het tumorcel-bindend adapter-eiwit werd in het
coronavirus genoom ingebouwd zodat gedurende virusreplicatie ook dit bispecifieke eiwit werd aangemaakt. Het tijdens virusreplicatie gevormde virus-
adapter complex bleek vervolgens aan humane kankercellen te binden resulterend in infectie en efficiënte dood van deze cellen.

muizen cel

Hieruit kon worden geconcludeerd dat de infectieblokkade
inderdaad ligt op het niveau van binnendringen en dat dierlij-
ke coronavirussen, eenmaal in staat menselijke kankercellen
te penetreren, zich daarin kunnen vermeerderen en hen snel
en efficiënt te doden.

Adapter-eiwitten

Dat dierlijke coronavirussen normaliter menselijke cellen
niet kunnen infecteren maakt hen in principe aantrekkelijk
voor humane kankertherapie. Het vereist wel dat men de
virussen specifiek naar humane kankercellen moet kunnen
dirigeren. Hiertoe hebben we zogenaamde adapter-eiwitten
ontwikkeld. Deze in het laboratorium geconstrueerde eiwit-
ten zijn bi-specifiek: ze binden aan de ene kant aan het coro-
navirus en aan de andere kant aan een eiwit op de kankercel.
Figuur 1 laat zien hoe toevoeging van adapter eiwitten aan
FIPV resulteerde in infectie van verschillende soorten huma-
ne kankercellen. In het voorbeeld herkende de adapter als tar-
get receptor eiwit de epidermale groeifactor (EGF) receptor,
een eiwit dat op de meeste humane tumoren in hoge mate tot
expressie komt (in de figuur is het relatieve expressieniveau
tussen haakjes aangeduid). Zoals verwacht wordt zonder
adapter-eiwit geen van de cellen geïnfecteerd. Ook andere
target-receptor-eiwitten werden - met vergelijkbaar succes -
getest, waaronder het zogenaamde CD64-eiwit dat veel voor-
komt op monocyten en macrofagen van patiënten met acute
myeliode leukemie (9, 10,11).

Toevoegen van adapter-eiwitten aan het virus is voor toepas-
sing in een patiënt uiteraard geen aantrekkelijke procedure.
Onder die omstandigheden is het van belang dat ook nieuwe,
in geïnfecteerde tumorcellen gevormde virusdeeltjes snel
nieuwe kankercellen kunnen binnendringen om efficiënt de
strijd aan te kunnen gaan met de groeiende tumoren. Hier-
voor is een continue en lokale aanwezigheid van adapter-
eiwitten vereist. Om dit te bewerkstelligen werd door middel
van genetische modificatie een gen dat codeert voor een
adapter-eiwit in het muizencoronavirus ingebracht (Figuur
2). We konden vaststellen dat het gen in door het mutantvirus
geïnfecteerde cellen inderdaad tot expressie kwam en dat het
adapter-eiwit tijdens elke ronde van virusreplicatie met het
nieuwgevormde virus uit deze cellen vrijkwam. Hierdoor
was dit virus in staat zich in culturen van geschikte kanker-
cellen te verspreiden totdat alle cellen door infectie waren
opgeruimd. Aanvankelijk werd dit systeem uitgetest met een
adapter die het virus naar een artificiële receptor dirigeerde
(12). Inmiddels beschikken we ook over een virus dat MHV-
specifiek naar de EGF-receptor richt (ongepubliceerde ge-
gevens).

Veiligheid speelt, zeker waar het virussen betreft, een crucia-
le rol in de ontwikkeling van nieuwe therapieën. Het gebruik
van dierlijke virussen voor humane toepassing is hierbij ui-
teraard maar één aspect. Voor coronavirussen als MHV en
FIPV heeft ons laboratorium onlangs de genen geïdentifi-
ceerd welke voor virulentie verantwoordelijk zijn (13, 14).
Mutanten die deze genen missen zijn niet meer pathogeen
in
vivo,
maar bleken geen geattenueerde replicatie te vertonen
in kankercellen
in vitro (\\2, 13). Een dergelijke MHV-mutant
die tevens een adapter-eiwit tot expressie brengt om het virus
naar de EGF-receptor te dirigeren, wordt op dit moment in
een muizenmodel getest voor zijn antikanker-effect op hu-
mane hersentumoren. De eerste preliminaire resultaten laten
tenminste zien dat het tumorspecifïeke deletievirus geen pa-
thogene effecten veroorzaakt, zelfs niet in naakte muizen, in
tegenstelling tot het wildtype MHV (ongepubliceerde ge-
gevens). Bovendien wordt in dit laatste model de groei van
intracraniale humane hersentumoren efficiënt tegengegaan.

Conclusie

Concluderend kunnen we vaststellen dat dierlijke corona-
virussen in staat zijn om snel en efficiënt menselijke kanker-

-ocr page 106-

cellen te doden wanneer ze deze cellen kunnen binnendrin-
gen. Door middel van geschikte adapter-eiwitten kunnen de
virussen selectief aan kankercellen binden waarna deze effi-
ciënt worden gedood; cellen waaraan het virus niet kan bin-
den worden niet aangetast. Door het gen coderend voor een
adapter in het virus in te bouwen kunnen de replicerende co-
ronavirussen de strijd aan gaan met de delende kankercellen.
De virussen zijn veilig door hun selectiviteit en kunnen door
additionele manipulatie verder worden geattenueerd zonder
hun vermogen tot tumorcel-doding aan te tasten. Het onder-
zoek vormt een goede basis om de ontwikkeling van anti-
kanker coronavirussen als aanvulling op de huidige tumor
therapieën verder te exploreren.

Literatuur

1. Sinkovics J and Horvath J. New developments in the virus therapy of
cancer: a historical review. Intervirology 1993; 36: 193-214.

2. Levaditi C and Nicolau S. Vaccine et neoplasmes. Ann Inst Pasteur
1923;37: 1-3.

3. Kirn D, Martuza RL and Zwiebel, J. Replication-selective virotherapy
for cancer: Biological principles, risk management and future direc-
tions. Nat Med 2001; 7: 781 -787.

4. Bell JC, Lichty B and Stojdl D. Getting oncolytic virus therapies off the
ground. Cancer Cell 2003; 4:7-11.

5. Ries SJ and Brandts CH. Oncolytic viruses for the treatment of cancer:
current strategies and clinical trials. Drug Discov Today 2004; 9: 759-
768.

6. Lin E and Nemunaitis J. Oncolytic viral therapies. Cancer Gene Ther
2004;11:643-664.

7. Compton SR et al. Coronavirus species specificity: murine coronavirus
binds to a mouse-specific epitope on its carcinoembryonic antigen-re-
lated receptor glycoprotein. J Virol 1992; 66: 7420-7428.

8. Tresnan DB, Levis R and Holmes KV. Feline aminopcptidase N serves
as a receptor for feline, canine, porcine, and human coronaviruses in
serogroup 1. J Virol 1996; 70: 8669-8674.

9. Wurdinger T et al. Targeting non-human coronaviruses to human can-
cer cells using a bispecific single-chain antibody. Gene Ther 2005 Sep;
12(18): 1394-1404.

10. Wurdinger T et al. Soluble receptor-mediated targeting of mouse hepa-
titis coronavirus to the human epidermal growth factor receptor J Virol
2005 Dec; 79(24): 15314-15322.

11. Wurdinger T el al. Antibody-mediated targeting of viral vectors to the
Fc receptor expressed on acute myeloid leukemia cells Leukemia 2006;
in press.

12. Verhije MH et al. Redirecting coronavirus to a nonnative receptor
through a virus-encoded targeting adapter J Virol 2006 Feb; 80 (3):
1250-1260.

13. De Haan CA et al. The group-specific murine coronavirus genes are
not essential, but their deletion, by reverse genetics, is attenuating in
the natural host. Virology 2002; 296: 177-189.

14. Haijema BJ, Volders HV and Rottier PJ. Live, attenuated coronavirus
vaccines through the directed deletion of group-specific genes provide
protection against feline infectious peritonitis. J Virol 2004; 78: 3863-
3871.

Eerste geval van dacryocystitis door Thelazia callipaeda bij een hond
in België

C. Janssens en E. Claerebout. Scienti-
fic Meeting Belgian a[ Dutch Societies
for Parasitology and Belgian Society
for Protozoology, Juni 2006, Antwer-
pen.

Referaat

Beschreven wordt een zeven jaar oude
hond met eenzijdige ooguitvloeiing
met de diagnose unilaterale dacryo-
cystitis. Na moeizaam, door aanwezigheid van veel mucopu-
rulent materiaal, doorspoelen van de traanbuizen werd een
nematode ter grootte van 1,5 x 25 mm aangetroffen in de ven-
trale fornix. Dit bleek
Thelazia callipaeda (oogworm) te zijn.
Inspectie onder narcose van beide ogen leverde geen andere
exemplaren van deze parasiet op. De hond werd behandeld
met Advocate Spot-on® en bij controle na twee weken waren
de klachten verdwenen en beide traanbuizen goed door te
spoelen. Dit is het eerste geval van canine thelaziose in Bel-
gië. De hond verbleef veelvuldig in de streek Lombardije,
Noord-ltalië waar, evenals in Piemonte, de prevalentie van
Thelazia hoog is.

Toelichting

Thelazoida zijn spiruriden die parasiteren in de conjuncti-
vaalzak (vooral onder het derde ooglid), neus- of mondholte.
De eitjes ontwikkelen zich alleen verder als ze worden opge-
nomen door een tussengastheer. Dit zijn allerlei arthropoden,
veelal niet-stekende vliegen. Infectie bij de mens, vooral bij
kinderen en babies, is sporadisch ook mogelijk (zoönose). De

volwassen wormen kunnen jarenlang in het oog overleven.
Hoewel niet geregistreerd voor deze indicatie, worden aver-
mectinen in de literatuur vermeld als effectieve behandeling.
In endemische gebieden kunnen insectenwerende middelen
gebruikt worden om overdracht te voorkomen. Door het toe-
genomen reizigersverkeer met honden naar Zuid-Europese
landen kan deze parasiet ook in Nederland aangetroffen wor-
den als importinfectie.

Dr. P.A.M. Overgaauw

-ocr page 107-

Royal Canin introduceert

SATIETY SUPPORT DIET

VOOR EEN SIGNiFiCANT BETER GEVOEL VAN VERZADIGING

Het Satiety Support Diet van Royal Canin

► Optimaal en lang aanhoudend gevoel van verzadiging door een verhoogd vezel-
gehalte, speciale voedingsvezels en een verhoogd eiwitgehalte.

► Effectief gewichtsverlies met behoud van spiermassa door een verhoogd eiwit-
gehalte en verlaagd energiegehalte.

► Brokken met een lage dichtheid, waardoor een relatief normaal maaltijdvolume
kan worden gegeven en de eigenaar zich beter aan de voedingsadviezen zal
houden.

1
mM

■ .vS-a

SATIETY SUPPORT

3

©

► Effectief gebleken in klinische studies.

-t

• • f ••

rctmlcknin

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen)
of 0413-318400 (productinformatie) E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: wvvw.royalcanin.nl

-ocr page 108-

Het ziet er goed uit. Het smaakt
ekker. En het is gezond.

Door onze nieuwe maaltijdzakjes te voeren met
malse stukjes vlees in heerlijke saus, maakt u van
het herstel van uw patiënten een ware traktatie.

\\ld cta k/d

Hill\'s

Vets\' No.1 Choice\'"

Bel voor meer informatie de Hill\'s Veterinary Helpline-

0800-0222466 of kijk op www.hillspet.nl

-ocr page 109-

Rat van fortuin

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Je hebt argumenten en schijnargumen-
ten, ook wel drogredenen genoemd.
Drogredenen zijn redeneringen die
waterdicht lijken, maar eigenlijk als
redenering niet kloppen. Of je nu een
avond politieke televisie kijkt of over
een discussieforum op internet suifi,
drogredenen vind je overal. Een van
de bekendste is "daarna, dus daar-
om." "Nadat het water was ingestraald werd ik beter, dus
dat komt door het ingestraalde water." En na de behandeling
van de dierenarts ging het dier dood, dus... juist.

Rattus pneumonicus

Rioolratten schijnen inmiddels ouder te worden dan de ge-
middelde flatcoated retriever, maar de tamme
soortgenoten van de rat doen het aanmer-
kelijk minder goed. Met een jaar of
twee is het met deze op zich leuke
huisdieren wel bekeken. De rat
in kwestie krijgt eind mei
acuut last van benauwdheid.
De waarnemend dierenarts
nodigt de eigenaresse uit
in de praktijk en zet de
rat op tafel voor nader
onderzoek. Op dat mo-
ment voelt hij iets hards
aan twee kanten van
zijn vinger. In een reflex
trekt hij zijn hand terug,
waardoor de zieke rat na
een vrije val op de grond
landt. Gelukkig komt het
dier op zijn pootjes terecht
en kan de dierenarts het on-
derzoeken. Hij denkt aan long-
ontsteking en geeft 0,2 milliliter
Baytril 2,5 procent, half om half ge-
mengd met fysiologisch zout. Daarnaast
krijgt de rat 0,1 milliliter dexadreson. Om
geen irreële verwachtingen te wekken vertelt de
dierenarts de eigenaresse dat de prognose somber is en dat ze
de volgende dag maar even moet bellen om te laten weten
hoe het gaat. Na het consult gaat de rat hard achteruit en na
2,5 uur belt de eigenaresse op dat het erg slecht gaat met het
dier. Omdat de toediening van de medicijnen nog maar zo
kort geleden heeft plaatsgevonden, zegt de dierenarts eerlijk
dat hij op dit moment niets meer kan doen. Wel vraagt hij de
eigenaresse nogmaals uitdrukkelijk de volgende dag meteen
contact op te nemen als er geen verbetering is. Een uur na dat
telefoongesprek overlijdt de rat.

Daarna dus daarom

De eigenaresse trekt een snelle conclusie: haar ratje is dood-
gegaan na het bezoek aan de dierenarts, dus door toedoen van
de dierenarts. Waarom? Ze heeft gezien dat de dierenarts
medicijnen toediende zonder de rat te wegen, en anderhalve
meter naar beneden vallen is meestal ook niet erg gezond. De
dierenarts werpt tegen dat hij de rat al liet vallen voordat hij
hem op de tafel had gezet en dat de afstand dus maximaal 84
centimeter kan zijn geweest. Of dat nu wel of niet substan-
tieel verschil maakt voor de overlevingskans, het Tuchtcol-
lege vindt een dergelijk ongeluk niet tuchtrechtelijk ver-
wijtbaar. Bovendien heeft een val in het algemeen geen
schadelijke gevolgen voor een rat, ook al is het dier ziek. Be-
halve de rat gaat ook dit onderdeel van de klacht van tafel.

Veterinair
tuchtrecht

Schat de rat

Had de dierenarts het dier moeten wegen? De dierenarts vindt
dat hij na 28 jaar praktijkervaring heus wel in
staat is om het gewicht van een dier te schat-
ten. Bij andere diergeneesmiddelen (of
een ander dier) is wegen misschien
aan te bevelen, maar het Tuchtcol-
lege oordeelt hier dat de ge-
bruikte medicatie geen exacte
bepaling van het gewicht
vereiste. Bij de dosering is
bovendien een veiligheids-
marge in acht genomen.
Tot zover nog niets om
over te klagen, maar had
de dierenarts dan bij het
telefoongesprek na het
consult anders moeten rea-
geren? Hoewel dierenart-
sen regelmatig op hun vin-
gers worden getikt wegens
een gebrek aan alert en ade-
quaat reageren, is daar in dit
geval geen sprake van. De tijd-
spanne tussen het toedienen van de
medicijnen en het telefoongesprek is
te kort om te beoordelen of de medicatie
wel of niet aansloeg.

Eed van hypocr...

De eigenaresse werpt dan nog een laatste argument in de
strijd. Als de prognose zo somber was, waarom heeft de die-
renarts het ratje dan niet meteen laten inslapen? Volgens de
dierenarts wilde de eigenaresse dit niet, maar volgens de ei-
genaresse heeft de dierenarts haar niet verteld dat het bestaan
van het ratje toch al uitzichtloos was. Een \'welles-nietes\'-
discussie volgt, die door het Tuchtcollege wordt beslecht met
het ongegrond verklaren van de klacht en een niet onbelang-
rijke overweging voor de uitoefening van de diergeneeskun-
de:
"Het is ten algemene veterinair niet onjuist te pogen een
dier te genezen alvorens tot euthanasie over te gaan."
Een hele opluchting!

-ocr page 110-

"Het is hoog tijd dat de gezel-
schapsdierensector serieus wordt
genomen", stelde de president van
de Federation of Companion Ani-
mal Veterinary Associations, Ellen
BjerkSs, tijdens haar toespraak op
de algemene ledenvergadering van
de Union of European Veterinary
Practitioners. Het economisch be-
lang van de gezelschapsdieren was dan ook een belang-
rijk onderwerp tijdens de ledenvergadering van de FVE
die dit najaar in Brussel werd gehouden. Dit en een groot
aantal andere onderwerpen vulde de agenda van de ver-
tegenwoordigende instantie voor dierenartsen in Europa.

"Hoewel we het allemaal eens zijn over de emotionele waarde
van gezelschapsdieren, wordt hun economische waarde vaak
onderschat", benadrukte Ellen Bjerkès (Noorwegen), presi-
dent van de Federation of Companion Animal Veterinary
Assocations (FECAVA). Tijdens haar toespraak op de alge-
mene ledenvergadering van de Union of European Veterinary
Practitioners (UEVP), gehouden in Brussel op 16 november
2006, beschreef ze het belang van huisdieren in de samen-
leving en in de economie. Daarbij gaat het niet alleen om de
geldelijke waarde van het dier - hoewel een acht weken oude
pup minstens zoveel kan opbrengen als een drachtige vaars -
maar ook om hun verzorging en onderhoud. In Zweden be-
steden hondeneigenaren gemiddeld duizend euro per jaar aan
hun dier, volgens Bjerkas. Fokkerij, voeding, bijbehoren,
hondenshows en -trainers, verzekering en natuurlijk de die-
renarts maken allemaal deel uit van deze \'zeer belangrijke\'
sector. In Noorwegen wordt de totale omzet van de honden-
sport - waarbij ook inschrijving voor kampioenschappen en
reiskosten horen - hoger geschat dan de omzet van de scha-
penhouderij. Bjerkas betreurt dat het \'gewicht\' van de gezel-
schapsdierensector desondanks nauwelijks erkend wordt in
de Europese politieke arena, zoals geïllustreerd wordt door
het ontbreken van fondsen voor deze sector in het EU Kader-
programma voor onderzoek. Concluderend merkte ze op dat
het hoog tijd is dat de gezelschapsdierensector \'voor serieus
wordt aangezien\' op Europees niveau.

Berichten

verslagen

Eerste stappen naar een Europees diploma voor katten-
practici

Tijdens dezelfde vergadering presenteerde Myra Forster-van
Hyfte (VK), president van de European Society of Feline Me-
dicine (ESFM), een voorstel voor een Europees \'diploma\' in
kattengeneeskunde voor practici. De door haar vereniging
voorgestelde opzet en voorwaarden sluiten nauw aan bij de
eisen van de UEVP voor de \'erkende dierenarts\' (acknow-
ledged vet), zoals die verleden jaar door de UEVP werden
aangenomen. De UEVP begroet het initiatief enthousiast en
verklaart het vol te steunen, maar voegt eraan toe dat het geen
officiële erkenning van de te behalen diploma\'s kan geven:
dit recht is voorbehouden aan de bevoegde autoriteiten.
Andere onderwerpen op de agenda van de UEVP-vergade-
ring: een Europese definitie van een \'Veterinary Act\' - of:
wat valt er precies onder een diergeneeskundige handeling? -
waarvan Stephen Ware (VK) een ontwerp presenteert. Hoe-
wel enkele paragrafen nog bijgeschaafd moeten worden,
wordt de tekst in grote lijnen door de ledenvergadering aan-
genomen. De andere secties van de Federation of Veterina-

UEVP en FVE ledenvergadering in Brussel

Het economisch belang van gezelschapsdieren onderschat

Karin de Lange

-ocr page 111-

Wie doet wat?

FVE: Federation of Veterinarians of Europe

FVE vertegenwoordigt het beroep op Europees vlak. Leden zijn
de nationale dierenartsenverenigingen, zoals de KNMvD in Ne-
derland, of de BVA en de RCVS in het Verenigd Koninkrijk. De
FVE houdt twee algemene ledenvergaderingen per jaar: in het
voorjaar in een van de (FVE) lidstaten en in november in Brussel.
Naast 35 nationale leden heeft de FVE ook vier secties die de ver-
schillende diergeneeskundige beroepstakken vertegenwoordigen.
De grootste van de vier, de UEVP (Union of European Veterinary
Practitioners), behartigt de belangen van de practici. Daarnaast
is er de UEVIH (Union of European Veterinary Hygienists), de
EASVO (European Association of State Veterinary Officers) en
de EVERI (European Veterinarians in Education, Research and
Industry). De vier secties houden daags voorde algemene leden-
vergadering van de FVE hun eigen ledenvergadering. Het FVE
bestuur wordt door de leden gekozen voor een (herkiesbare) ter-
mijn van twee jaar Het huidige bestuur bestaat uit president
TjeerdJorna (NL), penningmeester Walter Winding (Oostenrijk)
en vice-presidenten Cundega Micule (Letland), John Williams
(VK) en Sean O\'Laoide (leriand). De FVE heeft een permanent
kantoor in Brussel, dat geleid wordt door executive director en
dierenarts Jan Vaarten. Meer weten?
www.fve.org

rians of Europe (FVE) zullen de tekst ook bestuderen, die
volgens verwachting tijdens de komende voorjaarsvergade-
ring van de FVE zal worden aangenomen.
De UEVP-leden bespreken ook de opleiding en registratie
van dierenartsassistentes, \'Blue Dog\' - een programma ter
preventie van hondenbeten bij kinderen met behulp van een
interactieve CD - en matrixcodes die in de toekomst op ge-
neesmiddelen te zien zullen zijn.

De dagen erna werd tijdens de algemene ledenvergadering
van de FVE - gehouden op 17 en 18 november - de Albanese
diergeneeskundige vereniging (AlbVMA) verwelkomd als
nieuw observer-lid van de FVE. Volgens Ilir Kusi, secretaris
van de AlbVMA, heeft zijn vereniging op het ogenblik 102 le-
den. Het totaal aantal afgestudeerde dierenartsen in Albanië
sinds 1954 is 2.760, waarvan momenteel ongeveer vijfhon-
derd praktijk uitoefenen, hetzij als staatsdierenarts hetzij als
zelfstandig practicus.

"Identificatie zonder registratie zinloos"

"Vanaf oktober 2007 hebben alle EU dierenartsen het recht
om in het even welke andere EU-lidstaat te werken", herin-
nerde Catherine Roy (Frankrijk) tijdens haar verslag over de
vergadering van de European Statutory Bodies (organismen
die de registratie en het tuchtrecht van dierenartsen op natio-
naal niveau overzien). Tijdens haar toespraak onderstreepte
ze daarom de noodzaak van een goed communicatienetwerk
tussen bevoegde autoriteiten. Dit zou een vlotte uitwisseling
van informatie bevorderen, bijvoorbeeld over dierenartsen
die tijdelijk of permanent geschorst zijn. Catherine Roy geeft
ook een update over de Europese beroepscode (code of con-
duct) van dierenartsen die voorbereid wordt door een werk-
groep van de FVE.

Wat identificatie en registratie van dieren in Europa betreft,
wordt het FVE-bestuur door de UEVP en EASVO (European
Association of State Veterinary Officers) aangespoord om bij
de Commissie aan te dringen op een \'meer gecoördineerde
aanpak\'. "Hoewel er op dit moment wettelijk paspoorten ver-
eist zijn voor paarden en gezelschapsdieren, wordt nergens
melding gemaakt van het koppelen van identificatie aan een
gecoördineerde registratie", benadrukte Mare Buchet (Bel-
gië, UEVP). In de praktijk betekent dit dat een eventuele op-
sporing zwaar bemoeilijkt wordt: niet alleen nadelig voor ver-
loren honden en katten maar ook voor de volksgezondheid,
bijvoorbeeld in geval van het \'zoekraken\' van een paspoort
van een paard dat met geneesmiddelen werd behandeld die
tot residuen leiden. "Zonder een gemakkelijk toegankelijke
databank die het dier in verband brengt met de eigenaar - of
die uitsluitstel biedt over of het paard al dan niet voor mense-
lijke consumptie bedoeld is - is identificatie alléén van wei-
nig nut", concludeert Buchet met klem.

Positieve geneesmiddelenlijst voor vleesproducerende
paarden

FVE executive director Jan Vaarten getuigde van een \'grote
stap voorwaarts\' op het gebied van de beschikbaarheid van
diergeneeskundige farmaca nadat de zogenaamde \'positieve
lijst\' van geneesmiddelen voor paarden bestemd voor mense-
lijke consumptie afgelopen oktober door het permanent co-
mité van diergeneesmiddelen (CVMP) werd aangenomen.
Het voorstel ligt nu bij het Europees parlement. Wanneer
deze verordening officieel is aangenomen en gepubliceerd,
zullen practici producten van de lijst mogen toedienen aan
paarden en ezels die (uiteindelijk) in het slachthuis terechtko-
men. Toediening van deze producten moet worden vermeld
in het paardenpaspoort en de wachttijd is zes maanden voor
alle op de lijst vermelde producten.

Diergeneeskundig onderwijs kwam ook aan de orde in Brus-
sel, evenals welzijn van slachtdieren, levensmiddelenhygiëne
en een nauwere samenwerking met de World Veterinary As-
sociation. Verder beschreef gastspreker Leif Nielsen de rol en
werking van het Economisch en Sociaal Comité en werden er
voor het eerst simultane workshops gehouden tijdens de le-
denvergadering, een over de interne structuur van de FVE,
een over dierenwelzijn en een over de rol van practici in de
volksgezondheid. De komende FVE ledenvergadering wordt
in Krakau (Polen) gehouden, op 2 en 3 juni aanstaande.

-ocr page 112-

Erik Teske

Zoals reeds eerder in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
vermeld, (Tijdschr Diergeneeskd 2001; 514-515 en
Tijdschr Diergeneeskd 2004; 29) wordt er gestreefd naar
harmonisatie van Nederlandse specialismen met de Eu-
ropese Colleges erkend door de European Board of Vete-
rinary Specialisation (EBVS). Tevens is er een vijfjaar-
lijkse herregistratie verplicht gesteld voor Nederlandse
specialisten gebaseerd op het creditpointsysteem van de
EBVS.

Hiertoe beoordelen de Specialisatie Commissies of het
betreffende Nederlandse specialisme equivalent is aan het
Europese specialisme. Na bekrachtiging door de Registratie
Commissie (RC) worden als gevolg hiervan nieuwe specia-
listen slechts dan in het Nederlandse register ingeschreven
nadat ze Europees erkend zijn. Dit houdt in dat kandidaten na
het beëindigen van hun specialistenopleiding zich eerst bij
het Europese College moeten aanmelden en daar examen
doen. Pas nadat ze Europees specialist zijn geworden, kunnen
ze ook in het Nederlandse register worden bijgeschreven.
Momenteel geldt deze regeling voor:

• Interne geneeskunde der gezelschapsdieren

• Chirurgie der gezelschapsdieren

• Dermatologie der gezelschapsdieren

• Oogheelkunde

• Veterinaire pathologie

• Vogelgeneeskunde

• Inwendige ziekten van het paard.

In februari 2005 is de regeling ook geaccepteerd voor Run-
dergezondheid, en voor Veterinaire volksgezondheid. Chirur-
gie van het paard is in 2006 equivalent verklaard.
Er geldt een overgangstermijn van twee jaar na bekrachtiging
van het advies van de Specialisatie Commissie en publicatie
in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde waarbinnen men zich
nog alleen als Nederlands specialist kan aanmelden.

Specialisme

Interne Geneeskunde der Gezelschapsdieren

Equivalent EBVS

ja (ECVIM-CA)

EBVS examen verplicht vanaf

01-01-2003

Creditpointsysteem voor herregistratie

ja

Chirurgie der Gezelschapsdieren

ja (ECVS)

01-01-2003

ja (nog niet bekrachtigd door RC)

Dermatologie der Gezelschapsdieren

ja (ECVD)

01-01-2003

ja

Oogheelkunde

ja (ECVO)

01-01-2003

ja

Vogelgeneeskunde

ja (ECAMS)

01-08-1993

ja

Veterinaire Pathologie

ja (ECVP)

01-01-2003

ja

Veterinaire Radiologie

nee

ja (nog niet bekrachtigd door RC)

Reproductie van het Paard

nee

nee (nog niet akkoord RC)

Inwendige ziekten van het Paard

a (ECEIM)

01-01-2006

ja (nog niet bekrachtigd door RC)

Chirurgie van het Paard

a (ECVS)

01-02-2009

ja

Veterinaire Diervoeding

nee

ja

Veterinaire Microbiologie

nee

ja

Veterinaire Volksgezondheid

ja (ECVPH)

01-02-2009

Ja (nog niet bekrachtigd door RC)

Varkensgezondheid

ja (ECPH)

nee (nog niet akkoord RC)

Rundergezondheid

ja (ECBHM)

01-02-2009

ja

Kleine herkauwersgezondheid

nee

nee (nog niet akkoord RC)

Pluimveegezondheid

nee

nee (nog niet akkoord RC)

DIERENARTS^

SPECIALIST

der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Europese specialisten worden op basis van voldoende werk-
zaamheid in het specialisme en op basis van een creditpoint-
systeem iedere vijf jaar herregistreerd. Voor Nederlandse
specialisten is er een vergelijkbaar systeem ontwikkeld. Dit
systeem is momenteel door de Registratie Commissie goed-
gekeurd voor de specialismen:

• Interne geneeskunde der gezelschapsdieren

• Dermatologie

• Chirurgie der gezelschapsdieren (na bekrachtiging RC
6-2-2007)

• Oogheelkunde

• Veterinaire pathologie

• Veterinaire diervoeding

• Veterinaire microbiologie

• Chirurgie van het paard

• Inwendige ziekten van het paard (na bekrachtiging RC
6-2-2007)

• Rundergezondheid

• Veterinaire radiologie (na bekrachtiging RC 6-2-2007)

• Veterinaire volksgezondheid (na bekrachtiging RC 6-2-
2007)

Alle specialisten van deze disciplines krijgen een brief van de
registratie commissie met het creditpointsysteem. Vanaf dat
moment zal de periode van vijf jaar voor herregistratie in-
gaan. De herregistraties zullen door de Specialisatie Com-
missies beoordeeld worden.

Erik Teske is voorzitter van de Registratie Commissie.

Harmonisatie met Europese specialisatie en procedure voor
herregistratie Nederlandse specialisten
Registratie Commissie voor specialisatie

-ocr page 113-

Op 8 december 2006 is een aantal wijzigingen in de ver-
ordening I&R paard uit 2004 van het Productschap van
Vee en Vlees van kracht geworden. Deze wijzigingen zijn
gepubliceerd in het mededelingen- en verordeningenblad
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie van de Sociaal Eco-
nomische Raad
(www.ser.nl).

Er worden als gevolg van het nieuwe kwaliteitsbeleid, zoals
dat op 7 oktober 2005 door de algemene ledenvergadering is
aangenomen, door de KNMvD geen inhoudelijke eisen meer
gesteld aan opname in het register erkende paardendierenarts.
Het PW en de paspoortuitgevende instanties houden echter
vast aan de voorwaarde dat het opmaken van het aanvraagfor-
mulier voor het paspoort dient te geschieden door een ge-
kwalificeerde dierenarts. Daarom heeft het PW besloten in
artikel 1 en 7 van de verordening de erkende dierenarts te
vervangen door het begrip gekwalificeerde dierenarts. Dit is
een dierenarts die ingeschreven staat in het register l&R
Paard bij de Stichting VAK. Als basis voor dit register wordt
de lijst met dierenartsen die vóór 7 oktober 2005 opgenomen
waren in het register Erkende Paardendierenarts en de lijst
van dierenartsen in het KNMvD register
I&R Paard samen-
gevoegd tot een nieuw register l&R Paard. De eis die door
het PW aan een nieuwe opname in dit register gesteld wordt
is het met goed gevolg doorlopen hebben van de cursus l&R
Paard bij PAO-D
{www.paod.nl).

In het kader van de handhaving van de verordening l&R
paard op het slachthuis is ook de officiële dierenarts (een
dierenarts in dienst van de Voedsel en Warenautoriteit) bij de
definities in artikel 1 van de verordening opgenomen. De
officiële dierenarts houdt toezicht op het naleven van de iden-
tificatie- en registratieverplichting bij de ter slachting aange-
boden paarden. In artikel 15 is bepaald dat de eigenaar van de
paardachtige het paspoort moet overhandigen aan degene die
het dier slacht of doet slachten. Deze persoon dient het pas-
poort af te geven aan de officiële dierenarts. Na slachting ver-
wijdert degene die het paard slacht of doet slachten onder
toezicht van de officiële dierenarts de transponder uit het kar-
kas en vernietigt hij die.

In geval van invoer uit landen buiten de EU (artikel 20) wordt
de termijn waarbinnen een geïmporteerd paard moet zijn
voorzien van een paspoort en een transponder, verlengd tot
zes maanden.

De overgangsregeling uit artikel 24 is per 1 januari 2007 ko-
men te vervallen. Vanaf die datum moeten alle paardachtigen
geïdentificeerd en geregistreerd zijn.

Wijziging verordening identificatie en registratie van paardachtigen

Gevraagd: materialen voor Fl P-onderzoek

Herman Egberink

Feline infectieuze peritonitis (FIP) is
een ernstige, meestal fataal verlopen-
de ziekte bij de kat veroorzaakt door
een coronavirus. Dit coronavirus is
een virulente mutant van de meer al-
gemeen voorkomende feline enterale
coronavirussen (FeCV). Deze muta-
ties treden op in een met enterale co-
ronavirus besmette kat. In de praktijk
wordt FIP meestal gezien bij een enkele kat, namelijk bij de
kat waarin zich een dergelijk virulente stam heeft ontwikkeld
en die vervolgens niet in staat is de juiste afweer op te bou-
wen. Het FlP-virus persisteert niet binnen de groep.
De mutaties in het genoom van het FlP-virus die de virulentie
bepalen zijn nog steeds niet opgehelderd. Kennis hieromtrent
zou nieuwe mogelijkheden creëren met betrekking tot diag-
nostiek en preventie. Huidige technieken maken het mogelijk
om grotere delen van het genetisch materiaal in kaart te bren-
gen. Dit onderzoek is erop gericht om de genetische code van
FlP-stammen en de gerelateerde enterale coronavirusstam-
men (binnen dezelfde groep katten) te bepalen. Vergelijking
van deze genetische codes van FIPV-FeCV stammen uit ver-
schillende groepen geeft de mogelijkheid om de relevante
mutaties te identificeren.

Oproep

Wat hebben wij nodig?

Wij zoeken bestanden van katten waar FIP is gediagnosticeerd
of waar een sterk vermoeden bestaat van FIP. Graag ontvan-
gen wij van de FIP kat een bloedmonster (EDTA en serum-
monster), ascites- en/of pleuraalvocht (indien aanwezig) en
bij voorkeur ook orgaanmateriaal (mesenteriale lymfeknopen,
milt, weefselmonsters van laesies). Het virus zit vooral veel in
ascites en orgaanlaesies. Van belang is wel dat de weefsel-
monsters snel na euthanasie worden genomen. Indien sectie
gedaan mag worden op de kat dan kunnen wij deze monsters
zelf nemen. Van de overige katten uit het bestand dienen fe-
cesmonsters te worden verzameld om te bepalen welke katten
het FeCV-virus uitscheiden en hoeveel. Het verzamelen van
de feces dient een aantal keren te worden herhaald. Eventueel
kan de eigenaar zelf de feces verzamelen en invriezen.

Voor verdere informatie en aanmelden van mogelijke FIP-

gevallen gaarne contact opnemen met:

Herman Egberink of Esther Wissink

Dept. Infectieziekten en Immunologie

Tel 030-2532485/248/

Email: H.Egberinl<@vet.uu.nl

-ocr page 114-

Engbert Oldenkamp en Miel Bingen

Er is weinig gepubliceerd over be-
paalde aspecten van de geschie-
denis van de diergeneeskunde in
Nederland en met name over per-
soonlijke oorlogservaringen en over
de beroepsuitoefening in de over-
zeese gebiedsdelen. In de periode
1925 - 1950 is er veel gebeurd, niet
zozeer door ontwikkelingen binnen
het vakgebied maar vooral onder invloed van externe fac-
toren zoals de economische crisis, de mobilisatie en de
Tweede Wereldoorlog. Het Veterinair Historisch Genoot-
schap (VHG) werkt aan de uitgave van een boek over
deze periode en wil graag de belangstelling voor het boek
onder de leden van de KNMvD inventariseren.

Eind jaren \'90 realiseerde het VHG zich het belang van de
periode 1925 tot 1950. Op dat moment waren nog veel men-
sen in leven die een actieve rol hadden gespeeld in dit tijdsbe-
stek. Ook was duidelijk dat in de nabije toekomst niet meer
over persoonlijke ervaringen beschikt kon worden. Reden om
met steun van de KNMvD vele, toen nog in leven zijnde, die-
renartsen te bezoeken en om hun ervaringen op geluidsban-
den vast te leggen.

Nadat alle 44 gesprekken waren opgenomen en tot verslagen
waren verwerkt is vervolgens begonnen van het weergeven
ervan in boekvorm. Het resultaat is een zonder meer uniek
boek met de titel
Tussen hoer en burger en een exemplarisch
voorbeeld van \'oral history\', geschiedschrijving met als be-
langrijkste bron mondeling overgeleverde historische ver-
halen, die vervolgens op basis van literatuuronderzoek bin-
nen een historisch kader werden geplaatst.
Hierdoor is een gemakkelijk leesbaar, levendig en boeiend
boek ontstaan. Eén lid van de leescommissie noemde het een
\'document humain\'. Een ander zei dat hij het vrijwel in één
ruk had uitgelezen.

Overgangsperiode

Het boek beschrijft een belangrijke overgangsperiode in de
geschiedenis van de Nederlandse diergeneeskunde. Aan de
ene kant vond in 1925 de incorporatie plaats van de Hooge-
school als diergeneeskundige faculteit van de Utrechtse uni-
versiteit, de aankomst van de eerste vrouwelijke student dier-
geneeskunde en de opheffing van het roemruchte veterinaire
studenten corps Absyrtus. Aan de andere kant kondigden de
start van belangrijke wetenschappelijke ontwikkelingen bin-
nen het vakgebied en de moderne praktijkuitoefening met
een scala aan nieuwe mogelijkheden en geneesmiddelen,
naast de opkomst van groepspraktijken, specialisaties en de
feminisatie van het diergeneeskundige beroep na 1950 zich
aan.

Uitgelicht

gïBTKUrilEK

POUKUNIfK

Het boek Tussen boer en burger zal met een honderdtal historische foto\'s
geïllustreerd worden.

In dit boek worden onder meer de studie en het studentenle-
ven, het praktiseren op het platteland en in de stad, de invloed
van de Duitse bezetting op opleiding en praktijk, de be-
roepsuitoefening in de overzeese gebiedsdelen en de militair
veterinaire dienst beschreven. In deze periode werd onder-
meer de basis gelegd voor de georganiseerde dierziektenbe-
strijding.

Uitgave

Het boek wordt (onder voorbehoud) een uitgave van tussen
de vijf- en zeshonderd pagina\'s en zal met een honderdtal fo-
to\'s geïllustreerd worden. De redactie bestaat uit drs. E.R Ol-
denkamp, voorzitter en eindredacteur, prof dr.
J.F. Frik, drs.
J.S. van der Kamp, dr. R Leeflang, J. van Meerwijk en dr. J.W.
Zantinga.

Voor leden van de KNMvD en het VHG bestaat de moge-
lijkheid in te tekenen tegen een sterk gereduceerde prijs van
35 euro (verzendkosten 4,95 euro). Er wordt een lijst van
voorintekenaars in het boek opgenomen. Wilt u voorinteke-
nen dan kunt u hiertoe gebruik maken van de bijgevoegde
kaart. Voorintekenen is mede van belang omdat het boek
Tussen boer en burger alleen bij voldoende belangstelling
gerealiseerd kan worden.

Voor verder informatie kunt u zich wenden tot Engbert
Oldenkamp en Miel Bingen.

Wffit^MTtP\'

Tussen boer en burger

Diergeneeskunde in Nederland en de overzeese gebiedsdelen in de periode
1C)25 tot 1Q50

-ocr page 115-

Zijn er over een tijdje nog allround
varkenshouders? Nog even, en we
praten alleen nog over zeugen- of
vleesvarkenshouders. Marrit van
Engen, adviseur op zeugenbedrij-
ven (met name voortplanting), ziet
de ontwikkeling naar meer specia-
lismen toenemen. Volgens Van En-
gen heeft deze ontwikkeling gevol-
gen voor het advieswerk van de dierenarts.

Op de vraag wat de essentie is van goed advieswerk hoeft
Marrit van Engen niet lang na te denken: achter de invulling
van het management zien te komen. "Binnen het manage-
ment worden de meeste fouten gemaakt", weet Marrit. "Ik
denk dat dit komt, omdat beslissingen vaak genomen worden
vanuit het automatisme: zo heb ik het altijd gedaan."
Niet dat dit met opzet gebeurt, het zijn patronen die er heel
langzaam insluipen. De uitdaging voor de dierenarts is alert
te zijn op deze insluipers en deze patronen te doorbreken.
Volgens de adviseur kan dat door gericht door te vragen en
per bedrijfsbezoek één onderwerp eruit te lichten.
Marrit: "Je kunt niet naar alles tegelijk kijken. Daar is een
bedrijf te complex voor. Maar bij elk bedrijfsbezoek een an-
der onderwerp benaderen is goed te doen. De ene keer con-
centreer je je op de uierpakketten in de kraamstal, de volgen-
de keer ga je dieper in op de gespeende biggen, de stal of je
voert een conditiescore uit. Op deze manier ga je als dieren-
arts vanzelf ook andere vragen stellen."

Nieuwe neus

Marrit ziet de dierenarts als spil in het web bij het bespreken
van belangrijke maatregelen. Het overgaan van éénweek-
systeem naar meerwekensysteem, het verbouwen van de stal,
het opstarten van een SPF-bedrijf, het uitbannen van ziektes
op het bedrijf, om een paar voorbeelden te noemen. Ook het
jaarlijks bespreken van kengetallen en het samen opstellen
van streefwaarden voor het komende jaar kan het advies extra
waarde geven.

Berichten

verslagen

De dierenarts als spil in het web

Daamaast kan de begeleiding meer diepgang krijgen als ook
andere adviseurs ingeschakeld worden bij specifieke proble-
men. "De dierenarts zou best eens wat sneller onafhankelijke
adviseurs in kunnen schakelen", vindt Marrit. "De dierenarts
kan heel goed een probleem oplossen of een analyse van ken-
getallen maken, maar heeft hier vaak de tijd niet voor." De
onafhankelijkheid, de grondigheid en de \'nieuwe neus\' noemt
Marrit als grote voordelen van het vaker inschakelen van
andere adviseurs. "En de varkenshouder krijgt het(zelfde) ad-
vies eens uit een andere mond te horen."

Praktijkgids Zeugen

Bij bezoeken aan zeugenhouders, neemt Marrit altijd de
praktijkgids
Zeugen mee ter ondersteuning van haar advie-
zen. Zij is de auteur van deze thema-editie, die een uitbrei-
ding is op het succesvolle boek
Varkenssignalen. Het uit-
gangspunt van Varkenssignalen® is te focussen op het varken
in zijn omgeving.

Zeugen, praktijkgids voor lactatiemanagement en
vruchtbaarheid
is verkrijgbaar via de boekhandel of bij
Roodbont Uitgeverij
(www.roodbont.nl). Prijs: €
(ISBN
978-90-75280-97-3, 48 pagina\'s). Voor meer infor-
matie over het Varkenssignalenconcept:
www.varkenssig-
nalen.nl.

-ocr page 116-

Foto college hoefkunde

Lange tijd was de opleiding dierge-
neeskunde het domein van mannen.
Een mannelijke hoogleraar gaf college
aan louter heren, zoals deze foto uit
1911 illustreert. Pas in 1925 schreef
Jeannette Voet zich als eerste vrouwe-
lijke student in.

De foto toont een college hoefkunde,
gegeven door Prof Dr. H.M. Kroon
(1868-1933). De studenten schreven
gedwee de gedoceerde collegestof over in hun schriften. Col-
legeplaten, hoefijzers, natte- en droge preparaten van hoeven
werden door Kroon verzameld om het onderwijs aanschou-
welijk te maken.

Diergeneeskunde was tot het begin van de twintigste eeuw
vrijwel gelijk aan paardengeneeskunde. Gezien het belang
van het paard voor transport, landbouw en leger had het paard
een centrale positie in de samenleving. Hoefkunde was in het
diergeneeskundig onderwijsprogramma dan ook goed ver-
tegenwoordigd. De studenten werden onderwezen in de ana-
tomie en fysiologie van de hoef, de wijze van beslag, het
beslag voor afwijkende gangen en de zieke hoef Het in 1917
opgerichte Instituut voor Hoefkunde voorzag zelfs in een

Uitgelicht

practicum hoefljeslag, waarbij gebruik gemaakt werd van hoe-
ven uit het abattoir. Zelfs het smeden van hoefijzers maakte
enige tijd deel uit van het practicum.

Universiteitsmuseum, Afdeling Diergeneeskunde
Yalelaan i. Utrecht
Telefoon: (030) 25346J5

Website: www.museum.uu.nl,www.numanstichting.nl

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Acromegalie bij de hond ten gevolge van een hypofysetumor

F. Fracassi, G. Gandini, A. Diana, R.
Preziosi, T.5.G.A.M. van den Ingh, P.
Famigli-Bergamini P, Kooistra HS.
Acromegaly due to a somatroph ade-
noma in a dog. Domestic Animal En-
docrinology 200y; 32: 43-54.

Referaat

Acromegalie bij de hond is een aan-
doening, die gekenmerkt wordt door
een overmatige groei van bepaalde lichaamsdelen ten gevol-
ge van een overmaat aan groeihormoon (GH). De overmatige
groei betreft vooral de lichaamsuiteinden (acro is een voor-
voegsel dat duidt op uiteinde of top van een lichaam of li-
chaamsdeel). Ook de omvang van diverse inwendige orga-
nen, b.v. lever, nier en hart, kan toenemen.
De belangrijkste klinische verschijnselen van acromegalie bij
honden zijn uitgroei van de kaken met vergroting van de in-
terdentale ruimten, vergroting van de tong, toegenomen huid-
plooivorming, toename van de buikomvang, polyurie en po-
lydipsie, polyfagie en sloomheid.

Ten gevolge van het diabetogene effect van GH kan acrome-
galie bij de hond gepaard gaan met diabetes mellitus.
Bij honden met acromegalie is de overmaat aan GH meestal
afkomstig van de mammae. Dit in tegenstelling tot katten met
acromegalie, waarbij de verhoogde GH-spiegel in het bloed
meestal veroorzaakt wordt door een GH-producerende acido-
fiele tumor van de hypofyse-voorkwab. Bij de hond kan de
verhoogde GH-productie veroorzaakt worden door endogeen
of exogeen hyperprogesteronisme.

In dit artikel wordt een beschrijving gegeven van de klinische
en postmortale bevindingen bij een tienjarige mannelijke niet
gecastreerde Dalmatiër met acromegalie, waarbij de over-
maat aan groeihormoon wèl veroorzaakt werd door een GH-
producerende acidofiele tumor van de hypofyse. Bij het kli-
nisch onderzoek werden diverse verschijnselen aangetroffen,
die passen bij acromegalie, zoals verdikking van de huid, toe-
genomen huidplooivorming, vergroting van de tong, polyfa-
gie, gewichtstoename, polyurie, hijgende ademhaling en een
inspiratorische stridor. Volgens de eigenaar vertoonde de
hond al gedurende drie jaar een toenemende verdikking van
de huid en vergroting van de tong. Bij het bloed-onderzoek
werd een sterk verhoogde GH-concentratie vastgesteld en een
hoge basale insuline-concentratie, die aanmerkelijk steeg na
glucose-belasting, hetgeen wijst op insuline-resistentie. Bij
het postmortale onderzoek werd een acidofiele tumor van de
hypofyse-voorkwab aangetroffen met cellen, die immunohis-
tochemisch positief kleurden met antistoffen tegen GH. Als
diagnose werd gesteld: Acromegalie ten gevolge van een so-
matotroop (GH producerend) adenoom van de hypofyse.
Volgens de auteurs is dit de eerste beschrijving van een geval
van acromegalie bij de hond ten gevolge van een GH produ-
cerende acidofiele tumor van de hypofyse.

Th.A.M. Elsinghorst

-ocr page 117-

lussen boer en burger

Diergeneeskunde in Nederland en de overzeese gebiedsdelen
in de periode 1925 tot 1950

Het Veterinair Historisch Genootschap (VHG) werkt aan de uitgave van een boek over de geschiedenis
van de diergeneeskunde in de periode 1925 -1950.

Voor leden van de KNMvD en het VHG bestaat de mogelijkheid in te tekenen tegen een sterk gereduceerde
prijs van 35 euro (verzendkosten 4,95 euro). Er wordt een lijst van voorintekenaars in het boek opgenomen.
Wilt u voorintekenen dan kunt u hiertoe gebruik maken van dit formulier. Voorintekenen is mede van belang
omdat het boek
Tussen boer en burger alleen bij voldoende belangstelling gerealiseerd kan worden.

Meer informatie over het boek Tussen boer en burger vindt u in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
I februari.

□ Ja, ik wil gebruik maken van de mogelijkheid tot voorintekening voor het boek Tussen boer en burger

Naam; Datum:

Straat:

Postcode en plaats: Handtekening:

Land:

Telefoonnummer:

-ocr page 118-

VHC

t.a.v. J.S. van der Kamp
Nesciolaan 40
9752 HM Haren

-ocr page 119-

Dierenarts in overheidsdienst

Marjolijn Fijten

Najaar 2006. De jaarrede van Ludo
Hellebrekers als kersverse voorzit-
ter van de Koninklijke Nederland-
se Maatschappij voor Diergenees-
kunde (KNMvD) is koud verzonden
of er komt een reactie per e-mail
binnen. Een dierenarts werkzaam
bij de overheid merkt op dat het
weer lijkt te gaan om praktijkthe-
ma\'s en dat zijn collega\'s zich niet aangesproken voelen.
"Twee van mijn jongere collega\'s vroegen zich van de
week al af waarom ze lid zouden moeten blijven van de
vereniging." Wat kan de KNMvD betekenen voor hen?

Interview

Angelique Nielen werkt als senior beleidsmedewerkster bij
het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid. Als dierenarts
begon ze in 1992 \'gewoon\' in de praktijk, als gezelschapsdie-
renarts. Na anderhalf jaar zag ze een nieuwe uitdaging en
meldde ze zich aan als AIO voor een onderzoek op het gebied
van epidemiologie; \'Genetic-epidemiological research in a
birth cohort of boxer dogs\'. "Als gezelschapsdierenarts was
ik vooral bezig met het genezen van individuele dieren, maar
de leer van de gezondheid van een populatie, het grotere ver-
band waarin zaken als erfelijkheid en risicofactoren spelen,
vond ik heel interessant." Tijdens haar promotieonderzoek
bleef zij één dag in de week in de praktijk werkzaam.
Als onderzoeker leerde Angelique dat zij graag met een heli-
kopterview problemen benadert. "Als wetenschapper ben je
heel specifiek gericht met een onderwerp bezig. Na mijn on-
derzoek had ik het gevoel dat ik liever breed dan diep wilde
werken. Vanuit mijn vriendenkring kreeg ik informatie over

\\

■»■J
wat dierenartsen bij de overheid doen en mede daardoor leek
me dat de richting beleid wel iets voor mij zou kunnen zijn.
Toen ik klaar was met mijn onderzoek waren er bij het minis-
terie van LNV een aantal functies vrij en uiteindelijk kwam
het zo uit dat ik op donderdag promoveerde en op maandag
aan de slag kon in Den Haag."

Inmiddels werkt Angelique zes jaar bij het ministerie. On-
danks dat daar geldt dat mensen regelmatig van plaats binnen
de organisatie wisselen, is zij trouw wat de directie betreft.
Zij zit steeds in de dierziektenbestrijdingshoek, maar is wel
driemaal van dossier veranderd: van vogelziekten, naar
mond-en-klauwzeer en daarna de vogelgriep.
"Het is binnen het dossier belangrijk om breed maatschappe-
lijk zaken met elkaar in verband te brengen, ook internatio-
naal bezien. Beleidsmedewerkers bij onze directie zijn zelf
niet bezig met het doen van onderzoek, maar wij adviseren
wel op basis van de onderzoeksresultaten. Het is dus van be-
lang dat je die goed kunt interpreteren." In dat opzicht heeft
Angelique zeker de indruk dat haar achtergrond als dieren-
arts wordt benut. "Het werk hier kun je niet alleen laten doen
door niet-veterinairen. Als een collega die toevallig scheikun-
de heeft gestudeerd deze onderwerpen zou behandelen, moet
hij zich toch laten adviseren door inhoudelijk deskundigen.
Ook internationaal is het belangrijk dat de dierenartsen be-
trokken worden bij het beleidsproces, omdat zij vanuit hun
opleiding en ook vanuit de praktijkervaring belangrijke ken-
nis hebben. Internationale bijeenkomsten over dierziekten
hebben vaak een technische insteek, bijvoorbeeld het bespre-
ken van bestrijdingsrichtlijnen voor KVP, MKZ en Al."

Feeling met vakgenoten

"Als practicus is het lastig om te blijven leren. Dierenartsen
moeten hard werken, draaien veel uren waarin ze bezig zijn
met primaire diergezondheid. Er is heel veel discipline voor
nodig om daarnaast nog studie of bestuurlijke activiteiten op
te pakken." Angelique stelt dat zij veel bewondering heeft
voor de practici die zich inzetten voor de KNMvD naast hun
werk in het veld.

Als partner van een praktiserend dierenarts voelt Angelique
geen scheiding tussen de eerstelijns dierenartsen en veteri-
nairen buiten de praktijk. "Ik erken wel dat we professioneel
andere belangen kunnen hebben. Bijvoorbeeld ten tijde van
de MKZ-demonstratie in 2001, dan is het logisch dat de prac-
tici opkomen voor hun belangen. Als beleidsadviseur heb ik
daar alle begrip voor en daar kan ik professioneel mee om-
gaan. Ook het feit dat er emoties bij spelen is dan logisch."
Vanuit haar functie is Angelique blij dat de KNMvD er is: "de
overheid heeft veel aan de vereniging. Het is voor ons erg
prettig als een partner in de discussies georganiseerd is, als
we een aanspreekpunt hebben. Soms vragen we de Maat-
schappij wel specifiek om gesprekspartners uit de praktijk,
die nog in de stallen staan. Wij vinden het belangrijk te weten
waar de practicus in het veld mee te maken heeft."
Angelique ziet niet direct wat de KNMvD voor haar persoon-
lijk zou kunnen doen aan belangenbehartiging; wat dat be-
treft vindt zij het logischer dat dierenartsen bij de overheid of

-ocr page 120-

in het bedrijfsleven aansluiting zoeken bij die belangenbehar-
tigers die zich inzetten voor alle LNV-medewerkers.
"Het ondersteunen van de practici is een belangrijke taak van
de vereniging, en daarnaast vind ik de meerwaarde van een
georganiseerde beroepsgroep heel groot. De KNMvD kan de
standpunten uitbrengen van haar achterban in brede overleg-
gen met bijvoorbeeld overheid, sector en maatschappelijke
organisaties."

Opereren in een krachtenveld

Volgens Angelique is de KNMvD niet meer of minder reac-
tief dan andere georganiseerde koepelorganisaties. Soms
heeft de KNMvD haar standpunt duidelijk gemaakt vóór er
een beleidsbeslissing is genomen. Bijvoorbeeld een stand-
punt over het onverdoofd castreren van biggen of het vacci-
neren van dieren bij een uitbraak van MKZ. Angelique erkent
dat het heel lastig is om proactief te zijn voor een koepel.

"Dan is het zaak om eerst binnen de beroepsgroep een me-
ning te vormen; als iets nog niet actueel is, is dat lastig."
Op de vraag of zij herkent dat dierenartsen van huis uit soms
wat monomaan gericht zijn op dierwelzijn en diergezondheid
schetst Angelique een schema met het krachtenveld waarin
de dierenarts werkt. Een figuur die collega Jan Vaarten, nu di-
recteur FVE, haar ooit liet zien:

"In de opleiding ligt de nadruk heel sterk bij \'het dier\', dat
kan ook niet anders, want daar moeten de studenten van
leren. In de praktijk komt daar dan een deel belangen van de
eigenaar bij. Dat zijn deels economische belangen, maar bij-
voorbeeld ook emotionele aspecten. Daarnaast zijn er maat-
schappelijke belangen. Ideaal gesproken blijft de dierenarts
in het centrum van de driehoek en maakt hij steeds zorgvul-
dig de afweging tussen de diverse belangen. Bijvoorbeeld als
je het hebt over een vraag als "wil je dit dier genezen?", dan
moetje als dierenarts ook de afweging maken of dat voor de
populatie wel het beste is. Bij een aangifteplichtige ziekte
mag het ook niet, maar moet hij of zij melden."
Ook de KNMvD houdt in haar rol als belangenvertegenwoor-
diger van de dierenarts met de drie spanningsvelden reke-
ning. "Elke belangenvertegenwoordiger moet zelf de keuze
maken in hoeverre zij rekening houden met de verschillende
spanningsvelden", zo stelt Angelique.
De boodschap is helder: voor de individuele belangen van de
dierenarts in overheidsdienst hoeft de KNMvD zich voor
Angelique Nielen niet in te spannen, maar als het gaat om het
grote geheel, dan heeft de KNMvD door haar collectieve
belangenbehartiging zeker meerwaarde.

Marjolijn Fijten is bureauredacteur bij de KNMvD

Werken aan winst, al dan niet in de B.V.: een overzicht van de
wijzigingen in de fiscale regelgeving

l-iarry Gijsbers en Peter van Brai(el

Dierenarts, ondernemer en dan...?
Niet alleen als u start als onderne-
mer, maar ook als u al praktijkvoe-
rend bent, zult u telkens voor keu-
zes gesteld worden. Zo komt eens in
de zoveel tijd de vraag naar boven
of de zelfstandig ondernemer
(waaronder de dierenarts) al dan
niet \'in de B.V.\' moet. Per 1 januari
2007 is er weer het nodige veranderd in onze fiscale wet-
geving, zowel voor de zelfstandig ondernemer (al dan niet
in maatschap) als voor de directeur-grootaandeelhouder
en zijn B.V. Onderstaand wordt nader ingegaan op de
aanstaande fiscale veranderingen en op de vraag welke
invloed deze veranderingen kunnen hebben op uw keuze:
in de B.V., ja of nee?

Het wetsvoorstel Wijziging van belastingwetten ter reali-
sering van de doelstelling uit de nota Werken aan winst (Wet
werken aan winst) dat in mei 2006 door de staatssecretaris
van Financiën is gepubliceerd, is begin oktober door de
Tweede Kamer aangenomen en vervolgens nog vóór 1 janua-
ri 2007 met enkele kleine wijzigingen door de Eerste Kamer
als wet aanvaard. Deze wet beoogt een verbetering van het
Nederlandse fiscale vestigingsklimaat voor ondernemers te
realiseren. In de wet zijn diverse maatregelen opgenomen die
fiscale en dus financiële veranderingen teweeg brengen voor
zowel de IB-ondernemers (zoals de maten in de maatschap)
als voor de vennootschapsbelastingplichtige rechtspersonen,
waaronder de besloten vennootschappen.
Eén van de belangrijkste en meest in het oog springende
veranderingen is de verlaging van het tarief in de vennoot-
schapsbelasting. Tot 1 januari jongstleden kende de vennoot-
schapsbelasting een twee-schijventarief, en wel 25,5 procent
over de eerste 22.689 euro en 29,6 procent over het meerdere.
In de wet wordt een derde schijf toegevoegd. Winsten tot en
met 25.000 euro worden belast met 20 procent, het meerdere
van 25.001 euro tot en met 60.000 euro met 23,5 procent en

Berichten

verslagen

-ocr page 121-

alles boven de 60.000 euro met 25,5 procent. Dit zal de vraag
weer oproepen of het nu voor de zelfstandige ondernemer
weer interessanter zal worden om zijn onderneming om te
zetten in een besloten vennootschap. Op dit aspect wordt in
dit artikel nader ingegaan.

In de wet wordt naast een verlaging van het tarief voor de
vennootschapsbelasting ook een verandering doorgevoerd
om voor de zelfstandige ondernemer een vorm van tarief-
verlaging in de inkomstenbelasting te bewerkstelligen. Het
gaat hierbij niet om een aanpassing van de percentages in-
komstenbelasting, maar om het in het leven roepen van een
winstvrijstelling. Tien procent van de belastbare winst voor
zelfstandige ondernemers wordt vrijgesteld van inkomsten-
belasting. Deze vrijstelling zal alleen gelden voor die onder-
nemers die voldoen aan het urencriterium voor de zelfstandi-
genaftrek (tenminste 1.225 uren per jaar per ondernemer) en
komt bovenop de bestaande ondememersaftrek.
Naast de verlaging van de vennootschapsbelasting en (indi-
rect) van de inkomstenbelasting voor ondernemers is in de
wet ook een verlaging van de dividendbelasting opgenomen
van 25 procent naar 15 procent. Op het aan de directeur-
grootaandeelhouder (DGA) uit te betalen dividend zal dus in
het vervolg geen 25 procent maar 15 procent dividendbelas-
ting worden ingehouden. Omdat er door de DGA in box 2
echter wel 25 procent inkomstenbelasting verschuldigd is
over dit dividend, zal er vervolgens nog een naheffing inkom-
stenbelasting van 10 procent volgen. Overigens is in het Be-
lastingplan 2007 een éénmalige verlaging (alleen voor het
jaar 2007!) opgenomen van het tarief inkomstenbelasting in
Box 2 van 25 procent naar 22 procent.
Naast bovenvermelde zijn er nog meer aanpassingen ten op-
zichte van de huidige wetgeving opgenomen, zoals bijvoor-
beeld de aanpassing van de afschrijvingsmethodiek op be-
drijfsmiddelen en goodwill. Zo wordt de periode van
afschrijving op goodwill gesteld op tien jaar, terwijl dat nu
nog vijfjaar is. Voordeel hierbij is, dat de periode van tien jaar
veelal overeenkomt met de looptijd van de ten behoeve van de
goodwill aangegane financiering. Op die manier komen er
door het wegvallen van de financieringslast tegelijkertijd met
het wegvallen van de afschrijving op de goodwill liquiditeiten
vrij om de daardoor ontstane extra belasting te kunnen vol-
doen. Nadeel is echter dat men langer moet wachten op het
volledige fiscale voordeel, omdat de afschrijving immers
wordt verspreid over meerdere jaren Een andere wijziging is
de beperking van verliesverrekening. Waar nu nog verliesver-
rekening met de drie voorafgaande en alle komende jaren mo-
gelijk is, is het voorstel om voor de vennootschapsbelasting
(en dus niet voor de inkomstenbelasting) de achterwaartse
verliesverrekening terug te brengen tot één jaar en de voor-
waartse verrekening zowel voor de inkomstenbelasting als
voor de vennootschapsbelasting te beperken tot negen jaar.
Tot zover een kort overzicht van de belangrijkste in de wet
Werken aan winst opgenomen wijzigingen. Vrijwel elke on-
dernemer, zowel zelfstandig als rechtspersoon, gaat in positie-
ve zin profiteren van de voorgestelde maatregelen. Of dit
wetsvoorstel ook zal leiden tot een verbetering van het Neder-
landse fiscale vestigingsklimaat zal de tijd uit moeten wijzen.
Het wetsvoorstel roept bij menig dierenarts wellicht de vraag
op of het dan nu toch tijd wordt om zijn of haar onderneming
om louter fiscale redenen om te zetten in een besloten ven-
nootschap. Uiteraard met het idee te profiteren van de in de
wet opgenomen tariefsverlaging in de vennootschapsbelas-
ting. Vaak laat men zich daarbij leiden door het lagere Vpb-
tarief ten opzichte van het IB-tarief Hoewel de vraag zich
niet altijd direct laat beantwoorden, blijkt dat men zich veelal
een te rooskleurig beeld heeft gevormd van de B.V
Weliswaar leiden de tarieven in de nieuwe wet tot een tarief-
voordeel voor de besloten vennootschap, maar dat voordeel
wordt op andere wijze weer tenietgedaan. De cumulatie van
vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting in geval van
een B.V bedraagt over de top van het resultaat ruim 44 procent,
terwijl dit percentage voor een zelfstandig ondernemer 52 pro-
cent bedraagt. Daarentegen kent de inkomstenbelasting een
ondernemersaftrek en (vanaf 2007) een winstvrijstelling van
10 procent. Deze fiscale tegemoetkomingen zorgen er meestal
voor dat het tariefvoordeel van 44 procent Vpb ten opzichte
van 52 procent IB al snel omslaat in een nadeel voor de B.V
"Waarom dan wel een B.V?", is vervolgens de vraag. Daar-
voor zijn een paar redenen aan te voeren:

a. Uitstel van belasting betalen.

De winst van de B.V wordt direct belast met vennoot-
schapsbelasting. De over de winst na belasting verschul-
digde inkomstenbelasting is pas verschuldigd op het mo-
ment dat deze winst in de vorm van dividend aan de DGA
wordt uitbetaald en dat moment bepaalt de DGA zelf

b. Pensioenopbouw in eigen beheer.

Als zelfstandig ondernemer is er naast een eventueel be-
roepspensioen en de FOR slechts de lijfrenteverzekering
als fiscale mogelijkheid om een al dan niet aanvullend
pensioen op te bouwen. Een B.V. kan deze pensioenop-
bouw (onder strikte voorwaarden) in eigen beheer regelen;

c. Afdekken van beroepsaansprakelijkheid.

In bepaalde branches van het bedrijfsleven (onder andere
de ICT) is het vrijwel onmogelijk beroepsaansprakelijk-
heid te verzekeren. In dat geval loopt de zelfstandig onder-
nemer bij een claim persoonlijk een groot financieel risico.
In geval van een B.V is echter de B.V. en niet de DGA aan-
sprakelijk. Inmiddels liggen er echter ook juridische uit-
spraken waarbij de DGA ook in privé aansprakelijk werd
geacht. Overigens kan de aansprakelijkheid voor het eigen
medische handelen niet worden uitgesloten, ook niet via
een B.V. Een B.V. kan wel de aansprakelijkheid voor de
(medische) handelingen van een collega beperken.

d. Pr.-/aquisitie-overwegingen.

In bepaalde branches geeft het een potentiële klant op één
of andere wijze meer vertrouwen als hij zaken doet met
een B.V in plaats van een zelfstandig ondernemer.

Uiteindelijk zullen er ondernemers zijn die hun eigen rede-
nen hebben om een eventueel belastingnadeel van de B.V.
voor lief te nemen en toch hun voorkeur laten uitgaan naar
deze B.V. Een ander aspect dat dan aan de orde komt, is de
financiële privé-situatie, waarbij het privé-bestedingspatroon
een belangrijke rol speelt. Het kan zijn dat een B.V. niet in dat
financiële patroon past en alsnog moet worden afgeraden.
Conclusie is dat de vraag of een besloten vennootschap aan te
bevelen is, niet eenvoudig te beantwoorden is. Het is dus zaak
u goed te laten voorlichten!

Harry Gijsberts is accountant bij DixFortuin el De jong,
accountants en belastingadviseurs. Peter van Brakel is
adviseur van DixFortuin Financieel Praktijkadviesbureau.

-ocr page 122-

24e World Buiatrics Congress

Rogier Kuiper

Van 16 tot en met 19 oktober 2006
werd in Nice het 24e World Buia-
trics Congress gehouden. De orga-
nisatie van dit tweejaarlijkse con-
gres lag deze keer in handen van de
Société Française de Buiatrie, die
hiervoor het zeer ruime en goed ge-
outilleerde congrescentrum \'Acro-
polis\' in Nice had gekozen, op loop-
afstand van het strand van de Middellandse Zee.

Versla

Dit congres heeft als onderwerp de rundergeneeskunde in de
breedste zin van het woord (bovine health management) en
beoogt een forum te zijn, niet alleen voor specialisten en we-
tenschappers, maar vooral ook voor practici. In het verleden
leek de doelstelling \'voor en door practici\' vaak wat te hoog
gegrepen. De deelname door practici beperkte zich vaak tot
de direct omringende landen en bijdragen door practici ble-
ven zeldzaam. In een aantal opzichten leek het congres in
Nice een nieuwe trend te zetten. Allereerst het aantal deelne-
mers: waren de organisatoren gewend 1.200 a 1.400 deelne-
mers een mooi aantal te vinden, het congres in Nice had
3.200 deelnemers. Een groot deel hiervan waren practici uit
Frankrijk en de direct omringende landen. Ook het Neder-
landse contingent aan deelnemers was, door een groeiende
belangstelling onder practici, groter dan ooit (zie foto). Wel-
licht is het feit dat de praktijk zich geleidelijk verder ontwik-
kelt naar diersoort, hier mede oorzaak van.
De toenemende belangstelling van practici voor het Buiatrics
congres heeft ook gevolgen voor de appreciatie voor het
programma. In het verieden werd als punt van kritiek wel ge-
hoord dat voor specialisten en wetenschappers de nieuws-
waarde van het programma gering was. Nu sluit de inhoud
van de presentaties beter dan in het verleden aan op de inte-
resse van de deelnemers.

Programma

Het wetenschappelijke programma bestond uit 51 sessies met
evenveel \'keynote lectures\', 226 \'oral presentations\' en 470
posters. Het programma was opgezet rondom vijf topics:

• Buiatrics and society,

• Individual medicine and surgery,

• Population medicine and herd health,

• Quality products, food safety, welfare, environmental issues

• Vector-borne diseases.

Hierbij viel wel op dat veel presentaties over de individuele
rundergeneeskunde waren gerangschikt onder \'Population me-
dicine and herd health\', alsof hetzelfde onderzoek belangrijker
wordt wanneer het valt onder \'Population medicine and herd
health\'. De inhoudelijke kwaliteit van de presentaties was over
het algemeen goed en veel key-note lectures gaven een goed
state-of-the-art overzicht van het betreffende onderwerp.
Buiten dit wetenschappelijke programma, buiten verant-
woordelijkheid van het wetenschappelijk comité waren er
nog dertien workshops, symposia, fora en seminars, georga-
niseerd door de farmaceutische industrie (apart of in samen-
werkingsverband). Hoewel deze in feite buiten het weten-
schappelijke programma vielen, waren ze toch overzichtelijk
in alle programmaoverzichten opgenomen, wat voor de deel-
nemers wel zo makkelijk was.

Sociaal

Het programma van dit congres besloeg altijd een hele week,
dat wil zeggen: maandagochtend inschrijven, daarna de
opening, donderdagavond gala en vrijdagochtend de laatste
presentaties en sluiting. Deze keer was het programma iets
gecomprimeerd. Het inschrijven was grotendeels naar de zon-
dagmiddag verschoven, maandagochtend werd om
8.30 uur begonnen met het wetenschappelijke programma, de
openingsceremonie was maandagavond en de sluiting was
donderdagmiddag. Voordeel: er was geen programma meer op
vrijdagochtend na het gala, iets wat zowel voor sprekers als
voor deelnemers nogal eens een moeilijk moment placht te
zijn. Het \'social programme\' van het congres bestond vooral
uit een openingsceremonie met een schitterende \'aquatic
show\' met een \'tour du monde en 1000 secondes\'. Na afloop
was er een cocktail waar de congresgangers elkaar konden
ontmoeten. Ook het gala op donderdagavond was vlekkeloos
georganiseerd en gaf de meer dan drieduizend deelnemers de
gelegenheid om elkaar te spreken. Over de uitreiking die
avond van \'onze\' Gustav Rosenberger Memorial Award aan
Vitaliy Dubinskyy uit de Oekraine is elders in dit tijdschrift al
bericht. Na een voortreffelijk diner, waar voor dit grote aantal
deelnemers enkele hoogstandjes van de Franse keuken wer-
den gepresenteerd, eindigde de avond pas in de kleine uurtjes
waarbij het Nederiandse contingent deelnemers zich ook op
de dansvloer niet onbetuigd liet. Het \'social programme\' van
de overige avonden werd op wisselende wijze ingevuld. Daar-
bij nam ook de farmaceutische industrie een deel voor haar
rekening. Al met al was er ruimschoots gelegenheid om in dit
\'social programme\' contacten te leggen en/of aan te halen met
collega\'s uit andere landen, maar ook met landgenoten. Aan-
gezien allerlei ontwikkelingen in ons vak zich steeds meer op
internationaal niveau afspelen hebben internationale contac-
ten een niet te onderschatten belang voor de congresganger,
of deze nu wetenschapper, specialist of praktiserend dieren-
arts is.

Rogier Kuiper is specialist rundergezondheid en als docent
werkzaam bij de Faculteit der Diergeneeskunde.

-ocr page 123-

Paul Overgaauw

Tijdens de Klinische Seminars, die afgelopen najaar voor
dierenartsen werden georganiseerd, kwamen bij de on-
derwerpen \'Chronische maagdarmproblemen bij de kat\'
en \'De hond met chronische diarree\' veel nieuwe inzich-
ten en ontwikkelingen aan de orde. Een aantal daarvan
worden besproken.

Drs. Jenny Buijtels, Europees specialist interne geneeskunde
van gezelschapsdieren en werkzaam bij het Departement Ge-
neeskunde van het Gezelschapsdier, Faculteit der Dierge-
neeskunde in Utrecht, behandelde de chronische maagdarm-
problemen bij de kat door het bespreken van enkele casussen.
Met als uitgangspunt een probleemlijst en de bijbehorende
differentieeldiagnoses liet de spreker zien dat men in alle ge-
vallen een diagnose kan stellen na het uitvoeren van verschil-
lende diagnostische stappen. Deze omvatten naast het kli-
nisch onderzoek ook bloed- en ontlastingonderzoek, het
gedurende zes weken starten met een hypoallergeen dieet en/
of een endoscopisch onderzoek, inclusief het nemen van bi-
opten.

Chronische diarree bij de kat

Tijdens de lezing kwamen enkele interessante zaken naar vo-
ren. Haarballen worden bijvoorbeeld vaak genoemd als oor-
zaak van (chronisch) braken. Uit de literatuur blijkt echter dat
deze veronderstelling sterk wordt overschat. Oorzaken die
eerder in aanmerking komen, zijn voedselintolerantie (niet-
immunologisch) of -allergie (immunologisch), chronische
gastrititis, pancreatitis of enteritis, tumoren, parasieten (met
name
Giardia en Toxocara) en systemische aandoeningen,
zoals lever- en nierlijden en hyperthyreoïdie. Bij een voedsel-
overgevoeligheid hebben een IgE-bepaling of gastro-entero-
scopische allergietesten geen enkel nut.
Een
Giardia-infecUe wordt bij katten minder vaak gevonden
dan bij honden, hoewel bij jonge katten klinisch gezien vaker
problemen ontstaan. Bij de kat wordt ook vaker dikke darm-
diarree gezien. Naast een behandeling met fenbendazol en/of
metronidazol wordt geadviseerd de vacht te wassen met
shampoo of af te nemen met een washand en water, en de om-
geving te desinfecteren met quaternaire ammoniumverbin-
dingen of een twintig procent bleekoplossing.
Buijtels gaf ook informatie over de afgenomen werkzaam-
heid van tabletten die zonder water worden gegeven. De pas-
sagesnelheid is in dat geval beduidend slechter en er bestaat
zelfs het risico op een slokdarmspasme, die een passage nog
verder zou tegenwerken. Ook kan er bij gebruik van bepaalde
medicijnen een oesophagitis ontstaan. Met water bereikt 94
procent van de tabletten binnen een minuut de maag. Droog
arriveert na twee minuten slechts dertien procent van de me-
dicijnen in de maag. Overeenkomstige resultaten zijn aange-
toond voor capsules. Zonder water bereikt slechts zeventien
procent van de capsules de maag. Met zes milliliter water
stijgt dit percentage tot 97 procent van de capsules binnen
dertig seconden.

Bij darmproblemen waarbij de absorptie is verstoord, kan
cobalamine(vitamine B12)-deficiëntie optreden. In dergelijke
gevallen knapt de patiënt niet op en kan er sprake zijn van
wisselende anorexie en een slechte vachtkwaliteit. Met bloed-
onderzoek kan een verlaagde concentratie cobalamine wor-
den aangetoond. De therapie bestaat uit een maand lang we-
kelijkse injecties van 250 milligram SC. Daarna kan op effect
worden afgebouwd.

Bij de bespreking van colonobstipatie met het ontstaan van
een megacolon bleek dit lang niet altijd een ideopathische
oorzaak te hebben. Er moet dus degelijk onderzoek plaats-
vinden om andere oorzaken uit te sluiten, inclusief onder an-
dere de omgeving, gebruik van medicijnen enzovoorts. Bij
het gebruiken van laxantia dient men er bij smerende laxantia
zoals minerale- of paraffineolie rekening mee te houden dat
deze een film over de dunne darmwand gaan vormen. Dit kan
de absorptie belemmeren en leiden tot het ontstaan van defi-
ciënties. Het advies is dus om deze middelen niet langer dan
dagen tot enkele weken te gebruiken. Voor zowel de korte als
de langere termijn gaat de voorkeur uit naar een hyperosmo-
tisch laxativum, zoals lactulose.

De hond met chronische diarree

Dr. Paul Mandigers, Europees specialist interne geneeskunde
van gezelschapsdieren en werkzaam bij Verwijscentrum de
Wagenrenk in Wageningen en het Departement Geneeskunde
van het Gezelschapsdier, Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht, ging bewust voorbij aan de bekend veronderstelde
anamnese van diarree en de differentiatie tussen dunne en
dikke darmdiarree. Hij concentreerde zich op nieuwe ontwik-
kelingen en valkuilen, die hij besprak op basis van de diffe-
rentieeldiagnose. Drie differentieeldiagnoses lichten we er
hieruit.

De Cyniclomyces guttulatus (brillendoosjesgist, voorheen
Saccharomycopsis guttulata) komt normaal voor in de darm
van konijnen, cavia\'s en chinchilla\'s, maar wordt ook gevon-
den in vijftien procent van de fecesmonsters van honden. Hij
wordt steeds vaker gevonden in de ontlasting van honden met
diarree. De vraag is dus of dit wel echt een commensaal is.
Uit recent onderzoek van het VMDC en Mandigers blijkt dat
deze \'commensaal\' bij een aantal honden toch verterings-
stoomissen geeft, met diarree als klinisch symptoom. Ge-
richte behandeling met nystatine gaf bij een aantal dieren een
klinisch resultaat. Momenteel wordt deze gist verder onder-
zocht, maar Mandigers adviseert voorlopig minimaal twee en
bij voorkeur drie fecesmonsters te onderzoeken om zo de
kans op een diagnose groter te maken.
Een ander omstreden onderwerp is de rol van
Clostridium
perfringens, C. difficile
en hun toxinen (enterotoxische Clost-
ridia) bij diarree bij de hond. Uit onderzoek bleek dat C.
Dif-
yïc/7e-toxinen gevonden werden bij 21 procent van de honden
met diarree, tegenover 7 procent bij gezonde dieren. C
per-
fringens
was aanwezig in de ontlasting van 28 procent res-
pectievelijk 5 procent van de honden. De vraag is of deze mi-
cro-organismen de diarree veroorzaken of er een gevolg van
zijn. In het verlengde van deze kwestie ligt het onderwerp
bacteriële overgroei (Small Intestinal Bacterial Overgrowth
(SIBO)) en een recent beschreven nieuwe diflferentieeldiag-
nose, ook wel Antibiotica Gevoelige Diarree (AGD) ge-
noemd. In al deze gevallen vindt men in het algemeen een

Maagdarmproblemen bij kat en hond met chronische diarree

-ocr page 124-

toegenomen concentratie foliumzuur en een verlaagd cobala-
minegehalte. De antibioticaresponsieve diarree, maar ook de
vermeende C. /jer/ringert^-enterotoxinediarree, kan goed
worden behandeld met bijvoorbeeld tylosine. De spreker ver-
wees naar een onderzoek waarin veertien honden die langer
dan een jaar chronische of intermitterende diarree vertoon-
den, reageerden op dit antibioticum. Bij het stoppen keerden
de klachten echter in 85 procent van de gevallen binnen een
maand terug.

Ook de etiologie van voedselallergie kwam ook aan bod. Een
zekere mate van preventie is mogelijk door in het geval van
maagdarmaandoeningen de darmintegriteit en de intralumi-
nale IgA-immuniteit te handhaven. Dat kan bijvoorbeeld
door een ziek dier niet te vaccineren en bij acute diarree de
diversiteit van het voedselaanbod te beperken (dus niet de
hoeveelheid). Een indicatie van de aanwezigheid van een
voedselallergie kan zijn: de leeftijd (globaal ouder dan zes
maanden en jonger dan twee jaar) en/of de aanwezigheid van
buikpijn. Als een eliminatiedieet geen uitsluitsel geeft wil dat
niet altijd zeggen dat deze oorzaak kan worden uitgesloten.
In dat geval kan het zinvol zijn nog een ander dieet te probe-
ren of bij twijfel een scopie uit te voeren. Tenslotte meldde
Mandigers nog ongepubliceerde onderzoeksresultaten, waar-
uit blijkt dat een groot deel van de patiënten met gastroenteri-
tis verbeterden of klachtenvrij waren na een gehydrolyseerd
sojadieet van twee maanden.

De Klinische Seminars werden georganiseerd door Royal
Canin, in samenwerking met Proteq Dier-en-Zorg Verzeke-
ring en Liaison Veterinair.

Paul Overgaauw is dierenarts-specialist en directeur van
het Platform Verantwoord Huisdierenbezit.

Foal & Fertility Congress

Het internationale hengstenconcours
Zwolle International wordt dit jaar
voor de zevende keer gecombineerd
met een veterinair programma: een
tweedaags internationaal congres met
de titel Foal & Fertility Congress. Het
congres is opgesplitst in het \'Focus
on Foals Seminar\' en de zevende edi-
tie van het \'Equine Reproduction
Seminar\'. Twee complete dagen met praktische inleidingen
en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van veulens en
fertiliteit.

Focus on Foals Seminar

Het seminar \'Focus on Foals\' op woensdag 28 februari 2007
maakt van Zwolle International een waar congres. Met dit se-
minar beantwoordt Proveto aan de vraag om uitbreiding van
het Equine Reproduction Seminar voor deelname door bui-
tenlandse dierenartsen. Het programma op deze dag bestaat
uit twee dagdelen met ieder een eigen invulling, onder voor-
zitterschap van Marco de Bruijn van Dierenkliniek Wolvega.
Tijdens het ochtendprogramma zullen internistische aandoe-
ningen worden besproken door Wendy Vaala (USA) en Sarah
Stoneham (UK). Tijdens het middagprogramma ligt de na-
druk op de chirurgische benadering van verschillende aan-
doeningen bij het veulen. Naast Tijn Spoormakers van Die-
renkliniek Emmeloord is met de zeer gerenommeerde spreker
David Freeman (USA) een expert in huis gehaald.

Aankondigin

Equine Reproduction Seminar

De zevende editie van het \'Equine Reproduction Seminar\' op
donderdag 1 maart, krijgt wederom invulling met internatio-
nale topsprekers. Dit jaar is één van de sprekers Dale Pacca-
monti, werkzaam op Louisiana State University (USA) en
specialist op het gebied van de reproductie van het paard. Met
zijn brede expertise, waaronder de infertiliteit van merrie en
hengst, maar ook specifieke voortplantingstechnieken en pro-
blemen rond het veulenen, is het wederom gelukt om een in-
teressante spreker naar Zwolle over te laten komen. Drie an-
dere topsprekers in het donderdagprogramma zijn: Lisa
Metcalf, David Freeman en Wendy Vaala. Het voorzitter-
schap is in handen van Björn Rambags, specialist reproductie
paard.

Kortom, Zwolle International 2007, actueel en vernieuwend
met topsprekers. Een practicus werkzaam in de fertiliteitsbe-
geleiding mag hier niet ontbreken.

Voor meer informatie en/of aanmelding kunt u de
website
www.proveto.nl bezoeken. Voor telefonische
informatie kunt u Peter van der Ven bellen, telefoon:
-^31-(0)650235843.

-ocr page 125-

KNMvD

Croep Cezondheidszorg Landbouwhuisdieren

Op 14 februari is het zover Na een ruime voorbereiding zal de nieuwe Groep Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren (GGL) worden opgericht. De Groep Practici Grote Huisdieren, de Groep Varkens Ge-
zondheidszorg, de Groep Geneeskunde van het Rund en de Groep Pluimveewetenschappen bundelen de
krachten en gaan samen verder als één geheel. De belangrijkste argumenten voor de fusie zijn: betere
herkenbaarheid zowel intern als extern, duidelijke taakverdeling, efficiënter bestuur en verdere profes-
sionalisering. De GGL zal zich bezighouden met algemene beleidszaken en belangenbehartiging voor
alle dierenartsen werkzaam in de sector landbouwhuisdieren, hierbij ondersteund door diersoortgerichte
vakgroepen die zich daarnaast ook op de vakinhoudelijke ontwikkeling zullen toeleggen.
Er ligt in mijn ogen een enorme uitdaging voor de GGL om inhoud te geven aan deze opdracht. Eén van
de speerpunten moet zijn om de achterban en de buitenwereld te informeren over waar de Groep voor
staat en zich mee bezig houdt. Een nauwe betrokkenheid en verbondenheid van de leden met de Groep
is noodzakelijk. Naast de contacten op ledenvergaderingen en bijeenkomsten van de vakgroepen wil de
GGL voor dit doel klankbordgroepen instellen. Bovendien zal er vaker ge-
bruik gemaakt worden van tijdelijke werkgroepen die het bestuur project-
matig adviseren, ondersteunen en helpen bij de uitvoering van het beleid.
De GGL start in een turbulente tijd en dit vergt een adequaat beleid. Het
opstellen van een duidelijk beleidsplan vormt dan ook een van de taken van
het nieuwe bestuur Het beleid moet er toe leiden dat de belangen optimaal
worden behartigd en de ontplooiing en ontwikkeling van ons beroepsveld
wordt gewaarborgd. Ik spreek de hoop uit dat de GGL een succesvolle
toekomst tegemoet gaat. Ik draag daar graag mijn steentje aan bij en hoop
dat de Groep op brede steun kan rekenen van iedereen die als dierenarts
werkzaam is in, of zich verbonden voelt met de landbouwhuisdierensector

Jan Tiete Siebinga

Voorzitter Groep Practici Grote Huisdieren, kandidaat-voorzitter GGL

Voorzitters-
column

Activiteiten van de werkgroep Absyrtus-senior in de regio zuid

Jan van Lieshout

In de regio zuid is al een groot aantal
jaren de werkgroep Absyrtus-senior
actief in het organiseren van activitei-
ten voor gepensioneerde dierenartsen.
Tot op heden ging het om de jaarlijkse
Absyrtus-senior reünies in mei en de
voorjaarsborrels.
De KNMvD heeft ingezien dat een
groeiend aantal oudere dierenartsen
het als een leemte ervaart dat er weinig activiteiten voor deze
doelgroep georganiseerd worden. Er is een landelijke groep
\'Seniorenbeleid\' gevormd, die dit probleem op landelijk ni-
veau gaat aanpakken en landelijke activiteiten gaat opzetten.
Als aanvulling op de landelijke activiteiten wil Absyrtus-se-
nior nu in de zuidelijke regio het voortouw nemen in het op-
zetten van meer regionale activiteiten.
Hoewel het niet altijd gemakkelijk is om oudere collegae van
hun stoel en uit hun huis te krijgen, dierenartsen zijn immers
net mensen, wil Absyrtus-senior dat toch proberen. Het plan
is om drie ä vier keer per jaar bijeenkomsten met een \'pro-
busachtig\' karakter te houden op een drietal plaatsen in het
zuiden. De afstanden spelen op die manier minder een rol.
Deze bijeenkomsten beginnen om 11.00 uur. Er wordt een
spreker uitgenodigd, die een half uur spreekt over een voor
ons interessant onderwerp. Deze onderwerpen kunnen zeer
divers zijn. Voorbeelden zijn: aan het beroep gerelateerde on-
derwerpen, reisverslagen van bijvoorbeeld collega Rümmers,
leuke verhalen over hobby\'s enzovoorts. Na de voordracht en
de discussie volgen een gezamenlijke broodmaaltijd en ge-
zellig napraten. We denken dat er belangstelling is voor der-
gelijke activiteiten. Daarom willen we er in februari mee star-
ten. De doelgroep wordt gevormd door dierenartsen die niet
meer regulier werken en hun partners, weduwen van over-
leden collegae en collegae die arbeidsongeschikt zijn. De tot
deze doelgroep behorende niet-KNMvD-leden worden ook
uitgenodigd

Maatschappij

nieuws

De eerste bijeenkomsten zullen plaatsvinden in februari en
maart 2007 en wel op 27 februari in de Druiventros in Berkel-
Enschot, op 28 februari in het De Valk Motel De Wouwse Tol
in Bergen op Zoom (ook voor Zeeuwse collegae) en op
1 maart in de Turfhoeve in Sevenum (mede bestemd voor
Limburgse collegae). De spreker op alle drie de locaties is
Jan Goossens (voormalig Kl-directeur van Land van Cuijk).
Hij zal een inleiding houden over: \'De humaan praktische en
ethische consequenties van de moderne genentechnieken\'.
Verder is de jaarlijkse reünie van Absyrtus-senior regio Zuid
vastgesteld op dinsdag 1 mei. Alle betrokkenen krijgen hier-
voor nog een persoonlijke uitnodiging.

Jan van Lieshout is lid van de werkgroep.

-ocr page 126-

KNMvD

Bernard Roem
(1923 - 2006)

memoriam

Op 8 november 2006 werd collega Ben Roem getroffen door een hartaanval, waardoor plotseling
een einde aan zijn leven kwam. Hij is bijna 83 jaar oud geworden. Een goede en aimabele collega
heeft afscheid genomen.

In Tiel bracht Ben zijn schooltijd door en in 1941 ging hij in Utrecht diergeneeskunde studeren;
een studie die hem op het lijf geschreven was. Door de oorlogshandelingen moest hij gedwongen
zijn studie onderbreken en onderduiken.

In 1952 studeerde hij af en vestigde zich in een gemengde praktijk te Nunspeet. Daar volgden .sa-
men met zijn gezin twaalf gelukkige praktijkjaren. Hij stond voor zijn patiënten klaar en ook in
alle weekeinden, omdat zondagsdiensten ontbraken. Ben realiseerde zich dat hij deze praktijk
niet tot aan zijn pensionering zou kunnen voortzetten. Hij verzette de bakens en werd in 1964
hoofd van de Vleeskeuringsdienst te Schagen, waar toen ook nog een destructor was gevestigd.
Op 1 januari 1969 volgde zijn benoeming tot adjunct-directeur van de Vleeskeuringsdienst Mep-
pel en spoedig daarna zijn benoeming tot directeur. Deze dienst omvatte een verscheidenheid aan
keuringsactiviteiten in en om Meppel. Hij voelde zich daar thuis. Ben leidde de dienst met weinig
woorden, was rechtlijnig en overleg moest niet lang duren.

Omstreeks 1980 diende zich de Rijksvleeskeuring (RVV) aan. Investeren in huisvesting en perso-
neelsuitbreiding was niet meer mogelijk. Dat raakte Ben omdat hij betere werkomstandigheden
wenselijk achtte.

De vleeskeuringsdiensten Meppel en Hoogeveen werden in 1984 samengevoegd en Ben Roem
kreeg de mogelijkheid om uit te treden.

In de afscheidsdienst in de overvolle Remonstrantse Kerk te Meppel verwoordden zijn dochter en
zoon op voortreffelijke wijze de eigenschappen van hun vader Zijn bescheidenheid, hulpvaardig-
heid en zijn trouw maakten hem tot een geliefd mens.
Ben Roem is niet meer, maar leeft voort in onze herinnering.

Robbert Venker

Vijf dierenartsen gezocht voor de nieuwe Codecommissie

Binnen de KNMvD zijn de statuten en andere regelingen ge-
wijzigd door de algemene vergadering van 6 oktober jongst-
leden. Daarom moet ook de Code voor de Dierenarts op een
aantal punten worden aangepast. Bovendien moet de aange-
paste code in overeenstemming worden gebracht met de
Europese Code voor de Dierenarts van de FVE. De KNMvD
is op zoek naar vijf dierenartsen die de Code voor de Dieren-
arts willen aanpassen. Zij moeten dan lid worden van de
Codecommissie.

Een optimaal samengestelde Codecommissie bestaat uit ten
minste één lid met ervaring uit de oude Codecommissie, ten
minste één lid werkzaam in de landbouwhuisdierenpraktijk
en ten minste één lid werkzaam in de gezelschapsdierenprak-
tijk en/of paardenpraktijk. Andere belangrijke aandachtsge-
bieden zijn dierenartsen in het bedrijfsleven, in de sfeer van
gezondheid- en kwaliteitszorg, dierenartsen in loondienst en
specialisten. Leden van de codecommissie dienen uiteraard
op de hoogte te zijn van wat er leeft binnen de beroepsgroep.
De procedure is dat de raad van toezicht leden voor de com-
missie voordraagt bij het bestuur van de KNMvD. Het
bestuur benoemt. Het bureau van de KNMvD ondersteunt de
Codecommissie. Wilt u meer informatie of zich aanmelden
voor de nieuwe Codecommissie dan kunt u voor 15 februari
contact opnemen met Herman Geertsen, algemeen directeur,
030-6348900
of h.geertsen(^knmvd.nl.

Jubilea februari 2007

5 februari, F.P.C.M. Beens te Essen (België), 25 jaar

6 februari, P. Werkhorst te IJsselmuiden, 50 jaar

13 februari, J.C.M. van Dijck te Broekhuizervorst, 40 jaar
13 februari, O.J.J. de Clerck te Breda, 40 jaar
15 februari, G.RM. Waterval te Woudenberg, 25 jaar
20 februari, Dr. R.G. Dijkstra te Leeuwarden, 50 jaar
22 februari, Dr. L. Vellenga te Woerden, 25 jaar
22 februari. Mevr. Drs. H.M. van Veen te Woerden, 25 jaar

-ocr page 127-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Alsafi, H.; 2006; 3454 KA De Meem; Zuider-
breedte 26.

Bos, Mevr. EK. van den; 2004; BH 2 06HH
Longthoms, Wareham, Wool; UK.
Cupedo, Mevr. A.J.; 2006; 3039 HC Rotterdam;
Statenweg 41 D.

Elbagir, Mevr. E.; 2006; 3769 HP Soesterbeig,
Plesmanstraat 96.

Guggenheim, Mevr. S.R.; 2006; 1391 HH Abcou-
de; Meerweg 16 D 4.

Heijstek, Mevr. A.S.; 2006; 5391 CM Nuland; Dissel 26.
Hemmink, Mevr. J.D.; 2006; SA6I INF Haverfordwest; 17 Marketstreet; Hamil-
tonhouseflat 6; U.K.

Kooij, Mevr. M. van der; 2006; 3583 EB Utrecht; Prins Hendriklaan 17.

Koom, Mevr. M.; 1625 EJ Hoom; Klipper 30.

Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1996; 6621 BN Dreumel; Hogeweg 32.

Laar, S.J.; Gent 2006; 3911 VN Achterberg; Weteringsteeg 46.

Loermans, J.H.M.; 2006; 6601 GC Wychen; Zwanensingel 63.

Lohmann, Mevr. A.; München 2004; 6105 AD Maria Hoop; Eioekhorstweg 6.

Looij, Mevr. H. van de; 2003; 4701 GP Roosendaal; Dam.straat 54B.

Molen, Mevr T.M.J. van der; 2006; 1935 BH Egmond-Binnen; Abdijlaan 2 A.

Olde Olthuis, Mevr. S.K.; 2006; 3571 SB Utrecht; Willem Schuijlenburglaan 25.

Plomp-Baa.s, Mevr. A.M.; 2006; 3571 JE Utrecht; Eijkmanlaan 207.

Ruijter, Mevr. J.N.M. de; 2006; 4854 CV Bavel; Brigidstraat 94.

Schie, Mevr. M.H.M. van; 2006; 3572 ZH Utrecht; Zeemanlaan 168.

Snider, Mevr. M.; 2006; 3513 GB Utrecht; Davis van Mollenstraat 58.

Personalia

KNMvD

Wezenbeck, Mevr. A.; 2006; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 837.
Wolst, Mevr. F.A.N.; 2006; 114 Drumeen Road; Marguirebridge; Noord-leriand.

Mutaties:

Binsbergen-Gottenbos, Mevr. A.R; 1998; 1272 KD Huizen; Van Houtenlaan 10;
tel. privé: 035-5252903; E-mail privé:
binsenhos@casema.nl.; meàew. bij G.J.
Theel; tel. prakt.: 035-6945073; fax prakt.: 035-6947099; E-mail prakt.:
info@dierenartsnaarden.nl.

Ginneken, Mevr. J.A.M. van; Gent 2004; 7587 RD De Lutte; Lossersedijk 44;
tel. privé mobiel: 06-51468244; E-mall privé: jantine-lan(ayahoo.com.;
medew. bij D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof en H.PP Veldhuis; tel. prakt.: 0541-
530005; fax prakt.: 0541-530068; E-mail prakt.:
dapoldenzaal@hetnet.nl.
Laan, Mevr.T.T.J.M.; 1996; U-2005; 6621 BN Dreumel; Hogeweg 32; tel. privé:
0487-570870; E-mail privé:
t.laan@delingehoeve.nl.; Spec. Inw. Ziekten v.h.
Paard;
ECEIM; medew. bij A. Beekhuis, E. Bergman, A. Hof, J.J. Pouwer,
H.vVeen en P Wiemer; tel. prakt. 0488-482900; fax prakt.: 0488-481355; E-
mail prakt.:
paard@delingehoeve.nl.

Schaik, B. van; 2004; 7242 EJ Lochem; A. Hahnweg 74; tel. privé 0573-254313;
E-mail privé:
bramschaik@holmail.com.; Productmanager Large Animal
& Equine Products bij Virbac; tel. bur.: 0342-427127; fax bur.: 0342-
490164; E-mail bur.:
info@virbac.nl.

Velema, J.B.; 1979; 8401 CB Gorredijk; Hoofdstraat 80; tel. privé mobiel:
06-30938016; E-mail privé:
velema@solcon.nl.; geass. met A.W. Joma, J.R. de
Nooij, J.T. Siebinga en Mevr. PH.W. Thywissen; tel. prakt.: 0513-463313; fax
prakt.: 0513^2489; E-mail prakt.:
dac.gorredijk@agroweb.nl.
Wolst, Mevr. F.A.W.; 2006; Maguiresbridge, Fermanagh; 114 Drumeen Road;
tel. privé mobiel: 0031-624871401;
E-mail privé: femkewolst@gmail.com.:
medew. bij Erne Veterinary Group in Noord leriand; tel. prakt.: 0044-
2866322053; E-mail prakt.:
ernevetgroup@hotmail.com.

Congressen ft Symposia_]

januari

26-27 Jumping Amsterdam.
Februari

6-7 Proveto Rundveecongres. Tweedaags in-
ternationaal rundveeprogramma. Lokatie:
Nieuwe Auditorium van Burgers Zoo.
Voor meer informatie over dit congres:
www.proveto.nl.

10-11 Oncologisch treffen 2007 met als onder-
werp "Tumours of the extremities, time
for extreme measures?\'. Het congres zal
gehouden worden in Kontakt der Konti-
nenten in Bilthoven.

27 Ab.syrtus-scnior bijeenkomst Dmiventros te Berkcl-Enschot.

28 Absyrtus-scnior bijeenkom.st Motel De Wouwse Tol te Bergen op
Zoom.

Doorlopende
agenda

28-2/1-3 Proveto Foal & Fertility Congress. Dit congres organiseert Proveto tij-
dens Zwolle International.

Absyrtus-senior bijeenkomst De Turfhoeve te Sevenum.
XVII Tagung über Pferdekrankheiten om Rahmen der Equitana

Tagungsort: Congress Center West, Essen. Information und Anmel-
dung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Huskamp/
Marita Hellmann, Von-Braun-Str. 10, 48712 Gescher Tel. -1-49 (0)
2863 / 2099-0. Fax 49 (0) 2863 / 2099-20. e-mail:
info@tierklinik-
hochmoor.de
Online-Anmeldung www.tierklinik-hochmoor.de.

27 t/m 31 Tweejaarlijkse congres van de European College of Avian Medicine
and Surgery (ECAMS) en de European Association of Avian Vete-
rinarians (EAAV) dat wordt gehouden in het \'Technopark\', Zurich,
Zwitscriand. Verdere informatie kunt u vinden op
www.ecams.eu cn
www.eaav.org.

Mei

I

31-31

Reünie Absyrtu.s-senior regio Zuid.

Intemational Conference on Farm Animal Reproduction, ICFAR 2007.
The ICFAR entitled: \'From Egg to Embryo\' will be held in the Confe-
rence Center Rolduc, the Netherlands. You may contribute by submit-
ting an abstract for the Poster Sessions, deadline February 28, 2(K)7.
Website:
http://www.nfsar.nl/icfar/.

juni

2

21-21

Feline Symposium. Dit symposium zai plaatsvinden op dc Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

XIII th International Congres on Animal Hygiene van de
Intemational Society for Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Informatie en
registratie via dc website:
www.emu.ee/isah2007.

Carprot/yL -
voor soepel Sye^^eçe^
...T
-oWer eey cei/i\'^e p\'^ji/!

CARPRODYL® 20 mg tabletten voor honden
met rundvJeesaroma - REG NL 10400 en
1040! - Werkzaine stof: Carprofen 20 en 50
mg - Indicaties: ontsteking en pijn bij chroni-
sche aandoeningen van het bewegingsapparaat,
zoals bifvoorbeetd osteoartrose. - Doei-
dier: hond - Dosering: 2 tot 4 mg carprofen
per kg LG per dag in een enkele dosering
of in twee halve doseringen: pijnstiliing
duurt minstens 12 uur - Contra-indicatie:
Kart-, lever- of nieraandoeningen, gastroin-
tesünale ulceratie of bloeding, bloedaf-
vfijkingen of overgevoeligheid voor het
product of voor andere NSAIDs; niet ge-
bruiken bij katten - Bijwerkingen: vermin-
derde eetlust en overgevoeligheid van het
maag-darmstelsel, zoals braken en diarree: in
zeldzame gevallen gasirointestinale bloedingen
-Verpakkingen: doos met iO of 50 scrips van
10 tabletten; taWecten van 20 mg en 50 mg.

Tiendweg 8c - Postbus 67
2670 AB Naaldwijk NL
Tel. ( 31) oi7i| 643930
Fax ( 31) 0174 643924

(gyA

\'rundvleessmaak

-ocr page 128-

KNMvD

November

2-3 14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary
Medical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology
in Domestic Animals\'. Conference Fees: 95. Members of DVG, ATF.
WAHVM 45, Members of GdF (TiHo) 25, Unemployed 15, Students
none. Information about the conference, and registration of contri-
butions (20-minute presentations) or posters: until April 01, 2007, to
University-Prof Dr. Dr. Johann Schäffer, Tierärztliche Hochschule
Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15 (Haus
120), D-30173 Hannover, Fax: 49-(0)511-8567676, E-mail:
Johann.
schaeffer@ liho-hannover. de.

Accomodation (Reservation): Hannover Tourismus Service, Hotel Ser-
vice, Prinzenstraße 6, D-30159 Hannover, Tel. 49-(0)511-12345555,
Fax -H-49-(0)511-12345556, Email:
hoteIs@hannover-tourism.de.

December

9-9 Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues\'.

For flirther informations about the seminar and booking conditions:
http://www.clickerreiter.de/KenRamirezl.htm.

Cursussen j

Maart

21-25

27-28

Mei

19-19

juli

15-15

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 2: \'Thoracolumbar\'. Information and registration:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr 4, 27419 Kalbc, Germany. Phone: 49^282-605410/fax:
49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.
Cursus Pluimveevoeding en -management. Plaats: Wageningen. Kos-
ten: 975,- euro. Nadere informatie en mogelijkheiod tot inschrijven
vindt u op
www.whs.wur.nl. De inschrijftermijn van de cursus eindigt
op 14 maart 2007.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 3: \'Sacropelvic\'. Information and registration:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4, 27419 Kalbe, Germany. Phone: 49-4282-605410/fax:
49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49^282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Basic Veterinary Chiropractic Cour1>e for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenslr.
4, 27419 Kalbe, Germany. Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

September

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49^282-6054 iO/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Februari

11-11

Sluitingsdatum voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-02-2007
01-03-2007
15-03-2007
01-04-2007

maandag 29-01-2007
maandag 12-02-2007
maandag 26-02-2007
maandag 12-03-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-tnail: tijdschrift(gknmvd.nl

Te koop aangeboden
gezelschapsdierenpraktijk:

Pluimveepraktijk Noord S Oost Is een van de toonaangevende
pluimveepraktijken in Nederland. Onze doelstelling is om dooi
middel van Intensieve begeleiding, met aandacht voor zowel
ziektekundige zaken alsmede management en voeding, de
begeleide pluimveebedrijven efficiënt te laten produceren.

De huidige bezetting van 5 dierenartsen wordt
ondersteund door 2 Has geschoolde medewerkers,
een landbouwkundig ingenieur en 2 laboranten.

Wij zijn op zoek naar een dierenarts die enthousiast J
en met frisse ideeën onze doelstelling ondersteunt, i

Ervaring is geen vereiste.

Uw sollicitatie zal vertrouwelijk worden behandeld.

Voor vragen kunt u contact opnemen met Drs. P.M. Cornelissen,
Paul.CornelissenSpoulvet.nl of tel. 0523 687368. Uw schriftelijke
sollicitatie kunt u sturen naar Pluimveepraktijk Noord en Oost B.V.,
Herenstraat 79, 7776 AM Slagharen, www.pluimveepraktljken.nl/pno

U kunt uw reactie sturen aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421, 3ggo GE Houten
onder vermelding van nummer 112001.

¥

Pluimveepraktijk Noord £ Oost

medisch onderzoekscentrum voor pluimvee

1  ruime eenmanspraktijk met jaarlijks gezonde groei;

• prettige locatie (randstad ZH, nabij recreatiegebieden);

• dienstregeling rnet nabije praktijken;

• goede bereikbaarheid en parkeergelegenheid.

-ocr page 129-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn
Voor extra therapietrouw

^ RIMADYL

SMAKELUKE TABLETT

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEh

li I
I

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEN

lig

RIMADYL.

CARPROFEN

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfïzer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Llssel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizercom

Rimabyl* smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021.10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ratieve pijn • dosering: Ixdaags 4mg/kg lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti.inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl* smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-vreg: oraal •
toedieningsvorm: smakelijke tabletten van 20. 50 en 100 mg • contraindicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contraindicaties: niet gebruiken bij hart-, levet- of nieraandoeningen, bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwerkingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health. Postbus 37.2900 AA Capelle a/d
IJssel. Telefoon: 010 - 406 46 00. verdere informatie op verzoek beschikbaar.

-ocr page 130-
-ocr page 131-

Deel 131 • Aflevering 4*15 februari 2006

The Feil Pony Immunodeficiency Syndrome also
occurs in the Netherlands: a review and six cases

Het belang van Mycoplasma bovis bij
luchtwegaandoeningen van kalveren

Klinische trail: een nieuwe behandeling van niet
resectabele tumoren bij de hond

Voorzitter KNMvD (M/V) gezocht

KNMvD

Dierenarts hoeft geen inft)rmatie te verstrekken voor
hondenbelasting

-ocr page 132-

advantage\'

(baye^ Bayer HealthCare

-ocr page 133-

Tijd

voor

D i e rge n ees mm

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

h ri A

Deel 131
Aflevering 4
15 februari 2006

Inhoud

Cover: the Feil pony syndrome; M. Sloet.

Uit de hoofdredactie

113

Original article

The Fell Pony Immunodeficiency Syndrome also occurs in the Netherlands: a review and six cases;
C.M.
Butler, C.M. Westermann, J.R Koeman, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Nieuws

Veterinair tuchtrecht

Lakseerheid; laira Boissevain

VWA

De VWA en Zo doende
Uit en voor de praktijk

Het belang van Mycoplasma bovis bij luchtwegaandoeningen van kalveren; D. Cevaert
Interview

Verzekering op maat; Miel Bingen
Berichten en verslagen

Klinische trail: een nieuwe behandeling van niet resectabele tumoren bij de hond; Cerard Rutteman

Beroepsgeheim; A. Vendrig

\'Veulenbrigade\' Inwendige Ziekten Paard

Minder scrapie door bestrijdingsprogramma; Hugo de Croot

Ingezonden

Nieuw behandelingsprotocol bij Neosporu caninum abortus bij het rund?;
T. Dijkstra, C.J.M. Bartels en W. Wouda
Concurrentie in laboratoriumland; Pieter Haringsma

Uitgelicht

DSK

PAOD

Wetenschap

114
121

122

123

124

127

Actua

129
130

132

133

135

135

136

136

137

GeefnUj
maar pasta!

■ Geen onder-of overdosering

■ Werkzaam tegen alle belangrijke
wormen (incl. lintwormen)

■ Voor honden en katten van alle leeftijden

• Uit recent effectiviteitonderzoek blijkt:
Vitaminthe is zeer effectief

- Maar één keer behandelen

- Handig en makkelijk in te stellen
doseerspuit

• Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups
en kittens), 10 ml en 25 ml

met uitaminthe pasta geef je
altijd precies de juiste dosering.

J

^iqminthe

Vitaminthe

®

Pasta uoor totale ontworming

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml oraJe pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg. Doeldieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.
Voor meer informatie: Virbac
Nederland BV., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 134-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sioet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Drs. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. PR. Weeren
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.
E-mail: tgdxteifl^raêH^l

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws van de industrie

KNMv

3

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

138

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior beleidsmedewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rftn.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten.
webmaster

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslcundc is het
verenigingstijdschrifl van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordl vasMMd door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utl^nr.69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage. grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-75
07500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties; Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: p.overgaauw@pIanet.n!
Personeelsadvertenties KNMvD-leden; eindredactie

Commissie Ethiek

Weidegang blijft in de belangstelling; Joost van Herten
In memoriam

J.J. Melessen O.N.N.; H.CJ. Schoenmakeren WJ. Pereboom

Maatschappijnieuws

Vooreitter KNMvD (NW) gezocht

Dierenarts hoeft geen informatie te verstrekken voor hondenbelasting
Kundig met kennis;Josper
het Lam

Doorlopende agenda

Personalia

Deadline

Contents

Original article

The Fell Pony Immunodeficiency Syndrome also occurs in the Netherlands: a review and six cases;
C.M.
Butler, C.M. Westermann,J.P. Koeman, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

140

143

144

145

145

145

146
148

114

{Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap |
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in dc in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 135-

Uit

de redactie

Katern

Het is volop winter en het weer is koud en guur. Onze oude kastanje is helemaal kaal, maar gelukkig
zorgt de kerstverlichting, die ieder jaar langs de grillige takken wordt gehangen bij gebrek aan een
dennenboom, toch voor een gezellige sfeer

Manuscripten die aan het Tijdschrift voor Diergeneeskunde worden gestuurd voor publicatie kun-
nen worden aangeboden voor het katern \'Wetenschap\', voor het katern \'Actua\'of voor het katern
\'KNMvD\'.

De Eindredactie stuurt een manuscript voor Wetenschap door naar het voor die diersoort verant-
woordelijke lid van de Wetenschappelijke Redactie (WR) en deze wijst na lezing twee geschikte
referenten aan (meestal leden van de Wetenschappelijke Adviesraad). De Eindredactie regelt dit
administratief en stuurt het commentaar van de referenten vervolgens weer aan het WR-lid. Deze
neemt dan de eindbeslissing: artikel direct plaatsen, plaatsen na aanpassen (minor revision), aan-
passen en opnieuw voorleggen aan referenten (major revision) of afwijzen. De Eindredactie laat
deze beslissing weten aan de betreffende auteur(.s).

Manuscripten voor Actua worden, wanneer zij een veterinair aspect hebben, ook voorgelegd aan
een lid van de WR ter beoordeling. Dit lid van de WR beoordeelt het manuscript op geschiktheid
voor het TvD, taalgebruik en inhoud in grote lijnen. Een dergelijk manuscript wordt dus niet vol-
ledig gescreend en niet iedere uitspraak behoeft volledig onderbouwd te worden.
Er zijn diverse redenen waarom een veterinair interessant manuscript voor Actua en niet voor
Wetenschap wordt aangeboden: de auteur heeft geen behoefte aan een artikel in Wetenschap en/of
heeft haa.\'it (beoordeling voor Wetenschap kost namelijk enkele weken tot maanden en soms wil
iemand een boodschap met spoed k\\i\'ijt), of het artikel is niet voldoende onderbouwd voor Weten-
schap maar bevat wel informatie die interessant is voor de practicus.

De inhoud van het katern KNMvD wordt niet beoordeeld door een lid van de WR en valt dus vol-
ledig onder de verantwoordelijkheid van de Eindredactie.

In mijn editorial van november 2005 vermeldde ik dat de Eindredactie en de Wetenschappelijke
Redactie hard werken om het TvD steeds verder te verbeteren. Helaas blijkt ook hier: waar ge-
werkt wordt, worden fouten gemaakt. Door een administratieve vergissing is het Actua artikel over
Bordetella bronchiseptica (TvD 2005; 130: 699-702) niet voorgelegd aan een lid van de WR, maar
direct geplaatst. Dit was, achteraf gezien, onverstandig omdat het artikel enerzijds een product
promoot, terwijl anderzijds het beschreven onderzoek wetenschappelijk gezien niet volledig is. Het
artikel geeft interessante informatie, maar had onder het kopje \'Nieuws uit de industrie\' geplaatst
moeten worden. Gedane zaken nemen echter geen keer en we kunnen alleen proberen dit soort ver-
gissingen in de toekomst te voorkomen.

De aflevering van het TvD die nu voor u ligt heeft weer een heel gevarieerde inhoud: niet alleen
komen vele diersoorten aan bod, er staan ook allerlei voor de KNMvD belangrijke artikelen in,
waaronder de profielschets voor de nieuwe voorzitter van de KNMvD. Dit alles geeft u hopelijk
weer veel leesplezier

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Tijdsfiluu^^H

\'nEShHHI

Diergenees

-ocr page 136-

The Fell Pony Immunodeficiency Syndrome also occurs in the
Netherlands: a review and six cases

Tijdschr Diergerteeskd 2006:
T}r. 114-118.

CM. Butler\\ C.M. Westermann\\J.P. Koeman\', and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan^

Original article

Summary

Over the last ten years a fatal syndrome associated with immunodefi-
ciency and severe anaemia has been reported in young Fell pony foals
in the UK. Affected foals are usually normal at birth but from the age of
2-4 weeks they progressively lose condition and become severely anae-
mic. Signs of immunodeficiency become apparent at around 3-4 weeks
of age. Morbidity is low but mortality is 100% despite intensive treat-
ment. Affected foals die or are euthanized usually before they reach the
age of 3 months. A single autosomal recessive gene is suggested to be on
the basis of the syndrome. Recently, affected Fell pony foals have been
identified in the Netherlands and between June 2003 and August 200S,
six affected Fell pony foals were referred to the Faculty of Veterinary
Medicine for investigation.

Samenvatting

Het Fell pony immunodeKciëntie syndroom komt ook in Nederland
voor: literatuuroverzicht cn zes cases

In de laatste tien jaar is een fataal verlopend syndroom, waarbij immuno-
deficiëntie en ernstige anemie optreden, gerapporteerd bij Jonge Feil pony
veulens in het Verenigd Koninkrijk. De zieke veulens zijn meestal normaal
bij de geboorte, maar vanaf de leeftijd van twee tot vier weken gaat de
conditie progressief achteruit en treedt ernstig aremie op. Tekenen van im-
munodejiciëntie worden zichtbaar op de leeftijd van drie tot vier weken.
De morbiditeit is laag. maar de mortaliteit is honderd procent, ook bij
intensieve behandeling. Veulens met deze aandoening sten\'en of worden
geëuthanaseerd voordat ze drie maanden oud zijn. Naar wordt aangeno-
men wordt het syndroom veroorzaakt door een enkelvoudig autosomaal
recessiefgen. Recent is het .syndroom in Nederland bij een aantal Feil pony
veulens aangetoond en tus.sen juni 2003 en augustus 2005 zijn zes zieke
Feil pony veulens voor onderzoek doorgestuurd naar de Faculteit der Dier-
geneeskunde.

Review

introduction

The Fell pony is an ancient breed and was used as a draft
animal in northern England. Most Fell ponies are solid black
in colour although browns, bays and greys are occasionally
encountered. Today, these ponies are popular for both riding
and driving thanks to their combination of strength, agility
and style (3). The Fell pony has been mainly bred in the up-
land areas of the UK, but the breed is also found in France,
Germany, Holland, Australia, and North America. The UK
Fell Pony Society, however, has noticed a decline (10-25%)
in the number of foals registered in the last ten years (1).
This is thought to be mainly due to a recently identified fatal
syndrome of young foals (6, 7).

\' Department of Equine Sciences. Internal Medicine Section. Utrecht University.

Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht, the Netherlands.
^ Department of Pathobiology, Division of Pathology. Faculty of Veterinary Medi-
cine. Utrecht University PO. Box 80.153. 3508 TD Utrecht, the Netherlands.

Symptoms and blood analysis

Affected foals can be recognized by their poor body growth,
lethargy, and growth of thin russet-coloured hair that gives
the foal a reddish halo when viewed from a distance (6).
Owners often report that affected foals show an abnormal
mare bonding and are unusually easy to handle from birth.
Foals born in a herd are lethargic, seem unconcerned when
separated from the mare, and do not follow the mare (6).

Clinical signs, including pale mucosal membranes, bilate-
ral mucopurulent nasal discharge, coughing, fever, and di-
arrhoea, may be present at 3-4 weeks of age. The tongue
often has a pseudomembranous, hyperkeratotic surface, and
Candida sp. yeasts have been isolated from glossal lesions
(6). Signs of bronchopneumonia and tracheal accumulation
of exudate at the thoracic inlet can be detected by thoracic
auscultation.

The haematocrit is very low, unrelated to blood loss or hae-
molysis (1), and there is often hyperfibrinogenaemia, and
leucopenia with low numbers of circulating lymphocytes.
Circulating levels of immunoglobulin may be normal des-
pite obvious signs of secondary infections (9, 10). Dixon
et
al.
(2) found the haematocrit to be the only haematological
parameter that was statistically associated with the disease.

Aetiology and pathogenesis

Post-mortem findings and the presence of opportunistic
infections are suggestive of immunodeficiency (1, 10).
The lymph nodes of affected foals contain low levels of B-
lymphocytes (7), which together with the reduced number
of germinal centres within these nodes, is suggestive of a
B-lymphocyte deficiency. Indeed the level of circulating
B-lymphocytes appears to decrease over the course of the
disease and may precede the onset of anaemia (10). As B-
lymphocytes are the precursors of immunoglobulin-produ-
cing cells, they are essential for the antibody response to
specific antigens (8). While affected foals are initially pro-
tected against pathogens by passive (maternally) derived
immunoglobulin, they become susceptible to opportunistic
infections, because of their inability to produce specific en-
dogenous immunoglobulin (10).

Analysis of the breeding records suggests the occurrence
of a familial pattern (10), and a genetic defect in the devel-
opment of B-lymphocytes, resulting in a reduction of im-
munoglobulin production, is suggested to underlie the im-
munodeficiency seen in Fell pony syndrome (9). A single
autosomal recessive gene is suggested to be on the basis of
the disease, which means that both parents of an affected
foal must be carriers of the disease (D.C. Knottenbelt per-
sonal communication). Previous studies of healthy and af-
fected foals have shown a severe B-lymphopenia in affected
foals, but no abnormalities were identified in the number
and function ofT-lymphocytes (1).

-ocr page 137-

Diagnosis

The tentative diagnosis is based on clinical signs and haema-
tology, and until recently the diagnosis could only be con-
firmed after death. Although Thomas
et al. (TO) described
a method of ante-mortem diagnosis using flow cytometry
to estimate the number of circulating B-lymphocytes, this
technique is not uniformly available. A potentially more ac-
cessible technique is the measurement of serum IgM (9).
Compared with healthy (unaffected) foals, affected foals
have significantly lower serum IgM levels after 4 weeks of
age, the reduction in serum IgM being closely correlated
with the reduction in circulating B lymphocytes (9). Tests
for the measurement of horse IgM are not currently availa-
ble in the Netherlands.

Post-mortem examination reveals a range of lesions, inclu-
ding glossal hyperkeratosis, typhlocolitis, enteritis, intes-
tinal cryptosporidiosis, bronchopneumonia, a paucity of
lymphoid tissue, and bone marrow filled with fat and non-
cellular matrix (9, 10). Histopathology reveals epithelial
hyperkeratosis of the tongue, reduced cellularity of the
lymphoid elements and bone marrow, colitis, and bronchio-
litis. There is a reduction in erythrocyte precursors in bone
marrow, with myeloid: erythroid ratios of21-62:1 (6) (refer-
ence values 1-1.5:1 (4)). This possibly explains the anaemia
of affected foals, but the cause of this reduction in erythro-
cyte precursors is still unknown.

Differential diagnosis

Fell pony syndrome is associated with opportunistic infec-
tions in many organ systems, secondary to immunodeficien-
cy. Other causes of fever, anaemia, respiratory problems and
diarrhoea should be considered. Although severe combined
immunodeficiency and selective IgM deficiency have some
similarities with the Fell pony syndrome, the combination
of severe anaemia and immunodeficiency is not seen in any
other primary equine immunodeficiency and seems to be
characteristic for the Fell pony syndrome (9).

Treatment

Despite intensive treatment, most affected foals die or are
euthanized before 3 months of age. There are no reports
of affected foals that have survived (1, 5). Recurrent infec-
tions, progressive anaemia, severe lethargy, and failure to
respond to treatment usually provide the basis for euthana-
sia. Blood transfusions, antibiotics, and anthelmintic drugs
might provide a partial transient improvement, and prolong
life by several days (6).

Table Data of the six Fell pony foals.

Case

Age

Gender

At arrival

Treatment

Time in
the clinic

A

5w

Colt

Alive

Saline iv

3 days

Ceftiofur

B

6w

Filly

Alive

Saline iv
Ceftiofur

2 days

C

9w

Filly

Alive

Saline iv
Ceftiofur

3 days

D

5w

Colt

Alive

No

treatment

1 day

E

6w

Filly

Alive

Saline iv
Ceftiofur

3 days

F

6w

Filly

Dead

No

treatment

0 days

w = weeks

Cases

Six Fell pony foals (four fillies and two colts), aged between
4 and 10 weeks, were referred to the Internal Medicine
Clinic of the Department of Equine Sciences (University
Utrecht) between June 2003 and August 2005, with the
presumptive diagnosis of Fell pony syndrome (Table 1). A
complete physical examination was performed, and blood
samples were collected from the jugular vein in lithium
heparin, plain and EDTA vacutainers (Vacuette®). One of
the foals died before blood could be taken, and one foal was
dead on arrival (referred for necropsy). Haematology and
blood biochemistry were carried out at the Veterinary Diag-
nostic Laboratory, Faculty of Veterinary Medicine Utrecht
University, the Netherlands.

-ocr page 138-

Treatment with antibiotics and fluids was instigated in three
foals. The owners were informed of the fatal prognosis if
the presumptive diagnosis Fell pony foal syndrome was
confirmed. All four live foals were euthanized because of
treatment failure.

Post-mortem examinations were performed on all six foals
and completed usually within a few hours after death. Rou-
tine histological screening was carried out on a range of tis-
sues, including spleen, thymus, bronchial and mesenteric
lymph nodes, lung, small intestine, large colon, caecum,
liver, pancreas, and bone marrow. For histology, tissues
were fixed in 10% formalin and processed to paraffin wax
by standard techniques. Five-micron sections were stained
routinely with haematoxylin and eosin (H&E).

Clinical examination

Clinical examination confirmed in five foals lethargy, a
brown hair coat with a reddish halo (Figure 1 ), diarrhoea,
fever (38.3-39.3°C), pale mucosal membranes (Figure 2),
and hyperkeratosis of the tongue (Figure 3). One foal had
severe respiratory involvement.

Haematology and blood biochemistry
Most foals had a very low haematocrit and low numbers of
circulating white blood cells, compared to reference values
for normal Fell ponies (6). Total plasma protein and plasma
albumin levels were within the reference range. Elevated le-
vels of plasma a-globulins and low levels of plasma gamma
globulins were detected. The haematological and clinical
chemistry data are summarized in Table 2.

m

Figure 6. Histology of the small intestine shows cryptosporidian-like
organisms (HE,
40X).

«

r «

P.\'9

y
«
*

Table 2. Haematological and plasma chemistry data of six Fell pony foals.

Case

PCV

Hb

WBCs

Segments

Lympho

TP

Albumin

a

y

(1/1)

(mmol/l)

(lO\'/l)

cvtes

(g/1)

globulin

globulin

A

0.16

3.9

2.6

49%

50 %

61

57.6%

20.6 %

5.0 %

B

0.21

5.3

2.4

16%

78%

48

56.4%

22.3 %

4.5 %

C

rv

0.10

2.3

1.5

44%

46%

50

62.2%

17.3%

4.4 %

U

E

0.12

2.6

3.2

30%

60%

49

55.6%

23.6 %

3.2 %

F*

0.13

2.7

3.6

50%

30%

50

49,2%

-

-

Normal Fell pony reference values as examined in the Department ofVeterinary Pathology, University of Liverpool: PCV = 0.29-0.43; Hb = 9.1-13.9;
WBC = 8.3-14.5; segments = 29-61%; lymphocytes = 51-76%; TP = 48.5-72.1; albumin = 48-59.6%; a-globulin = 7.6-17%.
* Blood from foal F was taken by the referring veterinarian before euthanasia.

-ocr page 139-

Table 3. Post-mortem macroscoplcal and histopathological findings in six affected Fell pony foals.

System

Respiratory
Alimentary

Lymphoid tissue
Haemopoietic tissue

Gross lesions

Pulmonary abscesses
Glossal hyperkeratosis
Glossal ulceration
Gastric ulceration

Colitis/Typhlitis
Hepatitis
Small thymus

Histopathology

Suppurative pneumonia
Glossal hyperkeratosis
Local ulcerations
Gastric ulceration

Multifocal liver necrosis
Cryptosporidiosis
Slight lympho-depletion
Lack of lymph node follicles
Paucity of splenic follicles
Bonemarrow: high M/E ratio

Bacteriology

Rhodococcus equi

Prevalence*

2/6
5/6
3/6
1/6
4/6
1/6
1/6
4/6
5/6
5/6
6/6

\' Number of foals in which the lesion was recorded / number of foals examined in detail.

Pathology

A full post-mortem examination was performed on all foals
(see Table 3). A range of abnormalities, including glossal
hyperkeratosis (Figure 4), suppurative pneumonia with ab-
scesses (Figure 5), gastric ulceration, and typhlocolitis, were
identified. Microbiological examination confirmed the pre-
sence of
Rhodococcus equi in lung abscesses in two foals.
Histopathology of the small intestine revealed cryptospo-
ridian-like organisms (Figure 6). The thymus was smaller
than it was in foals of a corresponding age (Figures 7a and
7b). The thymus (Figure 8a), lymph nodes and spleen (Figu-

Figure 7a. Fell pony syndrome foal at necropsy with a small thymus.

re 9a) showed reduced cellularity of the lymphoid elements
compared with findings for a normal foal (Figures 8b and 9b
respectively). Most foals had a fatty bone marrow and his-
topathology revealed a reduction in erythrocyte precursors
relative to myeloid precursors (Figure 10a) compared with
findings for a normal foal (Figure 10b).

Discussion

This study confirms that the Fell pony immunodeficiency
syndrome also occurs in the Netherlands. In the UK, the per-

Figure 8b. Histology of the thymus of a normal foal with distinct cortical
(c) and medullary areas (m) (HE,
4X).

V,

-ocr page 140-

Figure ga. Histology of the spleen of a foal with Fell pony syndrome shows
paucity of white pulp, mainly PALS (—») (peri-arterial lymphocyte sheat:
T-lymphocytes) and hypercellularity of red pulp (HE, 4x).

» \' . * \'

■iâiS..

y

Figure loa. Histology of the bone marrow of a Fell pony syndrome foal
shows reduction of erythrocyte precursors (HE, 20x).

centage of carriers is estimated to be between 40% and 60%,
and we believe that the percentage of carrier animals is similar
in the Netherlands. The combination of various opportunistic
infections and the pathological findings was strongly sugges-
tive of an immunological defect, and the restricted morbidity
makes a genetic basis very likely. Critical veterinary assess-
ment of sick Fell pony foals is important, and this syndrome
should be considered in the differential diagnosis.
Although there are relatively few Fell ponies in the Nether-
lands and only a limited number of Fell pony stallions are
certified for breeding, the only way to eliminate this inherit-
able disease is to identify disease carriers and to exclude
carrier stallions from breeding programmes. Investigation of
a possible genetic basis requires accurate breeding records.

Acknowledgements

The authors thank the Fell pony owners and their veterinarians
for referring these cases for investigation and the Dutch Fell Pony
Society for their cooperative attitude. They also thank Professor
Derek Knottenbelt (Liverpool) for providing information to the
senior author and for advice in the preparation of the manuscript.

Literature

1. Bell SC, Savidge C, Taylor P, Knottenbelt DC, and Carter SD. An
immunodeficiency in Fell ponies: a preliminary study into cellular
responses. Equine Vet J 2001; 33 (7): 687-692.

2. Dixon JB, Savage M, Wattret A, Taylor P, Ross G, and Carter SD. Dis-
criminant and multiple regression analysis of anemia and opportunis-
tic infection in Fell pony foals. Vet Clin Pathol 2000; 29 (3): 84-86.

3. http://www.fellponysociety.org.

4. Knottenbelt DC. Formulary of Equine Medicine. Liverpool: Liver-
pool University Press; 1991: 3.

5. Knottenbelt DC, Holdstock N, and Madigan JE. Equine Neonatology
Medicine and Surgery: W.B. Saunders; 2004: 188-189.

6. Richards AJ, Kelly DE Knottenbelt DC, Cheeseman MT, and Dixon
JB. Anaemia, diarrhoea and opportunistic infections in Fell ponies.
Equine Vet J 2000; 32 (5): 386-391.

7. Scholes SF, Holliman A, May PD, and Holmes MA. A syndrome of
anaemia, immunodeficiency and peripheral ganglionopathy in Fell
pony foals. Vet Rec 1998; 142(6): 128-134.

8. Stites DP, Terr AI, and Parslow TG. Medical Immunology, ninth ed:
Appleton & Lange; 1997: 123-129.

9. Thomas GW, Bell SC, and Carter SD. Immunoglobulin and peripheral
B-lymphocyte concentrations in Fell pony foal syndrome. Equine Vet
J 2005; 37 (1): 48-52.

10. Thomas GW, Bell SC, Phythian C, Taylor P. Knottenbelt DC, and Car-
ter SD. Aid to the antemortem diagnosis of Fell pony foal syndrome
by the analysis of B lymphocytes. Vet Rec 2003; 152 (20): 618-621.

y4s more research is needed before this fatal disease can be eliminated,
the authors would be grateful to receive Fell pony foals, suspected of
having this disease.

Artikel ingediend: 6 oktober 2005
Artikel geaccepteerd: 29 december 2005

-ocr page 141-

Bayer HealthCare

Animal Health

ONTWORMGN ZONDGR STRGSS

SPOeLWORMÊN

HAAKWORMEN

LINTWORMGN

HARD VOOR WORMGN ZACHT VOOR KATTGN

Profender Spot-on oplossing voor kleine katten. Profender Spot-on optossing voor midcJelgrote katten. Profender Spol-on optossir^g voor grote katten . Werluame
bestanddelen: Profender bevat 21.4 mg/ml emodepside en 85.8 mg/ml praziquantel. Doeldier: Katten. Indicaties voor gebruik: Voor katten die lijden aar» of
het risico lopen op gemengde parasitaire infecties veroorzaakt door rondwormen en lintwormen van de volgende soorten: BonslVflrmsa (nematoden): foxocara
cati (onvolgroeide en volwassen stadia. L4 en L3) Toxascaris leonina (onvolgroe»de en volwassen stadia en L4) Ancylostoma tubaeforme (onvolgroekte en
volwassen stadia en L4).
Lintwormen (cestoden): Dipylidium caninum (volwassen stadia). Taenia taeniaeformis (volwassen stadia), fch/nococcus multilocularis
(volwassen stadia). Contra-indicaties; Niet gebruiken bij kittens longer dan 8 weken of van minder dan 0,5 kg. Bijwerkingen: Speekselen en braken kunnen
in sommige gevallen optreden. Men veronderstelt dat dit zich voordoet tengevolge van likken aan de plaats van toediening door de kat onmiddellijk na de
behandeling. Dosering en behandelingsschema: De aanbevoten minintale dosis is 3 mg/kg lichaamsgewicht emodepside en 12 mg/kg lichaamsgewicht
praziquantel, equivalent met 0,14 ml/kg lichaamsgewicht Profender. Een eenmalige toediening per behandeling is doeltreffend. REG NL 10334 UDA

Lichaams
gewicht kat (kg)

Profender voor kleine katten 0.35

Profender voor middelgrote katten 0.70
Profender voor grote katten 1.12

De geschikte combinatie van pipetten gebruiken

Emodepside Praziquantel

|ml|

(mg/kg lg|

Img/kglg)

0.35

3-15

12-60

0.70

3-6

12-24

1.12

3-4.8

12-19.2

-ocr page 142-

jüiÊL, 24 innovaties voor

EXCLUSIVE

alle relevante indicaties

De vernieuwde range
Royal Canin natvoedingen

• Significante acceptatieverbetering door de nieuwe
receptuur en textuur

• Optimale effectiviteit door productinnovaties en harmonisatie met de droogvoeding

• Variatie in textuur: paté en brokjes in saus

• Variatie in smaak: kip en rund of eend

• Variatie in verpakking: blikvoeding voor de hond en portieverpakking of alutray voor de kat

Onderscheidend in

1) Acceptatie

2) Innovatie

I

3) Variatie

&

c

X

&

• 24 variëteiten voor de meest voorkomende klinische aandoeningen

■ • f ••

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service
Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen) of 0413-318400 (productinformatie)
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 143-

Herstructurering
cluster 1

De groepsbesturen van Groep Prac-
tici Grote Huisdieren, Groep Ge-
neeskunde van het Rund, Groep
Varkensgezondheidszorg en Groep
Pluimveewetenschappen hebben een
commissie ingesteld om te zoeken naar de meest efficiënte
bestuursstructuur voor cluster 1. Hieruit is het voorstel ge-
komen van één overkoepelende groep binnen cluster 1 waar-
onder de drie diersoortgerichte werkgroepen of vakgroepen
zullen vallen. Het bestuur zal bestaan uit de voorzitters van
drie diersoortgerichte groepen, die volgens het huidige voor-
stel worden aangevuld met vier andere bestuurders.
Het bestuur zal zich vooral bezighouden met beleidsmatige
zaken terwijl de diersoortgerichte werk-/vakgroepen zich
met name richten op vakinhoudelijke (diersoortspecifieke)
zaken. De diersoortoverschrijdende zaken zullen door het
bestuur worden opgepakt. De hoofdlijnen van het voorstel
zijn door de vier groepsbesturen in de algemene ledenver-
gaderingen 2005 voor instemming voorgelegd. Dit is goed-
gekeurd en de volgende stap is om het voorstel nader uit te
werken.

Bron: www.knmvd.nl

Principeakkoord CAO Dierenartsen-
praktijken

Dinsdag 17 januari is een principeakkoord bereikt met be-
trekking tot de CAO Dierenartsenpraktijken. De Belangen-
vereniging Practici Werkgevers (BPW), de Belangengroep
Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL) en de bon-
den ABVAKABO/FNV en CNV Publieke Zaak namens Ve-
dias (Vereniging van dierenartsassistenten) hebben hierover
vanaf oktober 2005 de onderhandelingen gevoerd. Het prin-
cipeakkoord zal de komende weken worden voorgelegd aan
de leden van deze belangengroepen en besproken worden
tijdens de eerstvolgende ledenvergadering.
Bron: www.knmvd.nl

Geen bewijs voor rol trekvogels in
verspreiding vogelgriep

Bewijs ontbreekt dat trekvogels betrokken zijn bij het ver-
spreiden van het gevaarlijke vogelgriepvirus H5N1. In een
brief aan de Tweede Kamer roept Vogelbescherming Neder-
land minister Veerman van Landbouw en de Tweede Kamer-
leden op hierover \'geen onbewezen uitspraken\' meer te doen.
Volgens de vogelbeschermers volgt het verspreidingspatroon
van de ziekte niet de trekroutes. Ook ontbreken vogelgriep-
uitbraken op plekken in Afrika, Zuid- en Zuidoost-Azië en
Australië waar trekvogels uit besmette regio\'s zijn neerge-
streken voor overwintering. "Onze boodschap is: staar je
niet blind op de vogeltrek", zegt een woordvoerder van de
Vogelbescherming. De politiek kan zich volgens de vogel-
liefhebbers beter concentreren op maatregelen als strikte
controles aan de grens en vaccinatie, die bewezen risico\'s
verkleinen. Japan en Zuid-Korea hebben op deze manier
nieuwe uitbraken van het virus weten te voorkomen.
Bron: Telegraaf

Nieuws

Veerman stelt commissie Oostvaar-
dersplassen in

Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit (LNV) heeft 19 januari 2006 de leden van de commis-
sie Oostvaardersplassen bekendgemaakt, in een brief aan de
Tweede Kamer. Deze commissie van internationale deskun-
digen zal de minister adviseren over het beheer van grote
grazers in de Oostvaardersplassen. In juni zal de commis-
sie Oostvaardersplassen haar advies aanbieden aan minister
Veerman.

De commissie zal antwoord geven op drie vragen. Is een
stabiel, en qua dierenwelzijn verantwoord, ecosysteem met
grote grazers realiseerbaar in de Oostvaardersplassen, ge-
zien de oppervlakte van het gebied? Zo ja, onder welke con-
dities? Wat zijn de gevolgen van de aanleg van een Robuuste
Verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe
voor het ecosysteem en in het bijzonder van de populaties
heckrunderen, konikpaarden en edelherten?
Bron: www.lnv.nl/publicaties

Gemeenten misbruiken hondenbe-
lasting

De Hondenbescherming vindt het onterecht dat de opbrengs-
ten van de hondenbelasting in de algemene middelen verdwij -
nen. Met een totale opbrengst van bijna 44 miljoen in 2005
is de hondenbelasting een belangrijke inkomstenbron voor
gemeenten. De opbrengsten komen echter niet of nauwelijks
ten goede aan honden, maar belanden in de algemene pot.
De Hondenbescherming is van mening dat de opbrengs-
ten van de hondenbelasting niet in de algemene pot moe-
ten belanden maar moeten worden ingezet voor een beleid
dat rekening houdt met de behoeften en eigenschappen van
honden(eigenaren). Zodoende voorkomt men overlast en
wordt de integratie en acceptatie van de hond in de samenle-
ving bevorderd. De Hondenbescherming maakt de gemeen-
ten er bij voortduring op attent, dat hun beleid ten aanzien
van de hondenbelasting hondonvriendelijk is en het geld
oneigenlijk wordt gebruikt.
Bron: www.hondenbescherming.nl

GD breidt www.dapcontact.nl uit

GD breidt momenteel haar service uit voor praktijken met ge-
zelschapsdieren. De verdieping wordt gezocht in nieuwe toepas-
singen. Zo is het sinds kort al mogelijk om pakketjes voor de GD
DAP afhaalservice, de nachtdistributie van GD voor het ophalen
van monstermaterialen voor onderzoek, via DAP Contact aan
te melden. Via
www.dapcontact.nl kunnen dierenartsen op elk
moment van de dag een actueel overzicht opvragen van de ge-
zondheidsstatussen van de dieren van aangesloten veehouders.
Voor varkenshouders zijn de inzendoverzichten in te zien. Het
digitaal archief biedt inzicht in de labuitslagen van alle aangeslo-
ten UBN\'s. Via DAP Contact kunnen gebruikers direct naar GD
Veekijker online, met onder andere informatie uit de monitoring.
Hier kunnen dierenartsen zelf bijzonderheden op het gebied van
diergezondheid doorgeven.

Meer nieuws kunt u vinden op www.knmvd.nl

-ocr page 144-

Veterinair
tuchtrecht

Weerpraatje

(Ex)kater Tom heeft ontzettende buikpijn; als hij op de kat-
tenbak zit schreeuwt hij het uit van de pijn. Reden voor de
eigenaar om maar eens een bezoek aan de dierenarts
te brengen. Helaas is zijn eigen dierenarts niet
aanwezig maar een vervangster. De ver-
vangster doet dit bij wijze van vrien-
dendienst, en is op deze donderdag
slechts een half uurtje wegwijs
gemaakt in de praktijk die ze
nogal chaotisch vindt. Maar
goed, dat weerhoudt haar niet
van een globaal onderzoek
aan de kat: ze voelt even aan
zijn buik en houdt het op \'het
weer\' en misschien is de kat
ook niet zo gelukkig in zijn
eentje? De eigenaar keert
huiswaarts met het gevoel dat
de dierenarts niet een heel erg
scherpe diagnose heeft gesteld.
Dan grijpt de assistente in; zij belt
zelf naar de eigenaar om te vertellen
dat er die avond een andere vervanger zal
zijn; misschien is het verstandig als Tom dan
nog een keertje op het spreekuur komt?

Geen negen levens

De eigenaar vindt dat wel een goed idee en de opvolgend
vervanger voelt inderdaad een dikte in de buik. Op basis van
röntgenfoto\'s komt hij tot de waarschijnlijkheidsdiagnose
\'verstopping door massieve darminhoud\', en bestrijdt deze
met een laxeermiddel. Het is inmiddels weekend geworden,
en op zondag is de kat nog steeds zo ziek dat de eigenaar een
weekenddierenarts opzoekt. Die geeft de kat een pijnstiller
maar adviseert de eigenaar wel om zo snel mogelijk contact
te zoeken met de eigen dierenarts. Gelukkig is deze maan-
dag weer terug. Hij hoort wat er aan de hand is en voert dan
onmiddellijk een proeflaparotomie uit. De diagnose \'ver-
stopping door massieve darminhoud\' blijkt dan in zoverre
juist, dat er een enorme tumor in de darmen zit. Verwijderen
lukt niet, en de negen levens van Tom eindigen als hij slechts
vijfjaar oud is.

Een kat met buikpijn; alarmerend of
niet? En hoever gaat je plicht als je
waarneemt voor een collega en het
administratiesysteem van de praktijk
niet kent? Mag je ervan uitgaan dat
de assistente alles netjes in de compu-
ter invoert?

Lakseerheid

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Aan de tumor was vermoedelijk hoe dan ook niet zoveel
meer te doen geweest maar de eigenaar voelt zich bepaald
niet serieus genomen door de vervangende dierenarts en
haar conclusie dat het aan het weer lag. Bovendien reali-
seert hij zich achteraf dat de kat een aantal dagen onnodig
heeft geleden. Oh, welk een verrassing, dat draait uit op een
tuchtzaak.

Kat in vreemd pakhuis

Het tuchtcollege wil altijd eerst de feiten onderzoeken en
vraagt daarom om een patiëntverslag. Dan kan in ieder ge-
val worden nagegaan wat de dierenarts zelf aan onderzoek
en diagnose heeft vastgelegd. Helaas, dat blijkt niet
aanwezig want deze dierenarts kende de prak-
tijk niet goed genoeg om ook nog admini-
stratie bij te houden en had geen idee
hoe het computersysteem werkte. Ze
was er stilzwijgend vanuit gegaan
dat de assistente het wel zou re-
gelen. Dat is het eerste punt
waar het Tuchtcollege over
valt: als dierenarts heb je een
verantwoordelijkheid om te
zorgen dat patiëntgegevens
correct en volledig worden
geregistreerd. Deze zijn ten-
slotte ook van belang voor een
opvolgend dierenarts, of voor de
eigen dierenarts als deze terug is.
Als je ervan uit gaat dat de assisten-
te dit doet, moetje daar als dierenarts
actief op toezien. Niet overweg kunnen
met een computersysteem is evenmin een
excuus; er bestaat altijd nog pen en papier om
bevindingen vast te leggen.

Laks

En dan de onjuiste diagnose. Het is wat veel gevraagd om
onmiddellijk bij het eerste onderzoek naar buikpijn bij een
gecastreerde kater de diagnose \'tumor\' te stellen maar alleen
een oppervlakkige buikpalpatie is echt te weinig. Persdrang
bij een gecastreerde kater is een belangrijke klacht. Zou de
dierenarts al menen dat dit wordt veroorzaakt door vastzit-
tende ontlasting, dan is een laxeermiddel wel het minste.
Daarna moet de kat terugkomen op spreekuur en moet de
dierenarts kijken of de therapie is aangeslagen, zodat even-
tueel nader onderzoek kan worden gedaan. In dit geval mag
eigenlijk niet worden gesproken van onderzoek, laat staan
van therapie of controle. En ook als je als vriendendienst
invalt, is dat te laks. Het levert de dierenarts een waarschu-
wing op, waar Tom niets meer aan heeft, maar andere katten
hopelijk wel....

-ocr page 145-

De rol van de VWA bij de controle op de productie van
veilige voedingsmiddelen is veel mensen wel bekend.
Minder bekend is dat veel dierenartsen werkzaam in het
onderzoek met een andere tak van de VWA-boom te ma-
ken hebben, namelijk als toezichthouder op de Wet op de
dierproeven (WOD). Dierenarts-onderzoekers mogen als
ze artikel 9 functionaris zijn de opzet van dierexperimen-
ten bepalen en deze uitvoeren. Een klein aantal dieren-
artsen heeft na de studie diergeneeskunde de éénjarige
vervolgopleiding tot proefdierdeskundige gevolgd. Al
deze dierenartsen komen de VWA tegen in haar rol als
toezichthouder op de Wet op de dierproeven (Wod) en
werken mee aan het verstrekken van de registratiegege-
vens die een groot onderdeel vormen van het jaarverslag
Zo doende. Dit verslag komt sinds 1978 uit en geeft naast
de statistieken, een overzicht van de ontwikkelingen in
Nederland en Europa op het gebied van bescherming van
en toezicht op proefdieren. Recent is weer een jaarover-
zicht gepubliceerd.

Inspecties

Gedurende het verslagjaar werden door de VWA in totaal
538 inspecties uitgevoerd bij de vergunninghoudende
instellingen, waarvan ongeveer veertig procent onaange-
kondigd. Uit de inspecties bleek, dat in het algemeen de
voorschriften die direct verband houden met het welzijn
van de proefdieren goed werden nageleefd.
Waar de VWA constateerde dat de voorschriften in min-
dere of meerdere mate niet goed werden nageleefd, zijn
in totaal negen schriftelijke waarschuwingen uitgegaan.
Hierin werd de vergunningshouders opgedragen maat-
regelen te treffen om de geconstateerde omissies op te
hefïen. Daarna volgde herinspectie. De geconstateerde
afwijkingen hadden vooral betrekking op huisvesting
van proefdieren, het vastleggen van de bevindingen in
een welzijnsdagboek, het uitvoeren van dierproeven
waarover niet tevoren een advies is uitgebracht door een
dierexperimentencommissie (DEC) of het uitvoeren van
dierproeven afwijkend van het beschreven onderzoeks-
plan dat door een DEC van een positief advies was voor-
zien. In alle gevallen bleek bij herinspectie dat de omis-
sies waren opgeheven.

Aantal dierproeven iets gestegen

Het aantal dierproeven in 2004 bedroeg 633.155. Dit zijn
12.280 dierproeven (2,0%) meer dan er in 2003 geregi-
streerd waren. Er was een toename van het aantal dier-
proeven met kippen. In 2003 was er juist sprake van een
forse vermindering van het aantal kippen, onder meer na
de uitbraak van Aviaire Influenza. Ook zijn er iets minder
dierproeven verricht op genetisch gemodificeerde dieren
dan in 2003.

Hergebruik van proefdieren

In 2004 zijn 11.454 dieren hergebruikt voor 23.842
(3,8%) dierproeven. Een deel van deze 11.454 dieren
werd in 2004 ook voor de eerste keer gebruikt. Ook zit-
ten dieren die in eerdere jaren voor de eerste keer werden
gebruikt in deze groep. 609.313 dieren werden in 2004
voor de eerste keer gebruikt.

w

Q

Voedsel en
Waren Autoriteit

Doel van de proeven

De meeste proeven zijn verricht voor wetenschappelijk
onderzoek (47,4%). Voor de ontwikkeling, productie,
controle of ijking van sera, vaccins, geneesmiddelen en
medische of veterinaire producten voor mens en dier is
45,1 % van het totale aantal dierproeven verricht. Om de
schadelijkheid van stoffen te onderzoeken is 5,7% van de
dierproeven verricht. Voor onderwijs en training is 1, 7%
en voor diagnostiek is 0,1 % van de dierproeven verricht.

Wie mag dierproeven verrichten?

Een instelling die, of een bedrijf dat dierproeven wil ver-
richten, dient in het bezit te zijn van een door de minister
van VWS afgegeven vergunning zoals bepaald in de Wet
op dierproeven. Eind 2004 waren er in totaal 78 vergun-
ninghouders.

Ook om proefdieren te mogen fokken en of te mogen af-
leveren, dient een instelling of bedrijf in het bezit te zijn
van een door de minister van VWS verieende vergunning.
Op dit moment hebben 41 instellingen een vergunning
voor het fokken en afleveren van proefdieren.

De EU registratie

Ten opzichte van de EU registratie omvat de Neder-
landse registratie meer dierproeven. Het verschil tussen
de aantallen dierproeven in de registratie volgens de Ne-
derlandse wetgeving en de Nederlandse registratie op ba-
sis van de EU-wetgeving, wordt veroorzaakt door twee
factoren. Allereerst wordt het doden van dieren zonder
voorafgaande handelingen, maar wel voor één van de
doelen genoemd in de Wod in Nederiand beschouwd als
een dierproef Ten tweede wordt voor de Europese Com-
missie alleen het eerste gebruik van een proefdier, dus
niet het hergebruik, geregistreerd. In Nederland worden
alle verrichtte dierproeven geregistreerd, dus ook die ver-
richt op proefdieren die niet voor de eerste keer worden
gebruikt.

Meer informatie

Het jaarverslag Zo doende over de in 2004 verrichte dier-
proeven en meer informatie over dierproeven is te vinden
op de internetsite van de VWA:
www.vwa.nl. De VWA is
uiteraard bereid nadere inlichtingen te verstrekken over
het verslag en andere zaken die op dierproeven betrek-
king hebben.

Klachten over het omgaan met proefdieren kunt u ver-
trouwelijk melden bij de Meldkamer van de VWA, tele-
foon 0800-0488 of bij één van de inspecteurs belast met
het toezicht op de naleving van de Wet op dierproeven.

-ocr page 146-

De jaarlijkse schade door adem-
halingsstoornissen wordt geschat
op 45 tot 55 euro per kalf van het
melktype en op 117,50 euro per
zogend vleeskalf. In Europa is M.
bovis verantwoordelijk voor min-
stens \'/4 tot \'/3 van alle longontste-
kingen bij kalveren. Serologisch
onderzoek kan helpen bij het iden-
tificeren van het zich verspreiden van deze bacterie op
een rundveebedrijf.

Summary

The annua! damage caused by bovine respiraloiy disease is estimated at
45 up lo 55 euro per calf of milking callle and 117.50 euro per veal calf.
In Europe, M. bovis is responsible for a! least 1/4 to J/3 of alt pneumonia
cases in calves. Serology may help to identify the spreading of these bac-
teria in a herd.

Inleiding

Ademhalingsstoornissen bij kalveren blijven een terugke-
rend probleem in de diergeneeskunde. Naast de omgeving
en het dier spelen infectieuze agentia een beslissende rol in
de morbiditeit en de mortaliteit van luchtwegaandoeningen.
Naast pasteurella\'s en het bovine respiratoire syncytium-
vormend virus (BRSV), spelen mycoplasma\'s een niet te
verwaarlozen rol. In dit artikel wordt nader ingegaan op de
actuele kennis over deze laatste primaire ziekteverwekker en
worden de resultaten van een nieuwe seroprevalentiestudie
in België beschreven.

De bacterie

Mycoplasma bovis maakt deel uit van de Mollicutes en meer
bepaald van de familie van de Mycoplasmataceae. Voorheen
heette deze bacterie
Mycoplasma agalactiae subsp. bovis,
maar hij werd naderhand verzelfstandigd onder de naam
Mycoplasma bovis. Naast luchtwegaandoeningen veroor-
zaakt de bacterie ook nog gewrichtsontstekingen bij kalve-
ren, uierontstekingen, genitale infecties en verwerpen bij
volwassen runderen (3).

M. bovis dringt tussen de cellen van het epitheel van het
ademhalingsstelsel. Intracellulaire bacteriën werden waar-
genomen in chronische gevallen. Hierdoor kunnen de my-
coplasma\'s ontsnappen aan de gastheerdefensie waardoor ze
persisteren.

M. bovis is in staat om snel bepaalde antigene determinanten
op zijn oppervlak te wijzigen. Dit verschijnsel heet antigene
hypervariabiliteit en doet vragen rijzen bij het ontwikkelen
van een vaccin. Deze hypervariabele oppervlakte-antigenen
zijn voornamelijk lipoproteïnen en zijn sterk immunogeen.
Dit maakt de bacterie tot een soort kameleon (5).

Epidemiologie

Een infectie door M. bovis wordt meestal binnengebracht in
een negatieve koppel runderen door gezonde kalveren die
drager zijn of door jonge kalveren die de bacterie uitschei-
den. Zodra de bacterie binnengebracht is, wordt het zeer
moeilijk om ze uit te roeien op het bedrijf
De bacterie wordt meer aangetroffen in de longen dan in de
neusholte. De bacterie wordt zelden geïsoleerd uit de neus
van gezonde dieren. Zij wordt wel aangetroffen bij 36 pro-
cent van de kalveren met chronische luchtwegaandoeningen
en bij vijftig procent van de kalveren met acute luchtweg-
problemen.

Uit en
voor de
praktijlc

Interacties tussen M. bovis en andere infectieuze agentia
werden experimenteel bestudeerd: longletsels blijken signi-
ficant uitgebreider wanneer de bacterie werd geïnoculeerd
enkele dagen voor
Mannheimia haemolytica. M. bovis
wordt van langsom meer aangezien als een predisponerende
factor bij luchtwegaandoeningen. Ze laat een invasie van
andere bacteriën toe, vermoedelijk omdat
M. bovis de gast-
heerdefensie verstoort. Dit leidt tot een explosieve groei van
Pasteurella en Mannheimia.

De eerste infectiebron is het besmette dier zelf Herstellende
dieren kunnen de bacterie uitscheiden gedurende maanden.
Neusuitvloeiing, melk en sperma zijn voorbeelden van ver-
dere besmettingsbronnen. Men kan tot 10\'\' tot 10"* myco-
plasmen per gram besmet longweefsel vinden. De directe
en horizontale overdracht via de geproduceerde aërosolen
in geval van bronchopneumonie is de belangrijkste besmet-
tingsroute. Het inbrengen van latent besmette dieren is de
voornaamste transmissieroute tussen bedrijven. Directe
overdracht bestaat ook tussen koe en kalf, voornamelijk via
besmette moedermelk. Pasteurisatie van melk (65°C gedu-
rende twee minuten of 70°C gedurende één minuut) doodt
de bacterie en vermijdt zo overdracht tijdens het voeren van
melk van zieke koeien aan kalveren.
Ondanks de afwezigheid van een celwand en in tegenstel-
ling tot wat vroeger gedacht werd, kunnen mycoplasma\'s
langdurig overleven in de omgeving. Zij overleven op alle
voorwerpen in de melkstal, in sponsen gedurende achttien
dagen, in hooi gedurende dertien dagen, in water gedurende
achttien dagen en tot 230 dagen op de mesthoop (5).

Pathologie

Na Mycoplasma mycoides, de veroorzaker van besmette-
lijke
Pleuropneumonie die in Nederland niet voorkomt, is
M. bovis de meest pathogene Mycoplasmasoort bij runde-
ren. Zij is verantwoordelijk voor hoge verliezen in de rund-
veehouderij. Bij natuurlijke besmettingen worden de niet
specifieke ziekteverschijnselen zoals apathie, stilvallen van
de pens en koorts vergezeld van ademhalingsstoornissen,
zoals neusuitvloeiing, hoest en dyspnoe. Bij sectie ziet men
een broncheoalveolaire cranioventrale acute en chronische
longontsteking met seromuceuze uitvloeiing en abcessen.
Na het binnenbrengen van
M. bovis op een rundveebedrijf
kan de sterfte oplopen tot 27 procent. Tijdens de fase van
seroconversie voor deze bacterie vertonen de kalveren acht
procent groeivertraging en worden tweemaal zoveel antibi-
otica gebruikt.

Wanneer de bacterie in de bloedbaan terechtkomt kunnen

Het belang van Mycoplasma bovis bij luchtwegaandoeningen
van kalveren

D. Gevaert

-ocr page 147-

ernstige polyarthritiden ontstaan bij kalveren. Vooral de car-
pus en de tarsus zijn de gewrichten die het vaakst worden
aangetast.

In gevallen van uierontsteking in een koppel runderen kan
M. bovis worden aangetoond. Bij natuurlijke besmettingen
ontstaan occasioneel genitale letsels en verwerpen.

Diagnostiek

Het isoleren van M. bovis onder veldomstandigheden is
moeilijk. De commensale neusflora die aanwezig is in een
neusswab interfereert met de trage groei van de mycoplas-
men. Broncho-alveolaire spoelingen en transtracheale as-
piraties vormen interessante alternatieven, maar deze tech-
nieken worden weinig uitgevoerd in de praktijk. Melk en
synoviaalvocht zijn de twee monsters die zinvol zijn bij uier-
ontsteking en gewrichtsontsteking. Al deze monsters moe-
ten echter koel verstuurd worden. Deze monsters kunnen bij
4°C gedurende meerdere dagen bewaard worden. De trage
groei van mycoplasmen, de complexiteit van het gebruikte
kweekmedium en de bijbehorende kosten, de kleine kolo-
nies en tenslotte de aanwezigheid van verontreinigingen die
de toevoeging van antibiotica in het kweekmilieu vereisten,
verklaren de moeilijkheden waarmee het laboratorium heeft
te kampen. Deze factoren zijn verantwoordelijk voor de
vermoedelijke onderschatting van het voorkomen van deze
bacterie. PCR-technieken werden recent ontwikkeld.
Het aantonen in het bloed of in de melk van antilichamen
tegen
M. bovis kan uitgevoerd worden via verschillende
commercieel beschikbare testen. In Nederland gebruikt de
GD in Deventer sinds kort de Elisakit Mycoplasma bovis
van Bio-X Diagnostic s.p.r.1. (Jemelle, België, Figuur 1).

Dergelijke serologische testen zijn interessant wanneer zij
uitgevoerd worden op een groot aantal dieren ten einde de
sanitaire status van een koppel te kennen, maar zijn niet
interessant voor een individueel dier. De antilichamen, die
aangetoond worden door deze Elisatest blijven aanwezig ge-
durende meer dan driehonderd dagen. De aanwezigheid van
antilichamen bewijst dat de besmetting invasief is geweest,
want dieren die enkel drager zijn van de bacterie in de neus
seroconverteren slechts uitzonderlijk (2).

De antibioticumresistentie van Belgische stammen van
M. bovis

Mycoplasmen vertonen een natuurlijke resistentie voor beta-
lactam-antibiotica omdat ze geen peptidoglycaancelwand
bezitten. Zij zijn daarenboven ook resistent voor polymyxi-
nen, rifamycines en voor trimethoprim en sulfonamiden.
Bovendien toonde een recente studie verworven resistentie
van Belgische stammen van deze bacterie aan (Zie tabel 1).
Mutaties komen veel sneller voor bij
M. bovis dan bij con-
ventionele bacteriën, wat de snelle ontwikkeling van resi-
stentie verklaart.

Tabel i. Gevoeligheid van veertig Belgische stammen van M. bovis tegen-
over tien antibiotica, uitgedrukt in minimale (initiale) inhibitorische con-
centraties (gewijzigd naar
(4)).
Antibioticum IVIIC90

Enrofloxacine

2

Danofloxacine 1

Marbofloxacine

2

Tiamuline 1

Tetracycline

64

Oxytetracycline

32

Tylosine

>64

Gentamicine

32

Spectinomycine
Lincomycine

>64
>64

Behandeling

De sanitaire status met betrekking tot M. bovis bepaalt de
antibioticumkeuze tegen de ademhalingsstoornissen waarin
M. bovis een rol speelt. De pleuromutilines, zoals tiamu-
line, mogen niet toegediend worden aan runderen wegens
het ontbreken van een maximale residu limiet (MRL). Het
merendeel van de M. Aovw-stammen is gevoelig voor de
fluoroquinolonen. Na een experimentele besmetting met
M. bovis leidde de hoge dosering van 5 mg enrofloxacine
(Baytril®, Bayer) per kg lichaamsgewicht gedurende vijf op-
eenvolgende dagen niet alleen tot een klinische verbetering,
maar ook tot een significante vermindering van het aantal
M
bovis bacteriën in de longen (1).

Wegens de persistentie van mycoplasmen in de omgeving
wordt het gebruik van formaline of formaldehyde aangera-
den, omdat deze moleculen al na korte tijd werkzaam zijn in
tegenstelling tot iodoforen die ook doeltreffend zijn tegen my-
coplasmen, maar die een langduriger blootstelling vereisen.
Op het vlak van bedrijfsvoering worden het hergroeperen
van kalveren van verschillende leeftijd in hetzelfde lot en
overbevolking afgeraden.

De uitroeiing van de bacterie uit een bedrijf is vaak moei-
lijk en duurt zeer lang. Ze is gebaseerd op het aantonen van
latente dragers via PCR-technieken in combinatie met Se-
rologie.

Prevalentieonderzoek

Omwille van de moeilijkheden bij de directe isolatie van de
bacterie, vormt serologisch onderzoek een snel en goedkoop
diagnostisch middel voor het vaststellen van een infectie
door
M. bovis in een koppel runderen.
Recente gegevens over de seroprevalentie van
M. bovis in
België waren niet voorhanden. De firma Bayer voerde sa-
men met ARSIA en Bio-X Diagnostics een seroprevalen-
tieproef in Wallonië uit. Vier dierenartsenpraktijken namen
deel. De rundveedierenartsen namen bloedmonsters op 46
bedrijven waar ademhalingsstoornissen bij de kalveren
waren opgetreden tijdens de vorige winter 2004-2005. Per
bedrijf werd één monster genomen bij tien kalveren, twee
maanden nadat de ademhalingsstoornissen hadden plaats-
gevonden. Een vragenlijst over de bedrijfsvoering maakte
deel uit van de proef

-ocr page 148-

De globale seroprevalentie is weergegeven in de figuur 2.
Antilichamen tegen M
bovis werden aangetoond op 52 pro-
cent van de bedrijven en bij 21 procent van de onderzochte
kalveren. Op de helft van de positieve bedrijven vertoonde
één kalf op tien antilichamen, wat de aanwezigheid van de
bacterie in de koppel aantoonde. Op vier bedrijven (tien pro-
cent) echter bleken alle onderzochte kalveren antilichamen
te hebben. Dit bewees dan weer de massale verspreiding van
de bacterie in deze koppels.

Figuur 2. Seroprevalentie van M. bovis bij Belgische kalveren met adem-
halingsstoornissen.

Î .

IVliVm^

Ga naar wvy^.ani-mails.nl voor
info en aanmelding !

y

«

y

y

/

/

H !

Het percentage positieve kalveren dat slecht had gereageerd
op de antibiotica, toegediend tegen de ademhalingsstoornis-
sen, bedroeg 35 procent. Dit percentage was slechts achttien
procent bij de kalveren die goed hadden gereageerd op de
therapie. Deze gegevens doen een relatie veronderstellen
tussen het mislukken van de antibioticumtherapie en het op-
treden van de bacterie bij het betrokken kalf Op bedrijven
met meer dan 299 runderen bedroeg het percentage posi-
tieve kalveren 31 procent tegenover slechts veertien procent
in koppels met minder dan 151 kalveren. De bacterie schijnt
dus meer aanwezig te zijn op grotere bedrijven.

Op bedrijven waar de dierenarts een groot probleem met
uierontsteking rapporteerde, was het percentage van de po-
sitieve kalveren 43 procent tegenover veertien procent in
koppels zonder uierontsteking. Tenslotte was de mate van
seropositiviteit gelijk op bedrijven met of zonder gewrichts-
ontstekingen.

Conclusie

De bacterie M. bovis is aanwezig op veel rundveebedrijven
die kampen met luchtwegaandoeningen. De nieuwe serolo-
gische test biedt een alternatief voor de problemen met de
isolatie van deze bacterie. De aanwezigheid van natuuriijke
en verworven antibioticumresistentie van M
bovis recht-
vaardigt een onderzoek van rundveebedrijven met een voor-
geschiedenis van ademhalingsstoornissen.

Referenties

1. Navetat H, Rizet C, Poumarat F, Le Grand D, Navetat C, Schelcher F,
Cabanié P, Maillard R, Catella S, Dellac B, and Limet A. Efficacy of
enrofloxacin against
Mycoplasma bovis induced respiratory disease in
calves. Proceedings Buiatrics Congress, France, November 2003.

2. Nicholas RAJ. Recent developments in the diagnosis and control of
Mycoplasma infections in cattle. Proceedings 23"" World Buiatrics
Congress, 2004: July 11-16.

3. Thomas A, Mainil J, et Linden A. Mycoplasma bovis: synthese des
connaissances actuelles. Ann Méd Vét, 2003a; 147: 23-39.

4. Thomas A, Dizier 1, Sachse K, Bail H, Mainil J, et Linden A. My-
coplasma bovis dans le complexe respiratoire bovin et propriétés de
cyto-adhesion in vitro. Ann Méd Vét, 2003b; 147: 267-272.

5. Thomas A, Dizier 1, Sachse K, Bail HJ, Linden A, et Mainil J. Les my-
coplasmes spécifiques. Ed. SPF Santé Publique, Sécurité de la Chaîne
alimentaire et Environnement, 2004: pp. 100.

D. Gevaert werkt bij Bayer B.V., Animal Health Division,
Energieweg 1, N1-3641 RT Mijdrecht. E-mail: dominique.ge-
vaert.baybxl.bayer.be Tel: 02^7-280447, fax:
0297-280209.

-ocr page 149-

Miel Bingen

Nog twee weken om te veranderen
van ziektekostenverzekering. Wie
dat voor 1 maart nog niet gedaan
heeft blijft automatisch bij zijn
oude verzekeraar. De KNMvD
biedt haar leden de mogelijk-
heid deel te nemen aan een col-
lectieve ziektekostenverzeker i ng,
de Goed in Zorg Polis van Meeüs
Vrije Beroepen. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
sprak met Directeur New Business Ton Kuijpers over de
nieuwe ziektekostenverzekering en zet een aantal veel
gestelde vragen op een rij.

"Voor Meeüs zijn de vrije beroepen, en dan met name de
medische vrije beroepen, een speerpunt. Wij hebben een
speciale afdeling voor deze beroepsgroep en hebben veel
geïnvesteerd in het opbouwen van expertise, en met succes.
Naast de KNMvD hebben onder andere de Nederlandse
Maatschappij voor Tandheelkunde, het Koninklijk Neder-
lands Genootschap voor Fysiotherapie en de Landelijke
Huisartsen Vereniging hun collectieve ziektekostenverzeke-
ring bij Meeüs ondergebracht", vertelt Ton Kuijpers.
Met name het feit dat Meeüs een restitutiepolis aanbiedt, is
volgens Kuijpers een belangrijke reden waarom de medi-
sche beroepen en masse voor Meeüs gekozen hebben. De
Goed in Zorg Polis is in nauwe samenwerking met de Lan-
delijke Huisartsen Vereniging tot stand gekomen. Het bleek
dat met name de extra keuzevrijheid die een restitutiepolis
biedt een belangrijke wens was van veel medici. Ook is er
kritisch gekeken naar wat voor de doelgroep belangrijk was
in de polis. Zo worden bijvoorbeeld bij de 4A- en 5-sterren
Polis alle in Nederland geregistreerde medicijnen en een
onbeperkt aantal behandelingen door een fysiotherapeut
voor de volle honderd procent vergoed.

Verbetering

Het nieuwe stelsel is een feit en de KNMvD en Kuijpers
zijn zeer tevreden over de polis die Meeüs de leden van de
KNMvD aanbiedt. Niet voor niets komt de Goed in Zorg
Polis bij vergelijkingen goed uit de bus. Zeker als nog eens
een keer naar de bijzonder goede prijs wordt gekeken die
de KNMvD voor zijn leden kon bedingen, is de prijs-kwali-
teitsverhouding uitstekend.

Toch vraagt Kuijpers zich af of het nieuwe zorgstelsel nou
wel zo\'n verbetering is ten opzichte van het oude stelsel.
"Veranderingen in het zorgstelsel waren natuurlijk nodig om
het hele systeem betaalbaar te houden maar we moeten niet
doen alsof het oude stelsel een en al kommer en kwel was.
Het oude stelsel was helemaal zo slecht nog niet. Met het
nieuwe stelsel moeten wij in Nederland ervoor uitkijken dat
we over een paar jaar niet uitkomen bij een situatie zoals in
het Verenigd Koninkrijk, waar er een wereld van verschil
bestaat tussen National Health ziekenhuizen en privé-instel-
lingen. Met een restitutiepolis ondervang je dit risico trou-
wens in belangrijke mate, omdat de polisverstrekker er geen
belang bij heeft om op zoek te gaan naar de goedkoopste

Interview

Verzekering op maat

aanbieder, maar de kosten die door de patiënt gemaakt zijn
vergoedt."

Tarieven

Een ander probleem dat Ton Kuijpers signaleert is de enor-
me concurrentiestrijd die door de verzekeraars onderling
gevoerd wordt. De prijs lijkt op het moment zaligmakend te
zijn. De consument is totaal gefocust op de prijs van het ba-
sispakket zonder zich af te vragen wat het basispakket nou
precies omvat. Het gevolg is een enorm scherpe prijsstelling
die volgens een aantal bronnen bij veel aanbieders onder de
kostprijs ligt.

Kuijpers verwacht geen extreme stijgingen voor de komen-
de jaren. "Het is zeker zo dat de KNMvD een scherpe prijs
heeft kunnen bedingen voor de polis. Toch kenmerkt deze
polis, die ook verkocht wordt aan anderen, zich in de eerste
plaats om de hoge kwaliteit. Ik verwacht dan ook niet dat
serieuze prijsstijgingen nodig zijn om de kosten te dekken.
Bovendien zal het tarief voor leden van de KNMvD nooit
sneller stijgen dan dat voor andere gebruikers van dezelf-
de polis. De dierenarts zal altijd blijven profiteren van het
scherpe inkoopbeleid van de KNMvD."

FAQ\'s over de Goed in Zorg Polis

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de VCZ en de
Meeüs Goed in Zorg polis?

Een overzichtelijke vergelijking is moeilijk te geven, aange-
zien voor iedereen weer andere zaken van belang zijn. Wij
beperken ons tot het verschil tussen de restitutiepolis (Goed
in Zorg) en de naturapolis (VGZ). De inhoud van de ba-
sisverzekering is wettelijk voorgeschreven, dus daartussen
bestaat geen verschil. Alleen de vorm waarin de verzeke-
raar dit aanbiedt, natura of restitutie, is verschillend. In de
aanvullende pakketten verleent de Goed In Zorg Polis voor
heel veel verrichtingen een volledige vergoeding, terwijl de

-ocr page 150-

VGZ deze veelal beperkt tot tachtig procent van de kosten.
Bovendien wordt in een aantal aanvullende verzekeringen
van de Goed In Zorg Polis een ruime extra vergoeding ver-
leend voor geregistreerde medicijnen die niet vallen binnen
het Geneesmiddelen Vergoedingen Systeem.

Blijft: het mantelcontract met VCZ bestaan?
VGZ heeft omstreeks 15 december 2005 - zoals toegezegd
- een aanbieding aan de huidige verzekerden gedaan. Deze
aanbieding wordt door VGZ gestand gedaan voor het jaar
2006.

Wat gebeurt er als ik bij VCZ verzekerd blijf?
In dit geval behoudt u voor het jaar 2006 de voorwaarden
en de premie die u in december 2005 zijn aangeboden. Het
is echter onzeker wat VGZ u in de jaren daarna zal bieden.
Er dient rekening mee te worden gehouden, dat de korting
wegens de KNMvD-collectiviteit dan ook kan komen te ver-
vallen.

Wie is de onderverzekeraar van de Meeüs Goed in Zorg polis?
De Goed In Zorg Polis wordt aangeboden door Nedasco.
De risicodrager is ONVZ. De administratie (polisafgifte,
wijzigingen, afhandeling van nota\'s) wordt volledig door
Nedasco uitgevoerd. U heeft alleen te maken met Nedasco.

Wat is Nedasco?

Nedasco is, evenals Meeüs, een Aegon-dochter, die als ge-
volmachtigde van diverse verzekeraars namens hen zelfstan-
dig verzekeringen mag accepteren en schades afwikkelen.
Voor de Goed In Zorg Polis doet Nedasco dit dus namens
zorgverzekeraar ONVZ.

Ik heb nog niets gehoord nadat ik mijn aanvraag bij Meeüs
heb ingediend. Wanneer kan ik antwoord verwachten / hoe
ben ik nu verzekerd?

De polis wordt in de komende weken opgemaakt en aan u
gezonden. Vanwege het grote aantal aanvragen is hiermee
enige tijd mee gemoeid. Voor de Goed In Zorg basis- en de
aanvullende verzekeringen wordt u altijd geaccepteerd, dus
u behoeft zich geen zorgen te maken over de dekking. Voor
het 5-sterrenpakket is een voorbehoud gemaakt, daarvoor
wordt een medische verklaring gevraagd. Ten aanzien van
de tandartsenverzekeringen geldt dat als u op dit moment
niet verzekerd bent voor tandartskosten of een minder uit-
gebreide dekking heeft, een verklaring van de tandarts no-
dig is en eventueel een wachttijd van toepassing kan zijn.
Mocht ten aanzien van de medische acceptatie een bezwaar
bestaan, dan wordt u daarover geïnformeerd.

Wie valt er nu wel en niet onder het mantelcontract?
De mantelovereenkomst geldt voor alle KNMvD-leden,
partners van de KNMvD-leden en de overige gezinsleden
voor zover deze \'ten laste komen\' van de verzekeringnemer.
Bovendien kunnen ook werknemers van KNMvD-leden
zich aanmelden. Ook de kandidaat-leden van de KNMvD
kunnen deelnemen.

Mijn partner kan nu mee in de collectieve verzekering, maar
wat gebeurt er als ik kom te overlijden?
De verzekering blijft van kracht voor de partner van een
overleden KNMvD-lid en de eventuele gezinsleden, voor
zover zij nog ten laste zijn van de partner.

Hoe worden de rekeningen van zorgverleners straks betaald?
In principe worden de gemaakte kosten aan u betaald. U
kunt echter ook verzoeken aan Nedasco om de betreffende
nota(\'s) rechtstreeks aan de zorgverlener(s) te voldoen.

Hoe zit het met de premie na 2006, heeft de KNMvD daar
ook afspraken over gemaakt?

De premie voor de Goed In Zorg Polis is vastgesteld voor het
jaar 2006. Voor de volgende jaren is deze nog niet bekend.
Dit komt mede door het feit, dat de overheid elk jaar de rich-
ting aangeeft voor de premie van de basisverzekering. Een
eventuele premiestijging is uiteraard ook afhankelijk van de
schadelast. Eind 2006 zal de KNMvD hierover met Meeus
in overleg treden.

Ik ben lid van de KNMvD maar woon en/of werk in het
buitenland, kan ik ook via het mantelcontract verzekerd
worden?

De regeling voor mensen die in het buitenland wonen en/of
werken is nog niet geheel duidelijk. Mocht dit voor u het
geval zijn, dan wordt u aangeraden om hierover contact op
te nemen met Meeüs.

Moet ik de premie voor mijn oude zorgverzekering nog beta-
len?

Wanneer u de keuze heeft gemaakt voor de Goed In Zorg
Polis, dan wordt uw huidige verzekering met terugwerkende
kracht per 1 januari 2006 opgezegd. De premie voor deze
polis bent u dan ook niet meer verschuldigd. Eventueel
reeds betaalde premie wordt aan u terugbetaald.

De premie voor mijn oude zorgverzekering is via automatische
incasso van mijn rekening afgeboekt, hoe nu te handelen?
Tot 30 dagen na de afboeking kunt u uw bank opdracht ge-
ven om het bedrag te laten terugboeken. Is deze termijn ver-
lopen, dan zal de huidige verzekeraar - in verband met de
opzegging - het bedrag aan u terugbetalen.

Wat moet ik doen als ik nog geen polis heb ontvangen en toch
reeds een rekening van een zorgverlener moet betalen?
Reeds betaalde rekeningen (na 1 januari 2006 gemaakte kos-
ten) kunnen uiteraard worden gedeclareerd bij uw nieuwe
zorgverzekeraar. Rekeningen die naar uw oude ziektekos-
tenverzekeraar zijn gestuurd worden doorgestuurd naar uw
nieuwe ziektekostenverzekeraar. Voor wat betreft de basis-
verzekering. Voor vergoedingen uit de aanvullende verzeke-
ringen geldt dat u de nota ontvangt. U kunt deze vervolgens
weer indienen bij uw nieuwe verzekeraar. Op het moment
dat u kosten maakt, kunt u uw zorgverlener erop attent ma-
ken dat u een nieuwe zorgverzekeraar heeft, maar nog geen
polisnummer of pasje hebt gekregen.

Wilt u meer informatie over de Goed in Zorg Polis dan
kunt u contact opnemen met Meeus, www.meeus.com,
vrijeberoepen@meeus.com, tel oyG 53134 80

-ocr page 151-

Er zijn in de laatste jaren aanmerke-
lijke vorderingen gemaakt bij de chi-
rurgische en medicinale behandeling
van verscheidene typen tumoren.
Daarentegen zijn er nog grote proble-
men bij de behandeling van het gelo-
kaliseerd histiocytair sarcoom (HS)
met vrijwel altijd de aanwezigheid
van micrometastasen, alsmede het in
eerste instantie herkenbaar gemetastaseerd histiocytair sar-
coom (maligne histiocytose, MH). Bij deze aandoeningen is
de bewezen effectiviteit van medicijnen gering of afwezig.
Ook bij ongunstig gelokaliseerd plaveiselcelcarcinoom
(PCC) aan het hoofd, waarbij resectie niet meer mogelijk
of gewenst is, ontbreken harde gegevens over effectieve me-
dicinale behandeling (uit grote series behandelde dieren).
Wel zijn er beperkte gegevens uit enkele zogenaamde pilot-
studies, die enige hoop bieden. Toch zal ook bij deze groep,
direct aanwezige of zich ontwikkelende resistentie tegen
huidig beschikbare middelen, een groot probleem vormen.
Zowel frequente metastasering, alsook een hoge mate van
ongevoeligheid voor cytostatica, vormen grote obstakels bij
de behandeling van oraal melanoom (OM): soms zal al bij
eerste presentatie de tumor non-resectabel zijn; bij andere
honden zal bij lokaal of regionaal recidief de mogelijkheid
tot zinvolle resectie ontbreken

Nieuwe ontwikkelingen

Recent zijn in studies van tumorcellen in kweek, interes-
sante waarnemingen gedaan over een nieuwe groep medi-
cijnen, zogenaamde endoperoxide sesquiterpene lactones.

Berichten

verslagen

welke bij veel tumortypen afkomstig van de mens, een sterk
celdodend effect hadden. Ook in een aantal cellijnen van
verschillende types tumor afkomstig van de hond werd een
sterk cytotoxisch effect gezien. Bijzonder is nog dat deze
groep middelen geen mutagene eigenschappen vertoonden.
Momenteel zijn voorbereidingen gaande om een klinische
trial te starten bij honden lijdende aan één van de drie ge-
noemde condities. De patiënten dienen nog wel in een ac-
ceptabele klinische toestand te functioneren.
Doel is de eventuele toxiciteit van het middel met de code-
naam HU-1205, welke bij de beoogde dosering bij proef-
honden gering was, bij honden met één van bovengenoemde
tumoren te onderzoeken, evenals het tumor-remmend effect.
Bij potentiële patiënten geldt als eis dat revisie van weef-
selonderzoek op het departement veterinaire pathologie van
de universiteit plaatsvindt. De studie wordt uitgevoerd met
hulp van samenwerkende veterinaire specialisten.

Patiënten

Klinische trial: een nieuwe behandeling van niet-resectabele
tumoren bij de hond

Gerard Rutteman

De patiënten zijn honden met één der genoemde type tumor,
welke als niet-resectabel wordt beoordeeld. De patiënt dient
over nog voldoende reserves te beschikken (eetlust in orde;
vermagering minder dan vijftien procent van het oorspron-
kelijk gewicht), en de tumor indien aan het hoofd (PCC,
OM) mag maximaal vier centmeter meten. Bij deze groep
(PCC, OM) mag geen sprake zijn van zichtbare metastasen
op afstand. Bij HS/MH is de cumulatieve tumor diameter
(aantal haarden vermenigvuldigd met de grootste diameter
per haard) maximaal tien centimeter.
Na aanvullend onderzoek van de patiënt en uitgebreide voor-
lichting, wordt bij verkregen instemming van de eigenaar,
gefaseerd een behandeling uitgevoerd. Per periode van vier
weken wordt het effect geëvalueerd. Indien de klinische toe-
stand bevredigend blijft, toxiciteit afwezig blijkt, en zeker
indien tevens een objectief meetbare reductie van de tumor
wordt vastgesteld, wordt de behandeling voortgezet, tot een
maximale periode van zes maanden. De eigenaar worden
geen kosten voor het geneesmiddel in rekening gebracht,
wel die van noodzakelijk diagnostisch handelen. Een kor-
ting van 25 procent wordt verleend op tussentijds uitgevoerd
bloed- en beeldvormend onderzoek.

Aanvullende informatie voor dierenartsen zal binnenkort
verschijnen op de websites: www.vet.uu.nl/site/viavet
en www.wagenrenk.com. Voor overleg over eventueel te
verwijzen patiënten: Dr. G.R. Rutteman, UKG (dinsdag
11-12 uur), ojo - 2531682 of De Wagenrenk (maandag en
woensdag,), 031/ - 41^120, e-mail G.R.Rutteman@vet.
uu.nl

-ocr page 152-

A. Vendrig

De dierenarts kent het begrip beroepsgeheim meren-
deels uit de Erecode van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde. Voor de vrije
beroepen is de strafbaarstelling van hun geheimhou-
dingsplicht of beroepsgeheim ingesteld in artikel 272
Wetboek van strafrecht. Met deze bepaling heeft de
overheid willen aangeven dat het van maatschappe-
lijk belang is als leden van de samenleving bepaalde
personen kunnen aanspreken en raadplegen over hun
problemen met bescherming van de zakelijke dan wel
persoonlijke levenssfeer. De geestelijke, arts, notaris en
advocaat kennen als typische vertrouwenslieden van
oudsher een beroeps- of ambtsgeheim. Maar hoe zit het
nu met het beroepsgeheim en de dierenarts?

De wezenlijke grond van het beroepsgeheim wordt ge-
vonden in de aard van de professionele activiteit. Het gaat
om personen van wie kan worden aangenomen dat zij hun
professionele activiteit niet naar behoren kunnen uitvoeren
indien en voor zover daarbij niet de zekerheid bestaat dat
hetgeen hen bij de vervulling daarvan ter kennis komt, ge-
heim blijft. Geheim is daarbij alle informatie die niet van
algemene bekendheid is of geen openbaar karakter heeft.
Het geheime karakter van de informatie vloeit voort uit de
aanwezigheid van bepaalde met het beroep samenhangende
specifieke omstandigheden of kenmerken, die aanvankelijk
door de betreffende geheimhouder als zodanig worden er-
kend en in laatste instantie door de rechter kunnen worden
getoetst. Het geheim ontstaat niet in abstracto en heeft geen
absolute gelding. Artikel 272 Sr legt een zwijgplicht op aan
ambtsdragers en vrije beroepsbeoefenaren ter zake van in-
formatie die zij verkregen hebben bij de uitoefening van hun
ambt of beroep. Deze zwijgplicht is niet absoluut en telkens
zal de vraag gesteld worden tegen wie en onder welke om-
standigheden zij gelding heeft.

De zwijgplicht kan botsen met de wettelijke vastgelegde
aangifteplicht en getuigplicht. Niet alle beroepsbeoefena-
ren met een zwijgplicht kunnen zich bij de rechter hierop
beroepen. Een aantal beroepsbeoefenaren wordt het recht
toegekend om te zwijgen, zij kunnen zich verschonen van
hun getuigplicht en worden op grond van hun zwijgrecht
verschoningsgerechtigden genoemd.
Het maatschappelijk belang van rechterlijke waarheids-
vinding, moet worden afgewogen tegen het feit dat enkele
bijzondere verrichtingen of werkzaamheden in de samen-
leving slechts uitgeoefend kunnen worden bij een absolute
zekerheid van absolute geheimhouding. Een goede uitoefe-
ning van het beroep wordt in het algemeen belang van hoge
maatschappelijke orde beschouwd en de vertrouwensrelatie
is van eminent belang vanwege de exclusiviteit van de met
het beroep samenhangende kennis en vaardigheden.

Verschoning

Ten aanzien van het object van verschoning zal de rechter
tot een marginale toetsing komen. Als onderdeel van het
beroepsgeheim dient hierbij ook de Wet bescherming per-
soonsgegevens (WBP) van 6 juli 2000 als opvolger van de

Beroepsgeheim

Wet persoonsregistraties (Wpr) bekeken te worden. Per-
soonsgegevens mogen verwerkt worden ten dienste van
de uitvoering van een overeenkomst, de wijze van verza-
meling en opslag dient in overeenstemming te zijn met de
doeleinden waarvoor ze verkregen worden. Aan een ieder
wordt geheimhoudingsplicht opgelegd voor zover er al niet
reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift
geheimhoudingsplicht opgelegd is. Door de wet is een Col-
lege bescherming persoonsgegevens ingesteld dat toezicht
houdt op de verwerking van persoonsgegevens.
De klassieke of geprivilegieerde verschoningsgerechtigden
zijn de advocaat, de geestelijke, de notaris en de arts, het-
geen betekent dat deze beroepen en ambten slechts dan naar
behoren kunnen functioneren als de uitoefenaars ervan kun-
nen zwijgen over al hetgeen hen is toevertrouwd.
De arts heeft geen absoluut geheim. Bij behandeling van
kinderen (kindermishandeling) zal hij zich niet altijd kun-
nen beroepen op zijn geheimhoudingsplicht, evenals bij
dwangopneming. Wettelijk heeft de arts de plicht infectie-
en beroepsziekten te melden en informatie te verstrekken in
de overlijdensverklaring.

Dierenarts

De geheimhoudingsplicht van de dierenarts is niet vastge-
legd in een specifieke wettelijke regeling en de basis ligt in
artikel 272 WvSr. Voorts kent de Erecode van de dierenarts
een geheimhoudingsplicht waar de dierenarts en zijn me-
dewerkers aan gebonden zijn. Zonder toestemming van de
cliënt verschaft de dierenarts geen informatie aan derden,
behalve wanneer dit beroepshalve noodzakelijk is dan wel
wettelijk wordt voorgeschreven.

Uit een tweetal gepubliceerde uitspraken van de rechtbank
blijkt door dierenartsen een vergeefs beroep te zijn gedaan
op hun beroepsgeheim en verschoningsrecht. De rechtbank
\'s-Hertogenbosch moest oordelen over een koopkwestie
rond een paard en riep de behandelend dierenarts op als ge-
tuige. In zijn uitspraak oordeelt de rechter:

• "Overwegende dat evenwel alle personen, bekwaam om te
getuigen, verplicht zijn getuigenis af te leggen, en daarop
slechts dan een uitzondering mag worden gemaakt uit
hoofde van iemands beroep, als dat beroep een vertrou-
wenskarakter heeft in die zin dat het betrokken beroep
slechts behoorlijk kan worden uitgeoefend, indien het pu-
bliek aan degene, die het uitoefent alles, ook de intiemste
zaken kan toevertrouwen, zonder daarbij te hoeven vrezen,
dat deze de hem toevertrouwde geheimen aan derden zal
mededelen, de rechter daarbij inbegrepen."

• "Overwegende dat de gesteldheid van en de omstandig-
heden rondom iemands dieren niet geacht kunnen wor-
den tot diens intieme levenssfeer te behoren, en zich niet
goed laat voorstellen, dat iemand, uit gerechtvaardigde
schroom voor een algemeen bekend raken van de toe-
stand van zijn dieren, met reden af zou kunnen zien van
het inroepen van de bijstand van een veearts, alleen om-
dat hij er niet ten volle op kan vertrouwen, dat die veearts
algemeen en pertinent, ook tegenover de rechter in een
burgerlijk geding, een strikt stilzwijgen kan bewaren."

-ocr page 153-

• "Overwegende dat het voorgaande te meer klemt, indien,
gelijk i.e., het betreffende dier bedrijfsmatig werd geëx-
ploiteerd, waarmee de verhouding van eigenaar tot dier in
de zakelijke sfeer komt te liggen en van zijn persoonlijke
kanten wordt ontdaan."

• "Overwegende dat, nu de wetenschap van de getuigen
kennelijk niet dat intieme en vertrouwelijke karakter
heeft, waarvan de privacy ook voor de rechter moet wor-
den gerespecteerd geen termen kunnen bestaan om aan
hem verschoningsrecht toe te kennen."

• "Overwegende dat de veearts zich weliswaar moet hou-
den aan een geheimhoudingsplicht in het algemeen, doch
dergelijke geheimhoudingsplicht niet kan prejudiceren
op het geheimhoudingsrecht tegenover de rechter als ge-
tuige in burgerlijk geding."

De rechter stelt in dit geval vast dat de uitoefening van het
beroep veearts niet raakt aan de intieme levenssfeer van de
cliënt en een schending van het vertrouwen de beroepsuitoe-
fening niet beperkt, welk standpunt versterkt wordt door de
zakelijkheid van de relatie.

De rechtbank Zutphen oordeelde over een zijdelings aspect
van het beroepsgeheim, in een uitspraak die betrekking had op
een vermeend overtreden van een concurrentiebeding tussen
dierenartsen. De klagende dierenarts had in een getuigenver-
hoor een derde dierenarts opgeroepen teneinde hem te horen
over zijn verkregen inlichtingen en de bron van zijn informa-
tie. De getuige had van zijn bron geen toestemming gekregen
om diens naam te noemen en deed een beroep op verschoning.
De Rechter-commissaris kwam tot het oordeel dat de geheim-
houdingsplicht zoals gelezen in de Code voor de dierenarts
moet wijken voor het belang van een goede rechtsbedeling om
de waarheid omtrent de feiten vast te stellen.

Privacybescherming

Betreffende de privacybescherming heeft de Registratieka-
mer (Wpr) als voorloper van het College bescherming per-
soonsgegevens (WBP) uitspraak gedaan inzake een melding
over het verstrekken van onderzoeksgegevens van rashon-
den en het publiceren van deze gegevens in clubbladen.
Allereerst wordt afgewogen of onderzoeksgegevens persoons-
gegevens zijn. De Registratiekamer concludeert dat het fok-
ken van honden is aan te merken als een bezigheid die voor
veel betrokkenen een relevant aspect van hun maatschappelijk
functioneren vormt. Voorts zijn de publicatie van de diergege-
vens (naam van de hond, kennelnaam, stamboom en tatoeage)
binnen het betrekkelijk kleine hondenfokwereldje met een re-
latief eenvoudige inspanning te herleiden tot individuele per-
sonen. Het betreft dan ook persoonsgegevens die onderwerp
zijn van privacybescherming. Het onderzoek wordt gedaan
door een dierenarts waarbij het de dierenarts niet vrijstaat om
de resultaten middels de stichting ter beschikking te stellen
van de rasvereniging. Zeker voor niet-leden van de rasvereni-
ging geldt dat verstrekking alleen met hun toestemming mag
geschieden en deze toestemming was niet gegeven. Hierdoor
mag de stichting deze onrechtmatig verkregen gegevens niet
opslaan in haar persoonsregistratie en van geldige doorver-
strekking zal dan ook geen sprake kunnen zijn.\'

\' Gegevens over honden en het verstrekken daarvan. Samenvatting f 8juli 1998.
97442.11) Uitspraken bescherming persoonsgegevens. \\^-\\x^\\\'.cbpweb.nl

Gezelschapsdieren

Het houden van gezelschapsdieren is niet alleen een intiem
en vertrouwelijk gebeuren dat in de huiselijke kring ge-
schiedt. Het biedt veelal voor de dierenarts opening naar de
persoonlijk en intieme elementen van de mens. Daarnaast
vormt vooral de hond door het regelmatig uitlaten een re-
levant aspect van maatschappelijk gebeuren. Hierdoor doet
zich de behoefte voelen om deze privacy af te schermen.
Dit kan betekenen dat een eigenaar met een gezelschapsdier
de voorkeur geeft aan de anonimiteit van een grotere gezel-
schapsdierenpraktijk uit de stedelijke agglomeratie, boven
een kleinere gezelschapsdierenpraktijk op het platteland. De
gezelschapsdierenpraktijk kan niet zonder het vertrouwen
op de geheimhoudingsplicht van de dierenarts. Hierbij doet
zich het geval voor van de eigenaar die alleen zijn naam wil
opgeven uit vrees dat zijn gegevens elders gebruikt zouden
kunnen worden en behandeling door sommige dierenartsen
wordt geweigerd. Als de eigenaar niet kan vertrouwen op de
zwijgplicht en het zwijgrecht van de dierenarts dan zal deze
zich telkenmale tot een andere dierenarts wenden. Hierdoor
ontstaat schade aan de gezondheidszorg voor het individu-
ele dier en voor (gezelschaps-)dieren in het algemeen.
In een periode dat honden gebruikt werden in de vecht-
arena en gegokt werd op het uiteindelijk resultaat, werden
dierenartsen onder grote persoonlijke druk geplaatst bij de
behandeling van verwondingen. In welk geval zijn positie
vergelijkbaar is met de arts die geconfronteerd wordt met
kindermishandeling. Mag en moet een dierenarts aangifte
doen van deze dierenmishandeling?
De dierenartsen zijn zich weinig bewust van het bestaan en
de omvang van hun beroepsgeheim, hoewel toch dagelijks
omgegaan wordt met de geheimhoudingsplicht. De dierenarts
verkeert hierbij veelal in de situatie die vergelijkbaar is met
de kinderarts. Hij krijgt informatie, waarbij hij moet kiezen
tussen de belangen van het dier en die van de eigenaar.
Een dierenarts zal zijn administratie zo moeten inrichten dat
deze alleen dienstbaar is aan zijn praktijk- of beroepsuitoe-
fening. Hij zal zijn administratie niet mogen overdragen aan
derden bijvoorbeeld voor het versturen van reclame of voor
het controleren van de aangifteplichtigen voor de honden-
belasting.

Het beroepsgeheim is niet beperkt tot de dierenarts alleen,
maar strekt zich ook uit tot al zijn medewerkers en degenen
die ten dienste van zijn beroepsuitoefening werkzaamheden
verrichten.

Literatuur

* Verburg JJI. Het beroepsgeheim, Arnhem 1985, monografieën straf-
recht deel 5.

* Wisselink MA. Beroepsgeheim, ambtsgeheim en verschoningsrecht.
Deventer, W.E.J. Tjeenk Willink, 1997.

* Leenen HJJ. Handboek gezondheidsrecht 1999.

* Arrondissementsrechtbank van \'s-Hertogenbosch 30 oktober 1981 NJ
1983/424.

* Arrondissementsrechtbank van Zutphen 14 maart 1985, NJ 1987/401.

* Uitspraken bescherming persoonsgegevens. Gegevens over honden
en het verstrekken daarvan. Samenvatting (8 juli 1998, 97442.11).
www.cbpweb.nl

* Staman J. Dierenarts-client enkele juridische aspecten van hun relatie.
Juni 1988.

Mr. drs. A.A.A. Vendrig is veterinair-jurist en dierenarts
te Nederborg den Berg. Voor verdere informatie over het
thema beroepsgeheim kunnen geïnteresseerden contact
opnemen met de heer Vendrig via e-mail, vendrig@tip.
nl, of telefonisch,
0294 253 579

-ocr page 154-

Binnen de universiteitsldiniek voor het paard is een intensie-
ve 24-uurs verpleging van zieke pasgeboren veulens alleen
mogelijk met de hulp van vrijwilligers. Dit jaar zal de door
derde-, vierde- en vijfdejaars gevormde vrijwillige groep,
\'de veulenbrigade\', weer actief zijn van
1 maart tot en met
23 juni 2006.

Een veulen wordt opgevangen door één der kliniek-
dierenartsen. Na het klinisch en laboratoriumonderzoek
en het maken van een therapeutisch plan wordt het veulen
onder leiding van de dierenarts en met hulp van de kliniek-
assistenten verpleegd door de \'veulenbrigade\'.
Als dierenartsen vanuit de praktijk een ziek pasgeboren
veulen aan de kliniek willen doorsturen kunnen zij tijdens
werkuren bellen 030-2531112 en buiten werkuren 030-
2531032. Het verdient aanbeveling vóór inzenden even te
overleggen over de te maken kosten. Het wordt op prijs ge-
steld als dierenartsen direct bij bellen vermelden dat het om
een ziek pasgeboren veulen gaat dat \'intensive care\' nodig
heeft. Ook is het prettig als ongeveer de tijd van aankomst in
de kliniek kan worden aangeven.

Buiten de bovengenoemde periode kunnen zieke veulens na-
tuuriijk ook doorgestuurd worden maar zal de zeer intensieve
24-uurs verpleging, zoals door de \'veulenbrigade studenten\'
wordt geleverd, niet te realiseren zijn.

Namens het kliniekteam van de discipline Inwendige Ziek-
ten, Departement Gezondheidszorg Paard
drs. C.M. Butler, Specialist in opleiding Inwendige Ziekten
drs. E. de Graaf-Roelfsema, Specialist in opleiding Inwen-
dige Ziekten

dr. I.D. Wijnberg, Specialist Inwendige Ziekten van het
Paard

\'Veulenbrigade* inwendige ziekten paard

li

Prä ktij k-ICT-Systemen

voor de veterinaire geneeskunde

Dankzij doorlopend succes
hebben we nu een nieuwe
vestiging in Nederland...

Geen dos of verouderde windows toe-
passingen meer in uw praktijk...

Uw ideeën en wensen hebben wij al
gerealiseerd. "Wanneer stapt u over op
myANIWIN.com praktijkmanagementsoftware?\'

We nodigen u uit voor een van onze regio-
bijeenkomsten of tot een nadere kennismaking.

Laat u vrijblijvend adviseren:
BTE-servicedesk 0478 - 56 90 21
Meer informatie :
www.myaniwin.com

Info: Tel.: 0478 - 56 90 21 ■ Fax: 49 2156 91 98 22 ■ E-mail: info@bte-onnne.de
Colofon: BTE Nederland ■ postbus 5067 ■ 5800 GB ■ Venray

-ocr page 155-

Hugo de Groot

Hemmo Bolhuis (LTO), de voorzitter van de Stuurgroep
van het Scrapiebestrijdingsprogramma, was woensdag
18 januari 2006 tijdens het Scrapie-symposium bij de
Animal Sciences Group (ASG) in Lelystad stellig: Tien
jaar na de eerste beschrijving van het Nederlandse
Scrapiebestrijdingsprogramma staan de uitgangspun-
ten van het programma nog steeds overeind.

Met de huidige kennis van zaken is fokken op resistentie
nog steeds de enige reële mogelijkheid om van scrapie af te
komen. Inmiddels zijn scrapie-resistente rammen op ruime
schaal voorhanden. Door deze breed in te zetten neemt het
aantal besmette bedrijven de komende jaren af Met als ge-
volg een flinke afname in de kosten en daarbij hoeven dui-
zenden dieren niet onnodig te worden geruimd.
Met het Scrapie-symposium werd de projectfase van het
Scrapiebestrijdingsprogramma afgesloten. Het symposium
werd bezocht door wetenschappers, beleidsmakers, belan-
genorganisaties en vertegenwoordigers van de schapen-
stamboeken.

Scrapieprogramma succesvol

Voor de scrapiebestrijding is een veel langere adem nodig
dan de looptijd van dit project. Dat werd door de minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dr. C.P. Veerman
beaamd. Hij vindt het scrapieprogramma een groot succes.
De minister complimenteerde de schapenhouders en anderen
die zich hiervoor zo voortvarend hebben ingezet. "Het kostte
een paar centen maar nu hebben we ook wat", zo stelde hij en
nuanceerde dit onmiddellijk door aan te geven dat de kosten
van bestrijding en preventie niet altijd simpelweg een finan-
ciële kosten- en batenanalyse is. Bestrijding van dierziekten
gaat niet alleen over geld, het gaat om emoties, om een basaal
gevoel van veiligheid en respect voor het leven van dieren.
Over de veiligheid van mens en dier is de minister duidelijk:
daar wil hij absoluut geen concessies doen.
De minister realiseert zich dat met het afsluiten van de pro-
jectfase de discussie niet over is. Nieuwe ontwikkelingen en
inzichten op nationaal en internationaal niveau dragen daar
aan bij. Hij vroeg dan ook om begrip voor eikaars stand-

punten, en de discussie met een open vizier en een flinke
dosis gezond verstand te voeren. De minister maakte van de
gelegenheid gebruik om op te roepen tot het verbreden van
het draagvlak voor de bestrijding van scrapie door schapen-
houders die investeren in ongevoelige kuddes minder mee te
laten betalen aan de bestrijding van scrapie.

KNMvD

Deze oproep sloot aan bij de suggestie van de voorzitter
van de KNMvD Ton de Ruijter. Hij stelde voor om honderd
procent resistente bedrijven een heffingskorting te geven ter
grootte van het scrapiedeel. In de huidige situatie moeten zij
ondanks de eigen investering de gehele heffing betalen. Dit
doet niet alleen recht aan de verschillen die bestaan tussen
resistente en niet-resistente bedrijven, maar kan ook een sti-
mulans betekenen voor het Scrapiebestrijdingsprogramma
en daarmee op termijn leiden tot een verlaging van de aan-
spraken op het Diergezondheidsfonds.
De Ruijter ging in zijn inleiding in op een aantal algemene
aspecten van de georganiseerde dierziektebestrijding. Deze
aspecten zorgen voor telkens terugkerende discussies en
hangen nauw samen met maatschappelijke ontwikkelingen.
Alle bestrijdingsprogramma\'s die in de loop der jaren zijn
uitgevoerd hebben een aantal belangrijke complicaties ge-
meen, die de georganiseerde aanpak complex maken. Hij
noemt er enkele:

• discussie over de haalbaarheid van de bestrijdingswijze;

• discussie over de kosten versus de baten;

• spanning tussen individueel belang versus algemeen be-
lang én de toenemende individualisering binnen de sa-
menleving;

• de toename van hobbymatige dier- of veehouderij;

• discussie over betrouwbaarheid van diagnostiek en onbe-
antwoorde wetenschappelijke vragen;

• de maatschappelijke acceptatie van bepaalde bestrij-
dingssystemen zoals stamping out;

• ethische vragen die echter plotseling verdwijnen als de
volksgezondheid in het geding is. In dit verband noemt
hij de acceptatiegraad van de georganiseerde bestrij-
dingswijze van het oprukkende Aviaire Influenzavirus.

Minder scrapie door bestrijdingsprogramma

Onderzoeksprogramma en resultaten

De voorlopige uitkomsten van het onderzoeksprogramma
en de fokkerij adviezen voor een aantal kleine inheemse
rassen werden tijdens het symposium gepresenteerd
door respectievelijk Gonnie Nodelijk (ASG, dierenarts)
en Jack Windig (ASG). Arco van der Spek (Voedsel en
Warenautoriteit, dierenarts) nam de presentatie van het
Draaiboek Scrapiebestrijding, dat is opgesteld op basis
van de TSE-Verordening 999/2001/EG, en de uitvoering
van de bestrijding op besmette bedrijven voor zijn reke-
ning. Sinds oktober 2003 zijn op 95 bedrijven scrapie-
besmettingen geconstateerd. Daarvan zijn 2086 dieren
nader onderzocht en bleken er 92 positief op scrapie. In
2004 werden 18.985 TSE-testen op schapen uitgevoerd,
waaruit veertig gevallen naar voren kwamen. Afgelopen
jaar zijn 37 gevallen van scrapie geconstateerd, bij twee
dieren aan de hand van klinische verschijnselen, 21 bij
onderzoek van destructiedieren en veertien bij slacht-
schapen. In totaal zijn in 2005 19.303 schapen op scra-
pie getest. Piet Vellema, projectleider van het Scrapiebe-
strijdingsprogramma, lichtte het onderzoeksprogramma
en de resultaten toe. Nadere informatie over scrapie is te
vinden op
www.scrapie.nl

-ocr page 156-

Met betrekking tot scrapie heeft de Europese Commissie niet
zonder reden in de zomer van 2005 de \'TSE Roadmap\' laten
verschijnen. De Europese TSE-monitoring leverde in 2004
en de eerste helft van 2005 op, dat negentig procent van de
besmette geiten in Europa afkomstig was van Cyprus. Op
Cyprus mogen op het eiland gefokte geiten en schapen niet
meer worden geslacht om te worden geconsumeerd. Op 1
januari 2006 is op Cyprus een scrapie genotyperingsproject
bij geiten gestart. De Europese Commissie ondersteunt dit
initiatief van Cyprus financieel.

Pro-actieve houding

Ir. Jan Klaver, sector directeur vee en vlees van de Product-
schappen Vee Vlees en Eieren, stelde dat de PVE blij is met
de pro-actieve houding van de schapenhouderij: zonder deze
aanpak waren de lasten voor de scrapiebestrijding en het
Diergezondheidsfonds (DGF) veel groter. Klaver gaf zijn
inleiding de titel \'Wie zich tot schaap maakt, wordt door de
wolven gebeten\' mee. Bedrijven met scrapie komen onder
een zeer streng toezichtsregime. Voor schapenhouders die
door selectief ruimen en fokken honderd procent resistent
zijn, wordt dit regime versoepeld. Zij kunnen makkelijker
dieren afvoeren (met melding achteraf in plaats van vooraf)
en zij krijgen te maken met een minder intensieve controle
door de Voedsel en Waren Autoriteit.
Met de resultaten van het scrapieprogramma kan de ziekte
een flink eind worden ingedamd. De Nederlandse schapen-
sector speelt daarbij een voorbeeldrol. De Nederlandse scha-
penhouders hebben immers een voorsprong op het gebied
van scrapiepreventie. Het onderzoek dat in Nederland loopt
wordt dan ook verder ondersteund met Europese middelen.
De volledige tekst van de toespraken van dr. C.P Veerman,
drs. T. de Ruijter en ir. J. Klaver kunt u vinden op de website
van de KNMvD
(www.knmvd.nl).

Hugo de Groot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD

VEEHOUDER

aUiT _

PJtRENARiT^

Ja, ik ontvang graag elk kwartaal het tijdschrift Veehouder
& Dierenarts voor 12,69 Euro per jaar (inclusief BTW en
verzendkosten)

Naam:

^ «K/«

Adres:

DIERENARTS

I Bent u op zoek naar een goed en degelijk
1 voorlichtingsblad, dat wordt samengesteld door
dierenartsen? Neem dan een abonnement op
Veehouder en Dierenarts, een vier keer per jaar
verschijnende uitgave van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskundl
boordevol informatie voor de houders van rundw
schapen, geiten, varkens, pluimvee en paarden.

Postcode en woonplaats:

Telefoonnummer:

aantal abonnementen:

Stuur (een kopie van) de bon aan: Veehouder en DieTenarts,
Antwoordnummer 7034,3990 TA Houten (postzegel niet nodig).
Tel.: 030-6348900, e-mail: veeh.en.dierenarts@knmvd.nl

De abonnementsprijs voor het Jaar 2005 bedraagt 12,69 Euro (inch
sief BTW en verzendkosten). Abonnementen kunnen op elk gewens
tijdstip Ingaan. Valt de aanvang van een abonnement niet samen nr
de aanvang van een kalendeTjaar, dan worden alleen de nummers
toegezonden - en in rekening gebracht - die nog In het betreffende ]
verschijnen. Beëindiging of wijziging van abonnementen kan alleen
schriftelijk en wel vóór 1 november van het lopende abonnementsja
Beëindiging vindt dan plaats per 1 januari van het volgend kalender;
Bij niet-tijdige opzegging worden de abonnementen automatisch vi
één kalenderjaar verlengd.

-ocr page 157-

T. Dijkstra, C. Bartels en W. Wouda

Onder bovenstaande titel (zonder
vraagteken) was een referaat te vin-
den in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 15 januari jongstleden
(pagina 48). Het betreft een veldstu-
die die is uitgevoerd in Italië en ge-
publiceerd in de Journal of Animal
and Veterinary Advances. Dit is een
ons onbekend tijdschrift dat niet in
de officiële biomedische databases is opgenomen. In het ar-
tikel wordt gesteld dat na een bepaald behandelingsprotocol
van kalveren, jongvee en volwassen runderen met toltrazuril
(Baycox®) al of niet gecombineerd met sulfa-trimethoprim
(Norodine24*) en een gelijktijdige behandeling van op het
bedrijf aanwezige honden met toltrazuril en ontsmetting van
het bedrijf (!?) met een desinfectans op fenolbasis (Dele-
gol®), na een jaar de TVeo^pora-seroprevalentie van 68,7%
tot 0% en de abortusincidentie van 188 tot negen gevallen
per jaar zou zijn gedaald. Deze resultaten zijn weliswaar
verbluffend, maar absoluut ongeloofwaardig. Met de infor-
matie uit het artikel is het niet mogelijk om de nauwkeurig-
heid en de betrouwbaarheid van de resultaten te toetsen.

Zwitsers onderzoek

In Zwitserland is onderzoek gedaan naar de werkzaamheid
van toltrazuril (3, 5). Hieruit is gebleken dat het middel goed
werkzaam is tegen de actief delende stadia van de parasiet
(tachyzoieten), maar van werkzaamheid tegen bradyzoieten
in weefselcysten van persistente dragers is niets gebleken.
Er wordt momenteel door de Zwitserse groep onderzocht
of behandeling van congenitaal besmette kalveren tijdens
de eerste levensweek effect heeft (B. Gottstein, persoonlijke
mededeling). Toltrazurilbehandeling (20 mg/kg) van honden
met een tijdsinterval van drie maanden biedt geen bescher-
ming tegen de uitscheiding van oöcysten. In een door ons
uitgevoerd experiment gingen honden, die drie weken daar-
voor behandeld waren met toltrazuril, oöcysten uitscheiden
na het eten van nageboorte van geïnfecteerde koeien (2).

Concurrentie in laboratoriumland

Sinds begin oktober 2005 zijn de
Universiteitslaboratoria (UL, UVDL,
VMDC, VPDC) in samenwerking
met de Gezondheidsdienst (GD) een
nachtelijke ophaalservice voor labo-
ratoriummonsters begonnen.
De GD heeft deze (vermeende) sa-
menwerking aangegrepen om mid-
dels een vrij agressieve adverten-
tie- en mailingcampagne klanten te werven mede ten koste
van de UL. Kleurige advertenties, mailings, (met onder an-
dere vermelding van pseudo-specialisten tumordiagnostiek en
-behandeling) ongevraagd verzendstickers in het afhaalbakje;
het mag wat kosten. De afkorting GD staat volgens deze cam-
pagne voor gezonde dieren en ook het mailadres bevat deze
tekst hetgeen grote eenvoud van de doelgroep suggereert.
Het principe van de vrije markt laat zich blijkbaar ook hier

Ingezonden

Ingezonden

Wel kunnen jonge honden met veriammingsverschijnselen
als gevolg van neosporose worden behandeld met verschil-
lende medicijnen (4). Hoe eerder de behandeling is inge-
steld hoe groter de kans op herstel.

GD bestrijdingsadvies

Gezien het bovenstaande blijven wij bij het GD bestrij-
dingsadvies, zoals geformuleerd in de GD-Praktijkmap
herkauwers. Tankmelkonderzoek is een goed middel om de
bedrij fsprevalentie te monitoren waarbij een onderscheid ge-
maakt wordt tussen bedrijven met een hoge (>15%) of lage
(<I5%)) binnen-bedrijfsprevalentie (1). Tankmelkonderzoek
in combinatie met het onderzoek van de verwerpers geeft
een stappenplan om Neospora te bestrijden. Maatregelen
ten aanzien van de hond dienen tevens genomen te worden.
Deze maatregelen zijn: geen introductie van een nieuwe
hond op het bedrijf, voorkomen dat honden voeding krijgen
wat afkomstig is van vee (bijvoorbeeld nageboorte, rauw
vlees, vruchtwater, uitvloeiing en verworpen vruchten) en
dat hondenontlasting in het voer/drinkwater terechtkomt.

Literatuur

1. Bartels CJM. Maanen C van, Meulen AM van der. Dijkstra T, and
Wouda W. Evaluation of three enzyme-linked immunosorbent assays
for detection of antibodies to Neospora caninum in bulk milk. Vet
Parasitol 2005; 131:235-246.

2. Dijkstra Th, Eysker M, Schares G, Gönraths FJ, Wouda W, and Barkema
HW. Dogs shed
Neospora caninum oocysts after ingestion of naturally
infected bovine placenta but not after ingestion of colostrum spiked
with Neospora caninum tachyzoites. Int J Parasitol 2001; 31: 747-752.

3. Gottstein B, Razmi GR, Ammann P Sager H, and Muller N.Toltrazuril
treatment to control diaplacental
Neospora caninum transmission in
experimentally infected pregnant mice. Parasitol. 2005; 130: 41-48.

4. Kramer AM, Wouda W en Kooistra HS. Klinische neosporose bij de hond;
een literatuuronderzoek. Tijdschr Diergeneeskd. 2000; 125: 609-613.

5. Kritzner S, Sager H. Blum J, Krebber R, Greif G, and Gottstein B. An
explorative study to assess the efficacy of toltrazuril-sulfone (pona-
zuril) in calves experimentally infected with
Neospora caninum. Ann
Clin Microbiol Antimicrob 2002; 1: 4.

Nieuw behandelingsprotocol bij Neospora caninum abortus bij het rund?

De auteurs zijn werkzaam bij de CD te Deventer

gelden, een van oorsprong typisch landbouwhuisdierenor-
ganisatie zoekt een nieuwe markt.

Het past in een samenleving waar iedereen alles verkoopt te-
gen de laagst mogelijke prijs met als gevolg dat er veel pro-
ductkennis verloren gaat. Eerlijke concurrentie houdt een
ieder scherp, daar kan niemand bezwaar tegen hebben. De
verschillende laboratoria zullen op de terreinen kwaliteit,
service en prijs met elkaar moeten concurreren. Echter wij
Nederlandse dierenartsen zullen moeten beseffen dat een af-
nemend aanbod van monsters aan de universiteitslaborato-
ria de dienstverlening aangaande gezelschapsdieren niet ten
goede zal komen. Het kan leiden tot minder innovatie voor
onze enige faculteit. Ik denk dat de gezelschapsdierenge-
neeskunde hierbij uiteindelijk geen baat zal hebben.

Pieter Haringsma is dierenarts te Delft

-ocr page 158-

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, hoeken en andere
voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone
mensen die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Het rijke roomsche leven en de KI

Het rijke roomsche leven van het
midden van de vorige eeuw, was
een leven vol plichtplegingen. Over
het waarom van die plichtplegingen
werd niet of nauwelijks nagedacht.
Het was een tijd waarin de kerken
het openbare leven domineerden en
flinke invloed hadden op het leven
van alle dag, zelfs op dat van de som-
mige Kl-verenigingen in het zuiden van het land. Lang niet
alle geestelijkheid was verrukt over de wijze waarop in hun
ogen moeder natuur werd misbruikt bij de voortplanting.
Maar sommige Kl-bestuurders heulden met de geestelijke
vijand door de plaatselijke pastoor te verleiden tot belangrij-
ke handelingen bij de ingebruikname van hun stierenstallen.
De foto geeft een indringend beeld van de invloed van de
geestelijkheid bij de ingebruikname van de stierenstal in het
Zuid Limburgse Wijnandsrade op 13 december 1960.
De
inzegening met wijwater werd verricht door pastoor
Körner, die geassisteerd werd door de heer Gotfried Opfer-
gelt, die het wijwatervat droeg.

De vader van deze heer Opfergelt kwam in 1885 uit het Duitse
Jülich naar Wijnandsrade en vestigde zich als agrariër op de
fraaie carréboedererij bij het kasteel van Wijnandsrade. Vader
werd - nadat hij genaturaliseerd was - gekozen/benoemd tot
burgemeester. Deze eer viel ook zijn zoon Gotfried ten deel
en hij bemiddelde bij de verkoop van zijn grond ten behoeve
van de Kl-vereniging Zuid Limburg te Wijnandsrade. Het is

Uitgelicht

aannemelijk dat vanwege genoemde activiteiten de heer Op-
fergelt benoemd werd tot adviseur van de Kl-vereniging.
Op de foto staan verder, links van de pastoor Burgemeester
Snijders. Rechts, nog net te onderkennen, Ir. Rijssenbeek en
naast hem Guillaume Derks (in de tijd de Godvader van en
voor agrarisch Limburg).

De officiële opening heeft plaatsgevonden op 13 mei 1961.

Dit is een van de vele authentieke foto\'s die te zien zijn in
het museum Veeteelt en KI te Beers, Zie voor meer informa-
tie over dit museum: www.veeteelt-ki-museum.nl of vraag
de museumfolder aan 0485-330241.

V.S.R. De Solleysel
biedt op verschil-
lende manieren ex-
tra-curriculair on-
derwijs. Momenteel
staat het volgende
op het programma: workshop op
goede voet.

Op zaterdag 1 april 2006 organiseren wij in samenwerking
met VHiVer een interactieve dag. Deze dag staat geheel in
het teken van de hoef Van veulen tot volwassen paard, van
beeldvorming tot therapeutisch beslaan.

Waarom dit onderwerp?

De ondervoet is lange tijd onderbelicht, terwijl dit juist de
plaats is waar vaak problemen optreden en er continu nieuwe
ontwikkelingen zijn. Verder wordt de samenwerking tussen
hoefsmeden en dierenartsen een steeds belangrijker punt.
Zonder elkaar kunnen we immers het werk niet optimaal
uitvoeren. Dus nu de mogelijkheid om samen extra kennis
te vergaren en onderlinge discussies te voeren.

Programma

De ochtend is gevuld met verschillende lezingen van on-
der andere Rob Renirie, Tijn Spoormakers, Wim de Leeuw,
Meike van Heel, Annemarie Kroekenstoel, Leendert Jan
Hofland en de hoefsmid van de Faculteit der Diergenees-
kunde Jan de Zwaan. Het middagprogramma bestaat uit
verschillende workshops/interactieve demo\'s. Hierbij bie-
den wij dierenartsen, hoefsmeden en studenten van beide
beroepen de mogelijkheid om in kleine groepen in aanra-
king te komen met de verschillende mogelijkheden van be-
kappen en therapeudsch hoefbeslag. Deze workshops/inter-
actieve demo\'s worden veelal geleid door bovengenoemde
personen. Het definitieve programma volgt nog maar noteer
zaterdag 1 april 2006 alvast in de agenda! Meer informatie
volgt op onze website en die van de VHiver.

DSK
rubriek

Cursus Tandheelhunde

Hiernaast zijn we ook weer druk bezig met het organiseren
van de tandheelkundecursus voor diergeneeskunde studen-
ten. Wegens groot succes in de voorafgaande jaren willen
wij in samenwerking met onze sponsor Instruvet ook hier
weer graag mee door gaan.

Ondanks alle verbouwingen bij Hoofdafdeling Paard blijft
de Solleyshop gewoon tot een ieders beschikking. Nieuw in
het assortiment naast de welbekende tien seconden thermo-
meter, pennenclip, anatomische paardenposter en de fonen-
doscopen zijn nu de \'Casco\' caps en de prepareer- en ver-
bandscharen. Ook dierenartsen kunnen bij ons terecht door
middel van een e-mail of een simpel telefoontje.

Vriendelijke groeten van het bestuur Met Volle Teugels,
e-mail:
bestuur@solleysel.nl, website: www.solleysel.nl

-ocr page 159-

Door middel van deze aankondiging brengen wij
onderstaande cursussen extra onder uw aandacht:

Het nieuwe Para TBC-Programma van \'PPN\'

Dinsdag 21 maart 2006 van 12.30-21.00 uur.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.

Het Paratuberculose Programma Nederland (PPN), heeft eind 2005 een nieuw Para TBC-programma bij alle Nederlandse melkveehouders geïntro-
duceerd.

PPN is een initiatief van LNV, LTO, VWS, het Productschap Zuivel en de Nederlandse Zuiveiorganisatie NZO. PPN heeft met hel nieuwe Para-
programma het doel verlegd van uitroeien naar het beheren van Para TBC in Nederiand.
De cursus behandelt diepgaand en toch praktisch de belangrijke aspecten van het nieuwe Para-programma:

1. De achtergronden van de initiatiefnemers van PPN om te komen tot een beheersing van Para TBC in Nederland met het oog op de exportpositie
van Nederland.

2. De (wetenschappelijke) onderbouwing van het Para-programma inclusief de epidemiologische en economische afwegingen met het oog op be-
heersen en uitroeien.

3. Het gebruik en de achtergronden van de diverse testmethodieken: Elisa, PCR, kweek, CBR etcetera, en de advisering daaromtrent.

4. De praktijkgerichte benadering en advisering op met Para besmette melkveebedrijven: preventie en bestrijding.

De cursus stelt de deelnemers up-to-date in staat op een juiste en adequate wijze alle melkveehouders te helpen bij de preventie en de aanpak van
Para TBC.

Cursusleider: Dr Peter Franken, GD.

Docenten: Dr. Cees van Maanen, dr. ir. Gerdien van Schaik; drs. Hilmar van Weering; allen GD. Deventer en ir. A. Schaap, Campina.
Cursusprijs: 293,- euro (inclusief diner).

Deze cursus is ter beoordeling aangeboden aan het VAK.

Basiscursus veterinair praktijkmanagement: een cruciale factor

06/910:15 maart, 13 april en lo mei 2006
06/911:29 maart, 20 april en 31 mei 2006

(06/209) nieuw/

AUV te Cuijk.

dierenartsen en derden die zich verdiepen in het totale veterinair praktijkmanagement of delen hiervan.

het eigen maken van managementvaardigheden en het verschaffen van inzicht in het totale managementgebied.

Management

Een inleiding - management, zijn aspecten, de praktijk: wat, hoe, de valkuilen en het belang van een duidelijk functieprofiel /
Gerda Broos - VPM

Functieomschrijvingen/Gerda Broos - VPM

Aan de slag met functieomschrijvingen/Gerda Broos - VPM

Verschillende beloningsstructuren, een nieuw \'beloningshuisVRoel van de Berg

Financieel/Strategisch

Door Aad Heesbeen (Meeus) en Wendy de Wit (Meeus) zal worden ingegaan op verschillende aspecten van financiële en strategische
beleidsvoering, onder andere:

- maatschappen in deeltijd;
-jaarrekeningen;

- financieringsvormen;

- bedrijfsverzekeringen;

- sociale verzekeringen.

Personeelsontwikkelingsbeleid

Het opzetten van de juiste structuur per medewerker voor coaching, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken. Welke
onderwerpen dienen aan de orde te komen bij een functioneringsgesprek of beoordelingsgesprek. Wat is het verschil tussen deze
gesprekken?

De noodzaak van de juiste personeelsdossiervorming en opbouw hiervan aan de hand van deze gesprekken.
Arie Meeuwissen/Kenneth Smit Training/Company Result.
Zicht op management door prof H. Vaarkamp.

Locatie:

Doelgroep:

Doel:

Programma:
Dagl:

Dagdeel I:

Dagdeel II:
Dag II:

Dag III:

Dagdeel:

Dagdeel II:

Cursusleider: Gerda Broos, veterinair praktijkmanager van de Visdonk te Roosendaal.
Prijs: 825,- euro.

Groepsgrootte: minimaal tien, maximaal twaalf personen.
Deze cursus is ter beoordeling aangeboden aan het VAK.

-ocr page 160-

Vanaf begin februari 2006 is het zeer
uitgebreide Royal Canin dieetassorti-
ment van 24 variëteiten natvoedingen
voor hond en kat in een vernieuwde
en nog smakelijlcer receptuur ver-
krijgbaar. Tevens zijn de recente in-
novaties van de droogvoedingen ook
in de natvoedingen doorgevoerd. De
verpakkingen, formaten en artikel-
nummers wijzigen niet.

De acceptatieverbetering in de nieuwe range is gebaseerd op
nieuwe ingrediënten en een nieuwe textuur. Daarnaast is in
een aantal dieetvoedingen het eiwitgehalte verhoogd.
De therapeutische mogelijkheden van voeding worden de
laatste jaren steeds vaker aangetoond. Zo verhogen anti-
oxidanten de weerstand en hebben omega-3-vetzuren ont-
stekingsremmende eigenschappen. Het opnemen van deze
innovaties in de dieetrange verhoogt de effectiviteit en ver-
breedt het indicatiegebied. Daarnaast zijn alle natvoedingen
voor de kat voortaan gebaseerd op de S/O Index, waardoor
ze preventief werken tegen zowel struviet als calciumoxa-
laat urolithiasis.

Bovendien is er variatie mogelijk in verpakkingsvormen
(blik, portieverpakking of alutray), in textuur (paté en brok-
jes in saus) én in smaak (kip en rund of eend).
Voor meer informatie:
info@royalcanin.nl

Curalis start dienstverlening
voor dierenartsenpraktijken

Het draaiend houden en laten renderen van een praktijk drukt
de dierenarts-ondernemer steeds zwaarder op de schouders.
Dierenartsen kunnen bij Curalis niet-kerntaken uitbesteden
aan vakspecialisten die kunnen zorgdragen voor een strak
agenda-gestuurd bedrijfsproces en goed doordachte admi-
nistratieve organisatie met behulp van centraal beschikbaar
gestelde nieuwe software. De Curalis-portal biedt vakspe-
cialisten als boekhouders, accountants en personeelsadmi-
nistrateurs toegang tot de benodigde gegevens. Daarmee
zijn kengetallen continu beschikbaar voor de praktijk. De
hedendaagse ICT-faciliteiten zijn eenvoudig en veilig kop-
pelbaar of benaderbaar. Via Curalis heeft de dierenartsprak-
tijk toegang tot een kennisnetwerk van branchedeskundige
vakspecialisten en kunnen deelnemende praktijken via de
gezamenlijke portal communiceren en diensten ontvangen.
De dierenarts blijft ondernemer vanuit zijn eigen vakman-
schap met een kwaliteitsverbetering die leidt tot omzetgroei,
meer rendement én werkplezier vanuit de zekerheid dat het
overgrote deel van de \'dagelijkse rompslomp\' in vertrouwde
handen is.

Voor meer informatie e-mail: info@curalis.nl

Vernieuwde range Royal Canin
natvoedingen

Nieuws
van de
industrie

(Geen) ruis op de lijn tijdens
State of the Heart 2006

Op zaterdag 18 maart 2006 zal in Grand Hotel Karei V het
jaarlijkse State of the Heart gehouden worden. Thema dit
jaar is Ruis op de Lijn. Verschillende nationale en interna-
tionale sprekers zullen tijdens dit symposium aandacht be-
steden aan de aangeboren en de verkregen hartruis.
Als hoofdspreker zal prof dr. C.W. Lombard uit Zwitserland
een lezing verzorgen over verkregen hartruizen en uitleg
geven over wat dit betekent voor de remodellering van het
hart. Ook zal hij u spreken over de vooruitgang die gemaakt
is bij het cardiologisch onderzoek. Daarnaast zullen drs T.J.
Bosje, drs. S. Kats, dr. V. Szatmari en prof dr. ir. A.C. Bey-
nen presentaties geven over hartruizen en de verschillende
mogelijkheden om deze \'van de lijn\' te krijgen.
Opgeven voor State of the Heart kan via de website
www.
vetmedin.nl
of op tel 072-5662411. De deelnemersbijdrage
is evenals voorgaande jaren 250 euro.

Practicum urologische chirurgie

Vétoquinol BV en Tyco Healthcare organiseren op don-
derdag 9 en vrijdag 10 maart 2006 in samenwerking met
de Utrechtse Faculteit der Diergeneeskunde, Departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, opnieuw een Practi-
cum Urologische Chirurgie te Elancourt (Frankrijk). Deze
opleiding is bestemd voor dierenartsen die hun kennis van
moderne chirurgische technieken wensen uit te breiden.
De eerste middag is bestemd voor het theoretische gedeelte.
Met behulp van audiovisueel materiaal worden de tijdens
het practicum toegepaste technieken gedetailleerd toege-
licht. Op de tweede dag vindt het practicum plaats warbij
technieken zoals scrotale urethrostomie, openen buik met
cystotomie, éénzijdige ureter reïmplantatie, partiële cystec-
tomie, sluiten van de blaas, nefrotomie en nefrectomie aan
bod komen.

Deelnameprijs bedraagt 490 euro (exclusief overnachting en
vervoer per Thalys). Er is accreditatie aangevraagd bij de
Technische Commissie voor Gezelschapsdieren
Voor aanmelding of nadere informatie:
ariane. franck@ve-
toquinol-benelux.be

De inhoud van deze rubriek valt buiten verantwoordelijk-
heid van de wetenschappelijke redactie.

-ocr page 161-

Vetmedin: onmisbaar onderdeel
van effectieve harttherapie

Vetmedin (Pimobendan) is een onmisbaar onderdeel van

multimedicinale therapie bij DCM

Pimobendan is een veilig en effectief therapeuticum bij

klepinsufRciëntie

Pimobendan biedt vasodilatatie en indien nodig positieve
inotropie bij klinische klachten

Pimobendan draagt zichtbaar bij aan de kwaliteit van leven

Vetmedin® Meer hart voor honden.

Vetmtdln\' -7

- Är

Boehringer
Ingelheim

1; Indicatie: Vetmedin capsules zijn geïndiceerd voor de vermindering van de symptomen van chronisch hartlijden bij

Vetmedin; Werkzaam bestanddeel: Pimobendan; per capsule 1,25. 2.5 of $ mg pimobendan; Doeldieren
honden dat wordt veroorzaakt door gedecompenseerde cardiomyopathie of hartklepinsufficiëntie; Dosering: Tweevoudige toediening van 0,25 mg pimobendan per kg lichaamsgewicht per dag, met een interval van 12 uur. één tot
anderhalf uur voor de maaltijd; Contra-indicatie: Vetmedin capsules dienen niet te worden gebruikt bij gevallen met hypertrofische cardiomyopathieën of bij klinische condities waarbij een toename van de cardiale output niet
mogelijk is vanwege functionele of anatomische redenen; Bijwerkingen: In zeldzame gevallen kunnen een licht positief chronotroop effect en overgeven voorkomen. Deze effecten zijn echter dosis afhankelijk en kunnen worden
voorkomen door in deze gevallen de dosis te verlagen; Reg NL: 9963/9"4/9"5; UDA.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim.

Postbus 8037. 1802 KA Alkmaar / Tel. 072-5662411 / Fax 072-5643213 / vetmedica@alk.boehringer-ingelheim.com

-ocr page 162-

KNMvD

De Commissie Ethiek hoopte met haar artikel een bijdrage te leveren in het op gang brengen van de discussie binnen de be-
roepsgroep. Het onderwerp staat ook bij melkveehouders, landbouworganisaties, overheid en maatschappelijke organisaties op
de agenda. Alle reden om als beroepsgroep en als individuele practicus een standpunt in te nemen. De volgende reacties zijn
op het artikel van de Commissie Ethiek ontvangen.

Weidegang blijft in de belangstelling

Joost van Herten

In het tijdschrift van 15 september
2005 verscheen een artikel van de
Commissie Ethiek over weidegang
en huisvesting van melkkoeien. De
bedoeling van dit stuk was de dis-
cussie over dit onderwerp binnen
de beroepsgroep op gang te bren-
gen, één van de taken van de Com-
missie Ethiek.

De stelling die geponeerd werd, luidde dat gezondheid, wel-
zijn en integriteit het best gewaarborgd zijn wanneer melk-
koeien gedurende een aanzienlijk deel van het jaar toegang
tot weidegang hebben.

Inmiddels heeft de redactie een aantal ingezonden brieven
over dit onderwerp ontvangen, deze reacties zijn hieronder
geplaatst. Daarnaast besteedde ook het Agrarisch Dagblad
op 15 september 2005 aandacht aan deze kwestie waarbij de
stelling van de Commissie Ethiek werd aangehaald.

Startverklaring

Weidegang blijft de gemoederen bezighouden. Het aan-
tal melkveebedrijven in Nederland dat de koeien het hele
jaar op stal houdt stijgt, in 2005 was dit al vijftien procent.
Het ministerie organiseerde op 6 december 2005 een speci-
ale conferentie. Deze conferentie werd afgesloten met een
startverklaring waarin afspraken tussen een zestal betrokken
organisaties zijn opgenomen. Deze organisaties zijn: het mi-
nisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV),
de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), de Land- en
Tuinbouw Organisatie (LTO), het Centraal Bureau Levens-
middelenhandel (CBL), de Dierenbescherming en Natuur
en Milieu.

De afspraken bestrijken verschillende terreinen van markt-
verkenningen tot onderzoek en ondersteuning op het gebied
van markt, welzijn en milieu. LTO en zuivelondernemingen
gaan de voordelen van weidegang onder de aandacht bren-
gen van hun leden zonder tekort te doen aan ondernemers
die de koeien het hele jaar op stal houden.

Onderzoek

Zuivelproducenten en supermarkten gaan onderzoeken of
er markt is voor \'weidemelkproducten\'. Dierenbescherming
en Natuur en Milieu willen dit ondersteunen. LTO en LNV
stellen een onderzoeksagenda op om het graslandonderzoek
in Nederland te versterken. Het Rijk heeft twintig miljoen
euro beschikbaar voor kavelruil waarbij het behoud van wei-
degang een rol kan spelen. Het ministerie bekijkt of koeien
in de wei een voorwaarde kan zijn voor een vergoeding in
zogenaamde probleemgebieden. Tevens lanceerde minister
Veerman het praktijkproject Koe en Wij waarbij zo\'n zestig
boeren in groepen oplossingen om weidegang te bevorderen
in de praktijk gaan testen. In 2006 komen de partijen weer
bij elkaar om de resultaten te bespreken.
Ondertussen heeft ook de Raad voor Dieraangelegenheden
de opdracht gegeven voor een onderzoek met als doel het
beantwoorden van de vraag of er aanvullende eisen gesteld
moeten worden aan de huisvesting van melkkoeien wanneer
ze permanent op stal staan en welke eisen ten aanzien van
huisvesting en verzorging zijn dit dan.

Commissie
Ethiel<

Hoe hoort het?

Hoe hoort het, hoe willen wij het en wat kunnen wij eraan
doen?

Van nature horen melkkoeien in de wei en niet levenslang
in een glibberige schuur, en horen kinderen op tijd naar
bed te gaan en niet tot twee uur naar de disco.
De koeien gaan gemiddeld maar vijf jaar mee en veel
kinderen zullen vroegtijdig doof worden of iets anders
oplopen.

Echter, (over)leven in de huidige maatschappij dwingt
ons tot concessies.

Wij moeten accepteren dat veestapels groter worden en
huiskavels niet meer voldoende zijn voor voeding door
weidegang. Vleesvee, jongvee en droge koeien zullen
steeds meer de gewenste kleur aan ons landschap moeten
bieden.

Maar, de paus zal ertegen zijn en die weet hoe het eigen-
lijk zou moeten.

Stalinrichting en -klimaat zullen onze aandacht moeten
hebben, met eventueel een uitloop net als veel scharrel-
kippen. Overigens is voldoende aangetoond dat niet de
grootte van de melkveestapel bepalend is voor de netto-
opbrengst van een bedrijf. Groter is niet altijd winstge-
vender. Huisvesting, voeding en verzorging, management
en fokkerij kunnen een duurzamer en winstgevender koe
opleveren.

Ook verwijs ik naar twee artikelen in het Agrarisch Dag-
blad van 14 september 2005 op de pagina\'s drie en vijf
Wat een kansen!

De trein van de grotere binnengehouden melkveekoppels
kunnen wij niet stoppen maar wij kunnen onze krachten
bundelen in de richting van duurzame koeien die gezon-
dere producten voortbrengen.

Gerard Adriaan van Exel, rustend dierenarts, Nijverdal.

Stabiel rantsoen

In uw artikel over weidegang in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde worden diverse begrippen door elkaar
gehaald. Verder denk ik dat u de zaken door een wat ge-
kleurde bril bekijkt.

De moderne melkkoe heeft om gezond te kunnen pro-

-ocr page 163-

duceren een uitgebalanceerd rantsoen nodig. Met wei-
degang is dit zeer moeilijk te realiseren. Als er al bijge-
voerd kan worden, is de opname vaak slechter. En door
de steeds wisselende samenstelling van het gras is het erg
moeilijk een verantwoord rantsoen samen te stellen. Een
herkauwer heeft een stabiel rantsoen nodig dat niet iedere
dag anders is. Ik heb het dan nog niet over broei in het
voer door een te lage voersnelheid.
Het is dan ook niet voor niets dat de meeste voedings-
stoornissen (lebmaag, diarree, pensverstoring) voorko-
men bij bedrijven met weidegang. Zelfs wanneer er gras
op stal wordt gevoerd, is het moeilijk om de koeien ge-
zond en op productie te houden.

Huisvesting

Veel van de voordelen van weidegang die u noemt, heb-
ben te maken met beweging van de koeien. Een koe die
veel beweegt, staat makkelijker op omdat zijn spieren
soepeler zijn. De door u genoemde voordelen zijn beter
te bereiken door de koeien uitloop te geven. Dit is iets
totaal anders dan weidegang.

De stallen die u beschrijft zijn wel heel erg slecht met
gladde vloeren en te kleine boxen en slechte ventilatie. Ik
zie juist dat er de laatste jaren een sterke verbetering in de
huisvesting is opgetreden. Onder andere: opruwen vloe-
ren, ventilatoren, diverse soorten boxbekleding, ruimere
boxen, bredere looppaden, zijwanden eruit, dakisolatie,
enzovoort.

Consument

Uw consumentenargument is wel heel erg zwak. De con-
sument heeft het liefst dat een koe in een weiland loopt,
uit een slootje drinkt, en onder een boom in de schaduw
kan liggen, althans volgens u. Ik denk dat het er sterk
vanaf hangt hoe je dit aan de mensen voorlegt. Je kunt
consumenten best uitleggen dat koeien bij warm weer
onder de boom gaan liggen, dicht bij elkaar, in de stront,
waardoor ze meer uierontsteking krijgen en last van de
vliegen hebben, vervolgens warm water uit de sloot drin-
ken die vol zit met onder andere salmonella en para-tbc
of met ergere dingen (riooloverstort enzovoort). Of dat ze
bij koud en regenachtig weer in een hoekje van het land
in de blubber staan te kleumen en niet vreten, waardoor
ze pensstoornissen, melkziekte en lebmaagdislocaties
krijgen. Dan kiezen de meeste mensen voor een koe in
een goed geventileerde (geïsoleerde) stal met een frisse
watervoorziening en een lekker gemengd rantsoentje op
maat voor de productie, zodat ze niet te vet of te mager
worden en gezond kwaliteitsmelk kunnen produceren.

Buitenland

Uw literatuurverwijzingen zijn ook vrij zwak. De onder-
zoeken zijn behoorlijk verouderd, eenzijdig en er zit zelfs
geen buitenlandse literatuur bij.

Wanneer je de omstandigheden bekijkt in het buitenland
zie je grote verschillen tussen de landen. In een land als
Nieu
w-Zee land hebben de koeien altijd weidegang. Toch
hebben de dieren het over het algemeen daar veel slechter
dan in Nederland (onder andere door voeding). Veel lan-
den hebben de koeien nog op groepsstallen staan. Ik denk
dat wanneer we de Nederlandse omstandigheden verge-
lijken met het buitenland, we het vrij goed doen. Buiten-
landse boeren verbazen zich vaak over de luxe in Ne-
derlandse stallen. Ook exporteert Nederland veel kennis
over stalbouw en stalinrichting. Laten we niet te negatief
doen over de Nederlandse rundveehouderij maar laten we
samen proberen de dingen nog verder te verbeteren.

£. D. Schutte, dierenarts te Dronten.

N.B. Ter verduidelijking en als tegenwicht zijn enkele on-
derdelen wat overdreven.

Weidegang moeilijk

Op bedrijven met meer dan honderd melkkoeien wordt
het om diverse redenen moeilijk om koeien weidegang
te geven:

• De verkaveling moet erg goed zijn omdat anders de tijd
van halen een probleem wordt.

• Door de huidige mestregels is het steeds belangrijker
de mest goed te verdelen voor een goede graslandop-
brengst. Een goede verdeling is niet dat de koe her en
der een flats achterlaat.

• Een stabiel en niet te vaak of te plotseling wisselend
rantsoen is van groot belang voor de melkkoe en is in
de weide moeilijk.

• Niet te warm is bij hoogproductieve melkkoeien erg be-
langrijk. Schaduw in de weide voor een koppel van over
de honderd melkkoeien, en wel zoveel schaduw dat het
niet één grote stronthoop wordt met veel coli-mastitis
als gevolg, is vrijwel niet te doen.

• Arbeidsefficiëntie wordt steeds belangrijker om ons te
handhaven tegenover lagere lonen landen en naar de
mening van veel grotere melkveehouders is het effi-
ciënter om de koeien het hele jaar binnen te houden.

Goede stallen

Door het innemen van het standpunt dat melkkoeien min-
stens honderdtwintig dagen per jaar weidegang moeten
hebben, geef je impliciet ook aan dat op stal houden niet
echt goed voor ze is. Zo zegt u het niet, zo bedoelt u het
niet, maar zo zal het worden uitgelegd.
Een groot deel van de melkveehouders heeft veel gedaan
ter verbetering van de stallen. Bij velen van hen hebben
de melkkoeien het veel beter dan bij anderen die ze wel-
iswaar een halfjaar buiten hebben, maar ook iedere nacht
binnen en ook een halfjaar aan één stuk binnen.

-ocr page 164-

Welzijn

Ik schaam me als rundveedierenarts tegenover een flink
deel van mijn grotere melkveehouders wanneer mijn be-
roepsvereniging een standpunt inneemt zoals beschreven
in het TvD.

Wel vind ik dat je mag stellen dat weidegang een posi-
tieve bijdrage levert aan het welzijn van de koe en dat
stimulatie van weidegang toe te juichen valt. Bovendien
draagt weidegang, zoals in het artikel beschreven staat,
bij aan het (positieve) imago van de melkveehouderij.

Standpunt

Naar mijn mening zou het standpunt van onze beroeps-
groep moeten zijn:

• Goede gezondheid en welzijn van melkvee zijn zowel
op stal als in de weide goed te realiseren.

• wingend hierin sturen is niet nodig omdat beide factoren
samengaan met de economie van het melkveebedrijf.

• Er zou duidelijk moeten worden omschreven in welke
gevallen ingrijpen noodzakelijk is en dan ook echt zal
gebeuren, waarbij te denken valt aan ernstige overbezet-
ting, veel te veel kreupelheden over een langere periode
en dergelijke.

• Sturing richting weidegang, bewustmaking van consu-
menten, noodzakelijke meerprijs van de melk bij be-
paalde vormen van houderij is een zaak van de zuivelin-
dustrie en de boer.

Cerard Kamp,

namens dierenartsenpraktijk Croenlo-Lichtenvoorde

Melkproductie

Ik en meerdere van mijn koppelgenoten produceren in
een melkjaar, dat zijn ongeveer driehonderd dagen, tien-
duizend liter melk. Op het hoogtepunt van mijn melkpro-
ductie geef ik zestig liter melk per 24 uur. Daarom moet
ik dan minstens drie keer per 24 uur worden gemolken.
Dat gebeurt nu ook met een zogenaamde melkrobot.

Craskwaliteit

Om onze melkproductie te realiseren moeten wij vaak en
veel ruwvoer eten. Dit ruwvoer dat voornamelijk uit gras
bestaat en van uitstekende kwaliteit moet zijn, ligt altijd
vers klaar bij het voerhek zodat wij altijd kunnen gaan
eten als wij daar behoefte aan hebben. Toen wij nog in
de wei liepen, moesten wij al dat voer zelfbijeen grazen.
Dat was een heel karwei. Tijdens de weideperiode liet de
kwaliteit en de smaak van het gras nogal eens te wensen
over en waren de weersomstandigheden (te warm, te nat)
soms slecht, waardoor wij te weinig gras opnamen en dus
minder melk produceerden.

Comfortabel en efficiënt

Dit nieuwe houderijsysteem, het hele jaar in onze lig-
boxenstal, bevalt ons zeer goed. Wij hebben altijd uitste-
kend voer en drinkwater tot onze beschikking, hebben
nooit meer last van slecht weer (te heet, te nat) en be-
vuilen de weilanden niet meer met onze mest en urine.
Na het eten kunnen wij op een comfortabele en efficiënte
wijze onze melkproductie realiseren.

Baukje 823

Weidegang heerlijk?

Er is al geruime tijd een discussie gaande over het af-
schaffen van de weidegang voor melkkoeien op bepaalde
melkveebedrijven.

Aan ons (de melkkoeien) is echter nog nooit iets ge-
vraagd. Maar laat ik mijzelf eerst even voorstellen. Ik ben
Baukje 823 en woon samen met mijn 84 koppelgenoten
op een melkveehouderij in het noorden van Friesland.
Aan het nummer achter mijn naam kunnen jullie zien,
dat ik uit een oud geslacht stam. De grootvader van mijn
\'baas\', die dus melkveehouder is, is al begonnen met het
fokken van de zogenaamde Baukje-lijn. Dat is een sterk
geslacht. Meerdere van mijn voorouders zijn tien, twaalf
of dertien jaar geworden. Een zelfs zeventien jaar. Ik ben
nu vijfjaar oud.

Ligboxenstal

De afgelopen jaren heb ik, als ik werd gemolken in de
melkstal, meerdere keren uit de gesprekken tussen mijn
\'baas\' en zijn echtgenote opgevangen, dat zij overwogen
om ons ook in het voorjaar en in de zomer, de zogenaam-
de weideperiode, binnen te houden in onze ligboxenstal.
Sinds twee jaar is dat nu het geval. De ligboxenstal waar
wij wonen is groot, heeft veel loopruimte, er komt veel
daglicht naar binnen, is geïsoleerd en heeft een goede na-
tuurlijke ventilatie. Wij kunnen nu gaan liggen in ruime
ligplaatsen met een zacht ligbed (de ligbox). Inderdaad,
wij liggen op waterbedden.

C. D. 6. Sijpkens, rustend dierenarts. Malden

Koeien horen in de wei

Een van mijn schoonzonen was hier onlangs en was
verbaasd (en verheugd) koeien in de wei te zien! Koeien
horen in de wei. Voor argumenten zie uw artikel.
Uit een artikel in het Dagblad van het Noorden de datum
20 oktober 2005 blijkt dat vier boeren die zich verplichten
hun koeien weidegang te verschaffen worden gesponsord
door een zakenman. Kamerlid Atsma heeft het standpunt
dat er structureel vergoedingen, bijvoorbeeld uit de gel-
den van natuurbeheer, voor boeren met grazende koeien
beschikbaar moeten zijn. Daar valt veel voor te zeggen.
Of de melk van deze grazende koeien gezonder is en of
\'men\' daarvoor meer wil betalen, betwijfel ik. Voor mij is
een emotionele reden (maar ook welzijn) belangrijk. En
wie ziet niet graag koeien (naast paarden en schapen) in
het landschap? Dat vinden bergwandelaars toch ook ten
aanzien van de koeien in Oostenrijk en Zwitserland?
Conclusie: wat willen wij? Koeien in de wei!
Eventueel met subsidie. Er wordt al zoveel gesubsi-
dieerd.

J.S. van den Kamp, I-laven

-ocr page 165-

Johannes Jacob Melessen
O.N.N.

memoriam

Hans kwam ter wereld op 21 april 1923 te Amsterdam. Beide ouders waren werkzaam in het on-
derwijs. Hij bezocht de Derde Gemeentelijke HBS aan de Mauritskade en werd in 1940 veterinair
student. Omdat hij weigerde de loyaliteitsverklaring te ondertekenen, liep zijn studie vertraging op.
Zijn doctoraal examen werd behaald met de vermelding \'Met Genoegen\'.

Na het afstuderen trouwde hij met zijn jeugdvriendin Tine van der Zweep en vestigde zich als prac-
ticus in Naaldwijk. Op 28 juli 1950 overleed Tine bij de geboorte van hun zoon. Hij hertrouwde met
Geertruida Weijtze. Dit huwelijk met Kuuk werd gezegend met vier dochters.

Op 31 januari 1957 verongelukte zijn jongste broer Dolf doctorandus in de diergeneeskunde. In
1959 werd Hans directeur van het slachthuis te Naaldwijk en tevens hoofd van de vleeskeurings-
dienst Westland. In 1961 werd hij benoemd in Zaandam en in 1964 in Amsterdam als directeur van
het slachthuis en hoofd van de vleeskeuringsdienst. Hij werd voorzitter van diverse commissies en
werkgroepen en maakte zich zeer verdienstelijk bij de reorganisatie van de vleeskeuringwet.

Hans kwam uit een rood nest. Woonachtig in de Zaanstreek was hij onder andere wethouder en
loco-burgemeester in Koog aan de Zaan, voorzitter van de PvdA Zaanstreek, voorzitter van de
Stichting tot Huisvesting van Bejaarden \'Parkzicht\' te Koog aan de Zaan. Zijn echtgenote was ja-
renlang raadslid van de gemeente Zaanstad.

Voor zijn vele verdiensten werd hij benoemd tot erelid van de Vereniging van Slachthuisdirecteuren
en hoofden Vleeskeuringsdiensten. De gemeente Zaanstad schonk hem de erepenning. Ook kreeg hij
een koninklijke onderscheiding: hij werd benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Hans hield van het leven. Samen met Kuuk bouwde hij menig feestje. Ze gingen graag op vakantie.
Hoe verder weg, hoe mooier Hij was trots op zijn familie en genoot van zijn kinderen en kleinkin-
deren.

In april 2005 werd hij ernstig ziek. De levensverwachting was nog enkele maanden. Echter, pas 23
december 2005 h\\\'am het einde op de hospiceafdeling van het verpleeghuis in Zaandam.

In het crematorium te Zaandam hebben we op zijn verzoek op feestelijke wijze afscheid van hem
genomen. Een dixielandbandje speelde vrolijke muziek. Afscheidswoorden werden gesproken door
onder andere twee van zijn kinderen en een kleinkind. Hij leeft voort in onze herinnering.

H.G.J. Schoenmaker
WJ. Pereboom

-ocr page 166-

Voorzitter KNMvD (M/V) gezocht

De KNMVD stelt zich ten doel
het bevorderen van de diergenees-
kunde in de meest uitgebreide zin,
alsmede het bewaken van de eer
en de belangen van de diergenees-
kundige stand. De KNMvD tracht

__dit te doen door het bevorderen

van de diergeneeskundige weten-
schap en door het behartigen van
de belangen van alle dierenartsen.

Op 6 oktober 2006 eindigt de ambtstermijn van de huidige
voorzitter van de KNMvD en treedt een nieuwe voorzitter
aan. Bestuur en raad van toezicht hebben een benoemings-
commissie in het leven geroepen. Deze benoemingscommis-
sie heeft onderstaand profiel opgesteld, waaraan de nieuwe
voorzitter idealiter zou moeten voldoen.

Wij zoeken voor de leden van de KNMvD een gezagheb-
bend boegbeeld:

- is herkenbaar voor de leden

- heeft affiniteit met de beroepsgroep in de breedste zin
van het woord

- heeft visie op de ontwikkelingen binnen de diverse disci-
plines van de beroepsgroep

- heeft oog voor economische, politieke en maatschappe-
lijke ontwikkelingen

- is lid van de KNMvD

- is flexibel beschikbaar voor circa twee dagen per week

Wij vragen iemand die beschikt over:

- het diploma diergeneeskunde

- kennis van het veterinaire beroepsveld

- passieve en actieve kennis van de Engelse taal

Met de volgende vaardigheden:

- is een bindende factor binnen de vereniging

- staat boven deelbelangen binnen de KNMvD

- is in staat tot en gericht op samenwerken

- beschikt over bestuurlijk en organisatorisch talent en er-
varing

- ziet het belang van de continuïteit en de ontwikkeling van
zowel de vereniging als de professie

- kan goed leiding geven, ook in crisissituaties

- is besluitvaardig

- is communicatief vaardig

- is bij voorkeur werkzaam in het veterinaire veld

- beschikt over een relevant netwerk

- heeft internationale ervaring

En de volgende persoonlijkheidskenmerken:

- integer

- straalt kracht en professionaliteit uit

- representatief

- inspirerend

- open persoonlijkheid

- organisatiesensitief

Maatschappij

nieuws

De voorzitter ontvangt een vergoeding, passend bij de
zwaarte van de functie.

Wij doen een oproep

Het is van belang voor de Maatschappij dat zoveel mogelijk
geschikte kandidaten zich beschikbaar stellen. Bovendien
wil de benoemingscommissie graag geattendeerd worden
op geschikte kandidaten. De benoemingscommissie ver-
zoekt individuele leden en bestuurders van regio\'s en groe-
pen om kandidaten onder de aandacht van de commissie te
brengen.

Kandidaten kunnen solliciteren door middel van een brief,
CV en een gesigneerde bereidverklaring, gericht aan de
voorzitter van de benoemingscommissie, M.J. Verburgh,
postbus 153,4130 ED Vianen.

Namen van mogelijke kandidaten kunnen natuurlijk ook aan
de individuele leden van de commissie worden doorgege-
ven. De sluitingsdatum voor het inzenden van de sollicitatie
is 20 maart 2006. Alle contacten met en stukken van de kan-
didaten worden strikt vertrouwelijk behandeld.

Vervolgprocedure

De benoemingscommissie toetst de ingekomen reacties aan
het vastgestelde profiel en besluit met welke kandidaten
er gesprekken worden gevoerd. De benoemingscommissie
doet vertrouwelijk een niet-bindende voordracht aan het be-
stuur en de raad van toezicht. Na akkoordverklaring wordt
deze voordracht gepubliceerd in het TvD van 15 mei 2006,
via de website en de nieuws e-mail van de KNMvD. De le-
den worden dan in de gelegenheid gesteld tegenkandidaten
voor te dragen tot 3 weken na verschijnen van het TvD. Deze
kandidatuur dient gesteund te worden door tenminste 250
stemgerechtigde leden met hun handtekening en onder ver-
melding van naam en adres.

Over het vervolg van de procedure houden wij u op de hoog-
te.

Voor informatie kunt u terecht bij de leden van de benoe-
mingscommissie.

J.T. Siebinga (namens cluster 1), tel. 0513-462593

M.J. Verburgh (namens cluster 2, tevens voorzitter), tel.

0345-631489

H. Verburg (namens cluster 3), tel. 071 -5154692
Mw. N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek (namens raad van toe-
zicht) tel. 0184-651249.

-ocr page 167-

2 februari deed het Gerechtshof te Den Haaf uitspraak in het
hoger beroep dat door collega Den Otter was aangespannen
tegen Gemeentebelastingen Rotterdam. Deze zaak behandelt
de mogelijke verplichting van dierenartsen om adresgege-
vens van hondenbezitters te verstrekken in het kader van de
hondenbelasting. Wegens het belang van de zaak voor de hele
beroepsgroep steunt de KNMvD deze juridische procedure.
De rechter stelde de dierenarts in het gelijk omdat hij zich
niet, zoals in het Besluit gegevensverstrekking gemeente-
lijke belastingen staat, hoofdzakelijk bezig houdt met de be-
handeling van honden. Uit de patiëntenadministratie bleek
dat het aantal door Den Otter behandelde honden niet boven
de vijftig procent uitkwam van het aantal behandelde die-
ren. In fiscale wetgeving is het begrip "hoofdzakelijk\' echter
nauwkeurig omschreven en betekent: \'zeventig procent of

Dierenarts hoeft geen informatie te verstrei<l<en voor hondenbelasting

meer

De uitspraak van het Gerechtshof maakt hopelijk een eind
aan de lange juridische strijd die dierenartsen voerden te-
gen Gemeentebelastingen Rotterdam. Gemeentebelastingen
Rotterdam denkt nog na over een eventueel vervolg. Ook an-
dere gemeenten volgen deze zaak met belangstelling omdat
zij ook geïnteresseerd zijn in deze werkwijze. Dierenartsen
hebben bezwaar tegen het verstrekken van adresgegevens
vanwege het feit dat hiermee de vertrouwensrelatie met hun
cliënten geschaad wordt. Zij willen geen rol spelen in de
inning van de hondenbelasting omdat dit een zaak is tus-
sen gemeenten en hondenbezitters, de dierenarts moet hier
buiten blijven.

Kundig met kennis

Een dierenarts, die z\'n vak verstaat, kent op een gegeven
moment zijn/haar kunstjes wel. Oh ja? Als we daarmee
handvaardigheden bedoelen; die trotseren vaak de tijd. Ster-
ker nog, hoe vaker we dezelfde handelingen uitvoeren, des
te groter wordt onze bekwaamheid. Gaat het echter om de
kennis van gezondheid en hoe deze te beïnvloeden is, dan
ontstaat een duizelingwekkende dynamiek in het vak van
dierenarts. Temeer wanneer deze kennis niet meer slechts
als voedingsbron fungeert ter ondersteuning van ons dage-
lijks werk, maar als die kennis het \'eindproduct\' is, wat wij
leveren. Dan zullen wij die kennis
te gelde moeten maken in een aan-
trekkelijke verpakking etcetera.
Het belangrijkste echter blijft na-
tuurlijk de continue kwaliteit er-
van, gezien de snelheid waarmee
kennis veroudert. De vraag, die

zich dan opdringt luidt: "Dierenarts, u hebt wellicht gouden
handjes, maar hoe kundig bent u eigenlijk met kennis?"
Wordt vervolgd...
 Jasper het Lam

Congressen & Symposia

Februari

15

Doorlopende
agenda

Bayer Healthcare Animal Health, Sym-
posium Noord- en Midden Nederland,
aanvang 14:00 uur.

Bayer HealthCare Animal Health, Sym-
posium Zuid-Nederland, aanvang 14:00

22

Maart

14

16

16

25-4/3 2nd World Veterinary Orthopaedic
Congress hosted by World Veterinary
Orthopedic Society. Information:
www.vosdvm.org/wvoc/index.html

Vergadering en Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluimveeweten-
schappen. Aanvang 13.45 uur, Mercure Hotel Arnhem.
Equine Reproduction Seminar, Zwolle Intemational 2006. Dagvoor-
zitter: Dr. Peter Daels. Sprekers: Dr. Sue McDonnell van Pennsylva-
nia New Bolton Center, Dr. Don Schlafer van Cornell University, Dr.
Schlafer en Dr. Ben Mason (Rossdales, UK). Aangemeld bij VAK.
Verdere informatie: www.proveto.nl. Aanmelding per email:
info@
proveto.nl

Symposium \'Onderzoek maakt Onderwijzer\'. Tijd: 13.30 tot 18.00 uur.
Locatie: Collegezaal Androclusgebouw, Faculteit der Diergeneeskun-
de. De afdeling Varkensgezondheidszorg van de Faculteit der Dierge-
neeskunde presenteert haar lopende onderzoeken en geeft een overzicht
van de veranderingen in het onderwijs. Programma en aanmeldingen:
j.m.stouten@vet.uii.nl Aan dit symposium zijn geen kosten verbon-
den.

17 18 3rd European Equine Health & Nutrition Congress\'. Locatie: Facul-
teit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent, België. Meer informa-
tie over dit congres kunt u vinden op de congreswebsite:
http://www.
equne-congress.com
Registratieformulieren kunnen worden gedown-
load van deze website.

18 Symposium \'State of the Heart\' in Hotel Karei V te Utrecht. Onder-
werp: \'Ruis op de lijn - aangeboren en verkregen hartruis nader be-
licht\'. Sprekers: prof C.W. Lombard, drs. J.T. Bosje, drs. S. Kats, dr. V
Szatmari en prof. dr. Ir. A.C. Beynen. Meer informatie op
www.vetme
din.nl

18-22 73d Conference ofThe American Animal Hospital Association 2006.
Long Beach Califomia
(www.aahanet.org). Inlichtingen: Frans Sluy-
ters, e-mail:
fsluyters@home.nl

Vergaderingen & Bi)eenkomsten

Maart

I

16

23

Jaarlijkse bijeenkomst oud-inspecteurs. Locatie: KNMvD, De Molen
77 in Houten.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund III. Aanvang: 14.00
uur. Locatie: GD. Arnsbergstraat 7,7418 AH Deventer
Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund lil. Aanvang: 20.15
uur. Locatie: Mercure Hotel Amsterdam Airport, Oudehaagseweg 20,
1066 BW Amsterdam.

Bestuursvergadering Groep Geneeskunde van het Rund. Locatie:
KNMvD. De Molen 77 in Houten.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund 111. Aanvang: 20.15
uur. Locatie: Hotel Restaurant De Dmiventros, Bosscheweg 11, 5056
PP Berkel-Enschot.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund III. Aanvang: 14.00
uur. Locatie: GD, Arnsbergstraat 7,7418 AH Deventer.
Vergadering regio Noord.

Kattendag: Gedragsproblemen, kittenzorg en huidaandoeningen. Geor-
ganiseerd door de Stichting FelCan. Toegang 15 euro. Aanmelding: zie
website www.felcan.nl

Equine Reproduction Seminar (tijdens de Zwolle Intemational Stallion
Show). Locatie Zwolle.

Wetenschappelijke vergadering en bestuursvergadering Groep Genees-
kunde van het Rund. Locatie: Faculteit der Diergeneeskunde.

-ocr page 168-

Masterclass \'De kunst van de reiger\'. Vervolgdata: 2, 16 en 29 maart,
plus twee vervolgbijeenkomsten, data in overleg. Locatie: Van Ede &
Partners, Den Haag. Kosten: € 1800,- excl. BTW. Wilt u meer informa-
tie of u aanmelden? Neem contact op met Lucy Platvoet Platvoet Con-
sulting, Telefoon: 024-3565385, e-mail:
lucy@platvoetconsulling.nl
of met Alexandrien van der Burgt. tel. 06-20440569.

Royal Canin. Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking met
Merial en Dier&Zorg. Docenten: Dr. R Mandigers, Dr. P Overgaauw.
Locatie: Van der Valk Breukelen. Kosten euro 55,00 (incl. BTW). Meer
infonnatie:
nvzutphen@royalcanin.nl of Royal Canin dierenartsenbe-
zoekers.

Royal Canin. Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking met
Merial en Dier&Zorg. Docenten: Dr. P Mandigers, Dr P Overgaauw.

CJ

RSUSSEN

Februari

16

25

29-2/4

Maart

9

31

21

Locatie: Van der Valk Nieuwerkerk aan de Ussel. Kosten euro 55,00
(incl. BTW). Meer informatie:
nvzulphen@royalcamn.nl of Royal
Canin dierenartsenbezoekers.

www.animalia.be: Cursus cardiologie GD dag 3 door Dr. Nicole Van
Israel Dipl. ECVIM-CA (Cardiology).

Basic Animal Chiropractic course in Germany. The Options for Ani-
mals (USA) curriculum being utilized is recognized and accepted by
the Intemational Veterinair Chiropractic Association (IVCA) and the
American Veterinary Chirioractic Association (AVCA). Course dates
Module I: Sacroplevic: March 29 - April 2, 2006. For registration and
information contact: Intemational Academy of Veterinary Chiropracti-
ce, Hauptstr. 34,27419Tiste, Germany. Tel.: 00^9-4282 590099, Fax:
00^9-4282 5918252. e-mail:
[AVC2004@hotmail.com
Voorjaarsvergadering Groep Varken. Locatie: Mercure Hotel te Am-
hem. Aanvang 10.00 uur. \'s Ochtends wordt de jaarvergadering gehou-
den. Na de lunch vindt het wetenschappelijke gedeelte plaats.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Aardema, Mevr. H.; 2005; 3552 GT Utrecht;
Walnootstraat 8.

Aartsen, Mevr. G.E. van; 2005; 7441 CV Nijver-
dal; Schansertweg 22 A.

Beer. Mevr. M.P de; 2005; 2131 GG Hoofddorp;

__Söderblomstraat 197.

Berg, Mevr. B.J.E.; 2005; 3454 HX De Meem;
Reijerscop 28.

Berg, R. van den; 2005; 2645 BH Delfgauw;

Zuideindseweg 80.

Beukers, Mevr. J.M.E; 2005; 3721 MT Bilthoven; Plutolaan 128.

Boelm, G.J.; 2005; 3564 EN Utrecht; Gambiadreef 129.

Bok, G.J.; 2005; 3524 LW Utrecht; Wageningseberg 250.

Bolhuis, Mevr. C.J.; 2005; 3571 PV Utrecht; Fruinplantsoen 89.

Bouwmans, Mevr. M.; 2005; 3737 BM Groenekan; Voorsdorpsedijk 67.

Brink, Mevr. T.J. van den; Gent 2005; 5113 CA Ulicoten; Postelsestraat 2.

Busser, Mevr I.A.; 1998; 3552 AD Utrecht; Hogelanden WZ 86 bis.

Eilert, Mevr. L.E.M.; 2005; 7609 GB Almelo; Zeven Bosjes 135.

Giesen, Mevr. A.T; 2005; 3562 XM Utrecht; Kalymnosdreef 132.

Groenendaal, H.; 2005; 1398 PN Muiden; Rijksweg 6.

Helmholdt, Mevr. A.G.N.; 2005; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 348.

Hond-Noorman. Mevr. W. den; 2004; 8162 XN Epe; Beekweide 83.

Korevaar, Mevr. M.; 2005; 3706 EJ Zeist; Laan van Vollenhove 1049.

Leij, J.T. van der; 2005; 2011 RE Haarlem; Smedestraat 11 G.

Mevissen, Mevr. S.F.J.; 2005; 6431 TE Hoensbroek; Demstraat 10 F

Oorburg. D.; 2005; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 447.

Persoon, Mevr. M.J.M.; 2675 KB Honselersdijk; Middelbroekweg 40.

Ruardi, Mevr. E.; 2005 ; 3818 WC Amersfoort; Huijgenslaan 34.

Schaeffer.E; 1984; 6861 CD Oosterbeek; Cronjéweg 17\'Den Heuvel\'.

Siethoff, Mevr. F.E. ten; 2005; 3702 BG Zeist; Oude Amhemseweg 52.

Teunissen, Mevr. S.J.; 3572 XR Utrecht; Van Brakelstraat 22 bis.

Wielen, Mevr. G.U.A. van der; 2005; 6543 HH Nijmegen; Boeckstaetehof642.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Alramadaii. R.; 2004; London W6 OTR; 126 Hamlet Gardens, Hammersmith,
UK.

Ginneken, Mevr. J.A.M. van; Gent 2004; 4861 NA Chaam; Meerleseweg 19.

Korte, Mevr. W; Gent 2005; BT78 4HU Northern-Ireland; 36 Golf Coui^ Road,

Baroncourt, Newtownstewart, Co. Tyrone.

Kruijff, M. de; 2003; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 453.

Peerboom, Mevr. D; 2005; 3708 SB Zeist; Molenweg 8.

Secrève, Mevr. M.; 2003 ; 3732 GS De Bilt; Kapelweg 3.

Staller, D.J.; 2005; 1541 NN Koog a/d Zaan; Mosterdlaan 8.

Tuinen, J. van; 1993; 83136 Rocbaron, Toulouse, Frankrijk; Le Village, 112

Route de Garéoult.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Boersema, J.S.C.
Duin, Mevr. M.B.
Louwerens, Mevr. T.
Pol, Mevr. B.E.EM.

Personalia

Voor het dierenartsenexamen van 6 januari 2006 zijn geslaagd:

Oude Groeniger-Ashworth, Mevr. Z.O.A.

Barrett, Mevr. T.

Bijvoets, Mevr. N.

Clarisse, Mevr. N.R.

Eriksson, Mevr. L.C.

Graver, Mevr. C.C.

Kranenbarg, W.J.

Napier, Mevr. K.

Oonk, Mevr. S.

Steen, Mevr. TL. van den

Stegge, Mevr. E.M. aan de

Hakker, Mevr. J.

Hoogerbmgge, Mevr. H.

Kats, Mevr. M.E.D.

Kurvers, Mevr. C.M.H.C.

Meulenbroek, Mevr. C.A.M.

Regeling, Mevr. R.1.

Verhaag, J.W.T

Woude, Mevr. N.M. van der

Overiijdensberichten:

Op 25 juni 2005 A.J.I. te Maarssen te Groenlo.
Op 23 december 2005 J.J. Melessen tc Wormcrveer
Begin januari 2006 G.J. Nijland te Bilthoven.

Mutaties:

Aalberts, Mevr M.; 2004; 3705 CM Zeist; De Savornin Lohmanlaan
12; tel. privé:
030-6994088; E-mail privé : marian_aalberts@hotmail.com;
wet. medew. bij UU-FD, Biochemie en Celbiologie ; tel. bur.: 030-2534505; fax
bur.: 030-2535492; E-mail bur.:
m.aalberts@vet.uu.nl.

Alramadan, R.; 2004; 126 Hamlet Gardens, Hammersmith ; London W6
OTR VK; E-mail privé: alramadan99@hotmail.com.
(toev. als lid)

Oude Grocniger-Ashworth, Mevr. Z.O.A.; 2005; 1211 ND Hilver-
sum; Nassaulaan 8 B; tel. privé: 035-6286048; E-mail
privé:zoe@oude
groeniger.demon.nl-,
d.

Baggerman, Mevr. EC.; 2004; 3581 JL Utrecht; Oudwijkerveldstraat
2; tel. privé mobiel: 06-14776090;
E-mail privé: fabiennehaggerman@hot
mail.com

Barrett, Mevr. T.; 2005; 2595 GB \'s-Gravenhage; Koningin Maria-
laan 16; tel. privé: 070-3856778; tel. privé mobiel: 06-18294148; E-mail
privé:
b_lanya(a hotmail.com; d.

Bijvoets, Mevr. N.; 2005; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 726;
tel. privé: 030-6955780; E-mail privé:
n.bijvoets@students.uu.nl; d.

Brinkhuis, G.H.J.M.; 1975; 7152 CL Eibergen; Zwilbroekseweg 21; tel.
privé: 0545^72250; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 0545^71247; fax prakt.: 0545-
474782; E-mail prakt.:
info@dierenarts-eibergen.nl

♦Clarisse, Mevr. N.R.; 2005; 3448 CJ Woerden; Wederikveld 52;
tel. privé: 0348-446073.; d.

Dijk, L.A. van; 1975; 4333 HD Middelburg; Sprencklaan 6; tel. privé:
0118-614291; E-mail prakt:
lavandijk@zeelandnet.nl; r.d.

Dungen, Mevr. E. van den; 1984; 8224 ZD Lelystad; Zandbank 57; tel.
privé mobiel: 06-38530002;
E-mail privé: dapels@lyces.nl; wrnd.d.

Elten, J. van; 2002; 1027 GB Amsterdam; Middenweg Broekermeer 27;
tel. privé mobiel: 06-52348885; E-mail privé: jarno_vanelten@hotmail.com
Eriksson, Mevr. L.C.; 2005; 3524 AM Utrecht; Ameland 71; tel.
privé: 030-2899266; tel. privé mobiel: 06-27007148; E-mail privé:
l.c.eriksson@wanadoo.nl; d.

-ocr page 169-

Femhout, N.J.G. ; 1970 ; 4033 CH Lienden ; Rijndijk 29 ; tel. privé: 0344-
603586;
E-mail privé: njgfernhout(dxs4all.ni, practicus gezelschapsdieren.

Ginneken, Mevr. J.A.M. van; Gent 2004; 4861 NA Chaam; Meerieseweg
19; tel. privé mobiel: 06-45918337; E-mail privé:
janline-lan@yahoo.com-, me-
dew. bij B A. ten Bruggen Cate, K.J. Dik, C.L.L. Dujardin, E. Enzerink, J.A.G.
Gerards, N. Groot Nibbelink, H.L. Janssen, B.L.A. Kolpa, RW.C.M. van Oijen,
Mevr. E.Y. Paardekooper, R.J.M.L. Raymakers, Mevr. M.G. Schuttert, L.A.J.
Smeenken A.H.A. Steentjes; tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493^1054;
E-mail prakt.:
vcs@vc-someren.nl (toev. als lid)

Graaf, H.A. de; 2000; 8167 PN Oene; Houtweg 70; tel. privé mobiel:
06-51008950;
E-mail privé: graaßanse@planet.ni, medew. bij R.G.A. Bo-
mers, T. Grasdijk, R.G.A. Schuurmansen B.L.H. Vonk; tel. prakt.: 0578-
574427; fax prakt.: 0578-571243; E-mail prakt.:
dapvaassen@hetnet.nl

*Graver, Mevr. C.C.; 2005; 7941 HM Meppel; Emmastraat 39; d.

Korte, Mevr. W; Gent 2005; BT78 4HU Northern-Ireland; 36 Golf Course
Road; Baroncourt, Newtownstewart, Co. Tyrone; tel. privé: 00-44-2881661123;
E-mail privé :
wendvkorte@hotmail.com-, medew. bij Davis Stewart. (toev. als
lid)

Groenendaal, H.; 2005; 1398 PN Muiden; Rijksweg 6; tel. privé mobiel:
06-22414947;
E-mail privé: rgroenendaal@hotmail.com

Hakker, Mevr. J.; 2005; 3706 HW Zeist; Laan van Vollenhove 29051
tel. privé mobiel: 06-45946436; E-mail privé:
josjehakker@wanadoo.nl-,
medew. bij Stapelev Veterinary Practice in Engeland; tel.prakt.: 00-44-
1743891855; d.

Hoogerbrugge, Mevr. H.; 2005; 3046 NJ Rotterdam; Hofweg 101;
E-mail privé:
h.hoogerbrugge(a students.uu.nl-, d.

Ingen, Mevr. M. van; 2005; 3571 AR Utrecht; Frits Coerslaan 54; tel. privé:
030-2715866;
tel. privé mobiel: 06-41776126; E-mail privé: riavaningen@
hotmail.com

Kats, Mevr. M.E.D.; 2005; 4005 GD Tiel; Flipje\'s erf 18; tel. privé:
0344-611331; d.

J acobs, H.J.A.; 1985; 3962 CC Wijk bij Duurstede; Badorfstraat 67; tel.
privé: 0343-594059; E-mail privé:
erikjacobs@itwnet.ni, p., gezelsch.d.; tel.
prakt.: 0343-575200; fax prakt.: 0343-593253.

Krancnbarg, W.J.; 2005; 3584 DE Utrecht; Cambridgelaan 493; tel.
privé mobiel: 06-28599973; E-malI privé:
wjkranenbarg@holmail.com-, d.

Kruijf, Dr. J.M. de; 1971; 3521 DC Utrecht; Rolderdiephof 162; tel. privé:
030-6663054; E-mail privé:
jmdekruijf@hetnet.nl-, rd.

Kruijff, M. de; 2003; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 453; tel. privé mo-
biel: 06-51088884; geass. met M. Secrève; tel.prakt.: 036-5214874; fax prakt.:
036-5352485; E-mail prakt.:
info@dcaweb.nl (<loe\\. als lid)

Kurvers, Mevr. C.M.H.C.; 2006; 6127 AG Grevenbicht; Dijk 17 tel.
privé mobiel: 06-28527304; E-mail privé:
chantalkurvers(a hotmail.com-,
d.

Lange, Mevr. T de; 2005; 9761 GG Eelde; Westerhorn 9; tel. privé:
050-3094098;
tel. privé mobiel: 06-11353466; medew. bij B.W. Pennekamp;
tel. prakt.: 050-5263255; fax prakt.: 050-5268156; E-mail prakt.:
infor
matie@dierenziekenhuisgr(mingen.nl

Melein, Mevr. C.C.M.; 2004; 3722 WH Bilthoven: Putteriaan 26; tel. privé:
030-2287696; E-mail privé:
claudine.melein@wanadoo.nl-, laborant i.o. afd. ra-
diotherapie AMC Amsterdam.

*Meulenbrock, Mevr. C.A.M.; 2005; 3572 GB Utrecht; Zandhofsc-
straat51; d.

Napier, Mevr. K.; 3572 XA Utrecht; Van Speijkstraat 9; tel. privé:
030-1732115; E-mail privé:
kate.napierCagmail.com-, d.

Oonk, Mevr. S.; 2005; 3706 ES Zeist; Laan van Vollenhove 1333; tel.
privé: 030-6948296; E-mail privé:
s.oonk@students.uu.nl-, d.

Peerboom, Mevr. D; 2005; 3708 SB Zeist; Molenweg 8; tel. privé: 030-
6992399; E-mail privé:
kwandor@hotmail.com (toev. als lid)

Pol, Mevr. J.N.; 1998; 9483 PA Zeegse; Hoofdweg 27; tel. privé mobiel:
06-51994336; E-mail privé:
j.n.pol@zonnet.nl-, medew.bij G.R Hofland; tel.
prakt.: 0592-541216; fax prakt: 0592-541292.

Regeling, Mevr. J.I.; 2005; 3981 AP Bunnik; Provincialeweg 22; tel.
privé mobiel: 06-40748085; E-mail privé:
j.i.regeling@students.uu.nl-, d.

Rego, O.D.; 1988; 7671 AC Vriezenveen; Oosteinde i64; tel. privé: 0546-
566021;
tel. privé mobiel: 06-53730476; fax privé: 0546-633350; E-mail
privé :
lvignoni@yahoo.com-, p. gemengde prakt. : tel. prakt.: 0546-564796; fax
prakt.: 0546-633350; E-mail prakt.:
lvignoni@yahoo.com

Secrève, Mevr. M.; 2003; 3732 GS De Bilt ; Kapelweg 3 ; tel. privé mobiel:
06-44800040; geass. met M. de Kruijflf; tel. prakt.: 036-5214874; fax prakt.: 036-
5352585; E-mail prakt.:
info@dcaweb.nl (toev. als lid)

Staller, D.J.; 2005; 1541 NN Koog a/d Zaan; Mosterdland 8; tel. privé mo-
biel: 06-24987760; E-mail privé:
daanstaller@hotmail.com-, medew. bij H.M.
Schipper ; tel. prakt.: 0299-653031; fax prakt.: 036-656629.
(toev. als lid)

*Steen, Mevr. T.L. van den; 2005; 2712 KA Zoetermeer; Heems-
kerckstraat 7; tel. privé mobiel: 06-50876439; E-mail privé:
thesl977@
hotmail.com-,
d.

Stegge, Mevr. E.M. aan de; 2005; 3573 PN Utrecht; K. Ataturkstraat
135; tel. privé: 030-2730369; d.

Stooker-de Boer, Mevr. M.S.; 1999; 1474 ML Oosthuizen; Schoolstraat
21; tel. privé: 0299-315871;
E-mail privé: r.stooker@quicknet.nl, medew. bij
D. Bouwman en G.C. Stibbe; tel. prakt.: 020^821854; fax prakt.: 020^822508;
E-mail prakt.:
daplandsmeer@planel.nl

Teunissen, Mevr. S.J.; 2005; 3572 XR Utrecht; Van Brakelstraat 22 bis; tel.
privé: 030-2723531;
tel. privé mobiel: 06-53863502; E-mail privé: setinejeu
nissen @ hotmail.com

Toer, Mevr. C.H.M.; 2002; 4143 HG Leerdam; Schaikseweg 32 B;
tel. privé mobiel: 06-12181808; E-mail privé:
corinevanloor(a hotmail,
com-,
medew. bij G. Mensen; tel. prakt.: 0345-652353; fax prakt.: 0345-
473907.

Tuinen, J. van; 1993; 83136 Rocbaron, Frankrijk; Le Village, 112 Route de
Garéoult; tel. privé: 00-33-682908417; E-mail privé :
mjr.vantidnen@laporte.
net
(toev. als lid)

Verhaag, J.W.T.; 2005; 7577 PC Oldenzaal; Bekspringweg 12; tel.
privé mobiel: 06-42860682; E-mail privé:
jldedumo@hotmait.com-, d.

Werkman, PJ.; 1972; 3831 AD Leusden; Henegouwen 11; tel. privé: 033-
4951310; E-mail privé:
werkman2@zonnel.nl-, p., gezelsch.d. en vissen; tel.
prakt.: 033-4943142;
fax prakt.: 084-7168599; E-mail prakt.: werkman2@
zonnet.ni,
visziekten deskundige.

Westeneng-Petetï, Mevr. A.J.; 2002; 4051 EJ Ochten; Waalkant 19; tel.
privé: 0344-642221;
medew. bij A. Beekhuis, E. bergman, A.J. Hof, J.J. Pouwer,
H.van der Veen en R Wiemer; tel. parkt.: 0488^82900; fax prakt.: 0488^81350;
E-mail prakt.:
info@delingehoeve.nl

Woude, Mevr. N.M.; 2005; 3525 GW Utrecht; Pagelaan 22; tel. privé
mobiel: 06-24440874; E-mail privé:
nvdmiude@hotmail.com-, d.

Rehydli^

IWMlnti» faQ «Mmging dow kalMR^^

Ehktro^n äoor de melk!

(ceva

V SANTE ANIMALE

Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk NL, Tel. (-e3i) 0174 643930 - Fax (-»-31) 0174 643924 - E-mail cevanl@ceva.com

-ocr page 170-

GEZOCHT: BLIJVERD ZONDER KOP

Ofwel; een dierenarts gezelschapsdieren met enkele
jaren ervaring - de kop eraf, zeg maar - die van ons
haar (of zijn) collega\'s en van Arnhem zijn (of haar)
domicilie wil maken.

Wij zoeken iemand zoals wij: een open, enthousiaste, zelfstandige team-
speler met gevoel voor humor. Iemand die het jarenlang met ons wil
uithouden.

Dat moet niet moeilijk zijn, want we hebben heel wat te bieden. Een
moderne praktijk voor gezelschapsdieren, met twee dierenartsen en
twee assistenten, in een prachtige omgeving. De baan is voor 32 uur per
week. Arbeidsvoorwaarden en dienstregeling zijn dik in orde.

We wachten 14 dagen op je reactie: aan Ronald Kusters,
Dierenkliniek Rijkerswoerd, Mooieweg 102, 6836 AJ Arnhem.

Ervaren, gedreven en enthousiaste
gezelschapsdierenarts zoekt praktijk ter
overname (voor een à twee personen) of baan
met associatiemogelijkheid.

Reacties graag mailen naar: hmbmek@hotmail.com

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
werving- en selectieopdrachten. Ook voor
payroll-constructies kunt u bij ons terecht.
Daarnaast verzorgen wij interim- of
praktijkmanagement opdrachten.

For an integrated dairy fann project in Saudi-Arabia
HVA International is looking for a

PROJECT MANAGER
(VETERINARIAN)

Key qualifications: DVM, 1 5 years experience as
veterinarian and/or project manager; proven team-leader
capacities; experience in project administration is essential.

For more information phone us on 31-20-3116000 or
visit our website
www.hvaintemational.com.

Apply with detailed CV preferably before February 27 to:
HVA International, attn. C. Siller,
P.O. Box 12204, 1100 AE Amsterdam,

The Nethedands
e-mail
personnel@hvainternational.nl.

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

01-03-2006

maandag

13-02-2006

15-03-2006

maandag

27-02-2006

01-04-2006

maandag

13-03-2006

15-04-2006

maandag

03-04-2006

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

VETERIN ARY CHIROPRACTIC COU RSE

The International Academy of Veterinary Chiropractic is pleased to
announce the ofFering of their BASIC ANIMAL CHIROPRACTIC
COURSE in Germany. The
Options for Animals (USA) curriculum
being utilized is recognized and accepted by the International Veteri-
nary Chiropractic Association (IVCA) and the American Veterinary
Chiropractic Association (AVCA).

Course Dates:

Module I Sacropelvic: March 29 - April 2, 2006
Module II Thoracolumbar: May 3-7, 2006
Module III Cervical: June 7-11,2006
Module IV Extremities: July 19-23, 2006
Module V Integrated: September 6 - 10,2006
other dates taking place in the UK, please visit our webside

Course fee: € 4,200
Individual modules: € 900
Location: Sittensen, Northern Germany
Total duration: 210 hours.
Course language : English

Course participation is open to veterinarians and doctors of
chiropractic. Currently being taught in the United States and
England and Germany. The program focuses on both the dog and
horse. Further information is available under the
Options website:
www.animalchiro.com

For registration information contact:
International Academy of Veterinary Chiropractic,
Hauptstr. 34, 27419 Tiste, Germany.
Tel: 00 49 4282 590099 Fax: 00 49 4282 591852
E-mail: IAVC2004@hotmaiI.com

-ocr page 171-

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Pral<tijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin,nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mall: lnfo@raadgevers.nl

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert E, Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 172-

Eurovet is het nummer één generiel< bedrijf in de veterinaire farmaceutische
industrie van Noord-Europa. Door zich met name op productontwil<keling
te richten vermarkt Eurovet een kernreeks van belangrijke producten welke
een technische en economische toegevoegde waarde opleveren voor haar
klanten. Vanuit haar sterke positie in producten voor de varkens- runder-
en pluimvee-industrie werkt Eurovet nu aan de ontwikkeling van een reeks
nieuwe producten voor de gezelschapsdierenmarkt.

Eurovet Animal Health is gevestigd te Bladel, Nederland, en is een
volledige dochter van de AUV Dierenartsencoöperatie. Met eigen
verkooporganisaties in Nederland, België en - sinds begin 2005 -
in Duitsland heeft Eurovet direct toegang tot een groot gedeelte van de
Europese markt. In de rest van de wereld werkt Eurovet nauw samen met
lokale distributeurs op alle belangrijke markten.

* -r\'« gr \'

^ » ê

Ia i\'i\'i^

Als gevolg van verdere internationale uitbreiding zijn wij op zoek naar een
fulltime:

k

i Global Product Manager

standplaats Bladei

De functie

De Global Product Manager is verantwoordelijk voor het beheren van Eurovet\'s kernreeks van producten en het
verzekeren van een optimale positionering van deze producten wereldwijd. Vanwege de zwaarte van deze functie
rapporteert u rechtstreeks aan de Algemeen Directeur. De belangrijkste taken zijn het maximaliseren van de
winstgevendheid van de meest belangrijke producten van Eurovet. Door nauwe samenwerking met de
verkooporganisaties moet de Global Product Manager voor elk product een strategie ontwikkelen en tevens een
informatiesysteem opzetten om het voortgangsproces te volgen van de producten wereldwijd. Hij/zij zal
verantwoordelijk zijn voor de marketinginbreng in het ontwikkelingsproces van nieuwe producten en voor de
coördinatie van alle activiteiten binnen het bedrijf voor de voorbereiding van nieuwe productlanceringen.

Profiel

• U bent dierenarts, op dit moment werkzaam in een vergelijkbare functie in de veterinaire farmaceutische industrie.

• U bent goed in staat in teamverband te werken en leiding te geven aan multifunctionele projectteams.

• U bent goed in staat zelfstandig te werken met de nodige verantwoording.

• U bent goed in staat op verschillende niveaus binnen de organisatie te communiceren in het Nederlands
en Engels. Kennis van de Duitse taal is daarbij een voordeel.

• U woont op redelijke afstand van Eurovet in Bladel of bent bereid zich daar te vestigen.

Wij bieden:

Een uitstekend salaris, inherent aan de functie en gunstige secundaire arbeidsvoorwaarden, waaronder een auto van
de zaak en pensioenplan.

Uw sollicitatie

Mocht u belangstelling hebben voor bovengenoemde vacature en herkent u zich in bovenstaand profiel, dan kunt u
uw schriftelijke sollicitatie vóór 7 maart 2006 sturen aan mevr. R. van de Glind, Personeelsfunctionaris,
via rvdglind@auv.org of via Postbus 94, 5430 AB in Cuijk.

Een psychologische test kan onderdeel uitmaken van de selectieprocedure.

-ocr page 173-

Snel herstel

VERKORTING VAN DIARREEPERIODE MET DIAPROOF-K

Diaproof-K® met Dialine™

Diaproof-K met Dialine: de effectieve darmbeschermer

- Dialine zorgt voor extra bescherming van de darmwand

- Dialine bevordert de opname van glucose en electrolyten

- Na-bicarbonaat is een belangrijk bestanddeel

\\lirt>etcz

ANIMAL HEALTH

Your pattner in Animal Health

PROOF-K: Diergeneesmiddel. REC NL 6875. SAMENSTtLLINC PER 1000 GRAM: Ispaghula Husk 375 g. Dextrose Monohydraat 350 g, Tarweïcmelen 93 g, NatHumbicarbonaat 68 g, Natriumchloride 41,5 g,
iumcitraat 26,5 g, Kaliumchloride 24 g. Citroenzuur 13,5 g, Magnesiumhydroxide 7,56 g. Ijzeroxide rood 0,94 g. DOELDIER: kalf. INDICATIE: maag-Zdarmstoomissen (diarree). BIJWERKINGEN: geen. CONTRA-
CATIE; geen. TOEDIENINGSWIJZE/DOSERINC; 3 4 4 gram per kilogram lichaamsgewicht per dag. Hoeveelheid om de 12 uur toedienen, oplossen per keer in 2 liter water van 40"C. Zie ook behandelingsschema
iijsluiter in verpakking bijgevoegd. INTERACTIES met andere geneesmiddelen: niet combineren met andere electrolytenmengsels. Ook niet met spasmolytica. WACHTTIJD: O dagen. HOUDBAARHEIDSTERMIJN: 24
iden. Mits droog en onder kamertemperatuur bewaard. VERPAKKING: pot van 400 gram en emmer van 2,5 kilogram. Maatschepje van 40 gram bijgevoegd. KANALISATIE: vrij. DISTRIBUTIE: Virbac Nederland BV.
JUS 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: info^irbac.nl. Internet: www.virbac.nl

-ocr page 174-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn
•Voor extra therapietrouw

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETT]

RIMADYL

SMAKELUKE TABLH

ü!

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEN

T« vniMidinn« van «iwalüiig n
»I rami acuu als chransch« aan

|iit^«in ipmn „ ^

ni

ii

RIMADYL.

CARPROFEN

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizer.conn

Rimadyl\' smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021,10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ratieve pijn • dosering: Ixdaags 4mgAg lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti-inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl\' na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl® smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-weg: oraal •
toedieningsvorm: smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg • contraindicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contraindicaties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwerkingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health. Postbus 37,2900 AA Capelle a/d
Ussel. Telefoon: 010 - 406 46 00. verdere informatie op verzoek beschikbaar.

-ocr page 175-

Deel 132 • Aflevering 5 • 1 maart 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
, DGK

rt MAM 2007

Tijdschritt

Resultaten van adhesief gecementeerde metalen kronen op
getraumatiseerde hoektanden bij werkhonden

Cytostatica: beroepsmatige blootstelling en gezondheids-
risico\'s

Boeren waarderen rol dierenarts bij mastitisbehandeling en
-preventie

Veterinaire bedrijfsadvisering van melkveebedrijven

Hoe kan het inkomen van de dierenarts-practicus verbeterd
worden?

Eén stem voor de landbouwhuisdierensector

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 176-

AST Farma introduceert
Sulfatrim 400 mg/g Oral
Paste: een antibacteriële
combinatie op basis van
trimethoprim en sulfadiazin
In verband met de definitie\'
registratie voor paarden
vervangt Sulfatrim Oral Pa;
de T.S.0. Oral Doser.

Belankrijke voordelen van
Sulfatrim Oral Paste:

• het enige geregistreerd
(UDA) orale antibioticui
voor paarden;

• perfecte acceptatie door
toevoeging van anijssma

• gebruiksvriendelijke
injector waarmee u ge-|
makkelijk het juiste gewic
kunt instellen; |

Sulfatrim® Oral Paste

___

W^SÊr

tu

• één injector is voldoende
voor de dagelijkse behan
deling van een paard var
600 kg.

Neem voor meer informatie
contact op met AST Farma
bezoek de website
www.astfarma.nl.

SULFATRIM® 400 mg/g - SMAKELIJKE PASTA

Diergeneesmiddel UDA. Doeldier: Paard. Samenstelling - Werkzame bestanddelen: Trimethoprim 66,7 mg/gram, Sulfadiazine
333,3 mg/gram.
Hulpstoffen: Chlorocresol 2 mg/gram. Anijsolle. Elke Injector bevat 45 g pasta. Indicaties: Respiratoire infecties
veroorzaakt door Streptococcus spp. en/of Staphylococcus aureus: Gastro-Intestinale Infecties veroorzaakt door E. coli: Urogenl-
talejnfecties veroorzaakt door beta
-hemolytlsche Streptokokken: Wondinfectles en abcessen veroorzaakt door Streptococcus
sppS. en/of Staphylococcus aureus.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij paarden met een overgevoeligheid voor Sulfonamiden of
met ernstige lever- of nierinsufficiëntie.
Bijwerkingen: Niet bekend. Indien u andere bijwerkingen vaststelt, gelieve uw dierenarts
hiervan In kennis te stellen.
REG NL 10351 Registratiehouder: AST Beheer B.V.. Oudewater

ASTfarm

GROOT IN KLEI
www.astfarma.nl

-ocr page 177-

DiergeneesKUiiüe

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 5
^ maart
200J

155

Inhoud

Cover: foto van pagina 168 en 183
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Resultaten van adhesief gecementeerde metalen kronen op getraumatiseerde hoektanden bij werkhonden;

Andries van Foreest en Moss Tijssens 156

Samenvattingen VDT 162

Nieuws 166

Samenvatting proefschrift

Cytostatica: beroepsmatige blootstelling en gezondheidsrisico\'s; Wouter Fransman 168

Veterinair tuchtrecht

Verplicht genezen?; laira Boissevain 173

Berichten en verslagen

Boeren waarderen rol dierenarts bij mastitisbehandeling en -preventie; Marga van Haeringen 174

Veterinaire bedrijfsadvisering van melkveebedrijven; Jos Noordhuizen, Joao Cannas, Siertjan Boersema
en Ana Vieira
 177

Uitgelicht 177

Ingezonden

De gevaren van PubMed; Hom Vest/\'ens 179

Artikel

Hoe kan het inkomen van dc dierenarts-practicus verbeterd worden?; Henk Vaarkamp 181

Verslag

Samenwerking dierenarts en fysiotherapeut staat centraal; Madeion van Weeren-Bitterling 182

Veterinair ondernemerschap: visie en innovatie; Henry Dijkman 184
Aankondiging

Back-up symposium 18 5

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

Geef mij
maar pasta!

Geen onder- of overdosering
Werkzaam tegen alle belangrijke
wormen (incl. lintwormen)
Voor honden en katten van alle leeftijden
Uit recent effectiviteitonderzoek blijkt:
Vitaminthe is zeer effectief
Maar één keer behandelen
Handig en makkelijk in te stellen
doseerspuit

Verkrijgbaar in 5 ml (speciaal voor pups
en kittens), 10 ml en 25 ml

met Uitaminthe pasta geef je
altijd precies de juiste dosering.

yjtaminthe\'

Pasta uoor totale ontuiorming

Productinformatie: Vitaminthe REC NL 2896. Per ml orale pasta: nrclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg. Doeldieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.vlrbac.nl

-ocr page 178-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

iMw. A.M. Dorresteijn-Tummers

iMw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tMMMakattvd.nl

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348g0g
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de Industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

185

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het^
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
ivoor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
Iwordt Wg—ld door het
bestuur.___

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrectfcnr. 69 93 61 443._

Voorzitterscolumn

De erkende keurin^sdierenarts paard komt terug; Erik Gostelie
Maatschappijnieuws

Vierdaagse reis naar het oosten van Duitsland; Piet Verhulst
Eén stem voor de landbouwhuisdierensector; Miel Bingen
Vecr^ jaar NVvD afdeling Fryslan; Lieneke Adamse-DeJong

De OGG internationaal vertegenwoordigd
Personalia
ubilea

Deadline kopij
Doorlopende agenda

187

187

188

190

191

192

193
193
193

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan
401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7S07500L fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original article

Adhesively cemented full-cast metal crowns on canine teeth in working dogs; Andries van Foreest
and Moss Tijssens

156

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrifi opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 179-

Uit

de redactie

Praatjes vullen geen gaatjes.

Blootstelling aan cytostatica kan leiden tot reproductietoxische en carcinogene effecten. Vanwege
het toenemend gebruik van cytostatica in de veterinaire geneeskunde werden ook de potentiële
risico \'s in kaart gebracht. Het aantal personen in veterinaire klinieken dat potentieel wordt bloot-
gesteld aan cytostatica, wordt door de auteur geschat op ongeveer achthonderd. Het is dus aan te
bevelen kennis te nemen van de risico \'s en van de preventieve maatregelen. De risico \'s die gezins-
leden kunnen lopen bij een behandeling van huisdieren nopen tot een goede preventieve voorlich-
ting, stelt Wouter Fransman in de samenvatting van zijn proefschrift
Cytostatica: beroepsmatige
blootstelling en gezondheidsrisico\'s.

Uit de dossiers van het Tuchtcollege beschrijft laira Boissevain weer een bijzonder geval onder de
titel \'Verplicht genezen?\'. Ik kan in dit geval weinig sympathie opbrengen voor de \'specialisten \'.
Was het niet (mede) door hun toedoen dat de gecreëerde perforatie bleef napussen? Ik ben nog van
de lichting dierenartsen met het adagium: "Waar je aan begint, dat probeer je naar beste kunnen
af te maken, inclusief de complicaties na de behandeling." De extra te leveren zorg was in de prijs
begrepen. Dit schijnt niet meer van deze tijd te zijn. Misschien zou het een idee zijn dit in grote let-
ters aan te geven bij de ingang van de praktijk.

Het is positief te horen dat de boeren de rol van de dierenarts bij mastitisbehandeling en -preventie
nog steeds waarderen. Dit blijkt uit onderzoek uitgevoerd door Marga van Haeringen in opdracht
van Pfizer Animal Health. Opmerkelijk genoeg worden bij subklinische mastitis de adviezen van
de dierenarts maar slecht opgevolgd. Op de meest gegeven adviezen, namelijk een behandeling
instellen of de koe ruimen, werd door de veehouder als volgt gereageerd: 43 procent nam een af-
wachtende houding aan, 40procent ondernam helemaal geen actie, slechts li procent behandelde
de betreffende koe. Opruimen van de koe was voor geen van de ondervraagde veehouders een optie.
Dat de dierenarts dan toch als een belangrijke ge.sprekspartner wordt beschouwd, lijkt opmerkelijk
(of ongeloofwaardig?).

Ik wil de aandacht vestigen op de ingezonden brief\'De gevaren van PubMed\', door Hans Vestjens
te Leiden. De veelheid van informatie die heden ten dage beschikbaar is en komt, maakt het voor
een Tuchtcollege niet eenvoudig een volledige en juiste afweging te maken. Men moet oppassen om
aan de hand van de beschikbare literatuur niet te selecteren uit die bronnen die het best van pas
komen.

Tot slot verwijs ik graag naar een nieuw pareltje in de rij van boekwerken geschreven door dieren-
artsen. Het betreft het boekje
Uit de praktijk van een veearts door Rogier Verberne. Voor de lezers
van het TvD is Verberne bekend om zijn zienswijze met betrekking tot de bestrijding van B VD. Zijn
mening heeft geleid tot menig ingezonden brief. Het zal u dan ook niet verbazen dat in zijn hoek met
22 hoofdstukken er één gewijd is aan de bestrijding van deze ziekte.

Voor de doorbijters wijs ik op het artikel van Andries van Foreest en Moss Tijssens over de resulta-
ten van adhesief gecementeerde metalen kronen op getraumatiseerde hoektanden bij werkhonden.
Een mooi \'staaltje\' van vakmanschap. Maar het zou eigenlijk verplicht moeten zijn dat vanaf een
afstand zichtbaar is dat deze honden van dergelijke \'scherpe\' wapens zijn voorzien. Uit ervaring
heb ik geleerd dat deze lelijk kunnen \'vast \'pakken.

Marten de Jong

TI i d sfiJuy^^^H

IIWTtTÏ^^^^

Diergenees

-ocr page 180-

Veterinaire tandheelkunde 26

Resultaten van adhesief gecementeerde metalen kronen op getrau-
matiseerde hoektanden bij werkhonden

Andries van Foreesf en Moss Tijssens\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Voor de periode mei 1996 tot oktober 2003 is een retro-
spectief onderzoek uitgevoerd bij 35 werkhonden (politie,
bewaking, sport) met sterk afgesleten of afgebroken
hoektanden, waarbij 58 metalen kronen zijn geplaatst.
Alle honden functioneerden goed na de behandeling en
konden hun werk blijven doen. Drie (vijf procent) meta-
len kronen hebben losgelaten, bij twee honden zijn om
onbekende redenen de kronen verloren gegaan. Zes ge-
kroonde hoektanden (tien procent) zijn later tijdens de
training afgebroken juist onder de aangebrachte metalen
kroon. Het succespercentage van deze ingreep bedroeg
daarmee in onze praktijk 81 procent (47/58). Een signifi-
cante correlatie werd gevonden tussen de hoogte van de
resterende hoektand en het verlies van de metalen kroon.
Er worden enkele aanbevelingen gedaan voor vervolg-
onderzoeken.

Summary

Adhesively cemented full-cast metal crowns on canine
teeth in working dogs

In this retrospective study, 58 metal crowns were placed in 35
guard dogs with fractured or severely worn canines. All ani-
mals could resume their work after treatment. Only three
metal crowns came ojf (5%) and two metal crowns were lost
for unknown reasons. At a later stage, six canine teeth (10%)
broke off underneath the crown during dog training. The suc-
cess rate of this procedure in our clinic was therefore 81%
(47/58). A significant correlation was found between the
height of the tooth stump and the loss of the crown. Recom-
mendations for further research were made.

Inleiding

Eén van de takken van hondensport is de africhting. Er zijn in
ons land verschillende organisaties die opleidingen organise-
ren waar de eigenaar van een werkhond zijn hond kan laten
deelnemen aan het africhtingwerk. Deze honden worden vaak
aangeduid als politie-, dienst-, werk- of pakwerkhonden. Een
goed opgeleide hond die het pakwerk, ook wel manwerk ge-
noemd, moet verrichten, is zelfverzekerd, gehoorzaam en
volledig trouw aan zijn eigenaar en in staat allerlei verdedi-
gingsoefeningen correct uit te voeren (foto 1). Tijdens de trai-
ningen worden er enorme krachten op het gebit en in het bij-
zonder op de hoektanden, uitgeoefend (9). Een hond die
regelmatig van de mouw afglijdt of een scheve beet heeft,
kan ongeschikt zijn voor het pakwerk en dus niet als politie-
of surveillancehond worden ingezet (1). Deze hond kan als
gevolg daarvan bij de certificering worden afgekeurd.
Het gebit van de hond en met name de hoektanden, dient bij
aankoop uitgebreid te worden gecontroleerd omdat de aan-
schaf van een pakwerkhond een grote financiële investering
is. Niet alleen moet er klinisch aandacht besteed worden aan
eventuele afwijkingen van het gebit; bij afwijkingen aan
hoektanden is een radiologisch onderzoek noodzakelijk. Een
zorgvuldige gebitskeuring bij aanschaf van een hond die pak-
werk moet verrichten, is dus van grote betekenis voor de
organisatie, de begeleider en de politiehond zelf
Bij een hoektandfractuur kan een endodontische behandeling
plaatsvinden gevolgd door een restauratieve behandeling.
Eén van de mogelijke restauraties waarbij vorm- en functie-
herstel wordt nagestreefd, is de metalen kroon (foto 2). Een
retrospectief onderzoek naar de resultaten van een dergelijke
behandeling bij 35 pakwerkhonden wordt in dit artikel
besproken. Er wordt vooraf ingegaan op de betekenis van
hoektandfracturen en mogelijkheden van behandeling.

l

Foto 3. Een gecompliceerde fractuur van een
hoektand (>6 weken). Het wortelkanaal is
geopend en rondom de pulpa-ingang treedt
verkleuring op door de necrotische pulpa.

\' Jhr. A. tv. van Foreest, tandheelkundig dierenarts. Dierenkliniek Pietersberg.
Oosterbeek.

\' C.M. Tijssens. dierenarts bij Dierenkliniek Kortenoord, Wageningen.

-ocr page 181-

Foto 4. Een onbehandelde gecompliceerde fractuur van een hoektand. Op
deze röntgenfoto is de apicale reactie zichtbaar.

de betekenis en behandeling van een
hoektandfractuur

Een tandfractuur kan ernstige gevolgen hebben voor het be-
houd van de tand en de gezondheid van de hond. Bij een ge-
compliceerde fractuur is de pulpa zichtbaar (pulpa-expositie)
die dan geïnfecteerd is geraakt (foto 3). De infectie zal zich
in de loop van de tijd naar apicaal verplaatsen, de apex passe-
ren en de periapicale omgeving infecteren. Als er niet tand-
heelkundig wordt ingegrepen, ontstaat er een wortelpunt-
abces. Vervolgens raakt de kaak gezwollen ter hoogte van de
aangetaste wortelpunt. Op den duur kan het abces doorbreken
door het mondslijmvlies of de huid en is er een fistel ontstaan.
Het ontstekingsmateriaal (pus en bloed) wordt afgevoerd via
de fistelopening. Bij onvoldoende behandeling gaat het ont-
stekingsproces door met als gevolg resorptie van de wortel-
punt en het eromheen gelegen kaakbot (foto 4). Uiteindelijk
zal dit leiden tot verlies van de aangetaste tand, een osteo-
myelitis, een verminkte kaakstructuur, anorexie en andere al-
gemene ziekte- en pijnverschijnselen. Dit proces kan in een
tijdsbestek van maanden of jaren plaatsvinden (6).
Het is van groot belang de opbouw en de groei van een tand
te begrijpen om een juist inzicht te hebben wat het gevolg van
een fractuur kan zijn. De leeftijd waarop een tandfractuur
ontstaat is van belang, omdat blijvende tanden en kiezen na
doorbraak nog een groeiproces moeten doormaken. Een hond
van zes maanden met een volledig blijvend gebit heeft tanden
en kiezen met een wijde tandholte en zonder volgroeide wor-
tels. De buitenkant van de zichtbare tandkroon bestaat uit een
laagje nog niet volledig uitgemineraliseerd glazuur dat het
dentine bedekt (4, 12). Deze eerste laag dentine, het primaire
dentine, zal in de loop van het leven steeds dikker worden en
de tandholte steeds meer gaan opvullen. Als de tand doorge-
broken is, gaat de ontwikkeling van de wortel door. Bij de
hoektand duurt het groeiproces van de wortel meerdere

A 5-7 maanden

B rond 1 jaar
C. 2-3 jaar

D > 5 jaar

Figuur 1. Ontwikkelig van de hoektand.

De stippellijn geeft aan dat een kroonfractuur op jonge leeftijd de pulpa
zal openen. Op een leeftijd van vijf jaar of ouder is bij een fractuur op
dezelfde hoogte kans op een pulpa-expositie gering.

maanden. Pas op de leeftijd van ongeveer acht maanden is er
een duidelijke wortelpunt zichtbaar op een röntgenfoto.
Vervolgens blijft zich gedurende het hele leven dentine
vormen en wordt de tandholte, het wortelkanaal, steeds nau-
wer (figuur 1). Op röntgenfoto\'s is die belangrijke ontwikke-
ling van het binnenste van de tand duidelijk zichtbaar (foto\'s
5a, ben c)(4,12).

De ware betekenis van dit groeiproces van de hoektand is dat
toename van het dentine ervoor zorgt dat de tand steeds ster-
ker wordt en beter weerstand kan bieden tegen de krachten
die bijvoorbeeld tijdens trainingen op die hoektand worden
uitgeoefend. Het is van belang dat opleiders van pakwerk-
honden zich realiseren dat de jonge hond bij onverantwoorde
belasting van het gebit buitengewoon veel risico loopt op een
hoektandfractuur. Bij geen of veel te late behandeling van een
hoektandfractuur zijn de gevolgen voor de tand bij een hond
jonger dan achttien maanden dramatisch. Het binnenste van
de tand sterft af en er zal nooit meer dentine gevormd kunnen
worden: de tand blijft zwak met een wijd wortelkanaal en
heeft extra risico op breuk. Als de tandfractuur wel adequaat
tandheelkundig wordt behandeld door middel van een directe
pulpa-overkapping, die zo snel mogelijk en liefst binnen 48
uur uitgevoerd wordt, dan is de kans dat de pulpa vitaal blijft
aanwezig (2, 11). Er kan nog steeds dentine gevormd worden

-ocr page 182-

Tabel i. Enkele richtlijnen voor het behandelen van een fractuur van een
blijvende hoektand (4).

Behandeling

12 maanden________directe pulpa-overkapping twaalf maanden.__

< 24 maanden sterke voorkeur voor pulpa-overkapping indien

fractuur < 48 uur

> 5 jaar

24 maanden tot 5 jaar

pulpa-overkapping is te overwegen
indien fractuur < 48 uur; voorkeur voor
wortelkanaalbehandeling, zeker bij fracturen
die ouder zijn dan twee dagen.

wortelkanaalbehandeling; bij niet behandelen
kans op complicaties aanwezig._

waardoor de tand alsnog zijn beoogde stevigheid zal verkrij-
gen.

Als bij een pakwerkhond de tandfractuur ontstaat op een leef-
tijd van twee jaar of ouder, is het behoud van de vitaliteit van
de pulpa minder van belang. De tand is gevormd met een vol-
doende dikke dentinelaag die nog wel zal toenemen maar dit
is niet meer van direct belang voor de sterkte van de tand. Op
deze leeftijd kan ook een wortelkanaalbehandeling worden
uitgevoerd. Bij een wortelkanaalbehandeling wordt de in-
houd van het wortelkanaal (de pulpa en het ontstekingsweef-
sel) verwijderd. Het wortelkanaal wordt gereinigd en gedes-
infecteerd en vervolgens opgevuld met wortelkanaalcement
en guttapercha tot aan de wortelpunt. In tabel 1 worden
enkele richtlijnen aangegeven voor het behandelen van een
fractuur van een blijvende hoektand. Een antibioticum kan
zowel preventief als therapeutisch worden verstrekt. Er is
geen onderzoek bekend dat aantoont dat preventieve antibio-
ticaverstrekking bij verse hoektandfracturen bij de hond
geïndiceerd zou zijn met als doel de vitaliteit van de pulpa te
behouden. Gorrel wijst erop dat het gebruik van antibiotica
bij tandheelkundige behandelingen gelimiteerd en selectief
moet geschieden (7).

De restauratieve behandeling van een

hoektandfractuur

Bij het restaureren van een tand wordt getracht de tand te
herstellen en terug te brengen in de oorspronkelijke situatie.
Dit kan gebeuren door middel van het aanbrengen van restau-
raties van plastisch materiaal (vullingen) of gegoten restaura-
ties (metalen kronen).

Bij een ongecompliceerde fractuur is er sprake van een breuk
van de tand waarbij de pulpaholte niet is geopend. De kans
op infectie is gering. De behandeling kan bestaan uit het glad
slijpen van scherpe breukrandjes. Deze bescherming is nuttig
bij jonge honden: de kans op een pulpa-infectie is vele malen
groter dan bij oudere honden omdat de blootliggende primai-
re laag dentine jong en teer is (de dentinetubuli zijn nog wijd
en vernauwen zich bij het ouder worden). Bij oudere honden
is die primaire laag dentine al verhard door het vernauwen
van de tubuli, is de pulpa verder verwijderd van het breuk-
oppervlak en zal deze minder snel bacteriën doorlaten. De
beschadigde oppervlakte kan worden beschermd met een
hechtlak met als doel de tubuli te verzegelen.
Bij een
gecompliceerde tandfractuur is de pulpa geopend en
ontstaat er een infectie met de hiervoor beschreven gevolgen.
Bij deze fractuur moet een pulpa-overkapping of een wortel-
kanaalbehandeling plaatsvinden voordat er een restauratie
kan worden uitgevoerd. Tegenwoordig wordt een restauratie
uitgevoerd met kunststoffen die de eigenschap hebben om
zich direct te hechten aan het tandweefsel. Bovendien is deze
methode weefselbesparend (3). Met deze materialen kan een
defect worden opgevuld, maar het blijft de vraag of de sterkte
toereikend is om bij honden vormherstel van het beschadigde
element uit te voeren. Als de afgebroken hoektand van een
werkhond gerestaureerd is, kan de vraag gesteld worden of
de tand nog voldoende lengte en grip heeft om het pakwerk
goed te kunnen uitvoeren. Het aanbrengen van een metalen
kroon kan het pakwerk sterk verbeteren. De metalen kroon
moet de overgebleven stomp goed omvatten: de juiste vorm
en hoogte van de metalen kroon zijn belangrijk. De punt mag
niet te scherp zijn en de metalen kroon mag niet te hoog lig-
gen om de kans op een fractuur onder de metalen kroon als
gevolg van hefboomwerking te vermijden. Door het gebits-
element te etsen en de kroon inwendig te zandstralen, krijgen
beide oppervlakken een microretentief oppervlak. Door ver-
volgens als cement een composietcement te gebruiken, wordt
de retentie van de kroon aanzienlijk verbeterd. In het alge-
meen is het aan te bevelen na de tandheelkundige behande-
ling van de gefractureerde hoektand bij een werkhond de trai-
ningen te hervatten en aan de hand van de resultaten te
beoordelen of er een noodzaak is de beschadigde hoektand
alsnog van een metalen kroon te voorzien. Het aanbrengen
van een metalen kroon is tenslotte een kostbare ingreep die
het zeker waard is om uit te voeren, maar als de hond naar
tevredenheid functioneert met de in eerste instantie uitge-
voerde restauratie is een metalen kroon overbodig.
Er zijn artsen die ten behoeve van een betere retentie van de
metalen kroon een stiftopbouw toepassen. Bij deze methode
moet er ruimte in het wortelkanaal gemaakt worden. Het ver-
wijderen van gezond tandweefsel leidt er toe dat het restele-
ment verder wordt verzwakt. Na plaatsing van de stift en op-
bouw kan er een kroon worden vervaardigd. Uit de humane
tandheelkunde is bekend dat bij het falen van een kroon met
een metalen stiftopbouw de kans op een onherstelbare verti-
cale wortelbreuk groot is. Er is geen onderzoek bekend naar
de gevolgen van dergelijke stift-opbouw-kroonbehandelin-
gen bij de hond. Echter volgens mededelingen uit de honden-
sport is deze methode minder succesvol omdat de behandelde
tand vaak opnieuw afbreekt en dat, vanwege de verankering
in het tandweefsel, gepaard gaat met ernstige kaakfracturen.
Aangezien de metalen kronen inwendig gezandstraald zijn en
met een cementeercomposiet adhesief bevestigd zijn, is de
retentie aanzienlijk hoger dan bij kronen die met een conven-
tioneel cement (zoals bijvoorbeeld zinkfosfaat, polycarboxy-
laat of glasionomeercement) bevestigd zijn. De noodzaak
voor een stiftopbouw is daarom ook minder aanwezig. Mocht
een adhesief gecementeerde kroon toch verloren gaan dan zal
door afwezigheid van een metalen stift in het wortelkanaal de
schade aan het restelement minder groot zijn. Duidelijke ver-
gelijkbare onderzoeken zijn niet bekend.
Alvorens een metalen kroon te vervaardigen, is het noodza-
kelijk een röntgenologische controle uit te voeren: de apex
en haar directe omgeving moeten er gezond uit zien. Het is
onverstandig om bij een röntgenologisch zichtbare apicale
reactie zonder nader onderzoek en behandeling een metalen
kroon te plaatsen. Vervolgens wordt de hoektand geprepa-
reerd. Er worden enkele groeven in de lengterichting aange-
bracht om roteren van de metalen kroon ten opzichte van het
natuurlijke element te voorkomen (5). Als de overgebleven
stomp van de hoektand erg kort is geworden, kan getracht
worden wat meer kroonlengte te verkrijgen door middel van
een kroonverlenging (8). Er is dan een groter oppervlak

Leeftijd

-ocr page 183-

tandweefsel vrij geprepareerd opdat de metalen kroon het
resterende deel van het afgebroken element voldoende kan
omvatten en voldoende body krijgt om gecementeerd te wor-
den. Na de preparatie worden er afdrukken gemaakt van de
geprepareerde hoektand en van de boven- en onderkaak. Van
deze afdrukken worden gipsmodellen gemaakt en op deze
modellen maakt de tandtechnicus de metalen kroon (foto 6).
De kroon wordt inwendig gezandstraald om de retentie te
vergroten. De metalen kroon, die gemaakt is van een
kobaltchroomlegering\'wordt gepast. De gebruikte legering
biedt grote weerstand aan abrasie en is geschikt om te zand-
stralen waardoor er aan de binnenzijde van de metalen kroon
een oppervlakte gecreëerd wordt met een goede microreten-
tie. De geprepareerde hoektand wordt geëtst en daarna wordt
de metalen kroon met een speciaal composietcemenf ge-
plaatst (foto 7). Na het uithardingproces is de metalen kroon
sterk verbonden met de tand. Gebleken is dat dit cement vol-
doet aan de grote druk-, rotatie- en trekkrachten bij pakwerk-
honden (5). Het is verstandig om dc training met voorzich-
tigheid te starten en de oefeningen langzamerhand op te
bouwen opdat de hond in alle rust kan wennen aan de nieuwe
situatie met een metalen kroon. Hoektanden van werkhonden
die sterk zijn afgesleten (abrasie) kunnen op dezelfde wijze
voorzien worden van metalen kronen.

Retrospectief onderzoek

Patiënten

Het totaal aantal patiëntendossiers van honden met hoektand-
fracturen in de periode 01 -01 -1994 tot en met 31 -12-1999 die
behandeld zijn in het Veterinair Specialistisch Centrum De
WagenRenk bedraagt 181 (13). Het merendeel van deze
honden is werkhond. Alle hoektandfracturen worden zonodig
endodontisch en vervolgens restauratief behandeld met een
kunststofvulling. De begeleider van de werkhond krijgt het
advies mee om de training en het werken met de patiënt lang-
zaam op te bouwen. Alleen als de begeleider ontevreden is
met het bijtwerk van de hond wordt aangegeven dat een me-
talen kroon verbetering zou kunnen geven.
In de periode 1996 - 2003 zijn bij 35 werkhonden één of
meerdere metalen kronen geplaatst (totaal 58). Patiëntenver-
slagen, telefonische enquêtes en een enkel persoonlijk ge-
sprek zijn gebruikt om informatie te achterhalen voor deze
studie. Van drie honden waren onvoldoende gegevens bekend
en deze zijn buiten de studie gelaten.

^ Dit materiaal is hard en stug, niet toxisch en prijstechnisch gunstig. Dit materiaal

is etsbaar waardoor de hechting van cement aan de metalen kroon sterker is.
^ Panavia Ex^. Kurary. Japan.

De indicatie voor het aanbrengen van een metalen kroon was
een hoektandfractuur (83 procent) of een ernstige abrasie van
een hoektand (11 procent) bij werkhonden. Bij twee honden
was er sprake van zowel een fractuur als abrasie (zes pro-
cent). De verdeling van de metalen kronen over de vier hoek-
tanden was als volgt: zeventien op de hoektand rechts boven
(=104) (29 procent), negentien op de hoektand links boven
(=204) (33 procent), elf op de hoektand links onder (=304)
(19 procent) en elf op de hoektand rechts onder (=404)
(19 procent).

In de rechter kaakhelft 28 (48 procent) en in de linker kaak-
helft dertig kronen (52 procent). In de maxilla totaal 36
(62 procent) en in de mandibula 22 kronen (38 procent).
Alle honden waarbij een metalen kroon aangebracht is, heb-
ben minimaal een maand met de aangebrachte kroon gewerkt
of getraind.

De leeftijd van de behandelde honden varieerde van negen-
tien maanden tot 99 maanden, met een gemiddelde op de dag
van informatie van 81 maanden. Het betrof 31 mannelijke
honden en vier honden van het vrouwelijke geslacht. Alle pa-
tiënten behoorden tot de grotere rassen: de meeste waren her-
dershond (37 procent) of kruising herdershond (46 procent).
De gemiddelde follow-up periode (de periode tussen de
plaatsing en het interview) in deze studie is zestien maanden
(0,5 - 42 maanden) na plaatsing van de metalen kroon. De
gemiddelde follow-up van de succesvol geplaatste metalen
kronen is bijna 18,8 maanden en die van de niet-succesvolle
metalen kronen 4,4 maanden (zie tabel 2 en tabel 3).

Tabel 2. Follow up, metalen kroon nog aanwezig.

120

100

c

80

-D

e

tv

E
g

60

1

40

20

0

nummer hond

laantal maanden metalen kroon aanwezig
I leeftijd in maanden vóór metalen kroon

-ocr page 184-

90
80
70
60

50

40

30
20
10

O

. rv CTt

nummer hond

■ aantal maanden metalen kroon aanwezig
0 leeftijd in maanden vóór metalen kroon

De gegevens zijn statistisch bewerkt met behulp van Excel en
SPSS. De gemiddelden en standaarddeviatie van alle gege-
vens zijn bepaald. Correlatietesten zijn uitgevoerd met SPSS
en een Student-/-toets is gebruikt om de groepen te vergelij-
ken. De niet parametrische data zijn geëvalueerd met een
Mann-Whitney-test. De betrouwbaarheid is gesteld op
P<0,05.

Therapie

De metalen kronen zijn allemaal door de eerste auteur
geplaatst op dezelfde wijze zoals beschreven in 1998 (5). Alle
hoektanden waarbij sprake was van een pulpa-expositie zijn
vooraf endodontisch behandeld en voorzien van een kunst-
stofvulling (composiet).

Om een stevige basis te scheppen voor de metalen kroon is in
een aantal gevallen gebruikgemaakt van een kroonverlenging.
Met behulp van een zeer fijne bipolaire electrocauter\' wordt
een rand van de gingiva en aangehecht epitheel verwijderd
(gingivoplastie). Indien de stomp van de gefractureerde hoek-
tand erg kort is, wordt aanvullend een klein gedeelte van het
omringende alveolaire bot met een boor verwijderd. Op deze
wijze wordt een erg korte afgebroken tandkroon verlengd om
meer houvast te bieden aan de aan te brengen metalen kroon.

Resultaten

Direct na de plaatsing van een metalen kroon werkten de be-
handelde werkhonden zonder uitzondering goed. Van de 35
eigenaren van de werkhonden waren er 31 volledig tevreden
met het bijtwerk van de honden (89 procent). Slechts vier
eigenaren waren niet geheel tevreden. De resultaten bij het
pakwerk waren daar nog steeds onder de maat:

• Eén hond had na de behandeling geen volle beet, maar ook
voor de plaatsing van de metalen kroon was de beet niet
vol. Of dit verbeterd kan worden door de kroon een andere
vorm te geven is onduidelijk. Wel zal een verdere verlen-
ging van de kroon een zwaardere belasting en een grotere
kans op verlies opleveren.

c
<u
"O

c
«

n

e
0)

Tabel 3. Follow up, metalen kroon verloren.

• Eén eigenaar was zeer tevreden totdat de hond een andere
hoektand fractureerde en sindsdien van de mouw afglijdt.
De hond is te oud (is aan het einde van zijn fiinctioneren
als werkhond) om nog een metalen kroon aan te brengen.

Ellman Denlo-Surg 90 F.F.P.

Dit betekent wel dat de met een kroon behandelde hoek-
tand nu zwaarder zal worden belast dan wanneer de krach-
ten over meer elementen kunnen worden verdeeld.

• Bij twee andere honden is de kroon verloren gegaan waar-
na ze weer van de mouw afglijden. Een herbehandeling
was voor deze eigenaren niet aan de orde.

Uit het onderzoek blijkt dat 47 van de geplaatste metalen
kronen nog aanwezig waren op het moment van interview (81
procent). Bij elf werkhonden was een metalen kroon niet
meer aanwezig (19 procent):

• drie kronen zijn losgeraakt (oorzaak onbekend) (vijf pro-
cent) en weer gevonden.

• van twee metalen kronen is niet bekend hoe of waarom ze
verloren gegaan zijn (vier procent); deze kronen zijn niet
gevonden.

• zes hoektanden (tien procent) zijn vlak onder de rand van
de metalen kroon afgebroken (meestal tijdens de training
op het pak) (Foto 8). VeriTioedelijk is er een herhaald trau-
ma geweest waardoor het gebitselement cervicaal van de
kroon schade heeft opgelopen.

Kort na plaatsing van de metalen kroon werd in drie gevallen
een iTiarginale gingivitis waargenomen. Bij de overige 55 me-
talen kronen was er geen sprake van enige complicatie
(95 procent).

Aan de hand van de nog bestaande gipsmodellen is de hoogte
van de resterende tandkroon gemeten met een gekalibreerde
sonde. De hoogte die bepaald wordt, is de afstand tussen de

Tabel 4. De gemiddelde minimum en maximum hoogte van succesvolle
en niet-succesvolle behandeling per hoektand.

104 204 304 404

Gemiddelde minimum hoogte

van succesvolle behandeling in mm. 5,10 6,75 3,43 4,83

Gemiddelde minimumhoogte van

niet-succesvolle behandeling in mm.

5,00

3,60

3,00

4,00

Gemiddelde maximum hoogte van

succesvolle behandeling in mm.

12,30

11,44

11,29

10,33

Gemiddelde maximum hoogte van

niet succesvolle behandeling in mm.

13,00

8,20

7,00

10,55

-ocr page 185-

rand waar de tandkroon verdwijnt onder het tandvlees ener-
zijds en de rand van de bovenkant van de tandkroon ander-
zijds (Foto 9).

Er waren veertig gipsmodellen beschikbaar voor deze studie.
Hiervan waren er 31 werkhonden waarbij de metalen kronen
niet verloren zijn gegaan; bij negen honden van de bestudeer-
de modellen was de metalen kroon niet meer aanwezig op het
moment van interview. De minimum- en maximumhoogten
van de resterende tandkroon zijn op deze modellen gemeten.
Er is een significante correlatie met de student-t-toets,
p-waarde <0.05, aangetoond tussen de hoogte van de reste-
rende hoektand en het aantal metalen kronen dat verloren is
gegaan. Het resultaat is genoteerd in tabel 4.
Als de gemiddelde minimumhoogte van de succesvolle en
niet-succesvolle behandelingen met elkaar worden vergele-
ken blijkt dat de succesvolle behandelingen zijn gedaan bij
hoektanden met een grotere hoogte dan die van de niet-
succesvolle behandelingen. Slechts bij de linker bovenhoek-
tand waren er voldoende gegevens om hier statistisch signifi-
cante conclusies uit te trekken: er is een significant grotere
hoogte van de resterende hoektand in de groep van succes-
volle behandelingen. Hieruit blijkt dat hoe hoger de resteren-
de hoektand, des te groter is de kans dat de behandeling met
de metalen kroon succesvol kan zijn. Om te bepalen welke
hoogte exact een rol speelt, is een nader en betrouwbaarder
onderzoek door exacte metingen nodig.

Discussie

Uit de gegevens blijkt dat het aanbrengen van één of meerde-
re metalen kronen op gefractureerde hoektanden bij politie-
honden (pakwerkhonden), die toch telkens onderhevig zijn
aan vele risicomomenten voor het fracturen van een hoek-
tand, een succesvolle behandeling is. De behandeling is ef-
fectief, de begeleiders van de pakwerkhond zijn zeer tevreden
en de honden en hun begeleiders kunnen hun werk blijven
doen.

Er hebben zich geen ernstige complicaties voorgedaan, be-
halve de al genoemde fracturen en het voortijdig loslaten van
vijf kronen. De fracturen zijn vermoedelijk van een her-
nieuwd trauma aangezien de kroonpreparatie minimaal is ge-
weest.

De honden fianctioneerden goed met metalen kronen tijdens
het pakwerk. De metalen kronen noch het cement worden ne-
gatief beïnvloed door trauma van buiten af, zoals een hoge
frequentie van trainen of excessief kauwgedrag.
De techniek die gebruikt wordt om metalen kronen bij te
korte hoektanden met onvoldoende grip te plaatsen, blijkt
zeer succesvol te zijn. De preparatie is minimaal zodat het
restelement niet onnodig wordt verzwakt. Als de breuk van
de hoektand net boven het tandvlees ligt, is er een verhoogde
kans op verlies van de metalen kroon omdat de stomp onvol-
doende massa heeft voor omvatting door de kroon. De kans
dat een hoektand nogmaals door trauma kan afbreken, blijft
aanwezig. Bij een breuk zal deze dan net onder de metalen
kroon optreden en niet, zoals bij een stifttand verwacht kan
worden, de wortel en mogelijk ook de kaak zelf in de breuk
betrekken. Door een trauma zal de kroon zelf geen beschadi-
ging oplopen aangezien de gebruikte legering buitengewoon
sterk en slijtvast is. Het toepassen van een metaalporselein
kroon zou wel fraaier zijn. Een combinatie met porselein
maakt de kroon veel gevoeliger voor breuk in het materiaal
terwijl er ook meer tandweefsel zal moeten worden weg-
geprepareerd hetgeen het restelement zal verzwakken. Het is
geen noodzaak om iedere gefractureerde hoektand van een
metalen kroon te voorzien. Maar als de hond klachten heeft
die te maken hebben met het niet meer goed functioneren van
de aangetaste hoektand kan het echter wel zeer gewenst zijn.
Na dit onderzoek kan geconstateerd worden dat er rekening
gehouden moet worden met een kleine kans op verlies van de
metalen kroon (negen procent). Een dergelijke kroon kan, in-
dien gevonden door de eigenaar, teruggeplaatst worden door
de dierenarts. Er kan opnieuw een fractuur (tien procent) op-
treden van de van een metalen kroon voorziene hoektand.
Een verklaring voor de breuk kan terugkerend trauma zijn.
De sterkte van de metalen kroon zorgt ervoor dat de maxima-
le belasting apicaal is gericht en zich bij belasting concen-
treert net onder de metalen kroon. Ook kan de oorzaak van
een fractuur gezocht worden in het feit dat de behandelde
hoektand minder sterk is vanwege de leeftijd (jongere honden
hebben nog weinig secundaire dentine) of, zoals de begelei-
ders meestal meedeelden, ongelukken bij de training. De
meeste fracturen traden op tijdens de training bij het pak-
werk.

Bij een zuiver wetenschappelijk onderzoek zullen vooraf de
criteria voor het onderzoek worden vastgelegd. Bij dit retros-
pectieve onderzoek van onder praktijkomstandigheden uitge-
voerde behandelingen zijn alleen die criteria betrokken die
op het tijdstip van onderzoek beschikbaar waren. Tijdens de
bestudering van de gegevens is gebleken dat het jammer is
dat een aantal waarden niet beschikbaar waren omdat de
bewerking daarvan mogelijk zou kunnen bijdragen aan een
betere uitvoering en resultaat van het aanbrengen van meta-
len kronen. In aanmerking voor volgende onderzoeken ko-
men enkele opmerkingen en aanbevelingen:

1. De betekenis van de leeftijd van de patiënt. De leeftijd van
de honden die deelnamen in dit onderzoek was wel
bekend, maar de gegevens waren te divers om hier naar
aanleiding van het statistisch onderzoek conclusies aan te
verbinden.

2. Het bepalen van een juiste follow-up periode na de restau-
ratie met een metalen kroon.

3. Is de metalen kroon onder dan wel boven de gingiva
geplaatst? Deze gegevens zijn niet genoteerd bij het plaat-
sen van de metalen kroon.

4. Juist aangeven indien er sprake is van een kroonver-
lenging.

5. De lengte van deze kroonverlenging meten tijdens de be-
handeling.

De resultaten die tijdens dit onderzoek zijn gevonden, zijn in
een statistisch onderzoek met
elkaar vergeleken. De gegevens
van die resultaten waren te divers
om daar statistische conclusies aan
te verbinden. Alleen de resterende
hoogte van de hoektand die van
een metalen kroon is voorzien
geeft een interessant statistisch re-
sultaat.

Sinds het artikel van Van Foreest
en Roeters in 1998 (5) zijn er in de
literatuur geen artikelen versche-

Foto 10. Deze werkhond heeft langer dan zes jaar met metalen kronen
geplaatst op de vier enstige afgesleten hoektanden werk en wedstrijden
uitstekend kunnen uitvoeren.

-ocr page 186-

nen over lange termijn resultaten van het plaatsen van meta-
len kronen op hoektanden bij werkhonden. Een grondig on-
derzoek naar de resultaten van 127 wortelkanaalbehandelingen
bij honden verscheen in 2002 (10).

Mogelijk kunnen de in dit artikel beschreven resultaten over
het plaatsen van metalen kronen een bijdrage zijn aan evi-
dence based veterinary dentistry mede door enkele aanbeve-
lingen die bij een vervolgonderzoek van belang kunnen zijn
(foto 10).

Conclusie

De uitkomst van het retrospectieve onderzoek in 2003, waar
bij slechts zes behandelde hoektanden (negen procent) de
metalen kroon niet is blijven zitten en zes afgebroken zijn,
betekent dat 81 procent (47 van de 58) veel baat heeft bij het
opbouwen van de tand met een metalen kroon. Het aan-
brengen van een metalen kroon op hoektanden, die afgebro-
ken en endodontisch behandeld zijn, of ernstig afgesleten,
waardoor er op de training bij het pakwerk problemen voor-
komen, zoals verlies van de goede grip of scheef bijten, is een
goede methode om deze waardevolle honden waarin veel tijd
en geld is geïnvesteerd, hun werk weer zo goed mogelijk te
kunnen laten doen. Het is van belang de begeleider van de
werkhond er op te attenderen dat er ongeveer tien procent
kans bestaat op een nieuwe fractuur in de van een metalen
kroon voorziene hoektand. De juiste techniek en ervaring met
genoemde methode is vanzelfsprekend van groot belang om
de kans op een succesvolle behandeling te verhogen.

Referenties

L Bloomberg MS. Dee JF and Taylor RA. Canine sports medicine and
surgery. W.B. Saunders Company Philadelphia 1998: 434-442.

2. Clark DE. Vital pulp therapy for complicated crown fracture of perma-
nent canine teeth in dogs: a three-year retrospective study. J Vet Dent
2001; 18(3): 117-121.

3. Creugers NHJ (gastredacteur). Thema-uitgave: Weefselbesparende
tandheelkunde. Ned Tijdschr Tandheelk 2003; 110: 215-264

4. Foreest AW van. Tandheelkunde bij gezelschapsdieren. Elsevier,
Maarssen. 1999.

5. Foreest AW and Roeters J. Evaluation of the clinical performance and
effectiveness of adhesively-bonded metal crowns on damaged canine
teeth in working dogs over a two- to 52-month period. J Vet Dent 1998;
15(1): 13-20.

6. Foreest AW van. Een hoektand verdient de juiste aandacht. Tijdschr
Diergeneeskd 2005; 130 (2): 50-53.

7. Gorrel C. Veterinary dentistry for the general practitioner Saunders
Company Philadelphia 2004.

8. Hale FA. Crown lengthening for mandibular and maxillary canine tooth
in the dog. J Vet Dent 2001; 18 (4): 219-221.

9. Hamel L, Le Brech C, Besnier NJ and Daculsi LG. Measurements of
biting -pulling strength developed on canine teeth of military dogs. J
Vet Dent 1997; 14 (2): 57-60.

10. Kuntsi-Vaattovaara H, Verstraete FJ and Kass PH. Results of root canal
treatment in dogs: 127 cases (1995-2000). J Am Vet Med Assoc 2002;
220: 775-780.

11. Niemiec BA. Assessment of vital pulp therapy for nine complicated
crown fractures and fifty crown reductions in dogs and cats. J Vet Dent
2001; 18(3): 122-125.

12. Wiggs RB and Lobprise HB. Veterinary Dentistry. Principles & Practi-
ce. Lippincott-Raven Philadelphia 1997.

13. Wolf C. Wortelkanaalbehandeling bij de hond, een retrospectief onder-
zoek van 129 hoektandfracturen. 2001. Study at the Department of cli-
nical sciences of companion animals, Faculty of Veterinary Medicine,
Utrecht University.

Artikel ingediend: 2 januari 2006
Artikel geaccepteerd: 29 januari 2007

en Nederland op een eenvoudige manier op de

f. -J^\'/Tff V.--

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrifi en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
ceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België ei \' • \' \'

hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrifi

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrifi voor Diergeneeskunde

Instroomenquête
van studenten
van het eerste jaar
_ bachelor in de dier-
geneeskunde van
de Universiteit Cent: analyse en
studieresultaten

V. Steenhaut, P. Deprez, A. de Kruif en P. Simoens. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75: 401-407.

In het academiejaar 2004-2005 werden alle voor het eerst in-
geschreven studenten (generatiestudenten) van het eerste jaar
bachelor in de diergeneeskunde gevraagd om deel te nemen
aan een enquête waarin gepeild werd naar een reeks persoon-
lijke gegevens, de vooropleiding, de studiekeuze en hun toe-
komstverwachting. Deze gegevens werden gekoppeld aan de
studieresultaten. 92 procent (n = 253) van de studenten heeft
een ingevuld enquêteformulier teruggestuurd.
Van de respondenten was 74,3 procent vrouw en 25,7 procent
man; 73,5 procent had de Belgische nationaliteit, 21,7 pro-
cent de Nederlandse. De meerderheid (72,3 procent) van de
studenten was achttien jaar oud. Tachtig procent van de stu-
denten woonde op kamers.

Samenvattingen

70,7 procent van de studenten kwam uit de studierichting Al-
gemeen Secundair Onderwijs (Vlaanderen), 21,3 procent uit
het Voortgezet Wetenschappelijk Onderwijs (VWO, Neder-
land) en 3,6 procent uit het Technisch Secundair Onderwijs
(Vlaanderen). De belangrijkste beweegreden voor de keuze
voor de Universiteit Gent was haar algemene reputatie en het
feit dat de volledige zesjarige opleiding in de diergeneeskun-
de werd aangeboden.

-ocr page 187-

82 procent van de studenten meende dat ze veel ervaring had-
den in de omgang met dieren, meer specifiek met kleine huis-
dieren en paarden. De overgrote meerderheid van de studen-
ten hoopte als praktijkdierenarts aan de slag te kunnen gaan.
Het slaagpercentage voor de eerste Bachelor bedroeg
31.2 procent (in twee zittijden); 29,2 procent en 36,9 procent
voor respectievelijk de vrouwelijke en de mannelijke studen-
ten. Van de Belgische studenten slaagde 41,1 procent en van
de Nederlandse slechts 3,6 procent. De beste resultaten wer-
den gezien bij de studenten met als vooropleiding Latijn-
Wiskunde (54,2 procent geslaagd) gevolgd door Wetenschap-
pen-Wiskunde (51 procent geslaagd).
Uit deze enquête komt naar voren dat de vooropleidingen
ASO Wetenschappen-Wiskunde en ASO Latijn-Wiskunde
veel beter aansluiten bij ons universitair onderwijs dan het
VWO. Deze vooropleidingen bieden dan ook de meeste kans
om te slagen. Het slaagpercentage voor het eerste jaar Bache-
lor in de diergeneeskunde (31,2 procent) blijkt beduidend
lager te liggen dan het universitair gemiddelde (48 procent).

Spierziekten bij hond en kat.
Deel 3: de metabole en de niet-
geclassificeerde spierziekten

A. Vanhaesebrouck, T. Bilzer en L Van Ham. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2006;
75: 408-418.

In dit derde deel over spierziekten bij hond en kat wordt een
literatuuroverzicht gegeven van de metabole myopathieën.
Deze zijn erfelijk, vaak rasspecifiek en meestal congenitaal.
Inspanningsintolerantie en/of chronisch progressieve gegene-
raliseerde spierzwakte vormen de hoofdklacht. Ook de aantas-
ting van andere orgaansystemen kan klinisch tot uiting komen.
De creatinekinaseserumspiegel en de elektromyografische be-
vindingen zijn aspecifiek. De lactaat/pyruvaatratio is een be-
langrijk hulpmiddel voor een ruwe classificatie van de ver-
schillende mitochondriale en lipide myopathieën. Hoewel men
door histochemisch en ultrastructureel spieronderzoek mito-
chondriën, lipiden, glycogeen en andere intracellulaire opsta-
pelingen kan herkennen, wordt het uiteindelijke enzymdefect
pas achterhaald na een biochemische analyse, al dan niet ge-
combineerd met een DNA-onderzoek. De prognose is door-
gaans ongunstig. De behandeling bestaat voorlopig uit het ver-
mijden van de uitlokkende stressfactoren, een aangepast dieet
en het supplementeren van L-camitine en wateroplosbare vita-
minen als precursoren van bepaalde coënzymen.

Spierziekten bij hond en kat.
Deel 4: de skeletspierkanalo-
pathieën en de idiopathische
inflammatoire spierziekten

A. Vanhaesebrouck, T. Bilzer en L. Van Ham. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2006; J5: 4ig-428.

In dit vierde deel over spierziekten bij hond en kat wordt een
literatuuroverzicht gegeven van de skeletspierkanalopathieën
en de idiopathische inflammatoire spierziekten. De skelet-
spierkanalopathieën zijn erfelijk en vaak congenitaal. Zij lei-
den tot myotonic en/of periodieke paralyse. De creatinekina-
seserumspiegel is variabel gestegen. Het elektromyografisch
onderzoek bij myotonia is karakteristiek. Bij de kanalopa-
thieën is het spierbiopt wegens de geringe afwijkingen eerder
van gering belang en vormt het DNA-onderzoek, dat welis-
waar voorlopig slechts beperkt beschikbaar is, de diagnostiek
bij uitstek. Met een medicamenteuze behandeling tracht men
de rustspiercelmembraanpotentiaal te herstellen.
Voor de meeste idiopathische inflammatoire spierziekten
wordt een auto-immuun pathomechanisme vermoed. Ze tasten
vooral jongvolwassen honden aan. Het distributiepatroon van
de spierontsteking is gegeneraliseerd of focaal (kauwspieren,
extraoculair, laryngeaal). De eosinofiele leukocytose, de geste-
gen creatinekinase serumspiegel, de elektromyografische af-
wijkingen en de inflammatoire spierbioptbevindingen zijn
voornamelijk (en soms enkel) waarneembaar in het acute
stadium. Met uitzondering van kauwspiermyositis, wordt de
definitieve diagnose gesteld door de uitsluiting van andere
auto-immune, infectieuze of tumorale ziekten en door een
goede respons op een behandeling met corticosteroïden.

Borrelia burgdoiferi-mfecties bij
het paard

H. Moyaert, H. De Wilde, A. Decostere en F. Haesebrouck.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 42g-43ß.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige lite-
ratuurgegevens betreffende de ziekte van Lyme, of lymebor-
reliose, bij het paard. Deze aandoening wordt veroorzaakt
door
Borrelia burgdorferi sensu lato, een spirocheet die voor-
namelijk wordt overgedragen via teken. De symptomen van
lymeborreliose bij het paard zijn zeer uiteenlopend. In tegen-
stelling tot bij de mens komen er bij het paard geen pathogno-
monische klinische tekenen voor, wat het stellen van de diag-
nose bemoeilijkt. De diagnose kan gesteld worden op basis
van een verblijf van het dier in een endemisch gebied, samen
met klinische symptomen, een respons na antibioticabehan-
deling, het uitsluiten van andere mogelijkheden en de detec-
tie van antistoffen in het serum of het cerebrospinaal vocht
van verdachte dieren. Voor de behandeling van deze aandoe-
ning komt voornamelijk tetracycline in aanmerking. Preven-
tief is vooral het controleren van de dieren op de aanwezig-
heid van teken van belang.

Seroprevalence of Borrelia
burgdorferi
sensu lato in horses
in Flanders

H. Moyaert, A. Decostere, H. De Wilde, C. Liebisch, P.
Deprez and F. Haesebrouck. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006;
75: 436-438.

Serum samples from one hundred horses in Flanders with no
clinical evidence of Lyme disease were examined for the

-ocr page 188-

presence of IgG antibodies against Borrelia burgdorferi sen-
su lato using an indirect ELISA. In 36 of the samples anti-
bodies against this bacterium were detected, indicating that
infections with
B. burgdorferi si regularly occur in horses in
Flanders. These findings also indicate the potential exposure
of humans to this spirochete in this region.

Verrucous valvular endocarditis
due to
Pasteurella muitocida in
a cat

H. De Bosschere, S. Roeis, and E. Vanopdenbosch. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2006;
75; 457-462.

A case of verrucous endocarditis of the mitral valve was di-
agnosed in a domestic tomcat. The animal appeared to have
died of cardiac failure and/or septicemic shock as septic em-
boli were present in multiple organs such as the liver and kid-
neys. The mitral valve was covered with multiple yellow/grey
cauliflower-like nodules. Culture of these nodules revealed
Pasteurella muitocida after isolation and identification.

Detection of PrP complex-
genotypes in sheep: an in vitro
approach

C. Renard, J. De Sloovere, M. De Filette, E. Vanopden-
bosch and 5. Roels. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2006; 75;

450-456.

The PrP genotyping of sheep for selection from the population
of individuals with scrapie resistant genotypes has become a
very important component of the scrapie eradication strategy.
However, a limited number of sheep did not seem to possess
a standard "two allele" genotype, but rather three or more PrP
(prion protein) alleles (complex genotypes). One hypothesis
is that these animals are blood chimerisms, due to exchange
of blood with their co-twin during gestation. In this study,
blood from sheep with different genotypes was deliberately
mixed (mimicking chimerism in vitro) and genotyped using
real-time polymerase chain reaction (PCR) and restriction
fragment length polymorphism - denaturating gradient gel
electrophoresis (RFLP-DGGE). At certain mixture ratios,
complex genotypes were detected. This experiment shows
that if the complex genotypes diagnosed in vivo are due to
blood chimerism, they can to a certain extent be detected by
these techniques.

Niet-infectleuze oorzaken van
neonatale problemen en sterfte
bij kittens

B. Francois, T. Rijsselaere en A. Van Soom. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2006;
75: 439-449.

Neonatale problemen of sterfte van kittens tijdens de eerste
levensweken kunnen zowel aan infectieuze als aan niet-infec-
tieuze oorzaken toegeschreven worden. In dit overzichtsarti-
kel zullen enkel de niet-infectieuze oorzaken besproken wor-
den. Deze kunnen onderverdeeld worden in een zestal
categorieën: omgevingsfactoren, laag geboortegewicht en
immaturiteit, problemen geassocieerd met een moeilijke ge-
boorte, problemen bij de moeder, neonatale iso-erytrolyse en
congenitale afwijkingen. Voornamelijk eigenaars van catte-
ries wensen een uitgebreid onderzoek en zijn geïnteresseerd
in het vinden van een juiste diagnose om dergelijke proble-
men in de toekomst te voorkomen. Een grondig onderzoek
van elk probleemkitten is hierbij van groot belang. Aangezien
de behandelingsmogelijkheden van zwakke of zieke kittens
beperkt zijn, is een snelle diagnose uiterst belangrijk. Een be-
handeling omvat een goede opvolging van de kittens, het op-
timaliseren van de omgevingsfactoren en het toedienen van
vloei stot\\herapie of aangepaste voeding. Succesvol manage-
ment is gebaseerd op de vlotte herkenning en het snel ingrij-
pen bij gezondheids-, management- of nutritionele proble-
men. De sleutel tot het succes van neonatale en pediatrische
diergeneeskunde is preventie.

-ocr page 189-

Met CatosaI snel uit het dal!

CatosaI® na operatie lebmaagverplaatsing.
Nieuw onderzoek:

• 5 ml /lOO kg LG gedurende 3 dagen

• Doeltreffend en veilig

• Sneller weer gezond

• Pensactiviteit sneller weer normaal

CatosaI®

The power to perform

• Doeldier: Rund, kalf, hond, kat en pelsdieren. • Werkzame bestanddelen: butafosfan 100 mg/ml
en vitamine B12 0,05 mg/ml»
Indicaties: Verzwakking door chronische of acute ziekten en
stofwisselingsstoomissen. •
Contra-indicaties: Geen bekend. • Bijwerkingen (frequentie en ernst):
Geen bekend. • Dosering: Acute aandoeningen: rund: 10-25 ml per dier: dit komt overeen met
1-2,5 g butafosfan en 0,5-1,25 mg cyanocobalamine; kalf: 5-12 ml per dier: dit komt overeen met
0,5-1,2 g butafosfan en 0,25-0,6 mg cyanocobalamine. De behandeling kan zo nodig herhaald
worden. Bij chronische aandoeningen de helft van boven aangegeven doseringen toedienen.
Zo nodig herhalen met tussenpozen van 1-2 weken. •
Toedieningswijze: Intraveneus bij rund en
kalf. •
Wachttijden: O dagen voor de slacht en voor de melk.. • Aflevering: UDD. REG NL 6025
Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij Bayer.

f \\

Bayer HealthCare

Diergeneesmiddel

www.livestock.bayer.nl

Animal Health

-ocr page 190-

Publiel<sprijs

Dierenkliniek Twente is door lezers
van
Over Dieren voor de tweede keer
deze eeuw uitgeroepen tot \'Praktijk
van 2006\'. Hiervoor ontvangt het
team een koperen plaquette en de mo-
gelijkheid 350 euro aan een goed doel
te schenken.
Over Dieren verschijnt elk kwartaal in een opla-
ge van 260.000 exemplaren en ligt bij een groot aantal die-
renartsen in de wachtkamer. Elk jaar wordt door lezers de
\'praktijk van het jaar\' gekozen, dit jaar uit totaal zevenhon-
derd praktijken. Dierenkliniek Twente won de prijs ook al in
2003. Het team van de praktijk bestaat uit vier dierenartsen
en vijf assistentes. De clientèle bestaat uit 5000 patiënten,
waarvan de helft honden, 35 procent katten en verder andere
huisdieren. Het persbericht citeert dierenarts Jan Dolfing:
"Hier gaat er niet om wie het mooiste gebouw heeft, of de
beste spullen. Hier spreekt de klant. Hij is tevreden over jouw
manier van werken. Dat geeft een tevreden gevoel." Het \'ge-
heim\' van zijn praktijk is volgens hem \'duidelijkheid\'. Dol-
fing en zijn collega\'s vertellen het baasje wat er met hun huis-
dier (mis) is, waarom de dierenarts iets doet, en wat hij ter
behandeling heeft gedaan. "We behandelen hier niet alleen de
dieren. Dieren komen hier niet vanzelf." Die duidelijkheid
wordt steeds belangrijker, nu consumenten via internet zelf
aan allerlei informatie kunnen komen. "Dan mag je als die-
renarts lekenpraat verklaren, en vertellen waarom mensen die
onzin op het net beter niet kunnen geloven."
Bron: Twentsche Courant.

Positieflijsten

Volgens de Raad voor dierenaangelegenheden zijn de zoge-
noemde positieflijsten de beste manier om het welzijn van
exotische huisdieren te bewaken. Op deze manier kan beter
worden aangesloten bij het \'Nee, tenzij\'-principe, waarbij
iemand die dieren wil houden, moet aantonen dat hun welzijn
gewaarborgd is. De Raad voor dierenaangelegenheden publi-
ceerde op 29 januari 2007 haar lijsten met dieren die in
Nederland gehouden mogen worden. Deze lijsten zijn korter
dan de vorige, doordat de diergroepen zo veel mogelijk op
het niveau van ordes en families zijn beschreven. Van de
zoogdieren zijn de mara, de civetkat en de wasbeer van de
lijst gehaald.

Meer informatie: www.raadvoordierenaangelegenheden.nl.

Verdoofde giraf sterft

Giraffes zijn uiterst moeilijk te verdoven, wat tot gevaarlijke
situaties kan leiden. In de dierentuin van Kolmaarden in
Zweden viel een tweejarige giraf om tijdens een routine-
onderzoek naar tuberculose, waarbij het dier terechtkwam op
de dierentuindirecteur. De directeur kwam er vanaf met een
hersenschudding. De giraf van vierhonderd kilo stierf door de
val.

Bron: brabantsdagblad.nl.

Nieuws

Genoom paard compleet

De volledige DNA-sequentie van het paardengenoom is be-
kend en is nu voor onderzoek beschikbaar via publieke data-
bases. Het gaat om het DNA van het volbloedspaard Twilight
van de Cornell University. Naast de complete volgorde van
zijn DNA produceerden de onderzoekers een kaart van de ge-
netische diversiteit van het paard met behulp van DNA-mon-
sters van een grote diversiteit aan paardenrassen. Dit overzicht
bevat een miljoen SNP\'s (polymorfismen van een enkele
base). Hierdoor kunnen onderzoekers nagaan hoe de geneti-
sche variatie van paarden bijdraagt aan fysiologische verschil-
len en gedragsverschillen en aan het ontstaan van ziektes.
Bron: www.sciencedaily.com.

Uit de praktijk van een veearts

Dierenartsen maken veel mee in de praktijk en kunnen daar
ook nog eens boeiend over schrijven. Zo boeiend dat uitgeve-
rij De Appelboom B.V uit Utrecht heeft besloten tot de uitga-
ve van
Uit de praktijk van een veearts, een bundel van 22 ver-
halen van een veearts. Zijn boekje is geïllustreerd met
potloodtekeningen en voorzien van een plattegrond van zijn
praktijkgebied: de streek ten oosten van \'s-Hertogenbosch.
De verhalen uit de dagelijkse praktijk van de auteur spelen
zich af tussen 1984 en 2004. Ze beschrijven vanuit het oog-
punt van een veearts de overgang van de boerderij naar het
moderne melkveebedrijf, en de veranderde rol van de dieren-
arts, van dokter voor zieke koeien tot specialist in voeding,
vruchtbaarheid en bedrijfsmanagement. Ook de geneeskunde
van het paard heeft een prominente plaats in de verhalen. Het
boek is voor 17,95 euro verkrijgbaar bij de boekhandel of kan
worden besteld bij uitgeverij De Appelboom B.V. in Utrecht
(www.deappelhoom.nl).

Jos Goebbels neemt afscheid

Op donderdag 22 februari 2007 heeft drs. Jos Goebbels af-
scheid genomen van de Voedsel en Waren Autoriteit. Jos
Goebbels kwam in 2002 in dienst bij de VWA als directeur
Toezichtsbeleid en Communicatie. Per 1 maart verlaat hij de
rijksoverheid voor een betrekking als directeur bij de Bloem-
bollenkeuringsdienst te Lisse. Jos Goebbels studeerde in
1981 af in de Diergeneeskunde. Op dit moment worden de
werkzaamheden van Jos Goebbels als directeur T&C waar-
genomen door de hoofdinspecteur productveiligheid, dr. Jan
End.

Jaarlijkse bijeenkomst

De rustende, maar nog zeer actieve dierenartsen in Friesland
houden hun jaarlijkse bijeenkomst op dinsdag 3 april 2007.
Dit jaar is de locatie niet Oranjewoud, zoals eerder gebruike-
lijk, maar wordt een bezoek gebracht aan de proefboerderij
Nije Bosma Zathe in Leeuwarden.

-ocr page 191-

Kat verspreidt vogelgriep in-
efficiënt

Katten met vogelgriep zullen andere katten niet makkelijk
besmetten, blijkt uit onderzoek in een Oostenrijks asiel waar
vorig jaar H5N1-influenza was gevonden. De wetenschap-
pers hebben hierover gepubliceerd in het vakblad
Emerging
Infectious Diseases.

In het asiel raakten vier katten besmet door een zwaan met
vogelgriep, maar de besmetting verspreidde zich niet verder
en geen van de andere tweehonderd katten ontwikkelde
symptomen. De ontdekking volgt op eerder onderzoek van de
Nederlandse viroloog Ab Osterhaus waarin wel een snelle
verspreiding van H5N1-influenza onder katten was aange-
toond. Toen de vogelgriep vorig jaar heerste op het Duitse
eiland Rügen moesten bewoners hun kat binnen houden.
Volgens het artikel van
NRC stelt Osterhaus dat katten niet
ziek worden als ze geen geïnfecteerde materialen eten. Hij
adviseert honden en katten binnen te houden als er vogelgriep
heerst. "Waar vogelgriep heerst, zien we ook dode katten."
Bron: www.nrc.nl.

Ziekenhuizen slaan alarm

Tien ziekenhuizen hebben de hulp ingeroepen van minister
Hoogervorst van volksgezondheid voor de bestrijding van
MRSA. Ziekenhuizen in het zuiden en oosten van Nederland
zouden moeite hebben om de bacterie die via varkensstallen
wordt verspreid buiten de deur te houden. De voorzieningen
zouden daartoe ontoereikend zijn en de ziekenhuizen vragen
de minister om een financiële tegemoetkoming. Sinds juni
vorig jaar is de screening in ziekenhuizen geïntensiveerd.
Daarbij zijn 260 patiënten opgespoord die varkens-MRSA bij
zich droegen.

"Door de sterke stijging van veterinaire mrsa zijn de zieken-
huizen niet in staat het afgekondigde beleid uit te voeren", stel-
len de ziekenhuizen in het nieuwsbericht. "Dat leidt tot risico\'s
van de volksgezondheid bij intensieve veehouders en hun
familieleden. En er is kans op verspreiding in de bevolking."
Bron: www.zihb.nl.

Nieuwe voorzitter hoofddirectie
VVAA

Drs. Evert Greup is per 1 maart 2007 benoemd tot voorzitter
van de hoofddirectie van VVAA groep bv. Hij is de opvolger
van drs. Ab ten Bruggencate, die met pensioen gaat. De heer
Greup werkte eerder bij van Kempen & Co, onder andere als
directievoorzitter. Na het vertrek van Ten Bruggencate be-
staat de hoofddirectie van VVAA uit Evert Greup en Herman
van Hemsbergen.

Veulen brigade weer actief

Dit jaar zal de door derde-, vierde- en vijfdejaars studenten
gevormde groep \'De Veulenbrigade\' weer actief zijn van
1 maart tot en met 24 juni.

Met de hulp van deze vrijwilligers kan de universiteitskliniek
voor het paard de intensieve 24-uurs zorg voor zieke pas-
geboren veulens garanderen. Een veulen wordt opgevangen
door een van de kliniekdierenartsen. Na het klinisch onder-
zoek, het laboratoriumonderzoek en het maken van een
therapeutisch plan wordt het veulen onder leiding van de die-
renarts en met de hulp van de kliniekassistenten verpleegd
door de veulenbrigade. Als dierenartsen een ziek pasgeboren
veulen aan de kliniek willen doorsturen, kunnen zij daarvoor
bellen, tijdens werkuren op 030-2531112 en buiten werkuren
op 030-2531032. Het verdient aanbeveling voor het inzenden
te overleggen over de te maken kosten. Meld bij het bellen
direct dat het om een ziek pasgeboren veulen gaat dat \'inten-
sive care\' nodig heeft en geef ongeveer de tijd van aankomst
in de kliniek. Ook buiten de bovengenoemde periode kunnen
zieke veulens worden doorgestuurd voor intensieve zorg,
maar de zeer intensieve 24-uurs verpleging zoals wordt gele-
verd door de studenten van de veulenbrigade is dan niet te
realiseren.

Bron: dr. R. van den Boom, drs. E.PR. Reijerkerk en dr I.D.
Wijnberg, namens het kliniekteam van de discipline Inwen-
dige Ziekten, Departement Gezondheidszorg Paard, Faculteit
der Diergeneeskunde.

Vogelpest Engeland waarschijn-
lijk ^mensenwerk*

Volgens serieuze Engelse media zou de vogelpest in Enge-
land zijn overgebracht door het vervoer van besmette karkas-
sen van Hongarije naar het desbetreffende kalkoenbedrijf
Het besmette bedrijf is onderdeel van een groter conglome-
raat van pluimveebedrijven, met vestigingen onder meer in
Hongarije. Wekelijks wordt uit Hongarije 38 ton kalkoenkar-
kas naar het bedrijf in Engeland overgebracht. Uit laborato-
riumonderzoek blijkt het virustype dat in Engeland is gevon-
den, vrijwel identiek te zijn aan dat uit Hongarije. Op basis
daarvan zou het Engelse ministerie hebben aangegeven dat
de verspreiding via Hongaarse contacten meer waarschijnlijk
is dan via wilde vogels.

De Nederiandse Dierenbescherming heeft de gelegenheid
aangegrepen om de onmiddellijke opheffing van de onlangs
ingestelde ophokplicht te eisen, zodra vaststaat dat de be-
smetting inderdaad mensenwerk is geweest.
Bron: www.dierenbescherming.nl.

-ocr page 192-

Cytostatica zijn stoffen die worden
gebruikt voor de behandeling van
kanker, de zogenaamde chemo-
therapie. Ongeveer zestig verschil-
lende soorten cytostatica worden
momenteel gebruikt in Nederland-
se ziekenhuizen. Aangezien het
aantal nieuwe kankergevallen per
jaar toegenomen is van 56.335 in
1989 tot 73.188 in 2003 en dit aantal waarschijnlijk de
komende jaren verder zal stijgen, neemt ook het aantal
behandelingen met cytostatica toe. Naast gebruik in zie-
kenhuizen worden cytostatica ook steeds vaker gebruikt
in de veterinaire geneeskunde.

Verscheidene studies hebben aangetoond dat blootstelling
aan cytostatica reproductietoxische en carcinogene effecten
kan veroorzaken. De aanwezigheid van deze stoffen is aange-
toond in de urine van ziekenhuispersoneel en huidblootstel-
ling werd gesuggereerd als belangrijkste route van blootstel-
ling, maar is tot op heden niet gemeten bij verpleegkundigen.
In het hierna beschreven promotieonderzoek waren de doel-
stellingen ten eerste om te onderzoeken hoe en waardoor
huidblootstelling aan cytostatica bij verpleegkundigen in zie-
kenhuizen optreedt, ten tweede om beroepsmatige blootstel-
ling aan cytostatica in sectoren buiten het ziekenhuis te be-
studeren, ten derde om trends in beroepsmatige blootstelling
aan cytostatica in de tijd te onderzoeken en ten slotte om de
gezondheidsrisico\'s te bepalen die zijn geassocieerd met be-
roepsmatige blootstelling aan cytostatica.

Beroepsmatige blootstelling aan cytostatica

In een pilotstudy werden de potentiële en de werkelijke huid-
blootstelling bepaald tijdens verschillende dagelijkse zieken-
huistaken. Dermale blootstelling aan cyclofbsfamide (een
frequent gebruikt cytostaticum) werd bepaald op de handen
en door middel van katoenen \'patches\' van tien bij tien centi-
meter op tien plaatsen op het lichaam in drie Nederlandse
ziekenhuizen tijdens vijf taken: bereiding van cytostatica,
urine overgieten van patiënten behandeld met cytostatica, pa-
tiënt wassen, verwijderen van beddengoed en toilet schoon-
maken. De resultaten lieten zien dat ziekenhuispersoneel (dat
wil zeggen; apothekersassistenten en oncologieverpleegkun-
digen) tijdens de uitvoering van hun dagelijkse activiteiten
via de huid wordt blootgesteld aan cyclofosfamide. Blootstel-
ling gebeurde hoofdzakelijk via de handen en sporadisch via
andere lichaamsdelen (voorhoofd en onderarmen). Met be-
hulp van handschoenen en handenspoelmonsters kon de ef-
fectiviteit van de handschoenen bepaald worden. Deze effec-
tiviteit varieerde sterk tussen taken met een goede
bescherming tijdens de bereiding, te weten: het wassen van
een patiënt en het schoonmaken van het toilet, en taken met
slechts een beperkte bescherming, zoals het overgieten van
urine.

De resultaten uit deze pilotstudy zijn vervolgens gebruikt om
een optimale meetstrategie op te zetten voor een grotere
meetstudie, waarin huidblootstelling aan cyclofosfamide
werd gemeten op de handen, de onderarmen en het voorhoofd
tijdens de bereiding, verzorgende taken en schoonmaakacti-
viteiten. Apothekersassistenten, oncologieverpleegkundigen
en schoonmaakpersoneel bleken inderdaad tijdens uitvoering
van hun dagelijkse activiteiten potentieel via de huid te zijn
blootgesteld aan cyclofosfamide. Blootstelling gebeurde
hoofdzakelijk via de handen en in mindere mate via het voor-
hoofd en de onderarmen. Hoewel alle verpleegkundigen
handschoenen droegen tijdens het overgieten van patiënten-
urine en soms tijdens de andere verzorgende taken, was de
huid onder de handschoenen herhaaldelijk verontreinigd met
cyclofosfamide. Het testen van bronmonsters en oppervlak-
tebesmetting bevestigde dat patiënten die intraveneus met
cyclofosfamide worden behandeld, dit medicijn ongemetabo-
liseerd uitscheiden, hetgeen vervolgens kan leiden tot huid-
blootstelling van het ziekenhuispersoneel. Een duidelijke re-
latie werd gevonden tussen huidblootstellingsniveaus en
directe bronnen van blootstelling tijdens alle taken, behalve
tijdens het overgieten van patiëntenurine. Deze onderzoeken
toonden voor het eerst aan dat huidblootstelling aan cyclofos-
famide veelvuldig voorkomt bij oncologieverpleegkundigen
die met patiënten werken die met deze medicijnen worden

Samenvatting
proefschrift

Cytostatica: beroepsmatige blootstelling en gezondheidsrisico\'s

Wouter Fransman

-ocr page 193-

behandeld. Apothekersassistenten en schoonmakers worden
ook potentieel blootgesteld aan cyclofosfamide, echter de be-
scherming die door handschoenen werd geboden bleek in
deze gevallen afdoende.

Blootstelling aan cytostatica in andere sectoren

Acht sectoren buiten het ziekenhuis zijn geïdentificeerd waar
met cytostatica werd gewerkt: de farmaceutische industrie,
apotheken, universiteiten, veterinaire geneeskunde, ver-
pleeghuizen, thuiszorginstellingen, industriële wasserijen en
afvalverwerking. Vier van deze sectoren waren van primair
belang: de veterinaire geneeskunde, thuiszorginstellingen,
verpleeghuizen en industriële wasserijen. De populatie in
deze sectoren die potentieel wordt blootgesteld, varieert aan-
zienlijk (van tientallen tot duizenden werknemers), evenals
hun niveaus van blootstelling. Indicatieve blootstellings-
metingen in deze vier sectoren toonden aan dat werknemers
in sectoren buiten ziekenhuizen inderdaad aan cytostatica
zijn blootgesteld. Dit inventariserende onderzoek heeft ge-
resulteerd in een overzicht van de populatie werknemers in
sectoren buiten ziekenhuizen met potentiële blootstelling aan
cytostatica. Niveaus van blootstelling zijn potentieel hoger
dan in het ziekenhuis, omdat de blootstellingsroutes complex
zijn en de voorlichting over risico\'s (en daarom het gebruik
van veiligheidsmaatregelen) beperkt is. Het aantal individuen
in Nederland dat buiten ziekenhuizen wordt blootgesteld
aan cytostatica, wordt geschat tussen vijfduizend en vijftien-
duizend.

Twee van de geïdentificeerde sectoren buiten het ziekenhuis
(industriële wasserijen en de veterinaire geneeskunde) zijn
verder onderzocht. In een industriële wasserij die (onder an-
dere) linnengoed wast van patiënten behandeld met cytostati-
ca, werd huid- en inhalatieblootstelling aan acht vaak gebruik-
te cytostatica (cyclofosfamide, ifosfamide, methotrexaat,
5-fluorouracil, etoposide, cytarabine, gemcitabine en chlo-
rambucil) onderzocht voor alle functiegroepen betrokken bij
de behandeling van ongewassen linnengoed. Daarnaast werd
de verwijderingseffectiviteit voor cytostaticabesmetting van
de gebruikte wasprocedure getest. De metingen werden uitge-
voerd om onlangs ingevoerde richtlijnen voor het veilig wer-
ken met cytostatica te evalueren. Tijdens geen van de vier
meetdagen werden op de handen van werknemers of in één
van de luchtmetingen detecteerbare niveaus gevonden van één
van de acht cytostatica, terwijl het aangeleverde beddengoed
wel verontreinigd bleek te zijn met deze medicijnen. Na de
voorwasprocedure en na het volledige wasproces werden geen
detecteerbare niveaus van de acht cytostatica gevonden in de
vooraf verontreinigd gevonden lakens. Daardoor blijkt de in-
voering van richtlijnen voor het veilig werken met cytostatica
succesvol te zijn in het reduceren van de blootstelling aan cy-
tostatica van werknemers in deze wasserij tot een aanvaard-
baar, niet detecteerbaar niveau en in het effectief verwijderen
van cytostatica uit linnengoed.

De mate waarin in de veterinaire geneeskunde cytostatica
worden gebruikt, werd onderzocht door vragenlijsten te ver-
sturen naar alle 1152 veterinaire klinieken in Nederland.
Cytostatica werden gebruikt in 72 (9,5 procent) van de 761
veterinaire klinieken die reageerden. Deze klinieken bleken
een groter aantal medewerkers in dienst te hebben (gemiddeld
10,0 medewerkers) dan klinieken waar cytostatica niet werden
gebruikt (gemiddeld 5,3 medewerkers). Negenendertig klinie-
ken (5,1 procent) schreven orale cytostatica voor die door de
diereigenaar thuis moesten worden toegediend, en 33 klinie-

ken (4,3 procent) dienden cytostatica toe in de kliniek. Negen-
tien klinieken (2,5 procent) bereidden de cytostatica in de kli-
niek. Handschoenen werden meestal wel gebruikt tijdens de
bereiding en de toediening, maar niet consequent in alle kli-
nieken. De meerderheid van de dierenartsen informeert die-
reigenaren over de potentiële risico\'s van cytostatica, maar
deze informatie varieert sterk tussen klinieken. Uit dit onder-
zoek is gebleken dat cytostatica meer en meer worden ge-
bruikt in de veterinaire geneeskunde. Toch zijn er geen natio-
nale richtlijnen of protocollen beschikbaar voor het veilig
werken met cytostatica in veterinaire klinieken, waardoor er
verscheidenheid bestaat tussen veterinaire klinieken in de ma-
nier waarop cytostatica worden gebruikt. (Red: Sinds
1 november is er in Nederiand de KNMvD-module Kanker-
verwekkende Diergeneesmiddelen, op
www.knmvd.nl, en
Europees zijn er de ECVIM Guidelines for preventing occu-
pational and environmental exposure to cytotoxic drugs in
veterinary medicine, op
www.ecvim-ca.org.)
Het totaal aantal werknemers in veterinaire klinieken dat po-
tentieel wordt blootgesteld aan cytostatica, wordt geschat op
ongeveer achthonderd.

Trends in beroepsmatige blootstelling aan cytostatica

Op twee manieren zijn trends onderzocht in beroepsmatige
blootstelling aan cytostatica bij verpleegkundigen om het ef-
fect te bepalen van de invoering van richtlijnen en wetgeving.
In een eerste onderzoek zijn de gegevens van drie dwarsdoor-
snedenonderzoeken samengevoegd. Urine van verpleegkun-
digen werd geanalyseerd, oppervlaktebesmetting bepaald en
handschoenen (gebruikt tijdens de bereiding of het behande-
len van patiëntenurine) werden verzameld. Het percentage
urinemonsters met detecteerbare hoeveelheden cyclofosfa-
mide was tussen 1997 en 2000 met een factor vier afgeno-
men. De gemiddelde cyclofosfamideconcentraties in de posi-
tieve urinemonsters waren in 2000 drie keer lager dan in
1997. De oppervlakte- en de handschoenbesmetting waren
ook beduidend afgenomen tussen 1997 en meer recentere pe-
rioden. Dit onderzoek toonde aan dat oncologieverpleegkun-
digen in Nederland nog steeds aan cyclofosfamide worden
blootgesteld, maar dat hun taakblootstelling aanzienlijk was
verminderd tussen 1997 en 2000/2002.
In een tweede onderzoek werd een taakgericht blootstelling-
model gebruikt om huidblootstelling van de handen te schat-
ten bij oncologieverpleegkundigen in niet-academische zie-
kenhuizen in Nederland. Monte Carlo-simulaties werden
gebruikt om informatie van beschikbare (blootstelling)studies
te integreren en blootstellingdistributies te genereren voor de
totale populatie oncologieverpleegkundigen voor en na de in-

-ocr page 194-

De gemiddelde blootstelling aan cytostatica van oncologieverpleegkundi-
gen is gelijk gebleven.

gevoerde interventies. Resultaten van de analyses toonden
aan dat de interventies niet de mediaan van de blootstelling-
distributie van de totale populatie oncologieverpleegkundi-
gen beïnvloedden, maar dat na de invoering van interventies
het aantal individuen met zeer hoge en zeer lage totale huid-
blootstelling aanzienlijk was verminderd. Ondanks het feit
dat taakgerichte blootstelling gedaald is (zoals bovenstaand
onderzoek aantoonde), is door een toename in taakfrequen-
ties de gemiddelde blootstelling aan cytostatica van een on-
cologieverpleegkundige gelijk gebleven. Deze studie toonde
aan dat de probabilistische benadering waardevolle informa-
tie toevoegt aan deterministische blootstellingkarakterisering
door het extrapoleren van gegevens van een subpopulatie
naar een totale populatie van werknemers of door het extra-
poleren van taakgerichte blootstellingschattingen naar lang-
durige blootstelling.

Gezondheidsrisico\'s

Verschillende studies hebben erop gewezen dat verpleegkun-
digen en ander ziekenhuispersoneel blootgesteld worden aan
cytostatica tijdens dagelijkse activiteiten en dat cytostatica bij
beroepsmatige blootstellingniveaus reproductietoxisch kun-
nen zijn. Deze studies bleken niet afdoende en soms zelfs te-
genstrijdige resultaten op te leveren, waardoor er een vraag
was naar aanvullend onderzoek naar reproductie en beroeps-
matige blootstelling aan cytostatica. In een epidemiologisch
onderzoek werden vragenlijsten ingevuld door blootgestelde
en niet-blootgestelde verpleegkundigen, die tussen 1990 en
1997 zwanger waren en in dienst waren van een ziekenhuis.
Vragen werden gesteld over de zwangerschap, de beroepsma-
tige blootstelling en de levensstijl. Blootstelling aan cytosta-
tica werd geschat met behulp van taakgerichte huidblootstel-
lingmetingen en zelfgerapporteerde taakfrequenties. Er bleek
een verhoogd risico op een verlengde tijd tot zwangerschap
(gemiddeld één maand langer) te zijn bij verpleegkundigen
met relatief hoge blootstelling aan cytostatica vergeleken met
niet-blootgestelde controleverpleegkundigen (hazard ratio =
0,8; 95 procent betrouwbaarheidsinterval: 0,6 - 0,9). Positie-
ve relaties werden gevonden tussen blootstelling aan cytosta-
tica en vroeggeboorte (geboorte voor de 37ste week van de
zwangerschap; odds ratio per eenheidsverhoging van
In(blootstelling) = 1,08; 95 procent betrouwbaarheidsinter-
val: 1,00 - 1,17) en een te laag geboortegewicht (geboortege-
wicht < 2500 gram; odds ratio per eenheidsverhoging van
In(blootstelling) = 1,11; 95 procent betrouwbaarheidsinter-
val: 1,01 - 1,21). Spontane abortus, doodgeboorte, het ge-
slacht van nakomelingen en aangeboren afwijkingen bleken
niet gerelateerd te zijn aan de huidige niveaus van beroeps-
matige blootstelling aan cytostatica. Deze studie liet als eer-
ste kwantitatieve relaties zien tussen huidblootstelling aan
cytostatica van oncologieverpleegkundigen en reproductie-
toxische effecten.

Naast de reproductietoxische effecten is gebleken dat cyto-
statica carcinogene potentie hebben. Negen cytostatica (in-
clusief cyclofosfamide) zijn geclassificeerd als bewezen hu-
maan carcinogeen door het International Agency for Research
on Cancer (lARC), maar of deze stoffen ook kanker veroor-
zaken bij lage beroepsmatige blootstellingniveaus was onbe-
kend. Aangezien het verwachte aantal kankergevallen door
beroepsmatige blootstelling aan cytostatica erg laag was, kon
dit niet epidemiologisch onderzocht worden. Daarom is ge-
kozen voor een modelmatige aanpak. De gemiddelde taakfre-
quenties van de totale populatie oncologieverpleegkundigen
in Nederland en de huidblootstellingintensiteit voor elke taak
werden gebruikt om huidblootstellingniveaus van oncologie-
verpleegkundigen te berekenen. Een huidabsorptiemodel in
combinatie met een \'physiologically based pharmacokinetic\'
(PBPK) model werd gebruikt om de dosis cyclofosfamide en
de concentratie actieve metabolieten in het primaire doelor-
gaan (beenmerg) nauwkeurig te bepalen. Deze dosis is ver-
volgens gecombineerd met pharmacodynamische informatie
uit een epidemiologische studie met patiënten die behandeld
waren met cyclofosfamide om het risico op het krijgen van
leukemie voor oncologieverpleegkundigen na veertig jaar
blootstelling aan cyclofosfamide te schatten. Het leukemieri-
sico van een oncologieverpleegkundige na veertig jaar huid-
blootstelling aan cyclofosfamide (met gemiddelde taakfre-
quentie en gemiddelde blootstellingsintensiteit voor elke
taak) werd geschat op gemiddeld 0,3 extra gevallen per mil-
joen oncologieverpleegkundigen. Dit risico kan potentieel
stijgen tot een maximum van veertig extra gevallen per mil-
joen wanneer een verpleegkundige alle aan cyclofosfamide
gerelateerde taken uitvoerde met de maximale frequentie (die
in deze populatie werd waargenomen) en blootgesteld werd
aan de maximale blootstellingsintensiteit voor elke taak zon-
der handschoenen gedurende een periode van veertig jaar.

Conclusies

Concluderend kan worden gesteld dat oncologieverpleegkun-
digen tijdens hun dagelijkse werkactiviteiten via de huid van
de handen worden blootgesteld aan cytostatica, zelfs wanneer
beschermende handschoenen worden gebruikt. Door de in-
voering van nieuwe richtlijnen en wetgeving voor het veilig
werken met cytostatica, het gebruik van meer gesloten berei-
dings- en infuussystemen en de daaruit voortvloeiende toene-
mende bewustwording van verpleegkundigen die met cytosta-

-ocr page 195-

tica werken, is de taakgericlite blootstelling aan cytostatica
aanzienlijk gedaald. Desalniettemin is door een toenemend
aantal chemotherapiebehandelingen en door de centralisatie
van chemotherapie naar gespecialiseerde afdelingen in zie-
kenhuizen, het gemiddelde wekelijkse blootstellingniveau van
een oncologieverpleegkundige niet noemenswaardig veran-
derd, hoewel extreem lage en hoge blootstellingen nu minder
frequent voorkomen. Het identificeren van de patiënt als bron
van verontreiniging en blootstelling maakt het gecompliceerd
de blootstelling aan cytostatica van verpleegkundigen verder
te reduceren.

Gebaseerd op de huidige blootstellingniveaus aan cytostatica
heeft ongeveer vijftig procent van de populatie oncologiever-
pleegkundigen een verhoogd risico op een verlengde tijd tot
zwangerschap vergeleken met niet-blootgestelde verpleeg-
kundigen en is er een positieve relatie tussen blootstelling aan
cytostatica en het risico op een vroeggeboorte of het krijgen
van een kind met een te laag geboortegewicht. Andere repro-
ductietoxische effecten, zoals spontane abortus, doodgeboor-
te, geslacht van de nakomelingen en aangeboren afwijkingen
werden niet in verband gebracht met blootstelling aan cyto-
statica. Het risico op het krijgen van leukemie voor oncolo-
gieverpleegkundigen na blootstelling aan de huidige bloot-
stellingsniveaus van cyclofosfamide gedurende veertig jaar
wordt geschat onder het streefrisico (een extra kankergeval
per miljoen per jaar) en het maximum toelaatbaar risico (een
extra kankergeval per tienduizend per jaar). Echter, deze
schatting geldt alleen voor cyclofosfamide (een van de vele
cytostatica) en in een maximaal blootstellingsscenario is het
geschatte leukemierisico gelijk aan het streefrisico, waardoor
we het kankerrisico voor oncologieverpleegkundigen die aan
cytostatica worden blootgesteld niet moeten negeren.
Het aantreffen van beroepsmatige blootstelling aan cytostati-
ca in sectoren buiten het ziekenhuis toonde aan dat het aantal
werknemers dat potentieel aan cytostatica wordt blootgesteld,
groter is dan eerder gedacht. Door gebruik te maken van het
uitgebreide onderzoek dat is verricht naar blootstelling aan
cytostatica in ziekenhuizen en het werk dat is gedaan om deze
blootstelling zoveel mogelijk te reduceren, zouden ook in
sectoren buiten het ziekenhuis richtlijnen en wetgeving kun-
nen worden ingevoerd, zodat werknemers in die sectoren
geen negatieve gevolgen op de gezondheid ondervinden van
blootstelling aan cytostatica.

Wouter Fransman promoveerde aan het Institute for Risk
Assesment Sciences (IRAS) aan de Universiteit Utrecht
(Postbus 80178, 3508 TD Utrecht).

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en w/oonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

-ocr page 196-

NIEUWEN
EFFECTIEF

UFCMT NIPUWÎ
VOOR TrKPra

M ymy^

Binnenkort meer nieuws over dit revolutionaire middel dat voor een
ongekend succes in de praktijk zal gaan zorgen.

-ocr page 197-

Verplicht genezen?

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Dit stukje zou eigenlijk in een blad
voor eigenaren moeten staan, want
de casus hoort waarschijnlijk tot ie-
ders dagelijkse praktijk. Kort gezegd:
de dierenarts behandelt het dier, de
behandeling is op zichzelf succesvol,

______maar vanwege complicaties weigert

de eigenaar de rekening te betalen. De
zaak kwam niet bij het Tuchtcollege,
maar bij de kantonrechter en in tegenstelling tot het Tucht-
college buigt deze zich wel over de vraag of de rekening moet
worden voldaan.

De tijd heelt niet alle wonden

In april melden de eigenaar en zijn hond
zich bij een specialistenkliniek vanwege
neusproblemen. Een van de specialis-
ten constateert een schimmelinfec-
tie, waarvoor door de chirurg in de
kliniek een buisje in de neusholte
wordt geplaatst, zodat de eige-
naar de neusholte kan spoelen
met medicijnen. Als de schim-
melinfectie is verdwenen, ver-
wijdert de eigen dierenarts het
buisje en twee maanden na de
behandeling kunnen chirurg en
internist tot hun genoegen met
een controlerhinoscopie vaststel-
len dat zowel de schimmel als de
neusuitvloeiing zijn verdwenen. Tot
hun verwondering is het gaatje in de
voorhoofdsholte nog niet dicht, maar zoals
de tijd alle wonden heelt, zal dat hier ook wel
gebeuren.

Helaas, enkele maanden na de controle meldt de eigenaar
zich: het wondje breekt op gezette tijden open en produceert
dan een pusachtige vloeistof Volgens de eigenaar komt dat
door een vergeten hechting of door een achtergebleven stukje
buis.

Gaatje

Het zit de eigenaar niet lekker, dus een kleine tien maanden
na de eerste operatie wil hij dat de specialisten opnieuw naar
zijn hond kijken. Wel vindt de eigenaar het allemaal een dure
grap, dus hij vraagt om het goedkoopst mogelijke onderzoek.
Overeenkomstig deze wens voert de specialistenkliniek een
echografie uit. Als daaruit de oorzaak blijkt, kunnen rhinos-
copie en röntgenonderzoek namelijk achterwege blijven en
dat scheelt weer geld. De echo laat een \'procesje\' zien en al is
de oorzaak daarvan niet duidelijk, een vreemd voorwerp is
niet uitgesloten. Wat de oorzaak ook is, het procesje moet
operatief worden verwijderd en wordt daarna in zijn geheel
aan een patholoog-anatoom toegestuurd. Die onderzoekt het
proces, maar een hechting of een stuk buis vindt hij niet. Na
de behandeling krijgt de eigenaar de rekening van de opera-
tie, ruim vierhonderd euro, maar hij kan deze naar eigen zeg-
gen niet betalen. De eerste honderd euro voldoet hij contant,
maar eenmaal thuis begint het weer te gisten, nu niet in de
neus van de hond, maar in het hoofd van de eigenaar. Het is
toch te gek voor woorden dat hij nu weer vierhonderd euro
moet betalen, terwijl zijn hond nog steeds rondloopt met een
gaatje in zijn kop?

Veterinair
tuchtrecht

Neus ophalen

De eigenaar zet de hakken in het zand en weigert de rest van
de rekening te voldoen. Zolang zijn hond niet naar behoefte
in een vieze sloot kan spelen, hoeft hij de dierenarts
niet te betalen. De tweede operatie is tenslotte
de schuld van de falende specialisten! De
specialisten vinden dat nader onderzoek
nodig is en bieden de eigenaar een
\'second opinion\' in Utrecht aan. Als
daar wordt vastgesteld dat de spe-
cialistenkliniek een fout heeft ge-
maakt, is de kliniek bereid van de
rekening af te zien. Wie denkt dat
de eigenaar nu op twee wielen
door de bocht naar Utrecht
scheurt, heeft het mis. De eige-
naar blijft mopperen op de specia-
listen, maar haalt zijn neus op
voor een \'second opinion\'. Dan
zit er nog maar één ding op: de re-
kening neerleggen bij de kanton-
rechter.

Wie eist bewijst!

In het civiele recht geldt nog sterker dan in het
tuchtrecht dat degene die iets eist, zijn eisen met bewijs moet
onderbouwen. In dit geval is de dierenarts de eiser, maar de
eigenaar presenteert zijn veronderstellingen als feiten. Daar
neemt de rechter geen genoegen mee. Als de eigenaar denkt
dat de dierenarts fouten heef^ gemaakt, moet dat ergens uit
blijken. Nu de eigenaar geen \'second opinion\' heeft laten
doen en ook de patholoog-anatoom niets heeft kunnen vin-
den, ontbreekt ieder bewijs voor nalatigheid van de dieren-
arts. De eigenaar gooit dan nog met modder door te suggere-
ren dat de dierenarts heeft gesjoemeld met het opsturen van
het materiaal, maar ook daarvoor is geen enkel bewijs. De
rechter zou opdracht kunnen geven voor nader onderzoek,
maar valt daarbij over het feit dat de eigenaar dat zelf ook
heeft geweigerd. Hij heeft zijn kans gehad en deze niet gegre-
pen. Dat gaat de rechter niet goedmaken. Waardoor de compli-
catie is veroorzaakt is niet duidelijk, maar daar hoeft de die-
renarts niet voor op te draaien. De eigenaar moet de volledige
rekening voldoen en ook een paar honderd euro aan proces-
kosten. Misschien moet het gezegde \'wie pleit om een koe,
legt er één op toe\' worden veranderd in: \'wie pleit om een
hond, zit snel aan de grond\'?

-ocr page 198-

Voor de melkveehouder is de prac-
ticus de belangrijkste adviseur als
het gaat om de aanpak en de pre-
ventie van mastitis. Dit blijkt uit
een indicatief onderzoek onder
melkveehouders, uitgevoerd in op-

__dracht van Pfizer Animal Health.

Maandelijks overleg met de dieren-
arts over het mastitisbeleid ver-
dient zich voor de veehouder snel terug.

Mastitis is de grootste schadepost op het gemiddelde melk-
veebedrijf De resultaten van het onderzoek onder melkvee-
houders onderstrepen dat. Van de 187 ondervraagde melk-
veehouders beschouwt zestig procent mastitis als aandoening
nummer een. Op ruime afstand volgen klauwproblemen
(21 procent) en verminderde vruchtbaarheid (16 procent).
Volgens de veehouders komt mastitis op de meeste bedrijven
jaarlijks voor bij vijf tot twintig procent van de melkkoeien.
Volgens ruim de helft van de ondervraagde veehouders kost
een mastitisgeval tussen de honderd en driehonderd euro.
Productiedaling wordt gezien als belangrijkste schadepost.
Toch zijn het niet de kosten die men als belangrijkste pro-
bleem ervaart. Voor de meeste melkveehouders is het extra
werk dat een mastitisgeval met zich meebrengt de grootste
bron van ergernis. De onzekerheid over het aanslaan van de
behandeling is ergernis nummer twee, gevolgd door de der-
ving van de melkopbrengst (zie figuur 1).

Figuun. Grootste ergernis door mastitis

] extra werk

I derving melkopbrengst

30%

i6%

2%

] onzekerheid aanslaan behandeling
I geen ergernis

Practicus als adviseur

Voor bijna driekwart van de respondenten is de dierenarts de
belangrijkste adviseur bij de aanpak en preventie van mastitis
(zie figuur 2). De meeste melkveehouders praten zeker twee
keer per jaar met de dierenarts over preventie van mastitis.
Ook als het gaat om de keuze van de injector wordt de dieren-
arts geraadpleegd. Toch wordt wat de aanpak van mastitis be-
treft de raad van de practicus niet in alle gevallen opgevolgd,
valt uit de resultaten af te leiden. Bij subklinische mastitis ad-
viseert de dierenarts in de meeste gevallen de koe te behande-
len of op te ruimen, om een mastitisgeval in de kiem te smo-
ren en besmetting van koe naar koe te voorkomen. Het blijkt
echter dat veel veehouders een afwachtende houding aan-
nemen wanneer zich een nieuw mastitisgeval aandient. Van
de ondervraagde melkveehouders geeft 43 procent aan bij
een koe met een hoog celgetal tijdens de lactatie (groter dan
200.000), het verioop af te wachten. Veertig procent onder-
neemt helemaal geen actie. Slechts elf procent van de melk-
veehouders behandelt de betreffende koe met antibiotica.
Opruimen van de koe is voor geen van de ondervraagde
melkveehouders een optie.

Berichten
en

verslagen

Figuur 2. Belangrijkste gesprekspartner voor veehouder bij mastitispre-
ventie en schade.

73%

10% 6% s%

^m---, 20/0

I collega veehouder
ICD

Naar een gestructureerde aanpak

Melkveehouders hebben behoefte aan informatie over masti-
tis. Ruim de helft van de veehouders die hebben deelgeno-
men aan het onderzoek, bezoekt bijeenkomsten om informa-
tie over de preventie en aanpak van mastitis te vergaren.
Daarnaast geven acht van de tien melkveehouders aan graag
praktische informatie over mastitis te ontvangen. E-mail is
daarbij het meest populaire communicatiemiddel.
Voor de practicus is persoonlijk contact de meest vanzelf-
sprekende vorm van advisering. Denk hierbij aan structureel
(maandelijks) overleg met de veehouder. De praktijk heeft
uitgewezen dat dit effect heeft. In een proefproject in 2005
werkten 205 melkveebedrijven en vijftig dierenartsen op
deze manier aan een structurele aanpak van mastitis. Maan-
delijks gingen veehouder en dierenarts met elkaar om de tafel
zitten om de uiergezondheid op het bedrijf door te nemen.
Tijdens dit gesprek bespraken ze de celgetalgegevens en de
attentielijsten. Per attentiekoe namen veehouder en practicus
bewust een beslissing: behandelen, vervroegd droogzetten of
afwachten. De deskundige en onafhankelijke visie van de
practicus stelde de melkveehouder in staat snel de knoop
door te hakken. Deze aanpak bleek duidelijk te werken. Op
tachtig procent van de bedrijven die in het project meedraai-
den, daalde het aantal mastitisgevallen en steeg de 305-dagen
productie. Een overleg van tien minuten per maand zorgt voor
meer rendement, en verbetering van het dierwelzijn en niet te
vergeten de arbeidsvreugde.

-O
O

Boeren waarderen rol dierenarts bij mastitisbehandeling en
-preventie

Marga van Haeringen

-ocr page 199-

Verschillen tussen robotbedrijven en traditionele bedrijven

Veehouders die melken met een melkrobot geven op een
aantal punten aan anders te handelen dan veehouders met
een melkstal. Voor het grootste deel zijn deze verschillen
vanzelfsprekend. Van de 187 ondervraagde melkveehou-
ders maken er 84 gebruik van een robot. Het extra werk dat
mastitis met zich meebrengt, ergernis nummer een, speelt
op robotbedrijven minder dan op bedrijven met een melk-
stal (zie figuur 3). Dit kan voortvloeien uit het feit dat ro-
botboeren geen extra werk hebben aan het aparthouden van
hoogcelgetal- en penicillinemelk. Op robotbedrijven ba-
seert vijftig procent van de veehouders zich voor het vast-
stellen van mastitis op de geleidbaarheidsmeting, twaalf
procent signaleert mastitis aan de hand van de attentielijs-
ten. Melkstalmelkers daarentegen constateren mastitis in

Figuur 3. Signalering mastitis op robotbedrijven.

de meeste gevallen visueel: aan de koe zelf (67 procent) of
aan vlokken in de melk (21 procent) (zie figuur 4). De be-
handeling van een koe met uierontsteking vindt op bijna
alle bedrijven met een melkstal plaats in de melkput. Ro-
botboeren doen dit meestal aan het voerhek; een kwart van
de robotboeren behandelt in de melkrobot of de separatie-
ruimte. Omdat voor een veehouder met een melkput de
drempel om te behandelen lager is, zou je zeggen dat deze
eerder begint met behandelen. Het tegendeel is echter waar.
Van de robotboeren behandelt dertien procent een koe met
een hoog celgetal meteen met antibiotica. Van de melkstal-
melkers onderneemt slechts negen procent op deze manier
actie.

50^

4% 5%

16% II-1 1 1

attentielijst

ik zie/voel het aan de koe (uier)
ik zie het aan de vlokken (melk)
anders

QJ
-D
=3

O
^

(LI

Cl
>

QJ

E

Cl
öß
re

geleidbaarheid

ik zie het aan de melkproductie
ik zie het aan het celgetal

Figuur 4. Signalering mastitis op traditionele bedrijven.

671

6% 4%

21%

0%

1%

IL

I attentielijst

I Ik zie/voel het aan de koe (uier)
] ik zie het aan de vlokken (melk)
1 anders

Marga van Haeringen is werkzaam bij Opraappers Communicatie.

-ocr page 200-

Hill\'s™ Prescription Diet™ Feline c/d
heeft een heerlijl<e smaak en een
onovertroffen werkzaamheid,
zonder risico.

Waarom zou u risico\'s
nemen met een hoog

te?*

c/d droogvoer:
nu ook geschikt
voor zowel
struviet als
- oxala^

A

Ontdek hoe u het risico kunt vermijden -

Neem contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er
of belde Hill\'s Veterinary Helpline op:

0800-0222466

Vets\' No.1 Choice

-ocr page 201-

Veterinaire bedrijfsadvisering van melkveebedrijven

Jos Moordhuizen, Joao Cannas, Siert-Jan Boersema en Ana Vieira

Vanaf 1 december 2006 is er voor de bedrijfsadvisering
van melkveebedrijven een nieuw veterinair instrument
beschikbaar. Het gaat om een programma op de website
www.vacqa-international.com. Dit programma is ontwik-
keld door een internationale groep ervaren rundveedie-
renartsen. Op dit moment kan het programma in zes ta-
len worden gebruikt.

De eerste component van de website is een serie SWOT
(Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats)-beoorde-
lingsformulieren op de gebieden uiergezondheid, klauwge-
zondheid, bedrijfsfertiliteit, melkproductie en voeding, en de
jongveeopfok in vier perioden. Deze SWOT-formulieren be-
vatten in feite generieke risicofactorlijsten, die kunnen wor-
den gescoord op een individueel bedrijf bijvoorbeeld in het
kader van bedrijfsadvisering. Aan het einde wordt steeds een
resultatenpagina gegeven. Hierop staan de verbeterpunten op
de rij en een \'spider-gram\', waardoor het geheel instructiever
en makkelijker leesbaar wordt. Deze SWOT-analyses kunnen
helpen bij de risico-identificatie en risicobeheersing op het
gebied van diergezondheid en koecomfort op het melkvee-
bedrijf De resultaten van de analyses kunnen worden be-
waard om later als referentie te dienen en trends op de bedrij-
ven te volgen. Ook kunnen ze vanaf de website worden
geprint of worden geëxporteerd naar een pdf-bestand.
De tweede component van de website bestaat uit een hele se-
rie sjablonen (\'templates\') uit een HACCP-achtig handboek.

Deze sjablonen kunnen als voorbeeld dienen om de bedrijfs-
specifieke lijsten samen te stellen, zowel op regionaal als op
individueel bedrijfsniveau. Vanwege het feit dat kwaliteits-
risicobeheersing nu al een cruciaal element is in de bedrijfs-
advisering van melkveebedrijven en in de nabije toekomst
nog belangrijker zal worden, kunnen deze honderd pagina\'s
de rundveedierenarts helpen bij de eigen training en het ont-
wikkelen van een \'bedrijfsadvisering nieuwe stijl\'. In deze
nieuwe stijl worden de bedrijfsadvisering en kwaliteitsrisico-
beheersing tot één geheel geïntegreerd.
Een onderdeel van de tweede component is de serie \'Good
Dairy Farming codes of practice\', richtlijnen om algemene
risico\'s op een bedrijf in te dammen. Voorbeelden van onder-
werpen zijn: goede medicijntoediening, goede hygiëneprak-
tijk en goed biestmanagement. Verder zijn er enkele teksten
opgenomen over de klassieke bedrijfsadvisering, bedrijfseco-
nomische aspecten en relevante literatuurreferenties van de
SWOT-analyses en de HACCR Tenslotte zijn er op de website
www.vacqa-international.com links te vinden naar andere re-
levante websites, die een goede training en goede instructie
van de gebruikers mogelijk maken.

Dr.Jos Noordhuizen, dr.Joao Cannas, drs. Siert-Jan Boer-
sema, drs. Ana Vieira zijn redacteuren van de website
viAVw.vacqa-international.com.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de Kl. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Etui École Royal Vétérinaire d\'Alfort

In veel Europese steden werden in de
achttiende eeuw verschillende \'écoles
vétérinaires\' opgericht. Eén van de
eerste Europese veterinaire opleidin-
gen was de \'École Royale Vétérinaire
d\'Alfort\' bij Parijs. Deze opleiding,
die in 1765 opgericht werd, diende la-
ter als voorbeeld voor vele andere
veterinaire onderwijsinstituten, waar-
onder "s Rijks Veeartsenijschool\'.

De invloed van \'Alfort\' was groot: in 1808 stuurde Lodewijk
Napoleon vijf Nederlandse jongemannen naar Alfort om vee-
artsenijkunde te gaan studeren. Bij de Franse inlijving van
Nederland in 1810 werd bovendien bepaald, dat alleen de
\'école vétérinaire\' van Alfort veeartsen van de eerste klasse
mocht afleveren.

De afdeling diergeneeskunde van het Universiteitsmuseum be-
waart in haar collectie een etui met hoefmessen afkomstig uit
Alfort. Het roodlederen etui is van binnen bekleed met fluweel
en heeft een goudkleurige opdruk: "Ier prix de la 3ème-Année
d\'Etudes 1822". Het etui bevat drie hoefmessen met een ivo-
ren heft. De vervaardiger van het geheel, Virtel, was één van
de vroege veterinaire
instrumentenmakers
van Frankrijk (vanaf
1787).

Uitgelicht

De conservator van
Musée Fragonard,
Christophe De-
gueurce, bevestigde
desgevraagd dat der-
gelijke etuis werden
uitgereikt als prijs
voor de beste studen-
ten. Hij trof deze in-
formatie aan in:
Procès verbal de la séance publique annuelle
tenue à l\'Ecole Royale d\'économie rurale et vétérinaire
d\'Alfort. le 27 octobre 1822,
pag. 97.

Universiteitsmuseum, Afdeling Diergeneeskunde, Yalelaan i.
Utrecht, telefoon: (ojo)
2534675, website: WAAW.museum.
uu.nl; www.numanstichting.nl.

-ocr page 202-

IN EIKE DIKKE HOND
IIT EEN FITTE HOND

YARVITAN\' (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farmacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

Benaming: Yarvitan 5 mg/ml orale oplossing voor honderd (REG B: EU/2/06/063/001-003 - REG NL: 10469 - UDA) - Werkzaam bestanddeel: mitratapide 5
mg/ml -
Indicaties: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden.- Contra-indicatie$:Nietgebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebruiken voor
honden tijdens dracht en lactatie. Niet gebruiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebruiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypothyrose of hyperadrenocorticisme.-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken, diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen.Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen in serum albumine.globuline, totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkaliëmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling.-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg) toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling."
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A.,Turnhoutseweg 30. B-2340Beerse. Verdere informatie i$ beschikbaar
op aanvraag

JANSSEN

\'animal health

-ocr page 203-

De gevaren van PubMed

Geachte redactie.

Nu door het medium internet de hele
wereld bereisbaar is en er via abonne-
menten artikelen van vele universitei-
ten zijn in te zien, komen ook de pro-
blemen aan het licht. Niet de inzichten
verkregen door het bijhouden van li-
teratuur blijken bepalend voor het be-
leid wat betreft de diagnostiek en de behandeling in de prak-
tijk, maar de regelgeving en de soms zeer merkwaardige
toetsing daarvan.

Glucosamine polysulfaat

Het bovenstaande blijkt uit de bijdrage over tuchtrecht, \'Ade-
quan niet adequaat\', in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 oktober 2006. Het ging in dit artikel over een kat met
artrose. Voor gebruik bij katten met deze aandoening zijn in
Nederland nsaid\'s geregistreerd. In dit geval bleef de kat ern-
stig kreupel, ook na behandeling met nsaid\'s. Hierdoor bleven
de volgende mogelijkheden over: de kat gewoon kreupel laten
blijven, het dier laten inslapen of zoeken naar medicijnen met
een ander aangrijpingspunt. Een middel met een aanmerkelijk
ander aangrijpingspunt dan nsaid\'s is glucosamine polysulfaat
(Adequan*). Glucosamines binden aan de beschadigde kraak-
beenmatrix, die bestaat uit proteoglycanen, en stimuleren zo
de synthese van nieuwe geaggregeerde glycosaminoglycaan-
moleculen. Tevens remmen ze proteolytische enzymen. (Deze
informatie is afkomstig van de Cornell University en werd ge-
vonden via Vetstream.)

Met behulp van PubMed zijn conclusies te vinden van bui-
tenlands onderzoek met deze middelen. K. Sevalla, R.J. Tod-
hunter en anderen concluderen in
Veterinary Surgery (2000;
29: 407-14): "If the results of this study extend to in vivo use,
treatment with PSGAG (glucosamine polysulfaat) may mo-
dify the progression of OA (osteoarthritis) in articular cartila-
ge by maintaining chondrocyte viability or stimulating chon-
drocyte division as well as protecting against extracellular
matrix degradation."

En in het Israëlische tijdschrift Harefuah (2000; 138:451-3,
518) schrijven R. Debi, D. Robinson en anderen: "We con-
clude that GS can be considered the drug of choice for pro-
longed treatment of osteoarthritis." Op de website PubMed
zijn nog meer artikelen te vinden over deze middelen. Som-
mige hiervan zijn in vivo dubbelblinde gecontroleerde stu-
dies.

Uit de Proceedings of the World Animal Veterinaiy Associati-
on (WAVA) Vancouver 2001
komt het volgende citaat: "PS-
GAG is related to the anti clotting drug heparin. Although
bleeding tendencies have been seen in people, prolonged
administration in horses and dogs did not cause clinical appa-
rent bleeding problems. It is probably best not to use PSGAG
concurrently with aspirin in small animals."
De producent verstrekt ten slotte ondermeer de volgende ge-
gevens; "Canine (polysulfated glycosaminoglycan or PS-
GAG) should not be used in dogs who are hypersensitive to

Ingezonden

PSGAG or who have a known or suspected bleeding disorder.
It should be used with caution in dogs with renal or hepatic
impairment."

Hieruit blijkt dat vele onderzoekers Adequan® niet beschou-
wen als een product uit de alternatieve keuken. Bij onder
andere de Erasmusuniversiteit loopt nu een meerjarig onder-
zoek naar dit middel.

Uitspraak

De uitspraak van het Tuchtcollege stelt dat er voor de behan-
deling van artrose bij de kat geregistreerde middelen beschik-
baar zijn. Al deze middelen zijn echter nsaid\'s. Deze hebben
soms zeer heftige bijwerkingen en zijn soms in het geheel
niet effectief Als een middel bij een dier niet effectief is, is
dat te beschouwen als het niet voorhanden zijn van een gere-
gistreerd middel.

Vervolgens noemt het Tuchtcollege het gebruik van Ade-
quan® \'omstreden\'. Volgens Van Dale is de betekenis van om-
streden: "Om wie of wat de meningen sterk verdeeld zijn."
Maar uit het bovenstaande blijkt dat vele wetenschappelijke
publicaties positief staan ten aanzien van het gebruik van glu-
cosamine polysulfaat. Ik vraag me dus af op welke weten-
schappelijke autoriteit het Tuchtcollege zich baseert om het
middel te categoriseren als \'omstreden\'. Of gebruikt het
tuchtcollege een andere interpretatie van het woord \'omstre-
den\', waarbij helemaal niet naar wetenschappelijke publica-
ties gekeken hoeft te worden?

Verder is er in de uitspraak sprake van \'levensgevaar\' (vol-
gens Van Dale: "Gevaar het leven te veriiezen"). Wat betekent
dit in dit geval? Dat het dier zonder ingrijpen zeer spoedig
een natuurlijke dood zal sterven? Of dat het dier in deze toe-
stand niet te handhaven is in verband met huishoudelijke,
emotionele of financiële aspecten en derhalve zal worden ge-
euthanaseerd?

Tenslotte wil ik er nog op wijzen dat ovengenoemde publica-
ties melden dat de bloedstolling verstoord kan zijn, maar dat
dit een zelflimiterend proces is. Ze waarschuwen voor de
combinade met aspirine, omdat deze stof de trombocyten be-
schadigt, maar niet voor de combinatie met andere nsaid\'s.
De redenatie dat de kat bij algemeen onderzoek gezond leek
en dat zijn dood derhalve moet zijn veroorzaakt door Ade-
quan®, is mijns inziens tenenkrommend.

Conclusie

Klaarblijkelijk heeft de overheid weinig vertrouwen in de op-
leiding en oordeelsvorming van dierenartsen. Uiteraard dra-
gen we de verantwoordelijkheid voor door ons genomen be-
slissingen en door ons ingezet beleid, en horen we hierop
aanspreekbaar te zijn. De aanspreekbaarheid dient echter
zorgvuldig en correct te zijn, wat, vrees ik, vaak niet het geval
is. Dit geldt mijns inziens ook in de casus \'Adequan niet ade-
quaat\'.

Met vriendelijke groet.
Hans Vestjens, Leiden.

-ocr page 204-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

RIMADYL

SMAKELUKE TABLEn

RIMADYL.

SMAKELUKE TABLETH

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEN

Tk ïannimJarinj van onuttking ei
i»l lnvni acuta als chronische aar
«njm van spiaran an skalat an ta
"«niilins van post^)peratiave pi{r

carprolanjoms /

RIMADYL.

CARPROFEN

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

© 2005 Pnzer .Anima! Health bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

ïi !
üi

flimadvl\' smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021,10022 en
10023 * diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ratieve pijn • dosering: Ixdaags 4mgAg lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti-inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl* smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-weg: oraal •
toedieningsvonn: smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg • contraindicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contraindicaties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwerkingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health. Postbus 37.2900 AA Capelle a/d
Ussel. Telefoon: 010 - 406 46 00. verdere informatie op verzoek beschikbaar.

-ocr page 205-

Dit artikel is de eerste in een nieuwe serie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, met ais onderwerp de inkomenspositie
van dierenartsen. Collega\'s met ervaring in de praktijk geven hun tips en adviezen op het gebied van praktijkmanagement.
Aan de orde komen onderwerpen als kostenbewaking, coaching, verzekeringen en ICT. Maar ook zullen praktijken worden
voorgesteld die op dit gebied vooroplopen.

Hoe kan het inkomen van de dierenarts worden verbeterd?

Henk Vaarkamp

Het uitoefenen van een vrij beroep
betekent dat je zelf moet zorgen dat
je genoeg verdient. Er zijn echter
maar weinig dierenartsen echt geïn-
teresseerd in dit onderwerp, hoewel
tallozen ermee blijken te tobben.
Veel dierenartsen weten gewoon niet
goed \'hoe het zit\' en velen wisten het
wel, maar zijn het weer vergeten.
Het jaarlijkse gesprek met de praktijkaccountant wordt
gedwee uitgezeten en dan roept het werk gelukkig weer.

Vooral in groepspraktijken wordt de zorg voor de financiën
vaak slechts door een enkeling gedragen. De rest rekent op
hem. Is er eenmaal een niet-veterinair als praktijkmanager,
dan wordt dit verschijnsel vaak nog schrijnender. De dieren-
artsen die wel verstand hebben van praktijkmanagement en
er ook goed over kunnen en willen praten, zijn in Nederland
niet dik gezaaid. Toch zijn zij bij uitstek degenen van wie die-
renartsen iets willen aannemen. Als een \'gewone\' dierenarts
uitlegt hoe zijn collega\'s een beter inkomen kunnen krijgen,
spitst iedereen de oren. Als een bedrijfskundige, een eco-
noom of een accountant hetzelfde vertelt, ligt de waardering
toch anders. "Bij ons, in de praktijk", zo begint dan meestal
het verweer. Dat verweer verdampt echter als het een collega-
dierenarts is, die juist over die dierenartsenpraktijk iets te
vertellen heeft wat hout snijdt. Dierenartsen met verstand van
praktijkmanagement, die daar ook over kunnen communice-
ren, daar moeten we zuinig op zijn.

Studieprogramma

In 1999 werd onder auspiciën van de KNMvD een enquête
gehouden onder dierenartsen. De vraag was: "Wat hebt u het
meest gemist in uw opleiding tot dierenarts?" Het massale
antwoord was: "Management." Daar hebben de KNMvD en
de Faculteit der Diergeneeskunde dan ook actie op genomen.
In 2001 is het studieprogramma van de faculteit drastisch ge-
wijzigd. Tijdens de zesjarige opleiding worden nu in totaal
acht weken besteed aan onderwijs over vormen van praktijk-
management. Zo werken de studenten in het tweede studie-
jaar een week lang in groepen van tien alsof ze pas afgestu-
deerd zijn; ze ontwerpen een praktijkpand voor hun praktijk
en voor de bijbehorende praktijkorganisatie. Hun plan pre-
senteren ze aan een practicus, die het werk beoordeelt op rea-
liteit en innovatie. Deze eerste confrontatie met praktijkma-
nagement blijkt voor de studenten een \'eyeopener\'.
Halverwege hun studie gaan studenten op stage naar praktij-
ken met opdrachten ten aanzien van managementonderdelen
(bijvoorbeeld: "maak een SWOT-analyse."). Tijdens de co-
schappen wordt het onderwijs intensiever en uiteindelijk heb-
ben de nieuwe dierenartsen bij hun afstuderen een behoorlij-
ke dosis kennis van praktijkmanagement. Intussen is ook op
onze zusterfaculteit in Gent (België) het onderwijs op het ge-
bied van praktijkmanagement begonnen.

Rubrleks-
titel?

Drempels

Niet alleen op de faculteit, maar ook bij het PAO-D staat
praktijkmanagement op de agenda. Er loopt een reeks cursus-
sen over betrekkelijk algemene onderwerpen, waarvoor aan-
zienlijke belangstelling is van de steeds groeiende groep
praktijkmanagers. Merkwaardig genoeg blijken er tegelijker-
tijd nog flinke drempels voor het volgen van de meer speci-
fieke cursussen. Ook in de ons omringende landen wordt
praktijkmanagementonderwijs in eerste instantie het best ge-
accepteerd van collega-dierenartsen. In tweede instantie zijn
meer specifieke docenten welkom, maar de numerieke be-
langstelling daarvoor daalt navenant. Ook in die landen voe-
len praktijkmanagers zich vaak eenzaam, want voor hun werk
interesseert zich vrijwel niemand. Het blijft derhalve een in-
teressante vraag hoe we de bestaande kennis onder dierenart-
sen kunnen verspreiden.

Tijdschrift

Om deze reden is het idee geboren in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
een serie artikelen te publiceren met als on-
derwerp de verbetering van het inkomen van de practicus. Als
auteurs daarvoor zijn juist de docenten aangezocht die bij de
Faculteit der Diergeneeskunde in de co-schappen een onder-
wijsmodule praktijkmanagement verzorgen. Per artikel zal
een overzichtelijk onderwerp onder de loep worden geno-
men, met als invalshoek de inkomstenverbetering die op dat
gebied mogelijk is. Het is de bedoeling om alle KNMvD-le-
den in de gelegenheid te stellen te profiteren van de specifieke
kennis van deze auteurs.

Hierbij is een kleine waarschuwing op haar plaats. Wanneer
mensen gevraagd wordt naar een definitie van management is
het antwoord verbazingwekkend uiteenlopend. Het lijkt een-
voudiger te definiëren wat er niet onder management valt.
Daardoor zal deze TvD-serie een grote diversiteit aan onder-
werpen bestrijken: kostenbewaking natuurlijk, maar ook coa-
ching. Verzekeringen, allicht, maar ook ICT. Enzovoorts...
Hoe kun je als dierenarts meer inkomsten krijgen? Door op
vele terreinen kennis te vergaren en deze toe te passen. De
auteurs hebben bewezen dat ze in staat zijn co-assistenten te
kunnen boeien en daarom kunt u vertrouwen in de leesbaar-
heid en het nut van de komende serie artikelen.

Prof. dr. H. Vaarkamp is verbonden aan de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht als hoogleraar veterinaire apo-
theek en praktijkvoering.

-ocr page 206-

Madeion van Weeren - Bitterling

Van 26 tot 29 oktober 2006 vond op
Papendal het vierde \'Rehab-sym-
posium\' plaats. Dit tweejaarlijkse
symposium voor dierenartsen en
dierenfysiotherapeuten was na drie
keer in de Verenigde Staten op Ne-
derlands initiatief voor de eerste
keer de oceaan overgestoken en
trok hier een groot aantal bezoe-
kers met 21 verschillende nationaliteiten. Zo waren de
Verenigde Staten en de Scandinavische landen ruim ver-
tegenwoordigd, net als gastland Nederland, maar er wa-
ren ook Japanse dierenartsen, alsmede dierenfysiothera-
peuten uit Australië en Zuid-Afrika. Ook Oost-Europa
had de weg naar Papendal gevonden.

De eerste dag stond in het teken van de samenwerking tussen
dierenarts en dierenfysiotherapeut. Dat zo\'n samenwerking
heel positief kan uitwerken en ook goed haalbaar is in de
praktijk, bleek uit drie verhalen. De Zweedse paardenpracti-
cus Flemming Winberg vertelde op een boeiende en zeer on-
derhoudende manier dat hij sinds hij samenwerkt met een fy-
siotherapeut geen enkel paard met \'kissing spines\' meer heeft
hoeven opereren.

Versla

Darryl Millis (professor of Orthopedie Surgery, University of
Tennessee) en David Levine (professor in Physical Therapy,
University of Tennessee) vonden een nauwe samenwerking
tussen arts en fysiotherapeut essentieel voor het goed revali-
deren van gezelschapsdieren. De ideale situatie in hun ogen is
dat een fysiotherapeut \'vast lid\' is van het medische team. Zo-
als het echte Amerikanen betaamt, kwam het financiële aspect
uitvoerig ter sprake en besteedden ze onder andere aandacht
aan de manier waarop binnen het samenwerkingsverband
fysiotherapeutische kosten kunnen worden gedeclareerd. Van
eigen bodem kwam het duo Leendert-Jan Hofland (DAP
Bodegraven) en Solange Schrijer (dierenfysiotherapeut). Zij
werken al jarenlang samen en lieten daar met behulp van ca-
suïstiek de vruchten van zien. In hun werkwijze ligt de nadruk
op het kijken naar het paard als geheel in plaats van alleen
aandacht te besteden aan de aandoening.

De paarden

De lezingen werden, verdeeld over de dagen, gehouden in pa-
rallelle honden- en paardensessies. De onderwerpen liepen
breed uiteen en waren alle op hun eigen wijze interessant,
hetzij om weggezakte kennis weer op te diepen, zoals de le-
zing van fysiotherapeut Hans van Helvoirt (de enige op het
hele congres die \'niets met dieren had\') over de bouw en
functie van bindweefsel, hetzij om bijgepraat te worden over
de laatste ontwikkelingen op onderzoeksgebied.
In de paardensessie gaf professor Hilary Clayton (Michigan
State University) twee lezingen over kinematische analyse,
waarin zij de gezonde gang afzette tegen een pathologische
gang. Verder ging ze in op de interactie tussen paard en ruiter
en belichtte onder andere de ligging van het bit in de paarden-
mond. Door middel van röntgenfoto\'s maakte ze duidelijk hoe
belangrijk het is kritisch te blijven bij het passen van het bit.
Vaak blijkt een bit dat van buitenaf lijkt te passen toch niet van
de juiste breedte te zijn of op de verkeerde hoogte te hangen.
Dat de fysiotherapie ook op wetenschappelijk vlak aan de
weg timmert, bleek uit het verhaal van de Australische Narel-
le Stubbs. Zij is bezig met een promotieonderzoek op het ge-
bied van rugpijn bij het paard. In haar presentatie legde ze
een link naar het humane veld en besprak de dynamische sta-
biliteit van de wervelkolom in relatie tot rugproblemen. Voor
deze welkome informatie kreeg zij een staande ovatie.
Samenwerking stond ook centraal in de laatste lezing van de
paardensessie over de combinatie wetenschap en topsport. In
het kader van de discussie over het \'laag, diep en rond rijden\'
gaf Sjef Janssen aan de hand van een mooie fotoreportage
uitleg over de manier van trainen die Anky van Grunsven en
hij toepassen. Afwisseling van de houding en aanpassing aan
het individuele paard blijken daarbij de sleutelwoorden. De
wetenschappelijke onderbouwing van de gevolgen van de
verschillende houdingen van de paardenhals op de kwaliteit
van het bewegen, kwam van René van Weeren (Faculteit der
Diergeneeskunde). De samenwerking tussen beide beroepen
blijkt noodzakelijk om het belangrijke verschil tussen feit en
mening boven tafel te krijgen.

Samenwerking dierenarts en fysiotherapeut staat centraal

Fourth international symposium on rehabilitation and physical therapy in veterinary
medicine

-ocr page 207-

De honden

Ook voor het hondenprogramma was veel belangstelling.
Millis en Levine waren goed op elkaar ingespeeld en hielden
een lezing over het belang van kinematisch onderzoek voor
het creëren van goede oefen- en bewegingsprogramma\'s voor
de revalidatie. Ze vergeleken de kinemadca van de hond met
die van de mens en gaven toelichting vanuit de gezichtspun-
ten van de dierenarts en de fysiotherapeut. Opnieuw werd
duidelijk hoe belangrijk het is dat beiden op een lijn zitten.
De fysiotherapeuten Christiane de Vreede en Herma Verton
bespraken het Nederlandse protocol voor de postoperatieve
behandeling van een voorste kruisbandruptuur. "Alleen stabi-
liseren is niet genoeg", was hun standpunt. Voor een goede
revalidatie is het belangrijk dat een fysiotherapeut een op de
individuele patiënt toegespitst behandelplan opstelt. Samen-
werking en terugkoppeling tussen dierenarts en fysiothe-
rapeut zijn essentieel. Björn Meij (Faculteit der Diergenees-
kunde) besprak de aandoeningen aan de cervicale
wervelkolom die kreupelheid in de voorhand veroorzaken.
Hij noemde deze aandoeningen "een diagnostische en thera-
peutische uitdaging", en bracht nuttige informatie voor zowel
dierenarts als fysiotherapeut, zeker gezien de prevalentie van
deze aandoeningen.

De praktijk

Het is altijd bijzonder interessant een ander aan het werk te
zien, vandaar dat een middag met praktijksessies was georga-
niseerd. Op het Praktijkcentrum te Bameveld stonden hon-
den en paarden gereed om de theorie in praktijk te kunnen
brengen. Om elke spier- en huidreactie te kunnen waarnemen
en niet te hoeven scheren voor het echografisch onderzoek,
waren er enkele naakthonden bij elkaar gezocht (zie foto 1).
Er waren in totaal twintig verschillende demonstraties, waar-
van er vijf gevolgd konden worden. Bij de paardensessies be-
steedden Jarko Dun (fysiotherapeut) en Barbara van de Broek
(humaan caesartherapeute) aandacht aan het paard onder de
ruiter. Zij maakten weer eens duidelijk hoeveel invloed de
ruiter heeft op het presteren van het paard. Kevin Haussier
(Colorado State University) bracht de theorie van zijn lezing
in praktijk en liet een geïnteresseerd publiek zijn manier van
chiropractisch onderzoek en behandelen zien. Zeer vernieu-
wend waren de weke delen-technieken gebaseerd op segmen-
tale manuele stimulatie, die de Engelse fysiotherapeute
Amanda Sutton liet zien.

In de hondensessies gaf Elma Bakker (fysiotherapeute) uitleg
over de hydrotherapie (zie foto 2). Deze vorm van bewegings-
therapie wint snel aan populariteit en daarom was er ook tijd
ingeruimd voor een theoretische onderbouwing in de vorm
van een lezing door Elma. De Oostenrijkse dierenarts Sabine
Mai bewees tijdens haar lezingen al een dame te zijn waar je
letterlijk en figuurlijk niet omheen kon, in de praktijksessies
kon men niet om haar heen omdat ze een hele hindernisbaan
opbouwde. Zij demonstreerde namelijk parcoursbouwen met
als doel het trainen van coördinatie en propriocepsis.

De discussie

Overgenomen van de eerste editie van het congres waren de
\'round-table discussions\'. Tien onderwerpen stonden ter dis-
cussie in sessies van een half uur. Elk onderwerp had een vas-
te discussieleider en kon in de groep besproken worden al
naar gelang de belangstelling van de symposiumbezoekers.
Er waren onderwerpen op het gebied van de wetenschappelij-
ke onderbouwing (empirie versus wetenschap, de mogelijk-
heden van wetenschappelijk onderzoek binnen de fysiothera-
pie), maar ook het ethische aspect kwam ter sprake onder
leiding van Guy Blom (fysiotherapeut), met als vraagstelling:
hoe ver gaan we met revalideren en wanneer geven we het
dier op? Het grote aantal belangstellenden bewees hoezeer
dit item leeft onder de beroepsgroep. Verder was er een aantal
onderwerpen op het gebied van specifieke behandeltechnie-
ken zoals het nut van stretchen. Ook hier kwam het onder-
werp \'samenwerking\' ter sprake. Men blijkt internationaal
driftig te zoeken naar een goede formule om de samenwer-
king tussen dierenarts en dierenfysiotherapeut te optimalise-
ren, wat van groot belang is voor de hulpverlening aan het
dier en de serviceverlening voor de eigenaar. De belangrijk-
ste conclusie was dat het nuttig is met elkaar op internatio-
naal niveau in gesprek te blijven, ideeën te ontwikkelen en,
inderdaad, samenwerkingsverbanden op te zetten.

De toekomst

Dierenfysiotherapeuten zijn sterk gemotiveerd voor een nau-
we samenwerking met de dierenarts. Uit het enthousiasme
van de congresgangers blijkt dat men ook gemotiveerd is om
te investeren in het vergaren van kennis en kunde. Zo is een
beroep dat tot voor kort nog in de kinderschoenen stond, dui-
delijk op weg naar volwassenheid. Het verdient zijn plaats
binnen het totaalaanbod van professies die onze trouwe vier-
voeters en topatleten op de been houden, net zoals dat in de
humane wereld al vanzelfsprekend is.
Een leuk initiatief dat op het congres spontaan tot stand
kwam, was de oprichting van een internationale vereniging
voor dierenfysiotherapeuten en dierenartsen die zich met re-
validatie bezig houden: \'The International Association of Ve-
terinary Rehabilitation and Physical Therapy\'. In Nederland
hebben we de NVFD (Nederlandse Vereniging voor Fysio-
therapie bij Dieren), maar in veel landen is men niet georga-
niseerd. Daar gaat nu verandering in komen. Ook de fysio-
therapeuten gaan onderling samenwerken.

Madeion van Weeren - Bitterling is veterinair ergonome
aan de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht en die-
renfysiotherapeute. Dit verslag is tot stand gekomen met
dank aan dierenfysiotherapeute May Römer-Bartels voor
haar aanvullingen en correcties. Meer informatie over
dit symposium en de volgende editie is te vinden op:
www.rehabsymposium.com.

-ocr page 208-

Heniy Dijkman

Op 8 februari 2007 organiseerde de KNMvD het congres
\'De dierenarts als ondernemer\' in het Museum voor Beeld
en Geluid te Hilversum. Ongeveer 150 dierenartsen trot-
seerden een weeralarm voor enkele inspirerende visies op
de veterinaire praktijk en het ondernemerschap.

Het congres stond in het teken van de presentatie van het
boek
De dierenarts als ondernemer. KNMvD-voorzitter
Ludo Hellebrekers overhandigde het eerste exemplaar van dit
boek aan Loek Hermans, voorzitter van MKB Nederland.
Hellebrekers: "De KNMvD wil de dierenarts als ondernemer
met raad en daad bijstaan en heeft van harte meegewerkt aan
de totstandkoming van dit boek." Hermans heeft grote waar-
dering voor dit initiatief De positie van de ondernemer ver-
andert voortdurend: "Vanzelfsprekende zaken verdwijnen en
de consument vraagt steeds meer." Ondernemerschap is in de
ogen van Hermans "altijd één stap vóór zijn".

Tevreden

Het is goedkoper klanten te behouden dan klanten te werven.
Covert Janssen van Tevreden BV constateerde met genoegen
dat deze stelling wordt onderbouwd in het boek
De dieren-
arts als ondernemer.
Tevreden BV ontwikkelt in samen-
werking met de KNMvD en de GGG onder andere een plat-
form voor het onderzoeken van klanttevredenheid binnen
dierenartsenpraktijken. Op de website
www.dierenarts.
tevreden.nl
is daarover meer te vinden. "Een goede respons
zit vooral in een juiste timing: het moment van uitsturen en
een snelle terugkoppeling naar de klant. Laat zien watje er-
mee doet. Dan gaat het leven".

"Educate your dient!"

Een veelgevraagde deskundige op het gebied van veterinair
praktijkmanagement is Dennis McCurnin, speciaal voor dit
congres overgekomen uit de VS. "Dierenartsen zijn overal ter
wereld gelijk en hebben overal dezelfde problemen." Mc-
Curnin zegt zelf niet alle antwoorden te hebben, maar hij
kwam wel met veel feiten en wetenswaardigheden. Eerst ging
hij in op het NCVEI-project. Hij lichtte enkele belangrijke
kengetallen toe en ging in op interessante ontwikkelingen. Zo
verwacht hij veel van het \'multitasken\', waardoor de dieren-
arts meer patiënten kan zien in dezelfde tijd. "Een dierenarts
moet niet méér werken, maar vooral slimmer." Hij maakt ook
duidelijk onderscheid tussen \'retail\' en \'professional ser-
vices\': "Als je het goed uitlegt, dan wil men er voor betalen
en kom.t men ook terug." Zijn tweede bijdrage ging over uit-
dagingen en trends. In de VS is Banfield een grote keten van
dierenartsenpraktijken. Zeifis hij voorstander van zelfstandi-
ge praktijken, maar McCurnin gaf enkele interessante voor-
beelden van visie en innovatie die deze vooruitstrevende
keten succesvol in praktijk brengt.

Slagvaardigheid

Michiel Muller heeft zijn sporen verdiend met twee opvallen-
de voorbeelden van innovatief ondernemerschap. Na het op-
zetten van Tango, de keten van onbemande tankstations, is hij
gekomen met Route Mobiel als concurrent van de Wegen-
wacht. Beide initiatieven werden een succes door slagvaardig
ondernemerschap en innovatief denken. Muller: "Het gaat
om de perceptie van de klant." De reactie van de gevestigde
orde kwam Muller goed uit: "Je moet als marktleider natuur-
lijk niet in de verdediging schieten!"

Veterinairy economics

Henk Vaarkamp lichtte toe wat de Faculteit der Diergenees-
kunde doet aan praktijkmanagement. Het curriculum 2001 is
wat dat betreft een ommekeer in de traditie. Vaarkamp is er-
van overtuigd dat de studenten diergeneeskunde die vanaf nu
in Utrecht afstuderen hun startcompetenties op het gebied
van management hebben meegekregen. "Deze studenten zijn
gedurende hun hele studie vertrouwd gemaakt met deze ma-
terie. Zij tonen zich zeer geïnteresseerd, werpen zich enthou-
siast op de opdrachten en komen met creatieve visies."

Primatologie

Veterinair ondernemerschap: visie en innovatie

Congres \'De dierenarts als ondernemer\'

\'Prof Dr. G.J.M. Hesseling\' was de uitsmijter van het con-
gres. Als primatoloog bekijkt hij de ondernemer vanuit evo-
lutionair perspectief Samen met twee medewerkers demon-
streerde hij al jonglerend hoe een onderneming een duurzaam
draaiend geheel wordt. "Het is een kwestie van blindelings
vertrouwen en verantwoordelijkheid nemen." Eindconclusie:
"ledereen kan kunstjes leren, maar het enige wat de onderne-
mer onderscheidt van de aap is visie."

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

-ocr page 209-

Uit de
industrie

Back-up symposium

Zaterdag 14 april 2007 Is een da-
tum om vrij te houden in de veteri-
naire agenda. Deze dag biedt die-
renartsen en studenten de
uitdaging om de dialoog aan te
gaan met paardenfysiotherapeu-
ten.

Aankondiging

Veterinaire Studenten Rijvereniging
\'De Soiieysel\' mag mensen uit beide beroepsgroepen ontvan-
gen bij de hoofdafdeling paard van de Faculteit der Dierge-
neeskunde te Utrecht. Het programma is samengesteld met
de focus op rugproblemen van diagnostiek tot therapie. Vier
dierenartsen, te weten dr. Haussier (Verenigde Staten), dr.
Cokelaere (België), drs. Bergman (Nederland) en drs. Den
Heijer (Nederland) zullen hun eigen specifieke interesses in

dit geheel integreren met onder andere aandacht voor scinti-
grafie, mesotherapie en aquatraining. De twee Nederlandse
fysiotherapeuten drs. Van Oossanen en dhr. Dun zullen hun
licht laten schijnen op methoden uit hun vakgebied en hoe
deze een aanvulling vormen op de veterinaire mogelijkheden.
Onder leiding van dr. Back zullen alle sprekers \'s ochtends
een korte lezing geven. Het middagprogramma biedt alle
aanwezigen de unieke gelegenheid interactief aan de slag te
gaan in workshops. Deze worden gegeven door eerderge-
noemde sprekers en drie ervan kunnen worden bijgewoond.
Met \'Back-up\' wordt dus niet alleen gerefereerd aan de rug
van het paard, maar ook aan het \'upgraden\' van kennis op het
gebied van rugproblemen en het verschaffen van een
\'back-up\' voor de toekomst. Voor meer informatie kunt u de
website raadplegen
{www.solleysel.nl) of mailen naar
backupOó. O 7@gmail. com.

Marktonderzoek
*Vet 150 Nederland,
2007\'

Nieuws
van de
industrie

Vanaf 12 maart 2007 start Geelen
Consultancy uit Wageningen in sa-
menwerking met een aantal farmaceutische bedrijven alweer
voor de zesde keer een marktonderzoek onder 150 dierenarts-
praktijken onder de naam \'Vet 150 Nederland, 2007\'. Na een
aantal proefinterviews wordt de dierenarts persoonlijk geïn-
terviewd met behulp van een computergestuurde, interactieve
vragenlijst door interviewers die affiniteit met de sector heb-
ben. De belangrijkste doelstelling is na te gaan hoe farma-
ceutische bedrijven de praktijken de komende jaren beter van
dienst kunnen zijn. Het interview zal ongeveer twee a drie
kwartier in beslag nemen. Alle dierenartsen die meewerken
aan het onderzoek ontvangen een presentje. Alle gegevens
worden anoniem verwerkt. Na het onderzoek verschijnt een
persbericht met een aantal resultaten.
Informatie:
www.geelen-consultancy.nl.

Symposium \'State of the Heart\'

Op 17 maart 2007 vindt het symposium \'State of the Heart\'
plaats in Hotel Karei V te Utrecht. Het onderwerp luidt:
\'Aritmieën, hoe los je deze onregelmatigheden in de regel
op?\' Als hoofdspreker is professor N.S. Moise (DVM, MS
DACVIM) uitgenodigd.
Informatie:
www.vetmedin.nl.

Nieuwe productiefaciliteit

In januari jongstleden heeft Intervet een nieuwe productiefa-
ciliteit voor vaccins geopend in Boxmeer. Hier wordt gewerkt
met de nieuwste technologie en faciliteiten en er wordt ge-
bruik gemaakt van drie verschillende manier om antigeen te
produceren: productie in fermentoren, in eieren en in weef-
selkweek. De uitbreiding maakt deel uit van een aantal inves-
teringen op de locatie Boxmeer. Vorig jaar heeft het bedrijf
gebouwen gekocht die aan het eigen terrein grenzen. Eind
2006 werd ook het biologisch pilotlaboratorium fors uitge-
breid.

Al-vaccinatiecampagne, hittegolf en Marrumse paarden

Het jaarverslag 2006 van de KNMvD is in voorbereiding.
De redactie is op zoek naar bijzondere gebeurtenissen die u als dierenarts hebt meegemaakt.
Wat vindt u vermeldenswaardig voor het jaarverslag?
Laat het ons weten op
jaar-verslag@knmvd.nl.
Ook digitaal beeldmateriaal is van harte welkom.

-ocr page 210-

Royal Canin introduceert

SATIETY SUPPORT DIET

VOOR EEN SIGNIFICANT BETER GEVOEL VAN VERZADIGING

Het Satiety Support Diet van Royal Canin

► Optimaal en lang aanhoudend gevoel van verzadiging door een verhoogd vezel-
gehalte, speciale voedingsvezels en een verhoogd eiwitgehalte.

► Effectief gewichtsverlies met behoud van spiermassa door een verhoogd eiwit-
gehalte en verlaagd energiegehalte.

► Brokken met een lage dichtheid, waardoor een relatief normaal maaltijdvolume
kan worden gegeven en de eigenaar zich beter aan de voedingsadviezen zal
houden.

► Effectief gebleken in klinische studies.

jy

X

Nieuw

I

I

1 S

SATIETY SUPPORT

I ï
-i ^
i

©

«OttLCKNIN

VfTtMMMVONt

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen)
of 0413-318400 (productinformatie) E-mail: infoOroyalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 211-

De informatiebrief aan alle dierenartsen met betrekking tot de Stichting Paard is een feit. Het reglement
\'Keuringsdierenarts paard\' en de conceptstatuten van de stichting in oprichting zijn voor alle dieren-
artsen in Nederland openbaar gemaakt via de website van de KNMvD.

In de loop van 2006 werd het duidelijk dat er in de markt een groeiende behoefte was aan vernieuwde
afspraken wat betreft het traject \'keuring paard\'. Dit sloot goed aan bij het traject \'erkende keurings-
dierenarts paard\' dat destijds goed functioneerde als kn\'aliteitssysteem waar uit de markt vraag naar
was.

Nu opnieuw en nadrukkelijk de vraag naar een kwaliteitssysteem werd uitgesproken, heeft de KNMvD in
overeenstemming met eerdere afspraken toegezegd te helpen bij het vormgeven en tot stand laten komen
van een dergelijk kwaliteitssysteem. Hierbij gaat de aandacht vooral uit naar de marktvraag en de rol en
verantwoordelijkheden van de verschillende belanghebbenden.

De nieuwe systematiek moet vooral transparant zijn, met heldere eisen en voorwaarden, en het \'regis-
ter \' dient open te staan voor iedereen die zich op de geformuleerde kwaliteitseisen wil laten toetsen.
Dit laatste is vooral van belang vanuit het perspectief van het mededingingsrecht. Daarnaast moes-
ten de oorspronkelijke eisen worden geëvalueerd en deugdelijk worden beargumenteerd en gevalideerd
voordat deze in het eisenpakket konden worden opgenomen. De betrokken
\'stakeholders\' moesten zich volledig achter deze teksten kunnen scharen
en er moesten afspraken worden gemaakt met certificerende instanties om
te komen tot een volwaardig onafhankelijk systeem van kwaliteitstoetsing
en -borging.

Het zal duidelijk zijn dat hier veel werk is verzet door bestuurders en me-
dewerkers van de KNMvD en de GGP, door juristen, betrokken veterinair
specialisten en niet te vergeten de betrokken marktpartijen (te weten: Hip-
pozorg, KWPN, VSN, Equipe Paardenverzekeringen).
Dankzij al hun bijdragen hebben we straks wellicht weer een \'gecertifi-
ceerde keuringsdierenarts paard\'.

Erik Gostelie, voorzitter GGP.

Voorzitters-
column

De erkende keuringsdierenarts paard komt terug

Vierdaagse reis naar het oosten van Duitsland

Piet Verhulst

De projectgroep \'Reizen\', een on-
derdeel van de Commissie Senioren
KNMvD 2007, bestaand uit de he-
ren Ko Minderhoud, Gert Jan
Schouten, Frans Sluyters en Piet
Verhulst, nodigt de seniordieren-
artsen en hun partners van harte
uit deel te nemen aan een vierdaag-
se reis naar het oosten van Duits-
land van 9 tot en met 12 mei 2007.

Tijdens deze busreis zullen bezoeken worden gebracht aan
twee grote melkveehouderijen. Verder staat een bezoek aan
de Diergeneeskundige Faculteit van Leipzig op het program-
ma. We zullen de steden Leipzig en Dresden bezoeken en be-
kijken met het accent op hun culturele rijkdom. Er is voorzien
in een bezoek aan een porseleinfabriek. Op de terugweg
wordt nog een hertenfarm bezocht.

Maatschappij

nieuws

Bij deze reis is inbegrepen:

• vervoer per luxe touringcar;

• drie overnachtingen op basis van een tweepersoonskamer
in een drie- of viersterrenhotel;

• alle maaltijden;

• excursies en reisleiding;

• maximaal 44 deelnemers;

• kosten: 350.00 euro per persoon bij minimaal veertig deel-
nemers.

Elke dierenarts die lid is van KNMvD en tot de doelgroep
hoort, wordt per brief geïnformeerd met een uitgebreide
beschrijving van de reis en een inschrijvingsformulier.
Voor verdere informatie kunt u zich wenden tot de leden van
de projectgroep.

Piet Verhulst is secretaris van de Commissie Senioren
KNMvD 200-j.

-ocr page 212-

Miel Bingen

Sinds 14 februari 2007 kent de KNMvD een nieuwe
groep. De Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
(GGL) is een samenvoeging van de Groep Geneeskunde
Rund, de Groep Pluimveewetenschappen, de Groep
Practici Grote Huisdieren en de Groep Varkensgezond-
heidszorg. Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde sprak
met de voorzitter van de nieuwe groep, Jan Tiete Sie-
binga, over het hoe en waarom van de GGL.

Het doel van de nieuwe organisatie is helder: de GGL wil
fungeren als dé belangenbehartiger voor dierenartsen, zowel
practici als niet-practici, die zich verbonden voelen met de
landbouwhuisdierensector. Hierbij staat niet alleen het behar-
tigen van de diergeneeskundige gezondheidszorg centraal,
maar ook het optimaal functioneren van de dierenarts binnen
de sector. Waar voorheen vier groepen de belangen van de
dierenartsen vertegenwoordigden, is er nu één stem.
Toch blijft de vraag naar het waarom bestaan. "De samen-
leving is sterk in beweging", verklaart Jan Tiete Siebinga.
"Zeker de landbouwhuisdierensector ziet er totaal anders uit
dan tien of twintig jaar geleden. De sector wordt steeds pro-
fessioneler en er is sprake van een aanzienlijke schaalvergro-
ting. Ons vakgebied is aan het veranderen en de samenstel-
ling van de beroepsgroep ook. Als dierenartsen binnen cluster
1 van de KNMvD wilden wij hier op anticiperen. Met het op-
richten van de GGL denken wij een belangrijke stap in de
goede richting te hebben genomen. Door de GGL zijn wij be-
ter herkenbaar zowel voor de gebruikers van diergenees-
kundige zorg als binnen de KNMvD. Hierdoor kunnen wij
efficiënter werken en beter inspelen op veranderingen binnen
de maatschappij en binnen het vakgebied."

De nieuwe groep

Om dit doel te bereiken, koos de GGL voor een structuur
waarbij sectorbrede thema\'s ter hand worden genomen. De
drie vakgroepen. Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwers,
Vakgroep Gezondheidszorg Pluimvee en Vakgroep Gezond-
heidszorg Varken, zullen de dierspecifieke en vakinhoudelij-
ke thema\'s afdekken. Om de lijnen kort te houden, hebben de
voorzitters van de verschillende vakgroepen zitting in het be-
stuur van de GGL. Jan Tiete denkt dat de groep uiteindelijk
ongeveer negenhonderd leden zal gaan tellen. Een definitief
getal is nog moeilijk te geven, mede door het feit dat GGL
nog in gesprek is met de Werkgroep Vleeskalveren.
"Een van de belangrijkste doelstellingen van de reorganisatie
is het opzetten van een efficiëntere organisatie", legt Jan Tiete
uit. "Het aantal dierenartsen in de landbouwhuisdierensector
wordt nu eenmaal niet groter en bovendien waren veel die-
renartsen in de sector al lid van meerdere groepen. Dat bete-
kent overigens niet dat wij te klagen hebben over een gebrek
aan belangstelling. Maar liefst meer dan 75 collega\'s hebben
positief gereageerd op een eerste inventarisatie van mensen
die actief willen worden binnen de groep."
Het gaat de GGL er dan ook vooral om sneller en adequater
te kunnen reageren op ontwikkelingen, aldus Jan Tiete. Door
de drie oude groepen samen te voegen tot één nieuwe groep
neemt het aantal bestuursleden af en worden de lijnen korter.

De groep venvacht hierdoor een efficiencywinst. Ook zal er
binnen de nieuwe organisatie meer projectmatig gewerkt
gaan worden om aan te sluiten bij de wens om flexibel inzet-
baar te zijn.

Herkenbaarheid

Het belangrijkste winstpunt ligt volgens Jan Tiete in de toe-
genomen herkenbaarheid van de groep dierenartsen werk-
zaam in de agrarische sector. "In de oude structuur hadden
partijen in de agrarische sector vaak te maken met meerdere
groepen van de KNMvD. Zelfs als het om één diergroep ging,
gebeurde het dat er twee groepen van de KNMvD als ge-
sprekspartner optraden. Dit was een niet-ideale en weinig
transparante situatie. Met de nieuwe groep is er voor alle
\'stakeholders\' in de sector één aanspreekpunt binnen de
KNMvD gekomen."

Ook binnen de KNMvD verwacht Jan Tiete profijt van het
feit dat er nu één aanspreekpunt is voor zaken die met land-
bouwhuisdieren te maken hebben. In de oude situatie was de
stem van deze dierenartsen versnipperd. Nu is er binnen de
KNMvD één expertisecentrum voor deze sector.

Thema\'s

De thema\'s die op korte termijn gaan spelen binnen de GGL
zijn volgens Jan Tiete talrijk. "Een goed voorbeeld van een
onderwerp waarmee de GGL zich bezig zal houden, is de
regelgeving rond diergeneesmiddelen. De Werkgroep Veteri-
nair Recept is vanuit de GGL samen met het bestuur van de
KNMvD bezig ervoor te zorgen dat de nieuwe EU-regel-
geving op een soepele en voor de dierenarts optimale manier
kan worden geïmplementeerd. Dit onderwerp is bijzonder
belangrijk voor de beroepsgroep en het is cruciaal dat wij
hierin onze verantwoordelijkheid nemen. Daarom pleiten wij
ook voor een unieke nummering en voor de één op één relatie
tussen veehouder en dierenarts. Hier geldt zeker dat het werk

Eén stem voor de landbouwhuisdierensector

-ocr page 213-

van de dierenarts volledig transparant moet zijn en dat de be-
roepsgroep moet laten zien dat ze het vertrouwen van de
overheid en de cliënten waard is."

Een ander onderwerp waar GGL zeker in zal duiken en dat
nauw verwant is met thema\'s als een verantwoord medicijnge-
bruik en het serieus nemen van maatschappelijke verantwoor-
delijkheden, is het kwaliteitsbeleid. Met de kwaliteitssyste-
men die algemeen aanvaard zijn in met name de
voedselproducerende keten en de toenemende aansprakelijk-
heid van partijen kan de dierenarts in de landbouwhuis-
dierensector niet achterblijven, stelt Jan Tiete. "Als we niet
willen dat we op dit gebied voor voldongen feiten komen te
staan, zullen we hier snel bij moeten aanhaken. Door zelf deel
te nemen aan het overleg over dit soort systemen kunnen we
ervoor zorgen dat er heldere en redelijke afspraken gemaakt
worden met andere stakeholders. Als we volledig willen kun-
nen meedraaien en als we de taak die de overheid voor ons
heeft weggelegd op ons willen nemen, moet de impasse waar-
in we ons op dit moment bevinden, doorbroken worden."

Toekomst van het vakgebied

Ook aan de toekomst van het vakgebied wil de nieuwe groep
pro-actief bijdragen. In de eerste plaats gaat het over de vak-
inhoudelijke kant: zijn er over twintig jaar nog wel genoeg
dierenartsen om de agrarische sector te kunnen bedienen? En
als er genoeg dierenartsen zijn, beschikken zij dan wel over
de juiste kennis om in de praktijk van iedere dag uit de voeten
te kunnen? Met dit soort vragen wil de groep zich in de toe-
komst zeker bezig houden. Een van de stappen is volgens Jan
Tiete een heroriëntatie op het aanbod van postacademisch
onderwijs.

Maar het stopt niet bij vakinhoudelijke aspecten. "Ook met
betrekking tot de toekomst van het vakgebied geldt dat wij
niet aan maatschappelijke veranderingen voorbij kunnen
gaan. Zo zijn de arbeidsverhoudingen flink veranderd. De
toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, het aan-
tal mensen dat in loondienst wil werken en het aantal part-
timers, deze dingen gaan niet aan onze beroepsgroep voorbij.
Dierenartsen stellen terecht eisen wat betreft mogelijkheden
tot ontplooiing en carrièreontwikkeling. Als we willen dat
diergeneeskunde een aantrekkelijk vak blijft, moeten we op
dit soort ontwikkelingen anticiperen."
"Een dierenarts heeft geen makkelijk takenpakkef\', conclu-
deert Jan Tiete Siebinga. "Er is voor hem of haar een belang-
rijke rol weggelegd op het gebied van diergezondheid, dierwel-
zijn en veterinaire volksgezondheid. Wat wij als GGL willen
bereiken, is dat we dierenartsen ondersteunen in het uitoefenen
van hun vak, zodat zij in staat zijn om als deskundige profes-
sional integer te functioneren en daarvoor krijgen wat ze ver-
dienen, zowel qua maatschappelijke status als qua beloning."

De structuur van de nieuwe groep

Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren

- voorzitter (Jan Tiete Siebinga)

- secretaris (Marrina Schuttert)

- penningmeester (Karin van Heuven-van Kats)

- voorzitter Vakgroep Herkauwers (Gerrit Hooijer)

- voorzitter Vakgroep Pluimvee (Albert Vink) ^ê^ ^^^ groep

- voorzitterVakgroep Varken (Frans van Dongen) W W \\ gezondheidszorg

- lid(TeusKreuger) ^J ^J landbouwhuisdieren

- 11 d (Laurens Hoedemaker)

Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwers
Gerrit Hooijer (voorzitter)
Mevr. L. de Ruigh (secretaris)

^^ 1 vakgroep
■ ^
1 gezondheidszorg
k herkauwer

Vakgroep Gezondheidszorg Pluimvee
Albert Vink (voorzitter)
W.J.H. Wijmenga (secretaris)

^m 1 vakgroep
^ ^
1 gezondheidszorg
^hJ ^taJ mm pluimvee

Vakgroep Gezondheidszorg Varken
Frans van Dongen (voorzitter)
H.G. Salomons (secretaris)

1 vakgroep
■ J 1 gezondheidszorg
VJ ^ varken

Lid worden van CCL?

Wilt u de belangenbehartiging van de landbouwhuisdieren steunen en inhoudelijk op de hoogte blijven van de ontwikkelin-
gen van uw vak dan kunt u lid worden van de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren. Het lidmaatschap van de GGL
staat open voor leden van de KNMvD en is gekoppeld aan het lidmaatschap van één diersoortspecifieke vakgroep. Een lid-
maatschap van meerdere vakgroepen is mogelijk.

De kosten voor het gecombineerde lidmaatschap voor de GGL en één diersoortspecifieke vakgroep bedraagt voor practici en
niet-practici € 130,-, voor dierenartsen ouder dan 65 jaar € 65,- en voor studenten diergeneeskunde € 25,- per jaar. Wanneer
u ervoor kiest lid te worden van meer dan één diersoortspecifieke vakgroep, betaalt u daarvoor € 30,- extra. U kunt zich op-
geven via de website van de GGL:
ggl.knmvd.nl.

Miel Bingen is eindredacteur van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 214-

Veertig jaar NVvD afdeling Fryslan

Lieneke Adamse-De Jong

Omdat de afdeling Friesland van de Nederlandse Vereni-
ging Vrouwen van Dierenartsen (NVvD) van start ging in
februari 1967 en deze afdeling nog steeds een kleine zes-
tig leden telt, vond het bestuur dat er alle reden was voor
een feestje. Samen met een lustrumcommissie hebben de
vijf bestuursleden plannen gemaakt om het heugelijke
feit van het veertigjarig bestaan te vieren met leden, oud-
bestuursleden, partners en genodigden.

Op vrijdagavond 19 januari 2007 kwamen 88 belangstellen-
den bij elkaar in hotel Tjaarda te Oranjewoud voor een reünie.
In haar openingswoord vertelde voorzitter Mienke Hennis
iets over de aanleiding tot de oprichting van de Nederlandse
Vereniging Vrouwen van Dierenartsen (NVvD) en de provin-
ciale afdelingen ervan. Omdat de meeste echtgenoten van
praktiserende dierenartsen ook een flink aandeel leverden in
de praktijk, met name als \'achterwacht\', bestond er behoefte
aan meer onderling contact. In aansluiting daarop las Lieneke
Adamse een \'heldinnenepos\' voor, waarin deze taak en de be-
hoefte aan onderling contact werd bezongen. Het eerste deel
daarvan kunt u lezen in het kader bij dit verslag.
Tijdens een heerlijk koud buffet werd er volop bijgepraat
door de overwegend gepensioneerde dierenartsen en hun ve-
terienen, maar daarna hadden ze weer alle aandacht voor een
reisverslag van de heren Henk Kroes en Cor Hennis. Samen
met een groep stoere fietsers en fietsters zijn zij in ruim drie
maanden naar Accra gefiets om via sponsoren geld te verza-
melen voor beter onderwijs in Afrika. Dat het een zware tocht
was, werd wel duidelijk door de treffende beelden die het pu-
bliek te zien kreeg. In tegenstelling tot de fietsers hoefden de
lustrumvierders niet zelf voor hun maaltijd te zorgen, want
het volgende programmaonderdeel was een warm buffet.
Op de gitaar begeleid door Lex Lobstein traden de gebroe-
ders Durk en Lieuwe van der Zee en hun echtgenotes Joop en
Tjitske tenslotte met succes op met oude nummers uit hun
gloriejaren, waar met genoegen en ook enige nostalgie naar
werd geluisterd. Tijdens een geanimeerde \'nazit\' werden nog
heel wat herinneringen uitgewisseld onder het genot van een
kop koffie, voordat het gezelschap voldaan naar alle hoeken
van Fryslan uitwaaierde.

Het \'heldinnenepos\'

Wat moest een veearts in vroeg \'re tijden zonder zijn vrouw als achterwacht?
Toen telefoneren tijdens het rijden voorlopig nog niet was uitgedacht?
Toen boodschappen werden doorgegeven bij een telefoonhoudende boer,
\'t bij kopziekte ging om dood of leven, wat zorgde voor veel rep en roer?
Medicijnen werden afgewogen en koeienpies gecontroleerd,
de veeartsvrouw tijdens het zogen met spoedgevallen geconfronteerd?
De warme hap vlak voor het eten toch weer tot later werd bewaard
omdat een boer vol zorg liet weten dat hij koliek had bij een paard?
En was die veearts na zware klussen diep in de nacht zo akelig koud,
dan vond hij naast zich op het kussen de vrouw met wie hij was getrouwd.
Haar warmte was een ware weldaad, daarvoor kon hij bij haar terecht.
Voor menig dierenartsen-nazaat werd dan de basis weer gelegd!

-ocr page 215-

De GCC internationaal vertegenwoordigd

Belangenbehartiging van de gezelschapsdierenarts

Monique Megens

Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren ^r

Europese en mondiale samenwerking speelt een steeds
grotere rol in de veterinaire wereld. De GGG, internatio-
naal bekend als \'The Netherlands Association of Compa-
nion Animal Medicine\' (NACAM), is al jaren lid van de
WSAVA, de FECAVA en de UEVP. Daarnaast is de GGG
zowel via de KNMvD als via de UEVP indirect vertegen-
woordigd binnen de FVE. De GGG heeft afgevaardigden
bij alle genoemde associaties. Weet u waar al deze asso-
ciaties voor staan? En misschien wel belangrijker: wat zij
doen voor u als gezelschapsdierenarts, praktiserend of
elders werkzaam?

In één artikel beschrijven wat er op veterinair gebied allemaal
internationaal gebeurt met betrekking tot gezelschapsdieren
is helaas onmogelijk. Er gebeurt namelijk veel, en nog be-
langrijker: steeds meer! Historisch gezien lag de nadruk wat
betreft internationale veterinaire belangen op de landbouw-
huisdierensector. Het economische belang van gezelschaps-
dieren werd, zoals u in een van de vorige uitgaven van dit tijd-
schrift wellicht gelezen heeft, vaak onderschat. Wist u
bijvoorbeeld dat de gezelschapsdierensector in Nederland
economisch gezien veel groter is dan de pluimveesector? On-
dermeer door het toenemende besef van het economische be-
lang van de gezelschapsdierensector en de groeiende aan-
dacht voor het dierenwelzijn staat de gezelschapsdierensector
zowel in Nederland als internationaal steeds vaker op de
agenda. Mondiale en Europese veterinaire (gezelschaps-
dieren)organisaties timmeren aan de weg. Dus is het hoog tijd
deze organisaties eens op een rijtje te zetten.

WSAVA: World Small Animal Veterinary Association

De WSAVA vertegenwoordigt wereldwijd 76 natio-
nale veterinaire gezelschapsdierenassociaties, en
daarmee zeventigduizend dierenartsen, die zich bezig
houden met gezelschapsdiergeneeskunde en/of -welzijn. Het
gezamenlijke doel van deze organisaties is het verhogen van
de kwaliteit en de beschikbaarheid van diergeneeskunde voor
gezelschapsdieren en het bevorderen van de internationale
verhoudingen tussen gezelschapsdierenartsen. Een jaarlijks
terugkerend evenement is het WSAVA-congres. Het congres
van afgelopen jaar in Praag werd druk bezocht door
Nederlandse dierenartsen. In 2007 zal het congres plaats-
vinden in Sydney. Overweeg eens of het wat voor u is! Alle
GGG-leden zijn lid van de WSAVA en kunnen zich met
korting voor dit congres inschrijven. Zie voor meer informa-
tie:
www.wsava2007.com.

In Praag werd Jolle Kirpensteijn gekozen tot penningmeester
van het WSAVA-bestuur. Helaas kan hij hierdoor niet langer
de afgevaardigde zijn van de GGG. De nieuwe GGG-afge-
vaardigde is secretaris Lonneke Stark. Voor meer informatie:
www. wsava. org.

FECAVA: Federation of European Companion Animal Vete-
rinary Associations

De FECAVA is de Europese federatie van de nationale veteri-
naire gezelschapsdierenassociaties in Europa. Dit betreft alle
nationale gezelschapsdiergeneeskundige associaties in de EU
en een groot deel van de associaties in de overige Europese
landen. In totaal zijn dit 33 associaties, die 32 Europese lan-
den vertegenwoordigen. Daarnaast kent de FECAVA tien ge-
associeerde leden. Dit zijn de Europese specialistenassocia-
ties.

De federatie heeft tot doel de activiteiten van bovenstaande
associaties in Europa te harmoniseren, de gezelschapsdieren-
arts te vertegenwoordigen en zijn belangen te behartigen.
Daamaast staat het bevorderen van het welzijn van gezel-
schapsdieren in de doelstelling. Twee maal per jaar publiceert
de FECAVA
The European Journal of Companion Animal
Medicine.
Dit wetenschappelijke tijdschrift ontvangen alle
GGG-leden thuis. Ook vindt er jaarlijks een FECAVA-
congres plaats. In 2006 was deze in Praag, tegelijk met het
WSAVA-congres. In 2007 vindt het congres plaats in Du-
brovnik. Als GGG-lid kunt u zich met korting inschrijven
voor het FECAVA-congres, maar ook voor andere congres-
sen van de aangesloten associaties, zoals bijvoorbeeld de
BSAVA. Voor meer informatie:
www.hvk.hr/fecava-congress-2007.
^ Tot en met 2006 was Leen den Ot-
ter bestuurslid van de GGG en als
zodanig was hij de GGG-afgevaar-
digde bij de FECAVA. Vanaf 2007
is Monique Megens, de penning-
meester van de GGG, de nieuwe af-
gevaardigde namens de GGG. Voor
F E C A.VA meer informatie: www.fecava.org.

UEVP: European Union ofVeterinary Practitioners

De UEVP is de overkoepelende organisatie van nationale
associaties van praktiserende dierenartsen uit 25 Europese
landen. Daarnaast is ook de FECAVA (gezelschapsdierenart-
sen) lid, net als de FEEVA (paardendierenartsen). De UEVP
is een tevens een afdeling van de FVE (zie onder). De UEVP
behartigt de belangen van praktiserende dierenartsen op Eu-
ropees niveau. Tweemaal per jaar komen de afgevaardigden
van de nationale associaties bijeen. Zij vergaderen meestal
één dag voor de FVE-vergadering. De besluiten die in de
UEVP-vergadering worden aangenomen, worden de volgen-
de dag in de FVE-vergadering gebracht. De KNMvD heeft
twee afgevaardigden bij de UEVP: een namens de Groep Ge-
zondheidszorg Landbouwhuisdieren (GGL) en een namens
de GGG. Ivo van Oosterhout was de afgelopen vijftien jaar
de afgevaardigde namens de GGG. Monique Megens heeft
als GGG-bestuurslid de afvaardiging inmiddels overgeno-
men. Voor meer informatie:
www.fve.org (About FVE/Secti-
ons/UEVP).

FVE: Federation ofVeterinarians of Europe

De FVE is de overkoepelende federatie van ve-
terinaire organisaties uit 35 Europese landen.
HBiK^rj^B Voor Nederland is dit uiteraard de KNMvD.
^ Daarnaast zijn vier Europese veterinaire orga-

nisaties binnen de FVE vertegenwoordigd, de

-ocr page 216-

zogenaamd \'sections\'. Dit zijn de UEVP (pralctiserende
dierenartsen), de UEVH (dierenartsen werkzaam in de volks-
gezondiieid en kwaliteitzorg), de EASVO (dierenartsen werk-
zaam bij de overheid) en EVIRE (dierenartsen werkzaam in
het bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs).
De FVE heeft ondermeer een adviserende rol in diverse
Europese organen en staat bekend als een sterke lobbyorgani-
satie in Brussel. De GGG heeft geen directe afvaardiging bij
de FVE, de vertegenwoordiging vindt plaats door de
KNMvD, maar de UEVP-afgevaardigde van de GGG woont
in de regel ook de FVE-vergaderingen bij. Zie voor meer in-
formatie:
www.fve.org.

De GGG zal u op de hoogte blijven houden van de internatio-
nale ontwikkelingen. In een volgende uitgave van het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
zal een artikel verschijnen van
Jolle Kirpensteijn over de afgelopen WSAVA-vergadering in
Praag. Samenvattingen van de bijeenkomsten van de overige
bovenstaande organisaties kunt u binnenkort lezen op de nieu-
we GGG-website. Mocht u naar aanleiding van dit artikel nog
vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de GGG-
bestuursleden Lonneke Stark
{lonnekestark.ggg@knmvd.nl)
of Monique Megens {moniquemegens.ggg@knmvd.nl).

Monique Megens is bestuurslid van de GGG.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
bestuur aangenomen:

Bannink, Mevr. E.A.; 2006; 9022 CG Martgum;
It Hiem 14.

Benedictus, A.; 2006; 3581 BR Utrecht; Malie-
singel 58.

Blaauw, Mevr. B.; 2006; 3672 GS Utrecht; Grift-
straat 89.

Blanken, Mevr. A.; 2006; 3816 DL Amersfoort;
W.v. Otterioostraat 112.

Boer, Mevr. A.; 2006; 3582 EG Utrecht; Gans-
straat 147 bis.

Bont, Mevr. M.E.Q. de; 1991; 5473 RW Heeswijk-Dinther; Het Geerice 29.

Brand-Benjamin, Mevr, N.F.; Pretorial995; 8072 PG Nuaspeet; Bovenweg 97.

Deijk, R. van; 2006; 3571 AB Utrecht; Van Lieflandlaan 24.

Eelkman Rooda, Mevr. D.C.; 2006; 4141 CS Leerdam; Oranje Nassaulaan 52.

Gosman, Mevr. B.E; 2006; 3945 EJ Gothen; Pruimenakker 3.

Kannekens, E.M.; 2006; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2.

Mari<, Mevr. A.M. van der; 2006; 1777 CB Hippolytushoef; Hoofdstraat 2 A.

Meer, Mevr. M.E.M. van der; 1996; 7491 GV Delden; De Horst 7.

Rossem, Mevr. A.W. van; 2006; 3581 BR Utrecht; Maliesingel 58.

Rutsen, Mevr A.M.; 2006; 4196 AVTricht; Buikstraat 11.

Schouten, Mevr. E; 2006; 3743 AE Baam; Eemnes.serweg 65.

Schreuter. Mevr. I.E.C.; Gent 2006; 7521 XM Enschede; Jachthonden.straat 43.

Slaa, J.W.; 2006; 3731 VC De Bilt; Cumulusweg 1.

Trieller, Mevr. W.H.; Gent 2006; 3253 EM Ouddorp; Blauwestecn 2.

Vrieselaar, H.; 1979; 8531 PX Lemmer; Straatweg 19.

Widdershoven, M.A.; 2006; 2082 BD Santpoort Zuid; Willem de Zwijgerlaan

96.

Zwiers, Mevr. H.E.; 2006; 8331 BZ Steenwijk; Burg. Voetelinkstraat 100.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Dijl, MevT. I.e. van
Haveri<amp, G.
Bokmans, Mevr. A.M.

Overiijdensberichten:

Op 7 september 2006 J. Driessen te Voorburg.
Mutaties:

Bannink, Mevr. E.A.; 2006; 9022 CG Mantgum; It Hiem 14; tel. privé mobiel:
06^0728018; E-mail privé:
E.A.Banninli@hetnel.nl.-, (toev. als lid)
Benedictus, A.; 2006; 3581 BR Utrecht; Maliesingel 58; tel. privé; 030-2367227;
tel. privé mobiel: 06^7669841; E-mail privé:
a.benediclus@gmail.com.;
medew. bij Liver Doc BV; tel. bur.: 0104089274, (toev. als lid)
Blaauw, Mevr. B.; 2006; 3572 GS Utrecht; Griftstraat 89; tel. privé mobiel:
06-17752779; E-mail privé:
barbara@heezik.nef, (toev, als lid)
Blanken, Mevr. A.; 2006; 3816 DL Amersfoort; W. v. Otterioostraat 112; tel.
privé mobiel: 06-14996555; E-mail privé:
annemiek_blanken@hotmailcom.;
medew. bij H.A. Hagen. K. Hoving, C.G. van Laar en EB. Oort; tel. prakt.:
038-3313930; fax prakt.: 038-3321257; E-mail prakt.:
info@dgc-wo.nl.; (toev.
als lid)

Boer, Mevr. A.; 2006; 3582 EG Utrecht; Gansstraat 147 bis; tel. privé mobiel:
06-24214930; E-mail privé:
annetteboer@yahoo.com.; medew. bij S.J.
Kleinjan; tel. prakt.: 030-2310986; fax prakt.: 030-2328927; E-mail prakt.:
info@dierenkliniekbiltstraat.nl.; (toev. als lid)

Personalia

Bont, Mevr. M.E.Q. de; 1991; 5473 RW Heeswijk-Dinther; tel. privé: 0413-
293508; E-mail privé:
koopmandebont@hetnet.nl.; d. bij Vobra Special Pet-
foods BV; tel. bur: 0413-229443; fax bur.: 0413-229963;
(toev. als lid)
Brand-Benjamin, Mevr N.E; Pretoria 1995; 8072 PG Nunspeet; Bovenweg
97; tel. privé; 0525-662733; E-mail privé;
nadia.jaap@planet.nl.; medew. bij
J. Brand A.J. Brouwer, J.M. J. Frijlink en Mevr. B.E.J. Kersten; tel. prakt.;
0314-252353; fax prakt.: 0314-254385; E-mail prakt.:
info@dgcnunspeet.nl.;
(toev. als lid)

Deijk, R. van; 2006; 3571 AB Utrecht; Van Lieflandlaan 24; E-mail privé:
r.vandeijk@hotmail.com.; (toev. als lid)

Eelkman Rooda, Mevr. D.C.; 2006; 4141 CS Leerdam; Oranje Nassaulaan
52; tel. privé: 0345-840284; tel. privé mobiel: 06-44350895; E-mail privé;
Danielle_Eelkman_Rooda@hotmail.com.; Manager Business Development
bij Animal Sciences Group; tel. bur.; 0320-293268; fax bur: 0320-238961;
(toev. als lid)

Gosman, Mevr. B.E; 2006; 3945 EJ Cothen; Pruimenakker 3; tel. privé:
0343-759621; tel. privé mobiel: 06-42714616; E-mail privé:
hfgosman@
hotmad.com.;
(toev. als lid)

Kannekens, E.M.; 2006; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2; tel. privé mobiel:
06-41227091; E-mail privé:
elzo@hotmail.com.; (toev. als lid)
Made, Mevr A.M. van der; 2006; 1777 CB Hippolytushoef; Hoofdstraat 2 A;
tel. privé mobiel: 06-29296362; E-mail privé:
a.m.vandermark@hotmail.com.;
(toev. als lid)

Meer, Mevr. M.EM. van der; 19%; 7491 GV Delden; De Horst 7; tel. privé;
074-3763782; E-mail privé:
ranniet@hotmail.com.; geass. met R. Sumter; tel.
prakt.: 074-3762262; fax prakt.: 074-3764358; E-mail prakt.:
dkdevossenbrink@
.xs4all.nl.;
(toev. als lid)

Rossem, Mevr. A.M. van; 2006; 3581 BR Utrecht; Maliesingel 58; tel. privé mo-
biel: 06^1424476; E-mail privé:
arianevanrossem@gmail.com.; (toev als lid)
Rut.scn, Mevr A.M.; 2006; 4196 AV Tricht; Bulkstraat 11; tel. privé: 0345-
575601; tel. privé mobiel: 06-22643430; E-mail privé:
astrid@rutsen.nl.;
medew. bij E.L.G. Hermens; tel. piakt.: 0347-326632; fax prakt.: 0347-326888;
E-mail prakt.:
info@dierendingen.nl.; (toev. als lid)
Schouten, Mevr. E; 2006; 3743 AE Baam; Eemnesserweg 65; tel. Privé mobiel:
0648926889; E-mail privé:
freekschouten@hotmad.com.; (toev. als lid)
Schreuter, Mevr. I.E.C. Gent 2006\'7521 XM Enschede; Jachthondenstraat 43;
tel. privé mobiel: 06-24752175; E-mail privé:
ilseschreuter@holmail.com.;
medew. Bij E.J. Hurkens en Mevr. M.L. Morselt; tel. prakt.: 053-4361666; fax
prakt.: 053-4327448; E-mail prakt.:
dap.enschede@12move.ni; (toev. als lid)
Slaa, J.W.; 2006; 3731 VC De Bilt; Cumulusweg I; medew. Bij J Brand J.M.J.
Frijlink en Mevr. B.E.J. Kersten; tel. prakt.: 0341-252353; fax prakt.: 0341-
254385; E-mail prakt.:
info@dgcnunspeet.nl.; (toev. als lid)
Trieller, Mevr. W.H.; Gent- 2006; 3253 EM Ouddorp; Blauwesteen 2; tel. pri-
vé: 0187-492404; E-mail privé:
wh_trieller@hotmail.com.; medew. bij J.JM.
van Riel; tel. prakt.: 0134674590; fax prakt.: 0134675109; E-mail prakt.:
daptilburg@zonnet.nl.; (toev. als lid)

Vrieselaar, H.; 1979; 8531 PX Lemmer; Straatweg 19; tel. privé: 0514-560848;
E-mail privé:
dierenarts@home.nl.; p., gemengd; tel. prakt.: 0514-564433; fax
prakt.: 0514-566303; E-mail prakt.:
dierenklinieklemmer@home.nl.; (toev. als
lid)

Widdershoven, M.A.; 2006; 2082 BD Santpoort Zuid; Willem de Zwijgeriaan
96; tel. privé: 023-5393211 ; (toev. als lid)

Zwiers, Mevr. H.E.; 2006; 8331 BZ Steenwijk; Burg. Voetelinkstraat 100; tel.
privé mobiel; 06-17656775; E-mail privé:
hessiez@hotmail.com.; medew.
Bij S.A.JM. van Dongen, R.E. Eikelboom, G.J. Eringa, JG.W. Jen Hong Li,
H.A.E. Nij Bijvank en Mevr. A.M.A. Otter; tel. prakt.: 0521-514848; fax prakt.:
0521-518115;
(toev. als lid)

-ocr page 217-

Jubilea maart 2007

5 maart, J.S. Verseput te Apeldoorn, 25 jaar
5 maart, L.H.L. Homix te Boxtel, 25 jaar
9 maart, J.H. Neuteboom te Sittard, 50 jaar
19 maart, K. van der Poel te Papendrecht, 70 jaar
23 maart, E.R Oldenkamp te Leidschendam, 50 jaar
27 maart, K.H. Bouwman te Heerenveen, 60 jaar

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-03-2007
01-04-2007
15-04-2007
01-05-2007

maandag 26-02-2007
maandag 12-03-2007
maandag 26-03-2007
dinsdag 10-04-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

Congressen t Symposia

2007
Maart

1 Ab.syrtus-.senior bijeenkomst in De Turfhoe-
ve te Sevenum.
10 Kattendag. Onderwerpen: anesthesie, pij nbe-
süijding, diabetes en voeding, relatie mcn.s-
dier, FIP en erfelijke afwijkingen. Locatie:
hoofdgebouw Faculteit der Diergeneeskun-
de. Toegang: vijftien euro. Aanmelding via
website
www.felcan.nl.

16-17 XVII Tagung über Pferdekrankheiten om Rahmen der I^uitana
Tagungsort: Congress Center West, Essen. Information und Anmel-
dung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Huskamp/
Marita Hellmann, Von-Braun-Str. 10, 48712 Gescher. Tel. 49 (0)
2863 / 2099-0. Fax 49 (0) 2863 / 2099-20. E-mail:
injb@tierklinik-
hochmoor.de.
Online-Anmeldung: www.tierklinik-hochmoor.de.

17 Symposium \'State of the Heart\' in Hotel Karel V te Utrecht. Onder-

werp: Aritmieën, hoe los je deze onregelmatigheden in de regel op?
Hoofdspreker: prof N.S. Moise, DVM, MS Diplomate, ACVIM.
Meer informatie op
www.vetmedin.nl of via het Boehringer Ingel-
heim secretariaat op 072-5662411.

22 142e wetenschappelijke bijeenkomst \'Mastitis\', GRR.

27 t/m 31 Tweejaarlijkse congres van de European College of Avian Medicine
and Surgery (ECAMS) en de European Association of Avian Vete-
rinarians (EAAV) dat wordt gehouden in het \'Technopark\', Zurich,
Zwitserland. Verdere informatie kunt u vinden op
www.ecams.eit en
www.eaav.org.

April

26

27-29

Voorjaarsdagen, Precongres Dag. Rai Amsterdam. Info en registratie:
www.vooijaarsdagen.eu

Voorjaarsdagen, European Veterinary Conference. RAI Amsterdam.
Info en registratie:
www.voorjaarsdagen.eu

Doorlopende
agenda

Reünie Absyrtus-senior regio Zuid.

Tweede Nederlandse Zoönosedag. Locatie: Androclusgebouw Dierge-
neeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 1 te Utrecht. Deze dag wordt
georganiseerd in het kader van de door WHO uitgeroepen \'Intematicv
nal Zoonoses and Foodbome Disease Day\'.

International Conference on Farm Animal Reproduction, ICFAR 2007.
The ICFAR, entitled: \'From Egg to Embryo\', will be held in the Confe-
rence Center Rolduc, the Netheriands. You may contribute by submit-
ting an abstract for the Poster Sessions, deadline February 28, 2007.
Website:
http://www.nfsar.nl/icfar/.

31-31

21-21

Feline Symposium. Dit symposium zal plaatsvinden op de Faculteit der
Diergenee-skunde te Utrecht.

XIII th Intemational Congres on Animal Hygiene van de Intemational
Society for Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Informatie en registratie
via de website:
www.emu.ee/isah2007.

Heifer Mastitis Conference 2007, Gent, Belgium. Voor informatie:
www. heifermastitis. UGent. be.

26-26

September

21 Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur. Locatie: Sportpark Marien-
hoeve. Wijk bij Duurstede.

November

2-3 14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary
Medical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology
in Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG,
ATE WAHVM 45 €, Members of GdF (TiHo) 25 €, Unemployed
15 €, Students none. Information about the conference, and registrati-
on of contributions (20-minute presentations) or posters: until April 01,
2007, to University-Prof Dr Dr. Johann Schäffer, Tierärztliche Hoch-
schule Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15
(Haus 120), D-30173 Hannover, Fax:
-H-49-(0)5l 1-8567676, E-mail:

Mei

I

24

-ocr page 218-

johann.schaejfer%tiho-hannover.de. Accomodation (Reservation):
Hannover Tourismus Service, Hotel Service, PrinzenstraBe 6, D-30159
Hannover, Tel.
-H-49-(0)511-12345555, Fax 49-(0)511-12345556,
E-mail:
hotels@hannover-lourism.de.

December

7-9 Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues\'. For further information
about the seminar and booking conditions:
http://www.cHckerreiter
de/KenRamirezl .htm.

lirERCADERINGEN fc Bl|eenkomsten j

2007
Maart

Werkvergadering Rund 111. Locatie: Druiventros, Berkel-Enschot.

April

2

Vooijaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Oost.
Locatie: Mercure Hotel Deventer, Deventerweg 121, 7418 DA Deven-
ter. Ontvangst vanaf20.00. De vergadering begint om 20.15 uur.
Vooijaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Zuid.
Locatie; Hotel Vught, Bosscheweg 2, 5261 AA Vught. Ontvangst vanaf
20.00. De vergadering begint om 20.15 uur.

Vooijaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Noord.
Locatie: Hajé hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC Heerenveen.
Ontvangst vanaf20.00 uur. De vergadering begint om 20.15 uur.
Vooijaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio West. Loca-
tie: Mercure Hotel Utrecht Bunnik, Kosterijland 8, 3981 AJ Bunnik.
Ontvangst vanaf20.00 uur. De vergadering ikgint om 20.15 uur.

16

19

November

10 Najaarsdag van de GGG. Locatie is nog niet bekend.

CuRSUSSE^

2007
Maart

5

19

21-25

Virbac Klinische avond. Locatie:Van der Valk Hotel De Cantharel
Apeldoorn. De kosten voor deelname zijn 27,50 euro (inclusief btw).
Dit bedrag is inclusief consumpties, het handzame boekje met informa-
tie over de besproken onderwerpen en een certificaat van deelname. Dc
Klinische Avonden 2007 is voor accreditatie aangemeld bij de Techni-
sche Commissie Gezelschapsdieren. Voor meer informatie of het aan-
vragen van een inschrijfformulier, kunt u contact opnemen met Virbac
Nederland B.V, tel.: 0342-427127 of fax: 0342-490164.
Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van dc maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Virbac Klinische avond. Locatie: Van der Valk Hotel Drachten. Dc
kosten voor deelname zijn 27,50 euro (inclusief btw). Dit bedrag is
inclusief consumpties, het handzame boekje met informatie over de
besproken onderwerpen en een certificaat van deelname. De Klinische
Avonden 2007 is voor accreditatie aangemeld bij de Technische Com-
missie Gezelschapsdieren. Voor meer informatie of het aanvragen van
een inschrijlTormulier, kunt u contact opnemen met Virbac Nederiand
B.V, tel.: 0342427127 of fax: 0342-490164.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 2: \'Thoracolumbar\'. Information and registi^tion:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindensti-. 4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 494282-605410/fax:
49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Cursus Pluimveevoeding en -management. Plaats: Wageningen.
Kosten: 975 euro. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op
www.wbs.wur.nl. De inschrijftermijn van de cursus eindigt
op 14 maart 2007.

PiR-DAP, regionale studiemiddag, Van der Valk, Nuland.
PiR-DAP, regionale studiemiddag, Tulip Inn, Beekbergen.
PiR-DAR regionale studiemiddag, Van der Valk, Wolvega.

27

28
29

April

4

Mei

2

12

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Echo-opfrisochtend voor oud-cursisten van de intensieve echocursus
van Dynamic Support. Locatie: Lelystad. Kosten: 215 euro. Opgeven
via
info@dynamicsupport.nl.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 3: \'Sacropelvic\'. Information and registi^tion:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindensti-. 4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49-4282-605410/fax:
49-721-151366446/e-maiI:
contact@BackBone-Academy.com.

19-19

juni

6

Juli
4

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijksti^a. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstia. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbc, Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

15-15

Augustus

1 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijk.stra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamic.support.nl.

September

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand. 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

27-28

-ocr page 219-

De doelgerichte, lange termijn

□ pldssing vddr honden die luden
aan atopische dermatitis

Atopische dermatitis is een
levenslange aandoening, die
niet te genezen is. Voor honden
die hieraan lijden is ATOPICA®
een doelgerichte lange termijn
oplossing. Het vermindert
de chronische jeuk en pijnlijke
huidlaesies. Dankzij de
geavanceerde werkzaamheid
bij atopische dermatitis kunnen
honden weer genieten.

Geen slapeloze nachten meer,lekker de hdnd uitlaten

en aaien behddrt weer tot de dagelijkse realiteit.

Benaming: ATOPICA* capsules voor honden. Samenstelling: ATOPICA* 10 bevat 10 mg Cyclosporine, ATOPICA* 25 bevat 25 mg Cydosporine, ATOPICA* 50
bevat 50 mg Cyclosporine, ATOP1CA*100 bevat 100 mg Cyclosporine. Indicatie: Behandeling van chronische gevallen van atopische dermatitis. Doeldier
Hond. Contra-mdicatie: Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor Cyclosporine of voor één van de hulpstoffen. Voor alle capsule groottes geldt
niet gebruiken bij honden jonger dan 6 maanden of met een lichaamsgewicht van minder dan 2 kg. Niet gebruiken in geval van een historie van kwaadaar-
di^ge afwijkingen of progressieve kwaadaardige afwijkingen. Niet vaccineren met een levend vaccin gedurende de behandeling, of binnen twee weken voor
of na de behandeling. Bijwerkingen: De meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn gastro-intestinale verstoringen zoals braken, slijmvormige of
zachte ontlasting en diarree. Ze zijn mild en van voorbijgaande aard en in het algemeen is stoppen van de behandeling niet nodig. Andere bijwerkingen
die zelden worden waargenomen zijn anorexie, een milde tot matige vorm van hypertrofisch tandvlees, wratvormige beschadigingen van de huid of ver-
andering van de vacht, rode en gezwollen oorschelpen, spierzwakte of spierkrampen- Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan wanneer de behandeling is
gestaakt. Dosering en wijze van toediening: De gemiddeld aanbevolen dosering van Cyclosporine is 5 mg/kg lichaamsgewicht. ATOPICA* moet ten minste
2 uur voor of na het voeren worden toegediend. De capsule direct in de bek toedienen. Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift.
Verpakking: Voor alle verpakkingen blisters met 10 tabletten. Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Registratienummers: REG NL 10126 10127
10128, 10129, B 3011 IE 25 F5, 3011 IE 26 F5, 3011 IE 27 F5, 3011 IE 28 F5, L V997/03A)9/0768, V997/03/09A)769, V997/03A)9/0770, V997/03/09/0771.

NOVARTIS

ANIMAL HEALTH

ica

cyclosporine A

-ocr page 220-

DAP Sneek-Oudega (w) is een praktijk met hoofdzakelijk
rundvee, met vier dierenartsen. Wegens vertrek van onze
oudste collega hebben wij per 1 juli 2007 een vacature voor
een enthousiaste

dierenkliniek „den heuvel\'

Rundvee-dierenarts (m/v)

Wij vragen:

• enige relevante praktijk ervaring;

• evenredige participatie in de diensten;

• ervaring met paarden(gynaecologie) is een pré.

Wij bieden:

• een vaste baan 60-80% in het mooie Friese merengebied;

• werken vanuit een goed georganiseerde praktijk in een
ruim pand.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met 1. Hens,
tel.: 06-25077595.

Uw sollicatie, met cv, kunt u tot 8 maart 2007 richten aan:
DAP Sneek-Oudega (W), Edisonstraat 4, 8606 JJ Sneek.

Dierenkliniek Den Heuvel is een goed geoutilleerde gemengde
praktijk in Best, Noord-Brabant.

Voor de versterking van ons team zoeken wij een enthousiaste

Full-time dierenarts (m/v)

differentiatie gezelschapsdieren

Wij zijn op zoek naar een collega met een brede belangstelling
en vooral met een flexibele instelling.

Belangstellenden kunnen solliciteren via email:
info@dierenkliniekdenheuvel.nl

Dierenkliniek Den Heuvel
Oirschotseweg 113a
5684 NH Best

www.dierenkliniekdenheuvel.nl

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur In concreto gaat het om:

» DIERENARTS/JUNIOR DOCENT

Binnen het Departement Gezondheidszorg Paard van de Faculteit der Diergeneeskunde is plaats voor een dierenarts/junior
docent. U gaat werken bij de Ambulante Kliniek van de Universiteitskliniek Paard (UKP) in een team van dierenartsen dat
ook de avond-, nacht- en weekenddiensten verzorgt. Verder verzorgt u onderwijs aan toekomstige dierenartsen in de
laatste fase van de studie diergeneeskunde. U bent afgestudeerd in de differentiatie Geneeskunde van het Paard en/of
een Erkende Paardendierenarts. U kunt goed in een team werken en bent enige tijd in de praktijk werkzaam geweest.
Uw salaris bedraagt maximaal € 3.597,- bruto per maand bij een voltijds aanstelling. De omvang van de functie is 1,0 fte.

Meer informatie: prof. dr. A. Barneveld, telefoon (030) 253 1350 of drs. J.B.A. Loomans, j.b.a.loomans@vet.uu.nl.

Kijk op WWW.UU.nl/VACATURES voor de uitgebreide vacaturetekst

^ B ^ Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 221-

Mastitis1 kan in een oogwenk toeslaan

U moet er dus snel bij zijn.

Dl80 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Het resultaat is een spoedig
herstel van de melkproductie.

Sla direct terug met D180

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.

Nieuw antibioticum
voor behandeling van
E.coli mastitis

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van

luchtweqinfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophilius somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bii het r

- - --------------------------, rund

veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Aiiinial Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d Ussel • www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.nl
© 2005 Pfizer Animal Health b v.. • Capelle a/d Ussel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

DANOCIN 180.

1 E. coli-mastitis

Dl80 bevat danofloxacine mesylaatfröü^

-ocr page 222-

ontwormt moejteloos

p I7 t h

e max...

O UJjVlr\\J<

IVERMECTINE PRAZIQUANTEL

DE PERFECTE COMBINATIE
VOOR KAMPIOENEN

(NU IN EEN AANTREKKELIJK WEIDEPAKKET)

EQUIMAX:

Maximale bescherming tegen alle lintwormen,
roncJwormen en horzellarven

Veilig voor alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries
(dek)hengsten en veulens vanaf 2 weken oud

Smakelijk en makkelijk -

toe te dienen

ANIMAL HEALTI

Equimax en Eraquell kunnen veilig worden toegediend aan alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries, (dek)hengsten en veulens vanaf een leeftijd van 2 weken. Bovendien zijn Equimax en Eraquell zeer smakelijk en
unieke doseerspuit voor
700 kg lichaamsgewicht gemakkelijk toe te dienen. Equimax REC NL 09950 Werkzame bestanddelen: Ivermectine 18,7 mg per gram, Praziquantel 140,3 mg per gram. Toedienie
„ . r ^ ^^ , , . _ _ ---------n----
1 TC [.\'..r^^üc^rlo. Uril u».»./»^i.imax.nl Eraquell REG NL 9843. Werkzame stof: IveH

Doseerspuit met 7,49 gram gel voor behandeling van 700 kg lichaamsgewicht. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 35 dagen. Kanalisatie: Vrij. www.equimax.nl Eraquell REG NL 9843. Werkzame stof: Ivei)
18,7 mg per gram. Toedleningswijze: Doseerspuit met 7,49 gram gel voor behandeling van 700 kg lichaamsgewicht. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 30 dager. Kanalisatie: Vrij. wv^.eraquell.nl
Eraqueff en Equimax zijn verkrijgbaar bij uw dierenarts, Welkcop, Boerenbond, Divoza en de betere ruitersportspeciaalzaak. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Ba
Tel: 0342-427127. Fax: 0342-490164.

-ocr page 223-

Deel 132 • Aflevering 6 • 15 maart 2007

\'19 Miliyff2007

DiergeneesKurae

W «B

Cevoeligheid voor diverse antibiotica van coagulase negatieve
staphylococcen, geïsoleerd uit melkmonsters van Nederlands
rundvee

Oprichtingsvergadering Groep Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren

Klinische en experimentele studies naar osteogenesis bij de
hond

Couperen van schapenstaarten, besluitvorming met een
staartje?

Diergeneesmiddelengebruik bij paarden
Hoe dierenartsen een leven lang leren

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 224-

IN EIKE DIKKE HOND
ZIT EEN FITTE HOND

3

YARVITAN® (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farmacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

Benaming: Yarvitan S mg/ml orale oplossing voor honden (REG B: EU/2/06/063/001-003 - REG NL: 10469 - UDA) - Werkzaam bestanddeel: mitratapide 5
mg/ml -
Indicaties: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden,- Contra-indicaties: Niet gebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebnjiken voor
honden tijdens dracht en lactatie. Niet gebruiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebruiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypothyrose of hyperadrenocorticisme,-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken, diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet, moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen.Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen in serum aibumine, globuline, totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkaliëmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling.-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg} toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling, -
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B,V.B.A.,Turnhoutseweg 30,B-2340 Beerse.Verdere informatie is beschikbaar
op aanvraag

JANSSEN

animal health

-ocr page 225-

T i j d scju^^H

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.\'

Deel 132
Aflevering 6
15 maart 2007

199

Inhoud

Cover: foto van pagina 228 en 207
Uit de redactie

Overzichtsartikel

Gevoeligheid voor diverse antibiotica van coagulase negatieve staphylococcen, geïsoleerd uit melkmonsters
van Nederlands rundvee; O.C
SampimonJ.C.A. Vemooij, D.J. Mevius enJ. Sol

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

205

Samenvatting proefschrift

Klinische en experimentele smdies naar osteogenesis bij de hond; L.F.H. Theyse

Voor de praktijk

206

Veterinair tuchtrecht

Modderen met suiker - de twee katten; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Couperen van schapcnslaarten, besluitvorming met een staartje?; Hugo de Croot en Piet Vellema
Diergeneesmiddelengebmik bij paarden; Joost van Herten en Ton Kampuis
Archaeopteryx voor informatie over vogels en bijzondere dieren; Lonneke Boon
Gesignaleerd

Jaarverslag Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten (CAVP); Mevr Mr A.M. Hoppenbrouwers

Workshop ergonomie; Harm Haverkamp

Hoe dierenartsen een leven lang leren; Esther de Croot

Meepraten en beslissen over de CAO Dierenartsenpraktijken; Sjoerd van der Wardt en Saartje Beelen
Ingezonden

De geschiedenis van de Voorjaarsdagen; C. M. Smits
Verslag

Wilde dieren en volksgezondheid; Merel Langelaar
Aankondiging

Bek in de tijd; Rob Back

Regionale studiemiddagen PiR-DAP; Cerrit Hooijer
Uilgelicht

Stamboekregister

In veterinair
verband

209

210
216

220

221
222

224

225

226

227

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

228

229

230

231

Epi-Otic

De nieuwe generatie
oorreiniger

Antf-adh^ive
< 4

met anti-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adhesie complex, be-
staande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt aanhech-
tingvan bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie (anti-microbieel).
Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd in de gehoorgang
(anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, waardoor cerumen, dode
cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn de suc-
cesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en indrogende
werking behouden gebleven.

De optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic New
Generation is aangetoond door een double blind, randomized, multi-
center, clinical field trial.

Wirbeic

www.virbac.nl

virbac Nederiand BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@ivirbac.nl

-ocr page 226-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr M.F. de Jong

Dr R. Kuiper

Dn R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. FH.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

\'Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. O. Voorhout (Utrecht)

Dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.P.C. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tMdschriMknmvd.nl_

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de Industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dn M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

231

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hetj
jverenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
jlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
jDe abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
.wordt vastHditd door het bestuur

iRostgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
be Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
jPostbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
|en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508
AC.
iUtredfcnr. 69 93 61 443._,

Voorzitterscolumn

Dc Nederiandse diergeneeskunde veert op!; LudoJ. Hellebrekers

GGG

World Small Animal Veterinary Association (WSAVA);Jolle Kirpertsteijn
Verslag

Het belang van belangenbehartiging neemt voortdurend toe; Johan Klein Haneveld
In memoriam

Frederik Jan Grommers; Bart Rutgers

B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr 2, febmari 2007
Personalia

Doorlopende agenda
Deadline kopij

232
232

234

236

237

238
238
240

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342419794,
e-mail: info@overgaauv.\'advies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Review article

Sensitivity to various antibiotics of coagulase-ncgative staphylococci isolated from samples of
milk from Dutch dairy cattle; O.C.
SampimonJ.C.A. Vernooij, DJ. Mevius and J. Sol

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Ail rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 227-

Uit

de redactie:

Een nieuwe lente, een nieuwe geluid?

Met een nieuwe lente en een nieuw kabinet staan er wellicht meer veranderingen voor de deur. Eén
van de laatste acties van de scheidend minister van Landbouw, Natuur en Voedselkn\'aliteit, Cees
Veerman, was het verbod tot couperen van schapenstaarten. Hoe komt het eigenlijk dat de discussie
hierover nu al zolang duurt? De collega \'s Hugo de Groot en Piet Vellema probeerden één en ander
toe te lichten en beschrijven het proces van politieke besluitvorming als resultante van pressie en
advisering door elkaar bestrijdende partijen. Zij gaan in op de toegenomen aandacht voor het die-
renwelzijn, de lange termijnen waarop besluitvorming plaats vindt, de rechtvaardiging van de inzet
en de perspectieven van de betrokkenen en zij proberen inzicht te verschaffen in politiek bestuurlijke
besluitvormingsprocessen.

Iedereen probeert zijn al dan niet vooringenomen standpunt te voorzien van een objectieve,
wetenschappelijke onderbouwing om daarmee aan overtuigingskracht te winnen. Enerzijds wordt
geijverd voor het dierenwelzijn, waarbij wordt uitgegaan van het axioma \'integriteit van het dier\',
anderzijds worden door bovengenoemd verbod problemen voorzien in de praktijk van de huidige
schapenhouderij.

Het proces van politieke besluitvorming blijkt gecompliceerd en de auteurs voorzien dat de discus-
sie nog niet is gesloten. Meer dan vroeger heeft een dergelijk verbod draag\\\'lak hij de direct betrok-
kenen nodig om te kunnen worden uitgevoerd. Bovendien moet rekening worden gehouden met de
groeiende maatschappelijke aandacht voor het dierenwelzijn. Deze krijgt nu gestalte in de Tweede-
Kamerfractie van de Partij voor de Dieren. De opstelling van deze fractie in aangelegenheden van
dierenwelzijn lijkt voorspelbaar, het geluid van dit front zal in de discussie duidelijker klinken. De
opstelling van de overige fracties in dierenwelzijnsaangelegenheden wordt uiteraard meer bepaald
door het veronderstelde gedrag van de kiezers. Daarbij ga ik ervan uit dat deze nieuwe stroming van
langere duur zal zijn. Ik verwacht niet dat we deze politieke partij moeten zien als weer een voor-
bijgaande beweging van protest tegen politici die niet willen luisteren en de verkiezingsuitslagen
steeds alleen maar uitleggen in het kader van hun eigen agenda.

Onlangs voorspelde dezelfde minister Veerman dat door de wereldwijd groeiende welvaart en de
daardoor groeiende vraag naar vlees de vleesprijzen oneindig zullen stijgen. Hij hield daarbij (nog)
weinig rekening met de mogelijke invloed van bewegingen als de Partij voor de Dieren. Marianne
Thieme. fractievoorzitter in de Tweede Kamer van de Partij voor de Dieren, reageerde daar uiter-
aard op (NRC Handelsblad van 20 en 22 februari jongstleden). De details van de discussie zijn hier
niet belangrijk. Wel is het duidelijk dat zolang wij niet massaal vegetariër worden, meer aandacht
voor dierenwelzijn alleen maar kan betekenen dat de prijsstijgingen voor het vlees \'nog oneindiger\'
zullen zijn. Wat zouden de consequenties van het één en ander zijn voor de positie van de vlees-
veehouderij, de melkveehouderij en de diergeneeskunde in deze takken van veehouderij?

Rogier Kuiper

Diergenees

-ocr page 228-

Gevoeligheid voor diverse antibiotica van coagulase negatieve stap-
hylococcen, geïsoleerd uit melkmonsters van Nederlands rundvee

Tijdschr Diergeneeskd looj, 132: 200-204.

o.e. Sampimon\\J.C.A. Vernooif, D.J. Mevius^ enJ. Sol\'

Summary

Overzichtsartikel

Samenvatting

De laatste jaren worden in Nederland in toenemende
mate coagulase negatieve staphylococcen geïsoleerd uit
melkmonsters van melkkoeien. Van de bacteriologisch
positieve melkmonsters, afkomstig van koeien met een
subklinische mastitis, werden bij GD in 1999 in 16,2 pro-
cent en in 2004 in 42,2 procent van de isolaten coagulase
negatieve staphylococcen gevonden. Deze percentages
lagen voor de isolaten afkomstig van klinische mastitiden
respectievelijk op 7,3 en 14,1 procent.
In dit onderzoek werd van 108 coagulase negatieve stap-
hylococcen, geïsoleerd uit melkmonsters van Nederlands
rundvee lijdend aan een mastitis, de gevoeligheid voor
Oxacilline, cefquinome, streptomycine, neomycine, peni-
cilline en de combinatie van nafcilline, penicilline en
streptomycine getest. Dezelfde 108 isolaten werden met
behulp van de Api-Staph getypeerd.
Er werden acht species gevonden.
Staphylococcus chro-
mogenes
was de meest voorkomende (4l,7 procent) coa-
gulase negatieve staphylococ, gevolgd door
Staphylococ-
cus xylosus
(15,7 procent) en Staphylococcus simulans
(10,2 procent).

In de agar\\\'erdunningstest bleken alle 108 stammen ge-
voelig te zijn voor cefquinome en negentig procent was ge-
voelig voor Oxacilline. In drie isolaten (2,8 procent) werd
het
mecA-gtn aangetoond. Ondanks de uitslag van de
agarverdunningstest dienen deze drie isolaten als resi-
stent te worden beschouwd tegen alle beta-lactam anti-
biotica
(Penicillinen, combinaties van penicillinen en een
beta-lactamaseremmer en alle generaties cefalosporinen).
In de agardiffusietest waren alle isolaten gevoelig voor de
combinatie nafcilline-penicilline-streptomycine, 99 pro-
cent van de isolaten was gevoelig voor neomycine en één
procent intermediair gevoelig en voor streptomycine was
95 procent van de isolaten gevoelig, vier procent ongevoe-
lig en één procent intermediair gevoelig.
37,4 procent van de CNS-isolaten was resistent tegen
penicilline. Het percentage resistentie voor penicilline
varieerde tussen de species van nul procent voor
Staphy-
lococcus simulans
tot honderd procent voor Staphylococ-
cus saprophyticus.

Gezien de aanwezigheid van resistentie in CNS tegen di-
verse antibiotica is een gevoeligheidstest belangrijk voor
een gerichte behandeling van een mastitis.

\' GD B. V. Postbus 9. 7400 AA Deventer E-mail: o.sampimon@gddeventer.com
^ Intervet Nederland B. y. Boxmeer
^ Centraal Instituut voor Dierziekte Controle, Lelystad.

Sensitivity to various antibiotics of coagulase-negative
staphylococci isolated from samples of milk from Dutch
dairy cattle

During recent years the prevalence of coagulase-negative
staphylococci in milk samples from Dutch dairy cows has in-
creased. In 1999 16.2% of the bacteria isolated from milk
collectedfrom cows with subclinical mastitis were coagulase-
negative staphylococci. In 2004 this proportion was 42.2%.
The proportion of coagulase-negative staphylococci of the
bacteria isolated from milksamples from cows with clinical
mastitis was 7.3% in 1999 and 14.1% in 2004.
In this study, the susceptibility of 108 coagulase-negative
staphylococci to oxacillin, cefquinome, streptomycin, neomy-
cin, penicillin, and the combination of nafcillin, penicillin,
and streptomycin was tested. The isolates were cultured from
milk collected from cows with mastitis and typed using the
Api-Staph system.

Eight species were identified. Staphylococcus chromogenes
was the predominant species (41.7%>), followed by Staphylo-
coccus xylosus
(15.7%) and Staphylococcus simulans
(10.2%). With the agar dilution method all strains proved to
be sensitive to cefquinome and 90% to oxacillin. Three iso-
lates (2.8%) were mecA-positive. Despite the agar dilution
results, these three isolates should be considered resistant to
all beta-lactam antibiotics (penicillins, penicillins combined
with a beta-lactamase inhibitor and all generations of cepha-
losporins).

In the agar diffusion test, all isolates proved to he sensitive to
the combination of nafcillin-penicillin-.streptomycin, 99%
were sensitive to neomycin and P/o intermediate sensitive,
and 95% were sensitive to streptomycin, 4%> resistant, and
1% intermediate sensitive. The coagulase-negative staphylo-
cocci were highly resistant to penicillin (37.4%), although
the level of resistance varied between species, from 0% for
Staphylococcus simulans to 100% for Staphylococcus sapro-
phyticus.
Because coagulase-negative staphylococci are re-
sistant to several antibiotics, sensitivity testing is important
for targeted treatment of mastitis.

Inleiding

Mastitis is de ziekte die op een melkveebedrijf het meeste
geld kost. Bij de berekening van de schade door klinische
mastitis wordt deze in de eerste drie maanden van de lactatie
begroot op 276 euro per geval en in de laatste maanden van
de lactatie op 166 euro per geval (23). De schade bij sub-
klinische mastitis wordt voornamelijk bepaald door de kwali-
teitskorting en de verminderde productie van 0,7 kilo melk
per koe per dag, voor elke verdubbeling van het koecelgetal
vanaf 50.000 cellen/ml (23). Klinische mastitis is echter ook
een pijnlijke aandoening. Naast de economische schade is er
dus een welzijnsaspect. Gezien het grote aantal klinische
mastitisgevallen (25 procent van de koeien krijgt gemiddeld

-ocr page 229-

eenmaal per jaar een klinische mastitis) is dit welzijnsaspect
aanzienlijk (3). Daarnaast worden voor de behandeling van
mastitis antibiotica gebruikt. Daardoor neemt de kans op re-
siduen in melk toe, evenals de kans op ontwikkeling van resi-
stentie van mastitisverwekkers tegen de gebruikte antibiotica
(19).

De prevalentie van de verwekkers van mastitis is in de loop
der jaren veranderd. Het percentage subklinische mastitis,
veroorzaakt door de zogenaamde \'major\' mastitisverwekkers
die een hoog koemelkcelgetal veroorzaken, zoals onder an-
dere
Streptococcus agalactiae, is afgenomen (20). Tegelijk is
echter het percentage subklinische mastitis, veroorzaakt door
zogenaamde \'minor\' mastitisverwekkers die ook een ver-
hoging van het koemelkcelgetal veroorzaken, maar minder
sterk dan de \'majors\', gestegen (20). De belangrijkste van de
\'minor\' mastitisverwekkers zijn de coagulase negatieve stap-
hylococcen (CNS). Coagulase negatieve staphylococcen, in
Nederland ook wel
Staphylococcus niet aureus (STC) ge-
noemd, komen voor op de huid en de slijmvliezen van het
rund, maar in een aantal gevallen ook in de omgeving van het
dier (9,18).

Op goed geleide bedrijven met een laag maar stijgend tank-
melkcelgetal wordt vaak vrijwel uitsluitend CNS aangetoond
in melkmonsters van dieren met een verhoogd koecelgetal
(24).

Een stijging van het koecelgetal door CNS ging in het onder-
zoek van Timms gepaard met een verlaging van de melkpro-
ductie (21).

De groep CNS is bij vaarzen een belangrijke veroorzaker van
subklinische mastitis (17,18).

In de MARAN-studie (1), uitgevoerd in Nederland, werd de
gevoeligheid van mastitisverwekkers voor diverse antibiotica
onderzocht. Daarbij bleek dat, bij Gram-positieve bacteriën,
de meeste resistentie werd gezien bij CNS. Ook in andere on-
derzoeken werd resistentie bij CNS vastgesteld tegen geteste
antibiotica (6, 7). Deze resistentie is waarschijnlijk mede de
reden dat de genezing/bestrijding van mastitis veroorzaakt
door CNS zo lastig is (24).

Er zijn vele CNS-species. Birgersson (4) vond in Zweden
12 species. In Nederland is weinig bekend over CNS-species
geïsoleerd uit melkmonsters van melkvee. Uit de MARAN-
studie (1) is wel bekend dat er bij de coagulase negatieve
staphylococcen nogal wat resistentie voor antibiotica is, maar
het is onbekend of er variatie is tussen de diverse species. In
deze MARAN-studie werd namelijk niet gedifferentieerd in
species.

Het doel van dit onderzoek was om de CNS-isolaten uit
melkmonsters van koeien te differentiëren op speciesniveau
en van de gevonden species de gevoeligheid voor een aantal
veelgebruikte antibiotica te bepalen. In Nederland wordt bij
het droogzetten van koeien met antibiotica regelmatig ge-
bruik gemaakt van cloxacilline/nafcilline. Oxacilline is de re-
presentant voor cloxacilline/nafcilline in gevoeligheidstesten.
Behalve voor Oxacilline is ook gekozen voor een aantal anti-
biotica die aanwezig zijn in preparaten voor de preventie/be-
handeling van mastitis: cefquinome, streptomycine, neomy-
cine, penicilline en de combinatie van nafcilline, penicilline
en streptomycine.

Materiaal en methode

In 2004 heeft GD, voorheen Gezondheidsdienst voor Dieren,
110 CNS, verdeeld over het gehele jaar, geselecteerd uit
melkmonsters van koeien lijdend aan een mastitis. De gese-
lecteerde isolaten moesten in reincultuur groeien. Er werd
maximaal één isolaat per bedrijf in het onderzoek opgeno-
men.

De geselecteerde staphylococcen werden met de coagulase-
test onderscheiden in
S. aureus en CNS door het suspenderen
van een reincultuur in konijnenplasma. De species typering
van de CNS-isolaten werd met de Api-Staph (Bio-Merieux)
uitgevoerd.

Vervolgens is van de geselecteerde isolaten de gevoeligheid
bepaald voor
Oxacilline, cefquinome, streptomycine, neomy-
cine, penicilline en de combinatie nafcilline, penicilline en
streptomycine (naf/pen/strep) met de agarverdunnings- en
agardiffusiemethode.

Oxacilline en cefquinome zijn onderzocht met behulp van de
agarverdunningsmethode, conform het voorschrift van de
Clinical Laboratory Standard Institute (CLSI), voorheen NC-
CLS (14). Als resistent werden de stammen beschouwd bij
een concentratie van > 0.25 |ig/ml voor
Oxacilline en voor
cefquinome bij een concentratie van > 4 ng/ml. In de CNS-
isolaten met
Oxacilline MIC > 0.25 ng/ml werd met behulp
van PCR de aanwezigheid van het
mecA-gen onderzocht.
Cefquinome wordt niet vermeld in het voorschrift van het
CLSI. De vermelde waarde is afkomstig van Intervet, de fa-
brikant van cefquinome. Voor het bepalen van de gevoelig-
heid volgens de agarverdunningsmethode werd uitgegaan
van een voorraadoplossing van het te onderzoeken antibio-
ticum. Dit antibioticum werd in water opgelost en van deze
oplossing werd een tweevoudige verdunningsreeks gemaakt.
Deze verdunningen werden 1:10 gemengd met opgesmolten
Mueller Hinton agar van 50°C en de mengsels werden uitge-
goten in petrischalen. Voor de bepaling van de gevoeligheid
werd de te onderzoeken cultuur in een inoculumgrootte van
circa 10\'* CFU/spot op deze platen geënt met een multipoint
inoculator (Denley). Na 24 uur incuberen bij 35°C is de laag-
ste concentratie antibioticum waarbij geen groei optrad, als
minimale inhiberende concentratie (MIC) afgelezen.
De overige antibiotica zijn onderzocht met de agardiffusie-
methode, met behulp van fabrieksmatig bereide tabletten die
een vaste hoeveelheid van een te onderzoeken antibacteriële
stof bevatten (Neo-sensitabs - Rosco) (16). In dit onderzoek
zijn de tabletten op isosensitest agar gelegd, die met de des-
betreffende CNS-stam was beënt. Na incubatie van 21±3 uur
van de voedingsbodems bij 37°C werd de remzone, gemeten
met een schuifmaat, bepaald.

Volgens het voorschrift van de fabrikant is voor streptomycine
een remmingszone < 22 mm resistent en een zone > 30 mm
gevoelig, daartussen is sprake van intermediaire gevoeligheid;
voor neomycine is < 18 mm resistent en > 22 mm gevoelig,
daartussen is intermediair gevoelig. Voor penicilline is < 32
mm resistent en voor de combinatie naf/pen/strep < 28 mm.

Resultaten

Van de 110 ingezette CNS op de Api-Staph werden 108 isola-
ten geïdentificeerd als een CNS. De gevonden species staan
in tabel 1.
Staphylococcus chromogenes is met 41,7 procent
veruit de meest frequent geïsoleerde species, gevolgd door
S. xylosus (15,7 procent) en S. simulans (10.2 procent).
In tabel 2 zijn de MIC-waarden voor
Oxacilline aangegeven.
Elf isolaten (10,2 procent) hadden een MIC hoger dan het
breekpunt (> 0.25 ng/ml). Al deze elf isolaten zijn onderzocht
op de aanwezigheid van het
mecA-gen met behulp van PCR.

-ocr page 230-

Tabel 1. Speciesdifferentiatie van coagulase negatieve staphylococcen
(CNS) met behulp van de Api-Staph.

CNS

S. chromogenes

n

45

%
41.7

S. xylosus

17

15.7

S. simulans

11

10.2

S. haemolyticus

8

7.4

S. epidermidis

8

7.4

S. capitis

8

7.4

S. hyicus

6

5.6

S. saprophyticus

5

4.6

Totaal

108

100.0

Tabel 3. Verdeling van MIC-waarden voor de verschillende coagulase ne-
gatieve staphylococcen (CNS) species voor cefquinome.

CNS

iMIC-vcrdeling (^g/nil)
n 0.125 0.25 0.5

45 4 15 26

S. xylosus

17

10

7

S. simulans

11

2

8

1

S. haemolyticus

8

1

1

4

2

S. epidermidis

8

2

4

1

1*

S. capitis

8

4

2

1*

1*

S. hyicus

6

2

3

1

S. saprophyticus

5

1

3

1

Totaal

108

9

45

47

6

1

\' mec-A-gen positief

Tabel 2. Verdeling van MIC-waarden voor de verschillende coagulase negatieve staphylococcen (CNS) species voor oxacilline.

MlC-verdeling (fig/ml)

CNS n 0.03 0.06 0.125 0.25 0.5 1 2

S. chromogenes 45 1 2 38 4

% Resistent

0.0

5\'. xylosus

17

23.5

S. simuhns
S. haemolyticus

0.0
0.0

S. epidermidis

12.5

25.0

0.0

80.0

S. capitis

5. hyicus

S. saprophyticus

Totaal 108

\' mec-A-gen positief

17

61

18

10.2

In de drie CNS-isolaten (2 x S. capitis en 1 S. epidermidis)
met oxacilline MIC > 2 |ig/ml werd de aanwezigheid van het
mecA-gen bevestigd. De MIC-waarden voor cefquinome
staan in tabel 3. Alle isolaten hadden een MIC lager dan het
breekpunt.

De percentages resistentie voor de antibiotica streptomycine,
neomycine, penicilline en de combinatie naf/pen/strep zijn
weergegeven in tabel 4. Op basis van deze meetwaarden was
één
S. saprophyticus isolaat (één procent) intermediair ge-
voelig voor streptomycine met een meetwaarde van 29 mm.
Vier procent van de isolaten was ongevoelig voor streptomy-
cine. Voor neomycine was één
S. chromogenes isolaat (één
procent) intermediair gevoelig met een meetwaarde van 20
mm. Het gemiddelde percentage resistentie tegen penicilline
was 37,4 procent, echter dit varieerde tussen de species, van
nul procent voor
S. simulans tot honderd procent voor S. sa-
prophyticus.
Tegen de combinatie naf/pen/strep werd geen
resistentie aangetoond.

Tabel 4. Percentage resistentie voor de verschillende coagulase negatieve staphylococcen (CNS) species voor streptomycine, neomycine, penicilline en de
combinatie nafcilline/penicilline/streptomycine (naf/pen/strep).

% Resistent / (intermediair resistent)

CNS

n

Streptomycine

Neomycine

Penicilline

Naf/pen/strep

5. chromogenes*

45

4.4

(10)

17.8

0.0

S. xylosus

16*

0.0

0.0

62.5

0.0

S. simulans

11

0.0

0.0

0.0

0.0

S. haemolyticus

8

0.0

0.0

75.0

0.0

S. epidermidis

8

25.0

0.0

62.5

0.0

S. capitis

8

12.5

0.0

75.0

0.0

S. hyicus

6

0.0

0.0

0.0

0.0

S. saprophyticus *

5

(1.0)

0.0

100.0

0.0

Totaal

107*

4.7

0.0

37.4

0.0

• Een Staphylococcus chromogenes isolaat was intermediair gevoelig voor neomycine en een S. saprophyticus isolaat was intermediair gevoelig voor strep-
tomycine. Van het totaal was een isolaat
(S.xylosis) onvoldoende gegroeid en kon daardoor niet worden beoordeeld.

Discussie

Birgersson (4) vond in Zweden 12 coagulase negatieve stap-
hylococcen species. In deze studie op 203 isolaten van zowel
klinische als subklinische mastitisgevallen werd
S. simulans
het meest frequent (34,5 procent) geïsoleerd, gevolgd door
Staphylococcus chromogenes (16,7 procent). Jarp (10) onder-
zocht in Noorwegen 148 CNS-isolaten. Ook in dat onderzoek
werd S.
simulans het meest frequent (44,6 procent) geïsoleerd
en kwam
S. chromogenes eveneens op de tweede plaats (16,2
procent). In het door ons uitgevoerde onderzoek werden acht
CNS-species gevonden, waarvan
S. chromogenes het meest
voorkwam. Dit bleek in andere onderzoeken eveneens de
meest voorkomende CNS-species te zijn (9,17,22).
De resistentie van de CNS-species tegen de in ons onderzoek
onderzochte antibiotica varieerde. Zo was
S. chromogenes
gevoelig voor veel antibiotica, maar bestond tegen S. epider-
midis
relatief veel resistentie (tabel 4). Wanneer in een onder-

-ocr page 231-

zoek relatief veel S. chromogenes-isolaten worden onder-
zocht en weinig
S. epidermidis, kunnen de gemiddelde
uitslagen van de gevoeligheidstesten sterk verschillen van die
van een onderzoek met weinig
S. chromogenes en veel S. epi-
dermidis.
In de studie van MAR AN (1) en van Gentilini et al.
(7) zijn de gevoeligheden van CNS voor antibiotica bepaald
volgens het CLSl-voorschrift, echter zonder verdere differen-
tiatie naar species. De resultaten van dergelijke onderzoeken
moeten derhalve voorzichtig geïnterpreteerd worden.
Oxacilline-resistentie werd gevonden bij
S. xylosus, S. epi-
dermidis, S. capitis
en S. saprophyticus. In totaal was 10,2
procent resistent op basis van het gebruikte lage breekpunt
van > 0.25 ng/ml. De resistentie voor
Oxacilline varieerde van
nul procent bij
S. chromogenes tot tachtig procent bij S. sa-
prophyticus.
In de Maranstudie (1) werd voor CNS in 2004
een hoger gemiddeld percentage resistentie voor
Oxacilline
gevonden, namelijk 35,7 procent, bij het breekpunt > 0.25
|ig/ml. In die studie werden, conform het advies van de CLSI-
richtlijn, alle isolaten met een
Oxacilline MIC > 0.5 |ig/ml on-
derzocht op de aanwezigheid van het mecA-gen. Dit gen is
verantwoordelijk voor
Oxacilline (ook methicilline) resisten-
tie in CNS en
S. aureus (MRSA). Alleen de isolaten met een
MIC van 2 pg/ml of meer (6,1 procent) waren wec^-positief
en werden als resistent geclassificeerd. Een andere verklaring
voor het verschil tussen Maran en dit onderzoek kan liggen in
een andere onderlinge verhouding van de CNS-species. Het
door het CLSI voor CNS uit dieren geadviseerde breekpunt
voor
Oxacilline (> 2 pg/ml) ligt beduidend hoger dan de hu-
mane waarde (> 0.25 pg/ml) (13). In onze studie is bewust
voor het lage breekpunt gekozen om zo gevoelig mogelijk te
screenen op
Oxacilline resistente stammen. Het oxacilline-re-
sistentiepercentage op basis van de aanwezigheid van het
mecA-gei} is 2,8 procent, conform de wijze waarop dit in de
Maranstudie werd gedaan (1). Isolaten met het
mecA-gen die-
nen per definitie als resistent tegen alle beta-lactam antibioti-
ca beschouwd te worden (14). Dit heeft te maken met het feit
dat alle beta-lactams een verminderde affiniteit vertonen voor
het door het
mecA-gen geproduceerde aangrijpingspunt in de
celwand, het zogenaamde Penicillin Binding Protein (PBP)
2a. Dit betreft ook alle beta-lactams die veterinair beschik-
baar zijn zoals penicilline, ampicilline, amoxicilline (-1- beta-
lactamase remmer), cephalothin, cefoperazone, ceftiofur en
cefquinome. Hoewel deze door de CLSl goed gedocumen-
teerde conclusie geldt voor invasieve infecties van mensen
door wec.4-positieve staphylococcen, dienen we deze, tot het
tegendeel is aangetoond, ook te hanteren voor behandeling
van (sub)klinische mastitis.

Het mecA-gen komt ook bij methicilline resistente S. aureus
(MRSA) voor. Het is onderdeel van het Staphylococcal Cas-
sette Chromosome (SCCMec). Dit is een genencluster dat
zich horizontaal kan verspreiden. Dit betekent dat de moge-
lijkheid bestaat dat vanuit CNS verspreiding van SCCMec
naar 5.
aureus op kan treden en dat er een methicilline resi-
stente 5.
aureus (MRSA) ontstaat (8). Tot heden is in melk-
monsters zelden een MRSA aangetroffen. In België is in
1975 het voorkomen van MRSA beschreven door DeVriese
et al. (5, 6), maar deze MRSA-uierinfecties zijn verdwenen
van de besmette bedrijven, waarschijnlijk zoals zij schrijven,
door het lagere kolonisatievermogen van de betreffende stam.
Recent is een MRSA in melk van koeien gevonden in Korea
(11). De recente informatie over het veelvuldig voorkomen
van MRSA-dragerschap in varkens in Nederland, is ook een
reden van zorg voor de melkveesector (12, 15).

In de afgelopen jaren is het percentage CNS geïsoleerd uit
melkmonsters, toegenomen. In 1999 werd in 16,2 procent
van de 9350 bacteriologisch positieve melkmonsters afkom-
stig van koeien met een subklinische mastitis, een CNS ge-
vonden (20). Dit percentage was in 2004 42,2 procent (2). In
melkmonsters afkomstig van koeien met een klinische masti-
tis, was het percentage CNS lager, maar ook daar was een
toename te zien. In 1999 werd uit 7,3 procent van de bacte-
riologisch positieve melkmonsters, afkomstig van koeien met
een klinische mastitis, een CNS geïsoleerd (20). In 2004 was
dit percentage opgelopen naar 14,1 procent (2). In de tussen-
liggende periode is het protocol voor bacteriologisch onder-
zoek van melkmonsters niet veranderd. Een verandering van
de laboratoriummethode is dus niet de reden van de stijging.
De resistentie van CNS voor penicilline was in ons onderzoek
gemiddeld 37,4 procent. Dit percentage lag hoger dan bij
S. aureus in het onderzoek van Sol (20). Het gemiddelde per-
centage resistentie van CNS voor penicilline was vergelijk-
baar met de studie van Gentillini et al. (27,6 procent) in 2002
en in Maran (40,8 procent) in 2004 (1,7). In ons onderzoek
bleek dat
S. simulans en 5. hyicus geen resistentie tegen peni-
cilline vertoonden, maar
S. haemolyticus en S. capitis juist
hoge percentages resistentie lieten zien.
In Nederland wordt voor de behandeling van mastitis regel-
matig gebruikgemaakt van cefalosporinen. In ons onderzoek
was 97,9 procent van de geteste CNS-isolaten gevoelig voor
cefquinome. Ook voor eerdere generaties cefalosporinen
(cephalotin) bleek in andere onderzoeken de gevoeligheid
hoog te zijn (honderd procent) (1, 7, 22). Echter bij deze stu-
dies werd niet gecorrigeerd voor de aanwezigheid van het
mecA-gen, zodat hier een geringe overrapportage van gevoe-
ligheid verwacht kan worden.

In dit onderzoek is de gevoeligheid van CNS voor een be-
perkt aantal werkzame stoffen (of combinaties van werkzame
stoffen) uit droogzetters en mastitisinjectoren onderzocht.
De in ons onderzoek onderzochte coagulase negatieve stap-
hylococcen vertoonden nauwelijks resistentie tegen neomy-
cine (tabel 4). Neomycine zit in Nederland, in combinatie met
andere antibiotica, in een aantal preparaten voor de preventie
en behandeling van mastitis.

In dit onderzoek werden acht CNS-species gevonden. Alle
acht species waren honderd procent gevoelig voor de combi-
natie nafcilline, penicilline en streptomycine. Oxacilline-
resistentie, op basis van de aanwezigheid van het
mecA-gen,
kwam voor bij drie isolaten (2,8 procent). Deze isolaten die-
nen ook als resistent tegen alle andere beta-lactams, inclusief
de
Cephalosporinen, beschouwd te worden. Bij de overige an-
tibiotica was er, in wisselende mate, sprake van resistentie.
Bij gebruik van deze antibiotica of bij gebruik van andere dan
hier onderzochte antibiotica is het aan te bevelen om een ge-
voeligheidstest uit te voeren. Als melkmonsters ingezonden
worden via de dierenartspraktijk, dan voert GD standaard per
bedrijf op één van de geïsoleerde CNS-isolaten een gevoelig-
heidstest uit. Op basis van deze gevoeligheidstest kan een ge-
richte behandeling worden ingezet.

Dankbetuiging

De auteurs zijn dr. M.F. de Jong, werkzaam bij GD te Deven-
ter erkentelijk voor het kritisch doorlezen van dit artikel en
voor zijn waardevolle opmerkingen.

-ocr page 232-

Literatuur

1. Anonymus. Monitoring of antimicrobial resistance and antibiotic usage
in animals in The Netherlands in 2004 (MARAN-2004). 2005.
www.cidc-lelystad.nl. DJ Mevius and W van Pelt.

2. Anonymus. Praktische toepassingen van bacteriologie en antibiogram.
2005. www.gezondedieren.nl. O. Sampimon and J. Sol.

3. Barkema HW, Schukken YH, Lam TJGM, Beiboer ML, Wilmink H,
Benedictus G and Brand A. Incidence of clinical mastitis in dairy herds
grouped in three categories by bulk milk somatic cell count. J Dairy Sci
1998;81:411-419.

4. Birgersson A, Jonsson P and Holmberg O. Species identification and
some characteristics of coagulase negative staphylococci isolated from
bovine udders. Vet Mic 1992; 32: 181-189.

5. Devriese LA and Hommez J. Epidemiology of methicillin-resistant
Staphylococcus aureus in dairy herds. Res Vet Sci 1975; 19: 2i-27.

6. Devriese LA and Haesebrouck F. A 25-year survey of antibiotic sus-
ceptibility testing in
Staphylococcus aureus from bovine mastitis in
Belgium, with special reference to penicillase. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 1997; 66: 170-173.

7. Gentilini E, Denamiel G, Betancor A, Rebuelto M, Rodriguez Ferme-
pin M and De Torres A. Antimicrobial susceptibility of coagulase nega-
tive staphylococci isolated from Bovine mastitis in Argentina. J Dairy
Sci 2002; 85: 1913-1917.

8. Hanssen AM and Ericson Sollid JU. SCCmec in staphylococci: genes
on the move, FEMS Immunol Med Microbiol 2006: 8-20.

9. Harmon RJ and Langlois BE. 1995. Mastitis due to coagulase negative
staphylococcus species. Proc of the 42nd Annual Meeting of the Natio-
nal Mastitis Council. Forth Worth, Texas, USA. 2003; January 26-29:
pp 56-67.

10. Jarp J. Classification of coagulase negative staphylococci isolated fi\'om
bovine clinical and subclinical mastitis. Vet Mic 1991; 27: 151-158.

11. Lee JH. Occurrence of methicillin-resistant Staphylococcus aureus
strains from cattle and chickcn, and analyses of their MecA, MecRl and
Mec/genes. Vet Mic 2006; 114: 155-159.

12. Mevius D, Sampimon O and Sol J. Antimicrobial resistance in mastitis
organisms as a public health threat. Proc. of the 4th IDF Intemational
Mastitis Conference. Maastricht, The Netheriands. 2005; June 12-15:
pp 102-108.

13. National Committee for Clinical Laboratory Standards. Performance
standards for antimicrobial disk and dilution susceptibility tests for

bacteria isolated from animals; Approved standard- Second Edition,
2002:M31-A2.

14. National Committee for Clinical Laboratory Standards. Methods for
dilution antimicrobial susceptibility tests for bacteria that grow aerobi-
cally; Approved Standard - Sixth Edition 2003: M7-A6.

15. Neeling de AJ, Van den Brock MJM, Huijsdens XW, Spalburg EC, van
Santen MG, Dam WDC en van de Giessen AW. VWA/CIb-survey naar
het voorkomen van MRSA bij Nederiands slachtvarkens. Rapport van
de Quickscan-studie uitgevoerd door Centrum voor Infectieziekten-
bescherming en Voedsel en Waren Autoriteit, 2006.

16. Neo-sensitabs user\'s guide. Susceptibility testing. Rosco diagnostica.
Taastrup Denmark. 2002.

17. Oliver SP and Jayaro BM. Coagulase negative staphylococcus species
intramammary infections in heifers and cows during the nonlactating
and perpartum periods. Proc of 34th Annual Meeting of the National
Mastitis Council. Fort Worth Texas, USA. 1995; February 20-22: pp
68-77.

18. Smith KL and Hogan JS. The importance of coagulase negative staphy-
lococci. International Dairy Federation Mastitis News. 1996; 20: 26-
29.

19. Smith KL and Hogan JS. The worid of mastitis. Proc of 2nd intern
Symp. On Mastitis and Milk Quality, Vancouver, BC, Canada. 2001;
September 13-15: pp 1-12.

20. Sol J. Cure of Staphylococcus aureus mastitis in Dutch Dairy cows.
PhD Thesis Utrecht University 2002.

21. Timms LL and Schultz LH. Dynamics of significance of coagulase ne-
gative staphylococcal intramammary infections. J Dairy Sci 1987; 70:
2648-2657.

22. Trinidad P, Nickerson SC and Luther DG. Antimicrobial susceptibili-
ties of staphylococcal species isolated from mammary glands of unbred
and primigravid dairy heifers. J Dairy Sci 1990; 73: 357-362.

23. Vos de CJ and Dijkhuizen AA. Economical aspects of udder health.
Proceedings of the scientific meeting of the group bovine practioners,
Rheden, The Netherlands. 1998: 7-9.

24. Wilson DJ. Coagulase negative staphylococcus species mastitis: inter-
pretation of diagnostic results and herd problem solving. Proc of the
34th Annual Meeting of the National Mastitis Council. Forth Worth,
Texas, USA. 1995; February 20-22: pp 78-82.

Artikel ingediend: 8 februari 2006
Artikel geaccepteerd: 25 januari 2007

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

RAADGEVERS

MEDISCHE BEROEPEN

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

Voor meer informatie leunt u contact opnemen met adviseurs Robert Meijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseuir

-ocr page 233-

Veterinaire Praktijk
en Carrière Beurs

Op 29 maart 2007 organiseert de Dier-
geneeskundige Studenten Kring de
Veterinaire Praktijk en Carrière Beurs.

Het tiiema zal dit jaar zijn: \'Dierenarts
in de aanbieding!\' Vanaf 12.00 uur tot en met 17.00 uur is er
een informatiemarkt met stands van veterinaire bedrijven in
het Androclusgebouw op de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht. Daarnaast worden er lezingen en workshops gegeven
met betrekking tot het thema. Denk hierbij aan verkoop-
management (hoe jij als dierenarts op je cliënt overkomt), hoe
je een sollicitatiegesprek voert, klantenbinding enzovoorts.
Kortom: hoe presenteer jij jezelf als dierenarts en hoe kom je
op andere mensen over? Na afloop is het mogelijk met alle
aanwezigen een hapje te eten. Voor de inhoud, de tijdstippen
en het inschrijven voor de lezingen en workshops kun je te-
recht op
www.dskonlme.nl. De entree voor dierenartsen be-
draagt vijftien euro voor de informatiemarkt en workshops en
lezingen naar keuze. De prijs inclusief buffet is 25 euro.

Rectificatie

Nieuws

Bij het artikel \'Emergency and Critical Care\' komt naar
Nederland\' in het TvD van 15 februari 2007 is in het foto-
bijschrift de naam weggevallen van Tessy Ernst (directeur
Spoedkliniek) (midden van de foto).

Slimme vogels

Dat vogels veel in hun mars hebben, wordt niet alleen bewe-
zen door papegaaien met een opvallend grote woordenschat.
Uit onderzoek, op 22 februari gepubliceerd in
Nature, zou
blijken dat de gaai
Aphelocoma californica in het voren kan
plannen. Het gaat om een Brits experiment, waarbij de vogels
\'s ochtends tijdelijk in een ander deel van de kooi werden ge-
zet. In het linkerdeel kregen ze wel eten, in het rechterdeel
niet. \'s Avonds kregen ze pijnboompitten. Daarvan verstopten
ze er drie keer zoveel in het rechterdeel (waar ze \'s ochtends
geen eten kregen) dan in het linkerdeel. Dit is volgens de on-
derzoekers de eerste keer dat er wetenschappelijk bewijs is
voor vooruitkijkend gedrag bij dieren.
Bron: NRC.

Studiedag SCwD

Het bestuur van de Studiegroep Complementair werkende
Dierenartsen van de KNMvD nodigt u uit voor de studiedag
op donderdag 29 maart van 15.00 tot 21.00 uur. Op deze
studiedag zullen de nosoden centraal staan. Er zal uitgebreid
ingegaan worden op de theorie over en de toepassingen van
nosoden in de homeopathie. Voor deze dag zijn voor lijstdie-
renartsen punten aangevraagd bij de SCwD. De studiedag zal
plaatsvinden in het KNMvD-gebouw, aan de Molen 77 te
Houten. Een routebeschrijving vindt u op
www.knmvd.nl. De
kosten bedragen twintig euro voor SCwD-leden (inclusief kof-
fie/thee en broodjes) en tachtig euro voor niet-SCwD-leden.
De dag begint voor leden om 15.00 uur. Voor niet-leden begint
het programma na afloop van de SCwD-vergadering, om 16.00
uur. Voor studenten geldt de toegangsprijs van twintig euro.
Aanmelden graag voor 20 maart 2007 door een mail aan
info@ghwd.nl.

Wie zich al aangemeld had voor de studiedag van 8 februari
2007, die vanwege het weeralarm niet kon doorgaan, hoeft
zich niet opnieuw aan te melden. Reageer wel even wanneer
de nieuwe datum niet schikt. Aanmelding verplicht tot beta-
ling. U kunt betalen aan de zaal of door het verschuldigde
bedrag over te boeken naar postrekening 4056352 of bank-
rekening 517225700 van de GHwD te Woerden onder ver-
melding van \'Studiedag 29 maart 2007\'.

Voor de elfde keer een Chateau
Vétérinaire

Chateau Vétérinaire werd dit jaar op 19 en 20 januari voor de
elfde keer gehouden. Het evenement werd opnieuw geken-
merkt door het kleinschalige karakter met een maximum van
zestig deelnemers. Bovendien kent het misschien wel de
mooiste locatie in diergeneeskundig Nederland, Kasteel van
Rhoon, onder de rook van Rotterdam.
Dit jaar was er bijzondere aandacht voor de dermatologie en
het oog. Traditioneel komt er tijdens het congres ook een
groot aantal niet-veterinaire onderwerpen aan bod.
Hoogtepunt van dit jaar was zonder enige tijfel het bezoek van
de nachtburgemeester van Rotterdam, Jules Deelden Hij nam
het eerste exemplaar van het nieuwe boek van laira Boissevain,
Uit het leven gegrepen, in ontvangst. Zijn commentaar: "Heb
ik ook een boekie over hoe je honden dood moet maken."

Spoeddienst voor gezelschaps-
dieren

Achttien dierenartsen van elf praktijken uit Hengelo, Almelo,
Borne en Delden hebben per 1 maart 2007 een spoeddienst
ingesteld onder de naam Gezelschapsdieren Spoeddienst
Twente. Op deze manier verzorgen ze de weekenddiensten
voor alle gezelschapsdieren. Deze oplossing bespaart zowel
tijd als kosten. De deelnemers zijn dierenpraktijk Aalderinks-
hoek, de dierenklinieken Almeloord, De Kooikershof, Beek-
zicht, Enschedesestraat, De Hasselhof, Slangenbeek, De Vos-
senbrink en De Tweesprong, en de dierenartspraktijken
\'t Lansink en Robert Stolzstraat.
Bron: Tubantia.

-ocr page 234-

Bot is als één van de weinige weef-
sels in staat om volledig te regene-
reren. De mechanismen achter dit
fenomeen zijn van groot belang,
niet alleen om de processen van bot-
herstel en botmetabolisme te be-
grijpen, maar ook om inzicht te
krijgen in de regeneratie van ande-
re niet-skeletgerelateerde weefsels.
De cruciale rol van groeifactoren bij de regulatie van bot-
aanmaak en botresorptie wordt nu algemeen onderschre-
ven. Desalniettemin behoeft de cascade van groeifacto-
ren, die de regeneratie van bot dicteert, nog steeds
opheldering. Distractie osteogenesis, waarbij botvorming
wordt geïnduceerd onder geleidelijke distractie van twee
botoppervlaktes, kan zowel toegepast worden als een or-
thopedische behandelingsmogelijkheid als experimenteel
worden gebruikt om de basisbeginselen van botregenera-
tie te onderzoeken.

Het eerste doel van dit proefschrift was de klinische resulta-
ten te evalueren van de behandeling van groeideformiteiten
van het antebrachium met een distractie osteogenesisproce-
dure en om prognostische factoren die het functionele herstel
kunnen voorspellen, te identificeren bij honden met deze
groeideformiteiten. Het tweede streven was om de rol van lo-
kale groeifactoren en groeifactoren in de circulatie te onder-
zoeken tijdens de regeneratie van bot, geïnduceerd door dis-
tractie. Het derde doel was om botgenezing te stimuleren in
een model met een botdefect van kritische grootte.

Groeiend bot

De resultaten van de klinische studie tonen dat incongruentie
van het ellebooggewricht en osteoarthritis van de elleboog en
het antebrachiocarpale gewricht belangrijke complicerende
factoren zijn bij de behandeling van groeideformiteiten bij de
hond. Behandeling met een circulair extern skeletfixatiesys-
teem was effectief bij het corrigeren van de hoek- en torsie-
afwijkingen ten gevolge van de groeideformiteit. Desalniet-
temin bleek het niet mogelijk te zijn elk lengtetekort van
radius en ulna bij deze patiënten volledig te herstellen met
een distractieprocedure. De stand en functie van de betreffen-
de extremiteit verbeterden bij alle honden. De mate van
Os-
teoarthrose van de elleboog en het antebrachiocarpale ge-
wricht nam toe ondanks de chirurgische correctie van de
groeideformiteit. De initiële
Osteoarthrose in de elleboog, de
initiële fiinctie, en het lengtetekort van de radius en de ulna
werden geïdentificeerd als prognostische factoren bij de be-
handeling van deze patiënten.

In het experimentele deel van het proefschrift wordt de ex-
pressie van groeihormoon (GH), groeihormoon receptor
(GHR), insulin-like growth factor-I (IGF-I), insulin-like
growth factor-II (IGF-II) en bone morphogenetic protein-2
(BMP-2) beschreven in het door distractie geïnduceerde bot-
regeneraat. Expressie van deze factoren werd beoordeeld in
de consolidatiefase, waarbij distractie osteogenesis werd ver-
geleken met de vorming van nieuw bot geïnduceerd na een
osteotomie. Daarnaast werden de plasma-GH-profïelen en
plasmaconcentraties bepaald van lGF-1, IGF-II en insulin-
like growth factor binding protein- 4 (IGFBP-4) en IGFBP-6.
De expressie van GHR in het door distractie geïnduceerde
botregeneraat was significant hoger dan in het nieuwgevorm-
de bot geïnduceerd na een osteotomie. De expressie van
GHR, IGF-I en BMP-2 in het door distractie geïnduceerde
botregeneraat en in het nieuwgevormde bot geïnduceerd na
osteotomie was verhoogd in vergelijking met de expressie
van deze factoren in volgroeid bot. De hoeveelheid GH, IGF-
1, IGF-II, IGFBP-4 en IGFBP-6 in de circulatie veranderde
niet tijdens de distractie osteogenesis procedure. Wij conclu-
deren dat een verhoogde expressie van GHR de gevoeligheid
voor endogeen GH verhoogt en daarmee de consolidatie van
het botregeneraat na distractie osteogenesis bevordert.

Samenvatting
proefschrift

Klinische en experimentele studies naar osteogenesis bij de hond

LF.H. Theyse

-ocr page 235-

Figuur 2A (links). Röntgenopname van een botdefect met kritische groot-
te In de distale ulna na behandeling met groeihormoon (CH), toont een
volledige genezing van het defect op zes weken na operatie.

Botmarkers

Aansluitend werd de bruikbaarheid van de botmarkers
osteocalcine (OC) en carboxyterminal cross-linked telopepti-
de van type I collageen (ICTP) bepaald om de mate van bot-
vorming tijdens distractie osteogenesis bij de hond vast te
stellen. Commercieel verkrijgbare immunoassay kits voor
OC en ICTP werden gebruikt om respectievelijk botvorming
en botresorptie tijdens een distractie osteogenesis procedure
en gedurende botgenezing van een osteotomie te bepalen. De
röntgenologisch waarneembare hoeveelheid nieuwgevormd
bot werd bepaald met een densitometrische beeldanalyse. De
plasmaconcentraties van OC en ICTP gaven de verschillen in
de hoeveelheid nieuwgevormd bot niet weer. Wij conclude-
ren dat de botmarkers OC en ICTP niet bruikbaar zijn bij het
bepalen van respectievelijk botvorming en botresorptie in dit
model van distractie osteogenesis bij de hond.
Vervolgens werd het gebruik van
delayed-image bone scinti-
graphy
(= de botfase van skeletscintigrafie) geëvalueerd om
daarmee kwantitatief de mate van botvorming geïnduceerd
door distractie te bepalen.
Delayed-image bone scintigraphy
is een niet-invasieve methode om veranderingen in de activi-
teit van het botmetabolisme vast te stellen. Botscintigrafie
berust op de opname van een radioactieve technetium-99
tracer door nieuwgevormd bot.
Delayed-image bone scinti-
graphy
werd uitgevoerd gedurende een distractie osteogene-
sis procedure en vergeleken met botgenezing na een osteoto-
mie. Scintigrafie ratios werden berekend en vergeleken met
de hoeveelheid botvorming, zoals bepaald met densitometri-
sche beeldanalyse. Distractie osteogenesis en botheling van
de osteotomie resulteerden in verhoogde
delayed-image bone
scintigraphy
ratios niet alleen in de betreffende onderpoot,
maar ook in het belendende dijbeen.
Delayed-image bone
scintigraphy
bleek niet voldoende gevoelig om botvorming
kwantitatief te bepalen, maar is mogelijk wel bruikbaar om
botgenezing in een vroegtijdig stadium te voorspellen.

Behandeling

Het laatste onderzoeksdoel was om botgenezing te stimule-
ren. Het behandelen van botdefecten is van groot belang
binnen de orthopedische chirurgie. Groeihormoon speelt een
belangrijke rol in het botmetabolisme. Daarom toetsten we
de hypothese dat lokale continue GH-toediening botgenezing
in een botdefect van kritische grootte zal stimuleren. Botvor-
ming in de defecten werd gekwantificeerd middels densito-
metrische beeldanalyse en histomorfometrie. Behandeling
met GH resulteerde in het genezen van de botdefecten
(figuur IA en IB) (figuur 2A en 2B). Groeihormoon toedie-
ning verhoogde de concentraties van IGF-I en IGF-II in de
circulatie. Wij concluderen dat continue toediening van GH
botgenezing bevordert in dit model van een botdefect met
kritische grootte. Lokale toediening van GH gaf geen additi-
onele verbetering van de botgenezing in dit model. Verhoog-
de plasmaconcentraties van IGF-I en IGF-II induceren
hoogstwaarschijnlijk botvorming.

Conclusie

Stimulatie van Osteogenese zal een grote vlucht nemen in het
kader van de toenemende levensverwachting bij de mens en
de daaruit voortvloeiende problematiek als osteoporose en
fractuurgenezing. Het veterinaire onderzoek binnen het weef-
selherstel naar stimulatie van bot- en kraakbeenregeneratie
middels groeifactoren en stamceltherapieën kan hierbij een
belangrijke rol spelen.

Dr. Lars F.H. Theyse, Specialist Chirur-
gie Gezelschapsdieren, DECVS,
Departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, Sectie Orthopedie-
Neurochirurgie-Tandheelkunde,
Postbus 80.154, 350S TD Utrecht.

-ocr page 236-

Chronomintic SR bolusi

Een perfecte balans

CHRONOMINTIC REKENT AF
MET MAAGDARM- ÉN LONGWORMEN!

Een perfecte balans is de essentie van wormbestrijding en -preventie bij
weidend jongvee. Met slechts één behandeling voor het gehele weideseizoen
biedt de Chronomintic SR bolus bescherming met een balans tussen afdeden\'
en immuniteitsopbouw. Het biedt ook een balans tussen behandeling en
groei. Evenals tussen kosten en baten. Exclusief verkrijgbaar bij dierenartsen.

Vraag daarom uw dierenarts naar
Chronomintic!

Voor meer Informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel: 0342-427119. E-mail: info@virbac.nl

Diergeneesmiddel: REG NL 2619. Samenstelling: Levamisole HCl 22,5 gram. Indicatie: preventieve en curatieve behandeling van maagdarm- en longworm infecties bij
niet-melkgevend rundvee.
Doeidier: Niet-melkgevend rundvee van 100-250 kg. Dosering: één bolus per dier. Contra-indlcades: Niet toedienen aan melkgevende runderen, dieren
jonger dan 4 maanden, rundvee met een lichaamsgewicht onder 100 kg of boven 250 kg.
Wachttijdadvies: Vlees: 5 maanden.

-ocr page 237-

Modderen met suiker - de twee katten

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Deze titel komt u bekend voor? Dat
is heel goed mogelijk, in september
2005 stond deze namelijk ook al in
het Tijdschrift (jaargang 130, nummer
i8). De betreffende dierenarts blijkt
echter toch nog niet helemaal vat te
hebben op het toedienen van insuline.
En dat is voor het Tuchtcollege reden
voor drastische maatregelen.

Spuiten en slikken

Dertien is voor deze kat wel een ongeluksgetal, op deze res-
pectabele leeftijd is Malou duidelijk ziek. Gele slijm-
vliezen, braken, mager maar wel veel eten en
drinken. De kat was al niet buitengewoon
zwaar (3,2 kilo) maar weegt nu nog
maar 2,2 kilo. De dierenarts doet
bloed- en urineonderzoek en consta-
teert \'diabetes mellitus\' met ook
nog verhoogde leverenzymen.
De glucosespiegel is 15,49. Het
is vrijdag en de dierenarts heeft
dat weekeinde geen dienst,
maar toch neemt hij de kat een
dagje op in de praktijk om haar
een vochtinfuus te kunnen ge-
ven en vier IE insuline. Dienst
of niet, de dierenarts doet zater-
dagochtend een controleconsult,
zodat hij de eigenaar meteen kan
leren hoe ze met insuline moet om-
gaan. Maandag moet ze dan maar te-
rugkomen voor verdere controle en in-
structie. Uitleg over voeding en risico\'s bij
suikerziekte vindt de dierenarts niet nodig. Ook
is de conditie van de kat nog steeds slecht, dus... hij be-
sluit om de glucose pas maandag weer te controleren.

En toen waren er nog maar...

De eigenaar is amper thuis als Malou een hypoglycemisch in-
sult krijgt. De dierenarts is dan niet meer bereikbaar, maar de
weekendwaarnemer probeert het dier nog te redden met glu-
cose. Uiteindelijk krijgt de kat zulke ernstige stuiptrekkingen
dat de weekenddierenarts en de eigenaar zaterdagnacht be-
sluiten Malou te laten inslapen. Voor de eigenaar is het leed
daarmee niet afgelopen. Ze heeft ook nog een andere kat,
Blacky, die ook al niet lekker is. Ook Blacky is die vrijdag
door haar dierenarts onderzocht. Hij kon niet veel meer vin-
den dan een wankele achterhand, uitdroging en koorts. Op de
röntgenfoto was niets te zien dus kreeg Blacky voorlopig al-
leen pijnstillers. Na het weekend zouden verdere acties wor-
den besproken. Als de eigenares die zaterdag terugkomt voor
de suikerzieke Malou, geeft de dierenarts Blacky nogmaals
een pijnstillende injectie en maakt hij met de eigenaar de af-
spraak dat zij maandagochtend terugkomt voor controle. Na
het overlijden van Malou heeft de eigenaar echter niet veel
vertrouwen meer in deze dierenarts. Een andere dierenarts
kan echter alleen maar constateren dat niets helpt en in korte
tijd is Blacky dood. De eigenaar, die in twee dagen twee kat-
ten kwijtraakte, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de
dierenarts niet genoeg van zijn vak weet.

Veterinair
tuchtrecht

Crote stappen, snel thuis

Het Tuchtcollege is snel klaar met de klachten over Blacky.
De dierenarts heeft onderzoek gedaan en een röntgenfoto ge-
maakt, maar kon geen diagnose stellen. Niet terstond tot een
diagnose komen, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en in eer-
ste instantie een symptomatische diagnose stellen
evenmin. Maar opgelucht ademhalen is er voor
deze dierenarts nog niet bij, want ten aan-
zien van de behandeling van Malou is
het Tuchtcollege een stuk minder
mild. Malou had gele slijmvliezen
en verhoogde leverenzymen. Dia-
betes was daarom vast niet de
enige aandoening die haar ge-
zondheid ondermijnde. Om die
reden zou het juist zijn geweest
een lage startdosis insuline te
geven, vervolgens op het juiste
tijdstip de glucosespiegel te
^ controleren en daarna afhanke-
lijk van het effect de dosis insu-
line geleidelijk te verhogen. Ook
had de eigenaar veel betere infor-
matie moeten krijgen over voeding
en risico\'s van een hypoglycemisch in-
sult. Bij therapie met insuline moet bo-
vendien altijd regelmatige controle plaats-
vinden. Een dosis insuline inspuiten en de
eigenaar zonder verdere begeleiding naar huis sturen met
een "groeten, en tot maandag" is geen veterinair verantwoord
handelen.

Weten wat je niet weet!

Omdat deze dierenarts al eerder heeft laten blijken niet zo
goed met suikerpatiënten en insuline overweg te kunnen, stelt
het Tuchtcollege vast dat hij onvoldoende kennis heeft om
een patiënt met diabetes mellitus op veterinair juiste wijze te
behandelen en de eigenaar te begeleiden in de verzorging.
Een keer de fout in, dat kan gebeuren, maar het Tuchtcollege
vindt het zorgelijk dat deze dierenarts zich daarna niet op dit
gebied heeft bijgeschoold. Daarom wordt een maatregel op-
gelegd die we bij gezelschapsdieren eigenlijk zelden zien: de
dierenarts wordt voorwaardelijk geschorst. Hij mag zich de
eerstkomende twee jaar niet met een vergelijkbare fout laten
zien, anders moet hij zijn praktijk een maand sluiten. Katten
zitten er niet in de opera
Die Zauberfiöte, maar wel de heerser
in de tempel der wijsheid, Sarastro, met de uitspraak: "Wijs-
heid is weten watje weet, en erkennen watje niet weet."

-ocr page 238-

Op 22 januari 2007 heeft prof. dr.
Pijpers, voorzitter van de onder-
zoeksgroep die onderzoek heeft
gedaan naar het couperen van
schapenstaarten, zijn rapport aan-
geboden aan dr. Veerman, minister
van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit (LNV). De conclusie van
het rapport luidt: "Het is in de Ne-
derlandse situatie mogelijk om met goed management
verantwoord schapen te houden zonder het couperen van
staarten."

Het couperen van schapenstaarten vormt sinds het ontwerpen
en vaststellen van de Gezondheids- en welzijnswet voor die-
ren en het Ingrepenbesluit een punt van discussie. De eerste
adviezen van de Faculteit der Diergeneeskunde en de Ko-
ninklijke Nededandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD) aan het ministerie van LNV zijn gegeven in 1990.
Bij de veterinaire adviezen is steeds uitgegaan van het gege-
ven dat het couperen van de staart de integriteit van het dier
aantast.

Naast het schaap zelf zijn er meerdere partijen die belang
hebben bij dit besluit. Dat zijn ten eerste de houders van de
schapen en ten tweede die schapenhouders die zich op veler-
lei wijze in belangenorganisaties, stamboeken en ad hoe
(actie)groepen hebben georganiseerd. In de loop van de tijd
hebben vele organisaties, al of niet op verzoek, adviezen uit-
gebracht aan het ministerie en de politieke partijen. De orga-
nisaties beïnvloeden hiermee de politiekbestuurlijke besluit-
vorming. Een steeds terugkerend punt bij de adviezen is de
wetenschappelijke onderbouwing van de conclusies en de
standpunten. Het dilemma omtrent het al dan niet couperen
van schapenstaarten draagt het karakter van een \'wicked pro-
blem\', een kwestie die om een oplossing vraagt terwijl geen
van de denkbare oplossingen wordt aanvaard, of omdat er on-
voldoende kennis voor handen is of omdat er geen maat-
schappelijke consensus ten gunste van één van de alternatie-
ven bestaat (2).

Het rapport van de onderzoeksgroep draagt bij aan de beno-
digde kennis voor een politiek besluit over het verbod op het
couperen van schapenstaarten. Inzicht in het procesverloop
en bespiegeling over het te nemen besluit kunnen mogelijk
bijdragen aan het verkrijgen van draagvlak voor het coupeer-
verbod.

Vragen

Het couperen van schapenstaarten roept al jaren vele vragen
op, vragen die in zijn algemeenheid passen bij een debat over
dierenwelzijn. In de kern komen dat debat en de besluitvor-
ming neer op de vraag: "Passen we het dier aan de omgeving
en de wensen van mensen aan of nemen houders van dieren
de nodige maatregelen en voorzorgen waardoor het welzijn
van het dier niet in het geding komt?" Het couperen van scha-
penstaarten is in de regel een ingreep bij jonge, gezonde die-
ren. Een ingreep betekent in principe een aantasting van de
integriteit. \'Integer\' betekent letteriijk: \'heel, dus niet gebro-
ken of aangetast.\' Wanneer mensen die heelheid aantasten
door een dier zodanig te veranderen dat het niet \'meer goed
kan functioneren en floreren, is de waarde van integriteit in
het geding (3). De \'maatschappij\' verwacht meer en meer dat
houders van dieren extra maatregelen nemen waardoor het
dierenwelzijn niet in het geding komt en ingrepen overbodig
worden. Voor de schapensector geldt dat in het bijzonder voor
de buitenlandse rassen die onder Nederlandse omstandig-
heden worden gehouden.

Berichten

verslagen

Waarom duurt het zoveel jaren voordat er een besluit kan
worden genomen en waarom zijn eerder genomen besluiten
onder politieke druk weer teruggedraaid? Waar zaten en zit-
ten de knelpunten? Welke opmerkelijke momenten zijn van
invloed geweest op de besluitvorming rond en de tijdelijke
opschorting van het coupeerverbod? Gaat het om redelijke
argumenten of om emotionele machtsuitoefening? Welke rol
spelen de verschillende belanghebbenden en hoe valide zijn
de gebruikte argumenten? Zijn de (belangen)organisaties het
onderling eens? De verschillende stamboeken, maar ook de
veterinaire beroepsgroep, zijn verdeeld over het couperen van
schapenstaarten. Hoe kom je in zo\'n geval tot een besluit
waarbij recht wordt gedaan aan de inbreng van verschillende
(belangen)organisaties en hoe kweekje begrip voor de maat-
regel bij de schapenhouders? Kortom, leidt het uitgevoerde
onderzoek tot het bereiken van consensus en draagvlak voor
het coupeerverbod?

Om inzicht te krijgen in de politiekbestuuriijke argumentatie
en besluitvorming wordt het onderwerp in twee modellen ge-
plaatst: hetToulmin-model en het fasenmodel van Mintzberg.
Het Toulmin-model is geschikt om de knelpunten in de argu-
mentatie te duiden en inzicht te krijgen in de meningsver-
schillen. Daarbij zijn de objectiviteit, ondersteuning en open-
heid bepalend voor het overtuigen van de partijen. Het
fasenmodel van Mintzberg is geschikt om inzicht te krijgen
in de besluitvormingsproblemadek en de genomen en te ne-
men acties. Tot slot worden andere perspectieven onder de
aandacht gebracht die mogelijk kunnen bijdragen aan con-
sensus en draagvlak voor het coupeerverbod.

Onderbouv\\/ing van conclusies en standpunten

Het Toulmin-model biedt een handvat om gestructureerd naar
de objectiviteit van een conclusie of een standpunt te kijken
(4,5). Het model is ontwikkeld om redeneringen te kunnen
beschrijven in termen die op de beoordeling zijn toegesne-
den. De termen zijn: grond, motivering, ondersteuning, voor-
behoud, kwalificatie en conclusie of standpunt (figuur 1). De
modaliteit van de conclusie (bijvoorbeeld: waarschijnlijk,
vermoedelijk, op basis van dit onderzoek, het moet zo zijn
dat...) is een belangrijke factor om te kunnen overtuigen. Om
te overtuigen is het nodig de feiten en motivering te onder-
steunen en voorbehouden in acht te nemen.
De kwalificatie wordt bepaald door de mate van precisie
waarmee het bewijs voor een stelling wordt geleverd. De
mate van precisie en de wijze waarop ondersteuning voor de
feiten wordt geleverd zijn mede bepalend voor het oplossen
van meningsverschillen. In de natuurwetenschappen wordt
daarbij een hogere mate van precisie voor het bewijs voor een

Couperen van schapenstaarten, besluitvorming met een staartje?

Hugo de Groot en Piet Veiiema

-ocr page 239-

Stelling vereist dan voor een politiek besluit (6). Het verkrij-
gen van een hogere mate van precisie vereist meer onderzoek
en derhalve meer investeringen.

Met betrekking tot het al of niet couperen van schapenstaar-
ten zijn de meningen behoorlijk verdeeld. Dat geldt ook bin-
nen de veterinaire beroepsgroep. Het ministerie van LNV
heeft meerdere malen aangegeven dat het de taak van de sec-
tor is wetenschappelijk onderzoek te initiëren en de bedrijfs-
voering aan te passen. Het ministerie van LNV heeft daarbij
op aandringen van de Tweede Kamer steun voor het onder-
zoek toegezegd. Een onafhankelijk onderzoek naar de nood-
zaak van het couperen van schapenstaarten in Nederland is
echter niet van de grond gekomen, tot het debat over het op-
schorten van het coupeerverbod in de Tweede Kamer van
1 juni 2006. Na het debat heeft minister Veerman prof dr.
Pijpers gevraagd te onderzoeken of het in de Nederiandse si-
tuatie mogelijk is verantwoord schapen te houden zonder het
couperen van staarten. Het onderzoek gaat in brede zin in op
de gestelde vraag en bevat zowel een literatuuronderzoek, een
praktijkonderzoek als een inventarisatie van de situatie met
betreldcing tot couperen in de Europese lidstaten. Dit artikel
geeft geen oordeel over het onderzoeksrapport. Wel wordt er
aan de hand van de bovengenoemde modellen een aantal
knelpunten geïdentificeerd.

Knelpunten in de argumentatie

Bij de besluitvorming over het coupeerverbod van schapen-
staarten is de correlatie tussen de staartlengte en het voor-
komen van inyiasis een steeds terugkerend onderwerp. Het
debat kenmerkt zich hierbij door emotie versus rationaliteit.
In de emotionele benadering wordt de ernstige aantasting van
een individueel schaap door myiasis in verband gebracht met
de eenmalige ernst van het couperen van de staart bij het jon-
ge dier. Lange tijd is de modaliteit van de conclusie met be-
trekking tot de correlatie tussen staartlengte en myiasis on-
duidelijk geweest. Voorstanders van couperen wijzen
hardnekkig op een causaal verband tussen staartlengte en
myiasis. Hiernaar is in verschillende landen onderzoek ge-
daan. Ook in Nederiand is in de loop van de tijd een aantal
studies uitgevoerd naar het verband tussen staartlengte en
myiasis. De onderzoeksgroep heeft een beoordeling uitge-
voerd van de binnen- en buitenlandse onderzoeken en Neder-
landse (afstudeer)studies. Bij de beoordeling zijn de objecti-
viteit, de ondersteuning en de openheid van de studies voor
de Nederlandse situatie in kaart gebracht en beschreven.
De wetenschappelijke onderbouwing van de correlatie tussen
staartlengte en myiasis lijkt essentieel voor de politieke haal-
baarheid van het nemen van het juiste besluit en voor het
draagvlak bij de schapenhouders. Dit aspect maakt daarom
nadrukkelijk deel uit van het praktijkonderzoek. De uitkomst
van het praktijkonderzoek geeft aan dat het met de juiste
managementmaatregelen mogelijk is schapen te houden zon-
der te couperen. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat er over
alle onderzochte groepen (ooien, rammen, ooilammeren en
ramlammeren) heen geen significant verschil in het voorko-
men van myiasis bestaat tussen gecoupeerde en niet-gecou-
peerde schapen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat al-
leen de volwassen ooien een significant verschil in het
optreden van myiasis laten zien tussen gecoupeerde en niet-
gecoupeerde dieren. Op kleinschalige bedrijven kwam 1,3
keer meer myiasis voor dan op middelgrote bedrijven, maar
dit verschil was niet significant. Met name op kleinschalige
bedrijven bleek erg veel variatie te bestaan in het voorkomen
van myiasis. Op grond van de odds ratio van 1,3 voor de
kleinschalige bedrijven is vervolgonderzoek niet zinvol. Om
voor een dergelijk klein verschil significantie te bereiken, is
een onderzoek op duizenden bedrijven nodig. De vraag is of
het verkrijgen van deze hogere mate van precisie noodzake-
lijk is voor het nemen van het politieke besluit. Uit het prak-
tijkonderzoek blijkt dat in de Nederiandse situatie het coupe-
ren van staarten de kans op myiasis niet significant
beïnvloedt. Met goed management en eventueel met medi-
cijngebruik kan myiasis worden voorkomen en genezen (7).
De onderzoeksgroep geeft wel aan dat het gewenst is het
voorkomen van myiasis intensief te monitoren en schapen-
houders voor te lichten over de managementmaatregelen die
zij kunnen nemen om myiasis te voorkomen.
In Nederland worden op grote schaal buitenlandse schapen-

-ocr page 240-

Figuur 2. Fasenmodel van Mintzberg: besluitvormingspatroon.

ontwikkeling
<-

Autorisatie:

• nee

• vooibehoud

À

—c

1

Zoeken:

• actief

• getrapt

^ a^achten

Screen:
• elimineren
onhaalbare
oplossingen

i

Oordelen:
evaluatie en keuze

Ontwerp:
• maatvAfk
•aanpassen
oplossingen

Diagnose:
• begrijpen

Analyse:
• empirische
gegevens

L_r

-O

Herkennen;

• kansen

• problemen

• crisis

activiteiten
"routines\'

landelerf:
selectie
conflicterende

V* selectic

[ conflict
doelen

\'ntw option inttrrupts

>

dynamische
factoren

\'external interrupts\'

politieke routines (machtsverhoudingen]:
. "bofgaining". bijv. door agenderen
• overtuigen

. "cooptation", bijv. door betrekken van
. potentiële tegenstanders

\'decision control\'-.
. planning

• voortgangsbewaking

communicatie routines:
■ exploreren

• gerichte zoekactie

• doorgeven van informatie

onder-
steunend«
routines

rassen gehouden. Het onderzoek gaat niet in op de vraag of
het verantwoord is deze schapen in Nederland te houden. Wel
doet het onderzoek een uitspraak over de maatregelen die
noodzakelijk zijn voor het houden van schapenrassen onder
Nederlandse omstandigheden. Er zijn drie Engelse schapen-
rassen die een tijdelijke ontheffing hebben gekregen: Suffolk,
Hampshire Down en Clun Forest. Toen in 2001 een algeheel
coupeerverbod voor schapenstaarten werd ingesteld, zijn er
geen aanvragen voor ontheffing van andere buitenlandse ras-
sen ingediend. De stamboeken van de schapenrassen die ont-
heffing hebben gekregen, onderzoeken de mogelijkheden om
via fokmaatregelen tot kortere staarten te komen. De onder-
zoeksgroep en de klankbordgroep hebben in de aanbeve-
lingen ruimte gelaten voor tijdelijke ontheffingen.

Tot een besluit komen

De politieke haalbaarheid van het coupeerverbod hangt niet
alleen af van een gedegen onderbouwing van de feiten. Er
speelt meer. Reeds jaren is er sprake van een duidelijke con-
frontatie tussen feiten en waarden. Hoe gedegen en open een
onderzoek ook is en wordt uitgevoerd, er worden altijd inter-
rupties teweeggebracht door anderen dan de beslissers. Om
inzicht te verkrijgen in het besluitvormingsproces is het inte-
ressant markante momenten te plaatsen in het fasenmodel
van Mintzberg et al. (8,9). Met dit model kunnen in principe
alle besluitvormingsprocessen worden beschreven (10).
Bij besluitvorming komen diverse fasen, routines, dynami-
sche factoren en ondersteunende routines aan de orde (figuur
2). De voortvarendheid waarmee de centrale routines worden
doorlopen, interne en externe interrupties in de verschillende
fasen plaatsvinden en gebruik wordt gemaakt van ondersteu-
nende routines, zijn bepalend voor de snelheid waarmee een
besluit kan worden genomen.

Het model biedt de mogelijkheid besluitvormingsprocessen
te beschrijven, patronen te duiden en vertragingen te verkla-
ren (11). Het model heeft zijn waarde bewezen als beslissers
met iets meer distantie naar de \'eigen\' besluitvormingspro-
cessen kijken.

De besluitvorming omtrent het couperen van schapenstaarten
duurt reeds jaren en kent een rommelig verioop met vele in-
terrupties. Het proces verloopt met horten en stoten. Perioden
van activiteit worden afgewisseld met perioden van (relatie-
ve) stilte. Zowel bij publiekbestuurlijke en politieke organisa-
ties als bij belangenorganisaties zijn de centrale routines door
interne en externe interrupties meerdere malen doorlopen.
Gedurende de \'feedback delays\' wacht de besluitvormer op
de resultaten van de vorige actie. Iedere stap kost tijd en de
ondersteunende routines spelen een belangrijke rol bij het
verkrijgen van draagvlak voor het besluit. Het eerste verzoek
van het ministerie van LNV om advies over het coupeerver-
bod van schapen is verstuurd op 2 februari 1990. Naar ver-
wachting wordt het coupeerverbod op 1 januari 2008 van
kracht.

Markante momenten

Er zijn in het licht van het fasenmodel van Mintzberg et al.
een aantal markante momenten te benoemen.

• In 1996 wordt het Ingrepenbesluit van kracht. Er wordt
een ontheffing ingesteld van vijf jaar voor het couperen
van schapen (figuur 2, centrale routine: autorisatie). Dit
besluit is onder andere tot stand gekomen op basis van ad-
viezen van de KNMvD en de Raad voor Dierenaangele-
genheden. De raad stelt vast dat onder deskundigen de
meningen verschillen over de noodzaak om uit gezond-
heidsoverwegingen het couperen van staarten bij schapen
toe te staan (12). De sector krijgt tot 1 september 2001 de
tijd om onderzoek te doen, alternatieven te ontwikkelen of
bezwaren aan te dragen tegen het coupeerverbod (figuur 2,
aanzet tot doorlopen centrale routines). Van deze gelegen-
heid wordt geen gebruik gemaakt.

• Op 1 september 2001 wordt het coupeerverbod van kracht
(figuur 2, autorisatie middels een ministerieel besluit).

• Tijdens verschillende begrotingsbehandelingen van het
ministerie van LNV in de jaren 2002 en 2003 wordt door
de Tweede Kamer aangedrongen op onderzoek (figuur 2,
interruptie op basis van politieke routine: \'bargaining\').

-ocr page 241-

Met name de Vakgroep Schapen- en Geitenhouderij van
LTO en de werkgroep Welzijn Schapen (ad hoe actie-
groep) lobbyen bij politieke partijen (figuur 2, interruptie
op basis van politieke routine: \'bargaining\' en macht). Mi-
nister Veerman van LNV vraagt de KNMvD om een vete-
rinair advies. De veterinaire beroepsgroep is verdeeld over
het onderwerp. Er wordt een ad hoe werkgroep ingesteld
die bestaat uit afgevaardigden uit de Commissie Ethiek
van de KNMvD, veterinair adviseurs van verschillende
stamboeken, veterinair specialisten kleine herkauwers en
practici met ruime ervaring in de schapenhouderij (figuur
2, communicatie routine: exploreren; politieke routine:
\'cooptation\'). De KNMvD brengt na interne discussie in
december 2003 advies uit aan het ministerie. De kern van
het advies luidt: "Er zijn geen doorslaggevende veterinaire
gronden voor het couperen van schapen, die een algehele
ontheffingsmaatregel van het coupeerverbod rechtvaar-
digen."

• Op 19 januari 2004 schort minister Veerman van LNV het
coupeerverbod op. In zijn brief aan de Tweede Kamer
geeft hij het volgende aan: "Om feitelijk tegemoet te ko-
men aan de wens van de kamer zie ik mij dan ook genood-
zaakt het coupeerverbod van de schapenstaarten tot 1 sep-
tember 2006 op te schorten" (13). De minister geeft de
sector opnieuw de gelegenheid onderzoek te doen en het
management daadwerkelijk aan te passen. Er wordt onder-
steuning voor nader onderzoek toegezegd.

• In de loop van 2004 vindt een aantal keren overleg plaats
om te komen tot de opzet van een wetenschappelijk onder-
zoek. Uiteindelijk komt het niet tot een onderzoek, omdat
de partijen (ministerie van LNV, Vakgroep Schapen- en
Geitenhouderij van LTO, afvaardiging van de schapen-
stamboeken, de Animal Sciences Group en GD) het niet
eens worden over de definitieve onderzoeksopzet. In de
periode 2004 tot 2006 worden op initiatief van stamboe-
ken enkele (afstudeer)studies uitgevoerd. De beoordeling
van deze studies is meegenomen in het onderzoek dat in
opdracht van het ministerie van LNV is uitgevoerd.

• Naar aanleiding van het debat over het opschorten van het
coupeerverbod in de Tweede Kamer van 1 juni 2006 zegt
minister Veerman toe een onafhankelijk onderzoek uit te
laten voeren. Prof dr. Pijpers krijgt de opdracht hiertoe
(14). Bij het uitvoeren van de opdracht worden de centrale
routines doorlopen.

• Op 22 januari 2007 overhandigt de onderzoeksgroep het
rapport aan de minister van LNV De onderzoeksgroep
heeft zich laten bijstaan door een klankbordgroep waarin
zowel voor- als tegenstanders van het coupeerverbod zijn
vertegenwoordigd (politieke routine: \'cooptation\' en over-
tuigen). Het rapport onderbouwt het advies dat de
KNMvD in december 2003 heeft uitgebracht.

Wat mogelijk volgt

Met het onderzoeksresultaat in de hand heeft minister Veer-
man aangegeven dat het politiek verantwoord is het coupeer-
verbod voor schapenstaarten in te stellen. Tot het moment dat
het verbod werkelijk van kracht is, zullen er pogingen worden
ondernomen om het besluit te interrumperen (figuur 2, dyna-
mische factoren). De vraag is in hoeverre partijen bereid zijn
om op basis van het onderzoeksrapport van mening te veran-
deren. Dit zal in hoge mate afhangen van de communicatie en
van de bereidheid van partijen het juiste verhaal te vertellen.
De onderzoeksgroep meent, mede op aangeven van de meer-
derheid van de klankbordgroep, dat communicatie en voor-
lichting van wezenlijk belang zijn om draagvlak voor het
coupeerverbod te verkrijgen en te behouden. Op basis van het
bovenstaande zou het wenselijk zijn dat het ministerie van
LNV net als bij de voorlichting over bluetongue met een fol-
der komt voor alle schapenhouders, waarin op neutrale ma-
nier de feiten worden aangegeven.

Biedt het fasenmodel van Mintzberg de mogelijkheid een
voorspelling te doen over te verwachten interrupties? En is
het mogelijk op deze interrupties te anticiperen?

• Het onderzoeksrapport zal door vele partijen gewogen
worden op objectiviteit, ondersteuning, overtuiging en
openheid. Om met openheid te starten: de onderzoeks-
groep heeft zich laten bijstaan door een klankbordgroep
met afgevaardigden van de Vakgroep Schapen- en Geiten-
houderij van LTO, de schapenstamboeken, het Platform
voor de Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders, de
Dierenbescherming en de KNMvD. De klankbordgroep
heeft kennis geleverd en adviezen gegeven. De kennis en
de adviezen zijn benut bij het uitvoeren van het onderzoek.
Het rapport toont aandacht voor het perspectief van de be-
langhebbenden en vormt als zodanig een goede basis om
de betrokkenen te overtuigen. De inbreng in en de versla-
gen van de gevoerde discussie maken onderdeel uit van de
rapportage. De beide afgevaardigden van de stamboeken
en het Platform voor de Kleinschalige Schapen- en
Geitenhouders hebben tijdens het eerste overleg van de
klankbordgroep een voorbehoud gemaakt met betrekking
tot de conclusie van het rapport, omdat zij eerst hun ach-
terban wilden raadplegen. Hoewel zij bij de opzet en uit-
voering van het onderzoek betrokken zijn geweest, zullen
zij in hun communicatie naar buiten ook proberen hun
achterban tevreden te stellen.

• De voorstanders van het couperen van schapenstaarten
zullen alles in het werk stellen om het onderzoek als niet-
relevant te kwalificeren. Dat kan door een oordeel te geven
over de onderzoeksmethode, de juistheid van de onder-
steuning van de feiten of de motivering. De kritiek zal ge-
richt zijn op de modaliteit van de conclusie (figuur 1).
Naar verwachting zal worden aangedrongen op nader on-
derzoek om een hogere mate van precisie voor de onder-
steuning van de feiten bewerkstelligen. Dit zal als doel
hebben het opschorten van het invoeren van een coupeer-
verbod. De noodzaak voor het uitvoeren van nader onder-

-ocr page 242-

zoek is nadrukkelijk door de onderzoeksgroep beoor-
deeld.

• Er zullen partijen zijn die aangeven dat er geen geharmoni-
seerd Europees beleid voor het coupeerverbod bestaat. Wel-
licht komt hierbij naar voren dat het onmogelijk wordt bui-
tenlandse schapen die gecoupeerd zijn, naar Nederland te
importeren. Het Nederlandse verbod betreft echter het cou-
peren van schapenstaarten en niet het houden van gecou-
peerde schapen. Met een goed I&R-systeem (identificatie
en registratie) kan de houder de herkomst van zijn schapen
aantonen en daarmee het houden van uit het buitenland ge-
importeerde gecoupeerde schapen verantwoorden.

• Er zal naar verwachting door een aantal stamboeken een
verzoek tot ontheffing worden ingediend. Reeds eerder is
voor drie rassen een vrijstelling verleend teneinde te fok-
ken op kortere staarten. Het succes van de fokmaatregelen
zal de houder van buitenlandse rassen onder Nederlandse
omstandigheden echter niet ontslaan van de bijzondere
verantwoordelijkheid om het dierenwelzijn niet in het ge-
ding te laten komen (15). Dat is mogelijk door het nemen
van de juiste managementmaatregelen.

• Tot slot zal de rol van de media, met name de vakpers, van
invloed zijn. Wat gaan de media brengen: het emotionele
of het rationele verhaal? Welke rol spelen zij bij het
beïnvloeden van de politieke partijen?

Kortom, de vraag blijft: krijgt het besluitvormingsproces nog
een staartje?

Een ander perspectief

Voor het vervolg van de discussie is het goed het beleidsdoel
en het uiteindelijke besluit in een ander perspectief te plaat-
sen. Voordat er aanvullend onderzoek wordt verricht aan
schapen loont het de moeite studie te verrichten naar de waar-
den die achter het vooriiggende besluit schuilgaan. Dit kan
met de zogenaamde \'methode Fischer\'. Op zich levert deze
methode geen kennis op, maar zij wijst naar perspectieven
die mogelijk buiten beschouwing blijven (16). De methode
bestaat uit een viervoudige toets gericht op verschillende
soorten waarden: die van de beleidsactor, die van organisa-
ties, die van de gangbare politieke cultuur en die van de ideale
samenleving.

Het voorliggende besluit is een coupeerverbod voor schapen-
staarten in te stellen per 1 januari 2008. Het verbod houdt zo-
als de aanbevelingen aangeven, naar verwachting rekening
met een ontheffingsmogelijkheid voor bepaalde schapen-
rassen. Als we stellen dat dit een goed besluit is, omdat de
dierhouder de verantwoordelijkheid heeft het dierenwelzijn
te waarborgen door het nemen van de juiste management-
maatregelen, suggereert de methode Fischer een mogelijke
motivering:

• het beleidsdoel kan worden gerealiseerd: voorafgaand aan
het te nemen besluit is er een onafhankelijk onderzoek uit-
gevoerd (1);

• het beleidsdoel strookt met meer algemene doelen van de
beleidsvoerder: het besluit kan worden gerechtvaardigd uit
het dierenwelzijnsbeleid;

• het beleidsdoel strookt met de algemene waarden van onze
politieke cultuur: het besluit past bij de veranderende
waarden in onze cultuur. Deze kent zijn afspiegeling in de
volksvertegenwoordiging;

• het beleidsdoel strookt met de algemene waarden van een
ideale maatschappij: het besluit houdt rekening met res-
pect voor de integriteit (eigen waarde) van het dier. De

dierhouder heeft de plicht het dierenwelzijn te waarborgen
door het nemen van de juiste managementmaatregelen.

De confrontatie van het voorliggende besluit over het cou-
peerverbod van schapenstaarten met meer algemene doelen
en waarden kan mogelijk bijdragen aan het draagvlak voor
het besluit. Indien (belangen)organisaties de verantwoorde-
lijkheid nemen deze perspectieven in acht te nemen, kan dat
tevens bijdragen aan een positief imago van de schapen-
sector.

Tot slot

Het behartigen van de belangen van het dier, uitgaande van
het respect voor de perspectieven van alle betrokkenen, bete-
kent over het algemeen dat men moet rekenen op langdurige
besluitvormingstrajecten. Van ieder traject valt te leren, onder
andere door de tijd te nemen het proces te analyseren. In bo-
venstaande analyse zijn enkele aspecten uiteengezet die in-
zicht geven in de achtergronden van de beleidsargumentatie,
de besluitvormingstrajecten en de omgang met een onder-
werp dat het karakter draagt van een \'wicked problem\'. Het
rechtvaardigt tevens de inzet van (belangen)organisaties, ad
hoe (actie)groepen en politiekbestuuriijke organen om tot een
gedragen besluit te komen.

Referenties

1. Pijpers A, Stegeman A, Hopster H, Vellema P. Het is in de Nederlandse
situatie mogelijk om met goed management verantwoord schapen te
houden zonder het couperen van de staarten. Deventer, 2007.

2. Rittcl H, Webber M. Dilemmas in a General Theory of Planning, Policy
Sciences. Vol. 4, pp 155-169. Elsevier Scientific Publishing Company,
Amsterdam, 1973.

3. Bolt LLE, Verweij MF, van Delden JJM. Ethiek in praktijk. Koninklijke
Van Gorcum, Assen, 2003.

4. Toulmin SE. The uses of argument. Cambridge University Press, 1976.

5. Toulmin SE, Rieke R en Janik A. An introduction to reasoning. New
York, Macmillan Publishing Company, 1984.

6. Van Zanten WPC et al. Argumentatie en openbaar bestuur Deel 2,
pp 26-29. Open Universiteit, Heerlen, 2000.

7. Veerman CR Aanpassingen ingrepenbesluit. brief aan de Tweede Ka-
mer DL/2007/338, Den Haag, 2007.

8. Mintzberg H, Raisinghani D, Théoret A. The structure of "unstructu-
red" decision processes. Administrative Science Quarterly, vol. 21,
246-275, 1976.

9. Mintzberg H et al. Opening up decision-making: the view from the
black stool. Organization Science, vol. 6, no. 3, 1995.

10. Van Zanten WPC. Groepsbesluitvorming in management cn bestuur
PP 77-83. Open Universiteit, Heerlen, 2003.

11. Hickson DJ, Butler RJ, Cray D, Mallory GF, Wilson DC. Top-decisions.
Strategic decision-making in organizations. Basil Blackwell. Oxford,
1986.

12. Raad voor Dierenaangelegenheden. Couperen schapenstaarten.
RDAy94219/HJ, Den Haag, 1994.

13. Veerman CP Couperen schapenstaarten. Brief aan de Tweede Kamer
TRCDL/2004/155. Den Haag, 2004.

14. Oomen CACJ. Opdrachtbrief onderzoek couperen schapenstaarten.
Ministerie van LNV, Directeur Directie Landbouw, TRCDL/2006/1651.
Den Haag, 2006.

15. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 37: het is de houder
van een dier verboden aan een dier de nodige verzorging te onthouden.
Den Haag, 1992.

16. Van Zanten WPC et al. Argumentatie en openbaar bestuur Deel 2,
pp 85-88. Open Universiteit, Heerlen, 2000.

Drs. S.J. de Croot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD en dr P. Vellema is specialist kleine
herkauwers gezondheidszorg en werkzaam bij CD te
Deventer.

-ocr page 243-

Laat de jaren leven

""/befeffunctioneren door\'.
\'S-Vv\'jt \' haa/^P^cifieke werkings-.

1 \'V .•\'Mechanisme. ACE-remmers
■ \' . • zijn de.bewezen en vertrouwde

■:\'\'./\'- /ba^ls voor die behandeling . .
\'s \\ van hartfalen bij zówel mensen
■\' «als\'dieren.^ Geef
Fdrtekör eer5t
^V\\\'\'<7.V\' \'•\'en,laat de jaren/even. \' •

Haal meer uit het leven met

FORTEKOR

NOVARTIS

ANIMAL HEALTH

Benaming: Fortekor\' 5 en 20 mg. Samenstelling: Fortekor- 5 bevat per tablet 5 mg benazepril hydrochloride, Fortekor\' 20 bevat per tablet 20 mg benazepril hydrochloride -CoHoidaal Siliciumdioxide, Microknslallijn cellulose, Gehydrogeneerde ricinusolie.
Lactose, Maïszetmeel. Polyethyleenglycol 8000, Hydroxypropylmethylcellulose 2910, Polyvinylpolypyrrolidone XL, Talk, Titaandioxide, Fer. Oxid, hydr., Fer. Oxid. Pro tabletta compr. una. Farm. vorm: Doormidden-breekbare gecoate tabletten. Indicatie:
Hond: Voor de dagelijkse behandeling, als symptomahsche, aanvullende therapie bij de behandeling met het diureticum: furosemide van hartfalen veroorzaakt door mitralisinsufficientie of congestieve cardiomyopathie. De behandeling kan een verbeterde
mspanningstolerantie en een verhoogde overleving geven bi] honden met matig tot emsbg hartfalen. Kat: Voor de dageli)kse behandeling, als symptomatische behsideling van chronisch nieriaten. DoeWier: Hond, Kat. Contraindcaties: Gekende overgevoehgheKJ voor
het actieve bestanddeel benazepnl. Acute nierinsufficiéntie, drachtige en lacterende honden en katten en dieren bedoeld voor de kweek. Bijwerkingen: Bi) aanvang van de therapie kan een sterke bloeddrukdaling optreden, In een zeer enkel geval kan
vermoeidheid of sufheid waargenomen worden. Reduceer, indien noodzakelijk, de dosering van het diureticum bij de hond. Fortekor" kan de plasma creatinine concentratie doen toenemen bij het begin van de therapie. Dit effect is gerelateerd aan de
therapeutische werking van het product welke de bloeddruk doet afnemen en is daarom geen reden de therapie te stoppen behalve wanneer zich ook andere klinische symptomen voordoen. Het wordt aanbevolen de plasma creatinine spiegels regelmatig
te meten, zoals de gewoonte is in gevallen van nierinsufficiéntie. Fortekor\', in hoge doses, vermindert het aantal rode bloedcellen bij gezonde katten maar dit effect werd met gemerkt met de aanbevolen dosis tijdens de klinische testen bij katten met
chronische nierinsufficiéntie. Een klem aantal dieren kan een intermitterende diarree vertonen. Interacties: Er zijn geen interacties bekend. Fortekor\' werd reeds toegediend in combinatie mei digoxine en/of anti-arrythmica en diuretica zonder aanwjsbare
interacties. Gelijktijdige toediening van kaliumsparende diuretica kan overwogen worden mits regelmatige controle van hel plasmatische K-gehalte, Dosering (posologie) en wijze van toediening: Forlekor\' is bestemd voor orale toediening en dient éénmaal
per dag te worden toegediend. Het kan met of zonder voedsel worden verstrekt. De duur van de behandeling is ongelimiteerd. De dosering voor de hond is minimaal 0,25 mg benazepril hydrochloride/kg lichaamsgewicht per dag. De dosering voor de
kat IS 0,5 mg benazepnl hydrochtondeAg lichaamsgewicht per dag. De dosering kan. indien klinisch noodzakelijk en op advies van de dierenarts, worden verdubbeld en dient éénmaal daags verstrekt te worden. Bijzondere voorzorgen: Buiten bereik van
kinderen houden. Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift. Verpakking: Voor beide tabletgroottes: blisters met 14 tabletten. Registratiehouder: Novartis Consumer Health B.V. Registratienummer: B: Fortekor\' 5 mg: 3011IE7F3. V997/97/11A)565,
Fortekor- 20 mg; 3011IE6F3. V997/97/11/0566. NL: Fortekor\' 5 mg Reg NL 9772. Fortekor" 20 mg Reg NL 8614, Distributeur: Novartis Consumer Health B,V.. Business Unit Animal Health, Claudius Prinsenlaan 142, NL-4818 CP Breda.
\' Geregistreerd handelsmerk van Novartis Animal Health. Bazel. Zwitserland.
Referentie 1: Martin, M.W.S. Journal of Small Animal Practice 2003. 44. 154-160

-ocr page 244-

Diergeneesmiddelengebruik bij paarden

Het wettelijke kader en de betekenis van de positieve lijst

Joost van Herten en Ton Kamphuis

De regelgeving over toepassing van diergeneesmiddelen
bij paarden is sinds het nieuwe Diergeneesmiddelen-
besluit behoorlijk veranderd. Sinds de introductie van
het paardenpaspoort is het mogelijk om een paard uit te
sluiten voor humane consumptie. Dit heeft belangrijke
gevolgen voor het gebruik van diergeneesmiddelen. Daar-
naast is er nu ook een zogenaamde positieve lijst
(EU-verordening nr. 1950/2006) met stoffen die essentieel
zijn voor de behandeling van voor humane consumptie
bestemde paarden. De consequenties van al deze nieuwe
regels zijn voor de paardendierenarts in het veld niet al-
tijd even helder. In dit artikel zetten we aan de hand van
veelgestelde vragen alle zaken nog eens op een rijtje.

Het Diergeneesmiddelenbesluit

Het wettelijke kader voor het toedienen van diergeneesmid-
delen aan paarden die niet voor het paard geregistreerd zijn,
is vastgelegd in artikel 22 tot en met 24 (zie kader) van het
Diergeneesmiddelenbesluit. In principe moet er voor de be-
handeling van paarden met diergeneesmiddelen eerst gebruik
gemaakt worden van geregistreerde producten. Een overzicht
van alle diergeneesmiddelen die voor het paard in Nederland
geregistreerd zijn, is te vinden in de database van het Bureau
Diergeneesmiddelen
(www.cbg-meb.nl).
De betekenis van artikel 22 tot en met 24 is als volgt:

Artikel 22: de cascade

Als er geen geregistreerd alternatief voorhanden is kan men
in geval van diergeneeskundige noodzaak op grond van arti-
kel 22 gebruik maken van andere diergeneesmiddelen. Dit
zijn de diergeneesmiddelen die zijn geregistreerd voor de-
zelfde aandoening (of een andere) bij andere diersoorten, of
middelen die voor het paard zijn geregistreerd voor een ande-
re indicatie. Als dan nog geen geschikt diergeneesmiddel ge-
vonden kan worden, is het mogelijk gebruik te maken van een
humaan geneesmiddel of een diergeneesmiddel dat in een an-
dere EU-lidstaat geregistreerd is.

Artikel 23: de positieve lijst

Voor middelen die aan voedselproducerende paarden worden
toegediend, geldt wel dat de werkzame stof moet voorkomen
op de lijst met stoffen in de bijlage bij 2377/90/EC (annex 1,
II of III). Voor deze stoffen is een (voorlopige) maximale re-
sidu limiet (MRL) bepaald of wordt dat niet nodig geacht.
Daarnaast is het mogelijk bij de behandeling van voedselpro-
ducerende paarden gebruik te maken van stoffen die voorko-
men op de zogenaamde positieve lijst. De stoffen op de posi-
tieve lijst komen dus niet voor op annex I, II of III maar
mogen toch toegediend worden aan paarden die voor de hu-
mane consumptie bestemd zijn. De stoffen van de positieve
lijst komen pas aan de orde wanneer de keuzeopties uit arti-
kel 22 geen geschikt middel opleveren.
Een overzicht van de stoffen op annex I, II en III en de posi-
tieve lijst is onder ander te vinden op
www.knmvd.nl onder
\'veterinaire zaken\' bij \'diergeneesmiddelen\'.

Artikel 24: de wachttijd

Wanneer voor een slachtpaard geen geregistreerd diergenees-
middel voorhanden is dan geldt bij gebruik van een alterna-
tief uit de cascade (artikel 22) een minimale wachttijd van
28 dagen voor het vlees. Als het diergeneesmiddel echter met
een langere wachttijd geregistreerd is voor een ander voed-
selproducerend dier dan wordt minstens deze wachttijd aan-
gehouden. Voor het gebruik van stoffen die voorkomen op de
positieve lijst staat standaard een wachttijd van zes maanden.

Veelgestelde vragen

De nieuwe wetgeving geeft aanleiding tot veel vragen uit de
praktijk. Niet alleen over het gebruik van de cascade en de
positieve lijst maar ook over de administratieve verplich-
tingen en het gebruik van het paardenpaspoort bestaat nog
veel onduidelijkheid. Hieronder volgt per onderwerp een lijst
met antwoorden op \'frequently asked questions\' van paarden-
practici.

De cascade

Wat is de cascade?

De cascade is feitelijk artikel 22 van het nieuwe Diergenees-
middelenbesluit. Dit artikel biedt de mogelijkheid gebruik te
maken van andere (dier)geneesmiddelen als er geen geregi-
streerd middel beschikbaar is.

Hoe zit het met de Vrijstellingsregeling?
De Vrijstellingsregeling was een vergelijkbare regeling in de
oude Diergeneesmiddelenwet die de dierenarts in geval van
ondraaglijk lijden en bij het ontbreken van een geregistreerd
alternatief de mogelijkheid gaf een ander (dier)geneesmiddel
toe te passen. Hiermee was men vrijgesteld van artikel 2
eerste lid: het verbod om een niet geregistreerd diergenees-
middel toe te passen, op voorraad of voorhanden te hebben,
dan wel af te leveren. De Vrijstellingsregeling is met de in-
werkingtreding van het nieuwe Diergeneesmiddelenbesluit
komen te vervallen en vervangen door de cascade (artikel 22
en verder).

Wat is het verschil tussen de cascade voor voedselproduceren-
de paarden en voor paarden die als gezelschapsdier gehouden
worden?

Het verschil is dat bij gebruik van (dier)geneesmiddelen bij
niet-voedselproducerende paarden geen MRL of wachttijd
vereist is en dat ook stoffen mogen worden toegepast die niet
op annex I, II en III van 2377/90/EC staan.

Is het gebruik van stoffen van annex IV (onder andere chloor-
amfenicol en metronidazol) toegestaan bij de behandeling
van niet-voedselproducerende paarden?
Ja, mits er in Nederland geen geregistreerd diergeneesmiddel
beschikbaar is voor een bepaalde indicatie, is dit in geval van
diergeneeskundige noodzaak bij niet-voedselproducerende
paarden (paspoort!) toegestaan.

-ocr page 245-

Is het gebruik vanfenylbutazon toegestaan bij de behandeling
van niet-voedselproducerende paarden?
Ja, mits er in Nederland geen geregistreerd diergeneesmiddel
beschikbaar is voor een bepaalde indicatie, is dit in geval van
diergeneeskundige noodzaak bij niet-voedselproducerende
paarden (paspoort!) toegestaan.

Door wie moeten deze (dier)geneesmiddelen, die onder de
voorwaarden van de cascade vallen, toegediend worden?
Door de dierenarts of door een persoon onder directe verant-
woordelijkheid van een dierenarts. Dit mag dus ook de eige-
naar zijn.

De positieve lijst

Wat is de positieve lijst voor voedselproducerende paarden?
Diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren moe-
ten een MRL en een wachttijd hebben en de werkzame stof-
fen moeten voorkomen op annex I, II, of III van 2377/90.
Voor voedselproducerende paarden is hier een lijst van
71 stoffen aan toegevoegd die onontbeerlijk zijn voor de be-
handeling van voedselproducerende paarden. Bij toediening
van deze stoffen moet dit door de dierenarts worden geno-
teerd in het paspoort onder vermelding van een standaard
wachttijd van zes maanden.

Figuur 1. Cascade voor paarden.

Wanneer en onder welke voorwaarden kan men gebruik
maken van de positieve lijst?

Indien er in Nederland geen geregistreerd diergeneesmiddel
beschikbaar is voor een bepaalde indicatie moet men in het
geval van diergeneeskundige noodzaak eerst de cascade
doorlopen. Indien er daarna nog steeds geen geschikt middel
beschikbaar is, kan men voor voedselproducerende paarden
gebruikmaken van stoffen die op de positieve lijst staan.

Door wie is deze lijst opgesteld?

De lijst is vastgesteld door de Europese Commissie in overleg
en samenspraak met de Europese lidstaten en de Federation
ofVeterinarians in Europe (FVE). Vanuit Nederland heeft de
diergeneesmiddelencommissie van de Groep Geneeskunde
van het Paard input geleverd.

Hoe past deze lijst in de cascade?

De lijst is de laatste stap. Als er geen even doeltreffend mid-
del beschikbaar is dat geregistreerd is of via de cascade in
aanmerking komt, kan men gebruik maken van de stoffen op
de positieve lijst.

-ocr page 246-

De lijst bevat werkzame stoffen, hoe vertaal ik die naar
(dier) geneesmiddelen?

Bij de stoffen die voorkomen op de positieve lijst kan de die-
renarts zelf een (dier)geneesmiddel kiezen dat de werkzame
stof bevat.

Moet ik mij wat betreft de te kiezen middelen met werkzame
stoffen van de lijst beperken tot \'voor andere dieren\' geregi-
streerde middelen
Nee.

Mag ik humaan geregistreerde middelen gebruiken met deze

werkzame substanties?

Ja.

Mag ik middelen, diergeneesmiddelen of humaan geregi-
streerde, uit andere EU-landen gebruiken?
Ja.

Mag ik middelen, diergeneesmiddelen of humaan geregi-
streerde, uit niet-EU-landen gebruiken?
Ja.

Mag ik de genoemde substanties als grondstof gebruiken voor
magistraal bereide middelen
Ja, als allerlaatste mogelijkheid.

Is er een keuzevolgorde vastgesteld hoe de genoemde substan-
ties te gebruiken als diergeneesmiddel?
Nee, er is geen wettelijke volgorde vastgesteld behalve voor
de magistraal te bereiden middelen als laatste mogelijkheid.

Hoe is de verantwoordelijkheid met betrekking tot het gebruik
en mogelijke (bij)effecten?

De verantwoordelijkheid ligt bij de voorschrijvende dieren-
arts, die geacht wordt de eventuele risico\'s met de eigenaar te
hebben besproken.

Hoe geef ik het gebruik aan op het paardenpaspoort?
Bij gebruik van de positieve lijst bij voedselproducerende
paarden dient dit door de dierenarts in de daarvoor bestemde
rubriek in het paardenpaspoort genoteerd te worden. De stan-
daard wachttijd bij gebruik van deze stoffen is zes maanden.

Moet ik het gebruik en het daaraan voorafgaande aanschaf-
fen specifiek ergens melden naast de al bestaande eisen aan-
gaande het gebruik van niet-geregistreerde middelen?
Nee.

Paspoort

Hoe moet de verklaring wel/niet voor humane consumptie
bestemd ingevuld worden?

De eigenaar ondertekent in het paspoort de verklaring deel I
(niet voor humane consumptie bestemd) of deel II (wel voor
humane consumptie bestemd) van het hoofdstuk medische
behandeling. De dierenarts bevestigt deze verklaring middels
zijn naam, stempel en handtekening. Bij verandering van ei-
genaar moet de verklaring opnieuw bekrachtigd worden.

Kan de verklaring wel/niet geschikt voor humane consumptie
gewijzigd worden?

Als een paard eenmaal tot niet bestemd voor de humane con-
sumptie is verklaard, kan deze bestemming niet meer gewij-
zigd worden naar een slachtdier. Andersom wijzigen is wel
mogelijk, dus een slachtdier kan later worden uitgesloten
voor humane consumptie.

Welke toegediende diergeneesmiddelen moeten in het pas-
poort genoteerd worden?

Alleen middelen van de positieve lijst die worden toegediend
aan voedselproducerende paarden, moet de dierenarts note-
ren in het paspoort (onder vermelding van een standaard
wachttijd van zes maanden). De dierenarts noteert tevens alle
entingen in het paspoort.

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor het invullen van het
paspoort?

De eigenaar dient uiterlijk op het moment van eerste toedie-
ning van medicatie aan het paard in het paspoort te verklaren
of het paard wel of niet voor de humane consumptie bestemd
is. De dierenarts moet deze verklaring middels naam, stempel
en handtekening bekrachtigen. Bij voedselproducerende
paarden is de dierenarts verplicht middelen van de positieve
lijst plus de bijbehorende standaard wachttijd van zes maan-
den te noteren.

Wat te doen als het paspoort niet beschikbaar is? Is een door
de eigenaar getekende verklaring ook afdoende?
Nee, vanaf 1 januari 2007 moet ieder paard in Nederland ver-
plicht een paspoort hebben. Als er geen paspoort bij het paard
aanwezig is, zal in geval van nood de dierenarts het paard in de

De cascade en het gebruik van antibiotica bij Rhodococ-
cus equi

Voor het behandelen van veulens met een Rhodococcus
equi
infectie is in Nederland geen geregistreerd dierge-
neesmiddel beschikbaar. De dierenarts kan bij diergenees-
kundige noodzaak gebruik maken van de cascade. Als
eerste stuiten we dan op de diergeneesmiddelen die zijn
geregistreerd voor dezelfde diersoort met een andere indi-
catie, of een middel voor een andere diersoort. Voor paar-
den bestemd voor de humane consumptie geldt bovendien
dat ze een MRL moeten hebben. De minimale wachttijd is
bij toepassing van de cascade altijd 28 dagen voor het
vlees.

Een aantal antibiotica komt in aanmerking voor de behan-
deling (bijvoorbeeld Baytril®, Marbocyl® of Erythro-
cine*). Op basis van de cascade zijn deze middelen dus
eigenlijk eerste keus. Er kunnen echter diergeneeskundige
argumenten zijn waarom deze antibiotica niet geschikt
zijn voor deze toepassing.

Volgens de positieve lijst is het gebruik van rifampicine en
azitromycine bij paarden voor humane consumptie toege-
staan met een wachttijd van zes maanden. Als om veteri-
naire redenen toch de voorkeur wordt gegeven aan rifam-
picine en azitromycine dan is het advies dit in de eigen
administratie te motiveren.

Voor niet-voedselproducerende paarden kan voor bepaal-
de indicaties en aandoeningen in geval van diergenees-
kundige noodzaak sneller gebruik worden gemaakt van
voor andere diersoorten geregistreerde antibiotica omdat
geen MRL nodig is. Dit kan een reden zijn een eigenaar te
adviseren het paard middels het paspoort tot niet geschikt
voor de humane consumptie te verklaren.

-ocr page 247-

Het wettelijke kader

Het wettelijke kader voor het toedienen van diergeneesmid-
delen aan paarden die niet voor het paard geregistreerd zijn,
is vastgelegd in artikel 22 tot en met 24 van het Diergenees-
middelenbesluit. Hierbij de volledige tekst van de artikelen.

Artikel 22

1. Indien er in Nederland geen diergeneesmiddel beschik-
baar is dat is geregistreerd om een bepaalde aandoening,
ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek bij
een dier te genezen, lenigen of voorkomen, is het de die-
renarts bij diergeneeskundige noodzaak toegestaan om,
in afwijking van artikel 2, eerste lid, van de wet, en met
inachtneming van de artikelen 23 en 24, de volgende
middelen toe te passen bij een dier en in verband daar-
mee in voorraad of voorhanden te hebben:

a. diergeneesmiddelen die zijn geregistreerd om te wor-
den toegepast bij:

1°. andere diersoorten om een aandoening, ziekte,
ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek
bij een dier te genezen, lenigen of voorkomen,
of

2°. dezelfde diersoort om een andere aandoening,
ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of
gebrek bij een dier te genezen, lenigen of voor-
komen;

b. ingeval geen diergeneesmiddelen als bedoeld in on-
derdeel a beschikbaar zijn:

1°. geneesmiddelen die ingevolge de Wet op de ge-
neesmiddelenvoorziening zijn toegelaten om te
worden toegepast bij mensen, of
2°. diergeneesmiddelen die overeenkomstig richt-
lijn nr. 2001/82/EG in een lidstaat zijn toegela-
ten om dezelfde of een andere aandoening,
ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of
gebrek te genezen, lenigen of voorkomen bij
een dier van dezelfde diersoort of:

- een andere diersoort, ingeval het dier niet
voedselproducerend is;

- een andere voedselproducerende diersoort,
ingeval het dier voedselproducerend is.

praktijk meestal toch moeten behandelen. De dierenarts hoort
in dat geval de eigenaar te wijzen op zijn verplichtingen.

Wat te doen bij verlies van een paspoort?
Bij verlies van een paspoort kan een vervangend paspoort
worden besteld, waarna een voedselproducerend paard pas na
zes maanden mag worden geslacht.

Administratie

Welke diergeneesmiddelen moeten in het paspoort worden
vermeld bij paarden bestemd voor humane consumptie?
Alleen vaccins en diergeneesmiddelen van de zogenaamde
positieve lijst. Deze lijst bevat 71 stoffen die essentieel zijn
voor de behandeling van voedselproducerende paarden en die
op basis van artikel 23 lid 2 van het Diergeneesmiddelenbe-
sluit aan paarden die bestemd zijn voor de slacht mogen wor-
den toegediend. De standaard wachttijd voor deze middelen
is zes maanden (zie voor deze lijst
www.knmvd.nl bij \'veteri-
naire zaken\' onder \'diergeneesmiddelen\').

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een
persoon die onder de directe verantwoordelijkheid van
een dierenarts middelen als bedoeld in het eerste lid toe-
dient.

Artikel 23

1. Een middel als bedoeld in artikel 22 dat wordt toegepast
bij een voedselproducerend dier bevat uitsluitend werk-
zame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij
verordening (EG) nr. 2377/90.

2. Onze Minister kan werkzame stoffen aanwijzen die in
afwijking van het eerste lid aan voedselproducerende
paardachtigen mogen worden toegediend.

Artikel 24

1. Indien bij een voedselproducerend dier een middel als
bedoeld in artikel 22 wordt toegepast, schrijft de dieren-
arts de wachttermijn voor die op grond van diergenees-
kundige inzichten noodzakelijk is om te garanderen dat
de producten, afkomstig van het dier, geen residuen be-
vatten die gevaarlijk zijn voor de consument.

2. De wachttermijn, bedoeld in het eerste lid, is ten minste
even lang als de wachttermijn die met betrekking tot de
diersoort waartoe het dier behoort is aangegeven bij het
middel, of, indien geen wachttermijn is aangegeven, ten
minste:

a. 7 dagen voor melk en eieren;

b. 28 dagen voor vlees van pluimvee of zoogdieren,
met inbegrip van vet en slachtafval;

c. 500 graaddagen voor visvlees.

3. In afwijking van het tweede lid, onderdelen a, b en c, be-
draagt de wachttermijn ten minste O dagen of graaddagen
indien het middel een homeopathisch diergeneesmiddel
is dat uitsluitend de werkzame bestanddelen bevat die
zijn vermeld in bijlage II bij verordening (EG) nr.
2377/90.

4. Bij ministeriële regeling kunnen wachttermijnen worden
voorgeschreven in afwijking van of in aanvulling op het
tweede lid.

Voor alle andere diergeneesmiddelen hoort de dierenarts de
eigenaar te informeren over het \'off label use\' en een log-
boekformulier achter te laten met de benodigde informatie
waaronder de wachttijd.

Wat moet de dierenarts aan informatie aan de eigenaar ver-
strekken als er geen paspoort bij het paard is?
Als er geen paspoort bij het paard aanwezig is, zal in geval
van nood de dierenarts het paard in de praktijk meestal toch
moeten behandelen. De dierenarts hoort in dat geval de eige-
naar te wijzen op zijn verplichtingen. Wanneer er middelen
worden toegediend waardoor het paard niet meer voor de
voedselconsumptie geschikt is, hoort de dierenarts dit aan de
eigenaar te melden en deze te voorzien van de nodige infor-
matie. Bij voor het paard geregistreerde diergeneesmiddelen
geeft de dierenarts in dat geval een logboekformulier en/of
visitebrief af De informatie die de dierenarts daarbij aan de
eigenaar dient te verstrekken, vindt u hieronder. Bij gebruik
van (dier)geneesmiddelen via de cascade zal de dierenarts

-ocr page 248-

een wachttijd hanteren van ten minste 28 dagen voor het
vlees. Bij gebruik van homeopathische middelen of middelen
van annex II van EU 2377/90 bedraagt de wachttijd nul
dagen. Bij toepassing van middelen van de positieve lijst
moet dit genoteerd worden in het paspoort onder vermelding
van een standaard wachttijd van zes maanden. Als er geen
paspoort aanwezig is kan de dierenarts deze informatie op het
logboekformulier of de visitebrief melden. Het is verstandig
deze informatie ook in de eigen administratie op te nemen.

Wat dient de dierenarts zelf te administreren met betreiiking
tot het afeveren en toedienen van diergeneesmiddelen aan
paarden?

De dierenarts dient de volgende zaken de administreren:

1) De datum van onderzoek van het dier.

2) De NAW-gegevens van de eigenaar.

3) Het aantal behandelde dieren.

4) De diagnose.

5) Het voorgeschreven diergeneesmiddel.

6) De toegediende dosis.

7) De duur van de behandeling.

8) De aanbevolen wachttijd.

Wat dient diegene die (bedrijfsmatig) voedselproducerende
paarden houdt te administreren?

De eigenaar van de voedselproducerende paarden dient het
volgende te administreren:

1) De naam van het diergeneesmiddel.

2) De NAW-gegevens van de leverancier.

3) De datum van aflevering van de diergeneesmiddelen.

4) De diersoort.

5) De afgeleverde en/of toegediende hoeveelheid

6) De wachttermijn.

Deze administratieve verplichtingen gelden niet voor niet-
voedselproducerende dieren.

Wat is de bewaartermijn voor de dierenarts van de admini-
stratie van diergeneesmiddelen?

Deze administratie dient volgens nationale wetgeving vijf
jaar bewaard te worden. Europees geldt een termijn van drie
jaar. In het kader van administratieve lastenverlichting zal de
KNMvD aan ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit (LNV) verzoeken deze termijnen gelijk te trekken.

De antwoorden op deze vragen zijn tot stand gekomen in
overleg met het Bureau Diergeneesmiddelen van het College
Beoordeling Geneesmiddelen en het ministerie van Land-
bouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met drs. J. van
Herten, senior beleidsmedewerker veterinaire zaken van de
KNMvD (tel. 030-6348900
ofJ.van.herten@knmvd.n[)

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD. Ton Kamphuis is werkzaam bij het
Bureau Diergeneesmiddelen van het College ter Beoorde-
ling van Geneesmiddelen (BD-CBG).

Archaeopteryx voor informatie over vogels en bijzondere dieren

Lonneke Boon

Met de komende invoering van de bachelor-masterstruc-
tuur binnen de studie diergeneeskunde lijkt het erop dat
het aanbod van onderwijs met betrekking tot bijzondere
dieren nog verder gaat afnemen. Dit gaat in tegen de
doelstelling van Archaeopteryx, de veterinaire studiever-
eniging voor vogels en bijzondere dieren. In het huidige
curriculum wordt slechts beperkt aandacht besteed aan
bijzondere dieren. Studenten kunnen er een beetje van
\'proeven\', maar missen verdieping en verbreding van de
(veterinaire) kennis op het gebied van deze dieren.

Natuurlijk zal voor de gezelschapsdierenarts het grootste deel
van de patiënten bestaan uit honden en katten, maar wij
vinden dat het aanbod in het onderwijs overeen moet komen
met de latere praktijksituatie, waar ook vogels en bijzondere
dieren op het spreekuur komen. Het aantal huisdiereigenaren
dat een bijzonder dier in bezit heeft, groeit nog steeds. Verder
blijkt dat eigenaren ook steeds vaker informatie weten te vin-
den waarvan een dierenarts zelf niet op de hoogte is. Het kan
dan ook regelmatig voorkomen dat afgestudeerde dierenart-
sen de vraag naar kennis en kunde over konijnen, knaagdie-
ren, fretten, vogels, reptielen en andere exoten niet goed kun-
nen beantwoorden. Onze vijf werkgroepen, \'wildlife\',
terrariumdieren, aquafauna, vogels en de knaagdieren-,
konijnen- en frettenwerkgroep, organiseren met grote regel-
maat lezingen, symposia en excursies. De positieve reacties,
ons groeiende ledenaantal en de grote opkomst bij onze acti-
viteiten laten zien dat de diergeneeskundestudenten behoefte
hebben aan kennis en kunde over bijzondere dieren.
Hoeveel plezier wij ook hebben in het draaiende houden van
onze vereniging, wij blijven ons ook hard maken voor meer
onderwijs over bijzondere dieren. Het is juist belangrijk dat
ook studenten die misschien niet direct geïnteresseerd zijn in
bijzondere dieren hier wat van meekrijgen. Ook zij zullen na
hun studie over enige basiskennis over de geneeskunde van
vogels en bijzondere dieren moeten beschikken. En zij zullen
zich er vooral van bewust moeten zijn wanneer hun eigen be-
kwaamheid stopt en het beter is om een bijzonder dier door te
sturen naar een dierenarts die zich op dat gebied heeft gespe-
cialiseerd.

Tot slot stellen wij het ook op prijs als praktiserende
dierenartsen ervaringen met (de behandeling van) bijzondere
dieren met ons willen delen. Voor het verstrekken en ont-
vangen van informatie kunt u met ons contact opnemen via
archaeopteryx@vet.uu.nl of een bezoek aan onze website:
www. archaeopteryx-online. nl.

Lonneke Boon is voorzitter van Archaeopteryx. De overige
bestuursleden zijn Jollen van Straaten (vice voorzitter),
Madeleine Stam (secretaris), Louki Banga (penning-
meester), Elianne Hoogerdijk (redactie) en Mark Bertens
(algemeen bestuurslid).

-ocr page 249-

Deze rubriek belicht relevante bin-
nen- en buitenlandse signalen op
infectieziektegebied die voor vete-
rinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het
Infectie-
ziekten Bulletin: www.nvm.nl/infectieziektenbulletin.

Rift Valley Fever in Kenia, Somalië en Tanzania
De Afrikaanse epidemie van Rift Valley Fever heeft zich
vanuit Kenia uitgebreid naar Somalië en Tanzania. Tot de
symptomen van Rift Valley Fever behoren: koorts, malaise,
hoofdpijn, artralgie en myalgie. Rift Valley Fever wordt
overgedragen door muggen en kan daarnaast worden over-
gebracht door contact met besmette dieren. Tot op 19 febru-
ari 2007 zijn in Kenia 625 patiënten met een passend
klinisch beeld gerapporteerd. Hiervan zijn 151 personen
overleden (CFR (case fatality rate) is 24,2 procent). Van
207 patiënten is de diagnose in het laboratorium bevestigd.
De meeste patiënten komen uit het noordoosten van het
land. De uitbraak lijkt in Kenia over het hoogtepunt heen te
zijn.

In Somalië zijn tot op 19 februari 107 patiënten gemeld,
waarvan er 54 zijn overleden. Hiervan is slechts bij drie
patiënten de diagnose bevestigd door laboratoriumdiagnos-
tiek (in Kenia). Artsen zonder Grenzen en de wereldgezond-
heidsorganisatie WHO zijn beide betrokken bij de bestrijding
van de uitbraak, maar worden gehinderd door de onveilige
situatie in het land.

In Tanzania is Rift Valley Fever opgedoken in de noordooste-
lijke provincies Arusha, Mayara en Tanga. Inmiddels zijn er
dertien patiënten gerapporteerd waarvan er bij vier besmet-
ting met het Rift Valley Fever-virus is aangetoond. Vier pa-
tiënten zijn overleden. Ook zijn er verschillende uitbraken
onder vee gemeld.
(Bron: WHO)

Nieuwe uitbraken van aviaire influenza
In het plaatsje Holton in Suffolk, Verenigd Koninkrijk, was
op een commercieel kalkoenenbedrijf sprake van een uit-
braak van aviaire influenza A H5N1. Alle kalkoenen van het
bedrijf zijn inmiddels geruimd. De ruimers hebben antivirale
middelen gekregen en zijn gevaccineerd met het reguliere in-
fluenzavaccin. Men gaat ervan uit dat de uitbraak in Engeland
is ontstaan door indirecte contacten met besmette bedrijven
in Hongarije. Het Engelse Veterinary Laboratory Agency
(VLA) heeft vastgesteld dat het Engelse H5N1-virus vrijwel
identiek is aan het virus dat is gevonden bij de Hongaarse uit-
braken. De optie dat de uitbraak is veroorzaakt door de in-
sleep vanuit besmette wilde vogels lijkt minder waarschijn-
lijk. In Hongarije was aviaire influenza vastgesteld op twee
ganzenbedrijven in de regio Csongrad, in het zuidoosten van
het land.

Gesignaleerd

Gesignaleerd

ri V J11

Rijksinstituut

voor Volksgdzondheid

Anita Suijkerbuijk

en Milieu

Voor het eerst sinds bijna een jaar zijn er uitbraken van aviaire
influenza gemeld in Turkije. Het betreft in alle gevallen
pluimvee dat thuis wordt gehouden, in twee verschillende
provincies (Batman en Diyarbakir). In de omgeving van
Moskou zijn drie uitbraken gemeld onder thuisgehouden
pluimvee (kippen, kalkoenen en ganzen). Drie andere uit-
braken zijn gerapporteerd in de omgeving van Krasnodarskiy
Kray, ten noorden van de Zwarte Zee. Hier betreft het tradi-
tionele pluimveehouderijen van kippen, ganzen, eenden en
kalkoenen. De OIE heeft tenslotte twee uitbraken bevestigd
van aviaire influenza in Vientiane, de hoofdstad van Laos.
Het betreft een uitbraak onder eenden op een commerciële
boerderij en een uitbraak onder thuisgehouden pluimvee.
(bron: EWRSen OIE)

Humane infecties met aviaire influenza
De regering van Nigeria heeft de eerste humane infectie met
aviaire influenzavirus H5 bekend gemaakt. Het is een
22-jarige vrouw uit Lagos die overleed op 16 januari 2007.
Haar moeder is op 4 januari overleden, met vergelijkbare
symptomen. Isolaten van de dochter zijn voor bevestiging ge-
stuurd naar een referentielaboratorium van de WHO voor
aviaire influenza. Van de moeder zijn geen isolaten beschik-
baar. Ook zijn isolaten van drie patiënten die werden verdacht
van de diagnose aviaire influenza, en die in voorlopig lab-
onderzoek negatief testten, naar een referentielaboratorium
van de WHO gestuurd.

In Egypte is het aantal patiënten met een infectie met aviaire
influenza toegenomen tot 22 waarvan dertien patiënten zijn
overleden. In Indonesië bedraagt het aantal patiënten tot op
22 februari 81. Hiervan zijn 63 personen overleden.
(Bron: WHO)

Anita Suijkerbuijk is redactielid van het Infectieziekten
Bulletin
en medewerker van het RIVM. Voor meer infor-
matie:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

-ocr page 250-

De Commissie Aanprijzing Veteri-
naire Producten (CAVP) ziet toe op
de handhaving van de Code voor
de aanprijzing van veterinaire pro-
ducten. Zowel de FIDIN als de
KNMvD zijn in deze commissie
vertegenwoordigd. In het jaar 2006
werden vier klachten bij de com-
missie ingediend, waarvan er één
nog voor de uitspraak werd teruggetrokken.

Aanpassing benoemingsvoorwaarden

Op 1 januari 2006 werd het gewijzigde Reglement CAVP van
kracht. In het reglement is opgenomen dat de leden van de
CAVP worden benoemd voor een periode van maximaal twee
keer zes jaar en dat ontslag wordt verieend op het moment dat
leden de leeftijd van zeventig jaar bereiken. Deze wijzigingen
in het reglement sluiten aan bij de geldende regels voor toe-
zichthoudende colleges, zoals het Veterinair Tuchtcollege. De
leden van de CAVP vinden dit een zeer begrijpelijke ontwik-
keling.

De laatste wijziging betekent dat 2006 het laatste jaar was dat
de CAVP in de huidige samenstelling heeft gefunctioneerd.
De leden en de secretaris, uitgezonderd mevrouw Fink Grem-
mels, hebben namelijk alle de leeftijd van zeventig jaar be-
reikt of zullen deze binnenkort bereiken. De FIDIN en de
KNMvD hebben inmiddels voorzien in de opvolging van zo-
wel de leden als het secretariaat.

Samenstelling van de CAVP in 2006

• Mr. K. Klijn, onafhankelijk voorzitter

• Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert, lid, afgevaardigde
KNMvD

• De heer B. Tolud, lid, afgevaardigde FIDIN

• Mr. E.H. Reerink, onafhankelijk plaatsvervangend
voorzitter

• Prof dr. J. Fink Gremmels, plaatsvervangend lid, afge-
vaardigde KNMvD

• De heer A. Hallie, plaatsvervangend lid, afgevaardigde
FIDIN

Secretaris: de heer R.A. Norg

Extern juridisch adviseur: mr. J.F. Schutte, Bureau Bra-

bers & Partners

Samenstelling van de CAVP per 2007

• Mr. dr. J.F. Haeck, onafhankelijk voorzitter

• Prof dr. J. Fink Gremmels, lid, afgevaardigde KNMvD

• Ir. H. van Tarrij, lid, afgevaardigde FIDIN

• Mr. A.P. Ploeger, onafhankelijk plaatsvervangend voor-
zitter

• Drs. S.J. Mesu, plaatsvervangend lid, afgevaardigde
KNMvD

• Drs. R. Schippers, plaatsvervangend lid, afgevaardigde
FIDIN

Secretaris: mevrouw mr. A.M. Hoppenbrouwers

Berichten

verslagen

Zittingen en besprekingen

De Commissie kwam in dit verslagjaar drie maal bijeen om
klachten te behandelen. De evaluatie over 2005 en de daarop-
volgende bespreking met de besturen van de FIDIN en de
KNMvD werden gehouden op 22 december 2005.

Eerste behandelde klacht

In dit verslagjaar werden vier klachten ingediend, waarvan
twee voor een kort geding. Een van deze klachten werd enke-
le dagen voor de geplande behandeling ingetrokken door de-
gene die hem had ingediend, omdat de partijen een schikking
waren overeengekomen. In alle vier de gevallen betrof het
een klacht van een FlDIN-lid tegen een ander FlDlN-lid.
In januari 2006 werd bij de CAVP een klacht ingediend door
een firma die een product voert, dat wordt voorgeschreven ter
behandeling van symptomatische mitralisklepinsufficiëntie
bij de hond. De klacht richtte zich tegen een mailing die door
een leverancier van een concurrerend product aan gezel-
schapdierenartsen was toegestuurd. De klagende partij eiste
stopzetting van de mailing, vernietiging van het materiaal en
een schriftelijke rectificatie met excuses. In verweer stelde de
aangeklaagde partij onder andere dat zij aan een inmiddels
uitgegane mailing (over een ander onderwerp) een aparte pa-
ragraaf had toegevoegd met daarin de waarschuwing dat dc
eerdere mailing niet was bedoeld om het eigen product voor
asymptomatische toediening aan te bevelen. De klagende
partij verwierp het verweer. Zij vond met name de waarschu-
wende paragraaf in de nieuwe mailing als rectificatie onvol-
doende.

De CAVP achtte de (verscholen) rectificatie in een latere mai-
ling onvoldoende voor het ongedaan maken van het eerdere
misleidende effect. De CAVP veroordeelde de aangeklaagde
partij tot het beëindigen van de gewraakte mailing, het sturen
van een (gespecificeerde) rectificatie aan de gezelschapdie-
renartsen; het publiceren van dezelfde rectificatie daar waar
advertenties of mededelingen waren geplaatst met dezelfde
strekking als die van de gewraakte mailing en het betalen van
de kosten van de procedure.

Deze zaak kreeg een vervolg in de maanden april tot en met
juni, doordat de aangeklaagde partij naar het oordeel van de
CAVP niet voldeed aan de uitgesproken veroordeling. In een
brief van 7 april 2006 heeft de CAVP dit voorgelegd aan het
bestuur van de FIDIN. Dit leidde in juni uiteindelijk tot een
duidelijke rectificatie, die voor beide partijen acceptabel was.

Tweede behandelde klacht

In maart 2006 werd bij de CAVP een klacht aanhangig ge-
maakt tegen een bedrijf dat weigerde de gegevens beschik-
baar te stellen van twee veldstudies waarnaar in reclame-
uitingen was verwezen. De klagende partij beriep zich op de
code, die in artikel 5.2 bepaalt dat wetenschappelijke werken,
waar in een aanprijzing naar wordt verwezen, controleerbaar
en dus openbaar moeten zijn. De aangeklaagde partij beargu-
menteerde de weigering van openbaarmaking door te stellen
dat er geen bronvermelding nodig is voor producteigenschap-
pen die zijn vastgelegd in de registratiebeschikking en dat de
bron dus niet openbaar hoeft te worden gemaakt, ook als daar

Jaarverslag Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten

Mevr. mr. A.M. Hoppenbrouwers

-ocr page 251-

in aanprijzingen naar wordt verwezen. De CAVP stelde vast
dat resultaten van vergelijkende studies nooit in de registra-
tiebeschikking terechtkomen, ook al kunnen ze deel uitmaken
van het niet-toegankelijke deel van het registratiedossier. Of
dat zo is, kunnen derden niet weten. Daarom moeten citaten
uit dit dossier worden beschouwd als gewone bronvermeldin-
gen, die openbaar en beschikbaar dienen te zijn. De CAVP
oordeelde dat de vragende partij alsnog de beschikking moest
krijgen over de veldstudies waarnaar in de aanprijzingen was
verwezen, tenzij deze bronnen naar het eerlijke oordeel van
de geklaagde partij tot haar vertrouwelijke domein behoren.
In dat geval moest de aangeklaagde partij afzien van de aan-
prijzing van producteigenschappen die resulteren uit vergelij-
kende, maar niet toegankelijke studies. Verder werd de aan-
geklaagde partij veroordeeld tot het betalen van de kosten
van de procedure.

Derde behandelde klacht

In december 2006 werd bij de CAVP een klacht ingediend
door een firma, die in haar pakket een product voert voor de
behandeling van acute mastitis. De klacht was gericht tegen
een firma, die voor een soortgelijk product een brochure had
doen uitgaan waarin een drietal opvallende fouten waren ver-
meld, die de waarheid geweld aandeden en daarom mis-
leidend waren. De klager verzocht de CAVP deze klacht in
een kort geding procedure te behandelen, aangezien in deze
laatste maand van het jaar nieuwe contracten voor het vol-
gende jaar met dierenartsen zouden worden gesloten. De
voorzitter stemde in met een behandeling in kort geding. Vijf
dagen voor de zitting werd de klacht ingetrokken, omdat
beide partijen toch nog tot een akkoord waren gekomen.

Vierde behandelde klacht

Op dezelfde dag werd de CAVP telefonisch benaderd met het
verzoek een klacht in een kort geding procedure te behande-
len. Dc voorzitter stemde hiermee in. De klacht werd inge-
diend door een firma, die in haar pakket een product voert
voor de vermindering van de symptomen van chronisch hart-
lijden bij honden. De klacht was gericht tegen een firma die
een promotiecampagne was begonnen voor een soortgelijk
product. De klager meende dat onderdelen van deze campag-
ne in strijd waren met de CAVP-code. Tijdens de behandeling
van deze zaak werden door de klager stukken op tafel ge-
bracht waarover de aangeklaagde partij niet beschikte en deze
verklaarde daarom op zo korte termijn geen gefundeerde re-
actie te kunnen geven. De voorzitter achtte dit bezwaar ge-
grond en besloot de behandeling in kort geding te staken en
de klacht door te verwijzen aan de voltallige commissie. Kort
voor de voor deze zaak geplande zitting zijn beide partijen tot
een akkoord gekomen waardoor deze zitting niet is doorge-
gaan. De kosten voor de zitting in kort geding zijn door beide
partijen gedeeld.

De geanonimiseerde tekst van al deze uitspraken is gepubli-
ceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en Dier en Arts
en is ook te vinden op de internetsite www.fidin.nl.

Vragen om advies

In juni kreeg de CAVP van een firma het verzoek om een tijd-
schrift op te nemen in de lijst van vakbladen in de Code voor
de aanprijzing van veterinaire producten. Dit verzoek was
ook aan de FIDIN toegezonden. De CAVP heeft de betreffen-
de firma het antwoord gegeven dat het opnemen van vak-
bladen in de betreffende lijst geen bevoegdheid is van de
CAVP maar van de FIDIN en de KNMvD. Op 7 december
kwam er een bericht binnen dat de firma mogelijk een be-
zwaarschrift zou indienen tegen de genomen beslissing over
het eerder genoemde tijdschrift. In dit verslagjaar is daarvan
verder niets vernomen.

In oktober werd de CAVP per e-mail benaderd door een die-
renkliniek die volgens de normen van de KNMvD een inter-
netapotheek was gestart. Deze verzocht de CAVP aan de
hand van de code een oordeel te geven over het aanprijzen
van producten op hun site. De CAVP antwoordde dat de Code
voor de aanprijzing van veterinaire producten de aanprijzing
regelt van diergeneesmiddelen van ondernemingen die of lid
zijn van FIDIN, of middels een overeenkomst met FIDIN op
zich hebben genomen zich volgens de code te gedragen. Op
de betreffende site worden niet zozeer producten aangepre-
zen, maar de internetapotheek zelf Met de code van de
CAVP heeft dit dus niets van doen.

Verwerken van persoonsgegevens

De CAVP is in 2004 aangesteld als toezichthouder op de Ge-
dragscode inzake het verwerken van persoonsgegevens. Deze
gedragscode meldt de mogelijkheid om klachten over het niet
naleven ervan aan de CAVP voor te leggen. Hiervan is in dit
verslagjaar geen gebruik gemaakt.

Evaluatiebespreking

Tijdens de gezamenlijke evaluatiebespreking van de CAVP
met de besturen van de FIDIN en de KNMvD is het jaar-
verslag besproken. De voorzitter gaf vervolgens een histo-
risch overzicht van de negen jaar dat de CAVP in dezelfde sa-
menstelling in functie was. In totaal werden er 22 zaken
behandeld. Het eerste jaar, 1998, was met vijf zaken meteen
ook het drukste. Hierop volgde een jaar waarin geen enkele
zaak werd behandeld. Het vaste \'team\' dat aan de zittingen
deelnam, bestond uit de heren Klijn (voorzitter), Van Miert
en Tolud, ondersteund door de heer Norg. De leden van de
CAVP zijn vervolgens afgetreden, met uitzondering van me-
vrouw Fink-Gremmels, en de nieuwe CAVP werd geïnstal-
leerd. Verder werd tijdens de bespreking meegedeeld dat
Fagrovet de Code voor de aanprijzing van veterinaire produc-
ten heeft opgenomen in haar certificeringregeling. Wie ge-
certificeerd wil worden, wat waarschijnlijk een voorwaarde
wordt voor de nieuwe handelsvergunning, dient dus ook de
code te onderschrijven. Fagrovet wordt echter geen opdracht-
gever van de CAVP, zoals de KNMvD en de FIDIN dat zijn.

Mevr Mr A.M. iHoppenbrouwers is secretaris van de
CAVP. I-Iet secretariaat is bereikbaar per post op Postbus
451, 2800 AL, Gouda, of per telefoon op 0182-J50300, of
per e-mail op
hoppenbrouwers@hanzeweg.nl. Informa-
tie over de CAVP is te vinden in het
Diergeneeskundig
jaarboek
van de KNMvD en op de internetpagina van de
FIDIN:
www.fidin.nl.

-ocr page 252-

Harm Haverkamp

De arbeidsongeschiktheid onder dierenartsen is in ver-
gelijking met andere beroepsgroepen erg hoog. De Stuur-
groep Aanpak Arbeidsongeschiktheid, opgericht op ini-
tiatief van de KNMvD, heeft zich ten doel gesteld dit hoge
arbeidsongeschiktheidspercentage terug te dringen.
Hiervoor heeft de Stuurgroep onder andere een Work-
shop Veterinaire Ergonomie ontwikkeld en u kunt zich
vanaf nu via het bureau van PAOD inschrijven voor deze
Workshop.

Meer dan de helft van de arbeidsongeschiktheid onder dieren-
artsen wordt veroorzaakt door aandoeningen aan het hou-
dings- en bewegingsapparaat. Soms is de aandoening tijdelijk,
maar vaak blijvend. Dit geldt zowel voor landbouwhuis-
dierenartsen als gezelschapsdierenartsen. Daarom heeft de
veterinaire ergonomie prioriteit gekregen bij de aanpak van de
arbeidsongeschiktheid.

Het goede nieuws is dat veel aandoeningen vaak eenvoudig te
voorkomen zijn. Tijdens de workshops, die verspreid over het
land gehouden worden, legt fysiotherapeut Madeion van Wee-
ren-Bitterling uit hoe. Zij staat stil bij de specifieke risico\'s die
de dierenarts loopt. Hierbij is aandacht voor het werken met
grote en kleine dieren en voor het werken buiten en binnen de
praktijk. Het voornaamste doel is dat u zich bewust bent van
de belasting waar uw lichaam aan blootstaat. U krijgt prak-
tische tips hoe u de belasting kan verminderen.

Locaties

De workshops vinden plaats op dierenartsenpraktijken ver-
deeld over Nederland in de maanden maart, april en mei.
Aanvangstijd is 19.30 uur en de bijeenkomst duurt tot onge-
veer 21.30 uur. Hieronder treft u een overzicht van de data en
de locaties:

• Donderdag 15 maart

Dierenhospitaal Visdonk (Roosendaal), cursusnummer
07/911

• Maandag 19 maart

Arts & Dier (Klijndijk), cursusnummer 07/912

• Maandag 26 maart

Dierenkliniek Noord Nederland (Veendam), cursusnum-
mer 07/913

• Maandag 2 april

Huisdierenziekenhuis en Paardenkliniek Honselersdijk
(Honselerdijk), cursusnummer 07/914

• Donderdag 5 april

Dierenkliniek De Lingehoeve (Lienden), cursusnummer
07/915

• Donderdag 3 mei

Dierengeneeskundig Centrum Nunspeet (Nunspeet), cur-
susnummer 07/916

• Maandag 7 mei

De Faculteit der Diergeneeskunde (Utrecht), cursusnum-
mer 07/917

• Donderdag 10 mei

Dierenkliniek \'t Hoogveld (Echt), cursusnummer 07/918

• Maandag 14 mei

Dierenartsenpraktijk Dokkum (Dokkum), cursusnummer
07/919

• Maandag 21 mei

Veterinair Centrum Someren (Someren), cursusnummer
07/920

• Woensdag 23 mei

Stad & Land (Amsterdam), cursusnummer 07/921

Deelname is gratis, maar vooraanmelding is noodzakelijk.
Per workshop kunnen maximaal twintig dierenartsen deel-
nemen, dus: vol is vol.

Inschrijving workshop Veterinaire Ergonomie

U kunt zich aanmelden via de website van de PAOD
(w\'ww.paod.nl), via de mail info@paod.nl, telefonisch (030-
6348980) en per fax (030-6348989). Aanmelding kan tot vijf
dagen voorafgaand aan de workshop. Voor deze cursus zijn
accreditatiepunten aangevraagd en de nascholing wordt gere-
gistreerd. Deze workshops worden wordt mede mogelijk ge-
maakt door AUV/InstruVet, Interpolis, Fortis/ASR, Movir en
de SPD.

Harm Haverkamp is senior beleidsmedewerker sociaaleco-
nomische en arbeidsrechtelijke zaken bij de KNMvD.

-ocr page 253-

Esther de Groot

Het bijhouden en ontwiklielen van zijn deskundigheid is
belangrijk voor (de praktijk van) de dierenarts, al staat
dat soms op gespannen voet met de tijd die dat kost.
Sinds het voorjaar van 2006 is de Faculteit der Dierge-
neeskunde, in samenwerking met het onderwijskundig
instituut van de universiteit, een (promotie)onderzoek ge-
start om na te gaan hoe practici hun kennis \'up to date\'
houden, en dan niet door het volgen van een cursus op
een locatie buiten de deur, hoe belangrijk dat ook is,
maar op een meer informele manier.

Voorbeelden van deze manier van leren zijn het leren van een
discussie met collega\'s over de mate waarin klinische consen-
sus bestaat, of het zelf na afloop van een consult verder
denken over klinische beslissingen en voor de verdere onder-
bouwing naar de (wetenschappelijke) literatuur kijken.
In vervolgonderzoek willen we kijken hoe het best ondersteu-
ning kan worden geboden aan dierenartsen in de vorm van
computerprogramma\'s. Denk aan toegang tot digitale weten-
schappelijke literamur of omgevingen waar u ervaringen kunt
uitwisselen met collega\'s. Wanneer en hoe worden practici
met een druk werkschema geholpen door (nieuwe) ICT-voor-
zieningen? En wanneer blijkt dat in de praktijk barrières be-
staan en welke zijn dat dan?

Vragenlijsten

Binnenkort krijgen alle dierenartsen die werkzaam zijn in de
praktijk, individueel een vragenlijst toegestuurd, in eerste in-
stantie via een e-mail met daarin een link naar een online vra-
genlijst. De vragenlijst maakt deel uit van een eerste deelon-
derzoek en is bedoeld om algemene informatie te verkrijgen
over de manier van werken van dierenartsen en de
(on)mogelijkheden voor het \'leren tussen de bedrijven door\'.

Wij stellen het zeer op prijs wanneer iedereen individueel,
dus niet per praktijk, de vragenlijst invult. In het vervolgon-
derzoek zullen we vervolgens op kleine schaal pilotstudies
uitvoeren. Dat vervolgonderzoek vindt plaats in samenwer-
king met de bibliotheek van de Universiteit Utrecht.
In het onderzoek beperken we ons tot het leren in situaties
waarbij klinische beslissingen worden onderbouwd. Met on-
derbouwing bedoelen we dat u als dierenarts kijkt welke be-
wijzen er zijn die uw mening of de mening van iemand an-
ders versterken of tegen spreken, en hoe sterk dat bewijs is.
Dit past bij de \'evidence-based practice\' (EBP), een werkme-
thode op basis van \'evidence-based (veterinary) medicine\'
(EBVM) die in de faculteit onder de aandacht wordt gebracht
onder de term BOB (beter onderbouwd beslissen, waarbij
\'beter\' vooral betekent dat de manier van beslissen expliciet
wordt gemaakt). De werkmethode EBP kan volgens de me-
disch onderwijskundige literatuur bijdragen aan een leven
lang leren. Tegelijkertijd is uit de humane medische praktijk
bekend dat de invoering van EBP niet eenvoudig is. Door dit
onderzoek krijgen we er meer zicht op wat de veterinaire
praktijk als waardevolle elementen uit EBP kan gebruiken en
waar de uitdagingen liggen.

Resultaten

Behalve tot inzicht in de wijze van beslissen in de diergenees-
kundige praktijk kunnen de resultaten van het onderzoek lei-
den tot de introductie van nieuwe vormen van permanente
educatie, zowel individueel als samen met andere dierenart-
sen. Ook kunnen de resultaten door de universiteitsbiblio-
theek worden gebruikt voor het realiseren van structurele
mogelijkheden om afgestudeerden toegang te geven tot we-
tenschappelijke literatuur en voor aanvullende programma\'s
die het zoeken en beheren van die literatuur vereenvoudigen.
Op termijn is dit onderzoek dus zeker van belang voor dier-
geneeskundige praktijk.

Hoe dierenartsen een leven lang leren

Voor de faculteit past het onderzoek bij de curriculumdoel-
stellingen \'een leven lang leren\' en \'academisering\'. Als de
faculteit beter weet op welke manier dierenartsen leren tij-
dens de uitvoering van het werk en welke knelpunten daarbij
bestaan, kan het curriculum in de toekomst zodanig worden
aangepast dat studenten daar beter op worden voorbereid.

Mevr drs. E. de Groot is promovendus aan de Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. Als u vragen heeft
over het onderzoek kunt u contact opnemen met de auteur,
teleft)nisch via 030-2531083 of via e-mail
fe.degroottgivet.
uu.nij
of met prof dr P. van Beukelen, die het onderzoek
begeleidt vanuit de leerstoelgroep Kwaliteitsbevordering
Diergeneeskundig Onderwijs.

-ocr page 254-

Sjoerd van der Wardt en Saartje Beelen

Een jaar geleden werd onder de leden van de Belangen-
groep Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL)
en de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW)
gestemd over de eerste veterinaire CAO. Een unieke ge-
beurtenis in Nederland, maar ook wereldwijd, want niet
eerder kwam ergens een CAO voor dierenartsen tot
stand.

Na een relatief korte, maar zeer intensieve periode van onder-
handelen werden verschillende afspraken over arbeidsvoor-
waarden op papier gezet. De afspraken zoals die in veel
Nederlandse dierenartspraktijken golden, werden daarbij als
richtlijn gebruikt. Het CAO-pakket met arbeidsvoorwaarden
was op die manier geschapen. De BPL (namens de dieren-
artsen in loondienst), de bonden CNV, Publieke Zaak en
Abvakabo FNV (namens de assistenten) en de BPW (namens
de practici werkgevers) hebben dit elk als bereikt onderhan-
delingsresultaat voorgelegd aan hun respectievelijke achter-
ban. De achterbannen van alle partijen keurden het principe-
akkoord goed en daarmee was de CAO Dierenartspraktijken
een feit.

Voordelen

Voor de bij de BPW aangesloten werkgevers en hun mede-
werkers leverde de nieuwe CAO rust en duidelijkheid wat be-
treft de arbeidsvoorwaarden. De BPL- en Vediasleden van
wie de werkgever nog geen BPW-lid was, konden hun werk-
gever vertellen dat de CAO een feit was en wat de voordelen
daarvan waren. Veel dierenartsen waren positief over dit initi-
atief Dit was voor veel werkgevers reden lid te worden van
de BPW, of in elk geval de CAO te gaan volgen.
Sinds de totstandkoming van de CAO is weer veel gebeurd.
De pensioenen zijn onderwerp van studie. Voor de assistenten
worden de mogelijkheden voor het opzetten van een pensi-
oenregeling beoordeeld en ook de gevolgen van de nieuwe
pensioenregeling voor de dierenartsen vanuit de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen (SPD) worden bestudeerd.
Verder zetten BPL, BPW en de bonden een functiewaarde-
ringssysteem op. Met behulp van een professioneel bureau
(Human Capital Group) worden duidelijke functieprofielen
opgesteld, waarbij ook een functiewaardering zal plaatsvin-
den. Het is de bedoeling dat de nu gebruikelijke jaarlijkse
schaalverhogingen kunnen worden omgezet in een systeem
van waardering naar functioneren. Hiermee worden de ar-
beidsvoorwaarden in de veterinaire praktijk professioneler,
wat zowel door werknemers als door werkgevers wordt toe-
gejuicht.

Belangengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst

Belangengroep Practici Werkgevers

Website: www.bpl-dierenartsen.nl

Website: www. bpw. dierenarts, nl

E-mail: bpl@chello.nl

E-mail: bpw@dierenarts.tü

BPL

BPW

Bosch hoven 36 A

Postbus 249

5595 AR Leende

3500 AE Utrecht

Sjoerd van der Wardt is secretaris van de BPW en Saartje
Beelen is voorzitter van de BPL.

In de CAO van 2006 is een nieuw systeem voor de vergoe-
ding tijdens diensten in het leven geroepen. Hierbij is het be-
langrijkste uitgangspunt dat het werken tijdens een dienst per
gewerkt uur wordt beloond. Voor zowel de werknemers als de
werkgevers is dit een eerlijker systeem, menen de betrokken
partijen. Het aantal uren dat werkelijk per dienst wordt ge-
werkt, is op dit moment nog een aanname, maar een studie in
de loop van dit jaar moet uitwijzen of deze aanname realis-
tisch is. Op deze manier kan ook de beloning realistisch wor-
den gemaakt.

CAO 2007

Voor de onderhandelingen staat in 2007 in elk geval de dui-
delijkheid hoog op de agenda. Het blijkt dat sommige regels
in de CAO-tekst voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Daarom
zal de huidige CAO-tekst op onderdelen zodanig geredigeerd
moeten worden, dat ze niet langer verkeerd kan worden geïn-
terpreteerd.

Er is op het gebied van de CAO al veel gedaan, maar nog
steeds moet er nog een hoop werk verzet worden. Samen met
onze leden stellen wij als besturen van de BPW en de BPL,
en de bonden namens de assistenten, alles in het werk om te
komen tot de beste resultaten in de volgende CAO.

Meebeslissen

Zorg dat ook u kunt meepraten en -beslissen. Word als werk-
gever lid van de BPW en als werknemer van de BPL. Op deze
manier zorgt u dat er een breed gedragen pakket aan goede ar-
beidsvoorwaarden komt, waarbij ook uw stem gehoord wordt.
Voor meer informatie of voor aanmedling als lid van de BPL
of de BPW kunt u terecht op onderstaande adressen.

Meepraten en beslissen over de CAO Dierenartsenpraktijken

-ocr page 255-

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
van 15 januari 2007 stond
op pagina 50 een interview met P.
Goedhart, oud-voorzitter van de
Voorjaarsdagen, onder de kop \'40
jaar Voorjaarsdagen\'.
Hoewel aan dit feit valt te twijfelen,
kwam als klap op de vuurpijl zijn
uitspraak dat het ontstaan van de
Voorjaarsdagen in nevelen gehuld zou zijn. Nadat ik deze
mededeling nog eens goed op me had laten inwerken,
kneep ik mezelf in de hand en kwam tot de conclusie dat
ik nog steeds leef. Hoezo nevelen? Hier zit de man die de
term \'Voorjaarsdagen\' bedacht heeft, nog aardig bij de
tijd en best in staat iets te vertellen over het ontstaan van
de Voorjaarsdagen.

In ieder geval staat het vast dat de eerste Voorjaarsdag in 1968
werd gehouden in Utrecht in Hotel Pays Bas. En hoe was dat
zo gekomen? Wel, ik was in 1967 collega dr. M.A.J. Verwer,
mede op zijn verzoek, opgevolgd als voorzitter van de Groep
Geneeskunde van het Kleine Huisdier, zoals de groep toen
heette. Die rol heb ik twee maal driejaar met veel genoegen
vervuld. In 1967 bezocht ik, zoals ik al enige jaren daarvoor,
de jaarlijkse bijeenkomst van onze Britse zusterorganisatie,
de BSAVA. Ik kwam terug met het idee dat wij in Nederland
ook wel eens zo\'n internationaal congres zouden kunnen en
moeten organiseren. Van de toenmalige bestuursleden was
Jan Gajentaan de enige die direct enthousiast was, waarna de
anderen schoorvoetend volgden.

Ik weet nog heel precies waar de bestuursvergadering waarin
dit werd besproken, werd gehouden: bij collega Gajentaan
thuis, in de tuinkamer. Ik meen zelfs nog te weten dat die keer
Jan, die vol grappen zat, op de grond ging liggen om de kwin-
tessens van een door hem vertelde mop te verduidelijken. In
ieder geval werd op die vergadering besloten dat Jan een en
ander zou gaan organiseren. Ook werd door ondergetekende
de naam \'Voorjaarsdag\' geopperd en deze werd door de an-
deren aangenomen als vlag die de lading zou dekken.
Van de sprekers op die (eerste) Voorjaarsdag kan ik me er nog
maar twee herinneren: een medicus, dr. A.M. Smit, als para-
sitoloog verbonden aan het Instituut van de Tropen in Am-
sterdam, die ik qualitate qua had leren kennen als dierenarts
van Artis, waar darmparasieten nu eenmaal ruimschoots in
de belangstelling stonden. De ander was een Engelse collega,
Brian Singleton, die ik had leren kennen door de BSAVA-be-
zoeken en die als een van de eersten een chirurgische oplos-
sing had voor het probleem van de patellaluxatie bij de hond.
Daarover heeft hij dan ook die dag een voordracht gehouden.
Helaas is tot op heden het verslag van deze (eerste) Voorjaars-
dag, vanzelfsprekend met een inleiding door ondergetekende,
niet meer in de archieven terug te vinden. Van mijn eigen
exemplaar, dat ik jaren heb gekoesterd, staat nu inmiddels
vast dat het niet meer bestaat.

Dat ik zo zeker weet dat de eerste Voorjaarsdag in 1968
plaatsvond, komt doordat ik in de weinige papieren die ik nog
bezit, een verslag heb gevonden van een voordracht die ik
voor de VD heb gehouden in 1969, althans dat verslag is ge-

Ingezonden

publiceerd in het TvD, jaargang 94, aflevering 25, 1969. En
daarin refereer ik aan een inleiding die dr. A.M. Smit heeft
gehouden over toxocariasis bij de mens op de eerste Voor-
jaarsdag, in 1968 georganiseerd door de Groep Geneeskunde
van het Kleine Huisdier. 1968 staat dus vast!

Geen veertig jaar

In 1972 bestond de groep 25 jaar. Het bestuur, waar ik dus
nog steeds voorzitter van was, heeft toen dr. Verwer verzocht
een gedenkschrift samen te stellen. Van deze taak heeft hij
zich op meer dan voorbeeldige wijze gekweten en het boekje,
met een inleiding van ondergetekende, kreeg de titel
Refiexie.
Dr. Verwer heeft er zelfs gedichten van eigen hand aan toege-
voegd, onder de naam Jean Teinturier. Ook nu nog is dit een
juweel van een boekje, een genot om te lezen. Dr. Verwer
wijdt ook nog een paar zinnen aan de Voorjaarsdag en Voor-
jaarsdagen. Let wel: we zijn dan pas vier jaar verwijderd van
het ontstaan daarvan. Hij zegt dat de Voorjaarsdagen tot een
instituut zijn uitgegroeid en wel zodanig dat het organiseren-
de comité van het tweejaarlijkse congres van de WSAVA in
San Remo voor 1973 ons uiterst dankbaar was dat we, van-
wege de concurrentie, dat jaar geen Voorjaarsdagen hadden
georganiseerd. Dus gaat er nog een jaar af, maar aangezien
men in dit soort berekeningen altijd vergeet om het eerste jaar
zelf mee te tellen (dat is ook hier gebeurd) is het dit jaar de
39ste keer en is het volgend jaar feest ten gevolge van de
veertigste Voorjaarsdagen. Tel het maar na.
Het leek me juist deze feiten nog eens op een rij te zetten om
geschiedvervalsing te voorkomen. Bovendien leek het mij
volstrekt verkeerd om mezelf zonder meer uit de geschiede-
nis te laten wegpoetsen.

C.M. Smits, Amsterdam

Reactie dhr. Goedhart

Geachte collega Smits,

Dank u voor het ophelderen van het mysterie rondom het
ontstaan van de Voorjaarsdagen. Wij beschikten destijds
niet over deze informatie.

Met vrier)delijke groet,
Pieter Goedhart

De geschiedenis van de Voorjaarsdagen

c.M. Smits

-ocr page 256-

Merel Langelaar

~ Op 6 februari 2007 hield dr. Ted
Leighton, executive director van
het Canadian Cooperative Wildlife
Health Centre (CCWHC), een aan-
tal interessante lezingen met prik-
kelende stellingen over de samen-
hang tussen wilde dieren, landbouw
en volksgezondheid. De wereld is in
crisis, betoogde hij, en het is aan de
medische sector, zowel de humane als de veterinaire, om
een steentje bij te dragen aan het voorkomen van een
apocalyps.

"Ziekte is goed", was een van de stellingen in het eerste, filo-
sofisch getinte verhaal van dr. Ted Leighton. Na een wat tech-
nischer beschrijving van de monitoring van aviaire influenza
in Canada legde hij uit hoe actieve en passieve surveillance
van ziekten onder wilde dieren van belang is voor de volks-
gezondheid. Daarmee gaf hij meteen aan waar gebundelde
veterinaire en humane krachten goed in zijn en bood hij een
stevig handvat om daadwerkelijk actie te kunnen onder-
nemen, iets wat artsen graag doen. Ook wij kunnen aan de
slag in Nederland. Het Dutch Wildlife Health Centre, in 2002
in Rotterdam opgericht op inititatief van Ab Osterhaus, Thijs
Kuiken en Albert Cornelissen, nu in overgang naar de Facul-
teit der Diergeneeskunde in Utrecht, heeft als missie: de
coördinatie en overdracht van kennis over de gezondheid van
wild en de daaraan gerelateerde aspecten van volksgezond-
heid en diergezondheid.

De wereld in crisis

In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd onder wild in
Canada een steeds groter aantal ziektes gevonden en in de ja-
ren negentig bleek dat onderdeel te zijn van een mondiaal
probleem: het opkomen (of terugkomen) van infectieziekten.
Het CCWHC werd opgericht om die problemen in kaart te
brengen. Opkomende infectieziekten komen namelijk niet
zomaar \'uit de lucht vallen\', maar hangen nauw samen met
veranderingen van klimaat, flora en fauna, en moeten in een

Versla

Wilde dieren en volksgezondheid

Ook belangrijk in Nederland

ecologische context geplaatst worden. De logaritmische toe-
name van het aantal mensen op aarde en van hun consump-
tieniveau zijn de uiteindelijke factoren die de veranderingen
van het ecosysteem veroorzaken. Uit dit besef groeide een
nieuw soort fusiewetenschap: ziekte-ecologie, een samen-
gaan van (dier)geneeskunde en ecologie. Op basis van de
eerste decennia onderzoek van het CCWHC kwam
dr. Leighton tot de volgende vier conclusies: ziekte is goed,
de oorzaak is complex, de omgeving is de dominante deter-
minant en behandeling is mogelijk.

Zijn conclusies behoeven enige uitleg. Dat ziekte goed is, zal
het individu bijvoorbeeld niet beamen, maar in een groter ge-
heel zijn de effecten van het pathogeen op de gastheerdier-
soort niet altijd ongewenst. Het pathogeen speelt een rol in
het ecosysteem en is een kritische factor in de selectiedruk op
de populatie gastheren.

Het eenvoudige model van \'pathogeen plus gastheer geeft
ziekte\', waarop Koch zijn postulaten baseerde, is een grove
vereenvoudiging van de werkelijkheid. Als voorbeeld noem-
de Leighton: HIV plus mens geeft aids. In werkelijkheid ligt
de zaak een stuk gecompliceerder, want het een of meerdere
malen van aap op mens overgegane SIV kwam terecht in een
humane populatie die daarvoor net gevoelig was, mede door
invloeden van populatiegroei, urbanisatie, verwoestijning en
de sociale netwerken waar de mens in verkeerde. Ondervoe-
ding, malaria, tuberculose en armoede maakten dat het tot
een ware aidsepidemie kon komen.

Uit de eerste twee conclusies volgde de derde: de omgeving
is dominant. Pathogeen en gastheer zijn niet de enige facto-
ren die bepalen of het tot ziekte komt. Integendeel, de om-
geving is van veel groter belang. Uitbraken van ziekte zijn de
uiting van een verstoord ecosysteem.

Toen het verhaal langzaam begon te lijken op een doem-
scenario waar wij als toehoorders bijzonder weinig vat op
zouden hebben, kwam Leighton gelukkig met zijn vierde
conclusie: we kunnen er iets aan doen. De crisis waar hij op
doelde, was niet zozeer de aankondiging van een onafwend-
baar einde, maar meer het tijdstip van een kantelpunt, een
moment waarop wij mensen het heft in handen kunnen
nemen. Intelligent optimisme en hard werken zijn nodig om
ecosystemen weer tot rust te brengen en het aantal infectie-
ziektes te doen verminderen. Artsen en dierenartsen die de
samenhang tussen ziekte en ecologie begrijpen, moeten de
gezondheidgerelateerde \'Millennium Development Goals\'
zoals geformuleerd door de Verenigde Naties helpen te berei-
ken (zie:
www.im.org/millenniumgoals/>).

Volksgezondheid, landbouw en ecologie

Het CCWHC is een \'university based inter-agency partner-
ship\' bestaande uit de vier veterinaire faculteiten van Canada
en een aantal regeringsagentschappen op verschillende
niveau\'s. Enerzijds is het een \'service centre\' dat informatie
verschaft en projecten uitvoert, anderzijds is het een acade-
misch centrum waar onderwijs wordt gegeven en onderzoek
wordt gedaan. Het doel van het centrum is het inventariseren

-ocr page 257-

van pathogenen, gastheren en de verspreiding daarvan, het
vroegtijdig detecteren van nieuwe ziektes en het informeren
van overheid en beleidsmakers. Er zijn drie redenen om ziekte
in wilde dieren te volgen: het is van belang voor het behoud
van wild, er zijn ziektes van wild die landbouwhuisdieren
kunnen besmetten en er zijn ziektes van wild die op de mens
overdraagbaar zijn, bijvoorbeeld door het eten van wild.
Via een uitgebreid netwerk van veldpersoneel wordt dood ge-
vonden wild verzameld en naar het centrum gebracht, waar
autopsie wordt uitgevoerd. Voor zover mogelijk wordt de
doodsoorzaak vastgesteld en worden de verantwoordelijke
pathogenen geïdentificeerd. In samenwerking met regionale
veterinaire laboratoria onderzoekt men ongeveer drieduizend
specimens per jaar. Alle informatie die hieruit vrijkomt,
wordt opgeslagen en geanalyseerd zodat een grote database
beschikbaar komt en het centrum bovendien advies kan uit-
brengen aan beleidsmakers. Via alle mogelijke kanalen (on-
derwijs, websites, nieuwsbrieven, wetenschappelijke publi-
caties) wordt de opgedane kennis gedeeld.
Leighton noemde een aantal voorbeelden van pathogenen in
wilde dieren die een gevaar vormen voor de mens: verschil-
lende
Brucella-sooTten, door knaagdieren overgebrachte
ziekteverwekkers en het West-Nile-virus. Het Canadese rund-
vee is vrij van
B. abortus, maar in het midden van Canada
komt het voor bij bizons. Voortdurende monitoring moet er-
voor zorgen dat de bacterie niet bij het rundvee terechtkomt.

B. suis biotype 4, dat mogelijk is meegekomen met geïmpor-
teerde rendieren, komt voor bij kariboes. Eskimo\'s eten kari-
boevlees en bovendien geldt dat hoe verder naar het Noorden
men komt, hoe minder het voedsel verhit wordt. Verder komt
een ander type
Brucella, het type \'marinis\', voor bij zeezoog-
dieren. Ook dit is een zoönose. Het effect op zeezoogdier-
populaties is niet bekend.

Knaagdieren worden misschien nog te weinig onderzocht,
maar kunnen een indicatie geven van het voorkomen van een
hele rij ziekteverwekkers die gevaarlijk zijn voor de mens.
Hantavirus,
Anaplasma, Francisella tularensis, Borrelia en
Yersinia pestis zijn daar enkele van. In navolging van arbo-
infecties (\'arthopod-borne\'), worden deze infecties wel robo-
infecties (\'rodent-borne\') genoemd.

Het West-Nile-virus heeft met grote snelheid het Noord-Ame-
rikaanse continent veroverd. Het zo snel mogelijk aantonen
van West-Nile-virus in dode vogels geeft mensen de mogelijk-
heid maatregelen te nemen tegen de ziekte. Tussen de eerste
gerapporteerde gevallen bij vogels wanneer in de zomer de in-
fectiedruk toeneemt en de eerste gevallen bij mensen, die de
ziekte oplopen doordat ze worden gestoken door muggen die
op de vogels besmet zijn geraakt, zit een tijdspanne van ruim
vier weken. Dit biedt de mogelijkheid mensen tijdig te waar-
schuwen dat ze vooral muggen goed moeten weren.

Conclusie

Infectieziekten zijn een bedreiging voor de volksgezondheid.
Ziekteverwekkers die in de wildpopulatie circuleren bedrei-
gen het wild, maar ook de landbouwhuisdieren en onszelf,
zowel direct als indirect. Als we een vinger aan de pols hou-
den bij de wildpopulatie zal dat ons helpen te voorkomen dat
infectieziektes opnieuw opduiken, en ons tijdig waarschuwen
dat er nieuwe infecties aankomen. Met het besef dat patho-
geen en gastheer onderdelen zijn van een veel groter ecosy-
steem, kunnen en moeten medische professionals kennis ver-
garen, deze analyseren en daarnaar handelen ter bestrijding
van infectieziekten.

Merel Langelaar is werkzaam bij het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

Bek in de tijd

Tandheelkunde bij mens en dier in historisch perspectief

Rob Back

De dierenarts en de tandarts zijn
beide beroepen die zich zelfstandig
ontwikkelden, aanvankelijk los van
het academisch métier. In Neder-
land versnelde de professiona-
lisering van deze twee beroepen in
de negentiende eeuw door de aan-
stelling van een hoogleraar of een
lector in Utrecht. De hoogleraar
Alexander Numan (diergeneeskunde) en de lector Theo-
dore Dentz (tandheelkunde) worden daarom min of meer
gezien als grondleggers van deze beroepen in Nederland.

Aankondiging

Tot 1947 was Utrecht de enige plaats in ons land waar men
voor tandarts kon studeren. Voor diergeneeskunde geldt dit
nog steeds. De instrumenten, de boeken en de archieven waar-
mee deze pioniers en hun vakgenoten werkten, zijn als onder-
deel van het Universiteitsmuseum Utrecht bewaard gebleven.
Het zijn verzamelingen die niet alleen betrekking hebben op
onderwijs en onderzoek, maar ook een beeld geven van de
werkwijze van de practicus buiten de universiteit. Door de
grote overeenkomst in de achtergrond, de collectie en de op-
bouw van het historische netwerk hebben de Stichting Vrien-
den van het Tandheelkundig Erfgoed, de Stichting Vrienden
van het Museum Diergeneeskunde (genaamd de Numanstich-

-ocr page 258-

ting) en liet Veterinair Historisch Genootschap (VHG) in sa-
menweri<ing met het Universiteitsmuseum Utrecht een sym-
posium georganiseerd, waarbij de overeenicomsten en
verschillen tussen beide disciplines centraal zullen staan. Het
symposium vindt plaats op vrijdag 13 april 2007 in de Booth-
zaal van de Universiteitsbibliotheek (Heidelberglaan 3, 3584
CS Utrecht). De dagvoorzitter is prof. dr. Maarten Franken-
huis, dierenarts en voonnalig directeur van Artis.

Inhoud en breedte

In de eerste lezing, \'Bek to basics\', zal Jorden van Foreest in-
gaan op de geschiedenis van de tandheelkunde. Van een be-
gin letterlijk op de markt heeft de tandheelkunde zich ont-
wikkeld tot een volwaardige wetenschap met in Nederland
sinds 1947 een academische opleiding voor tandartsen. Niet
alleen de status, maar ook de inhoud en de breedte van het
vakgebied zijn ingrijpend veranderd.

Leffert Elving houdt een toespraak met de titel: \'Een (gege-
ven) paard wél in de mond kijken!\'. Het is eeuwenlang ge-
bruikelijk geweest bij paarden een leeftijdsschatting uit te
voeren aan de hand van gebitskenmerken. Zeer recent is bij
elk paard een paspoort verplicht gesteld, waarin onder andere
ook de leeftijd van het dier wordt omschreven. De kunde van
de leeftijdschatting zou dus uit het veterinaire beroep kunnen
verdwijnen. Tenslotte spreken Joost Roeters en Andries van
Foreest over \'Tandheelkunde bij de goedgebekte patiënt\'. In
hun duo-presentatie behandelen zij de ontwikkeling van de
veterinaire en humane tandheelkunde vanaf de jaren zeventig
van de vorige eeuw. Zij zullen verschillende tandheelkundige
behandelingen bij huis- en dierentuindieren presenteren.

Rob Back is voorzitter van het Veterinair Historisch
Genootschap en penningmeester van de Numanstichting.

Regionale studiemiddagen PiR-DAP

Gerrit Hooijer

De stuurgroep PiR-DAP, een platform van NRS, Pfizer en
KNMvD, organiseert voor de zevende maal regiobijeenkom-
sten en wel op 27 maart (Nuland), 28 maart (Apeldoorn) en
29 maart (Heerenveen). De titel van de bijeenkomsten luidt:
\'Levert bedrijfsadvisering écht wel wat op?\', met als subtitel:
\'De cijfers van 2800 veehouders vertellen het u\'.
Op basis van het initiatief van de stuurgroep PiR-DAP
hebben KNMvD, AUV en NRS in 2006 besloten een groot-
schalig onderzoekstraject te starten naar het bedrijfseconomi-
sche rendement voor de dierenarts en de veehouder van be-
taalde bedrijfsadvisering. Het onderzoek wordt uitgevoerd
door de Faculteit der Diergeneeskunde. Op deze studie-
middag kunt u leren welke veehouders voor praktijken het
meest renderend zijn: welk type praktijk met welke diensten?
Verder krijgt u door het delen van ervaringen ideeën aan-
gereikt om deze nieuwe inzichten in uw eigen praktijk toe te
passen. Centrale thema\'s van deze middag zijn de rendabili-
teit en de toekomst van uw praktijk. Opgave is mogelijk via
www.pir-dap.nl.

Gerrit Hooijer is lid van de stuurgroep PiR-DAP.

PiR Dierenarts praktijken

Neemt u
al deel?

Meer informatie op www.pir-dap.nl

NRS

Een initiatief van:

-ocr page 259-

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Stamboekregister

De eerste pagina uit het eerste stam-
boekregister van het Nederlandsche
Rundvee-Stamboek vormt de herin-
nering aan de start van de geregi-
streerde rundveeverbetering in Neder-
land.

Op 16 april 1875 keurde de NRS-in-
specteur de eerste koeien in het
Noord-Hollands Twisk bij Jan Hulle-
man, waar hij overigens de eerste stier Oscar inschreef. Pun-
ten aan stieren en koeien gaf men aanvankelijk nog niet, wel
een - vaak weinig zeggende - omschrijving van het dier.
Bij koeien werd stamboeknummer 1 toegekend aan de vaars
Trijn, 137 cm groot en 51 cm breed. Bovendien werd in die
beginjaren nog aandacht besteed aan de melkspiegel: bij Trijn
was die van de eerste klasse, derde orde.
Bij Jan Hulleman werden op die zelfde dag nog twee koeien
gekeurd. De vierjarige Vato was 143 cm groot en 56 cm
breed, en Jacoba mat 143 cm.

Niet in de laatste plaats vanwege de belangstelling van de
Amerikaanse kopers, vooral in Noord-Holland en Friesland,
verschenen de re-
gisters van inge-
schreven stieren en
koeien ook in druk.
Het Friese Rund-
vee-Stamboek gaf
tijdelijk zelfs een
gedrukt stamboek
uit in vier talen:
Nederlands, Duits,
Engels en Frans.

Uitgelicht

In de loop der jaren kwam er steeds minder belangstelling
voor de gedrukte stamboeken, die doorgaans jaren na de in-
schrijving pas verschenen en slechts de basisgegevens, bij-
voorbeeld hoogstens de vaarzenlijst, bevatten. Wegens de
kosten werd rond 1960 gestopt met de uitgave.

Op de website www.veeteelt-ki-museum.nl vindt u alle in-
formatie over het Museum Veeteelt en KI en haar schatten.

Adviesraad \'braken-
de honden\'

Onlangs is de \'European Emesis
Council\' (EEC, Europese Emesis-
raad) opgericht met als doel de medi-
sche behandeling van braken bij hon-
den te verbeteren. De raad bestaat uit
twaalf specialisten afkomstig uit België, Frankrijk, Duitsland,
Italië, Nederland (Erik den Hertog), Spanje en het Verenigd
Koninkrijk. De EEC gaat bestaande behandelingen beoorde-
len, richtlijnen geven voor de beste behandelmethode en deze
verspreiden onder dierenartsen in heel Europa. Behandeling
van brakende honden verschilt per land en dierenarts en er is
weinig tot geen overeenstemming over belangrijke punten.
De raad, ondersteund door Pfizer Animal Health, hoopt voor
de zomer van 2007 met de eerste richtlijnen te komen.
Informatie:
010-4064600.

Flexvet en Animana starten
samenwerking

FlexVet BV en Animana BV vormen een samenwerkings-
verband waardoor de klant toegang krijgt tot een bredere
dienstverlening. Hierbij worden personeels- en management-
diensten met praktijkautomatisering gebundeld. De samen-
werking is gestart op I maart 2007 en is in eerste instantie
gericht op de Nederlandse veterinaire markt. Voor een opti-
male samenwerking heeft Animana besloten zich in Haaks-
bergen in hetzelfde bedrijvenpand te vestigen als FlexVet.
Naast werving en selectie houdt marktleider FlexVet zich be-
zig met het detacheren van geschikt personeel.
Animana is een innovatief bedrijf met als doel het manage-
ment, de marketing en de communicatie van dierenartsprak-
tijken te optimaliseren middels een gebruiksvriendelijke in-
ternetgebaseerde softwareappl icatie.
Informatie:
www.flexvet.nl en www.animana.nl.

Nieuws
van de
industrie

Verbeterde Hill\'s Prescription
Diet Feline c/d

Het is belangrijk de eigenaren van katten bewust te maken
van de symptomen van urologische problemen, maar ook ze
gerust te stellen met de boodschap dat er voeding bestaat die
het ongemak van hun dieren effectief kan verhelpen. Pres-
cription Diet Feline c/d wordt geadviseerd voor de ondersteu-
ning van idiopatische FLUTD en bij het helpen voorkomen
van struviet- en calciumoxalaatophoping bij de kat. De be-
langrijkste eigenschappen van het product zijn: een vermin-
derd risico van struviet- en calciumoxalaatvorming door een
kleinere opname van bouwstenen, een natuurlijke pH van de
urine van 6,2 tot 6,4, een matig natriumgehalte, hogere gehal-
tes van Inhibitoren en de toevoeging van de anti-oxidanten
vitamine E en ß-caroteen. Het product bevat visolie als bron
van omega-3 vetzuren om het risico op ontstekingsreacties en
pijn te verminderen.
Informatie:
0800-0222466.

-ocr page 260-

De Nederlandse diergeneeskunde veert op!

Voorwaar een positieve titel, en zo is die ook bedoeld.
Er zijn een tweetal zaken waar ik het hier over wil hebben.

Als eerste heeft er recent de pilot Veterinaire Ergonomie plaatsgevonden. Dit was de try-out van de
workshop Veterinaire Ergonomie die in de komende 2,5 maanden in Nederland wordt uitgerold. Een
twaalftal workshops voor elk twintig personen, georganiseerd via de regiobesturen, worden verdeeld
over de regio \'s.

Elders in dit Tijdschrift kunt u lezen waar en wanneer de workshops in uw regio plaatsvinden. Deelname
is gratis maar u dient zich wel van tevoren aan te melden via PAOD. Het bestuur wil deze activiteit van
harte aanbevelen. Het betreft ons namelijk allemaal!

Het tweede onderwerp is de voortgang van de oprichting van Stichting Paard. Een aantal weken geleden
hebben alle dierenartsen in Nederland (ook de niet-leden) een brief gekregen met daarin de uitleg over
de plannen over de oprichting van Stichting Paard. Doel is om via deze Stichting te kunnen komen tot een
gecertificeerde keuringsdierenarts paard. Eenmaal opgenomen in het register kunnen deze collega \'s via
een vereenvoudigde procedure de keuringen bij paarden verrichten. - - _

De besturen van de KNMvD en van de GGP hebben bij de ontwikkeling
van deze plannen, zich nadrukkelijk vergewist van de afspraken die destijds
over het kwaliteitsbeleid met de leden zijn overeengekomen. De regeling is
op verzoek van marktpartijen tot stand gekomen.

Het is dan ook verheugend te kunnen constateren dat er slechts een zeer
beperkt aantal vragen en opmerkingen zijn binnengekomen. De oprichting
van Stichting Paard zal dan ook op korte termijn verder worden afrond. Wij
beschouwen dit als een succesvol en gemeenschappelijk gedragen initia-
tief, en complimenteren de trekkers hiervan met het geleverde resultaat.

Ludo Hellebrekers

Voorzitters-
column

World Small Animal Veterinary Association (WSAVA)

Algemene ledenvergadering oktober 2006 te Praag Groep Geneeskunde

Gezelschapsdieren

Jolle Kirpensteijn

Afgelopen oktober vond in de
Praag de algemene ledenvergade-
ring van de WSAVA plaats. Voor de
laatste keer was prof. dr. Jolle Kir-
pensteijn de afgevaardigde namens
de Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren. Hij is benoemd tot de
penningmeester van de WSAVA en
kan daarom geen afgevaardigde
meer zijn. De GGG wil hem bedanken voor zijn enorme
inzet en wenst hem veel succes in zijn eervolle nieuwe
functie. Hieronder vindt u zijn verslag van de afgelopen
bijeenkomst in Praag.

David Wadsworth, de nieuwe voorzitter van de WSAVA,
heeft uitgelegd dat de WSAVA voor het grootste deel af-
hankelijk is van commerciële sponsoren. Hij gaf de aanzet
tot een discussie of dit een ideale situatie is. Op dit moment
bestaat het budget van de WSAVA voor ongeveer 75 procent
uit inkomsten van sponsoren en voor 25 procent uit lidmaat-
schapsbijdragen van de 72 bij de WSAVA aangesloten lan-
den (70.000 leden) en congresinkomsten. Er werd een voor-
stel gedaan om deze verhouding recht te trekken door de
betaling van de lidstaten te verhogen. Tijdens de vergadering
vond een niet-bindende stemming plaats, waarbij de meer-
derheid van de lidstaten voorstander was van een meer geba-
lanceerd budget en dus van een verhoging van de kosten per
lidstaat. De Amerikanen (met de AAHA de grootste ver-
tegenwoordiging binnen de WSAVA, namelijk 15.000 leden)
waren echter tegen. Het voorstel zal binnenkort worden ge-
presenteerd aan de individuele lidstaten (de GGG betaalt op
dit moment jaarlijks een basis bedrag van 275 dollar plus
0,15 dollar per lid).

Erfelijke dierziekten

Prof dr. Urs Giger presenteerde de voorlopige resultaten van
de WSAVA-commissie die zich bezighoudt met erfelijke
dierziekten. Het is een succesvolle commissie, waarvan de
activiteiten hebben geleid tot goed onderzoek en tot meerde-
re publicaties. Het bekend worden van het hondengenoom en

-ocr page 261-

binnenkort van het kattengenoom draagt bij aan het succes
van de commissie.

Website

Ook wat betreft de \'public relations\' timmert de WSAVA aan
de weg. Walt Ingwersen, het hoofd van de PR-commissie,
hield een uitvoerig en enthousiast betoog over de website
www.wsava.org en de tweejaarlijkse nieuwsbrief Het nut van
een WSAVA-tijdschrift werd besproken, maar de beslissing
daarover is uitgesteld vanwege de distributiekosten. De
nieuwsbrief zal in de toekomst waarschijnlijk als pdf-bestand
worden verstuurd.

Postacademisch onderwijs

De WSAVA heeft een belangrijke rol in het ondersteunen van
postacademisch onderwijs in minder ontwikkelde landen. Dr.
Gabriel Varga is als oud-president een stuwende kracht ge-
weest, maar heeft nu zijn taken overgedragen aan dr. David
Wadsworth. De WSAVA geeft PAO in Oost-Europa, Zuid-
Amerika en Azië. Veel landen in Europa steunen de WSAVA
door de kosten van de PAO van een bepaald land op zich te
nemen.

Microchips

Ook microchips bleken over de hele wereld van belang en de
commissie die op dit vlak actief is, bracht het goede nieuws
dat er binnenkort nieuwe scanners komen, die waarschijnlijk
de meeste typen microchips kunnen lezen. Op deze manier
worden de problemen rond het lezen van buitenlandse micro-
chips verholpen.

Standaardisatiecommissies

De leverstandaardisatiecommissie onder leiding van prof dr.

Jan Rothuizen heeft haar werk
afgerond en presenteerde het
eerste WSAVA-boek over de
histologie van leveraandoe-
ningen. Jan en zijn commissie
werden alom geroemd van-
wege hun succes en het baan-
brekende werk van professor
Rothuizen op het gebied van
de leverpathologie. Andere
projecten die nu nog actief
zijn, zijn de gastro-intestinale
histologische standaardisatie-
commissie en een nieuw op te
zetten nierhistologische stan-
daardisatiecommissie. Jolle
Kirpensteijn presenteerde een
ander nieuw Nederlands initi-
atief: een voorstel tot een glo-
baal pijnmanagementforum
dat zal worden uitgevoerd in
samenwerking met prof dr.
Ludo Hellebrekers. Het voor-
stel werd goed ontvangen.

\'Blue Dog\'

Ray Butcher (Verenigd Ko-
ninkrijk) presenteerde het
\'Blue Dog Project\'. Het BDP
heeft als taak het voorkomen
van bijtwonden bij kinderen door middel van een interactieve
DVD. Het blijkt namelijk dat de meeste bijtwonden bij kinde-
ren worden veroorzaakt door de eigen hond. Deze DVD is tot
stand gekomen mede dankzij de steun van de GGG. De GGG
werd hiervoor uitgebreid bedankt.

Bestuurswisselingen

Terry Lake (Canada) werd verkozen als vice-voorzitter en dr.
Luis Tello (Chili) werd herkozen als PR-vertegenwoordiger
in het bestuur. Zoals hierboven al werd genoemd, werd Jolle
Kirpensteijn gekozen als penningmeester van de WSAVA.
Dit betekent dat hij zijn functie als afgevaardigde van de
GGG zal moeten neerleggen. De GGG (NACAM) heeft de
GGG-secretaris Lonneke Stark als zijn opvolger benoemd.
Met Lonneke heeft Nederland een ervaren vertegenwoordi-
ger binnen de WSAVA en de GGG wenst haar veel succes in
deze nieuwe uitdaging.

De toekomstige wereldcongressen worden gehouden in:

WSAVA 2007

Sydney, Australië,

19 tot 23 augustus 2007.

WSAVA 2008

Dublin, Ierland,

20 tot 24 augustus 2008.

WSAVA 2009

Sao Paolo, Brazilië.

WSAVA 2010

Genève, Zwitserland.

Jolle Kirpensteijn is penningmeester van de WSAVA.

-ocr page 262-

Johan Klein Haneveld

Het verdwijnen van vier groepen
van de KNMvD zou een tragische
gebeurtenis zijn, ware het niet dat
er een nieuwe groep voor in de
plaats Itomt: de Groep Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren
(GGL). Op 14 februari 2007 vond
in Ughelen de oprichting plaats van
de nieuwe organisatie, die als doel
heeft de belangen van de landbouwhuisdierenartsen te
blijven behardgen binnen een sterk veranderende sector.

Nadat het bestuur van de GGL was gekozen en het huishou-
delijk reglement was aanvaard, sprak Jan Tiete Siebinga, de
verse voorzitter van de GGL, zijn openingsrede uit waarin
hij het verleden en de toekomst van de gloednieuwe groep
belichtte. "Een nieuwe groep richt je niet zomaar op, dat
moet zorgvuldig worden voorbereid. De vier groepen waar-
uit de GGL is voorgekomen hebben in het verleden hun spo-
ren al verdiend. Die historie schept verplichting." De komst
van de GGL past volgens Siebinga bij de ontwikkelingen
binnen de KNMvD en de agrarische sector. "Hoewel
het aantal dierenartsen niet stijgt, neemt het belang van be-
langenbehartiging voortdurend toe." De GGL stelt zichzelf
ten doel de belangen van de dierenartsen in de landbouw-
huisdierensector te behartigen en hun functioneren te onder-
steunen. Siebinga: "We willen de dierenarts profileren als in-
tegere, onafhankelijke deskundige op het gebied van de
diergezondheid."

Versla

Gekozen

Op een oprichtingsvergadering moeten ook belangrijke
beslissingen worden genomen, zoals wie leiding gaat ge-
ven aan de nieuwe groep. De in de vergadering gepresen-
teerde bestuursleden werden alle bij acclamatie gekozen.
Jan Tiete Siebinga dankte de zaal voor het in hem en zijn
medebestuursleden gestelde vertrouwen. Uit het voorstel-
rondje bleek dat alle leden van het bestuur konden bogen
op een ruime ervaring zowel in de praktijk als dierenarts
als in bestuursfijncties. Met betrekking tot het huishoude-
lijk reglement kwam uit de zaal de opmerking dat de
werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren nog niet genoemd
werd. Siebinga verklaarde dat deze werkgroep nog niet
vanaf het begin deel uitmaakt van de GGL. "Het is de in-
tentie van het bestuur binnenkort gesprekken aan te gaan
over de samenwerking", deelde hij mee. In elk geval is
GGL-bestuurslid Teus Kreuger al werkzaam op het gebied
van vleeskalveren. Nadat het huishoudelijk reglement was
goedgekeurd, feliciteerde Ludo Hellebrekers, de voorzitter
van de KNMvD, het nieuwe bestuur met de succesvolle
oprichdng van de Groep Geneeskunde Landbouwhuisdie-
ren. "Ik ben blij met deze verandering. De GGL staat voor
een brede vertegenwoordiging van de hele landbouwhuis-
dierensector."

"Het belang van belangenbehartiging neemt voortdurend toe"

Oprichtingsvergadering Croep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren

Belangrijke thema\'s

Siebinga onderscheidde vier the-
ma\'s in het te ontwikkelen be-
leidsplan. Het eerste ligt op het
gebied van de diergeneesmidde-
lenwetgeving. "Dierenartsen
moeten laten zien dat het voor-
schrijven en de distributie van
diergeneesmiddelen bij hen in
goede handen zijn. Ook door de
recente ontwikkelingen met be-
trekking tot de MRSA staat dit
punt hoog op de agenda. Dat
biedt grote kansen voor de
beroepsgroep." Het tweede the-
ma is de wens van de GGL het
kwaliteitsdenken een nieuwe
impuls te geven. Siebinga: "In
de gehele voedselproductieketen
werkt men al volgens kwaliteits-
systemen. Ook wordt aansprake-
lijkheid steeds belangrijker." Het
derde thema is de sociale en eco-
nomische ontwikkeling van de
dierenartsenpraktijk. Het laatste

-ocr page 263-

thema is dat van onderwijs en educatie: de GGL wil garande-
ren dat er voldoende en goed toegeruste dierenartsen zijn.
"We maken ons zorgen om de huidige trend dat dierenartsen
minder nascholing volgen," stelde Siebinga. "Levenslange
educatie is wel degelijk noodzakelijk. We willen daarom ook
aandacht besteden aan alternatieven voor het huidige sy-
steem." Behalve deze thema\'s wil de GGL beleid uitzetten
rond besmettelijke dierziekten en dierenwelzijn. "Er hebben
al negentig leden aangegeven dat ze een actieve taak op zich
willen nemen", meldde Siebinga. "Dat geeft vertrouwen."

Kans voor dierenartsen

Laurens Hoedemaker gaf nadere uitleg over de Werkgroep
Veterinair Recept. De nieuwe wetgeving op dit gebied wordt
effectief per 1 oktober 2007. De werkgroep wil dan ook uiter-
lijk in mei een voorstel doen voor een algemeen ontwerp voor
een recept. "We willen de practici ondersteunen bij het invoe-
ren van het recept", vulde Siebinga aan. "We krijgen als die-
renartsen de unieke positie dat we recepten mogen uitschrij-
ven. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. Het is
belangrijk dat we als beroepsgroep op een uniforme manier
naar buiten treden." Henk Vaarkamp benadrukte nogmaals
het belang van de recepten. "Als het apotheekrecht verloren
gaat, is dat voor de dierenartsen in Nederland een aderlating.
De wetgeving vereist het schrijven van recepten uit het oog-
punt van de zorg voor de consument en de voedselveiligheid.
Als we deze kans laten lopen zullen andere partijen waar-
schijnlijk ook geneesmiddelen mogen voorschrijven." Sie-
binga kondigde aan dat er plannen zijn om nog voor de zomer
een themadag over het antibioticabeleid te organiseren.

Speerpunten

Vervolgens lichtten de voorzitters van de drie vakgroepen de
speerpunten toe van hun beleid. Gerrit Hooijer (voorzitter
van de Vakgroep Herkauwer) noemde als speerpunt de plaats
van de dierenarts in de schaalvergroting van melkveebedrij-
ven en de rol van de dierenarts in de verschillende ketens.
"De dierenarts krijgt steeds meer de positie van deskundige
op het gebied van de diergezondheid." Hooijer vertelde hoe
de groep Friesland Foods de diergezondheid in het kwaliteits-
systeem heeft opgenomen. "Er zijn na die wijziging
75 themabijeenkomsten georganiseerd voor 4.500
melkveehouders, waar dierenartsen veterinair techni-
sche uitleg gaven."

Albert Vink, voorzitter van de Vakgroep Pluimvee,
meldde een recente mededeling van het product-
schap, waarin de suggestie werd gewekt dat een die-
renarts verantwoordelijk moest zijn voor het toedie-
nen van medicijnen bij pluimvee. "Dat kan natuurlijk
niet het geval zijn. Het stond er ook niet letterlijk. Wel
blijkt het productschap zich zorgen te maken over het
toenemende medicijngebruik. Bovendien is er sprake
van over- en ondermedicatie." Dat betekent dat er
voortaan moet worden gedoseerd op milligram per
kilogram gewicht en niet per liters drinkwater. "Dit
zal goed moeten worden uitgelegd op voorlichtings-
bijeenkomsten voor pluimveehouders", hield Vink de
aanwezigen voor. Verder blijven de pseudovogelpest
en de klassieke vogelgriep in de belangstelling staan.
"De dierenarts heeft in de huidige verordening een
belangrijke rol", aldus Vink. "Dat moet niet minder
worden."

Frans van Dongen (voorzitter Vakgroep Varken) be-
nadrukte de waarde die de vakgroep hecht aan goed contact
met derden. "Als het nodig is, moeten zij ons kunnen vinden
en moeten wij ingang hebben bij deze partijen."

Adviseurs en begroting

Het volgende punt op de agenda was de benoeming van drie
adviseurs. Volgens Siebinga is het voor het bestuur van de
GGL belangrijk goed geïnformeerd te blijven en is er daarom
behoefte aan expertise van buitenaf Het bestuur heeft geko-
zen voor Rens van Dobbenburgh, Wim Kremer, die door de
faculteit is voorgesteld, en Henk Vaarkamp. Elk jaar zal op de
jaarvergadering over de adviseurs van de GGL besloten wor-
den. Uit de zaal kwam nog het voorstel om adviseurs te vra-
gen uit de \'buitenwereld\', zoals van de overheid of de vee-
houderij. Siebinga vond dit een welkome suggestie, waar bij
de volgende vergadering rekening mee zal worden gehouden.
Penningmeester Karin van Heuven-Van Kats lichtte de be-
groting toe. De begroting rekent het eerste jaar van de GGL
nog op verlies. Ze legde uit dat bij de begroting is uitgegaan
van negenhonderd leden. "Wel willen we een efficiëntieslag
maken, vooral in de secretariële en fiscale kosten." Siebinga
voegde nog toe dat er op de dag van de vergadering al 942
mensen interesse hadden getoond in het lidmaatschap. Bo-
vendien kunnen dierenartsen lid worden van meerdere vak-
groepen, waardoor de inkomsten ook hoger zullen uitvallen.

Aanmelding

Professor Jaap Wagenaar gaf nog een voordracht over de
MRSA-problematiek. Zijn verhaal was nuttig en actueel en
zijn presentatie enthousiasmerend, een goed voorbeeld van
de inspirerende en toepasbare visie die de GGL voor ogen
staat. Dierenartsen met interesse in het lidmaatschap van de
Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren kunnen voor
meer informatie en aanmelding een bezoek brengen aan de
website
ggl.knmvd.nl/home/.

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 264-

Frederik Jan Grommers

(28 maart 1931 - lo januari 2007)

memoriani

FrederikJan Grommers, Jan voor zijn collega\'s, werd geboren in 1931 in het Groningse Winsum. In
de crisisjaren vertrok zijn familie echter uit Groningen en ging zijn vader werken bij de ontginning
van de IJsselmeerpolders. Daardoor moest Jan in zijn jeugd veel verhuizen en zat hij op vier ver-
schillende lagere scholen. In zijn HBS-tijd in Kampen was hij secretaris van de Nederlandse Jeugd-
bond voor Natuurstudie (NJN). Via de zomerkampen van de NJN kwam hij voor het eerst op zijn
geliefde Vlieland, waar hij veel vakanties doorbracht, voor het laatst in 2006.
Na zijn eindexamen in 1950 ging Jan in Utrecht diergeneeskunde studeren. In zijn studententijd ont-
moette hij zijn vrouw Alietje, met wie hij - toen nog coassistent - in het huwelijk trad. Uit dit huwelijk
werden twee zoons en een dochter geboren.

Na zijn afstuderen in 1959 volgde direct zijn aanstelling bij het toenmalig Zoötechnisch Instituut
van de Faculteit der Diergeneeskunde, waar hij zich ging bezighouden met de huisvesting en de
verzorging van het paard en de herkauwers. Zijn onderzoek leidde in 1967 tot een dissertatie over de
veterinaire aspecten van de huisvesting van melkvee. Na zijn promotie kreeg hij een beurs van ZWO
en ging zijn gezin een tijdje naar de Verenigde Staten, een memorabele tijd en een startpunt van een
mooie loopbaan die een groot deel van zijn leven heeft bepaald.

Binnen de Faculteit der Diergeneeskunde heeft Jan diverse functies bekleed. Hij was lid van het
eerste jaculteitsbestuur na de invoering van de WUB. in 1971 en vice-voorzitter van de Onderwijs-
commissie. Internationaal was hij actiefin de European Association for Animal Production (EAAP)
als voorzitter van de commissie \'Management & Health \'.

Jan Grommers heeft zich gedurende zijn hele leven bijzonder ingezet voor het welzijn van dieren. In
dit kader was hij onder meer lid van de Commissie Veehouderij - Welzijn Dieren (van de Nationale
Raad voor Landbouwkundig Onderzoek), die in 1975 een toonaangevend rapport uitbracht over de
welzijnsproblematiek bij landbouwhuisdieren. Van de Afdeling Utrecht van de Dierenbescherming
ontving Jan de \'Gouden Giraffe\', omdat hij zijn \'nek durfde uitsteken \'voor het welzijn van dieren.
Aan zijn zorgen over het dierenwelzijn heeft Jan inhoud gegeven door zich op academisch niveau te
verdiepen in de ethische aspecten van het diergebruik en het diergeneeskundig handelen. Als bevlo-
gen voorzitter van de facultaire werkgroep Diergeneeskunde en Samenleving heeft hij een belang-
rijke rol gespeeld bij de totstandkoming van het onderwijsprogramma beroepsethiek en dierethiek,
dat in 1982 een vaste plaats kreeg in het curriculum diergeneeskunde. Jan was verder de eerste in
Nederland die een toetsingsmodel ontwikkelde voor de beoordeling van handelingen met dieren.
Dit toetsingsmodel werd door de Commissie Ethiek van de KNMvD overgenomen en aangescherpt.
Van deze commissie was Jan vanaf de oprichting in 1981 gedurende vele jaren lid. In die tijd kwam
hij ook in aanraking met de antroposofie. In dit verband was hij bestuurslid van de Zeister Vrije
School en adviseur van het Louis Bolk Instituut voor biologische landbouw. De kroon op zijn werk
was zijn benoeming in 1992 tot bijzonder hoogleraar relatie mens-dier, een leerstoel die in 1987
door de KNMvD aan de faculteit was ingesteld. Gedurende zijn ordinariaat heeft Jan met de hem
kenmerkende gedrevenheid en volharding verder gewerkt aan het tot wasdom brengen van de ethiek
van de relatie tussen mens en dier \'Met de beide benen op de grond en toch een stap vooruit doen\',
was de titel van zijn oratie.

Na zijn emeritaat in 1996 is Jan met zijn vrouw Alietje verhuisd naar hun geliefde Bergen, waar zij
genoten van de zee, de duinen, het bos, de vele culturele evenementen en niet op de laatste plaats
van hun vijf kleinkinderen. Helaas heeft Jan daar te kort van kunnen genieten. Op 10 januari 2007
kwam onverwacht en plotseling een einde aan zijn rijke aardse leven.

Bart Rutgers

-ocr page 265-

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 2, februari 2007

Nieuw strategisch beleidsplan bijna
klaar

Het bestuur van de KNMvD ontwik-
kelt op dit moment een nieuw strate-
gisch beleidsplan. Zij richt zich in
haar strategische keuzes op twee
speerpunten: het beeld van de dieren-
arts en de sociaaleconomische positie
van de dierenarts. De Raad van Toe-
zicht is reeds geïnformeerd en heeft de aanpak geaccordeerd.
De conceptversie van het beleidsplan wordt binnenkort voor
commentaar toegezonden aan de groepsbesturen en de regio-
besturen. De looptijd van het plan is van 2008 tot en met
2010. In de algemene vergadering op vrijdag 5 oktober 2007
kunt u als lid uw mening geven.

Meer informatie: algemeen directeur Herman Geertsen,
bureaumedewerker Henry Dijkman.

KNMvD steunt FVE-standpuntten aanzien van importver-
bod wildvang vogels

Het bestuur van de KNMvD heeft op 6 februari jongstleden
besloten het standpunt over de import van wildvang vogels
van de Federation of Veterinarians in Europe (FVE) over te
nemen. De reden voor een permanent importverbod is de
ernstige aantasting van het welzijn van deze dieren bij het
traject vanaf het vangen tot en met de quarantaine en de hoge
mortaliteit die daarmee gepaard gaat. Daarnaast moet ook de
controle op de insleep van dierziekten verbeterd worden. Op
dit moment is er vanwege het risico op Aviaire Influenza al
een tijdelijk importverbod tot 31 maart.
Sinds 11 januari ligt er ook een wetsvoorstel voor een perma-
nent importverbod van de Standing Committee on the Food
Chain and Animal Health bij de Europese Commissie. Als dit
voorstel wordt aangenomen, betekent dit dat in het wild gevan-
gen vogels ook na 31 maart niet meer in de EU mogen worden
ingevoerd. De European Food Safety Authority publiceerde
eind 2006 een rapport over de risico\'s op het gebied van dier-
gezondheid en -welzijn bij het importeren van deze vogels.
De aanzet voor het FVE-standpunt is gegeven door de British
Veterinary Association, die zich in oktober vorig jaar al had
uitgesproken voor een importverbod van vogels uit derde
wereldlanden.

B&B
Bulletin

Meer informatie: portefeuillehouder Maarten Willemen, Ar-
jan den Hertog, bureaumedewerker Joost van Herten.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het be-
stuur aangenomen:

Hooft, Mevr. L.J.M.M. van; 2006; 5466 PC
Veghel; Kapclsü^t 2.

Huiges. A.J.; Gent 2004; TQIO 9DU Harboume-
ford; üakdean.

Lefebure, S.M.L.U; Gent 1991; B 2600 Antwer-
pen; Kanunnik Peetersstraat 114.
Nijman, Mevr. C.J.C.; 1990; 3701 ZS Zeist;
Achterheuvel 89 A.

Rozema, H.; 2006; 3706 AA Zeist; Laan van
Vollenhove 36.
Soede, H.L.; 2(KM; 3511 PL Uttecht; Oudegracht 322 bis.
Vcgtcr, Mevr. A.R.; 2005; 3431 VR Nieuwegein; Van Herwijnenplantsoen 262.
Vellema, W; 2003; 8303 JC Emmeloord; Roerstraat 10.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Bertens, M.F
Costa, Mevr. R.M. da
Doornbos, Mevr. W.M.
Jintes, Mevr. A.C.
Lammers, Mevr. C.T.
Verhoeven, Mevr. LM.
Wieggers, T.J.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Albers, M.C.M.; 2006; 2461 AE Ter Aar; Molenstraat 33.

Beekhuis, Mevr. L.; 2006; Hatfield, Hertfordshire AL9 7S2; 71 Hawkshead

Lane, North Mymms.

Berends, Mevr. A.T; 2006; 7824 TK Emmen; Wendeling 116.
Blaauw, J.A. de; 2001; 2411 DK Bodegraven; Alver 23.
Bouwknegt, Mevr.L.; Gent 2006; 9969 PL Westemieland; Addingalaan 16.
Brinke, Mevr. S. auf dem; 1997; 7849 TC De Kiel; Borgenveg 16.
Bussel, A.H.G. van; 2006; 5725 AS Asten-Heusden; Antoniusstraat 30.
Elte, Mevr. Y.; 2006; 8389 VB Zandhuizen; Schapendritl 2.
Harsselaar, Mevr. M. van; 2006; 3705 ZJ Zeist; Warande 112.
Heuperman, PH.; Gent 2005; 3853 NA Ennelo; Veldwijkenveg 29.

Personalia

Hiemstra, Mevr. M.M.; 2006; 3513 GM Utrecht; Oude Pijlsweerdstraat 132.
Jansen. B.J.M.; 2007; 3572 LB Utrecht; Jan van Galenslraat 59.
Kloek, Mevr. J.R; 2007; 3572 TG Utrecht; Oudekerkstraat 5.
Lansink, B.J.G.; 2007; 7615 NP Harbrinkhoek; Haarbrinksweg 128 a.
Moelands, Mevr. D.C.J.; 2006; Minsteriey (UK); l^rdstonelane.
Mol, H. Dr. Ing.; 1965; 3941 VE Doom; Piet Heinlaan 20.
Nijssen, M.; 2006; 1566 EC Assendelft; Dorpsstraat 677 a.
Olde Riekerink, R.G.M.; 2001 ; Charlottetown; 116 Walthcn Orive, Apt. 3.
Rutten, R.J.M.; 1986; 6814 DJ Arnhem; Sweerts dc Landasstraat 74.
Salomons, Mevr. K.M.V; 2006; 3581 VH Utrecht; Nicolaasweg 189.
Terpstra, Mevr. S.; 2006; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplansoen 51-3.
Walstra-Baldcc. Mevr. S.J.C.; 1999; 1703 RL Hccrhugowaard; Jan Glijnisweg
10.

Overlijdensberichten:

Op 1 februari 2006 J. Jansen te Utrecht.
Op 1 maart 2006 L.J.J. Schofaerts te Vlissingen.
Op 4 mei 2006 Mevr. EJ. van Kleef-Mulder te Eemnes
Op 17 november 2006 J. Kuyper te Dc Bilt.
Op 28 december 2006 R. Kroes te Soest.

Mutaties:

Aarts, RA.J.A.; 1993; 2161 KH Lisse; Oranjelaan 102; tel. privé:
0252-415539;
geass. met L.S. Deutz; tel. prakt.: 0252-410847; fax prakt.;
0252^22555.

Hooft, Mevr. L.J.M.M. van; 2006; 5466 PC Veghel; Kapelsttaat 2; tel. privé:
0413-366240; tel. privé mobiel: 06-24542720; E-mail privé:
marjan_van_
hoofl@holmail.com.;
(toev als lid)

Huiges, A.J.; Gent 2004; TQ10 9DU Hatboumeford; Oakdean; tel. privé mobiel:
06-11215950; E-mail privé:
abeljhuiges@hotmaiI.com.; (toev. als lid)
lefebure, S.M.L.U; Gent 1991; B 2600 Antwerpen; Kanunnik Peetersstraat
114; tel. privé: 0032-32396497; wet. medew. bij Isiderus mengvoeders; tel. bur.:
0495-584995;
(toev. als lid)

Niemantsverdriet, Mevr. A.M.; 2004; 3582 GS Utrecht; Fransestraat 11; tel.
privé mobiel: 06-41451461;
E-mail privé: annaniemantsverdriet@hotmail,
com.;
medew. bij A.Binksma en R.J. Bus; tel. prakt.: 0320-282833; fax
prakt.: 0320-248896; E-mail prakt.:
niemantsverdriet@dekempenaar.nl.

Nijman, Mevr. C.J.C.; 1990; 3701 ZS Zeist; Achterbeuvel 89 A; tel. privé:
030-6930976; E-mail privé:
c.j.cnijman@hccnet.nl.; {toe\\. als lid)
Rozema, H.; 2006; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 36; tel. privé mobiel:

-ocr page 266-

06-29484642; E-mail privé: h.mzema@gmail.com.; medew. bij W.A. Buijsse,
W.G. van den Eld<er, C.A.M. Gielen, H.J.M. Kranenbuig, J.RE.M.Langens;
A.J.M. van Nistelrooij en N.A.J. Vreeburg; tel. prakt.: 0412-676060; fax prakt.;
0413-676067; E-mail prakt.:
overlaet@overlaet.nl.; (toe\\. als lid)
Soede, H.L.; 2004; 3511 PL Utrecht; Oudegracht 322 bis; tel. privé mobiel:
06-48949166; E-mail privé:
henk_soede@hotmail.com.; medew. bij B. Hesse-
ling, H. van Schaik en G. Straver en W. van der Putten;
(toev. als lid)
Tichelman, S.; 1973; 7201 EX Zutphen; Korenstraat 29; tel. privé:
0575^51665; fax privé: 0575-450811;
E-mail privé: tichelman(a}planel.nl.;
practirioner bij de VW.A.

Vegter, Mevr. A.R.; 2005; 3431 VR Nieuwegein; Van Henvijnenplantsoen
262; tel. privé: 030-2368331; tel. privé mobiel: 06-41279040; E-mail privé:
ro.ianvegter@hotmad.com.; medew. bij Clinical monitoring & registratie ACE
Pharmaceuticals B.V;
(toev. als lid)

Vellema, W; 2003; 8303 JC Emmeloord; Roerstraat 10; tel. privé: 0527-624842;
E-mail privé;
vellema-goud@planet.nl.; (toev. als lid)

Congressen > Symposia\'

2007
Maart

16-17 XVII Tagung über Pferdekrankheiten om
Rahmen der EquitanaTagungsort: Con-
gress Center West, Essen. Information
und Anmeldung: Tierklinik Hochmoor
GmbH, Dort. Rosaria Colturi Huskamp/
Marita Hellmann, Von-Braun-Str. 10,
48712 Gescher. Tel. 49 (0) 2863 / 2099-
0. Fax 49 (0) 2863 / 2099-20. E-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de. Online-
Anmeldung:
www.tierklinik-hochmoor.
de.

Symposium \'State of the Heart\' in Hotel Karel V te Utrecht. Onder-
werp: Aritmieën, hoe los je deze onregelmatigheden in de regel op?
Hoofdspreker: prof N.S. Moise, DVM, MS Diplomate, ACVIM.
Meer informatie op www.vetmedin.nl of via het Boehringer Ingel-
heim secretariaat op 072-5662411.
142e wetenschappelijke bijeenkomst \'Ma.stitis\', GRR.
Tweejaarlijks congres van de European College of Avian Medicine
and Surgery (ECAMS) en de European Association of Avian Vete-
rinarians (EAAV) dat wordt gehouden in het \'Technopark\', Zurich,
Zwitseriand. Verdere informatie kunt u vinden op
www.ecams.eu en
www.eaav.org.

17

November

2-3

22

27fm31

April

26

27-29

Voorjaarsdagen, Precongres Dag. Rai Amsterdam. Info en registra-
tie:
www.voorjaarsdagen.eu.

Voorjaarsdagen, European Veterinary Conference. RAI Amsterdam.
Info en registratie:
www.voorjaar.sdagen.eu.

31-31

Doorlopende
agenda

juni

2

21-21

24-26

September

21

International Conference on Farm Animal Reproduction, ICFAR
2007. The ICFAR, entitled: \'From Egg to Embryo\', will be held in
the Conference Center Rolduc, the Netheriands. You may contribute
by submitting an abstract for the Poster Sessions, deadline February
28, 2007. Website:
http://www.nfsar.nl/icfar/.

Feline Symposium. Dit symposium zal plaatsvinden op de Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht.

XIII th International Congres on Animal Hygiene van de Interna-
tional Society for Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Informatie en
registratie via de website:
www.emu.ee/isah2007.
Heifer Mastitis Conference 2007, Gent, Belgium. Voor informatie:
www.heiferma.ititis.UGent.be

Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur. Locatie: Sportpark Marien-
hoeve, Wijk bij IXiurstede.

14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary
Medical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology
in Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG,
ATF WAHVM 45 €, Members of GdF (TiHo) 25 €, Unemployed
15 €, Students none. Information about the conference, and regisB^-
tion of contributions (20-minute presentations) or posters: until April
01, 2007, to Univeriiity-Prof. Dr Dr Johann Schäffer, Tierärrtliche
Hochschule Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm
15 (Haus 120), D-30173 Hannover, Fax: 49-(0)511-8567676,
E-mail:
johann.schaejJer@liho-hannover.de. Accomodation
(Reservation): Hannover Tourismus Service, Hotel Service, Prinzen-
straße 6, D-30159 Hannover,Tel. 49-(0)511-12345555, Fax 49-
(0)511-12345556, E-mail:
hotels@hannover-tourism.de.

Reünie Absyrtus-senior regio Zuid.

Tweede Nederiandse Zoönosedag. Locatie: Androclasgebouw Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan I te Utiiecht. Deze dag
wordt georganiseerd in het kader van de door WHO uitgeroepen \'In-
temational Zoonoses and Foodbome Disease Day\'.

Mei

1

24

December

7-9 Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Rein-

forcement - further challenging and advanced issues\'. For
further information about the seminar and booking conditions:
http://www.clickerreiter.de/KenRamirezJ.htm.

{ ptr ml: melmiutn I.S mg. niln

MELOXIOÏL\' San

eioKidyr

orale meloxicam vloeistof

NSAID voor pl|nbe$trijding bIJ honden

gemakkelijk te geven
gemakkelijke acceptatie

kostenefficiënt

smakelijke orale vloeistof

twee spuiten per verpakking,
accuraat voor elk gewicht

(CEVA

^AHtE AHIHAIE

bfnzoaat 2 mg. Indicaties: Heloitcain h ttn nicHHroidaal anti-
inflammaiBir |ente»ni(}d(l (NSAID) «n g««fi verlichting van onöwking
en {Hjn bij lowtl aojie ais dironiicht aandMningtn van het
I. Contra-indicaties: Niet gebnirken b) drachtige

o( melkgevende dieren. Niet vwr gebruik bij dieren die lijden aan
gaitro-intMtinale ahvijkingen loab imutie en bloedingen, verminderde
lever-, hart- of nierfunctje en stollinguiwmiüen. Hiet gebruiken bi|
overgevoeligheid voor het wtrkiame bestanddeel ol een van de hulp-
stoffen, Niet gebruiken bij honden jonger dan
6 weken,
Bijwerkingerf: Typische bijwerkingen van NSAIDs loab vermindering
van de eetlust, braken, diarrH, occult laecaal bloed en apathie werden
af en loe gemeM Doeldier Hond. Dosering: Voor orul gebruik.
Goed schudden voor gebruik. Gemengd mei voer toedienen. De
aanvangsbehandeling is een éénmalige dosis van 0.2 mg meloxicam
per kg lichaamspwicht op de eerste dag. De behandeling dient te
worden voongeiet met een onderhoudsdosis van 0.1 mg meloiicam
per kg hchaamsgewidit. éénmaal per dag. Wurschuwingen:
perunen mei een bekende overgevoeligheid voor NSAIDs moeten
contact met het diergeneesmiddel vermijden. Uitskjitend voor dier-
geneeskundig gebruik, EU/2/06/070/0(ll (10 ml). EU/2/06/070/002
(32 ml). EU/2/Oi/OTO/OO) (100 ml) - UDA

CEVA SANTE ANIMALE
Postbus 67,2670 AB Naaldmjk
Td. 0174-643930. Fax 0174-643924
E-mail: info@ceva.nl, Internet wvvw.ceva-nl

-ocr page 267-

Vergaderingen > Bieenkomsten

2007

April

2

Vooijaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Oost.
Locatie: Mercure Hotel Deventer, Deventerweg 121, 7418 DA
Deventer. Ontvangst vanaf 20.00. De vergadering begint om 20.15
uur.

Voorjaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Zuid.
Locatie: Hotel Vught, Bosscheweg 2, 5261 AA Vught. Ontvangst
vanaf20.00. De vergadering begint om 20.15 uur.
Voorjaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Noord.
Locatie: Hajé hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC Heerenveen.
Ontvangst vanaf20.00 uur. De vergadering begint om 20.15 uur.
Vooijaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio West.
Locatie: Mercure Hotel Utrecht Buimik, Kosterijland 8, 3981 AJ
Bunnik. Ontvangst vanaf20.00 uur. De vergadering begint om 20.15

16

19

November

10 Najaarsdag van de GGG. Locatie is nog niet bekend.

Cursussen

2007

Maart

19

21-25

27-28

Virbac Klinische avond. Locatie: Van der Valk Hotel Drachten. De
kosten voor deelname zijn 27,50 euro (inclusief btw). Dit bedrag is
inclusief consumpties, het handzame boekje met informatie over de
besproken onderwerpen en een certificaat van deelname. De Klini-
sche Avonden 2007 is voor accreditatie aangemeld bij de Technische
Commissie Gezelschapsdieren. Voor meer informatie of het aanvra-
gen van een inschrijfformulier, kunt u contact opnemen met Virbac
Nederland B.V, tel.: 0342-427127 of fax: 0342^90164.
Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 2: \'Thoracolumbar\'. Information and registration:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4,27419 Kalbe, Germany. Phone: -1-49-4282-605410/fax:
-1-49-721-151366446/e-mail:
contacl@BackBone-Acudemy.com.
Cursus Pluimveevoeding en -management. Plaats: Wageningen.
Kosten: 975 euro. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven
vindt u op
M-Hw.whs.wur.nl. Dc inschrijftermijn van dc cursus ein-
digt op 14 maart 2007.

PiR-D.AP, regionale studiemiddag. Van der Valk, Nuland.
PiR-DAP, regionale studiemiddag. Tulip Inn, Beekbergen.
PiR-DAP, regionale studiemiddag. Van der Valk. Wolvega.

27

28
29

April

4

Mei

2

12

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. In-
formatie en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. In-
formatie en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.
Echo-opfrisochtend voor oud-cursisten van de intensieve echocursus
van Dynamic Support. Locatie: Lelystad. Kosten: 215 euro. Opge-
ven via
info@dynamicsupport.nl.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 3: \'Sacropelvic\'. Information and registration:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4,27419 Kalbe, Gennany Phone: -i-49-4282-605410/fax:
-1-49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

16-19

Juni

6

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. In-
formatie en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. In-
formatie en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.
Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: Back-
Bone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lin-
denstr. 4, 27419 Kalbc, Germany Phone: 4-49^282-605410/fax:
49-121-151366446/e-mail: contact@BackBone-Academy.com.

Augustus

1

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. In-
formatie en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

September

5

5-9

nam

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. In-
formatie en inschrijving: info(®dynamicsupport.nl.
Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module I: \'Cervical\'. Information and registration: Back-
Bone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lin-
denstr. 4, 27419 Kalbe, Gennany. Phone: -1-49-4282-605410/fax:
-1-49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

FlexVet zoekt voor de invulling van de weekenddiensten
in diverse regio\'s in Nederland:

Dierenartsen gezelschapsdieren m/v

Gevraagdi Dierenartsen die zelfstandig alle voorkomen-
de werkzaamheden in de eerste lijns gezelschapsdieren-
praktijk, inclusief de meest voorkomende operaties kun-
nen uitvoeren. Bereidheid om op meerdere weekenden
per jaar 1 weekenddag dienst te draaien. Goede sociale
en communicatieve vaardigheden. Kwaliteitsgericht.

Juli

4

11-15

Geboden: Uitdagende en afwisselende functie. Flexibele
inplanning rekening houdend met eigen wensen. Salari-
ëring
CAO-h, met een uitstekende consignatie regeling.
Huisvesting aanwezig.

FlexVet B.v.
Bouwstraat 5
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 572SS48
Fax 053 - 57213tS
E-mail: info@flexvetnl

www.flexvet.nl

Meer informatie kunt u vinden
op www.flexvet.nl
Bent u geïnteresseerd dan kunt
u reageren via onze website of
per e-mail.

-ocr page 268-

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

01-04-2007
15-04-2007
01-05-2007
15-05-2007

12-03-2007
26-03-2007
10-04-2007
01-05-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Ondernemende paardendierenarts

drie jaar ervaring in gerenommeerde paardenkliniek,
zoekt baan in het westen / midden van het land met toekomst-
perspectief.

In verband met werkzaamheden in het buitenland graag reactie
per e-mail:
stephaniewelschen@hotmail.com.

Deadline*)

maandag
maandag
dinsdag
dinsdag

Binnen onze gemengde, maar sterk diersoortspecifiek werken-
de, steeds ontwikkelende praktijk in de Achterhoek is ruimte
voor versterking van het team van rundveedierenartsen.

Wij zoeken:

een enthousiaste rundveedierenarts

• met goede communicatieve vaardigheden

• klantgericht en ondernemend

• met specifieke kennis van managementaspecten in de melk-
veehouderij

Wij bieden:

• een 80-100% functie met deelname in de diensten land-
bouwhuisdieren

f

DIERENARTSENPRAKTIJK

DE OUDE IJSSEL

• een langdurig dienstverband bij goede samenwerking

Reacties binnen 14 dagen naar:
DAP De Oude Ussel
t.a.v. H.S. van der Berg
Berkenlaan 55b
7064 HN Silvolde
0315-395530

.GRAAFSCHAP

DIERE NA RTS E N

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsenpraktijk met meerdere locaties
in de Achterhoek. De onderneming staat met 17 dierenartsen, 18 assistenten en een praktijk-
manager voor een hoogwaardige dienstverlening in en buiten de regio. In verband met in
gebruik name van onze nieuwe centrale kliniek te Vörden, zijn wij op zoek naar een

Gedreven en enthousiaste

dierenarts gezelschapsdieren

D E

Wij vragen

• Ervaring eerstelijns werkzaamheden

• Ervaring of ambitie In één of meerdere
differentiaties (bij voorkeur orthopedie)

• Initiatiefrijke persoonlijkheid met
gezonde ondernemersinstelling

• Teamgeest

• Bereidheid om in praktijkgebied te wonen

• Deelname in gezelschapsdieren-
dienstregeling

■SÄ-

Voor vragen kun je contact opnemen met de heer E. Stoelhorst (0575-58 78 88). De sollicitatiebrief kun
je, binnen 10 dagen na het verschijnen van deze advertentie, richten aan: De Graafschap Dierenartsen,
t.a.v. Mevrouw B.A.P. Semmekrot-Hermens, Schimmeldijk 1,7251 MX Vörden of per e-mail
b.semmekrot@dgdlerenartsen.nl.

Wij bieden

• Een prettige werksfeer en leefomgeving

• 80-100% baan met uitzicht op een vast dienstverband

• Eerstelijns werkzaamheden met mogelijkheden
tot differentiatie

• Invloed op verdere ontwikkeling sectie
gezelschapsdieren

• Dynamische werkomgeving

■ Arbeidsvoorwaarden conform CAO
Dierenartsenpraktijken

-ocr page 269-

NIEUWEN

EFFECTIEF pR^C-TiC® MFT pyRxpRoiF

VRIT afNXfTFN ZONPfR ^

TFKFN fN VtOOUN.\' K ^

Prac-tic® is de nieuwe spot-on behandeling van Novartis tegen teken en vlooien bij honden. Prac-tic® bevat
pyriprole, een revolutionair actieve molecuul die bijzonder effectief is bij de behandeling tegen teken en
vlooien.

Prac-tic® doodt 100% van de vlooien binnen 24 uur1 en 99% van de teken in 48 uur. Het biedt de hond een
hele maand bescherming zodat hij optimaal kan genieten van een zorgeloos en actief leven.

Prac-tic® met pyriprole. Een doorbraak voor arts en praktijk, voor honden - maar nog belangrijker, een door-
braak voor teken en vlooien.

Prac-tïc

voefjevrß

Productnaam en registratienummer Prac-tk:* 56,72 mg Spot-on oplossing voor zeer kleine honden, REG NL 10507 - Prac-tic* 137,5 mg Spot-on opkMSing voof kleine honden. («G NL 10508-Pfac-tic* 275 mg Spot-on
oplossing voor middelgrote honden. REG NL 10509 • Prac-tic* 625 mg Spot-on oplossing voor grote honden, REG NL 10510 - Werkzame stof Een ml bevat 125 n^ pyrlfxole. Indicaties Ter behandeling en preventie van vloot-
enbesmettingen en tekenbesmetlingen bij honden.
Bijwerkingen (frequentie en ernst) De volgende tokale reacties kunnen worden waargenomen op de plaats van toediening: verkleuring van de vacht, lokale haaruitval of
jeuk. Een korte periode van speekselen kan optreden wanneer het dier zich likt op de behaixldde plaats onmiddellijk na de behandeling. Dit is geen teken van vergiftiging en verdwijnt binnen enkele minuten zonder behan-
deling.
Contra-indicaties Niet toedienen aan horxJen met een leeftijd van minder dan 8 weken, of nnet een lichaamsgewicht minder dan 2 kg. Niet toedierien in geval van een bekende overgevoelighekj voor verbindingen
behorende tot de phenylpyrazoJe klasse of één van de hulpstoffen
Dosering De aanbevolen minimum dosering is 123 rngAg Ikrhaamsgewicht pyriprole. overeenkomend met 0,1 ml/kg Ikrhaamsgevncht Prac-tk:* spoi-on
oplossing.
Kanalisatiestatus UDO Registratiehouder Novartis Consumer Health 6.V, Business Unit Animal Heaich, Claudius Prinsenlaan 142, 4818 CP Breda, Nederland. Verdere informatie op aanvraag beschikbaar

1  Data on file, Novartis Animal Healih Inc, Basel, Svtritzerland 20060175

-ocr page 270-

Q

VERDER...

Werkzame stof carprofen

Voor behandeling van pijn door spier- en
gewrichtsaandoeningen en post-operatieve
pijn bij de hond

20 mg, 50 mg én 100 mg

Geblisterde tablet met breukstreep

Flexibele, geregistreerde dosering

Ä RimifinSOmg
^ „8LETT« VOOR

RimifinlOOmg

TABLriEUW«»"«"
uvaHi

UWK«"

Rimifin20mg
„BLETItKM\'R«»«""

UMinN 20 mt, SO m|, 100 m| uMetlcn mor bonrfen

Rimifln20mgft£CNl10431 UOA / Rimlta SOmg KG NL 10432 UQA/Rimfin 100 (i^REG NL 104U UOA

J: Cwprota» 20 fi? / 50 n^ / 100 mg per tattd. Ood«ef: Hond. lMRu6at Hond: VWchdiig van de ontstekine en de pfn verooraïkl door sl

gcbniiken bi| dfKhi^ <A jogexte teven. N» gebruken b« pups jonga dan 4 maanden. N« piKulken b^ a

y de actieve sof ol een van de hulpstoffen. Nki ^bruften bf honden die a<

n rwt-, lever- oT nienlekie leiden. o( nSen de mogdpdwd v:

1: Oe typische ongewenste eftecttn van NSMO\'s. loals braken, zachte stodpng/durree, ocaA Noed In de ondisting, gebrek aan eedust en lethargie, z|n geineki. Deze bi^ied«^ doen Hdt doorgaans tidens de eenie
van oe oenancKMig. maar n teer monderf^ gevalen lunnen le ernsog ol reltï dodei^i apn. Ooseri«^ en toediening: vtw orale loedcning. 4 mg carprofen per fchaamsgpMchi per d^ Een
van de kinische respons, kan de dage^» dos» worden vertaagd. Oe behandeingsduur hang) at van de waargenomen respons. Een

1. Na pventerate analgesK b^ de behsndefa« v:

e Pin. Contra-Mcaües: Niet gebruken bi) kanen. Net
ratie ol bkieding bestaat o( m geval er aann^mgen lijn
k voor; n ojn v«eial van «ocrbifgaande aard en na stopzetfing^

4 mg c»prD««n per kg khaam^ewchi per da^ toqedlend ab é<n enkele dagei|kse dose oi In ivm gei;k vcrdcekje doses. AJhankeÉjk
- - . ... . toenchi te gebeuren. Om hel analgetisch en ontsiek»igsremmend eHect posJopeooef te verlengen, kan een poeoperaieve paref«ef3le behandeSr«

carprolen irreales gevoegd worden door tabletten carprolen van 4 mg/kg/dag gedurende S dagea Oe vennekle dosis nid overschrifden. Speciale waarschuwingen: NIei »sbnjiken Uj drachtige tn/of lacterende teeQes. Hä gebruik b« oude honden kan bekomende risico\'s met och meebrer^ hdien nA gebnA onvenn^ is kan het nod^ üjn

g Gei^iidig aedknen van medicfnen die niervergitiytg kunnen veroorzaken dM vermeden te wonlen. Ovtrtge InlormaOe: Utsluiiend w

de honden onder 2orgv^ ktnisch loezKhi le houden. Verrr^ het gebnak bij gedehydrauenfe, hypo^olemische of hypoiensieN« dieren, in de» ^valen is er een potentieel verhoogd réco vw
dwrgeneeskundggebn*.LMnnguRskalend op recept van de dierenjn^ [)btfibuteur:EumetAn«nalHea«h8V.Hwidelswcg2S,5S3l AEBIadd.V^^

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 54 43 00

-ocr page 271-

Deel 132 • Aflevering 7 • 1 april 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

-2 APR, 2007

rjft

Diergeneesl^uncle

Bioluminiscentie: over de mogelijkheden van een molecu-
laire non-invasieve biooptische beeldvormende techniek en
verbetering van dierexperimenteel onderzoek

Uiergezondheid: vitamine E

KNMvD-standpunt weidegang en huisvesting van melkvee
in Nederland

Het nut van kostprijsbepalingen

Maand van de gebitsverzorging voor herhaling vatbaar

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Voorjaarsdagen looy

-ocr page 272-

Cepetor®

Wereldwijd de eerste generieke

AST Farma introduceert
Cepetor, de eerste
generieke Medetomidine
met als indicatie: sedatie
om de hanteerbaarheid
te vergemakkelijken en
premedicatie voor
algehele anesthesie,
(doeldieren; hond en kat)

Neem voor meer informa-
tie contact op met AST
Farma of bezoek onze
website www.astfarma.nl.

Medetomidine

10 ml

UDO

noo

OEBuniK
JO Uj(

geringe injectievolumes <
goede spierrelaxatie <
goed controleerbaar door antagonistische <
werking van bijvoorbeeld Atipamezol

CEPETOR\' -1 MG/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE VOOR HOND EN KAT

Werkzame bestanddelen: Cepetor is een heldere, kleurloze, steriele, waterige oplossing voor injectie, bevattende Medeto-
midine hydrochloride 1,0 mg/ml.
Hulpstoffen: Methyl parahydroxybenzoaat 1,0 mg/ml en Propyl parahydroxybenzoaat 0,2
mg/ml.
Doeidier: Hond en Kat. Indicaties: Bij honden en katten: Sedatie om de hanteerbaarheid te vergemakkelijken. Pre-
medicatie voor algehele anesthesie. Bij katten: In combinatie met ketamine voor algehele anesthesie bij kleine chirurgische
ingrepen van korte duur
Contra-indicaties: zie bijsluiter Bijw/erkingen: zie bijsluiter Toedieningswijze: Honden: Intramus-
culaire of intraveneuze injectie. Katten: Intramusculaire injectie.
Verpakking: 1 glazen flacon van 10ml. REG NL 10457

ASVfarm

GROOT IN KLEI
www.astfarma.nl

-ocr page 273-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneesl<unde

Deen32
Aflevering
~J
^ april 2OO7
243

Inhoud

Cover: foto van pagina 246 en 261
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Bioluminiscentie: over de mogelijkheden van een moleculaire non-invasieve biooptische beeldvormende techniek
en verbetering van dierexperimenteel onderzoek;_/.W^
Hesselink en C.M. van Dam 244

Boekbespreking

Mens en geit; M.A.M. Taverne 250

Nieuws 253

Artikel

Uiergezondheid: vitamine E; R.J. Bouwstra, T van Werven, P. Dobbelaar en TJ.C.M. Lam 254

Veterinair tuchtrecht

Rara, wie heeft de kat?; laira Boissevain 259

Berichten en verslagen

KNM\\ D-standpunt weidegang en huisvesting van melkvee in Nederiand;Joost van Herten 260

Uitgelicht

Mobiel kantelbaar ligbed 262

Referaat

Nefroblastoom bij een volwassen schaap; Th.A.M. Elsinghorst 263

Tcvredenheidsonderzoek wordt laagdrempelig; Miel Bingen 264

Het nut van kostprijsbepalingen; Anton Beijer 265

Veertig jaar Geneesmiddclenbulletin; Mw. D. Scholma - Van der Perk 269

Aankondiging

Vijftigste Peerdepieten; Mark van \'t Hoff 269

Voorjaarsdagen 2007; Anne-Marie Verbruggen, Arno Werners en Miyuki Yokoi 270

Verslag

ONCOIogisch Treffen 2007: tumoren van de ledematen bij honden en katten; Erik Cruys en Paul Overgaauw 276

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

yopRJAARSDAGEN.

GOEDE DOELEN

Bezoek ons op dé

en doe mee aan de

iactie!

Kijk voor meer informatie over
hoe u kan meedoen op onze website

STAN DN R. 18

(Europafoyer 2 )

-ocr page 274-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sioet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

\'Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

\'Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht) • y.

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tüdschrÜMaMrtlnl_

&M

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348c)00
Fox 030-6348^0^
Website wiviv.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

279

Abonnementsprijs

Het rijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
iWOrdt mBMild door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.

Voorzitterscol u m n

Dierenarts de baan van je leven?; Hans Maathuis

CCC

Maand van de gebitsverzorging voor herhaling vatbaar; Lonneke Stark
Helpdesk

Influenzavaccinatie bij deelname aan (inter)nationale wedstrijden;_/oost van Herten
In memoriam

Joep Lupgens; Hans Mensinga, Milan Nossek, ScheltoJonker

Personalia

Doorlopende agenda
ubilea

deadline kopij

281

281

282

283

284

285

286

287

Original article

Bioluminescence: the potential of a non-invasive biooptical imaging technique and improvement
of animal research;_/.V/.
Hesselink and C.M. van Dam. 244

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw VIMHi
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794^
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrifi geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 275-

Vitamine E

Jan Tiete Siebenga heeft de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde verlaten en onder-
getekende heeft zijn plaats overgenomen. Mijn naam is Roel Boosman, ik werk als praktiserend
dierenarts in een vijfmanspraktijk in Veendam, in Oost-Groningen. Mijn praktijkwerkzaamheden,
nu alweer zeventien jaar, bestaan voornamelijk uit de consultatieve praktijk en bedrijfsbege-
leiding op melkveebedrijven. Voordat ik begon aan mijn carrière als practicus heb ik 3,5 jaar
wetenschappelijk onderzoek verricht bij de vakgroep Heelkunde, welke periode met een proef-
schrift afgesloten is.

Om een beetje up-to-date te blijven als rundveepracticus lees ik ondermeer het tijdschrift Veeteelt.
Naast de interessante achtergrondartikelen heeft Veeteelt ook vaak interviews en artikelen over
bedrijven, met name gericht op de jbkkerij. De fokkerij op duurzaamheid staat daarin centraal.
In het januarinummer van
Veeteelt stelt een veehouder: "In de melkveehouderij draait alles om
economische koeien en proberen de veearts van het bedrijf te houden." De redactie van
Veeteelt
meet deze op zichzelf staande uitspraak vervolgens breed uit in de kop van het artikel en de
inhoudsopgave. Dan vraag ik mij af: waar hebben we dat nu weer aan te danken? De kennis en
kunde van de dierenarts hebben toch zeker nog toegevoegde waarde (de eerste steeds meer en de
tweede steeds minder)!

Kennis en kennisoverdracht naar de veehouder is een belangrijk onderdeel van ons vak gewor-
den. Steeds vaker blijkt dat boeren het zeer waarderen hun eigen dierenarts te horen spreken.
Een goede presentatie voorbereiden ko.st echter behoorlijk wat tijd en inspanning. Gelukkig is
er steeds vaker materiaal en hulp te krijgen om zelf een verantwoorde presentatie in elkaar te
zetten.

Een van de mooiste voorbeelden is de werkwijze van het Uiergezondheidscentrum Nederland.
De doelstelling van het UGCN is ambitieus (tien procent minder mastitis in vijfjaar) en zal al-
leen kunnen worden verwerkelijkt door middel van intensieve kennisoverdracht. Het UGCN stelt
materialen beschikbaar voor de praktiserend dierenarts, met name om kleine studiegroepjes op
te starten en te begeleiden. In Nederland hebben inmiddels 184 praktijken de instructies van het
UGCN gevolgd en de materialen in ontvangst genomen. Deze praktijken bestrijken samen meer
dan 17.000 melkveehouders. Veehouders die aan de pilotstudie meededen hadden niet alleen
een hoge waardering voor het project, maar bereikten ook een aanzienlijke reductie van het cel-
getal.

Om de achtergrondkennis van de rundveedierenarts op het gebied van mastitispreventie te ver-
groten zal dit jaar een serie van vijf artikelen uit de keuken van het UGCN verschijnen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, informatieve artikelen waarin verschillende zaken worden
behandeld die direct gerelateerd zijn aan mastitisbestrijding en -preventie. In dit nummer ver-
schijnt het eerste artikel, over vitamine E in relatie tot de weerstand tegen mastitis. Dit artikel
is niet alleen interessant voor rundveepractici maar voor elke practicus, al was het alleen maar
door de uitmuntende wijze waarop het begrip oxidatieve stress wordt uitgelegd.
Verder vindt u in dit nummer het KNMvD-standpunt omtrent weidegang en huisvesting van melk-
vee in Nederland. 120 dagen weidegang van minimaal zes tot acht uur wordt wenselijk geacht.
Friesland Foods heeft dit inmiddels opgepakt en de veehouders die verklaren hun koeien mini-
maal 120 dagen zes uren per dag te weiden, een bonus van vijf eurocent per honderd kilogram
melk in het vooruitzicht gesteld. De dagverse zuivel van Friesland Foods zal zoveel mogelijk van
deze \'weidemelk\'gemaakt worden. Fijn dat vers gras zoveel vitamine E bevat!

Roel Boosman

Uit

de redactie

TI i d sfibu^^^H

Diergenees

-ocr page 276-

Bioluminescentie: over de mogelijkheden van een moleculaire
non-invasieve biooptische beeldvormende techniek en verbetering
van dierexperimenteel onderzoek

J.W. Hesselink\'\'\' en C.M. van Dam\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Bioluminescentie is een beeldvormende techniek waarbij
gebruik wordt gemaakt van de emissie van fotonen op
specifieke golflengtes. Met behulp van bioluminescentie
is het mogelijk om biologische processen bij levende die-
ren op moleculair niveau real-time waar te nemen, te me-
ten en longitudinaal te vervolgen. In dit overzichtsartikel
wordt een beknopt overzicht gegeven van de mogelijkhe-
den die I/I
vivo bioluminescentie (BLI) als nieuwe bioopti-
sche beeldvormende techniek biedt bij het onderzoek van
kanker, infectieziekten, farmacologie en toxicologie. Het
is gebleken dat bioluminescentie van grote waarde is om
de kwaliteit van spatiotemporeel verkregen longitudinale
data bij dierexperimenten te verbeteren terwijl tegelij-
kertijd het aantal benodigde proefdieren sterk afneemt.

Summary

Bioluminescence: the potential of a non-invasive bio-
optical imaging technique and improvement of animal
research

Bioluminescence is an optical imaging technique that ex-
ploits the emission of photons at specific wavelengths based
on energy-dependent reactions catalysed by luciferases. The
technique makes it possible to monitor, measure, and track
biological processes in living animals. A short review is pre-
sented of the potential of in vivo bioluminescence imaging
(BLI) as a new bio-optical imaging technique for use in
research into cancer, infectious diseases, pharmacology, and
toxicology. Bioluminescence has greatly improved the quality
of longitudinal data obtained from animal research and has
led to a significant reduction in the number of animals
needed.

Inleiding

In de historie van de ontwikkeling van de moderne genees-
kunde en de diergeneeskunde loopt het gebruik van proef-
dieren vrijwel parallel met de transformatie van empirie naar
wetenschappelijke discipline (48). Al in de tweede helft van
de achttiende eeuw zijn in het noorden van Groningen meer-
dere experimenten bij rundvee in het veld uitgevoerd waarbij

Afdeling Chirurgie. BioOptical Imaging Center Groningen. Universitair Medisch
Centrum Groningen. Rijkmniversiteit Groningen. Hanzeplein I. Postbus 30 OOI,
9700 RB Groningen.

Sector Oncologie, Universitair Medisch Centrum Groningen. Rijksuniversiteit
Groningen. Hanzeplein I. Postbus 30 OOI. 9700 RB Groningen.

Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132: 244-250.

is geprobeerd om door middel van vaccinatie de alom heer-
sende verwoestende veepest te bestrijden (44). Hiervoor is
het initiatief genomen door Petrus Camper (1722-1789) die
vanaf 1763 in Groningen als hoogleraar theoretische ge-
neeskunde, anatomie, chirurgie en botanie werkzaam was,
samen met Geert Reinders (1737-1815), een veehouder uit
Gamwerd, die zich als autodidact een brede kennis op vele
wetenschapsterreinen eigen had weten te maken (7,27).
De fysiologie vindt zijn oorsprong op het einde van de acht-
tiende eeuw, toen het experiment als basis ging dienen voor
onderzoek en wetenschap (45). Francois Magendie (1783-
1855) die wordt beschouwd als de grondlegger van de fysio-
logie, verrichtte onder andere baanbrekend werk op het ge-
bied van voedselpassage door de slokdarm en de werking van
hersenvocht. Claude Bernard (1813-1878) deed onderzoek
naar de werking van de pancreas en de lever. Hij toonde ex-
perimenteel het onderscheid aan tussen de motorische en sen-
sorische delen van het zenuwstelsel (45). Het feit dat hij, in
een tijd dat er nog geen anesthesie beschikbaar was, gebruik
maakte van levende dieren bij zijn experimenten, gaf aanlei-
ding tot heftig verzet uit de samenleving. In Nederland heeft
F.C. Donders (1818-1889), vanaf 1847 hoogleraar fysiologie
te Utrecht en vooral bekend van zijn werk op het gebied van
de oogheelkunde, als één van de eersten de experimentele ge-
neeskunde geïntroduceerd (3,45).

De ontwikkeling van de geneeskunde als wetenschap was
niet mogelijk geweest zonder het gebruik van proefdieren.
Aanvankelijk werden dierexperimenten vooral bij huisdieren
zoals honden, katten en konijnen uitgevoerd. Vanaf begin
1900 zijn steeds meer knaagdieren zoals muizen en ratten ge-
bruikt (48). In de stroomversnelling van de wetenschappelij-
ke ontwikkelingen en mogelijkheden is het aantal gebruikte
proefdieren in de loop van de vorige eeuw enorm gestegen.
In Nederland werden in 1978 nog 1,5 miljoen proefdieren ge-
bruikt (48). Omstreeks 1980 is hierin een kentering gekomen
doordat onderzoek steeds meer werd geplaatst in de context
van maatschappelijke en ethische ontwikkelingen. Het ver-
antwoord gebruik van proefdieren is men steeds meer gaan
beschouwen als een gemeenschappelijke publieke verant-
woordelijkheid. Dit heeft bijgedragen aan het tot stand ko-
men van een betere regelgeving en verplichte registratie van
proefdieren. In 2003 was het totaal aantal gebruikte proef-
dieren in Nederland teruggebracht tot 600.000 (1). Tegen
deze achtergrond is het logisch dat het streven naar vervan-
ging, vermindering en verfijning van dierproeven in de laat-
ste decennia van de vorige eeuw gemeengoed is geworden
(34,48).

De in Nederland meest gebruikte proefdieren zijn muizen,
ratten en kippen; in 2003 respectievelijk 48 procent, 22 pro-
cent en vijftien procent van het totaal aantal gebruikte proef-
dieren (1). De belangrijkste redenen dat de muis op dit mo-
ment het meest gebruikte zoogdiermodel is, zijn: het korte

-ocr page 277-

generatieinterval, het grote aantal nakomelingen, het feit dat
zij betrekkelijk makkelijk zijn te fokken en, als meest recente
reden, de volledige karakterisering van het muizengenoom
(20).

De mogelijkheden die nu aanwezig zijn om het genoom van
de muis te kunnen manipuleren, hebben geresulteerd in sterk
verbeterde modellen voor ziekteprocessen bij de mens (29).
Transgene technieken, de mogelijkheden om genen uit te
schakelen (\'gene knock out\') of juist in te bouwen (\'gene
knock in\') hebben geresulteerd in specifieke muizenstammen
waarmee meer diepte inzicht valt te verkrijgen in bijvoor-
beeld de ontstaanswijze van tumoren op gen-, messenger
RNA- en eiwitniveau (29).

Bij het hedendaagse onderzoek is de aandacht vooral gericht
op het ontrafelen van cellulaire en moleculaire mechanismen
die ten grondslag liggen aan ziekteprocessen (41). Bij de
hiervoor noodzakelijke experimenten in levende dieren (in
vivo experimenten), kon tot kort geleden het verloop van bio-
logische processen in de tijd alleen worden gevolgd door op
bepaalde tijdstippen proefdieren op te offeren en post-mortem
onderzoek te verrichten. Voor een nauwkeurige en betrouw-
bare analyse van fysiologische of pathologische processen, is
het bij een dergelijke studieopzet nodig om een groot aantal
proefdieren te gebruiken om tot betrouwbare en wetenschap-
pelijk verantwoorde conclusies te kunnen komen. Een derge-
lijke methodiek heeft als voornaamste bezwaar het gebruik
van grote aantallen proefdieren en is daarnaast ook erg tijd-
en arbeidsintensief met de daaraan gekoppelde hoge kosten.
Met de ontwikkeling van moleculaire beeldvormende technie-
ken (molecular imaging) als positron emission tomography
(PET), magnetic resonance imaging (MRI) en computed to-
mography (CT) zijn gedurende de afgelopen decennia inno-
vaties gerealiseerd waarmee veel van bovengenoemde beper-
kingen in het dierexperimenteel onderzoek zijn verminderd
of zelfs volledig weggenomen (31, 36). Met moleculaire
beeldvormende technieken worden niet de moleculen zelf in
beeld gebracht maar kunnen biochemische processen en ver-
anderingen zoals celgroei of celdood worden waargenomen.
Met andere woorden: molecular imaging is een functionele
beeldvorming omdat processen worden gevisualiseerd die
actief zijn en continu veranderen. De meest recent ontwik-
kelde non-invasieve beeldvormende technieken, biolumines-
centie imaging (BLl) en fluorescentie imaging (FLI), samen-
gevat onder de noemer BioOptische beeldvorming, maken
het mogelijk genexpressie te meten in het levende dier. Het
real-time waarnemen, meten en vervolgen van biologische
processen bij levende dieren op moleculair niveau (spatio-
temporeel) leveren een ongekend aantal mogelijkheden op
voor onderzoeksgebieden als oncologie, transplantatie, infec-
tieziekten, toxicologie en farmacologie (13, 21, 30, 42). Het
doel van dit overzichtsartikel is om een kort overzicht te ge-
ven van bioluminescentie als nieuwe beeldvormende modali-
teit en de mogelijkheden die deze techniek biedt voor verbe-
tering van dierexperimenteel onderzoek in de verschillende
onderzoeksgebieden.

Bioluminescentie

Bioluminescentie is het vermogen om licht uit te zenden als
gevolg van een natuuriijke enzymreactie (4, 16, 46). Biolu-
minescentie komt bij allerlei verschillende organismen voor,
variërend van bacteriën en schimmels tot zeeorganismen, vis-

Figuur 1. De luciferasereactie met het d-luciferine van het vuurvliegje
(Photinus pyralis) als substraat. Op deze reactie zijn de meest gebruikte
toepassingen van m
vivo bioluminescentie gebaseerd.

luciferine

oxyluciferine AMP

OH

O,

luciferyl.AMP

ATP PPi

sen en als meest bekende het vuurvliegje {Photinus pyralis)
(14, 16, 46). Het is een intrigerend fenomeen dat zoveel ver-
schillende species over de eigenschap beschikken om zelf-
standig licht uit te kunnen zenden. Bijzonder is dat de doelen
om dit licht uit te zenden, wel sterk kunnen verschillen: sek-
suele aantrekkingskracht, communicatie bij samenscholing,
het zoeken en aantrekken van een prooi of juist het afschrik-
ken van mogelijke belagers (26). De luciferase enzymen van
de verschillende organismen, zijn biochemisch sterk verschil-
lend maar ze zijn allen in staat om zichtbaar licht te produce-
ren door de oxydatie van een enzymspecifiek substraat. Dit
substraat is het luciferine dat letterlijk \'lichtdrager\' betekent
(16,46). Bij deze reactie zijn zuurstof en ATP nodig als ener-
giebronnen (figuur 1) (11, 14, 26, 41, 46). Luciferase is een
generieke naam omdat er geen homologe sequentie is (16,
23). Van de tot nu toe gedoneerde luciferases worden drie
routinematig toegepast bij proefdieronderzoek: het lucifera-
se van het vuurvliegje
{Photinuspyralis), van kwallen en zee-
sponzen (cnidaria) en van bacteriën
{Vibrio spp. en
Photorhabdus luminescens) (16, 22). Door een aantal ont-
wikkelingen is het mogelijk geworden om van biolumines-
centie gebruik te maken bij het dierexperimenteel onderzoek
(20). In de eerste plaats zijn er uiterst gevoelige licht detectie
systemen (\'low light imaging systems\') ontwikkeld waarbij
gebruik wordt gemaakt van een zogenaamde cooled charge
coupled device (CCD) camera (30). In de tweede plaats is
aangetoond dat het luciferine van het vuurvliegje als sub-
straat voor het luciferase, binnen een paar minuten in alle
weefsels diffundeert na intraveneuze of intraperitoneale toe-
diening en vervolgens snel in veel verschillende celtypes
(33). Tot slot is gebleken dat de sterkte van de fotonenemissie
en het spectrum van het licht dat wordt uitgezonden door
zoogdiercellen die luciferase (Luc ) tot expressie brengen,
voldoende in staat zijn het weefsel van muizen en ratten te
penetreren. Hierdoor is het mogelijk buiten het proefdier met
de eerdergenoemde lichtgevoelige detectiesystemen deze re-
actie te meten en te lokaliseren (10). Het resultaat hiervan
zijn systemen waarin de verschillende noodzakelijke fiancties
(anesthesie, volledig lichtdichte onderzoeksruimte, CCD-
camera en daaraan gekoppelde ICT-voorzieningen voor
beeldregistratie en analyse) volledig zijn geïntegreerd
(figuur 2) (30).

-ocr page 278-

Figuur 2. Een opstelling voor bioluminescentie-onderzoek: een IVIS-ioo
systeem (In Vivo Imaging System, Xenogen®, Alameda) in het BioOptical
Imaging Centrum in Groningen. Links de lichtdichte onderzoekskamer
met bovenin de CCD-camera (zie ook detailtekening in het venster). In het
midden de verdamper, flowmeters en daarnaast de plexiglas inductie-
ruimte voor de anesthesie van de proefdieren. Op dezelfde tafel staat de
computer met het beeldscherm waarop gemaakte beelden en analyses
tegelijkertijd zichtbaar worden gemaakt.

Cellen die luciferase van het vuurvliegje tot expressie bren-
gen, zenden mits het substraat, het luciferine, zuurstof en
ATP beschikbaar zijn geel-groen licht uit met een emissietop
op een golflengte van 560 nm (16, 30). Als fotonen door
weefsel heengaan, vindt zowel verstrooiing (scattering) als
absorptie plaats. De mate waarin dit gebeurt, is afhankelijk
van de golflengte (30). Blauw en groen licht (kortere golf-
lengtes) wordt sterk geabsorbeerd, met rood licht (langere
golflengte) is dit minder het geval (14, 16). Dit komt omdat
hemoglobine in de bloedvaten en goed doorbloedde organen
zoals lever, longen, hart en spieren verantwoordelijk is voor
het grootste deel van de lichtabsorptie in het lichaam met
sterke absorptiepieken in het gebied van de blauw-groene
golflengtes. Bij golflengtes boven 600 nm, neemt het absor-
berende effect van hemoglobine snel af maar speelt de ver-
strooiing van fotonen weer een grotere rol (43). In dieren met
donkere haren absorbeert het pigment, het melanine, licht in
het zichtbare deel van het spectrum. Bovendien veroorzaken
de haren verstrooiing van het licht waardoor het lichtsignaal
verzwakt en onnauwkeuriger wordt. Dit is de reden dat bij
voorkeur naakte muizen of albinomuizen of ratten worden
gebruikt bij BLl/FLI-experimenten. De mate van verstrooi-
ing van het licht door de vacht kan worden verminderd door
te scheren en nadien de huid te desinfecteren met alcohol.
Hoe meer afstand er bestaat tussen de plek waar het lichtsig-
naal in het lichaam wordt gegenereerd en de detector van het
systeem, hoe meer licht verloren zal gaan als gevolg van een
combinatie van absorptie en verstrooiing van licht. Dit ver-
klaart ook waarom het bij ratten al aanzienlijk moeilijker is
om een lichtsignaal te meten dat diep uit het lichaam aflcom-
stig is.

Een bioluminescentiemeting vindt als volgt plaats (figuur 3):
Een proefdier wordt onder anesthesie gebracht en in een licht-
dichte kast gelegd die is uitgerust met een CCD-camera, en
waarin voorzieningen zijn voor de onderhoudsanesthesie en
het op peil houden van de lichaamstemperatuur van het proef-
dier (figuur 3a en b). Vooral bij muizen is gebleken dat het

handhaven van de temperatuur tijdens dergelijke imaging ex-
perimenten van groot belang is voor de gezondheid en het
herstel na de anesthesie. Allereerst wordt met behulp van nor-
male belichting een digitale zwart-wit foto gemaakt van het
dier zoals het is gepositioneerd onder de camera (figuur 3c).
Daarna worden de uitgezonden fotonen vanuit het proefdier
gemeten met de CCD-camera. De duur van deze meting kan
variëren van één seconde tot maximaal tien minuten. Met
behulp van speciaal ontwikkelde software worden de digitale
foto en de fotonenmetingen geïntegreerd tot één beeld, waar-
bij de intensiteit van het gemeten licht in een pseudokleuren-
schaal wordt weergegeven (van blauw minder intens, naar
rood het meest intens) (figuur 3d). De mate van lichtproductie
kan onder variërende posities (field-of-view) en acquisitietij-
den worden gemeten. Hiermee kunnen data die op verschil-
lende tijdstippen bij hetzelfde proefdier worden verkregen, in
de tijd eenvoudig met elkaar worden vergeleken. Daardoor is
het ook mogelijk om data tussen diverse laboratoria uit te wis-
selen en te vergelijken.

Het is gebleken dat BLI een uitstekende methode is om cel-
len
in vivo te bestuderen omdat zoogdierweefsel geen signifi-
cante hoeveelheid intrinsieke bioluminescentiesignalen uit-
zendt. Hierdoor is er een laag achtergrondsignaal waardoor
de fotonenemissie beperkt blijft tot de cellen die biolumines-

-ocr page 279-

cente genen tot expressie brengen en er bijna geen signaal af-
komstig is van naïeve cellen of weefsels. Dit vertaalt zich in
een uitstekende signaal/ruis (lees achtergrond) verhouding
met een hoge specificiteit en sensitiviteit. Er zijn tot nu toe
geen verschillen aangetoond tussen cellen die luciferase tot
expressie brengen en parentale celllijnen, noch toxiciteit voor
cellen dan wel voor proefdieren. De mogelijkheid om biolu-
minescent licht afkomstig van interne bronnen te detecteren
is afhankelijk van een aantal parameters: het niveau van Luc
genexpressie, de diepte van de gelabelde cellen in het lichaam
van het proefdier of daar waar het luciferase in een transgeen
proefdier tot expressie komt. Met andere woorden: de hoe-
veelheid licht die buiten het proefdier kan worden gemeten,
is afhankelijk van de afstand die de fotonen door weefsel
moeten afleggen, de aard van het omliggende weefsel (lever
absorbeert bijvoorbeeld veel licht) en de gevoeligheid van het
detectiesysteem. De huidige systemen voor bioluminescentie
kennen een penetratiebeperking van 1-3 cm (43).

Bioluminescentie en kankeronderzoek

In het kankeronderzoek is de laatste twintig jaar veel gebruik-
gemaakt van transgene muizen waarbij veronderstelde onco-
genen tot overexpressie zijn gebracht in een groot aantal ver-
schillende types weefsel. Vervolgens zijn gene-targeting
methodes ontwikkeld om tumor supressor loei te inactiveren
(29). Deze studies hebben veel bijgedragen aan onze huidige
kennis van kanker
in vivo. Om (neoplastisch) weefsel met be-
hulp van bioluminescentie in beeld te kunnen brengen, is het
nodig dat het gen dat codeert voor het bioluminescente repor-
ter eiwit wordt overgebracht (transferred) naar de betreffende
kankercellen of weefsel. Hiervoor is een groot aantal standaard
gene transfer methodieken ontwikkeld (12, 19, 20). Nadat op
een dergelijke wijze kankercellen met een stabiele expressie
van luciferase zijn gegenereerd, kunnen deze vervolgens
worden geïnjecteerd in een klein proefdier. Het licht dat door
de gelabelde cellen wordt uitgezonden kan op de eerder be-
schreven wijze van buiten worden gedetecteerd en geregi-
streerd. De eerste experimenten waarbij van luciferase gebruik
is gemaakt om tumorgroei te meten, zijn uitgevoerd door de
luciferaseactiviteit in lysaten van uitgesneden tumorweefsel te
meten (47). Een ander voorbeeld is de humane cervix carci-
noom cellijn. Hela, waarvan cellen zijn getransfecteerd en ver-
volgens geselecteerd op grond van hun stabiele expressie van
een gemodificeerd vuurvlieg luciferase gen (19). Deze gela-
belde cellen zijn geïnjecteerd in muizen die door bestraling
immuundeficiënt zijn gemaakt, zodat tumorgroei mogelijk
wordt. In dit model is een sterke correlatie aangetoond tussen
de intensiteit van de gemeten bioluminescentie en het aantal
geïnoculeerde tumorcellen (19). De tot nu toe gebruikelijke
meetmethode voor het evalueren van tumorgroei en de respons
op therapie is het opmeten van het tumorvolume met een
schuifmaat of met beeldvormende technieken als CT en MRI.
Van oudsher wordt de aanwezigheid van gewichtsverlies of ge-
wichtstoename of het meten van overleving van de proefdieren
(zogenaamde survival experimenten) als effectmaat voor be-
handeling gebruikt. Deze methoden hebben aanzienlijke expe-
rimentele en ethische beperkingen bij het bestuderen van or-
thotope, metastatische of minimal residual disease (MRD)
modellen omdat ze niet geschikt zijn voor frequente metingen
van kleine aantallen cellen, die diep in het weefsel gelegen
zijn. Daarnaast kan er een volledige respons van het tumor-
weefsel zijn opgetreden met een persisterend volume, zoals
gedetecteerd kan worden in een small animal PET scanner of
CT/MRI (25). Voor het evalueren van therapeutische interven-
ties ontbreekt het bij deze methodes aan functionele (lees bio-
logische activiteit) informatie (25,41).
Het voordeel van bioluminescentie is dat tumorgroei non-inva-
sief door seriële waarnemingen in de tijd kan worden gevolgd
omdat het optische reporter gen wordt geïntegreerd in het ge-
noom van de tumorcel en zodoende met iedere celdeling wordt
gerepliceerd. Deze metingen van tumorgroei in de tijd zijn zo-
wel kwalitatief (wel of geen signaal) als kwantitatief en maken
een spatio-temporele evaluatie van mmorgroei en de respons
op chemo- of immuuntherapie mogelijk (19, 35, 38). Omdat
de enzymatische productie van licht ATP-afhankelijk is, dra-
gen alleen metabool actieve cellen bij aan het BLl-signaal. Dit
signaal neemt af als het gen niet meer wordt afgeschreven, het
gen uit het genoom wordt verwijderd door DNA-reparatie me-
chanismen, de groeiomstandigheden anoxisch worden of de
cellen sterven zoals bij toedienen van antikanker middelen.

-ocr page 280-

Bioluminescentie en infectieziekten

Bij prokaryotische cellen wordt het luciferase lux gen van de
bodembacterie
Photorhahdus luminescens samen met de ge-
nen die coderen voor het substraat, ingebouwd in de te onder-
zoeken cellen zoals bacteriën. Hierbij wordt dus zowel het
luciferase als het luciferine endogeen geproduceerd (30).
Vergeleken met andere bacteriële luciferases is het luciferase
van
Photorhahdus luminescens uitgesproken hittestabiel

(39); de emissietop ligt op 500 nm (30). Met het plasmide,
waarvan is vastgesteld dat het bij
P. luminescens het hele lux
operon codeert, kan aan E. coli het vermogen worden overge-
bracht om in een aërobe omgeving licht uit te zenden met een
golflengte van 486 nm (10). Dit luciferase enzym is daarom
bij uitstek geschikt om biologische processen als gevolg van
bacteriële infecties te volgen in orgaansystemen van zoogdie-
ren, zoals
Salmonella-infecties bij muizen (10, 15). Door
deze mogelijkheid om bacteriële groei te kwantificeren, kan
de effectiviteit van antibiotica nu ook met behulp van BLI
in
vivo
worden gemeten (15). Het spreekt vanzelf dat daarmee
de toepassing van bioluminescentie als high-, fast and cost-
effective throughput in de farmaceutische industrie een enor-
me vlucht heeft genomen. Recent is aangetoond dat biolumi-
nescentie ook in het onderzoek naar schimmels kan worden
toegepast: met het luciferase gen van het vuurvliegje als re-
porter blijkt het mogelijk de genfunctie te analyseren in isola-
ten van de schimmel
Candida albicans (17, 18).

Bioluminescentie en farmacologie/toxico-
logie

Specifieke informatie van interacties op moleculair niveau
kan worden verkregen door het creëren en verhogen van
beeldvormend contrast met behulp van zogenaamde reporters,
te combineren met doelgerichte (target) specifieke transport-
middelen in het lichaam zoals receptorbinders, antilichamen
en cellen als lymfocyten en monocyten (24, 31, 33). Tijdens
de ontwikkeling van nieuwe medicijnen is het belangrijk dat
voordat wordt gestart met onderzoek naar de klinische toepas-
sing, betrouwbare biomarkers zijn geïdentificeerd waarmee
de werkingsmechanismen en de doeltreftendheid van het
betreffende medicijn (drug)
in vivo kunnen worden gevali-
deerd. Om het doel van een drug gericht in beeld te brengen
(de zogenaamde direct target imaging) is veel gebruikgemaakt
van nucleaire beeldvorming, in het bijzonder positron emissi-
on tomography (PET) en magnetic resonance imaging (MRI)
(33, 40). Bioluminescentie biedt daarbij nieuwe mogelijk-
heden (31, 32, 33). Noninvasieve direct target imaging vereist
logischerwijze uiterst specifieke informatie over de expressie
van de drug target. Deze specificiteit is precies de beperking
van de direct target technieken omdat voor iedere target een
specifieke \'probe\' is vereist. Een probe is een enzymsubstraat
dat enzymatisch is gemodificeerd door een reporter enzym,
waardoor het product dat ontstaat makkelijk detecteerbaar is

(40). Om dit probleem te ondervangen, zijn indirecte imaging
technieken ontwikkeld die zijn gebaseerd op reporter genen.
Het reporter gen wordt met moleculaire technieken zodanig
ingebouwd dat het onder controle staat van het promotor gen
voor een specifiek target. Met andere woorden: als het promo-
tor gen wordt aangeschakeld gebeurt hetzelfde met het repor-
ter gen (31,33). Reporter genen worden gebruikt voor de mo-
nitoring van de expressie van endogene genen of transgenen.

de markering van genen of cellen, of het in beeld brengen van
moleculaire interacties (33). Op deze wijze is het nu bijvoor-
beeld mogelijk om met bioluminescentie de dynamiek van
oestrogeen receptor activiteit en de afhankelijkheid daarbij
van 17ß-oestradiol te onderzoeken (9).
De mogelijkheid om meer informatie te genereren met min-
der proefdieren, in combinatie met de mogelijkheid om de
proefdieren simultaan met korte scanningtijden te kunnen
onderzoeken, maakt bioluminescentie tot een ideale techniek
voor high throughput screening van potentiële geneesmidde-
len. Hetzelfde geldt ook voor toxicologisch onderzoek waar
bioluminescente testen zijn ontwikkeld voor standaard on-
derzoek (28). Bij geneesmiddelenonderzoek betekent dit een
groot voordeel qua kosten-effectiviteit en bovendien is er nu
minder tijd nodig voordat de op het onderzoek gebaseerde re-
sultaten klinisch kunnen worden uitgetest en toegepast (31).

Voordelen en beperkingen van biolumines-
centie

Geconcludeerd kan worden dat de grote winst van biolumi-
nescentie is dat een mogelijkheid is ontstaan om biologische
processen op een niet-invasieve manier in de tijd te meten èn
te volgen bij hetzelfde proefdier. Het feit dat in vergelijking
met de tot nu toe gebruikelijke technieken het aantal beno-
digde proefdieren per experiment aanmerkelijk lager is, is
niet alleen een praktisch voordeel maar betekent ook ethisch
gezien een vooruitgang in het dierexperimenteel onderzoek.
Dit staat los van het feit dat de onderzoeksvraag en de opzet
van het experiment natuurlijk wel bepalend zijn voor het uit-
eindelijk aantal benodigde proefdieren. Een nadeel is het on-
gerief dat wordt veroorzaakt door het herhaaldelijk onder
anesthesie brengen van de proefdieren. Het ongerief dat
wordt veroorzaakt door inductie van en ontwaken uit anes-
thesie, wordt onder de huidige kwalificaties van de dierexpe-
rimentencommissies (DEC) aangegeven als gering tot matig
(score twee of drie) (48). Als norm voor het maximale aantal
anesthesiesessies wordt twaalf gehanteerd, waarbij er nog
geen sprake is van toxiciteiteffecten op lever en nieren ver-
oorzaakt door de anesthetica. Een ander voordeel van biolu-
minescentie is dat de kwaliteit van de verkregen meetgege-
vens verbetert omdat waarnemingen op verschillende
tijdstippen bij hetzelfde proefdier kunnen worden uitgevoerd.
Omdat foton-emissie toeneemt naar mate het aantal cellen
toeneemt, zoals bij kanker, bacteriegroei of virusreplicatie,
kan kwantitatieve informatie worden verkregen van een en-
kele groep dieren op ieder moment gedurende een experi-
ment en kunnen kinetische studies van zowel tumorgroei als
van regressie en labeling van medicamenten eenvoudig
worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt ook voor de groei van ge-
labelde bacteriën bij onderzoek naar infectieziekten of de
mate van virusreplicatie in virologische studies of in gen-
therapeutische evaluatiestudies. Een nadeel van biolumines-
centie is de geringe anatomische diepte waarbij biolumines-
cente bronnen kunnen worden waargenomen door de
verstrooiing en absorptie van het licht door het weefsel. Hier-
door richt de toepassing zich op kleine proefdieren als de
muis en zijn mogelijkheden bij andere proefdieren beperkt
door de relatief geringe diepte waarbij nog metingen kunnen
worden verricht. De toepassing van bioluminescentie zal dan
ook beperkt blijven tot dierexperimenteel onderzoek en biedt
vooralsnog geen klinisch perspectief (43). In vergelijking met

-ocr page 281-

de meer gebruikelijke beeldvormende technieken als magne-
tic resonance imaging (MRI) of computed tomography (CT),
heeft
in vivo bioluminescentie een uitstekende specificiteit
door de vrijwel volledige afwezigheid van bioluminescente
achtergrondsignalen (33). Praktisch gezien biedt biolumines-
centie nog een aantal voordelen: lagere kosten, kortere ima-
ging aquisitie tijden (minder dan vijf minuten), het systeem is
gebruiksvriendelijk en meerdere dieren kunnen tegelijkertijd
worden onderzocht (30).

Toekomstige ontwikkelingen

Het luciferase gen van het vuurvliegje {P. pyralis) wordt op
dit moment het meest gebruikt bij bioluminescentie-onder-
zoek. Door de combinatie van meerdere luciferases met
verschillende golflengtes van fotonenemissie, is het nu ook
mogelijk om multipele bioluminescente reporter genen te
ontwikkelen bij verschillende celpopulaties of gen expressie-
patronen op hetzelfde moment te meten in hetzelfde dier (5,
6). Het is inmiddels ook mogelijk om de anatomische lokali-
satie van een bioluminescente lichtbron in een driedimensio-
naal vlak nauwkeurig vast te stellen met behulp van nieuwe
apparatuur (IVIS 200, Xenogen®, Alameda, USA) of door in-
genieuze spiegeltechnieken (8).

Het is de verwachting dat de explosieve resultaten van de hui-
dige molecular imaging research al in de komende vijf tot
tien jaar een direct etïect zullen hebben op de patiëntenzorg
(41). Te denken valt hierbij aan de ontwikkeling van geavan-
ceerde driedimensionale biooptische camerasystemen en re-
porter probes voor het gebruik in proefdieren (BLl en FLI)
en patiënten (FLI) en de fusie van diverse imaging modalitei-
ten (8, 36). Het direct in beeld kunnen brengen van mole-
culaire veranderingen zal een direct gevolg hebben voor de
patiëntenzorg door de mogelijkheid van een veel eerdere
diagnose en therapeutische evaluatie van zowel medicamen-
teuze als chirurgische interventies. Ook moleculaire verande-
ringen op het moment dat er nog geen sprake is van ziekte
(\'predisease state\'), zullen in beeld gebracht kunnen worden
en een interventie toestaan.

Samenvatting en conclusie

Biologische processen bij levende dieren kunnen met biolu-
minescentie op moleculair niveau real-time worden waarge-
nomen, gemeten en longitudinaal worden gevolgd. De ont-
wikkeling van de bioluminescentie heeft het mogelijk
gemaakt aanzienlijke verbeteringen te realiseren bij het ver-
fijnen van proefdiermodellen voor humane ziekteprocessen
en het preklinisch onderzoek bij de ontwikkeling van genees-
middelen te versnellen. Daarnaast heeft deze techniek geleid
tot een kwalitatieve verbetering van dierexperimenteel onder-
zoek door een sterke afname van het aantal benodigde proef-
dieren per experiment. Voor de toekomst biedt biolumines-
centie een ongekend aantal nieuwe mogelijkheden voor
onderzoeksgebieden als oncologie, transplantatie, infectie-
ziekten, toxicologie en farmacologie. Dit perspectief vormt
de komende jaren een uitdaging voor onderzoekers van veel
verschillende disciplines waar zeker ook kansen en mogelijk-
heden liggen voor het diergeneeskundig onderzoek in de
meest brede zin.

Dankbetuiging

Dit artikel is tot stand gekomen dankzij de hulp van de mede-
werkers van de Centrale Dienst Proefdieren van het UMCG
en de fotografische ondersteuning van Jacob Wilkens.

Literatuur

1. Zo doende. Jaaroverzichit van de Voedsel en Waren Authoriteit over
dierproeven en proefdieren. Den Haag: Voedsel en Waren Authoriteit;
2003.

2. Francois Magendie (1783-1855). 2006. RefType: Internet Communi-
cation www.uic.edu/depts/mcne/homepage/neurofounders.html

3. F.C. Donders. 2006. RefType: Internet Communication www.dodenak-
kers.nl/artikelen/grafdonders

4. Bhaumik S and Gambhir SS. Optical imaging of Renilla luciferase re-
porter gene expression in living mice. Proc Natl Acad Sci U S A 2002;
99(1): 377-382.

5. Blasberg RG. In vivo molecular-genetic imaging: multi-modality nu-
clear and optical combinations. Nucl Med Biol 2003; 30 (8): 879-888.

6. Branchini BR, Southworth TL. Khattak NF, Michelini E and Roda A.
Red- and green-emitting firefly luciferase mutants for bioluminescent
reporter applications. Anal Biochem 2005; 345 (1): 140-148.

7. Bruins LH. Leven en werken van Geert Reinders, de grondlegger van
de immunologie. Proefschrift. Leens, 1951.

8. Chaudhari AJ, Darvas F, Bading JR, Moats RA, Conti PS, Smith DJ et
al.
Hyperspectral and multispectral bioluminescence optical tomograp-
hy for small animal imaging. Phys Med Biol 2005; 50 (23): 5421-541.

9. Ciana P, Raviscioni M. Mussi P, Vegeto E, Que I, Parker MG et al. In
vivo imaging of transcriptionally active estrogen receptors. Nat Med
2003; 9(1): 82-86.

10. Contag CH, Contag PR, Mullins Jl, Spilman SD, Stevenson DK., Bena-
ron DA. Photonic detection of bacterial pathogens in living hosts. Mot
Microbiol 1995; 18(4): 593-603.

11. Contag CH, Spilman SD, Contag PR, Oshiro M. Eames B, Dennery P
et al. Visualizing gene expression in living mammals using a biolumi-
nescent reporter. Photochem Photobiol 1997; 66 (4): 523-531.

12. Contag CH, Jenkins D, Contag PR and Negrin RS. Use of reporter ge-
nes for optical measurements of neoplastic disease in vivo. Neoplasia
2000; 2 (1-2): 41-52.

13. Contag CH and Stevenson DK. In vivo patterns of heme oxygenase-l
transcription. J Perinatol 2001; 21 Suppl 1: S119-S124.

14. Contag CH and Bachmann MH. Advances in in vivo bioluminescence
imaging of gene expression. Annu Rev Biomed Eng 2002; 4: 235-260.

15. Contag PR, Olomu IN, Stevenson DK and Contag CH. Bioluminescent
indicators in living mammals. Nat Med 1998; 4 (2): 245-247.

16. Doyle TC. Burns SM and Contag CH. In vivo bioluminescence ima-
ging for integrated studies of infection. Cell Microbiol 2004; 6 (4):
303-317.

17. Doyle TC, Nawotka KA, Purchio AF, Akin AR, Francis KP and Contag
PR. Expression of firefly luciferase in Candida albicans and its use in
the selection of stable transformants. Microb Pathog 2006; 40 (2): 69-
81.

18. Doyle TC, Nawotka KA, Kawahara CB, Francis KP and Contag PR.
Visualizing fungal infections in living mice using bioluminescent pa-
thogenic Candida albicans strains transformed with the firefly lucifera-
se gene. Microb Pathog 2006; 40 (2): 82-90.

19. Edinger M, Sweeney TJ, Tucker AA, Olomu AB, Negrin RS and Con-
tag CH. Noninvasive assessment of tumor cell proliferation in animal
models. Neoplasia 1999; 1 (4): 303-310.

20. Edinger M, Cao YA, Homig YS, Jenkins DE, Vemeris MR, Bachmann
MH
et al. Advancing animal models of neoplasia through in vivo bio-
luminescence imaging. Eur J Cancer 2002; 38 (16): 2128-2136.

21. Edinger M, Hoffmann P, Contag CH and Negrin RS. Evaluation of
effector cell fate and fijnction by in vivo bioluminescence imaging.
Methods 2003; 31 (2): 172-179.

22. Frackman S, Anhalt M and Nealson KH. Cloning, organization, and
expression of the bioluminescence genes of Xenorhabdus luminescens.
J Bacteriol 1990; 172 (10): 5767-5773.

23. Greer LE III and Szalay AA. Imaging of light emission from the ex-
pression of luciferases in living cells and organisms: a review. Lumi-
nescence 2002; 17(1): 43-74.

-ocr page 282-

24. Hardy J, Edinger M, Bachmann MH, Negrin RS, Fathman CG and
Contag CH. Biolumincscence imaging of lymphocyte trafficking in
vivo. Exp Hematol 2001; 29 (12): 1353-1360.

25. Levin CS. Primer on molecular imaging technology. Eur J NucI Med
Mol Imaging 2005; 32 Suppl 2: S325-S345.

26. McCapra F. Chemical mechanisms in bioluminescence. Ace Chem Res
1976; 9 (6): 201-208.

27. Oldenkamp ER Geert Reinders. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 22 (123);
664-665.

28. Parvcz S, Venkataraman C and Mukherji S. A review on advantages of
implementing luminescence inhibition test (Vibrio fischeri) for acute
toxicity prediction of chemicals. Environ Int 2006; 32 (2): 265-268.

29. Resor L. Bowen TJ and Wynshaw-Boris A. Unraveling human cancer
in the mouse: recent refinements to modeling and analysis. Hum Mol
Genet 2001; 10 (7): 669-675.

30. Rice BW, Cable MD and Nelson MB. In vivo imaging of light-emitting
probes. Journal of Biomedical Optics 2001; 6 (4): 432-434.

31. Rudin M and Weissleder R. Molecular imaging in drug discovery and
development. Nat Rev Drug Discov 2003;2 (2); 123-131.

32. Rudin M, Allegrini P, Beckmann N, Gremlich HU, Kneuer R, Laurent
D
et al Noninvasive imaging in drug discovery and development. Ernst
Schering Res Found Workshop 2004; (48): 47-75.

33. Rudin M, Rausch M and Stoeckli M. Molecular imaging in drug disco-
very and development; potential and limitations of nonnuclear me-
thods. Mol Imaging Biol 2005; 7 (1): 5-13.

34. Russell WMS and Burch RL. The principles of humane experimental
technique. London; Methuen; 1959.

35. Shachaf CM, Kopelman AM, Arvanitis C, Karlsson A, Beer S, Mandl
S
et al. MYC inactivation uncovers pluripotent differentiation and tu-
mour dormancy in hepatocellular cancer Nature 2004; 431 (7012):
1112-1117.

36. Shah K and Weissleder R. Molecular optical imaging: applications lea-
ding to the development of present day therapeutics. NeuroRx 2005; 2
(2): 215-225.

37. Stokstad E. Humane science finds sharper and kinder tools. Science
1999; 286 (5442): 1068-1071.

38. Sweeney TJ, Mailander V, Tucker AA, Olomu AB, Zhang W, Cao Y et
al.
Visualizing the kinetics of tumor-cell clearance in living animals.
Proc NatlAcad Sci USA 1999; 96 (21); 12044-12049.

39. Szittner R and Meighen E. Nucleotide sequence, expression, and pro-
perties of luciferase coded by lux genes from a terrestrial bacterium.
J Biol Chem 1990; 265 (27); 16581-16587.

40. Wagenaar DJ, Weissleder R and Hengerer A. Glossary of molecular
imaging terminology Acad Radiol 2001; 8 (5); 409-420.

41. Weissleder R and Mahmood U. Molecular imaging. Radiology 2001;
219(2): 316-333.

42. Weissleder R. Scaling down imaging: molecular mapping of cancer in
mice. Nat Rev Cancer 2002; 2 (I): 11 -18.

43. Weissleder R and Ntziachristos V. Shedding light onto live molecular
targets. Nat Med 2003; 9 (1); 123-128.

44. Werkgroep \'Winsumer schrijvers en schrijfsters\' van de Historische
Vereniging Winsum-Obergum. De levensschets van Geert Reinders
1737-1815. Winsum, Stichting Historische Uitgaven Winsum-Ober-
gum. Ref Type: Serial (Book,Monograph), 1998.

45. Wijhe M van. De nieuwe fysiologie. In: Een spiegel der wetenschap.
200 jaar Koninklijk Natuurkundig Genootschap te Groningen. 79-80.
Profiel Uitgeverij, Bedum. Ref Type: Serial (Book,Monograph), 2001.

46. Woodland Hastings J. Chemistries and colors of bioluminescent reac-
tions: a review. Gene 1996; (173): 5-11.

47. Zhang L, Hellstrom KE and Chen L. Luciferase activity as a marker of
tumor burden and as an indicator of tumor response to antineoplastic
therapy in vivo. Clin Exp Metastasis 1994; 12 (2); 87-92.

48. Zutphen LFM van, Baumans V en Beynen AC. Handboek Proefdier-
kunde. Proefdieren, dierproeven, alternatieven en ethiek. Vierde druk
ed. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2003.

Artikel ingediend; 11 juli 2006
Artikel geaccepteerd: 6 februari 2007

Mens en geit

ISBN: 10-90-76717-12-5. 300 blad-
zijden. Dr. C. Naaktgeboren. BB
Press, Pieterburen, 2006. Prijs:
47,50 euro.

Boeken over huisdieren worden nog
al eens gekenmerkt door een eenzijdi-
ge, meer of minder antropomorfe be-
nadering van de verhouding tussen
mens en dier. In het in 2006 verschenen boek
Mens en geil
van C. Naaktgeboren zal men een geheel andere benadering
aantreffen. De auteur is natuurlijk in de eerste plaats bekend
van zijn vele publicaties op het gebied van de dierlijke voort-
planting, met name die met betrekking tot het geboorteproces
bij zoogdieren. Zijn reeds jaren geleden verschenen, geheel
vernieuwde bewerking van Slijper\'s boek
Mens en huisdier
liet al zien dat de auteur geheel verschillende disciplines zo-
als cultuurhistorie, archeologie en biologie beheerst en daar-
mee een integraal beeld weet te scheppen van de domestica-
tiegeschiedenis van onze huisdieren. In dat opzicht kan zijn
nieuwste boek
Mens en geit worden gezien als een nieuw
bewijs voor zijn grote vakmanschap. In deze net als andere
publicaties van de auteur werkelijk schitterende en rijk geïl-
lustreerde uitgave komen vele facetten van de relatie tussen
mens en geit aan de orde. Naast de geschiedenis van de
domesticatie van de geit, typische gedragsaspecten en de geit
als producent van melk, worden in afzonderlijke hoofdstuk-
ken ook onderwerpen behandeld als \'de geit in de mensen-
wereld\', \'de geit in mythologie, religie en folklore\', \'bokken-
wagens\' en \'de geit in kunst en wetenschap\'. Deze
hoofdstukken laten zich ook gemakkelijk zelfstandig lezen
omdat eventueel noodzakelijke basisinformatie herhaald
wordt. Het boek is ook verkrijgbaar in een Engelstalige versie
onder de titel
The mysterious goal. Hoewel deze Engelse titel
enigszins verrassend overkomt
{Mens en Geit dekt de inhoud
mijns inziens beter), lijkt het een uitstekende keuze van de
uitgever te zijn geweest dit standaardwerk over de veelzijdige
verbondenheid tussen geit en mens woord ook voor een inter-
nationaal lezerspubliek toegankelijk te maken. Van harte aan-
bevolen dus, voor iedereen die gefascineerd is geraakt door
dit bijzondere huisdier.

Boekbespreking

Prof. dr. M.A.M. Taverne, bijzonder hoogleraar in de
Foetale en Perinatale Biologie aan de Faculteit der Dierge-
neeskunde, Universiteit Utrecht.

-ocr page 283-

Vetmedin: onmisbaar onderdeel
van effectieve harttherapie

Vetmedin (Pimobendan) is een onmisbaar onderdeel van

multimedicinale therapie bij DCM

Pimobendan is een veilig en effectief therapeuticum bij

klepinsufficiëntie

Pimobendan biedt vasodilatatie en indien nodig positieve
inotropie bij klinische klachten

Pimobendan draagt zichtbaar bij aan de kwaliteit van leven

Vetmedin® Meer hart voor honden.

lyetmedin\'
15 mg

Boehringer
Ml 11/ Ingelheim

Vetmedin; Werkzaam bestanddeel: Pimobendan; per capsule 1.25, 2,5 of 5 mg pimobendan; Doeldieren: hon
honden dat wordt veroorzaakt door gedecompenseerde cardiomyopathie of hartklepinsufficiêntie; Dosering: Tweevoudige toediening van 0,25 mg pimobendan per kg lichaamsgewicht per dag. met

anderhalf uur voor de maaltijd; Contra-indicatie: Vetmedin capsules dienen niet te worden gebruikt bij gevallen met hypertrofische cardiomyopathieèn of bij klinische condities waarbij een toename van de cardiale output niet
mogelijk is vanwege functionele of anatomische redenen; Bijwerkingen: In zeldzame gevallen kunnen een licht positief chronotfoop effect en overgeven voorkomen. Deze effecten zijn echter dosis afhankelijk en kunnen worden
voorkomen door in deze gevallen de dosis te verlagen; Reg NL: 9963/9114/9115; UDA.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim.
Postbus 8037,1802 KA Alkmaar / Tel. 072-5662411 / Fax 072-5643213 / vetmedica@a(k.boehringer-ingelheim.com

Vetmedin capsules zijn geïndiceerd voor de vermindering van de symptomen van chronisch hartlijden bij

interval van 12 uur, één tot

-ocr page 284-

♦to\' ■»

/f ■ »

\\

/

\'ft;

Almost Candy

quine

I Al_____. ___J..

Een gretige tong, glanzende vacht, dooraderde
benen, nieuw leven. Equi Products Holland BV
brengt haar specialismen haarscherp in beeld
en beoogt een optimale dienstverlening ten behoeve
van de gespecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld
in de vorm van een exclusief pakket diergenees-
middelen en verzorgingsproducten voor paarden.
Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Het
is een nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi Productj

-ocr page 285-

Symposium
bluetongue

Nieuws

Bluetongue hield het afgelopen najaar
de gemoederen in veterinair Nederland
flink bezig. Sommige deskundigen
voorspellen een terugkeer van de ziek-
te in 2007. Voor iedereen die met bluetongue te maken kan
krijgen, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, dierenartsen,
standorganisaties, overheid en wetenschap, organiseert het
Centraal Instituut voor Dierziekte Controle (CIDC-Lelystad)
op donderdag 19 april 2007 een symposium met binnenlandse
en buitenlandse sprekers. Aan de orde komen onder andere het
bluetonguevirus, de diagnostiek, de vector, de invloed van
wind op de verspreiding, veldstudies van CIDC en GD,
controlemaatregelen en vaccinatie. Het symposium vindt
plaats in het gebouw van de Animal Sciences Group aan de
Edelhertweg 15 te Lelystad. Het programma begint om 10.00
uur en duurt tot 17.00 uur. Aanmelden is mogelijk tot 12 april
2007 via de websites
www.cidc-lelystad.nl of www.pv.wur.nl.

Cursus stallenbouw

Ook ditjaar organiseert Vetvice de cursus \'Stallenbouw voor
grotere koppels koeien\'. Onderwerpen die aan bod zullen ko-
men zijn onder andere: de eisen van een koe aan een stal, het
maken van een bouwplan, de lay-out van de stal en de eisen
aan robotstallen. Ook zal er een workshop worden gegeven,
waarbij de deelnemers een staltekening leren bekijken en be-
oordelen. Uit Canada komt als gastspreker Jack Rodenburg
over, een bekende deskundige op het gebied van de stallen-
bouw. Het is de bedoeling dat er praktijkervaringen uit ver-
schillende invalshoeken worden gecombineerd. Daarom kun-
nen zowel dierenartsen deelnemen, als veehouders en
studenten. De cursus zal plaatsvinden op donderdag 31 mei
in diergeneeskundig centrum \'De Overlaet\' te Oss. U bent
welkom vanaf 13.00 uur, er wordt gezorgd voor een maaltijd
en de dag wordt om 21.15 uur afgesloten met een hapje en
een drankje. De kosten voor deze cursus bedragen 245 euro
per persoon. Studenten mogen voor 200 euro deelnemen. Er
is plaats voor maximaal 25 personen. U kunt zich opgeven bij
diergeneeskundig centrum \'De Overlaet\', telefonisch (0412-
676060) of via e-mail naar
overlaet@overlaet.nl. Bel voor
meer informatie Nico Vreeburg (06-51834396).

Veterinair golfkampioenschap

Het veterinair golflcampioenschap wordt dit jaar gespeeld op
woensdag 16 mei op de Golflaaan Sluispolder bij Alkmaar.
Deze door Alan Rijks en Dudok van Heel aangelegde acht-
tien holes baan ligt aan de voet van de duinen tussen Alkmaar
en Bergen aan Zee. De dag begint met om 11.00 uur de ont-
vangst met koffie en gebak. Om 12.00 uur starten de eerste
flights van hole 1 en hole 10. De sponsoren Alfasan Dierge-
neesmiddelen bv, Intervet Nederland bv en VetXX zorgen op-
nieuw voor een volledig verzorgde dag golfplezier met na af-
loop een borrel, een diner en schitterende prijzen. U kunt zich
inschrijven voor het veterinair golfl<ampioenschap door het
overmaken van 45 euro op rekeningnummer 531506207 ten
name van W.L. Keers te Hoogerheide, met vermelding van
exacte handicap en \'home-course\' (minimaal vereist is gvb).
Ook studenten diergeneeskunde kunnen deelnemen tegen het
gereduceerde tarief van 25 euro. Verdere informatie vindt u
op
www.vetgolf.nl.

Red de amfibieën

Ongeveer een derde van de zesduizend soorten kikkers, sala-
manders en padden staat op uitsterven. Een van de vermoede
oorzaken is een schimmelsoort die op sommige plaatsen leidt
tot sterfte van amfibieën. Volgens deskundigen bestaat de
enige hoop voor veel soorten uit kweekprogramma\'s in die-
rentuinen. Vertegenwoordigers van dierentuinorganisaties en
andere belanghebbenden hebben gesproken over een wereld-
wijd actieplan, waarbij meerdere kweekcentra zouden worden
opgezet.

Bron: www.sciencedaily.com.

Nieuwe specialisten

Twee medewerkers van de Faculteit der Diergeneeskunde zijn
geslaagd voor het examen van het European College of Vete-
rinary Pathologists (ECVP). Jaco van der Lugt, universitair
docent Pathologie en Judith van den Brandt, werkzaam als
AIO bij de Erasmus Universiteit, zijn de eerste Nederlanders
die dit examen hebben gehaald. Het ECVP is in 1999 met het
examen gestart. Van der Lugt en Van den Brandt mogen zich
nu Europees erkend specialist Veterinaire Pathologie noe-
men. Het Europees examen wordt erkend door het American
College ofVeterinary Pathologists.

Antibioticaresistentie bij kippen

Onderzoek van de universiteit van Georgia (Verenigde
Staten) suggereert dat het verminderen van antibioticage-
bruik op pluimveebedrijven weinig effect zal hebben op het
voorkomen van resistente bacteriën. De wetenschappers
namen mestmonsters van 140.000 kippen uit vier groepen:
bedrijfsmatig gehouden kippen die wel en die geen antibio-
tica hadden gekregen en kippen uit het laboratorium die wel
en die niet waren behandeld. Zelfs bij de vogels uit de labora-
toria werden vergelijkbare resistentieniveau\'s gevonden als
bij de kippen van pluimveebedrijven met antibiotica. De ver-
klaring van de onderzoekers is dat eieren of kuikens al be-
smet zijn voor ze in het bedrijf terechtkomen. Nieuwe studies
moeten uitwijzen welke maatregelen het efficiëntst zijn tegen
antibioticaresistentie.
Bron: www.sciencedaily.com.

-ocr page 286-

R.J. Bouwstra, T. van Werven, P. Dobbelaar en T.J.C.M. Lam

Sinds de ontdekking van vitaminen
en mineralen meer dan honderd
jaar geleden is de kennis over deze
stoffen enorm toegenomen. Toch
bestaat er in Nederiand nog steeds
veel onduidelijkheid over de exacte
_ behoefte aan vitaminen en minera-
len van melkkoeien. De op dit mo-
ment gehanteerde normen zijn
vaak gebaseerd op onderzoeksresultaten van minstens
twintig jaar oud. Behoeften werden in die tijd vastgesteld
op basis van voorkoming van deficiëntieverschijnselen.
De melkveehouderij is de laatste decennia echter enorm
veranderd: de melkproductie per koe is toegenomen en
koppelmanagement wordt steeds belangrijker. De vraag
naar aangepaste normen voor de optimale voorziening
van de hedendaagse melkkoe neemt dan ook toe.

Ook in de in 2001 verschenen vernieuwde versie van Nutrient
Requirements of Dairy Cattle
van de National Research Coun-
cil (NRC) is ten aanzien van veel vitaminen en mineralen het
voorkómen van tekorten als uitgangspunt genomen. Het vast-
stellen van een norm voor een willekeurig nutriënt is een erg
ingewikkeld proces en dit geldt zeker voor herkauwers. Ver-
schillende vitaminen worden gemctaboliseerd in de pens en
het kan maanden tot een jaar duren voordat lichaamsreserves
van vitaminen zijn opgebruikt. Het is dus ingewikkeld uitge-
balanceerde rantsoenen samen te stellen. Experimenten op dit
gebied zijn extreem duur en nemen veel tijd in beslag.
Ondanks deze bezwaren zijn er de laatste jaren verschillende
onderzoeken uitgevoerd naar de werkzaamheid van en de be-
hoeften aan vitaminen en mineralen. De infectie-incidentie is
hiervoor in sommige gevallen een bruikbare parameter.

Weerstand

In de etiologie van mastitis speelt de weerstand van de koe een
cruciale rol. Wanneer de eerstelijnsafweer overwonnen is en
de bacterie via het slotgat het tepelkanaal en de uiercysterne
heeft bereikt, komt het pathogeen in contact met de
tweedelijnsafweer, het immuunsysteem van de koe. De snel-
heid waarmee de macrofagen op het micro-organisme reage-
ren door de productie van pro-inflammatoire interleukines,
bepaalt uiteindelijk de mate en de snelheid van influx van leu-
kocyten. De leukocyten zorgen voor de fagocytose en het do-
den van de binnengedrongen bacteriën (7). Naast de pathoge-
niteit van de betreffende bacteriën zijn het uiteindelijk de
kwantiteit en de kwaliteit van de leukocyten die verantwoor-
delijk zijn voor de ernst en hel verloop van mastitis. Hoewel
het nog steeds moeilijk is door middel van immunologische
parameters de daadwerkelijke weerstand van de koe te kwan-
tificeren, weten we dat de voeding een grote invloed heeft op
de immuunstatus van de koe.

Oxidatieve stress

Vrije radicalen kunnen in het lichaam worden gevormd na
blootstelling aan bijvoorbeeld medicijnen, vervuiling of stra-
ling. Daarnaast worden vrije radicalen ook geproduceerd bij

Artikel

Uiergezondheid: vitamine E

normale fysiologische processen, waaronder detoxificatie in
de lever, energieproductie en de respons van het immuun-
systeem op pathogenen. Vrije radicalen zijn instabiele mole-
culen met een ongepaard elektron, die daardoor zeer reactief
zijn en slechts een kort bestaan hebben. Een radicaal kan een
ander nabijgelegen molecuul binden waardoor biologische
processen worden verstoord. Door ongewenste peroxidatie
van biologische membranen kan ernstige schade ontstaan
doordat de integriteit van (immuun)cellen wordt aangetast.
De schade die vrije radicalen veroorzaken, kan door de aan-
wezigheid van anti-oxidanten worden vertraagd of voor-
komen. Anti-oxidanten reageren snel met radicalen, waarbij
de vrije elektronen worden gepaard voordat deze radicalen de
kans krijgen schade aan te richten. Wanneer de vorming van
vrije radicalen in het lichaam hoger is dan de anti-oxidatieve
capaciteit, ontwikkelt zich \'oxidatieve stress\'.
Anti-oxidanten spelen dus een belangrijke rol in de weerstand
van het rund. Belangrijke vitaminen met anti-oxidatieve
eigenschappen zijn vitamine C, vitamine E en bètacaroteen.
Daamaast is een aantal enzymen van belang voor de intracel-
lulaire bescherming tegen vrije radicalen: glutathion pero-
xidase (selenium), catalase (ijzer) en superoxide dismutase
(koper, zink, en mangaan). Al deze stoffen spelen een belang-
rijke rol bij de neutralisatie van radicalen, de pro-oxidanten
(figuur 2). Zoals blijkt uit de figuur is er sprake van een casca-
de. De verschillende anti-oxidantia, zoals vitamine E en glu-
tathion peroxidase zijn acdef in verschillende stappen van de
cascade. Ze zijn allemaal van belang bij het wegvangen van
radicalen en de een kan de ander dus niet vervangen. Als een
dier een tekort heeff van een van de anti-oxidantia zullen de
radicalen zich voor die stap ophopen. Voor een optimale wer-
king van de cascade is het dus belangrijk dat alle stoffen in
voldoende mate aanwezig zijn. Een goede voorziening van de
genoemde vitaminen en mineralen is van groot belang voor
het voorkomen van weefselschade door vrije radicalen.

-ocr page 287-

Figuur 2. Het anti-oxidanten netwerk dat de interactie tussen vitamine E, vitamine C en de thiolredoxcyclus laat zien (lo).

a -Tocopheroxyl-
u -Tocotrienojcyl-
Radical

Vitamin E
Cycle

Tocopherol
Tocotrienol

Cycle

Glutathione.
Dihydrolipoate
. Thioredoxin\'*^

1 }

Dehydro-
ascorbate

ROOH,
ROH

ROO-. RO-
\\
PUFA
\\

^—& other radicals
C^-Ox/dan^ \\

UVA. UVB. Ozone

Vitamin C
\\
 I\\

^ Semi- y
Ascofbyl
Radical

Uiergezondheid

Met betrekking tot de relatie tussen weerstand en uiergezond-
heid is het meest bekend over de werking van vitamine E en
selenium. De laatste jaren is er uitgebreid onderzoek gedaan
naar het positieve effect van vitamine E op de uiergezondheid
(8, 13). Een meta-analyse van de gegevens uit veertien reeds
uitgevoerde onderzoeken toonde het beschermend effect van
vitamine E aan zowel op het krijgen van klinische mastitis als
op de hoogte van het celgetal (9).

Vitamine E

De stof

Vitamine E is de verzamelnaam voor een groep tocopherolen
en tocotrienolen die functioneren als de voornaamste vet-
oplosbare anti-oxidanten in biologische membranen en lipo-
proteines (12). De tocopherolen zijn de verzadigde vormen
van deze stoffen, terwijl de tocotrienolen de onverzadigde
vormen zijn. De biologische potentie van deze verschillende
isomeren verschilt enorm. De meest actieve component van
vitamine E is a-tocopherol (5).

Afweer

Onderzoek heeft aangetoond dat er een \'dip\' zit in het func-
tioneren van de neutrofielen rond de partus. Dit zou deels
kunnen liggen aan de verminderde beschikbaarheid van vita-
mine E, aangezien juist in deze periode de concentratie van
vitamine E in het bloed van melkkoeien daalt (14). Vitamine
E-supplementatie blijkt deze \'dip\' te verminderen. De chemo-
tactische respons van neutrofielen is beter wanneer a-tocop-
herolsupplementatie plaatsvindt. Orale supplementatie van
melkkoeien, van vier weken ante partum tot acht weken post
partum met drieduizend Internationale Eenheden (lU) per koe
per dag, gecombineerd met een injectie van vijfduizend lU een
week ante partum, voorkwamen in vergelijking met de contro-
legroep de onderdrukking van de bloedneutrofiel- en macro-
faagfunctie gedurende de vroege postpartumperiode (II). Via
welk mechanisme vitamine E precies bijdraagt aan de vermin-
dering van mastitis is nog steeds niet opgehelderd. Naast de
anti-oxidatieve werking bezit vitamine E, en dan met name
a-tocopherol, nog andere functies die van invloed zouden kun-
nen zijn op het ontstaan van mastitis. Zo heeft a-tocopherol
bijvoorbeeld invloed op de cellulaire signalering, de gen-
expressie en het arachidonzuurmetabolisme (3).

Voeding

Vitamine E komt vooral voor in voedermiddelen die rijk zijn
aan meervoudig onverzadigde vetzuren. Goede bronnen zijn
plantaardige oliën, kiemolie, graanbijproducten die de kie-
men bevatten en bladrijke voedermiddelen, zoals weidegras.
Het vitamine E-gehalte is zeer variabel (tabel 1) en sterk on-
derhevig aan onder meer seizoensinvloeden. Het in planten
voorkomende vitamine E is weinig stabiel. Bij de verwerking
en opslag treden dan ook grote veriiezen op (tabel 1). Gras
drogen gaat gepaard met grote vermindering van de hoeveel-
heid vitamine E (vijftig tot tachtig procent). Door het gras
snel te laten drogen en in te kuilen kan het veriies echter wor-
den beperkt (6). Gedurende de opslag vermindert de hoeveel-
heid vitamine E verder. Het aan voeders en mineralen toege-

Voedermiddel

Totaal tocopherol (mg/kg) a-tocopherol (mg/kg)

30-60 30-60

Jonge kuil

20-25

20-25

Oude kuil

5-8

4-7

Maïs vers

10-20

5-10

Maïs kuil

4-6

2-3

Tarwe

30-35

15-18

Tarwezemelen

62-147

6-18

Koolzaadschroot

45

12

-ocr page 288-

voegde synthetische dl-a-tocopherylacetaat is veel stabieler
dan het natuurlijke vitamine. De hoeveelheid synthetisch
vitamine E in deze producten wordt weergegeven in Interna-
tionale Eenheden (een milligram dl-a-tocopherylacetaat staat
gelijk aan een lU).

De droge koe

Een goede voorziening van vitamine E in de transitieperiode
lijkt een cruciale rol te spelen als het gaat om de relatie met
weerstand tegen mastitis. Om een beter beeld te krijgen van
de hoeveelheid vitamine E die in Nederland wordt gevoerd
aan droogstaande koeien, is een inventarisatie gemaakt van
de verschillende \'droogstandsmineralen\'. Hieruit bleek dat
droge koeien die honderd gram \'droogstandmineralen\' per
dag krijgen, tussen de 135 en 1000 lU vitamine E per dag
aangeboden krijgen. Gebaseerd op gegevens van voeder-
fabrikanten wordt ongeveer 25 procent van de Nederlandse
droge koeien gesupplementeerd en krijgt slechts een tot twee
procent van de droge koeien in Nederland de hoogst mogelij-
ke dosering van duizend lU per dag. Uiteraard is het totale
vitamine E-aanbod afhankelijk van de rest van het rantsoen.
Nemen de dieren bijvoorbeeld vers gras op dan zal er duide-
lijk een hogere vitamine E-opname zijn. Als de dieren tijdens
de droogstand binnenblijven en worden gevoerd met een ge-
middeld Nederlands droogstandsrantsoen (droge, weinig
energierijke kuil die al enige tijd geconserveerd is) zal het
vitamine E-aanbod voornamelijk bepaald worden door de
\'droogstandsmineralen\'. De verwachting is dat in veel situa-
ties de vitamine E-voorziening van de Nederlandse droge
koeien niet optimaal is. Onderzoek bevestigt deze hypothese.
In 1995 werden er lage vitamine E-concentraties gemeten bij
droogstaande koeien op achttien melkveebedrijven in Neder-
land (4). In 2005 bleek dat 63 procent van de niet-gesupple-
menteerde droge koeien en 31 procent van de met duizend lU
gesupplementeerde droge koeien vitamine E-bloedwaarden
hadden onder de norm van GD (Bouwstra en van Werven,
nog niet gepubliceerde data, zie
www.iigcn.nl) (1).

Normen

De GD hanteert op dit moment een referentiewaarde voor
serum van a-tocopherol van 7,4 pmol per liter. De
Handlei-
ding Mineralenonderzoek
en Het handhoek voor Rundvee-
houderij
vermelden geen norm voor vitamine E in de voe-
ding. Het advies in het handboek
Nutriënt Requirements of
Dairy\' Cattle
van de National Research Council (Verenigde
Staten) om een droge koe tachtig lU per kilogram droge stof
te verstrekken, is wel gebaseerd op de recente onderzoeken.

Conclusie

Op basis van onderzoek naar de weerstand tegen mastitis lijkt
het zinvol droge koeien voldoende vitamine E te verstrekken.
Weiss (15) suggereert dat plasma concentraties beneden de
zeven ^mol per liter een tekort aanduiden. In de meeste pu-
blicaties werd een zeer grote hoeveelheid vitamine E gevoerd
(duizend tot drieduizend lU per dag). Het advies om droge
koeien twaalfhonderd lU per dag te voeren is gebaseerd op
deze studies en het advies van het NRC. Een goede vitamine
E-voorziening kan bijdragen aan de verbetering van de uier-
gezondheid van de koe.

Literatuur

1. Bouwstra RJ en Werven T van. Vergelijking van vitamine E bloedwaar-
den in Nederlandse droge koeien met en zonder vitamine E suppletie.
www.ugcn.nl/publicaties, 2005.

2. Brand A, Stewart RJE and Peeters KAM. Monitoring vitamin E status
in ruminants. Vol. 1. Bergh Books, Giethoorn, 2006.

3. Brigelius-Flohe R, Kelly FJ, Salonen JT, Neuzil J, Zingg JM and Azzi
A. The European perspective on vitamin E: current knowledge and fu-
nire research. Am J Clin Nutr 2002; 76 (4): 703-716.

4. Dommelen JAPM van and Essen van. Een onderzoek naar de selenium-
en vitamine E-status bij gezonde runderen in Nederland, Utrecht, 1995.

5. Gianello R, Libinaki R, Azzi A, Gavin PD, Negis Y, Zingg JM, Holt P.
Keah HH, Griffey A, Smallridge A, West SM and Ogru E. Alpha-to-
copheryl phosphate: a novel, natural form of vitamin E. Free Radic
Biol Med 2005; 39 (7): 970-976.

6. Kirmae A and Carpena C. Level of vitamin E in some conventional
feed stuffs and the effect of genetic variety, harvesting, processing, and
storage. Acta Agric Scand 1973; 19: 162.

7. Kremer WD, Noordhuizen-Stassen EN, Grommers FJ, Daemen AJ,
Brand A and Bürvenich C. Blood polymorphonuclear leukocyte
Che-
motaxis during experimental Escherichia coli bovine mastitis. J Dairy
Sci 1993; 76 (9): 2613-2618.

8. LeBlanc SJ, Herdt TH, Seymour WM, DuffieldTF and Leslie KE. Peri-
partum serum vitamin E, retinol, and beta-carotene in dairy cattle and
their associations with disease. J Dairy Sci 2004; 87 (3): 609-619.

9. Moyo N, Nielen M, Kruitwagen and Beynen AC. Vitamin E and udder
health: a meta-analysis. IDF, Maastricht, 2004.

10. Packer L, Weber SU and Rimbach G. 2001. Molecular aspects of al-
pha-tocotrienol antioxidant action and cell signalling. J Nutr 2001; 131
(2): 369S-373S.

11. Politis I, Hidiroglou M, Batra TR, Gilmore JA, Gorewit RC and Scherf
H. Effects of vitamin E on immune function of dairy cows. Am J Vet
Res 1995;56(2): 179-184.

12. Quinn PJ. Localization of vitamin E in membranes. Subcell Biochem
1998:30:319-343.

13. Smith KL, Hogan JS and Weiss WP. Dietary vitamin E and selenium
affect mastitis and milk quality J Anim Sci 1997; 75(6): 1659-1665.

14. Weiss WP, Todhunter DA, Hogan JS and Smith KL. Effect of duration
of supplementation of selenium and vitamin E on periparturient dairy
cows. J Dairy Sci 1990; 73 (11): 3187-3194.

15. Weiss WR Requirements of fat-soluble vitamins for dairy cows: a re-
view. J Dairy Sci 1998; 81 (9): 2493-2501.

R.J. Bouwstra, T. van Werven en P. Dobbelaar zijn ver-
bonden aan het Departement Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren aan de Faculteit der Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht. T.J.G.M. Lam is verbonden aan
het Uiergezondheidscentrum Nederland (postbus 2030,
1420 AA Deventer). Deze publicatie is onderdeel van het
UGCN-meerjarenplan uiergezondheid en is financieel mo-
gelijk gemaakt door het Productschap Zuivel. De auteurs
zijn drs. Joost Snoep zeer erkentelijk voor het kritisch door-
lezen en becommentariëren van dit artikel.

-ocr page 289-

C(§)BACTAN LA

TREFT LONGONTSTEKING IN DE KERN

Als longontsteking toeslaat, sla dan snel en effectief terug.
Cobactan LA\'^" doodt Pasteurella, de belangrijkste ziekte-
verwekker bij longontsteking. Kies dus voor Cobactan LA\'\'^*
en geef longontsteking geen kans.

Naam: Cobactan LA"* suspensie voor injectie voor rund. Werkzame stof: cefquinome (als sulfaat): 75 mg/ml. Indicaties: Behandeling
van luchtwegaandoeningen geassocieerd met
Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida en Histophilus somni, gevoelig voor
cefquinome.
Dosering en toedieningsweg: rwee subcutane injecties van 1 ml/30 kg lichaamsgewicht met een interval van
48 uur.
Wachttijd: (Orgaan)vlees: 13 dagen; PVV/IKB: 3S dagen. Niet gebruiken bij koeien die melk produceren voor
humane consumptie of bij dieren die binnen twee maanden moeten afkalven.
Contra-indicaties:
Niet toedienen aan dieren waarvan bekend is dat ze overgevoelig zijn voor cefalosporines
of andere &-lactam antibiotica.
Meer informatie: zie bijsluiter.
REC NL 10417 UDA.

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485-587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

Cmten^

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY

-ocr page 290-

\\

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

fvlr

..... —Iff

Jr Uor hprste van net ----

rutf^e^rffectieve manie, ondersteund.

Voor hond en kat!

ANIMAL H EALTH

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 -427127. Fax: 0342 - 490164. info@virbac.n

-ocr page 291-

Rara, wie heeft de kat?

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een spelletje? Niet voor deze poezen-
eigenaar, die in een weekenddienst
haar zieke kat bij de dienstdoende
praktijk brengt. Zij is niet tevreden over
de behandeling van haar kat, maar het
blijkt niet meer te achterhalen wie van
de zeven dierenartsen in de praktijk
het dier heeji behandeld. En dan is het
moeilijk klagen bij het Tuchtcollege.

Zwarte piet of niet?

Hoewel ziek, is de kat al snel niet meer dan een pion in dit
spelletje. In eerste instantie krijgt het dier tijdens de week-
enddienst pijnstillers en ontstekingsremmers en wordt
het ter observatie in de kliniek gehouden.
Maandag zullen röntgenfoto\'s worden ge-
maakt. De eigenaar vertrouwt het
echter niet zo erg en vraagt op
maandag een second opinion
aan een andere dierenarts. Op
basis daarvan vindt ze dat
haar kat onjuist is behan-
deld en ze dient een klacht
in tegen de behandelend
dierenarts, mevrouw W.
Mevrouw W schrijft
echter terug aan het
Tuchtcollege dat zij de
kat niet heeft behan-
deld. Sterker nog, zij
had helemaal geen
dienst op het moment dat
de kat werd aangenomen.

De knikkers en het spel

Vanaf dat moment gaat het
niet meer over de kat. Op de
betreffende ochtend waren er in
de praktijk vier dierenartsen en twee
assistentes aanwezig en zij hebben ge-
werkt volgens het beleid dat door de eige-
naar van de praktijk is vastgesteld, maar wie de
kat heeft aangenomen, wordt niet duidelijk. Het Tucht-
college doet verschillende pogingen om de juiste informatie
te krijgen, maar slaagt daar niet in. De klacht tegen mevrouw
W kan voorlopig niet verder worden behandeld. Wat te doen?
Het gebeurt niet vaak maar het kan wel: als een eigenaar de
klacht niet kan of wil voortzetten, kan de klachtambtenaar dit
doen, mits er sprake is van een algemeen belang. Omdat de
dierenarts/eigenaar van de praktijk het Tuchtcollege weigert
te vertellen wie de kat heeft aangenomen en behandeld, vindt
de klachtambtenaar het tijd hierop in te springen. Een dieren-
arts die niet kan of wil aangeven welke dierenarts binnen zijn
praktijk een dier heeft behandeld, handelt in strijd met de
eisen aan een deugdelijke praktijkvoering. Dat is tuchtrechte-
lijk verwijtbaar en moet worden bestraft. Tijdens de proce-
dure blijkt uiteindelijk dat er door een administratief addertje
in de weekenddienst sprake is van een foute codering in het
computersysteem. Omdat de dierenarts de procedure heeft
gedwarsboomd door te weigeren mee te werken en omdat er
in zijn praktijk blijkbaar fouten worden gemaakt, bestraft het
Tuchtcollege hem met een waarschuwing.

Veterinair
tuchtrecht

Truth ordare

De dierenarts vindt dit een onaanvaardbare maatregel en gaat
in beroep bij het Beroepscollege. Waar het Tuchtcollege be-
staat uit een meerderheid van dierenartsen en één jurist, is dat
bij het Beroepscollege precies andersom; een meerderheid
van juristen bekijkt de zaak opnieuw. En het Beroeps-
college kijkt toch wat anders tegen het spelle-
tje aan. Mag het Tuchtcollege een dieren-
arts straffen omdat hij weigert mee te
werken aan de Tuchtprocedure?
Y Nee, dat mag niet! Het Tucht-

college is bedoeld voor het
toetsen van veterinair hande-
len. Weigeren het Tucht-
college te vertellen wie
een dier heeft behandeld,
verdient moreel gezien
misschien geen schoon-
heidsprijs, maar valt
niet onder tuchtrechte-
lijk verwijtbaar hande-
len. Als het Tuchtcolle-
ge de waarheid boven
tafel wil krijgen, moeten
er getuigen worden opge-
roepen of moet de leiding-
gevende van de praktijk
worden aangeklaagd.

Ca terug naar af

Uiteindelijk heeft de leidinggeven-
de een waarschuwing gekregen, maar
was dat terecht? De misverstanden blijken
te zijn ontstaan door het verkeerd overschrijven
van een code. Dat kon gebeuren omdat dieren die in de
weekenddienst worden opgenomen, later weer uit het sy-
steem worden gehaald. Als het dier maandag nog aanwezig
is, krijgt het een nieuwe code. Op dat punt is iets misgegaan
bij het invoeren, gewoon een foutje van de assistente. Volgens
het Tuchtcollege ligt dit aan een ondeugdelijk systeem, maar
volgens het Beroepscollege is er sprake van een incident,
waar bovendien de kat niet onder heeft geleden. De waar-
schuwing wordt vernietigd en de klacht tegen de leidingge-
vende dierenarts wordt alsnog ongegrond verklaard. Onder-
tussen is duidelijk geworden welke dierenarts de kat wél heeft
behandeld, maar of de eigenaar nu nog zin heeft opnieuw een
klacht in te dienen...?

-ocr page 292-

De nota \'Weidegang en huisvesting
bij melkvee\' is opgesteld door de
Commissie Ethiek in overleg met
de Vakgroep Gezondheidszorg
Herkauwers. Dit heeft geleid tot
een standpunt dat op 9 januari
2007 is aangenomen door het be-
stuur van de KNMvD.

Weidegang bij melkvee is een onderwerp dat zowel binnen de
diergeneeskunde als in het maatschappelijk debat de gemoe-
deren al geruime tijd bezighoudt. Binnen de KNMvD zijn zo-
wel de Commissie Ethiek als de Vakgroep Gezondheidszorg
Herkauwers (voorheen Groep Geneeskunde van het Rund) al
jaren actief op dit vlak. Zo stond het onderwerp al op de
agenda tijdens de Groep Groot Dagen in 2004. De Commis-
sie Ethiek probeerde in het Tijdschrift van 15 september 2005
de discussie binnen de beroepsgroep aan te zwengelen door
de stelling op te werpen dat de melkkoe een groot deel van
het jaar weidegang moet hebben.

Daarnaast heeft dit onderwerp ook de aandacht van tal van
andere organisaties en van de overheid. Dit blijkt onder ande-
re uit het rapport \'Koe zoekt wei\' (Dierenbescherming en Na-
tuur en Milieu, april 2005) en het rapport \'Weidegang in be-
weging\' dat op 6 december 2005 werd gepresenteerd in het
bijzijn van de minister van LNV Naar aanleiding daarvan
werd het startsein gegeven voor het project \'Koe en wij\'. On-
der leiding van prof dr. E.N. Stassen is in opdracht van de
Raad voor Dierenaangelegenheden een studie uitgevoerd
over de gezondheid en het welzijn van melkvee in relatie tot
weidegang en opstallen. Deze studie is als leidraad gebruikt
voor het opstellen van het KNMvD-standpunt.
In de loop van de tijd is de aandacht verschoven van weide-
gang naar weidegang en stal. Afgezien van deze verbreding
wordt in het standpunt ook nadrukkelijk aandacht geschonken
aan de randvoorwaarden van weidegang. De KNMvD hoopt
met dit standpunt een bijdrage te leveren aan de lopende
maatschappelijke discussie over weidegang en huisvesting
van melkvee.

Samenvatting

In de nota \'Weidegang en huisvesting van melkvee in Neder-
land\' van de KNMvD wordt de noodzaak van weidegang voor
de gezondheid en het welzijn van melkkoeien afgewogen.
Bovendien wordt er gekeken in hoeverre er bij de huidige be-
perkte of afwezige weidegang aanpassingen nodig zijn van de
huisvesting van de melkkoeien.

Vanuit het oogpunt van gezondheid en welzijn geniet weide-
gang de voorkeur boven het langdurig of permanent binnen-
houden van melkvee, met inachtneming van een aantal voor-
waarden. Zo moeten de bedrijfsomstandigheden ervoor
geschikt zijn en dient het management aangepast te zijn aan
weidegang. Omdat veel melkkoeien nog slechts beperkt of
geen weidegang hebben, dient de huisvesting en het manage-
ment geoptimaliseerd te worden. Er zijn een aantal onder-
delen van de stal die extra aandacht nodig hebben, zoals de
kwaliteit van de ligplaatsen, het vloeroppervlak, de inrichting
van de stal en de veedichtheid.

Berichten

verslagen

KNMvD-standpunt weidegang en huisvesting van melkvee in
Nederland

Joost van Herten

Inleiding

Eeuwenlang zijn koeien in Nederland \'s winters opgestald en
graasden ze \'s zomers in de wei. Het beeld van het platteland
werd dan ook lang bepaald door de koeien in de wei. De laat-
ste dertig jaar heeft de melkveehouderijsector een ontwikke-
ling doorgemaakt waarbij het aantal bedrijven sterk is ge-
daald, het aantal koeien per bedrijf sterk is toegenomen en de
productie per koe aanzienlijk is gestegen. Door de stijging
van de kostprijs en de daling van de melkprijs zet deze ten-
dens zich voort. Dit heeft ertoe geleid dat koeien steeds lan-
ger en in toenemende mate permanent worden opgestald (LEI
en CBS, 2005). Enkele belangrijke redenen hiervoor zijn: 1)
grote koppels koeien en een te kleine huiskavel, 2) arbeids-
efficiëntie, 3) hoog productieniveau van melkkoeien, wat
vraagt om een aangepast voermanagement en 4) het gebruik
van automatische melksystemen.

De meeste melkveestallen zijn niet ingericht op het perma-
nent opstallen van vee. Veel stalontwerpen dateren van eind
jaren \'70 en zijn met name ingericht voor arbeidsbesparing.
De inrichting van deze stallen voldoet niet aan de eisen die
gesteld moeten worden in het belang van de gezondheid en
het welzijn van de hoogproducerende grote melkkoe, dit geldt
in het bijzonder voor de looppaden en de ligboxen, die krap
bemeten zijn en waarvan de ondergrond hard is (Hulsen,
2004). Op dit moment vindt op grote schaal renovatie en ver-
nieuwing van de melkveestallen plaats.
Een overgrote meerderheid van de bevolking vindt het be-
langrijk dat koeien weidegang hebben. Het welzijn van de
melkkoe wordt als belangrijkste reden genoemd (van den
Pol - van Dasselaar et al, 2002).

Tijdens de conferende \'Weidegang\', gehouden op 6 decem-
ber 2005, hebben het ministerie van LNV, het LTO, de NZO,
de DB, het CBL en de Stichting Natuur en Milieu afspraken
gemaakt om weidegang te stimuleren. Tijdens de conferentie
werd het startsein gegeven voor het praktijkproject \'Koe en
wij\'. In dit project worden oplossingen gezocht voor het aan-
pakken van de gesignaleerde knelpunten voor weidegang.
Een uitgebreid verslag over weidegang en opstallen van melk-
vee, geschreven in opdracht van de RDA, is beschikbaar op
de website van de KNMvD (Bruijnis, 2006). Daarin is ook
alle relevante literatuur te vinden.

-Ms deskundigen op het gebied van welzijn en gezondheid
van melkkoeien worden dierenartsen regelmatig door vee-
houders en andere partijen geconsulteerd over de noodzaak
van weidegang voor melkkoeien en de eisen die bij het lang-
durig of permanent opstallen van melkvee aan de huisvesting
moeten worden gesteld.

Vraagstelling

De vraagstelling die ten grondslag ligt aan de nota \'Weide-
gang en huisvesting van melkkoeien\' luidt als volgt:

-ocr page 293-

1. Is weidegang voor melkkoeien noodzakelijk voor de ge-
zondheid en het welzijn en tast het niet beschikbaar stellen
van weidegang de integriteit van de melkkoe aan?

2. Dienen ten behoeve van het verbeteren van de gezondheid
en het welzijn van de melkkoe aanvullende huisvestings-
eisen gesteld te worden bij het langdurig of volledig op-
stallen?

Probleemstelling

Gezondheid, weizijn en integriteit:

In de weide hebben koeien meer mogelijkheden om hun na-
tuurlijk gedrag uit te oefenen en weidegang komt beter tege-
moet aan de biologische behoeften van de koe. Belangrijke
onderdelen van het natuurlijk gedrag van de koe zijn onder
andere: exploratief gedrag, gesynchroniseerd gedrag en het
houden van een individuele afstand ten opzichte van koppel-
genoten, waarbij uitwijken mogelijk is om agonistisch gedrag
te voorkomen. In de weide bewegen koeien gemakkelijker en
kunnen ze makkelijker opstaan en gaan liggen. Koeien liggen
in de weide langer. Een ligtijd van negen tot veertien uur is
essentieel voor de koe. Een koe geeft zelf de voorkeur aan de
weide, wanneer de weersomstandigheden niet extreem zijn
en de ondergrond van de weide niet te hard is. In het alge-
meen kan gesteld worden dat de infectiedruk in de weide la-
ger is dan op stal. Belangrijke aandoeningen als mastitis,
klauwaandoeningen/kreupelheden en longproblemen komen
in de weide minder voor dan op stal. Weidegang wordt gezien
als een ondersteuning voor herstel, zowel van het koppel als
van individuele koeien, van aandoeningen die tijdens de stal-
periode zijn opgetreden. Bepaalde insecten, parasieten en
ziektekiemen kunnen specifiek in de weideperiode gezond-
heidsproblemen veroorzaken. Deze problemen kunnen door
middel van gericht management worden ondervangen.
De positieve effecten van weidegang op de gezondheid en het
welzijn van melkkoeien worden gehaald wanneer er voor vol-
doende beschutting gezorgd wordt tijdens koud en nat weer
en tijdens hitteperiodes. Verder is het van belang dat de groot-
te van de weide is aangepast aan de grootte van het koppel.
Ook de periode van weidegang dient voldoende lang te zijn,
minimaal 120 dagen gedurende zes tot acht uur per dag, om
een positief effect op de gezondheid en het welzijn van de
koeien te hebben. Bovendien dient het voermanagement tij-
dens de weideperiode aangepast te zijn aan de huidige hoog-
productieve koe. Doordat de koe in de wei meer mogelijk-
heden heeft om haar natuurlijk gedrag uit te oefenen en door
de positieve effecten van weidegang op de gezondheid en het
welzijn van de koe, komt de integriteit van de koe in de weide
minder in het gedrang dan op stal.

Aanbevelingen en conclusies

1. Duurzame melkveehouderij bestaat uit een evenwichtige
weging van economische, ecologische en sociaal-ethische
aspecten.

2. De gezondheid, het welzijn en de integriteit van melk-
koeien kunnen in principe het best gewaarborgd worden
wanneer de dieren gedurende een deel van het jaar toegang
hebben tot weidegang. Aan weidegang zijn echter een aan-
tal voorwaarden verbonden. Zo moeten de bedrijfsomstan-
digheden geschikt zijn en moet het management aan de
huidige hoogproductieve melkkoeien zijn aangepast.

3. De weide dient zodanig te zijn ingericht dat de gezondheid
en het welzijn van de koeien ook tijdens meer extreme
weersomstandigheden gewaarborgd kunnen worden.

4. Bij het langer of permanent opstallen van melkvee dient

-ocr page 294-

een aantal aspecten van huisvesting en management te
worden aangepast om specifieke gezondheids- en wel-
zijnsproblemen terug te dringen. Specifieke aandachts-
punten zijn: 1) de ligplaatsen moeten ruim zijn, aangepast
aan de huidige grote koe, een zacht vloeroppervlak heb-
ben en zo zijn ingericht dat de koe makkelijk kan gaan lig-
gen en staan; 2) het loopoppervlak moet zacht zijn, niet
glad en ruim; 3) De veedichtheid in de stal mag niet te
hoog zijn, in het belang van de gezondheid en het welzijn
van de koeien; 4) de inrichting van de stal moet de koeien
in staat stellen hun natuurlijk gedrag te kunnen uitoefenen
en garanderen dat er voldoende rust is in de stal. Daarvoor
dienen belemmeringen door afscheidingen zoveel moge-
lijk te worden vermeden. In de weide leveren deze vier as-
pecten onder goede omstandigheden en bij goed manage-
ment geen problemen op.

5. De veehouder heeft volgens de GWWD de plicht te zor-
gen voor de gezondheid en het welzijn van zijn koeien.

6. De dierenarts zal in principe weidegang stimuleren en ad-
viseren tot het behouden van weidegang binnen een aantal
randvoorwaarden. De dierenarts kan op bedrijfsniveau
met zijn kennis een bijdrage leveren aan het oplossen van
knelpunten die weidegang belemmeren. Daarmee wordt
een bijdrage geleverd aan het stimuleren van weidegang.

7. Het imago van de Nederlandse melkveehouderij is ge-
diend met weidegang. Weidegang draagt bij aan een ope-
ner karakter van de sector.

8. Op dit moment is er een grote kloof tussen de feitelijke si-
tuatie in de melkveehouderij en de kennis van de burgers
over die veehouderij. Voorlichting en informatie van de
burgers en consumenten zal bijdragen aan bewustwording
van productiesystemen, productie-eisen en de consequen-
ties voor prijs en koopgedrag.

9. De aanbevelingen en conclusies 3 tot en met 7 gelden in
principe voor alle runderen, dus ook voor vrouwelijk
vleesvee en fokdieren, die langer dan een jaar worden ge-
houden.

Literatuur

L Bruijnis, M.R.N. Weidegang en opstallen van melkvee. Afstudeerver-
slag Wageningen Universiteit, in opdracht van het RDA, onder begelei-
ding van prof dr. E.N. Stassen (WUR), dr. Drs. l.D. de Wolf (RDA) en
ir. S.J. Beukema (RDA). 2006.

2. Hulsen, J. Koesignalen: Praktijkgids voor koegericht management. Uit-
geverij RoodBont. 2004.

3. LEI en CBS. Land- en tuinbouwcijfers. Landbouw-economisch Insti-
tuut (Wageningen UR) en Centraal Bureau voor de Statistiek. 2005.

4. Van den Pol - van Dasselaar, A., W.J. Corré, H. Hopster et al. Belang
van weidegang. Praktijkonderzoek Veehouderij - Praktijk Rapport
Rundvee 14.2002.

Drs. F.J.W.C. van Herten schreef de inleiding bij dit arti-
kel. Hij is senior beleidsmedewerker veterinaire zaken bij
de KNMvD.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Mobiel kantelbaar \'ligbed\' voor intra-uterine inseminaties en
embryotransplantaties bij schapen en geiten

In het midden van de tachtiger jaren
van de vorig eeuw is dit ligbed ont-
wikkeld bij de toenmalige Kl-Zuid-
Nederland (Ad Coppens en Joost
Klop) voor het direct insemineren en
transplanteren van sperma en em-
bryo\'s in de uteri van schapen en
geiten.

Het passeren van de cervix bij scha-
pen en geiten voor het insemineren of transplanteren is erg
moeilijk en de drachtigheden die daaruit voortvloeien zijn
erg ondermaats. Er is toen gekozen voor de mogelijkheid om
rechtstreeks in de uterus te komen zonder cervixpassage.
Hierbij werden het sperma en de embryo\'s direct door de
buikwand in een of beide hoornen van de uterus ingebracht.
Het dier werd op het ligbed geplaatst, kreeg een lichte sedatie
en werd door een \'kijkoperatie\' via de buikwand geïnsemi-
neerd of getransplanteerd. De drachtigheidspercentages die
hiermee verkregen werden, waren zeer hoog: tot negentig pro-
cent. Het ligbed werd ook ge-
bruikt voor het uitspoelen
van de embryo\'s.
De Gezondheid- en welzijns-
wet in Nederland verbiedt
momenteel deze handelingen.
De cervicale inseminaties en
transplantaties worden nau-
welijks nog toegepast. In Bel-
gië is deze techniek niet ver-
boden; sommige schapen/geitenhouders gaan met hun dieren
de grens over om de in Nederland verboden techniek te laten
uitvoeren.

Uitgelicht

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen in
het Museum Veeteelt en KI in Beers bij Cuijk. Het is
interessant om met groepen veehouders een dagtrip te maken
naar dit museum met leuke dagarrangementen en een boeren-
lunch. De collegae-vrijwilligers staan voor u klaar,
www.veeteelt-ki-museum.nl of lieshOJO @wxs.nl.

-ocr page 295-

S.yA. Headley, J.P.E. Saut and P.C.
Maiorka. Nephroblastoma in an
adult sheep. Veterinary Record 2006;
159: 850-852.

Een nefroblastoom is een niertumor
waarin zowel epitheliale als mesen-
chymale tumoreuze embryonale nier-
componenten voorkomen. Synonie-
men voor nefroblastoom zijn: Wilms\' tumor, embryonaal
nefroom en embryonaal adenosarcoom. De term Wilms\'
tumor verwijst naar de Duitse chirurg M. Wilms (1867 tot
1918) die in 1899 een beschrijving gaf van de tumor bij de
mens.

Nefroblastomen zijn frequent beschreven bij het varken, het
rund, de hond, de kat en de kip. Bij Sprague Dawley-ratten is
een erfelijke Wilms\' tumor beschreven. Bij andere diersoor-
ten zou de tumor zelden voorkomen.

In dit artikel wordt een beschrijving gegeven van het voor-
komen van een nefroblastoom bij een twee jaar oud vrouwe-
lijk Saint Ignês-schaap. Het sterk vermagerde schaap had een
toegenomen buikomvang en was plotseling gestorven. Gede-
tailleerde klinische gegevens waren niet bekend. Bij sectie
bleek de linker nier sterk vergroot, met aan de craniale pool
een knobbelige uitpuiling. Bij het microscopisch onderzoek
bleek de vergroting te zijn veroorzaakt door tumorweefsel
met de kenmerken van een nefroblastoom. Er werden metas-
tasen aangetroffen in de longen. Ook de rechter nier was ver-
groot, maar slechts in geringe mate. Deze vergroting zou
kunnen wijzen op een compensatoire hypertrofie/ hyperplasie
ten gevolge van insufficiëntie van de linker tumoreuze nier.
Volgens de auteur is dit de eerste gepubliceerde beschrijving
van een nefroblastoom bij het schaap. Een tweede bijzonder-
heid was dat de tumor werd aangetroffen bij een al wat ouder
schaap. Nefroblastomen komen vooral voor bij foeten en
jonge dieren en worden zelden aangetroffen bij oude(re)
dieren.

Referaten

Th.A.M. Elsinghorst

Nefroblastoom bij een volwassen schaap

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvDl

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

pijn

aat VERDER...

RIMinN 20 mg, SO mg, 100 mg isWenen voor hontkn

RiniAn 20 mgfiEG Nl 10431 UCM / RMfln SO mg REG Nl 10432 UOA / Rmtfin 100 mg REG Nl 10433 UOA
Werluaarn bcstVMtM: Carprofen 20 mg / SO rng /100 mg per ta^^
Distribuleur: Eurovet Animal Healih BV. Harvfeist<cg25. S531 AE Blatfel infomaoe b op.

>4nimal Health

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25,5531 AE Bladel

-ocr page 296-

Tevredenheidsonderzoek wordt laagdrempelig

Miel Bingen

Hoe kom je er achter wat leden, klanten, medewerkers
of andere stakeholders nou eigenlijk van je vinden? Het
antwoord is simpel: je vraagt het ze. Tevredenheidson-
derzoek is niet meer weg te denken uit een moderne be-
drijfvoering en vormt een van de belangrijkste instru-
menten voor organisaties om hun dienstverlening af te
stemmen op de wensen van betrokken partijen. Het be-
lang van tevredenheidsonderzoek gaat de KNMvD en
met name de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
dan ook niet onopgemerkt voorbij. De Maatschappij en
GGG zijn daarom een samenwerking aangegaan met
het bedrijf Tevreden om tevredenheidsonderzoek voor
de KNMvD en haar leden te faciliteren. Reden om te
spreken met Govert Janssen, algemeen directeur van
Tevreden.

"Tevredenheidsonderzoek is een thema dat al lang speelt bin-
nen de KNMvD. Zeker terugkijkend op ontwikkelingen in
het verleden is het voor veel bestuurders en leden een interes-
sante vraag hoe meningen beter kunnen worden gepeild. Be-
stuurders willen weten wat er onder leden leeft en leden wil-
len op een gemakkelijke manier hun mening kenbaar kunnen
maken. Tegelijkertijd blijkt er een sterke behoefte te bestaan
bij veel practici, en dan in het bijzonder in de gezelschaps-
dierensector, om klanttevredenheidsonderzoek te gaan ver-
richten. Vandaar ook de nauwe betrokkenheid van de GGG.
Met deze twee wensen op het lijstje is Tevreden benaderd met

de vraag of wij deze processen kunnen faciliteren", ant-
woordt Govert Janssen op de vraag hoe de KNMvD bij Te-
vreden terecht is gekomen.

Voor de KNMvD heeft Tevreden een \'webbased\' platform
gerealiseerd om tevredenheidsonderzoek mee te verrichten.
Er is gekozen voor een \'webbased\' benadering omdat dit veel
voordelen biedt bij het uitsturen en verwerken van de onder-
zoeken, legt Janssen uit. "Traditioneel tevredenheidsonder-
zoek is vrij gecompliceerd en kostbaar. Met name de kosten
van het verspreiden, verwerken en interpreteren van enquêtes
zijn hoog. Door te kiezen voor een \'webbased\' benadering
kunnen deze kosten sterk worden gereduceerd. Enquêtes
worden in principe per e-mail uitgezet en op de website
www.dierenarts.tevreden.nl ingevuld. Gevolg is dat wij de
data digitaal binnen krijgen en de verwerking dus ook voor
een belangrijk deel kunnen automatiseren. Op deze manier
bereiken wij een enorme kostenbesparing per onderzoek.
Ook biedt een \'webbased\' benadering de mogelijkheid rela-
ties doorlopend te monitoren, dit in tegenstelling tot het be-
vragen van een groep op één moment in de tijd. Hierdoor kan
tevredenheidsonderzoek een echt integraal onderdeel van de
bedrijfsvoering gaan worden en krijg je direct feedback over
veranderingen die anders onopgemerkt zouden blijven."
Toch is het zeker niet zo dat de leden van de KNMvD iedere
maand een enquête kunnen verwachten. "Je moet terug-
houdend zijn met tevredenheidsonderzoek want mensen zijn
gauw overvraagd, met alle negatieve gevolgen voor de res-
pons. Wat wel goed mogelijk is met het systeem is het snel
opzetten van een enquête voor kleinere groepen. Door tien
keer een deel van de KNMvD-leden te bevragen voorkom je
enquêtemoeheid, mits je tenminste niet tien keer dezelfde
groep bevraagt", stelt Janssen.

Praktijken

Het tweede niveau waarop het platform onderzoek kan facili-
teren is dat van de praktijken. Tegen geringe kosten kunnen
leden onderzoek laten verrichten door Tevreden via de web-
site
www.dierenarts.tevreden.nl. De Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren heeft nog eens extra geïnvesteerd om het
instapbedrag significant te verlagen, vanuit de overtuiging dat
klanttevredenheidsonderzoek van vitaal belang is om een
goede praktijkvoering en een hoge kwaliteit van dienstverle-
ning aan de consument te garanderen.
Uitgangspunt hierbij is het streven om de praktijken een
systeem aan te bieden met een lage instapdrempel, zowel
financieel als qua expertise, dat tegelijkertijd de nodige flexi-
biliteit levert aan de gebruikers. Tevreden heeft in samenwer-
king met de KNMvD en GGG een aantal situatiespecifieke
vragenlijsten ontwikkeld om het onderzoek door de praktij-
ken te stroomlijnen, die door de deelnemende praktijken kun-
nen worden gebruikt. In aanvulling hierop kunnen praktijken
vragen toevoegen die betrekking hebben op hun specifieke
situatie.

Benchmarken

Bijkomend voordeel van de gestandaardiseerde vragenlijsten
is dat er gebenchmarkt kan worden tussen praktijken. "Ge-

-ocr page 297-

bruikers van het sys-
teem kunnen hun in-
dividuele scores ver-
gelijken met de ge-
accumuleerde scores
van alle deelnemen-
de praktijken. Je kan
dus bekijken of die
fantastische score op
vraag A een top-
prestatie van je prak-
tijk is of dat alle die-
renartsenpraktijken
goed scoren op die
vraag. Benchmarken
geeft het kader weer
waarbinnen je werkt.
Overigens zijn de
geaccumuleerde ge-
gevens op geen enkele manier terug te leiden tot een indivi-
duele of beperkte groep praktijken", legt Janssen uit.
Tevredenheidsonderzoek op praktijkniveau beperkt zich ove-
rigens niet alleen tot de consument van diergeneeskundige
zorg. Er worden ook vragenlijsten ontwikkeld waarmee de
tevredenheid van werknemers kan worden gemeten. Covert
Janssen: "Tevredenheidsonderzoek is een breed in te zetten
instrument. Door
www.dierenarts.tevreden.nl wordt het bo-
vendien een laagdrempelig en voor iedere praktijk direct in te
zetten instrument. Ik hoop dat dierenartsen met veel plezier
gebruik zullen maken van de faciliteiten die KNMvD en
GGG in samenwerking met Tevreden ter beschikking stellen.
Door andere professionals, zoals apothekers, huisartsen, ma-
kelaars en kinderopvangorgansiaties, zijn soortgelijke onder-
zoeksplatformen met enthousiasme ontvangen."

W//t u meer informatie over kiantevredenheidsonderzoek
dan kunt u terecht op
www.dierenarts.tevreden.nl. Leden
van de GGG kunnen contact opnemen met Monique
Megens
(moniquemegens.ggg@knmvd.nl). Ook kunt u
terecht bij bureaumedewerkers Miel Bingen
(m.bingen@
knmvd.nl)
en Marieke Veldman (m.veldman@knmvd.
nl) van de KNMvD voor verdere informatie.

Dit artikel is de tweede in een serie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, met als onderwerp het verbeteren van de in-
komenspositie van dierenartsen. Collega\'s met en/aring in de praktijk geven hun tips en adviezen op het gebied van praktijk-
management. Aan de orde komen onderwerpen als kostenbewaking, coaching, verzekeringen en ICT. Maar ook zullen prak-
tijken worden voorgesteld die op dit gebied vooroplopen.

Het nut van kostprijsbepalingen

Anton Beijer

De meeste dierenartsen hebben zelf weinig tot geen in-
zicht in de werkelijke kostprijs van hun producten. Bij de
verkoop van artikelen is die kostprijs nog enigszins dui-
delijk, omdat hier in ieder geval al een inkoopsprijs aan
vastzit. Maar als het gaat om de werkelijke kosten van
opslag, bestellen, apotheekbeheer et cetera heeft naar
mijn inschatting 95 procent van de dierenartsen hiervan
geen enkel idee. Toch rekent iedere dierenarts op medi-
cijnen een standaardmarge en/of een afgiftetarief. Maar
hoe weet hij of de opbrengsten uit dat afgiftetarief of die
marge bijvoorbeeld de loonkosten voor al dit werk wel
dekken?

Het zakenplan van veel, zoniet de meeste, dierenartsenprak-
tijken bestaat helaas nog steeds uit: \'zoveel mogelijk omzet
genereren\'. Nu is omzet genereren zeker belangrijk, want het
geld dat daarmee binnenkomt, is nodig om de rekeningen van
de onderneming te betalen. Maar aan die omzet heeft de die-
renarts geen voordeel als de inkomsten vooral moeten worden
gebruikt om de kosten te dekken van het genereren van de
omzet. Men moet dus al van te voren bovenop de kosten een
gezonde winstmarge inbouwen. "Dat is nogal logisch", zul-
len velen zeggen. "Dat is een open deur" Maar hoe kun je
een marge op de werkelijke kosten van een product leggen
wanneer niemand de moeite neemt tenminste enige inzage in
die kosten te krijgen? Want ik ken vrijwel niemand die ooit
een kostprijsbepaling heeft uitgevoerd.

Omzet of rendement

De meeste praktijken verhogen traditioneel nog steeds hun
tarieven een keer per jaar en wel op 1 januari. Meestal nemen
zij domweg het inflatiepercentage, zonder zich af te vragen of
dit de eigen loon- en praktijkkosten wel dekt. De wat meer
ontwikkelde praktijken zullen het accountantsrapport van het
vorige jaar erbij pakken. In de praktijk wordt dat voor 2007
het rapport van twee jaar eerder, 2005, omdat het accoun-
tantsrapport van 2006 nog niet beschikbaar is. De praktijken
gaan dan sturen op cijfers waarvan de oudste van twee jaar
daarvoor zijn. Dat is te vergelijken met iemand die probeert
een auto met een dichtgeplakte voorruit op de weg te houden

-ocr page 298-

door te sturen op basis van het zicht in de achteruitkijicspie-
gel, en maar te hopen dat de weg voor de auto een logische
voortzetting is van wat hij naar achteren waarneemt.
De financieel goed onderlegde praktijken hebben een boek-
houdsysteem waarin zaken als afschrijvingen et cetera gedu-
rende het hele jaar meelopen. Deze praktijken hebben gedu-
rende het hele jaar een goed inzicht in de ontwikkeling van
hun kosten en dus van hun rendement. Dit rendement dient
een van de belangrijkste stuurposten voor de praktijk te zijn
en niet (alleen) de omzet. Als de omzet met tien procent stijgt,
maar het totale rendement (de omzet minus de kosten, als
percentage van de totale omzet) daalt met drie procent van
33 procent naar 30 procent, dan is de praktijk met deze om-
zetstijging niets opgeschoten. Sterker nog, er is flink achter-
uit geboerd, omdat de koopkracht van de winst wel is aange-
tast door de inflatie en omdat meer omzet meestal ook meer
werk inhoudt. Het hierboven beschreven scenario is helemaal
niet ondenkbaar. Veel praktijken hebben namelijk vrijwel
geen inzicht in de effecten op hun winst van het geven van
kortingen of van stijgingen van de investeringen of de loon-
kosten, omdat ze hun kostprijs niet kennen. Dat is feitelijk
ondernemen en prijsstellen met een blinddoek op.

Tariefbepalingen

Een zelfde probleem doet zich voor bij het vaststellen van ta-
rieven voor nieuwe verrichtingen of onderzoeken met nieuwe
apparatuur. Ook op andere terreinen dan de diergeneeskunde
moet de prijs van nieuwe diensten of artikelen worden be-
paald. Neem bijvoorbeeld de nieuwe thuisbiertap die enige
tijd geleden vrijwel gelijktijdig op de markt werd gebracht
door zowel Heineken als Philips. Er was op dat moment geen
vergelijkbaar product op de markt waarvan de prijs als richt-
snoer kon dienen. De meesten van ons zullen verwachten dat
men in dat geval een consumentenonderzoek verricht. Dat
zullen de marketingafdelingen van Heineken en Philips in-
derdaad wel gedaan hebben. Ze hebben de consument ge-
vraagd wat ze maximaal bereid zouden zijn te betalen voor
een biertap met bepaalde eigenschappen en voordelen. Uit de
antwoorden ontstond vervolgens een dataverzameling met
een Gausse verdeling rondom een gemiddelde. Hieruit is vrij
simpel een verkoopsrichtprijs af te leiden.
Maar dit betekent nog niet dat de beslissing om dit product
op de markt te gaan brengen daarmee is genomen. Eerst zul-
len de firma\'s de kostprijs van de ontwikkeling, productie en
promotie van deze biertaps gaan berekenen. Pas daarna zul-
len zij de beslissing nemen om een dergelijke tap aan te bie-
den. Als zij moeten concurreren met andere bedrijven, of
kortingen willen geven, zullen ze daarbij zelden of nooit uit-
komen onder de werkelijke kostprijs van het product. Daarom
is het voor hen essentieel die kostprijs ook exact te weten.
Maar hoeveel dierenartsen zijn er die hun kostprijs weten? En
hoeveel dierenartsen zijn er niet die desondanks vrolijk kor-
tingen geven op van alles en nog wat?

Prijzen

Winst is het verschil tussen opbrengst en kostprijs. Goed
zakendoen houdt in dat men de verschillen tussen opbrengst
en kostprijs zo groot mogelijk maakt. Door onze beroeps-

Prijsonderzoek

Natuurlijk verrichten de meeste grote farmaceuten een
prijsonderzoek voordat zij een pijnstiller of een antivlooi-
enproduct op de markt brengen. Dierenartsen schrikken
vaak van deze prijzen, maar ze zijn zeker niet zomaar uit
de duim gezogen. Dierenartsen zijn (net als hun beroeps-
vereniging) op het gebied van prijsonderzoeken nog vol-
komen blanco, met als gevolg dat zij hun producten vaak
ver beneden de werkelijk haalbare marktprijzen verkopen.
Zo bracht de firma Animed (tegenwoordig Virbac) al heel
wat jaren geleden nieuwe oormerken tegen zomerwrang
op de markt. Marketingmedewerkers vroegen toen een
aantal dierenartsenpraktijken wat die dachten dat \'hun\'
boeren maximaal voor de oormerken zouden willen beta-
len. Vervolgens stelden de onderzoekers van Animed de-
zelfde vraag buiten de dierenarts om rechtstreeks aan de
betreffende boeren. Hieruit bleek dat de klanten bereid
waren voor het nieuwe product vijftig tot honderd procent
meer te betalen dan wat de dierenartsen van die boeren
hadden aangegeven. Als dierenartsen een artikel met een
inkoopsprijs van 5 euro gaan verkopen voor 7,50 euro,
maar de boeren geven aan dat ze er 15 euro voor overheb-
ben, laten de dierenartsen enorme mogelijkheden liggen.
Dat geldt zeker als de dierenartsen vervolgens uit onwe-
tendheid ook nog eens op die prijs van 7,50 euro gaan
concurreren. De klant zal daar niet over klagen, maar die-
renartsen zouden op die manier in hun onnozelheid na-
tuuriijk wel ongelooflijk stom bezig zijn. De reden dat de
beroepsgroep zo\'n moeite heeft de inkomens op peil te
houden, ligt voor meer dan negentig procent bij de be-
roepsgroep zelf Daarbij speelt zeker ook de brancheorga-
nisatie, de KNMvD, een rol, door geen aandacht te beste-
den aan scholing op dit gebied.

groep werd het streven om uit de verkoop van onze handelin-
gen en producten een zo groot mogelijke opbrengst te halen
lange tijd als weinig ethisch gezien. Toch is dit het basisprin-
cipe voor elke onderneming die maximaal winstgevend wil
zijn. Wie wil weten hoe winstgevend een service of product
is, en dus hoe waardevol dit product is voor zijn praktijk,
moet daarvoor minimaal weten wat de kostprijs is. Daarnaast
moet hij weten wat de optimale opbrengstprijs is.
Uit het voorafgaande mag het nut van een goede kostprijs-
berekening duidelijk zijn. Maar hoe bepaal je nu deze kost-
prijs? In het volgende
Tijdschrift voor Diergeneeskunde meer
hierover.

H.A. Beijer is dierenarts. Voor wie nu ai met de in dit
artikel genoemde onderwerpen aan de slag wil, is de
Berekenwijzer beschikbaar Vraag een gratis exemplaar
van de Berekenwijzer aan per e-mail:
ha.beijer@chello.
nl
of bij de KNMvD.

-ocr page 299-

Atopische dermatitis is een
levenslange aandoening, die
niet te genezen is. Voor honden
die hieraan lijden is ATOPICA®
een doelgerichte lange termijn
oplossing. Het vermindert
de chronische jeuk en pijnlijke
huidlaesies. Dankzij de
geavanceerde werkzaamheid
bij atopische dermatitis kunnen
honden weer genieten.

/

Geen slapeloze nachten meer, lekker de hdnd uitlaten
en aaien behddrt weer tdt de dagelijkse realiteit.

Benaming: ATOPICA*, capsules voor honden. Samenstelling: ATOPICA*10 bevat 10 mg Cydosporine, ATOPICA* 25 bevat 25 mg Cyclosporine. ATOPICA* 50
bevat 50 mg Cyclosporine, ATOPICA*100 bevat 100 mg Cyclosporine. Indicatie: Behandeling van chronische gevallen van atoplKhe dermatitis. Doeidier
Hond. Contra-indicatie: Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor Cyclosporine of voor één van de hulpstoffen. Voor alle capsule groottes geldt
niet gebruiken bij honden jonger dan 6 maanden of met een lichaamsgewicht van minder dan 2 kg. Niet gebruiken in geval van een historie van kwaadaar-
dige afwijkingen of progressieve kwaadaardige afwijkingen. Niet vaccineren met een levend vaccin gedurende de behandeling, of binnen twee weken voor
of na de behandeling. Bijwerkingen: De meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn gastro-intestinale verstoringen zoals braken, siijmvormige of
zachte ontlasting en diarree. Ze zijn mild en van vcrarbijgaande aard en in het algemeen is stoppen van de behandeling niet nodig. Andere bijwerkingen
die zelden worden waargenomen zijn anorexie, een milde tot matige vorm van hypertrofisch tandvlees, wratvormige beschadigingen van de huid of ver-
andering van de vacht r(^e en gezwollen oorschelpen, spierzwakte of spierkrampen. Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan wanneer de behandeling is
gestaakt. Dosering en wijze van toediening: De gemiddeld aanbevolen dosering van Cyclosporine is 5 mg/kg lichaamsgewicht. ATOPICA* moet ten minste
2 uur voor of na het voeren worden toegediend. De capsule direct in de bek toedienen. Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift.
Verpakking: Voor alle verpakkingen blisters met 10 tabletten. Registratiehouder. Novartis Consumer Health B.V. Registratienummers: REG NL 10126,10127,
10128, 10129, 8 3011 IE 25 F5, 3011 IE 26 F5, 3011 IE 27 F5, 3011 IE 28 F5, L V997/03A)9A)768, V997/03A)9/0769, V997/03A)9/0770, V997/03A)9/0771.

6

NOVARTIS

ANIMAL HEALTH

ica

cyclosporine A

-ocr page 300-

_

RISPOVAURs.PiB

IntraNasaal

Enkelvoudige dosis
Op de juiste plaats

Voor jonge kalveren

Is longontsteking bij zeer ^
jonge kalveren een probleem?

De oplossing hiervoor is Rispoval® IntraNasaaf?

j^Bevat twee van de belangrijkste ademhalingsvirussen
bij jonge kalveren (BRSV of pinkengriep en PI3).

I Een enkelvoudige dosis - intranasaal toegediend - betekent
dat het vaccinatieprogramma meteen wordt afgerond.

I Begin van immuniteit tegen BRSV en PI3 binnen 10 dagen.

Het vaccin is toe te dienen vanaf 3 weken leeftijd en
de immuniteit duurt tenminste 9 weken.

RISPOVAL® RS P13 INTRANASAAL • 0Jei5OTeesmi<ldel-^^NLJ_0424-UDO. • Werkzame

^ „ leien: gevriesdroogde fracfie: gemodificeerd levend Bovine

Pa^uenza type 3 (PI3) virus, stam RLB103, minimum " CODsq en gemodificeerd levend Bovine Respiratory Syncytial virus (BRSV). stam 375, minimum
CCIO5Q. Steriel oplosmiddel voor reconstitutie • Doeldier rundvee. • Indicaties: voor actieve immunisatie van kieren met af zonder maternale antilichamen,
vanaf een leeftijd van 3 weken tegen BRSV en PI3 ter vermindering van de gemiddelde titer en de urtsctieidingsduur viui beide virussen. •
Toedieningswijze en
dosering:
een enkelvoudige dosis van 2 ml gereconstitueerd vaccin intranasaal toedienen met behulp van de intranasaie applicator aan rundvee vanaf een leeftijd
van 3 weken, ReconstHueer het vaccin door ttet oplosmiddel aseptisch toe te voegen aan de gevriesdroogde fractie. Goed schudden. Niet vermengen met een ander
vaccin of Immunologisch middel, Geen andere vaccins toedienen binnen 14 dagen voor of na vaccinatie met dit middel. Uitsluitend voor diergeneeskundig get)ruik.
Uitsluitend gezonde dieren vaccineren, •
Contra-indicaties: niet gebruiken tijdens de dractit of lactatie. • Wachttiid: nul dagen. • BlJwerWngen: uit publicaties
is gebleken dat In zeiden voorkomende gevallen een ttypersensitrviteit-reactie opgewekt kan worden door hertiaakle bkxitstelling aan BRSV. •
Bewaren: bewaren en
transporteren bij • 8°C. buiten tiet bereik en zictit van kinderen, vrijwaren tegen bevriezing, bescherm tegen licM.Gefecon$titueerd vaccin binnen
2 uur get)ruiken.
• Nadere informatie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratietKiuder (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com) Registratiet>ouder: Pnzer Animal Health
BV • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel • Nederland.

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.nl

-ocr page 301-

Veertig jaar Geneesmiddelenbulletin

Mw. D. Scholma - Van der Perk

Tijdens de novembervergadering van regio noord in
Drachten stelde ik de vraag of het
Geneesmiddelenbulletin
door het hoofdbestuur gelezen werd. De voorzitter van de
KNMvD kon mij daar geen antwoord op geven. Ik had
meteen spijt van de vraag. Het overkomt me vaker dat ik
in mijn enthousiasme iets beweer wat niet meer van deze
tijd blijkt te zijn. Als Tjeerd Jorna niet had opgemerkt dat
hij het
Geneesmiddelenbulletin nog las, had ik deze bij-
drage voor het Tijdschrift niet geschreven. Deze opmer-
king kwam immers eveneens van een voorzitter, namelijk
die van de Federation ofVeterinarians of Europe.

Het Geneesmiddelenhulletin is uit noodzaak ontstaan in
1966. In dat jaar werden de eerste nummers ter kennismaking
toegestuurd aan apotheekhoudende artsen en dierenartsen.
Ze kwamen tot ons in de vorm van enige losse bladen, be-
doeld voor een opbergmap. Op de achterpagina lazen we:
"Het
Geneesmiddelenhulletin stelt zich ten doel rationele far-
macotherapie te bevorderen. Daartoe verstrekt het onafhan-
kelijke en objectieve informatie over geneesmiddelen aan al-
len die deze voorschrijven, afleveren of gebruiken. De
belangrijkste activiteit betreft het periodiek uitgeven van het
Geneesmiddelenhulletin. De inhoud komt tot stand in samen-
spraak met de deskundigen in het veld."
Zelf namen wij in 1966 een abonnement. Het is nooit bij ons
opgekomen het op te zeggen. Ik lees het nog steeds en zo zal
dat blijven!

Internet

Hoewel de zegeningen van het internet grotendeels aan mij
en mijn generatie voorbijgaan, zie ik toch in dat het interes-
sante, nieuwe mogelijkheden biedt. Ook voor niet-abonnees
is tegenwoordig via
www.geneesmiddelenhulletin.nl onaf-
hankelijke geneesmiddeleninformatie te vinden. De ruim
tweeduizend trefwoorden tellende tienjarenindex 1997 tot
2006 geeft aan dat er sinds 1966 het nodige veranderd is
(figuurlijk zowel als letterlijk). Een greep uit de trefwoorden,
voor wie geen internet heeft: vallen, visolie supplement,
cranberrysap, duizeligheid, hoesten, leptospirose, veehoude-
rij, volksgezondheidsrisico\'s door antioticagebruik, tricho-
moniasis, tekenbeten en chemotherapie.
Ter gelegenheid van de veertigste jaargang van het
Genees-
middelenhulletin
werd op 8 november 2006 een druk bezocht
symposium gehouden (zie bulletin 2007 nummer 2). De rij
van sprekers werd geopend door dr. R. Kruisinga, KNO-arts
en oud-staatssecretaris van volksgezondheid in 1967, waarbij
hij zei: "De juistheid van onze beslissing om dit blad op te
richten, wordt aangetoond doordat het veertig jaar later nog
bestaat." Hij voorspelde dat het belang van onafliankelijke
geneesmiddeleninformatie alleen maar zal blijven toenemen.

Mw. drs. D. Schoima-Van der Perk is dierenarts in ruste, zij
studeerde afin
1942.

Vijftigste Peerdepieten

Mark van \'t IHoff

Wat lijkt het alweer lang geleden.
Vier maanden geleden zijn wij
geïnstalleerd als het bestuur van
de Diergeneeskundige Studenten-
kring. Zo zijn wij als groep begon-
nen aan onze taak alles binnen het
veterinaire studentenwereldje in
goede banen te leiden. De tijd vliegt
voorbij en het grootste en mooiste veterinaire evenement
van het voorjaar staat alweer voor de deur: Peerdepieten,
op 6 mei 2007.

Als vice-praeses is ondergetekende hoofdverantwoordelijk
voor het verioop van deze dag. Voor u en voor vele van uw
collega\'s is Peerdepieten waarschijnlijk een dag die vele her-
inneringen oproept, aan bloemetjesjurken, jacquets, verschil-
lende races met als hoogtepunt de adembenemend spannende
Peerdepietenkoers en bovenal heel veel gezelligheid.

Draf- en renkoersen

In 1958 reed de heer Gerben de Boer de allereerste Peerdepie-
tenkoers. Dit betekent dat er dit jaar niet zomaar een Peerde-
pietenkoers gereden gaat worden, maar de vijftigste. Net als
vroeger zullen de verschillende draf- en renkoersen worden
afgewisseld met spectaculaire pauzeprogramma\'s. Het hoog-
tepunt van de dag is uiteraard nog altijd de Peerdepietenkoers.
Traditiegetrouw zal er rond deze koers een hevige strijd los-
barsten om de felbegeerde titel Peerdepiet of Peerdepetra.
Maar de vijftigste Peerdepieten vindt natuuriijk niet plaats
zonder een stukje extra aankleding, zo zal iedereen worden
vervoerd in oude Amerikaanse schoolbussen en zal er op
Duindigt een grote hoeveelheid oldtimers aanwezig zijn.
Peerdepieten vindt niet meer plaats op Mereveld of in Hilver-
sum, sinds 1998 is de veterinaire student te vinden op ren-
baan Duindigt te Wassenaar. Op 6 mei 2007 zullen tien vete-
rinaire studenten hier onder het toeziend oog van velen met
elkaar de strijd om deze prachtige titel aanbinden. Ik kan u
verzekeren dat het de moeite waard is om Peerdepieten nog
een keer te bezoeken. U kunt bij D.S.K. kaartjes bestellen
door te mailen of te bellen. Bel voor meer informatie naar
030-2534678 of mail
dsk.hestuur@vet.uu.nl.

Aankondiging

Mark van \'t Hoff is vice-praeses van de Diergeneeskundige
Studentenkring.

-ocr page 302-

Anne-Marie Verbruggen, Arno Werners en Miyuic-i Yokoi

Het is weer tijd voor de Voorjaarsdagen, een veterinair
evenement dat al veertig jaar op de agenda van de gezel-
schapsdierenartsen staat, en sinds een paar jaar ook op
die van de paardendierenartsen. Het programma speelt
zich af van donderdag 26 tot en met zondag 29 april 2007
in de RAI te Amsterdam. Zoals u van hen gewend bent,
hebben de organisatoren een afwisselend kwaliteitspro-
gramma samengesteld. Hieronder vindt u een overzicht.

De Voorjaarsdagen bieden, van alle symposia en congressen
in Nederland het meest omvangrijke en kwalitatief hoog-
staande programma voor gezelschapsdierenartsen, paarden-
dierenartsen en dierenartsassistenten.

Interactiefkiezen

Ook dit jaar kunnen gezelschapsdierenartsen op de Voor-
jaarsdagen aan hun trekken komen. Maar van lekker achter-
overzitten zal geen sprake zijn. Interactie is het sleutelwoord.
Wie op de Voorjaarsdagen komt om lekker achterover te leu-
nen in de diepe zetels van de RAI en de aangename stemmen
van de internationale gasten over zich te laten spoelen, moet
ver wegblijven van zaal B. En niet omdat er nu houten klap-
stoelen staan of omdat de akoestiek er zo slecht is. Zaal B is
namelijk uitgerust met stemboxen, waarmee de spreker zijn
publiek kan uitvragen en het publiek zijn mening kan geven
en zo de loop van de lezing kan beïnvloeden. Zeven van de
sprekers zijn de uitdaging van het \'keyvoting\'-systeem aan-
gegaan. Op vrijdag 27 april neemt de bekende Engelse kat-
tenspecialist Andy Sparkes de aftrap. Hij zal het publiek be-
spelen met het onderwerp \'Amyloidose, diabetis mellitus en
andere endocrinopathieën bij katten\'. Hij wordt in de namid-
dag opgevolgd door Frank Verstraete uit UC Davis, die het in
samenspel met de toehoorders zal hebben over gezonde en
afwijkende gebitten bij honden en katten.
Maar zij zijn niet de enigen die de uitdaging van zaal B
durven aangaan, op zaterdag worden ze opgevolgd door de
chirurgen en orthopeden. Na de ochtendsessie met uitgebrei-
de lezingen over diagnose, chirurgische behandeling en post-
operatieve zorgen van porto-systemische shunts mag deze
aandoening geen uitdaging meer zijn. Geraldine Hunt uit
Australië en Dan Broekman uit Engeland nemen de presen-
tatie over dit onderwerp voor hun rekening, \'s Middags volgt
een grondige bespreking van knieën en heupen door Ross
Palmer, Associate Professor of Orthopedics aan de Colorado
State University in de Verenigde Staten.
Zondag 29 april zal minder bloederig zijn, maar wel kriebe-
lig. Andrea Cannon uit de Verenigde Staten zal proberen uw
vingers op de stemboxen te laten jeuken. Haar lezing gaat na-
melijk over allergische dermatitis. Vervolgens zal Andrès
Komaromy uit Pennsylvania (ook Verenigde Staten) ingaan
op systemische aandoeningen.

Beeldvorming en genen

Er zijn ook voldoende toespraken in de andere zalen, bijvoor-
beeld over echobeelden bij pups en kittens. Dat is het onder-
werp van de lezing van Autumn Davidson en Tomas Baker, de
\'chief ultrasonographer\' bij UC Davis. Zij hebben beloofd er
een praktisch verhaal van te maken. Sheilah Robertson houdt
twee ochtendsessies, waarbij aandacht is voor alle aspecten
van anesthesie bij drachtige katten en teven. Een van de the-
ma\'s is de anesthesie van puppies en kittens. Michaela Gum-
penberger van de afdeling medische beeldvorming van de uni-
versiteit van Wenen geeft twee sessies over RX en CT van
weke delen aandoeningen en van botafwij kingen. Zij sluit haar
bijdrage af met een presentatie over haar passie: medische
beeldvorming bij exotische dieren, in dit geval bij ademnood.
Nu het DNA van de mens is ontrafeld, is de beste vriend van
de mens aan de beurt. Elaine Ostrander van het National
Human Genome Research Institute (NHl) is de oprichtster
van het Canine Genome Project. Zij onderzoekt de genetica
van ingewikkelde ziektes in honden en mensen, zoals kanker,
de ziekte van Addison en heupdysplasie. Met een groep post
does is ze op zoek naar de genen die de morfologie van hon-
den bepalen en hun ziektes en de dynamiek van de moderne
gedomesticeerde hondenpopulatie. Een hele kluif
Na al die lezingen in het Engels is de nederlandstalige lezing
van Wim van Haeringen prettig als afwisseling. Hij blijft op
het niveau van de genetica, want hij zal uitleggen wat zijn la-
boratorium doet met de monsters die de dierenarts opstuurt
voor DNA-onderzoek, steeds vaker op verzoek van fokkers.
De taal zal ook geen barrière zijn bij Frank Coopman uit
Gent, die de medische genetica in de diergeneeskunde zal in-
troduceren, en bovendien zijn licht zal laten schijnen op de
vooruitzichten in dit vakgebied. Genetica blijft op het pro-
gramma staan in de lezing van Gerard Rutteman (Utrecht).
Hij zal een boekje opendoen over de rol van genen in de epi-
demiologie, de diagnose en de behandeling van kanker. Nadat
Rutteman een theoretische basis gelegd heeft, komt de prak-
tijk aan de orde in de toespraak van professor Argyle over de
laatste diagnostische middelen en behandelingen van kanker
bij gezelschapsdieren.

Voorjaarsdagen 2007

Diagnostiek

35 gelukkige deelnemers mogen op zaterdagmiddag achter
de microscoop zitten met Erik Teske, specialist-internist aan
de Hoofdafdeling Gezelschapsdieren van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Hij verzorgt een korte inleiding over de
klinische cytologie, maar daarna mogen de deelnemers het

VOORJAARS^Ogen

european Vttennofy Conference >m/

-ocr page 303-

geleerde in praktijk brengen. Iedereen krijgt een set coupes
en mag die zelf beoordelen. De bevindingen zullen tegen het
eind van dit zogenoemde \'wet lab\' samen worden besproken.
Op deze manier krijgen de deelnemers een beter zicht op de
diagnostische mogelijkheden van de cytologie in het alge-
meen en van huidaandoeningen in het bijzonder.
Het gaat van statische beelden naar bewegende in het program-
ma-onderdeel van Quirine Stassen, internist-neuroloog aan de
Faculteit de Diergeneeskunde Utrecht. Zij heeft de beschik-
king over een enorme collectie videobeelden van honden met
neurologische afwijkingen, met name epilepsie, waarmee ze
het publiek zal laten begrijpen op welke manier de zenuw-
banen bij deze viervoeters soms niet optimaal kunnen werken.
Ook van de Faculteit der Diergeneeskunde komt Christine
Piek, internist-hematoloog. Zij houdt een voordracht (in het
Engels) over hemostatische ziektes als gevolg van een geneti-
sche afwijking en imuun-gemedïeerde hemolytische anemie
(IMHA).

Dierentaal

Nadat al deze sprekers aan het woord zijn geweest, is het de
beurt aan onze patiënten. De namiddagsessie van \'Week van
het huisdier\' heeft namelijk als onderwerp: \'Huisdier en taal\'.
Maija Kik luistert naar bijzondere dieren en belicht de com-
municatie met deze soorten in haar sessie over \'Communi-
catie in kleur, geur en geluid\'. Frank Verstappen laat de pape-
gaaien spreken met zijn \'Sprekende patiënten\'. Bij Nienke
Endenburg gaan de poesjes miauwen: \'Poesje miauw, en wat
katten ons nog meer vertellen\'. Tiny de Keuster ten slotte
richt de schijnwerper op de mythes en misverstanden in de
communicatie tussen de hond en zijn baasje.
Als de bezoeker heeft geleerd naar dieren te luisteren, wordt
het tijd dat hij zijn praktijk onder handen neemt. Inspiratie
daarvoor is op te doen op vrijdag in de managementsessies
van Hill\'s. Het moet een bijzonder aantrekkelijk programma
worden. De taak om daarvoor te zorgen, ligt bij Tim Puddle,
die tips zal geven om de praktijk leefbaarder te maken. Daar-
door voelen de diereneigenaars zich beter, waardoor ze meer
producten zullen aanschaffen, maar ook zullen de mede-
werkers zich beter gemotiveerd voelen. Ross Tiffin van Feline
Advisory Bureau (FAB) heeft zich tot doel gesteld de Neder-
landse dierenartspraktijk kattenvriendelijk te maken en hij
krijgt aan het einde van de dag bijval van Andy Sparkes tij-
dens de \'State of the art\'-lezing.

Mensen die met name korte presentaties waarderen, zijn op
het juiste adres bij de twee \'Free communications\'-sessies op
de namiddag van zaterdag en op zondagochtend. Sprekers uit
verschillende landen mogen gedurende twintig minuten een
voordracht houden over hun onderzoek, bevindingen bij
nieuwe middelen en bijzondere gevallen.
Er valt op de Voorjaarsdagen genoeg te beleven. Zo is er de
spannende strijd om de Royal Canin Resident and Research
Award op vrijdag 27 april, waarin onderzoekers en specialisten
in opleiding het tegen elkaar opnemen. Strijd staat tegenover
harmonie en veel dierenartsen zijn op zoek naar harmonie in
hun bestaan. Voor hen houdt professor Theo Compernolle een
lezing over de \'Balans tussen werk en privé\'.

Paard

Het bovenstaande zou de indruk kunnen wekken dat de Voor-
jaarsdagen vooral interessant zijn voor de gezelschapsdieren-
arts. Dat is echter geenszins het geval. Op de Voorjaarsdagen
komen namelijk ook dit jaar weer alle facetten van de paar-
dengeneeskunde aan bod. Inzichten in en overzichten van de
verschillende deelgebieden in dit fascinerende vak komen
aan bod in parallelsessies op alle drie de dagen.
Wim Klein neemt op zaterdagochtend de eerste hindernis.
Hij zal zijn toehoorders inwijden in verschillende chirurgi-
sche technieken van de oogheelkunde bij het paard, met aan-
dacht voor zowel ooglid- als oogbolchirurgie en de behande-
ling van onder andere entropion, verschillende cornea-
aandoeningen, de correctie van distichiasis en het plaatsen
van een lavagesysteem.

Goed toekijken is dezelfde ochtend aan de orde bij Michel
Hoegaerts. Hij introduceert een praktische vierstappen-aan-
pak voor het echografisch onderzoek van de verschillende
structuren in de tarsus van het paard. En daar houdt hij het
niet bij, want op zaterdagochtend zal hij ook de echografie
van het bekken stapsgewijs uit de doeken doen.
Pieter Brama zal tot de koffiepauze op vrijdag zijn licht laten
schijnen op het kraakbeen van het paard. Hij bespreekt thera-
piemogelijkheden bij beschadigd kraakbeen en gaat hierbij
de modernste technieken niet uit de weg.

Hoe en waarom

Het blijft praktisch tijdens de vrijdagmiddag. De \'How to\'-
sessies doen wat hun naam zegt: vertellen hoe de paarden-
dierenarts een probleem oplost. De rode draad is de anesthe-
sie. Zo is hypotensie een veelvuldig voorkomend fenomeen
tijdens de algehele anesthesie van het paard. Joanna Murrell
zal bespreken hoe de behandeling hiervan eruit moet zien.
Epidurale anesthesie kan een praktische en waardevolle aan-
vulling zijn bij de behandeling van paarden. Het \'hoe en
waarom\' van deze techniek zal behandeld worden door Yves
Moens. Hoewel de ezel niet als eerste in gedachten komt als
patiënt van een paardendierenarts, neemt het aantal van deze
dieren in Nederland toe. Thijs van Loon heeft zich verdiept in
de ezel en zal uitleggen hoe de anesthesie bij deze soort moet
worden aangepakt. Dat gaat namelijk iets anders dan bij het
paard. Vivienne Duggan neemt haar publiek mee op een en-
doscopische reis door de urethra naar de blaas van het paard.
Endoscopie blijkt een goede manier om de meeste problemen
in dat gebied goed in beeld te brengen. De afsluiting van de
dag is in de deskundige handen van Marianne Sloet die haar
licht zal doen schijnen op de diagnostiek van dermatologi-
sche problemen.

Grondlegger

Voor wie het minder praktisch wenst, wordt gedurende de
hele vrijdag door een keur van sprekers in twaalf minuten

-ocr page 304-

lip-

il

J J J

X

NIEUW CONVENIA® - Cefalosporine voor éénmalige injectie

• Behandeling gegarandeerd gedurende de hele kuur*

• Eliminatie van de belangrijkste pathogenen bij huid
weke delen en urineweginfecties bij honden en katten

• Dagelijkse toediening van tabletten is niet meer nodig

\' Equivalent aan vergelijkbare antibioticumkuren voor dagelijkse toediening,
voorgeschreven voor huid-, weke delen en urineweginfecties

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2006 Pfizer Animal Health bv. Capelle a/d Ussel • ® Iteknaam Pfizer Inc., N,Y., U.S.A.

Piiver zur Herstellung einer kijekllonto
ftHUNDE und KATZEN. ^

Merter bereldlna van een c

wif injectie voor HONDEN en f_______

hudre pour Solution Injectable pour
CHIENS et CHATS.

lOmInactiRekonsttution/
\'Wnareconstitutie/ gm

10 IUI apres reconstitution

L_J

CONVENIA®, wertuame stof: cefovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel ter bereiding van een oplossing voor injectie • Doeidier hond en kat • Indicaties hond: behandeling van infecties s
van huid en wei<e delen, inclusief pyodermie, vronden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Indicaties kat: behandeling van abcessen en wonden van huid en »eise g
delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimicrobiële activiteit van CONVENIA® na eenmalige Injectie °
houdt tot 14 dagen aan • Toedieningswijze en dosering: één enlieivoudige subcutane injectie van 8 mg/iig lichaamsgewicht (1 mi per 10 kg lichaamsgewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij de hond) S
dan wel 1x (abcessen en verwondingen bij de kat) herhaak) worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-indicaties: niet gebruiken bij overgevoeligheid voor cefatosporine of penteilline antibiotka, bij kleine hertiivoren (inclusief cavia\'s en "
konijnen) of Uj honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dysfunctie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. Behandelde dieren dienen tot §
12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeleinden gebruikt te worden • Bewaren: in koelkast (2\'\'C ■ 8°C), in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen iteht «Bijwerkingen: geen bekend • Verdere informatie: zie bijsluiter, of ä
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@ptizer.com)

Ässis?«

80 mg/ml

NIEUW

-ocr page 305-

Welke organisaties kunt u vinden op de Voorjaars-
dagen?

A. Menarini Diagnostics Benelux
ACE Veterinary Products B. V.
Agrolabo S.P.A.

Animana BV
ARTU Biologicals
AST Farma BV

B. Braun Vet Care CmbH
Bayer B.V.

BEVA

Bionnedic Nederland B.V.
Boehringer Ingelheim
Ceva Santé Animale
Colorscrubs

Dierenkliniek de Lingehoeve - VETCT

DixFortuin ^ de Jong

DMS Ltd

Eickemeyer BV

Endotechniek BV

GD

Coffin Meyvis Analytica c^ Medical Systems BV
Crovet

HES (Veterinair)
Hill\'s Pet Nutrition B.V.
Idexx Laboratories BV
Instrulife
IVIS

Janssen Animal Health
Johnson a[Johnson Medical BV
j0rgen Kruuse A/S
Kerkhof Medical Sen/ice
Mecan BV
Merial
Millpledge
Mindray

Novartis Consumer Health BV

Pet\'s Behaviour

Petlook

Philips

Pie Medical Benelux BV
Proteq

Puur Natuur

Royal Canin Nederiand BV
RxWorks.com.Ltd
Sanéqui and Vobra
Sarstedt BV

Schering - Plough Animal Health

seil animal care company BV

Sectra - Imaxperts

Selexyz Broese

Stöpler

Valuepath

Veterinär/ Technics Int. - BDO Medipass

Vetin - Aacofarma bv

Vétoquinol BV

Vets Net

Virbac

verslag gedaan van nieuwe onderzoeken en interessante prak-
tijkgevallen. Zij doen dit om mee te dingen naar de felbegeer-
de \'Interpolis Award\' voor de meest praktische presentatie en
naar de \'BEVA Award\' voor de beste presentatie van de dag.
Ook de zaterdag zit vol potentiële hoogtepunten. Het begint
met de voordracht van professor Slater over infecties met
equine herpes virus type 1. Na afloop is deze ziekteverwek-
ker een \'open boek\'. Het gezelschapsdierenprogramma stelde
de bezoeker al in staat mee te beslissen en te stemmen over
de lezingen. Ook het paardenprogramma presenteert twee
\'keyvoüng\'-sessies en wel op de zaterdagochtend. De
sprekers zullen het publiek betrekken bij de aanpak van het
hoestende paard en het paard met centraal nerveuze ver-
schijnselen. De bezoekers krijgen de gelegenheid zelfde ver-
schillende stappen in het diagnostische proces te bepalen.
Het middagprogramma van zaterdag is volgens de organisa-
toren niet te missen. Het is namelijk de \'State of the art\'-
lezing, die dit jaar wordt verzorgd door professor White, een
van de grondleggers van het koliekonderzoek in de Verenigde
Staten. Hij is dan ook de aangewezen persoon om de nieuw-
ste visies op het gebied van het koliekpaard uit de doeken te
doen.

Gynaecologie en wedstrijden

Zondag gaat het programma op hetzelfde hoge niveau verder,
met als eerste een gynaecologiesessie, waar Peter Daels zijn
trucs en tips over embryotransplantie zal verklappen. Tegen
het einde van de ochtend zal hij nog verder ingaan op het
praktische gebruik van hormonen tijdens de dracht. Verder
zal Karin Hendriks uitleggen wat het gebruik van kleuren-
doppler toevoegt aan het bepalen van het tijdstip van ovula-
tie.

In een parallelle sessie draait het om de fysiotherapie. Fysio-
therapeute Meike Geier zal de behandelingsmogelijkheden
tijdens een wedstrijd en tijdens de revalidatie bespreken,
waarna Rene van Weeren een overzicht zal geven van de ver-
schillende fysiotherapeutische technieken die bij het paard
kunnen worden toegepast. Gerd Heuschmann is zowel ruiter
als dierenarts. Hij zal zijn ervaring op beide gebieden combi-
neren om uit te leggen hoe schijnbaar onoplosbare kreupel-
heden toch tot een goed einde kunnen komen.
Twee vooraanstaande juristen (Boissevain en Blackstone)
zullen op zondagmiddag de gerechtelijke kanten van de paar-
dengeneeskunde uitgebreid belichten. Vervolgens komt
Marianne Sloet nog een keer terug om met het publiek te dis-
cussiëren over de mogelijkheden en vooral de onmogelijk-
heden van de adequate behandeling van paarden.
Degenen die geen trek hebben in juridische termen kunnen
terecht in de parallelle sessie, waar de aandacht uitgaat naar
het veulen in de breedste zin van het woord. Zo bespreekt
Machteld van Dierendonck de relatie tussen de merrie en het
veulen, gaat Yves Moens in op de anesthesie van het veulen
en sluit Tresemiek Picavet de dag af met een lezing over het
zieke veulen.

DANS

Een jaarlijks terugkerend fenomeen op de Voorjaarsdagen is
het DANS-programma, bedoeld voor dierenartsassistenten.
De organisatoren doen ook nu weer hun best te zorgen voor
een grote diversiteit aan onderwerpen, waarbij het praktische
aspect niet uit het oog verloren wordt. De onderwerpen moe-
ten niet blijven zweven, maar de bezoekers moeten de maan-
dag na het congres met het geleerde aan de slag kunnen.

-ocr page 306-

Royal Canin introduceert

SATIETY SUPPORT DIET

VOOR EEN SIGNIFICANT BETER GEVOEL VAN VERZADIGING

Het Satiety Support Diet van Royal Canin

► Optimaal en lang aanhoudend gevoel van verzadiging door een verhoogd vezel-
gehalte, speciale voedingsvezels en een verhoogd eiwitgehalte.

► Effectief gewichtsverlies met behoud van spiermassa door een verhoogd eiwit-
gehalte en verlaagd energiegehalte.

► Brokken met een lage dichtheid, waardoor een relatief normaal maaltijdvolume
kan worden gegeven en de eigenaar zich beter aan de voedingsadviezen zal
houden.

Nieuw

<

pWBfffiBWiB

©

► Effectief gebleken in klinische studies.

• * f ••

ROTMLCKNIN

ViT»!«!».*"» Ottf

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen)
of 0413-318400 (productinformatie) E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 307-

Het is dus de bedoeling dat elk onderdeel een \'take home
message\' overdraagt.

Het DANS-programma wordt steeds vernieuwd. Dit jaar
worden er twee duo-presentaties gehouden. Bosje en Den
Hartog verzorgen een dubbellezing over maagproblemen en
Overduin en Garretsen over de bolle buik. Twee weten meer
dan een en kunnen bovendien zorgen voor een afwisselende
presentatie. Maar hier blijft het niet bij wat betreft vernieu-
wing, ook de assistenten worden ingewijd in het \'keyvoting\'.
De stemkastjes komen tevoorschijn voor drie presentaties van
twee uur, bij de lezingen over gewicht, tandheelkunde, gedrag
van de hond en de bolle buik. Ook kunnen de assistenten hun
handen uit de mouwen steken op het practicum feces/mest op
zaterdag of het practicum hematologie op zondag. Op zater-
dag is er verder aandacht voor management, een kritische
blik op heupdysplasie, en therapietrouw. De zondag staat in
het teken van de piaskater en de relatie tussen voeding en er-
felijkheid bij fretten.

Er is ook nog een Engelstalig programma met sprekers van
over de hele wereld. Een hele bekende is Andrew Sparkes,
die zal ingaan op anorexie bij de kat. Als katten deze stoornis
ontwikkelen is dat frustrerend voor de eigenaar en de dieren-
arts, maar vooral voor de assistent die vaak voor de verzor-
ging van het dier verantwoordelijk is.
A. Davidson verzorgt een lezing over de dektijdstipbepaling
bij de teef M. Gumpenberger zal reptielen en vogels rönt-
genologisch en echografisch ontleden. Op zondag meer echo-
grafie in de lezing van Garretsen en Overduin. En verder
verhalen over erfelijke oogproblemen, erfelijke huidaandoe-
ningen en een discussie over de hamvraag van veel eigena-
ren: castreren of niet. Ook op het gebied van de paarden-
geneeskunde worden praktische onderwerpen besproken.

Denk aan \'recovery\', infuustherapie en stamceltherapie bij
paarden met peesblessures, het klonen van paarden en op
zondag een dubbele sessie over gedragsproblemen bij het
paard. Verder is er aandacht voor embryotransplantatie, een
oplossing om merries voor de sport te behouden.
Kortom, ook nu weer hebben de Voorjaarsdagen veel te bie-
den, zowel voor de dierenarts als voor de assistent. Het blijft
een evenement dat eigenlijk niemand mag missen.

Voor meer informatie over de Voorjaarsdagen en de regi-
stratie als deelnemer, zie
www.voorjaarsdagen.org.
Anne-Marie Verbruggen, Arno Werners en Miyuki Yokoi
hebben zitting in de Voorjaarsdagencommissie.

Vet-Café de Molen weer open!

Vet-Café de Molen heeft haar deuren weer geopend. U
vindt in het Vet-Café de KNMvD, GGG en NDG. Maar u
kunt ook langskomen bij de Week van het Huisdier, de
GGP en DSK.

Ook dit jaar staat het café bol van activiteiten en valt er voor
u veel te vinden. Onder het genot van een drankje kunt u in
het café bijkomen van de lezingen en uw licht opsteken bij de
organisaties van het Vet-Café. Op zaterdag om 16.30 uur or-
ganiseert het Vet-Café een happy hour met borrelhapjes.

NDG

De Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (NDG) heeft
een leuke verrassing voor u in petto, vraag ernaar bij de stand.

Week van het Huisdier

De stand van de Week van het Huisdier staat in het teken van
\'Dier & Taal\'. Voor uitleg, vragen of suggesties kunt u terecht
bij de gastvrouwen van de Week van het Huisdier, die duide-
lijk herkenbaar zullen zijn. Kom zelf of stuur uw assistenten.
Kijk ook op
www.weekvanhethidsdier.nl.

DSK

Bent u in Utrecht afgestudeerd, de band met DSK blijft altijd
bestaan. Ook nu is de DSK weer van de partij in het Café: de
ideale plek voor de hardwerkende student om te netwerken
met toekomstige collega\'s.

KNMvD en GCC

De KNMvD en de GGG maken u wegwijs in tevreden-
heidsonderzoek. Klanttevredenheidsonderzoek is een goede
methode om te bepalen of klanten van bijvoorbeeld een die-
renartspraktijk tevreden zijn over de aangeboden diensten.
Klanttevredenheid is eenvoudig te meten. De KNMvD heeft
samen met de GGG het initiatief genomen dierenartsprak-
tijken de instrumenten in handen te geven om zelf (elektro-
nisch) klanttevredenheidsonderzoeken te verrichten. Het
bedrijf Tevreden zal de technische invulling gaan verzorgen.
Een demonstratie van het platform is online in het Café.
Vragen stellen is natuurlijk altijd mogelijk, ook in het Café.

Ontmoet de mensen

In het Vet-Café staan de KNMvD, de GGG, de NDG, de Week
van het Huisdier, de GGP en de DSK. Al deze organisaties
zijn bereid uw vragen te beantwoorden. Zo vindt u in het Vet-
Café bijvoorbeeld de besturen van de KNMvD, de GGG en de
NDG. Maar denk ook aan de ledencontactpersonen van de
KNMvD. Wilt u meer weten over de organisatie van de Week
van het Huisdier, het Vet-Café is \'the place to be\'.

-ocr page 308-

Erik Gruys en Paul Overgaauw

In het congrescentrum \'Kontakt
der Kontinenten\' te Soesterberg
vond op 10 en 11 februari 2007
voor de tweede maal een veterinair
oncologisch congres plaats. Circa
160 deelnemers (120 dierenartsen
en 40 assistenten) bezochten het
congres, dat werd gesponsord door
Aesculaap, Hill\'s, Menarini diag-
nostics, Pfizer, Intervet, Protec Dier-en-Zorg en Royal
Canin. Door de didactische methodologie van de sprekers
en de directe toepasbaarheid van het besprokene oogste
het congres opnieuw veel waardering van de bezoekers.
Het was ook nu een inititatief van de \'Samenwerkende
Diergeneeskundige Kankercentra\' (SDK) in Nederland
en België.

Het congres werd geopend met een voordracht van professor
Greg Ogilvie (Angel Care Cancer Centre, Verenigde Staten)
over kanker als \'ziekte nummer één\' bij hond en kat, waarbij
hij inging op tumoren van de extremiteiten en vooral op os-
teosarcomen. Een kankerscreening dient volgens hem stan-
daard te worden opgenomen in het jaarlijks terugkerende
screeningspakket dat een eigenaar wordt aangeboden. Os-
teosarcomen komen veel voor bij de hond, vooral bij grote
rassen en de zwaardere dieren. Algemene punten in de aan-
pak zijn: analgesie, palliatieve behandeling en amputatie,
waarbij dc nadruk ligt op \'compassionate care\'. De alkalische
fosfatase-waarde in het bloed geeft een goede indicatie voor
de prognose van osteosarcomen. Het humaan geregistreerde
NSAID
Piroxicam wordt aanbevolen als analgeticum, aange-
zien het ook COX-2-positieve tumoren remt. Amputatie in
combinatie met chemotherapie en piroxicam is de behande-
ling die de langste overleving geeft.

Bestraling en transplantatie

De tweede voordracht van de dag werd gehouden door pro-
fessor Piet van Bree uit Gent. Hij besprak de radiografische
benadering van de tumoren van het skelet. Daarbij liet hij
zien dat als men longmetastasen wil kunnen vaststellen, rönt-
genfoto\'s niet alleen van links naar rechts en van dorsaal naar
ventraal, maar ook omgekeerd moeten worden genomen. At-
electase in het onderliggende longdeel en normaal aanwezige
structuren in de borstholte, zoals het hart, kunnen een eventu-
eel aanwezige tumor namelijk maskeren. Voor osteosarco-
men bij de hond vormen de proximale humerus, de distale
radius en het kniegebied de voorkeursplaatsen. Röntgen-
onderzoek in combinatie met daaropvolgend pathologisch
onderzoek van de genomen biopten is de aangewezen metho-
de voor de diagnostiek van dit soort tumoren.
Dr. Martin Kessler (Duitsland) gaf uitleg over huidtrans-
plantatietechnieken om grote defecten te sluiten. Hij had
dit onderwerp verdeeld over verschillende lezingen per
lichaamsdeel, omdat er wat betreft technische mogelijkheden
verschillen bestaan tussen voor- en achterpoten. Dit hangt

Versla

ONCOIogisch Treffen 2007: tumoren van de ledematen bij honden
en katten

nauw samen met de vascularisatie van de te transplanteren
huidflap. Het bovendeel van de achterpoten is het gemakke-
lijkste en daarom werd daarmee begonnen. Het beste is een
flap te maken die via een van de grote huidvaten blijvend van
bloed wordt voorzien (foto\'s 1 tot en met 3). Huidtransplanta-
ties van de voorpoot zijn lastiger omdat de bloedvaten van de
schouderhuid kleiner zijn. Ook het herstel van defecten van
de ondervoet werd besproken. Hierbij is het belangrijk dat
gewichtsdragende zooikussentjes aanwezig zijn. Er werden
methoden getoond om operatief kussentjes te verplaatsen.
Tenslotte kwam de transplantatie van losse huid voor defec-
ten aan bijvoorbeeld de ondervoeten uitgebreid aan de orde.

-ocr page 309-

inclusief de uit te voeren voorbereidingen van de huid (foto\'s
4 tot en met?).

De tweede dag werd vervolgd met een lezing van Ogilvie
over de behandeling van mastceltumoren aan de extremitei-
ten. Mastcellen zijn stralingsgevoelig en daarom is behande-
ling goed mogelijk. Een gecombineerd therapieprotocol dient
gebaseerd te zijn op de pathologische stagering. Kessler ging
daarna verder in op wekedelensarcomen.

Beeldvormende technieken

Dr. Jimmy Saunders (Gent) behandelde de ultrasonografische
mogelijkheden van tumordiagnostiek in de extremiteiten, die
op zichzelf beperkt zijn, maar die vooral helpen bij het nemen
van een serie biopten. Ook bij de diagnostiek van fracturen is
ultrageluid een welkom hulpmiddel. Dr. Kathelijne Peremans
(Gent) besprak scintigrafie als middel voor tumordiagnosdek
en Ogilvie ging in op bestralingstherapie. Op beide terreinen
nemen de geavanceerde mogelijkheden snel toe. Er zijn ech-
ter wel gespecialiseerde mensen en apparatuur voor nodig.
Professor Antonie Taminiau (LUMC, Leiden) gaf een zeer in-
teressante voordracht over tumoren van de extremiteiten bij de
mens. Hij liet zien dat het belangrijk is eerst beeldvormende
technieken toe te passen (röntgenfoto, CT-scan, MRI) en daar-
na pas biopten te nemen. Op basis van de histopathologische
diagnose wordt een passende therapie gekozen. Er werden di-
verse indrukwekkende voorbeelden getoond van tumoren. Bij
mensen wordt voor de operatie begonnen met chemotherapie
om metastasen zo veel mogelijk tegen te gaan. Bij resectie
wordt het biopsiesteekkanaal altijd mee verwijderd.
In het zondagmiddagprogramma was er aandacht voor het
gebruik van CT en MRI bij de diagnostiek. Dr. Ingrid Gielen
(Gent) gaf een zeer goede voordracht over de mogelijkheden
van en de gang van zaken bij deze methoden en dr. Henrik
von Euler (Zweden) besprak een in Uppsala gestart systeem
van pootsparende chirurgie bij osteosarcomen in de distale
radius met behulp van transplantatie van de ipsilaterale ulna.
Ogilvie eindigde met een lezing over de nieuwste mogelijk-
heden van therapie bij kanker van de ondervoet. Belangrijke
gezwellen in dit gebied zijn plaveiselcelcarcinomen, weke
delensarcomen en melanomen. Bij de kat komen dikwijls
metastasen van bronchuscarcinomen voor in de tenen. Het is
daarom raadzaam altijd ook longfoto\'s te maken. Bij plavei-
selcelcarcinomen wordt
Piroxicam gegeven. De gradering
van de tumor is van belang voor de verdere chemotherapie.
Voor melanomen kan men binnenkort een door Merial te in-
troduceren DNA-vaccin tegen een melanocytspecifiek tyro-
sinasekinase inzetten.

Volgend jaar

Het programma voor de dierenartsassistenten bevatte dezelf-
de elementen als dat voor de dierenartsen en voor een deel
dezelfde sprekers. Niet alleen was de inhoud hoogstaand,
maar ook werd een aantal lezingen gehouden in het Engels.
Het niveau was dus hoog te noemen. Verder was er een voor-
dracht over revalidatie na pootamputatie door fysiotherapeut
Bart Menten (België).

De teksten van de voordrachten werden verstrekt als een
mooi en van \'full colour\' illustraties voorzien boekwerk. Het
onderwerp voor het congres van februari 2008 is: \'Gastro-
intestinal tumours: inside OUT\'. Daarmee is het ONCO-
logisch treffen op de kaart gezet als een jaarlijks terugkerend
Nederlands congres over kanker bij dieren.

Prof. dr. Erik Gruys is specialist veterinaire pathologie van
de KNMvD en is werkzaam bij de Veterinary Extension
Sen/ices in Driebergen. P.A.M. Overgaauw is dierenarts-
specialist en directeur van het Platform Verantwoord Huis-
dierenbezit.

-ocr page 310-

CBD

Q

CBD
voor u
en uw klant!

Interieurbouw met

specialisatie in Dierenartsenpraktijken

Tevens producent en leverancier van:

• Medicijnkasten en opslagsystemen voor ziekenhuizen

• Mallenbouw- Polyesterproducten en spuittechnieken

• Opberg systemen voor technisch onderdelen e.d.

Zelfvaccinerende varkenshouders

in uw praktijl<? Voor uw verplichte
jaarlijkse controle
bel CBD!

Innovatie B.V.

www.stala-innovatie.nl | Bielzenspoor 2 | 5131 PJ Alphen (N-Br)
Tel: 013 - 508 23 81 | Fax: 013-508 27 13

Voor meer informatie of aanmelding kunt u terecht bij CBD,
cbd@cbsgroep.nl of telnr. 030- 280 70 40

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en speciah\'sten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijlcadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

A

-ocr page 311-

Rimifin tegen pijn

Eurovet introduceert Rimifin®, een
carprofentablet voor orale toediening
bij de hond. Carprofen is een effectie-
ve en goed verdraagbare NSAID met
een drievoudige werking. Ten eerste is
het centraal analgetisch, waardoor het
ook prima geschikt is voor pijn met een niet-inflammatoire
oorzaak. Ten tweede is het een COX-remmer met een zeer
gunstige COXl/COX2-ratio en heeft het daardoor veel min-
der ongunstige bijwerkingen voor de nieren en het maag-
darmstelsel dan de oudere niet-selectieve COX-remmers. Ten
slotte remt het als één van de weinige NSAID\'s ook het en-
zym fosfolipase, waardoor er minder arachidonzuur wordt
aangemaakt. Het product is geregistreerd voor de nabehande-
ling van parenterale analgesie bij postoperatieve pijn en ver-
lichting van ontsteking en de pijn veroorzaakt door skelet-
spier- en degeneratieve gewrichtsaandoeningen. Rimifin is
verkrijgbaar in tabletten van twintig, vijftig en honderd milli-
gram, verpakt in gekleurde blisters, waardoor verwarring
wordt voorkomen. Eurovet heeft een brochure over pijnbe-
strijding ontwikkeld voor de dierenarts en de eigenaar.
Informatie;
0497-544300.

Nieuwe orale suspensie Flexi-
cam

Flexicam® bevat 1,5 mg/ml meloxicam, al jaren een van de
meest gebruikte NSAID\'s in de diergeneeskunde. Meloxicam
is een NSAID die COX-2 selectief remt, waardoor het een be-
wezen veilig en effectief product is. Flexicam is Europees ge-
registreerd voor de hond ter verlichting van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen van het
bewegingsapparaat. Het is verkrijgbaar als smakelijke orale
suspensie in flacons van 10, 32 en 100 milliliter met bijbeho-
rende maatspuit. Flexicam is als POM-diergeneesmiddel
beschikbaar binnen het ISO-line® concept van Aesculaap, wat
garandeert dat het exclusief verkrijgbaar is voor dierenartsen.
Informatie:
0411-675915 (Aesculaap), 076-5317977
(VetXX).

Yarvitan bij honden met over-
gewicht

Onder de naam Yarvitan® brengt Janssen Animal Health het
eerste geneesmiddel ter wereld op de markt dat is geregi-
streerd voor de behandeling van overgewicht en obesitas bij
honden. België en Nederland zijn de eerste landen waar dit
product beschikbaar is. Het bevat een nieuw molecuul, mitra-
tapide, dat het lichaamsgewicht van zwaarlijvige honden met
gemiddeld acht procent doet afnemen gedurende een behan-
deling van acht weken. Het geneesmiddel blokkeert de op-
name van vetten uit de voeding zonder de dagelijks vereiste
opname van vitale voedingsstoffen te verhinderen. Het over-
tollige vet wordt op natuurlijke wijze geëlimineerd via de
ontlasting. De behandeling tempert de eetlust van de hond
enigszins waardoor hij minder zal bedelen. Yarvitan is een
oplossing voor orale toediening, die één keer per dag op het
eten wordt gedruppeld. De hond kan verder normaal blijven
eten, maar de eigenaar mag geen calorierijke snoepjes en
tafelresten meer geven. De lichaamsbeweging van de hond
moet geleidelijk worden opgevoerd.
Informatie:
013-5837275.

Nieuws
van de
industrie

Eurovet introduceert Sedator

Eurovet Animal Health breidt haar pakket voor gezelschaps-
dieren uit met Sedator*, een medetomidine HCl-oplossing
van één milligram per milliliter voor injectie bij hond en kat.
Het is een potente en specifieke alfa-2-adrenerge agonist, die
sedatie en analgesie geeft.

Het product is geregistreerd voor gebruik bij klinisch onder-
zoek, behandeling en röntgenonderzoek bij hond en kat en bij
kleine operaties en als inleidende medicatie bij algehele nar-
cose bij de hond. Sedator wordt in de praktijk toegepast van-
wege zijn goede sedatieve en analgetische effecten bij hond
en kat. Het kan bij de hond intraveneus worden toegediend en
intramusculair bij hond en kat. Het middel is verkrijgbaar in
verpakkingen van tien en twintig milliliter. Voor een nauw-
keurige dosering heeft Eurovet een doseerkaart ontwikkeld
met hierop de dosering volgens registratie en een dosering op
basis van lichaamsoppervlakte.
Informatie:
0497-544300.

Royal Canin op de Voorjaars-
dagen

Na het succes van 2006 zal er ook dit jaar weer een inter-
actieve Royal Canin-lntervet pre-congresdag plaatsvinden,
met als thema \'How up-to-date are you?\'. Op donderdag
26 april bespreken gerenommeerde sprekers recente ontwik-
kelingen op het gebied van onder meer infectieziekten, car-
diotherapeutica, dermatologie en pancreatitis. Daarnaast zul-
len de drie finalisten van de Royal Canin Student Award hun
casuïstieken presenteren, waarbij de uiteindelijke winnaar
wordt gekozen door het publiek. Tijdens het congres nodigt
het bedrijf u uit op de stand in de Auditoriumlounge, die dit
jaar in het teken staat van de introductie van het Recovery
Diet, een nieuwe dieetvoeding voor de ondersteuning van kri-
tieke patiënten. Het bedrijf biedt \'s ochtends ook nutritionele
ondersteuning voor de congresdeelnemers die even willen
bijkomen van de verkeersdrukte. Loop voor een goede start
van de Voorjaarsdagen dus even langs de Auditoriumlounge.

-ocr page 312-

l/ootfAAts^A^e^?

I^OYER

^URop^

Sedator

Potent middel voor sedatie en premedicatie voor anesthesie:

• Medetomidine hydrochloride

• Beschikbaar in 10 én 20 ml

• Voor honden (i.v. en i.m.) en katten (i.m.)

• Zeer geschikt als premedicatie voor de inductie van
anesthesie door ketamine, propofol e.a.

SEOATOR 1 mg/ml, oplossing voor injectie voor hond en ka( - R£C NL 10434 • UOD.

Werkzaam bestanddeel: Medetoniidinehydfochloride !,0 mg/ml. Doeldier: Hond, kjl. Indicaties: Medclomidine is «?en sedalivum mei analgetischc cigenjcha}>pen bestemd voor
toepassing bij hond en kat. Algemeen hwid en kal: klinische onderzoeken; klinische behandeling; rooigen onderzoeken. Hond; als inleidende niedicalic b<| algehele fwrcose; kleine oper-
alies. Conlra-inditaties: Niel gebruiken bij mechat^ische complicaties in bel spijsvefleringskanaal, zoals oesdagoscomplicaties, maagtorsie ol hernia dialragmaiica, in verband mei het
mogelijk opireden van «n cmelisch effect. Niel gebruiken bi| dieren nwl ee» niet gefoinpenseerde aandoening aan het l«rt. omdat medetomiduK bradycardie veroor^aaki. Niet gebruiken
bij dieren met lever- of nieraandoemngen. Niet gebruiken bij drachtige honden cn katten. Dosering en wijze van loediening: yijr^; IntranuiscuUir en intrave(»eu$. 0.01 - 0,04 mg/kg IC
medciomidine - lichie sedatie (0,1 • 0,4 ml Sed,ilor/10 kg LC), 0,04 - 0,08 mg/kg LC medetom.dine sedatie en analgesie (0,4 - 0.8 n>l Sedaior 10 kg IC). 0,01 - 0.02 mg/kg I.C
n>edelomkJinc - premedicatie voor anesthes* (0.1 - 0.2 ml Sedaior 10 kg LC). Kal: iniramusculair 0,08 0.10 mg,kg IC medetomkline • lichie sedalie (0,4 0,5 ml Sedaior S kg IC).
0,10 - 0,15 n»g/kg LC medetomidine - dk-pe sedatie (0,5 - 0,75 ml Sedatorf-S kg LC). Bijwertóngcn; Braken kan c^ireden voordal volledKje sedat<e is bercki. üc kans op braken wordl
verminderd door de dieren voor toediening 6 lot 12 uur le Uien vasten. Spiert rekkingen in de poten. Zo nu en dan kunnen AV blocks waargenomen worden in hel ECC. Indien u em-
slige bijvwrkingen of andersoortige reacties vaststelt die niel in de/e bijsluiter worden vermeld, wordl u ver/ochl uw dierenarts hiervan in kennis Ie stellen. Overige informatie:
Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik, levefing uilsluilcnd op recepl van de dieretiarls. Neem voor meer inlormatie conlacl op mei Eurovet Animal Health BV.

nr. 7

—SEDATOR

SEDATOR trsr.r— j

/Animal Health

Eurovet Animal Health B.V., Handelsweg 25, 5531 AE Blade

-ocr page 313-

Steeds meer mensen werken niet hm hele werkzame leven in dezelfde baan. Dierenartsen vormen hier-
op geen uitzondering. De veranderende samenstelling van de beroepsgroep en de groeiende behoefte
om parttime te kunnen werken, versterken deze ontwikkeling. Omdat dierenartsen in het algemeen nog
steeds worden gezien als de professional in het vak diergeneeskunde en te weinig als de academicus met
een brede kennis op het gebied van volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn en met een groot
creatief probleemoplossend vermogen, gaat dit echter niet vanzelf

Toen ik jaren geleden voor het eerst een managementcursus volgde, vroegen de medecursisten zich af
wat \'een dierenarts\' daar nu in hemelsnaam kwam doen. Pas na mijn uitleg dat een praktijk ook een
onderneming is en in onze praktijk zestien mensen werkten, veranderde hun perspectief Tegenwoordig
vertel ik eerst wat ik nu doe en kom tenslotte met de mededeling dat ik ook nog achttien jaar practicus
ben geweest. Als je het andersom doet, luisteren mensen na het woord \'dierenarts \'niet meer en is de toon
gezet.

Loopbaanplanning moet een positief proces zijn waar kansen en moge-
lijkheden worden gecreëerd om de wensen te vervullen. Het aantal dieren-
artsen in loondienst groeit snel. Zij zijn in dienst bij praktijken of andere
ondernemingen. Om tijdig in te spelen op deze veranderende dierenartsen-
populatie en de daarmee gepaard gaande veranderende vraag, hebben de
KNMvD en DIB hier in hun jongste overleg uitgebreid over gesproken.
DIB biedt haar leden (naast belangenbehartiging in de breedste zin),
een uitgebreid netwerk van collega\'s die in zeer uiteenlopende branches
werkzaam zijn. Het is van belang om toegang te hebben tot dit netwerk en
ervaring en kennis te delen. Om in deze groeiende behoefte te voorzien wil
DIB dit nen\\\'erk beter toegankelijk maken voor alle KNMvD-leden.

Hans Maathuis, voorzitter Dierenartsen in het Bedrijfsleven (DIB)

Voorzitters-
column

Dierenarts de baan van je leven?

Maand van de gebitsverzorging voor herhaling vatbaar

Lonneke Stark

Groep Geneeskunde pQ^
Gezelschapsdieren

Dit jaar heeft de GGG voor het
eerst de Maand van de gebitsver-
zorging georganiseerd. In samen-
werking met Masterfoods, de fabri-
kant van Pedigree Dentastix, is
geprobeerd het bewustzijn van dier-
eigenaren met betrekking tot ge-
bitsproblemen bij honden te ver-
groten en de dierenarts te profileren
als de \'tandarts voor gezelschapsdieren\'.

De GGG en Masterfoods hebben op allerlei manieren het ge-
bit van de hond in de aandacht gesteld, onder andere met
meer dan honderd televisiespots, een groot aantal advertori-
als in landelijke weekbladen, een aangepaste verpakking van
de dentastix en door de actie uitgebreid van tevoren kenbaar
te maken aan dierenspeciaalzaken en dierenartsen van de
GGG. Het stond dierenartsen vrij aan deze actie deel te ne-
men en deze eventueel uit te breiden naar andere diersoorten
(kat, konijn, cavia). De deelnemende praktijken hebben op
hun eigen manier invulling gegeven aan de actie, bijvoor-
beeld door het publiceren van artikelen over gebitsverzorging
bij huisdieren in plaatselijke kranten en verenigingsblaadjes.

Een groot succes

Achteraf kunnen we concluderen dat deze maand wat betreft
de bewustwording een groot succes was. Natuurlijk is het
creëren van bewustwording een langzaam proces. Verbete-
ringen op dit gebied kunnen niet met cijfers worden aangege-
ven. Maar er was tijdens deze maand zeker meer aandacht
voor gebitsproblemen dan voorheen. Ook in de media werd
veelvuldig op het thema ingesprongen; onder andere op
SBS6, RTL4 en 5 en op het Jeugdjournaal zijn items gewijd
aan de gebitsverzorging van honden.

We hebben geprobeerd een inschatting te maken van het aan-
tal honden dat bij de dierenartsenpraktijken is geweest voor
de gebitscontrole. Op basis van het aantal deelnemende prak-
tijken en een gemiddeld aantal bezoekers is berekend dat in
februari ongeveer twintigduizend honden extra zijn aange-
boden bij de dierenarts. Bij ongeveer de helft van deze hon-
den was het gebit aan een behandeling toe.
In zijn geheel gezien was de Maand van de gebitsverzorging
een succes. Op dit moment overwegen we om het gebit in de
maand februari jaarlijks als thema te laten terugkeren in ge-
zelschapsdierenpraktijken. In andere landen keert het thema
\'gebit\' al langere tijd gedurende een maand per jaar terug.
Als u nog op- of aanmerkingen heeft over de Maand van
de gebitsverzorging kunt u een mail sturen naar de GGG
{lonnekestark.ggg(@knm vd. nl).

Lonneke Stark is secretaris van de GGC.

-ocr page 314-

Joost van Herten

Voor leden van de KNMvD die een
beroep willen doen op de kennis die
aanwezig is binnen het bureau van
de KNMvD, biedt de helpdesk een
snelle toegang. Het beantwoorden
van vragen was altijd al een belang-
rijke taak van het bureau. De help-
desk biedt nu drie mogelijkheden
om uw vragen met betrekking tot
het veterinaire beroep beantwoord te krijgen:

• via de antwoorden op veelgestelde vragen op de web-
site
{www.knmvd.nl)-,

• via een e-mail aan helpdesk@Mmvd.nl-,

• via de telefonische helpdesk (030-6348999). Deze is be-
reikbaar van 09.00 tot 12.00 uur. Tijdens kantooruren
is het bureau van de KNMvD normaal bereikbaar.

De helpdesk beantwoordt vragen van leden over arbeidsrech-
telijke zaken, diergeneesmiddelen, praktijkzaken en vele
andere onderwerpen. Als u beschikt over toegang tot internet
kunt u op de pagina
www.knnjvd.nl klikken op \'helpdesk\'.
U heeft op deze manier 24 uur per dag toegang tot de rubriek
\'veelgestelde vragen\'. Een via e-mail gestelde vraag wordt zo
snel mogelijk beantwoord, meestal dezelfde of de volgende
werkdag.

De telefonische helpdesk is bereikbaar op werkdagen tussen
09.00 uur en 12.00 uur. U krijgt dan direct een helpdesk-
medewerker aan de telefoon, die u zo mogelijk meteen zal
helpen. Als het antwoord niet op hetzelfde moment kan wor-
den gegeven, zal de medewerker er zo spoedig mogelijk bij u
op terugkomen. Buiten de openingsuren van de helpdesk
kunt u natuurlijk gebruik blijven maken van het algemene
nummer van de KNMvD; 030-63488900.
De veelgestelde vragen op de website worden voortdurend
aangevuld en geactualiseerd.

Veelgestelde vragen

Hieronder vindt u een voorbeeld van een antwoord op een
veelgestelde vraag. Voor meer informatie en achtergronden
en voor antwoorden op andere veelgestelde vragen, verwijzen
wij u graag naar de website
www.knmvd.nl.

Wat zijn de eisen rond de inßaenzavaccinatie bij paarden?
De influenzavaccinatie is verplicht voor paarden die deel-
nemen aan (internationale) wedstrijden. Ook maneges en
pensionstallen stellen vaak een influenza-enting (en soms
ook vaccinatie tegen rhinopneumonie) verplicht.
Bij wedstrijden in Nederland die vallen onder de verantwoor-
delijkheid van de Koninklijke Nederlandse Hippische Sport-
federatie (KNHS), geldt het Algemeen wedstrijdreglement
van de KNHS
{www.knhs.nl). Hierin staat in artikel 18 dat ten
aanzien van de influenzavaccinatie het paard startgerechtigd
is indien:

HelDdesk

a) het paard een basisvaccinatie heeft gehad, bestaande uit
twee entingen die minimaal 21 en maximaal 92 dagen na
elkaar gegeven moeten zijn;

b) vervolgens een jaarlijkse inenting, die niet later dan maxi-
maal twaalf maanden na de vorige vaccinatie en minimaal
zeven dagen voor de wedstrijd moet zijn toegediend.

Voor internationale wedstrijden die vallen onder de verant-
woordelijkheid van de Fédération Equestre International zijn
de eisen aan de influenzavaccinatie te vinden in de FEl Vete-
rinary Regulations
{www.horsesport.org). De FEI eist dat:

a) het paard een basisvaccinatie heeft gehad, bestaande uit
twee vaccinaties die minimaal 21 en maximaal 92 dagen
(een tot drie maanden) na elkaar gegeven moeten zijn;

b) Vervolgens een halfjaarlijkse vaccinade, die niet later dan
maximaal zes maanden (met een marge van ongeveer
21 dagen) na de vorige vaccinatie en minimaal zeven
dagen voor de dag van de wedstrijd of voor het betreden
van het wedstrijdterrein moet zijn toegediend. Wedstrijd-
paarden die niet in de competitie starten, mogen gevacci-
neerd worden volgens de adviezen van de fabrikant (en
tenminste eenmaal per jaar) en moeten wanneer zij weer
starten een vaccinatie hebben die niet langer dan zes
maanden (ongeveer 21 dagen) en niet korter dan zeven da-
gen tevoren gegeven is.

Maneges en pensionstallen bepalen zelf hoe vaak er tegen in-
fluenza gevaccineerd moet worden.

Influenzavaccinatie bij deelname aan (inter)nationale vy^edstrijden

Maak gebruik van de helpdesk van de KNMvD

Wat betreft de vermelding in het paardenpaspoort: alle influ-
enzavaccinaties (ook de combinatievaccins!) moeten worden
genoteerd in de daartoe bestemde rubriek in het Nederlandse
paardenpaspoort. Daarbij hoort naast een handtekening en
een stempel van de dierenarts ook de sticker van het gebruik-
te vaccin met het batchnummer. Wanneer het paspoort vol is
of een duplicaatpaspoort is verstrekt, kan om de vaccinatie-
historie te verantwoorden in het paspoort worden aangege-
ven: "The vaccination history of this horse is correct, last
vaccination on..." Dit onder vermelding van de datum, een
handtekening en een stempel van de dierenarts, die ook het
diagram van het paard moet hebben ingevuld en ondertekend.
Het alternatief is om het paard een nieuwe basisvaccinatie te
geven.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken van de KNMvD.

-ocr page 315-

Joep Lupgens

(29 november 1957 - 4 oktober 2006)

memoriam

Als geboren Rotterdammer (hij bleef altijd een sterke liefde houden voor Feyenoord en voor de stad)
was de verhuizing naar Bilthoven op jonge leeftijd na het overlijden van zijn vader voor Joep een
soort emigratie. In Bilthoven maakte hij de middelbare school af hoewel zijn liefde voor de paar-
densport het bleef winnen van zijn schoolprestaties. Na de middelbare school werd hij uitgeloot voor
diergeneeskunde en vervulde hij zijn militaire dienst. Er volgden veel activiteiten, waaronder touren
met Brian Ferry. Hij werd een groot liefhebber van Roxy Music, iets dat ook tot uitdrukking kwam bij
de muziekkeuze op zijn begrafenis. Verder richtte hij de stichting Uitgeloot - Lotgenoot op, waarmee
hij mede-uitgelotenen steunde met zijn eigen ervaringen. Reeds toen ontpopte hij zich als een goede
communicator, een eigenschap die als een rode draad door zijn leven zou blijven lopen,
in 1980 mocht hij eindelijk met de studie diergeneeskunde beginnen. Daarnaast had hij een actief
sociaal leven. Deelname aan en organisatie van studentenruitersport ging een steeds belangrij-
kere rol spelen, wat tenslotte resulteerde in het voorzittersschap van de AlEC, de internationale
studentenruiterorganisatie. Hierdoor kreeg hij de kans een uitgebreid internationaal netn\'erk op te
bouwen.

In 1984 heeft hij zijn vrouw, ook bijna uit Rotterdam, leren kennen in zijn roemruchte studentenhonk
aan de Gildstraat, waar het vaak een zoete inval was voor zijn grote vriendenkring.
Na zijn afstuderen werd hij dierenarts voor paarden en kleine huisdieren in Rotterdam. Hij vond
geheel eigen oplossingen voor de grootstedelijke problemen. Zo had hij tijdens de avondspits een
visite op het CHIO. Hij spurtte erheen op een oude omafiets met koffertje achterop, bij de ingang
een bekende professor groetend, die zich verbaasde over deze moderne practicus. Al snel bleek dat
het zakenleven en de marketing hem bleven trekken. Na een paar jaar volgde de industrie en het
zelfstandige ondernemersschap: A Consult (with the flexvet) werd geboren. Desondanks vond hij het
lange tijd heerlijk om af en toe nog als practicus werkzaam te zijn.

In 1994 trouwde hij met Yvet: helaas openbaarde zich toen ook zijn ziekte. "Ik ben niet ziek, ik heb
een ziekte ", zei hij altijd. Het was een sarcoid in de borstkas, wat aanleiding gaf tot het \'grapje \'dat
het misschien trouwkaartjes zonder \'t\' zouden worden. Deze vorm van humor kon hemzelf en ande-
ren enorm op de been houden als men het moeilijk had met zijn ziekte. Bij zijn eerste operatie bleek
dat de tumor een gunstige prognose had en het leven nam zijn loop weer Helaas volgde twee jaar
later een recidief Aanvankelijk werd opnieuw een gunstige prognose gegeven.
Ondanks alles nam hij in deze periode van zijn leven twee belangrijke beslissingen, die beiden een
titel opleverden, namelijk: \'papa \'en \'marathon man \'. De eerste titel kreeg hij door de geboorte van
Niki, twee jaar later gevolgd door Léan. De tweede ontleende hij aan drie marathons, die hij liep tel-
kens wanneer hij weer van een recidief van zijn ziekte was \'genezen\'. De recidieven volgden elkaar
steeds sneller op, met als gevolg dat hij tenslotte een wandelend testlaboratorium voor nieuwe thera-
pieën werd. Zijn markante vorm van humor - \'love it or hate it\'-kon verassende wendingen nemen.
Toen zijn haar, waarvan hij altijd al zeer weinig had gehad, ook nog eens volledig ontkleurde bij een
experimentele therapie vroeg hij de professor om uitleg. Die antwoordde: "Ik heb geen idee; het is
maar op enkele ratten uitgeprobeerd, waaronder een bruine die inderdaad depigmenteerde." Voor
hem had elk nadeel altijd een voordeel. In dit geval had hij anders nooit die charmante visagiste
ontmoet die hem elke zes weken weer een wat natuurlijker uiterlijk gaf

Ondanks zijn weigering op te geven, kn\'am het einde na het overlijden van zijn moeder snel. De geest
wilde lange tijd nog wel, maar het lichaam was door zijn reserves heen. Nog tot anderhalve week
voor zijn overlijden heeft hij met veel inzet doorgewerkt en vele zakenvrienden wisten niet van de
ernst van zijn ziekte. Het motto \'Time will be on your side\', wat hij wel eens aan zijn vrienden had
meegegeven, was voor hem helaas niet meer van toepassing.

Joep is met zijn relativeringsvermogen en optimisme altijd een grote steun voor anderen geweest.
Het verscheiden van de man die in nog geen vijftig jaar meer deed dan anderen in honderd, laat een
groot gat achter Zijn energie en organisatievermogen waren altijd tomeloos en reikten zelfs tot over
zijn dood (op dierendag!). Onze gedachten zijn bij zijn vrouw en jonge kinderen, die het ondanks de
steun van velen zeer moeilijk hebben met het vacuüm dat nu in hun leven is ontstaan. Met Joep was
er immers \'never a dull moment\'.

Namens vele vrienden.
Hans Mensinga, Milan Nossek, Schelto Jonker

-ocr page 316-

Oud-inspecteurs VD en VC

Op woensdag 14 maart 2007 was de jaarlijkse bijeenkomst
van oud-inspecteurs van de Veterinaire Dienst (VD) en de Ve-
terinaire Inspectie van de Volksgezondheid (VG) in Houten.
Van de 48 oud-inspecteurs op de lijst hadden 27 de weg naar
Houten weten te vinden. Op het programma stond een lezing
van drs. J.A. Smak, oud-inspecteur van de Veterinaire Dienst,
met als titel: \'Werkzaamheden in Centraal- of Midden-Euro-
pa als veterinair attaché\'. Hij baseerde zich op zijn eigen er-
varingen als veterinair attaché in Boedapest (Hongarije) en
toonde ook beelden van de prachtige steden in dit gebied.
Frans Cremers, de voorzitter van de werkgroep seniorenbe-
leid, gaf een presentatie over het seniorenbeleid van de
KNMvD. De bijeenkomst van oud-inspecteurs valt ook onder
deze noemer. Daarnaast was er zoals gebruikelijk alle gele-
genheid tot het aanhalen van de onderlinge contacten. Er
heerste een geanimeerde sfeer. Net als voorgaande jaren werd
de bijeenkomst georganiseerd door dr. Willem Edel, ditmaal
voor de tiende keer.

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het be-
stuur aangenomen:

Alsafi, H.; 2006; 3454 KA De Meem; Zuider-
breedte 26.

Bos, Mevr. EK. van den; 2004; BH 206 HH; Wa-
reham. Wool; Longthoms.
Cupedo, Mevr. A.J.; 2006; 3039 HC Rotterdam;

_ Statenweg41 d.

Elbagir. Mevr. E.; 2006; 3769 HP Soesterberg;
Plesmanstraat 96.

Guggenheim, Mevr. S.R.; 2006; 1391 HH
Abcoude; Meerweg 16 D4.
Heijstek, Mevr. A.S.; 2006; 5391 CM Nuland; Dissel 26.
Hemmink, Mevr. J.D.; 2006; SA61 INF Haverfordwest; Hamiltonhouseflat 6.
Kooij, Mevr. M. van der; 2006; 3583 EB Utrecht; Prins Hcndriklaan 17.
Koom, Mevr. M.; 2006; 1625 EJ Hoorn; Klipper 30.
Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1996; 6621 BN Dreumel; Hogeweg 323.
Laar. S.J. van; Gent 2006; 3911 VN Achterberg; Weteringsteeg 46.
Loermans, J.H.M.; 2006; 6601 GC Wychen; Zwanensingel 63.
Lohmann. Mevr. A.; München 2004; 6105 AD Maria Hoop; Boekhorstweg 6.
Looij, Mevr. H. van de; 2003; 4701 ÜP Roosendaal; Damstraat 54 b
Molen, Mevr. T.M.J. van der; 2006; 1935 BH Egmond-Binnen; Abdijlaan 2 a.
Olde Olthuis, Mevr. S.K.; 2006; 3571 SB Utrecht; Willem Schuylenbui^laan
35.

Plomp-Baas, Mevr. A.M.; 2006; 3571 JE Utrecht; Eykmanlaan 207.
Ruijter, Mevr. J.N.M. dc; 2006; 4854 CV Bavel; Begoniastraat 94.
Schie, Mevr. M.H.M. van; 2(X)6; 3572 ZH Utrecht; Zeemanlaan 168.
Snidcr, Mevn M.; 2006; 3513 GB Utrecht; David van Mollcmstraat 58.
Wezenbeek, Mevr. A.; 2(K)6; 3981 AM Bunnik; Provincialeweg 45-5.
Wolst, Mevr. FA.N.; 2006; Maguiresbridge; 114 Druman Road.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Berkl. Mevr. A.J. van den
Elze, K.

Hermans, Mevn E.
Huijbers, Mevn A.D.M..
Kooien, TT.
Levison, Mevn E.E.
Morsink, Mevr. D.H.G.
Sabbé, Mevn J.
Strcumen Mevn S.J.
Duijn Schouten. Mevr.
A.. van der
Tenwolde, Mevr. R.M.

Voor het dierenartsenexamen van i december 2CX36 zijn geslaagd:

Albers, M.
Analbers, Mevr.
Berenpas, Mevn D.
Busschen Mevn. J.E
Cammelbeeck, Mevn S.E.
Gnbovic, B.

Ham, Mevr. C.J.W.M. van

Personalia

Hengel, Mevr. J.E van
Meijen Mevn. E.
Moens, Mevn. H.C.
Noordam, Mevn. J.M.
Noordhof, Mevn. J.ER.
Rhebergen, Mevn D.V
Terpstra, Mevn. S.
Venkeri<, Mevr. M.J.
Vuuren, Mevn. D.C. van

Voor het dierenartsenexamen van 2 februari 2007 zijn geslaagd:

Franssen, Mevn. S.M.S.
Lange, Mevn D.M.K.
Osinga, Mevn. A.M.A.
Smit, J.J.

Wageman, Mevn N.J.R.
Watering, Mevn. A.E.
Weijers, Mevr. J.
Wolfert, Mevn. S.FD.
Zuijlen, M.M. van

Voor het dierenartsenexamen van 2 maart 2007 zijn geslaagd:

Bandsma, J.
Bomers, Mevr. L.C.J.
Bosman, Mevn. A.B.
Hcenings, Mevn. J.H.P
Jaffe, Mevn J.E.
Janssen, Mevn. J.J.M.
Laumans, Mevn. L.
Melgert, Mevr. RG.J.
Wildeman, Mevn. K.C.

Overiijdensberichten:

C)p 7 september 2006 J. Driessen te Voorburg.
Op
4 maart 2007 J.G.J. ter Haar te Haaksbergen.

Mutaties:

Albers, M.C.M.; 2006; 5966 NA America; Nieuwe Peeldljk 33; tel. privé
mobiel: 06-47080905; E-mail privé:
michielalhers(dhotmail.com.; d.
Alsafi, H.; 2006; 3454 KA De Meem; Zuiderbreedte 26; tel. privé mobiel:
06-41010274; E-mail privé: hmm@wanadoo.nl.; (toev. als lid)
Analbers, Mevr. C.; 2006; 3864 ML Nijkerkerveen; Naaldkoperweg 11;
tel. privé mobiel: 06-22964664; E-mail privé:
corinealbers(ahotmail,
com.
; d.

Bandsma, J.; 2007; 9784 PB Noordwolde; Noordwolderweg 30; tel. privé
mobiel: 06-38504843; E-mail privé:
j.bandsma(gsludents.uu.nl.;d.
Berenpas, Mevr. D.; 2006; 7241 PB Lochem; Goorseweg 26 b; tel. privé:
0573-471275; fax privé: 0573-471275; E-mail privé:
diaimeberenpas(a
hotmail.com.;
d.

Bomers, Mevr. L.C.J.; 2007; 3532 CE Utrecht; Thomas a Kempisweg
166; tel. privé mobiel: 06-20373046; E-mail privé:
\\onneke_bomers(g
yahoo.nl.;
d.

Bos, Mevr. EK. van den; BH 206 HH Waneham, Wool; Longthoms; tel. privé
mobiel: 06-21105556; E-mail privé:
femkevandenbos@hotmad.com.; medew.

-ocr page 317-

bij Monl<eyworld; tel. bur.: 00-44-929401013; fax bur.: 00-44-1929401013:
(toev. als lid)

Bosman, Mevr. A.B.; 2007; 6957 BJ Laag Socren; Rozesteinweg 8; tel.
prive mobiel: 06-42287474; E-mail privé:
angelahosman(a hotmail.com.\\
d.

Busscher, Mevr. J.F.; 2006; 3582 CE Utrecht; Minkade 43; tel. privé
mobiel: 06-45080470; E-mail privé:
j.f.busscher(a sludenls.iiu.nl.-, d.

Cupedo, Mevr. A.J.; 2006; 3039 HC Rotterdam; Statenweg 41 d; tel. privé:
010-2657366; E-mail privé:
ajcupedo@hitlab.nl.-, (toev. als lid)
Elbagir, Mevr. E.; 2006; 3769 HP Soestetberg; Plesmanlaan 96; tel. privé:
0346-353382; E-maii privé:
eimangaafl@hotmail.com.\\ (toev. als lid)
Franssen, Mevr. S.M.S.; 2006; 2582 GX \'s-Gravenhage; Statenlaan 2;
tel. privé: 030-2144659; tel. privé mobiel: 06-45764615; E-mail privé:
s.m.s.franssen(dstudents.uti.nl.-, d.

Grbovic, B.; 2006; 3582 VR Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan 59; tel.
privé: 030-2510259; d.

Guggenheim. Mevr. S.R.; 2006; 1391 HH Abcoude; Meerweg 16 D4; tel. privé
mobiel: 06-2641471; E-mail privé:
shulyg@hotmail.com.\', (toev. als lid)
Ham, Mevr. C.J.W.M. van; 2006; 5966 PG America; Lorbaan 3; tel. privé
mobiel: 06-45778074; E-mail privé:
chaiitallekeSCiihotmail.com.-, d.
Heerings, Mevr. J.H.P.; 2007; 5611 TS Eindhoven; Voorterweg 154; tel.
privé mobiel: 06-28998982; E-mail privé:
Jhpheerings(agmail.com.-, d.
Heijstek, Mevr. A.S.; 5392 CM Nuland; Dissel 26; tel. privé mobiel:
06-12090674; E-mail privé:
a.s.heijstek@hotmad.com.-, (toev. als lid)
Hemmink, Mevr. J.D.; 2006; SA61 INF Haverfordwest; Hamiltonhouseflat 6;
tel. privé: 00-44-1437762868;
(toev. als lid)

Hengel, Mevr. J.F. van; 2006; 3512 KB Utrecht; Herenstraat 25- t; tel.
privé: 030-2312670; E-mail privé:
JfvanhengeKagmail.con.-, d.
*Jaffe, Mevr. J.; 2007; 3582 VG Utrecht; Ina Boudier Bakkerlaan 41-3;
tel. privé: 030-2518366; tel. privé mobiel: 06-18397727; d.
Janssen, Mevr. J.J.M.; 2007; 5913 DK Venio; Herderstasje 4; tel. privé:
077-3521522; tel. privé mobiel: 06-18880331; E-mail privé:
jamne(q
extremeflywear.com. \\
d.

Kooij, Mevr. M. van der; 2006; 3583 EB Utrecht; Prins Hendriklaan 17; tel. privé
mobiel: 06-16714194; E-mail privé: mvanderkooij@yahoo.com.; (toev. als lid)
Koom, Mevr. M.; 2006; 1625 EJ Hoom; Klipper 30; tel. privé: 0229-230515;
E-mail privé: maijolijnkoom(aihotmail.coin.;
(toev. als lid)
Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1996; 6621 BN Dreumel; Hogeweg 32; tel. privé:
0487-570870; E-mail privé: t.laan@delingehoeve.nl.; medew. bij A. Beekhuis,
E. Berginan, A.J. Hof, M.H.A.C. Passon-Va.stenburg; J.J. Pouwer, H. van der
Veen cn P. Wiemer
(toev. als lid)

Laar, S.J. van; Gent 2006; 3911 VN Achterberg; Weteringsteeg 46; tel. privé:
0317-613488; fax privé: 0317-613489; E-mail privé: sjvanlaar@hotmail.com.;
medew. bij mengvoeders te Ederveen;
(toev. als lid)

Lange, Mevr. D.M.K, de; 2007; 3561 KH Utrecht; Dorbeendreef 90; tel.
privé mobiel: 06-44740783; E-mail privé:
dijndelange(ä holmail.com.-, d.

Loermans, J.H.M.; 2006; 6601 GC Wychen; Zwanensingel 63; tel. privé:

024-6417495; E-mail privé: jhmloermans@hotmail.com.; (toev. als lid)

Lohmann, Mevr. A.; Münchcn 2(K)4; 6105 ÀD Maria Hoop; Boekhorstweg 6; tel.

privé: 0475-300097; fax privé: 0475-300278; E-mail privé: antje.lohmann74@

freenet.de.-, vet. adv. bij Animal Embryo Centre; (toev. als lid)

Looij, Mevr. H. van de; 2003; 4702 SZ Roosendaal; Gastelseweg 45; tel. privé:

0165-5575(M); fax privé: 0165-554153; tel. privé mobiel: 0644108537; gea.ss.

met B.J. Mangnus; tel. prakt.: 0165-557500; (toev. als lid)

Meijer, Mevr. E.; 2006; 3582 TH Utrecht; Gruttostraat 10; tel. privé:

030-214409; E-mail privé: ellen_meijerl980(a hotmail.com.-, d.

Melgert, Mevr. P.G.J.; 2007; 7856TJ Benneveld; .Almaatsweg 7; tel. privé
mobiel: 06-25036598; E-mail privé:
petramelgerlCahotmail.com.-, d.
Moens, Mevr. H.C.; 2006; 3582 CN Utrecht; Minhofl3; tel. privé mobiel:
06-15067784; E-mail privé:
hestermoens(a:hotmail.com.-, d.

Molen, Mevr. TM.J. van der; 2006; 1935 BH Egmond-Binnen; Abdijlaan 2 a; tel.
privé mobiel: 06-14153246; E-mail privé:
tessavdmolen@hotmail.com.-, (toev.
als lid)

Noordam, Mevr. J.M.; 2006; 3701 ZG Zeist; Promenade 118; E-mail
privé:
jmnoordam(a hotmail.com.; d.

Olde Olthuis, Mevr. S.K.; 2006; 3571 SB Utrecht; Willem Schuylenburglaan 25;
tel. privé: 030-7113225; E-mail privé:
skoldeollhuis@dds.nl.-, (toev. als lid)
Osinga, Mevr. A.M.A.; 2007; 8395 PX Steggerda; Hendrik Deddenstraat
29; tel. privé mobiel: 06-46272859; E-mail privé:
jemtieosinga@hotmail,
com.
; d.

Plomp-Baas, Mevr. A.M.; 2006; 3571 JE Utrecht; Eykmanlaan 207; tel. privé:
030-2992360;
(toev. als lid)

Rhebergen, Mevr. D.V.; 2006; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 252;
tel. privé mobiel: 06-41356784; E-mail privé:
cakeyqkr(a liolmail.com.;
d.

Ruijter, Mevr. J.N.M. de; 2006; 4854 CV Bavel; Begoniastraat 94; tel. privé
mobiel: 06-24959153; E-mail privé:
j.de.ridjter@casema.nl.-, p. (toev. als lid)
Schie, Mevr. M.H.M. van; 2006; 3572 ZH Utrecht; Zeemanlaan 168; tel. privé
mobiel: 0641747234; E-mail privé:
maaikevanschie@hotmad.com.-, medew.
bij H. Coster; tel. prakt.: 0252-534340; fax prakt.: 0252-532390;
(toev. als lid)
Snider, Mevr. M.; 2006; 3513 GB Utrecht; David van Mollemstraat 58; tel. privé
mobiel: 06-24594052; E-mail privé:
marleensnider@hotmail.com.-,medew. bij
DL. Westervoort; tel. prakt.: 026-3114889;
(toev. als lid)
Smit, J.J.; 2007; 3572 HP Utrecht; Poortstraat 104 bis; tel. privé mobiel:
06-47220463; E-mail privé:
smitje27Cdhotmail.com.; d.
Terpstra, Mevr. S.; 2006; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplantsoen 3-51; tel.
privé: 030-6922470; E-mail privé:
saskia_terpstraCa holmail.com.; d.
Vuuren, .Mevr. D.C. van; 2006; 4285
WN Woudrichem; Jan Spieringweg
4; tel. privé mobiel: 06-44654006; E-mail privé:
d.c.vaitvuiireii@students.
uu.nl.;
d.

Wageman, Mevr. N.J.R.; 2007; 3584 DB Utrecht; Cambridgelaan 377; tel.
privé mobiel: 06-5233210; E-mail privé:
nwageman@holmail.com.; d.
Watering, Mevr. A.E.; 2007; 2718 CN Zoetermeer; Safarigeel 100; tel
privé mobiel: 06-24891230; E-niail privé:
ce.saranneCa hotmail.com.; d.
Weijers, Mevr. J.; 2007; 3571 AD Utrecht; Van Lieflandlaan 52; tel. privé
mobiel: 06-41851123; E-mail privé:
JweiJers55(a hotmail.com.; d.
Wezenbeck, Mevr. A.; 2006; 3981 AM Bunnik; Provincialeweg 45-5; tel. privé
mobiel: 06-14328687; E-mail privé:
awezenheek@gmail.com. -, (toev als lid)
Wildeman, Mevr. K.C.; 2007; 9468 AG Annen; Zuidlaarderweg 48; tel.
privé mobiel: 06-27344072; E-mail privé:
carolien.n\'ildeman@orange.nl.;
d.

Wolfert, Mevr. S.F.D. Wolfert; 2007; 3515 GE Utrecht; Verenigingsstraat
31; tel. privé mobiel: 06-14248850; E-mail privé:
s.f.d.wolfen(ä students.
uu.nl.;
d.

Wolst, Mevr. EA.W.; 2006; Maguiresbridge; 114 Drumeen Road; tel. privé
mobiel: 06-24871401; E-mail
pmt. femkewolst@gmail.com.-. medew. bij Eme
Vet. Group;
(toev. als lid)

Zuijlen, M.M. van; 2007; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 312; tel.
privé mobiel: 06-47330939; E-mail privé:
markvanz@hotmail.com.; d.

-ocr page 318-

Doorlopende
agenda

Bek in de tijd. Utrecht.
Symposium Bluetongue. 10.00 tot 17.00
uur. Locatie: LelystadAanmelding voor het
symposium geschiedt via internet. Het url-
adres hiervoor is op te vragen via
info@
cidc-lelvstad.nl.

23
25

Mel

15

22

Ontvangst vanaf 20.00 uur. De vergadering begint om 20.15 uur.
Voorjaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Oost.
Locatie: Mercure Hotel Deventer, Deventerweg 121, 7418 DA Deven-
ter Ontvangst vanaf20.00. De vergadering begint om 20.15 uur
Voorjaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Zuid.
Locatie: Hotel Vught, Bosscheweg 2,5261 AA Vught. Ontvangst vanaf
20.00. De vergadering begint om 20.15 uur.

(ÏONCRESSEN ft SYMPOSIA^

2007

April

13
19

Ledenvergadering Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen
(DPD). Start: 14.00 uur Locatie: KNMvD-kantoor, Houten.
Vergadering regio Noord.

Voorjaarsdagen, Precongres Dag. Rai Amsterdam. Info en registratie:
www.voorjaarsdagen.eu

Voorjaars^gen, European Veterinary Conference. RAI Amsterdam.
Info en registratie:
www.voorjaarsdagen.eu

Mei

1

5-13
10-11

Reünie Absyrtus-senior regio Zuid.
Week van het huisdier

72. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Kronsberg,
Hannover messe, statt. Tel.: 0049 (0)511 / 8740-0. Fax: 0049 (0)511 /
867112. E-mail:
parkhotel@kronsberg.beslwesternde
Tweede Nederiandse Zoönosedag. Locatie: Androciusgebouw Dierge-
neeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan I te Utrecht. Deze dag wordt
georganiseerd in het kader van de door WHO uitgeroepen \'Internatio-
nal Zoonoses and Foodbome Disease Day\'.
International Conference on Farm Animal Reproduction, ICFAR 2007.
The ICFAR, entitled: \'From Egg to Embryo\', will be held in the Confe-
rence Center Rolduc, the Netheriands. You may contribute by submit-
ting an abstract for the Poster Sessions, deadline February 28, 2007.
Website:
http://www.nfsar.nl/icfar/

24

31-31

juni

2

17-21

Feline Symposium. Dit symposium zal plaatsvinden op de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht.

Xlll th International Congres on Animal Hygiene van de International
Society for Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Informatie en registratie
via de website:
www.emu.ee/isah2007.

Heifer Mastitis Conference 2007, Gent, Belgium. Voor informatie:
www. heiferma.stitis. UGent. he

24-26

September

21 Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur. Locatie: Sportpark Marien-
hoeve. Wijk bij Duurstede.

November

2-3 14tli Conference of the .section \'History\' of the German Veterinary Me-
dical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology in
Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG, ATE
WAHVM 45 €, Members of GdF (TiHo) 25 €, Unemployed 15 €,
Students none. Information about tlie conference, and registration of
contributions (20-minute presentations) or posters: until April 01,2007,
to University-Prof Dn Dr. Johann Schäffer, Tierärztliche Hochschule
Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15 (Haus
120), D-30173 Hannover, Fax: -H-49-(0)511-8567676, E-mail:
johann.
schaejfer@liho-hannover.de.
Accomodation (Reservation): Han-
nover Tourismus Service, Hotel Service, Prinzensti^e 6. D-30159
Hannover, Tel. 49-(0)5l 1-12345555, Fax
-H-49-(0)511-12345556,
E-mail:
hotels@hannover-tourism.de.

December

7-9 Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues\'. For further information
about the seminar and booking conditions:
hltp://www.clickerreiter
de/KenRamirez! htm.

yERCADERINGEN ft BjEENKOMSTEN

2cx57

April

26

27-29

16

19

Voorjaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio Noord.
Locatie: Hajé hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC Heerenveen.
Ontvangst vanaf20.00 uur De vergadering begint om 20.15 uur.
Voorjaarsvergadering AUV Dierenartsencoöperatie. Regio West. Loca-
tie: Mercure Hotel Utrecht Bunnik, Kosterijland 8, 3981 AJ Bunnik.

September

20 Vergadering regio Noord.
Oktober

5 Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\' Zoo, Arnhem.

November

IO Najaarsdag van de GGG. Locatie: Orpheus te Apeldoorn.
December

18 Vergadering regio Noord.

Cursussen

2007

April

4

17

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur Locatie: Waiboerhoeve, Lely.stand. Kosten: 250 euro. Infonnatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Introductie van aangekochte fokdieren en het belang van bioveiligheid.
Doelgroep: varkensdierenartsen. 14.00-17.00 uur Locatie: PAOD-
Houten. Kosten: 215 euro.

Keuringsdierenarts paard. 13.00 tot 21.30 uur Locatie: Paardenkliniek
\'de Lingehoeve\', Lienden. Prijs: 600 euro.

18

Mei

2

10

12

15

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand 9.30 tot 13.30
uur Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving;
info@dynamicsupport.nl.

Maagdann Casuïstieken. 14.00 tot 21.00 uur. Locatie: PAO-Dierge-
neeskunde. Houten. Prijs: 272 euro.

Internationale blik op respiratoire ziekten (pluimvee). Locatie: Intervet
intcmationaal. Boxmeer. 13.00 tot 20.15 uur Prijs: 175 euro.
Hoge bloeddruk bij de kat. Locatie: UKG, FD, Utrecht. 13.30 tot 17.30
uur. Prijs 175 euro.

Echo-opfiisochtend voor oud-cursisten van de intensieve echocursus
van Dynamic Support. Locatie: Lelystad. Kosten: 215 euro. Opgeven
\\\\?i info@dynamicsupport.nl.

Allergieën bij hond en kat - wat doe ik, kan ik, mag ik en moet ik!
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. 09.00 tot 12.30 uur. Prijs 195
euro.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion
animals. Module 3: \'Sacropelvic\'. Information and registi^tion:
BackBone-Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts,
Lindenstr. 4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 494282-605410/fax:
49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.
Stallenbouw. Locatie: diergeneeskundig centrum \'De Overiaet\' te Oss.
13.00 tot 21.15 uur. Kosten: 245 euro. Opgeven;
overlaet@overlaet.nl.

16-19

31

Juni

5

12

Hoe meer je kijkt, hoe meer je ziet; casuïstieken echografie GD. Locatie:
PAO-Diergeneeskunde, Houten. 11.00 tot 16.30 uur. Prijs; 200 euro.
Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

CT en MRI; wat kun je ermee in de praktijk? 09.00 tot 17.30 uur. Loca-
tie; PAO-Diergeneeskunde, Houten. Prijs 294 euro.
Extractietechnieken bij Gezelschapsdieren Locatie; Androciusgebouw,
Afdeling Anatomie Yalelaan I, Utrecht/De Uithof 10.30 tot 16.30 uur.
Prijs; 425 euro.

-ocr page 319-

De rug: brug tussen de ledenmaten en interface met de ruiter. Locatie:
Departement GZ Paard, Yalelaan Utrecht 12.30 tot 21.00 uur. Prijs:
450 euro.

Buikklachten: de toegenomen buikomvang (GD) 10.00 tot 16.30 uur.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Prijs: 293 euro.
Oogonderzoek bij het paard. 12.30 tot 21.00 uur. Locatie: Departement
GZ Paard, Yalelaan Utrecht. Prijs: 450 euro.

Rigide endoscopie laboratorium; een optische benadering tot alle moei-
lijk bereikbare holtes. Vrijdag 22 juni 15.00 tot 21.30 uur, zaterdag
23 juni 09.00 tot 16.30 uur. Locatie: Departement Gezondheidszorg
Gezelschapsdieren, FD Utrecht. Prijs: 1200 euro.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie; Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Acadcmy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 494282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

19

19

22,23

juli

4

11-15

Augustus

1 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

September

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Gemiany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Jubilea april 2007

2 april. Mevr. Drs. J. Beijer-Hoekstra te Drachten,
25 jaar

2 april, H. A. Beijer te Drachten, 25 jaar
14 april, Mevr. Drs. A.B. Zwartenkot-Klaasesz te Sleen,
40 jaar

14 april, J.C. van der Sar te Ruurio, 40 jaar

14 april, W. de Haan te Lies, 40 jaar

19 april, A.E. Burggraaf?te Vlissingen, 60 jaar

Deadline1)

maandag
dinsdag
dinsdag
maandag

26-03-2007
10-04-2007
01-05-2007
14-05-2007

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-04-2007
01-05-2007
15-05-2007
01-06-2007

Dairy Veterinarian - South Waikato, Tokoroa, North Island,
New Zealand

South Waikato Veterinary Services wishes to employ an experienced
dairy cattle veterinarian to work in our mixed animal practice. The posi-
tion would suit an experienced large animal practitioner with the possi-
bility of partnership in the future. This position would appeal to those
considering their and their family\'s long term future.

SWVS Ltd is a predominantly dairy and companion animal based prac-
tice situated in a modern purpose-built building. The South Waikato is a
major dairying centre in New Zealand, and significant new farm deve-
lopment is still occuring. The practice employs 5 to 6 veterinarians and
after hours is shared between them.

Remuneration is negotiable and other benefits will apply. Continuing
professional development is encouraged. All equipment and a vehicle is
supplied.

Tokoroa is centrally located, within an hour, to an hour and a half\'s tra-
vel of many of the North Island\'s major centres (Hamilton, Rotorua,
Taupo, Tauranga) with fishing, hunting, water & snow sports and other
outdoor activities in the region. The town has a friendly community and
excellent facilities, including schools, swimming pools, sports & cultu-
ral clubs.

For more information please contact:
Eddy de Weerd

South Waikato Veterinary Services Ltd

19 Swanston Street

Tokoroa, New Zealand

Phone: 0064 7 886 6413 (work)

0064 7 886 7249 (home)

0064 273804993 (mobile)

eddy. deweerd@xtra. co. nz

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvcl.nl

-ocr page 320-

[Dierenkliniek Emmeloord

kliniek voor paarden

Paardenkracht

Dierenkliniek Emmeloord is één van dé paardenklinieken
voor heel Nederland. In paarden gespecialiseerde
dierenartsen werken met de modernste
apparatuur en faciliteiten die gemaakt en
^ ontworpen zijn voor paarden.

Dierenkliniek Emmeloord is actief
in alle specialisatierichtingen.

Veulenbrigade

Ook in 2007 kunt u als verwijzend dierenarts weer rekenen op de deskundige zorg van de
veulenbrigade op onze kliniek. Intensieve zorg. gecombineerd met de meest geavanceerde
veterinaire geneeskunde, maakt het mogelijk om ook ernstig zieke veulens er bovenop te
helpen. Dag en nacht staat er een gemotiveerd team van artsen en assistenten klaar om het
veulen de zorg te bieden die het nodig heefL

Vacatures

Ben ie enthousiast en wil jij onze veulenbrigade tijdelijk komen versterken? Wij kunnen nog
Studenten plaatsen in ons team.

Ook is er op korte termijn weer de mogelijkheid om in te stromen als Intern Paarden-
geneeskunde.
Ben je recent afgestudeerd en ambieer je een toekomst in de Paardenge-
neeskunde, reageer dan snel.

Meer informatie vind je op onze website.

Dierenkliniek Emmeloord - Espelerlaan 77 - 8302 DC Emmeloord - 0527-613500

www.dierenkliniekemmeloord.nl

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

"In vertrouwde handen"

Dierenkliniek De Langstraat in Waalwijk en DAP Tussen Mark en Amer in Made
hebben per 1 januari 2007 hun krachten op het gebied van landbouwhuisdieren en
paarden gebundeld in de nieuwe praktijk Dier-N-artsen. Deze organisatie zoekt op
korte termijn een:

ondernemende enthousiaste rundveedierenarts (m/v)

Wij verwachten van onze nieuwe rundveedierenarts:

- Affiniteit met runderen en de veehouder;

■ Kennis en kunde van de rundveediergeneeskunde met relevante ervaring
zodat de eerstelijns zorg op topniveau kan worden ingevuld;

■ Ondernemersgeest: onze nieuwe medewerker is naast een uitstekende
dierenarts ook een ondernemer die in staat is om de bestaande
rundveepraktijk verder uit te bouwen, waarbij de prestatie zowel op het
diergeneeskundige als op het financiële vlak centraal staat;

■ Uiteraard uitmuntende communicatieve vaardigheden en teamgeest;
Bereidheid tot deelname in de diensten binnen de landbouwhuisdieren en
paarden.

Wij bieden als nieuwe organisatie:

- Een dynamische werkomgeving met een frisse kijk op praktijkvoering;

- Ruimte om te ondernemen waarbij zelfontplooiing en initiatief wordt
aangemoedigd;

- Een werkgebied met groeimogelijkheden, met mooie rundveebedrijven in een
regio met agrarische toekomst;

- Een enthousiast team bestaande uit jonge en ervaren collega\'s die
samenwerken van het grootste belang achten.

Sollicitaties kunt u richten aan Jan Pons, Dier-N-artsen, Eerste Zeine 112, 5144 AM
Waalwijk of
iDons@dierNansen.nl

-ocr page 321-

NIEUWEN

EFFECTIEF pR^C-TxC® MPT pyRipRote

vRXT arnifTfN ZONPfR

TfKfN fN VtOOXfN) R >

kV

Prac-tic® is de nieuwe spot-on behandeling van Novartis tegen teken en vlooien bij honden. Prac-tic® bevat
pyriprole, een revolutionair actieve molecuul die bijzonder effectief is bij de behandeling tegen teken en
vlooien.

Prac-tic® doodt 100% van de vlooien binnen 24 uur* en 99% van de teken in 48 uur. Het biedt de hond een
hele maand bescherming zodat hij optinnaal kan genieten van een zorgeloos en actief leven.

Prac-tic® nnet pyriprole. Een doorbraak voor arts en praktijk, voor honden - maar nog belangrijker, een door-

■ « €

f>Tgr

Vüe/jevrß

braak voor teken en vlooien.

P

Productnaam en registratienummer Prac-tk^ 56,72 mg Spotn^n optossing voor zeer kleine honden, REG NL 10507 - Prac-tic* 137^ mg 5pot-on oplossing voor kleine honden. REG NL 10508 • Prac-tic* 275 mg Spot-on
optossing voof middelgrote honden. R£G NL 10509 - Prac-tic* 625 mg Spot-on optossing voor grote honden, REG NL 10510 -
Werkzame stof Een ml bevat 125 mg pyriprole Indicaties Ter behandeling en preventie van vlooi-
enbesmeningen en tekenbesmettingen
bij honden Bijvverkingen (frequentie en ernst) Oe volgende tokale reacties kunnen worden waargenomen op de plaats van toediening: verkleuring van de vacht, tokale haaruitval of
jeuk. Een korte periode van speekselen kan optreden wanneer het dier zich likt op de behandelde plaats onmiddellijk na de behandeling. Dit is geen teken van vergiftiging en verdwijnt binnen enkele minuten zorxJer behan-
deling.
Contra-indicaties Niet toedierwn aan honden met een leeftijd van minder dan 8 wieken, of met een Ikrhaamsgewicht minder dan 2 kg. Niet toedienen in geval van een bekende overgevoeligheid voor vwbindingen
behorende tot de phenylpyrazole klasse of één van de hulpstoffen.
Dosering De aanbevolen minimum dosering is 125 rrigAg lk:haamsgev«ht pyriprole, overeenkomend met 0,1 ml/kg Ichaamsgevwcht Prac-tic* spot-on
oplossing.
Kanalisatiestatus UDO Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V, Business Unit Animal Health, Claudius Prinsenlaan 142, 4818 CP Breda. Nederland. Verdere informatie op aanvraag beschikbaar.

• Data on file. Novartis Animal Health Inc, Baset, Swhtzerland 20060175

-ocr page 322-

Op zoek
naar collegiaa
advies over

ons jaarlijks vele en vaak

Onze leden

gecompliceerde financiële vraagstukken voor
WAA heeft op basis daarvan een breed
scala van bancaire producten voor de
medische sector ontv^ikkeld. Een deskundig
team geeft voor zowel zakelijke als privé-
situaties adviezen over financieringen,
hypotheek, vermogensbeheer en beleggingen.
Kijk op www.waa.nl/bankieren.

Bankieren bij WAA

WAA

Verzekeren
Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland RscaaiAdvies

-ocr page 323-

Deel 132 • Aflevering 8 • 15 april 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht

^ ^ ^ 2007

Questionnaire survey of disease prevalence and veterinary
treatments in organic layer husbandry in the Netherlands

Dieetvoeding voor paarden

Veterinair recept op 1 oktober 200J een feit

Pitbulh to be or not to be?

Neem de preventie van psychische arbeidsongeschiktheid
zelf ter hand

Evaluatie Verordeningen Al en NCD

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 324-

IN EIKE DIKKE HOND
ZIT EEN FITTE HOND

YARVITAN® (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farmacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

Benaming: Yarvitan 5 mg/ml orale oplossing voor honden (REG B:EU/2/06/063/001-003 - REG NL 10469 • UDA) - Werkraam bestanddeel: mitratapide 5
mg/ml -
Indicaties: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden.- Contra-indicaties: Niet gebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebruiken voor
honden tijdens dracht en lactatie. Niet gebruiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebnjiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypothyrose of hyperadrenocorticisme.-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken.diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet. moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen. Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen in serum albumine, globuline, totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkaliëmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling,-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg) toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling.-
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A..Tumhoutseweg 30.6-2340 Beerse.Verdere infonnatie is beschikbaar
op aanvraag

JANSSEN

\'animal health

-ocr page 325-

TijdsuJml^H

Diergenees

•RWtIÜ^^

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneesl<unde

□661132

Aflevering 8
15 april 2007
291

Inhoud

Cover: foto van pagina 305 en 308
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Questionnaire survey of disease prevalence and veterinary treatments in organic layer husbandry in the Netherlands; 292
J. van der Meulen,J.T.N, van der Werf and A. Kijistra

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinai
verband

Praktijk in Bedrijf

Nieuws 297
Uit en voor de praktijk

Dieetvoeding voor paarden; J.M. Hallebeek 298
Veterinair tuchtrecht

Diagnostiek in hart en nieren, deel 11; laira Boissevain 3°3
Berichten en verslagen

Borging van het veterinair handelen in de zuivelsector; Cerrit Hooijer 305

Veterinair recept op 1 oktober 2007 een feit; Wiel van den Ekker, Jan Tiete Siebinga en Laurens Hoedemaker 306
Bijniertumor hond via kijkoperatie verwijderd

Nieuwe dicmcnceskundige studievereniging Hygieia; Natalie Cleton 308
Ingezoncfen

Ongeboren kittens versus de COj-methode om slachtvee te doden; T. P. F. Franssen 309

Vraag, en Antwoord 310

Uitgelicht 312

Boekbespreking 312

Referaat 313

Rectificatie Voorjaarsdagen 313

Ethiek uit de praktijk

Pitbull; to be or not to be? 3H
Berichten en verslagen

Neem de preventie van psychische arbeids-ongeschiktheid zelf ter hand; Ad Schilder, Michiel Mast en Titia Sluiter 316

Het belang van stage voor de paraveterinair dierenartsassistent; Madeleine M. Wolhoff 318

Promotiemateriaal Week van het huisdier; Pascale Fuchs V ^

75 jaar de Diergeneeskundige Studentenkring; De lustrumcommissie van de D.S.K. 319

Referaat 319

TELIZEN, EERSTE AANPAK BIJ HONDEN EN KATTEN MET;

I

-ocr page 326-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr M.F. dc Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Baeker (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F van Knapen (Utrecht)

Prof dr A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr G. Voorhout (Utrecht)

Dr RR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Cjeertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tit1Mhri«pHIIUIiLnl_____

Bestuur

Prof dr L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

320

321

322

Ingezonden

Wedergeboorte van een wangedrocht?; C.H. van der Wal
\'Holle vaten klinken het hardst\'; B.E. Sjollema
Ingezonden A. Heijn; A. Heijn

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus
421
3990 CE Houten
Telefoon
030-6348Q00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenart.sen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordtariHMd door het bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Dc Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
cn C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Ibl. 110-7507500. fax 070-7507578

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie
Referaat

Voorzitterscolumn

De wittebroodsweken zitten erop!; Ludo I. Hellebrekers

GGL

Evaluatie Verordeningen Al en NCD; Albert Vink

Kom tijdens de vooijaarsdagen naar het Vet-Café de Molen!

B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 3, maart 2007
Deadline kopij

Veehouder en Dierenarts vernieuwd; Johort Klein Haneveld
In memoriam

Dr. Kaspar Hendrik Hermans; Teun Hermans en Kees van der Riet

Maatschappijnieuws

Conculega\'s in het zuiden

Personalia

324

325

327

327

328

329

329

330

331

332
332

Advertenties

Commerciële advertenties; Overgaauw MMBM
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original article

Questionnaire survey of disease prevalence and veterinary treatments in otganic layer husbandry
in the Netherlands; j.
van der Ivleulen, J.T.N, van der Werf and A. Kijistra 292

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in Ihis journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

1 Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

-ocr page 327-

De markt accepteert geen autoriteit, alleen maar kwaliteit

Ons beroep is diverser dan ooit. Het blijft zich vernieuwen, waarvan acte in dit Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.
Een onderzoek naar de nieuwe trend van biologische dierhouderij bij legpluim-
vee levert een bijdrage op die concludeert dat gebruik van reguliere diergeneesmiddelen onvermij-
delijk is om onnodig lijden in de biologische veehouderij te voorkomen. Het is dus blijkbaar niet
zo dat omwille van de biologische veehouderijprincipes de dieren diergeneeskundige hulp wordt
ontnomen. Prima, maar is de term biologische veehouderij dan niet aan inflatie onderhevig? Is dit
een teken dat niet de dogma \'s van houderij-ideologieën, maar respect voor het dier en pragmatisch
handelen de randvoorwaarden worden voor de dierhouderij? Ik hoop het van harte. Het past goed
bij onze veterinaire opdracht.

Een mooi resultaat is de eerste geslaagde verwijdering van een bijniertumor via een kijkoperatie.
Een technisch hoogstandje, dat vast en zeker navolging krijgt. Na sterilisatie bij de teef volgen er
dus meer. PAOD kan zich alvast op een nieuwe cursus voorbereiden!

Dan dieetadviezen hij paarden, zelfs voor seniorpaarden. Seniorhonden kennen we inmiddels en
deze kunnen zich verheugen op een groot areaal aan ondersteunende medicamenten. Nu dienen
dus ook de seniorpaarden zich aan. Voor mij was dit nieuw. Een belangrijke aanvulling voor de
paardenpraktijk.

Ook bijdragen over ingrepen en ethiek, valsheid in geschrifte en een pijnlijke nierpalpatie. Het dier-
geneeskundig handelen houdt de gemoederen bezig! Ik vraag mij af of de tuchtzaken in Nederland
ongeveer vergelijkbaar zijn met die in het buitenland. De kwaliteit van de Nederlandse dierenarts
staat buiten kijf maar sommige tuchtrechtzaken lijken te simpel voor woorden. Het zou aardig zijn
daar eens naar te kijken. Hebben de Belgen en Duitsers nu vergelijkbare medische missers?
Het is voorjaar Na een winter die geen winter was, is de lente begonnen en maken we alweer va-
kantieplannen. Ook nieuwe veterinaire plannen ten aanzien van het kwaliteitsbeleid dienen zich
aan. Nu de storm over de hijkans de KNMvD splijtende discussie rondom certificering en kwaliteit
is geluwd en de wonden zijn gelikt, is de tijd rijp om met een frisse blik de kwaliteitsborging onder
de loep te nemen. De roep om borging van het veterinair handelen in de zuivelsector is het bewijs
dat hier een oplossing voor moet worden gezocht. De klant wil wat van ons zien.
Ook het veterinaire recept is een uiting van kwaliteitsborging, er is geen ontkomen aan. Maar laten
we kwaliteitsborging niet alleen als een last beschouwen. Het is belangrijk om de maatschappij te
laten zien hoe sterk het veterinair handelen in kwaliteitsdenken is en wordt verankerd. Alleen dan
kunnen wij als dierenartsen trendsetters zijn in plaats van trendvolgers en ons steentje bijdragen
aan de maatschappij die steeds kritischer wordt. Deze maatschappij accepteert geen autoriteit meer
maar alleen kwaliteit. Maar dan wel kwaliteitsborging met een beetje pragmatisme graag. Ook daar
zijn we sterk in. Het moet immers wel werken!

Vergeet u straks ook de Voorjaarsdagen niet! Een sterke organisatie staat weer garant voor een paar
inspirerende dagen, en veel collegiaal plezier Wees erbij!
Veel leesplezier met dit Tijdschrift wenst u,

Uit

de redactie

Remco Schrijver

T i i d sfiluèfi^^H

Diergenees

-ocr page 328-

Questionnaire survey of disease prevalence and veterinary treat-
ments in organic layer husbandry in the Netherlands

J. van der Meulen\'\'^ J.T.N, van der Werf, and A. Kijlstra\'

Oorspronkelijk artikel

Abstract

Disease prevalence and veterinary treatments in organic
animal production differ from those in conventional sys-
tems. In order to gather information about current prac-
tices in organic layer husbandry, 33 organic egg produc-
ers of 16 small, 12 medium-sized, and 5 large farms were
asked to complete a questionnaire on disease prevalence
and treatments. On these farms, the mean mortality was
9% and the mean laying percentage was 79%. In contrast
with the regulations for organic farming, the use of che-
motherapeutics was not recorded on 30% of the farms.
One third of the farmers were not aware of the type of
vaccination given to their hens, and on the other farms
hens had been vaccinated as pullets against nine or more
viral and bacterial diseases. Several health problems were
mentioned, such as feather pecking, red mites, helminths,
infectious bronchitis, colibacillosis, and coccidiosis. On
19 farms, diseases were treated with homeopathic, phyto-
therapeutic, or other alternative medicines; on 10 of these
farms chemotherapeutics were also used. On 4 farms only
chemotherapeutics were used, on 10 farms no products
were used, and on some farms up to seven products were
used. Although quite a large number of organic layer
farmers in the Netherlands used homeopathic, phytother-
apeutic, or other alternative medicines, the use of chemo-
therapeutics is currently inevitable to prevent animal suf-
fering or distress in organic husbandry.

Samenvatting

Een enquête naar ziekte en veterinaire behandeling in de
biologische legpluimveehouderij in Nederland

In de biologische veehouderij vinden ziektepreventie en vete-
rinaire behandelingen op een andere manier plaats. Om in-
zicht te krijgen in gangbare methoden van ziektepreventie en
behandelingen in de biologische leghennenhouderij, is een
enquête afgenomen bij 33 biologische eiproducenten van zes-
tien kleine, twaalf middelgrootte en vijf grote bedrijven. In
2002 was op deze bedrijven de sterfte gemiddeld negen pro-
cent en het legpercentage 79 procent. In tegenspraak met de
regelgeving over biologische houderij werd het gebruik van

\' Animal Sciences Group of Wageningen UR. Lelystad, the Netherlands.
Correspondence: J. van der Meulen, Animal Sciences Group of Wageningen UR,
P.O. Box 65, 8200 AB Lelystad the Netherlands, teL: 31 320238071:
fax: 31 320 238050,
e-maiV; jan.vandenneulen@wur.nl

Aclcnowledgemenls. This study was carried out within the framework of Strategic
Expertise Development of the Central Institute for Animal Disease Control Lelystad
(CIDC-Lelystad). The technical assistance of M. van den Berg andj. Spruit, the
openness and willingness of the participating egg farmers and the fruitful discus-
sions with I.J. TM. Claassen and G.H.M. Prenen are gratefully acknowledged.

Tijdschr Diergeneeskund 200y; 1^2: 292-295

reguliere diergeneesmiddelen niet geregistreerd op dertig
procent van de bedrijven. Een derde van de biologische ei-
producenten wist niet waartegen hun hennen geënt waren.
Op de andere bedrijven waren de hennen geënt tegen negen
of meer virale en bacteriële ziekteverwekkers. In de enquête
werd het optreden van een aantal gezondheidsproblemen ge-
meld, zoals verenpikken, bloedluizen, darmparasieten, IB,
colibacillose en coccidiose. Op negentien bedrijven werden
optredende ziektes behandeld met homeopatische, jytothera-
peutische of andere alternatieve middelen. Op tien van deze
bedrijven werden naast deze alternatieve middelen ook regu-
liere diergeneesmiddelen gebruikt en op vier bedrijven wer-
den enkel reguliere diergeneesmiddelen gebruikt. Op tien be-
drijven werden helemaal geen middelen gebruikt, terwijl op
sommige bedrijven zeven verschillende producten gebruikt
werden. Hoewel een tamelijk groot aantal biologische leg-
hennenhouders in Nederland homeopatische, fytotherapeuti-
sche en andere alternatieve middelen gebruikt, is het gebruik
van reguliere diergeneesmiddelen onvermijdelijk om lijden in
de biologische veehouderij te voorkomen.

Introduction

Disease prevalence and veterinary treatments in organic ani-
mal production differ from those in conventional systems {1).
According to the EC regulation on organic agricultural pro-
duction (1), disease prevention in Europe is based on the
principles that the feeding, housing, and care of the animals
should limit animal-health problems, so that such problems
can be controlled mainly by prevention. If treatments are nec-
essary despite preventive measures, homeopathic and phyto-
therapeutic products should be used in preference to chemi-
cally synthesized allopathic veterinary medicinal products,
provided that they are therapeutically effective. Chemothera-
peutics may be used under the responsibility of a veterinarian
and their use must be cleariy recorded. The use of chemother-
apeutics for preventive treatment is prohibited. This means,
for instance, that anticoccidials cannot be used to prevent
outbreaks of coccidiosis as they would in conventional poul-
try husbandry (2). However, vaccination of pullets is allowed,
provided that vaccines do not consist of or are not manufac-
tured using genetically modified organisms.
In spite of the growth of organic animal husbandry (3), there
are only a limited number of publications on animal health in
organic farming (2,4) and even fewer on organic poultry hus-
bandry (2, 5). A decade ago, coccidiosis, feather pecking,
cannibalism, ectoparasites, and secondary
Escherichia coli
infections were identified as potential problems in organic
poultry production (2, 5). Research in Denmark cleariy indi-
cates a higher incidence of helminth infections in organic
layer husbandry systems (6), although this is not the case in
organic broiler production in Belgium (7). The re-emergence
of some diseases, such as erysipelas, histomoniasis, and fowl
pox, has been reported in Germany and Belgium (8, 9). An
inquiry into the practices of organic egg producers in Sweden

-ocr page 329-

revealed problems with feather pecking, cannibalism, and en-
doparasites, but also revealed a limited use of medication to
treat disease (2).

In this study, information was gathered about diseases and
the use of medication in organic layer husbandry in the Neth-
erlands.

Materials and Methods

In order to gather information about current practices regard-
ing disease prevention and veterinary treatment, in Spring
2003 organic egg producers in the Netherlands were asked to
participate in a survey questionnaire. The producers were lo-
cated all over the Netherlands with exception of the Gelderse
Vallei, where there was an outbreak of avian influenza. Inclu-
sion criteria were that the flock consisted of at least 100 hens,
the hens were kept for commercial purposes, the farm was
not a research or a (semi-) governmental centre, and the farm
had been certified by SKAL (organization for the inspection
of organic production methods in the Netherlands) for at least
1 year. Farmers who agreed to participate were sent a ques-
tionnaire on housing, production level, health, and veterinary
treatments in 2002. Our intention to visit the farms to go
through the completed questionnaires and to check on farm
practises could not be carried out because of the avian influ-
enza epidemic in the Netherlands at that time.

Results

The questionnaire was sent to 39 of the 67 organic egg pro-
ducers in the Netheriands, and 33 (85%) of these question-
naires were completed and returned. All responders to the
questionnaire were commercial egg producers, but on 29 of
the 33 farms (88%) there was another agrarian or non-agrari-
an source of income in addition to egg production. All farm-
ers had been SKAL-certified for on average 4.5 (median 3.2;
range l.I to 13.5) years. Of the 33 farms, 16 were small (100-
2999 hens), 12 medium-sized (3000-8999 hens), and 5 large
(>9000 hens). Twenty-four farms (73%) used a type of hy-
giene barrier, such as fresh clothes and boots before entering
the hen houses and the use of disinfecting mats; 7 farms re-
corded visitors. Of the 9 farms (27%) that did not use a hy-
giene barrier, 8 were small and 1 was medium-sized. On
average there were 5.4 (median 4.0; range 1.1 to 10) hens per
m^ indoor area and 1 hen per 7.3 (median 4.0; range 1 to 62.5)
m- outdoor area. The most common breeds were Bovans
Goldline and ISA Brown (on 21 and 8 farms, respectively);
other breeds (Bovans Nera, Tetra, Hisex Brown and Amber-
link) were used on the other farms. In 2002, flock mortality
ranged from 2% to 35% (average 9%, median 5%) and the
laying percentage was on average 79% (median 80%, range
60-90%).

Five farmers were member of an animal health service. On
the other farms the veterinarian was consulted on average 1.6
(0 to 9) times a year. Treatments and the use of chemothera-
peutics and antibiotics were not recorded on 10 farms (30%).
Non-chemotherapeutic treatments were used on 14 farms but
were recorded on 9 farms only. Eleven of the 33 farmers
(33%) were not aware of the type of vaccination given to their
hens. The hens of the other 22 farmers had been vaccinated
as pullets against avian encephalitis (AE), egg drop syndrome
(EDS), Gumboro disease, infectious bronchitis (IB), infec-
tious laryngotracheitis (ILT), Marek\'s disease, Newcastle dis-

products

ease (NCD; compulsory), fowl pox, and Salmonella. On a
few farms hens had been vaccinated against
Mycopla.sma
gallisepticum
(chronic respiratory disease; CRD), colibacil-
losis, or fowl cholera.

Several health problems were mentioned. Hen pecking oc-
curred on 10 farms (30%), red mites on 11 farms (33%), hel-
minths on 9 farms (27%), IB on 9 farms (27%), colibacillosis
on 7 farms (21 %), and coccidiosis on 5 farms (15%); fatty
liver, amyloidosis, vitamin deficiency, histomoniasis, CRD,
and fowl cholera were mentioned incidentally. Diseases were
treated with homeopathic, phytotherapeutic, or other alterna-
tive products on 18 farms (figure 1); on 11 of these farms
chemotherapeutic products were also used. Chemotherapeu-
tics alone were used on 4 farms, no products were used on
10 farms (30%), and up to 7 products were used on some
farms. Overall, 34 different products were used, 14 of which
were homeopathic, phytotherapeutic, or other alternative
medicines and 20 were chemotherapeutics (table 1). Of the
14 alternative medicines, 2 were homeopathic products (1 di-
rected against fowl cholera and 1 to improve feed intake) and
6 were phytotherapeutic products, of which 3 were directed
against bacteria, 2 were garlic-based directed against red
mites, and 1 was directed against helminths; 4 other products
were acidifiers and 2 were other antimicrobials. Of the
20 chemotherapeutics used, 5 were antibiotics (directed
against
Escherichia coli and pneumonia), 1 was an anticoc-

-ocr page 330-

cidial (not authorized for use in chicken), 2 were anthelmin-
thics (of which I was not authorized for chicken), and 12
were vitamins and/or minerals (of which 7 were not autho-
rized for chicken).

Discussion

On the basis of the size of the farms (49% small, 36% medi-
um-sized and 15% large), the responding organic egg pro-
ducers are representative of organic egg production in the
Netherlands (57% small, 31% medium-sized and 12% large
farms) (10). However, because 29 of the 67 organic layer hus-
bandries in the Netherlands are concentrated in the Gelderse
Vallei (10), the disease pressure on organic egg production in
the Netherlands may be higher than that reported by the re-
sponding organic egg producers. FurtheriTiore, it should be
remembered that the results of the present and of the Swedish
study on practices of organic egg producers (2) are based
solely on the responses given.

Although the importance of proper hygiene routines has been
stressed (2), about a quarter of the responding organic egg
producers did not use a hygiene barrier. As in Sweden (2),
smaller farms were more likely to have no hygiene barrier.
Exposure to disease organisms is more likely to occur in or-
ganic poultry production than in strictly control led-environ-
ments and in \'all-in-all-out\' management systems. The exter-
nal environment is hard to control under free-range
conditions, so stress factors may vary widely from day to day,
and it is impossible to prevent new infections from being in-
troduced by wild birds and animals, including insects and
other invertebrates. This may result in the re-emergence of
some diseases, such as erysipelas, histomoniasis, and fowl
pox (8, 9). Other potential problems identified in organic
poultry production a decade ago (2, 5), such as feather peck-
ing, parasites, and secondary
Escherichia coli infections are
still relevant today in organic layer husbandry in the Nether-
lands and in other countries such as Sweden (2, 6). The risk
of feather pecking appears to be lower and can be decreased
further by a combination of improved stockmanship and
feeding management, an optimal flock size, better nest de-
sign, and selection of genetically suitable strains (11, 12). In
our study, the use of medication to treat diseases was limited
and on 30% of the farms no medication was needed. Never-
theless, the use of medication was higher than in Sweden,
where only 4 of 56 organic layer producers (7%) used medi-
cation (2). However, according to the responding organic egg
producers, vitamin and mineral supplements are needed to
overcome presumed nutritional deficiencies and to improve
disease resistance.

Quite a large number of organic layer farmers used homeo-
pathic, phytotherapeutic, and other alternative medicines to
treat their chicken, especially in comparison with Sweden
where only 1 (2%) organic layer producer used homeopathy
(2). Homeopathy does not have a role in organic pig husband-
ry in Austria, the UK, and the Netherlands, as supposed in the
EC regulation (13-15). This may be because the therapeutic
effect of homéopathies and phytotherapeutics is not clear,
given the lack of scientific evidence to support the use of
inany alternative treatments (16-18). Thus for the moment the
use of chemotherapeutics to prevent animal suffering or dis-
tress in organic husbandry remains inevitable.

Literature

1. EC. Council Regulation (EC) No 1804/1999 of 19 July 1999 supple-
menting Regulation (EEC) No 2092/91 on organic production of agri-
cultural products and indications referring thereto on agricultural prod-
ucts and foodstuffs to include livestock production. Available from:
http.//www. europa. eu. int/eur-lex/en/archlve/l 999/l_22219990824en.
html.

2. Berg C. Health and welfare in organic poultry production. Acta Vet
Scand Suppl 2001;95:37-45.

3. Borcll E von and Sarensen JT. Organic livestock production in Europe:
aims, rules and trends with special emphasis on animal health and wel-
fare. Livest Prod Sci 2004; 90: 3-9.

4. Lund V and Algers B. Research on animal health and welfare in organic
farming - a literature review. Livest Prod Sci 2003; 80: 55-68.

5. Hovi M, Sundrum A and Thamshorg SM. Animal health and welfare in
organic livestock production in Europe: current state and fliture chal-
lenges. Livest Prod Sci 2003; 80: 41-53.

6. Permin A, Bisgaard M, Frandsen F, Pearman M, Kold J and Nansen R
Prevalence of gastrointestinal helminths in different poultry production
systems. Br Poult Sci 1999; 40: 439-443.

7. Overbeke 1 Van, Duchateau L, Zutter L De, Albers G and Ducatelle R.
A comparison survey of organic and conventional broiler chickens for
infectious agents affecting health and food safety. Avian Dis 2006; 50:
196-200.

8. Hafez HM, Mazaheri A, Prusas C, Bohland K, Poppel M and Schulze
D. Aktuelle Geflugelkrankheiten bei Legehennen im Zusammenhang
mit alternativen Haltungssystemen. Tierärztl Prax 2001; 29(0); 168-
174.

9. Esquenet C, Herdt P de, Bosschere H de, Ronsmans S, Ducatelle R and
Erum J van. An outbreak of histomoniasis in free-range layer hens.
Avian Pathol 2003; 32: 305-308.

10. Methorst R. Biologische pluimveehouderij : legsector met groeispurt
bezig. Pluimveehouderij 2002; 32: 22-23.

11. Bestman M and Wagenaar JP Farm level factors associated with feather
pecking in organic laying hens. Livest Prod Sci 2003; 80: 133-140.

Table i. Overview of different products used.

t> pe of product

antimicrobial

homeopathic, phytotherapeutic, and other alternative medicines
1 homeopathic

chemotherapeutics\'

5 antibiotics\'

3 phytotherapeutics

4 acidifiers

2 others

antiparasitic

2 phytotherapeutics^

1 anticoccidial\'

1 phytotherapeutic^

2 anthelminthics"

supplement

1 homeopathic

12 vitamins and minerals\'

\' authorized by the Dutch Veterinary Medicines Board
neomycin, doxycyctin, flumequine and t^\\\'o oxytetracyclines
garlic-based directed to red mites
toltrazuril (not authorized for chicken but for piglets)
\' carrot

" flubendazole and piperzine (not authorized for chicken but for cat and dog)
\' of which seven were not authorized by the Dutch Veterinary Medicines Board

-ocr page 331-

Koene P. Animal welfare and genetics in organic farming of layers: the
example of cannibalism. In: Breeding and feeding for animal health
and welfare in organic livestock systems, proceedings of the 4th NAH-
WOA Workshop, Wageningen. Ed. Hovi M and Baars T. University of
Reading. 2001; p. 62-85.

Baumgartner J, Leeb T, Guber T and Tiefenbacher R. Pig health and
health planning in organic herds in Austria. In: Positive health: preven-
tive measurements and alternative strategies, proceedings of the 5th
NAHWOA Workshop, R0dding. Ed. Hovi M and Vaarst M. University
ofReading.2001;p. 126-131.

Day JEL, Kelly H, Martins A and Edwards SA. Towards a baseline as-
sessment of organic pig welfare. Anim Welf 2003; 12: 637-641.
Meulen J van der, Werf JT van der and Kijlstra A. Questionnaire survey

13.

14.

15.

of disease prevalence and veterinary treatments in organic pig hus-
bandry in the Netherlands. Vet Rec 2006; 159: 816-818.

16. Loken T. Alternative therapy of animals - homeopathy and other alter-
native methods of therapy Acta Vet Scand Suppl 2001; 95: 47-50.

17. Cabaret J. Animal health problems in organic farming: subjective and
objective assessments and farmers\' actions. Livest Prod Sci 2003; 80:
99-108.

18. Sluijs FJ van. Kan de homeopathie de toets der wetenschap doorstaan?
Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 295-298.

Artikel ingediend: 20 oktober 2006
Artikel geaccepteerd: 6 februari 2007

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en speciaListen voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Pral<tijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

-ocr page 332-

...gerust aan de slag

[/ootfAAts^A^e^ \'\'

Sedator

Potent middel voor sedatie en premedicatie voor anesthesie:

• Medetomidine hydrochloride

• Beschikbaar in 10 én 20 ml

• Voor honden (l.v. en i.m.) en katten (i.m.)

• Zeer geschikt als premedicatie voor de inductie van
anesthesie door ketamine, propofol e.a.

es: Modotomidine n een Sedativum m«( anatgetiKhe eigenschappen 4>e\\temd voor.
antgen onderzoeken. Hond: als inleidende medicatie bi| algehele narcose; kleine oper-
zoals oesofaguKomf^icalies, maaqtorsie of hernia diafragmalica, in verband mei hel
andoen Ing aan hel Hart. omdai medetomidine bradycardie veroorzaaki. Niet gebruiken
en wijze van toediening: Hgnd: iniramuKulair on intraveneus. 0.01 - 0,04 rT>g/kg IC

SEDATOR 1 mg/ml. oplossing voor injeclic voor hond en kal - REC NL 10434 - UDO.
Werkzaam bestanddeel: Mede lom idinchydroc^iloride 1,0 m^/ml. OoekÜcr: Kotvi. kat. Indicali
toepassing bij hond en kal. Algemeen hond en kal: klinischc ondcr/ocken; klini^ho behandeling; n
aties- Contra-indicatie»: Niet gebmikrn bij mcchaniuhc conipliratin in hel spiisverterlngskanaal,
mogelijk optreden van oen cmelisch eHof i. NkM gebruiken bij dieren mei een niel gecompenseerde a
bij dieren mei k?vof- of nwraandoeningen. NkM gebruiken bij drachtige honden en kallen. Dotering

mcdelomidinc - Ikhle sedatie (0,1 - 0,4 ml Sodator/10 kg LC). 0,04 0.08 n>g/kg LC medelomidine - sedalic en Analgesie (0.4 - 0.8 ml Sedalor/10 kg LC). 0.01 0.02 mg/kg IC
n>edelomkSne pfcmcdicalie voor anesthesie (0.1 - 0.2 mi Sedalor/10 kg LC). Kal: inlramusculair. 0.08 - 0,10 mgAg LC medelomkltne - lichte sedatie (0,4 - 0.5 ml Sedalof/S kg LC).
0,10 0,15 mg/kg LG medelomkJinc d«pc sedatie (O.S 0.7S mi Sedator/5 kg IG). Bijwerltingen: Braken kan optreden voordat volledige sedatie is bereikt. De kans op braken wordt
verminderd door de dieren voor toediening 6 lot 12 uur le ia len vasten. Spiertrckkingen inde poten. Zo nuendan kunnen AV blocks waargenomen worden in het ECG. Indien u ern-
stige bijwerkingen of andersoortige reacties vastslcli die niel in dc/e bijsluiter worden vermeld, wordt u verzocht uw dierenarts hien/an in kennis te stellen. Overige informatie:
Uilsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Levering uilsluilond op recept van dc dierenarts. Neem voor meer informalie contact op met Eurovet Animal Health BV,

-ocr page 333-

Nieuwe behandeling
Campylobacter

Bacteriocines, eiwitten die door bac-
teriën worden gemaakt, zijn effectief
als therapie tegen de ziekteverwek-
kende
Campylobacter-hactevïén bij
kalkoenen. Dit schrijven onderzoekers van de universiteit van
Arkansas. Volgens hun onderzoek zouden bacteriocines niet
alleen de bacteriën doden, maar ook de omstandigheden in
het darmkanaal ongunstig maken voor
Campylobacter. Dit is
een belangrijke ontwikkeling, omdat er zorgen zouden zijn
over de antibioticaresistentie bij deze ziekteverwekker. De
onderzoekers plaatsen wel de kanttekening dat er nog niet-
detecteerbare hoeveelheden
Campylobacter in de kalkoenen
aanwezig kunnen zijn en dat herhaalde behandelingen nodig
blijven.

Bron: www.uark.edu.

Dier en Polis failliet

Nieuws

Huisdierenverzekeraar Dier en Polis is failliet. Stichting De
Ombudsman kreeg al maanden klachten binnen over de ver-
zekeraar, zo zouden toegewezen claims niet zijn uitbetaald en
telefoontjes niet zijn beantwoord. De verzekeraar bleek on-
bereikbaar voor informatie. Volgens het persbericht van De
Ombudsman is nog niet bekend of de drieduizend klanten
van Dier en Polis van verzekeraar moeten veranderen. Verze-
keringnemers moeten zich volgens De Ombudsman melden
bij de curator. Dit is het tweede faillissement van een huis-
dierenverzekeraar in korte tijd. De Ombudsman start een on-
derzoek naar de praktijk van deze bedrijven. Mensen kunnen
hun ervaringen melden via de website
www.deombudsman.nl
of0900-6722722.
Bron: wwvi\'.deombudsman.nl

Vogelgriep

Kinderboek vogelgriep

Kinderboekenschrijvers nemen vaker
de actualiteit als uitgangspunt voor
verhalen. En soms is dat de veteri-
naire actualiteit. Basisschooldirec-
teur en kinderboekenschrijver Chris
Vegter schreef het boek
Vogelgriep,
dat is uitgegeven door Van Tricht uit-
geverij. Het is bedoeld voor lezers
vanaf tien tot twaalf jaar. Het boek
gaat over Kiki, die met haar vader en
moeder woont op een pluimveeboer-
derij met meer dan zestigduizend
kippen. Haar ouders praten over niets
anders dan over de vogelgriep: lopen hun kippen gevaar?
Kunnen ze besmet worden door trekvogels? Kan Kiki haar ou-
ders helpen? Het boek kost 9,90 euro. Het ISBN-nummer is:
978 90 77822 16 6.

Pil tegen methaan uitstoot

Duitse wetenschappers zouden een pil hebben ontwikkeld,
die de uitstoot van methaan door koeien vermindert. De bac-
teriën in het maagdarmsysteem van koeien produceren me-
thaangas, dat slecht is voor het milieu en bijdraagt aan het
broeikaseffect. De pil zou deze uitstoot aanzienlijk kunnen
verminderen, in combinatie met een speciaal dieet en vaste
voedingsuren. In het bericht wordt onderzoeker Winfried
Drocher geciteerd, die zegt: "De dieren kunnen het methaan
dankzij de pil gebruiken om glucose te produceren." Alleen
de grootte van de pil is nog een nadeel, aldus het bericht.
Bron: www.zibb.nl.

Kinderopvang Voorjaarsdagen

Vitaux organiseert gedurende de Voorjaarsdagen kinderopvang
in de RAI. In een aparte, speciaal voor kinderen ingerichte
ruimte worden de kinderen door deskundige leidsters opge-
vangen. Voor iedere leeftijdscategorie is er een leuk dag-
programma. Uiteraard zijn ook kinderen van de standhouders
en van de paraveterinairen van harte welkom. De kinderen
kunnen terecht van 8.30 uur tot 17.30 uur. De kosten voor de
opvang per dagdeel per kind bedragen tien euro. Opgave voor-
af is vereist. Voor meer informatie, aanmelding of suggesties
kunt u contact opnemen met Veterinair Organisatiebureau
Vitaux (035 - 6255185) of mailen naar
info@vitaux.nl.

Kattensymposium

Het achtste bestuur van de Stichting Symposium Feline
Geneeskunde presenteert zaterdag 2 juni 2007 het achtste
\'Feline symposium\'. Het vooriopige programma bestaat on-
der andere uit dr. J. Murrell (Verenigd Koninkrijk) en drs.
J. Uilenreef ("Nederiand) over pijnmanagement, dr. RJ.J. Man-
digers (Nederland) over Neurologie, V. Halls (Verenigd
Koninkrijk) over gedrag en dr. S. Caney (Verenigd Konink-
rijk) over endocrinologische tumoren. Dit symposium zal
plaatsvinden in de collegezaal van gezelschapsdieren op de
Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht. De kosten bedra-
gen zestig euro inclusief lunch en borrel. Bezoek voor meer
informatie en aanmeldingen de website
www.felinesymposium.
nl
of e-mail felinesymposium@yahoo.com.

Neushoorn geopereerd

Dierenarts Jacques Kaandorp van safaripark de Beekse
Bergen heeft eicellen afgenomen van een 1900 kilo zware
breedlipneushoorn. Het is de allereerste keer dat deze opera-
tie met succes is uitgevoerd. De eicellen zijn ingevroren en
kunnen worden gebruikt voor kunstmatige inseminatie. Dit
zou een doorbraak betekenen voor het voortbestaan van deze
bedreigde neushoomsoort.
Bron: beeksebergen.nl.

-ocr page 334-

Voor bepaalde groepen paarden-
patiënten kan een aangepaste
voeding helpen het herstel te bevor-
deren, de klachten te verminderen
of een recidief te voorkomen (5,14).
Bij patiënten die herhaaldelijk
koliek, hoefbevangenheid of spier-
bevangenheid krijgen, is een rant-
soencontrole onontbeerlijk. Als uit
de controle blijkt dat de eigenaar fouten maakt zoals on-
voldoende ruwvoer, slechte kwaliteit ruwvoer, teveel
krachtvoer of andere in het oog springende fouten moet
de dierenarts correcties aangeven om het rantsoen te ver-
beteren. Als deze aanpassing onvoldoende resultaat geeft,
kan een rantsoen met bepaalde specifieke eigenschappen
of aangepaste gehalten de volgende stap zijn om her-
haling van klachten te voorkomen.

Een gerichte samenstelling van het voer leidt in veel gevallen
tot een positieve verandering (35). Helaas zijn er weinig pa-
tiëntgebonden onderzoeken gepubliceerd die de effecten van
een speciaal rantsoen beschrijven. In dit artikel volgt een be-
schrijving van de mogelijke aanpassingen in het rantsoen
voor een aantal patiëntengroepen. Deze speciale voedings-
eisen dienen als uitgangspunt om aangepaste voeders voor
paarden te formuleren.

Hoefbevangenheid, koliek en diarree

Een verstoorde fermentatie in caecum of colon kan leiden tot
koliek door gasproductie en gasophoping, tot hoefbevangen-
heid door opname van endotoxinen of tot diarree als gevolg
van een dysbacteriose. Een fermentatiestoornis en als gevolg
daarvan hoefbevangenheid is op te wekken door het paard
veel zetmeel (granen/krachtvoer) te voeren of veel fructanen
(gras) (21, 23). Alhoewel de pathogenese van hoefbevangen-
heid complex is, ook insulineresistentie, obesitas en een af-
wijkende glucosestofwisseling in de hoef zijn hier mogelijk
bij betrokken (6, 29), blijkt dat er in zeker vijftig procent van
de gevallen een verteringsstoornis aan ten grondslag ligt (15).
Als een paard herhaaldelijk terugkerende koliekklachten heeft
ten gevolge van fermentatieproblemen of een recidief van
hoefbevangenheid, dan moet de aandacht zich richten op een
verbetering van de darmflora en de fermentatie. Het eerste as-
pect van het aangepaste rantsoen is het verstrekken van een
ruime hoeveelheid rustig fermenteerbare vezels, bij voorkeur
hooi met relatief veel stengelig materiaal en bloeiwijzen. De
ervaring leert dat kuilvoer in sommige gevallen leidt tot ver-
storing van de fermentatie en dus niet de eerste keus is. Kuil-
voer van relatief jong gras dat voor melkvee geproduceerd
wordt, is niet geschikt voor paarden. Maar als het is gemaakt
van grofstengelig materiaal, met een hoog drogestofgehalte
en een relatief hoge pH-waarde is dit doorgaans goed aan ge-
zonde paarden te voeren. De norm voor ruwvoer in het rant-
soen voor paarden varieert van 0,5 tot 1,5 kilogram droge stof
per honderd kilogram lichaamsgewicht (5,20). Het hoge aan-
deel heeft nu de voorkeur. Geef in het begin geen weidegang.
Gras fermenteert snel, zeker als dit veel jong, structuurarm
gras bevat, en kan de oorzaak zijn van diarree, koliek en hoef-
bevangenheid. De fructaangehalten in het gras zijn zeer wis-
selend en moeilijk te voorspellen. Het is bekend dat na een
warme dag, gevolgd door een koude nacht, de fructaangehal-
ten in het gras erg hoog kunnen zijn. Maar de gehalten varië-
ren ook gedurende de dag en zijn afhankelijk van factoren zo-
als warmte, schaduw, \'stress\' en grassoorten (10). Naast het
geven van veel ruwvoer is een beperking van krachtvoer, en
dus zetmeel, op zijn plaats. De maximale zetmeelvertering
voor gezonde paarden ligt vrij hoog, op 0,35 tot 0,4 procent
van het lichaamsgewicht per maaltijd (24). Dit geldt alleen als
het paard en dus de enzymproductie in de dunne darm hieraan
gewend zijn. In dit geval moet de zetmeelopname zoveel mo-
gelijk worden beperkt, zeker bij paarden met een insulinere-
sistentie, maar ook als de dunne darmvertering onvoldoende
functioneert. Als deze paarden weer in de sport kunnen lopen
en dus extra energie nodig hebben, is het verstandig te kiezen
voor producten met een laag gehalte aan ontsloten zetmeel.
Gezonde paarden mogen verder maximaal 0,35 procent van
het lichaamsgewicht per maaltijd aan niet-structurele koolhy-
draten krijgen (22). Dit zijn de enzymatisch verteerbare én de
snel fermenteerbare koolhydraten. Een te hoge dosering van
snel fermenteerbare vezels kan de aanleiding zijn voor hoef-
bevangenheid (7). De Engelse organisatie Laminitis Trust stelt
in speciale voedingsproducten voor paarden met hoefbevan-
genheid een limiet van 0,25 procent aan niet-structurele kool-
hydraten per kilogram lichaamsgewicht per maaltijd (12).
Niet-structurele koolhydraten kunnen in een lage dosering een
positieve bijdrage leveren. Het toevoegen van fructo-oligo-
sacchariden (FOS) zoals pectinevezels stimuleert de groei van
grampositieve bacteriën en helpt koliek te voorkomen.
Julliand adviseert een dosering van 0,1 kilo FOS per paard
(11). Tenslotte kan de vezelafbraak verbeteren door een gist-
toevoeging.
Saccharomyces cerevLsiae is een geregistreerde
gistcultuur voor paarden. Deze gistcultuur stimuleert de fibro-
lytische activiteit en daarmee de celwandafbraak (11). Een
aangepast rantsoen voor paarden met klachten als gevolg van
fermentatiestoornissen bestaat dus uit een ruime hoeveelheid
grofstengelig ruwvoer, een beperkte opname van (ontsloten)
zetmeel en suikers, eiwit en alle overige essentiële voedings-
stoffen naar behoefte, met een aanvulling van FOS en een
gistcultuur.

Uit en
voor de
praktijk

Dieetvoeding voor paarden

J.M. Hallebeek

Spierbevangenheid

Spierbevangenheid kan vele oorzaken hebben, zoals trai-
ningsfouten, een verkeerde voerstrategie, een tekort aan elek-
trolyten, vitamine E of selenium, of een stofwisselingsstoor-
nis (9). Spierbevangenheden als gevolg van erfelijke
afwijkingen zoals Polysaccharide Storage Myopathic (PSSM)
en Recurrent Exertional Rhabdomyolysis (RER) zijn te her-
kennen doordat de paarden ondanks goede training en voe-
ding regelmatig aanvallen krijgen (30). Voor veel paarden
met terugkerende klachten van spierbevangenheid zijn een
aantal preventieve maatregelen zeer effectief, zoals het creë-
ren van een rustige omgeving, dagelijks regelmatige trainin-
gen plus het verstrekken van een vet- en vezelrijk rantsoen
met een gereduceerd zetmeel- en suikergehalte (4,17, 19,31,

-ocr page 335-

32). Het verlagen van zetmeel en suikers en/of het verhogen
van het vetaandeel in het rantsoen heeft bij nerveuze paarden
vaak een kalmerend effect. Minder stress en spierspanning
kan positief bijdragen aan de preventie van spierbevangen-
heid. Een spierbiopt geeft uitsluitsel over de diagnose PSSM.
Deze paarden zijn zeer gevoelig voor zetmeel en suikers in
het rantsoen. Ze hebben een speciaal rantsoen nodig, waarbij
zetmeel en suikers niet meer dan tien procent van de totale
energieopname leveren en vet twintig procent. In traditionele
paardenrantsoenen levert het vet slechts vijf tot zeven procent
van de energie en zetmeel en suikers al gauw dertig procent.
Andere categorieën paarden met spierbevangenheid zijn
meestal minder gevoelig voor zetmeel en suikers in het rant-
soen. Het advies voor het vetaandeel blijft staan op twintig
procent van de energieopname, maar het aandeel zetmeel en
suikers kan oplopen tot maximaal twintig procent (30). In
alle gevallen geldt dat het ruwvoer een relatief groot aandeel
moet uitmaken van het rantsoen (meer dan vijftig tot zestig
procent van de energieopname). Met het verhogen van het
aandeel meervoudig onverzadigde vetzuren in het rantsoen
stijgt tevens de behoefte aan vitamine E. Voor honderd gram
plantaardige olie moet honderd tot tweehonderd IE (inter-
nationale eenheid) vitamine E aan het rantsoen worden toe-
gevoegd (8).

Ernstig zieke paarden en postoperatieve patiënten

Om het herstel van ernstig zieke paarden en postoperatieve
(koliek)patiënten te verbeteren, is nutritionele ondersteuning
noodzakelijk. Het onthouden van voer heeft een negatief ef-
fect op de permeabiliteit, de morfologie en de functie van het
maagdarmkanaal (16, 33). Gedurende meer dan twee tot drie
dagen vasten, zeker postoperatief, kan leiden tot atrofie van
de darmmucosa, vertraagde wondheling, verhoogde gevoe-
ligheid voor infecties en diarree (35). De stress van de opera-
tie zelf kan ook al leiden tot onderdrukking van het immuun-
systeem cn vertraagde wondheling (3, 28). Een hoog
gemineraliseerd en vitaminerijk product, dat energierijk is,
een goede kwaliteit eiwitten bevat, makkelijk verteerbaar is
en vezels bevat die de darmmotiliteit bevorderen, zou hier-
voor geschikt zijn. Voor het zelf samenstellen van dit voer
zijn producten nodig zoals een eiwitrijk voer (veulenbrok),
extra dextrose en plantaardige olie, een vezelrijk product (bij-
voorbeeld haverafvalmeel, luzerne en bietenpulp), en daar-
naast supplementen met mineralen en vitaminen. Als dit in de
juiste hoeveelheden en verhoudingen is afgestemd op de aan-
gepaste behoefte van de patiënt, kan dit een smakelijke brij-
achtige \'slobber\' opleveren.

Seniorpaarden

Steeds vaker worden paarden gehouden tot op zeer hoge leef-
tijd. De ondersteuning van deze paarden en van hun verzor-
gers vormt een nieuw gebied in de paardenpraktijk.
Het eerste signaal van veroudering is vaak conditieverlies in
de wintermaanden, veroorzaakt doordat het oudere paard niet
meer goed kan kauwen. Vers gras lukt nog wel, maar hooi of
kuilvoer kan het oudere paard onvoldoende vermalen. Onvol-
ledige vertering, een risico op verteringsstoornissen en een
verminderde opname van essentiële voedingsstoffen zorgen
voor een instabiele situatie. Tekorten aan essentiële voedings-
stoffen leiden tot weerstandsvermindering (13). Doordat hij
minder frequent en efficiënt kauwt, heeft het paard een toege-
nomen risico op een slokdarmverstopping, koliek, diarree en
hoefbevangenheid (1, 26). Kauwen is niet alleen noodzake-
lijk voor een goede verkleining en ontsluiting van het voer,
maar ook voor de speekselproductie. Een minder efficiënte
enzymatische vertering in de dunne darm als gevolg van een
afgesleten gebit kan leiden tot verteringsstoornissen in het
fermentatieproces in caecum en colon. Kortom, seniorpaar-
den die vermageren hebben baat bij een aangepast rantsoen.
De voeding van het seniorpaard bestaat uit goed verteerbare
(ontsloten) ingrediënten die ook zonder veel kauwactiviteit
verteerd worden, met voldoende vezels, een beperkt gehalte
aan zetmeel en suikers, een goede kwaliteit eiwit en aange-
paste mineraal- en vitaminegehalten. Insulineresistentie of
glucose-intolerantie komen regelmatig voor bij oudere paar-
den, dit beperkt het gebruik van makkelijk verteerbare sui-
kers (34). Aangezien de vetvertering wel voldoende blijft,
kan plantaardige olie dienst doen als extra energiebron. De
energiebehoefte mag voor senior-paarden twintig procent ho-
ger gesteld worden dan de gangbare norm, zeker voor winter-
rantsoenen. Het eiwitaandeel hoeft niet hoger te zijn, als de
kwaliteit van het eiwit maar goed is. Het is verstandig een on-
nodig grote opname van calcium te vermijden en een cal-
cium/fosfor verhouding van minder dan twee op één te hante-
ren. Voedingsstoffen zoals zink, ijzer, vitamine E en
13-caroteen ondersteunen de weerstand (2,27). Een verdubbe-
ling van de basisnorm voor zink, selenium en vitamine A en
E kan de weerstand verbeteren (34, 35). Het ascorbinezuur-
gehalte in het bloed van seniorpaarden ligt vaak lager in ver-
gelijking met jongere paarden (27). Of dit wordt veroorzaakt
door een onvoldoende productie in de lever of door een hoge-
re behoefte is onbekend. Met tweemaal daags 25 gram ascor-
bylpalmitaat krijgt het paard voldoende vitamine C extra
(34). Het rantsoen voor het seniorpaard bestaat uit fijn en
zacht hooi plus een speciaal aanvullend voer afgestemd op de
verteringsmogelijkheden. Bij weidegang in de zomer zijn er
in het begin van de ouderdom meestal geen verteringsproble-
men. Als het paard in de winter uiteindelijk geen ruwvoer
meer verdraagt, kan een compleet vezelrijk rantsoen uitkomst
bieden. Een rantsoen zonder ruwvoer kan alleen worden ver-
strekt als het complete rantsoen voldoende vezels bevat en
beperkte gehalten zetmeel en suikers. Of het paard een ac-
ceptabel welzijn heeft als het geen ruwvoer meer krijgt, moet
per geval beoordeeld worden.

Samenstellen van dieetvoer

Tot nu toe zijn de praktische mogelijkheden om een goed di-
eetvoer in te zetten bij de behandeling van een patiënt be-
perkt. De dierenarts kan zelf het aangepaste voer formuleren
of een voedingsspecialist inhuren. Voor het samenstellen van
een aangepast voer is het nodig de speciale voedingseisen
voor de verschillende groepen patiënten te kennen. Deze
eisen gelden voor het totale rantsoen. In de meeste gevallen
bestaat dit uit ruwvoer met daarbij een combinatie van een
aantal voedermiddelen, zodat het geheel tegemoetkomt aan
de eisen van de patiënt. Het formuleren van een recept met
losse voedermiddelen is ingewikkeld en tijdrovend. Voor de
eigenaar betekent het dat hij meerdere producten moet in-
kopen en dagelijks voer moet klaarmaken. In het buitenland
zijn enkele voeders verkrijgbaar voor bepaalde patiënten-
groepen (Re-Leve, Kentuckey Equine Research, USA;
Equine Senior™, Purina Mills, Inc. USA). In Nederiand zijn
deze voeders niet op de markt. Omdat dieetvoeders een aan-
vulling moeten zijn op het lokaal gebruikte ruwvoer is het
beter eigen dieetvoeders samen te stellen in Nederland. Voor
een juiste toepassing van dieetvoeders, de controle op de ef-

-ocr page 336-

fectiviteit en de duur van het gebruik is het raadzaam deze
producten, net als dieetvoeders voor gezelschapsdieren, door
de dierenarts aan patiënten te laten voorschrijven. Hiermee
krijgt de dierenarts meer controle over de voeding van de pa-
tiënt en geeft hij een betere ondersteuning. De eigenaar is
verlost van de ingewikkelde inkoop en voorbereiding en be-
schikt op eenvoudige wijze over het juiste voer voor zijn
paard.

Referenties

1. Carson-Dunkerey A and Hanson RR. Survival from colic in aged hor-
ses. Proc Am Ass Eq Pract 1996; 42: 262-263.

2. Chandra RK. Nutrition and the immune system from birth to old age.
Eur J Clin Nutr 2002; 87: 1543-1550.

3. Clark MA, Plank LD and Hill GL. Wound healing associated with se-
vere surgical illness. World J Surg 2000; 24: 648-654.

4. De La Corte FD, Valberg SJ, Williamson S, MacLeay JM and Mickel-
son JR. The effect of feeding a fat supplement to horses with polysac-
charide storage myopathy. World Equine Veterinary Review 1999; 2
(Vol.4): 12-19.

5. Ellis AD and Hill J. Nutritional physiology of the horse. University
press, Nottingham, 2005.

6. French KR and Pollitt CC. Equine laminitis: glucose deprivation and
MMP activation induce dermo-epidermal separation in vitro. Equine
Vet J 2004; 36: 261-266.

7. French KR and Pollitt CC. Equine laminitis: loss of hemidesmosomes
in hoof secondary epidermal lamellae correlates to dose in an oligo-
fructose induction model: an ultrastrucUiral study Equine Vet J 2004;
36: 230-235.

8. Geor RJ and Harris PA. Nutritional management of endurance horses.
In: The 1st BEVA and Waltham Nutrition Symposia. Ed. Harris PA,
MairTS, Slater JD and Green RE. Equine Veterinary Journal Ltd, 2005
pp. 71-77.

9. Harris PA and Snow DH. Role of electrolyte imbalances in the pathop-
hysiology of the equine rhabdomyolysis syndrome. In: Equine Exercise
Physiology 3 ed. Persson SGB. Lindholm A and Jeflfcott LB. ICEEP
Publications, Davis CA, 1991 pp. 435.

10. Hoffman RM, Wilson JA, Kronfeld DS, Cooper WL, Lawrence LA,
Sklan D and Harris PA. Hydrolyzable carbohydrates in pasture, hay,
and horse feeds: Direct assay and seasonal variation. J Anim Sci 2001;
79: 500-506.

11. Julliand v. Pre- and probiotics: potentials for equine practice. Proc of
the Third European Equine Health and Nutrition Congress. Merelbeke,
Belgium 2006: pp. 18-26.

12. l^aminitis Trust Reg Charity No: 1049266. Mead House Farm,
Chippenham, England, www.laminitis.org

13. Lcsourd B and Mazari L. Nutrition and immunity in the elderly Proc
Nutr Soc 1999; 58: 685-695.

14. Lewis LD. Sick horse feeding and nutritional support. In: Equine clini-
cal nutrition. Williams & Wilkins, Media USA 1995 pp. 389-419.

15. Lockyer C. How to reduce the risk of nutritionally associated laminitis.
In: The 1st BEVA and Waltham Nutrition Symposia. Ed. Harris PA,
Mair TS, Slater JD and Green RE. Equine Veterinary Journal Ltd, 2005
pp. 55-61.

16. MacFie J. Enteral versus parenteral nutrition: the significance of bacte-
rial translocation and gut barrier function. Nutrition 2000; 16: 606-611.

17. MacLeay JM, Valberg SJ, Pagan J, Billstrom JA and Roberts J. Effect
of diet and exercise intensity on serum CK activity in Thoroughbreds
with recurrent exertional rhabdomyolysis. Am J Vet Res 2000; 61:
1390-1395.

18. McFarlane D, Sellon SC and Gibbs SA. Age-related quantitative altera-
tions in lymphocytes subsets and immunoglobulin isotypes in healthy
horses. Am J Vet Res 2001; 62: 1337-1345.

19. McKenzie EM, Valberg SJ and Pagan J. Nutritional management of
exertional rhabdomyolysis. In: Current Therapy in Equine Veterinary
Medicine 5 ed. Robinson NE. Saunders, St. Louis, MO 2003 pp. 727-
734.

20. Meyer H. Pferdefütterung, 4. erweitere und aktualisierte Auflage. Parey
Buchverlag, Berlin, 2002.

21. Obel N. Studies on the histopathology of acute laminitis. Almqvist and
Wiksells Boktryckteri, Uppsala, 1948.

22. Pagan JD. Carbohydrates in equine nutrition. In: Advances in Equine
Nutrition. University Press, Nottingham 1998 pp. 29-41.

23. Pollitt CC and Van Eps AW. Equine laminitis: a new induction model
based on alimentary overload with fructan. Proc Austr Equine Vet As-
soc, Bain-Fallon Memorial Lectures, 2002.

24. Potter GD, Arnold FF, Housholder DD, Hansen DH and Brown KM.
Digestion of starch in the small or large intestine of the equine. Pferde-
heilkunde 1992: 107-111.

25. Ralston SL. Clinical nutrition of adult horses. Vet Clin N Am: Eq Pract
1990; 6 (2): 339-354.

26. Raison SL and Brewer LH. Field evaluation of a feed formulated for
geriatric horses. J Equine Vet Sci 1996; 16: 334-338.

27. Ralston SL, Nockels CF and Squires EL. Differences in diagnostic test
results and hematologic data between aged and young horses. Am J Vet
Res 1988; 49: 1387-1392.

28. Tashiro T, Yamamori H, Takagi K, Hayashi N, Furukawa K, Nitta H,
Toyoda Y, Sano W, Itabashi T, Nishiya K, Hirano J and Nakajima N.
Changes in immune function following surgery for esophageal carci-
noma. Nutrition 1999; 15: 760-766.

29. Treiber KH, Kronfeld DS and Geor R. Insulin resistance in equids:
possible role in laminitis. J Nutr 2006; 136: 2094S-2098S.

30. Valberg S. Differential diagnosis and nutritional management of equine
exertional rhabdomyolysis. In: Applied Equine Nutrition. Ed. Lindner
A. Wageningen Academic Publishers, 2005 pp. 139-157.

31. Valberg SJ, MacLeay JM and Mickelson JR. Polysaccharide myopathy
associated with exertional rhabdomyolysis in horses. Comp Cont Educ
1997; 19(9): 1077-1086.

32. Valentine BA, Hintz HF, Freels KM, Reynolds AJ and Thompson KN.
Dietary control of exertional rhabdomyolysis in horses. J Am Vet Med
Assoc 1998; 212: 1588-1593.

33. Van der Hülst RR, von Meyenfeldt MF, van Kreel BK, Thunnissen FB,
Brummer RJ, Arends JW and Soeters PB. Gut permeability, intestinal
morphology, and nutritional depiction. Nutrition 1998; 14: 106.

34. Verveurt I and Coencn M. Aktuelles zur Fütterung alter Pferde. Pfcrdc-
heilkunde 2001: 269-273.

35. Vervucrt 1 and Coenen M. Nutritional management in horses: selected
aspects to gastrointestinal disturbances and geriatric horses. Proc of
Second European Equine Health and Nutrition Congress. Lelystad,The
Netherlands 2004: pp. 20-30.

J. M. Hallebeek is specialist veterinaire diervoeding en werk-
zaam bij Voedingsadvies Paard.
E-mail:
j.m.hallebeek(g)ision.nl.

-ocr page 337-

vooi^rMN icf^iJé^r iM noHP

V vandaag nog iets aan het onprettig bezoek van Vlooien en teken, dat zich vana he gin

: lente aandient. Die ongenode gasten kunnen de zomerdagen van u en uw hu d,er
imkers flinK vergallen.
F.onu.e maaKt er Korte ™tten mee. Als uw hond nog bezoek
krijgt, dan weet u voortaan dat het goed volk is.

FRONTLINECombo e^ vijdt .looi.« t-t-« t-) ""Ülll

-ocr page 338-

HCA

m

HET EERSTE CORTICOSTEROID
DAT EFFECTIEF IS IN DE HUID
EN NERGENS ANDERS

Hydrocortisonaceponaat (HCA) behoort tot de nieuwe
generatie corticosteroïden voor de huid:

activatle, opslag en afbraak in de huid
geen waarneembare systemische bijwerkingen
makkelijk toepasbare spray

CORTAVANCE\'"

ALLE VOORDELEN ZONDER DE NADELEN

CORTAVANCE

0,S84 mg/ml

Productinformatie: Cortavance EU/2/06/069/001. Samenstelling: hydrocortisonaceponaat 0,584 mg/ml. Doeldier:
hond. Indicaties: symptomatische behandeling van inflammatoire en jeukende dermatosen. Contra-indicaties: niet
toepassen op huidzweren.
Kanalisatie: UOA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

^v. oplossing
voor honden
spray (losunc) zur
anwcndunc au f oer
haltt für hunoc

-ocr page 339-

Diagnostiek in hart en nieren, deel II

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Veterinair
tuchtrecht

Kristalhelder

Een misselijlce Cocker spaniël van an-
derhalf, wat is daarmee aan de hand? Deze dierenarts heeft
een makkelijke onderzoekstechniek: met urineonderzoek en
door het dier hardhandig in de nierstreek te palperen, is de
diagnose nieraandoening snel gesteld. Dat moet ook,
want de eigenaar ziet het nut van bloedonderzoek
niet in. Een maand later zitten er in de urine
veel struvietkristallen en de dierenarts ad-
viseert een blaasgruisdieet. Voor de
zekerheid laat de eigenaar ook nog
maar een andere dierenarts kijken,
die vaststelt dat de hond volkomen
gezond is, op het blaasgruis na.

Anachronisme

Het Tuchtcollege geeft de betref-
fende dierenarts een berisping,
niet alleen omdat hij onzorgvul-
dig onderzoek heeft gedaan,
maar ook omdat hij al eerder is
berispt voor een vergelijkbare han-
deling (na te lezen in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde,
\'Diagnostiek
in hart en nieren\', zomer 2005). Dat
het opnieuw bij een berisping blijft, is te
danken aan het feit dat de dierenarts deze
keer iets meer onderzoek heeft gedaan dan al-
leen een palpatie. Toch vindt het Tuchtcollege het
kwalijk dat de dierenarts opnieuw dezelfde klachten krijgt
over hardhandige palpatie. De dierenarts vindt dit echter on-
terecht; niet alleen is zijn onderzoeksmethode prima in orde,
op het moment dat deze klacht werd ingediend, wist hij bo-
vendien nog niet van de eerdere berisping. Hoe had hij dan
kunnen weten dat zijn methode in de ogen van het Tucht-
college niet deugt?

Het Beroepscollege kan zich in dit argument vinden. De
Cocker is behandeld in januari 2005, terwijl het Tuchtcollege
pas in maart 2005 uitspraak deed. Als de dierenarts niet van
dit oordeel op de hoogte kon zijn, kan hem niet worden ver-
weten dat hij heeft volhard in tuchtrechtelijk verwijtbaar han-
delen. Het oordeel van het Tuchtcollege wordt vernietigd en
het Beroepscollege zal zich inhoudelijk over de zaak buigen.

Palpijnpatie

De eerste vraag is vervolgens of de palpatietechniek juist is.
In principe is een buikpalpatie geïndiceerd bij een algemeen
lichamelijk onderzoek. Deze dierenarts voert de palpatie ech-
ter op zo\'n manier uit, dat op grond van de pijnreactie een
nieraandoening wordt vastgesteld. Volgens zowel het Tucht-
college als het Beroepscollege veroorzaakt een goed uitge-
voerde buikpalpatie echter geen extreme pijnreactie. De die-
renarts is het hier niet mee eens, bij vijftig tot zestig procent
van zijn patiënten treedt als hij de nierstreek palpeert een
pijnreactie op. "Alles wat u zegt kan en zal tegen u worden
gebruikt", die regel geldt hier ook. Pijnreacties bij meer dan
de helft van de onderzochte dieren vindt het Beroepscollege
een "zodanig substantiële afwijking van hetgeen in de veteri-
naire praktijk pleegt te worden aangetroffen, dat moet worden
aangenomen dat appellant honden te hardhandig in de nier-
streek pleegt te palperen."

Stel, je wordt door een cliënt voor het
Tuchtcollege gesleept. Maar nog voor-
dat er uitspraak is gedaan, klaagt een
andere cliënt over hetzelfde. Mag het
Tuchtcollege dit laten meewegen bij
de beslissing?

En als die palpatie nog zou bijdragen aan een
juiste diagnose, dan was het percentage
misschien nog aanvaardbaar, maar het
Beroepscollege vindt dat de dieren-
arts de diagnostische betekenis
van palpatie overschat. Een
zorgvuldig uitgevoerde palpa-
tie kan zinvolle informatie
opleveren, maar er kunnen
geen vergaande conclusies
aan worden verbonden en
zeker geen definitieve diag-
noses zoals nierfalen of een
nierprobleem.

Blaastest

Hoewel een nieraandoening bij
deze hond voor de hand ligt,
kunnen de symptomen ook op een
blaasprobleem duiden. De diagnose
kan pas met zekerheid worden gesteld
op basis van bloedonderzoek. Daar heeft
de dierenarts van afgezien omdat de eigenaar
geen bloedonderzoek wilde. Dat kan zo zijn, maar dat
betekent dat de dierenarts de eigenaar op de noodzaak van dit
onderzoek moet wijzen en zeker niet moet pretenderen ook
zonder bloedtest een diagnose te kunnen stellen. De beslis-
sing is aan de eigenaar, maar het is aan de dierenarts de eige-
naar er expliciet op te wijzen dat zonder bloedonderzoek niet
met zekerheid een diagnose kan worden gesteld. Overigens
heeft de dierenarts ondanks de gebrekkig verklaarde diagnos-
tiek wel de juiste therapie ingezet, een antibioticakuur, en bij
aanhouden van de klachten en struviet in de urine een
blaasgruisdieet.

Het Beroepscollege vindt op technischformele gronden dat
de dierenarts terecht in beroep is gegaan, maar vindt de klacht
van de eigenaar dat de dierenarts zowel in zijn diagnose als in
zijn voorlichting te kort is geschoten, eveneens gegrond. De
berisping wordt omgezet in een waarschuwing. De uitspraak
dateert van 13 februari 2007, dus als er na die tijd nog klach-
ten komen over pijnlijke nierpalpatie wordt het voor de die-
renarts slikken of stikken.

-ocr page 340-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn
Voor extra therapietrouw

ii ;

Ii î

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEN

I

I 0
û

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

© 2005 Pfizer .\\nimal Mealth bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam PTizer Inc., N.Y.,
U.S..\'^.

RIMADYL

SMAKaUKE TABLETT

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLET

lOOmg I

T« wrondaréij »an «lattkinj «
t^ nml acuta alt dirowcl» aan

"^«"ipitrananakrtttant.

"»«^ing van pi«^)p«ratiava pijt

»•ta^br^talaactiri

l»««M<l»l:caTKof.nl00„„

■ 50 mg

1 J«"i™nd«m,„n„utekmt(
l«l».«lacijtaalithroni«ch.;i
J^ïMapiatananrtalalanl
"tt\'Klintvanpoai.oparatiavapI

1 \'»«\'«*^:MT»olati50m(i |

\'00 Tabletten ^^

RIMADYL

CARPROFEN

Rimadvl* smakelijke tablenen • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021,10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ratieve pijn • dosering: Ixdaags 4mg/kg lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti-inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl* smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-weg: oraal •
toedieningsvorm: smakelijke tabletten van 20. 50 en 100 mg • contra indicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contraindicaties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij 61 ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwerkingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health, Postbus 37. 2900 AA Capelle a/d
Ussel. Telefoon: 010 - 406 46 00. verdere informatie op verzoek beschikbaar.

-ocr page 341-

Borging van het veterinair handelen in de zuivelsector

Gerrit i-iooijer

De ledenvergadering van de
KNMvD heeft in 2005 een streep
gezet door het tot dan toe gevoerde
kwaliteitsbeleid. Met name de zui-
velsector, verenigd in de Neder-
iandse Zuivel Organisatie (NZO),
en de Land- en Tuinbouw Organi-
satie (LTO) wisten dit besluit niet
te waarderen. Vervolgens is het
kwaliteitsbeleid onderwerp van gesprek geweest in ver-
schillende vergaderingen met NZO en LTO. Daarbij
werd duidelijk aangegeven dat het KNMvD-beleid zoals
dat nu wordt gevoerd, volstrekt onvoldoende is om de die-
renarts als een betrouwbare ketenpartner te kunnen
(blijven) beschouwen.

Deze ontwikkeling heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de
NZO in oktober 2006 het bestuurlijk overleg met de KNMvD
over het kwaliteitsbeleid heeft opgeschort. Overigens bleken
er ook binnen de beroepsgroep veel dierenartsen te zijn die
zeer teleurgesteld zijn over het besluit.
Inmiddels hebben er diverse gesprekken plaatsgevonden tus-
sen de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren (GGL)

Berichten

verslagen

en de sector. Uit die gesprekken is duidelijk geworden dat de
beroepsgroep zelf een aantal stappen moet zetten om te ko-
men tot borging van veterinair handelen. Daarnaast zijn er
ontwikkelingen buiten en binnen het bedrijfsleven die naar
de mening van de GGL vereisen dat er op korte termijn actief
wordt opgetreden. Dit is nodig om de dierenarts binnen de
rundveesector op de langere termijn een goede positie te ge-
ven, dan wel te laten behouden.

Initiatieven

De overheid heeft aangegeven wat in de toekomst van de die-
renarts verwacht wordt, namelijk dat hij zich profileert als
sectordeskundige dierenarts, maar laat het aan de private par-
tijen over het een en ander te regelen. In beide gevallen is het
niet aan de orde dat er opnieuw eenzijdig een kwaliteits-
systeem wordt opgezet door de KNMvD of de GGL. Wel wil
de GGL aan de sector duidelijk maken wat er mogelijk en on-
mogelijk is in wat de dierenarts voor de sector kan betekenen.
Op die manier kan de sector een keuze maken voor een sys-
teem dat uit diergeneeskundig oogpunt \'klopt\' en bovendien
wenselijk is. Daarnaast speelt de toekomstige regelgeving
rond voorschriftplichtige diergeneesmiddelen voor voedsel-
producerende dieren (POM/non-POM) een rol.
Binnen het bedrijfsleven zijn een aantal ontwikkelingen
gaande:

• Alle partijen binnen de zuivelketen krijgen te maken met
aansprakelijkheid. Dit geldt zowel voor de individuele
veehouder als voor de primaire producent, maar ook voor
bijvoorbeeld de mengvoerindustrie en de dierenarts.

• De komende jaren zullen diergezondheidscriteria een rol
gaan spelen in de kwaliteitssystemen van de zuivel. Daar-
door blijft er geen plaats meer over voor dierenartsen die
niet aantoonbaar geborgd handelen en (bij)geschoold zijn.

• Bestuurders van de KNMvD/GGL vangen signalen op tij-
dens allerlei bijeenkomsten van belanghebbenden. Een
voorbeeld hiervan is het feit dat de NZO het regelen van
het kwaliteitsbeleid met de dierenartsen op haar \'shortlist\'
heeft gezet, dat wil zeggen als iets dat binnen een jaar ge-
regeld moet zijn.

In andere sectoren (paard, varken en vleeskalveren) hebben
de partijen al initiatieven genomen om tot borging van veteri-
nair handelen te komen. In navolging van de varkenssector is
een gids voor Goede Veterinaire Praktijk in de melkveehou-
derij (GVP-M) ontwikkeld. De NZO is van mening dat deze
gids in principe als basis kan dienen voor de toekomstige bor-
ging van het veterinaire handelen. De komende periode zal
worden gebruikt om in onderhandeling met de zuivelsector
de GVP-M vorm te geven, zodat deze tegemoetkomt aan de
eisen die men aan de professionele dierenarts van de toe-
komst zal stellen.

Gerrit Hooijer is voorzitter van de Vakgroep Gezondheids-
zorg Herkauwer van de GGL.

-ocr page 342-

Wiel van den Ekker, Jan Tiete Siebinga en Laurens Hoedemaker

Per 1 oktober 2007 zal de Nederlandse dierenarts gaan
werken met een veterinair recept. Dit is het uiteindelijke
gevolg van de invoering van de EU Richtlijn 2004/28/EG.
De doelstelling van deze richtlijn is in de kern: "Het
bevorderen van de interne Europese markt, zonder de
volksgezondheid te benadelen", en wel op het gebied van
het voorschrijven, verhandelen en toepassen van dier-
geneesmiddelen. De richtlijn dwingt de lidstaten in hun
nationale wet- en regelgeving onder andere een aantal
zaken vast te leggen in het kader van het voorschrijven
en distribueren van diergeneesmiddelen voor voedselpro-
ducerende dieren.

In verband hiermee bepaalt de richtlijn het volgende:

• Zij heeft betrekking op alle voedselproducerende dieren
(met name rund, varken, pluimvee en paard).

• Het voorschrijven van een diergeneesmiddel voor voed-
selproducerende dieren dient te geschieden door een \'qua-
lified person\'.

• De Europese lidstaten dienen in de nationale wet- en
regelgeving vast te leggen wie in dat land de \'qualified
person(s)\' is/zijn.

• Alle diergeneesmiddelen voor voedselproducerende die-
ren zijn in principe voorschriftplichtig. Dat wil zeggen dat
ze alleen mogen worden toegepast als er een recept voor is
uitgeschreven.

• De Europese lidstaten hebben een lijst met criteria vastge-
steld waaraan een diergeneesmiddel moet voldoen om
buiten deze voorschriftplicht te vallen.

• De Europese lidstaten moeten aan de hand van deze crite-
ria per land een lijst vaststellen van middelen die buiten de
voorschriftplicht vallen: de non-POM diergeneesmiddelen
voor dat land.

• De Europese lidstaten kunnen in de nationale wet- en
regelgeving vasdeggen waaraan het voorschrift (\'recept\')
moet voldoen.

• De Europese lidstaten kunnen in hun nationale wet- en
regelgeving vastleggen welke partijen in elk land de dier-
geneesmiddelen voor voedselproducerende dieren mogen
leveren.

Overleg

Uiterlijk per 1 oktober 2007 zal de regeling op nationaal
niveau van kracht worden. In Nederland is het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid al sinds 2004
intensief in overleg met de belanghebbenden op nationaal
niveau. De deelnemers aan de Klankbordgroep Kanalisatie
Diergeneesmiddelen zijn de veehouderijsectoren (LTO en
NVV), de organisaties van producenten en handelaren in
diergeneesmiddelen (FIDIN en FaGroVet), de organisatie van
handelaren in dierbenodigdheden (DiBeVo), de veeverios-
kundigen en de KNMvD als vertegenwoordiger van de vete-
rinaire belangen. De KNMvD overlegt met de veehouderij-
sectoren en de overheid over een solide systeem waarin
heldere afspraken worden gemaakt over de veterinaire dienst-
verlening op de veehouderijbedrijven. De wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde wordt niet gewijzigd én de vee-
houders zullen in het kader van de hygiëneverordeningen
moeten aangeven dat de dieren en producten die worden ge-
leverd, geschikt zijn voor humane consumptie. Borghaar en
transparant werken is daarbij een belangrijke randvoorwaar-
de. Er wordt nadrukkelijk gekeken naar de systematiek die in
andere Europese landen wordt gehanteerd. De belangrijkste
punten die geregeld moeten worden, zijn het verantwoord
voorschrijven van diergeneesmiddelen, de validatie van de
voorschriften, het leveren van diergeneesmiddelen, het voor-
handen hebben van diergeneesmiddelen door de veehouder
en het beperken van de administratieve lasten.

\'Qualified person\'

Inmiddels is door het ministerie aangegeven dat in Nederland
de dierenarts de enige \'qualified person\' wordt. De dierenarts
is bij uitstek degene die in staat is op een verantwoorde wijze
diergeneesmiddelen voor te schrijven. Hij/zij heeft kennis
van zowel de diergezondheid als het dierwelzijn en is opge-
leid als arts en apotheker. De dierenarts kent bovendien de
gevolgen van het toepassen van diergeneesmiddelen voor de
volksgezondheid en voedselveiligheid. Het is dan ook van het
grootste belang dat de dierenartsen laten zien dat deze ver-
antwoordelijke taak als bewaker van dierenwelzijn en voed-
selveiligheid bij hen in goede handen is. Borghaar en trans-
parant werken is daarbij essentieel.

Non-POM

In samenspraak met alle belanghebbenden is men gekomen
tot een lijst van diergeneesmiddelen die buiten de voorschrift-
plicht mogen vallen. Het opstellen van deze non-POM-lijst
bevindt zich in een afrondende fase en deze zal uiteindelijk
op de website van de KNMvD worden geplaatst.

Recept

Voor wat betreft de eisen die aan het recept moeten worden
verbonden, is men nog volop in gesprek. In het kader van de
administratieve lastenveriichting is de overheid terughoudend
in het opleggen van regels. Men is het erover eens dat het in
de eerste plaats een werkbaar systeem zal moeten zijn. Het is
minstens zo belangrijk dat de receptplicht moet zorgen dat de
toegenomen vrijheid in de handel in diergeneesmiddelen niet
ten koste gaat van de volksgezondheid.

Veehouder en dierenarts

De KNMvD zet zich in de besprekingen binnen de klank-
bordgroep in om te komen tot een vaste relatie tussen vee-
houder en dierenarts. De meeste leden van de Klankbord-
groep Kanalisatie Diergeneesmiddelen zijn voorstander van
een bilateraal contract tussen veehouder en dierenarts, waarin
de randvoorwaarden voor de veterinaire zorg op het vee-
bedrijf zijn vastgelegd. Uit de vaste relatie blijkt dat de
dierenarts(praktijk) het veehouderijbedrijf kent en met welke
minimale frequentie het bedrijf wordt bezocht. Omdat het
duidelijk is dat de dierenarts de dieren onder zijn of haar hoe-
de heeft en er afspraken zijn in welke situatie de veehouder
de dieren moet laten onderzoeken, is het niet altijd noodzake-
lijk ter plaatse een diagnose te stellen. Op basis van de vaste

Veterinair recept op i oktober 2007 een feit

-ocr page 343-

relatie zou de veehouder mogelijk voor een bepaalde periode
diergeneesmiddelen voorhanden kunnen hebben. Binnen de
relatie is het niet noodzakelijk voor ieder middel een recept te
schrijven. Er kan op de nu gangbare wijze worden voldaan
aan de administratieve (logboek)verplichtingen. Het bedrijfs-
behandelplan zorgt voor een verantwoorde toepassing van
diergeneesmiddelen door de veehouder. Door het registreren
van het toepassen van de diergeneesmiddelen door de vee-
houder is het mogelijk de gezondheidsstatus in relatie tot het
diergeneesmiddelengebruik te evalueren. Veehouders dienen
de vrijheid te hebben een dergelijke relatie aan te gaan. Op
veebedrijven die niet een dergelijke overeenkomst hebben, is
het altijd noodzakelijk een diagnose ter plaatse te laten stel-
len voordat voorschriftplichtige diergeneesmiddelen worden
toegepast of een recept wordt geschreven.

Leveren van diergeneesmiddelen

De Nederlandse overheid heeft besloten dat naast de dieren-
arts ook andere daartoe gemachtigde partijen diergeneesmid-
delen voor voedselproducerende dieren zullen mogen leve-
ren. Voor alle partijen gelden dezelfde regels voor zaken
zoals \'tracking and tracing\'. Overigens zullen de antimicro-
biële middelen voor orale en parenterale toediening nog
steeds alleen door dierenarts of apotheker mogen worden af-
geleverd.

Maatschappelijke belangstelling:

Er is brede maatschappelijke belangstelling voor het gebruik
van diergeneesmiddelen in de veehouderijsector. Met name
het antibioticagebruik is een onderwerp dat sterk in de publi-
citeit is vanwege het toegenomen gebruik in verschillende
veehouderijsectoren. Momenteel wordt onderzocht wat de
oorzaak is van het toegenomen antibioticagebruik. Ook resis-
tentieontwikkeling en zoönosen staan erg in de belang-
stelling. Het voorkomen van de MRSA-bacterie bij dieren en
de risico\'s voor mensen staan daarbij momenteel centraal.
Blootstelling van micro-organismen aan antibiotica brengt
risico\'s met zich mee voor de ontwikkeling van resistentie.
Op dit moment ontbreekt informatie met betrekking tot het
gebruik van diergeneesmiddelen per sector, waaronder anti-
biotica. Een consequentie daarvan is dat er geen goed inzicht
is in de effecten van het diergeneesmiddelengebruik op de re-
sistentieontwikkeling. Belanghebbenden doen aannames die
niet met feiten onderbouwd kunnen worden. Dit leidt moge-
lijk tot verkeerde beleidskeuzes, die nadelig kunnen zijn voor
de sector, de voedselveiligheid en de volksgezondheid. De

KNMvD zoekt samen met de veehouderijsectoren naar in-
strumenten om hierin beter inzicht te verkrijgen. Het op vrij-
willige basis melden van voorgeschreven diergeneesmidde-
len in een (centraal) registratiesysteem is één van de
mogelijkheden.

Registratie

Het registreren van uitgeschreven recepten, op termijn even-
tueel gekoppeld aan de registratie van uitgeleverde dier-
geneesmiddelen, biedt de mogelijkheid inzicht te krijgen in
het gebruik van diergeneesmiddelen in de veehouderijsector.
Ook de monitoring van het antibioticumgebruik zal op die
manier makkelijker kunnen plaatsvinden.
Het vastleggen en registreren van recepten voor diergenees-
middelen voor voedselproducerende dieren is ook in ons
belang als dierenartsen. Wij zullen immers als beroepsgroep
moeten laten zien dat dierenartsen op inzichtelijke, borgbare
en controleerbare wijze diergeneesmiddelen in de voedsel-
keten voorschrijven en inzetten.

Werkgroep Veterinair Recept

De besturen van de KNMvD en de GGL hebben de werk-
groep Veterinair Recept opgericht om een voorstel op te stel-
len voor een borgbare receptuur en een betrouwbare registra-
tie. De werkgroep bestaat uit de collega\'s Rick Janssen, Teus
Kreuger, Laurens Hoedemaker (voorzitter), Luc Hoornick,
Martijn Steenaert, Peter Theeuwes en Bertjan Westeriaan en
wordt vanuit de KNMvD-bestuur en het -bureau ondersteund
door collega\'s Wiel van den Ekker en Hugo de Groot. De
werkgroep is druk bezig en verwacht op het symposium \'Op
recept\' op dinsdag 19 juni 2007 een definitief voorstel voor
recept en registratie te kunnen presenteren. De vertegenwoor-
digers van de KNMvD zullen in de tussentijd het belang be-
nadrukken van een goede en werkbare systematiek en van
voldoende ondersteuning vanuit de overheid en de ketens.
Alleen als alle partijen in de voedselproducerende sector hun
verantwoordelijkheid nemen, kunnen we tot een waardevolle
invulling van de Europese Richtlijn komen.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

Wiel van den Ekker is lid van het KNMvD-bestuur, met als
portefeuille diergeneesmiddelen. Jan Tiete Siebinga is voor-
zitter van de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
(GGL) en Laurens Hoedemaker is bestuurslid van de GGL
en voorzitter van de Werkgroep Veterinair Recept.

-ocr page 344-

Donderdag 22 maart 2007 werd bij de Faculteit der Dier-
geneeskunde aan de Universiteit Utrecht een unieke
operatie uitgevoerd. Dit meldde een persbericht van de
universiteit van dezelfde dag. Voor het eerst in Nederland
werd de bijniertumor van een hond verwijderd via een
kijkoperatie.

Normaliter worden bijniertumoren verwijderd door het meer
gangbare \'opensnijden\' van de buikwand, maar dankzij een
nieuw apparaat en een bereidwillige hondeneigenaar kon
deze nieuwe kijkoperatie met succes worden uitgevoerd in de
universitaire gezelschapsdierenkliniek. Prof dr. Jolle Kirpen-
steijn, Europees specialist chirurgie bij het departement
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, verrichtte de operatie.
Kijkoperaties hebben als voordeel dat de gehele operatie kan
worden uitgevoerd via kleine gaatjes in de buikholte. Hier-
door is de kans op complicaties en pijn na de operatie kleiner
dan bij \'gewone\' operaties. Door de nieuwe apparatuur kun-
nen veel verschillende tumoren bij honden nu veilig worden
verwijderd zonder dat hechtmateriaal of nietjes nodig zijn. Er
zullen in de toekomst vaker kijkoperaties worden uitgevoerd
bij de Faculteit der Diergeneeskunde voor het verwijderen
van bijnieren met een tumor.

Meer kijkoperaties in Utrecht

Er zijn veel aandoeningen bij gezelschapsdieren die met een
kijkoperatie kunnen worden behandeld. Sommige worden al
routinematig uitgevoerd. De bekendste kijkoperatie is de ste-
rilisatie (het verwijderen van de eierstokken) van de teef De
universiteitskliniek is ruim vijftien jaar geleden begonnen
met het toepassen van deze methode van opereren en de tech-
niek wordt steeds vaker gebruikt. Dankzij de aanschaf van
extra kleine instrumenten is een kijkoperatie sinds kort ook
mogelijk bij katten. De Universiteit Utrecht is hiermee een
voorloper op diergeneeskundig gebied.

Bijniertumor hond via l<ijkoperatie verwijderd

Natalie Cleton

Veterinair nederiand kent een groot aantal verenigingen,
maar één ontbrak nog: een studievereniging op het ge-
bied van de veterinaire volksgezondheid. Daarom is er nu
Hygieia.

De nieuwe studievereniging is opgericht door een zestal doc-
toraalstudenten diergeneeskunde onder auspiciën van prof
dr. Van Knapen van het IRAS, divisie Veterinary Public
Health, van de Faculteit der Diergeneeskunde aan de Univer-
siteit Utrecht. De naam Hygieia is afgeleid van de Griekse
godin van de gezondheid en reinheid. Hygieia heeft tot doel
studenten, dierenartsen, humane artsen en andere geïnteres-
seerden zo goed mogelijk te informeren over de mogelijk-
heden in en ontwikkelingen binnen de veterinaire volks-
gezondheid. Er is een groeiende belangstelling voor dit
vakgebied in media en politiek, en onder consumenten en be-
drijven. De dreiging van voedselinfecties en \'emerging\' zoö-
nosen, voedselschandalen (BSE, dioxines et cetera) en drei-
gende epidemieën (zoals SARS en influenza) hebben het
vakgebied bij iedereen op agenda gezet. Hygieia helpt (toe-
komstige) dierenartsen hierop in te springen. Daartoe heeft
de vereniging voor de Faculteit der Diergeneeskunde al met

groot succes een informatiedag georganiseerd over de nieuwe
afstudeerrichting veterinaire volksgezondheid. Hygieia staat
de Faculteit der Diergeneeskunde niet alleen bij op het gebied
van de voedselveiligheid, maar straks ook op het terrein van
verantwoord dierenbezit. Op dinsdag 24 april 2007 organi-
seert Hygieia haar eerste symposium over de voor- en na-
delen van en zin en onzin over de biologische sector, met als
titel: \'Biologisch, eigenlijk heel (on)logisch\'. U bent van har-
te welkom om de lezingen bij te wonen van deskundigen op
het gebied van ethiek, politiek, bedrijfsleven, wetenschap en
praktijk. Meer informatie over de studievereniging en dit
symposium kunt u vinden op de website
https://hygieia.vet.
uu.nl.
Ook kunt u ons mailen via hygieia@vet.uu.nl. Het
bestuur van Hygieia hoopt u op het symposium te kunnen be-
groeten.

Nieuwe diergeneeskundige studievereniging Hygieia

Natalie Cleton is secretaris uan Hygieia. De overige
bestuursleden zijn: Noortje van Genügten, voorzitter,
Aldrin Wires, penningmeester, Cleo del Prado, webmaster
en Reina Sikkema, vormgeving.

-ocr page 345-

T.P.F. Franssen

Niet geiiinderd door dogmatisch
denken of het navolgen van dogmati-
sche denkers voel ik me geroepen te
reageren op het stuk van collega
Rutgers "Castratie drachtige poes\'
vraagt om collectief standpunt\' in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 januari 2007. De heer Rutgers ver-
vult een belangrijke positie in het
debat inzake ethische vraagstukken in de diergeneeskunde.
De sterilisatie van de drachtige poes schreeuwt kennelijk om
onze aandacht. Deze ingreep wordt eigenlijk nog vaak uitge-
voerd, al was het maar per ongeluk, omdat de dierenarts nog
niet in de gaten had dat zijn patiënt een toekomstige moeder
was. Godzijdank kunnen we daar dan ook ergens een grens
van het toelaatbare leggen en zo de door collega Rutgers op-
gelegde gewetensnood ontlopen.

Waarom deze zure reactie van mijn kant? We worden hier ge-
confronteerd met een nogal basaal probleem: \'het collectieve
standpunt\', en nog ernstiger: \'de rug recht houden\'. Nu ben
ik als practicus in de afgelopen 22 jaar op openbare vergade-
ringen verschillende keren weggejaagd door merkwaardige
moraalridders, die zonder schroom het publiek moreel chan-
teerden met \'rechte ruggen-argumentatie\' inzake zeer gecom-
pliceerde vraagstukken, die men echter niet met de rug, maar
met het verstand dient te benaderen. Toegegeven, dat is voor
een collectief niet altijd eenvoudig. Dat blijkt ook weer in dit
geval, want het collectief denkt niet, maar volgt dogma\'s en
grote denkers.

Laten we eens kijken naar de kreten die ons dilemma over de
drachtige poes moeten verhelderen. \'Respect voor het dierlijk
leven\', dat is een mooie uitspraak, maar het schreeuwt om
ellende. Wat is respect? Alles laten leven, ook als het niet wil,
pijn heeft of niet gewenst is? Of dood maken wat geen toe-
komst meer heeft, of opgegeten moet worden en wel toe-
komst zou hebben? Wie bepaalt dat allemaal? Als we respect
voor het dierlijk leven hebben, kunnen we dan wel een
mening hebben over de meest prettige methode om slachtvee
om zeep te helpen? Is collega Rutgers wel eens een ochtend
op een slachthuis geweest bij de binnenkomst van slacht-
varkens?

Ik wil overigens niet ons dilemma bagatelliseren door een
ernstiger vraagstuk op te roepen. Wat ik graag wil is voor-
komen dat ik volgens het collectief moet gaan denken, terwijl
ik deze vraagstukken beroepshalve gewoon zelf mag oplos-
sen door er een helder en goed afgewogen besluit over te
nemen. Ik kom niet tot een besluit door een collectieve ge-
dachte te volgen, want elke situatie vraagt om eigen argu-
menten en afWegingen die in het belang van mens en dier
staan. Ik ben zeer verbaasd dat van een academisch afgestu-
deerde beroepsgroep 71 procent niet meer zelf wil nadenken.
Dan volgt de volgende kreet: \'De Nederiandse bevolking
hecht veel waarde aan de norm van respect voor leven van
dieren.\' Dat is ook weer mooi. Er bevinden zich ongetwijfeld
aardig wat mensen in deze groep, die zich met hun dove dal-
matiërs en hun entropion knipperende, sicca ogende Engelse
bullen in brandstof slurpende Mercedessen spoeden naar een
rijkelijk met vlees gevulde dis om zich vervolgens sociaal ge-
wenste uitspraken te laten ontfutselen, die kwijlen over \'het
respect voor het leven\'. Die vormen voor mij dus geen basis
om moreel getinte probleemstellingen tot een goed einde te
brengen. Overigens vind ik dat mensen die geen respect voor
het leven hebben, daar zelf ook niet in thuishoren.
Ik zou liever zien dat de AID collega-dierenartsen opspoort die
bij twee weken oude bullpuppies traankliertjes wegknippen
voor 25 euro per stuk, terwijl ze weten dat zeventig procent
hiervan op latere leeftijd de meestal verwaarloosde sicca ont-
wikkelen. En zo zijn er talloze voorbeelden te bedenken van
handelingen die het leven van een dier, als het eenmaal op de
wereld is gezet, relatief ondraaglijk maken. Zo veel zelfs, dat
het helaas ondoenlijk is ze allemaal aan de kaak te stellen. Het
zijn er zoveel dat we er in de praktijk dagelijks mee worden
geconfronteerd, wat van ons telkens moeilijke afwegingen
vraagt, die dienen te worden gestuurd door een denkproces en
niet door een \'rechte rug\'. Als er geen collectief standpunt is,
hebben we immers ook niets meer aan die rug.
En wat als ik me niet kan vinden in het collectieve standpunt?
Moet ik nu stoppen met mijn vak? Word ik geroyeerd als lid
van de KNMvD? Of moet ik in het openbaar op een vergade-
ring aan de schandpaal genageld worden door een grote
denker die kennelijk precies weet wat de consequenties zijn
van \'respect voor het dieriijk leven\'?

Ingezonden

T.P.F. Franssen is dierenarts te Gemert.

Reactie van de Commissie Ethiek

De Commissie Ethiek van de KNMvD heeft onder meer
als doel de discussie over ethische kwestie binnen de dier-
geneeskunde te bevorderen. Met de casuïstieken in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde wil de commissie een
bijdrage leveren aan de discussie over en de omgang met
ethische dilemma\'s in de dierenartsenpraktijk. Eén keer
per kwartaal wordt aan de hand van een casus een onder-
werp besproken waar dierenartsen in de dagelijkse prak-
tijk tegenaan kunnen lopen. Verschillende aspecten komen
aan de orde en mogelijke oplossingen worden aangedra-
gen, waarbij het niet direct de bedoeling is te komen tot
een collectief standpunt. De intentie is eerder dierenartsen
te ondersteunen in het maken van een afweging en het
zoeken naar een uitweg voor het morele probleem.
Desalniettemin draagt de Commissie Ethiek wel degelijk
actief bij aan de totstandkoming van collectieve stand-
punten voor de KNMvD op het gebied van dierwelzijn.
Het vormen van collectieve standpunten is noodzakelijk
voor een goede belangenbehartiging voor de diergenees-
kunde in het algemeen en de dierenarts en het dierwelzijn
in het bijzonder. Bij het opstellen van een collectief stand-
punt maakt de Commissie Ethiek altijd een afweging
tussen onder andere de aspecten diergezondheid, dieren-
welzijn, intrinsieke waarde, voedselveiligheid en milieu.

Ongeboren kittens versus de CO -methode om slachtvee te doden

-ocr page 346-

Vraag:

Zijn verklaringen in entboekjes en
andere documenten (bijvoorbeeld
over de ziektegeschiedenis van een
dier ten behoeve van een dierenziek-
tekostenverzekering) die gegevens

_ bevatten die niet overeenstemmen met

de werkelijkheid, te beschouwen als
\'valsheid in geschrifte\' en wat kunnen
de juridische consequenties daarvan zijn? Is een eigenaar van
een dier strafbaar als hij/zij een dierenarts zeer nadrukkelijk
verzoekt om \'aanpassing\' van een schriftelijke verklaring?
Volgens mij riskeert iedere dierenarts die bewust iets ver-
keerd opschrijft een gevangenisstraf van maximaal vijfjaar.
Klopt dat?

Antwoord:

Het theoretische antwoord op deze vraag is niet al te ingewik-
keld, want het Wetboek van strafrecht geeft daar uitsluitsel
over in artikel 225, met de volgende tekst:
"Hij die een ge-
schrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als
echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen ge-
bruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrift gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete
van de vijfde categorie."
(En te uwer informatie: de vijfde ca-
tegorie bedraagt maximaal 45.000 euro.)
Dit laat aan duidelijkheid niets te wensen over, maar de kriti-
sche lezer zal nu misschien denken dat de eigenaar die om de
vervalsing vraagt, vrijuit gaat. Of dat de dierenwinkel die de
door een dierenarts valselijk ingevulde entboekjes meegeeft
aan de eigenaar, buiten schot blijft. Dat wordt echter onder-
vangen door de volgende zin in het artikel:
"Met dezelfde
straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van het
valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst
dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden
heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat
dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik."
Over de vraag wanneer er precies sprake is van valsheid in
geschrifte is bij het hoogste rechtscollege van Nederland, de
Hoge Raad, heel wat gediscussieerd. Is iemand die valse fac-
turen tussen zijn eigen bedrijven laat circuleren, schuldig aan
valsheid in geschrifte? Daar zijn in eerste instantie geen der-
den bij betrokken, maar uiteindelijk is het de Belastingdienst
die daarmee wordt opgelicht. Daarmee wordt een dergelijke
activiteit toch valsheid in geschrifte, maar het vergt enige
juridische haarkloverij. En wat dacht u van een bijna niet van
echt te onderscheiden kleurenkopie van een rijbewijs? Daarin
staat geen valse informatie, het is alleen niet het authentieke
document. Toch werd dat laatste ook als valsheid in geschrif-
te beschouwd, omdat juist het authentieke karakter van het
document waardevol is en het wettelijk is verboden het na te
maken. Bovendien had de automobilist die vanwege de kleu-
renkopie voor de rechter moest verschijnen, \'vergeten\' tegen
de politieagent te zeggen dat het een kleurenkopie betrof,
en... dat zijn echte rijbewijs was gevorderd.
Kort gezegd is een geschrift vals als wordt voorgewend dat
het afkomstig is van een ander dan de werkelijke schepper, of
wanneer de inhoud in strijd is met de waarheid. Dat geldt ook
voor entboekjes en andere door de dierenarts ondertekende
documenten. De eigenaar kan inderdaad evengoed strafbaar
worden gesteld, aangezien hij (m/v) degene is die de poes met
een onjuist entboekje bij het pension aflevert. Daarnaast geldt
voor alle misdrijven (en valsheid in geschrifte is een misdrijf)
dat ook degenen die medeplichtig zijn aan het misdrijf
kunnen worden gestraft. Medeplichtig wil zeggen: opzettelijk
behulpzaam zijn, of opzettelijk gelegenheid, middelen of
inlichtingen verschaffen tot het plegen van een misdrijf Als
de eigenaar en dierenarts samen besluiten valse papieren te
creëren, zou dat voor beiden tot strafvervolging kunnen lei-
den. Een officier van justitie zal zich dan mogen buigen over
de vraag wie hoofdverdachte is, wie als medeplichtig moet
worden beschouwd en wat voor straf daarvoor moet worden
opgelegd. Zes jaar zitten is het maximum, maar ter vergelij-
king: de eigenaar van het valse rijbewijs kreeg veertig uur
taakstraf

Vraag

antwoord

Voor de praktijk zou het makkelijk zijn de vinger te heffen en
op te schrijven dat valsheid in geschrifte niet mag, net zo min
als te hard rijden. Naast het strafrecht is ook het Tuchtcollege
daar duidelijk over: het maatschappelijke vertrouwen in
dierenartsen staat of valt met de betrouwbaarheid van dierge-
neeskundige verklaringen. Zowel de dierenarts die medicij-
nen van vleesvee niet vastlegt en daarmee riskeert dat deze
door mensen worden geconsumeerd, als de dierenarts die
29 dagen voor de vakantie van een eigenaar toch een rabiës-
formulier invult en zich twee dagen \'vergist\', maken zich
schuldig aan valsheid in geschrifte. Maar ja, wie zonder zon-
de is, werpe de eerste steen...

De redactie vond mevrouw I. Boissevain bereid om op onderstaande, uit de prai(tijl< ontvangen, vraagstelling voor de lezers
een antwoord te formuleren.

De theorie en de praktijk...

-ocr page 347-

C©BACTAN LA

TREFT LONGONTSTEKING IN DE KERN

Als longontsteking toeslaat, sla dan snel en effectief terug.
Cobactan LA\'\'^* doodt Pasteurella, de belangrijkste ziekte-
verwekker bij longontsteking. Kies dus voor Cobactan LA\'-^"
en geef longontsteking geen kans.

Naam: Cobactan LA^^" suspensie voor injectie voor rund. Werkzame stof: cefquinome (als sulfaat): 75 mg/ml. Indicaties: Behandeling
van luchtwegaandoeningen geassocieerd met
Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida en Histophilus somni, gevoelig voor
cefquinome.
Dosering en toedleningsweg: Twee subcutane injecties van I ml/30 kg lichaamsgewicht met een interval van
48 uur.
Wachttijd: (Orgaan)vlees: 13 dagen; PVV/IKB: 35 dagen. Niet gebruiken bij koeien die melk produceren voor
humane consumptie of bij dieren die binnen twee maanden moeten afkalven.
Contra-indicaties:
Niet toedienen aan dieren waarvan bekend is dat ze overgevoelig zijn voor cefalosporines
of andere B-lactam antibiotica.
Meer informatie: zie bijsluiter.
REC NL 10417 UDA.

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485-587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

CjTfónir

RESEARCH • PERFORMANCE • INTECRITY

-ocr page 348-

Het veterinair verieden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Hulpmiddel bij het insemineren van kalkoenen

De fokkerij bij kalkoenen ten be-
hoeve van de vleesproductie heeft
zich zodanig ontwikkeld dat de
hanen (25 kilo) te zwaar werden om
de hennen (5 kilo) op natuurlijke
wijze te bevruchten. Reeds in het
begin van de zestiger jaren werd op
het fokbedrijf van de familie Coolen
te Heythuysen kunstmatige insemi-
natie toegepast.

Uitgelicht

Vermeldenswaard is dat de
Gezondheidsdienst veel ad-
vies en begeleiding gaf, aan-
vankelijk door dr. P. Tacken
en naderhand door dr. J. Lit-
jens, wiens promotieonder-
zoek leidde tot een sterk ver-
beterde verdunningsvloeistof
Op bijgaande foto een appa-
raat dat in het midden van de
zeventiger jaren door Coolen
werd geïmporteerd uit de VS.

De inseminator nam plaats op de stoel; met zijn rechter hand
\'pikte\' hij de pipet (10 centimeter lengte) op, die op een toch
wel ingenieuze wijze (automatisch) was gevuld in de kast zo-
als die op de foto is weergegeven; vervolgens insemineerde
hij de hen, nadat hij met zijn linker hand de cloaca van de hen
had op(en) gestulpt. De hen was door een andere medewerker
gevangen en aan haar poten gefixeerd in een klem vlak voor
de stoel. Na de inseminatie drukte de inseminator met zijn
knie rechts tegen een knop waardoor de klem open ging en de
hen vrijkwam. Voor het vullen en het ledigen van de pipet
evenals voor het openen van de klem werd een compressor
gebruikt. Met dit apparaat konden door twee medewerkers
bijna evenveel (achthonderd) hennen worden behandeld als
met vijf medewerkers op een volledig handmatige manier.

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen
in het Museum Veeteelt en KI in Beers bij Cuijk. Het is inte-
ressant om met groepen veehouders een dagtrip te maken
naar dit museum met leuke dagarrangementen en een
boerenlunch. De collega-vrijwilligers staan voor u klaar.
www.veeteelt-ki-museum.nl qflieshoyo (g)wxs.nl.

Praktische Augenheilkunde fur den Tierarzt

ISBN: 13:978-3-^9993-001-6.2J2 blad-
zijden. Frans C. Stades, Willy Neuman,
Michael .H. Bouvé, Bernhard Spiess
en Milton Wyman. Schlütersche Ver-
lag, 2006. Prijs:
99 euro.

Boekbespreking

Nadat de eerste Nederlandse uitgave
uitkwam in 1996 is dit boek zowel
voor de student als voor de practicus
in Nederland een soort standaard voor oogheelkunde gewor-
den. Deze recensie betreft de vernieuwde en verder aange-
vulde Duitse uitgave (2006), die van 200 nu 258 bladzijden
dik is geworden. Aan de toch al lange rij van auteurs van het
boek is toegevoegd de Zwitser Bernard Spiess.
Het boek is met een bespreking van anatomie, pathologie en
therapieën behoorlijk compleet. Door de auteurs wordt voortdu-
rend en met nadruk gewezen op de grens waarbij je de patiënt
beter naar een oogspecialist kunt sturen of naar een arts met
meer ervaring op dit gebied. Soms is dit handig, soms lijkt deze
benadering enigszins bevoogdend. Aan de andere kant is het
goed dat men zich als dierenarts bewust is van de grenzen van
het eigen kunnen, zowel positief als negatief Het boek is door
de nieuwe bewerking uitgebreider dan voorheen en voorzien
van meer illustraties. Deze waren al zeer goed en duidelijk,
maar hier en daar zijn er nog enkele verbeterd en er zijn nieuwe
illustraties bijgekomen op plaatsen waar wat meer beelden van
een afwijking de tekst nog beter konden verduidelijken.
De illustraties dragen bij aan een duidelijk beeld over de aan-
doeningen, maar zijn vooral zeer nuttig en duidelijk bij de
uitleg van de procedures bij chirurgische ingrepen. Op som-
mige ziektebeelden wordt wat dieper ingegaan dan in de vo-
rige Nederlandse druk. Wat betreft de lensextractie wordt nu
algemeen aangenomen dat men dit alleen nog doet met de
phacoemulsificatiemethode in plaats van de lens er in zijn ge-
heel uit te halen, waarbij de cornea van een grote incisie moet
worden voorzien. Ook worden de mogelijkheden van de ver-
schillende kunstlenzen genoemd.

Dit boek is een prima opfrisser en is ook zeker geschikt als
naslagwerk voor de practicus om tijdens en na een consult
nog snel iets te verifiëren of verder uit te diepen. De illustra-
ties zijn zo duidelijk dat ze ook te gebruiken zijn om te laten
zien aan de eigenaar.

Het is aardig dat voor opmerkingen over de verschillende
diersoorten een soort pictogram is gebruikt, waardoor items
betreffende deze meer bijzondere diersoorten snel terug te
vinden zijn. Zo hoefje niet eerst de hele tekst te lezen om dat
ene stukje over bijvoorbeeld een vogel te vinden.
Kortom, het boek blijft een aanrader, je kunt er gemakkelijk
iets in vinden, het is vrij compleet en de prachtige foto\'s ma-
ken het heel bruikbaar zowel voor studenten als practici.

J. Beijer-Hoekstra

-ocr page 349-

C.A. Kirk, D.E.Jewell, and S.R. Lowry. Vet. Ther. 2006; 7- 333-34^-

Verdunning van de urine bij de kat
speelt een belangrijke rol bij de be-
handeling en de preventie van aan-
doeningen van de lagere urinewegen,
met name urolithiasis. Voor dit doel
wordt vaak de NaCl-concentratie van

_ droogvoeding verhoogd. Het meeste

onderzoek op dit gebied heeft echter
plaatsgevonden bij gezonde katten
gedurende twee weken of korter, en langdurige studies bij een
meer representatieve kattenpopulatie ontbreken. In dit onder-
zoek is daarom gekeken naar het effect op de algemene ge-
zondheid, de nierfunctie, de calciumstofwisseling, de hart-
functie en de bloeddruk, van het zoutgehalte in de voeding
(0,35 procent versus 1,1 procent natrium) over een periode
van twaalf weken bij 36 katten (cross-over onderzoek). De
groep bestond uit gezonde, te zware en geriatrische dieren en
katten met een verminderde nierfunctie.

Referaten

Katten die voeding met een hoog zoutgehalte kregen, ver-
toonden inderdaad een significant hogere wateropname
(gemiddeld 102 milliliter versus 88 milliliter per dag) en
urinevolume (82 milliliter versus 62 milliliter per dag), maar
dit verschil was niet waarneembaar bij dieren met een nierin-
sufficiëntie. Het soortelijk gewicht (s.g.) van de urine nam af
van 1.049 tot 1.039. Bij de nierpatiënten bedroeg het s.g.
gemiddeld 1.026. Het hoge zoutgehalte had een significante
invloed op de nierfunctie, wat bleek uit hogere waarden van
creatinine, ureum en fosfor in het serum en een hogere cal-
ciumuitscheiding in de urine. Er was geen invloed op de
voedselopname en de bloeddruk. De conclusie was dat een
langdurige verstrekking van voeding met een hoog zoutge-
halte een negatieve invloed heeft op de gezondheid van de
kat, ondanks het feit dat dit niet gepaard gaat met een hogere
bloeddruk.

Dr P.A.M. Overgaauw

Fysiologische invloeden van natriumchloride in kattenvoeding

Welke organisaties kunt u vinden op de expo van

de Voorjaarsdagen?

VOORJAARS^ogen

f uroPMn rtlttinory (on/trtnti ^

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 april is door een fout tijdens de productie van het tijdschrift een onvol-

ledige lijst gepubliceerd van bedrijven en organisaties die u op de Voorjaarsdagen kunt vinden. Hieronder vindt u de

complete lijst.

A. Menarini Diagnostics Benelux

Grovet

Physio-Tec

ACE Veterinary Products B.V

HES (Veterinair)

Pie Medical Benelux BV

Agrolabo S.PA.

Hill\'s Pet Nutrition B.V

Proteq

Animana BV

lAMS

Puur Natuur

ARTU Biologicals

Idexx Laboratories BV

Royal Canin Nederland BV

AST Farma BV

Instrulife

RxWorks.com.Ltd

AUV

Instruvet

Sanéqui and Vobra

B. Braun Vet Care GmbH

Intervet Nederland BV

Sarstedt BV

Bayer B.V

IVIS

Schering-Plough Animal Health

BEVA

Janssen Animal Health

seil animal care company BV

Biomedic Nederland B.V.

Johnson & Johnson Medical BV

Sectra - Imaxperts

Boehringer Ingelheim

Jorgen Kruuse A/S

Selexyz Broese

Ceva Santé Animale

Kerkhof Medical Service

Stöpler

Colorscrubs

Laboklin GmbH & Co. KG

Valuepath

Dierenkliniek de Lingehoeve-VETCT

Mecan BV

VET-Concept GmbH & Co. KG

DixFortuin & de Jong

Meditool

Veterinary Technics Int. -

DMS Ltd

Merial

BDO Medipass

Eickemeyer BV

Millpledge

Vetin - Aacofarma bv

Endotechniek BV

Mindray

Vétoquinol BV

Eurovet

Novartis Consumer Health BV

VetsNet

EVBN

NVFD

VetXX BV

Fort Dodge Animal Health

Omegasoft BV

Virbac

Fujifilm Medical Systems Benelux

Pet\'s Behaviour

Vtrade

GD

Petlook

Wisepress LTD

Goffin Meyvis Analytica &

Pfizer Animal Health BV

Medical Systems BV

Philips

Vooreen plattegrond van de Voorjaarsdagen kunt u terecht op de website van de KNMvD (\'www.knmvd.nlj of de website van

de Voorjaarsdagen fwww.voorjaarsdagen.orgj.

-ocr page 350-

Op een donkere maandagavond
komt een grote, breed gebouwde
man op het avondspreekuur van
DAP De Hechting. Hij heeft zijn
hond Lunatic bij zich, op het eerste
gezicht een pitbull. De moeilijk be-
naderbare hond krijgt eerst een
muilkorf om en blijkt naast ver-
schillende littekens enkele verwon-
dingen verspreid over zijn lichaam te hebben. Volgens de
eigenaar komt dit door een vechtpartij met een andere
hond eerder die avond in het park. Hij vraagt de dieren-
arts Lunatic zo snel mogelijk weer op te lappen. Omdat
de dierenarts van collega\'s al meer over dit soort voorval-
len heeft gehoord, rijst het vermoeden dat deze hond niet
bij een accidentele vechtpartij met een andere hond be-
trokken was, maar heeft deelgenomen aan georganiseer-
de hondengevechten. De hond blijkt bovendien niet ge-
chipt te zijn en geen FCl-stamboom te hebben. Het dier
is drie jaar oud en valt dus niet meer onder de sterfhuis-
constructie van de Pitbullwet. Naast het feit dat de eige-
naar de hond misschien laat deelnemen aan honden-
gevechten is er dus ook nog kans dat het hier om een
\'illegale\' hond gaat. Het zit de dierenarts niet lekker.

Overwegingen

De dierenarts wordt in deze casus geconfronteerd met een
aantal dilemma\'s waarbij de belangrijkste morele vragen
zijn:

• Moet de dierenarts de hond wel of niet behandelen?

• Moet een dierenarts van zijn vermoeden dat de hond een
pitbull is en wellicht deelnemer (en slachtoffer) van geor-
ganiseerde hondengevechten, melding maken bij de
politie?

• fioe zit het met de vertrouwensrelatie tussen de dierenarts
en cliënt?

De dierenarts heeft een aantal mogelijkheden. Zo kan hij de
hond behandelen en verder niets ondernemen. Of hij kan de
hond behandelen en vervolgens de eigenaar aangeven als be-
zitter van een pitbull en vermoedelijk deelnemer aan georga-
niseerde hondengevechten. Daarnaast kan de dierenarts er-
voor kiezen te weigeren de hond te behandelen, mits de aard
van de verwondingen dat toestaat.

Het valt in ieder geval aan te raden met de eigenaar in gesprek
te gaan om een betere indruk te krijgen van wat is voorgeval-
len en van de leefsituatie van de hond. Komt de hond bijvoor-
beeld vaak in contact met kinderen en/of andere dieren?
Tevens is het mogelijk voorzichtig bij de eigenaar te infor-
meren of de hond aan hondengevechten deelneemt. De uit-
komst van het gesprek met de eigenaar kan verschillend zijn.
De eigenaar zal mogelijk niet veel informatie willen prijs-
geven of de zaken an-
ders voorstellen dan ze
zijn.

De beslissing om de
hond wel of niet te be-
handelen, is mede af-
hankelijk van de ernst
van de verwondingen.
In dit geval is zonder
nader onderzoek van
de wonden niet in te
schatten hoe ernstig
het letsel is. Terwijl de
dierenarts de hond aan
een eerste onderzoek
onderwerpt, krijgt hij
wel een indruk hoe agressief de hond is.
Wie zijn in deze casus de betrokkenen? Naast de dierenarts
en de eigenaar is dat ook de hond. Ondanks dat men deze als
\'wilsonbekwaam\' kan aanmerken gezien het feit dat hij be-
hoeften, verwachtingen en belangen niet of in mindere mate
kan ervaren en/of benoemen, moet ook aan het perspectief
van het dier aandacht geschonken worden. De eigenaar zal de
hond mogelijk opnieuw blootstellen aan hondengevechten.
De dierenarts kan ook zijn collega\'s binnen de praktijk als be-
trokkenen beschouwen, bijvoorbeeld omdat de reputatie van
de kliniek zou kunnen worden geschaad. Ten slotte bestaat
ook een risico op eventuele toekomstige slachtoffers van deze
hond.

Scenario\'s

Met deze gegevens als uitgangspunt zijn er een aantal scena-
rio\'s mogelijk. Bij ieder scenario worden een aantal argumen-
ten genoemd.

De dierenarts behandelt het dier en doet geen aangifte

• Een dier dat diergeneeskundige verzorging nodig heeft
moet behandeld worden.

• Hij wil de relatie met de cliënt niet schaden. Wellicht is het
een goede klant met meerdere honden.

• Hij houdt rekening met artikel 22 van de Code voor de
dierenarts, waarin gesteld wordt dat zonder toestemming
van de cliënt de dierenarts geen informatie aan derden ver-
strekt behalve wanneer dit in het belang van het dier is of
wettelijk wordt voorgeschreven.

• Hij is bang voor eventuele repercussies.

• Hij wil voorkomen dat volgende slachtoffers van honden-
gevechten niet meer naar een dierenarts gebracht zullen
worden.

• De dierenarts vindt zijn vermoedens niet sterk genoeg om
aangifte te doen.

De Commissie Ethiei<. van de KNMvD heeft onder meer ais doel de discussie over ethische kwesties binnen de diergeneeskunde
te bevorderen. Met deze rubriek in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde wil de Commissie Ethiek een bijdrage leveren aan de
discussie over en de omgang met ethische dilemma\'s in de dierenartsenpraktijk. Eén keer per kwartaal wordt aan de hand van
een casus een onderwerp besproken waar dierenartsen in de dagelijkse praktijk tegenaan kunnen lopen. Verschillende aspecten
komen aan de orde en mogelijke oplossingen worden aangedragen.

Pitbull: to be or not to be?

-ocr page 351-

De dierenarts behandelt het dier en doet wel aangifte

• Een dier dat medische verzorging nodig heeft, moet be-
handeld worden.

• Een pitbull is een illegaal ras en het is zijn verantwoorde-
lijkheid om dit te melden. Alvorens aangifte te doen stelt
hij de eigenaar hiervan op de hoogte. Zo biedt hij hem de
kans zich zelf te melden.

• Hij beschouwt zijn vermoeden naar hondengevechten
sterk genoeg om aangifte te doen.

• Wellicht kan door te melden een toekomstig bijtincident
voorkomen worden of een kind worden gered.

De dierenarts behandelt het dier niet en doet wel of geen aan-
gifte.

• Alleen indien er geen sprake van een spoedgeval zou de
dierenarts de behandeling van de hond kunnen weigeren.
In dit geval is de ernst van bijtwonden zonder nader onder-
zoek niet vast te stellen. Dit is hier dus geen optie.

Mogelijke oplossingen

De dierenarts heeft een vermoeden dat de hond een pitbull is
en mogelijk voor georganiseerde gevechten wordt gebruikt.
Een dierenarts heeft de professionele verantwoordelijkheid
en tevens de juridische plicht een dier in nood te behandelen.
Omdat hij zonder onderzoek niet kan vaststellen hoe ernstig
de verwondingen zijn, zal hij deze hond moeten behandelen.
De dierenarts vervult daarnaast ook een rol als beschermer
van het dierenwelzijn en van de volkgezondheid. Vanuit dat
oogpunt lijkt het doen van aangifte gerechtvaardigd. Maar
hoe zit het met de vertrouwensrelatie?
Een dierenarts kent geen wettelijk verschoningsrecht. In arti-
kel 22 van de Code van de dierenarts wordt gesteld dat een
dierenarts geen informatie aan derden verstrekt tenzij hij
daartoe door de wet wordt verplicht of wanneer dit in het be-
lang van het dier is. Er is in dit geval geen wettelijke verplich-
ting tot melden. Maar op welke manier zijn de belangen van
het dier nu het best gediend? Als de dierenarts melding doet
of niet?

In artikel 6 van de Code staat dat de dierenarts zich in zijn
handelen onder andere laat leiden door de belangen van het
dier, de volksgezondheid en de plaats en functie van de dier-
geneeskunde en haar beoefenaars in de samenleving. Maar
ook de belangen van de eigenaar moeten in acht worden ge-
nomen, zo stelt artikel 6.

Het is van belang dat de dierenarts probeert in te schatten hoe
agressief de hond is. Ook moet hij voor zichzelf bepalen hoe
sterk de verdenkingen zijn. Heeft hij hier daadwerkelijk te
maken met een hond van een verboden ras die deelneemt aan
illegale hondengevechten? En zo ja, wat is de kans dat de
hond opnieuw wordt blootgesteld aan dergelijke gevechten?
Communiceer hierbij uw vermoedens met de eigenaar en
maak hem duidelijk waarom u bepaalde stappen gaat nemen.
Leg hem uit dat het houden van een pitbull en het meedoen
aan hondengevechten misdrijven zijn. Natuurlijk loopt u
hierdoor het risico op een discussie met de eigenaar. Maar
wanneer u achter zijn rug om aangifte doet, zal dit risico al-
leen maar groter zijn.

Als de dierenarts een sterk vermoeden heeft dat deze hond
een illegale pitbull is die deelneemt aan hondengevechten en
er bovendien sprake is van een hoge mate van agressiviteit
dan is hij uit professioneel oogpunt verantwoordelijk om deze
zaak bij de politie te melden. De Regeling agressieve dieren,
de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de Wet op de
uitoefening diergeneeskunde en artikel 6 en 22 van de Code
vormen daarbij het (wettelijk) kader.

Al doet deze casus zich wellicht niet wekelijks in uw praktijk
voor, toch kan het verstandig zijn er vooraf over na te denken
en misschien zelfs samen met uw (buurt)collega\'s een proto-
col op te stellen. U kunt dit bijvoorbeeld in de wachtkamer
ophangen en aan bezoekers van uw praktijk kenbaar maken.
Dit kan u helpen in het maken van de voor u juiste beslissing
als een dergelijke situatie zich onverwacht voordoet.

Discussie

Wat zou u doen? Graag hoort de Commissie Ethiek ook uw
mening over dit dilemma. Stuur uw reactie naar de redactie
van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde (tijdschrift®
knmvd.nl).

Mocht u met een ethisch vraagstuk van alledag zitten, sttjur
deze dan naar de Commissie Ethiek
(i.van.herten@knmvd.nl).

De Regeling agressieve dieren en de dierenarts

In januari 1993 is de Regeling agressieve dieren (RAD) in
werking getreden, beter bekend als de pitbullwet. De RAD
schrijft voor dat het in het bezit hebben van pitbulls gebo-
ren na 1993 wettelijk niet is toegestaan. Pitbulls van voor
de regeling die op dat moment al in Nederland aanwezig
waren, mogen alleen gehouden worden als deze zijn gere-
gistreerd en als de opgelegde maatregelen worden nage-
leefd (muilkorven, kort aanlijnen en castratie). Ook stam-
boomloze Staffordshire terriërs en kruisingen van deze
dieren die op pitbulls lijken, vallen onder deze regeling,
men spreekt dan van pitbullachtigen.
Pitbulls worden al tientallen jaren gefokt op ondermeer
agressie, vooral voor hondengevechten. Zo\'n hond kan
zonder voorafgaande .signalen en zonder aanwijsbare
aanleiding aanvallen. Als een pitbull zich eenmaal heeft
vastgebeten in zijn slachtoffer laat hij meestal niet meer
los. Door de vorm van de kaak is de letselschade per inci-
dent groot. Aangezien de pitbull in ons land geen erkend
ras is, werden uiterlijke kenmerken en eigenschappen
vastgelegd. Iedere hond die voldoet aan deze \'standaard\'
en geen stamboom van de Fédération Cynologique Inter-
nationale (FCI) heeft, wordt beschouwd als pitbullachtige.
Het toezicht op en de handhaving van deze regeling liggen
in handen van de Algemene Inspectie Dienst (AID) en de
politie. Daarnaast zijn er gemeentelijke toezichthouders.
Bij twijfel of een hond een pitbull is, wordt een erkende
.schouwer van het ministerie van LNV ingeschakeld. In-
dien vast is komen te staan dat het om een pitbull gaat, zal
deze worden geëuthanaseerd.

Een dierenarts heeft geen wettelijke plicht om een vermoe-
delijk verboden hond aan te geven. De vraag kan gesteld
worden of een dierenarts die een hond behandelt waarvan
hij denkt of weet dat het een pitbull is, niet medeplichtig is
aan een misdrijf Gezien de wettelijke zorgplicht van een
dierenarts jegens alle dieren wordt het niet waarschijnlijk
geacht dat een dierenarts door het behandelen van een
pitbull in de problemen kan komen.

-ocr page 352-

Een op de zes dierenartsen wordt
tijdens zijn of haar loopbaan geheel
of gedeeltelijk arbeidsongeschikt.
Deze alarmerende conclusie trok
de Stuurgroep Aanpak Arbeids-
ongeschiktheid vorig jaar naar aan-
leiding van uitgebreid onderzoek
bij dierenartsen. Een andere op-
vallende conclusie uit dit onder-
zoek is dat psychische aandoeningen op de tweede plaats
staan als oorzaak van arbeidsongeschiktheid bij dieren-
artsen, na aandoeningen in het houdings- en bewegings-
apparaat. Veel dierenartsen komen dus in de problemen
als gevolg van stress en andere psychische klachten. Is
daar wat aan te doen? Jazeker! Ad Schilder, medisch ad-
viseur bij arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir,
Michiel Mast en Titia Sluiter, beiden directeur van
preventiebureau ICAS, geven acht tips om stress te ver-
minderen en positieve energie te stimuleren.

1. Besteed aandacht aan teamwerk

Bij tien procent van de dierenartsen die arbeidsongeschikt
worden, is de falende samenwerking met collega\'s de oor-
zaak. Slechte communicatie, gebrek aan collegialiteit en
onderlinge conflicten kunnen negatieve stress veroorzaken en
dat kan uiteindelijk tot uitval leiden. Dierenartsen doen er
daarom verstandig aan aandacht te besteden aan de kwaliteit
en de effectiviteit van de onderlinge samenwerking in hun
praktijk. In zijn boek
De vijf frustraties van teamwork be-
schrijft Patrick Lencioni de volgende kenmerken van effec-
tieve teams: er heerst onderling vertrouwen, het team waar-
deert onderlinge confrontaties, iedereen committeert zich aan
gezamenlijke besluiten, leden van het team spreken elkaar
aan op hun verantwoordelijkheid en het team is gefocust op
het behalen van gezamenlijke resultaten. Hoe zit het met het
teamwerk binnen uw dierenartsenpraktijk? Nog te vaak func-
tioneren dierenartsenpraktijken als een groep individuele
professionals in plaats van als een team. Teamwerk wordt ge-
zien als \'soft\' en \'zonde van de tijd\'. Dierenartsen die team-
werk serieus nemen, weten beter. Een goede samenwerking
draagt bij aan het werkplezier en zorgt ervoor dat de zaken
efficiënt verlopen. Ook wordt de sfeer opener, waardoor col-
lega\'s gemakkelijker vertellen wat ze op hun lever hebben.
Hierdoor groeit het wederzijds begrip en het besef dat niet
iedereen altijd op zijn tenen kan lopen.

2. Blijf bij jezelf

Het werkterrein van dierenartsen is sterk in beweging. De on-
derlinge concurrentie tussen dierenartsenpraktijken neemt
toe, de markt van grote landbouwhuisdieren krimpt en indus-
trialiseert steeds verder, dierenartsenpraktijken fuseren en
cliënten hebben vaker een eigen mening over de gewenste be-
handeling. In die dynamiek is het niet altijd gemakkelijk om
dicht bij jezelf te blijven. Daarom is het goed om regelmatig
tijd te nemen voor reflectie. Dit kunt u voor uzelf doen of in
intervisie met andere dierenartsen. Vragen die u daarbij kunt
stellen zijn: in welke situaties was ik trots op mijn werk als
dierenarts en in welke situaties niet? Is er iets veranderd aan
mijn motivatie om dit vak uit te oefenen? Wat zijn mijn per-
soonlijke kwaliteiten en wat zijn mijn valkuilen? Op welke
terreinen kan ik mijzelf verder verbeteren en ontwikkelen?

Berichten

verslagen

3. Sta open voor de nieuwe generatie dierenartsen

Het beeld van de mannelijlce dierenarts die dag en nacht
klaarstaat voor (de dieren van) zijn cliënten, is aan het veran-
deren. Steeds meer vrouwen (inmiddels is zo\'n tachtig pro-
cent van de studenten diergeneeskunde vrouw) worden die-
renarts. Veel van deze vrouwen, maar ook een toenemend
aantal mannelijke dierenartsen, werken in loondienst, in veel
gevallen bovendien parttime. Het is onvermijdelijk dat deze
\'nieuwe generatie dierenartsen\' voor veranderingen in de
praktijk zorgt. Er is meer tijd nodig voor overdracht en over-
leg. Taakverdeling, roostering en avond/nacht/weekend-
diensten vergen meer organisatie. En er wordt een zwaarder
beroep gedaan op het onderlinge begrip. De valkuil voor
oudere dierenartsen hierbij is dat ze van de nieuwe generatie
verwachten dat deze meer tijd investeert in het werk en meer
betrokkenheid toont. Het gevolg is frustratie en stress. Tege-
lijkertijd hebben veel dierenartsen van de nieuwe generatie
het gevoel dat ze op hun tenen lopen. Ze voelen zich vaak
schuldig als ze de deur van de praktijk achter zich dicht-
trekken. Als je op het punt staat om naar huis te gaan en er
wordt toch nog een beroep op je gedaan is het moeilijk nee te
zeggen.

4. Blijf investeren in opleidingen kwaliteit

Dierenartsen die last krijgen van stress en psychische ge-
zondheidsklachten zoals slaapstoornissen, somberheid en
concentratieproblemen, blijken soms al lange tijd stil te staan
op het vlak van persoonlijke en professionele ontwikkeling.
Ze zijn het plezier in het werk kwijtgeraakt en daarmee ook
de motivatie om bij te leren. Als de ontwikkeling stopt, neemt
echter ook de uitdaging van het werk af En daarmee is een
vicieuze cirkel ontstaan. Opleiding en kwaliteitsbevordering
worden een last in plaats van een lust. Aanscherping van regi-
stratie-eisen en kwaliteitsnormen binnen de beroepsgroep
worden een bedreiging in plaats van een uitdaging. Blijf daar-
om investeren in het verbeteren van kennis en vaardigheden.
Zoek opleidingen die passen bij uw interesses en uw kwali-
teiten. Laat u adviseren als u uw leerdoelen wilt aanscherpen.
Als u zich herkent in de bovengenoemde vicieuze cirkel is
loopbaancounseling wellicht een optie.

5. Organiseer uw praktijk

De tijd dat de praktijk van de dierenarts aan de keukentafel
werd gerund, ligt steeds verder achter ons. De meeste prak-
tijken werken met assistentie en administratieve onder-
steuning. Ook zijn vaak verschillende managementtaken
benoemd en verdeeld, zoals financieel beheer, personeels-
manapment en het aansturen van de automatisering. Toch is
nog niet iedereen ervan doordrongen dat het verminderen van
stress en gezondheidsklachten vaak een kwestie is van (beter)

Neem de preventie van psychische arbeidsongeschiktheid zelf ter
hand

Ad Schilder, Michiel Mast en Titia Sluiter

-ocr page 353-

organiseren. Uit onderzoeken die ICAS doet naar het time-
management van dierenartsen, blijkt elke keer weer dat die-
renartsen veel tijd besteden aan taken waar ze eigenlijk hele-
maal niet goed in zijn (en die hen bovendien bovenmatig veel
energie kosten). Delegeren moet je leren en dat geldt ook
voor dierenartsen. Bovendien hebben veel dierenartsen nogal
eens moeite met het stellen van de juiste prioriteiten. In de
praktijk blijkt dan dat ze meer onderscheid zouden moeten
maken tussen enerzijds de urgentie en anderzijds het belang
van een bepaalde kwestie. Als je dit niet doet, bestaat het
risico datje wordt meegesleurd door de waan van de dag, en
niet toekomt aan structurele verbeteringen.

6. Ca het gesprek aan met uw mondige cliënten

U kent ze wel: cliënten die zelf al de diagnose hebben gesteld
bij hun dier, die met u in discussie gaan over de hoogte van de
factuur, die te pas en te onpas een spoedconsult verlangen en
die uw rekening niet willen betalen als de behandeling onvol-
doende aanslaat. Als dierenarts moet je soms sterk in je
schoenen staan. Want voor je het weet ben je de regie over je
werk kwijt en beginnen de hoeveelheid inkomsten en de hoe-
veelheid werk uit de pas te lopen. Voor sommige dierenartsen
is hier het nodige te winnen. Want een autoritaire reactie
("Wie van ons is hier de arts?") of een onderdanige reactie
("Ik geef u gelijk, want ik wil geen gedoe.") leidt vaak niet tot
een oplossing die voor zowel de dierenarts als de cliënt be-
vredigend is. Als cliënten u regelmatig stress opleveren, kunt
u overwegen uw communicatievaardigheden verder te ont-
wikkelen. Zo kunt u leren hoe u een klacht oplost zonder kor-
ting te geven, hoe u een stellige cliënt meekrijgt in een andere
aanpak (uw aanpak) en hoe u nee kunt zeggen zonder de rela-
tie te beschadigen. U leert dergelijke vaardigheden bijvoor-
beeld door middel van een training of door individuele coa-
ching.

7. Run uw praktijk als een onderneming

Sommige zelfstandig gevestigde dierenartsen zien zichzelf
meer als medicus dan als ondernemer. Ze hebben moeite met
de zakelijke kanten van hun werk en richten zich het liefst op
behandelingen. Niet zelden komen dierenartsenpraktijken
hierdoor in de problemen. Behandelingen die niet altijd
worden gedeclareerd, openstaande rekeningen die niet worden
geïncasseerd en investeringen die financieel niet zijn onder-
bouwd leiden tot financiële zorgen en daardoor tot stress. Uw
praktijk is een zakelijke onderneming en u bespaart uzelf en
uw omgeving veel ellende als u uw praktijk ook als een on-
derneming aanstuurt. Zorg dus dat uw administratie altijd up-
to-date is, houd uw uitgaven kritisch in de gaten, stel lastige
beslissingen niet onnodig uit en zorg altijd voor een financiële
onderbouwing van investeringen. En vergeet niet: succesvolle
ondernemers omringen zich met kundige adviseurs.

8. Houd aandacht voor de balans tussen werk- en privé-
leven

Dierenartsen maken vaak lange dagen. Meestal uit bevlogen-
heid en liefde voor het vak. Soms omdat dit de oplossing lijkt
om de praktijk draaiend te houden. In beide gevallen is het
risico echter aanwezig dat de balans tussen werk- en privé-
leven verstoord raakt. Het is bewezen dat een mens grote in-
spanningen alleen kan volhouden als er ook regelmatig mo-
menten van ontspanning zijn. Zorg er dus voor dat uw gezin
niet op het tweede plan komt. Besteed tijd aan uw vriend-
schappen. En ruim tijd in voor sport en hobby\'s. In het alge-
meen geldt: wissel werk regelmatig af met activiteiten die
helemaal losstaan van uw werk. Wees daarbij kritisch op
uzelf Het thuis lezen van vakliteratuur, het bijwerken van de
administratie en het opruimen van de praktijk zijn ook werk.

Ad Schilder is medisch adviseur bij Movir. Michiel Mast
en Titia Sluiter zijn beide directeur bij ICAS Nederland.
ICAS verzorgt een preventieprogramma voor professionals
met een arbeidsongeschiktheidverzekering van Movir Dit
programma bestaat onder andere uit \'LifeManagement\'-
advies, counseling, coaching en mediation.

-ocr page 354-

In het middelbaar beroepsonderwijs worden al vele jaren
jongeren opgeleid tot paraveterinair dierenartsassistent.
Het Groenhorst College in Barneveld legt in samen-
werking met het PTC (de \'praktijkschool\') de theore-
tische basis en leert praktische vaardigheden aan. Aller-
eerst volgen de leerlingen een twee jaar durende brede
basisopleiding in de dierverzorging. Vanzelfsprekend
vormt de beroepspraktijkvorming (beter bekend als
stage) een belangrijk onderdeel van de opleiding.

Bij de beroepspraktijkvorming gaat het in de onderbouw om
oriënterende stages in diverse sectoren van het bedrijfsleven
zoals: een asiel, een kinderboerderij, een dierenwinkel en een
dierenpark. Na twee jaar komen de leerlingen in de boven-
bouw en maken hun keus voor het vervolgtraject: manage-
ment of paraveterinair (opnieuw twee jaar). In het totaal duurt
de opleiding dus vier jaar. In de bovenbouw vindt beroeps-
praktijkvorming plaats in de gekozen richting. Dit wordt de
differentiatiestage genoemd. Voor dierenartsassistenten bete-
kent dit twee maal een periode van tien weken stage in de die-
renartsenpraktijk. Veel praktijken kennen de school dan ook
al jaren. Dierenartsen van het Groenhorst College bezoeken
de studenten die in die praktijken stage lopen en de opleiding
is de dierenartsen zeer erkentelijk voor het ter beschikking
stellen van de praktijk als stageadres.

Com petentiegericht

Op dit moment wordt landelijk gewerkt om het onderwijs
meer competentiegericht te maken. Bij het competentiege-
richt leren probeert men kennis, vaardigheden, houding en
inzicht zoveel mogelijk in samenhang aan de leerling aan te
bieden. Hiervoor wordt de beroepspraktijk (in dit geval de
dierenartsenpraktijk) als vertrekpunt genomen. Zoals reeds
aangegeven speelt de stage een cruciale rol in alle leerjaren
van de opleiding. In het licht van het competentiegerichte
opleiden wordt het belang van de stage alleen maar groter:
waar kun je competenties beter aanleren dan in de authentie-
ke situatie, de dierenartsenpraktijk? Alleen samen met de
praktiserend dierenarts kan de opleiding ervoor zorgen dat er
goede paraveterinaire dierenartsassistenten opgeleid worden.
U kunt als dierenarts meewerken aan het opleiden van de
mogelijke toekomstige assistent(e). Als u uw praktijk wilt
laten registreren als erkend leerbedrijf kunnen wij u verder
helpen via onze stagecoördinator. Met vragen of opmer-
kingen kunt u vanzelfsprekend terecht bij ondergetekende.

Madeleine Wolhoff is dierenarts en kernteamleider van de
afdeling dien/erzorging opleiding, niveau 4 paraveterinair
bij het Groenhorst College in Barneveld. Informatie:
0342-
455500 o/www.groenhorstbarneveld.nl.

Het belang van stage voor de paraveterinair dierenartsassistent

Madeleine M. Wolhoff

Pascale Fuchs

Zoals inmiddels bekend mag verondersteld, heeft een
aantal organisaties in de dierenbranche, waaronder de
KNMvD, enkele jaren geleden het initiatief genomen tot
het organiseren van een jaarlijkse Week van het huisdier.
Dit jaar wordt die gehouden tussen 5 en 13 mei.

Doel van de Week van het huisdier is het bevorderen van het
verantwoord houden van huisdieren. Deze week staat één
aanverwant onderwerp extra in de belangstelling. Deze keer
gaat de aandacht uit naar \'Dier & Taal\'.
In het kader van de Week van het huisdier is er weer een strip-
boek gemaakt dat bij het thema past. De dieren van Jan, Jans
en de kinderen spelen de hoofdrol. Per diersoort wordt aan de
hand van een cartoon uitleg gegeven over de algemene ver-
zorging en wordt aandacht geschonken aan het voorkomen
van problemen als gevolg van misverstanden tussen mens en
dier. Het boekje wordt gedrukt in een oplage van maar liefst
300.000 exemplaren en iedere dierenartsenpraktijk ontvangt
honderd gratis boekjes.

De aankondigingsposter vindt u bij dit exemplaar van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Hang hem duidelijk
zichtbaar op. Als u niet (meer) praktiserend bent, heeft de
lokale school of bibliotheek hoogstwaarschijnlijk ruimte om
aandacht te geven aan deze belangrijke week.
Om in de praktijk invulling te geven aan het thema kan worden
gedacht aan lichaamstaal: hoe laat een dier zien dat hij het naar
zijn zin heeft en ge-
zond is? Een infor-
matief knaagdieren-
spreekuur sluit hier
mooi bij aan. Hoe kan
je zien of een dier
goede voeding krijgt?
Met de lokale hondenschool kan een lezing over (op)voeding
worden georganiseerd. Deel proefmonsters of clickers uit. Stel
de voorlichtingsboeken eens centraal op in uw wachtkamer,
organiseer een ludieke signeersessie of bezoek een basis-
school. Noteer de datum van de Week van het huisdier duide-
lijk in de praktijkagenda en meldt u aan op de website
www.weekvanhethuisdiernll Voor meer informatie of vragen
kunt u contact opnemen met Veterinair Organisatiebureau
Vitaux via 035-6255185 of
info@weekvanhethuisdier.nl.

Initiatiefnemers van de Week van het Huisdier zijn:

Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde - Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, Vereniging
Landelijke Organisatie Dibevo, Nederiandse Databank Ge-
zelschapsdieren, Platform Verantwoord Huisdierenbezit,
Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederiand,
Hondenbescherming en de Dierenbescherming.

Promotiemateriaal Week van het huisdier

-ocr page 355-

Zoals iedere dierenarts weet, is de veterinair student de
koning onder de studenten. Omdat bij de juiste inter-
pretatie van deze regel iedere student eigenlijk koning
zou zijn, zouden er binnen de kortste keren allerlei revo-
luties uitbreken. Om dit te voorkomen, heeft men om het
koningschap te vertegenwoordigen, gekozen voor de
vorm van een vereniging met bestuur: de Diergeneeskun-
dige Studentenkring (D.S.K.).

Ditjaar bestaat de D.S.K. 75 jaar, een lustrum dus. Het lus-
trum zal worden gevierd van 26 tot en met 29 september
2007. Om deze festiviteiten een passend tintje te geven, is er
een thema bedacht dat qua naam en aankleding past bij dit
vijftiende lustrum. Zoals u weet is de student diergenees-
kunde koninklijk aangelegd en het lustrum zal dan ook groots
uitpakken. Vandaar de naam \'Kingsize\'. Wij denken dat deze
naam niet misplaatst is binnen het concept van de 75 jaar ver-
tegenwoordiging van de veterinaire student niet misplaatst is.
Nu we toch koninklijk en vol trots bezig zijn en omdat we het
dierenrijk in ons veterinaire hart dragen, hebben we de
koning van de dieren, de leeuw, gekozen als herkenbaar logo
voor het lustrum.

Ook ditmaal zal er een Maliebaandag zijn en het alom beken-
de/beruchte Monsterbaanfeest mag ook niet ontbreken. De
voorbereidingen zijn al aan de gang. De lustrumcommisie
steekt veel tijd in de voorbereiding van de viering in samen-
werking met het D.S.K.-bestuur en de lustrumcommissie
sub- en supercommissies.

De creativiteit en het doorzettingsvermogen van de lustrum-
commissie zijn onbetwistbaar. Desondanks blijft de lustrum-
commissie openstaan voor suggesties en vragen over of zelfs

75 jaar de Diergeneeskundige Studentenkring

De lustrumcommissie van de D.S.K.

donaties voor het lustrum. Sponsorideeën zijn bijvoorbeeld
altijd welkom en de lustrumcommissie zal zich ook niet
schromen eventueel bij u aan te kloppen.
Met een \'kingsize\' genoegen zien wij uit naar september 2007.

De vijftiende lustrumcommissie van de D.S.K. (telefoon:
030-2534263, e-mail:
lucodsk@vet.uu.nlj.

Hepatische sarcocystose bij een pup

R. Allison, P. Williams,]. Lansdowne, M. Lappin, T.Jensen and D. Lindsay. Fetal hepatic sarcocystosis in a puppy with eosinop-
hilia and eosinophilic peritoneal effusion. Veterinary Clinical Pathology 2006;
35; 353-357-

Er wordt een beschrijving gegeven
van een geval van sarcocystose in de
lever van een drie maanden oude
golden retriever pup, die bij de kliniek
werd aangeboden vanwege slaperig-
heid en koorts gedurende twee dagen.
De belangrijkste bevindingen bij het
klinisch onderzoek waren hepatome-
galie en exsudaat in de buikholte met
daarin onder andere eosinofiele polymorfkernige leucocyten.
De belangrijkste bloedbevindingen waren thrombocytopenic,
eosinofilie en verhoogde activiteiten van de enzymen alanine-
aminotransferase, aspartaataminotransferase en creatine-
kinase. Ondanks ondersteunende therapie ging de conditie
van de pup snel achteruit en er werd besloten tot euthanasie.
Bij het postmortale histopathologische onderzoek werd een
esosinofiele hepatitis aangetroffen. In talrijke hepatocyten
kwamen protozoaire organismen voor, die deden denken aan
Toxoplasma gondii en Neospora caninum. Er werden echter

Referaten

in het serum geen antistoffen tegen deze micro-organismen
aangetroffen en ook de polymerase chain reaction (PCR) uit-
gevoerd op leverweefsel verliep negatief Tenslotte verliep
ook het immunohistochemisch onderzoek van leverweefsel,
gebruikmakend van antistoffen tegen
Toxoplasma gondii,
Neospora caninum
en ook tegen Sarcocystis neurona nega-
tief Bij het electronenmicroscopische onderzoek werden de
in de hepatocyten voorkomende protozoaire micro-organis-
men gedetermineerd als
Sarcocystis canis, een bij de hond
sinds 1991 bekende pathogene protozo. Behalve hepatitis kan
Sarcocystis canis bij de hond ook encephalitis, dermatitis en
pneumonie veroorzaken.
Sarcocystis canw-infecties zijn
vooral beschreven bij pups, waarvan sommige nog maar twee
dagen oud waren, hetgeen erop wijst dat er evenals bij
Toxo-
plasma gondii
en Neospora caninum congenitale infecties
kunnen voorkomen.

Th.A.M. Elsinghorst

-ocr page 356-

In de jaren zeventig van de vorige
eeuw ontstond de behoefte aan regu-
lering van de specialisatie in de dier-
geneeskunde. De KNMvD en de
Faculteit der Diergeneeskunde heb-
ben deze zaak toen gezamenlijk op
zich genomen. Zo mocht ik mij \'spe-
cialist reproductie en inwendige ziek-
ten van het paard\' gaan noemen. Hoe-
wel ik niet onaangenaam verrast was, heb ik toch na rijp
beraad voor de eer bedankt, in de overtuiging dat de combi-
natie van deze beide disciplines een wangedrocht was en
geen van beide disciplines noch de diergeneeskunde als ge-
heel recht deed. Drie collega\'s op de faculteit, die zich al
sinds enige tijd met hetzelfde dubbelspecialisme mochten
tooien, hadden zich toen al tot de registratiecommissie
gewend. Ook hun standpunt was namelijk dat voor genoemde
irreële combinatie van specialismen op grond van hun onver-
enigbaarheid geen bestaansrecht bestond. Aldus geïnfor-
meerd vanuit de faculteit en de praktijk, heeft de registratie-
commissie toen het gewraakte dubbelspecialisme vernietigd
en vervangen door de twee zelfstandige specialismen: \'repro-
ductie van het paard\' en \'inwendige ziekten van het paard\'.
Waarvan acte!

Dat de faculteit nu, en zelfs op het niveau van hoogleraar-
schap, deze twee vrijwel niets met elkaar gemeen hebbende
disciplines toch weer samenvoegt, is voor mij dan ook rond-
uit onbegrijpelijk. Niet dat de disciplines geen specialist ver-
dienen, integendeel, maar niet in deze vorm, die sterk doet
denken aan een gedwongen huwelijk. Ik denk dat het de beide
disciplines (en de diergeneeskunde als geheel) ten goede zou
zijn gekomen als beide een eigen superspecialist toebedeeld
hadden gekregen en dan desnoods maar een treetje lager in-
geschaald dan hoogleraar. Nu kan ik er niet meer en niet min-
der in zien dan de devaluatie van beide specialismen. Boven-
dien intrigeert het mij of hier ook niet sprake is van een
discutabel Europees novum en of een en ander niet strijdig is
met de betreffende internationaal overeengekomen regelge-
ving. En is de KNMvD als fifty-fifty partner van de Faculteit
inzake specialisatie hierin gekend? Bovendien, hoe was het
ook al weer, lag er niet al lang een besluit dat een dierenarts
maar in een discipline specialist kon worden?
Wat kan de aanleiding zijn geweest tot deze gang van zaken?
Ontoereikend budget voor twee hoogleraren, dus ordinair
geldgebrek? Noodgedwongen gevolg van de vroegere op-
splitsing van de faculteit in een paarden- en een herkauwers-
afdeling, een opsplitsing waarbij eerst de diersoort komt en
dan pas het diergeneeskundig specialisme? Wie het weet
mag het zeggen.

Hoe dan ook, vooriopig zie ik het als een onaanvaardbare
misgreep. Of zou het een proefballon met precedentwerking
zijn en zal de afdeling herkauwers binnenkort volgen?
Hoewel ik niet reken op een antwoord van de Faculteit hoop
ik op zijn minst wel te zullen horen wat de mening van de re-
gistratiecommissie van de KNMvD is: specialisatie en de re-
gistratie ervan worden per slot van rekening toch nog steeds
gelijkelijk door Faculteit en KNMvD gedragen? Blijft het bij
deze noodsprong van en op de faculteit of wordt het wan-
gedrocht de norm in de diergeneeskunde?

Ingezonden

C.H. van der Wal

Hoogleraar Inwendige Ziekten/Voortplanting

Met terugwerkende kracht vanaf i januari 2007, is
dr. Tom Stout van het departement Gezondheidszorg
Paard benoemd tot hoogleraar Inwendige Ziekten/Voort-
planting bij ditzelfde departement. Het betreft een kern-
leerstoel en dus een permanente aanstelling die fulltime
wordt ingevuld. Tom heeft zijn opleiding gevolgd en zijn
promotie behaald in Engeland, aan de University of
Cambridge. Aan diezelfde universiteit is hij verbonden
geweest als docent Voortplanting bij het Department of
Clinical Veterinary Medicine. Sinds
7999 is Tom verbon-
den aan de Faculteit der Diergeneeskunde en werkzaam
op het gebied van voortplanting bij het paard.

Reactie Registratiecommissie Specialisatie Diergenees-
kunde

Het is buiten de bevoegdheden van de Registratiecommis-
sie zich uit te spreken over het hooglerarenbeleid van de
Faculteit der Diergeneeskunde. Evenmin hoeft de Faculteit
daarover aan de Registratiecommissie verantwoording af
te leggen.

De taken van de Registratiecommissie zijn niet meer of
minder dan:

a. vaststellen welke onderdelen van de diergeneeskunde
als specialismen worden erkend;

b. vaststellen van de eisen waaraan moet worden voldaan
om als specialist te worden erkend;

c. vaststellen van de eisen, die moeten worden gesteld aan
opleidingen, opleiders en opleidingsinstituten;

d. toepassen en uitvoeren van de vastgestelde eisen;

e. behandelen van beroep, ingesteld tegen beslissingen bij
de toepassing en uitvoering van de vastgestelde eisen.

De Registratiecommissie blijft desalniettemin van mening
dat de specialismen inwendige ziekten paard en reproduc-
tie paard moet worden gezien als twee afzonderlijke
specialismen. Ook de European Board on Veterinary
Specialisation heeft voor deze disciplines twee aparte Col-
leges ingesteld (het European College of Equine Internal
Medicine en het European College of Animal Reproduc-
tion).

Joost van Herten, secretaris Registratiecommissie Speciali-
satie Diergeneeskunde

Wedergeboorte van een wangedrocht?

-ocr page 357-

Reactie Faculteit der Diergeneeskunde

Het team Inwendige Ziekten en Voortplanting Paard
Ik wil de heer Van der Wal bedanken dat hij ons in de gele-
genheid stelt het leerstoelenbeleid toe te lichten. Het is
tevens een uitgelezen mogelijkheid om het geschetste mis-
verstand direct uit de wereld te helpen. Een hoogleraar In-
wendige ZiektenA\'oortplanting is niet hetzelfde als een spe-
cialist inwendige ziekten/voortplanting en kan dus ook niet
vergeleken worden met de titel van specialist reproductie en
inwendige ziekten, waaraan Van der Wal in zijn brief me-
moreert.

Natuurlijk spelen ordinaire zaken als geld mee en is het de
kunst om met minder universitair geld al het onderwijs en
onderzoek kwalitatief overeind te houden. Natuurlijk spelen
keuzes uit het verleden mee. Zo is bijvoorbeeld tegenwoor-
dig het specialisme inwendige ziekten op de faculteit en in-
ternationaal diersoortgerelateerd en daardoor per diersoort
in omvang afgenomen. Natuurlijk speelt een focus en mas-
saproces mee (clustering en vergroting van kritische massa
binnen het onderzoek), waardoor ook het onderzoek bij
Inwendige Ziekten/Voortplanting Paard vanuit een coöpe-
ratief, disciplineoverschrijdend en in sommige gevallen ook
speciesoverschrijdend perspectief geleid moeten worden.
Een hoogleraar is naast docent/onderzoeker vooral manager
van een of meer groepen en weet zich gesteund door de be-
treffende specialisten die daaronder hangen. In het geval
van de recent aangestelde hoogleraar Inwendige Ziekten/
Voortplanting Paard, is de hoogleraar zelf met name expert
op het gebied van voortplanting, maar weet zich gesteund
door meerdere specialisten inwendige ziekten tot op het
niveau van universitair (hoofd)docent (assistant/associate
professor), die deel uitmaken van zijn team, specialisten die
over voldoende kennis en expertise beschikken om te
kunnen spreken van een volwaardige discipline inwendige
ziekten paard.

Misschien aardig om te citeren uit de profielschets voor
deze leerstoel: "De leerstoel Inwendige Ziekten en Voort-
planting Paard is een omvangrijke en brede leerstoel die een
integraal onderdeel vormt van de klinische afdeling van het
departement Gezondheidszorg Paard. De nieuwe leerstoel-
houder zal een uiterst capabel, gedreven en bewezen onder-
zoeker dienen te zijn en zal bij uitstek ook als \'teamworker\'
kunnen fiinctioneren om de integratie binnen het departe-
ment en de samenwerking op met name onderzoeksgebied
ook daarbuiten gestalte te kunnen geven. De achtergrond
van de kandidaat (meer inwendige ziekten of meer voort-
planting) is om deze reden ook niet van essentieel belang,
omdat het een vereiste zal zijn dat de kandidaat al duidelijk
blijk heeft gegeven makkelijk over de eigen disciplinegren-
zen heen te kunnen kijken en in staat te zijn te werken van-
uit een breder kader. Persoonlijkheid en wijze van leiding-
geven zijn, met name bij deze leerstoel, van cruciaal belang
om het ftjnctioneren tot een succes te maken."
De hoogleraar is geen clinicus pur sang meer. Communica-
tieve vaardigheden en managementkwaliteiten alsmede een
breed internationaal netwerk en de capaciteiten om externe
geldstromen te verwerven voor onderzoek vormen tegen-
woordig belangrijke voorwaarden waaraan een hoogleraar
moet voldoen. Internationale ontwikkelingen op het gebied
van onderzoek en nationale ontwikkelingen op het gebied
van de financiering van onderwijs en onderzoek zijn hier
mede debet aan. Dit is een werkelijkheid waaraan de facul-
teit zich niet kan onttrekken. Daarnaast is het zo dat de ont-
wikkelingen in de diverse vakgebieden dermate groot zijn,
dat een enkele persoon niet meer in staat is die ontwikkelin-
gen zelf helemaal te volgen en daarom worden deze taken
tegenwoordig per definitie verdeeld tussen een hoogleraar
en de stafleden.

Dit alles maakt het vinden van geschikte hoogleraren niet
makkelijker. Maar dat neemt niet weg dat ik met het huidige
leerstoelenbeleid in het algemeen en de leerstoel Inwendige
Ziekten/Voortplanting Paard in het bijzonder, het volste
vertrouwen heb dat de verschillende specialismen de
komende jaren uitstekend zullen functioneren. En dat met
goed leiderschap en uitstekende onderzoeksresultaten de
teams van specialisten alleen maar sterker worden.

Prof. dr. Albert W.C.A. Cornelissen, decaan

\'Holle vaten klinken het hardsf

Op eigen initiatief heb ik onlangs contact opgenomen met
mevrouw laira Boissevain over een zaak die door een on-
tevreden eigenaar tegen mij werd aangespannen bij de kan-
tonrechter. Ik heb ingestemd met rapportage hierover in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het verslag van mevrouw
Boissevain is natuurlijk een samenvatting, maar vormt een
adequate weergave van de gang van zaken.
In de redactionele bijdrage van hetzelfde TvD geeft collega
Marten de Jong onder de kop \'Praatjes vullen geen gaatjes\'
zijn oordeel over de handelwijze van de \'specialisten\', waar-
onder ondergetekende. Het is mij overigens niet duidelijk
waarom er hier aanhalingstekens gebruikt worden; alle hier-
bij betrokken specialisten zijn door de KNMvD als zodanig
erkend.

Collega de Jong stelt weinig sympathie op te kunnen brengen
voor het feit dat wij recht menen te hebben op betaling voor
bewezen diensten, ook al hebben deze niet het resultaat opge-
leverd dat de eigenaar (en wij) wensten. Collega\'s van zijn
lichting zouden garant staan voor een succesvolle behande-
ling en desnoods de eventuele aanvullende kosten van op-
tredende complicaties zelf dragen, zo wordt gesteld.
Mogelijk heeft de Jong het stukje waar hij commentaar op
geeft, niet goed gelezen (zo betreft het geen zaak uit de dos-
siers van het Tuchtcollege, zoals hij stelt) en heeft hij zich
meer laten leiden door de illustratie dan door de inhoud. Ech-
ter, gezien de opmerkingen van De Jong is het waarschijn-
lijker dat zijn oordeel voornamelijk gebaseerd is op de ge-
dachte dat \'vroeger alles beter was\', geen rekening houdend

-ocr page 358-

met de vele facetten van hedendaagse praktische diergenees-
kunde. De stelling datje naar je beste kunnen moet afmaken
waar je aan begonnen bent, inclusief de complicaties, gaat
voorbij aan de ruime mogelijkheden tot verwijzing die er te-
genwoordig bestaan. In de wereld zoals beschreven door col-
lega De Jong, komen blijkbaar ook geen complicaties voor
die niet worden veroorzaakt door de behandelend (dieren)arts
maar door de aandoening zelf Hetzelfde geldt kennelijk ook
voor eigenaren die iedere vorm van redelijkheid afwijzen met
als doel hun financiële verplichtingen te ontlopen.
Ik zou het van harte toejuichen dat het verslag van mevrouw
Boissevain over deze casus een aanleiding zou vormen voor

Ingezonden A. Heijn

Geachte redactie.

Met verbazing heb ik \'Uit de redactie\' gelezen in het
Tijd-schrift voor Diergeneeskunde, deel 132, aflevering 5,
I maart. Hierin wordt onder andere de aandacht gevestigd op
het artikel \'Verplicht genezen?\' van laira Boissevain (bladzij-
de 173 in dezelfde aflevering van het TvD). Een veel voorko-
mend probleem wordt beschreven: een eigenaar weigert de
kosten van complicaties van een op zich succesvolle ingreep
te betalen. De eigenaar weigert ook mee te werken aan een
aangeboden second opinion. De kantonrechter komt er aan te
pas en stelt de dierenarts in het gelijk. Einde verhaal zou ik zo
zeggen. Maar nee, in het editorial stelt collega Marten de

Reactie Marten de Jong

Geachte redactie,

In het voorwoord voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
wordt een poging gedaan de lezer te attenderen op bepaalde
artikelen die in die editie gepubliceerd worden. Daarbij
worden aspecten aangedragen waarom deze artikelen of
berichten in het bijzonder de aandacht van het betreffende
lid van de Wetenschappelijke Redactie hebben getrokken.
De bijdrage \'Verplicht genezen\' van de hand van laira Bois-
sevan trok mijn bijzondere aandacht in het I maart-num-
mer. Wat mij na het lezen van het verhaal raakte, was: weer
een situatie waar dierenarts en cliënt geen of een onvolledi-
ge communicatie hebben gevoerd over in dit geval de bij-
komende kosten van complicaties na een operatie. Dat in
deze kwestie, zoals in het artikel verwoord, de dierenarts de
tussenkomst van de kantonrechter inriep, won niet mijn
sympathie.

Om dit soort problemen te voorkomen en dan met name die
ten gevolge van onverwachte complicaties, dient voorin
een oriëntatie omtrent onze verantwoordelijkheid bij het op-
treden van complicaties. Ik denk dat ieder van ons daarmee
wel eens geconfronteerd wordt. Echter, een dergelijke discus-
sie moet gebaseerd zijn op rationele argumenten en kennis
van en inzicht in de (organisatie van de) moderne diergenees-
kunde. Opmerkingen als die van collega De Jong dragen naar
mijn idee weinig aan deze opinievorming bij, ze zijn enkel
kwetsend. Het stelt mij dan ook erg teleur dat het TvD bijdra-
gen als deze in haar redactionele commentaar opneemt.

B. E. Sjollema, specialist chirurgie der gezelschapsdieren.

Jong, niet gehinderd door de overwegingen van de rechter:
"Ik kan in dit geval weinig sympathie opbrengen voor de
\'specialisten\'", die de kosten van een complicatie na een in-
greep doorberekenen aan de eigenaar. Collega De Jong is
naar zijn zeggen nog van de lichting waarbij de extra te leve-
ren zorg in de prijs is inbegrepen.

Beide opmerkingen mag hij plaatsen. Aan de borreltafel. Niet
in het officiële orgaan van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde.

A. Heijn, dierenarts, specialist oogheelkunde

het traject duidelijker gecommuniceerd te worden dan he-
den ten dage schijnt te gebeuren. Zo mogelijk kan het een
en ander op \'zwart op wit\' gesteld worden. Maak de cliënt
duidelijk wat deze te verwachten heeft wanneer er onver-
hoopt complicaties na een operatie optreden. Suggesties uit
de \'oude doos\' waren bedoeld om zonder tussenkomst van
rechters tot oplossingen te komen.

De ingezonden brieven hebben aan deze \'preventieve\'
mogelijkheden echter geen aandacht geschonken. Mijn hoop
was gevestigd op mededelingen van practici die deze pro-
blematiek wel volgens een praktijkprotocol hebben afge-
dekt. Mogelijk kan in dit tijdschrift nog eens aandacht wor-
den besteed aan het bespreken van dergelijke protocollen.

Hoogachtend,

Marten de Jong

-ocr page 359-

Pie Medical Benelu)

Echoscopie

voor elke toepassing

Ontdek nu wat de nieuwe MyLab30Vet u te bieden heeft

• Echoscopie voor ell<e toepassing

• (Draagbare) topkwaliteit is nu realiteit

• Uitmuntende zwart/wit beeldkwaliteit

• Uitbreidbaar naar PW-, CW- en Kleuren Doppler

• Zeer draagbaar, gewicht < 9kg

• Compass M-mode voor cardiologie

• Digitale archiverings- en netwerkmogelijkheden

• Beeldopslag, inclusief dneloop, op CD of USB-stick

• Uitgebreide veterinaire applicaties, meetpaketten en rapporten

. Phased Array, (Micro) Convex, Linear en Rectaal transducers (2,5-15 MHz)

(f)saote

piemedical

www.esaote-piemedical.nl

PIE riEDICAL Benelux B.V.

Postbus 1132. 6201 BC Maastricht. Phillpsweg I. 6227 AJ Maastricht, T 043-3824650. F 043-3824651 E: biniluilgpit.nl
PIE MEDICAL Benelux N.V./S.A.

Diegemstraat 46, 1930 Zaventem. T 02-7214476, F 02-7214716 t: btnti««® pii.nl

MyLab30i

-ocr page 360-

Medical Pet Shirts® Verkoop Organon Biosciences

Medical Pet Shirts introduceert een
shirt voor honden en katten, dat goede
bescherming biedt na een operatie (in
plaats van een kraag) en bij huidziek-
ten, loopsheid en incontinentie. Het
zorgt ten opzichte van de kraag voor
minder stress, angst en onzekerheid
na een operatie en houdt de patiënt na de operatie op tempe-
ratuur. Doordat het nieuwe shirt niet strak om de buik zit,
komt er voldoende lucht bij de wond, die daardoor droog
blijft. Het shirt is aan de binnenkant van de buikzijde licht-
blauw, waardoor controle op wondvocht kan plaatsvinden.
Bij veel wondvocht kan aan de binnenzijde van het shirt of
tussen de dubbele laag bij de buik een inlegkruisje worden
aangebracht. Bij loopsheid of incontinentie kan het shirt
worden voorzien van een maandverband of inlegkruisje.
Door de geopende achterzijde kan het shirt gemakkelijk wor-
den aan- en uitgetrokken.
Informatie:
info@medicalpetshirts.com.

Cepetor® voor sedatie

Cepetor is een medetomidine HCl-oplossing van één milli-
gram per milliliter voor injectie voor de hond (intramusculair
of intraveneus) en de kat (intramusculair). Het is bij de hond
geïndiceerd voor sedatie om het hanteren te vergemakke-
lijken en als premedicatie voor algehele anesthesie. Bij de kat
kan het middel worden gebruikt in combinatie met ketamine
voor algehele anesthesie bij kleine, kortdurende chirurgische
ingrepen. In de bijsluiter is een uitgebreide doseringstabel
opgenomen. Het middel wordt geleverd in een flacon van tien
milliliter.

Informatie: 0348-563434.

Terason T3000 Laptop Ultra-
sound Systeem

Biomedic Nederland B.V. toont op de Voorjaarsdagen het
nieuwe Terason T3000 Laptop Ultrasound Systeem. Dit com-
pacte apparaat draait als Windows-applicatie op een stan-
daard laptop. Door de bekende Windows-structuur is het ap-
paraat erg gebruiksvriendelijk. Het compacte formaat en het
lichte gewicht van de T3000 maken het eenvoudig een dier
op verschillende locaties te scannen. Het apparaat optimali-
seert op deze manier de werkstroom in de praktijk.
Het ultrageluidsysteem biedt naast een hoge beeldkwaliteit
de mogelijkheid beelden te verwerken via het netwerk en tot
vijftigduizend beelden op de harde schijf op te slaan. Het ap-
paraat ondersteunt verschillende types transducers voor
diverse applicaties. Mede door de transducer voor veterinaire
toepassingen is het apparaat uitermate geschikt voor de dier-
geneeskunde.
Informatie: 036-5463000.

Nieuws
van de
industrie

Akzo Nobel heeft op 11 maart 2007 Organon Biosciences,
waar Intervet een deel van is, verkocht aan Schering-Plough,
één van de grootste farmaceutische ondernemingen ter
wereld. De \'animal health\'-divisies van Schering-Plough en
Intervet blijven actief op hun huidige locatie. Op farmacie-
gebied blijven het management en de sterke competenties ge-
vestigd in de Verenigde Staten, maar Boxmeer wordt de
nieuwe locatie van de wereldwijde activiteiten op het gebied
van diergeneeskunde.

Omdat de bestaande bedrijven elkaar zo goed aanvullen in de
nieuwe onderneming, zal voor de meeste medewerkers van
OBS en SGP geen sprake zijn van overlappende functies.

Artuvetrin® Serum Test

Afgelopen jaar heeft Artu Biologicals een betrouwbare in-
vitro allergietest geïntroduceerd: de Artuvetrin® Serum Test.
De kwaliteit van deze test in combinatie met de wijze waarop
de uitslag wordt gecommuniceerd, is enthousiast ontvangen
door zowel dermatologen als practici.
Deze serologische test kenmerkt zich door een hoge specifi-
citeit en sensitiviteit. In de test wordt de in het serum aan-
wezige allergeenspecifieke IgE via de Fc-receptor gebonden
en zichtbaar gemaakt. Omdat de fabrikant een eigen produc-
tiefaciliteit heeft (een GMP-gecertificeerd laboratorium) kan
zij als enige in Europa dezelfde grondstoffen gebruiken voor
allergiediagnostiek als voor de hierop gebaseerde allergeen-
specifieke immunotherapie. Tijdens de voorjaarsdagen wordt
een interessante introductiekorting op de test aangeboden.
Informatie: 0320-267900.

Parasietenbestrijding op maat

Bayer Animal Health startte op 23 maart jongstleden met een
nieuw concept van parasietenbestrijding bij hond en kat.
Ondanks alle voorlichting ontwormt 25 procent van de eige-
naren nog steeds niet en 55 procent maximaal een a twee keer
per jaar. Slechts achttien procent houdt zich aan de adviezen
van de dierenarts op het gebied van vlooienbestrijding.
De producent meent dat eigenaren zich onvoldoende aan-
gesproken voelen door de algemene of gestandaardiseerde
adviezen en gaat daarom laagdrempelige voorlichting ver-
strekken aan eigenaren. De nadruk ligt hierbij op het verkrij-
gen van een bestrijdingsadvies op maat bij de dierenarts. Voor
dit doel zijn een aantal levenswijzen van hond en kat uitge-
werkt, die een eigenaar door middel van een vragenlijst kan
herkennen bij het eigen dier. Het concept is herkenbaar
gemaakt door het terugkerende thema \'Lucy en haar hond
Banjo\' en een bijbehorende interactieve website. Deze vorm
van voorlichting wordt op dezelfde wijze gebruikt in ver-
schillende Europese landen.
Informatie:
www.lucyandbanjo.nl.

-ocr page 361-

Cortavance® en Telizen®

De stand van Virbac op de Voorjaarsdagen zal in het teken
staan van de introductie van twee nieuwe producten. Corta-
vance is een nieuwe generatie glucocorticoid voor uitwendig
gebruik bij honden met jeuk en huidontstekingen (lesies).
Het bevat hydrocortisonaceponaat, dat zestig keer krachtiger
is dan het huidige hydrocortison. Het wordt snel in de huid
opgenomen en vervolgens opgeslagen, geactiveerd en geme-
taboliseerd. De penetratie naar de bloedbaan is verwaarloos-
baar (0,2 procent).

Telizen is een voedingssupplement voor hond en kat op basis
van L-theanine. Dit heeft een GABA-erge werking, wekt
a-hersengolven op en bindt competitief aan de glutamaatre-
ceptoren. Deze systemen zorgen samen voor een kalmerend
effect, waardoor angst en stress bij hond en kat verminderen.
Informatie: 0342-427127.

Voorjaars-goede-doelen-dagen

Tijdens de Voorjaarsdagen kan voor de tweede keer worden
meegedaan aan de Voorjaars-goede-doelen-dagen van Vir-
bac. Dierenartsen en assistenten kunnen bij de stand een
klein, lokaal goed doel voor dieren aandragen, dat kans maakt
op een bedrag van duizend euro. Tevens zijn er voor de twee-
de en derde plaats twee prijzen te winnen van elk vijfhonderd
euro. De stand van de organisatie is te vinden in de Europa-
foyer 2, standnummer 18.
Informatie:
www.virbac.nl.

Kant-en-klare dieetvoeders voor
paarden

Aangepaste voeding kan bij specifieke aandoeningen van
paarden het herstel bevorderen, de klachten verminderen en
een eventueel recidief voorkomen. Daarom horen voeradvie-
zen thuis in het therapeutisch arsenaal van elke paarden-
dierenarts. Sanéqui introduceert een reeks kant-en-klare
dieetvoeders voor paarden met verschillende lichamelijke
klachten. Deze voeders worden alleen verkocht door de
dierenarts. Er zijn dieetvoeders voor de volgende problemen:
hoefbevangenheid, herhaaldelijke spierbevangenheid, her-
haaldelijke gaskoliek en/of verstoorde dikke darmflora, her-
haaldelijke verstoppingkoliek, zieke paarden die slecht
(kunnen) eten, herstellende paarden na een operatie en oude-
re paarden met gebitsslijtage. Acht paardenpraktijken in Ne-
derland en Vlaanderen hebben de voeders in de praktijk ge-
test. Zij meldden een goede acceptatie door het paard en de
eigenaar, goede gezondheidsresultaten en tevreden klanten.
Na een instructiebijeenkomst met een voedingsspecialist van
de producent kan de dierenarts zelf de voeders gaan inzetten.
Op de website is alle informatie te vinden over de voeders en
hun toepassing. Er is een eigen afgeschermd gedeelte voor
dierenartsen met informatie, bestelmogelijkheden en \'order
tracking\'.

Informatie: www.sanequi.nl.

Segmentale aplasie van de uterus en hydrometra bij een geit

M. Batista, D. Alamo, M.J. Caballero, F. Gonzólez, F. Cabrera, N. Rodriguez, A. Espinosa and A. Cracia. Segmental aplasia of
the uterus associated with hydrometra in a goat. Veterinary Record 2006;
159; 597-598.

Segmentale aplasie van de uterus is
een aangeboren afwijking, die geken-
merkt wordt door het ontbreken van
één of meer gedeelten van één of
beide uterushoornen. De aandoening
is het gevolg van een segmentale em-
bryonale stoornis in de ontwikkeling
van de buis van Müller en komt voor-
al voor bij het varken en het rund. Bij
het rund is de afwijking vooral bekend bij de \'white heifer
disease\', een erfelijke aandoening die vooral voorkomt bij
witte shorthornrunderen.

In dit artikel wordt een beschrijving gegeven van een geval
van segmentale uterus-aplasie bij een veertien maanden oude

Referaten

\'canarian goat\', die gepaard ging met hydrometra. De
diagnose \'hydrometra van beide uterushoornen\' werd ge-
steld via echografisch onderzoek en werd bevestigd bij
laparoscopie en bij het postmortale onderzoek. Bij de
sectie werd tevens segmentale aplasie van het corpus uteri
en van beide uterushoornen aangetroffen.
Volgens de auteurs is dit de eerste beschrijving van een
geval van segmentale aplasie van de uterus bij de geit. Wel
is er al in 1985 een geval van segmentale aplasie van de
cervix bij de geit gepubliceerd. Ook daarbij kwam tevens
hydrometra voor.

Th.A.M. Elsinghorst

-ocr page 362-

l/èâ/^AAnÀ^Cfif

Stand nnT\'

X Rimifinsomg^

^ tabletje« voor honden ^ Rj^jfjn 100 mg

TA8LnTEIIV00RH0HDEII

cAimfo

9 m ^m

imifin

Werkzame stof carprofen

Voor behandeling van pijn door spier- en
gewrichtsaandoeningen en post-operatieve
pijn bij de hond

20 mg, 50 mg én 100 mg

Geblisterde tablet met breukstreep

Flexibele, geregistreerde dosering

RIMIHN 20 mg, 501M mt UUtOen voor honden

Rnifin 20 n« REG NL 10431 UDA / Rirrifin SO mg REG NL 10432 UDA / Riwfin 100 mg REG NL 104» UDA

i. Cirprofen 20 trç / 50 mg /100 mg pw ubfet. OoekJw: Hond. imÜcMti: Hond: Vertchting van de ofSstdüng en de pr «roorzaaia door sketaspefaandoow^ «n degenefaoevt »

n. Na parerterate analges« bij (te behanóeing van posloperabeve pifi. Contra ndKatiest Niet gebniken b« kanen. Niei

aopjettif«
ge#c vefdedde doses, Mhankel#

geboAcn bij drachbge of z<^ende teven. Nm gebojAen b« pups jonger dan 4 maanden. Nia gebrwken bf ovtrgevoelgheid «of de actieve ao( ol een van de hulpaolfen. Nw getruiken Uj honden (te aan een hart-, tew- o( nieniekie teden. oJ indien de mogel^Jwd van g^-.mesiin^ liceraüe\' ot bloedir« bestaat of n^ er
van Moeddyscrasie- 6«)w«rióngen: Oe typische ongewenste e«eaen van NSAID s.
k»* braken, ödue sloelgang/dan«, oea* bkxd in de onü»tin& geini aan eedusi en leitiafgie. «in gemeld- Deze b^wertjngen doen neh doofgaans t^ de tcnu beh*idefc^s«ek voof; ze vee« v»i vDoit«aande aard en wrdw^
van de behandeln^ maar In leer iMK«te*e gevalen kinnen ze emsog
ot zelfs dodeijk ojn, Ooseri«« en loed^: \\t«f oote toedienng, 4 mg ca^jfofen per 1« khaamsgewcht per dag, Een aamangsdosis van 4 mg cannKen per kg IdaanBeMcht per dag, toe^dend ab één enkde d«^ dosis ot
van de kinsche napons, kan de dage^se dosis «orden vertaagd. Oe behandeIngsAwr han^ at van de >«»genomen respons. Een lanpluhge behandeir« itn onder regeknaüg iSergeneeskundig toezicht le fftxmw. Om het ani^eisdi cn ontstebr^sremrwnd effect posiopenbd te vtrien^, kan .
mei carproten neoies gevolgd vwfden door uWeOen carprofen van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen. De vemeide dosis n« ovend>n(den. Speciale waarschmnngen: r«et gebruken b« dnchijge en/d lacterende leeftes. Het ^bfu* b^ oude honden kan bommende risico\'s mei nch meebrengen Inden zuk »
de tonden onder z»sA*tg kfewch »ezicN le houden. VamI het gebn«k b« gedeMraieerde. hypovatemisdK of hypotensieve dww, m deze gevallen is a een poienbeel vcrtwogd risico van niefve»Kft«jng Ge^kl*«g toed^ vw mutK^ <te n«f«rglft«png kunnen veroonaken ckeni

n le worden. Omige ntormatie: UAsluHend voor

jndiggebruïc levering ifltskitend op recept van de dierenans. DisthbuleurrEurovci Animal Healih BV, HandelsMg 25,5531 AE Bladel, Verdere nformabe is op aanvraag verien^r bi| de beu

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel, Tel 0497 54 43 00

-ocr page 363-

De wittebroodsweken zitten erop!

Een ongebruikelijke titel voor een voorzitterscolumn, maar bij uitstek van toepassing op dit stuk. Het
eerste haljjaar van mijn voorzitterschap zit erop en dus is het een goed moment om terug te blikken op re-
cente ervaringen. En dat zijn er vele, van een zeer gevarieerd karakter, maar met één gemeenschappelijk
aspect: de warme ontvangst van al die leden die ik inmiddels (opnieuw) heb mogen ontmoeten.
Uiteraard betekent dit niet dat er geen discussie was; vaak leidde dat alleen maar tot een beter gesprek
en een versterkt onderling begrip. Het is zeker niet allemaal \'koek en ei\' binnen veterinair Nederland,
maar de bereidheid om met elkaar te praten en naar elkaar te luisteren is aanwezig en vormt de basis
voor verdere ontwikkeling.

Hoopvolle ontwikkelingen en mooie momenten zijn er zeker ook te benoemen. De ontwikkeling van het
conceptbeleidsplan 2008-2011, de discussie over de doorgaande herstructurering van de vereniging, de
oprichting van de Groep Geneeskunde Landbouwhuisdieren, de recente veterinaire managementdag, de
workshops veterinaire ergonomie en de binnen afzienbare tijd op te richten
Stichting Paard, zijn hier voorbeelden van. De directe samenwerking met
de collega-bestuursleden en de bureaumedewerkers, de contacten met de
collega \'s in de raad van toezicht en in de verschillende groeps- en regiobe-
sturen, het verloopt zonder uitzondering collegiaal en constructief.
Eén ding wordt weer heel duidelijk in deze korte periode: de diergeneeskun-
de in Nederland is een kleine, zeer kleine wereld waarin iedereen de ander
van min of meer dichtbij kent. Dit zorgt soms voor heftige discussies, maar
leidt vaker tot een hechte samenwerking waarin de betrokkenen zich kunnen
vinden, maar waarvan ook vele anderen profijt kunnen hebben. Kortom, we
gaan op de ingeslagen weg door en maken er gezamenlijk iets moois van.
Hominum Animaliumque Saluti!

Ludo J. Helllebrekers, voorzitter

Voorzitters-
column

Evaluatie Verordeningen Al en NCD

ggl

groep

gezondheidszorg
landbouwhuisdieren

Albert Vink

Op 14 februari 2007 is de Groep
Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren formeel opgericht. Tegelijk
zijn ook de Vakgroepen Gezond-
heidszorg Rund, Varken en Pluim-
vee ontstaan. Groot voordeel van
deze organisatieverandering is dat
vakgroepoverstijgende vraagstuk-
ken voortaan centraal, breed ge-
dragen en ondersteund met meer kennis ter hand worden
genomen.

Uiteraard blijft het belangrijk dat vanuit de vakgroepen
sectorspecifieke aanvullingen worden gegeven aan de centrale
organen, om vraagstukken zo breed en volledig mogelijk te
benaderen. Voorbeelden van deze vraagstukken zijn onder an-
dere POM/non-POM en de receptplicht, \'prudent use of anti-
biotics\', de MRSA-problematiek, dierenwelzijn en ethiek, het
veterinaire kwaliteitsdenken en de permanente educatie van
dierenartsen. Vraagstukken die op korte termijn spelen, speci-
fiek voor de Vakgroep Gezondheidszorg Pluimvee, zijn: de
evaluatie van de Verordening Monitoring Aviaire Influenza
2005 en de Verordening Vaccinatie Newcastle Disease 2006
van het productschap. Via de e-mail heeft de secretaris de
leden van de Vakgroep Pluimvee opgeroepen aan deze discus-
sie bij te dragen. Ik wil er nadrukkelijk op wijzen dat het niet
de bedoeling is dat het gehele traject dat tot deze verorde-
ningen geleid heeft, opnieuw zal worden doorlopen. In de
e-mail werden met name aandachtspunten van deze verorde-
ningen genoemd waarover specifiek opmerkingen en/of advie-
zen van betrokkenen worden gevraagd. Op dit moment ervaren
de belanghebbenden de rol van de dierenarts in de monitoring
en preventie van besmettelijke pluimveeziekten als noodzake-
lijk en zeer waardevol. Door zijn deskundigheid is de dieren-
arts bij uitstek geschikt in een vroeg stadium een mogelijke
uitbraak te signaleren en daar adequaat op te handelen. Tevens
kan hij in het kader van dierziektepreventie waardevolle ad-
viezen geven om mogelijke nieuwe uitbraken te voorkomen.
Populistische leuzen die suggereren dat dierenartsen \'bloed-
zuigers\' zijn als zij meewerken aan de verplichte bloedmon-
stername in het kader van de bovenvermeldde verordeningen,
zijn hoogst ongewenst, brengen de beroepsgroep in diskrediet
en hebben alleen tot doel het persoonlijk gewin van de roepen-
de persoon te verhogen. Bij de bestrijding en de preventie van
zeer besmettelijke dierziekten als AI en NCD wordt van iedere
collega een professionele en deskundige inzet verwacht en een
positief kritische houding bij de te houden evaluatie.

GCL-
column

Albert Vink is voorzitter van de Vakgroep Gezondheidszorg
Pluimvee van de GGL

-ocr page 364-

Kom tijdens de voorjaarsdagen naar het Vet-Café De Molen!

De KNMvD, NDC, CCC, Week van het Huisdier, CCP en DSK heten u van harte welkom.

Bestuurleden van alle organisaties voor al uw vragen.

De openingstijden van het café zijn vrijdag 27, zaterdag 28 april en zondag 29 april (van 9.00 - 18.00 uur, op zaterdag is het café
een half uur langer open)

Wat vindt u in het café?

Doorlopende demonstratie www.dierenarts.tevreden.nl.

• Gratis aanvulling Atlas voor gezelschapsdierenartsen van de • Alle informatie die u nodig heeft over de Week van het huisdier.
GGG. • Het bestuur van DSK.

• NDG heeft een leuke verrassing voor u in petto.

• Happy Hour met borrelhapjes op zaterdag 28 april om 16.30 uur. Tot ziens in het Vet-Café De Molen!

-ocr page 365-

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 3, maart 2007

U bent van harte welkom!

Tijdens de Voorjaarsdagen van 27 tot
en met 29 april opent het Vet-Café de
Molen weer haar deuren. In het café
vindt u de KNMvD, de GGG, de
NDG, de Week van het huisdier, de
_ _ GGP en de DSK. Bij de KNMvD-

en GGG-stands kunt u alles vragen
over het tcvredenheidsonderzoek van
Tevreden.nl. De hele dag door worden er demonstraties gege-
ven. U kunt online bekijken hoe u klanttevredenheidsonder-
zoek kunt inzetten in uw praktijk. Bij de GGG kunt u een
aanvulling op uw atlas krijgen; deze is gratis omdat de GGG
60 jaar bestaat. Het nieuwe thema van de Week van het huis-
dier is \'Dier & Taal\'. Ook de dames van de Week van het
huisdier vindt u weer in het café. Kortom, wij ontmoeten u
graag in het Vet-Cafe De Molen.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman.

Workshop Veterinaire Ergonomie een succes

De eerste drie workshops Veterinaire Ergonomie zijn goed
ontvangen door de deelnemers. De combinatie van theorie en
actief bezig zijn met een paard en een hond spreekt de deel-
nemers aan. Wilt u ook meedoen, dan is vooraanmelding
voor de workshops noodzakelijk. U kunt zich aanmelden via
www.knmvd.nl en www.paod.nl. Inmiddels is ongeveer de
helft van de plaatsen gevuld. Deelname is gratis. Voor deze
cursus zijn accreditatiepunten aangevraagd en de nascholing
wordt geregistreerd.

Meer informatie: bureaumedewerker Harm Haverkamp.

Inventarisatie knelpunten hygiëneverordening

Er bestaan nog veel vragen over de nieuwe regels die voortko-
men uit de hygiëneverordening. Om uiteindelijk duidelijkheid
te krijgen van het ministerie van LNV en de VWA, hebben de
landbouwhuisdierenartsen op 31 januari een nieuws-e-mail
ontvangen waarin werd gevraagd knelpunten kenbaar te ma-
ken. De Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer (voorheen de
Groep Geneeskunde van het Rund) heeft een groot aantal re-
acties op deze e-mail ontvangen, waarvoor dank. Naar aanlei-
ding van deze reacties is een inventarisatie gemaakt. Deze zal
binnenkort worden besproken met het ministerie en VWA.
Zodra dit overleg is afgerond, informeren wij u verder.
Meer informatie: portefeuillehouder Arjan den Hertog,
bureaumedewerker Hugo de Groot.

B&B
Bulletin

Ontwikkelingen richtlijn diergeneesmiddelen (POM -
nonPOM)

Per 1 oktober moet de richtlijn over de registratie en de kana-
lisatie van diergeneesmiddelen (2004/28/EU) in Nederlandse
regelgeving geïmplementeerd zijn. Vanaf dat moment dient
er gewerkt te worden met recepten voor de voorschrijfplich-
tige middelen. Let wel: de WUD wordt niet aangepast!
De KNMvD is op een aantal manieren actief om haar wensen
op het gebied van deze regelgeving kenbaar te maken, zowel
via de Klankbordgroep Kanalisatie Diergeneesmiddelen, die
door LNV in 2004 in het leven is geroepen, als via de Werk-
groep Veterinair Recept (een samenwerking tussen KNMvD
en GGL).

Verder is er door de recente ontwikkelingen met betrekking
tot MRSA in de varkenshouderij in de samenleving veel aan-
dacht voor diergeneesmiddelengebruik. Ook de toename van
het antibioticagebruik in de veehouderij van de laatste jaren
staat ter discussie.

Aandachtspunten voor de KNMvD zijn:

• het format van het recept;

• het behoud van het voorschrijfrecht van de dierenarts;

• een prudent gebruik van diergeneesmiddelen;

• het voortbestaan van de apotheekhoudende dierenarts -
ook in toekomst;

• een overzicht van het diergeneesmiddelengebruik (anti-
biotica).

De KNMvD zet in op de volgende punten:

• Een zoveel mogelijk digitaal recept, met een unieke iden-
tificatie van dit recept. Dit moet niet met teveel administra-
tieve lastenverzwaring gepaard gaan. De wens gaat ook uit
naar een uniform recept (conform het voorstel van de
FVE).

• Een vaste één-op-één relatie tussen veehouder en dieren-
arts (verankerd in de private en publieke regelgeving).

• Het (laten) voeren van een centrale registratie over de
voorgeschreven diergeneesmiddelen, met name de antibio-
tica.

U wordt van de nieuwste ontwikkelingen op de hoogte
gehouden. Noteer wel alvast 19 juni in uw agenda, want dan
zal er een symposium worden gehouden met als titel \'Op
recept\'. Deze dag zal volledig worden ingevuld met onder-
werpen als antibioticagebruik en aanverwante zaken. Binnen-
kort ontvangt u hierover meer informatie.
Meer injbrmatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker.

Sluitingsdata voor kopij

Deadline1)

dinsdag 10-04-2007
dinsdag 01-05-2007
maandag 14-05-2007
dinsdag 29-05-2007

Aflevering:

01-05-2007
15-05-2007
01-06-2007
15-06-2007

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl.

-ocr page 366-

Veehouder en Dierenarts vernieuwd

Johan Klein Haneveld

Veehouder en Dierenarts is al twintig jaar een veelgelezen
relatiemedium voor de veehouders in de dierenartsen-
praktijk. Het brengt elk kwartaal praktische artikelen
over een grote diversiteit aan onderwerpen, zonder uit-
zondering van belang voor veehouders en helder geschre-
ven. Op 1 april verscheen het nieuwste nummer, met een
volledig vernieuwde opmaak: een prettig leesbare letter,
frisse kleuren en prachtige foto\'s.

Veehouder en Dierenarts is uniek in Nederland, omdat het
specifiek veterinaire voorlichting geeft voor de veehouder en
omdat er meerdere soorten landbouwhuisdieren worden
behandeld. Het tijdschrift wordt samengesteld door enthou-
siaste dierenartsen met ruime praktijkervaring en verschijnt
in januari, april, juli en oktober van elk jaar. Dierenartsen
kunnen het gebruiken als voorlichtingsmiddel voor de vee-
houders in hun praktijk, bijvoorbeeld in het kader van klan-
tenbinding. Denk daarbij ook aan de hobbyveehouders. De
artikelen in
Veehouder en Dierenarts zullen ook hen zeker
aanspreken. Met de nieuwe opmaak is het blad alleen maar
aantrekkelijker en prettiger leesbaar geworden.

Wormbestrijding en alpaca\'s

Veehouder en Dierenarts is niet alleen interessant voor vee-
houders, maar ook voor dierenartsen. Zo opent dit nummer
met het artikel \'Ziekte van Glasser: een oude bekende\'. Deze
ziekte treedt tegenwoordig weer meer op de voorgrond. Dit

artikel beschrijft de oorzaak en de symptomen van deze
moeilijk te herkennen ziekte en geeft adviezen over de thera-
pie en prevende. Elders in het tijdschrift krijgen veelgestelde
vragen over MRSA een antwoord.

Niet alleen bacteriën ontwikkelen resistentie tegen genees-
middelen, ook wormen. Het artikel \'Wormbestrijding bij
herkauwers en het paard\' geeft een helder overzicht van de
soorten die resistentie vertonen en de maatregelen die geno-
men kunnen worden om resistentie te beperken.
Een vast terugkerend onderdeel zijn de bedrijfsadviezen:
praktische adviezen voor de veehouder met betrekking tot de
gezondheid van zijn dieren, onder andere over diarree bij
schapen en geiten en het voorkomen van abortus, de kwaliteit
van het drinkwater bij pluimvee, koliek bij paarden door het
eten van zand, uierontsteking bij runderen en de klauwen-
check bij varkens.

Omdat het voorjaar is, krijgt de voortplanting extra aandacht.
\'De normale geboorte bij het rund\' geeft een helder overzicht
van het normale verioop van de geboorte bij het rund, met
veel praktische adviezen. Dit alles geïllustreerd door teke-
ningen van Henk Vrieselaar. Verder is er aandacht voor cysten
in de baarmoeder van het paard en het effect daarvan op de
vruchtbaarheid. Bij 22 procent van de gezonde, vruchtbare
merries komen cysten voor in de baarmoeder. Gelukkig
kunnen ze worden opgespoord en verwijderd.
Veehouder en Dierenarts slaat meer bijzondere soorten niet
over. Stond in een vorige editie nog een artikel over herten, in
dit nummer zijn het de lama\'s en alpaca\'s. Waar het artikel
\'Voortplanting bij lama en alpaca\' over gaat, laat zich raden:
alles over de voortplanting van deze dieren, tips voor de drach-
tigheidscontrole en bijzonderheden rond de geboorte. Ook niet
alledaags is het bedrijfsmatig houden van eenden en dit num-
mer beschrijft twee methodes om bij deze vogels bloed af te
nemen. Dat gaat namelijk anders dan bij ander pluimvee.

Abonnementen

- ^

Als u wilt proberen of Veehouder en Dierenarts iets is voor de
(hobby)veehouders in uw praktijk sturen wij u graag een
proefexemplaar toe, ook als u zelf in een abonnement geïnte-
resseerd bent. Stuur een mailtje met uw adresgegevens aan
veeh.en.dierenarts@knmvd.nl, of bel 030-6348900. Op de-
zelfde manier kunt u zich op
Veehouder en Dierenarts abon-
neren, ook voor de veehouders in uw praktijk. De abonne-
mentsprijs bedraagt 6,80 euro. De verzendkosten zijn bij één
tot vijf abonnementen 4,57 euro, maar nemen bij meer abon-
nementen af tot 18,20 euro voor meer dan 25 abonnementen.
Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan. Opzeg-
ging moet plaatsvinden voor 1 november van het lopende
abonnementsjaar. U kunt zich abonneren door uw naam,
adresgegevens, telefoonnummer en het gewenste aantal abon-
nementen door te geven via e-mail
{veeh.en.dierenarts@
knmvd.nl)
of schriftelijk aan Veehouder en Dierenarts, Ant-
woordnummer 7034,3990 TA Houten (postzegel niet nodig).

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het J\\]dschnft
voor Diergeneeskunde en Veehouder en Dierenarts.

-ocr page 367-

Dr. Kaspar Hendrik Hermans
(1925 - 2006)

memoriam

Kas Hermans werd geboren op 8 januari 1925 in IJzendijke, als zoon van een huisarts. In 1933 verhuisde het gezin naar Breda. In
1944 behaalde Kas het diploma gymnasium-fi, waarna hij zich in het juist bevrijde Breda met typerende daadkracht meldde voor de
militaire dienst.

De Landbouw Hogeschool in Wageningen waar hij zich eerst inschreef - hij wilde boswachter worden - verruilde Kas in 1946 voor
de studie diergeneeskunde in Utrecht. Hier bleek hij een vlot student, die volop deelnam aan het studentenleven. Hij was niet alleen
een actief lid van Veritas maar bovendien was hij de medeoprichter en de eerste voorzitter van het Katholiek Veterinair Dispuut.
In deze tijd leerde hij Will Vercauteren kennen met wie hij in 1952 trouwde. Samen kregen zij acht kinderen: vijf dochters en drie
zonen.

In 1951 kwam hij, net afgestudeerd, in Mill bij de grote praktijk van dierenarts Th. Moons. In de zomer van 1954 verongelukte
Moons en stond Kas alleen in de praktijk van zijn illustere collega. Moons was oprichter van de KI Land van Cuijk en zat in tal van
fokverenigingsbesturen en commissies. Aan Kas de zware taak deze man te vervangen. Dit lukte met hulp van onder andere collega
Claessens en dankzij Kas \'grote organisatietalent en de steun van Will. Het oorspronkelijke plan, een splitsing van de praktijk, werd
met de oprichting van praktijk Oploo (J. Goossens) al een feit in het najaar van 1954.

Kas\' directe optreden riep soms weerstand op bij zijn cliënten. Hij was stipt: afspraak was afspraak. Hij was een pragmatisch man
die er niet tegen opzag \'nieuwigheden \'proefondervindelijk toe te passen. Eigenschappen die in deze tijd van pas kwamen bij de soms
zware beslissingen op de boerenbedrijven. Hij was een \'ruwe bolster, blanke pit\'en verstond de kunst boerengezinnen in lief en leed
bij te staan. Kas verwierf een vaste plek in de Millse gemeenschap, waar hij actief was in de kerk, in besturen en in studiecommissies.
Hij gaf avondcursussen Gezondheidsleer aan oudere boeren en gaf les op de middelbare landbouwschool in Cuijk. Later, in Arnhem,
was hij docent microbiologie aan de analistenschool en corrigeerde hij voor het LOI de cursussen dierenartsassistent.
In Mill bood het jonge gezin Hermans gastxrij onderdak aan studenten en collega \'s die in de wintermaanden assisteerden bij de be-
strijding van tbc, abortus bang en mond-en-klauwzeer. Ook Van der Riet ondervond samen met zijn vrouw gastvrijheid toen hij zich
in 1959 aan de praktijk van Kas verbond, wat resulteerde in een blijvende vriendschap.

Na de moeizame jaren vijftig volgde in de jaren zestig de schaalvergroting en intensivering van het boerenbedrijf Kas\' interesse
voor zijn vak en zijn honger naar kennis leidden tot onderzoek en een proefschrift over de pluimveehouderij. In 1968 promoveerde
hij op
De productie van salmonellavrije slachtkuikens experimenteel benaderd. Op dat moment werkte hij al een jaar als directeur
van het slachthuis in Arnhem. Deze keuze voor een meer regelmatig bestaan was mede ingegeven door zijn instabiele gezondheid.
Helaas werd al in de loop van de jaren zeventig duidelijk dat het slachthuis zou sluiten, een proces dat Kas met veel empathie voor
zijn medewerkers begeleidde. Ook in Arnhem was Kas op kerkelijk en maatschappelijk gebied actief onder andere als voorzitter van
het sociaal interparochiaal charitatieve centrum en van de Joseph Sarto basisscholengemeenschap. Na zijn vervroegde pensionering
in 1983 bleef Kas het contact met collega \'s onderhouden.

Dieren speelden ook in het privéleven van Kas een grote rol. In de Millse bossen creëerde hij eigenhandig een recreatieplek. Hier
stond een zelfvertimmerde woonwagen naast een paardenwei en een zwemplas, een rustplaats voor een energiek en harmonieus ge-
zin. Ook in Arnhem hield Kas paarden en onthaalde hij familie en vrienden op tochten in de Veluwse bossen. Na zijn pensioen werd
dit minder en gaf hij de paarden op om met Will op caravantocht te gaan. Vanaf 1995 verslechterde zijn gezondheid. Als hobby koos
hij toen het fijnere werk: het vervaardigen van mozaïeken van glas in hout.

Kas Hermans overleed toch nog vrij plotseling, op 3 december 2006. De uitvaartdienst op 8 december in de Arnhemse Willibrordus-
kerk was een druk bezocht, warm en stemmig afscheid. Zoon Teun herdacht zijn markante vader: "Het was moeilijk voor hem zijn
kinderen uit handen te geven. Wat betreft hun partnerkeuze wilde hij alleen het beste voor zijn kinderen. Inmiddels vormen wij een
familie van zestien kinderen en negentien kleinkinderen. Vooral de laatste jaren is hij samen met moeder meer van ons allemaal gaan
genieten. Hij was zeker vader voor zijn kinderen en trotse opa voor zijn kleinkinderen. Moeder is altijd zijn grote steun en zijn grote
liefde geweest. Samen zijn ze bijna 55 jaar getrouwd en voor moeder ging hij door dik en dun. Hij deed alles voor haar, ondanks zijn
lichamelijke kwaaltjes, vader had altijd wel ergens een lapje, en zijn markante karakter Lieve vader, je bent gestorven zoals je had
gehoopt en daarmee is je laatste wens in vervulling gegaan. Je was \'gene makkeleke\', maar we zullen je missen. Moeder, wij zijn er
voor je!"

Moge het Will, zijn kinderen en zijn kleinkinderen tot troost zijn dat Kas na een zeer intensief en niet altijd makkelijk leven nu rust
heeft gevonden.

Teun Hermans, Kees van der Riet

-ocr page 368-

Conculega\'s in het zuiden

Alle regio\'s zetten zich in om zoveel
mogelijk leden te betrekken bij de
vele activiteiten die de KNMvD ont-
wikkelt.

Onlangs slaagde regio Zuid er weer in
om met een aansprekend programma
ongeveer zeventig leden warm te krij-
gen voor het thema \'concurrentie tus-
sen beroepsgenoten\', conculega\'s dus.
Enkele behartenswaardige ideeën van gastsprekers en leden
in de zaal:

• Ontwikkel je éigen bedrijfsbeleid en maak dat inzichtelijk,
meetbaar. Met andere woorden: laatje niet leiden door je
buren, maar maak je eigen bedrijfsplan.

Maatschappij

nieuws

• Wees niet te benauwd voor vormen van samenwerking,
bijvoorbeeld in de sfeer van investeringen.

• \'Landjepik\' en prijsconcurrentie zijn doodlopende routes;
ontwikkel liever je sterke punten.

• Doe aan marktonderzoek: wat willen je klanten, ken je ze
wel? Hoe is je markt gesegmenteerd en speel je daarop in?

Onder leiding van de onnavolgbare spreekstalmeester Jan
Hulsen maakte de zaal een SWOT-analyse van de eigen situa-
tie. Dopharma-directeur Wijnand de Bruin en Philippe Rup-
pert, directeur van Virbac - ook conculega\'s - prikkelden de
aanwezigen tot een aanstekelijke manier van zelfreflectie.
Voorzitter Ludo Hellebrekers van de KNMvD sloot de
geslaagde avond af

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Ankringa, Mevr. N.; 2004; 3721 JD Bilthoven;
Kometenlaan 127.

Cammelbceck, Mevr. S.E.; 2006; 8121 PR Olst;
Boxbergerweg 3.

Herder, Mevr. EL.; 2006; 7437 CS Bathmen; Ste-

_ gemanskamp 22.

Koorevaar, Mevr. C.A.F.; 1992; 2975 BK Otto-
land; B 120.

Kramer, Mevr. A.H.; 2006; 3330 Taupo Nw-Zee-
land; Elizabeth Street 1-40.
Lugt, TT van der; Pretoria 1983; 3772 SR Brandeveld; Wildzoom 28.
Meulenbroek, EJ.M.; 2007; 3513 AK Utrecht; Amsterdamsestraatweg 98 b.
Noordhof. Mevr. J.ER.; 2006; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 397.

Personalia

Prins, Mevr. J.J.E; Gent 2006; 4451 RK Heinikenszand; Boerendijk 4.
Smids, Mevr. M.Y.L.; Gent 2005; 6374 HB Landgraaf; XroerebeiB 5.
Verkerk, Mevr. M.J.; 2006; Apartado 23, Garrucha 04630; Almeria Espana.

Overlijdensberichten:

Op 15 maart 2007 H.J.G.M. Duijsens te Lieshout.
Mutaties:

Kamps, E.; 1971; 9204 KE Drachten; Sydwende 28; tel. privé: 0512-522673;
E-mail privé: e.kamps@hetnet.nl;
r.d.

Meijer, Mevr. E.; 2006; 3582 TH Utrecht; Gruttostraat 10; tel. privé: 030-
2144409;
tel. privé mobiel: 06-20291345; E-mail privé: ellen_meijerl980@
hotmail.com.

Staller, D.; 2005; 1541 NN Koog a/d Zaan; Mosterdland 8; tel. privé mobiel:
06-24987760; E-mail privé:
daanstaller@hotmail.com.-, p., paarden; tel. prakt.:
06^3246772.

MELOXIOYL* SamensttlliAg pir ml: mdoiicam I.S mg, natnum-
bentoaal 2 mg. Indicaties: Neloiicam it «n niei-ittroidaal anii-
inflammaioir gïnwsmiddd (NSAID) en g«ft «rlichling van ontjteking
en pijn bij tmnl
acute als chniniidie undotningen nn hei
bewegingupparaat. Contra-indiuties: Niet gebniiken bi| drachtige
of melkgevende dieren. Niet voor gebmik bi| dieren die lijden aan
gaitro-iniestinale afwijkingen
2oab iniade en bloedingen, verminderde
lever-, hart- of nierfunctie en siollmgtstoormuen. Niet gebnjiken bi|
overgevoeligheid voor het «erkiame bestanddeel ol een van de hulp-
stoffen. Niei gebniiken bi| honden jonger dan
6 weken.
Bijwerkingen: T]rpisdie bijwerkingen van NUlDs »als vennindering
van de eetluiu braken, diarree, occult laKaal bloed en apathie werden
af en toe gemeld Doeldier Hond. Dosering: Voor oraal gebruik.
Goed schudden voor gebmik. Gemengd mei voer toedienen, De
aanvangsbehandeiing is een éénmalige dosis van 0.2 mg mek)xiam
per kg liéaamsgewicht op de eerste dag. De behandehng dient te
worden voortgetet met een onderhoudsdosis van 0.1 mg meloxicam
per kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag. Waarschuwingen:
penonen met een bekende overgevoeligheid voor NSAIDs moeten
conuct met hel diergeneesmiddel vermijden. Uitsluitend voor dier-
geneeskundig gebmik. EU/2/Oi/070/00[ (10 ml). EU/2/06/070/002
(32 ml), EU/2/Oi/070/00} (100 ml) ■ UDA

CEVA SANTE ANIMALE

Fbstbu! 67.2670 AB Naaldwiik.
Tel. 0174-643930, Fax 0174-643924
E-mail: info@ceva.nl, Intemet www.cevanl

èioKidyr

orale meloxicam vloeistof

NSAID voor pijnbestrijding bij honden

gemakkelijk te geven
gemakkelijke acceptatie

smakelijke orale vloeistof

twee spuiten per verpakking,
accuraat voor elk gewicht

(CEVA

^AHIE ANIH«l{

-ocr page 369-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

\' informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert l\\Aeijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

Vet-Med-Lab

Kies, net als ruim tweederde van alle praktijken in Nederland,
voor samenwerking met Vet Medlab!

Voorjaarsdagen 2007:

Kom onder het genot van een glaasje
SCHNAPPS darten voor korting op uw
SNAP® -testen!

snelheid: uitslagen de volgende dag
ni gemak: de koerier haalt de monsters op bij uw praktijk
ni alles in één: uitgebreid en up-to-date testaanbod

service: ma t/m vrij, van 8.30-18.30, advies van dierenartsen

iii scherpe prijzen: vb. rode witte bloedbeeld € 10,00

Daarom!

Vet-Med-Lab - a Division of IDEXX Laboratories BV
Centraal nummer (ma t/m vrij 9.00 -17.00) teL 00800-12724691
tel. 020-6554979 • fax 00800-12343333
infonl@vetmedlab.comwww.vetmedlab.comwww.idexx.com

-ocr page 370-

Dierenkliniek Steenwijk is een moderne kliniek met fijne
mensen in twee nieuwe, ruime, lichte praktijkpanden.
Mogelijkheden nog onbegrensd. Woonhuis ter beschikking.

Gevraagd: Gezelschapsdierenarts m/v

met uitgebreide chirurgische ervaring bijvoorbeeld op het
gebied van thoraxchirurgie, orthopedie of laparoscopie. U
hoeft geen specialist te zijn, maar misschien heeft u door uw
enthousiasme wel ervaring opgedaan in Nederland of bui-
tenland of u heeft een partiële opleiding gedaan.

Wij zijn een snelgroeiende gezelschapsdierenkliniek (twee
dierenartsen en drie paraveterinairen) op de grens van Dren-
the, Overijssel en Friesland. Rust, ruimte, natuur en betaal-
bare huizen kenmerken dit gebied.

Graag zouden wij gezamenlijk de praktijk weer een stapje
hoger tillen.

Plezier in het werk en kwaliteit leveren staan bij ons hoog in
het vaandel. Klanten komen graag bij ons vanwege de per-
soonlijke en transparante manier van werken. Onze beide
praktijkpanden stralen dit ook uit.

Reacties kunt u sturen naar: Dierenkliniek Steenwijk,"
t.a.v. mevrouw M. Broekhuizen, Het Ravelijn 2, 8332 GN
Steenwijk.

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

îlexVet

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

Wij zijn op zoel< naar een gezellige en enthousiaste collega

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN

Per 1 juni 2007.
Part-time vacature (50-75%).
Differentiatie gezelschapsdieren vereist.
Relevante ervaring (1 tot 2 jaar) zeer gewenst.

Brieven richten aan:
Dierenkliniek Leeuwendael,
t.a.v Dhr. M.T.J. van den Brink
Oranjelaan 72
2281 GH Rijswijk (ZH)

Kleintierpraxis am linken Niederrhein mit Parterrehaus
105 m^ und Grundstück 850 m^ (10 Parkplätze) zu verkau-
fen. (Kamp-Lintfort ist ein 40 Tausend Einwohner Stadt).

Umzats 152.000 Euro, gute Ausstaltung!
Gesamtpreis: VB 220.000 Euro.

Tel: 0049-171-2149890.

Pluimveearts met ambitie?

agrifirm

Namens Agrifirm komen we graag in contact
met een Sectorspecialist Pluimvee.

Vooreen uitgebreid functieprofiel www.knmvd.nl/vacatures

Bij vragen bel met Wim van de Worp,
mobiel o6 - 51 34 37 73 of mail zwolle@yer.nl

YERB

YOUNG ÎX6CUTIVE RECRU1TM6MT

-ocr page 371-

RISPOVAU RS Pi3

IntraNasaal

Is longontsteking bij zeer
jonge kalveren een probleem?

Bevat twee van de belangrijkste ademhalingsvirussen
bij jonge kalveren (BRSV of pinkengriep en PI3).

Een enkelvoudige dosis - intranasaal toegediend - betekent
dat het vaccinatieprogramma meteen wordt afgerond.

Begin van immuniteit tegen BRSV en Pis binnen 10 dagen.

Het vaccin is toe te dienen vanaf 3 weken leeftijd en
de immuniteit duurt tenminste 9 weken.

De oplossing hiervoor is Rispoval® IntraNasaal

RISPOVAL\'" ns<.pi3 INTRANASAAL • DietgeneesmKUel-RESNL 1(M24-U0D. > Weriuaim testaiKideleii: gevriesdroogde fractie: geinodificeervl levend Bovine
ifluenza type 3 (PI3) virus, stam R1^103, minimum CCIO5Q en gemoditiceeid levend Bovine Respiratory Syricytiai vinis (BRSV). stam 375, minimum
CCiDso- Steriel oplosmiddel voor reconstrtuHe • Doeidier mndvee. • Indicaties: voor actieve immunisatie van latveren met o( zonder matemate antilkïtiamen,
vanaf een leeftijd van 3 weiten tegen BRSV en 1^3 ter vennindering van de gemiddelde titer en de uitscheidingsduur van twtde virussen. • ToedieninQswljze en
dosering: een enl<elvoudige dosis van 2 mi gereconstitueerd vaccin intranasaal toedienen met tMtiuip van de intranasaie appiicator aan rundvee vanaf een leeftitd
van
3 weiten. Reconstitueer het vaccin door tiet oplosmiddel aseptisch toe te voegen aan de gevriesdroogde fractie. Goed schudden. Niet vermengen met een ander
vaccin of immunologisch middei. Geen andere vaccins toedienen binnen 14 dagen vow ot na vaccinatie met dit n.............

1: uit publicaties

Uitsluitend gezonde dieren vaccineren. • Contra-indicaties: niet getiruiiten tijdens de dracht ot lactatie. ■ iMachttiid: nut dagen. • e

Is gebleken dat in zelden voo(t<omende gevallen een hypersensitiviteit-reactie opgeweld kan worden doof heihaaMe lAiotsteliing aan BRSV. • Bewaren: bewaren en
tianspotteren bij 2°C. 8°C, buiten het bereik en zictit van kinderen, vrijwaren te^n bevriezing, beschemi tegen iicht.Gereconstitueetd vaccin binnen 2 uur gebruiken.
. Nadere informatie: zie bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de registratiehoudef (e-maii: secretariaatahg@pfizer.coni) Registratiehouder Pfizer Animai Health
BV - Postbus 37 . 2900 AA (^pelle a/d Ussei - Nededand.

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pflzerah.nlinfo@pnzerah.nl

© 2007 pnzer .Animal Health bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 372-

Wij zijn een internationale organisatie, die met een jaarlijkse omzet van 300 miljoen euro deel uitmaakt van de
marktleiders. We zijn gespecialiseerd in research, productie en commercialisering van producten voor de gezond-
heid van dieren.

Om ons Benelux team te versterken, zijn wij op zoek naar een (m/v)

PRODUCT MANAGER COMPANION ANIMALS

U bent dierenarts en u heeft 3 jaar ervaring op het gebied van gezelschapsdieren, ofwel in een praktijk, ofwel bij een
farmaceutisch bedrijf in een operationele functie. U bent perfect tweetalig (NL/FR) en heeft een goede kennis van de
Engelse taal.

U rapporteert aan de General Manager Benelux en werkt nauw samen met de Sales &, Marketing Managers België
en Nederland. U heeft de verantwoordelijkheid over een strategisch gamma in volle ontwikkeling. U bent verant-
woordelijk voor het uitwerken en uitvoeren van de marketingplannen voor uw productgamma en de ondersteuning
van de Rayon Managers op technisch en marketing gebied.

U heeft een \'business\' profiel en u beschikt over sterke analytische en sociale vaardigheden. U bent creatief en in
staat om zelfstandig te werken. U heeft gevoel voor verantwoordelijkheid, bent stressbestendig en beschikt over een
goede teamspirit.

Uw standplaats is ons kantoor te Brussel.
Geïnteresseerd?

Gelieve uw sollicitatie te sturen naar :

CEVA Santé Animale

Drs.W.B.F. Swart

Postbus 67, 2670 AB Naaldwijk

wessel.swart (5)ceva.com

CEVA

SANTE AHIMALE

r ^

Je taken:

De kandidaat krijgt een opleidingstraject aangeboden dat zal leiden
tot accreditatie als Toxicologisch Patholoog dan wel registratie als
Toxicoloog en Study Director. De opleiding, met cursussen in
binnen- en buitenland, wordt gecombineerd met \'training-on-the-job\'
en participatie in diverse studies onder leiding van ervaren
Pathologen en Study Directors.

Je profiel:

• Afgeronde studie diergeneeskunde en interesse in de pathologie
en toxicologie;

• Goede beheersing van de Engelse taal;

• sterke organisatorische vaardigheden;

• Pro-actief, initiatiefrijk, leergierig, flexibel, communicatief,
enthousiast en resultaatgericht.

Ons aanbod:

• Uitdagende, zelfstandige functie in een dynamische omgeving;

• Goed geoutilleerd dierenverblijf met alle benodigdheden;

• Uitstekende primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, een
open bedrijfscultuur en een plezierige, informele sfeer;

• Het betreft in beginsel een full-time functie (40 uur per week).

NOTOX is een internationaal opererend gerenommeerd contract-research
laboratonum. Het bedrijf is gespecialiseerd op het terrein van milieu-
en veiligheidsonderzoek voor nieuwe en bestaande geneesmiddelen,
chemische stoffen en producten.

Informatie:

Nadere inlichtingen over de aangeboden functie kunnen worden
ingewonnen bij Hetty van den Brink, Technisch Sectiehoofd
Pathologie of bij Harry Emmen, Hoofd afdeling Toxicologie, telefoon
(073) 640 67 00.

Heb je belangstelling voor deze functie, dan nodigen wij je uit
binnen 3 weken schriftelijk te reageren. )e sollicitatiebrief voorzien
van curriculum vitae kan gericht worden aan:

NOTOX B.V.

t.a.v. Mevrouw PT. van Wijngaarden

Human Resources

Postbus 3476

5203 DL\'s-Hertogenbosch

HR@notox.nl

Een andere richting na je studie dan de geëigende? Werl<en in een snel ontwil<l<elende en groeiende industrie?
Dan is NOTOX B. V. iets voor jou.

Binnen de afdeling Toxicologie van NOTOX wordt onderzoek verricht naar de veiligheid van nieuwe en bestaande chemische stoffen.
Dit
In vivo onderzoek is gebaseerd op nationale- en internationale richtlijnen. Vanwege een verder groeiende vraag vanuit de markt,
zoekt NOTOX een kandidaat die invulling geeft aan de
OPLEIDINGSPLAATS voor een

TOXICOLOGISCH PATHOLOOG of TOXICOLOOG (m/v)

Voor meer informatie zie www.notox.nl.

MM

NOTOX

Dedicated. Crystal clear.

Acquisitie wordt niet op prijs gesteld.

Een team van ruim 270 dynamische medewerl<ers staat in voor een
professionele uitvoering van dit werk. Kwaliteitsdenken vormt de
kern van de onderneming. De opdrachtgevers zijn internationale
farmaceutische, chemische en agrochemische bedrijven.

-ocr page 373-

W/aUtiit, waarop u kunt väfirou\'//ä.

Werkzame stof detomidine

Voor sedatie, analgesie en premedicatie voor anesthesie
Voor paarden en runderen
Intraveneus en intramusculair
Verkrijgbaar in 5 én 10 ml

«IIOINCC) 10 mg/ml, oplossing voor injectie voor paarden en runderen • REC NL 10429 • UDD. Werkzaam bestanddeel: Detomtdinehydrochlof.de 10,0 mg^ml. Indicaties: Voor
nie cn lichie analgeiie Ixj paarden en runderen, om l.chameli
|kf onderzoeken en behandelingen, zoals kleme heelkundige ingrepen, le vefgemakkel.|ken. Als premeAcaiie vóór toediening
anesthetica vla injeclie ol inhalai.e. Cor»lra-indicaties: Niel gebruiken bij dieren met hartafwijkingen
of luchhvegaandoeningen. Niel gebruiken bij dieren mei leveonsu«<ienlie ol nier-
1. Niel gebruiken bij dieren met ülgemene ye/ondheidsproblemen (bijv. gedehydreerde dieren). Niel gebruiken in combinatie mei butorphanol bij paarden mei kol.ek. Dosering en
e van loediening: Bestemd voor intraveneuze (iv) ol iniramuscuUire (lm) toediening. Hel product dient lang/aam le worden ingespoten. Hel ettecl ireedl sneller in na inlraveneu/e loe-
iiiKj Dosering: lichte mate van sedalie: 10 • 20 mcg/kg (0,1-0,2 ml/100 kg). Matige mate van sed.Mie: 20 - 40 mcg kg (0.2 - 0,4 ml/100 kg). Aanvang van het eflect: paard 3 - 5
uien, rund 5 • 8 minuten. Duur van het effocl: O.S - 1 uur. Wachttijd: Paard, rund: vlees 2 dagen, melk 12 uur. Bijwerkingen: Injectie van detomidine kan de volgende bijwerkingen
«r/aken: Bradycardic. Voorbijgaande hypo- en/ol hypertensie. Ademhalingsdepressie, zelden hypcrvenlilalie. Vertiogmg van de blocdsuikerspiegel. Net zoals bi| andere
Sedativa kunnen
<h in uiuonderlijkc gevallen paradoxale reacties (exciiaiie) ontwikkelen. Ataxie. Bij paarden: hartanimie. airioventriculair cn sino-auriculair blok. Bij ninderen: afremming van de moiiliteil
de Dcns ivmoanie. veflan>minq van de tonq. Speciale waarschuwingen: Om aspifalie van voer of speeksel le vermijden, dienen runderen na bchaiKleling in borst-buikligg.rig gehouden

iculair blok. Bij ninderen: afremming van de moiiliteil
ideren na bchaiKleling in borst-buikliggirig gehouden

-ocr page 374-

Benaming: ATOPICA* capsules voor honden. Samenstelling: ATOPICA*10 bevat 10 mg Cyclosporine. ATOPICA* 25 bevat 25 mg Cyclosporine. ATOPICA* 50
bevat 50 mg Cyclosporine, ATOPICA*100 bevat 100 mg Cyclosporine. Indkatie: Behandeling van chronische gevallen van atopische dermatitis. Doeldier:
Hond. Contra-indicatie: Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor Cyclosporine of voor één van de hulpstoffen. Voor alle capsule groottes geldt
niet gebnjiken bij honden jonger dan 6 maanden of met een lichaamsgewicht van minder dan 2 kg. Niet gebruiken in geval van een historie van kwaadaar-
dige afwijkingen of progressieve kwaadaardige afwijkingen. Niet vaccineren met een levend vaccin gedurende de behandeling, of binnen twee wieken voor
of na de behandeling. Bijvwerkingen: De meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn gastro-intestinale verstoringen zoals braken, slijmvormige of
zachte ontlasting en diarree. Ze zijn mild en van voorbijgaande aard en in het algemeen is stoppen van de behandeling niet nodig. Andere bijwerkingen
die zelden worden waargenomen zijn anorexie, een milde tot matige vorm van hypertrofisch tandvlees, wratvormige beschadigingen van de huid of ver-
andering van de vacht rode en gezwollen oorschelpen, spierzwakte of spierkrampen. Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan wanneer de behandeling is
gestaakt. Dosering en wijze van toediening: De gemiddeld aanbevolen dosering van Cyclosporine is 5 mg/kg lichaamsgewicht. ATOPICA* moet ten minste
2 uur voor of na het voeren worden toegediend. De capsule direct in de bek toedienen. Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift.
Verpakking: Voor alle verpakkingen blisters met 10 tabletten. Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Registratienummers: REG NL 10126,10127,
10128, 10129, B 3011 IE 25 FS, 3011 IE 26 F5, 3011 IE 27 F5, 3011 IE 28 F5. L V997/03A)9/0768, V997/03y09rt)769, V997/03A39A)770, V997/03A)9/0771.

6

NOVARTIS

ANIIMAL HEALTH

ica\'

cyclosporine A

ue doelgerichte, lange termijn
oplossing voor honden die lijden

aan atopische dermatitis

Atopische dermatitis is een
levenslange aandoening, die
niet te genezen is. Voor hondeen
die hieraan lijden is ATOPICA®
een doelgerichte lange termijin
oplossing. Het vermindert
de chronische jeuk en pijnlijke
huidlaesies. Dankzij de
geavanceerde werkzaamheid
bij atopische dermatitis kunne;n
honden weer genieten.

Geen slapeloze nachten meer, lekker de hond uitlaten

en aaien behoort weer tot de dagelijkse realiteit.

-ocr page 375-

Deel 132 • Aflevering 9 • i mei 2007

. Universiteitsbibliotheek
■ Utrecht
DGK

-2 MEI 2007

Tijdsch ritt

Diergenees^n

Toepassing van uitsluitdiagnostiek van klassieke varkenspest
bij aspecifieke klinische problemen op varkensbedrijven:
een enquête onder varkenshouders en dierenartsen

Een eigenaar heeft een zieke vis en dan?

4

Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland
Het nut van kostprijsbepalingen II

De kwaliteit en borging van de diergeneeskundige schakel in
de keten vleeskalverhouderij

Informatiedag seniordierenartsen

KNMvD

Vnklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 376-

Cepetor®

Wereldwijd de eerste generieke

Medetomidine

10 ml

GEBRuiJ^^\'^\'JNDIG
UDD

ODD
CEBuniK

^Vfan

GROOT IN KL
www.astfarma.r

geringe injectievolumes <
goede spierrelaxatie <
goed controleerbaar door antagonistische M
werking van bijvoorbeeld Atipamezo

JO Iij|

CEPETOR*^ ■ 1 MG/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE VOOR HOND EN KAT

Werkzame bestanddelen: Cepetor is een heldere, kleurloze, steriele, waterige oplossing voor injectie, bevattende Medeto-
midine hydrochloride 1,0 mg/ml.
Hulpstoffen: Methyl parahydroxybenzoaat 1,0 mg/ml en Propyl parahydroxybenzoaat 0,2
mg/ml.
Doeldier: Hond en Kat. Indicaties: Bij honden en katten: Sedatie om de hanteerbaarheid te vergemakkelijken. Pre-
medicatie voor algehele anesthesie. Bij katten: In combinatie met ketamine voor algehele anesthesie bij kleine chirurgische
ingrepen van korte duur.
Contra-indicaties: zie bijsluiter. Bijwerkingen: zie bijsluiter. Toedleningswijze: Honden: Intramus-
culaire of intraveneuze injectie. Katten: Intramusculaire injectie.
Verpakking: 1 glazen flacon van 10ml. REG NL 10457

AST Farma introducee
Cepetor, de eerste
generieke Medetomidi
met als indicatie: seda
om de hanteerbaarheid
te vergemal<kelijken ei
premedicatie voor
algehele anesthesie,
(doeldieren: hond en k

Neem voor meer infori
tie contact op met ASl
Farma of bezoek onze
website w/ww.astfarma

-ocr page 377-

Tijdsfilui

_. \' JMAé

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 9

1 mei 2007

339

Inhoud

Cover: foto van pagina 350 en 370
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Toepassing van uitsluitdiagnostiek van klassieke varkenspest bij aspecifieke klinische problemen op varkensbedrijven:
een enquête onder varkenshouders en dierenartsen;
A.R.W. Elben, M.J. Gorgievski-Duijvesteijn, P.C. van der Velden
enW.LA. Loeßen
 34°

Deadline kopij 345

Nieuws 347

Uit en voor de praktijk

Deel 1. Een eigenaar heeft een zieke vis en dan?; PeterJ. Werkman 348

Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland; epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen

bij melkvee in Nederland; Menno Holzhauer 354

Veterinair tuchtrecht

Nutsco; laira Boissevain 359

Gesignaleerd 361

Berichten en verslagen

Het nut van kostprijsbepalingen 11; Anton Beijer 362

Verslag

"Dc kwaliteit en borging van de diergeneeskundige schakel in de keten vleeskalverhoudcrij\'; Hugo de Croot 364

Aankondiging

Zorg om zoönosen; Miriam van der Pol 364

PAOD 366

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

Bescherm de hond tegen de dodelijke Dermacentor teek

I

vraag het ^X^KEN aan
voor uw cliënten

nn

Defendog* spray

Defendog® spray: Productinformatie: Defendog spray RECNL: 9315, bevat per ml: 18,8 mg permethrin, doeldier: hond, kanalisatie: vrij. Preventic-B® band: Productinformatie: Prevencic-B
tekenhand REGNL 9908, bevat per band: 10% bendiocarb, doeldier: hond, kanalisatie: vrij.
Defencare® shampoo: Productinformatie: Defencare shampoo REGNL 9434, bevat per 100 ml;
0,94 mg permethrin, doeldier: hond, kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederiand BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 378-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. P.R. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: trtiwiBiÄBBWd.nl

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon o3o-6348goo
Fax ojo-6348gog
Website ivwiv.knmvd.nl
E-nnail info@knmvd.nl

Nieuws van de Industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningineester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid. volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman.

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp.

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfin.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

368

jAbonnementsprijs

iHet Tij(hchrift voor Diergeneeskunde is het
.verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
ilandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
jDe abonnementsprijs voor dieretiartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappi
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt WmAd door hel bestuur.

|Postgiro/bank

[Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
jen C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.

Voorzitterscolumn

IiTiagebuilding voorde KNMvD; LudoJ. Hellebrekers

Maatschappijnieuws

Informatiedag seniordicrcnartscn; Ko Minderhoud

In memoriam

De heer P. van de Venne; Ceorge Overgoor en Peter Beersma

Personalia
Jubilea

370

370

372

373
373

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500^ fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld
Tel. 0342^19798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-maü: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original article

Aspecifie clinieal signs in pigs and use of exclusion diagnostics for classical swine fever: a survey

among pig farmers and veterinary practitioners; A.R.W. Elbers, M.J. Corgievski-Duijvesteijn,

P.C. van der Velden en W/. L.A. Loeffen 340

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uil dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
tndex-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 379-

Uitj

de redactie!

Nascholing

Onder andere interessante bevindingen van een enquête over de toepassing van uitsluitdiagnos-
tiek voor klassieke varkenspest kunt u in dit nummer van het Tijdschrift lezen, evenals een eerste
deel uit een serie over gezondheidszorg voor vissen. Collega Werkman heeft een geslaagde poging
gedaan om de practicus kennis aan te dragen, die er voor kan zorgen dat een stukje braakliggende
diergeneeskunde van siervissen ontgonnen kan worden.

Opvallend is dat in de rubriek van laira Boissevain deze keer wederom een klacht wordt behan-
deld van een eigenaar die gaat over de extra kosten van een complicatie van een behandeling, een
zogenaamde \'nutsco\'. Ik kende dit woord niet, maar het schijnt te staan voor \'Niet Uit Te Sluiten
Complicatie\'. Ook in het 1 maart nummer van het Tijdschrift heeft een stuk over zo \'n \'nutsco\'
gestaan. In beide gevallen heeft het Tuchtcollege de behandelende dierenarts vrijgesproken. Mijn
collega uit de wetenschappelijke redactie die toen het editorial schreef, was het hier niet mee eens.
Hij was van mening dat complicaties voor rekening van de dierenarts hoorden te zijn. Ik ben het
hierin geheel met hem oneens. Gelukkig word ik gesteund door het Tuchtcollege. De diergenees-
kunde zou onnodig duur worden indien dierenartsen zelf voor de extra kosten van \'nutsco \'s \'moeten
opdraaien. De volgende stap zou zijn dat je als eigenaar niet hoeft te betalen als de behandeling
niet werkt.

Natuurlijk staat een goede communicatie centraal in deze zaken. Niet dat teleurstellingen en klach-
ten hiermee altijd te voorkomen zijn. maar aandacht voor bijwerkingen of risico \'s van een ingreep
of behandeling zijn zeer belangrijk. Dat weet ik als oncoloog die met cytostatica werkt, maar al te
goed. Daarnaast moet het voor eigenaren duidelijk zijn wat zij kunnen verwachten van een dieren-
arts of kliniek. Hierin ontbreekt het in diergeneeskundig Nederland echter aan duidelijkheid. Er is
een wirwar aan naamgeving waardoor de verschillende niveaus en typen dierenartsen(praktijken)
onvoldoende helder zijn, private initiatieven ten spijt. Gewapend met ervaringen uit het verleden
zal de KNMvD met zijn verschillende groepen die ongeveer tachtig procent van de dierenartsen
vertegenwoordigen, hierin toch weer haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Het zal blijken dat
scholing, maar vooral ook de nascholing van de dierenarts, hierin centraal zal komen te staan. Het
is duidelijk dat het postacademisch ondei-wijs de laatste periode niet meer geheel aansloot bij de
wensen van de individuele dierenarts. Steeds minder dierenartsen volgen het officiële PAOD. Een
nieuwe structuur met misschien ook nieuwe methodes zal moeten worden gezocht. Dierenartsen
moeten zich hiermee kunnen profileren, zonder dat dit weer meteen tot allerlei nep-specialisten
gaat leiden. Misschien dat een hoog kennisniveau, een duidelijk herkenbare structuur en een goede
communicatie tot minder klachten van eigenaren gaan leiden. Alhoewel \'nutsco \'s\' natuurlijk zullen
blijven bestaan.

Erik Teske

T ü d sfiluui^^H
.mSDHHi

-ocr page 380-

Toepassing van uitsluitdiagnostiek voor klassieke varkenspest bij
aspecifieke klinische problemen op varkensbedrijven: een enquête
onder varkenshouders en dierenartsen

A.R.W. Eibers"\'\'\', M.J. Corgievski-Duijvesteijr)\\
P.C. van der Velden^ en W.L.A. Loeffen\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

In het voorjaar van 2006 zijn er klassieke varkenspest
(KVP)-uitbraken geweest in Duitsland op korte afstand
van de Nederlandse grens. Op 6 april 2006 werd de mo-
gelijkheid gecreëerd voor Nederlandse varkenshouders
om bij aspecifieke klinische problemen, of bij toepassen
van een koppelbehandeling, bloedmonsters via de dieren-
arts direct in te sturen naar het nationale referentielabo-
ratorium. Daarbij werd het varkensbedrijf niet geïso-
leerd en niet bezocht door een specialistenteam van de
VWA. In negen weken zijn door 156 varkenshouders via
vijftig verschillende dierenartspraktijken monsters inge-
stuurd. Er werden geen positieve monsters gevonden met
de PCR-test. Deze varkenshouders en de bijbehorende
dierenartsen zijn gevraagd een schriftelijke enquête in te
vullen met vragen over hun ervaring met deze nieuwe
diagnostiek, de verdeling van de kosten, een vergelijking
met andere instrumenten zoals aangifte en toepassen van
een leukocytentest, en hun kennis op het gebied van kli-
nische verschijnselen van KVP. Uiteindelijk hebben
65 varkenshouders (42 procent) en 33 DAP\'s (66 procent)
een ingevulde enquête teruggestuurd.
De belangrijkste uitkomsten geven aan dat de varkens-
houders (72 procent) eerder gebruik zouden maken van
deze vorm van uitsluitdiagnostiek dan dat zij de VWA zou-
den inschakelen (dierenartsen: 86 procent). Dat bij het
toepassen van uitsluitdiagnostiek het bedrijf niet direct op
slot gaat, wordt als groot voordeel gezien (varkenshouders:
79 procent; dierenartsen: 88 procent). 32 procent van deze
varkenshouders weet niet dat er een wettelijke verplich-
ting is om bloedmonsters in te sturen bij het toepassen van
een koppelbehandeling (dierenartsen: elf procent). Het
merendeel van de varkenshouders en dierenartsen is onte-
vreden over de huidige kostenverdeling van de uitsluitdi-
agnostiek: de kosten van de labtest en de dierenarts, en de
verzendkosten zouden moeten worden betaald uit het Dier
Gezondheid Fonds of door de overheid. Indien de bestaan-
de verdeling van de kosten niet veranderd wordt, zal een

Divisie Virologie, Centraal Instituut voor Dierziekte Controle - Lelystad (CIDC-
Lelystad).

Instituut voor Psychologie, Erasmus Universiteit. Rotterdam.
Instituut voor Psychotrauma. Zalthommei.

Correspondentie: dr. ir A.R. W. Eibers, Divisie Virologie. CIDC-Lelystad,
Houtribweg 39. 8221 RA LELYSTAD, tel. 0320-238687, fax. 0320-238668.
E-mail: armin.elbers@wur.nl

Tijdschr Diergeneeskd 2ooy; 732:340-345.

groot deel van de varkenshouders, naar hun mening, in de
toekomst niet veel gebruikmaken van deze vorm van uit-
sluitdiagnostiek. De kennis rondom KVP onder varkens-
veehouders is beperkt. 33 procent van de varkenshouders
noemt maar maximaal drie klinische symptomen van
KVP. Zeven procent van de varkenshouders zegt zelfs geen
enkele weet te hebben hoe KVP er uitziet en kan geen
enkel klinisch verschijnsel van KVP noemen; zij geven
daarbij aan dat zij dit aan de dierenarts overlaten.

Summary

Aspecific clinical signs in pigs and use of exclusion diag-
nostics for classical swine fever: a survey among pig
farmers and veterinary practitioners

Outbreaks of Classical Swine Fever (CSF) occurred in spring
2006 in Germany close to the Dutch border. On 6th April
Dutch pig farmers were given the possibility to submit blood
.samples directly via their veterinary practitioner to the
National Reference Laboratory for CSF if their pigs had non-
specific clinical symptoms or if pigs were being treated with
antibiotics. The pig farm was not quarantined and was not
visited by the veterinary authorities. Over a period of 9 weeks
156 pig farmers submitted whole blood samples via 50 differ-
ent
Veterinär)\' practices. All .samples tested negative in the
PCR test. These pig farmers and veterinaty practitioners
were asked to respond to a postal questionnaire with ques-
tions regarding their experience with this new diagnostic pos-
sibility, the distribution of the costs involved, a comparison
with other instruments, .such as official notification or use of
a leukocyte count test, and their knowledge of clinical signs
of CSF. 65 pig farmers (42%) and 33 veterinary practices
(66%) returned the questionnaire. The main results indicated
that pig farmers (72%) would use this type of exclusion diag-
nostics sooner than that they would approach the veterinary
authorities (practitioners: 86%). Moreover, the respondents
considered the fact that the farm was not quarantined imme-
diately to be an advantage (pig farmers, 79%; practitioners.
88%). 32 percent of the pig farmers were not aware that they
were required to submit blood samples if pigs were being
treated with antibiotics (practitioners: 11%). The majority of
pig farmers and practitioners were not satisfied with the cur-
rent distribution of the costs involved: in their opinion the
costs of the PCR test, the costs of the veterinary practitioner,
and the costs for shipping the samples to the reference labo-
ratory should be paid out of the Animal Health Fund (50%
government and 50% industry) or by the government. If the
current distribution of the costs is not changed, a large pro-
portion of the pig farmers indicated that they would not use
this form of exclusion diagnostics for CSF in the f uture. Pig
farmers appeared to have a rather limited knowledge of the
clinical signs of CSF: 33%> of the pig farmers could mention

-ocr page 381-

maximally three clinical signs of CSF, and 7% could not men-
tion a single clinical sign of CSF and said they were entirely
dependent on the practitioners\' ability to judge a CSF-sus-
pect situation.

Inleiding

Achtergrond

De veehouder en de praktiserend dierenarts spelen een sleu-
telrol in de bewaking en opsporing van aangifteplichtige be-
smettelijke dierziekten, zoals bijvoorbeeld klassieke varkens-
pest (KVP), mond-en-klauwzeer (MKZ) en klassieke
vogelpest (AI). Die formele rol is vastgelegd in wetsteksten
in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWD),
waarin een beschrijving wordt gegeven van de verwachting
die de overheid heeft ten aanzien van aangifteplicht:

art. 19.1.

Indien een dier verschijnselen van een besmettelijke dier-
ziekte vertoont of indien redelijkerwijs kan worden aangeno-
men dat een dier in de gelegenheid is geweest om te worden
besmet of drager van smetstof is, geeft de houder hiervan ter-
stond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114,
tweede lid.

art. TOO. 1.

Indien een dierenarts weet of redelijkerwijs kan vermoeden
dat een dier verschijnselen vertoont van een besmettelijke
dierziekte waarop afdeling drie van hoofdstuk 11 van toepas-
sing is (dit betreft een lijst van dierziekten die door de minis-
ter zijn aangewezen als aangifteplichtige besmettelijke dier-
ziekten), dan wel aan een andere door onze minister
aangewezen dierziekte, of indien een dierenarts weet of rede-
lijkerwijs kan vermoeden dat een dier is aangetast door een
dergelijke besmettelijke dierziekte of drager van smetstof is,
dan wel weet dat een dier de krachtens artikel 31 b, tweede lid,
door onze minister aangewezen ziekteverschijnselen ver-
toont, geeft hij hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als
bedoeld in artikel 114, tweede lid.

Op basis van de ervaringen van de KVP-epidemie in
1997-1998 is het wettelijk voorgeschreven (7) dat de eigenaar
varkens die verschijnselen van een besmettelijke dierziekte
vertonen, behandelt of laat behandelen, binnen 24 uur nadat
een behandeling is ingesteld bloed moet laten afnemen en
moet insturen ten behoeve van onderzoek op de aanwezig-
heid van een besmettelijke dierziekte. Op deze bloedmonsters
werd in de afgelopen jaren een leukocytentelling uitgevoerd
(10). In de praktijk werd dit programma echter niet of nauwe-
lijks nageleefd. Vlak na de KVP-epidemie in 1997-1998
werden er nog honderden inzendingen verricht, maar het aan-
tal inzendingen in de jaren daarna zakte volledig in (9).
Op het moment dat een veehouder zieke dieren heeft, scha-
kelt de veehouder veelal de dierenarts in voor het stellen van
een diagnose en het bespreken van een plan van aanpak. Als
er sprake is van een verdachte klinische dierziektesituatie
waarbij de veehouder en/of dierenarts niet met zekerheid kan
uitsluiten dat de problemen worden veroorzaakt door een
aangifteplichtige besmettelijke dierziekte, dient de veehouder
en/of dierenarts volgens de GWD hiervan melding te maken
bij het landelijke telefonische meldpunt van de overheid.
Overigens kunnen meldingen ook hun oorsprong hebben bij
onder andere het slachthuis (verdachte kliniek of afwijkingen
aan het karkas), GD Deventer of de Faculteit der Diergenees-
kunde (verdacht beeld op sectie) of CIDC-Lelystad (positief
resultaat in een laboratoriumtest in het kader van een KVP-
surveillanceprogramma).

Na het melden van een verdenking van een aangifteplichtige
dierziekte bij het centrale meldpunt van de overheid wordt
het veehouderijbedrijf bezocht door een specialistenteam van
de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Het specialistenteam,
bestaande uit de dierenarts van de veehouder, een dierenarts
van GD Deventer en een dierenarts van de VWA, voert een
klinische inspectie uit op het bedrijf. Indien de conclusie van
het specialistenteam luidt \'geen verdenking\', dan is de ver-
volgactie duidelijk, namelijk overgaan tot de orde van de dag.
Er vindt geen aanvullend diagnostisch onderzoek plaats. Wel
wordt de ontwikkeling van de ziektesituatie op het bedrijf in
de daaropvolgende dagen in de gaten gehouden. Als de con-
clusie luidt \'aangifteplichtige besmettelijke ziekte is onwaar-
schijnlijk\', \'aangifteplichtige besmettelijke ziekte is niet uit
te sluiten\' of \'aangifteplichtige besmettelijke ziekte wordt
vermoed\', dan worden er bloed- en/of weefselmonsters van
zieke dieren genomen en voor onderzoek opgestuurd naar het
CIDC. Alleen diagnostische laboratoriumtesten kunnen uit-
sluitsel geven of dieren daadwerkelijk besmet zijn met de
dierziekte waarvan zij mogelijk worden verdacht. Tevens
wordt het bedrijf geïsoleerd, dat wil zeggen: er mogen geen
dieren en dierlijke producten aan- of afgevoerd worden totdat
het bedrijf weer wordt vrijgegeven. De achtergrond hiervan is
dat men verspreiding van de mogelijke dierziekte naar andere
veehouderijen wil voorkomen.

Ervaring in Nederiand met de detectie van de eerste uitbraak
van KVP in 1997 en van aviaire influenza (Al) in 2003 leert
dat er door veehouders en/of praktiserend dierenartsen vaak
pas in een (te) laat stadium wordt gedacht aan de mogelijk-
heid dat de ziekteverschijnselen zouden kunnen worden ver-
oorzaakt door een aangifteplichtige besmettelijke dierziekte
(2,4).

Een belangrijke veterinair-technische reden hiervoor is dat de
klinische verschijnselen die horen bij deze dierziekten vaak
een gebrekkige specificiteit vertonen: de verschijnselen kun-
nen door een reeks van andere (niet-aangifteplichtige) dier-
ziekten worden veroorzaakt. Dit is een aanzienlijk risico, om-
dat in tijden dat een land (langdurig) vrij is van een
aangifteplichtige dierziekte, bij veehouder en dierenarts de
neiging zal bestaan te denken dat de klinische problemen
worden veroorzaakt door andere, niet-aangifteplichtige dier-
ziekten.

Tijdens de KVP-uitbraken in de deelstaat Noord-Rijnland-
Westfalen in Duitsland in het voorjaar van 2006 speelde het
gebrek aan duidelijke, KVP-specifieke beelden ook een rol
bij de verspreiding van KVP omdat men in het veld lange tijd
dacht dat de klinische problemen niet door KVP werden ver-
oorzaakt.

Verder kunnen ook economische motieven een rol spelen: bij
het uitsluiten van een verdenking van een aangifteplichtige
besmettelijke dierziekte wordt het veehouderijbedrijf in de
huidige situatie na een aangifte één of meerdere dagen geïso-
leerd totdat de resultaten van het diagnostisch laboratorium-
onderzoek bekend zijn. In de periode dat het bedrijf geïso-
leerd is, kan er economische schade geleden worden,
bijvoorbeeld omdat er geen dieren en/of producten (bijvoor-
beeld melk en eieren) kunnen worden afgevoerd. Hoe groot
deze economische schade kan zijn, is moeilijk te zeggen, om-
dat dit afhankelijk is van de situatie op dat moment.

-ocr page 382-

In de afgelopen jaren was er tevens de wettelijke verplichting
om na het uitvoeren van een koppelbehandeling bloed-
monsters in te sturen waarop een leukocytentelling werd uit-
gevoerd. De kosten van het nemen van de bloedmonsters en
het uitvoeren van de leukocytentelling waren voor rekening
van de veehouder.

Rationeel gesproken vallen de gevolgen van een uitgesproken
verdenking tegenwoordig mee, de uitslag van de diagnosti-
sche test is in veel gevallen binnen 24-36 uur bekend, maar
afhankelijk van het ingezonden materiaal en de aangevraagde
test kan dit in uitzonderlijke gevallen nog steeds oplopen tot
zes tot tien dagen. De blokkade van het bedrijf zou in een
goed georganiseerd bedrijf binnen de normale bedrijfsvoe-
ring vrijwel altijd zonder veel problemen moeten kunnen
worden opgevangen.

Daamaast kunnen sociale en psychologische aspecten een rol
spelen bij de constatering dat veehouders en dierenartsen
vaak pas in een (te) laat stadium denken aan de mogelijkheid
dat de ziekteverschijnselen zouden kunnen worden veroor-
zaakt door een aangifteplichtige besmettelijke dierziekte (5).
De consequentie van de huidige situatie is dat er vrijwel geen
meldingen plaatsvinden van een mogelijke klinische ver-
denking van een aangifteplichtige besmettelijke ziekte door
de veehouder of de dierenarts. Dit wordt bevestigd door cij-
fers. Per jaar zijn er circa twintig KVP-meldingen, maar het
betreft in vrijwel alle gevallen meldingen via het slachthuis
van varkens met huidbloedingen die toe zijn te schrijven aan
het Porcine Dermatitis and Nephropathy Syndrome (PDNS).
Daadwerkelijke klinische verdenkingen van KVP op het var-
kensbedrijf uitgesproken door varkenshouder of dierenarts
zijn zeer zeldzaam: in 2004 en 2005 respectievelijk nul en
één klinische verdenking. Het geringe aantal meldingen van
echte klinische verdenkingen betekent dat er vrijwel altijd ge-
wacht wordt tot de klinische verschijnselen relatief ernstig en
niet-voorbijgaand zijn. Het eerste, werkelijk geïnfecteerde
geval zal in de huidige situatie dus waarschijnlijk relatief laat
tot een melding leiden, met als consequentie dat er een aan-
zienlijke kans van verspreiding naar andere veehouderij-
bedrijven is geweest.

Visie

Ten aanzien van de veterinair-technische aspecten kunnen
technologische ontwikkelingen slechts voor een deel een op-
lossing bieden voor de problemen rond de late opsporing van
uitbraken van aangifteplichtige besmettelijke dierziekten. Af-
gelopen jaar zijn er snelle en vooral ook gevoelige en speci-
fieke detectietesten voor KVP en Al beschikbaar gekomen bij
het nationale referentielaboratorium CIDC in Lelystad, die
gebaseerd zijn op de PCR-techniek. Snelle diagnostiek voor
KVP bestond overigens daarvoor ook al in de vorm van de
immunofluorescentietest (IFT), maar deze kon alleen op or-
ganen van (dode) dieren worden uitgevoerd. Met de PCR-
techniek wordt genetisch materiaal van het KVP-virus in de
monsters, indien aanwezig, snel vermeerderd tot hoeveel-
heden die detecteerbaar zijn in een diagnostische laborato-
riumtest. Om van deze test gebruik te kunnen maken zal er
echter eerst materiaal moeten worden ingezonden. En hier
ligt de basis voor een echte oplossing van de problematiek:
een situatie creëren waarbij er geen of slechts een zeer lage
drempel is voor de individuele varkenshouder om KVP op
zijn bedrijf uit te sluiten bij het eerste signaal dat daar sprake
van zou kunnen zijn. Drempels zullen moeten worden weg-
genomen op alle genoemde vlakken: economisch, sociaal en
psychologisch. Dit kan onder andere door de mogelijkheid te
creëren voor varkenshouders om bij aspecifieke klinische
problemen, of bij het toepassen van een koppelbehandeling,
bloedmonsters via de dierenarts direct in te sturen naar het
CIDC, zonder dat het bedrijf wordt geïsoleerd en zonder dat
de varkenshouder bezoek krijgt van een specialistenteam van
de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Om optimaal effec-
tief te zijn, zal echter ook aandacht besteed moeten worden
aan overdracht van kennis en expertise naar de individuele
varkenshouder op dit gebied.

Verhoogde alertheid na KV P-uitbraken in Duitsland in voor-
jaar 2006

In het vooijaar van 2006 zijn er KVP-uitbraken geweest in de
deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen in Duitsland op korte af-
stand van de Nederlandse grens. Het toezichtgebied rond
de uitbraken in Duitsland, waarin beperkende maatregelen
voor varkenshouders golden, bestreek ook gedeeltelijk Neder-
lands grondgebied waarin varkensbedrijven waren gelegen.
Na de start van de KVP-uitbraken in Duitsland, die in klini-
sche zin gekenmerkt werden door aspecifieke verschijnselen
bij de besmette varkens, heeft de minister van LNV er sterk op
aangedrongen om er voor te zorgen dat een eventuele aan-
wezigheid van het KVP-virus in Nederland zo snel mogelijk
zou worden opgemerkt. Om deze uitdrukkelijke wens te on-
dersteunen heeft de minister van LNV in samenspraak met het
bedrijfsleven op 6 april 2006, gedurende een proefperiode, de
mogelijkheid geopend voor varkenshouders om bij aspecifieke
klinische problemen, of bij het toepassen van een koppel-
behandeling, bloedmonsters via de dierenarts direct in te
sturen naar het CIDC in Lelystad, zonder dat het bedrijf werd
geïsoleerd en zonder een bezoek van een specialistenteam van
de VWA (8). In oktober nog hebben Annechien ten Have-Mel-
lema (voorzitter LTO Varkenshouderij), Wyno Zwanenburg
(voorzitter NVV) en Frans van Dongen (voorzitter Vakgroep
Gezondheidszorg Varken van de KNMvD) de varkenssector
opgeroepen serieus om te gaan met de nieuwe regeling (1).

Doelstelling

Doelstelling van dit project was een eerste evaluatie uit te voe-
ren van de toepassing van uitsluitdiagnostiek, inclusief de rol
die de PCR-test daarin heeft, op varkensbedrijven met aspeci-
fieke klinische problemen. Voor dit doel zijn varkenshouders
en dierenartsen bevraagd via een schriftelijke enquête.

Methode van onderzoek

Vanaf begin april 2006 zijn in een proefperiode van negen we-
ken bloedmonsters naar het CIDC gestuurd door 156 varkens-
houders via vijftig verschillende dierenartspraktijken (DAP)
in Nederland. Deze varkenshouders en de bijbehorende DAP\'s
zijn in juni 2006 aangeschreven met het verzoek een schrifte-
lijke enquête in te vullen. Daarin werd gevraagd naar hun er-
varing met deze nieuwe diagnostische mogelijkheid tot het
uitsluiten van KVP en naar hun mening over de verdeling van
de kosten van dit nieuwe instrument. Verder is hen gevraagd
om een beoordeling te geven van deze diagnostische moge-
lijkheid in vergelijking met andere instrumenten (onder ande-
re aangifte van een verdenking bij de overheid en het toepas-
sen van een leukocytentest) en is gevraagd naar hun kennis op
het gebied van klinische verschijnselen van KVP
Anonimiteit van de respondenten werd gewaarborgd en de
enquêtes konden portovrij worden teruggestuurd met een bij-

-ocr page 383-

gevoegde retourenvelop. Twee weken na verzending van de
enquêtes werd een eerste herhalingsoproep verstuurd naar
degenen die nog geen enquête hadden teruggestuurd. Nog
eens twee weken daarna werd een tweede en laatste her-
halingsoproep verstuurd naar de varkenshouders en dieren-
artsen die nog geen enquête hadden teruggestuurd. Beide
herhalingsoproepen hebben uiteindelijk geresulteerd in bijna
een verdubbeling van de eerste respons.
Relatieve verschillen tussen varkenshouders en dierenartsen
in de antwoorden op de vragen werden getoetst met de Chi-
kwadraat toets. Verschillen werden statistisch significant
bevonden bij een significantieniveau P < 0.05.

Resultaten

Na het versturen van twee herhalingsoproepen om enquêtes
terug te sturen, hebben uiteindelijk in totaal 65 varkens-
houders (42 procent) en 35 dierenartsen afkomstig van
33 DAP\'s (66 procent) een ingevulde enquête teruggestuurd.
Bijna zeventig procent van de monsters was afkomstig van
vleesvarkens, de rest van (on)gespeende biggen en zeugen.
De volgende klinische problemen waren aanleiding voor het
insturen van monsters: respiratoire problemen (26 procent),
koorts (achttien procent), verhoogde sterfte (dertien procent),
diarree (twaalf procent), minder voeropname (tien procent),
lusteloos/sloom (acht procent), huidbloedingen (vijf pro-
cent), zenuwverschijnselen (vier procent), niet reageren op
een curatieve behandeling (vier procent), op elkaar kruipen
(één procent).

In tabel 1 zijn de belangrijkste uitkomsten schematisch weer-
gegeven van de ervaringen en meningen van varkenshouders
en dierenartsen over de nieuwe vorm van uitsluitdiagnostiek.
Hieruit blijkt ondermeer dat 72 procent van de varkenshouders
eerder gebruik zou maken van deze vorm van uitsluitdiagnos-
tiek dan dat zij de VWA bij een mogelijke verdenking van
KVP zouden inschakelen en 86 procent van de dierenartsen
stemt in dit onderzoek hiermee in. Als groot voordeel wordt
gezien dat bij het toepassen van uitsluitdiagnostiek het bedrijf
niet direct op slot gaat: 79 procent van de varkenshouders en
88 procent van de dierenartsen is het hiermee eens.
Dit stemt verder overeen met de bevinding dat 78 procent van
de varkenshouders en 88 procent van de dierenartsen het eens
zijn met de stelling dat deze vorm van uitsluitdiagnostiek een
goede eerste stap is bij het uitsluiten van KVP voordat de
VWA wordt ingeschakeld.

Men heeft nu bij een klinische situatie met aspecifieke ver-
schijnselen gebruikgemaakt van de aangeboden uitsluitdiag-
nostiek. Was deze mogelijkheid er echter niet geweest, dan
zegt 68 procent van de deelnemende varkenshouders geen
aangifte te hebben gedaan bij de VWA in deze specifieke
klinische situatie. Onder de deelnemende dierenartsen is dat
85 procent. Het verschil tussen dierenartsen en varkens-
houders is significant verschillend (P=0.05).
Opvallend is verder dat 32 procent van de varkenshouders
niet weet dat er een wettelijke verplichting is om bloed-
monsters in te sturen van varkens die een koppelbehandeling
ondergaan. Bij de deelnemende dierenartsen is dat circa één
op de tien. Het verschil tussen dierenartsen en varkens-
houders is significant verschillend (P=0.03).
Verder zijn de dierenartsen (86 procent) relatief meer enthou-
siast (P=0.03) dan de varkenshouders (64 procent) om uitsluit-
diagnostiek toe te passen bij aspecifieke verschijnselen zonder
melding bij de VWA. Verder zijn er relatief meer (P=0.05) var-

Tabel 1. Ervaringen en meningen van varkenshouders (N=65) en dieren-
artsen (N=35) over de mogelijkheid en gebruik van uitsluitdiagnostiek
voor Klassieke Varkenspest met behulp van PCR-test.

!■ varkenshouders □dierenartse

cziznznzLL i

lostick dll bedrijf HMiditeci op iloi (iii

i.gnoil.eh goede ie ilip bi) opspoten KVP

Geen gebiu.k uililuildiagnostiek als VWAwoidl ingelicht

Eerder uitsluitdilgnostieli gebru.ken dan VWA inschakelen

Urtsluildiagnostiek KVP uitvoeren bl| aspecitielie verschijnselen
zonder melden bij VWA {buiten verplichting bi| koppel.

behandeling)

In loekomst eerder gebruik uilslurtdiagnostiek dao
leueocirtentelling

Onbekendheid vciplichlmg insturen bloedmonsters bi)
koppelbebandehng

Men hecfl nu uilf luitd<igno)lick locgepïlt; wat deze
mogelijkheid er met geweeil d»n hid nnen in deze ipecifieke
khnitchc tiluïlie geen a»ng
>rte grdtan b>| VWA

diignosiieii beiiild door DCF/bverheid

Oicenariskosien uitiluitdiagnostiek beliilif door DCF/bverheid

ibietlkosien uitsluildognoiliek betiild door DCFjbverheid

SO 6o 70 to 90

kenshouders (39 procent) dan dierenartsen (20 procent) die
geen gebruik van de uitsluitdiagnostiek zouden maken als de
VWA over het gebruik zou worden ingelicht. Dierenartsen
(77 procent) zijn relatief enthousiaster (P=0.02) dan varkens-
houders (54 procent) om in de toekomst deze vorm van uit-
sluitdiagnostiek toe te passen in vergelijking met het uitvoeren
van een leukocytentelling.

Niettemin zijn de varkenshouders en dierenartsen ontevreden
over de huidige kostenverdeling van de uitsluitdiagnostiek.
Het overgrote deel zegt dat de kosten van de labtest en de die-
renarts, en de verzendkosten zouden moeten worden betaald
uit het Dier Gezondheid Fonds (DGF) of door de overheid.
Overigens bestaan er wel onderlinge verschillen tussen die-
renartsen en varkenhouders op dit vlak: zo willen relatief
meer dierenartsen (97 procent) dan varkenshouders (76 pro-
cent) dat de labtestkosten worden betaald uit het DGF of door
de overheid (P=0.006). Daarentegen zijn er relatief meer var-
kenshouders (95 procent) dan dierenartsen (63 procent) die
de dierenartskosten betaald willen zien uit het DGF of door
de overheid (P=0.000). Verder zijn er relatief meer varkens-
houders (72 procent) dan dierenartsen (48 procent) die de
verzendkosten betaald willen zien uit het DGF of door de
overheid (P=0.02).

Indien de bestaande verdeling van de kosten niet verandert,
zal een groot deel van de varkenshouders, naar hun mening,
in de toekomst niet veel gebruikmaken van deze vorm van
uitsluitdiagnostiek.

In tabel 2 wordt de verdeling weergegeven van (ziekte-)
verschijnselen die volgens varkenshouders en dierenartsen
zouden kunnen wijzen op de mogelijkheid van KVP

-ocr page 384-

Hieruit blijkt dat de kennis rondom KVP-verschijnselen
onder varkenshouders beperkt is, en dat de dierenartsen bij
een groot deel van de klinische verschijnselen in vergelijking
met varkenshouders relatief vaker denken aan KVP als mo-
gelijke veroorzaker van de klinische problemen. 33 procent
van de varkenshouders noemt maar maximaal drie klinische
verschijnselen van KVR Zeven procent van de varkens-
houders zegt zelfs geen enkele weet te hebben hoe KVP-ver-
schijnselen er uitzien en kan geen enkel klinisch verschijnsel
van KVP noemen. Zij geven daarbij aan dat zij dit volledig
aan de dierenarts overlaten.

Discussie

Uitsluitdiagnostiek bevalt goed

De mogelijkheid om bij aspecifieke klinische problemen
bloedmonsters via de dierenarts direct in te kunnen sturen
naar het nationale referentielaboratorium CIDC in Lelystad
zonder dat het bedrijf direct wordt geïsoleerd en zonder een
bezoek van een specialistenteam van de VWA wordt prima
gewaardeerd door varkenshouders en dierenartsen. Gezien de
positieve uitkomsten blijkt deze vorm van uitsluitdiagnostiek
een goede eerste stap in het uitsluiten van KVP voordat men
de VWA inschakelt. Dit komt de preventie van een mogelijke
KVP-uitbraak waarschijnlijk ten goede. Immers, men zou
van deze uitsluitdiagnostiek in een eerder stadium gebruik-
maken dan van een aangifte bij de VWA. Verder wordt de
procedure eenvoudiger en sneller gevonden dan een proce-
dure van aangifte.

Kosten vormen beperking

Daar staat tegenover dat de deelnemers in ons onderzoek zeer
kritisch staan tegenover de huidige kostenstructuur, die zij
onacceptabel vinden. Het merendeel van de dierenartsen en
varkenshouders geeft aan dat zowel de dierenartskosten, lab-
testkosten als de verzendkosten voor het uitsluiten van KVP
betaald zouden moeten worden uit het DGF of door de over-
heid.

Er wordt aangegeven dat als die kostenstructuur niet veran-
derd wordt, er zeer weinig motivatie is om gebruik te maken
van de nieuwe mogelijkheid tot uitsluiten van KVP. Ondanks
het recente appél van de KNMvD en de standsorganisaties
om serieus om te gaan met de nieuwe regeling (1), laten de
ervaringen van de laatste maanden de weerbarstige werkelijk-
heid zien: in de proefperiode waren er circa 20 tot 25 in-
zendingen per week, op dit moment wordt nog maar circa één
inzending per maand ingestuurd voor het uitsluiten van KVR
Het zou daarom verstandig zijn als de kostenverdeling door
LNV en het bedrijfsleven opnieuw zou worden besproken.
Doet men dit niet, dan dreigt voor deze uitsluitdiagnostiek
hetzelfde lot als voor de voorloper (de leukocytentelling): er
wordt nauwelijks tot geen gebruik van gemaakt. Dit zou jam-
mer zijn, omdat deze nieuwe vorm van uitsluitdiagnostiek
een bijzonder waardevol additioneel instrument kan zijn
waarvan de kosten in het niets zinken in vergelijking met de
kosten die gemaakt zouden worden als er een daadwerkelijke
uitbraak zou zijn. De kosten van deze vorm van uitsluitdiag-
nostiek zijn verder ook (zeer) beperkt in vergelijking met me-
nig ander surveillanceprogramma.

Tabel 2. (Ziekte)verschijnselen bij varkens die volgens varkenshouders en dierenartsen zouden kunnen wijzen op de mogelijkheid van Klassieke Varkens-
pest.

(Ziekte)verschijnsel

Koorts

Varkenshouder
(in %)

70

Dierenarts
(in %)

91

Verschil (Ziekte)verschijn$el

Varkenshouder
(in %)

10

Dierenarts
(in %)

17

Verschil

Niet eten

60

66

Droge/harde mest

8

34

Huidbloedingen

60

91

Bloederige mest

8

11

Sloom

55

77

Pompende ademhaling

7

23

Niet reageren

op medicijnen

52

86

Geboorte van trilbiggen

7

57

*

Zwalkende gang

28

46

Blauwe poten

7

11

Plotseling dood

28

37

Blauwe staart

5

11

Op elkaar liggen

27

66

*

Terugkomen bij zeugen

5

20

*

Diarree

22

49

*

Bloed uit de neus

3

11

Traanstrepen

bij ogen

20

34

Snotteren

3

14

*

Niet overeind komen

20

46

*

Veel drinken

3

14

*

Hoesten

17

51

*

Mummies

2

26

*.........

Vermageren

15

11

Kleine tomen

2

17

*

Abortus bij zeug

15

34

*

Rillen

2

26

*

Zenuwverschijnelen

13

29

*

Gezwollen gewricht

2

6

Blauwe oren

12

20

Kreupel

0

6

Slijten

10

11

relatieve verschil tussen varkenshouder en dierenarts statistisch significant (P < 0.05).

Kennis omtrent KVP kan beter

Er lijkt een duidelijke noodzaak om regelmatige (bij)scholing
van varkenshouders te organiseren, gericht op het herkennen
van klinische verschijnselen van aangifteplichtige dierziekten
waaronder KVR 33 procent van de varkenshouders noemt
maar maximaal drie klinische symptomen van KVR Zeven
procent van de varkenshouders zegt zelfs geen enkele weet te
hebben hoe varkenspest er uitziet en kan geen enkel klinisch
verschijnsel van KVR noemen. Zij geven daarbij aan dat zij
dit aan de dierenarts overlaten.

Verder komt naar voren dat dierenartsen bij veel van de
genoemde klinische verschijnselen relatief vaker dan de
varkenshouders denken aan KVR als mogelijke veroorzaker
van de klinische problemen. Ter vergelijking: tijdens de KVR-
epidemie in 1997-1998 werden de volgende klinische ver-
schijnselen in afnemende mate van voorkomen gezien op
KVR-besmette varkensbedrijven (3): koorts, sloomheid, niet
eten, zwalkende gang, zenuwverschijnselen, Conjunctivitis,
diarree, niet reageren op een antibioticumbehandeling, op el-
kaar liggen, respiratoire problemen, (huid)bloedingen, sterf-

-ocr page 385-

te, bloederige mest, droge of harde mest, abortus. Op basis
van die waarnemingen kan worden geconcludeerd dat de Ne-
derlandse varkensdierenartsen een goede inschatting maken
welke klinische verschijnselen zouden kunnen duiden op
KVP.

Naast scholingsavonden zou een website, waarop typische en
met name ook atypische klinische beelden van KVP te zien
zijn, kunnen voorzien in die behoefte. De website zou door
LNV (ondersteund door CIDC-Lelystad) en het bedrijfsleven
(bijvoorbeeld PVE/LTO/NVV) kunnen worden opgezet en
up-to-date moeten worden gehouden. Daarnaast zou op deze
website transparant moeten worden uitgelegd waar, wanneer
en hoe men een vermoeden van een verdenking van KVP zou
moeten aangeven.

De problematiek rond de aspecifieke klinische verschijnselen
bij KVP geeft ook nog eens de behoefte aan voor de ontwikke-
ling van een klinisch beslissingsondersteunend systeem voor
snelle detectie van KVP Dit instrument moet de dierenarts on-
dersteunen bij het beoordelen van de klinische verschijnselen
op varkensbedrijven met klinische problemen. Het systeem
berekent de kans op varkenspest gegeven de klinische ver-
schijnselen die worden waargenomen. Het CIDC-Lelystad
heeft in de afgelopen twee jaar gewerkt aan de ontwikkeling
van een dergelijk systeem (6). In een proeffase wordt op dit
moment een eerste concept van dit systeem op elf verschil-
lende dierenartspraktijken in Nederland uitgeprobeerd.

Niet alle benaderde personen hebben deelgenomen
De hoogte van de respons van varkenshouders op de schrifte-
lijke enquête is voor dergelijk onderzoek normaal te noemen,
die van de dierenartsen zelfs goed. De enquête is verstuurd
naar varkenshouders en dierenartsen die zelf gebruik hebben
gemaakt van de regeling. Dit is een voordeel boven een onder-
zoek onder een aselecte groep veehouders en dierenartsen: zij
hebben immers concrete ervaringen met deze vorm van uit-
sluitdiagnostiek waaruit lessen getrokken kunnen worden.

Aanbevelingen

Op basis van de resultaten van de enquête onder varkens-
houders en dierenartsen, over het toepassen van de PCR-test
voor het uitsluiten van KVP bij aspecifieke klinische ver-
schijnselen, doen wij de volgende aanbevelingen:
a) De nieuwe uitsluitdiagnostiek voor KVP zou na de proef-
periode in het voorjaar van 2006 moeten worden omgezet
in een permanente regeling, onder voorwaarde dat aan
aanbeveling b) invulling wordt gegeven;

b) De kostenverdeling van de nieuwe uitsluitdiagnostiek voor
KVP zou door LNV en het bedrijfsleven opnieuw moeten
worden besproken, omdat het merendeel van de varkens-
houders en dierenartsen aangeeft het niet eens te zijn met
de huidige verdeling;

c) Er moet regelmatig (bij)scholing plaatsvinden van var-
kenshouders als het gaat over het herkennen van klinische
verschijnselen van KVP. Daarnaast zou er een website
moeten worden opgericht waarop typische, en met name
ook atypische, klinische beelden van KVP te zien zijn en
waar duidelijk wordt uitgelegd waar, wanneer en hoe men
een vermoeden van een verdenking van KVP moet aan-
geven.

Literatuur

1. Groot SJ de. Klassieke Varkenspest uit te sluiten met de PCR-test. Tijd-
schr Diergeneeskd 2006; 131: 790.

2. Eibers ARW, Stegeman JA, Moser H, Ekker HM, Smak JA and Plui-
mers FH. The classical swine fever epidemie 1997-1998 in the Nether-
lands: descriptive epidemiology. Prev Vet Med 1999; 42: 157-184.

3. Eibers ARW. Bouma A, and Stegeman JA. Quantitative assessment of
the quality of clinical signs for the detection of classical swine fever
outbreaks. Vet Microbiol 2002; 85; 323-332.

4. Eibers ARW, Fabri T, Vries TS de, Wit J de. Pijpers A en Koch G. Do
hoog-pathogene aviaire influenza A (H7N7) epidemie in Nederland:
lessen te leren uit de eerste vijf uitbraken.Tijdschr Diergeneeskd 2004;
129: 797-806.

5. Eibers ARW. Loeften WLA, Dekker A, Koch G and Rooij EMA van.
Substantial improvement of early detection of notifiable animal dis-
eases: a call for onorthodox changes. Proceedings of the 11th Intema-
tional Society for Veterinary Epidemiology and Economics (ISVEEl 1),
Cairns. Australia, 2006: 36.

6. Geenen PL, Eibers ARW, Gaag LC van der and Loeffen WLA. Devel-
opment of a probabilistic network for clinical detection of classical
swine fever Proceedings of the 11th International Society for Veterina-
ry Epidemiology and Economics (ISVEEl 1), Cairns, Australia, 2006:
667.

7. LNV Ilygiënevoorschriftcn varkenshouderijen, artikel 79, lid k. In: Re-
geling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziek-
ten. en zoönosen en TSE\'s. Staatscourant 24 juni 2005.

8. Minister van LNV. Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk: VD.
2006/1103, datum : 06-04-2006 met als onderwerp: Uitbraak klassieke
varkenspest Duitsland.

9. VWA. Bewaking klassieke varkenspest. Rapport juni 2003. 17pp.

10. Stegeman JA, Bouma A, Eibers ARW en Verheijden JHM. Leukocyten-
telling is een waardevol hulpmiddel voor het opsporen van Klassieke
Varkenspest. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 511 -518.

Artikel ingediend: 9 januari 2007
Artikel geaccepteerd: 2 maart 2007

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline1)

dinsdag 01-05-2007
maandag 14-05-2007
dinsdag 29-05-2007
maandag 11-06-2007

15-05-2007
01-06-2007
15-06-2007
01-07-2007

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 386-

C(§)BACTAN LA

TREFT LONGONTSTEKING IN DE KERN

Als longontsteking toeslaat, sla dan snel en effectief terug.
Cobactan LA\'^* doodt Pasteurella, de belangrijkste ziekte-
verwekker bij longontsteking. Kies dus voor Cobactan LA\'^*
en geef longontsteking geen kans.

Naam; Cobactan LA\'^* suspensie voor injectie voor rund. Werkzame slof: cefquinome {als sulfaat): 75 mg/ml. Indicaties: Behandeling
van luchtwegaandoeningen geassocieerd met
Mannheimia haemolytica, Pasteurella multocida en Histophilus somni, gevoelig voor
cefquinome.
Dosering en toedieningsweg: Twee subcutane injecties van I ml/30 kg lichaamsgewicht met een interval van
48 uur.
Wachttijd: (Orgaan)vlees: 13 dagen; PVV/IKB: 35 dagen. Niet gebruiken bij koeien die melk produceren voor
humane consumptie of bij dieren die binnen twee maanden moeten afkalven.
Contra-indicaties:
Niet toedienen aan dieren waarvan bekend is dat ze overgevoelig zijn voor cefalosporines
of andere R-lactam antibiotica.
Meer informatie: zie bijsluiter.
REC NL 10417 UDA.

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485-587652
Fax. 0485 587653
www.intervet.nl

Cjnten^

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRIT1|

-ocr page 387-

Afleidingsmateriaal
varkens

Om tegemoet te komen aan het na-
tuurlijk gedrag van varkens, moeten
varkenshouders hun dieren afleidings-
materiaal geven. Dit blijkt uit rapport
38 van de WUR \'Afleidingsmateriaal voor varkens breed ge-
wogen\'. Samen met de sectororganisaties LTO en NVV werkt
het ministerie van LNV aan een voorbeeldlijst met afleidings-
materialen voor varkens, waaruit de varkenshouder kan
kiezen. De onderzoekers beoordeelden het gedrag van een
varken in een standaardhok en in een hok met respectievelijk
een ketting, een harde plastic bal, een additionele klepelvoer-
bak, een rubberen speeltje, een touw, een hardhouten balk,
een strospeelbak, ruwvoer in een trog en in een hok met een
strobed. Materialen met een hoge welzijnsfactor (stro en ruw-
voer) scoren minder goed op praktische aspecten. Bepaalde
soorten hout leiden tot een hoger risico op splintervorming
en verwondingen. Door meerdere afleidingsmaterialen met
uiteenlopende eigenschappen te plaatsen (bijvoorbeeld
wroetbaar materiaal gecombineerd met bijtbaar materiaal)
kan men het welzijnseffect op de dieren verhogen.

Nieuws

Nieuw middel visziekten

Na een onderzoekstraject van twaalf jaar is voor het eerst in
meer dan twintig jaar weer een wateroplosbaar middel tegen
visziekten goedgekeurd door de Amerikaanse Food and Drug
Administration (FDA). Het gaat om 35% Perox-aid®, dat is
bedoeld voor gebruik bij drie ziektes van zoetwatervissen en
hun eieren: bacteriële kieuwaandoeningen, externe colum-
narisziekte en de schimmel
Saprolegnia op viseieren. Tot de
commercieel gehouden vissen die aan deze ziekten kunnen
lijden, behoren forel, zalm, dwergmeerval en tilapia.
Bron: www.sciencedaily.com.

Weinig gevaarlijke salmonella

De salmonellabacteriën die in Europa het vaakst tot voedsel-
infecties leiden, komen weinig voor bij Nederlandse vlees-
kuikens. Dit meldde de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
Uit een groot vergelijkend Europees onderzoek in 2006 bleek
dat de
Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium in
Nederland aanwezig waren bij één procent van de onder-
zochte koppels pluimvee. Het gemiddelde voor Europa lag
op elf procent. Ook in de winkel waren weinig kipproducten
besmet met deze salmonellatypen (0,8 procent).
Bron: zihb.nl.

Poster Week van het Huisdier

Bijgevoegd bij dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde vindt
u de poster van de Week van het Huisdier. De Week van het
Huisdier wordt dit jaar gehouden van 5 tot en met 13 mei.
Voor meer informatie kunt u terecht op de website
www.weekvanhethuisdier.nl.

Engelstalige editie gedenkboek

Op 16 mei 2007 verschijnt de Engelse editie van het gedenk-
boek
\'Strenge wetenschappelijkheid en practische zin\'. Een
eeuw Nederlands centraal veterinair instituut, 1904-2004.
Het eerste exemplaar van \'Strictly scientific and practical
sense\'. A century of the Central Veterinary Institute in the
Netherlands, 1904-2004
wordt overhandigd aan de directeur
van het Centraal Instituut voor Dierziektecontrole in Lely-
stad, dr. A.T.J. Bianchi. Een week later wordt het door de
chief veterinary officer van LNV, dr. RW. de Leeuw, gepre-
senteerd tijdens de jaarvergadering van het Office Intema-
tional des Epizootics in Parijs. Belangstellenden voor de bij-
eenkomst in Lelystad kunnen nadere informatie krijgen
bij mevrouw D. Luijkx (telefoon: 0320-238666, e-mail:
dorine.luijkx@wur.nl). Het boek is te bestellen bij Erasmus
Publishing
{info@erasmuspublishing.nl) en bij de Neder-
landse en Vlaamse boekhandels voor 64,50 euro. Bij bestel-
ling per e-mail voor 15 mei 2007 bedraagt de prijs zestig
euro, inclusief verzendkosten.

Symposium klauwgezondheid

Op 10 mei 2007 organiseren ASG en GD samen in Lelystad
een symposium over klauwgezondheid, met als titel: \'Im-
proving claw health: from theory to practice\'. Klauwgezond-
heid is een belangrijk aandachtspunt in de melkveehouderij.
In Nederland hebben ASG en GD de laatste jaren veel onder-
zoek gedaan naar loopvloeren, bekapmethoden en voetbaden
in relatie tot klauwgezondheid. Wat zijn de laatste inzichten
en hoe kunnen de resultaten in de praktijk worden toegepast?
Er is aandacht voor het in Nederland uitgevoerde klauw-
onderzoek, maar ook enkele gerenommeerde buitenlandse
specialisten zullen hun kijk op de problematiek toelichten.
De voertaal van het symposium is Engels. Het symposium is
met name bedoeld voor dierenartsen, klauwbekappers en
andere betrokkenen bij klauwgezondheid bij melkvee. Aan-
melden is mogelijk via de website
www.asg.wur.nl onder
agenda en via de website van GD:
www.gddeventer.com. Het
programma begint om 10.00 uur en duurt tot 16.00 uur.
Locatie is het gebouw van de Animal Sciences Group van
Wageningen UR, Edelhertweg 15 te Lelystad.

Dag van het aangespannen
paard

Op 12 mei 2007 wordt op het terrein van de Faculteit Dier-
geneeskunde de Dag van het aangespannen paard georgani-
seerd. Dit evenement staat geheel in het teken van de aan-
gespannen sport en wordt georganiseerd door de Stichting
"Dag van het Aangespannen Paard" (DAP). Deze stichting
wordt bestuurd door zes veterinaire studenten. Dit jaar wordt
de Dag van het aangespannen paard voor de zestiende maal
georganiseerd. Er zal een marathonrit worden uitgezet met
fraai aangeklede hindernissen. Verder zijn er concoursrubrie-
ken en demonstraties in de hoofdring. De toegang tot het
faculteitsterrein zal gratis zijn. Kijk voor meer informatie op
www.dagyanhetaangespannenpaard.nl.

-ocr page 388-

Vissen zijn de meest gehouden die-
ren in Nederland. Bij problemen
met siervissen wordt steeds vaker
de hulp ingeroepen van een dieren-
arts. De reden daarvoor is deels
de toegenomen belangstelling voor
Japanse karpers (koi) die in prijs
uiteenlopen van enkele tientallen
euro\'s tot duizenden euro\'s per
stuk. En deels vinden steeds meer eigenaren dat vissen
huisdieren zijn en dat een dierenarts hier ook verstand
van hoort te hebben. Daarom hoort de gezondheidszorg
voor vissen thuis bij de dierenarts. Om beslagen ten ijs te
komen, is het nodig kennis te hebben van de meest voor-
komende fouten bij de huisvesting en de verzorging van
siervissen. Daarnaast is enige kennis van ziekten en para-
sieten en hun bestrijding belangrijk. Informatie over de
anatomie en fysiologie van vissen is te vinden in de boeken
uit de literatuurlijst.

Dierenartsen krijgen tijdens hun opleiding geen onderwijs
over vissen, afgezien van een facultatieve cursus van twee
weken tijdens het derde of vierde studiejaar. Dierenartsen die
meer willen weten over vissen, moeten die kennis uit boeken
halen of cursussen buiten Nederland volgen. Het behandelen
van vissen is niet moeilijker dan van andere dieren en het
moet voor een aantal collega\'s een uitdaging zijn hun kennis
op dit gebied te vergroten. Met deze reeks artikelen hoop ik
hiertoe een aanzet te kunnen geven. Bij probleemgevallen
blijft het altijd mogelijk de hulp in te roepen van een meer
deskundige collega.

Anamnese

Als een eigenaar bij u komt met een zieke vis, is het minstens
net zo belangrijk informatie te winnen over de kwaliteit van
het aquarium- of vijverwater als over de problemen van de
vis(sen). Voorbeelden van vragen aan de eigenaar:

- Wat is het probleem en hoe lang bestaat het?

- Is het probleem snel of geleidelijk ontstaan?

- Worden de vissen gehouden in een aquarium of in een
vijver?

- Betreft de ziekte enkele vissen of bijna allemaal?

- Is er sterfte?

- Zijn recent nieuwe aankopen gedaan?

- Welke waarden worden gemeten voor de waterkwaliteit?

- Is er al een diagnose gesteld?

- Heeft de eigenaar al een behandeling ingesteld? Zo ja,
welke?

Als er veel vissen niet in orde zijn, lijkt een afwijking van de
waterkwaliteit voor de hand te liggen. Maak een afspraak om
typische zieke vissen te bekijken.

Uit en
voor de
praktijk

Transport

Het verdient de voorkeur vissen te observeren in hun eigen
omgeving, maar dit is (ook uit kostenoverwegingen) niet al-
tijd mogelijk. In dat geval kan een vis worden meegenomen
naar de praktijk. Laat een of enkele zieke vissen naar de prak-
tijk komen in een dubbele dichtgebonden plastic zak gevuld
met eenderde water en de rest lucht of zuurstof De zak moet
worden ingepakt met bijvoorbeeld kranten en kan het beste in
een emmer of polystyreen doos worden gezet om afkoelen en
omvallen te voorkomen. Toch kan het nodig zijn een huis-
bezoek te maken, bijvoorbeeld als een vis niet te vervoeren is
of als er meerdere zieke vissen zijn in verschillende bassins.

Afwijkingen

Bekijk en observeer de vis (zo mogelijk in zijn eigen om-
geving) en let op:
Afwijkend gedrag:

- te sloom, hangen bij de waterafvoer;

- luchthappen aan de oppervlakte of bij de waterinstroom;

- abnormaal zwemmen, tollen, wegschieten of springen;

- schuren over de bodem.
Afwijkende kleur:

- donkerkleuring van de rug;

- blekere kleur;

- wittige waas op de huid;

- witte plekken op de huid;

- bloedingen in de vinnen of bij de vinbasis;

- vertroebeling van de ogen;

- rode, ontstoken anus;

- rode wonden.
Afwijkende vorm:

- opgezette buik;

- vermagering;

- gezwellen op de huid;

- uitpuilende ogen;

- ingevallen ogen.
Beschadigingen of afwijkingen:

- wonden, abcessen;

- watachtige aanhangsels;

- gerafelde vinnen;

- missende lichaamsdelen (kieuwdeksel, deel van een vin of
staart);

- zichtbare parasieten op de huid of hangend uit de anus.
Noteer de gevonden afwijkingen.

Voor een eenvoudige, betrouwbare watertest kan bijvoor-
beeld de Aquamerck No 11102 Kompaktlabor fiir die Aqua-
ristik worden gebruikt. Deze is te bestellen bij onder andere
de fïrma Boom in Meppel. Met deze test kunnen de totale en
carbonaat hardheid, de zuurgraad, ammoniak-, nitriet- en
nitraatgehalte van het water worden gemeten.

De gezondheidszorg voor vissen hoort thuis bij de dierenarts. In deze serie vind u adviezen en tips voor de behandeling en het
voorkomen van ziekten bij siervissen.

Deel 1. Een eigenaar heeft een zieke vis en dan?

PeterJ. Werkman

-ocr page 389-

Controleer van een watermonster ten minste de pH en het
ammoniak- en nitrietgehalte. Wordt ammoniak of nitriet aan-
getoond, zelfs in kleine hoeveelheden, dan is het aan te raden
meteen een derde van het water te verversen, te stoppen met
voeren en extra te beluchten. Probeer de oorzaak van de af-
wijkende waterkwaliteit te achterhalen en laat deze ver-
helpen.

Als een badbehandeling (een behandeling met een genees-
middel in het water) wordt overwogen, zorg dan eerst voor
een goede waterkwaliteit. Het toevoegen van een genees-
middel aan \'vuil\' water zorgt voor een nog grotere belasting
voor de aangetaste vissen.

Afkrabsel

Omdat op de vissenhuid en de kieuwen veel parasieten, bac-
teriën en schimmels aanwezig kunnen zijn, is het maken van
een afkrabsel een geschikte diagnostische test. Haal een klein
visje met een netje uit het water en maak, terwijl de vis in het
netje rust, met een dekglaasje of een scalpelmesje voorzich-
tig een afstrijkje van huid, vin of staart (van voren naar achte-
ren). Doe dit monster met een druppeltje water op een voor-
werpglaasje en bekijk het onder de microscoop. Bij een wat
grotere vis kan het nodig zijn deze te verdoven voor u de ge-
noemde handelingen kunt uitvoeren. Soms worden bij deze
procedure één of enkele schubben meegenomen. Omdat een
schub diep in de huid vastzit (in de dermislaag), betekent een
losse schub een diepe huidwond. Als de vis groot genoeg is
om voorzichtig een kieuwdeksel op te lichten, kan ook een
monster van een kieuw genomen worden, door met een klein
puntschaartje een stukje kieuwweefsel weg te knippen. Een
lichte bloeding stopt snel.

Bekijk het preparaat onder een kleine vergroting. Soms zit er
veel slijm in het afkrabsel. Dit kan erop wijzen dat de slijm-
cellen in de huid worden geprikkeld door parasieten of een
afwijkende waterkwaliteit. Alles wat beweegt, hoort niet in
het preparaat thuis. Meestal zijn er parasieten te zien die door
het beeld bewegen, rollen of schieten. Soms kunnen bacteriën
worden onderscheiden. Probeer eventueel aanwezige parasie-
ten te herkennen en te benoemen. Afhankelijk van de ernst
van de aantasting van de vis, de soort en het gevonden aantal
parasieten kunt u een behandeling instellen.

Röntgenfoto, echo en punctie

Het is bij een vis mogelijk een zijdelingse en een dorsoven-
trale röntgenfoto te maken. Na sedatie kan de vis in een plas-
tic zak met een beetje water op tafel worden gelegd en even-
tueel rechtop worden gehouden met twee zijdelingse steunen.
Op deze manier wordt de zwemblaas zichtbaar, net als af-
wijkingen aan de wervelkolom. Bij verdenking van een in-
wendig gezwel of buikwaterzucht kan een echo meer infor-
matie geven. Bij een vis met een dikke buik met de
verdenking op ascites of vocht in de zwemblaas, kan een
buikpunctie worden gedaan.

Bloedafname

Omdat stress de bloedwaarden kan beïnvloeden, is het aan te
raden alleen na sedatie bloed af te nemen. U kunt bloed af-
nemen uit de vena cava caudalis. Neem een één milliliter
spuitje (eventueel met plunger), trek in de naald wat heparine
op en blaas het er weer uit (want vissenbloed stolt snel). Steek
de naald (0.6 x 25 millimeter (blauw)) achter de anus ter
hoogte van de zijlijn onder een hoek van 45 graden omhoog
en naar voren, tot de wervels worden geraakt. Trek de naald

Tabel i. Normaalwaarden volwassen kol. (De bloedwaarden van andere
vissoorten kunnen afwijken van de hier genoemde waarden.)

Normaalwaarden volwassen

- Hematocriet

koi

30-35

%

- Erythrocyten

1,7-1,8

10-6/ml

- Leucocyten

30-35

10-3/ml

- Eosinofilen

0-1

%

- Basofielen

0-2

%

- Neutrofielen

0-2

%

- Monocyten

0-3

%

- Staafkernigen

3-5

%

- Lymfocyten

90-94

%

- Plasma eiwit

25-35

ß/1

- Glucose serum

1,7-2,6

mmol/l

- Ureum

1-1.5

mmol/l

- Kreatinine

175-265

mmol/l

-ALAT

80-130

E/1

-ASAT

870-930

E/1

- Calcium

225-275

mmol/l

- Natrium

128-132

mmol/l

- Chloride

123-127

mmol/l

iets terug en het bloedvat is aangeprikt. Bij sectie is bloed te
verkrijgen uit het hart of uit de vena cava caudalis door de
staart af te knippen. De erythrocyten van vissen hebben
kernen, net als die van vogels.

Corpus alienum

Als vissen plotseling stoppen met eten kan er soms een steen-
tje in de bek worden gevonden. Na sedatie is dit meestal te
verwijderen met behulp van een pincet.

Sedatie en anesthesie

Vissen ervaren alle vormen van hanteren als onplezierig en
zij verzetten zich meestal heftig tegen vangen en vastpakken.
Om stress voor de vis maar ook voor de eigenaar en de
dierenarts zoveel mogelijk te beperken, worden vissen gese-
deerd. Ook de kans op beschadiging van de epidermis is dan
veel kleiner. Sedatie is een lichte vorm van narcose waarbij
de vis hanteerbaar is en niet tegenstribbelt. Na sedatie is het

-ocr page 390-

mogelijk vissen te transporteren, een huid- of kieuwafkrabsel
te nemen of een punctie te doen van een gezwel of van de
buik. Ook maakt sedatie het mogelijk een röntgenfoto of echo
te maken, bloed af te nemen, een wond of abces schoon te
maken of een injectie te geven. Verder kan onder sedatie een
chip of transponder worden ingebracht. Dit laatste gebeurt
meestal bij wat duurdere grote vissen zoals bijvoorbeeld koi
en pacu. Breng alleen bij gezonde koi een chip in en doe dit
bij een watertemperatuur tussen 15 en 24 graden Celcius. De
eerste drie weken na het inbrengen van de chip mag de tem-
peratuur niet onder vijftien graden dalen (vanwege de ver-
minderde afweer van de vis). Als de vis is verdoofd en op ta-
fel ligt, zoekt men (met handschoenen aan) een huidplekje
aan de binnenzijde van een borstvin waar geen schubben zit-
ten. De naald wordt schuin in de richting van de kop inge-
bracht. De eerste weerstand die u voelt, is de harde huid.
Druk pas na de tweede weerstand, die van de spieren, de chip
uit de naald. De chip kan worden geregistreerd bij bijvoor-
beeld de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (Postbus
15,3990 DA Houten).

Een andere mogelijkheid is anesthesie, wat wordt gebruikt
om inwendige biopten te kunnen nemen of grotere ingrepen
te verrichten zoals het verwijderen van een oog, een grote
tumor, of eventueel een laparotomie. Bij sedatie reageert de
vis nog op sterke uitwendige prikkels, maar de voortbewe-
ging is verminderd en de ademhaling is minder snel. Bij
anesthesie gaat de vis kantelen en blijft hij op de zij liggen,
de ademhaling is sterk verminderd en de vis reageert niet
meer op sterke prikkels zoals knijpen in de staartbasis.
Neem bij sedatie en anesthesie voldoende voorzorgen: laat
vissen zo mogelijk 24 uur vasten, zorg voor een goede be-
luchting en geef een lage dosering bij zieke, magere, oudere
en grote actieve vissen. Probeer een nieuw middel eerst uit
bij een paar vissen. Laat de vissen ten slotte bijkomen in
schoon water van dezelfde temperatuur met extra beluchting.

Euthanasie

Voor euthanasie is een vijf- tot tienvoudige overdosering van
de anesthesiedosis nodig. Laat de vis voldoende lang in de
oplossing.

Als de vis niet meer te prikkelen is en niet meer ademt, moet
hij worden gedood door een intracardiale injectie met bij-
voorbeeld pentobarbital of met een neksnede of harde slag op
de kop. Het hart van een gedode vis kan nog lange tijd na het
doden blijven samentrekken, zelfs nadat het uit het lichaam is
verwijderd.

Medicijnen

Er zijn redelijk wat chemische middelen die kunnen worden
gebruikt voor sedatie en anesthesie en in overdosering voor
euthanasie.

Benzocaïne geeft snel effect bij actieve vissoorten (zalm-
achtigen) en is werkzaam als Sedativum, anestheticum en
voor euthanasie.

* Het is beschikbaar in poedervorm en kan worden opgelost
in ethanol of aceton.

* Pas op, benzocaïne is giftig bij inademen.

* In het water geeft het een pH-verlaging.

* Bewaar de oplossing in het donker.

* Gebruik benzocaïne niet samen met zout.

* Zie tabel 2 voor de dosering.

Ook 2-phenoxy-ethanol is werkzaam als Sedativum, anesthe-
ticum en voor euthanasie en werkt tevens bactericide en
fttngicide.

* Dit middel lost op in warm water.

* Let op bij filters met actieve kool. 2-phenoxy-ethanol kan
hieruit toxines vrijmaken.

* De dosering is te vinden in tabel 2.

Let op: voor alle in tabel 2 genoemde doseringen geldt dat
deze met zorg zijn genoteerd, maar omdat vissen van dezelf-
de soort soms zeer verschillend op eenzelfde middel kunnen
reageren, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard in geval van
schade of sterfte als gevolg van toepassen van de genoemde
doseringen. Als men niet eerder een behandeling heeft inge-
steld met een medicijn bij de betreffende vissoorten kan het
zinvol zijn het middel eerst bij een klein aantal vissen uit te
proberen.

Sommige eigenaren willen zelf hun vis behandelen. In een
aantal vijver- of aquariumspeciaalzaken is hiervoor kruid-

Benzocaïne

Slamoplossing:
\' Sedatie:
Anesthesie:
Zeer koud water:
Bij karper (koi):

Euthanasie:

2-phenoxy-ethanol

Stamoplossing:
Sedatie:

Anesthesie:
Euthanasie:

Tabel 2. Doseringen benzocaïne en 2-phenoxy-ethanol.

50^mg/ml (50 gram in 1 liter ethanol).
25 mg/ liter (5 ml stamoplossing in 10 liter water).
50 mg/ liter (10 ml stemoplossing in 10 liter water)
5 mg/ liter (1 ml stamoplossing op 10 liter water),
tot 200 mg/\' liter vereist voor een redelijk snel
effect.

250 mg/ liter (5 ml stamoplossing in 1 liter water).

10 ml in 1 liter warm water

tot 0,2 ml stamoplossing per liter water
0,5 ml stamoplossing per liter water.
2 ml stamoplossing per liter water.

-ocr page 391-

nagelolie verkrijgbaar. Dit is zowel in zoet als in zout water te
gebruiken als
Sedativum en werkt tevens tegen bacteriën en
schimmels. Het wordt verkocht onder de namen Oleum caryo-
phylli, oil of cloves en eugenol. Kruidnagelolie is
een anti-
oxidant. Het wordt in licht omgezet en moet dus in het donker
worden bewaard. Dit middel lost niet op in koud water, maar
wel in een verhouding van één op tien in ethanol. Vergeleken
met de andere medicijnen is dit product goedkoop. Voor se-
datie moeten minimaal tien druppels per liter water worden
gebruikt. Eerst schudden in wat warm water, dat geeft een be-
tere vermenging van de olie.

Analgesie

Vissen ervaren pijn en net als bij andere dieren is voor een te
verwachten pijnlijke ingreep een pijnstillende behandeling
nodig. Een analgeticum wordt meestal eenmalig toegediend
als injectie, bijvoorbeeld butorphanol (Temgesic*) 0,4 mg/kg
intramusculair of ketoprofen (Ketofen*) 2 mg/kg intramus-
culair.

Operatieve ingrepen

Voor een langdurige of uitgebreide operatieve ingreep (bij-
voorbeeld een laparotomie) is anesthesie noodzakelijk. Laat
de eigenaar behalve het water waarin de vis wordt vervoerd,
in een aparte zak of bak evenveel extra water uit het aquarium
of de vijver meebrengen om hierin de vis uit de anesthesie te
laten bijkomen en het dier hierin weer mee naar huis te
nemen. Onder anesthesie kan de vis op een natte handdoek
worden gelegd en kan een gezwel of een oog worden verwij-
derd. Bij een bloeding kan een bloedvat met een electrocauter
worden gecauteriseerd. De vis kan mits hij wordt bedekt met
een natte doek (ook de ogen) een paar minuten buiten het
water worden gehouden. Bij verzet kan de vis even terug wor-
den gezet in de anesthesieoplossing tot hij weer rustig is.
Open wonden kunnen worden bedekt met een laagje Propu-
lis. Laat de vis bijkomen in een bak met het eigen aquarium-
of vijverwater. Als u een luchtpompje gebruikt, spoelt het
anesthesiemiddel sneller uit de kieuwen. Laat de eigenaar de
vis thuis in een behandelbak zetten, met daarin drie gram zee-
zout per liter water met een luchtpompje en hem daar min-
stens een week onder observatie houden.
Voor het uitvoeren van een buikoperatie wordt de vis in een
soort trog in rugligging gehouden. Er moet regelmatig een
halve dosering anesthesieoplossing over de kieuwen worden
gespoeld.

Maak craniaal van de anus in de mediaanlijn een incisie. Een
kleine wondsperder is handig om de vaak strakke buikwand
open te houden. Na inspectie van de buikholte kunt u een
eventueel gezwel wegnemen of monsters nemen voor nader
onderzoek.

Hechten kan bij een kleine vis in één laag en bij grotere
vissen in twee lagen. Gebruik een monofilament materiaal,
bijvoorbeeld Monocryl® 3-0 of 4-0 atraumatisch en een snij-
dende naald. De wond kan worden bedekt met een dunne laag
Propulis. Hechtingen kunnen worden verwijderd na zeven tot
tien dagen.

Gebitsproblemen

Soms wordt hulp gevraagd om bij vissen tanden in te korten.
Bij met name kogelvissen en papegaaivissen die schelp- en
schaaldieren eten, kunnen door onvoldoende slijtage de voor-
tanden te lang worden. Na sedatie zijn de tanden voorzichtig
bij te knippen of te frezen tot de gewenste lengte.

Sectie

Sectie op een net overleden of gedode vis kan helpen de ziek-
teoorzaak te achterhalen. Bij vissen die al langer dood zijn
(enkele uren bij een temperatuur van rond twintig graden
Celcius) is sectie niet meer zinvol. Vanwege de zeer snelle
lysis van de inwendige organen kunnen geen betrouwbare
waarnemingen meer worden gedaan. Parasieten verdwijnen
snel van dode vissen, maar ook van vissen die te lang hebben
gezwommen in water met een narcosemiddel.
Gebruik bij de sectie handschoenen en leg de (ge)dode vis op
de rechterzijde. Noteer afwijkingen. Maak een afkrabsel van
de huid, de vinnen en de staart en onderzoek dit bij lage ver-
groting onder de microscoop op parasieten, overmaat aan
slijm en eventuele bacteriën en schimmels. Knip de linker
kieuwdeksel weg (afbeelding 5, snede 1), knip een stukje
kieuwweefsel af en bekijk ook dit onder de microscoop.
Maak nu met een scalpel of een scherpe schaarpunt craniaal

Afbeelding 4. Anatomie van een vis.

-ocr page 392-

van de anus een opening in de buikwand en knip richting kop
(snede 2), knip voor de anus omhoog en draai naar de kop en
knip door tot het kieuwdeksel (snede 3). Knip vervolgens
omlaag en naar de mediaanlijn tot de beginknip (snede 4).
Licht de buikwand voorzichtig op en prepareer deze vrij. Nu
is de zwemblaas (te zien in één of twee delen), net als de lever
en de darmen. Het hart kan meerdere minuten blijven klop-
pen, zelfs nadat het uit het lichaam is losgeknipt. Bekijk de
kleur van de lever en de milt en let op of de vorm en de groot-
te normaal zijn. Normaal hoort er geen bloed of vocht in de
buikholte aanwezig te zijn. De galblaas (groen) zal vol zijn
bij vissen die al langer niet hebben gegeten.
De nieren liggen langgerekt tegen de wervels aan. Neem met
een öse een monster van afgeflambeerde nieren, milt en lever
en ent dit op een schapenbloed agarplaat. Bij knobbels in de
lever en in andere organen kan van een afstrijkje een Ziehl-
Neelsen kleuring worden gedaan op zuurvaste staven (Myco-
bacteriën,
Nocardia). Prepareer de darmen vrij en beoordeel
de darminhoud, onder meer op parasieten. Let op of er in de
spieren bloedingen, ontstekingen of gezwellen aanwezig zijn.
Bekijk de ogen op afwijkingen. Het schedeldak kan worden
verwijderd om de hersenen te bekijken. Neem bij verdenking
op Koi Herpes Virus (KHV) een stukje kieuw en nier, doe dit
in alcohol (96 procent) en stuur het monster voor onderzoek
naar het CIDC in Lelystad. Voor ander virologisch onderzoek
kan de hele vis (mits niet te groot) ingevroren worden opge-
stuurd, net als materiaal van milt, lever, nier, kieuw en spier
in alcohol (96 procent). Bacteriologisch onderzoek is bij in-
gevroren materiaal niet mogelijk. Weefsels en visresten die
overblijven, zijn destructiemateriaal. De instrumenten en
ander gebruikt materiaal kunnen na mechanische reiniging
worden gedesinfecteerd in alcohol (80 procent).

Dagcursus

Om ervaring op te doen met de beschreven technieken kan het
nuttig zijn een dagcursus over visziekten te volgen. Opgave
hiervoor is mogelijk bij het CIDC in Lelystad bij mevr. dr. ir.
O.L.M. Haenen, hoofd laboratorium visziekten, (telefoon:
0320-238352). Bij voldoende belangstelling (maximaal acht
personen) kan een cursusdag worden gepland.

-ocr page 393-

Komt het bij u ook voor dot
de klant een noodzokelijke
operotie niet uit loot voeren
omdat hij het geld niet
heeft?
nis uw klant voor
zijn hond of kat de Proteq
Dier & Zorg Verzekering
afsluit, dan hoeft hij zich
geen zorgen meer te maken.
Een prettige zekerheid,
zowel voor de eigenaar,
het dier en de praktijk.

Meer klanten met een
verzekering, hoger rendement

Uit Engels onderzoek blijkt dat als de
praktijk veel klanten heeft met een
huisdierenverzekering, het rendement
van de praktijk hoger is dan van
praktijken waar weinig klanten hun
huisdier verzekerd hebben. Hoe zit
dat in uw praktijk? Weet u hoeveel
klanten hun hond/kat verzekerd hebben?
Praat er eens over met uw klanten.

Proteq helpt u graag om meer
verzekerde klanten te krijgen

}

Wilt u ook meer klanten die voor hun
hond/kat een ongevallen- en ziekte-
kostenverzekering afgesloten hebben?
Proteq helpt u graag om dit te realiseren.
Samen met u en de collega\'s in de praktijk
gaan we aan de slag om uw doelstelling
te realiseren. Als u hierover meer wilt
weten, dan is de afspraak zo gemaakt.
Mail naarwalter.boer@proteq.nl

Gelukkig heeft zijn baas de
Proteq Dier & Zorg Verzekering
afgesloten.

Brochure

In onze brochure stoot olie
Informatie over de Proteq
Dier £ Zorg Verzekering.
Ons odvies: geef de
informatie persoonlijk oon
uw klanten, ze zullen het
op prijs stellen.

Op www.proteq.nl vindt uw
klant ook alle informatie
over de Proteq Dier G Zorg
Verzekering. Op de site kon
ook direct een polis worden
afgesloten.

d

) Proteq.nl

DIRECT verzekeren!

onderdeel von

SNSREAAL

-ocr page 394-

Klauwgezondheid bij melkkoeien in Nederland

Epidemiologische aspecten van verschillende klauwaandoeningen bij melkvee in Nederland

Menno Holzhauer

Klauwaandoeningen behoren in vele westerse landen tot
de belangrijkste bedrijfsgebonden aandoeningen op
rundveebedrijven. Op basis van een in 2002 tot 2003 uit-
gevoerd veldonderzoek met professionele klauwbekap-
pers blijkt dat in Nederland een onacceptabel hoog per-
centage van ruim zeventig procent van de melkkoeien op
het moment van koppelbekappen minstens één klauw-
aandoening heeft. En dat terwijl naar schatting zestig
procent van de melkveekoppels systematisch minstens
twee keer per jaar wordt bekapt.

Aangezien klauwaandoeningen pijnlijk zijn en direct inter-
fereren met normaal gedrag is het bovengenoemde hoge per-
centage uit het oogpunt van dierenwelzijn niet acceptabel.
Verder kunnen klauwaandoeningen zorgen voor directe en
indirecte economische schade bijvoorbeeld in de vorm van
verminderde melkproductie, verhoogde kans op mastitis en
verminderde vruchtbaarheid. Ook storen ze de veehouder in
zijn normale dagelijkse activiteiten. Dit zou voor de rundvee-
dierenarts aanleiding moeten zijn de uitdaging aan te gaan,
door de veehouder te wijzen op het probleem en door goede
bedrijfsadvisering (bijvoorbeeld met behulp van de GD
Klauwgezondheidscoach) zelf een bijdrage te leveren aan de
oplossing ervan. Een betere klauwgezondheid zal niet alleen
een positief etTect hebben op het dierenwelzijn, maar kan ook
bijdragen aan een verlengde levensduur, een hogere producti-
viteit van het dier en meer arbeidsvreugde bij de veehouder.
Het doel van dit promotieonderzoek was het leveren van een
bijdrage aan de verbetering van de klauwgezondheid bij
melkkoeien door meer inzicht te verschaffen in verschillende
epidemiologische aspecten van klauwaandoeningen. Wij
hebben bijvoorbeeld gekeken naar de betrouwbaarheid van
de diagnostiek van klauwaandoeningen door de klauwbekap-
per op het moment van koppelbekappen en naar de invloed
van de erfelijke aanleg van de fokstieren op klauwaandoenin-
gen. Daarnaast heeft een verdiepingsslag plaatsgevonden met
betrekking tot de kennis omtrent twee belangrijke klauwaan-
doeningen (dermatitis digitalis (DD) en de zoolzweer (SU)).
De andere onderdelen betroffen een nader onderzoek naar
verschillende koppelstrategieën in geval van DD en het con-
centratieverloop van formaline in voetbaden op praktijk-
bedrijven

Registratie door de klauwbekapper

Uit het onderzoek van 2002/2003 is gebleken dat registratie
op het moment van koppelbekappen de veehouder een goed
en betrouwbaar inzicht geeft in de prevalentie van de ver-
schillende klauwaandoeningen. Hierbij wordt de klauw-
bekapper geacht voor het verzamelen van de diagnoses volle-
dig objectief te zijn, zodat er geen enkele relatie bestaat
tussen de persoon die waarneemt en de mate van voorkomen
van klauwaandoeningen op het bedrijf. Onderzoek met twin-
tig getrainde en ervaren klauwbekappers heeft aangetoond
dat de variatie bij de waarnemingen van de verschillende
bekappers, varieerde van 4,9 procent voor DD tot 38,0 pro-
cent voor chronische laminitis (CL) (zie ook tabel 1). Deze
waarneming heeft inzicht gegeven in de aandoeningen waar-
voor een nadere \'training\' van dan wel afstemming met de
klauwbekappers nodig is, zodat deze informatie betrouwbaar
genoeg is om door de veehouder gebruikt te worden voor de
verbetering van de klauwgezondheid van zijn melkkoeien,
bijvoorbeeld via aanpassingen in het bedrijfsmanagement.
Voor de onderzoeker was het belangrijk te weten welke aan-
doeningen geschikt waren voor nadere epidemiologische
analyse. Zo was op basis van de eerste uitkomsten een nadere
analyse van DD en SU wel mogelijk, maar een nadere ana-
lyse van stinkpoot of interdigitale dermatitis^alhoorn-erosie
(IDHE) of zooibloedingen niet, doordat de registratie teveel
werd beïnvloed door de waarnemer. In een vervolgonderzoek
bleek een andere intensieve training en discussie met klauw-
verzorgers op basis van de berekende kappa\'s als maat voor
de uniformiteit wel effectief.

Risicofactoren voor DD

Voor een goede advisering is kennis van de etiologie, van de
Pathogenese en van zowel de koe- als de bedrijfsgebonden
risicofactoren onontbeerlijk. In dit proefschrift zijn voor twee
belangrijke aandoeningen (DD en SU) de resultaten van on-
derzoek naar onder andere risicofactoren nader geëvalueerd.
DD wordt volgens de internationale nomenclatuur en afhan-
kelijk van de klinische manifestatie (aspect, grootte van de
laesie en aanwezigheid van pijn) onderscheiden in de stadia
M1 tot M4. Het meest prominente en pijnlijke stadium van
DD, de M2-laesie, openbaart zich hierbij als een twee tot vier
centimeter grote dermatitisplek op de overgang van huid naar
hoorn, meestal grenzend aan de tussenklauwspleet. In een
studie op een endemisch geïnfecteerd bedrijf is het risico op
een DD-infectie en op de genezing daarvan met en zonder
koppelinterventie, nader bestudeerd. Hierbij is een nieuw op-
tredende infectie gedefinieerd als een overgang van MO, Ml,
M3 of M4 naar M2 en is \'genezing\' gedefinieerd als de om-
gekeerde overgang.

De M2-laesies waren in dit onderzoek significant pijnlijker
dan andere stadia van DD, maar dit symptoom was in dit on-
derzoek slechts aanwezig in 43 procent van de M2-laesies en
dat is minder dan in de meeste andere onderzoeken. Als er
een tyloom aanwezig was (bij twee procent van de onder-
zochte achterpoten) werd in alle gevallen ook een DD-laesie
aangetroffen. Dit suggereert een mogelijke relatie tussen
beide aandoeningen, terwijl het voor de begeleidende dieren-
arts een argument kan zijn de veehouder te adviseren de tylo-
men chirurgisch te laten verwijderen, bijvoorbeeld met be-
hulp van electrochirurgie.

Koegerelateerde risicofactoren voor M2-laesies waren in
deze studie vooral het lactatiestadium 60 tot 120 dagen post
partum en de aanwezigheid van een ernstige stinkpoot. Even-

-ocr page 395-

De prevalentie van DD

De prevalenties van DD per bedrijf, binnen de bedrijven en
binnen de populatie koeien in Nederland zijn berekend in een
dwarsdoorsnedenonderzoek. DD was op het moment van
koppelbekappen aanwezig op meer dan negentig procent van
de onderzochte bedrijven. Op deze bedrijven varieerde de
prevalentie van 1 tot 83 procent en berekend over de hele po-
pulatie van de onderzochte koeien werd een prevalentie van
21,2 procent vastgesteld. De HF-koeien hadden een hoger
risico om een DD-laesie te hebben dan de MRlJ-koeien
(Odds Ratio (OR) = 1.7). Het risico op een DD-laesie nam af
met het stijgen van de pariteit en was het hoogst rond de piek
van de lactatie (dertig tot zestig dagen post partum). Koeien
in de derde pariteit, die langer dan zestig dagen in productie
zijn, hebben een hoger risico op een DD-laesie vergeleken
met koeien van andere pariteiten binnen hetzelfde koppel.
Gebaseerd op de berekening van de \'population attributable
fraction\' (PAF) en ervan uitgaande dat er een oorzakelijk ver-
band bestaat, zullen bij afwezigheid in de studiepopulatie van
IDHE, interdigitale Hyperplasie (HYP) en interdigitaal phleg-
moon (IP) respectievelijk 32,2 procent, 9,0 procent en 1,1
procent minder DD-infecties voorkomen. Gezien het feit dat
DD en IDHE vaak tegelijkertijd voorkomen, zou dit ook kun-
nen duiden op een gemeenschappelijke etiologische achter-
grond voor beide aandoeningen.

Behandelingen preventie van DD

In een andere (case-control) studie is de invloed van verschil-
lende strategieën van interventie op het vóórkomen (inciden-
tie) van DD nader onderzocht. Twee interventies waren vol-
doende succesvol. De ene strategie betrof de wekelijkse en de
andere strategie betrof de tweewekelijkse toepassing van een
doorloopbad met een vier procent formalineoplossing (uit-
gaande van een handelsoplossing van 36 tot 40 procent) gedu-
rende een dag tweemaal daags. Een consequente toepassing
van het bad resulteerde gedurende de hele periode van waar-
neming in significant minder M2-laesies vergeleken met zo-
wel de maand voorafgaande aan de toepassing van deze inter-
ventie (referentieperiode) als de controlegroep. De strategie
van het toepassen van extra hygiënemaatregelen (reinigen van
de roostervloer en de klauwen met een hogedrukspuit met
lage druk) gecombineerd met een stabad (gedurende twintig
minuten) met een twee procent multicompoundoplossing
(Claw-care®, ICI) toonde aan dat deze combinatie voldoende
effectief was om een uitbraak van DD te voorkomen, maar
niet om de infectie terug te dringen. Een uitbraak was hierbij
gedefinieerd als meer dan dertig procent M2-laesies op poot-
niveau binnen dezelfde groep. De wekelijkse toepassing van
een doorloopbad met een twee procent multicompoundoplos-
sing en de wekelijkse toepassing van een doorloopbad met
een drie procent sodaoplossing was echter niet effectief ge-
noeg om een uitbraak te voorkomen. De resultaten van de
twee strategieën met de multicompoundoplossing zouden ook
kunnen worden gezien als een positief effect van de verhoog-
de bedrijfshygiëne op de incidentie van DD-leasies.
Er is een vervolgonderzoek nodig om goede alternatieven te
vinden voor de toepassing van formaline, dat toxisch en irri-
terend is voor de veehouder. Dit onderzoek moet bij voor-
keur resulteren in een eenduidig, praktisch uitvoerbaar, goed
onderbouwd en veilig advies voor de preventie en behande-
ling van DD. De toepassing moet er uiteindelijk toe leiden
dat deze pijnlijke aandoening minder voorkomt bij melk-
koeien en dat de risico\'s voor de veehouder met betrekking
tot de blootstelling aan gevaarlijke stoffen afnemen. Ook zal
de toepassing moeten leiden tot een vermindering van de
economische schade en van de belasting van het milieu.

eens werd het voeren van een hoog energetisch rantsoen
voorafgaand aan deze studie beoordeeld als een verhoging
van het risico op het optreden van M2-laesies.

Prevalentie en de risicofactoren van SU

De prevalenties van SU op bedrijfsniveau, binnen bedrijven
en in de populatie runderen betrokken bij het onderzoek, zijn
net als de geassocieerde risicofactoren berekend uit gegevens
van het dwarsdoorsnedenonderzoek uit 2002/2003. Op het
moment van koppelbekappen waren op meer dan 85 procent
van de onderzochte bedrijven een of meer koeien met SU. De
prevalentie binnen bedrijven varieerde van 1 tot 26 procent.
Over de hele studiepopulatie werd bij 5,6 procent van de koei-
en een zoolzweer vastgesteld. Het risico voor SU nam signifi-
cant toe met de pariteit. Na de eerste twee maanden van de
lactatie hebben de runderen een groter \'risico\'(OR = 1.7) op
het hebben van een zoolzweer in vergelijking met de periode
voor de top van de lactatie (minder dan zestig dagen post par-
tum). Gebaseerd op de PAF en gegeven dat er een oorzakelijk
verband bestaat, is berekend dat wanneer SH, CL, witte lijn
aandoening en HYP niet aanwezig zouden zijn in de studiepo-
pulatie respectievelijk 35,4, 5,8, 11,6 en 4,6 procent van de
SU voorkomen had kunnen worden. Daarnaast bleken ver-
schillende van de onderzochte managementfactoren, zoals
aankoop van vaarzen, geringe bedekking van de boxen en
koppelbekappen in de herfst geassocieerd met een grotere
kans op SU.

Genetische invloeden

Uit een andere selectie van dezelfde dataset zijn genetische
parameters voor klauwaandoeningen en correlaties met be-

-ocr page 396-

wegingspatronen voor melkvee vastgesteld. Met het resultaat
hiervan zijn erfelijkheidsfactoren berekend. Deze varieerden
van minder dan 0,01 (IP) tot 0,10 (DD en HYP). De uitkom-
sten zijn vergelijkbaar met erfelijkheidsfactoren van andere
bedrijfsgebonden aandoeningen zoals mastitis en fertiliteit.
Er zijn duidelijke genetische correlaties tussen klauwaandoe-
ningen en locomotiescores. De bewegingspatronen in deze
studie zijn geheel onafhankelijk van het moment van het kop-
pelbekappen beoordeeld door getrainde inspecteurs van het
stamboek. Dit gebeurde in deze studie bij ongeveer 75 pro-
cent van de populatie koeien, gedurende de eerste maanden
van de eerste lactatie. De gevonden correlatie varieerde van
0,13 (SH) tot -0,91 (CL), wat aangeeft dat er een sterke cor-
relatie bestaat tussen het waargenomen locomotiepatroon bij
vaarzen en het optreden van CL op latere leeftijd. De geneti-
sche correlaties tussen de stand van het achterbeen en klauw-
aandoeningen waren iets minder groot en varieerden van 0,04
tot-0,69.

Conclusies

Op basis van de resultaten van onderzoek is vastgesteld dat
een reductie van klauwaandoeningen op de korte termijn het
best kan worden gerealiseerd via een integrale verbetering
van het bedrijfsmanagement, zoals wijzigingen in de voede-
ring, eenvoudige aanpassingen van de huisvesting (bijvoor-
beeld verhoogde hygiëne van de roosters) en/of vroege inter-
venties door middel van klauwontsmetting. Op de lange
termijn moeten deze aandoeningen gereduceerd worden door
een meer fundamentele aanpassing van de huisvesting (bij-
voorbeeld boxbedekking) en een verbetering van de hoorn-
kwaliteit van de klauw op basis van goede fokprogramma\'s
van veehouders en Kl-organisaties.

De resultaten van dit proefschrift hebben hopelijk niet alleen
het belang aangegeven van een goede uniforme diagnostiek,
maar tevens via epidemiologische studies (onder andere
associaties, risicofactoren en PAF\'s) de kennis rond twee be-
langrijke klauwaandoeningen nader uitgediept en de erfelijk-
heid en de mogelijke strategie voor interventie voor DD nader
belicht. Tevens is door verschillende onderdelen van dit
proefschrift richting gegeven aan vervolgonderzoek, dat uit-
eindelijk een bijdrage moet leveren aan een verdere verbete-
ring van de klauwgezondheid bij melkvee in Nederland.

Curriculum vitae

Menno Holzhauer is sinds 1999 werkzaam bij de afdeling
herkauwersgezondheidszorg van de Divisie Herkauwers
van CD te Deventer In de periode hiervoor heefi hij ruim
veertien jaar praktijk uitgeoefend in Drenthe, aanvankelijk
als zelfstandige en later als lid van de maatschap in DAP
Het Zuidenveld. Binnen GD heeft hij naast zijn normale
werkzaamheden een opleidingstraject tot specialist runder-
gezondheid gevolgd. Vanaf januari 2003 is hij in Nederland
geregistreerd als specialist rundergezondheid en vanaf 2004
als \'diplomate\' van de European Cattle Bovine Health Ma-
nagement. Op 21 september 2006 verdedigde hij zijn proef-
schrift:
Claw health in dairy cows In The Netherlands.
Epidemiological aspects of different claw disorders in
dairy cattle in The Netherlands.
Het onderzoek werd af-
gerond onder leiding van de promotoren prof drJ.A. Ste-
geman en prof dr Stassen (Universiteit Wageningen) en
de co-promotoren dr ir G. van Schalk en dr J. Ve^oeff.

Eurovet Animal Health BV. Handelsweg 25.5531 AE Bladel

pijn

gaat VERDER...

-ocr page 397-

Forthyron

®

Levothyroxine natrium

Simply the best!

Sterk 400 pg tablet voor makkelijk doseren bij zwaardere honden

Secuur Nauwkeurig doseren met 200 pg snaptab en 400 pg deelbare tablet

Simpel Professionele blisters in compacte doosjes en een klantvriendelijke bijsluiter

ProdüCt Forthyron® 400 mkirogram tablet / 200 microgram tablet - Samenstelling Werkzaam bestanddeel per tablet: Levothyroxine
natrium 400 microgram / 200 microgram • Doeldier Honden - Indicatie Voor de behandeling van hypothyreoïdie (onvoldoende
productie van schildklierhormoon) bij honden. • Contra-indicaties Niet gebnjiken bij honden die lijden aan een ongecorrigeerde
bijnier insufficiëntie. - Bijwerkingen Het herstel van lichaamsactiviteit kan andere problemen, zoals artritis, demaskeren of inten-
siveren. Ongewenste effecten van schildklierhormonen zijn over het algemeen gerelateerd aan overdosering en komen overeen
met de symptomen van hyperthyreoïdie, namelijk meer drinken en urineren, gewKhtsveriies zonder veriies van eetlust en hijgen.
Indien u emstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet in deze bijsluiter worden vemfwid, wordt u verrocht uw
dierenarts hiervan in kennis te stellen. - Dosering en toediening De aanbevolen staridosering van levothyroxine natrium is 10 pg/kg
lichaamsgewicht oraal om de 12 uur. Door de variatie in absorptie en metabolisme, kan het nodig zijn om de dosis aan te passen
voordal een complete klinische respons wordt gezien. De initiële dosis en frequentie van toediening zijn slechts een startpunt. De
therapie rT>oet individueel afgestemd worden voor elke hond apart, onder begeleiding van de dierenarts. Bi) de hond kan de absorptie
van levothyroxine worden beïnvloedt door de aanwezigheid van voedsel. Hel tijdstip van behandeling in relatie tot de voeding moet
daarom van dag tol dag consistent zijn. - Overige informatie Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Levering uitsluitend op
recept van de dierenarts. Op diergeneeskundig voorschrift. Forthyron 400: REG NL 10382 UDA / Forthyron 200; REG NL 10381
UDA - Registratiehouder Eurovel Animal Health BV, Handelsweg 25. 5531 AE Bladel, Nederiand. Verdere informatie is op aanvraag
vericrijgbaar bi) de betreffende onderneming.

Eurovet Animal Health BV
Tel. 0497-544330
info@eurovet.nl
www.eurovetanimalhealth.com

-ocr page 398-

B

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weeFselvriendelijk

□pMmale biocompaHbili^ei^
S0% lichher dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
CeschikI voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transponde
geniet de voorkeur

Als de eigenaar inspraak zou hebben was de keuze snel gemaakt. Een klei
verschil In prijs zou de eigenaar echt niet laten kiezen vooreen omhulsel van hi
breekbare glas als door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschil
baar is. Wie kiest er bij een gering prijsverschil voor vermijdbaar en daardoc
onnodig risico? Het omhulsel van BackHome BioTec transponders is gemaal
van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maar ook h(
meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is. Ondei
zoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebben
d
voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.

BackHome BioTec, de onbreekbare doorbraak

\'Data on nie

BackHome^

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwww.virbac.nl

-ocr page 399-

N utsco

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Nee, de titel slaat niet op snoepgoed
en ook niet op een energiebedrijf. Wel
op de vraag of de dierenarts verant-
woordelijk is voor alle complicaties
die kunnen optreden. Voor eigenaren
blijkt het wel eens moeilijk te bevatten,
maar een dier is geen wasmachine en
niet alles wat misgaat, kan de dieren-
arts in de laarzen worden geschoven.

Koliek

Het begint met koliek voor deze veertienjarige
hengst. De dierenarts is binnen een uur ter
plaatse en wil het paard in de linker vena
jugularis injecteren met Buscopan
Compositum. Het lukt echter pas bij
de vierde poging. De dierenarts wil
de rechter vena jugularis niet aan-
prikken, die is misschien nodig
voor een volgende behandeling.
Inderdaad krijgt het paard een
paar uur later via de rechter
vena jugularis Finadyne en
paraffine per neussonde. De
eigenaar maakt de dierenarts
attent op een verdikking aan
de linkerkant van de hals. Het
zal wel een gevolg zijn van de
injectie, dus de dierenarts
scheert de hals en brengt Laso-
nilzalfaan.

Halszaak of niet?

De koliek laat zich niet meer zien maar
het paard voelt zich duidelijk niet prettig.
Reden voor de dierenarts om de volgende
avond langs te gaan. Hij vermoedt dat er wat Bus-
copan naast de ader is terechtgekomen. Voor de zekerheid
krijgt de hengst wat Finadyne en Borgal en als nabehandeling
een recept voor Quadrisol en Trimsulfa. De dierenarts drukt
de eigenaar op het hart contact op te nemen als de toestand
van het paard niet verbetert. De eigenaar houdt het een dagje
in de gaten maar is er niet gelukkig mee. Het paard is stabiel
en echte spoed lijkt er niet te zijn, maar het zou toch fijn zijn
als de dierenarts nog een keertje kijkt, \'s Ochtends vroeg
vraagt hij of dat direct kan, maar de dierenarts heeft die och-
tend een volle agenda, \'s Middags moet de eigenaar werken.
De eigenaar zoekt een andere dierenarts die de behandeling
met Lasonilzalf voortzet. Nog een andere dierenarts stelt vast
dat er sprake is van een verminderde bloedtoevoer in de hals,
waarschijnlijk door een complicafie bij het verkeerd aan-
prikken.

Hardnekkig

De eigenaar vindt dat deze problemen aan de dierenarts te

Veterinair
tuchtrecht

wijten zijn en beklaagt zich bij het Tuchtcollege. Vanwege
een ziekenhuisopname is de eigenaar zelf niet bij de zitting
aanwezig. Als zijn klacht ongegrond wordt verklaard, ge-
bruikt hij dat als een reden om in beroep te gaan. Het Tucht-
college vindt dat de dierenarts de koliek juist heeft behan-
deld. Er zijn wel vaker zaken geweest over complicaties bij
injecties. Zwellingen die optreden bij goed uitgevoerde injec-
ties zijn vervelend, maar nu de dierenarts de plek heeft ont-
smet, de juiste naald heeft gebruikt en met goede redenen de
rechter vena jugularis heeft willen sparen, kan hem niets
worden verweten. De eigenaar accepteert deze con-
clusie niet en gaat in beroep. Had het Tucht-
college de hoorzitting moeten uitstellen
vanwege de (onverwachte) zieken-
huisopname van de paardeneige-
naar? Eigenlijk wel, want in het
algemeen moet er worden ge-
streefd naar hoor en weder-
hoor. Tijdens de zitting
van het Beroepscollege
mag de eigenaar uit-
gebreid zijn zegje doen,
dus er is geen reden
daar verder een pro-
bleem van te maken.

N utsco

De enige toevoeging die
de eigenaar in beroep ter
sprake brengt, is dat de
dierenarts onvoldoende na-
zorg heeft verleend. Daar-
door heeft hij extra kosten moe-
ten maken en of de dierenarts die
maar wil vergoeden. Het Beroeps-
college schaart zich echter achter het
Tuchtcollege: de dierenarts heeft zijn best ge-
daan het paard ook na het aanprikken zo goed moge-
lijk te behandelen. Dat hij pas \'s middags kon komen, was
verwijtbaar geweest als er sprake was geweest van een spoed-
eisende situatie. Nu de toestand van het paard stabiel was,
hoefde de dierenarts niet direct zijn andere werkzaamheden
opzij te schuiven. Complicaties als gevolg van het naast de
ader spuiten, kunnen volgens het Beroepscollege worden te-
gengegaan door het in het weefsel aanwezige Buscopan direct
met fysiologisch water te verdunnen, maar dat kan alleen als
de dierenarts op dat moment weet dat er Buscopan in het
weefsel zit. In dit geval kon de dierenarts dit niet direct ver-
moeden. Aangezien de injectie volgens de regelen der kunst
is toegediend, is een zwelling bij de injectieplaats een \'Niet
Uit Te Sluiten Complicatie\'. Nutsco, zogezegd. Voor de die-
renarts tweemaal een retourtje Den Haag, voor de eigenaar
éénmaal, maar dan is de niet uit te sluiten complicatie ten-
minste vastgelegd als \'niet verwijtbaar\', \'t Kost wat, maar
danhebjeookwat.

-ocr page 400-

Royal Canin introduceert

RECOVERY DIET

Voor een optimaal herstel na ziekte of operatie

Het Recovery Diet van Royal Canin

► Verhoogd gehalte aan energie, eiwit en essentiële voedingsstoffen waardoor de herstelperiode wordt
verkort en de kans op complicaties vermindert.

► Bijzonder goede acceptatie waardoor de spontane voedselopname wordt bevorderd bij dieren met
een verminderde eetlust.

► Innovatieve textuur waardoor zowel spontane opname als toediening via een spuit of sonde
mogelijk is, zonder verdere bereiding.

► Biedt in combinatie met Convalescence Support en Rehydration Support Diet een compleet
programma voorde nutritionele ondersteuning van kritieke patiënten.

► Eén receptuur voor zowel hond als kat, verkrijgbaar in twee formaten.

• • f

ROY4L CkNIN

<3
X

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen)
of 0413-318400 (productinformatie) E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 401-

Gesignaleerd

ri VJ 11

Rijksinstituut

voor Volksgezondheid

Anita Suijkerbuijk

en Milieu

Deze rubriek belicht relevante
binnen- en buitenlandse signalen
op infectieziektegebied die voor
veterinairen interessant kunnen
zijn. De berichten zijn afkomstig
van het signaleringsoverleg van het
Centrum Infectieziektebestrijding
van het RIVM. Maandelijks ver-
schijnt er eveneens een rubriek
\'Gesignaleerd\' in het Infectieziekten Bulletin:
www.rivm.
nl/infectieziekten bulletin.

Varkenshouder met typeerbare MRSA

Tot voor kort kon de varkensgerelateerde MRSA in Neder-
land niet worden getypeerd met Pulsed Field Gel Electro-
forese. Een artsmicrobioloog heeft gemeld dat zij onlangs bij
een varkenshouder een typeerbare stam (type nr 339) isoleer-
de. Zij liet in de stallen van deze varkenshouder strooiplaten
tien minuten openstaan en vond daarop meer dan vijftig
kolonies van hetzelfde MRSA-type, wat duidt op een hoge
concentratie MRSA in de lucht en een hoge blootstelling van
in de stal werkzame personen.
(Bron: arts-microbioloog van Dijke)

Stijging Salmonella typhimurium ft 560

In 2006 was er een uitbraak van patiënten met een Salmonella
typhimurium
ft 560 infectie met name in het oosten van het
land. Harde kazen, gekocht bij een boerderij en op een markt,
bleken een significante onafhankelijke risicofactor voor in-
fectie te zijn. Het
S. typhimurium faagtype 560 dat de kaas-
gerelateerde uitbraak heeft veroorzaakt is niet helemaal het-
zelfde als wat in voorgaande jaren faagtype 560 genoemd
werd. Onder de isolaten van de afgelopen jaren met als uit-
slag \'5.
Typhimurium atypisch faagpatroon\' bevonden zich 27
isolaten die nu 560 zouden heten. In 2001 en 2002 waren er
geen, in 2003 één en daarna meer. Ze kwamen opvallend
vaak uit Enschede en ook zes uit Groningen. Op vijf bewaar-
de isolaten (alle uit 2005) is MLVA gedaan; van die vijf zijn
er vier van het uitbraakhoofdtype.
(Bron: Centrum Infectieziektebestrijding/RIVM)

Rift Valley Fever in Tanzania

Rift Valley Fever heeft zich vanuit Kenia en Somalië ver-
spreid naar Tanzania. Half maart bedroeg het aantal patiënten
bij wie de diagnose verdacht werd in de regio Dodoma 58 en
in de regio Morogoro 60. De wereldgezondheidsorganisatie
WHO is bezorgd om de recente toename van menselijke
gevallen en biedt Tanzania hulp aan bij surveillanceactivitei-
ten en voorlichting aan de bevolking.
(Bron: WHO)

Gesignaleerd

Machupo hemorrhagische koorts

In de provincie Beni in het noordoosten van Bolivia zijn twee
patiënten overleden aan een infectie met het Machupo
hemorrhagische koorts-virus. Daarnaast zijn er drie anderen
mogelijk geïnfecteerd met dit virus. Infectie met het Machu-
po hemorrhagische koorts-virus veroorzaakt doorgaans
malaise, hoofdpijn en koorts. Ernstige infecties kunnen resul-
teren in inwendige bloedingen. Transmissie van Machupo he-
morrhagische koorts vindt plaats door het inademen van ae-
rosolen afkomstig van de uitwerpselen van knaagdieren.
(Bron: WHO)

Baby geïnfecteerd met influenza A H9N2

In Hong Kong heeft een meisje van negen maanden een in-
fectie met aviaire influenzavirus H9N2 opgelopen. Ze is met
milde ziekteverschijnselen opgenomen in het ziekenhuis.
Volgens de berichten heeft het meisje de infectie mogelijk
opgelopen op een markt in Hong Kong.
(Bron: Promed)

Aviaire influenza A HsNi onder vogels

Op verschillende plaatsen in de omgeving van Dhaka, de
hoofdstad van Bangladesh, en in het noorden van dat land
zijn uitbraken gemeld van aviaire influenza A H5N1 onder
pluimvee. Ook in het oosten van Saoedi-Arabië is melding
gemaakt van infecties onder pluimvee met aviaire influenza
H5N1. In Koeweit zijn op verschillende plaatsen onder vogels
uitbraken vastgesteld van aviaire influenza A H5N1. Ook in
Myanmar is een uitbraak van aviaire influenza A H5N1
bevestigd.
(Bron: OIE)

Humane infecties met aviaire influenza

Het ministerie van gezondheid in Laos heeft de eerste twee
patiënten met een infectie met aviaire influenzavirus H5N1
bekendgemaakt. Beide patiënten zijn overleden. In Egypte is
het aantal patiënten tot 5 april 2007 toegenomen tot 32 waar-
van dertien patiënten zijn overleden. In Indonesië bedraagt
het aantal patiënten 81, hiervan zijn 63 overleden. In China is
het aantal patiënten toegenomen tot 24, waarvan vijftien met
een fatale afloop.
(Bron: WHO)

Anita Suijkerbuijk is redactielid van het /nfectleziekten
Bulletin
en medewerker van het RIVM. Voor meer infor-
matie:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

-ocr page 402-

De meeste dierenartsen hebben
weinig tot geen inzicht in de werke-
lijke kostprijs van hun producten
en diensten. In het vorige artikel in
deze reeks
{Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde,
1 april) is uitgelegd
__waarom kostprijsbepalingen be-
langrijk zijn voor de practicus.
Zonder inzicht in wat een hande-
ling kost is het onmogelijk een winstmarge en een reële
prijs voor de klant te bepalen. Maar hoe berekenen we de
kostprijs van een handeling nu eigenlijk?

Het is vrijwel onmogelijk zonder computer zelfs maar de
kostprijs van een simpele vaccinatie te berekenen. De huidige
standaard software voor praktijken is op dit moment boven-
dien nog steeds niet in staat deze berekeningen voor de
dierenarts uit te voeren, hoewel alle benodigde gegevens al
wel in de meeste praktijksystemen zijn opgeslagen.
Toch is het maken van een goede kostprijsbepaling belang-
rijk, zoals in het vorige artikel is beschreven. Om toch een
kostprijsbepaling te maken, kunt u gebruik maken van de be-
rekenwijzer die u, als u ingelogd bent, kunt vinden op de
KNMvD-site onder \'praktijkmanagement\'. De berekenwij-
zer geeft u de mogelijkheid om op een gefundeerde en prakti-
sche manier de kosten door te berekenen aan uw klanten en
bij wijzigingen in de kostenstructuur uw prijzen eenvoudig
aan te passen.

De declaratie-efficiëntie

Voordat we verder aan de slag gaan met de berekenwijzer is
er een begrip waar nader op moet worden ingegaan: de decla-
ratie-efficiëntie. De declaratie-efficiëntie geeft de mate aan
waarin de door de dierenarts en assistenten gewerkte uren
daadwerkelijk op de rekening van de klant komen voor wie
de werkzaamheden zijn verricht.

Het schatten van de declaratie-efficiëntie is lastig. In tegen-
stelling tot bijvoorbeeld monteurs, juristen en accountants
zijn er nog maar weinig praktijken die de daadwerkelijk ge-
werkte uren aan de klant declareren. Vaak zitten de uren ver-
borgen in een verrichtingentarief en meestal is niet eens meer
bekend op hoeveel uurdelen dat tarief ooit gebaseerd was.
Evenmin is bekend of die tijd nog steeds wel overeenkomt
met de daadwerkelijk aan die handeling besteedde tijd. Vaak
is een in het verieden simpele behandeling aanzienlijk com-
plexer en omvangrijker geworden terwijl het gangbare tarief
nog steeds uitgaat van de eerdere handelswijze.

Kosten doorberekenen

Met de berekenwijzer kan men een schatting maken voor de
declaratie-efficiëntie. In mijn eigen praktijk bleek deze decla-
ratie-efficiëntie voor de dierenartsen op 40 procent te liggen
maar voor de assistentenarbeid op net 25 procent. Dus
75 procent van de ingekochte loonkosten van de assistenten
en zestig procent van die van de dierenartsen wordt niet recht-
streeks één op één verwerkt in de tarieven. Uiteindelijk
komen deze \'onzichtbare\' loonkosten terecht op de post over-
headkosten.

Berichten

verslagen

Een declaratie-efficiëntie van 40 procent voor de dierenartsen
betekent dus dat voor elk uur dat aan de klant gedeclareerd
wordt, 2,5 uur gefinancierd moet worden (100/40). Dat bete-
kent dat het te declareren uurtarief minimaal 2,5 keer zo hoog
moet zijn als het berekende uurtarief op basis van alleen de
loonkosten. Voor de assistentes geldt zelfs een factor vier. Het
is daarom beter om net als de wasmachinemonteur in het
voorbeeld (zie kader) reëlere tijdcomponenten mee te nemen
in de kostenberekening.

Paradoxaal genoeg zult u zien dat dit niet direct leidt tot
hogere kosten voor de klant. Een hogere declaratie-efficiëntie
(alle gebruikte tijd komt direct of indirect toch op de rekening
van de klant) geeft namelijk ruimte voor lagere uurtarieven.
Het voordeel is dat elke verandering in de lonen of tijd die
aan een behandeling wordt besteed, op simpele wijze valt
door te voeren in de tarieven van handelingen. Ook hierbij
kan de berekenwijzer u hulp bieden en de effecten van voor-
gaand principe tonen in een \'levend\' model.

Kostprijs berekeningen

Voordat u verder aan de slag gaat met de berekenwijzer dient
u toch echt per dienst, product of verrichting een keer goed
na te denken over hoeveel tijd u hieraan moet besteden. Ook
moet u bepalen hoeveel tijd de assistenten moeten investeren
in de dienst of verrichting. Deze gegevens kunt u dan invoe-
ren in de berekenwijzer.

Daarnaast vult u de kosten in van eventueel gebruikte appara-
tuur en medicijnen en/of disposables. Ook de overheadkosten
zoals het pand, gas, water et cetera kunnen worden ingevoerd.
Deze kosten worden omgeslagen door ze op te tellen bij het
uurtarief en worden zo in evenredigheid met het aandeel
arbeidskosten in de tarieven doorberekend aan de klant
Op deze manier bent u veel flexibeler in het berekenen van
uw tarieven dan via het alleen maar aanpassen van uw tarie-
ven op 1 januari met het inflatiepercentage. Het inflatieper-
centage is alleen van belang voor uw inkomen omdat uw
koopkracht met dit percentage afneemt. Om uw rendement te
kunnen behouden, moet u stijgingen in lonen, energieprijzen
en huisvesting direct en volledig doorberekenen in uw tarie-
ven. Deze laatste kunnen aanzienlijk verschillen van het in-
flatiepercentage. Op deze manier zorgt u ervoor dat u stuurt
op de koopkracht van uw inkomen en niet op omzet.

Dit artil<el is de tweede in een serie in het Tijdschrift voor Diergeneesl<unde, met als onderwerp het verbeteren van de in-
komenspositie van dierenartsen. Collega \'s met en^aring in de praktijk geven hun tips en adviezen op het gebied van praktijk-
management. Aan de orde komen onderwerpen als kostenbewaking, coaching, verzekeringen en ICT. Maar ook zullen praktij-
ken worden voorgesteld die op dit gebied vooroplopen.

Het nut van kostprijsbepalingen II

Anton Beijer

-ocr page 403-

Dierenarts, wasmachinemonteur en declaratie-efficiëntie

Er is een groot verschil in declaratie-efficiëntie tussen een
dierenarts en een wasmachinemonteur. Wanneer een was-
machinemonteur een storing komt verhelpen, zal hij bijvoor-
beeld allereerst voorrijkosten berekenen. Daarna gaan beide
aan de slag. Stel, een dierenarts is in de operatiekamer twintig
minuten bezig met het verwijderen van een huidknobbeltje en
de wasmachinemonteur doet op in dezelfde tijd een reparatie.
Na afloop maken beiden de rekening. De wasmachinemon-
teur vult een werkbon in voor een half uur, omdat hij de tijd
meerekent van het inpakken, het uitpakken en de administra-
tie. Daarentegen schrijven de meeste dierenartsen op de reke-
ning niet meer dan vijftien minuten omdat ze slechts de zui-
vere operatietijd in rekening willen brengen. Dus hoewel de
dierenarts 190 euro per uur in rekening brengt en de wasma-
chinemonteur maar 95 euro per uur rekent, staat op beide re-
keningen toch hetzelfde eindbedrag: namelijk 47.50 euro. Dit
komt omdat de dierenarts, hoewel deze met inbegrip van ad-
ministratie, handenwassen et cetera ook minstens een half uur
bezig is geweest, toch slechts vijftien minuten werktijd op de
rekening zet.

De wasmachinemonteur heeft dus een declaratie-efficiëntie
van honderd procent of wellicht net iets meer. De dierenarts
komt nauwelijks op de helft. Als gevolg daarvan heeft de
dierenarts torenhoge uurtarieven nodig om toch aan zijn

Inhaalslag

Aan de Faculteit der Diergeneeskunde krijgen de coassisten-
ten ondertussen behoorlijk wat onderwijs op het gebied van
kostprijsberekeningen en prijs/kortingendynamiek. Maar
eigenlijk zou er een instituut moeten komen dat het onder-
zoek op dit gebied systematisch aanpakt en vertaalt naar de
bij de Nederlandse situatie aansluitende (post)academische
scholing voor practici.

De diergeneeskunde in Nederland heeft op dit gebied nog een
geweldige inhaalslag te maken. Als dit niet gebeurt, zal de
kleine praktijkhouder het moeilijk krijgen en zullen de grotere
ketens die wel geld vrijmaken voor kostprijsberekeningen,
hun kans grijpen. Ook zal de Nederlandse dierenarts onderaan
blijven bungelen in de lijst van gemiddelde inkomens per aca-
demische beroepsgroep. Gezien de lange opleidingsduur, de
diensten, de vaak lange doordeweekse werkuren, de grote in-
vesteringen en de steeds grotere ondememingsrisico\'s is een
dergelijke plek onverdiend.

Gelukkig wordt de nieuwe generatie studenten op dit gebied
steeds grondiger opgeleid. Hier valt een pluim uit te delen

inkomsten te komen. In de praktijk leidt dit ertoe dat de die-
renarts nog \'zuiniger\' zijn tijd gaat berekenen, omdat \'het
anders zo duur wordt voor de klant\'. Hierdoor ontstaat een
negatieve vicieuze cirkel van steeds hogere OK-tarieven en
steeds \'zuiniger\' de tijd rekenen.

De dierenarts in dit voorbeeld (dat waarschijnlijk ook voor
andere dierenarrtsen geldt) doet er verstandiger aan om ook
de voorbereidingstijd, de pre-anesthetische controle, de na-
behandelinginstructies enzovoort gewoon mee te nemen in
de rekening. Als de dierenarts dan vervolgens 45 minuten
op de rekening zet tegen een uurtarief van 100 euro per uur
dan komt zijn uurtarief bij de klant geloofwaardiger over en
is zijn inkomen hoger ondanks een lager uurtarief Dit dus
dankzij een hogere declaratie-efficiëntie.
Het gaat bij het verbeteren van je declaratie-efficientie dus
niet alleen om het botweg verhogen van prijzen, maar om
het in rekening brengen van tijd. Het lijkt paradoxaal, maar
dierenartsen zullen zien dat ze in dat geval zelfs met lagere
uurtarieven een hoger inkomen halen, zonder dat ze fraude-
ren, of de klant belazeren. Het enige dat ze doen is eindelijk
eens echt de daadwerkelijke tijd rekenen, zoals de wasma-
chinemonteur al sinds jaar en dag moet doen van zijn werk-
gever. En dat vindt iedereen heel gewoon.

aan prof dr. Henk Vaarkamp, die samen met enkele voortrek-
kers op dit gebied de visie had om het belang van deze scho-
ling te zien en die zich hard heeft gemaakt voor de invoering
van dit onderwijs in het studiecurriculum. Nu rest nog de op-
leiding en de training van de huidige generatie praktijkhou-
ders en maten. Wie binnen de KNMvD gaat dit aanpakken en
hoe? Gaat dat net zo voortvarend gebeuren als het apotheek-
project een decennium geleden? Ik hoop het van harte!

H.A. Beijer is dierenarts. Voor wie na al met de in dit ar-
tikel genoemde onderwerpen aan de slag wil, is de bere-
kenwijzer beschikbaar Vraag een gratis exemplaar van
de berekenwijzer aan per e-mail:
ha.beijer@chello.nl of
kijk op de website van de KNMvD onder \'praktijkmanage-
ment\' (u moet ingelogd zijn).

Laat uw mening horen

De Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer houdt een enquê-
te om te zien of haar activiteiten wellicht beter op de wensen
van haar leden kunnen worden afgestemd. Binnenkort gaat
een mailing uit met een link naar de digitale enquête. Vul de
vragenlijst in en laat ons uw mening weten, dan kunnen wij
ermee aan de slag!

Het bestuur van de Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer

vakgroep

gezondheidszorg

herkauwer

GGL

-ocr page 404-

\'De kwaliteit en borging van de diergeneeskundige schakel in de
keten vleeskalverhouderij\'

Hugo de Croot

Onder bovenstaande titel organi-
seerde op maandag 2 april 2007 de
Werkgroep Geneeskunde Vlees-
kalveren (WGV) een symposium in
hotel Overbosch te Garderen. De
aanleiding voor de bijeenkomst
was het schrijven van ex-minister
Veerman van het ministerie van
Landbouw Natuur en Voedselkwa-
liteit (LNV) aan de tweede kamer over antibioticum-
gebruik en residuproblematiek, aldus de dagvoorzitter
Koos Frijlink, voorzitter van de WGV.

Bovengenoemde brief vormt tevens een belangrijke basis
voor het overleg in de Werkgroep Voedselveiligheid en Vete-
rinaire Zaken. In deze werkgroep van de Adviescommissie
Kalveren (ACK) van de Productschappen Vee en Vlees
(PVV) hebben de integraties in de kalversector, LTO en de
KNMvD zitting. Op dit moment wordt er gewerkt aan een
Gids voor Goede Veterinaire Praktijk Vleeskalverhouderij. In
deze gids worden het voorschrijven, afleveren en toepassen
van diergeneesmiddelen, het periodieke bedrijfsbezoek en de
daarbij behorende verantwoordelijkheden van de kalver-
houder, de vertegenwoordiger namens de integrator en de
dierenarts uitgewerkt.

Op het symposium waren veel betrokkenen in de vlees-
kalverketen aanwezig om over de veterinaire schakel in de
keten te spreken: de praktiserende dierenartsen die vlees-
kalverbedrijven begeleiden, de kalverintegraties, LTO, PVV,
de Faculteit der Diergeneeskunde, het RIVM en de overheid.

Verantwoord en transparant

Prof dr. Henk Vaarkamp, hoogleraar veterinaire apotheek en
voorzitter van de Raad voor Dierenaangelegenheden, gaf zijn
visie op de sector onder de titel: \'Diagnose en therapie binnen
de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde\'. Vaar-
kamp, die in zijn jonge jaren als boerenzoon zelf vleeskalve-
ren heeft verzorgd, ging in op de rol van de practicus op het
kalverbedrijf Bedrijven hebben een zodanige omvang gekre-
gen dat verantwoord en transparant werken een \'must\' wordt.
Dat geldt in het bijzonder voor het toepassen van antibiotica.
De omvang van de kalverbedrijven en de rol van de integra-
ties in de keten vragen om een herpositionering van de veteri-
naire zorg. Het waarderen van veterinaire kennis en kunde zal
leidend principe worden. De dialoog die op dit moment wordt
gevoerd met mevrouw G. Verburg, de nieuwe minister van
LNV, brengt een aantal ontwikkelingen in een stroomversnel-
ling. In die stroomversnelling zullen bedrijven de eigen ver-
antwoordelijkheid nemen, verder professionaliseren en maat-
schappelijk verantwoord ondernemen.
Mr. drs. Henk Lommers, Projectleider Veterinair Netwerk bij
het ministerie van LNV, gaf in zijn inleiding aan dat deze aan-
pak past bij de veranderende rol van de overheid. Onder de
titel \'Wat verwacht de overheid van de borging van de veteri-
naire kwaliteit?\', werd duidelijk dat deregulering en een te-
rugtredende overheid zullen leiden tot een grotere eigen ver-
antwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid kan worden
geborgd in een privaat kwaliteitssysteem. De rol van de prak-
tiserend dierenarts en de mogelijkheid voor het uitvoeren van
officiële veterinaire taken in een privaatsysteem vormen daar-
bij nog een punt van onderzoek en discussie. De partijen
werken gezamenlijk een systeem uit en organiseren het eigen
toezicht. Toezicht op controle door de overheid zal plaats-
vinden op basis van risicoanalyse. Dat betekent: weinig toe-
zichtsdruk als er een robuust systeem is, veel toezichtsdruk
als er geen systeem is. Dit ligt in lijn met de hygiëneverorde-
ningen waarbij de veehouderijbedrijven garanties afgeven
voor de dieren en producten. Per sector zal dat maatwerk en
een eigen tijdspad betekenen. Daarnaast zullen de randvoor-
waarden in belangrijke mate worden bepaald door het Euro-
pese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid, de zogenaamde
\'cross compliance\'. De identificatie en registratie van dieren,
het hygiënepakket, diergeneesmiddelen en andere stoffen, uit-
braken van besmettelijke dierziekten en het dierenwelzijn
worden gekoppeld aan de toeslagen voor veehouderijbedrij-
ven. Dierenartsen spelen een belangrijke rol bij het onder-
steunen van de kalverhouder voor de genoemde onderwerpen.

Versla

België

Dr. Piet Vanthemsche, voormalig bestuurder van het Federaal
Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV)
was uitgenodigd om de hedendaagse praktijk in België te
schetsen. Vanuit zijn positie bij de Belgische inspectie- en
controledienst voor voedselproductie heeft hij grote invloed
gehad op het invullen van het wettelijke kader om te komen
tot een juiste borging van de veterinaire dienstverlening
op het veebedrijf In België hebben veehouders de mogelijk-
heid een één op één relatie aan te gaan met een bedrijfsdie-
rcnarts. Een dierenarts mag maximaal honderd overeenkom-
sten met veehouders sluiten. De relatie tussen veehouder en
dierenarts moet voldoen aan een aantal wettelijke randvoor-
waarden: tweemaandelijks periodieke bedrijfsbezoeken, ver-
antwoording van de diergeneesmiddelen die voor handen zijn
en van het toepassen van diergeneesmiddelen. Driemaal per
jaar wordt een schriftelijke evaluatie verlangd. De veehouder
heeft binnen de overeenkomst de taak zijn dierenarts volledig
in te lichten over de gezondheid van de dieren en over het toe-
passen van de diergeneesmiddelen. Landbouwbedrijven
worden geaccrediteerd op basis van sectorgidsen. Veevoeder,
dierziekten, geneesmiddelen en dierenwelzijn maken deel uit
van de gidsen. De overheid evalueert de systemen admini-
stratief en wetenschappelijk.

Veehouders die geen contract hebben met een bedrijfsdieren-
arts mogen na een diagnose diergeneesmiddelen voor maxi-
maal vijf dagen voor handen hebben. Zo is het voor vee-
bedrijven van geringe omvang mogelijk dat de veehouder een
therapeutische nabehandeling kan toepassen op basis van een
recept.

Discussies

Drs. Jaap Westerbeek leidde de discussie aan de hand van en-
kele stellingen. Hij heeft zich jarenlang ingezet voor de juiste

-ocr page 405-

veterinaire dienstverlening op vleeskalverbedrijven. De eerste
stelling luidde: "Onvoldoende inkomen kan aanleiding geven
tot aantasting van de integriteit." Een stevige stelling die de
actualiteit in de sector schetst. Peter Theeuwes, praktiserend
dierenarts in de vleeskalversector, schetste de veterinaire be-
geleiding die op papier door de integraties wordt vereist, in
relatie tot de vergoeding van de tijd. Aan de hand van een aan-
tal scenario\'s ging hij in op een verschuiving van verdiensten
uit medicijnverkoop naar een vergoeding voor arbeidspresta-
tie. Veterinaire begeleiding is een belangrijk instrument om de
voedselkwaliteit te borgen. Het krijgen en nemen van die ver-
antwoordelijkheid vormt de essentie van de discussie. Piet
Vanthemsche gaf de aanwezige practici een duidelijk advies:
"Stop met het verkopen van diergeneesmiddelen en start met
het verkopen van de veterinaire kennis en kunde."
De tweede stelling luidde: "Zonder regels van de overheid is
prudent antibioticumbeleid niet uitvoerbaar." Ook deze stel-
ling maakte de tongen los. Henk Lommers gaf aan dat het
symposium een goede gelegenheid is om "eikaars nieren
weer eens te proeven", zodat de rollen weer duidelijk worden.
Aan de hand van de discussie constateerde Piet Vanthemsche
een kloof van wantrouwen tussen de sector, de veterinaire be-
roepsgroep en de overheid. Het is in ieders belang maat-
schappelijk verantwoord te ondernemen en daar horen duide-
lijke zakelijke afspraken bij.

Henk Vaarkamp kondigde bij dit onderwerp het masterplan
\'Rationeel gebruik van antibiotica in de vleeskalversector\'
aan. Dit initiatief van de sector is gericht op het beperken van
de resistentieontwikkeling. Het eerste middel daartoe is het
juiste therapeutische gebruik van antibiotica. Dit vergt een
juiste huisvesting en verzorging, juiste voeding en juiste ge-
zondheidsbewaking. Het masterplan is helder over de verant-
woordelijkheden: huisvesting en verzorging zijn het domein
van de kalverhouder. Voeding is de verantwoordelijkheid van
de voorlichter. De diergezondheidsbewaking is de taak van de
praktiserende dierenarts. Antibioticakuren worden uitsluitend
toegepast op recept en volgens de voorgeschreven dosering
van de praktiserende dierenarts. De dierenarts schrijft uitslui-
tend een recept uit na een klinisch onderzoek van de dieren.
Volgens dit plan zal dat leiden tot het rationaliseren van het
gebruik van antibiotica. Het bereiken van de doelen wordt we-
tenschappelijk onderzocht en staat onder toezicht van een
raad. Het masterplan gaat uit van het meten van verbruik van
antibiotica en resistentie. Op basis van gegevens is binnen het
masterplan \'benchmarken\' mogelijk. Na toestemming van de
raad van toezicht kunnen gegevens aan derden ter beschikking
worden gesteld. Vaarkamp is verzocht om als onafhankelijk
adviseur op te treden. Op korte termijn wordt een \'task force\'
samengesteld om van doelen naar doelstellingen te komen.
Het masterplan biedt alle partijen in de sector de mogelijkheid
te participeren. Tijdens het symposium werd duidelijk dat de
tijd rijp is om de stap te maken naar een nieuwe wereld, die is
gericht op dierenwelzijn, veterinaire volksgezondheid en
voedselveiligheid. Een wereld die is gebaseerd op duurzaam-
heid, transparantie en rationeel gebruik van antibiotica.

Drs. S.J. de Croot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD.

Zorg om zoönosen

Miriam van der Pol

\'Zorg om zoönosen\' is de titel van
het symposium dat de NSPOH
samen met het IRAS (Institute for
Risk Assessment Sciences) organi-
seert op donderdag 24 mei 2007.
Deze datum is door de WHO uitge-
roepen tot Zoönosedag.

Aankondiging

Deze derde Zoönosedag wordt gehouden bij de Faculteit der
Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht en is bedoeld
voor iedereen die met zoönosen te maken kan krijgen en de
interdisciplinaire afstemming op dit gebied wil verbeteren.

Nieuwe en oude zoönosen

De laatste jaren is de maatschappelijke belangstelling voor
nieuwe en oude zoönosen sterk toegenomen. Dit heeft te
maken met onverwachte uitbraken (bijvoorbeeld SARS), ge-
vreesde uitbraken (bijvoorbeeld aviaire influenza), of voedsel-
schandalen (bijvoorbeeld
Salmonella). Ook dicht bij huis is
steeds meer aandacht voor zoönosen, bijvoorbeeld ten aanzien
van
E. co/i-infecties in kinderboerderijen of de mogelijke
dreiging van MRSA-infecties bij (landbouw)huisdieren.
De dagvoorzitter is prof dr. F. van Knapen, hoogleraar veteri-
naire volksgezondheid aan het IRAS aan de Universiteit
Utrecht. De dag wordt geopend door prof dr. R.A. Coutinho,
directeur van het Centrum Infectieziektenbestrijding van het
RIVM. Verder belichten inspirerende vertegenwoordigers
vanuit de (dier)geneeskundige praktijk en van organisaties op
het gebied van onderzoek, wetenschap en overheid, hoe pro-
fessionals hun onderlinge communicatie kunnen optimalise-
ren. Samenwerken is belangrijk! Dat de zoönosedag hiertoe
een uitstekende aanzet biedt, bleek wel tijdens de eerdere
zoönosedagen in 2005 en 2006.

Aanmeldingen accreditatie

De kosten bedragen 175 euro (inclusief lunch) voor artsen en
overige academici. Voor doctoraalstudenten (dier)geneeskunde
geldt een aangepast tarief van 50 euro. Het inschrijfformulier
is te downloaden vanaf
www.nspoh.nl/zoonosedag of op te
vragen via telefoon (020-5664949). Accreditatie voor dieren-
artsen wordt aangevraagd.

Voor informatie over het symposium kunt u terecht op
www.nspoh.nl/zoonosedag of u kunt contact opnemen met
Diana Kik (telefoon: 020-5663398) of het NSPOH-secreta-
riaat (telefoon: 020-5664949).

Miriam van der Pol is coördinator marketingcommunica-
tie van de NSPOH.

-ocr page 406-

Na de succesvolle cursus in 2006
organiseert PAO-Diergeneeskunde
op 11 en 12 mei 2007 voor de twee-
de maal de cursus \'Postmortale
diagnostiek varken\'.

PAOD

Het programma start op vrijdag met
een introductie, gevolgd door een
rondleiding en een inleiding over wet-
en regelgeving met betrekking tot het doen van secties op de
praktijk. Verder staat de cursus in het teken van het voor-
snijden en het doen van secties op geselecteerd materiaal.
Daarnaast worden er inleidingen gehouden over micropatho-
logie en diagnostische methoden. De cursus vindt plaats in
een veterinair praktijkgebouw in Duitsland, dat is gecertifi-
ceerd voor het doen van secties binnen een groepspraktijk.
Het programma heeft een informeel karakter en bevat een
overnachting in een gasthof.

Onderwerpen

Gedurende twee dagen zal de cursus aandacht besteden aan
de volgende elementen: sectietechniek, sectiebeelden varken,
monstername voor vervolgonderzoek, microscopische patho-
logie, \'Voorkomen is beter dan genezen: vaccins en vaccina-
tie\' en laboratoriummogelijkheden voor nadere diagnostiek.

Twee dagen inspiratie

Hier volgen twee reacties van deelnemers aan de cursus van
2006:

"De varkensdokter van de toekomst gaat zijn geld verdienen
met kennis. Medicijnen worden wellicht elders gehaald, de
aujeszky-vaccinatie lijkt eindelijk écht afgeschaft te worden,
dus worden alleen nog goede adviezen in geld omgezet. Het
is dus hoog tijd te zorgen dat onze kennis op niveau blijft of
komt. Voor goede kennisoverdracht zijn enkele dingen essen-
tieel. Ten eerste dient de sfeer tussen docenten en studenten
goed te zijn. Ten tweede moet de docent ervaren zijn zowel in
het lesgeven als in datgene waarover hij of zij lesgeeft, maar
enthousiasme voor het vak is zeker zo belangrijk. Ten derde
werken goede voorbeelden zeer goed als ondersteuning van
de lesstof. Ze kunnen bovendien een bron van inspiratie zijn.
De afgelopen 36 uur bevond ik mij in een informele sfeer
in een prachtige dierenartsenpraktijk in Duitsland waar een
tweedaags PAOD werd gegeven over (postmortale) diag-
nostiek en aanvullende diagnostische mogelijkheden en
(on)mogelijkheden van vaccinaties. Het programma was
divers: presentaties over macroscopische pathologie werden
afgewisseld met het echte werk in de sectieruimte. De discus-
sies over \'vaccinatie: wel of niet en zo ja, wanneer dan?\',
werden aan tafel voortgezet.

Ik voelde me even twee dagen op vakantie: goed eten, goed
hotel, goed gezelschap en dan nog ook nog terugkomen met
nieuwe en opgefriste kennis. Jammer genoeg is een groot
deel van de cursisten in het voorjaar te druk met de kalQes en
lammetjes en moeten we vermoedelijk een jaar wachten op
het vervolg. Erik Gruys, Gerrit Strijkstra en Jaap Westerbeek:
bedankt en tot ziens!"

Gerdien Kleijer-Ligtenberg, dierenarts/trainer varkenshouderij
PTC .

Punten voor PAO-D

"Sinds het punten scoren voor de erkenningsregeling verval-
len is, is het aantal inschrijvingen voor de diverse PAOD-cur-
sussen dramatisch gedaald. De redenen die daarvoor worden
aangevoerd, lopen uiteen van prijs en tijdgebrek tot gebrek
aan praktische toepasbaarheid. Met name met betrekking tot
dat laatste item moet ik zeggen dat het PAOD er opnieuw in
is geslaagd een zeer goede cursus te presenteren: \'Postmor-
tale diagnostiek varken\'.

De cursus werd gegeven in de van een prachtige sectiezaal
voorziene praktijk van collega Gerrit Strijkstra in Bersen-
brück (Duitsland).

Professor Gruys en collega Strijkstra verzorgden de presenta-
ties, voorzagen ons van veel handige tips en demonstreerden
gedurende twee dagen de secties op de door klanten van
Gerrit aangeleverde kadavers. Daarnaast presenteerden
collega\'s Mark Martens (Intervet) en Maria Groot (RIKILT)
op een prettige interactieve manier de thema\'s \'Medicineren
of vaccineren\', respectievelijk \'Histologisch werk te Wage-
ningen\'. Bij elkaar zorgden deze vier sprekers voor een in-
houdelijk zeer goed uitgebalanceerde cursus.
Naast de voor de praktijk goed bruikbare inhoud was ook uit-
gebreid aandacht besteed aan de inwendige mens. Alles bij
elkaar is deze cursus een echte aanrader voor de varkens-
practicus, waarbij vermeld dient te worden dat ook op de prijs
niets viel aan te merken. Aan het einde van de twee cursus-
dagen waren alle aanwezigen het eens dat een vervolg op
deze cursus zeer welkom zou zijn."

l-ians Zwolschen, dierenarts sector varl<ens, Cehave Land-
bouwbelang.

Cursusnummer: 07/301.

Data: vrijdag 11 en zaterdag 12 mei 2007.

Locatie: Bersenbrück Duitsland (ongeveer 150 kilometer.

over de grens).

Cursusleider/docenten: prof. dr. E. Gruys, dr. Maria
Groot, RIKILT, Wageningen-UR, drs. G. Strijkstra, prac-
ticus te Bersenbrück en drs. M.R.T.M. Martens, Intervet
Intemational.
Prijs: 550 euro.

Opgave: PAO-Diergeneeskunde, telefoon: 030-6348980,
fax: 030-6348989, e-mail: info@paod.nl, internet: www.
paod.nl.

Cursus \'Postmortale diagnostiek varken\'

-ocr page 407-

INTERNATIONALE
OPLEIDING

HOLISTISCH DIERENARTS &
HOLISTISCH

DIERENFYSIOTHERAPEUT

R!

modules: acupunctuur,

nnanuele therapieën,
homeopathie, fytotherapie,
VAS, Lecher-antenne,
de 7 connecties,
neuraaltherapie
en themadagen.

duur: volledige opleiding 4 jaar
(deeltijd) losse module(s)
volgen mogelijk!

toelating: uitsluitend toegankelijk voor
dierenartsen en
dierenfysiotherapeuten

start:

Bisschopsweg 2
3732 HW de Bilt
Nederland
T: 030-2640237
E: info@stehd.nl

oktober 2007

OPEN DAG: zaterdag 09 juni 2007

Unieke opleiding binnen Europa met
befaamd internationaal docententeam
Voor informatie, aanmelding en het
aanvragen
van de gratis studiegids ga naar:
www.stehd.nl

STEHD

Stichting
Educatie
Holistische
Diergeneeskunde

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

-ocr page 408-

Metocloral drops

Nieuws
van de
industrie

AST introduceert Metocloral drup-
pels voor terrariumdieren, kooi- en
volièrevogels, post- en sierduiven en
niet bedrijfsmatig gehouden kleine
knaagdieren. Het werkzame bestand-
deel is het anti-emeticum metoclopra-
mide, dat prikkels naar en de activiteit
van het braakcentrum onderdrukt. Metoclopramide werkt
ook op de dopaminereceptoren in de maag en veroorzaakt
een versnelling van de maaglediging. Naast dit perifere effect
heeft het een centrale anti-dopaminerge werking. Het is geïn-
diceerd voor de preventie van braken en braakneigingen en is
ook een goede keus bij post-operatief braken. Metocloral
druppels zijn bestemd voor orale toediening en worden gele-
verd in een flacon van tien of dertig milliliter. Dit diergenees-
middel valt onder het Besluit uitzonderingen registratie-
regime diergeneesmiddelen.
Informatie:
info@astfarma.nl.

Recovery Diet

Royal Canin introduceert het Recovery Diet, een nieuwe
dieetvoeding voor de nutritionele ondersteuning van kritieke
patiënten. Het dieet is speciaal ontwikkeld om het herstel te
bevorderen na ziekte of operatie bij hond en kat en is zowel
geschikt voor spontane opname als voor sondevoeding. In
combinatie met Convalescence Support en Rehydration Sup-
port Diet wordt hiermee nutritionele ondersteuning op maat
geboden voor honden en katten tijdens de herstelperiode. On-
dervoeding vertraagt het herstel en verhoogt de kans op com-
plicaties aanzienlijk. Daarom vormt nutritionele ondersteu-
ning een belangrijk onderdeel van de behandeling van
kritieke patiënten. Voor een optimale ondersteuning is een
licht verteerbare dieetvoeding met verhoogde gehaltes aan
energie, eiwit en bepaalde essentiële voedingsstoffen, zoals
glutamine, arginine, omega-3-vetzuren en antioxidanten, het
meest geschikt. De acceptatie van dit dieet is bijzonder hoog,
waardoor de spontane voedselopname wordt bevorderd. Het
is in één receptuur voor hond en kat verkrijgbaar in \'alutrays\'
van 100 gram en blikjes van 195 gram.
Informatie:
info@royalcanin.nl.

VetTrack: efficiënt omgaan met
nieuwe regelgeving

Volgens de Europese regelgeving moet de dierenarts admini-
stratie voeren van de \'Prescription Only Medicine\' (POM),
de zogenoemde \'tracking and tracing\'. Dit is eenvoudig te
realiseren met behulp van VetTrack en het beheer van mobie-
le agenda\'s. Op de praktijk wordt in Microsoft Outlook voor
alle dierenartsen een aparte agenda bijgehouden. Deze kun-
nen naast elkaar in een scherm worden weergegeven. De mo-
biele \'smartphone\' van elke dierenarts synchroniseert elk half
uur automatisch met de praktijk, zodat hij/zij altijd weet wat
de volgende afspraak is. Elke verandering wordt automatisch
doorgevoerd, zowel op de praktijk als op de \'smartphone\'.
Tijdens een visite kan alle (historische) informatie over de
klant worden opgehaald uit de centrale database. In VetTrack
wordt de visite ingevoerd, waarbij wachttijden, batchnum-
mers en registratienummers automatisch worden overgeno-
men. In de auto heeft de dierenarts een printer die eenvoudig
draadloos visitebrieven en recepten kan afdrukken. Op basis
van de ontvangen gegevens wordt de factuur automatisch ge-
maakt door de koppeling met het administratieprogramma
van de praktijk.
Informatie:
0348-443840.

aerustJJian de slag

Sedator

medetomidine hydrochloride
beschikbaar in 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatie en
premedicatie voor anesthesie

SEOATOR 1 mg/ml. oplo»ing voor injwite voor hond eo kal.

REC NL 104« - UDD. Werkzaam beslandd««!: MedelomKline hydrochhxkk 1,0 mg/ml.

Distributeur Eurovel Animal Hcallh BV, Handdsweg 25, SS31 A£ B^.

Verdere mlomiatie h op aamroag veiihjtjbaar bii de betreuende ortöememing.

^ X

-ocr page 409-

-iill\'s Prescription Diet j/d helpt nu ook honden met
overgewicht weer op de been in slechts 21 dagen.

Honden hoeven hun souplesse niet meer te verliezen
naarmate ze ouder worden - probeer j/d in uw
praktijk en merk het verschil in slechts 21 dagen. Het is
klinisch bewezen dat het pijnlijke gewrichten ver-
zacht en gezond kraakbeen helpt te behouden.

Naast de vertrouwde Prescription Diet j/d is er nu ook
Prescription Diet j/d Reduced Calorie . Met dezelfde
voordelen als de originele j/d, maar met 25% minder
calorieën helpt j/d Reduced Calorie honden om
gewicht te verliezen.

Prescription Diet j/d of j/d Reduced Calorie zorgen
ervoor dat zelfs de stramste hond weer met plezier
rond springt.

PRESCRIPTION

DIET

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk{st)er

of kijk op www.HillsPet.com.

De Nr. 1 voedings keu ze van dierenartsen

-ocr page 410-

Imagebuilding voor de KNMvD

Daar kwam het thema van de laatste besturendag, de jaarlijkse studiedag voor bestuurders en toezicht-
houders van de KNMvD, op neer Hoe zetten we de KNMvD neer? Zowel de inleiders van binnen als die
van buiten onze beroepsgroep schetsten eenzelfde beeld. Zorg in eerste instantie voor helderheid over je
eigen identiteit. Wees daarin consistent en zorg voor een breed draagvlak. En realiseer naast een gemeen-
schappelijke basis ruimte voor de eigen unieke positionering voor wat betreft kwaliteit, professionaliteit
en integriteit. Belangrijk is om bij jezelf te blijven; wees bereid om je kwetsbaar op te stellen en toon je
oprecht, integer en maatschappelijke betrokken.

Concluderend werden ontwikkelaspecten benoemd voor zowel het individu als de beroepsgroep. Belang-
rijk zijn dan:

\' de aandacht voor de integriteit en hoe de KNMvD daarin haar leden handvatten ter ondersteuning kan
bieden;

• aandacht voor heldere communicatie, zowel naar binnen als naar buiten (denk aan de communicatie

met de leden maar ook aan communicatie over bijvoorbeeld tariefstelling in de praktijk).
Het geeft stof tot overpeinzing en wij verwachten vele suggesties vanuit
onze achterban, over hoe hier het beste invulling aan te geven.
Ondertussen zijn we ook nog met meer \'aardse \'zaken bezig; daarvan noem
ik er twee. Recent hebben wij als beroepsvereniging in samenspraak met
LTO naar de practici gecommuniceerd dat wij, als er opnieuw bluetongue
uitbreekt, niet ingaan op verzoeken tot euthanasie van jonge geitenhokken
die vanwege exportproblemen niet van het bedrijf afgevoerd kunnen
worden. Een duidelijk voorbeeld van een consistent, integer en goed gefun-
deerde stellingname die de steun heeft van zowel onze beroep.svereniging
als van de belangrijkste stakeholder in deze: LTO.

Het tweede punt dat ik u wil noemen is het feit dat op 8 mei de startbijeen-
komst Keuringsdierenarts Paard zal plaats vinden.

Voorzitters-
column

Een nieuwe stap op de weg naar een proactief, gefundeerd en breed
gedragen kwaliteitsstreven binnen onze beroep.sgroep. Hulde aan de trek-
kers van dit initiatief!

Ludo J. Helllebrekers, voorzitter

Informatiedag seniordierenartsen

Ko Minderhoud

Bij de boerderij Mereveld deed
zich in de ochtend van 28 maart
een samenscholing voor. In de aan-
gename ochtendzon schudden vele
tientallen dames en heren elkaar de
hand, zagen elkaar vaak aan alsof
ze elkaar lang niet gezien hadden
en spraken op opgewekte toon met
elkaar. Het bleek een bijeenkomst
van dierenartsen te zijn: de seniorendag van de KNMvD.

Toch was er iets vreemds aan de hand. Gezien het grote aan-
tal aanwezigen moest dit wel een bijzondere gebeurtenis zijn,
de haarkleur varieerde van wit tot diverse tinten grijs, het
aantal vrouwen was gering in verhouding tot de mannen en
soms werd de vraag gesteld: "Leef jij ook nog?" Bij het stel-
len van deze vraag werd meestal blij verrast gekeken, hoewel
het mij ook overkwam dat de vragensteller mij aanzag met
een blik waaruit ongeloof sprak.

Het was de eerste bijeenkomst van seniordierenartsen in het
kader van het door de KNMvD gestarte seniorenbeleid. Een
projectgroep onder de bezielende leiding van Frans X.
Cremers had deze bijeenkomst georganiseerd.

Maatschappij

nieuws

-ocr page 411-

Het was de bedoeling geweest om in het gebouw van de
KNMvD samen te komen, maar vanwege het grote aantal
deelnemers was besloten om uit te wijken naar de Boerderij
Mereveld.

Boeiend programma

De 115 deelnemers werden vergast op een boeiend program-
ma. De voorzitter van de KNMvD sprak vriendelijke woor-
den, wenste dat alle KNMvD-bijeenkomsten zich in zulk een
grote opkomst zouden mogen verheugen en wees op het be-
staan van een seniorensite.

Prof. dr. Peter van Beukelen gaf in een zeer boeiende presen-
tatie een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van
het diergeneeskundig onderwijs. Hoewel dit een onderwerp
is dat snel kan leiden tot een slaapverwekkend betoog, slaag-
de van Beukelen er in om zijn verhaal tot het laatst boeiend te
houden. Na afloop hoorde men wel vaak de verzuchting blij
te zijn dat wij dit allemaal niet hebben hoeven meemaken, of
men was bang in dit systeem nooit verder dan de kennis-
makingsdag te zijn gekomen.

Na de lunch was er een inleiding van dr. Herman Egberink:
\'Aviaire influenza, maatschappelijk relevant\'. Op een duide-
lijke en vooral ook begrijpelijke wijze werden vele facetten,
bekende en nieuwe, feiten en mogelijkheden, behandeld. Het
enthousiasme van de inleider werkte mede in de hand dat er
veel vragen werden gesteld. Hieruit bleek dat er onder de
senioren veel interesse en kennis aanwezig is. Het is belang-
rijk dit niet verloren te laten gaan. De jongere collega\'s kun-
nen hier hun voordeel mee doen.

Het was een zeer geslaagde dag. Niet alleen werd onze kennis
van ontwikkelingen in de diergeneeskunde bijgespijkerd.

maar tussen de inleidingen en gedurende de lunch en de
borrel werden oude banden aangehaald. Het invullen van een
evaluatieformulier was niet nodig. Iedereen was het er mee
eens dat de organisatoren iets fantastisch hadden gepresteerd
en de vraag was niet of dit initiatief herhaald moet worden
maar wanneer dit zal gebeuren.

Frans, Aleid, Ingrid en Jan: Bedankt! We zien uit naar de vol-
gende keer.

Ko Minderhouct is dierenarts in ruste.

[VTTw

DIERENARTSEN

WHG Dierenartsen is op zoek naar een ervaren fulltime gezelschapsdierenarts!

Voor onze vestiging WHG Westerhuis te Dodewaard zijn wij op zoek naar een gemotiveerde
gezelschapsdierenarts met minimaal 2-3 jaar ervaring. Onze praktijk wordt gedreven door passie en zorg
voor mens en dier

Wij bieden:

Een mooie praktijk, een sterke organisatie, goede apparatuur om mee te werken, een enthousiast team,
uitstekende opleidingsmogelijkheden, heldere arbeidsvoorwaarden en voldoende mogelijkheden tot persoonlijke
ontwikkeling. Als de ambitie er is, bestaat tevens de mogelijkheid tot het uitvoeren van managementtaken.

Wij zoeken een dierenarts met als profiel:

Differentiatie gezelschapsdieren
Minimaal 2 laar relevante praktijkervaring
Goede communicatieve vaardigheden
Ambitieus en gedreven

Speciale interesse in dermatologie, tandheelkunde, orthopedie en fertiliteit hond
Interesse in (of in ieder geval niet afwijzend staan tegenover) homeopathie
Een flexibele instelling t.a.v. planning, organisatie en werkzaamheden

Bereidheid om avond/nacht/weekenddiensten mee te draaien (2 avond/nachtdiensten per week en
1-2 weekenddiensten per maand).

Huisvesting:

Boven de praktijk is een ruim appartement beschikbaar.
Sollicitaties:

Bovenstaande vacature willen wij op korte termijn invullen. Is uw interesse gewekt? Stuur dan een
sollicitatiebrief met CV naar: WHG Dierenartsen, t.a.v. Dhr J. Storm, Postbus 695,3700 AR, Zeist
E-mailen kan natuurlijk ook: j.storm(3)whgdierenartsen.nl.

-ocr page 412-

Paul van de Venne

Paul werd in 1921 geboren in Nijmegen als zoon van een eigenaar van een handel in bouwmateria-
len. Bij zijn oom maakte hij kennis met ons vak bij de boeren rond Nijmegen. De middelbare school
doorliep hij op het college in Rolduc. In het voetbalelftal van de school kon hij niet gemist worden.
In I94I startte Paul met de studie diergeneeskunde in Utrecht, maar al het jaar daarop volgde
de sluiting van de universiteit en werd hij samen met andere studenten op transport gesteld naar
Duitsland. Via een tijdelijk onderdak in het Olympisch stadion in Berlijn werd hij achtereenvolgens
te werk gesteld in meerdere dierenartsenpraktijken. Met alleen \'propjes \'op zak deed hij het werk van
assistent en leerde daarbij veel. Op ons heeft Paul nooit de indruk gemaakt dat hij onder de oorlog
echt geleden heeft. Hij kon smakelijk vertellen hoe hij op de boerderij van een Duits klooster met
moederoverste overlegde hoe de fertiliteit van de koeien verbeterd kon worden.
In 1945, terug in Utrecht, zette Paul zijn studie voort. Hij werd lid van de studentenvoetbalvereni-
ging \'Hercules \', waar hij onder de naam \'kleine Paultje\' bekend stond als een geduchte verdediger.
Na zijn afstuderen in 1951 vestigde hij zich in Ravenstein en trouwde met Toos Kuit. Een zoon en een
dochter zagen daar het levenslicht.

Paul bouwde geleidelijk een landbouwhuisdierenpraktijk op en was daarnaast bestuurlijk actief in
de kerk en de voetbalvereniging. Vrije tijd was er nauwelijks, omdat waarnemingen niet aan de orde
waren. Met het oog op de toekomst besloot hij de praktijk te verlaten.

In 1959 werd hij benoemd bij de Gezondheidsdienst voor Dieren in Gelderland, waar de afdeling
Pluimvee moest worden opgezet. Paul deed dit met verve, oriënteerde zich elders en liep ook stage
bij verschillende instituten. Bij zijn taak hoorde het houden van lezingen en het geven van cursus-
sen. Hij werd leraar pluimveehouderij aan de toenmalige praktijkschool in Barneveld. Hier moest
pionierswerk worden verricht, vooral omdat veel studenten uit ontwikkelingslanden opgeleid gingen
worden en de cursus Engelstalig moet worden. Hij was mede-initiatiefnemer van de oprichting van
de Groep Pluimveewetenschappen van de KNMvD. Paul was in Nederland de eerste die de ziekte
van Gumboro en Inclusion Body Hepatitis herkende. Voor deze prestaties is hij nooit in de schijn-
werpers gezet, maar daar taalde hij ook niet naar. Op veel fronten bleek hij een echte \'stoïcijn \'.
Na zijn pensionering kon Paul meer aandacht besteden aan zijn vrouw, die al langere tijd ziek was.
Met toewijding en liefde zorgde hij voor haar en het huishouden. Zij overleed in 1984. Paul had
suikerziekte en na een ernstig ongeluk mocht hij niet meer autorijden: dat viel voor hem moeilijk te
accepteren. Paul hield van reizen, lekker eten en genoot van hobby\'s zoals tekenen en fotograferen.
Hij sloot zich aan bij de groep rustende dierenartsen in Zutphen, waar hij een actiex\'e rol speelde.
Toen later zijn gezondheid verslechterde, was opname in een particulier verzorgingshuis onvermij-
delijk. In die tijd overleed helaas zijn dochter Annet, die veel voor hem betekende. Dit verlies trof
hem zwaar Op 22 oktober 2006 kwam voor hem toch nog onvei-wachts het einde. Wij verliezen in
hem een goede en bijzondere collega.

George Overgoor, Peter Beersma

memoriam

-ocr page 413-

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het be-
stuur aangenomen:

Arts, Mevr. S.J.M.; 2006; 9365 PG Niebert;
Molenweg 94 a.

Asseldonk, H.P.W.M. van; 2001; 5465 PL Veghel;
Krijtenburg 1.

Bos, Mevr. M.; Gent 1998; 9220 Moet^eke; Kas-
teellaan 36.

Empel, J.D.F. van; 2006; Cloonaghmore, Breafiy;
Castlebar, Co. Mayo.

Helwegen. Mevr. M.M.G.H.J.; 2006; IP28 7DP
Mildenhall, Bury St. Edmunds; Suffolk UK; Flat 2 18 Millstreet Mews.
Jager, Mevr. M.M.; 2006; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2.
Kaasenbrood, R.J.; 5481 XS Schijndel; Keur 12.
Kroese, Mevr. E.E.; 2006; 3583 EH Utrecht; Prins Hendriklaan 91.
Muller, Mevr. C.A.A.; 2006; 3512 AH Utrecht; Voorstraat 5 c.
Oerlemans, Mevr. A.W.H.; 2005; 7021 HK Zelhem; Baaksekampweg 13.
Roosmalen. G.G.J. van; 2006; 5042 DB Tilburg; Lage Witsiebaan 78-05.
Soethout, Mevr. M.J.; Gent 2006; 2421 AP Nieuwkoop; Zuideinde 198.
Trappeniers, Mevr. B.; Gent 2005; 3255 VE Oude Tonge; Mariniersweg 81.
Verschoor, Mevr. J.; 2006; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 781.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Creutzberg,T.O.
Goos. Mevr.Y.C.EH.
Mulder, Mevr. S.

Overiijdensberichten:

Op 3 december 2006 K.H. Hermans te Amhem.
Op 27 februari 2007 E. Bolland te Algeraburren.
In maart 2007 U Haije te Hoog Soeren.

Mutaties:

Arts, Mevr. S.J.M.; 2006; 9365 PG Niebert; Molenweg 94 a; tel. privé mobiel:
06-15515074; E-mail privé:
suusarts@hotmail.com.-, medew. bij C. Elzinga,
M.J.C. Meidam, A. Tak, B.G. Tillema, A.J. Oostindjer, en W.A. Schreur^; tel.
prakt.: 0594-941600; E-mail prakt.:
posthus@dapmarum.nl.-, (toev. als lid)
Asseldonk, H.PW.M. van; 2001; 5465 PL Veghel; Krijtenburg 1; tel. privé: 0413-
368699; E-mail privé:
pva.s.seldonk@hotmail.com.-, medew. bij M.G.A. Arts,
R.J.F.G. Bodet, J.T.J. ten Hove, EA.B.M. van de Laar, PH.J. Simons, G.J. Toxo-
peus en J.H. Weijer; tel. prakt.: 0413-472650; fax prakt.: 0413^76639; E-mail
prakt.:
dapstoedenrode@w.xs.td -, (toev. als lid)

Bos, Mevr M.; Gent 1998; 9220 Moer/eke; Kasteellaan 36; tel. privé: 00-32-
052202968; lel. privé mobiel: 06^73945279: E-mail privé:
myra.hos@telenet.
he-,
geass. met An Vermeiren; tel. prakt.: (X)-32-052202968; E-mail prakt.: myra.
hos@telenet.be. -,
(toev. als lid)

Brink, Mevr. A.M. van den; 2005; 3405 CN Benschop; Benedeneind 405; tel.
privé: 0182-309836; tel. privé mobiel: 06-50485904; E-mail privé:
Brink403@
hotmail.com.

Personalia

Busscher, Mevr. J.E; 2006; 3582 CE Utrecht; Minkade 43; tel. privé mobiel: 06-
45080470;
E-mail privé: jfhusscher(0gmaiUom., medew. bij G.H. van Bok-
horst; tel. prakt.: 0342-441290; E-mail prakt.:
info@paardencentrum.nl.
Empel, J.D.E van; 2006; Cloonaghmore, Breafiy; Castlebar, Co. Mayo; tel. privé:
00-353-879941666; geass. metTJ. Henegham;
(toev. als lid)
Helwegen, Mevr. M.M.G.H.J.; 2006; IP28 7DP Mildenhall, Bury St.Edmunds,
Suffolk, UK; Flat 2 18 Millstreet; tel. privé: (X)-44-7731552568; E-mail privé:
djeddah@lycos.com.-, (toev. als lid)

Jager, Mevr. M.M.; 3525 EX Utrecht; IJsselsteinlaan 14-2; tel. privé: 030-

8899130; tel. privé mobiel: 06-143986766; (toev. als lid)

Kaasenbrood, R.J.; 1969; 5481 XS Schijndel: Keur 12; tel. privé: 073-5493476;

E-mail privé: rjkaasenhrood@planel.nl.-, r.d.; (toev. als lid)

Kroese, Mevr. E.E.; 2006; 3583 EH Utrecht; Prins Hendriklaan 91; tel. privé

mobiel: 06-16486913; E-mail privé: elisakroese@yahoo.com.-, medew. bij E.G.

Darweesh; tel.piakt.: 035-6217620; fax prakt.: 035-6400182; E-mail prakt.:

edarweesh(ajhotmail.com.; (toev. als lid)

Muller, Mevr. C.A.A.; 2006; 3512 AH Utrecht; Voorstraat 5 c; tel. privé mobiel:

06-42298705; E-mail privé: ferveur2@yahoo.nl.-, (toev. als lid)

Oerlemans, Mevr. A.W.H.; 2005; 7021 HK Zelhem; Baaksekampweg 13; E-mail

privé: ankeoerlemansl975@hotmail.com. -, (toev. als lid)

Roosmalen, G.G.J. van; 2006; 5042 DB Tilburg; Lage Witsiebaan 78-05; tel.

privé mobiel: 06^3278874; E-mail privé: g.g.j.roo.smalen@hotmail.com.-,

(toev. als lid)

Senders, Mevr. T.N.J.; 2004; 3524 ZG Utrecht; Furi<abaan 729; tel. privé: 030-
7852393;
tel. privé mobiel: 06^6435662; E-mail privé: tanja.senders@gmail.
com.:
medew. Wellant College.

Soethout, Mevr M.J.; Gent 2006; 2421 AP Nieuwkoop; Zuideinde 198; tel. privé
mobiel: 06-13822542; E-mail privé:
maaikesoethout@hotmail.com.-, medew.
bij Mevr. l.O.M. van Boxel-Peters, J. de Groot, L.J. Hofland enT. Sterk; tel.prakt.:
0172-613798; fax prakt.: 0172-618619; E-mail prakt.:
inJb@dapbodegraven.
nl.-,
(toev. als lid)

Trappeniers, Mevr. B.; Gent 2005; 3255 VE Oude Tonge; Marinier-iweg 81 ; tel.
privé mobiel: 06-51494625; E-mail privé:
barharatrap@hotmail.com. ; medew.
bij D.A.P Oude Tonge;
(toev. als lid)

Verschoor, Mevr. J.; 2006; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 781; tel. privé:
030-2100202; E-mail privé:
jeverschoor@hotmail.com.-, (toev, als lid)
Vuuren, Mevr. D.C. van; 2006; 4285 WN Woudrichem; Jan Spieringweg 4; tel.
privé mobiel: Ü6^654(X)6;
E-mail privé: dehbina(a holmail.com.
Zaaijer D.; 1973; 7245 TM Laren (Gld); tel. privé: 0573^00004; fax privé: 0573-
400084; E-mail privé:
dirk@zaaijer-fertilitv.id.-, geass met Mevr. J.E. Zaaijer-
Smit; tel. prakt.: 0573-4(XKX)4; fax prakt.: 0573^00084; E-mail prakt.:
dirk@
zaaijer-fertilitv.nl.

Zaaijer-Smit, Mevr. J.E.; 1973; 7245 TM Laren (Gld); tel. privé: 0573^00004;
fax privé: ()573-4(XK)84; E-mail privé:
dirk@zaaijer-fertility.nl.-, geass met D.
Zaaijer; tel. prakt.: ()573-4(K)(X)4; fax prakt.: 0573-400084; E-mail prakt.:
dirk@
-aaijer-fertility. ni

Jubilea mei 2007

3 mei, Dr. J,H,M. Richter te Boxmeer, 60 jaar
7 mei, H. van Ark te Emst, 25 jaar
16 mei, RJ. Goedhart te Haarlem, 40 jaar
19 mei, H.G. Pelgrum te Almen, 40 jaar
19 mei, Dr. Tj. Jorna te Drachten, 40 jaar
19 mei. Prof. Dr. K.J. Dik te Soest, 40 jaar
22 mei, J.RC. Kruijne te \'s-Gravenhage, 50 jaar

Kleintierpraxis am linken Niederrhein mit Parterrehaus
105 m2 und Grundstück 850 m2, (10 Parkplätze) zu
verkaufen. (Kamp-Lintfort ist ein 40 Tausend Einwohner
Stadt).

Umzats 152.000 Euro, gute Ausstattung!
Gesamtpreis: VB 220.000 Euro.
Tel: 0049-171-2149890.

-ocr page 414-

Het werk vanuit de Dierenkliniek Steenbergen bestaat voor 60%
uit KH en voor 40% uit GH. Onze kwaliteitszorg wordt momen-
teel geleverd door een team van vijf dierenartsen en twaalf assi-
stentes. Er wordt vaak per dag spreekuur gedaan op diverse loca-
ties. Klantgerichte service staat bij ons op één.

Dierenartsenpraktijk Van Stad tot Wad is eer
gemengde praktijk in Noord Nederland. De
praktijk telt tien dierenartsen waarvan viei
in de sector gezelschapsdieren werken. Hel
praktijkgebied strekt zich uit van de stad
Groningen tot de Waddenkust.
In verband met het uittreden van één der maten en het voortzetten van de locatie
Groningen zijn we op zoek naar een

dierenartsen

Allround dierenarts

Wij zoeken:

• een allrounder die veel ambitie en energie heeft om de zorg
voor het gezelschapsdier naar een nog hoger niveau te tillen;

• een zeer flexibele teamspeler die na inwerking bereid is zelf-
standig mee te draaien in de gemengde nacht- en weekend-
diensten;

• een collega die bereid is naar Steenbergen of omgeving te ver-
huizen om hier te kunnen wortelen.

Wij bieden:

• een gevarieerd patiëntenaanbod groot en klein;

• een gezellige werksfeer;

• een fulltime baan per 1 juli 2007, maar toch een middag in de
week vrij.

Reacties kunt u binnen 14 dagen sturen naar: Dierenkliniek

Steenbergen, Kruispoort 32-34,4651 AM Steenbergen.

AMBITIEUZE DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN

Voor deze functie vragen wij:

• Ruime ervaring in de geneeskunde van de gezelschapsdieren.

• Ervaring met tweedelijns deelgebieden strekt tot aanbeveling.

• Goede communicatieve eigenschappen en een klantgerichte instelling.

• Deelname in de dienstenregeling gezelschapsdieren.

• Zelfstandigheid en leidinggevende capaciteiten.

• Enthousiasme om mee te denken over de ontwikkeling van een nicuw^
praktijklocatie.

Wij bieden:

• Een prettige werksfeer en leefomgeving.

• Een functie voor minimaal 70% (in overleg), met goede kansen voor de toej
komst.

• Eerstelijns werkzaamheden met de mogelijkheid tot differentiati.e

• Mogelijkheden om de sectie gezelschapsdieren verder uit te bouwen.

Sollicitaties kunt u binnen 14 dagen na verschijnen van deze advertentie richtei^
aan
Van Stad lot Wad Dierenartsen, t.a.v. de heer A.M. Weitenberg, Postbus 49j
9919 ZG Loppersum of per e-mail aan rykJe@hotmail.com. Voor vragen kunt u
contact opnemen met de heer Weitenberg (0596-518222).

Wij bieden

• Een prettige werksfeer en mooie woonomgeving

• Fulltime baan (80-100%), met uitzicht op
vast dienstverband

• Dynamische werkomgeving met toekomst-
mogelijkheden

D E

GRAAFSCHAP

DIERENARTSEN

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsenpraktijk met meerdere locaties
in de Achterhoek. De onderneming staat met 17 dierenartsen en 18 assistenten en een praktijk-
manager voor een hoogvi/aardige veterinaire dienstverlening in en buiten de regio. In verband
met diverse ontwikkelingen binnen De Graafschap Dierenartsen zijn wij op zoek naar een

enthousiaste

dierenarts

lahdbouwhuisdieren (m/v)

Wij vragen

• Erkenning Rund en eventueel Varken

• Ervaring strekt tot aanbeveling

• Toekomstgerichte visie met
ondernemingsgeest

• Interesse in preventieve geneeskunde

• Deelname in dienstregeling landbouwhuis-
dieren

• Arbeidsvoorwaarden conform CAO
Dierenartsenpraktijken

Voor vragen kunt u contact opnemen met de heer B. Engel (tel 0575 - 58 78 77). De sollicitatiebrief
kunt u tot en met uiterlijk 7 mei 2007, richten aan: De Graafschap Dierenartsen, t.a.v. mevrouw B.A.R
Semmekrot-Hermens, Schimmeldijk 1,7251 MX VÖRDEN of per email b.semmekrot@dgdierenartsen.nl.

-ocr page 415-

Benaming: ATOPICA», capsules voor honden. Samenstelling: ATOPICA*10 bevat 10 mg Cyclosporine, ATOPICA* 25 l>evat 25 mg Cyclosporine, ATOPICA* 50
bevat 50 mg Cyclosporine, ATOPICA* 100 bevat 100 mg Cyclosporine. Indicatie: Behandeling van chronische gevallen van atopische dermatitis. Doeldier
Hond. Contra-indicatie: Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor Cyclosporine of voor één van de hulpstoffen. Voor alle capsule groottes geldt
niet gebruiken bij honden jonger dan 6 maanden of met een lichaamsgewicht van minder dan 2 kg. Niet gebruiken in geval van een historie van kwaadaar-
dige afwijkingen of progressieve kwaadaardige afwijkingen. Niet vaccineren met een levend vaccin gedurende de behandeling, of binnen twee weken voor
of na de behandeling. Bijwerkingen: De meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn gastro-intestinale verstoringen zoals braken, slijmvormige of
zachte ontlasting en diarree. Ze zijn mild en van voorbijgaande aard en in het algemeen is stoppen van de behandeling niet nodig. Andere bijwerkingen
die zelden worden waargenomen zijn anorexie, een milde tot matige vorm van hypertrofisch tandvlees, wratvormige beschadigingen van de huid of ver-
andering van de vacht, rode en gezwollen oorschelpen, spierzwakte of spierkrampen. Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan wanneer de behandeling is
gestaakt. Dosering en wijze van toediening: De gemiddeld aanbevolen dosering van Cyclosporine is 5 mgrtcg lichaamsgewicht. ATOPICA* moet ten minste
2 uur voor of na het voeren worden toegediend. De capsule direct in de bek toedienen. Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift.
Verpakking: Voor alle verpakkingen blisters met 10 tabletten. Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Registratienummers: REG NL 10126,10127,
10128, 10129,8 3011 l£ 25 F5. 3011 IE 26 F5, 3011 IE 27 FS, 3011 IE 28 F5, L V997/03A)9/0768, V997/03A)9A)769, V997/03A)9/0770, V997/03A)9/0771.

l}>

NOVARTIS

ANIMAL HEALTH

ica

cyclosporine A

UE DOELGERICHTE, LANGE TERMIJN
OPLOSSING VOOR HONDEN DIE LIJDEN
AAN ATOPISCHE DERMATITIS

Atopische dermatitis is een
levenslange aandoening, die
niet te genezen is. Voor honden
die hieraan lijden is ATOPICA®
een doelgerichte lange termijn

-ocr page 416-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillencJe disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur In concreto gaat het om:

» SPECIALIST IN OPLEIDING INTERNE GENEESKUNDE

Het Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, onderdeel van de Faculteit der Diergeneeskunde, heeft per
1 september 2007 plaats voor een specialist in opleiding Interne Geneeskunde (1,0 fte). Uw taken bestaan uit het
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg, het onderwijs en het onderzoek van het Departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. U bent dierenarts en heeft in Utrecht of elders een roulatie gevolgd van minimaal 12 maanden
of u bent ten minste twee jaar werkzaam geweest in een goed geoutilleerde, kleine huisdierenpraktijk onder supervisie
van een erkend specialist. U beheerst de Nederlandse taal in woord en geschrift. Het salaris voor deze tijdelijke functie
bedraagt € 2.387,- bruto per maand in het eerste jaar, oplopend tot € 2.629,- bruto per maand in het derde jaar van
de opleiding.

Meer informatie: prof. dr J. Rothuizen, hoofdopleider Interne, (030) 253 1692.

» 4 ROULANTEN

Bi] het Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren is per 1 september 2007 plaats voor 4 roulanten voor de
duur van 12 maanden. Uw taken bestaan uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en
in bescheiden mate aan het onderwijs en het onderzoek van het Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
U bent afgestudeerd dierenarts in de differentiatierichting Geneeskunde van Gezelschapsdieren. U hebt bij voorkeur
enige ervaring in het geven van onderwijs en bent enige tijd in de praktijk werkzaam geweest. Verder beheerst u de
Nederlandse taal in woord en geschrift. Het salaris bedraagt € 2.279,- bruto per maand. De omvang van de functie
is 1,0 fte.

Meer informatie: prof. dr L.J. Hellebrekers, voorzitter van de selectiecommissie, (030) 253 1350.

Kijk op WWW.UU.nl/VACATURES voor de uitgebreide vacatureteksten

//»: Wetenschap is nooit af_ Éb^ universiteit utrecht

Agrifoodcareer bemiddelt HBOAVO talenten voor de Agribusiness en de Foodsector. Met ruim vijftien jaar werkervaring spreken wij d(
taal van deze sectoren.

Voor onze opdrachtgever zijn wij op zoek naar bedrijfskundige specialisten in de Veehouderij (in de regio Noord Holland).

Bedrijfsadviseurs Veehouderij

In je dagelijkse werk ben je veelal de sparring partner van de on- Arbeidsvoorwaarden

dernemer om tezamen met hem visie en doelen op de bedrijfs- Men biedt een marktconform salaris en een interessant

voering af te stemmen met name gericht op het financiële vlak. In- arbeidsvoorwaardenpakket.

tern profileer je jezelf als vakspecialist en vraagbaak voor collega\'s.

Als bedrijfsadviseur beschik je over minstens een HBO diploma Sollicitatie

met een studie bedrijfskunde of agrarische vakkennis, mogelijk Als je geïnteresseerd bent, zien wij graag je sollicitatie per e-mai

ben je lid van VAB. Je bent bekend en ervaren in de sector en be- tegemoet r.vreeswijk(^agrifoodcareer.com. Voor informatie ovei

schikt over een netwerk. In de omgang ben je communicatief vaar- de vacature kun je contact opnemen met René Vreeswijk 06- 22 1(

dig, waarbij je zelfstandig en in teamverband kunt werken. Je hebt 81 04.
een proactieve houding en bezit een commercieel gevoel.

-ocr page 417-

Met 40.000

pral<ti ken durven
we ons advies maat-
gevend te noemen.

Ontwikkelingen in de zorgsertor volgen
elkaar in razend tempo op en vragen om
adequaat handelen van zorgondernemers.
WAA heeft in de afgelopen decennia vele
tienduizenden medisch professionals
bijgestaan met praktijkadvies, bijvooitieeld
op het gebied van overname, verkoop of
vestiging. Maar ook maatschappen en
zorginstellingen weten ons steeds vaker te
vinden. Kijk op www.waa.nl/praktijkadvies.

Pral<tijkAdvies van VVAA

Verzekeren
Bankieren

PraktIjkAdvles

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland FiscaaiAdvies

VVAA

-ocr page 418-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

A

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

® Bioickeert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
9 Bewezen klinische veiligheid
9 Specifiek ontwikkeld voor honden
9 Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.comwww.weknowyoucare.nl

© 2007 Pfizer Animal Health bv ■ Capelle a/d IJssel ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

Cerenla

lumßitanlcitfaal

DE NIEUWE KUSSE ANTI-EMHICA

; CERENIA», WERKZAME STOF: mafwitant • EU®06ra62AX)l -005 REG NI. 10425/10426 UOA • Diet

nlddei, tablellen voa orate toedening 06.24,60 en 160 mg) en optossirg voof in)ede
I vefooraaW da* ctemoUiefapie. beliandelmg van braken in combinalie mei Cerenia» oplossing wor injectie en in combinatie met andere ondersteunende maatregelen alsmede preventie van bralMi, veroorzaakt door reisziekte
«INDICATIES OPLOSSING VOOR INJECTIE: preventie van braken
I met uitzondenng van braten veroorzaakt door reisziekte alsmede behandeling van braken, in combinatie mei andere onderaeunende maatiegelen •
TOEDIENINGSWUZE EN DOSERING TABLETTEN: voor behandeling of preventie van braken eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van 2
^ mg/kg. Ter preventie van braken, veroorzaakt door reisziekte eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van 8 mg/Itg. gedurende maximaal 2 opeenvolgende dagen •
TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal daags subcutaan toedienen In een dosering van 1 mg/kg Cerena* kan
S gebruikt worden ter behandeling
al preventie van braken als tabletten ol aisoptossing voor injectie, eenmaal daags tot 5 dagen lang • CONTRA-INDICATIES: geen • BIJZONDERE VOORZORGEN: braken kan geassocieertzijn mei ernstige, de conditie steik ondamijnende aandoeningen waaronder
« gastro-intestinale ctstnjcties en dertialve dienter een passende diagnostische beoordeling plaals te vinden. De veilighek) is niet beoordeeM bij honden longer dan 16 weken en bi| drachtige of lacterende teven. Voorzichligheld betraOiten bij patienten met ieveraandceningen en bij dieren die lijden aan
co of gepredisponeerd zi|n voor hartaandoeningen •
BEWAKEN: geen speciale voorzorgen. Builen hel bereik en zicfil van kinderen bewaren • BIJWERKINGEN: geen bekend • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluitet. of neem contact op met Pfizer Animal Healtti (e-mail: secretanaat.ahgfflprizer.com)

-ocr page 419-

Deel 132 • Aflevering lo • 15 mei 2007

Universiteitsbibliotheek

Utrecht

CuK DGK

^ 2 2 MEI ?n07

Tijdschrift

\' ■■agHif

Diergeneesidlra«

Agressieve cliënten in de Nederlandse dierenartsenpraktijk
Hypojysair en mammair groeihormoon bij de hond

Een phaeochromocytoom bij een Lhasa Apso

KNMvD

minklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Wrak vee

Spaanse praktijken

Besturendag 2007: bouwen aan ons beeld

Mijn wachttijd bij de KNMvD

-ocr page 420-

Gezonde oren voor allebei!

In één keer raak met Surolan en Otoclean,
de le keus behandeling van otitis externa bij hond en kat

Surolan

geneest

Otoclean\'

Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Otodologische oplossing-16 flesjes monodosis van 5 ml.
Samenstelling: Salicyzuur(2.32 mg), pro pyf eenglycol, polyglycol, ethoxydiglycol, gereinigd water, glycerine, melk-
zuur, cucumis sativus,
Cetraria islandica, mimosa tenuiflora, oliezuur. Eigenschappen: OTOCLEAN bevat kerato-
lytische. oorsmeer oplossende, verzachtende, hygiënische en hydraterende bestanddelen die het product buiten-
gewoon geschikt maken voor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat
het de gehoorgang vrijhoudt van vuil-, oorsmeer- of secreetophopingen.
Dosering: Gebruik OTOCLEAN In beide
gehoorgangen van de hond resp. kat. Breng voldoende aan, afhankelijk van de grootte van het dier; - Bij grote
dieren moet voor eik oor een flesje (5 ml) worden gebruikt. - Bij middelgrote of kleine dieren kan de inhoud van een
flesje over beide oren worden verdeeld.
Voorzorgsmaatregelen: Uitsluitend voor uitwendig gebruik, vermijd con-
tact met de ogen, Bewaren beneden 30°C. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter,

It Diersoorten: hond en kat Indicaties

Malassezia pachydermatis (Pityrosp

Samenstelling: miconazolnitraat, prednisolonacetaat, polymixine B-sulfaat Diersoorten: hond en kat Indicaties
otitis met name: ■ bacterièle otitis veroorzaakt door Staphylococcus spp.. Streptococcus spp., Pseudomonas
spp. Escherichia coli: m mycotischeotitis veroorzaakt door Microsporum spp., Trichophyton spp.. Candida spp,.
Malassezia pachydermatis (Pityrosporum pachydermatis); ■ veroorzaakt door Otodectes cynotis. »huidinfecties
met name; ■ bacterièle dermatitis veroorzaakt door
Staphylococcus spp.. Streptococcus spp., Pseudomonai
spp. Escherichia coli: m mycotlsche dermatitis veroorzaakt door iviicrosporum spp., Trichophyton spp.. Candida
spp., Malassezia pachydermatis. Dosering en wijze van toediening: Oren: na het reinigen van de gehoorgang,
tweemaal per dag. enkele druppels Surolan in het oor aanbrengen. Om een goede verdeling van het preparaat te
verkrijgen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden.
Huid: tweemaal per dag worden enkeie drup
pels Surolan op öe letsels aangebracht en goed ingewreven. De behandeling moet zonder onderbreking gedu-
rende enkele dagen na het verdwijnen van de symptomen voortgezet worden. In sommige gevallen kan een be-
handeling van 2 a 3 weken noodzakelijk zijn. De behandeling van Otodectes cynotisis 2 weken (zie indicaties).
Voor een nog langere behandeling raadpleeg uw dierenarts.
Contra-indicaties: geen Bijwerkingen: geen
Registratienummer en status Nederland: REG NL 3153: UDA

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 421-

Tüdsduk

_. \' Jhfai

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Cover: foto van pagina 401 en 391
Uit de redactie
Oorspronkelijk artikel

Agressieve cliënten in de Nederlandse dierenartsenpraktijk; T.S.A.E. Barbonis en N. Endenburg
Samenvattingen VDT

Artikelen wetenschap op internet

Nieuws

Maak van ie kat geen asielzoeker! Chip je dier
■ •• licht
onden

Rcflcctie; A.B. Vaandrager

Samenvatting proefschrift

Hi^fysair en mammair groeihormoon bij de hond; S.F.M. Bhatti
Uit en voor de prairtijk

Een phaeochroniocytODiii bij een Lhasa Apso; P. M. van Aalst

Veterinair tuchtrecht

De nuances van hulpveriening; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Wrak vee; Hugo de Croot
Spaanse praktijken; Peter de Lint
Jaarlijkse boostervaccinatie tegen FCV bij hoog risico
Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek;
Tjeerd Cuperus
Gezocht: honden met Wobblersyndroom; S. De Decker, S. Bhatti en L. Van Ham
Maak van ie 1
Uitgelicht
Ingezonden
ificctie;

Laparoscopic bij katten; t^.H.CM. Hoynck van Papendrecht

Deei132
Aflevering 10

15 mei 2007

379

380

385

386

389

390

393

397

398

401

402

403
403
406

406

407
407

Inhoud

Wetenscha;^

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Ingezonden

Second opinion en/of collegialiteit; A.M. van Schaik

Onduidelijke (en oneeriijke) concurrentie van de GD; P. Kortmann

Reactie van GD; C. Fris

Week van het huisdier groot succes

Bericht

Hoe lang mag een concurrentiebeding duren?; Ruud van der Mark

Praktijk in Bedrijf

408

408

409

409

410

Tm

V#r£>ófc:

Chip je dier!

ANIMAL H EALTH

Maak van je ka^ geen asielzoekëri

leder jaar komen 47.000 katten in het asiel terecht. Slecht 13% kan, dankzij de chip, worden terugbezorgd bij de eigenaar. Helaas iss
slechts 10-15% van de katten gechipt. Om die reden zal in de maand juni een intensieve campagne worden gevoerd om kattenbezitters
te wijzen op het nut van de chip (wvkw.chipjedier.nl).

BïckHoTOj|| junj Chipmaand is een initiatief van de Dierenbescherming (DB) het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICC), Amivedi,
Dibevo, KNMvD, NDG, Proteq Dieren Zorgen Virbac BackHome.

BackHome BioTec® - onbreekbaar en weefselvrlendelijk. Maximale zekerheidi

O

BackHome^

BioTec\'-

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofvvww.virbac.nl

-ocr page 422-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oostertiaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willeitien

Wetenschappelijke adviesraad

Dr F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. JRT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

lEIndredactie

Drs. E.RC. Bingen

jMw. A.M. Dorresteijn-Tummers

\'Mw. drs. M. Fijten

IDrs. J Klein Haneveld

pe Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

;Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

&

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij uoor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 Cf Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax
030-6348909
Website www.knmud.nl
E-mail info@knmud.nl

Cursussen en
congressen

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman.

senior medewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJW.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt IfcUM door het bestuur.

Berichten en verslagen

Welzijn, toe aan verbetering

410

411

412

413

Nieuw anti-emeticum: maropitantcitiaat; Ronald van Noort
Veel belangstelling voor het ISO-certificaat; Gerard van Eijden

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V.,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401,2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507S78

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw WHMi
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342^19798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Voorzitterscolumn

Het vooijaar voorbij?; LudoJ. Hellebrekers

B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 4, april 2007
Maatschappijnieuws

Besturendag 2007: bouwen aan ons beeld; Henry Dijkman
Juridisch advies bij tuchtzaken;_/oost van Herten
Mijn wachttijd bij de KNMvD; Christian Scherpenzeel
In memoriam

De heer J. Driessen;_/on van Os en Reint Jan Terbijhe

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline kopij

480

Original article

Aggressive clients in Dutch veterinary practice; T.S.A.E. Barbonis, and N. Endenburg

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

414

414

415

416

417

418

419

420

421

-ocr page 423-

Uit

de redactie

Dierenarts in de spiegel

"Een sterk merk moet je niet veranderen, je moet het wel blijven voeden." Een \'wet\' uit de com-
municatieleer (en een waarheid als een koe). Geldt die wet ook voor het \'merk\'dierenarts? Zekert
Uit onderzoek blijkt dat het merk dierenarts in Nederland honderd procent naamsbekendheid heeft.
En - nog belangrijker - het woord \'dierenarts\' roept een overwegend positief beeld op. Met andere
woorden: dierenarts is een sterk merk, een merk met een positief imago en dat moet blijvend gevoed
worden.

Een ander hard gegeven is dat het dier maatschappelijk en politiek in de lift zit in Nederland anno
2007.

Hoe beide zaken te verbinden?

Het is de uitdaging voor iedere dierenarts zich te blijven profileren als dé ambassadeur van het dier
Daarbij moeten andere positieve kenmerken van het beeld van de veterinair ook blijvend onder
de aandacht worden gebracht. Dat doen we als beroepsvereniging onder meer door een proactief
mediabeleid. In het nieuwe strategisch beleidsplan van de KNMvD worden zowel het imago van de
dierenarts als de sociaaleconomische positie van de veterinair dan ook speerpunten van beleid.
Een onlangs gehouden enquête leverde het volgende beeld op van de dierenarts anno nu: degelijk,
betrouwbaar, vakbekwaam, integer, prettig in de omgang met mens en dier, bereikbaar, service-
gericht. (De enquête had plaats onder beroepsgenoten... maar toch...) fVat geldt voor de dierenarts
in het algemeen, geldt dat ook voor u? Hoe staat u bekend? Wat is uw reputatie?
Voor uw welslagen als practicus, beleidsmaker, toezichthouder, adviseur, onderzoeker, docent,
werknemer of werkgever is het belangrijk van tijd tot tijd in de spiegel te kijken die beroepsgenoten
u voorhouden. Even nuttig is het dat beeld te vergelijken met het imago dat u heeft bij uw klant,
opdrachtgever, student enzovoorts. Dat is een van de redenen dat we leden in de gelegenheid .stellen
tevredenheidonderzoek te doen onder klanten.

In dit nummer kunt u het een en ander lezen over wat de KNMvD zoal doet als beeldenhouwer van
de dierenarts, of de veterinair, als die bredere benaming uw voorkeur heeft. Leest u daarom vooral
het artikel \'Besturendag 2007: bouwen aan ons beeld\'.

Herman Geertsen,
algemeen directeur

P.S.: Dank aan de meer dan duizend leden die hebben meegedaan aan ons digitale lezersonderzoek.
Wij zullen het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde verder verbeteren met gebruikmaking van uw
suggesties.

Tijdsfiluij^^H
.^^SSHHi

Diergenees

-ocr page 424-

Agressieve cliënten in de Nederlandse dierenartsenpraktijk

T.S.A.E. Barbonis^ en N. Endenburg\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Uit de praktijk komen signalen dat agressie van cliënten
(meestal de eigenaren van patiënten) jegens de dierenarts
en/of zijn of haar assistent(e) steeds vaker voorkomt. In
dit onderzoek worden objectieve cijfers hierover weer-
gegeven. De benodigde gegevens zijn verkregen door per
post in een steekproef geselecteerde praktijken twee
vragenlijsten op te sturen; één voor een dierenarts en één
voor een dierenartsassistent(e). Uit deze gegevens blijkt
dat 26,4 procent van de dierenartsen en 29,3 procent van
de gezelschapsdierenartsassistente(n/s) in het afgelopen
jaar met één of meer agressieve cliënten te maken gehad
heeft. Factoren als leeftijd, geslacht en ervaring van de
dierenarts of assistent(e) hebben geen invloed op de fre-
quentie waarin men met agressie in aanraking komt. Het-
zelfde geldt voor de diersoorten die men behandelt (gezel-
schapsdieren, landbouwhuisdieren of paard). Naarmate
de vestigingsplaats groter wordt of de omzet van de prak-
tijk waarin men werkt kleiner wordt, krijgt men vaker te
maken met agressie. Van de dierenartsen die ooit met
agressie te maken kregen ondernam 31 procent actie naar
aanleiding van een geval van agressie. In 24,9 procent van
de dierenartsenpraktijken wordt middels een risico-
inventarisatie en evaluatie (RI&E) preventieve aandacht
aan agressie geschonken. In 26,6 procent van de praktij-
ken wordt op een andere manier dan via een RI&E aan-
dacht aan de preventie van agressie besteed. Dierenartsen
blijken agressie in de veterinaire praktijk geen groot pro-
bleem te vinden, maar staan vaak niet negatief tegenover
de stelling dat er meer aandacht aan agressie in de prak-
tijk besteed moet worden.

Summary

Aggressive clients in Dutch veterinary practice

Aggressive clients seem to be becoming more common. This
article describes a study in which questionnaires on client be-
haviour were .sent to veterinary assistants and veterinarians
in randomly selected practices in the Netherlands. Re.mlts
showed that 26.4% of the veterinarians and 29.3% of the as-
sistants had experienced aggressive clients in the last year
Age, experience, and sex of the veterinarian or assistant did
not influence the frequency with which aggressive clients
were encountered. The same was true for the type of veteri-
nary practice (companion animals, farm animals, horses,
etc). The risk of encountering aggressive clients was higher
among practices in large towns and in practices with a small
turnover Of the veterinarians who had encountered aggres-

\' Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht.
^ Afdeling Dier, Maatschappij & Wetenschap. Faculteit der Diergeneeskunde.
Universiteit Utrecht.

Tijdschr Diergeneeskd 2ooj, 132; 380-384.

sive clients at least once in their career, 31% has taken some
kind of action after the aggressive encounter Nearly a quar-
ter (24.9%) of veterinary practices have adopted a Risk In-
ventarization and Evaluation (RI&E) approach to preventing
client aggression and 26.6% of practices have adopted an-
other approach. While veterinarians tend not to consider ag-
gression a big problem, they are often open to the .mggestion
that more attention should be paid to aggression in veteri-
nary practice.

Inleiding

Uit de praktijk komen signalen dat agressie van cliënten
(meestal de eigenaren van patiënten) jegens de dierenarts en/
of zijn of haar assistent(e) steeds vaker voorkomt. Zo komt
uit gesprekken met dierenartsen op bijvoorbeeld congressen
steeds vaker naar voren dat men één of meerdere gevallen van
agressie heeft meegemaakt de afgelopen tijd. Er is echter
naar het fenomeen \'agressie van cliënten in de veterinaire
praktijk\' geen enkel objectief onderzoek gedaan, terwijl een
mogelijke stijging van het aantal gevallen van agressie toch
een zeer zorgwekkende ontwikkeling is.
De KNMvD (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde) verzorgt geen cursussen in het omgaan
met agressieve cliënten en in zowel het huidige curriculum
als eerdere curricula van de Faculteit der Diergeneeskunde
van de Universiteit Utrecht wordt nauwelijks of geen aan-
dacht besteed aan de omgang met agressieve mensen. Dit
hoeft op zich geen zorgen te baren, maar om te weten of hier
iets aan gedaan zou moeten worden, is eerst een analyse no-
dig naar het voorkomen van agressie van cliënten. Verder is
het van belang te weten hoe er in dierenartsenpraktijken om-
gegaan wordt met agressie, zodat er, bij eventuele tekortko-
mingen hierin, op kan worden ingesprongen. In dit artikel
staan dan ook zo objectief mogelijke cijfers over het voorko-
men van agressie in de dierenartsenpraktijk en over de wijze
waarop er nu met agressie en de preventie ervan wordt omge-
gaan. Verder is onderzocht of factoren als geslacht, leeftijd en
ervaring van een dierenarts of assistent(e), de omzet van de
praktijk en de differentiatierichting (gezelschapsdieren -GD-,
landbouwhuisdieren -LHD- of paard -P-) waarin hij of zij
werkt en de grootte van de plaats waarin de praktijk gevestigd
is van invloed zijn op de frequentie waarin men met agres-
sieve cliënten in aanraking komt.

In dit onderzoek wordt als definitie van agressie aangehouden:
\'Agressie is opzettelijke roekeloosheid of gedrag waarmee op-
zettelijk wordt getracht levende wezens fysiek of emotioneel
te verwonden of te schaden, ongeacht of het daadwerkelijk tot
verwonding of schade leidde. Dit gedrag kan fysiek of verbaal
zijn en direct of indirect tegen het slachtoffer gericht\' (17).
Er worden verschillende vormen van agressie onderscheiden
(3):

• Fysieke agressie: \'Vijandig gedrag, dat resulteert in pijn
of verwonding, tegen een ander persoon of zichzelf\'

• Verbale agressie: \'Elk gebeuren van vijandig gedrag waar-
bij dreigementen, schelden of obsceniteiten gebruikt wor-
den om een ander persoon te provoceren.\'

-ocr page 425-

• Omgerichte agressie: \'Vijandig gedrag tegenover eigen-
dommen met de intentie die eigendommen te beschadigen
of vernielen.\' Voorbeelden hiervan die in de dierenartsen-
praktijk zouden kunnen voorkomen, zijn het stukgooien
van de telefoon die op de balie ligt, het schoppen van een
andere hond in de wachtkamer door een cliënt die boos is
op de dierenarts, of het afscheuren van een poster die in de
spreekkamer hangt.

In dit onderzoek wordt fysieke agressie opgesplitst in fysieke
agressie zonder en fysieke agressie met wapens of als wapen
gebruikte voorwerpen. Verder wordt bedreiging van verbale
agressie onderscheiden, omdat het een zeer specifieke vorm
van verbale agressie is, waarbij veelal gedreigd wordt met
fysieke of omgerichte agressie.

Er zijn verschillende oorzaken van agressie aan te wijzen.
Klaassen (11) onderscheidt de volgende oorzaken van agres-
sie

• frustratie-agressie;

• instrumentele agressie;

• agressie ten gevolge van psychopathologie (mentale ziek-
te).

Onder frustratie-agressie verstaat hij agressie die voortkomt
uit - meestal - opeengestapelde irritaties. Instrumentele
agressie is agressief gedrag waarvoor mensen kiezen om een
bepaald doel te bereiken. Psychopathologie kan, zoals het
woord al aangeeft voortkomen uit geestesziekte, maar kan
ook een gevolg zijn van alcohol- en drugsgebruik (10). Het
valt te verwachten dat alle drie de vormen in de dierenartsen-
praktijk kunnen voorkomen.

Materiaal en methoden

Besloten is de benodigde data te verkrijgen met behulp van
een schriftelijke enquête. De adressen van de aangeschreven
dierenartsenpraktijken zijn verkregen uit een door de
KNMvD toegezonden lijst met adresgegevens, telefoon-
nummers en differentiatierichtingen (GD, LHD, P of qua dif-
ferentiatierichting gemengd) van alle dierenartsenpraktijken
in Nederland, waaruit \'at random\' een steekproef van hon-
derdzeventig praktijken werd genomen.
Er werden vragenlijsten verstuurd met vragen die betrekking
hadden op werkzaamheden in slechts één van de drie diffe-
rentiatierichtingen. Er zijn tachtig praktijken waar gezel-
schapsdieren worden behandeld aangeschreven, 46 waar
paarden worden behandeld en 44 waar landbouwhuisdieren
worden behandeld. Naar elke geselecteerde praktijk werden
twee vragenlijsten gestuurd (één voor een aldaar werkzame
dierenarts en één voor een aldaar werkzame assistent(e)). Er
werd van uitgegaan dat degenen die de vragenlijst invullen
gemiddeld over alle aangeschreven praktijken representatief
zijn voor de hele praktijk. Er is, ondanks dat dit mogelijk een
bias veroorzaakt doordat vragenlijsten worden gegeven aan
personeel dat recentelijk met agressie te maken heeft gehad,
voor deze aanpak gekozen omdat tijdens eerder onderzoek is
gebleken dat deze methode de non-respons tot een acceptabel
niveau beperkt (5).

Toen twee maanden na het versturen van de eerste vragen-
lijsten geen nieuwe retourenveloppen meer terug kwamen, is
besloten de resultaten te verwerken en is telefonisch contact
opgenomen met een tiental praktijken waarvandaan geen
respons werd ontvangen. Hierbij werd gevraagd of er een spe-
cifieke reden was waarom men niets van zich had laten horen.
In de vragenlijsten is gevraagd naar informatie over de res-
pondent zelf (leeftijd, ervaring in de praktijk, aantal uren dat
hij of zij werkzaam is per week), de praktijk (GD, LHD, P of
gemengde praktijk, plaats van vestiging, omzet, aantal werk-
nemers, aanwezigheid van een risico-identificatie en -eva-
luatie (Rl&E) met daarin al of niet aandacht voor agressie) en
de ervaringen van de respondent met de verscheidene vormen
van agressie in het afgelopen jaar en in de gehele carrière in
de veterinaire praktijk van de respondent.
In gemengde praktijken is de werkverdeling wat betreft de
verschillende differentiaties niet bekend. Desondanks zijn
deze praktijken beschouwd als praktijken waar zowel gezel-
schapsdieren, paarden als landbouwhuisdieren worden behan-
deld. Het probleem hierbij is echter dat het goed mogelijk is
dat in veel praktijken nauwelijks dieren uit de differentiatie-
richting waarnaar gevraagd wordt behandeld worden. Middels
een berekening van het aantal gevallen van agressie per uur is
getracht te corrigeren voor kleine aantallen gevallen van
agressie die gevonden worden bij dierenartsen die slechts wei-
nig werken in de differentiatierichting waarnaar gevraagd
wordt. Wat betreft agressie jegens assistentes is alleen de
agressie jegens gezelschapsdierenassistentes onderzocht, om-
dat bleek dat assistentes veelal weinig werkten in de sectoren
P en LHD. Een vergelijking van het voorkomen van agressie
tussen assistentes in de verschillende sectoren had dus geen
significante verschillen aan het licht kunnen brengen. Bij de
berekening van de invloed van leeftijd op het meemaken van
agressie is de steekproefjjopulatie verdeeld in drie even grote
groepen.

Verder is onderzocht of agressie jegens dierenartsen en assi-
stentes in grotere of kleinere plaatsen en gemeentes of in qua
omzet grotere of kleinere praktijken vaker voorkomt. Hierbij
zijn alleen GD-praktijken in ogenschouw genomen, aange-
zien werkzaamheden in de sectoren LHD en (met name bij
gemengde praktijken waar weinig paarden behandeld wor-
den) P veelal op locatie plaatsvinden.

Om te onderzoeken of respondenten agressie een probleem
vonden en of men meer aandacht voor het probleem agressie
zou wensen is gevraagd om op een schaal van een tot vijf aan
te geven in hoeverre zij agressie een probleem vonden en in
welke mate er meer aandacht aan agressie geschonken zou
moeten worden.

In SPSS 12.0.0 werden de verkregen data statistisch bewerkt.
Er werd altijd een p < 0,05 aangehouden als de grens waarop
een resultaat als significant bestempeld wordt.

Resultaten

De totale respons was 55,8 procent^ Vanuit de tien opgebelde
praktijken voerde men meestal als reden voor het niet terug-
sturen van de vragenlijsten omstandigheden als vakantie,
geen tijd of geen zin op (zeven praktijken). Eén praktijk bleek
verhuisd te zijn. Tweemaal werd als reden aangegeven dat
men \'toch geen agressie meemaakte\' op de praktijk.
Geen van de responderende dierenartsen zegt in de afgelopen
twaalf maanden te maken hebben gehad met agressie waarbij
wapens of als wapen gebruikte voorwerpen gebruikt werden.
Twee GD-dierenartsen (4,8 procent van de GD-respondenten)
hebben elk éénmaal te maken gehad met fysieke agressie

^ De totale respons wordt gedefinieerd als \'totaal aantal geldige responsen

♦ 100% / (totaal aantal aangeschreven praktijken - aantal ongeldige responsen)\'.
Onder ongeldige responsen vallen hier incorrect geadresseerde of gesloten prak-
tijken of praktijken waar geen dieren uit de verwachte sector behandeld werden.

-ocr page 426-

Aantal assistentes

Aantal maal dat
men met agressie
te maken kreeg

O

29

Procent (%)

70.7

1 8 19.5

2

1

2.4

3

2

4.9

10

1

2.4

Totaal

41

100.0

zonder gebruikmaking van wapens. Geen enkele GD-dieren-
arts zegt in de afgelopen twaalf maanden bedreigd te zijn. Eén
(2,4 procent) van hen zegt eenmaal met omgerichte agressie
in aanraking te zijn geweest. Eén (6,7 procent) van de LHD-
dierenartsen is met omgerichte agressie geconfronteerd. Ver-
der kwamen de dierenartsen in de drie differentiatierichtingen
het afgelopen jaar alleen in aanraking met verbale agressie
(zie tabel 1). De frequentie hiervan is echter veel hoger dan
van de andere vormen van agressie.

Aanleidingen voor cliënten om tot agressie over te gaan, die
door een aantal van deze dierenartsen genoemd werden, zijn
bijvoorbeeld: onenigheid over financiële zaken, onenigheid
over een behandeling of een weigering om een bepaalde ver-
klaring af te geven.

Er blijkt geen verschil te zijn in het voorkomen van agressie
tussen de verschillende difTerentiatierichtingen (x^ = 2.543;
df=2;p = 0.280).

Er blijkt geen significante correlatie te zijn tussen het aantal
jaren dat iemand in de veterinaire praktijk werkzaam is ge-
weest en het aantal gevallen van agressie dat de dierenarts per
uur meemaakt (r = -0,144; p = 0,117). Ook is er geen signifi-
cant verschil tussen de groepen jonger dan 33 jaar, 33 tot 47
jaar en ouder dan 47 jaar wat betreft het aantal gevallen van
agressie per uur (x^ = 5,269; df = 2; p = 0.072). Hetzelfde
geldt voor de correlatie tussen de leeftijd van een dierenarts
en het aantal gevallen van agressie dat hij of zij het afgelopen
jaar per uur meemaakte (r = -0,151; p = 0,107). Er blijkt geen
verschil te zijn tussen mannen en vrouwen voor wat betreft
het al dan niet eens of vaker met agressie in aanraking
gekomen te zijn de afgelopen twaalf maanden (x^ =0,279;
df=l;p = 0,598).

Tabel 3. Aantal gevallen van de verschillende vormen van agressie die dierenartsen en assistente(n/s) meemaken per jaar.

Gevraagd naar werkzaamheden
in de differentiatierichting

Dierenarts GD

Gemiddeld totaal aantal gevallen
van agressie per jaar

0,38

Gevallen van omgerichte
agressie per jaar

0,03

Gevallen van bedreiging Gevallen van
per jaar verbale agressie

per jaar

0,07 0,27

Dierenarts LHD

0,37

0,04

0,02

0,30

Dierenarts P

0,75

0,00

0,17

0,57

Assistent(e) GD

0,58

O.IO

0.04

0.43

Totaal

0,45

0,03

0,07

0,33

Gezien het kleine aantal responderende LHD- en P-
assistente(n/s) en het kleine aantal uren dat assistente(n/s) in
die richtingen werkten als ze wel iets terugstuurden zullen
hier alleen gegevens van GD-assistente(n/s) worden mee-
genomen. Geen van hen had de afgelopen twaalf maanden te
maken gehad met bedreiging of met fysieke agressie, al dan
niet met gebruikmaking van wapens. Twee van hen hadden
(beiden tweemaal) te maken gehad met omgerichte agressie.
Ook jegens assistentes kwam verbale agressie verreweg het
vaakst voor. Zie tabel 3 voor een fi-equentieverdeling wat
betreft hoe vaak een assistente het afgelopen jaar met agres-
sie te maken kreeg.

Evenmin als bij dierenartsen is er bij gezelschapsdierenarts-
assistentes een correlatie tussen de frequentie waarin men
met agressie te maken krijgt en zowel het aantal jaren prak-
tijkervaring (r = -0,128; p = 0,215) als de leeftijd van de assis-
tente (r =-0,077; p = 0,318).

Dierenartsen en assistente(nys) in praktijken met een lage
omzet blijken per uur dat ze werkzaam zijn significant vaker
te maken te krijgen met agressieve cliënten dan praktijken
met een hogere omzet (x^ = 10,897; df = 3; p = 0,012).
De responderende gezelschapsdierenartsen en dierenarts-
assistente(n/s) hebben gemiddeld significant vaker per uur te
maken met agressieve cliënten naarmate ze in gemeentes met
meer inwoners wonen (Kruskal-Wallis-toets x\'= 9,955; df =
3; p = 0,019). Hetzelfde geldt voor grotere plaatsen (x^=
8,535; df = 3; p = 0,036). Dit resultaat komt overeen met een
x^ toets waarin de grootte van de gemeente en het wel of niet
te kampen gehad hebben met agressie door de dierenarts/
dierenartsassistent(e) het afgelopen jaar tegen elkaar uit
worden gezet 8,145; df = 3; p = 0,043). Ook dit geldt
voor grotere plaatsen (x^ = 8,239; df= 3; p = 0.041).
Naar aanleiding van vragen over meegemaakte agressie in de
gehele carrière als dierenarts gaven drie GD-dierenartsen en
één LHD- dierenarts (5,6 procent van alle dierenartsen) aan
éénmaal met fysiek geweld zonder gebruikmaking van
wapens in aanraking te zijn gekomen. Een GD-dierenarts
(1,4 procent) kreeg hier tweemaal in zijn carrière mee te

Tabel i. Verbale agressie tegen dierenartsen.

Aantal maal te maken gehad Aantal dierenartsen % Aantal dierenartsen % Aantal dierenartsen % Totaal aantal dierenartsen %

met verbale agressie in de

GD

LHD

P

afgelopen 12 mnd

0

36

85.7

11

73.3

9

64.3

53

73.6

1

4

9.5

1

6.7

1

7.1

"8

11.1

2

0

0.0

1

6.7

.....2

14.3

\'4

5.6

3

2

4.8

1

6.7

0

0.0"

3

4.2

4

0

0.0

0

0.0

1

7.1

1

1.4

8

0

0.0

0

0.0

1

7.1

1

1.4

12

0

0.0

1

6.7

0

0

1

1.4

Totaal

42

100.0

15

100.0

14

100.0

71

100.0

Ontbrekende gegevens

0

1

0

1

Tabel 2. Verbale agressie jegens assistente(s/n).

-ocr page 427-

Figuur 1.

I I I» «eraatl* »tn probl«»m?

Mo«t tr m*«r ■indacht un
•grtttl« b*it«*d?

lil—

maken. Eén GD-dierenarts en één LHD-dierenarts (2,8 pro-
cent) zeiden eik éénmaal met fysiek geweld met gebruik-
making van wapens te kampen gehad te hebben, één dieren-
arts (1,4 procent) zei dit zelfs tweemaal meegemaakt te
hebben. De gemiddelde frequentie van voorkomen per jaar
van de andere vormen van agressie tegen dierenartsen zijn in
tabel 3 weergegeven. Het gemiddeld aantal jaren (in ftilltime
equivalenten) dat de responderende dierenartsen in de veteri-
naire praktijk hadden gewerkt bedroeg 15,8 jaar. Het verschil
in voorkomen van verbale agressie tussen de verschillende
differentiatierichtingen wat uit deze tabel naar voren lijkt te
komen, blijkt statistisch niet significant (x-= 0,215; df = 2; p
= 0,898).

Van de dierenartsassistente(n/s) die benaderd zijn met vragen
over hun werkzaamheden in de sector gezelschapsdieren in
hun gehele carrière als assistent(e) zeiden er twee (4,9 pro-
cent) ooit in die functie met fysieke agressie te maken gehad
te hebben. Bij geen van die incidenten werden wapens ge-
bruikt. Zie voor informatie over de frequentie van voorkomen
van andere vormen van agressie tabel 3. Assistentes krijgen
niet meer of minder dan dierenartsen te maken met agressie
(x^=0,016; df= l;p = 0,901).

Op de vraag in hoeverre men agressie een probleem vond
vulde 89,3 procent hierbij het cijfer een of twee in, daarmee
aangevend dat zij agressie niet tot nauwelijks een probleem
vinden. Bij de vraag of er meer aandacht moet worden besteed
aan agressie in de veterinaire praktijk gaven beduidend meer
respondenten een cijfer van drie of hoger (27,7 procent). Ech-
ter ook hier werd relatief weinig een vier of vijf (betekenend
dat agressie als een groot probleem wordt gezien) ingevuld
(7,7 procent van de respondenten). In figuur 1 staan alle ant-
woorden percentagegewijs gerangschikt.

Discussie en conclusies

In de detailhandel blijkt maar liefst vijftig procent van de me-
dewerkers het afgelopen jaar te maken te hebben gehad met
verbale agressie, terwijl zo\'n tien procent met bedreiging te
kampen kreeg en nog eens tien procent met fysiek geweld (5).
De veterinaire praktijk is evenals de detailhandel min of meer
een semiopenbare ruimte, er worden producten verkocht
(zorg voor dieren, diervoeders, dierenaccessoires), en is dus
enigszins vergelijkbaar met de detailhandel.
Dierenartsen en assistente(n/s) blijken minder te maken te
krijgen met agressie dan medewerkers in de detailhandel:
geen van de dierenartsen of assistentes die meewerkte aan dit
onderzoek werd in het afgelopen jaar bedreigd. Fysieke
agressie (4,8 procent van de dierenartsen, nul procent van de
gezelschapsdierenarts-assistente(n/s)) kwam ruim de helft
minder voor dan in genoemd onderzoek naar agressie in de
detailhandel. Verbale agressie komt in de veterinaire praktijk
ook minder voor dan in de detailhandel: 29,3 procent van de
assistentes en 26,4 procent van de dierenartsen kwam hier-
mee het afgelopen jaar in aanraking.

Deze cijfers liggen ook lager dan voor huisartsen. Uit onder-
zoek (4) bleek dat 58 procent van de huisartsen in de afgelo-
pen twaalf maanden met agressieve patiënten te maken had
en zestien procent met fysiek geweld te maken kreeg. Al met
al kan men stellen dat agressie van cliënten in de veterinaire
praktijk relatief weinig voorkomt. Dit zou nog minder kunnen
zijn als ook in ogenschouw wordt genomen dat het mogelijk
is dat werknemers die meer dan andere werknemers in een
praktijk met agressie te maken kregen, gevraagd werd de
vragenlijst in te vullen. Dit zou betekenen dat deze cijfers
met betrekking tot het voorkomen van agressie een wat ver-
tekend beeld geven en eigenlijk lager zouden moeten uitval-
len. Dit effect wordt nog versterkt doordat het bleek dat van-
uit een aantal praktijken ook geen ingevulde vragenlijst
retour werd gezonden omdat men aldaar stelde toch nooit met
agressie te kampen te krijgen. Dit effect zou misschien on-
dervangen kunnen zijn als expliciet in de bij de vragenlijsten
gaande brief vermeld was dat het van essentieel belang was
de vragenlijsten terug te sUiren, ook al was agressie in de aan-
geschreven praktijk geen enkel probleem.
Wat betreft het voorkomen van agressie van cliënten bij die-
renartsen die werken in verschillende differentiatierichtingen
zou men kunnen verwachten dat agressie vaker voorkomt in
gezelschapsdierenpraktijken dan paarden- en landbouwhuis-
dierenpraktijken omdat er in het kader van bijvoorbeeld be-
drijfsbegeleiding, en gezien het feit dat (veelal prijzige) paar-
den vaak een patiënt zouden kunnen zijn bij één specifieke
paardenkliniek, daar waarschijnlijk sprake is van een hoge
mate van binding tussen dierenarts en cliënt. Daartegenover
staat echter dat in bijvoorbeeld het geval van euthanasie van
een patiënt vaak gebleken is dat de binding tussen gezel-
schapsdierenarts en cliënt ook aanzienlijk is (13).
Er blijkt geen significant verschil te zijn in de mate waarin
mannelijke en vrouwelijke dierenartsen met agressie worden
geconfronteerd, terwijl in verscheidene andere onderzoeken
is aangetoond dat mannen vaker met agressie te maken krij-
gen dan vrouwen (4, 7, 8, 15). Mannen beoordelen echter een
bepaald gedrag minder snel als agressief (18), waardoor een
eventueel verschil in deze steekproef genivelleerd zou kun-
nen worden.

Ervaring of leeftijd hadden geen significante invloed op de
mate waarin men met agressie geconfronteerd werd. Dit komt
niet overeen met onderzoek van TNO Arbeid (19), waaruit
blijkt dat jongere werknemers vaker met agressie te maken
krijgen. Deze tegenstrijdigheid is deels te verklaren doordat
dierenartsen pas met hun vak beginnen op over het algemeen
minimaal 24-jarige leeftijd. Hierdoor wordt sowieso de jong-
ste groep werkende mensen (16-25 jaar) niet meegenomen in
dit onderzoek. Hetzelfde geldt echter ook voor onderzoeken
naar agressie jegens huisartsen.

Agressie blijkt vaker voor te komen in praktijken die in
grotere gemeentes en plaatsen zijn gevestigd dan in praktij-
ken die in kleinere gemeentes en plaatsen zijn gevestigd. Dit
komt overeen met de resultaten uit onderzoek bij andere
beroepsgroepen, bijvoorbeeld huisartsen die in grotere ste-
den meer last van agressie hadden (16) en ziekenhuismede-
werkers, die in de Randstad vaker met agressie te maken krij-

-ocr page 428-

gen dan elders (1). Mogelijk is dit een gevolg van de
potentieel scherpere sociale controle op het platteland, waar-
door er een verlaagd gevoel van anonimiteit is, wat volgens
Horowitz (9) een verlaagde kans op antisociaal gedrag tot ge-
volg heeft.

Agressie treedt significant vaker op in praktijken met een
lagere omzet dan in praktijken met een hogere omzet. Dit is
niet in overeenstemming met onderzoeken waaruit blijkt dat
er meer agressie voorkomt bij bedrijven met meer werkne-
mers (en dus een hogere omzet, 19) of dat er geen verschil is
tussen kleinere en grotere bedrijven (2). Een verklaring voor
de resultaten uit dit onderzoek kan gezocht worden in de ver-
onderstelling dat mensen misschien minder geremd zijn om
tot agressie over te gaan als er slechts één of twee personen
aanwezig zijn in een ruimte. In bijvoorbeeld grootwinkel-
bedrijven zijn naast het personeel ook veel andere mensen
aanwezig. Als er slechts twee personen aanwezig zijn, is er
minder sociale controle door omstanders. Dat er dan bij groot-
winkelbedrijven bijvoorbeeld meer agressie voorkomt dan bij
kleine bedrijven, zou weer met anonimiteit te maken hebben,
een factor die voor dierenartsenpraktijken over het algemeen
niet geldt, aangezien daar vaak sowieso geen anonimiteit
geldt. Denk hierbij aan het adressenbestand van de dierenarts.
Opvallend is dat geen enkele dierenarts of assistente zegt te
hebben verzuimd naar aanleiding van agressie op het werk.
Dit komt niet overeen met onderzoeken naar ziekteverzuim
in andere werknemerspopulaties, waar cijfers van twee pro-
cent (detailhandel, 5) en vijf procent (totale Nederlandse
werknemerspopulatie, 19) worden gevonden. Bij dat laatste
percentage moet men bedenken dat in dat onderzoek ook
\'agressiegevoelige\' sectoren als de politie, het openbaar ver-
voer, psychiatrische instellingen en sociale diensten worden
meegenomen, die het verzuimcijfer omhoog schroeven. Des-
alniettemin lijken de langetermijngevolgen voor het gros van
de dierenartsen en assistente(n/s) mee te vallen in vergelij-
king met andere sectoren. Een potentiële verklaring hiervoor
is dat men mogelijkerwijs bij nauwer contact met de werkge-
ver (zoals in de veterinaire praktijk gebruikelijk is) minder
snel wegens psychische problemen, zoals na gevallen van
agressie, verzuimt. Zo ligt bij bedrijven met meer dan hon-
derd werknemers het ziekteverzuim bijna vijftig procent
hoger dan bij kleine bedrijven (14).

In veterinaire praktijken worden relatief weinig maatregelen
genomen ter preventie van agressie of om de gevolgen van
agressie in te perken. Slechts één respondent wees op een
bouwtechnische maatregel, te weten een overvalknop. Cur-
sussen waarin aandacht aan agressieve cliënten wordt besteed,
worden vaker genoemd, maar deze worden alleen door de as-
sistentes gevolgd. Werkoverleg wordt ook wel genoemd. Een
organisatorische maatregel zoals het hebben van een protocol
over de omgang met agressie is ook iets wat relatief vaak
voorkomt, maar absoluut gezien komt dit slechts in zo\'n acht
procent van de gevallen voor. In hetzelfde hoofdstuk wordt
erop gewezen dat in zowel de huisartsensector als de verkoop-
medewerkerssector weinig technische, organisatorische en
trainingsmaatregelen genomen worden om agressie in te per-
ken. Dit komt dus overeen met de veterinaire praktijk.
Als genoemd is elk bedrijf met minimaal één werknemer ver-
plicht om een Rl&E te hebben. Dit is in de veterinaire prak-
tijk veel minder gemeengoed dan in andere bedrijfstakken.
Slechts in zo\'n veertig procent van de dierenartsenpraktijken
is een RI&E aanwezig, tegenover 87 procent van alle bedrij-
ven. Opvallend is dat wanneer er eenmaal een Rl&E is, er
hierin in dierenartsenpraktijken vaker dan in andere bedrijven
aandacht aan agressieve cliënten wordt besteed (63 om
52 procent).

Zowel dierenartsen als dierenartsassistentes lijken agressie in
de veterinaire praktijk geen groot probleem te vinden. Dit is
niet zeer verwonderiijk gezien de relatief lage incidentie van
confrontatie met agressieve cliënten. Opvallend daarentegen
is wel dat men eerder geneigd is te stellen dat er meer aan-
dacht aan agressie besteed moet worden dan te stellen dat
agressie een probleem is in de veterinaire praktijk. Mogelijk
is dit een gevolg van het geven van een \'sociaal wenselijk\'
(12) antwoord, in de zin dat een respondent denkt dat de on-
derzoeker graag zou horen dat er meer aandacht aan agressie
besteed moet worden, omdat de onderzoeker zelf al begon-
nen is het onderwerp onder de aandacht te brengen. Een an-
dere mogelijkheid is dat respondenten het voor mogelijk hou-
den dat er in de toekomst meer agressie zou kunnen optreden
en om deze reden wat meer aandacht aan het probleem niet
onwenselijk achten.

Literatuur

1. Boom E en Plug C. Agressie op de EHBO-post. Agressieve patiënt zor-
genkind voor organisatie. Arbeidsomstandigheden 1995; 71: 321 -323.

2. Dam Y van en Engelen M. Evaluatie van de Arbowet inzake ongewens-
te omgangsvormen. Research voor beleid in opdracht van het Ministe-
rie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26 augustus 2004.

3. Day HD, Franklin JM and Marshall DD. Predictors of aggression in
hospitalized adolescents. Journal of psychology, 1998; 132:427-434.

4. Driessen FMHM en Middelhoven LK. Geweld tegen werknemers in de
(semi-)openbare ruimte. Utrecht: Bureau Driessen; 2001

5. Endenburg N. Animals as companions: demographic, motivational and
ethical aspects of companion animal ownership [dissertation] Utrecht:
Universiteit Utrecht; 1991.

6. Evers GE. Agressie en geweld in de detailhandel. Onderzoek onder
werknemers in doe-het-zelf zaken, dc supermarkten, en in de mode-
textiel. TNO, 9 maart 1999.

7. Harris MB. Aggression, gender, and ethnicity. Aggress Violent Behav
1996; I: 123-146.

8. Graham K and Wells S. The Two Worlds of Aggression for Men and
Women Sex roles 2001; 45: 595-622.

9. Horowitz lA and Bordens KS. Social Psychology Mayfield Publishing
Co. Mountain View, California, 1995.

10. Jagt EJ van der. Eisend gedrag en agressie van zorgvragers In: Raad
voor de Volksgezondheid en Zorg. Signalering Ethiek en Gezondheid
2003: pp. 15-31.

11. Klaassen A. Agressicbcheersing. Samson H.D. Tjeenk Willink. Alphen
aan den Rijn, 1997.

12. Korzilius H. De kern van survey-onderzoek. Van Gorcum & Comp. As-
sen, 2000.

13. McNicholas J and Collis GM. The End of a Relationship: Coping with
Pet Loss. In: The Waltham book of human-animal interaction: Benefits
and responsibilities of pet ownership. Ed. Robinson, 1. Elsevier Science
Ltd., Oxford 1995.

14. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hogere premie
ziekteverzuimverzekeringen betekent grotere stimulans om ziekte-
verzuim aan te pakken. Persbericht 00/103. 2000.

15. Muncer S, Campbell A, Jervis V and Lewis R. Ladettes, Social Repre-
sentations and Aggression. Sex Roles 2001: 44.

16. Post J. Grootschalige huisartsenzorg buiten kantooruren [dissertation]
Groningen: Rijksuniversiteit Groningen; 2004.

17. Rippon TJ. Aggression and violence in health care professions. J Adv
Nurs 2001;31:452-460.

18. Stewart-Williams S. Gender, the Perception of Aggression, and the
Overestimation of Gender Bias. Sex Roles 2002; 46: 177-189.

19. TNO Arbeid. Eerste resultaten Nationale Enquête Arbeidsomstandig-
heden 2003. Mei 2004.

13 maart 2006
20 maart 2007

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

-ocr page 429-

laams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederiand op een eenvoudige manier op de

Het Vlaams
ceerde,

hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

Vernieuwing van de
opleiding tot dieren-
arts aan de Univer-
siteit Cent

P. Simoens, Deprez en A. de Kruif.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200y;
76; 2-9.

Geen samenvatting aanwezig.

Regulation (EC) No 854/2004
laying down specific rules for
the organisation of official
controls on products not in
compliance with official anato-
mical nomenclature

C. Casteleyn, W. van den Broeck and P. Simoens. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 200j; y6:10-13.

In order to protect public liealth, a series of official controls
have to be performed during and after slaughter aimed at
identifying diseased animals that have to be excluded from
human consumption. All requirements are neatly stipulated
in Regulation (EC) No 854/2004. However, the text contains
a number of misconceptions and erroneously used terms,
which result in a lack of clarity. This lack of clarity could lead
to improper inspection and could thus be detrimental to pub-
lic health safety. This paper describes a correct nomenclature
and presents proposals to make the regulation more transpar-
ent. In addition, the Dutch, French and German translations
of the English section of the regulation are discussed.

Spierziekten bij hond en kat.
Deel 5: secundaire myopathieën

A. Vanhaesebrouck, T. Bilzer en L. van Ham. Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr 20oy;
76; 14-25.

In het vijfde deel van dit literatuuroverzicht over spierziekten
bij hond en kat worden de secundaire myopathieën nader toe-
gelicht, met bijzondere aandacht voor de endocriene en in-
fectieuze spierziekten. Veel endocriene ziekten gaan gepaard
met een chronische progressieve en gegeneraliseerde spier-
aantasting. De spierzwakte verloopt echter vaak subklinisch.
Megaoesophagus is een zeldzame complicatie bij hypo-
adrenocorticisme. De gestegen creatinekinaseserumspiegel,
de elektromyografische afwijkingen en de non-infiammatoire
veranderingen van het spierbiopt zijn aspecifiek. Hormoon-
flinctietesten bevestigen de diagnose. Na het herstel van de
hormoonspiegel en eventueel de elektrolytenbalans regresse-
ren de spiersymptomen spontaan, met uitzondering van de
spierhypertonie bij hyperadrenocorticisme.
Infectieuze polymyositis kent een eerder acuut progressief
verloop. Megaoesophagus kan voorkomen bij protozoaire
myositis. De gestegen creatinekinaseserumspiegel, de elek-
tromyografische afwijkingen en de inflammatoire verande-
ringen van het spierbiopt zijn aspecifiek. Tijdens het histolo-
gisch spieronderzoek kunnen infectieuze stadia worden
waargenomen. De diagnose wordt gesteld door het aantonen
van het infectieus agens of zijn antistoffen. Een vroegtijdige
anti-infectieuze therapie verhoogt de overlevingskansen.

Samenvattingen

Cryptosporidiosis in snakes

T. Hellebuyck, D. Vancraeynest, T. Geurden, E. Claerebout, and
F. Pasmans. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2007; 76; 26-30.

Characteristically cryptosporidiosis in snakes is caused by
Cryptosporidium serpentis. This parasite affects the stomach
and may cause considerable morbidity and mortality. This re-
port describes an overview of the current literature. After the
importance and prevalence of this parasite are demonstrated,
the pathogenesis and the related pathology and clinical signs
are described. Subsequently the different diagnostic methods
and therapeutic approaches are mentioned, as well as their
use in the prevention and control of cryptosporidiosis in
snake collections.

Prevalence of cryptosporidiosis
in Belgian snake collections

T. Hellebuyck, D. Vancraeynest, T. Geurden, E. Claerebout, and
F. Pasmans. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200J,
76:31-34.

This report describes a prevalence study of cryptosporidiosis
in 105 snakes from seven Belgian snake collections. Several
non-European studies have shown high prevalences in snake
collections of zoos and in snake populations in the wild. In
spite of correct sampling and proper detection procedures,
not a single positive sample was found in the present study.
Therefore one can conclude that the importance of this para-
site in the collections examined is negligible.

-ocr page 430-

Vijf gevallen van septische
peritonitis bij de hond: diag-
nose, behandeling en resultaat

M. Doom, K. Vermote en H. de Rooster. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2007;
76:35-43.

In dit artikel worden vijf gevallen van septische peritonitis bij
de hond besproken. De klinische presentatie van een peritoni-
tispatiënt is meestal aspecifiek, terwijl een snelle diagnose cru-
ciaal is voor de overleving. Met behulp van een echografisch
en een cytologisch onderzoek van het buikvocht werd bij de
vijf honden de diagnose van een vermoedelijke septische peri-
tonitis gesteld. Tevens werden de glucose- en lactaatconcen-
tratie gemeten in het veneus bloed en het buikvocht. Bij een
bacteriële contaminatie daalt de glucoseconcentratie in het
buikvocht, terwijl de lactaatconcentratie stijgt. Zowel glucose
als lactaat diffunderen gemakkelijk door membranen heen.
Daarom is het verschil met hun concentratie in het veneus
bloed, respectievelijk BVG (bloed vocht glucose)-verschil en
BVL (bloed vocht lactaatj-verschil, een meer accurate diag-
nostische parameter voor septische peritonitis dan hun absolu-
te concentratie in het buikvocht. Bij vier van de vijf patiënten
was het BVG-verschil (de concentratie glucose in het bloed
minus de concentratie glucose in het buikvocht) hoger dan
twintig milligram per deciliter, wat diagnostisch is voor septi-
sche peritonitis. In alle gevallen was het BVL-verschil (de
concentratie lactaat in het bloed minus de concentratie lactaat
in het buikvocht) kleiner dan 1,5 millimol per liter. Uit het
buikvocht werd bij drie honden
E. coli geïsoleerd, bij één Stap-
hylococcus intermedius
en bij een vijfde hond Enterococcus.
Alle kiemen waren gevoelig voor amoxicilline clavulaanzuur,
dat enkele dagen intraveneus werd gegeven en daarna meerde-
re weken per os. De vijf honden ondergingen een celiotomie.
Eén hond werd intraoperatief geëuthanaseerd en bij de overige
honden werd het abdomen na een abdominale lavage primair
gesloten. De vier honden herstelden spoedig en werden ontsla-
gen na een periode van gemiddeld vijf dagen.

Artikelen Wetenschap op internet

Alle wetenschappelijke artikelen uit het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
vanaf 1 januari 2005 zijn in hun geheel
te lezen op
www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl.\\ri\\\\^e-
len worden een halfjaar na de verschijningsdatum in pdf-
formaat aan de website toegevoegd. Zoeken is mogelijk op
auteur, titel, trefwoord, diersoort of jaargang.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het enige tweeweke-
lijkse wetenschappelijke tijdschrift op veterinair gebied in
Nederland. Nederlandse onderzoekers publiceren in het tijd-
schrift; resultaten van diergeneeskundig onderzoek op alleriei
terreinen. De wetenschappelijke artikelen voldoen aan hoge
kwaliteitseisen. De kwaliteit zowel van de inhoud als van de
vorm wordt bewaakt door de wetenschappelijke redactie.
Om de informatie uit de wetenschappelijke artikelen uit het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde beter toegankelijk te maken,
heeft de redactie besloten deze artikelen zes maanden na

Erythroleukemia in a cat

H. De Bosschere, J. Poeivoorde, C. Depourcq, and
K. Bruyland. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200y;
76: 44-48.

A three year old neutered male domestic cat was presented
with anorexia and weight loss. Clinical examination also re-
vealed fever and pale mucosae. The blood smear showed an
abnormal presence of both erythrocytic and leukocytic pre-
cursors in the circulation. The cat also tested positive for fe-
line leukemia virus (FeLV). Due to the poor prognosis, the
cat was euthanized and presented for autopsy. Bone marrow
smears also revealed the presence of immature erythrocytic
and leukocytic cells. This findings corresponded well with
erythroleukemia, an uncommon form of leukemia.

Truncus arteriosus persistens in
an Arabian foal

D. De Clercq, C. van Loon, and P. Deprez. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr
2007; 76: 49-54.

A ten day old Arabian filly was examined because of signs of
weakness, respiratory distress and cyanosis. On auscultation
a grade V/Vl holosystolic murmur was found on both sides
of the thorax. The point of maximal intensity was at the right
cranial part of the thorax. On the basis of clinical and echo-
cardiographic examination, a differential diagnosis of truncus
arteriosus, pseudotruncus arteriosus, tetralogy of Fallot or
aorticopulmonary septal defect was made. Despite the poor
prognosis, the owner refused euthanasia. The condition of the
foal deteriorated progressively and the foal died at two
months of age. Necropsy demonstrated a persistent truncus
arteriosus. This paper also describes the characteristic echo-
cardiographic differences which can be observed between a
normal heart and a heart with a truncus arteriosus.

publicatie ter beschikking te stellen via internet, in dezelfde
vorm als waarin ze verschenen in het tijdschrift. Dit is niet al-
leen nuttig voor leden die een bepaald artikel niet meer
kunnen terugvinden, maar ook voor niet-leden die toch ge-
bruik willen maken van de wetenschappelijke informatie uit
de betreffende publicaties. Zo zullen practici ook internatio-
naal hun voordeel kunnen doen met de aanbevelingen van de
onderzoekers en kunnen wetenschappers voor hun studie
gebruikmaken van de eerder behaalde resultaten. Voorlopig is
gekozen alleen artikelen op internet te plaatsen die na
1 januari 2005 zijn gepubliceerd. De artikelen zijn te vinden
via de database op
www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl.
Als van een artikel een complete versie beschikbaar is, wordt
dit aangegeven. Voor het bekijken van de artikelen kunt u ge-
bruikmaken van de programma\'s Adobe Acrobat of Adobe
Reader.

-ocr page 431-

Financiële expertise vindt u bij veel banken.
Diepgaande kennis van de sector niet.

Al eens met een bankier gepraat over uw overvolle agenda? Over ketenvorming?
Of over de mogelijkheid om in een maatschap te stappen? CenE Bankiers weet
wat er speelt in uw wereld. Onze innovatieve aanpak richt zich niet alleen op
uw privévermogen of op de financiële fundamenten van uw dierenartsenpraktijk.
Als gespecialiseerde bankiers voor de medische sector houden wij ons bezig
met alle aspecten van het medisch ondernemerschap. Hierdoor kan
CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel maatwerk en advies.
Bent u op zoek naar een partner met verstand van üw zaken? Bel dan met een
van onze gespecialiseerde healthcare bankers via (030) 659 90 06 of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE Si! BANKIERS

VOOR PROFESSIONALS IN DE MEDISCHE SECTOR

-ocr page 432-

Pro Me ris Duo^^
Een klasse apart

PrOMeris DuC

• Metaflumizon en amitraz vodf het
eerst als spot-on

• Is in een eigen IRAC\'-groep ingedeeld
Tot 6 weken werkzaam tegen vlooien
en tot 4 weken tegen teken

NMmyanhBtditr9er«»srnid(JetPrT]MensDu3~»)5mg«^ honderx ProMeris Duo" T9ä5 mg»7995 mg

Spot-on voor grute honden; PrnMens Ouo" 999 mg » 999 mg Spol-on voor zeer ytite rwnden Regislrslieoummers. EU/E/06/065/001; EU/2A)6/Ofö/00£ EU/E/06/06S/t)C3; EU/2/06AI6S/OOt; EU/2/0G/CI6S/00S; EU/2/D6/06SAM6; EU/2/06/06S/007; EU/2/CI6/06S/OOe.
EU^E/OG/DGSAJOa aJ/2/06/06S/OIO WBrlaBme bestandde« eru le«Jere mi öevBl BO mg metaflumcon en BO mg arr^^

ftemgtWiS/yi^KqoftotigsaT^^ Bijweridngen: Bekende Di|\\>crtan-

gen van amitrsz en melabobelen zoats sedabe. letharge, üepresse van het CZS. hyperglycaemie. bradycarcte en langzaam, opperMddog ademen, kunnen waargenomen Mrden b« een Meri aantal deren Oe meeste van deze symptomen worden veroorzaakt door alla-S-adreno-
recsptor-agonetscne effecten Synfrtomen ar door
gaans van voortiigsande aard en verOiMpen (Mr het algemeen zonder behandeling bimen uur. meien syrrplomen ernstig of aanhoudend zi|n dan kan de alfa-2-adreno-rraptor antagonist atipamezol hydrocttonde worden
(oegettendn een doss van rn^^lictiaarnsgewvtit middels een ntram^^ te gaan Ovennatia
spocksotei kan vooritonan Indten het dter dre^ rtoxcstie en verd-

wgnt zonder beftandeing binnen ericele minuten Een MSte toediening zal het likken van de plaats van toedeningmrwnabseren.Oe^ of stekäige vactit op de plaats van toe-

dienng Een cttxig residu kan ook waargenomen worden Oit is normaal en zal meesta bmen I -1, dagen na (oeoening vertwijnen Oeze veranderrgen hebüen geen irttioed op d« veb/ieid of we-ioaaiiheid van het d«rgeneesn-.iddel Contra-nScaties: Niet toedienen aan pups
jonger dan 8 weke, Niel loedsnen aan katten Niet toedenen aan zieke of verzwatne honden of honden de hitte stress hebben Dosering: Oe aarbevolen mr^

gewicht Speciale waarschuwingen: Vtnnjd contact met de ogen van de hond. en \\ennjd orale opname door het dier. Het diergeneesmiddel Wij« werKzaam als het dier nat wdL Oesameltemn dent lang en rtens contact mei water venneden te wrden Onthoud honden de toe-
gang tot sloten en nveren voor een periode van urna behandebng ti geval var frequente blootstelling aan water kan de wehOngsduur afnemen Behandel n deze gevaOen riet vaker dan om de twee «eken Als de hond gewassen moei worden met shainpoa dan is het beta-
drt te doen vMr de toedenng van het dergeneesmKUel een optfnale bestrijdng van v(ooenn(estaUes in hushoudens met meerdere tusdteren. tienen aOe ttisderen oefiandeld te worden n«t een gesctikt nsectide. Het wordl tevens aanberalen de omgeving te üëtanlE-
isn met een gesetzt nsectixle \\ft>orzorgsri»atregelen voor gebnjik bij di^

plaats toe te tienen waar het tier het er net af kan adaa Sta deren net toe elkaar te li(kendrert na de beh^ komt met de ogen of

mond van de ontvanger en/of andere tierea Speciale vDorzonjsmaatregelen. te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient: Builen berek en zicht van krderen bewaren De pipetten moeten in een intacte folie verpaMong bewaard worden Dit product niet
laten toedienen door krderen Dit product bevat amilraz. wat tot ongewenste neirologisäie effecten kan leiden bij mensen, en in het bijzonder bij kinderen Geef krderen geen loegang tol gebrulde pipetten GebnJcte pipetten denen verwijoerd te worden Ajniraz is een
monoamne oxidase remmer, daaun dienen mensen de mono
amine oxidase bevatteide medicatie gebruken bijzonder op te letten bij omgang met dM product >«nn|d direct contact met behandelde deren, totdat de plaats van
loedening (toog is. Sta kinderan rwt toe te spelen met behandelde deren totdat de plaats van loedenrg droog & Daarom wordt sterk aanbevolen de deren \'s avonds te behandelen en recent behandelde deren net loe le
slaan bq egenaren te slapen, met name riet bi| krderen OU product kan bq mensen de huKl sensiAseren en aier^sche raacties veroorzaken, BtootsteBrg van de hud aan het product dient daarom vermeden te worden
Gebn* van h
andschoenen lodens omgang mei het product wordt aanbevolen Ireien zekteverscftpseten worden waargenomen na btootsteOrg aan het product, zoek dan onmiddelli^ medeche hUp. en laat de productver-
pakkrg aan de arts zien m gevat van acodentael morsen op de hud. drect afwassen met zeep en waler, Drt product kan lichte oogintate veroorzaken Bij acodenteel contact van het dergeneesmiddel mei de ogen, deze
zorgvuldig met water spoelen Net roken dhntcen of eten tijdens gebnjk van het dergeneesmKMel Kanaüsalle: UOA VbrantwoordeUjke voor het in de hmlel brengen: Fort Dodge Armal Health HoHand. CJ van Houtenlaan 3&
081 CP Weesp, Nedertand Verder informatie Is op aanvraag DeschlM>aar

ïBiû

PrCMeri.

sip y^

totSkg S tot 10 kg 10 tot 2S kg 25 tot 10 kg 40 tot SO kg

\'Insecticide Resistance Action Committee

ProMeris Duo^^

Precies. Professioneel. Parasitologie.

r

© e007 Fort Dodge Animal Health. AU rights reserved.

-ocr page 433-

Buitenlandse
stagières

Een groot aantal buitenlandse studen-
ten diergeneeskunde wil graag stage
lopen bij een Nederlandse dierenarts.

De I.VS.A. (International Veterinary
Students Association) zoekt enthousiaste dierenartsen die deze
studenten één tot meerdere weken willen voorzien van on-
derdak en een stageplaats. De I.VS.A. is een commissie van
de Diergeneeskundige Studenten Kring (D.S.K.), die zich in-
zet voor het onderhouden van de internationale betrekkingen
tussen studenten diergeneeskunde. Dit gebeurt onder andere
door te bemiddelen tijdens stages van buitenlandse studenten
bij Nederlandse dierenartsen en van Nederlandse studenten in
het buitenland. De commissie heeft een groot aantal aanvragen
voor stageplaatsen ontvangen van buitenlandse diergenees-
kundestudenten, maar kan hen niet allemaal plaatsen. Het is
de bedoeling dat de student bij de dierenarts intern gehuisvest
wordt en één of meerdere weken in de praktijk stage loopt. Als
u een stageplaats wilt aanbieden, of meer vragen hebt, kunt u
contact opnemen met de I.VS.A. via
ivsanl@hotmail.com. U
krijgt meer informatie en een inschrijfformulier toegezonden.

Meer controle op antibiotica

Er moet meer controle op en registratie van het antibioticage-
bruik in de veehouderij plaatsvinden. Dit vanwege het toe-
nemend gebruik van antibiotica in deze sector. In hun jaarlijk-
se rapportage over antibioticagebruik constateren het RIVM
en CIDC-Lelystad dat de intensieve vleeskuikenhouderij, de
vleeskalverhouderij en in mindere mate de vleesvarkens-
houderij kunnen worden beschouwd als risicofactoren voor
het regelmatig voorkomen van antibioticumresistentie.
De instituten bevelen aan de controle in de intensieve vee-
houderij takken te intensiveren en verbeteren. Bovendien
moet de controle op dierlijke producten uit het buitenland
worden uitgebreid. Volgens beide organisaties is nader onder-
zoek nodig naar de redenen voor het toenemend antibiotica-
gebruik in de veehouderij.
Bron: zibb.nl.

BSE in Aalten

Bij een ruim zeven jaar oude koe op een bedrijf in de
gemeente Aalten (Gelderland) is door CIDC-Lelystad Bovine
Spongiforme Encephalopathie (BSE) vastgesteld. Dit is het
83ste geval in Nederland sinds 1997 en het eerste in 2007. De
koe verbleef pas twee weken op het betreffende bedrijf Bij
de destructie werd het dier bemonsterd in het kader van de
actieve Nederlandse BSE surveillance. Op 11 april 2007
werd door het CIDC een snelle BSE-test uitgevoerd met een
positief resultaat. Ook het bevestigingsonderzoek bleek posi-
tief De zes risicodieren die in dezelfde tijd zijn geboren of
hetzelfde voer hebben gegeten als het besmette rund, en één
nakomeling zullen worden geruimd.
Bron: www. cidc-lelystad. ww.nl.

Nieuws

Vergiftigingen op internet

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van
het RIVM biedt sinds 17 april 2007 dienstverlening via inter-
net
(www.vergiftigingen.info). Op deze site kunnen professio-
nele hulpverleners risicoanalyses maken van acute vergiftigin-
gen. Op basis van patiënt- en blootstellingsgegevens verstrekt
de website in een aantal stappen informatie over de mogelijke
ernst, symptomen en therapie van de vergiftiging. Professio-
nele hulpverleners die geen brief met wachtwoord van het
NVIC hebben ontvangen, kunnen zich registreren via de
openingspagina van
vergiftigingen.info (klik op \'registreren\').
Het NVIC is telefonisch bereikbaar via 030-2748888.

Praktijkdag crisismanagement

Dierziekte-uitbraken kunnen landelijke problemen veroor-
zaken. VMT, vakblad voor de voedingsmiddelenindustrie
organiseert op 1 juni 2007 een praktijkdag \'Crisis! Beheersen
en communiceren!\' in Maarssen (Meeting Plaza). Het is het
vervolg op de bijeenkomst \'Issue and incident management\'
uit april 2006. Dit keer staan de volgende vragen centraal:
hoe bereid je je voor op crises? Hoe stel je crisisteams samen?
Hoe communiceer je over een crisis? Hoe reageert de consu-
ment op een crisis? Hoe voorkom je dat een crisis escaleert?
Het ochtendprogramma bevat lezingen van deskundigen over
crisismanagement, risicoperceptie en consumentengedrag en
crisiscommunicatie, \'s Middags wordt het geleerde in de
praktijk toegepast tijdens de workshop, waarin een crisis
wordt gesimuleerd. Net als in de echte praktijk kunt u hier-
bij een beroep doen op verschillende deskundigen. De prak-
tijkdag is bedoeld voor iedere functionaris in de voedingsmid-
delenindustrie. Neem voor meer informatie contact op met
Fleur Lew (Noordervliet Media BV), telefoon: 030-6358503,
c-ma\'\\\\: fIew@noordervlietmedia.nl of raadpleeg: www.vmt.nl.

KNMvD gesloten

Op vrijdag 18 mei 2007, de dag na hemelvaart, is het KNMvD-
kantoor gesloten. Op maandag 21 mei is de KNMvD weer
volledig bereikbaar.

Feline Symposium 2007

Op 2 juni 2007 zal op de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht het achtste Feline Symposium plaatsvinden. Het is
niet onterecht dat de kattengeneeskunde steeds meer aan-
dacht krijgt aangezien katten een steeds groter deel van de
patiëntenpopulatie vormen. Het is daarom belangrijk dat er
meer kennis komt met betrekking tot ziekten, medicijn-
gebruik en behandelmethoden bij katten. Het bestuur van
Stichting Symposium Feline Geneeskunde heeft dit jaar
getracht een gevarieerd programma samen te stellen, met
sprekers uit zowel het binnen- als het buitenland. U kunt het
programma en informatie over de inschrijving vinden op de
website
www.felinesymposium.nl.

-ocr page 434-

De pulsatiele vrijgave van groei-
hormoon (GH) door de voorkwab
van de hypofyse wordt vooral
gestuurd door de wisselwerking
tussen de hypothalame hormonen
GH-releasing hormoon (GHRH) en
somatostatine (SS). Het GHRH sti-
muleert de afgifte van GH en SS
remt deze. Daarnaast wordt de
hypofysaire GH-secretie beïnvloed door de negatieve
terugkoppeling van de insuline-achtige groeifactor-I
(IGF-I) en van circulerend GH.

In 1999 werd ghreline ontdekt, een peptide dat vooral in de
maag wordt geproduceerd. Het bestaat uit 28 aminozuren en
bevordert de afgifte van GH via de GH-secretagoogreceptor
type la. Eerder was al vastgesteld dat deze receptor specifiek
de werking medieert van een groep synthetische GH-afgifte-
bevorderende peptiden en niet-peptiden, zoals GH-releasing
peptide-6 (GHRP-6), hexareline en MK-0677. Ghreline heeft
naast een GH-vrijgevende werking ook andere eigenschappen
zoals de bevordering van de eetlust, de controle van de ener-
giebalans, de controle van de maagmotiliteit en de beïnvloe-
ding van het glucosemetabolisme (zie figuur rechtsonder).

Hypofysair groeihormoon

Diverse pathologische veranderingen (bijvoorbeeld vetzucht
en hypercortisolisme) en niet-pathologische veranderingen
(bijvoorbeeld veroudering) bij de mens gaan gepaard met een
verminderde hypofysaire GH-vrijgave. In dit proefschrift zijn
de effecten beschreven van chronisch te hoge glucocorticoïde-
spiegels op het plasma GH-profiel bij de hond. Bij honden
met hypofVse-afliankelijk hyperadrenocorticisme (HAH) had
de GH-secretie het gebruikelijke pulsatiele patroon, maar
met een geringere afgifte van GH per puls. De basale plasma
GH-concentratie veranderde echter niet.
Bij de mens gaat chronische overproductie van
Cortisol niet
alleen gepaard met een afname van de hypofysaire GH-
afscheiding maar ook met een verminderde GH-respons op
diverse stimuli. Zelfs de gecombineerde toediening van
GHRH en GHRP-6, normaal een sterke stimulus voor GH-
afscheiding, veroorzaakt bij mensen met het syndroom van
Cushing geen significante stijging van de plasma GH-
concentratie. De resultaten van onze studie laten zien dat toe-
diening van GHRP-6 ook bij honden met HAH leidt tot een
verminderde GH-respons vergeleken met gezonde honden
van vergelijkbare leeftijd.

De afgenomen pulsatiele secretie van GH bij honden met
HAH zou een gevolg kunnen zijn van veranderingen in de
aansturing van de hypofyse. Een toename van de hypotha-
lame afgifte van SS, een afname van de hypothalame afgifte
van GHRH of een combinatie van beide, zouden de vermin-
derde pulsatiele hypofysaire GH-afgifte kunnen verklaren.
Naast hun effect op de hypothalamus zouden glucocorti-
coïden ook een rechtstreekse invloed kunnen uitoefenen op
de groeihormoonproducerende cellen van de hypofyse.
Bij een groot aantal zoogdieren nemen de basale en de gesti-
muleerde GH-vrijgave en de circulerende IGF-l-concentra-
ties af met de leeftijd. Gegevens over leeftijdsgebonden ver-
schillen in de gestimuleerde GH-vrijstelling bij de hond zijn
echter nauwelijks voorhanden. De resultaten van ons onder-
zoek laten zien dat er ook bij honden leeftijdsgebonden
verschillen bestaan met betrekking tot de GH-respons op in-
traveneus toegediende GH-secretagogen. De gemiddelde
ghrelinegeïnduceerde plasma GH-respons was significant
lager bij oude honden dan bij jonge honden. Deze bevindin-
gen zijn vergelijkbaar met die bij de mens. Bij de mens wordt
de leeftijdsgebonden afname van zowel basaal als gestimu-
leerd GH toegeschreven aan veranderingen in de neuro-
endocriene controle van de groeihormoonproducerende cel-
len in de hypofysevoorkwab. Deze veranderingen kunnen het
gevolg zijn van wijzigingen in de hypothalame aansturing
van de hypofyse, waarbij vooral moet worden gedacht aan het
gelijktijdig optreden van verminderde GHRH-secretie en toe-
genomen SS-afgifte.

Samenvatting
proefschrift

Ghreline

De diagnose GH-deficiëntie dient te zijn gebaseerd op resulta-
ten van een stimulatietest, omdat bij hypofysaire dwergen en
gezonde individuen de basale plasma GH- en lGF-1-
concentraties kunnen overlappen. Aangezien toediening van
ghreline bij jonge honden een sterkere stimulus voor GH-
secretie bleek te zijn dan GHRH, zou dit peptide mogelijk
gebruikt kunnen worden voor het vaststellen van GH-deficiën-
tie. De effecten van intraveneuze toediening van ghreline op
de plasma GH-concentratie werd onderzocht bij Duitse her-
ders met een aangeboren tekort van meerdere hypofysevoor-
kwabhormonen en bij gezonde honden van vergelijkbare leef-
tijd. Ghrelinetoediening leidde bij geen enkele hypofysaire
dwerg tot een toename van de plasma GH-concentratie boven
de vijf microgram per liter. Dit komt overeen met waarnemin-
gen bij de mens, waar geïsoleerde GH-deficiëntie bij kinderen
ook wordt gekenmerkt door een sterk verminderde GH-
respons op ghreline. Bij enkele gezonde honden bleef de plas-

Regulering van de groeihormoonvrijgave

HYPOTHALAMUS

^^GHRH"^ (^^toMtOBtatin^

Hypofysair en mammair groeihormoon bij de hond

S.F.M. Bhatti

-ocr page 435-

Foto van een 4-jaar-oude gezonde vrouwelijke beagle voor behandeling
met medroxyprogesteronacetaat (MPA).

ma GH-concentratie echter ook laag na toediening van ghre-
line. Dus terwijl een ghrelinegeïnduceerde plasma GH-waarde
hoger dan vijf microgram per liter GH-defïciëntie blijkt uit te
sluiten, kunnen vals-positieve resultaten voorkomen.
Via andere wegen veroorzaakt ghreline gewichtstoename
door stimulatie van de eetlust en vermindering van de vetaf-
braak. Bij diverse zoogdieren blijkt dit peptide ook een rol te
spelen bij de initiatie van voedselopname. In dit proefschrift
is het onderzoek beschreven naar de effecten van voedselop-
name en vasten op ghrelineconcentraties in bloedplasma bij
gezonde honden. Hiertoe werden de plasmaconcentraties van
ghreline bepaald na voedselopname op het gebruikelijke voe-
dertijdstip, na één dag vasten, na drie dagen vasten en na her-
vatting van de voedselverstrekking op het gebruikelijke voe-
dertijdstip de volgende dag. Onze bevindingen waren
vergelijkbaar met onderzoeksresultaten bij knaagdieren en
mensen. Een maaltijd resulteerde in verlaging van de plasma
ghrelineconcentraties en vasten leidde tot verhoging. De
hogere plasma ghrelineconcentratie tijdens het vasten zou de
fysiologische rol van dit peptide bij de toename van eetlust en
de initiatie van voedselopname kunnen weerspiegelen. De
hoogste plasma ghrelinewaarden werden bij onze honden
waargenomen net voor de toediening van voedsel op de eer-
ste dag. Het is mogelijk dat deze preprandiale toename van
de plasma ghrelineconcentratie een anticiperende respons is
op voedselopname, aangezien de honden gedurende jaren het
voer op hetzelfde moment van de dag kregen toegediend.
Emotionele factoren en vooral de verwachting dat voedsel zal
worden verstrekt, stimuleren bij schapen de ghrelinesecretie.
Overeenkomstig de bevindingen bij knaagdieren en mensen
daalde bij onze honden de plasma ghrelineconcentratie ook
vlak na de inname van voedsel, maar deze afname was niet
significant. Zeer recent werd bij honden een significante
daling van de circulerende ghrelineconcentraties gerappor-
teerd vlak na voederopname. Het mechanisme dat hiervoor
verantwoordelijk is, begint stilaan duidelijk te worden: veran-
deringen in de plasma insulineconcentratie, intestinale osmo-
lariteit en intestinale neurale signalen lijken een rol te spelen,
terwijl uitzetting van de maag, vagale activiteit en glucagon-
achtig peptide hier niet bij betrokken lijken te zijn.

Mammair groeihormoon

Een prachtig voorbeeld van extrahypofysaire GH-synthese
bij de hond is de progesterongeïnduceerde aanmaak van
groeihormoon in melkklierweefsel. De productie van GH in
de melkklier kan zowel door endogeen progesteron als door
de toediening van progestativa worden geïnduceerd. Active-
ring van de progesteronreceptor door progesteron of proges-
tativa wordt dan ook beschouwd als de eerste stap in dit
proces. Bij de hond bereikt het mammaire GH de systemi-
sche circulatie, waardoor het beeld van hypersomatotropisme
of acromegalie kan ontstaan. Het plasma GH-profiel bij teven
met progesterongeïnduceerde acromegalie heeft geen pulsa-
tiel karakter. Bovendien kunnen de plasma GH-concentraties
bij deze honden niet worden gestimuleerd met GHRH noch
worden geremd met SS. Endogeen progesteron en synthe-
tische progestativa zoals medroxyprogesteronacetaat (MPA)
induceren de expressie van GH voornamelijk in prolifererend
epitheel van de melkklier. Dit suggereert dat lokaal geprodu-
ceerd GH op een autocriene en/of paracriene wijze de proli-
feratie van epitheel bevordert. Het lokaal gevormde GH
speelt dus waarschijnlijk een rol bij de proliferatie en diffe-
rentiatie van ductale structuren waaruit uiteindelijk alveolair,
secernerend klierepitheel ontstaat.

Tegen de achtergrond van deze rol van GH bij epitheel-
proliferatie is door ons gepostuleerd dat het mammaire GH
een rol speelt bij de ontwikkeling van cysteuze endometrium-
hyperplasie (CEH). Cysteuze endometriumhyperplasie wordt
waargenomen bij teven die herhaaldelijk zijn behandeld met
progestativa ter preventie van de loopsheid. CEH kan zich
echter ook spontaan ontwikkelen bij teven van middelbare en
hoge leeftijd tijdens de luteale fase van de ovariële cyclus.
Gezien de gelijkenis tussen de progesterongeïnduceerde epi-
theliale veranderingen in de melkklier en de baarmoeder kan
de vraag worden gesteld of mammair GH ook betrokken is
bij de ontwikkeling van progesterongeïnduceerde CEH. Met
immunohistochemie werd GH al aangetoond in uterusepi-
theel van honden die werden behandeld met progestativa. De
afwezigheid van mRNA coderend voor GH suggereerde ech-
ter dat dit niet wordt aangemaakt in de uterus zelf.
De bevindingen van ons onderzoek tonen aan dat MPA-
behandeling zowel bij controlehonden als bij gemastecto-
meerde honden leidt tot uteriene veranderingen met macro-
scopische en microscopische kenmerken van CEH. In het
uterusepitheel van beide groepen honden was na de MPA-
behandeling immunoreactiviteit voor GH aanwezig, terwijl
er vóór behandeling geen iGH aanwezig was. Deze bevin-
dingen tonen aan dat progesterongeïnduceerd mammair GH

-ocr page 436-

geen essentiële rol speelt bij de ontwikkeling van CEH. Maar
de aanwezigheid van iGH in het cytoplasma van hyperplas-
tisch uterusepitheel bij honden met CEH suggereert dat GH
mogelijk wel betrokken is bij het ontstaan van CEH.
De effecten van suprahypofysaire stimulatie op de vrijstelling
van zeven hypofysevoorkwabhormonen werd bestudeerd
voor MPA-toediening en op diverse tijdstippen tijdens een
één jaar durende MPA-behandeling. Hierbij werd gebruik-
gemaakt van een gecombineerde functietest voor de hypofy-
sevoorkwab. De bevindingen uit dit onderzoek leveren geen
steun voor het concept dat oestruspreventie met MPA berust
op een significante afname van de plasmaconcentraties van
follikelstimulerend hormoon (FSH) of LH. Sterker nog,
MPA-behandeling werd zelfs gekenmerkt door een toename
van de basale plasma FSH-concentratie, zonder verandering
van de basale plasma LH-concentratie gedurende de eerste
maanden van MPA-behandeling. Bij voortgaande MPA-
behandeling daalde de basale FSH-concentratie weer tot het
niveau van voor de MPA-behandeling terwijl de hypofysaire
FSH-respons op suprahypofysaire stimulatie daalde.
Eerder onderzoek heeft laten zien dat progestativa bij de teef
de GH-lGF-l-as beïnvloeden en dit werd bevestigd met ons
onderzoek. Basale plasma GH-concentraties stegen geleide-
lijk gedurende de één jaar durende MPA-behandeling, maar
dit was niet statistisch significant. Toch impliceert de signifi-
cante stijging van de concentratie circulerend IGF-1 geduren-
de de MPA-behandeling indirect GH-hypersecretie. De plas-
ma IGF-I-concentratie lijkt dus een meer gevoelige indicator
voor het documenteren van de effecten van progestativa op
de GH-IGF-l-as dan de plasma GH-concentratie.
Naast een interactie met de progesteronreceptor heeft MPA
ook een relatief hoge affiniteit voor de glucocorticoïdreceptor.
We verwachtten onderdrukking van de hypothalamus-
hypofyse-bijnierschorsas gedurende MPA-behandeling aange-
zien dit eerder al was aangetoond bij de mens en de hond. De
resultaten van ons onderzoek laten echter zien dat de effecten
op de ACTH-secretie gedurende MPA-behandeling beperkt
bleven. De onderdrukking van de cortisolsecretie was meer
uitgesproken en vergelijkbaar met resultaten in vorige studies.

Progesteron receptorblokkers

De aanwezigheid van progesteronreceptoren in de honden-
melkklier maakt het mogelijk om honden met progesteron-
geïnduceerde hypersecretie van GH doelgericht te behande-
len met progesteronreceptorblokkers. De resultaten van het
onderzoek tonen aan dat toediening van de progesteronrecep-
torblokker aglepriston aan honden met progesterongeïndu-
ceerd hypersomatotropisme leidt tot een significante daling
van de plasma GH- en IGF-l-concentraties. Bij analyse van
het plasma GH-profiel bleek dat de gemiddelde basale GH-
concentratie en de AUC boven het nulniveau voor GH bij
onze honden met GH-overmaat waren gedaald op het einde
van de behandeling met aglepriston. De AUC boven de ba-
saallijn voor GH, dat is: de hoeveelheid GH geproduceerd in
pulsen, was aan het einde van de aglepristonbehandeling ge-
stegen, hoewel niet significant. Behandeling met aglepriston
resulteerde dus in een gedeeltelijk herstel van de normale
pulsatiele GH-secretie. Een hogere dosis aglepriston zou
mogelijk kunnen leiden tot complete normalisering van het
pulsatiele GH patroon.

Immunohistochemische kleuring van de melkklieren van een 4-jaar-oude Beagle teef na éénjarige toediening van MPA. De intracytoplasmatische aanwe-
zigheid van groeihormoon in hyperplastisch melkklierepltheel wordt aangeduid met de pijlen. Balkje links = I00|a.m, balkje rechts = 25 (im.

3,5 en 5,5 weken na de laatste toediening van aglepriston nam
de plasma IGF-l-concentratie weer toe, een teken van de nog
steeds aanwezige GH-hypersecretie. De terugkeer van IGF-I-
hypersecretie na het stoppen van aglepristontoediening was
niet vreemd, omdat alle honden gedurende een periode van
één jaar meerdere keren een depot-progesteronpreparaat toe-
gediend hadden gekregen. Het progesteroneffect van dit pre-
paraat houdt veel langer aan dan de duur van de aglepriston-
behandeling. Dit impliceert dat een behandeling met een
progesteronreceptorantagonist zo lang moet duren als de te
verwachten duur van de werking van het toegediende proges-
tageen.

Mevrouw dr Soße Bhatti is wericzaam bij de Faculteit Dier-
geneesl<.unde, Val<groep Geneeskunde en Klinische Biologie
van de Kleine Huisdieren, Universiteit Gent, Saiisburylaan
733, 9&0 Merelbeke. £-mo//; Sofie.Bhatti@ugent.be.

-ocr page 437-

Deze casus beschrijft een phaeo-
chromocytoom bij een intacte Lhasa
Apso reu van bijna tien jaar oud. De
hond vertoonde acute apathie en
braken. Na een succesvolle operatie
en medicamenteuze therapie in ver-
band met een tijdelijke Addisons-
hock, heeft de patiënt een half jaar
later geen restverschijnselen meer.

Summary

This report de.icrihes a case of phaeochromocytoma in an in-
tact male Lhasa Apso dog of nearly 10 years old. The dog was
suffering from acute lethargy and vomiting. After a success-
fully performed surgery and concurrent medication, to re-
store a temporary Addison s disease, the dog is doing clini-
cally well six months later without any remaining symptoms.

Please note that this article is a non-reviewed contribution.All reviewed contributi-
ons can he found in the section Weten.schap \'.

Uit en
voor de
praktijk

atrioventriculaire kleppen en een zwakke perifere pols. Bij
rectaal touché was de prostaat klein en niet pijnlijk. Het li-
chaamsgewicht was 10,4 kilogram.

Bloedonderzoek (tabel 1) toonde een hoognormaal hemato-
criet (Ht) van 0,54 (normaalwaarden: 0,37 tot 0,55) en een
duidelijk verhoogd aantal leukocyten van 37,5 maal 10\' per
liter (normaalwaarden: 6 tot 16 maal 10\' per liter). Bij het
biochemisch bloedonderzoek (tabel 2) werd alleen een ver-
hoogde ALT-waarde gevonden van 532 eenheden per liter
(normaalwaarden: tien tot honderd eenheden per literK Rönt-
genonderzoek liet geen afwijkingen zien in het abdomen,
maar wel een cardiomegalie en longoedeem (figuur 1).

Therapie en verder verloop

Op basis van de aanwezige klachten en de gevonden klini-
sche afwijkingen werd een ondersteunende behandeling in-
gesteld met 2 mg/kg marbofloxacine\', 0,2 mg/kg meloxicam",
0,25 mg/kg benazeprilhydrochloride\' en een intraveneus in-
fuus met Ringeroplossing* (tien druppels per minuut).
De volgende 24 uur had de hond niet meer gebraakt. De peri-

Een phaeochromocytoom bij een Lhasa Apso

Drs. P.M. van AalsV

Casus

Op 6 juni 2006 werd een intacte Lhasa Apso reu van negen
jaar en negen maanden oud aangeboden met als klachten acu-
te apathie en braken. Bij klinisch onderzoek werd een stijve
achterhand vastgesteld, met daarbij een hartfrequentie van
tachtig, een lichaamstemperatuur van 37,7 graden Celcius en
bleekroze mucosae. Bloedonderzoek toonde een hematocriet
van 0,52. Er werd alvast een behandeling ingesteld met
0,5 milligram per kilogram (mg/kg) metoclopramide- en
4 mg/kg carprofen^ De volgende dag werd de hond gezien
voor controle. De klachten waren intussen verergerd tot hef-
tig braken en polydipsie. Bij verdere navraag bleek de hond
al enkele weken niet in zijn doen, maar sinds de vorige dag
was hij acuut slecht. De patiënt was al langer bekend in onze
kliniek en zijn korte medische historie omvatte een correcte
jaarlijkse vaccinatie, een volledige verwijdering van een cu-
taan T-cellymfoom (mycosis fungoides) ter hoogte van het
planum nasale op een leeftijd van vier jaar, regelmatige
maagdarmklachten en overvulde en ontstoken anaalzakjes
(marsupialisatie) in september 2005.

Diagnostiek

Voortgezet klinisch onderzoek gaf op 7 juni 2006 een zeer
rustige ademhaling, een soepel, enigszins vol en in het epi-
gastrium gevoelig abdomen, een pijnlijke regio ter hoogte
van de linker nier bij diepe palpatie, een lichaamstemperatuur
van 37,4 graden Celcius, een bonzende hartslag (frequentie:
150) met een systolische souffle ter hoogte van de rechter

Dierenkliniek Ermelo, Sterkliniek Dierenartsen. Horsterweg 66, 3S51 PL, Ermelo,

E-mail: pni.van.aalst@planet.nl.

Primperid® 5 mg/ml. Ceva Santé Animale. Naaldwijk.

Rimadvl® 20 mg. Pfizer Animal Health. Capelle a/d Ussel.

QBC-vet en Vettest-SOOH. Idexx Europe B. K Schiphol.

Marbocyl FD 10 mg/ml. Vetoquinol. \'s Hertogenbosch.

Metacam 5 mg/ml. Boehringer Ingelheim. Alkmaar.

Fortekor 5 mg. Novartis. Tilburg.

Ringer lactaat 500 ml. Fresenius kabi. \'s Hertogenbosch.

Tabel 1. Resultaten bloedonderzoek op 7 juni 2006.

Parameter

Waarde

Eenheid

Normaalwaarden

Ht

54,4

%

37,0-55,0

HGB

17,3

g/dl

12,0-18,0

MCHC

31,8

g/dl

30,0-36,9

WBC

37,5

xlO\'/L

6,0-16,9

Granulocyten

34,8

xlO\'/L

3,3-12,0

Granulocyten

93

%

Neutrofielen

22

xlO\'/L

2,8-10,5

Eosinofielen

12,8

xlOVL

0,5-1,5

Lymfocslcii m.inricyten

2,7

xlO\'/L

1,1-6,3

Lymfocyten/monocyten

7

%

Thrombocyten

397

xlO\'/L

175-500

Tabel 2. Resultaten biochemisch bloedonderzoek op 7 juni 2006.

Parameter

Waarde

Eenheid

Normaalwaarden

AF

173

U/1

23-212

ALT

532

U/1

10-100

Ureum

8,2

mmol/1

2,5-9,6

Creatinine

182

umol/1

44-159

Glucose

4,63

mmol/1

3,89-7,94

Tot. eiwit

66

g/1

52-82

Amylase

903

U/I

500-1500

Kalium

4,22

mmol/1

3,6-5,6

-ocr page 438-

fere pols was beter te beoordelen en de hond had gegeten, ge-
plast en normale ontlasting geproduceerd en de temperatuur
was 37,6 graden Celcius. De hartfrequentie bleef op 140
hoog met een sinusaritmie. Een orale medicamentettze thera-
pie werd ingesteld met amoxicilline-clavulaanzuur\' 10 mg/kg
BID, benazeprilhydrochloride 0,25 mg/kg SID, ketoprofen\'"
0,5 mg/kg SID en furosemide" 2 mg/kg SID. Twee dagen la-
ter keerden de klachten anorexie en braken terug. De buik-
palpatie bleef gevoelig hoog in het mesogastrium. In overleg
met de eigenaar werd besloten tot een exploratieve laparoto-
mie.

Gezien de hoge hartfrequentie van 150 en de zeer zwakke pe-
rifere pols werd gekozen voor een premedicatie met 0,5 mg/
kg methadon", 0,02 mg/kg atropine" en 0,5 mg/kg midazo-
lam". De inductie werd uitgevoerd met 4 mg/kg propofol" in
een druppelinfuus.

Na het openen van de buik werden alle organen afzonderlijk
geïnspecteerd. Lever, milt, maagdarmstelsel en blaas ver-
toonden geen macroscopisch zichtbare afwijkingen. De pan-
creas was gestuwd en donkerroze en de galblaas was over-
matig gevuld. De rechter nier was niet afwijkend, maar ter
hoogte van de linker nier werd een retroperitoneaal hema-
toom vastgesteld. Craniaal van de nier werd in de hoek tussen
de aorta en a. renalis een harde dikte aangetroffen met een
omvang van ongeveer drie bij vier centimeter. Gezien de lo-
catie bestond het vermoeden dat het ging om een bijnier-
tumor. Na overleg met de eigenaar werd besloten te proberen
het proces te verwijderen, wat lukte zonder schade aan de
aangrenzende bloedvaten. De buik werd vervolgens routine-
matig gesloten. Direct na de operatie bleek de hartfrequentie
aanzienlijk te zijn gedaald, tot een frequentie van negentig.
Het verwijderde materiaal werd verzonden naar het Veterinair
Pathologisch Diagnostisch Centrum (Faculteit der Dier-
geneeskunde, Utrecht) voor histopathologisch onderzoek.
De \'recovery\' veriiep traag. De hond was wat sloom, wilde
slecht eten en braakte nog af en toe. De hond kreeg voor de
analgesie en om infectie te voorkomen 10 mg/kg amoxicil-
line\'» BID, 0,015 mg/kg temgesic" BID, 0,5 mg/kg primpe-
rid\'^BID en 1 mg/kg ketofen\'" SID. Op 13 juni 2006 kwam de
hond voor controle. Hij was op dat moment 1,4 kilo afgeval-
len en vertoonde een beginnende gastro-enteritis met veel gas-
vorming. Als mogelijke oorzaak werd gedacht aan de irrite-
rende werking van de voorgeschreven medicatie op het
maagdarmkanaal. Daarom werd gestopt met de ketoprofen.
Als therapie werd 5 mg/kg
Cimetidine" TID gegeven en de
eigenaar kreeg instant voeding (Royal Canin Convalescence
Support) mee. Na twee dagen bleek de hond wat levendiger
en had hij wat gegeten.

We vermoedden een tijdelijke Addisoncrisis omdat een mo-
gelijk (over)actieve bijnierschors was verwijderd en dus wei-
nig actieve bijnierschors resteerde. Daarom werd de kalium-
waarde gecontroleerd. Deze bleek normaal (4,46 millimol

\' Clavubactin 250 mg, AST Farma, Oudewater

Ketofen 5 mg, Merial, Amstelveen.
" Furosoral 40 mg, AST Farma, Oudewater
" Methadon Hel 10 mg/ml, Eurovet, Bladel.
" Atropinesulfaat 1 mg/ml, Eurovet, Bladel.

Dormicum 5 mg/ml, Roche, Woerden.
" Propovet 10 mg/ml. Abbott Animal Health, Zwolle.

Amoxyvet 150 mg/ml, Eurovet, Bladel.
" Temgesic 0.3 mg/ml. Schering Plough, Maarssen.
" Primperid 10 mg, Ceva Santé Animale, Naaldwijk.

Zitac 100 mg, Intervet, Boxmeer
" Refiotron, Boehringer Mannheim Nederland, Almere.
Cortisonacetaat 5 mg, Genfarma, Zaandam.

per liter)^". Toch werd na overleg met een endocrinoloog
(dr. H.S. Kooistra) besloten om vanwege de tijdelijke crisis
de hond te substitueren met één mg/kg cortisonacetaat^\'.
In de daaropvolgende week ging de hond steeds beter eten,
werd actiever en braakte niet meer. De hond begon langzaam
ook weer in gewicht toe te nemen.

Uit pathologisch onderzoek bleek dat het verwijderde mate-
riaal bestond uit een phaeochromocytoom (PCC) met ingroei
in het buitenste kapsel van de bijnier en het omliggend vet-
weefsel. Extra kleuringen bevestigden de aanwezigheid van
neuro-endocriene granula in de tumorcellen.
De volgende week kwam de hond voor controle. Klinisch
ging het ondertussen prima. Auscultatie van de thorax was
niet afwijkend, de hartfrequentie was afgenomen tot tachtig,
de souffle aan de rechterzijde was nog aanwezig, de mucosae
waren roze met een CRT van minder dan twee seconden en
de perifere pols was KRESS. Bloed- en urinecontroles wezen
uit dat de natrium- en kaliumwaardes normaal waren en het
gehalte cortisol/creatinine in de urine was hoognormaal
(16 maal 10*^). Een röntgenfoto toonde nog steeds een ver-
groot hart en een lokaal vlekkerig longbeeld.
Op 19 juli 2006 was de patiënt bij controle klinisch in orde.
De hoge hartslag (120 slagen per minuut) werd geweten aan
de hoge buitentemperatuur (op dat moment dertig graden Cel-
cius). De röntgenfoto toonde een helder longbeeld zonder
oedeem met drie vlekjes van vier millimeter in de craniodor-
sale longvelden, mogelijk metastasen.
De behandeling met cortisonacetaat werd vanaf dat moment
afgebouwd en benazeprilhydrochloride werd gestopt. Op
21 september 2006 werd ter controle op mogelijke metastasen
een röntgenfoto gemaakt. Daarop werd geen groei waargeno-
men van de op 19 juli 2006 opgemerkte kleine vlekjes. Op
12 december 2006 werd de laatste controle uitgevoerd. De
hond had al drie maanden geen medicatie meer gebruikt en
was klinisch in goede conditie, had een goede eetlust en had
geen respiratoire of cardiovasculaire klachten. Ook was er
geen sprake meer van pu/pd. De hond had zijn oorspronkelij-
ke gewicht weer bereikt. Een controle-röntgenfoto van de tho-
rax gaf in vergelijking met de vorige foto geen veranderingen
te zien. Bloedcontrole toonde een hoognormale hematocriet
(0,52) en een lichte leukocytose (21,7 maal 10\' per liter). Een
verklaring hiervoor is niet gevonden. Een natrium-Zkalium-
bepaling bij het Universitair Veterinair Diagnostisch Labora-
torium (Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht) leverde nor-
male waarden (respectievelijk 145 en 4,1 millimol per liter).

Bespreking

De a- en ß-chromaffiene cellen in het bijniermerg zijn em-
bryonaal afkomstig van neuronale cellen. Dit verklaart hun
vermogen tot het produceren van noradrenaline en adrenali-
ne. Deze hormonen worden gevormd uit het aminozuur tylo-
sine via een omvorming tot dopamine. De afgift:e in de syste-
mische circulatie wordt gereguleerd door zowel een
hormonaal systeem als door directe innervatie. Systemische
effecten zijn onder andere: vasoconstrictie, verminderde gas-
tro-intestinale motiliteit en mydriase. Verder zijn de beide
neurohormonen positief inotroop en chronotroop (1,2,3,7).
Phaeochromocytomen (PCC\'s) worden in de literatuur be-
schreven als langzaam groeiende maligne processen. Metas-
tasen worden gerapporteerd in de longen, lever, hart, nieren
en lymfeknopen (1,6). Het voorkomen is niet rasgepredispo-
neerd, al geeft één bron een significant verhoogd risico aan
bij de puli en de basset (3). De gemiddelde leeftijd waarop

-ocr page 439-

deze tumoren voorkomen, varieert tussen tien en elf jaar. De
frequentie van voorkomen is gelijk bij reuen en teven. Meest-
al betreft het een unilateraal proces. Eenduidige percentages
van voorkomen zijn niet voorhanden, wel wordt gemeld dat
het een zeldzaam proces is (1, 2, 3, 6). In veel gevallen van
bewezen PCC is sprake van een gelijktijdige endocrinologi-
sche aandoening zoals hyperadrenocorticisme of diabetes
mellitus of van andere orgaanafwijkingen zoals nierlijden en
leverfalen (3, 6). Ook wordt in één studie gesproken over
thrombi in de caudale vena cava (5).

De episodische en acute symptomen van een FCC worden
veroorzaakt door overmatige, intermitterende productie van
de catecholamines noradrenaline en adrenaline (2). De symp-
tomen zijn meestal vaag of aspecifiek en mogelijk progres-
sief De mate van klachten varieert van symptoomloos tot een
acute cardiovasculaire collaps (1-4, 6). De verschijnselen die
door eigenaren worden genoemd, zijn: anorexie, hoesten, le-
thargie (variërend van inspanningsintolerantie tot collaps),
braken, pu/pd en spierzwakte. Bij klinisch onderzoek kunnen
tachypnoe, tachycardie, aritmie, zwakke pols en gewichtsver-
lies worden opgemerkt. De kleur van de mucosae varieert van
bleek tot donkerroze. Soms wordt ook een vergroot of pijn-
lijk abdomen vastgesteld (1,3).

Bij verder onderzoek kunnen hypertensie en proteïnurie wor-
den gevonden. Hematologisch zijn er geen consistente afwij-
kingen aan te treffen, het bloedbeeld is vaak niet afwijkend.
Biochemisch zijn er vaak geen afwijkingen, hoewel in tien
tot vijfentwintig procent van de PCC-gevallen verhoogde
leverenzymen worden gerapporteerd. Röntgenfoto\'s van het
abdomen kunnen een massa doen vermoeden en thoracale
opnames vertonen tekenen van systemische hypertensie zoals
Cardiomegalie, pulmonaire verdichtingen en oedeem. Echo-
grafisch onderzoek van het abdomen kan een adrenale massa
aantonen en kan mogelijke metastasen in beeld brengen (6).
Andere diagnostische mogelijkheden zoals CT, MRI en risi-
covolle provocatietesten worden eveneens genoemd (3, 4, 7).
Meerdere onderzoekers geven aan dat de diagnose meestal
post mortem wordt gesteld vanwege het vage klinische beeld,
de ernst van de symptomen en de mogelijke differentieel-
diagnoses (1-4,7,8).

De enige bekende behandeling van dit type tumor bestaat uit
chirurgische verwijdering (1-4). Dit is echter een risicovolle
operatie met mogelijk levensbedreigende complicaties. Ge-
durende de anesthesie en het verwijderen van de neoplasie
kunnen aritmieën ontstaan. Ook acute hypertensie en tachy-
cardie worden beschreven (3-5,8). Voor anesthesie geeft men
de voorkeur aan een combinatie van propofol en isofluraan
boven morfine of ketamine, vanwege de mogelijke catechola-
mine-afgifte door deze laatste (1,3,4,7).
Wat betreft de prognose van een gediagnosticeerde PCC
wordt bij succesvolle chirurgie een mediane overlevingsduur
van vijftien tot achttien maanden beschreven (1,3,6).

Beschouwing

Uit de hiervoor beschreven gegevens uit de literatuur blijkt
dat de patiënt klinisch volledig voldoet aan het beeld van een
actieve PCC. Behalve de acute apathie na al een tijdje een
kwakkelende algemene toestand waren tachycardie, zwakke
perifere pols, braken en polydipsie aanwezig. Bij abdominale
palpatie werd links dorsaal gevoeligheid waargenomen. De
resultaten uit voortgezet onderzoek (röntgen en bloed) passen
bij de systemische veranderingen ten gevolge van de over-
matige vrijgifte van catecholamines. Dit zijn
Cardiomegalie,
pulmonair oedeem, licht verhoogde leverwaarden, een ont-
stekingsbloedbeeld en dehydratie. Retrospectief had direct de
waarschijnlijkheidsdiagnose PCC gesteld kunnen worden.
De in de literatuur voorgestelde chirurgie is technisch niet
eenvoudig, maar door een ervaren chirurg wel goed uitvoer-
baar. In het eerste halfjaar na de operatie heeft de patiënt een
goed klinisch resultaat laten zien. De toekomst zal uitwijzen
of de hond de mediane overlevingsduur van vijftien maanden
zal overschrijden. We kunnen concluderen dat, hoewel deze
tumor niet frequent wordt gediagnosticeerd, een PCC wel de-
gelijk kan voorkomen in de praktijk. Bij een patiënt met de
beschreven klinische klachten dient een PCC dan ook zeker
in de differentieeldiagnose te worden opgenomen. Chirurgie
is binnen praktijkomstandigheden mogelijk als behandeling
met inachtneming van ondersteunende medicatie.

Dankwoord

Deze casus kwam mede tot stand dankzij collega\'s mevrouw
drs. M.E. Carriere-Bothof en mevrouw drs. B.B. Nauta.
Verder wenst de auteur de heer dr. RA.M. Overgaauw te
bedanken voor zijn kritische aan- en opmerkingen.

Literatuur

1. Nelson RW et al. Manual of small animal internal medicine. 1999: 482-
483.

2. McNielEe/a/. Manual of small animal endocrinology. 1998: 191-194.

3. Ettinger Se/a/. Veterinary internal medicine. 2005: 1632-1638.

4. Bhatti S. Klinische endocrinologie bij hond en kat. 2000: 52-53.

5. Kyles AE et al. Surgical Management of adrenal gland tumors with and
without associated tumor thrombi in dogs. J Am Vet Med Assoc 2003;
223 (5): 654-662.

6. Barthez PY et al. Pheochromocytoma in dogs. J Vet Intern Med 1997;
11 (5): 272-278.

7. Maher ER Jr. et al. Pheochromocytoma in dogs and cats. Vet Clin North
Am Small Animal Pract 1997; 27 (2): 359-380.

8. Von Dehn BJ et al. Pheochromocytoma and hyperadrenocorticism in
dogs. J Am Vet Med Assoc 1995; 207 (3): 322-324.

-ocr page 440-

HET EERSTE CORTICOSTEROID
DAT EFFECTIEF IS IN DE HUID
EN NERGENS ANDERS

CORTAVANCE

0.S84 mg/ml

SOLUTION CUTANfE EN
SPKAY POUR CHiCNS
HUIDSf>RAY. OM.OSSINC
VOOR HON DCN
SPAAY (LÖSUNG) ZUR
ANWCNDUNC AUF DEK
HAUT FÜR HUNOE

Hydrocortisonaceponaat(HCA) behoort tot de nieuwe
generatie corticosteroïden voor de huid:

activatie, opslag en afbraak in de huid
geen waarneembare systemische bijwerkingen
makkelijk toepasbare spray

CORTAVANCE "

ALLE VOORDELEN ZONDER DE NADELEN

Productinformatie: Cortavance EU/2/06/069/001. Samenstelling: hydrocortisonaceponaat 0,584 mg/ml. Doeidier:
hond. Indicaties: symptomatische behandeling van inflammatoire en jeukende dermatosen. Contra-indicaties: niet
toepassen op huidzweren.
Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 441-

De nuances van hulpverlening

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het blijft een lastig onderwerp, dat
zich niet volledig in regels laat vast-
leggen: wanneer moet je als dierenarts
nu hulp bieden en wanneer niet? Er
is altijd wel een \'stel nu dat...\'-situatie
te bedenken waarop niet meteen een
duidelijk antwoord te geven is. Kan
een hond die blijft bloeden na een
sterilisatie een dagje wachten? En een
hond die ineens door zijn poten zakt?

Boze hond

Een beauceron van vier jaar wordt \'gesteriliseerd\'.
Op het pre-anaesthetisch onderzoek en de
operatie lijkt weinig aan te merken, maar
als de hond om \'s middags om twee uur
door de eigenaar wordt opgehaald, is
ze nog niet terug op deze wereld.
De eigenaar sleept haar naar
huis, maar om zes uur
\'s avonds heeft de hond nog
steeds geen teken van leven
gegeven. Daarentegen blijft
de operatiewond maar
bloeden. De eigenaar belt
de dierenarts en vraagt
haar langs te komen, maar
dat weigert zij. Omdat de
hond zich niet beweegt,
rukt de dierenambulance
uiteindelijk uit om het dier
dan toch maar naar de praktijk
te brengen. Na vijfhonderd mil-
liliter vocht gaat het beter en de
dierenarts stuurt de hond weer naar
huis. De wond blijft echter de hele
nacht bloeden en de hond wil niet zitten,
niet opstaan, niet eten, hij trilt en is duidelijk
niet lekker, \'s Ochtends vraagt de eigenaar de
dierenarts opnieuw om langs te komen en opnieuw zegt zij
dat de eigenaar met de hond naar de praktijk moet komen. In
de buik is vrij bloed aanwezig, uit de ovariumstomp of de
spieren. Op advies van de faculteit verricht de dierenarts met
spoed een hersteloperatie, waarna de hond goed opknapt. De
eigenaar is blij dat zijn hond het heeft overleefd, maar heeft
het gevoel dat dit meer ondanks dan dankzij het ingrijpen van
de dierenarts is geweest. Hij klaagt bij het Tuchtcollege over
haar gebrek aan behulpzaamheid en de weigering om thuis
langs te komen.

Slapende honden

Het Tuchtcollege is met die laatste klacht snel klaar. Als een
dier kan worden vervoerd, is het gebruikelijk het naar de
praktijk te brengen. Veel behandelingen - zoals een herstel-
operatie - kunnen niet aan huis worden uitgevoerd en als ope-
ratief ingrijpen noodzakelijk is, betekent een huisbezoek al-
leen maar tijdverlies. Van een eigenaar mag worden verwacht
dat hij of zij dit vervoer zelf regelt. De hersteloperatie zelf
had misschien eerder kunnen worden uitgevoerd, maar omdat
wel eerst een vochtinfuus is gegeven en er na het verzoek van
de eigenaar hulp is geboden, treft de dierenarts daarin geen
blaam. Ze krijgt wel een waarschuwing voor het slapend
meegeven van de hond.

Veterinair
tuchtrecht

Geef maar een aspirientje?

Anders is het met de dierenarts die wordt gebeld over een
tienjarige golden retriever. Het dier wordt \'s nachts benauwd
en zakt door zijn poten. De eigen dierenarts heeft geen
dienst, maar er is midden in de nacht gelukkig
wel een dienstdoend dierenarts beschik-
baar. Benauwd en door de poten zak-
ken? Dat vindt hij geen alarmerende
^ signalen. Draait de hond met de

ogen? Braakt hij? Nee? Dan is
zijn advies de hond een aspi-
rientje te geven en morgen-
ochtend gewoon naar het
spreekuur te gaan. Dat is
niet direct wat de eigenaar
in gedachten had, dus hij
belt onmiddellijk een an-
dere dierenarts, die hem
zonder discussie naar de
praktijk laat komen. Inder-
daad, de hond braakt niet en
draait ook niet met zijn ogen,
maar heeft wel bleke slijm-
vliezen, een bonzende, snelle
hartslag en geen palpabele pols.
Bij een buikpunctie blijkt er vrij
bloed in de buik te zitten, dus waar-
schijnlijk is er een inwendige bloeding
met een infauste prognose. De dierenarts laat
de hond inslapen.
Ook deze eigenaar voelt zich nogal in de steek gelaten door
de eerste dierenarts. Ook hij dient een klacht in, wat volgens
de dierenarts onzin is. Een hond die de hele dag vrolijk is en
\'s nachts door zijn poten zakt, dat is toch geen reden voor
alarm? Zolang er geen uitwendige bloedingen zijn, of sprake
is van trauma, braken, diarree en andere signalen kan er best
worden afgewacht. Het Tuchtcollege is het niet met hem eens.
Een hond die plotseling benauwd wordt en door zijn poten
zakt, is een dermate alarmerende anamnese dat een dieren-
arts geen diergeneeskundige hulp mag weigeren. Ook deze
dierenarts krijgt een waarschuwing.

Bloedende wonden en ingestorte honden

Samengevat: slapende hond meegeven? Nee. Hulpverlenen?
Ja. Verplicht huisbezoek? Nee. Hond naar praktijk laten
komen? Ja. Aspirientje geven? Nee.

-ocr page 442-

Recent heeft de Raad voor Dieren-
aangelegenheden (RDA) advies uit-
gebracht over wrak vee. Het advies
is er enerzijds op gericht iiet pro-
bleem van wrak vee zoveel mogelijk
te voorkomen, door meer aandacht
te schenken aan preventie en ander-
zijds als een dier toch wrak is, het
zo snel mogelijk uit zijn lijden te
verlossen. Het advies is er verder op gericht duidelijkheid
te geven over transportvoorwaarden. Tevens wordt aan-
gegeven welk wrak vee nog mag worden geslacht voor
humane consumptie.

Het advies wordt hieronder integraal weergegeven. De onder-
bouwing van het advies is te vinden op de website van de
RDA:
www.raadvoordierenaangelegenheden.nl. Een aantal
van de adviezen wordt momenteel uitgewerkt in samen-
werking met de overheid en de sector.

Advies Raad voor Dierenaangelegenheden: Wrak vee

7. Inleiding van de raad

De Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren
heeft gevraagd een advies uit te brengen over de problema-
tiek hoe men moet omgaan met zogenaamd wrak vee. Onder
wrak vee wordt verstaan: dieren die meer dan licht gewond of
meer dan licht ziek zijn. Naast de signalen en voorbeelden
dat veehouders te lang zelf \'dokteren\' als dieren ziek of ge-
wond raken, waardoor dieren langer lijden dan noodzakelijk
is, maakt de recent gewijzigde Europese regelgeving op het
gebied van hygiëne en van transport van dieren het lastiger
dan voorheen om wrak vee economisch te verwaarden.
Het doel van het advies is aan te geven op welke wijze alle
betrokkenen die te maken kunnen krijgen met wrak vee, met
name veehouders (waaronder mutatis mutandis voor dit ad-
vies ook hobbydierhouders worden begrepen), het beste kun-
nen omgaan met ziek of gewond vee om te voorkomen dat
deze dieren wrak worden en om als de dieren wrak zijn on-
nodig lijden van deze dieren zo veel mogelijk te voorkomen.

2. Regelgeving

De nieuwe Europese transportverordening eist dat alle dieren
die getransporteerd worden, fit moeten zijn. Wrakke dieren
zijn per definitie niet fit en mogen daarom niet meer getrans-
porteerd worden. Dit verbod geldt zowel voor beroeps-
vervoerders als voor de veehouders zelf
Gewonde of verzwakte dieren zijn niet geschikt voor trans-
port. Licht zieke of licht gewonde dieren kunnen echter ge-
schikt worden bevonden voor vervoer, als het vervoer geen
extra lijden veroorzaakt. In geval van twijfel moet hierbij
diergeneeskundig advies gezocht worden.
Dieren die niet meer kunnen staan, mogen niet levend worden
vervoerd, ook niet onder voorwaarden. Alleen vee dat door
een ongeval wrak is geworden, mag nog wel voor nationale
consumptie worden geslacht. Dit vee moet dan op het bedrijf
worden bedwelmd en verbloed. Het gedode dier moet daarna
voor verdere verwerking naar het slachthuis worden getrans-
porteerd.

Berichten

verslagen

Wrak vee

Hugo de Groot

3. Wat te doen met ziek vee

Als hij een licht ziek of licht gewond dier op zijn bedrijf
heeft, zal de veehouder een aantal beslissingen moeten
nemen. Welke beslissing hij kan nemen en wat daarvan de
gevolgen kunnen zijn, is weergegeven in de beslisboom (zie
kader).

Het doel van dit advies is er alles aan te doen om te voor-
komen dat er wrak vee ontstaat en als vee wrak wordt de
tijdsspanne van mogelijk lijden zo kort mogelijk te maken.
Onthouding van de nodige zorg moet worden gezien als een
inbreuk op artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren. Sinds mensenheugenis doden veehouders zelf
wel eens dieren op hun bedrijf zonder dat hierop enig zicht of
controle is. Om te bevorderen dat het doden van een wrak
dier zo verantwoord mogelijk gebeurt, wordt voorgesteld dit
onder voorwaarden toe te staan.

De Raad adviseert ter stimulering dat dieren tijdig worden
behandeld:

1. te stimuleren dat de dierenarts vroegtijdig wordt inge-
schakeld bij ziekte of verwonding van dieren op het be-
drijf;

2. te bevorderen dat iedere veehouder in overleg met zijn
dierenarts een bedrij fsgezondheidsplan opstelt, waarin
onder meer is opgenomen een afspraak betreffende peri-
odieke bedrijfsbezoeken, hoe om te gaan met zieke
dieren, wat wordt gedaan om wrak vee te voorkomen en
hoe met wrak vee wordt omgegaan, waaronder eventueel
het doden van het dier;

3. dat individuele dierenartsen nagaan op welke wijze zij de
drempel bij veehouders kunnen verlagen voor het vroeg-
tijdig inschakelen van hulp van een dierenarts. De raad
verwacht van de beroepsorganisatie van dierenartsen
hierbij een stimulerende rol;

4. een onderling afgestemde voorlichtingscampagne op te
zetten, gericht op het voorkomen van wrak vee door de
veehouderijsector, de hobbydierhouders, de slachtsector,
de dierenartsen, de overheid en de dierenbeschermings-
organisaties. De sector moet daarbij het voortouw
nemen.

5. duidelijkheid te geven welk nog net niet wrak en welk
wrak vee nog mag worden geslacht voor humane con-
sumptie. De Raad adviseert daarbij de instructie van de
Voedsel en Waren Autoriteit inzake de selectie die bij de
keuring voor het slachten plaatsvindt (RA26) als lei-
draad te gebruiken. Deze instructie wordt regelmatig
herzien en is te vinden op
www.vwa.nl, \'wet en regel-
geving\', \'instructies\'.

De raad adviseert voor het doden van wrak geworden dieren
in verband met afvoer ter destructie:

6. het onder voorwaarden aan de veehouder toe te staan
wrakke dieren zelf te bedwelmen door middel van een
penschiettoestel en daarna te laten verbloeden (zie voor
de voorwaarden bladzijdes 19 en 20 van de onderbou-
wing van het advies);

7. in de Europese Unie te pleiten voor aanpassing van de
Europese regels om toe te staan dat veehouders zelf
dieren mogen doden;

-ocr page 443-

Beslisboom veehouder/dierenarts.

dier herstelt
^ levend^wberen voor slacht

doden op bedrijf

lichaam naar slachthuis

des^ctie

doden op bedrijf

bedwelmen en verbloeden op bedrijf

geen economische waarde

economische waarde

wrak door ongeval.

Scenario 2

8. het doden van Icleine dieren op het bedrijf door de vee-
houder zelf toe te staan in Europees verband en daartoe
onderzoek naar alternatieve methoden uit te voeren.

De raad adviseert met betrekking tot door een ongeval acuut
wrak geworden dieren:

9. in de Europese Unie te bepleiten dat vlees en andere pro-
ducten van door een ongeval wrak geworden, maar ove-
rigens gezonde dieren op de internationale markt kunnen
worden afgezet;

10. in de Europese Unie te bepleiten dat veehouders bij wie
op het bedrijf een wrak, maar overigens gezond dier
wordt gedood voor de slacht ook in aanmerking komen
voor de Europese subsidies die gelden voor veehouders
waarvan de dieren op het slachthuis worden gedood en
geslacht.

De raad wil benadrukken dat de veehouder te allen tijde zelf
verantwoordelijk blijft voor het wel en wee van het vee op
zijn bedrijf.

De raad adviseert het voortouw voor de coördinatie van de
uitwerking van de punten een tot en met vijf bij de sector neer
te leggen. Hierbij wil de Raad benadrukken dat iedereen die
bij deze problematiek van wrak vee betrokken is, zijn eigen
verantwoordelijkheid heeft voor het bereiken van de gestelde
doelen. Voor de uitwerking van de punten zes tot en met
negen zal de overheid het voortouw moeten nemen.

4- Regelgeving en handhaving

De Raad adviseert op het gebied van wrak vee niet meer
regels op te stellen dan in Europees verband afgesproken is,
maar adviseert deze regelgeving wel streng te handhaven.
Maar als ondersteunende regelgeving in het kader van dit ad-
vies een positieve bijdrage kan leveren aan het bereiken van
de gestelde doelen, dan is aanvullende regelgeving te overwe-
gen. De raad acht het van belang dat tussen Nederland en de
omringende landen een zo groot mogelijke uniformiteit
wordt gehanteerd ten aanzien van de handhaving en de con-
trole. De raad adviseert daarom hierover goede contacten te
onderhouden met de buurlanden (met name België en Duits-
land). De Raad adviseert verder na drie jaar te evalueren of
de voorgestelde aanpak een positief effect heeft gehad.

Drs. S.J. de Croot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD.

-ocr page 444-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

9 Blokkeert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
^ Bewezen klinische veiligheid
9 Specifiek ontwikkeld voor honden
^ Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.comwww.weknowyoucare.nl

© 2007 Pfizer Animal Health b» - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y, U.S.A.

Cerenîa

mönitanicm

DE NIEUWE KLASSE ANTI-EMETICA

i CERENIA\', WERKZAME SIOF: maroiilant • EU/2/06/062OT1 -005 REG NL 10425/10426 UDA • Dietjenees

; , ^ . ^ . . • .. - ----- ------- ---------------.H,labiettenïO0(0raletoedlenirig(16.24.6Oenl60m0)enoplossirigïOTinj«aie(10m9/ml)\'D0ELDI^^^

I vefoonaak: óca ctenometapie. betiandeling van DrakHi m comOinatie met Cefenla» o(*)SSing voa injeclie en in combinalie met andere ondersteunende maal/egden alsmede prevente van braken, ïenxraakt dddr reisziekte • INDI(»TIES OPLOSSING VOOR INJECTIE: preventie van braken

I met uitzondenng van braken veroraakt dddr reisziekte aisme« beliandeiing van braken, in comDinatle met andere ondersteunende maatregelen • T0EDIENINGS1«MJZE EN DOSERING TABLEnEN; voor behandeling o( preventie van braken eenmaal daags oraai toedienen in een dosis van 2

, mgflig. Ter preventie van braken, veroorzaakt ckxx reisziekte eenmaal daags oraal toedienen in een dosis van 8 mgAg, gedurende maximaal 2 opeenvolgende dagen • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal daags subcutaan toedienen in een dosering van 1 mgAn. Cerenia\' kan

S geCnjM «wden ter benandeling o( preventie van braken als tabletten ol als oplossing voor injectie, eenmaal daags lot 5 dagen lang • CONTRA-INDICATIES; geen • BIJZONDERE VOORZORGEN: braken kan geassocieerd zijn met emst^, de conditie steik ondermijnende aandoeningen waaronder

g gaslro-intestmale ob^Ues en dedialve dient er een passende diagnostisclie beoordeling plaats te vinden. De veiiighe« is niet beoordeeld bi| nonden jonger dan 16 weken en h| dracMige ol lacterende teven. VOorziditiQhe«) betrachten bij patienten met leveraandoeningen en bij dieren die lilden aan

co ol gepredisponeerd zi|n voor hadaandoeningen ■ BEWAREN: geen speciale voorzorgen. Buiten het bereik en zfctil van kinderen tiewaren • BIJWERKINGEN: geen bekend • VERDERE INFORMATIE: zie biisiuiter, ol neem contact op met Pfizer Animal Health (e.mail; secretanaalahgeolizer coml

-ocr page 445-

Spaanse praktijken

Peter de Lint

Soms heb ik dat nog wel eens: dan sta ik in gedachten om
drie uur\'s nachts een keizersnee te doen in een stal waar
de ijskoude noordenwind ongestoord door heen blaast.
Zo\'n stal die we zo gepromoot hebben: gezonder voor de
koeien. Dat zijn van die dingen die ik vooral niet mis,
sinds we in 2001 een kliniek in Spanje begonnen zijn.
"Wat is er allemaal zo anders?", wordt vaak gevraagd en
nog belangrijker: "Hoe doe je het met je diensten?"

De tegenhanger van de KNMvD hier heet het Colegio Oficial
de Veterinarios. Het hoofdbestuur daarvan zetelt in Madrid.
Elke provincie (we hebben er 52) heeft zijn eigen \'colegio\'
(afdeling) met kantoor et cetera en is redelijk autonoom. Zo-
als in veel landen vormt het Colegio een orde, een broeder-
schap waarvan je lid moet zijn om praktijk te mogen uitoefe-
nen. Er bestaat een Europese richtlijn zodat je als buitenlander
deze licentie kunt verkrijgen. Dit betekent dat zoiets in twee
weken geregeld kan zijn. In Spanje duurt het echter een klein
jaar. De Spaanse bureaucratie is nog steeds een heilige koe,
die vooral niet mag worden geslacht. Het voordeel van een
orde is dat een rotte appel eenvoudig uit de mand verwijderd
kan worden. In Nederland lopen nog collega\'s rond met een
nare smaak in de mond vanwege één appeltje dat maar niet
aangepakt kan worden. Ik ben nummer (030)874 van het \'co-
legio\' in Alicante. Klachten over collega\'s worden door het
Colegio afgehandeld. Dit zal ongetwijfeld gebeuren, want er
wordt in Spanje serieus met klachten omgegaan. Daar wordt
in het tijdschrift echter niet over gerept. Spanje kent elf
faculteiten. Elke \'comunidad\' heeft recht op zijn eigen facul-
teit. Op die manier houdt je iedereen tevreden. Dit levert een
groot aantal dierenartsen op. Er zijn er ook veel nodig, want
alles wat met voedsel en hygiëne te maken heeft, ligt in
handen van dierenartsen. Veel dierenartsen hebben dan ook
een begerenswaardige functie als ambtenaar: vast inkomen,
een net pak, mooie werktijden. Allemaal geneugten waarvan
je in de praktijk maar moet afwachten of
je ze krijgt. In de laatste tien jaar is
er een flinke kentering gekomen. De
Costa\'s (het \'Florida van Europa\') ma-
ken een enorme expansie door. De
stroom Noord-Europeanen die zich hier
vestigt, blijft groeien, met de Engelsen
en Noren voorop. Hiermee komt ook de
vraag naar goede veterinaire zorg voor
gezelschapsdieren op gang. Spaanse
collega\'s hebben hier goed op inge-
speeld en moderne Spaanse klinieken
schieten als paddenstoelen uit de grond.
Ze hebben allemaal voldoende werk en
inkomen. Er wordt veel gedaan aan post-
academisch onderwijs.

ontstaan en ook zij zijn nu bereid geld te besteden aan dier-
geneeskundige hulp. In de kuststrook bedraagt het aantal al-
lochtonen twintig tot veertig procent van de bevolking.
Een belangrijke groep wordt gevormd door de Noord-Euro-
peanen: jonge ondernemers, babyboomers en \'pensionistas\'.
Samen met de toeristen vormen ze een belangrijke exportpij-
ler van de Spaanse economie. Veel Nederiandse medici, tand-
artsen en verpleegkundigen hebben hier werk gevonden. Gek
genoeg geldt dat niet voor dierenartsen. De eerste Nederiand-
se dierenkliniek (Pointerkliniek) vestigde zich twintig jaar
geleden in Marbella. Wij zijn nummer twee. In 2001 zijn we
gestart in Altea. De trek van noord naar zuid en vice versa
betreft ook huisdieren. Met name voor honden heeft dit con-
sequenties. Ze lopen het risico besmet te raken met subtropi-
sche ziektes. Voor elk probleem is gelukkig een oplossing.
Daar zijn wij veterinairen voor.

Ik lees nog wel eens het advies: geen honden meenemen naar
het zuiden en vooral niet terug. Dat is mooi makkelijk en lek-
ker veilig, maar de eigenaar is er niet mee geholpen. Wat
moet dan wel?

Leishmaniase is hier volksziekte \'numero uno\'. Het is voor
ons dagelijkse kost en negentig procent van alle aandacht
moet daar naar uitgaan. Hartworm komt sporadisch voor. In
het zuiden en in Portugal is de kans op hartworm iets groter.
Babesia komt eveneens weinig voor, de kans neemt naar het
noorden toe (vooral in Frankrijk).
Ehrlichea en andere
rickettsiae komen regelmatig voor. Deze parasieten worden
door teken overgebracht. Er is een acute vorm en een chroni-
sche. De laatste gaat nogal eens hand in hand met leishmani-
ase. Een langdurige kuur met doxycycline is meestal effectief
tegen de rickettsiae.

jaarkalender

Tijdens de winterstop van 1 december tot 1 april is er geen
gevaar op besmetting met bovengenoemde ziektes. Het is al-

-ocr page 446-

leen van half januari tot half maart oppassen voor de proces-
sierups die in de Spaanse pijnbomen (pinos) nestelt. Contact
daarmee kan necrose van de tong veroorzaken.
Van half april tot half november is de zandvlieg actief die
Leishmania overbrengt. De teken beginnen half maart te ver-
schijnen.

Preventie

Het bestrijden van de zandvlieg heeft prioriteit. De middelen
daarvoor zijn: Scalibor-halsband of Advantix-druppels of
Expot, Deze middelen werken ook tegen andere ectoparasie-
ten, inclusief de muggen die
Filaria (onder andere hartworm)
overbrengen. De kans neemt toe dat de Nederlandse dieren-
arts in de toekomst vaker met leishmaniase te maken krijgt.
Niet schrikken: de prognose is meestal gunstig, mits men de
ziekte tijdig ontdekt. Door de ziekte te vergelijken met mala-
ria wordt het voor de eigenaar wat begrijpelijker. U vindt al-
les over de ziekte en de behandeling in het
Tijdschrift van
Diergeneeskunde nummer
130; 1 augustus 2005. Langdurige
behandeling met allopurinol en bloedcontroles minstens elk
halfjaar zijn een voorwaarde voor succes. Ik ken honden die
al twaalf jaar allopurinol slikken omdat de eigenaar er niet
mee durft op te houden. Meestal wordt het humane jicht-
middel Zyloric gebruikt, wat in Spanje neerkomt op 3,50
euro per vijftien kilogram hond per maand. In verband met
filariose is het goed om in het najaar twee keer te ontwormen
met Milbemax of een ivermectinederivaat.
Kortom: elke hond met een Zuid-Europa verhaal, bij elke
vorm van malaise of een huidafwijking (schilfervorming)
controleren op leishmaniase (titer en PCR). Na besmetting
kan het wel driejaar duren voordat de ziekte manifest wordt.
Door het ontbreken van de vector is er in Nederland (nog)
geen gevaar voor verspreiding. Typische symptomen bij een
actieve Leishmania-infectie zijn: verlaging van hemoglobine
en albumine en verhoging van de globulines. Wanneer de
lever- en vooral de nierwaarden goed zijn, is de prognose
gunstig. Bij
Ehrlichea zijn de trombocyten verlaagd.

Spaanse praktijken

Om \'clinica veterinaria\' te mogen heten moet een praktijk
voldoen aan minimumeisen. De meeste praktijken hebben
een dierenwinkel en een knipsalon onder hun dak. Voldoe je
aan een uitgebreider pakket dan mag je je praktijk de status
van hospitaal geven. Dit betekent dat je een aparte quaran-
taineafdeling moet hebben en dat er 24 uur per dag een die-
renarts aanwezig moet zijn. Bij ons zit zo\'n hospitaal op vier
kilometer afstand. Daarmee is de vraag over de diensten ook
beantwoord. Tevens doen ze daar voor mij de röntgenologie
(en de TAC) en orthopedie.

Het Spaanse leven is gemakkelijk. Als je er niet bent, geen
tijd hebt of wanneer de bestelling niet aangekomen is: geen
nood, niemand die er zich over opwindt: \'manana\'!

Peter de Lint is dierenarts in Aitea (Spanje).

Jaarlijkse boostervaccinatie tegen FCV bij hoog

risico

De Europese adviesraad van l^attenzieliten (Advisory
Board on Gat Diseases, ABCD) heeft richtlijnen uitge-
geven voor de preventie en behandeling van infecties met
het feline calicivirus (FCV). Dit meldde een persbericht
van deze organisatie.

FCV is de veroorzaker van de zogenoemde niesziekte, en
komt veel voor in combinatie met andere ziekteverwekkers
zoals het feline herpesvirus (FHV-1), Infecties zijn algemeen
overal waar katten in groepen gehouden worden. Vooral kit-
tens zijn bijzonder gevoelig. Typische FCV-infecties veroor-
zaken zweren in de mond, aandoeningen van de bovenste
luchtwegen en hoge koorts. Verder kan het een voorbijgaande
artritis teweegbrengen. Ook een ernstige, systemische vorm
van infectie wordt soms waargenomen, vooral bij volwassen
katten. In dit geval is sprake van zeer ernstige ziekte-
verschijnselen, die vaak tot sterfte leiden.

Constante mutatie

FCV is volgens het persbericht een virus dat voortdurend
muteert. Dat heeft ertoe geleid dat er veel stammen van het
virus bestaan, die onderling verschillen wat betreft virulentie,
antigeniteit en postinfectieuze immuniteit. Bovendien zijn
katten die van een FCV-infectie herstellen waarschijnlijk niet
levenslang beschermd tegen nieuwe episodes. De beschik-
bare vaccins bieden slechts beperkte bescherming tegen de
bovengenoemde ernstige vorm van FCV-infectie.
De ABCD adviseert katten die weinig risico lopen (zoals
binnenkatten die geen contact hebben met andere katten) met
een driejaarlijks interval een boosterinjectie te geven. Katten
die in drukbevolkte omstandigheden leven, zoals in een asiel,
moeten elk jaar opnieuw worden gevaccineerd. Er zijn geen
vaccins met uitsluitend een FCV-component. De meeste
vaccins bestaan uit een combinatie met FHV-1 en eventueel
andere antigenen. Op dit moment is het volgens het pers-
bericht moeilijk een algemene aanbeveling te doen welk vac-
cin men dient te gebruiken. Als bij volledig gevaccineerde
katten in een asiel een FCV-gerelateerde ziekte uitbreekt, zou
een ander vaccinantigeen uitkomst kunnen bieden.

Vaccinatie van kittens

De ABCD adviseert alle gezonde katten en kittens te vacci-
neren tegen FCV voor een optimale bescherming. Kittens
dienen een dubbele primovaccinatie te krijgen, waarbij de
tweede dosis niet voor een leeftijd van twaalf weken gegeven
dient te worden. Bij groepsgewijs gehouden katten kan het
aan te raden zijn een derde dosis te geven wanneer de kittens
zestien weken oud zijn, vooral op locaties waar gevaccineer-
de dieren in het verleden toch met FCV geïnfecteerd zijn
geraakt.

De volledige tekst van de ABCD-richdijnen bij FCV is te
vinden op de website
www.abcd-vets.org.

-ocr page 447-

Tjeerd Cuperus

De belangstelling voor de mediatheek blijft groeien. Dat
is natuurlijk niet zo verwonderlijk, want wij dierenartsen
beoefenen een razend interessant vak. Een vak, waarbij
technische mogelijkheden steeds groter worden. En
dankzij onze relatieve welvaart kunnen die mogelijk-
heden ook worden bekostigd. Deze ontwikkeling zien we
vooral in de gezelschapsdierenpraktijk, maar in de land-
bouwhuisdierensector gebeurt hetzelfde. Daarom is er
ook grote interesse in het materiaal van de mediatheek.
Als we dierenartsen vertellen over het abonnement op de
mediatheek, kiezen die meestal snel voor deze mogelijk-
heid, vooral omdat de prijs zo laag is. Op deze manier
werken we met en voor elkaar samen om diergenees-
kundige ontwikkelingen te presenteren en de kennis
daarvan \'up to date\' te houden.

Een nieuw onderwerp waar mensen om vragen, is beeld-
materiaal dat geschikt is om voorlichting te geven aan klan-
ten. Deze doelgroep stond nog niet op onze lijst. Maar wij
zullen informeren of ook daarvoor materiaal beschikbaar is.
De beperking voor deze groep is dat de informatie bij voor-
keur in het Nederlands moet zijn en zulk materiaal is schaars.
De mediatheek heeft niet de financiën om dit zelf te ontwik-
kelen, dus zijn we afhankelijk van anderen, zoals de farma-
ceutische industrie. Heeft u een goede suggestie of tip,
geef die dan door aan Tjeerd Cuperus (0524-561910 of
tengcuperus@planet.nl).

We hebben de afgelopen tijd heel wat nieuwe materialen aan-
geschaft. Er is veel belangstelling voor chirurgische onder-
werpen en daarom zijn nieuwe producten toegevoegd. Ook
op diagnostisch terrein is nieuw materiaal aangeschaft. Ten-
slotte is het bestand uitgebreid met een aantal dvd\'s, die
beschouwd kunnen worden als promotiemateriaal voor de
praktijk. De dvd\'s gaan over populaire hondenrassen, de op-
voeding ervan en hoe kinderen met een nieuwe hond moeten
omgaan. Dat ons materiaal ook heel informatief kan zijn voor
(toekomstige) dierenartsassistenten blijkt uit de interesse van
de praktijken en van AOC\'s waar deze opleidingen worden
gegeven.

Hierna een overzicht met een korte beschrijving van onze
materialen met enkele afbeeldingen.

Echocardiografie

Deze cd-rom bevat meer
dan 150 videoclips met
normale en pathologische
beelden. Deze leiden de
gebruiker stap voor stap
tot perfecte beeldvorming,
met correctieadviezen in
beeld en tekst. Meer dan
twintig videoclips helpen
de juiste positie van de
probe weer te geven.
Mediatheeknummer:
C 044, cd rom.

Speenvenwondingen, chirurgie

Deze schijf behan-
delt de diagnose en
de therapie van
open speenverwon-
dingen. De aandoe-
ningen worden in
groepen ingedeeld
en ook de te ge-
bruiken therapieën.
Na het doornemen
van de schijf zal er
duidelijkheid be-
staan over de prin-
cipes van de chirurgische behandeling van open speenver-
wondingen, inclusief speenamputatie. De cd-rom behandelt
ook uitvoerig de nabehandeling van de operaties, evenals
mogelijke postoperatieve complicaties. Dit onderwerp komt
aan de orde in 82 beelden met geluid en uitvoerige tekst.
Mediatheeknummer: C 045, cd rom.

Auscultatie paard

Deze cd gaat over de
correcte manier van
ausculteren en een
correcte interpreta-
tie van de geluiden.
Daarop volgt een
introductie, waarbij
de anatomie en de
normale hartgelui-
den worden behan-
deld, zowel bij het
volwassen paard als
bij het veulen. Daar-
na kan men geluiden van pathologieën, met ECG en klinische
beelden, bekijken en beluisteren. Dat geldt ook voor hartarit-
mieën, hartgeruis, respiratorische en intestinale geluiden.
Mediatheeknummer: C 046, cd rom.

Auscultatie rund

Eigenlijk heet deze cd-rom: \'De kunst van het ausculteren bij
een rund\'. Dat houdt in: een correcte manier van ausculteren
en een correcte interpretatie van de geluiden. Verder bevat de
cd-rom een introductie die de anatomie en normale hartgelui-
den behandelt. Daarna kunnen geluiden van pathologieën,
met ECG en klinische beelden, worden bekeken en beluis-
terd. Hetzelfde geldt voor hartaritmieën, hartgeruis, respirato-
rische en intestinale geluiden en geluiden bij lebmaagdislo-
catie links en rechts.
Mediatheeknummer: C 047, cd rom.

Leeftijd bepaling paard

Veel paarden hebben afstammingspapieren met een correcte
geboortedatum, zodat leeftijdbepaling niet nodig is. Maar bij
veel paarden zijn geen papieren aanwezig. Deze cd kan hel-
pen bij de leeftijdbepaling bij deze paarden is. De schijf bevat

B. HIttelholzer-Kern • P. Rüuh • H. Gey«r \'

Chirurgische

Versorgungen

offener

Zitzenverletzungen

Eine TonblMlchau atri CD-ROM
Herauigcg«bcn von M. Hanls

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek

-ocr page 448-

een interactief educatieprogramma, dat de moeilijice en com-
plexe leeftijdsbepaling aan het gebit bij paarden vereenvou-
digt. Vooral de grootste problemen en beperkingen van die
schatting worden belicht. Deze cd bevat ook een testprogram-
ma waarmee de geïnteresseerde zijn kunde op dit gebied kan
controleren en eventueel kan verbeteren.
Mediatheeknummer: C 048, cd rom.

Voorste luchtweg ziekten paard

Deze interactieve cd-rom behandelt aandoeningen van de
pharynx en larynx bij het paard. Daarnaast toont hij gedetail-
leerd de anatomie van dat gebied, zowel twee- als drie-dimen-
sionaal. De behandelde aandoeningen zijn: idiopathische
laryngeale hemiplegia (ILH), entrapment van de epiglottis
(EE), sub-epiglottale cystes (SEC), ary-epiglottale \'fold flut-
ter\' (AEFF), dorsale dysplasie van het softe palatum (DDSP)
en pharyngeale lymfoide hyperplasie (PLH). Dit wordt alle-
maal verduidelijkt met tekeningen, illustraties, video\'s, com-
puteranimaties en geluidsvoorbeelden.
Mediatheeknummer: C 049, cd rom.

Onvruchtbare koe, individueel

Deze cd-rom definieert de individueel onvruchtbare koe ten
opzichte van de vruchtbaarheid van het koppel. Het program-
ma legt de nadruk op grondig, stap voor stap onderzoek en
beoordeling van de koe. Zo kan de dierenarts komen tot een
duidelijke diagnose van de oorzaak van een aanwezige on-
vruchtbaarheid. Ook worden de hoofdpunten gegeven van
een passende therapie. Er worden veel oorzaken behandeld
van onvruchtbaarheid bij een individueel onvruchtbaar rund,
met speciale aandacht voor de \'repeatbreeder\'.
Mediatheeknummer: C 050, cd rom.

Spoedoperaties, gevorderde technieken I

Deze dvd

Video Vet CE

Advanced Emergency
Surgery Techniques I

1. Laryngftal pnralysfe pre-op

2. Bite wound - cat

3. Pancreatw pseudocyst

4. Ruptured hepatic duct

5. Ruptursd bite duct
6 Pyothorax

7. Canine calculi - retropulse fc

8. Canine urethrostomy

9. Feline perineal

urethrostomy

10 Feline PU - njptuted

urethra

11. Feline pubic

urethrostomy

12. Canine penile

UTelhro8tt*ny

«■Mniaovii
W.ACVS
erelSuroMy
Cotorado StM UnhiwMy

bevat twaalf
technieken bij spoedope-
raties in de gezelschaps-
dierenpraktijk. De opera-
ties die worden behandeld
zijn: pre-operatieve behan-
deling bij larynxverlam-
ming, een door een hond
gebeten kat met nierpro-
blemen, acute pseudocyste
van de pancreas, geruptu-
reerdelevergalgang,gerup-
tureerde galgang naar de
dunne darm, blaasstenen
bij de reu, urethrostomie
bij de reu, perineale ure-
throstomie bij de kat, ge-
ruptureerde urethra, ure-
throstomie in de pubisregio bij de kat en penisurethrostomie
bij de hond.

Mediatheeknummer: D 025, dvd.
Kind en hond

Elk jaar wordt een groot aantal kinderen gebeten door een
hond, al dan niet ernstig, meestal door de eigen hond. Deze
dvd is samengesteld om meer inzicht te geven over dit ern-
stige probleem. Op de schijf leggen professionals en erva-
ringsdeskundigen uit hoe honden kinderen zien en hoe ou-
ders hun kind én hun hond veilig samen kunnen laten
opgroeien. Voor kinde-
ren en honden geldt dat
het rust geeft als ze we-
ten waar ze aan toe zijn
en op die manier is er
ruimte voor een goede
omgang met elkaar in
het gezin. Ook bevat de
dvd tips voor mensen
die bang zijn voor hon-
den.

Mediatheeknummer:
D 026, dvd.

De Duitse herder

Omdat deze honden zo
populair zijn, is er in het

verleden veel gefokt met de Duitse herder. Dat vele fokken
heeft risico\'s veroorzaakt, zowel lichamelijk als op het gebied
van het karakter. Daarom is het van groot belang een goede
fokker te kiezen. De Duitse herder is een prachthond, waak-
zaam, trouw en beschermend. Maar het is niet een hond voor
\'beginners\'. Het is goed dat een hondeneigenaar vooraf be-
denkt welke hond het beste bij hem past.
Mediatheeknummer: D 027, dvd.

Neurologie bij Gezelschapsdieren

De basis van dit lesprogramma bestaat uit meer dan driehon-
derd video\'s uit de praktijk van het Dierenhospitaal Bern. Het
programma bestaat uit de volgende onderdelen: het klinisch
onderzoek bij de gezonde hond, neurologisch onderzoek en
lokalisatie met
normale klini-
sche tegenover
pathologische
beelden en zeven
klinische beel-
den bij hond en
kat, waarbij zelf
de diagnose ge-
steld kan wor-
den. Anamnese
en klinische
beelden voeren
stapsgewijs naar
de juiste diagnose.
Mediatheeknummer: D 028, dvd.

Vogelgriep

Een dodelijke variant van influenza, vogelgriep type H5N1,
houdt de gemoederen over de hele wereld bezig. In deze
documentaire ziet u hoe wetenschappers het virus één stap
voor proberen te blijven. Als de vogelgriep muteert tot een
zeer besmettelijke, voor de mens dodelijke variant, zou hij
wel eens meer slachtoffers kunnen maken dan de Spaanse
griep van 1918. Als extra op deze schijf wordt nog de dodelij-
ke zoönose miltvuur (anthrax) behandeld, onder de titel:
\'Leven met de angst voor anthrax\'. In zuidelijk Afrika leeft
iemand in Namibië dagelijks met de daar inheemse aan-
doening en de immuniteitsontwikkeling bij de wilde dieren.
Iemand anders ondergaat anthrax als een mogelijke bron van
bioterrorisme.

Mediatheeknummer: D 029, dvd.

^\'\'miouD

-ocr page 449-

Jack & Parson Russell terriër

Veel hond in een kleine verpakking, alert, actief, intelligent,
onvermoeibaar en eigenwijs, dat zijn deze terriërs. Hoe het
gedrag van dit pientere hondje in de hand kan worden gehou-
den, ziet u op deze dvd. De volgende onderwerpen komen
aan de orde: fokker, opvoeding, socialisatie, karaktereigen-
schappen, kenmerken, gezondheid, beginselen van gehoor-
zaamheid, behendigheid, speuren, flyball, doggydance, fris-
bee, racen en jagen.
Mediatheeknummer: D 030, dvd.

Luchtwegen Chirurgie, 2

Deze schijf toont zestien operaties bij gezelschapsdieren. De
operaties die worden getoond zijn achtereenvolgend: ventrale
rhinotomie voor een corpus aliënum en neoplasia, nasopha-
ryngeal poliepverwijdering, verwijdering van een poliep in
het laterale oorkanaal, poliepverwijdering uit het middenoor,
laryngeale paralyse pre- en postoperatief, ventriculochordec-
tomie, laryngeale resectie, permanente tracheostomie met
postoperatieve zorg, laryngeale \'tie back\' met anatomie en
ventrale en laterale bena-
dering, trachea-collaps
met stent, mediale sterno-
tomie, intercostale thora-
cotomie, pyothorax bij de
kat met borstdrain en ster-
notomie, pyothorax bij de
hond met borstdrain en
sternotomie, en \'lavage\'-
techniek bij pyothorax.
Mediatheeknummer:
D 032, dvd.

Video Vet CE

Practical Respiratory
Surgery Techniques II

1, V^WI fhinotony - foretgn body

2. Vanlral ifttnotomy - n«opta»lB
3- Nauopluiyngeal po^yp renioval
4 Latmal aar canal potyp ronxival
5. Middl« ear polyp. vatilral buHa
6 Laiyngeal psrelysis - pre op

7. Tto bade. anatomy

8. Tie back • ventraJ approach

9. Trabacfa-lateral approach

10. laryngeal paralyata - poat op
11 Vantnculoclwrdectomy

12. Laryngeal maw resection

13. Peimanerit tracheostomy

14. Perm t/ach - post op cara

15. Cottapaed tractwa - stent
16 Median sternotomy
1T. tntfifCOStBl thofÄCOtofny

18. Fol pyott>orax - cheet dram

19. Fa< pyothorax • sternotomy

20. Can pyoOtorax • chest drain

21. Can pyothorax - slemolomy

22. Pyothorax - lavage techntqua >
HetMrt a Mm OVM This 2 disc S9t Includes:
ÄSTcJS^Uv Procedures on DVD

Proceedings on CD

Tjeerd Cuperus is manager AUV Veterinaire Media-
theek.

Gezocht: honden met Wobblersyndroom

Discus geassocieerd Wobblersyndroom is de meest voor-
komende en meest typische \'Wobbler\'-soort. Dit is de
vorm die meestal wordt gezien bij de volwassen
Dobermann. De typische symptomen zijn nekpijn en
ataxie voornamelijk op de achterpoten.

De diagnose van het Wobblersyndroom wordt tot nu toe ge-
steld door middel van een myelografisch (contrast)onderzoek.
Naar het gebruik van CT- of MRl-scan voor het vaststellen van
deze aandoening is nog maar beperkt onderzoek uitgevoerd.
Er wordt algemeen aangenomen dat Discus Geassocieerd
Wobbler Syndroom een aandoening is die chirurgisch moet
worden behandeld, maar er is eigenlijk nog nooit onderzoek
gedaan naar de conservatieve behandeling van deze ziekte.
Er zijn verschillende chirurgische technieken beschreven,
maar bij alle kunnen op langere termijn dezelfde complica-
ties voorkomen: implantaatfalen (bijvoorbeeld het loskomen
of breken van het implantaat) en de zogenaamde domino-
letsels. Men spreekt van dominoletsel als een bepaalde tus-
senwervelruimte wordt geopereerd en enkele maanden tater
komt hetzelfde probleem terug ter hoogte van de naastliggen-
de tussenwervelruimte. Over de prognose van discus geasso-
cieerd Wobblersyndroom zijn zeer weinig gegevens
beschikbaar, maar algemeen wordt aangenomen dat de prog-
nose eerder als ongunstig kan worden beschouwd.

Vragen beantwoorden

Er zijn dus nog veel vragen te beantwoorden over en nog veel
oplossingen te zoeken voor deze veel voorkomende aandoe-
ning. Daarom is onze vakgroep begonnen met een klinische
studie, met als doel de optimalisering van de diagnose, be-
handeling en prognose van het discus geassocieerd Wobbler-
syndroom. De nadruk van deze studie ligt op het verfijnen
van de diagnosestelling door gebruik te maken van de mo-
derne beeldvormingtechnieken CT- en MRI-scan. Als de
diagnose is gesteld, kunnen de eigenaars kiezen tussen een
conservatieve of een chirurgische behandeling. Voor deze
laatste is een nieuwe chirurgische techniek ontworpen met
speciale aandacht naar het voorkomen van de typische com-
plicaties implantaatfalen en dominoletsels. Ten slotte zullen
de honden regelmatig worden gevolgd om een juist inzicht te
krijgen in de prognose van deze aandoening. Dit alles gebeurt
met de allerbeste zorg voor de honden en onder gunstige
financiële voorwaarden voor de deelnemende eigenaars.
Wij roepen de hulp in van de lokale dierenartsen om eige-
naars van dergelijke honden te motiveren deel te nemen aan
onze studie. Uw hulp zal waarschijnlijk leiden tot nieuwe in-
zichten in de diagnose, behandeling en prognose van deze
aandoening.

Wenst u meer inlichtingen, dan kan u ons op de vol-
gende adressen bereiken: dierenarts Steven de Decker
fstevendedeckertgjhotmail.comj, dr. Sofie Bhatti fsofie.
bhatti@ugent.bej,
prof. Luc van Ham fluc.vanham©
ugentbej.
Universiteit Cent, Faculteit Diergeneeskunde,
Klinische Biologie en Geneeskunde van de Kleine Huis-
dieren, Neurologie, Salisburylaan
133, 9820 Merelbeke,
telefoon:
09-2647700.

-ocr page 450-

\'Maak van je kat geen asielzoeker! Chip je dier\', is het
thema van de aanstaande chipmaand juni, van oudsher
een initiatief van de Nederlandse Databank Gezelschaps-
dieren (NDG).

Dit jaar is de chipmaand voor het eerst verplaatst van oktober
naar juni. Een groot aantal organisaties, behalve het ministerie
van LNV, ondersteunt samen dit initiatief De Dieren-
bescherming, KNMvD, Amivedi, Dibevo, Dier&Zorg Dieren-
verzekeringen. Landelijk Informatiecentrum Gezelschaps-
dieren (LICG), NDG, Virbac, Royal Canin en Ceva zetten in
juni gezamenlijk de schouders onder deze voorlichtings-
campagne.

Voor het thema \'Maak van je kat geen asielzoeker! Chip je
dier\' is gekozen vanwege de aankomende vakantieperiode. In
de zomermaanden vangen de asielen namelijk duizenden
katten op die niet met hun eigenaar herenigd kunnen worden,
omdat een chip ontbreekt. In Nederland is nauwelijks een
kwart van het totaal aantal katten geïdentificeerd en geregi-
streerd.

Op de website www.chipjedier.nl is voor de huisdiereigenaren
aanvullende informatie over chippen te vinden. Ook het regi-
streren van het chipnummer van het huisdier krijgt extra aan-
dacht. Mogelijk kunt u als dierenarts de chipmaand gebrui-
ken om door middel van een chipactie het chippen en
registreren van uw patiënten te stimuleren. Ter ondersteuning
ontvangt u een voorlichtingskit over de chipmaand, bestaande
uit een informatiebrief, posters en flyers.
Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met Nienke
de Witte, Dierenbescherming (088-8113271) of Henriëtte
Relou, LICG (06- 7625691).

Maak van je kat geen asielzoeker! Chip je dier

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

De JAWA 250

Na de laatste wereldoorlog was de
Jawa één van de eerste motoren, die in
Nederland werden ingevoerd uit het
toenmalige Tsjecho-Slowakije. Dat
was in de tijd dat de eerste plaatselijke
Kl-verenigingen tot wat meer regio-
nale verenigingen werden samen-
gevoegd en de fiets niet meer voldeed
als vervoermiddel voor de insemi-
nator. De Jawa kwam als dé oplossing. Het was nog een
mooie motor ook, heel modern van vormgeving. Naar schat-
ting heeft driekwart van de toenmalige inseminatoren een
Jawa gehad. Dat was het geval bij Diergeneeskunde in
Utrecht, waar toekomstige veeartsen als inseminator erop
rondreden, maar ook in Friesland waar Jouke Bierma, inse-
minator bij Beetgumermolen, er een had. Hij staat ermee op
een foto in het museum. Maar het kan zeker niet aan de Jawa
gelegen hebben, dat hij later boer werd in Cornwerd.

Uitgelicht

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen
in het Museum Veeteelt en KI in Beers bij Cuijk. Het is inte-
ressant om met groepen veehouders een dagtrip te maken
naar dit museum met leuke dagarrangementen en een
boerenlunch. De collega-vrijwilligers staan voor u klaar
www.veeteelt-ki-museum.nl o/liesh070@wxs.nl.

-ocr page 451-

Nu ik de vijftig ruim gepasseerd ben,
kijk ik met grote voldoening terug op
de ontwikkelingen in mijn vak. Voel-
de ik me vroeger een eenling en een
beetje opgelaten als ik de rat van een
punker opereerde, tegenwoordig
wordt de botterik die zo\'n diertje niet
lege artis behandelt gelukkig resoluut
tot de orde geroepen door een uit aca-
demici gevormde commissie. Ook is het fijn dat we onze niet
bijster intelligente clientèle er duidelijk op moeten wijzen dat
als konijnemans na ons diergeneeskundig ingrijpen niet beter
wordt, hij zeker terug moet komen. In mijn praktijk heb ik in-
middels een lijst met opmerkingen die ik niet moet vergeten
te vermelden. Voordat het baasje ons pand verlaat, vink ik die
lijst af, ik ben immers boven de vijftig, zoals ik zei.
Wat ik ook een enorme verbetering vind, is dat ik, als ik een
ziek dier tegen het lijf loop of zijn baasje aan de telefoon
krijg, onmiddellijk in actie mag/moet komen of ik nou dienst
heb of niet. Tenslotte blijf je dierenarts, te allen tijde bij zijn
kladden te grijpen. Nee, ons Tuchtcollege doet goed werk en
de kwaliteit van ons handelen gaat er beslist op vooruit.
Daamaast is het management in onze praktijk tot ongekende
hoogte opgevoerd. Eigenlijk is het dat wat me de hele dag zo
veel vreugde bezorgt. Een advertentie van een collega-
praktijk zette me op het goede spoor: "Dierenarts gevraagd
met hart voor mens en dier én goed commercieel inzicht."
Het werd me op slag duidelijk. Ik sukkel, die altijd korting
had gegeven en oog had gehad voor de kindergezichtjes die
me van achter/onder hun cavia vol vertrouwen aankeken, ik
moest het over een heel andere boeg gooien.

Ingezonden

Reflectie

Als er nu cliënten ons diergeneeskundig centrum betreden
voor een simpele jaarlijkse vaccinatie weet ik er in het kader
van het onvolprezen conditieconsult altijd nog wel een extra
hartfilmpje, echo-tje of gebitsbehandeling uit te slepen. Een
bloedonderzoek is inmiddels standaard, want je weet maar
nooit en: "Je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn, mevrouw!"
Ons bloedanalyseapparaat staat te stomen, onze ATF
explodeert.

Patiënten met chronisch nierfalen weten we op deze manier
nog maanden door te laten tobben. De baasjes zijn ons dank-
baar en wij laten het besluit dit kommervolle bestaan te
beëindigen natuurlijk geheel aan hen over. De cliënt mag
misschien niet van de hoed en de rand weten, hij/zij is volle-
dig autonoom en zolang hij/zij maar betaalt, nemen wij hem/
haar zeer serieus. Als waren het sponzen knijpen we ook het
laatste beetje leven uit onze patiënten. We nemen het daarbij
vanzelfsprekend voor lief dat we regelmatig volledig cachec-
tische dieren in crisis als spoedpatiënt moeten euthanaseren.
Hoe bevredigend is daarna ook het begeleiden van de rouw-
verwerking na het verlies van de huisgenoot. Een bevriende
vrij gevestigde psychotherapeut biedt me tien procent van
zijn honorarium per doorverwezen patiënt.
Een bijkomend voordeel van deze kanteling in de zorg is dat
ik minder tijd kwijt ben aan de sociale gemeenschap waarin
ik was geborgen. De mensen laten me steeds meer met rust,
zodat ik me geheel kan overgeven aan mijn favoriete compu-
terspel, geheten \'Second life\', waarin ik alle zaken die in het
begin van mijn werkzame leven niet optimaal waren, gewoon
rechtzet. Warm aanbevolen!

A.B. Vaandrager, praktijkmanager, Groningen.

Laparoscopie bij katten

L.S.,

Hierbij reageer ik op het artikel \'Bijniertumor hond via kijk-
operatie verwijderd\' in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
deel 132, aflevering 8, gedateerd op 15 april 2007.
Het is inderdaad alweer veertien jaar geleden dat ondergete-
kende samen met R. Nickel, de toenmalige stafdocent aan de
universiteitskliniek, de laparoscopische sterilisatietechniek
voor honden heeft ontwikkeld.

Maar de laatste twee regels van het artikel: \'Dankzij de aan-
schaf van extra kleine instrumenten is een kijkoperatie sinds
kort ook mogelijk bij katten. De universiteit is hiermee een
voorloper op diergeneeskundig gebied\', wekken de indruk
dat de laparoscopie bij de kat ook een nieuwe ontwikkeling
zou zijn. Al ruim vijfjaar opereren wij in onze kliniek katten
laparoscopisch met behulp van drie millimeter-instrumenta-
rium, waarmee bijvoorbeeld al meer dan 150 katten zijn
gesteriliseerd. Naast deze rectificatie maak ik graag van de
gelegenheid gebruik om collega Kirpensteijn te feliciteren
met deze fraaie toepassing van de laparoscopische techniek.
Te meer omdat dit resultaat aantoont dat ook binnen de dier-
geneeskunde de laparoscopie een (specialistische) plaats
verdient.

Met vriendelijke groet,

M.H.C.M. Hoynck van Papendrecht, Naaldwijk.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 452-

Second opinion en/of collegialiteit

Na een afwezigheid van twee wetcen
voegde ilc mij op een maandagmorgen
weer in de prat;tijl( om enige operaties
te verrichten. Een Icater met blaas-
stenen stond onder andere op het pro-
gramma. Op mijn vraag aan de assi-
stente naar de röntgenfoto antwoordde
zij dat de eigenaresse van de kat haar
had gebeld met de vraag: "wat kost
bij u een operatie om blaasstenen te verwijderen?" Als ant-
woord had de assistente gegeven dat dat afhankelijk was van
de benodigde tijd en moeilijkheidsgraad, maar mevrouw
diende te rekenen op een nota van ongeveer 110 tot 150 euro.
"Dan maak ik meteen een afspraak, want bij die en die kliniek
kost het driehonderd euro."

Mevrouw was al onderweg naar onze praktijk, maar ik heb de
assistente een kleine vermaning gegeven en haar verteld dat
het overnemen van patiënten met een diagnose, gesteld door
een andere praktijk, geen pas heeft.

Mevrouw kwam met de kater en ook haar heb ik dat verteld,
maar zij drong aan op behandeling. Al zou het maar zijn, dat
ze kwam voor een second opinion. Wel is haar verteld dat wij
niet zo maar een kat gaan opereren zonder zelf een diagnose
gesteld te hebben. Wij zouden dus het diagnostisch traject op-
nieuw willen doorlopen. Maar het zou haar in totaal niet meer
dan driehonderd euro gaan kosten. Mevrouw ging akkoord.
Nader gevraagd had de dierenarts van de betreffende kliniek
haar verteld dat urine was opgestuurd naar \'Utrecht\' en dat de
kat heel zeldzame blaasstenen zou hebben en na de operatie
levenslang bijzonder en duur dieetvoer zou moeten krijgen.

Ingezonden

Wij gingen er mee aan de slag. De gecastreerde kater werd
geanestheseerd en onder narcose werd de buik gepalpeerd.
Niets abnormaals te voelen. Dan maar een katheter inge-
bracht en urine afgenomen. Met de bekende stick vonden wij
leukocyten, bloed en eiwit. Onder de microscoop zagen wij
cellen en struvietkristallen. Ook maakten wij nog met lucht-
contrast een röntgenfoto. Geen steen in de blaas te bekennen.
Geen operatie dus!

Bij het weer mee naar huis geven van het dier hebben wij de
eigenaresse uitgebreid uitgelegd wat een piaskater is en zij is
na betaling van 85 euro, inclusief drie kilo dieetvoer met haar
kater tevreden naar huis gegaan.

Op Business Radio, in het programma \'Juridische Zaken\'
hoorde ik in dezelfde periode een klacht van een mevrouw
betreffende het schoonmaken van een gebit van een kat. De
dierenarts had het gebit gereinigd, twee tandjes getrokken en
zonder dat vooraf gemeld te hebben ook maar urine en bloed-
onderzoek uitgevoerd. Bij het afhalen kreeg mevrouw een
nota van vijfhonderd euro gepresenteerd. In dat radiopro-
gramma vroeg deze eigenaresse of zij tegen dit soort oplich-
ting juridisch beschermd was.

Na een jaarcongres met als thema de integriteit van onze be-
roepsgroep kan ik niet nalaten deze feiten ter discussie te
stellen. Het moet voor eigenaren plezierig zijn en ook betaal-
baar blijven, om dieren te houden. Goede diergeneeskunde
behoeft geen krans, maar gewoon integer werk.

A.M.van Scha ik, Peize.

Onduidelijke (en oneerlijke) concurrentie van de GD

Sinds begin 2007 kunnen niet-melkleverende rundvee-
bedrijven ervoor kiezen de bloedmonsters die nodig zijn voor
het behoud van het leptospirose/lBR-certificaat, aan de
slachtlijn te laten afnemen. Maar wanneer deze bedrijven er-
voor kiezen de dierenarts de bloedmonsters te laten afnemen,
betalen ze hetzelfde tarief De GD beweert dat de nieuwe
methode voor de meeste veehouders voordeliger uitvalt, maar
vergeet duidelijk te vermelden dat vanaf 2007 voor de bewa-
king veel minder monsters nodig zijn.
Wanneer in 2007 geen dieren rechtstreeks van het bedrijf naar
het slachthuis worden afgevoerd, moet de dierenarts aan het
eind van 2007 op kosten van de veehouder alsnog bloed-
monsters afnemen. Dit geldt naar mijn mening voor ongeveer
veertig procent van de bedrijven, of omdat ze alleen jongvee
opfokken of omdat ze alleen zoogkoeien hebben die ze niet
zelf afmesten.

Ik heb de kosten berekend die volgens het nieuwe systeem
door de GD worden gerekend voor een niet-melkgevend be-
drijf met 25 runderen en voor een bedrijf met 65 runderen.
Daamaast heb ik gekeken wat het zou kosten als wij zelf de
bloedmonsters zouden tappen (een bloedmonster per jaar
voor een bedrijf met 25 runderen en drie monsters voor een
bedrijf met 65 runderen). Ik heb ook een vergelijking ge-
maakt tussen bedrijven met één en met twee abonnementen.

Tarieven zijn evclusicf btw
_ Bedrijf met:

Ko.stcn GD met slachtlijnbemonstering,

25

runderen

65

runderen

€ 86.25 € 98,25

Kosten wanneer dierenarts tapt,
1 abonnement.

€77,11

€ 97,37

Kosten GD met slachtlijnbemonstering,
2 abonnementen.

€ 172,50

€ 196,50

Kosten wanneer dierenarts tapt,
2 abonnementen.

€ 1 17,66

€ 149,02

Uitgangspunten Berekening:

Kosten GD Kosten lepto/IBR-abonnement

€35.-

Inzendkosten GD

€8,-

Onderzoek lepto/monster

€5,65

Onderzoek IBRVmonster

€5,55

Kosten dierenarts Bloedtappen/monster (inclusief materiaal) € 4,48

VcrwerkinKs- en inzendkosten

€2,55

Visitetarief

€21,43

Uit de tabel blijkt dat het in alle gevallen voordeliger is als de
dierenarts de bloedmonsters neemt. Vooral voor bedrijven die
twee abonnementen hebben. Zij zijn ongeveer vijftig euro
goedkoper uit. Let op, in dit geval is een visite meegerekend.

-ocr page 453-

terwijl de bloedafname in de praktijk vaak gecombineerd
wordt met het controleren op dracht of het enten tegen
(pinken)griep. Als veehouders geen dieren afvoeren voor de
slacht worden de verschillen nog groter, omdat de dierenarts
alsnog naar het bedrijf toemoet om bloed af te nemen.
Mijn punten van kritiek op het nieuwe systeem van de slacht-
lijnbemonstering zijn:

1) de zeer gebrekkige informatie vooraf aan de dierenarts
over de kosten van het nieuwe systeem;

2) het aanvankelijk niet duidelijk zijn over de aantallen dieren
die per bedrijf moeten worden bemonsterd (begin decem-

Reactie van CD

Met deze bijdrage willen wij graag een reactie geven op de
brief van dierenarts P. Kortmann, waarin hij schrijft over
oneerlijke en onduidelijke concurrentie van GD.
Kortmann zet de kosten voor een veehouder met 25 en
65 runderen bij monstemame door een slachterijmedewer-
ker en bij monstemame door de dierenarts overzichtelijk
naast elkaar. Zijn conclusie is dat beide veehouders duur-
der uit zijn bij monstemame aan de slachtlijn. Voor enkele
veehouders gaat dat inderdaad op, dat is ook onze verwach-
ting. Maar veruit de meeste veehouders zullen goedkoper
uit zijn. De kosten van het bloedonderzoek door GD zijn in
beide situaties dezelfde. Ook rekenen de slachterijmede-
werkers en de dierenartsen (exclusief het visitetarief) een
vergelijkbaar tarief voor het bloedtappen. Het verschil in
kosten komt voort uit het aantal runderen dat wordt bemon-
sterd. Kortmann gaat uit van één monster op een bedrijf
met 25 runderen en drie monsters op een bedrijf met
65 runderen. Dit erg lage aantal zal realistisch zijn voor
slechts enkele bedrijven, die geen dieren aanvoeren en
geen risico lopen op besmetting. Veruit de meeste grote be-
drijven zullen echter ongeveer hetzelfde aantal monsters
nodig hebben als in 2006. Zij betalen in 2007 dus een ver-
gelijkbaar bedrag als in 2006. Dat is anders voor de kleine-
re bedrijven. Dit is veruit de grootste groep, naar schatting
zo\'n tachtig procent van het totale bedrijvenbestand. On-
derzoek van Wageningen UR heeft aangetoond dat het
risicoprofiel van deze bedrijven vanwege hun beperkte

ber 2006 heb ik contact opgenomen met GD, maar pas in
februari 2007 kreeg ik uitsluitsel hierover);
3) het feit dat veehouders meebetalen aan de slachtlijn-
bemonstering, ook als ze daar niet voor kiezen.

De GD is een commerciële instantie geworden, maar slaat
daar in dit geval in door, ten koste van de veehouder en de
dierenarts!

Hoogachtend,

P. Kortmann, dierenarts te Zwammerdam

omvang nu zo is veranderd, dat zij met minder monsters
kunnen volstaan.

GD vindt het jammer dat de discussie zich toespitst op de
directe kosten van de bloedbemonstering en niet op de
echte redenen waarom de commissie DKR (productschap-
pen), rundveehouderij- en vleesveeorganisaties en GD
kiezen voor monstemame aan de slachtlijn. Dat zijn om te
beginnen het dierenwelzijn en de arbeidsbesparing voor de
veehouder. Wat dat laatste betreft: voor veel zoogkoeien-
en vleesveehouders is het vangen van de dieren voor het
bloedtappen in het weideseizoen een belangrijke reden om
af te zien van deelname aan diergezondheidsprogramma\'s.
Een derde belangrijke reden is de landelijke leucosemoni-
toring voor het Productschap Vee en Vlees die op 1 januari
2007 inging, waarvoor het PVV heeft gekozen voor mon-
stemame aan de slachtlijn. Naar verwachting zal monster-
name aan de slachtlijn voor meer gezondheidsprogramma\'s
worden ingesteld. GD verwacht het veehouders met deze
mogelijkheid makkelijker te maken en hen zo te motiveren
dierziekten aan te pakken. In die zin is deze discussie niet
anders dan die over het gebruik van tankmelkmonsters in
de melkveehouderij. Niet alleen GD heeft baat bij het wer-
ken aan gezonde dieren, maar ook de practicus en de vee-
houder!

Drs. Cees Fris, hoofd sector communicatie GD.

Week van het huisdier groot succes

Het thema \'dier en taal\' van de Week van het huisdier heeft
geresulteerd in diverse lezingen over gedrag en pijnbestrij-
ding, open dagen, gezondheidschecks en knaagdierenconsul-
ten. Dit alles om huisdiereigenaren goede voorlichting te ge-
ven over hoe te communiceren met hun dieren.
De stripboekjes van Jan, Jans & de Kinderen zijn dit jaar ge-
drukt in een oplage van 300.000 exemplaren en zijn zeer en-
thousiast ontvangen. De minister van LNV, Gerda Verburg,
heeft een exemplaar in ontvangst genomen op een basis-
school in Barneveld.

Het thema van dit jaar bleek in eerste instantie niet altijd
makkelijk invulbaar, maar onder andere de stand op de Voor-
jaardagen en de tips bij de aankondigingbrief hebben toch
leuke initiatieven teweeggebracht. De themamiddag op de
Voorjaarsdagen met interessante sprekers was goed bezocht.
Een samenvatting van de lezingen is te lezen op de website
www.weekvanhethuisdier.nl.

-ocr page 454-

Als een dierenarts zijn praktijk aan
een ander overdraagt en daarvoor
een goodwillvergoeding ontvangt is
het gebruikelijk dat hij gebonden is
aan een concurrentiebeding. Zon-
der concurrentiebeding zouden de
cliënten van de dierenarts die zijn
praktijk overdraagt bij hem kun-
nen blijven en krijgt de collega niet
de goodwill waarvoor hij heeft betaald.

Bericht

In een van de KNMvD-arbitrages naar aanleiding van een
dissociatie hebben arbiters onlangs een uitspraak gedaan over
hoe lang zo\'n concurrentiebeding mag duren. Arbiters komen
op grond van de Mededingingswet en de Bekendmaking
nevenrestricties van de Europese Commissie tot de conclusie
dat een concurrentiebeding in het kader van een praktijkover-
dracht twee jaar mag duren en alleen langer als blijkt dat er
sprake van is dat de cliënten van de dierenarts die zijn prak-
tijk overdraagt, hem langer trouw zullen blijven. Arbiters
waren van oordeel dat de klantentrouw in een diergeneeskun-
dige praktijk over het algemeen van lange duur is, en stelden
in het gegeven geval de (maximum)termijn van het
concurrentiebeding vast op driejaar. Die periode werd geacht
voldoende te zijn voor de dierenarts die de praktijk had over-
genomen, om de cliënten aan zich te binden.
De consequentie van het oordeel van arbiters is dat voor zover
het concurrentiebeding langer is dan toegestaan het beding
nietig is. Het verdient daarom aanbeveling om bij de over-
dracht van een praktijk rekening te houden met het risico, dat
een concurrentiebeding niet langer dan twee è drie jaar mag
duren.

Hoe lang mag een concurrentiebeding duren?

Ruud van der Mark

Het voorgaande geldt niet voor concurrentiebedingen in een
arbeidsovereenkomst. Daarvoor gelden geen termijnen (het
wetsvoorstel om de maximum duur van het concurrentie-
beding in een arbeidsovereenkomst te beperken tot één jaar is
ingetrokken), maar de rechter kan een concurrentiebeding
wel in duur beperken als hij na afweging van de betrokken
belangen van oordeel is dat de werknemer door het concur-
rentiebeding onbillijk wordt benadeeld.

Mr. R. P. F. van der Mark is secretaris van de Ereraad

Welzijn, toe aan verbetering

Op dinsdag 12 juni 2007 organiseren
de VGP (Vakgroep Gezondheidszorg
Pluimvee) en de GKZ (Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg) een
gezamenlijke studiemiddag met als
thema: welzijn. Aandacht voor wel-
zijn bij dieren heeft politiek gezien de
wind mee, niet alleen in Nederland,
maar ook in Europees verband. Daar-
bij blijft het altijd moeilijk een balans te vinden tussen econo-
mische belangen en welzijnsbelangen. In deze materie spelen
dierenartsen een belangrijke rol. In hun werk worden zij
regelmatig geconfronteerd met vraagstukken rond welzijn en
ethiek. En op beleidsmatig niveau is de KNMvD actief
betrokken bij besluitvorming rond welzijn.
Om een standpunt te kunnen formuleren is kennis noodzake-
lijk. Vanuit dat standpunt hebben de groepen GKZ en VGP
gezocht naar een programma dat kans biedt feitelijke infor-
matie op te doen omtrent aspecten van welzijn die wellicht
minder bekend zijn.

Berichten

verslagen

Op dit moment is het programma nog niet volledig bekend.
In ieder geval zullen de volgende onderwerpen door sprekers
belicht worden:

• \'De volwaard-kip (diervriendelijk gehouden kip): diverse
welzijnsaspecten\' (drs. Ton Waals);

• \'Pijnbeleving bij vissen en ontwikkelingen op het gebied
van Europese welzijnsregelgeving\' (dr. Bert Lambooij);

• \'Alternatieven voor het doden van eendagskuikens\'
(dr. Henri Woelders);

• \'Ervaringen van een collega bij de aanpak van de Al-
problematiek in zuidoost Azië\' (drs. Wim Tondeur).

De bijeenkomst begint om 16.00 uur (ontvangst met koffie),
de geplande eindtijd is 20.15 uur. Locatie: het Pluimvee-
museum in Barneveld. De toegang is gratis. Broodjes en
koffie en thee worden aangeboden door de organiserende
groepen. Meldt u aan voor 5 juni, uitsluitend per e-mail via
fenmdewit@dds. nl.

-ocr page 455-

Ronald van Noort

Op 26 en 27 februari 2007 vond in Londen een sympo-
sium plaats over een nieuw, veterinair geregistreerd anti-
emeticum. Er werd door opinieleiders gediscussieerd en
de eerste ervaringen met het middel werden uitgewisseld.
Tevens werd de European Emesis Council voorgesteld.
Dit is een groep veterinaire specialisten (internisten, far-
macologen en oncologen) die als doelstellingen heeft de
gangbare methoden van aanpak van de brakende patiënt
kritisch te bekijken, te discussiëren over braken in ruime
zin en te komen tot richtlijnen en aanbevelingen betref-
fende de aanpak van de brakende patiënt.

De hoofdmoot van het symposium betrof lezingen betreffende
maropitantcitraat (Cerenia®, Pfizer Animal Health). In de hu-
mane geneeskunde is al veel onderzoek verricht naar nieuwe
anti-emetica, omdat de beschikbare middelen onvoldoende ef-
ficiënt waren bij vooral braken als gevolg van chemotherapie.
Dit leidde eerst tot de ontdekking van 5-hydroxytryptamine 3
(5HT3)-receptorantagonisten (zoals ondansetron en graniset-
ron). Deze stoffen waren effectiever in het tegengaan van bra-
ken in de acute fase na injectie van cisplatinum, maar het \'ver-
traagde braken\' (na drie tot vijf dagen) werd niet erg efficiënt
voorkomen. Verder onderzoek leverde neurokinine 1 (NKl)-
receptorantagonisten op die zowel het acute als het vertraagde
braken beter voorkomen dan de geregistreerde anti-emetica.
De belangrijkste neurotransmitter die op de NKl-receptoren
aangrijpt is substance R In de voortgeleiding van een braak-
stimulus kunnen vele neurotransmitters een rol spelen, zoals
dopamine, serotonine, substance P en histamine.

Braken

In tegenstelling tot regurgiteren is braken een reflexmatig ge-
beuren, waarbij volgens een vast schema diverse verande-
ringen optreden van de normale fysiologische processen. Zo
zal door de inleidende speekselproductie en het slikken in de
slokdarm een toegenomen hoeveelheid speeksel met bicarbo-
naat aanwezig zijn. Dit is nuttig met het oog op de passage
van de zure maaginhoud door de slokdarm. Ook zal de glottis
tijdens het overgeven afgeschermd worden, wat de kans op
een verslikpneumonie vermindert (bij het regurgiteren treedt
deze afscherming niet op). De braakreflex wordt gereguleerd
door het braakcentrum in de hersenstam. Stimuli kunnen via
meerdere paden het braakcentrum bereiken:

• Toxische stoffen in het lumen van de maag en de darm prik-
kelen enterochromaffiene cellen, die stoffen afgeven die de
vagale uiteinden in de wand van maag en darm stimuleren.
Hierbij speelt 5HT een rol en waarschijnlijk ook substance
P en cholecystokinine (CCK). De vagustakken projecteren
op het braakcentrum en op de chemo receptor trigger zone
(CRTZ). Ook pathologische afwijkingen in de wand van
maag en darm en in de pancreas kunnen de vagale takken
prikkelen. Vanuit de nieren, uterus, prostaat en blaas kun-
nen sympatische takken gestimuleerd worden, die ook zo-
wel het braakcentrum als de CRTZ kunnen beïnvloeden.

• De CRTZ is een gebied van de area postrema (hersenstam)
waar de bloed-hersenbarrière onvolledig is. Hierdoor kun-
nen geabsorbeerde toxinen, medicijnen, endogene toxi-
nen, veranderingen in electrolyten, zuur-basebalans of os-
molariteit en metabole afwijkingen alleen op deze plaats
de hersenen beïnvloeden. Hierbij zijn meestal specifieke
receptoren van belang (bijvoorbeeld dopaminerecepto-
ren). Dit is de reden dat apomorfine bij de kat niet een
goed brakenopwekkend middel is aangezien de kat in de
CRTZ minder dopaminereceptoren heef^.

• Vanuit het evenwichtsorgaan lopen zenuwbanen (waar-
schijnlijk via de CRTZ) naar het braakcentrum.

• Vanuit de pharynx en de fossa tonsillaris kan via de
n. glossopharyngeus het braakcentrum worden geprikkeld.

• Vanuit hogere hersendelen kunnen op basis van onder an-
dere angst, stress, trauma en verhoogde intracraniale druk
stimuli het braakcentrum bereiken via nog onbekende pa-
den.

Men kan de braakreflex sterk vereenvoudigd weergeven als:
stimulatie > input > intergratie > output. Tevens kan men ver-
eenvoudigd stellen dat het braakcentrum via perifere (= hu-
morale) of centrale (= neurale) stimuli wordt beïnvloed. Bij
een patiënt met perifere stimulatie worden tot nu toe vooral
metoclopramide, domperidon en 5HT3-antagonisten ge-
bruikt. Bij centrale stimulatie wordt vooral chloorpromazine
gebruikt (dit is echter niet langer verkrijgbaar als intraveneu-
ze injectievloeistof).

De stimuli die het braakcentrum bereiken via de vagus, sym-
paticus, de CRTZ of het evenwichtsorgaan, gebruiken als
neurotransmitter allemaal vooral substance P, dat werkt via
de NKl-receptoren. Het blijkt dat zowel in de CRTZ als in
het braakcentrum de NK1 -receptoren een grote rol spelen in
de integratie en het doorgeven van de braakprikkel. Door de
NK 1-receptoren te blokkeren, worden zowel perifere als cen-
trale stimuli geremd. NKl-receptorantagonisten worden
daarom wel breedspectrum anti-emetica genoemd. In plaats
van alleen de CRTZ te remmen of alleen het braakcentrum te
remmen, worden nu beide centra geremd. Dit kan echter ook
een nadeel zijn. Doordat de NKl-receptorantagonisten zo ef-
fectief zijn, kunnen bepaalde ziektebeelden of pathologische
aandoeningen gedeeltelijk gemaskeerd worden. Zo zou een
patiënt met een niet-gediagnosticeerde ileus ogenschijnlijk
kunnen verbeteren (hij stopt met braken) waardoor mogelijk
geen of minder nader onderzoek wordt verricht en de ileus te
laat wordt ontdekt. Dit geeft aan dat juist de grotere efficiën-
tie van de NKl-receptorantagonisten het belangrijker maakt
een aantal (gevaarlijke) differentieeldiagnoses uit te sluiten
voordat een symptomatische, medicinale therapie wordt ge-
start. Daarom is de European Emesis Council bezig een algo-
ritme voor de diagnostiek en therapie van de brakende patiënt
op te stellen.

Maropitantcitraat

In laboratoriumtesten waarbij braken werd opgewekt door
apomorfine (als centraal werkend emeticum) of ipecacsiroop
(als perifeer werkend emeticum), gaf maropitantcitraat een
significant betere preventie van braken dan metoclopramide,
ondansetron en chloorpromazine. Ook in veldstudies bij bra-

Nieuw anti-emeticum: maropitantcitraat

-ocr page 456-

kende honden (met vele verschillende diagnoses) bleek ma-
ropitantcitraat het braken significant beter te onderdrukken
dan metoclopramide. Andere voordelen van maropitantcitraat
zijn volgens de fabrikant de lange werkingsduur (derhalve
kan met een eenmaal daagse dosering worden volstaan), het
snel aanvangen van het effect na het ingeven, de geringe
beïnvloeding van andere medicijnen, het ontbreken van een
sederend effect en het weinig voorkomen van bijwerkingen.
Ofschoon NK1 -receptoren ook in de maag aanwezig zijn, is
nog onbekend of maropitantcitraat invloed heeft op de maag-
darmmotiliteit. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen voor het
bestaan van een dergelijke invloed. In de literatuur wordt bij
het ontstaan van acute pancreatitis ook een grote rol toe-
geschreven aan substance P en NKl-receptoren. Mogelijk
kan maropitantcitraat hierbij niet alleen worden ingezet om
het braken tegen te gaan, maar ook om de ontsteking te rem-
men. Dit is (veterinair) nog niet onderzocht. De conclusie is
dat maropitantcitraat een veelbelovend nieuw anti-emeticum
is, dat werkt bij perifere en bij centrale oorzaken van braken.

Literatu u rreferenties

De la Puente-Redondo VA, Siedek EM, Benchaoui HA, Tilt N, Rowan
TG, Clemence RG. The anti-emetic efficacy of maropitant (Cerenia) in
the treatment of ongoing emesis caused by a wide range of underlying
clinical aetiologies in canine patients in Europe. J Small Anim Pract.
2007 Feb;48(2):93-8.

De la Puente-Redondo VA, Tilt N, Rowan TG, Clemence RG. Efficacy
of maropitant for treatment and prevention of emesis caused by intrave-
nous inftision of cisplatin in dogs. Am J Vet Res. 2007 Jan;68(l):48-56.

Ronald van Noort is specialist interne geneeskunde gezel-
schapsdieren.

Veel belangstelling voor het ISO-certificaat

Gerard van Eijden

Begin februari was een cursus ge-
organiseerd voor KRD/ISO-gecer-
tificeerde praktijken die zich op de
ISO 9001-norm willen laten toet-
sen. De belangstelling voor deze
cursus was boven verwachting
groot.

Versla

De werkgroep die namens alle KRD/
ISO-gecertificeerde praktijken moest zoeken naar een prak-
tisch vervolg op het KRD/lSO-certificaat, heeft onlangs haar
bevindingen gepubliceerd in een artikel in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.
De conclusie was dat de overgang
naar het ISO 9001-certificaat het meest voor de hand ligt,
omdat de KRD/lSO-norm in feite een uitgebouwde ISO-
norm is. Als ze kiezen voor de ISO 9001-norm kunnen de
praktijken zelf beslissen door wie ze zich laten toetsen. Het
advies was wel om daar gevestigde namen voor te kiezen.
Hierbij valt te denken aan SGS, Lloyds of KEMA. De laatst-
genoemde heeft in samenwerking met de groep Vet-Cert een
plan gemaakt voor een digitale vorm van kwaliteitsmanage-
ment.

Om meer duidelijkheid te verschaffen in de manier waarop
de ISO 9001-norm zich onderscheidt van de KRD/ISO-norm,
organiseerde de werkgroep op 6 februari jongstleden een cur-
sus. Deze cursus werd gegeven door Stephen Gielen van
SGS, die al vee! ervaring heeft opgedaan met het certificeren
van dierenartsenpraktijken. Er was veel belangstelling voor
deze cursus en helaas moesten enkele praktijken op een
wachtlijst worden geplaatst.

Gielen liet zien dat er feitelijk maar vijf kleine punten aan-
dacht verdienen om succesvol over te stappen op het ISO-
certificaat:

• een goede definitie van de werkzaamheden (de scope);

• een meetbare omschrijving van de doelstelling;

• een ondernemingsplan waarin de te leveren prestaties con-
creet zijn omschreven;

• een goede organisatie van preventieve maatregelen;

• een uitsluiting van de ISO-eisen omtrent de ontwikkeling
van nieuwe producten.

Voor de 23 praktijken die vertegenwoordigd waren tijdens
deze cursus, was de middag heel bemoedigend. Het betekent
namelijk dat als een praktijk volgens de KRD/ISO-criteria
werkt er feitelijk met heel weinig aanpassing ook op ISO
9001-niveau gewerkt kan worden. Dat blijkt ook uit de erva-
ringen van DAP Putten, die de dag voorafgaand aan deze
cursus door Stephen Gielen positief is getoetst op de ISO
9001-norm.

De sfeer tijdens de cursus was uiterst positief en na afloop
gaven veel praktijken zich bij Gielen op om zich ook op de
ISO-norm te laten toetsen. Het is opvallend dat ondanks het
wegvallen van de verplichting voor certificering, dieren-
artsenpraktijken het nut van kwaliteitszorg blijven onder-
schrijven en de waarde ervan benutten.

Voor meer informatie kunt u terecht bij Gerard van
Eijden, dierenarts bij DAP Putten
fjolette@wxs.nl of
06-20130753).

-ocr page 457-

ProMeris® Duo en
ProMeris®

Fort Dodge introduceert twee nieuwe
\'spot-on\'-producten die hond en kat
beschermen tegen ectoparasieten.
ProMeris voor katten werkt curatief
en preventief tegen vlooien en Pro-
Meris Duo bij de hond werkt ook tegen teken. De middelen
kunnen vanaf een leeftijd van acht weken worden gebruikt en
bevatten een nieuwe werkzame stof, metaflumizon, die gedu-
rende zes weken werkzaam is tegen vlooien. In ProMeris Duo
is als tweede actieve bestanddeel amitraz aanwezig. Dit be-
strijdt en voorkomt vier weken lang een breed spectrum aan
tekeninfecties. De pipet is een nieuw ontwerp dat helpt het
product geleidelijk aan te brengen en lekken voorkomt, zelfs
als de pipet op de kop wordt gehouden. De ronde vorm van
de tip voorkomt huidbeschadiging tijdens het aanbrengen.
Het middel is alleen verkrijgbaar via de dierenarts en is be-
schikbaar in twee verpakkingen voor de kat en vijf voor de
hond, afhankelijk van de grootte van het dier.
Informatie:
www.fortdodge.eu.

Cepetor® voor sedatie

AST introduceert Cepetor®, een medetomidine HCl-oplos-
sing van één milligram per milliliter voor injectie voor de
hond (intramusculair of intraveneus) en de kat (intramuscu-
lair). Het is bij de hond geïndiceerd voor sedatie om het han-
teren te vergemakkelijken en als premedicatie voor algehele
anesthesie. Bij de kat kan het middel in combinatie met keta-
mine worden gebruikt voor algehele anesthesie bij kleine,
kortdurende chirurgische ingrepen. In de bijsluiter is een uit-
gebreide doseringstabel opgenomen. Dit middel wordt gele-
verd in een flacon van tien milliliter.
Informatie:
info@astfarma.nl.

Nieuws
van de
industrie

Pet Wellness Center in Apel-
doorn

Op 30 maart jongstleden is in Apeldoorn de eerste Pet Well-
ness Center geopend. In een \'design\'-omgeving met een \'feel
good ambiance\' worden eigenaren van huisdieren deskundig
begeleid door dierenartsen en paraveterinaire assistenten en
geadviseerd over de gezondheid en verzorging van hun huis-
dier. Het concept richt zich op een brede doelgroep: iedere
huisdierbezitter die zich bewust bezighoudt met het behoud
en de controle van de gezondheid en het welzijn van zijn
huisdier. Tevens streeft het centrum ernaar toekomstige huis-
dierbezitters goed en gedegen te informeren over verant-
woord huisdierbezit. Het centrum beschikt over een apo-
theek, een operatieruimte en een was- en trimgelegenheid,
zodat alle preventieve en curatieve (basis)behandelingen mo-
gelijk zijn. Achter het centrum staat een groep investeerders
onder leiding van honden- en kattenvoedingsfabrikant Prins
Petfoods. Maandelijks zal er een nieuw centrum van deze lijn
worden geopend. De eerstvolgende locatie is Amersfoort.
Informatie:
www.petwellnes.scenter. nl.

Porcine Proliferative Enteropathy (PPE) en doxycycline

P.K.N. Almond and G. Bilkei. The
effect of dietary doxycycline on the
health and performance of pigs in a
herd with a high prevalence of Porcine
Proliferative Enteropathy (PPE). Pig
Journal 2006;
57; 122-130.

Referaten

Porcine Proliferative Enteropathy
(PPE) is een bij het varken veel voor-
komende ziekte, die wordt veroorzaakt door
Lawsonia intra-
cellularis,
een obligaat intracellulaire bacterie. Er komen
twee klinische vormen van PPE voor: porcine intestinal ade-
nomatosis (PIA) bij biggen (vooral drie tot zes weken na het
spenen) en proliferative haemorrhagic enteropathy (PHE) bij
mestvarkens. In dit artikel wordt een beschrijving gegeven
van een onderzoek naar het effect van toevoeging van doxy-
cycline aan het voer op (de ernst van) het voorkomen van
PPE.

Het onderzoek werd uitgevoerd op een groot varkensbedrijf
in Hongarije, waar PPE veel voorkwam. De onderzoeksgroep
bestond uit 2441 biggen, die in de periode van drie tot zes
weken na het spenen 200 ppm doxycycline via het voer kre-
gen toegediend. De controlegroep bestond uit 2399 even
oude biggen.

De criteria waarop werd onderzocht, waren:

1. Het aantal dagen met diarree.

2. De ernst van de diarree.

3. De mortaliteit.

4. De dagelijkse gewichtstoename.

Het aantal dagen met diarree was bij de proefgroep aanmer-
kelijk lager dan bij de controlegroep: 9 bij de proefgroep en
41 bij de controlegroep. In de proefgroep bleek de diarree
veel minder ernstig te zijn dan in de controlegroep. De morta-
liteit van de proefgroep was twee procent en die van de con-
trolegroep dertien procent.

De dagelijkse gewichtstoename van de biggen van de proef-
groep was 819 gram en die van de controlegroep 611 gram.
Bij alle vier de criteria scoorde de proefgroep dus (veel) beter
dan de controlegroep. De auteurs concluderen dan ook dat
toevoeging van doxycycline aan het voer een gunstig effect
kan hebben op (de ernst van) het voorkomen van PPE bij big-
gen.

Th.A.M. Elsinghorst

-ocr page 458-

Het voorjaar voorbij?

Terwijl deze column wordt geschreven zijn de Voorjaarsdagen, met een zeer aantrekkelijk programma
voor gezelschapsdieren en paard, net voorbij en wordt er aangekondigd dat het in Nederland toch nog
gaat regenen. Hopelijk wel na het aanstaande Peerdenpieten festijn!

De Voorjaarsdagen was ook een festijn van klasse met lezingen die in feite voor alle dierenartsen van
belang waren. Ik noem er twee.

Allereerst was er de lezing van professor Compernolle over stress en het combineren van werk en privé.
Wie worstelt daar af en toe niet mee? Een aantal belangrijke boodschappen wil ik u niet onthouden.
Stress is goed; zonder stress zouden we niets presteren. Vooral belangrijk voor het positieve resultaat is
dat de stress niet te lang duurt en dat we werken in een goed team!

Of iets als onaangenaam wordt ervaren, of de stress hinderlijk wordt, hangt meer af van de perceptie van
de persoon zelf, dan van de omstandigheden die aan de stress ten grondslag liggen. Let wel: het is zoals
bij pijn: stress (pijn) is datgene dat het subject zegt dat stress (pijn) is! Dit biedt ook de mogelijkheid
om de beleving en de gevolgen van stress te beïnvloeden, maar hierbij geldt dat
in de beperlcing zich de
meester laat zien.
Teveel stress leidt altijd tot overbelasting.

Belangrijk is het om stress, zowel bij jezelf als bij anderen in jouw omgeving, vroegtijdig te herkennen.
Vooral \'buitenstaanders\' kunnen in dezen zeer waardevol zijn. De belangrijkste tips:

• Zorg voor voldoende sociale steun - dit bevordert het omgaan met -----

stress.

• Geef mensen invloed op het eigen werk - dit vermindert de stress.

Als tweede onderwerp met een beroepsbreed belang maak ik melding van
het feit dat professor Jaap Wagenaar op verzoek van de KNMvD bereid was
om (op een termijn van enkele dagen) een voordracht te houden over het
voorkomen van MRSA/MRSI bij gezelschapsdieren en paarden. De laatste
maanden vindt het VMDC een verontrustende toename in het aantal posi-
tieve gehi\'eekte monsters. Op onze redactie wordt al gewerkt aan een arti-
kel waarin nader op dit ondervt\'erp wordt ingegaan. U hoort er meer van!

Ludo J. Helllebrekers, voorzitter

Voorzitters-
column

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 4, april 2007

Euthanaseren geitenbokjes

Bij het opnieuw uitbreken van blue-
tongue in Nederland kunnen melkgei-
ten- en geitenbokkenhouders u ver-
zoeken gezonde geitenbokjes te
euthanaseren. Het bestuur van de
KNMvD adviseert u niet op een der-
gelijk verzoek in te gaan. Om dit ad-
vies kracht bij te zetten heeft het be-
stuur het standpunt \'Massaal doden en destrueren van gezonde
dieren\' geactualiseerd. U kunt het standpunt en de nieuwsbrief
nalezen op de website www.knmvd.nl onder \'standpunten\'.
Meer infonnatie: portefeuillehouder Maarten Willemen, bu-
reaumedewerker Hugo de Groot.

Risico Inventarisatie & Evaluatie

Het bestuur heeft besloten een projectteam te vormen dat
zorg draagt voor de ontwikkeling van een branchespecifieke
risico-inventarisatie en evaluatie (Rl&E) voor alle dierenart-
senpraktijken. Een erkende branche-Rl&E leidt tot kostenbe-
sparing en administratieve lastenverlichting voor de dieren-
artsenpraktijken. U hoeft immers niet meer zelf de arbodienst
in te schakelen om uw eigen Rl&E te laten toetsen. Daarnaast
zal het een belangrijke positieve impuls geven aan de veilig-
heid. De KNMvD zal deze maand met de sociale partners in
overleg treden over de branche-Rl&E.
Meer informatie: portefeuillehouder Leen den Otter bureau-
medewerker Harm Haverkamp.

B&B
Bulletin

Besluit tot oprichting Stichting Paard

Het bestuur van de KNMvD is akkoord gegaan met de op-
richting van Stichting Paard. Deze stichting wordt regeling-
houder van het register \'Keuringsdierenarts voor paarden\'.
Een onafhankelijke certificeringsinstelling zal de dierenarts
beoordelen. Meer informatie over de stichting vindt u op de
website
www.knmvd.nl.

Meer informatie: portefeuillehouder Erik Gostelie, bureau-
medewerker Joost van Herten.

-ocr page 459-

Henry Dijkman

In het concept strategisch beleids-
plan van de KNMvD worden twee
speerpunten benoemd, te weten de
sociaaleconomische positie en het
imago van de dierenarts. Deze twee
speerpunten hebben een nauwe on-
derlinge samenhang. Het imago
van de dierenarts is best goed,
maar niet onaantastbaar. De be-
roepsgroep is niet alleen maar positief in het nieuws,
soms worden er verbanden gelegd met dierenleed (mala-
fide hondenhandel, intensieve veehouderij) of worden
dierenartsen beticht van geld verdienen over de rug van
zieke dieren. "Doel van de besturendag is om als bestuur-
lijk kader van de KNMvD bijeen te komen en in een ont-
spannen sfeer een open en heldere discussie te voeren.
Wij willen dat de dierenarts gezien wordt als een be-
trouwbare en integere gesprekspartner. Als we constate-
ren dat het (zelObeeld van de dierenarts positiefis, dan is
dit bij uitstek het moment om eraan te gaan werken", al-
dus voorzitter Ludo Hellebrekers bij de opening van de
besturendag op 12 april 2007.

Dagvoorzitter Roeland Wessels gaf een inhoudelijke voorzet
met een presentatie over imago en trends. Vooraf zijn alle
deelnemers gevraagd om voorbeelden te noemen van sterke
imago\'s. Uit de antwoorden kwamen veelal de bekende mer-
ken, personen en bedrijven naar voren, maar ook werd \'de
dierenarts\' genoemd. Uit een kleine belronde langs verschil-
lende cliënten van dierenartsen bleek
dat het inderdaad nog niet zo slecht
staat met het imago van de dierenarts.
Al met al genoeg reden voor Roeland
Wessels om de vraag te stellen: "Hoe
zorgen we ervoor dat ons imago onze
\'amigo\' blijft?" De dagvoorzitter in-
troduceerde de twee andere sprekers
en zette de deelnemers zelf aan het
werk in het middagprogramma.

Beroepstrots

Professor Fred van Raaij, hoogleraar
economische psychologie van de Uni-
versiteit Tilburg, ging in op de theore-
tische achtergronden van identiteit en
imago. "Bij het imago gaat het over
hoe je wordt waargenomen door de
buitenwereld. Identiteit staat voor
persoonlijkheid, of de werkelijke ei-
genschappen zoals personen binnen
de beroepsgroep dit zien. Een cam-
pagne voor de verbetering van het
imago is gevaarlijk als de identiteit
daarmee niet correspondeert. Het
imago kun je op verschillende manie-
ren \'managen\' met externe communi-
catie."

Maatschappij

nieuws

Volgens Van Raaij is het grote voordeel van een goed imago
dat mensen geneigd zijn om bevestiging van dat imago te
zoeken in positieve voorbeelden (positieve connecties) en
vervelende incidenten weg te redeneren als uitzonderingen.
De beroepsgroep moet zich echter wel steeds blijven positio-
neren in gedrag, uitingen en communicatie. Door voordelen
en waarden te claimen en zichtbaar te maken kunnen positie-
ve connecties worden versterkt. Bij een slecht imago wordt
ook gezocht naar bevestiging, maar dan juist in de negatieve
connecties. De NS is hiervan een aansprekend voorbeeld.
Kenmerk van het imago is dat deze \'traag\' is, behalve bij ern-
stige incidenten. "Bij incidenten kun je niets doen en hopen
dat het voorbijgaat, maar dat is zelden aan te bevelen. Je kunt
proberen de schuld op anderen te schuiven, maar je kunt ook
proberen de negatieve connectie neutraal of positief te maken
of te compenseren met een andere positieve connectie."

)ochem is eigenlijk een dierenarts

Reclamestrateeg Trudelies van der Poel ging in op de vraag
\'wat moetje doen voor een goed imago?\' Zij illustreerde dit
met interessante voorbeelden uit haar eigen praktijk, met
name uit de succesvolle campagne \'Jochem de Bruin\' van de
Rabobank. Van der Poel: "Het is van belang om te vertellen
watje doet, want vaak is er sprake van een kennisachterstand.
Vertel dat vanuit jezelf en geef je visie."
De campagne rond Jochem de Bruin is een mooi voorbeeld
hoe je van een \'zwakte\' een kracht kunt maken. "Hierbij ging
het vooral om het kwetsbaar durven opstellen. De Rabobank is
fysiek marktleider, maar werd niet serieus genomen als het

Besturendag 2007: bouwen aan ons beeld

-ocr page 460-

ging om \'echte\' bankzaken. De boodschap was: Rabobank is
een andere bank. De campagne had ook een gunstig effect op
het zelfvertrouwen van de medewerkers, want de bank had last
van valse bescheidenheid." Voordat de spotjes te zien waren is
er intern veel gediscussieerd over deze campagne. Zelfs over
de naam \'Jochem\'. Er waren al veel namen bedacht, maar we
kwamen er niet uit. Totdat iemand werd gevraagd naar de naam
van haar vriend. Hij heet Jochem en is dierenarts."

Veterinair

Bij aanvang van de besturendag is de suggestie gedaan om te
spreken over veterinair of diergeneeskundige in plaats van
dierenarts, dit om te benadrukken
dat de beroepsgroep niet alleen
bestaat uit praktiserende dieren-
artsen. Aan het einde van het och-
tendprogramma kwam de vraag
naar voren of dit wel een goede
keuze is. De dierenarts heeft im-
mers een naamsbekendheid van
honderd procent. De term \'veteri-
nair\' is minder bekend diergenees-
kundige zou wat dat betreft meer
voor de hand liggen.
De besturendag werd afgesloten
door Ludo Hellebrekers. De drie
P\'s van \'people\', \'planet\' en \'pro-
fit\' zijn belangrijk, maar hij wil
daar nog \'pride\' en \'pleasure\' aan
toevoegen. De voorzitter conclu-
deert dat mensen bij \'de dierenarts\'
denken aan hun eigen dierenarts
\'om de hoek\'. "De KNMvD moet
op een hoger abstractieniveau in-
steken. We worden aangesproken
op het gezamenlijke imago. We
moeten ons goed bewust zijn van onze identiteit en daarbij
zijn de volgende eigenschappen van belang: consistente en
goed gefundeerde communicatie, breed draagvlak en unieke
positionering. Als het gaat om het verbeteren van het imago,
moeten we misschien wel een prijs instellen voor het meest
stimulerende imago-idee."

H.G. Dijkman is seniormedewerker communicatie bij de
KNMvD.

Juridisch advies bij tuchtzaken

Joost van Herten

Geconfronteerd met een tuchtzaak blijken dierenartsen vaak
behoefte te hebben aan juridisch advies. Het bureau van de
KNMvD kan leden inlichtingen verschaffen over de proce-
dures en de werkwijze van het Veterinair Tuchtcollege.
In bepaalde gevallen kan echter een aanvullend en uitvoeriger
juridisch consult nodig zijn. De KNMvD heeft daarom een
nieuwe service ontwikkeld. Leden van de KNMvD kunnen
tegen een gereduceerd tarief advies inwinnen bij mevr. mr.
ing. laira Boissevain, een autoriteit op het gebied van veteri-
nair tuchtrecht. Voor een bedrag van 180 euro (exclusief
BTW) krijgt men dan:

• een schriftelijke analyse van het (veterinair-juridisch)
probleem;

• een toelichting op de van toepassing zijnde wet- en regel-
geving;

• een analyse van de sterke en zwakke kanten van de zaak;

• een overzicht van de punten van aandacht bij een eventuele
tuchtprocedure;

• een schets van de mogelijkheden met, indien mogelijk,
een schatting van de kosten.

Voor niet-leden kost een consult bij mevr. Boissevain
225 euro (exclusief BTW). Let wel, deze kosten vallen in de
regel niet onder de rechtsbijstandverzekering.
Wilt u gebruik maken van deze dienst, neem dan contact op
met Joost van Herten
{030-634S900, J.van.herten@knmvd.nl)
van het bureau van de KNMvD.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken.

-ocr page 461-

Christian Scherpenzeel

Op een regenachtige donderdagmiddag in ol^tober 2006
liep il< door de gangen van het Androclusgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde op de Uithof. Als co-assi-
stent diergeneeskunde kom je nog maar weinig op het
hoofdgebouw, dat momenteel ook nog eens aan een dras-
tische verbouwing onderhevig is. Maar voor een stevige
bak koffie op de DSK-kamer wilde ik de hygiënesluis van
het departement landbouwhuisdieren nog wel trotseren.
Mijn oog viel op een advertentie van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, waarin
werd gezocht naar een \'secretaresse m/v voor het opvul-
len van een zwangerschapsverlof\'.

Vanwege mijn wachttijd voor de differentiatie co-schappen
was ik op zoek naar een tijdelijke baan en zo zat ik twee
maanden later in de trein naar Houten voor mijn eerste werk-
dag. Als student was ik al meerdere keren in aanraking ge-
weest met dé beroepsorganisatie van dierenartsen in Neder-
land maar het was mij niet precies bekend waar de
vijfendertig medewerkers van het bureau van de KNMvD
zich dagelijks mee bezighielden. Inmiddels weet ik dat het
een zeer gemotiveerde groep mensen is, die veel meer doen
dan alleen het maken van een jaarboek en het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Helpdesk

Gedurende een periode van vier maanden heb ik mij binnen
het team veterinaire beroeps- en praktijkzaken beziggehou-
den met zeer uiteenlopende werkzaamheden. Een van mijn
taken was het beantwoorden van de telefonische en digitale
helpdesk. Als student diergeneeskunde had ik een goede ba-
sis om de zeer uiteenlopende vragen te kunnen beantwoor-
den. De helpdesk van de KNMvD is uitsluitend bedoeld voor
leden die vragen hebben met betrekking tot het veterinaire
beroep of bedrijf En aangezien dierenartsen nu eenmaal in
zeer uiteenlopende disciplines werkzaam zijn, komen er veel
verschillende vragen bij de helpdesk binnen. Deze vragen
hebben betrekking op veterinaire wet- en regelgeving, zoals
reizen met dieren, maar ook op sociaal-economische onder-
werpen. Veel antwoorden zijn te vinden op de website van de
KNMvD, maar een aantal dierenartsen vindt het prettiger de
telefoon te pakken en dit geeft aanleiding tot leuke gesprek-
ken.

Mijn wachttijd bij de KNMvD

Verder heb ik mij beziggehouden met het notuleren en uit-
werken van vergaderingen van de verschillende commissies
en groepen van de KNMvD, zoals de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren, de Groep Geneeskunde van het Paard, de
Commissie Ethiek en de Registratiecommissie voor veteri-
nair specialisten. Op deze manier heb ik inzicht gekregen in
de actualiteiten en lopende zaken. Om als vertegenwoordiger
van de beroepsgroep tot het juiste beleid te komen, is een
draagvlak essentieel en daarnaast het juiste inzicht in de ver-
schillende belangen van verschillende spelers in het veld. Ik
vond het dan ook zeer leerzaam het besluitvormingsproces
van de verschillende groepen eens van dichtbij te volgen.
Veel leden zullen zich niet realiseren hoeveel tijd en energie
het kost tot een zorgvuldig en evenwichtig beleid te komen,
omdat dit voor velen onzichtbaar is.

Standpunt

In sommige gevallen wordt er van het bestuur van de
KNMvD een officieel standpunt verwacht. Goede contacten
met de overheid, de Faculteit der Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht, landbouworganisaties en het bedrijfsle-
ven spelen hierbij een belangrijke rol. Ik heb gemerkt dat dit
een zeer breed spinnenweb is, waar de KNMvD middenin zit.
Wat ik persoonlijk een zeer goede ontwikkeling vind, is dat
de KNMvD steeds meer aandacht besteedt aan zaken als
praktijkvoering en veterinaire ergonomie. Ook vanuit de op-
leiding wordt hier langzamerhand meer aandacht aan gege-
ven. Dit voorjaar worden er in het hele land workshops vete-
rinaire ergonomie gehouden om zo klachten aan het
houdings- en bewegingsapparaat van dierenartsen zo moge-
lijk te voorkomen. Ook de lancering van het boekje
De die-
renarts als ondernemer
op het symposium in februari was
zeer geslaagd.

De afgelopen vier maanden heb ik veel geleerd, niet alleen
wat betreft veterinaire beroeps- en praktijkzaken, maar ook
over de KNMvD en niet in de laatste plaats over de dierenarts
in Nederland. Ik ben tot de conclusie gekomen dat er achter
de schermen bij de KNMvD hard wordt gewerkt om dieren-
artsen in Nederland op veel verschillende manieren van
dienst te zijn. Dat alles met als doel de professionele ont-
plooiing en de maatschappelijke positie van de dierenarts te
verbeteren.

Christian Scherpenzeel is student Diergeneeskunde.

-ocr page 462-

Johan (Joop) Driessen

(24 juli 1926 ■ 7 september 2006)

memoriam

Joop Driessen werd in 1926 geboren in Leerdam, waar hij een gelukkige en onbezorgde jeugd door-
bracht. Direct na de oorlog, in 1946, ging Joop naar Utrecht om diergeneeskunde te studeren. Mede
door de vele nevenactiviteiten wc2i dat voor hem een boeiende periode. Zo hij voorzitter van
de kegelclub \'Duim In \'t Gat\', was hij een fervent paardrijder bij Solleysel en gaf hij \'s zomers zeil-
ies in Friesland. Een van zijn leerlingen daar was Liesbeth, met wie hij later zou trouwen. Na zijn
afstuderen in 1953 heeft hij een jaar gewerkt op de afdeling chirurgie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde en daarna een jaar in een praktijk in Zeeland. In 1955 kon hij een praktijk in Raams-
donksveer overnemen. In datzelfde jaar zijn Joop en Liesbeth getrouwd. Zij kregen twee kinderen,
een dochter en een zoon. In verband met rugklachten heeft Joop in 1961 de praktijk moeten over-
dragen en is hij in dienst getreden bij de rijksoverheid. Het gezin verhuisde toen naar Voorburg.
Joop had de in die tijd nog gangbare dubbelfunctie. Hij was veterinair inspecteur in algemene dienst
voor volksgezondheid en tevens onbezoldigd inspecteur veterinaire dienst voor landbouw. Die twee
functies pasten goed bij zijn taak. Aanvankelijk alleen en later samen met een adjunct-inspecteur ver-
zorgde hij de coördinatie van de pluimveevleeskeuring in Nederland. In die tijd wa5 de roodvlees-
keuring ondergebracht bij de gemeenten, waarbij keuringsdierenartsen in deeltijd in de pluimveesec-
tor werden ingezet. De pluimveevleeskeuring berustte bij de regionale veterinaire diensten, waar de
keurmeesters waren ondergebracht. Dit vereiste een sterke landelijke coördinatie uit Den Haag, een rol
die de diplomaat Joop op het lijf was geschreven. Hij onderhield nauw contact met het georganiseerde
bedrijfsleven en de onderzoekinstellingen en bezocht veelvuldig congressen rond zijn vakgebied. Joop
had een vooruitziende blik. Hij gaf een ruime interpretatie aan de wetgeving om vergaande mechanise-
ring van het pluimveeslachten en -bewerken mogelijk te maken. Hij was voorstander van de uitwisse-
ling van gegevens tussen pluimveehouders en -slachters en liep daarmee vooruit op het IKB-gebeuren.
Ook was hij voorstander van het verplaatsen van de verantwoordelijkheid voor de vleesproductie van
overheid naar producenten, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor bedrijfskeurders.
Joop was een beminnelijke man. Hij had plezier in zijn werk en nam een paar keer zijn kinderen
mee om hen alle facetten van zijn werk te laten zien. Hij zorgde voor een goede werksfeer voor zijn
administratieve en uitvoerende medewerkers. Hij werd gewaardeerd binnen de dienst, het departe-
ment en bij iedereen die bij de pluimveesector betrokken was. Daarnaast genoot hij van de vele inter-
nationale contacten. Hij vertegenwoordigde de Nederlandse pluimveekeuringsbelangen in Brussel
en was betrokken bij de Europese regelgeving. Ook daar zullen zijn diplomatieke gaven ongetwijfeld
zijn opgemerkt.

Naast zijn werk was Joop maatschappelijk zeer betrokken. Hij sprak hierover meestal weinig, maar
deed des te meer Zo was hij meer dan 25 jaar bestuurslid, waarvan tien jaar voorzitter, van de
afdeling Voorburg van het Rode Kruis. Hij was de medeoprichter van een dienstencentrum en een
telefooncirkel. Daarnaast was hij bestuurslid en ruim tien jaar voorzitter van de Stichting Rode
Kruis Bloedbank \'s Gravenhage en omstreken. Toen een fusie tussen de bloedbanken van Den Haag
en Leiden wenselijk werd geacht, heeft de gave van Joop mensen tot elkaar te brengen in hoge mate
bijgedragen aan het slagen van deze complexe fusie, de eerste van zijn soort in Nederland. Terecht
ontving hij voor zijn grote inzet het kruis van verdienste van het Nederlandse Rode Kruis. Ook zijn
benoeming tot officier van Oranje Nassau vormt een weerslag van zijn grote en brede maatschap-
pelijke verdiensten.

Na zijn pensionering kwam er meer tijd vrij voor de hobby \'s van Joop, vooral fotograferen, vogels
kijken en reizen. Joop had een donkere kamer waar hij zelf zwartwit foto \'s ontwikkelde en afdrukte.
Talloze dikke albums met prachtige foto \'s en herinneringen getuigen hiervan. Samen hebben Joop
en Liesbeth de halve wereld afgereisd. Daarnaast genoten ze volop van de kinderen en de klein-
kinderen.

Op 7 september 2006 kwam onverwacht en plotseling een einde aan Joops rijke leven. In besloten
kring is afscheid van hem genomen. Velen zullen hem met waardering herinneren.

Jan van Os, Reint Jan Terbijhe

-ocr page 463-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Favier, F.D.; 2007; 3706 GS Zeist; Laan van Vol-
lenhove 2067.

Hoenderken, H.O.; 2006; 6862 XW Oosterbeek;
Van Wassenaersheuvel 80.
Kense, M.J.; 2004; 3732 VJ De Bilt; Tuinstraat
13.

Kuin, Mevr. N.; 2007; 3523 RL Utrecht; Opaal-
weg 49.

Roelofsen, Mevr. ML.; 2001; 3417 GR Mont-
foort; Heeswijk 10.
Uitslag, Mevr. M.; Gent 2005; 2624 CS Delft; A. van Schendelplein 83.
Vendrig, J.C.; 2006; 3401 DC IJsselstein; Voorstraat 2.

Voor het dierenartsexamen van 13 april 2007 zijn geslaagd:

Bodewes, R.
Bont. M.F.RM. de
Cheung, Mevr. K.Y.L.F
Dambacher, Mevr. L.H.M.J.
Dieho, K..
Elzen, R. van den
Feenstra, RB.
Fillekes, Mevr. R.
Graaf, Mevr. M.E. de
Groot, Mevr. S
Heijden, M. van der
Judd, Mevr. M.
Kreuger, Mevr. N.M.A.
Kruidenier, Mevr. M.A.
Kuin, Mevr. N.
Meer, J. van der
Nicolina. Mevr. J.R.C.
Poorter, Mevr. B.
Ruiter, Mevr. M.M.G.
Schaaf, Mevr. K.M. van der
Schouten, Mevr. D.M.
Smolenaars, Mevr. A.J.G.
Spierenburg, Mevr. A.J.
Uijl, Mevr. I.E.M. den
Voorhorst, Mevr. L.J.M.
Voorhorst, Mevr. M.J.
Vries, RJ.T de
Willems, Mevr. N.
Ytredal, Mevr. U.
Zijl, Mevr. A.K.A. van

Overiijdensberichten:

Op 9 april 2007 Mevr. G.J. Binkhorst te De Bilt.
Mutaties:

Bodewes, R.; 2007; 3572 HA Utrecht; Poortstraat 1; tel. privé 030-
2540284; E-mail privé:
rogierbodewes@hotmail.com.-, d.

Personalia

Bont, M.F.P.M. de; 2007; 3514 CP Utrecht; Leeuwerikstraat 1; tel. privé
mobiel: 06-45396894; d.

Cheung, Mevr. K.Y.L.F.; 2007; 3704 NS Zeist; Crosestein 4127; tel. privé:
030-8897871; tel. privé mobiel: 06-12243845; E-mail privé:
kcheunglS®
casema.nl.
; d.

Dambacher, Mevr. L.H.M.J.; 2007; 5931 LV Tegelen; Muntstraat 4 b; tel.
privé mobiel: 06-49326804; E-mail privé:
lonneke@ruuddejong.nl.; d.
Dieho, K.; 2007; 3731 JN De Bilt; Hessenweg 178 c; tel. privé: 030-
2200740; E-mail privé:
k.dieho@students.uu.nl.-, d.
Elzen, R.H. van den; 2007; 5403 LW Uden; Heufkens 501; tel. privé
mobiel: 06-41812302; E-mail privé:
robvandenelzen@live.nl.-, d.
Feenstra, RB.; 2007; 3582 CC Utrecht; Minstraat 4; tel. privé: 030-
2511864; E-mail privé:
P.B.Feenstra@students.uu.nl.; d.
Fillekes, Mevr. R.; 2007; 3581 VJ Utrecht; Nicolaasweg 22; E-mail privé:
rianfil@hotmail.com.; d.

Gemmeke, E.A.A.C.; 1992; 2313 KP Leiden; Catharinastraat 9; tel.
privé: 071-5149875; tel. privé mobiel: 00-32-473390738; E-mail privé:
anker_gemmeke@hotmail.com.; senior beleidsmedew. bij LNV; tel. bur.:
070-3784443; fax bun: 070-3786141; E-mail bur.:
e.a.a.c.gemmeke@
minlnv.nl.

Graaf, Mevr. M.E. de; 2007; 3561 GA Utrecht; Moeseldreef 173; tel.
privé: 030-2250299; d.

Groot, Mevr. S.; 2007; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 397; tel. privé
mobiel: 06-43583887; E-mail privé:
suus2m@hotmail.com.; d.
Heijden, Mevr. M. van der; 2007; 1507 PD Zaandam; Pieter Stastokstraat
7; tel. privé: 075-6166712; tel. privé mobiel: 06-53813764; E-mail privé:
M.vanderHeijdenl@students.uu.nl. ; d.

Hengel, Mevr. J.F. van; 2006; 3551 BH Utrecht; Acaciastraat 26; tel. privé
mobiel: 06-48181830; E-mail privé:
jfvanhengel@gmail.com. ; medew. bij
A.E.T. van Goor; tel. prakt.: 070-3659541.

Judd, Mevr. M.; 2007; 3581 HG Utrecht; Ramstraat 45; tel. privé: 030-
2521315; tel. privé mobiel: 06-41915000; E-mail privé:
m.Judd@students.
uu.nl.;
d.

Kreuger, Mevr. N.M.A.; 2007; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 288;
tel. privé: 030-6990762; tel. privé mobiel: 06-38439919; E-mail privé:
N.M.A.Kreuger(fl students.uu.nl.; d.

Kruidenier, Mevr. M.A.; 2007; 3531 ST Utrecht; 2e Atjehstraat 10 bis; tel.
privé: 030-2420999; E-mail privé:
mijke76@hotmail.com.; d.
Kuin, Mevr. N.; 2007; 3523 RL Utrecht; Opaalweg 49; tel. privé mobiel:
06-20999645; d.

Meer, J. van der; 2007; 3581 JH Utrecht; Oudwijkerveldstraat 31 a; tel.
privé mobiel: 06-47482012; E-mail privé:
j.vandermeer@studenls.uu.nl.;
d.

Nicolina, Mevr. J.R.C.; 2007; 3571 AP Utrecht; Frits Coerslaan 32; tel.

privé; 030-2724737; E-mail privé: jennypen@hotmail.com.; d.

Poorter, Mevr. B.; 2007; 2401 ME Alphen aan de Rijn; Marga Klompé-

straat 2; E-mail privé: barbarapoorter(ahotmail.com.; d.

Ruiter, Mevr. M.M.G.; 2007; 3551 CK Utrecht; Amsterdamsestraatweg

389 bis; tel. privé mobiel: 06-41780301; E-mail privé: maayker@hotmail.

com. ; d.

Schaaf, Mevr. K.M. van der; 2007; 2920 Kalmthout (België);
Kapellensteenweg 101; tel. privé mobiel: 06-42312378; E-mail privé:
k.m.vanderschaaßästudents.uu.nl. ; d.

Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25, 5531 AE Bladel

pijn

aat VERDER...

-ocr page 464-

Schouten, Mevr. D.M.; 2007; 3551 SG Utrecht; Veldstraat 4; tel. privé:
030-2443932; tel. privé mobiel: 06-20835660; E-mail privé:
demaU.
dehorah^igmail.com.;
d.

Smolenaars, Mevr. A.J.G.; 2007; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 473;
tel. privé mobiel: 06-17682817; E-mail privé:
anjasmoleitaars(agmail.
com.
; d.

Spierenburg, Mevr. A.J.; 2007; 3481 ES Harmelen; Kalverstraat 4; tel.
privé mobiel: 06-28277998; E-mail privé:
A.J.Spierenburg(a students.
iiu.nl.
; d.

Uijl, Mevr. I.E.M. den; 2007; 3525 GK Utrecht; Herautsingel 19; tel. privé
mobiel: 06-17310574; E-mail privé:
i.e.m.demiijKa students.uu.nl.-, d.
Velden, Mevr. D.F.E.; 2000; 3927 AM Renswoude; Wilgenlaan 50; tel.
privé: 0318-573870;
tel. privé mobiel: 06-14873140; E-mail privé: info®
thuisdierenarts:
p. gezelschapsdieren; 3927 AM Renswoude; Wilgenlaan
50; tel. prakt.: 06-14873140; E-mail prakt.:
info(a thuisdierenarls.nl.

Voorhorst, Mevr. L.J.M.; 2007; 8191 LD Wapenveld; De Steeg 7; tel.
privé: 0384-477270; tel. privé mobiel: 06-51604097; E-mail privé:
tinda.
voorhorsKaplanet.nl.-,
d.

Voorhorst, Mevr. M.J.; 2007; 3581 TR Utrecht; Beekstraat 2 bis a; tel.
privé mobiel: 06-14977758; E-mail privé:
marielicvoorhorst(a hotmail,
com.
; d.

Vries, P.J.T. de; 2007; 3417 HE Montfoort; Onder dc Boompjes 23; tel.
privé mobiel: 06-19852758; E-mail privé:
pjldevries(ahotmail.com.; d.
Willems, Mevr. N.; 2007; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplantsoen 51 Hl; tel.
privé: 030-6922970; E-mail privé:
nicoledgk(a hotmait.com.-, d.
Zijl, Mevr. A.K.A. van; 2007; 3584 ZW Utrecht; Fien de la Marlaan 29;
tel. privé mobiel: 06-40757647; E-mail privé:
a.k.a.vanzijl(a students.
iiu.nl.;
d.

Dierenartsenpraktijk Tusken Waed & le te Stiens e.o. (Noord-Friesland) zoekt een

Allround dierenarts met vooral
affiniteit voor gezelschapsdieren

Wij zijn een gemengde viermanspraktijk met voornamelijk rundvee en gezelschapsdieren. Van onze nieuwe collega verwachten wij:

-goede sociale vaardigheden

-flexibele brede inzetbaarheid i.v.m diensten

Bij gebleken geschiktheid bestaat er de mogelijkheid tot associatie.
U kunt uw reactie schriftelijk richten aan S. de Vries, Popelierstrjitte 1,9051 RC Stiens.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met S. de Vries, tel. 058-2571224.

zeer goede werkzaamheid
korte behandeiingsduur (4-6 dagen)
dosering slechts éénmaal per dag
exacte dosering mogelijk, ongeacht
het lichaamsgewicht

• wordt zeer goed verdragen

• specifiek werkingsmechanisme

• snelle en langwerkende
concentraties in de hypofyse

Gebruik daarom GALASTOP\'

® Schijnzwangerschap bij honden

De orale antiprolactine oplossing, een specifieke behandeling van schijndracht
en lactatie Inhibitie bij honden en katten.

0)
c

m M Alleen het beste is goed genoeg!

m 9)

re

CQ

O

sÇtPa^\'au Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk NL, Tel. ( 31) 0174 643930 - Fax ( 31) 0174 643924

-ocr page 465-

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-06-2007
15-06-2007
01-07-2007
15-07/01-08

maandag 14-05-2007
dinsdag 29-05-2007
maandag 11-06-2007
maandag 09-07-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

We zoeken op termijn voor onze dierenkliniek in Spanje
(Clinica Veterinaria Albir) veterinaire ondersteuning. We
denken daarbij aan een collega die na een inwerkperiode van
1 â 2 jaar de zaak overneemt.

De kliniek is gelegen aan de baai van Altea (8 km ten noorden
van Benidorm) en bestaat uit kliniek, gastenverblijf, tuin (met
citrusbomen en zwembad) terwijl de bovenverdieping de privé
woning is. Ervaring en mensenkennis zijn kwaliteiten die het
functioneren bevorderen. Onze cliënten zijn voornamelijk
Noord-Europeanen.

Peter en Marieke de Lint, 0034 - 96 686 8216.
E-mail :
pgdelint@telefonica. net.
Website: www.dequickborn.com.

Sedator

medetomidine hydrochloride
beschikbaar in 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatie en
premedicatie voor anesthesie

SEDATOR 1 mg/ml, oplojilng voor Injeelie voor hond en kat.

REC NL 10434 - UOD. Werkzaam bestanddeel: Medetomidine hydrochkxide 1,0 mg/m

Distributeur: Eurovet Anima! itealtti ev, tHandelsweg 25, SS3I AE B^del.

n de slag

JÊÜ.

Verdere inlormalie it op oomioag vMhjgIxnf btj de Mrettende ondememmg.

/4nim«l HesUh

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
Wij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail lnfo@raadgevers.nl
wvvw.raadgevers.nl

Voor meer informatie l<unt u contact opnemen met adviseurs Robert tvteijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 466-

VETIPATH

voor snelle en betrouwbare diagnostiek

• Histologisch onderzoek: Uitslag binnen i(-2) werkdagen*

• Cytologisch onderzoek: Uitslag binnen 24 uur*

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Prai<tijkautomatisering

• Secties op gezelschapsdieren (m.n. hond en kat)

C

Vetipath levert ook verzend- en verpakkingsmateriaal.

*m.u.v. bijzondere omstandigheden DIERENARTS ^^

SPECIALIST

der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

ADVERTENTIE DAP VAASSEN

Dierenartsenpraktijk Vaassen is een gemengde praktijk waar
zes dierenartsen werkzaam zijn in de rundvee-, varkens-,
paarden- en gezelschapsdierensector.
Ter vervanging van een vertrekkend collega zoeken wij een

Enthousiaste dierenarts m/v
Gezelschapsdieren/paard

Geboden wordt:

• een fulltime dienstverband in de gezelschapsdieren- en
paardensectie;

• salariëring in onderling overleg;

• een werkplek waar je de kansen krijgt eigen initiatieven en
inzichten ten uitvoer te brengen.

Gevraagd wordt:

• erkenning paard;

• enkele jaren relevante ervaring in beide sectoren;

• actief mee te werken in het verder ontwikkelen van de
secties gezelschapsdieren en paard.

Geïnteresseerd ■>

Schriftelijke reactie sturen, tot 2 weken na het verschijnen
van dit blad naar: DAP Vaassen, t.a.v. Ties Grasdijk, Laan van
Fasna 18, 8171 KH Vaassen. Info: telefoon: 0578-574427,
e-mail:
dapvaassen@hetnet.nl

DIERENARTSENPRAiailK ; I

Nijkerl< \'Wellensiek

Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek is een moderne gemeng
praktijk waar door 11 dierenartsen diersoortgericht wordt geweii
We hebben een zeer gevarieerd en gemotiveerd klantenbestat
Ons werkgebied strekt zich uit van \'t Gooi tot de Veluwe.

Ter versterking van het team rundveedierenartsen zijn wij op zo
naar een enthousiaste
RUNDVEEDIERENARTS met relevât
praktijkervaring. Voor ons is een goede onderiinge samenwerki
van essentieel belang, daarom zoeken we iemand die goed in e
team kan werken.

Na een inwerkperiode zal ook deelname aan avond-
weekenddiensten voor landbouwhuisdieren tot het takenpaki
gaan horen.

Kijk voor meer informatie over onze praktijk op de website:
www. dapnijkerkwellensiek. nl.

Voor informatie betreffende de vacature kunt U contact opnem
met Kees-Wim Jobse, tel. 033-2460305, bij voorkeur tuss
13.30-14.00 uur.

Schriftelijke sollicitaties met c.v. voor I juni sturen aan:

Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek,

t.a.v. Dhr. K.W. Jobse, Holkerweg 52,3861 PB Nijkerk of

info@dapniJkerkwellensiek.nl.

-ocr page 467-

voor
TEKEN!

Bescherm de hond tegen de dodelijke Dermacentor teek

vraag het ^^^^

>

I

Prevenac-D

TEKEN aan

PROTOCOL

voor uw cliënten

m >

..1)

c

Defendog® spray Preventic-B® band Defencare® shampoo

phndog* spra^: Productinformatie: Defendog spray RECNL 9315, Bevat per ml: permethrin 18,8 mg, Doeldier: hond, Kanalisatie: vrij. Preventic-B* band: Productinformatie: Prevcntic-B
kenband REGNL 9908, Werkzame stof: Bendiocarb 10%, Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.
Defencare* shampoo: Productinformatie: Defencare shampoo RECNL 9434, Bevat per 100 ml:
Jiethrin 0,94 mg, Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Internet: www.virbac.nl, e-mail: info@virbac.nl

-ocr page 468-

Ter overname aangeboden:

Gezelschapsdierenpraktijk te Flevoland

Betreft een kleine rendabele praktijk met veel uitbreidingsmogelijkfieden
in een jonge snelgroeiende gemeente.

Schriftelijke reacties graag richten aan:

«

Adviesgroep Dierenartsen
t.a.v. W. Baart
WAA Postbus 65
_
4100 AB Culemborg

Kleintierpraxis am linken Niederrhein mit Parterre-
haus 105 m2 und Grundstück 850 m2, (10 Park-
plätze) zu verkaufen. (Kamp-Lintfort ist ein
40 Tausend Einwohner Stadt).

Umzats 152.000 Euro, gute Ausstaltung!
Gesamtpreis: VB 220.000 Euro.
Tel: 0049-171-2149890.

arts&dîer GS i3 □ □ O

KhjreJiik B«af5 Bofger Emrw» Klaz«oavB«i N^uw-Buinan ferApot Rùtenbfock

Arts&Dier is een toonaangevende dierenartsenpral<tijk met diverse vestigingen in
Noord Nederland die op een moderne wijze invulling geeft aan haar activiteiten op het gebied
van onderzoek, advies en behandeling. Dynamiek, innovatie en betrouwbaarheid zijn voor ons
kernbegrippen die dienen als uitgangspunt van ons handelen.

Wij zoeken een enthousiaste
Dierenarts Landbouwhuisdieren (m/v)

Wij hebben een vacature voor een ondernemende, communicatief vaardige dierenarts.
De werkzaamheden zullen m.n. in de pluimveesector en/of varkenshouderij liggen.
Omdat een deel van het werkgebied in Duitsland ligt, is beheersing van de Duitse taal
een pré.

Wij bieden goede mogelijkheden om in de toekomst, vakinhoudelijk verder te ontwikkelen.

Reacties gaarne binnen 14 dagen per e-mail: m.glas@artsendier.nl
of schriftelijk:

Arts&Dier, Hoofdweg 26 A, 7871 TC Klijndijk, t.a.v (VI. Glas, Personeel & Organisatie.

Door promotie is een vacature ontstaan voor een
enthousiaste pluimveedierenarts. Oe pluimvee-
dierenarts is medeverantwoordelijk voor het
realiseren van de groeidoelstellingen van de pluim-
veegroep. Optimalisering van de bedrijfsresultaten
van onze klanten staat daarbij centraal.

Functie-inhoud:

- Initiëren en stimuleren van onderzoek
op het gebied van diervoeding

en -gezondheid;

- Communiceren met pluimvee-
houders, vertegenwoordigers van
integraties, farmaceutische industrie en
onderzoeksinstituten;

- Uitvoeren van praktische handelingen,
zoals secties en het begeleiden en
uitvoeren van dierproeven;

- Verantwoordelijk voor de gezondheids-
status van de opfokbedrijven Interbroed
en Pluvita, twee grote spelers op het
gebied van pluimveeopfok, leg en
vermeerdering.

Ons aanbod

Met een groep ambitieuze, enthou-
siaste collega\'s maak je deel uit van een
kennisrijke, betrouwbare en innovatieve
organisatie, met een duidelijke focus
op diervoeding. Je kunt rekenen op een
uitstekend salaris dat past bij het
functieniveau, prima arbeidsvoorwaarden
en goede doorgroeimogelijkheden.

Voor meer informatie:

Joris van Dijck, tel: 06 546 020 88

sectormanager Pluimvee

Stuur je sollicitatie naar:
Cehave Landbouwbelang Voeders b.v.
t.a.v Hans van Rossum, Afdeling P&O,
Postbus 200,5460 BC Veghel
of naar:
vacaturetachv-Ibb.nl

Kijk op www.voeders.nl voor de
uitgebreide vacaturetekst.

Cehave
Landbouwbelang

-ocr page 469-

Op zoek
naar collegiaa
advies over

Onze leden leggen ons jaarlijks vele en vaak
gecompliceerde financiële vraagstukken voor,
WAA heeft op basis daarvan een breed
scala van bancaire producten voor de
medische sector ontvv/ikkeld. Een deskundig
team geeft voor zov\\/el zakelijke als privé-
situaties adviezen over financieringen,
hypotheek, vermogensbeheer en beleggingen.
Kijk op vwvw.waa.nl/bankieren.

Bankieren bij WAA

VVAA

Verzekeren
Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland RscaaiAdvies

-ocr page 470-

ProMeris®
Een klasse apart

TM

PrOMeris

# u

ruf\'i

f

Bevat metaflumizQn, een volledig
nieuwe natriumkanaalantagonist
Is in een eigen IRAC*-groep ingedeeld
Bereikt de maximale werkzaamheid
binnen uur

ProMeris®

Precies. Professioneel. Parasitologie.

Naam ven het diergonsesmidcJet ProMeris\' 150 mg Spot-on voor kleine kattea ProMeris" 320 mg Spot-on voor grote ketten. Reglstratlenumnurs: EU/2A)6/064/001; EU/2/06/064/002; EU/2/06/064/003; EU/2/06/064/004. Wertaaam bastanddaet 200 mg matariumizon per mL
Ooatülar Katten ouder dan 8 wekea Indicetias: Voor öe bestrijOng en prevenüe van vlooien
[aenocspnoUdes conis en C ßUs) t5ij kallen Het diergeoeesnwWel kan woröen geöriiikt als ondertJeel van een beharvJelingsstrategie tegen door vlooien veroorzaakte allertjische
dennatiti& Bijwsrlcingfln: Overmatig speekselen kan voorkomen tnden het
Oer direct na behandeUng 38 plaats van toediafling ttd Oit is geen symptoom van mlowcatia en verowijnt zonder beharxteling binnen erWcele minuten Een jmste t(»diening zal het Ukken van de plaats
van toediening minimaliseren Oe toediening van het der^eneesmiddet kan een lokate, tijdelijke. ol«achtige verschijning i^ven en een klittende of stekelige vacht op de plaats van toedienng. Een droog residu kan ook waargerwnen worden Oit is normaal en zal meestal bin-

rderingen heöben geen ïwloed op de veiligheid vwi het dergeneesmKJdel Contra-indicatia»: Niet toeoenen aan «ttens jonger dan 8 weken oud Dosering: Oe aanbevolen minimaie dosis ts 40 mg metaflumizon/kg üchaams-

gevMCht. gelijk aan 020 mlAg Speciale wasrsctiuwlnoen: Vermijd contact met de ogen van de kat en vermijd orale opname door net dter. Voor een optimale controle van vfooieninfestatles in huishoudens met meerdere huisdieren, dienen alte huisdteren behandeld te worden
met een gesenkte insectide. Het wordt tevens aanbevolen öe omgeving te behandelen met een geschikt insecticide, VoorzorgsmaatragelBn voor gebruik bij dieren: Bij zieke of verzwakte dieren, alleen gebruiken na een voordeel/risico analyse. Oit diergeneesmiddel is alleen
voor spot-on toediening bedoeld. Niet orsal toedienen of via ieder andere njute. Het is belangrijk de dosis op een plaats toe le dienen waar hel dier het er niet af kan likken Sta dieren niet toe elkaar te likken direct na
de behandeling. Er dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden om le garanderen dat de inhoud van de pipet of de toegediende dosis niet in contact komt met de ogen of mond van de ontvanger en/of andere dteren
Speciale voorzorgsmaalrsgalen. te
nemen door degene die het geneesmiddel aan de öiiren toedient Vfermijd direct contact met de hurt, ogen of mond. Na gebrmk zorgvUdK) handen wassen r geval van accidenteel
morsen op
Oe huid. direct afwassen met zeep en water Bij accidenteel contact van net diergeneesmidde) met de ogen deze zorgvuIcKg met water spoelea Niet roken, drinken of eten tijdens getrufc van het diergeneesmK)-
del vermijd d«^ contact met bahaidelde dieren, lotdat de plaals van toediening droog is. Sta knderan niet toe te spelen niet behandelde dieren toldal de plaals van toedienhg droog is. Daarom wordt aanbevolen de
dieren \'s avonds te benandeien en recent benandelde dieren met \'loe le staan t)ij eigenaren le slapen, met name nel bij kmderen Kanalisatie: UDA ^rantwoordelljke voor hst In de handel brengen: Port Oodge Animal
Health Holland. CJ van Houtenlaan 38. £381 CP Weesp. Nederlana Verder Informatie is op aanvraag beschikbaar

i i

tot 4 kg vanaf 4 kg

•Insecticide Resistance Action Committee

-ocr page 471-

Deel 132 • Aflevering n • 1 juni 2007

Diergeneesku

\'rh JUNI 2007

Boviene spongiforme encephalopathie (BSE) in Nederland:
een update

Zadeldrukmetingen bij het paard

De aankoop en opvang van nieuwe vissen

Hoe een dierenartsenpraktijk efficiënter kan draaien met
behulp van ICT

Verslag Voorjaarsdagen 2007

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 472-

Cepetor®

Wereldwijd de eerste generieke

AST Farma introduceert
Cepetor, de eerste
generieke Medetomidine
met als indicatie: sedatie
om de hanteerbaarheid
te vergemakkelijken en
premedicatie voor
algehele anesthesie,
(doeldieren: hond en kat

Neem voor meer informa
tie contact op met AST
Farma of bezoek onze
website www,astfarma
,nl

Medetomidine

10 ml

SïSi

UOD

noo

OEBuniK
JO uj|

geringe injectievolumes M
goede spierrelaxatie M
goed controleerbaar door antagonistische <
werking van bijvoorbeeld Atipamezol

CEPETOR® -1 MG/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE VOOR HOND EN KAT

Werkzame bestanddelen: Cepetor is een heldere, kleurloze, steriele, waterige oplossing voor injectie, bevattende Medeto-
midine hydrochloride 1,0 mg/ml.
Hulpstoffen: Methyl parahydroxybenzoaat 1,0 mg/ml en Propyl parahydroxybenzoaat 0,2
mg/ml.
Doeidier: Hond en Kat. Indicaties: Bij honden en katten; Sedatie om de hanteerbaarheid te vergemakkelijken. Pre-
medicatie voor algehele anesthesie. Bij katten: In combinatie met ketamine voor algehele anesthesie bij kleine chirurgische
ingrepen van korte duur
Contra-indicaties: zie bijsluiter. Bijwerkingen: zie bijsluiter Toedieningswijze: Honden: Intramus-
culaire of intraveneuze injectie. Katten: Intramusculaire injectie.
Verpakking: 1 glazen flacon van lOml. REG NL 10457

I

SSTfam

GROOT IN KLE
www.astfarma.nl

-ocr page 473-

Tiidscbjci&

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 11

Inhoud

1 juni 2007
427

Cover: foto van pagina 440 en 436
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Boviene spongiforme encephalopathie (BSE) in Nederland: een update; L. Heres en F.C. van Zijderveld

428

Wetenschap

Nieuws

Samenvatting proefschrift

Zadcldrukmclingcn bij het paard; R de Cocq

Uit en voor de praktijk

Deel 2. De aankoop en opvang van nieuwe vissen; PeterJ. Werkman

Veterinair tuchtrecht

B€mer s€nnen; laira Boissevain

Berichten en verslagen

Onderzoek naar verdoofd castreren van biggen van start; Hugo de Croot

435

436
438

445

446

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Artikel

Hoe een dierenartsenpraktijk efficiënter kan draaien met behulp van ICT; Frans Berndsen
Verslag

Vooijaarsdagen 2007: het gezelschapsdierenprogramma; Jeroen van der Meer
Voorjaarsdagen 2007: een gezellig en leerzaam paardenprogramma; Ivo Muller

Aankondiging

Op recept

Praktijk in Bedrijf

448

Cursussen en
congressen

451

453

457

Bescherm de hond tegen de dodelijke Dermacentor teek

vraag het ^TEKJN aan
voor uw cliënten

=1

Defendog* spray Preventic-B* band Defencare* shampoo

www. stopteken, n I

Defendog® spray: Produccinformacie: Defendog spray RECNL: 9315, bevat per ml: 18,8 mg permethrin, doeldier: hond, kanalisatie: vrij. Preventic-B® band: Productinformatie: Preventic-B
tekenband RECNL 9908, bevat per band: 10% bendiocarb, doeldier: hond, kanalisatie: vrij.
Defencare® shampoo: Productinformatie: Defencare shampoo REGNL 9434, bevat per 100 ml:
0,94 mg permethrin, doeldier: hond, kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. E-mail: info@virbac.nl

-ocr page 474-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

iDrs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

Ë-mail: tjjdschrjiHP—tn-d.nl _______

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax o3o-6348goc)
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de Industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen.

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

457

Abonnementsprijs

:Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
Iwordt vastMfleld door het bestuur.

jPostgiro/bank

iPostbank 511606 ten name van de KNMvD,
:De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
jPostbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
jen C en E bank N.V. Postbus 85100, 3508 AC
i^mll II i""
93 6l 443._

jOpmaak en Druk

jDeltaHage, grafische dienstverlening,
iBinckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
\'Tel. 070-7507Ma.fax 070-7507578

Voorzitterscolumn

Bcsttiurslid gezocht; Mare VeHjurgh 458

Koppeling identificatiechip en dicrenpaspoort 458

Maatschappijnieuws

Nieuw ledenadiTiinistratiesysteem;Johan Klein Haneveld 459
In memoriam

Gerrit Jongeneel (4-9-1924 - 12-10-2006); U. Sybesma, E.P.G. KloppingenJ. Minderhoud 460

Personalia 461

Jubilea 462

Doorlopende agenda 463

Deadline kopij 457

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342^ 19798; 06-53260696, fax 0342-419794,
fe-niail: info@oveigaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken cn klinieken: eind-
redactie

Original article

BSE in the Netherlands; an update; L. Heres, and F.C. van Zijderveld 428

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary\'Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 475-

Lezersonderzoek

Ruim een maand geleden vroegen wij u uw mening te geven over het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Ondertussen zijn de resultaten binnen en hebben wij een globale indruk van wat de respon-
denten van het TvD vinden.

Het eerste wat opvalt is de uitstekende \'respons rate\'. Maar liefst 1078 van de 4306 benaderde
lezers namen de moeite om de enquête in te vullen. Een \'respons rate \'dus van boven de 25procent.
Een teken dat u zich betrokken voelt bij het TvD.

Uiteraard kon ik het niet laten om onmiddellijk op zoek te gaan naar de vraag: welk rapportcijfer
geeft u het Tijdschrift voor Diergeneeskunde? Ugeeft het TvD een
7,2. Lang niet slecht, zeker gezien
het feit dat het TvD een zeer diverse doelgroep heeft.

Een aantal andere eerste indrukken: de modale respondent is relatief jong, meer dan 50 procent is
jonger dan 40 jaar, en werkt in de praktijk. Van de dierenartsen werkzaam in de praktijk is bijna de
helft gezelschapsdierenarts.

Verder vinden de respondenten met name de praktijkgerichte veterinair-technische onderwerpen
interessant. Ruim 45 procent van de respondenten geeft aan dit soort onderwerpen het belangrijkst
te vinden. Een zeer goede tt\\\'eede is wetenschap. 30 procent van de respondenten vindt de weten-
schappelijke artikelen het belangrijkst. De rij wordt gesloten door respectievelijk: informatie over
veterinaire beleidszaken (9,86 procent), informatie over de KNMD (4,33 procent) en niet veteri-
naire zaken (3,90 procent).

Wat ook opvalt, is dat het TvD zeer goed gelezen wordt. Maar lief st 37 procent van de respondenten
geeft aan het TvD grotendeels te lezen. Overigens is de dierenarts een snelle lezer, 80 procent doet
dit namelijk in minder dan een uur. Na het lezen bewaart meer dan 40 procent het TvD voor altijd.
Nog interessanter wordt het als gekeken wordt naar de open vragen over hoe de inhoud verder te
verbeteren. De respondenten laten hier zeer diverse geluiden horen. Antwoorden als "meer gezel-
schapsdierenartikelen " worden naadloos gevolgd door "meer aandacht voor pluimvee en land-
bouwhuisdieren ", en "meer wetenschap " wordt afgewisseld met "zou graag meer praktische arti-
kelen zien ". Toch levert een eerste scan de indruk op dat er een grote vraag is naar bijdragen over
gezelschapsdieren en meer praktisch-veterinaire informatie.

Uiteraard zullen wij de resultaten van de enquête nauwkeuriger moeten bestuderen om conclusies
te kunnen trekken maar het is inspirerend om te vernemen wat de lezers van het TvD vinden. Het
Tijdschrift wordt met de eerder genoemde 7,2 uitstekend gewaardeerd door een betrokken en des-
kundig lezerspubliek met een duidelijke maar diverse mening over waar ruimte is voor verbetering.
Mijn dank aan de respondenten. Wij zullen er voor zorgen dat uw feedback zal leiden tot een nog
beter Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Miel Bingen
Eindredacteur

Tijdsfiluu

\' WXtJfl

Diergeneesr

Uit

de redactie

-ocr page 476-

Boviene spongiforme encephalopathie (BSE) in Nederland:
een update

Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132; 427-434.

L. Heres\'\'\' en F.C. van Zijderveld\'*

Introductie

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

In Nederland zijn tot en met 2006 82 gevallen van BSE
geconstateerd bij in Nederland geboren runderen. In dit
artikel wordt een update gegeven over de BSE-situatie in
Nederland. De klinische symptomen waaraan BSE is te
herkennen worden samengevat. Uit de Nederlandse ge-
gevens blijkt dat een passieve surveillance waarbij dier-
houders en dierenarts klinisch verdachte dieren moeten
aanmelden, een systeem met een lage gevoeligheid is.
Er wordt ingegaan op de epidemiologie en risicofactoren
van BSE. Alle BSE-gevallen in Nederland kunnen wor-
den verklaard door versleping van gecontamineerd dier-
meel.

Op basis van het verloop van de epidemie en alle achter-
gronden die bekend zijn geworden, is te verwachten dat
het aantal BSE-gevallen in Nederland en elders in Europa
verder zal afnemen. Door de Europese Commissie is een
stappenplan (TSE roadmap) opgesteld dat aangeeft op
welke wijze het Europese BSE-beleid op kortere en lange
termijn kan worden aangepast indien de gunstige ontwik-
keling van de BSE-situatie zich verder voortzet. De tijd is
aangebroken dat de bestrijding van BSE een nieuwe fase
ingaat zonder dat de gezondheid van de consument en het
BSE-uitroeiingsbeleid in het gedrang mogen komen.

BSE in the Netherlands: an update

Up to 2006, there have been 82 cases of BSE in cattle born in
the Netherlands. This article reviews the current situation
regarding BSE in the Netherlands and summarizes the clini-
cal symptoms of the di.sease. Data from the Netherlands show
that a passive surveillance system, by which farmers and
veterinarians have to report suspect clinical cases, has a low
sensitivity. The epidemiology of, and risk factors for, BSE are
discussed. All the Dutch cases of BSE can be attributed to
cross-contamination of feed with meat-and-bone meal. On
the basis of information about the epidemic and the cases re-
ported to date, it is anticipated that the number of cases of
BSE will continue to decline in the Netherlands and Europe.
The European Commission has presented a road map that
describes how the European BSE policy can be changed in
the short and long term if the current favourable trend in BSE
cases continues. It is time for a new phase in the management
of BSE but with continued protection of the public s health
and eradication of BSE.

Divisie Bacteriologie en TSE\'s, Centraal Instituut voor DierziekteControle

(CIDC-Lelystad), iVageningen UR.

Huidige werkgever: VION Fresh Meat West B. V. Boxtel.

Correspondentie: Postbus 2004, 8203 AA Lelystad. Tel bureau: 0320-238151, fax:

0320 23 81 53. e-mail: fred.vanzijderveïd@wur.nl internet: www.cidc-lelystad.wurnl

De aanvang van de boviene spongiforme encephalopathie
(BSE)-epidemie is al weer meer dan twee decennia geleden.
In 1986 werd het eerste geval van BSE of gekkekoeienziekte
gediagnosticeerd in Groot-Brittannië (GB) (1). Er volgde een
grote epidemie die zijn hoogtepunt bereikte in 1992 (figuur
1). BSE heeft zich tot 1996 vanuit GB over Europa kunnen
verspreiden via de export van runderen en diermeel. Momen-
teel is BSE in nagenoeg alle landen op zijn retour. In tabel 1
is de BSE-incidentie in verschillende Europese landen weer-
gegeven. In GB, Ierland, Spanje en Portugal is de incidentie
nog minstens een factor tien tot dertig hoger dan in Neder-
land. Ook in de ons omringende landen is de incidentie op
zijn retour.

De stapeling van afwijkend gevouwen prioneiwitten (PrP®\')
in vooral de zenuwcellen van het centrale zenuwstelsel ver-

Figuur 1. Klinische BSE-gevallen uit passieve surveillance In CB.

^ s î s £ s

Î5000\'

30000

15000 \'

50CX) •
o-

lisais

Isar

Bron: http://u/ww.defra.gov.uk/animalh/bse/statistics/weeklYStats.htmW
pass
(23 februari 2007).

Tabel 1. BSE-incidentie (aantal gevallen per miljoen runderen > twee jaar)
in verschillende Europese landen sinds de actieve surveillance.

Land

2001

2002

2003

2004

2005

Portugal

137,9

107,8

137,2

94,9

53,0

UK

232,8

228,2

122,3

68,8

45,7

Slowakije

18,3

18,7

6,7

24,7

43,4

Spanje

24,2

38,0

46,3

38,9

27,8

Ierland

61,8

88,4

57,8

43,3

24,0

Tsjechië

2,9

2,5

5,8

10,3

12,0

Luxemburg

0

14,5

0

0

10,9

Polen

0

1,3

1,5

3,6

6,5

Duitsland

20,0

17,0

8,7

10,9

5,0

Slovenië

4,3

4,4

4,4

9,2

4,7

Zwitserland

49,1

27,9

24,9

3,8

3,7

Frankrijk

19,7

21,0

12,0

4,7

2,7

Italië

14,1

10,6

9,9

2,4

2,4

Oostenr^

1,0

0

0

0

2,1

Nederland

10,3

13,2

10,9

3,4

1,8

België

28,2

25,8

10,5

7,9

1,4

Denemarken

6,8

3,4

2,4

1,3

1,3

Griekenland

3,3

0

0

0

0

Finland

2,4

0

0

0

0

Gebaseerd op OIE: http://u/wui.oie.int/eng/info/en/bseincidence.htm
(12 maart 2007).

-ocr page 477-

120
100
i 80

TJ
C

E 60

I 40

20

4

1

Q

laar

■ Aantal BSE-negatieve dieren B Aantal BSE.positieve dieren

oorzaakt geen antilichaamrespons. Alleen bij voldoende op-
hoping van het PrP^\' in de hersenen kan de infectie worden
aangetoond. Dit is tot op heden alleen postmortaal mogelijk.
Voor de actieve surveillance zijn momenteel elf snelle testen
toegelaten door de EU. Bij een positieve testuitslag wordt de
definitieve diagnose gesteld met histologie en immuunhisto-
chemie.

De beheersing van BSE is vooral van belang vanwege de re-
latie met de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob
(vCJD) bij mensen. De prionen van vCJD en BSE veroor-
zaken dezelfde laesieprofielen en hebben dezelfde incubatie-
tijd in geïnoculeerde muizen (2, 3). In GB is de blootstelling
aan BSE-gecontamineerd vlees of vleesproducten het grootst
geweest. In dit land is tevens de overgrote meerderheid van
vCJD-gevallen geconstateerd. Er is wel enige discussie over
BSE als oorzaak van vCJD geweest (4), maar de BSE - vCJD
relatie is algemeen geaccepteerd. In figuur 2 is het aantal ge-
vallen van vCJD in GB weergegeven. CJD-gevallen zijn in
Nederland meldingsplichtig sinds 2002. In 2005 werd een
eerste geval van vCJD gemeld bij een vrouw van 26 jaar. In
2006 overleed een tweede patiënt (man, zestien jaar) aan de
ziekte.

De relatie tussen BSE en vCJD is de aanleiding geweest voor
een rigoureuze bestrijding van BSE in Europa. De eerste mo-
dellen die het verloop van de vCJD-epidemie voorspelden,
kwamen uit op maximaal dertien miljoen gevallen (5, 6).
Deze modellen hadden te maken met grote onzekerheid over
het aantal geïnfecteerde mensen per geïnfecteerd rund en de
gemiddelde incubatietijd bij de mens. In de loop van de jaren
zijn de prognoses van het aantal te verwachten gevallen van
vCJD naar beneden bijgesteld. Een recentere prognose voor-
spelde tachtig nieuwe gevallen tot het jaar 2040 (7). Er is on-
zekerheid over de incubatietijd bij de minder gevoelige hu-
mane populatie, zeker nadat positieve tonsillen gevonden zijn
bij personen uit die populatie (8). Ook zou bloedtransfiisie
bijgedragen kunnen hebben aan de transmissie (9).

BSE in Nederland

In Nederland bestaat sinds 29 juni 1990 een passief surveil-
lance systeem (gebaseerd op aangifteplicht) voor BSE. Wan-
neer BSE niet uitgesloten kan worden, dienen verdachte die-
ren bij de bevoegde instantie te worden aangemeld. Verdachte
dieren werden getest door middel van histologie. Later is dit
aangevuld met immuunhistochemie (IHC) en de snelle tes-
ten. In figuur 3 is het aantal als verdacht aangemelde dieren
in de verschillende jaren weergegeven.
De publiciteit en aandacht voor BSE en vCJD na 1996, het
jaar waarin de relatie tussen vCJD en BSE voor het eerst ge-
legd werd, en in 2001, het eerste jaar waarin de actieve sur-
veillance startte, lijken een opleving van het aantal ver-
denkingen te hebben veroorzaakt. De laatste jaren neemt het
aantal aangemelde klinisch verdachte dieren weer af, schijn-
baar parallel aan de verminderde aandacht voor BSE.
In 1997 werd voor het eerst een geval van BSE in Nederland
geconstateerd op een bedrijf in Wilp (nabij Deventer). Van
1997 tot en met 2000 werden jaarlijks twee gevallen van BSE
aangetoond. Vanaf 2001 werden alle gezonde, geslachte
dieren ouder dan dertig maanden en alle in nood geslachte
runderen, runderen met afwijkingen en runderen die aange-
boden werden aan de destructor ouder dan 24 maanden met
een \'snelle test\' getest op BSE, conform de EU-regelgeving.
Jaarlijks worden in Nederland ruim vijfhonderdduizend run-
deren op BSE onderzocht. Tot april 2002 werden alle testen
bij het CIDC-Lelystad uitgevoerd, daarna zijn alle geslachte
runderen door private laboratoria getest, onder toezicht van
het nationale referentielaboratorium, CIDC-Lelystad. CIDC-

Tabel 2. Overzicht BSE-verschijnselen (10-12).

Klinische symptomen
Veranderingen in gedrag
^ Prikkelbaar

Paniekaanval_

Nervositeit/rusteloosheid

Angst

Agressiviteit

Slaan tijdens melken

Nerveuze oorbewegingen

Speekselen

Hoog frequent neuslikken

Spierfasciculaties (trillingen, tremoren)
Nerveus bij deuropeningen _

Tandenknarsen

Veranderingen in gevoeligheid/prikkelbaarheid
Hypergevoelig bij aanraking
Hypergevoelig voor geluid
Hypergevoelig voor licht
Veranderingen in houding en bewegingen
Ataxie (achter vaker dan voor)

Moeite met opstaan - niet meer kunnen opstaan (door ataxie)
Vallen

Cirkelen__

Overkoot gaan

-ocr page 478-

Tabel 3. Waargenomen verschijnselen gerapporteerd door de veehouders
op 75 onderzochte bedrijven.

Symptomen

totaal

klinisch

destructie

slacht

Geen verschijnselen gezien

18

0

2

16

Schrikachtig

28

13

5

10

Angstig

19

7

5

7

Agressief

8

3

0

5

Afwijkend orenspel

8

6

0

2

Prikkelbaar (licht en geluid)

15

10

0

5

Tandenknarsen

6

4

1

1

Slaan (melkstal)

18

6

4

8

Weigeren melkstal in te gaan

3

2

1

0

Manisch

2

1

Ö

1

Verandering karakter

4

2

2

0

Blind

0

0

0

0

Dringen

1

1

0

0

Schuren met hoofd

2

2

0

0

Afwijkende hoofdstand

1

1

0

0

Moeilijk opstaan

28

8

8

12

Niet meer opstaan

23

4

12

7

Struikelen kootgewricht

0

0

0

0

Ataxie voor/achter

38

14

9

15

Tremoren

8

5

0

3

Aantal dieren

74

17

16

41

Klinische BSE score\'

-BSE mogelijk

16

0

4

12

-BSE waarschijnlijk

20

6

5

9

-BSE zeker

20

10

5

5

\' klinische score gebaseerd op subjectieve weging van de anamnese door auteurs.

Lelystad onderzoekt de klinisch verdachte dieren, de ka-
davers en controleert en bevestigt de positieve uitslagen van
de commerciële laboratoria, en houdt wekelijks toezicht op
deze laboratoria.

Verschijnselen BSE

De verschijnselen die bij BSE worden geconstateerd, zijn te
verklaren met het progressief uitvallen van hersenfuncties. In
tabel 2 zijn de verschijnselen weergegeven zoals deze be-
schreven zijn in de literatuur (10-12).
Door veehouders in Groot-Brittannië werd nerveus gedrag
(ruim dertig procent) en slaan in de melkstal (ongeveer
25 procent) het meest genoemd. Verder werden bewegings-
stoomissen (achttien procent), verminderde melkproductie
en verlies van gewicht (beide vijftien procent) genoemd.
Wanneer de runderen klinisch werden onderzocht, werden bij
meer dan negen van de tien dieren veranderingen in mentale
status, houding en beweging of prikkelbaarheid gezien. Ne-
gentig procent van de koeien vertoonde verschijnselen uit
alle drie categorieën (10).

Vooral de combinatie van de drie groepen van verschijnselen
maakt de diagnose BSE waarschijnlijk. Afzonderlijke veran-
deringen komen ook voor bij koeien die geen BSE hebben
(11). Ten opzichte van koeien waarbij de waarschijnlijkheids-
diagnose BSE achteraf niet kon worden bevestigd, waren
BSE-bevestigde gevallen significant vaker prikkelbaar, ver-
toonden vaker nerveuze oor- en oogbewegingen, verhoogd
speekselen en likken van de neus, waren vaker gevoelig voor
aanraking, geluid en licht en de dieren waren vaker atactisch.
De ernst van de verschijnselen kunnen van dag tot dag ver-
schillen en in een bekende omgeving komen vooral de ver-
schijnselen van hypergevoeligheid minder tot uitdrukking.
Het verioop van de ziekte is variabel. In een klein deel van de
gevallen is het verloop zeer snel en dodelijk binnen veertien
dagen. In de meeste gevallen duurt het zes tot acht weken

Figuur 4. Geboortejaar van de 82 BSE-koeien in Nederland gedetecteerd
in de verschillende jaren (< 2001-2006) van de actieve en passieve sur-
veillance.

35 n
30
25 -

20 -
\'5 -

10
5
o

voordat een combinatie van verschijnselen wordt gezien. Ook
symptomatische periodes van bijna een half jaar zijn gerap-
porteerd. De voorspellende waarde van een diagnose op
grond van de verschijnselen en de sensitiviteit van deze de-
tectiemethode zijn al met al laag (13).
In tabel 3 staan de verschijnselen die door veehouders van
75 onderzochte bedrijven met BSE in Nederland zijn op-
gemerkt. Bij achttien van de 75 onderzochte BSE-bedrijven
waren door de veehouder, ook achteraf, geen verschijnselen
gezien. Maar er zijn dus ook diverse gevallen waarbij ge-
constateerd moet worden dat de verschijnselen die wel aan-
wezig waren, pas na de laboratoriumdiagnose als zodanig
zijn onderkend door de veehouder en in een deel van de ge-
vallen ook door de dierenarts. In alle landen waar de passieve
surveillance vervangen werd door een actieve BSE-surveil-
lance nam het aantal gedetecteerde dieren toe. In een retro-
spectieve studie in Frankrijk is net als in Nederland vast-
gesteld dat een deel van de dieren die bij de slacht en
destructie zijn gedetecteerd toch BSE-verschijnselen ver-
toonden voordat ze van het bedrijf werden afgevoerd (14).
In figuur 4 is het geboortejaar van alle Nederiandse BSE-
koeien weergegeven. Het vroegste geboortejaar is 1988. De
koe was dertien jaar oud bij de diagnose van BSE. Al eerder
is vanuit onze onderzoeksgroep gerapporteerd dat bij dit dier
sprake is van een afwijkend type BSE. Er werd een ver-
schuiving waargenomen in het bandenpatroon in de western
blot, op basis waarvan dit geval gerekend wordt tot het zoge-
naamde H-type. Of hier sprake is van een andere BSE-variant
(waar de eerste resultaten op wijzen) of scrapie wordt nader
onderzocht. In steeds meer landen, waaronder Frankrijk (15),
Italië (16) Japan (17), Polen, Zweden en de VS zijn, zij het
sporadisch, atypische gevallen van BSE gerapporteerd.
De grote meerderheid van de BSE-koeien in Nederland be-
stond uit melkkoeien, twee gevallen deden zich voor bij zoog-
koeien.

Opvallend is dat de meeste Nederlandse BSE-gevallen zijn
geboren in 1996. De afname in 1997 zou kunnen zijn veroor-
zaakt door verschillende maatregelen die in 1997 zijn door-
gevoerd, zoals verwijdering van specifiek risicomateriaal
(SRM), sterilisatieprocedures voor de productie van dier-
melen bij niet-renderaars en het verbod op export van dier-
meel en runderen vanuit GB naar Europa. De toename van
het aantal BSE-gevallen tussen 1995 en 1996 kan slechts ge-
deeltelijk worden verklaard door aan te nemen dat infecties
zijn gemist door het afwezig zijn van een actieve surveillance

-ocr page 479-

voor 2001. Een reële veronderstelling lijkt dat, vooruitlopend
op het van kracht worden van de exportban van dieren en
diermeel uit GB, extra export heeft plaatsgevonden. Ook in
België en Duitsland ligt de piek van BSE-gevallen in het ge-
boortejaar 1996. In Frankrijk en Ierland worden in het 1995-
cohort de meeste BSE-koeien gevonden.
De gemiddelde leeftijd van de BSE-koeien in Nederland is in
de laatste jaren licht gestegen van 6,5 jaar in 2001 naar ruim
acht jaar in 2006. De gemiddelde leeftijd van de BSE-koeien
in Nederland is 6,4 jaar (figuur 5).

Oorzaak BSE

Epidemiologisch onderzoek in GB aan het begin van de BSE-
epidemie (10) identificeerde onvoldoende verhit diermeel
(MEM) als de belangrijkste veroorzaker van BSE. Andere
studies, zoals in Zwitserland, hebben de rol van diermeel be-
vestigd (18). Er zijn wel verschillende alternatieve hypothe-
ses gepostuleerd, zoals het gebruik van \'pour-ons\' inet orga-
nofosfaten voor de bestrijding van horzels (19), mineralen, in
het bijzonder mangaan en koper (20), en
Acinetobacter (21),
maar geen van deze veronderstellingen is door onafliankelijk
onderzoek bevestigd.

Door de Algemene Inspectie Dienst (AID) is onderzocht of er
een gemeenschappelijke oorzaak kon worden gevonden voor
de eerste dertig gevallen van BSE in Nederland. De enige ge-
meenschappelijk relatie die in dit onderzoek naar boven
kwam, is de consumptie van mengvoer dat door versleping
diermeel kan hebben bevat. Alle BSE-koeien hadden voer ge-
had uit fabrieken waar naast rundveebrok ook voer voor kip-
pen en/of varkens werd geproduceerd waaraan diermeel werd
toegevoegd (22). Eigen onderzoek, uitgevoerd door CIDC-
Lelystad, bevestigde deze resultaten en het blijkt dat ook in
alle andere gevallen van BSE in Nederland de dieren voer heb-
ben gehad waarin diermeel aanwezig kan zijn geweest (23).
Door ons zijn twee epidemiologische analyses uitgevoerd,
namelijk een case-control-studie en een studie naar de geo-
grafische clustering van BSE-gevallen. In Nederland is een
clustering van bedrijven te zien in de oostelijke delen van de
provincies Gelderland en Overijssel. Ook in Zuid-Holland,
ten zuid-westen van Utrecht lijkt een concentratie te bestaan.
Deze clustering is zichtbaar op de kaart in figuur 6. Uit onze
beide studies blijkt dat de mengvoerfabrikant de enige signi-
ficante risicofactor is voor het krijgen van BSE (sommige
mengvoerfabrikanten hebben een verhoogd risico op het

\'veroorzaakt hebben\' van BSE bij hun afnemers) waarbij uit
de clusteringanalyse blijkt dat hier vooral sprake is van een
incident (beperkt tot een voercohort in een bepaald jaar). De
gevallen uit het geboortecohort 1996 zijn significant geclus-
terd in het oosten van Nederland en de gevallen uit het ge-
boortecohort 1997 zijn significant geclusterd ten zuiden van
Utrecht (23). Dat sommige mengvoerfabrikanten een risico-
factor waren voor het optreden van BSE heeft waarschijnlijk
te maken met de oorsprong van het diermeel (onvoldoende
verhitting en herkomst uit landen met een hoge BSE-inciden-
tie) en de wijze van productie van het mengvoer (mogelijk-
heid van kruiscontaminatie).

Ook andere epidemiologische studies hebben risicofactoren,
die de kans op het krijgen van BSE beïnvloeden, aangetoond.
Er werd een relatie met bedrij fsgrootte en regio gevonden.
Een groter risico lopen melkveebedrijven ten opzichte van
vleesveebedrijven (24, 25) en grotere bedrijven ten opzichte
van kleine bedrijven (25). In GB, het noordwesten van
Frankrijk en in Zwitserland werd regionale clustering van
BSE-positieve bedrijven gevonden (26, 27). Een causale
relatie tussen deze risicofactoren en het optreden van BSE
werd ook verondersteld te liggen in een verschillend gebruik
van diermeel.

In GB is een groot aantal bedrijven vastgesteld waarop meer-
dere koeien per bedrijf BSE hebben ontwikkeld. Dat in de
meeste gevallen slechts één dier per bedrijf positief werd be-
vonden en in Nederland uitsluitend één dier per bedrijf, komt
doordat de mate van blootstelling van de runderen op een be-
drijf aan het infectieuze agens zeer gering is geweest, waar-
door voor elk dier in een bepaald voercohort de kans uiterst
gering was om geïnfecteerd te raken. Slechts in een zeer uit-
zonderlijk geval gebeurde dat. De kans op meerdere gevallen
per bedrijf is de vermenigvuldiging van deze geringe kansen.
Ruim dertig procent van de Nederlandse BSE-bedrijven
waren gemengde veebedrijven. Op twee BSE-bedrijven was
de opslag van varkens- en rundveevoer zo gelegen dat ver-
sleping van voer op het bedrijf onvermijdelijk heeft plaats-
gevonden. Op de overige gemengde bedrijven was er een veel
duidelijkere fysieke scheiding tussen de koeien en varkens
en/of kippen. Directe versleping is hier veel onwaarschijnlij-
ker. Op de meeste bedrijven kon men zich geen incidenten

-ocr page 480-

herinneren waarbij varkensvoer in rundveevoedersiio\'s was
gelost en vice versa. Op twee BSE-bedrijven was dit wel op-
getreden maar was er gezien het tijdstip waarop dit had
plaatsgevonden geen relatie met het optreden van BSE. Door
versleping op het gemengde bedrijf of tijdens transport zou-
den deze bedrijven een hoger risico kunnen hebben gehad. In
een multivariabele analyse is ons gebleken dat gemengde be-
drijven niet een signiticant verhoogd risico hebben. Een ver-
klaring is dat er een sterke correlatie bestaat tussen meng-
voerleveranciers, regio en gemengde bedrijven.

Prognose BSE m Nederland

In Nederland zijn in de afgelopen jaren opeenvolgende maat-
regelen genomen voor de beheersing van BSE. In tabel 4 zijn
de beheersmaatregelen en een inschatting van het effect van
elke maatregel op de beheersing van BSE weergegeven. De
maatregelen zullen leiden tot een blijvende daling van het
aantal gevallen van BSE tot vrijwel nul.
Het toepassen van diermeel in herkauwervoeders werd in
GB in 1988 verboden, terwijl dat tot die tijd gebruikelijk
was. In 1996 volgde een absoluut verbod op het gebruik van
diermeel in voeders voor landbouwhuisdieren, toen bleek dat
versleping van diermeel uit andere voeders tot nieuwe be-
smetting van runderen leidde. Uitgaande van een volledige
naleving van de regels zouden na augustus 1996 geen run-
deren meer besmet kunnen raken met BSE. Desondanks
werden nog honderdveertig BSE-gevallen geboren na deze
absolute feed ban
(http://www.defra.gov.uk/animalh/bse/
statistics;
12 maart 2007). De meest waarschijnlijke verkla-
ring hiervoor zijn restanten diermeel in het totale mengvoer-
productie- en opslagsysteem (28).

In Nederiand zijn tot nu toe drie BSE-gevallen gevonden die
zijn geboren na de nul-tolerantie voor diermeel in voeders van
herkauwers (april 1999). Op het eerste bedrijf is versleping
van diermeel in de mengvoerfabriek van restanten diermeel
de meest waarschijnlijke verklaring. Het tweede geval, een
Belgische blauwe zoogkoe, die volgens opgave van de houder
ongeveer zeshonderd kilogram krachtvoer heeft gegeten in de
eerste negen maanden van het leven, kan niet direct worden
verklaard. Het is wellicht mogelijk dat er toch nog spoortjes
diermeel in het voer aanwezig waren. In het derde geval is
versleping van varkensvoer naar rundveevoer op het bedrijf
door de constructie van de silo\'s het meest waarschijnlijk.

Discussie

De actieve surveillance waarbij alle koeien ouder dan 24 tot
30 maanden worden getest, geeft een zeer exacte vaststelling
van het aantal dieren dat geïnfecteerd is geraakt en dat zich in
het laatste stadium van de incubatie bevindt. Door de actieve
surveillance in de afgelopen zes jaar in Europa, bestaat er nu
een goed beeld van de BSE-situatie in Nederiand en de om-
ringende landen.

Ondanks dat er tot nu toe drie BSE-koeien zijn gedetecteerd
die geboren zijn na de scheiding van de mengvoerproductie
in 1999, blijft kruisbesmetting van voer de meest waarschijn-
lijke verklaring voor alle BSE-gevallen. De geboortecohorten
die nog wel met diermeel in aanraking konden komen,
worden kleiner en de gemiddelde incubatietijd is verstreken,
daarom zal het aantal BSE-gevallen verder afnemen. Uit de
geboortecohorten voor 1999 kunnen nog jaren koeien met
BSE worden gevonden. Het aantal zal echter klein zijn. Voor

Tabel 4. Beheersmaatregelen tegen BSE in Nederland.

Jaar

Maatregel

Verwacht effect

1989

Verbod gebruik herkauwer-

Geen effect, diermeel werd

diermeel voor voer van

in rundveevoeders niet

herkauwers

toegepast

1990

Passieve surveillance voor

Passieve surveillance

BSE;

weinig gevoelig.

Verbod herkauwerdiermeel

Herkauwerdiermelen

uit Verenigd Koninkrijk

kunnen niet van overig

(VK)

diermeel worden

onderscheiden

1994

Verbod gebruik zoogdier-

Diermeel vond geen

diermeel in voer voor

toepassing in rundveevoer

herkauwers

1994

6% regel (verbod om

Lichte vermindering

mengvoer voor rundvee te

kruiscontaminatie

produceren na voeders die

meer dan 6% diermeel

bevatten)

1996

Destructie van kalveren

Extreem gering

geïmporteerd uit VK

1996

EU-verbod op import

Zeer belangrijk ter

diermeel uit VK

voorkoming van introductie

uit hoog-risico-land

1997

Specifiek risicomateriaal

Minder infectiviteit aan

(SRM) verwijderd en

diermeel in Nederland

vernietigd

toegevoegd. Zeer

belangrijk

april 1999

Geen mogelijkheid tot
kruiscontaminatie meer van
rundveevoer. Belangrijk

Waarborgen verbod
gebruik diermeel

Januari 2001

Maart 2003 Alleen ruimen van risico-
_
dieren op BSE-bedrijven

gevallen geboren in cohorten na 1999 kan alleen door \'case-
by-case\'-analyse naar een verklaring worden gezocht. Ten
eerste moet gedacht worden aan versleping van diermeelres-
tanten in het totale mengvoersysteem. Wanneer dit niet leidt
tot een bevredigend antwoord, kan nog gedacht worden aan
eiwitcontaminaties in vet en dicalciumfosfaat, illegale ver-
menging van grondstoffen met diermeel en als laatste moge-
lijkheid nog onbekende oorzaken.

Met het oog op deze afnemende incidentie is bij het CIDC
onderzoek uitgevoerd om alternatieve surveillancesystemen
te ontwikkelen waarbij niet meer alle runderen ouder dan
24 of 30 maanden worden getest. Het verhogen van de leef-
tijdsgrens is de eerste voor de hand liggende en acceptabele
optie. Daarnaast is bestudeerd welke risico\'s de herintroduc-
tie van diermeel in delen van de veevoederproductie oplevert.
De eerste resultaten van dit onderzoek zijn te lezen in een
advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden waarin
wordt geconcludeerd dat een herintroductie van diermeel
onder bepaalde voorwaarden mogelijk is (29).
Uit resultaten uit binnen- en buitenland blijkt dat een passieve

Nultolerantie diermeel
voor herkauwers, verbod
op aanwezigheid van
diermeel in faciliteiten
waar rundveevoer wordt
geproduceerd
EU-verbod op gebruik van
diermeel en overig dieriijk
eiwit in voer voor
landbouwhuisdieren,
m.u.v. di-calcium-
fosfaat, vismeel,
gelatine en bloed in voer
voor niet-hcrkauwers
Actieve surveillance in
runderen ouder dan
24/30 maanden

December 2000

Actieve opsporing
BSE-gevallen. Additioneel
aan SRM-maatregel gering
extra effect op beheersing
BSE

Geen/zeer gering effect op
epidemie_

-ocr page 481-

surveillance veel minder gevoelig is om (klinische) BSE-
gevallen te detecteren dan een actieve surveillance. Hiervoor
zijn twee belangrijke verklaringen. In de eerste plaats zijn de
klinische verschijnselen van BSE in veel gevallen aspecifiek,
en kunnen gemakkelijk verward worden met de verschijnse-
len van bijvoorbeeld mastitis (slaan in de melkstal), zenuw-
beschadigingen rond de geboorte, melkziekte (koe wil niet of
kan moeilijk opstaan) of slepende melkziekte (nerveuze
vorm). Anderzijds bestaat het vermoeden dat veehouder en
dierenarts in samenwerking er niet toe komen de stap te zet-
ten een rund aan te melden wanneer zij de mogelijkheid van
BSE niet kunnen uitsluiten. Het aantal klinische verdenkin-
gen laat sinds 2002 een dalende lijn zien. Toch lijkt het on-
waarschijnlijk dat zich minder vaak een twijfelgeval voordoet
dan in 2001. Anderzijds is de kans zeer gering dat bij een kli-
nische verdenking daadwerkelijk sprake is van BSE. Echter,
door officiële instanties zoals de GBR-groep van de EFSA en
de OIE wordt het aantal klinische verdenkingen wel gezien
als belangrijke indicator voor een goed draaiende surveillan-
ce. Wellicht moet naar wegen worden gezocht om het melden
te bevorderen.

Met het oog op de afname van BSE in Europa is door de EU
een \'roadmap\' opgesteld die richting geeft aan de aanpas-
singen van de huidige BSE- (en scrapie-)beheersmaatregelen,
op korte, middellange en langere termijn (30). Dit stappen-
plan onderscheidt de aandachtsvelden surveillance, ruimin-
gen, SRM-verwijdering en voederverbod diermeel. Voor de
surveillance zijn er opties om de leeftijdsgrenzen geleidelijk
te verhogen en om gerichte monitoringsprogramma\'s te doen,
rekening houdend met leeftijden en de kosten om een positief
geval te vinden, waardoor er minder dieren getest hoeven te
worden. Dit sluit aan bij een nieuwe OIE-systematiek waarin
afhankelijk van de leeftijd en de surveillancestroom (gezonde
slacht, risicodieren en klinische verdenkingen) een aantal
punten per getest dier wordt verkregen en waarbij door de
OIE een puntentarget wordt gesteld waarmee een prevalentie
van minder dan 1/100.000 dieren met 95 procent zekerheid
kan worden aangetoond.

Het ruimingsbeleid zou in de toekomst kunnen worden aan-
gepast richting het niet meer onmiddellijk doden van dieren,
maar het testen van dieren van bedrijven waar BSE is aange-
toond op het moment dat ze worden geslacht of gedood. Het
ruimen van het hele bedrijf gebeurt sinds het vijfde geval van
BSE in 2003 niet meer en momenteel worden alleen de voer-
en geboortecohorten geruimd volgens de enge definitie van
de TSE-verordening (EU 999/2001).

In het Europese Parlement, door collegaonderzoekers uit
andere Europese landen en ook in Nederland wordt terughou-
dend gereageerd op mogelijke versoepelingen in het beleid.
Het reële risico voor mensen op het krijgen van vCJD is ge-
ring in vergelijking met het risico op andere ziekten. Het be-
leefde risico op het krijgen van BSE lijkt echter veel groter te
zijn, zodat de bereidheid voor versoepeling van maatregelen
op weerstand stuit. Wij denken dat gedurende enige jaren nog
grote inspanningen worden verwacht van de sector om blij-
vend vertrouwen te scheppen in de veiligheid van het dierlij-
ke product in relatie tot BSE.

LITERATUUR

1. Wells GA, Scott AC, Johnson CT, Gunning RF, Hancock RD, Jeffrey
M,
et al. A novel progressive spongiform encephalopathy in cattle. Vet
Ree 1987; 121 (18): 419-420.

2. Bruce ME, Will RG, Ironside JW, McConnell 1, Drummond D, Suttie
A,
et al. Transmissions to mice indicate that \'new variant\' CJD is
caused by the BSE agent. Nature 1997; 389 (6650): 498-501.

3. Brown DA, Bruce ME and Fräser JR. Comparison of the neuropatholo-
gical characteristics of bovine spongiform encephalopathy (BSE) and
variant Creutzfeldt-Jakob disease (vCJD) in mice. Neuropathol Appl
Neurobiol 2003; 29 (3): 262-272.

4. Venters GA. New variant Creutzfeldt-Jakob disease: the epidemic that
never was. BMJ 2001; 323 (7317) 858-861.

5. Ghani AC, Ferguson NM, Donnelly CA and Anderson RM. Predicted
vCJD mortality in Great Britain. Nature 2000; 4 06 (6796): 583-584.

6. Ghani AC, Ferguson NM, Donnelly CA, Hagenaars TJ and Anderson
RM. Epidemiological determinants of the pattern and magnitude of the
vCJD epidemic in Great Britain. Proc R Soc Lond B Biol Sci 1998;
265 (1413): 2443-2452.

7. Ghani AC, Ferguson NM, Donnelly CA and Anderson RM. Factors
determining the pattern of the variant Creutzfeldt-Jakob disease (vCJD)
epidemic in the UK. Proc R Soc Lond B Biol Sci 2003; 270 (1516):
689-698.

8. Hilton DA, Ghani AC, Conyers L, Edwards P, McCardle L, Ritchie D,
et al. Prevalence of lymphoreticular prion protein accumulation in UK
tissue samples. J Pathol 2004; 203 (3): 733-739.

9. Llewelyn C, Hewitt P, Knight R, Amar K, Cousens S, Mackenzie J, et
al.
Possible transmission of variant Creutzfeldt-Jakob disease by blood
transOision. The Lancet 2004; 363 (9407): 417-421.

10. Wilesmith JW, Wells GA, Cranwell MP and Ryan JB. Bovine spongi-
form encephalopathy: epidemiological studies. Vet Ree 1988; 123 (25):
638-644.

11. Braun U, Amrein E, Estermann U, Egli J, Schweizer T, Lutz H, et al.
Untersuchungen an 182 Nachkommen von an boviner spongiformer
Enzephalopathie (BSE) erkrankten Kühen in der Schweiz. Teil 1:
Klinische Befunde. Schweiz Arch Tierheilkd 1998; 140 (6): 240-249.

12. Konoid T, Bone G, Ryder S, Hawkins SA, Courtin F and Berthelin-
Baker C. Clinical findings in 78 suspected cases of bovine spongiform
encephalopathy in Great Britain. Vet Ree 2004; 155 (21): 659-666.

13. Braun U, Amrein E, Estermann U, Pusterla N, Schonmann M, Schwei-
zer T,
etal. Reliability of a diagnosis of BSE made on the basis of clini-
cal signs. Vet Ree 1999; 145 (7): 198-200.

14. Cazeau G, Ducrot C, Collin E, Desjouis G and Calavas D. Question-
naire analysis of BSE cases in France detected by active surveillance
and the reasons for non-notification. Vet Ree 2004; 154 (5): 133-136.

15. Biacabe AG, Laplanche JL. Ryder S and Baron T. Distinct molecular
phenotypes in bovine prion diseases. EMBO Rep 2004; 5(1): 110-115.

16. Casalone C, Zanusso G, Acutis P, Ferrari S, Capucci L, Tagliavini F, et
al.
Identification of a second bovine amyloidotic spongiform encepha-
lopathy: molecular similarities with sporadic Creutzfeldt-Jakob
disease. Proc Natl Acad Sci U S A 2004; 101 (9): 3065-3070.

17. Yamakawa Y, Hagiwara K, Nohtomi K, Nakamura Y, Nishijima M,
Higuchi Y,
el al. Atypical proteinase K-resistant prion protein (PrPres)
observed in an apparently healthy 23-month-old Holstein steer. Jpn J
Infect Dis 2003; 56 (5-6): 221-222.

18. Hornlimann 8, Guidon D und Griot C. Risikoeinschatzung flir die Ein-
schleppung von BSE. [Risk assessment for importing bovine spongi-
form encephalopathy (BSE)]. Dtsch Tierärztl Wochenschr 1994; 101
(7): 295-298.

19. Purdey M, The UK epidemic of BSE: slow virus or chronic pesticide-
initiated modification of the prion protein? Part 2: An epidemiological
perspective. Med Hypotheses 1996; 46 (5): 445-454.

20. Purdey M. Ecosystems supporting clusters of sporadic TSEs demon-
strate excesses of the radical-generating divalent cation manganese and
deficiencies of antioxidant co factors Cu, Se, Fe, Zn. Does a foreign
cation substitution at prion protein\'s Cu domain initiate TSE? Med
Hypotheses 2000; 54 (2): 278-306.

21. Tiwana H, Wilson C, Pirt J, Cartmell W and Ebringer A. Autoanti-
bodies to brain components and antibodies to
Acinetobacter calcoace-
ticus
are present in bovine spongiform encephalopathy. Infection and
Immunology 1999; 67 (12): 6591-6595.

22. Algemene Inspectie Dienst (AID). Bovine Spongiforme Encephalo-
path; second opinion; 2002.

23. Heres L, Schreuder BEC, Elbers ARW and Zijderveld FG van. BSE in
the Netherlands; an explanation of the cause and interpretation of risk
factors [In Dutch: BSE in Nederiand; Een verklaring van de oorzaak en
interpretatie van de risicofactoren], Leiystad: CIDC-Lelystad; 2005.

24. Ducrot C, Roy P, Morignat E, Baron T and Calavas D. How the surveil-
lance system may bias the results of analytical epidemiological studies
on BSE: prevalence among dairy versus beef suckler cattle breeds in

-ocr page 482-

France. Vet Res 2003; 34 (2): 185-192.

25. Wilesmith JW, Ryan JB, Stevenson MA, Morris RS, Pfeiffer DU, Lin
D,
et al. Temporal aspects of the epidemic of bovine spongiform en-
cephalopathy in Great Britain; holding-associated risk factors for the
disease. Vet Rec 2000; 147 (12); 319-325.

26. Abrial D, Calavas D, Lauvergne N, Morignat E and Ducrot C. Descrip-
tive spatial analysis of BSE in western France. Vet Res 2003; 34 (6);
749-760.

27. Doherr MG, Hett AR, Rufenacht J, Zurbriggen A and Heim D. Geo-
graphical clustering of cases of bovine spongiform encephalopathy
(BSE) born in Switzerland after the feed ban. Vet Rec 2002; 151 (16);
467-472.

28. Hill WG. Review of the Evidence for the Occurrence of\'BARB\' BSE
Cases in Cattle. Edinburgh; 2005. http;//www.defra.gov.uk/animalh/
bse/pdf/hillreport.pdf

29. Beerendonk G, Berends BR, Heres L en Overgaauw PAM. Mogelijk-
heden tot versoepeling van het verbod op het hergebruik van dierlijke
eiwitten; Raad voor Dierenaangelegenheden; mei 2006. http;//www.
rda.nl

30. Europese Commissie. TSE Roadmap. Brussel; 2005. http;//ec.europa.
eu/food/food/biosafety/bse/roadmap_en.pdf

Artikel ingediend; 29 januari 2007
Artikel geaccepteerd; 30 maart 2007

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel
adviseurs en speciaListen voor artsen die het rendement van hun
beroepsmatige activiteiten veilig wiUen stellen.
Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy
en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van
associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,
praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.
Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.
Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.; 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info(®dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.; 030 - 63 46 320
Fax; 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

-ocr page 483-

Gezonde Uier Award

Rob Back

Dierenarts
Rob Back
werd op 27
april 2007
benoemd tot
Ridder in de

Orde van Oranje Nassau. Hij kreeg
deze onderscheiding vanwege zijn
inzet voor de Lochemse Hockey-
club vanaf 1973 en zijn activiteiten
op het brede terrein van de dierge-
neeskunde.

Afscheid van mijn huisdier

Het overlijden van een huisdier kan een ingrijpende ervaring
zijn, zo blijkt uit de vele interviews in
Afscheid van mijn huis-
dier,
een boek van Magda Berman. Eigenaars hebben steeds
vaker een innige band met hun dieren en kennen intens ver-
driet bij het verlies daarvan. Volgens de auteur zou deze nieu-
we publicatie van uitgeverij Tirion mensen helpen bij het
rouwproces. Onder de geïnterviewde ervaringsdeskundigen
bevinden zich onder andere Martin Gaus, Midas Dekkers en
dierenarts Joost van Erp. Dierenartsen kunnen een gratis
exemplaar van het boek opvragen bij de uitgever, per tele-
foon: 035-5486601. (Zie:
www.tirionuitgevers.nl.)

Nieuws

Melkveehouders zouden meer aandacht moeten besteden aan
de uiers van hun koeien. Daarom heeft het Uier Gezondheids
Centrum Nederland (UGCN) de \'Uitstekende Uiergezond-
heid Award\' in het leven geroepen voor de melkveehouders
die de uiers van hun dieren het hele jaar op hoog niveau heb-
ben gehouden. Op 21 juni 2007 wordt de prijs voor het eerst
uitgereikt. Behalve de prijs ontvangen de winnaars een geld-
bedrag van vijftionderd euro.
Bron: ANP.

Maden tegen MRSA

MRSA-infecties kunnen leiden tot moeilijk behandelbare in-
fecties, zoals bijvoorbeeld aan de voeten van diabetespatiën-
ten. Onderzoekers van de universiteit van Manchester hebben
een nieuwe behandelmethode gevonden, niet een nieuw anti-
bioticum, maar maden. Ze gebruikten steriele vliegenlarven
voor de behandeling van dertien diabetespatiënten met zwe-
ren aan de voeten, waarin MRSA was aangetoond. Bij op één
na alle patiënten was de bacterie in gemiddeld drie weken
verdwenen, sneller dan de gebruikelijke behandeling, die 28
dagen duurt. Sinds de negentiende eeuw is bekend dat maden
weefselresten en bacteriën in wonden kunnen verwijderen,
waardoor het gezonde weefsel zich kan herstellen. De onder-
zoekers zagen geen negatieve gevolgen van de behandeling.
Bron: www.sciencedaily.com.

Detectie besmet diervoedsel

Rectificatie

In het artikel \'Deel 1. Een eigenaar heeft een zieke vis en
dan?\' in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 mei
2007, is een waarde in tabel 1 op pagina 349 foutief weerge-
geven. Het betreft het calciumgehalte. Dit moet zijn 2,25 -
2,75 mmol/l, en niet 225 - 275 mmol/l.

Hittestress

De eerste hete dagen van 2007 hebben we al vroeg meege-
maakt, maar de zomer is nog niet voorbij. GD waarschuwt
voor hittestress bij melkvee. De oorzaak van hittestress is een
combinatie van een te hoge temperatuur en luchtvochtigheid.
Een koe heeft al last van warmte bij een temperatuur van
twintig graden en een luchtvochtigheid van zestig tot tachtig
procent. Hittestress leidt tot een algehele malaise bij koeien,
maar is vooral zichtbaar door minder voeropname (en minder
melkgift), en uier- en klauwproblemen. Dieren met hittestress
hebben een grotere vochtbehoefte (het totaal van waterop-
name en vocht in voeders): zonder hittestress: 0,05 liter vocht
per kilogram lichaamsgewicht, bij lichte stress 0,07 liter, bij
matige 0,12 liter en bij ernstige stress 0,15 liter. Melkgevende
dieren hebben meer vocht nodig: tot 10 liter melk 12 tot 15
liter vocht extra, tot 35 liter melk 60 tot 90 liter extra en tot 50
liter melk 70 tot 140 liter extra.
Bron: www.gddeventer.com.

In de Verenigde Staten is ophef ontstaan rond besmetting van
diervoeding met melamine, een bestanddeel van onder ande-
re plastic meubels en kunstmest. Dit bleek door een Chinese
producent aan verschillende soorten voer te zijn toegevoegd
om een hoger eiwitgehalte te simuleren. Californische onder-
zoekers hebben een methode ontwikkeld om een massaspec-
trometer zo aan te passen dat hij snel vreemde substanties in
diervoeding kan identificeren. Daardoor kunnen wetenschap-
pers binnen enkele minuten vaststellen of er sprake is van een
besmetting.

Bron: www.medicalnewstoday.com.

Varkensziekte China

De varkensziekte die in het zuiden van China vele honderden
varkens dodelijk heeft getroffen, blijkt de blauwoorziekte te
zijn, oftewel porcine reproductive and respiratory syndrome
(PRRS). Deze ziekte komt sinds het midden van de jaren ne-
gentig van de vorige eeuw voor in China, vooral in de provin-
cie Guangdong. Volgens de Chinese overheid zullen snel vac-
cins tegen deze ziekte worden ingezet. PRRS zou voorkomen
in combinatie met klassieke varkenspest, wat het hoge aantal
dode dieren zou verklaren.
Bron: www.nu.nl.

-ocr page 484-

P. de Cocq

De pasvorm van het zadel wordt
gezien als een van de belangrijke
factoren in het ontstaan van rug-
problemen bij paarden. Er zijn ver-
schillende instrumenten op de
markt om de druk onder het zadel
te meten. Deze instrumenten wor-
den in de dagelijkse praktijk al ge-
bruikt om de pasvorm van een
zadel te beoordelen, hoewel er geen informatie is over de
validiteit en de herhaalbaarheid van metingen met deze
instrumenten. In dit onderzoek is de waarde van een com-
mercieel verkrijgbaar zadeldrukmeetinstrument voor het
bepalen van de pasvorm van het zadel wetenschappelijk
doorgelicht.

In de afgelopen jaren zijn verschillende drukmeetinstrumen-
ten op de markt gekomen waarmee de zadeldruk objectief
gemeten zou kunnen worden. Deze instrumenten zijn in di-
verse wetenschappelijke onderzoeken gebruikt maar blijken
ook een steeds grotere rol te spelen in de dagelijkse zadel-
verkooppraktijken. De instrumenten worden namelijk door
zadelpassers en zadelfirma\'s gebruikt met de gedachte dat de
zadelpasvorm ermee kan worden verbeterd. Paardeneigena-
ren zijn bereid te betalen voor een objectieve meting van het
zadel, omdat de zadelpasvorm vaak wordt aangewezen als
een oorzaak van rugproblemen bij paarden. Gezien deze ont-
wikkelingen is het opvallend dat er weinig onderzoek is
gedaan naar de bruikbaarheid van deze zadeldrukmeetinstru-
menten, dit in tegenstelling tot onderzoek in het humane veld,
waar drukmeetinstumenten die ontwikkeld zijn om druk-
metingen bij rolstoelzittingen en fietszadels uit te voeren, wel
kritisch zijn geëvalueerd.

Samenvatting
proefschrift

Het huidige onderzoek richt zich op de evaluatie van de vali-
diteit en de herhaalbaarheid van een zadeldrukmeetinstru-
ment bij het paard. Daarnaast wordt gekeken of het instru-
ment in staat is verschillende pasvormen te onderscheiden.

Materiaal en methode

Het gebruikte zadeldrukmeetinstrument is FSA van VERG
Inc. Dit instrument bestaat uit een lycra mat met 512 druk-
sensoren. De sensoren zijn in een patroon van 32 bij 16
gerangschikt. Voorafgaand aan de metingen is de mat gekali-
breerd. Hierbij werden op de mat bekende drukken
uitgeoefend, die vervolgens werden doorgegeven aan de soft-
ware van het systeem. Op deze manier is gezorgd dat alle
sensoren bij dezelfde druk dezelfde waarde gaven. Een sprei-
ding van vijf procent in de gemeten waarden werd acceptabel
geacht. De kwaliteit van de kalibratie werd beoordeeld direct
na de kalibratie en opnieuw na een meetdag.
De validiteit van het meetinstrument werd getest door metin-
gen uit te voeren met 28 ruiters. Het gewicht van een ruiter
oefent een kracht uit op de meetmat. De som van de gemeten
drukken is een maat voor de som van de krachten op de
onderzijde van het zadel en zal dus gecorreleerd zijn aan het
gewicht van de ruiter (en het zadel). Die correlatie werd bere-
kend.

In het tweede experiment werd op 25 paarden een zadel
gepast volgens een traditionele zadelpasmethode (symme-
trisch) en volgens een alternatieve zadelpasmethode (aan-
gepast aan asymmetrie paardenrug). Metingen werden uitge-
voerd in stand, met steeds dezelfde ruiter. Het zadel had
kussens die niet waren gevuld met een conventioneel vul-
middel zoals wol, maar met lucht. Door de luchtdruk in de
vier kussens te meten, konden we verschillende pasvormen
objectief omschrijven. In beide situaties werden drie me-
tingen uitgevoerd van ieder vijf seconden, met twee \'frames\'
(volledige drukmetingen) per seconde. Tus-
sen de metingen door stapte de ruiter af, maar
bleven de drukmeetmat en het zadel op het
paard liggen. Bij de verwerking van de gege-
vens werd het drukpatroon verdeeld in vier
stukken (holle zijde van de rug voor, bolle
zijde voor, holle zijde achter, bolle zijde ach-
ter). De vorm van de rug van de paarden werd
opgemeten ter hoogte van de schoft en ter
hoogte van de achttiende borstwervel. Met
deze metingen werd bepaald welke zijde de
holle kant van het paard was en welke de bol-
le. De holle zijde van het paard is de kant
waar de spieren van het paard minder zijn
ontwikkeld. De bolle zijde is die waar de
spieren meer ontwikkeld zijn. De drukken in
de vier stukken werden met elkaar vergele-
ken. Daarnaast werd gekeken of de waarden
binnen een meting (drie frames) en tussen de
drie herhalingen met elkaar overeenkwamen.

Zadeldrukmetingen bij het paard

Validiteit, herhaalbaarheid en de mogelijkheid verschillende zadelpasvormen te onder-
scheiden

-ocr page 485-

Resultaten

Het validiteitexperiment liet zien dat er inderdaad een goede
correlatie bestond tussen het gewicht van de ruiters en de som
van de gemeten drukken (correlatie coëfficiënt = 0,97, p <
0.001). De kalibratietesten lieten echter zien dat de kwaliteit
van de kalibratie erg achteruit ging over de loop van een
meetdag.

De luchtdrukmetingen van het zadel toonden aan dat het ver-
schil tussen beide zadelpasmethoden bestond uit het ver-
hogen van de vulling van de kussens van het zadel aan de
holle kant van het paard. De zadeldrukmetingen lieten wel
een verschil zien in druk aan de holle kant van het paard aan
de achterzijde, maar niet aan de voorzijde. Binnen een me-
ting kwamen de waarden van de meting goed overeen, maar
de overeenkomst tussen de drie herhalingen was matig.

Discussie

De gemeten achteruitgang van de kwaliteit van de sensoren
binnen een meetdag was onverwacht. De fabrikant gaf aan
dat tijdens de kalibratie een spreiding van tien procent van de
gemeten waarden acceptabel is. Deze waarde werd al binnen
een meetdag (36 metingen) overschreden. Het advies is ech-
ter het instrument ieder half jaar te laten kalibreren. Dit is
duidelijk niet vaak genoeg. Een gebruiker van een zadeldruk-
meetinstrument moet zelf de mogelijkheid hebben zijn in-
strument opnieuw te kalibreren.

De drie herhalingen van de drukmetingen gaven verschillen-
de resultaten, hoewel het zadel en de drukmat tussen de drie
herhalingen in wel op het paard bleven liggen. Deze verschil-
len kunnen zijn veroorzaakt door de variatie van de sensoren
van de meetmat of kunnen te maken hebben met een veran-
derde houding van ruiter en paard. Het is dan ook zeer
belangrijk de drukmetingen uit te voeren onder gestandaardi-
seerde omstandigheden. In dit onderzoek werd de invloed
van de positie van het meetinstrument op de herhaalbaarheid
nog niet meegenomen. Maar met het oog op de kwaliteit van
de kalibratie (verschillende waarden bij dezelfde druk) is te
verwachten dat ook de positie van de meetmat de resultaten
in belangrijke mate kan beïnvloeden.

Verder was het opvallend dat het zadeldrukmeetinstrument
geen verschil aantoonde aan de voorkant van het zadel, ter-
wijl er wel een verschil aanwezig was in de vulling van de
kussens. Dit kan worden gezien als een tekortkoming van het
meetinstrument, maar het kan ook te maken hebben met de
opbouw van het zadel aan de voorkant. Aan de voorkant van
het zadel hebben de boommaat en de zweetbladen een grote
bijdrage aan de pasvorm, terwijl aan de achterkant van het
zadel de pasvorm vooral wordt bepaald door de vulling van
de kussens.

Er kwamen ook praktische problemen naar voren, zoals een
te lage meetfrequentie, waardoor metingen in beweging niet
mogelijk waren. Daamaast was het meetbereik van het in-
strument te laag. De maximale druk van veertig kilopascal
wordt al erg snel overschreden, waardoor de onderzoeker
geen zicht heeft op de werkelijke maximale druk. Een andere
verbetering van het meetsysteem zou kunnen worden bereikt
door de vorm van de mat beter aan te passen aan de vorm van
de rug van het paard. Bij de huidige rechthoekige mat is het
vrijwel onmogelijk de mat zonder kreukels op het paard te
leggen. Deze kreukels zorgen ervoor dat niet de juiste druk
gemeten wordt. Daarnaast is het vrijwel onmogelijk de meet-
mat steeds op dezelfde manier op een paard te leggen.

Conclusie

Op dit moment zijn aan het gebruik van zadeldrukmeetin-
strumenten nog veel beperkingen verbonden. Verdere techno-
logische ontwikkeling is noodzakelijk om zadeldrukmeet-
systemen in de dagelijkse zadelpaspraktijk in te zetten.
Daarnaast moet nog steeds de vraag beantwoord worden wel-
ke drukpatronen optimaal zijn voor een paard.

Nederlandse samenvatting van het artikel: Saddle pres-
sure measuring: Validity, reliability and power to dis-
criminate between different saddle-fits

P. de Cocq, P. R. van Weeren and W. Back
Departement of Equine Sciences, Faculty of Veterinary
Medicine, Utrecht University, The Netherlands
The Veterinary Journal 2006, 172: 265-273.
Bekroond met de TVJ junior Scientist Prize. De TVJ
Junior Scientist Prize wordt uitgereikt als aanmoedi-
ging voor jonge onderzoekers.

-ocr page 486-

Nieuwe vissen worden gekocht als
de eigenaar start met een nieuwe
vijver of een nieuw aquarium,
maar er gaan ook vissen dood of
men wil er een nieuwe soort bij.
Vissen kunnen doodgaan als gevolg
van ouderdom, ziekten, parasieten
of fouten bij de waterfiltratie of het
waterverversen. Ook kunnen vis-
sen worden gedood door roofdieren zoals reigers, aal-
scholvers, katten en andere vissen.

Ga bij het kopen van een nieuwe vis naar een betrouwbare
aquarium- of vijverspeciaalzaak en vraag om informatie. Via
een aquarium- of vijververeniging, maar ook in de biblio-
theek of op internet, kan voordat vissen worden gekocht veel
nuttige informatie worden gekregen.

Bepaal het aantal en welke soort vissen u wilt kopen (zie ook
tabel 1). Kunnen de gewenste soorten bij elkaar worden ge-
houden? Vissen uit Zuid-Amerika stellen andere eisen aan de
waterkwaliteit dan bijvoorbeeld vissen uit Afrika. Begin met
niet te grote vissen en koop er niet te veel (vissen groeien!).
Bekijk de vissen die gekocht zullen worden goed en let op
een normaal zwemgedrag en eventuele uitwendige afwij-
kingen. Laat de meest actieve vissen vangen en vermijdt
\'kneusjes\'.

Tabel i. Hoeveel vissen en van welke grootte kunnen worden gehouden?

Soort aquariumvis

Koudwater- en tropische
zoutwatervissen
Koudwatervissen in
zoetwateraquaria

Benodigde wateroppervlakte per
centimeter vislengte (zonder staart)

120 cm^

75 cm^

Tropische zoetwatervissen 25 cm^

Een (te) vaak gemaakte fout is dat nieuwe vissen meteen in
het aquarium of de vijver worden losgelaten. De watersamen-
stelling, de temperatuur en de aanwezige bacterie- en para-
sietenpopulatie verschillen altijd van die bij het verkoop-
adres. Zodra de verschillende populaties bij elkaar komen,
kunnen zij stress geven aan zowel de nieuwkomers als aan de
reeds aanwezige vissen. Stress resulteert in een verminderde
afweer, waardoor ziekte kan optreden, niet zelden gevolgd
door sterfte.

Vraag de eigenaar of recent nieuwe aankopen zijn gedaan en
hoe lang de nieuwe vissen in quarantaine zijn geweest. Als
kort daarna plotseling ziekte of sterfte optreedt, kan de oor-
zaak bij de nieuw gekochte vissen liggen.
Meestal wordt bij de verkoop van vissen geadviseerd de
transportzak met de vissen enige tijd in het aquarium te
leggen tot de watertemperaturen gelijk zijn. Vervolgens wordt
de zak geopend en wordt er wat aquariumwater ingeschept.
Het is beter als men de vissen met een netje uit de zak haalt
en het transportwater wegdoet.

Uit en
voor de
praktijk

Hoewel deze manier van opvangen meestal weinig proble-
men geeft, is het toch veiliger om nieuw aangekochte vissen
op te vangen in een quarantainebak.

Quarantaine

De gezondheidszorg voor vissen hoort thuis bij de dierenarts. In deze serie vindt u adviezen en tips voor de behandeling en het
voorkomen van ziekten bij siervissen.

Deel 2. De aankoop en opvang van nieuwe vissen

PeterJ. Werkman

In dierentuinen worden nieuw aangekomen dieren een zekere
periode apart gehouden om zeker te zijn dat zij geen ziekten
en parasieten bij zich dragen die een bedreiging kunnen zijn
voor de reeds aanwezige dieren. Soms zijn nader onderzoek
en preventieve behandelingen nodig. Pas als gebleken is dat
de nieuwe dieren gezond zijn, worden ze bij de andere dieren
toegelaten. Ook vissen in dierenparken en publieksaquaria
worden eerst in quarantaine gehouden.

Bij de verkoop van siervissen in de detailhandel of bij vijver-
centra wordt hier nog (te) weinig aandacht aan gegeven. Maar
naarmate vissen duurder en unieker zijn (bijvoorbeeld koi en
tropische zeewatervissen) is men eerder geneigd nieuwe
exemplaren in een aparte quarantainebak naast de vijver of
het aquarium te houden. Veel verkopers en eigenaren van
vissen vinden quarantaine helaas niet nodig of te duur.
Quarantaine moet plaatsvinden op de locatie van het aqua-
rium of de vijver en niet zoals soms wordt aangeboden, bij de
verkoper van de vissen. De gebruikte bak moet qua appara-
tuur en waterzuivering een kleine vijver of een klein aqua-
rium nabootsen. Dat wil zeggen dat de bak groot genoeg
moet zijn om meerdere vissen van de grootste afmetingen tij-
delijk te kunnen huisvesten. Om het noodzakelijke biologi-

-ocr page 487-

sehe filter actief te houden, kunnen enkele kleine vissen per-
manent in de bak worden gehouden. Er moet een
mogelijkheid aanwezig zijn om de bak te beluchten en te ver-
warmen tot ongeveer dertig graden Celcius. Om stress te
voorkomen kunnen enkele plastic planten, een paar bloem-
potten of een plaat polystyreen op het water als schuilplaat-
sen dienen. Een net over de bak voorkomt uitspringen.
Houdt aquariumvissen minstens twee weken apart van de an-
dere vissen en koi minstens vier tot zes weken. Na een aantal
dagen zonder problemen kan een beetje aquarium- of vijver-
water in de quarantainebak worden gedaan en dat kan her-
haald worden. Kijk hoe de vissen hierop reageren en contro-
leer ze op uitwendige afwijkingen. Stel indien nodig een
behandeling in.

Het is belangrijk dat er éénrichtingsverkeer is, dat wil zeggen
dat het water, de netten of ander materiaal dat bij de quaran-
tainebak wordt gebruikt, niet in contact mag komen met de
vijver of het aquarium. Houdt netten, filtermateriaal,
vangkooien en ander materiaal strikt gescheiden.
Zelfs water aan de handen kan een bacterie, virus of
parasiet overbrengen.

Nieuwe planten

Nieuwe planten moeten goed worden afgespoeld en
eventueel worden gedesinfecteerd met bijvoorbeeld
kaliumpermanganaat (dosis: tien milligram per liter
(mg/1) gedurende tien minuten, daarna goed afspoe-
len). Parasieten (en slakken) kunnen worden binnen-
gebracht met planten uit het buitenwater of door het
voeren van zelf gevangen watervlooien.

Quarantaine- of behandelbak

Een behandelbak is nodig om zieke of verdacht zie-
ke vissen apart te kunnen zetten en zonodig te be-
handelen. Door zieke vissen direct uit het aquarium
of de vijver te halen wordt de besmettingsdruk voor
de overige vissen meteen veel kleiner. Het is goed
mogelijk de quarantainebak ook als behandelbak te gebrui-
ken. Doe niet teveel vissen tegelijk in de bak om stress te
voorkomen.

De nadelen van een quarantaine-/behandelbak zijn de extra
kosten van aanschaf en onderhoud, de benodigde extra ruimte
en de aparte netten en apparatuur die nodig zijn. De verzor-
ging kost ook extra tijd

Tot de voordelen van een quarantaine-Zbehandelbak behoort
de mogelijkheid zieke vissen meteen apart te zetten en te hou-
den, met daardoor een veel kleinere kans op besmetting door
nieuwe aankopen. De vissen zijn beter te observeren (zieke
vissen in een vijver houden zich vaak schuil) en ze zijn
gemakkelijker te vangen en individueel te behandelen. Er is
beter zicht op het gedrag en het opnemen van voer. Met een
thermostaat is een kleinere hoeveelheid water sneller en goed-
koper te verwarmen dan het water in een vijver. Bij een badbe-
handeling in een behandelbak is minder geneesmiddel nodig,
dus is er minder vervuiling van het milieu. (Resten medicijnen
kunnen worden verwijderd door water over actieve kool te fil-
teren voordat het naar het riool wordt afgevoerd.) Ten slotte
krijgen alleen de zieke, aangetaste vissen de behandeling en is
het effect van een geneesmiddel beter en sneller zichtbaar.
Zieke vissen genezen sneller in schoon water. Controleer de
waterwaarden van de quarantaine-Zbehandelbak regelmatig
en zorg dat de ammoniak- en nitrietwaarden nul zijn. Ververs
wekelijks een derde van het water. De afweer van vissen bij
een temperatuur onder de vijftien graden is minimaal. Zieke
vissen kunnen sneller genezen bij een wat hogere water-
temperatuur.

Bij warmbloedige dieren genezen wonden in de regel in
zeven tot tien dagen. Bij koudbloedige soorten duurt dit veel
langer, maar de genezing kan worden versneld door de water-
temperatuur geleidelijk met een tot twee graden per dag te
verhogen naar 28 tot 31 graden Celcius (als de vissen er tegen
kunnen). Laat de temperatuur zo hoog tot genezing is bereikt.
Vochtveriies uit wonden wordt minder door het toevoegen
van (jodiumvrij) zout: twee tot drie gram per liter permanent
in de behandelbak. Zout heeft bovendien een remmende wer-
king op de vermeerdering van parasieten en bacteriën. Vul de
hoeveelheid zout aan na het verversen van water. Na gene-
zing moet de watertemperatuur geleidelijk worden aangepast
aan de temperatuur van het vijver- of aquariumwater. Daarna
kunnen de herstelde vissen worden teruggezet.

Waterkwaliteit

Controleer regelmatig (bij problemen zeker één tot twee maal
per week) de belangrijkste waarden van het vijver- of aqua-
riumwater: pH, ammoniak, nitriet en eventueel het zuurstof-
gehalte. De pH-waarde hoort tussen 7,5 en 8,5 te liggen, de
ammoniak- en nitrietwaarden behoren nul te zijn, terwijl het
zuurstofgehalte tenminste zes milligram per liter moet zijn.
Als het ammoniak- of nitrietgehalte sterk verhoogd is, kan
een waterverversing van maximaal 75 procent één of twee
keer per week een snelle verbetering geven. Bij een geringere
afwijking is een waterverversing van dertig procent eenmaal
per een of twee weken voldoende. Natuurlijk is het belangrijk
de oorzaak van de afwijking op te sporen en te verhelpen.

Vakantie

Zorg bij vakantie voor een deskundige verzorger, die de water-
kwaliteit kan controleren en water kan verversen. Laat duide-
lijke instructies achter hoe te handelen in het geval van een
calamiteit. Geef ook duidelijke instructies over de hoeveel-
heid en het soort voer en de frequentie van voeren. De meeste
vissen kunnen een week of langer zonder voer.

Winter en zomer

Vijvervissen kunnen de winter overleven, zelfs onder het ijs,
maar dan moet het diepste punt van de vijver minstens één
meter vijftig diep zijn.

-ocr page 488-

Voer bij een temperatuur onder de vijftien graden niet vaker
dan eenmaal per week met lichtverteerbaar voer. Onder de
tien graden moet niet meer worden gevoerd. Laat biologische
filters normaal functioneren. In de winter is de bacteriegroei
minimaal, maar ook de hoeveelheid afvalstoffen is geringer.
Als de watertemperatuur gaat stijgen, komt alles weer op
gang.

Er zijn koi-eigenaren die de watertemperatuur de gehele
winter rond vijftien graden houden. Dit kan, maar het is niet
strikt noodzakelijk. Bij bevriezing van het wateroppervlak
kan in een hoek van de vijver een bos stro worden gehangen
waardoor enige gasuitwisseling kan plaatsvinden.
Bij hoge temperaturen in de zomer kan de watertemperatuur
zodanig oplopen dat de vissen zuurstofgebrek krijgen. Zorg
tijdig voor extra beluchting, niet alleen in de vijver, maar
vooral in het biologisch filter omdat de daarin aanwezige bac-
teriën alleen goed kunnen functioneren als er voldoende
zuurstof beschikbaar is.

Behandelen van vissen

De meeste aandoeningen en ziekten bij vissen zijn te gene-
zen. Het is \'good veterinary practice\' een gerichte behande-
ling in te stellen tegen de oorzaak of de
veroorzaker van een ziekte. Dat wil zeg-
gen dat eerst een goede diagnose moet
worden gesteld voordat een geneesmid-
del wordt toegediend.
Bij een aandoening van vissen wordt
nogal eens geprobeerd een schot hagel
af te vuren door meerdere geneesmidde-
len tegelijk toe te dienen. Dit kan effec-
tief zijn, maar dan blijft onbekend wat of
wie de veroorzaker was. Nog belangrij-
ker is het te weten hoe een dergelijke
aandoening in het vervolg kan worden
voorkomen en ook daarvoor moet de
veroorzaker bekend zijn.
Bij een bacteriële infectie is aan de bui-
tenzijde niet te zien welke bacteriesoort
de veroorzaker is. Deze kan alleen
worden opgespoord met behulp van een
bacteriekweek en een gevoeligheidstest.
Afbeelding 4. Cesedeerde

Het is daarbij goed te weten of een bacterie een
typische vispathogene bacterie is of een toevallig
aanwezige. Een laboratorium dat deskundig is in
het typeren van bacteriën bij vissen, kan hierbij be-
hulpzaam zijn. Bij gezonde vissen kunnen in een
huid- of kieuwafkrabsel soms meerdere parasieten
worden gevonden. Afhankelijk van de soort en het
aantal gevonden parasieten, en de conditie van de
vissen kan het nodig zijn een behandeling in te stel-
len. Soms is het niet eens nodig een medicijn te ge-
bruiken. Vissen kunnen spontaan herstellen en niet
iedere gevonden bacterie of parasiet moet dood.
Gebruik voor het stellen van een diagnose een
microscoop. Verschillende soorten parasieten en
bacteriën zijn met het blote oog niet van elkaar te
onderscheiden.

Bij het bestrijden van parasieten bij vissen is het
soms mogelijk de voortplanting te onderbreken
door in de levenscyclus van een parasiet in te grij-
pen. Om dit op de juiste wijze te kunnen, is kennis
nodig van de cyclus van de diverse parasieten.
Door bijvoorbeeld een tussengastheer uit te schakelen, kan
men voorkomen dat een parasiet zich vermeerdert. Soms zijn
alleen bepaalde stadia (bijvoorbeeld de vrije zwemmers bij
I. multifiliis) of de parasiet zelf aan te pakken, maar niet de
eieren of ingekapselde vormen.

Een behandeling is soms mogelijk zonder gebruik te maken
van geneesmiddelen, maar door bijvoorbeeld de watertempe-
ratuur te verhogen (bij
Chilodonella, I. multifiliis), de pH te
verlagen (bij
Dactylogyms op paling) of de vissen een aantal
dagen achtereen iedere dag in een schone bak over te zetten
(bij
I. multifiliis).

Naarmate de milieuwetgeving strenger wordt, is het verstan-
diger als het mogelijk is gebruik te maken van zoötechnische
maatregelen in plaats van geneesmiddelen. Ook bij de kweek
van consumptievissen komt de nadruk steeds meer te liggen
op de preventie van ziekten en aandoeningen.

Optimale waterkwaliteit

Een eerste vereiste bij het starten van een waterbehandeling
met medicijnen is dat de waterkwaliteit optimaal moet zijn of
worden. Veel uitbraken met parasieten, bacteriën of schim-
mels zijn het gevolg van een verminderde weerstand door

-ocr page 489-

S.C. - subcutaan (ondeilniids)
i.in. = intramusculair (in de spieren)
i.V. = intraveneus (in de bloedbaan)
lp. = intraperitoniaal (in de buikholte)

Afbeelding 5. Injectieplaatsen.

stress en dat wordt in veel gevallen veroorzaakt door een af-
wijkende waterkwaliteit. Het niet controleren van de water-
kwaliteit is een kunstfout.

Lokale behandeling

Om wondgenezing te bevorderen kunnen dood weefsel en
loszittende schubben worden verwijderd met een watten-
staaQe met drie procent waterstofperoxide. Na reiniging kan
de wond worden bedekt een waterafstotende zalf of vloeistof,
bijvoorbeeld propulis. Het voordeel van deze behandeling is
dat de wond direct effectief van necrotisch materiaal wordt
ontdaan. Een nadeel is dat vis gestresst raakt door het vangen,
de eventuele sedatie en de manipulatie. Deze behandelwijze
is daarom alleen zinvol bij enkele wat grotere vissen. Als een
groot aantal vissen is aangetast, is een andere behandelwijze
via voer of water meer praktisch.

Behandeling met injectie

Eén of enkele, meestal wat grotere vissen met een systemi-
sche aandoening, kunnen intraperitoneaal of intramusculair
worden ingespoten (zie afbeelding 5). Hierbij gelden dezelf-
de voor- en nadelen als bij de lokale behandeling. Injecteer-
bare stoffen bij vissen zijn veelal dezelfde als bij andere dier-
soorten: antibiotica, analgetica, diuretica, corticosteroiden,
Sedativa et cetera. Onder meer de volgende antibiotica wor-
den gebruikt (mits de bacteriesoort er voor gevoelig is): enro-
floxacine, Oxytetracycline, amikacine, florfenicol, amoxycil-
line, gentamycine, trimethoprim-sulfa.

Behandeling in voer

Een bacteriële besmetting waarbij na isolatie de veroorzaker
en zijn gevoeligheid voor een bepaald antibioticum is aange-
toond, kan worden aangepakt door het geneesmiddel door het
voer te mengen en dit gedurende zeven tot veertien dagen te
voeren. Omdat zieke vissen weinig of niet eten, moet van een
voederopname van 0,5 tot 1 procent van het lichaamsgewicht
per dag worden uitgegaan om te zorgen dat vooral de zieke
vissen voldoende geneesmiddel binnenkrijgen. Laat als het
mogelijk is de vissen één of enkele dagen vasten voordat de
behandeling begint, om de voeropname te stimuleren. Som-
mige geneesmiddelen worden niet geaccepteerd vanwege
hun bittere smaak.

Het voordeel van deze behandeling is dat deze de minste

stress veroorzaakt en kan worden gebruikt bij grote
aantallen vissen. Een nadeel is dat de gezonde vis-
sen het meeste geneesmiddel binnen krijgen. Deze
toepassing is minder geschikt als meerdere vissoor-
ten aanwezig zijn en niet alle soorten ziek zijn.

Badbehandeling

Voor een badbehandeling is het nodig de water-
inhoud van het aquarium, de bak of de vijver te we-
ten (in liters). Als ook het filter moet (mag) worden
meebehandeld, moet ook daarvan de inhoud bekend
zijn. Soms is het mogelijk het waterniveau (tijdelijk)
te laten zakken. Er is op die manier minder genees-
middel nodig. De meest gebruikte middelen tegen
parasieten zijn gifstoffen die voor verzwakte vissen
niet geheel ongevaarlijk kunnen zijn. Daarom is een
goede waterkwaliteit voordat een badbehandeling
wordt gestart, een vereiste. Het is aan te raden zo-
veel mogelijk pure stoffen te gebruiken, omdat vul-
stoffen of smaakstoffen het water kunnen vervuilen
of troebel maken.

Let op: alle doseringen worden aangegeven in milligram per
liter (mg/1) of milliliter per liter (ml/1) pure stof. Een bad-
behandeling kan bestaan uit een kort bad of een dip met een
relatief hoge concentratie geneesmiddel gedurende korte tijd
(van enkele minuten tot enkele uren). Bij een lang werkend of
permanent bad gedurende 24 tot 48 uur of langer wordt een
lagere dosering gebruikt. De voordelen van een badbehande-
ling in de vijver of het aquarium zijn dat de vissen niet hoe-
ven te worden gevangen (minder stress) en dat er veel vissen
tegelijk kunnen worden behandeld.

De nadelen van een badbehandeling zijn dat sommige stoffen
schadelijk zijn voor planten en lagere dieren en dat antibacte-
riële stoffen ook bacteriën in het biofilter kunnen doden,
waardoor het filter niet meer optimaal werkt. Laat bij gebruik
van deze stoffen het biofilter op zichzelf draaien (nooit stil-
zetten). Alle (ook de gezonde) vissen komen op deze manier
met de medicijnen in aanraking. Bij een niet-correcte dose-
ring kunnen veel vissen in korte tijd doodgaan. Tenzij er geen
andere optie is, wordt afgeraden de hele vijver of het hele
aquarium te behandelen (behandel zieke vissen bij voorkeur
in een behandelbak).

Ververs na een behandeling maximaal tweederde van het
water. Bij een volledige waterverversing verdwijnen ook alle
bacteriën die onder meer zorgen voor de omzetting van am-
moniak in nitriet en nitraat. Het water kan worden gezuiverd
van geneesmiddelresten door over actieve kool te filteren.

Wachttijd

Bij consumptievissen dient men bij zowel de behandeling via
voer als in het water rekening te houden met wachttijden. Een
wachttijd is minimaal vijfhonderd daggraden of graaddagen.
Dat wil zeggen: bij een watertemperatuur van 20 graden
Celcius moet minstens 25 dagen worden gewacht met het
slachten.

Desinfectie

Na een ziekteuitbraak met veel sterfte moeten het aquarium,
de vijver en alle bijbehorende materialen zoals netten,
bodemmateriaal, buizen, pompen en filters, worden gereinigd
en gedesinfecteerd. Allereerst moet het water worden verwij-
derd. Daarna moet alles goed mechanisch worden gereinigd,
met zeep en borstel of met een hogedrukspuit. Spoel goed na

i.m. (rode spierei

-ocr page 490-

met schoon water. Vervolgens moet worden gedesinfecteerd.
Desinfectie van vijvers (de meeste siervisvijvers hebben een
betonnen of kunststof bodem en bekleding) en van biologische
filters kan met natronloog. Lees de gebruiksaanwijzing op de
verpakking. Netten en ander materiaal kunnen worden gedes-
infecteerd met chloramine-T in de onderstaande dosering, met
een minimale inwerkperiode van twintig minuten. Het kan ook
met chloorhexidine. Lees voor de dosering de gebruiksaanwij-
zing op de verpakking. Na het behandelen goed naspoelen en
laten drogen. Neem een rustperiode van enkele weken in acht
voor u opnieuw vissen in de vijver of het aquarium doet.
Doseringen:

• Natronloog 50 mg/1.

• Chloramine-T 10 mg/1.

• Chloorhexidine (zie verpakking).

Desinfectiemiddelen

Neem voordat u tot het gebruik van een middel overgaat goed

notitie van de volgende informatie:

Chloramine-T:

• werkt tegen ééncellige ciliaten en trematoden;

• werkt als desinfectans tegen veel bacteriën, virussen en
schimmels;

• raakt inactief door veel organisch materiaal;

• etst ogen, huid en metalen,

• moet worden gebruikt met handschoenen, bril en mond-
masker;

• mag niet in het biologisch filter of in vijvers;

• wordt afgebroken door zonlicht;

• moet laag worden gedoseerd in zacht water, bij lage pH en
hoge temperatuur.

Chloorhexidine:

• werkt als desinfectans voor netten en materialen;

• is effectief tegen veel bacteriën, virussen en schimmels;

• is niet effectief tegen Pseudomonas, mycobacteriën en
hydrofiele virussen;

• raakt inactief door veel organisch materiaal.

Natriumhydroxide (natronloog):

• is geschikt als desinfectans voor vijvers en tanks;

• werkt tegen de meeste micro-organismen mits de pH
boven 11 blijft;

• is caustisch en dus gevaarlijk voor mens en vis.

Peter J. Werkman is dierenarts voor gezelschapsdieren
en vissen in Leusden. Hij is bereikbaar per telefoon
(033-4^43142) en per e-mail
fwerkman2@z0nnet.nlj.

-ocr page 491-

Royal Canin introduceert

\'k

RECOVERY DIET

Voor een optimaal herstel na ziekte of operatie

Het Recovery Diet van Royal Canin

•.lU.\'

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Verhoogd gehalte aan energie, eiwit en essentiële voedingsstoffen waardoor de herstelperiode wordt
verkort en de kans op complicaties vermindert.

Bijzonder goede acceptatie waardoor de spontane voedselopname wordt bevorderd bij dieren met
een verminderde eetlust.

Innovatieve textuur waardoor zowel spontane opname als toediening via een spuit of sonde
mogelijk is, zonder verdere bereiding.

Biedt in combinatie met Convalescence Support en Rehydration Support Diet een compleet
programma voor de nutritionele ondersteuning van kritieke patiënten.
Eén receptuur voor zowel hond als kat, verkrijgbaar in twee formaten.

<

K

Ü
g

Royal Canin Nederiand BV - Veterinaire Service Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen)
of 0413-318400 (productinformatie) E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 492-

■t\'. »

BackHome BioTec
Onbreel<baar en weeFselvriendelijl<

®

Optimale biocompaHbiliteit
20% lichter dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
Geschikt voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transponder
geniet de voorkeur

Gelukkig zijn steeds meer dierenartsen overtuigd: een klein verschil in prijs kan|
geen reden zijn om te kiezen voor een omhulsel van het breekbare bioglas als
door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschikbaar is. Uw cliënten
willen, voor een gering prijsverschil, ook geen onnodig risico lopen als u ze^
voorde keuze zou stellen. Het omhulsel van BackHome BioTec transponders is
gemaakt van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maar
ook het meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is.
Onderzoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden» hebben
de voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.
Daarom: glas in de glasbak - niet in de patiënt!

BackHome BioTec: de onbreekbare doorbraak

•Dota on die

BackHome^

rm » f ® y

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 1 27 of www/.virbac.nl

-ocr page 493-

B€mer s€nnen

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Recent vertelde een dierenarts dat hij
potentiële kopers van een Berner sen-
nenhondjuichend begroet met de me-
dedeling dat hij diezelfde middag een
nieuwe auto kan uitzoeken, omdat
de eigenaren van een dergelijke hond
daar financieel aangenaam aan zul-
len bijdragen. De ethische vragen even
daargelaten, laten niet alle liefhebbers
zich daardoor weerhouden. Ook de Berner sennen in onder-
staand geval leed aan pootgebreken, maar dat was niet waar
ze uiteindelijk aan doodging...

Multi-med

De teef is op leeftijd, dik en loopt nauwelijks.
Dat is niet verbazend, want de kruisbanden
van de linkerknie zijn volledig afge-
scheurd. De dierenarts opereert de
hond, haalt de binnenmeniscus weg
en plaatst twee kunstbanden, alles
geheel volgens de methode van
Flo. Na de operatie krijgt de hond
injecties met Penstrep en Flunixi-
ne, en tabletten Clindoral en Ke-
tofen voor thuis. Het mag alle-
maal niet baten. Vijf dagen later
loopt en eet ze slecht, en komt met
bleke slijmvliezen in de praktijk.
Met vitamine K, Moderin, Dexa-
methason, Multivit, Laurabolin, Tol-
fedine en Quadrisol moet de hond
weer op de been te krijgen zijn, maar
twee dagen daarna zijn nogmaals Flunixine,
Dexamethason en Moderin nodig.

Krak

De eigenaar beweert later dat het al die tijd slecht ging met de
hond, maar toch laat hij zich een maand niet zien bij de prak-
tijk. Pas als de hond uit de auto is gesprongen en daarbij door
de gerepareerde knie is gezakt, bezoekt hij de dierenarts op-
nieuw. In eerste instantie krijgt de hond weer Flunixine, maar
een dag later probeert de dierenarts opnieuw te redden wat er
aan de betreffende knie te redden valt. Hij opereert en geeft
Penstrep, Flunixine, Clindoral en Quadrisol. Als hij de hond
vier dagen later controleert, kan hij tot zijn genoegen vast-
stellen dat de hond weer loopt. Oh ja, hij braakt ook nog wat
bloed, maar dat is met Moderin en Flunixine wel te verhel-
pen.

IJsheilige

Drie dagen later valt de nazorg voor de hond in handen van
de praktijkgenoot die dienst heeft op het moment dat de eige-
naar op vrijdag tijdens het avondspreekuur binnenstuift en
direct behandeling eist. De hond wil niet uit de auto komen,
heeft sinds de laatste operatie niet gegeten en gedronken en

Veterinair
tuchtrecht

kan niets binnenhouden. Uiteindelijk treft de dierenarts in de
auto een hond met roze slijmvliezen, een regelmatige hart-
slag met normale frequentie, een goede turgor, CRT kleiner
dan twee seconden en geen afwijkende ontlasting. Alleen de
geopereerde poot is pijnlijk, dus krijgt de hond nogmaals Tol-
fedine. Hoewel de eigenaar er op staat dat de dierenarts de
hond direct in de kliniek opneemt, vindt de dierenarts dat
deze behandeling voldoende moet zijn. Mocht er geen verbe-
tering optreden, dan moet de eigenaar zich de volgende och-
tend direct melden. Wie er ook verschijnt die zaterdag, niet
deze Berner sennen. Maandagochtend wordt de hond echter
helemaal verzwakt de praktijk binnengebracht; zij eet en
drinkt niet meer en heeft bleke slijmvliezen. Hematocriet en
hemoglobine zijn respectievelijk 13,1 en 2,9, en de
hond overiijdt nog dezelfde dag. Uit sectie blijkt
dat de hond longtumoren had en mogelijk is
vergiftigd met antivries, wat voor een van
beide dierenartsen aanleiding is om tij-
dens de zitting van het Tuchtcollege
een hint te geven over de inhoud van
de auto van de hondeneigenaar.

Corticosteroïd of non-steroïd...

Hoewel de antivries niet in de die-
renkliniek te vinden was (eind
mei 2005 gaven de buitentempe-
raturen daar weinig aanleiding
toe), vindt de eigenaar dat beide
dierenartsen schuldig zijn aan de
dood van zijn hond. Door hun medi-
cijnen heeft het dier een maagbloeding
gekregen, en ze hadden het dier veel eer-
der moeten behandelen. Voor de medicijn-
vergiftiging ontbreekt echter ieder bewijs, maar
dat betekent niet dat de dierenartsen vrij van smetten
naar huis kunnen. Het onderzoek in de auto is gezien de om-
standigheden tuchtrechtelijk niet verwijtbaar, maar het Tucht-
college vermeldt wel uitdrukkelijk dat het in principe veteri-
nair niet juist is.

Uit de patiëntenkaart blijkt dat in korte tijd herhaaldelijk
corticosteroïden en NSAID\'s tegelijk zijn toegepast. Ook
dat is veterinair niet juist en dit is wel verwijtbaar. Of de
juiste doseringen zijn gebruikt, weet niemand, aangezien de
dierenartsen op de patiëntenkaart geen doseringen hebben
vermeld. Ook dat wordt niet gewaardeerd door het Tuchtcol-
lege. Met betrekking tot de hond geldt voor beide dierenart-
sen dat zij de hond aangeboden kregen terwijl de eigenaar
zei dat het dier in slechte conditie was, niet wilde eten of
drinken en niets binnenhield. Gezien de medische voorge-
schiedenis van de hond had dat aanleiding moeten zijn voor
nader onderzoek. Wachten tot de hond op sterven na dood
de praktijk binnenkomt, is te passief Beide dierenartsen
krijgen een waarschuwing voor hun nalatigheden. Schrale
troost: de eigenaar neemt heus wel weer een nieuwe Berner
sennenhond.

-ocr page 494-

Toen eind 2006 het geschreeuw van
een big die onverdoofd werd gecas-
treerd, door de luidspreker van de
radio klonk, bracht dat het castre-
ren van biggen luid onder de aan-
dacht. Wakker Dier riep consu-
menten op actie te ondernemen.
Bovendien werd er een rechtstreeks
beroep gedaan op de verantwoor-
delijkheid die producenten (Unox) en winkelketens
(HEMA,C1000 en Albert Heijn) kunnen nemen. Wakker
Dier voert sinds die tijd een permanente campagne tegen
het onverdoofd castreren van biggen.

De organisatie had goed gekeken naar de agenda van be-
langenorganisaties, de overheid en de EU. Zo kwam op
27 november 2006 de Europese boerenorganisatie COPA/
COCEGA bijeen. LTO-Nederland vroeg in de Working Party
on Pigmeat ondersteuning voor verder onderzoek naar een
alternatief voor het castreren (management en detectie van
vlees met berengeur) en een Europees verbod op castratie van
biggen in 2009. Voor onderzoek werd door de aanwezige lan-
den ondersteuning verleend, maar de meerderheid was niet
voor een verbod in 2009. Op 5 december 2006 debatteerde de
Tweede Kamer met dr. C.P Veerman, de toenmalige minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), onder
andere over castratie. Dierenwelzijn staat na de installatie van
de nieuwe Tweede Kamer prominent op de agenda. Politieke
partijen dringen aan op onderzoek naar verdoofd castreren.
Er wordt gevraagd om middelen voor nader onderzoek. Op
29 januari 2007 organiseerde de Standing Committee on the
Food Chain and Animal Health (SCoFCAH) een workshop
onder de titel \'Reflections towards alternatives\'. De work-
shop leidde tot duidelijke aanbevelingen: er komt een Euro-
pees informatiesysteem om belanghebbenden op de hoogte te
houden, er wordt een seminar georganiseerd die open staat
voor alle belanghebbenden en er komt een haalbaarheids-
onderzoek naar de \'phasing out\' van castratie van biggen.
Hierbij staat de impact op sociaal en economisch gebied, het
inilieu en het dierenwelzijn centraal. We kunnen dus vaststel-
len dat het onderwerp stevig in de (inter)nationale belangstel-
ling staat.

Hoe klonk het KNMvD-geluid?

In december 2006 heeft de KNMvD duidelijk van zich laten
horen: \'Stop met het castreren van biggen.\' In het persbericht
werd de minister van LNV opgeroepen het verbod op het cas-
treren te bepleiten in Europa en het Nederlandse ingrepenbe-
sluit te wijzigen. Het persbericht is onder de aandacht ge-
bracht bij de leden van de Tweede Kamer en de Federation of
Veterinarians of Europe (FVE). In het KNMvD-standpunt
\'Castratie van varkens, doen of laten?\', dat dateerde uit 1999,
zijn de mogelijke oplossingsrichtingen al aangedragen. Het
standpunt is geactualiseerd en helder: "Castratie van biggen,
in welke vorm dan ook, tast het welzijn en de integriteit van
het dier aan." Door het invoeren en de verdere optimalisatie
van de alternatieven van castratie, zoals het slachten van var-
kens bij een lager gewicht, managementmaatregelen op het
varkensbedrijf, het seksen van sperma, fokkerijmaatregelen
en de detectie van berengeur aan de slachtlijn, kan berengeur
voorkomen worden. Dit maakt op termijn castratie van big-
gen overbodig. Deze duidelijke lijn krijgt ondersteuning bij
de Europese veterinaire koepelorganisatie, bleek uit de FVE-
nieuwsbrief van maart 2007.

Berichten

verslagen

Andere geluiden

Ook andere organisaties zijn naar buiten gekomen met duide-
lijke standpunten. Het Centraal Bureau Levensmiddelenhan-
del (CBL), de koepelorganisatie van supermarkten, wil dat de
minister van LNV het onverdoofd castreren van biggen gaat
verbieden. Het CBL ziet in verdoofd castreren een diervrien-
delijker oplossing. De organisatie zal het standpunt aan de
orde stellen in Eurocommerce, de Europese koepel van
supermarkten, waar het CBL lid van is.
De LTO Vakgroep Varkenshouderij gaat een stap verder in
haar standpunt. Zij vraagt de Tweede Kamerleden niet in te
stemmen met verplicht verdoofd castreren en op korte ter-
mijn een totaaloplossing te bereiken waardoor castreren over-
bodig wordt.

Wel onderzoek

De vraag om middelen ter beschikking te stellen voor nader
onderzoek naar verdoofd castreren is inmiddels gehonoreerd.
In binnen- en buitenland liepen al onderzoeken naar de wel-
zijnsaspecten van de verschillende verdovingstechnieken.
Hieruit blijkt dat het geven van een lokale verdoving nadelen
met zich meebrengt. Zo is het toedienen niet altijd pijnloos,
het vraagt arbeidsorganisatie en het brengt extra kosten met
zich mee. De resultaten van verschillende onderzoeken zul-
len naar verwachting met enige regelmaat verschijnen.
Inmiddels is door de Animal Sciences Group (ASG) van
Wageningen-UR een onderzoek gestart naar (nieuwe) metho-
den van verdoofd castreren van jonge biggen. Verdoven met
een lage concentratie CO^ is een van de kortetermijnoplos-
singen die zal worden onderzocht. Deze methode wordt voor
zover bekend nog nergens in de wereld toegepast en is nog
nooit onderzocht. Het voordeel van deze methode zou zijn
dat het gebruikt kan worden op het varkenshouderijbedrijf,
pijnloos en relatief goedkoop is, en dat de castratie gemakke-
lijk kan worden gecombineerd met andere pijnlijke ingrepen,
zoals het oormerken en het toedienen van ijzer per injectie.
Een andere inethode die zal worden onderzocht, is het toe-
passen van een langwerkende pijnstiller, die nog niet eerder
is gebruikt. Hierbij zal worden bekeken hoe de verschillende
verdovingstechnieken zich verhouden tot het nu gangbare on-
verdoofde castreren. De onderzoeken worden begeleid door
een groep waarin de partijen in de keten en de belangenorga-
nisaties, waaronder de KNMvD, zijn vertegenwoordigd.

Langetermijnopiossingen

ASG meldt dat er vorderingen worden gemaakt op het gebied
van de langeretermijnoplossing: genetische selectie. ASG
heeft nieuwe kennis ontwikkeld, waarmee het probleem van
berengeur in varkensvlees over een aantal jaren waarschijn-

Onderzoek naar verdoofd castreren van biggen van start

Hugo de Groot

-ocr page 495-

lijk verleden tijd is. Samen met enkele Noorse en Chinese
universiteiten zijn genen gevonden die mede bepalend zijn
voor het al of niet voorkomen van berengeur. Deze kennis
kan worden toegepast in fokprogramma\'s, waardoor naar ver-
wachting in 2010 berengeur vrije varkens beschikbaar zullen
zijn en castratie van biggen verleden tijd zal zijn.

Langdurige besluitvorming

Onderzoek levert resultaten op die van invloed zijn op de
aanpassing van de Europese en nationale regelgeving. Bij be-
sluitvorming op (inter)nationaal niveau komt meer kijken.
Aanpassing van regelgeving vraagt om draagvlak, waarbij
belangen op de mondiale afzetmarkt zeker een rol zullen
gaan spelen. De slotconclusie van de bijeenkomst van de
COPA/COCEGA Working Party on Pigmeat in november
2006 was dat men voorlopig wil vasthouden aan het \'level
playing field\' binnen de EU. Wat betekent dat? Het \'level
playing field\' wordt bepaald door Richtlijn 2001/93/EG waar-
in de minimumnormen ter bescherming van varkens zijn
vastgelegd. In de overwegingen staat dat castratie ineestal
langdurige pijn veroorzaakt, die nog groter is wanneer er
weefsel wordt verscheurd. Het tast het welzijn van de varkens
aan, vooral wanneer de ingreep wordt toegepast door onbe-
kwame en onervaren personen. De richtlijn geeft aan dat er
daarom regels moeten worden vastgesteld om een goede toe-
passing te garanderen. De regels die worden gesteld, houden
in dat het castreren van mannelijke varkens is toegestaan mits
op een andere wijze dan door het scheuren van weefsels en
dat het castreren van biggen ouder dan zeven dagen alleen is
toegestaan als de ingreep wordt uitgevoerd door een dieren-
arts, onder anesthesie en met aanvullende langdurige analge-
sie. In de praktijk betekent \'level playing field\' dat varkens-
houders binnen de EU biggen tot een leeftijd van zeven dagen
onverdoofd mogen castreren. Daarom zullen voorlopig in de
meeste Europese landen de jonge biggen standaard onver-
doofd worden gecastreerd.

Biologische sector

De Vereniging Biologische Varkenshouders (VBV) heeft tij-
dens een recente vergadering besloten vanaf 1 juli 2007 alle
biologische \'beertjes\' verdoofd te castreren. Met deze stap ge-
ven VBV en Biologica aan voorioper te willen zijn en blijven
op het gebied van dierenwelzijn. Beide organisaties zijn be-
trokken bij een landelijk onderzoek hoe het verdoofd castre-
ren nog diervriendelijker kan en tegelijkertijd praktisch haal-
baar kan blijven. In het persbericht geeft de biologische sector
aan te streven naar de afschaffing van castratie. Dat sluit pri-
ma aan bij het standpunt dat de KNMvD heeft ingenomen.

Drs. S.J. de Groot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD.

Sedator

medetomidine hydrochloride
beschikbaar in 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatie en
premedicatie voor anesthesie

SEDATOR 1 mg/ml, oplosung voor injectie voor hond en jut.

REC NL 104Ï4 ■ UDO. Wcr1(zMm bestanddeel: MedetomKjine tiydrocliloride 1,0 mg/ml

DistrilMJteiir Eurovet An.mal Healtii 6V. Handets.veg 25, 5S31 AE Bladel.

Verdere intatmal^e is op oanvroog verJin/gboor bij de fcetrefferrde onderneming.

m de slag

-ocr page 496-

Dit artikel is het vierde in een serie in het Tijdschrift voor Diergeneesl<unde, met ais onderwerp het verbeteren van de inko-
menspositie van dierenartsen. Collega\'s met ervaring in de praktijk geven hun tips en adviezen op het gebied van praktijkma-
nagement. Aan de orde komen onderwerpen als kostenbewaking, coaching, verzekeringen en ICT. Maar ook zullen praktijken
worden voorgesteld die op dit gebied vooroplopen.

Hoe een dierenartsenpraktijk efficiënter kan draaien met behulp
van ICT

Frans Berndsen

De inkomens van de Nederlandse
dierenartsenpraktijken staan al en-
kele jaren onder druk. Oorzaken
zijn bijvoorbeeld de veranderingen
in de landbouw, zoals de schaalver-
groting, en tegelijkertijd de sterke
afname van het aantal veehouderij-
bedrijven. Maar ook de opkomst
van internetapotheken, de veran-
derende regelgeving, bekend onder de naam POM/non-
POM en de sterk toenemende praktijkkosten kunnen
worden aangewezen. Kortom, de wereld verandert en de
dierenartsenpraktijk moet hierin mee. Voor veel praktij-
ken is concurrentie een relatief nieuw fenomeen. Velen
zijn actief of latent aan het zoeken naar instrumenten en/
of hulp om hiermee om te gaan. ICT kan u als dierenarts
hierbij helpen.

Om in te spelen op bovengenoemde veranderingen is het be-
langrijk te weten waar uw praktijk staat en hoe uw praktijk in
elkaar zit. Welke activiteiten bepalen de kosten en welke be-
palen de inkomsten van uw praktijk? ICT kan een hulpmid-
del zijn om inzicht te krijgen in de praktijkgegevens. Een be-
langrijke voorwaarde voor het verzamelen van deze gegevens
is de structuur van het softwarepakket, maar vooral de inrich-
ting ervan. Een goed doordachte inrichting biedt analyse-
mogelijkheden die moeten leiden tot nieuwe producten en
diensten, waarmee uw praktijk op de wensen van de klant kan
inspelen.

De ingevoerde data vormen de basis voor de kwaliteit van de
gegevens die uit het pakket kunnen worden gehaald. Het
spreekt natuurlijk voor zich dat het nauwkeurig invoeren van
de benodigde gegevens van essentieel belang is voor een goe-
de analyse van uw praktijk. Naast de kwaliteit van de data is
het belangrijk vooraf te bepalen welke gegevens nodig zijn
voor een goed inzicht in bijvoorbeeld de financiële status van
uw praktijk. Door inzicht te geven in de financiële situatie
van de praktijk kan ICT helpen kosten te besparen en effi-
ciënter te werken. Daarnaast kan de analyse de relatie met de
klant verbeteren, waardoor er een sterkere binding ontstaat,
niet alleen met de dierenarts maar met de hele praktijk. Er
worden spectaculaire resultaten gerapporteerd waar de prak-
tij kmedewerkers zich geholpen door hun ICT-systeem op een
uniforme wijze op de zorgverlening richten. Deze aanpak
leidt tot een betere gezondheidszorg en geeft, samen met een
actieve benadering van een bepaalde doelgroep patiënten,
veel betere economische praktijkresultaten.
Samengevat: een goed softwarepakket met ruime analyse-
mogelijkheden biedt u als dierenarts kansen. Denk aan een
beter inzicht in het gedrag van uw klant en daardoor een be-
tere klantenbinding, een hogere gezondheidsstatus voor het
dier en een gezond economisch praktijkrendement. In het
vervolg van dit artikel zullen een aantal van bovenstaande on-
derwerpen nader worden beschreven. Deze voorbeelden ma-
ken ook duidelijk waar in de meeste praktijken verbeter-
mogelijkheden blijven liggen. De beschrijving reikt concrete
handvatten aan en geeft ook aan welke voordelen in praktijk
op deze gebieden worden gerealiseerd.

Berichten

verslagen

Voorraadbeheer

Het beheren van voorraden van goederen in de praktijk kun
je vergelijken met het balanceren op het slappe koord in een
circus. Het gaat om het evenwicht tussen enerzijds de be-
schikbaarheid van de producten en anderzijds de kosten voor
het op voorraad hebben ervan. Bij kosten kun je denken aan
de handelingen voor het bestellen zoals transport, contro-
leren, in- en uitpakken, facturen controleren, toezichthouden
op houdbaarheid, maar ook aan de rente op het kapitaal van
de voorraad. De voorraad in een praktijk dient dus zo klein
mogelijk te zijn. Het gaat om het bepalen van de hoeveelheid
waarbij de kosten zo laag mogelijk zijn, zonder dat u mis-
grijpt-

Een extra probleem is dat er veel producten zijn met een
uiterste houdbaarheidsdatum. Daarnaast moet rekening wor-
den gehouden met de meest efficiënte manier van bestellen
(staffels, palletkorting, bestelfrequentie et cetera). Kortom,
voorraadbeheer is niet eenvoudig en is nauwelijks effectief te
verwezenlijken zonder hulpmiddelen.
Een module voorraadbeheer in het praktijkmanagement-
systeem is een goede verbetermogelijkheid. Op basis van de
minimumhoeveelheid en de ideale hoeveelheid (eventueel
rekening houdend met seizoensinvloeden) kan worden ge-
analyseerd hoe de inkoop en verkoop moet verlopen om de
optimale bestelhoeveelheid en -frequentie te bereiken. Door
vervolgens te werken met automatisch gegenereerde bestel-
adviezen en het automatisch inlezen van pakbonnen kunt u
tijd en kosten besparen, doordat er minder typefouten worden
gemaakt bij het invoeren van batchnummers, expiratiedata et
cetera. Een belangrijke voorwaarde voor effectief voorraad-
beheer is dat het systeem goed moet worden ingericht en dat
iedereen in de praktijk consequent moet in- en afboeken wat
de apotheek in- en uitgaat.

Te berekenen zorg

Uit onderzoek in Engeland en de Verenigde Staten is geble-
ken dat 15 tot 25 procent van de praktijkomzet niet wordt be-
rekend doordat activiteiten niet worden geregistreerd of door-
dat activiteiten onnodig niet worden berekend. Er wordt

-ocr page 497-

bijvoorbeeld een operatie gedaan en er wordt geen rekening
gehouden met extra handelingen of medicijnen die niet in de
normale prijs van de operatie zitten. De dierenarts doet zijn
administratie een paar dagen nadat hij visites heeft gereden
en vergeet handelingen of medicijnen te berekenen of is die
ene spoedvisite vergeten te noteren. Allemaal praktische
voorbeelden die in de praktijk veelvuldig voorkomen. Ver-
geten medicijnen of behandelingen leveren geen omzet maar
er zijn wel kosten voor gemaakt (werk, inkoop en overige
kosten).

Een oplossing is het werken met systeemprocedures, die te
vinden zijn in veel voor de dierenartspraktijk geschreven
software, zoals bijvoorbeeld RX Works. Het gebruik hiervan
zorgt dat er minder wordt vergeten en dat de administratieve
gegevens sneller kunnen worden ingevoerd. Een bijkomend
voordeel is dat er in een praktijk meer protocollair en uniform
gewerkt wordt.

Een simpele rekensom laat zien dat als dit een verbetering
oplevert van vijf tot tien procent de winst bij een omzet van
190.000 euro per dierenarts per jaar toeneemt met 9.500 tot
19.000 euro per dierenarts. Uit ervaring blijkt dat ongeveer
tachtig procent van het werk van de dierenarts kan worden af-
gewerkt met behulp van procedures. Behalve dat er minder
vaak vergeten wordt te declareren, wordt er ook veel tijd be-
spaard op onnodig typewerk of andere administratieve taken.

Herinneringen en oproepen

Vaccinatieherinneringen vormen vaak een basis om patiënten
regelmatig in de praktijk terug te krijgen. Als een praktijk de
\'response rate\' al meet dan blijkt dat ongeveer 65 procent van
de cliënten op oproepen reageert. Een aantal praktijken stuurt
dan nog een tweede oproep, waar ongeveer dertig procent op
reageert. Uit Brits onderzoek is gebleken dat als de tweede
herinnering wordt gestuurd naar de patiënt in plaats van naar
de diereigenaar de respons op de tweede herinnering stijgt tot
tussen twintig en dertig procent. Dit betekent dat drie procent
van de patiënten meer wordt gevaccineerd. Stel dat het be-
stand bestaat uit drieduizend patiënten levert dit dus bij één
vaccinatie per dier negentig vaccinaties meer op. Dit resul-
teert bij een ATF van veertig euro in een omzet van 3600
euro.

Een vaccinatie is niet het enige waaraan klanten herinnerd
kunnen worden, denk aan controles voor chronische aandoe-
ningen zoals schildklierproblemen en diabetes. Ook preven-
tieve behandelingen voor vlooien, wormen en teken zijn een
goede reden om contact te zoeken als het seizoen nadert. De
laatste jaren zien we ook steeds meer voorbeelden van het ge-
bruik van het oproep- en herinneringsmechanisme bij praktij-
ken voor andere diersoorten, zoals paarden en runderen.
Klanten blijken dit contact zeer te waarderen.

Het sturen van herinneringen en oproepen via SMS en per
e-mail op het moment dat dieren preventieve behandelingen
nodig hebben zoals vlooien en wormbehandelingen of voor
een bepaald specifiek probleem gecontroleerd moeten wor-
den, geeft zeer goede resultaten. Deze goede resultaten leiden
enerzijds tot een hogere therapietrouw en dus tot een betere
gezondheidszorg, maar daarnaast leveren ze extra werk op en
dus omzet. Reacties van klanten tonen aan dat deze het zeer
hoog waarderen wanneer de praktijk duidelijke betrokken-
heid toont voor het welzijn van het dier.

Verwachting en realiteit

De American Animal Hospital Association heeft onderzoek
gedaan naar \'compliance\' in ruim tweehonderd praktijken in
de Verenigde Staten. In dit onderzoek zijn praktijken betrok-
ken die een eigen gezondheidsprogramma hadden gedefini-
eerd. Het doel van het onderzoek was vast te stellen in welke
mate klanten bereid waren het voorgestelde gezondheids-
programma te volgen. In het onderzoek werd per praktijk
gevraagd een inschatting te maken van de verwachte
\'compliance\'. Bij het bestuderen van de praktijkdata bleek
dat de \'compliance\' veel lager was dan de praktijken ver-
wachtten. Belangrijke redenen van deze lage \'compliance\'
waren de slechte communicatie binnen de praktijk tussen de
medewerkers en de praktijkeigenaren onderling en de slechte
communicatie met de klanten. Het bleek dat er veel adviezen
werden gegeven maar dat deze adviezen door de klanten
slecht of niet werden begrepen. Tevens werden er door de ver-
schillende medewerkers binnen de praktijk vaak geen unifor-
me adviezen gegeven.

Vervolgens heeft men gekeken naar het financiële effect op
de praktijkomzet wanneer de \'compliance\' tien procent hoger
zou worden. Het bleek dat tien procent verhoging zou leiden
tot een aanzienlijke stijging van het praktijkresultaat: ruim
80.000 dollar meer omzet per jaar bij een praktijk met gemid-
deld 2,2 dierenartsen. Ook hier kan het gebruik van speci-
fieke software een oplossing bieden. Voor RxWorks zijn
ondertussen de eerste gegevens bekend. U kunt deze op-
vragen bij de auteur of vinden op de website.

Frans Berndsen is in 1^84 afgestudeerd als dierenarts. Tot
2004 heeft hij gewerkt in de Groepspraktijk Dierenartsen
Tilburg Diessen, waar hij niet alleen practicus is geweest,
maar ook verantwoordelijk was voor een aantal manage-
menttaken zoals automatisering en administratie. Hij is
lid geweest van de NCI en is nu senior practice advisor voor
RxWorks.

-ocr page 498-

IN EIKE DIKKE HOND
ZIT EEN FITTE HOND

YARVITAN® (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farmacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Benaming: Yarvitan 5 mg/ml orale oplossing voor honden (REG 8: EU/2/06/063/001-003 - REG NL: 10469 - UDA) - Werkzaam bestanddeel: mitratapide 5
mg/ml •
Indicaties: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden.- Contra-indicaties: Niet gebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebruiken voor
honden tijdens dracht en iactatie. Niet gebruiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebruiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypothyrose of hyperadrenocorticisme.-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken, diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet, moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen.Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen in serum albumine.globuline, totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkalièmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling.-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg) toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling.-
Verantwoordelijke ondernemlng:Janssen Animal Health 6.V6.A.,Turnhoutseweg 30.6-2340 Beerse.Verdere Informatie is beschikbaar
op aanvraag

-ocr page 499-

Voorjaarsdagen 2007: het gezelschapsdierenprogramma

Jeroen van der Meer

Op vrijdag 27 april was het weer
zover: de eerste dag van de Voor-
jaarsdagen. Op het station in
Utrecht leek het een reünie. Als net
afgestudeerd dierenarts had ik al
tijdens de treinreis tijd om bij te
praten met verschillende (net) af-
gestudeerde studiegenoten. Het was
direct duidelijk dat de Voorjaars-
dagen meer te bieden hebben dan alleen lezingen en dat
het de ideale gelegenheid is om je netwerk uit te breiden
en te onderhouden. Alleen om deze reden is het bezoeken
van de Voorjaarsdagen al meer dan de moeite waard.
Toch waren het met name de lezingen die de veterinairen
naar Amsterdam trokken. Een impressie van wat het ge-
zelschapsdierenprogramma te bieden had.

Een duidelijke en praktijkgerichte lezing over diabetes melli-
tus (DM) in de kat werd gegeven door dr. Andrew Sparkes.
Tijdens de lezing getiteld \'Feline diabetes mellitus and other
endocrinopathies\' werd gestart met een korte bespreking van
de symptomen van DM in de kat. Als \'major symptoms\' wer-
den genoemd:

• polyurie;

• polydipsie;

• gewichtsverlies;

• polyfagie.

En tevens werd de differentieeldiagnose van DM kort bespro-
ken:

• stress hyperglycemic;

• hyperthyreoïdie;

• IBD;

• neoplasieën van het maagdarmkanaal;

• chronisch nierfalen.

Een van de belangrijkste punten die gemaakt werd in deze
lezing, was dat het niet nodig is het bloedglucosegehalte in de
kat met DM strikt rondom de normaalwaarden te houden. De
complicaties van chronische DM zoals die humaan gezien
worden, worden in de kat bijna nooit gezien. Het is daarom niet
nodig en misschien zelfs ongewenst om ernaar te streven het
bloedglucosegehalte constant onder de 12 mmol/l te houden.
Sparkes adviseert gedurende het grootste deel van de dag er-
voor te zorgen dat de bloedglucosespiegel onder de 12 tot 16
mmol/l is (de renale drempelwaarde). Op deze manier blijft er
af en toe sprake van glucosurie, maar slechts minimaal, zodat
hier klinisch niets van waar te nemen is. De klinische sympto-
men zullen dus afnemen. Door er niet naar te streven het bloed-
glucosegehalte constant onder deze drempel te houden, neemt
het risico af op het ontstaan van hypoglycaemie.
Er zijn een aantal opties voor therapie:

• afvallen en dieet (vooral in de kat met obesitas);

• orale behandeling (glipizide);

• exogene insuline therapie.

De laatste twee kunnen langzaam afgebouwd worden. In

Versla

sommige katten is de DM reversibel en is na adequate behan-
deling geen insulinetherapie meer nodig. In het dieet moeten
weinig koolhydraten zitten en veel eiwit. Deze diëten ver-
beteren vaak de glucosespiegels en zorgen er in sommige ge-
vallen voor dat de DM volledig verdwijnt. De orale therapie
werd vooral genoemd als een goed alternatief voor eigenaren
die hun kat niet willen/kunnen injecteren.
De keuze welk insuline-injectiepreparaat gebruikt wordt,
maakt op zich niet veel uit, stelt Sparkes. Er moet vooral ge-
keken worden naar het individuele dier. Waar de een heel
goed reageert op middel A één keer per dag kan de andere kat
zeer goed reageren op middel B tweemaal daags. Er werd ge-
adviseerd de dieren op te nemen en te starten met 0,25 tot 0,5
lE/kg insuline een tot twee keer daags. Vervolgens gedurende
drie dagen deze therapie voortzetten en twee tot drie keer per
dag de glucose controleren in het bloed. De kat kan op deze
manier wennen aan de kliniek en de handelingen. Hierna
moet een 24-uurs curve (afname bloed elke twee tot drie uur)
gemaakt worden. Op deze wijze is goed te zien of de dosis
insuline voldoende is voor de patiënt en hoe deze eventueel
moet worden aangepast. Er kan geen standaardprotocol gege-
ven worden voor de behandeling van de kat met DM, ieder
dier is uniek in zijn respons op insulinetherapie.
Na twee tot vier weken moet de dosis langzaam verlaagd
worden. Er kan dan herstel plaatsvinden van de bètacellen.
Het bloedglucosegehalte moet dan nog wel gecontroleerd
worden. Dit kan in de kliniek maar dit gebeurt bij voorkeur
door de eigenaar in de thuissituatie. Dit geeft de beste weer-
spiegeling van hoe de kat reageert op de therapie (geen stress
van het bezoek aan de kliniek).

Tijdens deze lezing werd gebruikgemaakt van \'keyvoting\'.
ledereen had bij de ingang een stemkastje ontvangen, zodat
er gestemd kon worden en de resultaten direct op het scherm
te zien waren. Dr. Sparkes had ervoor gekozen de \'keyvoting\'
vooral te gebruiken als luchtig intermezzo. Zo konden we
leren dat kippen een voorkeur hebben voor \'mooie\' mensen,
dat in Amsterdam de MRl-scan gebruikt wordt voor onder-
zoek naar de paring van de mens en dat eenden soms zowel
necrofiel als homofiel kunnen zijn. Het blijft toch verbazing-
wekkend wat mensen onderzoeken.

-ocr page 500-

Orthopedie

Een heel ander publiek dan tijdens de lezing van Sparkes
volgde de lezing van Ross Palmer getiteld \'Medial patellar
luxation (MPL): anatomy, pathogenesis, surgical indications
and techniques\'. Orthopedie en endocrinologie trekken dus
duidelijk verschillende types mensen aan.
Ook tijdens deze lezing werd er gebruikgemaakt van \'key-
voting\', alleen nu op een geheel andere manier. Er werd van
tevoren getest wat de kennis van de zaal was over het onder-
werp, zodat de spreker vooral op de hiaten in de kennis van
de zaal kon ingaan.

Palmer betoogt dat het al dan niet ontstaan van patellaluxatie
met diverse factoren te maken heeft, waaronder:

• de mediale en laterale patellabanden;

• mediale verplaatsing van de pees van de quadriceps;

• de diepte van de fossa trochlearis;

• hypoplastische mediale trochlea;

• rotatie-instabiliteit van het gewricht.

Er kan dus niet worden gesproken over \'de\' oorzaak van
patellaluxatie, maar deze verschilt van patiënt tot patiënt, net
als de chirurgische benadering.
De gradering van MPL bestaat uit vier groepen:

• Graad 1; de patella kan geluxeerd worden maar gaat uit
zichzelf terug naar de normale positie.

• Graad 2: de patella luxeert spontaan tijdens beweging
maar kan weer terug naar zijn normale positie door het
strekken van het been of door manuele manipulatie.

• Graad 3: de patella is meestal geluxeerd, kan door mani-
pulatie weer worden teruggezet maar luxeert dan weer.

• Graad 4: de patella is constant geluxeerd en kan ook niet
meer worden teruggezet.

Symptomen:

• Graad 1: geen, kan ontdekt worden tijdens lichamelijk
onderzoek.

• Graad 2: af en toe \'hippen\', het aangedane been wordt ge-
durende enkele passen ontlast, zodat er een \'hippende\'
gang ontstaat.

• Graad 3 en 4: persisterende, minder opvallende kreupel-
heid, vaak gebogen benen en een gang alsof ze kruipen
doordat ze de benen niet kunnen strekken.

Sommige dieren met graad 1 tot 4 zijn symptoomloos, onaf-
hankelijk van de graad van MPL. Graad 2 kan overgaan in
graad 3 door slijtage van de mediale trochlea bij herhaalde
MPL.

Bij lichamelijk onderzoek wordt bij voorkeur bij het staande
dier gepalpeerd. Deze houding is de beste afspiegeling van de
normale fysiologische situatie van de knie, aldus Palmer. Er
moet gelet worden op:

• crepitatie bij patellaluxatie/deluxatie;

• de positie van het been (kromming femur of torsie).

Bij het beoordelen van de röntgenfoto\'s is soms wel en soms
geen sprake van patellaluxatie (afhankelijk van de graad).
Tevens moet hierin gekeken worden naar osteoarthritis en
eventuele andere orthopedische afwijkingen, bijvoorbeeld
een sterke kromming van het femur.

Volgens Palmer is het bij de chirurgische behandeling van be-
lang eerst alle afwijkingen te detecteren, zowel in de weke als
in de benige delen om deze daarna te corrigeren. Er zijn een
aantal correctiemogelijkheden: het verlengen van de patella-

banden (mediale bij MPL), het dieper maken van de trochlea,
de laterale transpositie van de \'tibial crest\' en de wekedelen-
correctie.

In sommige gevallen kan het nodig zijn de femur \'recht\' te
maken door een distale femorale osteotomie. Het doel van
deze ingreep is om wanneer er sprake is van een sterke krom-
ming van het femur deze op te heffen. Door deze kromming
op te heffen zorgen de krachten die de quadriceps femoris
uitoefenen op de femur, er niet langer voor dat de patella naar
mediaal getrokken wordt, maar dat deze op zijn positie blijft.
Deze ingreep kan zeer succesvol zijn wanneer er sprake is
van een sterke kromming van het femur en daardoor MPL
ontstaat.

Tumoren

Geraldine Hunt hield deze Voorjaarsdagen tweemaal een
lezing getiteld \'Mast cell tumours; who, when, where\'. De
eerste lezing werd zeer druk bezocht en de tweede lezing werd
bezocht door vijf mensen; een stukje privéonderwijs dus.
Mastceltumoren (MCT) zijn verantwoordelijk voor 21 pro-
cent van de huidtumoren bij de hond. Het zijn vaak kleine,
ronde en stevige tumoren. Het doen van cytologie is bij deze
tumoren zeer belangrijk. Er bestaat een graderingssysteem
voor MCT waarbij de tumoren worden getypeerd naar hun
graad van maligniteit. In dit systeem worden drie graderingen
gebruikt: graad 1, 2 en 3. Bij graad 1 is er sprake van goed
gedifferentieerde mastcellen. Bij graad 2 en 3 is er sprake van
een minder goede differentiatie, wat gepaard gaat met een
hogere vorm van maligniteit. De overgang van graad 1 naar 2
en graad 2 naar 3 is niet zwart-wit, maar afhankelijk van de
interpretatie van de patholoog. Sommige graad 2-MCT lijken
qua gedrag meer op graad 1 -tumoren en sommige lijken meer
op graad 3-tumoren, aldus Hunt.

Bij het verwijderen van MCT moet de tumor ruim omsneden
worden (indien mogelijk). Ideaal wordt er een marge aange-
houden van vier centimeter rondom de tumor. En onder de
tumor moet minstens één bindweefsellaag meegenomen wor-
den. Als dit niet mogelijk is door bijvoorbeeld een tumor op
de voet, moet de tumor zo ruim mogelijk omsneden worden
met daaronder minstens één bindweefsellaag. De verwijderde
tumoren moeten altijd worden opgestuurd voor pathologie.
Wanneer het snijvlak schoon is en er is sprake van een graad
1 of 2-tumor dan hoeft er niets gedaan te worden. Wanneer
het snijvlak niet schoon is, kan er gekozen worden uit een
verscheidenheid aan therapieën die eigenlijk allemaal werk-

-ocr page 501-

zaam zijn bij graad 1-en de meeste graad 2-tumoren. Gelco-
zen kan worden uit:

• hiypotoon water,

• dexamethason,

• ctiemotherapie.

Wanneer er sprake is van een tumor van graad 3 is behande-
ling niet zinvol. Deze tumoren zijn zo maligne dat geheel ver-
wijderen zelden mogelijk is en er bijna altijd metastasen zijn
opgetreden.

Wanneer er gezocht wordt naar metastasen bij MCT moet
vooral gekeken worden in het abdomen; ze zaaien meestal
niet uit naar de longen, maar vooral naar de lever, milt en de
nieren.

Het programma van de Voorjaarsdagen was wat mij betreft
zeer geslaagd. De samenvattingen van de lezingen die ik ge-
geven heb, zijn niet volledig, maar geven een indruk van de
boeiende inhoud van het Voorjaarsdagenprogramma. Naast
de lezingen was het ook heerlijk om met vele veterinairen op
het plein voor de RAI te genieten van eten, zon en een goed
gesprek. Al met al een heerlijk en leerzaam weekend.

Jeroen van der Meer is afgestudeerd in maart looy en is
weriizaam als dierenarts gezelschapsdieren in dierenkliniek
ischenhoek.

\'de Beestenboek\' te Bergschenhoek

Voorjaarsdagen 2007: een gezellig en leerzaam paardenprogramma

Ivo Muller

Op de veertigste editie van de Voorjaarsdagen zijn onge-
veer 1400 dierenartsen, 1000 dierenartsassistenten en
350 standhouders afgekomen. De verschillende discipli-
nes van de diergeneeskunde werden dit jaar speciaal be-
licht vanuit erfelijkheidsperspectief. Het paardenpro-
gramma had mijn bijzondere belangstelling.

Innovatieve initiatieven zijn de Voorjaarsdagen niet vreemd.
Een nieuwe toepassing vond dit jaar dan ook zijn intrede in
de wetenschappelijke programma\'s van zowel gezelschaps-
dieren- als paardengeneeskunde: \'keyvoting\'. Met behulp
van stemapparaatjes werd iedereen verplicht om een van de
verschillende antwoorden te kiezen. De uitslag van de stem-
ming werd direct geprojecteerd op het scherm, wat zo nu en
dan voor verrassend wisselende antwoorden zorgde. Geluk-
kig werd er geen schijnwerper gericht op diegenen die het
verkeerde antwoord hadden ingetoetst ... Een leuke nieuwe
vorm van interactie tussen spreker en toehoorders!

Pain in the gut

Vivienne Duggan nam de geïnteresseerde toehoorders mee in
haar klinische benadering van ziekten van het centrale zenuw-
stelsel van het paard. De verschijnselen bij aandoeningen aan
de verschillende onderdelen van het zenuwstelsel zijn be-
sproken en menigeen heeft geprofiteerd van een opfriscursus
met betrekking tot de verschillende kopzenuwen. Met ge-
bruikmaking van het \'keyvote\'-systeem werd in onderlinge
samenwerking vastgesteld op welke plaatsen in het zenuw-
stelsel de laesies zich bevonden bij de gepresenteerde patiën-
ten.

De lezing \'Equine colic: A real pain in the gut\' is mede tot
stand gekomen door de bijdrage van Groep Geneeskunde van
het Paard. Dr. Nathaniel White presenteerde verschillende
cijfers over de incidentie van koliek, uitgesplitst per koliek-
soort, staat in de VS, de mortaliteit en het operatierisico. Een
recente studie heeft aangetoond dat koliek in de Verenigde
staten de op een na grootste doodsoorzaak bij paarden is. Ui-
teraard zijn er per kolieksoort verschillende risicofactoren,
zoals onder andere leeftijd, geslacht en ras. Uit zijn onder-
zoek blijken dracht tussen 60 en 120 dagen, transport, koorts,
vaccinatie, weer en veranderingen in het management risico-
factoren te zijn. Via verschillende animatiebeelden van de
website \'The Glass Horse\' is de ontstaanswijze van colon-
impaction en een strangulerende ileus inzichtelijk gemaakt.
Tevens is deze spreker ingegaan op de mucosale respons op
reperfusie. Ten gevolge van de afknelling van een darmdeel
ontstaat ischaemie, waardoor de processen van necrose en
selectieve apoptose worden opgestart. Er ontstaat een ont-
stekingsreactie met als doel de beschadigde cellen op te rui-
men. Door de productie van cytokinen ontstaan er lekken in
het endotheel, waardoor het weefsel wordt vernietigd door
neutrofielen. Deze schade breidt zich ook uit in het musculai-
re weefsel van de darm, waardoor motiliteitsproblemen te
verklaren zijn. Er ontstaat een spiraal van ischaemie, reper-
fusie en vanwege het inklappen van de capillairen kan er weer
een nieuwe ischaemie optreden. De intraluminale druk be-
paalt uiteindelijk de overlevingskans van het darmdeel. Tot
slot werd een laparoscopische opname van een rectaal onder-
zoek vertoond, gevolgd door een animatiefilm van een RE
van \'The Glass Horse\'.

Zondag had het programma nog een aantal interessante lezin-
gen voor ons in petto. Zo heeft Muriel Blackstone ons bijge-
praat over de wettelijke aspecten van de paardendiergenees-
kunde, met in het bijzonder aandacht voor het kopen en
verkopen van paarden. De dierenarts die gevraagd wordt een
aankoopkeuring te verrichten, moet zich realiseren dat de
keuring niet dient als gezondheidsverklaring maar om de po-
tentiële koper zodanig te informeren dat deze voor zichzelf

-ocr page 502-

een weloverwogen beslissing kan nemen of hij het paard wel
of niet koopt.

MRSA

Naar aanleiding van zeer recente ontwikkelingen op het ge-
bied van MRSA en MRSl, heeft de KNMvD op zeer korte
termijn professor Wagenaar van het departement Infectie-
ziekten en Immunologie bereid gevonden een lezing te geven
op de laatste middag van de Voorjaarsdagen. Allereerst zette
de spreker uiteen voor welke problematiek de
Staphylococ-
cus aureus
en intermedius zorgen bij de verschillende dier-
soorten, waarbij duidelijk werd dat 33 procent van de gezon-
de mensen drager is van eerstgenoemde bacterie, vaak in de
neus. De tweede bacterie speelt bij honden vaak een rol bij
pyodermie en wondinfecties. Honden zijn vaak drager van
deze bacterie en door direct contact kan ook de eigenaar of de
dierenarts drager worden.

Ook de resistentieontwikkeling van S. aureus voor penicilli-
nen in de loop der jaren heeft de revue gepasseerd. Wat maakt
een bacterie nu een MRSA/MRSI? Dit is het Mee A-gen,
waarvan er een aantal verschillende types bestaan. Er zijn
twee verschillende soorten methicillineresistentie: \'hospital
acquired\' en \'community acquired\'. De eerstgenoemde vari-
ant is een \'kreupele\' bacteriestam en overleeft niet in de bui-
tenwereld. De laatstgenoemde MRSA kan ineens opduiken
en zich verspreiden ten gevolge van onderling nauw contact.
Er zijn voorbeelden van uitbraken bekend in sportclubs, sau-
na\'s en gevangenissen. Humaan is vancomycine het enige
overgebleven antibioticum dat op dit moment nog helpt tegen
MRSA en er zijn in de VS al vier patiënten bekend met een
vancomycineresistente stam.

In Nederland verzamelt het RIVM de gegevens van de resi-
stente stammen. In 2004 is een onderzoek gepresenteerd
waaruit bleek dat het Mee A-gen wel voorkomt in de Neder-
landse staphylococcen, maar dat de prevalentie laag is. Het
VMDC heeft in 2006 en het eerste deel van 2007 een toe-
name geconstateerd. Wat betreft MRSA gaat het om enkele
kweekplaten per maand, onder andere geïsoleerd uit endome-
tritiden bij het paard en wondinfecties. MRSI kwam voor
2006 sporadisch voor, terwijl dit in april 2007 gegroeid is tot
meerdere MRSI-gevallen per week.

De tip die de aanwezige practici meekregen: de vraag is niet
óf MRSA en MRSI in uw praktijk opduiken, maar wanneer
dit zal gebeuren. Wees daarom bedacht op slecht genezende
wonden, pyodermie, otitis en cystitis. In samenwerking met
het VMDC kan in dergelijke gevallen een strategie bedacht
worden voor de behandeling van de patiënt en het decontami-
neren van het praktijkgebouw. Aan het eind van deze bijeen-
komst bleek dat nog veel vragen over deze nieuwe ontwikke-
lingen onbeantwoord zijn.

Management

Op vrijdagmiddag zijn verschillende managementaspecten
de revue gepasseerd. Zo is ook de omgeving van de recepties
van dierenartsenpraktijken onder de loep genomen. De vele
foto\'s tijdens de presentatie maakten erg duidelijk dat de
praktijkinrichting bij de klant een belangrijke indruk achter-
laat. De receptie is het eerste maar ook laatste contactmoment
van de cliënt met de praktijk. Tevens presenteerde Tim Pud-
dle een onderzoek waaruit bleek dat het gebruik van kunst
en/of achtergrondmuziek een kalmerend effect heeft op de
mensen in de wachtkamer, wat tot uiting komt in een gehal-
veerde cortisolbloedspiegel. Niet alleen kunst en muziek,
maar ook kleuren, geluiden, geuren, aquaria, huisdieren en
planten kunnen een positieve bijdrage leveren aan de sfeer-
impressie van de praktijk. Uiteraard dient een en ander wel-
doordacht te gebeuren, want: \'Never trust a doctor whose
office plants are dead.\'

De Voorjaarsdagen staan niet alleen bekend om het leerzame
karakter, maar zeker ook om de ontspannen sfeer en de mo-
gelijkheden tot bijpraten met oude en nieuwe bekenden.
Hiertoe bestaat tussen de lezingen en na afloop van het dag-
programma uitgebreid mogelijkheid. Ook dit jaar bleek het
Vet-Café de Molen een fijne rustplaats voor een hapje, drank-
je en een babbeltje. Bij verscheidene standhouders kon de
borrel \'s avonds nog worden voortgezet.
Al met al heb ik de Voorjaarsdagen dit jaar opnieuw ervaren
als een enorm gezellig en leerzaam weekend. Ik denk dat
deze combinatie tussen uitwisseling van kennis en het bijhou-
den van sociale contacten een ideale mix is en ervoor zal zor-
gen dat de Voorjaarsdagen nog een zeer lang en succesvol
leven beschoren is.

Ivo Muller is op n mei 2ooy afgestudeerd als dierenarts in
de differentiatie Trio rund/varken/paard en volgt momen-
teel nog een minor Bestuur- en Organisatiewetenschappen
aan de Utrecht School of Governance van de Universiteit
Utrecht.

/4 ni mal Health

pijn

gaat VERDER...

Eurovet Anima! Health BV, Handelsweg 25,5531 AE Bladel

-ocr page 503-

V

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Aniiïial Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2006 Pfizer Animal Heaitli bv - Capelle a/d Ussel • ® Merknaam Pfizer Inc., I^.Y., U.S.A.

NIEUW CONVENIA® - Cefalosporine voor éénmalige injectie

• Behandeling gegarandeerd gedurende de hele kuur*

• Eliminatie van de belangrijkste pathogenen bij huid
weke delen en urineweginfecties bij honden en katten

• Dagelijkse toediening van tabletten is niet meer nodig.

\' Equivalent aan vergelijkbare antibioticumkuren voor dagelijkse toediening
voorgeschreven voor huid-, weke delen en urineweginfecties.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

NIEUW

OkHSii]

80 mg/ml

PiMf zur Herstellung einer liMioalgMi

SrHUNDEundKAnEN.

heder ter bereiding van een oplossira

nor iniectie voor HONDEN en KATI

lOmlnachRekonstitution/

!0 ml na reconstitutie/ im

\'O ml après reconstitution

!l ter bereiding van een oplossing voor injeclie • Doeldier hond en kat • Indicaties liond: behandeling van infecties 5

CONVENIA*, werkzame stof: cefovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDO • Diergeneesmiddel, poeder en op

van huid en welffi delen, inclusief Pyodermie, «vonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde\' bacteriën • Indicaties kat: behandeling van abcessen en wonden van huid en weke ;

delen, alsmede behandeling van urineweg Infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voot infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De antimiaobiële Mtiviteit van CONVENIA® na eenmalige injectie :

houdt tot 14 dagen aan • Toedieningswijze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mg/kg lichaamsgewteht (1 ml per 10 kg Itohaamsgewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij be hond) L

dan wel lx (abcessen en verwondingen bij de kat) herhaald wortlen, met intervallen van 14 dageri • Contra-indicaties: niet gebruiken bij overgevoeiigheki voor cefakBporine of penKilline anlbiotlca, bij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en "

konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken • Bijzondere voorzorgen: de veilighekl is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dysfunctie en is niet bevrezen tijdens dracht en lactatie. Behandekle dieren dienen tot 1

12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeieinden gebruikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C - B-C), in oorspronkelijke verpakking Ier beschemiing tegen Ifcht • Bijwetldngen; geen bekend • Verdere informatie: zie bijsluiter, of m
neem contact op met Pfizer Animal Heallh (e-mail: secretatiaat.ahg@pfizer.com)

-ocr page 504-

ê

Hiirs Prescription Diet j7d helpt nu ook honden me
overgewicht weer op de been in slechts
21 dagen.

NIEUW

Honden hoeven hun souplesse niet meer te verliezen
naarmate ze ouder worden - probeer j7d in uw
praktijk en merk het verschil in slechts
21 dagen. Het is
klinisch bewezen dat het pijnlijke gewrichten ver-
zacht en gezond kraakbeen helpt te behouden.

Naast de vertrouwde Prescription Diet j/d is er nu ook
Prescription Diet j/d Reduced Calorie . Met dezelfde
voordelen als de originele j/d, maar met
25% minder
calorieën helpt j/d Reduced Calorie honden om
gewicht te verliezen.

Prescription Diet j/d of j/d Reduced Calorie zorgen
ervoor dat zelfs de stramste hond weer met plezier
rond springt.

PRESCRIPTION

DIET

Neem voor meer informatie contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er

of kijk op www.HillsPet.com.

De Nr. 1 voedings keu ze van dierenartsen

-ocr page 505-

Op recept

Antibiotica, de dierenarts en de dierhouder. Wat brengt
de toekomst? De Werkgroep Veterinair Antibioticumbe-
leid van de KNMvD organiseert in samenwerking met de
Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren hierover
het symposium \'Op recept\' op 19 juni aanstaande van
13.00 tot 21.00 uur op de Faculteit der Diergeneeskunde

Antimicrobiële middelen voor landbouwhuisdieren worden
verstrekt op basis van voorschrift van de dierenarts. Nieuwe
eisen ten aanzien van het voorschrift gaan in op 1 oktober
aanstaande. De laatste jaren is er een constante toename te
zien in het gebruik van antimicrobiële middelen. Door resi-
stentieproblemen, die in verband worden gebracht met deze
toename, ontstaat er maatschappelijke onrust.
Tijdens het symposium wordt geprobeerd antwoorden te vin-
den op de volgende vragen:

• Wat is de rol van de dierenarts, en hoe wordt die in de
(nabije) toekomst?

• Welke problemen kennen we nu en welke oplossingen zien
we?

• Wat is de rol van de sector (keten en klant)?

• Wat is de rol van de overheid?

• Wat wordt het belang van het voorschrift?

• Zijn er alternatieven?

Vanuit diverse invalshoeken zullen de bovengenoemde vra-
gen belicht gaan worden; wetenschap, praktijk en natuurlijk
ook de veehouderijsector. Voor een volledig programma van
het symposium kunt u terecht op de website van de KNMvD
{www.knmvd.nl). U vindt een directe link naar het program-
ma rechts op de openingspagina.

Ook kunt u zich via de website opgeven voor het symposium.
De kosten voor GGL-leden bedragen 40 euro. Niet-leden be-
talen 60 euro.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-06-2007
01-07-2007
15-07/01-08
15-08-2007

dinsdag 29-05-2007
maandag 11-06-2007
maandag 09-07-2007
maandag30-07-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschnft@knmvd.nl

Indoor-X® ongediertespray

Vlooien zijn lastig te bestrijden en
alleen het huisdier behandelen is vaak
onvoldoende. Om vlooien het huis uit
te krijgen, dient ook de omgeving te
worden behandeld. Hiervoor is van-
af nu Indoor-X ongediertespray te
gebruiken. Het bevat twee actieve be-
standdelen: tetramethrine met een
\'knock down\'-effect op kruipende insecten en permethrine.
Indoor-X doodt vlooien, vlooienlarven en andere insecten in
huis gedurende vier tot zes weken na behandeling. Om te
voorkomen dat zich een vlooienplaag ontwikkelt kan het huis
preventief gesprayd worden. Als er al sprake is van een vlooi-
enplaag, moet men gedurende drie maanden één keer per
maand de omgeving behandelen en vervolgens vier keer per
jaar preventief behandelen.

Het middel is verkrijgbaar bij de dierenarts in een verpakking
van vierhonderd milliliter Bij lokale toepassing is dit vol-
doende voor een oppervlakte van ongeveer 120 vierkante
meter. De aerosolspuitbus bevat een extra bijgeleverde spuit-
dop met een verlengstuk van veertien centimeter voor het
echte precisiewerk in naden en kieren.
Info:
www.virbac.nl.

Nieuws
van de
industrie

Nieuwe diëten

Ongeveer 31 procent van alle honden heeft mobiliteitsproble-
men en 44 procent hiervan lijdt aan overgewicht. Van alle ou-
dere katten heeft 65 procent mobiliteitsproblemen. Voor hon-
den bestond er al Hill\'s Prescription Diet Canine j/d , maar nu
is het assortiment uitgebreid met twee nieuwe producten: Ca-
nine j/d Reduced Calorie met 25 procent minder calorieën,
om honden te helpen gewicht te verliezen, en Feline j/d, dat
de mobiliteit van katten herstelt.

Het hele assortiment is samengesteld met de unieke Advan-
ced Mobility Formula"\'"\'^, een mix van essentiële vetzuren en
geselecteerde voedingsstoffen waarvan klinisch is bewezen
dat ze pijnlijke gewrichten verzachten en gezond kraakbeen
helpen behouden. Aanbeveling van deze diëten kan een groot
verschil maken voor het leven van huisdieren en hun eigena-
ren.

Info: 0800-022466.

Behandeling van urineincontinentie

AST Farma introduceert Tensurin twintig milligram tablet-
ten, een veilig sympathomimeticum op basis van fenylpropa-
nolamine HCl voor de behandeling van urine-incontinentie
ten gevolge van sfincterinsufficiëntie bij de teef Het middel
wordt geleverd in blisterverpakkingen van honderd en vijf-
honderd (oblong)tabletten met breukstreep. Hierdoor is het
ook eenvoudig te doseren bij kleine honden (vanaf vijf kilo-
gram).

Info: www.astfarma.nl.

-ocr page 506-

Bestuurslid gezocht!

Toen ik de tekst voor een nieuw bestuurslid van de GGG aanleverde voor de KNMvD-site moest ik toch
even denken wat een dergelijke functie ongeveer in zou houden. Aan de hand van mijn eigen agenda
stond ik in dubio. Slechts één keer per vier weken een bestuursvergadering zou misschien wel wat meer
potentiële kandidaten opleveren, maar in werkelijkheid houdt het bestuursschap van de GGG toch wat
meer werk in. Regelmatig zijn er zaken die op korte termijn overleg en actie nodig hebben. Denk aan de
minderbedeeldenkliniek in Rotterdam-Noord, de juridische aspecten rondom de paspoorten, een reactie
op het beleidsplan van de KNMvD en het extern onderwijs, om maar een paar puntjes te noemen. Dankzij
e-mail kan er snel en veel overlegd worden. Toch zien we elkaar als bestuurders regelmatig, bijvoorbeeld
in het Vetcafé op de Voorjaardagen, de Najaarsdag, besturendag, commissiedag en de cluster-overleggen.
Daarnaast natuurlijk de bestuursvergaderingen en de ledenvergaderingen.

Als bestuurder moet je durven je nek uit te steken. Dat kan dan gaan over een kv^\'aliteitstraject,
onderwijszaken of gesponsorde acties. Voldoende ruggespraak met onze leden, de achterban, is en blijft
daarbij essentieel. Het valt me de laatste tijd wel op dat ook onze beroepsgroep niet ontkomt aan het stuk
verharding waar onze maatschappij aan ten prooi valt. We merken dat in de praktijken - ik heb inmid-
dels persoonlijke alarmknoppen voor de medewerkers moeten aanschaffen - maar ook aan de reacties
bij het bureau en binnen de vereniging. Een wat dikke huid en gladde rug zijn dus niet geheel overbodig.
Anderzijds merk ik wel dat de positiefconstructieve opmerkingen ook uitgesprokener worden. Dat houdt
de zaak hopelijk in evenwicht.

Mochten er geïnteresseerde collega \'s zijn die belangstel-
ling hebben voor de functie van bestuurslid, schroom dan
niet contact met ons op te nemen! Onze beroepsgroep is
en blijft bijzonder Samenwerking binnen en buiten het
directe werkveld geeft veel voldoening en met een groot
aantal mooie projecten die al lopen, hoeft u zich niet te
vervelen.

Mare Verburgh, voorzitter Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren.

Voorzitters-
column

Koppeling identificatiechip en dierenpaspoort

De nieuwe formulieren van de Nederlandse Databank Ge-
zelschapsdieren (NDG) bieden de mogelijkheid ook het die-
renpaspoortnummer van het gechipte dier te registreren.
De Nederlandse Databank Gezelschapsdieren is een data-
bank die mede is opgericht op initiatief van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde en is een
stichting zonder winstoogmerk. Nadat een dier gechipt is,
vult de eigenaar met de dierenarts een registratieformulier in.
De gegevens worden ingevoerd in de databank. Via internet
kunnen eigenaars nagaan of hun dier geregistreerd is (via de
website van de NDG,
www.ndg.nl, of via www.chipnummer
nl).
De NDG is ook aangesloten bij het European Pet Net-
work, de Europese databank. Als een gevonden dier wordt
gescand, zijn de gegevens van de eigenaar makkelijk te ach-
terhalen.

De NDG stuurt de eigenaar een bewijs van inschrijven, dat
kan worden bewaard bij het vaccinatieboekje of Europees
dierenpaspoort. Nu kan dus ook het paspoortnummer worden
geregistreerd, zodat daarmee het chipnummer kan worden
opgevraagd en vice versa.

De NDG is zeven dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar
via internet.

-ocr page 507-

Johan Klein Haneveld

Op de Voorjaarsdagen van 27 tot
en met 29 april jongstleden presen-
teerde de KNMvD het nieuwe le-
denadministratiesysteem. De over-
schakeling past bij de hogere eisen
die de KNMvD stelt aan de efficiën-
tie en de behoefte aan nieuwe ap-
plicaties. Deze zorgen ervoor dat
vragen voortaan sneller kunnen
worden afgehandeld. Bovendien krijgen leden meer con-
trole over hun gegevens, die via de website makkelijk zijn
aan te passen. Het nieuwe systeem werd op 3 januari
2007 in gebruik genomen.

Sjoerd de Vries, controller en projectleider bij de KNMvD,
vindt het systeem van STB een "mooi nieuw systeem. In één
oogopslag is alles te zien wat met de relatie tussen de
KNMvD en het lid te maken heeft." Een beroepsorganisatie
als de KNMvD kan niet zonder ledenadministratiesysteem.
"Het is een database van alle Nederlandse dierenartsen. Alles
wat met de diergeneeskunde te maken heeft, kunnen we regi-
streren: wanneer iemand is afgestudeerd, waar hij werkt en of
hij als specialist geregistreerd is. Vanuit dit systeem worden
rondzendingen en facturen verzonden, worden statistieken
uitgevoerd en wordt het jaarboek samengesteld. Ook de
rubriek personalia in het Tijdschrift komt uit het systeem."
De privacy is wettelijk geregeld. De Vries: "We geven ge-
gevens van leden niet zomaar vrij."

Makkelijken actueel

Het nieuwe systeem geeft de leden van de KNMvD meer
controle over hun privacy, vooral nu een interactieve koppe-
ling aan de KNMvD-website is gerealiseerd. "Leden hebben
voor het eerst de mogelijkheid zelf hun gegevens te wijzigen.
Veranderingen worden gecontroleerd door de administratie,
die de wijzigingen vervolgens met een druk op de \'enter\'-
toets kan doorvoeren." Leden kunnen zelf bepalen op welke
manier hun gegevens mogen worden gebruikt. De Vries: "Ze
kunnen bijvoorbeeld aanvinken of ze wel of niet in het jaar-
boek opgenomen willen worden." Veranderingen in de leden-
lijst zijn vanaf nu direct zichtbaar in het jaarboek op de web-
site. "Tot nu toe werd het jaarboek één keer per jaar op
internet gezet", verduidelijkt De Vries. "Als iemand tussen-
door verhuisde, of van functie veranderde bleven de oude ge-
gevens staan, net als in de papieren versie. Nu staat een ver-
andering de volgende dag correct in het jaarboek."
Bovendien kunnen leden op termijn zelf aangeven welke
e-mails ze van de KNMvD willen ontvangen. "Je wilt bij-
voorbeeld wel e-mails krijgen over pluimvee, maar niet over
paard of rundvee. Dat kun je dan dus gewoon aanvinken.
Deze optie, \'post op maat\', zal binnenkort beschikbaar zijn."

Maatschappij

nieuws

Nieuw ledenadministratiesysteem

Meer controle over eigen gegevens

Geïntegreerd systeem

Maar ook voor de bureaumedewerkers zijn er mogelijkheden
bijgekomen. "We hebben het zo ingericht dat het ons werk zo
makkelijk mogelijk maakt, met optimaal rendement." Zo is
het systeem geïntegreerd met het digitale archief. "Alle cor-
respondentie is gekoppeld aan de ledengegevens, en niet al-
leen de e-mails. Zelfs handgeschreven brieven kunnen we
scannen en toevoegen." Ook deze veranderingen komen uit-
eindelijk ten goede aan de leden. De Vries: "Als iemand ons
belt, hebben we via één knop toegang tot alle corresponden-
tie." En vanuit het systeem is het weer makkelijk via de gekop-
pelde programma\'s e-mails en brieven te versturen. De data-
base is verder ook geïntegreerd met de financiële administratie,
dus kunnen bijvoorbeeld de dierenpaspoorten en notitieblok-
jes uit het ledenadministratiesysteem gefactureerd worden.

Sneller geholpen

Een van de functies die op stapel staan, is de koppeling van
persoonsgegevens aan de werkstroom. De Vries is er enthou-
siast over. "Sommige vragen moeten snel worden afgehan-
deld. Denk aan vragen over ontslagvoorwaarden. Die mogen
niet blijven liggen als iemand plotseling ziek wordt of af-
wezig is." Voortaan wordt een vraag genoteerd in het admini-
stratiesysteem, met alle gegevens van het gesprek erbij. Het
wordt gekoppeld aan de \'to do\'-lijst van de betreffende be-
leidsmedewerker, samen met de einddatum. Als de vraag is
afgehandeld, wordt dat ook aangegeven. "Als de beleidsme-
dewerker plotseling afwezig is, kan zijn leidinggevende bij
zijn \'to do\'-lijst kijken en actie nemen op vragen die nog be-
antwoord moeten worden." De Vries verwacht dat deze func-
tie in de loop van de zomer wordt ingevoerd.

Anderhalfjaar

Om van de eerste inventarisaties te komen tot een werkend
programma kostte anderhalf jaar. De Vries: "Het oude
systeem begon tekenen van slijtage te vertonen." Standaard-
applicaties bleken echter niet in aanmerking te komen. "Die
waren te log voor onze doeleinden," legt De vries uit. "Alsof
je een encyclopedie koopt, terwijl je maar vier delen nodig
hebt, en daaruit maar een paar artikelen raadpleegt." Het be-
drijf STB uit Houten had al eerder gewerkt voor bijvoorbeeld
PAO-D. "Ze kenden onze sector, dat was voor ons een be-
langrijke eis." Het jaar 2007 is voor de KNMvD een over-
gangsjaar. "STB zorgt samen met de KNMvD voor een ge-
controleerde overgang op het nieuwe systeem. Daarbij zetten
we de \'puntjes op de i\'," verklaart De Vries. "We zijn vanaf
het eerste kwartaal van 2007 volledig operationeel."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 508-

Gerrit Jongeneel
(4-9-1924 -12-10-2006)

memoriam

Op 12 oktober 2006 overleed Gerrit Jongeneel, 82 jaar oud. Zijn overlijden kwam niet onverwacht. Een inoperabele longaandoening
was de oorzaak van een langzame, maar zekere gang naar het einde. Gedurende deze periode, waarin hij zeer wel besefte dat gene-
zing niet mogelijk was, bleef hij positief hield belangstelling voor zijn omgeving en onderhield zo goed mogelijk de contacten met
zijn familie en zijn vele vrienden en bekenden. Zijn vrouw Joke, of eigenlijk zijn echtvriendin, zoals Gert altijd zei, heeft in deze tijd
op een bewonderenswaardige en zeer liefdevolle wijze voor hem gezorgd.

Gert is geboren op 4 september 1924 als boerenzoon in Brandwijk. Na zijn afstuderen op 19 december 1952 heeft hij een jaar op de
Veterinaire Faculteit gewerkt als assistent bij professor Van der Kaaij bij de kliniek voor verloskunde. De daar opgedane ervaring is
hem later in de praktijk zeer goed van pas gekomen. Maar niet alleen hem. Collega Sybesma kreeg bij zijn aantreden als assistent bij
Gert voortrejfelijk \'post-universitair \'-onderwijs in de verloskunde volgens de school \'Professor Van der Kaaij\'.
Na het jaar op de faculteit nam Gert de praktijk in A Imkerk over van collega Van Houwelingen. Het was een arbeidsintensieve praktijk
met voornamelijk runderen en nog behoorlijk veel trekpaarden, met het daarbij horende zware lichamelijke werk. Tevens waren de
omstandigheden in de Biesbos in die jaren zeer bijzonder Veel bedrijven waren alléén met een roeiboot bereikbaar en men was dan
ook vaak afhankelijk van het tij. Als er om hulp werd gevraagd voor een zieke koe, moest telefonisch via de anamnese gelijk de diag-
nose worden gesteld om de juiste geneesmiddelen mee te kunnen nemen. Om de twee of driejaar stond de Biesbos onder water Het
was dan erg moeilijk om de boerderijen te bezoeken, die op terpen waren gebouwd. In 1960 werd in het land van Altena begonnen met
een ruilverkaveling, hetgeen een enorme verbetering was, omdat veel meer bedrijven nu via verharde wegen te bereiken waren.
In deze praktijk kwam collega Sybesma werken als asistent. Hij en later ook zijn vrouw, werden door Gert en Joke liefdevol opgevan-
gen. Snel onstond er een vriendschappelijke relatie. De manier waarop de onderhandelingen over de associatie plaat.svonden was
daarvan een voorbeeld. Op de voor- en achterkant van een sigarendoos schreef ieder een bedrag, de één meer dan hij volgens de
heersende normen hoefde te betalen, de ander minder dan hij hoefde te ontvangen. Het was in twee minuten geregeld! Dit voorbeeld
is later nog wel gebruikt wanneer onderhandelingen over associaties elders in het land wat stroef verliepen.

Toen Gert in 1967 gevraagd werd om veterinair inspecteur van de volksgezondheid te worden, tevens districtshoofd van de Veteri-
naire Dienst in Zeeland en dit aanbod na enig aarzelen accepteerde, was dat voor collega Sybesma een onaangename verrassing.
Gelukkig hebben zij altijd goede contacten onderhouden met elkaar en hun echtgenotes. Aan de vriendschappelijke gesprekken
tijdens een goede maaltijd worden dan ook de beste herinneringen bewaard.

Zijn nieuwe functie werd door Gert met enthousiasme aangepakt. Met krachtige hand paste hij de wet toe, streng, maar met begrip
voor de praktijk. Deze aanpak werd niet altijd op prijs gesteld door de Zeeuwsvlaamse vee-exporteurs, die in het verleden aan wat
meer vrijheden gewend waren geraakt. Het heeft echter nooit tot blijvende irritaties geleid. Zoals een veehandelaar ooit zei: "Het is
een lastige man. maar je weet precies waar je met hem aan toe bent."

Gert had een positieve, maar ook patriarchale uitstraling en hij was erg duidelijk. Voor Jongere collega \'s die met hem samenwerkten,
was dit zeer plezierig. Dit hebben de collega \'s Klopping en Minderhoud ook ondervonden, toen zij als toegevoegd in.specteur werkten
onder leiding van Gert Jongeneel bij de Veterinaire Inspectie van de Volksgezondheid in Rotterdam, waar hij na een reorganisatie
in 1984 inspecteur werd in het ambtsgebied Zuid-Holland en Zeeland. In 1986 ging hij met pensioen en nam geheel in stijl afscheid
in een kasteel. Hij was een zeer plezierige chef liet veel aan zijn ondergeschikten over, maar hield erg goed hij waar iedereen mee
bezig was en hij was niet mals met kritiek wanneer de zaken niet op de juiste manier werden aangepakt. Hij had een hekel aan lange
vergaderingen: er moest kort en zakelijk worden gehandeld. Kenmerkend was de wijze waarop hij tijdens de vaak langdradige in-
specteursvergaderingen in Den Haag om drie uur s \'middags zijn kojfertje met een luide knal dichtsloeg, ten teken dat het volgens
hem nu wel lang genoeg geduurd had.

Typisch voor Gert was de manier waarop hij na zijn pensionering de contacten met vrienden en collega \'s onderhield. Op afstand
bleef hij ook de verrichtingen volgen van zijn twee toegevoegde inspecteurs, die intussen ook benoemd waren tot Regionaal Inspec-
teur Regelmatig een telefoontje en vooral vaak een uitnodiging om samen eens wat te gaan eten. Hij was een levensgenieter, maar
zonder geld over de balk te smijten. Kwaliteit was voor hem belangrijk. Via hem hebben zijn vrienden verschillende goede restaurants
in Zeeland leren kennen.

Hoewel zijn vlotte en bourgondische levensstijl dit niet door iedereen zou doen vermoeden, leefde Gert volgens duidelijke christelijke
waarden. Hij stak zijn overtuiging niet onder stoelen of banken en verdedigde zijn principes altijd en overal met verve.
Op 15 september 1953 trouwde Gert met Joke van der Vorm. Samen hebben zij vier kinderen gekregen. Ze vormden een gelukkig
gezin. In de twintig jaren na zijn pensionering heeft Gert samen met Joke erg genoten van zijn vier kinderen, twintig kleinkinderen
en vijf achterkleinkinderen.

Gert overleed rustig, temidden van zijn gezin. Zijn overlijden betekent een groot verlies voor zijn familie en vrienden. Wij hopen dat
de goede herinneringen aan deze markante man een steun zullen zijn om dit verlies te verwerken.

U. Sybesma, E.P.G. Klopping, J. Minderhoud

-ocr page 509-

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het bestuur aangenomen:

Aibcrs, M.C.M.; 2006; 2461 AE Ter Aar; Molen-
straat 33.

Beekhuis, Mevr. L.; 2006; BA5 4PB Shepton
Mallet, Somerset; 56 b Charlton Road.
Berends, Mevr. A.T.; 2006; 7824 TK Emmen;

_ Wendeling 116.

Blaauw, J.A.; 2411 DK. Bodegraven; Alver 23.
Bouwknegt, Mevr. L.; Gent 2006; 9969 PL Wes-
temieland; Addingalaan 16.
Brinke, Mevr. S. auf dem; 1997; 7849 TC De Kiel; Borgerweg 16.
Bussel, A.H.G.; 2006; 5725 AS Asten - Heusden; Antoniusstraat 30.
Elte, Mevr. Y; 2006; 8389 VB Zandhuizen; Schapendrift 2.
Hatïselaar, Mevr. M. van; 2006; 8225 NW Lelystad; Horst 37-27.
Heuperman, P.H.; Gent 2005; 3853 NA Ermelo; Veldwijkerweg 29.
Hiemstra, Mevr. M.M.; 2006; 3513 GM Utrecht; Oude Pijlsweerdstraat 132.
Jansen, B.J.M.; 2007; 4233 CL Ameide; Lekdijk 27.
Kloek, Mevr. J.R; 2007; 3572 TG Utrecht; Oudekerkstraat 5.
Lansink, B.J.G.; 2007; 7615 NP Hartirinkhoek; Haarbrinkshoek 128 A.
Moelands, Mevr. DC.J.; 2006; SY5 OEU Minsterley, UK; Lordstone lane.
Mol, H.; 1965; 3941 VE Doom; Piet Heinlaan25.
Nijssen, M.; 2006; 1566 EC Assendelft; Dorpsstraat 677.
01de Riekerink, R.G.M.; 2001; CIA 4V5 Charlottetown; 116 Walthen Orive,
Apt. 3.

Rutten, R.M.J.; 1986; 6814 DJ Amhem; Sweerts de Landasstraat 74.
Salomons, Mevr. K.M.V; 3581 VH Utrecht; Nicolaasweg 189.
Terpstra, Mevr. S.; 2006; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplantsoen 51-3.
Walstra-Baldée, Mevr. S.J.C.; 1999; 1703 RL Heerhugowaard; Jan Glijnisweg
10.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Aa, Mevr. M.J.M. vd.
Andel, Mevr. E. van
Bach, Mevr. F.C.
Banga. Mevr. L.S.
Beekman, Mevr. L.
Berg, K..C. van den
Bergh. R. van den
Berk, Mevr. S.G.M. van den
Berlinski, Mevr. S.
Beugelsdijk, Mevr M.
Beusekom, Mevr C.D. van
Boers, Mevr M.
Bonestroo. Mevr F.A.S.
Boshuizen, Mevr. B.
Bosma, E
Bouman, Mevr. M.
Bout, H.

Bouwmeester. Mevr. J.
Broek, Mevr. D.J.J. van den
Brugman. Mevr. M.A.
Buren, C.F.M. van
Burg, MevT. L.J. van der
Colmans, Mevr. M.
Compagnie, Mevr. K.
Das, Mevr. E.J.
Davids, Mevr. G.
Droppen, Mevr. M.
Eikelboom, R.
Hkkenbus. Mevr. W.
Engelkes, Mevr. M.
Everaars, Mevr. M.E.
Exel,TK.

Frankrijker, PJ.M. de
Groenevelt, Mevr. M.
Guliker, Mevr. M.
Hartog, W.

Heide, Mevr. H.G. van der
Heijden, M. van der
Helle, Mevr. N.M.
Hesp, Mevr. A.
Hetterschijt, J.T.H.
Hoogendoom, Mevr. S.
Hoogendoom, S.W.
Hoogerdijk, Mevr. N.A.

Personalia

Hoorn, Mevr. L.M. van
Houten, PH.A.
Hut, PR.

Jackson, Mevr. J.M.
Jacobs, Mevr. EM.H.M.
Jansen, Mevr. N.T.A.
Janssens, Mevr I.
Jong, RA.C. de
Jutten, Mevr. N.A.
Kamp, Mevr. F.J. van de
Kemmink, Mevr. A.
Kersten, Mevr. B.
Kievit, E.

Klarenbeek, Mevr. M.M.
Klis, B.M.
Kobus, L.A.K.
Koers, Mevr. N.K.
Kort, Mevr. M.L.
Korteland, Mevr. J.M.
Krogt, Mevr. J. van der
Laarhoven, Mevr. L.M.
Majoor, J.
Manders, T.T.M.
Marks, Mevr. A.M.
Max, Mevr L.W.M.
Meenks, Mevr. M.B.R.
Molendijk, Mevr. L.E.D.
Muilwijk, Mevr. C.M.
Mulder, K.P
Munnik, Mevr. K. de
Nieuwenhuis, Mevr. N.
Nieuwenweg, Mevr S.J.
Nuyens, Mevr. M.H.S.
Oost, Mevr. C.J.
Opperlo, E.J.

Opzeeland, Mevr. Y.P.M. van
Otte, Mevr. C.M.A.
Overmars, Mevr L.M.A.
Paauwe, Mevr. M.
Pabon, Mevr. M.
Pais, Mevr. E
Pannekoek, Mevr. M.
Peeters, R.R.
Peters, Mevr L.W.E.
Pools, Mevr. M.A.
Prado, Mevr. C.B. del
Prenen, Mevr J.D.
Ram, Mevr. D.
Ranzijn, Mevr. Y.
Raven. E.A.
ReintsBok, Mevr.T.E.
Reus, Mevr. R. de
Rhijn, Mevr N.C. van
Römkens, Mevr. D.M.J.M.
Rooijakkers, Mevr M.J.
Roosjen, Mevr. A.M.E.
Rossum, A.J. van
Ruiter, B.D.G. de
Rutten, Mevr. K.R.T
Salentijn, G.C.
Schiphorst, Mevr. J.J.
Schepers, M.RB.
Schreurs, Mevr. W.J.W.G.
Schumacher, Mevr. A.T.W.
Severein, Mevr. L.
Siegers, Mevr. E.W.
Siemeling, Mevr. L.
Smits, Mevr. M.F.H.
Sonneveld, Mevr. D.C.
Stadig, Mevr. L.M.
Steur, Mevr. E.R.
Swinkels, Mevr. N.E.M.
Tijms,J.H.J.
Valk, Mevr. C.N.
Veen, Mevr. A.H. van der
Veen, Mevr. I.
Verhoef, G.G.M.
Verkleij, Mevr. S.J.M.

-ocr page 510-

Vermeulen, S.T.
Verra, Mevr. M.
Versehuuren, Mevr. T.G.G.C.
Vermunt, Mevr. L.E.
Versteegt, Mevr. M.
Vis, J.J.C.
Visser, M.
Vrieling, Mevr. M.
Voort, S.J.M. van de
Vossen, Mevr. W.J.A.
Wessels, Mevr. M.J.
Wessels, T.J.
Wester, Mevr. N.
Westra, Mevr. N.A.L.
Willems, Mevr. D.S.
Willems, H.C.
Wit, Mevr. T. de
Wolf, Mevr. A. de
Zijlmans, Mevr. R.
Zijlstra, Mevr. H.M.S.

Overlijdensberichten:

Op 28 april 2007 S. Westra te Gaastmeer.

Mutaties:

Albers, M.C.M.; 2006; 5966 NA America; Nieuwe Peeldijk 33; tel. privé
mobiel: 06-47080905; E-mail privé:
michielalbers@hotmail.com.-, medew. bij
R. Holle, G.R.R de Muinck, RJ.A.G. Verstraelen en M.W.J. van Dijck; tel. prakt.:
077-3982169; fax prakt.: 077-3981438; E-mail prakt.:
dierenarts@daphorst.
com.
; (toev. als lid)

Beekhuis, Mevr. L.; 2006; BA5 4PB Shepton Mallet, Somerset; 56 b Charlton
Road; tel. privé: 00^-7895018527; E-mail privé:
lies_beel{huis@hotmail.
com.-,
medew. Royal Vet. College; (toev. als lid)

Berends, Mevr. A.T.; 2006; 7824 TK Emmen; Wendeling 116; tel. privé: 0591-
625177; E-mail privé:
berends@diermedicus.nl -, (toev. als lid)
Blaauw, J.A. de; 2001; 2411 DK Bodegraven; Alver 23; tel. privé mobiel:
06-22917023; geass. met L.J. Hofland, Mevr. l.O.M. van Boxel-Peters en
T. Sterk; tel. prakt: 0172-613798; fax prakt.: 0172-618619; E-mail prakt.:
injo@dapbodegraven.nl. -, (tofi. als lid)

Bouwknegt, Mevr. L.; Gent 2006; 9969 PL Westemieland; Addingalaan 16;
tel. privé mobiel: 06-23733196; E-mail privé:
lobkebouwknegt@hotmail.com.-,
d. bij zeehondencreche Lenie \'t Hart; (toev, als lid)

Brinke, Mevr. S. auf dem; 1997; 7849 TC De Kiel; Burgerweg 16; tel. privé:
0591-381266; tel. privé mobiel: 06-22515749; E-mail privé:
saufdembrinke@
hotmad.com. -,
medew. bij G. Hegen en VG. Schevers; tel. prakt.: 0591-361368;
E-mail prakt.:
info@dapzuidenveld.nl. -, {toev. als lid)
Bussel, A.H.G. van; 2006; 5725 AS Heusden; Antoniusstraat 30; tel. privé: 0493-
694862; tel. privé mobiel: 06-21424671 ; E-mail privé:
ahgvanbussel@hotmail.
com. -,
medew. bij R. Holle, JJH.M. Jenniskens, G.R.R de Muinck en PJA.G.
Verstraelen; tel. prakt.: 077-3982169; fax prakt.: 077-3981438; E-mail prakt.:
dierenarts@daphorst.com.-. (toev. als lid)

Elte, Mevr. Y.; 2006; 8389 VB Zandhuizen; Schapendrift 2; tel. privé: 0561-
432449; tel. privé mobiel: 06-21858642; E-mail
privé: y.elte@planet.nL ; medew.
bij J.A.M. Baerveldt. M.H. Pelleboeren A.R Clotscher; tel. prakt.: 0561-612282;
fax prakt.: 0561-614734; E-mail prakt.:
paarden@dierenkliniekwolvega.nl.-,
(toev. als lid)

Harsselaar, Mevr. M.; 2006; 8225 NW Lelystad; Horst 37-27; tel. privé: 0320-
222744; d. bij Martin Gaus.;
(toev. als lid)

Hcuperman, RH.; Gent 2005; 3853 NA Ermelo; Veldwijkerweg 29; tel. privé:
0341-493318; E-mail privé:
p_heuperman@hotmail.com. -, medew. bij Animal-
care;
(toev. als lid)

Hiemstra, Mevr. M.M.; 2006; 3513 GM Utrecht; Oude Rijlsweerdstraat 132;
tel. privé: 030-2322252; E-mail privé:
m.m.hiemstra@gmail.com.-, medew. bij
JW.E. Peters, P Siderius, L.J Westerlaan en S.J. Smit; tel. prakt.: 0516-512742;
fax prakt.: 0516-513295; E-mail prakt.:
dacoostw@hetnet.nl.-, (toev als lid)

Jansen, B.JM.; 2007; 4233 CL Ameide; Lekdijk 27; tel. privé mobiel:
06-27075594; E-mail privé:
bart.jansen@gmaU.com.-, medew. bij J van Riel,
S.H. van Roekei en R. van der Veen; tel. prakt.: 0183-351208; fax prakt.: 0183-
352007;
(toev. als lid)

Kloek, Mevr. JR; 2007; 3572 TG Utrecht; Oudekerksttaat 5; tel. privé mobiel:
06^7696215; E-mail privé:
noortje_kloek@hotmail.com. -, (toev. als lid)
Lansink, B.JG.; 2006; 7615 NP Harbrinkhoek; Haarbrinksweg 128 a; tel. privé
mobiel: 06-19772177; E-mail privé:
bjglansink@hotmail.com.-, medew. bij
O.D. Rego; tel. prakt.: 0546-564796; fax prakt.: 0546-633350; E-mail prakt.:
lvignon@yahoo.com. -, (toev. als lid)

Moelands, Mevr. D.C.J; 2006; SY5 OEU Bentlon, Minsteriey UK; The Gate-
house, Lordstone lane;
(toev. als lid)

Mol, H.; 1965; 3941 VE Doom; Piet Heinstraat 25; tel. privé: 0343-416260; tel.
privé mobiel: 06-42506045; E-mail privé:
harry_mol@hotmail.com. -, (toev. als
lid)

Nijssen, M.; 2006; 1566 EC Assendelft; Dorpsstraat 677; tel. privé mobiel: 06-
12248010; E-mail privé:
michielnijssen@hotmaU.com.-, medew. bij D.L. van
Os; tel. prakt.: 072-5744959; fax prakt.: 072-5726455; E-mail prakt.:
d.l.vanos@
ossehoofd.nl.-,
(toev. als lid)

Olde Riekerink, R.G.M.; 2001; CIA 4V5 Charlottetown; 116 Walthen Drive,
Apt. 3; tel. privé: 00-1-902367672; E-mail privé:
rolderiek@upei.ca.-, medew.
bij Atlantic Veterinary College;
(toev. als lid)

Rutten, R.M.J; 1986; 6814 DJ Amhem; Sweerts de Landasstraat 74; tel. privé
mobiel: 06-53942754; commercieel directeur AUV groothandel; E-mail bur.:
rrutten@auv.org.-, (toev. als lid)

Salomons, Mevr. K.M.V; 2006; 3581 VH Utrecht; Nicolaasweg 189; tel. privé:
030-2523255; E-mail privé:
karinsalomons@gmail.com. -, (toev. als lid)
Terpstra, Mevr. S.; 3523 AP Utrecht; Tolsteegplantsoen 51-3; tel. privé: 030-
6922470;
(toev. als lid)

Walstra-Baldee, Mevr. S.JC.; 1999; 1703 RL Heerhugowaard; Jan Glijnisweg
10; tel. privé 072-5729333; geass. met D.K. Walstra; tel. prakt.: 072-5713132;
E-mail prakt.:
info@dierenkliniekmiddenwaard.nl.-, (toev. als lid)

RECTIFICATIE n.a.v. Jaarboek

Naaijer, Mevr. F..M.; 1995; 5991 AZ Baario; Wilhelminastraat 8a; teL
privé: 077-4770208; fax privé: 077-4773975; practitioner bij de VWA
Regio Zuid.

Zimmer, G.M.; 1976; Voderrijt 36; 5673 BZ Nuenen; tel. privé:
040-2831287; tel. mobiel: 06-53233808; E-mail privé: c.zimmer-oskam®
onsnet.nu.; Specialist Rundergezondheid; d.; GD, Deventer, tel. bur.:
0900-1770.

Jubilea juni 2007

11 juni, J,F,G. Vermond te Almkerk, 25 jaar

11 juni, R.J.M.L. Raymakers te Someren, 25 jaar

11 juni, M.A. von Brucken Fock te Almelo, 25 jaar

11 juni, RG.L.J. Boskamp te Beek (L), 25 jaar

16juni, R. Backte Lochem, 40jaar

16 juni, Jhr. Drs. A.W. van Foreest te Amhem, 40 jaar

Nagekomen jubilea

7 mei. Mevr. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-
baan te Bilthoven, 25 jaar.

-ocr page 511-

Congressen & S ymposia

2007
Juni

2 Feline Symposium. Dit symposium zal
plaatsvinden op de Faculteit der Dierge-
neeskunde te Utrecht.
3-3 Savab-Flanders Congres - Obesitas, Ant-
werpen, Edegem (België).
21-21 XIII th Intemational Congres on Animal
Hygiene van de Intemational Society for
Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Informa-
tie en registratie via de website:
www.emu.
ee/isah2007.

26-26 Heifer Mastitis Conference 2007, Gent, Belgium. Voor informatie:
www.heifermaslitis.UGent.be

Doorlopende
agenda

Merial B.V. is de Nederlandse vestiging van Merial, producent van
diergeneesmiddelen en vaccins, in
1997 ontstaan uit een fusie tussen de
diergeneeskundige divisies van Merck, Sharp & Dohme en Aventis (nu
sanofi-aventis). Merial legt zich toe op vernieuwing in farmaceutische
producten en vaccins, voor zowel gezelschapsdieren als landbouwhuis-
dieren. Onze producten worden afgenomen door de groothandel en
dierenartsen in Nederland, in Velserbroek bevindt zich het marketing- en
verkoopkantoor voor Nederland, dat deel uitmaakt van een Benelux-
structuur

D-Day Dermatologische bijeenkomst voor honden, georganiseerd in
samenwerking met specialistische klinieken. Aan de hand van casuïs-
tieken zullen verschillende dermatologische patiënten worden bespro-
ken. Spreker: Drs. M. Leistra, Dierenarts Specialisten Amsterdam.
Locatie: Amsterdam.

D-Day Dermatologische bijeenkomst voor honden, georganiseerd
in samenwerking met specialistische klinieken. Aan de hand van ca-
suïstieken zullen verschillende dermatologische patiënten worden
besproken. Spreker: Drs. Erik Jan Tjalsma, De Tweede Lijn. Locatie:
Wilhelminaoord.

De VGP en GKZ organiseren een gezamenlijke studiedag met als
thema Welzijn. Aanvang van de bijeenkomst is 16.00 uur (ontvangst
met koffie), geplande eindtijd 20.15 uur. Locatie: het Pluimveemuseum
in Bameveld.
De toegang is gratis. Broodjes en koffie/thee worden aan-
geboden door de organiserende groepen. Aanmelding voor 5 juni uit-
sluitend per e-mail:
fenmdewit@dds.nl

D-Day. Dermatologische bijeenkomst voor honden, georganiseerd in
samenwerking met specialistische klinieken. Aan de hand van casuïs-
tieken zullen verschillende dermatologische patiënten worden bespro-
ken. Spreker: Drs. Margreet Vroom, Veterinaire Specialisten. Locatie:
Gisterwijk.

Cursussen

2007

Juni

5

12

13

19

19

22,23

Hoe meer je kijkt, hoe meer je ziet: casuïstieken echografie GD. Locatie:
PAO-Diergeneeskunde, Houten. 11.00 tot 16.30 uur. Prijs: 200 euro.
Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand. 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsiippoii.nl.

CT en MRI: wat kun je ermee in de praktijk? 09.00 tot 17.30 uur.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Prijs 294 euro.
Extractietechnieken bij Gezelschapsdieren Locatie: Androclusgebouw,
Afdeling Anatomie Yalelaan 1. UtrechtDe Uithof. 10.30 tot 16.30 uur.
Prijs: 425 euro.

De mg: bmg tussen de ledenmaten en interface met de miter Locatie:
Departement GZ Paard Yalelaan Utrecht. 12.30 tot 21.00 uur. Prijs:
450 euro.

Buikklachten: de toegenomen buikomvang (GD) 10.00 tot 16.30 uur.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Prijs: 293 euro.
Oogonderzoek bij het paard. 12.30 tot 21.00 uur. Locatie: Departement
GZ Paard, Yalelaan Utrecht. Prijs: 450 euro.

Rigide endoscopie laboratorium; een optische benadering tot alle
moeilijk bereikbare holtes. Vrijdag 22 juni 15.00 tot 21.30 uur, zaterdag
23 juni 09.00 tot 16.30 uur Locatie: Departement Gezondheidszorg
Gezelschapsdieren. FD Utrecht. Prijs: 1200 euro.

Vergaderingen & B ijeenkomstetT

2007

Juni

7

12

12

14

Voor onze Merial-vestiging in Nederland zoeken wij een

Technical Services Manager
Landbouwhuisdieren
m.

De functie:

• U bent verantwoordelijk voor het uitbouwen en onderhouden
van relaties met wetenschappelijke instituten en opinieleiders in
Nederland.

• U geeft veterinaire ondersteuning aan dierenartsen en eindgebruikers ^
van onze producten voor landbouwhuisdieren, met de nadruk op
varkens.

• U zoekt naar nieuwe mogelijkheden en toepassingen van
bestaande of nieuwe producten en initieert en begeleidt zo nodig
veldproeven om dit te onderzoeken.

• U geeft veterinaire ondersteuning aan de buitendienstmedewerkers
en verzorgt daartoe technische producttrainingen.

• U ondersteunt de Product Group Manager met veterinair
technische informatie en ideeën voor een optimale positionering
en promotie van onze producten.

• U maakt deel uit van het Managementteam en bent betrokken bij
de planning en uitvoering van bedrijfs- en productstrategieën.

• U rapporteert aan de Head of Enterprise Landbouwhuisdieren in
de Benelux.

• Vanwege de aard van het werk bent u veel buiten kantoor werkzaam,
maar werkt u deels ook vanuit het kantoor in Velserbroek.

Het profiel:

• U bent dierenarts, met ervaring als practicus landbouwhuisdieren.

• U heeft goede contactuele en communicatieve eigenschappen en
kunt goed in teamverband werken.

• U heeft een goede beheersing van het Engels; kennis van de Franse
taal is een pré.

• U beschikt over praktische vaardigheden met MS Office (Word/ Excel/
PowerPoint).

• U heeft een nieuwsgierige, flexibele en initiatiefrijke instelling.

Wij bieden:

Een leuke, afwisselende en veelzijdige baan in een prettige werksfeer.

Naast een goed salaris biedt Merial u een representatieve auto,

telefoonvergoeding, een eindejaarsuitkering, goede pensioenvoor-
zieningen en collectieve verzekeringen.

Als u geïnteresseerd bent, kunt u schriftelijk reageren naar Merial B.V,

Kleermakerstraat 10, 1991 JL Velserbroek, ter attentie van de heer

M. van Wamelen. Of per e-mail: maarten.vanwamelen@merial.com.

Merial B.V Postbus 2009,1990 AA Velserbroek, tel. 023 - 520 10 80.

-ocr page 512-

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch concern, actief op het gebied
van research, ontwikkeling en productie van innovatieve geneesmiddelen (humaan en
veterinair). In 2006 bedroeg de wereldomzet ruim 10,5 miljard Euro. Op de internationale
markt voor geneesmiddelen behoort Boehringer Ingelheim tot de twintig grootste bedrijven.

De divisie Vetmedica is een snelle stijger in de top tien van de veterinaire farmaceuten in Nederland. Wij leveren een uitgebreide
reeks innovatieve diergeneesmiddelen voor landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren. Recente voorbeelden hiervan zijn
Novem\' 20, Bovikak\' en Enterisol\'. Wij breiden binnenkort ons rundveeproductenpakket verder uit en wensen bovendien
meer service en ondersteuning aan onze klanten te geven en zijn daarom op zoek naar een dierenarts voor de functie van:

Technical Service Manager, rundvee - fulltime.

De functie. De werkzaamheden zijn het adviseren en ondersteunen van onze
medewerkers en klanten, het begeleiden van klinische proeven en het schrijven van
artikelen, je werkt intensief samen met medewerkers in binnen- en buitenland en
onderhoudt contacten met opinieleiders.

Het profiel. Erkend rundveedierenarts metten minste 3 jaar praktijkervaring.
Wetenschappelijk onderlegd en in staat een visie te ontwikkelen. Enthousiasme,
doorzettingsvermogen, uitstekende communicatieve vaardigheden, teamplayer
en humor. Goede beheersing van Nederlands en Engels in woord en geschrift en
ruime ervaring met Microsoft Office.

Boehringer
NI |i/Ingelhein

Interesse? Stuur dan je c.v.an
motivatie uiterlijk 25 juni n<ar:
Boehringer Ingelheim, t.a.v.
Ilse de Vrede, human resoures
advisor, Comeniusstraat 6,
1817 MS Alkmaar.
E-mail: ilse.de_vrede@alk.
boehringer-ingelheim.com
Voor meer informatie kun
je onze website bezoeken
www.boehringer-ingelheirr.nl
of bellen: (072) 566 24 07.

^ Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
^ werving en selectieopdrachten voor vaste
, banen.

j Ook voor pay-roll kunt u bij ons terecht,
j Daarnaast verzorgen wij interim- of praktijk-
I management opdrachten.

FlexVet B.V.
Bouwstraat
S
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 5725548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvet.nl

www.flexvet.nl

Plus

Dierenklinieken

Dierenarts gezelschapsdieren

Jij bent zeer enthousiast over je vak en bent op
zoek naar vernieuwing en ontwikkeling. Je hebt
minimaal een jaar ervaring en samen met je
gedrevenheid en liefde voor dier en klant ben jij
in staat om de praktijk tot een success te maken.
Samen met ons wil jij je inzetten om de nieuwe
kliniek te ontwikkelen tot een begrip in Almere.
Tevens paraveterinairen gezocht.

De kliniek gaat functioneren volgens een nieuw
concept. Omdat wij betrokkenheid en inzet zeer
waarderen deel je zelf mee in het succes. Op
termijn is inkopen mogelijk.

Wij vinden een balans tussen vrije tijd en werk
erg belangrijk en streven daarom naar maximaal
32 contracturen per week.

Voor meer informatie en sollicitaties: Milo 6. van der Zet
06-46226643, info@plusdierenklinieken.n,l

-ocr page 513-

Mastitis* kan in een oogwenk toeslaan

Dl 80 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Sla direct terug met D180

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

Nieuw antibioticum
voor behandeling van
E.coli mastitis

Het resultaat is een spoedig
herstel van de melkproductie.

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van
luchtvi/eginfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophillus somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Animal Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d Ussel • wvw.pflzerah.nl • info0pfizerah.nl
© 2006 Pfizer Animal Health b.v, • Capelle a/d Ussel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

DANOCIN 180 ;

-ocr page 514-

Vasotop P, met rundvleessmaak, maakt de toediening van Vasotop tabletten gemakkelijker
dan ooit. Honden zijn dol op de smaak, hun baasjes waarderen het gemak.
Vasotop P: het nieuwe recept voor een succesvolle harttherapie.

Vasotop* P Behandeling van congestieve hartinsufficlënte bij de hond, veroorzaakt door klepinsufflciënties als gevolg van endocardiose
of cardiomyopathle.
Contra-indicaties: niet gebruiken in geval van haemodynamisch relevante stenosen of obstructieve
hypertrofische myocardiopathie.
Bijwerl<ingen: Bioeddrukdaling, die lot uiting kan komen in vermoeidheid, loomheid
en ataxie. Dosering: 0.12 5 mg ramipril per kg lichaamsgewicht eenmaal per dag. Zie voor volledige informatie
de bijsluiter.
Registratie: Vasotop P 0.625 mg REC NL 10303 UDA, Vasotop P 1.25 mg
REC NL 09608 UDA, Vasotop P 2.5 mg REC NL 09609 UDA, Vasotop P 5 mg
REC NL 09610 UDA, Vasotop P 10 mg REC NL 10304 UDA

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485 587652
Fax: 0485 587653
www.intervet.nl

Cmten^

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY

-ocr page 515-

Deel 132 • Aflevering 12 • 15 juni 2007

Diergenees

18 JUNI 2007

Seleenbehoejïe van melkgevende geiten

Effect van verdoofd castreren van biologische biggen op de
dierenartskosten en arbeidsbelasting van de varkenshouder

Stichting Paard van start

Cardiologie: kwestie van een pilletje?

Reis seniordierenartsen en partners naar het oosten van
Duitsland

Jaarcongres 5 oktober 2007

KNMvD

minklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneesi<unde

-ocr page 516-

Gezonde oren voor allebei!

In één keer raak met Surolan en Otoclean,
de le keus behandeling van otitis externa bij hond en kat

Surolan

geneest

Otoclean\'

Oorreinigingsmiddel voor honden en katten. Otodologische oplossing-16 flesjes monodosis van 5 ml.
Samenstelling: Salicyzuur(2.32 mg), propyfeenglycol, polyglycol, ethoxydiglycol, gereinigd water, glycerine, melk-
zuur, cucumis sativus,
Cetraria islandica, mimosa tenuiflora, oliezuur. Eigenschappen: OTOCLEAN bevat kerato-
lytische. oorsmeer oplossende, verzachtende, hygiënische en hydraterende bestanddelen die het product buiten-
gewoon geschikt maken voor de hygiëne en verzorging van de uitwendige gehoorgang van hond en kat, doordat
het de gehoorgang vrijhoudt van vuil-, oorsmeer- of secreetophopingen.
Dosering: Gebruik OTOCLEAN In beide
gehoorgangen van de hond resp. kat. Breng voldoende aan, afhankelijk van de grootte van het dier; - Bij grote
dieren moet voor eik oor een flesje (5 ml) worden gebruikt. - Bij middelgrote of kleine dieren kan de inhoud van een
flesje over beide oren worden verdeeld.
Voorzorgsmaatregelen: Uitsluitend voor uitwendig gebruik, vermijd con-
tact met de ogen. Bewaren beneden 30°C. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

It Diersoorten: hond en kat Indicaties

Malassezia pachydermatis (Pityrosp

Samenstelling: miconazolnitraat, prednisolonacetaat, polymixine B-sulfaat Diersoorten: hond en kat Indicaties
otitis met name: ■ bacteriële otitis veroorzaakt door Staphylococcus spp.. Streptococcus spp., Pseudomonas
spp. Eschehcf)ia coli: m mycotischeotitis veroorzaakt door Microsporum spp., Trichophyton spp.. Candida spp,.
Malassezia pachydermatis (Pityrosporum pachydermatis); ■ veroorzaakt door Otodectes cynotis. »huidinfecties
met name; ■ bacteriële dermatitis veroorzaakt door
Staphylococcus spp.. Streptococcus spp., Pseudomonai
spp. Escherichia coli: m mycotlsctie dermatitis veroorzaakt door Microsporum spp., Trichophyton spp.. Candida
spp., Malassezia pachydermatis. Dosering en wijze van toediening: Oren: na het reinigen van de gehoorgang,
tweemaal per dag. enkele druppels Surolan in het oor aanbrengen. Om een goede verdeling van het preparaat te
verkrijgen, dienen oor en gehoorgang goed gemasseerd te worden.
Huid: tweemaal per dag worden enkele drup-
pels Surolan op öe letsels aangebracht en goed ingewreven. De behandeling moet zonder onderbreking gedu-
rende enkele dagen na het verdwijnen van de symptomen voortgezet worden. In sommige gevallen kan een be-
handeling van 2 a 3 weken noodzakelijk zijn. De behandeling van Otodectes cynotisis 2 weken (zie indicaties).
Voor een nog langere behandeling raadpleeg uw dierenarts.
Contra-indicaties: geen Bijwerkingen: geen
Registratienummer en status Nederland: REG NL 3153; UDA

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 517-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Inhoud

Praktijk in Bedrijf

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Cursussen en
congressen

Cover: foto Yvette Zellerer en van pagina 484
Uit de redactie
Oorsproni<eiijk artikel

Seleenbehoefte van melkgevende geiten; D.P. Dercksen, C.H.M. Counotte, M. Klein Hazebroek,
W. Arts en T. fan Rijn

488

489
491

Nieuws

Uit en voor de praktijk

Effect van verdoofd castreren van biologische biggen op de dierenartskosten en arbeidsbelasting van
de varkenshouder; /.
Eijck, C. van der Peet-Schwering, M. Kiezebrink en A. Vink

Veterinair tuchtrecht

\'t Is altiid lente...; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Stichting Paard van start; S.J. de Groot en H.R.C. Gostelie

Veterinair tuchtrecht

Footvax zorgt voor ptxiblemen - deel 1; laira Boissevain

Uitgelicht
Boek besprekingen

Verslag Veterinair Golfkampioenschap 2007

Ingezonden

\'The battle of the berekenwijzers\'; Margot Strawn-Kampert
Verslag

Cardiologie; kwestie van een pilletje?; Ronald van Noort
Aritmieën, hoe los je deze onregelmatigheden op?; Maurice Zandvliet

Deel 132
Aflevering 12
15 juni 2007

467

468
472

476
481

482

484

485

486

487

Nieuws uit de Industrie

495

Uit de industrie

Mastitis? Rilexine 200 LC!

EFFECTIEF KORTSTE WACHTTIJD

NIEUW!

Uniek pootbandje

/ BREED WERKINGSSPECTRUM
/ EFFECTIEF
/ KORTE WACHTTIJD
/ BETROUWBAAR

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Rilexine 200 LC Diergeneesmiddel REC NL9348. Samenstelling: per 10 ml suspensie: Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend mer 200 mg cefalexine. Indicatie: klinische mastitis veroorzaakt door vt
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis. Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. Doeldier: melkgevend rund. Wachttijd melk: 2 dagen
slacht: 6 dagen. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info0>virbac.nl, vvww.virbac.nl

-ocr page 518-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. JA.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. JP.T.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. JH.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. P.R. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)......\'

Hoofdredacteur

Drs. IL Geertsen

Eindredactie

Drs. E.P.C. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

Dc Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tijdschrifl(glcnmvd.nl

Abonnementsprijs

Het rijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-Icdcn
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
cn C cn E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrccht, nr.69 93 61 443.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348
c)0C)
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Voorzitterscolumn

De Nederlandse dierenarts en Europa?; LudoJ. Hellebrekers 496
Column GGL

Toekomstvisie; Gerrit Hooijer 496
Maatschappijnieuws

Reis seniordierenarLsen cn partners naar het oosten van Duitsland; Tine Beulink 497

Loopbaanplanning: wees kritisch naar jezelH; Henry Dijkman 498

Jaarcongres:\'Wijzer in dierwelzijn\' 499
In memoriam

Dhr. R. Kroes;Joost Ruitenberg, Dan Kampelmacher 500
B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 5, mei 2007 501

Personalia 501

Doorlopende agenda 501

Deadline kopij 502

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrckers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beieidsmedeweriier sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

Original article

Selenium requirements of dairy goats; D.P. Dercksen, C.H.M. Counotte, M. Klein Hazebroek,

W. Arts en T. van Rijn 468

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-» 9798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info(®overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in dc inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middei van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 519-

De diergeneeskunde in een maatschappelijke context

Bij de ojficiële aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar op het vakgebied diergeneeskunde in
historische en maatschappelijke context heeft prof. dr RA. Koolmees in zijn oratie recentelijk
aangegeven dat de positie van de dierenarts en het nut van de diergeneeskunde voor de samen-
leving niet meer ter discussie staan en dat het beroep een hoge status en een positief imago
heeft. Werd in 1823 nog door Jacob van Lennep aangegeven dat men weinig goeds verwachtte
van gediplomeerden van de in 1821 opgerichte veeartsenijschool, door de ontwikkeling van de
wetenschappelijke basis van de diergeneeskunde met als resultaat effectieve therapieën, vaccins
etcetera bleek toch een stevige maatschappelijke positie weggelegd voor deze maatschappij
geleding. Een gedeelte van dit succesverhaal is terug te vinden in de geschiedenis van het cen-
traal diergeneeskundig instituut getiteld
Strenge wetenschappelijl<hieid en practisclie zin.
Diergeneeskunde heeft misschien geen rijke maar wel een lange historie. Prof Koolmees ver-
wijst in zijn rede naar het boek van Giovanni Ingrassia uit 1569 getiteld:
De veeartsenijlcunde is
in formeel opzicht één en dezelfde als de meer edele geneeskunde van de mens, zij verschilt van
deze slechts in de adel van haar object.
Dit object was aanvankelijk het productiedier, maar de
veeartsenijkunde nam in veelzijdigheid toe door de ontwikkeling van de zorg voor kleine huis-
dieren en de kwaliteitscontrole van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Van een ambacht
dat werd uitgeoefend door hoefsmeden, ontwikkelde het zich tot een beroep van academisch
opgeleide professionals. De toenemende veelzijdigheid en professionalisering heeft niet alleen
geleid tot dierenartsen die zich uitsluitend bezighouden met deelgebieden, maar ook tot velen
die werkzaam zijn buiten de directe gezondheidszorg. Bij de besturendag van de KNMvD zijn
dan ook al stemmen opgegaan de benaming dierenarts door een andere te vervangen.
Ook in de praktijk gaan de ontwikkelingen verder, zoals u bijvoorbeeld kunt vernemen in de
column van de GGL, waarin aangegeven wordt dat de rundveedierenarts zich meer moet rich-
ten op het onderkennen van risicofactoren die het behalen van bedrijfsdoelstellingen in de weg
kunnen staan. Er zijn nog wel enige overeenkomsten met de bestrijding van veepest, maar deze
doelstelling lijkt toch van een andere orde van grootte. Zouden bedrijfsartsen overigens een
soortgelijk actiepunt in hun toekomstvisie hebben? Men zegt wel eens \'noblesse oblige\', mis-
schien is dat de reden dat het edele object van de humane geneeskunde steeds meer vraagtekens
gaat zetten bij de wijze waarop men met minder edele schepselen omgaat. Het thema van het
jaarcongres van dit jaar \'Wijzer in dierwelzijn \'verwijst hiernaar, als ook naar de wetenschap-
pelijke aspecten daarvan.

De veelzijdigheid van de diergeneeskunde wordt ook weerspiegeld in deze aflevering niet alleen
in de diverse betrokken diersoorten (van herkauwers, biggen, honden, paarden en katten tot
\'exotische dieren \') maar ook in de onderwerpen, variërend van seleengehalte in voeding, ver-
doofd castreren van biggen tot hartritmestoornissen bij hond en kat en het borgen van keurin-
gen van paarden. Tevens worden onderwerpen zoals wetgeving en interpretatie daarvan met
betrekking tot vaccinaties, berekenwijzers en loopbaanplanning en zelfs de arbeidsbelasting
van veehouders behandeld. Mogelijk heeft deze veelzijdigheid en de verdergaande differentiatie
en .specialisatie daarbinnen mede geleid tot het als speerpunt aanmerken van de sociaalecono-
mische positie en het imago van de dierenarts in het strategisch beleidsplan van de KNMvD. De
benoeming van een hoogleraar met als deelopdracht de bestudering van de diergeneeskunde
in de maatschappelijke context sluit hierbij nauw aan. Dat die benoeming plaatsvindt bij de
Faculteit der Geesteswetenschappen onderschrijft nog eens de in 1925 verkregen academische
status van de diergeneeskunde. Academicus zijn is meer een levenshouding en misschien wel een
manier van leven dan \'zomaar\' een haan of beroep. Mogelijk dat vele collega \'s na het beëindi-
gen van hun loopbaan daarom toch nog vaak actief blijven als adviseur, vrijwilliger dan wel als
lid van het VHG om het veterinaire verleden te ontrafelen. Er zullen volgens mij dan ook niet
veel bakkers of fietsenmakers zijn die bijvoorbeeld bij een reis naar het voormalige Oost-Duits-
land een bezoek aan bakkerijen of fietsenzaken in hun reisschema opnemen!

Uitj

de redactie

Jan Vos

TijdsfiJuu^^^

Diergenees

-ocr page 520-

Wetenschap
Seleenbehoefte van melkgevende geiten

Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132: 468-471

D.P. Dercksen\'*, G.H.M. Counotte\', M. Klein Hazebroek\', W. Arts> en T. van Rijn^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Seleen als essentieel onderdeel van het enzym glutathion-
peroxidase (GSH-Px) speelt een belangrijke rol bij de
aspecifieke afweer. Vanuit de beschikbare literatuur zijn
geen referentiewaarden bekend van GSH-Px bij melk-
geiten.

De EU-norm voor seleen als E8 in de vorm van natrium-
seleniet of -selenaat in voeders, is vastgesteld op een maxi-
mumgehalte van 0,5 mg/kg (totaal) van het element in vol-
ledig diervoeder ongeacht de diersoort. Echter wanneer
geiten in hun rantsoen 0,5 mg/kg seleen krijgen verstrekt,
worden GSH-Px-waarden in bloed bereikt van meer dan
1000 U/g Hb terwijl voor andere diersoorten (rund, paard
en varken) 120 tot 600 U/g Hb als referentiewaarde wordt
gehanteerd. Pasgeboren geitjes hadden GSH-Px-waarden
die geheel overeenkwamen met de GSH-Px-waarden van
pasgeboren kalveren (350 tot 400 U/g Hb).
Op basis van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het
toevoegen van seleen conform de EU-norm bij melkgeiten
leidt tot aanzienlijk hogere GSH-Px-activiteiten in het
bloed dan bij andere species (rund, paard en varken)
werden gevonden en dat de melkgeiten met veel minder
seleen in hun rantsoen toe kunnen.

Summary

Selenium requirements of dairy goats

Selenium is an essential part of the enzyme glutathione-
peroxidase (GSH-Px) and plays an important role in the
intracellular aspecific immune defence. Reference values for
blood levels of GSH-Px are not available for dairy goats. The
EU has authorized the addition of selenium (as E), in the
form of sodium selenite or sodium selenate, to animal feeds,
to a maximum of 0.5 mg selenium/kg complete feed. Dairy
goats given feed containing the maximum level of selenium
(0.5 mg/kg) had GSH-Px levels of more than 1000 U/g Hb
The reference values for GSH-Px in cattle, horses, and pigs
are between 120 and 600 U/g Hb. Newborn kids had GSH-Px
levels between 350 and 400 U/g Hb, comparable with those
of newborn calves.

In conclusion, the addition of selenium to feeds for dairy
goats in amounts authorized by the EU leads to blood GSH-
Px levels that are substantially higher than those in other
species, such as horses, cattle, and pigs. Thus the maximum
level of supplemental selenium in feeds for dairy goats should
be less than 0.5 mg/kg.

\' GD Ltd.. P.O. Box 9, 7400 AA Deventer. the Netherlands.
\' D.C. Bekenland, Geesterenseweg 16. 7275 BM Geselaar, the Netherlands .
^ Cehave Landbouwbelang voeders bv. P.O. Box 1, 5460 AA Veghel, the Netherlands.
Correspondence to: Daan Dercksen, GD Ltd., P.O. Box 9, 7400 AA Deventer. the
.Netherlands. E-mail: d.dercksen@gezondedieren.nl

Inleiding

Seleen is een spoorelement dat van belang is voor een gezond
dier aangezien seleen een essentieel onderdeel is van het
enzym glutathion-peroxidase (GSH-Px). Dit enzym speelt
een rol bij de aspecifieke afweer. Zowel een overmaat van als
een tekort aan seleen heeft een negatief effect op de weer-
stand.

Uit meetgegevens van het laboratorium van GD van de laatste
zes jaren blijkt dat veel geiten een hoog gehalte aan GSH-Px in
hun bloed hebben ten opzichte van andere diersoorten (rund,
varken, paard, schaap): 120 tot 600 U/g Hb (zie figuur 1).
Mogelijke oorzaken voor deze verhoging van de GSH-Px-
activiteiten in het bloed bij melkgeiten zouden kunnen zijn:

Figuur 1. CSH-Px-waarden in rode bloedcellen van diverse diersoorten.

i6oo
1400

-Q

1000

I

800

£

600

i

1/1

u

400

Gemeten in bloed van 2000 tot 2006 van monsters ingestuurd voor
routine-diagnostiek bij CD bijvoorbeeld: gemiddelde, eenmaal standaard-
afwijking (gesloten vierkant), 95% gebied (dunne lijnen) en uitbijters
(cirkels). De twee horizontale lijnen geven het referentiegebied aan zoals
dat voor runderen wordt gehanteerd.

Figuur 2. De relatie tussen CSH-Px-actlviteit in rode bloedcellen en seleen
in volbloed bij geit, varken, paard en rund (i-6).

geit
/^ ^^

jaard

/y^ V ^

^—^-und

• Geit
0 Varken
▼ Rund
V Paard

Se (Hg/L)

-ocr page 521-

1. de relatie tussen seleen en GSH-Px voor geiten is
anders dan voor andere diersoorten;

2. de tot nu toe toegepaste seleengehaltes in de rant-
soenen tot hogere GSH-Px-waarden bij geiten
leiden dan bij andere diersoorten.

Wanneer vanuit de literatuur de relatie tussen seleen en GSH-
Px voor de diersoorten geit, varken, paard en rund naast
elkaar wordt gezet (figuur 2), dan lijkt bij geiten, bij een ge-
lijk seleengehalte, meer GSH-Px in het serum voor te komen
dan bij runderen, varkens en paarden (1-3, 6). Toch is deze
relatie onvoldoende om de hoge gevonden waarden te verkla-
ren.

Vanuit de beschikbare literatuur zijn geen waarden bekend
van GSH-Px bij melkgeiten. Daarom was het noodzakelijk
om goede referentiewaarden op te stellen.
De norm voor seleen in voeders is vastgesteld door de EU.
Seleen is toegestaan in diervoeders als E8 in de vorm van
natriumseleniet tot een maximumgehalte van 0,5 mg/kg
(totaal) van het element in volledig diervoeder (onbeperkt).
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende
diersoorten. Om vast te stellen of deze norm te hoog is, werd
een voedingsexperiment uitgevoerd met seleen gedurende
langere tijd (minimaal twaalf maanden).

Materiaal en methoden

Ten behoeve van het onderzoek naar de referentiewaarden
van GSH-Px voor geiten zijn op tien geitenbedrijven zonder
aanwijsbare gezondheidsklachten van minimaal vijf vol-
wassen melkgeiten bloedmonsters genomen voor bepaling
van het GSH-Px-gehalte.

Voor het vaststellen van de correctheid van de gehanteerde
norm van seleen in diervoeders, is bij één bedrijf met melk-
geiten in een longitudinale proef het verloop van de GSH-Px-
activiteiten in het bloed bestudeerd waarbij de opgenomen
seleenhoeveelheid vanuit alle ruw- en krachtvoeders is geme-
ten. Dit betrof een regulier melkgeitenbedrijf met ongeveer
vijfhonderd melkgeiten en opfoklammeren. Gedurende een
periode van dertien maanden (1-9-2004 tot 1-10-2005) is om
de twee maanden bij dezelfde geiten bloed genomen voor de
bepaling van de GSH-Px-activiteit (in totaal dertien dieren en
zeven tijdstippen). Tevens werd van pas geboren dieren bloed
genomen voor onderzoek (driemaal gedurende deze periode).
Het rantsoen (maïs, graskuil, bostel en brok) werd geanaly-
seerd op het seleengehalte (BLGG met behulp van de ICP-
AES-methode (inductie gekoppeld plasma-methode met
emissie-meting)).

Alle bloedmonsters zijn onderzocht bij de GD conform de
standaardprocedure zoals beschreven (2).
De statistische berekeningen zijn uitgevoerd met het pakket
Statistix versie 8.

Resultaten

De GSH-Px-activiteiten in het bloed van geiten van de tien
bedrijven zijn vermeld in tabel 1. Zes van deze tien bedrijven
(bedrijf 1 tot en met 6) waren reguliere geitenbedrijven met
meer dan vijfhonderd melkgeiten, waarbij de geiten altijd bin-
nengehouden werden en een rantsoen gevoerd kregen van
ruwvoer (grotendeels maïs en graskuil) en geitenbrok. Twee
van de tien bedrijven hadden kleine aantallen landgeiten,
waarbij op een van de twee bedrijven de landgeiten (bedrijf 7)
zeer extensief buiten gehouden werden zonder dat de geiten
ooit regulier krachtvoeder kregen. Op het andere bedrijf (be-
drijf 8) kregen de landgeiten af en toe regulier krachtvoer bij-
gevoerd. Twee geitenbedrijven hadden een ecologische
bedrijfsvoering, waarbij bedrijf 9 zich strikt aan de richtlijnen
voor de ecologische melkgeitenhouderij hield, maar op bedrijf
10 de geiten ook reguliere krachtvoeders gevoerd kregen.
Het verioop van de GSH-Px-activiteit in het bloed zoals ge-
vonden bij de longitudinale proef op één geitenbedrijf is te
zien in grafiek 3. De berekende seleenopname per kilogram
droge stof is berekend uitgaande van de gemeten seleen-
gehalten per product (zie tabel 2). Tot
i september 2004 is

Tabel i. De CSH-Px-activiteiten in U/g Hb in het bloed van volwassen geiten.

Bedrijfsnummer

1

Bedrijfssoort

Regulier

Aantal onderzochte geiten

6

Gemiddelde GSH-Px-activiteit (U/g Hb)
888

Spreiding (min - max) (U/g Hb)
721-1010

Regulier

829

695-1075

Regulier
Regulier

969

811-1128

1194

1086-1318

Regulier
Regulier

900

764-1039

10

894

756-1054

Landgeiten

THT

7_

8

10

221-436

603

317-969

404

298-466

1025

924-1204

Landgeiten

Ecologisch

Ecologisch

Tabel 2. Seleengehalte (mg/kg ds) en opname (kg ds) via voeder.

Datum

Maïs

Graskuil

Bostel

Brok

Ds-opname

Seleenopname (mg/kg) per kg ds

Tot 1 sep 2004

0,0026

0,0206

0,0214

0,528

2,27

0,252

1 sep 2004

0,0026

0,0206

0,0214

0,144

2,27

0,083

1 okt 2004

0,0034

0,0145

0,0043

0,156

2,17

0,082

20okt2004

0,0040

0,0149

N(l)

0,144

2,17

0,075

6 nov 2004

0,0043

0,0222

N

0,132

1,96

0,081

15 dec 2004

0,0040

0,0222

N

0,222

1,90

0,131

15 jan 2005

0^0045

0,0074

0,0257

0,216

2,00

0,127

15feb 2005

0,0047

0,0148

0,0535

0,132

2,51

0,082

10 mei 2005

0,0052

N

0,0535

0,156

2,49

........0,086

15aug2005

0,0045

N

0,1436

0,156

2,56

0,119

15 sep 2005

0,0047

0,0097

N

0,132

2,09

0,070

(1) N betekent dat in deze periode het product niet is gevoerd.

-ocr page 522-

geitenbrok (Cehave-Landbouwbelang) gevoerd met gemid-
deld 0,528 mg/kg seleen. Dit is een normaal gehalte dat ge-
bruikelijk is voor de meeste krachtvoeders die in Nederland
aan geiten wordt gegeven. Binnen de marge voldoet dit aan
de EU-norm voor seleen in volledige diervoeders. Vanaf
1 september 2004 is in het voormengsel dat standaard aan
alle te produceren krachtvoeders wordt toegevoegd seleen
weggelaten. Dit had tot gevolg dat het seleengehalte in de
krachtvoeders alleen afhankelijk was van de hoeveelheid
seleen in de gebruikte grondstoffen. De seleengehalten in de
krachtvoeders varieerde in de periode van 1 september 2004
tot 15 september 2005 op basis van de gebruikte grondstoffen
van 0,132 tot 0,222 mg/kg.

De lammeren die op het bedrijf werden geboren, werden
direct van de moeder gescheiden en werden, nadat ze een
biestvervanger toegediend hadden gekregen, opgefokt met
een speciaal melkpoeder (Chivalac Profit, Nutrifeed Veghel)
waarin net als in het krachtvoer het seleen dat normaal-
gesproken met de premix wordt toegevoegd, was weggelaten.
In tabel 3 staan de GSH-Px-waarden per tijdstip van monster-
name voor jonge dieren.

Discussie

Uit het eerste gedeelte van het onderzoek (tabel 1), waarbij
op normale praktijkbedrijven bij geiten zonder aanwijsbare
diergezondheidsklachten bloedmonsters zijn genomen, blijkt
dat alleen bij de geitenbedrijven met landgeiten en op het
geitenbedrijf (bedrijf 9) waar gevoerd werd volgens de eco-
logische richtlijnen, de GSH-Px-activiteiten in het normale
gebied liggen van 120 tot 600 U/g Hb. De conclusie is daar-
om dat de referentiewaarden van GSH-Px bij geiten op het-
zelfde niveau liggen als bij andere diersoorten maar dat voor
het opbouwen en in stand houden van adequate GSH-Px-
activiteiten kan worden volstaan met een lagere toevoeging
van seleen aan het voer dan die door de EU-norm wordt ge-
geven.

Daarom is ook een langdurige seleenproef gedaan op één be-
drijf De jonge dieren die werden geboren op het geitenbedrijf
uit dit gedeelte van het onderzoek, hadden een GSH-Px-acti-
viteit zoals vermeld in tabel 3 (rond de 350 U/g Hb). Ook bij
kalveren worden vlak na de geboorte gehalten tussen de 350
en 400 U/g Hb gevonden (eigen onderzoek). Geitenlamme-
ren hebben bij hun geboorte dus geen afwijkende, lees: \'veel
hogere\', GSH-Px-activiteit in hun bloed vergeleken met kal-
veren. Dit wordt ook bevestigd door Pavlata et al. bij geiten-
lammeren (3).

In figuur 3 zijn de resultaten te zien van de GSH-Px-activiteit
(gemiddeld per tijdstip). Uit figuur 3 is af te lezen dat het be-
drijfsgemiddelde bij de start toen de geiten nog 0,252 mg/kg
ds seleen uit het totale rantsoen opnamen, rond de 800 U/g
Hb lag. Het blijkt dat het gedurende langere tijd voeren van
een gehalte van rond de 0,08 mg/kg ds seleen leidt tot een da-
ling van het GSH-Px-gehalte tot binnen het normale gebied
van 120 tot 600 U/g Hb. De laatste meting van oktober 2005

Tabel 3. CSH-Px-activiteiten in U/g Hb in het bloed van jonge dieren.

GSH-Px (U/g Hb)
Gemiddeld

Januari 2005

358,8

Juli 2005

342,8

Oktober 2005

423,4

Standaardafwijking

84,6

32,9

124,6

Aantal dieren

5

5

5

Figuur 3. CSH-Px-activiteit (gemiddelde en standaardafwijking) per tijd-
stip van monstername.

£

i
i/)
O

Datum

l-g-20041-11.20041.t.2CX)5 1.3.2005 1.5.2005 1.7-20051-10-2005

De gestippelde lijnen geven het referentiegebied aan zoals dat voor
runderen wordt gehanteerd.

laat weer een stijging zien. Dit kan worden veroorzaakt door
het feit dat de bostel, in de periode voor oktober 2005 werd
gevoerd (0,1436 mg/kg, 15 augustus 2005) een veel hoger
gehalte seleen had dan de vorige partijen.
Op basis van de seleenhoeveelheden die zijn berekend in het
rantsoen, en de veranderingen van de GSH-Px-activiteit in
bloed bij deze dieren, kan worden geconcludeerd dat een
seleengehalte van 0,10 mg/kg ds (range: 0,07 - 0,13) in het
totale rantsoen voor melkgevende geiten voldoende is om in
de seleenbehoefte te voorzien.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden
geconcludeerd dat het toevoegen van seleen conform de EU-
norm leidt tot een zeer hoge GSH-px-activiteit in het bloed
van geiten en dat die EU-norm voor geiten dus te hoog is.

Dankzegging

Hierbij willen de auteurs de heer A. Kanters en de heer
F. Hoes van Nutrifeed, Veghel bedanken voor hun mede-
werking in het samenstellen van een seleniumarme variant
melkpoeder. De auteurs zijn ook zeer dankbaar voor de inede-
werking van de geitenhouders voor het beschikbaar stellen van
hun geiten en voor hun dierenartsen voor de bloedafname.

Literatuur

1. Mahan DC and Parrett NA. Evaluating the efficacy of selenium-
enriched yeast and sodium selenite on tissue selenium retention and
serum glutathione peroxidase activity in grower and finisher swine.
Journal of Animal Science 1996; 74 (12): 2967 - 2974.

2. Counotte GHM and Hartmans J. Relation between selenium content
and glutathione-peroxidase activity in blood of cattle. Vet Quart 1989;
11(3): 155-160.

3. Pavlata L, Slosarkova S, Fleischer P and Pechova A. Effects of incre-
ased iodine supply on the selenium status of kids. Vet. Med. - Czech
2005 (5); 50: 186- 194.

4. Lijst van toegestane toevoegingsmiddelen in diervoeders (1) gepubli-
ceerd krachtens artikel 9.T, onder b), van Richtlijn 70/524/EEG van de
Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (2004/C
50/01).

-ocr page 523-

5. Counotte GHM. Proceedings of the XII congress of the ISACB (2006).

6. Ludvikova E, Pavlata L, Vyskocil IVI and Jahn R Selenium status of
horses in the Czech Republic. Acta Vet. Bmo 2005; 74: 369 - 375.

7. Cottrill B, McCartney E and Pehrson B. Solving a human nutritional
problem. Feed International 2004, July, 14-18.

8. Ortman K. and Pehrson B. Effect of selenate as a feed supplement to
dairy cows in comparison to selenite and selenium yeast. Journal of
Animal Science 77 (12): 3365 - 3370.

Het noemen van merkproducten betekent niet dat de auteurs deze
producten aanbevelen of dat de genoemde producten de voorkeur ver-
dienen.

Artikel ingediend: 14 november 2006
Artikel geaccepteerd: 16 april 2007

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch
specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van
Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers
begeleiden u onder andere bij overdracht van de
praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contrac-
ten wordt u uit handen genomen. Raadgevers
Medische Beroepen is een adviesbureau met
uitgebreide expertise op het gebied van finan-
cieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van deze expertise is uniek
en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in
uw medische carrière kunnen voordoen.
U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van
advies op maat op het gebied van financiële
planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en
mogelijke problemen rondom het einde van
uw studie hebben de speciale aandacht van de
Raadgevers.

De Raadgevers volgen, begeleiden en adviseren
u in de verschillende fases van uw loopbaan.
V\\/ij houden bij onze advisering altijd de lange
termijn consequenties in de gaten.

Onafhankelijk financieel advies van Raadgevers Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail lnfo@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert l\\/leijer en Philip Jaspers

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 524-

Vleesvarkens
moeten bewegen

De kwaliteit van varkensvlees verbe-
tert als vleesvarkens meer bewegen.
Spieren die meer zijn gebruikt, bevat-
ten namelijk meer myoglobine. Dit
beweren Duitse onderzoekers. Zij leerden varkens op een
speciaal signaal voer te halen uit de voerbak. Varkens die een
ander signaal hadden geleerd, bleven liggen. Deze dieren
kregen acht keer per dag voedsel. Ze werden vergeleken met
varkens die twee maal per dag tegelijkertijd werden gevoerd.
De eerste groep kreeg vaker eten en bewoog meer, waardoor
de verveling daalde. Ook de stress verminderde. Dit zou de
kwaliteit van het vlees ten goede komen. Wel zou het vlees
volgens de onderzoekers duurder worden vanwege de kosten
van de signaal-voerautomaten.
Bron: www.meatandrtreal.nl.

Dieter Lütticken Award

Dr. Mark Stevens (Verenigd Koninkrijk) ontvangt in augustus
de Dieter Lütticken Award voor zijn diermodellen voor on-
derzoek naar de pathogenese van darmbacteriën in vee. Daar-
voor gebruikt hij nieuwe genetische methoden. Dit onderzoek
past bij het verder ontwikkelen van het 3V-concept: Vervan-
ging, Vermindering en Verfijning van dierproeven. De Dieter
Lütticken Award wordt jaarlijks uitgereikt door Intervet, dit-
maal op een groot congres in Japan.

Nieuwe meting GD

GD heeft een nieuwe dienst: de natte meting voor het Auto-
matisch Melksysteem (AMS). Als de apparatuur niet goed
functioneert geeft dat een grotere kans op uiergezondheids-
problemen, zoals mastitis. Ook speenbeschadigingen, speen-
puntvereeiting en onvolledig uitmelken kunnen het gevolg
zijn van het niet optimaal werken van een melksysteem. Be-
drijven met een automatisch systeem kunnen nu een meting
laten verrichten tijdens het melken door een gespecialiseerde
GD-medewerker.
Bron: www.gddeventernl.

Gevaar paardenpestvirus

Volgens Rob Moormann, onderzoeker bij het WUR (Wagenin-
gen Universiteit en Researchcentrum) is het Afrikaanse paar-
denpestvirus de grootste bedreiging voor paarden in Neder-
land. Dezelfde knut die het blauwlongvirus verspreidt, kan
ook het paardenpestvirus verspreiden. Hier is nog geen vaccin
tegen beschikbaar. Het paardenpestvirus leidde in de jaren
negentig van de vorige eeuw tot het overlijden van 1400 paar-
den in Spanje. Het bericht citeert Moormann: "Ik zeg niet dat
het virus morgen uitbreekt, maar het is wel zeer raadzaam een
goed vaccin te ontwikkelen." Hij wil tevens dat dierenartsen
bijscholing krijgen in het herkennen van nieuwe virussen.
Bron: Novum.

Nieuws

Eenden met vogelgriep

Wilde grondeleenden zoals de taling, de wilde eend en de
smient worden in hun leven vrijwel altijd wel een keer besmet
met het vogelgriepvirus. Dit blijkt uit onderzoek van het
Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, gepubliceerd in het
tijdschrift
PloS Pathogens. De onderzoekers gebruikten mo-
leculaire diagnostiek om in een hoog tempo een groot aantal
monsters te kunnen onderzoeken. Het ging in totaal om
36.809 monsters van 323 vogelsoorten uit 18 ordes. 25 soor-
ten waren positief voor influenza A, vooral eenden. De Hl 3-
en de H16-variant kwamen vooral voorbij meeuwen. 7,5 pro-
cent van de besmette vogels had een H5-variant en 11 procent
een H7-variant. Het gaat om laagpathogene varianten, die bij
infectie van pluimvee echter wel in een hoogpathogeen virus
kunnen veranderen. In het najaar kan het percentage vogels
dat besmet is, volgens de onderzoekers oplopen tot 7 procent.
Er zouden echter geen extra maatregelen nodig zijn.
Bron: pathogens.plosjournals.org.

Zoogdieren Europa bedreigd

Één op de zes zoogdiersoorten in Europa staat op uitsterven,
waarschuwt de World Conservation Union (lUCN). Van een
kwart van alle Europese zoogdiersoorten gaan de populaties
achteruit en maar van 8 procent nemen de aantallen toe. Voor
zeezoogdieren zijn de cijfers nog negatiever: 22 procent wordt
met uitsterven bedreigd. In Europa leeft de meest bedreigde
kattensoort, de Iberische lynx, waarvan nog 150 exemplaren
in leven zijn. Van de meest bedreigde zeeleeuw ter wereld, de
monniksrob, leven in de Middellandse Zee nog tussen 350 en
450 exemplaren. Ook de poolvos wordt ernstig bedreigd. Het
grootste probleem voor zoogdiersoorten in Europa is de ach-
teruitgang van hun leefgebied, gevolgd door vervuiling en be-
jaging. Beschermingsmaatregelen kunnen het tij mogelijk
keren. Zo is de Europese bizon met succes terug uitgezet in de
natuur.

Bron: sciencedailv.com.

Antistoffen tegen HsNi

De strijd tegen de vogelgriep gaat onverminderd door.
Wetenschappers zoeken naar mogelijke behandelingen of
manieren om mensen tegen infectie met het griepvirus te be-
schermen. Nu is aangetoond dat antistoffen van mensen die
een infectie met H5N1 hadden overleefd, muizen bescher-
ming boden tegen de effecten van de ziekte. De muizen die
de antistoffen kregen voor ze werden geïnfecteerd met
H5N1, werden niet ziek. Muizen die al symptomen vertoon-
den bleven na een behandeling met menselijke antistoffen
veel langer in leven dan dieren die niet werden behandeld.
Deze resultaten zijn eind mei gepubliceerd in het medische
tijdschrift
PLoS Medicine. Een behandeling met antistoffen
kan gunstig zijn, omdat deze direct werken. Het bescher-
mende effect is echter slechts tijdelijk, in tegenstelling tot
dat van vaccinatie.
Bron: ANP

-ocr page 525-

Rectificaties

In het artikel \'Maak van je kat geen asielzoeker! Chip je dier\'
in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 mei 2007 op
pagina 406 wordt door een redigeerfout ten onrechte de in-
druk gewekt dat het ministerie van LNV niet betrokken is bij
de chipmaand juni. De juiste formulering is: "Een groot aan-
tal organisaties, naast het ministerie van LNV, ondersteunt
samen dit initiatief."

Het artikel \'Zadeldrukmetingen bij het paard\' in het TvD van
1 juni 2007 op pagina 436 is geen samenvatting van een
proefschrift, zoals abusievelijk wordt vermeld in de aanhef,
maar van een wetenschappelijk artikel.

In het artikel \'Onderzoek naar verdoofd castreren van biggen
van start\' van 1 juni 2007 op pagina 446 wordt gesproken van
\'Verdoven met een lage concentratie C02\'. Dit moet zijn:
\'Verdoven met een hoge concentratie C02\'.

Prehistorische kaakontsteking

Soms is nieuws dat niet van toepassing is op de veterinaire
praktijk, toch interessant. Zo gebruiken onderzoekers moder-
ne diagnostische methodes om de oorzaak van prehistorische
dierziektes te achterhalen. In dit geval gaat het om een fossiel
van een mosasaurus, dat in 1953 werd gevonden bij Bemelen.
De mosasaurus was een zeereptiel uit het zogenoemde krijt-
tijdperk, 66 miljoen jaar geleden. De versteende kaakbeende-
ren zagen er abnormaal uit. Nu hebben wetenschappers er
een ct-scan van gemaakt. Daaruit blijkt dat een infectie op de
plek van het kaakscharnier grote stukken botweefsel heeft
weggevreten. Ook is er aan de buitenkant nieuw botweefsel
gevormd, wat erop wijst dat het reptiel maanden met de ont-
steking heeft rondgezwommen. Het ontstoken kaakbot is te
zien in het Natuurhistorisch Museum Maastricht.
Bron: ANP.

Opening Klinische Infectiologie

De jongste afdeling van het Departement Infectieziekten en
Immunologie van de Faculteit der Diergeneeskunde is de af-
deling Klinische Infectiologie (KLIF). Deze is op 1 januari
2006 van start gegaan. KLIF heeft drie hoofdtaken: het geven
van onderwijs in de infectieziekten binnen en buiten de
Faculteit der Diergeneeskunde, het uitvoeren van weten-
schappelijk onderzoek op het gebied van de klinische bacte-
riologie, klinische virologie en klinische parasitologie, en het
uitvoeren van diagnostiek. Deze laatste taak is geconcen-
treerd binnen het VMDC, dat nu deel uitmaakt van KLIF
Ook nu zal het VMDC vijf dagen per week van 8.30 tot 17.00
uur bereikbaar zijn voor de microbiële diagnostiek en de hier-
aan gerelateerde vragen. KLIF is gevestigd op de derde ver-
dieping van het Androciusgebouw (het hoofdgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde). De openingsreceptie zal
plaatsvinden op 4 juli 2007 van 15.30 tot 18.30 uur. Om
16.30 uur zal het hoofd van KLIF, prof dr. Jaap Wagenaar, de
afdeling officieel openen. Geïnteresseerden zijn van harte
welkom de opening met de afdeling te komen vieren.

Dierenartsen in het Bedrijfsleven

Op 24 mei jongstleden hield de Groep Dierenartsen in het
Bedrijfsleven een werkvergadering in het teken van \'De vete-
rinair in Europa\'. Jan Vaarten van de Europese Veterinaire
Federatie FVE lichtte de rol van zijn organisatie in Brussel
toe. Tevens werd gesproken over het voornemen van DiB om
de Europese contacten te intensiveren en zich aan te sluiten
bij EVERI (European Veterinarians Education Research In-
dustry).

Jurisprudentie online

Een van de meest gelezen rubrieken in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
is de column van laira Boissevain, over de
uitspraken van het Veterinair Tuchtcollege. Lezers die zich
verder willen verdiepen in de gerechtelijke achtergrond van
deze uitspraken, kunnen sinds kort terecht op de website
www.agro.nl/vtc/jurisprudentie.htrtü. Hier zijn de uitspraken
van het Tuchtcollege sinds ongeveer 1998 verzameld. Om het
makkelijker te maken jurisprudentie over een bepaald onder-
werp te vinden, zijn de behandelde klachten overzichtelijk
ingedeeld. De klachten ingediend door particulieren vallen
onder verschillende diersoorten (honden, katten, paarden, ko-
nijnen, en overige diersoorten). Per diersoort is te kiezen tus-
sen verschillende veterinaire handelingen zoals onderzoek,
diagnose, therapie en nazorg.

Het Veterinair Tuchtcollege is ingesteld bij de Wet op de uit-
oefening van de diergeneeskunde 1990 (WUD) en behandelt
klachten van particulieren over de diergeneeskundige behan-
deling van (huis)dieren en klachten die worden ingediend
door een zogenaamde klachtambtenaar. Het VTC bestaat uit
vier leden, drie dierenartsen en een voorzitter, die jurist is.
Het jurisprudentieoverzicht op de website is nog in bewer-
king.

-ocr page 526-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

^ Blol<keert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
^ Bewezen klinische veiligheid
^ Specifiek ontwikkeld voor honden
^ Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.comwww.weknowyoucare.nl

© 2007 Pfizer Animal Health bv. Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

Cereriia

maroßitßnt nitraat

DE NIEUWE KUSSE ANTI-EMEtICA

fe CERENIArWERKZAMEST0F:(Iwopitatll\'ElJ/2A)6TO2/001-0O5IÏGNL10425/1M26UOA»DtogeiieOT

5 verocraaM door clMnoOietaije. beliandelhg van braken <i combinalie met Cerenia» oplossing m injecle en In combinatie met anOere ondersteunen® maatregelen alsmede prevente van braken. veroorzaaM dOM reisSekte • INDICAUES OPLOSSING VOOB INJECTIE: preventie »an braken
° met utojndering van braken veroorzaakt door retoleWe alsmede bebandellng van braken, m combinatie mei andere ondersleimende maatregelen •
TOEDIENINGSWIJZE EN DOSEBING TABLETTEN: voor betiandellnj ol preventie van braken eenmaal daags craal toedienen In een dosis van 2
° mq/kn. Ter preventie van braken, veroorzaakt door reisziekte eenmaal daags oraal toedenen In een dosis van 8 mgflig, gedurende maximaal 2 opeenvolgende dagen •
TOEDIENINGSWIJZE EN DOSEBING INJECTIE: eenmaal daags subcutaan toedienen In een dosenng van 1 mgAg, Cerena\' kan
y grtnïkt worden Ier bdianOellng o( preventie van braken als tabletten ol als optosslng voor injectie, eenmaal daags tot 5 dagen tag • CONTRA-INDICATIES: geen • BIJZONDERE VOORZORGEN: braken kan geassoceerd zijn met ernstige, de conditie sterk ondemiijnende aandoeningen eronder
S« gastro-lnlestinale obstructies en dertMive dient er een passende dlagnostlsclic beoordeling plaats te vinden. De veiligheid is niet teoordeekl bi| honden jonger dan 16 weken en bij drachtige ol lacterende leven. Voorzichllgheid betracWen bi| [»Men mei leveraandoeningen en bii dieren die li|i

6 ol aeoredBPoneerd zlln voor hartaandoenlngen ■ BEWAREN: geen speciale voorzorgen. Bu«en hel bereik en zélll van kinderen bewaren • BIJWERKINGEN: geen bekend ■ VEROEBE INFORMATIE: zie bijsluiter, ol neem contact op met P«

-ocr page 527-

Financiële expertise vindt u bij veel banken.
Diepgaande kennis van de sector niet.

Al eens met een bankier gepraat over uw overvolle agenda? Over ketenvorming?
Of over de mogelijkheid om in een maatschap te stappen? CenE Bankiers weet
wat er speelt in uw wereld. Onze innovatieve aanpak richt zich niet alleen op
uw privévermogen of op de financiële fundamenten van uw dierenartsenpraktijk.
Als gespecialiseerde bankiers voor de medische sector houden wij ons bezig
met alle aspecten van het medisch ondernemerschap. Hierdoor kan
CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel maatwerk en advies.
Bent u op zoek naar een partner met verstand van üw zaken? Bel dan met een
van onze gespecialiseerde healthcare bankers via (030) 659 90 06 of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE uil! bankiers

voor professionals in de medische sector

-ocr page 528-

Effect van verdoofd castreren van biologische biggen op de dieren-
artskosten en arbeidsbelasting van de varkenshouder\'

/. Eijck\'\\ C. van der Peet-Schwering\', M. Kiezebrink\' en A. Vink\'

Op zeven biologische varliens-
bedrijven is onderzoclit hoeveel de
dierenartsliosten en de arbeids-
belasting voor de varkenshouder
stijgen als biggen verdoofd in plaats
van onverdoofd gecastreerd wor-
den. Op basis van ervaringen van
varkenshouders en dierenartsen in
Noorwegen is een protocol \'Ver-
doofd castreren\' opgesteld waarin is aangegeven hoe het
verdoofd castreren en de organisatie eromheen het beste
uitgevoerd kunnen worden. Het protocol is getest op het
biologische bedrijf van Praktijkcentrum Raalte en is ver-
volgens toegepast op zes biologische varkensbedrijven.

Via filmopnamen op de bedrijven is nagegaan hoeveel tijd het
castreren en het verdoven kosten. De verdoving werd uitge-
voerd door de dierenarts met het middel lidocaine. De ar-
beidsbelasting van de varkenshouder is vastgesteld door met
behulp van scorelij sten de fysieke belasting van de rug en
bovenste ledematen te meten. De tijdsduur van het castreren
en het verdoven bedroeg gemiddeld respectievelijk 142 en
81 seconden per toom. De wachttijd tussen verdoven en cas-
treren varieerde tussen de tien en twintig minuten op de zes
bedrijven. Op basis hiervan is berekend dat de dierenarts- en
medicijnkosten voor het verdoven van een toom met vijf
beertjes 1,98 euro bedragen (exclusief visitetarief van de die-
renarts). De dierenartskosten bedragen 1,73 euro en de kos-
ten van lidocaine zijn 0,25 euro per toom met vijf beertjes.
Per kilogram biologisch varkensvlees zijn de kosten 0,012
euro. Aan de varkenshouders en hun begeleidende dieren-
artsen is een aantal stellingen voorgelegd. Ze vonden alle-
maal dat de verdoving met lidocaine door de varkenshouder
moet kunnen worden gegeven. De fysieke belasting van rug
en bovenste ledematen van de varkenshouder is niet toegeno-
men door het verdoven van de biggen voor castratie.

Inleiding

Ter voorkoming van \'berengeur\' worden in Nederland man-
nelijke varkens in hun eerste levensweek chirurgisch gecas-
treerd. Het is gebruikelijk dat varkenshouders deze ingreep
zelf verrichten. Voorheen werd de testis eruit getrokken. Wij-
zigingen gepubliceerd in de staatscourant (stb 2005 146) ge-
ven aan dat castreren slechts is toegestaan op een \'andere
wijze\' dan door het scheuren van weefsel (Groot, 2005). Vee-

Het onderzoek is uitgevoerd op initiatief van de Dierenbescherming en gefinan-
cierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De auteurs
bedanken H. Kooimans. drs. l. Oskam en de biologische varkenshouders heel
hartelijk voor hun bijdrage aan de uitvoering van het onderzoek en C. Bosch.
G. Buscher op Vollenbroek (varkenshouders) en B. van den Berg (Dieren-
bescherming) voor de begeleiding van het onderzoek.
Divisie Veehouderij van de Animal Sciences Group van Wageningen UR,
Postbus 65. f1200 A B Lelystad. The Netherlands.

Correspondentie: postbus 65, 8200 AB Lelystad, The Netherlandse-mail Ineke.
eijck<a}wurnl

Lidocaine (Lidocaine 2% adrenaline, Alfasan Nederland B. V: Woerden:
Nederland)

Uit en
voor de
praktijk

Abstract

We studied the costs of the veterinarian and physical
work load for the farmer of anaesthetizing piglets before
surgical castration compared with castration without an-
aesthesia on seven organic pig farms . Based on experi-
ences from farmers and veterinarians in Norway a proto-
col \'Castration with anaesthesia\' was formulated. This
protocol was tested on the Experimental Farm at Raalte
and then applied on six organic pig farms. By means of
video recording it was measured how much time it takes
to castrate and anaesthetize the piglets. The veterinarian
anaesthetized the piglets with lidocaine. The work load
for the farmer was measured by scoring the physical
load for the back and the upper limbs. It took 142 and
81 seconds per litter, respectively, to castrate and anaes-
thetize the piglets. The waiting time between anaesthesia
and castration varied from 10 to 20 minutes on the six
farms. Based on these measurements, it was calculated
that the costs of the veterinarian (excluding call out fee)
of anaesthetizing piglets are € 1.73 per litter with five
boars. The costs of lidocaine are € 0.25 per litter with
five boars. The costs per kg organic pig meat are € 0.012.
The farmers and their veterinarians were asked to react
on some theses. They all agreed that the pig farmer
should perform the anaesthesia with lidocaine. Anaes-
thetizing piglets before castration did not affect the
physical load for the back and the upper limbs of the pig
farmer.

Please note that this article is a non-reviewed contribu-
tion. All reviewed cotttributions can be found in the sec-
tion \'Wetenschap\'.

houders mogen mannelijke varkens onverdoofd castreren tot
een leeftijd van zeven dagen. Na de leeftijd van zeven dagen
mogen varkens alleen verdoofd worden gecastreerd aange-
vuld met langdurige analgesie. Het verdoven van de varkens
moet uitgevoerd worden door de dierenarts (De Groot, 2005).
Onverdoofd chirurgisch castreren is pijnlijk voor het dier
zowel tijdens (Weary et al., 1998; Taylor and Weary, 2000;
Taylor et al., 2001) als na (McGlone et al., 1993; Hay et al.,
2003) de ingreep. Het plaatselijk verdoven van de biggen via
een lidocaine-injectie" in de testis of in de zaadstreng vermin-
dert de pijn als gevolg van castratie (Haga and Ranheim,
2005). Deze auteurs vonden dat de bloeddruk na castratie
veel minder steeg en dat de hartfrequentie na castratie veel
minder daalde bij dieren die tien minuten voor castratie plaat-
selijk verdoofd werden met lidocaine, dan bij dieren die on-
verdoofd chirurgisch werden gecastreerd. Ranheim et al.
(2003) maten het concentratieverloop van radioactief lidocai-
ne op drie, tien, twintig en veertig minuten na intra-testicu-
laire toediening. Op drie minuten na intra-testiculaire toe-

-ocr page 529-

diening werd de hoogste concentratie lidocaine gemeten in de
zaadstreng, terwijl veertig minuten na toediening de lido-
caine geheel uit de testis en zaadstreng was verdwenen. Deze
auteurs concludeerden tevens dat de verdovende werking van
intra-testiculaire toediening van lidocaine een optimum heeft
van tien tot vijftien minuten. Taylor and Weary, 2000, en
Puppe et al., 2005, concludeerden dat vocalisaties bij biggen
die een castratie ondergingen, langer aanhielden en een hoge-
re amplitude vertoonden dan biggen die enkel gefixeerd wer-
den. Het verdoofd castreren lijkt het welzijn van de biggen
dus te verbeteren ten opzichte van onverdoofd castreren,
maar brengt wel extra kosten (materiaal- en medicijnkosten,
kosten voor dierenarts en arbeid van varkenshouder) en extra
arbeidsbelasting (vaker dieren oppakken, meer geluidsbelas-
ting door extra schreeuwen van de biggen en mogelijk prik-
incidenten) met zich mee. Hoeveel de dierenartskosten en de
arbeidsbelasting voor de varkenshouder stijgen, is echter niet
bekend. Dit is onderzocht op Praktijkcentrum Raalte en ver-
volgens op zes biologische varkensbedrijven in Nederland.

Materiaal en methode

Bezoek Noorwegen

In Noorwegen is het verdoven van biggen voor castratie ver-
plicht sinds januari 2002. Om te inventariseren wat de erva-
ringen zijn in Noorwegen en welke methodieken zij gebrui-
ken, zijn in mei 2005 vier varkensbedrijven in Noorwegen
bezocht. Naast het toedienen van de lokale verdoving met I cc
lidocaine (1 procent oplossing lidocaine cum adrenaline) per
testis, is ook de castratie voorbehouden aan de dierenarts.
Aan de varkenshouders en de begeleidende dierenartsen zijn
een enquête en een aantal stellingen voorgelegd. De enquête
bestond uit vragen over: algemene bedrijfsgegevens, veteri-
naire kosten, uitvoering van de castratie, hygiëne tijdens cas-
tratie en complicaties die verband houden met het verdoofd
castreren. Bij de stellingen moesten de varkenshouders en
dierenartsen aangeven of ze het er helemaal mee eens waren,
een beetje mee eens, geen mening hadden, een beetje mee
oneens of helemaal mee oneens waren. De volgende stellin-
gen zijn voorgelegd: 1) verdoving heeft het welzijn verbeterd;
2) verplicht verdoven is een goede maatregel; 3) door ver-
doofd castreren is de arbeidsduur/bezoekduur toegenomen;
4) verdoving zou door de varkenshouder zelf moeten worden
gegeven; 5) de verdovende werking van lidocaine is prima.
Daarnaast is met behulp van een stopwatch gemeten hoeveel
tijd de verschillende onderdelen van het castreren in beslag
namen.

Opstellen protocol \'Verdoofd castreren\'
Op basis van de ervaringen in Noorwegen is een protocol
\'Verdoofd castreren\' opgesteld. In dit protocol is aangegeven
hoe het verdoofd castreren en de organisatie eromheen het
beste uitgevoerd kunnen worden. Het protocol is getest op
Praktijkcentrum Raalte en op basis daarvan op onderdelen
aangepast. Vervolgens is het toegepast op zes biologische
varkensbedrijven.

Onderzoek op zes biologische varkensbedrijven
Alle zes bedrijven, die tot de start van het onderzoek niet ver-
doofd castreerden, zijn twee keer bezocht. Tijdens het eerste
bezoek is het protocol toegelicht en is gefilmd hoe de be-
drijven zonder verdoving castreren. Op basis van het film-
materiaal is nagegaan hoeveel tijd het castreren per toom
kost. Gelijktijdig met de filmopnames (Sony Handycam, type

DCR-PC120E PAL) zijn met behulp van een speciale richt-
microfoon (Electret condenser microphone van Sony, type
ECM-HSl) vocalisaties vastgelegd tijdens de gehele cas-
tratieprocedure. De geluidsopnamen konden echter niet
nauwkeurig geanalyseerd worden, omdat de afstand tot de
geluidsbron op de praktijkbedrijven niet gestandaardiseerd
kon worden. Na dit eerste bezoek kregen de varkenshouders
twee maanden de tijd om te castreren volgens het protocol
\'Verdoofd castreren\'. Na deze twee maanden zijn de bedrij-
ven opnieuw bezocht en is opnieuw gefilmd hoe de bedrijven
verdoofd castreren. Op basis van de filmopnamen is berekend
hoeveel tijd het castreren kost per toom en hoeveel tijd de
verdoving kost per toom. Tijdens het tweede bezoek kregen
alle varkenshouders en hun begeleidende dierenartsen de-
zelfde enquête en stellingen voorgelegd als de Noorse var-
kenshouders en dierenartsen.

Meten arbeidsbelasting

Op de zes biologische bedrijven is de fysieke belasting van
rug en bovenste ledematen van de varkenshouder gemeten
met de \'Meetlat kwaliteit van de arbeid\' (Oude Vrielink,
2006). De meetlat bestaat uit een scorelijst waarmee voor
elke werkmethode de verschillende houdingen en bewe-
gingen (zoals tillen, dragen, duwen, gebogen, gedraaid, bui-
gen, draaien, knielen, trillingen, zitten, staan en lopen) wor-
den geregistreerd. Met behulp van het computerprogramma
AgroWerk (Vink, 2006) wordt vervolgens een score voor de
fysieke belasting van rug en bovenste ledematen berekend.
De score is een maat voor het relatieve risico dat een persoon
loopt op het ontstaan van klachten van rug of bovenste lede-
maten. De score voor de rug is gebaseerd op tien houdingen
en bewegingen die alle een belastingscijfer krijgen van een
tot tien (1 = geen belasting; 10 = zware belasting). De maxi-
male belastingsscore is dus honderd. De bovenste ledematen
worden op 26 onderdelen (die betrekking hebben op de be-
lasting van nek, schouders, ellebogen en handen/vingers) be-
oordeeld op een schaal van een tot tien zodat de maximale
belastingsscore 260 bedraagt. De score wordt berekend voor
al het werk gedurende een jaar op een bedrijf Bij de bereke-
ning van de gevolgen van verdoofd castreren voor de fysieke
belasting is uitgegaan van een normbedrijf met 400 zeugen
en 39 opfokzeugen en een tijdsbesteding van de varkens-
houder van 3150 uur per jaar.

Resultaten en discussie

Bezoek Noorwegen

Op de vier bezochte bedrijven in Noorwegen werden de big-
gen gemiddeld tussen de tien en vijftien dagen leeftijd gecas-
treerd. Dat is ruim een week later dan gebruikelijk in Neder-
land. Het aantal tomen dat per uur verdoofd gecastreerd werd,
varieerde tussen de zeven en twintig. Deze variatie had met
name te maken met de organisatie rondom de castratie. Het
vooraf verzamelen van de beertjes in een bak of behandelkar
gaf weinig tijdverlies bij het oppakken, verdoven en terug-
zetten van de biggen. Bovendien zorgde het voor rust in de
stal. Het vooraf verzamelen van de beertjes kost ongeveer
twintig minuten per acht hokken (Ten Hooven, 2004). De ge-
meten wachttijd tussen verdoven en castreren varieerde op de
vier bezochte Noorse bedrijven tussen de 5 en 45 minuten.
Ranheim et al. (2003) bevelen een wachttijd aan van tien a
vijftien minuten, omdat het verdovingsmiddel lidocaine dan
voldoende in de zaadstreng verspreid is. Bij een te korte
wachttijd werkt de verdoving nog onvoldoende. Bij een te

-ocr page 530-

lange wachttijd raakt de verdoving al uitgewerkt. De kosten
per gecastreerde big varieerden tussen de 1,20 euro en 1,77
euro (handeling en medicijnen). Hierbij is ervan uitgegaan
dat zowel het castreren als het verdoven door de dierenarts
uitgevoerd wordt en dat het uurtarief voor de dierenarts 75,00
euro bedraagt. De variatie in de kosten per gecastreerde big
wordt grotendeels verklaard door de variatie in het aantal
tomen dat per uur wordt gecastreerd. Ten Hooven (2004)
geeft aan dat de kosten per gecastreerde big variëren tussen
de 1,10 euro en 1,25 euro. In dit bedrag is uitgegaan van een
uurtarief voor de veehouder van 20,00 euro, een uurtarief
voor de dierenarts van 80,00 euro en voorrijdkosten van
30,00 euro per bezoek.

Op één bedrijf werd het balgebied voor castratie gereinigd
met alcohol. Op de andere drie bedrijven werd niet gereinigd
of gebeurde dit met de mouw van de overall. Het wisselen
van naald en mes gebeurde op één bedrijf per toom, op de
andere bedrijven per afdeling of indien nodig.
Uit de stellingen die werden voorgelegd aan de varkens-
houders, bleek dat géén van de vier varkenshouders het hele-
maal eens was met de stelling dat verdoven het welzijn van de
biggen verbetert. Wel waren alle varkenshouders het erover
eens dat door de verdoving de tijdsduur en kosten van castra-
tie zijn toegenomen en dat de verdoving door de varkens-
houder moet kunnen worden gegeven. De dierenartsen waren
het er redelijk over eens dat verdoven het welzijn van de big-
gen verbetert. Ze vonden de invoering van verplicht verdoven
een goede maatregel maar geen van de dierenartsen was het
helemaal eens met de stelling dat lidocaine een prima werking
heeft.

Protocol \'Verdoofd castreren\'

Op basis van de ervaringen in Noorwegen en op Praktijkcen-
trum Raalte is een protocol \'Verdoofd castreren\' opgesteld.
Het protocol beschrijft kort de vier fasen van de castratie-
procedure:

1) Voorbereidingsfase: tijdens de voorbereidingsfase is het
belangrijk om de beertjes vooraf te verzamelen in een bak
of in een behandelkar. Dit geeft rust in de stal en weinig
tijdverlies met het oppakken, verdoven en terugzetten van
de biggen in de ton. Het klaarzetten van het castratiemate-
riaal (twee mesjes, een bakje spiritus en een papieren
handdoek) bespaart eveneens tijd.

2) Verdovingsmethode: het fixeren van de biggen tijdens ver-
doven en castreren kan op verschillende manieren gebeu-
ren. Het aan een poot optillen door de dierenarts met de
ene hand en de verdoving toedienen met de andere hand
leek het meest comfortabel voor de big. Per bal wordt
0,5 cc lidocaine (2 procent oplossing) cum adrenaline inge-
spoten, conform artikel 22 van het Diergeneesmiddelen-
besluit. Een repeteerspuit, waarop het flesje lidocaine vast-
geklikt zit, werkt snel (geen spuiten vullen) en hygiënisch
(niet voortdurend aanprikken van het flesje). De injectie-
naalden (25 G X 1\') moeten diep intratesticulair ingesto-
ken worden.

3) Wachtperiode: om dierenartskosten te besparen, worden
alle tomen achter elkaar verdoofd. Om tussen verdoven en
castreren een tussentijd te handhaven van tien a vijftien
minuten is het wel belangrijk dat de verdoving gegeven
door de dierenarts en de castratie en overige handelingen
aan de big door de veehouder gelijke tred houden.

4) Castratiemethode: het castreren lijkt minder belastend
voor een big als dit wordt uitgevoerd door één persoon.

Het gebruik van een castratieklem, waarin de big gefixeerd
kan worden tijdens de castratie, heeft de voorkeur. Het
wordt sterk aanbevolen oin voor castratie het balgebied
met een papieren handdoek schoon te wrijven en per toom
een nieuw of een ontsmet castratiemesje te gebruiken.

Onderzoek op zes biologische varkensbedrijven
Aan de hand van het tijdens de bedrijfsbezoeken opgenomen
filmmateriaal is nagegaan hoeveel tijd het castreren en het
verdoven kosten. Omdat er nogal wat spreiding was in het
aantal beertjes per toom is alles teruggerekend naar een
normtoom met vijf beertjes. In tabel 1 is weergegeven hoe-
veel tijd het castreren per toom op de verschillende bedrijven
kost tijdens zowel het eerste als het tweede bedrijfsbezoek.
Daarnaast is weergegeven hoeveel tijd het verdoven kost. De
gemiddelde tijdsduur van het castreren, varieerde behooriijk
tussen bedrijven maar was vergelijkbaar tijdens het eerste en
het tweede bedrijfsbezoek. De hoeveelheid tijd die het kost
om een toom biggen te castreren, is dus niet toegenomen als
gevolg van het verdoven van de biggen. Een uitzondering
hierop was bedrijf 6. Dit werd echter veroorzaakt door een
gebrek aan ervaring met het doorsnijden van de zaadstreng.
De tijdsduur van het verdoven was gemiddeld 81 seconden
per toom (tabel 1). Bij een gemiddeld uurloon van de dieren-
arts van 78 euro per uur bedragen de dierenartskosten voor
het verdoven van een toom met vijf beertjes gemiddeld
1,73 euro. Het visitetarief van de dierenarts (gemiddeld 20,40
euro) is niet meegenomen in deze berekening, omdat het visi-
tetarief moet worden verdeeld over alle activiteiten die de
dierenarts verricht bij een bezoek. De kosten van lidocaine
zijn 0,25 euro per toom met vijf beertjes. De dierenarts- en
medicijnkosten voor het verdoven van een toom biggen be-
dragen dus 1,98 euro (exclusief het visitetarief van de dieren-
arts).

Als ervan uitgegaan wordt dat op een biologisch bedrijf met
honderd zeugen wekelijks twintig beerbiggen geboren wor-
den (vier worpen per week) en dat de dierenarts alleen komt
voor het verdoven van de biggen dan kost het bezoek van de
dierenarts 1,02 euro per beerbig ofwel 5,10 euro per toom
met vijf beertjes. De kosten voor het verdoven van een toom
biggen zijn dan 7,08 euro (inclusief visitetarief van de dieren-
arts) ofwel 0,71 euro per big. Als de extra kosten van het ver-
doven berekend worden per kilo biologisch varkensvlees dan
bedragen deze 0,012 euro (hierbij is ervan uitgegaan dat het
geslacht gewicht van een biologisch varken 90 kilo is en dat
hiervan 60 kilo als biologisch varkensvlees wordt afgezet).
Deze kosten zijn lager als de dierenarts maar eens per twee of
drie weken op het bedrijf komt om beerbiggen te verdoven.

Tabel i. Tijdsduur van het castreren per toom (in seconden) tijdens het
eerste en tweede bedrlj^bezoek en tijdsduur (in seconden) en kosten
(in euro\'s) van het verdoven per toom.

Castreren Castreren Verdoven Uurloon Kosten\'
bezoek
2\'\'\' bezoek 2"\' bezoek dierenarts

Bedrijf 1

126

98

81

60

1,35

Bedrijf 2

115

109

78

90

1,95

Bedrijf 3

125

136

108

60

1,80

Bedrijf 4

170

144

84

85

1,98

Bedrijf 5

141

146

64

90

1,60

Bedrijf 6

141

220

73

85

1,72

Gemiddeld s.d.

136 19

142 43

81 15

78 14 1,73 0,24

^ Kosten zijn exclusief het visitetarief van de dierenarts en de kosten van lidocaine

-ocr page 531-

Tabel 2. Belastingsscore van rug en bovenste ledematen van varkens-
houders bij castratie zonder en met verdoving.

Belastingsscore rug Belastingsscore bovenste ledematen
(maximum = 100) (maximum = 260)

Zonder verdoving 22 68

22

68

Met verdoving

Worden de biggen ecliter gecastreerd op een oudere leeftijd
dan zeven dagen, dan moet volgens artikel 15 van het Varkens-
besluit, de dierenarts de castratie uitvoeren onder verdoving
en met langdurige pijnstilling.

Uit de filmopnamen bleek dat de varkenshouders een deel
van de adviezen in het protocol \'Verdoofd castreren\' opvol-
gen maar enkele adviezen ook niet. Op vijf van de zes bedrij-
ven werden de beertjes vooraf verzameld, op één bedrijf werd
dit niet gedaan. Het reinigen van het balgebied voor verdoven
of voor castratie werd op drie van de zes bedrijven gedaan.
De wachttijd tussen verdoven en castreren varieerde tussen
de tien en twintig minuten op de zes bedrijven. De aanbevo-
len wachttijd van tien a vijftien minuten werd dus goed aan-
gehouden.

Uit de stellingen die aan de varkenshouders werden voorge-
legd, bleek dat vier van hen het een beetje of helemaal eens
waren met de stelling dat verdoven het welzijn van de biggen
verbetert. De andere twee waren het oneens met de stelling.
Vijf van de zes varkenshouders vinden verplicht verdoven
een goede maatregel. Alle varkenshouders vonden dat door
de verdoving de tijdsduur van castratie is toegenomen en dat
de verdoving door de varkenshouder moet kunnen worden
gegeven. Bij de dierenartsen liepen de meningen nogal uiteen
of verdoven het welzijn van de biggen verbetert en of ver-
plicht castreren een goede maatregel is. Vijf van de dieren-
artsen waren het helemaal of een beetje eens met de stelling
dat de verdovende werking van lidocaine prima is. Alle die-
renartsen vonden dat dc verdoving door de varkenshouder
moet kunnen worden gegeven.

Arbeidsbelasting

Bij de berekening van de gevolgen van verdoofd castreren
voor de arbeidsbelasting is uitgegaan van een normbedrijf
met 400 zeugen en 39 opfokzeugen en een tijdsbesteding van
de varkenshouder van 3150 uur per jaar. Op dit normbedrijf
besteedt de varkenshouder veertig uur per jaar aan castreren
en overige behandelingen (zoals ijzer spuiten) aan biggen.
Dat is minder dan één uur per week. Hierbij is uitgegaan van
zes beertjes per toom. Het verdoven van een toom met vijf
beertjes kost gemiddeld 81 seconden (tabel 1). Dit betekent
dat het verdoven van een toom met zes beertjes gemiddeld 97
seconden zou kosten. Op een bedrijf met 400 zeugen en een
worpindex van 2,3 is dan 25 uur per jaar (400 zeugen x 2,3 x
97 seconden / 3600 seconden) nodig voor het verdoven van
de biggen voor castratie.

Bij de berekening van de fysieke belasting van de rug en de
bovenste ledematen is er van uitgegaan dat de werkmethode
\'castreren biggen\' niet verandert door het verdoven van de
biggen. Het verdoven is een extra handeling. De varkens-
houder pakt de beertjes één voor één en houdt ze vast voor de
dierenarts, die ze inspuit met het verdovingmiddel. Daarna
zet de varkenshouder de biggen terug in de bak of kar. In ta-
bel 2 is de belastingsscore voor rug en bovenste ledematen
weergegeven bij castratie zonder en met verdoving. De belas-
tingsscores van rug en bovenste ledematen nemen niet toe
door de extra handeling \'verdoven\'. Dit betekent dat het risi-
co op het ontstaan van klachten van rug en bovenste ledema-
ten, gerekend over een heel jaar, niet toeneemt bij verdoofd
ten opzichte van onverdoofd castreren.

Conclusie

Uit dit onderzoek blijkt dat de dierenartskosten voor het ver-
doven van een toom met vijf beertjes 1,73 euro (exclusief
visitetarief van de dierenarts) bedragen. De kosten van lido-
caine zijn 0,25 euro per toom met vijf beertjes. Op basis
hiervan is berekend dat de kosten voor het verdoven van een
beerbig 0,012 euro per kilogram biologisch varkensvlees be-
dragen. Uit de stellingen die zijn voorgelegd aan de varkens-
houders en aan de dierenartsen blijkt dat ze allemaal vinden
dat de verdoving met lidocaine door de varkenshouder moet
kunnen worden gegeven. De fysieke belasting van rug en bo-
venste ledematen van de varkenshouder neemt niet toe door
het verdoven van de biggen voor castratie. Onze aanbeveling
is om de kanalisatie van lidocaine aan te passen teneinde het
welzijn van varkens te verbeteren.

iteratuur

Groot SJ de. Wetswijziging ca.streren van mannelijke varkens en het
knippen of vijlen van tanden bij biggen. Tijdschr Diergeneeskd 2005;
130 (10): 328.

Haga HA and Ranheim B. Castration of piglets: the analgesie effects
of intratcsticulair and intrafunicular lidocaine injection. Vet Anacsth
Analg 2005; 32: 1-9.

Hay M, Vulin A and Genin S. Assessment of pain induced by castration
in piglets: behavioural and physiological responses over the subsequent
5 days. AppI Anim Bchav Sci 2003; 82: 201-218.
Hooven M ten. Stress blijft ondanks dure prik. Boerderij 2004; 90 (5):
24-25.

McGlonc JJ, Nicholson RI and Hellnian JM. The development of pain
in young pigs associated with castration and attempts to prevent castra-
tion-induced behavioural changes. J Anim Sci I993;71: 1441-1446.

6. Oude Vrielink HHE. Meetlat kwaliteit van de arbeid. A&F-rapport
(in druk). Agrotechnology and Food Innovations Group, Wageningen
UR, Wageningen.

7. Puppe B, Schön PC, Tuchscherer A and Manteuflfel G. Castration-
induced vocalisation in domestic piglets. Sus scofa: Complex and spe-
cific alterations of the vocal quality. AppI Anim Behav Sci 2005; 95:67-
78.

8. Ranheim B, Haga HA, Andresen 0 and Ingebriglsen K. Distribution of
radioactive lidocaine injectcd into the testes in piglets. Proceedings of
the 8\'" World Congress of Veterinary Anaesthesia, Knoxville, TN, 2003
pp. 209.

9. Taylor AA and Weary DM. Vocal responses of piglets to castration:
identifying procedural sources of pain. AppI Anim Behav Sci 2000; 70:
17-26.

10. Taylor AA, Weary DM and Lessard M. Behavioural responses of pig-
lets to castration: the effect of piglet age. AppI Anim Behav Sci 2001;
73: 35-43.

11. Vink A. Handleiding IDA gegevensbeheer voor Agro Werk and Pubas.
ASG-Rapport (in druk). Animal Sciences Group, Wageningen UR,
Lelystad.

12. Weary DM, Braithwaite LA and Fraser D. Vocal response to pain in
piglets. AppI Anim Behav Sci 1998; 56: 161-172.

-ocr page 532-

elizen

TM

i

lp"
r

I

et leven van een huisdier

LIZEN, EERSTE AANPAK

Telizen" S W

^^ angst door verandering in de
woon- of familiesituatie

• Bewezen voordeel

• Zeer smakelijk

• Geen bijwerkingen

is niet altijd makkelijk

r

m

1

-ocr page 533-

\'t Is altijd lente ...

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Veel assistenten gaan ervan uit dat
het tuchtrecht ertoe dient hun baas
op de vingers te tikken, maar dat zij
zelf buiten schot blijven. De Wet op de
uitoefening van de diergeneeskunde
geeft klagers echter ook de mogelijk-
heid om over een assistente (m/v) te
klagen! Schrale troost is dat het in de
praktijk niet vaak voorkomt, maar het
kón wel. Bijvoorbeeld als de eigenaar vindt dat het dier ver-
keerd is vastgehouden.

Traantjes

Een konijn komt bij de dierenarts vanwege tra-
nende ogen. De dierenarts onderzoekt het
konijn terwijl de assistente het dier
fixeert. Dat is lastig, want konijnen zijn
niet altijd van nature geneigd om stil
te blijven zitten. Het konijn probeert
omhoog te springen, maar de assi-
stente houdt het dier stevig op de
tafel. Volgens de eigenaar is daar-
bij een duidelijke \'knak\' te
horen. Als het konijn dan ook
nog begint te schreeuwen, wordt
het door de assistente terug in
de tas gezet en krijgt het pas in
die tas een injectie met dexame-
thason. Als de eigenaar met het
konijn thuiskomt, merkt ze dat
het dier zich niet zo beweegt als
anders. De volgende dag brengt
ze opnieuw een bezoek aan een
(andere) dierenarts, die vaststelt dat
het konijn een verlamde achterhand
heeft. Nog een dag later is euthanasie de
enige optie.

Rugtas

Volgens de eigenaar was de verlamming ontstaan doordat de
assistente het dier zo hard tegen de tafel heeft gedrukt dat zijn
rug is gebroken. Om dit te verdoezelen, heeft ze het konijn
toen snel in de tas gezet zodat de dierenarts daar de injectie
dexamethason kon geven. Reden voor een klacht bij het
Tuchtcollege. Het Tuchtcollege benadrukt echter dat konijnen
zich vaak verzetten tegen een diergeneeskundige behandeling
en schreeuwen uit stress. Dit is zeker niet per definitie een
teken van doodsnood. Daarnaast is de rug van een konijn een
zeer kwetsbaar punt. De spieren in de achterpoten van een
konijn zijn sterk ontwikkeld, terwijl de rug relatief zwak is.
Deze wanverhouding is zelfs zo groot dat een konijn zijn
eigen rug kan breken door zich verkeerd af te zetten in het
hok. Het risico van een rugbreuk is bij konijnen dus eigenlijk
altijd aanwezig. Als het zou vaststaan dat de assistente het
konijn inderdaad met grote kracht tegen de tafel heeft geplet.

Veterinair
tuchtrecht

was er misschien sprake van verwijtbaarheid. Er is echter
niets dat daarop wijst. Het toedienen van een injectie terwijl
het dier in een tas zit, kan ook niet als bewijs dienen, want dit
is in de diergeneeskunde niet ongebruikelijk - aldus het
Tuchtcollege. Deze werkwijze is er juist op gericht om verde-
re stress bij het konijn te vermijden.

Verlamd of gebroken?

De klacht wordt ongegrond verklaard, maar daar laat de eige-
naar het niet bij zitten. Zij gaat onmiddellijk in beroep bij het
Beroepscollege. Het Beroepscollege kijkt vooral naar een
mogelijk causaal verband tussen het handelen van de assi-
stente en de dood van het konijn. Het staat vast dat
het konijn bij de dierenarts kwam voor een
tranend oog en na het bezoek aan de dieren-
arts verlammingsverschijnselen vertoon-
de. De behandelend dierenarts oppert
de mogelijkheid van een spinale
shock; een gebroken rug is niet ge-
diagnosticeerd. Rugpalpatie gaf
geen crepitatie of pijnreactie, er
was geen pijnperceptie aan de
achterhand, kniepees- en ischia-
dicusreflex waren normaal, er
waren geen stell-Zcorrectie
reflexen, er was geen Shiff-
Sherringtonfenomeen en de
achterhand was vuil. Het kan als
vaststaand worden aangenomen
dat er verlammingsverschijnse-
len waren, maar dat is nog geen
bewijs voor een gebroken rug.

Brede rug

Waarschijnlijk heeft de dierenartsassi-
stente het konijn wel gefixeerd op de ma-
nier die de eigenaar aangeeft, maar de assi-
stente is niet bij de zitting aanwezig om hierop
weerwoord te geven. Omdat direct na de behandeling
verlammingsverschijnselen optraden, is het zeer waarschijn-
lijk dat er door deze fixatie op de een of andere manier rug-
genmergtrauma is ontstaan. Wat echter in het midden blijft, is
of dit trauma is ontstaan door het handelen van de assistente,
of door verzet van het konijn zelf Ook het Beroepscollege
noemt de rug als zeer kwetsbaar punt. Is het dan niet anders-
om? Een assistente moet een dier zodanig vasthouden dat het
zich niet kan bezeren. Bezeert het zich toch, dan is de assi-
stente per definitie tekortgeschoten. Die conclusie mag vol-
gens het Beroepscollege niet worden getrokken; er moet wel
onomstotelijk vaststaan dat de assistente tekort is geschoten.
Omdat niet vaststaat dat het een hardhandige fixatie was, gaat
ook het Beroepscollege ervan uit dat de assistente gewoon
haar best heeft gedaan en dat haar geen blaam treft. En zo kan
de assistente ruim driejaar na de behandeling van het onfor-
tuinlijke konijn weer rustig slapen.

-ocr page 534-

Onder de titel \'Keuringsdierenarts
voor paarden een feit\' kregen geïn-
teresseerde dierenartsen op dins-
dagavond 8 mei 2007 informatie
over de voortgang van de oprich-
ting van de Stichting Paard als
regelinghouder van het Reglement
Keuringsdierenarts voor Paarden.

De betrokkenen zijn niet over één
nacht ijs gegaan. Dat bleek tijdens de goed bezochte bij-
eenkomst, waarbij de belanghebbenden een toelichting
gaven op hun positie en rol in de organisatie. Het was te-
vens een gelegenheid waarbij dierenartsen en belang-
hebbenden met elkaar konden kennismaken.

Erik Gostelie, voorzitter Groep Geneeskunde van het Paard
(GGP), opende de bijeenkomst. Hij blikte in zijn presentatie
kort terug op het traject \'Keuringsdierenarts voor Paarden\'.
In 2001 heeft de Keuringscommissie van de GGP op verzoek
van verzekeringsmaatschappijen een start gemaakt met het
traject. Toen in 2005 het toenmalige kwaliteitsbeleid op ver-
zoek van de KNMvD-leden werd beëindigd, ontstond er een
vacuüm. Sinds dat moment maakt een groot deel van de
markt nog gebruik van het register \'Keuringsdierenarts voor
Paarden\', terwijl de daaraan ten grondslag liggende regeling
wel bestaat, maar niet wordt getoetst door een onaftiankelijke
certificerende instantie. De verzekeringsmaatschappijen heb-
ben steeds aangegeven het systeem van de Keuringsdieren-
arts voor Paarden te willen continueren. Inmiddels hebben
meerdere marktpartijen daarvoor interesse getoond. Het be-
stuur van de GGP heeft onderhandelingen gevoerd met fok-
kerijorganisaties (stamboeken) van paarden en sportpaard-
handelaren. Daarbij is overeenstemming bereikt over de
inhoud van de kwaliteitseisen. Deze komen overeen met de
eisen zoals deze eerder in het Reglement Keuringsdierenarts
voor Paarden werden gesteld, met dien verstande dat de eisen
door belanghebbenden waar nodig nader zijn geactualiseerd,
geobjectiveerd en onderbouwd. Een onafhankelijke stichting

Berichten

verslagen

Stichting Paard van start

Drs. S.J. de Groot, drs. H.R.C. Gostelie

Het is aan geregistreerde Keuringsdierenartsen voor Paar-
den toegestaan paarden voor de aangesloten verzekerings-
maatschappijen te keuren zonder keuringsdossiers te
overleggen voor nadere controle. Natuurlijk blijft het voor
alle dierenartsen mogelijk paarden te keuren voor ver-
zekeraars. Zij zullen echter de keuringsdossiers voor de
uiteindelijke beoordeling aan verzekeraars moeten voor-
leggen ter goedkeuring. Voor het Koninklijk Warmbloed
Paarden Stamboek Nederland (KWPN) zijn geregistreer-
de Keuringsdierenartsen voor Paarden gerechtigd hengs-
ten en merries te onderzoeken in het kader van de fok-
kerij screening.

is regelinghouder en de beoordeling en certificatie van de
dierenarts zal plaatsvinden door (een) onafhankelijk(e) certi-
ficerende instelling(-en) (zie het stroomschema Keuringsdie-
renarts voor Paarden). Om te certificeren dient een instelling
een overeenkomst te sluiten met de Stichting Paard. De die-
renarts die voor registratie in aanmerking wil komen, sluit
zelf een contract met een certificerende instelling. Het con-
tract regelt de voorwaarden voor de beoordeling en de certifi-
catie. Op 9 februari 2007 zijn 4743 dierenartsen, zowel leden
als niet-leden van de KNMvD, aangeschreven over het ver-
zoek dat markpartijen bij de KNMvD hebben neergelegd. Zij
kregen de mogelijkheid om eventuele aan- en/of opmer-
kingen te maken over de statuten van de Stichting Paard en
het Reglement Keuringsdierenarts voor Paarden. Er kwamen
acht opmerkingen van inhoudelijke aard binnen. Deze zijn
beoordeeld en hebben bijgedragen aan een verbetering van
de statuten en het reglement. VERIN, een certificerende orga-
nisatie, heeft in 2006 interesse getoond voor het beoordelen
van het reglement en het certificeren van keuringsdierenart-
sen. Met de betrokkenen zijn overeenkomsten uitgewerkt en
vastgelegd. Hiermee is vastgelegd welke activiteiten van de
Keuringsdierenarts voor Paarden onder de regeling vallen
(zie kader). Gostelie bedankte alle betrokkenen voor hun
enorme inzet bij het tot stand laten komen van dit traject en
wenste de Stichting Paard een goede toekomst toe.

Vraag uit de markt

Ludo Hellebrekers, voorzitter van de KNMvD, kon niet aan-
wezig zijn. Hij gaf in een videoboodschap blijk van de be-
trokkenheid van het bestuur van de KNMvD bij deze ontwik-
keling. Het traject en de bijbehorende afspraken passen in het
KNMvD-beleid zoals dat door de leden in 2005 is vastgesteld
tijdens de ledenvergadering: er is een vraag uit de markt inge-
vuld! De vraag is door middel van onderhandeling tot stand
gekomen, voorgelegd aan leden en niet-leden dierenartsen en
afgerond via heldere afspraken en besluitvorming. Op basis
van deze informatie kon het KNMvD-bestuur op 3 april 2007
het formele besluit nemen tot de oprichting van Stichting
Paard. Hij complimenteerde alle betrokkenen met het behaal-
de resultaat.

Gerard Berghuis, de voorzitter van de Stichting Paard, schets-
te de rol van de regelinghouder en de positie van het college
van belanghebbenden. Hij presenteerde zijn medebestuursle-

-ocr page 535-

Stroomschema Keuringsdierenarts voor Paarden.

regeling

Stichting Paard

bestuur

regelinghouder

College van Beroep

betreflende de regels in

regfement (en)

0

varktpartijen:

■ venekerings-
rrtoatichoppij(en)

■ poardemtomboek(en)

• Vereniging Sportpaard
Hondelaren (VSN)

KNMvD-bestuur

onderhandeling
<
-►

Colkge
van

Croep Ceneeikunde
van het Paard

Keuringscommissie

melding

certificerende

-►

instelling(en)

[H

cont rote-
insulling(en)

keurinpdossiers
*

controleropport

0
<-►

regster

Toetsinp-
commissie
Paard

contract
j^^R^ re0ement
roRport

Keuringsdierenartsen
voor
Paarde/7

keuringsdossiers

den Brigitte Cornelissen en Frederik Schutte. Met name de
zuivere scheiding tussen de positie van de regelinghouder en
de onafhankelijke beoordeling, certificatie en registratie acht-
te hij van belang.

Jack Oomen van Hippo Zorg BV spraak namens het College
van Belanghebbenden. Hij gaf aan verheugd te zijn dat de or-
ganisatie er is en dat meerdere belanghebbenden interesse
hebben getoond. Een onafhankelijke beoordeling is van be-
lang voor de marktpartijen. Jack wil vooral vooruitkijken. Als
de robuustheid van het systeem is gebleken, ziet hij mogelijk-
heden voor andere trajecten.

Certificerende organisatie

Vincent Cornelissen, adjunct directeur van de CBS-groep,
gaf aan dat VERIN als certificerende organisatie interesse
heeft getoond om het Reglement Keuringsdierenarts voor
Paarden te beoordelen en te certificeren. De CBS-groep heeft
zeven werkmaatschappijen, die zich bezighouden met keu-
ring, classificatie, inspectie en certificering. De CBS-groep is
voornamelijk actief in de dierlijke sectoren.
De beoordelingswerkzaamheden voor het Reglement Keu-
ringsdierenartsen voor Paarden worden uitgevoerd volgens
het principe van \'third party auditing\'. Hierbij hanteert
VERIN algemene eisen voor instellingen die diensten, beheer
en kwaliteit uitvoeren. VERIN laat de controle van de keu-
ringsdierenarts op basis van een contract uitvoeren door
CBD. CBD voert het locatiebezoek uit aan de hand van een
checklist, neemt een steekproef uit de keuringsdossiers en
rapporteert aan VERIN. De keuringsdossiers en de rappor-
tage aan VERIN worden voorgelegd aan de Toetsingscom-
missie. De Toetsingscommissie beoordeeh de keuringsdos-
siers en rapporteert aan VERIN. VERIN beoordeelt de
rapporten van de controle-instelling en de Toetsingscommis-
sie. VERIN gaat op basis van het reglement over tot certifica-
tie of sanctietoekenning en consequentiebepaling. Vincent
maakte van de gelegenheid gebruik om Jan Willem de Leeuw,
manager van VERIN, en Clara Hagen, lead assessor bij CBD,
aan de aanwezigen voor te stellen. De dierenarts die voor re-
gistratie in aanmerking wil komen, sluit zelf een contract met
een certificerende instelling. De overeenkomst \'VERIN -
Keuringsdierenarts voor Paarden\' regelt de voorwaarden voor
certificatie. De mogelijkheid van klacht en beroep is een on-
derdeel van deze overeenkomst.

Emile Welling, voorzitter van de Toetsingscommissie, gaf
aan dat de beoordelingswerkzaamheden worden uitgevoerd
op basis van een reglement. Emile vertelde dat op dit moment
meerdere pilots worden uitgevoerd. Tijdens deze studies
wordt proefgedraaid met de controle, beoordeling en rappor-
tage om omissies in het reglement, de checklisten en de con-
trole te voorkomen. Tevens lichtte hij de werkwijze van de
Toetsingscommissie toe.

Wiel van den Ekker, voorzitter van het Veterinair Administra-
tie Kantoor, gaf aan verheugd te zijn dat de partijen de regi-
stratie bij het VAK willen onderbrengen. Marktpartijen heb-
ben met inhoudelijke eisen invulling gegeven aan
geregistreerde Keuringsdierenartsen voor Paarden.
Gerard Knoop, voorzitter van de keuringscommissie van de
GGP, benadrukte de taak van de keuringscommissie: het be-
hartigen van de belangen van alle dierenartsen die zich bezig-
houden met het keuren van paarden, om daarmee de kwaliteit
en uniformiteit van hun keuringen te verhogen. Voor iedere
dierenarts die paarden keurt, is het systeem toegankelijk, op
basis van vrijwilligheid. De marktpartijen krijgen de garantie
dat de deelnemers aan dit systeem een gegarandeerde kwali-
teit leveren. Gerard bedankte de marktpartijen voor het tot nu
toe getoonde vertrouwen. "We willen nu snel van start en we
willen er wat van gaan maken!"

Na de presentaties maakten de aanwezigen ruim gebruik van
de mogelijkheid om vragen te stellen. De vragen waren voor-
namelijk inhoudelijk van aard en betroffen onder andere de
beoordeling van opname techniek in relatie tot de schriftelij-
ke rapportage in het keuringsdossier. De nieuwe uitgave van
het handboek \'De Veterinaire Keuring van het Paard\' geeft
hierbij een goed handvat.

Overeenkomst Stichting Paard - VERIN

Tijdens de eerste bestuursvergadering van de Stichting Paard
op maandag 21 mei 2007 werd het Reglement Keuringsdieren-

-ocr page 536-

arts voor Paarden definitief vastgesteld. Tevens werd de over-
eenkomst \'Stichting Paard-VERIN\' vastgesteld en getekend.
Het bestuur van de Stichting Paard heeft het advies besproken
dat 8 mei werd meegegeven om de huidige geregistreerde Keu-
ringsdierenartsen voor Paarden binnen een redelijke termijn
de gelegenheid te geven zich te laten (her)beoordelen. Dieren-
artsen die in het bestaande register staan, krijgen tot 1 januari
2008 de tijd zich te laten beoordelen. Zij dienen zich daartoe
zo spoedig mogelijk, maar vóór 1 september 2007, aan te mel-
den door het afsluiten van de deelnemersovereenkomst met
VERIN (030-6941900
ofinfo@verin.nl).

De organisatie van de marktvraag naar gecertificeerde Keu-
ringsdierenartsen voor Paarden is hiermee een feit. Onmid-
dellijk na de bijeenkomst meldden de eerste geïnteresseerde
dierenartsen zich al bij VERIN aan.

Drs. S.J. de Groot is seniorbeieidsmedewerker veterinaire
zaken, drs. IH.R.C. Gostelie
Groep Geneeskunde van liet
Paard (GGP).

Footvax zorgt voor problemen - deel i

Tekst: laira Boissevain

Bij een bedrijfsbezoek bekijkt de Al-
gemene Inspectiedienst (AID) de ad-
ministratie van een dierenarts en ziet
dat deze in heel korte tijd wel erg veel
schapen heeft geënt met Footvax en
Heptavac. Dat zou onwaarschijnlijk
noeste arbeid van de dierenarts bete-
kenen en de AID vertrouwt het niet.
Uit de factuur blijkt dat de dierenarts
voor deze entingen slechts 6 procent BTW heeft berekend in
plaats van
19 procent. Op grond van de hoeveelheid verkoch-
te entingen en het lage BTW-tarief vermoedt de AID dat de
dierenarts de entingen misschien niet zelf heeft toegediend.
Aangezien het UDD-middelen betreft, levert dat de verden-
king van een straftoare situatie op. Maar wat is er in dit ge-
val precies strafbaar? Een onjuist BTW-tarief of een onwaar-
schijnlijk groot aantal entingen op een factuur?

De AID maakt in ieder geval procesverbaal op en legt de zaak
voor aan de klachtambtenaar van het Veterinair Tuchtcollege.
De klachtambtenaar dient zonder aarzelen een klacht in, niet
alleen over het gebruik van Footvax en Heptavac, maar ook
over facturen waarop ten onrechte een laag BTW-tarief staat.
Het Tuchtcollege beziet het geheel van feiten en omstandighe-
den: grote hoeveelheden Footvax en Heptavac die onmogelijk
in een kort tijdsbestek door de dierenarts zelf kunnen zijn toe-
gediend, en een frauduleuze administratie, dat zijn tuchtrech-
telijk verwijtbare handelingen. Maar BTW is toch geen veteri-
naire aangelegenheid? Volgens het Tuchtcollege wel. De
klachtambtenaar kan klachten indienen met het oog op het al-
gemeen belang en het algemeen belang vereist dat dierenartsen
de BTW op correcte wijze in rekening brengen. Bovendien is
al in eerdere uitspraken vastgesteld dat ook andere activiteiten
die het vertrouwen in de diergeneeskunde schade kunnen toe-
brengen, kunnen worden beschouwd als \'onzorgvuldig hande-
len\' in de zin van de Wet op de uitoefening van de diergenees-
kunde. Ondanks deze verwijten vraagt de klachtambtenaar niet
meer dan een berisping voor de dierenarts, maar het Tuchtcol-
lege vindt een boete van 750 euro een betere straf Voor de die-
renarts is dat reden genoeg om in beroep te gaan.

Veterinair
tuchtrecht

BTW

Het staat vast dat de dierenarts voor het uitvoeren van en-
tingen ten onrechte 6 procent BTW in rekening heeft ge-
bracht. Zelf zegt hij in eerste instantie dat dit niets te maken
had met het wel of niet zelf toedienen van entingen, maar met
concurrentieoverwegingen. Op deze manier kon hij zijn cliënt
een korting geven, maar uit gewetensnood is hij hier zelf na
anderhalf jaar mee gestopt. Nog los van de vraag of de
dierenarts de entingen nu wel of niet zelf heeft toegediend
- en zo niet, of dat laakbaar is - stelt het Beroepscollege om
te beginnen vast dat een foutief in rekening gebracht BTW-
tarief geen reden is voor een tuchtzaak. Het belazeren van de
belastingdienst is geen probleem dat in het veterinair tucht-
recht thuishoort. Fiscale onregelmatigheden ten nadele van
de overheid zijn misschien wel nadelig voor het vertrouwen
in de integriteit van de beroepsgroep, maar zolang de gezond-
heidszorg voor dieren er niet onder lijdt, horen dit soort zaken
bij de belastinginspecteur (en/of -rechter). Overigens laat het
Beroepscollege meteen weten dat dit geen aanleiding hoeft te
zijn om in de toekomst andere administratieve handelingen
die niet direct in de stal of de behandelkamer worden uitge-
voerd, ook buiten het tuchtrecht te houden. Frauduleuze han-
delingen die wel een directe relatie hebben met de dierge-
zondheidszorg (bijvoorbeeld het afgeven van onjuiste
verklaringen), vallen wel onder zeggenschap van het Tücht-
en Beroepscollege. En als zou blijken dat onjuiste BTW-
tarieven deel uitmaken van grootschalige veterinaire verwijt-
baarheden, dan is het goed mogelijk dat er een ander oordeel
volgt. In dit geval is daar echter geen sprake van.

Toedienen oftoepassen?

Naast een aantal juridische stekeligheden die voor het verdere
verloop geen verschil maken, blijft de veterinaire vraag over
het toepassen van Footvax en Heptavac overeind. De dieren-
arts geeft toe dat het aantal schapen waarvoor hij de entstoffen
heeft verkocht, inderdaad groot was en dat hij de dieren niet
allemaal zelf heeft geënt. De dierenarts heeft de middelen
echter niet klakkeloos afgeleverd aan de schapenhouder maar
ze meegenomen naar het bedrijf Na een kort klinisch onder-
zoek per koppel zijn de dierenarts en de schapenhouder samen
aan het werk gegaan om de schapen te enten door middel van
een sluizensysteem. Daarbij heeft de dierenarts de helft tot
tweederde van de schapen zelf gevaccineerd en de schapen-

-ocr page 537-

houder de rest, maar dan wel terwijl de dierenarts zich dicht in
de buurt bevond. Dat is misschien wel niet precies zoals het
hoort, maar eigenlijk is de dierenarts van mening dat hij zich
daarbij toch aan de wet heeft gehouden. De Diergeneesmid-
delenwet verplicht een dierenarts om UDD-middelen zelf toe
te passen, maar wie zegt dat dit betekent dat een dierenarts
daadwerkelijk zelf die enting moet toedienen? Volgens de Van
Dale kan dit ook \'ten uitvoerleggen\' betekenen of \'aanwen-
den/gebruiken\'. Zolang de dierenarts zelf op het bedrijf aan-
wezig is en samen met de schapenhouder de dieren inent, is er
dus geen sprake van strijd met de wet. Sterker nog, het zou in
strijd zijn met het legaliteitsbeginsel om hem te bestraffen.
Straf kan namelijk alleen maar worden uitgedeeld als het een
verdachte redelijkerwijs kenbaar had moeten, kunnen of be-
horen te zijn dat de gedraging strafbaar was. Als de Van Dale
een ruime opvatting hanteert van het begrip \'toepassen\', hoe
moet een dierenarts dan weten dat de Diergeneesmiddelenwet
onder \'toepassen\' verstaat dat een dierenarts een UDD-middel
eigenhandig moet toedienen?

Eigen houtje

Bovenstaande uitleg is leuk gevonden, maar snijdt geen hout.
Uit de tekst en toelichting bij de Diergeneesmiddelenwet
blijkt heel duidelijk dat de wetgever bij UDD-middelen uit-
drukkelijk \'toedienen\' heeft bedoeld. In het kanalisatieregime
wordt onderscheid gemaakt tussen diergeneesmiddelen die
slechts door tussenkomst van een dierenarts mogen worden
verstrekt (UDA-middelen), en diergeneesmiddelen die uit-
sluitend door de dierenarts mogen worden toegediend. Hier-
over is geen twijfel mogelijk en dat had de dierenarts ook kun-
nen en moeten weten. De dierenarts sputtert dan nog tegen dat
hij niet kon weten dat het aan schapenhouders verboden is zelf
hun dieren te enten met UDD-middelen, maar ook dat argu-
ment gaat van tafel. De afgelopen jaren is uitvoerig gediscus-
sieerd over het al dan niet laten toedienen van vaccins door
paraveterinairen en ook daarover is besloten dat dit zelfs niet
is toegestaan onder leiding van een dierenarts. Dat in aanmer-
king genomen, is het volstrekt onlogisch dat een veehouder
het wel zou mogen, zelfs al staat de dierenarts ernaast.
Natuurlijk komen dan de argumenten nog op tafel dat het hier
geen gevaarlijke middelen betreft en dat toediening door een
veehouder onschadelijk is, maar ook deze gaan - zoals altijd -
van tafel. Het Beroepscollege vermeldt nog maar eens de gel-
dende norm:
"Het is niet aan een individuele dierenarts om,
met terzijdestelling van wettelijke voorschriften en veronacht-
zaming van algemeen geldende professionele zorgvuldigheids-
normen, op basis van een eigen waardering en afweging van
belangen over te gaan tot het laten toepassen van vaccins door
veehouders ... Het is van groot belang dat het regime betref-
fende de kanalisatie van diergeneesmiddelen op strikte wijze
wordt nageleefd in verband met de mogelijke gevolgen voor de
dier- maar ook de volksgezondheid."

Boete of berisping?

Het Beroepscollege rekent het de dierenarts zwaar aan dat hij
in strijd met de Diergeneesmiddelenwet heeft gehandeld.
Toch valt de straf beduidend lager uit dan op basis van voor-
gaande zaken te verwachten was. Omdat het de eerste keer is
dat hij bij een tuchtzaak betrokken is en omdat hij zijn activi-
teiten eigenhandig heeft gewijzigd en nu zelf alle schapen
vaccineert, blijft het oordeel redelijk mild. De BTW telt ook
niet meer mee en daarom verandert het Beroepscollege de
boete van het Tuchtcollege in een berisping.

Over dit onderwerp zal binnenkort een tweede artikel ver-
schijnen.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Driepoot met melkemmer

Bekende attributen, waarmee de mon-
sternemer de melkproductie op het
rundveebedrijf uitvoerde. Stipt op tijd
op de afgesproken tijd aanwezig zijn,
is nog steeds de plicht voor iedere
monsternemer. Dit betekent meestal
wel, dat hij of zij eerder uit de veren is
dan de boer zelf De melker mag im-
mers niet beginnen met melken voor-
dat de monsternemer aanwezig is. Vroeger was het in de
zandprovincies wel gebruikelijk dat de verse koeien geduren-
de enkele maanden drie keer daags gemolken werden. De
monsternemer kwam dan vaak ook voor een koe \'s middags
op het bedrijf Het wegen van de melk gebeurde met een un-
ster van een voorgeschreven merk, dat maandelijks met ge-
wichten werd geijkt. In Friesland gebruikte men het unster
ook wel om de baby\'s te wegen op het zuigelingenbureau.
Tegenwoordig, met de moderne meetapparatuur, wordt de
melkgift per koe nog steeds uitgedrukt in
kilo\'s en niet in liters. "Eerst de melk en-
kele malen overgieten in een andere em-
mer", was het devies voor het gebruik
van de monsterlepel om een juist monster
voor bepaling van het vetgehalte te kun-
nen nemen. De unster is niet helemaal
verleden tijd, sporadisch wordt er nog ge-
molken zonder een melkleidingsysteem.

Uitgelicht

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen
in het Museum Veeteelt en KI in Beers bij Cuijk. Het is
interessant om met groepen veehouders een dagtrip te ma-
ken naar dit museum met leuke dagarrangementen en een
boerenlunch. De collegae-vrijwilligers staan voor u klaar.
www.veeteelt-ki-museum.nl o/lieshojo @wx$.nl.

-ocr page 538-

Remco Schrijver

Met deze publicatie, met als subti-
tel \'Een eeuw Nederlands centraal
veterinair instituut 1904-2004\'
heeft de Stichting Project Historie,
bestaand uit de heren Jeroen Bool,
Jaap van Leeuwen en Paul van

__Olm, onder eindredactie van Peter

Verhoef een indrukwekkend boek-
werk samengesteld. Op zeer illus-
tratieve wijze verhaalt het de geschiedenis van het Cen-
traal Diergeneeskundig Instituut.

Het instituut, dat voortleeft als de Animal Sciences Group
van Wageningen UR (ASG) en het Centraal Instituut voor
Dierziektecontrole (CIDC-Lelystad) heeft vele jaren de be-
strijding van mond-en-klauwzeer en andere zeer besmette-
lijke dierziekten bepaald. In die functie heeft het instituut bij-
gedragen aan het succesmodel van agrarisch Nederland, waar
vandaag de dag nog de vruchten van worden geplukt.
Strenge wetenschappelijkheid en praktische zin is opgedeeld
in twee delen: de geschiedenis, onder redactie van Peter Ver-
hoef, en capita selecta, onder redactie van Jaap van Leeuwen
en Peter de Leeuw, de huidige CVO. De hoofdstukken zijn
door verschillende oudmedewerkers geschreven, met veel ge-
voel voor details, wat het totaal tot een zeer lezenswaardig
naslagwerk maakt voor iedereen die met dierziekten te maken
heeft.

Zonder andere bijdragen tekort te willen doen, zijn de vol-
gende onderwerpen zeer de moeite waard: hoe het begon,
met runderpest als eerste grote epidemie, en de ontwikkeling
van de bacteriologie en de heilzaamheid van antisera waar-
aan de Rijks Serum Inrichting haar naam dankte. Denk bij
dit laatste bijvoorbeeld aan de productie van sera tegen vlek-
ziekte, miltvuur, MKZ, tetanus, varkenspest en zelfs tegen
hondenziekte en de ziekte van Weil. Ook tuberculine werd
reeds vanaf 1904 geproduceerd en wordt nog steeds vervaar-
digd volgens dezelfde principes, zij het met modernere pro-
cédés. Na de beginjaren heeft vooral de ontwikkeling van het
MKZ-vaccin het instituut wereldfaam bezorgd. Uitgebreid
wordt in dit boek verhaald hoe doctor Frenkel het grootscha-
lige productieproces van het MZK-vaccin ontwikkelde en op
die manier de basis legde voor het uitroeien van MKZ in Ne-
derland. Met de huidige normen van dierwelzijn is die me-
thode niet meer acceptabel, maar toen was het een stevige
stap voorwaarts waar velen, dieren incluis, baat bij hadden.
Ook op het gebied van pluimveeziekten werd naam gemaakt.
Het \'Rispens\'-vaccin is nog steeds bekend. Dit nieuwe en
baanbrekende vaccin tegen de ziekte van Marek werd in de
jaren tachtig van de vorige eeuw ontwikkeld op basis van de
CVI988-stam. De jaren negentig werden gedomineerd door
de opkomst van wat nu DIVA (Differentiating Infected from
Vaccinated Animals)-vaccins zijn gaan heten, oftewel
\'markervaccins\'. Dit staaltje van internationale faam werd
bereikt tijdens de bestrijding van de ziekte van Aujeskzy bij
varkens. Vanwege de hoge
incidentie van de ziekte
van Aujeskzy onder var-
kens werd in Nederland
op grote schaal gevacci-
neerd. In concurrerende
handelslanden Denemar-
ken en Engeland was vac-
cinatie verboden en in die
landen begon de ziektebe-
strijding door het doden
van besmette varkenskop-
pels te werken. Omdat in
Nederland juist op grote
schaal werd gevaccineerd,
kon men geen onder-
scheid maken tussen ge-
vaccineerde en geïnfec-
teerde koppels en was het
doden van geïnfecteerde

Boekbespreking

Strenge wetenschappelijkheid en praktische zin

koppels geen optie. Er was daarom dringend behoefte aan
een methode om in gevaccineerde varkenspopulaties toch de
Aujeszky-dragers te kunnen opsporen. Dit werd mogelijk
door de ontwikkeling van de genetische modificatie. Door
een deletie aan te brengen in het virusgenoom ontbrak in het
vaccin een eiwit, dat wel aanwezig was in veldvirus. Antili-
chamen tegen dit eiwit werden dus wel aangemaakt na infec-
tie maar niet na vaccinatie. Omdat nu nog steeds velen me-
nen dat een markervaccin iets extra\'s bevat, loont het ook
voor hen zeer de moeite dit boek aan te schaffen.
Als laatste grote ontdekking die hier wordt beschreven, mag
niet onvermeld blijven de isolatie van het Lelystad-virus, dat
de befaamde blauwoorziekte bij varkens veroorzaakte. Door
samenwerking, creativiteit, doorzettingsvermogen en volhar-
ding werd na vele maanden uiteindelijk een nieuw virus aan-
getoond in macrofagen, een zeer ongebruikelijk type cel in
het lab, en kon het trias van Koch worden bewezen. Uiteinde-
lijk werd het virus bekend als PRRSV (porcine reproductive
and respiratory syndrome virus), dat nog steeds veel schade
veroorzaakt. De eerste PRRSV-vaccins waren het resultaat
van fundamenteel onderzoek dat werd verricht in Lelystad.
De nu verschenen Engelstalige versie van dit boek kan een
brede groep lezers aanspreken. De opstellers van het boek
hebben belangrijk werk verricht, omdat zonder kennis van
het verleden de fundamenten onder dit belangrijke deel van
de diergeneeskunde in Nederland erg schraal zouden worden.
Van harte aanbevolen, \'ter leringhe ende vermaeck\'!

Dr. Remco Schrijver is werkzaam bij de Animal Sciences
Group van de Wageningen UR.

-ocr page 539-

ISBN:3-8ggg3-oio-X. Auteurs: Karl Gabrisch al Peernel Zwart.
Uitgever: Schlijtersche Verlag, Hannover Prijs:
149 euro.

Dit inmiddels 1017 (!) pagina\'s dikke boekwerk met een har-
de kaft is al weer de zesde heruitgave van dit klassieke stan-
daardwerk uit 1984. Inmiddels is de omvang alweer flink toe-
genomen. De inhoud is met deze herdruk weer \'up-to-date\'
gebracht en nog verder uitgebreid. Wat niet veranderd is, is
de taal waarin het boek gedrukt is: Duits. Eén van de hoofd-
auteurs is nog steeds de grondlegger van
de ziektekunde der bijzondere dieren uit
Utrecht: prof dr. em. Peer Zwart. De doel-
groep is niet zozeer de academicus, maar
vooral de eerstelijns practicus. Die heeft
met dit boek bijna een almanak voor de
meest voorkomende ziekten bij bijzondere
dieren in huis.

Het boek is overzichtelijk en goed geïllu-
streerd uitgevoerd. In totaal worden in
25 hoofdstukken bijna 25 diersoorten en
soms zelfs complete dierklassen (amfi-
bieën) besproken. De onderwerpen gaan
van muis, via hamster, konijn en fret, naar
egel en beo, en van parkiet en schildpad
vervolgens verder naar de slangen en
leguanen.

Hier ligt dan ook gelijk de beperking van
ditboek. Waarin 1984 de ziektekunde van «..»nu»«.«»,^

veel bijzondere diersoorten nog in de kin- Bül
derschoenen stond en goede literatuur HI^^^^^HI
schaars was, verschijnen anno 2006 steeds
meer goede tekstboeken die wél specifiek gericht zijn op één
diersoort of groep van diersoorten. Een dierenarts die geïnte-
resseerd is in de geneeskunde van bijvoorbeeld kromsnavels
(papegaaien en parkieten) heeft meer aan een specifiek vete-
rinair handboek dat toch wat diepgaander en vollediger op de
aandoeningen bij één diersoort kan ingaan, dan aan een
hoofdstuk van net zestig bladzijden in dit allround boek.
Toch zullen de meeste liefhebbers van bijzondere dieren
veelal toch hun eerste hulp blijven zoeken bij de plaatselijke
dierenarts. Deze zal eerder geneigd zijn één boek te kopen
met een zo breed mogelijk dekking van het zeer brede vakge-
bied van de bijzondere dieren, dan tal van verschillende uit-
gaven aan te schaffen op elk deelgebied.

K«ri GabriKh \' PMrmI Zwart

Krankheiten der Heimtiere

Dit boek blijft uitstekend geschikt voor
dierenartsen die sporadisch geconfron-
teerd worden met een zieke beo, leguaan
of schildpad en toch niet helemaal onbe-
slagen ten ijs willen komen. Met dit werk
in de spreekkamer kan iedere dierenarts
toch snel iets opzoeken met betrekking tot
de eerste hulp. Het pragmatisme en de
praktijkkennis straalt er van af, met han-
dige doseringstabellen en goede beschrij-
vingen van de meest voorkomende aan-
doeningen en ingrepen. Het boek bevat
bovendien een uitstekend trefwoorden-
register.

Ik zou dit boek nog steeds aanraden aan
iedere algemeen practicus. Maar men
moet zich ervan bewust zijn dat het tegen-
woordig al snel verstandig wordt om bij
twijfel de patiënt toch door te verwijzen
naar een collega die net even wat meer
parate en diepgaande kennis heeft over die
ene diersoort.

Krankhelten
der Heimtiere

H.A. Beijer

Wolter Keers

Dankzij de sponsoren Alfasan, Intervet en VetXX hebben
54 collega\'s weer kunnen genieten van de sportieve strijd om
het veterinair golfkampioenschap, dat dit jaar werd gehouden
op de zeer gastvrije golfbaan Sluispolder in Noord Holland.
De clinic, georganiseerd door VetXX, was voor zes nog niet
golfende collega\'s een leuke kennismaking met de sport.
De beste score in de stablefordwedstrijd werd behaald door
de derdejaars studente Jolien van Straaten. Zij scoorde 35
punten met een handicap van 15,3. Arno Werners (handicap:
30) werd dit jaar veterinair golfkampioen, met ook 35 punten,
aangezien Jolien haar veterinaire status nog niet heeft bewe-

Verslag veterinair golfkampioenschap 2007

zen. De derde prijs was met 34 punten voor collega Jons
Keiler (handicap: 20,6). Kees Wit won de Neary, de \'longest
drive\' heren was voor Paul Hoogendam en Annemieke van
den Noort had bij de dames de langste afslag.
De totale uitslagenlijst en de foto\'s van deze zeer geslaagde
dag zijn te vinden op
www.vetgolf.nl. Volgend jaar wordt de
twintigste editie van het veterinair golfkampioenschap zoals
gebruikelijk weer gehouden op de woensdag voor Hemel-
vaart. Dit vierde lustrum zal worden gespeeld op een bijzon-
der mooie baan in Duitsland.

-ocr page 540-

Reactie op \'het nut van l<ostpnJs-
bepalingen 11\' door Anton Beijer in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
deel 132, aflevering 9 van i me/ 2007.

Beste Anton, geachte collega\'s.

Ingezonden

Hoewel ik zeer te spreken ben over de
onverdroten manier waarop jij veteri-
nair Nederland blijft bestoken met goede adviezen, wil ik
graag weer een keer terugkomen op het kleine maar o zo be-
langrijke punt waar wij inmiddels al jaren over van mening
verschillen: de declarade-efficiëntie! Dat woord ken ik niet
en wens ik ook niet te gebruiken. Waarom niet?
Inmiddels werk ik al vele jaren en in meerdere praktijken met
die versie van de berekenwijzer waarin de kosten voor de hele
praktijk (inclusief zelfs de kleinste \'disposable\') aan de hand
van de winst- en verliesrekening en de balans (nog steeds het
enige juiste beeld van de praktijkfinanciën) worden gedeeld
door de totale beschikbare tijd van de dierenarts. De kosten
die de praktijk dan maakt, inclusief de salariskosten van ie-
dereen, zijn voor alle medewerkers te vergelijken met de
daadwerkelijk uit te voeren handelingen in de praktijk. Het
psychologisch effect van niet benutte tijdseenheden (a raison
van bijvoorbeeld 45 euro per tien minuten) laat zich raden:
een gemotiveerde dierenarts en gemotiveerd personeel om
die agenda te vullen! Een (vooruit dan toch maar) declaratie-
efficiëntie van tenminste 75 procent is het gevolg en dat al
jarenlang!

Het uiteindelijke resultaat van het gebruik van de bereken-
wijzer zal hetzelfde zijn als jouw advies aan de dierenarts in
het kader: de uurtarieven gaan naar beneden. Maar in een sys-
teem van communicerende vaten (kosten per tien minuten te-
genover een goed gevulde agenda) mag ik onze collega\'s toe-
wensen dat ze in plaats van elk \'disposable\'-tje door te
berekenen met hun handen aan een dier bezig zijn te doen
waarvoor ze zijn opgeleid en waar ze plezier in hebben en dat
een goed opgeleide en enthousiaste balieassistente doet waar
zij goed in is: die agenda vullen!

Margot Strawn-Kampert,
Roosendaal,
30 april 2007

The battle of the berekenwijzers*

Beste Margot,

In het hele leven zijn er vaak meerdere wegen die naar
Rome leiden. Dat geldt ook voor de diverse kostprijs-,
winst- en daarvoor noodzakelijke omzetrekenmethoden.
Je kunt daarbij uitgaan van kostprijzen met uurtarieven,
waarin de overheadkosten omgeslagen zitten. Of je kunt
het systeem hanteren van een daarvoor benodigde omzet,
dat delen op het aantal beschikbare/benutte werkperiodes
van tien minuten en hieraan een prijskaartje hangen van
de minimaal te behalen omzet per tijdseenheid. Dat laat-
ste is in mijn ogen vooral een middel om de dagelijkse
productiviteit te monitoren, maar minder om de afzonder-
lijke tarieven goed op validiteit te kunnen controleren. Ie-
der moet echter het systeem kiezen dat het beste bij hem
of haar past. Beide systemen kunnen zonder enige proble-
men naast elkaar én elkaar aanvullend worden gebruikt,
elk met hun geheel eigen intrinsieke sterke én zwakke
kanten.

Ik denk dat we allebei al een deel van ons doel hebben be-
reikt als de doorsnee Nederlandse dierenarts niet langer
vooral kijkt naar de tarieven van de buurman. Want die
kijkt op zijn beurt weer naar zijn buurman, die ... et cetera.
De veterinaire branche wordt pas weer gezond als de zit-
tende practici zelf actief over hun tarieven gaan nadenken
en gaan rekenen met hun eigen kosten uit het jaar 2007.
Daar zullen we het beiden over eens zijn. Welke methode
mensen daarbij gebruiken, is in dat geval niet eens zo heel
interessant. Zoals ik schreef \'Er gaan meerdere wegen
naar Rome\', en elke reis vangt aan met een eerste stap.

Met collegiale groet,

Anton Beijer

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 541-

Ronald van Noort

Op 15 maart werd een door Novar-
tis georganiseerde lezing- en discus-
sieavond gehouden voor Belgische
en Nederlandse veterinaire inter-
nisten en cardiologen. De lezing
door Clarke E.Atkins (North Caro-
lina State University) handelde over
het al dan niet medicamenteus be-
handelen van honden en katten met
een verkregen subklinische hartafwijking (dus zonder
symptomen) en dan met name over: mitralisinsufficicntie
(MI), dilaterende cardiomyopathle (DCM) en hypertro-
fische cardiomyopathie (HCM). Dit artikel geeft een
samenvatting van deze lezing en de aansluitende discussie
en enige achtergrondinformatie uit de literatuur.

In de veterinaire wereld is het helaas niet ongebruikelijk dat
een hond of kat op slechts een (gering) vermoeden van een
hartafwijking ("Een \'souffle-tje\' of wat verminderd uithou-
dingsvermogen.") een ACE-remmer krijgt toegediend. Tot
voor kort werd vaak gedacht: "Baat het niet dan schaadt het
niet." ACE-remmers zouden preventief werken en het mo-
ment van hartfalen uitstellen. Er zijn echter twee grote stu-
dies gepubliceerd (SVEP en VETPROOF) waarin geen pre-
ventieve werking van ACE-remmers werd aangetoond.
Derhalve waren de Belgische en Nederiandse internisten en
cardiologen enigszins verbaasd dat Atkins toch ACE-rem-
mers voorschrijft aan symptoomloze dieren. Het bleek echter
te gaan om een andere interpretatie van het woord \'symp-
toomloos\'. Atkins bedoelde hiermee patiënten zonder duide-
lijke klinische klachten maar wel met röntgenologische,
echocardiografische of electrocardiografische aanwijzingen
voor vergroting van het hart. De Belgische en Nederlandse
specialisten noemen dit niet meer symptoomloos.
Bij een niet vergroot hart is het renine-angiotensine-aldos-
teronsysteem (RAAS) niet aantoonbaar geactiveerd en zal
remming hiervan dus geen gunstig effect hebben. Bovenge-
noemde studies konden dan ook geen gunstig effect aanto-
nen. Daarom is er geen goede reden om ACE-remmers in te
zetten bij een patiënt zonder symptomen en zonder aantoon-
bare hartvergroting. Atkins benadrukte het belang van een
goede diagnose op basis van een gedegen anamnese, licha-
melijk onderzoek. Röntgen-, ECG- en echografisch onder-
zoek. Natuuriijk kunnen veel dierenartsen informatie verkrij-
gen uit deze onderzoeken maar om echt alle beschikbare
informatie te vergaren, is specialistische kennis en ervaring
nodig. Deze juiste interpretatie is ook noodzakelijk om een
optimale therapie voor de individuele patiënt in te stellen,
ook al omdat vaak meerdere geneesmiddelen in combinatie
moeten worden gegeven. Want ook in de diergeneeskunde is
het al lang niet meer zo dat cardiologische patiënten met
slechts één medicijn optimaal kunnen worden behandeld.
Farmaceutische bedrijven die suggereren een \'universeel\'
hartmedicijn aan te bieden, moeten hun inzichten bijstellen.

Versla

Compensatiemechanismen

Om te komen tot een optimale therapie bij congestief hartfalen
is het nuttig te realiseren dat de meeste klinische symptomen
het gevolg zijn van de natuurlijke compensatiemechanismen
van het lichaam (zie hieronder). Deze compensatiemechanis-
men zijn bedoeld om de gevolgen van hartfalen (de dreigende
daling van de arteriële druk) acuut te compenseren en daarmee
het lichaam in staat te stellen te overleven. Wanneer echter de
oorzaak van het hartfalen niet kan worden weggenomen, gaan
de compensatiemechanismen na verloop van tijd juist tegen-
werken. Veterinair lukt het vrijwel nooit de oorzaak van het
hartfalen weg te nemen, aangezien er geen (of slechts op be-
perkte schaal) mitraalkleppen vervangen worden of harttrans-
plantatie wordt toegepast. Slechts in zeer specifieke gevallen
kan cardiomyopathie genezen door het geven van taurine en/of
carnitine. Daarom richt de therapie van congestief hartfalen
zich vooral op het afremmen van de compensatiemechanis-
men.

Bij hartfalen treedt onafhankelijk van de oorzaak een daling
op van het hartminuutvolume (HMV) wat een daling van de
arteriële druk veroorzaakt. Om dit een halt toe te roepen,
schakelt het lichaam een aantal compensatiemechanismen in.
Het cardiovasculaire apparaat probeert samen met het centra-
le en autonome zenuwstelsel, de nieren en het endocriene sys-
teem de arteriële bloeddruk en het circulerend volume aan de
omstandigheden aan te passen. Veranderingen worden waar-
genomen door drukreceptoren in de aortaboog en sinus caro-
tis, door mechanoreceptoren in de ventrikelwand, door volu-
mereceptoren in de atria en grote vaten en door het
juxtaglomerulaire apparaat in de nieren. De belangrijkste
compensatiemechanismen zijn, in volgorde van optreden:

• het autonome zenuwstelsel. Er treedt een toename van de
sympatische tonus op en een afname van de parasympati-
cus. Hierdoor stijgen de hartfrequentie en de contractie-
kracht (ß-adrenerg effect) en treedt selectieve perifere va-
soconstrictie op (a-adrenerg effect);

• het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS). Door
directe ß-adrenerge stimulatie en afname van de nierdoor-
bloeding wordt het juxtaglomerulaire apparaat ertoe aan-
gezet renine af te geven. Dit zorgt voor een stijging van
angiotensine II. Deze stof wordt gevormd met behulp van
angiotensine converting enzyme (ACE). Angiotensine II is
een sterke vasoconstrictor, stimuleert de afgifte van aldos-
teron en ADH, verhoogt de sympatische activiteit en geeft
vasoconstrictie van de efferente glomerulaire vaten. Al
deze acties zijn gericht op de perifere vasoconstrictie en
verhoogde natrium- en waterreabsorptie in de nieren, wat
leidt tot een verhoging van de \'preload\'. Daarnaast stimu-
leert angiotensine II vele groeifactoren, die onder meer
zorgen voor \'remodeling\' van het myocard en de grote
bloedvaten;

• de nieren. Deze gaan bij een afname van het hartminuut-
volume in de distale tubuli en verzamelvaten meer natrium
en water reabsorberen. Door prostaglandine-E treedt dila-

Cardiologie: kwestie van een pilletje?

-ocr page 542-

tatie op van de afferente arteriolen en constrictie van de ef-
ferente vaten. Hierdoor stijgt de filtratiefractie, zodat on-
danks verminderd aanbod toch meer natrium en water
heropgenomen kan worden;
• het hart. Dit reageert zelf ook op het gedaalde minuut-
volume. Naast een snelle stijging van de frequentie, ino-
tropie en een verminderde lusitropie (ten gevolge van de
gestegen sympatische tonus) gaat het hart hypertrofie ver-
tonen. Door de hypertrofie wordt de belasting van de indi-
viduele hartspiercellen verlaagd en stijgt het HMV Dit
gaat echter wel ten koste van een verhoogd zuurstof-
gebruik. Verhoging van preload, afterload, sympatische to-
nus en groeifactoren stimuleert vooral de myocardiale
groei. Door activering van RAAS, PG-E2, TGF-betal en
IGF-1 treedt er vooral remodeling op van het cardiale in-
terstitium.

Al deze compensatiemechanismen hebben tot doel de
\'cardiac output\' weer te verhogen. Na enige tijd kunnen ze
het lichaam echter juist gaan tegenwerken.
Door het reabsorberen van teveel natrium en water kunnen
oedemen ontstaan. Door de vasoconstrictie treedt verhoging
op van de \'afterload\', wat weer extra inspanning van het hart
vergt. Er zijn echter ook hormonen die juist een verhoogde
natriumexcretie en vasodilatatie opwekken. De bekendste
zijn atrial natriuretic peptide (ANP), brain natriuretic peptide
(BNP), C-type-natriuretic peptide (CNP) and urodilatine.
Deze stoffen verhogen de natriurese, diurese en perifere
vasodilatatie en remmen het RAAS.

De verhoogde frequentie en contractiliteit van het hart kosten
meer energie en zuurstof Bij drukbelasting treedt concen-
trische hypertrofie van de ventrikels op waarbij de diffusieaf-
stand tussen de haarvaten en het binnenste van de myocyten
sterk kan toenemen. Hierdoor kunnen ischaemie, necrose en
fibrose ontstaan, wat leidt tot verslechtering van de diasto-
lische functie (verslappen en vullen). Bij volumebelasting
treedt excentrische hypertrofie op met verhoogde compliantie
(dus betere diastolische fttnctie). Door de toename van de
wandspanning (wet van Laplace) treedt ook hier hypertrofie
op, zij het in mindere mate en ook later dan bij drukbelasting,
en het gaat gepaard met het bijbehorende verhoogde zuur-
stofgebruik. De problematische metabole verzorging van het
myocard heefl achteruitgang van de pompfunctie als gevolg.

Verschillende klassen

Uit het bovenstaande blijkt dat tijdens hartfalen veel verschil-
lende systemen tegelijk actief zijn. Dit maakt de kans klein
dat een enkel medicijn de meest optimale therapie is. Daarom
wordt vaak gebruik gemaakt van een combinatie van ver-
schillende klassen van medicijnen.

Bij asymptomatische mitralisinsufficientie (maar met ver-
groot hart) gebruikt Atkins ACE-remmers en later eventueel
ß-blokkers. Indien noodzakelijk voegt hij een vasodilatator
toe zoals amlodipine (met als risico bloeddrukdaling en ver-
dere activering van RAAS). Omdat bij chronisch gebruik van
ACE-remmers soms een \'aldosteronescape\' ontstaat, kan

Spironolacton worden toegevoegd (niet als diureticum maar
als aldosteronreceptorblokker). Daarnaast kan bij oedemen
furosemide worden toegevoegd, met als risico een reflexta-
chycardie mede door activatie van het RAAS. Bij afnemende
contractiliteit is er plaats voor digoxine.
Bij DCM zonder symptomen maar met een vergroot hart,
start Atkins met ACE-remmers. Na ongeveer twee weken
voegt hij langzaam carvediol (derde generatie ß-blokker) toe,
wat hij stap voor stap verhoogt. Bij de mens bleken ß-blok-
kers zeer succesvol bij patiënten met verminderde \'cardiac
output\'. Dat is enigszins verwonderlijk omdat ß-blokkers de
contractiekracht verlagen. Tijdens congestief hartfalen be-
staat er door de sterk gestegen catecholamines echter een
sterke perifere vasoconstrictie met gestoorde natriumexcretie
in de nieren en myocardiale hypertrofie met gestoorde zuur-
stofvoorziening, waardoor er veel kans is op aritmieën en
myocytolysis. Toediening van ß-blokkers geeft een sterke af-
name van morbiditeit en mortaliteit bij de mens. Bij lang-
durige toediening treedt na vier tot twaalf maanden een re-
modelering op van de ventrikels waarbij de hypertrofie
afneemt en de ventrikelgeometrie normaliseert. Bij de hond
zijn nog geen vergelijkende onderzoeken verricht, maar we
kunnen aannemen dat ß-blokkers vergelijkbare verbeteringen
laten zien. Men dient echter goed te bedenken dat de contrac-
tiliteit zal afnemen, zodat bij instabiele patiënten met ver-
laagde contractiliteit geen ß-blokkers kunnen worden gege-
ven. Bij patiënten met DCM en symptomen geeft Atkins
meestal digoxine met of zonder fiirosemide.
Bij katten met HCM maar zonder duidelijke symptomen
kiest Atkins meestal voor ß-blokkers (atenolol) of soms voor
calciumkanaalblokkers (diltiazem). ß-blokkers verbeteren
indirect de diastolische functie van het hart (verbetering van
de lusitropie) door een verlaging van de frequentie en de hier-
mee samenhangende verbetering van de myocardiale perfu-
sie. Tevens gaan zij aritmieën tegen. Calciumkanaalblokkers
verbeteren de diastolische functie direct door een betere re-
laxatie. Daarnaast hebben zij de dilatatie van perifere en co-
ronaire vaten tot gevolg. ACE-remmers kunnen van belang
zijn om de hypertrofie af te remmen (angiotensine II is im-
mers ook een lokaal werkend groeihormoon). Daarnaast is
een lage dosis aspirine (om de 1,5 dag) nuttig om trombocy-
tenaggregatie te voorkomen.

Samenvattend

Samenvattend stelt Atkins dat ACE-remmers in veel gevallen
van congestief falen nuttig zijn. Vaak echter kan/moet de the-
rapie verder geoptimaliseerd worden afhankelijk van de pa-
tiënt, de compensatiemechanismen, de mogelijkheden van
controle (compliantie door de eigenaar), de symptomen en de
kosten.

Ronald van Noort is specialist interne geneeskunde gezel-
schapsdieren.

-ocr page 543-

Maurice Zandvliet

Op 17 maart 2007 vond in Utrecht al weer voor de vierde
keer het jaarlijks terugkerende symposium \'State of the
Heart\' plaats. Ook dit jaar was Boehringer Ingelheim
erin geslaagd om in het stijlvolle Grand Hotel Karei V
een interessant dagvullend programma te organiseren
met een uitstekende selectie aan nationale en internatio-
nale sprekers.

Het centrale thema dit jaar was de diagnostiek en behande-
ling van aritmieën waarbij aandacht werd besteed aan de zo-
genaamde tachyaritmieën (aritmieën met een te hoge hart-
frequentie) en aan de bradyaritmieën (aritmieën met een te
lage hartfrequentie) bij de hond. De afsluitende lezing behan-
delde de eigenaardigheden van het normale ECG en de rele-
vante aritmieën bij de kat.

Celeidingssysteem en hartritme

De eerste spreker van de dag was Tjerk Bosje (specialist in-
terne geneeskunde, Amsterdam), die in zeer begrijpelijke taal
de elektrofysiologie van de hartspiercel behandelde en be-
schreef hoe het normale ECG ontstaat. Het ECG is, zoals de
meesten zich zullen herinneren, een oppervlakteafleiding van
de totale elektrische activiteit van alle hartspiercellen samen
in de tijd. De P-top vertegenwoordigt hierbij de depolarisatie
van de atria. De repolarisatie van de atria is normalerwijs niet
te herkennen in het ECG omdat deze wegvalt binnen de de-
polarisatie van de ventrikels, het zogenaamde QRS-complex,
en deze wordt weer gevolgd door repolarisatie van de ventri-
kels, de zogenaamde T-top.

Hierna volgde de stap naar het verklaren hoe aritmieën ont-
staan. Hiervoor werd eerst uitgelegd dat de onderdelen van
het geleidingssysteem in het hart verschillende rustpotentia-
len hebben. Normaalgesproken heeft de sinusknoop de laag-
ste rustpotentiaal (hij depolariseert dus het makkelijkst) en de
hoogste pulsfrequentie en bepaalt op die manier de hartfre-
quentie. Als de sinusknoop om welke reden ook zijn functie
verliest, nemen andere delen van het hart deze over om te
voorkomen dat er asystolie optreedt. Op deze manier ontstaat
het zogenaamde \'escape-ritme\'. Deze alternatieve pacema-
kers hebben echter een lagere en constante eigenfrequentie.
Zo herkennen we het nodale ritme (oorsprong ligt in de AV-
knoop), met een frequentie van circa zestig slagen per mi-
nuut, en een myocardiaal ritme met een eigen frequentie van
ongeveer dertig slagen per minuut. Doordat de prikkel-
vorming niet via de normale route verloopt, zien deze com-
plexen er afwijkend uit, wat verwarring met ventriculaire ex-
trasystolen en aritmieën mogelijk maakt. Het is echter
belangrijk deze levensreddende ritmes te herkennen, want het
ten onrechte behandelen van deze afwijkende complexen met
antiaritmica kan leiden tot het overlijden van de patiënt.
Extrasystolen en aritmieën kunnen om vele redenen ontstaan,
maar vaak zijn ze het gevolg van een beschadiging van hart-
spiercellen door veranderingen in het hart zelf (zoals bijvoor-
beeld bij cardiomyopathie, endocarditis en atriumdilatatie).
Ze kunnen ook een gevolg zijn van systemische afwijkingen
zoals toxines of hypoxic. De repolarisatie van de hartspiercel
is een kwetsbare fase, waarbij de bloedzouten natrium,
kalium en calcium, maar ook het zuurstofgehalte en de pH
van het bloed, een belangrijke rol spelen. Daarom is het van
belang voor een aritmische behandeling deze factoren te con-
troleren en indien mogelijk te corrigeren.

Supraventriculaire tachyaritmieën

Prof dr. Sydney Moïse (specialist interne geneeskunde en
cardiologie, Cornell University) ging in op de supraventricu-
laire tachyaritmieën bij de hond. Er bestaan hier verschillen-
de vormen van. In deze groep vallen onder andere de meer
frequente aritmieën zoals de sinustachycardie en het atrium-
fibrilleren, maar ook zeldzamere aandoeningen zoals de zo-
genaamde \'re-entry\'-fenomenen. Om de juiste diagnose te
stellen, is het van essentieel belang met behulp van een ECG
het juiste ritme vast te stellen. Hierbij wordt met name bij
hoge frequenties nogal eens gebruik gemaakt van de zoge-
naamde vagale manoeuvres. Hierbij probeert men door druk
op de oogbollen of door massage van de arteria carotis het
parasympathisch zenuwstelsel te activeren en de hartfrequen-
tie te vertragen om op die manier de juiste diagnose te stellen
of soms zelfs de aritmie op te heffen. Hoewel dr. Moïse het
gebruik van deze techniek adviseert, geeft ze aan dat in haar
ervaring de kans op het slagen van deze handeling vaak klein
is. Er werd uitgebreid stilgestaan bij het beslissen op welk
moment een aritmie behandeld dient te worden. Het is pas
van belang een aritmie te behandelen wanneer deze klinisch

State of the Heart 2007

Aritmieën, hoe los je deze onregelmatigheden op?

-ocr page 544-

relevant wordt. Anders gezegd: de aritmie moet leiden tot
klinische klachten of er moeten hemodynamische conse-
quenties zijn (bijvoorbeeld arteriële hypotensie) of er moet
een verhoogd risico zijn van \'sudden death\' (acute sterfte ten
gevolge van de aritmie). Het type aritmie is volgens Moïse
daarbij veel minder van belang dan de frequentie van de arit-
mie. Hoge frequenties (bij de hond meer dan 160 slagen per
minuut) hebben niet alleen een veel sterker hemodynamisch
effect, maar veroorzaken ook myocardiale schade. Als illu-
stratie gaf zij het voorbeeld over het opwekken van tachycar-
diomyopathie. Hierbij wordt bij gezonde honden een pace-
maker geïmplanteerd, die vervolgens kunstmatig op een
vaste hoge frequentie wordt ingesteld. Als dit gebeurt met
een snelheid van 180 slagen per minuut ontwikkelt de hond
na vier weken myocardiaal falen. Wordt de frequentie inge-
steld op 240 slagen per minuut, dan is dit al na drie dagen het
geval.

Sinustachycardie (normaal sinusritme met een te hoge fre-
quentie) is de meest voorkomende aritmie, maar is niet per
definitie pathologisch. Het kan bijvoorbeeld een reactie zijn
op pijn, stress of inspanning, maar ook een fysiologische res-
pons zijn op een pathologische aandoening, zoals shock,
hartfalen of een pericardovervulling. Het is belangrijk om
sinustachycardie te onderscheiden van alle andere supraven-
triculaire aritmieën. Voor het maken van deze differentiatie is
het kijken naar de patiënt in zijn geheel minstens net zo be-
langrijk als het ECG.

Atriumfibrillatie

De rest van de lezing werd grotendeels gewijd aan aftriumfi-
brillatie (figuur 2) en de behandeling hiervan. De mogelijk-
heid tot het ontstaan van atriumfibrilleren wordt bepaald door
de grootte van de atria. Paarden en grotere hondenrassen (met
name de reuzenrassen) ontwikkelen daarom vrij gemakkelijk
atriumfibrilleren en kunnen dit zelfs doen zonder achterlig-
gende hartaandoening (het zogenaamde \'lone\' atriumfibrille-
ren). Bij de kleinere hondenrassen en bij katten kan deze arit-
mie pas ontstaan na een zeer sterke dilatatie van de atria. Bij
deze groep patiënten is het atriumfibrilleren dus vrijwel zon-
der uitzondering een complicatie van een onderliggende hart-
aandoening. De diagnose kan vermoed worden op basis van
lichamelijk onderzoek (onregelmatige pols met uitval), maar
dient te worden bevestigd met een ECG. Dat ook dit niet al-
tijd even eenvoudig is, werd geïllustreerd met enkele voor-
beelden. De therapie bestaat in principe uit het verlagen van
de hartfrequentie. Daarvoor kan men naast digoxine (de
meest gangbare therapie in Nederland) ook een calciumblok-
ker (alleen of in combinatie met digoxine) of een bètablokker
gebruiken. Dr. Moïse was met name enthousiast over het ge-
bruik van de calciumblokker diltiazem, maar ze benadrukte
wel dat men moet waken voor de negatief-inotrope effecten
(verlies aan contractiekracht). In het kader van de behande-
ling van atriumfibrilleren maakte ze naast de medicinale the-
rapie ook melding van de mogelijkheid van cardioversie. Bij
cardioversie wordt met behulp van een elektrische shock ge-
probeerd het atriumfibrilleren te stoppen en weer een normaal
sinusritme te creëren. Helaas blijkt deze therapie bij de mees-
te honden maar tijdelijk effectief, zodat de praktische toepas-
baarheid van deze techniek vooralsnog zeer beperkt is. Ten
slotte demonstreerde zij het nut van het zogenaamde Holter-
of 24-uurs-ECG om het effect van de ingestelde therapie be-
ter te kunnen beoordelen. Het streven van de therapie is om
grote delen van de dag rond de optimale hartfrequentie van
honderd slagen per minuut te zitten.

Verlengd QT-syndroom

Na de lunch was het woord aan dr. Marco Alings, een humaan
cardioloog met een grote interesse in aritmieën, vooral het
zogenaamde verlengde QT-syndroom. Dit syndroom wordt
gekenmerkt doordat in het ECG de duur van het QT-interval
(begin QRS-complex tot eind van de T-top) verlengd is, met
een verhoogd risico op het ontstaan van aritmieën en \'sudden
death\'. Dit laatste blijkt, afhankelijk van het type verlengde
QT-syndroom, op te kunnen treden tijdens bijvoorbeeld
zwemmen of onder emotionele omstandigheden. De basis
voor deze afwijking blijkt te berusten op afwijkingen in de
repolariserende K-pomp. Mits op tijd gediagnosticeerd kan
een behandeling met een betablokker of interne defibrillator
veel ellende voorkomen. Hoewel het verlengde QT-syndroom
(nog) niet veterinair relevant is, is er wel een grappige veteri-
naire noot aan dit verhaal. Er komt een vergelijkbare aandoe-
ning voor bij de geit, maar dan in de skeletspier. Bij deze die-

Figuur 2. ECG (afleiding II) van een hond met atriumfibrilleren.

-ocr page 545-

ren leidt stress (bijvoorbeeld het opjagen van de dieren) tot
een spastische paralyse. Zoals u zich kunt voorstellen, leidt
het zo maar omvallen van grote aantallen geiten omdat ie-
mand hard in zijn handen klapt of met een paraplu flappert,
tot zeer komische filmbeelden (als u deze wilt zien, zoek dan
via Google-video naar \'fainting goats\').

Ventriculaire aritmieën

Sydney Moïse vervolgde met een korte uitleg over het her-
kennen van ventriculaire aritmieën en benadrukte het verschil
tussen het optreden van één of enkele ventriculaire extrasy-
stolen en het verschijnsel van korter of langer aanhoudende
periodes van ventriculaire tachycardie. De basis voor deze in-
deling zat ook deze keer grotendeels in het wel of niet behan-
delen van de aritmie. De eerste groep zal van de aritmie waar-
schijnlijk geen tot zeer weinig last ondervinden, terwijl dit bij
de tweede groep vaak wel het geval is. Zij adviseert een be-
handeling te starten bij aanwezigheid van klinische klachten,
bij dieren met een kritieke aandoening, bij rassen met een
groot risico op \'sudden death\' en bij ventriculaire tachycar-
dieën die een hoog risico hebben om zich te ontwikkelen tot
meer maligne aritmieën en \'sudden death\' (zoals een ventri-
culaire tachycardie en ventrikelfibrilleren). Bij ventriculaire
aritmieën die het gevolg zijn van traumatische myocarditis
(meestal na stomp thoraxtrauma), een maagtorsie of een on-
derliggende hartafwijking, is een behandeling niet altijd
noodzakelijk.

Hierna gaf zij een overzicht van de meest relevante rasgebon-
den ventriculaire aritmieën en besprak achtereenvolgens de
ventriculaire aritmieën ten gevolge van de zogenaamde right
ventricular arrythmogenic cardiomyopathy bij de boxer, de
aan dilatatoire cardiomyopathie secundaire aritmieën bij met
name de dobermann en de polymorfe ventriculaire tachycar-
die bij de Duitse herder. Bij deze groep aandoeningen blijkt
het Holter-ECG niet alleen een belangrijke functie te vervul-
len bij de behandeling, maar ook bij het stellen van de diag-
nose en het opsporen van mogelijke subklinische lijders in
het kader van preventie.

Als behandeling wordt in de acute fase meestal gekozen voor
een intraveneuze therapie met medicatie die de (myocardiale)
natriumpompen remt, zoals lidocaine en procainamide. In
minder levensbedreigende situaties kan men kiezen voor een
orale therapie, waarbij de spreekster voor het gebruik bij de
boxer een duidelijke voorkeur aangaf voor sotalol. Bij de
dobermann en de Duitse herder was er minder duidelijkheid
over de ideale in te stellen therapie.

Bradyaritmieën

Dr. Victor Szatmari (specialist cardiologie in opleiding. Uni-
versiteit Utrecht) besprak de bradyaritmieën. Er is sprake van
een bradycardie bij de hond als de hartfrequentie minder dan
zestig slagen per minuut bedraagt. Deze grens wordt beïn-
vloed door grootte, gewicht en leeftijd van de hond, zijn emo-
tionele toestand, lichaamstemperatuur en bouw (brachycep-
hale honden ervaren een vagale stimulatie). De meest
gehoorde klachten ten gevolge van een bradycardie zijn het
optreden van verminderd uithoudingsvermogen en flauwtes.
Om een flauwte te kunnen krijgen moet er echter gedurende
vijf tot tien seconden geen perfusie van de hersenen zijn.
De exacte karakterisering van de ritmestoornis vereist (uiter-
aard) weer het maken van een ECG, maar in het geval van
een bradycardie dient het ECG herhaald te worden na het toe-
dienen van atropine. Dit laatste helpt bij het onderscheid tus-
sen een zogenaamde secundaire (adaptieve) bradycardie en
een primaire bradycardie. Bij een secundaire bradycardie
stijgt na het toedienen van de atropine de hartfrequentie. De
belangrijkste oorzaken van een secundaire bradycardie zijn
een verhoogde vagotonie, eerste- en tweedegraads atrioven-
triculaire blokken, hypothyreoïdie en hyperkaliëmie. Een ver-
hoogde vagotonie wordt gezien bij aandoeningen van het
centraal zenuwstelsel, chronische longaandoeningen, afwij-

-ocr page 546-

kingen in liet maagdarmkanaal en bij brachycephale honden.
De therapie voor deze groep is dan ook primair gericht op het
diagnosticeren en zo mogelijk behandelen van het onderlig-
gende probleem.

Primaire bradycardie wordt voornamelijk veroorzaakt door
hooggradige tweede- en derdegraads atrioventriculaire blok-
ken en het zogenaamde \'sick sinus syndrome\' (mengbeeld
van afwisselende periodes met bradycardie, tachycardie en
normale hartfrequentie). De therapie bij een primaire brady-
cardie bestaat over het algemeen uit het plaatsen van een
pacemaker. Plaatsing van de pacemaker blijkt relatief weinig
complicaties te geven en heeft daarom een zeer goede prog-
nose (70 procent overleving na een jaar, 57 procent na twee
jaar). De kosten voor de plaatsing van een pacemaker, wat in
Nederland momenteel alleen wordt aangeboden op de UKG,
bedragen circa tweeduizend euro.

Aritmieën bij de kat

In haar laatste lezing van de dag gaf prof Moïse een over-
zicht van de specifieke problemen en afwijkingen in het ECG
bij de kat. Opvallend aan het ECG bij de gezonde kat zijn on-
der andere de vaak zeer kleine P-toppen, de kleine QRS-com-
plexen, de grote variatie in de configuratie van de T-toppen
(van iso-electrisch tot positief) en het ruime normaalbereik
voor de hartas (O tot 160 graden). De hartfrequentie van de
kat ligt beduidend hoger dan die van de hond en de bij de
hond vaak voorkomende respiratoire sinusaritmie is bij de kat
relatief zeldzaam. De meest voorkomende oorzaak van arit-
mieën bij de kat zijn de verschillende vormen van cardiomy-
opathie. Er kunnen verschillende afwijkingen gezien worden.

zoals te grote of te wijde R-toppen, negatieve T-toppen, pre-
mature atriale of ventriculaire extrasystolen en het zoge-
naamde linker anterior fasciculair blok (figuur 3). Helaas
blijkt het ECG niet een heel gevoelige methode, want circa
veertig procent van de katten met cardiomyopathie heeft een
normaal ECG. Aritmieën bij de kat vereisen vaak niet direct
een anti-aritmische behandeling. Dit komt omdat de ventri-
culaire frequentie bij bijvoorbeeld atriumfibrillatie lager ligt
dan bij de hond en de \'escape ritmes\' juist weer een hogere
frequentie hebben dan bij de hond. Bradyaritmieën zoals het
hooggradige tweede- en het derdegraads atrioventriculaire
blok en het \'sick sinus syndrome\' zijn bij de kat zeer zeld-
zaam of zelfs nog niet beschreven. De belangrijkste oorzaak
voor een bradycardie bij de kat is hyperkaliëmie, wat meestal
het gevolg is van of een urethraobstructie of de reperfusie van
de (achter)poten na een thrombo-embolische episode.
Met deze laatste lezing kwam een eind aan deze editie van
\'State of the heart\' en kon onder het genot van een borrel
worden teruggeblikt op een zeer succesvolle en leerzame dag.
Ik ben alweer benieuwd naar het thema van volgend jaar.
Gezien de constante goede kwaliteit van dit symposium in de
afgelopen jaren ben ik ervan overtuigd dat de aankomende
eerste lustrumeditie zeker de moeite waard zal zijn voor ie-
dereen die zich verder in de cardiologie wil verdiepen. Ik hou
in elk geval alvast een gaatje vrij in mijn agenda!

Drs. Maurice Zandvliet is dierenarts-specialist interne
geneeskunde gezelschapsdieren.

Genieten van het leven

Kies vandaag voor verandering
Kies voor een langer en beter leven
Kies éérst voor Vetmedin

VERLENGT HET LEVEN

Productnaam: Vetmedin. Werkzaam bestanddeel: Pimobendan; per capsule 1,25, 2,5 of 5 mg
pimobendan.
Indicatie: Vetmedin capsules zijn geïndiceerd voor de vermindering van de
symptomen van chronisch hartlijden bij honden dat wordt veroorzaakt door gedecompen-
seerde cardiomyopathie of hartklepinsufficiëntie.
Doeldier hond. Contra-Indicatie: Vetmedin
capsules dienen niet te voorden gebruikt bij gevallen met hypertrofische cardiomyopathieën of
bij klinische condities w/aarbij een toename van de cardiale output niet mogelijk is vanwege
functionele of anatomische redenen.;
Bijwerkingen: In zeldzame gevallen kunnen een licht
positief chronotroop effect en overgeven voorkomen. Deze effecten zijn echter dosis afhan-
kelijk en kunnen worden voorkomen door in deze gevallen de dosis te verlagen.
Dosering:
Tweevoudige orale toediening van 0,25 mg pimobendan per kg lichaamsgewicht per dag, met
een interval van 12 uur, een tot anderhalf uur voor de maaltijd.
Registratienummer: REG NL
9963/9114/9115.
Kanalisatiestatus: UDA.

-ocr page 547-

Cebitscontrolekaar-
ten

AST Farma staat al jaren garant voor
kwaliteit en service en wil graag ac-
tief meedenken met de dierenarts om
bij te dragen aan een efficiënte prak-
tijkvoering. Vanuit deze gedachte
heeft het bedrijf gebitscontrolekaarten voor hond en kat ont-
wikkeld. Op deze kaarten kan de status van het gebit worden
bijgehouden en de volgende afspraak worden genoteerd. Het
formaat van de kaarten is afgestemd op de afmetingen van
het dierenpaspoort zodat ze eenvoudig aan iedere patiënt
kunnen worden meegegeven.
Informatie:
www.astfarma.nl.

Vogelgriepvaccin Intervet

intervet heeft het vogelgriepvaccin Nobilis® Influenza H7N1
geregistreerd, dat vogels beschermt tegen de verschillende
vormen van het hoog pathogene H7-veldvirus van aviaire in-
fluenza.

Vorig jaar is registratie verkregen voor Nobilis* Influenza
H5N2 en samen met deze tweede licentie kunnen vogels en
eenden beschermd worden tegen verschillende vogel-
griepstammen (onder andere H5N2, H5N6, H7N1, H7N7 en
H9N2). De Committee for Medicinal Products for Veterinary
use (CVMP) meldt dat het gevaar van de H7-stam niet gene-
geerd kan worden. Nederland (in 2003) en Italië (in 1999 tot
2000) hebben al uitbraken hiervan gemeld. Net als bij H5N1
kan een veidvirus met de H7-stam overgaan op de mens, zo-
als in 2003 in Nederland is gebleken. Het (marker)vaccin be-
vat geïnactiveerd virus en moet geïnjecteerd worden om een
volledige immuunrespons te krijgen. De fabrikant onderzoekt
de mogelijkheden voor een nieuw vaccin waarbij injectie niet
nodig is, maar toediening aan grote aantallen dieren ineens
mogelijk is.

Informatie: www.intervet.com.

Royal Canin Student Award

Tijdens de Voorjaarsdagen is de Royal Canin Student Award
2007 uitgereikt aan drs. Ellen Meijer. Ellen behaalde een rui-
me meerderheid van de digitaal uitgebrachte stemmen,
Jolanda Heerings en Peggy Laan ontvingen respectievelijk de
tweede en derde prijs.

Ellen Meijer ontving de eerste prijs vanwege de oplossings-
gerichte en praktische benadering van de door haar gekozen
patiënt, een boerboel van vijf maanden met epilepsieklach-
ten. De pup werd aanvankelijk aangeboden voor euthanasie
om nader onderzoek te kunnen doen naar de oorzaak en de
mogelijke genetische component van deze vorm van epi-
lepsie. De gedegen diagnostiek en therapeutische aanpak
hebben echter geleid tot herplaatsing, met tot op heden goed
resultaat. Het genetisch onderzoek is nog gaande.
De Royal Canin Student Award wordt al vele jaren uitgereikt
aan veterinaire studenten. Eerder was deze prijs verbonden
aan referaten of onderzoeksstages. In 2006 is gekozen voor
een nieuwe opzet met praktischere presentaties en een span-
nendere selectie van de winnaars. De \'Student Award nieuwe
stijl\' wordt toegekend aan de beste klinische casus (KPC) of
klinisch pathologische konferentie (K-PK), gepresenteerd
tijdens de co-schappen gezelschapsdieren.
Ook in 2008 zal de Royal Canin Student Award weer worden
uitgereikt. Voor meer informatie over de winnaars van 2007
en deelname voor 2008:
info@royalcanin.nl, onder vermel-
ding van: Royal Canin Student Award.

Nieuws
van de
industrie

EDE - BENNEKOM

Ede is een snel groeiende gemeente (meer dan 100.000 inwoners) aan dc
rand van de Veluwe. De zeer afwisselende regio is een gewilde woon-
omgeving met uitstekende voorzieningen op allerlei gebieden.

Wegens het vertrek van een collega zoeken wij op korte termijn een

dierenarts gezelschapsdieren

Wij zijn een gezelschapsdieren praktijk met 5 dierenartsen. De inrichting
van het praktijkpand is modem met goede mogelijkheden tot verdere uit-
bereiding in de 2e lijns diergeneeskunde.

Wij bieden een baan in een team van enthousiaste collegae en assisten-
tes. Avond- en weekenddienst regeling met buurtcollegae.

Wij zoeken een enthousiaste, sociaalvaardige en flexibele collega. Inzet,
betrokkenheid en professionaliteit zijn eigenschappen die gezocht
worden. Bij gebleken geschiktheid is er de wens om te associëren.

Brief met CV graag binnen 2 weken sturen aan:

dacede-bennekom@planet.nl (bij voorkeur)
of

Dierenartsencentrum Ede-Bennekom
t.a.v. mevrouw A.J. Veltman-Hof
Amhemseweg 50
6711 HD Ede

Voor aanvullende informatie of vragen kunt u contact opnemen met
A.J. Veltman-Hof (0318-610112)

-ocr page 548-

De Nederlandse dierenarts en Europa?

Uiteraard kom je met een dergelijke \'vraag\' terug van een weekend vergaderen met de Federation of
Veterinarians of Europe (FVE). Veel van daar \'ter tafel\' komende onderwerpen spelen ook in Nederland.
Een aantal voorbeelden:

• de verbetering van het profiel van de dierenarts in de bewaking van diergezondheid en voedselveilig-
heid:

• het verder uitwerken van de CAHP (Community Animal Health Policy);

• het formuleren van richtlijnen voor het verbeteren van dierenwelzijn van voedselproducerende dieren;

• de accreditatie van de veterinaire opleidingen en het vormgeven van beleid betreffende \'life long
learning\';

• de geplande revisie van de Code of Conduct van de FVE;

• de rol van de dierenarts bij de herkenning en bestrijding van zoönosen en \'emerging diseases\';

• het (door)ontwikkelen van een effectieve vaccinatiestrategie voor gezelschapsdieren;

• het verder ontwikkelen van een gedegen I&R;

• de stressgerelateerde arbeidsongeschiktheid bij dierenartsen.

Allemaal zaken die niet alleen op de Nederlandse maar tevens op de Europese agenda staan en die
gegroepeerd samengevat gaan over:

• de rol, (maatschappelijke) positie en gegarandeerde kwaliteit van de dierenarts;

• diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid;

• zoönosen, l&R en behandelprotocollen;..........

• de gezondheid van de dierenarts zelf

We zullen dan ook in breed overleg kijken waar de wederzijdse uitwisseling van
ervaringen kan leiden tot een verdere verbetering van aanpak en efficiëntie.
Deze FVE vergadering bracht ook een einde aan de succesvolle bestuursperiode
van onze oud-algemeen secretaris collega Tjeerd Jorna. Hij blijft echter actiefin
de veterinaire wereld want Walter Winding, de nieuwe voorzitter van de FVE, stelde
Tjeerd aan als liaison voor de World Veterinary Association.

Ludo J Hellebrekers, voorzitter

GGL

brengen. Als VGH zullen wij initiatieven nemen en onder-
steunen om de practicus hiervoor voldoende toe te rusten.
Een ander actiepunt betreft "het versterken van de functie van
de dierenarts als bewaker van voedselveiligheid en volks-
gezondheid." De practicus heeft van oudsher al controlerende
taken, die af en toe op gespannen voet kunnen staan met een
adviseursfunctie. Dat zijn bijvoorbeeld taken op het gebied
van exportcertificering, bedrij fsverklaringen, taken in het
kader van kwaliteitsborgingsprogramma\'s en als uitvoerder
van de levende keuring op de boerderij. Vooral bij dit laatste
punt werd het de laatste tijd duidelijk hoe belangrijk goede
voorlichting door de overheid is bij de invoering van nieuwe
regelgeving. In de visie van de VGH is het belangrijk om
goede randvoorwaarden te formuleren, om te voorkomen dat
dierenartsen tegen elkaar worden uitgespeeld.
In alle gevallen heeft de dierenarts echter zijn/haar eigen ver-
antwoordelijkheid en wordt daar ook op aangesproken. Niet
alle wensen van derden kunnen worden gehonoreerd en de
dierenarts zal in die gevallen zijn/haar eigen positie met goe-
de argumentatie moeten kunnen markeren. Communicatie,
transparantie en integriteit zijn daarbij de sleutelwoorden!

CGL-
column

Gerrit Hooijer is voorzitter van de VGH en bestuurslid van
de GGL.

Toekomstvisie

Onlangs heeft ieder lid van de Vak-
groep Gezondheidszorg Herkauwer
(VGH) de brochure ontvangen geti-
teld: \'De dierenarts als interdiscipli-
nair adviseur. Visie op de rundveege-
zondheidszorg in 2015\'. Hierin wordt
een situatieschets gegeven van de be-
drijfstak, het beleid dat wordt gevoerd
door verschillende organisaties, ont-
wikkelingen die gaande of te verwachten zijn, de visie van de
VGH en elf actiepunten.

Twee punten wil ik op deze plek nader bespreken. Ten eerste
zal de rundveedierenarts zich steeds meer moeten richten op
het onderkennen van de risicofactoren die het behalen van
doelstellingen van bedrijven in de weg kunnen staan. Dit
kunnen factoren zijn op velerlei gebied, zoals productie (bij-
voorbeeld inadequate huisvesting) of het onverdacht of vrij
worden van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld open/gesloten
bedrijfsvoering). Op wetenschappelijke bijeenkomsten van
de VGH is vorig jaar aandacht besteed aan het kwaliteits-
project van LTO-Noord (180 melkveehouders) en onlangs
nog aan HACCP-protocollen in de melkveehouderij. Met
deze kennis kan de practicus meteen aan de slag in de prak-
tijk. Het voornemen van de zuivelsector met betrekking tot
paratbc en salmonella kan als voorbeeld dienen. Dit zal een
grote vraag naar de kennis van de practicus met zich mee

Voorzitters-
column

-ocr page 549-

Reis seniordierenartsen en partners naar het oosten van Duitsland

Tine Beulink

Ouderwets vroeg rinkelden vele
wekkers van seniordierenartsen op
woensdag 9 mei 2007: de eerste reis
van de projectgroep reizen van de
Commissie Senioren ging om 5.15
uur van start in Bunnik. Vervolgens
stapte in Deventer en De Lutte de
rest van het gezelschap in de bus,
waarop de reis naar Oost-Duits-
land onder de bezielende leiding van Henk van Dam (van
Henk van Dam Agrarische Studiereizen) echt van start
ging. We kregen van Henk uitgebreid uitleg hoe de agra-
rische sector voor en na \'die Wende\' georganiseerd is.

Een lunch met (hoe kan het anders) \'Schnitzel\' en \'Bratkar-
toffeln\' gaf ons kracht voor het bezoek aan een gigantisch
melkveebedrijf (ongeveer duizend koeien) in de buurt van
Weissenfels. Dit is eigendom van het Hollandse echtpaar
Koopman, maar de bedrijfsleiding is in handen van Sander
Hendriks uit Twente. Kengetallen per koe waren niet bekend;
de gemiddelde productie wordt in de gaten gehouden. Hier
waren geen melkrobots, maar tien melk(st)ers, die in drie
ploegendiensten de koeien de melkgang in hielpen. Veel oud
materieel, alleen in het hoogstnoodzakelijke werd geïnves-
teerd. Ook akkerbouw voor de eigen voervoorziening hoort
bij dit bedrijf Enkele kilometers verderop bezit het echtpaar
nog een soortgelijk bedrijf

Arme studenten

Voldaan kwamen we in Altenburg in het hotel, waar de mees-
ten al vroeg de kamer op zochten: het was een lange dag ge-
weest. Donderdag bracht de bus ons naar Leipzig waar Gritte
aan boord kwam. Met veel humor toonde ze ons de mooie
kanten van Leipzig. Zelden zag ik een gids die zo enthousiast
over en trots op haar stad was. Indrukwekkend was het monu-
ment ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de slag bij
Leipzig in 1813, waarbij Napoleon werd verslagen. Na de
rondrit werden we een half uur \'losgelaten\' onder andere voor
een sanitaire stop in het Hauptbahnhof (è 1,10 euro, zelden
zo duur geplast!) en in deze tijd deed duizendpoot Henk in-
kopen voor de picknick in het park. Versterkt met onder an-
dere \'Buttermilch\' gingen we op bezoek bij de Veterinaire
Faculteit Leipzig. Dr. Furl hield een (te lang) verhaal en was
door de slechte akoestiek moeilijk te verstaan (arme studen-

Maatschappij

nieuws

ten daar). Vervolgens mochten we een blik werpen in de kli-
niek. Hierna was er nog tijd voor een uurtje in de \'Altstadt\'
waarbij we de Thomaskirche bezochten.
Vrijdagochtend bracht chauffeur Harry ons naar Dresden.
Ook hier stapte een gids aan boord voor de rondrit door de
stad. We kwamen weer ogen tekort om al het moois te aan-
schouwen. Hoewel, er staan nog veel bouwvallen, evenals in
alle andere dorpen en steden waar we door zijn gekomen die
na \'die Wende\' nog niet zijn opgeknapt. Een te lange wacht-
tijd voor de Frauenkirche dwong ons naar het terras, waar we
ons troostten met een lekker glas, alvorens de reis te hervat-
ten naar Meissen. Hier konden we het hele procédé van de fa-
bricage van het beroemde Meissner-porselein bewonderen en
vervolgens het museum en de winkel bezoeken. Kunstig por-
selein, maar zeer duur!

Een pittige tante

In het hotel was duidelijk te merken dat het de laatste avond
was: na het diner werd de bar nog lang bezocht. Toch had
Henk geen mededogen. De volgende ochtend om 6.30 uur
werden we gewekt, want we hadden nog een heel programma
voor de boeg.

In de buurt van Magdeburg werden we ontvangen door Kla-
zien van der Velde, die met haar man sinds 1991 een bedrijf
met negenhonderd koeien runt, tevens duizend varkens houdt
en tachtig man personeel heeft. Het tweede bedrijf elders is
daarbij nog niet meegeteld. In de schuur gaf Klazien, een pit-
tige en geestige tante uit Drente, een \'conference\' over hun
bedrijfsvoering en over het sociale leven van een Hollandse
boer in oostelijk Duitsland. Ze bezitten 2500 hectare grond,
waaronder 600 met aardappelen. Ook hebben ze een biogas-
installatie voor eigen gebruik. Het overschot wordt verkocht.
Nadat Henk ons in de schuur met koffie en cake had ver-
kwikt, togen we naar Klein Wanzleben om een hertenboerde-
rij te bezichtigen. Hier worden op 26 hectare 400 damherten
gehouden, waarvan per jaar 160 (voornamelijk de jonge bok-
ken) worden afgeschoten voor het vlees. Even dachten we
weer op een picknick onthaald te zullen worden, maar nee,
het was tijd voor de terugreis. Henk smeerde dan maar brood-
jes tijdens de rit in de bus, we kwamen dus niets te kort.
Zeer bijtijds bereikten we De Lutte, waar het afscheidsdiner
plaatsvond. Natuurlijk werden hier dankwoorden uitgespro-
ken aan Henk van Dam voor de voortreffelijke organisatie en
begeleiding, aan Harry voor zijn ontspannen en kundige rij-
stijl en aan de projectgroep voor het initiatief

Croot succes

Er zijn deze week veel nieuwe contacten gelegd en oude ver-
stevigd. Leeftijdsverschillen vielen weg (ja, dat kan, zelfs bij
senioren) en naarmate de reis vorderde, werd het school-
reisjesgevoel sterker. En masse wilden wij ons opgeven voor
de volgende reis, maar dat scheen helaas nog niet te kunnen.
U begrijpt, de eerste veterinaire senioren reis was een groot
succes!

Tine Beulink is seniordierenarts.

-ocr page 550-

De formule voor deze avonden is dat er voor jonge dierenart-
sen interessante onderwerpen worden behandeld, waarbij er
veel ruimte is voor onderlinge contacten. "Je ontmoet je col-
lega\'s en steekt er ook nog iets van op." Alle pas afgestudeer-
de dierenartsen in de regio Zuid werden via e-mail uitgeno-
digd om in Breda of in Asten deel te nemen aan een workshop
onder leiding van dierenarts Tjebbe Hepkema, loopbaan-
coach en mediator. De nieuwsgierigheid werd gewekt door
een aantal prikkelende vragen die voor jonge dierenartsen
zeer herkenbaar zijn. Bijvoorbeeld: "Wat maakt het vak zo
leuk en is het ook wat ik er van verwacht had?", "Hoe kan ik
een carrière combineren met een gezin?", "Wat kan en mag
je baas van je verwachten?"

Kernwaarden

Het onderwerp leent zich bij uitstek voor een boeiende en
leerzame avond, zodat een grotere opkomst was verwacht.
Dit neemt niet weg dat de aanwezigen enthousiast met de vra-
gen en de oefeningen aan de slag gingen. Tjebbe Hepkema
vertelde openhartig over zijn eigen ervaringen, maar hield de
aanwezigen vooral een spiegel voor: "Om er achter te komen
wat voor jou de kernwaarden in je werk zijn, moet je je her-
sens laten kraken over lastige vragen!"
Een belangrijke vraag was: "Waarom ben ik eigenlijk dieren-
arts geworden?", maar ook: "Waar sta ik, waar wil ik naartoe
en hoe doe ik dat?" Deze vragen moetje beantwoorden om in
het \'trechtermodel\' naar je \'bestemming\' te gaan. Deze \'be-
stemming\' is echter moeilijk te definiëren en zal voortdurend
veranderen. "Wat doe ik in mijn werk en hoe doe ik dat?",
zijn vragen waar de aanwezigen zich over moesten buigen.
Hepkema: "Om er uiteindelijk achter te komen wat jouw
kernwaarden zijn moet je vervolgens nagaan waarom jouw
eigen antwoorden voor jou persoonlijk belangrijk zijn."

Vraagtekens

Loopbaanplanning: wees kritisch naar jezelf

Henry Dijkman

Regiobestuur Zuid benadert pas afgestudeerde dieren-
artsen actief op om hen kennis te laten maken met de
KNMvD. Het bestuur probeert deze belangrijke doel-
groep te interesseren voor een leuke avond met een inte-
ressant onderwerp. Vorige keer hadden deze avonden het
thema communicatie, op 22 en 23 mei jongstleden ston-
den de avonden in het teken van loopbaanplanning.

De meeste deelnemers gingen naar huis met meer vraagtekens
dan waarmee ze waren gekomen. Hepkema zette ze aan het
denken: "Niemand kan je de weg wijzen als je zelf niet weet
welke kantje op wilt." Het is natuurlijk onmogelijk om in één
avond deze richting te bepalen, maar er is veel goede literatuur
beschikbaar op dit gebied. Enkele deelnemers waren echter
nog niet op deze manier bezig met hun loopbaanplanning, zij
zijn nog op zoek naar hun eerste baan. Voor iedereen was de
\'elevator pitch\' een zinvolle oefening: "Vertel in twee minuten
de kern van je verhaal." Daarbij gaat het erom in twee minuten
te zorgen dat de ander geïnteresseerd is in een vervolggesprek.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie van
de KNMvD.

Jaarcongres: \'Wijzer in dierwelzijn\'

Heeft u zin in een interessante, onderhoudende en vooral
gezellige dag? Kom dan vrijdag 5 oktober 2007 naar het
Jaarcongres van de KNMvD in het auditorium van Bur-
gers\' Zoo in Arnhem. In de ochtend wordt de algemene
vergadering van de KNMvD gehouden. In de middag
staan we stil bij het thema: \'Wijzer in dierwelzijn\'.

Dierenartsen hebben sinds jaar en dag te maken met dier-
welzijn. De dierenarts is immers de aangewezen persoon om
het dierwelzijn te beoordelen en te bewaken. Sinds enkele ja-
ren heeft de maatschappij dierwelzijn ook op de agenda
staan. Er wordt over gediscussieerd en wet- en regelgeving
over dierwelzijn wordt gemaakt, verscherpt en ingezet.
Hoe komt deze besluitvorming tot stand? Wie bepaalt uitein-
delijk de regels? Wie informeert de beleidsmakers? Kortom,
dierenartsen willen wijzer worden in dierwelzijn. De jaar-
congrescommissie is hard aan het werk om te zorgen voor

sprekers die antwoord kunnen geven op bovenstaande vra-
gen. Een van hen is een vooraanstaande voorvechtster van
dierenrechten. U hoort hierover binnenkort meer.

U kunt meebeslissen

In de ochtend wordt de algemene vergadering van de
KNMvD gehouden. De algemene vergadering van de
KNMvD biedt u als lid van de Maatschappij de mogelijkheid
om mee te praten over het beleid en de toekomst van de be-
roepsvereniging waar u deel vanuit maakt.

Gezelligheid

Natuuriijk is er ook tijd voor de gezelligheid. Het diner dit
jaar is heel bijzonder. De verrassing blijft nog bewaard, maar
we garanderen in elk geval dat u heeriijk zult eten binnen de
sferen van Burgers\'Zoo.
Schrijft u 5 oktober 2007 alvast in uw agenda?

-ocr page 551-

KNMvD
Jaarcongres
5 oktober 2007

Szer in

www.knmvd.nl

Burgers\'Zoo v < ï Arnhem

-ocr page 552-

Robert Kroes
(1940-2006)

memoriam

Van jongs af aan was het voor Bob Kroes duidelijk dat hij dierenarts wilde worden. De praktijk van wijlen collega
Sieb Mulder in Velp was voor hem een droombeeld. Na de middelbare school ging Bob in 1957 diergeneeskunde
studeren. Een studententijd met veel plezier volgde. In 1964 studeerde Bob af waarna hij in dienst trad hij het
toenmalige Rijksinstituut voor de Volksgezondheid (RIV) in Utrecht. Binnen het Laboratorium voor Toxicologie
kreeg hij de taak het pathologisch onderzoek op te zetten. Een stageperiode volgde bij de afdeling pathologie van
de medische faculteit in Leiden. Voor een goed begrip van de experimentele pathologie in relatie tot het toetsen
van stoffen met een mogelijk toxische werking bij de mens was inzicht in de humane pathologie immers essenti-
eel. In 1967 stonden Bob en ondergetekende, Joost, voor een geweldige uitdaging. In verband met het illegaal
toedienen van synthetische oestrogenen als groeibevorderend middel bij kalveren werd de import van Nederlands
kalfsvlees in Italië stopgezet. Het RIV was verantwoordelijk voor het vinden van een oplossing. De ontwikkeling
van de zogenaamde prostaattest was het resultaat. Histologisch onderzoek van de prostaat van het kalf maakte
het mogelijk vast te stellen of er illegale behandeling had plaatsgevonden. Het gevolg was dat al binnen enkele
maanden de export naar Italië kon worden hervat. Dit onderzoek vormde de basis van Bobs proefschrift met de
titel
Estrogen-induced changes in Ae genital tract of the male calf waarop hij in 1970 promoveerde.
Inmiddels was binnen het RIV het belang van de pathologie als zelfstandige discipline erkend en werden Bob en
Joost verantwoordelijk voor het opzetten en leiden van het Laboratorium voor Pathologie, inmiddels gevestigd
in Bilthoven. Een zeer inspirerende en in alle opzichten prachtige tijd brak aan. Bob bekwaamde zich verder in
het kankeronderzoek, onder andere door een zeer vruchtbare stage bij het National Cancer Institute in de Ver-
enigde Staten onder leiding van professor John Weisburger De in de VS opgedane kennis was onmisbaar voor
het binnen het RIV verder ontwikkelen van methoden voor een risicoschatting van kankerverwekkende stoffen.
Door zijn brede kennis werd hij ook nationaal en internationaal al snel een deskundige op wie vele instanties
(EU, lARC, WHO en FAO) gaarne een beroep deden. Een dergelijk beroep in Nederland leidde in 1977 tot een
tijdelijke overstap naar TNO Toxicologie en Voeding in Zeist. Bob was als (adjunct)directeur verantwoordelijk
voor het opzetten van toxicologi.iche onderzoeksprogramma\'s. Maar in 1985 was hij weer terug in Bilthoven.
Bob werd benoemd tot Hoofddirecteur Farmacologie en Toxicologie en vanaf 1990 tevens tot plaatsvervangend
directeurgeneraal bij het RIVM. De toxicologie als brugfunctie tussen milieu en volksgezondheid was geba-
seerd op Bobs visie van het leggen van een concrete en wetenschappelijk toetsbare verbinding tu.ssen milieu en
volksgezondheid, een unieke invulling van de inmiddels aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
opgedragen taak. Hieraan gekoppeld was zijn gedachte de epidemiologie een meer prominente rol te laten .spelen
in het RIVM. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de uitbouw van het beleidsonderbouwend onderzoek van het RI VM.
Daarnaast heeft Bob de samenwerking op het gebied van de toxicologie tus.sen RIVM en universiteit een belang-
rijke impuls gegeven. In 1988 werd hij benoemd tot hoogleraar biologische toxicologie met speciale aandacht
voor de humane risicoschatting bij de Faculteit der Diergeneeskunde en het toenmalige Research Instituut voor
Toxicologie (RITOX).

Bij het RIVM gaf Bob in 1995 aan dat hij behoefte had aan een nieuwe uitdaging en die vond hij bij zowel in-
ternationale activiteiten als bij de Universiteit Utrecht. Hij nam in 1996 afscheid van het RIVM en werd weten-
schappelijk directeur van het RITOX. Onder zijn leiding groeide het RITOX in tien jaar uit tot het Institute for
Risk Assessment Sciences (IRAS), een interfacultair onderzoeks- en onderwijsinstituut, dat wordt ondersteund
door de faculteiten diergeneeskunde, biologie en geneeskunde. In 2005 ging Bob met emeritaat en werd voor-
zitter van de internationale adviesraad van het IRAS. Helaas bleek hij in het voorjaar van 2006 zeer ernstig
ziek te zijn. Er werd een enorm beroep gedaan op zijn spreekwoordelijk gevoel voor levenslust. Allen die hem in
deze fase hebben mogen meemaken, zijn onder de indruk gekomen van zijn enorme strijdlust, maar ook van zijn
levenswijsheid. Op 28 december 2006 overleed een altijd goedlachse, innemende, vrolijke man. Een man die in
de wetenschap van de toxicologie een vooraanstaande rol heeft gespeeld en die zijn omgeving altijd inspireerde
en stimuleerde. Een verlies voor alle nabestaande familieleden, met name Machteld, en kinderen, vrienden en
collega \'s.

Joost Ruitenberg, Dan Kampelmacher

-ocr page 553-

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 5, mei 2007

Moduleapotheekbeheervoordieren-
artsenpraktijken

De KNMvD lanceert nog voor de zo-
mervakantie de module apotheek-
beheer voor dierenartsenpraktijken.
In deze module worden de wettelijke
verplichtingen waaraan de apotheek
van een dierenartsenpraktijk moet
voldoen op een overzichtelijke wijze
op een rijtje gezet. Daarnaast staat er een groot aantal aan-
bevelingen in om de kwaliteit van het apotheekbeheer verder
te verbeteren. Binnenkort leest u hierover meer in het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.
Meer informatie: bureaumedewerker Joost van Herten.

POM/non-POM

De jongste voorstellen van het ministerie van LNV over de
implementatie van de nieuwe diergeneesmiddelenrichtlijn
zijn in een regulier overleg opnieuw aangekaart. Er is inten-
sief overleg geweest met vertegenwoordigers van LNV, onder
wie de directeur-generaal van het ministerie. Er is toegezegd
dat de conceptwettekst wordt aangepast. Het betreft de aan-
passing van de geldigheidsduur van een recept en de koppe-
ling tussen voorschrift en afgeleverd diergeneesmiddel. Het
ministerie acht het opzetten van een centrale registratie van
voorschriften een verantwoordelijkheid van de sector. De
KNMvD onderzoekt op dit moment de mogelijkheden daar-
toe.

B&B
Bulletin

Meer informatie: portefeuillehouder Wiel van den Ekker
Lijst invoereisen hond, kat en fret

De lijst met invoereisen voor de hond, kat en fret op www.
knmvd.nl
is geactualiseerd. Bezoek de website voor de laatste
versie.

Meer informatie: bureaumedewerker Joost van Herten.

Op 18 april 2007 K.G. Meijers te Ootmarsum.
Op 9 mei 2007 C.P Burger te Aalten.

Mutaties:

Bie, Mevr. L.L.J.A. de; 2007; 3584 ZC Utrecht; Enny Vrcdelaan 121; tel.
privé mobiel: 06-42206503; E-mail privé:
l.l.j.a.debie((tsUidents.uu.nl.\\
medew. bij S. Engel; tel. prakt.: 0575-587880; fax prakt.: 0575-587886;
E-mail prakt.:
cpa(a dgdierenartsen.nl.; d.

»Bijen, R.; 2007; 6191 NS Beek; Grootgenhoutenstraat 135; tel. privé:
046-4377628; d.

Cheung, Mevr. K.Y.L.F.; 2007; 3704 NS Zeist; Crosestein 4127; tel.; privé: 030-
8897871 ; E-mail privé: kchcung 18@ca.sema.nl.

Dijk.«iman, IVIevr. M.P.; 2007; 3584 ZK L\'treeht; Enny Vredelaan 281; d.
Dolk,IVlevr. M.A.; 2007;3532H.M Utrecht; Vleutenseweg UOA; tel.privé
mobiel: 06-40335408; E-mail privé:
m.a.doll<(a)students.mi.nl.\\ d.
Elze, K.; 2007; .3514 VL Utrecht; Johannes de Bekastraat 57 b; tel. privé
mobiel: 06-16978033; E-mail privé: koen.elze$>)gmail.com.; d.
Geurts, B.W.H. ; 2007; 3532 VP Utrecht; Porgieterstraat 37; tel. privé
mobiel: 06-26688687; E-mail privé:
b.w.lt.geurts(^,students.uu.nl.-, d.
Gietemann, Mevr. I.V.; 2007; 3732 HX De Bilt; Universiteitsweg 10; tel.
privé mobiel: 06-48429218; E-mail privé:
i.v.gielemann(a:students.iiu.nl.-,
d.

Voor het dierenartsenexamen van n mei 2007
zijn geslaagd:

Bie, Mevr. L.L.J.A. dc
Bijen, R.

Dijksman, Mevr. M.P.
Dolk, Mevr. M.R
Elze, K.
Geurts, B.W.H.
Gietemann, Mevr. l.V
Haakscma, F.
Kootcn, Mevr. H.C.J.
Muller, I.J.
Nouel, Mevr S.J.M.
Reijd, Mevr. C.M.
Reijne, Mevr. A.M.
Santema, W.J.
Verboven, Mevr. A.P.M.

Personalia

Overlijdensberichten:

Op 26 maart 2007 C.L. van Limborgh te Baani.

^ VsÇt^a^ï Postbus 67, 2670 ab. Naaldwijk,Tel. 0174-643930
^ E-mail: info(§ceva.nl, Internet: www.ceva.nl

CARPRODYL® tabletten voor de hond. WERKZAME STOF: carprofen resp. 20 mg
en SO mg per tablet INDICATIES: ontstekingen en pijn bij chronische aandoeningen
van het bewegingsapparaat, zoals bijvoorbeeld osteoartritis. DOELDIER: hond.
DOSERING: 2 tot 4 mg carprofen per kg LG per dag in een enkele dosering of in twee
halve doseringen. CONTRA-INDICATIES: hart-, lever- of nieraandoeningen: gastro-
intestinale ulceraties of -bloedingen; bloed- of stollingsstoornissen; overgevoeligheid
voor het product of voor andere NSAIDs: niet gebruiken bij katten. BIJWERKINGEN:
verminderde eetlust, braken en diarree; in zeldzame gevallen bloeding van ulcers
in de maagdarmtractus; (beperkt) risico op lever- of nierproblemen, Carprofen
. » dient niet tegelijk met andere ontstekingsremmers zoals NSAIDs (bijv. aspirine,
Ariel0JflWyJ*\\ meloxicam) of steroïden (bijv. prednisolon, cortison, dexamethason) te worden
- \' gegeven,VERPAKKING: doos met IO of 50 blisters van IO tablenen. Uitsluitend voor
diergeneeskundig gebruik. REG NL 10400, REG NL 10401.

MELOXIDYL® suspensie voor oraal gebruik. WERKZAME STOF: meloxicam l,S mg
per ml. INDICATIES: ontsteking en pijn bij zowel acute als chronische aandoeningen
van het bewegingsapparaat. DOELDIER: hond. DOSERING: éénmalig 0,2 mg meloxicam
per kg LG . daarna 0.1 mg meloxicam per kg LG. éénmaal per dag; oraal, gemengd
met voer CONTRA-INDICATIES: drachtige of melkgevende dieren; gastro-intestinale
afwijkingen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever-, hart- of nierfunctie en
stollingsstoornissen; overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van
de hulpstoffen: honden jonger dan 6 weken. BIJWERKINGEN: verminderde eedust,
braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie.VERPAKKING: flacon van 20 ml. 32 ml
en 100 ml. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik, REG NL 10561 - UDA

Carprodyl® de carprofen tablet met rundvleessmaak
Meloxidyl® de smakelijke orale meloxicam vloeistof

-ocr page 554-

Haaksema, F.; 2007; 3981 AK Bunnik; Rumpsterweg3; tel. privé mobiel:
06-22330098; d.

Judd, Mevr. M.; 2007; 3581 HG Utrecht; Ramstraat 45; tel. privé: 030-
6990821;
tel. privé mobiel: 06-41915000; E-mail privé: manannajudd(à,
holmail.com;
medew. bij P.A.M. Vugts; tel. prakt.: 0165-316510; E-mail
prakt. :
3weikesp(a concepts.nl.

*Kooten, Mcvr. H.C.J.; 2007; 3445 CP Woerden; Prof. Oudlaan 16; tel.
privé: 0348-412700; d.

Muller, I.J.; 2007; 3584 DG Utrecht; Cambridgelaan 513; tel. privé
mobiel: 06-42127868; E-mail privé:
i.j.mulierCa students.uu.nl.; d.
Nouel, Mevr. S.J.M.; 2007; 3523 JS Utrecht; Wickenburglaan 27
-111; tel.
privé mobiel: 06-23546608; E-mail privé:
stefnou(a)hotmail.com.\\ d.
Reijd, Mevr. C.M. van der; 2007; 7815 CC Emmen; Varenkamp 109; tel.
privé mobiel: 06-14994979; E-mail privé:
tiiiekevanderreijd(a\\gmail.com.;
medew. bij E.T. Steerenberg en Mevr. F.J. Alen-Davids; tel. prakt.: 0591-
686666; fax prakt.: 0591-686668; E-mail prakt.:
info(a hooyvelt.nl.; d.
Reijne, Mevr. A.M.; 2007; 3581 SZ Utrecht; Vlietstraat 16 A; tel. privé
mobiel: 06-24628296; E-mail privé:
annereyneÇa hotmail.com.; d.
Santema; W.J.; 2007; 3572 PJ Utrecht; Willem Barentszstraat 24; tel.
privé mobiel: 06-15546148; AIO Dept. Gezondh.zorg Lanb.huisd.; tel.
bur.: 030-2534608; fax bun: 030-2533555; d.

Schaaf, Mevr. K.M. van der; 2007; 2920 Kalmthout (België); Kapellenstcenweg
101;
tel. privé: 00-32-32955201; tel. privé mobiel: 06-24294772; E-mail
privé:
klaartjevanderschaafi@holmail.com.

Schouten, Mevr. D.M.; 2007; 3551 SG Utrecht; Veldstraat 4; tel. privé: 030-
2443932; tel. privé mobiel: 06-20835660;
wnd.

Verboven, Mevr. A.P.M.; 2007; 3531 SP Utrecht; 2e Atjehstraat 27; tel.
privé: 030-2926823; E-mail privé:
a.p.m.verhoven@students.uu.nl.; d.

Rectificatie n.a.v. jaarboek 2007

Aharon, Mevr. D.C.; 1986; 2341 VN Noorden; tel. privé: 0172-407953;
fax privé: 0172-407134; tel. privé mobiel: 06-12194945; E-mail privé:
do-
ril@^s4all.nl.\\
p., praktijk voor Orthomanuele Diergeneeskundete Noor-
den; tel. prakt.: 0172-407603; fax prakt,: 0172-407134; p., praktijk voor
Orthomanuele Diergeneeskunde te Amsterdam; lid ESVN, lid VAOMG.
Zaaijcr,D.; 1973 ; 7245 TM Laren; tel. privé: 0573-400004; fax privé:
0573-400084; E-mail privé:
dirk@zaaijer-fertiiity.nl.; geass. met Mevr.
J.E. Zaaijer-Smit; tel. prakt.: 0573-400004; fax prakt.: 0573-400084; E-
mail prakt.:
dirk@zaaijer-fertllity.nl.

Zaaijer-Smit, Mevr. J.E.; 1973; 7245 TM Laren; tel. privé: 0573-400004;
fax prakt.: 0573-400084; E-mail prakt.:
dirk@zaaijer-fertility.nl.

Ï^\'ngressen & Sympo\'sia

2007
juni

21-21 Xlll th Intemational Congres on Animal
Hygiene van de Intemational Society for
Animal Hygiene. Tartu, Estonia. Infor-
matie en registratie via de website:
www.
emu.ee/isah2007.
19 Symposium \'Op recept\' van de Werk-
groep Veterinair Antibioticumbeleid van
de KNMvD in samenwerking met de
Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren. Tijd: 13.00 tot 21.(K)
uur Locatie: Faculteit der Diergeneeskunde, collegezaal gezelschaps-
dieren, Yalelaan Utrecht.

Heifer Mastitis Conference 2007. Gent, Belgium. Vcxir infomiatie:
www.heifermaslilis.VGetü.be

26-26

September

14-15 AvEx-congres. Staat in het teken van een nieuw congres voor vogels
en reptielen. Met internationale sprekers, waaronder Teresa Lightfoot,
Gerry Dorrestein en Giga Amann. Zaterdag 15 september wordt de
congresdag in Burgers\' Zoo georganiseerd. Voorafgaand op vrijdag
vinden workshops plaats. Meer informatie via
www.proveto.nl.

21 Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur. Locatie: Sportpark Marienhoe-
ve, Wijk bij Duurstede.

Vergaderingen t Biieenkomsten ______1

2007

September

11 Regiovergadering regio Zuid.
20 Vergadering regio Noord.
27 Excursie en jaarvergadering groep DIB.

Oktober

Doorlopende
agenda

5 Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\' Zoo, Amhem.

2007
juni

19

19

cursussei^

Buikklachten: de toegenomen buikomvang (GD) 10.00 tot 16.30 uur.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Prijs: 293 euro.
Oogonderzoek bij het paard. 12.30 tot 21.00 uur. Locatie: Departement
GZ Paard, Yalelaan Utrecht. Prijs: 450 euro.

Rigide endoscopie laboratorium; een optische benadering tot alle moei-
lijk bereikbare holtes. Vrijdag 22 juni 15.00 tot 21.30 uur, zaterdag
23 juni 09.(X) tot 16.30 uur. Locatie: Departement Gezondheidszorg
Gezelschapsdieren, FD Utrecht. Prijs: 1200 euro.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbc, Germany. Phone: 49^282-605410/fax: -F49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

15-15

Augustus

1 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse cn

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van dc maand. 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. Inforinatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

31-8/1-9 Ultrasonography of the locomotor system in horses. Anmeldung und
Information: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Hus-
kamp/Marita Hellmann, Von-Braunstr. 10. 48712 Gescher. Tel: (0 28
63) 20 99-0, Fac 20 99-20. E-mail:
info@tierklinik-hochmoor.AQ..
Online Anmeldung unter www.tierklinik-hochmoor.de: aufgrund der
begrenzten Teilnehmerzahl wird um Voranmeldung gebeten. ATF-
Anerkennung: 14 Stunden. Teilnahmegebühr: 490,- euro ikl. MwSt.,
im Preis sind Tagungsunterlagen, Kaffeepausen und Mittagessen ent-
halten.

September

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse cn

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

22,23

juli

4

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Infonnation and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germa.ny. Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

Oktober

26-26

Intemational Postgraduate Course Promoting Equine Performance
- Principles and practice of nutrition, welfare and training. Plaats:
Wageningen. Kosten: 1795,- euro. Inschrijftermijn eindigt op 1 okto-
ber 2007. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl

-ocr page 555-

Deadline*)

Sluitingsdata voor kopij

maandag
maandag
maandag
maandag

Aflevering:

01-07-2007
15-07/01-08-2007
15-08-2007
01-09-2007

11-06-2007
09-07-2007
30-07-2007
13-08-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

DAP Karelse, van Dijk, Stokman, van Anrooij te Goes (Zee-
land) is i.v.m. zwangerschap voor de periode van half septem-
ber. 2007 tot begin december 2007 op zoek naar een enthousi-
aste
dierenarts (m/v)

Wij bieden fulltime werk m.b.t. kleine huisdieren en paarden,
huisvesting en een prettige sfeer.

Wij zijn op zoek naar iemand met relevante ervaring. Iemand
die deel kan nemen in de gemengde dienstregeling, die zelf-
standig kan werken en flexibel is.

Schriftelijke reacties voorzien van CV binnen 14 dagen richten
aan DAP Karelse, van Dijk, Stokman, van Anrooij, t.a.v. M.C.
van Anrooij, Hoofdstraat 22,4484 CE, Kortgene.

Wij zijn op zoek naar een jonge dierenarts die zich
verder wil bekwamen in de geneeskunde van het
paard.

Moet bereid zijn alle voorkomende werkzaamheden
te verrichten, dan wel te leren. Agrarische achter-
grond is een pré. Woonruimte beschikbaar.

U kunt uw reactie sturen aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 GE Houten
onder vermelding van nummer 3/2007.

Dairy Veterinarian required

for a large veterinary practice in New Zealand.
Position offers intellectual stimulation, great
working conditions and superb lifestyle.

Visit www.vetsouth.co.nz.

Metacam

De unieke en veilige pijnstiller
en ontstekingsremmer voor honden

j Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
werving en selectieopdrachten voor vaste
banen.

personeels- en managementdiensten

veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

^ Ook voor pay-roll kunt u bij ons terecht.
^ Daarnaast verzorgen wij interim- of praktijk-
^ management opdrachten.

FlexVet B.v.
Bouwstraat 5
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 5725548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvet.nl

www.flexvet.nl

-ocr page 556-

Dierenkliniek De Waterpoort is
een moderne eerste- en tweede-
lijns gezelschapsdierenpraktijk
met verschillende differentiaties
en zeer uitgebreide diagnostische
mogelijkheden.

#

\'\'\'o/ek Noo^

Aangezien het niet meevalt om
specialisten te vinden die naar het
\'verre\' Steenwijk willen vertrek-
ken, en wij toch versterking nodig
hebben voor ons team:

Dierenkliniek De Waterpoort zoekt per direct

een enthousiaste, dier- en klantvriendelijke gezel-
schapsdierenarts

die ons team van vijf dierenartsen en acht assistentes
voor onbepaalde tijd wil versterken.
Wij zoeken een dierenarts die zelfstandig spreekuren
en operaties kan uitvoeren. Tevens dient u bereid te
zijn om mee te draaien met weekend- en avonddien-
sten.

Reacties kunt u binnen 14 dagen sturen naar:
Dierenkliniek De Waterpoort, ter attentie van
Drs. P.P.M. Groenestein, Kleine Palen 13, 8601 AB
Sneek.

Vragen wij een gezelschapsdierenarts.

• Vol ambitie, enthousiasme en kennis.

• Ervaring niet vereist.

Wij zijn een snelgroeiende gezelschapsdierenkliniek
(twee dierenartsen en drie paraveterinairen) op de grens
van Drenthe, Overijssel en Friesland. Rust, ruimte, natuur
en betaalbare huizen kenmerken dit gebied. Graag zou-
den wij gezamenlijk de praktijk weer een stapje hoger til-
len. Plezier in het werk en kwaliteit leveren staan bij ons
hoog in het vaandel. Klanten komen graag bij ons door de
persoonlijke en transparante manier van werken. Onze
beide praktijkpanden stralen dit ook uit.

U kunt uw reactie richten aan Dierenkliniek Steenwijk,
t.a.v. mevrouw M. Broekhuisen, Het Ravelijn 2, 8332 GN
Steenwijk.

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch concern, actief op het gebied
van research, ontwikkeling en productie van innovatieve geneesmiddelen (humaan en
veterinair). In 2006 bedroeg de wereldomzet ruim 10,5 miljard Euro. Op de internationale
markt voor geneesmiddelen behoort Boehringer Ingelheim tot de twintig grootste bedrijven.

De divisie Vetmedica is een snelle stijger in de top tien van de veterinaire farmaceuten in Nededand. Wij leveren een uitgebreide
reeks innovatieve diergeneesmiddelen voor landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren. Recente voorbeelden hiervan zijn
Novem\'20, Bovikalc\' en Enterisol\'. Wij breiden binnenkort ons rundveeproductenpokket verder uit en wensen bovendien
meer service en ondersteuning aan onze klanten te geven en zijn daarom op zoek naar een dierenarts voor de functie van:

Technical Service Manager, rundvee - fulltime.

De functie. De werkzaamheden zijn het adviseren en ondersteunen van onze
medewerkers en klanten, het begeleiden van klinische proeven en het schrijven van
artikelen, je werkt intensief samen met medewerkers in binnen- en buitenland en
onderhoudt contacten met opinieleiders.

Het profiel. Erkend rundveedierenarts met ten minste 3 jaar praktijkervaring.
Wetenschappelijk onderlegd en in staat een visie te ontwikkelen. Enthousiasme,
doorzettingsvermogen, uitstekende communicatieve vaardigheden, teamplayer
en humor. Goede beheersing van Nederlands en Engels in woord en geschrift en
ruime ervaring met Microsoft Office.

Boehringer
NI 11/ Ingelheim

Interesse? Stuur dan je c.v. en
motivatie uiterlijk 25 juni naar:
Boehringer Ingelheim, t.a.v.
Ilse de Vrede, human resources
advisor, Comeniusstraat 6,
1817 MS Alkmaar.
E-mail: ilse.de_vrede@alk.
boehringer-ingelheim.com.
Voor meer informatie kun
je onze website bezoeken
www.boehringer-ingelheim.nl
of bellen: (072) 566 24 07.

-ocr page 557-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rimadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

RIMADYU

SMAKELIJKE TABLETT

RIMADYL.

SMAKELIJKE TABLETTE

51 :

in

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETTEN

RIMAWr

tMAXIUlUTMU

RiMADYU ^msa^m RIMATT/L. ^

SMAKOUKC TAtUTTlN l\'•-----ti . wwi f« rruM

RIMADYL.

CARPROFEN

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

wvw.pfizeraii.nl • secretariaat.ahg@pfizer.com

Rimadyl* smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021.10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ratieve pijn • dosering: Ixdaags 4mg/kg lichaamsgewicht. Om de pijnstillende en anti-Inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl® smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedlenings-weg: oraal •
toedleningsvomi: smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg • contraindicaties: niet gebruiken bij
drachtige dieren • contra Indicaties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoenlngen. bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijwerkingen: bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health, Postbus 37,2900 M Capelle a/d
Ussel. Telefoon: 010 - 406 46 00. verdere Informatie op verzoek beschikbaar.

-ocr page 558-

DE NIEUWE GENERATIE OORREINIGER

GEAVANCEERDE SAMENSTELLING

Anti^adheiive

4

met anti-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adliesie complex,
bestaande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt
aanhechting van bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie
(anti-microbieel). Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd
in de gehoorgang (anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, waardoor cerumen,
dode cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn
de succesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en
indrogende werking behouden gebleven.

De. optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic
New Generation is aangetoond door een double blind, randomi-
zed, multicenter, clinical field trial.

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl -

Virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@virbac.nl

h^i

\\lirL>cic: