-ocr page 1-

Deel 132 • Aflevering 13 • i juli 2007

03 Mi 2007 £

Diergeneeskun

Correlation between colic and antibody levels against
Anoplocephala perfoliata in horses in the Netherlands

Teken en door teken overdraagbare pathogenen bij
gezelschapsdieren in Nederland

Ziektenkostenverzekeringen voor honden en katten

Wat voor functie je ook uitoefentje blijft altijd collega

Sportdag 2007: zorg dat je er bij bent!

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3221 549 7

-ocr page 2-

Cepetor®

Wereldwijd de eerste generieke

Medetomidine

AST Farma introduceert
Cepetor, de eerste
generieke Medetomidine
met als indicatie: sedati«
om de hanteerbaartieid
te vergemakkelijl<en en
premedicatie voor
algehele anesthesie,
(doeldieren: hond en kat

Neem voor meer informs
tie contact op met AST
Farma of bezoek onze
website www.astfarma.nj

goede spierrelaxatie <
goed controleerbaar door antagonistische <
werking van bijvoorbeeld Atipamezol

CEPETOR® ■ 1 MG/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE VOOR HOND EN KAT

Werkzame bestanddelen: Cepetor is een heldere, kleurloze, steriele, waterige oplossing voor injectie, bevattende Medeto-
midine hydrochloride 1,0 mg/ml.
Hulpstoffen: Methyl parahydroxybenzoaat 1,0 mg/ml en Propyl parahydroxybenzoaat 0,2
mg/ml.
Doeldier: Hond en Kat. Indicaties: Bij honden en katten: Sedatie om de hanteerbaarheid te vergemakkelijken. Pre-
medicatie voor algehele anesthesie. Bij katten: In combinatie met ketamine voor algehele anesthesie bij kleine chirurgische
ingrepen van korte duur.
Contra-Indicaties: zie bijsluiter Bij»/erklngen: zie bijsluiter Toedieningswijze: Honden: Intramus-
culaire of intraveneuze injectie. Katten: Intramusculaire injectie.
Verpakking: 1 glazen flacon van lOml. REG NL 10457

10 ml

udo

noD

OEBüniK
JOUj|

ASVfarm

GROOT IN KLEI
www.astfarma.nl

-ocr page 3-

Tiidschtt^^H

Diergenees

imnne

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering I3
1 juli 2007
507

Inhoud

Cover: foto van pagina 510 en 521
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Correlation between colic and antibody levels against Anoplocephala perfoliata in horses in the Netheriands;
M. Boswinkel en M.M. Sheti/an Oldruitenborgh-Oosterbaan

508

Wetenschap

Nieuws 515

Uit en voor de praktijk

Teken en door teken overdraagbare pathogenen bij gezelschapsdieren in Nederiand; Christa Bodaan,
Ard M. Nijhof Milagros Postigo, Hans Nieumnhuijs, Marieke Opsteegh, Linda Franssen, FlorianJebbink,
Sabrina Jansen en Frans Jongejan 517

Deel 3. De vissenkom en de waterkwaliteit; PeterJ. Werkman 524

Veterinair tuchtrecht

Nierverhalen; laira Boissevain 531
Berichten en verslagen

Nieuw keuringsboek en ondcr/oeksrapport/onderzoeksprotocol voor paarden; Erik Leusink 532
Berichten en verslagen

Nieuws van het LICG: LICG onder dak; Diana van Houten 532

Ziektekostenverzekeringen voor honden cn katten;Joost i/an Herten 533

Schaatsen voor koeien 2007; SanderJanssen en Marinette Oomen 537

Fidin antibioticarapportagc 2006; FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid 538

Ingezonden

Wat is ook collegialiteit? Anton Beijer 54°

LuCo timmert aan het lustrum; De vijftiende Lustrumcommissie van de D.S.K. 541

Aankondiging

Tiende Annual Scientific Meeting van de Veterinary Wound Healing Association 542

Avians & Exotics Congress 542

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

een effectieve bijdrage aan de
epidermale gezondheid

AKI-systeem

Huidprobicmcn in de prakcijk worden ingedeeld in drie groepen:
Allergie, Keratoseborroe en Infectie.

De Virbac dermatologische lijn heeft een oplossing voor alle problemen
binnen de drie groepen. De producten zijn voorzien van een , k of i die
corresponderen met de bovenstaande groepen. Zo is simpel en snel te zien
welk product nodig is in de therapie ter behandeling van deze problemen.

www.virbac.nl

ANIMAL HEALTH

• 1
1/

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313. 3770 AH Barneveld.Tel.; 0342-427127, c-mail: info@virbac.r

i Kt RAT^SBORROE

-ocr page 4-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloel van Oldruitenborgh-

Oostcrbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

.Dr. F.H.M. Borgsteedc (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. G. Voorhout (Utrecht)

Dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-maiL t|idschriM(telvd.nl_______

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niel-ledcn
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordn^MMlid \'\'»O\'\' bestuur.

iPostgiro/bank

jPostbank 511606 ten name van de KNMvD,
jDe Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
iPostbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
\'en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
;nr. 69 93 61 443.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Voorzitterscolumn

Veranderen; Paul Mandigers

Maatschappljnieuws

Sportdag 2(K)7: zorg datje er bij bent!; Hans Meijs

"Wat voor functie je ook uitoefent, je blijft altijd collega"; Johan Klein Haneveld
Enthousiaste paardendicrcnartsen in spé gezocht; Hans van Cils

Van en over de Ereraad van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde;
Rwud van der Mark

Promoties aan de Faculteit der Diergeneeskunde

In memoriam

Dc heer B. Bol land; Joop Coverts

Doorlopende agenda
jubilea

Bestuur

Prof dr. L.J. Hcllebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. RJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

543

543

544

546

547

548

549

550
550

Original article

Correlation between colic and antibody levels against Anoplocephala perfoliata in horses in
the Netherlands;
M. Boswinkel en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

508

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvics.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in ihis journal are lisled in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,)ULI, AFLEVERING I3, 2007

-ocr page 5-

Herstelkracht

Nu ons oude huis afgebroken is en we dus niet meer onder, maar naast onze oude kastanje
wonen, heeft deze majestueuze boom meer ruimte gekregen en groeit nog verder uit in het nieuw
ingezaaide weiland. De herstelkracht van de natuur is verwonderlijk ...en gelukkig is die her-
stelkracht er ook binnen onze Maatschappij voor Diergeneeskunde.

Erkenning en certificering blijft een soms heikel, maar erg interessant onderwerp binnen onze
beroepsgroep. In 2005 is het toenmalige kwaliteitsbeleid binnen de KNMvD op verzoek van de
leden beëindigd. Vele leden, waaronder ondergetekende, vonden dat bijzonder jammer Geluk-
kig is er nu voor paardendierenartsen weer vooruitgang: op 21 mei 2007 is het Reglement
Keuringsdierenarts voor Paarden definitief vastgesteld en is de overeenkomst tussen de begin
mei opgerichte Stichting Paard en VERIN, een certificerende organisatie, getekend. Hiermee is
er weer een solide fundering onder de geregistreerde keuringsdierenartsen. Het nieuwe onder-
zoeksrapport en de volledig herziene uitgave van
De Veterinaire Keuring van het Paard (zie ook
pagina 532) dragen hier ook aan bij. Nu is het zaak voor het bestuur van de GGP om met haar
leden verder te werken aan de inhoudelijke wederopbouw van de Erkende Paardendierenarts.
Het werven van artikelen om het katern \'Wetenschap\' voldoende te vullen, blijft veel inspan-
ning vergen van de leden van de wetenschappelijke redactie. Die inspanning wordt echter wel
gewaardeerd door de lezers, zoals ook recent bleek uit de lezersenquête. Daarbij vormen de
wetenschappelijke artikelen ook een uitdaging voor de auteurs: een onderzoekQe) doen en iets
opschrijven kost tijd, maar is niet erg moeilijk. Een onderzoek zodanig opzetten, uitvoeren en
vervolgens opschrijven dat het, vaak na enige bewerkingen, volledig aan de toets der kritiek van
vakgenoten kan voldoen (\'peer review \'), dût is een uitdaging. Gelukkig pakken een aantal col-
lega \'s deze uitdaging wel aan. Toch zou de wetenschappelijke redactie graag meer wetenschap-
pelijke artikelen ontvangen, zowel vanuit de Faculteit als ook vanuit de praktijk. Daar waar de
basis van het uitgevoerde onderzoek voldoende of zelfs goed is, maar de auteurs moeite hebben
om het allemaal netjes op papier te krijgen, zijn de leden van de wetenschappelijke redactie, en
trouwens ook diverse referenten, altijd bereid hij te springen en de auteurs niet alleen van kritiek
te voorzien, maar ook echt te helpen.

Een meer positieve waardering van de Faculteit der Diergeneeskunde voor de inzet van auteurs,
referenten en wetenschappelijke redactieleden zou het verwerven van artikelen voor het katern
\'Wetenschap \' waarschijnlijk wel makkelijker maken. De impact factor van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
is echter laag (0,223), waardoor ons tijdschrift binnen de Faculteit, weten-
schappelijk gezien, niet wordt gewaardeerd. Er is echter méér onder de zon dan impact factoren.
Het TvD wordt in Nederland goed gelezen en uiteindelijk toch ook in het buitenland: de \'citation
halflife \' is immers langer dan tien jaar Dit komt waarschijnlijk omdat artikelen langere tijd
nodig hebben voordat zij hun weg internationaal gevonden hebben. Het belangrijkste is echter
dat door publicatie in het TvD een wetenschappelijk artikel voor iedere Nederlandse dierenarts
makkelijk bereikbaar wordt. Om de weg voor de internationale lezer niet af te sluiten, mogen
sinds enkele jaren de artikelen in het katern \'Wetenschap\' ook in het Engels gepubliceerd wor-
den en komen deze artikelen, zes maanden na publicatie in het Tijdschrift ook volledig digitaal
beschikbaar op de website van de KNMvD.

De uitgave die nu voor u ligt, bevat veel lezemwaardigs. Naast het artikel over het belang van
lintworminfecties bij het paard in het katern \'Wetenschap\', is er ook in het katern \'Voor de
praktijk\' veel interessants te lezen, bijvoorbeeld over teken bij gezelschapsdieren en over sier-
vissen. Nieuws is er ook in het katern \'Praktijk in bedrijf\', waarin onder meer het artikel over
de ziektekostenverzekering voor honden en katten en de FIDIN antibioticarapportage relevante
informatie verstrekken.

Uit

de redactie

Al met al dus weer voor \'elck wat wils \' te lezen in ons Tijdschrift voor Diergeneeskunde en ik
wens u daarbij veel plezier.

Dr Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter wetenschappelijke redactie

Tijdsduu^^
.^ŒhHIIH

Diergenees

-ocr page 6-

Correlation between colic and antibody levels against Anoplocephala
perfoliata
in horses in the Netherlands

Oorspronkelijk artikel

Summary

The importance of Anoplocephala perfoliata in horses
with colic was studied in 139 horses referred for colic and
139 control horses with no signs of colic for at least three
years. The serodiagnostic method of Proudman and
Trees, which measures the level of
A. perfoliata antibody,
was used to detect
A. perfoliata infection. Thirty-two
horses were examined at necropsy, to determine whether
the presence of
A. perfoliata in the ileocaecal region was
associated with the
A. perfoliata antibody level.
The mean
A. perfoliata antibody level was significantly
higher in horses with colic than in horses without colic
(P < 0.001), indicating a relationship between
A. perfolia-
ta
infection and colic in general. There was no relation
between age and
A. perfoliata antibody level. The mean
A. perfoliata antibody level in 12 horses with ileocaecal
disorders was significantly higher than that in control
horses (P < 0.001). Of the 32 horses examined at necrop-
sy, 7 horses with tapeworms in the ileocaecal region had a
significantly higher mean
A. perfoliata antibody level
than the 25 horses without the parasite (P = 0.030).
Lastly, examination of faeces to detect the presence of
A. perfoliata infection was not useful in the present study.

Samenvatting

Verband tussen koliek en antilichamen tegen Anoplo-
cephala perfoliata
bij het paard in Nederland

M. Boswinkel\', and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

Het belang van een Anoplocephala perfoliata-\'mÏQc^it werd
bestudeerd door de
A. per/ö//a/a-antilichaamtiter van 139
paarden aangeboden met koliek te vergelijken met de titer
van 139 controlepaarden (tenminste driejaar geen koliek).
De serodiagnostische methode van Proudman en Trees werd
gebruikt om de antilichaamtiter tegen
A. perfoliata te bepa-
len. Verder werd bij 32 paarden bij postmortaal onderzoek ge-
keken naar de relatie tussen de aanwezigheid van
A. perfo-
liata
en hoogte van de antilichaamtiter tegen A. perfoliata.
De gemiddelde antilichaamtiter bleek significant hoger te zijn
bij paarden met koliek in vergelijking met paarden zonder ko-
liek (P < 0.001), hetgeen wijst op een verband tussen
A. perfo-
//a/a-infectie en koliek in het algemeen. Er werd geen verband
gevonden tussen leeftijd en de hoogte van de antilichaamtiter
De gemiddelde antilichaamtiter van twaalf paarden met koliek
van ileocaecale oorsprong was significant hoger in vergelij-
king met controlepaarden (P < 0.001). Bij 32 paarden die

Department of Equine Sciences, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht Univer-
sity, Yalelaan 114, 3584 CM Utrecht, the Netherlands, phone: 31 30 2531350,
fax: 31 30 2531256, E-mail: m.boswinkel@vet.uu.nl.

Tijdschr Diergeneeskd looj, 132; 508-512.

postmortaal onderzocht waren, bleek de gemiddelde anti-
lichaamtiter van zeven paarden waarbij de aanwezigheid van
A. perfoliata ter plaatse van de ileocaecale overgang werd be-
wezen, significant hoger te zijn dan de gemiddelde anti-
lichaamtiter van de 25 paarden waarbij geen
A. perfoliata
werd gevonden (P = 0.030). Bij parasitologisch onderzoek van
de faeces naar
A. perfoliata-mkcût werden geen positieve
monsters gevonden, ook niet bij de dieren die een bewezen in-
fectie hadden.

Introduction

Three species of equine tapeworms, Anoplocephala perfolia-
ta, Anoplocephaloides mamillana
and Anoplocephala mag-
na,
are found in horses, with A. perfoliata being the most
common, infecting between 18% and 82% of horses, depend-
ing on the geographical region (3, 8, 9, 10, 12, 21, 24, 25).
For many years
A. perfoliata infestation was considered a
fairly uncommon postmortem finding and was rarely associ-
ated with intestinal disease (26). Since the 1980\'s, many case
reports have described the relationship between specific
causes of equine colic and infestation with
A. perfoliata,
especially disorders in the ileocaecal region, namely, ileal
impaction, ileocaecal, caecocaecal, caecocolic intussuscep-
tion, and caecal rupture (2, 5, 11, 14, 26, 29, 35). Retrospec-
tive studies and case-controlled studies have led to the con-
clusion that
A. perfoliata infection is a significant risk factor
for caecocaecal and caecocolic intussusception, ileal impac-
tion, and spasmodic colic (23, 33). Infection with
A. perfolia-
ta
seems not to be bound by breed or gender but opinion dif-
fers regarding the age dependence of infection risk. Some
studies concluded that there is no relationship between cer-
tain age groups and the risk of infection with
A. perfoliata
(12, 15, 17, 18, 25), whereas others found a predilection for
younger (<2-4 years) and older horses (>15-18 years) (4,32).
Faecal examination for parasites is generally considered in-
sensitive and the conventional centrifugation / flotation tech-
nique as inadequate for diagnosing equine cestodosis (6, 7,
13, 15, 18, 19, 28, 36, 38). The sporadic discharge of gravid
proglottides and their unequal distribution in faeces can
explain the apparent absence of a relationship between tape-
worm burden and egg detection (24,28). Proudman and Trees
reported a convincing correlation between the level of specif-
ic
A. perfoliata IgG (anti-12/13 kDa IgG(T)) and the intensity
of infection (31). Although horses with a low infection inten-
sity will have \'negative\' results, the Proudman and Trees\'
assay consistently identifies horses with moderate and high
infection intensities (30, 31). A reliable serodiagnostic test is
of considerable diagnostic and epidemiological value be-
cause in general infection intensity is the major determinant
of clinical disease (I), and this is also true for tapeworm in-
fections (7, 12,27,34,37).

This study had four aims: to determine whether the mean
level of antibody against
A. perfoliata is different in horses
with and without colic, using the serodiagnostic method by

-ocr page 7-

Proudman and Trees (30,31); to establish the age dependence
of intensity of
A. perfoliata infection; to evaluate the intensity
of infection in horses with ileocaecal disturbances by looking
for tapeworms in the ileocaecal region at surgery and necrop-
sy, and measuring the
A. perfoliata antibody level; and to
evaluate the relationship between positive faecal examina-
tions for tapeworms, macroscopic presence of tapeworms in
the ileocaecal region, and
A. perfoliata antibody levels.

Materials and Methods

Four groups of horses were investigated: a colic group, a con-
trol group, a postmortem group, and an ileocaecal group.

Colic group

The Colic group consisted of 129 horses and 10 ponies:
61 mares, 64 geldings, and 14 stallions, with a mean age of
9.1 ± 5.7 years. Most horses were Dutch Warmbloods (n=84)
and the others were divided over 22 other breeds. All horses
had been referred to the Equine Clinic of the Utrecht Faculty
of Veterinary Medicine for colic of gastrointestinal origin
(established by clinical examination and / or surgical inter-
vention). Blood samples were collected from all horses when
they came to the University Clinic and serum was stored at
-20 degrees Celsius until examined at Liverpool University.

Control group

The Control group consisted of 129 horses and 10 ponies:
80 mares, 56 geldings, and 3 stallions with a mean age of 9.1
± 5.7 years. These horses and ponies were almost completely
matched for age group and breed group. Blood samples were
collected and processed as described above. None of the
horses had had colic for at least three years and were ran-
domly selected from different, well-managed equine farms
throughout the Netherlands. History and health status of
every horse was obtained from farm records. None of these
horses had been dewormed with praziquantel.

Postmortem group

The Postmortem group consisted of 32 horses of various
breeds: 19 mares, 9 geldings, and 4 stallions, with a mean age
of 9.7 ± 6.8 years. Blood samples were collected as described
above. All horses in this group had to be euthanized during
the course of hospitalization, on humane grounds or for eco-
nomic reasons, and were examined post-mortem. Diagnosis
was established during hospitalization or at necropsy. Twenty-
two horses had digestive problems (mostly colic) and 10 had
problems associated with another organ system. The ileocae-
cal junction and the wall and contents of the caecum of each
horse were examined for the presence of tapeworms. In case
of infestation with tapeworms, species and total numbers
were established.

Ileocaecal group

This group consisted of 11 horses and 1 pony with ileal
impaction or a caecocaecal or caecocolic intussusception:
2 mares, 3 geldings, and 7 stallions; the mean age 4.5 ± 5.6
years. The diagnosis was made during rectal examination and
verified by laparotomy (n=10) or at necropsy (n=2). Blood
samples were collected and processed as described above.
When enterotomy of the ileocaecal region and / or the cae-
cum was performed, the presence of tapeworms (and species)
was determined. The horses of the Ileocaecal group were not
included in the Colic group. Two horses had to be euthanized
and were examined post-mortem. These two horses were also
included in the Postmortem group.

Antibody assay

All serum samples were sent to Diagnosteq Equine Division,
Leahurst, Liverpool University, United Kingdom, for mea-
surement of serum antibody responses to the immunodomi-
nant 12-kDa and 13-kDa tapeworm antigens of
A. perfoliata
(31). All anti-12/13 kDa IgG(T) ELISA results were recorded
as optical density (OD) at 405 nm minus the mean back-
ground (buffer control) OD. The ELISA optical density (OD)
reading is significantly correlated with the intensity of infec-
tion (31). The cut-off value indicating a positive ELISA result
was an OD of > 0.200. ELISA
A. perfoliata antibody levels
lower than 0.200 were considered indicative of zero or a low
infection intensity, 0.200-0.600 as being indicative of a mod-
erate infection intensity, and > 0.600 as being indicative of a
high infection intensity (31).

Faecal examination

Faecal samples were examined for A. perfoliata eggs at the
Veterinary Microbiologic Diagnostic Centre (VMDC) of the
Faculty of Veterinary Medicine Utrecht, using a qualitative
modified sieve-sedimentation-flotation method (B. Blanken-
stein). Forty grams of faeces were dispersed in 150 ml of tap
water, and the resulting suspension was filtered through five
consecutive metal sieves (1000, 300, 160, 90, and 63 nm, re-
spectively) for 10 minutes, in a so-called \'sieve- and shake
apparatus\', under constant pressure of tap water. The content
of the last sieve was suspended in tap water, divided over two
12-ml polypropylene test tubes, and centrifuged at 4000 rpm
for 1 minute. The sediment was suspended in zinc sulphate
solution (s.g. 1.34) and, after mixing, a convex meniscus was
formed by adding a few drops of zinc sulphate solution.
A standard cover glass was placed on top of the meniscus and
the tubes were centrifuged at 3000 rpm for 3 minutes. The
cover glass was replaced by a new cover glass (after addition
of 1-2 drops of zinc sulphate), placed on an object glass and
examined microscopically (125 x). The second sample was
also examined microscopically.

Studies performed

The A. perfoliata antibody levels of horses in the Colic and
Control groups were compared, as were the levels in three age
groups of horses in the Colic group: 0-3 years (n=16),
4-12 years (n=93), and older than 12 years (n=30). The horses
of the Ileocaecal group were examined for the presence of
tapeworms at the ileocaecal region either during surgery or at
necropsy, to establish whether the presence of tapeworms was
associated with the antibody level. Moreover, the antibody
levels of these horses were compared with those of the horses
of the Control group. Whether the presence of tapeworm eggs
in faeces was associated with the macroscopic presence of
tapeworms in the ileocaecal region and
A. perfoliata antibody
level was investigated in 5 horses of the Colic group, in
26 horses of the Postmortem group, and in 7 horses of the
Ileocaecal group.

Statistical analysis

All data are given as means ± s.d.. A. perfoliata antibody
levels are expressed as OD values.

SPSS Manager 12.0.1 for Windows was used for data analy-

-ocr page 8-

Table i The number of horses in the Colic and Control groups classified by
Anoplocephala perfoliata antibody level.

A. perfoliala-intibody level

< 0.200

Colic horses

37

Control horses

127

0.200 - 0.600

46

6

> 0.600

56

6

sis. For the comparison Colic group - Control group, data
were analysed using a linear model for the log transformed
A. perfoliata antibody levels. The model contained the fac-
tors Colic group / Control group, age group, breed, and all
two-way interactions between these terms. For the Ileocaecal
group, data were analysed using the Mann-Whitney Test, be-
cause of the low number of horses is this group. For the Post-
mortem group, an analysis of variance was done on the log of
the
A. perfoliata antibody levels to see whether a difference
existed between the
A. perfoliata antibody levels of horses
with detectable tapeworms and those without tapeworms.
A Pearson correlation was used to analyse the relationship
between the number of tapeworms and the
A. perfoliata anti-
body level.

Results

The mean A. perfoliata antibody level in the horses of the
Colic group was significantly higher than that in the horses of
the Control group (0.745 ± 0.801 and 0.098 ± 0.248 respec-
tively; P < 0.001). On the basis of the distribution of antibody
levels, horses in the Colic group were considered as having a
high infection intensity and horses in the Control group as
having a low or no infection intensity (Table 1).
A. perfoliata
levels were not significantly associated with horse breed (P >
0.05) or horse age. The tapeworm burden (log of the number
of tapeworms) was not correlated with the
A. perfoliata anti-
body level (correlation coefficient 0.614; P = 0.143).
Four horses in the Ileocaecal group had ileal impaction, two
horses had caecocaecal intussusception, and six horses had
caecocolic intussusception (Table 2), but
A. perfoliata tape-
worms were detected during surgery in only one animal (with
caecocolic intussusception). A routine faecal sample from
this horse contained
Parascaris equoriim md Cyathostomi-
nae
eggs. Both horses examined at necropsy, showed massive
infestation with
Cyathostome larvae in the intestinal wall of
the caecum and the large colon, but no tapeworms. Although

Table 2 Breed, age, colic cause, clinical course, presence of Anoplocephala perfoliata, and Anoplocephala perfoliata antibody level of 12 horses with ileo-
caecal disorders (Ileocaecal group).

Horse Breed Age (year) Colic cause Surgery (S) or Necropsy (N) Enterotomy (Yes/No) Tapeworms (Yes/No) Antibody level

A

Dutch Warmblood

1

Caca

S

No

_

0.543

B

Dutch Warmblood

1

Caca

S

No

_

0.185

C

Dutch Warmblood

1

Caco

S

Yes

1.5\'36

D

Dutch Warmblood

I

Caco

s

No

_

0.689^

E

Dutch Warmblood

1

Caco

N

Yes

No

1.423"

F

Dutch Warmblood

1

Caco

N

Yes

No

1.023

G

Friesian horse

" 1 ^

Caco

S

Yes

No

0.838

H

Shetland pony

5

Caco

s

Yes

Yes

3.329

1

Arabian

3

11. imp.

s

No

-

1.646

J

Dutch Warmblood

9

11. imp.

s

No

-

0.668

K

Dutch Warmblood

12

11. imp.

s

No

-

0.214

L

Irish Hunter

18

11. imp.

s

Yes

No

0.111

Caca = Caecocaecal Intussusception ; Caco = Caecocolic Intussusception; II. Imp.= Ileal impaction
- = not Investigated as no enterotomy has been performed

the presence of tapeworms in the ileocaecal region was not
correlated with ileal impaction or caecal/colonic intussuscep-
tion, the meany4.
perfoliata antibody level of the horses in the
Ileocaecal group tended to be higher than that of the horses in
the Colic group: 1.017 ± 0.895 and 0.745 ± 0.801 respective-
ly.
The A. perfoliata antibody level was significantly higher in
horses in the Ileocaecal group compared to those in the Con-
trol group (P< 0.001).

Seven of the 32 horses (22%) in the Postmortem group had
tapeworms at the ileocaecal junction and / or attached to the
caecal wall, all of which proved to be
A. perfoliata (Figures I
and 2). The tapeworm burden in the horses differed widely:
two horses had 2, one horse 9, two horses 17, one horse 35,
and one horse 980 tapeworms. The mean
A. perfoliata anti-
body level was 1.317 ± 0.807 in the 7 horses with tapeworms
in the ileocaecal region and 0.620 ± 0.489 in the 25 horses
without tapeworms (P= 0.030) (Table 3). However, none of
the horses with tapeworms showed signs of ileocaecal disor-
ders (ileal impaction, caecocaecal, or caecocolic intussuscep-
tion). Of the 25 horses without tapeworms, 1 had ileal impac-
tion and 2 had caecocolic intussusception. The number of
tapeworms present in the ileocaecal region was not correlated
with the
A. perfoliata antibody level. None of the 38 faecal
samples contained tapeworm eggs.

-ocr page 9-

Table 3 The number of horses in the Post-mortem group with and without
Anoplocephala perfoliata in the ileocaecal region, classified by Anoploce-
phala perfoliata
antibody level.

A. perfoliata
present

0.200 - 0.600

> 0.600 5 11

Discussion

The present study showed that horses with colic of gastroin-
testinal origin, independent of the cause, have a significantly
higher
A. perfoliata antibody level than control horses with-
out colic. This finding suggests that there is a relation be-
tween an
A. perfoliata infection and colic. Earlier studies
demonstrated a relation between ileocaecal disorders and a
high
A. perfoliata antibody level, and between spasmodic
colic and a high
A. perfoliata antibody level (33). Proudman
and Holdstock showed, during a \'colic outbreak\', that anti-
cestode treatment markedly decreased
A. peifoliata antibody
levels concomitant with a marked decrease in the incidence
of colic among horses (34). As there are no data on the inci-
dence of colic in the Dutch horse population, it is impossible
to speculate about changes in this incidence resulting from
the increased use of praziquantel-containing substances.
In the present study none of the horses in the Control group
had been treated with anticestodal drugs, and in the Colic
group none of the owners mentioned such treatment. Con-
trary to an investigation by Proudman and co-workers (32),
A. perfoliata infection was not associated with age in horses
with colic. In contrast to earlier reports, in the Ileocaecal
group only one Shetland pony, which suffered from caeco-
colic intussusception, showed a concurrent infestation with
A. perfoliata. This may be because the intestinal lumen was
examined during surgery (n=4) or at necropsy (n=2) in only 6
of the 12 horses in this group. Further, it is questionable
whether the lumen of the ileocaecal region can be inspected
adequately during surgery. In the present study, horses with
A. perfoliata in the ileocaecal region had significantly higher
A. perfoliata antibody levels than did horses without tape-
worms. This is in agreement with earlier investigations (31).
However, the tapeworm burden was not correlated with the
A. perfoliata antibody level. The low number of horses with
tapeworms at necropsy seems the most probable explanation
for this result. The prevalence of
A. perfoliata in 22% of the
horses in the Postmortem group is in agreement with the
prevalence of 23% reported in an earlier postmortem study in
the Netherlands (8). However, it is clear that too few horses
were used in the present study to enable strong conclusions to
be drawn.

Contrary to earlier studies, none of the 7 horses with A. per-
foliata
detected at necropsy had an ileocaecal disorder,
whereas 2 of the 25 horses without tapeworms had caecocolic
intussusception. The two latter horses had a massive infesta-
tion with
Cyathostome larvae in the intestinal wall of the cae-
cum and large colon. Earlier studies also demonstrated that,
like tapeworm infestations,
Cyathostome infections, espe-
cially the larval stage, might also cause intussusception of the
caecum (16, 20, 22). Despite the high specificity of faecal
diagnosis of
A. perfoliata in the horse, the sensitivity of this
method is relatively low (11-61%) (15,28). This was also the

No A. perfoliata

present

4

A. perfoliata
antibody level

< 0.200 "

10

case in this study, with tapeworm eggs not being detected in
any faecal samples, even not in samples from horses with
A. perfoliata in the ileocaecal region.

In conclusion, the present study has proven that the mean
A. perfoliata antibody level in horses with colic is significant-
ly higher than that in horses without a history of colic. This
indicates a relationship between
A. perfoliata infection and
colic in general. In the present study, horse age and
A. perfo-
liata
antibody level were not associated. Although in the Ileo-
caecal group only one pony had
A. perfoliata in the ileocaecal
region, the mean
A. perfoliata antibody level in this group
was higher than in the Control Group. In the Postmortem
group, the 7 horses with
A. perfoliata in the ileocaecal region
had a significantly higher mean
A. perfoliata antibody level
than the 25 horses without tapeworms. Faecal examination
was not useful in the present study.

Acknowledgements

The authors would like to thank Françoise Rey for starting
this investigation and Jan van den Broek for his enthusiastic
assistance in the statistical analysis of this study. Further they
thank Chris J. Proudman of Diagnosteq (Liverpool Univer-
sity) for the sérodiagnostic support. Veterinary Pathology for
the postmortem examinations, and the Veterinary Micro-
biological Diagnostic Centre for the faecal investigations.
Virbac Nederland B.V supported this study.

References

1. Anderson RM and May RM. Infectious diseases of Humans, Dynamics
and Control, Oxford Science Publications, Oxford, 1991 p. 16.

2. Barclay WP, Philips TN and Foerner JJ. Intussusception associated with
Anoplocephala perfoliata infection in five horses. J Am Vet Med Assoc
1982; 180:752-753.

3. Beelitz P and Gothe R. Tapeworm infections in slaughter horses from
Upper Bavaria: prevalence and worm burden as well as correlation
between coprological diagnosis and infection with adult cestodes. Pfer-
deheilkunde 2001; 17:423-428.

4. Benton RE and Lyons ET. Survey in central Kentucky for prevalence of
Anoplocephala perfoliata in horses at necropsy in 1992. Vet Parasitol
1994;55:81-86.

-ocr page 10-

5. Beroza GA, Barclay WP. Philips TN, Foemer JJ and Donawick WJ.
Cecal perforation and peritonitis associated with
Anoplocephala per-
foliata
infection in three horses. J Am Vet Med Assoc 1983; 183:
804-806.

6. Beroza GA, Williams R, Marcus LC and Mille R Prevalence of tape-
worm infection and associated large bowel disease in horses. In:
Proceedings of the 2"\'\' Equine Colic Symposium, Georgia, 1985; 2:
21-25.

7. Beroza GA, Marcus LC, Williams R and Bauer SM. Laboratory diag-
nosis of
Anoplocephala perfoliata infection in horses. In: The Ameri-
can Association of Equine Practitioners, 32nd Convention, Nashville,
1986.

8. Borgsteede FH and van Beek G. Data on the prevalence of tapeworm
infestations in horses in The Netherlands. Vet Quart 1996; 18: 110-112.

9. Chapman MR, French DD and Klei TR. Gastrointestinal helminths of
ponies in Louisiana: a comparison of species currently prevalent with
those present 20 years ago. J Parasitol 2002; 8: 1130-1134.

10. Cirak VY, Hermosilla C and Bauer C. Study on the gastrointestinal
parasite fauna of ponies in northern Germany. Appl Parasitol 1996; 37:
239-244.

11. Cosgrove JS, Sheeran JJ and Sainty TJ. Intussusception associated with
infection with
Anoplocephala perfoliata in a two year old thorough-
bred. Irish Vet J 1986; 40: 35-36.

12. Fogarty U, Del Piero F, Purnell RE and Mosurski KR. Incidence of
Anoplocephala perfoliata in horses examined at an Irish abattoir. Vet
Recl994; 134:515-518.

13. French DD, Chapman MR and Klei TR. Effects of treatment with iver-
mectin for five years on the prevalence of Anoplocephala perfoliata in
three Louisiana pony herds. Vet Rec 1994; 135: 63-65.

14. Ihler CF, Larsen J, Martens P and Hannson M. Beldelorminfeksjonr,
cestodose, hos hest. Parasittologi, forekomst, patogenese, patologi samt
3 kasuistiske beretninger (Cestode infections in horses. Parasitology,
pathology and diagnosis in addition to three case reports). Norsk Vete-
rinasrtidskrift 1993; 105: 1121-1127.

15. Ihler CF, Rotwelt V, Heyeraas A and Dolvik Nl. The prevalence and
epidemiology of
Anoplocephala perfoliata infection in Norway. Vet
Res Comm 1995; 19:487-494.

16. Love S. Recognizing disease associated with strongyles in horses.
CompContEduc PractVet 1995; 17: 564-567.

17. Lyon S, Stebbings HC and Coles GC. Prevalence of tapeworms, bots
and nematodes in abattoir horses in south-west England. Vet Rec 2000;
147: 456-457.

18. Lyons ET, Tolliver SC, Drudge JH, Swerczek TW and Crowe MW.
Parasites in Kentucky thoroughbreds at necropsy: emphasis on stomach
worms and tapeworms. Am J Vet Res 1983: 44: 839-844.

19. Lyons ET, Drudge JH, Tolliver SC, Swerczek TW and Crowe MW. Pre-
valence of
Anoplocephala petfoliala and lesions of Draschia mega-
stoma in thoroughbreds in Kentucky at necropsy. Am J Vet Res 1984;
45: 996-999.

20. Lyons ET, Swerczek TW, Tolliver SC, Drudge JH, Stamper S,
Granstrom DE and Holland RE. A study of natural infections of encys-
ted small strongyles in a horse herd in Kentucky Vet Med 1994; 89:
1146-1155.

21. Lyons ET, Swerczek TW, Tolliver SC, Bair HD, Drudge JH and Ennis
LE. Prevalence of selected species of internal parasites in equids at
necropsy in central Kentucky. Vet Parasitol 2000; 92: 51 -62.

22. Mair TS, Sutton DGM and Love S. Caecocaecal and caecocolic intus-
susceptions associated with larval cyathostomosis in four young hor-
ses. Equine Vet J Suppl 2000; 32: 77-80.

23. Martin BB. Freeman DE, Ross MW, Richardson DW, Johnston JK and
Orsini JA. Cecocolic and cecocecal intussusception in horses: 30 cases
(1976-1996). J Am Vet Med Assoc 1999; 214: 80-84.

24. Nilsson 0, Ljungström B, Höglund H, Lundquist H and Uggla A.
Anoplocephala perfoliata in horse in Sweden: prevalence, infection le-
vels and intestinal lesions. Acta Vet Scan 1995; 36: 319-328.

25. Owen RH, Jagger DW and Quan-Taylor R. Prevalence of Anoplocep-
hala perfoliata
in horses and ponies in Clwyd, Powys and adjacent
English marches. Vet Rec 1988; 123: 562-563.

26. Owen RH, Jagger DW and Quan-Taylor R. Caecal intussusceptions in
horses and the significance of
Anoplocephala perfoliata. Vet Rec 1989;
124:34-37.

27. Pearson GR, Davies LW, White AL and O\'Brien JK. Pathological
lesions associated with
Anoplocephala perfoliata at the ileocaecal
junction ofhorses. Vet Rec 1993; 132: 179-182.

28. Proudman CJ and Edwards GB. Validation of a centrifugation / flota-
tion technique for the diagnosis of equine cestodiasis. Vet Rec 1992;
131:71-72.

29. Proudman CJ and Edwards GB. Are tapeworms associated with equine
colic? A case control study Equine Vet J 1993; 132: 179-182.

30. Proudman CJ and Trees AJ. Use of excretory / secretory antigens for
the serodiagnosis of
Anoplocephala perfoliata cestodosis. Vet Parasitol
1996a; 61: 239-247.

31. Proudman CJ and Trees AJ. Correlation of antigen specific IgG and
IgG(T) responses with
Anoplocephala perfoliata infection intensity in
the horse. Parasite Immunol 1996b; 18: 499-506.

32. Proudman CJ, Holmes MA, Sheoran AS, Edwards SER and. Trees AJ.
Immunoepidemiology of the equine tapeworm
Anoplocephala perfoli-
ata:
age-intensity profile and age-dependency of antibody subtype res-
ponses. Parasitology 1997; 114: 89-94.

33. Proudman CJ, French NP and Trees AJ. Tapeworm infection is a signi-
ficant risk factor for spasmodic colic and ileal impaction colic in the
horse. Equine Vet J 1998; 30: 194-199.

34. Proudman CJ and Holdstock NB. Investigation of an outbreak of tape-
worm-associated colic in a training yard. Equine Vet J Suppl 2000; 32:
37-41.

35. Ryu S, Bak U, Kim J, Yoon 11, Seo H, Kim J, Park J and Lee C. Cecal
rupture by
Anoplocephala perfoliata infection in a Thoroughbred horse
in Seoul Race Park, South Korea. J Vet Sci 2001; 2: 189-193.

36. Slocombe JOD. Prevalence and treatment of tapeworms in horses. Can
VetJ 1979; 20: 136-140.

37. Williamson RMC, Gasser RB, Middleton D and Beveridge I. The dis-
tribution
o( Anoplocephala perfoliata in the intestine of the horse and
associated pathological changes. Vet Parasitol 1997; 73: 225-241.

38. Williamson RMC, Beveridge I and Gasser RB. Coprological methods
for the diagnosis of
Anoplocephala perfoliata of the horse. Aust Vet J
1998;76:618-621.

Artikel ingediend: 29 december 2006
Artikel geaccepteerd: 5 mei 2007

-ocr page 11-

EO UhWAX

\' IVERMECTINE PRA2IQUANTEL

simply the max...

ontwormt moeiteloos

DE PERFECTE COMBINATIE
VOOR EEN HEEL JAAR ONTWORMEN

Eraquell\';

ERAQUELL:

■ Effectief tegen rondwormen en horzellarven

• Veilig voor alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries,
(dek)hengsten en veulens vanaf 2 weken oud

■ Smakelijk en makkelijk toe te dienen

EQUIMAX:

• Maximale bescherming tegen alle lintwormen,
rondwormen en horzellarven

• Veilig voor alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries,
(dek)hengsten en veulens vanaf 2 weken oud

• Smakelijk en makkelijk -

toe te dienen X # m

animal health

quimajt en Eraquell kunnen veilig worden toegediend aan alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries, {dek)hengsten en veulens vanaf een leeftijd van 2 weken. Bovendien zijn Equimax en Eraquell zeer smakelijk en
iet de unieke doseerspuit voor 700 kg lichaamsgewicht gemakkelijk toe te dienen.
Equimax REC NL 09950 Weifeame bestanddelen: Ivermectine 18,7 mg per gram. Praziquantel 140,3 mg per gram. Toedieningswijze:
oseerspuit met 7,49 gram gel voor behandeling van 700 kg lichaamsgewicht. Doeldier: Paard^VVachttijdadvies vlees: 35_da^en. Kanalisatie: Vrij.
vww.equimax.nl Eraquell REG NL 9843. Werkzame stof: Ivermectine
" " mg
uell

0342-427127. Fax:\'0342-490164,

Tisge\\ , „ ...

per gram. Toedienmgswiize: DoseersfTuit met 7,49 gram gel voor behandeling van 700 kc lichaamsgewicht. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 30 dagen. Kanalisatie: Vrij. www.eraqueli.nl
■aquell en Equimax zijn verkrijgbaar bij uw dierenarts. Weikoop, Boerenbond, Divoza en de betere ruitersportspeciaalzaak. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld.

8,7

-ocr page 12-

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag finandeeL

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Finandeei Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@d1xfortuin.nl, www.d1xfortu1n.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortu1n.nl, www.d1xfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

Manager Innovatie & Kennis

Namens Agrifirm komen
we graag in contact met
een manager Innovatie & Kennis voor de divisie Veehouderij.

De divisie Veehouderij is de specialist in het voeden van vee.
Tot het leveringspakket behoren mineralen, vitamines, meng-
voeders, enkelvoudige grondstoffen en vochtrijke voeders o.a.
uit de humane sector. In toenemende mate worden bijproducten
uit de bio-energiesector tot waarde gebracht. Agrifirm heeft
met haar leden de ambitie om "Het beste van het land" voort
te brengen. Het doel van het team Innovatie&Kennis is het
- in samenwerking met de diverse afdelingen Veehouderij -
realiseren van bovenstaande ambitie.

Functie-Inhoud:

Als manager IStK geeft u leiding aan een team van sector-
specialisten pluimvee- en varkenshouderij en aan het team
rundveehouderij. In totaal bestaat de afdeling uit ii mede-
werkers. U speelt een belangrijke rol bij de vertaling van
kennis en innovatie naar commercieel succes. U ontwikkelt
hiertoe concepten die omgezet kunnen worden naar praktisch
uitvoerbare oplossingen voor onze klanten. U werkt aan
verbetering van werkprocessen en kwaliteit van de dienst-

agrifirm

YERbiedt

Young Fxeeutive Recruitment
Project Recruitment
BxcellerateSiji
Campus Recruitment
Temporary Staffing
Interim Management
Assessments Development

YERB

verlening van uw afdeling. Daarnaast zoekt u de samenwerking
met uw collegamanagers actief op. U rapporteert aan de
directeur Veehouderii en maakt deel uit van het management-
team veehouderij.

Functie-eisen:

U heeft een academisch gevormde achtergrond op het gebied
van veevoeding en/of diergezondheid met de ambitie om uit te
groeien tot een autoriteit op uwvakgebied.U heeft aantoonbare
leidinggevende ervaring in een complexe omgeving. U kunt
sectorbreed en conceptueel denken. U bent in staat anderen te
overtuigen en te enthousiasmeren voor uw plannen en ideeën.
U bent een leider gericht op samenwerking en resultaat.

Arbeidsvoorwaardelijk:

Uitstekende primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden en
goede opleidings- en ontplooiingsmogelijkheden. Werk in een
dynamische organisatie die zich kenmerkt door een open
bedrijfscultuur.

Solliciteren of meer informatie:

Uitsluitend via Young Executive Recruitment, Wim van de Worp,
zwollecffiyer.nl, o6 - 51 34 37 73.

YOUNG EXECUTIVE RECRUITMENT

-ocr page 13-

Behandeling blinde
honden

Onderzoekers van de diergeneeskun-
dige faculteit van lowa State Univer-
sity (Verenigde Staten) hebben moge-
Hjk een behandeling gevonden voor
\'sudden acquired retinal degeneration syndrome\' (SARDS),
een voorheen ongeneeslijke ziekte waardoor honden plotse-
ling blind worden. De ziekte werd in de tachtiger jaren van de
vorige eeuw geïdentificeerd en treft in de Verenigde Staten
jaarlijks vierduizend honden. Hun ogen zijn bij onderzoek
volledig normaal, maar het netvlies vertoont geen elektrische
activiteit meer. Het moleculaire profiel van ogen met SARDS
lijkt sterk op dat van een door het immuunsysteem veroor-
zaakte blindheid bij mensen. Bij mensen had therapie met
intraveneus immunoglobuline bij sommige patiënten effect.
Dit product bevat antilichamen uit het bloed van duizenden
bloeddonoren. De onderzoekers gebruikten het menselijke
intraveneuze immunoglobuline bij twee honden, die daarna
weer gedeeltelijk konden zien. De dierenartsen wijzen erop
dat de behandeling kort na de diagnose moet plaatsvinden,
omdat de ziekte snel verslechtert. Verder is nog niet bekend
hoe lang de behandeling blijft werken.
Bron: www.sciencedaily.com.

Nieuws

Een miljoen dode vissen

Op het Westerstrand van het Duitse eiland Sylt zijn vrijdag
meer dan een miljoen dode vissen aangespoeld. Volgens bio-
logen zijn het zomerweer en de daarmee gepaard gaande al-
genvorming verantwoordelijk voor de massale vissterfte. De
vissen, voornamelijk zeven ä acht centimeter lange haringen,
liggen in een vier kilometer lange en circa een meter brede
strook tussen Westerland en Wenningstedt.
Bron: Nu.nl.

Duivenhouder doet alsof

De Algemene Inspectiedienst (AID) van het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is een man uit Gelder-
land op het spoor gekomen die bij andere postduivenhouders
illegale entingen verrichtte. De verdachte zou bij meer dan
vijftig houders de duiven hebben geënt tegen het paramyxo-
virus. Een dierenartsenpraktijk zou de verdachte hebben
voorzien van de entstoffen en van de bijhorende schriftelijke
verklaringen.

De verdachte werd op heterdaad betrapt toen hij bij een dui-
venhouder illegale entingen verrichte. De man verklaarde dat
hij jaarlijks ongeveer twaalfduizend entingen verricht voor
een tarief van 55 eurocent per postduif
Bron: Aid.nl.

Erfelijke afwijking Friese
hengsten

Zestien Friese dekhengsten zijn drager van het waterhoofd-
gen en twaalf van het dwerggroeigen. Naar schatting zullen
er in 2007 tachtig misvormde veulens ter wereld komen,
waarvan vijftig met een waterhoofd en dertig dwergveulens.
Op basis van afstammingsgegevens wordt geschat dat negen-
tien procent van de in 2006 geboren veulens drager is van het
waterhoofdgen en dertien procent van het dwerggroeigen. De
Vereniging Friese Hengsten (VFH) en de fokkerijraad zijn
het erover eens dat deze ernstige afwijkingen ongewenst zijn
en dienen te worden aangepakt.
Bron: De Paardenkrant.

Leghennenhouders moeten meer
melden

De Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) krijgt minder mel-
dingen van slecht presterende leghennen dan werd verwacht.
Dit meldt de kring leghennenhouders van de Nederlandse Or-
ganisatie van Pluimveehouders (NOP). Die krijgen signalen
dat leghennenhouders te weinig koppels aanmelden die te
weinig eieren leggen, een hoge uitval vertonen of slecht eten
en drinken. In het kader van het \'early waming system\' voor
de vogelpestbestrijding bestaat de verplichting deze feiten te
melden bij de VWA.
Bron: Agrarisch Dagblad.

Bibliotheek verhuist terug

In augustus verhuist de bibliotheek van de Faculteit der Dier-
geneeskunde terug naar de faculteit na een jaar elders te zijn
gehuisvest. De oude bibliotheeklocatie is ingrijpend ver-
bouwd en de bibliotheek is onderdeel geworden van het nieu-
we onderwijscentrum. In verband met de verhuizing is de
bibliotheek van 13 tot en met 24 augustus gesloten.
Vanaf 27 augustus is het bezoekadres: Androclusgebouw,
Yalelaan I, Uithof, Utrecht. De uitleenbalie en de informatie-
balie bevinden zich op de eerste verdieping. Van 9 juli tot en
met 10 augustus zijn de openingstijden van de bibliotheek
aangepast. De bibliotheek is in deze periode geopend van
9.00 tot 13.00 uur.

Nederlands rund met parafilaria

Voor het eerst is in Nederland een rund gevonden die was
besmet met parafilaria. De blonde d\'Aquitaine-stier was in
november 2006 geïmporteerd uit Frankrijk. Besmetting met
parafilaria, wat kan leiden tot bulten onder de huid van run-
deren, was nog niet eerder gezien in Nederland. Een paar jaar
geleden is de worm door import terechtgekomen in Zweden,
waar de ziekte niet meer onder controle kon worden gehou-
den. Wormeneitjes worden door vliegen verspreid naar
andere runderen.
Bron: Agrarisch Dagblad.

-ocr page 14-

Pro Me ris Duo^
Een klasse apart

PrOMeris DuO

• Metaflumizon en amitraz voor het
eerst als spot-on

• Is in een eigen IRAC*-groep ingedeeld
Tot B weken werkzaam tegen vlooien
en tot k weken tegen teken

NMm van mt öiergeneesmiödet ProMeris Duo" 1005 mg ♦ COS mg Sprt-on voor kiene tnnden; ProMens Duo" saS mg ♦ 1995 mg Spot-on voor mOdelgrote honden; ProMens Duo-1995 mg ♦ 4995 mg Spot-on voor nddelgrote / grote honden, PrcMens Duo" 7995 mg ♦ 7995 mg
Spot-on voor gro(e hondea ProMens Duo- 999 mg » 999 mg Spol-on voor zeer grote honden RBgislralienummefs; SWSAKAIßWOOt, EU/2/06A)65A)08, EU/2A]6/06SA)03. eiJ/2/t)6tD6SA)0t; EU/aA)6A)65A»5, EU/2A)6/06SAX)6i EIV2A)6/CI6SA)07, EU/2/06/06S/OOG;
EU/2/06/0S5/009: EU/2A)6/CI65/010, Werkzame bestincWei ea iedere nK bevat 150 mg melaflurwon en 60 mg amttraz. OoBldier Honden ouder dan 8 weken Indicaties: Vbor de behandeüng en prsvsnile van vloo«n
[üenocepMides ctrVs en C fetisjen teken {beoOes nanus beodes
hexagonu&ftnpicepMiJS sanguineus

gen van amitraz en melaboüeten zoals sedate lethargie, depressie van het CZS. hyperglycaemie, bradycarde en langzaam, oppervlalcKig ademen, kunnen waargenomen worden bif een iden aantal dieren Oe meeste van deze symptomen worden verrxjrzaakt door alfa-2-adreno-
raceptor-agcnststtie effecten. Symptomen ain doorgaans van vooctxjgaande aanj en verdwijnen over hel algemeen zonder behandel^ binnen 2t uur indien syfpplomen ernstig of aanhoudend dan kan de alta-2-adreno-receptor anlagcnet at<)amezot hydrocWonde wofden
toegediend m een dosis van 02 mg/Vg üchaamsgewicW mKWets een mtramuscutaire rjecte, om deze txrfflrkingen tegen te gaan Overmatig speekseten kan vt
wijnt zonder behandeling binnen enkele mrxnen Een juisie toedenng zal het ükken van de plaats van toecSenng rrwiimatiseren De toediening van het d

pakking aan de arts zien In gevat van acodenteel morsen op de tud direct afwassen met zeep en water Dit product kan licfite oogrritate veroorzaken Bij accidenteel contact van het d
zorgAjIdig met water spoelen Net roken, drrken of eten tijdens geönjk van het dergeneesmiddel. KaïwUsatle: UOA Verantwoordeüjke voor hat in da fiandal brengen: Fod Dodge Anmal Health Holla>l CJ van Houtenlaan 36,
081 CP Weesp, Nederland Verder informatie Is op aanvraag beschikbaar

sif^ y^ y^ y

ProMeris üuo™

Precies. Professioneel. Parasitologie.

10 tot 35 kg 2S lot 40 kg 40 tot SO kg

\'Insecticide Resistance Action Committee

in indten het dter drect na behandeling de plaats van toedenrg tkt E>t is geen symptoom van fitowcate en verd-
middel kan een iokate, tijdeü^. oUeacntlge verschijnng geven en een klittende of stekebge vacht op de plaats vi

ciening Een {toog residu kan ook waargenomen worden Dit is nonnaal en zal meestal binnen i -1 dagen na loedieninQ verdwiren Deze verandemgen hebben geen invloed op de ve(üghe«J of wertaaaniieid van het dergeneesmiddel Cofitra-indicaties: Niet toedtenen aan pups
jonger dan 8 v«ke. Niet toedienen aan katten ttet toedienen aan zieke of verzwakte honden of honden die hitte stress hebben Dosering: Oe aanbevolen minmate dosemg s SO mg/leg tietTaamsgawcht voor
zov>b1 metaftumaon als amitraz. overeerfcomend met 0J33 rrt/kg lichaOTS-
gewc«. SpedalB waarschuwingea N^rtiijd contact met öe ogen van de hond, en vennjd orale opname door het der Het (iergeneesmiddel bliift v^rkzaam als het dier nat vswdt Oesalniettemin dort tang en rtens contact met water vermeden te worden. Onthoud honden de toe-
gang tot sloten en rrvieren voor een penode van 24 ur na behandetng. Ingeval van frequente blootsteling aan water kan de werkingsduur afnemen Beharxtet in deze gevaden n«t vaker dan om de twee weken Als de hond geivassen moet worden met shampoo, dan is het beter
drt te doen vóór de toedierwig van het dergeneesmiddBl Voor een optimale bestnjdng van vloote«nfBslaties in hui^xxxJens met meerdere huisdieren, dienen atte huisderen behandeld te v«orden met een gestfukt insectide. Het wordt tevens aanbevolen de omgevng te behande-
len met een geschW nsecliode VoorzorgsmaatregelBn voor gebruik bij dieren: Slechts gebrvjken onder supervisie van een derenarts. Ort dcrgewsmüdö is alleen voor spot-on toedfening bedoeld Net oraal toedienen of via ieder andere route Het is belangnjk de dosis op een
plaats toe te denen viraar hel dier het er net af kan ükken Sta (teren niet toe elkaar te Ukken drect na de behand^ing Er (tenen voorzorgsmaatregelen genomen te wxden om te g
aranderen dat de rtwud van de pipet of de toegedcnde dosis net r contact komt rretdeogenof
mond van de ontvanger en/of andere deren Sptdale voorzorgsmaatregetea te nemen door degene die het geneesmiddel san de dieren toedient: Buten öere* en
z)Ctt van krderen bewaren De pwelten moeten r een intacte foüe verpakkng bewaak worden Drt product niet
laten toedenen door kinderen Dit product tievat amrtraz. wat tot ongewenste neuralogiscne effecten kan lexten bq mensen, en in het bijzonder bi| kmderen. Geef knderen geen toegang tot gebru4<te p«)etten, Gebruitte pipetten cienen Orect verwijderd te worden Amrtraz is een
monoamine oxidase remmer, daarom dienen mensen de monoamoe
oxnSase bevattende medeatie gebruken bijzonder op le letten bij omgang met dit product Vermijd direct contact met behaidelde deren, totdat de plaats van
toediening droog is. Sta knderen niet toe te spelen met behandelde dieren totdat de plaats van toedienng droog is. Daarom wordt sies^ aanbevolen de deren \'s avonds te behandelen en recent behandelde deren nel toe te
staan bij eigenaren te ^apen met name niet bj kinderen Drt produel kan bij mensen de hud sensMiseren en altergische reactes veroorzaken BlootsteUng van de huid aan hel product dent daarom vermeden te worden

Getruk van handsctweren titdens omgang mei het product wordt aanbevolen mden zekteverschiinseien vnrden waargenomen na btootsleling aan het product, zoek dan onm

-ocr page 15-

Teken en door teken overdraagbare pathogenen bij gezelschapsdie-
ren in Nederland

Christa Bodaan\', Ard M. Nijhof, Milagros Postigo\', Hans Nieuwenhuijs\\ Marieke Opsteegh\', Linda Franssen\', Florian Jebbink\',
Sabrina Jansen\' en Frans Jongejan

In een landelijke campagne, geor-
ganiseerd door de \'Tickbusters\' en
gefinancierd door de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren van de
KNMvD, zijn in de afgelopen twee
jaar meer dan 6500 teken ingezon-
den naar het Utrecht Centrum voor
Teken-gebonden Ziekten (UCTD)
van de Faculteit der Diergenees-
kunde. In dit artikel zijn 4298 teken opgenomen die tus-
sen juli 2005 en oktober 2006 werden verwijderd van 1761
honden en 695 katten in 249 dierenartspraktijken. Verder
werden teken bekeken die afkomstig waren van egels,
reeën, paarden, fretten, runderen, konijnen en geiten.

Honden en katten zijn vooral besmet met volwassen Ixodes
ricinus-teken
(93,3 procent), daarnaast werd Ixodes hexago-
nus
ook frequent gevonden. Op basis van ingestuurde Der-
macentor reticulatus-Xeken,
gevonden op honden die nooit in
het buitenland waren geweest, werden zes locaties geïdentifi-
ceerd in Nederland waar een groot aantal
Dermacentor-leken
in de vegetatie werd aangetroffen. Daarnaast werden op di-
verse gastheren verschillende exotische tekensoorten aange-
troffen, waaronder
Amblyomma flavomaculatum, Hyalomma
marginatum rufipes, Rhipicephalus sanguineus
en Rhipicep-
halus turanicus.

Een representatief aantal willekeurig geselecteerde I. ricinus-,
I. hexagonus-
en D. reliculatus-Xtken zijn met behulp van
moleculaire diagnostiek onderzocht op pathogenen. In
I. rici-
nus
werden Borrelia valaisiana, Borrelia afzelii, Borrelia ga-
rinii
en Borrelia burgdorferi gevonden, veroorzakers van de
ziekte van Lyme. Bijna een kwart van de onderzochte /.
rici-
«M^-teken bleek geïnfecteerd met Rickettsia helvetica, een
humaan pathogeen. Naast ^na/j/a.vwa
phagocytophilum en Ba-
besia divergens
werden voor het eerst in Nederland in I. rici-
nM5-teken Babesia venatonim en Babesia microti gevonden,
beide pathogeen voor de mens.
A. phagocytophilum en R. hel-
vetica
werden ook in I. hexagonus-teken gedetecteerd en van
de onderzochte
D. reticulatus-ttken was 14,0 procent besmet
met
Rickettsia raoultii, eveneens pathogeen voor de mens.
Naast teken die in Nederland als vector optreden voor ziekte-
verwekkers bij de hond, zoals
Babesia canis, Ehrlichia canis,
Anaplasma phagocytophilum
en Borrelia burgdorferi, dient
er naast \'Lyme disease\' bij de mens ook rekening te worden
gehouden met ziekteverwekkers zoals
Rickettsia helvetica,
Rickettsia raoultii, Anaplasma phagocytophilum, Babesia
venatorum
en Babesia microti.

\' Utrecht Centrum voor Teken-gebonden Ziekten (UCTD), Departement Infectieziek-
ten en Immunologie, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 1,
3584 CL, Utrecht, Nederland. Prof. F Jongejan (FJongejan@vet.uu.nl)
\' Dierenartsenpraktijk Steenbergen, Kruispoort 34. 4651 AM. Steenbergen, Neder-
land.

^ Department of Veterinary Tropical Diseases, Faculty of Veterinary Science, Univer-
sity of Pretoria, Private Bag X04, 0110, Onderstepoort, Zuid-Afrika.

Uit en
voor de
praktijk

Wij concluderen dat een veel breder spectrum aan teken en
tekengebonden pathogenen van veterinair en medisch belang
voorkomt in Nederland dan tot dusver werd aangenomen.

Introductie

Teken kunnen een grote verscheidenheid aan pathogenen van
veterinair en medisch belang overdragen zoals anaplasmose,
babesiose, borreliose, ehrlichiose, rickettsiose en vele virus-
sen (1). De tekensoorten die in Nederland inheems voor-
komen bij gezelschaps- en landbouwhuisdieren, zijn
Hae-
maphysalis punctata, Ixodes canisuga, Ixodes hexagonus,
en
Ixodes ricinus. Deze laatste is qua aantal veruit het belang-
rijkst (2).
H. punctata wordt voornamelijk gevonden op de
waddeneilanden en is een vector van
Babesia motasi bij scha-
pen, welke milde klinische verschijnselen geeft (3).
I. canisu-
ga
infesteert met name wilde carnivoren en I. hexagonus
egels, maar beide teken worden incidenteel ook op honden en
katten gevonden. /.
ricinus is minder gastheerspecifiek en van
deze teek is bekend dat hij de ziekte van Lyme,
Babesia di-
vergens, Anaplasma phagocytophilum
en Tick-Borne
Encephalitis Virus (TBEV) op mens en dier kan overdragen.
Ook worden er met enige regelmaat teken in Nederland geïn-
troduceerd door dieren geïmporteerd uit of reizend door
endemische gebieden, zoals de bruine hondenteek
Rhipicep-
halus sanguineus,
vector van Rickettsia conorii. Ehrlichia
canis, Babesia gib.wni
en Babesia vogeli en de teek Derma-
centor reticulatus,
vector van Rickettsia slovaca, Coxiella
burnetii
en Babesia canis, de veroorzaker van canine babe-
siose.

In het voor- en najaar van 2004 zijn er in Arnhem en Den
Haag 23 gevallen van autochtone babesiose bij de hond gedi-
agnosticeerd waarvan vier met fatale afloop (4). Bij drie van
deze honden werd
Dermacentor reticulatus, de vector van
B. canis, aangetroffen. Reverse Line Blot hybridisatie (RLB)
op DNA-extracten van deze teken bevestigde de aanwezig-
heid van
B. canis, in de teken en hun nakomelingen (5). Hoe-
wel het distributiegebied van deze teek groot is en zich uit-

-ocr page 16-

strekt van de voormalige Sovjet-Unie tot aan de Britse
eilanden werd tot dusver aangenomen dat deze teek niet in
Nederland voorkwam.

Deze bevindingen vormden de directe aanleiding voor de
start van het zogenaamde \'Tickbusters\'-project, gefinancierd
door de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde. Hierbij zijn dierenartsen en diereigenaren in Neder-
land opgeroepen teken gevonden op dieren naar het Utrecht
Centrum voor Teken-gebonden Ziekten op te sturen. Een re-
presentatief aantal van de drie meest voorkomende teken-
soorten,
I. hexagonus, /. ricinus en D. reticulatus, is vervol-
gens getest met behulp van RLB op de aanwezigheid van
Borrelia-, Babesia-, Theileria-, Anaplasma-, Ehrlichia- en
Rickettsia-soorten. Er is niet op TBEV getest aangezien deze
ziekte niet endemisch in Nederland voorkomt én TBEV RNA
in een recent onderzoek van Nederlandse teken niet kon wor-
den aangetoond (6).

Tenslotte zijn er op basis van interviews met personen die
D. reticulatus teken ingezonden hadden, acht locaties geïden-
tificeerd waar lokale populaties van
D. reticulatus mogelijk
aanwezig waren. In zes van deze locaties is deze teek vervol-
gens in de vegetatie aangetoond.

Materiaal & Methode

Verzamelen en identificatie van teken
Het project is in april 2005 van start gegaan met een oproep
gericht aan alle gemengde en gezelschapsdierenartspraktij-
ken in Nederland. Een \'Tickbuster\'-pakket bestaande uit
folders, een poster en verzendbuisjes werd naar ruim twee-
honderd praktijken verzonden die hun interesse hiervoor ken-
baar hadden gemaakt. De folder bevat informatie over teken,
tekengebonden infecties en het project en werd in de klinie-
ken beschikbaar gesteld om diereigenaren te informeren. Aan
dierenartsen/eigenaren welke teken inzonden, werd gevraagd
een standaardformulier in te vullen met gegevens omtrent de
gastheer, locatie, datum en een eventuele buitenlandanamne-
se. Ingezonden teken werden individueel geïdentificeerd naar
species, stadium en sexe met behulp van een prepareer-
microscoop. Elke ingezonden teek kreeg een uniek nummer
toebedeeld alvorens te worden opgeslagen in 70 procent al-
cohol. De determinatiegegevens werden door het \'Tickbus-
ter\'-team (figuur 1) direct naar de praktijken teruggekoppeld.
Wanneer
D. reticulatus werd gevonden bij een dier zonder bui-
tenlandanamnese werd contact opgenomen met de dierenarts

en/of eigenaar om meer informatie te verkrijgen omtrent het
uitlaatgebied. Deze gebieden werden vervolgens met behulp
van flanellen sleepdoeken bemonsterd op teken (figuur 2).

DNA-extractie

DNA werd geëxtraheerd van 248 /. ricinus, 237 I. hexagonus
en 330 D. reticulatus willekeurig geselecteerde adulten met
behulp van de Nucleospin Tissue kit (Macherey-Nagel,
Düren, Duitsland) volgens het protocol van de producent
voor het purificeren van DNA van insecten.

PCR-amplißcatie, klonering en sequencing
PCR-producten die gebruikt zijn voor de detectie van Borre-
lia, Theileria, Babesia. Anaplasma en Ehrlichia
soorten door
middel van de RLB, werden verkregen zoals elders beschre-
ven (7, 8). Voor de detectie van
Rickettsia spp. door RLB,
werd een 364 bp fragment van het 16S rRNA-gen geamplifi-
ceerd door PCR gebruikmakend van primers Rick-Fl (5\'-
GAA CGC TAT CGG TAT GCT TAA CAC A-3\') en Rick-R2
(biotin-5\'-CAT CAC TCA CTC GGT ATT GCT GGA-3\').
Rickettsia RLB-PCR-condities waren gelijk aan de PCR-con-
dities voor het amplificeren van
Theileria, Babesia, Ana-
plasma
en Ehrlichia spp.

Om de door RLB gedetecteerde Rickettsia-mkcixes te beves-
tigen, werden additionele PCR\'s uitgevoerd op een aantal
positief voor
Rickettsia geteste monsters die het Rickettsia
outer membrane protein B (ompB), het celoppervlakteanti-
geen
sca4 of het citraatsynthase gen gltA amplificeren. Voor
de amplificatie van het
ompB gen werden de 120-2788 en
120-3599 primers gebruikt (9). Primers Dlfen D928r werden
gebruikt voor de amplificatie van een 928 bp fragment van het
sca4 gen (10) en primers Rp877p and Rpl258n voor amplifi-
catie van een 380 bp fragment van het
gltA gen (11). PCR-
producten werden vervolgens gekloneerd met behulp van de
GeneJET PCR cloning en TransformAid bacterial transfor-
mation kits (Fcrmentas GmbH, St. Leon Rot, Germany) vol-
gens de aanwijzingen van de fabrikant. De sequentie bepaling
werd uitgevoerd door Baseclear (Leiden, Nederland).

Reverse Line Blot hybridisatie

De RLB werd uitgevoerd zoals recentelijk elders beschreven
(12).

Resultaten

Ingezonden teken

In de periode van juli 2005 tot oktober 2006 zijn er in totaal
4298 teken ingestuurd en gedetermineerd. Deze waren af-
komstig van 23 mensen en 1806 dieren: 1281 honden, 448
katten, 39 egels, 11 reeën, 7 paarden, 5 fretten, 5 koeien, 5
konijnen, 3 geiten, 1 bunzing en 1 steppenvaraan
(Varanus
exanthematicus)
en werden ingezonden door 249 dierenarts-
praktijken en 228 diereigenaren. De verdeling naar soort,
stadium en gastheer is samengevat in tabel 1. Tweeëntwintig
teken waren dusdanig beschadigd dat ze niet meer gedeter-
mineerd konden worden. Het aantal teken per inzending vari-
eerde tussen 1 en 130
(Ixodes-hrven afkomstig van een kat),
498 inzendingen bevatten meer dan één teek. Teken werden
gedurende het gehele jaar ingezonden, met een piek in het
aantal inzendingen in juni 2006 (271 teken). Honderd inzen-
dingen bevatten 321 teken afkomstig van dieren met een re-
cente buitenlandanamnese. Dit waren 7
D. reticulatus-wouw-
tjes en 1 D. reticulatus-mannetje, 5 R. sanguineus-vrouwtjes
en 1 R. sanguineus-mannetje, 2 R. turanicus-vvouwxje, 1 on-

-ocr page 17-

Tabel i. Soort, stadium en gastheren van ingezonden tel<en. Het aantal weergegeven tussen haakjes is het aantal gastheren waarvan de teken afkomstig
waren. N/A, niet beschikbaar.

Species

A.flavoma-

D. reticu-

Hy m.

1. hexa-

/.

Ixodes

R. sangui-

R.

Rhipi-

Niet

Totaal

culatum

latus

rufipes

gonus

ricinus

spp.

neus

turanicus

cephalus spp.

gedetermineerd

36

72

1

328

2,907

914

12

2

4

22

4,298

Stadium

VrouwQe

12

33

0

316

2,533

0

9

2

1

N/A

2,906

Manneke

4

39

1

12

374

0

3

0

0

N/A

433

Nimf

20

0

0

0

0

529

0

0

3

N/A

552

Larve

0

0

0

0

0

385

0

0

0

385

Gastheer

Kat

0

0

0

55 (45)

709 (358)

390 (55)

0

0

0

1,156

Rund

0

30(2)

0

0

16(3)

0

0

0

0

0

46

Hond

0

40(19)

0

110(94)

2030(1101)

347 (77)

12(10)

2(1)

4(2)

10(10)

2,555

Fret

0

0

0

11 (4)

12(1)

27(4)

0

0

0

0

50

Geit

0

0

0

0

9(3)

0

0

0

0

0

9

Egel

0

0

0

149(19)

54(15)

92(9)

0

0

0

9(1)

304

Paard

0

2(2)

1(1)

0

9(3)

5(1)

0

0

0

0

17

Mens

0

0

0

1(1)

14(14)

9(7)

0

0

0

1(1)

25

Bunzing

0

0

0

2(1)

0

2(1)

0

0

0

0

4

Konijn

0

0

0

0

4(4)

23 (2)

0

0

0

0

27

Hert

0

0

0

0

50(11)

19(2)

0

0

0

0

69

Steppenvaraan

36(1)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

36

gedetermineerd Rhipicephalus-vïoxy^^Q, 3 Rhipicephalus
spp.-nimfen, 91. ÄexagoKUi-vrouwtjes, 126/. ricinus-yxovm-
tjes, 6 I. n\'c/wM5-mannetjes, 124 onvolwassen Ixodes spp. en
36
A. flavomaculatum-ieken verzameld van een geïmporteer-
de steppenvaraan.

Teken verzameld uit de vegetatie

Vijftien inzendingen bevatten 64 D. reticulatus-teken, welke
afkomstig waren van zeventien dieren: dertien honden, twee
koeien en twee paarden zonder buitenlandanamnese. Op ba-
sis van interviews met de eigenaren van deze dieren is beslo-
ten om acht verschillende locaties verder te onderzoeken op
aanwezigheid van
Dermacentor-Xeken. D. reticulatus-adulten
en -nimfen werden in zes van deze locaties verzameld met
behulp van sleepdoeken (figuur 3 en tabel 2). In de Dintelse
Gorzen en St. Philipsland werden daarnaast ook van een aan-
tal paarden en runderen
D. reticulatus-teken verzameld.

Pathogenen

In totaal werden 834 adulte teken met behulp van RLB op de
aanwezigheid van
Borrelia-, Babesia-, Theileria-, Anaplas-
ma-, Ehrlichia-
en Rickettsia-soorttn getest: 253 /. ricinus-,
2371. hexagonus- en 344 D. reticulatus-teken (tabel 3). Spiro-
cheten van de
Borrelia burgdorferi sensu lato groep werden
zowel in achttien
I. ricinus-Keken als in één van de D. reticula-
tus-teken
gevonden. Binnen deze groep werd voornamelijk
Borrelia afzelii gevonden (n=9, 3,6 procent), gevolgd door

Tabel 2. Locaties in Nederland waar D. reticulatus werd verzameld uit de vegetatie met behulp van sleepdoeken.

Locatie Naam Coördinaten (Latitude, Longitude) Maand van inspectie Aantal en stadium van verzamelde teken

68 vrouwtjes, 57 mannetjes

november 2005

Dintelse Gorzen

51° 37\'45"

circa 220 volwassenen _ _ _

221 vrouwtjes, 175 mannetjes en 2 nimfen

mei 2006
oktober 2006

4°15\'32"

28 vrouwtjes, 18 maimetjes

november 2005

St. Philipsland

51° 35\'22"

3 vrouwtjes, 1 mannetjes

4° 11 ^26\';^
51° 37\'21"

november 2005

Slikken van de Heen

C

4° 11\'28"
52°46\'50\'\'

7 vrouwtjes, 5 mannetjes

mei 2006

St. Maartenszee

D_
F

4° 40\'35"

1 vrouwtje, 2 mannetjes

mei 2006

de Piet

51°3r35"

3°43\'46"
51°41\'45"

6 vrouw^es, 6 mannetjes

oktober 2006

de Maashorst

5° 36\' 54"

-ocr page 18-

Borrelia burgdorferi sensu stricto (n=8, 3,2 procent) en B.
valaisiana
(n=7, 2,8 procent). Vier I. ricinus-Xtktn (1,6 pro-
cent) en een
D. reticulatus-teek waren geïnfecteerd met meer
dan één
Borrelia soort. Er werd geen B. canis aangetoond in
de
D. reticulatus-leken, maar wel drie verschillende Babesia
soorten in vijf I. nc/nws-teken; B. divergens (n=l, 0,4 pro-
cent),
B. microti (n=l, 0,4 procent) en B. sp. (EUl) (n=3, 1,2
procent). Deze infecties zijn vervolgens bevestigd door het
sequencen van de RLB-PCR-producten; de sequenties lieten
een 100 procent homologie zien met de sequenties van de 18S
rRNA-gen sequenties van de corresponderende pathogenen in
GenBank.

Anaplasma phagocytophilum werd aangetoond in zowel /.
ricinus- (n=4, 1,6 procent) als /. hexagonus-i^ken (n=14, 5,9
procent). Een bacterie, identiek aan de ongekarakteriseerde
Ehrlichia-achXxgc \'Schotti\'-variant welke geïsoleerd is uit
/. ricinus (7), werd gedetecteerd in zes I. n\'cmw^-teken (2,4
procent). Zowel /.
hexagonus (n=2,0,8 procent) als /. ricinus-
teken
(n=63, 25,4 procent) waren geïnfecteerd met R. helve-
tica.
Dit is bevestigd door middel van klonering en sequen-
cing van het RLB-PCR-fragment en een citraatsynthase-
genfragment van twee positieve monsters, aangezien de
nucleotidesequenties 100 procent en 99,8 procent identiek
zijn aan die van
R. helvetica. Achtenveertig D. reticulatus-
teken (14,0 procent) waren geïnfecteerd met een Rickettsia-
soort die oorspronkelijk geïsoleerd is uit teken uit de voor-
malige Sovjet-Unie en is beschreven als
Rickettsia sp. RpA4
/ DnS28 (13). Deze
Rickettsia soort is recentelijk verder ge-
karakteriseerd en hernoemd als
Rickettsia raoultii (Fournier,
persoonlijke communicatie). Het 16S rRNA-gen van vier en
de
sca4 en ompB-ger\\tr\\ van twee van de R. raow/z/f\'-positieve
monters werden gekloneerd en gesequenced. De nucleotide-
sequenties van de 16S-,
ompB- en sca4-genen waren 100 pro-
cent, 100 procent en 99,7 procent identiek aan de correspon-
derende nucleotide gensequenties van
R. raow/r/Z-isolaat
Marne uit GenBank, hetgeen de validiteit van onze RLB as-
say voor de detectie van
R. raoultii bevestigd.

Tabel 3. Pathogenen aangetoond in ingezonden volwassen teken met behulp van RLB. De gasthe(e)r(en) waar
aangegeven tussen haakjes.

deze teken van afkomstig waren, is/zijn

A. phagocytophilum

D. reticulatus

0

/. hexagonus
15 (3 egels)

/. ricinus

4 (1 kat, 3 honden)

B. burgdorferi sen.iu stricto

0

0

4 (4 honden)

B. ajzelii

0

0

6 (1 teek van 1 kat

5 teken van 4 honden)

B. valaisiana & R .helvetica

0

0

3 (2 honden, 1 mens)

B. valaisiana

0

0

1 (1 hond)

B. divergens

0

0

1 (1 hond)

B. microti

0

0

1 (1 hond)

B sp. (EUl)

0

0

3 (3 honden)

E. sp. (schotti)

0

0

1 (1 hond)

R. helvetica

0

2 (1 kat, 1 egel)

54 (12 teken van 10 katten

42 teken van 41 honden)

R. helvetica & E. sp. (Schotti)

0

0

5 (1 kat, 4 honden)

R. raoultii

48 _
(4 teken van 2 koeien

0

0

----------------- ------- . -------

1 teek van 1 hond
10 teken van 4
paarden

--------------

33 teken uit vegetatie)

B. qfzelii, B. burgdorferi & B. valaisiana

0

0

2 (2 honden)

B. afzelii. B. burgdorferi, B. valaisiana & B. garinii

0

0

1 (1 hond)

B. burgdorferi, B. garinii

0

0

1 (1 hond)

B. burgdorferi, B. afzelii

1 (vegetatie)

0

0

Anaplasma!Ehrlichia spp.
(niet verder gedetermineerd)

0

0

2 (1 hond, 1 mens)

Negatief

295

219

164

(17 teken van 12 honden

(121 teken van 18 egels

(32 teken van 28 katten

29 teken van 6 koeien
68 teken van 10
paarden

8 teken van 2 fretten
36 teken van 26 katten

132 teken van 112 honden)

181 teken uit vegetatie)

53 teken van 46 honden

2 teken van 1 bunzing)

Totaal

344

(215 teken uit vegetatie

237

53 teken van 47 honden

253

(47 teken van 40 katten

33 teken van 6 koeien
18 teken van 13 honden

8 teken van 2 fretten
137 teken van 18
egels

204 teken van 166 honden
2 teken van 2 mensen)

78 teken van 10 paarden

2 teken van 1 bunzing)

37 teken van 27 katten)

Discussie

Dit onderzoek heeft bevestigd dat gezelschapsdieren in
Nederland overwegend geïnfesteerd worden door
I. ricinus
(2); 92,3 procent (2739/2966) van alle ingestuurde adulte te-
ken afkomstig van honden en katten behoorde tot deze soort.
Ook werden frequent
I. hexagonus-adulten gevonden op kat-
ten (n=55) en op honden (n=l 10). De overige
I. hexagonus
teken waren afkomstig van egels (n=149), fretten (n=l 1) en
een bunzing (n=2). Ondanks het feit dat in dit onderzoek
voornamelijk teken voedend op gezelschapsdieren werden
onderzocht, ontvingen wij ook teken afkomstig van mensen.
Dit waren voornamelijk /.
ricinus adulten (n=14) of nimfen
(n=9) maar er werd ook een
I. hexagonus-vrouwtje ingezon-
den die voedde op de arm van een vijf weken oude baby. Dit
bevestigt eerdere verslagen dat ook /.
hexagonus op mensen
voedt (1).

De aanwezigheid van D. reticulatus in de Nederlandse vege-
tatie is een nieuwe bevinding. Hoewel de teek in 2004 op een

-ocr page 19-

aantal patiënten met autochtone babesiose werd gevonden (5)
kon de teek destijds niet in de uitlaatgebieden van deze hon-
den gevonden worden. Gedurende ons onderzoek werden
D. reticulatus-ieken ingezonden afkomstig van dieren zonder
buitenlandanamnese. Acht verschillende locaties werden be-
monsterd en
D. reticulatus-diAnXttn en -nimfen werden gevon-
den op zes van deze locaties. De vegetatie op deze plaatsen
lijkt geschikt te zijn voor het huisvesten van een permanente
populatie. In zoetwater natuurgebieden als de Dintelse
Gorzen, St. Philipsland en de Slikken van de Heen zijn vol-
doende plekken waar een vochtige grond met voldoende be-
groeiing om beschutting te bieden tegen extreme omgevings-
invloeden, een ideale ecologische niche voor
D. reticulatus
creëren. Hier zijn ook voldoende gastheren aanwezig voor de
verschillende stadia van de teek, zoals kleine knaagdieren,
vogels, ponies en grote herkauwers zoals reeën en runderen.
De teek zelf is mogelijk geïntroduceerd door het importeren
van Zuid-Europese runderrassen in deze gebieden en verder
verspreid door veetransport. De andere locaties waar
D. reti-
culatus
werd gevonden was in vochtig duingebied (St. Maar-
tenszee), braakliggend land (de Piet) en nabij vennetjes in
loofbos (de Maashorst). Om verdere verspreiding van deze
teek in Nederland tegen te gaan zou het raadzaam zijn runde-
ren grazend in deze gebieden voor elk transport naar nieuwe
begrazingsgebieden te behandelen met een acaricide. Voor de
bestrijding van teken bij niet-melkgevende runderen zijn zo-
wel Panomec® en Ivomec® (beiden van Merial, met ivermec-
tine als werkzame stof) geregistreerd in Nederland.
De ingezonden
A. flavomaculatum-eiduhen en -nimfen waren
afkomstig van een Afrikaanse steppenvaraan, zeven maanden
na import uit Ghana. Deze late detectie kan worden verklaard
doordat deze tekensoort zich vaak in de neus- en oorgangen
en onder de schubben van reptielen schuilhoudt (14). Het is
bekend dat geïmporteerde reptielen vaker exotische teken zo-
als
A. flavomaculatum met zich meedragen (15) en dat deze
zich soms zelfs kunnen vestigen in de nieuwe leefomgeving.
Hyalomma aegyptium (2), Amblyomma marmoreum en
Amblyomma dissimile (\\6) zijn voorbeelden van andere exo-
tische teken die incidenteel op geïmporteerde schildpadden
en slangen in Nederland zijn gevonden. Een voorbeeld van
een voedende
Amblyomma-teek op een schildpad is te zien in
figuur 4. Hoewel weinig bekend is over de bestrijding van te-
ken op en in de terraria van reptielen, wordt in de literatuur
permethrine als meest veilige acaricide aangegeven (15).
Hyalomma marginatum rufipes komt in grote delen van
Afrika voor. Het merendeel van de larven of nimfen welke
gevonden worden op trekvogels die in de lente van Afrika
naar Europa vliegen, behoort tot deze tekensoort (17). Het is
dus aanneembaar dat de oorsprong van het gevonden
Hy.
m. rufipes
-mdiX\\ne\\.]e ligt bij een nimf welke op een trekvogel
meegereisd is. Hoewel het op basis van de incidentele import
niet waarschijnlijk is dat deze teek zich in Nederland kan ves-
tigen, ligt het belang van deze teek in de pathogenen die hij
bij zich kan dragen:
Hy. m. rufipes is een bewezen vector voor
\'Crimean-Congo heamorrhagic fever\', een virale hemorrha-
gische koorts, welke sinds 2002 enkele tientallen slachtoffers
heeft geëist bij uitbraken in Turkije (18, 19).
Hy. m. rufipes is
daarnaast ook een potentiële vector van
Anaplasma margina-
le,
die anaplasmose bij het rund veroorzaakt (20).
Rhipicephalus sanguineus is een tekensoort die in de tropen
en subtropen voorkomt en hoofdzakelijk op honden voedt.
Deze teek kan zijn cyclus volbrengen in hondenkennels in ge-
matigde klimaten en is dan ook incidenteel binnenshuis ge-

vonden in Nederland (16). Tijdens het onderzoek zijn twaalf
R. sanguineus-teken ingezonden waarvan zes afkomstig van
honden zonder buitenlandanamnese. Aangenomen wordt dat
deze teken zijn opgelopen door direct of indirect contact met
honden die in voor deze teek endemische gebieden waren ge-
weest.
R. sanguineus is een belangrijke vector voor Rickettsia
conorii,
de veroorzaker van \'Mediterranean spotted fever\',
Babesia vogeli en Ehrlichia canis welke canine babesiose en
ehrlichiose veroorzaken.

Rhipicephalus turanicus lijkt sterk op R. sanguineus maar is
minder gastheerspecifiek (21). Twee
R. turanicus-vrouwtjes
werden gevonden op een hond die in Frankrijk was geweest,
wat aangeeft dat ook deze teek incidenteel in Nederland
wordt geïntroduceerd.
R. turanicus is een vector van Rickett-
sia massiliae,
onderdeel van de \'spotted fever\'-groep Ric-
kettsiae en recentelijk beschreven als humaan pathogeen
(22).

Granulocytaire anaplasmose veroorzaakt door Anaplasma
phagocytophilum
(voorheen bekend als Ehrlichia phagocy-
tophilum
en Ehrlichia equi) is in Nederland onder andere be-
schreven bij de mens, het paard, herkauwers en honden (16,
23-25). De symptomen van een infectie variëren van subkli-
nische verschijnselen tot gecompliceerde en soms zelfs fatale
ziektebeelden, vaak ten gevolge van secundaire infecties door
de optredende leucopenie (16).
I. ricinus wordt beschreven
als de belangrijkste vector voor/i.
phagocytophilum in Euro-
pa en verscheidene dieren, met name knaagdieren, dienen als
gastheerreservoir (26). In dit onderzoek was de
A. phagocy-
tophilum-\'mfectiegraad
echter hoger in /. hexagonus dan in I.
ricinus
en de positieve teken waren allen afkomstig van egels
{Erinaceus europaeus). Dit suggereert dat /. hexagonus en/of
egels een rol spelen in de ecologie van
A. phagocytophilum
en dat er verder gekeken dient te worden naar de rol van deze
soorten als vector en reservoir.

In I. ricinus werden drie verschillende Babesia-soorten ge-
vonden:
B. divergens, B. microti en Babesia sp. (EU 1). Voor
de laatste is ook de naam
Babesia venatorum aangedragen
(Latijn: venator = jager), wat refereert aan het feit dat de twee
patiënten waarin deze infectie oorspronkelijk beschreven is,
regelmatig jaagden in hun vrije tijd (27). Hoewel uitbraken
van babesiose in Nederlands rundvee, veroorzaakt door
B. di-

-ocr page 20-

vergens en geassocieerd met /. ricinus, beleend zijn (28) is de
detectie van
B. microti en Babesia sp. (EU 1) in Nederlandse
teken een nieuwe bevinding. Beide soorten zijn van medisch
belang en kunnen humane babesiose veroorzaken (27,29).
Babesia canis, de veroorzaker van canine babesiose is niet
aangetoond in de geteste D.
reticulatus-iéken. Dit strookt niet
met de beschreven infectiegraad van
B. canis in D. reticula-
/ws-teken uit Slovenië en West-Siberië, welk varieerde tussen
1 en 3,6 procent (30, 31). Een mogelijke verklaring hiervoor
is dat honden niet toegestaan zijn in een aantal van de locaties
waar wij
D. reticulatus hebben aangetoond, en eventuele dra-
gers de tekenpopulatie dus niet kunnen infecteren. Vaccinatie
van honden tegen
B. canis is mogelijk, hiervoor zijn in Ne-
derland twee middelen geregistreerd: Pirodog" (Merial) en
Nobivac Piro® (Intervet). Gezien het locale voorkomen van
D. reticulatus en de lage besmettingsgraad van B. canis in
deze populaties in Nederland lijkt het vooralsnog niet nodig
honden welke niet naar endemische gebieden reizen, preven-
tief te vaccineren of behandelen. Wel dienen dierenartsen
alert te zijn op honden aangeboden met verschijnselen die
mogelijk duiden op een
B. ca«/5-infectie: lusteloosheid, ano-
rexic, hoge koorts, haemoglobinurie en een tekenbeet in de
anamnese, met name tijdens of vlak na de activiteitspiek van
D. reticulatus, welke ligt in het voor- en najaar.
De
Rickettsia Ae/verica-infectiegraad van 25 procent van de
I. ricinus-Xekm komt overeen met eerdere studies in Europa,
het is hiermee de meest voorkomende
Rickettsia-soorX gevon-
den in deze tekensoort (32-35).
R. helvetica wordt geassoci-
eerd met een vaak subklinische milde griepachtige ziekte bij
de mens (36), maar de chronische vorm zou ook een rol spe-
len in sarcoidose en chronische perimyocarditis (37, 38). On-
danks de hoge infectiegraad in Nederlandse teken zijn er nog
geen gevallen van
Rickettsia-\'mftcX\\es gerapporteerd. Wel-
licht wordt de diagnose te weinig gesteld en zou de infectie
hoger op de differentieeldiagnoselijst geplaatst moeten wor-
den.

Rickettsia sp. genotypen RpA4, DnS14 en DnS28 maken
deel uit van de \'spotted fever\'-groep Rickettsiae (SFG) en
worden sinds kort erkend als een enkele soort waarvoor de
naam
Rickettsia raoultii gesuggereerd is (E.P. Fournier,
persoonlijke communicatie). Deze soort werd oorspronkelijk
gedetecteerd in
Rhipicephalus pumilio- en Dermacentor nu-
to//(-teken verzameld in zuidelijke streken van de voormalig
Sovjet-Unie (13) en werd vervolgens gevonden in
D. reticu-
latus, Dermacentor niveus
en Dermacentor silvarum teken
uit verschillende regio\'s van de voormalige Sovjet-Unie (39),
Dermacentor marginatus-Xeken uit Frankrijk (40) en Spanje
(41-43) en
D. reticulatus-Xeken uit Duitsland (44). R. raoultii
werd ook gedetecteerd in twee D. marginatus-Xeken verwij-
derd van patiënten met een
Dermacentor-home necrosis ery-
thema lyphadenopathie (DEBONEL) of\'tick-borne\' lympha-
denitis (TIBOLA) syndroom, wat een mogelijke rol van
R. raoultii in de Pathogenese van deze ziekte impliceert naast
R. slovaca, de belangrijkste veroorzaker van DEBONEL/
TIBOLA (45).
R. raoultii werd in 14,0 procent (48/344) van
de geteste
D. reficulatus-Xektn gevonden, dit is lager dan de
R. raoM////-infectiegraad gevonden in Duitse D. reticulatus-
teken van 23 procent (44).

Ixodes ricinus is de meest belangrijke Europese vector voor
spirocheten die de ziekte van Lyme veroorzaken. De aan-
wezigheid van soorten behorende tot de
Borrelia burgdorferi
sensu lato groep in Nederlandse I. ricinus-Xeken is meerdere
malen beschreven, met infectiegraden variërend van 0,8 tot
46 procent, afhankelijk van het stadium van de teek, het sei-
zoen en de gastheer (7,46-48). In dit onderzoek was
B. afzelii
de meest gevonden soort (3,6 procent), wat overeenkomt met
een recente studie waarbij de infectiegraad van
B. afzelii in
teken uit de vegetatie van vier verschillende gebieden 2,5
procent was (48).

Ook werden zowel B. burgdorferi als B. afzelii gevonden in
een
D. reticulatus-manneXje verzameld uit de vegetatie. On-
danks dat de infectie van
D. reticulatus-Xeken met B. burg-
dorferi
sensu lato is beschreven (49), is de rol die deze soort
speelt als vector nog onbekend (1). De vectorrol van
I. hexa-
gonus
voor B. burgdorferi-mkcXies is experimenteel aange-
toond (50) maar er werd in dit onderzoek geen
Borrelia spp.
in
I. hexagonus-Xtktn aangetoond.

Dit onderzoek bevestigt dat I. ricinus de meest voorkomende
teek is die op gezelschapsdieren gevonden wordt, gevolgd
door /.
hexagonus. Ook is de aanwezigheid van D. reticulatus
in de vegetatie aangetoond en kan deze teek hiermee toe-
gevoegd worden aan de Nederlandse faunalijst. Daarnaast
worden er regelmatig exotische tekensoorten in ons land ge-
ïntroduceerd via reptielen, huisdieren en migrerende vogels
die van veterinair en medisch belang kunnen zijn, zoals
A.
flavomaculatum, Hy. m. rufipes, R. sanguineus,
en R. turani-
cus.
De detectie van pathogenen als Rickettsia helvetica, Ric-
kettsia raoultii, Babesia microti
en Babesia sp. (EUl) in de
Nederlandse tekenpopulatie naast al bekende veterinaire en
zoönotische pathogenen als
Borrelia burgdorferi en Anaplas-
ma phagocytophilum
geeft aan dat het van belang is om teken
en tekengebonden pathogenen te blijven monitoren in Neder-
land.

Dankbetuiging

Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door een financiële on-
dersteuning van de Commissie Preventieve Gezondheidszorg
Gezelschapsdieren (opbrengst uit verkoop KNMvD-dieren-
paspoort) van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde. Sinds april 2007 wordt het onderzoek tevens
financieel ondersteund door Merial Benelux. Amar Taoufik,
Mark van Zuijlen en Liliane Hamming worden bedankt voor
hun hulp in het laboratorium. Graag willen wij alle dierenart-
sen en diereigenaren bedanken voor het insturen van teken,
zonder hen was dit onderzoek niet mogelijk geweest.

Literatuur

1. Estrada-Pcna A and Jongcjan E Ticks feeding on humans: a review of
records on human-biting Ixodoidea with special reference to pathogen
transmission. Exp Appl Acarol 1999; 23 (9): 685-715.

2. Bronswijk JEMHv, Rijntjes RH en Garben AFM. De teken (Ixodidac)
van de Beneluxlanden: KNNV Utrecht; 1979.

3. Uilenberg G, Rombach MC. Perie NM and Zwart D. Blood parasites of
sheep in thc Netherlands.
II. Babesia motasi (Sporozoa. Babesiidae).
Tijd.schr Diergeneeskd 1980; 105 (2): 3-14.

4. Lange T de, Nijhof A, Taoufik A, Houwers D, Teske E and Jongejan F.
[Autochthonous babesiosis in dogs in The Netherlands associated with
local Dermacentor reticulatus ticks], Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130
(8): 234-238.

5. Matjila PT Penzhorn BL, Bekker CP, Nijhof AM and Jongejan F. Con-
firmation of occurrence of Babesia canis vogeli in domestic dogs in
South Africa. Vet Parasitol 2004; 122 (2); 119-125.

6. Poel WH van der, Heide R van der, Bakker D, Looff M dc. Jong J de,
Manen N van
et al. Attempt to detect evidence for tick-borne encepha-
litis virus in ticks and mammalian wildlife in The Netherlands. Vector
Borne Zoonotic Dis 2005; 5(1): 58-64.

7. Schouls LM, Pol 1 van de, Rijpkema SG and Schot CS. Detection and
identification of Ehrlichia, Borrelia burgdorferi sensu lato, and Barto-

-ocr page 21-

nclla species in Dutch Ixodes ricinus Hcks. \'i Clin Microbiol 1999; 37
(7): 2215-2222.

8. Nijhof AM. Pillay V, Steyl J, Prozesky L, Stoltsz WH, Lawrence JA et
al.
Molecular characterization of Theileria species associated with
mortality in four species of African antelopes. J Clin Microbiol 2005;
43 (12): 5907-5911.

9. Roux V and Raoult D. Phylogenetic analysis of members of the genus
Rickettsia using the gene encoding the outer-membrane protein rOmpB
(ompB). Int J Syst Evol Microbiol 2000; 50 Pt 4: 1449-1455.

10. Sekeyova Z, Roux V and Raoult D. Phylogeny of Rickettsia spp. infer-
red by comparing sequences of\'gene D\', which encodes an intracyto-
plasmic protein. Int J Syst Evol Microbiol 2001; 51 (Pt 4): 1353-1360.

11. Roux V, Rydkina E, Eremeeva M and Raoult D. Citrate synthase gene
comparison, a new tool for phylogenetic analysis, and its application
for the rickettsiae. Int J Syst Bacteriol 1997; 47 (2): 252-261.

12. Nijhof AM, Bodaan C, Postigo M,Nieuwenhuijs J, OpsteeghM, Frans-
sen LC,
et al. Vectorial capacity and zoonotic potential of ticks infes-
ting companion animals in the Netherlands. Vector Borne Zoonotic Dis
2007; (submitted).

13. Rydkina E, Roux V, Rudakov N, Gafarova M, Tarasevich I, and Raoult
D. New Rickettsiae in ticks collected in territories of the former soviet
union. Emerg Infect Dis 1999; 5 (6): 811-814.

14. Burridge MJ. Ticks (Acari: Ixodidae) spread by the international trade
in reptiles and their potential roles in dissemination of diseases. Bull
Entomol Res2001;9I (I):3-23.

15. Burridge MJ and Simmons LA. Exotic ticks introduced into the United
States on imported reptiles from 1962 to 2001 and their potential roles
in international dissemination of diseases. Vet Parasitol 2003; 113 (3-
4): 289-320.

16. Jongejan F. Teken en door teken overgedragen ziekten. Diergeneeskun-
dig Memorandum 2001; 48 (1): 1-51.

17. Hoogstraal H. Migrating birds and their ectoparasites in relation to di-
sease. East Afr Med J 1961; 38: 221-226.

18. Zeiler HG. Cornet JP and Camicas JL. Experimental transmission of
Crimean-Congo hemorrhagic fever virus by west African wild ground-
feeding birds to Hyalomma marginatum rufipes ticks. Am J Trop Med
Hyg 1994; 50(6): 676-681.

19. Tonbak S, Aktas M, Altay K, Azkur AK, Kalkan A, Bolat Y et al. Cri-
mean-Congo hemorrhagic fever virus: genetic analysis and tick survey
in Turkey. J Clin Microbiol 2006; 44(11): 4120-4124.

20. Potgieter FT. Tick transmission of anaplasmosis in South Africa. In:
Whitehead GB, Gibson JD, editors. International conference on tick
biology and control.; 1981; Rhodes University, Grahamstown; 1981: p.
53-56.

21. Jongejan E Zivkovic D, Pegram RG, Tatchell RJ, Fison T Latif AA et
al.
Ticks (Acari: Ixodidae) of the Blue and White Nile ecosystcms in
the Sudan with particular reference to the Rhipicephalus sanguineus
group. Exp Appl Acarol 1987; 3 (4): 331 -346.

22. Vitale G, Manuela S, Rollin JM and Raoult D. Rickettsia massiliae hu-
man isolation. Emerg Infect Dis 2006: 12(1): 174-175.

23. Dobbenburgh A van. Dam AP van and Fikrig E. Human granulocytic
ehriichiosis in western Europe. N Engl J Med 1999; 340 (15): 1214-
1216.

24. Butler CM, Nijhof AM, Jongejan F and Kolk JOH van der. Anaplasma
phagocytophilum
infection in horses in the Netherlands. Vet Rec 2007;
accepted for publication.

25. Siebinga JT and Jongejan F [Tick-borne fever {Ehrlichia phagocy-
tophila
infection) on a dairy farm in Friesland]. Tijdschr Diergeneeskd
2000; 125(3): 74-80.

26. Grzeszczuk A, Karbowiak G, Ziarko S and Kovalchuk 0. The root-vole
Microtus oeconomus (Pallas, 1776): a new potential reservoir of
Ana-
plasma phagocvtophilum.
Vector Borne Zoonotic Dis 2006; 6 (3):240-
243.

27. Herwaldt BL, Caccio S, Gheriinzoni F, Aspock H, Slemenda SB,
Piccaluga P
et al. Molecular characterization of a non-Babesia diver-
gens organism causing zoonotic babesiosis in Europe. Emerg Infect
Dis 2003; 9 (8): 942-848.

28. Schreuder BE and Wijk C van. [An outbreak of babesiosis in Eastern
Flevoland]. Tijdschr Diergeneeskd 1984; 109(13): 549-553.

29. Gray JS. Identity of the causal agents of human babesiosis in Europe.
Int J Med Microbiol 2006; 296 Suppl 40: 131 -136.

30. Duh D, Saksida A, Petrovec M, Dedushaj I and Avsic-Zupanc T. Novel
one-step real-time RT-PCR assay for rapid and specific diagnosis of
Crimean-Congo hemorrhagic fever encountered in the Balkans. J Virol
Methods 2006; 133 (2): 175-179.

31. Rar VA, Maksimova TG, Zakharenko LP, Bolykhina SA, Dobrotvorsky
AK and Morozova OV Babesia DNA detection in canine blood and
Dermacentor reticulatus ticks in southwestern Siberia, Russia. Vector
Borne Zoonotic Dis 2005; 5 (3): 285-287.

32. Nilsson K, Lindquist O, Liu AJ, Jaenson TG, Friman G and Pahlson C.
Rickettsia helvetica in
Ixodes ricinus ticks in Sweden. J Clin Microbiol
1999; 37 (2): 400-403.

33. Beninati T, Lo N, Nöda H, Esposito F, Rizzoli A, Favia G, et al. First
detection of spotted fever group rickettsiae in
Ixodes ricinus fi-om Italy.
Emerg Infect Dis 2002; 8 (9): 983-986.

34. Christova I, Pol J van de, Yazar S, Velo E and Schouls L. Identification
of Borrelia burgdorferi sensu lato, Anaplasma and Ehrlichia species,
and spotted fever group Rickettsiae in ticks from Southeastern Europe.
Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2003; 22 (9): 535-542.

35. Hartelt K, Oehme R, Frank H, Brockmann SO, Hassler D, and Kimmig
P Pathogens and symbionts in ticks: prevalence of
Anaplasma phago-
cvtophilum
(Ehrlichia sp.), Wolbachia sp., Rickettsia sp., and Babesia
sp. in Southern Germany Int J Med Microbiol 2004; 293 Suppl 37: 86-
92.

36. Fournier PE, Allombert C, Supputamongkol Y, Caruso G, Brouqui P
and Raoult D. Aneruptive fever associated with antibodies to
Rickettsia
helvetica
in Europe and Thailand. J Clin Microbiol 2004; 42 (2): 816-
818.

37. Nilsson K, Pahlson C, Lukinius A, Eriksson L, Nilsson L, and Lind-
quist 0. Presence of
Rickettsia helvetica in granulomatous tissue from
patients with sarcoidosis. J Infect Dis 2002; 185 (8): 1128-1138.

38. Nilsson K, Lindquist O and Pahlson C. Association of Rickettsia helve-
tica
with chronic perimyocarditis in sudden cardiac death. Lancet 1999;
354(9185): 1169-1173.

39. Shpynov S, Parola P, Rudakov N, Samoilenko I, Tankibaev M, Tarase-
vich I,
el al. Detection and identification of spotted fever group rickett-
siae in
Dermacentor ticks from Russia and central Kazakhstan. Eur J
Clin Microbiol Infect Dis 2001; 20 (12): 903-905.

40. Sanogo YO, Davoust B, Parola P, Camicas JL, Brouqui P, and Raoult D.
Prevalence of Rickettsia spp. in
Dermacentor marginatus ticks remo-
ved from game pigs (Sus scrofa) in southern France. Ann N Y Acad Sci
2003; 990: 191-195.

41. Merino FJ, Nebreda T, Serrano JL, Femandez-Soto P Encinas A and
Perez-Sanchez R. Tick species and tick-borne infections identified in
population from a rural area of Spain. Epidemiol Infect 2005; 133 (5):
943-949.

42. Marquez FJ, Rojas A, Ibarra V, Cantero A, Rojas J, Oteo JA et al. Preva-
lence data of Rickettsia slovaca and other SFG Rickettsiae species in
Dermacentor marginatus in the southeastern Iberian peninsula. Ann N
Y Acad Sei 2006; 1078: 328-330.

43. Oteo JA, Portillo A, Santibanez S, Perez-Martinez L, Blanco JR, Jime-
nez S
el al. Prevalence of spotted fever group Rickettsia species detec-
ted in ticks in La Rioja, Spain. Ann N Y Acad Sci 2006; 1078: 320-323.

44. Dautel H, Dippel C, Oehme R, Hartcit K and Schettler E. Evidence for
an increased geographical distribution of
Dermacentor reticulatus in
Germany and detection of Rickettsia sp. RpA4. Int J Med Microbiol
2006; 296 Suppl 40: 149-156.

45. Ibarra V, Oteo JA, Portillo A, Santibanez S, Blanco JR, Metola L el al.
Rickettsia slovaca infection: DEBONEL/TIBOLA. Ann N Y Acad Sei
2006; 1078:206-214.

46. Nohlmans MK, Boer de, Bogaard AE van den, Blaauw AA and Boven
CP van. [Occurrence of
Borrelia burgdorferi in Ixodes ricinus in The
Netheriands]. Ned Tijdschr Geneeskd 1990; 134(27): 1300-1303.

47. Rijpkema S, Nieuwenhuijs J, Franssen FF and Jongejan F Infection ra-
tes of
Borrelia burgdorferi in different instars of Ixodes ricinus ticks
from the Dutch North Sea Island of Ameland. Exp Appl Acarol 1994;
18(9): 531-542.

48. Wielinga PR, Gaasenbeek C, Fonville M, Boer A de, Vries A de. Dim-
mers W
et al. Longitudinal analysis of tick densities and Borrelia, Ana-
plasma, and Ehrlichia infections of
Ixodes ricinus ticks in different
habitat areas in The Netherlands. Appl Environ Microbiol 2006; 72
(12): 7594-7601.

49. Kahl O, Janetzki C, Gray JS, Stein J and Bauch RJ. Tick infection rates
with Borrelia:
Ixodes ricinus versus Haemaphysalis concinna and Der-
macentor reticulatus
in two locations in eastern Germany. Med Vet
Entomol 1992; 6 (4): 363-366.

50. Gem L, Toutoungi LN, Hu CM, Aeschlimann A. Ixodes (Pholeoixodes)
hexagonus, an efficient vector of
Borrelia burgdoi-feri in the laboratory.
Med Vet Entomol 1991; 5 (4): 431-435.

51. Arthur DR. The morphology of the British Prostriata, with particular
reference to
Ixodes hexagonus Leach. III. Parasitology 1956; 46 (3-4):

-ocr page 22-

De laatste tijd is er discussie over
het al dan niet houden van vissen in
kommen of pijpen (smalle hoge
aquariums die weinig ruimte inne-
men, waarin vissen bijna alleen op
en neer kunnen zwemmen). Hier
zijn verschillende bezwaren tegen
in te brengen: er is vaak een te klein
wateroppervlak voor een goede
gasuitwisseling, de vissen zien alles net buiten de kom als
door een vergrootglas, de vissen kunnen alleen rond
zwemmen of op en neer (dit is onnatuurlijk), vanwege de
geringe waterinhoud groeien vissen eerder de kom uit en
ten slotte worden kommen of vissenpijpen vaak als deco-
ratie op een bureau of toonbank geplaatst en krijgen
daardoor minder directe aandacht van een verzorger.
Ook zijn er vaak meerdere personen die zich met de ver-
zorging van de kom of pijp bezighouden. Hierdoor is de
kans op fouten met betrekking tot de frequentie en de
hoeveelheid van het voeren en het schoonmaken groot.
Als gevolg daarvan is er een verhoogd risico op sterfte
van de vissen.

Bij het plotseling doodgaan van (goud)vissen wordt helaas
nog te vaak gezegd: "Jammer, maar morgen kopen we wel
een nieuwe." De vis lijkt dan een soort wegwerpartikel, ter-
wijl we weten dat goudvissen met een redelijk goede verzor-
ging twintig tot dertig jaar oud kunnen worden. Meestal
wordt niet gekeken of gezocht naar de oorzaak van de sterfte.
De prijs van een nieuwe vis heeft hier zeker mee te maken,
maar wij hebben mijns inziens de plicht de ons toevertrouw-
de dieren (in dit geval vissen) zo goed mogelijk te verzorgen
en zonodig te behandelen. Er is in het algemeen dus betere
voorlichting nodig bij de verkoop.

Uit en
voor de
praktijk

Mits het water tijdig wordt ververst hoeft de waterkwaliteit in
een pijp of kom niet slechter te zijn dan in een aquariumbak.
Vanwege genoemde bezwaren geven we echter de voorkeur
aan een rechthoekige bak van bijvoorbeeld zestig bij dertig
bij dertig centimeter met een inhoud van ongeveer vijftig liter
water of groter.

Veel voorkomende oorzaken van plotselinge vissterfte in een
bak of kom zijn: een afwijkende waterkwaliteit door teveel
voeren, te weinig water verversen of teveel vissen (vissen
groeien en nemen dan meer ruimte in), onopgemerkte ziektes
of parasieten, het uitvallen van een pomp of de verwarming,
het toedienen van medicijnen zonder het stellen van een diag-
nose, het toevoegen van nieuwe vissen zonder quarantaine-
periode, resten van een reinigingsmiddel in het water, het toe-
voegen van te warm of te koud water na het verversen en
vergiftiging door het gebruik van insectensprays (luchtpomp-
jes zuigen de spray namelijk aan). Parasieten, bacteriën,
virussen en schimmels spelen meestal een ondergeschikte rol
bij plotselinge vissterfte.

Hoe het niet moet

Uit goedbedoelde onwetendheid kan het reinigen van een
vissenkom een probleem veroorzaken. Zodra het water ver-
kleurt, het glas beslaat of er is algengroei te zien, moet vol-
gens sommige eigenaars de bak of kom worden schoon-
gemaakt. De vissen worden eruit geschept en in een bekertje
gedaan, de planten worden onder de kraan schoongespoeld en
opzij gelegd, het grint wordt onder de hete kraan met een bor-
stel schoon gepoetst en met wat afwasmiddel wordt de kom of
pijp ontdaan van aanslag. Vervolgens spoelt de eigenaar de
kom om en vult hem met koud kraanwater. Het grint gaat erin,
dan de planten en tenslotte de vissen. Afgezien van een grote
temperatuurschok krijgen de vissen bij deze handelswijze te
maken met een verandering van de zuurgraad en de plotse-
linge afwezigheid van ammoniak en/of nitriet. Dat goudvis-
sen deze (mis)handelingen overieven, geeft aan hoe sterk deze
dieren zijn.

Hoe het wel hoort

Het onderhoud van een eenvoudig aquarium kan bestaan uit
het eenmaal per twee of drie weken afiievelen van het bodem-
vuil. Dan worden ook de filters gereinigd en verschoond en
daarna een kwart tot de helft van het water ververst. Om de
vissen een temperatuurschok te besparen, moet van tevoren
alvast een passende hoeveelheid water in een schone emmer
apart worden gezet, zodat het op kamertemperatuur kan
komen. Water verversen blijft altijd nodig, omdat ondanks
het verwijderen van afvalstoffen de concentratie van onge-
wenste stoffen blijft toenemen, al was het alleen al door de
verdamping van water. Ook in het aquariumwater vinden, zij
het in geringe mate, omzettingen plaats van ammoniak naar
nitriet en naar nitraat. Wanneer al het water wordt ververst.

De gezondheidszorg voor vissen hoort thuis bij de dierenarts. In deze serie vindt u adviezen en tips voor de behandeling en het
voorkomen van ziekten bij siervissen.

Deel 3. De vissenkom en de waterkwaliteit

PeterJ. Werkman

-ocr page 23-

De stiK stof cyclus

Een vereenvoudigde voorstelling van de stikstofkringtoop in de naluur

Tabel 1. Maximumconcentraties van In totaal aanwezige ammoniak (aan-
gegeven In milligram per liter stikstof).

pH

watertemperatuur
5°C 10°C

15°C

20°C

25°C

6,5

50

33.3

22.2

15.4

11.1

7.0

16.7

10.5

7.4

5.0

3.6

7.5

5.1

3.4

2.3

1.6

1.2

8.0

1.6

1.1

0.7

0.5

0.4

8.5

0.5

0.4

0.3

0.2

0.1

9.0

0.2

0.1

0.09

0.07

0.05

ontbinding van
organisch afvat

a.-nmoniak uitQescheiüen
üoor de kieuwen

aftxaak van
etwilten

ammorkak/ammof^ion

oxydalie óov
Mtrosomona-i-baaenên

voedsel
voor vissen

reductie door
bacleficn

Doof verschillende
processen ontslaan
er neer nitraten, of
door stikstoltMn-
dende tiactericn
komi de sllkstol
beschiktiaat voot
planten.

reductie door

tnclefiën

stiksloloxyde (N2O)

sl\'kstot (N,)

aerot)e processen (in aanwezigheid van zuurstof)
anaërobe processen (in afwezigtieid van zuurstoO

Afbeelding 2. Stikstofcyclus.

verdwijnen tegelijk abrupt alle bacteriën die bij de genoemde
omzettingen helpen. Het duurt vervolgens lang voordat er
weer voldoende nieuwe bacteriën aanwezig zijn.

Stikstofcyclus

Vissen deponeren hun afvalstoffen direct in het zwemwater.
Als de hoeveelheid water erg groot is en het aantal vissen
gering, worden de afvalstoffen afgebroken of omgezet in
minder schadelijke stoffen zonder dat de vissen er hinder van
ondervinden. Maar omdat wij in een beperkte hoeveelheid
water meestal (te)veel vissen houden, moeten we het omzet-
tingsproces helpen. Dat kan door het installeren van een me-
chanisch filter dat de grove voedsel- en plantenresten weg-
vangt. Een nog beter effect wordt bereikt door het gebruik
van een biologisch filter. In dit filter zetten de aanwezige bac-
teriën afvalstoffen effectief om in minder schadelijke stoffen
(zie afbeelding 2).

Ammoniak

Bij de afbraak van eiwitten wordt bij vissen ammoniak ge-
vormd, dat voornamelijk via de kieuwen wordt uitgeschei-
den. Een klein deel komt vrij met de ontlasting. Ammoniak
lost goed op in water en wordt dan NH3 of NHpH. NH^H
wordt gesplitst in NH^"" en OH\' dat een evenwicht vormt met
NH3 en HjO. Bij een stijgende pH en hogere temperatuur ont-
staat meer vrij ammoniak
(NH3), dat veel giftiger is voor vis-
sen dan de NH^^-ionen. De giftigheid van ammoniak neemt
af bij een hoger zoutgehalte van het water. In zeewater is am-
moniak daarom dertig procent minder giftig dan in zoetwater
(bij een gelijke pH). De giftigheid van de totale ammoniak-
concentratie kan daarom alleen worden bepaald als het zout-
gehalte (de saliniteit), de pH en de temperatuur bekend zijn
(zie tabel 1). Een concentratie ammoniak van 0,2 tot 0,5 mil-
ligram per liter is dodelijk. De maximaal toelaatbare concen-
tratie is nul milligram per liter. Afhankelijk van de soort kun-
nen vissen wennen aan een geleidelijke stijging van het
ammoniakgehalte, maar uiteindelijk gaan zij toch dood door
vergiftiging.

niltiet (NO,-)

oxydalie door
Mfroöac/er-bacieriÈfi

nilraal (NOj")

nllnet (NO,-)

Verschijnselen van ammoniakvergifliging:

- verstoorde osmoregulatie doordat de permeabiliteit van de
weefsels van de vis toeneemt (bij zoetwatervissen wordt
hierdoor meer urine geproduceerd, zoutwatervissen gaan
meer drinken);

- aantasting van het slijmvlies van de kieuwlamellen, met
als gevolg hyperplasie, waardoor de gasuitwisseling wordt
belemmerd;

- verminderd transport van zuurstof door hemoglobine;

- aantasting van huid en slijmvlies, waardoor in- en uitwen-
dige bloedingen ontstaan (bij hoge concentraties);

- nerveuze afwijkingen (incidenteel).

Nitriet

Ammoniak wordt met zuurstof door Nitrosomas-bacteriën
omgezet in nitriet (NO^-). Dit is een stap in het nitrificatie-
proces. Ook nitriet is giftig voor vissen, maar in iets mindere
mate dan ammoniak. De dodelijke concentratie is tien tot
twintig milligram per liter. De maximaal toelaatbare concen-
tratie is nul milligram per liter. Ook ten aanzien van nitriet
lijken koi gevoeliger te zijn dan andere vissoorten. In hard
water en zeewater is nitriet minder giftig.
Nitriet leidt ertoe dat de erytrocyten worden afgebroken. Het
ijzer in de hemoglobine oxideert vervolgens tot methemo-
globine en kleurt het bloed bruin. Hierdoor wordt het trans-
port van zuurstof naar de weefsels sterk bemoeilijkt.
Een verhoogde hoeveelheid opgeloste zouten vermindert de
giftigheid van nitriet. Bij een hoog nitrietgehalte in zoet water
kan het toevoegen van 0,3 procent (drie gram per liter) zee-
zout de kans op stress sterk verminderen. Het is echter af te
raden voortdurend een hoeveelheid zout aan het aquarium- of
vijverwater toe te voegen om daarmee het effect van een
nitrietophoping te verminderen. Het is beter de oorzaak van
het verhoogde nitrietgehalte op te sporen en deze te ver-
helpen. Meestal ligt de oorzaak in het biologische filter.

Verschijnselen van nitrietvergifitiging:

- lusteloosheid;

- benauwdheid, happen naar lucht bij de waterinstroom-
opening;

- niet eten;

- bruin bloed en bruine kleur van de kieuwen.

-ocr page 24-

Nitraat

De volgende stap in het nitrificatieproces van de stikstofcyclus
is de omzetting van nitriet met behulp van
Nitrobacter-
bacteriën en zuurstof in nitraat. Nitraten dienen als voedings-
stof voor planten.

Nitraat is veel minder giftig dan ammoniak en nitriet. Toch
blijken viseieren en jonge vissen gevoelig te zijn voor een
verhoogd nitraatgehalte. In zout water is nitraat giftiger dan
in zoet water, in oceanen is de nitraatwaarde dan ook prak-
tisch nul.

Voor het houden van ongewervelden in een zeewateraqua-
rium wordt geadviseerd het nitraatgehalte niet boven twintig
milligram per liter te laten komen. Cichliden en discusvissen
zijn gevoeliger voor nitraat dan andere soorten zoetwater-
vissen. De dodelijke nitraatconcentratie ligt tussen vijftig en
driehonderd milligram per liter. De maximaal toelaatbare
concentratie ligt beneden de twintig milligram per liter.

Verschijnselen van nitraatvergiftiging:

- lusteloosheid;

- donker kleuren;

- niet eten.

Biologisch filter

Bij het nitrificatieproces wordt ammoniak omgezet in minder
giftige stoffen. Dat is de belangrijkste taak van een biologisch
filter (zie afljeelding 3). Er zijn verschillende soorten bio-
logisch werkende filters, maar het effect van alle moet zijn
dat er geen ammoniak en geen nitriet meer in het uitstromen-
de water van het filter overblijft.

Daarvoor moeten in een biologisch filter voldoende aanhech-
tingsplaatsen voor bacteriën beschikbaar zijn. Deze bacteriën
hebben een voortdurende stroom van stikstofhoudende voe-
dingsstoffen nodig. Ook hebben de bacteriën voor de omzet-
tingen veel zuurstof nodig. Bij erg warm weer is het soms dus
nodig met name het biologisch filter van een buitenvijver ex-
tra te beluchten.

De stikstofcyclus is verder afhankelijk van de pH-waarde en
de temperatuur. Een pH rond 7,5 en een hoge temperatuur tot
wel 30 graden Celcius, zijn het meest gunstig. Voor het meten
van de pH en het ammoniak, nitriet- en nitraatgehalte zijn
testsets verkrijgbaar.

Hardheid

De totale hardheid (TH of GH) is het totaal aan opgeloste cal-
cium- en magnesiumzouten in het water. Het deel van de to-
tale hardheid bestaande uit carbonaat- en bicarbonaationen,
wordt de carbonaathardheid (KH) genoemd. Door titratie met
een kleuromslag zijn de waarden van de hardheid te meten.
De hardheid wordt uitgedrukt in graden. In Nederland wor-
den de Duitse hardheidsgraden (dH) gebruikt. Eén graad
Duitse hardheid komt overeen met 17,9 milligram per liter
calciumcarbonaat. Hoe meer calciumcarbonaat in het water,
hoe harder het water. Eén graad dH is erg zacht water. Water
van meer dan 25 graden dH is hard water. Afhankelijk van
hun herkomst zijn vissen gewend aan zacht of hard water. Bij
zoetwatervissen heeft de hardheid (het totaal aan zouten in
het water) invloed op de osmoregulatie. Door de grote urine-
productie gaan vrij veel electrolyten verloren en door een ac-
tieve ionenuitwisseling in de kieuwen worden ze weer opge-
nomen. De hardheid heeft ook invloed op de calciumbalans
van de vissen.

—To Air Pump

O O O
" O O
Return Elbow

In hard water worden ionen die uit het bloed gaan, daar ge-
makkelijk weer in teruggebracht. In hard water (ook zee-
water) worden geneesmiddelen zoals oxolinezuur, maar ook
oxytetracycline HCl, voor een deel aan calcium gebonden,
waardoor de dosering moet worden aangepast, In zacht water
met een lage pH zijn sommige middelen, zoals bijvoorbeeld
Trichlorfon (een middel dat wordt gebruikt tegen huid- en
kieuwwormen), giftiger dan in hard water.

Zwavelwaterstof

Bij een tekort aan zuurstof gaan de nitrificerende bacteriën
dood. Soms ontstaat op de bodem van een aquarium of vijver
een dik plakkaat waaronder geen zuurstof kan komen. Onder
dergelijke anaërobe omstandigheden worden zwavelwaterstof
en stikstof gevormd. Bij het roeren in deze prut komen gas-
belletjes omhoog. Zwavelwaterstof (H2S) is te herkennen aan
de rotte eierenlucht. Een hoge temperatuur en een lage pH
maken de giftigheid van dit gas groter. Een concentratie zwa-
velwaterstof hoger dan 0,5 milligram per liter is dodelijk
(acute sterfte).

Voor de behandeling van een zwavelwaterstofvergiftiging is
het belangrijk het aquariumwater sterk te beluchten. Verder
moet u het filter sterk beluchten, frequent water verversen en
rottend bodemmateriaal verwijderen.

Verschijnselen van zwavelwaterstofvergiftiging:

- sloomheid;

- niet eten;

- benauwdheid, happen naar lucht;

- plotselinge sterfte van meerdere vissen bij normale water-
kwaliteitsparameters.

Nieuw-aquariumsyndroom

In een net opgestart aquarium met een nieuw biologisch filter
zijn nog geen bacteriën aanwezig om de afvalstoffen om te
zetten. Een biologisch filter moet daarom \'rijpen\'. Dat wil
zeggen dat kleine aantallen
Nitwsomas- en Nitivbacter-
bacteriën zich eerst moeten vermeerderen om de stikstof-
omzettingen aan te kunnen.

In een nieuw aquarium of een net aangelegde vijver is het dus
fout om de nieuwe vissen er meteen in te laten zwemmen.
Doe eerst een paar kleine visjes (goudvissen voor koud water
of zebravisjes of barbelen voor een tropisch aquarium) in het
water en voer matig. Hierdoor komen afvalstoffen in het
water en het biologische filter gaat heel geleidelijk functio-
neren. Het stijgen van de ammoniakwaarde is een eerste aan-
wijzing dat het filter werkt. Deze ammoniakpiek bereikt voor

-ocr page 25-

MMOMbr-Udaritn

(«9/0

antrtka

«1 M)

nenw In unm loe

11-

»0-

9.

8.

7-

6-

5.

4 -

n««i

3.
2-

wwnon«k

1 -
0-

ntrul

1—1-

I----1 t t 1 1 I 1 1 1

r- r t I j r\'-T

0 4

S

12

16 20 24 a 32

36

40 44 4S

op <M (Mm is M
Merayfleem ./ijp "

Afbeelding 4. Het \'rijpen\' van een biologisch filter.

vissen giftige waarden en kan ongeveer twee weken aaniiou-
den. De lengte van deze periode is sterk afhankelijk van on-
dermeer de temperatuur. Daarna wordt gedurende ongeveer
drie weken een piek van nitriet gezien, waarbij de waarden
voor vissen te hoog zijn en tenslotte wordt nitraat gevormd
(zie afbeelding 4). Daarna zijn ammoniak en nitriet niet meer
aantoonbaar en functioneert het filter naar behoren. Bij een
temperatuur van 10 graden Celcius kan dit proces wel vier tot
acht weken in beslag nemen. Bij 25 graden Celcius duurt het
twee tot zes weken. Pas daarna is het aquarium of de vijver
geschikt om nieuwe vissen te ontvangen. Doe niet teveel vis-
sen tegelijk in het water om het filter niet te overbelasten. Om
de opstartperiode te bekorten kan de eigenaar wat water uit
een goed functionerend aquarium toevoegen. Er zijn ook kant
en klare bacterieculturen verkrijgbaar, zodat er direct vol-
doende nitrificerende bacteriën zijn.

Soms kan het wel zes maanden duren voordat een biologisch
filter stabiel is geworden. In dat geval is het pas na zes maan-
den aan te raden het aquarium of de vijver volledig te bevol-
ken. Alleen door water te testen, is de stand van zaken vast te
stellen. De kleur van het water zegt namelijk niets over de
kwaliteit. Een simpele test is het meten van de pH en het am-
moniak, nitriet- en nitraatgehalte in het aquarium of vijver-
water, maar daarbij ook een watermonster te nemen dat direct
uit het biologisch filter komt. Dit laatste monster behoort
geen ammoniak of nitriet te bevatten.
De bacteriepopulatie in het filter is sterk afhankelijk van de
hoeveelheid stikstofhoudend afval en de watertemperatuur.
Bedenk dat vissen groeien maar filters niet. Een redelijke
overcapaciteit van een biologisch filter is daarom beter dan
een te klein filter.

Antibacteriële middelen in het water doden niet alleen de
ziekteverwekkende bacteriën, maar mogelijk ook de bacte-
riën in het biologisch filter. Gebruik dergelijke middelen
daarom alleen in de behandelbak of sluit het biologisch filter
kort af (dat wil zeggen: niet uitschakelen maar het op zich
zelf laten draaien). Pas ook op met insectensprays of schoon-
maakmiddelen en giftige verfsoorten.
Ververs bij een te hoog ammoniak- of nitrietgehalte 50 tot 75
procent van het water. Probeer de oorzaak van de afwijking
op te sporen en te verhelpen. Omdat water verdampt en het
nitraatgehalte kan oplopen, is het raadzaam standaard iedere
twee weken ongeveer 25 procent van het water te verversen
en aan te vullen.

Zuurstof

Het zuurstofgehalte in water is belangrijk voor vissen, maar
bij de omstandigheden waaronder siervissen in Nederland
worden gehouden levert dit meestal geen problemen op. Als
ondergrens wordt zes milligram zuurstof per liter water aan-
gehouden. Bedenk dat naarmate de temperatuur hoger wordt
er minder zuurstof in water kan oplossen.

Casbellenziekte

Een oververzadiging van in water opgeloste gassen, vooral
stikstof maar soms ook zuurstof, kan zich uiten als emfyseem
en zichtbare luchtbelletjes in het weefsel van huid, kieuw-
lamellen en ogen. De oorzaak kan liggen in een lekkende
waterpomp of het aanzuigen van lucht door een venturi, het
gebruiken van bronwater, de aanwezigheid van watervallen
of overmatige algengroei. Het verschijnsel wordt soms ge-
zien bij vissen uit de oceaan na een luchttransport. Afhanke-
lijk van de uitgebreidheid en de plaats van de luchtophoping
kan deze ziekte dodelijk zijn. U kunt de gasbellenziekte her-
kennen aan de luchtbelletjes die zichtbaar kunnen worden in
de huid, in het oog en pre-orbitaal, maar ook in de secundaire
kieuwlamellen (afbeelding 5). U kunt zien dat het water over-
verzadigd is met gassen door een hand of voorwerp in het
water te houden en te kijken of er luchtbelletjes aan hechten.
Neem voor behandeling de volgende maatregelen: controleer
de pompen, laat het water eerst over een plank of bord het
aquarium inlopen, zodat opgelost gas kan ontsnappen, ververs
een deel van het water en geef bij een chronische gasophoping
bij het oog eventueel een injectie met acetazolamide
(Diamox®) zes tot tien milligram per kilogram subconjunc-
tivaal.

Zwemblaas

Vissen beschikken over een zwemblaas, die is afgesplitst van
het digestiesysteem. De zwemblaas kan bestaan uit één, twee
of drie met elkaar in verbinding staande kamers, die via de
ductus pneumaticus aansluiten op de oesophagus. Door in-
slikken kan de zwemblaas met lucht gevuld worden. Bij som-
mige soorten vissen is de ductus echter gesloten en zorgt een
haarvatennet in de wand van elke kamer voor de controle van
de gashoeveelheid. De zwemblaas regelt het drijvend vermo-
gen. De blaas is vaak erg klein of afwezig bij bodemvissen en

-ocr page 26-

vissen die snel moeten zwemmen om te jagen, zoals tonijnen
en makrelen. Verder speelt de zwemblaas een rol bij het ont-
vangen van geluidsgolven (resonantie), de ademhaling en het
produceren van geluiden. Soms kan de zwemblaas ten dele
inklappen. Dan verliest de vis het evenwicht en zakt naar de
bodem. Doordat hij met de huid over de bodem schuurt, kun-
nen verwondingen ontstaan. Tevens kan de zwemblaas met
lucht overvuld raken en ook dan verandert het drijfvermogen.
Deze aandoeningen komen voor bij individuele vissen en
kunnen soms geruime tijd aanhouden. Sluierstaartgoudvissen
die een wat vreemde lichaamsbouw hebben, en shubunkins
hebben meestal eerder last van een zwemblaasprobleem. De
prognose van deze aandoeningen is redelijk positief.

Verschijnselen van zwemblaasovervulling:

- scheefhangen in het water;

- op de bodem liggen;

- ondersteboven zwemmen;

- aan de oppervlakte blijven drijven;

- verwondingen door schuren (soms).

Vissen met zwemblaasovervulling zijn meestal niet ziek en
eten voor zover mogelijk normaal.

Behandeling van zwemblaasovervulling

Met behulp van een röntgenfoto zijn de vorm en grootte van
de zwemblaas te beoordelen. Punctie van de zwemblaas is
lastig en veelal treedt een recidief op. Het is beter zinkend
voer te verstrekken of de vis een aantal dagen te laten vasten,
en de temperatuur in twee dagen met vijf graden te laten ver-
hogen.

Een andere behandeling is de vis in een aparte bak te zetten
met een luchtsteentje en pomp, maar zonder planten, met drie
gram zeezout per liter water. Laat de vis hier 48 uur in en
plaats hem dan terug in het aquarium. Herhaal de behande-
ling zonodig iedere twee dagen.

Bij chronische zwemblaasovervulling kunt u een injectie ge-
ven van acetazolamide (Diamox®) twee tot tien milligram per
kilogram intraperitoneaal.

Er is een dierenarts die bij zwemblaasovervulling operatief
een steentje in de buik van de vis plaatst om hem daarmee
weer normaal te laten zwemmen. Soms maken eigenaars con-
structies om de aangedane vis rechtop te houden of in ondiep
water te laten zwemmen (zoals de constructie in afbeelding
7). Deze geven echter weinig kans op verbetering. Eventueel
is euthanasie noodzakelijk.

Zwemblaas met vocht

De zwemblaaswand kan ontstoken raken en soms met vocht
gevuld zijn. De buikomvang neemt toe en het drijfvermogen
neemt af. Hierbij moet eerder aan een bacteriële- of schim-
melinfectie worden gedacht. De prognose is niet gunstig.
Bij een zwemblaas met vocht komen de volgende verschijn-
selen voor:

- op de bodem liggen;

- een opgezwollen buik (niet altijd);

- niet eten;

- verwondingen van de huid op raakvlakken met de bodem.

Behandeling van een zwemblaas met vocht

Maak een röntgenfoto van de zwemblaas om te zien of deze
met lucht of vocht is gevuld of een dikke wand heeff. Het is
mogelijk het vocht weg te zuigen door middel van een punc-
tie met een fijne naald. Zet de vis in een behandelbal< en geef
zonodig een injectie met een antibacterieel middel. Euthana-
sie is geïndiceerd bij onvoldoende verbetering.

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,JULI, AFLEVERING I3, 2007

528

-ocr page 27-

KNMvD
Jaarcongres

5 oktober 2007

Wijzer in ^

ii

l ^

www.knmvd.nl

-ocr page 28-

Mastitis? Rilexine 200 LC!

EFFECTIEF KORTSTE WACHTTIJD

Rilexine 200

Lactating Cow

Het gemicroniseerde cefalexine in Rilexine 200 LC dringt
snel en diep in het uierweefsel door waardoor een hoge ef-
fectiviteit tegen klinische mastitis wordt verkregen.

Door de betrouwbare uitscheidingstermijn bedraagt
de wachttijd voor melk slechts 2 dagen. Dit bete-
kent een enorme besparing op de behandelingskosten.

Het innovatieve pootbandje (in iedere doos ingesloten) at-
tendeert op de (kortste) wachttijd. Dus minder risico en
minder verlies.

NIEUW!

Uniek pootbandje

ide waciittijd

QEinnS:

Vfr^cicr

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

EXINE 200 LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELUNC per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaakt do.
r cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus. Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINCE
n. DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE 1 injector per alWijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht ; 6 dagen. SPECIALE VOOI
IGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HET MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIAl
DRZORGSMAATREGELEN bij BEWAREN Bewaren beneden 25 °C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren In de originele verpakking. KANALISATIE UDA
r meer informatie
VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Bameveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax: 0342 - 490 164. Info0>virbac.nl

-ocr page 29-

Nierverhalen

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een van de vele dilemma\'s uit de
diergeneeskunde: de prognose is volle-
dig infaust, maar de eigenaar wil het
dier niet laten inslapen. Moet je dan
doorbehandelen? Mag je iets uitpro-
beren wat waarschijnlijk niet werkt?
En als de eigenaar je dan toch naar
het Tuchtcollege sleept, kun je dan
worden veroordeeld omdat je het dier
niet direct liet inslapen?

Tegen beter weten in?

Dit verhaal begint eigenlijk met de vetbulten die bij foxterriër
Sjors worden verwijderd. Omdat de achtjarige hond al nier-
patiënt is, wordt afgesproken dat dit onder gasnarcose zal ge-
beuren, maar uiteindelijk krijgt hij door omstan-
digheden toch Domitor en Ketamine.
(Daarover wordt een andere tuchtzaak
uitgevochten waarover u te zijner tijd
zult lezen - IB).
Of het nu daaraan
ligt of dat het toeval is, de hond
wordt drie dagen na de opera-
tie bij de praktijk aangeboden
omdat zijn toestand steeds
slechter wordt. De dieren-
arts stelt bloedonderzoek
voor, maar dit wordt door
de eigenaar van de hand
gewezen. Als het de vol-
gende dag niet beter gaat,
stemt ze uiteindelijk toch
toe. De uitslagen van het
onderzoek worden niet op
de patiëntenkaart vermeld,
maar de dierenarts ziet op het
scherm direct dat de hond lijdt
aan amyloïdose. Toch blijft de
hond nog enkele dagen in de kli-
niek voordat de eigenaar besluit dat
het tijd is om het dier in Utrecht verder
te laten onderzoeken.

Hyperprobeerselemie

In Utrecht volgt niets dan slechts. Drie jaar eerder was daar
bij de hond al amyloïdose in de nieren gediagnosticeerd en
het nieuwe bloedonderzoek geeft niets dan afwijkende waar-
den. Sjors produceert geen enkele urine en dat betekent waar-
schijnlijk acuut nierfalen, met als complicaties anurie, hyper-
kaliemie, hyponatriemie, hyperfosfatemie en azothemie. Met
een intensieve behandeling wordt geprobeerd de urine weer
op gang te brengen, maar dat lukt niet. Utrecht adviseert eu-
thanasie. De eigenaar voelt daar niets voor en brengt Sjors te-
rug naar de kliniek van zijn eigen dierenarts, in de hoop dat
die hem het leven zal kunnen redden. Sjors krijgt twee dagen
een infuus met Primperid en Furosemide, maar de dierenarts
vindt het niet nodig om daarbij de bloeddruk en urineproduc-
tie in de gaten te houden. Als Sjors nog niet beter wordt,
stuurt hij de eigenaar twee dagen later naar de Universiteit
van Gent, omdat daar andere diuretica worden gebruikt. Dat
wordt nog twaalf uur geprobeerd, maar dan is het voor Sjors
ook echt afgelopen. De eigenaar bedenkt vervolgens dat zijn
eigen dierenarts ten onrechte heeft gesuggereerd de hond nog
het leven te kunnen redden, en klaagt bij het Tuchtcollege.

Veterinair
tuchtrecht

Recht of ethiek?

Bij het Tuchtcollege barst de discussie los over wat er nu
eigenlijk is gebeurd. De eigenaar ontkent ooit een bloed-
onderzoek te hebben geweigerd en de dierenarts ontkent dat
hij de hond koste wat kost in leven wilde houden. De eigenaar
vroeg daarom, en het is niet zijn gewoonte een dier in te laten
slapen als de eigenaar dat (nog) niet wil. De exacte
waarheid komt niet boven tafel, maar het
Tuchtcollege stelt vast dat de eigenaar
erg aan de hond gehecht was. Daarom
is het aannemelijker dat zij de die-
renarts heeft gevraagd Sjors in
leven te houden dan andersom.
Toch komt de dierenarts daar
niet mee weg. Allereerst is
de patiëntenkaart onvolle-
dig. Uitslagen en interpre-
tatie van het bloedonder-
zoek staan er niet op, net
zomin als een behandel-
plan, de prognose en de
resultaten van het overleg
met de eigenaar. Dat is al-
vast veterinair onjuist. Wat
wel uit de patiëntenkaart
blijkt, is dat de dierenarts pas
vier dagen nadat de hond met
de problemen werd aangeboden,
en pas twee dagen na het bloed-
onderzoek, besloot tot het aanleggen
van een infuus en uiteindelijk tot door-
verwijzing naar Utrecht. Dat heeft veel te
lang geduurd. Nadat de hond met een euthanasie-
advies uit Utrecht terugkwam, is hij weer twee dagen gaan
behandelen, maar zonder de bloeddruk en de urineproductie
te controleren, wat bij nierproblemen toch essentieel is. Dat
is veterinair dubbel onjuist. Op basis van de resultaten had de
dierenarts harder op euthanasie moeten aandringen en indien
hij daarvoor geen gehoor had gevonden, had hij direct moe-
ten doorverwijzen naar Gent. Niet zelf nog twee dagen be-
handelingen uitproberen, daar is deze aandoening te ernstig
voor. De dierenarts kan een waarschuwing tegemoet zien.
Wat je noemt een waarschuwing voor \'dilemma\'s in/uit de
praktijk\'. Want hoe ver moetje gaan in \'aandringen op eutha-
nasie\' en hoe dan precies? Dat mag iedere dierenarts zelf be-
denken.

-ocr page 30-

\'Met grote blijdschap delen wij u
mede ...\' Een gedenkwaardig feit
voor de Nederlandse paardendieren-
artsen in het algemeen en voor de
GGP-leden in het bijzonder: het
volledig vernieuwde boek
De Veteri-
naire Keuring van het Paard
ligt
klaar!

Berichten

verslagen

De auteurs, dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Ooster-
baan, prof. dr. Ab Barneveld en dr. Antoon-Jan van den Belt,
hebben er een bijzonder lezenswaardig, actueel en praktisch
boek van gemaakt. Zij zijn daarbij niet over een nacht ijs ge-
gaan en hebben met medewerking van een grote groep erva-
ren en deskundige collega\'s een product afgeleverd waarin de
beroepsgroep zich goed kan herkennen.
Voor iedereen die wil weten hoe tegenwoordig een paard
wordt gekeurd in Nederland, is dit een naslagwerk dat niet
gemist mag worden. Het boek is een leidraad voor een gede-
gen veterinaire keuring van het paard, met als doel zoveel
mogelijk paarden een kans te geven bij de juiste koper terecht
te komen met zo min mogelijk problemen en juridische ge-
schillen (met name ook voor de keurende dierenartsen).
Daarnaast maakt dit boek aan de opdrachtgevers (kopers,
verkopers en verzekeraars) duidelijk wat een volledige keu-
ring inhoudt en welke afwegingen de keurend dierenarts
hoort te maken om tot een gedegen advies te komen.
Zoals door het GGP-bestuur is beloofd, wordt dit boek gratis
ter beschikking gesteld aan alle leden van de GGP. Het boek
is vanaf heden af te halen op het KNMVD-kantoor te Houten.
Ook kan het boek tegen portokosten worden toegezonden.
Stuur daarvoor een mail met uw naam en adresgegevens naar
ggp@knmvd.nl.

Nieuw keuringsboek en onderzoeksrapport/onderzoeksprotocol
voor paarden

Erik Leusink

Het boek is gebaseerd op de nieuwe versie van het onderzoeks-
rapport en het onderzoeksprotocol voor de veterinaire keuring
(in de wandelgangen meestal keuringsrapport genoemd). De
keuringscommissie van de GGP heeft dit formulier gereali-
seerd in samenwerking met de auteurs van het boek en enkele
deskundigen, zodat deze nieuwe versie en het boek volledig op
elkaar zijn afgestemd. Daarbij is het goed te weten dat ook de
juridische bedingen op het rapport na juridisch advies zijn aan-
gepast om de aansprakelijkheid van de keurende dierenartsen
en de verantwoordelijkheden van de opdrachtgever duidelijker
te omschrijven. Deze juridische veranderingen worden ook
aangepast in de algemene voorwaarden voor dierenartsen van
de KNMvD (wellicht ook van belang voor uw eigen algemene
voorwaarden). Het nieuwe Nederlandse rapport is inmiddels
gereed en vanaf heden te bestellen bij de KNMvD (50 euro per
blok van vijftig exemplaren met doordruk), het Engelse rap-
port (ook 50 euro per blok van vijftig exemplaren) ligt momen-
teel bij de drukker en is binnenkort verkrijgbaar Het is de be-
doeling, en dit wordt zelfs nadrukkelijk geadviseerd gezien de
juridische verschillen, dat de beroepsgroep zo spoedig moge-
lijk op het nieuwe rapport overgaat.

Erik Leusink is secretaris van de GGP.

Nieuws van het LICC: LICG onder dak

) L I C G

Diana van Houten

Recentelijk is de stichting Landelijk Informatiecentrum
Gezelschapsdieren (LICG) opgericht. Het LICG zit vol-
op in de \'opstartfase\'. De werkzaamheden, die groten-
deels achter de schermen plaatsvinden, zullen voor de
praktiserende dierenartsen misschien niet altijd direct
zichtbaar zijn.

Het LICG is een onafhankelijke stichting, die een bijdrage
wil leveren aan het dierenwelzijn, door praktische en be-
trouwbare informatie te verstrekken over het verantwoord
aanschaffen en houden van gezelschapsdieren. Deze infor-
matie is bedoeld voor particulieren en professionals.

Partijen

Het LICG is ontstaan uit een gezamenlijk initiatief van een
groot aantal partijen uit de gezelschapsdierensector, zoals de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD), de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Dieren (Dierenbescherming), de Stichting Platform Verant-
woord Huisdierbezit (PVH), de Faculteit der Diergeneeskunde
van de Universiteit Utrecht, de Vereniging Landelijke Organi-
satie Dibevo (Dibevo), Wageningen UR en het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Door het be-
stuur van het LICG is dn drs. Ingeborg de Wolf benoemd als
directeur Daarnaast is de personele bezetting onlangs uitge-
breid met dierenarts Diana van Houten als projectleider.

Lancering

Het LICG is gehuisvest op het terrein van PTC-h,bezoekadres:
Wesselseweg 32, Barneveld. Post voor het
LICG kunt u rich-
ten aan Postbus 86, 3770 AB Barneveld. Telefonisch is het
LICG bereikbaar op telefoonnummer 0342-425050. De lan-
cering van het
LICG staat gepland in het laatste kwartaal van
2007, begin oktober. Dan zal het
LICG zich ook aan het pu-
bliek presenteren. Het
LICG heeft speciaal voor haar relaties,
waartoe ook de dierenartsen behoren, een e-mailnieuwsbrief
ontwikkeld, met daarin alle wetenswaardigheden omtrent het
LICG. Dierenartsen kunt zich hier gratis op abonneren door
een mailtje te sturen naar
info@licg.nl, met in de onderwerp-
regel \'aanmelding nieuwsbrief\'.

-ocr page 31-

Joost van Herten

Begin maart is verzekeraar Dier en Polis failliet gegaan.
Zo\'n drieduizend polishouders waren de dupe. Een jaar
eerder gebeurde hetzelfde met NHZ Animas. Ook daar
konden de circa achtduizend diereigenaren die een polis
afgesloten hadden, naar de ingelegde premie fluiten. Aan-
leiding voor stichting De Ombudsman om een onderzoek
te doen naar huisdierverzekeraars en voor de Partij voor
de Dieren om kamervragen te stellen. De diereigenaar - en
misschien u ook wel - zal zich afvragen of het verzekeren
van zijn/haar huisdier nu eigenlijk wel zo verstandig is.

De belangrijkste factor in de afweging van een consument
om zich al dan niet te verzekeren, is risicobeleving. Eigena-
ren die een sterke band met hun huisdier hebben, zich bewust
zijn van de kosten van diergeneeskundige zorg en niet in staat
zijn om onverwachte financiële uitgaven op te vangen, verze-
keren hun dier. Het profiel van de gemiddelde verzekeringne-
mer is een bewoner van de Randstad met een lager besteed-
baar inkomen en in het bezit van een hond. Honden worden
vaker verzekerd dan katten, de verhouding is circa drie op
één (bron: Proteq Dier & Zorg).

Als motieven voor huisdiereigenaren om zich niet te verzeke-
ren, kunnen genoemd worden:

• een ontkenning van de noodzaak ("mijn kat komt nooit
buiten"),

• een goede liquiditeitspositie (een grote onverwachte finan-
ciële uitgave is geen probleem),

• een lage binding met het dier ("we halen morgen wel een
nieuwe kat uit het asiel"),

• onbekendheid met de mogelijkheid van het verzekeren
voor diergeneeskundige zorg,

• negatieve ervaringen met verzekeraars in het verleden.
Desondanks stijgt het totaal aantal afgesloten polissen de
laatste jaren gestaag.

Volgens Peter van Rooijen, veterinair directeur van Petplan
en destijds als dierenarts betrokken bij Dier & Zorg, vindt
een groeiende groep diereigenaren dat een goede zorgverze-
kering voor hun hond of kat een vast onderdeel vormt van het
standaard verzekeringspakket voor het gezin.
Het feit dat meer dierenartsen zich bewust worden van het
voordeel van verzekeren, speelt hierin ook een rol. Bovendien
zijn de tarieven van dierenartsen de laatste jaren gemiddeld
genomen flink gestegen. Dat is direct van invloed op de
risicobeleving.

Het alternatief voor een verzekering is het maandelijks opzij
leggen van een bedrag voor onverwachte diergeneeskundige
kosten. In tijden van schaarste is het voor mensen met een
krappe beurs echter verleidelijk dit geld toch voor andere
noodzakelijke dingen te gebruiken.

Onderzoek van TNS/NIPO uit 2005 laat zien dat 15 a 20 pro-
cent van de honden- en katteneigenaren eventueel bereid zijn
hun huisdier te verzekeren tegen ziektekosten. Dit komt neer
op 450.000 huishoudens met gezamenlijk 550.000 honden en
katten. Met het huidige totaal aantal afgesloten polissen bete-
kent dit dat ongeveer 3 procent van de huisdieren momenteel
verzekerd is. Hierbij geldt wel dat er geen betrouwbare cijfers
voor handen zijn over het werkelijke aantal honden en katten
in Nederiand.

De situatie in het buitenland

In een aantal landen om ons heen heeft men al veel langer er-
varing met het verzekeren van huisdieren, in het Verenigd
Koninkrijk bijvoorbeeld al zo\'n dertig jaar en in Zweden
zelfs al honderd jaar. De marktpenetratie ligt in het Verenigd
Koninkrijk op circa 24 procent, waarbij Petplan UK een
marktaandeel heeft van 42 procent (bron: Petplan UK, april
2007).

In Zweden is het aantal verzekerde huisdieren meer dan
50 procent, een stuk hoger dan in Nederland dus. Het grote
verschil is vooral te verklaren door de langere historie van
dierenverzekeringen en de hogere tarieven van de veterinaire
zorg.

Vooral in het Verenigd Koninkrijk is sprake van een zeer con-
currerende markt met 28 verschillende aanbieders en 69 ver-
schillende producten. Het productaanbod is daardoor wat on-
doorzichtig geworden en de verkoop van polissen stagneert
de laatste jaren. Bovendien staat de relatie tussen verzeke-
raars en dierenartsen onder druk. De verzekeraars zijn van
mening dat er sprake is van \'overtreatment\' door dieren-
artsen. De veterinaire beroepsgroep is daarentegen niet ge-
diend van deze bemoeienis met hun praktijkvoering. Doordat
verzekeraars de almaar hoger wordende behandelkosten moe-

7< ^

J • X>

Ziektekostenverzekeringen voor honden en katten

-ocr page 32-

ten doorberekenen aan de cliënt zijn de premies voor een
optimale dierenverzekering vergelijkbaar geworden met de
kosten van een zorgverzekering voor de eigenaar zelf. De er-
varing van Petplan UK is dat daarmee voor Engelse diereige-
naren een breekpunt is bereikt in de bereidheid hun huis-
dieren te blijven verzekeren. Toch blijkt uit Engels onderzoek
dat dankzij de verzekeringen de omzet van dierenartspraktij-
ken aanzienlijk gestegen is.

In Zweden loopt het contact tussen dierenarts en verzekeraar
beter omdat men daar gekozen heeft voor een goede overleg-
structuur tussen verzekeraars en dierenartsen, met als uit-
gangspunt dat beide partijen elkaar nodig hebben om succes-
vol te zijn. Zweden kent momenteel drie aanbieders. Absoluut
de grootste is Agria, de andere twee zijn in verhouding een
stuk kleiner. Agria verzekert naast honden en katten ook vee
en vele andere diersoorten, waaronder bijvoorbeeld hangbuik-
zwijnen, kangoeroes en diverse knaagdieren en vogelsoorten.

Nederland

Waarom wil het in Nederland maar niet lukken een groter
percentage van de huisdieren verzekerd te krijgen? Volgens
Walter Boer, bij Proteq verantwoordelijk voor de marketing
van de Proteq Dier & Zorg Verzekering, zijn daarvoor ver-
scheidene redenen aan te geven. "Als eerste de lage risico-
beleving van veel diereigenaren. Daarnaast brachten aan-
bieders als NHZ en Dier en Polis veel schade toe aan het
vertrouwen dat consument en dierenarts hadden in verzeke-
ringen. Verzekeren is immers een kwestie van vertrouwen.
Proteq was tot voor kort de enige serieuze aanbieder en was
in haar eentje niet in staat de markt voldoende te ontsluiten.
Ten slotte zijn er ook dierenartsen die een sterkere positie van
de verzekeraar als een bedreiging zien. Volgens hen ligt het
gevaar op inmenging in de bedrijfsvoering op de loer. De
humane zorgsector wordt daarbij als voorbeeld genomen en
ook in de paardenwereld spelen verzekeraars al een grote rol.
Daar staat tegenover dat de onverzekerde klant wellicht eer-
der geneigd is een bepaalde behandeling niet te laten verrich-
ten uit kostenoverwegingen. Het bespaart de dierenarts een
discussie over het wel of niet verrichten van veel behande-
lingen en de zorg over het innen van de factuur als het dier
verzekerd is."

Voor verzekeraars geldt dat huisdierverzekeringen bij moeten
dragen aan de winst, vervolgt hij. "Als diereigenaren zich in
de toekomst niet meer zouden kunnen verzekeren omdat de
verzekeraars geen rendement kunnen realiseren op huis-
dierenverzekeringen en zich terugtrekken, dan heeft dat vroeg
of laat een negatief effect op het rendement van de veterinaire
sector,"

Peter van Rooijen van Petplan merkt op dat ten aanzien van
het verzekeren de situatie in Nederland op dit moment volle-
dig tegenovergesteld is aan die in het Verenigd Koninkrijk.
"De diergeneeskundige zorg heeft de laatste decennia ook in
Nederland een enorme ontwikkeling doorgemaakt, maar dit
is niet gepaard gegaan met een substantiële toename van het
aantal verzekerde huisdieren. Met als resultaat dat een pas-
sende prijsontwikkeling van aangeboden moderne veterinaire
diensten stagneert of soms zelfs achterwege blijft. Eigenaren
van onverzekerde dieren kunnen onverwachte behandelingen
vaak domweg niet betalen. In Engeland wordt algemeen er-
kend dat zowel het belang van de dierenarts en de verzekeraar
als dat van de eigenaar is gediend als deze laatste zijn huis-
dier tijdig verzekert. Het verzekeren van je huisdier is daar
een vast onderdeel geworden van verantwoord huisdierbezit."

Tabel i. Huidige aanbod aan verzekeraars voor huisdieren, In verband met de beursnotering doet SNS REAAL geen uitspraken over het aantal afgesloten
verzekeringen. Het aantal lopende polissen van Proteq Dier & Zorg is gebaseerd op perspublicaties.

Verzekering Website

Briass www.briass.nl

Rechtsvorm

OWM
OWM

aantal polissen (geschat)

712
123

Kifid

nee
nee

FOV

nee
nee

Petplan (Unigarant)

www.petplan.nl

NV

2600

ja

n.v.t.

Pico Bello

www. dierenverzekering. nl

OWM

1000

nee

nee

Pluto

-

OWM

83

nee

nee

Proteq (SNS Reaal)

www.proteq.nl

NV

95.000

ja

n.v.t.

Kruidvat (Ohra)

www.kruidvat.nl/finance

NV

onbekend

ja

n.v.t.

De Nationale Huisdierenverzekering (Ohra)

www.denationalehuisdierenverzekering.nl

NV

onbekend

ja

n.v.t.

De verschillende aanbieders

Op dit moment zijn er in Nederland acht huisdierverzekeraars
bekend (zie tabel 1). In eerste instantie waren het kleinere on-
derlinge waarborgmaatschappijen (OWM) die in de jaren
tachtig met een verzekeringsmogelijkheid op de markt kwa-
men. Het uitgangspunt van een OWM is dat de leden premie
betalen en dat de schades uit de gezamenlijke pot worden be-
taald. Een OWM heeft als nadeel dat de schadeclaim niet uit-
betaald kan worden als er onvoldoende geld in de kas zit. Een
voordeel van een onderlinge waarborgmaatschappij is dat
men geen winstoogmerk heeft. In principe wordt de winst ver-
deeld over de verzekeringnemers, bijvoorbeeld in de vorm
van een premieverlaging. Daarnaast hebben deelnemers ook
inspraak: een onderlinge waarborgmaatschappij moet jaarlijks
een algemene ledenvergadering houden. Wanneer een OWM
minder dan 3.000 leden heeft en minder dan 450.000 euro aan
premiereserve heeft, valt zij buiten het toezicht van de Neder-
landse Bank. Er is dus weinig toezicht op deze kleinere orga-
nisaties en hierdoor is het risico op faillissement groter.
Sinds 1998 zijn ook grotere verzekeringsmaatschappijen in-
gestapt. SNS REAAL was met de Proteq Dier & Zorg Verze-
kering de eerste serieuze partij. Deze grotere verzekeraars
zijn meestal naamloze vennootschappen (N.V\'s) met een
winstoogmerk. Op deze financiële dienstverleners is streng
toezicht door de Autoriteit Financiële Markten en de Neder-
landse Bank. Het risico op een faillissement of het niet
kunnen uitbetalen van claims is vanwege de grote verplichte
financiële buffer gering. De premiestelling kan hierdoor over
het algemeen wat hoger zijn dan bij een OWM.

Waar moet de consument op letten?

Verzekeraars bieden een scala aan producten aan. Dat maakt
het voor de consument niet altijd even gemakkelijk een goede
keuze te maken. Via het internet is veel informatie te vinden.
De meeste verzekeraars bieden verschillende pakketten en
aanvullende verzekeringen aan. In tabel 2 vind u een over-

-ocr page 33-

zicht met de dekking per pakket van aan aantal verzekeringen
(bron:
www.verzekerjehuisdier.nl). De uiteindelijke keuze
voor een bepaalde verzekering is aan de eigenaar, maar er is
wel een aantal zaken die belangrijk zijn om op te letten, bij-
voorbeeld:

• Wat zijn de polisvoorwaarden?

• Wat wordt er wel en wat wordt er niet vergoed?

• Zijn bepaalde rassen uitgesloten?

• Wat is het eigen risico?

• Wat is de maximale vergoeding?

• Is er ook dekking in het buitenland?

• Wat is de rechtsvorm van de verzekeraar?

• Is de verzekeraar aangesloten bij het Kifid of een andere
onafhankelijke klachteninstelling?

Klachten

Een aantal verzekeraars is aangesloten bij een klachteninsti-
tuut of bij een koepelorganisatie. Het instituut biedt consu-
menten de mogelijkheid een klacht of een geschil met hun ver-
zekeraar voor te leggen aan een onafhankelijke instantie. Het
Klachteninsituut Financiële Dienstverlening
{www.kifid.nl) is
opgericht door brancheorganisaties uit de financiële dienstver-
lening.

Onderlinge waarborgmaatschappijen hebben een eigen koe-
pelorganisatie. De Federatie van Onderlinge Waarborgmaat-
schappijen
(www.fbv.nl) stelt kwaliteitseisen aan haar leden.

Verzekeringen voor andere dieren

Voor paarden bestaan al geruime tijd verzekeringen voor
ziektekosten. Voor andere diersoorten zoals vogels en knaag-
dieren valt voorlopig geen verzekering te verwachten.
Walter Boer van Proteq geeft aan dat het verzekeren van
knaagdieren of vogels om een andere expertise vraagt, zowel
veterinair als wat betreft de marketing en IT-ondersteuning.
Dc toetredingsdrempel voor deze markt is daarom hoog. Tel
daarbij op dat het al erg veel moeite kost om de eigenaar van
een hond of kat te overtuigen van het belang zijn dier te laten
verzekeren. Petplan biedt in het Verenigd Koninkrijk als ser-
viceproduct al wel langere tijd zorgverzekeringen aan voor
knaagdieren en exotische dieren maar zolang de penetratie-
graad van het aantal verzekerde honden en katten in Neder-
land nog zo laag is, heeft dat ook voor Petplan Nederland
geen prioriteit. Op korte termijn is het dus niet waarschijnlijk
dat verzekeraars deze producten aan gaan bieden.

De dierenarts als tussenpersoon

Een dierenarts mag niet bemiddelen bij het afsluiten van een
verzekering. Om als assurantietussenpersoon te mogen op-
treden is een vergunning nodig. Het aanprijzen van en advi-
seren over verzekeringen zonder vergunning is niet toege-
staan. Het informeren van een diereigenaar mag wel, maar
het is in de praktijk lastig aan te geven waneer dit overgaat in
adviseren.

Een dierenarts mag na toestemming van een cliënt bijvoor-
beeld wel diens contactgegevens (naam, adres, woonplaats)
aan een verzekeraar verstrekken. Er is dan nog geen sprake
van bemiddeling in de zin van de Wet op het financieel toe-
zicht. Zodra een dierenarts echter meer doet, is men al snel in
overtreding. De klant helpen met het in orde maken van de
aanmelding wordt al als bemiddelen gezien.
Een verzekeraar mag een dierenarts belonen voor de inspan-
ningen die de dierenartsenpraktijk verricht voor het verstrek-
ken van informatie. De beloning kan echter in principe niet
gebaseerd zijn op een bemiddeling van de dierenarts waar-
door een overeenkomst tussen klant en verzekeraar tot stand
is gekomen. De dierenarts mag dus geen partij zijn bij het af-
sluiten van een verzekering tussen klant en verzekeraar en
dient zich onafhankelijk op te stellen.
Er is één uitzondering mogelijk op de hierboven vergunnings-
plicht. Volgens de Wet financiële dienstverlening mag een die-
renarts die voldoet aan specifieke voorwaarden en voldoende
kennis heeft van een verzekeringsproduct, bemiddelen en
daarvoor een beloning ontvangen. In dat geval is men een zo-
genaamde \'verbonden bemiddelaar\' voor een bepaald verzeke-
ringsproduct. Een verbonden bemiddelaar mag slechts werken
voor één aanbieder en moet aangemeld zijn bij de Autoriteit
Financiële Markten (AFM). Deze verbonden bemiddelaar valt
volledig onder de verantwoordelijkheid van de verzekeraar.
Petplan biedt geïnteresseerde praktijken deze intensieve vorm
van samenwerking sinds kort ook concreet aan.

Premieverhoging, schadesturing en het aanscherpen van
polisvoorwaarden

De ontwikkelingen in de humane gezondheidszorg laten zien
dat premiestijgingen en uitsluitingen regelmatig voorkomen.
Een verzekeraar is in de basis een op winst gerichte onder-
neming. Op het moment dat de winst in gevaar komt vanwege
een toename in de kosten van schadeclaims, moeten er maat-
regelen genomen worden. Dit kan grofweg op drie manieren:
het verhogen van de premie, het aanscherpen van de polis-
voorwaarden en/of het beheersen van de schadelast. Dit kan
bijvoorbeeld door maximale vergoedingen te gaan hanteren.
Volgens Walter Boer doet de practicus die huisdierenverzeke-
raars als een bedreiging ziet, er goed aan om zijn bezwaren
transparant te maken. "In veel bedrijfstakken spelen verzeke-
raars een belangrijke rol. Of het nu gaat om auto\'s, huizen,
pensioen of huisdieren. Voor de veterinaire sector geldt dat
verzekeraars ervoor kunnen zorgen dat diergeneeskundige
zorg voor de eigenaar financieel haalbaar blijft. Medisch is
bijna alles mogelijk, maar wat gebeurt als de eigenaar de re-
kening niet kan betalen?"

Het hebben van een huisdier is geen eerste levensbehoefte,
vervolgt Boer. Voor de consument is er ergens een grens met
betrekking tot het geld dat hij voor zijn dier over heeft, inclu-
sief de veterinaire zorg. Indien de verzekeringspremies te
hoog gaan worden, bestaat de kans dat de verzekering niet af-
gesloten gaat worden, met als gevolg dat dure medische be-
handelingen niet meer door de eigenaar betaald kunnen wor-
den. Zowel de veterinaire sector als de verzekeraars hebben
er daarom belang bij om ervoor te zorgen dat de kosten van
de zorg betaalbaar blijven, zodat de eigenaar de weg naar de
dierenartspraktijk blijft vinden

De vergelijking met de humane sector gaat niet helemaal op,
aldus Walter Boer. "De dierenartspraktijk is een MKB-bedrijf
en vanuit de politiek is nog niet aangegeven dat alle honden
en katten verplicht verzekerd moeten zijn. Bovendien is er
geen recht op veterinaire zorg. Zonder professionele aanbie-
ders van huisdierenverzekeringen bestaat de kans dat de vete-
rinaire sector in een neerwaartse spiraal komt, omdat de eige-
naar niet meer in staat is om de medische zorg te betalen."
Peter van Rooijen stelt dat de premies van de betere huisdier-
verzekeringen een goede afspiegeling zijn van de gemiddelde
kosten die een eigenaar zal kunnen maken in een huisdieren-
leven. "Men heeft de keuze hiervoor te sparen en eventuele

-ocr page 34-

Proteq

Proteq

Proteq

PetPlan

PetPlan

PetPlan

Kruidvat

Kruidvat

Nationale

Nationale

Ziektekosten Ziektekosten Aanvullende Basis

Plus

Totaal

huisdierer

1- crematie (13) huisdieren

- crematie

Standaard

Extra

Dekking (1)

pakket

pakket

pakket

verzekering

verzekering dekking (13)

Aandoeningen geslachtsorganen

(behalve castratie/sterilisatie)

X

V

X

V

V

V

X

X

X

X

Acupunctuur (2)

X

X

V

V

V

V

X

X

X

X

Advertentiekosten tot € 250 bij vermissing huisdier

X

X

X

V

V

V

X

X

X

X

Behandeling (huid)allergie door hyposensibilisatie

V

V

X

V

V

V

V

X

V

X

Behandeling bij ongeval

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Behandeling bij ziekte of aandoening

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Behandeling cariës door plaatsen van vullingen en

wortelkanaalbehandelingen

X

X

V

X

50%

V

X

X

X

X

Behandeling die het dier niet zal baten

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Castratie

X

V

X

v(4)

v(4)

v(4)

X

X

X

X

Chemotherapie

X

X

V

v(5)

v(5)

v(5)

X

X

X

X

Chiropractic

X

X

V

X

50%

V

X

X

X

X

Consult en behandeling

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Cosmetische verandering uiterlijk plus

verzorgingsmiddelen

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Crematie

X

X

X

V(6)

v(6)

v(6)

X

V

X

V

Diagnostiek (ook röntgen) heup- en elleboog-

aandoeningen hond

X

X

X

X

50%

V

X

X

X

X

Dieetvoeding

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Dwang- en sondevoeding

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Echo

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Eerste consult uitsluiting of vaststelling heup-/

elleboogproblemen excl. (rontgen)diagnostiek

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Euthanasie

V

V

V

V

V

V

X

X

X

X

Experimentele diergeneeskunde

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Fysiotherapie

X

X

V

X

50%

V

X

X

X

X

Gebitsreiniging (narcose, tandsteenverwijdering

plus extractie)

V

V

V

X

50%

V

X

X

X

X

Gedragstherapie

X

X

X

X

50%

V

X

X

X

X

Homeopathie (3)

X

X

V

V

V

V

X

X

X

X

Identificatiechip na ingang verzekering

V

V

X

V

V

V

V

X

V

X

Implantaten

V

V

V

X

50%

V

V

X

V

X

Lasertherapie

X

X

V

V

V

V

X

X

X

X

Maximale vergoeding per jaar

Maximaal € 3500,-

€ 2.000

€ 3.000

€3.000

€ 2000,-

€ 100,-(kat)

€ 2000,-

€ 100,-(kat))

€ I50r (hond)

€ 150,-(hond

Medicatie gedragsproblemen

V

V

X

V

V

V

V

X

V

X

Medische noodzakelijke opname en verpleging

in de kliniek

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Narcose

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Noodzakelijke diagnostiek van bloed-.

weefsel(biopten), urine- en ontlastingsonderzoek

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Ongewenste dekking^

X

X

X

V

V

V

X

X

X

X

Operaties

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Operatieve behandeling heup- en

elleboogaandoeningen hond

X

X

X

X

x(7)

x(7)

X

X

X

X

Orthomanuelc therapie

X

X

V

X

50%

V

X

X

X

X

Osteopaüiie

X

X

V

X

50%

V

X

X

X

X

Preventieve zorg (vaccinaties, vlooien- en

ontwormingsmiddelen of preventief blocdondcr/ock

X

X

X

X

50% (8)

v(9)

X

X

X

X

Protheses

V

V

V

X

X

X

V

X

V

X

Radiotherapie

X

X

V

v(5)

v(5) "

v(5)

X

X

X

X

Revalidatie

X

X

V

X

X

X

X

X

X

X

Röntgenfoto\'s

v(ll)

v(ll)

v(\'iT)

V

V

V

v(ll)

X

V

X

Second opinion (12)

V

V

V

X

50%

V

V

X

V

X

Sectie huisdier indien geïndiceerd

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Specialistische behandeling in België

V

V

X

v(14)

v(14)

v(14)

X

X

X

X

Specialistische diagnostiek en behandelings-

vormen zoals MRI/CT scan, scintiografie,

isotopenonderzoek

V

V

V

X

50%

V

V

X

V

X

Sterilisatie

X

V

X

v(4)

v(4)

vJA)

X

X

X

X

Transplantaties

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Vakantiedekking Europa

X

X

V

v(IO)

v(10)

v(10)

X

X

X

X

Verzorgingskosten huisdier bij verblijf

eigenaar in ziekenhuis

X

X

X

X

50%

V

X

X

X

X

Volgens biergeneesmiddelenwet geregistreerde

medicijnen incl. off label use, magistrale bereiding

en humane recepten

V

V

V

V

V

V

V

X

V

X

Voortplantingsproces plus oestruspreventie

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

9)

10)
H)
12)

ti)
14)

De aanvullende dekking van Proteq is alleen af te sluiten i.c.m. een Ziektekos-
tenpakket met looptijd van 5 jaar.
Zie de doorverwijs lijst op www.snva.nl
Zie de doorverwijslijst op www.ghwd.nl
Alleen icm de aanvullende dekking \'Sterilisatie en Castratie\'
Alleen icm de aanvullende dekking \'Chemo en radiotherapie\'
Alleen icm de aanvullende dekking \'crematie\'
honden <]0 kg Petplan Plus 50% en Petplan Totaal 100%
Maximale vergoeding € 50.-

Maximale vergoeding €100.-

Alleen icm de aanvullende dekking \'Doorlopende reis\'
Röntgenfoto \'s van heupen en ellebogen zijn uitgesloten van dekking
Voor een second opinion dient altijd toestemming gevraagd te worden bij de
verzekeraar

Alleen als aanvullende verzekering af te sluiten.

Na overleg met Pet Plan kan vergoeding speciaHtische behandeling in buiten-
land (o.a. België. Duitsland en Frankrijk) overwogen worden.

-ocr page 35-

calamiteiten zelf te dragen of dit risico onder te brengen bij
een zorgverzekeraar voor huisdieren. De zorgverzekeraar
heeft als uitgangspunt dat dieren optimaal behandeld moeten
kunnen worden. Daar waar optimale diergeneeskunde in
maximale diergeneeskunde overgaat is het wenselijk dat be-
langhebbende partijen met elkaar in overleg gaan. Zo kan een
win-win relatie blijvend worden veiliggesteld."

Verzekeren: een zorg of een zegen?

Inmiddels heeft minister Bos van Financiën antwoord gege-
ven op de kamervragen van de Partij voor de Dieren. De mi-
nister is van mening dat de huidige wet- en regelgeving af-
doende is om toezicht te houden op verzekeraars. Een
faillissement is in een markteconomie echter niet uit te slui-
ten, zo verklaarde hij. Overigens mogen zowel NHZ/Animas
als Dier en Polis gezien de faillietverklaring niet meer als ver-
zekeraar optreden.

De stichting De Ombudsman neemt hier echter geen genoegen
mee en heeft minister Bos verzocht de wet zodanig aan te pas-
sen dat ook kleine onderlinge waarborgmaatschappijen die als
huisdierverzekeraar optreden, onder volledig toezicht vallen.
Rogier de Haan van stichting De Ombudsman is van mening
dat huisdiereigenaren zich niet bewust zijn van de beper-
kingen van een onderlinge rechtsvorm. "Helaas is het via
deze rechtsvorm ook voor goedwillende amateurs en minder
bonafide ondernemers mogelijk een verzekeringsmaatschap-
pij op te richten. Naast scherper toezicht zou de overheid ook
meer aan voorlichting over dit soort financiële producten
moeten doen."

Goede ziektekostenverzekeringen voor huisdieren zijn een
kans voor de beroepsgroep. De kosten voor diergeneeskundige
zorg zullen de komende jaren blijven stijgen. Een goede verze-
kering voorkomt dat een eigenaar lastige keuzes moet maken
als zijn of haar huisdier plotseling een dure behandeling nodig
heeft. Keuzes die overigens ook voor de dierenarts vaak moei-
lijk zijn, zeker in een tijd waarin dierenwelzijn hoog op de
maatschappelijke agenda staat. Verzekeraars zullen daarbij wel
ook oog moeten hebben voor de bedreigingen die de beroeps-
groep ervaart. Kijkend naar het buitenland lijkt het overleg-
model tussen verzekeraars en dierenartsen zoals dat in Scandi-
navië gehanteerd wordt de meeste kans van slagen te hebben.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD.

Schaatsen voor koeien 2007

Begin dit jaar zou een aantal dierenartsen de
Alternatieve Elfstedentocht gaan schaatsen op
de Weissensee in Oostenrijk. Twintig opeen-
volgende jaren was de Weissensee het decor
van een prachtig schaatsevenement met een
mooie ijsvloer Dit jaar was een gigantische
hoeveelheid sneeuw helaas de spelbreker,
waardoor de geplande toertochten niet konden
doorgaan. De vierde keer Dutch Veterinary
Skaters (DVS) op de Weissensee was dus een
evenement zonder Elfstedenkruisjes. Wel heb-
ben we, eenmaal terug in Nederland, een po-
ging gedaan om nog iets van het saamhorig-
heidsgevoel tussen de schaatsende dierenartsen
van DVS op te roepen en hebben we samen ge-
traind op de schaats: de basis voor volgend
jaar is alweer gelegd!

Ook is al onze trainingsarbeid niet voor niets
geweest: net als vorige jaren heeft Intervet
voor elke schaatsende dierenarts een bijdrage
gedaan aan ons goede doel, namelijk de stich-
ting Heifer Nederland
{www.heifer.nl). Deze stichting helpt
mensen in ontwikkelingslanden zelfvoorzienend te worden,
door middel van dieren en training.

De totale donatie van Intervet bedraagt 1500 euro. Dit bedrag
zal ten goede komen aan een koeienproject in Albanië.
Zie jij het ook wel zitten om met een gezellige groep collega\'s
te schaatsen op natuurijs en wil je jouw prestatie een extra di-
mensie geven door een goed doel te steunen? Geef je dan op
voor de tocht van 2008. We proberen het gewoon weer! Vanaf
juni kan er al ingeschreven worden, met veel kans op een ver-
blijfplaats vlak aan het meer Je kunt je natuurlijk ook zeifin-
schrijven via de Stichting Winter Marathon (website:
62.50.1.68/index.html).

Sanderjanssen fabmjvet@xs4all.nlj en Marinette Oomen
(marinette_oomen@hotmail.comj.

-ocr page 36-

Is er een oorzakelijk verband tussen het veterinaire
antibioticagebruik en de aanwezigheid van de \'dierhou-
derij geassocieerde MRSA\' bij de betrokken landbouw-
huisdieren? Is er sprake van een onverantwoord hoog
veterinair antibioticagebruik? En is resistentie te beïn-
vloeden middels restricties aan het antibioticumgebruik?
Het zijn vragen waar het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit een aanzienlijk onderzoeks-
programma voor heeft opgezet.\' Ook de diergeneeskun-
dige sector doet onderzoek naar de achtergrond van het
antibioticagebruik. De FIDIN heeft gezamenlijk met de
KNMvD en de Faculteit der Diergeneeskunde een enquê-
te gehouden onder dierenartsen met vragen over het ve-
terinaire antibioticagebruik.^ De Werkgroep Veterinair
Antibioticum Beleid van de KNMvD heeft nader inventa-
risatie gedaan naar de inzichten van practici in verschil-
lende diersectoren (pluimvee, vleeskalveren en varkens)
en heeft daar tijdens het symposium Op recept op 19 juni
2007 nader aandacht aan besteed.

Voor onderzoek zijn goede gegevens noodzakelijk. De FlDlN
wil met haar jaarlijkse antibioticarapportage graag bijdragen
aan de beschikbaarheid van goede gegevens. Het zijn gevali-
deerde gegevens van de totale verkopen van de leden van de
FlDlN aan de Nederlandse markt. Bij welke dieren de pro-
ducten worden toegepast, is voor de FlDlN niet zichtbaar.
Ruim 75 procent van de totale verkopen betreft diergenees-
middelen die voor meerdere doeldieren zijn geregistreerd.
Kwalitatief onderzoek bij veehouderijbedrijven zoals dat is
uitgevoerd door het LEF kan meer inzicht geven in het ge-
bruik per diersector Gezien het feit dat alle antimicrobiële
diergeneesmiddelen onder de voorschriftplicht van de dieren-
arts vallen, is de FIDIN er voorstander van om te komen tot
een centraal informatiesysteem waar de recepten van dieren-
artsen kunnen worden verzameld en in geanonimiseerde
vorm kunnen worden geanalyseerd. Om te komen tot een
centraal informatiesysteem, hebben de FIDIN, de KNMvD
en de AUV de stichting VETbase opgericht met als doelstel-
ling om de werkprocessen van de dierenartspraktijk te onder-
steunen met praktijkmanagementsystemen, die worden ge-
koppeld met een centrale inft\'astructuur, beheerd door de
stichting. Daartoe worden afspraken gemaakt met de aanbie-
ders van praktijkinformatiesystemen. De uiteindelijke doel-
stelling is om deze veterinaire database te koppelen met data
over het geneesmiddelengebruik bij mensen, teneinde inzicht
te krijgen in de interactie tussen veterinair en humaan antibi-
oticumbeleid.

\' Zie de brief van de minister van LNV aan de Tweede Kamer d.d. 17 Januari 2007,

TK 29683, nr. 11.
^ De resultaten zijn gepubliceerd in het TvD van 16 november 2006.
LEI, oktober 2006, Antibioticagebruik op melkvee-, varkens- en pluimveebedrijven
in 2004 en 2005, N. Bondt.

Tabel 1. Gemeten afeet van v

rerschillende groepen van antibiotica.

Groepen antibiotica

kg actieve stof (x 1000) in 2006

verschil kg t.o.v. 2005

verschil% t.o.v. 2005

% van liet totale gebruik

Penicillinen/cefalosporinen

60

6

11 %

11 %

Tetracyclinen

317

10

4%

59%

Macroliden

44

13

52%

8%

Aminoglycosiden

11

- "

0%

2%

Fluoroquinolonen

7

-1

- 13 %

1 %

Tri methoprim/sulfa \'s

95

2

2%

18%

Andere

8

2

33%

1 %

Totaal diergeneesmiddelen

543

508

7%

100 %

Additieven

-

40

-100%

Totaal antibiotica

543

548

-1 %

Fl DIN antibioticarapportage 2006

FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid

In april 2007 is MARAN 2005 gepubliceerd, opgesteld door
de werkgroep Veterinary Antibiotic Usage and Resistance
Surveillance (VANTURES). MARAN staat voor Monitoring
of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals
in the Netherlands. Voor het gebruik van antibiotica bij dieren
baseert MARAN zich op de antibioticarapportage van de FI-
DfN. In MARAN 2005 wordt geconstateerd dat de hoeveel-
heden verkochte antibiotica voor therapeutisch gebruik snel-
ler toenemen dan op grond van de toename van het aantal
landbouwhuisdieren te verwachten is. Dit terwijl de hoeveel-
heid verkochte antimicrobiële additieven gestaag afneemt. In
2005 werd een totale hoeveelheid van 508.000 kilogram
werkzame stof gemeten ten opzichte van 326.000 kilogram
in 1998 (een stijging van 182.000 kilogram). Het additieven-
gebruik is in de genoemde periode afgenomen met 210.000
kilogram. Over de periode 1998 tot en met 2005 is de totale
hoeveelheid werkzame stof dus afgenomen met 28.000 kilo-
gram.

Resultaten van de monitoring 2006

In lijn met de vorige jaren zijn de verschillende antibiotica
ingedeeld in zes hoofdgroepen. In 2006 is de volgende afzet
gemeten van verschillende groepen van antibiotica:
In vergelijking tot 2005 is het totale door de FIDIN-leden ge-
rapporteerde diergeneeskundige gebruik in kilogrammen
actieve stof toegenomen met 7 procent (35 ton). De categorie
tetracyclinen vertegenwoordigt bijna 60 procent van het
totale diergeneeskundige gebruik. Circa 90 procent van het
volume betreft orale middelen voor koppelmedicatie (zoals
premixen, topdressings en drinkwatermedicatie). Het gebruik
van de nieuwere fluorquinolonen (danofloxacin, difloxacin,
enrofloxacin en marbofloxacin) is in 2006 ten opzichte van
2005 met 6 procent afgenomen. Tegenover de toename van
het diergeneeskundig gebruik staat de uitfasering van het ge-
bruik van antibiotica als additief met naar schatting 40 ton.

-ocr page 37-

Mogelijke verklaringen van de toename

De veestapel is in 2006 ten opzichte van 2005 nauwelijks ge-
wijzigd. Het aantal runderen is licht gedaald tot 3,7 miljoen.
Binnen de groep runderen is het aantal vleeskalveren met
2 procent toegenomen. Het aantal varkens is gelijk gebleven
met 11,2 miljoen dieren. De aantallen pluimvee waren in
2006 volgens de CBS Landbouwtelling 2006 circa 93 mil-
joen kippen.

Uit de enquête die de FIDIN in het najaar van 2006 heeft ge-
houden in samenwerking met de KNMvD en de Faculteit der
Diergeneeskunde, is een aantal redenen voor de toename van
het gebruik aan het licht gekomen. De belangrijkste redenen
zijn de verdere schaalvergroting van de bedrijven, het verbod
op de antimicrobiële groeibevorderaars en de kwaliteit van
het diervoer. Deze oorzaken dragen bij aan een hogere infec-
tiedruk, die meer inzet van antibiotica vraagt. De infecties
betreffen geen nieuwe ziekten, maar de bekende luchtweg- en
darmaandoeningen.

De toename van het gebruik betreft met name de orale toe-
passing van tylosine, doxycycline en sulfadiazine (90 procent
van de stijging). Deze middelen worden met name ingezet bij
de bestrijding van PIA, PRRS en streptokokkeninfecties.
Daarnaast is in 2006 het toezicht op het oneigenlijke gebruik
van antimicrobiële grondstoffen sterk geïntensiveerd, hetgeen
kan hebben geleid tot meer gebruik van geregistreerde anti-
biotica.

Conclusies

• Nader onderzoek moet uitwijzen in hoeverre er sprake is
van onverantwoord hoog gebruik en van een oorzakelijk

verband tussen dit gebruik en de toename van de
antibioticaresistentie en de aanwezigheid van \'dierhoude-
rij geassocieerde MRSA\'.

De FlDlN hecht belang aan de opzet van een centraal in-
formatiesysteem waarin de voorschriften van dierenartsen
kunnen worden verzameld en in geanonimiseerde vorm
kunnen worden geanalyseerd, met het uiteindelijke doel
deze te koppelen met data inzake humaan geneesmidde-
lengebruik, om goede analyses te kunnen maken van de
eventuele correlaties.

Circa 60 procent van het totale diergeneeskundig gebruik
van antibiotica bestaat uit tetracyclinen, relatief \'oude\'
middelen. Een kleine 0,2 procent bestaat uit \'nieuwe\' fluo-
roquinolonen.

Ruim 90 procent van het gebruik van antimicrobiële dier-
geneesmiddelen betreft oraal gebruik, waaruit het belang
van koppelmedicatie blijkt.

De toename met 35 ton van de hoeveelheid werkzame stof
van antimicrobiële diergeneesmiddelen in 2006 ten op-
zichte van 2005 kan ondermeer worden verklaard door de
uitfasering van het gebruik van antimicrobiële additieven
(met circa 40 ton werkzame stof) en strenger toezicht op
het illegale gebruik van antimicrobiële grondstoffen.

Voor vragen kunt u contact opnemen met het FIDIN se-
cretariaat mr. drs. J.F. Schutte (tel.
070-7503700, e-mail
fidin@fidin.nlj.

Clinical bacteriology

J.K. Struthers en R.P. Westran. Man-
son Publishing Ltd. London,
2003; 792
pagina\'s. Prijs: 2gjo euro.

Dit boek over klinische bacteriologie,
met meer dan 280 afbeeldingen en
een aantal (micro)foto\'s in kleur, is
geschreven vanuit de humane genees-
kunde. Het beschrijft echter zeer lees-
baar en begrijpelijk de basiskennis van de bacteriologie
(structuur en fiinctie, de wijze waarop bacteriën ziekten ver-
oorzaken en karakterisering van bacteriën met uitleg van di-
verse testen) en geeft een overzicht van antibiotica en de toe-
passing ervan. Tot zover is het dus prima te gebruiken door de
dierenarts en veterinaire student.

Ongeveer tweederde van het boek gaat vervolgens over or-
gaanspecifieke bacteriële aandoeningen (inclusief een hoofd-
stuk over tuberculose) en eindigt met infecties en infectie-
ziektebestrijding. Ook dat kan de moeite waard zijn voor de
geïnteresseerde veterinaire lezer, want het gaat met name
over algemene principes zoals aanhechting van bacteriën,
wijze van vermenigvuldiging, toxineproductie, pathofysio-
logische reacties, diagnostiek en het functioneren van de af-
weerreactie. Alle informatie wordt op duidelijke wijze in
schema\'s en grafieken in beeld gebracht en blijft primair ge-
focust op de infectie in relatie
tot de anatomie en fysiologie,
en niet zo zeer op ziektebeel-
den bij de mens.
Als we tenslotte kijken naar
andere relevante informatie
voor de veterinaire sector, na-
melijk de bacteriële zoönosen,
dan valt op dat een aantal be-
langrijke pathogenen ontbre-
ken, zoals
Bartonella henselae
(kattenkrabziekte), Capnocy-
tophaga canimorsus
(bijtwon-
den),
Clamydophila abortus
en Leptospira spp. Dat Chlamydia in het boek, waar nodig,
nog niet
Chlamydophila wordt genoemd, kan de auteurs niet
kwalijk worden genomen. Het steeds vaker veranderen van de
namen in de microbiologie is ook voor insiders in veel geval-
len niet meer te volgen en leidt regelmatig tot verwarring.
Concluderend kan gesteld worden dat het boek, ook gezien de
prijs, interessant is voor veterinaire studenten en dierenartsen
die werkzaam zijn op het vakgebied van de veterinaire volks-
gezondheid.

Boekbespreking

Dr. P.A.M. Overgaauw

Clinical
Bacteriology

I irai»!, R*rii«ltars ▼

-ocr page 38-

Met interesse heb ik het grote aantal
ingezonden brieven in het TvD van
15 mei jongstleden gelezen. Deze ge-
ven een goed en levendig beeld van
de verschuivingen die op dit moment
plaatsvinden in de uitoefening van de
diergeneeskundige praktijk. Bij het
stuk van collega Van Schaik uit Peize
over collegialiteit gingen bij mij de
wenkbrauwen echter wat verder omhoog.

Verifiëren

Collega Van Schaik schreef "... ik heb de assistente een klei-
ne vermaning gegeven en haar verteld dat het overnemen van
patiënten met een diagnose, gesteld door een andere praktijk,
geen pas geeft." Ik kan deze moresregel echter niet terug-
vinden in de Code voor de dierenarts, of het moet zijn in een
code van voor de negentiger jaren van de vorige eeuw. De
laatste codes voor de dierenarts gaan bij mijn weten uit van
een volledig vrije dierenartskeuze van de klant voor zowel
diagnostiek als behandeling.

Vervolgens beschrijft hij een casus van een patiënt die vol-
gens de eigenaar blaasstenen zou hebben, maar na grondig
onderzoek een \'piaskater\' blijkt te zijn. Opvallend is dat col-
lega Van Schaik daarbij ten aanzien van hetgeen de vorige
dierenarts zou hebben gedaan en gezegd, schijnbaar volledig
afgaat op de uitleg van de eigenaar. In zijn ingezonden stuk
laat hij ook een zeker waarde(ver)oordeel daarover doorsche-
meren. Ik vraag mij af of collega Van Schaik ook even de
moeite genomen heeft om deze presentatie van de \'waarheid\'
over de vorige dierenarts uit de mond van de klant, recht-
streeks te verifiëren bij de vorige dierenarts zelf, want ook dat
is collegialiteit. Veel onnodige en ongegrond verklaarde
tuchtzaken ontstaan namelijk omdat dit ten onrechte wordt
nagelaten. Collegialiteit en integriteit is in zo\'n geval ook:
even ter verificatie je buurtcollega bellen, al was het maar om
dubbel werk en onjuiste opinies over eikaars handelen te
voorkomen.

Inkomen vergeleken

Zowel in het ingezonden smk van collega Vaandrager, als in
dat van collega Van Schaik wordt de zorg uitgesproken dat de
diergeneeskundige zorg voor de klant betaalbaar moet blij-
ven. Voor de minimuminkomens bestaan alleriei door de
overheid ingestelde fondsen voor hulp door academici, waar-
bij de overheid een deel van deze kosten subsidieert. Het be-
treft hier bijvoorbeeld de kosten van medische en juridische
bijstand. Als onze beroepsgroep haar standaardtarieven richt
op de betaalbaarheid door de groep uitkeringsgerechtigden,
krijgt echter ook de groep bovenmodaal onze zorg voor een
prikje. In dit geval niet gesubsidieerd door de overheid, maar
door (de inkomens van de) beroepsgroep en zeker niet in het
minst door de inkomens van het personeel.
Als voorzitter van de Belangenvereniging Practici Werk-
gevers (BPW) kan ik collega Van Schaik mededelen dat de
uitkomst van een recent namens BPW, VEDIAS én BPL uit-
gevoerd fiinctiewaarderingsonderzoek aantoont dat de in-
komens van het personeel in onze branche diep in de onderste
regionen van de bekeken \'benchmarks\' liggen. Hierbij heeft
men ons werk en inkomen vergeleken met banen met een ver-
gelijkbaar niveau en zwaarte elders in de samenleving.
De 85 euro die collega Van Schaik vroeg voor een consult,
urineonderzoek met sediment, blaaskatheter, narcose, blaas-
katheterisatie, röntgenfoto, narcose, opname, recovery bewa-
king, einduitleg van de bevindingen en therapie én drie kilo
voer, toont een tariefsniveau dat, net als de collegiale mores
eerder lijkt te passen bij de jaren negentig dan bij 2007. Zeker
als men bedenkt dat bij deze 85 euro ook nog 13,50 euro
BTW zit én een zak voer.

Ingezonden

Wat is ook collegialiteit?

De genoemde tarieven kunnen haast niet kostendekkend zijn
indien collega Van Schaik daarbij ook wil voldoen aan al zijn
eigen fiscale verplichtingen en zijn sociale verplichtingen ten
behoeve van zijn personeel. De lage tarieven zijn des te meer
schrijnend omdat uit het stuk van collega Van Schaik blijkt
dat hij consciëntieus probeert om én een goede buurtcollega
te zijn én goede diergeneeskunde te leveren. Die lage tarieven
zijn dus nergens voor nodig. Het meest droevige van de geci-
teerde lage tarieven is dat collega Van Schaik met dit soort ta-
rieven zichzelf en zijn personeel wel ernstig tekort móet
doen. Maar bovendien wordt hierdoor een groot deel van de
beroepsgroep, wellicht onbedoeld maar daarom niet minder,
bij het publiek in een onheus daglicht gesteld, alsof zij de af-
zetters zijn en de tarieven van collega Van Schaik de norm
zijn. De tarieven in Peize zijn overigens in marktonderzoeken
door onder andere Radar, maar ook door andere media, bij
herhaling als één van de laagste tarieven in heel Nederland
bevonden. Collegialiteit is ook ... je tarieven op tijd aan-
passen en marktconform houden.

Het aangehaalde voorbeeld bij het programma \'Juridische
Zaken\' van Business Radio over een hoge rekening bij tand-
steen getuigt eerder van onvoldoende communicatie met de
klant, dan van primair onbehooriijke tarieven en/of slechte
diergeneeskunde. Hoewel ook daar de betreffende dierenarts
niet gehoord is en men uiterst voorzichtig moet zijn met het
trekken van (voorbarige) conclusies.

Collegiaal en sociaal

Als collega Van Schaik en anderen collegiaal willen zijn ten
opzichte van hun collega\'s én sociaal ten opzichte van men-
sen die deze kosten van diergeneeskundige zorg niet kunnen
betalen, dan vragen zij toch gewoon aan alle klanten markt-
conforme tarieven voor hun werk (in dit geval bijvoorbeeld
150 euro)? Hiervan kunnen zij 85 euro in de praktijkkas stop-
pen en de resterende 65 euro in een eigen sociaal praktijk-
fonds voor mensen die de diergeneeskundige zorg van hun
huisdier vanwege hun lage inkomens echt niet kunnen beta-
len. Op die manier is men én sociaal én collegiaal ten opzich-
te van collega\'s die wel marktconforme tarieven vragen. Wel-
licht is het kunnen opbrengen van die vorm van collegialiteit
anno 2007 wel veel belangrijker en zinvoller dan het kapitte-
len van een assistente die de in de code expliciet vastgelegde
vrije dierenartskeuze van de cliënt respecteert en honoreert.

Anton Beijer, practicus te Drachten.

-ocr page 39-

Reactie van de heer Vaandrager

De reactie van collega Beijer heb ik met instemming gele-
zen. Deze was helder, zoals veel van zijn colleges. Ik heb er
in het verleden mijn voordeel mee gedaan.
Volgens mij verkeert hij echter in de veronderstelling dat ik
vind dat diergeneeskundige zorg betaalbaar moet blijven
door lage tarieven te hanteren. Waar ik echter op mijn ma-
nier een keer tegen wilde protesteren, is de trend om ons
werk steeds meer als handel te zien. Ik wilde het verschil
benadrukken tussen integer diergeneeskunde bedrijven en
daar ook fatsoenlijk voor betaald worden enerzijds en het

Reactie van de heer Van Schaijk

Helaas is in mijn ingezonden brief de subtitel weggevallen
of -gelaten, maar dat was: \'Wie de schoen past trekke hem
aan\'. Zeer vereerd ben ik met de uitgebreide aandacht die
mijn ingezonden stukje van collega Beijer in het Tijdschrift
krijgt. Hij gaat daarin echter voorbij aan de essentie van
mijn schrijven en beschouwt een aantal feiten als feiten, die
hij bij mij niet heeft geverifieerd.

eindeloos en geraffineerd uitmelken van bezorgde cliënten
anderzijds.

Overigens zou de cliënt van collega van Schaik ook in
Drachten goedkoper uit zijn dan in mijn praktijk. Ze zou bij
mij wel meer dan 150 euro kwijt zijn geweest. En dat weten
de mensen in de wijk waar ik woon, met de door Beijer be-
schreven reactie. Het zij zo!

Groningen, Abbe Vaandrager, ook practicus

Als dierenarts, geboren in de ooriog, in de eerste helft van
de vorige eeuw, maar nog wel met een redelijk geheugen,
hoeft hij, zeker voor mij, zijn standpunten betreffende tari-
fering en salariëring, onder het mom van een commentaar,
niet uitentreuren te herhalen in ons tijdschrift.

A.M. van Schaik, Peize

LuCo timmert aan het lustrum

De vijftiende Lustrumcommissie van de D.S.K.

Het lustrum van de Diergeneeskundige Studentenkring
(D.S.K.) is moeilijk te missen. Enige maanden geleden
heeft u in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde kunnen
lezen hoe wij als Lustrumcommissie tot ons thema zijn
gekomen. In het weekeinde van 5 en 6 mei waren wij te
bewonderen in \'Mooi weer de leeuw!\'. Tijdens \'Peerde-
pieten\' was onze lustrumleeuw te bewonderen in de ka-
melenrace.

Het programma van het vijftiende lustrum van de Diergenees-
kundige Studentenkring (D.S.K.) is heel divers. Op 26 sep-
tember wordt het WNF benefietconcert gehouden in Tivoli te
Utrecht, met als \'special act\': Bons (bekend van Idols 2). De
presentator is Harm Edens. Op 27 september wordt het lus-
trum officieel geopend, gevolgd door de receptie, in de Geer-
tekerk. Ook vindt dan het honorairendiner plaats voor de ho-
norairen van de D.S.K. en een monsterbaanfeest in de Kliniek
Paard. 28 september is de dag voor de \'War of the subs\',
workshops en de biercantus. En 29 september is de malie-
baandag en het lustrum wordt afgesloten met een gala. U ziet
het, het 75-jarig bestaan van de Diergeneeskundige Studen-
tenkring zal niet onopgemerkt aan u voorbijgaan.

Ook u kunt deelnemen
aan de verschillende on-
derdelen van het lustrum.
Als u kaarten wilt bestel-
len voor het benefietcon-
cert kunt u een mail sturen
naar
lucodsk@vet.uu.nl.
Wilt u zich opgeven voor
het honorairendiner van
D.S.K., dan kunt u een
mail sturen naar
dsk.

bestuur@vet.uu.nl. Uiteraard bent u allemaal van harte wel-
kom op de Maliebaandag, waar ook dit lustrum de paarden
opnieuw over de Maliebaan zullen racen. Inmiddels heeft uw
praktijk ook een brief ontvangen van de D.S.K., waarin u de
mogelijkheid krijgt een donatie te doen. Ook dit is een ma-
nier waarop u uw steentje aan het Lustrum kunt bijdragen.
U kunt alle ontwikkelingen met betrekking tot het lustrum
volgen op
www.lustrumdsk.nl. Wij hopen u allen te mogen
ontmoeten tijdens het lustrum!

-ocr page 40-

Dit jaar zal de Annual Scientific
Meeting van de Veterinary Wound
Healing Association (VWHA) wor-
den gehouden als precongresdag
van het congres van de DGK - DVG
(Deutsche Gesellschaft für Klein-
tiermedizin en Deutsche Veterinär-
medizinische Gesellschaft).

Aankondiging

Tijdens het congres zullen recente ontwikkelingen op het
gebied van wondgenezing en wondmanagement worden ge-
presenteerd door een panel van over de wereld bekende spre-
kers uit Europa en Noord-Amerika. In de ochtenduren wordt
de wondgenezing van het paard uitgebreid belicht door prof
Theoret (Universiteit Montreal, Canada) en dr. Wilmink (Wou-
marec, Nederland) in de lezingen \'Wound repair in equine me-
dicin; from the benchtop to the clinics\' en \'Why do horses de-
velop exuberant granulation tissue and how do we deal with
it\', \'s Middags ligt de focus op de wondgenezing bij kleine
huisdieren, met als sprekers prof Swaim (Auburn University,
Verenigde Staten) over \'Managing hard to heal wounds\', prof
Pavletic (Boston University, Verenigde Staten) met als onder-
werp \'Local transposition flaps for closing problematic
wounds in small animals\', en dr. Bowling (Auburn University,
Verenigde Staten) over \'Differences in wound healing between
cats and dogs\'. Aan het einde van de ochtend en de middag zal
er een \'Free Communication\'-sessie plaatsvinden en een pos-
terpresentatie, waarvoor iedereen wordt uitgenodigd een
abstract in te dienen. Meer details over de posterpresentatie en
over het programma kunt u vinden op
www.vwha.net onder
\'News and Events\'.

De wetenschappelijke bijeenkomst vindt plaats op 15 novem-
ber 2007 in het Estrel Convention Center te Berlijn. De regi-
stratiekosten voor deze dag zijn 80 euro voor VWHA-leden
en 130 euro voor niet-leden (let wel: het lidmaatschapsgeld
van de VWHA bedraagt 40 euro per jaar). Registratie is al-
leen mogelijk via de bovengenoemde website.

Tiende Annual Scientific Meeting van de
Veterinary Wound Healing Association

\'Modern wound management - healing at the cutting edge\'

Avians & Exotics Congress

AVIAN & EXOTICS CONGRESS

Speciaal voor de gezelschapsdierenarts met interesse in
vogels en bijzondere dieren heeft Proveto dit jaar het ini-
tiatiefgenomen tot het organiseren van het eerste Avians
& Exotics Congress. In navolging van het geslaagde K«&K
symposium vindt op vrijdag 14 september 2007 een con-
gresdag plaats over vogels en bijzondere dieren, waaron-
der reptielen. Een internationaal getint sprekerspanel zal
invulling geven aan lezingen over verschillende onder-
werpen. Vervolgens zal zaterdag 15 september worden
ingevuld met diverse workshops over vogels en reptielen.

De eerste congresdag zal onder leiding staan van de gezel-
schapsdierenspecialist dr. Frank Verstappen en zal plaats-
vinden in de bijzondere entourage van dierentuin Burgers\'
Zoo te Arnhem. Prof dr. Gerry Dorrestein (Nederland) start
de dag met een lezing over praktische patho(fysio)logie bij
vogels en reptielen. Aansluitend bespreekt prof dr. Frank
Pasmans (België) het algemeen onderzoek en de aanvullende
diagnostiek bij de meest gehouden reptielen. Deze reptielen-
specialist zal zijn kennis over veelvoorkomende ziektes en
behandelingen bij reptielen met de bezoekers delen.
Speciaal voor dit congres komen uit Amerika twee sprekers
over die beiden veel expertise hebben op het gebied van
vogels en bijzondere dieren. Behalve dr. Mark Mitchell zal
ook dr. Teresa Lightfoot (Verenigde Staten), medeauteur van
het boek
Clinical Avian Medicine een aantal presentaties ver-
zorgen. De sprekers zullen uitgebreid ingaan op onderwerpen
als anesthesie, veelvoorkomende chirurgische procedures en
de opvang van de spoedpatiënt.

De van origine Spaanse dierenarts dr. Olga Amann (Neder-
land) is recent geslaagd voor het Europese specialisten-
examen van het European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS) en komt naar Arnhem om te spreken over
veelvuldig voorkomende aanvullende diagnostiek bij vogels.
De dag wordt afgesloten met een interactieve paneldiscussie,
waarbij deelnemende dierenartsen zich kunnen mengen in de
bespreking met de sprekers en voorzitter.

Nevenactiviteiten

Het congres vindt plaats op vrijdag 14 september in Burgers\'
Zoo te Arnhem. Het programma begint \'s morgens om 9.00
uur en zal worden afgesloten om 17.30 uur. Op dit moment
wordt bij Burgers\' Zoo gewerkt aan een aantal nevenactivitei-
ten. Behalve aan een partnerprogramma wordt er gewerkt aan
een speciale dag voor eigenaars van reptielen en vogels op
zaterdag 15 september. Dierenartsenpraktijken krijgen zo de
mogelijkheid cliënten uit te nodigen voor enkele interessante
lezingen over reptielen en vogels in Burgers\' Zoo. Op korte
termijn zullen ook de onderwerpen voor de praktische work-
shops op 15 september bekend worden. Actuele informatie
daarover kunt u vinden op de website
WM\'w.proveto.nl.
De kosten van dit symposium bedragen 175 euro (exclusief
19 procent BTW). Hoofdsponsor AST Farma voert een actie
waarbij dierenartsen bij bestelling van hun producten in aan-
merking kunnen komen voor een toegangskaart. Opgave is
mogelijk via de internetsite
www.pmveto.nl of door het sturen
van een e-mail naar
info@proveto.nl (onder vermelding van
\'aanmelding AvEx Congress 2007\'). Het complete program-
ma is terug te lezen op de website.

-ocr page 41-

Veranderen

Diergeneeskunde is een erg dynamisch vak. Constant worden we als dierenarts gedwongen vooruit te zien
en te veranderen. En dit doen we op alle vlakken. Zomaar enkele punten: door de stukjes van Boissevain
(ethiek en jurisprudentie), de farmacie (nieuwe medicatie) en de Europese Unie (regelgeving). Het dwingt
ons elke dag weer om de manier waarop wij ons vak uitoefenen te veranderen.

En sinds enkele decennia kennen we ook de term dierenarts-specialist. Dit zijn dierenartsen die zich
na hun studie gespecialiseerd hebben. Deze dierenartsen staan net als u voor een stukje vooruitgang.
Sommigen vervullen de rol van heuse uitvinder. Zo noem ik het continu gaande onderzoek in de mole-
culaire genetica. Hoe ver het ook van ons af lijkt te staan, dankzij de vondst van geschikte gen-markers
kunnen we ziekten opsporen, beter behandelen of zelfs uitroeien.

Hoewel de uitvinder van een marker ogenschijnlijk niets te maken lijkt te hebben met de specialist waar
men in het dagelijkse verkeer naar verwijst is niets minder waar Want of het nu een echte dienstverlener
is (alleen werkzaam in de praktijk), een wetenschapper of een uitvinder; ze
willen net als u maar een ding: een betere diergeneeskunde. Of het nu in de
vorm van een casestudie is of in de vorm van een baanbrekend onderzoek,
allen dragen ze op hun eigen wijze bij aan de vooruitgang. De Groep Vete-
rinaire Specialisten behartigt de belangen van deze erg pluriforme groep.

Dr. Paul Mandigers

Voorzitter Groep Veterinaire Specialisten

Voorzitters-
column

Sportdag 2007: zorg dat je er bij bent!

Hans Meijs

Voordat u van een welverdiende
zomervakantie gaan genieten wil
de sportcommissie graag alvast uw
aandacht vragen voor de KNMvD-
sportdag. Op vrijdag 21 september
aanstaande gaat deze al weer voor
de derde keer plaatsvinden in Wijk
bij Duurstede.

De geweldige accommodatie en de landelijk gezien centrale
ligging maken dat de sportcommissie opnieuw heeft besloten
om alle sportende veterinairen naar Wijk bij Duurstede te
lokken. Degenen die er de afgelopen keren bij waren, weten
dat de vrijwilligers van de locale sportverenigingen ons op
een geweldige manier ontvangen en hiermee bijdragen aan
een prachtige sportdag. Twijfelt u nog? Mogelijk dat dit u
overhaalt: onder alle deelnemers aan de sportdag wordt een
tandemparachutesprong verloot!

De inschrijving voor de sportdag start 15 augustus. Om-
streeks die datum ontvangt u via de nieuws-e-mail en het
TvD het inschrijvingsformulier en uitgebreide informatie
over de verloting van de tandemparachutesprong.
U zet de datum natuurlijk nu alvast in uw agenda en belt uw
sportende collega\'s om een trainingsplanning te maken. Na
de vakantie bent u ongetwijfeld in een goede conditie door-
dat u wat meer lichaamsbeweging heeft gehad. Of... u bent
dringend aan lichaamsbeweging toe omdat uw gewicht is
toegenomen op uw vakantiebestemming. In beide gevallen

Maatschappij

nieuws

543

bent u van harte welkom in Wijk bij Duurstede! U kunt zich
op 21 september uitleven op het hockey- of voetbalveld, de
tennisbaan, de bridgetafel, de golfbaan en, nieuw dit jaar, de
jeu-de-boules baan! Leest u het tijdschrift van 15 augustus
aandachtig door, in dat nummer vindt u alle informatie.
Kortom, voor elk wat wils: zorg datje erbij bent op 21 sep-
tember!

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,|ULI, AFLEVERING I3, 2007

Hans MeiJs is voorzitter van de sportcommissie.

-ocr page 42-

Johan Klein Haneveld

Steeds meer veterinairen kiezen na
hun opleiding niet voor de dieren-
artsenpraktijk, maar voor banen in
de industrie en de kwaliteitszorg.
De KNMvD is er voor iedere die-
renarts. De groep DIB (Dierenart-
sen in Bedrijfsleven) en de groep
GKZ (Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg) komen op voor de
belangen van dierenartsen in deze
sectoren en bieden de mogelijkheid met collega\'s in con-
tact te komen. Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
sprak met de voorzitters van beide groepen, Hans Maat-
huis en Jules Rojer.

Hans Maathuis, voorzitter groep Dierenartsen in Bedrijfs-
leven (DIB):

Kun je jezelf voorstellen?

Ik ben in verschillende bestuursfuncties betrokken geweest
bij de KNMvD. Door de automatisering van de gemengde
praktijk te Etten-Leur, waar ik associé was, raakte ik betrok-
ken bij de IT-sector. Ik heb altijd al veel belangstelling gehad
voor de organisatie en het management van dierenartsen-
praktijken. In 2003 ben ik ingeschreven als NMl-erkend
mediator. Begin 2006 heb ik met drie partners Curalis opge-
richt. Curalis heeft een uniek concept ontwikkeld om het vak
van dierenarts weer leuk te maken, door samen met prak-
tijken de bedrijfsvoering en de kracht van het praktijkteam te
organiseren (zie
www.curalis.nl).

Sinds 1995 ben ik lid van de groep DIB. In 2005 kwam ik in
het DlB-bestuur, waarvan ik sinds september 2006 voorzitter
ben.

Wie is de doelgroep van groep DIB?

DIB wil de belangen behartigen van dierenartsen binnen de
KNMvD die werkzaam zijn in het bedrijfsleven. Tot voor kort
was de aanduiding \'werkzaam in het bedrijfsleven\' voor
iedereen een helder begrip. Maar door de veranderingen in
onze beroepsuitoefening zijn ook dierenartsenpraktijken
steeds verder veranderd tot bedrijven waar dierenartsen
werken als ondernemer of in loondienst. De niet-vakinhoude-
lijke aspecten van het beroep dierenarts en de belangenbehar-
tiging staan heel dicht bij DIB (zie de beleidsvisie op de DIB-
site:
dib.knmvd.nl/home/). We gaan er daarom vanuit dat de
ervaring en kennis binnen de groep DIB in toenemende mate
van belang zal blijken voor zowel de practicusondernemer als
de practicuswerknemer.

Wat zijn de mogelijkheden voor dierenartsen in het bedrijfs-
leven?

Dierenartsen komen in het bedrijfsleven vaak terecht in tech-
nische, vakinhoudelijke functies. Maar dierenartsen zijn met
hun universitaire opleiding, brede kennis en analytische ver-
mogen veel breder inzetbaar. We moeten ons niet laten beper-
ken door stereotype beelden van wat het betekent dierenarts
te zijn. Jaren geleden volgde ik een managementcursus en de

Interview

andere deelnemers vroegen me verbaasd wat een dierenarts
daarmee van doen had. Dat werd pas duidelijk toen ik uit-
legde dat in onze praktijk zestien mensen werkten, en wij dus
eigenlijk een veterinair bedrijf waren.

Waarom kiezen steeds meer dierenartsen voor deze mogelijk-
heid?

Sommige collega\'s verlaten de praktijk uit onvrede over het
geboden perspectief Anderen zoeken bewust een nieuwe uit-
daging. Het komt steeds minder voor dat mensen hun hele
werkzame leven dezelfde baan houden. Dierenartsen zijn
geen uitzondering. Zij zoeken vaker werk buiten de praktijk.
De veranderende samenstelling van de beroepsgroep en de
groeiende behoefte om parttime te kunnen werken, versterkt
deze ontwikkeling.

Welke rol speelt de KNMvD voor deze groep dierenartsen?
De KNMvD besteedt van oudsher veel tijd aan haar grootste
groep: de practici. Tot een paar jaar geleden waren dat voor
het grootste deel (mede)eigenaren van hun praktijk. DlB-le-
den waren in verhouding bescheiden in aantal, maar waren re-
latief goed vertegenwoordigd in de besturen. Nu zien we een
snelle groei van het aantal dierenartsen in loondienst, zowel
bij praktijken als bij andere ondernemingen. Wel blijven vete-
rinairen zich in het algemeen sterk aan elkaar verbonden voe-
len. We hebben allemaal dezelfde opleiding gedeeld. Daar-
door is een band ontstaan. Wat voor ftanctie je ook uitoefent,
je blijft altijd collega.

De KNMvD en de groepen moeten tijdig inspelen op de ver-
anderende populatie. Tot nu toe kunnen practici, of ze in
loondienst zijn of niet, bij de KNMvD laagdrempelig terecht
voor informatie en ondersteuning. Voor de niet-practici met
vragen over hun mogelijkheden en positie mag dit wat groep
DIB betreft nog verbeteren.

Wat heeft de groep DIB te bieden voor dierenartsen uit het
bedrijfsleven?

De groep DIB telt nu ruim honderd leden. Die hebben be-
hoefte aan interessante bijeenkomsten waar tevens voldoende

"Wat voor functie je ook uitoefent, je blijft altijd collega"

-ocr page 43-

ruimte is voor ontmoeting en onderlinge gezelligheid. Daar-
om organiseren we één- tot tweemaal per jaar een werkverga-
dering. De jaarvergadering wordt altijd gecombineerd met
een excursie naar een voor leden interessante locatie, zoals
KLM Cargo (in verband met dierenvervoer) of de
Oostvaardersplassen. Naast deze bijeenkomsten staat DIB
voor belangenbehartiging en hebben de leden via de groep
toegang tot een uitgebreid netwerk van collega\'s in zeer
uiteenlopende branches. Uit de enquête die we eens in de on-
geveer vijfjaar houden onder onze leden, blijkt dat zij het erg
belangrijk vinden ervaring en kennis te delen met collega\'s.
Er zijn nog steeds grote verschillen tussen verschillende werk-
gevers en verschillende branches wat betreft de beloning van
dierenartsen. De salariëring van practici in loondienst vormt
helaas geen goede basis voor de vergelijking met niet-practici.
Daarom hebben we een enquête gehouden naar de inkomens-
positie van dierenartsen in het bedrijfsleven. De leden hebben
op deze manier een richtlijn voor hun salaris. Voor de salaris-
enquête en actuele berichten kunnen dierenartsen terecht op
onze website
(dib.knmvd.nl/home).

Wat zijn de doelen van groep DIB voor de lange termijn?
Ten behoeve van alle dierenartsen streeft DIB naar een sterke
nationale en internationale arbeidsmarktpositie, de inzetbaar-
heid van dierenartsen op een zo breed mogelijk werkterrein,
goede en flexibele carrière- en toekomstmogelijkheden. We
streven verder naar salariëring overeenkomstig de landelijke
beloningstrend van academici, een goede balans tussen werk
en privé en we willen als beroepsgroep onze invloed op de
maatschappij en de nationale en Europese politiek vergroten.
Om dit te bereiken zoekt DIB voortdurend naar samenwer-
king en dialoog met de beroepsgroep.

Zijn er overeenkomsten tussen groep DIB en CKZ?
De GKZ wil net als DIB een brugfunctie vervullen voor de
dierenartsen die \'verticaal\' werkzaam zijn in de keten. Alle-
bei de groepen zien dubbellidmaatschap als een uitstekend
middel om de integratie die we wensen, te bevorderen.

Jules Rojer, voorzitter van de groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg (CKZ)

Kun je iets over jezelf vertellen?

Sinds november 2006 ben ik voorzitter van de groep Gezond-
heids- en Kwaliteitszorg (GKZ).

Wie is de doelgroep van de groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg (GKZ)?

De leden van de groep GKZ waren van oudsher dierenartsen
die bij de overheid werkten, zoals bij de Voedsel- en Waren-
autoriteit (VWA) en beleidsafdelingen van de ministeries van
VWS en LNV Maar tegenwoordig houden ook buiten de
overheid steeds meer dierenartsen zich bezig met de voedsel-
productie. Onze doelgroep bestaat uit dierenartsen die werk-
zaam zijn in de hele keten van de boerderij naar de consu-
ment. Het begint bij de practicus op de boerderij, want elke
veterinaire handeling heeft gevolgen in de verdere keten. En
in de verwerkingsfase gaat het niet meer alleen om dierenart-
sen bij de overheid, maar ook bij bedrijven in de private sec-
tor en bij adviesbureaus en consultants. Ik heb helaas het idee
dat de groep GKZ buiten de kring van de VWA nog maar
weinig bekendheid geniet. Het bestuur van de groep GKZ wil
de doelstellingen van de groep in bredere kring bij collega\'s
onder de aandacht brengen.

Wat zijn de mogelijkheden voor dierenartsen op het terrein
van de voedselproductie?

Er zijn buiten de praktijk tal van carrièremogelijkheden voor
dierenartsen. Binnen de groep GKZ bevinden zich bijvoor-
beeld keuringsdierenartsen, stafmedewerkers, managers en
consultants. Nog steeds beginnen bijna alle studenten hun
studie diergeneeskunde met als doel uiteindelijk dieren te
behandelen. Het komt echter steeds vaker voor dat ze vervol-
gens, soms najaren in de praktijk, tot de conclusie komen dat
ze zich op een ander werkveld willen oriënteren. Voor mezelf
stond het toen ik afstudeerde al vast dat ik niet in de praktijk
wilde werken. Ik ontdekte al snel dat een baan als beleidsme-
dewerker, en later als leidinggevende, mij veel beter lag. Door
onze kennis van dierziekten en gezondheidsaspecten zijn we
op deze posities goed in te zetten.

Helaas baseren veel mensen hun beeld van de dierenarts nog
op de vele \'docusoaps\' die op televisie worden uitgezonden.
Die gaan vaak over de gezelschapsdierenpraktijk, of de tradi-
tionele veearts. Toch bepalen deze beelden van de veterinaire
sector nog teveel ons imago. Het maakt me bezorgd dat die-
renartsen op hun CV soms maar niet schrijven dat ze dieren-
arts zijn, omdat werkgevers zouden denken dat dierenartsen
niet geschikt zijn voor bijvoorbeeld leidinggevende posities.
Over de kwaliteiten van de dierenarts is buiten de veterinaire
sector weinig bekend.

Wat zijn de consequenties van de recente dierziekte-uitbraken
voor dierenartsen in de kwaliteitszorg?
De recente uitbraken laten goed het belang van ons werk zien.
Als het gaat om dierziektebestrijding wordt de dierenarts er
onmiddellijk bijgehaald. De bluetongue-epidemie is een
voorbeeld hoe exotische ziekten zomaar de kop kunnen op-
steken in Nederland. Dierenartsen hebben bij de bestrijding
van deze epidemie op alle niveaus een cruciale rol gespeeld.

Wat heeft de groep CKZ dierenartsen te bieden?
Rond het jaar 2000 was het centrale onderwerp in de discus-
sies in het bestuur over de taakstelling van de groep GKZ
vooral de veterinaire volksgezondheid. In het verieden heeft
GKZ vooral lezingen georganiseerd over technische onder-

-ocr page 44-

werpen. Maar het is de vraag of de maatschappij daarop zit te
wachten en of we leden daarmee interesseren. We willen ons
meer gaan richten op maatschappelijk relevante onderwer-
pen, met name dierwelzijn, duurzame productiemethoden en
diergezondheid. Op onze laatste bijeenkomst, op 12 juni
2007, hebben we daarmee een begin gemaakt. De groep GK.Z
wil de opinie beïnvloeden ten aanzien van de veterinair rele-
vante aspecten van deze onderwerpen. We streven ernaar met
betrekking tot deze onderwerpen een standpunt op te stellen
en uit te dragen, zodat de beroepsgroep zich erachter wil
scharen.

Welke activiteiten organiseert de groep GKZ?
De groep had per 14 september jongstleden 111 leden. GKZ
wil een forum zijn waar collega\'s met interesse in de voedsel-
productie elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen
wisselen. Behalve de jaarlijkse vergadering organiseren we
één of twee keer per jaar een symposium of congres over een
relevant onderwerp. Dit jaar is dat op het gebied van pluim-
vee. Ons doel is het bespreken van onderwerpen die veterinair
maatschappelijk relevant zijn, bijvoorbeeld op het gebied van
dierwelzijn en duurzame productie.

In september organiseerde de groep GKZ namens Nederland
de Drie-Landendag, met als thema\'s \'Varkenspest\' en \'Keten-
keuring\'. Er waren ruim tachtig deelnemers uit Duitsland,
België en Nederland.

De groep GKZ is bovendien vertegenwoordigd in de
EASVO, de groep voor dierenartsen in overheidsdienst en de
UEVH, de groep voor hygiënisten, van de Europese federatie
voor dierenartsen (FVE) en diverse permanente en ad hoe
werkgroepen. (Zie ook:
gkz.knmvd.nl/home)

Wat zijn de doelen van de groep GKZ op de langere termijn?
Sinds ik ben aangetreden als voorzitter zijn we actiever gaan
zoeken naar onze identiteit en naar de manier waarop we
onze meningen kunnen presenteren zodat mensen zich ermee
willen identificeren. Het is duidelijk dat dit veranderings-
proces tijd kost. De groep GKZ wil ook met haar standpunten
naar buiten treden. We willen een groep zijn waar de leden
trots op zijn dat ze er lid van zijn.

Waar we ons als groep GKZ nog op bezinnen, is een mogelij-
ke intensivering van de samenwerking met de groep DIB.
Ook van de groep DIB zijn immers dierenartsen lid die zich
bezighouden met de voedselproductie. Er is zeker sprake van
overlap. We hopen de contacten aan te halen. Dubbellidmaat-
schappen zijn wat ons betreft een uitstekend middel om sa-
men te werken.

johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

Hans van Gils

De Groep Geneeskunde van het Paard
(GGP) vertegenwoordigt de Neder-
landse paardendierenartsen en draagt
in het belang van paard en eigenaar
bij aan een professionele ontwikke-
ling van de paardendiergeneeskunde.
De GGP heeft meer dan 450 leden,
maar weet ook dat de jeugd de toe-
komst heeft! Daarom heeft het be-
stuur van de GGP besloten studenten diergeneeskunde in de
gelegenheid te stellen om kandidaatlid te worden voor een
symbolisch bedrag van 10 euro per jaar.

\'What\'sinitforYOU?\'

Kandidaatleden hebben toegang tot de Algemene Leden-
vergadering (ALV) van de GGP in het voor- en najaar, waar-
door ze op de hoogte kunnen blijven van wat er speelt in de
paardengeneeskunde (en wellicht contacten kunnen leggen
met paardendierenartsen voor stages en latere beroepsuit-
oefening ...).

Ook hebben kandidaatleden tegen een gereduceerd tarief toe-
gang tot de najaarsdag, een wetenschappelijk georiënteerd
symposium, dat jaarlijks wordt gehouden in oktober of
november voorafgaand aan de ALV, en tot het Lustrum-

Maatschappij

nieuws

IKIMOP, VDOf Ol«l

congres, een groots congres dat om de vijfjaar plaatsvindt in
het najaar.

Bovendien krijgen kandidaatleden op de eerstvolgende ALV
gratis een GGP-paraplu in \'retro\'-kleuren en het onlangs ver-
schenen nieuwe boek
De veterinaire keuring van het paard,
een onmisbaar naslagwerk voor paardendierenartsen in Ne-
derland. Dit boek is overigens ook op te halen op het
KNMvD-kantoor in Houten.

Lid worden

Als je (kandidaat)lid wilt worden van de Groep Geneeskunde
van het Paard, moet je ook (kandidaat)lid zijn van de
KNMvD. Dit kost slechts 30 euro per jaar als je ook lid bent
van DSK! Als dit het geval is, kun je een email sturen naar
leden.adm@knmvd.nl.

Enthousiaste paardendierenartsen in spé gezocht

Als je interesse hebt voor het lidmaatschap van de GGP maar
eerst meer informatie wilt ontvangen, stuur dan een email
naar
ggp@knmvd. nl.

Hans van Gils is bestuurslid van de Groep Geneeskunde
van het Paard.

-ocr page 45-

Ruud van der Mark

Elke dierenarts heeft er belang bij dat de beroepsgroep
in de samenleving wordt gewaardeerd en gerespecteerd.
Daarvoor moet allereerst de veterinaire zorg die door
dierenartsen wordt verleend van goede kwaliteit zijn,
maar daar blijft het niet bij. Een dierenarts moet zich be-
wust zijn van zijn maatschappelijke en professionele ver-
antwoordelijkheid en zich daar tegenover cliënten, colle-
ga\'s en anderen naar gedragen. Van de dierenarts wordt
verwacht dat hij kundig en integer is en zich laat leiden
door wat ethisch verantwoord is. De KNMvD heeft hier-
voor als leidraad gedragsregels opgesteld en vastgelegd in
de Code voor de dierenarts.

De Ereraad bewaakt en bevordert het maatschappelijk en pro-
fessioneel verantwoord handelen van de dierenarts. Als een
individuele dierenarts, groep, regio of het bestuur van de
KNMvD meent dat een collega zich niet heeft gedragen vol-
gens de Code, kunnen zij een klacht indienen bij de Ereraad.
De Ereraad onderzoekt de klacht en doet vervolgens een ge-
motiveerde uitspraak over de vraag of de handelwijze van de
collega in strijd is met de Code voor de dierenarts. De Ere-
raad kan ook ambtshalve een zaak tegen een individuele die-
renarts in behandeling nemen als hij kennisneemt van een ge-
draging die in strijd zou kunnen zijn met de Code. Tenslotte
adviseert de Ereraad het bestuur van de KNMvD gevraagd en
ongevraagd over zaken die betrekking hebben op de maat-
schappelijke en professionele verantwoordelijkheid van de
dierenarts.

Diverse vragen

De vragen die aan de Ereraad worden voorgelegd, zijn divers.
Veel vragen hebben betrekking op publiciteit. Mag een die-
renarts bijvoorbeeld vermelden dat hij een bepaald voorbe-
reidend examen heeft gehaald en zo de schijn wekken dat hij
zich gespecialiseerd heeft? Is in een brochure van een dieren-
artsenpraktijk een onjuiste voorstelling van zaken gegeven
over de prognose en de bijwerkingen van een bepaalde be-
handeling? Wanneer mag een kliniek zich \'specialistisch cen-
trum\' noemen? Mag een dierenarts zich specialist noemen als
hij niet is ingeschreven in het veterinair specialistenregister?
Publiciteit mag. Maar publiciteit die onjuist of misleidend is
mag niet.

Vragen kunnen ook betrekking hebben op ongeoorloofde
concurrentie. Mag een praktijk een naam voeren die lijkt op
die van een praktijk in de buurt? Mag een praktijk een depen-
dance openen naast een dierenarts die met pensioen gaat en
zijn praktijk probeert te verkopen? Andere vragen gaan weer
over collegiaal gedrag. Mag een dierenarts zich negatief uit-
laten over een collega? Mag een dierenarts de cliënt van een
collega aanraden een klacht tegen die collega in te dienen bij
het veterinair tuchtcollege? Mag een dierenarts een oordeel
geven over de behandeling door een collega, zonder die col-
lega naar zijn mening te vragen? Mag een dierenarts perso-
neel van een collega wegkopen? De Ereraad onderzoekt de

De Ereraad bestaat uit:

• J. Minderhoud, voorzitter (2008 niet herkiesbaar)

• Tj. Cuperus (2006 herkiesbaar)

• H.A.R. Kok (2007 niet herkiesbaar)

• mevr. dr. A.A.M.E. Lubberink (2007 niet herkiesbaar)

• C.J.H.M. Maass (2007 herkiesbaar)

• Mevr. M.C.B. Strawn-Kampert (2007 herkiesbaar)

• H.R. Suichies (2008 herkiesbaar)

• H.R Wieringa (2008 herkiesbaar)

De Ereraad wordt bijgestaan door mr. R.P.F. van der Mark
als secretaris die door het bestuur is benoemd.

feiten en de omstandigheden en bepaalt op grond daarvan of
de grens van wat kan en mag is overschreden.
Tenslotte komen bij de Ereraad vragen aan de orde over de
integriteit van de dierenarts en de manier waarop hij zich ten
opzichte van zijn cliënten opstelt. Is de dierenarts wel vol-
doende onafhankelijk of laat hij zich leiden door andere be-
langen (bijvoorbeeld economische)? En welke informatie
moet hij daarover aan zijn cliënt verstrekken? Hoe gaat de
dierenarts om met klachten van cliënten over de rekening? Is
de dierenarts bereid om tegenover de cliënt verantwoording
af te leggen over zijn werkzaamheden en de daarvoor in reke-
ning gebrachte kosten? Houdt de dierenarts zich aan de wet-
telijke regels?

Klachtambtenaar

Als de Ereraad van mening is dat er sprake is van een ernstige
overtreding van de wet, geeft hij de klager in overweging de
klachtambtenaar (zoals bedoeld in artikel 29 van de Wet op
de uitoefening van de diergeneeskunde) te vragen de zaak
voor te leggen aan het Veterinair Tuchtcollege (hierover wordt
eerst de klachtambtenaar gepolst). De klager kan er niettemin
voor kiezen de zaak door de Ereraad te laten onderzoeken en
beoordelen.

De Ereraad kan, als hij van mening is dat een dierenarts heeft
gehandeld in strijd met de wet, de Code voor de dierenarts of
enige andere regelgeving binnen de KNMvD, strafmaatrege-
len opleggen, zoals een waarschuwing, een berisping, een
voorwaardelijke geldboete, een geldboete van maximaal
22.750 euro, schorsing van het lidmaatschap of ontzetting uit
het lidmaatschap. Daarnaast kan de Ereraad bepalen dat zijn
beslissing wordt gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde
en dat aan het bestuur van de KNMvD een af-
schrift van de beslissing wordt verstrekt. Een gegronde klacht
heeft als consequentie dat het desbetreffende lid zich later
niet meer kandidaat kan stellen voor het bestuur de of raad
van toezicht van de KNMvD.

Van en over de Ereraad van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde

-ocr page 46-

Preventieve rol

De Ereraad kan een dierenarts niet dwingen een einde te ma-
ken aan een onjuiste gedraging of schadevergoeding toeken-
nen. Net als het Veterinair Tuchtcollege heeft de Ereraad pri-
mair een preventieve rol. Hij bewaakt en preciseert de
grenzen van wat geoorloofd is, met als doel te voorkomen dat
de samenleving haar vertrouwen in de beroepsgroep verliest.
In de praktijk blijkt dat als de Ereraad heeft beslist dat een
dierenarts onjuist heeft gehandeld, deze de beslissing meestal
ter harte neemt en zijn handelwijze corrigeert. Een dierenarts
die bijvoorbeeld handelt in strijd met de Code, doet dat lang
niet altijd met opzet en blijkt vaak bereid te zijn zich te con-
formeren aan de uitleg die de Ereraad aan de Code geeft.
Als de beslissing van de Ereraad niet tot een oplossing leidt,
kan men via de burgerlijke rechter proberen het staken van
een onjuiste gedraging af te dwingen (op straffe van een
dwangsom) of schadevergoeding te krijgen. In de praktijk
blijkt dat de beslissing van de Ereraad een grote invloed heeft
op het oordeel van de burgerlijke rechter. Tenslotte kan ook
het bestuur van de KNMvD worden gevraagd toe te zien op
de naleving van beslissingen van de Ereraad. Het bestuur kan
een lid dat zich na een beslissing van de Ereraad niet wil hou-
den aan bijvoorbeeld de Code voor de dierenarts, uit het lid-
maatschap ontzetten. Daarnaast zorgt het bestuur voor de in-
ning van een eventueel door de Ereraad opgelegde boete. Het
bestuur kan ook (opnieuw) een klacht indienen en de Ereraad
vragen een zwaardere sanctie op te leggen.

Ruud van der Mark is secretaris van de Ereraad. Voor meer
informatie over de Ereraad wordt verwezen naar de web-
site van de KNMvD
www.knmvd.nl en het Regiement van
Orde.

Promoties aan de Faculteit der
Diergeneeskunde

2 juli 2007 Mw. drs. K. Retra

Promotores: prof dr. A.G.M. Tielens

prof dr. M. Yazdanbakhsh
Co-promotores: dr. J.J. van Hellemond
dr. D. van der Kleij

Titel proefschrift:

Schistosomal lysophosphatidylserine: an im-
munomodulatory factor

Merial B.V. is de Nederlandse vestiging van Merial, producent van
diergeneesmiddelen en vaccins, in 1997 ontstaan uit een fusie tussen de
diergeneeskundige divisies van Merck, Sharp & Dohme en Aventis (nu
sanofi-aventis). Merial legt zich toe op vernieuwing in fannaceutische
producten en vaccins, voor zowel gezelschapsdieren als landbouwhuis-
dieren. Onze producten worden afgenomen door de groothandel en
dierenartsen in Nederland. In Velserbroek bevindt zich het marketing- en
verkoopkantoor voor Nederland, dat deel uitmaakt van een Benelux-
structuur

Rayon Manager

(gezelschapsdieren)

voor regio Oost-Nederland

U bent commercieel verantwoordelijk voor de verkoop van dier-
geneesmiddelen en vaccins voor gezelschapsdieren, inclusief
paarden, in uw regio. U bent daarbij het aanspreekpunt voor die-
renartspraktijken.

Uw taken:

• Het verstrekken van informatie over en het verkopen van
onze diergeneesmiddelen en vaccins

• Het ontwikkelen en onderhouden van de relatie met
dierenartspraktijken

• Het voeren van een actuele en een betrouwbare administratie
van alle verkoopactiviteiten en uw klantenbestand

• U signaleert en analyseert ontwikkelingen in de markt en u
informeert het management hierover

Uw profiel:

• Bij voorkeur heeft u een opleiding op HBO-niveau, eventueel
aangevuld met een commerciële of marketinggerichte studie

• Sterke communicatieve eigenschappen

• U beweegt zich gemakkelijk op alle niveaus, zowel intern als
extern

• Creatief, gemotiveerd, flexibel en initiatiefrijk

• Woonachting zijn in het betreffende rayon ofwel bereid zijn
daar te gaan wonen

Wij bieden:

• Een functie in een internationaal veterinair farmaceutisch
bedrijf waarbij u toonaangevende producten vertegenwoordigt

• Grote mate van zelfstandigheid

• Prima salaris

• Uitstekende secundaire arbeidsvoonwaarden

(zoals een representatieve auto van de zaak, dagvergoeding,
mogelijkheid tot het volgen van opleidingen, e.d.)

Voor nadere informatie over de inhoud van de functie kunt
u contact opnemen met de sales manager, de heer P. Bakker
(023 - 520 10 84 of 06 - 53 44 07 53).

Wij nodigen kandidaten uit binnen 14 dagen na het verschijnen
van deze advertentie een sollicitatie met e.v. te richten aan de
heer R Bakker (peter.bakker@merial.com).

Merial B.V. Postbus 2009,1990 AA Velserbroek, tel. 023 - 520 10 80.

M/V

-ocr page 47-

Bert Bolland

(i6 november 1943 -

27 februari 2007)

memoriam

Bert werd geboren in Zutphen en groeide op in een middenstandsgezin. Zijn vader had een zaak in
manufacturen. Nadat hij bij de verbindingsdienst zijn militaire dienstplicht had vervuld, begon hij
in 1962 met de studie diergeneeskunde. Tijdens die studieperiode had Bert al belangstelling voor
het rallyrijden. De passie voor auto \'s, speciaal voor het merk BMW, zou hij zijn hele leven houden.
Onze contacten in de studieperiode beperkten zich tot de uitwisseling van collegedictaten: officiële
gedrukte uitgaven bestonden in die tijd immers niet of nauwelijks.

Na zijn afstuderen in 1970 kon Bert per 1 november 1970 een aanstelling krijgen bij de toenmalige
Kliniek voor Kleine Huisdieren onder leiding van Professor Teunissen. De verhuizing naar de Uithof
was nog maar net achter de rug en de discipline-indeling van tegenwoordig stond nog in de kinder-
schoenen. Als jong medewerker kreeg Bert de kans veel ervaring op te doen, waarbij zijn interesse
vooral lag bij de chirurgie.

Zijn meer praktisch ingestelde aard leidde ertoe dat hij in januari 1973 in Amsterdam in de praktijk
terechtkwam en ging samenwerken met Ernst Osinga, die een paar jaar eerder eenzelfde soort start
en overstap had gemaakt. Vanaf 1973 heeft Bert voornamelijk gewerkt in de vestiging in Amsterdam-
Noord. De aantallen huisdieren stegen in die jaren snel, de patiënten kwamen ook uit de regio boven
Amsterdam. In die periode van nog niet ojficieel geregistreerde specialisten werden Bert en Ernst
en vanaf 1976 ook ondergetekende regelmatig te hulp geroepen door collega \'s in de regio. Op deze
wijze heeft de maatschap Osinga-Bolland-Goverts tot juli 1999 gefunctioneerd.
In onze maatschap was Bert degene die bij een aanschaf of verbouwing altijd wel iemand kende die
met die materie op de hoogte was. Bert hield niet van autoriteiten en snelheids- of andere beperkin-
gen. Zijn lidmaatschap en later penningmeesterschap van de Rotary in Amsterdam-Noord bezorgde
hem en onze praktijk een uitgebreid netwerk. Ook bij de totstandkoming van het Dierenasiel Amster-
dam-Noord/Oostzaan was dat netwerk zeer waardevol.

Naast zijn al gememoreerde belangstelling voor auto \'s was hij ook bezig met de watersport. Vanuit
zijn latere, definitieve huis in Workum heeft Bert genoten van de mogelijkheden op dat gebied in
Friesland. Na zijn pensionering in 1999 kwam hier de goljsport ook nog hij. Binnen zeer korte tijd
was hij voorzitter van de cluhhuiscommissie, waarna het netwerken ook daar weer op de gebruike-
lijke wijze doorging.

Helaas openbaarde zich bij Bert een ernstige ziekte, waarbij het duidelijk werd dat de tijd die hem
resteerde, maar kort zou zijn. In die laatste levensfase was het Bert gelukkig nog gegeven Tineke van
Veen te leren kennen en een huwelijk met haar te sluiten.

Na zijn overlijden heeft een artikel in Het Parool over zijn actieve jaren in Amsterdam-Noord geleid
tot talloze reacties, zowel gericht aan zijn vrouw Tineke als aan de huidige praktijk.
Namens de medewerkers van de huidige maatschap Goverts- Winius-Zwart danken wij Bert voor zijn
inzet gedurende al die jaren. Tevens wensen wij zijn vrouw Tineke sterkte met het verwerken van het
verlies van haar man.

Joop Goverts

-ocr page 48-

Congressen fc Symposia

September

14-15 AvEx-congres. Staat in het teken van
vogels en reptielen. Met internationale
sprekers, waaronder Teresa Lightfoot,
Gerry Dorrestein en Olga Amann. Zater-
dag 15 september wordt de congresdag in
Burgers\'Zoo georganiseerd. Voorafgaand
op vrijdag vinden workshops plaats. Meer
informatie via
www.provelo.nl.

21 Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur.
Locatie: Sportpark Marienhoeve, Wijk bij
Duurstede.

Vergaderingen fc biieenkomstetvt

September

11 Regiovergadering regio Zuid.
20 Vergadering regio Noord.
25-29 Het vijftiende lustrum van de D.S.K.
27 Excursie en jaarvergadering groep DIB.

Oktober

5 Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\' Zoo, Arnhem.

Cursussen"

juli

4

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Infomiatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

15-15

Augustus

1 Fertiliteitsbegeleiding bij hct rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving;
info@dynamicsupport.nl.

Doorlopende
agenda

31-8/1-9 Ultrasonography of the locomotor system in horses. Anmeldung und
Information: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Hus-
kamp/Marita Hellmann, Von-Braunstr. 10, 48712 Gescher Tel: (0 28
63) 20 99-0, Fac 20 99-20. E-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de.
Online Anmeldung unter www.lierklinik-hochmoor.de\', aufgrund der
begrenzten Teilnehmerzahl wird um Voranmeldung gebeten. ATF-
Anerkennung: 14 Stunden. Teilnahmegebühr: 490,-- euro ikl. MwSt.,
im Preis sind Tagungsunteriagen, KaflFeepausen und Mittagessen ent-
halten.

September

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand. 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49^282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
conlact@BackBone-Academy.com.

27-28 Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Groepsgrootte
maximaal 35 personen. Kosten zijn 995,- euro. Inschrijvingen en in-
lichtingen: De inschrijftermijn van de cursus eindigt op 14 september
2007. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
http://www.whs.wur.nl. Tevens kunt u de brochure aanvragen bij Wa-
geningen Business School, Postbus 226, 6700 AE Wageningen. Tel.:
0317-484093, fax: 0317-426547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur
nl

Oktober

12-12 Internationale cursus Design of Experiments door Wageningen Busi-
ness School georganiseerd. Prijs 1795,- euro inclusief lunch, koffie en
thee en cursusmateriaal. Inschrijven graag voor 21 september 2007.
Maximum aantal deelnemers is 24. Informatie en registratie: Wagenin-
gen Business School, PO. Box 226, 6700 AE Wageningen. Fax: 31-
317426547, Telefoon: 31-317484093. e-mail:
infó.whs@wur.nl,
website: www.wbs.wur.nl

26-26 International Postgraduate Course Promoting Equine Performance
- Principles and practice of nutrition, welfare and training. Plaats:
Wageningen. Kosten: 1795,- euro. Inschrijftermijn eindigt op 1 okto-
ber 2007. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl.

Jubilea juli 2007

2 juli, A.C.L.M. Aarts te Gilze, 25 jaar
2 juli, S. Minnema te Holten, 25 jaar

2 juli. Mevr. Dr. M.E. Peeters te Houten, 25 jaar
3juli, A.P. van der Linden te Nijmegen, 50 jaar

3 juli, C.W.J.M. van der Riet te Wanroy, 50 jaar
7 juli, J. Atsma te Tolbert, 40 jaar

7 juli, J.RJ. van de Vijver te Oostburg, 40 jaar
7 juli, E.C. Osinga te Kockengen, 40 jaar
7 juli, J. Minderhoud te Middelburg, 40 jaar
7 juli, J. Heijting te Doorwerth, 40 jaar
9 juli, G. Nijhof te Blesdijke, 25 jaar
9 juli, B. van der Linden te Brielle, 25 jaar
9 juli. Mevr. Drs. M.C.B. Strawn-Kampert te Roosendaal,
25 jaar

9 juli, N.L. van Geest te Taber, (Canada), 25 jaar
12juli, A.M.J. Adankte Rotterdam, 50 jaar
12 juli, P.A. Akkermans te Veldhoven, 50 jaar
12 juli, Dr. J.L. van Os te Voorburg, 50 jaar
12 juli, RE. van Tilburg te Deume, 50 jaar
12 juli, R. Strikwerda te Meppel, 60 jaar

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

maandag
maandag
maandag
maandag

09-07-2007
30-07-2007
13-08-2007
27-08-2007

15-07/01-08-2007
15-08-2007
01-09-2007
15-09-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Biedt zich aan: (interim) praktijkmanager
Vrouwelijke dierenarts en (arbeids-organisatie)
psycholoog

Biedt zich aan als (interim) praktijkmanager met
als motto: Zelfredzaamheid in plaats van zelf-
volgzaamheid.

Telefoon: 06-51968683

-ocr page 49-

Dierenkliniek de Hoekse Waard, een moderne, sterk groeiende ruim-
driemans gezelschapsdierenartsenpraktijk met vestigingen in Oud-
Beijerland, Rotterdam en Spijkenisse (binnenkort twee praktijken)
zoekt:

Ondernemende collega met ruime ervaring die meewerkt met het uit-
breiden van de huidige praktijk, de intentie heeft om op korte termijn te
associëren en op termijn de praktijk wenst over te nemen.
Kernwoorden: Compassionate care, sterkliniekniveaus, stads-platteland-
praktijk, A4-zuid corridorpraktijk (www.pmz-rws.nl), mondaine water-
sport- (en golfjplaats (Numansdorp), grote groeimogelijkheden, goede
intercollegiale dienstenregeling.

Uw reacties kunt u richten aan: Dierenkliniek de Hoekse Waard, Oost
Voorstraat 90-92, 3262 JH Oud Beijerland. E-mail:
j.schep@dklhw.nl
website: www.dklhw.nl, informatie: 0186-610371.

Dairy Veterinarian required

for a large veterinary practice in New Zealand. Po-
sition offers intellectual stimulation, great wor-
king conditions and superb lifestyle.

Visit www.vetsouth.co.nz

□ierenkliniek

Dierenkliniek de Arker in Nijkerk is een goed geoutilleerde gezelschaps-
dierenkliniek waar drie dierenartsen en vijf assistentes werkzaam zijn. In ver-
band met het vertrek van een collega zijn wij per 15 juli 2007 op zoek naar een

Ambitieuze dierenarts gezelschapsdieren (m/v)
voor minimaal 32 uur/week

Wij zoeken een collega:

• met meerdere jaren ervaring

• met gevorderde chirurgische ervaring

• die zelfstandig en efficiënt kan werken

• met een klantgerichte instelling en sterke communicatieve vaardigheden

• met een gezonde commerciële instelling

• die evenredig participeert in diensten (d.w.z. één weekenddienst per drie we-
ken en één a twee avonden/nachten per week)

• die bereid is om in de omgeving te komen wonen

Wij bieden:

• een eigentijdse kliniek met overeenkomstige uitrusting en mogelijkheden

• een loyale en gemotiveerde clientèle

• een 32 tot 40 urige werkweek

• ruimte voor nascholing

• een gemotiveerd cn innovatief team

• een mooie woonomgeving in onmiddellijke omgeving van stad, water en bos

• een goede beloning

• bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associëren

Bent u die ambitieuze, ondernemende, communicatief vaardige dierenarts, die
graag in teamverband werkt, stuur dan uw reactie met CV naar Dierenkliniek de
Arker, t.a.v. mw. G.J.M Roorda (praktijkmanager). Hoefslag 1 3862 KA Nijkerk.
Voor meer informatie kunt u kijken op
www.dierenkliniekdearker.nl of
contact opnemen met mw. G.J.M. Roorda of hr. drs. E.P van Dijk: 033-2462526.

AB Oost

De personeelsvoorziener in de
veterinaire sector

0.

Oost

Scheggertdijk 22
7218 NB Almen
Postbus 7
7218 ZG Almen

T 0900-9896
E info@aboost.nl
I www.aboost.nl

• Uitzenden

• Detacheren

• Werving & Selectie

• Payroll

• P&O-advles

Wij zijn werkzaam in geheel Nederland.

Zoekt u werk als dierenarts? Dan bent u
bij ons aan het juiste adres.

Wilt u meer informatie? Bel AB Oost via
0900-9896 en vraag naar Mirjam van Ast of
kijk voor meer informatie op www.aboost.nl

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

Waarnemingen
Werving & Selectie
Pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

FlexVet zoekt voor één van haar opdrachtgevers, een
gemengde dierenartsenpraktijk, gevestigd in de Gelderse
Vallei, een:

DIERENARTS m/v
LANDBOUWHUISDIEREN

Kernwoorden zijn:

• Echte practicus

• Full-time

• Teamplayer

• Varken

• Rund

Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de
mogelijkheden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen FiexVetB.v.
met Flexvet of kijken op onze website. „ Boumtraats

„ ^ .. ^ J J 1 7483 PE Haaksbergen

Bent u gemteresseerd dan kunt u jei. 053 - 572ss48

reageren via onze website of fax oss ■ 572131s

per e-mail. E-mall: info@flexvet.nl

www.flexvet.nl

nexVet

-ocr page 50-

Dierenarts

Dierenartspraktijk
Hiiiegersberg

Twee jaar geleden hebben wij onze gezelschapsdierenpraktijk in de mooie wijk Hiiiegersberg (Rotterdam) geopend.
In een korte tijd is deze uitgegroeid tot een gezellige en drukke éénmanspraktijk met twee assistenten.

In verband hiermee zoeken wij een enthousiaste en ervaren dierenarts voor een parttime dienstverband, dan wel op basis
van waarneming.

Dierenarts parttime / waarneming

Wij vragen: Wij bieden:

• Tenminste driejaar werkervaring (spreekuur/operatie) • Modern geoutilleerde praktijk

• Goede communicatieve eigenschappen • Operatiemogelijkheden

• Woonachtig in omgeving • Vast dienstverband (24-uur) dan wel waarneming

Bijdrage in opleidingen/cursussen
Prettige werksfeer en leefomgeving

Spreekt jou dit aan, reageer dan via de email of telefoon:

Gegevens

Dierenartspraktijk Hiiiegersberg; C.E.M. PaysTentoea; Schubertlaan 83; 3055 HN Rotterdam; http://www.dapberg.nl
info@dapberg.nl;
Contactpersoon: E. van Schendel, 06-422 42 989.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» SPECIALIST IN OPLEIDING ANESTHESIOLOGIE PAARD

De faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht is op zoek naar een specialist in opleiding Anesthesio-
logie (1,0 fte). U gaat werken bij de discipline Anesthesiologie en Intensive Care van de Universiteitskliniek Paard (UKP)
van het Departement Gezondheidszorg Paard. Uw taken bestaan uit het bijdragen aan klinische werkzaamheden en
het daarmee verbonden onderwijs, opname in het team dat de avond-, nacht- en weekenddiensten verzorgt en het
participeren in het onderzoek van het Departement Gezondheidszorg Paard. U hebt de dierenartsopleiding afgerond,
enige jaren praktijkervaring en een duidelijke affiniteit met het vakgebied anesthesiologie, met name bij het paard.
Uw salaris loopt op tot maximaal € 3.597,- bruto per maand.

Meer informatie: prof. dr L.J. Hellebrekers, telefoon (030) 253 4543 of dr. P van Dijk, telefoon (030) 253 7991.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

//»: Wetenschap is nooit af Ä B ^ Universiteit Utrecht

-ocr page 51-

(

***

NIEUW

80 mg/ml

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2006 Pfizer Animal Heati bv - Capelle a/d Ussel • ® Meilaiaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

PAcf zgr Herstellung einer liMfioniB
IrHUNDEundKATÎEN. ^^
Werter berelding van eent

en

rainjectievoor ____________

IMre pour solution Injectable pour
CHENS et CHATS.

inlnachRekonstitutlon/
fPlnareconstltuSe/
ml ajxes reconstitution

<9

r J

CONVENIA®, werkzame stof: cefovecin • EU/2/06/059/001 REG NL 10405 UDO • Diergeneesmiddel, poeder en optosmkJdel ter bereiding van een optossing voor injectie • Doeldier hond en kal • Indicaties hond: betiandeling van infecties 5
van huid en weke delen, inclusief pyodemiie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacterièn •
Indicaties kat behandeling van abcessen en wonden van huid en weke g
delen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarvoor een langere behandelingsduur nodig is. De anttmiaobiêle activiteS van CONVENIA« na eenmalige injectie S
houdt tot 14 dagen aan •
Toedieningswijze en dosering: één enkelvoudige subcutane injectie van 8 mjflig licfiaamsgewfchl (1 ml per 10 kg lichaamsgewicht). Indien nodig kan de behandeling tot 3x (huid- en weke delen infecties bij de hond) S
dan wel lx (abcessen en venvondingen bij de kat) hertiaaki worden, met intervallen van 14 dagen •
Contra-Indicaties: niet gebnjiken bij overgevoeligheid voor cefatosporine of penteilline antibkitica, bij kleine herbivoren (inclusief cavia\'s en "
konijnen) of bij honden en katten jonger dan 8 weken •
Bijzondere voorzorgen: de veiligheid Is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dysfunctie en is niet bewezen tijdens dracht en lactatie. BehandeWe dieren dienen tot S
12 weken na de laatste toediening niet voor fokdoeleinden gebnjikt te worden • Bewaren: in koelkast (2°C ■ 8°C), in oorspronkelijke verpakking ter bescherming tegen IkW • BijwerWngen: geen bekend • Verdere infonnatie: zie bijsluiter, of &
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-mall: secretariaalahg@pfizer.com)

-ocr page 52-

Vlooien vormen het
hele jaar een bedreiging
voor hond en kaf

Hond en kat het hele jaar vloolenvrij met Flea-fence®
en Flea
-fence acute®? Exclusief verkrijgbaar via de dier^arts.

Flearfence Acute 57

Voor het snel verwijderen van vlooien werkt Flea-fence acute® direct.
Binnen 4 uur wordt tot 100% van de vlooien gedood. Flea-fence® is
daarnaast de perfecte basisbehandeling voor hond en kat, het maakt
vlooien onvruchtbaar.

De gecombineerde behandeling met Flea-fence acute® en Flea-fence®
zorgt ervoor dat hond en kat het hele jaar door vrij kunnen zijn van
vlooien. Kijk voor meer informatie op
www.vlooien.info

Aesculaap B.V.

Mijlstraat 35 5281 U Boxtel Postbus 35 5280 AA Boxtel T: 0411 67 75 00 F: 0411 68 60 50

-ocr page 53-

Deel 132 • Aflevering 14 -15 • 15 juli/i augustus 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht ^ ^

3 O JÜLI 2007

Diergenees

Vragen en antwoorden over MRSA in landbouwhuisdieren

Prevalentie van allergie bij de hond in de gezelschapsdieren-
praktijk

Virussen, bacteriën en schimmels bij vissen

Symposium \'Op recept\'; "Maatregelen dienen gebaseerd te
zijn op feiten"

Praktijkmanagement: de leiding nemen en leiding geven;
de mens als kritische succesfactor

De CCC Najaarsdag, progressief vooruit

Toekomst permanente educatie In de diergeneeskunde

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 54-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

% Blokkeert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
0 Bewezen klinische veiligheid
^ Specifiek ontwikkeld voor honden
9 Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerati.comwww.weknowyoucare.nl

© 2007 Pfizer Animal Healtti bv - Capelle a/d IJssel ® Merl(naam Pfizer Inc., N,Y.. U.S.A.

Cereriia

mßßitantcitraat

DE NIEUWE KLASSE ANTI-EIWETICA

CERENIA\', WERKZAME STOf; matopitant • EU®06m62ra01 -005 REG Nl 10425/10426 UDA • Owgeneesmiddel. taWctten voor orale toediening (16.24,60 enl 60 mg) en oplossing voor iniecte (10 ma/ml) • D0ELniER|^ \'"2,™\'

wroorzaakt door cnemoDieraoie betendeling van bfaken in combinatie met Cerenia\' optossing voor in&e en in comDinalie mei andere ondersteunende maatregelen alanede preventie »an Draken, veroorzaakt door reisnekte .INDICATIES OPLOSSING VOOR INJECTIE: pr^lie ran braken
veroorzaaKt door cnemomerapie, I^^JJ i„ Stibinatle met andere ondersteunende maatregelen •
TOEDIENIN&WIJZE EN DOSERING TABLEHEN; voor behandeling ol preventie .an Draken eenmaal daags^t toedmn in een dosis» 2

» „. ^qjoieningsWIJZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal dsags suDcutaan toedSnen in Oen óosering van 1 mgAg. CeiBno« kan

■ BIJZONPERE VOORZORGEN: braken kan geassocieefd 2i)n met ernstige, de conditie sterti onderniijnende aan toingen »aaronder

m of gepredisponeerd a|n voor tiartaandoeningen • BEWAREN: geen speciate voorzorgen. Buten het bereik en zichl van kinderen bewaren • BI JWERPaNGEN: geen bekend - VERDERE INFORMATIE: zie hisluiter. of neem contact op met Plizer Animal heailh (email. secrelanaal.ahgOplEer.coml

-ocr page 55-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 14 - 15

15 juli/i augustus 2007

555

556

Inhoud

Cover: foto van pagina 567 en 561

Uit de redactie
Nieuws

Nieuws

Uit en voor de praktijk

Vragen en antwoorden over MRSA in landbouwhuisdieren; Joop Wagenaar, Engeline van Duijkeren, Annet Troelstra,

Arjen van de dessen, jan Kluytmans, Dik Mevius, Edine Tiemersma er\\ Peter van der Wolf 558

Prevalentie van allei^ie bij de hond in de gezelschapsdierenpraktijk; Hj.D. Tolsma en C.H. Moorman 561

Deel 4. Virussen, bacteriën en schimmels; PeterJ. Werkman 565

Veterinair tuchtrecht

Niet veel wijzer uit het oosten; laira Boissevain 573

Footvax zorgt voor problemen - deel 2; laira Boissevain 574

Berichten en verslagen

Nieuws van het LICG: taken van het LICG; Diana van Houten 575

Symposium \'Op recept\'; "Maatregelen dienen gebaseerd te zijn op feiten"; S.J. de Croat 576

Gesignaleerd 581

Berichten en verslagen

Praktijkmanagement: de leiding nemen en leiding geven; de mens als kritische succesfactor, Nicole Heutink 582

Tevreden.nl ook voor u!; Monique Megens 586

Forum jonge dierenartsen; Henry Dijkman 587

KNMvD-modulc \'Apotheekbcheer voor dierenartsenpraktijken\';_yoost van Herten 587

Aankondiging

De GGG Najaarsdag, progressief vooniiV, jenny Buijtels 589

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie

590

HET ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

Alizin:

• Flexibele behandelperiode: Do-D45 na dekking

• Simpel protocol: 2 injecties met 24 uur tussentijd

• Hoge effectiviteit

• Hoge mate van veiligheid

ANIMAL HEALTH

www.vlrbac.nl

Alizin REG NL 10157. Werkzame stof: 30 mg aglépriscone per ml injectievioeistof (arachideolie). Indicatie: abortusinductie O tot en
met 45 dagen na dekking. Doeldier: hond. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld,Tel.: 0342-427127, e-mail; info@virbac.nl

-ocr page 56-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.TM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tjdscfcliMhMvd.nl_

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt IMiMmd door het bestuur._

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.___

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

KNMvDVoorzitterscolumn

Dierenarts in beweging; Ludo J. Hellebrekers

Maatschappljnieuws

Toekomst permanente educatie in de diergeneeskunde; Mare Verburgh
Jaarcongres 2(X)7 nieuwe stijl; Sandra Cools

Brief Bestuur

Personalia

jubilea

Deadline kopij
Doorlopende agenda

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid
Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
H.S. de Vries Rfm.,

controller
R.P. van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

592

592

594

593

594

595

595
595

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401,2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het Hdmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 57-

Uit

de redactie

Bent u een Homo concilius?

U bent lid van de KNMvD, maar waarom eigenlijk? Het goede antwoord vindt u hier:

• U behoort tot de inmiddels bedreigde diersoort Homo concilius, de verenigingsmens. Naast lid
van de KNMvD, bent u vanzelfsprekend ook lid van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormde
Zaaduientelers, AfdelingAlblasserwaard-West en van nog 23 andere clubs en clubjes. Dank u:
uw soort wordt onvoldoende gewaardeerd, maar u vormt het cement in iedere vereniging. Lid-
maatschap, daar denk je niet over na, dat doe je gewoon.

• U bent - naast dierenarts - vooral micro-econoom. U beziet bij voortduring of het ROI (ren-
dement op investering) van uw contributie nog hoog genoeg is. U belt iedere maand met het
bureau van de KNMvD om korting te vragen op uw contributie. Wanneer u ontdekt dat u als
dierenartsondernemer misschien weg kunt komen met de contributie van een dierenarts in loon-
dienst (niet, dus), holt u onmiddellijk naar de notaris voor een complexe holding-structuur van
uw praktijk.

• U beschouwt uw lidmaatschap als een \'moral obligation \'. Het is immers nodig dat dierenartsen
zich verenigen om zodoende de belangen van de diergeneeskunde en de dierenartsen optimaal
te behartigen. Dat het lidmaatschap geld kost is logisch en het betalen van de contributie voelt
derhalve als een zoete plicht: het is immers voor de goede zaak. Welke goede zaak, daar denkt u
eigenlijk nooit zo over na.

U voelt zich altijd als de toerist op een Algerijnse markt. Wat doen die lui in Houten eigenlijk de
hele dag? Zuchtend maakt u de contributie over en pakt het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
om onder waarderend binnensmonds gemompel dat heldere verhaal over MRSA te lezen (dit
nummer!).

• U bent een jaar aj\'gestudeerd. U hebt inmiddels begrepen dat u, wanneer de fiscus met u af-
rekent, niet automatisch in schijf 1 valt omdat u lid bent van de KNMvD. Dat doet even pijn. U
besluit lid te worden van de Belangengroep Practici in Loondienst en daar aan te kaarten of de
KNMvD-contributie aan de orde kan komen bij de CAO-onderhandelingen.

PS: wordt lid van BPW ofBPL, u hoeft zich daarvoor echt niet te schamen!

U rijdt al jaren oerend hard op uw Norton van en naar de motorcross op het Hengelse zand. U
bent verbaasd dat de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV) u tweeweke-
lijks een Tijdschrift toestuurt met daarin plaatjes van blote dieren (dit nummer!).

Kiest u maar

Een prettige vakantie.
Maarten Willemen

TijdsuJuyi^B

iRÄnrfTfC^^^

Diergenees

-ocr page 58-

Nieuws

Conferentie
Zuid-Europa

Het eerste Southern European Veteri-
nary Conference (SEVC) wordt ge-
houden van 19 tot 21 oktober 2007 in
Barcelona (Spanje). Registratie kost
tot 14 september 410 euro (als u alleen voor het onderdeel
paard registreert 270 euro), tot 10 oktober kost registratie 440
euro (alleen paard 290 euro) en ter plaatse tijdens het congres
kost het 490 euro (325 euro voor het onderwerp paard). Voor
studenten geldt een speciaal tarief.

Het Engelstalige wetenschappelijke programma behandelt in
negen parallelsessies een grote variëteit aan onderwerpen in
de geneeskunde van gezelschapsdieren (inclusief het paard)
en bevat een rijke keuze aan \'ontmoet-de-professor\'-sessies,
workshops en practica. Deze laatste worden verzorgd in sa-
menwerking met de Barcelona Veterinary School (UAB). Er
zal een grote tentoonstelling zijn met meer dan zeventig be-
drijven in de diergezondheidssector Contactpersonen voor
de Benelux zijn dr. Richard Nap
{rcnap@sevc.info) en Pasca-
le Fuchs van Vitaux
(info@vitaux.nl). U kunt de congresor-
ganisatie in Barcelona bereiken via:
info@sevc.info. Zie voor
meer informatie:
www.sevc.info.

Vlekziekte bij jonge biggen

Bij biggen van drie bedrijven heeft GD bij sectie de diagnose
gesteld \'sterfte door vlekziekte\'. Deze ziekte is dus nog steeds
een actueel probleem. Het betrof biggen met een leeftijd van
respectievelijk zeven dagen, drie weken en een maand, die alle
een bloedvergiftiging vertoonden als gevolg van de vlek-
ziektebacterie
(Erysipelothrix rhusiopathiae). Bij één big werd
ook een hartklepontsteking gevonden. De directe relatie met de
vlekziektebacterie kon echter niet worden gelegd. In alle geval-
len was sprake van verhoogde uitval of plotselinge sterfte. Na-
vraag bij de dierenartsen leerde dat de vaccinatie van zeugen
op deze bedrijven niet consequent was uitgevoerd. Op één van
deze drie bedrijven werden periodiek ook gelten of zeugen met
de voor vlekziekte typische huidafwijkingen gezien. Theo-
retisch kan sprake zijn van een nieuw type vlekziektebacterie,
maar dat lijkt in deze gevallen niet waarschijnlijk.
Bron: GD Varken.

Nieuwe variant abortus blauw

De huidige uitbraak van abortus blauw (PRRS) in China wordt
veroorzaakt door een nieuwe, zeer besmettelijke variant van
het virus. Dit concluderen Chinese wetenschappers in het tijd-
schrift
Public Library of Science. Deze nieuwe variant doodt
ook volwassen varkens, terwijl de normale variant vooral leidt
tot sterfte bij biggen. Volgens de wetenschappers heeft de aty-
pische PRRS in 2006 al meer dan twee miljoen varkens be-
smet, waarvan er 400.000 zijn gestorven. De nieuwe variant
verspreidt zich zeer snel, veroorzaakt zeer grootschalige uit-
braken en leidt tot hoge koorts bij de dieren. Uit autopsiegege-
vens blijkt dat meerdere organen zijn aangetast, waaronder
hersenen, lymfeklieren, lever, hart, amandelen en nieren.
Bron: Agrarisch Dagblad.

Nieuws

Geen laag btw-tarief dierenarts

Europese richtlijnen staan niet toe dat er voor diensten van
dierenartsen een laag btw-tarief van 6 procent komt, schrijft
het
Agrarisch Dagblad. Deze conclusie blijkt uit het ant-
woord van staatssecretaris Jan Kees de Jager (financiën) op
vragen van Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren). Deze
laatste hoopte door een laag btw-tarief de financiële drempel
om naar de dierenarts te gaan te verlagen, omdat bleek dat
mensen gezonde (huis)dieren laten inslapen als ze geen geld
hebben voor de dierenarts.
Bron: Agrarisch Dagblad.

Veel BVD-dragers

Op 28 procent van de melkveebedrijven circuleert het bovine
virus diarree (BVD)-virus nog onder het jongvee. Dat blijkt
uit een steekproef van GD op bedrijven bij jongvee van acht
tot twaalf maanden. In de afgelopen jaren vond GD op 320
melkveebedrijven BVD-virus in de tankmelk. 70 procent van
deze veehouders besloot vervolgens aan het BVD-virusvrij-
certificeringsprogramma deel te nemen. GD heeft 25 van
deze bedrijven gevolgd. Op deze bedrijven werden 56 virus-
dragers gevonden, wat neerkomt op gemiddeld 2,2 virus-
dragers per bedrijf. Van deze dragerdieren waren er 35 ouder
dan twee jaar. Op ongeveer 100 van de 320 viruspositieve be-
drijven (30 procent) besloot de eigenaar de dragers (voor-
lopig) niet op te sporen.
Bron: GD Herkauwer

Pootsparende behandeling

Vaak worden honden met een bottumor geëuthanaseerd om-
dat pootamputatie voor de eigenaar of de hond geen accep-
tabele behandeling is. Pootsparende ingrepen kunnen in som-
mige situaties echter een alternatief zijn.
Een deel van de honden met een tumor uitgaande van de dis-
tale radius kan in Nederiand worden behandeld door middel
van een chirurgische ingreep waarbij het aangetaste stuk bot
wordt vervangen door een metalen endoprothese. De therapie
bevindt zich nog in de experimentele fase en de betrokken
klinieken zijn op zoek naar patiënten.
De behandelwijze is een samenwerking van dierenkliniek de
Ottenhorst in Temeuzen, dierenkliniek de Zoom in Bergen op
Zoom, de afdeling pathologie van GD te Deventer en de Sa-
menwerkende Diergeneeskundi-
ge Kankercentra (SDK) en wordt
ondersteund door Pfizer Animal
Health Nederland.
Voor meer informatie over deze
manier van behandelen of het
doorsturen van een (mogelijke)
kandidaat kunt u contact opnemen
met J. de Vos en S. van Meervenne
van De Ottenhorst (0115-619628)
en R. Kemme van Dierenkliniek
De Zoom (06-53718574). Ook
kunt u voor informatie terecht bij
een van de SDK klinieken:
www. kankerbijdieren. nl.

-ocr page 59-

HiN2-influenza bij varkens

Het afgelopen jaar bleken veel bloedmonsters van varkens
positief voor het HlN2-influenzavirus. Dit meldt GD. In
Nederland komen drie soorten griepvirussen voor bij het var-
ken: HlNl, H3N2 en H1N2. Deze laatste heeft een paar jaar
geleden zijn intrede gedaan en heeft zich sindsdien over het
land verspreid. GD kan de plotselinge stijging van het aantal
H lN2-positieve monsters niet verklaren. Het virus komt niet
voor in de beschikbare vaccins (de andere twee typen wel).
De andere twee griepvirussen kwamen in het najaar van 2006
ook veel voor, maar in vergelijkbare mate als in andere jaren.
Bron: GD varken.

Reünie dierenartsen 1957

Dit jaar vieren de meeste collega\'s die zijn afgestudeerd in of
omstreeks 1957, hun gouden jubileum als dierenarts. Na
Leersum (twee keer), Burgers Bush, Amerongen, Haar-
zuilens, Deventer en Arnhem is het dus zeker tijd om weer
een reünie te organiseren. Deze zal plaatsvinden op woens-
dag 12 september in Utrecht.

Inmiddels hebben de organisatoren de betrokken collega\'s al
benaderd. Als deze uitnodiging voor de reünie u om de een of
andere reden niet heeft bereikt en u voelt zich toch aan-
gesproken, neem dan contact op met een van de organisato-
ren: Engbert Oldenkamp, Jan van Os en Jan Willem Zantinga.

Workshop verdoven wilde dieren

Het verdoven op afstand is een vaardigheid die maar weinig
dierenartsen dagelijks nodig hebben. Voor dierenartsen die in
dierentuinen werken of betrokken zijn bij natuurbescher-
mingsprojecten, is het hun dagelijks werk. Ook voor practici
en handhavers van de openbare orde is het handig met de
blaaspijp (soms op CO^) of het verdovingspistool te kunnen
omgaan. Dierenartsen Jan Bos (Ouwehands Dierenpark),
Mark Hoyer (dierentuin Artis) en Peter Klaver (dierenarts/
consultant voor exoten en \'wildlife\') geven in samenwerking
met Ouwehands Dierenpark in Rhenen de workshop \'Verdo-
ven wilde en verwilderde dieren\'. Deze workshop heeft als
doel dierenartsen \'klaar te stomen\' voor het gebruik van
blaaspijp en/of verdovingsgeweer, inclusief theorie en prakti-
sche aspecten, farmacologie van de belangrijkste narcose-
middelen, veiligheid, training en enkele verdovingen in
groepsverband. Ook zal er een lijst met doseringen worden
uitgereikt en besproken.

De workshop vindt plaats op vrijdag 28 september 2007 van
9.00 tot 20.00 uur in het Ouwehands Dierenpark te Rhenen.
De prijs bedraagt inclusief lunch en documentatie 375 euro,
exclusief BTW. Dit is 350 euro bij betaling voor 1 september
en studenten krijgen 50 euro korting. Met vragen over de cur-
sus kunt u terecht bij
zoomed@zonnet.nl. Opgave is mogelijk
door naam, adresgegevens, functie en e-mailadres te sturen
naar bovengenoemd e-mailadres en het cursusbedrag over te
maken op gironummer 3852760 (Postbank) ten name van
ZooMed te Rhenen, onder vermelding van \'cursus verdoven\'.

Nieuws

Meer variatie Gumboro-virus

Het Gumboro-veldvirus veroorzaakt weer uitbraken onder
pluimvee in West-Europa, meldt GD. Er zijn de laatste maan-
den meerdere uitbraken gezien, zowel in de opfokleg als bij
vleeskuikens. De uitval varieerde van enkele dieren tot meer
dan 50 procent van het koppel. Een deel van de uitbraken trad
op bij gevaccineerde koppels. GD heeft de Gumboro-stam-
men getypeerd. Daaruit bleek dat de variatie tussen de veld-
stammen aan het toenemen is. Op dit moment worden meer-
dere veldstammen herkend bij de Nederlandse uitbraken. Het
opsporen van afwijkende stammen door het typeren van veld-
stammen (uit bursa\'s van besmette dieren) stelt de dieren-
artsen in staat sneller gepaste maatregelen te nemen om ver-
dere schade te voorkomen.
Bron: GD Pluimvee.

Mogelijke zeehondensterfle

Vorige maand zijn bij het eiland Anholt in het Kattegat
48 jonge zeehonden dood aangetroffen. Zoveel dode dieren
in korte tijd zou duiden op een virusepidemie. Het lijkt een
kwestie van tijd voor het virus de zeehondenpopulatie in de
Waddenzee bereikt. Deze keer zullen mogelijk minder dieren
sterven dan bij eerdere uitbraken vanwege de opgebouwde
resistentie. Naar verwachting zou ongeveer 35 procent van de
populatie gewone zeehonden door het virus worden getrof-
fen, in tegenstelling tot de 50 procent van de vorige uitbraak.
Dit geldt alleen als hetzelfde virus bij deze uitbraak betrok-
ken is als de vorige keren. Het is nog niet bekend of dit inder-
daad het geval is. In de eerste dagen van juli werden slechts
enkele dode zeehonden gevonden, waardoor de kans op een
epidemie nu lager wordt ingeschat. Er wordt wel preventief
gevaccineerd.
Bron: fVaddenvereniging.

Laserbehandeling voor hernia

Het dierenziekenhuis van de Oklahoma State University
meldt een succespercentage van 96,6 procent bij honden met
tussenwervelschijfproblemen. Bij de procedure wordt de
hond onder narcose gebracht. Vervolgens worden holle naal-
den door de huid (percutaan) centraal in zeven verschillende
plekken in de tussenwervelschijven aangebracht. Een zoge-
noemde Holmium:YAG-laservezel wordt door de naald ge-
stoken in het centrum van de tussenwervelschijf en de laser
wordt aangezet. Deze chirurgische methode zorgt ervoor dat
het materiaal van de tussenwervelschijf vloeibaar wordt,
zodat littekenweefsel ontstaat. Dit littekenweefsel voorkomt
dat de schijf tussen de wervels uitstulpt en daarbij het rug-
genmerg beschadigt. Sinds 1993 heeft de universiteit
325 honden op deze manier behandeld. Bij slechts negen
daarvan (3,4 procent) keerde de ziekte later terug.
Bron: www.cvhs.okstate.edu.

-ocr page 60-

1.

Waar staat de afkorting MRSA
voor?

MRSA staat voor metiiicilline resi-
stente
Staphylococcus aureus.

Uit en
voor de
praktijk

2. Wat maakt een S. aureus een
MRSA?

De aanweziglieid van liet mecA-gen
op het ciiromosoom van een S. aureus
zorgt ervoor dat deze een MRSA is. Omdat dit gen codeert
voor een penicilHnebindend eiwit met een lage affiniteit voor
beta-lactam antibiotica (penicillinen en cefalosporinen), is de
MRSA resistent tegen alle beta-lactam antibiotica. Bij de ge-
voelige
S. aureus binden de beta-lactam antibiotica aan dit
eiwit en remmen zo de celwandsynthese. In het laboratorium
wordt veelal de PCR (polymerase kettingreactie) gebruikt om
de aanwezigheid van het gen aan te tonen, maar dit is ook
mogelijk met een aangepaste vorm van de standaard gevoe-
ligheidstest of met een agglutinatietest.

3. Waar bij mensen en waar bij dieren vinden we
5. aureus?

Ongeveer een op de drie gezonde mensen is drager van S. au-
reus.
Deze komt bij hen voor in de neus, op de huid of in de
keel. Ook dieren kunnen drager zijn van stafylokokken.
S. aureus kan worden aangetroffen bij gezonde runderen,
paarden en varkens. Zowel bij mensen als bij dieren kan
S. aureus klinische infecties van uiteenlopende aard veroor-
zaken. Bij de mens veroorzaakt
S. aureus vaak huidaandoe-
ningen zoals steenpuisten. Veterinair bekende aandoeningen
die door
S. aureus worden veroorzaakt, zijn mastitis bij het
rund en gewrichtsontsteking bij de kip en het varken.

4. Hoe kan men de prevalentie van MRSA bij de mens in
Nederland zo laag houden?

In Nederiand worden antibiotica in de humane gezondheids-
zorg met een grote terughoudendheid ingezet, waardoor het
ontstaan van antibioticaresistentie en de verspreiding van
antibioticaresistentie goed in de hand kunnen worden gehou-
den. Daarnaast is er in de humane gezondheidszorg altijd een
strikt beleid geweest, gericht op de beheersing van MRSA
(het zogenaamde \'search and destroy\'-beleid), waardoor de
prevalentie hiervan bij de mens in Nederland erg laag is. Dit
in tegenstelling tot landen waar het beleid soepeler of afwezig
is geweest. In Nederland worden mensen die tot risico-

\' Afdeting Klinische Infectiologie, Departement Infectieziekten en Immunologie.

Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
^ Animal Sciences Group, Lelystad.
\' Afdeling Medische Microbiologie. UMC Utrecht.
^ Centrum Infectieziektebestrijding, RIl^M, Bilthoven.
^ Medische Microbiologie en Infectiepreventie. VUmc, Amsterdam.
" CIDC-Lelystad. Lelystad
^ GD-Deventer, Deventer.

Vragen en antwoorden over MRSA in landbouwhuisdieren

Jaap Wagenaar\'", Engeline van Duijkeren\', Annet Troelstra\\ Arjen van de dessen*, jan Kluytmans^, Dik Mevius^, Edine
Tiemersma\'*, Peter van der Wolf.

groepen behoren, zoals mensen die in buitenlandse zieken-
huizen zijn verpleegd, gecontroleerd op de aanwezigheid van
MRSA voordat zij op een afdeling van een Nederlands zie-
kenhuis worden opgenomen. Voor mensen die beroepsmatig
met levende varkens en vleeskalveren in contact komen, is
een speciale richtlijn opgesteld (zie vraag 14).
De verspreiding van MRSA in ziekenhuizen en verpleeg-
huizen wordt voorkomen door een strikt diagnostisch proto-
col in combinatie met isolatieverpleging en eventuele behan-
deling bij aangetoond dragerschap. In de humane
gezondheidszorg wil men de prevalentie van MRSA laag
houden omdat mensen met MRSA-infecties moeilijker te be-
handelen zijn, wat leidt tot meer kosten en ernstigere infec-
ties met een hogere mortaliteit van patiënten. MRSA\'s zijn
vaak multiresistent: naast de resistentie tegen alle penicillines
en cefalosporines zijn ze vaak ook resistent tegen een groot
aantal andere antibiotica.

5. Is MRSA altijd multiresistent?

Er zijn twee soorten MRSA\'s: de ziekenhuisgerelateerde
variant en de \'community\'-gerelateerde variant. De zieken-
huisvariant van MRSA is vrijwel altijd multiresistent. Het
voorkomen van de \'community\'-variant is niet gebonden aan
ziekenhuizen. Deze variant kan leiden tot kleine uitbraken in
de bevolking wanneer mensen onderling intensief contact
hebben (bijvoorbeeld in voetbalclubs en sauna\'s). Deze
variant is doorgaans veel minder resistent dan de ziekenhuis-
variant: vaak zijn deze MRSA\'s alleen resistent tegen de beta-
lactam antibiotica. De MRSA\'s die gevonden zijn bij varkens
en varkenshouders, zijn resistent tegen alle beta-lactam anti-
biotica, maar ook tegen tetracycline en regelmatig wordt
daarnaast resistentie gevonden tegen lincosamiden, macroli-
den, gentamicine, streptomycine en kanamycine. Tot nu toe
zijn bijna alle varkensgerelateerde isolaten trimethoprim/
Sulfonamiden (TMP/S)-gevoelig.

6. Is er een relatie tussen antibioticumgebruik en het voor-
komen van MRSA?

Op plaatsen waar relatief veel mensen worden behandeld met
antibiotica (met name ziekenhuizen en verpleeghuizen) ziet
de MRSA kans om mensen te koloniseren en zich van mens
naar mens te verspreiden. Dit komt omdat de MRSA wordt
uitgeselecteerd door de antibioticumbehandeling en minder
competitie ondervindt van andere bacteriën. Verder zijn de
patiënten die worden behandeld met antibiotica vergeleken
met niet-behandelde personen relatief vaker gevoeliger voor
kolonisatie met micro-organismen, die vervolgens tot infec-
ties leiden. Ook de omgeving van een MRSA-positieve per-
soon wordt sterk gecontamineerd, onder meer via stof Als in
een ziekenhuis onder patiënten en medewerkers een MRSA
besmetting wordt aangetoond, worden dragers geïsoleerd en
behandeld. Daamaast wordt de omgeving gereinigd en
gedesinfecteerd om nieuwe infecties te voorkomen. Voor de
relatie tussen MRSA en het antibioticumgebruik in de var-
kenssector: zie vraag 10.

-ocr page 61-

7. Is de MRSA bij landbouwhuisdieren hetzelfde als de
MRSA bij mensen?

Tot nu toe zijn de meeste gegevens uit de landbouwhuis-
dierensector in Nederland afkomstig uit de varkenssector.
Nagenoeg alle MRSA\'s die tot nu toe in de varkenshouderij
gevonden zijn, behoren tot één bepaald type: NT-MRSA
(\'non-typable\' MRSA). De term is geïntroduceerd omdat deze
MRSA-kloon geen bandenpatroon oplevert met de techniek
die standaard wordt gebruikt voor de typering van met name
humane isolaten (\'Pulsed Field Gel Electrophoresis\'). Met
andere methoden is deze kloon wel typeerbaar en ook kunnen
er binnen deze kloon nog verschillende stammen worden on-
derscheiden. Dit zorgt ervoor dat stammen in de varkensketen
in hun spreiding gevolgd kunnen worden. Het verband tussen
MRSA en varkenshouderij werd aanvankelijk gelegd op basis
van casuistische bevindingen. Vervolgens is men varkens gaan
screenen en heeft men daar deze NT-MRSA aangetoond. De
NT-MRSA wordt bij mensen (dragers) aangetroffen bij
groepen die intensief met varkens werken (ondermeer vee-
houders en dierenartsen). Als we terugkijken in de centrale
MRSA-database bij het RIVM blijkt deze stam niet voor 2003
bij mensen gevonden te zijn. Dit duidt erop dat de MRSA in
dieren een recent fenomeen is. NT-MRSA wordt nu relatief
veel bij mensen gevonden in varkensdichte gebieden. Hierbij
moet wel worden opgemerkt dat de gegevens over het voor-
komen sterk worden beïnvloed door de geïntensiveerde
(acdeve) screening van risicogroepen.

8. Veroorzaakt NT-MRSA ziekte?

Tot nu toe hebben de meeste mensen die drager zijn van de
NT-MRSA, geen klinische problemen. Als infecties optreden,
betreft het meestal een secundaire infectie van een reeds be-
staande laesie, bijvoorbeeld na de infectie van een bijtwond.
De NT-MRSA kan bij de mens incidenteel tot (ernstige) in-
fecties leiden; in Nederland zijn enkele gevallen beschreven
(ondermeer endocarditis en Osteomyelitis). Als zich bij de
mens klinische problemen voordoen met NT-MRSA is de
behandeling vanwege de multiresistentie moeilijker dan wan-
neer het een gevoelige stafylokok betreft. Het gevaar schuilt
met name in het feit dat men niet bedacht is op MRSA als
mogelijke verwekker; het empirische antibioticumbeleid is
hier niet op gericht.
In voorkomende gevallen bestaat in dat
geval een reële kans op het laat starten van een effectieve
therapie.

Ook bij dieren (varkens) leidt het voorkomen van NT-MRSA
slechts in zeer sporadische gevallen tot klinische infecties:
recent is bij Nederlandse varkens een geval van smeerwrang
gerapporteerd waarbij MRSA werd geïsoleerd in plaats van
S. hyicus. MRSA in varkens lijkt dus tot nu toe nauwelijks
een klinisch veterinair probleem.

9. Waar komt de NT-MRSA in varkens plotseling vandaan
en waar in de keten komt deze voor?

De reden en de bron van het recent voorkomen van MRSA
bij varkens is onbekend. Het
mecA-gs.n komt ook voor in
coagulasenegatieve stafylokokken en een van de theorieën is
dat een gevoelige
S. aureus het mecA-gtn heeft opgenomen
vanuit een coagulasenegatieve stafylokok, waarna deze
MRSA zich heeft verspreid in de varkensketen. Recent on-
derzoek heeft uitgewezen dat MRSA in Nederland zowel
voorkomt op fokbedrijven als bij vermeerderaars en vlees-
varkensbedrijven. Omdat MRSA \'hoog\' in de productie-
piramide voorkomt, is het probleem lastig te beheersen.

10. Zijn er ook negatieve varkensbedrijven en wat zijn
de risicofactoren voor bedrijven om MRSA-positief te
zijn?

In een onlangs uitgevoerde studie zijn verschillende varkens-
bedrijven gevonden waar geen MRSA is aangetoond. Gezien
de brede verspreiding in de keten moeten we het niet aan-
tonen van MRSA op een bedrijf echter voorzichtig interpre-
teren: we weten op dit moment nog weinig over de gevoelig-
heid van de gebruikte detectiemethode voor monsters uit
varkensneuzen en stofmonsters. Daarnaast heeft de neusflora
van het varken een totaal andere samenstelling dan die van de
mens en ook dit lijkt invloed te hebben op de moleculaire de-
tectie van MRSA. Op dit moment vindt onderzoek plaats
naar gevoeligere methoden, zowel met kweek als met meer
geavanceerde technieken zoals PCR. Negatieve bedrijven
beschouwen we op dit moment als bedrijven die vrij zijn van
MRSA, of bedrijven met een lage kolonisatiegraad. Begin dit
jaar is een onderzoek gestart om de risicofactoren op var-
kensbedrijven te inventariseren. Uit een kleine pilotstudie is
al gebleken dat de hoeveelheid antibiotica die op het bedrijf
gebruikt wordt, een sterke correlatie heeft met de aanwezig-
heid van MRSA. Echt verrassend is dit niet als we de verge-
lijking maken met de humane situatie, waar de MRSA ook
makkelijker geselecteerd wordt op plaatsen waar meer anti-
biotica worden gebruikt.

11.Komt MRSA ook voor op bedrijven met andere dier-
soorten?

Er zijn vanuit de humane sector aanwijzingen dat MRSA ook
voorkomt bij pluimvee en vleeskalveren: mensen die contact
hadden met deze dieren zijn positief bevonden voor MRSA.
Omdat de ontdekking van positieve varkens en de aanwij-
zingen voor MRSA in de andere sectoren alarmerend waren
voor de volksgezondheid, financiert het Ministerie van LNV
een breed opgezet onderzoeksprogramma \'MRSA in dieren\'.
Op dit moment wordt er onderzoek verricht in de varkens-
sector en de rundveesector (vleeskalveren). Volgend jaar zal
onderzoek worden uitgevoerd in de pluimveesector en in
melkgevend rundvee. Naast onderzoek dat specifiek is ge-
richt op het bepalen van de prevalentie in bepaalde sectoren,
komen uiteraard ook gegevens beschikbaar uit klinische
monsters (mastitis, gewrichtsaandoeningen bij pluimvee).
Via deze monsterstroom zijn sporadische gevallen aangetrof-
fen van MRSA in mastitismonsters van runderen. De VWA
onderzoekt dit jaar de eindproducten (vers vlees) op het voor-
komen van MRSA. Uiteraard zal dit een duidelijke indicatie
geven of MRSA ook in andere vleesproducerende sectoren
voorkomt.

12. Is MRSA bij landbouwhuisdieren een typisch Neder-
lands probleem?

MRSA in varkens is tot nu toe gemeld in Nederiand, Frank-
rijk, Duitsland, Oostenrijk en Denemarken, wat aangeeft dat
het geen typisch Nederiands probleem is. Ook MRSA in run-
deren (mastitis), paarden en gezelschapsdieren is gerappor-
teerd vanuit andere landen, maar dit betreft vaak \'humane\'
MRSA-stammen en niet de NT-MRSA.

13.Wie loopt er een risico om gekoloniseerd te raken met
MRSA?

Alle mensen die in de omgeving verblijven van dieren die
drager zijn van MRSA, lopen de kans om gekoloniseerd te
raken. Met nadruk formuleren we dit antwoord wat vaag: er

-ocr page 62-

is een duide!iji< verband voor mensen die intensief contact
hebben met dieren, zoals veehouders en dierenartsen. Van
andere mensen (transporteurs, voorlichters en slachthuis-
werkers) zijn er nog geen goede gegevens, maar het valt aan
te nemen dat ook deze mensen een grotere kans hebben ge-
koloniseerd te zijn. Onderzoek daarnaar is op dit moment
gaande. In hoeverre de gevoeligheid van mensen verschilt in
de mate van kolonisatie (óf men gekoloniseerd raakt, de hoe-
veelheid kiemen en de duur van kolonisatie) is op dit moment
niet duidelijk.

14. Wat moet je doen als je gekoloniseerd bent en kun je
nog in een ziekenhuis opgenomen worden?

Als je dagelijks met MRSA-positieve dieren in contact bent
en geen ziekenhuisopname voorziet, is er geen reden te pro-
beren de kolonisatie actief te elimineren. Het is weinig zin-
vol, omdat men als de behandeling effectief zou zijn iedere
keer opnieuw besmet zou raken. In specifieke gevallen, zoals
bij voorziene ziekenhuisopname, is het raadzaam te overleg-
gen met de behandelend specialist en de arts-microbioloog
van het betreffende ziekenhuis. Er is een officiële richtlijn
opgesteld door de Werkgroep InfectiePreventie (WIP), die
aangeeft dat mensen uit risicogroepen bij behandeling in een
ziekenhuis protocollair moeten worden behandeld (scree-
ning, isolatie en MRSA-decontaminatiebehandeling als ze
positief zijn). Deze richtlijn omschrijft \'personen die
beroepsmatig in nauw contact komen met levende varkens op
varkensbedrijven en personen die woonachtig zijn op derge-
lijke varkensbedrijven\' als personen met een hoog risico op
MRSA-dragerschap en \'personen die in hun werk in nauw
contact komen met levende vleeskalveren op vieeskalveren-
bedrijven\' als personen met een matig verhoogd risico op
dragerschap.

De praktijk is echter dat de implementatie van deze WIP-
richtlijn per ziekenhuis kan verschillen. Dit is het gevolg van
een combinatie van logistieke problemen (teveel mensen voor
de isolatieverpleging) en het verschil van inschatting van het
risico bij opname van een dier-MRSA-positieve patiënt.

15.Is het voorkomen van MRSA in eindproducten een
gevaar voor de volksgezondheid?

Er zijn geen aanwijzingen dat het voorkomen van MRSA op
eindproducten een gevaar oplevert voor de volksgezondheid.

i6. Wel of niet screenen bij dieren en de veehouder/
dierenarts: wat is wijsheid?

Voor fokbedrijven kan het mogelijk zinvol zijn om vast te
stellen of het bedrijf negatief is, om vervolgens alle aange-
voerde dieren voor aanvoer te screenen op MRSA en zo te
proberen de negatieve status te behouden. Omdat er op dit
moment geen gefiindeerd advies is te geven hoe een bedrijf
van MRSA kan worden vrijgemaakt, is het nu niet zinvol om
te screenen nadat het is komen vast te staan dat het bedrijf

MRSA-positief is. Mensen die met MRSA-positieve dieren
contact hebben (veehouders, dierenartsen en transporteurs),
hebben een kans dat ze zelf ook drager zijn van MRSA. Om-
dat er tussen mensen verschillen worden gevonden in drager-
schap van stafylokokken, kan er mogelijk ook verschil zijn in
het dragerschap van MRSA bij mensen. Onderzoek naar as-
pecten van dragerschap bij de mens (is iedereen gevoelig?
Hoelang is er dragerschap?) loopt op dit moment. Mensen
met beroepsmatig diercontact waarbij in de neus MRSA aan-
getoond wordt, dienen onder gewone omstandigheden niet
behandeld te worden. De reden hiervoor is dat de mensen na
(of tijdens!) de behandeling weer aan de NT-MRSA worden
blootgesteld en dan waarschijnlijk weer gekoloniseerd raken.
Uiteraard zijn er omstandigheden waaronder behandeling wel
geadviseerd wordt (zoals ziekenhuisopname en verminderde
weerstand). De beslissing hierover dient te worden genomen
door een arts die de diverse aspecten mee laat wegen. Bedenk
dat bij het testen van mensen een negatieve test niet uitsluit
dat men de volgende dag wel positief is (zeker bij de mensen
in de risicogroepen met diercontact!).

ly.Hoe kunnen we MRSA beheersen in de vleesproductie-
keten?

De beheersing of bestrijding van MRSA in de vleesproduc-
tieketen is moeilijk. Ten eerste omdat MRSA in de varkens-
sector wijd verspreid voorkomt. Ten tweede omdat het elimi-
neren van een resistente bacterie moeilijk is: als de kiem door
een interventie onder controle is (teruggebracht tot lage aan-
tallen) kan de kolonisatie door één antibioticumbehandeling
weer sterk toenemen. De bestrijding van MRSA zal wellicht
een georganiseerde aanpak omvatten, met als doel structureel
negatieve bedrijven op te sporen (bij voorkeur hoog in de pi-
ramide beginnen), die vrij te houden en vervolgens van daar-
uit de varkenshouderij weer vrij te maken (vergelijkbaar met
de Pm -aanpak). Daarnaast moet dit altijd gepaard gaan met
een zeer restrictief antibioticumbeleid om selectie van een
enkele MRSA (via nieuwe insleep) te voorkómen en om de
kans dat er weer een nieuwe MRSA ontstaat, zo klein moge-
lijk te maken.

18. Lopend onderzoek

LNV heeft een aantal onderzoeksinstituten (RIVM, GD,
Faculteit der Diergeneeskunde, CIDC, ASG, VWA, VUmc,
UMCU, Erasmus MC, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis) ge-
vraagd om samen het onderzoek naar diverse aspecten van
MRSA op te pakken. Dit onderzoeksproject is onlangs offici-
eel gestart. Het omvat onderzoek in verschillende sectoren.
In de eerste fase is dit onderzoek gericht op de inventarisatie
van de omvang van het probleem en de risicofactoren op be-
drijven die tot dit probleem leiden. Aan de hand van deze ge-
gevens zullen interventies worden voorgesteld die moeten
leiden tot de beheersing van dit volksgezondheidsprobleem.

-ocr page 63-

H.J. D. Tolsma en G. H. Moorman

Allergie bij honden komt regelmatig voor, maar wordt
vaak niet herkend. In Nederland is de prevalentie van al-
lergie bij de hond niet eerder onderzocht. Een grotere be-
wustwording van het aantal mogelijk allergische honden
in de praktijk kan bijdragen aan een betere behandeling
van deze levenslange aandoening. Dit onderzoek tracht
door middel van een enquête een indicatie te geven van
het percentage allergische honden in de Nederlandse ge-
zelschapsdierenpraktijk. Daarnaast wordt een schatting
gemaakt van het percentage als \'mogelijk allergisch\' ge-
diagnosticeerde honden dat aanvullend onderzoek zal
ondergaan. Het onderzoek laat zien dat gemiddeld
10 procent van de honden die de praktijk bezoeken, kan
worden aangemerkt als \'zeer verdacht allergisch\'. Dit
percentage komt overeen met de literatuur. Verder blijkt
dat 25 procent van de \'zeer verdacht allergische\' honden
een grote of redelijke kans maakt op aanvullend onder-
zoek. Bij de overige honden is hun leeftijd de grootste
beperkende factor voor aanvullend onderzoek; 70 pro-
cent van deze honden is ouder dan negen jaar.

Allergie komt regelmatig voor bij de hond, maar wordt vaak
niet als zodanig herkend. Recidiverende huidklachten en oor-
ontstekingen hebben veelal een allergische achtergrond (4).
De drie meest voorkomende allergieën zijn: atopie (inhalatie-
allergie), vlooienallergie en voedselallergie (1,6,7).
De prevalentie van allergie bij de hond is weinig onderzocht.
In het onderzoek van Lund en anderen (3) werd 8,7 procent
van de in de praktijk behandelde honden gediagnosticeerd
met allergische symptomen. Andere onderzoeken geven
voornamelijk een schatting van het percentage honden met
atopische dermatitis. Deze percentages lopen uiteen van 3 tot
15 procent (2,5,8).

In Nederland is de prevalentie van allergie bij de hond niet
eerder onderzocht. De schattingen van practici lopen sterk
uiteen en wijken vaak af van de gevonden waarden in de lite-
ratuur (persoonlijke mededelingen).

Dit onderzoek tracht een indicatie te geven van het percen-
tage allergische honden in de Nederlandse gezelschapsdie-
renpraktijk. Tevens wordt bekeken hoe dit percentage zich
verhoudt tot de eerder gevonden gegevens in de literatuur. Tot
slot is een schatting gemaakt van het percentage als \'mogelijk
allergisch\' gediagnosticeerde honden dat vervolgens daad-
werkelijk aanvullend onderzoek zal ondergaan. Aanvullend
klinisch onderzoek kan namelijk bepalen of de hond werke-
lijk allergisch is. Een grotere bewustwording van het aantal
mogelijk allergische honden in de praktijk kan bijdragen aan
een betere behandeling van deze levenslange aandoening.

Materiaal en methoden

Deelnemende praktijken

Bij vier eerstelijns gezelschapsdierenpraktijken is gedurende
minimaal een maand een schatting gemaakt van het aantal
honden met symptomen die overeenkomen met allergische
dermatitis (één praktijk heeft twee keer één maand deelgeno-
men). De praktijken vormen een afspiegeling van veelvoor-
komende praktij kvormen (tabel 1).

Bij aanvang van de testperiode, van december tot februari, is
het protocol mondeling toegelicht aan alle medewerkers van
de praktijken (dierenartsen en assistentes).

Schatting van het percentage allergische honden (enquêtes)
Om het percentage allergische honden in te schatten zijn drie
stappen doorlopen:

Prevalentie van allergie bij de hond in de gezelschapsdierenpraktijk

1. Elke eigenaar die in de onderzoeksperiode met een hond
de praktijk bezocht, ongeacht de reden van het bezoek,
werd gevraagd voor al zijn of haar honden een enquête in
te vullen met betrekking tot klachten in het verleden en
heden die gerelateerd konden zijn aan allergie. De vragen

Tabel i. Overzicht van deelnemende praktijken.

Praktijk

Locatie

Aantal
dierenartsen
(FTE)

Periode

1

Middelgrote gemeente,
Zuid-Nederland

3

Nov.-Dec.
Jan.-Febr

2

Klein dorp, Midden-Nederland

1.5

Jan.-Febr

3

Grote stad in de Randstad

2

Jan.-Febr.

4

Middelgrote gemeente in \'t Gooi

2

Febr.-Apr.

-ocr page 64-

betroffen naast algemene gegevens
over het dier de aanwezigheid van
jeuk, likken aan de poten, kale
plekken, oorproblemen en eventue-
le behandeling hiervoor in het ver-
leden (volledig enquêteformulier
op aanvraag verkrijgbaar). Voor
elke individuele hond werd een
aparte enquête ingevuld.

2. Honden waarvan uit de enquête
bleek dat er mogelijk sprake was
van allergie, werden door de die-
renarts nader onderzocht. Aan de
hand van hun anamnese en een be-
slisboom (afbeelding 1) werden de
meest voor de hand liggende oor-
zaken van de klachten langsgegaan
(in analogie met het gangbare stap-
penplan voor een systematische be-
nadering van jeuk). Als geen van de
mogelijke oorzaken toereikend was
als verklaring van de klachten,
werd de patiënt ingedeeld in de ca-
tegorie \'verdacht allergisch\'. Alle
andere patiënten, ook de patiënten
die als klachtenvrij uit de enquête
kwamen, werden in de categorie
\'niet verdacht allergisch\' ingedeeld.
Elke hond kon slechts in één cate-
gorie ingedeeld worden.

3. Alle honden uit de categorie \'ver-
dacht allergisch\' werden na on-
geveer zes maanden nogmaals ge-
ëvalueerd. Op grond van hun
ziektegeschiedenis en tussentijdse
ontwikkelingen (uitgevoerde diag-
nostiek en behandelingen) werden
deze honden opnieuw ingedeeld.
Als de klachten, anamnese en in-
gestelde behandeling niet overtui-
gend waren, werden deze patiënten
alsnog in de categorie \'niet ver-
dacht allergisch\' ingedeeld. De
overige honden bleven verdacht
van een allergie waardoor we deze
groep als \'zeer verdacht allergisch\'
beschouwden.

.Ïcuk/Haaruit\\al?
«pruriiis / hot-Spoi / Ukken
(verkleurde haren) / Scluiren / Bijlen /
onrusi / haaruitval

Afbeelding i. Besllsboom ter inventarisatie van jeukklachten.

üNee

□ Ja

Fctonarnsiclen?
Na Anamnese, alg. lich. unJ. en
huidalkrabsels xijn cr ccloparusieten
(vlooien, mijlen, lui/en) aangetroffen?

n

Nee

II

»acteriëlc / Schimmcl infcctic?

Jeuk wordt veroorzaakt door een duidelijke
pyodemiie (oppervlakkig of diep) agv een
bacterie ofschimmet?

□ Ja

Nee

□ Nee

III

Voorkcursplaat.scn?
Jeuk ea\'oriwaruilval openbaart zich op voorpoten
/ oksels / oculair gebied / abdomen / slaanbositi /
oren?

Rccidicr.\'
Dier is in het verleden vaker behandeld (egcn
dergelijke symptomen (conico\'s, antihlstaminica.
hypoalleryecn dieet, shampoos, zalven, antibiotica)?

n

Jii

Ncc

Begindatum:.
Einddulum:..

Inventarisatie jeuk bij honden

D

Nee

Otits Kxtcrna?
-Schudden mei de kop / Warme
oren / rode oren / recidiverende
onlsiekinc / kale oren

IV

Ectonarasietcn?

Na oioscopisch onderzoek en\'of
microscopisch onderzoek zijn cr
eciopamsieten (mijten, vlooien, luizen)
aangetroffen

Ned


Ja

Bactcriële / Schimmel inrcclic?

Otitis Externa wordt vcroor7jial<ï door een
bacleriClc orscliiniinel infectie met veel
ccnjincn in de gelioorgang?

Net

Rccidicr.\'
Dier is in het verleden vaker behandeld voor
een olitis extema (lokaal, systemisch.
antibiotica, conico\'sl?

U

Ja

Nee

Kans op aanvullend onderzoek

Na de uiteindelijke indeling is met behulp van aanvullende
informatie betreffende de leeftijd van de hond en de motiva-
tie van de eigenaar, elke zeer verdacht allergische patiënt in-
gedeeld op de kans op het vervolgen van een gedegen diag-
nostiek (waaronder het uitvoeren van een allergietest). De
kans dat bij een hond een gedegen diagnose en een allergie-
test zou worden uitgevoerd, werd in een van vijf categorieën
ingedeeld (tabel 2).

Resultaten

Schatting van het percentage allergische honden (enquêtes)
Gedurende de testperioden zijn in de vier verschillende prak-
tijken in totaal 616 eigenarenenquêtes ingevuld. Van de be-
treffende honden hebben 590 honden meegedaan aan het
onderzoek. Na de uiteindelijke evaluatie, zes maanden na de
eerste indeling, bleek 10 procent van de honden zeer verdacht
allergisch te zijn. Een compleet overzicht is weergegeven in
tabel 3.

Kans op aanvullend onderzoek

Voor alle honden in de categorie \'zeer verdacht allergisch\' is
met behulp van het eerdergenoemde schema (tabel 2) een in-
schatting gemaakt over de kans op uitgebreid onderzoek.
In totaal heeft 25 procent van de \'zeer verdacht allergische\'
honden een grote/redelijke kans dat aanvullend onderzoek
zal worden uitgevoerd. De uitkomsten van de verschillende
praktijken zijn in tabel 4 samengevat.

-ocr page 65-

Tabel 2. Voorspellend schema voor de kans op gedegen diagnostiek (waaronder een allergietest).
Kans op opvolging diagnostiek (allergietest) Criteria

Groot _Allergietest (huid en/of bloed) al uitgevoerd

Indictie aanwezig; jonge honc^ eigenaar redelijk/goed gemotiveerd

Redelijk
Matig

Klein

Niet

Indicatie aanwezig; Jonge hond maar eigenaar matig gemotiveerd of oudere hond (<9 jaar) maar
eigenaar redelijk/goed gemotiveerd

Indicatie aanwezig; oudere hond (<9 jaar) matig gemotiveerde eigenaar of jonge hond maar slecht
gemotiveerde eigenaar (bijvoorbeeld kosten)

Indicatie ^nwezig; hon^ >9 jaar of eigenaar niet gemotiveerd, kosten te hoog.

Tabel 3. Schatting van de kans op aanwezigheid van allergie op grond van enquêtes en onderzoeken (t=o maanden) en gebaseerd op evaluatie
(t= 6 maanden).

Praktijk

I

Aantal honden

317

Eerste consult
(t=0 maanden)
Percentage Percentage

\'niet verdacht allergisch\' \'verdacht allergisch\'

Evaluatie
(t=6 maanden)

Percentage
\'niet verdacht allergisch\'

Percentage
\'zeer verdacht allergisch\'

2

86

71% (61)

29% (25)

91% (79)

8% (7)

3

III

74 % (82)

26% (29)

85% (94)

15% (17)

4

76

76% (58)

24% (18)

88% (65)

12% (9)

Totaal

590

gem. 81% (476)

gem. 19% (114)

gem. 90% (531)

gem. 10% (59)

Discussie

Percentage allergische honden

Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld 10 procent van de
honden die de praktijk bezoeken, als \'zeer verdacht aller-
gisch\' kan worden aangemerkt. Onderlinge verschillen in de
diverse deelnemende praktijken kunnen worden veroorzaakt
door diverse factoren (onder andere praktijklocatie, beschik-
bare historische informatie en sociaaldemografische facto-
ren).

Het percentage van 10 procent \'zeer verdacht allergische\'
honden komt overeen met de literatuur (5, 8). Dit percentage
weerspiegelt echter het percentage honden dat mogelijk aller-
gieklachten vertoont, maar dat wil niet zeggen dat ze ook
daadwerkelijk allergisch zijn. Om een goede diagnose te
kunnen stellen, zijn aanvullende onderzoeken nodig (onder
andere huidafkrabsels, cytologisch onderzoek et cetera)
waarbij andere mogelijke aandoeningen kunnen worden uit-
gesloten. Dergelijke aanvullende onderzoeken zijn echter in
het kader van deze studie niet uitgevoerd omdat dit de deel-
nemende dierenartsen te veel zou belemmeren in hun dage-
lijkse werkzaamheden. Het percentage honden in de praktijk
met een daadwerkelijke allergie zou dus lager kunnen zijn
dan 10 procent. Aan de andere kant hebben we in dit onder-
zoek de hond als er onvoldoende informatie was of deze on-
duidelijk was, per definitie beschouwd als \'niet allergisch\'.
De schatting van 10 procent is dus zeer conservatief Tevens
dient in aanmerking te worden genomen dat het onderzoek is
uitgevoerd in de winter, een periode waarin relatief weinig al-
lergieklachten tot uiting komen. Daarom is het aannemelijk

Matig Klein Niet

4(15%) 6(23%) 9(35%)

Tabel 4. Schatting van het aantal verdacht allergische honden dat ook
daadwerkelijk getest wordt.

Praktijk Groot Redelijk

I 5(19%) 2(8%)

2 2(29%) 2(29%) 0(0) 1(14%) 2(29%)

3 1(6%) 2(12%) 1(6%) 4(24%) 9(53%)

4 1(11%) 0(0%) 0(0%) 4(44%) 4(44%)
Totaal 9(15%) 6(10%) 5(9%) 15(25%) 24(41%)

dat het percentage van mogelijk allergische honden in een
eerstelijnspraktijk waarschijnlijk hoger uitvalt dan de
geschatte 10 procent.

Een prevalentie van allergie van één op tien honden is duide-
lijk hoger dan de gemiddelde inschatting van veel dierenart-
sen (persoonlijke mededelingen). Waarschijnlijk worden
honden met allergische klachten wel gezien, maar worden de
klachten op een andere manier geïnterpreteerd. De behande-
ling is mogelijk vooral gericht op de bestrijding van secun-
daire aandoeningen zonder dat men de primaire oorzaak (al-
lergie) goed en structureel aanpakt. Dit kan leiden tot
recidiverende (allergie)klachten.

Kans op aanvullend onderzoek

Voor een goede diagnose is een uitgebreid aanvullend onder-
zoek noodzakelijk, zoals een allergietest of eliminatiedieet.
Niet alle honden die als \'mogelijk allergisch\' worden gediag-
nosticeerd, zullen een aanvullend onderzoek ondergaan. Dit is
ondermeer afhankelijk van de leeftijd van de hond (uitgebreid
onderzoek bij honden ouder dan negen jaar wordt niet altijd
meer zinvol gevonden), de motivatie van de behandelend die-
renarts en de bereidwilligheid en de financiële situatie van de
eigenaar. Uit dit onderzoek blijkt dat 25 procent van de \'zeer
verdacht allergische\' honden een grote/redelijke kans maakt
op aanvullend onderzoek. Bij de overige honden is de leeftijd
de grootste beperkende factor: 70 procent van deze honden is
ouder dan negen jaar. Wanneer deze honden al op jongere
leeftijd als \'mogelijk allergisch\' zouden zijn gediagnosticeerd,
zou de kans op aanvullend onderzoek en mogelijk behande-
ling van de allergieklachten, veel groter zijn geweest.
Over het algemeen lijkt het erop dat veel eigenaren het belang
van aanvullend onderzoek niet inzien. Maar de dierenarts
speelt hierin een belangrijke motiverende rol. Hij zou kunnen
aangeven dat vervolgonderzoek van belang is voor een goede
diagnostiek en kan helpen bij het vaststellen van de meest ge-
schikte behandelingsmethode voor deze levenslange, zwaar
belastende aandoening. Door de eigenaren te betrekken in de
beslissing welke therapie het meest geschikt is, neemt de kans
toe dat ze het belang van aanvullend onderzoek gaan inzien.

-ocr page 66-

Conclusie

Ondanks de conservatieve inschatting is het percentage \'zeer
verdacht allergische\' honden in dit onderzoek vele malen
hoger dan de gemiddelde eerstelijns practicus momenteel in-
schat. De gevonden prevalentie komt overeen met de litera-
tuurgegevens. Dit duidt erop dat allergie een grotere rol speelt
dan vaak wordt gedacht, wat kan worden meegenomen bij het
stellen van de diagnose bij honden met dermatologische
klachten en/of oorklachten. De inschatting dat er een grotere
groep allergische honden rondloopt dan momenteel wordt
gedacht, maakt het interessant om allergieën op te nemen in
het standaard diagnostiek- en therapieprotocol.
Uit dit onderzoek bleek verder dat 75 procent van de onder-
zochte honden met de kwalificatie \'zeer verdacht allergisch\'
een geringe kans maakte op uitgebreid onderzoek. Leeftijd is
hierbij de belangrijkste beperkende factor. Waimeer in een
praktijk \'recidiverende jeukklachten\' structureel opgenomen
wordt in een diagnoseprotocol zullen dieren wellicht op
jongere leeftijd al als mogelijk allergisch gediagnosticeerd
worden. De dierenarts speelt een belangrijke rol in het moti-
veren van de eigenaar. De kans op aanvullend onderzoek zal
toenemen en dit alles kan leiden tot een beter uitgebalanceer-
de behandeling voor deze levenslange aandoening.

Literatuur

1. Carlotti DN and Costargen F. Analysis of positive skin tests in 449 dogs
with allergie dermatitis. Eur J Comp An Pract 1994; 4: 42-59.

2. Chamberlain KW. Atopic (allergie) dermatitis. Vet Clin N Am 1974;
4: 29-39.

Lund EM, Armstrong PJ, Kirk CA, Kolar LM and Klausner JS. Health
status and population characteristics of dogs and cats examined at pri-
vate veterinary practices in the United States. J Am Vet Med Assoc
1999;214: 1336-1341.

Patterson S. ESVD and ACVD 2002 Abstracts: A review of 200 cases
of otitis externa in the dog. Vet Dermatol 2003; 14: 237-267.
Reedy LM, Miller WH and Willemse T (Eds). Allergic Skin Diseases
of the Dog and Cat, 2nd Edition. W.B. Saumders, London, UK, 1997:
pp. 33-44.

Saridomichelakis MN, Koutinas AF, Gioulekas D and Leontidis L.
Canine atopic dermatitis in Greece: clinical observations and the
prevalence of positive intradermal test reactions in 91 spontaneous
cases. Vet Immunol Immunopathol 1999; 69: 61-73.
Scott DW and Paradis M. A survey of canine and feline skin disorders
seen in a university practice: small animal clinic. University of Montre-
al, Saint-Hyacinthe, Quebec (1987-1988). Can Vet J 1990; 31:
830-835.

Scott DW, Miller WH and Griffin CE (Eds.). Small Animal Dermatolo-
gy, 6th Edition. W.B. Saunders, Philadelphia, USA, 2001: pp. 574-601.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvDl

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

H.J.D. Tolsma is dierenarts en is werkzaam bij Artu Bio-
iogicais (Postbus 6i2, 8200 AP Lelystad). C.H. Moorman
is dierenarts en is werkzaam bij D.K. Brouwhuis (Rivieren-
singel
730, 5704 NZ Helmond).

-ocr page 67-

PeterJ. Werkman

Ziekten bij vissen kunnen verschillende oorzaken hebben.
Er zijn verschillende virussen, bacteriën en schimmels die
de gezondheid van vissen kunnen aantasten. Het kei her-
pesvirus is een wereldwijd probleem. Maar ook stress kan
vissen zo ernstig treffen, dat sterfte het gevolg is. In dit
artikel leest u over de meest voorkomende infecties en de
daarvoor geschikte behandelingen. In deel 5 zullen para-
sieten worden besproken.

Stress bij vissen

Er zijn drie groepen van stressfactoren bij vissen te onder-
scheiden: fysische factoren, chemische factoren en biolo-
gische oorzaken. Bij fysische factoren moet u denken aan
temperatuurwisselingen, watervervuiling (troebeling), het
vangen, hanteren en transporteren van vissen, een gebrek aan
schuilplaatsen en te veel of te weinig voedsel. Chemische
factoren die kunnen leiden tot stress, zijn onder andere zware
metalen, zuur water, organische vervuiling (ammoniak of
nitriet), te weinig zuurstof, maar ook behandeling met mid-
delen tegen parasieten of bacteriën. Er zijn ook biologische
oorzaken voor stress bij vissen. Overbevolking bijvoorbeeld,
maar ook de introductie van nieuwe vissen, agressie, bijvoor-
beeld in de paaitijd, en de aanwezigheid van predatoren
(andere vissen, vogels, katten en dergelijke).
Bij stress wordt het cardiovasculaire systeem geactiveerd, de
ademfrequentie stijgt, er komt glucose vrij uit de lever en de
glyconeogenese komt op gang. Verder wordt redelijk snel
adrenaline geproduceerd in de kopnier en wat later corti-
costeroïden
(Cortisol). Cortisol heeft een vertragende wer-
king op de reproductie, groei en immuniteit van vissen.
Het plasmacortisolgehalte van vissen is binnen twee tot vier
minuten meetbaar gestegen. Het kan worden gemeten in het
bloedplasma, maar ook in het zwemwater. Het gehalte aan
adrenaline is veel lastiger te meten. Bij meer stress daalt ook
de plasmaosmolariteit. Dit heeft negatieve gevolgen voor de
gasuitwisseling in de kieuwen.

De oorzaak, de heftigheid, maar ook de lengte van de stress-
periode kunnen zo slopend zijn dat vissen eraan kunnen
sterven. Ook een langdurig laag stressniveau kan op den duur
dodelijk zijn.

Bij een ernstige stressimpuls, bijvoorbeeld als een vis uit de
vijver gesprongen is, kan een injectie met dexamethazon
1 tot 2 milligram per kilogram (mg/kg) intramusculair
helpen, gevolgd door een bad met 10 gram NaCl (Jodiumvrij)
per liter water gedurende tien minuten (extra beluchten).

Virussen

Koi Herpes Virus (KHV)

Koi herpesvirus is een DNA-virus dat alleen wordt aangetrof-
fen bij spiegelkarpers en koi (beide
Cyprinius carpio L.). Het
virus is niet besmettelijk voor goudvissen en graskarpers. In
1998 is de ziekte gevonden in Israël en in 2003 in Japan en
sindsdien is het een wereldwijd probleem. De ziekte heeft af-
hankelijk van de watertemperatuur een incubatietijd van 7 tot
21 dagen en wordt vooral gezien op warme dagen bij een
watertemperatuur tussen 17 en 26 graden Celcius. Onder de
17 graden is geen ziektebeeld zichtbaar, maar kan er wel ver-
spreiding van de besmetting plaatsvinden. Binnen één week na
de besmetting kan 10 procent van de aangetaste vissen sterven.
Soms zijn de eerste verschijnselen echter pas vanaf de achtste
dag zichtbaar. Uitwendige verschijnselen zijn slechts te zien
bij 40 procent van de zieke vissen. De ziekte duurt onder opti-
male omstandigheden niet langer dan 21 dagen. Het virus ver-
meerdert zich bij temperaturen boven de 18 graden, maar niet
meer boven 28 graden Celcius. De morbiditeit is 100 procent,
de mortaliteit kan tot 90 procent oplopen. Vissen van alle leef-
tijden zijn gevoelig.

De belangrijkste besmettingsroute van het KHV is direct van
vis naar vis. Daarnaast is overdracht mogelijk via netten,
emmers, water, handen et cetera. Soms vinden in geïsoleerde
vijvers spontane uitbraken plaats. De overdracht zou kunnen
plaatsvinden via vogels, kikkers of insecten. Het virus kan
maanden overleven in feces van koi.

Verschijnselen

In het eerste stadium van de ziekte zijn de vissen rusteloos,
schuren langs de bodem en zwemmen nerveus door het water.
Later worden ze meer apathisch. Op de huid zijn kleine bloe-
dingen te zien en wat grotere witte vlekken met meer slijm.
Nog later krijgen de vissen ingevallen ogen. De kieuwen
raken ontstoken en vertonen necroseplekken. Hierdoor raakt
de ademhaling ernstig belemmerd en gaan de vissen lucht-
happen.

De gezondheidszorg voor vissen hoort thuis bij de dierenarts. In deze serie vindt u adviezen en tips voor de behandeling en het
voorkomen van ziekten bij siervissen.

Deel 4. Virussen, bacteriën en schimmels

-ocr page 68-

Sommige vissen gaan plotseling dood zonder uitwendige
verschijnselen. Secundaire parasitologische en bacteriolo-
gische problemen kunnen het ziektebeeld verhullen.
Ingevallen ogen, kieuwnecrose en huidplekken met een plot-
selinge grote sterfte bij een hoge watertemperatuur zijn sterk
verdachte verschijnselen van KHV De ziekte wordt ook wel
\'Carp Nephritis\' of\'Gill Necrosis\' genoemd.

Diagnose

De definitieve diagnose kan worden gesteld door een (dode)
vis in ijs of ingevroren of een stukje kieuw en een stukje nier
in 96 procent alcohol naar het CIDC in Lelystad op te sturen
of te brengen. Binnen enkele dagen is via de TaqMan Poly-
merase Chain Reaction (PCR) de uitslag bekend.
Bij koi die de ziekte in het beginstadium bij zich hebben en
bij koi die de ziekte hebben overleefd, worden heel weinig
virusdeeltjes gevonden. Hierdoor kan een vals negatieve uit-
slag worden gekregen. Een negatieve uitslag betekent dus
niet dat de vis KHV-vrij is. Gevaccineerde vissen reageren
positief op de PCR-test. Door gebruik te maken van een
markervaccin is onderscheid te maken.
Het is mogelijk zelf de ontlasting van vissen te testen met een
Elisa doe-het-zelf-test. Binnen enkele uren is de uitslag
bekend. Een nadeel van deze methode is dat deze test alleen
positief aangeeft als het virus massaal aanwezig is en dat is
pas vier tot elf dagen na de besmetting het geval.

Behandeling

Tegen een koi herpesvirusinfectie is geen behandeling moge-
lijk. Als het in de praktijk uitvoerbaar is, kan men de water-
temperatuur snel verhogen naar 29 tot 32 graden Celcius
(maximaal met twee graden per dag). Handhaaf deze tempe-
ratuur gedurende twintig tot dertig dagen. De infectie wordt
hierdoor afgeremd en sommige vissen kunnen hierdoor over-
leven. Deze warmtebehandeling is alleen zinvol tijdens de
besmettingsfase. Behandel een eventueel aanwezige secun-
daire bacteriële infectie met een gericht antibacterieel middel
en zorg steeds voor een optimale waterkwaliteit. Indien ver-
warmen niet mogelijk is, kan men eigenlijk alleen afwachten
en zien of de vissen de besmetting overleven. Het alternatief
is bij grote sterfte alle overige koi en karpers te euthanaseren.

Dragers

Een probleem bij het KHV is dat de vissen die de infectie
overleven, virusdrager kunnen blijven en tot twee jaar na de
besmetting nog steeds andere vissen kunnen besmetten. Tot
nu toe is het niet mogelijk gebleken bij levende vissen vast te
stellen of zij al dan niet drager zijn van KHV Bij dragers
(ogenschijnlijk gezonde vissen) is het virus vooral aanwezig
in de kopnier (deze speelt een belangrijke rol bij de afweer
van de vis) en kan daar langer dan 24 maanden infectieus
blijven. Bij omgevingstemperaturen tussen 17 en 26 graden
Celcius kan het latent aanwezige virus voor een ziekte-
uitbraak zorgen. Dergelijke vissen moeten streng gescheiden
worden gehouden van andere vissen.

Desinfectie

Het koi herpesvirus is dood na twee uur bij een pH van 11.
Bassins kunnen bijvoorbeeld worden gedesinfecteerd met
een 5,25 procent natriumhypochlorietoplossing. De dosering
van natriumhypochloriet is 0,2 milliliter per liter (ml/1), dit
betekent 100 milliliter natriumhypochloriet 5,25 procent op
250 liter water. Desinfectie duurt één uur. U kunt het natrium-

hypochloriet vervolgens neutraliseren met natriumthiosul-
faat. Twee gram op tien liter water is voldoende voor het
neutraliseren van 200 deeltjes per miljoen (ppm) natrium-
hypochloriet.

U kunt netten en gereedschap desinfecteren met benzalko-
niumchloride in een dosering van 60 milligram per liter
(mg/1) water gedurende twintig minuten. Zorg dat u goed
naspoelt.

Neem voordat u tot het gebruik van een van deze middelen
overgaat goed notie van de volgende informatie:
Natriumhypochloriet is werkzaam als desinfectans voor
KHV

- Het is giftig voor vissen en lagere dieren.

- Het raakt inactief door organisch materiaal en door warmte.

- Dit desinfectans vernielt netten.

Ook benzalkoniumchloride (Roccal*) is werkzaam als desin-
fectans. Het verwijdert een overmaat van slijm en werkt te-
vens viricide en bactericide.

-Doseer bij gebruik als desinfectans Roccal 10 procent in
een dosering van 5 ml/1, ververs wekelijks.

- Dit middel is giftig in zacht water, bij een hoge temperatuur
en bij een lange behandelduur.

- Vaker laag doseren is bij dit middel beter dan een keer hoog
doseren.

- Het mag niet in het biologisch filter terechtkomen.
Preventie

Houd nieuwe vissen minstens vier tot zes weken in quaran-
taine bij 20 tot 25 graden Celcius. Werk hygiënisch en houd
alle handelingen bij al aanwezige vissen en vissen in quaran-
taine strikt gescheiden (aparte netten, emmers, voerbakken
et cetera). Voorkom overbevolking (vissen groeien) en een
slechte waterkwaliteit. Vermijd stress bij de vissen. Koop zo
mogelijk geïmmuniseerde vissen of vissen die afstammen
van een soort die niet gevoelig is voor KHV.
In meerdere landen zoals Israël, de Verenigde Staten en Japan
is men bezig een vaccin te ontwikkelen. In Israël worden koi
van tien gram (ongeveer drie maanden oud) twee uur in een
vaccinbad gedaan. Daarna worden ze 21 dagen gehouden bij
een temperatuur van 21 graden Celcius. De immuniteitsduur
is ongeveer elf maanden. Een probleem is dat niet alle landen
vissen willen toelaten die zijn geënt met een verzwakt levend

-ocr page 69-

vaccin. Tot nu toe is liet vaccin binnen de EU nergens geregi-
streerd.

Regelgeving

KHV zal per 1 augustus 2008 aangifteplichtig zijn in de
Europese Unie. Dit geldt niet voor siervissen in afgesloten
water. Deze maatregel dient ter bescherming van karper-
kwekerijen in Oost-Europa. Nederland wordt in de betreffen-
de regelgeving aangemerkt als KH V-positief land.

Lymphocystis

Dit is een virusinfectie die vooral wordt waargenomen bij
wildvang vissen uit zout en zoet water. Er groeien wratach-
tige verdikkingen op de huid en de vinnen. Dit begint met
kleine knobbeltjes die in tijd van weken of maanden groter
worden. Soms zit er een holte in met vloeistof De ziekte kan
via afgestoten huidcellen overgaan op andere vissen. De in-
fectie is meestal niet dodelijk, maar ontsiert de vissen wel.
Er bestaat geen behandeling tegen lymphocystis. Ontsierende
knobbels kunnen eventueel chirurgisch worden verwijderd,
maar de kans op recidief is groot. Zet aangetaste dieren apart.
Ga eventueel over op euthanasie. Om deze ziekte te voor-
komen is het goed geen dieren met knobbels of huidafwij-
kingen te kopen.

Pokken

Bij vijvervissen en andere koudwatervissen kunnen gladde
verdikkingen op de huid worden waargenomen, die lijken op
gesmolten kaarsvet. Omdat deze ziekte veel voorkomt bij
karpers wordt hij ook wel karperpokken genoemd. Het virus
lijkt weinig besmettelijk en soms kunnen de verdikkingen
spontaan verdwijnen. Er treedt geen sterfte op.
Er is geen behandeling tegen pokken mogelijk, maar soms
kan de aandoening verdwijnen bij een temperatuursverhoging
van vijf graden.

Bacteriën

Op de intacte huid van vissen komen meerdere soorten bacte-
riën voor, waaronder
Aemmonas- of Pseudomonas-soortm.
Sommige soorten kunnen, vooral bij verzwakte vissen, een
septicaemie veroorzaken. Ook buikwaterzucht kan worden
veroorzaakt door bacteriën. Gelukkig zijn de meeste bacte-
riën niet pathogeen. Wanneer dergelijke secundair aanwezige
bacteriën worden gekweekt, is er meestal sprake van een
andere onderliggende oorzaak, die de vissen heeft verzwakt.

Dit kan stress zijn door transport, door een slechte waterkwa-
liteit of verwondingen. Verzwakte vissen kunnen hieraan
sterven.

De meeste echt vispathogene bacteriën zijn Gram-negatief.
Sommige staafvormige bacteriën kleuren rood (= zuurvast)
met de Ziehl-Neelsen kleuring (mycobacteriën en
Nocardia).
Enkele bacteriën die in Nederland vispathogeen zijn: Aero-
monas salmonicida
(G-), die met atypische stammen gaten-
ziekte in de huid bij karpers en koi veroorzaakt (\'Carp ery-
throdermatitis\'), K/èno-soorten (G-), zoals
Vibrio vulnificus
(dit is een zoönose), en Edwardsiella tarda (G-), die bij vis-
sen een septicaemie met gasvorming kan veroorzaken (ook
dit is een zoönose). Verdere pathogene bacteriën zijn
Flavo-
bacterium/Flexibacter columnaris
(G-). Deze myxobacteriën
worden op de huid van veel soorten gevonden en kunnen bij-
voorbeeld vinrot veroorzaken. Zij zijn onder de microscoop
zichtbaar als lange staven.
Mycobacterium marinum (G )
kan bij alle warmwatervissoorten vistuberculose veroorzaken
en bij de mens zwemmersgranuloom veroorzaken (dit is een
zoönose). Vanwege ondermeer het risico op zwemmersgra-
nuloom is het verstandig om bij het hanteren van vissen hand-
schoenen te dragen.

-ocr page 70-

Verschijnselen

Specifieke bacteriële infecties bij vissen zijn in de regel niet
te herkennen aan de uitwendige verschijnselen. De volgende
verschijnselen kunnen apart of in combinatie worden gezien:

- afwijkend gedrag, te sloom, afzonderen;

- niet eten;

- opgezette buik;

- bloedingen in de huid;

- huidwonden;

- bloedingen in de kieuwlamellen;

- langzaam opkomende sterfte.

De volgende verschijnselen worden gezien bij sectie:

- bleke, stevige lever;

- buikvocht;

- gezwollen nieren;

- normaal gekleurde, verdikte milt (dit is typisch voor bacte-
riële infecties).

Diagnose

Voor het stellen van de diagnose van een bacteriële infectie is
een bacteriekweek noodzakelijk. Neem bij sectie monsters
van nier, lever, milt, hart en eventueel afwijkende processen,
en indien nodig van de rand van abcessen. Ent deze uit op een
schapenbloedagar-plaat. (Het is gebleken dat wattenstaaQes
in transportmedium minder betrouwbaar zijn om bacteriën te
kunnen kweken.) Stuur de platen naar een laboratorium dat
bekend is met bacterieziekten bij vissen, bijvoorbeeld het
CIDC in Lelystad. Na twee dagen is meestal een voorlopige
diagnose bekend. Uit de uitslag van een gevoeligheidstest
wordt bekend of de gevonden bacteriën gevoelig zijn voor
een antibacterieel middel. Vooral uit abcessen bij koi worden
bacteriestammen gevonden die tegen de meeste van de nor-
maal gebruikte antibiotica resistent blijken te zijn.

Behandeling

Voor de behandeling van een ziekte veroorzaakt door een
bacterie is het \'good veterinary practice\' om te behandelen op
aanwijzing van de uitslag van de gevoeligheidstest. Alleen bij
een zeer acuut optredende bacteriële infectie kunt u direct

een antibioticum toedienen waarvan effect mag worden ver-
wacht. Enkele bij vissen gebruikte antibiotica zijn amoxycil-
line, Oxytetracycline, flumequine, enrofloxacin, florfenicol,
neomycine en trimethoprim-sulfa.

De keuze van behandelmethode kan beperkt zijn omdat som-
mige middelen alleen als injectievloeistof beschikbaar zijn.
Andere smaken zo slecht dat zij door de vissen niet met het
voer worden opgenomen. Bij een enkele grote vis kan naast
een lokale wondbehandeling ook een injectie met een anti-
bioticum worden gegeven. Voor iedere wondbehandeling en
injectie behoort een vis te worden gesedeerd. Het is in dit ver-
band al eerder vermeld dat genezing sneller gaat bij een
hogere watertemperatuur.

Het is belangrijk om tegelijk met het nemen van de monsters
ook de kwaliteit van het water te (laten) onderzoeken. Als de
waterkwaliteit niet optimaal is, leidt een verbetering al direct
tot een verbetering van de leefomstandigheden voor de zieke
vissen. Dit heeft soms minstens zoveel effect voor de gene-
zing als de behandeling met een antibacteriëel middel.
Let op, het is zinloos om een bacteriekweek in te zetten van
dode vissen. Het medium water en de temperatuur zorgen
zeer snel voor autolyse en de vermeerdering van allerlei niet-
specifieke bacteriën.

Wondbehandeling

Het kost het lichaam veel tijd om een diepe ontsteking (abces)
met veel dood materiaal als gevolg van een bacteriële infectie
te laten genezen. Dit genezingsproces kan worden geholpen
door bijvoorbeeld een wond een keer per week onder sedatie
schoon te maken. Leg, voordat u start met een wondbehande-
ling, eerst alle benodigdheden klaar om snel te kunnen wer-
ken: een bad met sedatievloeistof, een bad met schoon water
en een luchtpompje voor \'recovery\', natte en droge hand-
doeken, een platte werktafel of werkblad, wattenstaaQes,
3 procent waterstofperoxide, Propulis-vloeistof (een stof op
honingbasis) met een pipet en eventueel een injecteerbaar
antibioticum met injectiespuit.

Als de vis is gesedeerd, kan hij met een net en met hand-
schoenen aan uit het water worden gehaald en op een natte,
zachte ondergrond worden gelegd, bijvoorbeeld een natte
handdoek. Laat iemand de vis vasthouden zodat hij niet on-
verhoeds kan wegspringen. Leg een natte doek over de kop
en de niet te behandelen delen. Als (nog) niet bekend is waar-
door de wond veroorzaakt is, moet u nu met een öse materiaal
verzamelen van de rand van de wond en dit enten op een
schapenbloedagar-plaat. Stuur de plaat naar een laboratorium
voor een determinatie met een gevoeligheidsbepaling.
Neem vervolgens een wattenstaaQe en doop dit in de 3 pro-
cent waterstofperoxide-oplossing. Wrijf hiermee het necroti-
schc materiaal en de losliggende schubben weg. Daarna kunt
u met een pipet enkele druppels Propulis op de schoonge-
maakte wond aanbrengen. Geef zonodig een injectie met een
antibacteriële stof. Als de behandeling klaar is, kan de vis in
de bak met schoon water met de luchtpomp aan, om van de
sedatie bij te komen. De meeste vissen kunnen enkele minu-
ten op het droge worden behandeld, mits zij nat worden ge-
houden. Zet de vis zonodig even terug in een sedatievloeistof
met de halve startdosering om hem vervolgens verder te
behandelen.

Schimmels

Op vissen en viseieren in zoet water worden regelmatig uit-
wendige schimmels aangetroffen. De meest voorkomende

-ocr page 71-

soort (met veel ondersoorten) is het geslacht Saprolegnia, dat
wordt gevonden bij watertemperaturen tussen 5 en 33 graden
Celcius. Bij zoutwatervissen worden zelden schimmels aan-
getroffen.

Voorkeurplaatsen voor Saprolegnia zijn verwondingen als
gevolg van vangen, parasieten en overbevolking. Op de huid,
vinnen en staart kunnen wit tot grijsbruine watachtige pluk-
ken worden waargenomen, meestal op de plaatsen waar de
huid beschadigd is. De kluwen (mycelium) met schimmel-
draden (hyphen) kan zich snel vermeerderen, zeker wanneer
de uitwendige omstandigheden minder gunstig zijn voor de
vis. Dit is bijvoorbeeld het geval als de waterkwaliteit niet
optimaal is, of als er grote temperatuurwisselingen hebben
plaatsgevonden. Vissen kunnen aan een uitgebreide schim-
melinfectie doodgaan. De voortplanting van schimmels is ge-
compliceerd. Door direct contact kunnen schimmelsporen
die in de hyphen zitten, naar andere vissen worden overge-
bracht.

In de meeste gevallen is een schimmelbesmetting secundair.
Schimmels zijn veelal saprofieten en een dode vis kan in kor-
te tijd in schimmel gehuld worden. Schimmels komen ook
voor op dode viseitjes en kunnen ernaast liggende gezonde
eitjes aantasten, waardoor een heel legsel verloren kan gaan.
Kort samengevat: een
Saprolegnia-infecXit is te herkennen
aan watachtige witte of grijsbruine plukken op defecte plaat-
sen van huid, vinnen en staart. Een huidafkrabsel laat een
typisch mycelium met veel hyphen zien.

Behandeling

De herstelkansen zijn bij een Saprolegnia-infectie sterk af-
hankelijk van de uitgebreidheid van de huidlesies. Verbeter
voor de behandeling de waterkwaliteit. Verwijder dode visei-
tjes en ernstig aangetaste vissen, plaats deze eventueel in de
behandelbak. Voor de behandeling kunt u de volgende mid-
delen gebruiken: malachietgroen oxalaat, Pyceze* (50 pro-
cent bronopol BP), methyleenblauw en zout. Zie voor de
dosering tabel 1.

Tabel 1. Doseringen van de

in de tekst genoemde schimmelbehande-

lingen

Dosering

Tijdsduur

Malachietgroen oxalaat

Vissen

0,1 mg/1

30-96 uur

Viseieren

0,5 mg/1

1 uur

2 mg/1

15 min.

Pyceze*

Vissen

0,04 ml/1

30 min.

Viseieren

0,1 ml/1

30 min.

Methyleenblauw

Vissen

3 mg/1

48 uur

Viseieren

2 mg/1

48 uur

Zout

Vissen

3g/l

dagen

Let op, alle in tabel 1 genoemde doseringen zijn met zorg ge-
noteerd, maar omdat vissen van dezelfde soort soms zeer ver-
schillend op eenzelfde middel kunnen reageren, wordt geen
aansprakelijkheid aanvaard in geval van schade of sterfte als
gevolg van gebruik van de genoemde doseringen. Als men
niet eerder een behandeling bij deze soort vissen en met dat
medicijn heeft ingesteld, kan het zinvol zijn om het middel
eerst bij een klein aantal vissen uit te proberen.
Neem voordat tot het gebruik van een middel wordt over-
gegaan goed notie van de volgende informatie:
Malachietgroenoxolaat is werkzaam tegen veel uitwendige
parasieten en schimmels.

-Het is carcinogeen en teratogeen (kan leiden tot misvor-
mingen bij nakomelingen).

- Gebruik handschoenen en mondmasker.

- Het is giftig bij een hoge temperatuur en bij een lage zuur-
graad.

- Het is giftig voor piranha\'s, olifantsvissen, schubloze vis-
sen, koperzalmen en kleine zeewatervissen.

- Overdosering blokkeert de zuurstoftiitwisseling van de vis.

- Gebruik dit middel niet in het biologisch filter.

-ocr page 72-

- Deze stof kleurt alles groen. De groene kleur is te verwijde-
ren met natriumsulfiet.

- Het middel ontkleurt in alkalisch water tot een carbolvorm.
Is dit het geval, maak het water zuurder met azijnzuur.

- Gebruik het niet samen met zout.

- Het kan worden verwijderd door over actieve kool te filteren.

Methyleenblauw is matig werkzaam tegen uitwendige para-
sieten en wordt ook gebruikt tegen nitraatintoxicatie.

- Het is carcinogeen, dus gebruik handschoenen en een
mondmasker.

- Het middel is giftig voor olifantvissen, voor schubloze
vissen en voor planten.

- Het is actief zolang het water blauw is, maar wordt door
licht inactief

- Gebruik dit middel niet in vijvers.

- Gebruik dit middel niet in het biologisch filter.

Pyceze* (50 procent Bronopol BP) is werkzaam tegen schim-
mels bij vissen en viseieren en vormt een alternatief voor ma-

lachietgroen oxalaat.

- Spoel na behandeling de viseieren goed schoon.

- Het effect op siervissen is (nog) onbekend

- Dit middel irriteert ogen, huid en longen.

- Draag bij gebruik handschoenen, beschermende kleding en
een mondmasker.

- Voer de resten af als chemisch afval.

Zout is werkzaam tegen ectoparasieten en remt bacteriegroei.

Gebruik jodiumvrij zout, bijvoorbeeld zeezout.

- Het is giftig voor wildvang discusvissen en sommige andere
cichlidensoorten, meervallen, neontetra\'s en kardinaal-
tetra\'s.

- Zet ozonapparatuur uit.

- Gebruik het niet samen met zeoliet (dit bindt ammoniak) of
met formaline, kalium permanganaat, benzocaïne of mala-
chietgroen oxalaat.

- Doseer hoger in hard water.

Preventie

Zorg om schimmelinfecties te voorkomen voor een optimale
waterkwaliteit en een goede hygiëne. Probeer vissen te hante-
ren zonder verwondingen te veroorzaken.

Andere schimmelsoorten

Een minder voorkomende infectie met een schimmelachtige
is branchiomycose, waarbij voornamelijk de kieuwen worden
aangetast. Een herhaalde behandeling met formaline 15 ml/1
kan hierbij effectief zijn. Ook komt
Dermocystidium voor,
met als kenmerk huidknobbels vol sporen. Een andere schim-
mel is
Ichthyophonus, die mogelijk vanuit de darm inwendig
aanwezig is. Tegen de laatste twee soorten is geen behandeling
mogelijk.

E.H.B.O. bij vissen

Als vissen in een hoog tempo doodgaan en er niet direct een
diagnose is te stellen, kunt u de volgende maatregelen nemen
om de ernst van de aandoening te verminderen. Ververs om te
beginnen een derde tot driekwart van het water. Stop met voe-
ren en zorg voor extra beluchting. Verminder eventueel de
visdichtheid en verwijder zieke en dode vissen. Spoor ten
slotte de oorzaak van de sterfte op en verhelp deze.

-ocr page 73-

Royal Canin introduceert

RECOVERY DIET

Voor een optimaal herstel na ziekte of operatie

Het Recovery Diet van Royal Canin

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

► Verhoogd gehalte aan energie, eiwit en essentiële voedingsstoffen waardoor de herstelperiode wordt
verkort en de kans op complicaties vermindert.

► Bijzonder goede acceptatie waardoor de spontane voedselopname wordt bevorderd bij dieren met
een verminderde eetlust.

► Innovatieve textuur waardoor zowel spontane opname als toediening via een spuit of sonde
mogelijk is, zonder verdere bereiding.

► Biedt in combinatie met Convalescence Support en Rehydration Support Diet een compleet
programma voor de nutritionele ondersteuning van kritieke patiënten.

► Eén receptuur voor zowel hond als kat, verkrijgbaar in twee formaten.

X

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen)
of 0413-318400 (productinformatie) E-mail:
infQ@rQyalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 74-

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

ALLERGIE

EEN EFFECTIEVE BIJDRAGE AAN DE
EPIDERMALE GEZONDHEID

AKI-systeem

Huidproblemen in de praktijk
worden ingedeeld in drie groepen:
AHergi#, Keratoseborroe en
Infectie. -

De Virbac dermatologische
lijn heeft een oplossing voor
alle problemen binnen de drie
groepen. De producten zijn
voorzien van een a,
k of i
die corresponderen met de
bovenstaande groepen. Zo is
simpel en snel te zien welk
product nodig is in de
therapie ter behandeling
van deze problemen.

KERATOSEBORROE

INFECTIE

www.virbac.nl

virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info@virbac.nl

-ocr page 75-

Niet veel wijzer uit het oosten

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Fantasie is zelden vreemder dan de
werkelijkheid. Een zaak met twee
Egyptische katten, \'off-label\' gebruik
en een boze eigenaar die na het oor-
deel van het Tuchtcollege naar het
Beroepscollege gaat om een zwaar-
dere maatregel te vragen. En dat ver-
haal dan niet in hiëroglyfen op een
kleitablet, maar gewoon in de historie
van de diergeneeskunde.

Mis

Een liefhebber van siamezen neemt uit Egypte twee kittens
van dat ras mee naar Nederland. Hij arriveert op 24 december
en vliegt meteen door naar de dierenarts om de diertjes
te laten controleren. Een verstandig besluit,
want de dierenarts constateert dat de mage-
re, zwakke en onderkoelde diertjes
flinke diarree hebben. Ze krijgen een
vochtinfuus, een injecde met Ivo-
mec Plus, Enterogel en ze moeten __

dieetvoer hebben. Een nachtmis
zit er niet in, want een paar uur
later zijn de katjes doodziek.
Ondanks het ingrijpen van de
waarnemend dierenarts over-
lijdt eentje diezelfde nacht en
de ander twee dagen later. De
eigenaar legt hier en daar zijn
oor te luisteren en constateert
dat de dood van de katjes is
veroorzaakt door Ivomec, dat
niet had mogen worden toege-
diend.

Liever ivermectine

De dierenarts geeft grif toe dat hij wist
dat Ivomec Plus niet is geregistreerd voor kat-
ten, maar vanwege hun toestand en mogelijke endo-
parasieten vond hij het gebruik van het middel gerechtvaar-
digd. Hij vreesde bovendien dat de kittens besmet waren met
E. coli en dat er maar een kleine kans was dat ze dit bezoek
aan Nederland zouden overleven. Hij gebruikt wel vaker Ivo-
mec voor katten, konijnen en cavia\'s, en met succes. Andere
middelen zijn vaak alleen beschikbaar in tabletvorm, wat niet
handig is bij ernstige diarree. De dosering was in dit geval zo
laag dat de katjes daar niet aan overleden konden zijn. De
dierenarts blijff erbij dat het gebruik van het middel geïndi-
ceerd was, maar heeft sinds dit incident wel besloten Ivomec
Plus nooit meer te gebruiken voor jonge katten. De eigenaar
protesteert heftig tegen de beweringen van de dierenarts; vol-
gens hem waren de katjes op het moment dat hij ze ter con-
trole bij de praktijk bracht misschien een beetje moe, maar
verder kerngezond. De dierenarts heeff gewoon zonder reden
een dodelijk middel toegediend.

Veterinair
tuchtrecht

Heilig

Als eigenaar en dierenarts elkaar lijnrecht tegenspreken, hoe
kom je dan nog achter de waarheid? De eigenaar gaat in
Egypte bewijs zoeken. En katten zijn misschien heilig, maar
ambtenaren niet, zelfs niet in Egypte. In augustus komt er een
officiële verklaring van \'een Egyptische autoriteit\' dat de
katjes op 14 december, tien dagen voordat ze naar Nederland
vlogen, kerngezond waren. Vloeken van farao\'s mogen dan
hun schaduw vooruit werpen, gezondheidsverklaringen
werken niet achteruit. Het Tuchtcollege is dan ook niet onder
de indruk van deze verklaring. Bovendien zit er tien dagen
tussen de verklaring en het aanbieden van de katten en in tien
dagen kunnen negen levens best op scherp worden gesteld.

\'OfF-label\' poes

Het Tuchtcollege kan geen kant op met de ver-
halen van de dierenarts en de eigenaar.
Waren de katjes op het moment dat ze bij
de dierenarts werden aangeboden nu
ziek of gezond? En zijn ze bezweken
aan de Ivomec of aan iets anders?
Het is niet meer te achterhalen en
moet daarom in het midden
worden gelaten, al wordt de
eigenaar fijntjes onder de neus
gewreven dat een gezondheids-
verklaring die acht maanden na
dato wordt afgegeven, niet di-
rect bijdraagt aan zijn gelijk.
Maar dat betekent nog niet dat
de dierenarts vrijuitgaat. Ivomec
Plus is niet voor katten en \'off-
label\' gebruik is alleen toegestaan
bij individuele dieren die in levens-
gevaar verkeren, en waarvoor geen
andere geregistreerde diergeneesmidde-
len beschikbaar zijn. Voor de aandoeningen
die de dierenarts had gediagnosticeerd, waren
meerdere geregistreerde middelen op de markt. Ivo-
mec Plus (en Enterogel) zijn ongeoorloofd toegepast. Dat
niet alleen, de dierenarts heeff bovendien verzuimd dat aan
de eigenaar te vertellen, terwijl \'off-label\' gebruik altijd met
de eigenaar moet worden besproken.

Siameer, siameest

Het \'off-label\' toepassen van diergeneesmiddelen buiten de
wettelijk toegestane uitzonderingsmogelijkheid en zonder de
eigenaar hiervan op de hoogte te stellen, wordt gezien als een
ernstig tuchtvergrijp. Omdat de dierenarts zelfheeft aangege-
ven voortaan van een dergelijke toepassing af te zien, blijft
het bij een berisping. De eigenaar weet echter niet van op-
houden en gaat in beroep, omdat hij een zwaardere maatregel
wil zien. Maar dat kan wettelijk niet. Een eigenaar mag niet
bij het Beroepscollege om een zwaardere straf gaan zeuren.
Want eindeloos miauwen, dat is meer iets voor siamezen.

-ocr page 76-

Footvax zorgde twee keer achter elkaar voor problemen. In
het vorige artikel hierover las u dat de straf wel meeviel voor
een dierenarts die samen met een schapenhouder diens dieren
had geënt met dit middel. In plaats van de door de klacht-
ambtenaar gevraagde boete bleef het bij een berisping.
In een andere zaak werd de Footvax niet eens direct ten be-
hoeve van dieren verkocht, maar door een dierenarts aan een
farmaceutisch bedrijf geleverd. Het farmaceutische bedrijf
verkocht de spullen op zijn beurt weer door aan een Belgische
collega. Mag dat?

Feiten

Dierenarts A werlct al sinds jaar en dag samen met bedrijf B.
Binnen het samenwerkingsverband is A verantwoordelijk
voor de veterinaire zorg aan de varkens van de houders die bij
B zijn aangesloten. In die hoedanigheid levert hij ook dierge-
neesmiddelen aan bedrijf B ten behoeve van de betreffende
varkens. Daar is niets mis mee; bedrijf B heeft hiervoor een
handelsvergunning in het kader van de Diergeneesmiddelen-
wet.

In 2002 gaat dierenarts A zelfstandig verder met zijn veteri-
naire bedrijf Hij komt in contact met een vertegenwoordiger
van farmaceutisch bedrijf V, die hem vraagt een partij Foot-
vax te leveren ten behoeve van een Belgische collega. Bedrijf
V heeft geen vergunning voor de handel in diergeneesmidde-
len, maar dat weet A niet. Dierenarts A heeft zelf overigens
ook geen vergunning meer, die hoorde bij bedrijf B en niet bij
hem. Later blijkt dat bedrijf V niet alleen geen vergunning
heeft, maar ook niet op de hoogte was van de zelfstandige
acties van zijn vertegenwoordiger. Als de AID deze activi-
teiten op het spoor komt, wordt de dierenarts gewaarschuwd
dat hij geen vergunning heeft. Hij vraagt de vergunning aan,
maar gaat ondertussen door met het leveren van Footvax. Al-
leen al in 2003 gaat het om ongeveer zevenhonderd doses, die
zijn afgeleverd zonder factuur en zonder de bijbehorende
administratie. De levering is contant betaald.

Wet

Dat is allemaal niet de bedoeling. De Diergeneesmiddelen-
wet (DGW) en de bijbehorende regels en besluiten geven
zeer strikte richtlijnen voor het afgeven en verhandelen van
diergeneesmiddelen. En op eigen houtje daarvan afwijken, is
niet alleen strafbaar, het is ook tuchtrechtelijk verwijtbaar,
want het is in strijd met de zorgvuldigheid die van een dieren-
arts wordt gevergd. De wetgever heeft zelfs letterlijk gezegd
dat onder tuchtrechtelijk verwijtbare handelingen ook valt
\'het door uitlatingen tegenover houders van dieren stelsel-
matig in diskrediet brengen van de gezondheidszorg voor die-
ren, met als gevolg dat bij het publiek een sterk wantrouwen
wordt gewekt, waardoor een behoorlijke functionering van de
gezondheidszorg voor dieren in een ernstige mate wordt
belemmerd.\'
Wantrouwen wekken jegens de diergeneeskunde
is met deze bewoording ook verwijtbaar, zelfs als er niet
direct een dier is dat daaronder lijdt.

Daarnaast verbiedt de DGW (samen met de bijbehorende
Memorie van toelichting, en verschillende regelingen) om
zonder daartoe strekkende vergunning diergeneesmiddelen
af te leveren, tenzij het gaat om het afleveren aan houders van
dieren waarvoor de diergeneesmiddelen zijn bestemd. Ver-
gunningen zijn aan een bepaalde locatie gebonden en er gel-
den administratieve regels, waaruit onder meer de aflevering
en de bestemming van de middelen moeten blijken. Daar-
naast kennen we natuurlijk ook het op de DGW gebaseerde
kanalisatieregime en Footvax is een UDD-middel.
De dierenarts heeft de diergeneesmiddelen niet ten behoeve
van zieke dieren afgeleverd, hij had zelf geen vergunning,
degene die de diergeneesmiddelen afnam had geen vergun-
ning, er is geen factuur opgemaakt en de bestemming van de
middelen lag niet vast. Bovendien ging het om een UDD-
middel, dat al helemaal niet mag worden afgeleverd. Dit alles
is voor de klachtambtenaar reden om bij het Tuchtcollege de
maximale boete van 2250 euro te eisen.

Verweer

De dierenarts vindt het allemaal wat overdreven gesteld. Uit-
wisseling van diergeneesmiddelen tussen dierenartsen onder-
ling is helemaal niet ongebruikelijk, ook niet als daar een
vertegenwoordiger van een farmaceutisch bedrijf tussenzit.
Bovendien geeft juist de DGW toch een uitzondering van de
vergunningplicht voor handel op kleine schaal? In dat geval
kan dierenarts A ook wel onder die uitzondering vallen. Zijn
administratie is, in tegenstelling tot wat de klachtambtenaar
beweert, ook op orde. De Footvax is contant betaald maar dat
is toch zeker niet straftjaar? Ook het kanalisatieregime is niet
geschonden; de middelen zijn in handen van dierenartsen ge-
bleven. Hij heeft te goeder trouw gehandeld. Hij dacht echt
dat hij op grond van de eerdere vergunning van bedrijf B
mocht handelen in diergeneesmiddelen en dat de vertegen-
woordiger wat zelfstandige acties aan het doen was, wist hij
ook niet. Tenslotte vindt dierenarts A het een beetje raar dat
de AID hem wel heeft gewaarschuwd dat zijn handel illegaal
was, maar dat hem niet was gezegd dat hij ermee moest stop-
pen zolang hij zelf geen vergunning had. Dat probleem werd
trouwens in februari 2004 opgelost, toen hem een vergunning
voor de handel in diergeneesmiddelen werd verleend.

Tuchtcollege

Het Tuchtcollege tilt zwaarder aan deze punten dan dierenarts
A. De DGW stelt duidelijke verplichtingen. Voor het hande-
len in diergeneesmiddelen is een vergunning nodig. Deze
vergunning is gebonden aan een vaststaande locatie. Dieren-
arts A had tijdens de leveringen helemaal geen vergunning.
De bestaande vergunning stond op naam van bedrijf B en ook
op hun adres, terwijl vaststaat dat dierenarts A leverde vanaf
zijn eigen praktijkadres. Dat de leveringen bestemd waren
voor een collega, doet niets af aan de illegale situatie. Volgens
het College komt het inderdaad wel eens voor dat dieren-
artsen collega\'s uit de nood helpen als deze plotseling een
tekort hebben aan een bepaald diergeneesmiddel. Dat gaat
echter om incidenten en kleine hoeveelheden, die na verloop
van tijd worden gecompenseerd door dezelfde middelen, of
door middel van een factuur. De honderden doses Footvax

Footvax zorgt voor problemen - deel 2

Tekst: laira Boissevain

-ocr page 77-

zijn niet te vergelijken met zo\'n situatie, zeker niet nu deze
handje contantje zijn meegegeven aan een vertegenwoordi-
ger. Contante betaling is niet verboden, nee, maar contante
betaling betekent niet dat er ook geen factuur bestaat.
Is het de fout van de AID, die expliciet(er) had moeten zeg-
gen dat de dierenarts met de handel in diergeneesmiddelen
moest ophouden? Het Tuchtcollege vindt dat de dierenarts
hier ook zelf wel over had kunnen nadenken. Als de AID je
erop attendeert dat het illegaal is zonder vergunning dier-
geneesmiddelen te verhandelen, mag dat een aanwijzing zijn
dat je onjuist bezig bent en daarmee moet stoppen. De die-
renarts is desondanks gewoon doorgegaan met de handel,
naar eigen zeggen ten behoeve van een Belgische collega, dus
er is niets aan de hand. Dat is in strijd met wat hij eerder be-
weerde, want of het kanalisatieregime wel of niet is geschon-
den, hangt samen met het administratieve verwijt. Er is niet
bijgehouden aan wie de middelen zijn verkocht en waarvoor
ze zijn gebruikt, en dat had wettelijk wel gemoeten. De stel-
ling dat de Footvax niet buiten het kanalisatieregime is te-
rechtgekomen, kan op deze manier niet worden geverifieerd.

Maatregel

UDD-diergeneesmiddelen zonder vergunning en zonder fac-
tuur verhandelen aan iemand die zelf ook geen vergunning
heeft, is niet iets wat op veel clementie van het Tuchtcollege
kan rekenen, zelfs niet als het \'te goeder trouw\' gebeurde. De
eis van de klachtambtenaar wordt toegewezen en de dieren-
arts wordt veroordeeld tot 2250 euro boete.

Nieuws van het LICG: taken van het LICG

LICG

Diana van Houten

Iets meer dan een jaar geleden
kondigde de toenmalige minister
van LNV, Cees Veerman, aan dat
hij een startsubsidie ter beschik-
king wilde stellen voor de oprich-
ting van een Landelijk Informatie-
Centrum Gezelschapsdieren.

verslagen

"Dit centrum zou moeten fungeren
als vraagbaak voor informatie over huisdieren en daarmee het
onbetwistbare aanspreekpunt voor de burger moeten worden
op het gebied van het houden van gezelschapsdieren. Het
centrum zal als onafhankelijke bron heldere en betrouwbare
informatie leveren, die de burger in staat stelt zijn zorgplicht
voor het gezelschapsdier goed te vervullen. Een goed geïn-
formeerde en bewuste koper van huisdieren zal ook kritisch
moeten zijn ten opzichte van de fokker en de handelaar, wat
bijdraagt aan een gezonde handel en fokkerij." (Persbericht
ministerie van LNV, gedateerd op 15 mei 2006: Veerman stelt
vraagbaak in voor info over huisdieren.)

Eerste project

Ook de huidige minister van LNV, Gerda Verburg, kent het
LICG een belangrijke taak toe. Ook zij is "bereid bij te dragen
aan een publieke voorziening voor particulieren om infor-
matie te verkrijgen over het houden van gezelschapsdieren.
Daartoe is het Landelijk Informatiecentrum Gezelschaps-
dieren opgericht, dat zich zal bezighouden met brede pu-
blieksvoorlichting over het houden van gezelschapsdieren en
alles wat in dat verband aandacht verdient." (Antwoorden op
de vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over het welzijn van
paarden, gedateerd op 23 mei 2007.) Een voorbeeld van een
onderwerp dat regelmatig breed wordt uitgemeten in de
media, is de problematiek rondom agressieve honden. "Het
LICG zal potentiële eigenaren helpen bewust een hond te kie-
zen met het oog op de gezinssituatie. Dit zal een belangrijke
bijdrage leveren aan het voorkomen van hondenbeten. Het
grootste deel van de beten vindt namelijk in huis plaats. Het
LICG zal ook bevorderen dat de eigenaar zich op straat meer
bewust is van het gedrag van zijn hond." (Antwoord minister
van LNV G. Verburg op schriftelijke vragen en opmerkingen
bij het schriftelijk overleg over de Regeling agressieve dieren
(RAD), gedateerd op 19 juni 2007.) De minister refereert
hiermee aan het Blue Dog-project: een interactief cd-romspel
voor kinderen in de leeftijdscategorie van drie tot zes jaar, met
als doel bijtincidenten door de eigen hond bij deze kinderen te
voorkomen. Het LICG zal dit project in het najaar in Neder-
land lanceren onder de naam \'De Blauwe Hond\'. Het Blauwe
Hond-project zal daarmee de eerste uiting zijn van de cam-
pagne over het verantwoord aanschaffen en houden van huis-
dieren door het LICG.

Berichten

Het LICG is er ook voor u

Ook de dierenarts kan terecht bij het LICG. Het LICG wil
graag het eerste aanspreekpunt zijn bij vragen op het gebied
van het aanschaffen en houden van huisdieren en alle gerela-
teerde aspecten. Op de website, die vanaf het najaar online
zal zijn, zullen speciale onderwerpen voor professionals in de
gezelschapsdierensector te vinden zijn. Uiteraard kunnen
dierenartsen nu al voor specifieke vragen contact met ons op-
nemen. Het LICG is bereikbaar via de e-mail op
info@licg.nl
of telefonisch op 0342-425050.

-ocr page 78-

Hugo de Groot

Een toegenomen antibioticumgebruik, MRSA, de nieuwe
regelgeving ... Wat nu? Deze vraag werd door de Werk-
groep Veterinair Antibioticum Beleid (WVAB) snel be-
antwoord: de veterinaire beroepsgroep moet in de discus-
sie de leiding nemen. Antibiotica zijn bepaald geen
onschuldige stoffen. De toepassing van antibiotica, de
residuen in producten van dieren en de resistentieontwik-
keling brengen risico\'s voor dier, mens en milieu met zich
mee. Om hiermee om te gaan is deskundigheid dus een
vereiste. De huidige situatie vraagt dringend om actie.
Een goede reden om wetenschappers, practici, de over-
heid en de sector aan het woord te laten en de gevoelens
van de partijen te proeven. Dat is gelukt. Op 19 juni 2007
kwamen 350 belangstellenden naar het symposium \'Op
recept\'. En gevoelens blijken er onder de betrokkenen te
leven. Dat bleek uit de veertien inleidingen, maar vooral
uit de reacties uit de zaal.

Dagvoorzitter prof. dr Ludo Hellebrekers, voorzitter van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde (KNMvD) trapte af: "Dierenartsen beschouwen anti-
bioticaresistentie als een belangrijk probleem, waarin zij een
maatschappelijke én een veterinaire verantwoordelijkheid
hebben. De dierenarts staat bij dit probleem centraal in het
belang van diergezondheid, volksgezondheid en voedsel-
veiligheid" (illustratie 1). Maar met deze woorden zijn we er
niet. Bij het antibioticumgebruik komt meer kijken, zoals
flankerende en valide vaccinatiestrategieën en innovatie van
management- en houderij systemen. Deze maken het moge-
lijk het antibioticumgebruik te beperken. In de ogen van de
KNMvD kan het verantwoorde en juiste gebruik van antibio-
tica het best worden gerealiseerd binnen een één-op-één rela-
tie tussen dierhouder en dierenarts. "Dit geheel dient onder-
steund en, indien noodzakelijk, gesanctioneerd te worden
door overheidsbeleid", aldus de dagvoorzitter. Kernwoorden
die passen bij de verdere aanpak, zijn duurzaamheid, dieren-
welzijn, diergezondheid en ethiek.

Diergezondheid,
Voedselveiligheid,
Flankerende en valide Volksgezondheid Management-
vacclnatlestrategle " _ en houderllsystemen ^

Dierenarts

Illustratie i. De dierenarts neemt een centrale plaats in als het gaat om
antibioticaresistentie, diergezondheid, volksgezondheid en voedselveilig-
heid.

576

Hellebrekers toonde zich verheugd met de enorme belang-
stelling. Een groot aantal practici en belangstellenden vanuit
de verschillende veehouderijsectoren, de Faculteit der Dier-
geneeskunde (FD), Wageningen UR, Gezonde Dieren, de
farmaceutische industrie, de ministeries van LNV en VWS,
de Voedsel en Warenautoriteit, de Algemene Inspectiedienst,
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de pers
hadden de moeite genomen naar Utrecht af te reizen, waar ze
een \'overall\'-beeld over dit actuele onderwerp kregen. Bij-
zondere gasten waren prof. dr. Henry Verburgh, voorzitter
van het consortium Surveillance Onderzoek MRSA (SOM),
prof. dr. John Degener, voorzitter van de Stichting Werkgroep
Antibioticum Beleid (SWAB) en drs. Jan Vaarten, directeur
van de Federation of Veterinarians of Europe (FVE). Op uit-
nodiging van de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdie-
ren, medeorganisator van het symposium, bezochten ook
vijftig studenten diergeneeskunde de bijeenkomst.

Veterinair antibioticumbeleid

Drs. Wiel van den Ekker, voorzitter van de WVAB en
KNMvD-bestuurslid, lichtte de activiteiten en het doel van de
WVAB toe. De WVAB brengt sinds beginjaren negentig de
deskundigheid bijeen die aanwezig is op de verschillende
niveaus in de veterinaire beroepsgroep: wetenschap, praktijk,
bedrijfsleven en overheid. De WVAB formuleert het antibio-
ticumbeleid. Dit beleid wordt vastgelegd in formularia (1).
Dit zijn beargumenteerde antibioticakeuzen die rekening
houden met het dier, de aandoening, de ziekteverwekker, het
werkingsspectrum van het antibioticum en de resistentie-
ontwikkeling (2). Van den Ekker nuanceerde: "Een formula-
rium is geen kookboek, de dierenarts bepaalt de meerwaarde
bij het voorschrijven." Periodiek evalueert de WVAB het an-
tibioticabeleid. Na het uitkomen van het rapport Monitoring
of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals
in the Netheriands (MARAN) 2005, heeft de WVAB in het
najaar van 2006 een enquête gehouden onder praktiserende
dierenartsen in samenwerking met de Vereniging van Fabri-
kanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in Nederland
(FIDIN) en de FD. De uitslag van deze enquête gaf aanleiding
tot nader onderzoek (3). De WVAB heeft gesprekken gevoerd
met panels van practici werkzaam in de vleespluimvee-, kal-
ver- en varkenssector In deze sectoren worden de meeste an-
tibiotica toegepast. De uitgangspunten voor de gesprekken
waren voor alle panels hetzelfde: is het gebruik toegenomen?
Zo ja, bij welke diercategorie en voor welke antibiotica? Wat
zijn de mogelijke oorzaken van de toename? En welke moge-
lijkheden zijn er voor een betere diergezondheid met minder
antibiotica? Omdat exacte gegevens over het antibioticumge-
bruik per sector ontbreken, kan deze informatie van belang
zijn voor de verdere aanpak van het probleem. De behande-
ling van de brief aan de Tweede Kamer van dr. C.P. Veerman,

Symposium \'Op recept\'

"Maatregelen dienen gebaseerd te zijn op feiten"

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,JULI/AUCüSTUS, AFLEVERING 14-15, 2007

-ocr page 79-

voormalig minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwali-
teit (LNV), over het antibioticumgebruik en de MRSA-
problematiek, staat op de agenda voor na het zomerreces. De
KNMvD gaf met het symposium \'Op recept\' aan dat zij
belang hecht aan het onderwerp en kansen ziet voor een ge-
zamenlijke inspanning, zodat ook in de toekomst verant-
woord antibioticumgebruik mogelijk wordt gemaakt.

Hebben we de gebruikscijfers in kaart?

Mn Frederik Schutte, directeur van de FIDIN, gaf aan dat hij
jaarlijks de antibioticumrapportage van de aangesloten leden
verzorgt (4). Recent zijn de cijfers over 2006 gepubliceerd
(5). Ten opzichte van 2005 is het totaal aan kilogrammen ac-
tieve stof van antimicrobiële diergeneesmiddelen in 2006 met
35 ton toegenomen. Circa 60 procent van het totale dierge-
neeskundige gebruik van antibiotica bestaat uit tetracyclinen
en 18 procent uit trimethoprim/sulfa\'s. Ruim 90 procent van
het gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen betreft
oraal gebruik als koppelmedicatie in de vorm van premixen,
topdressings en drinkwatermedicatie. Als de cijfers van de
voor therapeutisch gebruik geregistreerde antibiotica in de
loop van 1998 tot en met 2006 naast de uitfasering van de an-
timicrobiële groeibevorderaars (AMGB\'s) worden geplaatst,
komt een mogelijke correlatie in beeld (illustratie 2). Schutte:
"We weten het fijne per sector niet. Eventuele maatregelen
dienen gebaseerd te zijn op feiten." Daarom pleitte Schutte
voor het standaardiseren van datastromen vanuit praktijk-
managementsystemen, wat een Centraal Informatie Systeem
mogelijk maakt. Meer transparantie van het veterinaire anti-
bioticumgebruik is gewenst.

Zijn er eigenlijk details bekend?

Om deze vraag toe te lichten was Ron Eergevoel uitgenodigd.
Hij is wetenschappelijk medewerker bij het Landbouw Eco-
nomisch Instituut (LEI), een onderdeel van Wageningen UR.
Het LEI verzorgt voor een aantal veehouderijsectoren de ge-
detailleerde uitwerking van de bedrijfsgegevens aan de hand
van de boekhouding. Op deze manier komt het diersoort-
specifieke antibioticumgebruik over de loop van de jaren in
beeld. Het LEI hanteert dagdoseringen per dierjaar als reken-
eenheid. Zo wordt analyse mogelijk en worden de trends in
beeld gebracht. De voorlopige cijfers van 2006 tonen ten op-
zichte van 2005 een lichte afname van het antibioticum-
gebruik bij vleeskuikens en vleesvarkens en een toename op
zeugenbedrijven. Het LEI is voorzichtig met het trekken van
conclusies. Soms is de steekproef te klein om harde uit-
spraken te kunnen doen.

In de cijfers van 2005 ten opzichte van 2004 valt op dat in de
dagdoseringen per dierjaar voor vleeskuikens een verschui-
ving plaatsvindt van de tetracyclines naar aminiglycosiden en
quinolonen.

Eergevoel liet een interessante correlatie zien tussen dagdo-
seringen per dierjaar en de bedrijfsomvang van zeugenbedrij-
ven: "72 procent van de dagdoseringen wordt toegepast op 28
procent van de zeugenbedrijven." De spreiding is groot, toch
blijkt een beperkt aantal bedrijven verantwoordelijk te zijn
voor een groot deel van het antibioticumgebruik. Daar liggen
dus zeker mogelijkheden om het antibioticumgebruik te be-
perken. Eergevoet pleitte voor het opschalen van de dataver-
zameling om nadere analyse mogelijk te maken. Epidemiolo-
gische gegevens kunnen waardevol zijn voor verdere aanpak
en besluitvorming.

Methycilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)

Het MRSA-probleem in de Nederlandse dierhouderij werd
het eerst vastgesteld in de varkenssector (6). Er is veel werk
verzet en inmiddels is het onderzoeksprogramma in volle
gang. Prof dr Jaap Wagenaar, hoogleraar klinische infectio-
logie en penvoerder van het MRSA-onderzoek, praatte de
aanwezigen bij. Hij startte kort en bondig: "Antibioticumge-
bruik faciliteert kolonisatie en spreiding." Een deel van het
MRS A-onderzoeksprogramma, dat bestaat uit vijftien pro-
jecten, richt zich op de harmonisatie en optimalisatie van de
detectie en het resistentieonderzoek. Daarnaast wordt de
prevalentie onderzocht bij varkens, vleeskalveren, vlees-
pluimvee en melkvee. Voor varkens en vleeskalveren worden
de risicofactoren in kaart gebracht en voor de varkensketen
de MRSA-transmissie. Eij de MRSA-projecten zijn nog geen
interventies geformuleerd. De dataverzameling is in volle
gang. Er kunnen in deze fase nog geen resultaten worden
gepresenteerd.

Wagenaar maakte van de gelegenheid gebruik om bekend te
maken dat het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch
Centrum van de FD een plotselinge stijging van het aantal
positieve MRSA/MRSl-kweken heeft gevonden. Het betreft
patiënten (gezelschapsdieren en paarden) die over het alge-
meen onder een langdurige antibioticumbehandeling staan of
ten gevolge van kliniekcontaminatie besmet zijn geraakt. Dit
bracht hem bij de vraag: "Is er een weg terug?" Zijn bood-
schap was duidelijk: "Verminder het gebruik van antibio-
tica."

Hebben we het wel in de hand?

Antibioticagebruik verminderen klinkt als muziek in de oren
van dr. Dik Mevius, voorzitter van de Veterinary Antibiotic
Usage and Resistance Surveillance Working Group (VAN-
TURES). Deze werkgroep stelt jaarlijks de MARAN-rappor-
tage op. Mevius nuanceerde: "Als er antibiotica gebruikt
moeten worden, doe het dan ook goed. Dat kan in sommige
gevallen, vanwege een hogere dosering om resistentie te
voorkomen, het gebruik van meer antibiotica betekenen."
Het resistentieniveau per diersoort in Nederland wordt
bepaald bij
Escherichia coli. Jaarlijks worden per diersoort
van ongeveer driehonderd koppels van een normaal dier per
koppel aselect een
E. coli gekweekt. Deze E. co//-bacteriën
worden gebruikt als indicator voor (multi)resistentie. Op

IQO» J.).!.) ;niMt ;|H|| :BO; ïnnj 211114 ;m)f :nn^

Illustratie 2. Het gebruik van antimicrobiële groeibevorderaars (AMCB\'s)
en antibiotica tussen 1998 en 2006.

Veterinair gebruik antimicrobiële
stoffen totaal

-ocr page 80-

basis van de beschikbare gegevens bracht Mevius drie van
zijn zorgen bij het publiek onder de aandacht. Als eerste
noemde hij de toenemende tendens van multiresistente
E. coli \'s bij vleeskalveren. Verder gaf hij aan dat multiresi-
stente
E. coli\'s een reservoir kunnen zijn voor transmissie van
resistentie naar voedselpathogene bacteriën. In dit verband
sprak hij zijn zorg uit over
Salmonella java in vleeskuikens.
Een derde zorg ging over het versiepen van antibiotica bij de
bereiding van gemedicineerde mengvoeders. Uit recent on-
derzoek is gebleken dat bij het fabriceren van gemedicineerd
diervoeder antibioticumresten terechtkomen in vervolgpar-
tijen. Uit onderzoek blijkt dat de concentraties in deze partij-
en in de buurt komen van de vroeger toegepaste AMGB\'s.
Deze partijen zijn weliswaar bestemd voor bepaalde dier-
categorieën, maar de blootstelling aan lage doseringen anti-
biotica in deze dieren dient niet onderschat te worden.

Hoe zit het met de regelgeving?

Permanent klinkt de vraag: "Regels, doen of laten?" Deze
vraag houdt de Klankbordgroep Kanalisatie Diergeneesmid-
delen, ingesteld door het ministerie van LNV, bezig sinds het
najaar van 2004. Op I oktober 2007 dienen de Europese lid-
staten het laatste deel van de Richtlijn 2004/28/EC, beter be-
kend als de \'POM - non POM\'-regelgeving, in de wet te im-
plementeren (7). Dr. Angelique Nielen, beleidsmedewerker
bij het ministerie van LNV, gaf de stand van zaken weer. In
Nederland wordt de dierenarts gezien als \'poortwachter\' bij
het voorschrijven van diergeneesmiddelen. Onder de nieuwe
regels zal het arsenaal voorschriftplichtige middelen toe-
nemen ten opzichte van de huidige situatie. Er wordt een
nieuwe categorie diergeneesmiddelen ingevoerd, naast de al
bestaande UDD, UDA en niet-gekanaliseerde middelen (de
zogenoemde vrije middelen). Deze nieuwe categorie heet
URA, wat staat voor Uitsluitend op Recept Afleveren. Deze
middelen mogen op voorschrift van een dierenarts worden
afgeleverd door dierenartsen, apothekers of erkende handela-
ren en worden toegediend door de veehouder of dierverzor-
ger. Zoals het er nu uitziet, zal voor deze middelen tot 1 juli
2008 een overgangstermijn gelden. De grootste groep midde-
len die onder URA valt, zijn de ontwormingspreparaten. Dit
bracht Nielen bij het recept: "In Nederland wordt nog een ste-
vige discussie gevoerd over het recept." Europa stelt geen
eisen aan het recept. Nationaal wordt er over gedacht om in
de toekomst randvoorwaarden te stellen aan het recept. Deze
aanpak riep een reactie op bij een van de aanwezige practici.
Hij verwoordde de gevoelens van velen door aan te geven dat
zonder duidelijke regels één dierenartsenpraktijk die tevens
erkend handelaar is, heel Nederland kan bedienen van URA-
middelen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. De boodschap:
zonder heldere regels en sancties wordt alles mogelijk. De
Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren heeft eind
vorig jaar een Werkgroep Veterinair Recept ingesteld. Drs.
Teus Kreuger, GGL-bestuurslid, geeft aan dat de werkgroep
een format naar FVE-model heeft uitgewerkt. Dit format kan
tevens de randvoorwaarden scheppen voor centrale registra-
tie. Het laatste woord over het recept lijkt echter nog niet
gezegd en 1 oktober 2007 nadert snel.

Wat ziet de practicus, zijn er kansen?

De uitkomsten van panels van practici werkzaam in de vlees-
pluimvee-, kalver- en varkenssector schetsten de huidige
situatie. De voorzitters van de vakgroepen van de Groep Ge-
zondheidszorg Landbouwhuisdieren gingen ook in op de
kansen. Het aantal practici dat werkzaam is in de voornoem-
de sectoren, is beperkt en zal in de toekomst verder afnemen,
mede door de afname van het aantal veehouderijbedrijven.
Uit de panels kwam een duidelijke rode draad naar voren.
Alle panels brachten de toename van het antibioticumgebruik
in verband met de uitfasering van AMGB\'s, de toenemende
schaalvergroting en het management. Ook de in sterke mate
kostprijsgestuurde voerkwaliteit speelt een belangrijke rol.
De sectoren worden gekenmerkt door een sterke econo-
mische sturing. De inzet van antibiotica, die vanuit het oog-
punt van management als goedkoop wordt ervaren, kan een
bijdrage leveren aan beoogde resultaten.
Drs. Albert Vink, voorzitter van de Vakgroep Gezondheidszorg
Pluimvee, noemde twee voor de pluimveesector specifieke
problemen. In de legsector signaleert men in de houderijsyste-
men met vrije uitloop toenemende gezondheidsproblemen. Bij
vleeskuikens speelt de voerkwaliteit een grote rol. In dit ver-
band werd het verbod op het gebruik van diermeel genoemd.
Dr. Gerrit Hooijer, voorzitter van de Vakgroep Gezondheids-
zorg Herkauwers, meldde dat bij blanke vleeskalveren sneller
en vaker koppelmedicatie wordt ingezet dan in het verleden.
Als belangrijkste oorzaak werden respiratoire aandoeningen
en voergerelateerde dysbacteriose genoemd.
Uit het panel van varkenspractici kwam naar voren dat men
vooral een toegenomen gebruik signaleert bij gespeende big-
gen op de zeugenbedrijven. Dit heeft te maken met hardnek-
kige streptokokkenproblemen, aldus drs. Frans van Dongen,
voorzitter van de Vakgroep Gezondheidszorg Varkens. Hij
gaf aan dat biggen op probleembedrijven langer op de anti-
biotica staan dan in het verleden. Ook deze sector wordt
gekenmerkt door een strakke logistieke planning. De inzet
van antibiotica wordt meegenomen in de managementafwe-
gingen.

Alle panels zien kansen in het verbeteren van voeding, huis-
vesting en management. Concrete en zakelijke afspraken
vastgelegd in een vaste één-op-één relatie tussen dierhouder
en dierenarts kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de
verantwoorde inzet en toepassing van antibiotica. Minder
voorraad van antibiotica op de bedrijven en een beleid gericht
op preventieve maatregelen onder andere door vaccinatie
zouden een belangrijke stap in de goede richting zijn. Dat dit

-ocr page 81-

niet zomaar tot stand komt, lijkt evident. Leveringsvoorwaar-
den van voedselverwerkende bedrijven of private kwaliteits-
systemen kunnen de benodigde stok achter de deur bieden.

Kan het anders of wat zou er anders kunnen?

Onder deze titel betoogde prof dr. Johanna Fink-Gremmels,
hoogleraar Veterinaire Farmacologie Farmacie en Toxicolo-
gie, dat nieuwe inzichten om een andere aanpak vragen. Fink
noemde twee inzichten: "Bacteriën die uierontsteking ver-
oorzaken, vormen biofilms. Er is ontdekt dat meer dan dui-
zend genen deze \'winterslaap\' aansturen. Dit verdient een
actualisering van ons plan van aanpak en onze therapie."
Een tweede inzicht heeft betrekking op de afname van de af-
weer bij varkens. Deze wordt beïnvloed door (sub)klinische
virale infecties en de gewijzigde voeding door het verbod op
diedijke eiwitten. Er zijn interessante ontwikkelingen gaande
op het gebied van de verbetering van de weerstand en de
modulatie van de darmflora. Prebiodca, probiotica en func-
tionele additieven bieden kansen, maar vereisen gedegen
kennis. Volgens Fink ligt hier de uitdaging voor de dierenarts.
Goede Veterinaire Praktijk (GVP) gaat niet alleen over het
voorschrijven van antibiotica. GVP is het ontwikkelen van
bedrijfsspecifieke interventieprogramma\'s. Economische ver-
liezen kunnen worden geminimaliseerd door een geïntegreer-
de aanpak: ziektepreventie versus gezondheidsmanagement.
Geen routine, maar flexibiliteit en innovatie binnen de wette-
lijke kaders.

Tijd om de sector aan het woord te laten

Dhr. Jan Wolleswinkel, voorzitter van de Nederlandse Orga-
nisatie van Pluimveehouders, kreeg als eerste de gelegenheid
te reageren. Pluimveehouders rekenen, investeren en moeten
voortdurend afwegingen maken. Het gepresenteerde was dui-
delijk. Hij signaleerde dat het voor de vleeskuikensector \'vijf
voor twaalf\' is. De ontwikkelingen zien er zorgelijk uit. Dat
vraagt om een gezamelijke aanpak. Welke rol heeft de dieren-
arts hierin: die van poortwachter of die van klokkenluider?
Een één-op-één relatie is prima. Een voorwaarde hierbij is de
vertrouwensbasis tussen dierhouder en dierenarts. Voor het
centraal vastleggen van gegevens, wat Wolleswinkel een goed
idee vond, adviseerde hij aan te sluiten bij bestaande data-
systemen. Hij gaf nog een hartekreet mee aan de overheid: de
pluimveesector wil graag het diermeel terug in het voer. Dit
zal naar verwachting leiden tot een vermindering van het
antibioticumgebruik.

Wat doet de kalversector? Dr. Adri van de Braak, voorzitter
van het \'Masterplan\' en als specialist veterinaire diervoeding
werkzaam bij Denkavit, onderschreef de geconstateerde pro-
blemen. Deze waren voor de kalversector aanleiding voor het
\'Masterplan\', een initiatief om sectorbreed nader onderzoek
in te stellen. De rapportage van dit longitudinale onderzoek
naar mogelijkheden voor het terugdringen van resistentie-
ontwikkeling bij vleeskalveren wordt voorzien voor de jaren
2009 tot 2010.

De varkenssector gaat voortvarender aan de slag met het cen-
traal vastleggen van data. Wyno Zwanenburg, voorzitter van
de Nederlandse Vakbond Varkenshouders, gaf aan dat de
sector zelfde regie voert. In dit verband vond hij de wens van
de KNMvD voor ondersteuning met regelgeving door de
overheid vreemd. Hij waarschuwde voor wat in de NVV ge-
ledingen bekendstaat als de \'wet van Sinterklaas\'. De over-
heid geeft aan zich te willen terugtrekken. De sector onder-
neemt initiatieven, die vervolgens door aanvullende eisen
vanuit de overheid worden aangevuld.
De varkenssector gaat in ieder geval de gegevens van het
diergeneesmiddelengebruik vastleggen door combinatie met
de bestaande IKB-systemen. Zwanenburg: "Hierdoor wordt
\'monitoring\' en \'benchmarken\' mogelijk en daarmee wordt
bewustwording gecreëerd." Hij vond dat ook andere sectoren
aan zet zijn om uiteindelijk tot een centrale database te
kunnen komen. Als voorwaarde verwachtte hij wel dat de
overheid extra toezicht houdt op \'free riders\'.
Tot slot kreeg Siem Jan Schenk, voorzitter van LTO Veehou-
derij, het woord. Onder de titel \'Certificering dierenarts,
eigen verantwoordelijkheid?\' schetste hij de visie van LTO op
de rol van de dierenarts. Schenk zag de dierenarts als advi-
seur/coach en leverancier van diensten en middelen. De dier-
houder vraagt kwaliteit ter bevordering van de diergezond-
heid. Hierbij signaleerde hij dat de keten vjaagt om een
uniforme uitvoering en borging voor de afzet van producten,
marktbehoud en ter bescherming van de volksgezondheid. In
dit verband stelde hij: "De dierenarts is onderdeel van de
voedselketen en moet zijn eigen verantwoordelijkheid
nemen." Een ongeborgde dierenarts wordt beschouwd als
risicofactor. Schenk verwachtte dat als dierenartsen niet zelf
de borging en kwaliteit oppakken, zij daartoe zullen worden
gedwongen, zonder dat er dan nog invloed en sturing op de
inhoud mogelijk zal zijn.

De dagvoorzitter vroeg zich ter afsluiting van het symposium
af of deze laatste uitspraak de waarheid wordt. Dierenartsen
hebben namelijk wel degelijk invloed op de inhoud. Zij zullen
een centrale rol blijven spelen in het belang van diergezond-
heid, volksgezondheid en voedselveiligheid. De veterinaire
beroepsgroep zal het initiatief blijven nemen als het gaat om
het antibioticumgebruik.

Literatuur

1. Bogaard AEJM van den. Een veterinair antibioticumbeleid. Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 118: 565-568.

2. Vaarkamp H, Bogaard AEJM van den, Breeuwsma AJ, mw Julicher
CHM, Mostert A, Nieuwenhuijs JHM, Verhoeff J eb Vulto A. Veterinair
Antibioticumbeleid: geen sinecure. Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118:
568-569.

3. Schutte JE Toename antibioticumgebruik in de veehouderij, resultaten
van de enquête. Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131: 839.

4. Schutte JE FIDIN antibioticumrapportage 2005. Tijdschr Diergeneeskd
2006; 131:660-661.

5. Schutte JE FIDIN antibioticumrapportage 2006. Tijdschr Diergeneeskd
2007; 132:538-539.

6. Mevius D en Verbrugh H. Onderzoeksprioriteiten ten aanzien van de
MRSA-problematiek in de Nederlandse dierhouderij. Tijdschr Dierge-
neeskd 2006; 131:930-931.

7. Groot SJ de en Herten EJWC. Het nieuwe Diergeneesmiddelenbesluit
en de nieuwe Diergeneesmiddelenregeling 2005: wat betekent dat voor
uw praktijk? Tijdschr Diergeneeskd 2006; 131: 14-17.

Drs. S.J. de Groot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken van de KNMvD en lid van de Werkgroep Veterinair
Antibioticum Beleid.

-ocr page 82-

iedereen

HétNSAIDvoorde
behandeling van chronische
gewrichtsaandoeningen:

• COX-1 sparend

• 24 uur effectief

• Smakelijke, orale suspensie

• Nauwkeurig te doseren

• Onbeperkte behandelingsduur

MetacamV

ürale suspensie J/^f^

Product: Metacam. suspensie voor orale toediening. Werkzame t)estanddelen: per nnl 1,5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlichting
van ontsteking en pijn in zowel acute ais chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of melk-
gevende dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het
product is gebleken. Niet gebruiken bij hondenjonger dan 6 weken. Reg NL 9797. Kanalisatiestatus: UDA. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar.
Boehringer Ingelheim bv, divisie Vetmedica, Postbus 8037.1802 KA, Alkmaar. Telefoon: 31 (0)72 5662411.

Boehringer
I Ingelheim

-ocr page 83-

Gesignaleerd

ri\'v J11

Rijksinstituut

voor Volksg6zondh6id

Anita Suijkerbuijk

en Milieu

Deze rubriek belicht relevante
binnen- en buitenlandse signalen
op infectieziektegebied die voor ve-
terinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesigna-
leerd\' in het
Infectieziekten Bulletin: www.rivm.nl/
infectieziektenbuUetin.

Hoog percentage besmette teken

In de afgelopen maanden is in veel media aandacht geweest
voor de uitkomsten van onderzoek naar de besmettingsgraad
van teken met
Borrelia burgdorferi. Het percentage teken dat
drager is van de bacterie, varieert sterk van plaats tot plaats
en bedraagt gemiddeld 23,6 procent, met een uitschieter naar
50 procent. Teken werden het hele jaar door aangetroffen,
vooral in bossen, maar ook opvallend vaak in tuinen. Dit
blijkt uit het tussenrapport \'Teken, tekenbeten en
Borrelia-
infecties in Nederland\'.

(Bron: Wageningen Universiteit en Researchcentrum)
Cluster van psittacose

De GGD Noord- en Midden Limburg heeft samen met de
VWA een cluster van psittacose onderzocht. Bij twee patiën-
ten is de diagnose bevestigd, bij een derde patiënt wordt de
diagnose vermoed. De mogelijke oorzaak is contact met een
dierenspeciaalzaak of de aanschaf van vogels in deze winkel.
De vogelverkoop is tijdelijk stopgezet, de vogels worden
behandeld met antibiotica.

Q-koorts in Noord-Brabant

De GGD Hart van Brabant heeft sinds maart 2007 zes patiën-
ten met Q-koorts gerapporteerd. Tot nu toe werd geen ge-
meenschappelijke factor gevonden. Vier van de zes patiënten
eten regelmatig blauwschimmelkaas en/of rauwmelkse kazen
of andere zachte kazen (van diverse leveranciers). Andere mo-
gelijke bronnen zijn contacten met dieren op een zorgboerde-
rij, een dierenasiel en een veehouderij. Een van de patiënten
heeft de ziekte waarschijnlijk opgelopen in het buitenland. De
VWA stelt samen met het Clb en de GGD nader onderzoek in.

Cluster van Salmonella typhimurium 507-infecties

De GGD Twente heeft een toename van infecties met Salmo-
nella typhimurium
faagtype 507 onderzocht. In de afgelopen
weken was er een ongewoon groot aantal isolaten uit de regio
Twente die op het RIVM werden gediagnosticeerd als
Salmo-
nella typhimurium
ft 507-infecties. De GGD heeft 24 (ouders
van) patiënten geïnterviewd. De uitbraak is inmiddels voor-
bij, er zijn geen nieuwe patiënten uit deze regio gemeld. Ver-
moedelijk werd de uitbraak veroorzaakt door de consumptie
van filet americain die is gekocht in een regionale super-
marktketen.

Gesignaleerd

Trichinose in Polen

In de regio Zachodniopomorskie Voivodship (het noord-
westen van Polen) is trichinöse uitgebroken. Tot 18 juni
waren er 122 patiënten. Hiervan zijn er 43 in het ziekenhuis
opgenomen. De bron van de uitbraak is een rauwe worst, die
in Polen geproduceerd wordt. De worst wordt niet naar ande-
re Europese landen geëxporteerd. Het is belangrijk bij rei-
zigers naar dit gebied of bij Polen afkomstig uit deze regio
alert te zijn op trichinöse bij patiënten met een passend
klinisch beeld.
(Bron: EWRS)

Aviaire influenza A H7N2 in Wales

Er was een uitbraak van laagpathogene aviaire influenza
A H7N2 onder pluimvee op een kleine boerderij in Conwy,
Wales. 15 van de 45 kippen zijn gestorven vanwege de infec-
tie, de overige 30 zijn geruimd. Zeventien personen ontwik-
kelden milde griepachtige verschijnselen of een conjunctivi-
tis. Bij vier personen is infectie met H7N2 vastgesteld.
Contacten hebben Tamiflu gekregen. Onderzoek naar de bron
van deze uitbraak is gaande.
(Bron: National Public Health Service for Wales)

Toename van hantavirusinfecties in Duitsland en België

In Baden-Württemberg, in het zuidwesten van Duitsland, is
het aantal hantavirusinfecties toegenomen. In de periode van
1 januari tot 15 april 2007 werden aan het Robert Koch Insti-
tuut 164 patiënten gerapporteerd met een symptomatische
hantavirusinfectie. Ook in België is het aantal hantavirus-
infecties toegenomen. Transmissie vindt plaats door inhalatie
van aerosolen afkomstig van de uitwerpselen van knaag-
dieren, met name rosse woelmuizen. Mogelijk heeft de zach-
te winter bijgedragen aan een grotere populatie rosse woel-
muizen.

(Bron: Eurosurveillance Weekly en Promed)
Aviaire influenza HjNi

Het totale aantal humane aviaire influenzavirusinfecties is de
afgelopen maand wereldwijd toegenomen tot 317. In China,
Indonesië, Vietnam en Egypte zijn nieuwe infecties gemeld.
In China waren er per 5 juli 25 patiënten met aviaire influen-
za, waarvan er 16 zijn overleden. In Vietnam gaat het om
95 patiënten, waarvan 42 zijn overleden. In Egypte betreft het
37 patiënten, waarvan 15 zijn overleden en in Indonesië is het
aantal patiënten opgelopen tot 101, waarvan 80 met een fatale
afloop.
(Bron: WHO)

Anita Suijkerbuijk is redactielid van het Infectieziekten
Bulletin
en medewerker van het RIVM. Voor meer infor-
matie:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

-ocr page 84-

Dit artikel is het vierde in een serie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, met ais onderwerp het verbeteren van de
inkomenspositie van dierenartsen. Collega\'s met ervaring in de praktijk geven hun tips en adviezen op het gebied van prak-
tijkmanagement. Aan de orde komen onderwerpen als kostenbewaking, coaching, verzekeringen en ICT. Maar ook zullen
praktijken worden voorgesteld die op dit gebied vooroplopen.

Praktijkmanagement: de leiding nemen en leiding geven

De mens als kritische succesfactor

Nicole Heutink

Het is amper twintig jaar geleden
dat de discussie werd gevoerd over
de noodzaak van de partner als
achterwacht. De partner van de
dierenarts had tot dan toe vaak de
belangrijke taak de telefoon aan te
nemen en allerlei andere hand- en
spandiensten te verrichten ten be-
hoeve van de veterinaire praktijk.
In advertenties werd dan ook gevraagd om een "dieren-
arts
(M/V) met achterwacht". Deze functie is in veel
praktijken inmiddels overgenomen door gediplomeerde
dierenartsassistenten. Door autonome groei, fusies en
professionalisering van dierenartsenpraktijken is het
aantal medewerkers per praktijk flink toegenomen.

Anno 2007 werken in gezelschapsdierenpraktijken per dieren-
arts gemiddeld 1,2 fte dierenartsassistenten. In een gemiddel-
de praktijk van drie ä vier dierenartsen betekent dit vier ä vijf
fte dierenartsassistenten. Verder blijven steeds meer dierenart-
sen langere tijd in loondienst werken. Men vraagt tegenwoor-
dig in advertenties om dierenartsen met communicatieve en
sociale vaardigheden en vooral om \'teamplayers\'.
Meer personeel betekent bovendien dat er hogere eisen
worden gesteld aan het aansturen van medewerkers, aan de
samenwerking en aan communicatie. Kennis en vaardig-
heden van medewerkers zijn het belangrijkste productiemid-
del in een dienstverlenend bedrijf Er moet aandacht worden
besteed aan de voortdurende ontwikkeling van kennis en
vaardigheden, zodat de praktijk kan blijven voldoen aan de
steeds specialistischere vraag van de klant. Inherent aan deze
ontwikkelingen is dat personeelskosten een groot deel van de
totale lasten zijn gaan vormen. Personeelsmanagement is
daarmee geworden tot een onderdeel van het bedrijfsmanage-
ment dat de nodige aandacht vraagt en die ook waard is. Des-
kundige en gemotiveerde medewerkers die effectief samen-
werken, vormen het kloppende hart van het bedrijf

Strategisch management

Human resource management (HRM) is te zien als een speci-
fieke invulling van het personeelsmanagement. Letteriijk gaat
het over het ontwikkelen van de mens als bron van kennis en
vaardigheden en als individu. De filosofie van HRM is dat
mensen binnen een organisatie geen kostenpost vormen,
maar behoren tot de baten. Een beter gebruik van de moge-
lijkheden van de medewerkers leidt tot betere prestaties van
de organisatie. Een andere benaming is dan ook: prestatiege-
richt coachen. Er is in HRM sprake van een langetermijnvisie
op personeelsmanagement. Er zijn verschillende instrumen-
ten om de doelen te verwezenlijken, zoals werving en selec-
tie, functieomschrijvingen, beoordeling, inrichting van fiinc-
ties, opleidingsplannen, beloningsstrategieën et cetera. Ze
staan allemaal in directe relatie tot elkaar, maar moeten
worden gevoed vanuit het bestaande beleid van de organisa-
tie. Personeelsmanagement moet daarom verankerd zijn in
het beleid van een organisatie, zodat het optimaal kan bij-
dragen aan het realiseren van de praktijkdoelstellingen.
"Beleid, beleidsplannen. Waar gaat dit over?", zult u mis-
schien denken.

Berichten

verslagen

Om het inkomen van de dierenarts te verbeteren, moeten we
weten hoeveel omzet we genereren met welke activiteiten en
op welke manier we efficiënter kunnen werken. Het finan-
cieel jaarrapport zegt ons hoeveel omzet we hebben gegene-
reerd en welke kosten we daarvoor hebben gemaakt. Als we
de boekhouding uitsplitsen, weten we ook nog waar de winst
wordt gemaakt. Wat onder aan de streep staat, is voor de
eigena(a)r(en). Er is eigenlijk maar één optie om het inkomen
te verbeteren, namelijk het verbeteren van de efficiëntie. Dit
kan door meer omzet te genereren met relatief minder kos-
ten.

Bij het toepassen van HRM zullen de kosten per medewerker
eerder toenemen dan afnemen, doordat meer geld wordt be-
steed aan training en opleiding. Maar ook de productiviteit zal
toenemen, evenals de kwaliteit van de dienstveriening. Het
ziekteverzuim neemt af, net als het vedoop van het personeel,
en de arbeidstevredenheid zal toenemen. Om zover te komen,
moeten echter keuzes worden gemaakt. Gaat u concurreren op
basis van kwaliteit in plaats van op basis van prijs? Kiest u er-
voor te investeren of te bezuinigen? Handelt u reactief of pro-
actief? Er moeten doelen worden vastgesteld voor de toe-
komst en duidelijke afspraken worden gemaakt over hoe u die
doelen gaat realiseren, maar ook moet u elkaar gaan aanspre-
ken als de afspraken niet worden nagekomen. Misschien moet
u afscheid nemen van de medewerkers die niet meewillen in
een gezamenlijk vastgesteld beleid voor de toekomst. Als het
personeelsmanagement is verankerd in het globale beleid stelt
dat u in staat om leiding te geven, want hoe moet je sturen als
je niet weet waar je als organisatie naartoe moet?

Veranderen

De veterinaire sector heeft net als andere sectoren te maken
met toenemende concurrentie, de mondialisering van de eco-
nomie en daardoor toenemende wet- en regelgeving, beschik-
baarheid van nieuwe technologieën, verminderde klantloyali-
teit en een toenemende vraag naar kwaliteit en innovatie.
Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijk dat bedrijven

-ocr page 85-

voortdurend meeveranderen. Veranderen betekent: kansen
beoordelen en keuzes maken. Een belangrijk houvast hierbij
is het beleidsplan. Het beleidsplan omvat de missie, de toe-
komstvisie, de doelstellingen en de strategie van de praktijk.

Veel papier en mooie woorden?

Door het beleidsplan in een planningscyclus op te nemen,
kan de voortgang permanent worden bewaakt. De meest ge-
bruikte en meest eenvoudige planningscyclus is de PDCA-
cirkel, ook wel Demingcirkel of het Demingwiel genoemd.
PDCA is een afkorting die staat voor de belangrijkste stappen
uit de cirkel: \'Plan\' (maak een plan met de resultaten die je
wilt bereiken), \'Do\' (voer het plan uit), \'Check\' (vergelijk de
resultaten met watje had willen bereiken), \'Act\' (als ze daar-
van afwijken: neem maatregelen of stuur bij om de resultaten
alsnog te bereiken). Het is een werkwijze die we als dieren-
artsen voortdurend toepassen in de dagelijkse praktijk: van
onderzoek naar het opstellen van een behandelplan, vervol-
gens het uitvoeren door middel van therapie of advies, ge-
volgd door controle op effect en het eventueel bijstellen van
de therapie of het advies. Het toepassen van dit principe op
de aansturing van de processen en mensen in de praktijk
werkt hetzelfde.

Het maken van een plan voor de toekomst kan je helpen bij
het onderbouwen van beslissingen met betrekking tot kansen
die je hebt in de markt en het helpt je vooruit te denken, in
plaats van alleen reactief bezig te zijn. Het helpt je te focus-
sen op wat belangrijk is voor je klant, voor de medewerkers
en voor de praktijk.

Het beleidsplan begint met een aantal gemeenschappelijke
uitgangspunten. Waar streef je naar als praktijk? Een recht-
vaardig inkomen, maar hoe bereik je dat? Door het leveren
van kwaliteit? Door vernieuwing? Geldt bij jullie dat de klant
koning is? Gaan jullie voor de laagste prijs? Of streven de
medewerkers naar een goede balans tussen werk en privé-

Tabel i. voorbeeld SWOT-analyse van een gemengde praktijk.

Positief

Mooi pand
Expertise bijzondere
dieren

Kwaliteit dierenartsen
Dependance

Interne anaivse

Externe analyse

Nieuwe wijk in
aanbouw

Nieuwe technologieën
Regelgeving tracking en
tracing medicijnen

Negatief

Geen eenheid in
maatschap

Weinig besluitvaardig
Gering financieel resultaat
Personeel onvoldoende
geschoold
Dependance
Concurrentie
Wegvallen inkomsten
ziekte van Aujeszky
leven? Willen jullie op een bepaald gebied de beste praktijk
worden? Het gaat om vragen als: wat wil de klant, wie zijn
onze klanten, wat kenmerkt onze praktijk, waarin kan onze
praktijk zich onderscheiden van andere praktijken en hoe wil-
len we werken? Het formuleren van deze uitgangspunten en
de gesprekken die je met elkaar hebt om tot overeenstemming
te komen over watje belangrijk vindt, dit hele proces is veel
belangrijker dan die ene zin, die dan met een mooi woord
\'mission statement\' heet. Niet zelden blijkt dat grote proble-
men in de samenwerking voortkomen uit een totaal verschil-
lende kijk op wat de partijen belangrijk vinden in hun werk.
Mooie woorden alleen helpen echter niet. Ze moeten stuk
voor stuk worden vertaald in concrete doelen. Bijvoorbeeld
op het gebied van de balans tussen werk en privéleven: welke
betekenis heeft dat voor ieder van ons? Wat voor gevolgen
heeft dat voor arbeidstijden, openingsuren, personele bezet-
ting, voor de klant en voor het bedrijfsresultaat? Zorg ervoor
dat u prioriteiten stelt en iedereen van het begin af aan bij het
proces betrekt.

De visie van de praktijk is een beschrijving van het gemeen-
schappelijke toekomstbeeld. Een beproefde methode om te
komen tot een toekomstvisie met concrete doelstellingen is
het maken van een SWOT-analyse. Een SWOT-analyse is een
kritische beschouwing van de status quo van de organisatie
en zijn omgeving. SWOT staat voor \'Strength, Weaknesses,
Opportunities and Threats\'. Kortom, een sterkte/zwakte-
analyse. De sterktes en zwaktes betreffen de sterke en zwakke
punten van de organisatie zelf De kansen en bedreigingen
betreffen de externe ontwikkelingen, zoals veranderingen in
de markt, veranderende wet- en regelgeving, eisen ten aan-
zien van kwaliteitsborging enzovoorts. Overigens kunnen
sterktes tegelijkertijd zwaktes zijn en een bedreiging kan
vaak als kans gezien worden. Het is meestal niet zo zwartwit
als het lijkt.

Het uitwerken van de SWOT-analyse leidt tot een aantal
vragen:

• Zijn we met onze sterke punten in staat de kansen te
benutten?

• Stellen de sterke punten ons in staat bedreigingen af te
weren?

• Verhinderen de zwakke punten ons kansen te benutten?

• Verhinderen de zwakke punten ons bedreigingen af te
weren?

De doelen en plannen voor de toekomst kunnen afgeleid wor-
den uit het schema in tabel 2.

De visie wordt uitgewerkt in concrete, meetbare, uitdagende
en haalbare doelstellingen. Je kunt kortetermijndoelen stel-
len, middellange- en langetermijndoelen. Nu moet de vraag
nog worden beantwoord hoe deze doelen kunnen worden be-
reikt en welke activiteiten er gepland moeten worden. Wie zal

Tabel 2. Voorbeeld matrix voor het vaststellen van doelen en prioriteiten.

Kansen

Kansen benutten

* Uitbouwen aandeel bijzondere dieren

* Verbeteren inkoopefficiency door T&T

* PR in nieuwbouwwijk

Verbeteringen doorvoeren

* Gezamenlijke toekomstvisie opstellen

* Kwaliteit vergaderingen verbeteren

* Scherper inkopen

* Training van het personeel

* Kosten/batenanalyse dependance

Sterkten

Zwakten

Bedreiging
Plannen maken

* Meer omzet realiseren in GD

* Kwaliteit zichtbaar maken

* PR verbeteren

Crisis

Onvoldoende eenheid en besluiteloosheid kan veriammend werken,
waardoor dalende rendementen niet kunnen worden omgebogen, of
opgevangen door middel van andere inkomstenbronnen

-ocr page 86-

daarvoor verantwoordelijk zijn? Hoe kan de praktijk de
voortgang monitoren en in welk tijdsbestek moet dit plaats-
vinden? Het is belangrijk dat de doelstellingen en activiteiten
in een tijdpad worden gezet. Ze kunnen worden vastgelegd in
een jaarplan of een meerjarenplan. Hieruit kunnen vervol-
gens voor alle medewerkers in de praktijk concrete werk-
afspraken worden afgeleid. Zo komen we dus terug bij het
personeelsmanagement.

Personeelsmanagement wordt omschreven als het geheel van
beleidsmaatregelen en activiteiten dat erop gericht is mensen
in de organisatie adequaat in te zetten, zodat ze effectief en
efficiënt bijdragen aan het verwezenlijken van de organisatie-
doelstellingen. Dit is net zo belangrijk voor een kleine prak-
tijk als voor een grote. De medewerker zet zich in om organi-
satiedoelstellingen te verwezenlijken, maar heeft daarnaast
ook individuele doelstellingen en ambities op het terrein van
persoonlijke ontwikkeling, arbeidsvoorwaarden en arbeids-
omstandigheden. Mensen zijn er voor de organisatie, maar de
organisatie is er ook voor \'haar\' mensen.

Wervingen selectie

Het profiel van een nieuw te werven medewerker wordt opge-
steld aan de hand van het aanwezige potentieel aan medewer-
kers, het benodigde potentieel (vastgesteld aan de hand van
de toekomstvisie en doelstellingen) en de waarden van de
praktijk, zoals die zijn vastgelegd in de missie. Het potentieel
van een medewerker wordt bepaald aan de hand van zijn of
haar kennis en vaardigheden. Een opleiding die aansluit bij
de toekomstige behoefte, zo mogelijk aangevuld met rele-
vante en kwalitatieve ervaring, leidt tot een zo hoog mogelijk
potentieel van de nieuwe medewerker, dat goed aansluit bij
de behoefte van de organisatie. Dit garandeert echter nog niet
dat de arbeidsprestaties goed zullen zijn. De derde factor die
van invloed is op arbeidsprestaties is motivatie (Campbell,
1990, 1994).

A fiprcken ^

PLAN

Plannen

Pro-ACT

B^nnrwn

InjnjixB ^ ,

Re-ACT

RituHtatV

Output

Evêtuêliêfase

Ret}ecttêtêS6

Evdutren

Motiveren van medewerkers

Van alle uitdagingen waar werkgevers en/of managers mee te
maken krijgen, is het motiveren van medewerkers psycho-
logisch waarschijnlijk de meest complexe. Het vereist inzicht
in de drijfveren van mensen en het vermogen een omgeving
te scheppen waarin die drijfveren tot hun recht komen. Het
woord is afgeleid van het Latijnse \'movere\': in beweging
brengen. Motivatie zorgt ervoor dat iemand wordt aangezet
tot actie. Motivatie is een veelvormig fenomeen, waarover
bovendien veel theorieën zijn ontwikkeld (Vinke, 2001).
In 1943 ontwikkelde Maslow zijn behoeftehiërarchie als ver-
klaring van het menselijk gedrag. De onderste trede van deze
hiërarchie bestaat uit de fysiologische behoeftes. De tweede
trede is de behoefte aan veiligheid. Mensen werken meestal
om zichzelf een inkomen te verschaffen, waarmee ze zichzelf
kunnen voorzien van de elementaire levensbehoeften: eten,
drinken en een dak boven het hoofd. Daarnaast is er een brede
waaier van andere factoren die de motivatie beïnvloeden. Ze
kunnen aangrijpen op de intrinsieke (\'push\') of op extrinsie-
ke motivatie (\'pull\'). In het geval van intrinsieke motivatie
werken mensen vanuit zichzelf, ze handelen zonder tussen-
komst van andere personen of factoren en ze worden van
binnenuit geprikkeld tot handelen. Bij extrinsieke motivatie
werken mensen omdat ze door iets buiten henzelf daartoe
worden aangezet en is de bron van het handelen gelegen in
factoren buiten de persoon. Zij worden dus van buitenaf ge-
prikkeld.

\'Push\'-factoren zijn bijvoorbeeld de behoefte aan waardering
en succes, de inhoud van het werk en de behoefte aan per-
soonlijke groei. \'Pull\'-factoren zijn: compensatie in de vorm
van loon, secundaire arbeidsvoorwaarden, financiële voor-
delen en meer autonomie en vrijheid.
In HRM ligt de nadruk op de ontwikkeling van de individuele
medewerken Ontwikkeling van zijn talenten bevordert zijn
motivatie, vergroot zijn arbeidstevredenheid en verbetert zijn
arbeidsprestaties. De instrumenten
hiervoor zijn onder meer: participatie
van de medewerker in het opstellen
van persoonlijke ontwikkelingsplan-
nen, training en opleiding, loopbaan-
planning, het afspreken van individu-
ele doelstellingen en het geven van
feedback op prestaties en gedrag
(functioneringsgesprekken). Het is
niet de werkgever die de medewerker
moet motiveren, maar hij is wel dege-
ne die in samenspraak met de werk-
nemer kan achterhalen waardoor deze
wordt gemotiveerd. Door te bekijken
in hoeverre de doelstellingen en am-
bities van de medewerker parallel lo-
pen aan de organisatiedoelstellingen
kan een \'win-win\'-situatie worden
gecreëerd.

Utvoeren

ilili/oetinss/ase

Belonen

De meest gebruikte methode om me-
dewerkers te motiveren en gedrag te
beïnvloeden, is ze te belonen. Naast
materiële beloning kan men gebruik-
maken van immateriële beloning. Be-
lonen is een relatief begrip. Wat voor

CHECK

Ccrtroi

AcctfMilttlisa

Figuur K PDCA-cirkel (met dank aan dr. M.A. Nieuwenhuis the-art.nl).

-ocr page 87-

Arbelds
prestaties

Figuur 2. Campbell\'s (1990, 1994) model van de determinanten van ar-
beidsprestatie.

de één een gewaardeerde beloning is, kan voor de ander onin-
teressant zijn. Ook erkenning, waardering, autonomie, macht
en status kunnen als beloning worden ingezet. Bij het belonen
is het belangrijk dat de beloning door de medewerker ook als
zodanig wordt gewaardeerd. Beloning kan en zou moeten
worden ingezet om de praktijkdoelstellingen te realiseren.
Vaak is dit niet het geval. Er wordt over het algemeen weinig
aandacht besteed aan de omschrijving van het gedrag dat be-
loond zou moeten worden.

In de CAO dierenartsenpraktijken 2006 staat het volgende
over beoordeling en beloning: "Het is gebruikelijk dat het sa-
laris bij goed functioneren jaarlijks wordt aangepast conform
het salaris van het volgende dienstjaar Bij onvoldoende func-
tioneren heeft de werkgever de mogelijkheid het salaris niet
aan te passen. Hij dient dit tijdig en met redenen omkleed aan
te geven aan de werknemer Indien de werknemer het niet
eens is met het oordeel van de werkgever, kan hij zich wen-
den tot het Georganiseerd Overleg Dierenartspraktijken."
Dit impliceert dat bij werkgever en werknemer bekend moet
zijn wat goed functioneren inhoudt. Hierover moeten dus
jaarlijks nieuwe afspraken worden gemaakt. Door te werken
met een beleidsplan kunnen uit de praktijkdoelstellingen re-
delijk eenvoudig concrete doelstellingen voor de medewer-
kers worden afgeleid. Door samen met de medewerker indi-
viduele doelstellingen vast te stellen, worden ze beter
geaccepteerd. En door ze op te stellen in lijn met de praktijk-
doelstellingen worden ze effectiever Indien het behalen van
de doelstellingen direct wordt gekoppeld aan een extra belo-
ning, spreken we van prestatiebeloning. Prestatiebeloning
wordt in het bedrijfsleven vaak ingezet bovenop een vaste
basisbeloning. Bij het vaststellen van criteria aan de hand
waarvan vastgesteld wordt of aan doelstellingen is voldaan, is
het belangrijk dat ze meetbaar zijn en ook daadwerkelijk ver-
schillen tussen medewerkers meten, dat ze ook werkelijk de
prestatie meten en dat de medewerker ook werkelijk controle
heeft over de criteria. Als dit niet het geval is, zal een systeem
van prestatiebeloning eerder frustrerend werken dan motive-
rend. Binnen de dierenartsenpraktijk zal het vaak niet een-
voudig zijn aan deze voorwaarden voor prestatiebeloning te
voldoen, omdat prestaties moeilijk meetbaar zijn.

Kennis

Vaardigheden

Cruciale factor

Human resource management is een wijze van bedrijfs-
voering die grote impact kan hebben op bedrijfsresultaten, op
de bedrijfscultuur, op het werkplezier, het ziekteverzuim en
op het verloop van personeel. De cruciale factor die bepaalt
of HRM succesvol is, zijn de betrokkenen zelf Het betekent
dat de maatschap tijd en energie moet vrijmaken om na te
denken over de te volgen koers en expliciet moet besluiten
samen te werken aan de praktijkdoelen. Ook de maten moe-
ten bereid zijn een stukje individuele vrijheid in te leveren,
door ook het beleidsplan als uitgangspunt van hun eigen han-
delen te nemen. Leidinggeven is vaak vooral het goede voor-
beeld geven.

Referenties

- Campbell, JP. Modelling the performance prediction problem in industrial
and organizational psychology. In: M.D. Dunnette en L.M. Hough (Eds.).
Handbook of industrial and organizational psychology (2nd ed. Vol. 1. pp.
687-732). Palo Alto, CA. Consulting Psychologists Press 1990.

- Campbell, J.R Alternative models of job performance and their implicati-
ons for selection and classification. In: Rumsey, MG, Walker CB, en Harris
JH (Eds.) Personnel selection and classification (pp 33-51). Hillsdale, NJ.
Erlbaum 1994.

- Nieuwenhuis, MA. The Art of Management (the-art.nl). ISBN-13: 978-90-
806665-1-1.2003-2006.

- Vinke, R. Theorieën en concepten van motivatie, (humanfactor.nl). 2001.

- Vinke, R. Motivatie een ordening, (humanfactor.nl) 2001.

-Maslow, AH. A theory of human motivation. Psychological Review 1943;
50: 370-396.

N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek is van ig8y tot 2005 werk-
zaam geweest als practicus landbouwhuisdieren en volgt
nu de opleiding arbelds- en organisatiepsychologie.

Ook benieuwd wat uw klanten vinden?
Neem een abonnement op Tevreden.nl

Met een abonnement op www.dierenarts.tevreden.nl kan iedere dierenarts:

• Tevredenheidsonderzoeken eenvoudig, snel en goedkoop uitsturen via e-mail of per post

• Reacties direct bekijken en publiceren

• Resultaten vergelijken

• Onderzoeksgegevens on-line terugkoppelen

Meer informatie? Zie: www.dierenarts.tevreden.nl.

Dit initiatief wordt ondersteund door de KNMvD en de GGG.

-ocr page 88-

Tevreden.nl ook voor ul

Eerste ervaringen met het nieuwe klanttevredenheidsonderzoek

Monique Megens

"Onze praktijk is sinds eind juni enthousiast bezig met
het kianttevredenheidsonderzoek via Tevreden.nl. De uit-
komsten bieden uitgangspunten voor verdere verbetering
van onze dienstveriening", aldus Gerrit Jan Schoenma-
ker van Dierenzorggroep Lek en Linge.

Voor de mensen die nog niet geheel bekend zijn met dit
initiatief van de GGG, volgt hier een korte samenvatting: de
groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG) biedt gezel-
schapsdierenpraktijken de mogelijkheid om een kianttevre-
denheidsonderzoek te laten verrichten voor een aangepast
bedrag van 250 euro per jaar voor leden en een hogere prijs
voor niet-leden. Het bedrijfTevreden.nl heeft als klanten on-
der andere de NVM-makelaars, universiteiten, huisartsen en
kinderdagverblijven. Het bedrijf levert een systeem waarmee
het mogelijk is laagdrempelig en anoniem een kianttevreden-
heidsonderzoek te laten doen. Bij dit onderzoek maakt de
praktijk gebruik van een e-mailenquête in combinatie met
een papieren versie. Het systeem biedt iedere praktijk naast
een standaard basisdeel de kans specifiek gerichte vragen te
stellen. Zo zou je bij de opening van een bedrijfspand de
mening van je klanten kunnen vragen, of na het houden van
een speciale actie, of zomaar.

Volgens de GGG is een tevredenheidsonderzoek belangrijk
bij en voor een professionele organisatie. Daarom heeft zij dit
systeem gesponsord uit de paspoortenopbrengst. Inmiddels
doen ongeveer vijftig praktijken mee aan dit onderzoek.

Positief

Gerrit Jan Schoenmaker gaf de volgende opmerkingen over
het kianttevredenheidsonderzoek van Tevreden.nl:
-"Klanten reageren ongelofelijk positief als je vertelt dat je
aan klanttevredenheid werkt. Het is dus positief voor het ima-
go van je praktijk."

- "We hadden een hoge respons van meer dan 50 procent."

- "Het is een professioneel systeem. Je kunt de enquête bij-
voorbeeld duidelijk aan je praktijk verbinden doordatje logo
prominent boven aan de e-mailenquête komt te staan."

-"De mensen die de moeite nemen te reageren, krijgen een

keurige en professionele bedank-e-mail."
-"Dit elektronische systeem is een verademing na de nood-
zakelijke papieren vragenlijst in de wachtkamer of de \'idee-
enbus\'."

- "We hebben door middel van de enquête onze verzameling
e-mailadressen van klanten uitgebreid. Dat is interessant voor
het verzenden van nieuwsbrieven en andere communicatie."

- "Het kostte even een uurtje om het systeem te begrijpen en
in te richten, maar daarna was de uitvoering kinderlijk sim-
pel en efficiënt. Het vormde bovendien geen extra belasting
voor de assistente."

- "Met de on-line rapportage heb je de volgende dag al in-
zicht in je resultaten. De rapportage ziet er zeer mooi en
overzichtelijk uit."

- "Je kunt in de presentatie zelfs verschillen zien tussen be-
handelend artsen of tussen assistentes onderling."

- "We moeten nog afwachten wat de resultaten zijn. De men-
sen zijn tot nu toe vooral positief Hopelijk zijn de vragen
en antwoorden voldoende onderscheidend."

-"We kregen toch ook heel interessante \'open antwoorden\',
die tot dan toe niet onderkende positieve of negatieve zaken
in het proces van de praktijk zichtbaar maakten."
-"De uitkomsten van de enquête onderbouwen algemene
gevoelens: klanten vinden voor assistentes vooral \'betrok-
kenheid\' van groot belang. Voor dierenartsen vooral
\'kennis\'."

- "Je kunt de enquête ook gebruiken om te motiveren: ande-
ren zeggen dat het goed gaat! Dat betekent een schouder-
klopje voor de assistentes. Het is iets om trots op te zijn."

-"Ik heb grote verwachtingen van dit onderzoek voor het

\'benchmarken\' als er voldoende praktijken deelnemen."
-"Met het systeem van Tevreden.nl zijn binnen een jaar
meerdere metingen mogelijk. De cyclus van meten, conclu-
sies trekken, verbeteren en weer meten is dus uitvoerbaar."

- "Het kianttevredenheidsonderzoek is betaalbaar dankzij de
subsidie van de GGG."

Aanmelden

De GGG daagt de lezers van het TvD uit hun praktijk daad-
werkelijk te laten beoordelen door hun klanten en de resul-
taten anoniem te vergelijken met Nederlandse collega\'s.
Dit kan tot medio 2008. Behalve de projectmanagers van
Tevreden.nl kan niemand de resultaten inzien, maar deel-
nemers kunnen wel de gemiddelde scores van de deelnemen-
de beroepsgroep zien. Dit laatste aspect was voor de NVM-
makelaars een van de redenen waarom ze blijvend in zee
gingen met Tevreden.nl. Neem voor meer informatie of om u
aan te melden contact op met de secretaris van de GGG,
{lonnekestark.ggg@knmvd.nl).

Monique Megens is penningmeester van de CGC.

-ocr page 89-

Forum voor jonge dierenartsen

Henry Dijkman

Dierenarts Joiijn van Leeuwen uit Utrecht spreekt veel
jonge collega\'s en is met hen tot de conclusie gekomen dat
er veel behoefte is aan het uitwisselen van ervaringen. In-
ternet biedt daarvoor een mooi platform en zo ontstond
spontaan het idee om het Forum Voor Jonge Dierenartsen
{www.fvjd.org) op te zetten.

Met hulp van een vriend is
zij begin dit jaar met deze
internetsite gestart en ze
heeft daarop al veel posi-
tieve reacties gehad van de
deelnemers. Joiijn denkt
dat dit forum voor veel
meer jonge dierenartsen
interessant zal zijn en heeft
daarom contact opgeno-
men met de KNMvD om
meer bekendheid te geven
aan dit initiatief "Ik heb
dit forum niet opgezet
voor mezelf Ik merkte dat
er veel behoefte is aan zo\'n
platform. De onderwerpen die ter sprake komen binnen de
eigen kennissenkring van dierenartsen, kunnen nu online
worden besproken en krijgen hiermee een grotere reikwijdte.
Jonge dierenartsen zijn nieuwsgierig naar eikaars ervaringen.

willen graag leren en zichzelf verder ontwikkelen. Er is ook
veel behoefte aan nascholing, maar dat is voor de meeste jon-
gere collega\'s vaak erg duur. Dit forum is een mooie manier
om ervaringen te delen en elkaar tips te geven."
Voorlopig is de site nog een actie van één persoon, maar als
het een succes wordt, zal Joiijn kijken of dit initiatief verder
kan worden verbreed. "Ik wil het forum zo uitgebreid moge-
lijk maken, met casuïstieken, maar bijvoorbeeld ook met tips
over vacatures, polls en een agenda voor veterinaire bijeen-
komsten. Hoe meer deelnemers, hoe beter het wordt. Daarbij
hecht ik heel veel belang aan de privacy. Ik wil erop toezien
dat alleen dierenartsen onderling discussiëren en er geen
cliënten of commerciële bedrijven kunnen meekijken. Als
wij bijvoorbeeld onze ervaringen met een diergeneesmiddel
willen uitwisselen, dan moet deze informatie niet toeganke-
lijk zijn voor een farmaceutisch bedrijf Wel zijn bepaalde
onderwerpen toegankelijk voor studenten diergeneeskunde in
de laatste fase van hun studie."

Ben je een jonge dierenarts (of student diergeneeskunde) en
heb je interesse om mee te doen, ga dan naar
www.fvjd.org.
Door je te registreren krijg je toegang tot de verschillende
topics en kun je actief deelnemen aan de discussies.

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

KNMvD-module ^Apotheekbeheer voor dierenartsenpraktijken\'

Joost van Herten

Elke dierenartsenpraktijk in Neder-
land heeft het recht om een apotheek
voor diergeneesmiddelen te houden.
Dit apotheekrecht brengt ook een
aantal verplichtingen met zich
mee. Vanuit dierenartsenpraktijken,
maar ook van de controlerende in-
stanties, komen er geregeld vragen
aan welke inrichtingseisen een vete-
rinaire apotheek moet voldoen. Daarnaast zijn er vragen
over bijvoorbeeld de etikettering en het afleveren van dier-
geneesmiddelen. In de KNMvD-module \'Apotheekbeheer
voor dierenartsenpraktijken\' wordt antwoord gegeven op
deze en andere vragen en worden richtlijnen gegeven voor
het beheer van de apotheek in een dierenartsenpraktijk.
U
vindt de module op de website onder Veterinaire zaken, bij
Diergeneesmiddelen.

De module is opgesteld door de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde met behulp van de
Divisie Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht en de FIDIN. De basis voor de aan-
bevelingen die in deze module worden gegeven is te vinden in
de Diergeneesmiddelenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet, de
Arbo-wet en richtlijnen van andere beroepsgroepen (waaron-
der die van apothekers).

Berichten

verslagen

Bij het op de juiste wijze afleveren van diergeneesmiddelen
komt veel kijken. Daarom zijn randvoorwaarden nodig. Al-
leen dan is het mogelijk te garanderen dat: het juiste dierge-
neesmiddel aan de juiste patiënt(-eigenaar), in de juiste dose-
ring, met de juiste gebruiksaanwijzing, met de juiste adviezen
en waarschuwingen binnen de geldige houdbaarheidstermijn,
en met een volledige traceerbaarheid afgeleverd wordt.
Deze module is zoveel mogelijk geformuleerd in termen van
kwaliteitsdoelstellingen, daarbij in principe openlatend langs
welke weg een doelstelling feitelijk wordt bereikt. De op het
moment van schrijven in Nederland vigerende Diergenees-
middelenwet (juli 1985) en het Diergeneesmiddelenbesluit
(oktober 2005) en de Diergeneesmiddelenregeling (december
2005) zijn als uitgangspunt genomen. De Nederiandse dier-
geneesmiddelenwetgeving is gebaseerd op Europese regel-
geving als richtlijnen 2001/82/EEG en 2004/28/EG. De aan-
bevelingen kunnen de basis vormen voor een toetsbaar
kwaliteitssysteem in de dierenartsenpraktijk.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken.

-ocr page 90-

DA,PPi CvL

Klaar voor

Het enige hondenvaccin dat 8-voudige bescherming
biedt met onder meer Parvo 2b en Coronavirus

Hoog immunogeen vaccin met vroege enting en lange bescherming
waardoor een flexibel entingsschema kan worden gehanteerd

Gebruiksvriendelijke verpakking

VERKORTE WETENSCHAPPELIJKE INFORMATIE Quantum\' Dog DA2PPi/CvL, Lyofilisaat en sol-
vens voor suspensie voor miectie. Gehalte aan werkzame en overige bestanddelen: Iedere dosis
van het
oereconstitueerd vaccin bevat ten minste: Levend geattenueerd Hondenziektevirus W
TCIDj,,\', Hondenadenovirus 2 WnCIDj^ , Hondenparvovirus 10-\'™TCIDj„\', Hcndenparaïnfluen-
zavirus 10-"® \'\'TCIDj„\':
Geïnactiveerd Coronavirus s 6,3 log^ SN eenheden\', Leptospira interrogans,
icterohaemorrhagiae
Istam 115) i 40 hamster PDg,^ canicola (stam 1171 ï 40 hamster PD„\', Adju-
vans:
Aluminiumhydroxide (\'Tissue Culture Infective Dose 50%, \'Waarde in potentiestest, \'Hamster
Protective Dose 80% (Ph. Eur. monografiel). Indicaties: Voor de actieve immunisering van honden
ter preventie van sterfte en ziekte veroorzaakt door het hondenparvovirus en infectieuze canine
hepatitis: ter preventie van sterfte en ter reductie van klinische ziekteverschijnselen veroorzaakt door
hondenziektevirus en canine
Leptospira interrogansseroms canicola en icterohaemorrhagiae: ter
reductie van klinische ziekteverschijnselen en virale uitscheiding van het hondenadenovirus type 2,
van virale uitscheiding van het hondenparaïnfluenzavirus en het hondenparvovirus en van intestinale
infectie veroorzaakt door het hondencoronavirus. Immuniteit na basisvaccinatie: vanaf 3 weken voor
parvo-, hondenziekte- en paraïnfluenzavirus: vanaf 4 weken voor hondenadenovirus en
Leptospira
interrogans
serovars. Immuniteitsduur: ten minste 4 jaar voor hondenziekte-, adeno- (CAVl en CAV2)
en parvovirus, en ten minste 12 maanden door challenge voor parainfluenza, coronavirus en
Lepto-
spira interrogans
serovars. Dosis en toediening: Dosis - 1 ml. Toediening: honden vanaf 6 weken:
IM of SC.
Basisvaccinatie, één dosis: tweede dosis 3 tot 4 weken later, maar niet vóór een leeftijd
van 10 weken,
l-ierhalingsvaccinatie: jaarlijks tegen CPi, hondencoronavirus, L icterohaemorrhagiae
en L. canicola, 4-jaarlijks tegen GPV, CDV en CAV. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij honden die
de voorbije maand behandeld werden met immuno-suppressieve geneesmiddelen of hyperimmuun
serum. Occasionele hypergevoeligheidsreacties treden zelden op. Bijwerkingen: Occasioneel: een
milde, voorbijgaande, lokale zwelling op de injectieplaats. Uitzonderlijk kan de zwelling ernstig zijn.
Uitzonderlijk: diarree. Na intramusculaire vaccinatie werd er een enkel geval (1 %) van voorbijgaande
(1-2 dagen durende) verlamming vastgesteld. Registratienummer: REG NL 10329 - UDD.
Voor
meer informatie over dit product
: Schering-Plough NV/SA, Stallestraat 73, 1180 Brussel, België ■ T.
32 -(0)2 370 94 01

C^ Schering-Plough Animal Health

-ocr page 91-

De CGG Najaarsdag, progressief vooruit

Jenny Buijtels

De najaarsdag van de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren (GGG)
heeft traditioneel veel te bieden voor
de gezelschapsdierenarts. Niet al-
leen wordt in korte voordrachten
van een half uur een uitgebreid scala
aan praktijkgerichte onderwerpen
besproken, er is ook ruimschoots
gelegenheid voor het onderhouden
en het opdoen van sociale contacten.

Aankondiging

Nog elk jaar groeit de belangstelling voor de GGG Najaars-
dag. De kans is groot dat de dag dit najaar voortijdig uitver-
kocht is, vandaar dat wij u in een vroeg stadium op de hoogte
brengen. De GGG Najaarsdag 2007 zal dit jaar plaatsvinden
op zaterdag 10 november op een nieuwe locatie, namelijk in
Orpheus te Apeldoorn. Royal Canin is de sponsor van de
najaarsdag.

Progressie

Het thema van de komende GGG Najaarsdag is \'Progressie\'.
In het kader van dit thema zullen collega\'s mevrouw Brocks en
mevrouw Endenburg, beiden werkzaam op het departement
geneeskunde van gezelschapsdieren in Utrecht, ingaan op
piasproblemen bij de kat. Mevrouw Brocks zal de medische
kant hiervan belichten, terwijl mevrouw Endenburg de niet
medische oorzaken zal behandelen. Collega Szatméri, cardio-
loog in opleiding zal de diagnostiek en de behandeling van
congestief hartfalen bij de hond voor zijn rekening nemen.
Vanuit de werkgroep bijzondere dieren hebben we collega Ver-
stappen, vogelspecialist in Driebergen, voor een voordracht
kunnen strikken. Hij zal ingaan op de postoperatieve zorg en
het belang van voeding bij vogels en bijzondere dieren. Daarna
zal collega mevrouw Vroom, werkzaam als dermatoloog bij
veterinaire specialisten Oisterwijk, de zin en onzin van serolo-
gische testen in de dermatologie bespreken. Collega mevrouw
Görig, ophthalmoloog bij het departement geneeskunde van
gezelschapsdieren in Utrecht en een privépraktijk in Zutphen,
zal ons meenemen in de wereld van de lensextracties. Zij zal
hierbij tevens ingaan op de rol van de practicus bij dit type ope-
ratie. Collega Teske, als internist en oncoloog verbonden aan
het departement geneeskunde van gezelschapsdieren in
Utrecht, zal ons door de
Proteinurie \'bobben\' (\'bob\' betekent
bewust onderbouwd beslissen). Dit jaar hebben we een bijzon-
dere spreker uit Engeland voor u. Mevrouw Hill, werkzaam op
de Royal Veterinary College in Londen, zal een uiteenzetting
geven van het accreditatieschema in Engeland. Wij hopen dat
hieruit een boeiende, levende discussie zal voortvloeien met
uw collega\'s en het GGG-bestuur Dit jaar worden er geen
voorlopige resultaten gepresenteerd van onderzoeken, gespon-
sord door de GGG, aangezien de resultaten nog niet bekend
zijn. Dit programmaonderdeel zal volgend jaar weer aan bod
komen.

Uit dit overzicht zal hopelijk duidelijk zijn geworden dat u de
GGG Najaarsdag 2007 eigenlijk niet mag missen.

Assistenten

Een goede (na)scholing van de dierenartsassistent is een be-
langrijke hoeksteen van de dierenartspraktijk. Al meerdere
jaren staat de najaarsdag van de GGG daarom ook open voor
dierenartsassistenten. In een aparte zaal worden dezelfde on-
derwerpen besproken die ook bij de dierenartsen aan bod ko-
men. Uiteraard is de inhoud van de voordrachten aangepast
aan het publiek. Deze opzet biedt u de ideale gelegenheid om
de behandelde onderwerpen nog eens samen met uw
assistent(e) door te nemen en daarmee de kwaliteit van uw
praktijk nog verder te verhogen. In het programma voor de
assistenten is de presentatie over het accreditatieschema ver-
vangen door een zeer aantrekkelijke voordracht over zoöno-
sen, verzorgd door collega Overgaauw, werkzaam als specia-
list veterinaire microbiologie en erkend als parasitoloog door
de Stichting Medisch Biologisch Wetenschappelijk Onder-
zoek (SMBWO) in Nederland. Neem uw assistent(en) dus
mee naar de najaarsdag.

Inschrijving

Meer dan de helft van de vijfhonderd beschikbare kaarten
voor de GGG Najaarsdag zijn inmiddels verkocht. Leden van
de GGG hebben namelijk altijd de mogelijkheid zich voor
1 februari al in te schrijven, tegen een gereduceerde prijs van
75 euro in combinatie met het GGG-lidmaatschap.
GGG-leden die zich alsnog willen inschrijven, betalen tot
1 oktober 85 euro, daarna wordt het 105 euro. Op de dag zelf
kost het inschrijven 150 euro (als er nog kaarten beschikbaar
zijn). Niet-leden betalen 150 euro en studenten 60 euro. Voor
uw assistentes bedraagt de toegang 70 euro.
Inschrijven kan door het overmaken van het bovenstaande
bedrag op rekeningnummer 69.92.47.683 ten name van
\'Penningmeester Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren\' te
Ede, onder vermelding van de naam en het privé-adres van
degene voor wie u betaalt. Het GGG-lidmaatschap 2007 be-
draagt 85 euro voor practici. Als u na 1 juli lid wordt, betaalt
u uitsluitend voor de tweede helft van 2007. De inschrijving
voor de najaarsdag bedraagt in dat geval 85 euro. U bent dan
wel verplicht ook in 2008 lid te blijven. U kunt lid worden
van de GGG door 42,50 euro op bovenstaand rekening-
nummer over te maken onder vermelding van \'Lidmaatschap
GGG 2007\'. In combinatie met de inschrijving voor de na-
jaarsdag wordt dit 127,50 euro. Studenten die van plan zijn
gezelschapsdierenarts te worden, kunnen als student al lid
worden van de GGG voor het gereduceerde tarief van 15 euro
per jaar U kunt lid worden door dit bedrag over te maken op
bovenstaand rekeningnummer onder vermelding van \'Lid-
maatschap GGG 2007\'. De combinatie met de najaarsdag
komt neer op 75 euro.

Laat deze dag niet aan u voorbijgaan en schrijf u op tijd in.

Jenny Buijtels is bestuurslid van de GGG en verantwoorde-
lijk voor het wetenschappelijk programma.

-ocr page 92-

Natvoeding voor
gecastreerde kat

Het Neutered Cat-assortiment van
Royal Canin is recent uitgebreid met
Young Male-, Young Female- en Ma-
ture-natvoedingen voor de kat. Ze zijn
verkrijgbaar in portieverpakkingen van 100 gram (brokjes
in saus). Senior wordt geleverd in alutrays van 100 gram
(mousse).

De Neutered Cat-voedingen houden rekening met de
belangrijkste gezondheidsproblemen die kunnen optreden na
castratie, zoals overgewicht, diabetes mellitus en urolithiase.
Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat aanpassing van de
voeding na castratie een positieve invloed heeft op de ge-
zondheid van de kat. Natvoeding biedt ook een aantal speci-
fieke voordelen voor de gecastreerde kat: het vermindert de
kans op overgewicht door het relatief lage energiegehalte en
vermindert de kans op urolithiase door het hoge vochtgehalte.
Daarnaast kan het lage zetmeelgehalte de insulinebehoefte
bij katten met diabetes mellitus doen afnemen.
Informatie:
info@royalcanin.nl.

Nieuw centrum hydrotherapie

In Vorstenbosch (Noord-Brabant) is onder de naam Good
Nature een centrum voor hydrotherapie en fysiotherapie voor
honden geopend. Hydrotherapie voor honden vormt een on-
dersteuning bij neurologische of orthopedische revalidatie.
Patiënten kunnen na doorverwijzing van de dierenarts bij het
centrum terecht voor onder andere artrose, heup- en elle-
boogdysplasie, verzachting van pijn, revalidatie na kruis-
bandoperaties en pre- en postoperatieve behandeling. Het
water in het speciaal aangelegde bad is tussen de 27 en
30 graden Celcius, wat zorgt voor een verwijding van de
bloedvaten. In het water is de hond gewichtloos en de oefe-
ningen zijn \'non-impact\', maar wel heel intensief Twee
minuten zwemmen is net zo intensief als vijf kilometer wan-
delen op het land. De duur van een sessie kan oplopen tot een
uur. Honden kunnen er ook werken aan hun conditie en ook
kan zwaarlijvigheid worden aangepakt. Good Nature werkt
samen met een dierenfysiotherapeute, die lid is van de Ne-
derlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Dieren (NVFD).
Informatie:
www.goodnature.nl.

Nieuws
van de
industrie

Baytril lo procent voor acute
Pleuropneumonie

Binnenkort kan Baytril 10 procent injectievloeistof (REG NL
03489) ook worden toegepast bij acute
Pleuropneumonie bij
varkens, veroorzaakt door
Actinobacillus pleuropneumoniae.
Voor Baytril 5 procent injectieoplossing (REG NL 08211) was
deze extra indicatie al eerder toegelaten. De dosering van Bay-
tril 10 procent bedraagt 1 milliliter per 40 kilogram lichaams-
gewicht gedurende drie opeenvolgende dagen met een maxi-
maal injectievolume van 2,5 milliliter per injectieplaats.
Informatie:
www.livestock.bayer.nl.

Menarini werkt samen met
Huvemed

Recent hebben A. Menarini Diagnostics Benelux in Valkens-
waard en Huvemed B.V. in Venlo besloten een strategische
alliantie aan te gaan.

De eerste is met ongeveer zestig medewerkers in de Benelux
actief op het gebied van humane en veterinaire laboratorium-
diagnostiek. Bekende productlijnen voor dierenartspraktijken
zijn Spotchem (klinische chemie en elektrolyten), Medonic
(hematologie), Glucocard (diabetes), Ovucheck (progeste-
ron), Aution Micro (urine), BAC (bloedammonia) en I-Stat
(bloedgassen en dergelijke). Het tweede bedrijf is een relatief
nieuwe speler op de veterinaire markt, die recent de Aniwell
Reactiv Tonicum productlijn (vloeibare voedingssupplemen-
ten) voor hond en kat introduceerde op de Nederlandse
markt. Per 1 juni jongstleden is deze productlijn in Nederland
verkrijgbaar via Menarini.
Informatie:
040-2042184.

Marketing-en managementhulp-
middelen

Om nadere inhoud te kunnen geven aan de samenwerking tus-
sen Flex Vet BV en Animana BV zijn deze organisaties gestart
met een nieuw project gericht op marketing- en manage-
menthulpmiddelen voor dierenartspraktijken. Innoveren en
klantgericht zijn in dierenartspraktijken vraagt om een slim-
me inzet van ICT. Managementdiensten, marketing en
praktijkautomatisering worden daarom gebundeld tot een
compleet dienstenpakket voor dierenartspraktijken om uitein-
delijk meer omzet te creëren. Marijke Rouwenhorst, HBO
student dier- en gezondheidszorg, zal tot eind 2007 gaan in-
ventariseren wat in veterinair Nederland de wensen en be-
hoeften zijn op dit gebied. Dit dient om bruikbare hulpmidde-
len te kunnen ontwikkelen. FlexVet is marktleider in
personeels- en managementdiensten voor de veterinaire sec-
tor en geeft managementadviezen op diverse terreinen, zoals
praktijkmanagement en marketing. Animana is actief in de
veterinaire automatisering en heeft als doel het management,
de marketing en de communicatie van dierenartsenpraktijken
te optimaliseren, met behulp van een gebruiksvriendelijke
\'web-based\' softwareapplicatie.
Informatie:
wwvi\'.flexvet.nl en/of www.animana.nl.

-ocr page 93-

Nascholing via internet

ACE Veterinary Products BV uit Zeewolde organiseerde on-
langs als eerste een zogenaamde webmeeting. Het betrof een
nascholing over diarree. De gekozen locatie was voor de
deelnemers heel bijzonder, namelijk achter de eigen PC thuis
of in de praktijk. Ze konden daar de gebruikte power-point-
presentatie op hun eigen scherm zien en de sprekers horen.
Na afloop werd gevraagd of deze wijze van nascholing wat
betreft de deelnemers voor herhaling vatbaar is. Daarop ant-
woordde 91 procent volmondig "Ja". Het belangrijkste voor-
deel was de grote tijdsbesparing. Men hoefde niet te reizen
om een nascholing bij te wonen. De cursus kon op aanvraag
later nogmaals opgevraagd worden via een link op het inter-
net. Er zijn accreditatiepunten aangevraagd en de kosten be-
droegen twintig euro per deelnemer. De telefoonkosten wer-
den niet in rekening gebracht. De organisator verwacht in de
toekomst meer van dit soort \'web events\' te gaan organiseren.
Informatie:
036-5227201.

Europees kwaliteitsmerk

Op 7 juni jongstleden heeft de opleiding tot paraveterinair
van het Groenhorst College in Barneveld een Europees kwa-
liteitsmerk ontvangen. De opleiding is geaccrediteerd door
ACOVENE (Accreditation Committee for Veterinary Nurse
Education) en is hiermee, samen met Warwickshire College
(Verenigd Koninkrijk), de eerste school binnen Europa en
Nederland die dit heeft bereikt. ACOVENE is in het leven ge-
roepen om een systeem te ontwikkelen waarmee de kwaliteit
van paraveterinair onderwijs in Europa kan worden gewaar-
borgd. Op deze manier zal het voor gediplomeerde dieren-
artsassistenten makkelijker worden werk te vinden in het bui-
tenland. Met name in Engeland zijn er veel mogelijkheden en
vacatures voor paraveterinairen.

Tijdens het pilotonderzoek zijn er negen scholen uit heel
Europa beoordeeld. Vijf hebben een \'vooriopige\' accreditatie
ontvangen en slechts twee, waaronder de genoemde school,
een \'volledige\' accreditatie. Voor dit doel vond begin dit jaar
een bezoek plaats door een visitatiepanel bestaande uit afge-
vaardigden uit onder andere ACOVENE, de KNMvD (Harold
van Rossem) en VEDIAS.
Informatie:
Alida.Moene@groenhorstcollege.nl.

Baycox® Bovis voor kalveren

Bayer lanceert Baycox® Bovis, een orale suspensie voor de
preventie van coccidiose bij kalveren op melkveebedrijven
veroorzaakt door
Eimeria bovis en Eimeria zuernii. De werk-
zame stof is toltrazuril, wat actief is tegen alle intracellulaire
ontwikkelingstadia van coccidiën. Preventieve behandeling
moet plaatsvinden tijdens de prepatente periode, een week
voor de te verwachten ziekteverschijnselen. Op die manier
worden zowel ziekte als oöcystenuitscheiding voorkomen.
Een éénmalige orale toediening van 3 milliliter suspensie per
10 kilogram lichaamsgewicht is voldoende. Het advies is alle
dieren in een groep te behandelen.
Informatie:
dominique.gevaert@bayerhealthcare.com.

Fusie van zuivelinstellingen

Vanaf juli 2007 worden alle private taken van het Centraal
Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
(COKZ) en alle activiteiten van de Organisatie Certificering
Melkveebedrijven (OCM) en het Melkcontrolestation Neder-
land (MCS) uitgevoerd door Qlip N.V. De publieke taken die
het COKZ uitvoert in opdracht van de Nederlandse overheid
en het Productschap Zuivel, alsmede de afgifte van export-
certificaten, blijven bij het COKZ. De nieuwe instelling richt
zich in de primaire sector op de analyse van boerderijmelk
(zowel tankmelk als voor de melkproductieregistratie van in-
dividuele koeien), de controle en de certificering van melk-
veebedrijven alsmede de controle op het transport van melk.
Voor de verwerkende industrie en handel worden zuivel-
producten geanalyseerd, locaties gecontroleerd en processen
gecertificeerd. De instelling telt circa 250 medewerkers en is
gevestigd in Leusden (kenniscentrum zuivelproducten) en
Zutphen (kenniscentrum boerderijmelk).
Informatie:
033-4965696.

AST Farma introduceert Cepese-
dan

AST introduceert Cepesedan, REG NL 10472 UDD, een hel-
dere, kleurloze en steriele waterige oplossing voor injectie die
10 milligram per milliliter detomidine HCl bevat. De indica-
ties voor dit middel zijn sedatie en lichte analgesic van rund
en paard voor het uitvoeren van lichamelijk onderzoek en be-
handelingen, zoals kleine chirurgische ingrepen. Het middel
wordt intramusculair of intraveneus toegediend. De wachtter-
mijn bedraagt twee dagen voor vlees en twaalf uur voor melk.
Het middel wordt geleverd in glazen flacons van vijf milliliter.
Informatie:
www.astfarma.nl.

»Vt «H i-Y- :

HU»\'-.^-^-^rithitfr

Formuleer- en afvulunit voor
mond-en-klauwzeer

Intervet, de grootste producent van vaccins ter wereld, open-
de eind juni een nieuwe formuleer- en afvuleenheid bij de
fabriek voor mond-en-klauwzeervaccins in Keulen. Na een
minisymposium met internationale MKZ-experts werd de
nieuwe unit officieel geopend door dn Alf-Eckbert Füssel,
hoofd van de sector animal health-trade and zootechnics van
de Europese Commissie en dn Ruurd Stolp, president van de
producent. Na een intensief renovatie- en bouwproject van
een jaar voldoet de nieuwe eenheid aan de hoogste kwaliteits-
eisen en aan de regels van GMP (Good Manufacturing Prac-
tice). Daarnaast is de afwerking en detaillering van de \'clean
rooms\' en technische installaties van een zeer hoog niveau.
Het volledig geïntegreerde desinfectiesysteem op basis van
waterstofperoxide is effectiever en gemakkelijker in het
gebruik dan eerder gebruikte methodes.
Informatie:
www.intervet.com.

-ocr page 94-

Dierenarts in beweging

Dat is de gedachte die opkomt bij het voorbereiden van een column voor het Tijdschrift zo midden in de
zomer Ook beweging in de zin van het inzetten van nieuwe, veelal jonge, collega s in de praktijk voor de
vakantiewaarneming. Een zomerperiode is bij uitstek de periode waarin de nieuwe collega \'s gaan erva-
ren hoe de verschillende praktijken hen bevallen en daarmee hopelijk ook weer een stap dichter bij het
vinden van de uiteindelijke werkstek komen.

Jonge collega \'s die \'bewegen\', dat is ook de primaire focus van recent onderzoek in het Verenigd Konink-
rijk, maar dan vanuit een minder positief perspectief De situatieschets daar geeft aan dat in de eerste
periode na het afstuderen frequent van baan gewisseld wordt en niet alleen vanwege de opeenvolging van
waarnemingen en vervangingen. Een belangrijke achterliggende factor betreft de relatief slechte match
tussen de wensen en verwachtingen van de gevestigde praktijken en de nieuwe of startende collega \'s. Eén
van de uitvloeisels van dit fenomeen is zelfs het relatief hoge percentage collega \'s die in de eerste vijf tot
acht jaren na het afstuderen geheel stoppen met de beroepsuitoefening.

Doet een vergelijkbare situatie zich ook voor in Nederland? Exact weten we dit niet. Wel weten we dat
er ook in Nederland sprake is van een lang niet altijd optimale match tussen het cohort werkzoekende
collega \'s en de menskracht zoekende praktijken. Ook zien we in het eerste cohort een hoge incidentie van
(vooral psychische) problematiek, vergelijkbaar met de situatie in het Verenigd Koninkrijk.
Alles bij elkaar reden te over voor het bestuur om de discussie over inzetbaarheid van (jonge en oudere)
collega \'s weer op te pakken en de discussie over flexibilisering en verdeling
van arbeid- en zorgtaken weer nadrukkelijk op de agenda te zetten. Tevens zijn
er vanuit de Stuurgroep Preventie Arbeidsongeschiktheid concrete plannen om
deskundige hulp in te roepen bij de analyse van deze psychische problematiek
binnen de beroepsgroep en om te komen tot een plan van aanpak.
De dierenarts is echter ook op zeer positieve manier in beweging. Zo was het
symposium \'Op recept\' een overweldigend succes. Verder zijn ook de ontwik-
kelingen op het gebied van het kv>\'aliteitsmanagement vermeldenswaardig. Wij
zullen er vast meer over komen te spreken in de komende weken!

Ludo JHellebrekers, Voorzitter, lj.hellebrekers@knmvd.nl

Voorzitters-
column

Toekomst permanente educatie in de diergeneeskunde

Mare Verburgh

In vervolg op de brief die u van de
Stichting PAOD heeft gekregen kan
ik u melden dat er een hervorming
van het postacademisch onderwijs op
stapel staat. Deze hervorming is - zo-
als bij iedere bedrijfsvoering - een
normaal onderdeel van een zich blij-
vend ontwikkelende Maatschappij en
beroepsgroep.

De huidige behoeften vanuit de gezelschapsdierensector
vragen om een andere benadering en opzet dan toen in de
vorige eeuw het PAOD werd opgericht. Daarbij moet u niet
alleen aan de vorm en inhoud van cursussen denken, ook de
organisatie er omheen is aan vernieuwing toe.
De sector gezelschapsdieren loopt in deze ontwikkeling in
enige mate voorop. Tot op dit moment wordt het PAOD, van-
uit de samenwerking tussen de KNMvD en de Faculteit der
Diergeneeskunde, georganiseerd vanuit één organisatie en
gecombineerd voor alle disciplines. Wij denken dat een orga-
nisatie alleen voor gezelschapsdieren en aangestuurd door
vertegenwoordigers vanuit de sector gezelschapsdieren de
permanente educatie nieuw leven kan inblazen. In overleg
met de GGP, GGL en GKZ en de betrokken departementen
zal worden bezien of een dergelijke (of andere) constructie
ook zou kunnen werken voor de andere sectoren.

Maatschappij

nieuws

Het Departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren en de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren zijn van plan vorm
en inhoud te geven aan de specifieke gezelschapsdieren-
nascholing. Een klein bestuur met vertegenwoordigers vanuit
het Departement en de GGG, ondersteund door input van het
GGG-bestuur en de klankbordgroep moet borg staan voor
een goede prijs-kwaliteitverhouding.

Concreet komen we binnenkort met een najaarsprogramma
2007 voor gezelschapsdieren, dat in samenwerking met
PAOD wordt uitgewerkt, zodat we niet in een onderwijs-
vacuüm terecht komen. Later in het najaar komen we met het
programma van 2008, waarbij ik u wel al vast kan verklappen
dat er geheel nieuwe onderwijsvormen en trajecten op stapel
staan.

Mocht u die gezelschapsdierencollega zijn die graag zijn of
haar bijdrage levert aan deze nieuwe fase in het postacade-
misch onderwijs, dan komen wij graag in contact met u. Voor
meer informatie kunt u terecht bij Mare Verburgh (0347-
371260), Erik Teske (030-2531592) en Jenny Buijtels (030-
2531682).

Mare Verburgh is voorzitter van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

-ocr page 95-

Brief van het
bestuur

Betr^: terugtreden bestuurslid W.C. van den Ekker

L.S..

In onderling overleg en met de nadrukkelijke instemming van beide partijen hebben het bestuur van de
KNMvD als geheel en collega W.G. van den Ekker persoonlijk besloten om het bestuurslidmaatschap van
collega Van den Ekker met onmiddellijke ingang te beëindigen. Dat geldt ook voor zijn daaruit voort-
vloeiende bestuurlijke taken.

De achtergrond van dit onverwachte en verstrekkende besluit is dat de maatschap waarvan collega Van
den Ekker deel uitmaakt zich gaat richten op andere ondernemingsactiviteiten. Deze activiteiten kunnen
conflicterend worden met de doelstellingen waar het bestuur van de KNMvD zich voor inzet. Hierdoor
ontstaat een situatie waarbij het bestuurslidmaatschap van collega Van den Ekker mogelijk een onge-
wenste en wellicht ontoelaatbare belangenverstrengeling zou kunnen opleveren.

Dientengevolge en ter voorkoming van elk misverstand in dezen heeft collega Van den Ekker besloten zijn
bestuurslidmaatschap en de daaraan verbonden fimcties neer te leggen.

Voor het bestuur van de KNMvD betreft de discussie over het bovenstaande vooral de beeldvorming
en de geloojM\'aardigheid van zowel het bestuur als geheel, als van de individuele bestuursleden. Het
bestuur van de KNMvD is van mening dat het dient te staan voor de belangen van alle leden en dat de
leden ook in dit verband een onvoorwaardelijke en niet ter discussie staande belangenbehartiging mogen
verwachten.

Door de veranderde ondernemingsactiviteiten van de maatschap van collega Van den Ekker kan deze
onvoorwaardelijke belangenbehartiging mogelijk ter discussie komen. Het bestuur acht dit ongewenst
en heeft daarom besloten dat, ter voorkoming van een dergelijke situatie, het onvermijdelijk is dat het
bestuurslidmaatschap van collega Van den Ekker wordt beëindigd.

Bovenstaande laat onverlet dat het bestuur zijn grote waardering uitspreekt voor de inzet, de betrokken-
heid. de deskundigheid en de collegialiteit die collega Van den Ekker in de afgelopen jaren heeft getoond
ten behoeve van zowel het bestuur als van de gehele KNMvD.

Uiteraard streeft het bestuur ernaar om op zo kort mogelijke termijn voor de vrijgevallen taken en ver-
antwoordelijkheden op een passende en procedureel correcte wijze een alternatieve invulling te reali-
seren. Zodra hierover duidelijkheid bestaat, zullen de leden dienaangaande worden geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

namens het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,

Ludo J. Hellebrekers,
voorzitter

Wiel G. van den Ekker,
Bestuurslid

-ocr page 96-

Jaarcongres 2007 nieuwe stijl

Sandra Cools

Wij dierenartsen zijn over het alge-
meen redelijk standvastig en vast-
houdend. Als er iets veranderd
moet worden, bekijken we dat vaak
argwanend. Maar de meeste veran-
deringen zouden we positief moe-
ten bekijken en moeten zien als
nieuwe kansen.

Najaren achtereen het jaarcongres op dezelfde wijze te heb-
ben georganiseerd, wil de Jaarcongrescommissie dit jaar het
evenement nieuw leven inblazen. Dat wil zeggen: verande-
ring. Ja, daar is het woord weer.

Vandaar dat de Jaarcongrescommissie u op 5 oktober een
jaarcongres nieuwe stijl aanbiedt. Dit mede vanwege de
unieke locatie waar het congres dit jaar gehouden wordt,
namelijk Burgers\' Zoo.

Na \'s morgens de algemene vergadering te hebben mogen bij-
wonen in het bijzondere auditorium van Burgers\' Zoo gaan
we met zijn allen lunchen in junglestijl, \'s Middags volgt het
interessante Jaarcongres 2007 met als thema: \'Wijzer in dier-
welzijn\'. Het congres loopt vervolgens vloeiend over in een
spectaculair avondprogramma op een manier die wij nog niet
eerder kenden. Deze \'Special Africa Party\' zal in ieder geval
de inwendige mens versterken en tegelijkertijd een ontdek-
kingstocht zijn langs de mooiste locaties van de zoo, waar-
onder Burgers\' Ocean, Burgers\' Bush en Burgers\' Desert. Het

Maatschappij

nieuws

Burgers\' Zoo vormt een bijzonder decor voor het Jaarcongres 2007.

zal een avond vol beweging worden.

Het Jaarcongres 2007 is de gelegenheid om te zien dat het
jaarcongres niet saai is en alleen maar voor de \'oudjes\' be-
stemd zou zijn. Het Jaarcongres 2007: alles wat u verwacht
en meer.

U kunt zich opgeven voor het Jaarcongres 2007 via de web-
site van de KNMvD
{www.knmvd.nl).

Sandra Cools is lid van de Jaarcongrescommissie.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Ah, T; 2006; 3563 BG Utrecht; Montevideodrcef
38.

Bettink - Ariesen, Mevr. S.M.; 2005; 2011 JG
Haarlem; Donkere Spaame 14 rd.
Favier, F.D.; 2007; 3706 GS Zeist; Laan van
Vollenhove 2067.
Huybrechts, Mevr. E.; Gent 2004; 6363 AZ
Wijnandsrade; Rhodestraat 4.
Kense, M.J.; 2004; 3732 VJ De Bilt; Tuinstraat 13.
Lieshout, R.T van; 2001; 3555 CH Utrecht; Hanrathstraat 6.
Cranendoncklaan 96.

Roelofsen, Mevr. M.L.; 2001; 3417 GR Montfoort; Heeswijk 10.
Uitslag, Mevr, M.; Gent 2005; 2624 CS Delft; A. van Schendelplein 83.
Verschuer, Mevr. C.M.R. van; 1991; 7245 PP Laren; Ooldselaan 17.
Wetering, Mevr. A.; 2007; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 36.
Zuijlen, M.M. van; 2007; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 312.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Ankringa, Mevr. N.; 2004; 3721 JD Bilthoven; Kometenlaan 127.
Cammelbeek, Mevr. S.E.; 2006; 8121 PR Olst; Boxbergerweg 3.
Herder, Mevr. EL.; 2006; 7447 PZ Hellendoom; De Elerstee 1.
Koorevaar, Mevr. C.A.E; 1992; 2975 BK Ottoland; B 120.
Kramer, Mevr. A.H.; 2006; RD 1 Taupo Nieuw Zeeland; Polhipi Road 978.
Meulenbroek, FJ.M.; 2007; 3513 AK Utrecht; Amsterdamsestraatweg 98 bis.
Noordhof, Mevr. J.ER.; 2006; 8478 HD Sonnega; Sonnegaweg 44.
Prins, Mevr. J.J.E; Gent 2006; 4451 RK Heinkenszand; Boerendijk 4.
Smids, Mevr. M.Y.L.; Gent 2005; 6374 HB Landgraaf; Troereberg 5.
Verkerk, Mevr. M.J.; 2006; Almeria Spanje; Apartado 23, Garrucha 04630.

Personalia

594

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Amperse, Mevr. C.
Boonstra, Mevr. J.
Corsel, Mevr. E.
Huizing, X.
Hurks, MevrY.
Keekstra, Mevr. D.A.
Laning, B.
Mosk, Mevr. H.L.
Oord, Mevr. B.W.M. van den
Proosdij, E.R. van
Roozeboom, Mevr. H.C.
Schijf, R.E.
Spieker, Mevr. H.
Thijssen, Mevr. L.C.P
Vermeulen, Mevr. M.A.E.
Verver, J.PM.
Visser, Mevr P

Voor het dierenartsexamen van 1 juni 2007 zijn geslaagd:

Mertens, Mevr. H.
Mourik, Mevr. W.J. van
Vries, W.C. de

Overlijdensberichten:

Op 23 maart 2007 R. Kummel te Bennebroek.
Mutaties:

Ankringa, Mevr. N.; 2004; 3721 JD Bilthoven; Kometenlaan 127; tel. privé: 030-
8899733; tel. privé mobiel: 06-14278445; medew. bij H.J. Boer, G.J. Veenink en
B.S. Wichers; tel. prakt.: 0523-612662; fax prakt.: 0523-610111; E-mail prakt.:
dap-dedemsvaart@zonnet.nl.\', (toev. als lid)

Tl J D SC H R I FT VOO R DIERGENEESKUNDE, DeEL 1 3 2 , J U L I / A U G U S T U S , AFLEVERING i4-i5, 2oo7

-ocr page 97-

Bodewes, R.; 2007; 3067 LC Rotterdam; Jacob van Campenlaan 92; tel.
privé mobiel: 06-42129157; E-mail privé:
rogierbodewes(a.Jtotmail.com.\\
wet. medew. bij Erasmusmc; tel. bur.: 010-40817161 ; fax bur.: 010-4089485;
E-mail bur.:
r.bodewesÇaerasmusmc.nl.

Cammelbeeck, Mevr. S.E.; 2006; 8121 PR OIst; Boxbergerweg 3; tel. privé: 0570-
591164; E-mail privé:
cammelbeeck@hotmail.com.; medew. bij N.Ph.J. Hovius
en L.H.E Brinkhof; tel. prakt.: 0573-251597; fax prakt.: 0573-257622; E-mail
prakt.:
info@dierenklinieklochem.nl.; (toev. als lid)

Favier, ED.; 2007; 3706 GS Zeist; Laan van Vollenhove 2067; tel. privé mobiel:
06-16473681; E-mail privé:
dinandf@hotmail.com.; medew. bij J. de Vries; tel.
prakt.: 055-3666362; E-mail prakt.:
dierenktimek@mac.com.; {toe\\. als lid)
Groenewegen, Mevr. C.J.P; 2004; 5684 SN Best; K. Doormanlaan 37; tel. privé;
0499-397729;
tel. privé mobiel: 06-10856278; E-mail privé: chantalgroe-
newegen@kpnplanel.nl.-,
medew. bij J.A.G. Giesen, K.M.L. Böhm, A.v.
Dorssen en E. Noorman; tel. prakt.: 0499-374205; fax prakt.: 0499-372315;
E-mail prakt.:
info(&dierenkliniekdenheuvel.nl.

Herder, Mevr. EL.; 2006; 7447 PZ Hellendoom; De Elerstee 1; tel. privé mobiel:
06-26646377; E-mail privé:
floortjeherder@holmail.com.; medew. bij J.W, ten
Brinke, J.C. de Jager, J.RM. Kamp; H. ten Kate; M. van der Linden, A.M. Pijs en R.
Renting; tel. prakt.: 0548-655065; fax prakt.: 0548-654650; E-mail prakt.:
info®
dierenklimekhellendoorn.nl.;
(toev. als lid)

Jansen, H.B.; 1973; 9062 GP Oenkerk; Wijnserdijk 39; tel. privé: 058-2563268;
tel. privé mobiel: 06-30950347; fax privé: 058-2563968; E-mail privé:
henkbjan.ien@hetnet.nl.; r.d.

Kense, M.J; 2004; 3732 VJ De Bilt; Tuinstraat 13; tel. privé: 030-2205759;
E-mail privé:
merlijnkense@hotmail.com.; (toev. als lid)
Konings, EL.M,; 1970; 5741 GW Beek en Donk; Jacob van Ruysdaelplant-
soen 6; tel. privé: 0492^62098;
tel. privé mobiel: 06-51620316; E-mail privé:
koningszandee@kpnplanel.nl. ; r.d.

Koorevaar, Mevr. C.A.E; 1992; 2975 BK Ottoland; B 120; tel. privé: 0184-641500;

geass. met J. Hekhuis; tel. prakt.: 0184-641934; (toev. als lid)

Kramer, Mevr. A.H.; 2006; RD 1 Taupo, Nieuw-Zeeland; Polhipi Road 978; tel.

privé mobiel: 06-14212262; medew. bij Taupo Veterinary Centre; (toev. als lid)

Laan, J.R van der; 1961; 8331 CW Steenwijk; Meppelenweg 8; tel. privé: 0521-

514964; E-mail privé: hettyjanlaan@versatel.nt.; r.d.

Mertens, Mevr. H.; 2007; 3930 Hamont België; Mulk 68; E-mail privé:

H.Merlens(à\'sludeiits.ui4.nl. ; d.

Meulenbroek, F.J.M.; 2007; 3513 AK Utrecht; Amsterdamsestraatweg 98 bis; tel.
privé mobiel: 06-51157574; E-mail privé:
r.fj.m.meulenbroek@students.uu.nl.:
(toev. als lid)

Mourik, Mevr. W.J. van; 2007; 3582 PG Utrecht; Meridiaanstraat 31;
E-mail privé:
josinevanmourik(âhotmail.com.; tel. privé: 030-2515487; d.

Noordhof, Mevr. J.ER.; 2006; 8478 HD Sonnega; Sonnegaweg 44; tel. privé
mobiel: 06-11000907;
(toev. als lid)

Pel,C.J.; 1974; 4133 AM Vianen; Dominicushof 123; tel. privé: 0347-778003;
tel. privé mobiel: 06-53547360; E-mail privé: coen_pel@holmail.com.; r.d.
Prins, Mevr. J.J.E; Gent 2006; 4451 RK Heinkenszand; Boerendijk 4; tel. privé:
0133-561504; E-mail privé:
j.j.prinsdevroe@hotmail.com; medew. bij Mevr.
M.C. Rovers-Berrevoets en Mevr. L. Comelisse; tel. prakt.: 0113-572756; fax
prakt.: 0113-574384; E-mail prakt.:
info@dierenkliniek-yerseke.nl.; (toev. als
lid)

Roelofsen, Mevr. M.L.; 2001; 3417 GR Monttbort; Heeswijk 10; tel. privé: 0348-
469280; E-mail privé:
marielle@straling.info; medew. bij R.L. Been; tel. prakt.:
0348-442653; fax prakt.: 0348444770; E-mail prakt.:
info@regiodierenarts.nl.;
(toev. als lid)

Rotteveel, A.J.R; 1982; 29100 Coin (Malaga); Cl. Urbane Pineda, local 12
box 8 Spanje; E-mail privé:
rolteveel@conecta4.com.
Slikker, Mevr. M.P; 1997; 1679 WC Midwoud; Breed 14; tel. privé: 0229-
239048; E-mail privé:
mandyslikker@hetnet.nl.; medew. bij J.C. Anema; tel.
prakt.: 0228-561216; fax prakt: 0228-563375.

Smids, Mevr. M.Y.L.; Gent 2005; 6374 HB Landgraaf; Troereberg 5; tel. privé:
045-5325558; E-mail privé:
martinesmids@home.nl.; medew. bij M.M.G.W.
Leuven; tel. prakt.: 045-5740176; fax prakt.: 045-5715693; E-mail prakt.:
dierenkliniek.leuven@planet.nl.; (toev. als lid)

Uitslag, Mevr. M.; Gent 2005; 2624 CS Delft; A. van Schendelplein 83; tel.
privé mobiel: 06-29312512; E-mail privé:
m_uit@hotmail.com.; medew. bij
J. van Nijhuis; tel. prakt.: 015-2850230; fax prakt.: 015-2850238; E-mail prakt.:
dkdelftcentrum@wanadoo.nl.; (Xoey. als lid)

Vegte, S. van der; 2005; 4702 SZ Roosendaal; Gastelserweg 29 a; tel. privé
mobiel: 06-30281086; E-mail privé:
svandervegle@hotmail.com.; medew.
bij A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Boschker, A.J.M. Meesters, J.F.J. Segers en
J.M. Verbocht; tel. prakt.: 0165-583750; fax prakt.: 0165-583755; E-mail
prakt.:
dierenhospitaal@visdonk.nl.

Verkerk, Mevr. M.J.; 2006; Almeria, Spanje; Apartado 23, Garrucha 04630; me-
dew. bij Imveta in Spanje.

Vries, W.C. de; 2007; 8713 JH Hindeloopen; Stadsweide 19; E-mail privé:
wcdevries@gmail.com.; tel. privé mobiel: 06-38904852; d.
Willems, Mevr. N.; 2007; 3581 PD Utrecht; Parkstraat 35; tel. privé mobiel:
06-47160736;
medew. bij J.G. van Spanje; tel. prakt.: 030-2250707; fax prakt.:
030-2516932;
E-mail prakt.: dierenkliniekvossegat@xs4all.nl.
Woudstra, J.; 1986; 2585 XV Den Haag; Balistraat 60; tel. privé mobiel:
06-44550909; E-mail privé:
dokterJohn@orange.nl.; p., gezelsch.d.; tel.
prakt.: 070-4480288; Hfd. red. Vetlink.

Jubilea

27 augustus, C.W. Moons te Reeuwijk, 50 jaar

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-09-2007
15-09-2007
01-10-2007
15-10-2007

maandag 13-08-2007
maandag27-08-2007
maandag 10-09-2007
maandag24-09-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

ÇoNG^sen ft Symposia

September

14-15 AvEx-congres. Staat in het teken van
vogels en reptielen. Met internationale
sprekers, waaronder Teresa Lightfoot,
Gerry Dorrestein en Olga Amann. Zater-
dag 15
September wordt de congresdag in
Burgers\'Zoo georganiseerd. Voorafgaand
op vrijdag vinden workshops plaats. Meer
informatie via
www.proveto.nl.

21 Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur.
Locatie: Sportpark Marienhoeve, Wijk bij
Duurstede.

November

2-3 14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary Me-
dical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology in
Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG, ATF,

Doorlopende
agenda

WAHVM 45 €, Members of GdF (TiHo) 25 €, Unemployed 15 €,
Students none. Information about the conference, and registration of
contributions (20-minute presentations) or posters: until April 01,2007,
to University-Prof Dr. Dr. Johann SchäfFer, Tierärztliche Hochschule
Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15 (Haus
120), D-30173 Hannover, Fax: 49-(0)511-8567676, E-mail: johann.
schaeffer@tiho-hannover.de. Accomodation (Reservation): Hannover
Tourismus Service, Hotel Service, Prinzenstraße 6, D-30159 Hanno-
ver, Tel. 49-(0)511-12345555, Fax -i-M9-(0)511-12345556, E-mail:
hotels@hannover-tourism.de.
GGL-congres 2007 te Landgoed Ehzerswold te Almen.
Het jaarlijkse Konijnen & Knaagdieren symposium van Proveto.

December

7-9 Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues\'. For further information
about the seminar and booking conditions:
http.V/www.clickerreiter
de/KenRamirezl. htm.

20-21
29-30

-ocr page 98-

yercaderincen fc biieenkomstett

September

11 Regiovergadering regio Zuid.
20 Vergadering regio Noord.
25-29 Het vijftiende lustrum van de D.S.K.
27 Excursie enjaarvei^gadering groep DIB.

Oktober

5

Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\'Zoo, Arnhem.
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'De Wilden-
bei;g\' in Weert. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van Gulick over
het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederland\'.
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'d\'Ouwe Brou-
werij in Diessen. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van Gulick over
het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederland\'.

November

10 Najaarsdag van de GGG. Locatie: Orpheus te Apeldoorn.
December

12-13 Vierde lustrum van de Nederlandse vereniging voor Veterinaire Epide-
miologie en Economie samen met haar Vlaamse zusteroi;ganisatie. Op

12 december wordt er in Wageningen workshops geoi^aniseerd en op

13 december zal er een studiedag plaatsvinden. Infonmatie over exacte
locatie en aanvangstijdstip vindt u op
www.veec.nl.

18 Vergadering regio Noord.

Cursussen

Augustus

1 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerete woeasdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoevc, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsuppon.nl.

31-8/1-9 Ultrasonography of the locomotor system in honses. Anmeldung und
Information: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Hus-
kamp/Marita Hellmann, Von-Braunstr. 10, 48712 Gescher Tel: (0 28
63) 20 99-0, Fac 20 99-20. E-mail:
info@lierktinik-hochmoor.de.
Online Anmeldung unter www.tierklinik-hochmoor.de; aufgrund der
begrenzten Teilnehmerzahl wird um Voranmeldung gebeten. ATF-
Anetkennung: 14 Stunden. Teilnahmegebühr: 490,- euro iki. MwSt.,
im Preis sind Tagungsunteriagen, Kaffeepaasen und Mittagessen ent-
halten.

September

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van dc maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupporl.nl.

5-9 Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module I: \'Cervical\'. Information and registration: BackBonc-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4, 27419 Kalbe, Germany Phone: 49^282-6054I0/fax: 49-721-
151366446/c-mail:
contact@BackBone-Academy.com.

27-28 Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Groepsgrootte
maximaal 35 personen. Kosten zijn 995,- euro. Inschrijvingen en inlich-
tingen: De inschrijftermijn van dc cursus eindigt op 14 september 2007.
Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
http://www.
wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij Wageningen Busi-
ness School, Postbus 226, 6700 AE Wageningen. Tel.: 0317484093,
fax: 0317426547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

28 Workshop Verdoven van wilde en verwilderde dieren. Workshop is van
09.00 - 20.00 uur met lunch, borrel en maaltijd. Locatie: Ouwehands
Dierenpark Rhenen. Groepsgrootte: maximaal twintig personen. Prijs
inclusief lunch, documentatie: 375,- euro (exclusief btw). Betaling
vóór I september 2007. Studenten krijgen 50 euro korting en betalen
350,- euro. Vragen over de cursus via
zoomed@zonnet.nl en opgave
door naam, adres, woonplaats, telefoonnummer, functie en e-mailadres
te mailen naar bovengenoemd e-mailadres en door het overmaken van
het cursusbedrag op Postbank gironummer 3852760 t.n.v. ZooMed te
Rhenen, o.v.v. cursus verdoven.

Oktober

12-12 Intemationale cursus Design of Experiments door Wageningen Busi-
ness School georganiseerd. Prijs 1795,- euro inclusief lunch, koffie en
thee en cursusmateriaal. Inschrijven graag voor 21 september 2007.

Maximum aantal deelnemers is 24. Informatie en registratie: Wagenin-
gen Business School, PO. Box 226, 6700 AE Wageningen. Fax: 31-
317426547, Telefoon: 31-317484093. e-mail:
info.wbs@wur.nl,
website: www.wbs.wur.nl.

26-26 International Postgraduate Course Promoting Ek]uine Performance
- Principles and practice of nutrition, welfare and training. Plaats:
Wageningen. Kosten: 1795,- euro. Inschrijftermijn eindigt op 1 okto-
ber 2007. Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl.

November

7-8 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\'. Plaats: Wageningen. Groep-
grootte: maximaal 35 personen. Kosten: 995,- euro. Inschrijftermijn
en inlichtingen: De inschrijftermijn eindigt op 19 oktober 2007. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij Wageningen Business School,
Postbus 226, 6700 AE Wageningen, tel.: 0317484093, fax: 0317-
426547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

10-11 Augenerkrankungen beim Pferd. Anmeldung und Information: Tier-
klinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Huskamp/Marita Hel-
lmann, Von-Braunstr. 10, 48712 Gescher. Tel: (0 28 63) 20 99-0, Fac
20 99-20. E-mail:
info@tierklinik-hochmoor.de. Online Anmeldung
unter
www.tierklinik-hochmoor.de\', aufgrund der begrenzten Teil-
nehmerzahl wird um Voranmeldung gebeten. ATF-Anerkennung: 11
Stunden. Teilnahmegebühr: 390,- euro ikI. MwSt., im Preis sind Ta-
gungsunteriagen, Kaffeepausen und Mittagessen enthalten.

13-14 Cursus ,Rundveevoeding\'. Plaats: Wageningen. Groepsgrootte: maxi-
maal 35 personen. Kosten: 995,- euro. Inschrijvingen en inlichtingen:
De inschrijftermijn van de cursus eindigt op 26 oktober 2007. Nadere
informatie cn mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
http://www.wbs.
wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij Wageningen Business
School, Postbus 226, 6700 AE Wageningen. Tel.: 0317484093, fax:
0317426547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

KNMvD
Jaarcongres

5 oktober 2007

Wijzer in

www.knmvd.nl

pienA\'elzïjn

-ocr page 99-

Dac Maas en Niers is een zesmanspraktijk in
Noord-Limburg. Het is een gemengde praktijk
waarin de dierenartsen all-round inzetbaar zijn.
Daarnaast echter is ieder actief binnen één van
de erkenningen/specialisaties. Er wordt gewerkt
vanuit drie Nederlandse praktijkvestigingen en
een Duitse praktijkvestiging.

In verband met het vertrek van een collega, per
zijn wij op zoek naar

een collega m/v

met twee ä driejaar ervaring.

De kandidaat dient, all-round inzetbaar te zijn, op termijn te
participeren in de avond-, nacht-, en weekenddiensten en dan
ook bereid te zijn in het praktijkgebied te gaan wonen.
Indien de kandidaat zich verder wenst te bekwamen in een van
de specialismen/erkenningen dan zullen er binnen de praktijk
de passende mogelijkheden voor gecreëerd worden.
Het beheersen van de Duitse taal wordt als een pré beschouwd.
Salariëring en arbeidsvoorwaarden in onderling overleg.
Bij gebleken geschiktheid en aanwezige interesse is associatie
mogelijk.

Reacties in verband met vakanties uitsluitend schriftelijk met
CV richten aan: Dac Maas en Niers, Siebengewaldseweg 133,
5854 PB Bergen (L)

Voor verdere informatie kunt u zich richten aan
C.van Aaken, aakenmusson@hetnet.nl, 0485-343000,
www. dieren kl in iekvelden. n l.

4

DAC Maas Sl Nur%

sept 2007,

(èji/ Dierenkliniek Rijen is een eigentijdse en snelgroei-
IIr?\'\' dierenkliniek. Het deskundige, enthousiaste

en jonge team bestaat momenteel uit twee dieren-
artsen en drie dierenartsassistenten. Warme aan-
dacht voor onze klanten en patiënten en goede diergeneeskunde
zijn de peilers van ons succes. De klantenkring bestaat uit
zowel particuliere klanten als een tweetal dierenasiels.
Medio volgend jaar wordt vanwege de groei een groter pand
betrokken in het centrum van Rijen. Hierdoor kan er nog
efficiënter en professioneler gewerkt gaan worden.

Vanwege de uitbreiding van de werkzaamheden zijn we op
zoek naar een

Dierenarts (m/v)

We zoeken een ervaren dierenarts met goede internistische ken-
nis die ons team komt versterken voor twee dagen per week. In
de toekomst kunnen de uren uitgebreid worden. Je krijgt zoveel
mogelijk een eigen klantenkring toebedeeld waardoor je zelf-
standig en toch in teamverband kunt werken. Wij bieden een
professionele werkomgeving in een jong en gezellig team.
Als jij je kan vinden in het bovenstaande dan nodigen wij je
graag uit om je brief met motivatie en CV te sturen naar:
Dierenkliniek Rijen, ter attentie van Jeroen Sterenborg, Hoofd-
straat 114, 5121 JH Rijen.

DIERENARTSENPRAKTIJK
DOETINCHEM - ZEDDAM

Dierenartsenpraktijk Doetinchem-Zeddam is een moderne groeps-
praktijk waarin dertien dierenartsen en zestien paraveterinairen dier-
soortgericht werken vanuit vestigingen in Doetinchem, Zeddam en
Emmerich (D).

De afdeling gezelschapsdieren, waarin zes dierenartsen werkzaam
zijn, zoekt een

Dierenarts gezelschapsdieren

voor de moderne, goed geoutilleerde kliniek in Doetinchem.
Jouw profiel:

Je bent een ambitieuze dierenarts met teamgeest en kunt mensen moti-
veren en sturen. Daarnaast wil je je graag verder ontwikkelen in je
vak in zowel eerste- als tweedelijn. Je bent diervriendelijk en klantge-
richt. Je hebt oog voor nieuwe ontwikkelingen en springt hier op in.
Deelname in de avond- en weekenddiensten vind je vanzelfsprekend.
Je hebt relevante werkervaring.

Wij bieden:

Een baan voor 32-36 uur in een moderne kliniek en een uitdagende
werk- en zeer prettige woonomgeving. Ruime mogelijkheden tot na-
scholing. Een jong en enthousiast team. Salariëring volgens CAO.

Schriftelijke sollicitaties met cv graag binnen 15 dagen richten aan
Dierenkliniek Doetinchem, t.a.v. de praktijkmanager Mw. D.G. Wes-
terveld, Vinkwijkseweg 36, 7038 EP Zeddam.

d|z

-ocr page 100-

...gerust aan de slag

Potent middel voor sedatie en premedicatie voor anesthesie:

• Medetomidine hydrochloride

• Beschikbaar in 10 én 20 ml

• Voor honden (i.v. en i.m.) en katten (i.m.)

• Zeer geschikt als premedicatie voor de inductie van
anesthesie door ketamine, propofol e.a.

-- ■---- . ■ ■ SEDATOR

SEDATOR trsr.-r-\'- ^

-ocr page 101-

Als medicus komt u op verschillende momenten in uw carrière in aanraking met de
financieel-juridische kanten van uw beroep.

Raadgevers Medische Beroepen geeft al ruim 35 jaar persoonlijk advies op maat
aan beoefenaars van (para)medische beroepen. Wij begeleiden u bij uw financiële
planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.

Ook zorgeloos uw beroep uitoefenen?

Neem voor meer informatie contact op met adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of kijk op www.raadgevers.nl

RAADGEVERS

MEDISCHE BEROEPEN

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
vwvw.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

Een gezonde financiële toekomst

Virbac is een internationale farmaceutische onderneming, gericht op het ontwikkelen, produceren en
op de markt brengen van diergeneesmiddelen en veterinaire gezondheidsproducten. In Nederland is
de organisatie gevestigd in Barneveld. Op dit moment is er een vacature voor de positie van:

\\firt>eicz

ANIMAL HEALTH

De fiinctie

Virbac brengt in Nederland een breed assortiment producten
op de markt, onder andere voor gezelschapsdieren, paarden
en landbouwhuisdieren. De marketingactiviteiten van iedere
productgroep worden aangestuurd door de Product Manager.
Deze positie is op dit moment vacant voor de productgroep
Companion Animal Products. Belangrijke segmenten zijn
bijvoorbeeld dermatologie, gebitsproducten diervoeding en
voedingssupplementen. U werkt in een team van in totaal
3 product managers (dierenartsen) en rapporteert aan de
commercieel directeur.

Uw profiel

U hebt diergeneeskunde gestudeerd en bij voorkeur praktijk-
ervaring in een gezelschapsdierenpraktijk. Een goede
beheersing van de Engelse taal in woord en geschrift is voor
deze functie noodzakelijk. U bent een initiatiefrijke persoon-
lijkheid die gewend is in teamverband te werken en die graag
de handen uit de mouwen steekt. Een sterke commerciële en
resultaatgerichte instelling is beslist noodzakelijk. Het continu
innoverende karakter van het productassortiment geeft de
ruimte om volop uw talenten te benutten. U bent woonachtig
binnen een redelijke afstand van Barneveld of bereid zich in die
omgeving te vestigen.

Virbac biedt:

Een veelzijdige functie die zowel technisch als wetenschappelijk
op de praktijk gericht is. U maakt deel uit van een slagvaardige
organisatie die sneller groeit dan de markt.
De arbeidsvoorwaarden zijn in overeenstemming met de aard
van de functie.

Bent u die manager?

Schrijf dan uiterlijk 10 augustus een korte brief met CV onder
vermelding van "vacature Product Manager" aan:

Virbac Nederland BV
Vacature Product Manager
Postbus 313
3770 AH Barneveld

E-mailen kan ook: info@virbac.nl

Sollicitaties worden vertrouwelijk behandeld.

Voor nadere informatie over deze functie kunt u contact
opnemen met de heer A. Vroege RM, Commercieel Directeur,
telefoon
0342-427109.

Meer informatie over Virbac is te vinden op onze sites:
vvww.virbac.nl en www.vlrbac.com

Acquisitie n.a.v. deze advertentie wordt NIET op prijs gesteld.

PRODUCT MANAGER

COMPANION ANIMAL PRODUCTS

-ocr page 102-

\'t WIJDSELAND

Diergezondheidscentrum \'t Wijdseland is een gemengde groepspralctijk waarbinnen elf dierenartsen werkzaam zijn.
Wegens vertrek van een collega zoeken wij per 1 september een:

RUNDVEEDIERENARTS m/v

De werkzaamheden richten zich vooral op de rundergezondheidszorg (80%). Daarbij streven wij naar invulling op een hoog niveau.

Gevraagd: • dierenarts met aantoonbare ervaring in de rundveepraktijk

• ondernemingszin en persoonlijkheid

• participatie in het dienstenrooster voor landbouwhuisdieren en paarden

• affiniteit met paarden wordt op prijs gesteld.

Geboden: • bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden

• salariëring en arbeidsvoorwaarden afhankelijk van kwalificaties

• een 36-40 urige werkweek

• ruimte voor persoonlijke ontwikkeling.

Gaarne uw schriftelijke reacde voor 10 augustus richten aan: DGC \'t Wijdseland, t.a.v Luuk Kaalberg, Kraakselaan 60, 6981 HH
Doesburg. Voor specifieke vragen kunt u contact opnemen met Evert van Leeuwen, telefoon 0313-471007.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» ASSISTENT IN OPLEIDING UIERGEZONDHEID MELKGEITEN

Het Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van de faculteit Diergeneeskunde heeft een vacature voor
een AIO (1,0 fte). De leerstoel Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren waar u gaat werken, doet o.a. onderzoek naar
het ontstaan en verloop van ziekten in dierpopulaties en de invloed van risicofactoren en interventiemaatregelen op dier,
bedrijf en nationaal niveau. U gaat onderzoek verrichten naar uiergezondheid op Nederlandse geitenmelkbedrijven.
Het doel van dit onderzoeksproject is de ontwikkeling van een \'Uiergezondheidswijzer voor Melkgeiten\' ter beheersing
van het celgetal in de Nederlandse melkgeitenhouderij. U bent een dierenarts met affiniteit voor kleine herkauwer-
gezondheidszorg en interesse in wetenschappelijk onderzoek. Bij voorkeur hebt u ervaring met statistische technieken
voor data-analyse. Uw salaris bedraagt in het eerste jaar € 1.956,- bruto per maand en loopt op tot € 2.502,- in
het laatste jaar Bij gebleken geschiktheid en interesse kan aansluitend een opleiding tot \'specialist kleine herkauwers\'
geboden worden voor een periode van 2-3 jaar

Meer informatie: dr T. van Werven, telefoon (030) 253 1315 of dr M. Nielen, telefoon (030) 253 6663.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

//»: Wetenschap is nooit af É b # universiteit utrecht

-ocr page 103-

centje f^nl

CEVA heeft een NSAID voor iedere smaak:

Carprodyl® de carprofen tablet met rundvleessmaak
Meloxidyl® de smakelijke orale meloxicam vloeistof
NSAIDs voor effectieve pijnbestrijding bij honden

CEVA Santé Animale B.V

(CEVA

V SANTE AN

SANTE ANIMALE

Postbus 67, 2670 AB, Naaldwijk,Tel, 0174-643930
E-mail: info@ceva,nl. Internet: www,ceva.nl

RODYL® tabletten voor de hond. WERKZAME STOF: carprofen resp. 20 mg en 50 mg per tablet. INDICATIES: ontstekingen en pijn bij chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat, zoals bijvoorbeeld
jrtritis. DOELDIER: hond. DOSERING: 2 tot 4 mg carprofen per kg LG per dag in een enkele dosering of in twee halve doseringen. CONTRA-INDICATIES: hart-, lever- of nieraandoeningen; gastro-intestinale
ties of -bloedingen; bloed- of stollingsstoornissen; overgevoeligheid voor het product of voor andere NSAIDs; niet gebruiken bij katten. BIJWERKINGEN: verminderde eedust, braken en diarree; in zeldzame
in bloeding van ulcers in de maagdarmtractus; (beperkt) risico op lever- of nierproblemen. Carprofen dient niet tegelijk met andere ontstekingsremmers zoals NSAIDs (bijv. aspirine, meloxicam) of Steroiden (bijv.
oion, Cortison, dexamethason) te worden gegeven,VERPAKKING: doos met 10 of 50 blisters van 10 tabletten. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik REG NL 10400, REG NL 10401.

XIDYL® suspensie voor oraal gebruik. WERKZAME STOF: meloxicam 1,5 mg per ml. INDICATIES: ontsteking en pijn bij zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat DOELDIER:
DOSERING: éénmalig 0,2 mg meloxicam per kg LG, daarna O, I mg meloxicam per kg LG, éénmaal per dag; oraal, gemengd met voer. CONTRA-INDICATIES: drachtige of melkgevende dieren; gastro-intestinale
Igen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever-, hart- of nierfunctie en stollingsstoornissen; overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen; honden jonger dan 6 weken.
............ ... .. t-----1 ------hl. VCBPAICyiMr-I.n,^^^ m „,1 mi »n inn ml l lifOiilr»nH rflgrion^tldinHi» gphniik RFG Nl lOS&l - UDA

-ocr page 104-

VOORKOM COCCIDIOSE
MET 1 BEHANDELING

Baycox

Bovis

Naam van het diergeneesmiddel: Baycox Bovis 50 mg/ml orale suspensie • Doeldiersoort: Kalveren (op melkveebedrijven, zie sectie contra-indicaties). • Indicaties voor gebruik met specifica-
tie van de doeldiersoort:
Voor de preventie van klinische ziektetekenen van coccidiose en de vermindering van de uitscheiding van coccidia bij opgestelde kalveren voorbestemd om koeien te
vervangen die melk produceren voor humane consumptie (melkkoeien), op bedrijven met een bevestigde ziektegeschiedenis van coccidiosis veroorzaakt door
Eimeria bovis of Eimeria zuernii. •
Contra-Indicaties; Om ecologische redenen: Niet gebruiken bij kalveren die meer dan 80 kg «legen. Niet gebruiken op vetmestingseenheden, zoals met vleeskalveren of vleesvee. Voor meer
details zie sectie \'Andere voorzorgsmaatregelen\' en sectie \'Milieukenmerken\'. •
Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd Is: Zoals met ieder
antiparasitalr middel, zou het frequent en herhaald gebruik van antlprotozoaire middelen van dezelfde kiasse kunnen leiden tot ontwikkeling van resistentie. Het wordt aanbevolen om alie kalveren
van een eenheid te behandelen. Hygiënische maatregelen kunnen het risico op rundercoccidiose verlagen. Daarom wordt er aanbevolen om tegelijk de hygiënetoestand van de betrokken stal te
verbeteren, voornamelijk met betrekking tot droogte en netheid. Om maximaal voordeel uit de behandeling te halen, zouden dieren behandeld moeten worden vóór de venwachte start van de
klinische ziektetekenen, dus tijdens de prepatente periode. Om het verloop van een vastgestelde klinische coccidiose-infectie te wijzigen bij individuele dieren die reeds tekenen van diarree
vertonen, zou een bijkomende ondersteunende behandeling vereist kunnen zijn. •
Dosering en toedieningsweg: Elk dier zou moeten behandeld worden metéén orale dosis van 15 mg toltrazuril
per kg lichaamsgewicht, wat overeenkomt met 3,0 ml orale suspensie per 10 kg lichaamsgewicht. De gebruiksklare orale suspensie moet vóór gebruik geschud worden. Voor het behandelen van
een groep dieren van hetzelfde ras en van dezelfde of gelijkaardige leeftijd, zou de dosering moeten gebeuren overeenkomstig het zwaarste dier van deze groep. Om maximaal voordeel uit de
behandeling te halen, zouden dieren behandeld moeten worden vóór de venwachte start van de klinische ziektetekenen, dus tijdens de prepatente periode. ■
Wachttijd: Viees en afval: 63 dagen.
Niet toegestaan voor gebruik bij melkgevende dieren waarvan de melk bestemd is voor humane consumptie. •
Naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen BE Bayer
SA-NV, Loulzaiaan 143, B-1050 Brussel - NL Bayer BV, Energieweg 1, NL-3641 RT Mijdrecht •
Nummers van de vergunningen voor het In de handel brengen: BE 187 IS 384 F11 - NL REG
NL 10427. • Verdere informatie Is op aanvraag beschikbaar bij de betreffende onderneming.

Bayer HealthCare

Animal Health

-ocr page 105-

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

16 AUG. 2007

Tijdschrift

Diergenees\'l^n^

Twee postmortaal vastgestelde gevallen van leptospirose bij
de hond

Diagnostische aspecten van Borrelia-infecties bij de hond

Effectiviteit van een noodvaccinatie tegen mond-en-klauw-
zeer bij varkens

Dierenarts in het bedrijfsleven; Onderzoek op aanvraag
Nominaties Jaarprijs Tijdschriji voor Diergeneeskunde 2006

Deel 132 • Aflevering i6 • 15 augustus 2007

KNMvD

winklijke Nederlandse
Maatschappij i/oor
Diergeneeskunde

-ocr page 106-

Cepesedan

dé Detomidine voor rund en paard

®

AST Farma introduceert
Cepesedan, wereldwijd i
eerste generieke Deto-
midine met als indicatie:
sedatie en lichte analge;
om lichamelijk onderzoe
en behandeling, zoals
kleine chirurgische ingre
pen, te faciliteren.
(doeldier: paard en rund

Neem voor meer informj
tie contact op met AST
Farma of bezoek onze
website www.astfarma.n

sedatief én analgetisch M
geringe injectievolumes (1-2ml/500kg per kg l.g.) <
korte wachttijden: 12 uur voor melk, 2 dagen voor vleest
scherp geprijsd en leverbaar in 5 én 20ml flacons^

««SEDAN1

aPKEDAN-

r

SS?"»««

\\

CEPESEDAN® -10 MG/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE VOOR PAARDEN EN RUNDEREN
Werkzaam bestanddeel:
Cepesedan is een heldere, kleurloze, steriele, waterige oplossing voor injectie, bevattende Deto-
midine hydrochloride 10 mg/ml (overeenkomend met 8,36 mg Detomidine).
Hulpstoffen: Methyl parahydroxybenzoaat 1,0
mg/ml.
Doeldier: Rund en Paard. Indicaties: Sedatie en lichte analgesie van runderen en paarden, om lichamelijk onder-
zoek en behandeling, zoals kleine chirurgische ingrepen, te faciliteren.
Contra-Indicaties: zie bijsluiter. Bijwerkingen: zie
bijsluiter.
Toedieningswijze: Intramusculaire of intraveneuze injectie. Wachttermijn: 2 dagen voor vlees, 12 uur voor melk.
Verpakking: glazen flacons van 5ml en 20ml. REG NL 10472 UDD

SSVfarii

GROOT IN KLE

(

www.astfarma.nll

-ocr page 107-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 1 6
15 augustus 2007

603

Inhoud

Cover: foto van pagina 605 en 615
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Twee postmortaal vastgestelde gevallen van leptospirose bij de hond: N.H.M.T. Peperkamp, L. Szeredi,
R.A. HartskeerI en D.J. Houwers
Samenvattingen VDT

Nieuws

604
608

611

Wetenschap

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Uit en voor de praktijk

Diagnostische aspecten van Borrelia-infecties bij de hond; K.E. Hovius en D.J. Houwers
Samenvatting proefschrift

Etïectiviteit van een noodvaccinatie tegen mond-en-klauwzeer bij varkens; Phaedra Eblé

Veterinair tuchtrecht

Euthanasie zonder schoonheidsprijs; taira Boissevain

612
617

621

Interview

Dierenarts in het bedrijfsleven; Onderzoek op aanvraag;Johan Klein Haneveld

Nieuwe voorzitter Belangengroep Praktiserende dierenartsen in loondicnst;_/ohon Klein Haneveld

Berichten en verslagen

Engelstalig gedenkboek over CDl verschenen; Joop van Leeuwen en Ludo Vischer
Eerste Veterinaire Oldtimerrit; Anton Fennema en Harry Brasker
Ingezonden

Internethandel versus duurzaam ondernemen in dc dierenartsenpraktijk; CJ. Bouwhuis
Reactie van het KNMvD-bestuur op de ingezonden brief van G.J. Bouwhuis; Ludo J. Hellebrekers
Nogmaals het wangedrocht; C.H. van der Wal

Reactie van de Faculteit der Diergeneeskunde op de ingezonden brief van G.H. van der Wal;
Albert W.C.A. Cornelissen

Nieuws uit de Industrie

Praktijk in Bedrijf

622

624

625

626

626

627

628

628

629

Uit de industrie

HET ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

Alizin:

www.virbac.nl

Alizin REC NL 10157. Werkzame scof: 30 mg aglépristone per ml injectievloeiscof (arachideolie). Indicatie: abortusinductie O tot en
met 45 dagen na dekking. Doeldier: hond. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie; Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH
Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info@virbac.nl

TljDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL 132. AUGUSTUS, AFLEVERING l6, 2OO7

-ocr page 108-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr E. Tesl<e

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

\'Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingli (Utrecht)

Prof dr. R van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. (ieertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tijdschrift@kiimvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeshmde is het
verenigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt ïastgMUId door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
.Utrechfcnr. 69 93 61 443._

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
iTel. 070-7507500. fax 070-7507578

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Verslag

Geneeskunde en diergeneeskunde; Buitengewoon veel gelijkenissen maar toch verschillend;
Kinten Peeters

Metacam en gewriehtsverandcritigen bij katten; H. van Herpen

Voorzitterscolumn

; Gerrit Hooijer
Maatschappljnieuws

Aankondiging Sportdag KNMvD

Nominaties Jaarprijs Tijd.schrift voor Diergeneeskunde 2(K)6
B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 6, juli 2007

In memoriam

De heer R.J. Kummel; Henk Perre

De heer 11. Duijsens; Gunther Zimmer

Personalia

Promoties aan de Faculteit der Diergeneeskunde
Deadline kopij
Doorlopende agenda

Cursussen e n
congressei

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs. A.H.G. Piebers

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.P van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

630
632

633

633

634

634

635

636

637

638
638
638

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original article

Post-mortem diagnosis of leptospirosis in two dogs; N.H.M.T. Peperkamp, L Szeredi,
R.A. Hartskeerl, and D.J. Houwers

All rights reserved

604

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór l okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL i32, AUGUSTUS, AFLEVERING 16, 2007

-ocr page 109-

Uit

de redactie

Vakantie en hypes

Zo sta je nog in je spreekkamer en zo vind je jezelf een dag later hijgend en zwetend bezig om je
lichaam in de ijle berglucht op eigen kracht vanuit het dal naar ruim hoven de 2500 meter te laten
klimmen. Eenmaal \'boven \'gekomen wacht je echter een schitterend uitzicht, een koel windje én de
genoegdoening dut je die dag weliswaar net vijftig bent geworden, maar dat dit je tenminste nog
steeds aardig afgaat. Want volgens de experts moet je vooral ook dan \'gezonde\' activiteiten blijven
ondernemen. Hoewel ik mij, als ik tijdens een steile klim mijn bonzende hartslag voel, wel even
afvraag wat hier nou zo gezond aan is voor iemand die normaal op zeeniveau leeft.
Uitpufjénd op een steen in een warm zonnetje kijk ik vervolgens nog eens naar al die prachtige
gletsjers om mij heen. Onmiskenbaar trekken zij zich terug en worden zij korter Nieuw is dat feno-
meen echter niet. Terug op de camping zit ik met een welverdiend koud pilsje in de hand voor mijn
tentje nog wat te lezen over de streek. De bevolking van een van de zijdalen van het brede Aostadal
in Noord-Italië kwam uit het naburige Wallis in Zwitserland. Dan lees je dat zij dat drieduizend
jaar geleden deden, in een periode dat de bergpassen tussen Italië en Zwitserland ijsvrij waren.
Ook toen zijn die gletsjers dus tijdelijk verdwenen, maar ze zijn later ook weer teruggekeerd. Maar
waardoor\'? Dat kan toen geen broeikaseffect door menselijke invloed zijn geweest. Is het broei-
kaseffect dé hype van het eerste decennium van de 21ste eeuw? Een bevlieging van mensen die
een dynamische aarde proberen te con.ierveren in de staat waarin deze zich toevallig bevond eind
twintigste eeuw, of niet?

Terug van vakantie tref ik een stapel proefdrukken aan van de inhoud van het Tijdschrift dat nu
voor u ligt, met het verzoek om voor deze aflevering nog \'even \'het editorial te schrijven. Een van de
artikelen in deze aflevering gaat over wellicht nog zo \'n hype van dit decennium: de ziekte van Lyme.
Er is veel verwarring over de diverse stammen van de Borrelia-bacterie en morbiditeitgegevens
uit de praktijk in de Verenigde Staten worden klakkeloos op Nederland overgebracht. Borreliose is
een diagnose die niet makkelijk te stellen is en vaak ook niet zorgvuldig gesteld wordt, maar die
eenmaal al dan niet terecht gesteld ook niet makkelijk voor honderd procent is te weerleggen. De
ideale diagnose voor mensen met vage klachten of het ideale etiket voor de medicus/dierenarts
die vastloopt in de diagnostiek en toch een ziekte-etiket wil plakken. Kortom, alle kenmerken van
en voorwaarden voor een hype zijn aanwezig (gebaseerd op emoties/angst in combinatie met veel
speculatie hij matig bewezen causale relatie.\'/). Een lezenswaardig artikel dat ook vraagtekens durft
te plaatsen bij een vrij actuele hype.

Ik verlang nu al weer naar de frisse berglucht, om gewapend met de informatie uit dit artikel op
een verlaten alpenweide alle discussies rond de ziekte van Lyme rustig vanuit de hoogte te kunnen
beschouwen op haar hypegehalte.

Anton Beijer

TijdsAlui^^H

l^QSH^H

-ocr page 110-

Twee postmortaal vastgestelde gevallen van leptospirose bij de
hond

Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132: 604-607

N.H.M.T. Peperkamp\'*, L. Szeredi\', R.A. HartskeerP en DJ. Houwers\'\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Leptospirose werd postmortaal gediagnosticeerd bij twee
honden, een twee jaar oude Argentijnse dog en een fox-
houndpup van zeven weiten oud, beiden reu. Er was geen
relatie tussen beide gevallen. Klinische verschijnselen
beperkten zich hoofdzakelijk tot maagdarmklachten. Bij
het pathologisch onderzoek werden laesies aangetroffen
die passen bij acute leptospirose. Infectie met leptospiren
werd vastgesteld op basis van serologische technieken
(indirecte IgM/IgG ELISA en MAT) en immunohisto-
chemie.

Summary

Post-mortem diagnosis of leptospirosis in two dogs

Lepto.spiro.si.s wa.s diagnosed post-mortem in a 2-year-old
male Dogo Argentina and a 7-week-old male Foxhound pup-
py. The two cases were unrelated. Clinical symptoms were
mainly confined to the gastro-intestinal tract. Pathological
lesions were suggestive of acute leptospirosis. Leptospires in-
fection was confirmed hy serological (indirect IgM/Igó ELISA
and M.4T) and immunohistochemical techniques.

Inleiding

Leptospirose komt bij de hond wereldwijd voor en wordt ver-
oorzaakt door verschillende serovars van
Leptospira inter-
rogans
en L. kirschneri. Enkele serovars vertonen een hoge
mate van gastheerspecificiteit, maar de meeste serovars
komen bij meerdere diersoorten voor. Uit \'serosurveys\' en uit
patiëntgebonden onderzoek blijkt dat de mens en de hond
deels door dezelfde serovars worden geïnfecteerd, hetgeen
verband houdt met blootstelling aan dezelfde omgevings-
factoren (11, 13). Omdat leptospireninfecties niet altijd ge-
paard gaan met specifieke symptomen en vanwege een moge-
lijk subklinisch verloop worden deze infecties zowel bij de
mens als bij de hond vaak niet onderkend. Subklinisch geïn-
fecteerde dieren vormen het reservoir van waaruit de mens en
andere gevoelige dierlijke gastheren direct of indirect kunnen
worden besmet. De hond is het belangrijkste reservoir van
serovar Canicola, die een acute tot chronische interstitiële
nefritis kan veroorzaken. Echter, als gevolg van vaccinatie
van een groot deel van de hondenpopulatie komt deze serovar

veterinair patholoog, GD b.v., Deventer
correspondentie: k.peperkamp(^gddeventer com.
Centra! Veterinary Institute, Boedapest, Hongarije.

Koninklijk Instituut voor de Tropen. WHO/FAO/OIE and National Leptospirosis
Reference Centre, Amsterdam.

Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum/afd. Klinische Infectiologie,
Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.

nauwelijks meer voor in Nederland (5). Wereldwijd worden
de serovars Icterohaemorrhagiae, Grippothyphosa, Pomona
en Bratislava regelmatig aangetoond als verwekkers van lep-
tospirose bij de hond (1,2,3,4, 10, 15,18).
Serovar Icterohaemorrhagiae kan bij de hond verschillende,
elkaar gedeeltelijk overlappende klinische symptomen ver-
oorzaken: 1) sepsisverschijnselen, gepaard gaande met acute
haemorrhagische diathese, 2) leverlijden met icterus en hae-
morrhagiën en 3) braken, bloederige diarree en acuut nier-
falen (17). Deze (sub)acute ziekteverschijnselen vallen geza-
menlijk onder de noemer ziekte van Weil. De bruine rat
{Rattus norvegicus), een belangrijk reservoir van serovar
Icterohaemorrhagiae, scheidt de bacterie uit in de urine waar-
door onder andere oppervlaktewater wordt besmet (5). Acute
septichaemisch verlopende vormen van leptospirose kunnen
worden veroorzaakt door verschillende serovars, afhankelijk
van de virulentie van de bacterie en de vatbaarheid van de
gastheer. Bij deze acute vormen van leptospirose wordt vaak
de virulente serovar Icterohaemorrhagiae gevonden, maar
ook wel andere, waaronder serovar Canicola (4).
Diverse recente Noord-Amerikaanse publicaties melden ge-
vallen van canine leptospirose als gevolg van infecties met de
serovars Grippothyphosa, Pomona en Bratislava (I, 2, 3, 10,
13, 15, 18). Dit wordt verklaard door het in toenemende mate
delen van dezelfde leefomgeving door het wildreservoir
(wasberen, stinkdieren en opossums) en de hond en door de
voor overleving van leptospiren gunstige klimatologische
omstandigheden. Een recent onderzoek in Zuid-Duitsland
toont aan dat in de periode 1990 tot 2003 vooral de serovars
Grippothyphosa en Saxkoebing, naast de serovars Icterohae-
morrhagiae, Canicola en Bratislava, werden aangetoond als
veroorzaker van leptospirose bij de hond (4). Of klinische in-
fecties met deze serovars ook in Nederland voorkomen, is
niet bekend, maar er zijn wel MAT-titers tegen deze serovars
in onze hondenpopulatie aangetroffen.
De klinische verschijnselen van leptospirose zijn vaak weinig
specifiek en variëren van peracuut tot chronisch, afhankelijk
van leeftijd en afweer van de patiënt, de infecterende serovar
en de infectiedosis. Echter, bij de meeste patiënten treden
nierfalen en leverlijden op de voorgrond (13).
Dit case-report beschrijft de postmortale diagnose van lepto-
spirose bij twee honden op basis van (histo)pathologisch, im-
munohistochemisch en serologisch onderzoek.

Casus

Kliniek

Een twee jaar oude Argentijnse dog, waakhond op een be-
drijf, braakte sinds een week zonder verdere verschijnselen.
Het klinisch consult op locatie werd bemoeilijkt door het ge-
drag van de patiënt. Er werd een behandeling met amoxicil-
line-clavulaanzuur en metoclopramide ingesteld. Bij het vol-
gende consult, een week later, was de hond apathisch en niet
in staat om te lopen. De patiënt was icterisch en anemisch,
vertoonde melaena en verkeerde in shock. In verband met de

-ocr page 111-

Foto 1. Argentijnse dog, nier (HE-kleuring): acute tubulonefrose met
lokaal verkalking alsmede enkele plasmacellen in het interstitium.

slechte lichamelijke toestand werd tot euthanasie besloten,
waarna sectie werd verricht.

Bij de tweede casus stierven plotseling verscheidene zeven
weken oude foxhoundpups uit één nest na een dag diarree.
Een van deze pups werd ter sectie aangeboden.

Pathologie
Casus 1

Naast Icterus viel macroscopisch een invaginatie op van circa
vijftien centimeter van het jejunum/ileum in het colon. De
dunne en de dikke darm waren hyperaemisch en gevuld met
bloederige inhoud. In de dunne darm bevonden zich enkele
spoelwormen. De maag was leeg en hyperaemisch. Lever,
nieren en milt waren niet afwijkend. De hond werd in bevro-
ren toestand aangeboden, hetgeen de beoordeling van de
organen bemoeilijkte.

Casus 2

Ook in dit geval was er sprake van icterus en een invaginatie
van circa tien centimeter van de dunne darm in de dikke
darm, wat gepaard ging met een darmprolaps. Overige bevin-
dingen waren een bont getekend myocard met bloedingen,
een gering hydropericard, pulmonale haemorrhagieën, en
Pe-
techien in het diafragma en in het peritoneum, passend bij
haemorrhagische diathese. De nieren waren bleek en de lever
was niet afwijkend.

Bij microscopisch onderzoek van hart, longen, lever en
nieren van beide honden werd een fibrinoide degeneratie van
bloedvaatjes en lokale bloedinkjes aangetroffen. In beide ge-
vallen vertoonde het myocard een multifocale degeneratie
van hartspiercellen met enige dystrofische verkalking. In de
nieren werd een acute tubulonefrose/nefritis aangetroffen,
gekenmerkt door necrose en verkalking van tubulusepitheel,
plaatselijk enig acuut tubulair ontstekingsinfiltraat en een ge-
ringe lokale interstitiële plasmacellulaire ontsteking, waarbij
de veranderingen in de eerste casus uitgebreider aanwezig
waren dan in de tweede (foto 1). Naast een geringe intersti-
tiële plasmacellulaire ontsteking in de longen werd bij de pup
verkalking aangetroffen in de alveolaire wanden. In de eerste
casus werd uitgebreide verkalking waargenomen in het
maagepitheel, vergezeld van ontsteking en intimaverkalking
van arteriolae in de submucosa. Zowel bij de twee jaar oude
hond als bij de pup vertoonde de lever leverceldissociatie,

Foto 2. Foxhoundpup, lever (HE-kleuring): leverceldissociatie en aniso-
cytose.

anisocytose, mitosefiguren in hepatocyten als kenmerk van
regeneratie en een reactieve hepatitis (foto 2). Bij de twee jaar
oude hond was er tevens sprake van cholestase.

Serologie en immunohistochemie

Op grond van de histologische bevindingen werd op het serum
van de pup een anti-leptospiren-lgM/lgG-antilichaambepaling
(indirecte ELISA, VMDC, Faculteit der Diergeneeskunde) uit-
gevoerd. De IgM-titer bedroeg 1:2560 en de IgG-titer 1:640.
Tevens werd op hetzelfde monster een Microscopische Agglu-
tinatie Test (MAT, Koninklijk Instituut voor de Tropen, WHO/
FAO/OIE and National Leptospirosis Reference Centre) uit-
gevoerd. De MAT-titer bedroeg 1:20 ten aanzien van serovar
Icterohaemorrhagiae. Het serum vertoonde geen reactie ten
aanzien van de serovars Bratislava, Ballum, Canicola, Grippo-
typhosa, Hebdomadis, Copenhageni, Pomona, Proechimys,
Hardjo, Saxkoebing en Sejroe.

Van de eerste casus is geen serum bewaard, noch werd weef-
selvocht voor serologisch onderzoek verzameld.
De Warthin-Starry-ziiverkleuring, een histologische techniek
om spirocheten aan te kleuren, op lever- en nierweefsel ver-
liep in beide gevallen negatief

Een immunohistochemisch onderzoek naar leptospiren met
behulp van een multivalent, fluorescine isothiocyanaat ge-
conjugeerd antiserum op in formaline gefixeerd en in paraf-
fine ingebed orgaanweefsel (Central Veterinary Institute,
Boedapest, Hongarije) leverde bij de Argentijnse dog een po-
sitief resultaat op in de lever en de milt. De nier, long, maag
en dunne darm waren negatief In het geval van de foxhound-
pup vertoonden de lever, nier, milt, long en dunne darm een
positieve reactie (foto 3).

Discussie

Bij beide honden werd postmortaal een (sub)acute septichae-
mische leptospirose vastgesteld. In beide gevallen was deze
(sub)acute vorm van leptospirose klinisch niet herkenbaar als
de ziekte van Weil. De klinische verschijnselen beperkten
zich bij de pup en zijn nestgenoten tot diarree en plotselinge
sterfte en bij de Argentijnse dog aanvankelijk tot maagdarm-
klachten. De bij het pathologisch onderzoek aangetroffen af-
wijkingen (icterus, haemorrhagische diathese, tubulonefrose,
verkalking en darminvaginatie) passen bij een acute septi-

^ rék

-ocr page 112-

chaemische infectie met leptospiren. In een ander onderzoek
kwam darminvaginatie, te bescliouwen als secundair op-
tredend verschijnsel, voor bij circa 50 procent van het aantal
pups met leptospirose (7). De eerdergenoemde aspecifieke
klinische symptomen als depressie, anorexia, braken en bloe-
derige diarree worden overigens ook gerapporteerd bij pa-
tiënten met een darminvaginatie als gevolg van een acute
(gastro-)enteritis (17). Bij honden met maagdarmklachten,
leidend tot darminvaginatie, zou men daarom differentieel-
diagnostisch rekening moeten houden met leptospirose.
De histopathologische bevindingen duidden differentieel-
diagnostisch op leptospirose. Postmortaal kan deze diagnose
worden gesteld met behulp van immunohistochemisch on-
derzoek op weefselcoupes, waarbij leptospirenantigenen
worden aangetoond met behulp van een specifiek multivalent
antiserum (14). In beide casus werden leptospiren aan-
getoond in diverse organen. In het geval van de Argentijnse
dog bleek het immunohistochemisch onderzoek diagnostisch
de uitkomst te bieden, omdat van deze hond geen serum of
weefselvocht voorhanden was.

Bij het levende dier wordt de diagnose meestal niet gebaseerd
op bacteriologisch onderzoek, omdat het kweken en identifi-
ceren van leptospiren tijdrovend is. Naast de klinische ver-
schijnselen en het haematologisch en biochemisch onderzoek
wordt de etiologische diagnose veelal gesteld aan de hand
van serologisch onderzoek. Met behulp van de IgM/IgG-
ELISA wordt een acute infectie aangetoond indien een hoge
IgM-titer aanwezig is (gecombineerd met een lagere IgG-
titer), tenzij de hond onlangs (minder dan drie maanden eer-
der) is gevaccineerd. De ziekteverschijnselen zijn gerelateerd
aan het verloop van de IgM-titer, waarbij IgM door de vor-
ming van immuuncomplexen een rol speelt als comple-
mentactivator (6). De
Pathogenese van leptospirose lijkt dan
ook immuun-gemedieerd.

De MAT detecteert agglutinerende antilichamen. Echter, om-
dat een positieve uitslag gebaseerd is op seroconversie of een
significante titerstijging met een interval van twee tot drie
weken, is de MAT minder geschikt voor de diagnostiek in de
acute fase van de ziekte. De MAT heeft daarentegen het voor-
deel dat de test aanwijzingen kan geven voor de infecterende
serovar; in het geval van tweede casus is dit zeer waarschijn-
lijk serovar Icterohaemorrhagiae. De titer is nog zeer laag,
hetgeen correspondeert met het acute stadium van de infec-
tie.

In de directe leefomgeving van de Argentijnse dog waren veel
ratten aanwezig. Een andere risicofactor werd gevormd door
een recreatiepias, waar de hond wekelijks werd uitgelaten. De
Argentijnse dog was slechts op negen en op twaalf weken
leeftijd gevaccineerd tegen leptospirose, waarna geen booster
meer was toegediend.

In de foxhoundkennel werden de volwassen honden niet ge-
vaccineerd. Alhoewel ratten een rol kunnen hebben gespeeld
bij de besmetting van de kennel met leptospirose, past het op-
treden van sterfte van een groot aantal pups in één nest op een
leeftijd van zeven weken bij een infectie van de pups via de
urine van de moeder (drager/uitscheider) op het moment van
het veriies van de matemale immuniteit bij de pups. Helaas is
in het kader van deze casus geen serologisch onderzoek van
het moederdier uitgevoerd. Ter preventie van problemen bij
nieuwe nesten en uitbreiding van de ziekte in de kennel die-
nen een dergelijk moederdier en eventueel ook andere dieren
in de kennel behandeld te worden met antibiotica.
Anno 2007 is de incidentie van leptospirose bij de hond in
Nederland onbekend. Een indicatie van het voorkomen wordt
verkregen uit het aantal serummonsters dat bij het VMDC
werd aangeboden voor serologisch onderzoek: van 2000 tot
en met 2005 werden 301 sera van klinisch verdachte honden
onderzocht, waarvan er 52 (17 procent) een hoge IgM-titer
bleken te hebben. Uit een recente serologische \'survey\' onder
honden zonder klachten in Nederland bleek dat een deel van
die populatie een MAT-titer heeft voornamelijk tegen sero-
groep Icterohaemorrhagiae, hetgeen betekent dat er kennelijk
relatief veel subklinische infecties plaatsvinden (publicatie in
voorbereiding).

Immuniteit verkregen door een juist uitgevoerd vaccinatie-
schema is serovarspecifiek. Vaccinatie is gericht op het voor-
kómen van ziekteverschijnselen en op preventie van leptospi-
rurie (13). Alle in Nederiand beschikbare vaccins tegen
leptospirose bevatten twee serovars: Icterohaemorrhagiae en
Canicola. Uit experimenteel onderzoek bij honden is geble-
ken dat vaccinatie met een commercieel geïnactiveerd biva-
lent leptospirosevaccin, op negen en op dertien weken leeftijd
één jaar bescherming biedt tegen homologe infectie (12).
Hierbij speelt waarschijnlijk naast de humorale ook de celge-
bonden afweer een belangrijke rol. Jaarlijkse hervaccinatie in
het voorjaar is nodig om de bescherming tegen deze groten-
deels seizoensgebonden aandoening op peil te houden. Door
vaccinatie wordt in een besmet milieu de infectiedruk omlaag
gebracht als gevolg van preventie van leptospirurie.
Een antimicrobiële therapie is in het peracute stadium gericht
op de behandeling van de leptospiraemie, waarbij amoxicil-
line het middel van eerste keuze is. Om chronisch drager-
schap in de nieren en uitscheiding van leptospiren via de uri-
ne te voorkomen wordt in tweede instantie bij voorkeur
doxycycline toegepast, dat in tegenstelling tot aminoglyco-
siden niet nefrotoxisch is.

Leptospirose is ook een zoönose. De laatste tien jaar werden
in Nederland jaarlijks circa dertig gevallen bij de mens gedi-
agnosticeerd. Hierbij traden bij de ongeveer twintig in Neder-
land opgelopen infecties verschijnselen op van de ziekte van
Weil (meestal veroorzaakt door de serovars Icterohaemorrha-
giae en Copenhageni van de serogroep Icterohaemorrhagiae),
en van de zogenaamde modderkoorts (veroorzaakt door sero-
var Grippotyphosa) (8, 9). Het merendeel van de humane in-
fecties kan worden verklaard door contact met oppervlakte-

-ocr page 113-

water, waarin besmette dieren, onder andere knaagdieren en
insecteneters, via de urine pathogene leptospiren uitscheiden
(19). Honden met leptospirurie, zieke maar ook gezonde,
zijn tevens een potentiële directe of indirecte besmettings-
bron voor de mens.

Dankbetuiging

De auteurs zijn drs. L.A. Boogert, DAP Winterswijk, en de
Koninklijke Nederlandsche Jachtvereeniging erkentelijk voor
hun medewerking aan deze casuïstiek.

Literatuur

1. Adin CA, and Cowgill LD. Treatment and outcome of dogs with lepto-
spirosis: 36 cases (1990-1998). J Am Vet Med Assoc 2000; 216 (3);
371-375.

2. Birnbaum N, Barr SC, Center SA, Schermerhom T, Randolph JF, and
Simpson KW. Naturally acquired leptospirosis in 36 dogs : serological
and clinicopathological features. J Small Anim Pract 1998; 39 (5): 231 -
236.

3. Boutilier P, Carr A, and Sehulman RL. Leptospirosis in dogs: a serolo-
gic survey and case series 1996 to 2001. Vet Ther 2003; 4 (2): 178-187.

4. Geisen V, Stengel C, Brem S, Müller W, Greene C, and Hartmann K.
Canine leptospirosis infections - clinical signs and outcome with diffe-
rent suspected Leptospira serogroups (42 eases). J Small Anim Pract
2007: May 8.

5. Hartman EG. Epidemiological aspects of canine leptospirosis in The
Netherlands. Zentralbl Bakteriol Mikrobiol Hyg (A) 1984; 258: 350-
359.

6. Hartman EG, Houten M van, Donk JA van der, and Frik JF. Determina-
tion of specific anti-leptospiral immunoglobulins M and G in sera of
experimentally infected dogs by solid-phase enzyme-linked immuno-
sorbent assay. Vet Immunol Immunopath 1984; 7; 43-51.

7. Hartman EG, Ingh TSGAM van den, and Rothuizen J. Clinical, patho-
logical and serological features of spontaneous canine leptospirosis. An

evaluation of the IgM- and IgG-specific elisa. Vet Immunol Immuno-
path 1986; 13:261-271.

8. Hartskeerl RA, Goris MGA. Leptospirose in 2002; geen belangrijke
verschillen met 2001. Infectieziekten Bulletin 2003; 14: 259-60.

9. Hartskeerl RA, and Goris MGA. Leptospirose in 2003 en 2004; opmer-
kelijke verschillen. Infectieziekten Bulletin 2005; 16: 304-305.

10. Hrinivich K, and Prescott JF Leptospirosis in two unrelated dogs. Can
VetJ 1997; 38 (8): 509-510.

11. Jansen A, Schöneberg I, Frank C, Alpers K, Schneider T, and Stark K.
Leptospirosis in Gemiany, 1962-2003. Emerg Infect Dis 2005; 11 (7):
I048-I054.

12. Klaasen HL, Molkenboer MJ, Vrijenhoek MR and Kaashoek MJ.
Duration of immunity in dogs vaccinated against leptospirosis with a
bivalent inactivated vaccine. Vet Microbiol 2003; 95 (1-2): 121-132.

13. Langston CE, and Heuter KJ. Leptospirosis. A re-emerging zoonotic
disease. Vet Clin Small Anim 2003; 33: 791 -807.

14. Miller DA, Wilson MA, and Kirkbride CA. Evaluation of multivalent
leptospira fluorescent antibody conjugates for general diagnostic use.
J Vet Diagn Invest 1989; 1:146-149.

15. Prescott JF, Key D, and Osuch M. Leptospirosis in dogs. Can Vet J
1999; 40 (6): 430-431.

16. Prescott JF, McEwen B, Taylor J, Woods JP, Abrams-Ogg A, and Wil-
cock B. Resurgence of leptospirosis in dogs in Ontario: recent findings.
Can Vet J 2002; 43 (12): 955-961.

17. Rallis TS, Papazoglou LG, Adamama-Moraitou K.K, and Prassinos
NN. Acute enteritis or gastro-enteritis in young dogs as a predisposing
factor for intestinal intussusception: a retrospective study J Vet Med A
2000; 47:507-511.

18. Rentko VT, Clark N, Ross LA, and Schelling SH. Canine leptospirosis.
A retrospective study of 17 cases. J Vet Intern Med 1992; 6 (4): 235-
244.

19. Steinen ACM, Schuurman JL, Gravekamp C, Korver H, and Terpstra
WJ. Muskrats as carriers of pathogenic leptospires in The Netherlands.
Antonie van Leeuwenhoek 1992; 61:43-50.

Artikel ingediend: 19 maart 2007
Artikel geaccepteerd: 6 juli 2007

Een gezonde financiële toekomst

Als medicus komt u op verschillende momenten in uw carrière in aanraking met de
financieel-juridische kanten van uw beroep.

Raadgevers Medische Beroepen geeft al ruim 35 jaar persoonlijk advies op maat
aan beoefenaars van (para)medische beroepen. Wij begeleiden u bij uw financiële
planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.

Ook zorgeloos uw beroep uitoefenen?

Neem voor meer informatie contact op met adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of kijk op www.raadgevers.nl

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
wvvw.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 114-

en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
wisselen opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige manier op de
ntwikkelingen in hun buurland.

Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en
ie, wetenschappelijke artikelen uit te wh
He blijven van de veterinaire ontwikkelini

Het
ceerde,
hoogte blijven

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

Non-surgical treat-
ment of feline hyper-
thyroidism: options
and considerations

I. van Hoek, K. Peremans, T. Waelbers, E. Vandermeulen,
S. Daminet. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooy;
76; 6g-8o..

Feline hyperthyroidism is currently the most diagnosed endo-
crine disorder in cats. It is caused by benign adenomatous
hyperplasia of the thyroid gland in 98% of the cases. The two
major non-surgical treatment options, administration of anti-
thyroid drugs and radioiodine therapy, are reviewed in this
article. Before treatment is initiated, special attention should
be given to renal and cardiovascular function. Antithyroid
drugs contain thiourylenes, which block the synthesis of thy-
roid hormones. Therapy should be started at a conservative
dose with monitoring of the patient for side effects. Radio-
iodine is taken up by the hyperactive cells of the thyroid
tumour. The decay with emission of ß-particles causes local
destruction of the surrounding follicle cells. Radioiodine is
considered the treatment of choice in most cats.

Indicaties voor en complicaties
bij de keizersnede bij het rund

B. Lindenbergh, I. Kolkman, J. Laureyns, A. de Kruif,
G. Opsomer, S. De VUegher. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2007; 76; 8i-go.

In België komen veel kalveren ter wereld door middel van een
\'Sectio Caesarea\' (SC). De oorzaak hiervan is de grote be-
langstelling voor koeien van het Belgisch witblauwe (BWB)
ras en het feit dat bij dit ras een natuurlijke kalving niet of
nauwelijks mogelijk is. De intensieve selectie bij het BWB op
hyperbespiering heeft geleid tot een wanverhouding tussen
moeder en kalf Een absoluut (of relatief) te groot levend kalf
is bij BWB-koeien dan ook de belangrijkste indicatie voor het
uitvoeren van een SC. Ondanks het feit dat de SC in België
routinematig wordt verricht, blijft het een abdominale ingreep
en kunnen zich zowel voor, tijdens, als na de keizersnede ver-
schillende complicaties voordoen. Door de toenemende ken-
nis over hygiëne, de operatietechniek en andere risicofactoren
kunnen veel complicaties vermeden of tot een minimum be-
perkt worden.

Samenvattingen
VDT

Moderne technieken voor kreu-
pelheidsonderzoek bij het paard:
beter dan de klinische blik?

M. Oosteriinck, F. Pille, M. Dumoulin, F. Gasthuys. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 200y; j6: gi-T02.

In dit overzichtsartikel komen de mogelijkheden tot objec-
tivering van het kreupelheidsonderzoek bij het paard aan de
orde. Allereerst worden de beperkingen van het subjectief
evalueren van kreupelheid besproken. De mogelijke voorde-
len van een kwantitatieve evaluatie worden toegelicht en de
verschillende mogelijke kinematische en kinetische metho-
den worden achtereenvolgens besproken. In experimentele
opstellingen hebben deze hun wetenschappelijke waarde be-
wezen. De klinische toepasbaarheid ervan is voorlopig nog
beperkt. De zoektocht naar een systeem dat routinematig in-
gezet kan worden tijdens het kreupelheidsonderzoek van het
paard, is echter nog niet ten einde.

The occurrence and clinical
significance of enterohepatic
Helicobacter species in labora-
tory rodents

LM. Ceelen, F. Haesebrouck, R. Ducatelle, A. Decostere.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200J;
76; 103-116.

To date, 13 enterohepatic Helicobacter species have been de-
tected in laboratory rodents. Some of these species, in partic-
ular
Helicobacter hepaticus and Helicobacter bilis, cause
disease in immunocompromised and immunocompetent lab-
oratory mice, rats and/or hamsters. In addition, subclinical
infections with these bacteria may interfere with results ob-
tained from experimental research in these animals and thus
may lead to faulty interpretation of the data. Some laboratory
rodent-associated
Helicobacter species may also be consid-
ered zoonotic agents. Apart from
Helicobacter hepaticus, the
pathogenesis of
Helicobacter infections has not been studied
extensively, a fact which means there are substantial gaps in
the comprehension of the virulence mechanisms of enterohe-
patic
Helicobacter species associated with laboratory ro-
dents. For all these reasons, the potential importance of these
bacterial pathogens cannot be overlooked and undoubtedly
merits further investigation.

-ocr page 115-

Fibrocartilagineus infarct:
een retrospectieve studie van
57 verdachte gevallen

C. Gadeyne, S. De Decker, I. Van Soens, 5. Bhatti, S. Van
Meervenne, V. Martié, J. Saunders, I. Polis, L. Van Ham.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooy;
76; 117-123.

Bij 56 honden en een icat werd een diagnose van vermoedelijk
fibrocartilagineus infarct gesteld aan de hand van de ontstaans-
wijze, de typische klinische presentatie en de afwezigheid van
specifieke afwijkingen op conventionele radiografie en myelo-
grafie. In geen enkel geval werd de diagnose bevestigd door
middel van histopathologisch onderzoek, omdat geen enkel
dier op het moment van de diagnosestelling werd geëutha-
naseerd. De behandeling bestond uit een ondersteunende the-
rapie, in een kwart van de gevallen aangevuld door fysio- en/of
hydrotherapie. De resultaten op korte en lange termijn (meer
dan een jaar na de diagnosestelling) bleken beter dan werd ver-
wacht op basis van vroegere literatuurgegevens.

A practical approach to the
elimination of swine dysentery
(Brachyspira hyodysenterlae) from
single-site, farrow-to-finish herds

p. Vyt, P. Heylen, M. Neven, F. Castryck. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr 2007; 76:
124-129.

Swine dysentery is causing severe economic losses in affect-
ed herds. In the present study an elimination protocol without
depopulation was developed and evaluated on three farrow-
to-finish farms using fecal examination. The elimination pro-
tocol consisted of stringent rodent control, hygienic measures
and an elimination treatment of the sows using tiamulin
10 mg/kg BW or valnemulin 4 mg/kg BW for 3 weeks, fol-
lowed by a 3 week treatment at half the dose. On day 10 of
antimicrobial supplementation, treatment was accompanied
by washing of the sows and cleaning of the environment.
Once treated and washed according to this protocol, the sows
were considered clean. Thus the piglets born from these sows
in a clean environment were considered clean and were kept
separated from the rest of the piglets and fatteners. For the
piglets and fatteners born before the elimination treatment,
no elimination treatment was done. Only pigs showing clini-
cal symptoms were treated, in combination with hygienic
measures to prevent spreading. Fecal samples from sows and
clean pigs were monitored monthly until one year after the
start of the treatment program. In two herds, elimination of
the disease was successful: no clinical signs were seen and
fecal samples remained negative until the end of the testing
period. In one herd, clinical symptoms reappeared in the fat-
teners. The findings of this study confirm the potential useful-
ness of the elimination protocol described in single-site, far-
row-to-finish herds. In addition, the results of the prolonged
follow-up strongly indicate that the causal bacterium itself,
Brachyspira hyodysenteriae, can be eliminated at the farm
level when this elimination protocol is applied.

Consumptie van rundertong en
kalfszwezeriken: een risico voor
de volksgezondheid?

C. Casteleyn, S. Breugelmans, S. Muyile, W. Van den Broeck,
P. Simoens. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2007; 76:130-137.

In het kader van de BSE-problematiek gelden verschillende
maatregelen om het risico voor de volksgezondheid dat uit-
gaat van de consumptie van BSE-geïnfecteerd voedsel, te
minimaliseren. Al het gespecificeerde risicomateriaal (GRM),
waaronder de tonsillen, moet worden verwijderd en vernie-
tigd.

In dit artikel wordt de exacte anatomische lokalisatie van de
boviene tonsilla lingualis beschreven. Hieruit blijkt dat de
thans gehanteerde excisietechniek om rundertongen in het
slachthuis uit te snijden niet volstaat om al het GRM te ver-
wijderen. In plaats hiervan wordt een gebogen snede voorge-
steld die drie centimeter rostraal van de meest caudale papilla
vallata begint en de tongmucosa ondermijnt tot op de hoogte
van deze papilla vallata. Om de tong van de kop los te snijden
wordt deze snede gevolgd door een dwarse snede tot aan de
processus lingualis van het tongbeen.
Aansluitend worden enkele gegevens over kalfszwezeriken
gepresenteerd waaruit blijkt dat deze veilig te consumeren
zijn.

Inhalation anesthesia with
isoflurane in a black jaguar
(Panthera onca) for surgical
repair of a fractured mandible

T Waelbers, T. Bosmans, M. Risslada, P. Verleyen, I. Polls.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2007;
76; 138-145.

A black jaquar (Panthera onca) was anesthetized with a com-
bination of medetomidine, ketamine and isoflurane in oxygen
for radiological examination and surgical repair of a fractured
mandible. Since a non-domesticated cat is potentially danger-
ous, induction of anesthesia was performed by intramuscular
injection using a mechanical squeeze cage. The cardiopulmo-
nary parameters during anesthesia remained within normal
ranges; only a small increase in the respiration rate was re-
corded 75 minutes after intubation. This hyperventilation was
treated with buprenorphine (for additional analgesia) and an
increased inspiratory fraction of isoflurane. Recovery was
rather slow after 165 minutes of general anesthesia, so atipa-
mezole was administered. Ten minutes after the intramuscu-
lar injection of atipamezole, the animal started to recover.
Meloxicam and buprenorphine were used for post-operative
analgesia.

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL I32, AUGUSTUS, AFLEVERING 16, 2007

609

-ocr page 116-

KNMvD
Jaarcongres

5 oktober 2007

\\zer

pierwelzij^

www.knmvd.nl

Arnhem

-ocr page 117-

Lebmaagworm dit
jaar vroeger

Nieuws

Pathologen van GD stelden al eind
juni bij meerdere lammeren de diag-
nose haemonchose. Dit is een ernstige
tot dodelijke bloedarmoede veroor-
zaakt door
Haemonchus contortus, de rode lebmaagworm.
De worm veroorzaakt meestal problemen in juli en augustus.
Dat de eerste gevallen zich dit jaar zo vroeg voordeden, had
te maken met de afwijkende weersomstandigheden.
Bron: www.caproavis.nl.

Chronische darmontsteking

In 90 procent van de koppels leghennen treedt op enig mo-
ment chronische darmontsteking op. Bij 40 procent van deze
koppels verdwijnt de ziekte ook weer. Agrifirm en GD onder-
zochten in totaal dertig legkoppels elke vier weken op chro-
nische darmontsteking, vanaf de opzet in de legstal tot op een
leeftijd van ongeveer 35 weken. Er is sprake van chronische
darmontsteking als de beschadiging waarvan de ontsteking
een gevolg is tien dagen of langer geleden plaatsvond. In
10 procent van de onderzochte koppels hield de chronische
darmontsteking aan en waren er ook klinische verschijnselen.
Het onderzoek is nog niet volledig afgerond.
Bron: GD Pluimvee.

RIVM zoekt spoelwormen

Uierprobleem bij zeugen en
gelten

GD heeft op een zeugenbedrijf uierontstekingen gezien waar-
bij tepels van de uierpakketten verdwijnen. De tepels van de
aangetaste uierpakketten zijn verkort en het melkklierpakket
erachter valt droog. Ook vindt er weefselsterfte plaats. In een
van de onderzochte uierpakketten kwam de bacterie
Strep-
tococcus dysgalactiae
voor. Deze bacterie is bekend van
koeien, waar hij uierontsteking veroorzaakt. Op het betref-
fende bedrijf werden tot acht jaar geleden koeien gehouden.
Dit kan verband houden met deze aandoening.
Bron: GD Varken.

Vaccin voor koala\'s

In Australië zullen later dit jaar de eerste studies plaatsvinden
met een vaccin tegen
Chlamydia, bestemd voor koala\'s. De
studies moeten bepalen of het vaccin een goede immuun-
reactie tegen de ziekteverwekker opwekt.
Chlamydia is een
belangrijke bedreiging voor koala\'s. Infectie leidt bij deze
bekende buideldieren tot onvruchtbaarheid, urinewegontste-
king en oogontsteking, die ze blind kan maken. De ziekte lijkt
zich bovendien door koalapopulaties te verspreiden. Het koa-
lavaccin komt voort uit onderzoek naar een vaccin tegen
Chlamydia bij mensen. Als de eerste studies succesvol zijn,
zullen de volgende onderzoeken moeten nagaan of de koala\'s
daadwerkelijk tegen deze ziekte worden beschermd.
Bron: www.sciencedaily.com.

Het Laboratorium voor Infectieziekten en Screening (LIS)
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) in Bilthoven heeft dringend behoefte aan spoel-
wormen van hond en kat voor diagnostiek en onderzoek. Het
laboratorium zoekt daarom dierenartsen of fokkers die bereid
zijn de uitgescheiden spoelwormen van geïnfecteerde honden
en katten te verzamelen (ook na een ontworming) en deze te
bewaren in een fysiologische zoutoplossing. Vervolgens kan
per mail een pakket voor kosteloze verzending worden op-
gevraagd
(denise.hoek@rivm.nl).

FelCan Hondendag 2007

Zaterdag 29 september 2007 organiseert de Stichting FelCan,
in samenwerking met het Platform Verantwoord Huisdieren-
bezit te Barneveld, voor dierenartsen, dierenartsassistenten,
fokkers en andere geïnteresseerden weer de Hondendag. Aan
de orde komen de onderwerpen tandheelkunde, gedrag, vac-
cinaties, oncologie en infectieziekten. De sprekers zijn drs. F.
A. C. Knaake, mw. drs. J. van den Borg, dr. Herman Egbe-
rink, dr. E. Teske en drs. E. R. Nijsse. De dag vindt plaats in
de collegezaal van de kliniek voor gezelschapsdieren in
Utrecht. De lezingen starten om 10.00 uur en eindigen om
15.30 uur. De toegangsprijs bedraagt vijftien euro (inclusief
lunch). U kunt zich aanmelden via de website
www.felcan.nl.
Voor dierenartsen zijn zeven nascholingspunten aange-
vraagd.

Bestuurswisseling BPL

In het bestuur van de BPL zijn per 18 mei 2007 een aantal wij-
zigingen opgetreden. Afgetreden zijn Saartje Beelen (voorzit-
ter), Janny Hermans (penningmeester), Hélène van der Wal
(vice-voorzitter) en al eerder Saskia Nab. Op de Algemene Le-
denvergadering hebben de leden vier nieuwe bestuurders ge-
kozen. Het nieuwe bestuur ziet er als volgt uit: Corein Seiles
(voorzitter), Wim Peet (secretaris), Paula Herweijer (penning-
meester), Ankie Lambrechts (vice-voorzitter), Josien Deenik
(bestuurslid), Tijs Tobias (bestuurslid) en Laurens Hoedema-
ker (bestuurslid)

lIKMRIH.rfJ\'Ä\'-.J\'iH-\';.\'

Molecuul tegen Babesia

Longicine, een verdedigingsmolecuul tegen Babesia-parasie-
ten uit teken, kan mogelijk ook dieren en mensen tegen infec-
tie beschermen. Onderzoekers isoleerden het nieuwe bacte-
riedodende peptide uit de teek
Haemophysalis longicornis en
testten of het werkzaam was tegen een
Babesia-\'mfectie. De
stof bleek opvallend effectief in het remmen van het bloed-
stadium van de paardenparasiet
Babesia equi, door de para-
sieten te doden. Behandeling met dit peptide verminderde
ook de besmetting van dieren met
B. microti. Uit RNA-
onderzoek bleek dat longicine tevens dodelijk zou zijn voor
de hondenstam,
B. gibsoni.
Bron: www.sciencedaily.com.

-ocr page 118-

De ziekte van Lyme, of Lyme-bor-
reliose, is een immuungemedieerde
ziekte van de mens, die kan ont-
staan na infectie met de spirocheten
uit de Borrelia-familie. In Neder-
land komen naast de enige Ameri-
kaanse soort
Borrelia burgdorferi,
die in Europa is geïmporteerd, nog
minstens drie andere soorten voor
die potentieel pathogeen zijn:
8. ga-
rinii, 8. afzelii
en B. valaisiana.

Kleine zoogdieren (voornamelijk bosmuizen) en vogels zijn
het reservoir voor Borrelia-bacteriën en de teek
Ixodes
ricinus
fungeert als vector (figuur 1) (1). De tekendichtheid
en ook het percentage met Borrelia geïnfecteerde teken lijken
toe te nemen en variëren per locatie (2). Zo vormen de
Brabantse Kempen een hotspot voor teken en Borrelia (zie
verder). Ook honden kunnen worden geïnfecteerd door de
beet van
I. ricinus. Het is al lange tijd onduidelijk of borre-
liose (ziekte ten gevolge van een Borrelia-infectie) ook in
Europa voorkomt bij honden. Infectie kan relatief eenvoudig
worden vastgesteld door middel van agensdetectie of serolo-
gic, maar eventuele ziekteverschijnselen zijn hier moeilijk
mee in verband te brengen. Zelfs in de humane geneeskunde
is het oorzakelijke verband tussen infectie en ziekte nog altijd
een diagnostisch probleem. In dit artikel wordt de huidige
kennis over Borrelia-infecties bij honden samengevat.
De gepresenteerde casus zijn uit de Brabantse Kempen, waar
honden die in de bossen worden uitgelaten zonder uitzonde-
ring geïnfecteerd raken met Borrelia (3).

Experimentele infecties

Experimentele infecties kunnen alleen tot stand komen met
behulp van geïnfecteerde teken. Uit Amerikaans onderzoek
blijkt dat 75 procent van de op deze wijze geïnfecteerde pups
(van een leeftijd van zes weken) na twee tot vijf maanden
ziekteverschijnselen ontwikkelden. Symptomen bleven be-
perkt tot een, twee of drie episoden van enkele dagen koorts en
kreupelheid aan één poot (4). Een acute fase lijkt bij de hond
dus niet te bestaan en het erythema migrans, zoals dat bij men-
sen na infectie in de huid kan optreden, wordt niet gezien. Toen
de pups volwassen waren, bleek de bacterie nog steeds in de
huid te worden teruggevonden, zelfs na een langdurige anti-
bioticumkuur (5,6). Daarentegen werden volwassen honden
alleen symptomatisch na een continue tekeninfestatie gedu-
rende zeventig dagen of na een dexamethasoninjectie direct na
de infectie (7,8). De conclusie is dat Borrelia-bacteriën lang-
durig in de gastheer aanwezig kunnen zijn zonder enig ziekte-
verschijnsel te veroorzaken en dat volwassen honden na proef-
infecties alleen symptomen ontwikkelen na immunologische
suppressie, die trouwens ook optreedt bij hevige tekeninfes-

\' Dr K.E. Hovius. dierenarts bioloog, practicus te Veldhoven (info^dierenartsveld-
hoven.nl).

^ Dr. D.J. Houwers, specialist veterinaire microbiologie. Hoofd VMDC, Faculteit der
Diergeneeskunde.

Uit en
voor de
praktijk

Summary

Diagnostic aspects of Borrelia-infections in dogs

This paper discusses the problem of diagnosing borreliosis
(Lyme disease) in dogs. A prospective cohort study in the
Kempen district, a known
Borrelia focus in the Nether-
lands, showed that dogs with the presumptive symptoms
of borreliosis, episodic malaise and lameness, had signifi-
cantly higher and longer lasting
mti-Borrelia IgG titers
than asymptomatic dogs. A small part of these dogs also
had antibodies directed against the IR6 (C6) antigen which
indicates persistent active
Borrelia infection. A few typi-
cal case histories are presented. Dogs with episodic mal-
aise and lameness with persistent high IgG titers are sus-
pect of suffering from borreliosis. IR6 antibodies make
this diagnosis likely. Initially, such patients should be
treated with doxycyclin (10 mg/kg Idd) for 10 days. If the
symptoms recurr within a few months, a longer treatment
(eg 6 weeks) should be considered. Bernese mountain
dogs were strongly over-represented among the borreliosis
patients in the cohort study and most high titered samples
among those submitted for - diagnostic - serology appear
to come from this breed, which suggests that these dogs
have difficulties with clearing this tick-borne infection.

Please note that this article is a non-revieKeU contribution. All reviewed contri-
butions can be found in the section \'Wetenschap \'.

tatie. Let wel, bovenstaande experimentele infecties zijn uitge-
voerd met de Amerikaanse stam van
B. burgdorferi en niet met
de Europese soorten.

Infectiestatus van honden in Nederland

Diagnostische aspecten van Borrelia-infecties bij de hond

K. E. Hovius\' en D.J. Houwers\'

Bij het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum
(VMDC) van de Faculteit der Diergeneeskunde, heeft slechts

Figuun. De transmissiecyclus
van vier Europese Borrelia-
soorten, overgebracht van dier
op dier door verschillende sta-
dia van de teek
Ixodes ricinus.
De larve neemt Borrelia op
uit het bloed van een muis of
vogel, vervolgens kan de nimf
de infectie aan andere dieren
doorgeven en opnieuw een in-
fectie oplopen. De volwassen
teek heeft daardoor een ho-
gere infectiegraad dan de nimf
(waarvan op sommige locaties in Nederland er 40 procent geïnfecteerd
zijn).
B. burgdorferi sensu stricto is de enige soort in Noord-Amerika. De
verwachting is dat de
Pathogenese van de ziekte bij Europese honden dan
ook complexer zal zijn. In Nederland wordt
B. afielii het meest frequent
gevonden in de teek op de vegetatie. Maar in weefsels van vermeende bor-
reliosehonden worden voornamelijk
B. burgdoiferi en B. garinii gevonden
(11).

-ocr page 119-

Figuur 2. Serologische dynamiek bij vier honden uit het prospectief cohortonderzoek die verdacht zijn van borrellose. Verdenking op grond van de gedefini-
eerde klinische diagnose malaise/koorts (blauw) gevolgd door kreupelheid (rood), aangegeven met een staafdiagram. De hoogte in vijf klassen (gerelateerd
aan koorts, betrokkenheid van organen, afwijkende bloedwaarden et cetera) geeft de ernst van de klacht op dat moment aan. Op de y-as de IgC-titer in het
serum. Op de x-as de leeftijd tot negen jaar en per kwartaal.

cohort nummer 14; Siberische husky, teef

Hond heeft als pup extreme tekenbelasting en vertoont na enkele maanden
seroconversie. Klinisch gingivitis. Honderden teken gevonden waarvan 14
procent geïnfecteerd was met een van vier soorten, vooral
B. burgdorferi
SS. In tweede jaar erg sloom en heeft een stijve gang, vaginitis en nefritis.
Bloedwaarden met anaemie, azotemie, lymphocytose en eosinofilie (die alle
levenslang aanhouden). Het derde jaar is de hond kreupel aan een knie en
een elleboog. De hond ontwikkelt in het zesde jaar diabetes mellitus, later op
verzoek van de eigenaar geëuthanaseerd. Symptomatologie en pathologie (hy-
perplasie lever, chroniche cystitis, MPGN) en microbiologie
(B burgdorferi ss
in huid/ synovialis/ liquor en
B garinii in huid/ lever) duiden op een chroni-
sche infectie. De causaliteit bij deze individuele hond kan pas bewezen zijn
als immuunprecipitaties met Borrelia-antistoffen in de nier zijn aangetoond.
De huidige gegevens rechtvaardigen de conclusie dat het immuunsysteem op
middelbare leeftijd niet in staat is geweest infectie en disseminatie van Bor-
rel ia-bacteriën te voorkomen.

cohort nummer 28; golden retriever, teef

De teken gevonden op de hond zijn voor 18 procent geïnfecteerd met vier
soorten, overwegend met
B. burgdorferi ss. Zomers sloom en wordt behan-
deld voor pustulaire dermatitis. Er zijn geringe afwijkingen in het bloedbeeld:
lymphocytose, anaemie en eosinofilie. In vierde zomer anorexie, koorts (40,0
°C) en kreupel aan een achterpoot. De stijgende titer en het geëxpandeerde
antistofpatroon van de western-blot duiden op een co-infectie van
B. burg-
dorferi
ss en B. garinii. Herstelt na enkele dagen amoxyeilline. Een maand
later wordt tijdelijk een systolische hartruis waargenomen aan het linker hart.
De titer daalt naar lage waarden en blijft gedurende het verdere leven laag,
ondanks herhaalde tekeninfestatie. Het gewijzigde antigeenpatroon duidt nu
op beschermende immuniteit. Er zijn nooit antistoffen waargenomen tegen
het lR6-antigeen. In het negende jaar ontstaat een othaematoma en is infectie
met
A. phagocytophylum vastgesteld. De huidige gegevens rechtvaardigen de
conclusie dat het immuunsysteem op jonge leeftijd een actieve infectie van
Borrel ia-bacteriën heeft geëlimineerd en blijvende bescherming tegen nieuwe
infecties heeft opgebouwd.

cohort nummer 47; Schotse terrier, reu

Het hondje verliest levenslang spoelwormcn ondanks regelmatige ontwormin-
gen. In het derde en vierde jaar wordt voor oppervlakkige pyodermie behan-
deld. Het vijfde jaar anorexie, 40,9 °C koorts en longembolie, nefritis en hepa-
titis. In het bloed leucocytose met staafkernigen en eosinofilie. Na twee dagen
behandeling met amoxicilline is de temperatuur normaal en eet de hond, maar
het bloed blijft in de urine. Histologie: acute hepatitis en chronische cystitis.
In de lever is het DNA van
B. burgdorferi ss aangetroffen en westem-blot
toont ook actieve infectie met
B. garinii. Er worden geen antistoffen waar-
genomen tegen IR6-antigeen. Na het vijfde jaar daalt de titer en deze blijft
gedurende het verdere leven laag, ondanks regelmatige tekeninfestatie in de
zomer In het twaalfde jaar is de hond extreem pijnlijk aan de schouderspie-
ren en wordt DNA van
A. phagocytophylum in het bloed aangetoond. Daarna
een paradontitis met uitgebreide kaaknecrose en bij nierfalen in veertiende
jaar euthanasie. De huidige gegevens rechtvaardigen de conclusie dat het im-
muunsysteem verscheidene opportunistische infecties inclusief Borrelia niet
zou hebben kunnen elimineren zonder veterinaire interventie.

cohort nummer 33; Berner sennenhond, reu

Op een leeftijd van vier maanden pijn aan linker elleboog. Zal later vaker ten ge-
volge van artrose kreupelheid vertonen aan deze elleboog maar zal ook aan andere
gewrichten pijnlijk zijn. Eind tweede jaar hevige conjunctivitis. In het vierde jaar
anorexia en stomatitis, geen koorts maar een neutropenic met staafkernigen en
lichte eosinofilie. Hierna wordt een zeer sterke stijging van de titer gezien. Ook
specifieke en bactericide antistoffen tegen
B. afzelii en het IR6-antigeen zijn vanaf
dit moment blijvend aanwezig. In het vijfde jaar is de hond sloom, heeft pyoderma
rondom een tekenbeet op de kreupele rechter achterpoot. Episodisch worden in het
verdere leven aanvallen van malaise en kreupelheden gezien, mogelijk ten gevolge
van uiteenlopende aandoeningen: prostatitis, spondylose en nelritis. Histologie van
de nier vertoonde een MPGN die vaak optreedt bij een chronische infectie. Evenwel
is bij deze hond nooit koorts gemeten. Kreupelheid bij Berner sennenhonden is een
algemeen verschijnsel en maakt dat de relatie met borreliose moeilijk is te bewijzen.
De specifieke antistof en het lR6-antigeen maken de relatie waarschijnlijk.

-ocr page 120-

10 procent van de sera afkomstig van borreliose verdachte
honden een zodanige IgG-titer tegen Borrelia (whole cell
ELISA > 1/320) dat een recente infectie wordt aangetoond.
Dit geeft aan dat de klinische verdenking achteraf vaak on-
terecht geweest is. Bij het Berner sennenras blijkt echter
40 procent een duidelijke titer te hebben.

Prospectief cohortonderzoek

Vanaf het begin van de negentiger jaren hebben wij een pros-
pectief cohortonderzoek gedaan bij pups en jonge honden
(n=45) en bij oudere honden (n=40). Gedurende vijfjaar wer-
den om de drie maanden de gezondheidstoestand en de Bor-
relia-antistoftiter in het serum bepaald (3,9). Het betrof
honden die werden uitgelaten in bossen van de Brabantse
Kempen en daar jaarlijks tientallen teken opliepen vanwege
het indertijd ontbreken van effectieve tekenpreventie. De
pups en jonge honden vertoonden allemaal een seroconversie
in hun eerste tekenseizoen. De oudere honden hadden zonder
uitzondering een anti-Borrelia-titer in het tekenseizoen (april
tot en met oktober). Klinische verdenking voor borreliose
was gebaseerd op het optreden van niet traumatische of dege-
neratieve kreupelheid met malaise (koorts, sloom, anorexie)
onder uitsluiting van andere oorzaken. Deze combinatie van
symptomen werd waargenomen bij 24 van de 85 honden,
waarvan 15 ook hoge koorts ontwikkelden. Deze 24 honden
hadden op 3 na (87,5 procent van de gevallen) een zeer hoge
titer anti-Borrelia IgG (>1/2560). De hoge titer hield meer-
dere seizoenen aan en viel samen met klinische episoden. Bij
de 61 niet verdachte honden, zonder de combinatie van koorts
en kreupelheid, werd de hoge titer waargenomen bij slechts
10 honden (16,3 procent) en dan nog tijdelijk (tabel 1). De
uitgebreide humorale respons van vermeende patiënten bleek
ook uit een grotere diversiteit aan herkende antigenen in de
Western-blot (9). De vermeende patiënten reageerden dus be-
duidend anders op de infectie dan de niet-patiënten. Ook in
de VS werd de associatie van hoge titer en klinische symp-
tomen al vroeg in het Borrelia-onderzoek geconstateerd (10).
Uit onderzoek aan een aantal orgaan weefsels met behulp van
PCR bleek dat bij de vermeende patiënten vaker Borrelia-
DNA aantoonbaar was dan bij niet-patiënten (11).

Variatie in het antistoffen patroon in de tijd

In bovengenoemd prospectief cohortonderzoek konden
enkele honden levenslang gevolgd worden. Dit maakt het
mogelijk de ontwikkeling van het ziekteproces (symptomato-
logie) en de ontwikkeling van antistoffen te volgen (figuur 2).
Sommige honden vertoonden sterk fluctuerende titers en
hadden dienovereenkomstig intermitterende klachten (zie
figuur 2, cohort 14). Honden met slechts één episode van
koorts en kreupelheid laten na de kreupelheidperiode een
dalende titer zien, die afneemt tot zeer lage waarden. Gelijk-
tijdig vindt een verandering plaats in het antistofpatroon in de
Westem-blot (9). Dit impliceert dat de genoemde honden de
bacterie hebben geëlimineerd en een beschermende immuni-
teit hebben opgebouwd. Ondanks de daarna jaarlijks terugke-
rende hevige tekeninfestatie blijven deze honden de lage titer
houden (zie figuur 2, cohorten 28 en 47). Bij de chronisch
zieke honden blijft de titer levenslang hoog. Deze chronisch
zieke honden hebben verscheidene keren een antibioticum-
kuur van vier weken gekregen maar houden niettemin een
hoge titer en recidiverende klachten (zie figuur 2, cohort 33).
De bacterie ontloopt zowel het immuunsysteem als de anti-
bioticumkuur en persisteert kennelijk, zoals ook is gebleken
in het experimenteel onderzoek.

Verder is meer recent duidelijk geworden dat tijdens de persi-
sterende fase het zogenaamde lR6-antigeen in hoge mate tot
expressie wordt gebracht op de buitenmembraan van de bacte-
rie (12,13). Dit wordt bevestigd doordat het in sommige geval-
len mogelijk blijkt om door middel van een langdurige anti-
bioticumkuur (in de orde van grootte van een tot drie maanden)
de antistoffen tegen 1R6 te laten verdwijnen en ook de klini-
sche klachten (14). Deze antistoffen zijn te bepalen met een
commercieel verkrijgbare test, de zogenaamde C6-test. Een
positieve uitslag geeft aan dat de bacterie persisterend in de
hond aanwezig is (15). Een negatieve uitslag sluit dat echter
vooralsnog niet uit. Achteraf blijkt dat van de 85 honden in het
prospectief cohortonderzoek slechts 4 honden positief zijn in
de C6-test. Zij blijken deel uit te maken van de groep van
24 vermeende borreliosehonden (tabel I).
Op basis van deze C6-test, gebaseerd op Amerikaanse Borre-
lia-stammen, zou dus bij 4 van de 85 (4,5 procent) ooit
geïnfecteerde honden de bacterie persisteren en chronische
borreliose tot ontwikkeling komen. Een voorbeeld van een
dergelijke casus is cohort 33 in figuur 2, waarbij de C6-test le-
venslang een positieve uitslag bleef geven. Casusvoorbeelden
van de twintig andere vermeende borreliosehonden met hoge
IgG-titers en een negatieve uitslag voor de C6-test zijn de an-
dere drie honden in figuur 2. Het lijkt nu duidelijk dat de
imuunrespons op een Borrelia-infectie van meerdere factoren
aftiankelijk zou kunnen zijn: de tekenbelasting en daarmee de
infectiedosis en -frequentie, en de betrokken combinaties van
Borrelia-soorten (16). Niet in de laatste plaats is naast de ver-
kregen immunosuppressie ook een mogelijk aangeboren ge-
voeligheid van de individuele hond belangrijk voor de ont-
wikkeling van borreliose.

Mogelijk rasgebonden predispositie

De vier C6-positieve honden met chronische borreliose waren
een bastaardhond, een Tatra- en twee Berner sennenhonden;
zij hadden episodisch malaise, koorts en kreupelheid. Lang-

Tabeh. De serologische parameters van honden met een vermeende klinische Borrelia-infectie (symptomatisch: malaise/koorts gevolgd door een episode
van kreupelheid) zijn anders dan bij honden met infectie zonder kliniek (asymptomatisch). De resultaten suggereren dat honden met klinische borreliose
een grotere diversiteit aan antistoffen produceren In een grotere kwantiteit (titer
Sli/z^Qo) en gedurende langere tijd dan niet klinische honden.

Symptomatisch
Asymptomatisch

Whole cel! Elisa

titer 1/320-1/1280\'
24/24 100%
61/61 100%

titer > 1/2560
21 /24 88%\'\'
10/61 16%\'

IR 6 Elisa

3DX- C6 snap test
4 /24 17%"
O /61 0%

Western blot

aantal bandjes gem. (n=
16,1 \'

10)

4,3

titer vanaf 1/320 is positief en duidt op recente infectie

titer van 1/2560 of hoger wordt in de symptomatische groep meerdere kwartalen gemeten.

titer van 1/2560 of hoger wordt in de asymptomatische groep slechts in een kwartaal gemeten, (verschil tussen b en c is significant x2 P < 0.0001).

de C6 test is alleen positief bij hoge aanhoudende titers bij een klein deel van de symptomatische honden en niet bij asymptomatische (verschil is significant x^ P = 0.001).
Bepaalde specifieke antigenen gemeten in de Western-blot zijn uitsluitend bij symptomatische honden aanwezig

-ocr page 121-

durige en herhaalde antibioticumkuren gaven geen verlaging
van de antistoffen in de C6-test of van de IgG-titer. Buiten het
cohortonderzoek worden ook bij andere honden langdurig
antistoffen tegen C6 aangetoond samen met een hoge titer.
Dat gebeurt vooral bij meerdere Berner sennenhonden, maar
ook bij andere rassen en bastaardhonden. Deze honden heb-
ben alle hetzelfde ziektebeeld: herhaalde episoden van malai-
se met koorts en recidiverende onduidelijke kreupelheden. Bij
andere rassen dan het Berner sennenras worden na langdurige
antibioticumkuren echter geen recidieven meer waargenomen
en zijn de antistoffen tegen C6 verdwenen. De verdwijning
van anti-C6 gaat altijd gepaard met een sterke verlaging van
de zeer hoge IgG-titer tegen Borrelia.
Bij meerdere Berner sennenhonden is de gezondheidsstatus
levenslang gevolgd. De honden hadden door de hevige teken-
infestatie in de eerste jaren van het leven overeenkomstig de
verwachting een matig hoge titer vanwege de regelmatige
herinfecties. Na twee tot vier jaar traden de eerste sympto-
men op, steeg de IgG-titer en ontwikkelden zich eveneens an-
tistoffen tegen C6. De antistoffen bleven het leven lang met
een hoge titer aanwezig, ondanks herhaalde kuren met anti-
biotica (vergelijkbaar met de casus, cohort 33 in figuur 2).
Fatale neoplasieën ontwikkelden zich op een leeftijd van zes
tot elf jaar. Bij deze honden ging de chronische Borrelia-
infectiegepaard met een niet fatale membrano proliferatieve
glomerulonefritis (MPGN). Een familiair voorkomende fata-
le MPGN bij Berner sennenhonden blijkt ook gepaard te gaan
met hoge titers tegen Borrelia (17). In de VS is een vergelijk-
bare MPGN beschreven bij retrievers en het wordt bij positie-
ve
Serologie aangeraden te testen op microalbuminurie en
eventueel antibiotica te geven (18,19).

Diagnostiek en therapie

De opname van borreliose in de differentieeldiagnoselijst zou
een afgewogen klinische verdenking moeten zijn, gebaseerd
op de huidige kennis uit Europa maar ook op die uit Amerika
(20,21). Bij jongere honden kan verdenking ontstaan bij
onbegrepen malaise (die veelal gepaard gaat met koorts) en
onbegrepen kreupelheid gelijktijdig of enkele weken later.
Daarbij dient de waarschijnlijkheid van de verdenking in acht
genomen te worden. Is er geen andere infectie of neoplasie
die de algehele malaise verklaart? Lijkt de kreupelheid inder-
daad van infectieuze aard? Komt de hond frequent in aan-
raking met teken? Een enkele teek is geen reden de ver-
denking aan te houden, eerder een reden voor verwerping
ervan. Bij oudere honden kan een onbegrepen hepatitis en/of
nefropathie, na uitsluiting van andere oorzaken, reden zijn
voor verdenking. Ook het ras van de patiënt kan de verden-
king versterken. De Bemer sennenhonden lijken in hoge mate
gevoelig (figuur 3), de retrievers waarschijnlijk in mindere
mate. Bij staande jachthonden lijkt de ziekte nauwelijks voor
te komen.

Bij een afgewogen klinische verdenking is serologisch onder-
zoek geïndiceerd indien mogelijk minstens twee keer. Indien
de titer hoog is (> 1/2560 bij VMDC) dan wordt borreliose
aannemelijk. Bij titers van 1/320, 1/640 en in mindere mate
1/1280 hebben de symptomen naar alle waarschijnlijkheid
een andere oorzaak en is de infectie met Borrelia zeer waar-
schijnlijk (nog) subklinisch. Lagere titers betekenen dat er op
dat moment geen infectie meer is.

Tegenwoordig is de reactie tegen het lR6-antigeen een ge-
makkelijk te interpreteren serologische volgstap (C6-test). Is
de C6-test positief, dan is de bacterie persisterend in de hond

Figuur 3. Berner sennenhonden lijken in hoge mate gevoelig te zijn voor
Borrelia-infecties. Gezamenlijk werden deze vier honden dagelijks in de
bossen uitgelaten. Bij drie honden werd jarenlang een zeer hoge IgC-titer
en een aanhoudend positieve C6-test waargenomen. Het is opmerkelijk
dat bij één hond de IgC-titer zeer laag bleef en ook de C6-test negatief
bleef.

i 1 (S t *»
\' * \'l\' % il

aanwezig en is een chronische borreliose zeer waarschijnlijk.
Als de diagnose borreliose aannemelijk is, valt een antibio-
ticumkuur te overwegen. De eerste keus is eenmaal daags
10 mg/kg doxycycline oraal gedurende tien dagen direct aan
het begin van een symptomatische episode. Als daarna een
recidief optreedt kan men eventueel voor een doxycycline-
kuur van zes weken worden gekozen. Doxycycline heeft als
voordeel dat het ook intracellulair actief is en ook werkzaam
is tegen
Anaplasma phagocytophylum, die een enkele keer
kan optreden als faciliterende co-infectie.

Conclusies en advies

Over een Borrelia-infectie bij honden bestaat nog veel ondui-
delijkheid. Niettemin kunnen we de conclusie trekken dat
borreliose (ziekte ten gevolge van een Borrelia-infectie) ook
in Nederland bij de hond kan voorkomen, zij het met een zeer
lage prevalentie. Per individueel geval moet een afweging
worden gemaakt voor vervolgonderzoek, maar een absoluut
zekere diagnose is niet te stellen.

De klinische diagnose borreliose kan worden gesteld door bij
honden met malaise (vaak met koorts) gevolgd door kreupel-
heid andere oorzaken voor deze aspecifieke symptomen uit te
sluiten. Verdere onderbouwing vindt plaats door middel van
serologisch onderzoek, waarbij op het VMDC de whole cell
ELISA onderscheidend blijkt te zijn. Als de ELISA resulteert
in een zeer hoge IgG-titer (>1/2560) kan er sprake zijn van
borreliose. Een eventuele tweede, versterkende stap in de
Se-
rologie is de C6-bepaling; een combinatie van een zeer hoge
titer en een positieve C6-test duidt op een actieve persisteren-
de infectie. Dit leidt tot de minst onzekere diagnose. Thera-
peutisch blijkt een tiendaagse kuur doxycycline verbetering te
geven. Voodopig is vaccinatie geen optie, aangezien de mono-
valente vaccinatie zoals die in de Verenigde Staten wordt toe-
gepast, hier naar verwachting niet dezelfde beschermende
werking zal geven, vanwege de aanwezigheid van meerdere
infecterende Borrelia-soorten in Europa (22). Chemische pre-
ventie van tekeninfestatie reduceert de infectiekans aanzien-
lijk en regelmatige controle op teken en het vermijden van te-
kendichte gebieden zijn en blijven aanbevelenswaardig.

-ocr page 122-

Noot: als C6-test werd gebruikt: SNAP-3Dx heartworm,
Erhlichia canis, Borrelia burgdorferi test, IDEXX.

Dankbetuiging:

Wij zijn dr E. van Duijkeren, drs. M. Duijvestijn-Meijers,
drs. A.M. van Dongen en drs. J.W.R. Hovius erkentelijk
voor kritische bijdragen en de staf van het VMDC en Ria
Simons voor de verwerking van de sera.

616

Literatuur

1. De Boer R, Hovius KE, Nolilmans MK and Gray JS. Tlie woodmouse
(Apodemus sylvaticus) as a reservoir of tick-transmitted spirochetes
(Borreha burgdorferi) in The Netherlands. Zentralbl Bakteriol. 1993;
279(3); 404-416.

2. Wielinga PR, Gaasenbeek C, Fonville M, de BA, de VA, Dimmers W et
al. LongiUidinal analysis of tick densities and Borrelia, Anaplasma, and
Ehrlichia infections of Ixodes ricinus ticks in different habitat areas in
The Netheriands. Appl Environ Microbiol. 2006; 72(12): 7594-7601.

3. Hovius KE, Rijpkema SG, Westers P, van der Zeijst BA, van Asten FJ
and Houwers DJ. A serological study of cohorts of young dogs, natural-
ly exposed to Ixodes ricinus ticks, indicates seasonal reinfection by
Borrelia burgdorferi sensu lato. Vet Q. 1999; 21(1); 16-20.

4. Appel MJ, Allan S, Jacobson RH, Lauderdale TL, Chang YF, Shin SJ et
al. Experimental Lyme disease in dogs produces arthritis and persistent
infection. J Infect Dis. 1993; 167(3); 651-664.

5. Straubinger RK, Summers BA, Chang YF and Appel MJ. Persistence of
Borrelia burgdorferi in experimentally infected dogs after antibiotic
treatment. J Clin Microbiol. 1997; 35(1): 111-116.

6. Straubinger RK, Straubinger AF, Summers BA and Jacobson RH. Sta-
tus of Borrelia burgdorferi infection after antibiotic treatment and the
effects of corticosteroids: An experimental study. J Infect Dis. 2000;
181(3): 1069-1081.

7. Evans R, Bosler EM, Orthel F, Robertson L, Schneider E, LeFebvre R
et al. Canine Lyme borreliosis I Gross clinical observations of labora-
tory Beagles following exposure to ticks infected with Borrelia burg-
dorferi. j.Spiroch.tick-b.Dis. 1995; 2[2]: 28-32.

8. Chang YF, Novosel V Chang CF, Summers BA, Ma DP, Chiang YW et
al. Experimental induction of chronic borreliosis in adult dogs exposed
to Borrelia burgdorferi-infected ticks and treated with dexamethasone.
Am J Vet Res 2001 Jul;62(7):l 104-12.

9. Hovius JW, Hovius KE, Oei A, Houwers DJ and van Dam AP. Antibo-
dies against specific proteins of and immobilizing activity against three
strains of Borrelia burgdorferi sensu lato can be found in symptomatic
but not in infected asymptomatic dogs. J Clin Microbiol. 2000; 38(7):
2611-2621.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22.

Komblatt AN, Urband PH and Steere AC. Arthritis caused by Borrelia
burgdorferi in dogs. J Am Vet Med Assoc. 1985; 186(9): 960-964.
Hovius KE, Stark LA, Bleumink-Pluym NM, van dP, I, Verbeek-de
KN. Rijpkema SG et al. Presence and distribution of Borrelia burgdor-
feri sensu lato species in internal organs and skin of naturally infected
symptomatic and asymptomatic dogs, as detected by polymerase chain
reaction. Vet Q. 1999; 21(2):54-58.

Liang FT, Jacobson RH, Straubinger RK, Grooters A and Philipp MT.
Characterization of a Borrelia burgdorferi VIsE invariable region useful
in canine Lyme disease serodiagnosis by enzyme-linked immunosor-
bent assay J Clin Microbiol. 2000; 38(11): 4160-4166.
Liang FT, Bowers LC and Philipp MT. C-terminal invariable domain of
VIsE is immunodominant but its antigenicity is scarcely conserved
among strains of Lyme disease spirochetes. Infect Immun. 2001; 69(5):
3224-3231.

Philipp MT, Bowers LC, Fawcett PT, Jacobs MB, Liang FT, Marques
AR et al. Antibody response to IR6, a conserved immunodominant re-
gion of the VlsE lipoprotein, wanes rapidly after antibiotic treatment of
Borrelia burgdorferi infection in experimental animals and in humans.
J Infect Dis. 2001; 184(7): 870-878.

Levy S, O\'Connor TP, Hanscom JL and Shields P. Utility of an in-office
C6 ELISA test kit for determination of infection status of dogs natural-
ly exposed to Borrelia burgdorferi. Vet Ther. 2002; 3(3): 308-315.
Hovius JW, Li X, Ramamoorthi N, van Dam AP, Barthold SW, van der
Pol T et al. Coinfection with Borrelia burgdorferi sensu stricto and Bor-
relia garinii alters the course of murine Lyme borreliosis. FEMS Im-
munol Med Microbiol. 2007; 49(2): 224-234.

Reusch C, Hoerauf A, Lechner J, Kirsch M, Leuterer G, Minkus G et
al. A new familial glomerulonephropathy in Bernese mountain dogs.
Vet Ree. 1994; 134(16): 411-4I5.

Dambach DM, Smith CA, Lewis RM and Van Winkle TJ. Morpholo-
gic, immunohistochemical, and ultrastructural characterization of a
distinctive renal lesion in dogs putatively associated with Borrelia
burgdorferi infection: 49 cases (1987-1992). Vet Pathol. 1997; 34(2):
85-96.

Goldstein RE, Cordner AP, Sandler JL, Bcllohusen BA and Erb HN.
Microalbuminuria and comparison of serologic testing for exposure to
Borrelia burgdorferi in nonclinical Labrador and Golden Retrievers. J
Vet Diagn Invest. 2007; 19(3): 294-297.

Littman MP, Goldstein RE, Labato MA, Lappin MR and Moore GE.
ACVIM small animal consensus statement on Lyme disease in dogs:
diagnosis, treatment, and prevention. J Vet Intern Med. 2006; 20(2):
422-434.

SE Shaw and MJ Day. Arthropod-borne infectious diseases of the dog
and cat, Borreliosis. Manson Publishing. 2005. pp 100-109.
Topfer KH and Straubinger RK. Characterization of the humoral im-
mune response in dogs after vaccination against the Lyme borreliosis
agent A study with five commercial vaccines using two different vacci-
nation schedules. Vaccine. 2007; 25(2); 314-326.

Ti)DSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, AUGUSTUS, AFLEVERING 16, 2007

-ocr page 123-

Phaedra Eblé

Mond-en-klauwzeer (MKZ) is een
zeer besmettelijke virusziekte, die
voornamelijk voorkomt bij even-
hoevigen. De belangrijkste gedo-
mesticeerde dieren die besmet kun-
nen raken, zijn runderen, varkens,
schapen en geiten. Runderen en
schapen kunnen al met een lage
dosis virus via de ademhalingswe-
gen worden besmet. Varkens zijn minder gevoelig voor
infectie via deze route, maar als ze eenmaal besmet zijn,
verspreiden ze grote hoeveelheden virus. Ze worden dan
ook beschouwd als vermeerderaars van het virus in een
populatie. Het MKZ-virus kan zich snel door een popu-
latie verspreiden. Dit gebeurt vooral door directe dier-
contacten, maar kan ook plaatsvinden door indirecte
contacten via vervoermiddelen, mensen, dierlijke pro-
ducten of via de lucht.

MKZ komt nog steeds voor in grote delen van de wereld, met
name in ontwikkelingslanden. Binnen de Europese Unie
(EU) is MKZ door grootschalige vaccinatiecampagnes uitge-
roeid en sinds 1992 wordt er een zogenaamd non-profylac-
tisch vaccinatiebeleid gevoerd, hetgeen inhoudt dat niet meer
routinematig wordt gevaccineerd. Vanwege economische en
veterinairtechnische redenen werden uitbraken binnen de EU
na 1992 voornamelijk bestreden met behulp van \'stamping-
out\', waarbij alle dieren van besmette bedrijven en contactbe-
drijven werden gedood. Dit werd eventueel nog aangevuld
door het ruimen van dieren op buurtbedrijven.
MKZ is een aangifteplichtige dierziekte en uitbraken kunnen
enorme economische, maar ook sociale gevolgen hebben,
zoals duidelijk werd gedurende recente uitbraken in Taiwan
(1997), Nederland (2001) en Groot-Brittannië (2001). Binnen
de EU leidden de epidemieën van 2001 en de daarbij uit-
gevoerde massale preventieve ruimingen tot maatschappelijke
discussies over deze bestrijdingsstrategie. De maatschappe-
lijke wens werd geuit om vaccinatie (voor het leven) als
bestrijdingsmaatregel te gebruiken, ook omdat er tests waren
ontwikkeld die gevaccineerde van geïnfecteerde dieren
kunnen onderscheiden (DIVA-principe). Dit heeft geleid tot
vernieuwde regelgeving, die het gebruik van vaccinatie als
interventiemaatregel tijdens een uitbraak (economisch) aan-
trekkelijker heeft gemaakt.

Als vaccinatie tijdens een uitbraak als interventiemaatregel
gebruikt zal worden, is het van groot belang dat er inzicht is
in de effectiviteit van (nood)vaccinatie tijdens een uitbraak.
Het belangrijkste aspect is dan dat vaccinatie de transmissie
van het virus in de populatie voldoende zal reduceren en het
liefst kort na vaccinatie.

Doel van het onderzoek

In het onderzoek dat in dit proefschrift beschreven wordt,
werd de werkzaamheid van noodvaccinatie tegen mond-en-
klauwzeer bij varkens experimenteel onderzocht. De ver-
spreiding van MKZ-virus in groepen varkens en de invloed
van vaccinatie daarop werd bepaald in dierexperimenten,
waarin transmissie van geïnoculeerde (besmette) varkens
naar contactvarkens werd bestudeerd. De resultaten van die
proeven werden met behulp van een wiskundig model ge-
kwantificeerd.

Samenvatting
proefschrift

Effectiviteit vaccinatie

Allereerst werd onderzocht of de varkens na vaccinatie met
een homoloog vaccin beschermd waren tegen infectie met
een homologe MKZ-virusstam. Het vaccin- en het challenge-
virus waren dus vergelijkbaar (dit noemt men \'challenge\').
Er werd onderzocht of vaccinatie de transmissie van MKZ-
virus kon reduceren en hoe snel na de vaccinatie dit het geval
was. Uit dit onderzoek bleek dat er één week na vaccinatie
nog transmissie optrad van besmette dieren naar alle contact-
dieren; twee weken na vaccinatie waren alle varkens be-
schermd tegen infectie en transmissie. Omdat er maar een
beperkt aantal MKZ-virusstammen ter beschikking staan als
vaccinstam, zal tijdens een uitbraak waarschijnlijk veel wor-
den gevaccineerd met een (binnen het serotype) heterologe
vaccinstam (vaccin- en veldvirus zijn dan niet identiek, maar
vallen wel binnen hetzelfde serotype MKZ-virus). Daarom
onderzochten wij of er tussen homologe en heterologe vacci-
natie verschil was in effectiviteit. Twee groepen varkens wer-
den gevaccineerd, twee weken voor challenge. Twee weken
na de vaccinatie waren zowel de homoloog als de heteroloog
gevaccineerde varkens beschermd tegen challenge-infectie.
Tijdens een uitbraak kan virusintroductie binnen een gevacci-
neerde groep dieren wellicht eerder plaatsvinden dan pas na
twee weken. Daarom werd onderzocht of bescherming sneller
kon worden geïnduceerd door de toegediende vaccindosis te
verhogen. Hiertoe werden een groep varkens die een

Effectiviteit van een noodvaccinatie tegen mond-en-klauwzeer bij
varkens

-ocr page 124-

enkelvoudige dosis vaccin en een groep varkens die een vier-
voudige dosis vaccin hadden gekregen één week na vaccinatie
vergeleken en \'gechallenged\'. Verhoging van de vaccindosis
leidde tot een vermindering van het aantal contactinfecties.
Verder konden we aantonen dat vaccinatie leidde tot een sig-
nificante afname van de virusexcretie van de geïnfecteerde
gevaccineerde dieren, wat kan leiden tot reductie van MKZ-
virus in de omgeving. Na vaccinatie met een viervoudige vac-
cindosis nam de virusexcretie van de geïnfecteerde gevacci-
neerde dieren nog verder af, wat aansluit bij resultaten die
eerder werden gevonden bij runderen en schapen.

Snelheid van verspreiding MKZ-virus

Voor goede besluitvorming omtrent controlemaatregelen bij
de introductie van MKZ-virus, is het belangrijk om transmis-
sieparameters van het MKZ-virus te kwantificeren, zowel in
niet-gevaccineerde als in gevaccineerde dieren. Deze para-
meters kan men vervolgens toepassen in mathematische mo-
dellen, die op hun beurt weer kunnen worden gebruikt om het
verloop van een uitbraak te voorspellen of om controlemaat-
regelen te toetsen op hun effectiviteit. Bij de MKZ-epidemie
in Groot-Brittannië in 2001 werden dit soort modellen veel-
vuldig gebruikt. Om deze reden hebben we de \'transmission
rate\'-parameter
ß (het aantal dieren dat per tijdseenheid door
één infectieus dier wordt besmet) bepaald in niet-gevacci-
neerde varkens. Daarbij werd de \'transmission rate\' binnen
en tussen hokken vergeleken. Hierbij konden we aantonen
dat de \'transmission rate\' tussen hokken significant lager was
dan die binnen een hok.

Behalve deze parameter werd ook nog de infectieuze periode
r(duur van virusuitscheiding) bepaald en met behulp van deze
twee parameters, y? en T, werd voor zowel de niet-gevaccineer-
de als de gevaccineerde varkens de zogenaamde reproductie-
ratio R geschat. R is gedefinieerd als het aantal secundaire in-
fecties dat door één infectieus individu wordt veroorzaakt in
een gevoelige populatie. Wanneer R kleiner is dan 1 zal een in-
fectieus dier gemiddeld minder dan één ander dier infecteren
en zal de infectie in een populatie uitsterven. Wanneer R groter
is dan 1 kan een dier gemiddeld meer dan één ander dier infec-
teren en kan de infectie zich in een populatie verspreiden.
Er zijn in dit proefschrift twee methodes gebruikt om de re-
productieratio te schatten: de ene methode maakt gebruik van
de \'final size\' (het aantal besmette contactdieren in een groep)
en de tweede methode maakt gebruik van de parameters fl en
T. Beide methodes resulteerden in een schatting van R groter
dan 1 voor ongevaccineerde varkens en voor varkens gevac-
cineerd met een enkelvoudige dosis op een week voor de
challenge. De R-waarde gebaseerd op de \'final size\' verschil-
de niet significant tussen de enkelvoudig gevaccineerde en
ongevaccineerde biggen.

Maar zowel de fi-, de T- als de y?-waarde geschat met de twee
andere parameters waren bij de dieren die één week voor
challenge gevaccineerd waren, zowel die met enkel- als die
met viervoudige dosis, significant kleiner dan bij de niet-ge-
vaccineerde dieren. Voor de groep die gevaccineerd was met
een viervoudige vaccindosis, werd
R geschat op 1. Bij een
dergelijke waarde van
R kan worden aangenomen dat de
transmissie tussen bedrijven, wat het belangrijkst is tijdens
een uitbraak, voldoende zal worden gereduceerd
{R kleiner
dan 1) om het virus in een regio uit te roeien.

Immuunrespons na vaccinatie

Behalve kennis over de effectiviteit van de huidige vaccins, is
ook meer kennis nodig over de immuunrespons die door vac-
cinatie wordt geïnduceerd. De correlatie tussen de geïndu-
ceerde immuunrespons en protectie zou kunnen worden ge-
bruikt om zonder dierproeven vaccins te testen op hun
werkzaamheid, of bij de ontwikkeling van nieuwe types
MKZ-vaccin.

Wij hebben aangetoond dat bij individuele varkens de reduc-
tie van virusexcretie gecorreleerd was aan de neutraliserende
antilichaamtiter op het moment van infectie. Ook hebben we
aangetoond dat er na de vaccinatie een IgA-respons werd ge-
ïnduceerd en vonden we aanwijzingen dat de hoogte van de
IgA-respons gecorreleerd is aan de protectie. Daarnaast bleek
dat de IgA-respons na infectie langdurig aanwezig kon blij-
ven (langer dan vier maanden na infectie), wat tot nu toe al-
leen bekend was bij zogenaamde \'carrier\'-runderen, die lan-
ge tijd virus bij zich kunnen dragen.

Verder vonden we dat wat betreft de isotypespecifieke anti-
lichaamresponsen (IgG, IgM en IgA) de mucosale immuun-
respons na vaccinatie en infectie op ongeveer hetzelfde mo-
ment opkwam als de systemische respons en gedurende
dezelfde tijd aanwezig bleven. Dit verschilt met wat voor run-

-ocr page 125-

deren beschreven is. Er werden geen verschillen gevonden in
immuunresponsen na homologe en heterologe vaccinatie.
Beide induceerden een humorale en vergelijkbare cellulaire
immuunrespons (lymphoproliferatie, T-helper 1, T-helper 2).
Hierbij kon geen correlatie worden aangetoond met de pro-
tectie, omdat al de gevaccineerde dieren beschermd waren
tegen challenge.

Conclusie

Uit het experimentele onderzoek beschreven in dit proef-
schrift zou kunnen worden geconcludeerd dat vaccinatie bij
varkens een belangrijke extra maatregel kan zijn om de trans-
missie van het MKZ-virus te reduceren. De resultaten die in
dit proefschrift beschreven staan, suggereren dat in een veld-
situatie vaccinatie, zowel homologe (vaccin- en veldvirus
identiek) als heterologe (vaccin- en veldvirus niet identiek,
maar wel binnen hetzelfde serotype MKZV), een uitbraak
van MKZ in een varkenspopulatie binnen twee weken onder
controle kan krijgen. Verhoging van de vaccindosis leidt tot
snellere bescherming en er zou nader onderzoek moeten
plaatsvinden naar de optimale dosering of de optimale ver-
houding antigeen/adjuvant in een noodvaccin. De correlatie
van VN-titers en mogelijk de IgA-respons na vaccinatie met
protectie kan mogelijk worden gebruikt voor het inschatten
van vaccineffectiviteit zonder challenge-experimenten en in
toekomstig vaccinonderzoek.

Uiteraard moet men zich wel realiseren dat deze conclusies
zijn gebaseerd op resultaten uit de gebruikte dier- en wiskun-
dige modellen. Of de resultaten uit dit proefschrift naar het
veld kunnen worden geëxtrapoleerd moet nog worden onder-
zocht.

Curriculum Vitae

Phaedra Eblé studeerde in 7994 af als dierenarts. Na in
verschillende gezelschapsdierenartsenpraktijken gewerkt
te hebben als praktiserend dierenarts, trad zij in septem-
ber
1996 in dienst bij het DLO-instituut voor Dierhoude-
rij en Diergezondheid (ID-DLO), het latere ID-Lelystad.
De divisie Wettelijke Onderzoekstaken van ID-Lelystad
verzelfstandigde in het Centraal Instituut voor Dierziekte-
Controle (CIDC-Lelystad), waar Eblé nu werkzaam is als
wetenschappelijk medewerker bij de divisie virologie. Zij
heeft achtereenvolgens gewerkt op het laboratorium voor
klassieke varkenspest, bij het project kleine exoten en bij het
project vesiculaire ziekten, waar het onderzoek beschreven
in het proefschrift werd uitgevoerd.

Boehringer Ingelheim, is een gezonde multinationale onderneming die zich richt op
het winstgevend ontwikkelen, produceren en verkopen van geneesmiddelen ter
bevordering van de gezondheid van mens en dier. Eén van de drie divisies is Vetmedico.
Vetmedica is verantwoordelijk voor de verkoop van en voorlichting over diergenees-
middelen die, ajhankelijk van het product, uitsluitend via dierenartsen verkrijgbaar zijn.
Vetmedica bestaat uit een groep enthousiaste professionals die door hun expertise en
gedrevenheid een gezonde groei weten te realiseren. Voor dit ambitieuze bedrijf met
goede producten zijn wij op zoek naar een

Technical Account Manager Varken

(varkens)dierenarts met gevoel voor commerciële verhoudingen

OOG VOOR UW TOEKOMST

O

Recruitment

Loopbaanadvies

Outplacement

Kijk voor meer informatie,
vacatures en sollicitatie op:

www.brulns.nl

Sassenheim, Oss, Wezep
0252 • 240040

O A^\' S,

Boehringer
Ingelheim

jouw kennis van diergezondheid levert toegevoegde waarde
aan key accounts

Je draagt bij aan het proactief uitbouwen van de afzet van
varkens diergeneesmiddelen {o.a Enterisol) aan key accounts
dooreen adequate informatieverstrekking aan de mengvoeder-
en premix industrie, varkensintegraties, slachterijen,
consultants, dierenartsen en dierhouders. Van de Technical
Account Manager wordt ook verwacht dat hij voorstellen doet
aan de National Sales Manager en Product Manager(s) voor
regio overschrijdende activiteiten en projecten en meedraait
in internationale key account teams. Je onderhoudt intensieve
contacten met hen en je bent in staat samen met hen
planmatig nieuwe afzet te genereren. Verder werk je nauw
samen met de Rayon-/Account Manager en technical
management, ondersteunt hen o.a. door het maken en geven
van presentaties en rapporteert rechtstreeks aan de National
Sales Manager.

\'Onze oprechte interesse in
mensen en ondernemingen leidt
tot perfecte matches.\'

Ajaan Hijmans.
senior consultant

5E

Energiek en klantgericht

Je beschikt over een WO werk- en denkniveau verkregen door
een afgeronde studie Diergeneeskunde, Differentiatie land-
bouwhuisdieren aangevuld met minimaal
2 jaar werkervaring
als (varkens)dierenarts. Marketingkennis door marketing
cursussen op NIMA-A of B-niveau zijn een pré. Verder zijn
uitstekende communicatieve vaardigheden en commercieel
gevoel van belang. Kunnen werken en denken in teamverband
zijn even belangrijk als initiatief en zelfstandigheid. De
Engelse taal beheers je in woord en geschrift, het Duits in
redelijke mate.

Boehringer Ingelheim biedt een uitdagende functie binnen
een succesvolle en ambitieuze organisatie in een interna-
tionale omgeving. Uitstekende primaire en secundaire
arbeidsvoorwaarden en ruimte voor eigen ontwikkelings- en
doorgroeimogelijkheden zijn vanzelfsprekend.

Voor meer informatie over de organisatie kijk op
www.boehringer-ingelheim.nl.

UW CONSULTANT Ajaan Hijmans 06-53 905 829

ONDERNEMEND IN FOOD & ACRI, GROOTHANDEL EN DIENSTEN

-ocr page 126-

DE DERMATOLOGISCHE
LIJN VAN VIRBAC

ALLERGIE

EEN EFFECTIEVE BIJDRAGE AAN DE
EPIDERMALE GEZONDHEID

AKI-systeem

Huidproblemen in de praktijk
worden ingedeeld in drie groepen:
AHergi#, Keratoseborroe en
Infectie. -

De Virbac dermatologische
lijn heeft een oplossing voor
alle problemen binnen de drie
groepen. De producten zijn
voorzien van een a,
k of i
die corresponderen met de
bovenstaande groepen. Zo is
simpel en snel te zien welk
product nodig is in de
therapie ter behandeling
van deze problemen.

KERATOSEBORROE

INFECTIE

www.virbac.nl

Virbac Nederland BV Postbus 313, 3770 AH Bameveld. email: info@virbac.nl

-ocr page 127-

Euthanasie zonder schoonheidsprijs

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

De kans dat over een overleden dier
een tuchtrechtelijke klacht komt, is al
aanzienlijk, maar als het dan ook nog
een euthanasie betreft waar de eige-
naar een slecht gevoel aan overhoudt,
kun je bijna vergif innemen op een
klacht. In dit geval werd barbituraat
intraperitoneaal toegediend bij een
wakkere hond.

Middelen en kwalen

De eigenaar is niet gelukkig met de dierenartspraktijk die
haar elfjarige collie heeft behandeld met Torbugesic.
De hond krijgt al een jaar prednisolon tegen
Protein Loosing Enteropathie (PLE). Als
de hond uiteindelijk niet meer kan ^^

staan en lopen van de pijn door
trose, wil de eigenaar het liefst
Metacam geven, maar dat gaat
niet samen met prednisolon.
De dierenarts stelt voor de
prednisolon te staken en na
een aantal dagen Metacam
te geven. Als overbrugging
kan de hond dan Torbuge-
sic krijgen, al zal hij daar-
door wel sloom worden.
De dierenarts vertelt de ei-
genaar dat het middel niet
is geregistreerd, maar dat in
dit geval een \'off label\' pijn-
stiller noodzakelijk is. De
eigenaar stemt daarmee in.

Slaan en bijten

De dag daarna is de hond zo sloom dat
de eigenaar de praktijk belt met het ver-
zoek de hond dan maar thuis in te laten sla-
pen. Als de dierenarts aanbelt, ziet de hond nog net
kans om een beetje te blaffen, maar hij komt niet meer van
zijn plaats af De hond is zo duidelijk pijnlijk en ziek, dat de
dierenarts meent dat de euthanasie dan maar moet door Eu-
thesate direct eerst als premedicatie in de buik te injecteren
en dan de dosis op te voeren. De hond is echter niet zo ziek
dat hij niet toch probeert de dierenarts te bijten. De eigenaar
raakt in paniek en slaat de dierenarts bij de hond weg. Uitein-
delijk heeff de hond ongeveer veertig milliliter Euthesate toe-
gediend gekregen, wat toch voldoende blijkt om na vijf mi-
nuten de ademhaling te laten ophouden.

Procedure voor euthanasie

De eigenaar klaagt bij het Tuchtcollege over het toedienen
van Torbugesic en over de euthanasie. Bovendien heeft ze het
gevoel dat de euthanasie misschien toch te vroeg is geweest.
Het feit dat de hond niet meer wilde opstaan, had misschien
wel te maken met een overdosis Torbugesic? Het Tuchtcolle-
ge verklaart alle klachten ongegrond. De eigenaar had zelf
toestemming gegeven voor Torbugesic en gezien het lijden
van de hond was \'off label\' gebruik in dit geval aanvaardbaar.
Omdat de hond bij het arriveren van de dierenarts wakker en
bij bewustzijn was en zelfs probeerde de dierenarts te bijten,
was er duidelijk geen sprake van een overdosering. Blijft de
vraag over of een intraperitoneale injectie met Euthesate wel
de juiste manier van euthanaseren is. Het Tuchtcollege vraagt
advies bij een veterinair anesthesioloog, die verklaart dat een
dergelijke injectie vrij snel voor een diepe slaap moet zorgen.
Op basis daarvan oordeelt het Tuchtcollege dat euthanasie op
deze manier misschien geen schoonheidsprijs verdient,
maar niet veterinair onjuist is.

Veterinair
tuchtrecht

Procedure bij een tuchtzaak

Dat accepteert de eigenaar niet; het
Beroepscollege mag nogmaals met
de stofkam door het dossier. De
verklaring van de anesthe-
sioloog blijkt niet aanwezig,
want het Tuchtcollege heeft
deze informatie niet officieel
ingewonnen. Dat alleen al is
^ het Beroepscollege re-

\' V _ jgj^ Qj^ i^gj oordeel te ver-
— \' nietigen. Officieuze menin-

gen mogen namelijk niet in
een oordeel worden betrok-
ken. Als er sprake is van een
deskundigenverklaring moe-
ten alle partijen daarvan kennis
kunnen nemen. Het Beroepscol-
lege voelt vervolgens de dierenarts
stevig aan de tand over zijn beweeg-
redenen. Waarom heeft hij de euthana-
sie op deze manier uitgevoerd? De dieren-
arts antwoordt dat de hond in shock was en dat
premedicatie daarom extra pijnlijk zou zijn. Kwam
die shock dan door (een overdosis) Torbugesic? Nee hoor, de
dierenarts verklaart oprecht dat de hond wakker genoeg was
om te blaffen bij de bel en te proberen hem in zijn hand te bij-
ten. Zelfs voor een college dat merendeels uit juristen bestaat,
is dit reden om te vermoeden dat de hond misschien niet ge-
heel in shock was. En dat betekent dat er geen reden was om af
te wijken van de algemene regel dat het bij euthanasie met
pentobarbital in het algemeen wenselijk is dat dit intraveneus
wordt toegediend, na premedicatie ter sedatie. Afwijking van
deze algemene regel is slechts toelaatbaar indien intraveneuze
toediening niet goed mogelijk moet worden geacht als gevolg
van de zeer slechte gezondheid of het ernstige lijden van een
hond. Juist omdat de hond wakker en bij bewustzijn was, is
euthanasie op deze manier wel verwijtbaar. De dierenarts
krijgt alsnog een waarschuwing. Procedureregels zijn er op al-
lerlei niveaus.

-ocr page 128-

Johan Klein Haneveld

De carrièremogelijkheden voor
dierenartsen lijken soms beperkt
tot de praktijk, al dan niet in loon-
dienst. Maar steeds meer veterinai-
ren kiezen voor andere opties, zoals
banen in het bedrijfsleven of de
kwaliteitszorg. Diergeneeskunde
blijkt een brede opleiding, waar-
door afgestudeerden op allerlei ge-
bieden inzetbaar zijn. Het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
sprak met Marion Boezeman, study director bij
Farma Research Animal Health in Nijmegen, een Neder-
landse contract research organisation (CRO) op het ge-
bied van diergeneesmiddelen. Boezeman: "Het is voor
mijn werk belangrijk dat ik dierenarts ben."

"Na mijn studie heb ik eerst een paar jaar als landbouwhuis-
dierenarts gewerkt", vertelt Marion Boezeman. In 2004 trad
ze in dienst van Farma Research BV, een CRO in Nijmegen,
actief zowel in humaan als in veterinair geneesmiddelenon-
derzoek. De veterinaire afdeling werd in september 2005 ver-
zelfstandigd en ging verder als Farma Research Animal
Health. Het bedrijf is eigendom van drie vennoten, Marion
Boezeman zelf, dierenarts Hans van Hattum en landbouw-
kundig ingenieur René Visser. Farma Research Animal Health
is geen farmaceutisch bedrijf, maar organiseert in opdracht
van farmaceutische bedrijven
studies op het gebied van
diergeneesmiddelen, zowel
onderzoek bij dieren, als bio-
analytisch onderzoek.

Registratie

Het registreren van een dier-
geneesmiddel is een lang tra-
ject, vooral vanwege de ver-
schillende onderzoeken die
de wet verplicht stelt. "Wij
doen op verzoek van fabri-
kanten voornamelijk studies
aan het eind van het registra-
tietraject, zoals het bepalen
van de wachttijd", vertelt
Boezeman. Farma Research
Animal Health voert ook to-
lerantiestudies uit. "Daarbij
behandelen we dieren met
verschillende doseringen:
geen, volgens het voorschrift,
tweemaal de voorgeschreven
dosering enzovoorts. Vervol-
gens kijken we of en zo ja,
welke neveneffecten er optre-
den. Als het nodig is wordt er
sectie verricht."

Interview

Onderzoek op aanvraag

Dierenarts in het bedrijfsleven

Als study director is Boezeman verantwoordelijk voor het or-
ganiseren van het hele onderzoek, van studieopzet tot ver-
slaglegging. "Samen met de opdrachtgever bepalen we de
studieopzet. Wij denken kritisch mee en als het nodig is,
durven we tegen de wensen van het bedrijf in te gaan." De
CRO is vergunninghouder in het kader van de Wet op de dier-
proeven. Voordat een studie wordt gestart moet er toestem-
ming zijn van de Dierexperimenten Commissie (DEC).
Farma Research Animal Health hecht veel waarde aan de in-
houdelijke kwaliteit van de studies, geeft Marion Boezeman
aan. "Als dierenartsen weten we waar we het over hebben. En
we beschikken over een jarenlange ervaring." Bovendien heb-
ben de bedrijven direct contact met de study directors. "De
communicatielijnen zijn bij ons erg kort."

Samenwerking

"We beschikken zelf over veel kennis over het organiseren en
uitvoeren van dierstudies", vertelt Boezeman. "Als het nodig
is huren we per studie specialistische kennis in." Studies met
landbouwhuisdieren worden uitgevoerd op een aantal regu-
liere boerderijen in de regio Nijmegen. "Wij doen alle hande-
lingen zelf De veehouder beperkt zich tot de gebruikelijke
handelingen zoals voeren en melken. We moeten de omstan-
digheden van het onderzoek heel precies kunnen om-
schrijven. Bovendien wordt alles, maar dan ook alles, wat er
gebeurt geregistreerd. Ook eventuele fouten." Op basis van

-ocr page 129-

de studieopzet kijkt de study director hoeveel van welke
dieren nodig zijn. Deze worden \'geleased\' van de veehouder.
De dieren blijven op de boerderij. "Dat is een groot voordeel
in het kader van het welzijn van de dieren." Aan het begin van
de studie worden de dieren onderzocht door een dierenarts.
Vervolgens worden de dieren behandeld en dagelijks geob-
serveerd. "De veehouder is daar wel bij betrokken", legt
Boezeman uit. "Die kent zijn dieren en kan sneller zien of ze
afwijkend gedrag vertonen. Als hij denkt dat er iets aan de
hand is, beslissen wij als dierenartsen en onderzoeksleiders
wat er moet gebeuren. Alles wat met de dieren gebeurt, wordt
opgeschreven." Deze opzet biedt volgens Boezeman een gro-
te mate aan flexibiliteit. "We kunnen studies doen met veertig
koeien of varkens, maar ook met tweehonderd kalveren."
Farma Research Animal Health voert ook studies uit bij
honden en katten. Daarvoor werkt de organisatie samen met
het Centraal Dieren Laboratorium (CDL) van de Radboud
Universiteit in Nijmegen. Ook studies bij paarden zijn moge-
lijk.

Analyse

Studies die vaak bij Farma Research Animal Health worden
ondergebracht, zijn studies ter bepaling van de wachttijd.
"Daarbij worden de dieren uiteindelijk geslacht", verklaart
Boezeman. "Dat vindt plaats op de reguliere manier, bij een
lokaal slachthuis. Als we de weefselmonsters hebben verza-
meld, wordt het dier afgevoerd naar de destructor. De dieren
komen natuurlijk niet in aanmerking voor consumptie." Het
bio-analytisch onderzoek wordt uitgevoerd door het Analy-
tisch Biochemisch Laboratorium (ABL) in Assen, dat is ge-
specialiseerd in de analyse van bloed- en weefselmonsters.
Boezeman: "Zij kunnen veel verschillende stoffen bepalen,
zoals bijvoorbeeld prednisolon, dexamethason, amoxicilline,
flunixine en ivermectine."

De CRO verricht ook registratiewerkzaamheden. "We kun-
nen de complete of gedeeltelijke dossiers verzorgen die nodig
zijn voor registratie van een diergeneesmiddel." De kwaliteit
wordt gegarandeerd doordat het bedrijf werkt volgens een
streng kwaliteitssysteem: Good Laboratory Practice (GLP).
"Dit is een zeer streng kwaliteitssysteem", aldus Boezeman.
"Het is wereldwijd vereist voor onze veterinaire studies. Om-
dat we aan GLP voldoen, kunnen onze studies dienen voor
registraties over de hele wereld. Ons bedrijf is opgenomen in
het Nederlandse GLP-inspectieprogramma en we worden
elke twee jaar gecontroleerd."

Dierenarts

Volgens Marion Boezeman staat haar werk dicht bij de dierge-
neeskunde. "Het is voor mijn werk heel belangrijk dat ik die-
renarts ben. Ik begeleid de gezondheid van dieren en dien dier-
geneesmiddelen toe. Ik werk alleen niet in de praktijk, maar in
het farmaceutisch onderzoek." Ze doet zelf alle diergenees-
kundige handelingen. "Behalve als er bij bio-equivalentie-
studies veel bloedmonsters moeten worden afgenomen. Dat
doe ik te weinig om er genoeg vaardigheid in te houden en dus
huren we daarvoor lokale practici. Maar die werken alleen on-
der ons toezicht." Maar vooral haar ervaring is belangrijk. "Als
een dier ziek is, moeten wij bepalen of het uit de studie verwij-
derd wordt, of dat het wordt behandeld terwijl het in de studie
blijft. Ik moet beoordelen of een dier ziek is. Dat had moeilijk
gekund als ik niet in de praktijk had gewerkt."

Toekomst

Het farmaceutisch onderzoeksveld blijft in beweging. "Er zit
met name groei in onderzoek naar additieven", aldus Marion
Boezeman. "Toevoegingen moeten ook geregistreerd worden
en dan vereist de wet meer onderzoeken." Op het gebied van
de landbouwhuisdieren wordt de ecotoxiciteit heel belang-
rijk, en op dit gebied heeft Farma Research Animal Health de
benodigde gespecialiseerde kennis in huis. Ook komt er meer
onderzoek voor medicijnen bij paarden. "Daarvoor is nog te
weinig geregistreerd." Ook is er steeds meer vraag naar
studies bij honden en katten. "Bij die diersoorten gaat het
vaak om effectiviteitstudies of bio-equivalentieonderzoek."
Boezeman merkt dat ze steeds meer betrokken worden bij
langdurige en ingewikkelde registratieprocedures en onder-
zoekstrajecten. "We worden nu in een veel eerder stadium in-
geschakeld dan vroeger."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

623

Tl)DSCHRiFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, AUGUSTUS, AFLEVERING 16, 2007

-ocr page 130-

"Een grotere vereniging heeft een duidelijkere stem"

Nieuwe voorzitter Belangengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst

Johan Klein Haneveld

Na vijf jaar voorzitter te zijn geweest van de Belangen-
groep Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL)
vond Saartje Beelen het tijd dat iemand anders de leiding
overnam. In mei 2007 ging de functie over naar Corein
Selles, die al vanaf het begin bij BPL betrokken is.
Saartje Beelen: "Ik ben er trots op dat we in korte tijd
bijna vijfhonderd leden hebben gekregen, de helft van
alle praktiserende dierenartsen in loondienst in Neder-
land. En dat we uiteindelijk een CAO hebben kunnen af-
sluiten, de eerste CAO voor dierenartsen in Europa."

Saartje maakte sinds 2001 samen met Wim Peet en Laurens
Hoedemaker deel uit van het discussieplatform arbeidsvoor-
waarden, dat het bestuur van de KNMvD adviseerde over de
destijds uitgegeven adviessalarissen. "We deden dat als die-
renartsen in loondienst op persoonlijke titel", vertelt ze,
"maar eigenlijk wilden we weten namens wie we spraken."
De drie vroegen de praktiserende dierenartsen in loondienst
per brief of ze het nut inzagen van een belangengroep. "De
respons was overweldigend."

Een van de dierenartsen die de brief ontvingen, was Corein
Selles. "Ik reageerde met de vraag of ik iets voor deze
belangengroep kon doen. Het leek mij namelijk belangrijk
dat zo\'n grote groep invloedrijke, jonge dierenartsen
belangenbehartiging had. Dat was op dat moment nog niet
concreet het geval." De overwegend positieve reacties op de
brief leidden tot de oprichting van BPL in 2002.

Minimum-CAO

De BPL ontdekte dat de enige manier om collectief afspraken
over arbeidsvoorwaarden te maken, was door het sluiten van
een CAO. "Daarvoor hadden we een gesprekspartner nodig
van de kant van de werkgevers", verklaart Saartje. "Het duur-
de tot 2005 voordat na veel lobbyen de werkgeversvereniging
BPW werd opgericht en we van start konden." Vervolgens
kwam in 2006 de eerste CAO tot stand. "Wat ik van het hele
proces heb geleerd, is datje het doel voor ogen moet blijven
houden, dan kom je er wel. Het kost soms alleen meer tijd
dan je zelf zou willen."

Uiteindelijk werd in de eerste CAO vastgelegd wat op dat
moment op het gebied van arbeidsvoorwaarden gold in de ge-
middelde praktijk. "Beide partijen hebben concessies moeten
doen", stelt Saartje. "Maar nu hebben we in elk geval een
basis." Corein wijst erop dat het gaat om een minimum-CAO.
"Als je het als personeelslid goed doet, mag je daarvoor een
beloning krijgen in de vorm van betere arbeidsvoorwaarden.
Daarvoor moetje als werknemers ook zelf met je werkgever
onderhandelen."

De CAO is nog niet algemeen bindend verklaard en geldt dus
alleen voor praktijken waarvan de werkgevers lid zijn van
BPW. Saartje: "In andere praktijken kunnen werknemers er
geen rechten aan ontlenen. Daarom hopen we dat het aantal
werkgevers dat lid is van de BPW, nog veel groter wordt."

Verantwoordelijkheid

Een CAO voor dierenartsen was voor de achterban van BPL
van belang omdat het veel dierenartsen in loondienst niet luk-
te op individueel niveau betere arbeidsvoorwaarden te reali-
seren. Dat was wel nodig, vooral als salarissen werden verge-
leken met die voor andere academische beroepen. Corein:
"De mensen hebben vaak het idee datje meer verdient dan je
doet. Ze denken datje als dierenarts in een groot huis woont
en in een dure auto rijdt, terwijl je gewoon een rijtjeshuis
hebt. De sociaaleconomische positie van dierenartsen is niet
altijd rooskleurig te noemen. Dit geldt zowel voor veel die-
renartsen in loondienst als voor werkgevers." Het hoort tot de
verantwoordelijkheid van werkgevers om bij te dragen aan
professionele arbeidsvoorwaarden voor hun medewerkers.
Dat komt de hele veterinaire sector ten goede. "Een CAO kan
een stuwende functie hebben", legt Corein uit. "Door goede
arbeidsvoorwaarden blijft het vak inhoudelijk en financieel
aantrekkelijk. Als je de arbeidsrechtelijke zaken goed voor
elkaar hebt, blijft er voor de medewerkers energie en aan-
dacht over voor inhoudelijke ontwikkeling. En een goede
verhouding tussen werkgever en werknemer leidt tot meer
gemotiveerd personeel."

Functiewaarderingssysteem

Ondertussen zijn BPL en BPW het ook eens geworden over
de CAO voor 2007. In september gaan de twee belangengroe-
pen al weer om de tafel zitten voor de CAO-besprekingen van
2008. "We zijn er vroeg bij", verklaart Corein. "De vak-
bonden moeten dan nog hun najaarsoverleg hebben. Maar we
willen dit keer het liefst op 1 januari 2008 met nieuwe afspra-
ken komen." Hij heeft er vertrouwen in: "Met onze ervaring
na twee onderhandelingstrajecten komen we hopelijk sneller
tot nieuwe afspraken."

Voorlopig komt er elk jaar een nieuwe CAO. "We zijn nog
niet zo ver dat we hem voor langere tijd willen vastzetten",
aldus Saartje. "Daarvoor zijn er nog teveel zaken waarover
we moeten onderhandelen." Corein: "Voor 2008 zouden we
in de CAO een functiewaarderingssysteem willen opnemen,
met daaraan gekoppeld een loongebouw en een beoor-
delingssysteem. Verder moet het duidelijk worden hoe we
moeten omgaan met de nieuwe pensioensregeling."

Communicatie

Volgens Saartje Beelen blijft het ook de komende jaren be-
langrijk dat dierenartsen in loondienst lid worden van de
BPL. "Een grotere vereniging heeft een duidelijkere stem."
Corein Selles hoopt op een voortgaande professionalisering
in de komende jaren. "De BPL zal zich uiteindelijk meer
gaan richten op voorlichtingsactiviteiten." In zijn periode als
voorzitter wil hij de communicatie met de leden verbeteren.
"We moeten steeds blijven controleren of we nog wel op de
juiste weg zitten en liefst niet alleen door kritiek achteraf We
onderzoeken hoe we in een eerder stadium goede communi-
catie kunnen realiseren."

-ocr page 131-

Jaap van Leeuwen en Ludo Vischer

16 mei 2007 vond de aanbieding
plaats van het eerste exemplaar van
het Engelstalige gedenkboek
Strict-
l\'fliHnTSni ly scientific and practical sense.

A century of the Central Veterinary\'
^^^^^^^ Institute in the Netherlands 1904-
^KBST^Bffl 2004. De bijeenkomst was georga-
niseerd door het Centraal Instituut
voor DierziekteControle-Lelystad
(CIDC-Lelystad), mede namens de
Stichting Project Historie en vond plaats in het insti-
tuutsgebouw aan de Edelhertweg in Lelystad.

De bijeenkomst werd bijgewoond door ongeveer veertig per-
sonen. Het officiële gedeelte werd omlijst door drie korte in-
leidingen, waarna een reünie plaatsvond in de centrale hal.
Namens de Stichting Project Historie heette Paul van Olm,
mede namens dr Jeroen Bool en dr Jaap van Leeuwen, de
gasten welkom. Hij gaf in vogelvlucht een indruk van de ge-
schiedenis van het instituut. Hij bedankte de sponsoren, con-
tribuanten en vrijwilligers voor de ondersteuning bij de tot-
standkoming van het boek. Tot slot reikte hij het eerste
exemplaar uit aan de directeur van CIDC-Lelystad.

Engelstalig gedenkboek over CD! verschenen

Dr Peter de Leeuw, chief veterinary officer van het ministerie
van LNV, onderstreepte als derde spreker de geschetste nood-
zaak van veterinair onderzoek en deelde mee dat de overheid
tot op heden erg te spreken is geweest over de rol van het CDl
en zijn opvolgers. Hij sprak persoonlijk en namens LNV ook
zijn waardering uit over de geschiedschrijving van het CDl.

Overhandiging

Tijdens de 75ste Jaarvergadering van het
Internationale Comité van de Wereldor-
ganisatie voor Diergezondheid (OlE), die
werd gehouden van 20 tot en met 25 mei
2007 in Parijs, heeft de Nederiandse ge-
delegeerde bij het OlE, dr Peter de
Leeuw, het gedenkboek overhandigd aan
dr Bernard Vallat, de directeur generaal
van het OlE. Dr Vallat nam het gedenk-
boek graag in ontvangst en sprak zijn
waardering uit voor de goede samenwer-
king met Nederiand en met het CIDC in
het bijzonder Hij onderstreepte daarbij
de belangrijke rol van de OlE referentie-
instituten in de wereldwijde bestrijding
van dierziekten.

Dit was natuurlijk prachtige PR vanuit
Nederland. Daarmee is het Project Histo-
rie nu op vorstelijke wijze afgerond.

Dr Andre Bianchi was verguld met dit Engelstalige gedenk-
boek en verwachtte veel exemplaren te kunnen overhandigen
aan gasten die het CIDC zullen bezoeken. Hij vertelde ver-
volgens over de plannen met betrekking tot het veterinair on-
derzoek binnen de WUR. Vooral het plan om de divisie infec-
tieziekten van de Animal Sciences Group samen te voegen
met het CIDC, zodat er een nieuw Central Veterinary Institute
ontstaat, trok de aandacht. Verder liet hij zien dat binnen en
rondom het grotere EU-verband in verband met infectieziek-
ten nog veel gevaren bestaan, zodat de noodzaak om over een
CVl te beschikken nog lang aanwezig zal zijn.

Dr.Jaap van Leeuwen is betrokken bij de Stichting Project
Historie. Ir Ludo Vischer is werkzaam bij het ministerie van
LNV.
("Strictly scientific and practical sense. A century
of the Central Veterinary Institute in the Netherlands
1904-2004.
Drs. Peter Verhoef, editor in chief, Erasmus
Publishing Rotterdam
2007. 256 paginas. Winkelprijs: 64,50
euro. Ingekorte vertaling van
Strenge wetenschappelijk-
heid en praktische zin. Een eeuw Nederlands centraal
veterinair instituut 1904-2004.
(verschenen in 2005.))

-ocr page 132-

Eerste Veterinaire Oldtimerrit

Anton Fennema en Harry Brasker

Op zondag 23 september 2007 is het zover, dan vindt de
\'eerste veterinaire oldtimerrit\' plaats.

Dierenartsen Anton Fennema en Harry Brasker te Oud-
Beijerland hebben het initiatief genomen om een nieuwe tra-
ditie in veterinair Nederland in het leven te roepen: een jaar-
lijkse meeting, met rit door de omgeving, door en voor
veterinaire oldtimerliefhebbers.

Op 23 september 2007 wordt de eerste veterinaire oldtimerrit
georganiseerd en wel in de Hoeksche Waard, een mooi eiland
ten zuiden van Rotterdam. Alle dierenartsen met een oldtimer
(auto\'s ouder dan vijftien jaar) worden uitgenodigd deel te
nemen.

Programma

Van 13.00 tot 14.00 uur kunnen de deelnemers verzamelen bij
het hotel Newland aan de Rijksstraatweg 30 (3286 LS te
Klaaswaal) en is er ontvangst met koffie en gebak. Op 14.00
uur is het tijd voor het welkomstwoord en de uitleg van de rou-
te, waarna op 14.30 uur de toerrit start. Tussen 16.30 en 17.30
uur komen de deelnemers uit bij Restaurant Binnenmaas
(Vrouwenhuisjesweg la, 3271 LX Mijnsheerenland), waarvan
18.30 tot 20.00 uur van het buffet kan worden genoten.
U kunt zich aanmelden via e-mail
(dapstroo@xs4all.nl), on-
der vermelding van naam, adres, type auto en aantal perso-
nen. De kosten voor deelname bedragen 27,50 euro per deel-
nemer, dit is inclusief koffie en gebak vooraf (aangeboden
door AST-Farma), een lunchpakket voor onderweg en het
buffet na afloop, inclusief twee drankjes (aangeboden door

DixFortuin). De aanmelding is definitief na de betaling op
postbanknummer 6204579 ten name van Dierlief Oud-beijer-
land, onder vermelding van naam, adres en aantal deel-
nemers. Restitutie kan niet worden verleend en deelname is
voor eigen risico. De aanmelding sluit op 1 augustus 2007.
Behalve door de al genoemde sponsors, wordt de dag moge-
lijk gemaakt door bijdragen van de AUV en Veterinary-Tech-
nics. Wij hopen u allemaal op 23 september te ontmoeten.

Anton Fennema en Harry Brasker (e-mail: dapstroo®
xs4all.nlj.

Internethandel versus duurzaam ondernemen in de dierenartsen-
praktijk

De afgelopen jaren heeft de KNMvD
de toepassing van ICT en de praktijk-
certificering een warm hart toegedra-
gen. Twee standpunten die mijns in-
ziens terecht zijn, aangezien een juiste
toepassing hiervan kan leiden tot een
efficiënte en geborgde praktijkvoe-
ring. Meer tevreden klanten, verho-
ging van de arbeidsvreugde en verbe-
tering van het bedrijfsresultaat zijn hiervan een logisch
gevolg.

Internethandel

Ook de mogelijkheden die het internet biedt, worden door
dierenartsenpraktijken met beide handen aangegrepen. Di-
verse praktijken hebben inmiddels een eigen website en som-
migen hebben daarnaast een \'webshop\' ingericht. Een bij-
komstigheid daarvan is dat via het internet ook potentiële
aftiemers buiten het verzorgingsgebied kunnen worden be-
reikt. En daar wringt voor sommigen de schoen ...
Internethandel in diergeneesmiddelen is verboden, zo wordt
beweerd. Als we de wet er bijnemen, blijkt deze zinsnede in-
derdaad juist overgenomen te zijn. De context schetst echter
een genuanceerder beeld. Voor een juiste beoordeling van de
situatie nemen we het Diergeneesiniddelenbesluit van 18 ok-
tober 2005 ter hand. Vervolgens slaan we de Nota van toe-
lichting er op na, waarbij we in paragraaf 2 \'Achtergronden
en inhoud van het besluit\' het volgende kunnen lezen:
§2.3.2 Het bereiden, verpakken, etiketteren en afleveren van
diergeneesmiddelen
e. afleververboden

Ingezonden

626

In hoofdstuk ///, paragraaf 5, van het besluit zijn de gevallen
genoemd waarin het verboden is om een diergeneesmiddel af
te leveren. Een deel van deze bepalingen is nationaal ingege-
ven, zoals het verbod om diergeneesmiddelen aan houders
van dieren af te leveren waarvan de houdbaarheidstermijn is
verstreken. Deze verboden zijn ingesteld teneinde de kwali-
teit van diergeneesmiddelen die worden afgeleverd, te kunnen
waarborgen. Andere nationale eisen hebben tot doel het af-
leveren van diergeneesmiddelen in het kader van markthan-
del, handel te water, straathandel of handel via internet, de
zogenoemde \'ambulante handel\', te beperken. Dit houdt ver-
band met het feit dat de ambulante handel op essentiële pun-
ten verschilt met de handel via vaste verkooppunten. Het is

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, AUGUSTUS, AFLEVERING l6,2007

-ocr page 133-

noodzakelijk dat voldoende waarborgen worden gesteld met
betrekking tot de kn\'aliteit, veiligheid en herkenbaarheid voor
afnemers van de diergeneesmiddelen die via de ambulante
handel worden afgeleverd.

Garanties

Het blijkt dat handel via internet als voorbeeld wordt geno-
men voor \'ambulante handel\', waarbij de aanbieder geen vast
verkooppunt heeft, waardoor de kwaliteit, de veiligheid en de
herkenbaarheid niet gewaarborgd kunnen worden.
Moderne gecertificeerde dierenartsenpraktijken werken ech-
ter volgens ISO(-KRD)-procedures, waarbij bovengenoemde
garanties wél kunnen worden gegeven. Bovendien werken
deze praktijken volgens de GVP-code en worden diergenees-
middelen toegepast aan de hand van door de KNMvD opge-
stelde formularia. Zo wordt per veehouderij een bedrijfsbe-
handelplan opgesteld en worden de gezondheid en de
productie gecontroleerd met behulp van checklisten. Hierbij
wordt wederom dankbaar gebruik gemaakt van de mogelijk-
heden van de ICT.

Tijdens de periodieke bedrijfsbezoeken wordt de gezondheid
van de dieren op protocollaire en efficiënte wijze gescreend,
worden bij afwijkingen specifieke bestrijdingsprogramma\'s
in gang gezet, worden allerhande routinematige handelingen

Reactie van het KNMvD-bestuur

Naar aanleiding van de ingezonden brief van collega
Bouwhuis acht het bestuur het wenselijk om haar stand-
punten met betrekking tot de handel in diergeneesmidde-
len nader toe te lichten. Het gaat ons inziens om de han-
del van alle diergeneesmiddelen en niet alleen of
specifiek om de internethandel.

Zorgen

Zoals recent werd toegelicht in een interview in Boerderij,
maakt het bestuur van de KNMvD zich zorgen over de
zorgvuldigheid die wordt betracht bij de (intemet)handel
in diergeneesmiddelen en in antibiotica in het bijzonder.
Een belangrijk aspect dat ten grondslag ligt aan deze be-
zorgdheid, is uiteraard het toenemende antibioticagebruik
in de veehouderijsector en de stijgende incidentie van
MRSA en MRSl in Nederland.

Waar het ons vooral om gaat, is dat garanties geboden
worden voor een voldoende zorgvuldigheid bij het inzet-
ten van diergeneesmiddelen. Tevens dient ervoor te wor-
den gezorgd dat de huidige ontwikkelingen en een even-
tuele ontkoppeling van voorschrijven en levering niet tot
een situatie zullen leiden waarbij er sprake is van een
minder zorgvuldige toepassing van antibiotica.

Verantwoordelijkheid

Het is onze maatschappelijke en veterinaire verantwoor-
delijkheid de grootst mogelijke zorgvuldigheid te be-
trachten ten aanzien van het inzetten van diergenees-
middelen. Deze verantwoordelijkheid omvat dan ook
aanzienlijk meer dan het voorschijven per sé, alhoewel
de recente discussie wellicht de indruk zou kunnen wek-
ken dat het alleen nog gaat om de juridische \'link\' tussen
het voorschrijven en het afleveren. De toegevoegde waar-
uitgevoerd en wordt bij het afscheid monstermateriaal (sec-
tiemateriaal, feces, melk) voor nader onderzoek meegeno-
men naar het laboratorium van de praktijk. Zodra de uitslag
bekend is, wordt deze door de dierenarts van advies voorzien
en per e-mail naar de veehouder verzonden.
Ook de geleverde diergeneesmiddelen worden digitaal bege-
leid. De veehouder kan via de internetapotheek van de die-
renartsenpraktijk voor het bedrijfsbezoek al aangeven welke
diergeneesmiddelen hij verwacht nodig te hebben, zodat de
dierenarts deze tegelijk met het bedrijfsbezoek kan meene-
men. Uiteraard wordt deze levering bij een volgend bedrijfs-
bezoek geëvalueerd aan de hand van het logboekformulier
van de betreffende levering, waarbij een en ander schriftelijk
wordt vastgelegd.

De bovenstaande werkwijze heeft bovenal als doel de dierge-
zondheid, de voedselveiligheid en de volksgezondheid opti-
maal en transparant te waarborgen.

Het nut van de toepassing van ICT en praktijkcertificering
wordt gelukkig door steeds meer veehouders en dierenartsen
onderschreven. Het zijn mijns inziens twee essentiële hulp-
middelen voor het duurzaam ondernemen in de dierenartsen-
praktijk.

C.J. Bouwhuis, dierenarts bij ArtsalDier in Klijndijk

de van de dierenarts moet komen uit opeenvolgend de
kennis van het bedrijf en de bedrijfsgezondheidsstatus,
het stellen van een gefundeerde en valide diagnose voor-
afgaand aan het voorschrijven en het daarop baseren van
de juiste indicatiestelling voor therapie, het in samen-
spraak met de veehouder realiseren van een correcte be-
handeling en, finaal en cruciaal, het vaststellen van het
uiteindelijke effect van de ingestelde behandeling.
Dit volledige traject, zoals dit ook is vastgelegd in de
\'(concept) Gids voor GVP voor voedselproducerende
dieren\' en de (concept) Overeenkomst dierhouder en die-
renarts, biedt volgens ons de beste garanties voor vol-
doende zorgvuldigheid inzake de toepassing van dierge-
neesmiddelen, draagt daarmee het meest bij aan een
goede diergezondheid en ondersteunt de voedselveilig-
heid en volksgezondheid. Alleen als aan deze voorwaar-
den wordt voldaan, geven wij als beroepsgroep op ade-
quate wijze invulling aan onze maatschappelijke en
veterinaire verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijk-
heid die ons overigens bij uitstek past en waar we gelet
op onze kennis en kunde bij uitstek voor zijn opgeleid.
Ervan uitgaande dat de kwaliteit te allen tijde gewaar-
borgd zal moeten zijn, zal het bestuur nieuwe ontwikke-
lingen nauwlettend en met interesse blijven volgen. Dat
er ook binnen de veterinaire sector sprake is van schaal-
vergroting en veranderende concurrentieposities is een
maatschappelijk gegeven. Dat daarbij speciale aandacht
dient uit te gaan naar de collegiale verhoudingen, staat
uiteraard buiten kijf Een goede open en eerlijke commu-
nicatie hierover is van het eerste en grootste belang.

LudoJ. Hellebrekers, voorzitter

-ocr page 134-

Naar aanleiding van \'Wedergeboorte van een wangedrocht?\',
gedateerd op 15 april 200y.

Dat van een combinatie van de specialismen reproductie van
het paard en inwendige ziekten van het paard, ook Europees
gezien, absoluut geen sprake kan zijn, komt haarfijn tot uiting
uit het antwoord van de KNMvD. Dit antwoord was voor mij
en (gezien meerdere door mij ontvangen reacties) ook voor
andere collega\'s volstrekt bevredigend. En hier zou ik het,
met dank aan collega Joost van Herten, dan ook bij hebben
kunnen laten, ware het niet dat het antwoord van de heer
Cornelissen, waarin hij het bewuste hoogleraarschap toelicht,
mij toch nog tot de volgende reactie verleidde.
De onverenigbaarheid van genoemde specialismen was een
door mij geponeerde en dus door de KNMvD bevestigde stel-
ling. Van enig misverstand (zoals door Cornelissen werd ge-
suggereerd) is geen sprake, althans niet bij mij. Helaas kreeg
ik geen antwoord op een directe vraag: bestaat er op dit ge-
bied internationale regelgeving (bijvoorbeeld Europese)?
Kunnen we deze ontwikkelingen in dat geval ook verwachten
in onze buurlanden of bestaan ze daar soms al? En las ik tus-
sen de regels door niet alvast een bevestiging van de door mij
veronderstelde precedentwerking met betrekking tot het
rund?

Wat wel duidelijk overkwam, is dat de betreffende hoogleraar
naast hoogleraar in twee disciplines ook nog manager, inter-
nationaal netwerker, \'fundraiser\', geboren leider enzovoorts,
enzovoorts, moet zijn. Het lijkt mij allemaal wel erg veel ge-
vraagd. Ik vraag mij ook af of de faculteit, gezien dit com-
plexe karakter van de bewuste functie, redelijkerwijs zoveel
van iemand mag en kan verwachten: wangedrocht en dui-
zendpoot?

Nogmaals het wangedrocht

Een drietal persoonlijke vragen lijkt mij momenteel in dezen
essentieel en actueel. Hoe veterinair is de Faculteit der Dier-
geneeskunde nog? Wat weegt zwaarder: de faculteit of de
diergeneeskunde? En wat komt eerst: de diersoort of het spe-
cialisme? Een niet politiek, maar ondubbelzinnig antwoord
op deze vragen zou heel verhelderend kunnen werken.
Alvast een gedeeltelijk antwoord: de faculteit telt 34 hoogle-
raren maar een meerderheid van hen (53 procent) is geen die-
renarts en slechts een minderheid van 47 procent is dat dus
wel. Was het gezien dit totaal van 34 en deze veelbetekende
onderverdeling dan wel reëel twee zulke fundamenteel veteri-
naire specialismen samen te persen in één hoogleraarschap en
daar dan ook nog eens een extra takenpakket aan toe te voe-
gen? Ik vraag mij nog steeds af wat het onoverkomelijke be-
letsel is geweest om niet te kiezen voor twee vakhoogleraren
met elk de helft van het extra takenpakket: alleen het geld?
Voor mijn gevoel worden beide specialismen en daarmee dus
de diergeneeskunde als geheel nu in hoge mate gedevalueerd.
Cornelissen besluit zijn toelichting met het uitspreken van
zijn volste vertrouwen in de huidige gang van zaken. Mij
heeft hij niet kunnen overtuigen. De toekomst zal het leren.
Ervaring krijgje doorgaans helaas pas nadat je het nodig had.

C.H. van der Wal

Reactie van de Faculteit der Diergeneeskunde

Ik wil graag ingaan op de kwesties die de heer Van der
Wal aan de orde stelt. De Faculteit der Diergeneeskunde
zou 34 hoogleraren hebben, waarvan de meerderheid
(53 procent) geen dierenarts is. Deze aantallen zijn niet
correct. De Faculteit der Diergeneeskunde telt momen-
teel 48 hoogleraren. Hiervan is exact de helft dierenarts;
21 van deze collega\'s hebben een voltijdaanstelling. De
overige hoogleraren bestrijken inderdaad een groot aan-
tal disciplines en zijn arts, bioloog, scheikundige, inge-
nieur (Wageningen Universiteit) of wiskundige. Van
deze 24 collega\'s werken er 14 als deeltijdhoogleraar.
Dat de faculteit ook specialisten aanstelt met een niet-
veterinaire achtergrond, heeft twee redenen. Om de kwa-
liteit van ons onderwijs en onderzoek te waarborgen,
zoeken wij bij de invulling van hoogleraarposities naar
de sterkste kandidaten. Het onderwijs en onderzoeksveld
is breed en strekt zich uit van kliniek tot basisvakken als
biochemie en theoredsche epidemiologie. Dit maakt dat
de sterkste kandidaten op specifieke deelgebieden regel-
matig een niet-veterinaire achtergrond hebben. Daar-
naast werkt de faculteit in het kader van onderwijs en
onderzoek samen met andere kennisinstellingen zoals de
Animal Sciences Group (Wageningen UR), CIDC, Ge-
zonde Dieren, Nederlands Vaccin Instituut, Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieu, en TNO. Uit deze
samenwerking komen deeltijdbenoemingen voort, ook
de komende jaren. Hierdoor zal het hooglerarenbestand
nog toenemen, opnieuw met een mix aan disciplinaire
achtergronden. Deze variatie in de achtergronden van
ons hooglerarencorps heeft in mijn ogen zelfs bijgedra-
gen aan de kwaliteit en het innoverend vermogen van
onze - en uw - faculteit. Dit wordt bevestigd door de ex-
terne visitaties van ons onderwijs (1992 en 2000) en ons
onderzoek (1999 en 2006). De faculteit wordt zowel in
onderwijs als in onderzoek gezien als leidend in Europa
en behoort op die gebieden wereldwijd tot de top vijf Er
is dus geen reden voor zorg.

De nieuwe hoogleraar moet inderdaad veelzijdig zijn.
Wij stellen op dit gebied al jaren hoge eisen aan de com-
petenties van de kandidaten. Niettemin lukt het tot op
heden kandidaten te vinden die aan de eisen voldoen.
Een andere vraag behelst de internationale regelgeving
over het samenvoegen van de specialismen voortplanting
en inwendige ziekten. De Europese specialisatie wordt
gereguleerd door de European Board of Veterinary Spe-
cialisation (EBVS). Die erkent voor dit vakgebied twee
colleges: het European College of Equine Internal Medi-
cine en het European College of Animal Reproduction.
Het laatste college is diersoortoverschrijdend. Het geldt
voor paarden, landbouwhuisdieren en gezelschapsdie-
ren. Er bestaat dus geen European College of Equine Re-
production en de nieuwe leerstoel voegt dus niet twee
Europese specialismen samen.

-ocr page 135-

Tom Stout, de nieuwe hoogleraar in kwestie, is gespecia-
liseerd in voortplanting en kan dus geen specialisten in
inwendige ziekten opleiden. De EBVS staat geen dub-
bele \'boarding\' toe. Tom Stout kan wel leiding geven aan
Diplomates in Equine Internal Medicine en daarmee is
de opleidingsbevoegdheid zeker gesteld.

Mocht de heer Van der Wal naar aanleiding van dit ant-
woord nog vragen hebben, dan nodig ik hem uit om de
faculteit te bezoeken. In een persoonlijk gesprek kan ik
verdere zorgen wellicht wegnemen.

Prof. dr. Albert W.C.A. Cornelissen, decaan

Metacam® Kat Euro-
pees geregistreerd

Metacam® orale suspensie voor kat-
ten van Boehringer-lngelheim heeft
onlangs een Europese registratie ge-
kregen. Het is geïndiceerd voor de be-
handeling van ontsteking en pijn bij chronische aandoenin-
gen van het bewegingsapparaat bij de kat. Tot op heden was
er voor deze indicatie bij de kat geen product geregistreerd.
De orale suspensie was alleen beschikbaar voor hond en
paard. De concentratie van Metacam® Kat is speciaal aange-
past voor een gemakkelijke en veilige toediening.
Onderzoek heeft aangetoond dat ongeveer 90 procent van
alle katten boven de twaalf jaar lijdt aan een of andere vorm
van Osteoarthrose. Naar schatting 70 procent van de eigena-
ren is daar niet van op de hoogte. De diagnose is lastig omdat
de aandoening vaak aan beide zijden voorkomt. Vaak wijzen
gedragsveranderingen op gewrichtsproblemen of pijn.
Het product is verkrijgbaar in een flacon van 15 milliliter met
druppelaar en doseerspuitje.
Informatie:
www.hoehringer-ingelheim.nl.

Nieuwe testen bij Vet-Med\'Lab

Vet Med Lab introduceert twee nieuwe bloedtesten. De Car-
dioscreen NT-proBNP test kan worden gebruikt voor de vroe-
ge diagnostiek van hartaandoeningen bij hond en kat. Bij
vroege ontdekking zijn er bij deze ziekten meer therapeuti-
sche mogelijkheden, vooral bij katten waar de symptomen
meestal lange tijd vaag blijven. Ook kunnen hartaandoenin-
gen hiermee worden onderscheiden van bijvoorbeeld respira-
toire aandoeningen. Verder kan de test worden gebruikt om
bij hartpatiënten de prognose te bepalen, voor de screening
van oudere dieren en bij pre-anesthetisch onderzoek. De test
kan alleen worden uitgevoerd met serum dat binnen een uur
na afname is afgedraaid.

Nieuws
van de
industrie

De Quant CJ"^ test is een kwantitatieve bepaling van anti-
lichamen tegen een actieve
Borrelia-mfectie. Dit maakt het
mogelijk borreliose vroegtijdig te herkennen (test al positief
drie weken na een besmette tekenbeet). Er treedt geen kruis-
reactie op met andere spirocheten. Omdat het een kwantita-
tieve meting is, is het mogelijk deze test te gebruiken ter con-
trole van de therapie.
Informatie:
infoNL@vetmedlab.com.

Enurace® 50 Europees
geregistreerd

ACE Veterinary Products heeft per 3 juli 2007 het diergenees-
middel Enurace® (efedrine) Europees geregistreerd. Marke-
tingautorisatie is verkregen voor de landen België, Duitsland,
Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Het
middel wordt gebruikt voor de behandeling van urine-inconti-
nentie bij honden die veroorzaakt wordt door verslapping van
de sluitspieren van de blaas en de urethra (Sphincter Mecha-
nism Incompetence, SMI) en kan ook worden voorgeschreven
voor de behandeling van astma bronchiale.
Informatie:
www.ace-pharm.nl.

Ook benieuwd wat uw klanten vinden?
Neem een abonnement op Tevreden.nl

Met een abonnement op www.dierenarts.tevreden.nl kan iedere dierenarts:

• Tevredenheidsonderzoeken eenvoudig, snel en goedkoop uitsturen via e-mail of per post

• Reacties direct bekijken en publiceren

• Resultaten vergelijken

• Onderzoeksgegevens on-line terugkoppelen

Meer informatie? Zie: www.dierenarts.tevreden.nl.

Dit initiatief wordt ondersteund door de KNMvD en de GGG.

-ocr page 136-

Geneeskunde en diergeneeskunde

Buitengewoon veel gelijkenissen maar toch verschillend

Kirsten Peeters

Dinsdag 19 september 2006 orga-
niseerde Stichting Diergeneeskun-
de In Ontwikkelingssamenwerking
(DIG) in samenwerking met Werk-
groep Gamma (Faculteit Genees-
kunde) de debatavond \'One-medi-
cine\'. Het onderwerp van discussie
was de samenwerking tussen art-
sen en dierenartsen op het gebied
van zoönosen. Het idee achter het \'one-medicine\'-concept
is dat een betere kennisoverdracht tussen dierenartsen en
huisartsen kan leiden tot een betere gezondheid van zo-
wel mensen als dieren.

De avond werd ingeleid door prof. dr. Peter Koolmees, werk-
zaam als bijzonder hoogleraar diergeneeskunde in historische
en maatschappelijke context aan de Faculteit der Diergenees-
kunde te Utrecht. Hij gaf een historisch overzicht van de ge-
neeskunde van mens en dier. Hier kwam uit naar voren dat de
geneeskunde en de diergeneeskunde een gemeenschappelijke
oorsprong en ontwikkeling hebben en dat ze tijdens deze ont-
wikkeling veel gebruik hebben gemaakt van eikaars kennis
en kunde. Naarmate de disciplines verder uitgroeiden, ont-
stond een competitiestrijd tussen artsen en dierenartsen. Vee-
artsen mochten zich voortaan niet meer bemoeien met het
\'hogere goed\' van de gezondheid van de mens. Het grensvlak
tussen de twee, de zoönosen (in bredere zin de \'veterinary
public health\', VPH), viel hierdoor min of meer tussen wal en
schip, terwijl juist op dit punt samenwerking nodig is. Toch
bleven er mensen actief in het gebied tussen de mens- en de
diergeneeskunde en werd er zelfs een eigen tijdschrift over de
vergelijkende geneeskunde opgericht. Tegenwoordig is nog
steeds een grote groep mensen werkzaam in dit tussengebied,
met name in ontwikkelingslanden.

Ck = Dgk

De eerste stelling van de avond werd besproken door prof dr
Thijs Kuiken, die werkzaam is als bijzonder hoogleraar ver-
gelijkende pathologie op de afdeling virologie in het Eras-
musziekenhuis te Rotterdam. De stelling luidde: "De schei-
ding tussen diergeneeskunde en geneeskunde is kunstmatig
en dient te worden opgeheven." Uit de onderbouwing van
deze stelling kwam naar voren dat er alleen een verschil is in
het toepassen van de kennis en dat de basis van de twee het-
zelfde is. Er zijn bijvoorbeeld grote overeenkomsten in ana-
tomie, pathologie, fysiologie, ziekteverwekkers en therapie
bij mens en dier Volgens Thijs Kuiken hebben de laatste
jaren veel veranderingen plaatsgevonden waardoor de schei-
ding tussen de twee disciplines eigenlijk kunstmatig is ge-
worden. Een verandering is bijvoorbeeld de toegenomen
populatie, waardoor er meer infectieziekten zijn opgekomen,
de zogeheten \'emerging infectious diseases\' (EID). Bij de be-
strijding van deze EID zijn zowel bij de geneeskunde als bij
de diergeneeskunde problemen aan te wijzen. Veel dieren-
artsen werken bijvoorbeeld als gezelschapsdierenarts omdat
hier veel vraag naar is, waardoor andere disciplines zoals de
veterinaire volksgezondheid in het nauw komen. Artsen voe-
len zich op hun beurt ongemakkelijk bij vragen van patiënten
over de kans dat zij infecties van hun huisdieren krijgen. De
oplossing voor beide problemen ligt in een gemeenschappe-
lijke basis van de geneeskunde en de diergeneeskunde in de
opleiding. Ook moeten meer mensen zich gaan bezighouden
met de biomedische wetenschappen, aldus Kuiken. Als reac-
tie op dit betoog beweerde Coutinho dat de bestrijding van
deze EID wordt belemmerd door de antibioticaresistentie, die
te wijten is aan het onzorgvuldige gebruik van deze medicij-
nen door dierenartsen. Volgens hem zijn huisartsen vanwege
de tussenkomst van apotheken veel zorgvuldiger in het ge-
bruik van antibiotica. Zowel Coutinho als Hoepelman gaven
aan dat ook de belangen van dierenartsen bij het antibiotica-
gebruik bijdragen aan het sneller inzetten van deze middelen.
Wanneer meer medicijngebruik leidt tot hogere inkomsten
voor veehouder en dierenarts, verliest de dierenarts het be-
lang van de volksgezondheid mogelijk uit het oog. Hierop
antwoordde Van Knapen dat uit onderzoek is gebleken dat
maar een paar procent van de totale resistentie is te verklaren
door het gebruik van antibiotica in de diergeneeskunde en dat
de humane geneeskunde hierin een veel grotere rol speelt.
Vanuit de zaal werd zijn bewering nog aangevuld met de me-
dedeling dat huisartsen sowieso nog nooit van een antibio-
gram hebben gehoord en dus eerst maar eens hun eigen aan-
deel in dit probleem moeten bekijken.
Prof dr. Frans van Knapen behandelde de tweede stelling van
de avond: "De samenwerking tussen huisarts en dierenarts is
voor verbetering vatbaar." Van Knapen, van oorsprong dieren-
arts, bekleedt onder andere twee functies als hoogleraar aan
de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht op de gebieden
van parasitaire zoönosen en de veterinaire volksgezondheid.
Hij pleitte voor de stelling aan de hand van enkele voorbeel-
den van hoe het mis kan gaan als genees- en diergeneeskundi-
gen hun kennis niet delen. In verzorgingstehuizen wordt het
houden van honden en katten bijvoorbeeld verboden in ver-
band met de kans op schurft. Schurft is echter een kwestie van
slechte hygiëne en wordt niet veroorzaakt door honden en kat-
ten. Ook wordt de cyclus van bepaalde lintwormen volgens
Van Knapen in stand gehouden doordat er niet genoeg over
cysticercosis wordt gecommuniceerd. Uit de reacties van zo-
wel de sprekers als de zaal, kan men concluderen dat alle aan-
wezigen het met bovengenoemde stelling eens waren.

Versla

Ck=Dgk^

Vervolgens lichtte prof dr. Andy l.M. Hoepelman de derde
stelling van de avond toe: "Huisartsen hebben voldoende
kennis van zoönosen." Hoepelman is arts en is onder andere
hoofd van de afdeling Interne geneeskunde en infectieuze
ziekten aan het Universitair Medisch Centrum te Utrecht.
Graag wilde hij de stelling omzetten in een stelling die vol-
gens hem aangaf wat er werkelijk aan de hand was: "Dieren-
artsen denken veel kennis van zoönosen te hebben." De zaal
kon deze inbreng zeer waarderen, wat tot veel geroezemoes

-ocr page 137-

aanleiding gaf. Met een klik op de knop werd een diavoor-
stelling gestart met foto\'s van humane patiënten die een zoö-
nose hadden. Hoepelman vroeg de diergeneeskundigen in de
zaal eens even een diagnose te stellen om de kennis te testen.
Van de plaatjes die daadwerkelijk een zoönose toonden, kon-
den de testpersonen het merendeel niet herkennen. In zijn be-
toog wilde Hoepelman duidelijk maken dat zowel de dieren-
artsen als de huisartsen weinig kennis van zoönosen hebben
en dat men via een uitgebreide anamnese, waarbij ook naar
huisdieren wordt gevraagd, al een heel eind in de richting van
de goede diagnose kan komen. Hij onderstreepte daarnaast
het belang van een goede communicatie tussen artsen en het
tijdig aangeven van zoönosen. Dit kan worden bereikt door
gemeenschappelijke informatieavonden waarin onder andere
wordt besproken hoe men moet handelen als de diagnose een
zoönose is. Tevens kan een vroege constatering worden
bereikt door in het medisch curriculum meer aandacht te be-
steden aan ziekten op het grensvlak van dier en mens.
Prof dr. Roel Coutinho, arts en momenteel onder meer werk-
zaam als directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding
bij het RIVM, nam de vierde stelling voor zijn rekening.
Deze luidde: "\'One-medicine\' vormt de oplossing voor emer-
ging diseases." Volgens hem leidt een betere samenwerking
in het beroepsveld ook tot een betere samenwerking op we-
tenschappelijk gebied. Dit is bijvoorbeeld belangrijk in on-
derzoek naar de prevalentie van infectieziekten en de vraag
of deze nu hoger is dan vroeger of niet. Ook is nog steeds on-
duidelijk waarom bij overdracht van dier naar mens bij de
mens soms een epidemie optreedt maar meestal niet. De
samenwerking tussen de twee disciplines kan dus helpen on-
duidelijkheden rond zoönosen op te helderen. Volgens
Kuiken zijn er meer uitbraken van infectieziekten vanwege
de veranderingen van de laatste jaren, zoals een toename van
de bevolkingsdichtheid, de verkrijgbaarheid van exotisch
voedsel in veel landen en het fokken van exotische dieren.
Coutinho benadrukte tot slot dat een van de verschillen tus-
sen de humane geneeskunde en de diergeneeskunde is dat
artsen meer naar individuen kijken en dierenartsen meer op
populatieniveau bezig zijn.

Dgk=Gk^

De laatste stelling van de avond werd besproken
door dr. Tjaart Schillhom van Veen. Deze dierenarts
heeft veel ervaring opgedaan in onder andere Nige-
ria, het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Tot voor
kort werkte hij voor de Wereldbank als deskundige
in veterinaire zaken, voedselveiligheid en pest-
bestrijding. De stelling was: "Toepassing van het
\'one-medicine\'-concept in ontwikkelingslanden
kan de humane gezondheid en de diergezondheid
optimaliseren, vooral als andere disciplines in
stads- en plattelandsontwikkeling ook meewerken."
Volgens hem is het belangrijk om bij de verbetering
van de omstandigheden in ontwikkelingslanden te
kijken naar meerdere disciplines naast humane
geneeskunde en diergeneeskunde. Veel ziekten zijn
bijvoorbeeld het gevolg van slechte hygiëne, zoals
een gebrek aan riolering en waterzuivering. Er be-
staat ook een verschil tussen ontwikkelingslanden
en de westerse landen. Als in westerse landen wordt
bepaald hoe de hygiëne of bestrijding van ziekten
moet worden uitgevoerd, kan deze maatregel in ont-
wikkelingslanden niet zonder meer worden inge-
voerd. Een extreem voorbeeld hiervan is de hygiëne-
maatregel van het regelmatig wassen van veewagens in
Nederland, die een vereiste is voor export naar de Europese
Unie. Deze kan onmogelijk worden toegepast in gebieden
met een watertekort, zoals Namibië. Als dierenarts op het
platteland in Nigeria, waar medische verzorging nauwelijks
aanwezig was, kreeg Schillhom van Veen ook vaak vragen
over de humane geneeskunde van bewoners. Het dilemma
hierbij was in welke situatie hij moest helpen, zoals bij een-
voudige wondverzorging, en wanneer hij moest verwijzen
naar een vaak ver gelegen hospitaal. Volgens hem is \'one-
medicine\' erg belangrijk en zijn er veel raakvlakken, vooral
op hel gebied van de volksgezondheid. Het is niet de bedoe-
ling om gecombineerde dierenartsen en huisartsen op te
leiden, maar bij gebrek aan beter zou een betere kennis van
eikaars vakgebied in ontwikkelingslanden kunnen leiden tot
een verbetering van de situatie.

Tijdens de avond kon men merken dat de artsen over de die-
renartsen vonden dat die van zichzelf denken dat ze alles we-
ten. Andersom vonden dierenartsen dat artsen zich beter voe-
len dan dierenartsen. De opmerkingen die al een tijdje in de
lucht hingen, werden uiteindelijk uitgesproken: "Volgens mij
denken jullie dat jullie als dierenartsen ook mensen kunnen
behandelen." Hierop werd geantwoord met: "Wij kennen al
zoveel diersoorten, de mens is er inderdaad gewoon één bij."
De diergeneeskundige meerderheid in de zaal stemde hier
met applaus en gelach mee in.

In de afsluiting vatte Koolmees de belangrijkste uitkomsten
van de avond samen. Hij concludeerde dat de onbekendheid
tussen artsen en dierenartsen een grote rol speelt in de matige
onderlinge communicatie. De toenadering tussen beide disci-
plines kan tot stand komen via informatievoorziening tijdens
de opleidingen. Hierdoor kan een verbetering worden bereikt
in eigen land, maar ook in ontwikkelingslanden.

Kirsten Peeters is vierdejaars studente diergeneeskunde en
vrijwilliger bij Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelings-
samenwerking
(www.dio.nl).

-ocr page 138-

H. van Herpen

Van 1 tot 3 juni 2007 was in Seviila het Metacam sympo-
sium on arthritic disease in cats, MOSAIK. Een sympo-
sium over een ziekte, die nauwelijks opvalt en waarover
naar blijkt nog niet genoeg bekend is. Meerdere sprekers.
Bennet, Laselles, Sparkes, Lindley en Daemmgen, deelden
hun inzichten over de bevindingen tot nu toe.

Wanneer nauwi<euriger (röntgenologisch) naar gewrichtsver-
anderingen bij icatten wordt gekeken, blijken meer gewrich-
ten aangedaan te zijn dan in eerste instantie zou worden ver-
wacht. Uit screenend onderzoek bij katten (zonder klinische
klachten) blijkt dat in een groot aantal gevallen de gewrichten
röntgenologische veranderingen vertonen. De waarneming
dat met het toenemen van de leeftijd ook het aantal verande-
ringen toeneemt, is niet onverwacht. De gewrichten die qua
frequentie van afwijkingen bovenaan staan, zijn de heupen en
de ellebogen. Het komt vaker voor dat meerdere gewrichten
zijn aangetast dan slechts een enkele. Ook de wervelkolom
vertoont regelmatig benige veranderingen, vooral spondy-
lose, en wel frequenter in het thoracale deel dan cervicaal en
lumbaal. De vraag blijft echter in hoeverre deze laatste ver-
anderingen ook klinisch relevant zijn.
Bovengenoemde afwijkingen worden niet alleen gevonden
bij onze huisdieren maar ook bij in het wild levende kat-
achtigen.

Anamnese en behandeling

Om gewrichtsproblemen op het spoor te komen, dient de
anamnese zorgvuldig aangehoord en geanalyseerd te worden.
In vergelijking met de \'forceplate\'-analyse blijken eigenaren
met hun observaties betrouwbaarder locomotiestoornissen te
kunnen vaststellen dan dierenartsen. Er zijn veel gedragsver-
anderingen die in de richting van ongerief of in het ergste ge-
val pijn kunnen wijzen. De meest voorkomende gedrags-
afwijking bij katten met osteoartrose is het niet meer hoog
willen springen en niet (hard) willen lopen. Pas in veel ern-
stigere gevallen trekken dieren zich terug, worden onaange-
naam of verliezen hun eetlust.

Een redelijk betrouwbare methode om vast te stellen of een
kat pijn heeft, is het voldoende lang verstrekken van pijnstil-
ling. Eigenaren kunnen daarna vrij betrouwbaar observeren
of er verbetering optreedt, in de zin van herstel van normaal
gedrag.

De relatie tussen pijn en osteoartrose blijft echter moeilijk
vast te stellen. Dit wordt bemoeilijkt aangezien in veel geval-
len osteoartrose beiderzijds optreedt. Naar schatting zeventig
procent van de eigenaren van wie de kat artrose heeft, is daar-
van niet op de hoogte.

Metacam en gewrichtsveranderingen bij katten

Voor de behandeling is er nu een goed werkende NSAID, met
een hoge Cox2/Coxl ratio, geregistreerd voor de kat; Meta-
cam. Een dosering van 0,1 milligram per kilogram op de eer-
ste dag, gevolgd door 0,05 milligram per kilogram dagelijks,
mag langdurig worden gegeven. Bijwerkingen zoals die al
bekend zijn van de hond, met name braken, diarree en ver-
hoogde bloedingneiging, treden normaliter pas op bij forse
overdosering (vijf maal de aanbevolen dosis). Katten met
nierfalen of maag-en darmproblemen, oudere dieren en kat-
ten met hypovolemie (bij narcose) hebben een hoger risico op
bijwerkingen. De combinatie van Metacam met een ACE-
remmer en glucocorticosteroiden is gevaarlijk. Bij het over-
schakelen op een andere NSAID moet men rekening houden
met een \'washout\'-periode van vijf tot zeven dagen.
Kortom, het symposium gaf een helder overzicht van zelden
gediagnosticeerde afwijkingen. Het geneesmiddel Metacam
is een welkome aanvulling voor de praktijk.

H. van Herpen is specialist chirurgie gezelschapsdieren en
bestuurslid van de KNMvD.

-ocr page 139-

Bluetongue

In mei 2004 heeft dr. Piet Vellema op een wetenschappelijke vergadering van de Groep Rund een inte-
ressante voordracht gehouden onder de titel: \'Nieuwe (dreigende) ziekten bij het schaap \'. Niemand kon
bevroeden dat ruim twee jaar later, onder meer door adequaat en vakkundig optreden van een aantal
practici, de introductie van bluetongue in Nederland kon worden aangetoond.

Sindsdien zijn op alle mogelijke niveaus maatregelen getroffen en activiteiten opgestart. Opvallend is,
dat ondanks het feit dat in veel zuidelijke landen bluetongue inheems is er grote kennishiaten blijken te
bestaan met betrekking tot epidemiologie, klinische verschijnselen en pathologie, met name over het BT
serotype 8 en de knutten die in onze regio actief zijn. Er is vanuit de DKR onderzoeksgeld gereserveerd
voor meerdere onderzoeken onder andere naar goede monitoringsprogramma \'s en klinische verschijn-
selen op rundvee- en schapenbedrijven. Hierin wordt nadrukkelijk geparticipeerd door practici.
Op 26 juli 2007 is bluetongue opnieuw vastgesteld in Nederland. Op 30 juli werd bekend dat er in
Zuid-Nederland meerdere bedrijven zijn met klinische verschijnselen van bluetongue (bij runderen en
schapen) waarbij vervolgens de diagnose is gesteld.
Voor practiserende dierenartsen en veehouders is alertheid geboden.

Helaas worden op veel schapenbedrijven dierenartsen niet of nauwelijks geconsulteerd als er zieke dieren
zijn. Hetzelfde geldt voor een deel van de rundveebedrijven.

Het is te hopen dat met de invoering van de voorschriftplicht voor UDA- en URA-middelen per 1 oktober
er op dit punt vooruitgang kan worden geboekt. De definitieve regelingen met betrekking tot het voor-
schrijven moeten nog worden uitgewerkt. De overheid moet in staat (willen) zijn de regelgeving zo vast te
stellen dat de praktiserend dierenarts, met kennis van de \'eigen \' bedrijven, dicht
op de veehouder (en hobbyhouder) kan zitten. De poortwachtersfunctie van de
practicus moet nadrukkelijk centraal staan.
Voor soepelheid op dit punt mag geen ruimte zijn!

Gerrit Hooijer, voorzitter VGH, bestuurslid GGL.

Voorzitters-
column

KNMvD sportdag heefl een nieuwe sport

"Hé, ben jij er ook? Gezellig! Zitje
nog steeds in de praktijk? Ben je al
afgestudeerd, bel anders volgende
week even ... Je bent ook getrouwd

Maatschappij

nieuws

Bovenstaande opmerkingen horen wij
jaarlijks op de sportdag van de
KNMvD. Een dag lekker sporten
waarbij gezelligheid, sportiviteit en collegialiteit centraal
staan. Dit jaar vindt de sportdag plaats op vrijdag 21 septem-
ber, opnieuw op het sportpark Marienhoeve in Wijk bij Duur-
stede. Deze sportdag heeft twee primeurs: een nieuwe sport
en voor de deelnemers kans op een gratis tandemparachute-
sprong.

Welke sport past bij u?

Over de gezelligheid tijdens de sportdag hoeft u zich geen
zorgen te maken. Die is er zeker, maar welke sport kiest u?
De bekendste sporten zijn voetbal en hockey. In samengestel-
de teams wordt er op de hockey- en voetbalvelden van
Marienhoeve een toernooi gespeeld. Tennist u liever? Ook
dat is mogelijk. Er wordt zowel enkel als dubbel gespeeld.
Ook kunt u golfen. Golfbaan De Batouwe in Zoelen staat be-
kend om zijn gastvrijheid en staat garant voor een plezierige
golfdag. Als u het liever wat rustiger aan doet, kunt u zich in-
schrijven voor bridge. Dit jaar kunt u zich echter ook inschrij-
ven voor een nieuwe sport.

Op zoek naar een stukje Frankrijk in Nederland

Na een langdurige verbouwing is het terrein van Marien-
hoeve dit jaar klaar De jeu de boulesvereniging van Wijk bij
Duurstede heeft er een paar mooie banen gekregen. U snapt
het al, dit jaar zal het eerste veterinaire jeu de boulestoernooi
worden gehouden. We gaan op zoek naar de semi-fransman
onder de Nederlandse veterinairen die zich \'veterinair jeu de
bouleskampioen 2007\' mag noemen. Misschien bent u dat
wel!

Inschrijven met kans op een groot avontuur

Zoals gezegd beleeft u tijdens de sportdag een hoop sportivi-
teit, collegialiteit en natuurlijk de spanning of u dit jaar in uw
discipline kampioen wordt. Misschien is dit alles voor u nog
niet spannend genoeg. In dat geval wil de sportcommissie u
graag een handje helpen, ledereen die zich inschrijft voor de
KNMvD-sportdag maakt kans op een gratis tandemparachute-
sprong bij Parachutisten Centrum Midden Nederland. Deze
sprong wordt u aangeboden door veterinair organisatiebureau
Vitaux. Een tandemsprong is een geweldige sensatie. Iets dat
u gewoon eens gedaan moet hebben. Tijdens de sportdag
krijgen alle deelnemers lotingformulieren uitgereikt. Als u
mee wilt dingen naar de prijs moet u dit formulier invullen.
We verloten de tandemsprong aan het einde van de dag tij-
dens de prijsuitreiking. Deze prijs is persoonsgebonden.
Kortom, schrijf u direct in, met het inschrijfformulier dat bij
dit tijdschrift is gevoegd. U kunt zich ook inschrijven via
www.knmvd.nl.

-ocr page 140-

Ook dit jaar heeft de wetenschappelijke redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zich gebogen over de
wetenschappelijke artikelen die in 2006 in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
zijn gepubliceerd. Na rijp beraad
zijn er drie artikelen genomineerd voor de Jaarprijs voor
het beste wetenschappelijke artikel gepubliceerd in 2006.
In willekeurige volgorde presenteren wij u hieronder
graag de genomineerde artikelen:

• The Feil Pony Immunodeficiency Syndrome also occurs in
the Netherlands: a review and six cases; C.M.
Butler, C.M.
Westermann, J. P. Koeman en M. M. Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan.

• Transvaginale aspiratie als primaire behandeling van ova-
riële follikelcysten bij melkkoeien onder praktijkom-
standigheden; J.J.
Lievaart, J.M. Parlevliet, S.J. Dieleman,
S. Rientjes, E. Bosman en P. LA. M. Vos.

• Pithomycotoxicosis of facial eczema bij het rund voor de
eerste maal aangetoond in Nederland; L.
van Wuijckhuise,
J. Snoep,
C. Cremers, A. Duvivier, A. Groeneveld, W. Ottens
en S. van der Sar

Deze drie artikelen zijn geselecteerd op basis van een aantal
criteria zoals leesbaarheid, presentatie (opbouw), originali-
teit, volledigheid, actualiteit, wetenschappelijk belang, prak-
tische toepasbaarheid en invloed op de kwaliteit van de dier-
geneeskunde en de diergezondheid.

Traditiegetrouw wordt de Jaarprijs uitgereikt tijdens het
KNMvD-jaarcongres, dat dit jaar wordt gehouden op vrijdag
5 oktober 2007 in Burgers Zoo te Arnhem.

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2006

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 6, juli 2007

Gids voor CVP voor voedselprodu-
cerende dieren

Het bestuur van de KNMvD wil graag
uw aandacht vestigen op de brief
\'Gids voor GVP voor voedselprodu-
cerende dieren en overeenkomst dier-
houder en dierenarts\' gedateerd op
12 juli 2007. Het bestuur vindt het be-
langrijk dat er draagvlak is voor deze
beleidslijn en wil zowel leden van de KNMvD als niet-leden
informeren en de gelegenheid bieden te reageren. Voor meer
informatie over de brief, de bijlagen en de mogelijkheid om
te reageren op de concepten, kijk op
www.knmvd.nl.
Meer informatie: portefeuillehouder Arjan den Hertog,
bureaumedewerker Hugo de Groot.

KNMvD-jaarcongres: \'Wijzer in Dierwelzijn\'

U kunt zich nu online inschrijven voor het KNMvD-jaarcon-
gres van vrijdag 5 oktober 2007. \'s Ochtends staat de algeme-
ne vergadering van de KNMvD op het programma. In de
middag gaan sprekers van het ministerie van LNV en van de
Dierenbescherming in op hun visie op dierwelzijn. We sluiten
de dag af met een bijzonder diner in Burgers\' Zoo.
Meer informatie: bureaumedewerker Marieke Veldman.

Nieuwe versie lijst invoereisen hond, kat en fret

Nu de zomervakanties zijn begonnen, is de lijst met invoerei-
sen voor hond, kat en fret op
www.knmvd.nl opnieuw geactu-
aliseerd. Kijk voor de laatste versie op onze website.
Raadpleeg voor informatie over de import van levende dieren
uit landen van buiten de EU de Voedsel en Warenautoriteit
(VWA) via Import Veterinair Online (IVO):
wisdom.vwa.nl/
ivo/S tart. do.

Meer in formatie: bureaumedewerker Joost van Herten.

B&B
Bulletin

BTW op diensten en leveringen van dierenartsen

In Nederland zijn in principe alle leveringen en diensten van
dierenartsen belast met het BTW-tarief van 19 procent. Hier-
op bestaan enkele uitzonderingen. Bij de tariefindeling van
de BTW is Nederland gebonden aan de Europese wetgeving.
De regelgeving in de verschillende Europese landen iaat ech-
ter geen eenduidig beeld zien. Over het algemeen wordt wel
het hoge tarief gehanteerd, maar in enkele landen, bijvoor-
beeld België, wordt met het lage tarief gerekend op alle
dienstverlening in de landbouwhuisdierensector Het bestuur
van de KNMvD maakt zich sterk om de diergeneeskundige
zorg in Nederland in het lage BTW-tarief te laten vallen en
zal de FVE benaderen om deze discussie op Europees niveau
op gang te brengen.

Meer informatie: portefeuillehouder Leen Den Otter, bureau-
medewerker Harm Haverkamp.

MRSA/MRSI blijft punt van aandacht

De MRSA/MRSl-problematiek blijft de gemoederen bezig-
houden. Tijdens het symposium \'Op recept\' op 19 juni jongst-
leden besteedden de GGL en de KNMvD uitgebreid aandacht
aan dit onderwerp. MRSA en MRSI zijn niet alleen in de
landbouwhuisdierensector een belangrijk punt van aandacht,
ook bij paarden en gezelschapsdieren constateert het Veteri-
nair Microbiologisch Laboratorium van de Faculteit der Dier-
geneeskunde een stijging van het aantal positieve monsters
voor MRSA/MRSI. In het vorige
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde
(nummer 14/15, 1 augustus 2007) stond een arti-
kel met de meest gestelde vragen en antwoorden over MRSA.
Zeker de moeite van het lezen waard!
Meer informatie: bureaumedewerker Hugo de Groot.

-ocr page 141-

R.J. Kümmel

(i maart 1918-23 maart 2007)

memoriam

Op 23 maart 2007 is collega Rieks Kummel na een arbeidzaam leven overleden te Bennebroek. Riekus Jan
Kummel werd geboren op 1 maart 1918 te Tilburg, waar zijn vader werkte als HTS\'er bij de Nederlandse
Spoorwegen. Het gezin bestond uit twee kinderen, Rieks en zijn jongere zusje. Hij deed in 1936 eindexamen
HBS. te Amersfoort en begon daarna in Utrecht met de studie diergeneeskunde. In augustus 1939 werd zijn
studie onderbroken voor het vervullen van de militaire dienstplicht. Na afkondiging van de mobilisatie werd
hij te Boskoop gelegerd als aspirant reservepaardenarts. Na de capitulatie keerde hij terug naar Utrecht om
zijn studie voort te zetten. In 1942 studeerde hij af als dierenarts. Vanaf 1941 was hij studentassistent en na zijn
afstuderen hoofdassistent bij professor Hartog (chirurgie). Hij was lid van Unitas. Na het verbieden van de stu-
dentenverenigingen door de bezetter nam DSK de gezelligheidsfunctie over In die tijd zijn de DSK-zangborrels
ontstaan.

In 1943 ontving Rieks de oproep om als paardenarts naar het oostfront te gaan. Daarop volgde een periode
van onderduiken, aanvankelijk in België. Na D-day arriveerde hij na een gevaarlijke tocht door de geallieerde
en Duitse frontlinies in Winterswijk bij zijn zuster en zwager, wijlen collega J. W. Bussink. Hier vond hij werk
als assistent in de praktijk. In die tijd (1943 tot 1945) heeft hij het verzet geholpen bij het vervoeren van en het
onderdak verschaffen aan neergeschoten geallieerde vliegers.

In 1946 nam Rieks de praktijk over van wijlen collega dr. J. Aukema in Groenlo. In datzelfde jaar trad hij in
het huwelijk met Loekie Vreeling uit Coevorden. Uit dit huwelijk werd hun dochter Nies geboren. De praktijk
bestond vooral uit gemengde veehouderijbedrijven. Voor de ruilverkaveling waren er veel onverharde wegen.
Een jeep en een motorfiets brachten uitkomst. Rieks was een van de oprichters van de Kl-vereniging Groenlo.
Dagelijks deed hij de spermacontroles. Door werklust en de goede uitoejèning van zijn beroep wist hij een
bloeiende praktijk op te bouwen en werd hij een alom gewaardeerde practicus. Groenlo was een éénmansprak-
tijk, met in de winter assistenten voor de massabestrijding. In 1963 associeerde hij met collega l.A. T. Rigter, die
hem in 1966 opvolgde.

Sinds 1 maart 1947 was Rieks tevens parttime hoojd van de Vleeskeuringsdienst van de gemeente Groenlo.
In 1966, na het beëindigen van de praktijk, werd hij volambtelijk. Op 1 december 1966 werd hij benoemd tot
veterinair inspecteur tweede klasse van de volksgezondheid in de ambtsgebieden Noord-Holland en noordelijk
Zuid-Holland. Bij het aanvaarden van deze functie waren in de vleeskeuringsector turbulente veranderingen
gaande in de vaak verouderde slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven. Dat hing samen met de inwerking-
treding van de EEG-richtlijn en de hoge eisen die werden gesteld hij de export van vlees en vleeswaren naar
de Verenigde Staten. Dit vereiste een meer dan normale begeleiding en controle. Een intensivering van het
repressieve toezicht op productiebedrijven en verkooppunten van vlees en vleeswaren vergde in de dichtbevolkte
ambtsgebieden eveneens extra begeleiding. Ook de pluimveevleeskeuring moest provinciaal worden georgani-
seerd. Samenvattend kan men stellen dat er hij zijn indiensttreding een enorme taak op Rieks lag te wachten.
Het is hem gelukt vele reorganisaties door te voeren en verbeteringen te bewerkstelligen.
Op 1 januari 1974 werd Rieks benoemd tot veterinair inspecteur van de volksgezondheid, tevens inspecteur-
districtshoofd van de Veterinaire Dienst in Noord-Holland. Als inspecteur werd hij tevens verantwoordelijk voor
de import en export van levende dieren en dierproducten, ook op de luchthaven Schiphol en in de haven van
Amsterdam. Met zijn opgewekte karakter wist hij een prettige werksfeer te scheppen voor zijn medewerkers.
In die tijd was hij examinator bij de keurmeesterexamens en secretaris van de provinciale vestigingscommissie
van de KNMvD.

Rieks was zeer sportief: hij zwom, speelde waterpolo en tenniste, maar fietste ook graag en veel. Naast zijn
drukke werkzaamheden heeft Rieks tijdens zijn praktijktijd en ook later in zijn ambtelijke functie tijd kunnen
vrijmaken om op het sociale vlak actief te zijn. Gedreven doorzijn enthousiasme voor de sportbeoefening is het
hem dankzij zijn intensieve medewerking gelukt een aantal sportaccommodaties op te richten. In Bennebroek is
hij actief bestuurslid geweest van de tennisvereniging. Rieks was heel trots op zijn ook al sportieve kleinzonen.
In september 1983 maakte Rieks gebruik van de VUT-regeling. De laatste tijd ging het niet zo goed met hem.
Het spreken werd steeds moeilijker en ook verder liet zijn lichaam hem in de steek. In deze periode werd hij
thuis liefdevol verzorgd door Loekie, Nies en de kleinkinderen, ondersteund door professionals. Rieks werd in
familiekring begraven in Emmen, in de provincie waar hij zo bijzonder op gesteld was.

Velen zullen goede herinneringen aan hem bewaren als mens en als collega. Mogen Loekie en de overige
familieleden de kracht vinden om dit grote verlies te kunnen verwerken.

Henk Perre

-ocr page 142-

Henri werd geboren in een groot boerengezin in het Limburgse Eijsden. Het gezin telde tien kinde-
ren, waarvan hij de vierde was. In 1966 verliet hij het door hem zo geliefde Limburgse land om te
gaan studeren aan de Hogere Landbouwschool in \'s Hertogenbosch. Na een succesvolle afronding
van deze opleiding wilde hij alsnog zijn droom verwezenlijken om plattelandsdierenarts te worden
en startte hij in 1970 met de studie Diergeneeskunde.

Henri, voor de meesten onder ons beter bekend als Harry, was een actief lid van DSK en heeft enkele
jaren in het bestuur gezeten. Ook bij de organisatie van Peerdenpieten was hij nauw betrokken. Hij
hield van gezelligheid en was vaak de gangmaker Het was ook in deze periode dat hij zijn vrouw
Gerdine leerde kennen, met wie hij in 1978 in het huwelijk trad.

Na zijn afstuderen begon hij in de plattelandspraktijk Oudenbosch in Brabant en kon hij eindelijk
zijn droom en passie in praktijk gaan brengen. Na enkele jaren met veel plezier gewerkt te hebben,
koos hij voor een associatie in de Dierenartsenpraktijk Helmond.

Henri en zijn vrouw vonden een mooi huis in de bossen in Lieshout, waar hij genoot van de ruimte
en de natuur Hier werden zijn drie dochters geboren, Anne-Wil, Hanneke en Fleur. \'Zo trots als een
pauw\'was hij op die meiden en samen met Gerdine vormden zij een fantastisch gezin, waar gastvrij-
heid hoog in het vaandel stond. Jagen werd zijn hobby. Daar hoorde ook weer gezelligheid bij en
hiervan genoot Harry nog het meest. Samen met vrienden lekker eten en genieten van een goed glas
wijn, dat waren belangrijke momenten in zijn leven.

In zijn werk was hij .serieus en gedreven. Zijn werk was zijn leven, hij had met name een grote liefde
voor koeien en paarden. Binnen de associatie werden de taken verdeeld en het was dan ook niet
vreemd dat Harry de bedrijfsbegeleiding op rundveebedrijven op zich nam. Hij verwierf een goede
naam hij de veehouders door zijn inzet en liefde voor het vak.

Nadat zich een ernstige vorm van artro.se manifesteerde in zijn handen en hij niet meer kon functio-
neren zoals hij al dertig jaar met zoveel liefde en inzet had gedaan, moest hij noodgedwongen de
uitvoering van de praktijk opgeven. Dit werd voor hem de moeilijkste periode in zijn leven. Zonder
zijn werk en \'zijn \'hoeren zag hij geen uitdaging meer De vrolijke gangmaker werd somher en genoot
niet meer van alle goede dingen die het leven hem nog te bieden had.

Volkomen onverwacht voor zijn naasten en vrienden heeft hij op zijn eigen wijze afscheid genomen
van het leven.

Ik zal hem missen als dierbare vriend en collega en hij zal altijd in mijn herinnering blijven als een
fijn mens, een man uit één stuk, met het hart op de juiste plaats. Ditzelfde geldt voor \'zijn \'boeren hij
wie hij enorm geliefd was, getuige de vele reacties na zijn plotselinge overlijden. Zijn vrouw Gerdine
en zijn geliefde dochters wens ik heel veel sterkte met het verwerken van dit grote verlies.

Gunther Zimmer

memoriam

Henri Duijsens
(14 september 1951 -
15 maart 2007)

-ocr page 143-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
NedeHandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collega\'s zich aan-
gemeld:

Analbers, IVlevr. C.; 2006; 3864 ML Nijkerker-
veen; Naaldenkoperweg 11 a.
Diepen, Mevr. L.M. van; 2005; 3985 SM Werk-
hoven; Korte Zuwe 2.

_ George, Q.P.; 2007; 3621 VH Breukelen; Otter-

spoor 20.

Klopping, E.P.G.; 1974; 5345 MT Oss; Schout-
straat 33.

Mol, J.M.B.; 2004; 7047 CW Braamt; Zeddamseweg 1 a.
Oenema, E.; 2005; 8455 JR Katlijk; Kerkelaan 18.
Osinga, Mevr. A.M.A.; 8395 PX Steggerda; H. Deddenstraat 29.
Snaijer, G. de; 1990; 3211 LD Konijnendijk 5.

Voor het dierenartsexamen van 6 juli 2007 zijn geslaagd:

Baeke, R.C.M.
Beaujean, M.H.J.
Bennema, Mevr. S.C.
Berendsen, Mevr. N.
Blok, Mevr. E.E.
Booi. Mevr. N.L.
Dijk, Mevr B.
Gelder, Mevr A. van
Gorter. Mevr. EE.J.
Hardeveld Mevr. K.S.
Hissink, H.H.A.L.
Hofstra, G.

Jong, Mevr. I.M.L. de
Koolhoven, E
Koop, G.
Laan, Mevr. PC.
Merkx, M.A.

Oord, Mevr. B.W.M. van den
Pels Rijcken, Mevr. E.
Rijt, Mevr. R. van der
Roock, J.A. de
Roorda, W.
Soest, Mevr. J.M. van
Spek, Mevr. M. van der
Spreeuwenberg, Mevr. J.E.
Thijssen, Mevr. L.C.P
Tijhof, Mevr. A.G.
Veraart, Mevr C.S.
Verhaag, Mevr. M.E.C.
Vester. Mevr. R
Visch, Mevr. G.J.M.
Weller, Mevr. A.K.
Weteling, Mevr. A.
Wielsma, G.
Zander, S.A.L.

Personalia

Overlijdensberichten:

Op 30 juni 2007 Mevr. A.E. Wagenaar-Schaafsma te Tiel.
Op 2 juli 2007 W.T. Koopmans te Joure.

Mutaties:

♦Baars, Mevr. PC.R.; 1972; 7548 AS Enschede; Boekelosestraat 45; tel. privé:
053-4282332; E-mail privé:
pcrbaars@hotmail.com.
Baeke, R.C..M.; 2007; 3572 HP Utrecht; Poortstraat 104 bis; tel. privé
mobiel: 06-41282826; E-mail privé:
rcmbaeke(^gmail.com.\\ d.
Beaujean, .M.H.J.; 2007; 3515 GV Utrecht; Lauwerecht 88; tel. privé
mobiel: 06-45618529; E-mail privé:
m.h.j.heaujeaii(a:students.uu.nl.-, d.
Bennema, Mevr. S.C.; 2007; 3583 HD Utrecht; Willem de Zwijgerstraat
68; tel. privé: 030-2512487; E-mail privé:
s.c.bennema(dstudents.iiu.nl.; d.
Berendsen, Mevr. N.; 2007; 3514 HL Utrecht; Nieuwlandstraat 104; tel.
privé mobiel: 06-14267480; E-mail privé:
itinjaturtleS2(ayahoo.com.; d.
Blok, Mevr. E.E.; 2007; 3524 JR Utrecht; Filipijnen 224; tel. privé:
030-2870034; tel. privé mobiel: 06-14225853; E-mail privé:
emmabhkÇa
hotmail.com.-,
d.

*Booi, Mevr. N.; 2007; 3573 PG Utrecht; Pal Maleterstraat 55; tel. privé
mobiel: 06-43541349; d.

Dijk, Mevr. B.; 2007; 3561 HW Utrecht; Tannhauserdreef 386; tel. privé
mobiel: 06-41041389; E-mail privé:
babs_dijk(a hotmail.com.; d.
*Gelder, Mevr. A. van; 2007; 3962 RB Wijk bij Duurstede; Gr. van Lyn-
den van Sandenburgweg 3 a; d.

Gietemann, Mevr. I.V; 2007; 47608 Geldem (Duitsland); Ponter Dorfstrasse 12;
tel. privé: 00^9-28311329113;
tel. privé mobiel: 00-49-1719511665; E-mail
privé:
ivgietemann(fl hotmail.com.; medew. bij U. Küppers en Mertens;
tel. prakt.: 00-49-283180200.

Gorter, Mevr. F.E.J.; 2007; 6325 CK Berg en Terblijt; Langen Akker 55;
tel. privé mobiel: 06-41048073; E-mail privé:
fgorterÇàhotmail.com.; A.
Hardeveld, Mevr. K.SD.; 2007; 3706 HV Zeist; Laan van Vollenhovc
2871; tel. privé mobiel: 06-20176072; E-mail privé:
khardeveld(d hotmail,
com.;
medew. bij B. van der Heijden; tel prakt.: 045-4041850; fax prakt.:
045-4041864; E-mail prakt.:
wqs(&planet.itl.; d.

Hissink, H.H.A.L.; 2007; 7244 PK Barchem; Oude Ruurloseweg 4;
tel. privé: 0573-441788; tel. privé mobiel: 06-50253832; E-mail privé:
hissink(aplanet.nl.; p., pelsdieren per Juli: tel prakt.: 0573-441788 of
06-50253832; fax prakt.: 0842271333; per sept, medew. bij J. Lens; teL
prakt.: 026-4422025; fax prakt.: 026-4422470; E-mail prakt.:
infoCa,
demitris.nl.;
d.

Hofstra, G.; 2007; 3584 DA Utrecht; Cambridgelaan 331; tel. privé
mobiel: 06-40249165; E-mail
\'pr\'wé: g.hofstra(astudents.uu.nl.; d.
Jong, Mevr. I.M.L.de; 2007; 2312 SV Leiden; Vestcstraat 15 B; tel. privé
mobiel: 06-30166061; E-mail privé:
i.m.dejong(à students.uu.nkl.; d.
Koolhoven. F.; 2007; 3705 ZD Zeist; Warande 46; tel. privé: 030-6958322;
tel. privé mobiel: 06-10532007; E-mail privé:
f.koolhoven(a students.
uu.nl.;
d.

Koop, G.; 2007; 3527 EG Utrecht; Nansenlaan 53; tel. privé mobiel:
06-42082729; E-mail
pri\\é; g.koop(àstudents.u14.nl.; d.
andreamarlakuytenÇd hotmail.com.; d.

Laan, Mevr. P.C.; 2007; 3124 T.M Schiedam; Lagerlofborg 20; tel. privé
mobiel: 06-41047107; E=-mail privé:
pclaan@casema.nl.; d.
Merkx, Mevr. M.P.A.J.; 2007; 4927 BJ Hooge Zwaluwe; Kleynstraat 5;
tel. privé: 0168-482721; tel. privé mobiel: 06-47378551; E-mail privé:
m.p.a.j.merkzCq studenls.uu.nl.; d.

CARPRODYL® tabletten voor dc hond. WERKZAME STOF: carprofen resp. 20 mg
en 50 mg per tablec. INDICATIES: ontstekingen en pijn
bij chronische aandoeningen
van het beviregingsapparaat, zoals bijvoorbeeld osteoartritis. DOELDIER: hond.
DOSERING: 2 lot 4 mg carprofen per kg LG per dag in een enkele dosering of in ovee
halve doseringen. CONTRA-INDICATIES: hart-, lever- of nieraandoeningen; gastro-
intestinale ulceraties of -bloedingen; bloed- of stollingsstoornissen; overgevoeligheid
voor het product of voor andere NSAIDs: niet gebruiken bij katten. BIJWERKINGEN:
verminderde eetlust, braken en diarree: in zeldzame gevallen bloeding van ulcers
in de maagdarmtractus; (beperkt) risico op lever- of nierproblemen. Carprofen
dient niet tegelijk met andere ontstekingsremmers zoals NSAIDs (bijv. aspirine,
meloxicam) of
Steroiden {bijv. Prednisolon, Cortison, dexamethason) te worden
gegeven.VERPAKKING: doos met i O of 50 bllsters van IO tabletten. Uitsluitend voor
diergeneeskundig gebruik. REG NL 10400. REG NL 10401.

MELOXIDYL* suspensie voor oraal gebruik. WERKZAME STOF: meloxicam 1.5 mg
per ml. INDICATIES: ontsteking en pijn bij zowel acute als chronische aandoeningen
van het bewegingsapparaat DOELDIER: hond. DOSERING; éénmalig 0,2 mg meloxicam
per kg LG . daarna 0,1 mg meloxicam per kg LG, éénmaal per dag: oraal, gemengd
met voer CONTRA-INDICATIES: drachtige of melkgevende dieren; gastro-intestinale
afwijkingen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever-, hart- of nierfunctie en
stollingsstoornissen; overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van
de hulpstoffen; honden jonger dan 6 weken. BIJWERKINGEN: verminderde eetlust,
braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie,VERPAKKING: flacon van 20 ml, 32 ml
en 100 ml. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. REG NL 10561 - UDA

-ocr page 144-

Oord, Mevr. B.W.M. van den; 2007; 3524 RB Utrecht; Henegouwen 76;
tel. privé mobiel: 06-16312695; E-mail privé:
baukevdoord(a gmaiUom.-,
d.

Pels Rijcken, Mevr. E.; 2007; 3822 RA Leusden; Lockhorsterweg 4;
tel. privé mobiel: 06-52408844; d.

Rijt, Mevr. R. van der; 2007; 5481 LL Schijndel; Beethovcnstraat 58;
tel. privé: 073-5476451; E-mail privé:
rvaiiderriJKa hotmail.com.-, d.
Roock, J.A. de; 2007; 3705 ZG Zeist; Warande 83; tel. privé:
030-6951860; d.

Roorda-Lenselink, Mevr. M.; 2007; 3731 GG De Bilt; Steinenburglaan
12; tel. privé: 030-2514137; E-mail privé:
m.lenseUnk(astudents.uu.nl.\\
d.

Soest, Mevr. J.M. van; 2007; 3991 LK Houten: Houtensewetering 43;
tel. privé: 030-6352050; tel. privé mobiel: 06-28574113; E-mail privé:
j.m.vansoest(a students.uii.nl. ; d.

Spek, Mevr. M. van der; 2007; 3523 CK Utrecht; Heuveloord 19; tel.
privé mobiel: 06-41511431; E-mail privé:
marikeSOÇdyahoo.com.-, meden,
bij H.A. Hagen, K. Hoving, C.G. van Laar en F.B. Gort; tel prakt.:
038-3312255; fax prakt.: 038-3321257; d.

*Spreeu\\%enberg; Mevr. J.; 2007; 3362 JL Sliedrecht; Beugelaar 25; tel.
privé: 0184-418383; d.

Swart, R.; 1994; 7722 WK Dalfsen; Middeldijk 53; tel. privé: 0529-433511;
E-mail privé:
melof.swart@planet.nl.: d\'arts bij GD afd. pluimveegezondh.
zorg; tel. bur.: 0570-660301; E-mail bur.:
r.swart(a sddeventer.com.

I hijssen, Mevr. L.C.P.; 2007; 3705 ZC Zeist; Warande 33; tel. privé
mobiel: 06-47790250; E-mail privé:
lindathiJssen82(ä,hotmail.com.-, d.
Tijhof, Mevr. A.G.; 2007; 3523 PA Utrecht; Kariboestraat 49; tel. privé
mobiel: 06-154600271; E-mail privé:
amieketijhof(dgmail.com.-, d.
Veraart, Mevr. C.S.; 2007; 3582 EW Utrecht; Albatrosstraat 10 bis;
tel. privé: 030-2144498; E-mail privé:
carinaveraartÇàhotmail.com.-, d.
Verhaag, Mevr. M.E.C.; 2007; 7577 PC Oldenzaal; Bekspringweg 12;
E-mail privé:
m.e.c.verhaag(a stiidents.iiii.nl.-, d.
Vester, Mevr. P.; 2007; 3582 EW Utrecht; Albatrosstraat 10 bis: tel. privé:
030-2144498; E-mail privé:
p.vesterÇa students.uu.nl.-, d.
Visch, Mevr. G.J.M.; 2007; 3523 PA Utrecht; Kariboestraat 53; tel. privé
mobiel: 06-47578020; E-mail privé:
gjmvisch(a hotmail.com.-, d.
Weiler, Mevr. A.K.; 2007; 3583 AK Utrecht; Adriaen van Ostadelaan
42; tel. privé: 030-2515487; tel. privé mobiel: 06-29514581; E-mail privé:
annaweller(a hotmail.com.-, d.

*Weteling, Mevr. A.; 2007; 1056 GV Amsterdam; Admiraal de Ruijter-
weg 146; tel. privé: 020-7773290; d.

VVielsma, G.; 2007; 3523 PG Utrecht; Kariboestraat 243; tel. privé mobiel:
06-42094764; E-mail
pr\'wé: g.wielsma(a students.uu.nl.-, d.
Zander, S.A.L.; 2007; 3584 DH Utrecht; Cambridgclaan 529 k. 31;
tel. privé mobiel: 06-27467899; ; E-mail privé:
sergezander(a live.nl.; d.

Promoties aan de Faculteit der
Diergeneeskunde

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

29 augustus 2007, drs. B.P.B. Rambags

Promotores: prof.dr. B. Colenbrander

prof.dr T.A.E. Stout
Titel proefschrift: Embryonic quality and survival
in the horse maternel and intrin-
sic aspects.

maandag27-08-2007
maandag 10-09-2007
maandag24-09-2007
maandagOS-10-2007

15-09-2007
01-10-2007
15-10-2007
01-11-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrifi@knmvd.nl

30 augustus 2007, M.A.EI Musharaf-Mukhtar, M.Sc

prof dr A.C. Beynen
Alternative anticoccidial
ment of broeiler chickens

Promotor:
Titel proefschrift:

treat-

Congressen ft^ymposia

September

14-15 AvEx-congres. Staat in het teken van vo-
gels en reptielen. Met intemationale spre-
kers, waaronder Teresa Lightfoot, Gerry
Dorrestein en Olga Amann. Zaterdag 15
september wordt de congresdag in Bur-
gers\'Zoo georganiseerd. Voorafgaand op
vrijdag vinden workshops plaats. Meer
informatie via
www.proveto.nl.
21-23 ESFM Feline congres 2007.
Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur. Locatie: Sportpark Marienhoe-
ve. Wijk bij Duurstede.

FelCan Hondendag 2007. Voor dierenartsen, dierenartsassistenten, fok-
ketï en andere geïnteresseerden. Onderwerpen: tandheelkunde, gedrag,
vaccinaties, oncologie en infectieziekten. Locatie: collegezaal van de
Kliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht. Tijd: 10.00 uur tot 15.30
uur. Toegangsprijs: 15 euro inclusief lunch. Zeven nascholingspunten.

November

2-3 14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary
Medical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology
in Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG,

Doorlopende
agenda

21
29

ATF WAHVM 45 8 pt. Members of GdF (TiHo) 25 8 pt. Unemployed
15 €, Students none. Information about the conference, and registration
of contributions (20-minute presentations) or posters: until April 01,
2007, to University-Prof Dr Dr. Johann Schäffer, Tierärztliche Hoch-
schule Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15
(Haus 120). D-30173 Hannover, Fax: -
h-49-(0)5 11-8567676, E-mail:
johann.schaeffer@tiho-hannover.de. Accomodation (Reservation):
Hannover Tourismus Service, Hotel Service, Prinzenstraße 6, D-30159
Hannover. Tel.
-h-49-(0)511 -12345555, Fax -h-49-(0)5 11 -12345556, E-
mail:
holels@hannover-tourism.de.

ifergaderingen fc bjeenkomsieit^

September

6 Regio West vei^gadering. Mercure hotel, Amsterdam. Tijd: 19.30 uur.

11 Regio Zuid vergadering. De Druiventros, Berkel-Enschot.
Tijd: 19.45 uur.

11 VGP Bijeenkomst. Pluimveemuseum, Barneveld. Tijd: 13.45 uur.
18 Regio Oost vergadering. Golden Tul ip Victoria, Hoenderloo.
Tijd: 20.00 uur.

20 Regio Noord vergadering. Van der Valk hotel. Drachten.

Tijd: 20.00 uur.
25-29 Het vijftiende lustrum van de D.S.K.

-ocr page 145-

27 Excursie en jaarvergadering groep DIB.

27 Wetenschappelijke bijeenkomst VGH. \'Een update overTBC en MKZ\'.
FD, hoofdgelx)uw, Utrecht.

Oktober

5

Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\' Zoo, Arnhem.
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'De Wildenberg\'
in Weert. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van Gulick over het
onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederiand\'.
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'d\'Ouwe Brou-
werij in Diessen. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van Gulick over
het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederland\'.

November

10 Najaarsdag van de GGG. Locatie: Orpheus te Apeldoorn.

CuRSUSSEI^

Augustus

31-8/1-9 Ultrasonography of tlie locomotor system in horses. Anmeldung und
Information: Tierklinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Hus-
kamp/Marita Hellmann, Von-Braunstr. 10,48712 Gescher. Tel: (0 28 63)
20 99-0, Fac 20 99-20. E-mail:
mfo@tierklimk-hochmoor.de. Online
Anmeldung unter
www.tierklinik-hochmoor.de-, aufgrund der begren-
zten Teilnehmerzahl wird um Voranmeldung gebeten. ATF-Anerken-
nung: 14 Stunden. Teilnahmegebühr: 490,- euro ikl. MwSt., im Preis
sind Tagungsunteriagen, Kaffeepausen und Mittagessen enthalten.

26-26 International Postgraduate Course Promoting Equine Performance
- Principles and practice of nutrition, welfare and training. Plaats: Wage-
ningen. Kosten: 1795,-euro. Inschrijftermijn eindigt op 1 oktober 2007.
Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.
wur.nl.

3M/11 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module II Thoracolumbar.

7-8

8-9

10-11

November

7

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en
inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\'. Plaats: Wageningen. Groep-
grootte: maximaal 35 personen. Kosten: 995,- euro. Inschrijftermijn
en inlichtingen: De inschrijftermijn eindigt op 19 oktober 2007. Nadere
informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl.
Tevens kunt u de brochure aanvragen bij Wageningen Business School,
Postbus 226, 6700 AE Wageningen, tel.: 0317484093, fax: 0317-
426547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.
73. Fachgespräch über Geffügelkrankheiten. Parkhotel Kronsberg, Han-
nover-Messe. Internet:
www.tiho-hannover.de.
Augenerkrankungen beim Pferd. Anmeldung und Information: Tier-
klinik Hochmoor GmbH, Dott. Rosaria Colturi Huskamp/Marita Hel-
lmann, Von-Braunstr. 10,48712 Gescher. Tel: (0 28 63) 20 99-0, Fac 20
99-20. E-mail: info@tierklinik-hochmoor.de. Online Anmeldung unter
www.tierklinik-hochmoor.de; aufgrund der begrenzten Teilnehmerzahl
wird um Voranmeldung gebeten. ATF-Anerkennung: 11 Stunden. Teil-
nahmegebühr: 390,- euro ikl. MwSt., im Preis sind Tagungsunteriagen,
Kaffeepausen und Mittagessen enthalten.

September

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en
inschrijving:
info@dynamicsupporl.nl.

Fidin Seminar \'POM or non-POM, that\'s the question!\'. Media Plaza.
Jaarbeurs hal 6, Utrecht. Tijd: 9.00 tot 17.00 uur. Kosten 125,00 euro,
inclusief lunch. Beperkt aantal plaatsen.

Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion ani-
mals. Module I: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-
Academy for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr.
4. 27419 Kalbe, Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-
151366446/e-mail:
conlact@BackBone-Academy.com.
lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module I Sacropelvic.
Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Groepsgrootte
maximaal 35 personen. Kosten zijn 995.- euro. Inschrijvingen en inlich-
tingen: Dc inschrijftemiijn van de cursus eindigt op 14 september 2007.
Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
m vi m\'.mA^.
wur.nl. Tevens kunt u de brochure aanvragen bij Wageningen Bu.siness
School, Postbus 226, 6700 AE Wageningen. Tel.: 0317^84093, fax:
0317^26547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.
Woricshop Verdoven van wilde en verwilderde dieren. Workshop is van
09.00 - 20.00 uur met lunch, borrel en maaltijd. Locatie: Ouwehands
Dierenpark Rhenen. Groepsgrootte: maximaai twintig personen. Prijs
inclusief lunch, documentatie: 375,- euro (exclusief btw). Betaling
vóór 1 september 2007. Studenten krijgen 50 euro korting en betalen
350,- euro. Vragen over de cursus via
zoomed@zonnel.nl en opgave
door naam, adres, woonplaats, telefoonnummer, functie en e-mailadres
te mailen naar bovengenoemd e-mailadres en door het overmaken van
het cursusbedrag op Postbank gironummer 3852760 t.n.v ZooMed te
Rhenen, o.vv. cursus verdoven.

5-9

26-30

27-28

28

Oktober

3

12-12

Fertiliteitsbegeleiding bij het mnd. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en
inschrijving:
info@dynamicsupporl.nl.

Internationale cursus Design of Experiments door Wageningen Busi-
ness School georganiseerd. Prijs 1795.- euro inclusief lunch, koffie en
thee en cursusmateriaal. Inschrijven graag voor 21 september 2007.
Maximum aantal deelnemers is 24. Informatie en registratie: Wagenin-
gen Business School, PO. Box 226, 6700 AE Wageningen. Fax: 31-
317-426547, Telefoon: 31-317484093. e-mail:
info.wbs@wur.nl,
website: www.wbs.wur.nl.

VETERINARY
CHIROPRACTIC

Internationa! Academy of Veterinary Chiropractic
The Original Basic Veterinär}\' Chiropractic Course

Course Dates:

Module 1 Sacropelvic: Sept. 26th - 30th , 2007
Module II Thoracolumbar: Oct. 31 rst - Nov 4th, 2007
Module III Cervical: Dec. 12th -16th,2007
Module IV Extremities: Jan.30th - Feb 3rd, 2008
Module V Integrated: March 12th - 16th, 2008

Instructors:

Dennis Eschbach (USA), Donald Moffatt (CAN), Sybil
Moffatt (GER) and others.

Location: Sittensen, Northern Germany
Course language: your Choice of English or German
Course fee: € 4200, Individual modules: € 900
Currently being taught in the United States, England and
Germany.

Further information: www.i-a-v-c.com

International Academy of Veterinary Chiropractic

Dorfstr. 17,27419 Freetz, Germany.

Tel: 00 49 4282 590099 Fax: 00 49 4282 591852

E-mail: iavc2004@hotmail.com

-ocr page 146-

Vacature gezelschapsdierenarts

Dierenziekenhuis Groningen is een moderne gezel-
schapsdierenpraktijk te Groningen waar drie dieren-
artsen en vijf paraveterinairen werkzaam zijn. Het is
een moderne praktijk met een breed scala aan diag-
nostische apparatuur en een vooruitstrevende visie.

I

Het Want 4
8802 PV Franeker

DIERENARTSENPRAKTIJK
NOORD-WEST FRIESLAND

Per 1 september 2007 zijn wij op zoek naar een
dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

Eén tot twee jaar ervaring is absoluut een pré maar enthousiasme, ambi-
tie en teamgeest zijn ook erg belangrijk.

Wij bieden:

• Een baan van minimaal 32 uur per week

• Enthousiast team met goede collegiale verhoudingen

• Uitstekende praktijkinrichting

• Mogelijkheden tot nascholing en uitbreiding persoonlijke interesses

• Gunstige dienstregeling

Wij vragen:

• Bereidheid om in Groningen te gaan wonen

• Goede communicatieve en sociale vaardigheden en betrokkenheid
bij cliënt en patiënt

• Differentiatie gezelschapsdieren

Sollicitaties schriftelijk en via email kunnen gericht worden aan B.W.
Pennekamp, Vechtstraat 74, 9725 CW Groningen of
bartpennekamp@
home.nl.

Voor inlichtingen: dhr. B.W. Pennekamp of mw. M.G. van de Beek: 050-
5263255,
www.dierenziekenhuisgroningen.com.

Dierenartsenpraktijk Noord-West Friesland is een gemengde praktijk
met een hoofdvestiging in Franeker en twee dependances in Harlingen
en Menaldum. Er zijn zes dierenartsen en vijf paraveterinairen werk-
zaam.

Wegens het uittreden van een collega zijn wij per I januari 2008 op
zoek naar een

Dierenarts m/v

Wij vragen:

• een goede all-round rundveedierenarts

• ervaring in bedrijfsbegeleiding is een pre

• erkend paardendierenarts zijn, dan wel willen worden

• interesse in vruchtbaarheidsbegeleiding paard

• voldoende kennis van gezelschapsdieren om spreekuren en diensten
te kunnen doen

• flexibiliteit.

Wij bieden:

• een full-time dienstverband

• mogelijkheid tot het volgen van nascholing

• bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Uw sollicitatie kunt u sturen naar dapnwJ@knp-officedsI.nl.

Voor informatie kunt u bellen met dhr. G.Hegge, 0517-392100 (werk)/

0517-418613 (privé).

De Universiteit Utrecht Is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. BI] de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» UNIVERSITAIR DOCENT DIERENARTS

Binnen het departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van de faculteit Diergeneeskunde is op korte termijn
plaats voor een universitair docent dierenarts (1,0 fte). Uw taken bestaan voornamelijk uit het geven van klinisch
onderwijs in en het uitvoeren van bedrijfsbegeleiding op bedrijven in de buitenpraktijk van de faculteit in het kader
van het differentiatiecoschap. Verder geeft u mede vorm aan de ontwikkeling van de bedrijfsdiergeneeskunde en bedrijfs-
analyse en vertaalt u dit naar vernieuwingen in ons onderwijs. U bent een enthousiaste en ontwikkelingsgerichte
dierenarts met ruime ervaring op het gebied van de bedrijfsdiergeneeskunde op rundveebedrijven. Uw salaris bedraagt
maximaal € 4.190,- bruto per maand bij een volledige aanstelling.

Meer informatie: de heer dr W.D.J. Kremer, telefoon (030) 253 1235.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

//»: Wetenschap is nooit af_

^ B ^ Universiteit Utrecht

%r

-ocr page 147-

AKZO NOBEL

jar

Clinical Study Officer

O

Akzo Nobel is een Fortune
Global 500-onderneming
met een notering aan zowel
Euronext Amsterdam als
NASDAQ. Wij zijn ook
opgenomen in de Dow Jones
Sustainability Indexes en
de FTSEAGood Index. Onze
multiculturele organisatie met
hoofdkantoor in Nederland
voorziet afnemers over de
hele wereld van coatings,
chemische producten en
producten voor humane en
veterinaire forma. Met circa
62.000 medewerkers opereren
wij in deze vier segmenten met
werkmaatschappijen in meer
dan 80 landen. De gecon-
solideerde omzet over 2006
bedroeg EUR 13,7 miljard.

Cjn^\'ï^

Intervet

Intervet, gevestigd in Boxmeer, is een
business unit van Akzo Nobel. Intervet
richt zich op onderzoek en ontwikkeling,
productie, marketing en verkoop van innova-
tieve veterinaire producten en behaalde over
2006 een omzet van EUR 1.125 miljoen.
Het productassortiment is bedoeld voor
gebruik in landbouwhuisdieren, gezelschaps-
dieren, pluimvee en vissen en omvat vaccins,
anti-infectiva, antiparasitica, endocriene
producten en overige farmaceutische
specialiteiten. Intervet heeft een wereldwijd
distributienetwerk en op dit moment circa
5.300 medewerkers in dienst.

Internet: www.intervet.com

Afdeling Regulatory Affairs Biologicals

Regulatory Affairs Biologicals is een dynami-
sche en internationaal georiënteerde afdeling
waarin een team van specialisten verantwoor-
delijk is voor de wereldwijde toelating van
intervet-vaccins. De afdeling vormt een
brug tussen de Research en Development-
afdelingen van Intervet en de overheids-
organisaties in meer dan 100 landen die
verantwoordelijk zijn voor de toelating van
diergeneesmiddelen. Belangrijke taken van
de afdeling zijn het opstellen van kwalitatief
hoogwaardige registratiedossiers voor de
Intervet-vaccins, coördinatie en ondersteuning
van registratieprocedures en het opzetten,
uitvoeren en rapporteren van klinische studies.

Functieomschrijving

Je maakt deel uit van het Clinical Study Team
van de afdeling Regulatory Affairs Biologicals.
Je organiseert klinische studies met Intervet-
vaccins ten behoeve van registratie van land-
bouwhuisdieren en ter ondersteuning van de
marketing-activiteiten. Je bent verantwoorde-
lijk voor de gehele studie, van de eerste opzet
tot en met de eindrapportage. Hierbij zorg
je voor de juiste balans tussen wetenschap-
pelijke, praktische en registratie-eisen zonder
de financiële aspecten uit het oog te verliezen.
Verder zorg je ervoor dat de studies voldoen
aan de wettelijke eisen en dat ze worden
uitgevoerd volgens interne en externe kwali-
teitseisen.

Functie-eisen

Je hebt een academische opleiding (dierge-
neeskunde of landbouwkundig ingenieur) met
aantoonbare ervaring in de varkensindustrie.
Je hebt kennis van de opzet, uitvoering en
analyse van klinische studies en beschikt
over onderzoekservaring. Verder kun je de
resultaten van wetenschappelijk onderzoek
op heldere wijze schriftelijk rapporteren.
Je beheerst de Engelse taal in woord en
geschrift, bent communicatief sterk en
kunt zelfstandig en resultaatgericht werken.

Je reactie

Voor meer informatie kun je contact opnemen
met de heer T Nell, Clinical Studies Manager,
tel. 0485-587630. Je kunt je schriftelijke
sollicitatie binnen 14 dagen richten aan
Intervet International bv, t.a.v. mevrouw
N. Meijer, afdeling Personeelszaken,
Postbus 31, 5830 AA Boxmeer of via e-mail,
nicole.meijer@intervet.com.

-ocr page 148-

FINANCIEEL WILT U TOCH OOK i
GOED KUNNEN OPEREREN? l

In uw vak komt het aan op weloverwogen en zorgvuldig handelen. En waarom zou u niet diezelfde instelling
hanteren als het gaat over uw financiële praktijk? Praat daarom eens met de specialist van ABN AMRO. Hij
is, net als u, een deskundige in de medische sector. En weet uit ervaring dat uw situatie vraagt om een heel
andere financiële benadering. Ook toe aan een bank die weet wat u beweegt? Bel dan naar Preferred Banking
Professionals van ABN AMRO (0800) 024 07 09 of kijk op
abnamro.nl/professionals

ABN AMRO

Meer mogelijk maken

ki^

-ocr page 149-

Diergeneeskun

|.n N ©¥M © N
-nsi-T^-Tiri/ o-T j -nnn ci
-A • Ti

ojri-é-y ï^- (rk^i-^a-A-^- o-i-pJlrtTtr^^-ri n-nö )j-oiJ- Kou
\\jJn\'Ty<f. oö (T S^ IC (^y 0 qy-f 1 0 f H CLrrnozrSl-no K ^-[J c»4-
fiV^tiJTTlJ-c^c^ltcLip A,/^- KCH-im^jj-nHf !<aw

TI\'»^ ® ^ ^ CU t^rl^lAT^- CÏJB-C^a-fl IAAT

Ttv-nu. icf O It JU- (jTJO/f y Ujr- itcwrl ojr\'- iet}/ y

T

//

Deel 132 • Aflevering 17 • 1 september 2.001

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

31 AUG. 2007

Mond-en-klauwzeer rukt weer op

Vleermuisonderzoek op rabiësvirus in Nederland in de
periode 2002 tot 2006

Deel 5. Eencellige en meercellige parasieten bij vissen

Beleidsplan KNMvD 2008-2010

Jaarcongres: Wijzer in dierwelzijn

)ninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

-ocr page 150-

_

-)

van 3 wel<en. Reomatueer h« vmn door het oplosmiddel aseptisch toe te voegen aan de gevriesdroogde fractie. Goed scliudden. Niet vermengen met een andér
S\'ï,"!"\'"\'""\'!"»?\'\'\' "äccms toedienen binnen 14 dagen voor of na vaccinatie met dit middel. Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik

igen: uit p .......

Bewaren: bewaren en

:.reactie opgewekt kan worden door li

transporteren bl| rc - S\'C buiten hfl bereik en zkSit van kinderen, vrilwaren tegen bevriezing, bescrierm legen Iteht GerKonstitueefd vaccin binnen 2 ulir gebruiken,
• Nadere informelle; zie tajsiuiter ot op aanvraag beschikbaar bij de registraSeliouder (e-mail: secretariaSig«pflzetcom) Registratiehouder: Pfizer Animal Healtti

BV ■ Postbus 37 ■ 2900 AA Capelle a/d IJssel. Nederiand.

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.prizerah.nlinfo@pflzerah.nl

© 2007 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pflzer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 151-

Tijdsdm

_. \' SBral

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 17
1 september 2007
643
645

Inhoud

Cover: foto van pagina 647 en 665
Uit de redactie
Nieuws

Nieuws

Uit en voor de praktijk

Mond-en-klauwzeer rukt weer op; Jan Slingenbergh

Vleermuisonderzoek op rabiësvirus in Nederland in de periode 2002 tot 2006; S.M. Valkenburgh, M. Aalten en
L. Züchner

Deel 5. Eencellige parasieten (ciliaten en flagellaten) en meercellige parasieten (trematoden); PeterJ. Werkman

Beleidsplan KNMvD 2008-2010
Veterinair tuchtrecht

Behandelrelaties; laira Boissevain

Berichten en verslagen

Nieuwe onderzoeken preventieve gezondheidszorg;Jo/ion Klein Haneveld
An»os, nummer 36, vooijaar2007;Jon B. Berns
Uiergezondheidspanel vootjaar 2007; Maria Morselt

Aankondiging

Voor de praktijk

646
650

655

660
663

In veterinair
verband

664

665

666

Cursussen en
congressen

669

670

671

Epilepsie wat kun je er mee? Regulier en complementair; Evelierj van der Waa
Cursussen PAO-D

Nieuws uit de Industrie

Nieuws

Epl-Otic

De nieuwe generatie
oorreiniger

Antf\'-adheJive

met anti-microbiële en
anti-irriterende eigenschappen

Epi-Otic New Generation bevat een exclusief anti-adhesie complex, be-
staande uit drie monosacchariden. Deze noviteit voorkomt aanhech-
tingvan bacteriën en daarmee kolonisatie en infectie (anti-microbieel).
Daarnaast wordt het ontstekingsproces geremd in de gehoorgang
(anti-irritatie).

De reinigende eigenschappen zijn verbeterd, waardoor cerumen, dode
cellen en debris worden opgelost en uitgespoeld. Tevens zijn de suc-
cesvolle eigenschappen als anti-septische, keratolytische en indrogende
werking behouden gebleven.

De optimale tolerantie en klinische werkzaamheid van Epi-Otic New
Generation is aangetoond door een double blind, randomized, multi-
center, clinical field trial.

\\/irL>£tc

www.virbac.nl

Virbac Nederiand BV Poscbus 313, 3770 AH Barneveld. email: info®virbac.nl

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,SEPTEMBER, AFLEVERING I7, 2007

-ocr page 152-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. G. Voorhout (Utrecht)

Prof. dr. PR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

lE-mail: tätairiMhHVd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslcunde is het
verenigingstijdschriff van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordtJIItoMId door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht nr. 69 93 61 443._

/Vï

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knnnvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

3

Voorzitterscol u m n

Het besturen, en de dingen die voorbij gaan; LudoJ. Hellebrekers

Maatschappijnleuws

Kandidaten Ereraad

Wijzer in dierwelzijn; Elsbeth Stassen

Werkvergaderingen landelijk gecoördineerd; Henry Dijkman

Deadline kopij

jubilea

Personalia

Doorlopende agenda

■ Äü®"

KNMv

Bestuur

Prof. dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs.A.H.G. Piebers

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. F.J.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.P. van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

673
673

676

678

675
675

679
679

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstveriening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500Lfax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvics.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstradsj.

-ocr page 153-

Met dank aan MKZ

Een bijzondere samenloop van omstandigheden deze maand. Een uitbraak van mond-en-klauwzeer
in Engeland en tegelijkertijd een bijdrage van dr Slingenbergh getiteld \'Mond-en-klauwzeer rukt
weer op\'.

Gelukkig lijkt de situatie zich zoals het zich bij het schrijven van het voorwoord laat aanzien te
beperken tot enkele bedrijven in Engeland. Tevens lijkt de besmettingsbron snel achterhaald te
zijn: een mogelijke lekkage vanuit de locatie waar mond-en-klauwzeervaccin wordt geproduceerd
en getest op werkzaamheid. Omdat op dezelfde locatie een commerciële vaccinproductie-eenheid
staat, naast het overheidsinstituut tevens referentiecentrum voor MKZ-virussen, is het natuurlijk
interessant te volgen of het \'lek\' ook daadwerkelijk gevonden wordt. Diegenen die zich de MKZ-
uitbraak in de Noordoostpolder en Noord-Holland medio 1980 nog herinneren, weten hoe lastig
het was om aan te tonen dat het betrokken virus uit het CDI-Lelystad afkomstig zou kunnen zijn
geweest.

De productie van MKZ-vaccins zal juist noodzakelijk blijven, zowel voor de beheersing van MKZ
in brandhaarden als ook voor vaccinatie aan onze Europese grenzen en voor de mogelijkheid om
ringentingen uit te kunnen voeren, indien het virus onverhoopt door de \'sanitaire\' barrières zou
breken.

Naar alle verwachtingen zal dit mijn laatste voorwoord zijn vanuit de wetenscahppelijke redactie.
Tevens beëindig ik als VUT-er binnen afzienbare tijd mijn activiteiten bij de GD. Velen van mijn
generatie begonnen hun contact met de \'grote huisdierenpraktijk\' met deelname aan de jaarlijkse
MKZ-vaccinatiecampagne. Na enkele decennia van een non-vaccinatiebeleid is er in de EU weer
een opening gecreëerd in het toepassen van (ring)vaccinaties met markervaccins.
Bovendien bood de jaarlijkse entcampagne een inkomstenbasis voor de vele plattelandspraktijken.
Iets om nog eens over na te denken bij het in stand houden van een goede diergeneeskundige zorg
op het platteland. Alleen dan kunnen ziekte-uitbraken ook vroegtijdig onderkend worden. Kortom,
MKZ kent vele facetten. De entcampagnes dienen tot heil van mens en dier

Uit

de redactie

Marten de Jong

Tijdsfihii^^^

Diergenees

-ocr page 154-

Enige orale NSAID voor behandeling van
chronische gewrichtsaandoeningen
bij de kat:

■ Geregistreerd voor langdurig gebruik

■ Speciale katten formulering
■Voorspelbare farmacokinetiek

■ Geschikt voor langdurige behandeling

■ Katten verbeteren met (grote)
sprongen

Metacam\'kN

Orale suspensie ^^^^

Boehringer
I \\v Ingelheim

Bewegingsvrijheid in druppelvorm.

Productnaam: Metacam. suspensie voor orale toediening. Werkzaam bestanddeel: Per ml 0.5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlictiting van
ontsteking en pijn bij chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Doeldier: Kat. Contranndlcatle: Niet gebruiken bij drachtige of iTielkgevende dieren. Niet voor
gebruik bij dieren die lijden aan gastronntestinale afwijkingen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever, hart en nierfunctie en stollingsstoornissen of dieren waarbij
een Individuele overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel op hulpstoffen is gebleken. Niet gebruiken bij katten jonger dan 6 weken. Bijwerkingen: Typische bijwer-
kingen van NSAID\'s zoals vermindering van eetlust, braken, diarree, occult faecaal bloed en apathie werden af en toe gemeld. Oosering: Aanvangsdosis een éénmalige
dosis van 0,1 mg meloxicam per kg lichaamsgewicht op de eerste dag. De dagelijkse behandeling voortzetten met een onderhoudsdosering van 0,05 mg meloxicam per
kg lichaamsgewicht, éénmaal per dag. Leverancier: Boehringer Ingelheim bv. Alkmaar. Registratienummer: EU/2/97/004/026 - REG NL 10570. Kanallsatlestatus: UDA.

-ocr page 155-

Dreiging vogelpest
minder

Volgens de Nederlandse Bond van
Hoenders-, Dwerghoenders-, Sier- en
V/atervogelhouders (NHDB) zal
slechts 1 procent van zijn vijfduizend
leden zijn dieren aanbieden voor vaccinatie. Dat ligt voor-
namelijk aan de kosten en het gegeven dat de leden de effec-
tiviteit van de vaccinatie niet bewezen achten.
Het aantal met vogelpest besmette dieren dat wekelijks in
Europa gevonden wordt, lijkt af te nemen. De eerste besmette
vogels werden eind juni waargenomen. In de eerste week van
juli ging het om 171 besmette vogels. Sindsdien neemt het aan-
tal af Het gaat vooral om futen, zwanen, eenden en ganzen.
Bron: Agrarisch Dagblad.

so^-meaemp\'

Blauwalgen giftig voor dieren

Mensen blijken met een gerust hart te kunnen zwemmen in
water met blauwalgen. Dit heeft namelijk voor ons geen ern-
stige gevolgen. Dieren krijgen makkelijker een giftige dosis
binnen, aldus een artikel in het
Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde.
Dieren zijn minder terughoudend met het
zwemmen in en het drinken van troebel en stinkend water De
meest voorkomende gezondheidseffecten van blauwalgen
zijn huidirritatie en darmklachten. De precieze oorzaak van
deze klachten is nog onzeker
Bron: ANP.

Vlaamse dierenartsen ontevreden

Een derde van de Vlaamse dierenartsen zou als dat kon een
ander beroep kiezen. Slechts 7 procent van hen is tevreden
over zijn beroep. Dat blijkt uit een afstudeerscriptie van een
student van de faculteit Toegepaste Economische Weten-
schappen aan de Universiteit Hasselt in Diepenbeek.
De te lage beloning in verhouding met de studie, de werkdruk
en het weinige respect van klanten zijn de belangrijkste rede-
nen waarom een derde niet opnieuw dezelfde studie zou kie-
zen. Ook de administratieve rompslomp en het betalings-
gedrag van klanten ervaren veel dierenartsen als negatief
Vlaamse dierenartsen zouden bovendien niet hoopvol ge-
stemd zijn voor de toekomst, vooral vanwege het relatieve
overschot aan gezelschapsdierenartsen en het tekort voor
landbouwhuisdieren.
Bron: Belga/hln.

645

Hartwormen bij katten

Hartwormen veroorzaken al in het larvestadium ziekte-
verschijnselen bij katten, blijkt uit een recent onderzoek bij
drie groepen van tien katten zonder hartwormen. Alle drie de
groepen werden geïnfecteerd met wormenlarven. De eerste
groep kreeg geen preventieve medicatie. In de tweede groep
behandelde men vanaf de 84ste dag met ivermectine om de
wormen te doden en de derde groep kreeg het preventieve
middel selamectine vanaf 28 dagen na de infectie. De katten
uit de tweede groep, waarin de larven werden gedood, hadden
dezelfde laesies in de longslagaders als natuurlijk geïnfec-
teerde dieren en de katten uit de eerste groep. Bij de katten
uit de derde groep zagen de onderzoekers geen symptomen
en geen volwssen hartwormen. Volgens het bericht zouden
dierenartsen erop bedacht moeten zijn dat astma-achtige
symptomen bij katten op hartwormen kunnen duiden.
Bron: www.medicalnewstoday.com.

Nieuws

Koorts verklaard

Koorts ontstaat doordat het hormoon prostaglandine E2
(PGE2) bindt aan de zogenoemde EP3-receptor op een speci-
fieke plek in de hersenen, slechts iets groter dan de kop van
een naald. Dit ontdekten wetenschappers doordat ze bij zoge-
noemde \'knock out\'-muizen het gen voor de EP3-receptor in
specifieke plekken in de hersenen konden uitschakelen. Ze
concludeerden dat het lichaam signaalstoffen produceert, die
op hun beurt zorgen voor de productie van PGE2 in bloed-
vaten in de hersenen. Dit werkt vervolgens in op de hypotha-
lamus en veroorzaakt koorts, verlies van eetlust, vermoeid-
heid en malaise. Deze reacties zijn nuttig voor de bestrijding
van een infectie. Bij een hogere lichaamstemperatuur zijn
witte bloedcellen actiever dan anders. Bovendien wordt het
lichaam ertoe gebracht zuinig met energie om te gaan.
Bron: www.sciencedaily.com.

Test voor huidziekte bij schapen

Fokkers van het schapenras white dorper in Australië zijn be-
gonnen met het grootschalig screenen op de erfelijke huid-
ziekte dermatosparaxis. Deze bindweefselstoomis veroor-
zaakt een opvallend kwetsbare huid, vooral bij lammeren.
Daar breekt de huid, meestal op de binnenkant van de dijen
en onder de oksels. De gevolgen leiden tot de dood of eutha-
nasie. De ziekte lijkt op het syndroom van Ehlers-Danlos
type VlIC bij mensen. In 2006 werd een DNA-test ontwik-
keld waarmee schapen konden worden getest voor het afwij-
kende gen. Van de onderzochte dieren was 20 procent drager
van het gen. Het betrof niet alleen Australische schapen, maar
ook dieren uit de rest van de wereld. Met deze test worden
betere fokprogramma\'s mogelijk.
Bron: www.sciencedaily.com.

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, SEPTEMBER, AFLEVERING I7, 2007

Huisdierverkiezing

Stichting \'Met dieren meer mens\' organiseert voor de achtste
keer de verkiezing van het huisdier van het jaar Nieuw is de
Junior Award, waar kinderen tot twaalf jaar hun huisdier voor
kunnen aanmelden. Uiteindelijk zullen zeven huisdieren van
kinderen en zeven van volwassen baasjes doorgaan naar de
finale op 21 oktober 2007. Een deskundige jury zal het \'Huis-
dier van het Jaar 2007\' uitkiezen. Huisdieren kunnen worden
opgegeven door een verhaal met foto te mailen naar
info@
mdmm.nl
of het inschrijfformulier in te vullen op de website
www.bestemaatjes.nl. Hier vindt u bovendien meer in-
formatie. Een inschrijving kan ook worden gestuurd naar:
Stichting \'Met dieren meer mens\', Postbus 539, 1200 AM
Hilversum. Huisdieren nomineren is mogelijk tot donderdag
20 september 2007.

-ocr page 156-

Oorlog en schermutselingen in Af-
ghanistan, Irak, Beiroet en de Gaza-
streek maken dat de bestrijding van
mond-en-klauwzeer (MKZ) hier
een zeer lage prioriteit vormt. Toch
zijn het niet slechts de militaire en
civiele onrust die verklaren waarom
MKZ weer oprukt in het Midden-
Oosten. Dit artikel werd nog voor de
recente uitbraak in Engeland geschreven. Dit was een uit-
zonderlijk geval, maar iaat we! zien hoe belangrijk het is
oplettend te blijven ten aanzien van deze ziekte.

De gestage toename van veetransporten over lange afstand,
met name de toelevering uit afgelegen, armoedige streken
naar de zich steeds verder uitbreidende stedelijke centra en
het toegenomen personenverkeer, de grote concentraties van
vee tijdens religieuze festiviteiten, de terugkerende droogtes
en het ontbreken van veterinaire infrastructuur lijken er
samen voor te zorgen dat MKZ-virussen weer aan de win-
nende hand zijn. Deze dynamische MKZ-situatie geldt zowel
voor Azië als voor Afrika (1). Voor Europa vormt het Mid-
den-Oosten de belangrijkste route voor de insleep van MKZ-
virussen (2). Met name het nieuwe pan-Aziatische topotype
O rukt weer op, maar ook de Iran \'05- en Asia-1-virussen
lijken een serieuze bedreiging. Dit roept vragen op zoals: wat
zijn precies de oorzaken? Hoe serieus moeten we deze be-
dreiging nemen? Wat kunnen we ertegen doen?

Het pan-Aziatische topotype O-virus in Azië

Achteraf is duidelijk te zien dat de MKZ-uitbraken van begin
2001 in Nederland niet uit de lucht kwamen vallen, maar een
logische stap vormden in een reeks van gebeurtenissen die
reeds tien jaar eerder was ingezet. Het pan-Aziatische topo-
type O-virus werd voor het eerst gesignaleerd in 1991 in
India en heeft zich gedurende de jaren negentig gestaag ver-
spreid, zowel oostwaarts richting China als westwaarts via
Centraal-Azië en het Midden-Oosten richting Europa (8,11).
Als indicatie dient het feit dat Japan de eerste type
O-uitbraken al rapporteerde in 2000 en Zuid-Korea in 2002.
In Europa raakten in 2001 het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk
en Nederland geïnfecteerd. In de jaren daarvoor was het virus
gestaag opgerukt vanuit Centraal-Azië en het Midden-
Oosten. De vraag dient zich aan in hoeverre structurele oor-
zaken een rol spelen in de geografische expansie van MKZ-
virussen en hoe groot de kans is op een herhaling van de
MKZ-epidemie in Europa.

Historisch vormen India en Pakistan samen het epicentrum
voor herkauwers in Eurazië en daarmee ook voor veel MKZ-
virussen. De vraag naar vee en vlees komt voornamelijk uit
het Midden-Oosten. Afghanistan is weliswaar onveilig en on-
herbergzaam, en de doorstroom van levend vee richting Iran
is beperkt, maar er bestaan ook belangrijke directe handels-
routes voor geiten en schapen tussen het zuiden van Pakistan
en het zuiden van Iran en ook vanuit het Indiase subcontinent
naar de Golfstaten (figuur 1). Het vervoer van levend vee met
vrachtschepen is niet ongebruikelijk en voorziet met name
het Arabische schiereiland. Schapen worden massaal aange-
voerd vanuit Australië en vanuit de Hoorn van Afrika, via
Jemen en Oman. De toename van rift valley fever in Oost-
Afrika heeft deze laatste handelsroute echter minder belang-
rijk gemaakt.

Uit en
voor de
praktijk

Mond-en-klauwzeer rukt weer op

Jan Slingenbergh

Er zijn aanwijzingen dat stammen van het O-type-virus in het
Midden-Oosten een duidelijke affiniteit vertonen met scha-
pen (7). De laatste reeks van uitbraken veroorzaakt door een
pan-Aziatisch type O-virus begon in de herfst van 2006 in
Iran en werd veroorzaakt door een agressieve nieuwe
virusstam. Een buffervaccinatiecampagne in de zuidelijke
Kaukasus, opgezet met steun van de EU en de FAO, heeft
mogelijk een noordwaartse uitbreiding helpen tegengaan,
maar kon niet verhinderen dat Turkije geïnfecteerd raakte. In-
middels is het virus endemisch aanwezig in grote delen van
het Midden-Oosten. Israël onderneemt regelmatig rigoureuze
vaccinatiecampagnes maar rapporteerde desondanks uit-
braken in januari 2007. De Palestijnse autoriteit volgde in
februari 2007 met rapporten van uitbraken in Hebron, Gaza
en Jeruzalem. In januari 2007 werd het virus gesignaleerd in
het westen van Turkije, maar het was daar mogelijk al maan-
den eerder aanwezig. Noodvaccinaties werden uitgevoerd in
Thrace, dat strategisch grenst aan het MKZ-vrije Bulgarije en
Griekenland. Vee vanuit oostelijk Turkije, deels aflcomstig uit
Iran, wordt in een continue stroom westwaarts vervoerd om
de stedelijke centra daar te voorzien. Net als eind jaren ne-
genüg circuleert het virus in een steeds grotere gastheerpo-
pulatie en komt het zwaartepunt hiervan dichter in de buurt
van Europa te liggen. De kans op de introductie van het pan-
Aziatische topotype O-virus in Europa lijkt toe te nemen.

Het serotype A Iran \'05-virus in het Midden-Oosten

Midden 2005 (5,6) was er in Iran een reeks uitbraken, vooral
bij runderen, maar ook bij kleine herkauwers, die werd ver-
oorzaakt door een nieuw serotype A-virus waartegen routine-
vaccinatie geen bescherming bood. Het virus baande zich een
weg in westelijke richting. Turkije, dat destijds in de ban was
van aviaire influenza, bevestigde een eerste uitbraak in no-
vember 2005. Het land liet in eerste instantie na rigoureuze
maatregelen te nemen en het virus verspreidde zich snel,
vooral in december 2005, en brak met gemak door de be-
scherming die was opgebouwd met vaccinatie en was geba-
seerd op type A Iran \'96-, O- en Asia-1-virussen. In januari
2006 bereikte het virus tenslotte Thrace, volgend op veetrans-
porten gerelateerd aan het Kurbanfestival. Zoals gebruikelijk
assisteerden de EU en de FAO met een noodvaccinatiecam-
pagne. Het gecorrigeerde A22-virusvaccin was aangeleverd
door de EU-vaccinatiebank. Toch slaagde dit er niet in de uit-
breiding van de epidemie in de rest van Turkije te verhinde-
ren. Gedurende de eerste tien maanden van 2006 veroorzaak-
te het virus ongeveer achthonderd uitbraken. Een dergelijke
MKZ-escalatie was de laatste vijftien jaar niet meer gezien.
De epicurve piekte in juni 2006. In augustus en november
2006 schoten de EU en de FAO nogmaals te hulp met nood-
vaccinaties, vooral in West-Centraal-Anatolië (3). Het OIE/
FAO Wereld Referentie Laboratorium in Pirbright registreer-
de het virus als type A Iran \'05. Behalve in Iran en Turkije

-ocr page 157-

zijn er ook uitbraicen gesignaleerd in Saoedi-Arabië en in de-
cember 2006 ook in Jordanië. Het is het noemen waard dat
bij serotype A-virussen wel vaker nieuwe antigene varianten
de kop opsteken in regio\'s waar vaccinatiecampagnes tot de
routine behoren. Dit kan ertoe leiden dat verschillende type
A-virussen naast elkaar gaan circuleren.

Een Afrikaans MKZ serotype A in Egypte

Egypte, dat regelmatig tegen type O vaccineert, rapporteerde
in januari 2006 een zich snel uitbreidende MKZ-uitbraak in
de Nijldelta. Het indexgeval was gesignaleerd nabij een qua-
rantainestation met vee afkomstig uit Ethiopië. Het verant-
woordelijke virus bleek een A-virus van een Afrikaans topo-
type, nooit eerder geïsoleerd ten noorden van de Sahara en
phylogenetisch verwant aan virussen die waren geïsoleerd in
Eritrea en oostelijk Afrika (Kenia). Omdat er geen afdoende
vaccin voor handen was, greep het virus in Egypte snel om
zich heen. Vooral buffels en koeien raakten geïnfecteerd en
klinisch werd niet zelden kalversterfte gezien. In maart 2006
nam het aantal uitbraken weer af, mogelijk doordat de Egyp-
tische veestapel geografisch geïsoleerd is en de epidemie
vanzelf\'uitdoofde\'.

SAT1-, 2- en 3-virussen in Afrika

Behalve de O- en de A-types zijn ook de SAT 1-, 2- en 3-
virustypes endemisch in Afrika (4). Hoewel de lokale dyna-
miek van deze MKZ-virussen grotendeels ongeregistreerd
blijft, zijn er aanwijzingen dat er steeds vaker virussen uit
subsaharisch Afrika in Noord-Afrika terechtkomen. Het SAT
2-virus dat in 2003 werd geïsoleerd in Libië, vertoonde over-
eenkomsten met een SAT 2-virus afkomstig uit Niger en
virusstammen uit Kameroen. Vanuit oostelijk Afrika komt er
regelmatig een MKZ-virus in Soedan terecht. Soedan expor-
teert levend vee en daarmee soms ook MKZ-virussen naar
het Arabisch schiereiland. Het lijkt erop dat zowel in oostelijk
als in zuidelijk Afrika een permanent virusreservoir aanwe-
zig is in fauna. In Kenia, Oeganda en Tanzania circuleren vi-
rustypes A, O, SAT 1 en 2. In zuidelijk Afrika is de Afrikaan-
se buffel
(Syncerus caffer), die met name veel voorkomt in
het Krüger National Park, een bron van besmetting voor de
MKZ-vrije gebieden in Zuid-Afrika en eerder voor Zimbab-
we. Zuid-Afrika meldde in juli 2006 een uitbraak van het
type SAT 3 in Limpopo. Zimbabwe heeft het gevecht tegen
de MKZ-virussen inmiddels opgegeven en rapporteerde al-
leen al in de jaren 2004 en 2005 ongeveer driehonderd
infectiehaarden.

Het Asia-1-type in Zuid- en Oost-Azië

Het Asia-1 -virustype vertoont affiniteit met buffels en koeien
als gastheren en is evenals de A- en O-virussen endemisch in
zuidelijk Azië. In China en Vietnam circuleert het virus
bovendien in de varkensstapel. Deze flexibiliteit in het gast-
heerspectrum wordt ook gezien bij het type O-virus in Oost-
Azië, in de vorm van een \'suinofiel\' Cathay serotype O. Het
Asia-1-virus kwam in 2000 terecht in Griekenland, waar-
schijnlijk als gevolg van een vleesimport uit India. Ook in
Turkije zijn van 1999 tot 2002 ernstige uitbraken met Asia-1
gerapporteerd. Vanuit China is in 2005 oostelijk Azië pro-
gressief besmet geraakt met het Asia-1-virus, mogelijk door
een vaccinvirus. MKZ-uitbraken geïnduceerd door vaccin-
virussen zijn in het verieden veelvuldig geconstateerd in
Afrika, Europa, Latijns Amerika en Azië; dit geldt voor
A-, O- en C-virusvaccins. Het Asia-1-virus is in 2005 vanuit
China terechtgekomen in Mongolië en Rusland (10). Via
Vietnam wist het Asia-1 -virus zich een weg te banen naar de
andere Mekonglanden en in 2005 ook naar Myanmar. In
2006 suggereerde serosurveillance op beperkte schaal in
Zuidoost-Azië, uitgevoerd met hulp van de FAO, dat onge-
veer 24 procent van het lokale vee positief was voor serotype
O, terwijl slechts 6 procent was geïnfecteerd met A- en/of
Asia-1-virus. Ook eerdere surveillanceresultaten lieten zien
dat type O vaker voorkomt dan A terwijl Asia-I veruit in de

-ocr page 158-

minderheid is. Ongeveer tweederde van de MKZ-positieve
dieren bestond uit runderen, gevolgd door buffels (20 pro-
cent), varkens (12 procent), en kleine herkauwers (2 procent).

Andere MKZ-virussen en geografische regio\'s

Nog niet vermeld zijn serotype C-virussen. Om onduidelijke
redenen lijken de type C-virussen wereldwijd op hun retour
te zijn. In Latijns-Amerika werd het virus in 2004 voor het
laatst gezien in Amazonia, Brazilië, nadat het bijna tien jaar
niet was gesignaleerd op het Zuid-Amerikaanse continent.
Het virus toonde genetisch slechts 87 procent verwantschap
aan een type C-virus dat eerder was gerapporteerd in Bra-
zilië. De mogelijke rol van fauna als virusreservoir en/of als
reservoir van ontsnapte vaccinvirussen blijft vooralsnog on-
duidelijk. Het MKZ-virus type C dat in 2004 werd geïsoleerd
werd in Kenia, bleek verwant aan het aldaar geproduceerde
vaccinvirus. In 2005 vertoonde een type C-virus uit Ethiopië
echter gelijkenis met historische type C-veldstammen uit dat-
zelfde land. Het type C-virus was vroeger wijdverbreid in de
Filippijnen maar is hier momenteel grotendeels verdwenen.
Op de een of andere manier is het serotype C niet krachtig
genoeg om in de mondiale dynamiek mee te komen.
Type A- en O-virussen in Zuid-Amerika persisteren met
name in Amazonia en de noordelijke Andes, maar het lijkt
erop dat de algemene situatie de laatste jaren duidelijk is ver-
beterd.

Structurele oorzaken van een MKZ-opmars in Eurazië

Uit het bovenstaande blijkt dat sommige MKZ-virussen be-
hoorlijk invasief zijn in het voor Europa belangrijke gebied
van zuidelijk Azië tot aan de Middellandse Zee, maar ook van
zuidelijk Azië in de richdng van China en de Mekong. In het
licht van de voortschrijdende mondialisering is ook deze laat-
ste geografische expansie van MKZ-virussen van groot be-
lang. Toch lijkt de circulatie in de Euraziatische \'herkauwer-
straat\' van met name de types O en A, en in mindere mate van
het Asia-1-virus, de belangrijkste bron voor de MKZ-uit-
braken in het Midden-Oosten en het Middellandse Zee-
gebied. Zowel Afghanistan als Iran, met ruim tachtig miljoen
geiten en schapen, vormen grotendeels onherbergzame ge-
bieden. Bergachtig terrein en droge gebieden laten alleen ex-
tensieve veehouderij toe, die wordt gekenmerkt door sei-
zoensgebonden verplaatsingen van vee over grote afstanden.
Het vervoer van vee, vooral van schapen, per truck, om zo
snel en volledig mogelijk over de schaarse ruwvoer- en
waterbronnen te kunnen beschikken, is gemeengoed op het
Arabische schiereiland. Ook de heuvelachtige streken in het
oostelijke Middellandse Zeegebied zijn belangrijk voor de
schapenhouderij en vormen traditioneel het middelpunt van
de schapenmelkproductie. In Iran, Syrië, Turkije, Grieken-
land, Italië, Cyprus en Noord-Aft^ika brengt deze tak van vee-
houderij alleen al aan zuivelproductie jaarlijks ongeveer twee
miljard euro op. Het ontoegankelijke landschap, de aantallen
van vooral schapen, de veelvuldige verplaatsingen, het druk-
ke handelsverkeer, de religieuze ceremonies en offerfeesten
en het hier en daar chaotische bestuur maken het gebied sa-
men met de huidige militaire onrust een magneet voor dier-
ziektekiemen (9). Behalve MKZ-virussen stijgen in het Mid-
den-Oosten en het Middellandse Zeegebied sinds jaren de
prevalenties van peste-des-petits-ruminants (PPR), schapen-
en geitenpokken, het blauwtongvirus en besmettelijke capri-
ne pleuropneumonie (CCPP). Recentelijk is in de Kaukasus
ook een Afrikaanse varkenspestepidemie gesignaleerd. De
reeds lang bestaande brucellose- en tuberculoseproblemen
blijven voortduren en dan spreken we nog niet over een reeks
minder frequent voorkomende maar potentieel belangrijke
zoönotische infectieziekten veroorzaakt door een bonte di-
versiteit aan hemorrhagische virussen en encefalitis-virus-
sen. De aanwezigheid van deze ziekten wordt onderkend
maar de systemadsche bestrijding ervan komt slechts zeer
moeizaam van de grond. MKZ-virussen worden eenvoudig
niet als zeer belangrijk ervaren. Dat zoönotische ziekte-uit-
braken meer aandacht krijgen, bleek ook uit de reacties op
uitbraken van aviaire influenza. Eerder bleek al dat ook de rift
Valley fever-insleep vanuit Afrika een hoge prioriteit vormde,
met name in Saudi-Arabië.

Watte doen aan de MKZ-opmars?

Nederland geniet internationaal aanzien als een land dat door
ervaring wijzer is geworden, de zaakjes goed op orde heeft en
in staat is een infectieuze dierziekte-uitbraak in de kiem te
smoren. Een continue staat van alertheid en een reeks draai-
boeken, die klaarliggen voor een snelle reactie, staan hier
garant voor. Een land dat relatief veel vee en vlees exporteert
heeft hierin ook weinig keus. Toch knaagt het dat er mogelijk
gaten zitten in de verdediging. Alleen al het verkeer over
Schiphol is dermate massaal geworden dat men ondanks de
verscherpte controle van reizigers niet kan voorkomen dat er
regelmatig vleeswaren en andere risicovolle bagage uit be-
smette gebieden Nederland worden binnengebracht. Er is een
optie om passagiers te laten tekenen voor het niet bij zich
hebben van producten van dierlijke oorsprong. Deze praktijk
wordt elders al routinematig toegepast. Behalve nationale
maatregelen zijn er steeds meer preventieve EU-maatregelen.
De vraag blijft echter in hoeverre een defensieve houding af-
doende zal blijken als de risico\'s verder toenemen. Een meer
proactieve houding wordt ontwikkeld door de Europese
Commissie voor de MKZ-bestrijding (EUFMD), dat met zijn
secretariaat is gevestigd in de FAO te Rome. De EUFMD
springt regelmatig bij om snel een diagnose rond te krijgen
wanneer er in Turkije of elders een verdenking van MKZ be-
staat, maar ook om nood- en buffervaccinatiecampagnes te
organiseren, te assisteren met epidemiologisch onderzoek,
buurlanden te waarschuwen of om vaccinbeschikbaarheid en
-kwaliteit te waarborgen. De EUFMD-activiteiten spelen zich
tegenwoordig steeds meer af buiten Europa.
Naast veterinaire maatregelen valt ook te denken aan het aan-
passen van de productiesector zelf. In Turkije zouden beper-
kingen kunnen worden gesteld aan de onophoudelijke vee-
transporten naar het westen. Vaak zijn er grote geografische
contrasten tussen gebieden waar vlees wordt geproduceerd
(\'supply zones\') en geconsumeerd (\'demand zones\'). In zo\'n
situatie kunnen identificatie- en registratieplicht, surveil-
lance, vaccinatie, het selecteren van locaties voor het slacht-
rijp maken van het vee, de slachterijen en de daaraan verbon-
den verwerking en distributie, strategisch worden toegepast
en gepositioneerd en kunnen op die manier de risico\'s worden
ingedamd. Veehouders, veehandelaren, slagers en distribu-
teurs zouden meer in gezamenlijk verband kunnen opereren
om de kwaliteit van de keten te bewaken. Hierbij past een
proactief veterinair beleid. Er is een groeiende stedelijke
middeninkomensgroep die bereid is meer geld te betalen voor
veilig voedsel van goede kwaliteit. De vele schapen die elk
jaar worden geleverd aan en geslacht nabij Mekka, worden
steeds meer onderworpen aan rigoureuze sanitaire normen.
Onder de noemer \'geïntegreerde, internationale dierziekte-

-ocr page 159-

bestrijding\' valt te denken aan meer investering in surveil-
lance, vooral in de afgelegen landelijke gebieden. Dit zou in-
direct helpen de EU-lidstaten beter te beschermen.
Momenteel is slechts een fractie van de relevante informatie
voor de bestrijding en preventie van MKZ in Europa daad-
wericelijk beschikbaar. Hoewei het praktisch haalbaar is en
economisch gezien zinvol om meer en betere gegevens te
verzamelen over de dynamiek van de MKZ-virusen buiten
Europa, gebeurt dit nog nauwelijks. De vraag rijst in hoeverre
deze situatie kan blijven voortbestaan. MKZ-virussen zijn
erg flexibel en breken regelmatig door de door de mens opge-
worpen verdedigingslinies. Een MKZ-vrij Europa omringd
door gebieden waar MKZ in opmars is, is zeer kwetsbaar en
heeft onder andere behoefte aan adequate bufferzones.

Dankbetuiging:

Dit artikel is tot stand gekomen dankzij de hulp van
FAO-collega\'s Keith Sumption, Tom Murray en Katinka
De Balogh.

Literatuur

1. FAO (a). Emergency Prevention System; EMPRES Focus On Foot-
and-Mouth Disease; Situation worldwide and major epidemiological
events in 2005-2006, No. I - 2007. Beschikbaar op:
http://www.fao
.Org/docs/eims/upload//225050/Focus_ON_l_07_en.pdf

2. FAG (b). CD-ROM Animal Disease Dynamics on the Eurasian Rumi-
nant Street.

3. FAO (c). FAO/OIE/EC Tripartite meeting on control of Foot-and-
Mouth Disease and other exotic diseases in the southern Balkans An-
kara, Turkey, 17 November 2006. Beschikbaar op:
http://www.fao.org/ag/againfo/commissions/en/eufmd/event/2006/Fi-
nal_Rec-TPTAnkara_2006.pdf

FAO (d). FAO/AU-IBAR/PACE Joint Meeting on Foot-and-Mouth
Disease; Regional Co-ordination and emergency control in the African
Great lakes countries of Rwanda, Burundi, Democratic Republic of
Congo, Tanzania and Uganda. Nairobi, Kenya 3-4 August 2006. Be-
schikbaar op: http://www.fao.org/ag/againfo/commissions/en/eufmd/
event/2006/FMD_Meet_Final_Rec.pdf

FAO (e). Report of the Workshop on FMD virus circulation in Iran and
neighbouring countries, held June 2006, in Karaj, Iran. FAO/EUFMD
Central Asia FMD Observation project report. Beschikbaar op: http://
www.fao.org/ag/againfo/commissions/en/eufmd/event/2006/First-
ScientficMeetingFMD.pdf

FAO (f). FAO/OIE Report of the 3rd Roundtable on FMD control in the
Middle-East and North Africa, held Damascus, Syria, November 2006.
Beschikbaar op: http://www.fao.org/ag/againfo/commissions/en/
eufmd/event/2006/ReportFMDMENA.pdf

Gilbert M, Aktas S, Mohammed H, Roeder P, Sumption K, Tufan M
and Slingenbergh J. Epidemiology and Infection 2005; 133: 537-545.
Knowles NJ and Samuel AR. Molecular epidemiology of foot-and-
mouth disease virus. Virus Res 2003; 91(1): 65-80.
Slingenbergh J, Gilbert M, Balogh K de and Wint W. Ecological sour-
ces of zoonotic diseases. Rev sci tech Off int Epiz 2004; 23 (2): 467-
484.

Valarcher JF, Knowles NJ, Ferris NP, Paton DJ, Zakharov V, Sherbakov
A, Shang You-jun, Liu Zai-xin, Liu Xiang-tao, Sanyal A, Hemadri D,
Tosh C and Rasool TJ. Recent spread of FMD virus serotype Asia I.
Veterinary Record 2005; 157: 30.

10.

World Reference Laboratory for Foot-and-Mouth Disease. Pirbright.
UK. Ref Lab. Reports. Beschikbaar op: http://www.iah.bbsrc.ac.uk/
virus/Picornaviridae/Aphthovirus/ref_labs/fmd_refJab_rcports.htm

11.

Jan Slingenbergh is werkzaam als senior veterinaire be-
leidsmedewerker bij de Wereld Landbouw en Voedsel Or-
ganisatie van de Verenigde Naties te Rome en richt zich
met name op ecologische aspecten van internationaal
voorkomende dierziekten.

-ocr page 160-

S. M. Valkenburgh, M. Aalten en L. Züchner

Vleermuizen zijn het enige reservoir voor rabiësvirus in
Nederland. Bij vleermuizen die besmet zijn met dit virus,
is het speeksel infectieus en kan de infectie via beten wor-
den overgedragen. Ook als er infectieus speeksel terecht-
komt in wondjes van huid of slijmvliezen kan een be-
smetting worden overgedragen. Vleermuizen die direct in
contact zijn gekomen met mensen of huisdieren, worden
onderzocht op de aanwezigheid van het rabiësvirus.
Gevallen van direct contact moeten worden gemeld aan
de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), waarna deze zorgt
voor het onderzoek van de vleermuis.

In de periode van 2002 tot en met 2006 zijn in Nederland
534 vleermuizen onderzocht. Dit zijn alleen de vleermuizen
die daadwerkelijk zijn onderzocht, de vleermuizen die niet
geschikt waren voor onderzoek zijn uit dit overzicht wegge-
laten. Bij 37 vleermuizen (6,9 procent) werd het virus daad-
werkelijk aangetroffen. Positieve dieren worden voornamelijk
gevonden in de zomermaanden en in het midden en noorden
van het land. Wanneer bij een vleermuis het rabiësvirus wordt
geïsoleerd, wordt bij de persoon die met dit dier in contact is
geweest, zo snel mogelijk een postexpositiebehandeling in-
gesteld om klinische rabiës te voorkomen. Wanneer een huis-
dier met een positieve vleermuis in contact is geweest, moet
het dier zo spoedig mogelijk worden gevaccineerd. Klinische
rabiës is onbehandelbaar en verloopt fataal. Ondanks de ge-
ringe kans op direct contact met een positief dier en daarbij
de erg kleine kans op overdracht van het virus, zijn de gevol-
gen van een infectie dermate ernstig dat we toch van een
risico kunnen spreken. Door het onderzoek van vleermuizen
en het snel instellen van een postexpositiebehandeling wordt
dit risico tot een minimum beperkt.

Rabiës en vleermuizen

Het rabiësvirus komt in Nederland niet veel meer voor. Vleer-
muizen zijn de enige diersoort in Nederland waaruit het rabi-
ësvirus nog enkele malen per jaar wordt geïsoleerd. Over-
dracht van dit virus naar de mens is mogelijk, al gebeurt het
zelden. In Nederland zijn tot nu toe 21 soorten vleermuizen
waargenomen, waarvan er zeven (redelijk) algemeen voor-
komen. In twee soorten is in Nederland het Europese vleer-
muis-lyssavirus (European bat lyssavirus, EBLV) aange-
toond. Dit virus wordt overgebracht door contact met
infectieus speeksel van positieve dieren.
Vleermuizen zijn voornamelijk actief in de zomermaanden.
In deze maanden komen dan ook de meeste gevallen voor van
direct contact met mens of huisdier. Vanuit het midden en
noorden van het land worden de meeste vleermuizen inge-
stuurd voor onderzoek. Vleermuizen zijn ongevaarlijk voor
de mens, zolang er geen sprake is van direct contact. Wanneer
vleermuizen met het rabiësvirus besmet zijn, raken zij ver-
zwakt en kunnen hierdoor gemakkelijk worden benaderd
door mensen en/of huisdieren. Als er direct contact van mens
of huisdier met een vleermuis heeft plaatsgevonden, moet de
vleermuis worden onderzocht op de mogelijke aanwezigheid
van het EBLV In de periode 2002 tot en met 2006 is dit virus
geïsoleerd uit 6,9 procent van de onderzochte vleermuizen.
Hieronder volgt een overzicht van de resultaten van het vleer-
muisonderzoek in de periode 2002 tot en met 2006.

Het virus

Rabiës wordt veroorzaakt door een lyssavirus uit de familie
Rhabdoviridae. Het genus Lyssavirus bestaat uit zeven geno-
typen, waarvan voor de Nederlandse situatie het klassieke
rabiësvirus (type 1) en de rabiësachtige Europese vleermuis-
lyssavirussen (EBLV 1 en 2, respectievelijk type 5 en type 6)
van belang zijn. Het klassieke rabiësvirus komt voor bij ver-
schillende soorten (in het wild levende) zoogdieren, voor-
namelijk de hond, de vos en de wasbeer. In Nederland is dit
virus al jarenlang niet meer aangetroffen, maar wel in diverse
andere Europese landen. Er bestaat dus een zeer kleine kans
dat het virus weer in Nederland opduikt.
Europese vleermuis-lyssavirussen zijn endemisch onder in
het wild levende insectenetende vleermuizen in Europa. In
Nederland zijn deze virussen geïsoleerd bij twee soorten
vleermuizen, namelijk de laatvlieger
(Eptesicus serotinus) en
de meervleermuis
(Myolis dasycneme). De laatvlieger wordt
voornamelijk gezien als reservoir voor EBLV-1, het virus
komt in Nederland endemisch voor bij deze vleermuissoort
(5). EBLV-2, waarvoor de meervleermuis als reservoir gezien
wordt, is in Nederland zeldzaam. Een besmetting met EBLV
wordt zelden van een vleermuis naar een andere diersoort of
de mens overgedragen maar dit is zeker mogelijk. De eerste
vermelding van rabiës bij vleermuizen stamt uit 1954. Pas in
1977 ontstond het vermoeden dat dit rabiësvirus op de mens
overdraagbaar is. Er zijn in Europa enkele fatale humane in-
cidenten door een besmetting met EBLV gerapporteerd. Op
24 november 2002 overleed een 56-jarige vleermuisonder-
zoeker uit het Schotse Angus aan rabiës nadat hij circa zes
maanden eerder was gebeten door een vleermuis.

Vleermuizen in Nederland

De laatvlieger komt in Nederland vrij algemeen voor. Het is
de enige vleermuissoort die ook geregeld wordt gesignaleerd
op de Waddeneilanden. De laatvlieger leeft voornamelijk in
spouwmuren en onder daklijsten en dakpannen. Deze vleer-
muissoort bewoont een netwerk van verschillende huizen
welke hooguit enkele honderden meters uit elkaar gelegen
zijn. De laatvlieger verplaatst zich over een gebied van
slechts enkele kilometers.

De meervleermuis komt in de zomer voornamelijk voor in
waterrijke gebieden, weiden en bossen. In Nederland is deze
vleermuis vooral te vinden in de open veenweidegebieden en
zeekleigebieden in het westen, noorden en in iets mindere
mate ook in het midden en zuidwesten van het land. De meer-
vleermuis is de zeldzaamste vleermuissoort in Europa; het
zwaartepunt van de Europese populatie lijkt in Nederland te
liggen.

Meervleermuizen houden zich voornamelijk op in gebouwen
(bijvoorbeeld kerkzolders), in spouwmuren en onder dak-
pannen. Ze overwinteren in bunkers, vestingwerken en mer-
gelgroeven. Deze vleermuissoort kan zich over lange afstan-

Vleermuisonderzoek op rabiësvirus in Nederland in de
periode 2002 tot 2006

-ocr page 161-

den verplaatsen. Het zomer- en het winterverblijf kunnen
tweehonderd tot driehonderd kilometer uit elkaar liggen.
Vleermuizen die besmet zijn met het rabiësvirus, worden niet
agressief Zij raken verzwakt en gaan uiteindelijk dood.
Doordat de dieren verzwakt raken, zijn zij benaderbaar voor
mensen en huisdieren.

De meest voorkomende vleermuissoort in Nederland is de
dwergvleermuis
{Pipistrellus pipistrellus). Uit deze soort is het
rabiësvirus (in Nederland) tot op heden nog niet geïsoleerd.

Overdracht naar de mens

Europese vleermuis-lyssavirussen zijn gastheerspecifiek voor
vleermuizen, maar in zeldzame gevallen kunnen ook andere
zoogdieren en de mens geïnfecteerd raken. Wanneer een
vleermuis wordt besmet met EBLV wordt het speeksel van
het dier infectieus. De overdracht van de infectie van een be-
smette vleermuis naar de mens vindt plaats via een beet van
het dier, waardoor het infectieuze speeksel in de wond te-
rechtkomt. Ook wanneer infectieus speeksel via kleine wond-
jes of huidlaesies (klootjes) in onderhuids weefsel of in spie-
ren terechtkomt kan de infectie worden overgedragen (11).
Het risico op besmetting is niet groot, maar infecties met
EBLV kunnen voor de mens fataal zijn. Wanneer er na een
besmetting met het virus ziekteverschijnselen optreden, is de
kans op herstel nihil en zal de patiënt overlijden. Tot de risico-
groepen in Nederland behoren medewerkers van dierenam-
bulances en vleermuisopvang, dierenartsen en personen die
met vleermuizen in contact komen, zoals vleermuisonder-
zoekers op laboratoria, vleermuisverzorgers in dierentuinen,
jachtopzieners en jagers. Er is een vaccin beschikbaar dat
preventief kan worden toegediend bij deze risicogroepen. In
Nederland hebben zich tot op heden bij mensen nog geen ge-
vallen van rabiës voorgedaan na een beet van een vleermuis.

Rabiësonderzoek in Nederland

Vleermuizen die in direct contact zijn geweest met mens of
huisdier, moeten zo spoedig mogelijk worden onderzocht op
de aanwezigheid van EBLV Dit onderzoek wordt uitgevoerd
door middel van een directe immuunfluorescentietest (IFT)
op afdrukken van de hersenen van verdachte dieren. Dit vindt
plaats op het Centraal Instituut voor Dierziektecontrole
(CIDC) te Lelystad. Uit dit onderzoek blijkt dat 21 procent
van de onderzochte laatvliegers en 4 procent van de onder-
zochte meervleermuizen besmet zijn met het rabiësvirus (6).
In de periode van 2002 tot en met 2006 zijn in Nederland 534
vleermuizen onderzocht op de aanwezigheid van het rabiës-
virus. Hiervan werden er 37 positief bevonden voor EBLV.
Dit komt neer op 6,9 procent positieve vleermuizen. Omdat
het soort vleermuis waarmee men van doen heeft slechts door
een specialist kan worden herkend, worden alle soorten vleer-
muizen waarmee direct contact heeft plaatsgevonden, onder-
zocht om het instellen van een postexpositiebehandeling niet
(onnodig) te vertragen.

Over het jaar heen is het aantal ingezonden vleermuizen niet
constant: in de zomermaanden neemt het aantal inzendingen
toe, met een piek in september. De piek van het aantal posi-
tief bevonden vleermuizen in de periode van 2002 tot 2006
ligt in juli en augustus (figuur 1). In deze maanden is bij 10,6
procent respectievelijk 11,8 procent van de ingezonden vleer-
muizen EBLV aangetoond.

M aantal rabiës-negatieve vleermuizen
□ aantal rabiës-positieve vleermuizen

Figuur 2. Geografische verspreiding van het aantal rabiës-negatieve en rabiës-positieve vleermuizen onderzocht in periode 2002 tot 2006.

I aantal rabiës-negatieve vleermuizen
I aantal rabiës-positieve vleermuizen

rjL

Fr Dr Ov Gid Utr Fl NH ZH Z NB Lb

-ocr page 162-

Er is geen evenredige geografische verdehng van vleermuis-
contacten (figuur 2). Het overgrote deel van de vleermuis-
contacten vindt plaats in het midden van het land en in de
noordelijke provincies. Positieve dieren worden ook in deze
provincies gevonden.

Voorzorgsmaatregelen zieke en dode vleermuizen

Een van de belangrijkste adviezen om rabiës te voorkomen,
is ieder onnodig contact met (dode) vleermuizen te vermij-
den. Wanneer een vleermuis toch gepakt moet worden, moet
men handschoenen dragen die voldoende bescherming bie-
den tegen beten van het dier. De handschoenen moeten na het
contact worden gedesinfecteerd met 70 procent alcohol. Als
er contact heeft plaatsgevonden met mens of dier moet dit zo
spoedig mogelijk worden gemeld bij de VWA en moet de
vleermuis worden bewaard voor onderzoek.
Het vangen van levende vleermuizen en het ophalen van dode
vleermuizen waarmee direct contact heeft plaatsgevonden, is
voorbehouden aan medewerkers van de VWA met een mach-
tiging voortvloeiend uit een ontheffing van het verbod op het
vervoeren en doden van vleermuizen in de Flora- en fauna-
wet. Deze medewerkers kunnen andere personen de opdracht
geven de handelingen namens hen te verrichten.

Discussie

In Nederland vindt sedert de jaren tachtig van de vorige eeuw
onderzoek plaats naar het voorkomen van het rabiësvirus bij
vleermuizen. De vleermuis is bij wet beschermd waardoor er
geen uitgebreide monitoring kan plaatsvinden naar het voor-
komen van rabiësvirus bij deze diersoort. Er wordt slechts
onderzoek verricht naar vleermuizen die direct in contact zijn
geweest met mens of huisdier. De te onderzoeken vleermui-
zen moeten worden gemeld bij het landelijk meldingspunt
van de VWA, waarna de VWA het vervoer van het dier naar
het CIDC coördineert en het onderzoek financiert.
De resultaten van het onderzoek van de laatste vijfjaar laten
zien dat de contacten met vleermuizen voornamelijk plaats-
vinden in de zomermaanden. Omdat deze maanden in het ac-
tieve seizoen van de vleermuizen vallen, was dit resultaat te
verwachten. Het aantal vleermuiscontacten is niet evenredig
over het land verdeeld. De directe contacten in de periode van
2002 tot 2006 vonden voornamelijk plaats in het midden en
noorden van het land. Ook de vleermuizen waarbij het virus
is aangetroffen, zijn afkomstig uit deze delen van het land.
Deze gegevens komen overeen met onderzoeksgegevens uit
eerder gepubliceerde artikelen (4,6).
In de periode 2002 tot 2006 zijn totaal 534 vleermuizen on-
derzocht op rabiës, hiervan zijn er 37 (6,9 procent) positief
bevonden. Per jaar beschouwd, is het aantal positieve dieren
niet constant maar loopt uiteen van 2,8 procent in 2002 tot
15,4 procent in 2004.

Uit de totale onderzoeksresultaten van de periode 2002 tot
2006 uitgesplitst per maand (zie figuur 1) zou kunnen worden
afgeleid dat er in de maanden juli en augustus een duidelijke
piek zit in het aantal positieve dieren. In deze maanden waren
respectievelijk 10,6 procent en 11,8 procent van de onder-
zochte vleermuizen positief Maar als de resultaten per jaar
afzonderlijk worden beschouwd blijkt deze piek niet aan-
wezig te zijn. Alleen in de jaren 2004 en 2006 zijn er in juli
en augustus meer positieve vleermuizen gevonden dan in de
overige maanden (zie tabel 1).

Contactgevallen met vleermuizen komen voornamelijk voor
in het midden en noorden van het land. Van hier uit worden

Tabel i. Aantal rabiës-positieve en rabiës-negatieve vleermuizen per
maand, uitgesplitst per jaar.

Maand

2002

2003

2004

2005

2006

totaal

Januari

0/1

0/13

0/3

0/0

0/4

0/21

Februari

0/10

0/1

0/2

0/0

Ö/2

Ó/15\'

Maart

0/4

1/10

0/5

0/4

0/4

1/27

April

0/7

1/18

1/5

0/11

0/1

2/42

Mei

0/5

1/8

3/4

0/6

0/8

4/32

Juni

0/12

1/21

0/13

1/15

2/6

4/67

Juli

2/15

1/13

3/12

1/9

2/27

9/76"

Augustus

I/I5

1/18

5/16

0/11

3/l5 ^

10/75 "

September

0/20

1/9

1/13

1/23

0/23

3/88

Oktober

0/12

0/3

1/2

1/7

0/6

2/30

November

0/2

0/2

0/1

0/0

2/11

2/16

december

0/1

o7i

0/1

0/4

0/2

0/9

Totaal

3/104*

7/117*

14/77*

4/90*

9/109*

* Aantallen wijken af van officieel gemelde aantallen omdat de vleermuizen die niet
geschikt waren voor onderzoek, in dit overzicht zijn weggelaten.

de meeste vleermuizen voor onderzoek ingezonden. In de
laatste vijf jaar zijn alle positief bevonden dieren aficomstig
uit deze delen van het land. Het hoogste percentage positieve
dieren (15,9 procent) is gevonden in de provincie Utrecht, ge-
volgd door Drenthe en Friesland met respectievelijk 14 pro-
cent en 11 procent. Het laagste percentage positieve dieren
werd gevonden in Gelderland waar 3,4 procent van de onder-
zochte dieren positief was. In de provincies Overijssel, Zuid-
Holland Zeeland Noord-Brabant en Limburg werden de
laatste vijf jaar geen positieve dieren aangetroffen. Absoluut
gezien werd in Noord-Holland het grootste aantal vleermui-
zen onderzocht. Het betrof hier 102 dieren waarvan er 5 posi-
tief waren (4,9 procent).

Conclusie

Doordat alleen vleermuizen waarmee direct contact heeft
plaatsgevonden, worden onderzocht en geen ad random
steekproef uit de gehele populatie is het aantal positieve
dieren waarschijnlijk een overschatting van de werkelijke
prevalentie van het rabiësvirus onder vleermuizen in Neder-
land. Dit wil echter niet zeggen dat er geen risico is voor de
mens. Risico wordt hier gedefinieerd als \'kans\' vermenigvul-
digd met \'ernst\'. De kans dat er een bijtincident optreedt en
de mens vervolgens rabiës ontwikkeh, is heel erg klein maar
de gevolgen van een dergelijke besmetting kunnen zeer
ernstig zijn. Wanneer er na contact met een rabiëspositieve
vleermuis niet op tijd een postexpositiebehandeling wordt in-
gesteld en er zich klinische verschijnselen ontwikkelen, zal
de besmetting fataal verlopen. Het is daarom belangrijk dat
alle directe contacten met vleermuizen worden gemeld bij de
meldkamer van de VWA en dat de vleermuizen hierna zo
spoedig mogelijk worden onderzocht. De VWA zal ook in de
komende jaren de huidige werkzaamheden op het terrein van
vleermuisonderzoek voortzetten om de kans op klinische
humane rabiës in Nederland zo klein mogelijk te houden.

Literatuur

1. Bourdhy H, Dacheux L, Strady C and Mailles A. Rabies in Europe in
2005. Euro Surveill 2005; 10 (11): 213-216.

2. Degener JE. Hondsdolheid (rabies), wwvi\'.medlook.nl

3. Fooks AR, SM Brookes, N Johnson, LM McElhinney and AM Hutson.
European bat lyssaviruses: an emerging zoonosis. Epidemiol Infect
2003; 131:1029-1039.

4. Nieuwenhuijs J, Haagsma J and Lina R Epidemiology and control of
rabies in bats in the Netherlands. Rev Sei Tech Off Int Epiz 1992; 11
(4): 1155-1161.

-ocr page 163-

Van der Poel WHM. Non-arbo-virus zoönosen, rabies. Virale zoönosen
met een risico voor de Nederlandse volksgezondheid: Een inventarisa-
tie. RIVM rapport244920 001, mei 1997: p 14-16.
Van der Poel WHM, Heide R van der. Verstraten ERAM, Takumi K,
Lina PHC and Kramps JA. European Bat Lyssavirusses, the Nether-
lands. Emerging Infectious Diseases. 2005; Vol. 11: No. 12.
Stantic-Pavlinic M. Public health concerns in bat rabies across Europe.
Euro Surveill 2005; 10(11): 217-220.

Valkenburgh SM. Protocol rabies. Protocollen Keuringsdienst van
Waren, augustus 2001.

Züchner L. Draaiboek Rabies bij dieren. Voedsel en Waren Autoriteit,
2007.

Hoe gevaarlijk is rabies van vleermuizen? Infectieziekten Bulletin
2003; 14:83-84.

10.

11. Protocol Rabies - Hondsdolheid. Protocollen Infectieziekten, Editie
2006. Landelijke structuur Infectieziektenbestrijding, RIVM.

12. Vleermuizen. Webbrochure, Ministerie LNV www.minlnv.nl/vleer-
muis.

13. www.Promedmail.org.

14. www.vleermuis.net.

15. www.who.int/rabies.

S.M. Valkenburgh is dierenarts en specialist veterinaire
volksgezondheid. M. Aalten en L. Züchner zijn dierenarts
bij de Voedsel en Waren Autoriteit Oost, afdeling Signale-
ring B[ Ontwikkeling.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel
adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun
beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.
Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy
en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van
associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,
praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.
Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.
Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare
vertrouwensrelatie.

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortmn.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel,: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

D I X

FORTUIN

-ocr page 164-

KNMvD
Jaarcongres

5 oktober 2007

Wijzer

\\

ün

:r

L«-

e^^ Arnhem

Burgers\'Zoo

I »r

www.knmvd.nl

§

O

-7 n

-ocr page 165-

De gezondheidszorg voor vissen hoort thuis bij de dierenarts. In deze serie vindt u adviezen en tips voor de behandeling en het
voorkomen van ziekten bij siervissen.

Deel 5. Eencellige parasieten (ciliaten en flagellaten) en meercellige
parasieten (trematoden)

Peterj. Werkman

Aandoeningen die worden veroorzaakt door uitwendige
parasieten, behoren tot de meest voorkomende visziek-
ten. De meest bekende is witte stip, een ziekte die vrijwel
elke aquariumliefhebber kent. Het is belangrijk de para-
sieten te kunnen herkennen om een goede behandeling te
kunnen instellen. In dit artikel komen de meest voor-
komende een- en meercellige parasieten bij vissen aan de
orde en de mogelijkheden tot behandeling en preventie.

Eencelligen: ciliaten

IchthyophthYrius multifiliis (Ich, witte stip)

Deze visparasiet is herkenbaar aan de witte bolletjes (stip-
pen) op de huid. Ichthyophthyrius komt voor bij alle vissoor-
ten, zowel in koud als in warm water Warmwatervissen kun-
nen bij grote aantallen parasieten massale sterfte vertonen.
Niet iedere vissoort is even gevoelig.

In het jonge stadium is de parasiet klein en bevindt zich in de
huid van de vis. Pas bij een grootte van 0,2 tot 1 millimeter
zijn de parasieten met het blote oog te zien. Ook kunnen de
kieuwen van de vis zijn aangetast zonder zichtbare stippen op
de huid. De ontwikkelingscyclus van de parasiet is sterk af-
hankelijk van de watertemperatuur Bij 28 graden Celcius
duurt de cyclus drie tot zeven dagen, bij 18 graden veertien
tot eenentwintig dagen. Een deel van de levenscyclus van
/. multifiliis speelt zich af onder de huid van de visgastheer
De volwassen parasiet (0,2 tot 0,5 millimeter groot) heeft een
rond tot ovaalvormig lichaam dat rondom bedekt is met rijen
trilharen (ciliën), die zorgen voor een draaiende voortbewe-
ging. In het lichaam ligt verder een typische grote, licht ge-
kleurde, hoefijzervormige kern, samen met meerdere vacuo-
len. De parasiet ligt in de slijmhuid van de vis (epidermis),
waar hij zich voedt met celmateriaal van de gastheer Door de
voortdurende draaiende beweging raakt de huid geïrriteerd
en vindt er extra slijmvorming plaats.
Als /.
multifiliis volwassen is geworden (en dat kan al na vier
dagen het geval zijn), breekt hij door de huid van de vis heen
en verlaat zijn gastheer. De vrijzwemmende parasiet zwemt
vervolgens naar de bodem en hecht zich aan planten en
bodemmateriaal, waar hij zich inkapselt. In de parasiet vin-
den nu meerdere celdelingen plaats. Op deze manier kunnen
in korte tijd veel ciliosporen (18 tot 22 micrometer) vrijko-
men. Deze sporen zwemmen naar een gastheervis, boren zich
door de huid en kapselen zich in. Als de sporen bij een water-
temperatuur van 24 tot 26 graden Celcius niet binnen 48 uur
een gastheer hebben gevonden, gaan zij dood. De vis reageert
op de inkapseling van de sporen met de vorming van extra
slijm. De cyclus is nu rond.

Alleen de vrijzwemmende parasieten zijn met medicijnen te
bestrijden. De andere vormen zijn in slijm ingekapseld of
kleven als een cyste aan planten en bodemmateriaal.

Tot de verschijnselen van een Ichthyopthyriusinfectie beho-
ren:

- irritatie,jeuk en schuren;

- verdikte epidermis die extra slijm produceert, witte stip-
pen;

- rafelige en samengeknepen vinnen;

- versnelde ademhaling door meer slijm op de kieuwlamel-
len;

- sloomheid: de vissen hangen bij de waterinstroomopening
of liggen op de bodem;

- secundaire bacteriële infecties, deze komen vaak voor.
Tegelijk met /.
multifiliis kunnen ook andere huidparasieten
worden gevonden. Niet iedere witte stip is overigens /.
multi-
filiis.
Alleen door microscopisch onderzoek kunt u met zeker-
heid de soort parasiet (of een combinatie van soorten) vast-
stellen.

Behandeling

Behandeling van witte stip is vooral in het beginstadium
effectief Vissen die al ernstig zijn aangetast, vormen een in-
fectiebron voor de overige vissen en moeten uit het aquarium
of de vijver worden verwijderd. Vissen die een infectie over-

-ocr page 166-

leven, blijken immuniteit te hebben opgebouwd. In de toe-
komst zou een vaccin mogelijk bescherming kunnen geven
tegen
I. multifiliis.

Om deze hardnekkige parasiet sneller kwijt te raken kunt u
de watertemperatuur met maximaal één tot twee graden per
dag verhogen tot 32 graden Celcius (als de vissen er tegen
kunnen). Op deze manier wordt de cyclusduur versneld. Ge-
bruik bij de medicamenteuze behandeling een behandel inter-
val van vijf dagen bij een watertemperatuur boven 16 graden
Celcius, van zeven dagen bij 10 tot 16 graden en van veertien
dagen bij temperaturen onder 10 graden Celcius. Probeer het
water meer te laten stromen, zodat vrijzwemmende parasie-
ten zich minder makkelijk aan een gastheer kunnen vast-
hechten. Zorg voor wat ruw materiaal waaraan de vissen de
slijmlaag met parasieten kunnen afwrijven. Omdat de para-
siet sterft als hij niet binnen 48 uur (bij 24 tot 26 graden) een
gastheer heeft gevonden, kunnen de vissen zeven dagen ach-
tereen iedere dag opnieuw in een schone bak worden over-
gezet.

Als medicijnen kunnen worden gebruikt:

- formaline: 0,2 tot 0,5 milliliter per liter (ml/1) water, gedu-
rende dertig tot zestig minuten;

- zout: 2 gram per liter (g/1) water gedurende tien uur (bij
kieuwbeschadiging), of 5 g/1 over 24 tot 48 uur, of 20 g/1
gedurende twintig tot dertig minuten;

- chlooramine-T (Halamid-d®): bij een pH groter dan 8 is
de dosering 10 mg/1 (\'s morgens in vijver), bij een pH klei-
ner dan 7 is deze 5 mg/1, drie maal om de drie dagen her-
halen;

- FMC: 1 milliliter per 50 liter water, of 1 milliliter per
2 liter gedurende tien tot twintig minuten (extra beluchten
en het gedrag observeren).

Omdat alleen de vrijzwemmende parasieten worden aange-
pakt, moet de behandeling worden herhaald. De frequentie
van herhalen is afhankelijk van de cyclusduur van de parasiet
en dus van de watertemperatuur

Let op, lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken
de aandachtspunten in het volgende artikel.

Preventie

Om besmetting met deze parasiet te voorkomen, moet u
nieuwe vissen minimaal zeven tot veertien dagen in een
aparte quarantainebak houden en de huid regelmatig contro-
leren. Maak afkrabsels van huid en kieuwen om te zien of de
vissen vrijblijven van parasieten. Spoel nieuwe planten goed
af onder de kraan of desinfecteer ze met kaliumpermanga-
naat. Probeer stress bij de vissen zoveel mogelijk te voor-
komen, omdat de vissen hierdoor verzwakken en veel gevoe-
liger blijken te zijn voor parasieten, bacteriën, virussen en
schimmels.

Trichodina

Dit is een eencellige, schotelvormige ciliaat met meerdere
kransen van trilharen. De parasiet is 0,05 millimeter groot.
Hij voedt zich met bacteriën en epitheelcellen op de huid en
de kieuwen van de vis. Deze parasiet komt voor in zoet en
zout water en kan meer dan 24 uur overleven zonder gastheer.
Hij vermeerdert zich door middel van deling. Dit vindt vooral
plaats in het huidslijmvlies. Trichodina wordt vaak aangetrof-
fen bij overbevolking, slechte waterkwaliteit, veel bodemvuil,
stress en na transport.
Een infectie is te herkennen aan:

- irritatie, jeuk, schuren en huidverwondingen;

- extra slijmproductie op huid en kieuwen;

- verlies van kleur en conditie;

- parasieten die in een afkrabsel als schoteltjes door het
beeld tollen;

- secundaire bacteriële infecties.

De diagnose is alleen via microscopisch onderzoek te stellen.
Behandeling

De behandeling bestaat in de eerste plaats uit het verbeteren
van de waterkwaliteit. Verder kunnen als behandeling medi-
cijnen worden gebruikt:

- formaline: 0,01 tot 0,02 ml/I in water, over 24 tot 48 uur;

- FMC: 1 milliliter per 50 liter water;

- chlooramine-T (halamid-d®): 5 tot 10 g/1. Laag doseren
bij lage pH, hoge temperatuur en zacht water;

- zout: 2 tot 5 g/1 in water;

- kaliumpermanganaat: 1,5 tot maximaal 3 gram per 1000
liter water. Het water moet minstens twee uur paars (niet
bruin) blijven, daarna moet 25 procent van het water ver-
verst worden. Herhaal de dosering zonodig twee tot drie
maal met tussenpozen van zeven tot veertien dagen.

Let op, lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken
de aandachtspunten in het volgende artikel.

Preventie

Houd om uitbraken van Trichodina te voorkomen niet teveel
vissen bij elkaar Zorg dat u bij het vangen, hanteren en trans-
porteren van vissen stress zoveel mogelijk voorkomt.

Chilodonella

Deze ovale, ééncellige ciliaat is 0,06 millimeter groot en leeft
van huid- en kieuwepitheel. De parasiet maakt cirkelvormige
bewegingen en is gevaarlijker dan /.
multifiliis. Secundair
wordt nogal eens een bacteriële infectie waargenomen. Chi-
lodonella komt vooral voor bij een lagere temperatuur (5 tot
IO graden Celcius) en een slechte waterkwaliteit. De parasiet
is vaak latent aanwezig en kan zonder gastheer maar kort
overieven. Hij gaat dood bij temperaturen boven 28 graden
Celcius. Jonge vissen zijn gevoeliger voor deze parasiet dan
oudere.

De diagnose is te stellen via microscopisch onderzoek. Bij
een infectie ziet u de volgende verschijnselen:

- irritatie, jeuk, schuren en geknepen vinnen;

- kortademigheid, aan de oppervlakte hangen;

- lusteloosheid;

-ocr page 167-

- een grijze slijmwaas op de huid;

- sterfte.

Behandeling

Start de behandehng van Chilodonella al als u per gezichts-
veld onder de microscoop enkele parasieten waarneemt. Ver-
hoog de watertemperatuur met maximaal een tot twee graden
per dag tot boven 28 graden Celcius (als de vissen er tegen
kunnen). De volgende geneesmiddelen zijn geschikt bij Chi-
lodonella:

- FMC: 1 milliter per 50 liter water;

- malachietgroenoxalaat: 1,5 tot 2 mg/1 in het water;

- chlooramine-T (Halamid-d®): 5 tot 10 mg/1. Laag doseren
bij lage pH, hoge temperatuur en zacht water;

- zout: 2 tot 5 gram per liter water.

Let op, lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken
de aandachtspunten in het volgende artikel.

EenceHigen: flagellaten

Ichthyobodo necator (voorheen Costia)

Ichthyobodo is een eencellige, boonvormige flagellaat met
twee tot vier flagellen, die erg klein is (10 micrometer, de
grootte van een erythrocyt). Hij komt zowel op de huid als op
de kieuwen voor. Deze parasiet leeft zowel in zoet als in zout
water mssen 2 en 32 graden Celcius, maar de optimale tem-
peratuur voor deze parasiet ligt rond de 13 tot 15 graden

Celcius. De flagellaat kan zowel vastzitten als zwemmen en
vermeerdert zich door deling. Bij 32 graden Celcius is de
cyclusduur vier dagen. Ichthyobodo sterft als hij niet binnen
een uur een gastheer heeft gevonden. Door de geringe grootte
wordt de parasiet soms over het hoofd gezien, terwijl hij toch
massaal aanwezig kan zijn. De kans op een infectie wordt
groter door een slechte waterkwaliteit, stress en de intro-
ductie van nieuwe vissen. Vaak is er ook sprake van een
secundaire bacteriële infectie.

Via microscopisch onderzoek is de diagnose te stellen. U her-
kent een infectie aan deze verschijnselen:

- irritatie, jeuk, schuren en verwondingen;

- blauwgrijze waas op de huid, geknepen vinnen;

- kortademigheid (bij kieuwbeschadiging);

- afgenomen eetlust;

- sterfte (kan bij jonge vissen oplopen tot 50 procent).
Behandeling

Breng de temperatuur geleidelijk omhoog tot 32 graden
Celcius en houdt deze gedurende één dag zo hoog. Medicina-
le behandeling is mogelijk met:

- formaline: 0,2 ml/I in het water gedurende dertig minuten
of 0,1 ml/I tijdens 24 tot 48 uur. De behandeling moet na
een week worden herhaald;

- FMC: 1 milliliter per 50 liter water over een periode van
24 uur;

- zout: 2 g/1 in het water gedurende twaalf uur of 20 g/1
gedurende twintig tot dertig minuten;

- chlooramine-T (Halamid-d®): 5 tot 10 mg/I. Laag doseren
bij lage pH, hoge temperatuur en zacht water;

- kaliumpermanganaat: I mg/1 (niet gebruiken bij kieuw-
beschadiging).

Let op, lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken
de aandachtspunten in het volgende artikel.

Preventie:

Neem ter preventie altijd een quarantaineperiode in acht.
Zorg voor een optimale waterkwaliteit

Hexamita (Octomitus, gatenziekte)

Dit is een zeer kleine, eencellige flagellaat met een lengte van
7 tot 13 micron. De parasiet lijkt door het beeldveld te waaie-
ren met zes flagellen aan de voorzijde en twee aan de achter-
zijde. Hij komt voor in zoet- en zoutwater. Hexamitapara-
sieten bevinden zich vooral in het darmkanaal (in kleine
aantallen ook bij gezonde vissen) en in de galblaas. Hij komt
bij cichliden ook voor op de huid, voornamelijk op de kop,
waar hij irritatie veroorzaakt en kleine tot grotere gaten
(gatenziekte of\'hole in the head\'). Dit komt voor bij discus-
vissen. De parasiet kan ook zeer plaatselijk voorkomen op de
zijlijn, waar hij dan in grote aantallen aanwezig is (lateral line
erosion). Oudere, verzwakte cichliden zijn gevoeliger voor
deze ziekte. De kans op gatenziekte wordt groter onder in-
vloed van stress, een slechte waterkwaliteit of minder goed
voer. Een qua vorm en grootte vergelijkbare parasiet is Spiro-
nucleus.

Stel de diagnose via microscopisch onderzoek. De verschijn-
selen van een uitwendige infectie zijn:

- gaten in de kop en langs de zijlijn;

- irritatie, schuren;

- afzondering;

- donkerkleuring;

- secundaire bacteriële infectie.

-ocr page 168-

Bij een inwendige infectie ziet u de volgende symptomen:

- slijmerige ontlasting;

- vermagering.

Behandeling

Ga tot behandelen over als u per gezichtsveld meer dan vijf
parasieten ziet. Vermijdt stress bij de vissen en verbeter de
waterkwaliteit. Geef in plaats van runder- of kalkoenhart
meer plantaardig voer (algen met toegevoegde vitaminen).
Verhoog de temperatuur tot 30 tot 35 graden Celcius (als de
vissen er tegen kunnen). Als geneesmiddelen kunnen worden
gebruikt:

- metrodinazol: 7 mg/1 in een aparte bak, drie keer om de
week herhalen. Bij gebruik in voer 1 gram per 100 gram
voer over een periode van vijf dagen;

- dimetridazol: 5 mg/1 gedurende 3 tot 5 dagen of 45 mg/1
over 24 tot 48 uur in een aparte bak;

- acriflavine: 1 mg/1 gedurende 48 uur of 100 mg/1 geduren-
de twee tot drie uur in een aparte bak.

Let op, lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken
de aandachtspunten in het volgende artikel.

Meercelligen: trematoden
Cyrodactylus (huidworm)

Deze levendbarende, tweeslachtige trematode komt veel voor
bij zoetwatervissen. In een volwassen parasiet zijn soms tot
vier generaties embryo\'s met haken te herkennen. Afhanke-
lijk van de watertemperatuur kan Gyrodactylus om de vijf tot
tien dagen nieuwe jongen produceren. De parasieten hebben
twee grote haken aan de voorzijde en zestien kleinere aan de
achterzijde. Zij parasiteren op huid- en kieuwweefsel en blij-
ven daar hun hele leven. De parasiet kan enkele dagen zonder
gastheer in leven blijven. Ook Trichodina (zie boven) wordt
nogal eens bij een Gyrodactylusinfectie aangetroffen. Deze
twee zijn de meest voorkomende parasieten bij koi. Secun-
dair kan een bacteriële of schimmelinfectie optreden. Gyro-
dactylus wordt vooral gevonden bij een minder goede water-
kwaliteit, verkeerde voeding en verzwakte vissen.
De diagnose kunt u stellen via microscopisch onderzoek. Bij
een Gyrodactylusinfectie komen de volgende verschijnselen
voor:

- irritatie,jeuk;

- schuren, door het water flitsen;

- productie van veel huidslijm, waas op de huid;

Afbeelding 5. Cyrodactylus in huidafkrabsel (let op embryo In moederdier). Afbeelding 6. Dactylogyrus in huidafkrabsel.

- donkerkleuring;

- vermagering;

- rafelige vinnen;

- ernstige huidbeschadigingen.

Behandeling

Als u in het gezichtsveld onder de microscoop slechts enkele
parasieten ziet, is er geen behandeling nodig. Houd de vissen
dan wel extra in de gaten. Verbeter de waterkwaliteit en zorg
ervoor dat u regelmatig het water ververst. Een eenmalige be-
handeling met een van onderstaande middelen is meestal vol-
doende:

- flubendazol (Flubenol®): 1 milligram pure stof per liter
water (voor goudvissen, maximaal een uur) of 0,01 mg
pure stof per liter water gedurende 72 uur. De dosering
bij gebruik in voer is 100 milligram Flubenol 5 procent in
100 gram voer over een periode van tien dagen;

- praziquantel (Droncit®): 2 tot 3 mg/1 in water, maak hier-
bij eerst een emulsie. Bij gebruik in voer is de dosering
5 milligram per kilogram vis, herhalen na twee tot drie
weken;

- chlooramine-T (Halamid®): 5 tot 10 mg/1. Laag doseren
bij lage pH, hoge temperatuur en zacht water;

- formaline: 0,2 ml/1 in water over 30 minuten of 0,1 ml/1
gedurende 24 tot 48 uur;

- azijnzuur: 2 mg/1 in water als een dip van derdg seconden.
Let op, lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken
de aandachtspunten in het volgende artikel.

Preventie

Om infecties te voorkomen, dient u nieuwe vissen in quaran-
taine te houden. Wees voorzichtig met kikkervisjes, planten
en levend voer uit de sloot, deze kunnen larven of eieren van
Gyrodactylus bij zich dragen.

Dactylogyrus (kieuw/worm)

Dit is een eierleggende trematode met vier zwarte oogpunten,
die twee millimeter lang kan worden. Het twintigtal eieren
dat per dag wordt gelegd komt bij een temperatuur van
20 graden Celcius na vier dagen uit. De larven zijn volwassen
na zes tot negen dagen en moeten binnen zes tot acht uur na
het uitkomen een gastheer hebben gevonden. Dactylogyrus
wordt voornamelijk aangetroffen op de kieuwen, maar is ook
op de huid te vinden. Alleen de volwassen wormen zijn te be-

-ocr page 169-

strijden. De eieren zijn niet gevoelig voor de meeste bestrij-
dingsmiddelen. Een minder goede waterkwaliteit tast het
kieuwweefsel aan, waardoor het gevoeliger wordt voor deze
parasieten.

Verricht voor de diagnose microscopisch onderzoek. Een
Dactylogyrusinfectie wordt gekenmerkt door:

- irritatie van kieuwen en huid;

- extra slijmvorming op de kieuwen en de huid;

- benauwdheid;

- verlies van eetlust.

Behandeling

Begin met het verbeteren van de waterkwaliteit en ververs
om de dag een derde van het water. Als geneesmiddelen zijn
geschikt:

- flubendazol (Flubenol*): 1 milligram pure stof per liter
water (voor goudvissen, maximaal 1 uur) of 0,01 mg pure
stof per liter over 72 uur. Gebruik in voer 100 mg Flube-
nol® 5% in 100 gram voer over een periode van tien da-
gen;

- formaline: 0,3 ml/1 in water gedurende maximaal dertig
minuten;

- chlooramine-T (Halamid®): 5 tot 10 mg/1. Laag doseren
bij lage pH, hoge temperatuur en zacht water. Behandeling
twee maal om de drie dagen herhalen;

- zout: 5 g/1 over 24 tot 48 uur of 30 tot 50 gram per liter
water gedurende twee minuten;

Herhaal de behandeling om ook de uitgekomen larven te do-
den. De kieuwen zijn bij infectie met deze parasiet aangetast,
dus zorg bij alle behandelingen voor extra beluchting. Let op,
lees voordat u een van deze middelen gaat gebruiken de aan-
dachtspunten in het volgende artikel.

Ten slotte

In deel zes van deze serie worden naast enkele uitwendige pa-
rasieten verschillende inwendige parasieten behandeld. Ook
wordt een overzicht gegeven van de genoemde geneesmidde-
len en punten van aandacht bij het gebruik ervan.

Rectificatie

Het volledige fotobijschrift bij afbeelding 1 in de vorige afle-
vering (Tijdschr. Diergeneeskd. 2007; 132: 565-570) luidt:
Koi herpesvirus-infectie. (Foto: O.L.M. Haenen).

-ocr page 170-

Strategisch beleidsplan KNMvD 2008 - 2010

Dierenaits & samenleving

I

Belangenbehartiging

Participeren in de ontwil<l<eling en uitwerl<ing van nieuwe
wetgeving

Beleidsontwil<l<elingop Europees niveau beïnvloeden
Opkomen voor de onafhankelijke positie van de dierenarts
De beroepsgroep vertegenwoordigen in nieuwe organen

I

Brancheontivikkeling

De poortwachtersfunctie van veterinairen bevorderen
Bijdragen aan verantwoorde en restrictieve toepassing
diergeneesmiddelen

Initiatieven ontwikkelen op het gebied van het voor-
schrijven van diergeneesmiddelen
Bijdragen aan de publieke bewustwording ten aanzien
van de zorg voor gezelschapsdieren en zoönosen

Dienstverlening

M De practicus verder ondersteunen bij de voorlichting aan

De KNMvD richt haar strategische keuzes op de verbete-
ring van zowel het imago van de veterinair als de sociaal-
economische positie in de volle breedte van het beroep.
Deze aspecten hangen samen en versterken elkaar

Vi

Dierenarts & educatie

Belangenbehartiging

Q De beroepsgroep vertegenwoordigen als aanspreekpunt
voor belanghebbenden ten aanzien van de (borging van)
de kwaliteit van de diergeneeskundige zorg

t

Brancheontwikkeling

Veterinaire kwaliteit bevorderen en het aanbod en de
deelname aan nascholing stimuleren
De bewaking en borging van de diergeneeskundige zorg
coördineren en faciliteren

Stelling nemen bij vragen rond beroepsethiek en -integriteit
In samenwerking met de Faculteit der Diergeneeskunde

Dierenarts & economie

_I_

Brancheontivikkeling

Sociaaleconomische kengetallen ontwikkelen en
analyseren ten behoeve van de inkomens en de praktijk-
voering van dierenartsen
(benchmark)
Deelname aan de CAO Dierenartsenpraktijken bevor-
deren en praktiserende dierenartsen stimuleren om lid te
worden van BPLen BPW

De ontwikkeling van gezonde veterinaire praktijken
stimuleren

Bevorderen van arbeidssatisfactie, arbeidsmotivatie en

een goede balans tussen werk en privé

Beleid ontwikkelen om arbeidsongeschiktheid te

voorkomen, te beperken of op te heffen

Zoeken naar nieuwe werkterreinen voor veterinairen

Dienstverlening

Dienstverlening op sociaaleconomisch en juridisch
gebied uitbreiden

-ocr page 171-

Communicatie en organisatie

Het imago van de dierenarts bevorderen door het

profileren van de beroepsgroep via open communicatie,
heldere verenigingsstandpunten en een actief PR-beleid
investeren in blijvende contacten met vak- en publieks-
pers en andere media

benadrukken van de rol van de dierenarts met betrekking
tot diergezondheid en dierenwelzijn (\'ambassadeur van
het dier\')

publiek bekend te maken met de veterinaire beroeps-
groep en onze rol op het gebied van volksgezondheid,
voedselveiligheid en milieu

introduceren van een website speciaal voor diereigenaren
(publiekssite)

meetbaar maken van de imagobevorderende activiteiten

artsen en het organiseren van extern onderwijs

Dienstverlening

n De dierenarts ondersteunen in zijn taak als hoeder van de
intrinsieke waarde, de gezondheid en het welzijn van het
dier in relatie tot de mens en het milieu

Communicatie en organisatie

In samenwerking met de Faculteit der Diergeneeskunde
een realistisch beeld van het beroep bevorderen onder
(toekomstige) studenten diergeneeskunde

I

Brancheontwikkeling

Opleiden van (toekomstig) bestuurlijk kader

I

Communicatie en organisatie

De communicatie met de leden voorrang blijven geven
De belangenbehartiging, brancheontwikkeling en
dienstverlening voor de leden beter profileren
Stimuleren van het lidmaatschap van met name pas
afgestudeerde dierenartsen
Contributiesystematiek evalueren
Bestuurlijke en organisatorische structuur evalueren

Toelichting:

Dit is een schematische weergave van het
strategisch beleidsplan 2008 - 2010 van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde.

Bovenstaand zijn de beleidsdoelen voor de
komende jaren samengevat, hieronder zijn de
huidige activiteiten weergegeven.

O Beleidsdoelen met prioriteit voor 2008
Q Overige beleidsdoelen 2008 - 2010
E^ Huidige activiteiten KNMvD

Voor verdere toelichting wordt verwezen naar
het strategisch beleidsplan KNMvD 2008 -2010.
Dit plan is te vinden op www.knmvd.nl of op
te vragen bij de KNMvD, Postbus 421,
3990 CE
Houten. Telefoon 030 - 634 89 00.

Huidige activiteiten KNMvD

Belangenbehartiging

^Contacten onderhouden met overheid.
Faculteit der Diergeneeskunde en andere
instellingen

^De beroepsgroep vertegenwoordigen in tal
van organen

— Brancheontwikkeling

{^Initiatieven voor dierenartsen ontwikkelen,
stimuleren en begeleiden
Permanente educatie faciliteren
Faciliteren BPL en BPW
Kwaliteitsbeleid coördineren en faciliteren

Dienstverlening

\'Helpdesk

-Individueel advies

►Coodwilladvisering

►Conflictbemiddeling

•Ereraad

►Vacaturebank

► Modelcontracten

► Modules (Röntgen, Apotheekbcheer e.d.)

► Europees dierenpaspoort en andere
documenten ten behoeve van de praktijk

►Collectieve contracten met verzekeraars en
dienstverleners

Communicatie en organisatie

►Tijdschrift voor Diergeneeskunde
►Diergeneeskundig jaarboek
►Veehouder en Dierenarts
►Nieuws-e-mails
►Actuele website

►Jaarcongres, sportdag en andere bijeen-
komsten
► Ledencontactpersonen

tàiiÂ,

-ocr page 172-

Geef inij maar pasta!

J

met Uitaminthe pasta geef je altijd precies de juiste dosering.

Geen onder- of overdosering

Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)
Voor honden en katten van alle leeftijden

Uit recent effectiviteitonderzoek blijkt: Vitaminthe is zeer effectief
Maar één keer behandelen
Te plaatsen in handige display
Verkrijgbaar in 5, 10 en 25 ml

Vitaminthe"

Pasta voor totale ontuiorming

Productinformatie: Vitaminthe reg nl 2896. Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg Doeldleren: kac en hond. Kanalisatie: Vrij Uoor meer Informatie: virbac Nederland BV., Postbus 313, 3770 AH Barne«
infoevirbac.nl
luuiui.irirtac.nl

-ocr page 173-

Behandelrelaties

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Nee, geen mooie dingen tussen die-
renarts en eigenaar. Daar zijn andere
tijdschrijien voor. Dit artikel heeji te
maken met de grenzen van klachten
bij het Tuchtcollege. Hoe zit het met
de voorbijganger die een gewonde kat
opraapt? En als die kat niet gewond
is, maar dood?

Dierenambulaat

Een late wandelaar ontdekt in zijn straat een groepje ge-
schokte mensen rond een aangereden en zwaargewonde kat.
De dierenambulance is gebeld maar heeft aangekondigd dat
het nog wel twee uur kan duren voordat hij ter plaatse is. De
wandelaar vindt dat een beetje lang voor een ernstig
gewonde kat en belt de dienstdoende dierenarts.
Deze is in beginsel welwillend, maar zodra
hij merkt dat het niet de eigenaar is die
hij aan de lijn heeft, meldt hij dat hij
geen opvangcentrum is. Het lukt de
wandelaar niet de eigenaar te vin-
den, maar daar heeft de dieren-
arts geen boodschap aan. In de
regio geldt een protocol waar-
bij dieren zonder (bekende)
eigenaar alleen mogen wor-
den aangeboden door een
medewerker van de dieren-
ambulance. De wandelaar
verbreekt de verbinding.

Belanghebbende of bemoeial?

Wat er van de kat is geworden,
blijft in het ongewisse, maar de
wandelaar dient een klacht in over
de houding van de dierenarts. Het
eerste probleem is de vraag of iemand
die geen eigenaar is, wel gerechtigd is om
bij het Tuchtcollege te klagen. Volgens de Wet
op de uitoefening van de diergeneeskunde (WUD)
kan een klacht alleen worden ingediend door een direct be-
langhebbende en daaronder wordt vrijwel altijd de eigenaar
verstaan. Op die manier wordt voorkomen dat allerlei buren,
vrienden en andere meer of minder goedbedoelende bemoei-
zuchtigen over dierenartsen gaan klagen. Het wil echter niet
zeggen dat alleen de eigenaar mag klagen. Ook een zaak-
waarnemer of de hoeder van een dier kan een \'direct belang-
hebbende\' zijn. In dit geval was de wandelaar geen eigenaar,
maar omdat hij zich het lot van de kat aantrok, mag hij als
hoeder van het dier worden beschouwd. En omdat de dieren-
arts hem hulp weigerde, mag hij daar ook over klagen.

Protocommunicatie

De tweede vraag is natuurlijk of de klacht gegrond is. Het

Veterinair
tuchtrecht

Tuchtcollege grijpt opnieuw naar de WUD: een dierenarts
kan een tuchtrechtelijke maatregel tegemoetzien als hij tekort
schiet in de zorg die hij in zijn hoedanigheid hoort te betrach-
ten. Dat geldt niet alleen voor dieren waarvoor zijn hulp is in-
geroepen, maar ook voor dieren waarvoor in geval van nood
hulp moet worden verleend. In dit geval had de dierenarts het
ernstig gewonde dier moeten helpen, ongeacht de afgespro-
ken protocollen met de dierenambulance. De dierenarts pro-
testeert dat hij niet heeft geweigerd hulp te verlenen, maar dat
hij de wandelaar heeft verteld dat hij geen opvangcentrum is
en dat de wandelaar daarna de verbinding heeft verbroken
zonder gegevens achter te laten. Daarna kon hij als dierenarts
niet veel meer doen, toch? Vanwege deze verklaring be-
schouwt het Tuchtcollege dit geval niet als weigering, maar
als miscommunicatie. Dat is niet fraai en de dierenarts
had zich genuanceerder kunnen uitdrukken,
maar echt tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat
niet. De klacht wordt op het nippertje
ongegrond verklaard.

Tussen bot en zakelijk

^ In het verlengde van deze zaak

Ti wordt een {andere - IB) aange-

reden kat door de dierenam-
bulance gebracht naar de
dierenarts, die vanwege de
verwondingen niet anders
kan dan het dier euthanase-
ren, ook al is de eigenaar
onbekend. Zodra deze zich
alsnog bij de praktijk meldt,
vraagt de dierenarts of hij snel
wil beslissen wat er met het
kattenlijkje moet gebeuren. De
eigenaar komt het dier direct
halen maar de doos die hij heeft
meegenomen, blijkt te klein te zijn,
waarop de dierenarts voorstelt dan maar
de pootjes te breken en vervolgens overgaat
tot het presenteren van de rekening. Die zakelijk-
heid ervaart de eigenaar als uitermate kwetsend en de klacht
ligt snel bij het Tuchtcollege. Het Tuchtcollege begrijpt vol-
komen dat eigenaren verlangen dat er zorgvuldig wordt om-
gegaan met hun overleden dieren en vindt dat iedere dieren-
arts daar rekening mee zou moeten houden. Toch kan de
WUD alleen worden toegepast bij medische handelingen op
levende dieren. Nalatigheden met dode dieren zijn alleen vat-
baar voor een klacht als hierdoor (ernstige) schade kan ont-
staan aan de gezondheidszorg voor dieren. Gebrek aan piëteit
met de eigenaar - hoe pijnlijk ook - wordt door het Tucht-
college niet inhoudelijk behandeld. Rouwprocessen horen er-
gens anders thuis. En voor klachten over een dierenambulan-
ce die er twee uur over doet om bij een ernstig gewonde kat te
komen, bestaat nog geen tuchtrecht.

-ocr page 174-

Johan Klein Haneveld

De Commissie Preventieve Gezondheidszorg Gezel-
schapsdieren (CPGG) gebruikt de opbrengsten van het
Europese dierenpaspoort om wetenschappelijk onder-
zoek naar preventieve gezondheidszorg te ondersteunen.
Er zijn twee nieuwe projecten goedgekeurd. Het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
sprak met de onderzoekers,
dr. G.R. Rutteman en prof. dr. J. Kirpensteijn.

Het onderzoek van dr. G.R. Rutteman richt zich op het histio-
cytair sarcoom (HS) en de variant maligne histiocytose (MH),
een tumor die bij de meeste hondenrassen heel zeldzaam is.
Bij Berner sennenhonden en flatcoated retrievers kan echter
een tiende of meer tijdens het leven deze tumor ontwikkelen.
Ook bij rottweilers en golden retrievers komt deze ziekte va-
ker voor.

DNA-technieken

Al sinds 1995 zoeken wetenschappers over de hele wereld met
steeds geavanceerdere DNA-technieken naar genetische ver-
anderingen die gekoppeld zijn met het optreden van deze ziek-
te. Deze studie zal daaraan bijdragen. "We willen gaan graven
in de archieven op zoek naar honden die mogelijk HS/MH
hebben", aldus Rutteman. "We kunnen beschikken over mon-
sters die teruggaan tot het begin van de jaren tachtig, dat zijn
in hondentermen meerdere generaties." Van alle dieren uit het
archief met mogelijke HS/MH moeten de klinisch-patholo-
gische gegevens worden herzien. "De immuunkleuring voor
HS/MH is nog maar twee jaar beschikbaar", legt Rutteman uit.
"Nu kunnen we alsnog de juiste diagnose stellen." Deze gege-
vens worden teruggekoppeld naar de families. "Als je van de
voorouders in de familiestamboom weet dat die ook HS/MH
hadden, maak je het onderzoek krachtiger Je moet soms wel
ploegen naar de informatie. Gelukkig staan de meeste Berner
sennenhonden en flatcoated retrievers ingeschreven in stam-
bomen of in de archieven van de rasvereniging."

Fokadviezen

Met de nieuwe gegevens zal per ras in groepen van drie-
honderd tot vijfhonderd patiënten worden gekeken of er tus-
sen families verschil bestaat in de lokalisatie van de tumor.
Rutteman: "Er zijn honden die HS ontwikkelen in een knie,
andere in de lever. Is dat toeval of zit er een erfelijk verschil
achter?" Een ander verschil is dat sommige honden op rela-
tief jonge leeftijd HS of MH krijgen, anderen op hogere leef-
tijd. "Als je een factor vindt die de ontwikkeling van zo\'n
tumor kan vertragen, kun je daaruit misschien medicijnen
ontwikkelen", suggereert Rutteman. "Dit biedt ook perspec-
tief voor de humane geneeskunde. Onze publicaties worden
ook gelezen in de humane sector." Het uiteindelijke doel is
om over enkele jaren te beschikken over genetische testen
voor een aanleg voor HS/MH. "Deze testen kunnen dan weer
helpen bij adviezen voor het fokbeleid", aldus Rutteman.
"Dit kan grote winst betekenen voor het verbeteren van de
gezondheid van deze rassen." Alle kennis die in dit project
wordt opgedaan kan bovendien weer helpen bij andere
tumorprojecten.

Twee technieken

De tweede studie vergelijkt twee vormen van gonadectomie
bij de teef, een van de meest uitgevoerde operaties in de vete-
rinaire praktijk in Nederland. Bij de eerste worden zowel de
eierstokken als de baarmoeder verwijderd (ovariohysterecto-
mie, OVH), bij de tweede alleen de eierstokken (ovariec-
tomie, OVE). "In Nederland gebruiken we sinds de jaren
tachtig vooral de tweede methode", verklaart prof dr. J. Kir-
pensteijn. "In andere landen zoals de Verenigde Staten is
OVH nog steeds de gouden standaard." Er bleek nauwelijks
onderzoek te zijn gedaan naar de verschillen mssen de twee
methodes, alleen naar de langetermijneffecten. "Die bleken
niet te verschillen", aldus Kirpensteijn. Maar omdat resul-
taten over de veiligheid van de procedure en de gevolgen op
de korte termijn ontbraken, bleven chirurgen in Amerika de
beproefde OVH toepassen. "Wij wilden onderzoeken of er
verschillen zijn tussen deze twee procedures en de complica-
ties in de eerste 24 uur na de operatie."
De hypothese van Kirpensteijn is dat OVE korter duurt dan
OVH, en dat er geen verschillen zijn in de kortetermijneffec-
ten. "Wij stelden ook nog de eis dat bij de operatie de eier-
stokken goed te zien moesten zijn, dus was de snede vaak
groter dan gebruikelijk in de praktijk. De resultaten met OVE
zullen in de praktijk dus nog positiever zijn dan in ons onder-
zoek."

Statistische analyse

Het onderzoek bevindt zich al in de eindfase. Veertig honden
werden op basis van toeval aan één van beide procedures toe-
gewezen. Kirpensteijn: "Onze chirurg. Marijke Peeters, had
al veel ervaring met beide technieken. Zij heeft alle operaties
uitgevoerd." Tijdens de procedure werden enkele variabelen
opgenomen (de snelheid van de operatie, de lengte van de
snede en complicaties tijdens de operatie) en direct na de
operatie werden de complicaties vergeleken, net als 4 en
24 uur nadat de hond uit narcose bijkwam. "Het leuke van dit
onderzoek is dat het een studentenproject is", legt Kirpen-
steijn uit. "De studenten hebben na de operatie gekeken naar
de wond, naar de snelheid waarmee de hond herstelde en naar
pijnsymptomen. Zo leerden ze hoe ze goed onderzoek moe-
ten doen." Op dit moment zijn de studenten bezig met de
statistische analyse.

Nieuwe onderzoeken preventieve gezondheidszorg

Tijdens en na de operaties zijn er ook bloedmonsters geno-
men. In een laboratorium in Denemarken worden daarin
stressfactoren gemeten. "Je verwacht meer stress bij een gro-
tere operatie," aldus Kirpensteijn. "Stress is natuuriijk nooit
goed. Het beïnvloedt bijvoorbeeld de wondgenezing." Kir-
pensteijn verwacht dat dit onderzoek dierenartsen over de
hele wereld in staat zal stellen een rationele keuze te maken
tussen OVE en OVH. "De beste manier van opereren is vol-
gens ons die waarbij de hond het minste pijn lijdt."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het J\\]dschuh
voor Diergeneeskunde.

-ocr page 175-

Jan B. Berns

Het nieuwste nummer Argos, bulletin van het Veteri-
nair Historisch Genootschap (VHG), opent met een be-
toog van de voorzitter van het VHG, Rob Back, waarin
hij onder meer een dringend beroep doet op de leden om
actiever aan het verenigingsleven deel te nemen, teneinde
het VHG een \'genootschap dat leeft\' te maken.

In de verdere inhoud van Argos wordt het symposium \'Bek in
de tijd: tandheelkunde bij mens en dier in historisch perspec-
tief\' aangekondigd, compleet met de samenvattingen van de
lezingen. Dit symposium vond plaats op 13 april. In het na-
jaarsnummer van
Argos zullen de lezingen worden gepubli-
ceerd.

Najaarssymposium

De hoofdmoot van dit nummer wordt gevormd door de voor-
drachten van het najaarssymposium van 2 november 2006.
Guus Mathijsen (Bilthoven) opende deze dag met een prach-
tig overzicht \'Over veterinaire handschriften\'. Dr. Jan B.
Berns (Amsterdam) hield het door hem verzorgde
Cahier nr.
5
ten doop met een inleiding, getiteld \'Is de kuur pijnlijker
dan de kwaal? Overwegingen bij Hs. 14F51 van de Universi-
teitsbibliotheek Utrecht: Dirck van Bronckhorst van Weer-
denburgh. Receptenboek voor zieke paarden 1697\'. Een
mooie afwisseling tussen de lezingen van het ochtend- en het
middaggedeelte vormt de korte maar bijzonder interessante
bijdrage van Gerritjan van Nie: \'Huidtransplantatie avant la
lettre in een Arabisch valkerijtraktaat uit de achttiende eeuw\'.
De middagzitting werd geopend door dr. Anne Marie Doyen-
Higuet (Namen, België) met een helder en boeiend betoog,
dat rijk werd geïllustreerd: \'De Griekse hippiatrische teksten:
inhoud en overlevering\'. Ook de voordracht van dr. Werner
Sackmann (Basel, Zwitserland) was zonder meer indrukwek-
kend. Hij sprak over \'De Chiron-handschriften; onze inzich-
ten en onze vragen omtrent de "Mulomedicina Chironis\'".
Zijn lezing was niet alleen indrukwekkend vanwege de in-
houd, maar ook vanwege het feit dat deze geboren Zwitser
vloeiend en vrijwel accentloos Nederiands sprak (en schrijft).
Hij leerde dit ruim vijftig jaar geleden toen hij enige tijd dier-
geneeskunde studeerde in Utrecht.

e

Qo-fi-w CM O "my
•\'rrv »u. t^t-^ toj •

TiMFlOYêiCTOAYT O SS^

A

Een voorbeeld van een prachtig veterlnairhistorisch handschrift uit Veteri-
nary History, An illustrated
History van Williams en Dunlop.

Argos, nummer 36, voorjaar 2007

Verder doet prof dr Peter Koolmees (Utrecht) in deze afleve-
ring van
Argos verslag van het 37ste congres van de Worid
Association for the History of Veterinary Medicine. Dit werd
in september 2006 gehouden in Léon (Spanje). Tijdens dit
congres werd dr. Paul Leeflang. oud-voorzitter van het VHG,
benoemd tot erelid van de Worid Association.
In dit nummer ontbreken de boekbesprekingen niet. Onder
het kopje \'Deense bijdragen\' komen aan de orde het
Deens
veterinair historisch jaarboek 2006
en een monografie van
Ivar Katic en Johannes Kristiansen over de transportmiddelen
die Deense dierenartsen in de loop der tijden hebben ge-
bruikt. Ook wordt aandacht besteed aan recente veterinair
historische proefschriften uit Zürich, Alfort en Nantes. Dit
nummer van ruim veertig bladzijden besluit met de rubriek
\'Uit de tijdschriften\'.

Voorintekening

Op de achterpagina van Argos vraagt de penningmeester nog
eens de speciale aandacht voor de reeks cahiers, terwijl op
pagina twee de belangwekkende publicatie
Tussen Boer en
Burger: Diergeneeskunde in Nederland en de overzeese ge-
biedsdelen in de periode 1925 tot 1950
wordt aangekondigd,
met een zeer aantrekkelijke voorintekeningmogelijkheid.

Dr Jan B. Berns is neerlandicus en lid van de redactie van
Argos. Om lid te worden van de VHC kunt u zich per
e-mail opgeven bij dr R. Kuiper
Cr.kuiper(g)vet.uu.nlj. De
contributie bedraagt jaarlijks
25 euro. Dit is inclusief twee
afleveringen van Argos.

-ocr page 176-

Maria Morselt

Dagvoorzitter Gerrit Hooijer introduceerde de twee
sprekers van de bijeenkomst: Dick Soede en Jan Veling.
Soede legde het panel een casus voor van een Fries melk-
veebedrijf met uiergezondheidsproblemen als gevolg van
Staphylococcus aureus. Na de pauze kwam Jan Veling van
GD aan het woord met een uiteenzetting over de weer-
standsindex, een praktisch instrument om de weerstand
van de veestapel te beoordelen. Verder werd een nieuw
panellid geïntroduceerd: Jos Uiterwaal, technisch advi-
seur bij Campina.

De dag begon met een casus. Het bedrijf in vogelvlucht:
vader en zoon melken negentig tot honderd koeien met een
rollend jaargemiddelde rond 9600 liter met 4,2 vet en 3,5 ei-
wit. Het quotum wordt het komende jaar uitgebreid tot
1,1 miljoen liter. Het bedrijf is in mei 2004 verhuisd naar
Friesland. Het staat op 88 hectare kleigrond. Op 15 procent
daarvan wordt maïs verbouwd. Ze hebben een medewerker in
dienst en de vader wil binnenkort stoppen.
Het jongvee wordt gehuisvest in de oude stal. De melkkoeien
staan samen met de drachtige pinken en de droge koeien in
een 25 jaar oude twee bij twee ligboxenstal. Er is een afkalf-
strohok.

Het hele jaar rond voeren ze een gemengd rantsoen met in de
zomermaanden overdag weidegang. In het gemengde rant-
soen zit naast de graskuil maïs, soja, raap en bierborstel. In
de krachtvoerbox geven ze twee soorten krachtvoer. De droge
koeien krijgen om de dag vers voer en de close-upgroep elke
dag.

Veel klinische uierontsteking

In juli 2004, dus kort na de verhuizing, trekt de betreffende
veehouder aan de bel bij de dierenarts omdat hij koeien heeft
met teveel klinische uierontsteking. Volgens de veehouder
gaat het om ongeveer 30 procent, maar een goede registratie
ontbreekt. Uit een analyse van de melkcontrole-uitslag komt
naar voren dat 10 procent van de koeien met een verhoogd
celgetal uit de droogstand komt en dat een kwart van de vaar-
zen afkalft met een verhoogd celgetal. Er zijn tot dan toe drie
monsters genomen van klinische mastitis, bij twee daarvan
ging het om
S. uberis en de derde was een S. aureus. Er wordt
sporadisch een koe behandeld. Niet alle koeien blijken bij het
droogzetten antibiotica te krijgen. Er is geen close-upgroep.
De hoogdrachtige koeien gaan drie weken voor het afkalven
bij de melkkoeien in. Het is een hoogproductief koppel en de
veehouder zet veel koeien met een productie van meer dan
twintig liter droog. Deze hoge productie ervaart de veehouder
namelijk als een probleem.

Theo Lam vroeg waarom de veehouder geen aparte groep
maakt van deze koeien zodat de melkgift via het rantsoen kan
worden teruggedrongen. Soede wees erop dat er al een hoog-
celgetalgroep is en het aantal doorgangen naar het voerhek
geen derde groep toelaat.

Actie

De dierenarts begint met het per kwartier meten van het cel-
getal. Bij een celgetal boven de 150.000 wordt een melkmon-
ster genomen voor bacteriologisch onderzoek (BO). Verder
laat hij een natte meting uitvoeren door GD waarbij tegelij-
kertijd wordt gekeken naar de melktechniek.
Van het BO van 22 monsters waren er 11 bacteriologisch
positief Bij acht monsters vond men
S. aureus. Drie van de
acht
S. awreM5-positieve monsters waren ongevoelig voor pe-
nicilline en voor erythromycine. Soede merkte op dat meer-
dere monsters een laag celgetal hadden (de eerste keer waren
ze allemaal hoog) terwijl er toch
S. aureus uit werd gekweekt.

Het Uiergezondheidspanel is een deskundig, onafhanke-
lijk en divers discussieplatform voor de Nederlandse rund-
veepracticus op het gebied van mastitis bij melkvee. Aan
de hand van voordrachten discussiëren de leden over uier-
gezondheid en mastitisbestrijding. De halQaarlijkse bij-
eenkomsten worden roulerend voorgezeten door een pa-
nellid. Tevens bespreekt tijdens elk samenzijn een
deelnemer een praktijkgeval van een bedrijf met mastitis-
problemen.

Het Uiergezondheidspanel wordt gevormd door praktise-
rende dierenartsen, vertegenwoordigers van de kennis- en
onderzoeksinstituten en vertegenwoordigers van de zui-
velindustrie. Boehringer Ingelheim BV faciliteert de orga-
nisatie en de verslaglegging van de bijeenkomsten van het
Uiergezondheidspanel

Uiergezondheidspanel voorjaar 2007

-ocr page 177-

Adviezen 2004

Nadat het bedrijf en het probleem zijn bestudeerd, krijgt de
veehouder een hele rits aan adviezen. Adviezen naar aan-
leiding van de natte meting:

• Vanwege het voorkomen van natte spenen na het melken
wordt geadviseerd de korte melkslang te vervangen door
een met een grotere diameter.

• Omdat meerdere koeien na het melken een hoge stootrand
vertonen, wordt een tepel voering met een smaller speen-
gat aanbevolen.

• Wat betreft de melktechniek is het advies koeien voor te
stralen en bij het voorbehandelen één papier per koe te ge-
bruiken.

De veehouder besluit alleen het laatste advies ter harte te ne-
men. Voorstralen wil hij niet, dat vindt hij vies. Soede merkt
ook nog op dat de veehouder taaimelkse koeien zonder voor-
behandelen aansluit. De (verkeerde) redenatie hierachter is
dat hij dan minder lang hoeft te wachten tot ze uitgemolken
zijn.

Adviezen met betrekking tot droogzetten/afkalven:

• al Ie koeien droogzetten met antibiotica,

• voor attentiekoeien een langwerkende droogzetter gebrui-
ken,

• een close-upgroep maken,

• de eerste vier weken van de droogstand beheerskuil en mi-
neralen voeren,

• close-upgroep een mengrantsoen met MPN-mineralen en
kalk voeren,

• 100 procent leegmelken na het afkalven,

• hygiëne van de afkalfbox verbeteren.

Adviezen met betrekking tot de huisvesting:

• stalklimaat verbeteren door de nok en de zijwanden open
te maken,

• hygiëne van de box verbeteren,

• koeien na het melken vastzetten.

Adviezen met betrekking tot de hoogcelgetalkoeien:

• per besmette koe een besluit nemen: afvoeren, droogzet-
ten, na het melken bij 80 graden Celcius doorspoelen, als
laatste melken, een driespeen van maken of behandelen,

• voor de te behandelen koeien een bedrijfsbehandelplan
maken waarbij tweede attentiekoeien gelijk worden be-
handeld voor subklinische mastitis.

Het panel merkte op dat als er niet wordt gemolken met hand-
schoenen, dit ook tot de adviezen moet behoren.

Matige v\\/eerstand

Er is ook gekeken naar de weerstand van de koeien. Het be-
drijf bleek BVD-positief. Zes dragers zijn opgespoord en het
bedrijf is nu BVD-vrij. Het koppel heeft last van (subklini-
sche) pensacidose, ook dit is aan de orde geweest. Joost de
Veer merkte op dat het toch raar is dat de dieren van deze vee-
houder, die weinig voer wil aankopen en zoveel land heeft,
last hebben van pensverzuring. Dat moet anders kunnen.

Een tijdelijke verbetering

De MPR-uitslag van mei 2006 laat zien dat er een duidelijke
verbetering is opgetreden. Het aantal attentiekoeien is ge-
daald tot onder de 15 procent en het aantal nieuwe gevallen
onder de 5 procent. Eind 2006 gaat de uiergezondheid echter
weer achteruit en in april 2007 zijn zowel het aantal attentie-
koeien als het celgetal flink gestegen.
De toegenomen werkdruk en het zoveel mogelijk aanhouden
van koeien zijn mogelijk debet aan een deel van de verslech-
tering; het quotum is flink uitgebreid en via aanfok is het be-
drijf in een jaar niet meer zeventig maar honderd koeien gaan
melken. Bovendien gaat er in het voorjaar van 2007 het een
en ander mis met de voeding, wat duidelijk te zien is in de ge-
daalde BSK.

Theo Lam vroeg of de veehouder de nieuwe maatregelen al
die tijd wel heeft toegepast. Soede vermeldde dat er tijdens
de uitbereiding minder snel behandeld is en de beslissingen
over de attentiekoeien ook later zijn genomen.

Nieuwe maatregelen in 2007

De uiergezondheid wordt opnieuw onder de loep genomen.
BO\'s laten zien dat S.
aureus nog steeds de hoofdrol speelt.
BO-celgetalmonsters zijn genomen van acht hoogcelgetal-
koeien, hieruit kwamen tien kwartieren met een hoog celgetal.
Uit het BO hiervan kwam zeven keer een
S. aureus, twee keer
een andere bacterie en een monster was BO-negatief
Opnieuw wordt er een aantal maatregelen doorgevoerd.

• Er wordt een hoogcelgetalgroep gemaakt met daarin acht-
tien koeien. Deze koeien zijn geselecteerd aan de hand van
de MPR-uitslag.

Het aantal nieuwe gevallen is sindsdien weer onder de 5 pro-
cent. Koeien die voor de tweede maal een attentie krijgen
(MPR-uitslag), worden bemonsterd voor BO. Jan Sol wilde
weten of de genezen koeien weer teruggaan in het koppel.
"Ja", antwoordde Soede. "Als het celgetal op de MPR-uitslag
twee maal onder de 150 blijft, mogen de koeien terug."

• Een tweede belangrijke maatregel om de hoogcelgetal-
groep kleiner te maken, is het chemisch droogzetten van
de
S. aurew^-kwartieren.

-ocr page 178-

Er is slechts één artikel gepubliceerd over het chemisch
droogzetten van hoogcelgetalkwartieren, waarin een uierin-
fiius met 250 milliliter onverdunde betadine jodiumoplossing
werd gebruikt. Soede verdunt deze hoeveelheid aanvankelijk
één op één met een fysiologische zoutoplossing om het be-
smette kwartier te behandelen. Na het afkalven komt de melk
in dit kwartier echter gewoon weer op gang. Blijkbaar werkt
het definitief droogzetten alleen als de 250 milliliter betadine
onverdund het kwartier ingaat. Alleen hoogcelgetalkwartie-
ren mogen op deze wijze behandeld worden, kwartieren met
klinische uierontsteking chemisch droogzetten geeft teveel
risico op complicaties zoals wrang.

Chemisch droogzetten: wel of niet ethisch verantwoord

De grote vraag was echter niet hoe je zo\'n infiius moet toe-
dienen maar of het gebruik ervan wel verantwoord is. Dit
leidde tot heftige discussies. De faculteit keurt deze hande-
ling af en geeft die boodschap ook mee aan de studenten, al-
dus van Werven. Sol en Sampinon van GD waren het hier niet
mee eens. Het is volgens hen een mooie oplossing voor chro-
nische
S. aureus-koeien. Chemisch droogzetten moet een
laatste oplossing zijn, maar kan heel nuttig zijn voor de vee-
houder, meende Sampinon. Lam: "Ook binnen het UGCN
(Uiergezondheidscentrum Nederland) is over dit onderwerp
gesproken. Het kan een mooie oplossing zijn, maar we weten
niet genoeg over acute pijn, napijn et cetera."
Na een lange discussie werd duidelijk dat als er al chemisch
drooggezet wordt, dit moet gebeuren door een uierinfiius van
250 milliliter betadineoplossing in combinatie met pijn-
stillers. Er is echter onvoldoende documentatie beschikbaar
om een eenduidig standpunt te kunnen innemen. Er is een
goede studie nodig naar de pijnwaarneming tijdens het in-
fuus, maar ook in de periode erna.

Het uiergezondheidspanel deed zijn naam als discussieplatform eer aan.
Weerstand langs de meetlat

De tweede spreker van de dag was Jan Veling, specialist Vete-
rinaire diervoeding bij GD. Jan Veling was uitgenodigd naar
aanleiding van een discussie over de weerstandsindex tijdens
de vorige bijeenkomst over het waarom van een weer-
standscheck. Vanuit de UGCN kwam de vraag: "Hoe kunnen
we de weerstand van de koeien bij benadering meten?" Veling
is met deze vraag aan de slag gegaan en het resultaat zijn twee
vragenlijsten voor veehouders: de weerstandscheck en de
weerstandsindex. Zijn lezing ging over het tot stand komen
van deze lijsten en het praktisch nut ervan.

Weerstand verlagende factoren

Bekende factoren die een negatieve invloed hebben op de
weerstand, zijn: het begin van de lactatie, een groot energie-
tekort, vitamine E- of seleniumtekort, stress, en bepaalde
ziekten en aandoeningen zoals BVD en kreupelheden. Ande-
re factoren met een minder duidelijke invloed op de weer-
stand zijn: eiwitdeficiëntie, melkziekte, aan de nageboorte
staan en bepaalde mineraal- en vitaminetekorten. Veling
lichtte een aantal van deze factoren toe met bevindingen uit
de literatuur.

Kapstok

"Wat is de definitie van weerstand?", wilde van Werven
weten. Veling antwoordde: "Neem een situatie waarin de vee-
houder opmerkt dat het niet zo lekker loopt op het bedrijf,
waarop de dierenarts antwoordt: \'Het lijkt of de koeien wat
minder weerstand hebben.\' We hebben het over gevoeligheid
voor infecties zonder verder \'in te zoomen\', want we willen
een praktisch verhaal, een kapstok waar anderen op kunnen
reageren."

De belangrijkste factoren

Veling legde er de nadruk op dat het om een eenvoudige ana-
lyse gaat en dat er daarom slechts ruimte is voor een beperkt
aantal vragen. Om te beginnen zijn de weerstandsverlagende
factoren ondergebracht in drie groepen: 1) voeding, 2) stress
en 3) overige factoren. Voeding is vervolgens onderverdeeld
in: la) conditie in de droogstand, Ib) energietekort rond af-
kalven en Ic) mineralen/ vitaminen. Deze vijf factoren zijn
de basis van de twee vragenlijsten.

Problemen met de weerstand?

In de weerstandscheck moet de veehouder tien korte vragen
beantwoorden. In eerste instantie was het idee de lijst tijdens
een PBB samen met de dierenarts in te laten vullen. De vee-
houder kan de weerstandscheck echter ook zelf invullen of
samen met een voorlichter Onderaan de vragenlijst wordt ge-
concludeerd of er wel of geen aanleiding is voor een verdere
beoordeling van de weerstand. Als er wel reden is om de
weerstand nader te analyseren, moet de weerstandsindex
worden ingevuld.

Nadere analyse

In de weerstandsindex wordt elk van de vijf bovengenoemde
factoren onderzocht door drie vragen te stellen. Aan de hand
van de antwoorden wordt duidelijk of er voor het betreffende
onderdeel aanvullend onderzoek nodig is en wordt aangege-
ven hoe dit kan worden uitgevoerd. Aan het eind van de
vragenlijst is er ruimte om per onderdeel adviezen te geven
en vervolgafspraken te noteren. In de uitgebreide toelichting
bij de vragenlijsten worden alle vragen, antwoorden en de
aanvullende onderzoeken duidelijk besproken.

Voorbeeld: conditie in de droogstand

De drie vragen over de \'conditie in de droogstand\' gaan over
conditiescore, uierzucht en melk uitliggen. Als afwijkende
waarden ziet de test: een conditie van gemiddeld meer dan
3,5 bij het afkalven, meer dan 5 procent van de koeien met
ernstige uierzucht, meer dan 5 procent van de koeien die
melk uitliggen in de droogstand. Aanvullend onderzoek hier-
bij is het globaal schatten van de energie- en eiwitopname.
Dit kan plaatsvinden door het vaststellen van de opname door
middel van wegen en berekenen.

-ocr page 179-

Discussie

Dit eerste voorbeeld leidde gelijk tot veel discussie onder de
panelleden. De Veer: "Gemiddeld meer dan 5,5 procent vet
hoort ook in het rijtje afwijkend." "Helemaal mee eens", ant-
woordde Veling, "we moesten echter keuzes maken, we wil-
den niet meer dan drie vragen per factor om geen eindeloos
lange vragenlijst te krijgen." Hendriks: "Het is toch veel beter
om de conditiescore te vervolgen?" Veling: "Ja, maar we heb-
ben het hier over een check, een momentopname."
Alle punten werden doorgesproken en becommentarieerd en
er kwamen veel suggesties en opmerkingen. Het discussie-
platform deed zijn naam eer aan. Men vond het jammer dat er
in de test geen aandacht wordt besteed aan jongvee en aan de
watervoorziening. Veling maakte nogmaals duidelijk dat deze
vragenlijst geenszins volledig is, maar wel een indruk geeft
van de weerstand op een bedrijf "We willen een lijst die in
tien minuten af te werken is, een indicatie geeft en een aan-
leiding kan zijn om op dit onderwerp terug te komen."
De Veer vroeg of er was gekeken naar het project Kwaliteits-
management Melkveehouderij waar boeren en dierenartsen
in het noorden vier jaar lang aan hebben meegewerkt. Theo
Lam antwoordde dat daar inderdaad naar gekeken is. De

Veer: "Dan mis ik hier toch wat. Ik heb liever een instrument
om ziekte te voorkomen in plaats van om te zeggen dat het
niet goed gaat. Ik mis hier een voorspellende waarde." Theo
Lam was het daar niet mee eens. "Het doel hiervan is om het
onderwerp te agenderen. Bij het project in het noorden ging
het om voorlopers, erg nuttig, maar het kost veel tijd en je
moet gemotiveerde boeren hebben. Met de weerstandscheck
gaat het ons erom veehouders wakker te maken, ook degenen
die niet gemotiveerd zijn, en ze voor het onderwerp te inte-
resseren. Dat is de eerste stap, niet meer en niet minder."
De bijeenkomst eindigde met een woord van dank voor Jan
Sol die deze dag voor het laatst bij het panel aanwezig was.
Jan Sol was al panellid sinds 1990. Toen werd het panel nog
georganiseerd door de firma Leo, die vanuit de praktijk sig-
nalen wilde krijgen waarmee men iets kon doen in de indu-
strie. Het mastitispanel is na de overname van Leo voortgezet
door Boehringer Ingelheim en wordt steeds meer een echt
discussieplatform.

Maria Morselt is praktiserend dierenarts te Enschede.

Epilepsie wat kun je er mee? Regulier en complementair

Evelien van der Waa

Op zaterdag 13 september 2007 viert de Studiegroep
Complementair werkende Dierenartsen (SCwD) van de
KNMvD haar zesde lustrum. Het thema is epilepsie, een
aandoening die nog steeds actueel is. Er is aandacht voor
de laatste stand van zaken binnen de reguliere benade-
ring van epilepsie, maar ook verschillende complemen-
taire behandelingen komen uitgebreid aan bod. Naast de
homeopathie, van oudsher het aandachtsgebied van de
SCwD, zijn dat deze keer de chiropraxie en de acupunc-
tuur.

De lustrumdag begint om 9.30 uur met ontvangst met koffie
en thee, om 10.00 uur gevolgd door de opening door de voor-
zitter van de SCwD, Marleen Hof De eerste lezing is die van
specialist in opleiding Maurice Zandvliet over de laatste
stand van zaken binnen de reguliere behandeling van epilep-
sie. Homeopathisch werkende dierenartsen Klaas Rienks en
Sjoerd Westra zullen spreken over modaliteiten bij epilepsie
en Rienk Stuut, arts voor homeopathie te Groenekan, zal
spreken over epilepsiepatiënten uit de humane homeopathie-
praktijk. Na de biologische lunch, met natuurlijk veel groen-
te, fruit en vis, wordt een rondleiding gehouden door de tui-
nen van VSM. Het middagprogramma start om 15.00 uur met
een lezing van dierenartsen Leida Visée en Anneke Schellin-
gerhout over de behandelingsmogelijkheden van epilepsie
met chiropraxie, acupunctuur en voeding. Ruth Boerekamp,
homeopathisch werkend dierenarts, zal een paar van de epi-
lepsiepatiënten uit haar praktijk bespreken. De dag wordt om
17.00 uur afgesloten met een borrel.

Er zullen ook stands aanwezig zijn van boekhandel Merlijn
uit Haariem, René Otter van RADAR homeopathische com-
puterprogramma\'s en boeken, Petplan dierenziektekostenver-
zekering en VSM geneesmiddelen met complexpreparaten
uit de veterinaire series.

Interessant

Omdat het onderwerp epilepsie vanuit verschillende hoeken
bekeken wordt, is deze dag niet alleen interessant voor homeo-
pathisch werkende dierenartsen, maar voor iedereen die
benieuwd is naar andere mogelijkheden naast de reguliere
behandeling van epilepsie.

De dag vindt plaats bij VSM in Alkmaar De kosten voor deze
dag bedragen 85 euro voor SCwD-leden, 120 euro voor niet-
SCwD-leden en 50 euro voor studenten diergeneeskunde. Ge-
interesseerden kunnen zich opgeven (het liefst voor 13 sep-
tember 2007) bij de secretaris van de SCwD, Ardo Menges,
via een e-mail naar
info@ghwd.nl bij gelijktijdige betaling op
bankrekeningnummer ABN/AMRO 51.72.25.700 of gironum-
mer 40.56.352 onder vermelding van \'Lustrum SCwD 2007\'.

Evelien van der Waa is lid van de lustrumconnmissie 200y
van de SCwD.

-ocr page 180-

Zoals u heeft kunnen lezen, zal
PAO-Diergeneeskunde in haar hui-
dige vorm per 1 januari 2008 op
houden te bestaan. Het bestuur van
de Stichting PAO-Diergeneeskunde
heeft de uitdrukkelijke wens uitge-
sproken voor komend najaar toch
een beperkt aantal cursussen aan
te bieden. Onderstaand vindt u een
aantal cursussen voor de komende periode. Dat boven-
staande beslissing nu al gevolgen heeft voor het bureau
van de stichting zal u niet vreemd overkomen. Met in-
gang van 1 juli 2007 is het bureau niet meer alle dagen te-
lefonisch te bereiken. Wij verzoeken u dan ook de corres-
pondentie zo veel mogelijk via de mail te laten verlopen
(info@paod.n[).

Continued education cursus \'Monitoring gezondheid en
production management op melkveehouderijbedrijven\'
Module I. Vitaminen en mineralen en gerelateerde aspecten

Cursusnummer: 07/208

Data: dinsdag 25 september, dinsdag 2 oktober en woensdag

10 oktober 2007.

Tijd: 12.30 tot 21.00 uur.

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.
Cursusleiders: prof dr. A. Brand en drs. C.A.M. Peeters
Maximaal aantal deelnemers: 20.

Prijs: € 892,— (Bij het volgen van meerdere modules wordt
€ 25,- per module korting verleend).

Programma: In de cursus zal worden ingegaan op fundamen-
tele aspecten zoals karakteristieken, natuurlijke en commer-
ciële bronnen, biologische beschikbaarheid en activiteit,
functies, metabolisme in de maag-darmtractus, transport en
metabolisme na opname in bloed, alsmede uitscheiding en
toxiciteit. Daaropvolgend zal aandacht worden besteed aan
praktische aspecten zoals vorm en dosering gekoppeld aan
gezondheidsaspecten in relatie tot weerstand in het algemeen
en mastitis en hypocalcemie in het bijzonder. Daar waar mo-
gelijk zal een monitoringssysteem worden gepresenteerd.

\'Postmortale Diagnostiek Varken\', cursusnummer 07/303

Na een succesvolle cursus in 2006 en 2007 organiseert PAO-
Diergeneeskunde op 28 en 29 september 2007 voor de derde
maal deze cursus.

Locatie: Bersenbrück Duitsland (circa 150 km over de
grens).

Cursusleider: prof dr. E. Gruys.

Docenten: prof dr. E. Gruys, dr. Maria Groot
(RlKlLT,Wageningen-UR), dr Mare Martens (Intervet Inter-
national Boxmeer) en drs. G. Strijkstra (practicus te Bersen-
brück).

Maximaal aantal deelnemers: 15.
Prijs: € 550,-.

Programma: Het programma start op vrijdag met een intro-
ductie, vervolgens een rondleiding en een inleiding over wet-
en regelgeving met betrekking tot het doen van secties op de
praktijk. Verder staat de cursus in het teken van het voorsnij-
den en het doen van secties op geselecteerd materiaal. Daar-
naast worden er inleidingen gehouden over micropathologie
en diagnostische methoden. Er is volop gelegenheid een en
ander digitaal vast te leggen met behulp van meegenomen ca-
mera\'s. De cursus heeft een informeel karakter en bevat een
overnachting in een \'gasthof\'.

PAOD

Cursussen PAO-D

Onderwerpen: Gedurende twee dagen zal in een voor het
doen van secties binnen een groepspraktijk gecertificeerd
veterinair praktijkgebouw in Duitsland aandacht worden ge-
geven aan de volgende cursuselementen:

- sectietechniek;

- sectiebeelden varken;

- monstername voor vervolgonderzoek;

- microscopische pathologie;

- voorkomen is beter dan genezen: vaccins en vaccinatie;

- laboratoriummogelijkheden voor nadere diagnostiek.

Opmerking: Twee cursisten zeiden het volgende over de cur-
sus. Gerdien Kleijer-Ligtenberg: "Even twee dagen op va-
kantie met goed eten, een goed hotel, goed gezelschap en dan
ook nog terugkomen met nieuwe en opgefriste kennis. Jam-
mer dat we een jaar moeten wachten op een vervolg." Hans
Zwolschen: "De vier sprekers zorgen voor een inhoudelijk
zeer goed uitgebalanceerde cursus. Alles bij elkaar een echte
aanrader voor de varkenspracticus. Een vervolg op deze cur-
sus zou zeer welkom zijn."

\'Praktijkmanagement, een cruciale factor\', cursusnummer
07/925

Vanwege het grote succes start dit najaar weer een basiscur-
sus \'Praktijkmanagement, een cruciale factor\'. Deze cursus,
die is opgezet door VPM, PAO-D en AUV Dierenartsencoö-
peratie, gaat het vierde jaar in. Twee modules volgen nog dit
jaar.

Basiscursus

In een driedaagse cursus wordt de basisinformatie gegeven
van meerdere elementen van praktijkmanagement zodat ie-
dere cursist met dezelfde informatie de modules kan volgen.
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
Dag 1: personeelsmanagement algemeen.
Dagdeel 1: een inleiding over personeelsmanagement, de as-
pecten en de praktijk: wat, hoe, de valkuilen en het belang
van een duidelijk ftinctieprofiel, functieomschrijvingen.
Dagdeel 11: aan de slag met functieomschrijvingen, verschil-
lende beloningsstructuren, een nieuw \'beloningshuis\'.
Dag 2: financieel/strategisch management.
Verschillende aspecten van financiële en strategische beleids-
voering: onder andere maatschappen in deeltijd en nieuwe
samenwerkingsvormen, jaarrekeningen, financieringsvormen,
bedrijfsverzekeringen en sociale verzekeringen.
Dag 3: personeelsontwikkelingsbeleid.
Het opzetten van de juiste structuur per medewerker voor
coaching, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprek-
ken. Welke onderwerpen dienen aan de orde te komen bij een
functionerings- of beoordelingsgesprek? Wat is het verschil
tussen deze gesprekken? De noodzaak van de juiste perso-

-ocr page 181-

neelsdossiervorming en opbouw hiervan aan de hand van
deze gesprekken.

De kosten bedragen € 825,- (Bij het volgen van meerdere
modules wordt een korting van € 25,- per module verleend)
inclusief lunches en cursusmateriaal. Het aantal deelnemers
bedraagt 12. De cursus wordt gehouden op 2 oktober 2007 en
14 november 2007 bij de AUV te Cuyk, de derde dag wordt
in onderling overleg nader bepaald.

Workshops
gezelschapsdieren

Vet Med Lab biedt dierenartsen weer
de mogelijkheid om de kennis over de
interne geneeskunde van de gezel-
schapsdieren up-to-date te houden
met een praktijkgerichte workshop.
Onder leiding van Tjerk Bosje of Erik den Hertog, specialis-
ten interne geneeskunde van gezelschapsdieren (Dierenarts
Specialisten Amsterdam), wordt ingegaan op de interpretatie
van laboratoriumuitslagen bij gezelschapsdieren, met de
nadruk op de diagnostiek van leveraandoeningen.
De workshops vinden plaats van 19.30 tot 22.30 uur op de
volgende data en locaties: 27 september in Eindhoven, 01 no-
vember in Apeldoorn, 04 oktober in Zwijndrecht, 15 novem-
ber in Vianen; 25 oktober in Drachten en 29 november in
Amsterdam. Maximaal aantal deelnemers per avond is veer-
tig, op volgorde van inschrijving. De kosten voor de work-
shop bedragen 40 euro per persoon (inclusief BTW).
Informatie en inschrijven:
infoNL@vetmedlab.com.

Hill\'s Europese Speaker
Tour 2007

Beweging is belangrijk voor mens en dier, maar er kunnen
pathologische veranderingen optreden die de beweging
bemoeilijken en pijnlijk maken. Verschillende behandelin-
gen, ook nutritionele, kunnen deze symptomen verzachten en
de levenskwaliteit van het dier en zijn relatie met de eigenaar
verbeteren. In het kader van de introductie van Hill\'s Pres-
cription Diet Feline j/d worden dierenartsen uitgenodigd op
de Europese Speaker Tour 2007 over \'Feline arthritis - under-
recognized and under-treated\', met aansluitend een buffet.
De sprekers zijn Andrew Sparkes (S) met een Engelstalige
lezing en drs. Henny Bax (B).

De ontvangst is vanaf 20.00 uur en de lezingen vinden plaats
van 20.30 uur tot 22.30 uur op de volgende data en locaties:
3 oktober in Zeist (S), 16 oktober in Paterswolde (B), 17 ok-
tober in Amsterdam (B), 18 oktober in Rotterdam (B), 7 no-
vember Valkenswaard (B) en in België op 2 oktober in Ant-
werpen (S), 13 november in Beringen (B) en 14 november in
Brugge (B).

Informatie: 0800-0222466.

Nieuws
van de
industrie

Menarini werkt samen
metAnimana

Per 1 augustus jongstleden is Menarini Diagnostics in Val-
kenswaard een strategische alliantie aangegaan met Animana
BV in Haaksbergen. Animana heeft het praktijkmanagement-
softwarepakket Animana ASP geïntroduceerd, met als doel
de marketing, het management en de communicatie van een
praktijk te verbeteren. Ruim vijfïig dierenartsenpraktijken
maken er al gebruik van. Met de nieuwe samenwerking kun-
nen de productontwikkeling en de innovatie, alsmede de
\'customer support\' en \'after-sales\', verder worden geprofes-
sionaliseerd, waarbij de belangrijkste voordelen ten goede
zullen komen van de dierenartsenpraktijk of -kliniek.
Informatie:
www.liaisonveterinair.nl.

Menarini Symposium 2i en 22
september 2007

A. Menarini Diagnostics organiseert op 21 en 22 september in
hotel en congrescentrum De Heeriickheijd van Ermelo een
tweedaags symposium (vrijdagmiddag en zaterdagochtend)
met een uitgebreid wetenschappelijk gedeelte en ruimte voor
ontspanning. Partners zijn ook welkom. Op het programma
staan de volgende onderwerpen: dermatopathologie en het ne-
men van huidbiopten (R. van der Luer); technische aspecten
en beperkingen van cytologisch onderzoek (T. van den Ingh);
casuïstieken leveraandoeningen (R. Gerritsen); timemanage-
ment voor dierenartsen (L. Verburgh en M. Verburgh); vita-
mine K antagonistintoxicatie (C. van der Meiden); orthopedie
(H. Nieuwendijk) en het meten van medicatie bloedspiegels
en het interpreteren van bloeduitslagen (P Mandigers). Accre-
ditatiepunten zijn aangevraagd. De kosten voor dit sym-
posium bedragen voor dierenartsen met een Spotchemsysteem
300 euro en anders 450 euro per deelnemer inclusief hotel-
overnachting, feestavond en lunch. Kosten voor uw partner
voor feestavond en lunch bedragen 75 euro.
Informatie:
hdecortie@menarinidiagnostics.nl of 040-
2082006

-ocr page 182-

Programma Echocursussen
Gezelschapsdieren
Najaar2007

Praktische v^orkshop abdominale
echografie; begeleid de diepte in!

Doelgroep: Dierenartsen werkzaam in de
gezelschapsdierenpraktijk die echografie
binnen hun vakgebied als een volwaardig
diagnostisch middel zien, en hun kennis
hierover willen vergroten, danv^el opfrissen.
Kennisniveau: Enige ervaring met echo-
grafie gewenst.

Cursusopzet: Deze cursus heeft de vorm
van een workshop en is nagenoeg zuiver
praktisch van aard. Aan de hand van bepaalde
\'cases\' v/ordt u geleerd systematisch een
echo-onderzoek te verrichten van de diverse
organen. Er wordt gevlerkt in groepjes van
maximaal 5 deelnemers per patiënt/echo-
apparaat en tutor.

Cursusduur: 3 dagdelen. 7 en 8 september te
Beveren (B) of 5 en 6 oktober te Apeldoorn.
Kosten: € 500.

Beveren (B)
Beveren (B)
Apeldoorn
Apeldoorn
Maastricht

Praktische workshop cardiaie echografie;
manipulatie en interpretatie kloppend?

Doelgroep: Dierenartsen werkzaam in de
gezelschapsdierenpraktijk die echografie
binnen hun vakgebied als een volwaardig
diagnostisch middel zien, en hun kennis
hierover willen uitbreiden of verdiepen op
het gebied van de echocardiografie.
Kennisniveau: Ruime ervaring met echografie
gewenst.

Cursusopzet: Gezien de complexiteit van
dit zeer interessante onderwerp is voor
deze workshop ook een redelijk uitgebreid
theoretisch gedeelte voorzien. Een dagdeel
staat echter helemaal in het teken van live
demonstraties en praktijkoefeningen, zodat
u aan het einde van de dag weet hoe u
systematisch een echo-onderzoek van het
hart kunt verrichten. Er wordt gewerkt in
groepjes van maximaal 5 deelnemers per
patiënt/echo-apparaat en tutor.
Cursusduur: 1 dag. 10 september te Beveren
(B) of 9 oktober te Apeldoorn.
Kosten: € 300.

7 en 8 september Praktische workshop abdominale echografie
10 september Praktische workshop cardiaie echografie

5 en 6 oktober Praktische workshop abdominale echografie

8 oktober Praktische workshop cardiaie echografie
2 en 3 november Introductiecursus abdominale echografie

Introductiecursus abdominale echografie;
een \'abdominabel\' goede start!

Doelgroep: Dierenartsen werkzaam in de
gezelschapsdierenpraktijk die echografie
binnen hun vakgebied als een volwaardig
diagnostisch middel zien, en hun kennis
hierover willen vergroten, danwel opfrissen.
Kennisniveau: Enige ervaring met echografie
is gewenst, doch niet noodzakelijk.
Cursusopzet: Deze cursus is allesomvat-
tend. Een hele dag theoretische scholing op
het gebied van technische aspecten van
ultrageluid, voorbereiding van de patient
tot aan indicaties voor een echo-onderzoek.
Alle organen komen aan bod, met veel
echobeelden en pathologie.
Het praktijkgedeelte beslaat een dagdeel.
Onder leiding van ervaren docenten wordt u
geleerd systematisch een echo-onderzoek
te verrichten van het abdomen. Er wordt
gewerkt in groepjes van maximaal 5 deelne-
mers per patiënt/echo-apparaat en tutor.
Het theoretisch gedeelte van deze cursus
wordt gegeven in de Engelse taal.
Cursusduur: 1,5 dag. Vrijdag 2 en zaterdag
3 november te Maastricht.
Kosten: € 500 (gratis bij aankoop van een
echografietoestel voor gebruik gezelschaps-
dieren).

www.esaote-piemedical.nl

Voor informatie en/of inschrijving:

Pie Medical Benelux B.V. - Maggie Kooman of Peter Terpstra

T 043-3824650 - E benelux@pie.nl

(g)saote

piemedical

-ocr page 183-

Het besturen, en de dingen die voorbij gaan

Wat zich liet aanzien als een erg nat maar rustig zomerreces werd medio juli wreed verstoord door de
ontwikkelingen op het terrein van de handel in diergeneesmiddelen. Door het ontbreken van een helder
en eenduidig wettelijk kader komt \'de markt\'op niet altijd geheel voorziene wijze in beweging.
Soms heeft dat vergaande consequenties. Doordat wij voor ons bestuurlijk kader voor een groot deel leunen
op beroepsgenoten die de bestuurlijke werkzaamheden naast hun primaire professionele activiteiten uit-
voeren, is het onvermijdelijk dat velen van hen op een moment geconfronteerd worden met een \'wringen\'
van de belangen van de beroepsorganisatie met de eigen, veelal praktijkgerelateerde, belangen.
Uiteraard mogen de leden van de KNMvD van hun bestuurders verwachten dat zij staan voor het al-
gemeen belang. In onze organisatiestructuur en de daarbij passende vergoedingensystematiek kan en
mag je echter niet verwachten dat de eigen belangen geheel worden genegeerd. Een bestuurlijk-ethisch
dilemma voor het individu en voor het bestuur als geheel.

Vanuit dezelfde bestuurlijk-ethische afweging hebben onlangs twee ervaren bestuurders, die zich gedu-
rende vele jaren met veel inzet en betrokkenheid en op een zeer integere en open wijze hebben ingezet,
afscheid genomen. Zowel het vertrek van Wiel van den Ekker uit het KNMvD-bestuur als het vertrek
van Marrina Schuttert uit het GGL-bestuur laat een grote lege plek ach-
ter Zowel de betrokkenen zelf als de collega-bestuurders onderschrijven
de politieke wijsheid van dit besluit. Het getuigt daarenboven van grote
bestuurlijke integriteit om, daar waar er door omstandigheden discussie
kan ontstaan over het functioneren als bestuurslid, zelf te besluiten niet te
blijven plakken aan het bestuurlijke pluche.

Voorzitters-
column

In conclusie, langs deze weg namens de gehele beroepsvereniging grote
dank en waardering voor zowel Wiel als Marrina. Niet alleen voor alle
energie en betrokkenheid die zij in het bestuurlijke werk van de beroeps-
vereniging hebben gestoken, maar ook met een woord van respect voor het
door hen genomen moeilijke besluit om terug te treden.

Ludo J. Hellehrekers, voorzitter
l.j. hellebrekers@knm vd.nl

Kandidaten Ereraad

De Ereraad bestaat uit afgevaardigden vanuit elke Regio.
Regio Oost is dit voorjaar gevraagd om een nieuwe kandi-
daat te leveren aangezien collega Kok zal aftreden. Tot ons
groot genoegen hebben zich meerdere kandidaten voor
deze functie aangemeld. Zij zullen zich hieronder aan u
voorstellen. U kunt uw stem op een van deze kandidaten
uitbrengen tijden de regiovergadering of tijdens de ALV.

A\\ard Fledderus
Voorthuizen

Mijn naam is Alard Fledderus, 63 jaar.
Ik woon in Voorthuizen. In 1965 ben
ik begonnen met de studie diergenees-
kunde, die ik heb afgesloten in 1971.
Ik ben practicus geweest vanaf het af-
studeren tot 1976 en vervolgens heb
ik 22 jaar gewerkt in het bedrijfsleven.
Vanaf 1998 tot 2006 was ik fulltime openbaar bestuurder
(wethouder). En thans ben ik ambtloos burger.
Ik stel mij kandidaat omdat ik met mijn ervaring en kennis
mogelijk een positieve bijdrage kan leveren aan het func-
tioneren van de dierenartsen.

Nanny Wijne-Raemakers

Ik was van 1985 tot 2003 practicus en
maatschapslid in een gemengde prak-
tijk. Van 1996 tot 2000 was ik be-
stuurslid van de Groep Varkensge-
zondheidszorg en was van 2000 tot
2005 bestuurslid in het hoofdbestuur.
Ik ben moeder van vier kinderen en in
verband met de afnemende gezond-
heid van mijn ouders ben ik verzeild geraakt in de mantel-
zorg.

Voor het voortbestaan van een gezonde beroepsorganisatie
vind ik het van het grootste belang dat de onderlinge col-
legiale verhoudingen goed blijven. Het goed functioneren
van de dierenarts in de Nederlandse maatschappij is ons
gezamenlijke visitekaartje.

Ik ben consciëntieus en praktisch ingesteld en wil graag
actief blijven binnen de KNMvD. Dankzij mijn werk-
zaamheden in de besturen en commissies van de KNMvD
heb ik een uitgebreid netwerk kunnen opbouwen, dat ik
samen met mijn persoonlijke inzet graag weer ten dienste
wil stellen aan de beroepsgroep.

-ocr page 184-

Komt het bij u ook voor dat
de klont een noodzakelijke
operatie niet uit laat voeren
omdat hij het geld niet
heeft? nis uw klant voor
zijn hond of kat de Proteq
Dier & Zorg Verzekering
afsluit, dan hoeft hij zich
geen zorgen meer te maken.
Een prettige zekerheid,
zowel voor de eigenaar,
het dier en de praktijk.

Meer klanten met een
verzekering, hoger rendement

Uit Engels onderzoek blijkt dat als de
praktijk veel klanten heeft met een
huisdierenverzekering, het rendement
van de praktijk hoger is dan van
praktijken waar weinig klanten hun
huisdier verzekerd hebben. Hoe zit
dat in uw praktijk? Weet u hoeveel
klanten hun hond/kat verzekerd hebben?
Praat er eens over met uw klanten.

Proteq helpt u graag om meer
verzekerde klanten te krijgen

Wilt u ook meer klanten die voor hun
hond/kat een ongevallen- en ziekte-
kostenverzekering afgesloten hebben?
Proteq helpt u graag om dit te realiseren.
Samen met u en de collega\'s in de praktijk
gaan we aan de slag om uw doelstelling
te realiseren. Als u hierover meer wilt
weten, dan is de afspraak zo gemaakt.
Mail naarwalter.boer@proteq.nl

Gelukkig heeft zijn baas de
Proteq Dier & Zorg Verzekering
afgesloten.

Brochure

In onze brochure staat alle
informatie over de Proteq
Dier G Zorg Verzekering.
Ons advies: geef de
informatie persoonlijk aan
uw klanten, ze zullen het
op prijs stellen.

Op www.proteq.nl vindt uw
klont ook alle informatie
over de Proteq Dier G Zorg
Verzekering. Op de site kon
ook direct een polis worden
afgesloten.

) Proteq.nl

DIRECT verzekeren!

onderdeel van SNS REAAL

-ocr page 185-

Rijckert van der Flier
Rheden (Gelderland)

Lid van de Ereraad, voor deze functie
wil ik me graag beschikbaar stellen.
Hoewel ik de laatste jaren in mijn da-
gelijks werk niet meer direct met de
veterinaire wereld te maken heb, heb
ik mij er altijd zeer verbonden mee ge-
voeld. In de functie als lid van de Ereraad wil ik de beroeps-
groep verder helpen door het verkennen en hanteerbaar
maken van de grenzen van ethiek, moraal en recht waar de
dierenarts in haar/zijn dagelijkse werk mee te maken krijgt.
Na mijn afstuderen (1974) heb ik tot 1982 in Zoetermeer
gewerkt in de (gemengde) praktijk in maatschap verband.
Daarna heb ik gewerkt bij de regionale Veterinaire Dienst
in Gelderland. Tot 1991 was ik plaatsvervangend kring-
directeur bij de RVV. In deze tijd studeerde ik in de avond-
uren Nederlands recht.

Vervolgens werkte ik tot 2001 bij het ministerie van LNV
(Den Haag) op een aantal veterinaire beleidsdossiers.
Tevens werk ik met veel plezier als personal coach.
Ik ben in 1948 geboren, ben getrouwd en heb twee vol-
wassen kinderen.

Peter Heins
Arnhem

Mijn naam is Peter Heins, geboren te
Utrecht op 19 mei 1957. Na de HAVO
heb ik de Hogere landbouwschool in
Dronten doorlopen. In die tijd was het
moeilijk een baan te vinden en daar-
om heb ik besloten om de studie dier-
geneeskunde te gaan volgen. Daar
ben ik in 1990 voor geslaagd, in de differentiatie gezel-
schapsdieren.

Na vijf jaar bij verschillende praktijken te hebben ge-
werkt, kreeg ik de kans om een gezelschapsdierenpraktijk
in Arnhem over te nemen.

In december 1995 zijn mijn vrouw en ik daar begonnen.
We hebben de praktijk uitgebouwd tot een kleine twee-
manspraktijk, maar met nog steeds slechts één dierenarts.
Er werken nu echter drie paraveterinairen en er wordt op
oproepbasis gewerkt met een dermatoloog, chirurg, echo-
grafe, fysiotherapeute, acupuncturist en gedragsdeskundi-
ge. Sinds november 2006 is de praktijk ISO-gecertificeerd.
Ik denk dat ik door de ervaring die ik in dit proces heb op-
gedaan, een steentje kan bijdragen als lid van de Ereraad.

Herman Aa

Ik ben geboren op 2 december 1943
te Raalte. Na de Mulo te Azelo (kost-
school) dooriiep ik de Rijks Hogere
School voor Tropische en Subtropi-
sche Landbouw te Deventer Daarna
studeerde ik diergeneeskunde in
Utrecht.

Thuis werd veel gesproken over de
kleine huisdierenwereld, aangezien mijn vader de oprich-
ter is van de Beaphar (Bernard Aa Pharmaceutische pro-
ducten). In 1992 probeerde ik een winkelketen op te zet-
ten, Jumper, waarbij de dierenarts (mede)eigenaar zou
zijn.

Mijn hart heeft altijd gelegen bij de paarden en de kleine
huisdieren. Schrijven is mijn grote liefde en in 1975 ver-
schenen van mij de boekjes
Hoera! Wij hebben een hond,
Hoera! Wij hebben een kat!
en het compendium voor klei-
ne huisdieren. Mijn schrij versdrang kan ik op dit moment
kwijt op de site DierenartsonlineA\'etonline en in mijn vas-
te rubriek in de
Telegraaf.

Ik wil in de Ereraad plaatsnemen om jonge dierenartsen te
beschermen tegen onnodig leed, door zeer goed na te gaan
of de mogelijke veroordehng of vermaning terecht is. Ik
heb namelijk aan den lijve ondervonden hoe dit onuitwis-
baar leed kan veroorzaken in je werkzame leven.

Jubilea september 2007

1 september, A.H.G. Piebes te Coevorden, 25 jaar
7 september, O.M. Verhorst te Boxtel, 40 jaar
7 september, A. Slikkerveer te Vlaardingen, 40 jaar
26 september, L
.J. van Looveren te Breda, 60 jaar

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-10-2007
15-10-2007
01-11-2007
15-11-2007

maandag 10-09-2007
maandag 24-09-2007
maandag 08-10-2007
maandag 29-10-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 186-

Wijzer in dierwelzijn

Elsbeth Stassen

\'Wijzer in dierwelzijn\' is het thema
van het jaarcongres 2007. Dieren-
artsen spelen een belangrijke rol
bij het bevorderen en het bewaken
van dierenwelzijn van bedrijfsma-
tig en particulier gehouden dieren.
Daarbij bevindt de dierenarts zich
in een spanningsveld tussen dier,
cliënt, overheid en samenleving.
Twee sprekers van het Jaarcongres gaan in op een aantal
vragen over dierenwelzijn.

Maatschappij

nieuws

Dieren zijn \'hot\' en roepen emoties op. Er is veel publieke en
politieke discussie gaande rondom het thema dierenwelzijn.
Recente calamiteiten als de uitbraken van varkenspest, vogel-
pest en mond-en-klauwzeer, maar ook de problemen rondom
de paarden in Marrum hebben dierenwelzijn nog nadrukke-
lijker op de maatschappelijke en politieke agenda geplaatst.
Voor deze ontwikkeling zijn allerlei redenen aan te geven. De
manieren van houden van productiedieren, hobbydieren en
gezelschapsdieren zijn de laatste decennia sterk veranderd.
De omgeving van het dier is sterk aangepast aan de verander-
de eisen die mensen aan dieren stellen. Niet langer zijn dieren
hoofdzakelijk productiedieren maar ze zijn ook gezelschap
en welzijnsbevorderaar voor ouderen, kinderen en gehandi-
capten. Bovendien zijn de aantallen dieren toegenomen en is
er een steeds grotere verscheidenheid aan diersoorten die
door mensen gehouden worden.

Ook is de samenleving sterk veranderd. De huidige samenle-
ving is pluriform, multicultureel en meer dan de helft van de
bevolking leeft in verstedelijkte gebieden waardoor er geen
binding meer is met de agrarische sector en de natuur Onze
samenleving is postmodern, waarbij resultaten uit de weten-
schap niet voetstoots worden geaccepteerd. Tegelijkertijd is
de samenleving geïndividualiseerd, waarbij het principe van
autonomie van handelen als zeer belangrijk wordt ervaren.
In wet- en regelgeving is neergelegd dat dieren een eigen
waarde hebben, die los staat van de waarde die mensen aan
dieren toekennen. Dat houdt in dat we respectvol met dieren
om moeten gaan omdat gewervelde dieren bewustzijn hebben
en dus positieve en negatieve impulsen kunnen ervaren. Uit
dit beginsel volgt dat de mens zorg draagt voor de gezond-
heid en het welzijn van dieren.

Dierenwelzijn

Wat is nu dierenwelzijn? Een bruikbare en wat oudere defini-
tie is geformuleerd door Lorz (1973). Dierenwelzijn houdt in
dat een dier zowel fysiologisch als gedragsmatig in harmonie
is met zichzelf en de omgeving. De omgeving van het dier
moet zodanig zijn dat zij de grenzen van het adaptatievermo-
gen van het dier niet overschrijdt, want dan treedt er stress op
(Fraser et al., 1997) en langdurende stress leidt tot proble-
men. Brambell (1974) definieerde de vijf vrijheden voor die-
ren die het welzijn van de dieren in verschillende houderijsy-
stemen moeten borgen.

Recente definities van welzijn richten zich meer op het ver-
mogen van dieren om te anticiperen op veranderingen in de

omgeving (De Korte et al., 2007) of op de balans tussen ne-
gatieve en positieve ervaringen van dieren waarbij er een in-
teractie bestaat tussen het stresssysteem en het beloningssy-
steem in de hersenen (van der Harst et al., 2007). Een
toepassing van het beloningssysteem is het aanbieden van
speeltjes aan biggen in de intensieve veehouderij om negatie-
ve ervaringen door het houderijsysteem te bufferen.
Ook maatschappelijke aspecten spelen een rol bij het denken
over dierenwelzijn. Houders van dieren en burgers kijken
vanuit het productieperspectief, vanuit een ecologisch per-
spectief en in toenemende mate vanuit een menselijk per-
spectief naar dierenwelzijn. Culturele, religieuze en filosofi-
sche achtergronden bepalen verder vanuit welk perspectief
dierenwelzijn wordt bekeken. Ook bepaalt de beeldvorming
welke systemen of handelingen goed dan wel slecht zijn voor
dieren.

In het algemeen kan gesteld worden dat er in de samenleving
onder houders van dieren en onder burgers een groot draag-
vlak aanwezig is voor het verbeteren van dierenwelzijn. Tel-
kens komt echter de vraag terug wie er nu verantwoordelijk is
voor het dierenwelzijn: is dat de houder van de dieren of de
consument en welke rol spelen de dierenarts en de overheid
daarin? Op dit moment wordt hard gewerkt aan de nieuwe Wet
dieren, die onder andere de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren en de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde
gaat vervangen. Daarnaast wordt de Nota dierenwelzijn voor-
bereid. Interessant is te zien hoe dierenwelzijn en de verant-
woordelijkheid voor dierenwelzijn daarin worden geborgd.

Sprekers

Kees Oomen, directeur Landbouw van het mini.sterie van
LNV, socioloog en boerenzoon, en Marijke de Jong-Timmer-
man, senior-beleidsmedewerker veehouderij bij de Dieren-
bescherming en biologe, zijn sprekers tijdens het jaarcongres.
Zij gaan in onderstaande vragen alvast in op een aantal onder-
werpen met betrekking tot het thema \'Wijzer in dierwelzijn\'.

Hoe definieer je dierenwelzijn?

Kees: "Voor dierenwelzijn vind ik van belang dat de omge-
ving waarin het dier gehouden wordt het adaptatievermogen
van het dier niet te boven gaat."

Marijke: "Wij hanteren vaak de definitie van Lorz. Ook de
definitie van Bracke, \'de kwaliteit van het leven van dieren
zoals het door het dier zelf wordt ervaren en gewaardeerd\',
wordt door ons gebruikt."

Hoe belangrijk vinden jullie het borgen van dierenwelzijn en
mag het doel waarvoor dieren gehouden worden, meegewo-
gen worden in de beoordeling van dierenwelzijn?
Kees: "Zowel dierenwelzijn als diergezondheid dienen ge-
borgd te worden. In principe zou het doel voor het houden
van bepaalde dieren geen rol mogen spelen als het om dieren-
welzijn gaat. Maar soms is het maatschappelijke doel zo be-
langrijk, zoals volksgezondheid en milieu, dat een subopti-
maal dierenwelzijn geaccepteerd wordt."
Marijke: "Diergezondheid is een onderdeel van dierenwelzijn
en beide zijn zeer belangrijk. Het doel waarvoor een dier ge-

-ocr page 187-

houden wordt, telt ook mee, maar met die restrictie dat het
welzijn geborgd moet zijn. Sommige houderijdoelen vinden
wij niet te rechtvaardigen, zoals de productie van bont."

Denken Jullie dat de wetenschap kan helpen om dierenwelzijn
objectief te meten?

Kees: "De wetenschap kan helpen met het aandragen van in-
dicatoren voor fysiologische processen die van invloed zijn
op het welzijn van dieren. Deze indicatoren kunnen dan de
houder van dieren, de consument en de overheid helpen met
het afwegen van het dierenwelzijn. Het is echter de vraag of
daarmee ooit het hele welzijnsconcept gedekt wordt. Emotie
en beleving blijven altijd een rol spelen. Onderzoek kan een
rol spelen bij de ontwikkeling van systeeminnovaties waarbij
houderijconcepten ter discussie worden gesteld. Hier worden
dan de eerder genoemde facetten van de dierhouderij in sa-
menhang met dierenwelzijn benaderd."
Marijke: "Het aanbieden van speeltjes verbetert het welbe-
vinden van de dieren, dat is objectief te meten. Het moet ech-
ter geen symptoombestrijding worden. Maatschappelijk
wordt het concept dierenwelzijn veel breder gezien en dan
hebben ook ethische en economische aspecten invloed. Dus
komt het hele stalconcept van de biggen aan de orde."

Hoe zien jullie de rol van de dierenarts in dit kader, is de die-
renarts in staat de rol van bewaker en adviseur van dierenwel-
zijn in te kunnen vullen?

Kees: "De dierenarts zal op verzoek van de dierhouder advie-
zen geven ter verbetering van dierenwelzijn. Ik zie de taak
echter ruimer: de dierenarts heeft ook vanuit de samenleving
de taak om ongevraagd bij de signalering van dierenwelzijns-
problemen actie te ondernemen. We gaan ervan uit dat de die-
renarts middels opleiding en nascholing voldoende geëqui-
peerd is om dit te doen."

Marijke: "Dierenartsen zouden duidelijker hun verantwoor-
delijkheid voor het dierenwelzijn moeten nemen. Ze positio-
neren zich te vaak dicht bij de klant. Bovendien hebben die-
renartsen een beperkte kennis over gedrag, welzijn en stress
bij dieren. Zij redeneren nog te veel eenzijdig vanuit dierge-
zondheid. Dat zie je bij de discussies over de wenselijkheid
van uitloop, alles moet vooral klinisch schoon zijn."

Hoe zien jullie de rol van de overheid en verwachten jullie
een positieve impuls voor dierenwelzijn vanuit de nieuwe Wet
dieren?

Kees: "De rol van de overheid is onder andere normstellend,
met name Europees en in het verlengde daarvan nationaal.
Daarnaast is deze ook stimulerend en waar nodig ondersteu-
nend om het dierenwelzijn op een hoger niveau te brengen.
Op dit moment wordt op het ministerie gewerkt aan de nieu-
we Wet dieren en de Nota dierenwelzijn. Beide zullen dit na-
jaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Dan zal ook
de inzet van de minister van LNV op dit terrein duidelijk
worden."

Marijke: "Het gaat hier om \'zwakke waarden\', dieren kunnen
niet voor zichzelf opkomen. De overheid moet normen stel-
len, controleren en handhaven. Dus niet alles alleen aan de
houders overlaten. Anders kan de economische druk of on-
wetendheid te veel invloed hebben. Het blijft belangrijk dat
er aangegeven wordt hoeveel vierkante centimeter of vier-
kante meter een dier minimaal nodig heeft. Verder heeft de
overheid de taak om diervriendelijk ondernemen, onderwijs
en voorlichting te stimuleren.

Wat dierenwelzijn betreft zal veel afhangen van hoe de wel-
zijnsparagrafen worden ingevuld. Ik signaleer echter te veel
open einden. Wordt dat niet opgepakt dan is het puur \'lippen-
dienst\' van de overheid."

Hoe schatten jullie dat de burger dierenwelzijn beoordeelt?
Kees: "Er bestaan veel verschillende opvattingen onder bur-
gers variërend van een focus op \'als de productie maar goed
is dan is het welzijn ook goed\' tot een benadering vanuit de
gedachte dat wat goed is voor de mens ook goed is voor een
dier. De burger laat zich ook leiden door maatschappelijke
waarden anders dan kennis."

Marijke: "De burger benadert dierenwelzijn vanuit de maat-
schappelijke context en vanuit eigen projectie. Dit is legitiem
en het zijn niet alleen emoties. Goed eten geven aan dieren en
ze de mogelijkheid bieden om naar buiten te gaan, zijn waar-
den die er toe doen."

Hoe kunnen consumenten en burgers gestimuleerd worden
om diervriendelijke producten te kopen en verantwoord om te
gaan met gezelschapsdieren?

Kees: "De oplossing rust op drie peilers: de producent, de
consument en de overheid. De consument zal er wat voor
over moeten hebben, anders wordt de verbetering van het die-
renwelzijn een moeilijke weg. Een van de acties is de beïn-
vloeding van het koopgedrag (door het Voedingscentrum)
zodat er meer rekening gehouden wordt met de wijze waarop
producten worden voortgebracht. De overheid steunt ook het
Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren met als oog-
merk beïnvloeding van toekomstige eigenaren bij het aan-
schaffen en houden van gezelschapsdieren."
Marijke: "Supermarkten kunnen een belangrijke rol spelen
door hun aanbod, voorlichting en presentatie. Er is een trend
zichtbaar naar verantwoord ondernemen. Er is nog wel tijd
nodig voor een ombuiging. Ook de overheid en maatschap-
pelijke organisaties zullen een belangrijke rol moeten spelen.
De houders van dieren (inclusief de keten), maatschappelijke
organisaties, burgers en de overheid zijn gezamenlijk verant-
woordelijk."

Literatuur:

F.W.R. Brambell, 1974. Report of the technical committee to inquire
into the welfare of animals kept under intensive livestock husbandry
systems.

A.F. Fraser and D.M. Broom, 1997. Welfare terminology and concepts.
In: Farm animal behaviour and welfare. CAB International, 256-265.
S.M. Korte, B. Olivier and J.M. Koolhaas, 2007. a new animal welfare
concept base don allostasis. Physiology & Behavior, in press.
A. Lorz,1973. geciteerd in \'Welzijnsproblemen bij landbouwhuisdie-
ren: begrippen, methoden en perspectieven. Wiepkema, P.R. & Putten
van, G. 1989. Welzijn landbouwhuisdieren: van onderzoek naarprakti-
ijk. Studiedag tienjarig bestaan Commissie Welzijn Huisdieren, Ede,
eds: de Wilt, J.G. & Wierenga, H.K., Pudoc Wageningen.
J.E. van der Harst and B.M. Spruijt, 2007. Tools to measure and improve
animal welfare: reward-related behavior. Animal Welfare 16(S): 76-73.

Prof dr E. N. Stassen is hoogleraar dier en samenleving
aan de Wageningen Universiteit en Researchcentrum en
voorzitter van de Commissie Ethiek van de KNMvD.

-ocr page 188-

Henry Dijkman

Bij dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde is een overzicht
bijgevoegd met het programma van de werkvergaderin-
gen in het seizoen 2007-2008. Dit is het product van het
\'nationaal overleg werkvergaderingen\' onder voorzitter-
schap van Caroline Huetink. Zij heeft zich ingespannen
om de werkvergaderingen een nieuwe impuls te geven en
landelijk te structureren. Een goede aanleiding voor een
interview.

Hoe waren jouw eerste ervaringen met werkvergaderingen?
"Het was eigenlijk het eerste contact met de beroepsorganisa-
tie. De praktische insteek met onderwerpen waar je als prac-
ticus meteen mee aan de slag kunt, sprak mij zeer aan, maar
ook het ontmoeten van mijn buurtcollega\'s. Zo werd overi-
gens ook mijn interesse gewekt voor het regiobestuur."

Wat is het belang van de werkvergaderingen?
"Deze vorm van nascholing is laagdrempelig en wordt dicht-
bij gegeven. Mede dankzij sponsoring vanuit GD, met wie we
een prima samenwerking hebben, kunnen we het inschrijf-
geld laag houden. Uitgangspunt blijft een onafhankelijke be-
spreking van praktische veterinaire thema\'s."

Wat was de reden om het anders te gaan aanpakken?
"Henk Wessels heeft de werkvergaderingen jarenlang geor-
ganiseerd voor regio Zuid. Het aantal deelnemers was prima
en de bijeenkomsten werden zeer gewaardeerd. Ik heb deze
taak van Henk overgenomen en kwam er toen pas achter hoe-
veel werk het was. Bovendien werden de vergaderingen in
elke regio anders georganiseerd en dat was niet efficiënt. Ver-
der zagen we bij veel werkvergaderingen een teruglopende
belangstelling, zodat de vraag naar voren kwam of we hier-
mee moesten doorgaan. Ik ben echter van mening dat we deze
vorm van nascholing niet zomaar moeten opgeven en kreeg
daar in de andere regio\'s ook steun voor. Door de werkverga-
deringen landelijk te coördineren, willen we ze efficiënter or-
ganiseren, de feedback verbeteren en tevens maximale be-
kendheid geven aan het programma. Komend seizoen is
cruciaal voor het voortbestaan van deze vorm van nascholing.
We mikken op minimaal 25 deelnemers per bijeenkomst. Als
er onvoldoende belangstelling is, dan houdt het voor ons op,
hoe jammer we dat ook vinden."

Zijn werkvergaderingen een typische activiteit voor de re-
gio\'s?

"De werkvergaderingen worden van oudsher georganiseerd
door de regio\'s. Je kunt je inderdaad afvragen of dit niet meer
thuishoort bij de groepen. De regiobesturen hebben ervaring
met activiteiten in de regio en zien in de werkvergaderingen
tevens een platform voor het contact met de leden. Ik ben van
mening dat deze traditie van laagdrempelige bijeenkomsten
moet worden voortgezet, en als de groepen dit willen oppak-
ken, dan is dat ook prima."

Hoe zijn jouw ervaringen binnen de nieuwe opzet?

"Na een moeizame start hebben we nu een groep betrokken

mensen die er het komende seizoen voor wil gaan. Ook de

medewerking van GD is erg positief De Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren reageerde enthousiast op ons initiadef en
het resultaat is dat er nu landelijk werkvergaderingen zijn
voor gezelschapsdieren. Hetzelfde geldt voor paard. Deze
aanpak zorgde dus ook voor een nieuwe impuls."

Regiobestuur Zuid heeft ook activiteiten opgezet om met
name jonge dierenartsen te interesseren voor de KNMvD.
Hoe hebben jullie dat aangepakt?

Werkvergaderingen landelijk gecoördineerd

"Vooral jonge dierenartsen zijn moeilijk te interesseren voor
de activiteiten van de KNMvD. De combinatie van een inte-
ressant onderwerp en het ontmoeten van je collega\'s hebben
we ook toegepast in bijeenkomsten met jonge dierenartsen in
regio Zuid. We organiseren tweemaal per jaar een workshop
met onderwerpen die jonge dierenartsen aanspreken, en slui-
ten de avond af met een borrel. Dit jaar hebben we leuke
avonden gehad met als onderwerpen communicatie en loop-
baanplanning. Het is de bedoeling van regio Zuid om de jon-
ge dierenartsen zelf daarin het voortouw te laten nemen en op
deze manier ook interesse te kweken voor een bestuurlijke
betrokkenheid binnen de KNMvD."

Henry Dijkman is senior medewerker communicatie bij de
KNMvD.

-ocr page 189-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Bos, J.H.; 2004; EH7 4QR Edinburgh (UK); Dry-
den Gait.

Geldorp, RJ.A. van; 1975; 1040 Brussel; Rue de
Toulouse 36.

Geurts, B.W.H.; 2007; 3504 ZA Utrecht; Enny
Vredelaan 7.

Hellemans, J.R; 2006; 1072 TE Amsterdam; Van
Ostadestraat 142-1
Salvatori, Mevr. D; 1996; 2331 LZ Uiden; Cornelia van Arkelstiaat 13.
Vos, K.; 2002; 7255 LW Hengelo; Tenten dijk 3.

Overlijdensberichten:

Op 22 mei 2007 G.K. Meurs te Utrecht.

Personalia

Mutaties:

De Bie, Mevr. L.L.J.A.; 2007; 7255 AD Hengelo (Gld); Spalstraat 42-a; tel. privé
mobiel: 06-42206503; E
-mail privé: LmdadeBie(a),hotmail.com. \\ medew. bij
S. Engel; tel. prakt.: 0575-587870; fax prakt.: 0575-587886.
Blankestijn -Oostermeijer, Mevr. R.; 2001; 3816 AV Amersfoort; Pauwstraat 30;
tel. privé: 033^26014;
tel. privé mobiel: 06-12027714; E-mail privé: renske-
blankestijn@holmail.com.:
medew. bij J.W. Dirkx; tel. prakt.: 033-4950222; fax
prakt.: 033-4333722; E-mail prakt.:
dapdirkx@euronet.nl.
Koolhoven, E; 2007; 3705 ZD Zeist; Warande 46; tel. privé: 030-6958322; tel
privé mobiel: 06-10532007; E
-mail privé: fKoolhov@hotmail.com.-, medew
UU FD dep. Pathobiologie: tel. bur.: 030-2539000; fax bur.: 030-2537727
Laan, Mevr. RC.; 2007; 3124 TM Schiedam; E-mail privé: laan.pÇa hetnet
nl.-,
medew. bij Mevr. S. Rook en H.M.M.R. Vollaers; tel. prakt.: 010
4744103; fax prakt.: 010-4746954;
E-mail prakt.: info(a}dierenkliniekvol
laers.nl.

Congressen > Symposia"

September

7 Fidin Seminar \'POM or non-POM, that\'s
the question!\'. Media Plaza, Jaarbeurs hal
6, Uöïcht. Tijd: 9.00 tot I7.(K) uur. Kosten
125,00 euro, inclusief lunch. Beperkt aantal
plaatsen.

12-15 BEVA congres. Locatie: Edinburgh,UK.
14-15 AvEx-congres. Staat in het teken van vogels
en reptielen. Meer informatie via
www.pro-
veto.nl.

ESFM Feline congres 2007, Praag.

Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur. Locatie: Sportpark Marienhoeve,
Wijk bij Duurstede.

28

Doorlopende
agenda

21-23
21

29

FelCan Hondendag 2007. Locatie: collegezaal van de Kliniek voor Ge-
zelschapsdieren te Utrecht. Tijd: 10.00 uur tot 15.30 uur. Toegangsprijs:
15 euro inclusief lunch. Zeven nascholingspunten.

Vergaderingen ft Biieenkomsten

workshop Verdoven van wilde en verwilderde dieren.
Workshop is van 09.00 - 20.00 uur met lunch, borrel en maaltijd. Loca-
tie: Ouwehands Dierenparic Rhenen. Grxjepsgrootte: maximaal twintig
personen. Prijs inclusief lunch, documentatie: 375,- euro (exclusief btw).
Betaling vóór I september 2007. Studenten krijgen 50 euro korting en
betalen 350,- euro. Vragen over de cursus via zoomed@zonnet.nl en op-
gave door naam, adres, woonplaats, telefoonnummer, functie en e-mail-
adres te mailen naar bovengenoemd e-mailadres en door het overmaken
van het cursusbedrag op Postbank gironummer 3852760 t.n.v. ZooMed
te Rhenen, o.v.v. cursus verdoven.

arts&dïe? □ 12 □ □ □

BMfi fiofgtr Emnvr Kwwww MMrCC- 1kf«p«i ftMwocfc

September

6 Regio We.st vergadering. 19.30 uur. Mercure hotel Amsterdam Airport,

Oude Haagseweg 20 te Amsterdam.
11 Regio Zuid vergadering. 19.45 uur. Best Western Hotel De Druiventros,

Bosscheweg 11 te Berkel-Enschot.
11 VGP Bijeenkomst. Pluimveemuseum, Barneveld. Tijd: 13.45 uur.
18 Regio Oost vergadering. 20.00 uur. Golden Tulip Victoria, Woeste Hoef-

weg 80 te Hoenderloo.
20 Regio Noord vergadering. 20.00 uur. Hotel Van der Valk, Zonnedauw 1 te
Drachten.

25-29 Het vijftiende lustrum van de DSK.
27 Excursie en jaarvergadering groep DIB.

27 Wetenschappelijke bijeenkomst VGH. \'Een update over TBC en MKZ\'.
Faculteit der Diergeneeskunde, hoofdgebouw. Utrecht.

CuRSUSSErT

September

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Ixx;atie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en
inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.
5-9
Basic Veterinary Chiropractic Course for horses and companion animals.
Module 1: \'Cervical\'. Information and registration: BackBone-Academy
for Veterinary Chriopractic and Healing Arts, Lindenstr. 4,27419 Kalbc,
Germany Phone: 49-4282-605410/fax: 49-721-151366446/e-mail:
contact@BackBone-Academy.com.
11 Masterclass Hygiene en Infectiepreventie. Cursus van vier avonden voor
dierenartsen in de intensieve veehouderij.

Opgave en meer informatie op: www.masterclassinfectiepreventie.nl of
06-10970159.

26-30 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module I Sacropelvic.

27-28 Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Groepsgrootte
maximaal 35 personen. Kosten zijn 995,- euro.

Inschrijvingen en inlichtingen: De inschrijftermijn van de cursus eindigt
op 14 september 2007. Nadere infonmatie en mogelijkheid tot inschrij-
ven vindt u op
www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u de brochure aanvragen bij
Wageningen Business School, Postbus 226,6700 AE Wageningen. Tel.:
0317^84093, fax: 0317-426547. Of stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

Arts&Dler is een toonaangevende dierenarlsenpraktijk
met diverse vestigingen in Noord Nederland die op een
moderne wijze invulling geeft aan haar activiteiten op
het gebied van onderzoek, advies en behandeling.
Dynamiek, innovatie en betrouwbaarheid zijn voor ons
kernbegrippen die dienen als uitgangspunt van ons
handelen.

Voor de uitbreiding van ons team zijn
wij op zoek naar een

Dierenarts Landbouwhuisdieren (m/v)

Wij hebben een vacature voor een ondernemende,
communicatief vaardige dierenarts. De werkzaam-
heden zullen m,n. in de pluimveehouderij liggen.
Omdat een deel van het werkgebied in
Duitsland ligt, is beheersing van de Duitse taal
een pré. Ook reacties van Duitse dierenartsen
die de Nederlandse taal beheersen zijn welkom.
Wij bieden goede mogelijkheden om in de
toekomst verder vakinhoudelijk te ontwikkelen.

Reacties gaarne binnen 14 dagen
per e-mail: m.glas@artsendier.nl
of schriftelijk:

Arfs&Dier, Hoofdweg 26 A, 7871 TC Klijndijk,
t.a.v. M. Glas, Personeel & Organisatie.

-ocr page 190-

WIE HIER DÉ UITDAGING VAN ZIJN LEVEN IN ZIET
MOET ONS EEN BRIEF SCHRIJVEN

Wij zoeken per 1 december 2007 voor onze klanten, vooral bestaande uit jonge, goed opge-
leide veehouders met goede toekomstverwachtingen én een hoog verwachtingspatroon ten
aanzien van hun dierenarts, een nieuwe rundvee-collega die:

• zich optimaal in zijn/haar klanten én de agrarische sector kan verplaatsen

• een team-player is

• het commerciële aspect van zijn/haar baan als een uitdaging ziet

• positief ingesteld is en humoristisch van aard is

Herken je jezelf in bovenstaand profiel, schrijf dan vóór 15 september naar:

Dierenkliniek Wolvega, Grindweg 130, 8471 EM Wolvega
Email:
rundvee@dierenkliniekwolvega.nl

Voor inlichtingen Jaap Baerveldt: 06-53657020

Dierenkliniek Sleeuwijk is een uitstekend
geoutilleerde, drukke gezelschapsdierenpraktijk
met drie dependances waar zowel eerste- als
tweedelijns diergeneeskunde uitgeoefend wordt.
Voor ons team, bestaande uit zes dierenartsen en
negen assistenten, zoeken wij op korte termijn
een

DIERENKLINIEK

HATTEM-WAPENVELO

DIEREN
KLINIEK
SLEEUWIJK

gezelschapsdierenarts (m/v)

(parttime 80%)

Wie zoeken wij?

U bent een enthousiaste en kordate dierenarts, afgestudeerd met
differentiatie gezelschapsdieren en wilt zich graag bezighouden met de
behandeling van een gevarieerd aanbod van eerstelijnspatiënten. U bent
geïnteresseerd in de fokkerij en fertiliteitsbegeleiding van rashonden. U
heeft goede contactuele en sociale eigenschappen, bent ambitieus,
flexibel en gewend aan te pakken in een bedrijvige omgeving met een
kritisch publiek. U beschikt over teamgeest en een klantgerichte
houding.

Wat bieden wij?

Een parttime functie als gezelschapsdierenarts in een vooruitstrevende
praktijk waarin openheid in communicatie en behandeling hoog in het
vaandel staan.

Er is veel vrijheid en ruimte voor eigen inbreng, een prettige werksfeer,
moderne voorzieningen en de mogelijkheid tot het volgen van PAO\'s.
Onze dierenartsen worden ondersteund door een uitstekend team van
goed opgeleide paraveterinairen.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens de CAO
Dierenartspraktijken.

Heeft u belangstelling?

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u binnen één week na het verschijnen
van dit blad richten aan Dierenkliniek Sleeuwijk, ter attentie van
mevrouw M.H.B. Rietveld, Loevestein 2,4254 EH Sleeuwijk. Voor
nadere informatie kunt u ons bellen (telefoon 0183-301708) of onze
website bezoeken
www.dierenkliniek-sleeuwijk.nl.

Dierenkliniek Hattem/Wapenveld is een gemengde zesmans-
praktijk werkend vanuit een aparte vestiging voor paarden en
een voor gezelschapsdieren.

In verband met uitbreiding van de werkzaamheden zoeken wij
voor de paardenkliniek een

PAARDENDIERENARTS

Profiel:

- beschikt over aanvullende kennis van en vaardigheden in de
paardengeneeskunde

- minimaal twee jaar relevante ervaring

- interesse in gynaecologie

- gedreven persoonlijkheid die nauwkeurig werkt

- zakelijk inzicht in de paardenpraktijk

- enige ervaring in gezelschapsdieren strekt tot aanbeveling

Wij zijn een jong en ambitieus team dat goed geoutilleerd is
en waarin de mogelijkheid bestaat om nader te specialiseren
binnen de paardengeneeskunde. De vacature betreft een füll
time functie.

Sollicitaties met CV graag richten aan
paardenkliniekwapenveld@xs4all.nl t.a.v. G.J. van Selm.

-ocr page 191-

•ooraderde benen, glanzende vacht, gretige tong,
ieuw leven. Equi Products Holland BV brengt
aar specialismen haarscherp in beeld en beoogt
n optimale dienstverlening ten behoeve van de
j ïspecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld in de
arm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen
e 1 verzorgingsproducten voor paarden. Prequine®
hier een uitstekend voorbeeld van. Het is
n nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi msm Products

www.equi.nl
www.prequine.com

-ocr page 192-

Hoe zit het
met de normen
en waarden van
uw pral<ti k?

Wie kunt u beter om fiscaal advies
vragen dan een organisatie die alle
medische werksituaties van binnen en
buiten kent? WAA volgt wetswijzigingen .
en regelgeving op de voet en i<£nt de fiscale
consequenties van nieuwe zorgconcepten.
Kennis die voor alle leden beschikbaar is.
Praktijken en maatschappen kunnen
desgewenst ook hun volledige financiële
rapportage aan ons uit handen geven.
Kijk op www.waa.nl/fiscaaladvies.

FiscaalAdvies van WAA

Verzekeren
Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland FiscaaiAdvies

WAA

-ocr page 193-

Deel 132 • Aflevering i8 • 15 september 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
D6K

17 SEP. 2007

Zijn klachten bij het Veterinair Tuchtcollege te voorkomen?

Mond-en-klauwzeer en bluetongue: verschillen en overeen-
komsten

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

Een nieuwe Wet dieren

Dierenwelzijn en de dierenarts

Studentenspecial: 75 jaar DSK

-ocr page 194-

IN ELKE DIKKE HOND
ZIT EEN FITTE HOND

YARVITAN® (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farmacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

Benaming: Yarvitan 5 mg/ml orale oplossing voor honden (REG B: éU/2/06/063/001 -003 • REG NL 10469 - UDA) - Werkzaam bestanddeel: mitratapide 5
mg/ml -
Indicaties: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden.- Contra-indicaties: Niet gebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebnjiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebruiken voor
honden tijdens dracht en lactatie. Niet gebnjiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebnjiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypothyrose of hyperadrenocortlcisme.-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken, diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet, moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen. Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen in serum album ine, globuline, totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkaliëmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling,-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg) toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling.-
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A.,Turnhoutseweg 30.B-2340 Beerse. Verdere informatie is beschikbaar
op aanvraag

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 195-

Tudsfilui^^H

Diergenees

»IVU IiaJC»

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 18
15 september 2007

683

684

Inhoud

Cover: foto van pagina 701 en 711
Uit de redactie
Nieuws

Nieuws

Uit en voorde praktijk

Zijn klachten bij het Veterinair Tuchtcollege te voorkomen?; L. Hilhorst, E.C. de Bordes en

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 687

Mond-en-klauwzeer en bluetongue: verschillen en overeenkomsten; Aldo Dekker, Daan Dercksen, Joost Snoep en
Linda van Wuijckhuise
 695

Veterinair tuchtrecht

Soaf achteraf; laira Boissevain 703

Berichten en verslagen

Bij AAP gelogeerd; Stichting AAP, óók expert in het opvangen van niet-primaten; Hester van Bolhuis en

Marno Wolters 705

Berichten en verslagen

Vijftiende lustrum van de Diergeneeskundige Studenten Kring: \'Kingsize\';_/etseJ. Bakker 708

De DSK is een vereniging om trots op te zijn; Wilke van den Brink 709

Driekwart eeuw DSK; Het jsste bestuur van de DSK 71 o

Interview

Vooruitstrevend, met behoud van tradities;Jofian Klein Haneveld 713
Berichten en verslagen

Een nieuwe Wet dieren; Joost van Herten 715

Verslag

Congresverslag veterinaire parasitologie; Paul Overgaauw 717

Aankondiging

Cursussen PAO-D 720

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Studentenspecial

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

Ontuiomn

«

maatuierti

\\/irt>ciC

met Uitaminthe pasta geef je
altijd precies de juiste dosering.

Vitaminthe

®

Pasta uoor totale ontworming

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg. Doeldieren: kat en hond. Kanalisatie: Vrij.
Voor meer informatie: Virbac
Nederland BV., Postbus 313, 3770 AH Barneveld. infodVirbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 196-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sioet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosman

Dr. R.S. Sclirijver

Dr. E. Teske

Dr. JH. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. JA.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. JP.T.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. JH.M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr. P.R. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.P.C. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: HidschriJ^|MB\\\'d.nl _^

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 0^0-6^48^00
Fax 030-6348^00)
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de Industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.JG. den Hertog

dierziektenhieleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. FJW.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.P. van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

721

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt «MMMrit door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443.

Voorzitterscolumn

De KNMvD, jong én oud; Ludo J. Hellebrekers

Maatschappijnieuws

Als sUident naar het jaarcongres; Diana de Rooij
Dierenwelzijn en de dierenarts; Marianne Thieme

Personalia

Maandlijst september
Deadline kopij
Doorlopende agenda

722

722

723

724
724

724

725

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401,2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

AU rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 197-

Uit

de redactie

Drfferentieeldiagnose

Daar sta je dan te kijken in de mond van een herkauwer Het dier is vandaag voor het eerst ziek
gezien en heeft koorts. Het mondslijmvlies ziet er niet normaal uit. Wat is de differentieeldiagnose?
Mond- en klauwzeer, dat - een dramatische episode zes jaar geleden daargelaten - toch eigenlijk
niet voorkomt in Nederland? Of bluetongue, jarenlang niet meer dan de naam van een tropische
ziekte die voor ons in Nederland niet van praktische betekenis was? Of één van die andere virussen
met gewoonlijk wat minder dramatische gevolgen? MKZ en bluetongue heb je nog nooit \'in leven-
den lijve\'gezien en het klinisch beeld van beide schijnt nogal variabel te zijn. Al te snel aangeven
wanneer er niets aan de hand is, zal worden uitgelegd als \'nodeloos paniek zaaien\'. Daar staat
tegenover dat, zeker als het werkelijk MKZ zou zijn, elk uitstel de catastrofe exponentieel verergert.
Ziedaar het soort dilemma dat we tegenwoordig allemaal kennen.

In de meeste gevallen zal het definitieve antwoord op bovengenoemd dilemma niet door ons worden
gegeven, maar pas dagen later vanuit het laboratorium komen. Ons handelen hangt intussen af
van het klinisch beeld dat wij waarnemen. Het klinisch onderzoek, zowel van de individuele zieke
dieren als van het koppel als geheel, moet ons de gegevens opleveren waarop onze beslissing is
gebaseerd.

De wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde prijst zich gelukkig dat
collega\'s Aldo Dekker, Daan Dercksen, Joost Snoep en Linda van Wuijckhuise de bovengenoemde
differentieeldiagnose in een overzichtelijke vorm hebben uitgewerkt naar de situatie in zomer 2007.
Zoals gezegd, de klinische beelden zijn variabel en de waarnemingen bij bluetongue van 2007
verschillen al van de waarnemingen van 2006. Met de auteurs vertrouwt de redactie erop dat deze
bijdrage voor de praktiserend dierenarts in een behoefte voorziet.

Ook de bijdrage van Hester van Bolhuis en Marno Wolters zal voor veel praktiserende dierenartsen
nuttige informatie bevatten: hoe is het gesteld met onze kennis van de zoölogie? Welke ziektebeelden
spelen een rol bij de diverse exotische species? En vooral: welke zoönoses spelen een rol?
Het verschaffen van vakinhoudelijke in formatie voor de praktiserende dierenarts is een traditionele
rol van het TvD. Ondanks het feit dat de twee bovengenoemde bijdragen niet onder de rubriek
\'Wetenschap\'vallen, zijn zij wel degelijk vakinhoudelijk informatief De rubriek \'Wetenschap \'daar-
entegen is voor de wetenschappelijke redactie een punt van voortdurende zorg. Enerzijds betekent
de procedure van wetenschappelijke beoordeling dat deze rubriek minder geschikt is voor een snelle
informatievoorziening, waardoor soms bijdragen niet onder \'Wetenschap\' verschijnen, terwijl zij
zo \'n beoordeling wel zouden hebben doorstaan. Anderzijds worden onze wetenschappers weinig
gestimuleerd om de praktiserende dierenartsen te informeren over de resultaten van hun werk. Het
gevolg van één en ander is dat deze aflevering van het TvD wederom geen rubriek \'Wetenschap\'
bevat. Is de tijd waarin \'maatschappelijke relevantie\'van wetenschappelijk werk een punt van over-
weging was alweer voorbij? Trekt de wetenschap zich weer terug in zijn ivoren toren? Men zou toch
zeggen dat de veterinaire wetenschap in zekere mate verantwoording verschuldigd is, zowel aan de
maatschappij als aan de Maatschappij.
Ik wens u veel leesplezier

Rogier Kuiper

Diergenees

.............

-ocr page 198-

Symposium uier-
gezondheid

Woensdag 3 oktober 2007 organiseert
de Veterinaire Vee Fokicers Club \'de
Uithof\' een symposium met de titel:
\'Uiergezondheid ... uitgemolken?\'.
De sprekers zijn Jeanet Brandsma (LTO), Francesca Neijen-
huis (WUR), Theo Lam (UGCN) en Bernadette Austie
(dierenarts). Zij zullen vooral de nadruk leggen op aspecten
van het melken en melktechnieken met het oog op uierge-
zondheid. Het symposium is bestemd voor studenten, dieren-
artsen en andere geïnteresseerden.

De aanvangstijd is 15.30 uur, de afsluiting vindt plaats om
20.30 uur. Tussen de lezingen door is een diner gepland.
De locatie is de collegezaal van het Androclusgebouw van
de Faculteit Diergeneeskunde aan de Yalelaan 1 te Utrecht.
Kijk voor meer informatie op
www.veefokkers.com, mail
bestuur@veefokkers.com of bel 030-2534694.

Werkvergadering Gezelschaps-
dieren Regio Zuid

Daags na de Algemene Vergadering en het Jaarcongres in
Arnhem is het op zaterdag 6 oktober tijd voor orthopedie en
oogheelkunde. Deze onderwerpen worden besproken op de
Werkvergadering Gezelschapsdieren te Weert. Wanneer u
woonachtig of werkzaam bent in Regio Zuid, bent u van harte
uitgenodigd. Het programma loopt van 8.30 uur tot 13.00 uur
De sprekers zijn. J. Kaandorp onder de titel \'Van pup tot
puber, orthopedische aandoeningen\' en mw. A.J.M. Verbrug-
gen over \'Dokter kan ik een zalfje ophalen?, oogmedicatie in
de praktijk\'. De locatie is Goudreinetrestaurant \'De Wilden-
berg\', aan de Eindhovenseweg 101 te Weert, telefoon: 0495-
574170.

Aanmelden kan door 10 euro over te maken op gironummer
7372930 ten name van Werkcommissie Gezelschapsdieren
Regio Zuid, of via e-mail:
timmermanskessel@hetnet.nl.
Dankzij de sponsoren, de Maria Naundorf-van Gorkum-
stichting en Intervet, blijft de toegangsprijs laag.

Lustrum Veterinair Dispuut
Unitas S.R.

Onder het thema \'KatjeLam\' zal dit jaar in de week van 10 tot
en met 15 december het achtste Lustrum van de VDU plaats-
vinden. Als oud-lid bent u onmisbaar in deze week, waarin de
veertigjarige geschiedenis van het VDU centraal staat. U bent
van harte uitgenodigd op de oud-ledenborrel op vrijdag
14 december en op de buitendag op zaterdag 15 december
De oud-ledenborrel zal volgens traditie gehouden worden
met liederen en een piano. De buitendag is vol spannende en
ontspannende activiteiten, een lunch, een diner en een borrel
met een avondactiviteit. U kunt zich voor dit alles opgeven
door een e-mail aan
lustrum@hetvdu.nl. Er wordt dan zo snel
mogelijk contact met u opgenomen. Nadere informatie is te
vinden op
www.hetvdu.nl.

Nieuws

CD lustrumcabaret \'Beesjes\'

In nauwe samenwerking met Rinus Rasenberg en de
Lustrumcommissie van de Diergeneeskundige Studenten
Kring brengt Holland Dier Identiteit ter gelegenheid van het
vijftiende lustrum van de Diergeneeskundige Studenten
Kring \'Kingsize\' een CD uit met daarop vijf liedjes van het
lustrumcabaret \'Beesjes\' uit oktober 1967. Speciaal voor
deze gelegenheid heeft Rinus Rasenberg een eigentijds lied
geschreven, dat ook aan deze CD is toegevoegd. De CD is
getiteld: \'Daar aan de Biltstraat\'.

Van elke verspreide CD gaat 2,50 euro naar het Veterinair
Historisch Genootschap en 2,50 euro naar de Diergenees-
kundige Studenten Kring om hen te helpen hun doelstel-
lingen te realiseren. U kunt meer informatie verkrijgen via
hdi@deonderste.nl.

World Aquatic Veterinary Medi-
cal Association

Op 18 juli 2007 is in Washington DC bij de General Meeting
van de World Veterinary Association (WVA) de World Aqua-
tic Veterinary Medical Association (WAVMA) van start
gegaan. Wereldwijd houden ongeveer 7500 dierenartsen zich
bezig met de verschillende aspecten van de aquatische dier-
geneeskunde. De nieuw benoemde president dr. Peter Merill
onderstreepte het belang van een goede opleiding. Er werd
bovendien op gewezen dat deze tak een unieke discipline van
de diergeneeskunde is en dat er erkenning moet komen voor
dierenartsen die op dit gebied klinisch competent zijn. De
WAVMA-leden kunnen zich vrijwillig opgeven voor de
diverse comités en werkgroepen. Diverse infectieuze ziekten
bij aquatische organismen zijn een bedreiging voor de voed-
selproductie in veelal wat armere landen. Juist daar loopt de
infrastructuur met betrekking tot de beschikbaarheid van
dierenartsen met kennis van ziekten bij deze dieren ver achter
bij de meer ontwikkelde landen. Een overkoepelende groep
dierenartsen kan door goede contacten en uitwisseling van
gegevens over ziekten het mogelijk maken sneller in te
grijpen bij calamiteiten.

De eerstvolgende bijeenkomst zal worden gehouden in Van-
couver, Canada van 27 tot 31 juli 2008. Meer informatie is te
vinden op internet onder
www.aquavets.org. U kunt lid worden
bij dr. Chris Walster
(chris.walster@onlinevets.co.uk).

Nieuw prion werpt nieuw licht
op BSE

PrP is niet het enige prioneiwit, blijkt uit onderzoek van
Canadese wetenschappers. Het tweede prioneiwit, Shadoo,
zou mogelijk de hersenen beschermen. Meer onderzoek moet
uitwijzen of het al dan niet ook een schadelijke kant heeft.
Het prioneiwit PrP wordt beschouwd als de veroorzaker van
BSE en de ziekte van Creuzfeldt-Jakob (variant). In proeven
met muizen die prionen kregen toegediend, nam het Shadoo-
eiwit af en verslechterde de toestand van de hersenen.
Bron: Agrarisch Dagblad.

-ocr page 199-

lams & Eukanuba voerbonnen

zijn tegen een gereduceerd tarief (30% korting)
verkrijgbaar bij de \'Diergeneeskundige Studenten Kring\'

Voerbonnen kunt u inleveren bij de piaatselijke
Dierenspeciaalzaak, dus geen gesjouw met verpakking

U hebt een passie voor uw praktijk en wilt alleen het beste voor uw
patiënten. Praktische producten met een solide wetenschappelijke basis.
Voeding waarmee u uitstekende resultaten bereikt. Een assortiment waar u
achter staat en dat u vol vertrouwen kunt aanbevelen.

Vernieuwd!

Eukanuba Veterinary Diets

Eukanuba\'s vernieuwde, verbeterde
assortiment van evenwichtige en
smakelijke therapeutische diëten
voor honden en katten.

xpertise, Practicality, Results

-ocr page 200-

Een tekenbeet,

altijd vervelend, soms ook gevaarlijk,
maar eenvoudig te voorkomen.

Cc^

(It

Werkt als een beschermend schild:

Daar waar de meeste insecticiden het insect doden nadat het zijn slachtoffer
heeft gebeten, voorkomt
Pulvex® de beten door de sterk afwerende werking
van
permethrine.

Zo biedt Pulvex® een zeer doeltreffende bescherming tegen zowel teken
alsook vlooien en luizen.
Voorkomen is nog steeds beter dan genezen!

ï f -

Benaming van het diergeneesmiddel: Pulvex®, spot-on oplossing voor diergeneeskundig gebruik.
Gehalte aan werkzame en overige bestanddelen: Permettirin (cis:tran$ 40:601 65.0 % w/w.
Doeldieren: Honden. Indicaties: Bestrijding van vlooien en teken. Dosering en wijze van toediening:
Honden < 15 kg: 1 ml product (= 1 tube): open de vacht en breng aan op de rug van de hond tussen
de schouderbladen. Honden >15 kg: 2 ml product (= 2 tubes): open de vacht en breng 1 tube aan
op de rug van de hond tussen de schouderbladen en 1 tube op de rug aan de staartbasis van de
hond. De werkingsduur tegen vlooien en teken bedraagt 2 tot 4 weken. Nadat de hond gewassen
is, kan een herbehandeling de bescherming voortzetten. Tussen 2 behandelingen dient een interval
van minimaal 7 dagen in acht te worden genomen.

Contra-indicaties: Niet gebruiken bij puppies jonger dan 2 weken. NIET GEBRUIKEN BIJ KAHEN.
Bijwerkingen: Lokale irritatie op de plaats van toediening. In voorkomend geval de hond met een
shampoo wassen en een dierenarts raadplegen. Overgevoeligheid. Spiertrillingen. Ataxie. Braken.
Convulsies. Regelmatig terugkerende spiertrekkingen. Wachttijd: Niet van toepassing. Houder van
de vergunning voor het in de handel brengen: Schering-Plough ■ Maarssenbroeksedijk 4 ■ 3542 DN
Utrecht - Tel 030/241 43 68 Registratienummer: REG NL 9251 ■ VRIJ. Verdere informatie is
verkrijgbaar op aanvraag bij de
desbetreffende onderneming. _Ä _

Schering-Plough Animal Health

-ocr page 201-

Samenvatting

De laatste jaren is er in Nederland een
verandering gaande ten aanzien van
de wijze waarop men tegen dieren
aankijkt. Dieren worden meer en meer
gezien als \'waardige medeschepsels\',
die niet alleen gehouden mogen wor-
den om de mens te dienen. Dit heeft
zich recent onder meer geuit in twee
zetels voor de Partij van de Dieren.

Om na te gaan of de ontwikkeling die gaande is in de Neder-
landse maatschappij ten aanzien van dieren, ook terug is te
zien in de ontwikkeling van het veterinair tuchtrecht, is een
inventariserend onderzoek uitgevoerd betreffende de uit-
spraken van het Veterinair Tuchtcollege (eerste doel van het
onderzoek). In 1992 is krachtens de Wet op uitoefening van
de diergeneeskunde het Veterinair Tuchtcollege opgericht.
Het doel van het Tuchtcollege is om de kwaliteit van de be-
roepsgroep te verhogen. Het Veterinair Tuchtcollege is een
onafhankelijk rechteriijk college, gevestigd in Den Haag.
Men kan hier terecht met een klacht over het diergeneeskun-
dig handelen van een dierenarts, dierfysiotherapeut, dieren-
artsassistent of veeverloskundige. Een tweede doel van het
onderzoek was na te gaan wat onderliggende oorzaken zijn
voor het indienen van een klacht. Een klachtprocedure is zo-
wel voor de klager als de beklaagde een vervelend en langdu-
rig proces. Wanneer de onderliggende oorzaken voor het ont-
staan van een klacht kunnen worden achterhaald, kan het
aantal klachten mogelijk worden beperkt.
Voor het onderzoek zijn 1023 uitspraken van het VTC, ge-
daan van oktober 1992 tot en met december 2005, gelezen en
geanalyseerd aan de hand van een gestandaardiseerd vragen-
formulier. De resultaten laten zien dat er vanaf 1992 tot en
met 2005 geen sprake is van een ontwikkeling van het Veteri-
nair Tuchtcollege overeenkomend met de toegenomen maat-
schappelijke interesse voor de positie van het dier: er worden
niet meer zaken behandeld, niet meer klachten gegrond ver-
klaard en geen zwaardere maatregelen opgelegd. Wel is ge-
bleken dat de oorzaak voor het indienen van een klacht vaak
(mede) gelegen is in gevoelskwesties van de eigenaar. Vooral
botsende normen en waarden, niet naar verwachting behan-
delen van de problemen, gebrek aan empathie bij de dieren-
arts en communicatieproblemen spelen een rol. Door goed
begrip van deze problematiek kan een dierenarts mogelijk
een deel van de klachten bij het Veterinair Tuchtcollege voor-
komen.

Inleiding

Uit en
voor de
praktijk

In de Nederlandse maatschappij staat de positie van dieren
steeds meer ter discussie. Dieren worden meer en meer ge-
zien als \'waardige medeschepsels\', die niet alleen gehouden
mogen worden om de mens te dienen. De veranderde aan-
dacht voor het dier is vooral merkbaar bij de gezelschaps-
dieren: er bestaan kledinglijnen voor de hond, en dierbegraaf-

Departement Gezondheidszorg Paard. Yalelaan 114, 3584 CM Utrecht.
Departement Dier, Wetenschap en Maatschappij, Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht.

Summary

Can complaints to the Veterinary Disciplinary Board
be prevented?

Over the past few years the general public\'s perception of
animals has changed in the Netherlands. Animals are in-
creasingly thought of as \'noble animals\'and not merely as
beasts to serve humankind. This changed sentiment can
best be exemplified by the fact that the Party for Animals
won two seats in the recent parliamentary elections. To see
whether this change is also mirrored in the development of
Veterinary Disciplinary Law, the rulings of the Veterinary
Disciplinary Board between 1992 and 2005 were retrieved
and studied (first aim of the study). The Board, which is an
independent court of justice, was set up in The Hague 1992
in accordance with the Veterinary Practice Act to improve
the quality of veterinaty practice. Any animal owner can
submit a complaint about a veterinary practitioner, a veter-
inary nurse, an animal physiotherapist, or a lay obstetri-
cian. A second aim of the study was to investigate why own-
ers submit complaints, because these procedures are
time-consuming and unpleasant for both parties. If the un-
derlying causes of complaints can be identified, it may he
possible to reduce the number of complaints.
In total, 1023 rulings passed by the Veterinary Disciplinary
Board between October 1992 and December 2005 were
evaluated, using a standardized questionnaire. The results
showed that in this period the rulings did not reflect the in-
creased public interest in the position of animals: the ca.se
load did not change (on average 78 cases/year, varying be-
tween 58-103 cases/year), the proportion of complaints
that were upheld did not change, and more severe penalties
were not imposed. However, findings revealed that the un-
derlying cau.se of the complaint was often (partly) \'emo-
tional \'. Different standards and values, treatment that does
not meet the owner\'s expectations, a lack of empathy on the
part of the veterinary practitioner, and communication
problems all played an important role. Insight into these
underlying problems may reduce the number of the com-
plaints submitted to the Veterinary Disciplinary Board.

Zijn klachten bij het Veterinair Tuchtcollege te voorkomen?

L Hilhorst\', E.C De Bordes\' en M.M Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

(Please note that this article is an non-reviewed contribution. All reviewed
contributions can be found in the section \'Wetenschap\'.)

plaatsen en ook crematoria schieten als paddenstoelen uit de
grond. Over de manier waarop productiedieren worden ge-
houden, ontstaat steeds meer discussie.
De toegenomen aandacht voor dieren onder de Nederlandse
bevolking, heef^ zich in november 2006 geuit in twee zetels
voor de Partij van de Dieren (7). Uit de nota die Halsema van
Groenlinks in december 2006 heeft ingediend, met een voor-
stel voor het opnemen van dierwelzijn in de Grondwet, blijkt
dat ook andere partijen dierenrechten hoog op de politieke
agenda hebben staan (8). Het is interessant na te gaan of deze
maatschappelijke ontwikkelingen ook terug te zien zijn in de
uitspraken van het Veterinair Tuchtcollege en dit was het eer-
ste doel van het onderzoek.

-ocr page 202-

Het Veterinair Tuchtcollege is krachtens de Wet
op uitoefening van de diergeneeskunde in oktober

1992 opgericht met als doel de kwaliteit van de
diergeneeskunde te bevorderen. Een dierenarts
heeft door de aard van zijn werk geen resultaats-
verplichting maar een inspanningsverplichting.
Dit betekent dat een dierenarts niet afgerekend
kan worden op het niet behalen van een beoogd
resultaat. Wel is een dierenarts verplicht een zo
goed mogelijke zorg te bieden (VTC 2001/074,
2002/036,2002/044). Het Veterinair Tuchtcollege
is een onafhankelijk rechteriijk college. Men kan
hier terecht met een klacht over het diergenees-
kundig handelen van een dierenarts, dierfysiothe-
rapeut, dierenartsassistent of veeverloskundige
(5,6). Alleen direct belanghebbenden zijn be-
voegd een klacht in te dienen (1). Volgens de vaste
jurispmdentie is dit de eigenaar of houder van het
dier Wanneer er geen belanghebbende is, kan de
klachtambtenaar van het ministerie van LNV een

klacht indienen (1). Dit gebeurt meestal in emstige gevallen
waarbij het algemeen belang in gevaar dreigt te komen. Op
grond van de Wet op de uitoefening der diergeneeskunde, kan
het Veterinair Tuchtcollege alleen oordelen over veterinair han-
delen (1, 3). In beginsel is het Veterinair Tuchtcollege van oor-
deel dat onheuse bejegening van de dierenarts en de financiële
kant van de behandeling daar niet onder vallen. Alleen indien
de onheuse bejegening gevaar heeft opgeleverd voor de dier-
gezondheid ziet het Tuchtcollege mogelijkheid om daarover te
oordelen (VTC 97/018,98/067) (5).

De procedure die in gang wordt gezet nadat een klacht bij het
Veterinair Tuchtcollege is ingediend, is zowel voor de klager
als de beklaagde een vervelende ervaring. Een eigenaar heeft
het idee dat hem onrecht is aangedaan, terwijl de dierenarts al
dan niet terecht wordt aangesproken op ondeskundig of fou-
tief handelen. Echter, niet elke behandeling die verkeerd uit-
pakt, resulteert in een klacht. Ergens moet iets zijn gebeurd
waardoor in bepaalde gevallen wel een klacht wordt inge-
diend. Als deze oorzaak of oorzaken achterhaald kunnen
worden, kunnen er wellicht ook maatregelen worden getrof-
fen om het aantal klachten in de toekomst te beperken. Het
proberen om de onderliggende oorzaken te achterhalen was
dan ook het tweede doel van het onderzoek.

Materiaal en methoden

Zaken

Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van 1023 uitspraken
die het Veterinair Tuchtcollege in de periode van oktober

1993 tot en met december 2005 heeft uitgesproken.

Analyse

Om de ontwikkeling op het gebied van het tuchtrecht te
inventariseren, is gelet op de volgende punten:

- het aantal klachten per j aar

- de klager

- de diersoort waarover geklaagd wordt

- de onderwerpen waarover geklaagd wordt

- aandoeningen die genoemd worden bij de klacht

- beoordeling van de klacht door het Veterinair Tuchtcollege
(gegrond, ongegrond, afgewezen, niet ontvankelijk) en

- de maatregelen die opgelegd worden bij een gegrond ver-
klaarde klacht.

688

■99«

jaar

Gegrond: de beklaagde heeft verwijtbaar gehandeld. Verwijt-
baar handelen is het niet voldoen aan de zorgplicht op grond
van voorzienbare gevaren. Opzet is geen vereiste om verwijt-
baar te handelen. Opzet betekent dat er willens en wetens is
gehandeld; de beklaagde wist dat hij verkeerd bezig was maar
heeft de activiteiten desondanks voortgezet (4).
Ongegrond: de beklaagde heeft niet verwijtbaar gehandeld.
Afgewezen: de klacht is kennelijk niet gegrond; de klacht
heeft niets te maken met diergeneeskundig handelen, zoals
klachten over de rekening of onheuse bejegening (3).
Niet ontvankelijk: de klager is niet direct in zijn belang getrof-
fen en daardoor niet bevoegd om een klacht in te dienen (2).
Daarnaast is apart gekeken naar klachten waarbij een onder-
deel van de klacht gaat over de hoogte van de rekening of
schadevergoeding en waarbij onheuse bejegening wordt ge-
noemd.

Voor het tweede doel van dit onderzoek zijn de klachten en
uitspraken nauwkeurig bestudeerd en indien mogelijk ver-
deeld in een van de volgende categorieën:

1. Handelen in strijd met de normen en waarden van de eige-
naar

2. Gebrek aan betrokkenheid en inlevingsvermogen bij de
dierenarts.

3. De eigenlijke behandeling van het probleem waarmee de
eigenaar komt.

4. Een verstoorde communicatie tussen dierenarts en eige-
naar.

Dataverwerking

De gegevens zijn gecategoriseerd en ingevoerd in het statis-
tisch programma SPSS 13.0.

Resultaten

Aantal klachten

Er worden, anders dan verwacht, in recente jaren niet meer
klachten ingediend dan een aantal jaren geleden. Gemiddeld
worden er per j aar 7 8± 15 zaken door het Tuchtcollege behan-
deld (figuur 1).

De klager

Bij productiedieren wordt 66% van de klachten ingediend
door de klachtambtenaar in tegenstelling tot 1,1% bij gezel-
schapsdieren en 5,8%) bij paarden.

Figuur i: Overzicht van het aantal bij het Veterinair Tuchtcollege behandelde zaken per jaar:
totaal 1023 zaken tussen 1992 en 2005 en gemiddeld 78 zaken per jaar.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2OO7

-ocr page 203-

Figuur 2: Overzicht van het aantal klachten bij het Veterinair Tuchtcollege
per diersoort tussen
1992 en 2CX35 (totaal = 1023 klachten).

I gezelschapsdieren
I productiedieren

Diersoort

De meeste klachten die worden behandeld hebben betrek-
king op gezelschapsdieren en dan met name op honden en
katten. Gemiddeld maken klachten over gezelschapsdieren
ruim 80% uit van het totale aantal klachten. Klachten met be-
trekking tot paarden maken bijna 12% uit van het totaal, ter-
wijl klachten waarbij productiedieren een rol spelen, minder
dan 8% van het totaal uitmaken (figuur 2).

Onderwerp

De onderwerpen die naar voren komen bij de klachtproce-
dures zijn divers. Klachten met betrekking tot de therapie
(26%) komen het meest voor. Daarnaast komen klachten met
als onderwerp het lichamelijk onderzoek (16%) en diagnos-
tiek (15%) veelvuldig voor. Klachten die als onderwerp
\'keuring\' (3%) en \'overtreding van het wettelijk kader\'(5%)
hebben, komen minder vaak voor (tabel 1). Deze resultaten
worden sterk beïnvloed door het grote aantal klachten met
betrekking tot gezelschapsdieren in verhouding tot klachten
over paarden en productiedieren.

■ paarden
□ geen diersoort

Tabel 1. Onderwerp voor een klacht bij het Veterinair Tuchtcollege per diersoort. % = percentage van geheel aan klachten per diersoort (de klachten betref-
fende overige onderwerpen (n
=3) zijn niet apart in deze tabel opgenomen maar wel in het totaaloverzicht).

Gezelschapsdieren

Paard

Productiedieren

Totaal

n

%

n

%

n

%

n

%

Therapie

221

28,9

28

23,3

15

19,5

264

25,8

Lichameljik onderzoek

139

16,9

27

22,5

1

2,5

167

16,3

Diagnostiek

136

16,5

9

7,5

5

6,5

150

14,7

Spoed

82

9,9

3

2,5

3

3,9

88

8,6

Anesthesie

54

6,6

4

3,3

2

2,6

60

5,9

Euthanasie

54

6,6

4

3,3

0

0,0

58

5,7

Overtreding wettelijk kader

5

0,6

4

3,3

43

55,8

54

5,3

Management en beleid

34

4.1

4

3,3

8

10,3

46

4,5

Nazoig

38

4,6

6

5,0

0

0,0

44

4,3

Operatie

33

4,0

6

5,0

0

0,0

39

3,8

Keuring

10

1,2

23

19,2

0

0,0

33

3,2

Advies

8

1,0

0

0,0

0

0,0

12

la

Communicatie

4

0,5

2

1,7

0

0,0

6

0,6

Deskundigenveiklaring

1

0,12

0

0,0

0

0,0

2

0,2

Totaal

823

100

120

100

77

100

1023

100,0

Wanneer per diersoort wordt gekeken, blijkt dat bij klachten
met betrekking tot het paard, de aan- of verkoopkeuring
(19%) duidelijk een belangrijkere rol speelt. Bij productie-
dieren wordt in 56% van de klachten een overtreding van het
wettelijk kader aangegeven als onderwerp van de klacht
(tabel 1).

Aandoening

De aandoeningen die genoemd worden in de klacht zijn zeer
verschillend. Het grote aandeel gezelschapsdieren heeft ook
hier een zeer grote invloed op de verdeling van het totaal van
behandelde klachten. Voor het totaal aantal klachten geldt dat
intemistische problemen (49%) het meest genoemd worden,
gevolgd door praktijkvoering (12%) en orthopedie (11%). In-
temistische problemen worden zowel bij gezelschapsdieren
(55%) als bij paarden (32%) het meeste aangegeven in de
klacht. Daarnaast is bij paarden de orthopedie (23%) een ca-
tegorie waarop veel klachten betrekking hebben. Bij produc-
tiedieren spelen met name problemen rond de praktijkvoering
(58%) een belangrijke rol (tabel 2).

Beoordeling van de klacht

Het aantal klachten dat gegrond wordt verklaard, is over de
jaren heen gelijk gebleven. Gemiddeld wordt 34% van de be-
handelde klachten gegrond verklaard en 51 % van de klachten
ongegrond bevonden. Het totaal aantal klachten dat afgewe-
zen wordt, is 12%. Drie procent van de behandelde klachten
wordt niet ontvankelijk verklaard. Deze verdeling geldt voor
het totaal aan behandelde klachten, per diersoort is de situatie
wat anders. Klachten over gezelschapsdieren worden slechts
in 29% van de gevallen gegrond verklaard, terwijl dit percen-
tage bij paarden 42% is en bij productiedieren zelfs 78%
(tabel 3). Dit verschil is mogelijk deels te verklaren door het
feit dat de kennis over hun dier bij paardeneigenaren vaak
groot is. Bij gezelschapsdieren speelt de emotionele compo-
nent een grotere rol en is de kennis over het dier meestal be-
perkter. Een verklaring voor het hoge percentage gegrond ver-
klaarde klachten ten aanzien van productiedieren is direct
terug te voeren op het feit dat de klachtambtenaar in deze sec-
tor een belangrijke rol speelt. Voordat de klacht wordt inge-
diend door de klachtambtenaar, is vooraf door de AID onder-
zoek gedaan (6) en hierdoor is de verdenking op een

-ocr page 204-

overtreding gestaafd. Het Veterinair Tuchtcollege is bovendien
zuiver in zijn uitspraak: een overtreding van een wet of besluit
geldt als onzorgvuldig veterinair handelen (VTC 2005/26).
Uitzonderingen worden hierop niet gemaakt. Dit is terug te
vinden in de statistiek waaruit blijkt dat klachten met betrek-
king tot overtredingen van het wettelijk kader in 96% van de
gevallen gegrond worden verklaard.

Maatregelen

Wanneer een klacht gegrond is verklaard, kan dit een maat-
regel voor de beklaagde tot gevolg hebben. Uit het onderzoek
is gebleken dat de maatregelen die door het Tuchtcollege wor-
den opgelegd over de jaren heen niet zwaarder zijn geworden.
In de meeste gevallen wordt volstaan met een waarschuwing
(53,3%) of een berisping (25,9%) (tabel 4). De meer in-
grijpende maatregelen, zoals geldboete en schorsing, worden
met name gegeven bij klachten die betrekking hebben op
overtredingen van het wettelijk kader (geldboete in
36% van de gevallen en bij 9% wordt de geldboete gecombi-
neerd met een voorwaardelijke schorsing, tabel 5).
In het algemeen kan gesteld worden dat zaken die een gevaar
kunnen opleveren voor het algemeen belang, zwaarder ge-
straff worden dan zaken die betrekking hebben op het indivi-
duele dier. Het is de taak van de overheid om gevaarlijke situ-
aties voor de volksgezondheid te voorkomen. Daarnaast geeft
deze handelswijze een signaal naar andere Europese landen
dat Nederland goed controle houdt op de exportproducten en
overtreders aanpakt.

Tabel 2; Verdeling van de klachten over de diverse aandoeningen voor de verschillende diergroepen en voor alle behandelde klachten (de klachten betref-
fende overige onderwerpen (n=3) zijn niet apart in deze tabel opgenomen maar wel in het totaaloverzicht).

Aandoening

Gezelschapsdieren

Paard

Productiedieren

Totaal

n

%

n

%

n

%

n

%

Interne

454

55,2

38

31,7

13

16,9

505

49.4

Praktijkvoering

59

7,2

14

11,7

45

58,4

120

11,7

Orthopedie

85

10,3

28

23,3

1

1,3

114

11,1

Operatie

91

11,1

13

10,8

3

3,9

107

10,5

Overig

71

8,6

13

10,8

1

1,3

85

8,3

Partus

55

6,7

13

10,8

13

16,9

81

7,9

Geen

8

1,0

1

0,8

1

1,3

11

1,1

Totaal

823

100

120

100

77

100

1023

100,0

Tabel 3: Beoordeling van alle door het Veterinair Tuchtcollege behandelde klachten per diergroep en voor het totaal (de klachten betreffende overige
onderwerpen (n=3) zijn niet apart in deze tabel opgenomen maar wel in het totaaloverzicht).

Beoordeling van de klacht

Gezelschapsdieren

Paard

Productiedieren

Totaal

n

%

n

%

n

%

n

%

Gegrond

239

29,0

50

41,7

60

77,9

351

34,3

Ongegrond

449

54,6

56

46,7

13

16,9

518

50,6

Afgewezen

112

13,6

5

4,2

3

3,9

120

11,7

Niet-ontvankelijk

23

2,8

9

7,5

1

1,7

34

3,3

Totaal

823

100

120

100

77

100

1023

100

Hoogte van de rekening en schadevergoeding
In totaal zijn er 34 klachten over de hoogte van de rekening
tijdens de behandeling van de zaak meegenomen. Dit is
slechts 3% van het totaal aantal klachten.
In totaal zijn er 141 verzoeken tot schadevergoeding ingediend
als nevenaspect van een klacht (6). Dit is 14% van alle behan-
delde klachten. Slechts in twee gevallen heeft het Tuchtcollege
een schadevergoeding aan de klager toegekend. Dit ging om
gevallen waarbij de dierenarts grove fouten had gemaakt en de
klager veel schade had geleden (VTC 96/001, VTC 98/017).

Tabel 4: Maatregelen die door het Veterinair Tuchtcollege zijn opgelegd tussen 1992 en 2005.

Jaar-

Geen

Waar-

Beris-

Geld

Schor-

Voor-

Geld-

Geld-

Ontzeg-

Schorsing

Schor-

tal

sanctie

schu-

ping

boete

sing

waar-

boete

boete

ging

en voor-

sing en

wing

delijke
schor-

en voor-
waarde-

en

schorsing

bevoegd-
heid

waarde-
lijke

ontzeg-
ging

n

%

n

%

n

%

n %

n

%

sing
n %

lijke
schorsing
n %

n

%

n

%

schorsing
n %

n %

1992

0

0,0

3

100

0

0,0

0 0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

1993

0

0,0

15

71,4

6

28,6

0 0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

1994

1

3,6

18

64,3

7

25,0

1 3,6

1

3,6

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0.0

0

0,0

0 0,0

1995

1

3,8

12

46,2

10

38,5

1 3,8

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

2

7,7

0 0,0

1996

0

0,0

20

74,1

4

14,8

1 3,7

1

3,7

0

0,0

1

3,7

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

1997

0

0,0

22

70,1

8

25,8

1 3,2

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

1998

1

4,5

10

45,5

7

31,8

1 4,5

0

0,0

0

0,0

1

4,5

2

9,1

0

0,0

0

0,0

0 0,0

1999

4

14,3

13

46,4

7

26,9

3 10,7

0

0,0

0

0,0

1

3,6

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

2000

2

7,7

10

38,5

9

34,6

3 11,5

0

0,0

0

0,0

1

3,8

0

0,0

1

3,8

0

0,0

0 0,0

2001

1

3,3

14

46,7

5

16,7

2 6,7

0

0,0

0

0,0

4

13,3

0

0,0

0

0,0

0

0,0

4 13,3

2002

1

5,9

5

29,4

7

41,2

1 5,9

1

5,9

2

11,8

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

2003

0

0,0

19

51,4

8

21,6

3 8,1

0

0,0

0

0,0

1

2,7

3

8,1

1

2,7

2

5.4

0 0,0

2004

0

0,0

17

54,8

6

19,4

6 19,4

0

0,0

1

3,2

0

0,0

1

3,2

0

0,0

0

0,0

0 0,0

2005

0

0,0

9

37,5

7

29,2

7 29,2

0

0,0

1

4,2

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0 0,0

Totaal

11

3,1

187

53,3

91

25,9

30 8,6

3

0,9

4

1,1

9

2,6

6

1,7

2

0,6

4

1,1

4 1,1

-ocr page 205-

Figuur 3: Aantal klachten waarbij onheuse bejegening een belangrijke rol speelt ten opzichte van het
totaal aantal klachten per jaar tussen 1993 en 2005.

tttr

XI

1996

rmmn

199S

Veel klachten ontstaan wanneer de nor-
men en waarden van de eigenaar botsen
met die van de dierenarts. Als tweede oor-
zaak komt de eigenlijke behandeling van
het probleem naar voren: de eigenaar
heeft het idee dat de dierenarts niet goed
met de problemen van het dier is om-
gegaan, hij voelt zich niet serieus geno-
men. Als derde oorzaak komt gebrek aan
betrokkenheid en empathie van de dieren-
arts naar voren. Communicatieproblemen
worden als vierde oorzaak gevonden
(figuur 4).

De resultaten van dit deel van het onder-
zoek geven aan dat met relatief eenvou-
dige gedragsaanpassingen mogelijk veel
conflicten en dus klachten bij het Veteri-
nair Tuchtcollege kunnen worden voor-
komen.

laar

Onheuse bejegening

In beginsel worden klachten over onheuse bejegening niet
door het VTC behandeld. Als onheuse bejegening in de klacht
naar voren komt, is het als onderdeel van een andere klacht.
Er is een toename in het aantal klachten over onheuse bejege-
ning waar te nemen. Gemiddeld ligt het percentage klachten
per jaar waarin \'onheuse bejegening\' naar voren komt rond
de 21%. Echter in 2004 was dit 30% en in 2005 was dit 26%
(figuur 3).

Onderliggende oorzaken

Betreffende de vraagstelling wat de onderliggende oorzaken
zijn voor het indienen van een klacht, is gebleken dat in
78% (n=799) van alle behandelde klachten (n=1023), de on-
derliggende oorzaak is gelegen in gevoelskwesties van de ei-
genaar

I onheuse bejegening □ overige redenen

Discussie

Uit de resultaten blijkt dat er van 1992 tot

en met 2005 geen duidelijke ontwikke-
ling te zien is in het Veterinair Tuchtrecht die relateert aan de
toegenomen aandacht voor de positie van het dier Verwacht
wordt dat dit mogelijk wel gaat gebeuren, want in 2006 was
het aantal klachten wel toegenomen tot bijna honderd (p.c.
mr A. Hofstede-Bron). De AID is van plan om meer onder-
zoek te doen naar dierwelzijnsproblemen. De eerste zaak be-
treffende dierwelzijn is in 2004 geweest. De klachtambtenaar
heeft in dit geval een klacht ingediend tegen een dierenarts
die op verzoek van de veehouder bij een rund onverdoofd een
keizersnede heeft verricht en vervolgens de wond proviso-
risch heeft gehecht, waardoor bij aankomst op het slachthuis
de darmen van het dier buiten het lichaam hingen. Deze zaak
is succesvol afgesloten en de dierenarts heeft een geldboete
en schorsing opgelegd gekregen (VTC 2004/ 14). In maart
2007 stonden enkele volgende zaken betreffende dierwel-
zijnsproblematiek op de agenda. Wellicht zullen er meer

Tabel 5: Zwaarte van de maatregelen door het Veterinair Tuchtcollege opgelegd per onderwerp, in aantal en als percentage van het totaal aantal klachten
over dat onderwerp.

Schor-
sing

Ontzeg- Schorsing
ging en voor-

Geen
sanctie

Beris-
ping

Geld-
boete

Geld-
boete
en voor-
waarde-
lijke
schorsing

Waar-
schu-
wing

Voor-
waar-
delijke
schor-
sing

Geld-
boete
en

schorsing

bevoegd-
heid

waarde-

lijke
schorsing

Schor-
sing en
ontzeg-
ging

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

Therapie

3

3,8

43

54,4

26

32,9

3

3,8

0

0,0

3

3,8

0

0,0

0

0,0

0

0,0

1

1,3

0

0,0

Lichamelijk
onderzoek

3

7,9

26

68,4

8

21,1

1

2,6

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Diagnostiek

0

0,0

21

61,8

9

26,5

3

8,8

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

1

2,9

0

0,0

Spoed

1

2,3

31

72,1

10

23,3

1

2,3

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Anesthesie

0

0,0

15

78,9

4

21,1

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Euthanasie

1

7,7

9

69,2

3

23,1

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Management
en beleid

0

0,0

10

40,0

4

16,0

1

4,0

0

0,0

1

4,0

4

16,0

4

16,0

1

4,0

0

0,0

0

0,0

Overtreding
wettelijk

kader

3

5,8

4

7,8

10

19,2

19

36,5

3

5,8

0

0,0

5

9,6

1

1,9

1

1,9

2

3,8

4

7,8

Nazorg

0

0,0

15

68,2

7

31,8

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Operatie

0

0,0

1

14,3

5

71,4

1

14.3

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Keuring

0

0,0

7

50,0

5

35,7

1

7,1

0

0,0

0

0,0

0

0,0

1

7,1

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Advies

0

0,0

4

100

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

Communicatie

0

0,0

1

100

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

0

0,0

-ocr page 206-

■ behandeling van de klacht
□ communicatie

klachten met betrekking tot dierwelzijn volgen als de politiek
meer nadruk gaat leggen op het dierwelzijn en de AID meer
mandaat krijgt om tot onderzoek over te gaan. Het lijkt daar-
om interessant dit onderzoek over een aantal jaren te herhalen
om te zien of deze verwachting inderdaad is uitgekomen. Uit
het onderzoek is verder gebleken dat onvrede over de hoogte
van de rekening niet vaak terugkomt in de klacht. De reden
hiervoor is dat in het eerste oriënterende telefoongesprek met
een medewerker van het Tuchtcollege direct wordt meege-
deeld dat klachten hierover niet zullen worden behandeld.
Vervolgens is dit ook duidelijk beschreven in de brochure die
wordt opgestuurd naar degene die een klacht wil indienen.
Klachten over de hoogte van de rekening lijken hierdoor geen
belangrijke rol te spelen in het veterinair tuchtrecht. Maar in
praktijk komen conflicten over de hoogte van de rekening
waarschijnlijk vaker voor Per jaar worden ongeveer dertig
klachten over de hoogte van de rekening aangeboden, maar
deze worden uiteindelijk niet ingediend of niet in behande-
ling genomen (p.c. mr. A. Hofstede-Bron).
Opvallend is dat er een toename is in het aantal klachten
waarbij onheuse bejegening een belangrijke rol speelt. In de
eerste tien jaar van het bestaan van het Veterinair Tuchtcolle-
ge, lag het gemiddelde rond de 20% van het totale aantal
klachten, terwijl dit de laatste driejaar dichter bij de 30% ligt
(figuur 3). Waardoor deze stijging wordt veroorzaakt, is
moeilijk te achterhalen. Zijn het de dierenartsen die botter
worden, of worden de eigenaren kritischer? Om hier ant-
woord op te krijgen is meer onderzoek nodig.
Het belang van het tweede deel van het onderzoek is, dat is
gebleken dat in 78% van de casus de onderiiggende oorzaak is
terug te voeren op \'gevoelskwesties\'. Door het onderkennen
van dit punt kan hier mogelijk iets aan worden gedaan en kan
hierdoor mogelijk uiteindelijk het aantal klachten beperkt
worden.

Het is een utopie om te denken dat klachten totaal voorkomen
kunnen worden. Er zal altijd een groep mensen zijn die niet te-
vreden is te stellen. Een dierenarts kan zich nog zo netjes en
vriendelijk gedragen, maar als er iets misgaat, doen sommige
cliënten geen concessies: de dierenarts wordt voor het Tucht-
college \'gesleept\'.

Figuur 4: Vier categorieën onderliggende oorzaken maken samen ruim
78% (n=799) uit van het totaal aantal klachten (n=i023).

21,9%

22,5%

15.2%

□ normen en waarden
■ betrokkenheid

□ andere reden

\'Ethische conflicten\' waarbij de dierenarts handelt in strijd
met de normen en waarden van de eigenaar, vormen de be-
langrijkste oorzaak voor het indienen van een klacht. Het is
onmogelijk dat de interne normen en waarden van een per-
soon altijd overeenkomen met die van een ander Dierenart-
sen kunnen daarom mogelijk wat meer rekening houden met
het \'type mens\' dat hulp inroept en een inschatting maken
van wat die persoon belangrijk vindt. Een fokker vindt andere
dingen belangrijk dan een jong stel dat voor het eerst een pup
heeft aangeschaft. Voor een dierenarts is het van belang te
handelen \'naar wat er van hem verwacht wordt\'. Dit betekent
niet dat een dierenarts om de lieve vrede te bewaren altijd
moet doen wat de eigenaar wil. Een dierenarts mag natuurlijk
ook zijn eigen mening hebben. Belangrijk is wel dat dan
wordt uitgelegd waarom een andere weg wordt ingeslagen
dan de eigenaar voor ogen had. Wanneer begrip wordt ge-
toond voor de visie van een ander, zal die ander sneller ge-
neigd zijn de argumentatie aan te horen. Mensen zijn eerder
geneigd hun mening aan te passen wanneer op een rustige
wijze het andere standpunt wordt beargumenteerd (p.c. dr
N. Endenburg). Belangrijk in dit kader is dat bij gemaakte
fouten open kaart wordt gespeeld (waar van toepassing na-
tuurlijk altijd in overleg met de Beroepsaansprakelijkheids-
verzekering). In de praktijk worden fouten gemaakt, dit is on-
vermijdelijk. Het toegeven van fouten en daarbij excuses
aanbieden, kan de spanning tussen dierenarts en cliënt ver-
minderen en vaak zelfs helemaal wegnemen. Hierbij moeten
echter wel het gezond verstand en de voorwaarden van de Be-
roepsaansprakelijkheidsverzekering in het oog worden ge-
houden. Wanneer er conflictsituaties ontstaan, is het verstan-
dig het gesprek uit te stellen tot de gemoederen zijn
gekalmeerd. Escalatie van een conflict dat vervolgens weer
aanleiding kan zijn tot het indienen van een klacht, kan hier-
door vaak worden voorkomen.

De tweede onderliggende oorzaak voor conflicten heeft be-
trekking op het feit dat een eigenaar denkt dat de problemen
van zijn dier zeer ernstig zijn, terwijl de dierenarts op grond
van ervaring of lichamelijk onderzoek meent dat er niets aan
de hand is. Het kan voor een eigenaar zeer fhistrerend zijn als
er weinig aandacht wordt besteed aan het voor hem toch zeer
belangrijke probleem. Wanneer de problemen achteraf wel
ernstig blijken te zijn, ontstaat er een situatie waarin de dieren-
arts wordt verweten dat hij zijn werk niet goed heeft gedaan.
Om deze situatie te voorkomen, is het belangrijk om iedere
hulpvraag gedegen te behandelen. Een uitgebreide anamnese
afnemen en lichamelijk onderzoek verrichten hoort hierbij.
Na het onderzoek moeten de bevindingen met de eigenaar
worden besproken. Wanneer er geen aanwijzingen zijn voor
emstige aandoeningen moet dit worden verteld en moet
worden uitgelegd dat er geen noodzaak is voor verder onder-
zoek. De eigenaar moet er wel op worden gewezen dat bij
aanhoudende problemen of verslechtering van de situatie op-
nieuw contact moet worden opgenomen. Als de eigenaar des-
ondanks ongerust blijft, kan wanneer de eigenaar dit wil beta-
len en het geen extra belasting voor het dier vormt, worden
overgegaan tot aanvullend onderzoek om bepaalde problemen
uit te sluiten.

Een derde onderiiggende reden tot het indienen van een
klacht, is het gemis aan betrokkenheid en empathie bij de
dierenarts. Eigenaren verwachten dat de dierenarts met hen
begaan is en met hen meeleeft. Wanneer ze het gevoel krijgen
dat dit niet het geval is, kan dit leiden tot boosheid en die kan
op haar beurt weer leiden tot het indienen van een klacht. De

-ocr page 207-

dierenarts moet goed kunnen inschatten wat van hem op dit
vlak verwacht wordt. Simpele maatregelen, zoals het aanbie-
den van een glaasje water of wat troostende woorden, kunnen
het verschil maken tussen een klachtprocedure of een goede
verstandhouding.

De vierde onderliggende oorzaak voor het indienen van een
klacht zijn communicatieproblemen en die zouden op een
eenvoudige wijze te minimaliseren moeten zijn. Miscommu-
nicatie kan vele oorzaken hebben, die zowel bij de dierenarts
als bij de eigenaar kunnen liggen. Dierenartsen zijn gewend
om in vakjargon te spreken. Dit jargon is voor hen volkomen
duidelijk, maar voor eigenaren onbegrijpelijk. Eigenaren
durven vaak niet te zeggen dat ze het niet begrijpen, omdat ze
zich dan dom voelen (p.c. dr. N. Endenburg). Hierdoor kan
een eigenaar de praktijk verlaten met een ander beeld van de
situatie dan de dierenarts heeft bedoeld. Onbegrip en irritatie
kunnen hiervan het gevolg zijn. Dit kan worden voorkomen
door helder en duidelijk uitleg te geven. Informatie die be-
langrijk is voor de eigenaar kan het best worden opgeschreven
of aan de hand van tekeningen worden duidelijkgemaakt. De
eigenaar kan de informatie thuis nakijken waardoor de kans
op miscommunicatie kleiner wordt. De KNMvD heeft infor-
matiefolders over de meest voorkomende aandoeningen bij
gezelschapsdieren. Deze folders zijn zeergeschikt om aan een
eigenaar mee te geven. Communicatie moet ook gestructu-
reerd verlopen. Bij het overbrengen van een boodschap moet
er een begin zijn, een middenstuk en een einde. De dierenarts
moet de leiding houden over het gesprek. Aan het eind van de
uitleg moet de eigenaar ruimte krijgen om vragen te stellen.

Conclusies

Uit de resultaten is gebleken dat er mssen 1992 en 2005 geen
duidelijke ontwikkelingen terug te zien zijn in de uitspraken
van het VTC: er worden niet meer klachten ingediend er
worden niet meer klachten gegrond verklaard en er worden
geen zwaardere maatregelen opgelegd.
De ontwikkeling die wordt gezien in de maatschappij, waar-
bij de positie van het dier steeds belangrijker wordt gevon-
den, is vooralsnog tot en met 2005 niet terug te zien in de
ontwikkeling van het veterinair tuchtrecht.
Daarnaast is gebleken dat in 78% van de gevallen de onder-
liggende oorzaak voor het indienen van een klacht terug te
voeren is op gevoelskwesties. Door het onderkennen van de
onderliggende oorzaak van problemen kan hier mogelijk in
een vroegtijdig stadium iets aan worden gedaan en kan het
aantal klachten mogelijk worden beperkt.
De vraag of klachten bij het Veterinair Tuchtcollege in een
aantal gevallen te voorkomen zijn, kan bevestigend worden
beantwoord.

Dankwoord

Met dank aan mw. mr. A. Hofstede-Bron, secretaris van het
Veterinair Tuchtcollege sinds 2001, en aan mw. dr. N. Ende-
burg, sinds 1988 als gezondheidszorgpsychologe werkzaam
aan de Faculteit Diergeneeskunde, voor hun enthousiaste
medewerking aan de interviews voor dit artikel.

Referenties

1. Artikel 14 juncto 15 WUD

2. Artikel 29 lid 1 WUD

3. Boissevain, I. Recht uit de dierenartsenpraktijk, Sdu Uitgevers BV,
Den Haag. 2004

4. Kelk, C. Studieboek materieel strafrecht, 3e druk. Kluwer, Deventer.
2005, pp. 206-207

5. www.agro.nl/vtc

6. www.aid.nl

7. www.partijvoordedieren.nl

8. www.tweedekamernl/images/30900 002_tcm 118-115898.doc

-ocr page 208-

Kent u

Een intensieve samenwerking
voor een succesvolle praktijk

Dierenartsenpraktijken groeien gemiddeld 20% met het Hill\'s Partnership programma.
Wij kunnen ook uw (toekomstige) praktijk helpen groeien door middel van
het Hill\'s Partnership programma.

Informeer wat Hill\'s\'" voor u kan doen

Neem contact op met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er of bel gratis 0800 - 0222466

\'"Handelsmerken in eigendom van Hill\'s Pet Nutrition, Inc. ©2007 Hill\'s Pet Nutrition, Inc.

Hill\'s

-ocr page 209-

Mond-en-klauwzeer en bluetongue: verschillen en overeenkomsten

Aldo Dekker\\ Daan Dercksen\', Joost Snoep\' en Linda van Wuijckhuise\'\'^

Op 26 juli 2007 werd opnieuw bluetongue in Nederland
vastgesteld en op 2 augustus 2007 brak in Engeland
mond-en-klauwzeer uit en ontstond de dreiging van in-
troductie in Nederland. Bluetongue en mond-en-klauw-
zeer hebben een verschillende Pathogenese, maar de
symptomen kunnen in een later stadium op elkaar gaan
lijken. De Pathogenese en mogelijke klinische symptomen
van beide ziekten worden besproken en aan de hand van
foto\'s toegelicht.

Op het moment van schrijven van dit artikel, augustus 2007,
is op veel Nederlandse bedrijven sprake van emstige pro-
blemen als gevolg van bluetongue (BT), met duidelijke klini-
sche verschijnselen bij zowel schapen als runderen. Dit jaar
geeft BT behalve veel zieke schapen en lammer- en schapen-
sterfte ook op rundveebedrijven meer en duidelijkere klini-
sche verschijnselen. Het aantal zieke koeien kan op sommige
bedrijven oplopen tot meer dan 15 procent (persoonlijke
waarnemingen DD, LvW).

De recente uitbraak van mond-en-klauwzeer (MKZ) in Zuid-
Engeland is een reden om bij klinisch onderzoek extra alert
te zijn op MKZ-verschijnselen, vooral in een endemisch met
BT besmet gebied. Bij zowel runderen als schapen kunnen de
klinische verschijnselen van een BT- en een MKZ-infectie in
bepaalde stadia van het ziekteproces erg op elkaar lijken.
In dit artikel willen we de verschillen en de overeenkomsten
tussen deze ziektes toelichten aan de hand van een beschrij-
ving van de onderliggende ziekteprocessen, aangevuld met
foto\'s, zodat de dierenarts op basis van de klinische symp-
tomen kan inschatten welke van de twee infectieziekten de
meest waarschijnlijke is.

De ziekten

De pathogeneses van BT- en MKZ-infecdes zijn volledig ver-
schillend, waardoor er in het acute stadium een verschillend
klinisch beeld ontstaat. Doordat de initiële beschadigingen
die door de virussen worden veroorzaakt, worden opgeruimd
volgens algemene pathologische mechanismen kunnen de
klinische verschijnselen in een later stadium meer op elkaar
gaan lijken. Door het beeld in het koppel te bestuderen, zal
het meestal mogelijk zijn ze te onderscheiden. Omdat zowel
bij BT als bij MKZ sprake is van een aangifteplichtige ziekte
zal men bij twijfel altijd melding moeten doen bij VWA (045-
5466230), waarna het specialistenteam bij zijn bedrijfsbe-
zoek de benodigde monsters zal verzamelen.

Bluetongue

Een BT-infectie is niet besmettelijk tussen dieren onderling.
De infectie wordt overgebracht door insecten (7,10). Hierdoor
raakt in de meeste gevallen slechts een beperkt aantal dieren in
het koppel tegelijk ziek. Bij een BT-besmetting wordt het virus
door knutten
(Culicoides species) tijdens de bloedmaaltijd di-
rect in de bloedbaan gebracht. Het virus vermenigvuldigt zich

\' CIDC-Lelystad. postbus 2004. S203AA Lelystad
\' GD-Deventer, postbus 9, 7400AA Deventer
\' corresponderend auteur L.v.wuyckhuise@gddeventer.com

Summary

On 26th of July 2007 a new case of bluetongue was noti-
fied in the Netherlands and on 2nd of august 2007 food-
and-mouth disease was diagnosed in Surrey, England,
which raised the threat of having both infections simulta-
niously in one area. Bluetongue and foot-and-mouth di-
sease have a different pathogenesis, but symptoms may re-
semble each other at a later stage of infection. The
pathogenesis and possible clinical symptoms of both in-
fections are discussed and illustrated with pictures.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All reviewed contri-
butions can be found in the section \'Wetenschap\'.

eerst in de lokale lymfeknoop. Daarna verspreidt het virus zich
naar andere lymfeknopen, de milt en de longen waar een twee-
de replicatiecyclus plaatsvindt. Vervolgens verspreidt het virus
zich via (rode) bloedcellen door het hele lichaam (10,13). In
de periferie vindt verdere virusreplicatie plaats in endotheel-
cellen, peri-endotheliale cellen en pericyten van bloedvaten.
Necrose van cellen van de kleine bloedvaten resulteert in stu-
wing en exudatie (7,13). Er zijn aanwijzingen dat het aantal
geïnfecteerde endotheelcellen bij runderen lager blijft dan bij
schapen, wat mogelijk het verschil in de ernst van de klinische
verschijnselen tussen schapen en runderen kan verklaren
(10,13). In een later stadium kunnen door zuurstofgebrek
ulcera en soms blauwverkleuring optreden in het epitheel van
de mond. De plaats en de uitgebreidheid van deze laesies
worden sterk beïnvloed door lokale stress en \'strain\' op het
weefsel (10,13). De ulcera kunnen sterk lijken op de met
fibrine bedekte laesies die in een later stadium van een MKZ-
infectie kunnen optreden. Door het optreden van diffuse
intravasale stolling kan een dusdanig verbruik van stollings-
factoren plaatsvinden dat er spontane bloedingen worden
gezien (13). Er zijn aanwijzingen dat een type 1 overgevoelig-
heidsreactie een rol speeh in de pathologie bij het rund (13).
Het virus kan in het dier lang overieven in rode bloedcellen.
De afname van virus in het bloed hangt samen met de half-
waardetijd van rode bloedcellen. Door de OlE (Office Inter-
national des Epizootics) wordt hiervoor een periode van
zestig dagen aangehouden.

De hierboven beschreven pathogenese leidt tot de volgende
klinische symptomen: bij een infectie met BT wordt als eerste
een stijging waargenomen van de lichaamstemperatuur (tot 40
graden Celcius). De koorts duurt gemiddeld zes dagen (twee
tot elf dagen) (10,12,13). De temperatuursstijging wordt ge-
volgd door een toename van de ademfrequentie en binnen een
tot twee dagen na de start van de koortspiek volgen hyperae-
mie en zwelling van de slijmvliezen in mond en neus (6,12).
Deze zwelling gaat vaak samen met schuimig speekselen.
Maar een speekselvloed zoals wordt waargenomen bij MKZ,
waarbij plassen speeksel op de vloer kunnen voorkomen,
wordt bij BT niet gevonden (3,4,5,6,12). Daarnaast vindt er
een zwelling plaats van de tong en ziet men het likken van lip-
pen en neus (4,12). Vervolgens scheurt de epidermis op de
hoeken van de lippen, waardoor korsten ontstaan. Verder wordt

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2007

695

-ocr page 210-

Foto 1. MKZ, net geruptureerde blaar met daaronder een felrode, scherp Foto 3. MKZ, blaren en korsten na het kapotgaan van de blaren op de
omschreven erosie. spenen van een melkkoe.

Foto 2. MKZ, enkele dagen oude erosies, die door fibrine dofgeel gekleurd
zijn.

-ocr page 211-

Tabel i: Verschillen en overeenkomsten in klinische verschijnselen tussen MKZ en bluetongue bij het rund.

Mond-en-klauwzeer bij rund

Vrijwel alle dieren worden binnen korte tijd ziek. De dieren zijn lusteloos.

Algemeen

Bluetongue bij rund

Meestal vertoont slechts een enkel rund verschijnselen. In 2007 blijkt
het aantal zieke koeien op sommige bedrijven op te lopen tot meer dan
15 procent. Bij een mild verioop verdwijnen de verschijnselen na drie

Sterfte

Mogelijk sterfte bij (zeer) jonge kalveren ten gevolge van
harts^ierdegeneratie.

Bij runderen treedt zelden sterfte op (in tegenstelling tot bij het
schaap).

Koorts

Korte heftige koortspiek 40 tot 41 graden Celcius,
vaak slechts één dag, maximaal drie dagen.

Koorts is gemiddeld zes dagen aanwezig (variatie van twee tot elf
dagen), meestal niet boven 40 graden Celcius en soms fluctuerend.

Melkproductie

Abrupte en forse daling van de melkproductie bij vaak meerdere
dieren.

Melkproductiedaling van het koppel is meestal niet opvallend,
aangetaste dieren kunnen wel daling vertonen.

Eetlust

Eetlust is duidelijk afgenomen, het voer blijft liggen. Vaak ten gevolge
van blaren in de bek. Soms loze kauwbewegingen.

Alleen bij aangetaste dieren een verminderde voeropname.

Gewichtsveriies

Nerveuze
verschijnselen

Zieke runderen kunnen snel veel gewicht verliezen (in Nederland worden
besmette bedrijven echter na het stellen van de diagnose geruimd en zal
dit symptoom bij de diagnose in het acute stadium geen grote rol spelen).
Dit vormt geen typisch beeld van MKZ-infectie. Pijn kan symptomen
veroorzaken als knarsetanden en trillen van de onderkaak.

Gewichtsverlies treedt zelden op, maar werd in 2007 waargenomen bij
aangetaste hoogproductieve melkkoeien.

Niet waargenomen.

Ooguitvloeiing

geen symptoom van MKZ.

Ooguitvloeiing, eerst sereus later muceus. In 2007 soms opvallende
zwelling van de slijmvliezen in de mediale ooghoek.

Smakken

Duidelijk aanwezig en hoorbaar in een stille stal.

Niet waargenomen.

Speekselen

Speekselen vindt plaats door pijn bij het slikken als gevolg van blaren,
vaak een plas zichtbaar op de grond voor het dier.

Nattige lippen, soms wat schuinnorining op de lippen, speekselen
komt in geringe mate voor bij ongeveer een derde van de aangetaste
dieren (geen natte plekken op de voergang zoals bij MKZ).

Tanden knarsen
Neusspiegel

Ja.

Op de neusspiegel worden geen blaren/laesies waargenomen.

Niet regelmatig waargenomen.

tllcera op de neusspiegel veroorzaken een klinisch opvallend beeld.
Laesies worden vooral gevonden in de laterale hoeken van de neusgaten
en op de overgang van de neusspiegel naar de haren. Korsten bij
ongepigmenteerde huid lijken op zonnebrand (foto 8).

Neusuitvloeiing

Neusuitvloeiing eerste dag sereus daarna mucopurulent.

Ontstoken slijmvliezen in de neus, (stinkende) mucopurulente
neusuitvloeiing met voedselresten of geregurgiteerde pensinhoud.

Er wordt oedeem van de lippen gevonden en soms hyperaemie van
orale mucosa. Bij een enkel aangetast rund zijn er ulcera op de tong
en de tandeloze rand en deze dieren stinken uit de bek (foto 9,10,11).
Deze symptomen lijken meer op het \'mucosal disease\'-beeld van een
BVD-infectie.

Tong, verhemelte. Blaren op de tong in het gebied van de tongpunt tot de wrong, aan de
tandvlees, wang binnenkant van de lippen, rondom de tanden en op de tandeloze rand.
en lippen De blaren gaan na één tot drie dagen open, waardoor er vochtige, pijnlijke,

scherp omschreven, rauwrode erosies ontstaan (foto 1). Door het
samenvloeien van blaren kan een groot deel van het tongcpitheel
verdwijnen. Al na enkele dagen gaan laesies in de bek regenereren en
wordt de laesie minder scherp omschreven. In eerste instantie wordt de
laesie dof en soms wat geel door invulling met fibrine (foto 2). Na zeven
tot tien dagen wordt de laesie wit door bindweefselvorming. Er wordt
littekenweefsel gevormd, waarbij de papillen ontbreken.

Uier en spenen Bij melkgevende koeien zijn er aanvankelijk blaren op de spenen.

De blaren breken snel door, waarna korsten ontstaan (foto 3).
Mastitis kan het gevolg zijn.

Oppervlakkige laesies aan de spenen. De spenen zijn gezwollen
(oedeem), gevoelig en er ontstaan korstjes (foto 12). Zoogkalveren zijn
onrustig omdat hun moeders ze minder of niet willen laten drinken.
Slecht uitmelken en mastitis kunnen het gevolg zijn.

Kroonrand en Blaarvorming is bij inspectie van het staande rund soms al zichtbaar
tussenklauw- als een bleke uitstulping van de tussenklauwspleet, met daaromheen een
spleet rode rand. Blaren breken minder vlug dan in de bek door het dikkere

_epitheel. Na het doorbreken ontstaan vaak korsten (foto 4).____

Kreupelheid Acute kreupelheid gaat door secundaire bacteriële infectie vaak
geleidelijk over in chronische kreupelheid (in Nederland worden
de dieren echter geruimd voordat dit wordt waargenomen).__

Abortus

Kan optreden.

Oedeem van ondervoeten, echter geen blaren. Verder hyperaemie en
oedeem van de kroonrand aan alle poten, pijnsymptomen en kroonrand-
ontsteking (foto 13). Deze symptomen zijn niet altijd even duidelijk.

Stijve gang, lijkt op bevangenheid, soms na dertig tot zestig dagen
scheurtjes in klauwen.

Drachtige dieren kunnen verwerpen, bij de uitbraak in Nederland in
2006 werd dit zelden vermeld. Er kunnen kalveren worden geboren met
een waterhoofd en kromme poten._

de kop oedemateus, vooral tussen de kaaktakken, maar soms
ook in de oren en de oogleden (3,4,5,6,12). Het typische beeld
van een sterk gezwollen blauwe tong, waaraan de ziekte haar
naam ontleent, komt maar zelden voor (4,6,10,12,13). Er vindt
infectie plaats van de kroonrand. waardoor de kroonranden
gaan zwellen. Dit leidt tot kreupelheid (4,6,12). Bij BT kan de
slechte bloedvoorziening uitmonden in sterke spierdegenera-
tie, die bij de dieren kan leiden tot torticollis (5,12). Bij be-
smette schapen kan in de haarfollikel \'breuk\' van de wol optre-
den. Het schaap verliest deze afwijkende wol vaak na ongeveer
zes weken en er zal daarna weer normale wol op de dieren ver-
schijnen (13).

Mond-en-klauwzeer

Een MKZ-infectie wordt overgedragen door direct contact,
zodat de infectie zich snel kan verspreiden binnen het koppel
en er na het initiële geval binnen enkele uren meer zieke die-
ren zijn (9). Veel onderzoekers veronderstellen dat een MKZ-
infectie plaatsvindt via de luchtwegen (11). Het MKZ-virus
wordt echter na infectie uitgescheiden in alle secreta en ex-
creta, dus kan een infectie via andere toegangspoorten niet
worden uitgesloten. Het virus repliceert in eerste instantie op
de plaats van infectie en verspreidt zich daarna via de lymfe-
banen naar de drainerende lymfeknopen, waar een tweede re-
plicatieronde plaatsvindt (11). Na deze tweede replicatie ver-
spreidt het virus zich via de bloedbaan. Replicatie vindt
daarna vooral plaats in meerlagig plaveiselepitheel (2,8). Op
veel plaatsen in de huid zijn microscopische afwijkingen te
vinden (8) en is het virale genoom aantoonbaar (2). Bij MKZ
veroorzaakt het virus celsterfte in de epitheellaag net boven
het stratum basale. Hierdoor ontstaan holtes in het epitheel,
die door exsudaat worden gevuld. Door druk op het weefsel
zullen deze holtes groter worden zodat grote aaneengesloten
blaren kunnen ontstaan.

-ocr page 212-

Tabel 2: Klinische verschijnselen van MKZ bij schapen en geiten en bluetongue bij schapen.

Mond-en-klauwzeer kleine herkauwers

Algemeen

Sterfte
Koorts

Schapen vertonen weinig symptomen, soms wat kreupelheid. Bij sommige
virusstammen abortus. Geiten vertoonden in 2001 in Nederland zeer
duidelijke algemene ziekteverschijnselen. Ze zijn opvallend sloom, met
laesies op de uier en de spenen en een enkele ontschoening.
Bij sommige virusstammen wordt sterfte van jonge lammeren gezien.

Bij schapen is dit geen belangrijk klinisch symptoom: in dierexperimenten
werd slechts sporadisch een temperatuur van 40 graden Celcius gevonden.
Bij de MKZ-uitbraak in 2001 had op een geitenbedrijf 30 procent van de
dieren koorts.

Bluetongue kleine herkauwers

Bij schapen vertonen afhankelijk van de infectiedruk enkele maar vaak
ook meerdere dieren symptomen. Bij geiten werd bij de BTV-8-uitbraak
tot nu toe geen kliniek waargenomen.

Bij schapen en lammeren"^?de sterfte in 2ÖÖ6 verhoop."ïn 2007 ïijkt
i
n Zuid-Nederland meer sterfte op te treden dan in 2006.
Afhankelijk van het aantal geïnfecteerde dieren zijn er meerdere
schapen met koorts.

Melkproductie In Nederland waren bij schapen geen \'gegêvëns beschikbaar, bij melkgeiten Geen gegevens beschikbaar........

Eetlust

Blijft goed.

Bij aangetaste dieren wordt meestal een sterk verminderde voer- en
drinkwateropname gezien, terwijl ze wel met hun neus in de drinkbak
staan om deze af te koelen (foto 14).

Gewichtsverlies

Het gewicht blijft meestal goed, want er zijn minder laesies en
secundaire infecties.

Bij aangetaste dieren treedt meestal een duidelijk gewichtsverlies op
afhankelijk van de duur van de ziekteverschijnselen.

Niet waargenomen, uitsluitend vlak voor sterfte.

Geen afwijkingen aan de haren. ___

Niet aanwezig.

Bij kleine herkauwers wordt dit niet waargenomen.
Bij kleine herkauwers een minder in het oog springende
_afwijking. _
Niet w
aargenomen.
Geen blaren op de neusspiegel.

Tong, verhemelte,
tandvlees, wang
en lippen

Tanden knarsen
Neusspiegel

Neusuitvloeiing In de neus kunnen laesies voorkomen (foto 5).

Aan de binnenkant van de lippen en het tandvlees worden blaren gezien,
welke zeer snel opengaan. Het palatum wordt niet aangetast.
Op de tong worden slechts kleine blaren gevonden (zie foto 6).

Uier en spenen Bij lacterende dieren worden blaren gevonden op de

____spenen en de uier, de blaren zijn zeer klein.

Kroonrand en Laesies aan de kroonranden en in de tussenklauwspleet zijn lastig te zien,
tussenklauwspleet vaak zal daarvoor haar moeten worden weggeknipt (foto 7). De laesies
herstellen in ruim een week, waarna nog wat ondermijning van hoorn
te zien is. De laesies aan de kroonrand kunnen aanleiding zijn tot
verstoringen in de hoomgroei, die weken na infectie nog kunnen worden

_waargenomen._______

verschijnselen
Vacht

Öoguitvloeiing

Sma&en

Speekselen

Kreupelheid DitTïan optreden.

Abortus Dit komt voor, afhankelijk van het virustype. In 2001 was dit in
_
Engeland het opvallendste symptoom bij schapen._

In het chronische stadium kan veel wol afbreken.
Niet frequent waargenomen.
Niet waargenomen.

Te zien zijn: een gezwollen kop met nattige lippen, soms wat schuim-
vormin
g, speekselen bij een gedeelte van de_aangetaste dieren (foto 15).
Niet fi-equent waargenomen.

Eerst zwelling met soms ontstoken neusslijmvliezen, zelden ulcera op

neusspiegel._

In het geval van ontstoken neusslijmvliezen vindt er eerst sereuze
neusuitvloeiing plaats, later is deze mucopurulent, soms met
geregurgi teerde pensinhoud.

Schapen kunnen een dikke kop krijgen door zwelling van de lippen,
oogleden, oren en tussen de kaaktakken. Soms zijn er laesies op de
lippen, de tandenloze rand, de tong en het palatum. De slijmvliezen
worden sporadisch paarsblauw door locaal zuurstoftekort (foto 16)^_

Geen symptomen waargenomen.

Vaak is er sprake van een duidelijke coronitis, later vaak gevolgd door
duidelijke zwelling van de ondervoet. Sommige dieren houden een
chronisch verdikte poot (foto 17).

Schapen zijn vaak aan vier poten kreupel en blijven het liefst liggmT Na
het overeindzetten staan ze met vier poten dicht bij elkaar cn ccn bolle
rug. Ze gaan zo Mei mogelijk weer liggen (foto 18).
Het percentage abortus was in de lammerperiode 2006/2007 niet
verhoogd.

Terwijl bij BT in het eerste stadium de hyperaemie over-
heerst, waardoor het weefsel er rood en ontstoken uitziet, ziet
men bij MKZ in het eerste stadium bleke met vocht gevulde
blaren. Door druk op het weefsel kunnen de blaren scheuren
en blijft er een rood, scherp begrenst defect zichtbaar Bij de
kleine herkauwers zijn deze defecten vaak klein en ze kunnen
lijken op de laesies die ontstaan door zuurstoftekort bij een
BT-infectie. De laesies ontstaan bij MKZ, net als bij BT, op
plaatsen met stress en \'strain\' op het weefsel. We vinden
blaren in de bek, aan de kroonranden en vooral tussen de
klauwen en aan de uier van melkgevende dieren, dus op ver-
gelijkbare locaties als waar bij een BT-infectie laesies worden
gevonden. Bij een MKZ-infectie doen de ogen en de neus-
spiegel echter niet mee, terwijl ze bij een BT-infectie wel ont-
stoken kunnen zijn. In tabel 1 worden de verschillen en over-
eenkomsten tussen MKZ en BT bij het rund weergegeven en
met foto\'s geïllustreerd.

MKZ en BT bij kleine herkauwers

De klinische symptomen van MKZ zijn bij kleine herkauwers
lastig waar te nemen en de dagelijkse inspectie door de vee-
houder is vaak minder intensief dan bij melkgevende runde-
ren. Het waarnemen van klinische symptomen zoals beschre-
ven in het eerste stuk is daardoor lastig. Het meest opvallende
klinische symptoom bij kleine herkauwers is kreupelheid,
maar dit komt niet voor bij alle geïnfecteerde dieren. De lam-
mersterffe is bij sommige uitbraken opvallend, inaar kwam
bij de MKZ-uitbraak in 2001 in het Verenigd Koninkrijk en
Nederland niet opvallend veel voor (I).
Bij goede klinische inspectie kunnen de typische MKZ-symp-
tomen zoals die bij het rund worden waargenomen, ook wor-
den herkend bij kleine herkauwers. De blaren zijn vaak kleiner
en doordat de huid van kleine herkauwers dunner is, breken
de blaren snel. Daardoor worden alleen rode laesies waarge-
nomen en geen intacte blaren. In tabel 2 worden op dezelfde
wijze als voor het rund de verschillen en overeenkomsten
tussen MKZ en BT bij kleine herkauwers weergegeven.

Bronvermelding foto\'s

MKZ: copyright CIDC-Lelystad en Crown 1986.
BT: copyright GD, Caroline Huetink (dierenartsenpraktijk \'t Leijdal),

Evert van Leeuwen (dierenartsenpraktijk \'t Wijdse land) en
Roger Vrouenraets (dierenartsenpraktijk Heerlen).

-ocr page 213-

Foto 7. MKZ, poot van een geit met twee dagen oude blaren op de kroon-
rand, waarvan er al een kapot is.

Foto 8. BT, besmette koe met ulcera en korsten op de neusspiegel en
neusuitvloeiing. De neusspiegel wordt slecht schoongemaakt, zodat er
voer aan plakt.

Foto 9. BT, ulcera op de tandenloze rand en het palatum worden een en-
kele keer waargenomen.

Foto 10. BT, ulcera met beslag achter de tanden kunnen erg lijken op
MKZ-laesies met fibrine.

■ /

» V-.; i.

■tl

V ;..
r, • r •.—.f r

Foto 11. BT, ulcera op de punt van de tong en mucopurulente neusult- Foto 12. BT, oedemateuse pijnlijke spenen met korsten bij een zoogkoe,
vloeiing.

-ocr page 214-

Foto 14. BT, schaap dat sloom de ontstoken snoet staat te koelen bij de
waterbak.

700

Foto 15. BT, schaap met dikke oedemateuse kop, natte lippen en schuimig Foto 16. BT, schaap met laesies op de lippen en tandenloze rand.
speeksel.

Foto 17. BT, schaap met restverschijnselen van een BT-infectie: een chro- Foto 18. BT, schaap met restverschijnselen van een BT-infectie: een chro-
nisch verdikte ondervoet. nisch verdikte kromme voorpoot en woluitval.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2OO7

-ocr page 215-

Referenties

1. Bouma A, Eibers ARW, Dekker A, de Koeijer A, Bartels C and Vellema
P. The foot-and-mouth disease epidemie in the Netherlands in 2001.
Preventive Veterinary Medicine 2003; 57 (3): 155-166.

2. Brown CC, Meyer RF, Olander HJ, House C, Mebus CA. A pathogene-
sis study of foot-and-mouth disease in cattle, using in situ hybridizati-
on. Canadian journal ofVeterinary Research 1992; 56 (3): 189-193.

3. Dercksen DR Bluetongue in Holland: the clinical picture and differen-
tial diagnosis in cattle and sheep: On alert for bluetongue, a joint DE-
FRA / Sheep Veterinary Society CPD event in conjunction with SVS,
VLA, EC VA and GVS, Market Bosworth; 19 February 2007.

4. Dercksen DR "BT-8 Field studies" In: Proceedings Symposium on
Bluetongue virus serotype 8. Lelystad, 19 april 2007.

5. Dercksen D, Lewis C. Bluetongue virus serotype 8 in sheep and cattle:
a clinical update. In practice june 2007,314-318.

6. Eibers ARW, Mintiens K, Staubach C, Gerbier G, Meiswinkel R, Hen-
drickx G, Backx A, Conraths FJ, Meroc E, Ducheyne E, Gethmann J, J.
A.P Heesterbeek, de Clercq K, Unger F and Stegeman JA. Bluetongue
virus serotype 8 epidemic in North-Westem Europe in 2006: prelimi-
nary findings. Proceedings SVEPM, Helsinki Finland 28-30 march
2007:231-245.

7. Erasmus BJ. 1990, Bluetongue virus. Virus infections of ruminants,
Dinter Z, Morein B. Amsterdam, Elsevier science publishers bv. 3: 227-
237.

8. Gailiunas R Microscopic skin lesions in cattle with foot-and-mouth di-
sease. Archiv fur die gesamte Virusforschung 1968; 25(2): 188-200.

9. Holzhauer, Verhoeff JJ en van Wuijckhuise L. De klinische verschijn-
selen van Mond- en Klauwzeer bij de eerste bevestigde gevallen op vijf
bedrijven in Nederiand. Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2001; 126:
282-285.

10. Maclachlan NJ. The pathogenesis and immunology of bluetongue virus
infections of ruminants. Comparative Immunology, Microbiology and
Infectious diseases 1994; 17(3-4): 197-206.

11. Mann JA, Sellers RF. 1990, Foot-and-mouth disease virus. Virus infec-
tions of ruminants. Dinter Z, Morein B, Amsterdam, Elsevier science
publishers bv. 3: 503-512.

12. Van Wuijckhuise L, Dercksen D, Muskens J, de Bruijn J, Scheepers M,
Vrouenraets R. Bluetongue in The Netherlands; description of the first
clinical cases and differential diagnosis. Common symptoms just a lit-
tle different and in too many herds. Tijdschrift voor Diergeneeskunde
2006; 131(l8):649-654.

13. Verwoerd DW, Erasmus BJ. 2004; Bluetongue, in: Coetzer JAW, Tustin
RC, editors. Infectious diseases of livestock, second ed. Cape Town:
Oxford University press: 1201-1220.

Ook benieuwd wat uw klanten vinden?
Neem een abonnement op Tevreden.nl

Met een abonnement op www.dierenarts.tevreden.nl kan iedere dierenarts:

• Tevredenheidsonderzoeken eenvoudig, snel en goedkoop uitsturen via e-mail of per post.

• Reacties direct bekijken en publiceren.

• Resultaten vergelijken.

• Onderzoeksgegevens on-line terugkoppelen.

Meer informatie? Zie: www.dierenarts.tevreden.nl.

Dit initiatief wordt ondersteund door de KNMvD en de GGG.

-ocr page 216-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

S u ram OX

I 5% Premix |

Pulmodox

Meningitis veroorzaai<t door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella muitocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
doorvoor doxycHne gevoelige stammen van
Pasteurella muitocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. infolSvirbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 217-

Stel, er wordt een klacht tegen je in-
gediend bij het Tuchtcollege. Dat is al
vervelend genoeg, maar kort daarop
wordt nóg een klacht ingediend - zij
het over iets heel anders en ook door
iemand anders. Mag het Tuchtcollege
daaruit de conclusie trekken dat je als
dierenarts systematisch de wet over-
treedt en je op grond daarvan een
zwaardere straf opleggen?

Tylosinetraktaat

Dierenarts A springt inderdaad ietwat lichtvoetig
om met de Nederlandse wetgeving. Zo ver-
handelt hij grote hoeveelheden tylosine-
tartraat aan veehouders en verzuimt aan
de bijbehorende administratieve ver-
plichtingen te voldoen. Het verhan-
delen zelf mag al niet, want tylo-
sinetartraat is niet geregistreerd.
De dierenarts zelf vindt het hele
verbod maar onzin: tylosinetar-
traat heeft dezelfde werking als
het wel geregistreerde Tylan,
dus wat is het probleem? Noch
de gezondheidszorg voor die-
ren, noch de volksgezondheid is
geschaad door zijn handelen. Bo-
vendien weet hij van een praktijk
in de buurt die hetzelfde doet, maar
die niet wordt vervolgd. De klacht-
ambtenaar laat zich daar weinig aan ge-
legen liggen en vraagt het Tuchtcollege om
de dierenarts de maximale boete op te leggen.

Ledigheid en het duivelse oorkussen

Terwijl deze procedure loopt, blijkt een hondenhandelaar in
de buurt ook niet gelukkig. De handelaar koopt ergens in de
buurt vier Malthezerpups bij een fokker, met paspoorten die
door dierenarts A zijn afgegeven. Later blijken de vier pas-
poorten alleen een sticker met de entstof te bevatten en de
paraaf van de dierenarts. Ras, geslacht en geboortedatum zijn
onvermeld. En (waarschijnlijk) zonder op de hoogte te zijn
van de al lopende klacht dient de hondenhandelaar hierover
een klacht in tegen A.

Overtreffende trap

Het Tuchtcollege trekt uit het bovenstaande een snelle con-
clusie: deze dierenarts heeft lak aan regelgeving. Voor het af-
geven van onvolledige entboekjes krijgt de dierenarts een
boete van 1250 euro. Twee maanden later wordt hem voor het
verhandelen van het ongeregistreerde tylosinetartraat niet al-
leen de door de klachtambtenaar gevraagde boete van 2250
euro opgelegd, maar ook een voorwaardelijke schorsing van
drie maanden. Daarbij vermeldt het Tuchtcollege uitdrukke-
lijk dat dierenarts A ook bij de dierenpaspoorten geen acht
had geslagen op toepasselijke regelgeving en dat een flinke
straf, zelfs hoger dan de eis, daarom gerechtvaardigd is.

Veterinair
tuchtrecht

Straf achteraf

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Het blauwe boekje

Dat accepteert dierenarts A niet. Gestraft worden is één ding,
maar in een totaal andere zaak nogmaals worden gestraft voor
iets wat in een eerdere zaak al is bestraft, dat kan toch niet?
Hij tekent tegen beide zaken beroep aan. Met betrekking tot
de entboekjes treft hem geen blaam, want toen die onder zijn
neus lagen, zat hij aan de telefoon en dan vergeet je wel eens
wat, nietwaar? Zo erg is dat niet, niemand heeft er schade door
geleden. Bovendien was hij best bereid de boekjes
alsnog in te vullen, ware het niet dat de
hondenhandelaar nogal dreigende taal aan
zijn adres heeft geuit. Daar wil het
Beroepscollege allemaal niets van we-
ten:
"Afgifte van niet volledig inge-
vulde dierenpaspoorten moet wor-
den aangemerkt als een ernstig
\\ tuchtrechtelijk vergrijp, gelet op
de belangen die zijn gediend met
de beschrijving en de identifi-
catie van een dier door middel
van een volledig ingevuld dieren-
paspoort. Het dierenpaspoort
strekt er - kort gezegd - toe in het
verkeer van gezelschapsdieren
waarborgen te bieden waarmee be-
langen van volksgezondheid, van de
gezondheidszorg voor dieren en van
het vrije verkeer binnen de Europese
Unie zijn gemoeid."
De boete van 1250
euro wordt bevestigd.

Patroon

Maar dan de straf voor het tylosinetartraat. Het gesputter van
de dierenarts dat het niet schadelijk is of dat andere dieren-
artsen het ook doen, wordt zonder meer van tafel geschoven.
Handelen in niet-geregistreerde diergeneesmiddelen staat
haaks op de Nederlandse regelgeving. Die is er om dierge-
zondheid, volksgezondheid en kwaliteit van dierlijke produc-
ten overeind te houden en moet dus worden gerespecteerd.
De zelfstandige strafverzwaring door het Tuchtcollege vindt
het Beroepscollege echter veel te ver gaan. Het is niet hele-
maal waar dat de overtredingen volledig van elkaar verschil-
len - in beide gevallen gaat het om het negeren van regels in
het belang van diergezondheid en volksgezondheid - maar
dat is niet genoeg om aan te nemen dat dierenarts A extra
straf verdient vanwege \'een patroon van systematische wets-
overtreding\'. De boete van 2250 euro blijft staan, maar de
schorsing wordt geschrapt. Dierenarts A doet er waarschijn-
lijk wel verstandig aan de komende tijd (of misschien de rest
van zijn leven?) de wetsovertredingen uit zijn agenda te
schrappen.

-ocr page 218-

\'^ntaeKKing

de Tweede Lijn ^P^

1

27 oktober 2007

Net als andere jaren is er zowel voor dierenartsen als para-veterinairen
een gescheiden programma. De onderwerpen zijn voor beide groepen gelijk.

Frans Knaake

Silvia Jauernig en
Anne-Marie Reinders

Erik Jan Tjaisma

Maartje Passon-Vastenburg
en Alan Hof

Sylvia Haveman

Engelien van Duijkeren

Hans Nieuwendijk

Op ontdekkingsreis in de mond

Ultrageluid^ lange vingers en
een pericardovervulling

De ontdekking van de huid en haar bewoners
De CT scan; op reis in "Inner Space\'

De smaak van water; de rol van hydrotherapie

Antibioticum resistentie; MRSA/MRSI.
Wordt de behandeling van bacteriele infecties
een "Mission Impossible\'?

Nieuwe bondgenoten en oude bekenden
in de pljnstilling

Aanvang: 09.00 uur: ontvangst met koffie.

Het symposium-deel eindigt om 17.00 uur.
U hoeft dan nog zeker niet te vertrekken!

Kosten: Dierenartsen: € 55,00 per persoon
Studenten: € 25,00 per persoon

Para-veterinairen: € 40,00 per persoon

Dit bedrag is Inclusief lunch en alle consumpties.

Deze prijzen gelden bij aanmelding en betaling vóór 15 oktober 2007.

Bij latere inschrijving of inschrijving op de dag zelf bedragen de kosten € 75,00

per persoon. Informatie met betrekking tot inschrijving en betaling zie: d« i

www.detweedeliin.nl of bel: 0521-383659 "

Congrescentrum \'Park Frederiksoord\'

Majoor van Swietenlaan 1 a, 8382 CE Fredriksoord

-ocr page 219-

Bij AAP gelogeerd

stichting AAP, óók expert in het opvangen van niet-primaten

Hester van Bolhuis en Marno Wolters

Behalve primaten vangt Stichting
AAP ook tientallen uitheemse
zoogdieren op. Dit is niet bij ieder-
een bekend. In oktober 2007 wor-
den op het terrein van
AAP gloed-
nieuwe verblijven voor deze dieren
geopend. In dit artikel aandacht
voor enkele problemen bij veel ge-
houden exoten, zoals zoönosen.

Het lijkt leuk, een klein prairiehondje in huis, maar o wee als
het voorjaar aanbreekt en de dieren geslachtsrijp worden: de
prairiehonden ontpoppen zich dan tot ware pitbulls! Het ge-
volg: gefrustreerde dieren, gesloopte huiskamers en doods-
bange eigenaren. Agressief gedrag bij prairiehonden is ech-
ter normaal. Zo horen stinkdieren nu eenmaal te stinken en
als neusbeertjes groter worden, groeien hun tanden en nagels
natuurlijk mee. Maar eigenaren denken nog steeds dit soort
problemen te kunnen verhelpen door het afzagen of extrahe-
ren van hoektanden en het verwijderen van stinkklieren.
Hoewel Nederlandse dierenartsen deze handelingen niet
mogen uitvoeren, komen bij AAP jaarlijks dieren binnen die
dergelijk leed hebben ondergaan. Deze zijn vooral afkomstig
uit het buitenland.

Een exoot als huisgenoot is snel gekocht via het reguliere of
via het illegale circuit. Deze uitheemse dieren zijn in de
meeste gevallen niet aangepast aan het leven in huis en de
verzorging en voeding is vaak ontoereikend en deficiënt. Dit
komt doordat er of nog weinig over bekend is, of omdat de
eigenaar er niet mee bekend is. Het blijven wilde dieren en
als het geen wildvang is, gaat het vaak om een dier waar on-
gecontroleerd mee is gefokt. Een voorbeeld hiervan is de
degoe
{Octadon degus) die elk jaar in groten getale bij AAP
binnenkomt en waarvan meer dan een kwart problemen heeft
met het gebit (malocclusie) en de ogen (cataract).

AAP

Dat AAP naast primaten ook tientallen kleine uitheemse
zoogdiersoorten vanuit heel Europa opvangt, is niet bij ieder-

Berichten

verslagen

een bekend. Een greep uit de niet-aap logees: wasberen {Pra-
cyon lotar),
stinkdieren {Mephitis mephitis), neusberen {Na-
siia nasua),
poolvossen (Alapes lagopus), dingo\'s (Canis
lupus dingo),
prairiehonden (Cynomys ludovicianus), Siberi-
sche grondeekhoorns
(Eutamias sihiricus) en ook wallabies
(Macropus rufogriseus frutica), otters (Lontra spp,) en een
enkele rolstaartbeer
(Patos flavus). Sinds de oprichting in
1972 worden uitheemse diersoorten afkomstig uit de illegale
handel, proefdierlaboratoria, circussen, kleine en niet-renda-
bele dierentuinen of rechtstreeks van particulieren opgevan-
gen bij AAR Na een intensieve quarantaineperiode worden
de dieren geresocialiseerd in speciaal ingerichte en aange-
paste opvangverblijven, met het uiteindelijke doel ze te her-
plaatsen in een meer natuurlijke omgeving in een erkende
dierentuin of erkend reservaat.

De positieflijst

Op verzoek van het ministerie van LNV heeft de Raad van
Dierenaangelegenheden (RDA) begin 2007 een lijst opge-
steld met zoogdieren en vogelsoorten die in Nederland ge-
houden zouden mogen worden, met daarbij de argumentatie
waarom: een zogenaamde positieflijst. Deze lijst wordt ge-
bruikt ter invulling van artikel 33 van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren (GWWD). De raad geeft de voor-
keur aan positieflijsten boven de eerder gehanteerde negatief-
lijsten, omdat de positief^ijsten beter aansluiten bij het \'nee,
tenzij\'-principe. Dieren mogen niet worden gehouden tenzij
ze op deze positieflijst staan. Dit is een grote stap in de rich-
ting van verantwoord huisdierbezit. Beter een korte positief-
lijst dan een lange negatieflijst, waarbij een grote hoeveelheid
mazen in het net blijven. De voorgestelde lijst is overigens
nog niet goedgekeurd door de Tweede Kamer.
Criteria voor het toevoegen van diersoorten aan de positief-
lijst zijn: gezondheid en welzijn, de grootte op volwassen
leeftijd, het gevaar voor de omgeving, eventuele mogelijk-
heden tot herplaatsing en de beschikbaarheid van informatie
over de diersoort.

Zoönosen

Dierenartsen, maar ook humane artsen, moeten zich realise-
ren dat het houden van exoten van onbekende herkomst een
reëel risico voor insleep van dierziekten en zoönosen met
zich meebrengt. Het is de taak van de dierenarts om exoten-
eigenaren hierop te wijzen en van informatie te voorzien. Als
de dierenarts geen kennis heeft van de betreffende diersoort
is het zaak informatie in te winnen of, beter nog, het dier door
te verwijzen naar een collega die beter bekend is met exoten.

Wasberen

Wasberen komen in Nederiand voor als huisdier en in dieren-
tuinen, maar worden ook in het wild gezien. Ze zijn drager
van de wasbeerspoelworm
(Baylisascaris procyanis), de
meest voorkomende en wijdverspreide oorzaak van larva
migrans in mens en dier. De wasbeerspoelwormlarven ver-
oorzaken in kinderen fatale neurale larva migrans en in vol-
wassenen oculaire larva migrans. Het grote verschil tussen de
wasbeerspoelworm en andere helminthen die larva migrans

-ocr page 220-

veroorzaken, is dat de wasbeerspoelworm een hele agressieve
somatische migratie en invasie van het centrale zenuwstelsel
doormaakt. Bovendien groeien de larven in het centrale
zenuwstelsel uit tot de aanzienlijke grootte van 60 micro-
meter. Mensen, maar ook andere zoogdieren en vogels, kun-
nen geïnfecteerd raken door ingestie van eieren via direct
contact met wasberenfeces of een met infectieuze eieren be-
smette omgeving. Alleen bij wasberen en honden kunnen de
larven in de darm uitgroeien tot volwassen wormen en ver-
volgens eieren produceren. Er zijn echter infecties met vol-
wassen
B. procyonis beschreven bij de hond, dus contact tus-
sen hond en wasbeer moet worden vermeden. Zodra er een
invasie van het centrale zenuwstelsel is opgetreden, is de
prognose zeer ernstig. Tot op heden is er slechts één overle-
vende bekend van een besmetting met
B. procyonis. Omdat
er geen effectieve therapie tegen larva migrans bekend is, ligt
de nadruk op de preventie van infectie. Contact tussen hond
en wasbeer moet derhalve te allen tijde worden vermeden. Bij
AAP zijn we deze parasitaire besmetting in de praktijk in-
middels meermalen tegengekomen. Wasberen doorlopen
daarom bij ons een zeer intensieve quarantaineperiode; in een
exclusief voor hen ingericht quarantaineverblijf worden de
dieren gedurende drie maanden zes maal parasitologisch ge-
test en vier maal ontwormd met een vijfvoudige dosering
ivermectine. Aangezien de eitjes in een vochtig milieu jaren-
lang infectieus kunnen blijven, wordt het quarantaineverblijf
na gebruik geheel gestoomd.

Prairiehonden

In 2003 werden in de Verenigde Staten 72 mensen verdacht
van monkeypox en bij 37 van hen werd het monkeypoxvirus
daadwerkelijk aangetoond. Al deze mensen bleken recent
contact te hebben gehad met prairiehonden, die op hun beurt
in de nabijheid waren geweest van recent uit Afrika geïmpor-
teerde knaagdieren. Deze Afrikaanse knaagdieren, onder an-
dere de Gambiaanse hamsterrat
(Cricetomys gambianus),
kunnen drager zijn van het monkeypoxvirus zonder zelf
symptomen te vertonen. Zij vormen een aanmerkelijk risico
voor de volksgezondheid, aangezien in Europa niet meer te-
gen pokken wordt gevaccineerd. Prairiehonden worden met
grote regelmaat geïmporteerd in Nederland en uiteindelijk
via dierenwinkels of particulieren verkocht als schattig huis-
dier. Vanwege hun agressieve gedrag belanden ze vervolgens
weer snel bij AAP

Civetkatten

Een recent voorbeeld van een wereldwijde virusinfectie af-
komstig van exoten was de SARS (Severe Acute Respiratory
Syndromej-epidemie in 2003. Hiervoor zou een coronavirus
verantwoordelijk zijn geweest dat afkomstig was van onder
andere civetkatten, wasbeerhonden
{Nyctereutes procyonoi-
des)
en de Chinese zonnedas (Melogale moschata). De epi-
demie leidde tot meer dan 8000 infecties, waarvan 764 met
dodelijke afloop. Ofschoon de route van verspreiding nog on-
derwerp van discussie is, waren er destijds voldoende aanwij-
zingen om in Zuidoost-Azië op grote schaal zoogdieren te
vernietigen om verdere verspreiding van het virus tegen te
gaan.

Faunavervalsing

Naast zoönotische risico\'s bestaat er ook het risico van fauna-
vervalsing als gevolg van de accidentele maar vaak ook
moedwillige introductie van uitheemse diersoorten in het
wild. Zo heeft in Engeland de introductie van de grijze eek-
hoorn het voortbestaan van de in het wild levende rode eek-
hoorn in gevaar gebracht. Dit gebeurde enerzijds door con-
currentie en een beter gebruik van het habitat en anderzijds
door de introductie van ziekten in de eekhoornpopulatie.
Zeer opportunistische roofdieren zoals de wasbeer of de mus-
kusrat zijn in het Nederlandse klimaat goed in staat te over-
leven. Ze vormen een gevaar voor grondbroedende vogels en
andere inheemse fauna en vormen dus een bedreiging voor
de biologische diversiteit. Een invasieve exoot die de laatste
tijd veel aandacht heeft gekregen in de Nederlandse pers, is
de wasbeerhond. Exemplaren van deze soort zijn de afge-
lopen jaren vanuit Oost-Europa via Duitsland langzaamaan
Nederland gaan bevolken. Ze worden steeds vaker (meestal
dood) gesignaleerd. Bij AAP werd dit jaar een verwonde was-
beer aangemeld die bij binnenkomst een aangereden was-
beerhond bleek te zijn. Wasbeerhonden spelen mogelijk een
rol bij de overdracht van de vossenlintworm
(Echinococcus
multilocularis)
en vormen daardoor ook weer een potentieel
zoönotisch risico.

Conclusie

Het bovenstaande geeft aan dat het houden van uitheemse
diersoorten niet zonder risico is, voor de dieren zelf, voor de
eigenaar maar ook voor de volksgezondheid. AAP is spe-
cialist in het opvangen van dergelijke dieren en speelt in op
het groeiende probleem van afgedankte kleine exotische
zoogdieren door haar opvangcapaciteit aanzienlijk te ver-
groten. In oktober 2007 zullen gloednieuwe verblijven - \'het
zoogdiercomplex\' - worden geopend waar onder andere neus-
beren, hondachtigen, kleine katachtigen, stinkdieren en was-
beren de verzorging kunnen krijgen die ze nodig hebben.
Dit is goed om te weten wanneer u in de praktijk in aanraking
komt of bent gekomen met exoten die een goede verzorging
ontberen of een gevaar vormen voor de eigenaar of volks-
gezondheid. AAP zal graag helpen met specialistisch advies
en het leveren of vinden van een goede, solide opvang.

Hester van Bolhuis en Marno Wolters zijn dierenartsen bij
Stichting AAP. Voor verdere informatie omtrent de opname
van dieren, mail
harry.schaufeli@aap.nl. Voor informatie
of artikelen naar aanleiding van bovenstaande tekst, mail
hester.van.bolhuis@aap.nl.

-ocr page 221-

VETERINARY

EXCLUSIVE

Royal Canin, kennis van
en respect voor dieren

^ Royal Canin biedt een uitgebreid assortiment dieetvoedingen,
preventieve voedingen en gezondheidsvoedingen, dat uitsluitend
verkrijgbaar is bij de dierenarts.

, De voedingen van Royal Canin leveren een actieve bijdrage aan de
gezondheid van hond en kat door de hoge kwaliteit, de uitzonderlijk goede
acceptatie en de innovatieve voedingsconcepten.

, De ontwikkeling van nieuwe voedingen vindt plaats in sannenwerking
met een wereldwijd netwerk van universiteiten en specialisten.
De voedingbehoeften en het welzijn van het dier staan hierbij centraal.

O/W/ill MIM Voor meer informatie:
ROX^L CMMIN Royal Canin Productvoorlichting en Service • Postbus 63 • 5460 AB Veghel
VETERINAIRE SERVICE Tel.: 0413-318400 • E-mail: info@royalcanin.nl • Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 222-

Vijftiende lustrum van de Diergeneeskundige Studenten Kring:
\'Kingsize\'

JetseJ. Bakker

De festiviteiten rondom het vijfen-
zeventig jarig bestaan van de Dier-
geneeskundige Studenten Kring
zuilen plaatsvinden in de week van
24 september. Tijdens dit vijftiende
Lustrum zullen tal van activiteiten
worden georganiseerd voor de
(oud)studenten diergeneeskunde
en andere geïnteresseerden.

Als thema heeft DSK gekozen voor \'Kingsize\', met als toe-
passelijk logo de koning der dieren: de leeuw. Het vijftiende
lustrum zal spectaculair en op onofficiële wijze worden ge-
opend met een benefietconcert ten gunste van het Wereld
Natuur Fonds. Verschillende bandjes uit Utrecht en om-
geving, en natuurlijk de hoofdact Boris (onder andere bekend
van
Idols) zullen op 26 september Tivoli aan de Oudegracht
onveilig maken, om zoveel mogelijk geld op te halen voor het
goede doel.

Officiële opening

Op 27 september zal de officiële opening plaatsvinden in de
Geertekerk, waarna op die locatie tevens de bijbehorende

Berichten

verslagen

receptie plaatsvindt. Rond diezelfde tijd zal de kliniek paard
vervroegd stoppen met haar werkzaamheden, zodat de bouw-
commissie en de donderdagcommissie kunnen beginnen met
de aankleding van de monsterbaan. De monsterbaan is tijdens
de verbouwing geheel vernieuwd. De nieuwe muren en vloer
wachten smachtend op de echte vuurdoop door achthonderd
veterinairen. Het thema van dit Monsterbaanfeest is \'XL\' on-
der de zinspreuk \'Size does matter\'. Dit heeft natuurlijk alles
te maken met het hoofdthema, maar verwijst ook naar de
grootte van de locatie, de aankleding en het formaat van bier-
glazen. Als klap op de vuurpijl zullen de Hairy Shakers deze
avond weer op de bühne staan.

De vrijdag is wat minder groots opgezet, zodat iedereen nog
een beetje kan bijkomen van het Monsterbaanfeest. Voor de
student die tijdens alle festiviteiten toch met de studie bezig
wil zijn, worden er een tiental workshops georganiseerd.
Daarnaast kunnen de veterinaire \'subjes\' en clubjes met en
tegen elkaar strijden tijdens de \'War of the subs\'. Hiervoor
zullen worden georganiseerd: een zeepkistenrace, lasergamen
in de fietsenkelder, fierljeppen, boerengolf en een spannende
finalequiz met derriedouche. Als iedereen zich heeft op-
geknapt, zal het studentendiner een goede bodem leggen voor
de traditionele biercantus.

Kortebaandraverij

Zaterdag 29 september zal heel Utrecht opnieuw kunnen
kennismaken met wat de Diergeneeskundige Studenten Kring
in huis heeft. De Maliebaan wordt afgezet en volgestort met
zand, hekken worden geplaatst en braderiekraampjes inge-
richt. Die dag zullen onder andere zestien drafpaarden tegen
elkaar strijden tijdens een officiële kortebaandraverij. Tijdens
deze draverijen krijgt iedereen de kans een aardig zakcentje te
verdienen door te wedden welk paard het beste zal zijn. Naast
deze draverijen zullen op en rond de Maliebaan allerlei andere
activiteiten worden georganiseerd. Met goed weer worden
zo\'n acht- ä tienduizend bezoekers verwacht.
Als afsluiter van dit vijftiende lustrum wordt op zaterdag-
avond een exclusief gala georganiseerd in het Holland
Casino. Deze locatie is zorgvuldig uitgezocht en met het
thema \'royal fiush\' belooft dit een geweldige avond te
worden.

Voor meer informatie over de activiteiten en het kopen van
kaartjes kunt u terecht op
w-y^\'w.lustrumdsk.nl.

Jetse J. Bakker is h.t. ab-actis van de Lustrumcommissie
van DSK.

-ocr page 223-

Wilke van den Brink

De Diergeneeskundige Studenten Kring is een vereniging
met een rijke historie. Vele hoogtepunten maar ook diep-
tepunten zijn de revue gepasseerd. De DSK is een van de
grootste studieverenigingen van Utrecht en is uitgegroeid
tot een begrip in de studentenwereld. Om een bloeiende
vereniging te blijven, zal de vereniging vernieuwingen en
veranderingen niet mogen schuwen.

De DSK is een zeer actieve en bloeiende vereniging. Anno
2007 heeft zij ruim 1600 leden. Dit maakt haar een van de
grootste studieverenigingen van Utrecht. Als we daarbij onze
activiteiten vergelijken met die van andere grote studievereni-
gingen, blijkt dat we ook een van de meest actieve zijn. In dit
artikel zullen we een overzicht geven van de zaken waar de
DSK zich vandaag de dag mee bezighoudt. Het is zeker geen
compleet overzicht maar is bedoeld om een beeld te schetsen
van de huidige activiteiten en onze blik op de toekomst.

Representatieve functies

Elke dag wordt er tussen 12.30 en 13.30 uur een koffiepauze
gehouden in de DSK-kamer. Tijdens deze pauze is het be-
stuur beschikbaar voor vragen, kunnen er tentamens worden
gekopieerd uit de \'Tentamenbank\' en kan men onder het ge-
not van een kopje koffie of thee even bijkletsen en ontspan-
nen. Op de vrijdagmiddag wordt de week afgesloten met een
zogeheten Week Sluitings Borrel. Daaraan wordt regelmatig
een thema gekoppeld.

Daarbij heeft de DSK vele representatieve functies zowel in
als buiten Utrecht. Er worden recepties van andere vereni-
gingen bezocht en de DSK is aanwezig bij de propedeuse-,
doctoraal- en buluitreikingen en promoties. Verder bezoekt
het bestuur onder andere de opening van het academisch jaar,
de Dies Natalis van de Universiteit Utrecht en maakt zij ken-
nis met dc burgemeester van Utrecht en de commissaris van
de koningin. Ook is er gedurende het hele jaar overleg met
verschillende instanties en personen zoals commissies, raden,
de faculteit, universitaire organen en het Overkoepelend
Orgaan Faculteitsverenigingen. Ook het contact met de
KNMvD, waar tegenwoordig nauw mee wordt samenge-
werkt, is belangrijk.

Grote evenementen

De DSK organiseert jaarlijks vele grote evenementen. Het
voert te ver om deze allemaal te bespreken. Slechts enkele
zullen worden genoemd. Het collegejaar start in september
en in deze periode ontfermt de vereniging zich over alle eer-
stejaarsstudenten. Zij verzorgt tevens de introductie op de
faculteit. Dit doet de vereniging met behulp van ouderejaars-
studenten, die voorafgaand aan de introductie een hele dag
worden getraind. Zo worden ze voorzien van alle belangrijke
informatie die nodig is om een goede mentor te kunnen zijn.
In diezelfde week organiseert de DSK een sportdag zowel
voor de studenten als voor de medewerkers van de faculteit,
een eerstejaars \'Vet-inn\' en het eerstejaarsweekend. Verderop
in het jaar hebben we de jaariijkse Sinterklaasviering.
In december wordt het kerstdiner georganiseerd: meer dan
150 studenten bij elkaar, die onder het genot van een gewel-
dige maaltijd kunnen genieten van een heeriijk diner en ge-
weldige muziek, verzorgd door C.M.V Syrinx. Aan het begin
van het nieuwe jaar is er dan de ouderdag, die alle ouders van
de eerstejaars de mogelijkheid geeft om een kijkje te nemen
op de Faculteit Diergeneeskunde. Omstreeks april wordt de
Veterinaire Praktijk en Carrière Beurs georganiseerd: een nog
altijd groeiende sponsormarkt vol stands en lezingen. En na-
tuurlijk is er Peerdepieten, de dag waarop de Dies van de
DSK op passende wijze gevierd wordt.

709

Op Peerdepieten wordt de Dies van DSK gevierd.
Commissies

Naast deze jaarlijks terugkerende activiteiten wordt er door
de verschillende commissies van de DSK nog meer georgani-
seerd. Naast de gezelligheid van de commissies, doet men er-
varing op in het organiseren en samenwerken, wat ook in de
latere beroepsuitoefening van pas komt. Vandaag de dag telt
de vereniging twaalf commissies, te weten: de Almanakcom-
missie, de Culturele commissie, de DDx commissie, de
Feestcommissie, de Gezelschapsdierencommissie, de Kas-
commissie, de Lustrumcommissie, de Museumcommissie,
de Sportcommissie, de Symposiumcommissie en de Toneel-
commissie. Zij streven allen een bepaald doel na en proberen
dit te bereiken door activiteiten te organiseren of zich op een
andere manier voor de student in te zetten. Zo organiseert de
Sportcommissie vele sportieve activiteiten, zoals een voet-
baltoernooi, een darttoemooi en een skireis met als doel het
saamhorigheidsgevoel onder de studenten te bevorderen. De
Symposiumcommissie organiseert jaarlijks een groot en inte-
ressant veterinair symposium, waar tevens ruimte is voor dis-
cussie en vragen. Ook dit jaar was het symposium weer uit-
verkocht. De Gezelschapsdierencommissie is in 2003 in het
leven geroepen om te voldoen aan de vraag van studenten
naar informatieve activiteiten op het gebied van gezelschaps-
dieren. Nu organiseert zij lezingen, een minisymposium,
workshops, demonstraties en de jaarlijks terugkerende
EHBO- en trimcursus. Kortom, een verscheidenheid aan
activiteiten met als motto: \'voor elk wat wils\'.
Naast de commissies heeft de DSK nog vier bijzondere afde-
lingen. Hieronder vallen C.M.V. Syrinx, de Veterinaire
Studenten Rugby Club, Spaak In je Studie en de VS.Z. \'de

De DSK is een vereniging om trots op te zijn

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2007

-ocr page 224-

Gouden Trachea\'. Ook deze richten zich alle vier op activi-
teiten voor en door de veterinaire student.

Grote druk

De studenten van nu staan onder grote druk, als gevolg van
zowel het nieuwe curriculum als de toenemende regels van
zowel de overheid als de faculteit. Zo zijn de studenten van
nu in de ban van begrippen als het bindende studieadvies en
punteneisen. De ministers van Onderwijs hebben in Europees
verband bij het Bologna-verdrag van 1999 bepaald dat in alle
lidstaten en voor alle universitaire studierichtingen het Ba-

chelor-Mastersysteem (BaMa) wordt ingevoerd. Dit nieuwe
programma is per september ingevoerd. Studenten uit hogere
jaren hebben dus te maken met een continue druk om het
nieuwe systeem voor te blijven. Daarbij maakt de overheid
het de studenten moeilijker door regels en eisen die de stu-
dent steeds meer dwingen om zich voornamelijk op zijn/haar
studie te richten en deze zo snel mogelijk af te ronden. Hier-
door blijft steeds minder tijd over voor nevenactiviteiten. De
studenten en hoogleraren die betrokken waren bij de oprich-
ting van de DSK, zouden ervan schrikken. Zij hadden toen al
het inzicht dat het juist voor de diergeneeskundige student
van groot belang is zich ook buiten de smdie te ontwikkelen.
Studenten moeten zich op het sociale en communicatieve ge-
bied ontwikkelen en verbeteren om later in de praktijk op een
juiste manier om te kunnen gaan met collega\'s en cliënten.
Voor de Diergeneeskundige Studenten Kring is hier een
belangrijke rol weggelegd. Zij zal er nog harder aan moeten
trekken om studenten het belang van de vereniging te doen
inzien. Ook zal zij kritisch moeten kijken naar haar activitei-
ten en moeten inventariseren waar de student van nu behoefte
aan heeft. Het contact met de andere verenigingen,
organisaties en personen zal men moeten behouden en waar
mogelijk trachten te verbeteren.

Tot slot

De doelstellingen van de Diergeneeskundige Studenten
Kring zijn vandaag de dag dus nog altijd actueel. Men zal
deze moeten blijven nastreven maar veranderingen en ver-
nieuwingen niet schuwen. De Diergeneeskundige Studenten
Kring is een vereniging die hecht aan haar tradities maar
streeft naar vooruitgang.

Wilke van den Brink is h.t. praeses van de DSK.

Driekwart eeuw DSK

Het y^ste bestuur van de DSK

De DSK is een vereniging die haar rijke geschiedenis in
ere houdt. Veie verhalen worden van bestuur op bestuur
overgedragen en het archief puilt uit met mooie herinne-
ringen aan vervlogen tijden. De betrokkenheid van zowel
oud-leden als honorair bestuursleden spreekt boekdelen.
DSK is een vereniging met vele mores en tradities waar-
van de oude niet vergeten mogen worden en waarbij er
ruimte moet zijn voor nieuwe.

Het veterinair onderwijs ging op 10 december 1821 van start
aan de Rij ksveeartsenij school in Utrecht. De Diergeneeskun-
dige Studenten Kring werd opgericht op 21 november 1932.
Tussen deze twee data zit 111 jaar. In deze eeuw werd de
Sociëteit Absyrtus opgericht, de voorioper van de DSK De
leerlingen van de Rijksveeartsenijschool te Utrecht (pas in
1905 werd de volwaardige term \'student\' ingevoerd) verbleven
op het internaat aan de Biltstraat. Men hoefde nog niet te loten
voor een opleidingsplaats en er was geen specifieke vooroplei-
ding vereist. Op de school en op het internaat heerste een
streng regime en alles was tot in de details geregeld. Op
zondag kregen de leerlingen verlof De verhoudingen tussen
de leraren en de leerlingen waren zeer hiërarchisch.

Uniformpet

De jongens, allen in de leeftijd tussen de 17 en 22 jaar, had-
den vanzelfsprekend behoefte aan wat afleiding en ontspan-
ning. Het strenge regime op het internaat viel hen zwaar. Na-
tuurlijk was er ook behoefte aan saamhorigheid. Dit bleek
niet alleen tegemoet te komen aan hun wens naar afleiding en
ontspanning, het bleek ook zeer praktisch. Wanneer het in de
stad in een café tot ruzie kwam, konden ze elkaar te hulp
schieten. Om elkaar in het nachtleven te kunnen herkennen,
besloten de leeriingen allen een gelijke uniformpet te gaan
dragen. Tevens gingen zij op zoek naar een eigen plek in de
stad om samen te komen. Deze locatie vonden ze uiteindelijk
in een koffiehuis op de Neude. Hier werd op 1 november
1865 de Sociëteit Absyrtus opgericht. Een jaar later verhuis-
de men naar een ruimere bovenzaal op het Domplein. De
sociëteit bracht gezelligheid met zich mee en wat afleiding
van het strenge regime op het internaat. De sociëteit was

-ocr page 225-

studentikoos, waarbij tradities werden
geïntroduceerd. Eerstejaarsstudenten
die lid wilden worden, moesten een
zware ontgroening doorstaan. Dat
veel burgers de leden van Absyrtus
niet als echte studenten zagen, zorgde
voor ergernis. Om duidelijk te maken
dat zij toch echt studenten waren,
werd de naam Sociëteit Absyrtus in
mei 1905 veranderd in Veterinair Stu-
denten Corps Absyrtus. In het begin
van de twintigste eeuw was de socië-
teit tot volle bloei gekomen. Absyrtus
was voor de meeste studenten een in-
geburgerd begrip geworden. Helaas
kwam de ommekeer rond 1900. Vanaf
dat moment liep het ledenaantal te-
rug. Dit werd onder andere veroor-
zaakt door de hoge kosten van het lid-
maatschap en de zware ontgroening.
Ook de typische rituelen waar Absyr-
tus sterk de nadruk op legde, spraken
steeds minder aan.

Deelnemers aan de eerste Peerdepietenprijs, verreden op Mereveld, 5 juli 1958.

Gemis aan saamhorigheid

Toen in 1924 duidelijk werd dat de hogeschool zou opgaan in
de Rijksuniversiteit Utrecht vermoedde men dat veel studen-
ten zich zouden aanmelden bij een van de universitaire
studentenverenigingen. Er werd dan ook gesproken over het
opheffen van Absyrtus. In mei 1925 werd na een stemming
besloten Absyrtus voorgoed op te heffen.
Een deel van de veterinaire studenten sloot zich aan bij een
van de drie bestaande gezelligheidsverenigingen. Het gevolg
hiervan was, dat het voor de faculteit niet meer duidelijk was
met wie zij moesten communiceren om de mening van de
veterinaire student te peilen. In voorgaande jaren werd het
lidmaatschap van Absyrtus gevolgd door een lidmaatschap
van de Maatschappij voor de Diergeneeskunde. Een ander
probleem was dus dat na het opheffen van Absyrtus het con-
tact tussen de MvD en de veterinaire student verwaterde.
Tevens werd het gemis aan saamhorigheid gesignaleerd.
Er moest een nieuwe vereniging komen waarvan alle studen-
ten lid zouden worden en welke als enige de studenten zowel
binnen als buiten de faculteit zou vertegenwoordigen. Het
voordeel was dat men kon voortbouwen op de fundamenten
die Absyrtus had gelegd, en de zestig jaar ervaring kon mee-
nemen.

Bijeenkomst

Op 27 oktober 1932 was er een bijeenkomst van het meren-
deel van de studenten diergeneeskunde en vertegenwoor-
digers van de faculteit. Deze vergadering werd georganiseerd
omdat zowel de universiteit als de Maatschappij voor de
Diergeneeskunde zich zorgen maakten, onder andere over het
gemis aan saamhorigheidsgevoel onder de veterinaire stu-
denten. Prof dr. C.F. Van Oyen sprak op deze vergadering en
gaf aan dat hij het als een plicht van iedere student zag om
actief aan het algemene studentenleven deel te nemen; tijdens
het latere leven van de student als dierenarts zou deze hier
zeker zijn voordeel mee doen. Het gemis aan samenhorig-
heidsgevoel uitte zich onder andere in het feit dat studenten
van verschillende jaren elkaar niet eens meer kenden en dat
de studenten geen eenheid meer vormden. Dit zou later de
collegialiteit onder de dierenartsen zeker niet ten goede
komen. Men signaleerde de knelpunten en besloot er wat aan
te doen. Op 21 november 1932 werd tijdens een nieuwe ver-
gadering de Diergeneeskundige Studenten Kring opgericht.
De volgende doelstellingen werden genoemd: het bevorderen
van het saamhorigheidsgevoel en daarmee de eenheid van de
studenten binnen de faculteit en van de universiteit naar
buiten toe herstellen, het behartigen van de studiebelangen en
het organiseren van lezingen en excursies. Er moest boven-
dien voor worden gewaakt zich niet in het vaarwater van de
algemene studentenverenigingen te begeven. Na enkele
maanden bleek dat bijna 90 procent van alle veterinaire
studenten lid was geworden en het saamhorigheidsgevoel
toenam. Het ging goed met de DSK

Het eerste lustrum werd gevierd op 21, 22 en 23 oktober
1937. Leuk detail is dat dit samen werd gevierd met de Maat-
schappij voor de Diergeneeskunde, die het vijftiende lustrum
vierde. Op donderdag was er een feestelijke opening met aan-
sluitend een receptie. Op deze dag spraken de praeses, de
heer A.A. Oskam, en verschillende professoren waaronder
prof dr. van Oyen. Ook veel andere verenigingen kwamen
het toenmalige bestuur feliciteren met het eerste lustrum. De
volgende dagen stonden er vele feestelijke activiteiten op het
programma, waaronder een kegelavond, een lustrumdiner en
een revue. De activiteiten werden afgesloten met een groot
slotfeest.

De bekende Maliebaandag en het Monsterbaanfeest, die
beide ook dit jaar weer op het programma staan tijdens het
vijftiende lustrum van de DSK, werden voor de eerste maal
georganiseerd tijdens het tiende lustrum in 1982.

Loyaliteitsverklaring

Naast de feestelijke gebeurtenissen heeft de DSK ook moei-
lijke perioden gekend. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd
het bestuur onder druk gezet. Het lidmaatschap van vier
Joodse studenten moest worden beëindigd. Vanaf 1943 kwam
er abrupt een einde aan het studentenleven, dat in de jaren er-
voor nog redelijk kon ftinctioneren. Het onderwijs werd plat-

-ocr page 226-

gelegd en de studenten werden verplicht een zogeheten loya-
liteitsverklaring te tekenen. Wie dit niet deed, moest stoppen
met de studie en werd naar Duitsland gestuurd en aldaar te-
werkgesteld in de oorlogsindustrie. De studenten die niet te-
kenden, doken veelal onder. Veel studenten gingen ook bij
practici in het land aan het werk met vervalste persoons-
bewijzen. De eerste ledenvergadering na het einde van de
oorlog werd gehouden op 24 augustus 1945. Er was een con-
flictsituatie ontstaan over het feit dat sommige studenten in-
derdaad de loyaliteitsverklaring hadden ondertekend. Het
was een moeilijk punt, zeker omdat veel hoogleraren de stu-
denten hadden geadviseerd de loyaliteitsverklaring te teke-
nen. Er was een algemene strafmaatregel opgesteld voor de
universiteit. Men vond echter dat binnen de DSK strengere
maatregelen zouden moeten gelden. Na een stemming werd
besloten een zuiveringscommissie in te stellen. Later had
deze commissie de mogelijkheid zich aan te sluiten bij de offi-
ciële zuiveringscommissie van de universiteit. Na het nodige
onderzoek en het bepalen van de strafmaat werden de \'teke-
naars\' bestraff. Leden die getekend hadden, werden ge-
schorst. Zes maanden mochten ze geen colleges volgen en
tentamens maken. Hoogleraren die actief bij deze loyaliteits-
verklaring betrokken waren geweest, mochten drie maanden
geen colleges geven.

t f.

m ^ MT

Het oprichtingsbestuur van de Diergeneeskundige Studenten Kring
0933).

Weddenschap

Omdat de studie tijdens de oorlog stil had gelegen, waren er
de jaren vlak na de oorlog een groot aantal inschrijvingen. Er
waren ruim negentig eerstejaars. Later normaliseerde dit aan-
tal zich naar ongeveer vijftig inschrijvingen per jaar. Het le-
ven binnen de DSK werd weer opgepakt en er werden weer
activiteiten georganiseerd. In 1958 werd voor de eerste keer
Peerdepieten georganiseerd. Het toenmalige DSK-bestuur
had een bespreking met het bestuur van de Utrechtse Paar-
densportvereniging. Deze vergadering zou gaan over de
naamgeving van uit te schrijven koersen op Drafbaan Mere-
veld. Naarmate de avond vorderde werd het steeds gezelliger
en de sfeer werd losser. Tijdens de vergadering durfden de
studenten te beweren dat het toch echt niet zo moeilijk kon
zijn om een draver te mennen vanaf de sulky. Er ontstond wat
discussie en deze discussie leidde tot een weddenschap. De
veterinairen beweerden dat zij met gemak op de sulky de dra-
ver veilig over de finish zouden krijgen! De volgende verga-
dering informeerde het URV-bestuur of de weddenschap die
de keer ervoor in de geanimeerde en vochtrijke bespreking
was afgesloten, gemeend was. De veterinairen lieten zich
vanzelfsprekend niet kennen en de afspraak werd direct ge-
maakt. Zo gezegd, zo gedaan: de allereerste Peerdepieten-
koers werd verreden op een zonnige zaterdagavond in mei
1958. Na een bloedstollende en spannende koers kwam de
heer Gerben de Boer, toenmalig praeses van de DSK met zijn
paard The Lady Bond als winnaar uit de bus. Peerdepieten
was geboren. Als een evenement, voortgekomen uit een wed-
denschap is dit uitgegroeid tot het mooiste en grootste veteri-
naire evenement van het jaar. Jarenlang werd Peerdepieten
gevierd op Koninginnedag. Hierna is het verplaatst naar de
eerste zondag van mei. De eerste veertien jaar vond Peerde-
pieten plaats op Mereveld, vervolgens verhuisde het naar Hil-
versum. Daar is de koers nu 26 maal verreden. Dit jaar vindt
het evenement alweer voor de tiende keer plaats op de ren-
baan Duindigt te Wassenaar.

Verhuizing

In de zomer van 1980 werden er verhuisplannen gemaakt. De
DSK-kamer was dan toe gevestigd was op de Biltstraat in het
\'Poortgebouw\'. 33 jaar lang was dit de plaats waar de studen-
ten terechtkonden. Nu zou de Faculteit der Diergeneeskunde
zich verplaatsen naar de nieuwbouw op \'De Uithof\'. Het be-
stuur van dat jaar wist de faculteit snel te overtuigen dat het
belangrijk was dat de nieuwe ruimte voor de DSK op een
centrale plaats moest komen en dat een eigen ingang niet
mocht ontbreken. De verhuizing was een heel karwei. Oude
foto\'s, cadeaus, schilderijen, meubilair, notulenboeken en an-
dere attributen moesten allemaal veilig worden overgebracht.
Op de zolder werd bij het leegmaken van de kamer nog een
prachtige antieke kast gevonden. Deze werd in het holst van
de nacht \'verhuisd\' naar het nieuwe onderkomen. Tegenwoor-
dig is deze kast nog altijd een van de pronkstukken van de
kamer Het inrichten van de nieuwe kamer op de \'De Uithof\'
gaf wel nog wat consternatie. De beheerder van het nieuwe
hoofdgebouw was een strenge man en hield de zaken graag
in eigen hand. Het bestuur mocht dan ook absoluut niet zelf
gaten in de muur boren. Alles moest in overleg. Het toen-
malige bestuur besloot echter spijkers met koppen te slaan en
heeft in een weekeinde alle cadeaus, foto\'s en andere zaken
zelf opgehangen. De beheerder was laaiend, maar alles hing
aan de muur Het bestuur beloofde plechtig nooit meer zoiets
te doen.

Doelstellingen

Er is sindsdien nog veel gebeurd en ongetwijfeld staat de
DSK in de toekomst nog meer te wachten. Gelukkig koestert
de vereniging haar geschiedenis en is hier trots op. Mooie
verhalen en wijze lessen uit het verleden zullen op deze
manier hopelijk niet verloren gaan. We kunnen concluderen
dat de doelstellingen die bij de oprichting zijn opgesteld, nog
steeds heel waardevol zijn. Deze doelstellingen hebben in het
verleden de vereniging bij elkaar gehouden maar bieden te-
gelijkertijd een leidraad voor de toekomst.

Referenties

Offeringa C. Van Gildenstein naar Uithof. 150 jaar Diergeneeskundig

Onderwijs Nederland.

Tussen beesten en feesten, over het veterinaire studentenleven in

Utrecht, ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan der Diergeneeskun-
dige Studenten Kring.

Veterinaire Almanak, 1988-2007.

-ocr page 227-

Johan Klein Haneveld

DSK is een vereniging die met haar
tijd meegaat. Daarover leest u el-
ders meer in dit speciaalnummer
van het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde.
Maar tegelijkertijd weet ze
het goede uit de tradities te behou-
den. Prof. dr. dr. A. Rijnberk, erelid
van de KNMvD en van de DSK,
kijkt terug op zijn tijd als ab-actis
van 1959 tot 1960. "DSK was geen gezelligheidsvere-
niging, maar wel een heel gezellige vereniging."

Rijnberk werd in 1955, tijdens zijn eerste jaar aan de univer-
siteit, lid van DSK De vereniging telde toen ongeveer vier-
honderd leden, waarvan een groot deel deelnam aan de
activiteiten van de vereniging. "Vergeleken met andere facul-
teitsverenigingen is de DSK altijd een hechte club geweest,"
aldus Rijnberk. "Dat hangt samen met vanouds aparte positie
van de Faculteit Diergeneeskunde. Die is voortgekomen uit
de Veeartsenijkundige Hogeschool en had een eigen studen-
tencorps. De faculteitsvereniging is daarvoor in de plaats
gekomen, maar bleef we! een hecht en gezellig karakter
houden."

Elke dag spreekuur

In 1959 trad Rijnberk toe tot het DSK-bestuur, in de functie
van ab-actis. Het bestuur zetelde in een kamer bovenin het
poortgebouw aan de Biltstraat, de ingang van de faculteit. "In
een klein zijkamertje bevond zich het ab-actiaat", herinnert
Rijnberk zich. "Maar dat was eigenlijk meer een archief." In
de bestuurskamer had het bestuur elke dag tijdens de lunch
contact met studenten. Er werd vergaderd, gebeld en er
werden brieven geschreven. "Ik had op de middelbare school
leren typen en dat kwam goed van pas." Zonder computers en
zonder kopieermachines ging het allemaal wat omslachtiger
dan tegenwoordig. Rijnberk: "Je maakte doorslagen met
carbonpapier Dus bij elke typefout moest je de fout ook uit-
gummen op de doorslagen. Daardoor werd je wel gedwongen
om heel precies te typen."

Het bestuur vertegenwoordigde natuurlijk ook de studenten
in de diergeneeskunde op recepties van andere verenigingen.
"De ab-actis moest eens in de drie maanden een kort verslag
sturen naar het College van Vertegenwoordiging, samen-
gesteld uit bestuursleden van de gezelligheidsverenigingen.
Maar daar kreeg je nooit iets over te horen. Daarom schreef
ik maar eens \'dat ik uit het uitblijven van een reactie meende
te kunnen concluderen dat mijn opsomming geen vragen op-
riep.\' Ik heb geen reactie gekregen."

Feest en excursies

Het bestuur organiseerde de jaarlijkse excursies. "We gingen
naar Gent, waar we werden ontvangen door de studentenver-
eniging \'Willen is kunnen\'. Dat was een traditie. Andere
jaren ontvingen wij de Gentse collega\'s." Een hoogtepunt was
de vijfdaagse excursie naar \'l\'Ecole Nationale Vétérinaire

Interview

,f ? .t f. I

23 oktober 1959: nieuw aangetreden DSK-bestuur. Van links naar rechts:
F. Bosman, vice ab-actis, A. Rijnberk, ab-actis, A.M.J. Rutten, praeses,
F.E. de Groot, fiscus, H.H.F.M. van de Vijver, vice-praeses.

d\'Alfort\' vlak bij Parijs. "Met Lyon de bakermat van het on-
derwijs in de diergeneeskunde." Maar DSK organiseerde ook
binnenlandse excursies, vaak met een veterinair thema, zoals
een bezoek aan de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiri-
tusfabriek in Delft, waar penicilline werd gemaakt. "De foto-
grafie was wat minder verbreid als tegenwoordig", vertelt
Rijnberk. "Daarom werd voor officiële gelegenheden een be-
roepsfotograaf uitgenodigd. Dat leverde mooie foto\'s op."
De vereniging organiseerde twee keer per jaar een feest: het
Sint Nicolaasfeest en het drafsportfeest. Rijnberk: "Het paard
was in die dagen heel belangrijk in de diergeneeskunde. Het
had eeuwenlang een belangrijke rol vervuld als trekdier en
rijdier Geleidelijk werd het meer een recreatiedien Er was in
die tijd een drafbaan in Utrecht, \'Mereveld\'. Eigenaren en
piqueurs kwamen met hun paarden op de faculteit, en omge-
keerd gingen studenten en dierenartsen naar de drafbaan. Uit
die persoonlijke, maar ook officiële contacten is het idee ge-
boren de studenten gelegenheid te bieden de drafsport te
beoefenen op de Utrechtse drafbaan."

Mooie tradities

Vooruitstrevend, met behoud van tradities

"Een studievereniging is heel belangrijk voor de contacten
van de student met de faculteit en met de maatschappij", stelt
Rijnberk. "DSK helpt studenten zich voor te bereiden op hun
functie als dierenarts." Kenmerkend voor DSK is volgens
hem haar vooruitstrevendheid, met behoud van traditionele
elementen. "DSK houdt traditionele elementen in ere, zo
worden hoogleraren bij hun oratie nog steeds vervoerd in een
calèche met volgkoetsen, maar de vereniging sluit tegelijk
aan bij nieuwe ontwikkelingen." Rijnberk wenst de vereni-
ging toe dat ze alert blijft op die ontwikkelingen, maar tege-
lijk mooie tradities niet loslaat. "Maar ik denk dat dit bij en-
thousiaste jonge mensen vanzelf zal gaan."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

-ocr page 228-

U hebt een
vrij beroep in
loondienst.

Voorkom dat u bij
arbeidsongeschiktheid
een vrije val maakt.

Ontdek de voordelen van onze Vaste lasten verzekering.

Als u een vrij beroep hebt, valt uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid fors terug. Movir
kan zorgen dat uw maandelijkse vaste lasten zoals huisvesting, energie, telefoon, kinderopvang en
verzekeringen in ieder geval gedekt zijn. Met onze Vaste lastenverzekering worden deze privé-
lasten opgevangen. Want juist bij arbeidsongeschiktheid wilt u geen hoofdpijn hebben over uw
inkomen. Neem voor meer informatie over de Vaste lastenverzekering óf een van onze andere
loondienstverzekeringen contact op met uw verzekeringsadviseur. Of kijk op www.movir.nl.

Onderdeel van INGAÈ

Partner van Professionals, m OV1T

-ocr page 229-

Een nieuwe Wet dieren

Joost van Herten

Het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
werkt aan een nieuwe wet waarin de
verhouding tussen mens en dier
centraal staat. Deze Wet dieren om-
vat een groot aantal onderwerpen,
uiteenlopend van dierenwelzijn tot
diergezondheid. Ook de regelgeving
met betrekking tot dierlijke produc-
ten, diergeneesmiddelen en dierenartsen valt eronder. Een
groot aantal maatschappelijke organisaties en branche-
verenigingen, waaronder de KNMvD, zijn gevraagd om
commentaar te leveren.

Het wetsvoorstel moet volgens LNV meer inhouden dan een
bundeling van bestaande wetten. De minister streeft naar ver-
eenvoudiging, vernieuwing en verbetering van de bestaande
wetgeving. Door wetten te bundelen moet het geheel over-
zichtelijker worden. Europese regels kunnen door de nieuwe
opzet beter worden geïmplementeerd. In nationale regel-
geving zal men zo veel mogelijk gebruikmaken van doel-
voorschriften. Wat betreft dierenwelzijn is er in de nieuwe
wet een centrale plaats gegeven aan de intrinsieke waarde van
het dier. Verder bevat het voorstel een handhavingstelsel met
een duidelijk sanctieregime voor alle onderdelen. Tevens
wordt de mogelijkheid geïntroduceerd van een bestuurlijke
boete, die een toezichthouder zonder tussenkomst van de
rechter aan een overtreder kan opleggen. Daarnaast is er
sprake van een aantal grotere en kleinere wijzigingen ten op-
zichte van de vigerende wetgeving.

Gezien het door LNV voorziene tijdspad was er een zeer
korte reactietermijn van twee weken, die bovendien midden
in de zomervakantie viel.

Commentaar van de KN MvD

De complete tekst van het conceptwetsvoorstel en het com-
mentaar van de KNMvD op deze nieuwe wet zijn te vinden
op de website van de KNMvD
(www.knmvd.nl, onder veteri-
naire zaken). Hieronder volgt een korte samenvatting van
onze belangrijkste opmerkingen.

• Het succes van een kaderwet staat of valt met de invulling
van de uitvoeringsregelgeving. Een goed oordeel over het
wetsvoorstel is lastig te geven omdat de inhoud van de ver-
schillende algemene maatregelen van bestuur (amvb) die
onder de wet moeten komen te hangen, nog niet bekend is.
In de huidige Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
(GWWD) zijn veel artikelen overigens helemaal niet uit-
gewerkt met een amvb. De KNMvD is van mening dat dit
voor de nieuwe Wet dieren anders moet zijn.

• In de memorie van toelichting van de wet gaat de minister
in op de doelstellingen van de wet. De KNMvD vindt dat
daarin het belang van het welzijn van gezelschapdieren
onvoldoende wordt verwoord.

• Dat de intrinsieke waarde als integraal beginsel wordt
vastgelegd, is een goede zaak. De belangen van dieren zijn
daarmee niet automatisch ondergeschikt aan die van de
mens.

Berichten

verslagen

Welke wetten vervangt de Wet dieren?

In de nieuwe Wet dieren worden de volgende wetten ge-
bundeld:

• de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

• de Diergeneesmiddelenwet;

• de Wet op de uitoefening diergeneeskunde;

• de Wet op de dierenbescherming;

• de Kaderwet diervoeders;

• onderdelen van de Landbouwwet en de Landbouw-
kwaliteitswet.

In de nieuwe wet wordt de plicht om dieren de nodige zorg
te bieden, uitgebreid naar wilde dieren. Daarbij rijst wel
de vraag wie uiteindelijk de rekening voor de geboden
zorg zal gaan betalen. Het kan niet zo zijn dat de dieren-
arts met deze rekening blijft zitten.
Ook voor agressieve dieren zullen in de nieuwe wet weer
maatregelen worden opgenomen. De KNMvD is echter
geen voorstander van rasspecifieke maatregelen zoals in
de huidige Regeling agressieve dieren.
Bij het uitwerken van een amvb over het doden van dieren
vraagt de KNMvD het ministerie ook aandacht te besteden
aan het doden van niet voor de productie gehouden dieren.
De KNMvD is tegen het onbedwelmd slachten van dieren.
Als het gaat om ritueel slachten mag een vereenvoudiging
van de regelgeving geen versoepeling betekenen. Zolang
onbedwelmd slachten is toegestaan, pleit de KNMvD voor
strengere eisen.

De registratie van dierenartsen en het veterinair tuchtrecht
moeten onder één eindverantwoordelijke komen te vallen.
De KNMvD wil in de nieuwe wet graag de mogelijkheid
laten opnemen voor het (desgewenst) instellen van een
\'orde\'.

Over het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige
handelingen bestaat onduidelijkheid, bijvoorbeeld ten aan-
zien van het chippen van dieren. In veel EU-lidstaten is dit
een veterinaire handeling. De KNMvD wil heider hebben
wie welke diergeneeskundige handelingen mag verrichten.
LNV wil de titelbescherming beperken tot dierenartsen die
in het register zijn ingeschreven. De KNMvD verzoekt de
minister om dierenartsen die buiten de praktijk werkzaam

Kaderwet

De nieuwe Wet dieren wordt een kaderwet. Een kaderwet
is een raamwerk dat algemene principes, verantwoorde-
lijkheden en procedures omvat. De uitvoeringsregelgeving
wordt verder uitgewerkt in algemene maatregelen van be-
stuur. Het voordeel van een kaderwet is dat het een wette-
lijke basis biedt voor belangrijke voorschriften maar dat
de details van die bepalingen kunnen worden aangepast
aan veranderende omstandigheden zonder een door het
parlement geaccordeerde wetswijziging. De uitvoerings-
regelingen komen in een later stadium aan de orde.

-ocr page 230-

zijn, de titel \'dierenarts niet praktiserend\' te laten voeren,
zoals dat ook in de humane geneeskunde is toegestaan.

• De KNMvD zou de mogelijkheid willen behouden om
wettelijke eisen te stellen aan nascholing van dierenartsen
en de inrichting van praktijken (artikel 12 van de Wet op
de uitoefening diergeneeskunde).

• De KNMvD is voorstander van het invoeren van een wet-
telijk vastgelegd beroepsgeheim voor dierenartsen.

• De KNMvD wil graag een griffierecht invoeren voor het
indienen van klachten bij het Veterinaire Tuchtcollege.

Aan de hand van alle reacties van maatschappelijke organisa-
ties zal LNV het wetsvoorstel waarschijnlijk op bepaalde
punten aanpassen. Minister Verburg wil het voorstel in
november aan de Tweede Kamer presenteren gelijktijdig met
de Beleidsnota dierenwelzijn en de Nationale agenda dier-
gezondheid. Deze twee beleidsstukken hangen nauw met de
kaderwet samen maar de conceptversies ervan zijn helaas
nog niet openbaar.

Als de kaderwet wordt aangenomen kan worden begonnen
met de invulling van de uitvoeringsregelgeving. Dat is
minstens zo belangrijk en wij gaan er vanuit dat de KNMvD
daar ook bij betrokken zal worden. We zullen u op de hoogte
houden van de ontwikkelingen.

Werkgroep KNMvD

Het bestuur van de KNMvD heeft in het TvD van 1 augus-
tus 2006 een oproep gedaan om deel te nemen aan een
werkgroep die de reactie van de KNMvD op de nieuwe
kaderwet Dieren vorm moet geven.
De volgende collega\'s hebben zitting in die werkgroep:
prof dr. Elsbeth Stassen;
mr. drs. Ardo Menges;
■ drs. Monique Driessen;

• drs. Erik Gostelie;

• drs. Jan van Mameren;

• dr. Jan de Kruijf;

• drs. Daan Hartgers.

De voorzitter van deze werkgroep is KNMvD-voorzitter
Ludo Hellebrekers. Ondersteuning vanuit het bureau komt
van senior beleidsmedewerkers veterinaire zaken Joost
van Herten en Hugo de Groot.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken van de KNMvD.

Een gezonde financiële toekomst

Als medicus komt u op verschillende momenten in uw carrière in aanraking met de
financieel-juridische kanten van uw beroep.

Raadgevers Medische Beroepen geeft al ruim 35 jaar persoonlijk advies op maat
aan beoefenaars van (para)medische beroepen. Wij begeleiden u bij uw financiële
planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.

Ook zorgeloos uw beroep uitoefenen?

Neem voor meer informatie contact op met adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of kijk op www.raadgevers.nl

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www/.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 231-

Congresverslag veterinaire parasitologie

Paul Overgaauw

~~ Van 14 tot 17 juli 2007 vond in
Washington de 52ste bijeenkomst
plaats van de American Associa-
tion of Veterinary Parasitologists
(AAVP). Dit jaarlijkse congres
biedt een grote hoeveelheid en
verscheidenheid aan onderwerpen
door het gebruik van presentaties
van vijftien minuten. Het blijkt
mogelijk in deze tijd complete informatie over een on-
derwerp te geven. Gedurende vier dagen waren er ruim
120 sessies inclusief een symposium over grootschalig
epidemiologisch onderzoek in dierenartsenpraktijken
met behulp van een elektronische databank. Deze laat-
ste bijeenkomst werd gehouden in samenwerking met
het jaarlijkse congres van de American Veterinary Me-
dical Association (AVMA), dat gelijktijdig plaatsvond.
Het merendeel van de bijdragen was afkomstig uit de
Verenigde Staten (USA), maar de informatie en de re-
sultaten gelden in veel gevallen ook voor Europa.

Ectoparasieten

Snellere infectieoverdracht door teken
De door teken overgebrachte bacterie Anaplasma phagocy-
tophilum
is een in prevalentie toenemende zoönose met in de
USA bij de mens al achthonderd gevallen per jaar. Net als in
Europa wordt de toename van het aantal herten (reservoir)
beschouwd als een belangrijke oorzaak. Ook de aanwezig-
heid van meer immuundeficiënte individuen is verantwoor-
delijk voor een toename in de prevalentie bij de mens. Verder
wordt de aandoening vaker gevonden door een betere diag-
nostiek.

Het risico van overdracht van besmetting van door teken
overgebrachte infecties zoals Ehriichia, Borrelia en Babesia
tussen honden onderling, maar ook van de hond op de mens,
lijkt groter dan gedacht. Deze veronderstelling is gebaseerd
op de zogenaamde interstadiële overdracht (zonder overgang
naar een volgend stadium) door mannelijke teken. Hiernaast
zijn de transstadiële (van larve naar nimf naar adult) en trans-
ovariële (van adult naar eieren) overdracht bekend. Manne-
tjesteken hechten zich namelijk niet zoals de vrouwtjes
dagenlang vast op een gastheer, maar genieten een korte
bloedmaaltijd alvorens te paren. Het blijkt dat ze daarna veel-
vuldig kunnen overstappen naar een andere gastheer om daar
weer bloed te zuigen. Dit is aangetoond door honden expe-
rimenteel te besmetten met
Rhipicephalus 5a«gM/«eM^-teken,
die per hond een andere kleurcodering kregen, en de dieren
vervolgens samen te brengen met honden zonder teken
(Oklahoma State University). Door bij de honden dagelijks
de aanwezige teken te tellen en de kleurcodering te noteren,
kon worden bepaald dat na twee dagen al 11 procent van de
teken op een andere gastheer was overgegaan. Na een week
bedroeg dit percentage al 35 procent. Vanwege de zoge-
noemde \'interrupted feeding\' wordt verondersteld dat deze
teken pathogenen kunnen overbrengen binnen een veel korte-
re periode dan de 24 tot 48 uur die hiervoor als gebruikelijk
wordt aangenomen. Onder natuurlijke omstandigheden blijkt
de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke teken op de
hond vier op één te zijn. De levensduur van volwassen man-
netjesteken kan wel 568 dagen bedragen.

Versla

Nieuwe moleculen vlooienbestnjding
Naast de recent ontwikkelde moleculen uit de neonicotinoï-
dengroep, imidacloprid en nitenpyram, heeft het bedrijf Su-
mitomo een nieuw molecuul voor de vlooienbestrijding ont-
wikkeld: dinotefuran (A. Ahn, New Jersey). Binnen zes tot
twaalf uur na topicale toediening werd een 94 tot 100 procent
werkzaamheid tegen vlooien aangetoond. De veiligheid blijkt
tien keer groter te zijn dan die van bestaande adulticiden en
de kans op kruisresistentie met bestaande moleculen zou
gering zijn. Men verwacht de introductie later dit jaar. In
combinatie met een insectengroeiremmer (IGR) en een pyre-
throide wordt een optimale en nog snellere werkzaamheid
verwacht tegen zowel vlooien als teken.
De werkzaamheid van het nieuwe \'spot-on\'-molecuul meta-
flumizon (ProMeris*) tegen de kattenvlo en de eitjes en lar-
ven daarvan werd bepaald in een gepaard onderzoek met ex-
perimentele vlooienbesmetting (M. Dryden, Kansas State
University). Vanaf 72 uur na toediening werd gekeken hoe-
veel vlooien er overleefden en of de geproduceerde eitjes
levensvatbaar waren. De onderzoekers concludeerden dat
tussen dag 3 en dag 45 een werkzaamheid tegen volwassen
vlooien werd bereikt van 99,6 procent. Binnen 24 en 48 uur
na toediening daalde de eiproductie met 52 procent respectie-
velijk 99 procent. Er was geen invloed op het uitkomen van
de eieren en de ontwikkeling tot volwassen vlooien (dus geen
IGR-werking). Het aantal eieren dat na toediening nog werd
geproduceerd, was echter nihil.

Endoparasieten - protozoaire infecties

Tritrichomonas bij de kat

Ook in Nederland is de parasiet Tritrichomonas foetus al ge-
vonden bij katten met chronische dikke darm-diarree. Tot nu
toe nam men aan dat dit dezelfde parasiet is als de
T. foetus
die de seksueel overdraagbare aandoening bij het rund ver-
oorzaakt. Om dit te onderzoeken, werden isolaten van de
T. foetus van het rund en de kat experimenteel als kruisbe-
smetting toegepast (University Oklahoma en Alabama). Het
bleek dat er daarna significante verschillen optraden in de
aard en de duur van de besmetting, net als bij de \'in vitro\'
kweek van de trichomonidae. De conclusie was daarom dat
het verschillende isolaten zijn.

Babesia-infecties door direct bloedcontact
Babesiasoorten worden overgebracht door teken. In de USA
blijkt
Babesia gibsoni echter steeds vaker te worden gevon-
den bij pitbulls en honden die met pitbulls hebben gevochten,
terwijl er geen geschikte teek aanwezig is als vector. Men
vermoedde daarom dat de parasiet kan worden overgebracht
door direct bloedcontact tijdens vechten. Hiervoor werden in-
derdaad sterke aanwijzingen gevonden bij epidemiologisch
onderzoek. Van 108 onderzochte pitbulls bleken er 33 posi-

-ocr page 232-

tief voor B. gibsoni, waarbij voor het eerst in de USA het
Spaanse isolaat
Theileria annae (B. microti) werd gevonden.
Honden met vechtlittekens waren in 70 procent van de geval-
len positief, tegenover 24 procent van de honden zonder dui-
delijke littekens.

Behandeling van Cystoisospora-infectie
Ook in de USA zijn geen effectieve middelen geregistreerd
voor de behandeling van coccidiose bij de hond, veroorzaakt
door Cystoisosporasoorten, zoals C.
canis, C. ohioensis of C.
burrowsi. Ook in Nederland komen deze infecties vaker voor
dan gedacht, vooral bij pups in of afkomstig uit kennels. Een
goed werkzaam (\'off label\') middel dat zowel bij de hond als
bij de kat al vaker is onderzocht, is toltrazuril (Baycox*). Het
had in de hondenkennel van de University of Pennsylvania,
waar veel immuundeficiënte dieren met deze infectie aanwe-
zig waren, een uitstekende werkzaamheid. Twee dagen na een
eerste orale behandeling met 20 milligram per kilogram (mg/
kg) toltrazuril was al 67 procent van de dieren negatief Er
werden geen bijwerkingen gezien. Het middel was niet werk-
zaam tegen Giardia.

Varkensvlees oorzaak van toxoplasmose
Varkensvlees wordt in de USA beschouwd als belangrijkste
oorzaak van humane toxoplasmose. Dit bleek uit een lande-
lijk onderzoek van vlees afkomstig uit supermarkten (Dubey,
Tenessee). Terwijl alle rund- en kipvlees negatief bleek te zijn
op de aanwezigheid van
Toxoplasma gondii, testte 0,38 pro-
cent van het varkensvlees positief Met de wetenschap dat er
in Amerika jaarlijks honderd miljoen varkens worden ge-
slacht en volgens Dubey ieder besmet dier potentieel onge-
veer honderd personen kan besmetten, geeft het belang en
risico aan van deze op het eerste gezicht lage prevalentie. Er
worden in bepaalde delen van de USA nog steeds varkens
buiten gehuisvest, vaak onder slechte hygiënische omstan-
digheden. Onderzoek op een dergelijk bedrijf liet zien dat
75 procent van de dieren besmet was met
T. gondii. Experi-
mentele besmetting van katten met hart van besmette varkens
resulteerde in alle gevallen tot uitscheiding van oöcysten. Het
type 11-genotype, dat bij de mens het meest wordt gevonden,
werd aangetroffen in 71 procent van de onderzochte isolaten.

Giardia- en cryptosporidiëninfecties

Op een melkveebedrijf werden dertig runderen vanaf de
geboorte gedurende twee jaar wekelijks (tot een leeftijd van
acht weken), vervolgens iedere veertien dagen (tot zes maan-
den) en ten slotte maandelijks (ouder dan zes maanden) on-
derzocht op de aanwezigheid van
Giardia duodenalis in de
feces (J. Trout, Beltsville). Van de positieve monsters werd
vervolgens het genotype bepaald. Assemblage E (rund) was
voornamelijk aanwezig bij de jonge kalveren, met een piek
van 83 procent uitscheiders op een leeftijd van vier tot vijf
weken. Alle dieren waren op zeker moment uitscheider en in
deze leeftijdsgroep werd het vaakst diarree waargenomen.

Assemblage A, die besmettelijk is voor de mens, werd aange-
troffen bij oudere kalveren, met een piek van 20 procent uit-
scheiders op achttien weken leeftijd. Dit genotype werd uit-
eindelijk aangetroffen bij 70 procent van de dieren tot een
leeftijd van vijftien maanden. Een aantal dieren vertoonde
beide assemblages tegelijk of opeenvolgend in de tijd. De
onderzoekers concludeerden dat het risico op een zoönose
door Giardia bij runderen vanaf vijf maanden groter was dan
bij jonge kalveren.

Bij dezelfde groep dieren werd ook de aanwezigheid van
Cryptosporidium onderzocht en het genotype daarvan bepaald.
De hoogste prevalentie werd aangetroffen bij kalveren tot een
leeftijd van acht weken (38 procent). Het ging vooral om
C.
parvum (zoönose). Tussen drie en twaalf maanden bedroeg
het percentage uitscheiders 18 procent, terwijl tussen een en
twee jaar nog maar 2 procent van de dieren positief was (voor-
al voor C.
bovis en een hertengenotoype). Alle dieren waren in
de onderzoeksperiode wel een keer uitscheider van C.
parvum,
waarbij vooral jonge kalveren een risico voor de mens vorm-
den. Bij de mens komt naast C.
parvum ook C. hominis voor

Endoparasieten - worminfecties

Infectie met Strongylus vulgaris bij het paard
Strongylus vulgaris leidt bij het paard door het jarenlang
gebruik van anthelmintica zelden meer tot klinische pro-
blemen. De parasiet is echter niet uitgeroeid en resistentie te-
gen anthelmintica blijft daarom een steeds aanwezig risico,
net als resistentie tegen nieuwere moleculen. Om een opti-
male ontwormingsstrategie te kunnen toepassen, is een be-
trouwbare en nauwkeurige diagnostiek gewenst. De enige
manier om Strongylussoorten in feces te kunnen differen-
tiëren, is door middel van een twee weken durende feces-
kweek. De Universiteit van Kopenhagen heeft samen met de
Universiteit van Georgia een PCR ontwikkeld die specifiek
S. vulgaris kan aantonen, waarbij tevens een betrouwbare
kwantitatieve analyse mogelijk is.

Resistentie tegen anthelmintica

Ook bij schapen en geiten is resistentie tegen anthelmintica
een groeiend probleem. In zuidwestelijke staten van de USA
vond men op 94 procent van de schapen- en 100 procent van
de geitenbedrijven resistentie tegen benzamidazolen. Tegen
levamisol was dit respectievelijk 41 en 54 procent en tegen
ivermectine 65 en 92 procent. Multipele resistentie was aan-
wezig bij respectievelijk 35 en 54 procent van de bedrijven.
Ook tegen moxidectine werd resistentie aangetoond (respec-
tievelijk 6 en 31 procent). Het advies was om de resistentie-
status van bedrijven met kleine herkauwers jaarlijks te moni-
toren als onderdeel van het gezondheidsmanagement.

Dr. Paul A.M. Overgaauw is dierenarts-specialist veteri-
naire microbiologie en parasitoloog.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2007

718

-ocr page 233-

ProMeris®
Een klasse apart

/

Bevat metaflumizon, een volledig
nieuwe natriumkanaalantagonist
Is in een eigen IRAC*-groep ingedeeld
Bereikt de maximale werkzaamheid
binnen uur

i i

Naam van hel diepgeneBsmiddeL ProMens\' 160 mg Spot^jn voor klere kaMen, ProMens\' 320 mg Spot-Of> voor grote katten RegistratieniHwners: EU/2/06/08i/001; EU/2/06/06t/OOe EU/E/06/064/OCO; eu/^\'06/064/00^. Werkzaam dsstanttdsel: 200 mg metaflumczon per ml
Doeldier Katten ouder dan 8 weken, indicaties; Voor de üestrijöng en preventie van vtooten
laenxepMióes canis en C feUs) tui katten Het dergeneesm«3dei kan worden gebrukt als onderdeel van een behandeüngsslratege legen door vlooien veroorzaaWe allergische
dermatitis. 8i^ven(i^gen: Overmatig speekselen kan vDonaxnen ncften het dier (frect na tKhvxlebng de plaats van toediening ükl Dil is geen symptoom van intoxicate en verdwijnt zonder behandelrig bn«n enkele minuten. Een juele loecienvig zal het bkken van de plaats
van toeder^ mvwnaliseren Oe toedtening van hel diergeneesmKldel kvi een lokale, tijdeliike, olieacntige versch^r^ ge«n en een klitlende of sl^elige vacht op de plaats van toediening Een droog residu kan ook waargenomen wortten Oil is nonnaal en zat meestal bin-
nen I -
i dagen na toedienng verdwijnen Deze verandemgen hebben geen mvloed op de veAigneK) van het diergeneesinddel Conlra-tndk:attes: Nel toedenen aan kittens longer dan 8 weken omL Dosering: De aanttevolen mnimale dosis is 10 mg metaflumizon/kg bchaams-
gewictit gelijk aan 020 mlAg SpeöalB waarschuwingen: vfenwid contact met de ogen van de kat, en vermiid orale opname door hel der \\rtx>r een optimale controle van vlooieninfestaties In huishoudens met meerdere huisdierea dienen alle hutsdtóren behandeld te worcten
met een geschWe insectKle. Het wordt te»«ns aanbevolen de omgewig te behandelen met een geschW rsectksde Voorzorgsmaatrtgelen voor geönjik 01) dlaran; Bij zieke of verzwakte óemi. alleen gebruiken na een voordeel/risico analyse. Dit öergeneesmiOdel is aUeen
voor spot-on loei^ng bedoeld. Net oraal toedienen of via ieder andere route. Het is belangnjk de dosis op een plaats toe te denen waar het dier het er niel af kan Ukken. Sta dieren net loe elkaar te likken drect na
de behandeling. Er dienen voorzorgsniaalregelen genomen te worden om te garanderen dat de ir^xxjd van de pipet of de toegediende dosis niet in contact komt met de ogen of mond van de ontvanger en/of and^ dieren
Speciale voorzorgsmaatregeian, te nemen door degene «a hat geneesmiddel aan de dieren toadlent Venrtjd direct contact met de huid, ogen of mond Na gebru* zorgvuldig handen wassen m geval van acödenteel
morsen op de huid drect afwassen met zeep en water Bij eccxienteel conlart van het dergeneesmtddel met de ogen, deze zorgvuldig met water spoelen Niet roken, dmken of eten tijdens gebruik van het dww^eesmid-
deL Vermijd direct contact met behandelde deren, totdat de plaats van toectening droog is Sta kmderen net toe te spelen met behandelde deren totdat de plaats van toedienng droog is. Daarom wordt aanbevolen de
deren \'s avonds te behandelen en recent behandelde deren nel toe te staan bij eigenaren te slapen, met name net bi] tanderen. KanaUsatie: UOA Verantwoordelijke vow het
in de handel brengen: Fort Dodge Animal
Health Holland. CJ van Houtenlaan 36.1381 CP Weesp. Nederlanfl Verder informatie is op aanvraag beschikbaar

ProMeris®

Precies. Professioneel. Parasitologie.

\'Insecticide Resistance Action Committee

fOKTDODGE © 2007 Fort Dodge Animal Health. Alt rights reserved.

-ocr page 234-

Cursussen PAO-D

Zoals u heeft kunnen lezen, zal
PAO-Diergeneeskunde in haar hui-
dige vorm per 1 januari 2008 op
houden te bestaan. Het bestuur van
de Stichting PAO-Diergeneeskunde
heeft de uitdrukkelijke wens uitge-
sproken voor komend najaar toch
een beperkt aantal cursussen aan
te bieden. Onderstaand vindt u een
aantal cursussen voor de komende periode.

Dat bovenstaande beslissing nu al gevolgen heeft voor het
bureau van de Stichting zal u niet vreemd overkomen. Met
ingang van 1 juli 2007 is het bureau niet meer alle dagen tele-
fonisch te bereiken. Wij verzoeken u dan ook de correspon-
dentie zo veel mogelijk via de mail te laten verlopen
(info@
paod.nl).

Module Financieel management

Cursusnummer: 07/926.
Datum: dinsdag 9 oktober 2007.
Tijd: 9.30 tot 17.00 uur.

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.
Prijs: € 520,- (bij het volgen van meerdere modules wordt
een korting van € 25,- per module verleend).
Aantal deelnemers: 12.

Programma: Tijdens deze vervolgmodule op de driedaagse
basiscursus \'Veterinair praktijkmanagement, een cruciale
factor\' krijgt u inzicht in het financieel management van uw
praktijk.

Introductie Echografie CD

Cursusnummer: 07/132.
Datum: dinsdag 2 oktober 2007.
Tijd: 09.30 tot 17.00 uur.

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.
Cursusleider/docent: drs. J.W. Garretsen, specialist veteri-
naire radiologie.

Prijs: € 525,- (inclusief CD met getoonde echobeelden en
rijk geïllustreerde syllabus).

Programma: In het ochtendprogramma worden de theore-
tische aspecten van echografie bij hond en kat besproken. In
het middagprogramma is er aandacht voor de praktische uit-
voering van het onderzoek. De middag wordt afgesloten met
het tonen van digitale videobeelden van diverse afwijkingen.

Epilepsie bij Hond en Kat

Cursusnummer: 07/127.
Datum: maandag 8 oktober 2007.
Tijd: 10.00 tot 16.00 uur

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.
Cursusleider/docent: dr L.M. Derkx-Overduin, specialist in-
wendige ziekten gezelschapsdieren.
Prijs: €210,-.

Programma: Epilepsie bij de hond en kat blijft een lasfige
aandoening. Er zijn meerdere verschijningsvormen en er zijn
ziektes die een aanvalsgewijs beeld vertonen gelijkend op dat
van primaire epilepsie. In dit PAO wordt aan de hand van
beeldmateriaal gekeken naar verschillende vormen van epi-
lepsie, wordt ingegaan op de belangrijkste diflferentieeldiag-
noses en hun diagnostiek. De behandeling van epilepsie en
de begeleiding van de patiënt wordt in het tweede deel van de
dag uitvoerig behandeld.

Aankondiging

Veel voorkomende misvattingen in de oncologie

Cursusnummer: 07/126.
Datum: donderdag 18 oktober 2007.
Tijd: 13.00 tot 17.00 uur.

Doelgroep: Zowel de gemengde practicus als de gezelschaps-
dierenpracticus.

Locatie: Collegezaal Departement Gezelschapsdieren,
Munsterlaan 8, Utrecht/De Uithof

Cursusleider/docent: dr. E. Teske, specialist interne genees-
kunde gezelschapsdieren.
Docent: dr. G.R. Rutteman.
Prijs: € 150,-.

Programma: In deze presentatie komen enkele veelvuldig
voorkomende misvattingen binnen de oncologie van gezel-
schapsdieren aan de orde. Voorbeelden die behandeld zullen
worden:

- Je moet geen mastocytoom opereren als je niet minstens
3 centimeter marge hebt.

- Honden met mammatumoren moeten ook ovariohysterec-
tomie ondergaan worden.

- Anaalzakcarcinomen komen alleen bij teven voor.

- Chirugie van tumoren: \'als er lucht bij komt gaat het fout\'.

- COX-2-remmers zijn effectieve nieuwe veterinaire thera-
peutica gebleken ongeacht het type tumor.

- Lomustine is een terecht veel gebruikt oraal cytostaticum
bij honden met kanker.

- Wanneer een hond twee huidmastocytomen ontwikkelt
duidt dit op metastasering en valt chirurgie af

In totaal zullen twaalf tot zestien oncologische onderwerpen
aan de hand van dit soort misvattingen worden behandeld.

Ongewenst gedrag bij honden: een oplosbaar commu-
nicatieprobleem!

Cursusnummer 07/112.
Datum: maandag 29 oktober 2007.
Tijd: 12.30 tot 21.00 uur.

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, De Molen 77, Houten.
Cursusleider/docent: dn B.W Knol.
Docent: de heer H. Cuppen.
Prijs: € 280,-.

Programma: Honden en eigenaren zijn door verschillende
oorzaken veelal hun vermogen om goed met elkaar te com-
municeren kwijtgeraakt. Eigenaren maken veel communi-
catiefouten en veroorzaken daarmee vaak probleemgedrag
bij de hond. Menig eigenaar zoekt daar therapeutische hulp
voor. Het programma is erop gericht practici te ondersteunen
bij het verlenen van deze therapie.

U kunt zich opgeven voor de bovenstaande cursussen bij
PAO-Diergeneeskunde via
www.paod.nl,info@paod.nl of
telefonisch (030-6348980).

-ocr page 235-

D-Day

Proveto organiseert op zaterdag 6 ok-
tober aanstaande de eerste editie van
\'Dermatology Day\' in Congrescen-
trum De Reehorst te Ede. Dit sympo-
sium over huidaandoeningen staat on-
der leiding van prof. dr. Ton Willemse
en er komen verschillende dermatologische aandoeningen aan
bod, net als de diagnostiek ervan. Dr Richard Harvey (Ver-
enigd Koninkrijk) bespreekt de behandeling van pruritis en
pyodermie en dr Sebastian Schleifer (Duitsland) gaat in op
hyposensibilisatie en pododermatitis. Andere sprekers zijn
drs. Mieke Leistra (\'Tien dermatologische valkuilen\'), drs.
Erik-Jan Tjalsma (cytologie en dermatologie) en humaan der-
matoloog dr Henk van der Walle (\'De dierenarts als dermato-
logisch patiënt\'). Het programma duurt van 9.00 tot 17.30 uur
De kosten verbonden aan dit symposium bedragen 175 euro
(exclusief 19 procent BTW). U kunt korting krijgen via Royal
Canin bij bestelling van dermatologische dieetvoedingen.
Pfizer AH is de tweede hoofdsponsor van deze dag.
Informatie en opgave: 06-51536928.

Caniflexine

Schering-Plough Animal Health brengt een nieuw, voedings-
supplement op de markt, als ondersteuning voor honden met
gewrichtsproblemen. Caniflexine bevat de drievoudige com-
binatie van glucosamine, chondroïtinesulfaat en uitgekiende
plantenextracten. Glucosamine en chondroïtinesulfaat heb-
ben hun werking bewezen bij de opbouw, het behoud en het
elastisch houden van gewrichtskraakbeen. Naast deze
beproefde middelen bevat Caniflexine brandnetelextract en
duivelsklauwwortel, die beide pijnstillende en ontstekings-
remmende eigenschappen bezitten.

Nieuws
van de
industrie

Nieuws van
de industrie

Caniflexine kan worden gebruikt bij jonge honden van snel
groeiende rassen, bij sterke belasting van de gewrichten, trau-
matische gewrichtsaandoeningen en gewrichtsslijtage ten
gevolge van ouderdom of aangeboren afwijkingen.
Informatie: 030-2408888.

Voorlichting Metacam® Kat

In het kader van de introductie van Metacam® orale suspen-
sie voor katten voor de behandeling van ontsteking en pijn bij
chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat organi-
seert Boehringer Ingelheim een aantal voorlichtingsavonden
georganiseerd onder de titel \'Osteoarthrose, pijn(gedrag) en
het gebruik van NSAlD\'s bij katten\'. Sprekers zijn les Akker-
daas (dierenartsanesthesioloog) en dr Louska Schipper (die-
renartsfarmacoloog) van de Faculteit Diergeneeskunde en
Debbie Rijnders (gedragstherapeut voor dieren, Tinley).
De lezingen vinden plaats op de volgende data en locaties:
19 september in Hotel De Cantharel te Apeldoorn; 24 sep-
tember in Hotel Van der Valk te Vianen en 9 oktober in Hotel
Van der Valk te Eindhoven.
Informatie en aanmelding: 072-5662411.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

-ocr page 236-

De KNMvD, jong én oud

Om met het laatste te beginnen: in augustus bestond de KNMvD 145 jaar. Geen grote festiviteiten dit
keer (dat doen we bij 150 jaar) maar wel een respectabele leeftijd, die naar mijn stellige overtuiging niet
gepaard gaat met ouderdomsverschijnselen.

Integendeel: de beroepsgroep en de KNMvD verjongen continu en het bestuur heeft de \'jonge leden \'dan
ook als extra aandachtspunt benoemd in haar beleidsplan 2008 tot 2010.

Onlangs vond er een bijeenkomst plaats met een aantal \'jonge leden \'waarbij de vraag vanuit het bestuur
was: wat verwachten jullie dat wij als KNMvD voor jullie doen? De achterliggende motivatie is om te
komen tot een verdere verbetering van de ledenservice (ook) voor de jonge leden, hen op die wijze meer
bij de KNMvD te betrekken en daardoor ook het lidmaatschapspercentage van dit cohort dierenartsen
(minder dan tien jaar afgestudeerd) op een hoog peil te houden. Dit laatste is nu een punt van zorg.
Opvallend is de behoefte aan onderlinge uitwisseling van informatie, op een laagdrempelige manier, even-
tueel onder leiding van een aansprekende docent. Daarbij hoort zeker ook een ruime mogelijkheid voor de
sociale kant van het vak. Dat het uitwisselen van praktijkervaringen, zowel veterinair technisch als sociaal
maatschappelijk, hoog scoort op de behoefteladder, blijkt onder andere uit
het recent opgezette forum van en voor jonge dierenartsen
fwww.fvjd.org;
zie het bericht in het TvD van 15 juli/1 augustus 2007), een goed initiatief
dat goed aansluit bij de wens van het bestuur Namelijk: niet wij bedenken de
nieuwe plannen ten behoeve van de jonge leden, maar onder andere via zo \'n
jbrum formuleren zij zelf hun wensen en behoeften. Bij onze senioren heeft het
initiatief bij de groep zelf leggen geleid tot een daverend programma. Nu kun-
nen we hopelijk hetzelfde traject bewandelen voor en met de jonge collega \'s.
Zij komen met voorstellen die het bestuur en bureau naar beste kunnen zullen
faciliteren. Dus als u ideeën heeft, laat het hen of ons dan weten!
Kortom, het bewijst eens te meer: de KNMvD is springlevend.

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter
lj.hellebrekers@knmvd.nl

Voorzitters-
column

Als student naar het jaarcongres

Diana de Rooij

Twee opeenvolgende jaren heb ik
als (toenmalig) DSK-bestuurslid
op de eerste vrijdag van oktober
diep in de nacht enthousiaste stu-
denten verwelkomd op de WSB
na hun bezoek aan het KNMvD-
jaarcongres. Dit jaar wordt het voor
mij echt tijd om ook zelf eens een
kijkje te gaan nemen bij dit
interessante evenement.

Maatschappij

nieuws

Nu ik voor het eerst in de gelegenheid ben om naar Burgers\'
Zoo af te reizen, moet ik natuurlijk eens toetsen of al die ver-
halen van voorgaande jaren over gezelligheid, boeiende
lezingen, pittige discusies en een goed diner wel waar zijn.
Behalve in de informele gezelligheid ben ik persoonlijk zeer
geïnteresseerd in het onderwerp \'Wijzer in dierwelzijn\'. Af-
gelopen jaar heb ik tijdens mijn minor bestuur- en organisa-
tiewetenschappen aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en
Organisatiewetenschappen (USBO) een vak gevolgd over de
EU. Binnen dit vak was er een theoretisch gedeelte over de
mogelijkheden binnen Europa om te lobbyen en onderhande-
len en er moest een praktijkcase worden ontworpen voor een
lobbystrategie. Het onderwerp was naar eigen keuze in te
vullen. Ik hoefde er niet lang
over na te denken en koos
voor het uitstippelen van een
lobbystrategie voor het ont-
werpen en implementeren
van een overkoepelend die-
renwelzijnorgaan op EU-
niveau. Omdat ik me destijds
heb verdiept in de betrokken
organisaties op het gebied
van dierenwelzijn en hun
mogelijkheden om invloed
uit te oefenen op EU-niveau
lijkt het onderwerp van het
aankomende Jaarcongres mij
interessant. Ik hoop dat veel
studenten op 5 oktober sa-
men met mij naar Burgers\'

Zoo zullen afreizen en dat we \'wijzer in dierwelzijn\' zullen
terugkeren.

Diana de Rooij is vijfdejaars student diergeneeskunde.

-ocr page 237-

Het Jaarcongres van de KNMvD dat op 5 oktober in
Burgers\' Zoo gehouden wordt staat dit jaar in het licht
van dierenwelzijn. De Partij voor de Dieren heeft als be-
langrijke voorvechter van de rechten van het dier uitge-
sproken ideeën over dieren, dierenwelzijn en de rol van
de dierenarts.

Medische ontwikkelingen en economische welvaart zorgen er-
voor dat er steeds meer mogelijkheden zijn ontstaan om dieren
met allerhande ziekten en mankementen in leven te houden.
Zolang de verzorger van het dier een flinke zak geld mee-
brengt, lijkt alles mogelijk. Of deze ontwikkelingen in het be-
lang van het dier zijn, valt in veel gevallen te betwijfelen. Wer-
den dierenartsen vroeger vooral geselecteerd op vakkennis,
tegenwoordig tonen vacatures voor groepspraktijken steeds
vaker het vereiste van een \'commerciële instelling\'.
Tegelijkertijd ziet een steeds groter wordende groep mensen
in de hoge dierenartskosten een reden om af te zien van medi-
sche behandeling van hun dier, met alle gevolgen van dien. De
vaccinatie van hobbykippen is daarvan een duidelijk voor-
beeld. De kosten van de vaccinatie in relatie tot de geperci-
pieerde waarde van een kip zorgen er in veel gevallen voor dat
kippen jaarlijks worden opgehokt onder omstandigheden die
afbreuk doen aan hun welzijn. Ook kunnen de hoge kosten
leiden tot een wrang onderscheid in de behandeling van die-
ren. Zo is het mogelijk dat kater Boris dagelijks insuline krijgt
ingespoten en de rest van zijn leven dure dieetbrokken krijgt
voorgeschoteld, terwijl poes Minoes van drie straten verderop
een spuitje krijgt omdat ze haar pootje heeft gebroken. De
kloof tussen het dier als volwaardig gezinslid of statussym-
bool en het dier als wegwerpartikel wordt steeds schrijnender

Toezichthouder

Zodra economische belangen de mate van dierenwelzijn gaan
bepalen, is een onafhankelijke toezichthouder nodig. Hier is
een belangrijke rol weggelegd voor de dierenartsen. Zij die-
nen het dier te verzorgen en beschermen, zowel tegen ziekte
of verwondingen als tegen onnodig lijden door overmatige
behandeling. "Vanzelfsprekend", zou men denken, zij het
niet dat ook hier economische motieven een belangrijke rol
spelen. Dierenarts Abbe Vaandrager waarschuwt in de
Volks-
krant
van 23 augustus 2007 zelfs tegen het blind vertrouwen
op het advies van dierenartsen en gebiedt mensen om alert te
zijn op economische motieven van de behandelend arts.
De reactie van de heer Hellebrekers die op 27 augustus in
dezelfde krant verscheen, waarin ook hij de emancipatie-
beweging van het dier signaleert en de intrinsieke waarde van
het dier een plaats geeft in de omgang met dieren, geeft aan
dat deze principiële discussie nu ook binnen de KNMvD is
aangezwengeld. Een positieve ontwikkeling waar zowel mens
als dier bij gebaat is.

Iemand in de positie om het verschil te maken tussen gezond-
heid en lijden, leven en dood zou zich in onze ogen louter
door objectieve, ethische overwegingen moeten laten leiden.
Dat een dierenarts daarbij best een goed inkomen mag ver-
dienen dat in overeenstemming is met zijn of haar opleiding,
verantwoordelijkheid, ervaring en onregelmatige diensten,
staat buiten kijf Wanneer dierenartsen zich in dat besef ver-

Dierenwelzijn en de dierenarts

Marianne Thienne

Marianne Thieme: "Iemand in de positie om het verschil te maken tussen
gezondheid en lijden, leven en dood zou zich in onze ogen louter door
objectieve, ethische overwegingen moeten laten leiden."

enigen, zou dat van grote invloed kunnen zijn op het dier-
enwelzijnsbeleid in ons land.

Financiële aspecten

\'First do no harm\' is ook voor de dierenarts een logisch uit-
gangspunt, dat in tijden van diergezondheidscrises in de vee-
houderij nogal eens met voeten getreden wordt, getuige de
inzet van dierenartsen bij ruimingen van gezonde dieren bij
uitbraken van vogelpest, mond-en-klauwzeer, varkenspest, et
cetera. Het offeren van gezonde dieren op het altaar van de
economie zou hoe dan ook bij elke dierenarts op weerstand
moeten stuiten.

Het maken van objectieve, ethische afwegingen terwijl de fi-
nanciële haken en ogen constant opduiken, is geen gemakke-
lijke opgave. De eerste stap is het gezamenlijk zoeken naar
mogelijkheden. Zo valt er veel winst te behalen door huisdie-
reigenaren te wijzen op hun verantwoordelijkheden en de
(financiële) consequenties van het adopteren van een dier, door
betrouwbare mogelijkheden te ontwikkelen om dieren te ver-
zekeren tegen medische kosten en door gezamenlijk op te tre-
den tegen dierenleed, bijvoorbeeld bij dieren zonder eigenaar.
"Voor de mens die werkelijk ethisch is, is alle leven heilig,
inclusief leven dat zich vanuit het oogpunt van de mens op
een lager niveau schijnt te bevinden", merkte Albert
Schweitzer halverwege de vorige eeuw reeds op. In dat op-
zicht kan de dierenarts een geweldige rol spelen in de ethi-
sche bewustwording in de omgang met dieren en het bescha-
vingsoffensief dat is ingezet. Binnen vijftig jaar zullen we in
schaamte omzien naar wat we dieren hebben aangedaan, ver-
wacht filosoof Paul Cliteur. Met hulp van de dierenarts moet
dat proces te versnellen zijn. Beterschap!

Mr. Marianne Thieme is fractievoorzitter van de Partij voor
de Dieren.

-ocr page 238-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deHandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Bakker, Mevr. L.M.; 1994; 3994 BB Houten:
Goudsmedengilde 35.

Bomers, Mevr. L.C.J.; 2007; 3532 CE Utrecht
Thomas a Kempisweg 166.
Hardevelt, Mevr. K.S.; 2007; 6833 GJ Arnhem
Kamillelaan 139.
Pol, Mevr. C. v.d.; 2006; 5492 CJ St. Oedenrode
Hoge Vonderstraat 24.
Prins, D.G.J.; Gent 2004; 1782 DC Den Helder; Javastraat 67.
Smit, J.J.; 2007; 2566 ZC Den Haag; Spreeuwenlaan 25.
Vossebeld, Mevr. TM.; Gent 2007; 7481 VA Haaksbergen; Oldenkotsedijk 5.

Personalia

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-10-2007
01-11-2007
15-11-2007
01-12-2007

maandag
maandag
maandag
maandag

24-09-2007
08-10-2007
29-10-2007
12-11-2007

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

»«•«iwtaaHda

Promoties aan de Faculteit
Diergeneeskunde

n sept. 2007, drs. B. Faburay

Promotoren: prof. dr J.P.M. van Putten

prof dr F. Jongejan
Co-promotor: dr D. Geysen

Titel proefschrift: Molecular epidemiology of heartwater
(ehrlichia ruminantium infection) in the Gambia.

i8 sept. 2007, mw. drs. N.J. Rietbroek

Promotoren: prof dr M.E. Everts
prof dr A. Barneveld
Co-promotor: dr E.G. Dingboom
Titel proefschrift: Power and fatigue related characteristics of
the equine locomotory muscle development, exercise and pa-
thological conditions.

18 sept.2007, mw. drs. C.B. Gómez Alvarez

Promotoren: prof dr A. Barneveld
Co-promotoren: prof dr PR. van Weeren
dr W. Back

Titel proefschrift: The biomechanical interaction between
vertebral column and limbs in the horse: a kinematical study.

20 sept. 2007, mw. drs. E. de Graaf-Roelfsema

Promotor: prof dr A. Barneveld

Co-promotores: dr H.A. Keizer

dr J.H. van der Kolk
Titel proefschrift: Endocrinological and behavioural adapta-
tions to experimentally induced physical stress in horses.

27 sept. 2007, mw. drs. M.B. Melchior

Promotoren: prof dr J. Fink-Gremmels
prof dr W. Gaastra
prof dr H. Vaarkamp
Titel proefschrift: Biofilms: implications for the therapy of
bovine
Staphylococcus aureus mastitis.

World Wide Equine Education
"Een andere kiik op het paard"

Wordt in 2 iaar Equine Osteopath en ieer op een andere
manier een paard onderzoeken en behandelen.
4 januari 2007 start de nieuwe
Engelstalige europese cursus,
inschrijven lian vanaf nu! Info: www.w2e2.coni

-ocr page 239-

Congressen ft Symposia

September

21-23 ESFM Feline congres 2007, Praag.

21 Sportdag KNMvD. Aanvang: 9.00 uur.
Locatie: Sportpark Marienhoeve, Wijk bij
Duurstede.

19 Informatieavond van Boehringer Ingel-
heim: \'Osteoarthrose, pijn(gedrag) en het
gebruik van NSAlD\'s bij katten\'. Locatie:
Hotel Van der Valk De Cantharel te Apel-
doorn. Meer informatie via 072-5662411
of vetmedica@alk.hoehringer-mgelheim.

Oktober

5

Doorlopende
agenda

16

Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\' Zoo, Arnhem.
Werkvergadering Gezelschapsdieren. Locatie: Goudreinet-restau-
rant "De Wildenberg" te Weert. Sprekers: Anne-Marie Verbruggen
(oogheelkunde), Jacques Kaandorp (orthopedie).
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'De Wil-
denberg\' in Weert. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van Gu-
lick over het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederland\'.
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'d\'Ouwe
Brouwerij in Diessen. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van
Gulick over het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Neder-
land\'.

Buitengewone ledenvergadering van de AUV Dierenartsencoöpe-
ratie. Locatie: AUV Dierenartsencoöperatie te Cuijk. Tijd: 14.00

Informatieavond van Boehringer Ingelheim: \'Osteoarthrose.
pijn(gedrag) en het gebruik van NSAID\'s bij katten\'. Locatie: Ho-
tel Van der Valk te Vianen. Meer informatie via 072-5662411 of
velmedica@alk.boehrmger-mgelheim.com.
FelCan Hondendag 2007. Voor dierenartsen, dierenartsassistenten,
fokkers en andere geïnteresseerden. Onderwerpen: tandheelkunde,
gedrag, vaccinaties, oncologie en infectieziekten. Locatie: college-
zaal van de Kliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht. Tijd: 10.00
uur tot 15.30 uur. Toegangsprijs: 15 euro inclusief lunch. Zeven
nascholingspunten.

Symposium van de Veterinaire Vee Fokkers Club \'de Uithof:
\'Uiergezondheid ... uitgemolken?\' Tijd: 15.30 uur tot 20.30
uur. Locatie: Androclusgebouw, Faculteit Diergeneeskunde. Yalel-
aan 1, Utrecht. Inclusief diner. Voor meer informatie, zie M\'Mw.vee-
fokkers.com, mail bestuur@veefokkers.com of bel 030-2534694.
Dermatology Day (D-day). Locatie: congrescentrum De Reehorst
te Ede. Tijd: 9.00 uur tot 17.30 uur. Kosten: 175 euro (exclusief
19 procent BTW). Opgave via www.proveto.nl of een e-mail
naar
infb@proveto.nl (onder vermelding van aanmelding D-Day
2007).\'Voor informatie: 06-51536928.

Informatieavond van Boehringer Ingelheim: \'Osteoarthroa;,
pijn(gedrag) en het gebruik van NSAID\'s bij katten\'. Locatie: Ho-
tel Van der Valk te Eindhoven. Meer informatie via 072-5662411
of
vetmedica@alk.hoehringer-ingelheim.com.

24

CuRSUSSEt^

September

26-30

27-28

29

Oktober

3

28

lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module I Sacropel-
vic.

Cursus Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. Groeps-
grootte maximaal 35 personen. Kosten zijn 995,- euro. Inschrij-
vingen en inlichtingen: De inschrijftermijn van de cursus eindigt
op 14 september 2007. Nadere informatie en mogelijkheid tot
inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.ni Tevens kunt u de bro-
chure aanvragen bij Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen. Tel.: 0317^84093, fax: 0317^26547. Of
stuur een e-mail:
info.wbs@wur.nl.

Workshop Verdoven van wilde en verwilderde dieren. Workshop
is van 09.00 - 20.00 uur met lunch, borrel en maaltijd. Locatie:
Ouwehands Dierenpari« Rhenen. Groepsgrootte: maximaal twin-
tig personen. Prijs inclusief lunch, documentatie: 375,- euro (ex-
clusief btw). Betaling vóór 1 september 2007. Studenten krijgen
50 euro korting en betalen 350,-- euro. Vragen over de cursus via
zoomed@2onnel.nl en opgave door naam, adres, woonplaats,
telefoonnummer, functie en e-mailadres te mailen naar bovenge-
noemd e-mailadres en door het ovemiaken van het cursusbedrag
op Postbank gironummer 3852760 t.n.v ZooMed tc Rhenen, o.vv.
cursus verdoven.

Regio Oost vergadering. 20.00 uur. Ciolden Tulip Victoria, Woeste
Hoefweg 80 te Hoenderioo.

Regio Noord vergadering. 20.00 uur. Hotel Van der Valk, Zonne-
dauw 1 te Drachten.
Het vijftiende lustrum van de D.S.K.
Excursie en jaarvergadering groep DIB.
Wetenschappelijke bijeenkomst VGH. \'Een update over TBC en
MKZ\'. Faculteit der Diergeneeskunde, hoofdgebouw. Utrecht.

yergaderingen ft B||eenk0msteïï"

Oktober

3

September

18

20

25-29

27

27

12-12

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse
en Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot
13.30 uur Locatie: Waiboerhoeve. Lelystand. Kosten: 250 euro.
Informatie en inschrijving:
info@dynamicsiipport.nl.
Internationale cursus Design of Experiments door Wageningen
Business School georganiseerd. Prijs 1795,- euro inclusief lunch,
koffie en thee en cursusmateriaal. Inschrijven graag voor 21 sep-
tember 2(X)7. Maximum aantal deelnemers is 24. Informatie en
registratie: Wageningen Business School, PO. Box 226, 6700 AE
Wageningen. Fax: 31-317^26547, Telefoon: 31-317-484093.
e-mail:
info.wbs@wurnl, website: www.whs.wur.nl.

Optimale progesteron release door groot contact oppervlak van spiraal
Sterke ovariële stimulatie door rebound effect
Eerste keus bij de behandeling van anoestru?en van ovarium cysten
Zeer effectieve en efficiënte therapie

( ^ p //\'n ceva sante animale

SAKT[ ANIMALE Naaldwijk, NL. tel. 0174-643930, Fax oi7i|-643924, E-mail: cevanl@ceva.com

al 25 jaar
/ revolutionair in
^ reproductie

-ocr page 240-

Enthousiaste dierenarts met ervaring zoekt:

Gezelschapsdierenpraktijk ter overname,

minimaal 1 fte met groeimogelijkheden.

Gelieve contact op te nemen met dhr. P. Griepink

Telnr: 020-8900353
Email:
pg@quicknet.nl

Large animal practice in the West of Ireland is
building new premises and looking for an expe-
rienced small animal vet.

For more information please phone:
T.J. Heneghan at 353 949032022
or e-mail:
heneghans57@eircom.net

[Dierenkliniek Vossegaf

Dierenkliniek Vossegat is een moderne, goed geoutilleerde kliniek voor
gezelschapsdieren. De werkzaamheden, zowel eerste- als tweedelijns,
worden verricht door een team van 4 dierenartsen en 7 paraveterinairen
en assistentes.

Voor dit team zoeken wij een :

GEZELSCHAPSDIERENARTS (M/V)

ca. 30 uur

Onze voorkeur gaat uit naar een dierenarts met:

- goede communicatieve vaardigheden

- een flexibele en klantgerichte houding

- collegialiteit en teamgeest

- bereidheid tot participatie in de dienstregeling

- differentiatie gezelschapsdieren

- min. 1 jaar ervaring

Wij bieden:

- prettige en gezellige werksfeer in een goed georganiseerde kliniek

- salariëring volgens de CAO voor dierenartspraktijken

- goede ontplooiingsmogelijkheden

Sollicitaties, voorzien van uw curriculum vitae, kunt u richten aan:

Dierenkliniek Vossegat

t.a.v. drs. J.G. van Spanje

Adriaen van Ostadelaan 44

3583 AK Utrecht

of per e-mail: vanspanieOdierenklinlekvosseaat.nl

Voor nadere inlichtingen kunt u bellen met J.G. van Spanje:
030-225 07 07 (kliniek) of 030-2 252 676 (privé).

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht Is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» SPECIALIST IN OPLEIDING OOGHEELKUNDE

Bij het departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de faculteit Diergeneeskunde zoeken wij per 1 november
2007 een specialist in opleiding voor Oogheelkunde (1,0 fte). U volgt een driejarige opleiding die voldoet aan de eisen van
het European College of Veterinary Ophthalmologists. Daarnaast draagt u bij aan patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek.
U bent dierenarts en hebt een roulatie gevolgd van minimaal 12 maanden of u bent ten minste twee jaar werkzaam
geweest in een goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk onder supervisie van een erkend specialist. U beheerst
het Nederlands in woord en geschrift. Het brutomaandsalaris bedraagt € 2.279,- in het eerste jaar en loopt op tot
€ 2.629,- in het derdejaar.

Meer informatie: prof. dr M.H. Boevé, telefoon (030) 253 9103/1589 of mevrouw dr S.C. Djajadiningrat,
telefoon (030) 253 9968/1589.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst
//»: Wetenschap is nooit af_

fe B ^ Universiteit Utrecht

-ocr page 241-

r

IVIastitis1 kan in een oogwenk toeslaan

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tennpo en zorgen voor de aannnaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

Dl 80 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Het resultaat is een spoedig

herstel van de melkproductie. antibioticum

voor behandeling van
E.coli mastitis

Sla direct terug met D180

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenkomend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van
luchtw/eginfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteureila
multocida, en Haemophillus somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, melk 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA.
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Animal Health

Pfizer Animal Healtti bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel • www/.pfizerah.nl • info®pfizerah.nl
© 2006 Pfizer Animal Health b.v, • Capelle a/d IJssel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

DANOCIN 180 .

1 E. coli-mastitis

D180 bevat danofloxacine mesylaat[pOM|

-ocr page 242-

match

recruitment

Schering-Plough Animal Health is one of the world\'s leading research-based
animal health companies with annual sales exceeding $900 million and a firm
commitment to investing in the future. Their vision is to earn the trust, every
day, of their customers.

To prepare for the launch of an exciting new product, they wish to appoint a
dedicated support team which will include three Sales Development Managers
for their cattle business in the Netherlands, Flanders and Wallonia. For the new
position in the Netherlands we are looking for a:

Sales Development Manager (Cattle)

The position

As Sales Development Manager (Cattle) you work together with the sales team
& marketing/technical group. You will help to launch a new exciting product
and drive the profitable growth of their cattle portfolio. You will work closely
with the sales team to support their key accounts and other veterinary clients.
You will develop their contacts with farmers/end users in co-operations with
veterinary clients. Besides vets and farmers, you will have contacts and meet-
ings with animal health services, institutes, farmer and breeding organisations,
supermarket chains, auction markets, etc..

Your profile

As a high achiever, you may be already working in the animal health industry or
allied industry (e.g. cattle feed, veal calves) and be keen to move into this chal-
lenging area. You will have at least 3 years of practical livestock experience and
have excellent knowledge of the sector of ruminants in the Netherlands. You
finished successfully a DVM-study in Utrecht or have a degree from University
of Wageningen or HAS. You have a strong commercial awareness and/or sales
record.

For this position, good communication and administration/organizing skills are
essential as well as presentation skills. Capable to develop and maintain good
business relationships and to operate at several levels. Good English skills are
essential. You describe yourself as: independent, self-disclipline, dynamic,
motivational, tenacity, good judgement, adaptability, resilient, team player but
also self do\'er. Location could be flexible but you should have good access to
the Brussels or Maarssen office. In this field-based position you will report to
the Ruminants Marketing Manager Benelux.

The offer

You are a part of a successfial global animal health company which belongs to a
trusted pharmaceutical and health care company. This job gives you the room
for initiative and offers you the prospect of a dynamic career within a company
committed to growth. Appropriate compensation level and benefits including
the use of a company car.

Professionals in:
Executive Search
Recruitment & Selection
Interim Management

Specialised in:
Sales & Marketing positions
in the Netherlands and
Belgium

Focussed on:
Chemical & Healthcare
Agri & Food

Interested in this job?
Send your resume plus
motivation letter to:
info@matchrecruitment.nl

More information?

Please contact Mr. Jos
Douven directly on 0031(0)6
5194 1954 during office hours
or in the evening or on
Saturday

Address:
Match Recruitment B.V
PO. Box 33
6300 AA Valkenburg a/d Geul
The Netherlands
Phone: 31 (0)43 6041905
www.matchrecruitment.nl

-ocr page 243-

MOGEN WIJ U BEGELEIDEN Ül>
NAAR EEN GEZONDE TOEKOMST? f

Wellicht heeft u al een vrij nauwkeurig beeld van hoe uw toekomst er na uw opleiding of studie uit zal zien.
Natuurlijk hoort daar een financiële planning bij die daar naadloos op aansluit. Praat daarom eens met de
specialist van ABN AMRO. Hij is, net als u, een deskundige in de medische sector. En weet uit ervaring dat uw
situatie vraagt om een heel andere financiële benadering. Ook toe aan een bank die weet wat u beweegt? Bel dan
naar Preferred Banking Professionals van ABN AMRO (0800) 024 07 09 of kijk op
abnamro.nl/professionals

-ocr page 244-

PUREVAX® BIEDT U...

- twee Calicivirusstammen met een brede kruisbescherming

- een veilige geïnactiveerde Caiicivirusfractie

- een grote keus aan antigenen en mogelijke combinaties

- een Panleucopeniefractie met een immuniteitsduur van 3 jaar^

- volledig adjuvant vrije valenties

- een unieke virusexcretie reductie claim voor de Caiicivirusfractie

Merial

Postbus 2009
1990AAVelserbroek
Tel: 023-52010 80

-ocr page 245-

Deel 132 • Aflevering 19 • 1 oktober 2007

Diergenees

Crote uitbraak van boosaardige catarraal koorts bij
rundvee

Uiergezondheid: bacteriologisch diagnostisch onderzoek

Crustacea en inwendige parasieten bij vissen

Wijziging diergeneesmiddelenregelgeving: waar staan we
en wat komt er nog aan?

Diergezondheid en immunomodulatie van de natuurlijke
weerstand

Jaarverslag Raad van Toezicht

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 246-

Cepetor®

Wereldwijd de eerste generieke

AST Farma introduceert
Cepetor, de eerste
generieke Medetomidine
met als indicatie: sedatie
om de lianteerbaarheid
te vergemakkelijken en
premedicatie voor
algehele anesthesie,
(doeidieren: hond en kat)

Neem voor meer informai
tie contact op met AST
Farma of bezoek onze
website www.astfarma.nl,

Medetomidine

10 ml

UDO

noo

GEBUniK

JO UJ|

geringe injectievolumes <
goede spierrelaxatie M
goed controleerbaar door antagonistische <
werking van bijvoorbeeld Atipamezol

CEPETOR*\' -1 MG/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE VOOR HOND EN KAT

Werkzame bestanddelen: Cepetor is een heldere, kleurloze, steriele, waterige oplossing voor injectie, bevattende Medeto-
midine hydrochloride 1,0 mg/ml.
Hulpstoffen: Methyl parahydroxybenzoaat 1,0 mg/ml en Propyl parahydroxybenzoaat 0,2
mg/ml.
Doeldier: Hond en Kat. Indicaties: Bij honden en katten: Sedatie om de hanteerbaarheid te vergemakkelijken. Pre-
medicatie voor algehele anesthesie. Bij katten: In combinatie met ketamine voor algehele anesthesie bij kleine chirurgische
ingrepen van korte duur
Contra-indicaties: zie bijsluiter Bijwerkingen: zie bijsluiter. Toedieningswijze: Honden: Intramus-
culaire of intraveneuze injectie. Katten: Intramusculaire injectie.
Verpakking: 1 glazen flacon van 10ml. REG NL 10457

SSVfam

GROOT IN KLEI
www.astfarma.nl

-ocr page 247-

Ti

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 19
1 oktober
2oo7
731

Inhoud

Cover; foto van pagina 748 en 757
Uit de redactie

Wetenschap

Praktijk in Bedrijf

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinai
verband

Cursussen en
congressen

Oorspronkelijk artikel

Grote uitbraak van boosaardige catarraal koorts bij rundvee; L van Wuijckhuise-SJouke en C.C. Knibbe
Samenvattingen VDT
Deadline kopij

Nieuws

Uit en voor de praktijk

Uicrgc/ondheid: bacteriologische diagnostisch onderzoek; H. Smith, O.C. Sampinnon en T.J.C.M. Lam
Deel 6. Crustacea en inwendige parasieten (slot); PeterJ. Werkman

Veterinair tuchtrecht

Wie eist bewijst; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Wijziging diergeneesmiddelenregelgeving: waar staan we en wat komt er nog aan?; Hugo de Croot, Joost van Herten
en Arjan den Hertog
De tijgermug; W. Edel

Uitgelicht
ete

761

762

763

764

767

768

Referaat
Ingezonden

Commentaar op vroege ge\\\'allen van haemonchose; Maarten Eysker
Reactie van GD op de brief van Maarten Eysker; Piet Vellema
Gesignaleerd

Berichten en verslagen

Weet watje verzekert; Horm Haverkamp

Dicrgczondheidsbeoordeling melkveehouderij en EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften; Ivo Muller
Tussen boer en burger, Dici:geneeskunde in Nederland cn de overzeese gebiedsdelen 1925-1950; Rob Back

Verslag

Diergezondheid en immunomixlulatie van de natuurlijke weerstand; Huub Savelkoul en Edwin Tijhaar
Natuurlijke weerstand: objectiveerbaar en meetbaar: Willem van Eden
Natuurlijke weerstand en dierziektenbeleid; Arjan Stegeman

732
734
736

739

740
744

751

752

754

755
755

757

758

759

760

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

■ Snel herscel van de waterhuishouding én bestrijding van mecabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

•n

Q MCtolyte

S, W

-ocr page 248-

Wetenschappelijke redactie

Mw. dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan, voorzitter

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Dr. R. Boosinan

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Baeker (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummets

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Po.stbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-63489Ü0, fax 030-6348929.

E-mail: ttdteteiftiteotdnl

Abonnementsprijs

[Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
iverenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
land.« Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordtMtartid door het bestuur.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348Q00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Aankondiging

Derde WVT-dag over gebiLsproblematick bij het gezelschapsdier; Andries van Foreest

Konijnen & Knaagdieren Symposium

Zweden zoekt Nederlandse dierenartsen; Rob Floris

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie

Cursussen en
congressen

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs.A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. FJW.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.R van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

770

770

771

772

! Postgiro/bank

jPostbank 511606 ten name van de KNMvD,
iDe Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
jpostbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861\'
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrejfcnr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binekhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
iTel. 070-7507500. fax 070-7507578

Voorzitterscolumn

Gids voor GVP voor vm-d.selprtxiucerende dieren;_/on Tiete Siebinga

Maatschappljnleuws

Constructieve en intensieve interacties met het bestuur; Kees van Maanen

Personalia
ubilea

Doorlopende agenda

773

773
775

775

776

\'Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw WHAM
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794
e-mail: info@ovetgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original paper

Large outbreak of malignant catarrhal fever in cattle; L. van Wuijckhuise-Sjouke,

and c.c. Knibbe 732

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 249-

Dynamisch

Wie zei dat het beroep van dierenarts niet dynamisch is? Niemand toch zeker. We zijn de eerste
mond-en-klauwzeerblokkade nog amper te boven of de volgende volgt, bluetongue heerst als nooit
tevoren en de datum van 1 oktober nadert snel (tenminste, ten tijde van het schrijven van dit edi-
torial).

Officieel op 26 september treedt de nieuwe diergeneesmiddelenregelgeving in werking. De rege-
ling waar veel practici al jaren over praten, prijsstrategieën over opzetten en waar slechts veertien
dagen van tevoren nog niemand het fijne van weet. Gelukkig hebben Hugo de Groot
cum suis de
moeite genomen om ons in deze aflevering te melden hoe de vlag er bij hangt. Misschien is er wel
minder dynamiek dan waar we bang voor zijn.

Ook in deze aflevering van het Tijdsciirift voor Diergeneeskunde alweer de laatste aflevering van de
serie over visziekten, waarmee we weer een mooi compleet overzicht hebben over dit onderwerp.
In de serie over uiergezondheid, gelieerd aan het werk van het Uier Gezondheids Centrum Neder-
land, vindt u deze keer een artikel over diagnostiek. Niet alleen over de kweek van bacteriën, maar
vooral hoe we met nieuwe technieken sneller en beter soorten en ondersoorten van bacteriën kun-
nen onderscheiden en vervolgens hiermee weer een stukje verder komen in de mastitisbestrijding.
Ook wil ik nog uw aandacht vragen voor de artikelen/congresverslagen over diergezondheid en
immuunmodulatie van de natuurlijke weerstand. Wellicht zijn het niet de artikelen die de doorsnee
practicus als eerste gaat lezen, toch is de boodschap die uit de artikelen spreekt duidelijk. De na-
tuurlijke weerstand en de invloed van immunomodulatie (vaccinaties) daarop moet een belangrijk
onderwerp worden bij het houden, verzorgen en fokken van dieren. Stegeman koppelt in ditzelfde
kader de woorden diergezondheid en robuustheid. In de rundveebeoordeling scoort men tegenwoor-
dig ook voor het kenmerk \'robuustheid\'. Net zo \'n mooi kenmerk als \'type\'. Geen wetenschapper die
ze goed kan omschrijven, maar elke veehouder kan je zijn robuuste (probleemloze) koeien in de stal
aanwijzen.

Veel leesplezier met deze aflevering van het TvD en sta er eens bij stil hoe dit tijdschrift in de loop
der jaren heeft bijgedragen aan uw actuele kennis van dierziekten en diergeneeskundig beleid.

Uit

de redactie

Roel Boosman

TI j d sfihii^^^H

-ocr page 250-

Grote uitbraak van boosaardige catarraal koorts bij rundvee

Tijdschr Diergeneeskd 200j; 132: 732-734.

L. van Wuijckhuise-Sjouke^ en C.C. Knibbe^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

De prevalentie van klinische boosaardige catarraal
koorts (BCK) in Nederland is laag en beperkt zich op be-
drijfsniveau meestal tot een enkel dier. Beschreven wordt
een grote uitbraak, waarbij achttien (39 procent) van de
aanwezige runderen stierven of werden afgevoerd. De
vermoedelijke bron was een koppeltje \'potlammetjes\' dat
tijdelijk in een rundveestal was gehuisvest.

Summary

Large outbreak of malignant catarrhal fever in cattle

The prevalence of clinical malignant catarrhal fever (MCF) is
low in the Netherlands, and at a farm level the disease is usu-
ally restricted to a single animal. This casereport describes an
outbreak of MCF that killed 18 animals (39% of the cattle on
the farm). The probable source of infection were 10 hand-
reared lambs that were on the farm for a few months.

Inleiding

Frappant hoe vaak de naam van een betrokkene correleert
met de gebeurtenis. Toen in 1995 de Betuwe dreigde onder te
stromen, bleek de betrokken burgemeester \'Zomerdijk\' te
heten; toen er een DC-10 uit de lucht viel, heette de voorzitter
van de verkeersviiegervereniging \'Baksteen\' en in het hierna
te beschrijven desastreuze bedrijfsgeval heet de eigenaar \'de
Dood\': Nomen est Omen?

Bedrijfssituatie

De 72-jarige veehouder heeft op een smal perceel begrenst
door sloten een stolpboerderij met opstallen en houdt dik-
bilkoeien (n=30) met jongvee (n=16), schapen (ooien n=40),
geiten (n=20) en een koppeltje loslopende kippen.
In de stolpboerderij zijn rond de hooiberging dertig koeien
gestald (stal A). Tien meter daarachter ligt een stal, die bestaat
uit drie afdelingen, onderling verbonden door deuren. In stal
B wordt nonnaal hooi opgeslagen. Als dit op is, worden er in
de lente schapen met lammeren gestald. In stal C staan twee
keer acht pinken met de koppen naar de muur en in stal D zijn
aan de ene zijde drie strohokken voor koeien met kalf of de
dekstier en wordt aan de andere zijde voer opgeslagen. Twin-
tig meter achter stal D ligt stal E, waarin schapen aflamme-
ren. Omdat de sloten vlak langs de opstallen lopen, bepalen
de deuren in de stallen de looplijnen op het bedrijf (voor
bedrijfsschets zie figuur I).

GD. Postbus 9, 7400AA Deventer. E-mail: l.v.wuyckhui.ieit^gddeventer.com.
\' Dierenartsenpraktijk Landsmeer. Dorpsstraat 64. 1121 BZ Landsmeer

732

G\\sus

In oktober 2003 koopt de veehouder tien potlammetjes en
brengt deze onder in een groepshok in stal D. Het koppel doet
het slecht en wordt in januari 2004 afgevoerd. Het hok wordt
uitgemest maar niet ontsmet. Op 20 februari 2004 kalft een
koe in stal A en wordt daarna met haar kalf in het betreffende
hok in stal D gehuisvest. Omdat de veehouder schapen met
lammeren in stal D wil gaan huisvesten, wordt de koe met
haar kalf begin april naar stal A verplaatst. Op
10 april 2004 wordt het kalf ziek: temperatuur 41 graden cel-

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 132, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2OO7

Figuur 1. Situatieschets van de bedrijfsgebouwen. In de schets zijn de
deuren en daarmee de looplijnen op het bedrijf aangegeven.

/

woonhuis

koeien

k

hooi
vak

0

stal A e

1

koeien

e
n

stal B

p

p

n Stal C

n

k

k

e

e

n

StalD

box

bo«

box

StalE
schapen

-ocr page 251-

sius, zwoegende ademhaling en op 11 april bloederige diar-
ree. Het kalf sterft op 12 april. Op die dag beginnen de proble-
men in stal C: tegelijk hebben zes pinken hoge koorts (tot 42
graden Celsius), snuivende ademhaling, etterige ooguitvloei-
ing, kwijlen, niets eten en bloederige diarree. In de dagen
daarna worden nog acht pinken ziek. De veertien pinken over-
lijden tussen 16 en 22 april. Op 23 april 2004 wordt in stal A
ook de moeder van het kalfje ziek. Ook zij vertoont hoge
koorts, speekselen, ontstoken oog- en neusslijmvliezen en
diarree en zij overlijdt een dag later. De twee resterende pin-
ken uit stal C hebben nog geen ziekteverschijnselen, maar
worden op 23 april 2004 preventief afgevoerd en geslacht. In
stal A, waar geen contact met schapen is geweest, treden geen
verdere ziekteverschijnselen op en sindsdien zijn er geen
nieuwe ziektegevallen van deze aard meer. Er zijn geen ziek-
teverschijnselen geweest bij de schapen en geiten.

Resultaten laboratoriumonderzoek

Na de dood van het kalf wordt bloedonderzoek verricht op
bloed van de moeder op BVD-antigeen en antilichamen. De
moeder was geen BVD-virusdrager, maar had de infectie wel
doorgemaakt (titer 1:256). Op het kalf is geen sectie verricht
en daarmee is niet uitgesloten dat het kalf mucosal disease
had.

Op 19 april 2004 wordt een pink voor sectie aangeboden aan
GD. Bij dit dier wordt geconstateerd: ontsteking van het oog-
en neusslijmvlies, zweren op de tong, necrotiserende ontste-
king in de slokdarm, lokale ontsteking in de lebmaag en dun-
ne inhoud in de darmen. Histologisch wordt ontsteking van
de hersenen en het hersenvlies vastgesteld met het beeld van
BCK. BVD-antigeen wordt niet aangetoond. Salmonella
wordt niet gekweekt en door CIDC-Lelystad wordt met een
PCR-test ovine herpesvirus-2 aangetoond in de organen.
Van de moederkoe en de twee resterende pinken wordt op
23 april 2004 bloed getapt en dit wordt voor onderzoek naar
het CIDC-Lelystad gezonden. In alle drie de monsters wordt
met de PCR-test het ovine herpesvirus-2 aangetoond.

Diagnose

Boosaardige catarraal koorts door het ovine herpesvirus type 2.

Differentieeldiagnose

Bij de klinische symptomen hoge koorts, ontstoken slijm-
vliezen, snuivende ademhaling en (bloederige) diarree komen
de hierna volgende ziekten in aanmerking. Naar het oordeel
van de practicus (GK) konden de verdenkingen op aangifte-
plichtige ziekten klinisch worden uitgesloten.

• Bovine virus diarree/mucosal disease (BVD/MD): uit-
braak evenals BCK vaak in een leeftijdsgroep jonge die-
ren. Echter meestal geen aantasting van de ogen en geen
snuiven. Diagnose via aantonen van seroconversie (BVD)
of BVD-antigeen (MD) in serum.

• IBR-. uitbraak bij alle leeftijdsgroepen, hoge koorts, oog-
en neusuitvloeiing. Meestal geen diarree en vlot herstel na
zeven tot veertien dagen. Diagnose via aantonen veldvirus
in neusswabs of seroconversie in serum.

• Houw. voortdurend enkele dieren in het koppel met alleen
keratoconjunctivitis door de bacterie
Moraxella bovis. De
reactie op antibiotica is goed.

• Bluetongue: aangifteplichtig. Slechts een enkel rund in
het koppel met milde klinische verschijnselen; koorts,
speekselen, neusuitvloeiing en beschadigde neusspiegel,
ooguitvloeiing, meestal spoedig herstel (zeven dagen).
Treedt niet op in het stalseizoen. Diagnose via PCR op an-
tigeen of
Serologie (na melding via VWA bij CIDC-Lely-
stad).

• Mond-en-klauwzeer (MKZ): aangifteplichtig. Bij runde-
ren met MKZ viel in 2001 op dat de ziekte zich in enkele
uren binnen het koppel verspreidt, de runderen smakken
en het slijmvlies van de tong snel over een groot gebied
kapot gaat. Diagnose via PCR op antigeen of serologie (na
melding via VWA bij CIDC-Lelystad).

• Runderpest\', aangifteplichtig. Zeer snelle verspreiding in
een koppel, waarbij tot 90 procent van de dieren ziek
wordt en sterft. Hoge koorts, bloederig speeksel, ernstige
laesies in de bek, blepharospasme en ernstige diarree.
Diagnose via PCR op antigeen of serologie (na melding
via VWA bij CIDC-Lelystad).

Therapie BCK

Er is geen therapie mogelijk. Er kan een ondersteunende
therapie worden gegeven, maar in bijna alle gevallen verloopt
de infectie bij het rund dodelijk.

Prevalentie in Nederland

BCK wordt door practici sporadisch waargenomen en dan
meestal slechts bij één dier op een bedrijf (1,3,4, persoonlijke
ervaringen auteur GK). Incidenteel worden ernstige uitbraken
op een bedrijf waargenomen, zoals in het hier beschreven ge-
val (1, 4). De waarschijnlijkheidsdiagnose BCK wordt zelden
met laboratoriumonderzoek bevestigd (zie tabel 1; 2, 3). In-
dien materiaal wordt ingezonden naar het CIDC-Lelystad
wordt de klinische diagnose meestal bevestigd (2).

Preventie

Runderen in Nederland lopen de infectie op door contact met
schapen, die symptoomloos drager van het ovine herpes-
virus-2 kunnen zijn. Uitscheiding door schapen vindt vooral
plaats in het lammerseizoen. Het is dus wenselijk contact
tussen runderen en schapen, zeker in het lammerseizoen, te
voorkomen.

Discussie

Klinisch beeld: De klinische symptomen van BCK worden
wel onderverdeeld in vier vormen: de peracute vorm, de
maagdarmvorm, de oog- en kopvorm en de chronische vorm
(1, 4). In een uitbraak kunnen de verschillende vormen bij
verschillende dieren door elkaar voorkomen (1,4). Dat is ook
op dit bedrijf het geval. Alleen de chronische vorm is niet

Tabel i. Aantal telefoongesprekken met CD-Veekijker over BCK en het
aantal pathologische onderzoeken bij CD, waarbij de diagnose BCK werd
gesteld in de jaren 2003-2006.

BCK Totaal 2003 Totaal 2004 Totaal 2005 Totaal 2006

Secties 5 8 5 5
Telefonische vragen 15_[5_14_13

-ocr page 252-

waargenomen, maar deze komt ook zelden voor (1,4). Op-
vallend is het korte tijdsbestek waarin de dieren ziek worden
(dertien dagen) terwijl er geen direct contact met schapen is
geweest en transmissie tussen runderen onderling waarschijn-
lijk niet voorkomt. Bij de ter sectie aangeboden pink kunnen
BVD en Salmonella worden uitgesloten. Bij de koe en twee
pinken wordt middels PCR ook ovine herpesvirus-2 aan-
getoond. Hoewel subklinische infecties met ovine herpes-
virus-2 zijn beschreven, is gezien de overeenkomst in ziekte-
verschijnselen bij alle dieren de diagnose BCK aannemelijk.
Incubatietijd: In de literatuur wordt een incubatietijd gemeld
van gemiddeld twintig dagen (11 tot 63 dagen) (1, 4). De
periode tussen de huisvesting van de koe met haar kalf in stal
D en het optreden van de verschijnselen begin april 2004
komt hiermee goed overeen. Het is dan echter opvallend dat
het sterk celgebonden ovine herpesvirus zich tussen het ver-
trek van de potlammetjes en de komst in dat hok van de koe
met haar kalf heeft kunnen handhaven. In een omgeving met
een hoge relatieve vochtigheid en een eiwitrijk milieu is over-
leving gedurende dertig dagen bij 22 graden Celsius aange-
toond (1). Deze staltemperaturen zijn in januari/februari niet
te verwachten en de tussenliggende periode is langer dan één
maand. Een andere optie is infectie van de runderen via de
looplijnen binnen het bedrijf toen de potlammeren nog aan-
wezig waren: na intensief contact met de potlammeren bij het
voeren, loopt men terug door de rundveeafdelingen. In dat
geval is de incubatieperiode aan de lange kant. In Nederland
worden echter wel vaker klinische BCK-gevallen gemeld
waarbij het laatste contact met schapen drie tot zes maanden
bedraagt (persoonlijke communicatie GD-Veekijker dieren-
artsen). Een derde mogelijkheid zijn de schapen in stal E,
waarvandaan de veehouder door de rundveestallen terug-
loopt. Het op één bedrijf huisvesten van schapen en runderen
kan risico\'s met zich meebrengen.

Mogelijkheden voor onderzoek: De diagnose BCK kan
worden vermoed op basis van de klinische beelden en de
bevindingen bij sectie. De infectie kan worden vastgesteld
door onderzoek op afweerstoffen in serum bij het Moredun
institute in Engeland of door PCR-onderzoek op het virus in
heparine-bloed bij CIDC-Lelystad.

Prevalentie: In Nederland worden in sommige gebieden run-
deren en schapen frequent samen gehouden (onder andere in
Noord- en Zuid-Holland en Friesland). Onduidelijk is waar-
om in deze gebieden het ziektebeeld BCK niet frequenter
wordt waargenomen, In de literatuur wordt aangegeven dat
schapen ouder dan een jaar bijna altijd afweerstoffen hebben
(1). Of dit ook in Nederland het geval is, is nooit onderzocht.

Dankwoord

Met dank aan de veehouder voor het beschikbaar stellen van
de bedrijfs- en achtergrondgegevens, de pathologen van GD
voor het uitvoeren van de secties en Armin Elbers van het
CIDC voor de communicatie over hun laboratoriumonder-
zoeken op BCK.

Literatuur

1. Blood OD. Radostits OM, Gay CC and Hinchcliff KW. Veterinary
Medicine 9th edidition, WB Saunders, London 2000:1081-1085 and
1098.

2. Elbers A. Persoonlijke mededeling over frequentie en percentage aan-
getoonde BCK onderzoeken op CIDC-Lelystad.

3. Jaarrapporages Monitoring rundvee, GD, 2003-2005.

4. Stober M., Innere Medizin und Chirurgie des Rindes. Parey Buch-
verlag, Berlin 2002:1217-1221.

Artikel ingediend: 20 november 2006
Artikel geaccepteerd: 00 maand 2007

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
ceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige manier op de
hoogte kunnen blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

j.LM.R. Leroy, K.B. Moerloose, T
Vanholder, A. de Kruif en P.E.J. Bols.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooy;
76; 159-164.

De vruchtbaarheid van hoogproduc-
tieve melkkoeien is gedurende de laat-
ste decennia gedaald. Er is uitgebreid
onderzoek verricht naar veel potentiële oorzakelijke factoren.
Naast het belang van de negatieve energiebalans en de daar-
mee geassocieerde endocriene en metabole veranderingen
wordt ook steeds meer aandacht geschonken aan de gevolgen
van het melkgiftstimulerend rantsoen, dat zeer eiwit- en ener-
gierijk is. Onderzoek heeft aangetoond dat zeer energierijke
rantsoenen met veel snel fermenteerbare koolhydraten de
energiebalans en dus de folliculaire ontwikkeling ten goede
komen. De eicelkwaliteit en de embryokwaliteit zouden daar-
door echter kunnen verminderen. Ook gesupplementeerde
vetten (al dan niet pensbeschermd) in het rantsoen doen het
cholesterolgehalte en de steroïdenconcentraties in het bloed
toenemen, maar zouden rechtstreeks toxisch kunnen zijn voor
de eicel en het embryo. Zeer eiwitrijke rantsoenen kunnen
aanleiding geven tot hoge ammoniak- en ureumconcentraties
in het bloed. Deze kunnen zowel de eicelmaturatie remmen

De voeding van hoogproduc-
tieve melkkoeien en de moge-
lijke gevolgen ervan voor de
eicel- en de embryokwaliteit

Samenvattingen

-ocr page 253-

als het micromilieu van het embryo ongunstig beïnvloeden.
Dit kan resulteren in een lager drachtigheidspercentage en een
hogere prevalentie van vroegembryonale sterfte.

Therapy of brain tumors in
dogs and cats

S.A.E. Van Meervenne, J.P. de Vos, and L.M.L. Van Ham.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2007;
76:165-176.

The use of improved diagnostic techniques has resulted in an
increasing demand for effective treatment of brain tumors. In
this article, the literature on the use and results of different
types of therapies such as surgery, chemotherapy, radiation
therapy, hormonal therapy, immunotherapy and gene therapy
are being reviewed. The important role of the blood-brain
barrier in all its aspects is considered. Especially the nitro-
soureas, their side effects and survival times are reviewed in
detail. The most successful strategy in brain neoplasia is
multi-modality treatment, where a combination of neurosur-
gery, radiation therapy and chemotherapy is applied. Multi-
modality therapy can be planned ideally after obtaining a his-
tologic diagnosis.

De rol van p-glycoproteïne en
andere ABC-transporters in
lysiologische en pathologische
processen

S. Van der Heyden, K. Chiers en R. Ducatelle. Vlaams Dier-
geneeskd Tijdschr
2007; 76:177-185.

P-glycoproteïne is een multidrugresistentie-eiwit dat behoort
tot de familie van de ATP-binding cassette (ABC)-transpor-
tereiwitten, en wordt traditioneel geassocieerd met de resi-
stentie van kankers tegen chemotherapeutica. Tegenwoordig
is echter bekend dat deze ABC-eiwitten als transporter-
eiwitten ook een centrale flinctie uitoefenen bij meerdere
fysiologische en pathologische processen. Op een ATP-af-
hankelijke manier staan zij in voor het transmembranair
transport van diverse endogene en exogene substraten. Bij de
mens zijn er 48 ABC-genen bekend, die worden onderver-
deeld in zeven subfamilies (ABCA-G). Voor verschillende
genen zijn er mutaties beschreven die leiden tot genetische
defecten en geassocieerd zijn met pathofysiologische proces-
sen, zoals inflammatory bowel disease, atherosclerose, ziekte
van Alzheimer, ziekte van Parkinson, retinadegeneratie, dila-
torische cardiomyopathie, keratinisatiedefecten, hyperbiliru-
binemie en diabetes mellitus. P-glycoproteïne oefent zijn
functie voornamelijk uit ter plaatse van de bloed-weefsel-
barrières met de bedoeling het weefsel te beschermen tegen
schadelijke stoffen. Uit onderzoek in de humane geneeskun-
de en dierproeven bij muizen blijkt hoe belangrijk de rol van
P-glycoproteïne is. In de diergeneeskunde is hierover nog
maar weinig bekend. Het meest bekende voorbeeld is de
mutatie in P-glycoproteïne bij collies met ivermectineover-
gevoeligheid. In dit overzichtsartikel bespreken we de weef-
seldistributie, de fysiologische functie en de pathologische
processen waarbij P-glycoproteïne betrokken is.

The protective properties of
vaccination against equine
herpesvirus i-induced viremia,
abortion and nervous system
disorders

K.M. van der Meulen, AC. Gryspeerdt, A.A. Vandekerckhove,
B.A. Carré, and H.J. Nauwynck. Vlaams Diergeneeskd Tijd-
schr 2ooj;
76:186-194.

Equine herpesvirus (EHV) 1 is an important pathogen of
horses. Upon infection the virus replicates in the upper respi-
ratory tract. Then it spreads to internal organs via a cell-asso-
ciated viremia. Local replication in internal organs may result
in abortion and nervous system disorders. The currently de-
signed vaccines are not able to induce significant protection
against EHV 1-induced viremia. However, several vaccines
are able to induce a significant level of protection against ei-
ther abortion or nervous system disorders. Which immune
responses correlate with this protection is so far unknown.
Besides vaccination, management will remain a crucial fac-
tor in the prevention of EHVI-induced clinical signs. Man-
agement measures include the vaccination of all horses on the
premises to reduce infection pressure; the separate housing
of young horses, adult horses and pregnant mares; strict hy-
giene measures and strict control of contact with horses from
outside the premises. If, despite vaccination and thorough
management, an outbreak of EH VI-induced disease occurs,
treatment with antiviral agents may be useful.

Semen handling in porcine Al
centers: the Belgian situation

p. Vyt, D. Maes, T. Rijsselaere, J. Dewulf, A. de Kruif, and
A. Van Soom. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200y;
76: 195-
200.

In the present study, the practice of semen examination and
semen processing in Belgian porcine artificial insemination
(Al) centers was evaluated by means of a written question-
naire. The questionnaire was sent to 50 AI centers and 38
filled it in and returned it (response rate 76 %). The size of the
herds in the responding centers varied between 4 and 165
boars, with a mean of 45. In 80 % of the Al centers, the se-
men doses contained at least 3 billion spermatozoa. Sperm
morphology and motility were considered the most important
parameters for sperm quality evaluation. Semen morphology
was systematically examined in 71 % of AI centers. A lower
limit of 80 % normal spermatozoa was used in 66 % of the AI
centers. Motility was monitored systematically in every ejac-
ulate in 94 % of AI centers. A lower limit of 70 % motility
was used. Motility assessment was performed visually in all
but one of the AI centers.

-ocr page 254-

Ninety-seven percent of Belgian Al centers used a short-term
semen extender (storage for 3 days). Since semen transport
times are short in Belgium, there is no necessity for long-
term storage of diluted porcine semen. In 50 % of the Al cen-
ters, long-term extenders (storage for 7 days) were used on a
part of the collected semen, mainly for storage over the weel<-
end. In some Al centers, extender solutions at room tempera-
ture are added to the ejaculate, apparently without negative
effects on fertility. Antibiotics are seldom supplemented to
the extended porcine semen. The semen doses contained in
most cases 100 ml extended semen.

The present study shows that the Belgian porcine Al centers
generally incorporate semen quality examinations in their
daily routine, especially for motility assessment. In a minori-
ty of Al centers, especially the smaller ones, the semen mor-
phology examination should be done more systematically.
This focus on semen quality, together with the consistent use
of a sufficient number of spermatozoa per semen dose, re-
flects the concern of Belgian Al centers to produce quality
semen doses. In some Al centers, improvements in semen
handling could be made, especially concerning the tempera-
ture of the extender and its preservation conditions.

The effect of salmon oil fresh-
ness on the palatability of dog
foods

A. Verbrugghe, M. Hesta, K.E. Culbrandson, G.P.J.Janssens.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200y;
76; 20i-20y.

The effect of the feeding history of dogs and of the addition of
different fat sources (chicken lard (CL), rapid harvested salm-
on oil (RS) and non-rapid harvested salmon oil (NRS)) to
their diet on the palatability of dog foods was investigated.
Three diets were tested in twelve healthy adult Beagle dogs
using a modified two-pan preference test: a basal diet with
chicken lard (CL) and two diets with 1% salmon oil, one be-
ing with rapid-harvest salmon oil (RS) and the other with non-
rapid-harvest salmon oil (NRS). Substitution of 1% chicken
lard by 1% salmon oil decreased the (n-6):(n-3) fatty acid ra-
tio from 9 to 5. The oxidative status in both oils and foods was
rather low, but the difference between the two salmon oils was
prominent. Absolute food intake did not differ significantly
among the diets, most likely due to numeric differences in ab-
solute food intake between test periods. Relative intake
showed a significant difference between CL (38.5 % of total
food intake) and NRS (28.1 %), whereas no difference was
noted between RS (33.4 %) and NRS and between CL and
RS. The preceding diet had no effect on diet preference.

Babesiose bij runderen: eerste
klinische uitbraak in vlaanderen

D. Everaert, D. Ceysen, J. Brandt, J. Witters, P. Deprez, E.
Claerebout. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2007; 76; 208-215.

In dit artikel wordt de eerste bevestigde uitbraak beschreven
van babesiose veroorzaakt door
Babesia divergens bij runde-
ren op een bedrijf in Vlaanderen (Bertem). Sinds 2002 ver-
toonden reforme dikbiikoeien elk jaar in de lente en de herfst
anorexie, depressie, hoge koorts, anemie, geelzucht en hemo-
globinurie. Op basis van de klinische symptomen en de aan-
wezigheid van
B. divergens in een bloeduitstrijkje werd babe-
siose als diagnose gesteld. De aanwezigheid van
B. divergens
werd bij meerdere dieren aangetoond door middel van bloed-
uitstrijkjes, IFAT en PCR, Herhaaldelijke aankopen van ge-
voelige dieren verhinderden het ontstaan van een enzoötische
stabiliteit. Nieuwe uitbraken konden echter niet worden voor-
komen ondanks profylactische en metafylactische toediening
van imidocarb bij het inweiden en/of twee- of vierwekelijkse
tekenbestrijding met flumethrine. Er wordt eveneens een
overzicht gegeven van infecties met
B. divergens bij het rund.

Large granular lymphocytic leu-
kemia in a dog

H. De Bosschere, S. Vanderschueren, K. Bruyland. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2007;
76: 216-221.

The present case study describes a 14 year old female intact
Staffordshire with large granular lymphocytic (LGL) leuke-
mia with an aggressive clinical course. This is a rare lympho-
proliferative disorder that is unique due to the morphology of
the neoplastic lymphocytes, which are characterized by the
presence of large round to irregularly shaped azurophilic
cytoplasmic granules. The diagnosis was made on the basis
of a combination of clinical signs (lethargy, anorexia, vomit-
ing and diarrhea), routine hematology (anemia, thrombocy-
topenia, and circulatory neoplastic cells), cytology, histopa-
thology (involvement of liver, spleen and bone marrow) and
immunophenotyping. Neoplastic lymphocytes were charac-
terized asT-cells likely expressing the gamma/delta receptor
This condition closely resembles hepatosplenic lymphoma in
humans.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-11-2007
15-11-2007
01-12-2007
15-12-2007

maandag
maandag
maandag
maandag

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

08-10-2007
29-10-2007
12-11-2007
26-11-2007

-ocr page 255-

Financiële expertise vindt u bij veel banken
Diepgaande kennis van de sector niet.

Al eens met een bankier gepraat over uw overvolle agenda? Over l<etenvorming?
Of over de mogelijl<heid om in een maatschap te stappen? CenE Bankiers weet
wat er speelt in uw wereld. Onze innovatieve aanpak richt zich niet alleen op
uw privévermogen of op de financiële fundamenten van uw dierenartsenpraktijk.
Als gespecialiseerde bankiers voor de medische sector houden wij ons bezig
met alle aspecten van het medisch ondernemerschap. Hierdoor kan
CenE Bankiers u optimaal van dienst zijn met financieel maatwerk en advies.
Bent u op zoek naar een partner met verstand van üw zaken? Bel dan met een
van onze gespecialiseerde healthcare bankers via (030) 659 90 06 of kijk op
www.cenebankiers.nl.

CenE Bankiers is onderdeel van Van Lanschot Bankiers.

CenE llil! BANKIERS

voor professionals in de medische sector

-ocr page 256-

UITGEBRAAKT !

Bevrijdt honden van braken

De enige en eerste NK-1 receptorantagonist

0 Blokiceert centrale en perifere stimuli
^ Eenmaal daagse toediening
® Bewezen klinische veiligheid
® Specifiek ontwikkeld voor honden
0 Verkrijgbaar in tabletvorm en als injectie

NIEUW

EN
UNIEK

Pfizer Animal Health
We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinta@pfizerah.comwww.weknowyoucare.nl

© 2007 Pfizer Animal Heallti bv - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

Cerenîa

mmiiitaiitcitfsat

DE NIEUWE KLASSE ANTI-EMETICA

; CERENIArjmc^STOfitriaropitanl.EUiOT^

I «Hoora« door ctiemotherapie. tieliai^ing van braken n comlinalie met Cerenia* oplossing voor njectie en in comtmalie mei andere ondersteunende maatiegeten alsmede preventffi van Ixaken, veroorzaaW door reisaeMe • INDICATIES OPLOSSING VOOB INJECTIE: preventie van t)rai<en

I 11« uitzondenngv^ Ixaken veroorzaakt doorreisd

" ISÏl," \'S\'lSr ÏJ«;."d" ri»^ »irnaal daags oraal toedienen ii een dosis vsi 8 mgflcg, gedurende manmaal 2 opeenvolgeode dagen • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING INJECTIE: eenmaal daags suixjjiaan toedienen h i«n dosering van 1 mgAg. Cerenia* kan

S getinaktviorden ter t)eliandelingo( preventie van Inken als tatlenen 01 als oplossing voor in^^

_ , - ...... ii.-\'iriv..----■----------------.Plaatslevinden.0eveiliglie«lisniett)eoordee«t»|honden|on9erdan16wekenentii|dractit^ollactere^

ol gepredisponeerd zi|n voor hartaandoeningen • BEWAREN: geen speaale voorzorgen. Buiten het bereik en Sent van kinderen bewaren • BIJWBIKINGEN: geen bekend • VEBDEBEINTOBMATIE: ne bijsluJer, o( neem contact op met Pfizer Animal Healtn (e-mail:^tariaat.atigaplizS oom)

-ocr page 257-

Nieuws van het
LICG

Het Landelijk Informatiecentrum
Gezelschapsdieren (LICG) zal zich
op 31 oktober 2007 voor het eerst pre-
senteren aan het publiek. Het LICG is
bedoeld als hét voorlichtingsorgaan voor houders en (potenti-
ele) kopers van gezelschapsdieren en zal informatie leveren
over het verantwoord houden van deze dieren. Het LICG is er
echter niet alleen voor de dierhouder. Professionals kunnen
met vragen terecht bij het LICG, of kunnen klanten naar het
LICG verwijzen. Op 31 oktober zal de website van het LICG
\'de lucht ingaan\' en worden daarnaast de campagneplannen
onthuld. Het informatiecentrum zal met zijn campagne over
het verantwoord aanschaffen en houden van dieren beginnen
door aandacht te vragen voor het voorkómen van bijtinciden-
ten bij kinderen door de eigen hond. Hierbij gebruikt het
LICG als hulpmiddel de animatie
De Blauwe Hond, een in-
teractief cd-romspel voor kinderen van drie tot zes jaar. Meer
informatie hierover staat in het uitgebreide informatiepakket
dat alle gezelschapsdierenpraktijken thuis krijgen. Dit pakket
bevat een informatiefolder over
De Blauwe Hond, een poster
en een gratis exemplaar van het cd-rompakket. Daarnaast
komt er een ludieke actie waarbij speciaal ontwikkelde wed-
strijdansichtkaarten een grote rol zullen spelen. Vragen over
het informatiepakket, het \'Blauwe Hond\'-project of het LICG
kunt u stellen aan Diana van Houten via
info@licg.nl of
0342-425050.

Arend Piebes treedt toe tot het
KNMvD-bestuur
seren zij jaarlijks drie bijeenkomsten voor seniordierenartsen
en hun partners uit de drie zuidelijke provincies. Voor de bij-
eenkomsten worden uitgenodigd: alle seniordierenartsen en
hun partners, ook de niet-leden van de KNMvD, de partners
van overleden collega\'s en collega\'s die niet meer deelnemen
aan het arbeidsproces, bijvoorbeeld omdat ze arbeidsonge-
schikt zijn. De werkgroep vraagt collega\'s die tot de doelgroep
behoren, maar niet onze mailing ontvangen en interesse heb-
ben in het bezoeken van onze bijeenkomsten, dit te melden
aan: J.A.H. van Lieshout, Julianastraat 2, 5087 BB Diessen,
fax: 013-5043183, e-mail:
liesh070@wxs.nl.

Nieuws

Module Financieel management
(07/926)

Tijdens dit vervolg op de driedaagse basiscursus \'Veterinair
praktijkmanagement, een cruciale factor\' krijgt u inzicht in
het financieel management van uw praktijk. Het eerste dag-
deel wordt verzorgd door Kees de Jong van het bekende
bureau Kees Horden. Hij geeft een inleiding over rendement,
van "Wat is rendement?", tot "Hoe beïnvloedt je je rende-
ment?" Hij baseert zijn verhaal op cijfers uit de dierenartsen-
praktijk. Jan Joerink van AUV-Advies gaat door op dit onder-
werp en maakt u duidelijk hoe u op een praktische manier
actueel inzicht krijgt in het resultaat van de praktijk. Welke
aandachtsgebieden zijn belangrijk in het kader van het rende-
ment van de praktijk. Verder zal een eerste aanzet worden ge-
geven in het bijsturen van de praktijk op basis van de verkre-
gen inzichten. Je weet waar verbeteringen nodig zijn, maar
hoe krijg je deze gerealiseerd?

De cursus vindt plaats op 9 oktober in Houten. Er kunnen
twaalf dierenartsen deelnemen en de kosten bedragen 520
euro. (Bij het volgen van meerdere modules wordt een korting
van 25 euro per module verleend.) Kijk voor meer informatie
op
www.paod.nl. U kunt zich opgeven via ïnfo@paod.nl.

Drs. A.H.G. Piebes is dinsdag 4 sep-
tember als opvolger van Wiel van
den Ekker toegetreden tot het be-
stuur van de KNMvD. Hij zal na-
mens cluster 1 (koppelgehouden
dieren) de portefeuilles volksge-
zondheidsbeleid, diergezondheid,
veterinaire kwaliteit en praktijkcerti-
ficering landbouwhuisdieren onder
zijn hoede nemen. Tevens zal de heer
Piebes zitting nemen in de werk-
groep nieuwe Wet dieren en dierlijke
producten, contact onderhouden met GD en de Faculteit
Diergeneeskunde en fungeren als contactpersoon voor Clus-
ter I.

Arend Piebes is sinds 1988 werkzaam in Diergeneeskundig
Centrum Z.O.-Drenthe. Zijn werkzaamheden richten zich
voornamelijk op de advisering van varkens- en rundvee-
bedrijven.

Absyrtus Senior Zuid

Absyrtus Senior Zuid is een werkgroep voor oudere dieren-
artsen bestaande uit: Paul van Gulick, Jan van Lieshout, Johan
Neuteboom, Jac Oomen en Piet Verhulst. Momenteel organi-

vaccinatie

Dierenartsen voor
tegen bluetongue

Het bluetonguevirus maakt veel schapen, runderen en ook
geiten ernstig ziek. Een groot aantal dieren, met name scha-
pen en geiten, maar ook runderen, sterft door deze ziekte. Het
aantal besmettingen in Nederland en omringende landen,
maar ook het aantal sterfgevallen, is dit jaar aanzienlijk gro-
ter dan in 2006. Het welzijn van de zieke herkauwers wordt
door het virus ernstig aangetast. Een echte behandeling voor
bluetongue bestaat echter niet. Er zijn geen virusremmende
middelen beschikbaar voor herkauwers. Daarentegen biedt
preventieve vaccinatie wél de mogelijkheid de gevolgen van
een besmetting van het dier te beïnvloeden. Door vaccinatie
bouwt het dier afweerstoffen tegen de ziekte op, waardoor
ernstige verschijnselen en sterfte worden voorkomen. Ook
het welzijn van het dier is gebaat bij vaccinatie.
De KNMvD is voorstander van preventieve vaccinatie tegen
bluetongue. Dat betekent dat er op korte termijn een geschikt
vaccin beschikbaar moet komen en dat het vaccin ingezet kan
en mag worden. De KNMvD roept de betrokken partijen, met
name de farmaceutische industrie en de wetgever, op om vac-
cinatie tegen bluetongue mogelijk te maken.

-ocr page 258-

H. Smith\', O.e. Sampimon\'en T.J.G.M. Lam^

Mastitis wordt vrijwel altijd veroor-
zaakt door een infectie met bacte-
riële ziektekiemen. Virale infecties
kunnen ook een rol spelen, maar
zijn van ondergeschikt belang. Dit
artikel zal daarom alleen ingaan op
diagnostisch onderzoek van bacte-
riële ziektekiemen. Er zijn veel ver-
schillende bacteriën die mastitis
kunnen veroorzaken, waaronder
Staphylococcus aureus,
Escherichia coli. Streptococcus uteris, Streptococcus dysga-
lactiae
en Streptococcus agalactiae, coagulase negatieve
staphylococcen
(CNSISTC), Klebsiella spp en Mycloplasma
spp.

Voor de aanpak van uiergezondheid, zowel op bedrijfs- als op
koeniveau, is het van belang te weten welke bacteriën een rol
spelen bij de ontsteking. Daarnaast is het belangrijk om te we-
ten voor welk antibioticum de betreffende bacterie gevoelig
is. Dit heeft consequenties voor de therapie van het individue-
le dier, maar ook voor het vaststellen van de meest optimale
behandeling op bedrijfsniveau in een bedrijfsbehandelplan.
Een belangrijk hulpmiddel in de selectie van de juiste dieren
voor een dergelijk onderzoek is de celgetalbepaling. Het
tankmelkcelgetal wordt op alle melkveebedrijven routinema-
tig (tweemaal per maand) bepaald en is een globale indicator
van de uiergezondheid op bedrijfsniveau. Individuele koe-
celgetallen en eventueel kwartiercelgetallen geven aan-
vullende informatie over de toestand van de individuele die-
ren. Een gezond kwartier heeft een celgetal van ongeveer
70.000 cellen per milliliter (15).

Bacteriologisch onderzoek

Bacteriologisch onderzoek van melk kan zowel op bedrijfs-
niveau (tankmelk) worden uitgevoerd als op koe- en kwar-
tiemiveau. Bacteriologisch onderzoek van tankmelk wordt in
Nederland nog nauwelijks toegepast, maar is wel gebruikelijk
in landen als de Verenigde Staten (USA), Canada, Dene-
marken en Engeland (UK) (7). In Nederland is aangetoond
dat de sensitiviteit van de testen sterk achteruitgaat bij het
bacteriologisch onderzoek op melkmonsters van mengmelk
van vier kwartieren (11). Daarom wordt geadviseerd om voor
de diagnostiek op koeniveau bacteriologisch onderzoek uit te
voeren op kwartiermonsters. Een uitzondering op dit advies
is het bacteriologische onderzoek bij verdenking op Myco-
plasmasoorten.

Bacteriologisch onderzoek van melk van koeien verdacht van
(sub)klinische mastitis kan worden uitgevoerd bij GD of bij
een dierenartspraktijk. Hierbij geldt als uitgangspunt dat het
onderzoek volgens standaardmethoden wordt uitgevoerd en

\' ASG-Wageningen UR. Divisie Infecliezieklen. Postbus 65. 8200 AB Lelystad.
\' GD. Postbus 9. 7400 AA Deventer.

\' Uiergezondheidscentrum Nederland, Postbus 2030, 7420 AA Deventer
betrouwbare resultaten oplevert (10). Een betrouwbare uit-
slag van bacteriologisch onderzoek begint met het aseptisch
nemen van een melkmonster. Nadat de uier is voorbehandeld
met een droge schone doek of met papier en enkele stralen
zijn weggetrokken, wordt de speenpunt ontsmet met een te-
peldoekje gedrenkt in een 70 procent alcoholoplossing. Ver-
volgens worden opnieuw een paar stralen weggemolken,
waarna het steriele melkbuisje voor driekwart wordt gevuld.
Na het nemen van het melkmonster moet dit gekoeld worden
bewaard (10).

Bij standaard bacteriologisch onderzoek wordt een kleine
hoeveelheid melk (0,01 milliliter) uitgeplaat op bloedplaten
en op selectieve agarmedia zoals Edward\'s- en MacConkey-
platen (9). Om de soms laaguitscheidende kiemen zoals
S.
aureus
op te sporen, kan men de sensitiviteit van het bacteri-
ologisch onderzoek via een aantal methoden vergroten. Het
inoculum kan worden vergroot (11) of het melkmonster kan
voordat het wordt ingezet een bewerking ondergaan, zoals in-
vriezen (18) of pre-incubatie gedurende 24 uur bij 37 graden
Celcius (17). Vrijwel al deze methodes hebben echter als na-
deel dat de kans op verontreiniging toeneemt, waardoor de
specificiteit van de bevindingen, ofwel de betrouwbaarheid
van de uitslag, dus afneemt.

Na het inzetten worden de platen gedurende 24 tot 48 uur in
de broedstoof geplaatst bij 37 graden Celcius. De beoorde-
ling van de bacteriële groei vindt plaats na 24 en 48 uur In
eerste instantie worden de kolonies ingedeeld in Gram-posi-
tieve en -negatieve kolonies en visueel beoordeeld op groei,
morfologie, (type) haemolyse en andere eigenschappen. Ver-
volgens worden Edward\'s-platen, specifiek voor
Strepto-
coccen, verder beoordeeld onder de U V-lamp, Veelal gebruikt
men na de visuele beoordeling aanvullende biochemische
testen zoals de coagulasetest bij staphylococcen en de \'cry-
stal\'-test bij Gram-negatieve bacteriën. De \'crystal\'-test
maakt het mogelijk onderscheid te maken tussen bijvoor-
beeld
E. coli en Klebsiella, wat heel belangrijk is voor de
prognose van de betreffende dieren. Zie voor een uitgebreide
beschrijving van het bacteriologisch onderzoek van melk het
Laboratory Handbook on Bovine Mastitis van de National
Mastitis Council (9). Bij het uitvoeren van diagnostisch on-
derzoek is het van groot belang het onderzoek zélf regelmatig
te controleren. Bij bacteriologisch onderzoek kan dat door
deel te nemen aan rondzendoefeningen en door dagelijks
naast het aangeleverde monstermateriaal ook controlestam-
men in te zetten.

De belangrijkste bevindingen van het bacteriologische onder-
zoek van melk bij GD in 2006 staan samengevat in tabel 1.
Van de bevindingen in dierenartsenpraktijken bestaat geen
nationaal overzicht. Bij GD wordt bij bacteriologisch onder-
zoek van monsters van klinische mastitis in ruim 30 procent
van de gevallen geen oorzakelijk agens geïsoleerd (de uitslag
is dan \'negatief\'). Bij deze waarde zijn we uitgegaan van de
monsters die waren ingestuurd voor uitgebreid onderzoek en
afwijkende melk hadden. Bij melkmonsters van dieren met
een verhoogd celgetal is het percentage nog veel hoger. Hier-

Uiergezondheid: bacteriologisch diagnostisch
onderzoek

-ocr page 259-

voor zijn verschillende oorzaken. In een niet onaanzienlijk
aantal gevallen blijkt het monster verontreinigd te zijn en kan
door de stoorflora geen kiem meer worden geïdentificeerd.
Verder kunnen bacteriën zoals
S. aureus (tijdelijk) in heel
lage aantallen in de melk voorkomen en daardoor niet worden
gevonden. Andere bacteriën, zoals
E. coli, kunnen nadat ze
mastitis veroorzaakt hebben zelf intussen al zijn gestorven,
waardoor ze niet meer gekweekt kunnen worden. Ook kun-
nen biest of antibioticumresten na behandeling de groei van
eventueel aanwezige bacteriën belemmeren. Het is uiteraard
ook mogelijk dat er daadwerkelijk geen oorzakelijke bacterie
aanwezig is, maar dat er bijvoorbeeld sprake is van een ste-
riele ontsteking door een chemische, mechanische of fysische
oorzaak. Tenslotte kan er sprake zijn van bijzondere verwek-
kers zoals bijvoorbeeld Mycoplasmasoorten. Als daar gerede
verdenking op bestaat, kunnen specifieke media worden ge-
bruikt, die na zeven tot tien dagen zijn af te lezen. Ook voor
schimmels en gisten is bijzonder onderzoek nodig.
Als aanvulling op het bacteriologisch onderzoek kan een an-
tibioticagevoeligheidstest op basis van de agardiffusiemetho-
de worden ingezet. Bij deze methode wordt een reincultuur in
oplossing gebracht tot een dichtheid van 0,5 McFarland. De
dichtheid van de oplossing wordt gemeten met de densito-
meter (figuur 1). Vanuit de suspensie wordt een kleine hoe-
veelheid op een agarplaat aangebracht en uitgestreken. Ver-
volgens worden de antibioticatabletten op de plaat gelegd. De
platen worden 24 uur geïncubeerd bij 37 graden Celcius. De
remmingszones worden opgemeten met een schuifmaat.
Wanneer de suspensie niet de juiste dichtheid heeft, beïn-

S. aureus CNS S. uberis S.

E. coli

n=99 n=95

n=95 dvsgalactiae n=84
n=62

Amoxycilline

9,5

Cefoperazone

0

Cefquinome

0

Cefuroxime

0

Cephalotin

0"

"5,2

0

0

Enrofloxacine

Erythromycine

Kanamycine

0
ü

4,3
1,1

T2T6"

0
1,2

Lincomycine

4,0

34,7

19,4

Neomycine

0

0

1,2

Oxacilline

0

5,2

Penicilline

7,1

61,1

0

0

Piriimycine

2,0

8,4

18,0\'

11,2\'

Streptomycine

2,1

8,5

8,3

Trimethoprim/sulfa

0

0

0

0

6,0

vloedt dit de grootte van de gemeten remzones, waardoor een
onjuiste uitslag ontstaat (9).

In tabel 2 is een overzicht weergegeven van de antibiotica-
gevoeligheid van de belangrijke mastitisverwekkers zoals die
bij GD gevonden zijn (13).
Staphylococcus aureus blijkt in
ruim 7 procent van de gevallen ongevoelig voor penicilline,
maar is wel gevoelig voor vrijwel alle andere voor
S. aureus
geregistreerde antibiotica. Heel anders is de situatie voor
coagulase negatieve staphylococcen (CNS): 61 procent is re-
sistent tegen penicilline.
S. uberis is 100 procent gevoelig
voor penicilline, maar een deel van de isolaten is resistent
tegen linco- en pirlimycine.
Escherichia coli is slechts voor
vijf van de tien onderzochte antibiotica 100 procent gevoelig.

Moleculaire methodes voor diagnostiek

Voor de detectie van pathogenen worden in toenemende mate
moleculairbiologische methodes ingezet. Vaak maken deze
moleculaire methodes gebruik van PCR (polymerase chain
reaction)-technologie. Hierbij worden specifieke delen van
het DNA van een bacterie vermeerderd en zichtbaar gemaakt.
Voor een aantal mastitispathogenen zijn al PCR-gebaseerde
diagnostische testen beschreven (1, 5, 6, 12). Het is echter ar-
beidsintensief en kostbaar om voor alle mogelijke mastitis-
pathogenen een afzonderlijke PCR-test te doen. Daarom

Tabel 1. Overzicht van de resultaten van bacteriologisch onderzoek van melk bij CD in 2006.

Aantal melkmonsters
% bacteriologisch positief

Klinische mastitis

4916
63,3

Subklinische mastitis
11459\'
39,8

Aantal b,o,-positief waarvan:

3112

4657

% Staphylococcus aureus

22,2

32,0

% Staphylococcus aureus penicilline ongevoelig

10,6

19,4

% staphylokok niet aureus

5,8

27,7

% Streptococcus agalactiae

0,0

2,6

% Streptococcus uberis

18,5

14,8

% Streptococcus dysgalactiae

9,4

8,7

% Overige Streptokokken

1,4

3,3

% Escherichia coli
% Klebsiella
SPP

21,4
6,6

-- ----------------------------

% Coliforme kiemen

3,5

% Arcanobacterium pyogenes

2,7

0,5

% Bacillus cereus

1,3

3,4

% Overig

10,7

3.5

\' 10520 monsters haclcriologisch niet onderzocht wegens een kwartiercelgetal kleiner dan 200.000 cellen per millilieler.

Tabel 2. Resistentie van de belangrijkste mastitisverwekkers voor anti-
biotica in 2005 (uitgedrukt in percentage resistentie van de onderzochte
stammen per bacteriesoort) (13).

-ocr page 260-

werkt men aan het opzetten van multiplex PCR-testen (3,14),
waarin meerdere mastitispathogenen tegelijkertijd kunnen
worden aangetoond.

De PCR-technologie wordt niet op grote schaal gebruikt voor
routinematige diagnostiek van bacteriële pathogenen in melk.
Recent heeft het Van Haeringen laboratorium echter PCR-
testmethodiek in Nederland geïntroduceerd, waarmee men in
Finland sinds ruim een jaar ervaring heeft. Hierbij wordt ge-
bruikgemaakt van een testkit, die door Finnzymes Diagnos-
tics op de markt is gebracht. De resultaten zijn de dag na de
inzending van het monster beschikbaar De test is geschikt
voor de detectie van de meest belangrijke mastitispathoge-
nen, maar heeft nog problemen met monsters waarin meer
dan een pathogeen aanwezig is (4). Naast de multiplex PCR
ontwikkelt men \'real time\' (kwantitatieve) PCR-\'assays\' (zo-
als lightcycler, Taqman, Luminex, Biacore) voor de detectie
van mastitispathogenen in melk.

Stamtyperingsmethodes voor epidemiologie

Binnen een bacteriesoort kunnen isolaten sterk van elkaar
verschillen. Deze verschillen kunnen van invloed zijn op de
virulentie en de epidemiologie van een stam, op de kans op
genezing na behandeling enzovoorts. Daarom kan het van be-
lang zijn niet alleen te bepalen met welke bacteriesoort een
koe is geïnfecteerd maar ook het betreffende isolaat nader te
typeren. Hiervoor kan men gebruikmaken van fenotypische
typering, waarbij isolaten van elkaar worden onderscheiden
op basis van biochemische profielen, serotypering, faagtype-
ring of een gevoeligheidstest. Ook kan men gebruikmaken
van genotypische typeringsmethodes. Hierbij worden isola-
ten door verschillen in hun genoom van elkaar onderscheiden
via \'fingerprinting\'. In het wetenschappelijk onderzoek wor-
den moleculaire typeringsmethodes al frequent gebruikt voor
epidemiologische doeleinden (21). Een groot aantal verschil-
lende moleculaire methodes wordt ingezet voor genotype-
ring, waaronder PFGE (pulse field gel electrophoresis),
ribotypering, RAPD (random amplified polymorphic DNA),
AFLP (amplified fragment length polymorphism) en MLST
(multi locus sequence typing). Over het algemeen maken
deze methodes gebruik van de analyse van bacteriële geno-
men na de digestie (\'knippen\') met restrictie-enzymen, van
de analyse van delen van het genoom na de amplificatie (ver-
menigvuldiging) met behulp van PCR-technieken, van DNA-
sequentieanalyses of van combinaties van deze technieken.
Voor een uitgebreid overzicht van moleculaire epidemiolo-
gische technieken verwijzen wij naar een overzichtsartikel

4<Ki kn

21«) kH

Figuur 3. Herhaald verzamelde Escherichia co//-stammen per koe (per koe
één kleur cijfers) op verschillende momenten (in dagen) ten opzichte van
de dag van afkalven (2).

-26- i2-5 2 41 62 6 j

-1314-1314 2030-6 1 -2 2

• •iii.

SBB

van Zadoks en Schukken (21). Hieronder worden enkele
voorbeelden gegeven van stamtyperingsmethoden.
PFGE werd door Zadoks gebruikt om
S. aw/-ew5-isolaten af-
komstig van de huid van de koe en uit de melk met elkaar te
vergelijken (figuur 2) (20). De resultaten lieten zien dat de
uit de melk genotypisch verschilden van
isolaten uit de uier Hieruit werd geconcludeerd dat
S. aure-
!/6-isolaten op de huid geen reservoir vormden voor intra-
mammaire
S. «wrew^-infecties. Smith et al. trokken vergelijk-
bare conclusies na gebruik van MLST (16). Bij deze techniek
wordt een aantal \'huishoudgenen\' vermenigvuldigd met be-
hulp van PCR en bepaah men vervolgens de DNA-sequentie
van deze fragmenten. Het grote voordeel van MLST ten op-
zichte van andere typeringsmethodes is dat de data goed ge-
reproduceerd kunnen worden en kunnen worden uitgewisseld
tussen verschillende laboratoria.

RAPD is gebaseerd op de amplificatie van genomisch DNA
met willekeurig gekozen primers. De PCR wordt uitgevoerd
bij een relatief lage temperatuur zodat willekeurige DNA-
fragmenten worden vermenigvuldigd. Het is bekend dat
E.
co//-mastitis na het afkalven kan ontstaan door nieuwe infec-
ties uit de omgeving. Bradley en Green hebben met deze
RAPD-methode aangetoond dat
E. co//-mastitis na het af-
kalven ook kan ontstaan door een opflikkering van een persi-
stente infectie die al is ontstaan in de droogstand (2). Her-
haald genomen monsters bleken genotypisch identiek te zijn
en konden worden onderscheiden van
E. co/(-isolaten geïso-
leerd uit de omgeving (figuur 3).

RAPD-typering kan ook worden gebruikt om de mastitis-
problematiek op bedrijfsniveau in kaart te brengen. Een voor-
beeld daarvan is beschreven door Zadoks en Schukken (21).
Zij hebben op een bedrijf met mastitisproblemen uit twee
koeien
S. dysgalactiae geïsoleerd en uit vier koeien uberis.
RAPD-typering van de S. wèem-isolaten toonde aan dat
iedere koe met een ander genotype geïnfecteerd was. Dit be-
tekent dat de infectie op dit bedrijf niet van koe naar koe is
overgedragen, maar dat er waarschijnlijk sprake is van infec-
ties vanuit de omgeving. Deze uitkomst kan bijdragen aan het
formuleren van een advies ten aanzien van managementmaat-
regelen om de mastitisproblematiek te bestrijden.
Moleculaire epidemiologische methoden kunnen ook helpen
bij het opsporen van de bronnen en reservoirs van een infec-
tie of bij het maken van onderscheid tussen persistentie en
herintroductie van een pathogeen op een bedrijf.

-ocr page 261-

Discussie

Bacteriologisch onderzoek is belangrijk om een beeld te krij-
gen van het voorkomen van mastitisbacteriën op een melk-
veebedrijf, en van de gevoeligheid van deze bacteriën voor
antibiotica. Om keuzes aangaande behandelingen van runde-
ren met klinische of subklinische mastitis te onderbouwen en
om de succeskans van de behandeling te verhogen, is het na-
melijk belangrijk te weten door welke bacterie de infectie
wordt veroorzaakt. Op dit moment komt men hier veelal ach-
ter door bacteriologisch onderzoek te laten uitvoeren bij GD
of bij een dierenartspraktijk. Dit (traditionele) microbiolo-
gische onderzoek voor de identificatie van mastitispathoge-
nen is echter over het algemeen tijdrovend; het kost enkele
dagen voor de uitslag bekend is. Bovendien geeft het, zoals in
het bovenstaande is aangegeven, niet altijd een uitslag.
Een PCR-test is snel; het duurt in het algemeen slechts enkele
uren voor de uitslag beschikbaar is. Bovendien is te verwach-
ten dat de gevoeligheid van enkelvoudige PCR-testen groter
is dan de gevoeligheid van klassieke microbiologie, waardoor
de kans op valsnegatieven (onterecht b.o. (bacteriologisch
onderzoekVnegatieven) afneemt. Bij een enkelvoudige PCR
moet men echter van te voren bepalen op welke bacteriesoort
wordt onderzocht. Dat is een belangrijk nadeel ten opzichte
van klassiek microbiologisch onderzoek, waarbij melk wordt
ingezet en vervolgens wordt afgewacht wat er groeit. Door
een multiplex-PCR te gebruiken, wordt dit nadeel (deels) op-
gelost. Met de besproken Finnzymes-test bestaat nog onvol-
doende ervaring om een uitspraak te doen over de sensitiviteit
en de specificiteit van de test. PCR-testen zijn in het alge-
meen duurder dan klassieke microbiologie en dat zal voor-
lopig waarschijnlijk nog zo blijven.

Op basis van de huidige kennis verwachten we dat de klassie-
ke microbiologie een belangrijke rol zal blijven spelen in de
mastitisdiagnostiek en dat moleculairbiologische methoden
zoals PCR meer en meer zullen worden gebruikt als aanvul-
ling daarvan.

Dankwoord

Deze publicatie is een onderdeel van het UGCN meerjaren-
plan uiergezondheid en is financieel mogelijkgemaakt door
het Productschap Zuivel. Figuur 2 is gebruikt met toestem-
ming van het
Journal of Clinical Microhiology en dr. R.N.
Zadoks. Figuur 3 is gebruikt met toestemming van het
Jour-
nal of Dairy Science
en prof dr. A.J. Bradley.

Links

www.asg.wur.nl.
www.cidc-lelystad.nl.
www. vhlgenetics. com.
www.gddeventer. com.
www. nmconline. org.
www.ugcn.nl.

Literatuur

1. Baird SC, Carman J, Dinsmore RP, Walker RL and Collins JK. Detec-
tion and identification of IVlycoplasma from bovine mastitis infections
using a nested polymerase chain reaction. J Vet Diagn Invest. 1999; 11:
432-435.

2. Bradley AJ and Green MJ. A study of the incidence and significance of
intramammary enterobacterial infections acquired during the dry pe-
riod. J Dairy Sci. 2000; 83: 1957-1965.

3. Bottero MT, Dalmasso A, Soglia D, Rosati S, Decastelli L and Civera
T. Development of a multiplex PCR assay for the identification of pa-
thogenic genes of
Escherichia coli in milk and milk products. Mol Cell
Probes. 2004; 18: 283-288.

4. Bredbacka P, Salmikivi, L and Koskinen MT. Next-day results in bovi-
ne mastitis diagnostics and electronic reporing. Proceeding ICAR.
2006.

5. Daly P, Collier T and Doyle S. PCR-ELISA detection of Escherichia
coli
in milk. Lett Appl Microbiol. 2002; 34: 222-226.

6. Hassan AA, Khan lU, Abdulmawjood A and Lammler C. Evaluation of
PCR methods for rapid identification and differentiation of
Streptococ-
cus uberis
and Streptococcus parauberis. J Clin Microbiol. 2001; 39:
1618-1621.

7. Jayarao BM and Wolfgang DR. Bulk-tank milk analysis: a useful tool
for improving milk quality and herd udder health. Vet Clin North Am
FoodAnim. Pract. 2003; 19: 75-92.

8. Keefe GP Streptococcus agalactiae mastitis: a review. Can Vet J. 1997;
38: 429-437.

9. NMC 1999. Laboratory Handbook on bovine mastitis. National Masti-
tis Council, Inc. Madison, WI.

10. NMC 2004. Microbiological procedures for use in the diagnostics of
bovine udder infection and determination of milk quality National
Mastitis Council, Inc. Madison, Wl.

11. Lam TJGM, Wuijckhuise LA van, Franken P Morselt ML, Hartman
EG and Schukken YH. Evaluation of the use of composite milk sam-
ples for diagnosis of
Staphylococcus aureus infections in dairy cattle. J
Am Vet Med Assoc. 1996; 208: 1705-1708.

12. Lee SU, Quesnell M, Fox LK, Yoon JW, Park YH, Davis WC, Falk D,
Deobald CP and Bohach OA. Characterization of staphylococcal bovi-
ne mastitis isolates using the polymerase chain reaction. J Food Prot.
1998; 61: 1384-1386.

13. MARAN 2005. Monitoring of antimicrobial resistance and antibiotic
usage in animals in thc Netherlands in 2005.

14. Phuektes R Browning GP, Anderson G and Mansell PD. Multiplex po-
lymerase chain reaction as a mastitis screening test for
Staphylococcus
aureus. Streptococcus agalactiae, Streptococcus dysgalactiae
and
Streptococcus uberis in bulk milk samples. J Dairy Res. 2003; 70: 149-
155.

15. Schepers AJ, Lam TJGM, Schukken YH, Wilmink JB and Hanekamp
WJ. Estimation of variance components for somatic cell counts to de-
termine thresholds for uninfected quarters. J Dairy Sci. 1997; 80: 1833-
1840.

16. Smith EM. Green LE, Medley, GF, Bird. HE, Fox, LK., Schukken YH,
Kruze, JV, Bradley, RN and Dowson, CG. Multilocus sequence typing
of intercontinental bovine
Staphylococcus aureus isolates. J Clin Mi-
crobiol. 2005; 43: 4737-4743.

17. Sol J. Cure of Staphylococcus aureus mastitis in Dutch dairy cows.
PhD-thesis, Utrecht University, The Netheriands 2002.

18. Villanueva MR, Tyler JW and Thurmond MC. Recovery of Streptococ-
cus agalactiae
and Staphylococcus aureus from fresh and fi-ozen bovi-
ne milk. J Am Vet Med Assoc. 1991; 198: 1398-1400.

19. Zadoks RN. Molecular and mathematical epidemiology of Staphylo-
coccus aureus
and Streptococcus uberis mastitis in dairy herds. PhD-
thesis. Utrecht University, The Netherlands, 2002.

20. Zadoks RN, Leeuwen WB van, Kreft D, Fox LK, Barkema HW, Schuk-
ken YH and Belkum A van. Comparison of
Staphylococcus aureus iso-
lates from bovine and human skin, milking equipment, and bovine milk
by phage typing, pulsed-field electrophoresis, and binary typing. J Clin
Microbiol. 2002; 40: 3894-3902.

21. Zadoks RN and Schukken YH. Use of molecular epidemiology in vete-
rinary practice. Vet Clin FoodAnim. 2006; 2: 229-261.

-ocr page 262-

PeterJ. Werkman

In het vorige artil^el kwamen veel voorkomende een-
cellige en meercellige parasieten bij vissen aan de orde.
Dit laatste artikel behandelt een aantal uitwendige en in-
wendige parasieten bij vissen. Verder vindt u de belang-
rijkste punten om op te letten bij de in dit en het vorige
artikel genoemde geneesmiddelen. Wie meer wil weten
over visziekten en hun behandeling kan terecht bij de in
het kader genoemde literatuur.

Crustacea (kreeftachtigen)

Argulus (visluis, karperluis)

Dit is een grote meercellige parasiet (0,5 tot 3 centimeter),
die vooral wordt aangetroffen op wildvangvissen en in vij-
vers. In de zomer vermeerderen karperluizen zich snel. Ze
leggen eieren in lange capsules. De jongen komen uit na drie
tot vier weken en worden na verschillende vervellingen vol-
wassen. De cyclus duurt dertig tot honderd dagen. De vol-
wassen parasiet is in staat te overwinteren, net als de eieren,
maar de jongen kunnen dit niet. Argulus kan zonder gastheer
vijftien tot twintig dagen overleven. Besmetting van de vijver
kan plaatsvinden via kikkers en padden.
Zowel de larven als de volwassen parasieten veroorzaken
huidwonden met hun stekende bekdelen en een gifklier. Om-
dat karperluizen bloed zuigen, kunnen zij kleine vissen do-
den. Ook kunnen ze ziekten van de ene vis op dc andere over-
brengen. De parasieten zwemmen van de ene naar de andere

vis en klemmen zich bij voorkeur vast rond de rugvin. Door
de huidwonden kunnen secundair bacteriën en schimmels het
lichaam van de vis binnendringen.

De parasiet is met het blote oog te zien. U herkent een infec-
tie verder aan de volgende verschijnselen; irritatie, schuren,
rusteloosheid, springen, samengeknepen vinnen, rode ontsto-
ken huidwondjes, secundaire bacteriële infecties, anemie,
conditieverlies en sterfte.

• Behandeling

Sommige vissen, bijvoorbeeld zonnebaarzen, eten Argulus.
Bij enkele grote vissen kunt u de parasieten met een pincet
verwijderen en de wonden aanstippen met povidine jodium.
Verder zijn de volgende medicinale badbehandelingen moge-
lijk:

- zout: gebruik 10 tot 15 gram per liter water (g/1) gedurende
dertig minuten;

- difluorobenzuron (Dimilin® 25 procent): 0,01 mg pure stof
per liter water in een permanent bad over een periode van
zes dagen, of 0,1 mg pure stof per liter gedurende 24 uur;

- lufuron (Flea-fence 40"): een tablet van 499 mg (voor een
grote hond) in de blender vermalen en mengen in 3,5 liter
water. Één tablet op 3750 liter water komt overeen met 0,13
mg/1;

- kaliumpermanganaat: 2 mg/1 gedurende 48 uur, na drie da-
gen herhalen of 5 mg/1 dertig minuten lang in een aparte
bak, ook dit na drie dagen herhalen.

• Preventie

U kunt een besmetting met Argulus voorkomen door uw
vijver te beschermen tegen amfibieën, nieuwe vissen in qua-
rantaine te houden en te controleren op parasieten, en planten
voor plaatsing in het aquarium of de vijver te desinfecteren.

Ergasilus

Deze kreeftachtige parasiet bereikt een formaat van twee mil-
limeter en is voornamelijk te vinden op de kieuwen, de
kieuwdeksels en rond de bek. De larven (nauplieën) zetten
zich vast op de kieuwen en groeien daar uit tot volwassen pa-
rasieten. Op vissen worden alleen vrouwelijke exemplaren
aangetroffen. De mannetjes zijn niet parasitair en sterven na
de bevruchting van de vrouwtjes. Deze dragen na verloop van
tijd eierzakjes aan het achterste deel van het lichaam. De
eitjes komen na enkele dagen uit. De larven gaan na een paar
vervellingen op zoek naar een nieuwe gastheer en hechten
zich daaraan vast. Volwassen vrouwtjes kunnen een jaar op
de vis blijven zitten.

De volgende verschijnselen kunnen duiden op een infectie
met Ergasilus: irritatie aan de kieuwen, ernstige kieuw-
beschadiging, ademhalingsproblemen, vermageren, anemie
en sterfte.

De gezondheidszorg voor vissen hoort thuis bij de dierenarts. In deze serie vindt u adviezen en tips voor de behandeling en het
voorkomen van ziekten bij siervissen.

Deel 6. Crustacea en inwendige parasieten (slot)

-ocr page 263-

• Behandeling

De volgende medicijnen zijn geschikt als behandeling tegen
de jeugdstadiën en de volwassen parasiet

- lufuron (Flea-fence 40®): een tablet van 499 mg (voor een
grote hond) in de blender vermalen en mengen in 3,5 liter
water. Één tablet op 3750 liter water komt overeen met 0,13
mg/I;

- azijnzuur: 1 tot 2 ml/I voor een dip van 30 tot 45 seconden,
vier maal om de dag herhalen;

- kaliumpermanganaat; 2 mg/I over een periode van 24 uur,
na drie dagen herhalen of 5 mg/1 gedurende dertig minuten
in een aparte bak, na drie dagen herhalen.

Lernea (ankerworm)

Bij vissen worden van deze soort alleen de vrouwelijke para-
sieten gevonden. Zij boren zich door de vishuid en veranke-
ren zich daar. Aan de buitenzijde van het lichaam zijn alleen
de twee eierzakjes te zien. De parasiet heeft een grootte van
enkele millimeters tot twee centimeter. Lernea wordt meestal
in de zomer gevonden, vooral bij pas geïmporteerde vissen.
De mannelijke parasieten leven kort en sterven als ze de
vrouwtjes hebben bevrucht. Uit de eieren komen vrij zwem-

mende larven die na een aantal vervellingen volwassen
worden. Jonge larven kunnen minstens vijf dagen overleven
zonder gastheer. De cyclus duurt vijfentwintig dagen bij
20 graden Celcius; onder 15 graden Celcius vindt geen ver-
meerdering plaats. Lernea overwintert als volwassen parasiet
op de vis of als ei. Dode parasieten vallen pas na enige weken
tot maanden van de vis af.

De volwassen parasiet is meestal met het blote oog te zien op
de rug of bij de vinbasis van de vis. Er kan sprake zijn van
een secundaire bacteriële infectie.Tot de verschijnselen beho-
ren verder huidirritatie, schuren, verwondingen door het an-
ker in de huid, ontstekingen, abcessen, gewichtsverlies en
sterfte.

Behandeling

Bij wat grotere vissen kunnen de parasieten, als het er enkele
zijn, voorzichtig met een pincet worden verwijderd. De vrij
zwemmende larven kunnen worden gedood met:
-kaliumpermanganaat: 2 mg/1 gedurende 48 uur, na drie
dagen herhalen of 5 mg/1 30 minuten in een aparte bak, na
drie dagen herhalen;

- lufuron (Flea-fence 40"): een tablet van 499 mg (voor een
grote hond) in de blender vermalen en mengen in 3,5 liter
water. Één tablet op 3750 liter water komt overeen met 0,13
mg/1;

- azijnzuur: 1 tot 2 ml/1 voor een dip van 30 tot 45 seconden,
deze dip vier maal om de dag herhalen;

- difluorobenzuron (Dimilin® 25 procent): 0,01 mg/I in het
water over een periode van zes dagen of 0,1 mg/1 gedurende
24 uur.

• Preventie

Houdt een quarantaineperiode aan van minstens veertien
dagen voor nieuwe vissen. Wees voorzichtig met kikker-
visjes, planten en levend voer uit sloten en buitenwater, deze
kunnen larven of eieren bij zich dragen

Inwendige parasieten

Nematoden (Rondwormen)

Bij veel wildvang zoet- en zoutwatervissen komen rond-
wormen voor. Meestal geven zij weinig problemen, omdat de
complexe levenscyclus van deze parasieten in het aquarium
of de vijver niet kan worden voltooid. Daarvoor zijn namelijk
als tussengastheer zoogdieren, vogels of andere vissen nood-
zakelijk. Sommige soorten produceren echter direct levende
jongen en zij kunnen wel voor problemen zorgen.
Rondwormen zijn wit of rood met een lengte tot ongeveer drie
centimeter en zij zijn te onderscheiden door de morfologie
van de kop, de staart en de ligging en vorm van de slokdarm
en de darmen. De volwassen wormen zijn te vinden in het
maagdarmkanaal van de vis en meestal zijn zij specifiek voor
een bepaalde vissoort. Soms kunnen bij wildvang vissen inge-
kapselde larven worden aangetroffen, zichtbaar als donkere
vlekjes in de spieren. Hiertegen is geen behandeling mogelijk.

Capillaria

Deze wormen komen vooral bij cichliden voor in de darmen.
Een infectie is te herkennen aan vermagering bij een massale
aanwezigheid van de wormen, verder sloomheid, anemie, en
soms slijmerige ontlasting. De migratie van de larven door
weefsel kan schade veroorzaken. Bij sectie vindt u dunne
witte wormen in de darmen. Verder kan soms een worm spon-
taan uit de anus van de vis uittreden. Diagnose is ook moge-

-ocr page 264-

lijk op grond van de typische ovale eieren met twee poolprop-
pen in de verse feces.

• Behandeling

Alleen de niet-ingekapselde wormen zijn te bestrijden. Pro-
beer waar dat mogelijk is de tussengastheer uit te schakelen
en zet zieke vissen apart. Gebruik als medicatie levimasol of
fenbendazol (voor de dosering, zie de beschrijving bij Ca-
mellanus).

• Preventie

Voer geen levend visvoer uit de natuur Zorg voor een vol-
doende lange quarantaine periode, met name voor maan-
vissen en discusvissen.

Camellanus

Deze levendbarende worm van één tot twee centimeter wordt
vooral gevonden bij wildvang levendbarende vissen in zoet
water De jonge wormpjes worden door andere vissen opge-
geten. Bij massale aanwezigheid leiden deze wormen tot ver-
magering. Verdere verschijnselen zijn sloomheid, anemie en
slijmerige ontlasting. De rode wormpjes bungelen soms uit
de anus van de vis. Met dit beeld is de diagnose te stellen.
Verder vindt u bij sectie een grote hoeveelheid kleine, rode
wormen in de darmen.

• Behandeling

Zet aangetaste vissen apart en gebruik een van de volgende
middelen als badbehandeling:
- levimasol HCL: 1 tot 2 mg/1 over 24 uur Voor de dosering
in voer: 2 mg per gram voer gedurende drie dagen, dit na
twee tot drie weken herhalen of 5 tot 10 mg per kilogram vis
elke dag gedurende zeven dagen;
-fenbendazol: 2 mg/1 voor een permanent bad gedurende
zeven dagen, dit driemaal herhalen om de twee weken. Bij
dosering in voer: 50 mg per kilogram vis gedurende twee
dagen, herhalen na twee weken.
Als een klein aantal vissen via het voer moet worden behan-
deld, kunt u het geneesmiddel met enkele milliliter zonne-
bloemolie mengen door 50 gram voer

Preventie

Zorg voor een voldoende lange quarantaineperiode voor met
name maanvissen en discusvissen en gebruik geen levend
visvoer uit de natuur

Aandachtspunten bij geneesmiddelgebruik

Alle doseringen van geneesmiddelen in dit artikel en het
vorige artikel zijn met zorg genoteerd, maar omdat vissen van
dezelfde soort soms op het zelfde middel zeer verschillend
kunnen reageren, aanvaardt de auteur geen aansprakelijkheid
in het geval van schade of sterfte als gevolg van het gebruik
van de genoemde doseringen. Als u nooit eerder een behan-
deling met een bepaald medicijn heeft ingesteld bij de betref-
fende vissoort kan het zinvol zijn het middel eerst uit te pro-
beren bij een klein aantal vissen.

Er zijn veel verschillende omstandigheden waaronder vissen
leven en worden gehouden. Vissen leven in zoet, zout, zuur,
alkalisch, warm, koud, hard, zacht, stromend of stilstaand
water Sommige soorten zijn herbivoor, andere omnivoor of
carnivoor Er zijn vissen die in scholen leven, andere kunnen
alleen solitair worden gehouden. Al deze factoren kunnen in-
vloed hebben op de keuze van het geneesmiddel, de manier
van toepassen en de dosering. Zo zijn sommige geneesmid-
delen giftiger in zacht water, met een lage pH en een hoge
temperatuur

Gebruik bij schadelijke stoffen handschoenen, een mondmas-
ker en zonodig een bril. Sommige geneesmiddelen zijn scha-
delijk voor de bacteriën in het biologisch filter Bij het gebruik
hiervan moet u het biologisch filter kortsluiten. Dat wil zeg-
gen dat er gedurende de behandelperiode geen water met ge-
neesmiddel door het filter mag lopen. U mag een biologisch
filter nooit stilzetten. Met actieve kool zijn resten van het ge-
neesmiddel uit het aquarium- of vijverwater te verwijderen.

-ocr page 265-

Neem voordat u tot het gebruik van een geneesmiddel uit dit
artikel en het vorige artikel overgaat goed notie van de vol-
gende informatie:

Acrijlavine HCL (TrypaJIavine)

- Dit middel is bacteriostatiseh en fitngicide.

- Het werkt tegen schimmels en tegen eencellige flagellaten
en ciliaten, zowel in zoet als in zout water

- Het middel is carcinogeen en kan bij guppies onvruchtbaar-
heid veroorzaken.

- Het is giftig voor planten.

- Zorg dat u het biologisch filter kortsluit.

- Draag bij gebruik van acriflavine handschoenen en een
mondmasker.

Azijnzuur

- Dit is effectief tegen externe protozoa (Trichodina, Ichthyo-
bodo), trematoden (Gyrodactylus) en crustacea (Argulus).

- Het is giftig voor kleine tropische vissen.

Chloramine-T (Halamid-d®)

- Deze stof werkt tegen eencellige ciliaten en trematoden en
als desinfectans tegen veel bacteriën, virussen en schim-
mels;

- Dit middel etst ogen, metaal en huid, draag bij gebruik dus
handschoenen, een bril en een mondmasker

- Het leidt bij vissen snel tot kieuwirritatie.

- Zorg dat u het biologisch filter kortsluit.

- Extra beluchting is noodzakelijk.

- Gebruik chloramine-T niet samen met formaline of benzal-
koniumchloride.

- Deze stof wordt afgebroken door zonlicht en raakt inactief
bij veel organisch materiaal (bindt aan organische stoffen).

- Doseer laag in zacht water, bij een lage pH en bij een hoge
temperatuur

-Gebruik voor het ontsmetten van planten en accessoires
1 gram in 5 liter water gedurende vijftien minuten, vervol-
gens schoon spoelen.
-Voor het desinfecteren van netten, gereedschap, slangen
enzovoorts is een dosering van 10 g/1 (1 procent) vereist.

Dimetridazol-HCL (Emtryl®)

-Dit middel werkt tegen protozoa en Hexamita, maar in
aquariumwater werkt metronidazol beter

- Het remt de eiproductie bij vissen.

- Dit product mag niet worden toegepast bij barbelen.

- Dimetridazol veroorzaakt zuurstoftekort en watertroe-
beling.

Difluorobenzuron (Dimilin 25W®, dit bevat 25 procent dijlu-
orobenzon)

- Deze behandeling werkt tegen crustacea, insecten en spin-
achtigen en doodt de eieren van deze soorten.

- Dit middel verhindert de chitinevorming.

- Het is giftig voor ongewervelde dieren, watervlooien en
kreeftjes.

- U kunt deze stof gebruiken bij een biologisch filter

- Difluorobenzon blijft lang aanwezig in het milieu.

- Verwijder het middel door over actieve kool te filteren.

Fenbendazol (Panacur®)

- Dit product werkt tegen nematoden en cestoden in de darm
en tegen trematoden.

- Het moet worden gebruikt als poeder of in de vorm van gra-
nules, maar niet als pasta.

- U kunt dit middel toepassen in de vorm van gemedicineerde
Artemia (brine shrimp): plaats hiervoor net voor het voeren
levende Artemia in 400 mg fenbendazol per 100 ml water
gedurende vijftien tot twintig minuten. Voer deze artemia
enkele dagen achtereen aan de vissen en herhaal dit na twee
weken.

Flubendazol (Flubenol®)

- Dit middel is effectief tegen trematoden;

- U kunt deze stof oplossen in DMSO of ethylalcohol.

FMC (dit is een mengsel van 1 liter formaline met 3,7 gram
malachietgroenoxalaat en 3,7 gram methyleenblauw)

- Deze combinatie is in een lagere dosering effectiever dan de
stoffen apart.

- Het werkt tegen veel uitwendige eencellige parasieten en
schimmels.

-Dit middel mag niet worden gebruikt bij winde, zeelt,
grondel, zonnebaars en steur

- Het is niet schadelijk voor het biologisch filter.

- FMC wordt afgebroken door UV-licht, schakel dus de UV-
lamp uit.

- Schakel extra beluchting in als er vissen zijn met bescha-
digde kieuwen.

- Gebruik handschoenen en een mondmasker.

-Zie voor verdere adviezen de aandachtspunten bij mala-
chietgroen, methyleenblauw en formaline.

Formaline (formaldehyde 36 procent)

- Dit middel werkt tegen veel uitwendige parasieten.

- Het irriteert de slijmvliezen en moet worden gebruikt met
mondmasker en handschoenen.

- Van dit middel mag u alleen de heldere vloeistof gebruiken;
het bezinksel is giftig.

- Het neemt zuurstof weg uit het water en u moet dus extra
beluchting gebruiken.

- Doseer extra laag bij kieuwbeschadigingen.

- Het middel mag niet worden gebruikt bij een watertempera-
tuur onder de 10 graden of boven de 26 graden Celcius.

- Zorg dat u het biologisch filter kortsluit.

- Formaline wordt afgebroken door UV-licht, schakel dus de
UV-lamp uit.

Kaliumpermanganaat

- Deze stof is effectief tegen veel uitwendige parasieten en te-
gen enkele bacteriën.

- Het tast rubber, textiel en ijzer aan en oxideert organische
stoffen.

- Deze stof is explosief.

- Kaliumpermanganaat werkt als nood-zuurstofvoorzienen

- Het raakt inactief door organische stof (en moet dus worden
toegepast in schoon water) en is lichtgevoelig (dus moet be-
handeling \'s avonds plaatsvinden).

- Het is giftig voor goudvis, steur en sommige soorten meer-
vallen, en ook voor planten.

- Zorg dat u het biologisch filter kortsluit.

- Het is giftig bij een hoge pH.

- Zorg altijd voor extra beluchting.

- U mag het niet gebruiken in combinatie met formaline.
-Kaliumpermanganaat kan bij herhaalde behandelingen

schade aan de kieuwen geven.

-ocr page 266-

- U kunt het neutraHseren met 3 procent waterstofperoxide en
u kunt ontgiften met natriumthiosulfaat in een 1,25 maal zo
grote dosis als de dosis kaliumpermanganaat.

Levamisol hydrochloride

- Deze stof werkt tegen nematoden en trematoden, maar is
minder effectief als fenbendazol.

- Het is als hydrochloride in water oplosbaar.

- Bij grotere vissen kunt u dit middel soms beter via een son-
de in de maag inbrengen.

Lufuron (Flea-fence 40®)

- Dit middel werkt tegen crustacea en doodt ook hun eieren;

- Het is giftig voor schaaldieren.

- Dit middel verhindert de chitinevorming.

- Lufuron blijft lang aanwezig in het milieu, maar u kunt het
na twee weken verwijderen met actieve kool.

Metronidazol (Flagyl®)

-Dit is effectief tegen eencellige flagellaten en ciliaten
(Hexamita).

- Het kan de lever en de nieren aantasten.

- Het is giftig voor planten.

- Omdat dit middel slecht oplosbaar is in water, moet u eerst
een suspensie maken.

- Zorg dat u het biologisch filter kortsluit.

Praziquantel (Droncit®)

- Dit middel kan worden gebruikt tegen trematoden en cesto-
den, zowel in zoet als in zout water.

- Gebruik het bij voorkeur als zuivere stof

- Wees voorzichtig bij sommige zoutwatervissen en bij meer-
vallen uit het geslacht Corydoras.

- Dit middel heeft geen bijwerkingen op slakken, planten en
algen.

- Pas bij gebruik altijd extra beluchting toe.

- Het lost op in ethanol of in 96 procent alcohol.

Zowt (jodiumvrij zout, bijvoorbeeld zeezout)

- Dit middel is effectief tegen ectoparasieten en remt de bac-
teriegroei.

- Het voorkomt verder vochtverlies uit open wonden in zoet-
watervissen.

- Zout is giftig voor sommige cichlidensoorten, zoals wild-
vang discusvissen, meervallen, neontetra\'s en kardinaalte-
tra\'s.

- Het is schadelijk voor planten bij een dosering van meer dan
3 gram per liter.

- Zout remt de opname van nitriet door vissen.

- Het mag niet worden gebruikt als ozon aanstaat;

- Gebruik zout niet samen met zeoliet (bindt ammoniak) of in
combinatie met formaline, kaliumpermanganaat, benzo-
caine en malachietgroenoxalaat;

- Doseer hoger in hard water.

Binnenkort vindt u op de website van de KNMvD een bunde-
ling van deze artikelenreeks. Mocht u interesse hebben in een
gedrukte versie, dan kunnen wij deze tegen kostprijs beschik-
baar maken. Neem hiervoor contact op met
m.bingen@
knmvd.nl.

Aanbevolen literatuur over visziekten

1. Andrews C, Exell A and Carrington N. The Interpet Manual of Fish
Health. 2002. Interpet Ltd Dorking UK (ISBN 1-84286-067-4),
208 pp.

Goede informalie over behandelingen en veel foK) \'s.

2. Baily M and Burgess P. Tropical Fish Encyclopaedia. A Complete
Guide to Fish Care. 2000. Howell Bookhouse New York USA
(ISBN 1-58245-166-4), 352 pp.

Pocket met veel informatie, maar iets minder overzichtelijk.

3. Bassleer G. De Nieuwe Wegwijs in Visziekten bij tropische siervis-
sen en vijvervissen ( DVD-rom). 2e uitgave 2006. Bassleer Biofish
Westmeerbeek België (ISBN 90-807831-6-1), pp 232.

Goede informatie, (te)veelfoto\'s.

4. Brown L. Aquaculture for Veterinarians. 1993. Pergamon Press Ltd
Oxford UK (ISBN 0080408362), pp 447.

Uitstekend hoek, veel informalie, enig in zijn soort, uit de handel.

5. Burgess P, Bailey M and Exell A. A-Z ofTropical Fish Diseases and
Health problems. 1998. Howell Bookhouse New York USA (ISBN
1-58245-049-8), pp 392.

Een aardig hoekje met veel informatie.

6. Haenen OLM, Kamstra A en Werkman PJ. Visziekten: voorkomen,
herkennen en bestrijden. Een handleiding voor de visteelt. In op-
dracht van de NeVeVi (Nederlandse Vereniging van Viskwekers).
1998. pp 92.

7. Fairfield T. A commonsense guide to Fish Health. 2000. Barron\'s
Educational Services, Inc. Hauppauge, New York USA (ISBN
0764113380), pp 138.

Eenvoudig hoekje over het gezond houden van aquariumvissen.

8. Johnson EL and Hess RE. Fancy Goldfish. A Complete Guide to
Care and Collecting. 2nd printing 2004. Weatherhill Inc. Trumbull,
Connecticut USA (ISBN 0-83480448-4), pp 175.

Veel foto \'s en een he.schrijving van aparte soorten goudvissen met
een lijst van afwijkingen en behandelingen.

9. Lammens M. De Koi Dokter 2004. Eigen uitgave (ISBN
9080856614), pp 176.

Een goed hoek met veel foto \'s, vooral voor de houders van koi.

10. Lewbart GA. Self-Assessment Colour Review of Ornamental Fish.
1998. Manson Publishing Ltd London UK (ISBN 1-874545-81-2),
192 pp.

Veel afwijkingen worden besproken, maar meer als test op kennis te
beschouwen.

11. Patterson S. Skin Diseases of Exotic Pets. 2006. Blackwell Science
Ltd. Oxford UK (ISBN O 632 05969 9), pp 140-172.
Behandeling van uitwendige problemen hij vis.sen.

12 Reichenbach-Klinkc HH. Krankheiten und Schädigungen der Fi-
sche. 2e Auflage 1980. Gustav Fischer Verlag Stuttgart BRD (ISBN
3-437-30300-7), 472 pp.

Grondige op.mmming van ziekten en para.\'iieten bij vi.ssen met veel
foto \'s en tekeningen.

13. Ross LG and Ross B. Anesthetic & Sedative Techniques for Aqua-
tic Animals. 2nd edition 1999. Blackwell Science Ltd UK (ISBN
06320252X), 159 pp.

Een overzicht van alle hij aquatische dieren loegepa.ste anesthetica
met doseringen en toepassingen.

14. Werkman PJ. De volgende patiënt is een vis, wat nu? Deel 1. Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde 2003; 128(2): 48-56.

15. Werkman PJ. De volgende patient is een vis, wat nu? Deel 2. Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde 2003; 128(3): 72-75.

16. Wildgoose WH. BSAVA Manual of Omamental Fish. 2nd edition
2001. British Small Animal Veterinary Association Quedgeley
Glouce.ster UK (ISBN 0-905214-57-9), 304 pp.

Uitstekend boek, overzichtelijk, up-to-date, een aanrader!

Peter j. Werkman is dierenarts
voor gezelschapsdieren en vissen
in Leusden. Hij is bereikbaar per
telefoon (033-4^43142) en per
e-mail
(\'werkman2(g)zonnet.nlj.

-ocr page 267-

Een glanzende vacht, gretige tong, dooraderde
benen, nieuw leven. Equi Products Holland BV
brengt haar specialismen haarscherp in beeld
en beoogt een optimale dienstverlening ten behoeve
van de gespecialiseerde paardenkliniek, bijvoorbeeld
in de vorm van een exclusief pakket diergenees-
middelen en verzorgingsproducten voor paarden.
Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Het
is een nieuwe naam voor een exclusief scala aan
aanvullende diervoeders en supplementen van hoge
kwaliteit voor paarden. Prequine® is ons antwoord
op de specifieke eisen van de paardenspecialist,
gebaseerd op grondig onderzoek, specialistische
kennis en gecontroleerde productieprocessen.
Prequine® is het antwoord op uw behoefte aan
optimale ondersteuning, in ieder seizoen, het hele
jaar door. De Prequine®producten zijn exclusief
verkrijgbaar bij de dierenarts.

Holland BV

Equi Products

www.equi.nl
www.prequine.com

-ocr page 268-

EüÜhW\\J{

IVERMECTINE PRAZIQUANTEL

ontwormt moeiteloos

siftiply the max...

UNIEK IN VEILIGHEID

-v- t

BEWEZEN ZEER GOEDE
ACCEPTATIE*

Maximale bescherming met minste bijwerkingen
Als enige veilig voor drachtige merries
Als enige veilig voor veulens vanaf 2 weken oud
Minste kans op onderdoseren

www.virbac.nl

\\lirL>eic

ANIMAL HEALTH

uimsx en Eraquell kunnen veilig worden toegediend aan alle paarden, pony\'s, (drachtige) merries, (del<)heng5ten en veulens vanaf een leeftijd van 2 weken. Bovendien zijn Equimax en Eraquell zeer smakeliik en met d
leke doseerspuit voor 700 kg lichaamsgewicht gemakkelijk toe te dienen. Equimax REG NL 09950 Werkzame bestanddelen: Ivermectine 18,7 mg per gram, Praziquantel 140,3 mg per gram. Toedieningswijze: Doseerspuit m
19 gram gel voor behandeling van 700 kg ichaamsgewicht. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 35 dagen. Kanalisatie: Vrij. www.equimax.nl Eraquell REG NL 9843. Werkzame stof: Ivermectine 18,7 mg per gram Toedi
Igswijze: Doseerspuit met 7,49 gram gel voor behande ing van 700 kg lichaamsgewicht. Doeldier: Paard. Wachttijdadvies vlees: 30 dagen. Kanalisatie: Vrij. www.eraquell.nl Eraquell en Equimax zijn verkrMgbaar bij u
irenarts. Weikoop, Boerenbond, Divoza en de betere ruitersportspeciaalzaak, j —i i -i j j6 j

3or meer informatie: Virbac Nederiand BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld. Tel: 0342-427127. Fax: 0342-490164._* riMnppyriFk- r^P AAMwoaar

-ocr page 269-

Wie eist bewijst

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een van de belangrijkste regels uit ons
rechtssysteem: wie eist bewijst. Dat
geldt niet alleen voor de automobilist
die een gebroken spiegel op zijn buur-
man wil verhalen, maar ook voor de
officier van justitie die iemand achter
de tralies wil hebben. En niet minder
voor de klachtambtenaar die in het
algemeen belang een dierenarts voor
het Tuchtcollege mag slepen.

Inhoud van de koelkast

Niet \'s lands bekende tv-diëtiste inspecteert de
koelkast van de konijnenhouder, maar een
speurneus van de AID. Gezien zijn func-
tie vraagt hij zich vooral af hoe de
konijnenhouder aan de partij Arvi-
lap komt die de koelkast bevolkt.
De konijnenhouder zegt het mid-
del van de dierenarts te hebben
gekregen en de AlD-er is snel
met zijn conclusies: deze die-
renarts levert UDD-middelen
af bij een konijnenhouder om
te zorgen dat deze zijn dieren
zelf kan enten. Het dossier ligt
snel bij de klachtambtenaar op
het bureau, met het verzoek de
dierenarts tuchtrechtelijk te ver-
volgen.

De klachtambtenaar is al net zo
snel met de conclusies. De konijnen-
houder verklaart dat hij de Arvilap van
zijn dierenarts heeft ontvangen. De die-
renarts gaat niet mee met deze verklaring,
maar gebruikt zijn vrijheid van meningsuiting om
de klachtambtenaar onder zijn neus te wrijven, dat bij iedere
konijnenhouder Arvilap in de koelkast moet staan, omdat in
bepaalde gevallen snel moet worden gehandeld. Bovendien
worden de konijnen in dit geval als pelsdieren gehouden,
waardoor een uitzonderingsmogelijkheid van toepassing is
en het middel als UDA kan worden gekwalificeerd. Voor de
klachtambtenaar is dit reden om vast te stellen dat de dieren-
arts de regels van de wet niet wenst na te leven. Hij eist een
boete van 2250 euro.

Uiting van meningsvrijheid

De (advocaat van de) dierenarts werpt zich vol overgave in
het steekspel. Eén getuige is geen getuige, aldus de advocaat,
dus hoeveel waarde heeft de mededeling van één konijnen-
houder? En dat de dierenarts van mening is dat konijnen pels-
dieren zijn en dat iedere konijnenhouder Arvilap op voorraad
moet hebben, maakt hem nog niet schuldig. Om met onze
kroonprins te spreken: "Dat is ook een mening." Bovendien
blijkt uit de administratie juist dat de dierenarts bij de konij-
nenhouder is langs geweest om vierhonderd konijnen eigen-
handig te enten. De klachtambtenaar neemt de handschoen
op en confronteert de dierenarts (en het Tuchtcollege) met het
op de factuur van de dierenarts vermelde chargenummer van
het diergeneesmiddel, dat overeenkomt met de bij de konij-
nenhouder aangetroffen partij. Volgens de dierenarts zegt dat
allemaal niets. Een chargenummer is niet voldoende onder-
scheidend om onomstotelijk te kunnen bewijzen dat de
dierenarts schuldig is aan het afleveren van UDD-middelen.
Het Tuchtcollege kan niet anders dan vaststellen dat de zaak
wankelt. Ja, er is een partij Arvilap bij de konijnenhouder
aangetroffen. Ja, de konijnenhouder heeft verklaard
dat de dierenarts de middelen bij hem thuis-
bezorgt, en ja, naar de stellige overtuiging
van de dierenarts is dit niet in strijd
met de wet. Het Tuchtcollege is het
overigens niet eens met deze laat-
ste stelling: volgens de vaste
jurisprudentie van het Tucht-
college moet een dierenarts
een UDD-middel zelf toedie-
nen. Het uitsluitend afleveren
van een dergelijk middel aan
veehouders kan ertoe leiden
dat ernstige schade aan de
gezondheidszorg voor dieren
ontstaat. Bovendien worden
deze konijnen wel als pelsdier
gehouden, maar dat wil niet
zeggen dat er niet vroeg of laat
toch onderdelen van worden op-
gegeten.

Veterinair
tuchtrecht

Onschuldig totdat het tegendeel is
bewezen

Hoewel het Tuchtcollege het niet eens is met de op-
vattingen van de dierenarts, maakt dat hem nog niet schuldig
aan het illegaal afleveren van diergeneesmiddelen. Uit het feit
dat een dierenarts meent dat een konijnenhouder over Arvilap
moet kunnen beschikken en (al dan niet ten onrechte) meent
dat dit in het wettelijk stelsel past, is niet zonder meer af te
leiden dat de dierenarts ook daadwerkelijk de middelen heeft
geleverd. Ook de verklaring van een enkele getuige is niet
voldoende om tot een schuldigverklaring te komen, vooral
niet nu uit de factuur blijkt dat de dierenarts de konijnen wel
zelf heeft geënt. Het chargenummer doet daaraan niet af, dit
nummer is onvoldoende onderscheidend om daaraan een
doorslaggevend belang toe te kennen.
En hoewel misschien alle pijlen wel richting \'schuldig\'
wijzen, vindt het Tuchtcollege dat er niet voldoende bewijs is
dat de dierenarts Arvilap aan de konijnenhouder heeft gele-
verd. Het levert een zeldzame uitspraak op waarbij een klacht
van de klachtambtenaar ongegrond wordt verklaard. Of de
advocaatkosten danwel de rechtsbijstandverzekeringspremie
opwegen tegen de boete, is weer een heel andere vraag.

-ocr page 270-

De datum 1 oktober 2007 is bij het
invoeren van de wijzigingen van de
diergeneesmiddelenregelgeving een
veel genoemde datum. Vanaf dat
moment moeten binnen Europa
alle diergeneesmiddelen bestemd
voor toepassing bij voedselprodu-
cerende dieren op voorschrift wor-
den verkregen (kader 1).

Betekent dit dat de Nederlandse dierenarts per 1 oktober re-
cepten gaat schrijven? Ja, alleen als een dierhouder na het
stellen van een diagnose die vraag voorlegt aan de dierenarts.
Met een recept kan de dierhouder voor UDA-diergeneesmid-
delen immers naar een andere dierenarts of een apotheker. Dit
is al mogelijk sinds de invoering van de Diergeneesmiddelen-
wet in 1987. Voor de dierenarts en de dierhouder verandert er
op 1 oktober dus weinig. De dierenarts die zelf aflevert, dient
te zorgen voor het aanleveren van de gegevens zodat de dier-
houder kan voldoen aan de administratieverplichting voor de
ontvangst (kader 2) en toepassing (kader 3). Dit is gangbare
praktijk. Voor de nieuw in te voeren categorie diergeneesmid-
delen \'DRA\' (Uitsluitend op Recept Afleveren) is een over-
gangstermijn ingesteld tot 1 juli 2008. Vanaf die datum is voor
URA-diergeneesmiddelen een recept noodzakelijk.

Wat is er op i oktober veranderd?

Vanaf 26 september 2007 bestaat er naast de bestaande kana-
lisatie UDD-, UDA- en VRIJ-diergeneesmiddelen, wettelijk
gezien een vierde categorie diergeneesmiddelen: \'URA\'.
URA-diergeneesmiddelen mogen op voorschrift van een die-
renarts worden afgeleverd door dierenartsen, apothekers of
erkende handelaren (in bezit van een geldige afleververgun-
ning) en door de veehouder of de dierverzorger worden toe-
gediend. Met de publicatie van de wijziging van de Dierge-
neesmiddelenregeling op 31 juli 2007 is tevens een
overgangsregeling ingesteld. Vanaf 1 juli 2008 mogen URA-
diergeneesmiddelen, naast de rechtstreekse verkoop van die-
renarts aan de dierhouder, worden verkocht door een erkende
handelaar als de dierhouder dat wenst. Na die datum schrijft
de dierenarts in dat geval een recept.

Berichten

verslagen

URA-middelen

Alle middelen bestemd voor toepassing bij voedselproduce-
rende dieren die voor 26 september de kanalisatiestatus VRIJ
hadden, zijn beoordeeld of ze volgens de Europese criteria
VRIJ kunnen blijven. Nederland heeft ervoor gekozen om
voor URA en VRIJ productgroepen te benoemen (kader 4 en
5). Op basis van deze productgroepen heeft het Bureau Dier-
geneesmiddelen een lijst gepubliceerd met middelen die
VRIJ blijven. UDA-producten, die op basis van de Europese
criteria voor de URA-status in aanmerking komen, moeten
nog worden beoordeeld.

Fabrikanten en handelaren krijgen tot 1 januari 2008 de tijd
de bedrijfsprocessen aan te passen. URA-diergeneesmidde-
len die voor 1 januari 2008 zijn geproduceerd en nog als VRIJ
zijn geëtiketteerd mogen worden verkocht tot 1 juli 2008. Tot
die tijd is ook geen recept nodig om deze middelen te kopen.

Wijziging diergeneesmiddelenregelgeving: waar staan we en wat
komt er nog aan?

Hugo de Groot, Joost van Herten en Arjan den Hertog

Kader i. Markante data met een korte omschrijving van het vaststellen en aanpassen van de Europese en nationale regelgeving.

26 november \'oi: Het Europese Parlement startte het proces van de commu-
nautaire diergeneesmiddelenwetgeving met het vaststellen van Richtlijn
2001/82/EEC. Dit proces staat beter bekend als de\'Review 2001\' (1).

31 maart \'04: De Europese Commissie adopteerde de Richtlijn 2004/28/EC
en rondde daarmee de \'Review 2001\' af. Voor voedselproducerende dieren
zijn kaders gezet voor het voorschrijven, de distributie en het toepassen
(2). Het begrip POM (Prescription Only Medicines) begint te leven. De lid-
staten krijgen achttien maanden de gelegenheid om de richtlijnen in natio-
nale wetgeving op te nemen.

1 januari \'06: Door het vaststellen van het nieuwe Diergeneesmiddelenbesluit
en de nieuwe Diergeneesmiddelenregeling werd in Nederland de eerste
fase van de EU Richtlijn 2004/28/EC ingevoerd: de cascade. Het toepas-
sen van diergeneesmiddelen door dierenartsen in het buitenland en het
verbod op publieksreclame zijn een feit (3).

31 maart \'07: Lidstaten moesten bij de Europese Commissie aangeven of ze
van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik zouden willen maken. Nederland
diende voor 31 maart 2007 het verzoek in om voor \'veilige\' diergenees-
middelen een uitzondering te maken en deze zonder tussenkomst van een
dierenarts te verhandelen
(4). De criteria om een diergeneesmiddel VRIJ te
laten werden vastgesteld, bovendien werd een nieuwe kanalisatiestatus
URA (Uitsluitend op Recept Afleveren) ingevoerd. Het Bureau Diergenees-
middelen beoordeelde de kanalisatiestatus van geregistreerde diergenees-
middelen en publiceerde de lijst met middelen die VRIJ blijven (5).

31 juli \'07: De wijziging van de Diergeneesmiddelenregeling werd gepubli-
ceerd. Per 26 september werd de nieuwe kanalisatiestatus URA (Uitslui-
tend op Recept Afleveren) een feit. Omdat tevens een overgangstermijn
werd ingesteld verandert er in de praktijk niet veel. Het Bureau Diergenees-

middelen kon beschikkingen met statusveranderingen naar de producen-
ten van diergeneesmiddelen sturen, zodat deze productielijnen kunnen
aanpassen.

31 augustus \'07: De Conceptwijziging van het Diergeneesmiddelenbesluit
werd in de ministerraad vastgesteld en voor advies voorgelegd aan de Raad
van State. Het Diergeneesmiddelenbesluit regelt de minimale randvoor-
waarden van het recept (kader 6). Bij wijziging van de Diergeneesmidde-
lenregeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld. De betrokken be-
langhebbenden voeren aan de hand van een nota discussie over de
eventuele nadere voorwaarden (6).

26 september \'07: De wijziging van de Diergeneesmiddelenregeling van
31 juli 2007 treedt in werking.

1 oktober \'07: Binnen Europa moeten alle diergeneesmiddelen bestemd voor
toepassing bij voedselproducerende dieren op voorschrift worden verkregen.

1 januari \'08: Nadere regels aan het recept worden naar verwachting 1 januari
2008 ingevoerd door een nieuwe wijziging van de Diergeneesmiddelenre-
geling. Vanaf] januari 2008 mogen URA-middelen niet meer met een ver-
keerd etiket worden geproduceerd.

1 juli \'08: De receptplicht voor URA-diergeneesmiddelen en de verplichting
voor handelaren om NAW-gegevens en afleverdatum op de verpakking van
URA-middelen te vermelden, treedt in werking. URA-middelen mogen, naast
de rechtstreekse verkoop van dierenarts aan de dierhouder, door een erken-
de handelaar worden verkocht als de dierhouder dat wenst. In dat geval
schrijft de dierenarts een recept. De erkende handelaar dient URA-middelen
buiten het directe bereik van het publiek op te slaan, zodat de middelen door
tussenkomst van het personeel worden afgeleverd op vertoon van een
recept.

-ocr page 271-

Recept

De discussie over de randvoorwaarden aan iiet recept zijn nog
in volle gang. De minimale uitgangspunten zijn vastgelegd in
het Diergeneesmiddelenbesluit (kader 6). Dit besluit is op
31 augustus 2007 behandeld in de Ministerraad. Het besluit
biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere
regels voor het recept op te stellen. Uiterlijk 1 januari 2008
worden de regels betreffende het recept ingevoerd. De ont-
wikkelingen zijn te volgen op de KNMvD-website onder ve-
terinaire zaken; diergeneesmiddelen. We adviseren om bij het
uitschrijven van een recept tot 1 januari 2008 vast de concept-
randvoorwaarden te volgen (kader 6).

Paarden

In de Europese regelgeving wordt een paard als voedsel-
producerend dier beschouwd en dus vallen in Nederland alle
paarden onder de vernieuwde regelgeving. Het is tegenwoor-
dig weliswaar mogelijk om met het paspoort onderscheid te
maken tussen paarden die worden geslacht en paarden die
puur als gezelschapsdier worden gehouden. Na zorgvuldige
afweging heeft LNV besloten dat de receptplicht voor URA-
diergeneesmiddelen (kader 5) in Nederland gaat gelden voor

Kader 2. Het aankoopbewijs dan wel de administratie van de dieren-
arts bevat ten minste de volgende gegevens waarmee de dierhouder
van bedrijfsmatig gehouden dieren aan de administratieverpllchtingen
kan voldoen:

• naam van het diergeneesmiddel of de soort gemedicineerd voeder;

• raam en het adres van de leverancier;

• datum van aflevering;

• diersoort waarvoor het middel bestemd is;

• hoeveelheid.

Het praktijketiket op de verpakking, dat aan de dierhouder wordt afgeleverd,
dient ten minste de volgende gegevens te bevatten: het woord <dierenarts>,
onderscheidenlijk <apotheker>; naam en adres van de betreffende dieren-
arts of apotheker en de datum van afleveren van het diergeneesmiddel.

Kader 3. Bij de toepassing van diergeneesmiddelen dient de dier-
houder er zorg voor te dragen dat de aantekening van de toediening
ten minste de volgende gegevens bevat:

• naam van het diergeneesmiddel;

• gebruikte hoeveelheid;

• datum van toediening;

. identificatie van de behandelde dieren;

• einde van de wachttermijn.

753

Kader 4. Productgroepen die onder VRIJE middelen vallen:

• antidiarree middelen;

• vloeistoffen voor intraveneuze toediening uitsluitend bestemd voor het
rund ter behandeling van kopziekte en/of melkziekte, die als werkzame
bestanddelen calcium en magnesium bevatten;

• stofwisselingscorrigerende middelen;

• desinfectantia en antiseptica;

• ectoparasitica (tegen uitwendige parasieten) voor uitwendige toepas-
sing, zonder endoparasiticide (inwendige parasieten) werking. Een uit-
zondering wordt gemaakt voor diergeneesmiddelen met de werkzame
stoffen diazinon en amitraz;
expectorantia (slijmoplossers);
fytotherapeutica (kruidengeneesmiddelen);
homeopathische diergeneesmiddelen;
ijzerinjectie voor biggen en kalveren;
laxeermiddelen;
maagzuursecretieremmers;
ondersteunende middelen bij huidaandoeningen;
vitamines, elektrolyten, mineralen en sporenelementen;

alle paarden. De kans bestaat immers dat een niet voor de hu-
mane consumptie bestemd paard alsnog elders in Europa
wordt geslacht. Bovendien is er een risico dat voedselprodu-
cerende paarden receptplichtige diergeneesmiddelen toege-
diend krijgen die zonder recept voor niet-voedselproduceren-
de paarden verkregen zijn. Kortom, de handhaving wordt dan
zeer ingewikkeld.

Dit heeft vooral gevolgen voor de verkoop van ontwormings-
middelen voor paarden aan het publiek. Vanaf 1 juli 2008
heeft de houder van een paard een recept nodig om bij een er-
kende handelaar een ontwormingsmiddel te kopen. Voor de
beroepsgroep ligt hier een kans om de regie te nemen in het
bepalen van de ontwormingsstrategie van paarden. Door te
frequent en soms overbodig ontwormen wordt er de laatste
jaren een toename in resistentie van wonnen tegen bepaalde
middelen geconstateerd. De overheid heeft al aangekondigd
dat de receptplicht voor URA-middelen een jaar na de invoe-
ring geëvalueerd gaat worden. Dan wordt bepaald of de tus-
senkomst van de dierenarts een essentiële bijdrage heeft gele-
verd aan een meer verantwoord verbruik van deze
URA-diergeneesmiddelen voor paarden.

Kader 5. Diergeneesmiddelen bestemd voor toepassing bij voedsel-
producerende dieren die vrij verkrijgbaar zijn, maar vanaf 1 juli 2008
alleen op voorschrift van een dierenarts aan het publiek mogen wor-
den verstrekt (URA):

anthelmintica (ontwormingsmiddelen);
antiparasitica (middelen tegen parasieten);
antimycotica (middelen tegen schimmels);
sedativa (kalmeringsmiddelen);
niet-steroïde, pijn, koorts en ontstekingsremmers.

Kader 6. Diergeneesmiddelenbesluit gedateerd op 31 augustus 2007
artikel 42a, het recept bevat in ieder geval de volgende informatie:

• de datum van uitschrijven;

de benaming en het registratienummer van het voorgeschreven dier-
geneesmiddel;

• de diersoort waarvoor het middel bestemd is;

• de af te leveren hoeveelheid;

• de naam en het adres van de betreffende dierenarts;

• de naam van de ontvanger en het adres of het unieke bedrijfsnummer
van de locatie waar de dieren, waarvoor het recept bedoeld is, gehou-
den worden;

• in voorkomend geval, de in acht te nemen wachttijd;

• de handtekening van de betreffende dierenarts.

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2007

Bronnen

1. Hulsen J. en Groot SJ de. Revicw 2001: de Diergeneesmiddelenwet
wordt herzien: Een momentopname in het EU-beleidsvormingsproces
rondom geneesmiddelen. Tijdschr Diergeneeskd. 2003; 128: 521 -523.

2. Ekker WG van den en Groot SJ de. Europees besluit rondom dierge-
neesmiddelen vastgesteld. Tijdschr Diergeneeskd. 2004; 129: 339-343.

3. Groot SJ dc en Herten FJWC van. Het nieuwe Diergeneesmiddelenbe-
sluit en dc nieuwe Diergeneesmiddelenregeling 2005: Wat betekent dat
voor uw praktijk? Tijdsch. Diergeneeskd 2006; 131: 14-17.

4. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: factsheet Kana-
lisatie Diergeneesmiddelen deel 1.
www.minlnv.nl-, 19 april 2007.

5. Bureau Diergeneesmiddelen: lijst van middelen die VRIJ blijven.
www.cbg-med.ni, 8 juni 2007.

6. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: factsheet Kana-
lisatie Diergeneesmiddelen deel 2.
www.minlnv.ni, 18 juli 2007.

-ocr page 272-

W. Edel

Een oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië afkomstige mug,
de tijgermug
{Aedes albopictus), is een hinderlijk agres-
sieve mug, die in zwermen optreedt. Het is een kleine mug
van ongeveer 5 millimeter lang en dankt zijn naam aan
de witte strepen op het zwarte lijf, het borststuk en de po-
ten. De mug is ook overdag actief en steekt vaak meerdere
keren achter elkaar. De steek van een tijgermug is zeer
pijnlijk, veroorzaakt een opvallende grote, paarsrode
vlek op de huid en kan leiden tot allergische reacties. Bo-
vendien kunnen deze muggen een groot aantal virussen
naar mens en dier overdragen, maar ook van mens op
mens, van mens op dier, van dier op mens en van dier op
dier. Bovendien kan een besmet vrouwtje besmette eieren
leggen (verticale transmissie). Het gaat hierbij om de zo-
genoemde arbo-virussen. Arbo is een afkorting voor \'ar-
thropod borne\', dat wil zeggen: door insecten (geleedpo-
tigen) overgedragen.

Voorbeelden van ziekten die door deze virussen bij de mens
kunnen ontstaan zijn: dengue- of knokkelkoorts, gekenmerkt
door hoge koorts (tot 41 graden Celcius), koude rillingen,
hoofdpijn, spier-, bot- en gewrichtspijnen, algehele malaise
en rode vlekjes op de huid. Een tweede infectie met een ander
type kan fataal zijn door haemorrhagische koorts (met veel
bloedingen). Westnijlvirus kenmerkt zich door hoge koorts,
hoofdpijn, nekstijfheid en diverse neurologische klachten.
Gele koorts is een koorts die gepaard gaat met geelzucht en
bloeding van onder meer het tandvlees en neusslijmvlies.
Encephalitis, hersenvliesontsteking, kan worden veroorzaakt
door verschillende virussen. En de tijgermug verspreidt nog
wel twintig andere virusziekten.

Bamboe

Met de import van \'lucky bamboo\' {Dracaena sanderiana)
uit China hebben we het paard van Troje binnengehaald. Dit
plantje, geen echte bamboe en volgens Chinese tradities een
verspreider van geluk, verspreidt in ons land de tijgermug.
De Nederlandse handel in lucky bamboo is goed voor een
grote omzet. De import in de EU-landen gaat voornamelijk
via Rotterdam. De plantjes (de bamboestaken) worden per
schip vervoerd in zeecontainers. Ze staan in 10 tot 15 centi-
meter water (25 procent) of op gel (75 procent). Tijdens het
klaarmaken voor vervoer in Zuidoost-China, waar de knok-
kelkoorts inheems is en jaarlijks slachtoffers maakt, kunnen
de muggen meekomen en eitjes leggen in het water en de gel.
De larven komen in de gel weliswaar niet uit, maar de eitjes
blijven daarin wel levensvatbaar.

In Nederland worden de plantjes grootgebracht in kassen
waar de mug zich kan ontwikkelen en makkelijk kan over-
leven. De mug is ook al buiten kassen aangetroffen. En na de
verpopping in de zeecontainer kunnen de nakomelingen van
de mug bij opening van de container meteen uitvliegen in het
land van import.

Importverbod

De effecten op de gezondheid van deze mug zijn reeds ge-
noemd, maar er zijn ook negatieve effecten op natuur en mi-
lieu, en op welvaart en economie. De tijgermug zal effect
hebben op bestaande populaties van diersoorten en is succes-
vol in het wegconcurreren van bepaalde andere muggensoor-
ten. Daarom wordt de tijgermug door internationale natuur-
beschermingsorganisaties aangemerkt als een van de meest
beruchte exotische insecten.

De tijgermug

Als de muggen zich in en nabij kassen vestigen, bestaat het
risico dat muggen worden geëxporteerd met snijbloemen en
planten en dan dreigt een handelsboycot, met name door de
Verenigde Staten (VS) en Canada. De import van lucky
bamboo in Nederland is dus een risico voor onze export van
bloemen en planten. Er is dan ook alle reden de import van
lucky bamboo voorlopig stil te leggen, temeer omdat de VS
en Canada die import reeds in 2001 hebben verboden. Dit ge-
beurde in de VS binnen twintig dagen na de ontdekking van
de muggen in de haven van Los Angeles in een lading lucky
bamboo die uit China was aangevoerd. Verder werden nog
andere maatregelen van kracht, zodat de westelijke staten vrij
zijn gebleven van deze muggen. In het zuidoosten van de VS
heeft de tijgermug zich door het uitblijven van adequate
maatregelen kunnen verspreiden nadat hij al vanaf 1985 werd
ingevoerd (vermoedelijk met gebruikte autobanden uit Azië
met daarin vocht met eieren en of larven).
De Nederlandse importeurs van lucky bamboo zijn ongetwij-
feld al vanaf 2001 op de hoogte van dit importverbod en we-
ten dus ook dat er een reële kans is dat tijgermuggen met die
geïmporteerde planten meekomen naar Nederland. In de
zomer van 2005 trof de Plantenziektekundige Dienst (PD)
van het ministerie van Landbouw, Natuur en Milieu (LNV)
tijgermuggen aan in containers met lucky bamboo die in
Nederland waren ingevoerd en trok meteen aan de bel. De
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) adviseerde in een brief
van 12 september 2005 het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) onder meer een importverbod van
lucky bamboo op watercultuur in te stellen vanwege de
risico\'s. Naar aanleiding hiervan vroeg VWS het Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) op 22 septem-
ber 2005 mondeling om advies en het RIVM gaf al de vol-
gende dag per e-mail een eerste risicoschatting. Voor een
uitgebreider advies overlegde het RIVM op 26 september
2005 met de PD, de VWA en de Universiteit Wageningen.
Het advies van begin oktober 2005 aan VWS luidde: stop de
import op water.

Er volgde geen importverbod. Wel verzocht VWS het minis-
terie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu
(VROM) vrijstelling te verlenen voor het gebruik van een
biocide om de larven van tijgermuggen in lucky bamboo op
water te bestrijden. Er werd voor 120 dagen vrijstelling ver-
leend en deze werd later nog tweemaal verlengd. Op grond
van de bestrijdingsmiddelenwet had noch de vrijstelling noch
de verlenging ervan mogen worden verleend en deze hande-
lingen waren bovendien in strijd met de Europese bio-
cidenrichtlijn.

Convenant

Verder heeft de overheid een convenant gesloten met impor-
teurs van lucky bamboo, waarin zij hebben toegezegd zich in

-ocr page 273-

te spannen om de import uiterlijk in november 2008 muggen-
vrij te maken. Dat convenant geldt echter alleen voor import
op water, maar niet voor de import op gel. Het is bovendien
slechts een inspanningsverplichting en geen resultaatsver-
plichting en de helft van de importeurs heeft het convenant
niet getekend.

Vond de PD in 2005 slechts een paar muggen, in 2006 heeft
de PD bij inspecties in Nederland vierhonderd muggen aan-
getroffen, met name op bedrijven die het convenant niet had-
den getekend en juist ook bij bedrijven die op gel importeer-
den. Het convenant is dan ook beslist niet effectief en niet
afdoende. Al met al blijft de overheid mijns inziens zeer in
gebreke. Op vragen van een Tweede Kamer-lid in april 2007
over de invasie van tijgermuggen antwoordden de ministers
van VWS, VROM en LNV eind mei dat zij vasthouden aan
het convenant.

Ten slotte

De tijgermug (een mug met zeer negatieve eigenschappen ten
aanzien van gezondheid, welzijn, economie en biodiversiteit)
en lucky bamboo (een sierplantje dat veel geluk, voorspoed
en een gevoel van veiligheid zou moeten brengen): is een
grotere tegenstelling denkbaar?

Dr. W. Edel is oud-veterinair inspecteur van de volksgezond-
heid. Dit artikel is mede ontleend aan een achtergronddo-
cument van Wilfred Reinhold gedateerd op mei 2ooj.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Celtenblok

De gebouwen van de Faculteit Dier-
geneeskunde worden momenteel
\' ver-nieuwbouwd\'. Voor de Afdeling
Diergeneeskunde van het Universi-
teitsmuseum houdt deze \'facelift\'
onder meer in, dat de collectie in
rap tempo uitdijt. Departementen
en hun afdelingen moeten tijdelijk
verhuizen, waarbij uit werkruimten
en kelders allerlei museale objecten tevoorschijn komen.

Dit onlangs verworven
geitenblok is afkomstig
van de afdeling Veterinaire
Farmacie, Farmacologie
en Toxicologie (VFFT).
Binnen deze afdeling werd
onder meer onderzoek ge-
daan naar fysiologische
reacties tijdens experimen-
tele koorts. Dwerggeiten
werden daarbij vaak ge-
bruikt als model voor gro-
tere herkauwers. Een
proefdierstal en instru-
mentenmakerij waren dan
ook onmisbaar.
Het geitenblok is ontwik-
keld op de afdeling VFFT.
Op de zwart-wit foto is te zien, dat het blok ook tijdens colle-
ges gebruikt werd. Wegens de grote aantallen studenten en
een gebrek aan ruime collegezalen werd tussen 1967 en 1970
gebruik gemaakt van gesloten tv-demonstraties. De docent -
op deze foto dr J. Frens - stond in direct contact met zijn ge-
hoor zodat hij vragen van de studenten kon beantwoorden.

Uitgelicht

Universiteitsmuseum, Afdeling Diergeneeskunde
Yalelaan 1, Utrecht
Telefoon: (030) 2534675

Website: www.museum.uu.nl,wwAW.nunianstichting.nl

-ocr page 274-

KNMvD
Jaarcongres

5 oktober 2007

^ijzer If

www.knmvd.nl

-ocr page 275-

Een uitbraak van Mycoplasma bovis-mastltis en -artritis bij eerste
lactatie koeien op een gesloten melkveebedrijf

Wilson DJ, Skirpstunas RT, TrujilloJD,
Calender KB, Bagley CV, Harding RL.
Unusual history and initial clinical
signs of Mycoplasma bouis mastitis
and arthritis in first-lactation cows in
a closed commercial dairy herd
JAVMA 2007; 230: 1519-1523.

Referaten

Negen eerste lactatiekoeien op een
gesloten melkveebedrijf vertoonden 7 tot 21 dagen na de het
afkalven zwelling aan de voorpoten, waren kreupel en had-
den mastitis. De koeien vertoonden carpale zwelling en dif-
fuus subcutaan oedeem van de carpale en metacarpofalangale
gewrichten. Bij diagnostisch onderzoek werd
Mycoplasma
sp.
geïsoleerd uit verschillende tankmeikmonsters, melkmon-
sters van koeien met uierontsteking, gewrichtsvocht en uit de
organen (long en milt) van een gestorven koe. Vervolgonder-
zoek via PCR van de nucleotidensequentie van het gewrichts-
vocht en het longweefsel toonde
Mycoplasma bovis aan.

De aangetaste koeien werden gedurende drie dagen behan-
deld met flunixine en dexamethason IM, maar reageerden
niet op deze behandeling. Drie koeien stierven terwijl de an-
dere zes werden opgeruimd. Er werd geadviseerd om bacteri-
ologisch vervolgonderzoek uit te voeren op
Mycoplasma spp.
in tankmelk en bij alle lacterende koeien om chronische, sub-
klinische dragers op te sporen.

Mycoplasma-infecties kunnen een ongewoon initieel ziekte-
beeld vertonen of een atypische anamnese. Wanneer melkge-
vende koeien kreupel zijn, zwelling van de carpale of meto-
carpofalangale gewrichten vertonen, er oedeem aanwezig is
van de distale voorste ledematen of polyartritis, dan zou on-
derzoek op
Mycoplasma spp. moeten volgen. Een vertraging
in de diagnostiek van infecties door Mycoplasma\'s in een
koppel melkvee kan leiden tot een substantieel financieel ver-
lies en tot het ontstaan van chronische subklinische dragers.

Dr D. Cevaert

Luik, Cong:res Centrum"*\'\'^

Hippos 2008 & Canifelis 2008 2 ^ ed.

Gevarieerd en origineel wetenschappelijk programma voor de practicus
45 toespraken, 28 internationaal erkende sprekers, met onder meer:

• Voor Hippos : De Drs en Profs Timothy Greet (UK), Marianne Sloet (NL),
Hans Wilderjans (BE), Agnès Benamou-Smith (FR), Desmond Leadon (IE)...

• Voor Canifelis : De Drs en Profs Laurent Garosi (UK), Eric Teske (NL),
Bernard Bouvy (FR), Sylvie Daminet (BE), Jens Haggstrom (SE)...

Informatie en programma\'s:

www.hipposcongress.be en www.canifeliscongress.be

Contact dierenartsen: -1-32 4 367 89 07 - info@animalia,be
Contact bedrijven: -i-32 496 867 569 - f.berteaux@animalia.be
BEA opleidingsportefeuille - simultane vertaling naar het Nederlands -
Vrije toegang tussen de verschillende leszalen - Postersessie -
Gala avond 12/01 - Vakbeurs - Boekhandel

u?v

SWAB

Ministère Wallon de
l\'Agriculture et de la Ruralité

ANIHALIA

CUeflNDI /IK

Met de steun van :

Een organisatie van

WAALS GEWEST

-ocr page 276-

Commentaar op vroege gevallen van haemonchose

Geachte redactie,

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde
van 15 augustus 2007 staat een
korte mededeling dat dit jaar in juni al
veel gevallen van haemonchose bij
lammeren werden gezien. Dit werd
geweten aan de afwijkende weersom-
standigheden.

Ingezonden

Hoewel ik er geen moment aan twijfel dat de pathologen van
de GD de juiste diagnose hebben gesteld, heb ik sterke rede-
nen om aan bovengenoemde verklaring te twijfelen.
In april was het weliswaar veel warmer dan normaal, maar
het was ook uitzonderlijk droog. Dergelijke omstandigheden
zijn niet geschikt voor de transmissie van
Haemonchus con-
tortus
(5, 7). Alleen als boeren zeer intensief hadden bere-
gend, zou transmissie mogelijk zijn geweest. In mei en juni
zijn de omstandigheden wel goed geweest voor transmissie
en eventueel ook voor een iets snellere transmissie dan nor-
maal, maar zeker niet zo snel dat de vroege uitbraken daar-
door te verklaren zijn. Vanaf half tot eind mei zullen de eerste
larven op de wei zijn gekomen als de ooien niet preventief
ontwormd waren. Dit wijkt niet principieel af van wat in 1981
(3) of tussen 1999 en 2004 (4) is gezien in intensief vervolg-
de veldstudies.

Wanneer ooien dus niet ontwormd cn lammeren niet verweid
worden, kan in juni haemonchose voorkomen (3,4). Wanneer
de ooien voldoende effectief ontwormd worden, wordt het
begin van uitbraken met haemonchose enkele weken op-
geschoven, dus inderdaad tot in juli. Omdat ontwormen van
95 tot 98 procent van de ooien nu de standaard aanbeveling
is, wordt er in de beslisboom voor wormbestrijding bij het
schaap, die wij hebben ontwikkeld in samenwerking met de
ASG in Lelystad en de GD, van uitgegaan dat haemonchose
pas in juli kan optreden (8).

De meest waarschijnlijke reden voor de vroege uitbraken van
haemonchose is dus dat de eiuitscheiding van
H. contortus
bij de ooien onvoldoende is onderdrukt. Dit kan het geval zijn
als ooien niet ontwormd zijn of, en dat is waarschijnlijker, als
het wormmiddel onvoldoende effectief is geweest. Dit is een
zorgelijk fenomeen, behalve als met benzimidazolen is be-
handeld, omdat het algemeen bekend zou moeten zijn dat
hiertegen op de meeste bedrijven resistentie van
H. contortus
te verwachten is (1). Het is niet onwaarschijnlijk dat minstens
in een deel van de gevallen het falen van ontwormen duidt op
resistentie van
H. contortus tegen macrocyclische lactonen.
De eerste gevallen van resistentie van wormen van kleine her-
kauwers in Nederland hiertegen zijn gepubliceerd (2,6) en er
zijn al enkele nieuwe gevallen waargenomen. Het is te vrezen
dat de vroege uitbraken een weerspiegeling zijn van een snel-
le toename van resistentie tegen deze veelgebruikte groep
anthelmintica. In ieder geval zou op bedrijven met vroege uit-
braken moeten worden nagegaan of anthelminticumresisten-
tie hierbij een rol speelt.

Tevens betekent dit dat het in de toekomst belangrijk zal zijn
meer nadruk te leggen op een controle van de effectiviteit van
het ontwormen van de ooien. Dit zou bijvoorbeeld in eerste
instantie kunnen plaatsvinden via onderzoek van gepoolde
monsters van vijftien ooien (of zo veel als er zijn) tien tot
veertien dagen na het ontwormen. Hierbij moet er dan wel op
worden gelet dat er geen feces van niet ontwormde ooien
moet worden genomen. Wanneer dit onderzoek op een moge-
lijk onvoldoende effect wijst, is het verstandig vervolgens via
een Faecal Egg Count Reduction Test (FECRT) te laten
nagaan of er echt sprake is van resistentie. In ieder geval zou-
den de ooien nogmaals ontwormd moeten worden met een
middel met een ander werkingsmechanisme (of als ivermec-
tine of doramectine is gebruikt eventueel met moxidectine).
Ook hiervan is het verstandig na veertien dagen te kijken of
de behandeling effect heeft gehad. Bovendien moet monito-
ren van de lammeren via fecesonderzoek dan vervroegd
worden van ongeveer I juli (zie 8) naar begin juni.

Met vriendelijke groet,

Dr. M. Eysker

Afdeling Klinische Infectiologie
Departement Infecieziekten en Immunologie
Faculteit Diergeneeskunde

Referenties:

1. Borgsteede FHM, Pekeldcr JJ, Dercksen DP, Sol J, Vellema P Gaasen-
beek CPH and Van der Linden JN. A survey of anthelmintic resistance
in nematodes of sheep in the Netherlands. Vet Quart 1997; 19: 167-
172.

2. Borgsteede FHM, Dercksen DP and Huijbers R. Doramectin and al-
bendazole resistance in sheep in the Netherlands. Vet Parasitol 2007;
144: 180-183.

3. Eysker M, Jansen J, Bocrsema JH and Lewing-van der Wiel PJ. Deve-
lopiTient of benzimidazole resistance in a
Haemonchus contortus strain
in the Netherlands following fenbendazole treatment of ewes at parturi-
tion. Res Vet Sci 1983; 34: 46-49.

4. Eysker M, Bakker N, Kooyman FNJ and Ploeger HW. The possibilities
and limitations of evasive grazing as a control measure for parasitic
gastroenteritis in small ruminants in temperate climates. Vet Parasitol
2005; 129: 95-104.

5. Eysker M, Bakker N, Kooyman FNJ, van der Linden D, Schrama C and
Ploeger HW. Consequences of the unusually warm and dry summer of
2003 in the Netherlands: Poor development of free living stages, nor-
mal survival of infective larvae and long survival of adult gastrointesti-
nal nematodes of sheep. Vet Parasitol 2005; 133: 313-321.

6. Eysker M, van Graafeiland AE en Ploeger HW. Ivermectineresistentie
bij
Teladorsagia circumcincta bij geiten in Nederland. Tijdschr Dierge-
neeslut 2006-,
131:358-361.

7. O\'Connor LJ, Walkden-Brown SW and Kahn LP Ecology of the free-
living stages of major trichostrongylid parasites of sheep. Vet Parasitol
2006; 142: 1-15.

8. www.wormenwijzer.nl.

-ocr page 277-

Reactie van CD

Dani< voor de mogelijkheid die het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde
en de heer Eysker, een door mij zeer gewaar-
deerde parasitoloog met wie ik veel contact heb, bieden om
van gedachten te wisselen over haemonchose bij schapen.
Een van de taken van de sector Kleine Herkauwers van GD
Deventer is het monitoren van de diergezondheid van scha-
pen en geiten in Nederland. Opdrachtgevers daarvoor zijn
het Productschap voor Vee en Vlees en de Directie Voedsel-
kwaliteit en Diergezondheid van het ministerie van Land-
bouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze monitoring is op-
gezet om de opdrachtgevers periodiek te voorzien van
informatie over diergezondheid, -welzijn en voedselveilig-
heid. De bevindingen worden op verschillende manieren
ook gecommuniceerd richting veehouders en dierenartsen.
Toen pathologen van GD in de loop van juni van dit jaar en-
kele gevallen van haemonchose vaststelden, heeft onder-
getekende het volgende bericht als waarschuwing geplaatst
op
www.capraovis.nl:

Sterfte door lebmaagworm

De afgelopen week hebben de pathologen van GD bij
meerdere lammeren de diagnose haemonchose gesteld.
Haemonchose is de officiële naam voor de ziekte veroor-
zaakt door
Haemonchus contortus, de rode lebmaagworm.
Deze wormsoort komt voor in de lebmaag en zuigt daar
bloed en veroorzaakt zo een ernstige tot dodelijk ver-
lopende bloedarmoede. Deze wormsoort veroorzaakt geen
diarree.

In de regel veroorzaakt Haemonchus contortus in de loop
van de maanden juli en augustus problemen. De ernst
daarvan hangt vooral af van vochtigheid en temperatuur.
Dat de eerste gevallen zich dit jaar al vanaf eind juni voor-
doen, heeft waarschijnlijk te maken met de huidige weers-
omstandigheden. GD adviseert schapenhouders om hun
lammeren goed in de gaten te houden. Lammeren die tot
nu toe niet elke drie weken zijn verweid naar schoon land
én nog niet zijn behandeld, lopen een risico. Lammeren
die een te grote wormlast bij zich dragen, krijgen bleke
oog- en mondslijmvliezen. Mestonderzoek kan in zulke
gevallen de waarschijnlijkheidsdiagnose bevestigen.

De redactie plaatste vervolgens in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde
van 15 augustus jongsleden het volgende
bericht:

Lebmaagworm dit jaar vroeger

Pathologen van GD stelden al eind juni bij meerdere lam-
meren de diagnose haemonchose. Dit is een ernstige tot
dodelijk bloedarmoede veroorzaakt door
Haemonchus
contortus,
de rode lebmaagworm. De worm veroorzaakt
meestal problemen in juli en augustus. Dat de eerste geval-
len zich dit jaar zo vroeg voordeden, had te maken met de
afwijkende weersomstigheden. Bron:
www.capraovis.nl

Het bericht op onze site was dus duidelijk bedoeld als een
waarschuwing voor schapenhouders en dierenartsen en niet
als een wetenschappelijk onderbouwde analyse van de mo-
gelijke oorzaak van deze bevindingen. De samenvatting van
onze bevindingen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
had misschien iets langer gekund. Dat onze waarschuwing
zo vroeg in het jaar terecht is gebleken, moge blijken uit on-
derstaand overzicht; het aantal positieve secties haemoncho-
se tot 3 september van dit jaar bedroeg in totaal 163 secties
met haemonchose als doodsoorzaak, waarvan 24 gevallen in
juni.

^ ■ X JLSii? ,s—s

^ A ^ M

■h.

, p

«ff-

f-E--

Met de inhoud van de brief van de heer Eysker ben ik het in
grote lijnen eens, maar ik deel zijn mening niet helemaal
over de transmissiemogelijkheden in april. Veel schapen
worden namelijk gehouden in percelen met een hoge bo-
demvochtigheid. Deze omstandigheid is vergelijkbaar met
de beregening die Eysker in zijn brief noemt.
Voor het overige deel ik zijn zorgen over de volgende
zaken:

- onvoldoende kennis bij de schapenhouder op de volgen-
de punten: keuze middelen, dosering, beweiding;

- ontwikkeling resistentie; er is nader onderzoek nodig op
bedrijven met vroege uitbraken. Ook is onderzoek nodig
naar de mate van voorkomen van resistentie van maag-
darmwormen bij schapen voor beschikbare middelen;

- Fecesonderzoek is nu, maar vooral in de toekomst
onmisbaar, niet alleen om ernstige maagdarmworm-
problemen bij schapen te voorkomen maar ook om de ef-
fectiviteit van uitgevoerde behandelingen te controleren.

Met vriendelijke groet,

Dr. Piet Vellema,

sectormanager Kleine Herkauwers GD

-ocr page 278-

Deze rubriek belicht relevante bin-
nen- en buitenlandse signalen op
infectieziektegebied die voor vete-
rinairen interessant kunnen zijn.
De berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het Infectie-
ziekten Bulletin:
www.nvnt.nl/infectieziektenbulletin.

Salmonella Typhimurium 507 infecties

In de regio Twente was een verheffing van infecties met Sal-
monella
Typhimurium faagtype 507. De GGD heeft deze uit-
braak onderzocht en 24 (ouders van) patiënten geïnterviewd.
Vermoedelijk werd de uitbraak veroorzaakt door de con-
sumptie van filet americain die in één weekend is gekocht in
een regionale supermarktketen.
(Bron: RIVM-Clb/GGD Regio Twente)

Uitbraak van Q-koorts

Eind mei van dit jaar meldde een huisarts van een dorp in
Noord-Brabant aan de GGD dat hij opvallend meer patiënten
dan normaal had gezien met een pneumonie. In eerste instantie
werd gedacht aan
Mycoplasma pneumoniae als verwekker,
maar uit serologisch onderzoek bleek dat het merendeel van de
patiënten een acute Q-koortsinfectie had. Op 9 augustus 2007
waren er vanaf januari in totaal 37 Q-koortspatiënten in
OSIRIS gemeld. Daarnaast waren er 23 patiënten met een pas-
send klinisch beeld en een eenmalige hoge titer. Sinds begin
juli hebben zich geen nieuwe gevallen voorgedaan. Het meren-
deel van de patiënten komt uit de provincie Noord-Brabant.
Het is nog niet duidelijk wat de bron(nen) zijn van deze uit-
braak.

(Bron: GGD Hart voor Brabant, RIVM-CIb, Eurosurveillan-
ce Weekly)

Trichinose in Polen

In de regio Zachodniopomorskie Voivodship (het noord-
westen van Polen) was in de afgelopen zomer een uitbraak
van trichinöse waarbij meer dan tweehonderd mensen na het
eten van lokaal geproduceerde worst een infectie opliepen.
73 patiënten werden in het ziekenhuis opgenomen. Hoewel
de worst officieel niet geëxporteerd wordt, maakte men van-
uit Duitsland, Ierland en Denemarken melding van patiënten
met een
Trichinella-mkciK veroorzaakt door het eten van
deze Poolse worst. Deze patiënten hadden de worst gekocht
tijdens een verblijf in Polen of gekregen vanuit Polen via

Gesignaleerd

familie of vrienden.

(Bron: Eurosurveillance Weekly)

Salmonella Schwarzengrund in de Verenigde Staten

Het CDC onderzoekt een uitbraak van Salmonella Schwar-
zengrund in de Verenigde Staten. Tot 28 augustus zijn 66 per-
sonen vanuit 18 staten gerapporteerd die met deze stam geïn-
fecteerd zijn geraakt. 39 procent van alle patiënten is een kind
van een jaar of jonger Een case controlestudie heeft een
associatie aangetoond met de aankoop van droog dierenvoed-
sel geproduceerd door Mars Petcare US. Mars Petcare heeft
hierop vrijwillig een aantal partijen teruggehaald. Het onder-
zoek naar deze uitbraak loopt nog en richt zich op de vraag
hoe dierenvoedsel tot infectie kan leiden bij met name jonge
kinderen. De VWA gaat na of dit product ook op de Neder-
landse markt is terechtgekomen.
(Bron: CDC)

Nieuwe uitbraken van HsNi onder vogels

Deze zomer is er in Tsjechië op twee dicht bij elkaar gelegen
pluimveebedrijven een infectie met aviaire influenza A H5N1
vastgesteld. In Duitsland is in meerdere deelstaten infectie
met H5NI gevonden onder wilde vogels. Daarnaast was er
een uitbraak van aviaire influenza op een grote pluimvee-
houderij in Beieren. Bij vijf eenden op een bedrijf werd een
infectie met het aviaire influenzavirus H5N1 vastgesteld. Alle
165.000 eenden van het bedrijf zijn vervolgens afgemaakt.
Ook bij een aantal wilde vogels in het oosten van Frankrijk is
infectie met het aviaire influenzavirus H5NI aangetroffen.
(Bron: OIE, EWRS)

Humane infecties met HsNi

Gesignaleerd

ri V J ï 1

Rijksinstituut

voor Volksgezondheid

Anita Suijkerbuijk

en Milieu

In de verslagperiode heeft de WHO patiënten met een infec-
tie met het aviaire influenzavirus H5N1 gerapporteerd in In-
donesië en Vietnam. Op 3 september bedroeg het aantal
patiënten in Indonesië 105 waaronder 84 overlijdensgevallen,
in Vietnam gaat het om 100 patiënten, waarvan 46 aan de
infectie overleden.
(Bron: WHO)

Anita Suijkerbuijk is redactielid van het Infectieziekten
Bulletin
en medewerker van het RIVM. Voor meer infor-
matie:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

-ocr page 279-

1 november nadert weer. Voor deze
datum zullen veel dierenartsonder-
nemers bepalen welke arbeidson-
geschiktheidsverzekering zij gaan
afsluiten. De KNMvD wijst u op
een aantal ontwikkelingen.

verslagen

Pensioendatum 65 jaar

Met ingang van 1 januari 2007 is de
in de pensioenregeling opgenomen pensioendatum verscho-
ven van 60 naar 65 jaar. Mede als gevolg hiervan verwacht de
KNMvD dat de groep werkende dierenartsen ouder dan zes-
tig jaar zal groeien. De redenen hiervoor zullen verschillend
zijn. Sommige dierenartsen zullen onvoldoende pensioen en/
of andere reserves hebben opgebouwd om eerder dan op
65 jaar te kunnen stoppen. Anderen werken door primair voor
het arbeidsplezier. Overigens kunnen de dierenartsen die vol-
doende pensioenrechten hebben opgebouwd, ook in de toe-
komst op een leeftijd van zestig jaar met pensioen gaan.
Tot op heden kon de dierenarts die ouder was dan zestig jaar
zich niet meer verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Op
verzoek van de KNMvD en Meeüs heeft Interpolis als onder-
deel van de mantelovereenkomst arbeidsongeschiktheid de
keuzemogelijkheden van de arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring uitgebreid met eindleeftijden tot 65 jaar. Een hogere
eindleeftijd betekent echter wel een hogere premie, aangezien
de kans op arbeidsongeschiktheid groter wordt naarmate de
leeftijd stijgt en een eventuele uitkering langer door zal
lopen.

Dierenartsen moeten zich afvragen hoe en of zij zich willen
verzekeren tot 65 jaar. Naast het verlengen van de looptijd tot
65 jaar zijn er ook andere manieren om de periode van 60 tot
65 te overbruggen. We noemen er hier twee.
U kunt bij de praktijk in loondienst treden. In dat geval komt
het arbeidsongeschiktheidsrisico de eerste twee jaar voor
rekening van de praktijk, waarna het wordt afgedekt door de
werknemersverzekeringen van het UWV Deze constructie
heeft verschillende nadelen. In de eerste plaats zal het in-
komen in loondienst in de meeste gevallen veel lager liggen
dan het winstaandeel. Ook maakt de overstap van eigenaar
naar loondienst uw positie in de praktijk heel anders. Boven-
dien zal de uitkering bij arbeidsongeschiktheid waarschijnlijk
veel lager liggen dan de uitkering van de huidige particuliere
arbeidsongeschiktheidsverzekering en zijn de voorwaarden
van de publieke regeling minder gunstig.
De tweede mogelijkheid is dat u kiest voor het opbouwen van
een financiële buffer, die flexibel kan worden ingezet als dat
nodig mocht zijn. U kunt dan onverzekerd aan het werk. Op
het moment van arbeidsongeschiktheid heeft u de keuze om de
door uzelf opgebouwde financiële reserves in te zetten en/of
gebruik te maken van het eerder laten ingaan van het pensioen.
U kunt het pensioen alleen eerder laten ingaan voor het deel
dat u niet meer werkt. Houd er rekening mee dat het pensioen
pas ongeveer zes maanden na de definitieve aanvraag ingaat.
Wat voor u de beste keuze is, hangt af van uw persoonlijke
situatie. Wij adviseren u hierover goed na te denken. Bespreek
het onderwerp ook met eventuele collega-maatschapsleden
en met uw assurantietussenpersoon. Veel maatschapscontrac-
ten kennen een verplichting om verzekerd te zijn tegen ar-
beidsongeschiktheid en een verplichte uittreedleeftijd van
zestig jaar. In dit laatste geval heeft het verlengen van de
eindleeftijd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering geen
zin. De KNMvD zal mede met het oog op deze ontwikke-
lingen binnen enkele maanden komen met een aangepast mo-
del associatieovereenkomst.

Berichten

Weet wat je verzekert

Harm Haverkamp

Preventie

De KNMvD heeft samen met de leden van de Stuurgroep
Aanpak Arbeidsongeschiktheid in 2007 de workshop veteri-
naire ergonomie georganiseerd. In 2008 zal de KNMvD haar
leden opnieuw de kans geven deel te nemen aan preventieve
activiteiten. De KNMvD is in overleg met Movir om de ver-
zekerden positief te stimuleren (nog) meer werk te maken van
preventie. Ook met Interpolis is de KNMvD hierover in
gesprek.

Het te verzekeren inkomen

De KNMvD kreeg het signaal dat veel dierenartsen zich niet
bewust zijn dat zij als onderdeel van de pensioenregeling
automatisch verzekerd zijn voor de voortzetting van de pen-
sioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Dit houdt in dat als
u (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt, uw pensioen-
opbouw (gedeeltelijk) premievrij wordt voortgezet. Bij de
vaststelling van het te verzekeren inkomen wordt hiermee
vaak geen rekening gehouden. Hetzelfde geldt in veel geval-
len voor de premie van de arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ring (AOV) zelf Als gevolg hiervan hoeft u bij volledige
arbeidsongeschiktheid geen AOV- en pensioenpremie te beta-
len. Dit bedrag kan oplopen van 10.000 tot 20.000 euro per
jaar. Overigens heeft het pensioenfonds een eigen procedure
voor het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid.
De uitkomst kan anders zijn dan de mate van arbeidsonge-
schiktheid volgens de inkomensverzekeraar.
Het kiezen van het juiste te verzekeren inkomen is aflianke-
lijk van veel factoren, waarvan de bovengenoemde pensioen-
en verzekeringspremie er slechts twee zijn. Andere factoren
zoals vaste lasten (onder andere de hypotheek), het hebben
van studerende kinderen en te betalen alimentatie spelen ook
een rol. Het komt voor dat dierenartsen niet goed verzekerd
zijn, omdat de dekking al tien jaar niet is aangepast terwijl de
persoonlijke omstandigheden wel zijn veranderd. Ons advies
is daarom samen met uw assurantietussenpersoon goed na te
denken over de juiste verzekering.

Voor overige vragen kunt u terecht bij het bureau van de
KNMvD. Vraagt u naar Harm Haverkamp, telefoonnummer
030-6348900.

Harm Haverkamp is senior beleidsmedewerker sociaaleco-
nomische en arbeidsrechtelijke zaken.

-ocr page 280-

Mededeling van de COKZ

Dlergezondheldsbeoordellng melkveehouderij en
EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften

Ivo Muller

Per 1 januari 2006 zijn EU-Ievensmiddelenhygiënevoor-
schriften van kracht, die gelden voor alle levensmiddelen-
bedrijven in de lidstaten van de Europese Unie. Deze
voorschriften heeft de Europese Unie vastgesteld naar
aanleiding van het Witboek voedselveiligheid waarin de
Europese aanpak van de borging van voedselveiligheid is
vastgelegd. Het gaat hierbij om de totale keten van de
voortbrenging van levensmiddelen: van diervoeder, het
veehouderijbedrijf en de levensmiddelenbereider tot en
met de detailhandel.

In dit geheel van wetgeving zijn dus ook voorschriften op-
genomen voor melkveehouderijbedrijven, waarbij de melk-
veehouders primair zelf verantwoordelijk zijn om hieraan te
voldoen. Het gaat om eisen aan de voedervoorziening, dier-
geneesmiddelen, diergezondheid, dierenwelzijn, de huisves-
ting, ongediertebestrijding, waterkwaliteit, melkwinning en
dergelijke.

Het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de
Zuivel (COKZ) is de officiële autoriteit voor het toezicht op
de EU-levensmiddelenhygiënevoorschriften in de melkvee-
houderij en zuivelketen. Voor de uitvoering van het toezicht
gaat het COKZ jaarlijks uit van een werkplan dat is goed-
gekeurd door de overheid (ministerie van VWS en VWA).
Hieronder wordt nader ingegaan op wat dit betekent voor de
melkveehouderij, inclusief de dierenartsen.

Borgingssystemen melkveehouderij

De voorschriften betreffen een omvangrijk pakket aan wet-
geving. Het COKZ heeft daarom een toelichting op deze
voorschriften gemaakt voor de melkveehouderij. Deze is te
vinden op de website van het COKZ
(www.cokz.nl, onder
diensten en EU-hygiëneverordeningen).
De melkveehouderij en de zuivelsector hebben besloten om
deze voorschriften te implementeren in de borgingssystemen
voor de melkveehouderij van de zuivelondernemingen. De
beoordeling van het melkveehouderijbedrijf op het voldoen
aan het borgingssysteem gebeurt op de volgende wijze:

- beoordeling melkveehouderijbedrijven door een door de
zuivelonderneming ingeschakelde beoordelingsinstantie;

- beoordeling van de diergezondheid door een geregistreerde
herkauwerdierenarts, het zogenaamde Periodiek Bedrijfs-
bezoek (PBB).

Diergezondheidsbeoordeling

Voor het PBB is een specifieke instructie uitgewerkt door
stichting OCM, waarin diergezondheidsaspecten van de EU-
hygiëneverordeningen zijn uitgewerkt (OCM is tegenwoordig
onderdeel van Qlip te Leusden en Zutphen). Deze instructie
wordt gehanteerd als de geregistreerde herkauwerdierenarts
een PBB uitvoert. Afliankelijk van het borgingssysteem voor
de melkveehouderij moet het PBB meerdere malen per jaar
worden uitgevoerd bij het melkveehouderijbedrijf De melk-

COKZ

De stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegen-
heden in de Zuivel (COKZ) is een privaatrechtelijke con-
trole-instelling die door de overheid (LNV, VWS, VWA en
PZ) is belast met het toezicht op een aantal publiekrechte-
lijke taken in de zuivelsector. Bovendien is COKZ aan-
gewezen om exportcertificaten te verstrekken.
De belangrijkste taken van het COKZ zijn:

- het toezicht houden op de regelgeving met betrekking tot
EU-hygiëneverordeningen voor levensmiddelen, dierlij-
ke bijproducten (Vo(EG) 1774/2002), warenwet, land-
bouwkwaliteitwet en uitbetaling boerderijmelk;

- de uitgifte van exportcertificaten.

veehouder is er zelf verantwoordelijk voor dat dit wordt gere-
aliseerd.

Toezicht COKZ

Het COKZ is toezichthouder voor de melkveehouderijbedrij-
ven op het voldoen aan de EU-hygiënevoorschriften. Dit toe-
zicht wordt zoveel mogelijk uitgevoerd via het principe van
toezicht op controle. Het wordt vermeden dat het COKZ melk-
veehouderijbedrijven bezoekt die al worden bezocht voor een
borgingssysteem van de zuivelonderneming. Bij het toezicht
op de controle wordt op de volgende vier niveaus getoetst:

1. de borgingssystemen melkveehouderij van de zuivel-
ondernemingen;

2. de beoordelingsinstanties die in opdracht van de zuivelon-
dernemingen de melkveehouderijbedrijven bezoeken;

3. de uitvoering van de melkveehouderijbeoordelingen door
de beoordelaars van de beoordelingsinstanties;

4. de uitvoering van het PBB door de geregistreerde herkau-
werdierenartsen.

Het COKZ heeft inmiddels de eerste drie niveaus getoetst
waarvan de resultaten zijn gerapporteerd aan de zuivelonder-
nemingen. Het COKZ zal in eerste instantie kennisnemen
van de wijze waarop dertig dierenartsen het PBB uitvoeren.
De selectie is aselect gemaakt uit een groep dierenartsen die
met enige regelmaat een PBB uitvoeren. Deze dierenartsen
zijn inmiddels benaderd. Een dierenarts van het COKZ zal de
uitvoering van een aantal PBB\'s bijwonen. Het zal een eerste
inventarisatie zijn van de uitvoering van het PBB.
Met bovenstaande aanpak van de toezicht op de controle kan
het COKZ met een beperkte inzet inzicht krijgen in de mate
waarin de melkveehouderijbedrijven voldoen aan de EU-
hygiënevoorschriften.

Ivo Muller is dierenarts bij het COKZ. Wanneer u nadere
toelichting wenst ten aanzien van het bovenstaande, kunt
met hem contact opnemen via 033-4^656^6.

-ocr page 281-

\'Tussen boer en burger, Diergeneeskunde in Nederland en de over-
zeese gebiedsdelen 1925-1950*

Rob Back

Zoals reeds werd aangekondigd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
van 1 februari 2007, is een werkgroep
van het Veterinair Historisch Genootschap op verzoek van
de KNMvD druk bezig met het voltooien van het boek
\'Tussen boer en burger\'. Het betreft de geschiedenis van
de diergeneeskunde in al zijn facetten tussen 1925 en 1950.

In dit tijdsbestek zien we een enorme uitbreiding van het vak-
gebied. Dat was niet langer zoals in 1925 alleen de boerderij
met als belangrijkste soorten het paard en het rund, maar
strekte zich geleidelijk aan uit tot meer diersoorten zoals het
varken, pluimvee en schapen. In 1950 had de \'burger\' terdege
kennisgemaakt met de diergeneeskunde op het gebied van
kleine huisdieren, maar ook op dat van het voedsel, door be-
trouwbare producten zoals vlees, zuivelproducten en eieren.
Ook de verbeterde kennis over zoönosen zoals tuberculose en
brucellose was van grote betekenis voor de bevolking van
Nederland.

De voorbereiding van het boek verkeert nu in het eindstadium
en de drukproeven hebben al duidelijk gemaakt dat we met
een uitzonderlijk boekwerk zullen kennismaken.
Het is een boek van groot formaat, met schitterend papier en
prachtige afbeeldingen. Het karakteristieke van het boek is
dat het geïllustreerd is met ruim zevenhonderd citaten van
dierenartsen die de beschreven tijd nog hebben meegemaakt
en door de commissie zijn geïnterviewd. Dit geeft het werk

een bijzonder levendig karakter,
waardoor het als een roman kan
worden gelezen. Kortom, dit boek
hoort thuis op de boekenplank van
iedere dierenarts.

Op 5 oktober aanstaande zal de
eindredacteur Engbert P. Olden-
kamp tijdens de Algemene Verga-
dering van de KNMvD in Burgers\'
Zoo te Arnhem het eerste exem-
plaar aanbieden aan de voorzitter
van de KNMvD, prof dr. Ludo J. Hellebrekers.
Er zijn al meer dan 350 exemplaren van dit unieke boekwerk
bij voorintekening besteld en ruim 200 exemplaren gaan naar
de twintig sponsoren die de publicatie mogelijk hebben ge-
maakt.

TUSSËKslÓOEk\'
- EN BUfeR r

Leden van de KNMvD en de VHG kunnen het boek per
e-mail bestellen via
e.p.oldenkamp@12move.nl en ro.back@
wanadoo.nl.
De prijs bedraagt € 35,00 bij contante betaling
tijdens het jaarcongres van de KNMvD en € 45,00 indien het
boek wordt toegezonden.

Rob Back is voorzitter van het Veterinair Historisch
Genootschap.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Pral<tijl<adviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortmn.nl, www.dixfortuin.nl

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

-ocr page 282-

Workshop \'Natuurlijke weerstand - (on)mogelijkheden voor het beleid\', 29 juni 2007

Diergezondheid en immunomodulatie van de natuurlijke weer-
stand

Huub Savelkoul en Edwin Tijhaar

De huidige dierenhouderij kent een
aantal hardnekkige gezondheids-
problemen. Bij melkvee zijn dat
met name mastitis, klauwproble-
men en reproductieproblemen. Bij
varkens zijn dat intra-uterine sterf-
te en speendiarree en bij kippen is
dat vooral het voorkomen van asci-
tes. Deze gezondheidsproblemen
zijn in het algemeen niet via gerichte vaccinaties te voor-
komen. Bij sommige ziekten zijn vaccinaties wel degelijk
zeer effectief, maar dan kunnen andere overwegingen
van maatschappelijke of handelspolitieke aard aanlei-
ding zijn om deze niet uit te voeren. Bij fokkerij, houderij
en voeding gaat het in het algemeen om slechts een pro-
ductieparameter waarop wordt geoptimaliseerd. Daarna
wordt door specifieke aanpassingen geprobeerd de ge-
zondheidsconditie van de individuele dieren te verbete-
ren, hetgeen meestal veel tijd vergt.

Sterke maatschappelijke trends dringen aan op duurzame ge-
zondheidscondities voor productiedieren, nieuwe selectie-
parameters gerelateerd aan duurzame gezondheid voor de
fokkerij en nieuwe houderij systemen met meer buitenruimte.
Daarnaast wordt aangedrongen op nieuwe voedingspakket-
ten, met producten die meer variabel en bij voorkeur im-
muunstimulerend zijn. Hierdoor moet een gezonde en sta-
biele darmflora ontstaan, die chronische ontstekingen kan
voorkomen.

Doelstelling

Het uitgangspunt in de discussie is dat de complete gezond-
heidsstatus op een duurzame wijze kan worden versterkt door
de aangeboren of natuurlijke weerstand te optimaliseren.
Hiermee wordt niet gesuggereerd dat men op deze manier ge-
vaarlijke infectieziekten als mond-en-klauwzeer efficiënt het
hoofd kan bieden. Wel kan de werking van vaccins op deze
manier verder worden versterkt. Het gaat erom parameters
van gezondheid van het individuele dier te definiëren en deze
te testen op hun voorspellende waarde, waardoor we gerichte
maatregelen kunnen nemen die de natuurlijke weerstand van
dieren versterken. Een complicerende factor hierbij is dat er
nog weinig gegevens beschikbaar zijn om deze bevindingen
van natuurlijke weerstandsparameters op het niveau van het
individuele dier te vertalen naar de situatie op bedrijfsniveau.
Wanneer dit mogelijk is, kan de gezondheidsstatus van een
bedrijf op deze manier kwantitatief en kwalitatief worden
weergegeven.

Het immuunsysteem en weerstand

Het afweersysteem (immuunsysteem) bestaat uit een eerste-
lijnsverdediging, de natuurlijke weerstand of aangeboren af-
weer, en een tweedelijnsverdediging, het adaptieve of speci-
fieke immuunsysteem. De natuurlijke weerstand bestaat uit
aspecifieke systemen (intacte huid, maagzuur, enzymen in
speeksel) en uit cellen en moleculen die voorkomen in het
bloed, de melk en andere lichaamsvloeistoffen. Het adaptieve
immuunsysteem reageert op zeer specifieke wijze op bloot-
stelling aan ziekteverwekkers (virussen, bacteriën en parasie-
ten) en bouwt een geheugen op tegen deze pathogenen. Deze
eigenschap wordt vooral gebruikt bij vaccinaties, waardoor
het immuunsysteem bij latere blootstelling aan de betreffende
ziekteverwekkers deze snel kan herkennen en vervolgens
effectief kan uitschakelen.

Versla

Recente ontwikkelingen in de immunologie hebben geleid tot
verschuivingen (paradigmawisselingen) in ons denken over
aangeboren (\'innate\') immuniteit en de werking daarvan in
relatie tot ziekteweerstand. De aangeboren immuniteit is wel
degelijk specifiek voor ziekteverwekkers, omdat zij compo-
nenten herkent die voorkomen op veel groepen micro-orga-
nismen. De activiteit van dit aangeboren immuunsysteem is,
in tegenstelling tot eerdere dogma\'s, sterk flexibel en kan on-
der andere worden gemoduleerd met voeding, houderij, be-
weging en via fokkerij en selectie. De activiteit van het im-
muunsysteem wordt opgebouwd door herkenning van
antigenen waaraan het dier op jonge leeftijd wordt bloot-
gesteld via de voeding en de leefomgeving. Hierbij spelen
(chronische) infecties, de aanwezige darmflora en de erfelijke
achtergrond een cruciale rol. Vooral de blootstelling aan com-
mensale bacteriën en hun producten (endo- en exotoxines) in
de darm dragen bij aan de inductie van tolerantie tegen
lichaamseigen cellen en de afwezigheid van een afweerreac-
tie op de blootstelling aan componenten in de voeding. Daar-
uit blijkt het belang van de communicatie tussen het mucosa-
le immuunsysteem in de darm en de interactie met bacteriën
tijdens het jonge leven. Een beter begrip van deze interacties
bij productiedieren is van groot belang voor het optimalise-
ren van hun ziekteweerstand tijdens de rest van hun leven.
Deze interacties zijn weergegeven in figuur 1.

Immunomodulatie en ziekteweerstand

Recente nieuwe inzichten in de natuurlijke afweer hebben
laten zien dat dit systeem flexibel is (moduleerbaar) en dat
deze natuurlijke afweerreactie essentieel is om een optimale
specifieke immuunrespons op gang te helpen. Het kunnen be-
ïnvloeden van de totale immuunreactie (zowel de natuurlijke
als de specifieke immuniteit) noemt men immunomodulatie.
Door immunomodulatie kan de immuunrespons worden ver-
sterkt of verzwakt. De versterking van de immuunrespons
wordt immunostimulatie of immunopotentiatie genoemd, ter-
wijl de verzwakking bekend staat als immunosuppressie. Ver-
zwakking van de functie van het immuunsysteem is vooral
noodzakelijk bij (orgaan)transplantaties en auto-immuun-
ziekten. Aan de andere kant kan door middel van de verster-
king van de immuunrespons de afweer tegen infecties worden
versterkt. Specifieke immunomodulatie heeft betrekking op

-ocr page 283-

Figuur 1. De interacties die betrokken zijn bij het aangeboren immuunsysteem.

voeding genetica omgeving hygiëne

Inducerende factoren
voor normale
ontwikkeling

Normale mucosale
oppervlak

l I 1 t

microflora

-4-► gastheerfysiologie

immuunafweer gastheer

Abnormale mucosale
oppervlak

Beschermende
en herstelfactoren

probiotica

i

vaccins anti ajweer

microbials modulatoren

l

Chronische ziekte
door infecties

Acute infectie
ziekte

pathogenen. Zo kan immunopotentiatie middels een vaccin
bescherming geven tegen een bepaalde ziekte.
Niet-specifieke immunomodulatie leidt tot een meer algeme-
ne verandering in de immuunresponsiviteit tegen een veel-
heid van pathogenen. Preventie van ziekten in de veehouderij
wordt normaliter bereikt via een uitgebreid arsenaal van vac-
cins en agentia die beschermen tegen virale, bacteriële, para-
sitaire en schimmelinfecties. De toepassing van chemothera-
peutica en vaccins tegen diverse complexe ziekten dreigt
echter een plateau in effectiviteit te bereiken en daarom wordt
onderzocht of nieuwe concepten mogelijk een betere weer-
stand op dierniveau kunnen realiseren. Immunomodulatie is
zo\'n veelbelovend alternatief om aan de houderij gerelateer-
de ziekten te beperken en heeft als additioneel voordeel dat
de specifieke immuniteit wordt versterkt, waardoor vacci-
naties tegen levensbedreigende ziekten effectiever worden.
Immunomodulatie kan bovendien een staat van immunosup-
pressie doorbreken zoals deze optreedt bij chronische stress,
voedingsgerelateerde problemen, reproductieproblemen en
chronische inflammatoire condities.

Versterking van de weerstand door immunomodulatie

Immunomodulatie kan plaatsvinden door veranderingen in
de erfelijke achtergrond van de dieren (middels gerichte fok-
kerijprogramma\'s en selectie) en door veranderingen in de
leefomgeving. Bij dit laatste gaat het om factoren zoals:

• de voeding (essentiële vetzuren, mineralen, glucanen,
ruwvoer versus krachtvoer);

• houderij (klimaat, stalinrichting, stress en welzijn, aantal
dieren, beweging);

• infectiedruk (besmettingen, hygiëne, vaccinaties);

• fysiologie (darmflora, geslacht, hormonen, energiebalans,
melkproductie).

Het is dus van groot belang inzicht te krijgen in de immuun-
status op bedrijfsniveau van koppels van dieren. Het ver-
mogen van dieren om zich snel aan veranderende factoren in
de voeding en de houderij aan te passen, zonder groot verlies
aan productie (adaptief vermogen en robuustheid) zijn mede
gebaseerd op de immuunstatus van de dieren. Daarbij dient
men zich te realiseren dat de immuunstatus een van de
belangrijkste bijdrages is aan de gezondheid van de dieren en
dus het bedrijf

Nieuwe ontwikkelingen in de immunologie stellen ons in
staat diverse parameters te bepalen die inzicht geven in de
immuunstatus van een dier Dit geeft inzicht in de immuun-
status van de individuele dieren en het koppel, maar levert
eveneens informatie over hoe de dieren omgaan met verande-
ringen in hun leefomgeving en dus hoe immunomodulatie
ingrijpt. Voeding, hygiëne, infecties, vaccinatie en beweging
beïnvloeden zowel de specifieke als de natuurlijke weerstand.
Deze (systeem)factoren worden vooral gestuurd door vak-
manschap, bedrijfsmatige ontwikkelingen, overheidsbeleid
en maatschappelijke opvattingen. Daarnaast worden beide
immuunsystemen beïnvloed door zaken als stress, huis-
vesting en gedrag. Deze overwegingen zijn samengevat in
figuur 2.

Natuurlijke weerstand en immunomodulatie

Het immuunsysteem van een dier is continu actief en schom-
melt doorgaans rond een gemiddelde weerstand. De immuni-
teit beweegt zich continu binnen een zekere bandbreedte,
uiterlijk is het dier dan \'gezond\'. Hoe groter de bandbreedte,
hoe groter de infectiedruk kan zijn zonder dat het dier ziek
wordt. Vaccinatie zal leiden tot een sterke verbreding van de
bandbreedte, maar wel tegen slechts één infectieus agens. Er
zijn daarom cocktails van bij elkaar passende vaccins nodig
om een brede bescherming tegen infecties op te wekken. Ver-
groting van de natuurlijke weerstand van dieren op een
bepaald bedrijf zou een alternatief kunnen vormen om het
aantal bedrijfsgebonden infecties verder terug te dringen.

-ocr page 284-

Technologische ontwikkelingen

Analyse van de inmiddels beschikbaar gekomen complete
genoomsequenties (kaarten) van diverse productiedieren
maakt het mogelijk de rol van bepaalde genen bij ziekteweer-
stand te bepalen en kan aangrijpingspunten opleveren voor
immunomodulatie. De identificatie van immuunactiviteit-
regulerende eiwitten (cytokines, et cetera) en detectiemetho-
dieken dragen in toenemende mate bij aan de mogelijkheden
om een verzwakte weerstand en gezondheid bij productiedie-
ren kwalitatief en kwantitatief vast te stellen.
Voordat immunomodulatie in de praktijk kan worden toe-
gepast, moeten we objectieve parameters identificeren die de
natuurlijke ziekteweerstand voorspellen. Deze parameters
zijn wellicht bruikbaar als selectiemerkers in de fokkerij,
voor de monitoring van de gezondheidsstatus, de monitoring
van de behandeling, de vaststelling van de efficiëntie van
vaccinatie, de vroegdetectie van infectie et cetera. Deze me-
tingen moeten bij voorkeur \'on-site\', snel, gevoelig en niet-
invasief (bijvoorbeeld in melk) kunnen worden uitgevoerd.

Discussiepunten

Om het concept van verbeterde ziekteweerstand via immuno-
modulatie van de natuurlijke weerstand verder uit te bouwen
is een gecombineerde visie nodig vanuit de fokkerij, epide-
miologie, immunologie, infectiologie, en de voeding. Hierbij
kunnen vooringenomen standpunten en dominante opinies de
voortgang belemmeren. Anderzijds
kan een dergelijke samenwerking de
basis vormen voor keuzes die maat-
schappelijke organisaties, de diverse
politieke gremia en beleidsorganen
zullen moeten maken.
Een aantal overwegingen moeten in de
discussie worden meegenomen: dieren
met een hoge weerstand zijn niet per
definitie ongevoelig voor ziekten; de
keuze tussen grootschalige gesloten sys-
temen of kleine robuuste systemen is
van veel meer parameters afhankelijk;
fokkerij, hygiëne, huisvesting en voe-
ding kunnen niet worden gezien als de
panacee voor alle problemen in de vee-
houderij; interacties mssen productie-
dieren, hobbydieren en mensen kunnen
sterk complicerend werken; politieke
keuzes tussen non-vaccinatiebeleid en
nultolerantiebeleid zijn uiteindelijk
meer bepalend dan de overwegingen die
hier zijn geschetst en tenslotte zijn mo-
nitoring, surveillance en \'early warning\'
mogelijk efficiënter dan de versterking
van de natuurlijke weerstand.

Conclusies

• Er bestaat een nauwkeurige en gevoelige balans in de
darm tussen de endogene microbiota en componenten van
het natuuriijke (innate) immuunsysteem. Verstoringen van
deze balans kunnen resulteren in de ontwikkeling van
(chronische) infecties, ontsteking en auto-immuniteit.

• Immunomodulatie is grotendeels gebaseerd op kwalitatie-
ve en kwantitatieve veranderingen in het natuurlijke im-
muunsysteem. Dit kan gebaseerd zijn op beïnvloeding van
zowel de microbiota als het natuurlijke immuunsysteem
en deze verandering heeft zijn invloed op de uitrijping van
het immuunsysteem en heeft dus consequenties voor het
gehele leven van het individuele dier.

• Immunomodulatie kan dus bijdragen aan een verbetering
van de basale ziekteweerstand van de dieren op een bedrijf
en daarmee een robuuste veestapel helpen ondersteunen.

Prof. dr ir H.F.J. Savelkoul fhuub.savelkoul@wur.nlj en
dr E.J. Tijhaar
("Edwin.tijhaar(g)wur.nlj zijn verbonden
aan de leerstoelgroep celbiologie en immunologie van de
Wageningen Universiteit.

-ocr page 285-

Willem van Eden

Uit het overzicht van Savelkoul blijkt dat het inzicht in
het functioneren van het immuunsysteem snel toeneemt.
Het is de verwachting dat dit op relatief korte termijn zal
leiden tot een nieuw arsenaal aan vaccins en immuno-
modulerende agentia tegen moeilijk te behandelen infec-
tieziekten en mogelijk ook tegen andere immunologische
aandoeningen zoals allergieën, chronische auto-immuun-
ziekten en bepaalde vormen van kanker. Verder wordt
nieuwe technologie ontwikkeld waardoor het mogelijk
moet worden de actuele status van het immuunsysteem te
bepalen en in de tijd te volgen ten behoeve van vroegdiag-
nostiek en ziektepreventie. Met andere woorden, natuur-
lijke weerstand zal in de toekomst naar verwachting een
objectiveerbare en meetbare entiteit worden.

Het spreekt voor zich dat dit alles zeer belangrijke gevolgen
kan hebben voor de praktijk van de veehouderij en de ge-
zondheidszorg van gezelschapsdieren. Bovendien kan de
nieuwe technologie waarschijnlijk met meer snelheid en
diepte ontwikkeld worden voor dieren dan voor de mens.
Gezien de grote commerciële belangen wereldwijd zal ook
Nederland hierin een concurrerende positie moeten zien te
verwerven.

De problematiek bij de mens

In de westerse wereld wordt sinds enige decennia een schrik-
barende toename van immunologische ziekten waargenomen.
Aanvankelijk nam men aan dat de toename van allergische
ziekten een gevolg was van een verminderde blootstelling
aan infectieziekten (de oorspronkelijke \'hygiënehypothese\').
Nu is gebleken dat ook andere met het immuunsysteem sa-
menhangende aandoeningen zoals type 1 diabetes, multipele
sclerose en de ziekte van Crohn vaker en ook op jongere leef-
tijd voorkomen dan voorheen. Dit heeft geleid tot een nieuwe
variant van de hygiënehypothese, waarbij men ervan uitgaat
dat de immuunonderdrukkende regelsystemen van het af-
weersysteem (de recent ontdekte regulator T-cellen) te weinig
activerende signalen ontvangen, waardoor zich een algemene
disbalans in het immuunsysteem gaat voordoen (zie bijvoor-
beeld Van Eden.
Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130: 209 -
213). Op grond van het huidig inzicht in het functioneren van
het immuunsysteem kan men inderdaad verwachten dat een
dergelijke disbalans gevoeligheid voor ziektes met zich mee-
brengt: allergieën, auto-immuunziekten en mogelijk ook
chronische infectieziekten. Vrij vertaald zou dit een inper-
king betekenen van wat we \'natuurlijke weerstand\' noemen.

Nieuwe inzichten in de immunologie

Tot voor kort werd aangenomen dat het immuunsysteem
functioneerde in twee onafhankelijke compartimenten: aan-
geboren (\'innate\') en verkregen (\'adaptive\'). Zie hiervoor het
artikel van Savelkoul. Meer recent werd duidelijk dat die
twee compartimenten zeer nauw samenwerken en dat de sta-
tus van het hele immuunsysteem voor een groot deel wordt
bepaald door de input die het aangeboren immuunsysteem
ontvangt. Het aangeboren systeem is daartoe uitgerust met
een groot aantal receptoren, die in het bijzonder moleculen
van microbiële herkomst herkennen. Dit betekent dat de in-
vloed van de microbiële buitenwereld op de interne organi-
satie en afstelling van het afweersysteem waarschijnlijk gro-
ter is dan tot op heden werd aangenomen.

Een goed immuunsysteem is een actief immuunsysteem

Op basis van de huidige inzichten kunnen we zeggen dat het
voor een goed functioneren van het immuunsysteem nodig is
dat de verschillende compartimenten regelmatig hun natuur-
lijke prikkels ontvangen (de prikkels waaraan het systeem in
zijn evolutionaire ontstaansgeschiedenis continu was bloot-
gesteld). Het is twijfelachtig of het doormaken van infectie-
ziekten als zodanig de juiste prikkels levert. Het ziet ernaar
uit dat een meer permanente stimulans een effectievere prik-
kel vormt voor het optimaal functioneren van het immuun-
systeem. Het deel van de microbiële buitenwereld dat geacht
wordt deze stimulans te verzorgen, staat ook wel bekend on-
der de naam \'oude vrienden\' (Guarner et al.
Nat Clin Pract
Gastroenterol Hepatol
2006: 275 - 284), een sympathieke
benaming voor een groep microbiële organismen die niet di-
rect ernstig schadelijk zijn, maar er mogelijk wel voor zorgen
dat het afweersysteem geactiveerd blijft. Dit zijn bijvoorbeeld
wormen, mijten, bepaalde (niet pathogene) mycobacteriën en
latent aanwezige virussen. Een recent artikel in
Nature (Bar-
ton ES.
Nature 2007; 447: 326 - 329) liet bijvoorbeeld in een
experimenteel model zien dat de aanwezigheid van latente
herpesvirussen (zoals onze koortslipverwekker) de (natuur-
lijke) weerstand tegen infectieziekten zoals listeriose of pest
verhoogt.

Betekenis voor de immuunstatus bij dieren

De problematiek bij dieren is uiteraard slechts tot op beperkte
hoogte vergelijkbaar met die bij de mens. In de veehouderij
zijn echter over een langere periode meerdere maatregelen
erop gericht geweest de blootstelling aan infectieuze ziekte-
verwekkers in te perken. Dat is goed geweest en het is nog al-
tijd een juiste aanpak als het erom gaat infectieziekten tegen
te gaan. Bij gezelschapsdieren zullen ook de verbeterde
hygiëne in huis en andere gezondheidsbevorderende maatre-
gelen (denk aan regelmatig ontwormen) eraan hebben bijge-
dragen dat de microbiële expositie bij dieren is verminderd.
Van een geheel andere orde is de overweging dat met de
komst van antibiotica (en mogelijk van vaccinatie) de natuur-
lijke selectie op basis van sterfte na ernstige infecties zowel
bij de mens als bij dieren voor een zeer belangrijk deel ver-
loren is gegaan. Dit zal er onvermijdelijk toe leiden dat er
zich in de populatie meer en meer genen handhaven die niet
bijdragen aan een goede natuurlijke weerstand. Ook om die
reden zal het in de toekomst steeds vaker nodig zijn maat-
regelen te nemen om het fiinctioneren van het afweersysteem
te bevorderen.

Reactie op Inleiding prof. Savelkoul i

Natuurlijke weerstand: objectiveerbaar en meetbaar

-ocr page 286-

Wat kunnen we doen: nu en straks

De veiligste manier om het immuunsysteem te stimuleren, is
uiteraard het toedienen van vaccins. Moderne vaccins worden
echter meer en meer gezuiverd van \'minder essentiële\' com-
ponenten met als doel het beperken van bijwerkingen. Helaas
is het zo dat sommige van de bijwerkingen (zoals locale ont-
stekingsreacties) juist een uiting zijn van immuunstimuleren-
de en dus voor het immuunsysteem gunstige (bij)effecten.
Het is dus zaak reeds gebruikte, maar zeker ook nieuwe vac-
cins bij de ontwikkeling te beoordelen/toetsen op een bredere
immuunstimulerende werking. Daarnaast is het denkbaar dat
we speciale vaccins ontwikkelen, gericht op het bevorderen
van de balans in het afweersysteem. Een voorbeeld daarvan
zou kunnen zijn het gebruik van microbiële heat shock- of
stresseiwitten (HSPs), waarvan bekend is dat ze het immuun-
systeem aanzetten tot een goed gereguleerde afweer, die te-
vens in staat is ontsporingen van de afweer bij immunolo-
gische ziekten te herstellen (van Eden et al.
Nat Rev Imnnmol
2005:318-330).

Ook moeten we andere potentiële middelen om het afweer-
systeem te prikkelen misschien meer ruimte geven. Bij de
mens is bijvoorbeeld de belangstelling voor probiotica moge-
lijk terecht groeiende. In de VS wint momenteel een benade-
ring terrein waarbij varkenswormen (die voor de mens onge-
vaarlijk zijn) worden toegediend aan patiënten met de ziekte
van Crohn. Deze natuurlijke immuunstimulans heeft een
therapeutisch effect op deze inflammatoire darmziekte. Deze
benadering wordt nu ook commercieel ontwikkeld voor de
toepassing bij andere immunologische ziekten zoals allergie-
en en auto-immuunziekten. Voor een dergelijke strategie zou
men uiteraard ook bij dieren goed kunnen kiezen.
Verder is het mogelijk op darmniveau fysiologische prikke-
ling van het immuunsysteem te bevorderen via de voeding.
De groeibevorderende werking van sommige antibiotica is
mogelijk verwant aan een dergelijke fysiologische prikkel op
darmniveau, waarbij de ontsteking wordt geremd onafhanke-
lijk van het antibiotische effect op micro-organismen (Nie-
wold TA.
Poult Sci 2007; 86: 605 - 609).

Technische mogelijkheden

Het belangrijkste dat ons te doen staat, is naar mijn mening
het benutten van moderne technische mogelijkheden om \'cri-
tical nodes\' in de natuurlijke weerstand bij dieren op te spo-
ren. Dit is mogelijk met een zogenaamde transcriptomics-
benadering. Hierbij analyseren we over een breed spectrum
van genen (en dus niet alleen immunologische) welke actief
worden benut bij dieren die het onder bepaalde omstandig-
heden goed doen, in vergelijking met dieren die het slecht
doen onder dezelfde omstandigheden. Een dergelijke analyse
vraagt om een substantieel financieel onderzoeksbudget,
maar zal onherroepelijk leiden tot nieuwe moleculaire sub-
straten waarmee de natuurlijke weerstand kan worden geme-
ten en beïnvloed. Het ziet ernaar uit dat deze benadering rela-
tief goed kan worden toegepast in de veehouderij, aangezien
de omstandigheden waaronder dieren worden gehouden meer
gestandaardiseerd zijn dan bij de mens. De resultaten van een
dergelijk onderzoek zullen vervolgens niet alleen van belang
zijn voor dieren maar uiteraard ook voor mensen.

Reactie op inleiding prof. Savelkoul 2

Natuurlijke weerstand en dierziektenbeleid

Arjan Stegeman

Huub Savelkoul heeft de fascinerende vooruitgang laten
zien in de immunologie: een verfijnd systeem dat onze
natuurlijke weerstand, of\'innate immunity\', tegen aller-
lei ziektes regelt. Als u al wat langer geleden bent afgestu-
deerd, zult u wellicht verbaasd zijn over het grote aantal
verschillende typen cellen, receptoren en stoffen dat be-
trokken is bij deze afweer. En ook de specificiteit van het
systeem is veel groter dan we vroeger dachten. Bovendien
werd uit zijn bijdrage duidelijk dat dit zelfs nog maar het
begin is. De toekomst ziet er dus zeer veelbelovend uit
voor het wetenschappelijk onderzoek in de immunologie.
Als epidemioloog zou ik daar bijna jaloers op worden.

We staan echter niet alleen stil in bewondering voor de voort-
gang van de immunologie als wetenschapsgebied. Nee, we
stellen ons hier de vraag of het concept van natuurlijke weer-
stand een nieuwe pijler zou kunnen zijn voor het diergezond-
heidsbeleid. Is het de panacee voor de gezondheid van ons
vee of, anders geformuleerd, kan de natuurlijke weerstand
een bijdrage leveren aan de verbetering van de gezondheid
van de Nederlandse veestapel? Die vraag kunnen we nog niet
beantwoorden.

Verschillende ziekteverwekkers

Allereerst is het van wezenlijk belang om een aantal begrip-
pen duidelijker te definiëren. Wat is gezondheid, of robuust-
heid, zoals het ook wel wordt genoemd? Wat is natuurlijke
weerstand? Naar welke ziektes kijken we?
Mastitis bijvoorbeeld is een verzamelnaam voor een aandoe-
ning die door verschillende pathogenen kan worden veroor-
zaakt en het zou kunnen dat ook het immuunsysteem anders
reageert op koegebonden mastitisverwekkers dan op meer
omgevingsgebonden mastitisverwekkers. Of om een ander
voorbeeld te geven: in geval van kreupelheid zal de natuurlij-
ke weerstand op de kiem die de ziekte van Mortellaro veroor-
zaakt, een ander effect hebben dan op de kiemen die betrok-
ken zijn bij stinkpoot. En u zult ook niet vreemd opkijken als
het natuurlijke immuunsysteem in het geval van een vrucht-
baarheidsprobleem als gevolg van een Neospora-infectie een
ander patroon laat zien dan bij een managementprobleem als
gevolg van te laat insemineren.

Niveaus

Vervolgens dient een tweede punt zich aan. Het verloop van
ziekten bij dieren speelt zich af op verschillende niveaus. In

-ocr page 287-

het dier hebben we cellen, weefsels en organen, en vervolgens
hebben we te maken met de populatie: bedrijven, regio\'s en
landen. Die verschillende niveaus hangen met elkaar samen.
Een ziekte van een cel heeft invloed op wat er in een orgaan
gebeurt. Toch kun je, ook als je precies weet wat er in een cel
gebeurt, vaak niet goed voorspellen welke betekenis dat heeft
voor een orgaan als geheel, laat staan voor de populatie.
Als voorbeeld neem ik een infectieziekte bij het varken, de
ziekte van Aujeszky. Als gevaccineerde varkens experimen-
teel intranasaal worden besmet, kan het virus zich in de cel-
len van dat dier nog prima vermenigvuldigen. Op grond van
die waarneming is gezegd dat het virus niet door vaccinatie
geëlimineerd kan worden. Toch weten we inmiddels beter, het
virus is dankzij een grootschalige vaccinatiecampagne uit
ons land verdwenen. Ook hier geldt dat wat zich op het ni-
veau van het varken afspeelt, niet hetzelfde is als wat zich zou
kunnen afspelen op het niveau van de populatie. Wat zich in
de populatie afspeelt, hangt niet alleen af van wat er in een
cel, weefsel of orgaan gebeurt, maar ook van de frequentie en
aard van de contacten tussen de varkens en tussen varkens-
bedrijven. Blijkbaar is het Aujeszkyvirus in staat om cellen
van gevaccineerde dieren te infecteren en van cel tot cel te
gaan, maar is de frequentie en de aard van de contacten tus-
sen varkens onderling onvoldoende om de infectie in vol-
doende mate over te brengen tussen gevaccineerde varkens.
Analoog hieraan geldt ook voor natuurlijke weerstand dat we
met de kennis van de interacties tussen de verschillende re-
ceptoren en immuuncellen nog niet kunnen voorspellen wat
de bijdrage van de natuurlijke immuniteit is aan de dierge-
zondheid als geheel. De stap van cel naar populatie moet ook
voor het begrip natuurlijke weerstand gezet worden voor we
het concept op praktijkschaal kunnen toepassen.

Van cel naar populatie

Hoe gaan we dat aanpakken? We hebben uit de presentatie
van Huub Savelkoul begrepen dat de natuurlijke immuniteit
een enorm complex systeem is dat bestaat uit een grote varië-
teit aan cellen, receptoren en stoffen, waarvan er veel op een
dynamische manier met elkaar samenhangen. De uitdaging
voor de immunologie is om de aanwezige kennis op een geïn-
tegreerde wijze te beschrijven en daaruit een aantal para-
meters te halen die een goede afspiegeling vormen van het
begrip natuurlijke weerstand. Door de complexiteit van het
systeem is die uitdaging niet gering. Bovendien moeten ze
om nuttig te zijn voor de praktijk over langere tijd aantoon-
baar zijn in relatief eenvoudig te verkrijgen monsters. Stoffen
die heel erg fluctueren in concentratie, of alleen op slecht toe-
gankelijke plaatsen aanwezig zijn, zijn minder bruikbaar. Als
zo de belangrijkste parameters zijn geïdentificeerd, kan in
een epidemiologische studie worden onderzocht of ze in de
populatie geassocieerd zijn met robuustheid.
Een andere weg is om in de praktijk te beginnen met een ge-
netische selectie van robuuste en niet robuuste dieren en ver-
volgens te zoeken naar een associatie van bepaalde genen
met robuustheid. In dat geval hoeven de immunologische pa-
rameters niet op voorhand te worden geïdentificeerd, maar
kan achteraf de functie van de met robuustheid geassocieerde
genen worden achterhaald.

Onverkort geldt daarbij de hiervoor genoemde noodzaak
voor heldere definities. Als we het begrip robuustheid niet
eenduidig definiëren lopen we een groot risico associaties
tussen immuunparameters en gezondheid te missen, of asso-
ciaties op te sporen die later minder relevant blijken te zijn.
Ook op het terrein van de immuunmodulatoren is het belang-
rijk tot eenduidige definities te komen. Als ik zou vragen wat
u verstaat onder stress, goede voeding, goede huisvesting en
goed management, verwacht ik een grote verscheidenheid
aan antwoorden. Nader onderzoek zal bovendien het mecha-
nisme moeten opsporen, met andere woorden, hoe beïnvloe-
den ze het enorm complexe systeem van natuurlijke weer-
stand nu werkelijk? Werkelijke vooruitgang komt als we het
mechanisme beter begrijpen, want dan kunnen we ook ingrij-
pen met een voorspelbaar resultaat.

Diergezondheid

Samenvattend denk ik dat het concept \'innate immunity\' een
interessante ontwikkeling is, maar dat het nu nog te vroeg is
te stellen dat het een nieuwe pijler is voor ons dierziektenbe-
leid. Door een aanpak waarbij verschillende wetenschappe-
lijke disciplines samenwerken kan echter in een tijdsbestek
van vier tot vijfjaar worden vastgesteld of en zo ja op welke
wijze de natuurlijke weerstand betekenisvol kan bijdragen
aan de diergezondheid in Nederland.

Tot die tijd kunnen we gewoon die dingen blijven doen waar-
van we ook nu al weten dat ze belangrijk zijn: goede algeme-
ne dierzorg, goede huisvesting, goed management, goede
voeding en strategische blootstelling aan maag-darm wonnen.
Want ook al mocht straks blijken dat dit geen immunomodu-
latoren zijn, dan nog weten we dat ze wel degelijk belangrijk
zijn voor de diergezondheid. Als we deze factoren nu eens
niet ondergeschikt zouden maken aan de logistiek van het
productieproces, dan zou de diergezondheid al flink verbete-
ren, zelfs zonder dat ons begrip van de natuurlijke weerstand
is toegenomen.

Aijan Stegeman

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 288-

Andries van Foreest

Op vrijdag 26 oktober 2007 orga-
niseert de Werkgroep Veterinaire
Tandheelkunde (WVT) voor de
derde keer een symposium. Dit keer
wordt het symposium gehouden in
de Koperen Hoogte te Zwolle. De
bijeenkomst heeft als doel de prak-
tiserende dierenarts kennis te laten
maken met de gebitsproblematiek
en de behandeling daarvan bij het gezelschapsdier.

Aankondiging

Dit jaar staat op deze dag het wortelkanaal centraal. Naast de
basiskennis tandheelkunde (\'wat moet iedere dierenarts we-
ten\') zal ook de meerkennis die onder de WVT-leden leeft,
onder de aandacht worden gebracht bij de Nederlandse prac-
ticus. Dit symposium biedt u de nieuwste inzichten en tech-
nieken op het gebied van een aantal gebitsaandoeningen bij
het gezelschapsdier.

Een aantal korte inleidingen wordt verzorgd door de WVT-
leden zelf

• Bouw en ontwikkeling: wat is een wortelkanaal?

• Wat zit er in het wortelkanaal en hoe belangrijk is dat?

• Het onderzoek in de praktijk: wat kunt u herkennen?

• Wat kunt u zelf doen als het wortelkanaal door trauma ge-
opend is?

• Wat is nog zinvol om te herstellen? Welke behandelingen
zijn functioneel en mogelijk in de praktijk?

• Wanneer kunt u beter doorsturen naar een dierenarts met
uitgebreidere tandheelkundige kennis en kunde?

Juiste behandeling

Eén van de doelstellingen van de WVT is de tandheelkunde
bij dieren zichtbaar te maken voor iedere praktiserende die-
renarts. Dit symposium wil daar aan bijdragen. Het is de be-
doeling dat u op deze dag kennis opdoet die u direct in de
praktijk kunt brengen.

Door een juiste behandeling van het wortelkanaal van een
tand kan die tand behouden worden en dus functioneel blij-
ven. Dit is belangrijk voor sport- , politie- , bewakings- en
speurhonden. Een showhond toont beter met een volledig ge-
bit en ook de huishond kan beter af zijn met een gezond gebit.
Het programma begint om 9.30 uur De eerste inleiding is die
van Andries van Foreest, met als titel: \'Gezonde mond in een
gezond lichaam ... mondarts, mondzorg ... een taak van de
dierenarts?\'. Dierenarts Nicolet Pons zal een presentatie ge-
ven over de anatomie en ontwikkeling van het wortelkanaal
en het belang van de leeftijd. Ze zal aangeven wat de practi-
cus over dit onderwerp moet weten en moet kunnen uitleggen
aan de cliënt. Valerie ter Braake, ook dierenarts, biedt een
kijkje in het wortelkanaal, met aandacht voor tandfracturen,
eerste hulp, of extractie geïndiceerd is en wanneer moet wor-
den verwezen. Dierenarts Evelyne Ledeboer geeft een lezing
over het behandelen van het open wortelkanaal, indicaties,
monitoring en radiologie. Na de lunch is het de beurt van de
gastsprekers, tandartsendodontologen Machteld Siers en
Joerd van der Meer Zij zullen een lezing geven, getiteld \'De
mysteries van het wortelkanaal\'. Om 15.00 uur wordt het
symposium afgesloten.

Behoort u tot de dierenartsen die actief aandacht besteden
aan de tandheelkundige behandeling van hun patiënten? Of
wilt u nu eindelijk eens wat meer over tanden en kiezen
weten? Dan mag u dit symposium niet missen.

Aanmelden

Derde WVT-dag over gebitsproblematiek
bij het gezelschapsdier

Het wortelkanaal

De kosten van het derde WVT-symposium bedragen € 150,00
per persoon (inclusief lunch en \'proceedings\').
Het symposium \'Gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier\'
wordt georganiseerd door InstruVet in samenwerking met de
WVT. Neem voor meer informatie en om u te registreren,
contact op met InstruVet, ter attentie van Mariëlle van Boxtel.
Zij is te bereiken per telefoon (0485-335555), of per e-mail
(mvboxtel@auv.org). U kunt zich ook inschrijven via de web-
site
www.auv.eu (onder veterinair, actueel). De inschrijving
sluit 12 oktober. Let op: vol is vol.

Andries van Foreest is lid van de WVT.

Konijnen & Knaagdieren Symposium

De tweede editie van het vorig jaar succesvol verlopen
K&K symposium staat gepland op 30 november en 1 de-
cember 2007. Dierenartsen met een specifieke interesse
voor konijnen en knaagdieren worden uitgenodigd om
aan deze dagen deel te nemen. Aangezien deze diersoor-
ten binnen de dierenartsenpraktijk steeds vaker als pa-
tiënt worden aangeboden, is het de moeite waard u in te
schrijven.

Voor de tweede editie is het Proveto opnieuw gelukt een aan-
tal internationale sprekers vast te leggen. Dit jaar komt die-
renarts Tom Donnelly over uit Amerika. Hij zal verschillende
presentaties geven, onder andere over pododermatitis en uro-
lithiase bij knaagdieren en konijnen. Omdat er vorig jaar veel
interesse bleek te zijn voor de aanvullende echografie en rönt-
gendiagnostiek komt specialist Sven Reese uit Duitsland

-ocr page 289-

speciaal voor dit onderwerp naar Nederland. Een ander on-
derdeel dat dit jaar uitgebreid aan bod zal komen, zijn casuïs-
tieken, die worden besproken door professor Katleen Her-
mans van de Universiteit Gent in België. Zij zal uitgebreid
een aantal interessante casussen bespreken bij konijnen en
chinchilla\'s. De laatste spreker, die inmiddels enthousiast
heeft toegezegd, is dierenarts Nico Schoemaker van de Facul-
teit Diergeneeskunde in Utrecht. Nico Schoemaker gaat in
zijn presentaties in op het praktisch onderzoek van het uroge-
nitaalstelsel en bloedonderzoek als aanvullende diagnostiek.
Het symposium wordt op vrijdag 30 november gehouden in
museum Naturalis te Leiden en op zaterdag 1 december in
Burgers\' Zoo te Arnhem.

Speciale programma\'s

Gekoppeld aan deze dagen wordt er voor dierenartsassisten-
tes op 1 december een programma georganiseerd in Burgers\'
Zoo. Tijdens dit assistentenprogramma zullen relevante on-
derwerpen over konijnen en knaagdieren worden gepresen-
teerd door de betrokken sprekers en een aantal gespecia-
liseerde dierenartsen, waaronder Frank Verstappen. Dit
programma is Nederlandstalig, uitgezonderd de presentatie
van Tom Donnelly.

Verder vindt op 29 november een workshop plaats in Dieren-
kliniek Hoofdstraat te Driebergen. Hier wordt een gespecia-
liseerd programma gepresenteerd waarbij röntgen, echografie
en bloedonderzoek uitgebreid aan bod komen.

Opgeven

Opgave is mogelijk via de internetsite www.proveto.nl. Hier
vindt u ook aanvullende informatie over het programma en
prijzen. Via AST Farma loopt er een actie waarbij dieren-
artsen in aanmerking kunnen komen voor een gratis toe-
gangsbewijs. Ook kunt u als u zich wil aanmelden een e-mail
sturen naar
info@proveto.nl (onder vermelding van \'aanmel-
ding K&K symposium\').

Het symposium wordt mede ondersteund door AST Farma,
Esaote Pie Medical, Scil Animal Care, Pfizer en Vetin Aaco-
farma.

Zweden zoekt Nederlandse dierenartsen

Rob Floris

Ruim twee jaar geleden schreef een Nederlandse dieren-
arts in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde over haar erva-
ringen met het wonen en vooral het werken als dierenarts
in Zweden. De hilarische voorbeelden over diereneigenaren
die spontaan aan de huisdeur kwamen, de immense afstan-
den die je soms moet afleggen en de waanzinnige natuur,
spraken velen tot de verbeelding. Maar het is de rust en de
tijd die je in Zweden in het werk kunt steken, wat veel
Nederlandse dierenartsen aansprak.

Omdat in Zweden een tekort is aan dierenartsen, is de Euro-
pese bemiddelingspoot van het Centrum voor Werk en In-
komen (CWl), genaamd EURES, samen met de collega\'s in
Zweden (Arbetsformedlingen) en een grote werkgever een pi-
lotproject gestart. (EURES, EURopean Employment Services,
is in 1993 opgericht als samenwerkingsnetwerk van de Euro-
pese Commissie en de openbare arbeidsbemiddelingdiensten
van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, te
weten de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.)
Het doel van bovenstaand project is het werven van Neder-
landse dierenartsen voor een vaste aanstelling in Zweden. Op
woensdag 24 oktober organiseren de betrokken organisaties
een voorlichtingsavond over het wonen en werken als dieren-
arts in Zweden. Je bent van 19.00 tot 22.00 uur van harte wel-
kom op de Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht. De precieze
locatie wordt daar bekend gemaakt. Bij voldoende aanmel-
ding en interesse wil de aanwezige werkgever op donderdag
25 oktober de eerste persoonlijke kennismakingsgesprekken
houden. Dit zal in het Engels zijn. De entree is gratis, maar
aanmelding via
rob.fioris@lanh.amv.se is verplicht. Aanmel-
den kan tot 18 oktober 2007.

Positieve indruk

Twee jaar geleden was het nog niet zo gemakkelijk om als
dierenarts aan de slag te gaan in Zweden. \'Jordbruksverket\',
de overkoepelende organisatie van dierenartsen in Zweden,
wist toen geen raad met Nederlandse opleidingen, diploma\'s
en waarderingen. De organisatie was sceptisch over het ver-
schil in de taal en cultuur. Gelukkig zijn de zaken veranderd.
Steeds meer particuliere dierenartsenpraktijken in Zweden
willen nu wel verder kijken dan de binnenlandse grenzen.
Daarnaast laten dierenartsen uit Nederland die het wel gelukt
is aan de slag te gaan in Zweden, een zeer positieve indruk
achter. De taal blijkt geen probleem te zijn, de culturen ko-
men redelijk overeen en Zweden zijn zeer te spreken over de
werklust en leergierigheid van de Nederlanders.
Tijdens de informatieavond op woensdag 24 oktober geven
het Nederiandse en Zweedse EURES praktische informatie
over emigratie naar Zweden. Debbie Kuijvenhoven, een Ne-
derlandse dierenarts die in Zweden werkt, geef^ informatie
over de overeenkomsten en verschillen in het werk tussen
beide landen. Tevens zal de werkgever informeren over de
mogelijkheden binnen het bedrijf Ter informatie: deze werk-
gever is op zoek naar meerdere dierenartsen voor een vast
dienstverband voor een grote landelijke keten. De focus ligt
op gezelschapsdieren. We verwachten dat bij een geslaagde
werving naar aanleiding van dit project meerdere werkgevers
zullen volgen.

-ocr page 290-

Resflor® voor rund-
vee

Resflor" is een unieke combinatie van
het doeltreffende antibioticum florfe-
nicol en de krachtige ontstekingsrem-
mer flunixine meglumine en is be-
doeld voor de behandeling van longproblemen bij rundvee.
Het heeft een snelle, krachtige en langdurige antibacteriële
en anti-inflammatoire werking. Het product wordt eenmalig
subcutaan toegediend in een dosering van 1 milliliter per
7,5 kilogram lichaamsgewicht en heeft een werkingsduur tot
6,5 dagen. Resflor reduceert de longconsolidatie en maxima-
liseert toekomstige productiviteit.
Informatie:
william.veekens@spcorp.com.

Uitspugen van ontwormings-
kuren

Niet alle paarden en pony\'s vinden iedere ontwormpasta even
lekker Vaak proberen ze deze pasta (gedeeltelijk) weer uit te
spugen. Dit heeft effect op de hoeveelheid ontwormings-
middel die het dier binnenkrijgt, met mogelijk onderdosering
cn resistentie als gevolg. In 2006 is onderzoek gedaan naar de
acceptatie van verschillende ontwormingskuren bij 480 paar-
den verdeeld over acht groepen, die elk met een andere kuur
werden ontwormd. Uit de resultaten blijkt dat Equimax en
Eraquell (voor 700 kilogram lichaamsgewicht) duidelijk min-
der worden uitgespuugd dan dc meeste andere middelen uit
de proef Er werd in deze groep maar in 10 procent van de ge-
vallen te weinig gedoseerd. Dit in tegenstelling tot andere
groepen waar onderdosering voorkwam in 18 tot wel 73 pro-
cent van de gevallen.
Informatie:
hschaik@virhac.nl.

Adult Care®-loyaliteitsprogram-
ma

Eigenaren van een pup of een kitten gaan in de beginfase
vaak naar de dierenarts. Alles is dan nog nieuw en onwennig.
Maar als het dier eenmaal volwassen is, blijkt de noodzaak
van een regelmatige controle snel verdwenen en neemt het
bezoek sterk af Het Adult Care®-programma is bedoeld om
deze tendens te doorbreken en vormt de tweede fase van To-
tal Care®, het overkoepelende loyaliteitsprogramma voor pre-
ventieve gezondheidszorg van Pfizer Animal Health. Een vol-
wassen dier kan in de ogen van de eigenaar gezond lijken,
maar door vroegtijdig onderzoek kunnen allerlei problemen
eerder worden gesignaleerd, aangepakt en daarmee worden
voorkomen. Een goed voorbeeld is overgewicht. Hoe eerder
dit probleem wordt gesignaleerd, hoe beter er kan worden in-
gegrepen voor een gezonder en langer leven. De eigenaar zal
deze proactieve presentatie van zijn of haar dierenarts alleen
maar waarderen. De fabrikant biedt een compleet communi-
catiepakket voor de praktijk, waarvoor deze gedragsverande-
ring en loyaliteit vanzelfsprekend ook van belang is.
Informatie: 010-4064600.

Nieuws
van de
industriel

Uit de industrie

Equipulmin®-siroop bij lucht-
wegaandoeningen

AST Farma introduceert Equipulmin®-siroop, een effectief
middel tegen luchtwegaandoeningen bij paarden op basis van
clenbuterol. Clenbuterol is als fi2-sympathicomimeticum de
werkzame stof van eerste keuze voor het bewerkstelligen van
een bronchiolytisch effect bij obstructieve luchtwegaandoe-
ningen, zoals COPD (oftewel Recurrent Airway Obstruction,
RAO), subacute en chronische bronchitis, en hoesten en be-
nauwdheid. Clenbuterol heeft een drievoudige werking: het
verwijdt de bronchiën, verbetert de afvoer van secreet en ver-
licht ontstekingen. Equipulminsiroop is verkrijgbaar in fla-
cons van 355 milliliter
Informatie: 0348-563434.

Een andere kijk op het paard

Het voelen van de spierspanning en de mobiliteit van ge-
wrichten is een onderdeel van het klinisch onderzoek bij het
paard dat steeds meer waarde krijgt. Voor veel dierenartsen
wordt het palperen (voelen) de normaalste zaak van de we-
reld. Hetzelfde geldt voor het denken in \'oorzaak- en gevolg-
ketens\'. Vegetatieve integratie is een essentieel onderdeel van
deze manier van denken en het leggen van relaties naar orga-
nen is daarvan een logisch gevolg. Het is een uitdaging om op
deze manier te denken en naar het paard te kijken. \'Equine
osteopathy\' is de behandelmethode om dit te leren. Is dit iets
dat u aanspreekt? World Wide Equine Education B.V. leidt op
tot competente beoefenaars van paardenosteopathie en do-
ceert alle facetten van dit vak. In januari 2008 gaat de nieuwe
leergang van start en kunt u worden opgeleid tot Equine Os-
teopath E.D.O.®. Deze titel is wereldwijd gepatenteerd en
mag alleen door WWEE uitgegeven worden, wanneer het
eindexamen wordt gehaald.
Informatie:
www.w2e2.com.

-ocr page 291-

Gids voor GVP voor voedselproducerende dieren

"Ik ben erg blij met initiatieven vanuit de sector om zelf te komen tot een meer verantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen. Een gids voor een goede veterinaire praktijk voor voedselproducerende dieren is
een van de instrumenten die een bijdrage zouden kunnen leveren ". Dit antwoordde minister Verburg op
12 juli op de kamervraag: "Denkt u dat het initiatief van de KNMvD om via een Gids voor GVP voor
voedselproducerende dieren te komen tot een restrictiever gebruik van antibiotica kan slagen, zolang er
geen wettelijk vastgelegde een-op-een relatie tussen een veehouderijbedrijf en een dierenarts is? "
Op dezelfde dag werd de door de Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren ontwikkelde conceptbe-
leidslijn, bestaande uit de genoemde Gids en de Overeenkomst tussen dierhouder en dierenarts, voorge-
legd aan praktiserende leden en niet-leden van de KNMvD. Het GGL-bestuur is verheugd dat het bestuur
op 4 september heeft besloten het concept als officiële beleidslijn vast te stellen.

Na de vaststelling begint het werk echter pas! Over de Gids zelf kunnen we vrij kort zijn. Dit is een op de
wetgeving en deels op de Code voor de dierenarts gebaseerde algemene gedragsstandaard voor dierge-
neeskundige dienstverlening in de voedselproductie keten.

De Overeenkomst dierhouder en dierenarts, waarin de verantwoordelijkheden van de dierhouder en de
dierenarts zijn opgenomen, zal voor de beroepsgroep echter het uitgangspunt vormen in de onderhande-
ling met marktpartijen. Hier kunnen sectorgerichte afspraken gemaakt worden die mogelijk onderdeel
uitmaken van bestaande kwaliteitssystemen zoals 1KB, of die passen bin-
nen leveringsvoorwaarden door een voedselverwerkend bedrijf opgelegd
aan de veehouder Inmiddels liggen deze documenten op tafel bij diverse
sectoren en instanties. In de vleeskalversector zijn op dit moment al ge-
sprekken gaande om de een-op-een relatie te integreren in het daar on-
langs gelanceerde masterplan. Ook bij andere sectoren hopen we binnen-
kort onze visie verder te kunnen uitdragen om, indien gewenst, te komen tot
een nadere invulling. Een wettelijk vastgelegde een-op-een relatie zal er
(voorlopig) niet komen. Een gedegen privaat systeem zou voor de toekomst
van ons vak en uit oogpunt van diergezondheid, dierwelzijn, voedselveilig-
heid en volksgezondheid echter welkom zijn. We houden u nauwkeurig op
de hoogte van onze verdere initiatieven.

Voorzitters-
column

Jan Tiete Siebinga, voorzitter GGL

Raad van Toezicht

Constructieve en intensieve interacties met het bestuur

Kees van Maanen

Het afgelopen verenigingsjaar, het
tweede jaar van de Raad van Toe-
zicht (\'de raad\') in de huidige sa-
menstelling, was uit ons perspectief
dynamisch jaar. We hebben

Maatschappij

nieuws

een

daadwerkelijk de interactie met het
bestuur van de KNMvD verder ge-
professionaliseerd.

De professionalisering van de interactie met het bestuur vond
onder andere plaats door een actieve opstelling van raads-
commissies, een andere vergaderstructuur, deelname aan dis-
cussies over de verenigingsstructuur, een nauwlettend toe-
zicht op de financiële aspecten van onze vereniging. Er
vonden ook uitgebreide discussies met het bestuur plaats over
de begrotingsdiscipline, het beleidsplan, de gewenste beleids-
cycli en de concretisering van het beleidsplan in jaarplannen
met heldere en realistische doelstellingen. In dit verslag
wordt vooral aandacht besteed aan achtereenvolgens de nieu-
we werkwijze van de raad, de financiën, het beleidsplan en de
verenigingsstructuur.

Toezichthoudende taak

Volgens de statuten heeft de raad vooral als taak het toezicht-
houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang
van zaken in de KNMvD. De raad legt daarover verantwoor-
ding af aan de Algemene Vergadering.
Zoals eerder aangegeven, wilde de raad op een meer structu-
rele wijze inhoud geven aan haar toezichthoudende taak en
heeft daartoe commissies geformeerd rond de thema\'s finan-
ciën, bureauzaken en communicatie. Deze commissies heb-
ben in het afgelopen jaar regelmatig mondeling en/of schrif-
telijk vooroverleg gehad met de portefeuillehouders van het
bestuur en de directeur. Op deze manier konden de commis-
sies tijdens vergaderingen van de raad al veel zaken toelich-
ten en konden overblijvende vragen en discussiepunten hel-
der worden benoemd voor de gezamenlijke vergaderingen
van raad en bestuur.

-ocr page 292-

In voorgaande jaren vergaderde de raad eerst twee uur, waar-
na direct aansluitend de gezamenlijke vergadering van de
raad en het bestuur plaatsvond. Hierdoor kon het bestuur zich
onvoldoende voorbereiden op de vragen en discussiepunten
die in de vergadering van de raad naar boven waren gekomen.
Om de gezamenlijke vergaderingen meer vruchtbaar te ma-
ken, zijn deze vergaderingen nu gescheiden: de raad verga-
dert nu drie keer per jaar apart, twee tot drie weken voor de
gezamenlijke vergaderingen van raad en bestuur en drie keer
gezamenlijk met het bestuur. Hierdoor kan een meer gede-
tailleerde agenda worden voorbereid.

Financiën

De financiële commissie van de raad, bestaande uit Nicole
Heutink, Wim Davidse, André Bruns en Jan Theo Weeda,
beoordeelt elk kwartaal de financiële gegevens van onze ver-
eniging. Zij brengt daarvan verslag uit in de reguliere verga-
deringen van de raad. Ook heeft zij de jaarcijfers over 2006
gecontroleerd en beoordeeld.

Verder heeft de raad dit jaar op proactieve wijze invulling ge-
geven aan zijn toezichthoudende taak op financieel gebied.
Een voorstel van de financiële commissie tot de verdere ver-
betering en structurering van de samenwerking met bestuur
en bureau is zowel door raad als bestuur geaccordeerd. Con-
creet beoordeelt de financiële commissie voor de raad de be-
groting, de voortschrijdende financiële resultaten, adviseert
de raad richting het bestuur en controleert hij het accoun-
tantsrapport inclusief de managementletter
Hiervoor heeft de commissie regulier specifieke financiële
informatie nodig, die door het bureau per kwartaal, halQaar-
lijks of jaarHjks wordt aangeleverd in vastgestelde maanden.
Voor alle partijen blijkt dit een zeer prettige en transparante
werkwijze: iedereen weet wat en wanneer iets wordt verwacht
en de raad kan zo efficiënter en beter toezicht houden op
financieel gebied.

Naar aanleiding van het exploitatietekort over zowel 2005 als
2006 is er ook dit jaar intensief gesproken over begrotings-
discipline. Het bestuur heeft hier duidelijke keuzes in ge-
maakt, budgetteringsmaatregelen genomen en een realistische
begroting voor 2007 vastgesteld. De raad heeft haar vertrou-
wen in de genomen maatregelen uitgesproken en verwacht dat
het bestuur erin zal slagen tot een sluitende exploitatie te
komen.

Beleidsplan

De raad heeft ook het afgelopen jaar verschillende keren met
het bestuur van gedachten gewisseld over de noodzaak van
een actueel beleidsplan met daarvan afgeleide jaarplannen.
De raad wil immers ook toezicht kunnen houden op de uit-
voering van concrete beleidsvoornemens. Bovendien wordt
de begroting mede bepaald door de beleidsvoornemens voor
het komende jaar Inmiddels is er een Strategisch Beleidsplan
KNMvD 2008-2010 verschenen, met als speerpunten het
imago van de veterinair en de sociaaleconomische positie van
de dierenarts in de volle breedte van het beroep. De beleids-
doelen moeten nog verder worden uitgewerkt en in de be-
leidscyclus met de raad worden afgestemd. De uitdaging is
daarbij vooral om de beleidsvoornemens te vertalen in con-
crete doelstellingen, die waar mogelijk SMART (Specifiek,
Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdsgebonden) zijn ge-
formuleerd. Dat is enerzijds wenselijk voor een realisfische
begroting en anderzijds voor het evalueren van de realisatie
van die doelstellingen.

Verenigingsstructuur

De raad was het afgelopen jaar ook intensief betrokken bij de
discussie rond de aanpassing van de verenigingsstructuur.
Discussiedagen met bestuurders uit de volle breedte van de
KNMvD werden bijgewoond en er vonden diverse discussies
plaats met het bestuur De raad heeft in een aparte vergade-
ring doorgepraat met de heer F Huizenga, auteur van het
boek
Architectuur van verenigingen en adviseur van de
KNMvD bij de aanpassing van de verenigingsstructuur en
het onderkennen van de valkuilen in dat proces. Daarbij richt-
te de discussie zich vooral op de plaats en functie van raden
van toezicht, ledenraden et cetera.

Deze discussie is nog lang niet afgerond en gaat de hele ver-
eniging aan. Kernbegrippen zijn onder andere de kerntaken
van de vereniging, de verenigingsvorm, centralisatie versus
decentralisatie, de taken van vrijwilligers versus professio-
nals, de positie van de Raad van Toezicht, de regiobesturen,
de commissies en de werkgroepen enzovoorts. Ook de ko-
mendejaren zal het verioop van deze discussie een belangrijk
aandachtspunt voor de raad zijn en blijven.

Diversen

Conform de statuten heeft de raad nieuwe kandidaten voor de
Codecommissie aan het bestuur voorgedragen. De betreffen-
de kandidaten zijn al benoemd, waarmee de codecommissie
weer op volle sterkte is. De codecommissie heeft als taak het
opstellen of aanpassen van de Code voor de dierenarts. In-
middels ligt er al een voorstel voor aanpassing van de code
bij de Algemene Vergadering.

De Commissie Communicatie van de raad heeft een stroom-
schema communicatie opgesteld. Dit biedt heldere handvaten
voor het omgaan met signalen uit de vereniging. De doelstel-
ling van het schema is om op juiste en transparante wijze te
communiceren richting bestuur, bureau en leden zonder in de
verantwoordelijkheden van het bestuur te treden. Het bestuur
heeft hierop met instemming gereageerd.

Hoe nu verder?

De relatie tussen bestuur en raad is het afgelopen jaar herijkt.
Aan de wederzijdse behoefte aan een heldere definiëring van
rollen en werkwijze is grotendeels tegemoetgekomen. Ook
de samenwerking met de nieuwe voorzitter van de KNMvD
en met het bestuur heeft de raad als plezierig en constructief
ervaren.

De belangrijkste opdracht van de Raad van toezicht is en
blijft het besturen van en toezicht houden op een vereniging
waarin de leden zich kunnen herkennen, met alle aanwezige
diversiteit en verschillende deelbelangen. Dat vraagt om een
bestuur dat voldoende dicht bij die leden staat, maar ook visie
heeft en koersvast is. Het vraagt om een verenigingsstructuur
die recht doet aan de kerntaken van de vereniging en waarin
een goed evenwicht bestaat tussen professionalisering en le-
denparticipatie. Het vraagt bovendien om heldere prioriteiten
en concrete, toetsbare beleidsvoornemens. De Raad van Toe-
zicht zet zich er voor in om toe te zien of het bestuur vanuit
deze doelstellingen de KNMvD bestuurt.

Kees van Maanen is lid van de Raad van Toezicht van de
KNMvD.

-ocr page 293-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben zich de volgende collegae aan-
gemeld:

Bruins, B. Jzn.; 1968; 9751 SX Haren; Stations-
plein 19.

Kingma. H.R; 1961; 7447 HB Hellendoom; J. van
Burenstraat 1

Kruijt. B.C.; 1957; 7251 AW Houten; W. Alexan-
derlaan 22.

Popta, C.; 1957; 4817 KZ Breda; Maria Cheru-
binasti^aat 74.

Als lid van de Koninklijke NedeHandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Ali.T; 2006; 3563 BG Utrïcht; Montevideodreef38.

Bettink-Ariesen, Mevr. S.M.; 2005; 2011 JG Haarlein; Donkere Spaame 14 rd.

Geldorp, RJ.A. van; 1975; 1040 Brussel; Rue de Toulouse 36.

Hoenderken, H.O.; 2006; 6862 XW Oosterbeek; Van Wassenaersheuvel 80.

Huybrechts, Mevr. E.; Gent 2004; 6363 AZ Wijnandsrade; Rhodestraat 4.

Kuin, Mevr. N.; 2007; 3523 RL Utrecht; Opaahveg 49.

Lieshout, R.T. van; 2001; 3555 CH Utrecht; Hanrathstraat 6.

Oenema, E.; Gent 2005; 8455 JR Katlijk; Kerkelaan 18.

Vendrig, J.C.; 2006; 3401 DC IJsselstein; Voorstraat 2.

Verschuer, Mevr. C.M.R. van; 1991; 7245 PP Laren; Ooldselaan 17.

Wetering, Mevr. A.; 2007; 1056 GV Amsterdam; Admiraal de Ruijterweg 146.

Zuijlen. M.M.; 2007; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 312.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Broek. Mevr. I. van den
Dolieslager, Mevr. S.M.J.
Gr»x>t, S.H.A. de
Hengel, Mevr. I.M. van den
Kersseboom, Mevr. A.M.
Kitslaar, WJ.P
Poppel, Mevr. M. van
Steup, Mevr. L.M.
Straten. G. van der
Tonglet, Mevr. T.
Veen, Mevr. G.J. van der
Vriens, Mevr. A.

OveHijdensberichten:

Op 13 juni 2007 D. Talsma te Tytsjerk.
Op 13 augu-stus 2007 G. Roorda te Zuidhom.

Mutaties:

Ali, T; 2(K)6; 3563 BG Utrecht; Montevideodreef 38; tel. privé: 030-2622798;
E-mail privé:
ialal-ali-777@yahoo.com.\\ (toev. als lid)

Personalia

Bettink-Ariesen, Mevr. S.M.; 2005; 2011 JG Haarlem; Donkere Spaame 14 rd;
tel. privé: 023-5519154; E-mail privé:
suzan-ariesen@yahoo.com:, medew. bij
A.C.M. Kuilboer, A. Soede en J.H. Rootert; tel. prakt.: 0172-471 111; (toev. als
lid)

Geldorp, RJ.A. van; 1975; 1040 Brussel; Rue de Toulouse 36; tel. privé: 00-32-
26474206; werkz. bij Europese Commissie DG Sanco; (toev. als lid)
Heinemans, Mevr. A.A.H.M.L.; 2003; 5973 PV Lottum; Zwaanen Heike 11 ; tel.
privé: 077-3980494; tel. privé mobiel: 06-13167710; E-mail privé: anoeskah®
hotmail.com.; medew. bij M.W.J. van Dijck, R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens,
G.R.P. de Muinck en P.J.A.G. Verstraelen; tel. prakt.: 077-3982169; fax
prakt. 077-3981438; E-mail prakt.:
dierenarts@daphorst.com
Hoenderken, H.O.; 2006; 6862 XW Oosteiteek; Van Wassenaersheuvel 80; tel.
privé: 026-3342850; E-mail privé:
hohoenderken@hotmail.com.; medew. bij
J. Rierink; tel. prakt.; 026-3333730; E-mail prakt.:
dierenkliniekpietersberg@
planet.nl.;
(toe\\. als lid)

Holties, Mevr. M.; 2006; 7531 KW Enschede; Onlandhorst 97; tel. privé
mobiel: 06-47684744; E-mail privé:
marloeshollies@holmail.com.; medew.
bij R.G.A. Bos; tel. prakt.: 053-4345777; fax prakt.: 053-4349582; E-mail
pra\\a.-. info@dierenartsenpraktijktonnema.nl.

Huybrechts, Mevr. E.; Gent 2004; 6363 AZ Wijnandsrade; Rhodestraat 4; tel.
privé: 045-5241880; E-mail privé:
eir_huvbrechts@yahoo.com.; medew bij
W.G.J. Crombach; tel. ptakt.: 045-5215745; fax prakt.: 045-5631146; E-mail
prakt.:
dierenkliniek@drakenmolen.nl.; (toev. als lid)
Kuin, Mevr. N.; 2007; 3523 RL Utrecht; Opaalweg 49; tel. privé mobiel: 06-
20999645; E-mail privé:
nynkekuin@hotmail.com.; (toev. als lid)
Lieshout, R.T. van; 2001; 3555 CH Utrecht; Hanrathstraat 6; tel. privé: 06-
44746448; E-mail privé:
lieshoutbv@hotmail.com.; (toev. als lid)
Oenema, E.; Gent 2005; 8455 JR Katlijk; Kerkelaan 18; tel. privé mobiel: 06-
19264158; medew. bij R. Pouw; tel. prakt.: 0316-263167; fax prakt.: 0316-
281010; E-mail prakt.:
dierenartspouw@liscali.nl.; (toev. als lid)
Suurendonk; B.S.M.; 1989; 8103 GA Raalte; Weidelaan 208; tel. privé: 0572-
361154; E-mail privé:
suurenbroek70@versatel.nl.; medew. bij L.H. Karstanje,
RH.M. Putker, H.R Quist, M. Verhoef en H. Vertioeven; tel. prakt.: 0572-353334;
E-mail prakt.:
middensalland@planet.nl.

Vendrig, J.C.; 2006; 3401 DC IJsselstein; Voorstraat 2; tel. privé mobiel: 06-
18810175; E-mail privé:
daxvendrig@gmail.com.; d. FF UD kliniek Paard;
(toev. als lid)

Verideij, M.M.; 2004; 7707 EJ Balkbmg; Het Kwartier 4; tel. privé: 0523-
658205; tel. privé tnobiel: 06-12534252; medew. bij K.P Roorda en G.J.
Streefland; tel. prakt.: 0523-683333;
fax. prakt.: 0523-683144; E-mail prakt.:
dsalland@xs4all.nl.

Verschuer, Mevr. C.M.R. van; 1991; 7245 PP Laren; Ooldselaan 17; tel. privé:
0573^1040; E-mail privé:
r.s.croll@planet.nl.; eig. coaching-advies bureau;
(toev. als lid)

Weller, A.K.; 2007; 3582 PG Utrecht; Meridiaanstraat; tel. privé mobiel: 06-
29514581.

Weteling. Mevr. A.; 2007; 1056 GV Amsterdam; Admiraal de Ruijterweg 146;
tel. privé: 020-7773290; (toev. als lid)

Zuijlen, M.M. van; 2(X)7; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 312; tel. privé:
06-47330939; E-mail privé:
markvanz@holmail.com.; (toev. als lid)

Jubilea Oktober 2007

3 oktober, H. Verburg te Oestgeest, 40 jaar
3 oktober. Mevr. dr. A.J. Venker-van Haagen, te Utrecht, 40 jaar
8 oktober, J.H.N. Coenen te Dommelen, 25 jaar
8 oktober, A.H. van Dongen te Voorthuizen, 25 jaar

15 oktober, R. Muller te Laren (NH), 50 jaar

16 oktober, G.J. ten Pas te Winterswijk, 50 jaar

-ocr page 294-

Congressen & S ymposia
Oktober

3 Symposium van dc Veterinaire Vee Fokkers
Club \'de Uithof: \'Uiergezondheid ... uitge-
molken?\'Tijd: 15.30 uur tot 20.30 uur. Locatie:
Androclusgebouw, Faculteit Diergeneeskunde,
Yalelaan 1, Utrecht. Inclusief diner. Voor meer
informatie, zie www.veefokkers.com, mail
be-
stuur@veefokkers.com
of bel 030-2534694.

6 Dermatology Day (D-day). Locatie: congres-
centrum De Reehorst te Ede. Tijd: 9.00 uur
tot 17.30 uur. Kosten: 175 euro (exclusief
19 procent BTW). Opgave via
www.provelo.
nl
of een e-mail naar info@proveto.nl (onder
vermelding van aanmelding D-Day 2007).
Voor informatie: 06-51536928.

9 Informatieavond van Boehringer Ingelheim: \'Osteoarthrose,

pijn(gedrag) en het gebruik van NSAlD\'s bij katten\'. Locatie: Hotel
Van der Valk tc Eindhoven. Meer informatie via 072-5662411
ofvet-
medica@aIk.boehringer-mgelheim.com.

Vergaderingen & B ijeenkomsten

Oktober

3

Doorlopende
agenda

10-12

werij in Diessen. Spreker bij de bijeenkomst is Dr Paul van Gulick over
het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederiand\'.

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.

Masterclass Hygiëne en Infectiepreventie. Cursus voor dierenartsen in
de intensieve veehouderij (dinsdagavond 19.30 uur). Opgave cn meer
informatie op:
www.masterclassinfectiepreventie.nl of06-10970159.
Internationale cursus Design of Experiments door Wageningen Busi-
ness School georganiseerd. Prijs 1795,- euro inclusief lunch, koffie en
thee en cursusmateriaal. Inschrijven graag voor 21 september 2007.
Maximum aantal deelnemers is 24. Informatie en registratie: Wage-
ningen Business School, PO. Box 226, 6700 AE Wageningen. Fax:
-1-31-317-426547, Telefoon: -1-31-317-484093. e-mail:
info.whs@wur
nl,
website: www.whs.wur.nl.

Cursussen

Jaarcongres KNMvD. Locatie: Burgers\'Zoo, Arnhem.
Werkvergadering Gezelschapsdieren. Locatie: Goudreinet-restaurant
"Dc Wildenberg" te Weert. Sprekers: Anne-Marie Verbruggen (oog-
heelkunde), Jacques Kaandorp (orthopedie).
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'De Wilden-
berg\' in Weert. Spreker bij de bijeenkomst is Dr. Paul van Gulick over
het onderwerp \'Heel anders Boeren dan in Nederiand\'.
Bijeenkomst Abyrtus Senior Zuid. Locatie: Restaurant \'d\'Ouwe Brou-

Etablierte Kleintierpraxis mit Großtieranteil in niedersächsi-
scher Grenzstadt aus Altersgründen abzugeben.

Großzügige Immobilie kann mit erworben werden.Auch
als Zweitpraxis geeignet.

Nähere Infos zu erfragen unter Jut}>3848@yahoo.de

Oktober

5

Dierenartsenpraktijk De Wolden is een goed
geoutilleerde en groeiende gemengde prak-
tijk waar 5 dierenartsen en 3 dierenartsassi-
stenten werken.

Naast de hoofdvestiging in Zuidwoide heb-
ben wij een dependance in Ruinen.

Per 1 december 2007 hebben wij plaats voor een

enthousiaste rundveedierenarts

die

• bereid is te participeren en te investeren in het werk met
gezelschapsdieren en paarden

• meedraait in het dienstenrooster

• beschikt over goede communicatieve en sociale vaardigheden

• klantgericht is

Wij bieden:

• een fulltime dienstverband

• werken in een enthousiast team

• een prettige werk- en woonomgeving

• mogelijkheden tot het volgen van PAO

• salariëring volgens CAO

• goede toekomstmogelijkheden

Schriftelijke reacties voor 15 oktober 2007 richten aan: DAP De
Wolden, t.a.v T. Postma, Hoogeveenseweg 1, 7921 PC Zuidwoide.
Voor informatie kunt u contact opnemen met T. Postma of
R. Logcher, telefoon: 0528 -371291.
wwH\'. dapzuidwolde.nl

DIERENÄRTigENPRAKTIJK

moer\'ceWel

Wegens uittreden van een oudere collega heeft Dierenartsen-
praktijk Moergestel
een vacature per 1 januari 2008 voor een

Dierenarts (m/v)

Dierenartsenpraktijk Moergestel (een hoofdvestiging en een de-
pendance gezelschapsdieren) is een gemengde praktijk met een
grote paardenkliniek in midden Brabant.
Onze gezelschapsdierentak groeit; reden om op zoek te gaan
naar een ambitieuze, communicatief vaardige jonge collega, die
de gezelschapsdierenpraktijk wil dragen en verder uitbouwen.
Van kandidaten wordt verwacht dat zij zelfstandig kunnen func-
tioneren als dierenarts in de gezelschapsdierensector Ervaring in
de orthopaedie en/of beeldvorming strekt tot aanbeveling.
Bij gebleken geschiktheid zijn er op de middellange termijn goe-
de vooruitzichten.

Voor nadere informatie kunt u onze website www.dapmoerge-
stel.nl raadplegen
of bellen met drs. H. van Gils, 013-5131465.

Uw sollicitatie met e.v kunt u richten aan DAP Moergestel, Ant-
woordnummer 12508, 5066 ZT Moergestel of per e-mail zenden
naar
info@dapmoergestel.nl

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL I32, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2007

776

-ocr page 295-

=en collectie\'

van 90.000

eden heeft
zo zi n voordelen.

Verzekeringen voor een nnedisch
professional vragen om maatv^erk. Denk
aan arbeidsongeschiktheid, ziektekosten en
aansprakelijkheid. Ons collectief van 90.000
leden en onze kennis van de zorgsector
bieden de garantie dat voor iedere situatie
de optimale vei^zekering wordt samen-
gesteld, tegen een scherpe prijs. Die garantie
biedt WAA voor het complete pakket aan
verzekeringen, zowel zakelijk als privé.
Kijk op wvwv.waa.nl/verzekeren.

Verzekeren bij WAA

Verzekeren
Bankieren

Praktij KAd vies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland FiscaaiAdvies

WAA

-ocr page 296-

ÜHflK DUO

Orale pasta - Pâte orale - Paste 2um Eingeben , I

i Voor paarden - pour chevaux • für Pferde (immectinc/\'Praiiquonl^.^ | J

WINTER
EQVALAN

VOORJAAR
EQVALAN DUO

ZOMER
EQVALAN

HET HELE JAAR DOOR

www.zorggoedvoorjepaard.nl

EQVALAN® DUO ofate pasla Samensteflmg pet gram pasta: Ivermectine 15.5 mg/g en Praziquantel 77,5 mg/g tndteaöes voor gebruik: voor de behandeteig van gemengde besmettingen met hntwormen, rondwonnen en arthropoden bij paarden Dosering en toedleningsweg:
de aanbevolen dosenng B 200 pg wjfmectK» per btJaamsgewicm en i mg praAjuantei per kg Uchaamsge;vicht. overeenstemmend mei 1,29 g pasta per 100 kg lichaamsgewicnt. m ewi eenmahge ioedtenb>g. Contra-indicaties: gebruiken bij m»>mes die ntelk voor humane
consumplie pfoducewn. Bijwerkingen (frequentie en ernst), soms CHtOnq en jeuk bij Tware besmettingen van Onchocerca spp. Mcjofitóriae. eveniueel bii Tvrare besmettingen met lintwormen Ikïite. voorbiigaande krtek en dunrw mest; zeldzaam Meillttg en kntólie van de mond,
lip en tong en van speekselen Aflevering: VRU. f^G NL 10256. Voor meer informatie: lees de bijsluiter voor gebrukt of mtonneer bii de regisiraüetKHJdef Monal BV, Kleermakefsifaat 10,1991 JL Velsertyoek. leteloon 023 ■ 520 10 80. vww efivalafiduo.com Mati Art 13210/05/07

-ocr page 297-

Deel 132 • Aflevering 20 • 15 oktober 2007

15 OKT. 2007

Diergeneeskun

Nitrogen dioxide (silo gas) poisoning in dairy cattle

Eerste bluetongue-uitbraak bij geiten in Nederland

Vogelgriep: de rol van de Wereld Organisatie voor
Diergezondheid (OIE)

Afscheid dierenarts-cardioloog dr. A.A. Stokhof
Neutralisatie van pups en kittens op zeer jonge leeftijd
Wijzer in dierenwelzijn!

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 298-

IN ELKE DIKKE HOND
ZIT EEN FITTE HOND

YARVITAN® (MITRATAPIDE)

De eerste op voorschrift verkrijgbare behandeling ter vermagering van honden
met obesitas en overgewicht.

■ Snelle, zichtbare resultaten na een behandelingsperiode van 8 weken.

■ Unieke farnnacologische werking die de opname van voedingslipiden blokkeert en het
verzadigingsgevoel verhoogt zonder enige invloed op het centraal zenuwstelsel.

■ Ontwikkeld met het oog op eenvoudige toediening en therapietrouw

Yarvitan®: snelle en zichtbare gewichtsafname.

Benaming: Yarvitan 5 mg/ml orale oplossing voor honden (REG B: EU/2/06/063/(X)1 -003 - REG NL 10469 - UDA) - W
mg/ml - Indicaties
: Als hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht en zwaarlijvigheid bij volwassen honden.- Contra-indicaties: Niet gebruiken bij
honden met een leverfunctiestoornis. Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel of de andere hulpstoffen.Niet gebruiken voor
honden tijdens dracht en lactatie. Niet gebruiken bij honden jonger dan 18 maanden. Niet gebruiken bij honden waarbij overgewicht of zwaarlijvigheid
veroorzaakt wordt door een begeleidende systemische aandoening zoals hypothyrose of hyperadrenocorticisme.-
Bijwerkingen: Tijdens de behande-
ling kan verminderde eetlust optreden. Dit houdt verband met de werkingswijze van het product en mag niet worden gezien als een bijwerking tenzij dit
zeer significant wordt. Braken, diarree of dunne ontlasting kan tijdens de behandeling voorkomen. In de meeste gevallen zijn deze verschijnselen licht en
van voorbijgaande aard. Als een bijwerking herhaaldelijk voorkomt of als de hond twee opeenvolgende dagen niet eet, moet de behandeling worden
onderbroken en dient men een dierenarts te raadplegen.Tijdens laboratoriumstudies, werden dalingen In serum albumine, globuline, totale proteïne,
calcium en alkaline fosfatase vastgesteld evenals verhogingen in ALT en AST na toediening van het product in de aanbevolen dosering. Bovendien werd
occasioneel hyperkaliëmie vastgesteld. In het algemeen nam de ernst van deze verschijnselen toe naarmate de dosis werd verhoogd. Kenmerkend was
dat deze bevindingen zich normaliseerden of bleken reversiebel te zijn binnen twee weken na het einde van de behandeling.-
Dosering: 1 x daags oraal
0,63 mg mitratapide/kg lichaamsgewicht (1 ml van het product per 8 kg) toedienen in 2 perioden van 21 dagen met tussenliggend 14 dagen zonder
behandeling.-
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A.,Turnhoutseweg 30.B-2340 Beerse. Verdere informatie Is beschikbaar
op aanvraag

ANIMAL HEALTH

-ocr page 299-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Cover: foto van pagina 781 en 787
Uit de redactie
Oorspronkelijk artikel

Nitrogen dioxide (silo gas) poisoning in dairy cattle;J. Verhoeff G. Counotte and D. Hamhuis

Deel 132
Aflevering 20

15 oktober 2007

779

780

Inhoud

Wetenschap

Nieuws 785

Uit en voor de praktijk

Eerste bluetongue-uitbraak bij geiten in Nederland: beschrijving van de klinische verschijnselen en
difFerentieeldiagnose; D. Dercksen,
N. Groot N/bbe/m/c, R. Paauwe, A. Socfcx, P. van Rijn en P. Vellema 786

Vogelgriep: de rol van de Wereld Organisatie voor Diergezondheid (OIE); Christianne BrusMe, Gideon Brückner,
Willem Droppers en Bernard Vallat 79^

Veterinair tuchtrecht

Wie schrijft die blijft; laira Boissevain 799

Interview

Afscheid dierenarts-cardioloog dr. A.A. Stokhof Lichamelijk onderzoek is nog steeds heel waardevol;

Johan Klein Haneveld 800

Berichten en verslagen

Neutralisatie van pups en kittens op zeer jonge leeftijd; A.C. Schaefers-Okkens en P.A.M. Overgaauw 801

Ingezonden

Ingezonden brief van Bulle Koster 803

Reactie Hans van Herpen op de brief van Bulle Koster 804

Uitgelicht

Centrifuge voor melkonderzoek op vetgehalte 804

Aankondigingen

Overzicht cursussen PAO-Dictgenceskunde 806

Nieuws

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Cursussen en
congressen

Voor hond
en kat!

w . _____________

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

.^IBB». Fortiflex Advanced Formula bevat de belangrijkste bouwsteen van kraakbeen:
( ^ cbondroïtinesulfaat. Het versterkt de gewrichten en remt de afbraak van kraakbeen door

artrose. In samenspel met de hoogwaardige ingrediënten selenium en EGCG wordt het
herstel van het bewegingsstelsel op een natuurlijke en effectieve manier verkregen.

\\/irt>ci<z

ANIMAL HEALTH

oor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info(S>virbac.nl

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL I32, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2007

-ocr page 300-

Wetenschappelijke redactie

Drs. H.A. Beijer
Dr. R. Kuiper
Dr. R. Boosman
Dr. R.S. Schrijver
Dr. E. Teslce
Dr. J.H. Vos
Dr. M.A. Willemen

ijke adviesraad

Dr. F.H.M. Bn^teede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr A. de Kruif (Gent, België)

Dr J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr J.P.T.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr PR. van Weeren (Utrecht)

Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 ÜE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tadschrjÉflfcMIvd.nl_

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348g0g
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
soeiaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs.A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.P van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

AboSnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden.
van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij;
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt wgawlrid door het bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus
30, 3500 AA Uniicht, nr 55 50 48 861
en c en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
iim^iii mn hl 111

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Aéfertewting

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342^19798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Nieuws uit de Industrie

Voorzitterscolumn

; LudoJ. Hellebrekers

Column CCL

Wijzer in dierenwelzijn!; Teus Kreuger
In Memoriam

De heer D. Taisma; Aale Osinga en Gerlof van der Weijf
De heer C. van Limborgh; O. Suurenbroek

Deadline kopij
Doorlopende agenda

Original paper

Nitrogen dioxide (silo gas) poisoning in dairy cattle, j. Verhoeff, C. Counotte and D. Hamhuis

808

809

809

810

811

811

812

780

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór l okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 301-

Dierenarts let op uw saeck!

Mond-en-klauwzeer in Engeland en nu ik dit schrijf zelfs bluetongue! Ook in Nederland is blue-
tongue niet meer weg te denken en is het wachten op vermelding van \'blauwtong\' in de
Dikke Van
Dale.

De voorspelling dat de winter in Nederland niet streng genoeg zou zijn om de knutten uit te roeien,
is uitgekomen. In Engeland wordt nu dezelfde winterverwachting gekoesterd als vorig jaar hier in
Nederland. We helpen het hen hopen. Maar Koning Winter is geen dierenarts. Dierenartsen zullen
daarom het voortouw moeten nemen.

Maar vaccineren zonder vaccin is lastig. Gedwongen tot therapeutisch en niet preventief handelen
is het wachten op geschikte vaccins. Dat is ongemakkelijk en onvoldoende. Kunnen we dit niet beter
voor zijn? We kennen de dreigingen. De meeste landen hebben meerdere bluetonguestammen. Het
is goed mogelijk dat er nieuwe stammen in onze regio opduiken. De vaccins zullen dan breder be-
scherming moeten bieden dan alleen tegen serotype 8.

En dan de dreiging van African horse sickness en westnijlvirus. Wachten tot het uitbreekt, of nu al
zorgen dat vaccins snel beschikbaar zijn?

Beschikbaarheid van goede vaccins is goed voor de sector, maar niet in het minst voor de dieren
zelf. We willen geen grootschalige ruimingen meer, dierenwelzijn staat helder op de agenda en blijft
daar. De verkenning Nationale Agenda Diergezondheid die onlangs is gepresenteerd aan het mi-
nisterie van LNV geeft ook aan dat diergezondheid niet alleen meer veterinair technisch handelen
behelst voor de commerciële dierhouderij. Er moet ook rekening worden gehouden met de belangen
van hobbydieren, natuur, internationalisering, dierenwelzijn, en de acceptatie van vaccinatie, dit
alles omlijst door een efficiënte communicatie en kostenverdeling. De KNMvD wordt genoemd als
organisatie die meer initiatief zou kunnen nemen in deze. Dierenarts let op uw saeck! Uw opvatting,
mening, deskundigheid en deelname is nodig in deze ontwikkeling.

Dit Tijdschrift heeft een zeer diverse inhoud, met het eerste geval van bluetongue bij geiten, maar
ook een uitgebreid verhaal over aviaire influenza en de OIE. Belangrijk is het artikel over het op
jonge leeftijd casteren van pups en kittens. Lastige discmsies in de gezelschapsdierenpraktijk want
de klant roept, maar de dierenarts wikt en weegt

Uit

de redactie

wm

Met collegiale groet,
Remco Schrijver

Tijdsfiluy^^H

Diergenees

-ocr page 302-

Wetenschap
Nitrogen dioxide (silo gas) poisoning in dairy cattle

J. Verhoef, C. Counotte\' arid D. Hamhuis^

Oorspronkelijk artikel

Summary

Toxic silo gases are a potential danger to livestock housed
in close proximity to roughage silos. These gases, such as
nitrogen dioxide (NG^), may be produced during the ear-
ly stages of (maize and grass) silage making. In humans,
inhalation of these gases causes a condition known as
\'Silo Filler\'s Disease\' (SFD), which is a recognized occu-
pational hazard for workers in upright forage silos in
many countries. NO^ accumulates on top of silage, is in-
haled by workers, and reacts with water on the airway
surfaces to form nitrous acid, which damages the lung
and causes pulmonary oedema, bronchiolitis, and death
in severe cases. On a dairy farm, a cloud of reddish-
brown NOj gas (which is heavier than air) was noticed to
escape from underneath the plastic sheet of a horizontal
maize bunker and to enter a cubicle house for dairy cows
1 day after ensiling. Eleven cows became dyspnoeic, 3 of
which subsequently died. A combination of weather con-
ditions, an insufficient sand load on the maize bunker, the
utilization of a lactobacillus starter culture, and the close
proximity of the silo to the cubicle house may have caused
the incident.

Samenvatting

Giftige gassen afkomstig uit silo \'s zijn potentieel gevaarlijk
voor vee. De giftige gassen zoals NO, kunnen gevormd
worden tijdens de eerste fases van het inkuilproces van maïs
en van gras. Bij de mens leidt inademing tot een ziektebeeld
dat bekend staat als \'Silo Filler\'s Disease\' (SFD). SFD is een
in vele landen bekende beroepsziekte van mensen die werken
in torensilo s. NO^ hoopt zich op boven de silage en wordt in-
geademd door de mensen die in de silo aan het werk zijn. Het
NO^ reageert met het water dat zich op de oppervlakte van de
luchtwegen bevindt, met salpeterzuurvorming tot gevolg, wat
de long beschadigt en longoedeem en bronchiolitis ver-
oorzaakt en in ernstige gevallen tot de dood kan leiden. Op
een melkveebedrijf werd één dag na het inkuilen van maïs een
roodbruine wolk NO,-gas (wat zwaarder is dan lucht)
waargenomen, die vrij\'kwam van onder de plastic bedekking
van de rijkuil en die de ligboxenstal indreef Dit leidde tot
elf benauwde koeien, waarvan er drie stierven. Waarschijn-
lijk werd het incident veroorzaakt door een combinatie van

\' J. Verhoeff. DVM. PhD, Dipl. ECBHM. Animal Health Service. Ruminant Health
Department, P.O. Box 9, 7400 AA Deventer, the Netherlands. (Corresponding
author. E-mail: j.verhoeg@gddeventer.com)
^ G. Counotte. PhD, Animal Health Service. Diagnostics. Research and Epidemio-
logy Department, P.O. Box 9. 7400 AA Deventer, the Netherlands.
\' D. Hamhuis. DVM, Animal Clinic Oldenzaal. Hengelosestraat 58, 7572 BR Olden-
zaal, the Netherlands.

Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132: 780-782

bepaalde weersomstandigheden, een onvoldoend zware zand-
laag op de maïskuil, het gebruik van een Lactobacillus start-
cultuur en het zich dicht bij elkaar bevinden van de ligboxen-
stal en de rijkuil van de maïs.

Introduction

Intoxications on farms sometimes originate from unexpected
sources. For example, many farmers and veterinarians are not
aware of the possibility that toxic gases from newly made
silage can be dangerous to themselves and to their livestock.
Grain, particularly maize, can accumulate high quantities of
nitrates, and significant amounts of nitrogen dioxide (NO^)
can be released during the first 24 to 48 hours of silage fer-
mentation. Inhalation of the gas by workers inside the silo can
cause a severe chemical pneumonia known as \'Silo Filler\'s
Disease\' (SFD). SFD is mainly observed in humans entering
upright forage silos for inspection, maintenance, and clean-
ing (9, 10) and has been reported in various countries world-
wide, such as the USA (2, 7, 14, 17), Canada (5), Japan (16),
Poland (8), Germany (1), Switzerland (3) and Denmark (4).
In New York State, the estimated annual incidence of SFD is
5 cases per 100,000 among farm workers, with a case fatality
rate of 20 percent (17). Although SFD in humans has been
reported in many countries, it has only occasionally been re-
ported in livestock. SFD was suspected in dairy cattle with
coughing and dyspnoea and was thought to be caused by
opening the door of the chute of an upright maize silo during
feeding (6). Possible or confirmed cases of silo gas poisoning
have been reported in a bull in the UK (11), in young calves
in Ireland (13) and in pigs in Northern Ireland (12). In the
present article a severe case of SFD observed in dairy cattle
in the Netherlands is presented.

Toxic silo gases

Nitrogen dioxide is produced from protein and non-protein
nitrogen compounds (nitrate nitrogen) present in roughage
during the first days of silaging. Nitrate and nitrite com-
pounds are converted, via the intermediate formation of gas-
eous nitrite oxides such as nitrous oxide (N^O), nitric oxide
(NO), nitrogen dioxide (NO^), nitrogen trioxide (N^Oj), and
dinitrogen tetroxide (N^O^), into ammonia. Nitric oxide is the
main oxide of nitrogen produced in the process. It is a colour-
less gas that spontaneously oxidizes to the reddish-brown
heavy gas nitrogen dioxide on exposure to air (12,13). Under
normal closed anaerobic conditions, ammonia will be
removed by lactic acid-producing bacteria in 3 to 7 days.
Nitrous acid, which can injure the lung, is formed by the reac-
tion of nitrogen dioxide with water in the airways (15). Clini-
cal signs after inhalation are transient upper respiratory tract
irritation in mild cases, and dyspnoea due to pulmonary oede-
ma and bronchiolitis obliterans in more severe cases (7). In
fatal cases, diffuse alveolar damage with hyaline membranes
and haemorrhagic pulmonary oedema and acute oedema of
the airways are found at necropsy (2, 12). Nitrogen dioxide
emits an odour similar to that of household bleach. It is rapid-

-ocr page 303-

ly formed in farm silos that are filled with fresh organic mate-
rial (e.g., grass, maize and grains), and within hours toxic to
lethal levels of the gas, which is heavier than air, can accumu-
late on top of silage (15). Concentrations in excess of 25 ppm
can be hazardous. The effect on the lungs is often so subtle
that the victim may not realize the seriousness of the exposure
until it is too late. Inhalation of 50 to 75 ppm for 30 to 60 min-
utes can cause bronchitis; 50 to 100 ppm causes chemical
pneumonia; 150 to 200 ppm causes a severe fibrosis type of
pneumonia; 300 to 400 ppm severe lung damage, fatal in 2 to
10 days; and over 500 ppm causes acute pulmonary oedema
resulting in death in less than 48 hours. If a horizontal maize
silo is not properly closed, these gases either escape or accu-
mulate under the plastic sheet that covers the maize. For this
reason, the maize in horizontal bunker silos should always be
tightly compressed with a heavy machine such as a tractor and
covered with a plastic sheet with a sufficient quantity of sand
or other heavy material on top to prevent the formation of gas
pockets and to ensure anaerobic conditions.

Clinical history and findings

On a farm with 80 Red Holstein x Maas-Rhine-IJssel cross-
bred dairy cattle, 12.5 ha of maize were harvested on 3 Octo-
ber 2006. A commercial starter culture (15 kg) containing
lactobacillus bacteria was mixed with the maize during har-
vesting of the final 2 ha. The harvest was stored in a horizon-
tal bunker silo with concrete floor and walls, tightly com-
pressed using a wheeled tractor, and covered with a plastic
sheet, after which a thin layer of sand was put on top of it for
pressure. The full length of the maize bunker silo was 2 me-
tres from a cubicle house with an approximately 2-metre high
open wall with a sliding curtain on the side nearest the silo.
The floor of the stable was slightly lower than that of the silo.
The sliding curtain could be opened or closed depending on
the weather conditions. The cubicles were along the side of
the stable, such that the cows\' heads pointed towards the silo.
The cubicle house had a slatted floor with a manure pit un-
derneath. The cows were at pasture during the day and housed
during the night.

781

The farmer noticed a gas pocket underneath the plastic sheet
on the morning of 4 October More sand was put on the silo
and the gas was released from under the plastic sheet. In the
evening the gas pocket had reappeared and it was noticed that
the cows avoided the stable section adjacent to the silo. The
gas pocket pushed the sand away from the surface of the plas-
tic sheet and a reddish-brown vapour escaped (see photo 1).
The farmer tried to put the cows out to pasture but they were
reluctant to go out into the darkness. There was no wind on
4 and 5 October, so the curtain on the open sidewall was raised
less than I metre, leaving an opening of more than I metre.
Because the farmer was worried about the situation, he in-
spected the herd at 3 a.m. on 5 October and noticed that some
cows were restless and dyspnoeic. One 7-year-old cow was in
the stable section adjacent to the silo but looked completely
normal; the other cows were on the other side of the stable.
The 7-year-old cow died at 6 a.m. and the local vet was called
in. The 11 dyspnoeic cows were treated with a corticosteroid
i.m. (Voreen®= dexamethason-21-isonicotinate, Boehringer
Ingelheim). All cows were then milked and turned out to
pasture.

Coloured vapours were again seen coming from the edge of
the plastic sheet covering the silo at 11 a.m. Bluish-white
smoke was going up and reddish-brown smoke was staying
down near the ground. The herd was grazing quietly but the
same animals were still dyspnoeic. At 1 p.m. GD Ruminant
Watch (a service of the Dutch Animal Health Service) was
contacted by telephone for support. The GD specialists sug-
gested that toxic gases such as nitrogen dioxide may be pre-
sent and advised the practitioner to clear the stables, bunker
silo, and environment, to contact the fire brigade so that the
hazardous gases could be analysed, to send the dead animal
in for necropsy, and to send roughage samples for analysis to
the GD laboratory.

The fire brigade arrived at the farm in due course and a spe-
cial team with air pressure masks measured the vapours that
appeared from under the plastic sheet covering the maize
bunker silo. The Drager tubes indicated concentrations of
CH • 3 vol%; CO ■ 25.5 vol%; 02:11.9 vol%. The concentra-

4 \'2 \'

tion of NOx was higher than 2150 ppm, which is the maxi-
mum measurable concentration for the test tube. The CO
concentration was 1481 ppm (higher than 1000 ppm is haz-
ardous for humans). In the stable the concentrations were
lower, but well above the maximum acceptable concentra-
tions. At this time a second cow (a lactating heifer) died, and
6 of the 11 dyspnoeic cows still showed signs of dyspnoea.
These cows was injected i.v with a solution of methylene
blue (3 grams dissolved in 500 ml of physiological saline
solution) to treat nitrite poisoning, as suggested by the brown-
ish discoloured mucosae, at 1.30 p.m. The animals responded
favourably. The fire brigade removed the vapours from the
stable with large ventilators at 2 p.m. It was noticed that the
vapours remained in the manure pit and were difficult to
remove, probably because they were heavier than air The va-
pours were released from under the plastic sheet covering the

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I32, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2007

-ocr page 304-

bunker silo and a thick layer of sand was used to cover the
plastic sheet at 3 p.m.

At milking time (5 p.m.) new measurements showed that the
stable and the milking parlour were free of toxic gases. One
dyspnoeic cow died while walking to the parlour (about 100
metres from the grazing pasture). During milking, the NOx
concentrations rose to 15 and 20 ppm, probably due to air cir-
culating between the manure pit and stable because of the body
heat of the cattle, and extra ventilation was put in place. After
milking was finished, the officer in charge of the emergency
services ordered the three people who had milked the cows
(the farmer, his son, and his wife) to go to hospital for a
30-hour observation period, together with three members of
the fire brigade. The next morning (6 October) the wind was
blowing away from the stable and gas concentrations measured
in the stable were normal. All people admitted to hospital for
observation were discharged the next day after clinical exami-
nation and chest X-rays were without abnormalities. None of
the people experienced long-term adverse health effects.
Examination of the maize samples revealed 0.14 % nitrate in
the dry matter (normal 0.05 - 0.1) and 257 mg/kg nitrite in
the dry matter (nitrite is not normally found in maize). In the
animal that was necropsied, lesions resembling those of SFD
(12) were observed: a foamy content in the tracheal lumen,
petechiae in the tracheal wall and on the heart, and severe
pulmonary oedema. No further abnormalities were found.
The authorities initially considered the maize in the bunker
silo to be chemical waste that should be incinerated, but
learned later that this was not necessary. Vegetation in the
vicinity of the silo had turned brownish and later became
pale, indicating the route the cloud of vapours had taken.

Discussion

An incident like this has not often been reported in the Neth-
erlands, although farmers are familiar with the reddish-brown
gases that sometimes escape from freshly made grass or
maize silage in bunker silos and which cause vegetation in
the direct vicinity to die. In the case reported here, several
factors probably worked together to cause these problems.
The hot and dry weather in July and subsequently the wet Au-
gust caused high levels of nitrate and nitrite in the maize har-
vested in September, when ambient temperatures were rela-
tively high. The sand load on the maize silo was not heavy
enough to prevent gas from accumulating underneath the
plastic sheet. The bunker silo was located alongside and over
the full length of the cubicle house, the front of which opened
onto the silo. There was no wind at all and the maize silo was
slightly higher than the stable, so that the gases flowed down
into the stable. The starter culture of lactobacillus bacteria
may have accelerated the conservation process in the maize
silo. Other cases of SFD reported in the literature mention
that the grass or maize silos were situated very close to the
stables of the affected cattle or pigs (6,11,12,13).
The emergency services functioned well. The fire brigade
acted appropriately with the right equipment. The health au-
thorities were aware of the danger in the short and long term
and sent the people involved to hospital for observation be-
cause SFD may develop several hours after exposure (15).
That the authorities were not familiar with the biochemistry
of maize conservation and initially ordered incineration of
the maize is understandable. They were easily convinced that
the maize did not represent an environmental hazard - in fact
the farmer reported that his cows had an excellent milk yield
when fed on this silage.

Acknowledgements

We like to thank the Westerik family for confidently sharing
information, and Martin Westerik for providing the photo-
graph.

References

1. Desbaumes P. Fatal poisoning by silo gases (carbon monoxide and ox-
ides of nitrogen). Archiv für Toxikologie 1968; 23:160-164.

2. Douglas WW, Hepper NG and Colby TV. Silo-filler\'s disease. Mayo
Clinic Proceedings 1989; 64: 291-304.

3. Eichenberger G, Weber J and Hausser E. Silo filler\'s disease.
Schweizerische Medizinische Wochenschrift 1966; 96: 1652-1655.

4. Fallentin B, Fogh A and Frost J. Poisoning caused by nitrous fiimes dur-
ing ensilage. Silo-filler\'s Disease. Ugeskrift for Laeger 1972; 134: 767-
771.

5. Fleetham JA, Munt PW and Tunnicliffe BW. Silo-filler\'s Disease. Can
Med Assoc J. 1978; 119: 482-484.

6. Haynes NB. Silo Filler\'s Disease in dairy cattle. J Am Vet Med Assoc
1963; 143:593-594.

7. Horvath EP, doPico GA, Barbee RA and Dickie HA. Nitrogen dioxide-
induced pulmonary disease: five new cases and a review of the litera-
ture. Journal of Occupational Medicine 1978; 20: 103-110.

8. Jablonski M, Marcinkowska M, Mianowicz E and Wroblewski D. Ac-
cidental poisoning with silo gas. Polskie Archi wum Medycyny Wewne-
trznej 1997;97:52-55.

9. Jackson L. Grain silo cleanup operation leads to two occupational
deaths. Applied Occupational and Environmental Hygiene 2002; 17:
464-466.

10. Lowry T and Schuman LM. Silo-filler\'s Disease; a syndrome caused by
nitrogen dioxide. J Am Med Assoc 1956; 162: 153-160.

11. MacDonald NR. Possible \'silo gas\' poisoning in a bull. Vet Ree 1992;
131:59.

12. McLoughlin MF, McMurray CH, Dodds HM and Evans RT. Nitrogen
dioxide (silo gas) poisoning in pigs. Vet Ree 1985; 116: 119-121.

13. O\'Kiely P Turiey T and Rogers PAM. Exposure of calves to nitrogen
dioxide in silage gas. Vet Ree 1999; 144:352-353.

14. Pratt DS and May JJ. Feed-associated respiratory illness in farmers. Ar-
chives of Environmental Health 1984; 39: 43-48.

15. Rasmussen MD and Bascom R. Silo Filler\'s Disease. http://emedicine.
com/MED/topic2128.htm (January 2007, visited 27 Feb 2007).

16. Shiramine K, Terai T, Yoshikawa T, Nagai T, Ohmiya H and Ishimaru O.
A case of Silo-filler\'s Disease. Nihon Kyobu Shikkan Gakkai Zasshi
1989; 27:616-619.

17. Zwemer FL Jr, Pratt DS and May J J. Silo Filler\'s Disease in New York
State. Am Rev Resp Dis 1992; 146:650-653.

18 juli 2007
11 september 2007

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

-ocr page 305-

Nieuw! Eenmaal per dag doseren!

Rlmadyl

smakelijke tablenen

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizercom

© 2005 pnzer Animal lleallh bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam PTlzer Inc., N.Y., U.S.A.

Rimadyl* smakelijke tablenen • werkzame stof; carprofen: REG NL 10021, 10022 en
10023 • diergeneesmiddel • doeldier: hond • indicaties; ter vermindering van ontsteking en pijn
bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet en ter bestrijding van post-ope-
ralieve pijn • dosering; Ixdaags 4mgAg lichaamsgewicht Om de pijnstillende en anti-inflamma-
toire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl* na 24 uur
gevolgd worden door Rimadyl* smakelijke tabletten gedurende 5 dagen • toedienings-weg; oraal •
toedieningsvorm; smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg • contraindicaties; niet gebruiken bij
drachtige dieren • contraindicaties; niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulce-
ratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product • bijvi/erkingen; bra-
ken kan in zeldzame gevallen voorkomen • Pfizer Animal Health, Postbus 37.2900 AA Capelle a/d
IJssel. Telefoon; 010 - 4C£ 46 00, verdere informatie op verzoek beschikbaar

-ocr page 306-

Uniek. Niet te imiteren combinatie
van doeltreffendheid en veiligheid !

Zubrin mag als enige NSAID ingezet worden bij lichte
nierinsufficiëntie en interfereert niet met ACE-remmers.

Daardoor is Zubrin bijzonder geschikt voor osteo-arthrose
patiënten die om langdurige behandeling vragen.

Zubrin, een verstandige keuze bij behandeling van chronische pijn.

Benaming van het diergeneesmiddel: Zubrin 50 mg, lOOmg, 200iiig lyofilisaten voor oraal gebruik bij tionden. Gehalte aan werkzame en overige bestanddelen: Werkzaam bestanddeel Tepoxaline, 50 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik ^
Tepoxaline 100 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik / Tepoxaline, 200 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik. Li
jst hulpstoffen Hulpstoffen tot 60 mg Kubrin 50 mg), hulpstoffen tot 120 mg (Zubrin 100 mgl, hulpstoffen tot 240 mg (Zubrin 200 mgi.
Doeldier: Hond Indicaties: Vermindering van de ontsteking en verlichting van de pijn veroorzaakt door acute musculoskeletale aandoeningen of acute verergering van chronische musculoskeletale aandoeningen. Dosering en vnjze van toedie-
ning: 10 mg tepoxaline per kg lichaamsgewicht eenmaal per dag. Oe duur van de behandeling hangt af van de klinische respons. De condihe van de hond moet elke week opnieuw beoordeeld worden om te bepalen of de behandeling voortgezeti
moet worden. De behandeling mag met langer dan 4 opeenvolgende weken duren. Het gewicht van het dier dient nauwkeurig bepaald te worden voor de start van de behandeling.Trek de folie los zodat één enkel lyofilisaat voor oraal gebruik in de (
vorm van een ronde tablet vrijkomt. Zorg ervoor dat de handen droog zijn om te voorkomen dat de tablet aan de vingers blijft kleven. Druk de tablet uit de blisterverpakking door op de onderkant te duwen. Leg de tablet in de muil van de hond.
De tablet valt uiteen door contact met vocht Houd de muil van de hond enkele seconden dicht om er zeker van te zijn dat de tablet volledig nat wordt. Dien de tablet toe aan honden binnen 1-2 uur na het voederen. In geval dit met mogelijk ::
of als de hond een rechtstreekse toediening via de muil tegenwerkt, plaats de tablet dan vlak voor toediening in een kleine hoeveelheid bevochtigd voer of een bevochtgd extraatje. Zorg ervoor dat het voer of hel extraatje dat het geneesmiddel!
bevat, volledig wordt opgenomen. Contra-indicaties: Niet gebruiken bi| drachtige of lacterende honden of bi| teven die bestemd zijn voor de fok. Gebruik is gecontraindiceerd bij dieren die lijden aan een hart- of leveraandoening, of bij gevallen :
met een voorgeschiedenis van gastronntestinale ulceraties, of bloedingen, of bij overgevoeligheid voor het product. Niet gebruiken bij honden die lijden aan dehydrabe, hy^volemie of hypotensie, gezien het verhoogde risico op nefrotoxiciteit.,
Bijwerkingen: Braken en diarree kunnen voorkomen na als gevolg van de behandeling. Alopecia en erytheem kunnen nu en dan ook voorkomen. Typische bijwerkingen geassocieerd met NSAlD\'s zijn braken, zachte feces/!
diarree, bloed in feces, verminderde eetlust en lethargie. De behandeling moet onmiddellijk worden onderbroken als dergelijke bijwerkingen optreden. In uitzonderlijke gevallen, vooral bij oudere of gevoelige honden, kunnen
deze ongewenste effecten ernsbg of dodeliik zijn. Tijdens klinisch onderzoek met het product bedroeg de incidentie van gastro-intestinale reacbes (diarree/braken) 10%. Houder van de vergunning voor het in de handel
brengen: Schering-Plough Veterinary, Shire Park Welwyn Garden City, Hertfordshire, AL7 ITW, Verenigd Koninkrijk. RegistraHenummerls) ÜJ, EU/2/00/028/001-008, Nederland. REG NL 9925, REG NL 9926, REG NL
9927 Afleveringswijze / Kanalisatiestatus: België. Op diergeneeskundig voorschrift,
Nederland. UDA. Verdere informatie is verkrijgbaar op aanvraag bij de desbetreffende onderneming.

Rue de Statiestraat 73 Maarssenbroeksedijk 4
1180 Brussel-Bruxelles 3542 DN Utrech t

C^ Schering-Plough Aninnal Health

-ocr page 307-

Rectificatie

In het artikel \'Raad van Toezicht,
Constructieve en intensieve interac-
ties met het bestuur\'
(Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
2007; 132: 773 -
774) is tijdens het redactieproces ten
onrechte een toevoeging aangebracht.
De zin \'De belangrijkste opdracht van de Raad van toezicht
is ...\'moet zijn: \'De belangrijkste opdracht is en blijft het be-
sturen van en toezicht houden op een vereniging waarin de
leden zich kunnen herkennen, met alle aanwezige diversiteit
en verschillende deelbelangen.\'

M RSA-bacterie van varken naar
mens

De MRSA-bacterie springt van varkens over naar mensen,
concluderen onderzoekers van het RIVM uit de eerste resul-
taten van hun onderzoek naar de MRSA-bacterie op 26 var-
kensbedrijven. Het bleek dat op geen van deze bedrijven de
varkenshouder wél besmet was, maar de varkens niet. Wel
waren er vijf bedrijven waar de mensen MRSA-vrij waren,
maar de varkens wel positief testten. Het ging om bedrijven
zonder biggen. Dit zou laten zien dat een intensiever contact
tussen mens en varken de kans op besmetting voor de mens
twee tot drie keer groter maakt.
Bron: Agrarisch Dagblad.

Voorlopige leverbotprognose

De recorddroogte in de maand april van dit jaar heeft de slak-
ken die overwinterden, geen goed gedaan. Vervolgens leid-
den de natte weersomstandigheden in mei en juni tot een ver-
jongde geïnfecteerde slakkenpopulatie in juli. Eind augustus
was de infectie in de slak bijna volgroeid, bleek uit het veld-
onderzoek. Door de relatieve droogte was er over het alge-
meen door de slak nog geen infectie afgezet op het gras. Maar
bij voldoende neerslag komt water in de greppels of op het
land te staan en wordt de infectie op het gras afgezet. De
Werkgroep Leverbotprognose adviseert schapen vier tot zes
weken na het voorkomen van deze situatie te behandelen.
Voor bedrijven waar deze situatie zich niet voordoet, advi-
seert de werkgroep de definitieve prognose af te wachten. Bij
twijfel is het zinvol bloedonderzoek te laten verrichten bij
GD. Medio november volgt een definitief advies.
Bron: Werkgroep Leverbotprognose.

Dies Cerberus

Het particulier veterinair gezelschap Cerberus nodigt alle ho-
norairen, oud-leden en leden uit op zijn Diesviering. Deze
zal plaatsvinden op vrijdag 19 oktober 2007. Ook alle veteri-
naire corpsleden van voor 1961 zijn hiervoor uitgenodigd.
Het bericht eindigt met: \'In de hoop u op 19 oktober massaal
te mogen begroeten aan de heetste haard van het Sticht, on-
derteken ik met een welgemeend en luidschallend Cave.\' Was
getekend: D.J.A. de Jong h.t. abactis Cerberus.

Nieuws

Twintig jaar DIO

Stichting Diergeneeskunde in Ontwikkelingssamenwerking
(DIO) bestaat twintig jaar en organiseert voor die gelegenheid
samen met het Endogenous Livestock Development network
(ELD) het symposium \'The Worid on your plate - Livestock
in a global perspective\'. Het symposium belicht zowel nega-
tieve als positieve aspecten van globalisering in de veehoude-
rij en de dierlijke productie. Dit behelst onder andere de effec-
ten van \'dumping\', landbouwsubsidies en maatregelen ter
controle van infectieziekten, en ook initiatieven die globalise-
ring proberen tegen te gaan om een regionale markt zeker te
stellen. De discussies en uitkomsten van deze dag zullen wor-
den samengevat in een document. Hierin zal aandacht worden
besteed aan de rol van de dierenarts, de veevoorlichter en de
veehouder in de wereldwijde dierlijke productie.
Het symposium wordt gehouden op woensdag 7 november,
van 9.00 tot 17.00 uur in de collegezaal gezelschapsdieren
van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht (ingang Mün-
sterlaan 7). Kijk voor meer informatie op:
www.dio.nl.

Geboorte lakenvelderkalf *De
Uithof

Op 19 juli 2007 werd de Veterinaire Vee Fokkers Club \'De
Uithof\' verblijd door de geboorte van een zwart lakenvelder-
kalf Rosanna\'s Gijsberth is een zoon van de mascottekoe Ro-
sanna Marijke en lakenvelderstier Gijs. De diergeneeskundige
studievereniging fokt sinds 1998 met lakenvelders.
Kijk voor informatie over Rosanna\'s Gijsberth, de vereniging
of aankomende activiteiten op
www.veefokkers.com.

Neospora in Europa

De mate van Neosporabesmetting verschilt sterk tussen Eu-
ropese landen, blijkt uit een studie van GD en Europese part-
ners. In Nederland komt Neospora voor bij 9,9 procent van
de runderen op 22 procent van de melkveebedrijven. Voor
vleesvee gaat het om respectievelijk 13,3 en 76 procent. In
Zweden is de besmettingsgraad veel lager. Daar komt Neo-
spora voor bij 0,5 procent van de runderen en op 16 procent
van de melkveebedrijven. In Spanje komt Neospora weer va-
ker voor, namelijk bij 16,2 procent van de runderen op
63 procent van de bedrijven. Deze verschillen zijn onder
andere te verklaren door klimatologische omstandigheden en
het verschil in infectiegraad bij de hondenpopulatie in de ver-
schillende landen.
Bron: GD Herkauwer.

-ocr page 308-

Voor de eerste keer in Nederland
en Noordwest-Europa is bij geiten
bluetongue aangetoond. Blueton-
gue is een jaar geleden, op 17 au-
gustus 2006, voor het eerst in Ne-
derland aangetoond bij schapen en
iets later bij runderen. De klinische
verschijnselen, diagnostiek en dif-
ferentieeldiagnose van bluetongue
op het eerste besmette geitenbedrijf worden in dit artikel
beschreven.

Klinische verschijnselen deden zich eerder niet voor bij gei-
ten. De meest opvallende klinische verschijnselen op het be-
treffende bedrijf waren acute melkproductiedaling en hoge
koorts (tot 42 graden Celcius). De klinische verschijnselen
waren bij deze geiten minder opvallend dan bij de meeste kli-
nisch zieke schapen en runderen. Enkele geiten vertoonden
oedeem van de lippen en de kop, lichte neusuitvloeiing en
korstvorming op de neus en de lipranden. Tevens was er spra-
ke van erytheem van de uierhuid met kleine subcutane bloe-
dingen. Evenals vorig jaar bij het allereerste geval van blue-
tongue in Noordwest-Europa leidde een goede samenwerking
tussen practicus, specialisten van GD-Deventer (GD-veekij-
ker), de dierziektenspecialist van de VWA en CIDC-Lelystad
in Nederland tot de eerste, snelle melding en de bevestiging
van de bluetongueverdenking.

Inleiding

Bluetongue is als ziektebeeld voor het eerst beschreven in
Zuid-Afi^ika nadat aan het eind van de achttiende eeuw Meri-
no\'s uit Europa waren binnengehaald (10). Het Onderstepoort
Veterinary Institute heeft gedurende vele jaren bijna als enige
instituut in de wereld onderzoek verricht naar deze aandoe-
ning en de virale oorzaak en transmissie ervan vastgesteld
(6). Van het bluetonguevirus bestaan 24 serotypes. Blueton-
gue komt tegenwoordig wereldwijd voor, vooral in een ge-
bied tussen 40 graden noorderbreedte en 35 graden zuider-
breedte. In het verleden is bluetongue verschillende malen
het zuiden van Europa binnengedrongen, maar de ziekte heeft
zich daar toen niet kunnen handhaven (7), hoewel sommige
uitbraken jarenlang duurden en met ernstige verliezen ge-
paard gingen. Zo eiste de uitbraak van bluetonguevirus sero-
type 10 in Spanje en Portugal van 1956 tot 1960 180.000
slachtoffers onder schapen maar in de ruim twintig daarop-
volgende jaren bleef de ziekte weg (5). Tussen 1998 en 2001
deden zich verschillende uitbraken van bluetongue voor in
het gebied rond de Middellandse Zee. Hierbij waren in ieder
geval de serotypes 9, 16,4 en 2 betrokken en het totale aantal

\' GD Deventer. Postbus 9. 7400 AA Deventer. Corresponderend auteur, e-mail:

d.dercksen@gddevenler.com.
^ Veterinair Centrum Someren b.v.
\' VWA TLP Someren 1.

^ Centraal Instituut voor DierziekteControle Lelystad, onderdeel van Wageningen
Universiteit en Onderzoekscentrum (CIDC-Lelystad).

Uit en
voor de
praktijk

Summary

First outbreak of bluetongue in goats in the Nether-
lands

For the first time, bluetongue has been diagnosed in goats
in the Netherlands and in Northwest-Europe. On the 17th
of August 2006, bluetongue was for the first time diagnosed
in sheep and a little later in cattle in the Netherlands. The
clinical symptoms, diagnostics and differential diagnosis
of bluetongue (BT) in goats in the Netherlands are de-
scribed. The most obvious clinical signs were an acute
drop in milkproduction and high fever (up to 42°C). Clini-
cal signs were less obvious than usually seen for clinically
diseased sheep and cattle. A few goats showed oedema of
the lips and the head, some nasal discharge and scabs on
the nose and lips. Further, erythema of the skin of the ud-
der and small subcutaneous hemorrhages were seen.
Just like one year ago, for the very first suspicion of blue-
tongue in Northwest-Europe, a good collaboration be-
tween practitioners, specialists of the Animal Health Ser-
vice (GD Deventer), the Specialist Team of the Food and
Consumer Product Safety Authority (VWA), and the Cen-
tral Institute for animal Disease Control (CIDC-Lelystad)
in the Netherlands, led to the first and rapid notification
and confirmation of the suspicion of bluetongue.

Eerste bluetongue-uitbraak bij geiten in Nederland: beschrijving van
de klinische verschijnselen en differentieeldiagnose

D. Dercksen\', N. Croot Nibbelink\', R. Paauwe\\ A. Back)é, P. van Rijn\'\' en P. Vellema\'.

(Please note that this article is a non-reviewed contribution. All reviewed contri-
butions can he found in the section \'Wetenschap\'.}

slachtoffers onder schapen bedroeg minimaal driehonderd-
duizend (8). Deze slachtoffers vielen niet alleen door de ziek-
te maar waren ook het gevolg van ruimingen in een poging de
uitbraak te stoppen of om redenen van dierenwelzijn. Naast
bovengenoemde serotypes komt ook serotype 1 voor in Euro-
pa (4) en aan de oost- en zuidgrens van Europa komen de se-
rotypes 2,4,6, 9, 10, 13 en 16 voor (8).
Bluetongue is een door insecten overgebrachte en daarmee
seizoensgebonden virusinfectie van (wilde) herkauwers met
wisselende klinische beelden, maar primair geassocieerd met
vasculaire schade. Een bluetongue-infectie is niet direct be-
smettelijk; de infectie wordt door insecten overgebracht. Bij
een bluetonguebesmetting wordt het virus door knutten
(Cu-
licoides species)
tijdens de bloedmaaltijd in de bloedbaan ge-
bracht. Het bluetonguevirus vermenigvuldigt zich in lymf-
klieren, bloedvormende organen en de endotheelcellen van
kleine bloedvaten. Door beschadigingen aan de kleine bloed-
vaten treedt vaatlekkage op met bloedinkjes, trombose en oe-
deemvorming als gevolg. Deze gevolgen zijn vaak het duide-
lijkst zichtbaar aan de perifere lichaamsdelen: bloedinkjes en
oedeem van lippen, mondslijmvlies, neusspiegel en neus-
slijmvlies, oogleden, oren, spenen en de distale delen van de
poten. Vooral in de mondholte treedt na enkele dagen erosie
van het slijmvlies op; dieren met dit verschijnsel speekselen
vaak en hebben neusuitvloeiing. De vochtuittreding in en
rond de klauwtjes kan leiden tot meer of minder ernstige

-ocr page 309-

kreupelheid. Kreupelheid kan ook het gevolg zijn van spier-
necrose. Subcutaan oedeem en longoedeem komen ook re-
gelmatig voor. Het typische beeld met een sterk gezwollen
blauwe tong waaraan de ziekte haar naam ontleent, komt
maar zelden voor.

Volgend op een besmetting hebben de dieren vaak meerdere
dagen hoge koorts, tot meer dan 41 graden Celcius. Door de
verhoogde lichaamstemperatuur is de ademfrequentie vaak
verhoogd; longoedeem kan dit beeld verergeren. Eén tot twee
dagen na de start van de koortspiek is rood- tot paarskleuring
en zwelling van de slijmvliezen in mond en neus vaak opval-
lend. Bij besmette schapen kan \'breuk\' van de wolvezels in
de haarfollikels optreden en dit kan na enkele weken resulte-
ren in meer of minder ernstige kaalheid.
Bij met bluetongue besmette dieren kan de slechte bloed-
voorziening resulteren in spierdegeneratie en -necrose, niet
alleen van de skeletspieren maar ook van de hartspier en dit
kan leiden tot spierstijfheid en hartfalen. Ernstig zieke dieren
kunnen na verloop van een aantal dagen tot weken restloos
herstellen, restverschijnselen over houden, achteruit gaan in
conditie, maar ook sterven. Sterffe kan ook optreden bij die-
ren die weinig of geen klinische verschijnselen hebben ver-
toond. Het virus kan in het dier in rode bloedcellen lang over-
leven. De duur van de viraemie is niet precies bekend, maar
deze zou bij schapen tot vijffig dagen en bij runderen tot hon-
derd dagen aanhouden (8).

Op 17 augustus 2006 werd bluetongue voor het eerst vastge-
steld in Nederland op een schapenbedrijf in het zuiden van
het land (9). Kort daarna werd deze ziekte ook bevestigd in
België, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg, niet alleen bij
schapen maar ook bij runderen. Aan het eind van dat jaar wa-
ren meer dan tweeduizend bedrijven in Noordwest-Europa
officieel besmet verklaard. Het oorzakelijke serotype was se-
rotype 8, een serotype dat daarvoor niet eerder in Europa was

-ocr page 310-

gevonden (3). In juli 2007 deden zich opnieuw uitbraken van
bluetongue voor bij schapen en runderen veroorzaakt door
serotype 8: op 13, 17, 26 en 27 juli, respectievelijk in Duits-
land, België, Nederland en Frankrijk. Op 26 juni 2007 werd
een uitbraak van bluetongue serotype 1 bevestigd in Spanje.
Bij de bluetongue-uitbraak die sinds augustus 2006 in Noord-
west-Europa plaatsvond hadden zich geen klinische ver-
schijnselen voorgedaan bij geiten. In februari 2007 was wel
één geit seropositief bevonden (Van Rijn, persoonlijke com-
municatie). Mogelijk waren bij dit dier klinische verschijnse-
len onopgemerkt gebleven, want een experimentele infectie
met bluetonguevirus bij geiten leidt niet altijd tot duidelijke
klinische verschijnselen (1).

Op donderdag 30 augustus 2007 meldde de praktiserend die-
renarts van een melkgeitenbedrijf met ongeveer zeshonderd
melkgeiten in Someren (Zuid-Nederland) aan GD-Veekijker
een tiental ernstig zieke geiten in een koppel van ruim hon-
derd dieren. Op verzoek van de dierenarts is het bedrijf nog
diezelfde dag door de dierenarts van \'GD Veekijker\' bezocht
en in onderling overleg hebben beide geconstateerd dat blue-
tongue niet viel uit te sluiten. Na de officiële melding is nog
diezelfde middag het bedrijf bezocht door een dierenarts van
de VWA (Voedsel- en Waren Autoriteit) en zijn de benodigde
bloedmonsters genomen. Binnen een dag werd de diagnose
bluetongue bevestigd door CIDC-Lelystad.

Casuïstiek

Bedrijf:

Het betreft een melkgeitenbedrijf met bijna 800 geiten (in-
clusief opfok) waarvan 450 volwassen melkgeiten verdeeld
over vier met stro ingestrooide potten van elk ongeveer 110
dieren. De geiten waren in vier groepen verdeeld op basis van
productie. Boven alle potten hingen drie ventilatoren per pot.
De aflamperiode op het bedrijf liep van februari tot mei en
het dekseizoen stond weer voor de deur De gemiddelde
melkproductie lag met 1150 kilogram melk per gemiddeld
aanwezige melkgeit per jaar (met 4,09 procent vet en 3,41
procent eiwit) ruim boven het landelijk gemiddelde. Op het
melkgeitenbedrijf waren ook zes runderen aanwezig.

788

TijDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL i32, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2oo7

Anamnese:

De problemen zijn volgens de geitenhouder rond 21 augustus
begonnen bij de dieren in de hoogproductieve groep. Deze
groep bevond zich in dat deel van de stal dat het dichtst bij
het weiland ligt, waar zes jonge pinken van acht tot tien
maanden liepen. De dieren die problemen vertoonden, had-
den te rode uiers, waren suf en produceerden minder melk
dan daarvoor Een week daarvoor had één geit gedurende on-
geveer een dag een dikke kop gehad, maar de zwelling was
zonder behandeling verdwenen. Omdat de veehouder rond de
start van de problemen vijftig dieren in de hoogproductieve
groep had gesponsd om ze te laten insemineren, had hij aan-
vankelijk een relatie gelegd met deze ingreep, tot het hem op-
viel dat er ook dieren ziek werden die niet waren gesponsd.
Ook vermoedde de geitenhouder aanvankelijk een relatie met
het uitmesten van de stal in diezelfde periode. Op 30 augus-
tus consulteerde de geitenhouder zijn practicus.

Klinische bevindingen:

Op 30 augustus waren tien geiten in een koppel van 110 die-
ren emstig ziek en hadden hoge koorts, variërend van 40,7 tot
42,1 graden Celsius. De geiten vertoonden een iets verhoogde
ademfrequentie. Bij drie van de tien geiten was sprake van een
geringe verdikking van lippen en neusspiegel. Deze dieren le-
ken iets meer lippenspel te vertonen en liepen een beetje stijf
Bij twee geiten was tevens sprake van slappe uiers met een te
rode en warme uierhuid met kleine subcutane bloedinkjes. Bij
enkele dieren was sprake van een geringe Conjunctivitis. Voor-
al de hoogproductieve geiten met koorts vertoonden een flinke
melkproductiedaling van ongeveer twee tot drie kilogram
melk per dier per dag. Sommige geiten gaven niets meer De
totale melkproductie op dit bedrijf was afgenomen met onge-
veer 250 kilo melk per drie dagen. Alle geiten met klinische
verschijnselen hadden een verminderde eetlust en een inge-
vallen pens. Overige verschijnselen waren niet aanwezig.
Daarmee waren de klinische verschijnselen minder duidelijk
dan bij de meeste klinisch zieke schapen met bluetongue.
Eén tot twee dagen na het optreden van de eerste klinische
verschijnselen was de melkproductie nog steeds verlaagd.

-ocr page 311-

maar de uiers waren duidelijk minder rood.
De klinische verschijnselen bleven niet beperkt tot de hoog-
productieve dieren; de besmetting breidde zich met een snel-
heid van vijf tot tien dieren per dag uit over het gehele bedrijf
Bij de meeste geiten zakte de lichaamstemperatuur zonder
behandeling in vier tot vijf dagen naar 38,5 tot 39,5 graden
Celcius. De eetlust nam dan ook geleidelijk iets toe. De pro-
ductiedaling was het duidelijkst bij de hoogproductieve
geiten; bij sommige dieren daalde de dagproductie van
5,5 liter naar nul liter. Na één tot anderhalve week kwam bij
de meeste dieren de productie langzaam weer op gang. Tien
dagen na het stellen van de diagnose bluetongue hadden vol-
gens de geitenhouder zestig dieren verschijnselen passend bij
bluetongue vertoond. Vijftien voornamelijk hoogproductieve
geiten produceerden nog steeds geen melk.
Klinisch zieke geiten met hoge temperatuur (meer dan
40,0 graden Celcius) leken na behandeling met een NSAID
(Rimadyl Cattle®, Pfizer Animal Health) sneller te herstellen
dan dieren die niet werden behandeld, en ook de melkproduc-
tie leek bij deze dieren minder te dalen.

Laboratoriumdiagnostiek

Gepaarde monsters, EDTA-bloed en serumbloed van geiten
met klinische verschijnselen zijn opgestuurd naar het CIDC-
Lelystad om de verdenking op bluetongue te bevestigen met
de gebruikelijke laboratoriumtesten. Voor het aantonen van
genetisch materiaal van het bluetonguevirus is gebruikge-
maakt van de \'reverse transcriptase polymerase chain reac-
tion assay\' (PCR-test). Deze test is door het CIDC-Lelystad
ontwikkeld en uitgebreid gevalideerd op EDTA-bloed van
runderen en schapen in de periode van augustus 2006 tot
maart 2007 (manuscript in bewerking). Alle zes EDTA-
bloedmonsters gaven een duidelijk positieve testuitslag. Gei-
ten worden ongeveer vier dagen na infectie PCR-positief (1).
Serumbloed werd getest met de commercieel verkregen com-
petitieve ELISA (ID.VET). Ook deze test is gevalideerd voor
serumbloed van runderen en schapen. Vier van de zes geiten
waren duidelijk seropositief voor bluetongue. Twee van de
zes dieren waren negatief Vermoedelijk waren deze dieren
kort (vier tot dertien dagen) voor het bloedtappen geïnfec-
teerd geraakt en dus nog seronegatief (1).

Differentieeldiagnose

Bij de differentieeldiagnostiek is het altijd mogelijk een lange
lijst van aandoeningen te maken. Daarbij geldt: hoe minder
specifiek de symptomen, hoe langer de lijst. In onderstaande
lijst is op basis van de bovengenoemde verschijnselen een
opsomming gemaakt van aandoeningen waaraan gedacht zou
kunnen worden.

Bij geiten kan differentieeldiagnostisch worden gedacht aan:

• mond-en-klauwzeer;

• ecthyma;

■ haemonchose;

• fotosensibiliteit;

• longontsteking;

peste des petits ruminants.

Discussie

• Mond-en-klauwzeer: bij mond-en-klauwzeer hangen
de klinische verschijnselen af van het virustype. Tijdens de
mond-en-klauwzeeruitbraak van 2001 vertoonden schapen
nauwelijks klinische verschijnselen, terwijl runderen en
geiten zeer duidelijke klinische verschijnselen vertoonden.
Geiten hadden duidelijke blaasjes op de uier en vertoonden
kreupelheid en in een enkel geval ontschoening.

Ecthyma: bij deze aandoening treedt bij geiten soms eerst
zwelling van de lippen op en daarna ontstaan de typische pa-
pillomateuze laesies aan oren, oogleden, neus en lippen en
soms aan kroonranden, vulva en preputium. Vooral de in-
wendige vorm van ecthyma kan, zeker in het acute stadium,
overeenkomsten vertonen met de verschijnselen die bij blue-
tongue bij het schaap voorkomen en minder met de boven
beschreven kliniek bij de geit.

• Haemonchose: bij haemonchose zijn oedeem tussen de
kaaktakken, sloomheid en bleekwitte slijmvliezen kenmer-
kend. Dieren met haemonchose hebben niet een verhoogde

Foto 6b. Zelfde geit, drie dagen later: de uier is minder rood. (Foto\'s:
N. Groot Nibbelink)

-ocr page 312-

lichaamstemperatuur. Bovendien past haemonchose niet in
de differentieeldiagnose op een geitenbedrijf waar de geiten
altijd binnen worden gehouden en geen vers gras gevoerd
krijgen. Bij bluetongue zijn de slijmvliezen niet papierwit,
maar eerder roodpaars met bloedingen of laesies.

• Longontsteking: dieren met longontsteking hebben vaak
een verhoogde ademfrequentie en neusuitvloeiing. Dieren
met bluetongue hebben soms een verhoogde ademfrequentie
door longoedeem. Bij de geiten op het beschreven bedrijf is
dit nog niet waargenomen. Door een secundaire bacteriële in-
fectie kan een longontsteking ontstaan.

Peste des petits ruminants: dieren met deze aandoening
zijn ernstig ziek en hebben hoge koorts, oog- en neusuit-
vloeiing en mondlaesies. De laesies zijn aanwezig in het hele
maagdarmkanaal, waardoor ernstige diarree optreedt. In een
later stadium treden ademhalingsproblemen en hoesten op en
sterfte na ongeveer één week. Bij schapen is het verloop min-
der acuut en sterven slechts enkele dieren.

Conclusie

De symptomen van bluetongue bij geiten zijn niet altijd even
duidelijk, maar door een gedegen klinisch onderzoek is het
uitspreken van een waarschijnlijkheidsdiagnose wel moge-
lijk. Als bluetongue niet is uit te sluiten, moet de verdenking
van bluetongue direct worden gemeld bij het centrale meld-
nummer van VWA (045-5354232).

Dankzegging

De auteurs danken de geitenhouder van het eerste geitenbe-
drijf met bluetongue in Nederland voor zijn gastvrijheid en
hulp bij het beschrijven van de verschijnselen. Ook de con-
tacten met medewerkers van VWA, (incident en crisiscen-
trum) en de directie VD van het ministerie van LNV werden
door de auteurs als zeer prettig en ondersteunend ervaren.

Referenties

1. Backx A, Heutink CG, van Rooij EMA, and van Rijn PA (2007). Clini-
cal signs by Bluetongue virus serotype 8 in sheep and goats, (accepted
in
Vel. Rec)

2. Dercksen D and Lewis C. Bluetongue virus serotype 8 in sheep and
cattle: a clinical update. In practice, June 2007: 314-318.

3. EFSA, European Food Safety Authority. Epidemiological analysis of
the 2006 bluetongue vims serotype 8 epidemic in north-western Euro-
pe, 2007.

4. Elliott H. Overview of the characteristics of bluetongue virus that make
it a problem and a pathogen. On alert for bluetongue, Bosworth Hall
Hotel, Market Bosworth, Warwickshire, United Kingdom, February
19,2007.

5. Gorman BM. The bluetongue viruses. Curr Top Microbiol Immunol
1990; 162: 1-19.

6. Howell PG. The antigenic classification and distribution of naturally
occurring strains of bluetongue virus. J South African Vet Med Assoc
1970; 41 (3): 215-223.

7. Mellor PS and Boorman J. The transmission and geographical spread
of African horse sickness and bluetongue viruses. Ann Trop Med Para-
sitol 1995 Feb; 89(1): 1-15.

8. Mellor PS and Wittmann EJ. Bluetongue virus in the Mediterranean
Basis 1998-2001. The Veterinary Journal 2002; 164:20-37.

9. Van Wuijckhuise L, Dercksen D, Muskens J, de Bruin J, Scheepers M
and Vrouenraets R. Bluetongue in the Netherlands; description of the
first clinical cases and differential diagnosis. Common symptoms just a
little different and in too many herds. Tijdschr Diergeneeskd 2006, Sept
15; 131 (18): 649-54.

10. Verwoerd DW and Erasmus BJ. Bluetongue. In: Coetzer JAW, Thom-
son GR, Tustin RC, eds. Infectious Diseases of Livestock with special
reference to Southern Africa. Cape Town, South Africa: Oxford Uni-
versity Press, 1994; 443-459.

Wetenschap op internet

• Wat stond er nou precies?

• Waar ging het ook al weer over?

• Hoe was de studie eigenlijk opgezet?

Op zoek naar een wetenschappelijk artikel uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde? Kijk op onze website! Daar vindt u alle
artikelen uit de sectie \'Wetenschap\', van januari 2005 (jaargang 130) tot zes maanden geleden. De volledige teksten zijn
beschikbaar in PDF-formaat,
Surf naar:
www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl.

-ocr page 313-

m\'

aCV-V-

jXltijd vrij van teken met Tick-fence\'

esculaap Diergeneesmiddelen Holland

"ijlstraat 35 5281 U Boxtel Postbus 35 5280 AA Boxtel T: 0411 67 75 00 F: 0411 68 60 50
ck-fence\'\', Reg. NL 10248 productinformatie op aanvraag verkrijgbaar.

%cLine 1

-ocr page 314-

Vogelgriep: de rol van de Wereld Organisatie voor Diergezondheid
(OIE)

Christianne Bruschke, Gideon Brückner, Willem Droppers en Bernard Vallat

Vogelgriep is het afgelopen jaar in Nederland uitgebreid
in het nieuws geweest. Omdat wilde vogels in omliggende
landen waren geïnfecteerd, werden het risico van intro-
ductie in Nederland en de herinnering aan de vogelgriep-
uitbraak in 2003 belangrijke nieuwsonderwerpen. Ook
het risico dat het circulerende virus zich zou ontwikkelen
tot een virus dat op grote schaal mensen zou kunnen be-
smetten (humane pandemie), werd in de media veelvul-
dig naar voren gebracht. Tijdens de vogeltrek werden in
Nederland maatregelen genomen om infectie van pluim-
vee door wilde vogels te voorkomen. Toen de vogeltrek
voorbij was en er geen infecties in Nederland geconsta-
teerd waren, is het nieuws over de vogelgriep weer naar
de achtergrond verdwenen. Ook het feit dat Nederland te
maken kreeg met een nieuwe hier nog onbekende dier-
ziekte, bluetongue, heeft daarbij uiteraard een rol ge-
speeld. Internationaal gezien is vogelgriep echter nog
steeds zeer actueel. In dit artikel wordt de rol van de We-
reld Organisatie voor Diergezondheid (OIE) (1) en ande-
re internationale organisaties bij de preventie en de be-
strijding van deze ziekte besproken.

De eerste uitbraken van hoogpathogeen aviaire influenza
(HPAl) veroorzaakt door het H5Nl-subtype werden eind
2003 en begin 2004 gerapporteerd in Oost- en Zuidoost-Azië.
Tot midden 2005 bleef de infectie beperkt tot deze regio maar
vanaf dat tijdstip werd een snelle spreiding gezien naar Cen-
traal-Azië, het Midden-Oosten, Oost- en Midden-Europa, en
in begin 2006 naar Afrika. Eind 2006 hadden 55 landen offi-
cieel uitbraken van de ziekte aan de OIE gerapporteerd, wa-
ren er meer dan 300 miljoen dieren gestorven of gedood en
waren er 157 mensen na infectie met het virus gestorven. De
voortdurende uitbraken van H5N1 in pluimvee hebben grote
sociaal-economische gevolgen, vooral in de getroffen ont-
wikkelingslanden waar veel mensen door het verlies van hun
pluimvee een belangrijke bron van inkomsten zijn kwijtge-
raakt. HPAl H5N1 is een zoönose en eind 2006 waren er bij
de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) in totaal 261 hu-
mane infecties gerapporteerd waarvan 114 in 2006 (2). Er be-
staat nog steeds angst voor het ontstaan van een pandemisch
influenzavirus uit deze humane infecties. Door langzame
adaptatie of door recombinatie met een humaan influenzavi-
rus zou de H5Nl-stam zich kunnen ontwikkelen tot een pan-
demisch virus, met mogelijk vele doden tot gevolg. De po-
tentiële dreiging van een humane pandemie is een belangrijke
reden voor de gecoördineerde internationale aanpak, de inte-
resse van donoren en vooral ook voor de aandacht van de in-
ternationale media voor deze dierziekte.

Belangrijke risicofactoren voor verspreiding

Ondanks de grote inspanningen op nationaal, regionaal en in-
ternationaal gebied in 2005 en 2006 is het niet gelukt het vi-
rus uit te roeien of verdere verspreiding vanuit de geïnfec-
teerde regio\'s te beperken. Hoewel er nog veel onbekend is
over de oorzaken van de snelle verspreiding van deze stam
over drie continenten, is het toch mogelijk een aantal factoren
op een rijtje te zetten die hierbij een rol spelen.
Hoogkwalitatieve veterinaire diensten zijn essentieel in de be-
strijding van dierziekten, maar landen met zwakke economie-
en hebben vaak helemaal geen of zeer slecht ontwikkelde ve-
terinaire diensten met onvoldoende personele en financiële
middelen en daardoor ook onvoldoende kwaliteit. Dit is een
belangrijke risicofactor in de verspreiding van HPAl. In veel
Afrikaanse landen is het moeilijk op verdachte bedrijven in-
specties te doen omdat er bijvoorbeeld onvoldoende geld is
voor benzine of de auto\'s of brommers kapot zijn en er geen fi-
nanciële middelen zijn voor reparatie. In enkele landen zijn de
laatste jaren onvoldoende nieuwe dierenartsen opgeleid. Wan-
neer de mogelijkheid om inspecties uit te voeren wel bestaat,
is er vaak geen materiaal om monsters te nemen en deze tij-
dens het transport naar het laboratorium koel te houden. Arme
landen kunnen meestal ook geen hoogwaardige laboratorium-
diagnostiek uitvoeren vanwege het gebrek aan reagentia en een
slechte laboratoriuminfrastructuur. Het verzenden van mon-
sters naar OIE- of FAO-referentielaboratoria is wel mogelijk
maar is duur. Voor uitgestrekte landen zoals Indonesië en Chi-
na blijkt het lastig de veterinaire diensten zodanig te organise-
ren dat alle regio\'s van het land bereikt kunnen worden.
Veel landen hebben sterk gedecentraliseerde overheden waar-
door het lastig is een uniforme bestrijdingsstrategie te imple-
menteren. Vaak zijn meerdere ministeries en vele afdelingen
elk verantwoordelijk voor een klein deel van het probleem en
is er geen nationale \'task force\' waarin betrokkenen samen de
strategie bepalen. Enkele landen, zoals Indonesië, hebben
niet de juiste wetgeving geïmplementeerd om de noodzake-
lijke maatregelen te kunnen nemen of hebben niet de logis-
tiek om de uitgevaardigde regels te kunnen controleren. Vaak
is er geen of nauwelijks contact tussen de humane en de vete-
rinaire sector.

Het ruimen van geïnfecteerde dieren en contactdieren bij een
uitbraak van HPAl betekent een financieel veriies voor eige-
naren. Om hen te stimuleren ziekteverschijnselen bij hun die-
ren te melden, is het van groot belang dat zij bij het verlies
van hun dieren schadeloos worden gesteld. De overheid van
een land moet tot een dergelijke regeling besluiten voor er
uitbraken zijn en ervoor zorgen dat de eigenaren weten dat zij
bij uitbraken schadeloos zullen worden gesteld en voor welk
bedrag. Het succes van een regeling staat of valt met een juis-
te balans. De regeling moet de diereigenaar stimuleren een
ziekte-uitbraak te melden, maar niet leiden tot het bewust
verspreiden van de ziekte om voor de schadevergoeding in
aanmerking te komen (3). Wanneer er geen regeling tot scha-
deloosstelling is, zullen de meeste eigenaren in ontwikke-
lingslanden niet overgaan tot het melden van ziekte maar zul-
len ze kiezen voor de voor hen beste financiële optie, zoals
het op de markt verkopen van de dieren of het gebruik voor
eigen consumptie. Eigenaren zullen meestal niet graag de
eerste zijn die een infectie in een nieuw gebied melden, daar-
om is het belangrijk een aparte bepaling op te nemen voor de
eigenaar die het eerste geval meldt.

-ocr page 315-

De OIE

De drie leidende wereldorganisaties bij de aanpak van de
aviaire influenza zijn de Wereld Organisatie voor Dierge-
zondheid (OIE) in Parijs, de Voedsel- en Landbouworga-
nisatie (FAO) in Rome en de Wereld Gezondheids Orga-
nisatie (WHO) in Geneve. Daamaast spelen onder andere
de Wereldbank, de EU en vele niet-gouvernementele or-
ganisaties een rol.

De OIE is een wereldorganisatie die in 1924 door 28 lan-
den werd opgericht onder de naam Office International
des Epizootics, met als doel gezamenlijke strategieën te
bepalen voor de surveillance en controle van epizoötische
dierziekten. Momenteel heeft de OIE 168 leden en in
2003 is de naam veranderd in Wereld Organisatie voor
Diergezondheid. Het huidige mandaat van de OIE is het
wereldwijd bevorderen van diergezondheid en dierenwel-
zijn. De organisatie doet dit onder andere door het ver-
schaffen van informatie over de wereldwijde diergezond-
heidssituatie, het bevorderen van internationale handel in
dieren en dierlijke producten, door het ontwikkelen en
vaststellen van internationale diergezondheidsnormen en
het ondersteunen van landen bij het verbeteren van hun
veterinaire diensten. De OIE heeft een lijst van ongeveer
honderd meldingsplichtige ziekten, die is vastgesteld
door de lidstaten. Lidstaten zijn verplicht uitbraken van
ziekten op deze lijst binnen 24 uur aan de OIE te melden,
waarna deze informatie op de website wordt geplaatst.
HPAI is één van de ziekten op de OIE-lijst. Meldings-
plichtige HPAI is gedefinieerd als een ziekte van pluim-
vee. Dat betekent dat het land alleen als geïnfecteerd
wordt beschouwd bij een besmetting van pluimvee. Een
infectie van wilde vogels dient wel gemeld te worden om-
dat het van epidemiologisch belang is, maar het zal de in-
fectiestatus van het land niet veranderen en mag volgens
de OIE-normen ook niet tot handelsbelemmeringen lei-
den. De
OIE Manual for Diagnostic Tests and Vaccines
for Terrestrial Animals
(II) bevat richtlijnen voor de di-
agnostiek van meldingsplichtige ziekten en algemene en
ziektespecifieke richtlijnen voor productie van vaccins.
Het is van groot belang dat landen uniforme diagnostiek
uitvoeren volgens deze door de lidstaten geaccepteerde
methoden zodat het mogelijk is de infectiestatus van een
land te baseren op de uitkomsten van dit onderzoek.
De OIE ontwikkelt de internationale normen met betrek-
king tot diergezondheid en zoönosen en de veilige inter-
nationale handel in dieren en dierlijke producten onder
mandaat van de \'Agreement on the application of Sanita-
ry and Phytosanitary Measures\' (WTO-SPS agreement)
van de Wereldhandelsorganisatie (12). De normen staan
in de OIE terrestrial animal health code (13).

Over de hele wereld vindt er bijzonder veel handel plaats in
levend pluimvee en pluimveeproducten, maar ook in wilde
vogels, vechthanen (vooral in Azië) en dierentuindieren. In-
ternationale handel volgens de normen van de OIE zal slechts
een minimaal risico van verspreiding opleveren, maar helaas
vindt handel niet altijd plaats volgens deze normen. Verder is
er veel smokkel van levende dieren, wat bijdraagt aan de ver-
spreiding van HPAI en andere dierziekten. Ook nationale
handel kan in hoge mate bijdragen aan de verspreiding van

HPAI in het land. Azië heef^ veel vogelmarkten waar handel
en slacht plaatsvinden en deze markten kunnen bijdragen aan
de regionale verspreiding van infecties. In Indonesië zijn en-
kele humane infecties waarschijnlijk afkomstig van contact
met geïnfecteerde dieren op vogelmarkten. Deze markten
worden gezien als een belangrijke risicofactor voor humane
infecties.

In mei 2005 organiseerden de OIE en de FAO een internatio-
nale wetenschappelijke conferentie over wilde vogels en
aviaire influenza. Uit de literatuur (4, 5) blijkt dat wilde
waterfauna geïnfecteerd kan raken en dat vanuit deze popula-
tie ook infecties van pluimvee kunnen plaatsvinden. Er zijn
echter nog veel vragen over de mate waarin dit gebeurt en het
daadwerkelijke risico. Ook zijn er veel vragen met betrekking
tot de gevoeligheid van verschillende vogelsoorten, de migra-
tieroutes, de vliegbewegingen over korte afstand en het al dan
niet ontstaan van dragers. Wel kunnen we stellen dat infecties
over en weer kunnen plaatsvinden en dat het daarom belang-
rijk is de contacten tussen wilde vogels en pluimvee te voor-
komen. Nederland heeft om die reden besloten een ophok-
gebod in te stellen tijdens de vogeltrek, de periode waarin
vogels uit geïnfecteerde landen naar of over Nederland trek-
ken. In Azië en Afrika wordt veel loslopend pluimvee gehou-
den (\'backyard flocks\') en zijn er ook veel kleine bedrijven.
De scheiding tussen dit pluimvee en wilde vogels is in deze
situatie zeer gering en niet eenvoudig te verbeteren. De weten-
schappelijke conferentie heeft aanbevelingen gedaan voor het
onderzoek dat nodig is om antwoorden te vinden op de be-
langrijkste openstaande vragen. (6)

Bestrijden aan de bron

Vanaf het begin van de huidige aviaire infiuenza-epizoötie is
de belangrijkste boodschap van de OIE en de FAO dat aviaire
influenza aan de bron moet worden bestreden. Beide organi-
saties blijven benadrukken dat de ziekte in de pluimveepopu-
latie moet worden aangepakt om de circulatie van het virus in
het pluimvee en de omgeving te verminderen. Op die manier
wordt ook het risico op humane infecties en een eventuele
pandemie verlaagt. Deze boodschap wordt ondersteund door
de WHO, die als primair doel heeft de humane gezondheid te
beschermen. Uitgangspunten bij de bestrijding zijn \'early
warning\', snelle detectie, snelle en transparante melding en
snelle respons. Op de website van de OIE is de officiële uit-
braakinformatie zoals verstrekt door de landen te vinden. Ui-
teraard circuleren er regelmatig geruchten over uitbraken die
(nog) niet officieel zijn gemeld. Deze informatie komt bij-
voorbeeld beschikbaar tijdens regionale bijeenkomsten, door
missies naar landen of via de media. De FAO, de OIE en de
WHO hebben samen het Global Early Warning and Response
System (GLEWS) (7) opgezet, waarin alle beschikbare offi-
ciële en onofficiële informatie van de drie organisaties wordt
uitgewisseld en geanalyseerd. Wanneer er alleen onofficiële
informatie beschikbaar is en geen officiële melding, tracht de
OIE de informatie actief te verifiëren bij de CVO van het be-
treffende land. Na verificatie wordt de informatie op de OIE-
website geplaatst.

Snelle detectie van uitbraken is van groot belang om verdere
verspreiding van het virus te voorkomen. Symptomen van
HPAI moeten meteen worden onderkend door diereigenaren
en dierenartsen. Bij een verdenking is het belangrijk dat een
klinische diagnose snel wordt bevestigd door een laboratori-
um. In Afrika is \'Newcastle disease\' endemisch in pluimvee.
Omdat deze ziekte klinisch niet van HPAI te onderscheiden

-ocr page 316-

is, is een bevestiging in het laboratorium noodzakelijk. Naast
hoogkwalitatieve veterinaire diensten, zijn goede laboratoria
essentieel om tot een snelle diagnose te komen. OIE referen-
tielaboratoria (8) kunnen ondersteuning bieden bij de eerste
diagnose maar bij meer extensieve uitbraken zullen nationale
of regionale laboratoria een rol moeten spelen bij de diagnos-
tiek.

Bij een verdenking van een uitbraak moeten meteen maatre-
gelen genomen worden, zoals het instellen van een vervoers-
verbod, het tijdelijk verbieden van markten en het in quaran-
taine houden van de verdachte dieren. Bij bevestiging van de
infectie of bij een zeer sterk vermoeden moeten de geïnfec-
teerde dieren zeer snel worden gedood. De belangrijkste aan-
vullende maatregelen zijn het verhogen van de \'biosecurity\'
(voorkomen van contact met ander pluimvee, \'all in-all out\'-
systeem, geen transport van en naar vogelmarkten, geen con-
tact met wilde vogels et cetera) en vaccinatie.

De mondiale situatie

Het is niet mogelijk één enkel plan te maken voor de uitroeiing
van aviaire influenza. Iedere regio heeft een specifieke aanpak
nodig, want de infectiestatus, de organisatie van de pluimvee-
sector en de organisatie van de veterinaire diensten zijn in de
verschillende landen niet gelijk. Op basis van de infectiestatus
van pluimvee kunnen landen in verschillende categorieën wor-
den onderverdeeld; 1) nooit uitbraken gerapporteerd, 2) vrij na
infectie en eradicatie, 3) geïnfecteerd met geïsoleerde uit-
braken, 4) endemisch. Als vijfde categorie zouden landen met
een onduidelijke infectiestatus aangemerkt kunnen worden,
landen in een risicogebied met veel pluimvee, gehouden onder
condities met lage \'biosecurity\', zwakke veterinaire diensten,
geen diagnostiek en geen surveillance. Landen als Taiwan, de
Filippijnen, Mongolië en de meeste landen in oostelijk, cen-
traal en zuidelijk Afrika hebben nooit infecties in pluimvee ge-
rapporteerd. Landen met sterke veterinaire diensten (Taiwan)
of met weinig pluimvee (Mongolië) lopen het minste risico op
verdere verspreiding bij introductie van het virus. De Filip-
pijnen hebben een goed ontwikkelde veterinaire infrastructuur
maar ook een hoge pluimvee- en bevolkingsdichtheid, veel
\'backyard\'-koppels, buurlanden waar actieve uitbraken zijn en
beperkte financiële middelen. Daardoor heeft het land een
hoog risico op introductie en verspreiding. Landen als Japan
en Hongkong en een aantal Europese landen zijn opnieuw vrij
na infectie en eradicatie. Dit zijn landen met sterke veterinaire
diensten, voldoende financiële draagkracht en een goede sur-
veillance. Tot voor kort zouden ook landen als Vietnam en
Korea in deze categorie zijn geplaatst. Maar in deze landen
zijn eind 2006 weer nieuwe infecties geconstateerd. In landen
als Indonesië, Egypte en Nigeria is de infectie wijdverbreid en
deze landen worden dan ook als endemisch gekarakteriseerd.
Voor veel landen is de infectiestatus onduidelijk. Dit zijn lan-
den die geen infecties rapporteren, maar waar vermoed wordt
dat er wel infecties zijn, bijvoorbeeld op grond van informele
informatie of vanwege het feit dat de landen eerder infecties
hebben gerapporteerd en een slechte veterinaire infrastructuur
hebben. Er bestaat overiap tussen de categorieën 1 en 2 en
categorie 5. Tot voor kort werden landen als India, Pakistan,
Cambodja, Laos, Bangladesh en Myanmar geplaatst in cate-
gorie 5, maar inmiddels hebben al deze landen infecties ge-
meld. Dit laat tegelijkertijd zien dat het moeilijk is een goede
categorisering te maken. De categorisering is echter wel zinvol
voor het definiëren van de benodigde acties in verschillende
landen, aangezien de meest urgente acties niet gelijk zijn voor
de verschillende categorieën.

794

Voor landen die nooit HPAl hebben gerapporteerd, is het be-
langrijk vrij te blijven van de ziekte. Deze landen moeten een
goed en realistisch noodplan hebben en voorbereid zijn om
bij een eventuele uitbraak de nodige acties te nemen. Zij
moeten beschikken over een goed surveillancesysteem om
een eventuele infectie snel te kunnen detecteren. Voor landen
in risicogebieden is het zinvol naar mogelijke aanpassingen
van het marktstelsel te kijken om risico\'s van introductie te
verminderen. De eenvoudigste maatregel bestaat uit het uit-
voeren van klinische controles. Het versterken van de veteri-
naire infrastructuur in deze landen is erg belangrijk.
Ook landen met geïsoleerde uitbraken moeten bovenstaande
maatregelen nemen om nieuwe ziekte-uitbraken te voorkomen,
maar daarnaast heeft het vrij worden van de ziekte een hoge
prioriteit. Hiertoe dient er bij iedere uitbraak snel te worden
gehandeld door het instellen van quarantaine, snelle diagnos-
tiek en snelle doding van geïnfecteerde dieren. In deze landen
kan ringvaccinatie rondom uitbraken worden overwogen voor
het voorkomen van verdere verspreiding van de ziekte.
Landen waar het virus endemisch is, zullen niet op korte of
middellange termijn geheel vrij worden. In deze landen gel-
den de voorgaande punten met betrekking tot de capaciteits-
opbouw maar daarnaast is voor de bestrijding van het virus in
veel landen directe technische assistentie nodig. Voor ieder
land is een specifiek plan nodig waarin training en opleiding
belangrijke componenten zijn. In deze landen kan vaccinatie
een noodzakelijke aanvullende maatregel zijn bij de uitroeiing
van het virus. Een goed vaccinatieplan is hierbij essentieel.
De geïnfecteerde landen in de categorieën 3 en 4 zullen stap
voor stap gebieden vrij van HPAl moeten maken en houden.
Hierbij kan het toepassen van het compartimentering/zone-
ringconcept zoals ontwikkeld door de OIE de economische
positie van een land verbeteren. Via dit concept zou volgens
de Terrestrial animal health code een land internationaal van-
uit vogelgriepvrije compartimenten of zones handel kunnen
drijven terwijl het land als geheel nog niet vrij is van de ziek-
te. De definitie van een compartiment is: \'Eén of meer bedrij-
ven met een aparte gezondheidsstatus onder een gezamenlijk
\'biosecurity\'-systeem\'. Een \'zone\' is een vrij gebied dat geo-
grafisch bepaald is, bijvoorbeeld begrensd door snelwegen,
rivieren of een bergketen.

Geïnfecteerde landen hebben veelal naast financiële onder-
steuning voor het bestrijden van de ziekte ook directe techni-
sche ondersteuning nodig zoals ondersteuning bij het doden
van de geïnfecteerde dieren, het opzetten van compensatiere-
gelingen, het ontwerpen van surveillance en vaccinatiepro-
gramma\'s et cetera.

Communicatie over de risico\'s en de manier om infectie van
pluimvee en mensen te voorkomen is voor alle geïnfecteerde
landen en risicolanden belangrijk. De diereigenaren moeten
weten wat zij kunnen doen om verspreiding van het virus in
pluimvee te voorkomen en wat de risico\'s zijn voor humane
infecties. Samenwerking en goede communicatie tussen ve-
terinaire diensten en de humane gezondheidsdiensten is erg
belangrijk.

Coördinatie op mondiaal, regionaal en nationaal niveau

Uitroeiing van H5N1 is een wereldwijde uitdaging en er wor-
den op internationaal, regionaal en nationaal niveau acties in-
gezet. Internationaal gezien bestaan de belangrijkste strategi-

TljDSCHRIFTVOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL i32, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2oo7

-ocr page 317-

sehe doelen uit het verzekeren van coördinatie, samenwerking
en informatie-uitwisseling tussen donoren, mondiale en regi-
onale organisaties en nationale overheden enerzijds en ander-
zijds tussen het humane en het veterinaire velci en het ver-
zekeren van de noodzakelijke politieke \'commitment\' voor
het aanpakken van het probleem. Hiertoe wordt ieder half
jaar op ministerieel niveau een donorbijeenkomst georgani-
seerd waar alle internationale organisaties en de beleidsbepa-
lende personen van de nationale overheden in de veterinaire
en humane sector worden uitgenodigd. Deze bijeenkomsten
hebben tevens tot doel donoren te vragen geld beschikbaar te
stellen voor acties in de geïnfecteerde gebieden en risicoge-
bieden in Azië en Afrika. Internationale organisaties geven
advies en operationele ondersteuning om de ziekte bij pluim-
vee effectief en efficiënt te kunnen bestrijden en preventief
goede draaiboeken te kunnen opstellen voor uitbraaksituaties
en voor een humane pandemie. Vanuit de internationale ge-
meenschap wordt er steeds meer op gewezen dat de onder-
linge uitwisseling van virusstammen en andere data belang-
rijk is voor het bestrijden van vogelgriep, maar ook voor de
ontwikkeling van een vaccin voor gebruik bij een humane
pandemie.

Communicatie over de risico\'s van H5N1, de manieren om
verspreiding tegen te gaan en de gedragspatronen die het risi-
co van humane infectie verminderen, krijgt internationaal
veel aandacht. Kinderen zijn een risicogroep voor besmetting
met aviaire influenza en daarom heeft UNICEF (9) een lei-
dende rol in het opzetten van communicatieprojecten en het
ontwikkelen van communicatiemiddelen.
De mondiale organisaties werken zoveel mogelijk samen met
regionale organisaties zoals het Interafrican Bureau for Ani-
mal Resources, de African Union of de Association of South-
east Asian Nations om in samenwerking met hen per land en
sector specifieke uitroeiingsplannen te kunnen opstellen. Re-
gionale organisaties zijn essentieel omdat zij in de regio ge-
accepteerd zijn en zo kunnen zorgen voor de coördinatie tus-
sen mondiale organisaties en nationale overheden. Deze
organisaties kunnen een belangrijke rol vervullen in regiona-
le initiatieven, zoals het opzetten van regionale laboratorium-
netwerken of netwerken van pluimveeproducenten. Wanneer
regionale organisaties bij regionale initiatieven de leiding ne-
men verhoogt dit de kans op een blijvend succes. Uiteraard is
voor dit alles nationale betrokkenheid nodig en continue
communicatie met nationale overheden.

De activiteiten van de OIE

Een belangrijke doelstelling van de OIE is het verbeteren en
het versterken van veterinaire diensten in ontwikkelingslan-
den. Hiertoe heeft de OIE een evaluatie-instrument ontwik-
keld, de Perfomance, Vision and Evaluation tool (PVS) (10),
waarmee landen een evaluatie van hun veterinaire diensten
kunnen uitvoeren of laten uitvoeren door hiertoe door de OIE
opgeleide deskundigen. Met behulp van het PVS-instrument
kan een land evalueren in hoeverre het voldoet aan de OlE-
normen voor veterinaire diensten. De evaluatie heeft onder
andere betrekking op de personele, technische en financiële
capaciteit, de opleidingsprocedures voor het personeel, de
mate van onafhankelijkheid van de politiek, de wijze van fi-
nanciering en de relaties met publieke en private onderne-
mingen. Met de uitslag van een dergelijke evaluatie kunnen
projecten worden vastgesteld om die veterinaire dienst te ver-
beteren. Het versterken van veterinaire diensten heeft hoge
prioriteit voor de OIE omdat dit de basis is voor een betere
dierziektebestrijding.

De OIE en de FAO zetten een aantal gezamenlijke regionale
diergezondheidscentra in Afrika en Azië op waar zij hun ex-
pertise en activiteiten samenvoegen om landen op een effi-
ciënte manier te helpen bij het bestrijden van besmettelijke
dierziekten. Deze centra zullen beginnen met het geven van
ondersteuning bij de technische en economische voorberei-
ding van nationale HPAl-eradicatieplannen, het geven van
trainingen en het uitvoeren van projecten ter verbetering van
veterinaire diensten.

De OIE- en de FAO-referentielaboratoria zijn verenigd in het
OlE/FAO Network of Expertise on Avian Influenza (OFFLU)
om de uitwisseling van virusstammen en sequentiedata te be-
vorderen en laboratoria te ondersteunen door het verlenen
van technische assistentie bij de diagnostiek. Door de stam-
men over te dragen aan de WHO wordt de ontwikkeling van
humane vaccins ondersteund. OFFLU is de veterinaire tegen-
hanger voor het humane influenzanetwerk van de WHO. Het
ontbreken van een veterinair netwerk werd gezien als een es-
sentieel gemis in de huidige crisis op het grensvlak tussen
mens en dier.

Veel ontwikkelingslanden hebben de OIE het afgelopen jaar
gevraagd te helpen bij de besluitvorming met betrekking tot
het al dan niet implementeren van vaccinatie en het ontwik-
kelen van goede vaccinatieprogramma\'s. De OIE heeft richt-
lijnen opgesteld voor het besluitvormingsproces en een
checklist voor het implementatieproces. Het is voor ieder
land van groot belang een goede afweging te maken voordat
men vaccinatie gaat toepassen en voor de start een goed vac-
cinatieplan te hebben. In het plan moet minimaal aandacht
worden gegeven aan de volgende punten: het gebruik van
goede hoogkwalitatieve vaccins geproduceerd volgens de
normen van de OIE, de keuze van de vaccinstam, de logistiek
van de campagne, het belang van een voldoende hoge vacci-
natiegraad, de monitoring van de gevaccineerde populaties
op viruscirculatie en de exitstrategie.

Conclusie

Met infecties in drie continenten heeft HPAl H5N1 geleid tot
ontzettend veel economische en sociale schade en tot zeer
veel onrust. De klassieke bestrijdingsmethoden bleken niet
voldoende om de infectie te stoppen en er zijn nog veel on-
beantwoorde vragen over de redenen van deze snelle ver-
spreiding en het niet onder controle krijgen van het virus. De
reden van de grote internationale aandacht was met name de
vrees voor een pandemie. Hoewel de pandemie tot nu toe is
uitgebleven, is het zeer belangrijk de internationale aandacht
voor dit probleem vast te houden. De toename van armoede
en honger, het verlies van de bestaansmiddelen voor vele
mensen en het welzijnsprobleem bij pluimvee zijn voldoen-
de redenen om te blijven zoeken naar middelen en methoden
om de spreiding van het virus tot staan te brengen. De OIE
zal zich hier samen met de andere internationale organisaties
volledig voor blijven inzetten en veel aandacht besteden aan
de directe technische assistentie, maar zeker ook aan de ca-
paciteitsopbouw van veterinaire diensten en laboratoria. Zo
zullen landen in de toekomst beter voorbereid zijn op uitbra-
ken van vogelgriep en andere \'emerging\' en \'re-emerging\'
ziekten.

-ocr page 318-

Referenties

1. OIE website, (http://www.oie.mt).

2. Actuele lijst van humane aviaire influenzainfeeties, {http://www.who.
int/csr/disease/avian_influenza/country/casesjable_2006_12_27/en/
index.html).

3. The international Bank for Reconstruction and Development/ The
Worldbank. Enhancing Control of Highly Pathogenic Avian Influenza
in Developing Countries through Compensation: Issues and good Prac-
tice, 2006,
(http://siteresources. worldbank.org/INTARD/Resources/
HPAI_Compensation_Final.pdf).

4. Chen H. Smith GJ, Zhang SY et al. Avian flu: H5NI virus outbreak in
migratory waterfowl. Nature. 2005; 436(7048): 191-192.

5. Munster VJ. Ecology, Evolution and Pathogenesis of Avian Influenza
Viruses, 2006, ISBN-10:90-9021242-6, ISBN-13:978-90-90212426-6.

6. Recommendations from the FAG&GIE Scientific Conference on Avian
Influenza and Wild Birds, Rome, Italy, 30-31 May 2006,
{http://www.
fao.org/docs/eims/upload//213826/AI_recommandationswildbirds.pdf).

7. Agreement Global Early Warning and Response System (GLEWS),
(http://www.fao.org/docs/eims/upload/21783 7/agre_glews_en.pdf).

8. The OIE reference laboratories, (http://www.oie.inl/eng/oie/organisati-
on/enJisteLR.htm).

9. UNICEF, (http://wH\'w.unicef.org/avianflu/inde.x.htmr).

10. OIE, Performance Vision and Strategy: a tool for governance of veteri-
nary services, 2006,
(http://www.oie.int/downld/PVSl_update_
2006.pdf).

11. The OIE Manual of Diagnostic Tests and Vaccines of Terrestrial Ani-
mals , 5th edition 2004. ISBN: 92-9044-622-6,
(http://www.oie.int/eng/
normes/mmanual/A_summry.htm).

12. The WTO Agreement on the Application of Sanitary and Phytosanitary
Measures,
(http://www.wto.org/English/tratop_e/sps_e/spsagr_e.htm).

13. The OIE Terrestrial Animal Health Code 15th edition 2006, ISBN: 92-
9044-617-3, (http://www.oie.int/eng/normes/mcode/en_sommaire.hlm).

Christianne Bruschke, Gideon Brückner, Willem Droppers
en Bernard Vallat zijn werkzaam bij de Wereld Organisa-
tie voor Diergezondheid (OlE) (i2 Rue de Prony,
75077
Paris, France. Telefoon: -1-33 foji 44151888, Fax: -1-33 (0)1
426yog8y, E-mail:
c.bruschke@oie.intj. De auteurs be-
danken dr. Annemarie Bouma voor het meelezen en haar
kritische commentaar

Luik, Cong;res Centrui»«-" •c^nr
12 & 13 januari ^08 1 HlHi^

Belgium International Congress of Equine Veterinarians and Far^^; ^ Belgium International ^l-lss of Small Animal Veterinarians |

Hippos 2008 & Canifelis 2008 2 ed.

Gevarieerd en origineel wetenschappelijk programma voor de practicus
45 toespraken, 28 internationaal erkende sprekers, met onder meer:

• Voor Hippos : De Drs en Profs Timothy Greet (UK). Marianne Sloet (NL),
Hans Wilderjans (BE), Agnès Benamou-Smith (FR), Desmond Leadon (IE)...

• Voor Canifelis ; De Drs en Profs Laurent Garosi (UK), Eric Teske (NL),
Bemard Bouvy (FR), Sylvie Daminet (BE). Jens Haggstrom (SE)...

Informatie en programma\'s:

www.hipposcongress.be en www.canifeliscongress.be

Contact dierenartsen: -^32 4 367 89 07 - info@animalia.be
Contact bedrijven: 32 496 867 569
- f.berteaux@animalia.be
BEA opleidingsportefeuille - simultane vertaling naar het Nederlands -
Vrije toegang tussen de verschillende leszalen - Postersessie -
Gala avond 12/01 - Vakbeurs - Boekhandel

uh

smB

MIMALIfi
cue/lm m

Ministère Wallon de
l\'Agriculture et de la Ruralité

Een organisatie van

Met de steun van

WAAIS GEWEST

-ocr page 319-

U hebt een
vrij beroep in
loondienst.

Voorkom dat u bij
arbeidsongeschiktheid
een vrije val maakt.

Ontdek de voordelen van onze Vaste lasten verzekering.

Als u een vrij beroep hebt, valt uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid fors terug. Movir
kan zorgen dat uw maandelijkse vaste lasten zoals huisvesting, energie, telefoon, kinderopvang en
verzekeringen in ieder geval gedekt zijn. Met onze Vaste lastenverzekering worden deze privé-
lasten opgevangen. Want juist bij arbeidsongeschiktheid wilt u geen hoofdpijn hebben over uw
inkomen. Neem voor meer informatie over de Vaste lastenverzekering óf een van onze andere
loondienstverzekeringen contact op met uw verzekeringsadviseur. Of kijk op www.movir.nl.

Onderdeel van ING At)

Partner van Professionals, m OV1 f

-ocr page 320-

a^cnance

m Virbagen Omega, een doorbraak in
de diergeneeskunde:

het feline interferon Omega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal,

m Virbagen Onnega is een injecteerbaar

interferon van feline oorsprong, geproduceerd
via recombinant gentechnologie,

m Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV

m Virbagen Omega is voornamelijk werkzaam
op het immuunsysteem en heeft antivirale
en immuunstimulerende eigenschappen,

m Nieuwe therapeutische benaderingen:

Vr^\'äg h§t inte/feror^lnfornfiatiepakket aan met.
l^and^rotecollm ^

t ^^

^^ ^^ f!^*\' rT** i^T

VirbagerfOmega.

HET VETERINAIR INTERFERON

www.virbagenomega.comvvww.vetcontact.com/interferon

\\ltrb>ekc:

www.virbac.nl

Virbagen® Omega IO MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeldier: hond en
kat. Kanalisatie: U.D.D. Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld.Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164.
E-mail: info@virbac.nl.

-ocr page 321-

Wie schrijft die blijft

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Diergeneeskunde mag dan vooral een
praktisch vak zijn, er moeten zo nu en
dan ook dingen worden opgeschreven,
liefst zo volledig en correct mogelijk.
Anders maak je het nodeloos moeilijk
voor collega\'s die een dier behandelen.
En behalve collega\'s is ook het dier ge-
baat bij niet al te summiere krabbels
in een dossier.

Bloedband

Timmie de Terriër is pas zes jaar oud, maar vertoont dezelfde
verschijnselen als zijn nestbroer: veel drinken, veel plassen
en ook veel tandsteen. Als de dierenarts de broer laat
inslapen vanwege nieren die de pijp aan Maar-
ten hebben gegeven, wordt de eigenaar ach-
terdochtig over de verschijnselen van
Timmie. Zou het kunnen dat zijn bloe-
derige urine wijst op hetzelfde euvel
als dat waar zijn broertje aan is
overleden? De dierenarts vindt
het na bloed- en urineonderzoek
meer op blaasontsteking lijken
en stuurt Timmie naar huis met
een stevige antibioticakuur.
Dat lijkt te helpen. Timmie
vertoont zich een jaar of twee
niet meer in de praktijk. Op de
patiëntenkaart krabbelt de die-
renarts "bloederige urine", en
het antibioticum. Twee jaar la-
ter staat de eigenaar weer op de
stoep. Niet alleen vraagt hij zich
nog steeds af of Timmie\'s nieren
het nog wel doen, Timmie\'s tanden
zijn dik aangekoekt met tandsteen, die
onder narcose wordt verwijderd. De ei-
genaar vraagt nogmaals of de dierenarts
wel zeker weet dat Timmie\'s nieren in orde zijn.
Zijn tong en tandvlees zijn aan de bleke kant, is dat
wel goed? Zowel de dierenarts als een praktijkgenoot die de
hond onder ogen krijgt, vindt dat er echt geen reden is tot
zorg. Vermoeiend, eigenaren die onnodig nerveus doen over
hun honden.

De Cairn van de zaak

Toch lijkt de eigenaar het, bewust of onbewust, goed gezien
te hebben, want minder dan drie maanden na de tandsteen-
operatie is de hond lusteloos en begint hij te braken. Beide
praktijkgenoten vinden nog steeds dat er geen reden is voor
overbezorgdheid. Bij het eerste consult gaat de eigenaar met
een geruststellend woord naar huis, bij het tweede consult
(tien dagen later) krijgt de hond Primperid en een homeo-
pathisch middel tegen maagklachten. Opnieuw vinden de
beide dierenartsen van de praktijk het niet nodig om een di-
agnose of bevindingen met betrekking tot de toestand van de
hond te noteren op de patiëntenkaart. De eigenaar bezoekt
een andere dierenarts, die de verschijnselen lusteloosheid,
braken en bleke slijmvliezen wel alarmerend vindt. Als hij de
onderzoeksresultaten onder ogen krijgt, is hij verbaasd dat de
hond nog leeft: HCT is lager dan 0,20, ureum hoger dan 71,
en creatinine maar liefst 1069. Met dieetvoer en medicijnen
probeert de opvolgend dierenarts te redden wat er te redden
valt, maar het duurt voor Timmie geen week meer.

Veterinair
tuchtrecht

Te summier voor een nier

Wat de klacht een beetje lastig maakt, is dat de dierenarts die
zich voor het Tuchtcollege moet verantwoorden, niet zelf alle
consulten heeft uitgevoerd. Timmie was dan weer
bij de ene, dan weer bij de andere praktijkge-
noot. De beklaagde dierenarts heeft de
"■w hond alleen behandeld voor de blaas-

ontsteking en twee jaar later de
Primperid gegeven tegen het bra-
ken. Als hij een paar dagen later
zou hebben gehoord dat de
klachten niet overgingen, zou
hij heus verder onderzoek
hebben verricht, maar toen
was de eigenaar al naar een
andere dierenarts vertrok-
ken. De aan nierfalen over-
leden Cairnbroer heeft hij
nooit gezien, die is alleen
bij zijn praktij kgenoot ge-
weest. Voor bloedonderzoek
zag hij dus echt geen reden.
Dat klinkt misschien begrijpe-
lijk, maar het is voor het Tucht-
J ^ I college precies de reden om de

J J J dierenarts toch op de vingers te tik-

^ j ken. Uit de resultaten van het onder-

zoek van de opvolgend dierenarts kan
zonder meer worden afgeleid dat er sprake
was van een al langer bestaand nierprobleem.
Symptomen als PUPD, braken en tandsteen passen daarbij.
Omdat de eigenaar deze symptomen tijdens ieder consult
heeft genoemd, had de dierenarts verdacht moeten en kunnen
zijn op een nieraandoening en eerder moeten overgaan tot
verder onderzoek of doorverwijzen. Met adequatere aanteke-
ningen op de patiëntenkaart had de dierenarts eerder alarm
kunnen slaan. De summiere krabbels houden duidelijk ver-
band met het over het hoofd zien van belangrijke symptomen
en het te weinig alert reageren op die symptomen. De omis-
sies van de praktijkgenoot daargelaten, levert zijn schrijfzui-
nigheid de dierenarts een waarschuwing op. Daarbij mag je
je dan afvragen of dat een waarschuwing is aan de individue-
le dierenarts, of aan de beroepsgroep, om het belang van een
correcte en volledige patiëntenkaart maar weer eens te onder-
strepen.

-ocr page 322-

Johan Klein Haneveld

In mei 1968 reageerde Arnold Stok-
hof op een vacature aan de Kliniek
voor Kleine Huisdieren van de Fa-
culteit der Diergeneeskunde in
Utrecht. Vers afgestudeerd als die-
renarts werd hij op tijdelijke basis
aangesteld. Sindsdien is hij werk-
zaam geweest in deze kliniek, die
nu bekend staat als het Departe-
ment voor de Geneeskunde van Gezelschapsdieren. In
november van dit jaar zal zijn afscheid plaatsvinden. De
enige Europees erkende dierenarts-cardioloog specialist
van Nederland kijkt terug op bijna veertig jaar kliniek,
onderzoek en onderwijs.

"Toen ik begon hadden we in de kliniek elke dag hetzelfde
programma", vertelt dr. Arnold Stokhof "\'s Ochtends deden
we vanaf acht uur polikliniek tot een uur of twaalf of één, dan
werd de wachtkamer gesloten en begonnen we in de operatie-
kamer, net zo lang tot we klaar waren." Onder professor
Theunissen verrichte Stokhof na enkele jaren veel thoraxchi-
rurgie. "Mijn interesse voor cardiopulmonale aandoeningen
was gewekt en ik begon de literatuur bij te houden en weten-
schappelijke bijeenkomsten over cardiologie in humane zie-
kenhuizen te bezoeken." Vervolgens werkte hij enkele jaren
bij de afdeling experimentele cardiologie in het Academisch
Ziekenhuis Utrecht, waar hij in 1972 de eerste pacemaker bij
een hond implanteerde. In 1974 promoveerde hij op hypo-
thermie en hartchirurgie bij de hond. Met de verkregen chi-
rurgische en cardiologische ervaring keerde Stokhof terug
naar de kliniek, waar hij zich met de thoraxchirurgie bleef be-
zighouden totdat de interne geneeskunde en de chirurgie uit-
eengingen. Stokhof: "Ik hoop dat er in de toekomst weer
meer gemeenschappelijkheid zal ontstaan tussen de chirurgie
en de interne geneeskunde. In het academisch ziekenhuis zie
je al dat chirurgen en internisten weer samenwerken in het
hartlonginstituut." Hij werd internist cardiologie en pulmon-
ologie. Sinds 1996 beschikt hij over de opleidingsbevoegd-
heid voor het Europese specialisme cardiologie, als enige in
Nederland. Stokhof "Gelukkig heb ik nu een opvolger in
dr. Szatmari, die zijn specialisatie in de cardiologie in sep-
tember heeft afgerond."

Kliniek

Stokhof wijst erop hoe sinds 1968 de geneeskunde bij gezel-
schapsdieren in aanzien is toegenomen. "Het was toen al
duidelijk dat de geneeskunde van de grote huisdieren aan het
afnemen was. De economische waarde van individuele run-
deren was niet meer groot genoeg voor veel geneeskundige
handelingen, met uitzondering van zaken als keizersneden en
mastitisbestrijding." Tegelijkertijd leidde de toenemende ver-
stedelijking in Nederland tot een sterke groei van het aantal
gezelschapsdieren. "In onze cultuur willen mensen boven-
dien goed voor hun huisdieren zorgen," stelt Stokhof "Ze
hebben daar ook geld voor over."

Interview

De cardiologie bij gezelschapsdieren vertoont in vaktech-
nisch opzicht grote overeenkomsten met de humane cardiolo-
gie. Stokhof noemt bepaalde hartziekten die zowel bij dieren
als bij de mens voorkomen. "Katten kunnen lijden aan een
hypertrofische cardiomyopathie die ook bij mensen voor-
komt, net als arteriële hypertensie." Een groot verschil tussen
de twee disciplines is dat bij mensen vaak coronaire proble-
men optreden, bijvoorbeeld atherosclerose. "Bij honden be-
staat dat kransslagaderprobleem niet", legt Stokhof uit. "Het
vaatsysteem van het menselijke hart is in vergelijking met
vleeseters heel primitief." De cardiologische problemen bij
de hond betreffen met name de hartspier en de hartkleppen.
"Er zijn indicaties voor open hartchirurgie bij honden", ver-
zucht Stokhof "Maar in de praktijk is dat helaas niet moge-
lijk, omdat de kosten voor de behandeling zo hoog zijn." Voor
de behandeling van hartproblemen bij honden en katten is de
cardioloog dus aangewezen op medicamenteuze behandelin-
gen. Stokhof "Met medicijnen kun je echter alleen aan
symptoombestrijding doen. Wat we zouden willen, is een
causale behandeling."

Onderzoek

Afgezien van de recente ontwikkeling van thoracoscopische
ingrepen is de afgelopen veertig jaar in de veterinaire cardio-
logie weinig veranderd wat betreft de chirurgische technie-
ken. Wel zijn nieuwe pathofysiologische inzichten belangrijk
geworden, in het bijzonder de aandacht voor de neurohumo-
rale effecten van een verslechterende circulatie. Dit onder-
zoek leidt vervolgens weer tot nieuwe medicijnen. "Een van
de nieuwste ontwikkelingen is de aanwijzing dat het moge-
lijk zou zijn hartspiercellen bij te maken", vertelt Stokhof

Afscheid dierenarts-cardioloog dr. A.A. Stokhof

"Lichamelijk onderzoek is nog steeds heel waardevol"

-ocr page 323-

Afscheidsymposium

Ter gelegenheid van het afscheid van dr. A.A. Stokhof
wordt op 23 november 2007 een symposium gehouden in
de collegezaal van de UKG (Münsterlaan 7, Utrecht). Het
programma begint om 12.30 uur. Het onderwerp is uiter-
aard cardiologie, met onder andere aandacht voor proge-
nitorcellen en regeneratie van hartweefsel, en de moge-
lijkheid van open hartchirurgie bij huisdieren. Tot de
sprekers behoren dr. 1. Vos, dr. M.J. Goumans, dr. V Szat-
mari en prof dr. H. van Swieten. De toegang is gratis. Wel
is aanmelding verplicht,
ma gezelschapsdieren@vet.uu.nl.
Er worden accreditatiepunten toegekend.

"Heel lang dachten we dat er in het volwassen hart geen nieu-
we cellen meer werden gevormd. Dit biedt natuurlijk moge-
lijkheden voor de behandeling van hartspierstoornissen."
Binnen de Faculteit Diergeneeskunde wordt dan ook veel on-
derzoek gedaan naar weefselherstel. Stokhof: "In het verle-
den konden individuele onderzoekers grotendeels hun eigen
gang gaan. Nu bepalen leidinggevenden waar de groepen
zich op gaan richten. Ook heeft de industrie meer in de melk
te brokkelen." Hij ziet in proefschriften tegenwoordig vaak
namen van firma\'s. "De onaftiankelijkheid van de weten-
schapsbeoefening staat daarmee op de tocht."
Er vindt op het gebied van onderzoek veel uitwisseling plaats
met de humane geneeskunde. "Dat is onze \'grote broer\'," al-
dus Stokhof, "een grote bron van kennis voor ons vak." Maar
andersom leidt de onderlinge samenwerking er ook toe dat
kennis en ervaring uit de diergeneeskunde doordringen op
het humane terrein. Stokhof geeft als voorbeeld dat de hart-
chirurg Hitchkock hem heeft geleerd de pulmonaalstenose
bij de hond te dilateren, toen het nog niet gebruikelijk was
zoals nu de dilatatie uit te voeren met een ballonnetje.
"Hitchkcock heeft van mij weer geleerd hoe je bij deze pro-
cedure het pericard moet oppakken." Een tweede voorbeeld
is de linker ventrikel-bypass die Stokhof in samenwerking
met het Antonius Ziekenhuis experimenteel uitvoerde bij
schapen. "Deze ondersteuning is bij humane patiënten ont-
wikkeld tot de zogenoemde \'hart-mate\', die wordt gebruikt
als overbrugging bij patiënten die wachten op een harttrans-
plantatie."

Onderwijs

Stokhof zette zich bovendien jarenlang in voor het onderwijs
in de klinische diagnostiek. Ook in het onderwijs is veel ver-
anderd. "Studenten moeten tegenwoordig hun eigen vorming
vinden op internet en in boeken. Ze verzamelen op deze ma-
nier wel kennis, maar raken minder goed bekend met de rea-
liteit in de praktijk van alle dag." In het curriculum wordt
steeds minder tijd vrijgemaakt voor de klinische diagnostiek.
Stokhof vindt dit jammer. "De nadruk ligt nu vooral op de
wetenschappelijke kant van het vak. De huidige co-assisten-
ten hebben duidelijk minder zicht op wat belangrijk is in li-
chamelijk onderzoek." Volgens Stokhof is goed lichamelijk
onderzoek nog steeds heel waardevol. "Veel practici onder-
schatten het en kiezen voor aanvullende diagnostiek, zoals
laboratoriumonderzoek. Maar in mijn visie moet de aanvul-
lende diagnostiek worden gestuurd door de goed waargeno-
men en geïnterpreteerde resultaten van het lichamelijk onder-
zoek. Dit is echter iets dat alleen door ervaring geleerd kan
worden."

Maar het meer \'ge-academiseerde\' onderwijs van tegenwoor-
dig heeft ook positieve gevolgen, denkt Stokhof "Afgestu-
deerde dierenartsen zijn zich ervan bewust dat het vak voort-
durend in ontwikkeling is. Zij weten dat ze constant
postacademisch onderwijs moeten volgen om van die ont-
wikkelingen kennis te nemen."

johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij hetJijdschrifi
voor Diergeneeskunde.

Neutralisatie van pups en kittens op zeer jonge leeftijd

AC. Schaefers-Okkens en P.A.M. Overgaauw

In de Verenigde Staten (VS) wordt
\'early age neutering\', ofwel neutra-
lisatie van kittens en pups vanaf
een leeftijd van zes tot acht weken,
al langere tijd uitgevoerd. In dat
land is namelijk een enorme over-
populatie van honden en katten, en
worden jaarlijks miljoenen onge-
wenste dieren gedood.

techniek voor deze ingreep wordt gedemonstreerd. Daarnaast
vragen sommige eigenaars van pups en kittens om \'early age
neutering\' binnen de fokkerij van bepaalde honden- en kat-
tenrassen.

Graag willen we hierbij enkele kanttekeningen plaatsen,
waarbij alleen wordt ingegaan op mogelijke verschillen tus-
sen \'early age neutering\' en de neutralisatie rond de eerste
oestrus. Er wordt dus niet ingegaan op de positieve en nega-
tieve gevolgen die neutralisatie kan hebben voor het dier ten
opzichte van het intact laten.

Voordelen

Het is duidelijk dat het voordeel van castratie op jonge leef-
tijd vooral is gelegen bij asieldieren, die daardoor na het vin-
den van een nieuwe eigenaar gegarandeerd niet meer verant-
woordelijk zijn voor verdere reproductie. Een ander argument
is dat niet te socialiseren verwilderde kittens kunnen worden

Berichten

verslagen

Toch worden ook in de VS kritische geluiden vernomen met
betrekking tot de zeer vroege neutralistie van pups en kittens,
zoals op een onlangs gehouden symposium [1]. Op dit mo-
ment bestaat er ook in Nederland en andere Europese landen
aandacht voor het fenomeen \'early age neutering\' (Spaying).
In Nederland roept de Stichting NoKill Europe bijvoorbeeld
dierenartsen op om deel te nemen aan een seminar waar de

-ocr page 324-

geneutraliseerd, zodat ze niet na een paar maanden opnieuw
moeten worden gevangen. Men kan zich hierbij de vraag stel-
len of dergelijke dieren op een zodanig jonge leeftijd wel
weer in de oorspronkelijke omgeving moeten worden terug-
gezet. Tenslotte zou de makkelijkere uitvoering van de in-
greep een voordeel kunnen zijn.

Wat betreft de ontwikkeling van mammatumoren in het latere
leven het volgende: pas als een dier onder invloed is geweest
van een verhoogde progesteronconcentratie kan dit tot meer
risico leiden voor de ontwikkeling van mammatumoren. Op
deze plaats gaat de discussie over het op heel jonge leeftijd
verwijderen van de gonaden of rond de puberteit. Er is geen
bewijs dat er een significant verschil is in het risico voor de
ontwikkeling van mammatumoren bij ovariëctomie voor of
na de eerste oestrus. Vroege castratie zal dus wat dit aspect
betreft zeker geen toegevoegde waarde hebben.

Nadelen en risico\'s

Voor pups en kittens van fokkers en particulieren dient men
zich naar onze mening terughoudend op te stellen wat betreft
de gonadectomie op zeer jonge leeftijd. Bij kattenfokkers
wordt zeer vaak met contracten gewerkt waarin is vastgelegd
dat katers die uit een dekking worden geboren, niet voor de
fokkerij mogen worden gebruikt. Soms geldt dat ook voor de
poesjes. Ook bij sommige hondenrassen zoals de labradoodle
worden de pups al gecastreerd voordat ze naar de nieuwe ei-
genaar gaan. Economische motieven lijken hier een promi-
nente rol te spelen. Vooral bij raskatten kan dit gebruik leiden
tot het nog kleiner worden van de vaak toch al geringe genen-
pool. Als dit soort contracten onverhoopt vervangen worden
door een gonadectomie op zeer jonge leeftijd, vóór het dier
bij de nieuwe eigenaar is, is de kans om het dier nog in te zet-
ten voor het ras definitief verkeken. Ook de ethiek van deze
\'early age neutering\' zonder dat de nieuwe eigenaar hier zeg-
genschap in heeft, vraagt erom nader onder de loep genomen
te worden.

Naast het fokkerijaspect zijn er nog een aantal andere argu-
menten die pleiten tegen de vroege neutralisatie. Allereerst is
er een groter anesthesierisico aanwe-
zig als niet adequaat aandacht wordt
geschonken aan de immature status
van jonge pups en kittens, waarbij
onder andere ook aandacht voor een
snellere ontwikkeling van hypoglyce-
mic en hypothermic belangrijk is.
Verder is uit verschillende epidemio-
logische onderzoeken gebleken dat
bij teven waarbij voor de eerste loops-
heid een ovariëctomie werd uitge-
voerd, een groter risico bestaat op uri-
ne-incontinentie [2,3]. Het risico voor
urine-incontinentie neemt toe als de
leeftijd waarop de ovariëctomie wordt
uitgevoerd, afteemt [3]. De ingreep
op jonge leeftijd leidt verder tot ver-
traagde sluiting van de epifysair-
lijnen. Bij honden die werden geneu-
traliseerd op een leeftijd van zeven
weken, bleek de radius twee centi-
meter langer te zijn dan bij neutralisa-
tie op zeven maanden leeftijd. Er lijkt
echter geen verband te bestaan tussen
\'early age neutering\' en fracturen van
de pijpbeenderen. Eén onderzoek suggereert een toename van
heupdysplasie bij vroege castratie, maar door het ontbreken
van goede insluitingscriteria is deze bevinding dubieus [3].
Verder zijn er sterke aanwijzingen dat \'early age neutering\'
vaker leidt tot een teruggetrokken vulva, dermatitis rond de
vulva, vaginitis en urineweginfecties [1]. Ook wordt door
Spain et al. in dit geval een toename van cystitis beschreven
[3]. Vroeg geneutraliseerde honden lijken echter minder nei-
ging te hebben tot obesitas.

Verschillen in gedrag zijn soms moeilijk meetbaar Het is be-
schreven dat ongewenste ontwikkelingen in gedrag, zoals
agressie naar gezinsleden en blaffen of grauwen naar bezoe-
kers, vooral lijkt toe te nemen bij vroeg gecastreerde reuen
die al eerder dergelijk gedrag vertoonden [ 1 ].

Conclusie

Het castreren van pups en kittens op zeer jonge leeftijd dient
zich te beperken tot asieldieren en moet niet toegepast wor-
den bij dieren van particulieren en fokkers.

Referenties

1. Third International Symposium on Non-Surgical Contraceptive Me-
thods for Pet Population Control, Virginia, nov 2006
{http://www.acc-
d. org/2006 Proceedings)

2. Thrushfield MV, Holt PE and Muirhead RH. Acquired urinary inconti-
nence in bitches: its incidence and relationship to neutering practices.
J Small Anim Pract 1998; 39: 559-566.

3. Spain CV, Scariett JM, Houpt KA. Long-term risks and benefits of ear-
ly-age gonadectomy in dogs. J Am Vet Med Assoc 2004; 224: 380-386.

Auke Schaefers-Okkens is Europees Specialist ECAR (Eu-
ropean College of Animal Reproduction) en wetenschap-
pelijk medewerker hij het Departement Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
Paul Overgaauw is directeur bij de Stichting Platform Ver-
antwoord Hulsdierenbezit te Barneveld
fp.overgaauw@
huisdieren.nuj.

-ocr page 325-

Geachte collega Van Herpen, beste
Hans,

Naar aanleiding van je verslag in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
deel 132, aflevering 16, augustus
2007 betreffende het Metacamsym-
posium \'on arthritic disease in cats\',
wil ik je graag complimenteren over
het eerste tweederde deel.

In het laatste deel van het artikel trekje echter een conclusie
die anno 2007 door recent onderzoek en al oudere litera-
tuur achterhaald is: "... voor de behandeling (van artrose,
BK) is er nu een goed werkend NSAID (et cetera)."
Dat Meloxicam een niet-selectief, zeer goed pijnstillend
NSAID is, moge duidelijk zijn, maar dat het langdurig inzet-
baar is bij de \'behandeling\' van artrose is - in veel gevallen-
niet waar. Niet bij katten, hoe mooi ook de toedieningsvorm,
ook niet bij andere zoogdieren.

De behandelingswijzen van osteoartrose kun je in twee cate-
gorieën indelen:

1. behandelingen die de ziekte (osteoartrose) beïnvloeden;

2. behandelingen die de symptomen (pijn en zwelling) beïn-
vloeden.

Aangezien osteoartrose een chronische, degeneratieve ziekte
is, zou de beste optie zijn zowel de ziekte als de symptomen
te behandelen, dus werken aan herstel van het gewrichts-
kraakbeen, de kwaliteit van de synoviale membraan en de sy-
novia.

Alle NSAID\'s hebben naast hun risico\'s voor mucosae, waar-
onder het synoviale membraan, de nierfunctie en de bloed-
stolling, een desastreus effect op de chondrocytgestuurde
matrixregeneratie en versnellen zodoende de progressie van
osteoartrose. Dit effect is groter bij artrotisch kraakbeen dan
bij gezond kraakbeen. Dit geldt zeker voor de door jou be-
schreven \'doelgroep\' van oudere katten.
NSAID\'s zijn krachtige pijnstillers, maar we kunnen ze bij
langdurig gebruik beschouwen als symptoombestrijders met
veel negatieve bijwerkingen. Zie de artikelen 1 tot 9.
Ter illustratie van een aanpak die de ziekte behandelt bevat
het kader een recente publicatie die bij de hond in vivo en in
vitro aantoont dat het herstel van beschadigd kraakbeen mo-
gelijk is door dagelijkse orale opname van een mengsel van

Ingezonden

De behandeling van artrose

Wendy Pearson, Michael W. Orth, Niel A. Karrow et
al. Anti-inflammatory and chondroprotective effects
of nutraceuticals from Sasha\'s Blend in a cartilage ex-
plant model of inflammation.
Molecular Nutrition &
Food Research.
2007; 8:1020-1030.
Abstract: New Zealand green lipped mussel (NZGLM),
abalone (AB), and shark cartilage (SC) are extensively
used for treatment of and/or as preventatives for arthritis,
despite a relative paucity of scientific evidence for effica-
cy. This research integrated a simulated digestion protocol
with ultrafiltration and cartilage explants to generate new
information on the anti-inflammatory and chondroprotec-
tive properties of NZGLM, SC, and AB. Each nutraceuti-
cal was artificially digested using simulated gastric and
intestinal fluids, and the crude digest was ultrafiltered
(50 kDa). Each filtrate was applied individually to carti-
lage explants before the explants were stimulated with IL-
1 to induce an acute inflammatory response. Media were
collected daily for 48 h and analyzed for prostaglandin E2
(PGE2), glycosaminoglycan (GAG), and nitric oxide
(NO), and cartilage tissue was differentially stained to de-
termine the relative proportion of live and dead cells. SC
and NZGLM significantly inhibited IL-1-induced PGE2
synthesis and IL-1-induced GAG release, and AB was an
effective inhibitor of IL-1-induced NO production. The
three test nutraceuticals affect at least three major path-
ways involved in the catabolic cycle of arthritis and may
prove important treatments and/or preventatives for the
pain and degradation associated with this condition. The
methodology and results describe a useful model for eval-
uating dietary nutraceuticals
in vitro.

GAGs, afkomstig uit de groenlipmossel, vissenkraakbeen en
zeeoor.

Een samenvatting van de benaderingen van osteoartrose bij
zoogdieren anno 2007 stuur ik met een complete literatuur-
lijst graag op; mail naar
bulle@globalxs.nl.

Met collegiale groet,
Bulle Koster

References

1. Brune K, Beck WS. Towards safer nonsteroidal anti-inflammatory
drugs. Agents Actions Suppl. 1991; 32: 13-25.

2. Hawkins C, Hanks GW. The gastroduodenal toxicity of nonsteroidal
anti-inflammatory drugs: A review of the literature. J Pain Symptom
Manage. 2000; 20:140-151.

3. Meade EA, Smith WL, DeWitt DL. Differential inhibition of prosta-
glandin endoperoxide synthase (cyclooxygenase) isozymes by aspirin
and other non-steroidal anti-inflammatory drugs. J Biol Chem. 1993;
268:6610-6614.

4. Bolten WW. Scientific rationale for specific inhibition of COX-2. J
Rheumatol Suppl. 1998; 51: 2-7.

5. Hayllar J, Bjamason 1. NSAIDs, cox-2 inhibitors, and the gut. Lancet.
1995;346:521-522.

Kalbhen DA. The inhibitory effects of steroidal and non-steroidal antir-
heumatic drugs on articular cartilage in osteoarthrosis and its counter-
action by a biological GAG-peptide complex (rumalon). Z Rheumatol.
1982;41:202-211.

Jaffre B, Watrin A, Loeuille D, Gillet P, Netter P, Laugier P, Saied A. Ef-
fects of antiinflammatory drugs on arthritic cartilage: A high-frequency
quantitative ultrasound study in rats. Arthritis Rheum. 2003; 48: 1594-
1601.

Rashad S, Revell P Hemingway A, Low F, Rainsford K, Walker E Ef-
fect of non-steroidal anti-inflammatory drugs on the course of osteoar-
thritis. Lancet. 1989;2:519-522.

Brandt K.D. Effects of nonsteroidal anti-inflammatory drugs on chon-
drocyte metabolism in vitro and in vivo. Am J Med. 1987; 83: 29-34.

-ocr page 326-

Reactie van Hans van Herpen

Geachte collega, Bulle Koster,

Ik dank u voor de complimenten, maar wil de volgende
kanttekeningen maken bij uw reactie op de verslaglegging
van het MOSAlC-symposium. Gezien het feit dat u distri-
buteur bent van een vermeend tekortgedaan nutraceutical,
kan ik me uw reactie overigens goed voorstellen.
Anno 2007 wordt in het overzichtsartikel \'Systematic re-
view of clinical trials of treatments for osteoarthritis in
dogs\' (Aragon CL, Hofmeister EH, Budsberg SC.
J Am Vet
Med Assoc.
2007; 230: 514 - 521) geconcludeerd dat me-
loxicam de beste keuze is voor de behandeling van osteoar-
trose.

De door u vermelde literatuur beschrijft in vitro werkzaam-
heid van GAG\'s en chondroitine. Het is echter bekend dat er
na orale toediening nogal wat processen zijn die de werk-
zaamheid van deze stoffen kunnen beïnvloeden.

Vorig jaar heeft een groot aantal auteurs met deze producten
een uitgebreide klinische studie gedaan bij 1583 mensen
(dat zijn ook zoogdieren); hieruit bleek dat er met deze pro-
ducten uitsluitend een geringe, maar niet afdoende pijnbe-
strijding kon worden bewerkstelligd
{N EnglJ Med. 2006;
354: 795 - 808). Er werden geen effecten aangetoond op de
enzymen die de ontstekingsreactie moduleren, zoals mmp
en lL-2, et cetera. Van de beoogde werkzaamheid kan dus
maar weinig worden aangetoond.

Dat artrose een ziekte is die kan worden genezen, zoals u
suggereert, berust mijns inziens op een utopie. Het betreft
een progressief, met ontsteking gepaard gaand proces dat
kan worden beïnvloed met een aantal medicamenten en/of
voedingssupplementen. Van genezing is echter geen sprake.
Met collegiale groet.

Hans fan Herpen

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Centrifuge voor melkonderzoek op vetgehalte

Bezoekers van het museum in Beers
zien aan de opgestelde centrifuges
hoe kleinschalig de veeverbetering
vroeger gewerkt heeft. In de kleinste
handcentrifuge is plaats voor twaalf
melkmonsters, in de elektrisch aange-
dreven centrifuge passen 36 koemon-
sters. De centrifuge moest drie minu-
ten op volle snelheid draaien (1000
tot 1200 toeren). Nadat de centrifuge uitgelopen was, plaatste
de controleur de butyrometers in het waterbad om deze weer
op te warmen tot 65 graden Celsius. Dit duurde vijf minuten.
Hierna was het vetgehalte bepaald en las de controleur op de
platte steel van de butyrometer één voor één het vetgehalte af
met een afronding op 0,05 procent. Om helemaal correct te
werken volgde een herhaalde aflezing nadat de butyrometers
opnieuw waren opgewarmd tot de voorgeschreven tempe-
ratuur. Rond 1970 ontstonden in samenwerking met de zui-
velindustrie grote regionale laboratoria voor melkonderzoek,
die op hun beurt in 1993 samengingen in het Centraal Melk-
controlestation in Zutphen. De controleur kreeg hiermee een
grote verlichting van zijn taak. Vanaf toen werd het melk-
onderzoek grootschalig uitgevoerd, wat een grote kosten-
besparing tot gevolg had. De centrifuge bleef achter als mu-
seumstuk als stille getuige van de bergen werk, die door de
controleurs en vaak ook met hun gezinnen zijn verzet in
dienst van de veeverbetering.

Uitgelicht

Meer van deze historische voorwerpen zijn te bewonderen
in het Museum Veeteelt en KI in Beers bij Cuijk. Het is
interessant om met groepen veehouders een dagtrip te ma-
ken naar dit museum met leuke dagarrangementen en een
boerenlunch. De collegae-vrijwilligers staan voor u klaar
www.veeteeit-ki-museum.nl o/lieshoyo @wxs.nl.

-ocr page 327-

iv/f üiv en
uniek

Slentrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheersings-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

* Maandelijkse evaluatie van de dosering
in de dierenartspraktijk

® Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maximaal
12 maanden)

NU

r ■ Ifi

OVER
ZIJN
GEWICHT

Met Slentrol kunt u:

Li Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

^ Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

SLENTROL®, WERKZAME STOF; dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 160 ml) • DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht
en obesitas bij volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING:
de aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0,05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0,01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 weken
therapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
en de dosis van het product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid
voer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of
een van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoidie of hyperadrenocorticisme. en katten, vanwege
het risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie, dient de leverfunctie beoordeeld
te worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
te worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
worden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren weer
m gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braker
diarree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
Er zijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient ondenwrpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
BEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten hel bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
verschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
met histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of neem
contact op met f^izer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahgSpfizer.com)

slentrol

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIER.

Pfizer Animal Health

-ocr page 328-

Cursussen PAO-D

Practical course in small animal sur-
gery. Module: Simple and advanced
reconstruction techniques

Cursusnummer: 07/134.
Data: vrijdag 2 en zaterdag 3 novem-
ber 2007.

Tijd: vrijdag van 13.30 tot 21.00 uur,
zaterdag van 8.30 tot 17.00 uur
Locatie: Departement Gezondheids-
zorg Gezelschapsdieren, Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.
Cursusleider: prof. dr J. Kirpensteijn.
Docenten: drs. G. ter Haar en drs. H.F. L\'Eplattenier
Prijs: € 800,-.
Aantal deelnemers: 30.

Programma: The topics of this two day interactive course will
highlight a hands-on experience of reconstructive surgery.
Common surgical techniques will be presented and practiced
immediately after the presentation by the participants. Spe-
cial attention will be directed to the way you do surgery (tis-
sue handling, instrumentation) to make your life in the oper-
ating theatre easier Participants will put the most common
local flaps (U, H, Y and Z-flap) into practice. Local flaps,
however, are often not sufficient for large defects and the
third part of this seminar will focus on flaps that allow major
defect closure, such as transposition and axial pattern flaps.
This course is designed to not only improve your surgical
skills but also decrease your fear for large wounds signifi-
cantly and can be useftil for the beginning and the more expe-
rienced veterinarian.

Hoe meer je kijkt, hoe meer je ziet: casuïstieken echografie
CD

Cursusnummer: 07/133.
Datum: dinsdag 13 november 2007.
Tijd: 11.00 tot 16.30 uur
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.
Cursusleider/docent: drs. J.W. Garretsen, veterinair radio-
loog.

Prijs: € 200,-.
Aantal deelnemers: 30.

Doelgroep: Alle dierenartsen die bij gezelschapsdieren echo-
grafisch onderzoek verrichten.

Programma: Bij inschrijving ontvangt iedere deelnemer een
cd met een vijftiental echografische casuïstieken. De beelden
op de cd kunt u beoordelen op uw eigen computer op een
voor u geschikt moment. Over iedere casus staan op de cd
vragen die u kunt beantwoorden. Op de cursusdag worden de
videobeelden besproken en de vragen beantwoord. Uiteraard
is er gelegenheid om te discussiëren over de echotechniek of
over de mogelijkheden voor nader onderzoek.
Bij iedere beeldvormende techniek geldt dat je steeds meer
haalt uitje onderzoek naarmate je er meer ervaring mee hebt,
en vooral diverse beelden ziet. De onderzoekstechniek wordt
geleerd in basiscursussen. Deze cursus laat u kennis maken
met een aantal beelden die in de gemiddelde praktijk voor
kunnen komen tijdens het echografisch onderzoek van gezel-
schapsdieren.

PAOD

Interpretatiedag röntgen CD: thorax, abdomen en skelet:
\'In één lange dag de gehele röntgendiagnostiek\'

Datum: donderdag 29 november 2007.
Opzet: U kunt de gehele dag bijwonen of slechts een deel van
het programma volgen. De gehele dag duurt van 09.00 tot
22.30 (cursusnummer: 07/128) en kost € 275,-. Het onder-
deel thorax duurt van 09.00 tot 13.00 uur (cursusnummer:
07/129) en kost € 150,-, het onderdeel abdomen duurt van
14.00 tot 18.00 uur (cursusnummer: 07/130) en kost
€ 150,-, en het onderdeel skelet duurt van 19.00 tot 22.30
uur (cursusnummer: 07/131) en kost € 150,-.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.
Cursusleider/docent: drs. J.W. Garretsen, specialist veterinai-
re radiologie.
Aantal deelnemers: 30.

Programma: In de afgelopen jaren zijn de drie PAO-D cursus-
sen over de röntgenfoto-interpretatie van thorax, abdomen
en skelet van gezelschapsdieren op afzonderiijke dagdelen
gegeven. Ter afsluiting wordt deze cursus via PAO-D nog
eenmaal gegeven, waarbij alle drie de onderdelen op één dag
gegeven gaan worden. De cursus is bovendien \'thuis\' te vol-
gen via de cd met lesmateriaal en in te vullen vragen. Deel-
nemers aan de thuiscursus die toch ook graag de mondelinge
uitleg willen, kunnen voor € 200,- de gehele dag en voor
€ 75,- een onderdeel volgen.

Thoraxchirurgie voor in de praktijk, zijn er beperkingen?
Cursusnummer: 07/123.

Datum: vrijdag 30 november 2007.

Tijd: 09.00 tot 17.00 uur

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.

Cursusleider/docent: prof dr J. Kirpensteijn.

Docent: dr M.E. Peeters.

Prijs: € 280,-.

Aantal deelnemers: 35.

Doelgroep: Dit seminar is bedoeld voor de algemene gezel-
schapsdierenpracticus.

Programma: Thoraxchirurgie wordt in de praktijk vaak met
argusogen bekeken. Naast het feit dat de benadering als ge-
compliceerd beschouwd wordt, heeft de chirurg last van een
kleine ruimte om in te werken, zijn de organen zeer belang-
rijk voor het functioneren van het dier en wordt de continue
beweging van deze organen als vervelend ervaren. Dit semi-
nar geeft inzicht in en kennis over de belangrijkste chirurgi-
sche aandoeningen in de borstholte.

Onderwerpen tijdens de cursus zijn de juiste benadering van
de thorax, de hernia diafragmatica, chirurgische behandeling
van longaandoeningen, chirurgie van hartaandoeningen,
thorax(wand)tumoren en thoracoscopie. Aan het eind van de
cursus weet de deelnemer om te gaan met belangrijke ziekten
van de thorax en de mogelijk- en onmogelijkheden van tho-
raxchirurgie.

Leidraad III - \'Infectieuze aandoeningen paard\'

Cursusnummer: 07/509.

Datum: woensdag 14 november 2007.

Tijd: 12.30 tot 21.30 uur

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.

-ocr page 329-

Cursusleider/docent: dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan, Departement Gezondheidszorg Paard, Faculteit
Diergeneeskunde.

Docenten: dr. Tamarinde Laan (specialist inwendige ziekten
paard. Dierenkliniek De Lingehoeve), drs. C. Butler (specia-
list inwendige ziekten paard. Departement Gezondheidszorg
Paard, Faculteit Diergeneeskunde), dr Thea Daha (specialist
infectiologie, Leids Universitair Medisch Centrum), drs. De-
borah van Doom (I&I Utrecht) (op dag zelf niet aanwezig),
dn Engeline van Duijkeren (specialist veterinaire microbiolo-
gie en specialist inwendige ziekten paard n.p., l&l Utrecht),
dr Lutz Goehring (specialist inwendige ziekten van het
paard), dr Dirk Houwers (specialist veterinaire microbiolo-
gie, I&I Utrecht), dr. Kees van Maanen (specialist veterinaire
microbiologie en specialist veterinaire pathologie n.p., GD)
en drs. Tresemiek Picavet (specialist inwendige ziekten
paard).

Prijs: € 470,-.
Aantal Deelnemers: 40.

Programma: De paardendierenarts wordt regelmatig gecon-
fronteerd met allerlei infectieuze aandoeningen. In de cursus
worden alle voor het paard in Nederland belangrijke infecti-
euze aandoeningen besproken, waarbij de nadruk zal liggen
op diagnostiek en preventie. De infectieuze aandoeningen
zijn (natuuriijk arbitrair) onderverdeeld in vijf groepen: res-
piratoire aandoeningen, aandoeningen van het digestieappa-
raat, neurologische aandoeningen, systemische aandoeningen
(bloed) en aandoeningen van de huid.
Van iedere aandoening wordt kort de etiologie en de diagnos-
tiek besproken. Daarna wordt vooral gefocusseerd op de pre-
ventie. Hierbij wordt geprobeerd een antwoord te geven op
vragen als:

-hoe besmettelijk is de aandoening en hoe verspreidt zij
zich?

- is de aandoening ook besmettelijk voor andere diersoorten
of de mens?

- hoe lang moeten geïnfecteerde dieren apart worden gehou-
den?

-hoe moeten stallen en vervoermiddelen gedesinfecteerd
worden?

- hoe zinvol zijn preventieve maatregelen zoals vaccineren?
Na de cursus hopen de docenten, mede met de inbreng van de
cursisten, te komen tot het publiceren van een Leidraad 111
\'Infectieuze aandoeningen\' in het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde,
zoals dat eerder al is gedaan voor Leidraad 1 (ko-
liek, acuut kreupel en fertiliteit merrie) en Leidraad 11 (pas-
geboren veulen en omgaan met hengstensperma).

U kunt zich opgeven voor de cursussen bij PAO-Diergenees-
kunde via
www.paod.nl en info@paod.nl.

for

First
Choice

I companion ,
^ care ^

FtexVetB.V.
Bouwstraat 5
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 5725548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvet.nl

www.flexvet.nl

Employed Positions or Potential Partnerships available

•The Strongest track record

•The Fastest growing

•The Widest choice of practice locations

•The Best support

54 vets and nurses have chosen
this fast track route to ow/nlng
and managing their own practice
in the last 5 years.

\'\'\'^Cf/ce. jyi ade Pet^®\'"\'^® Why not join this elite club?

For a confidential chat or to request your
copy of our
\'A-Z of Joint Venturing\'

Tel: h-44 (0)1367 821220

Email:jv@companioncare.co.uk

ww/w.companioncare.co.uk

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

-ocr page 330-

uit de industrie

Slentrol® voor te
zware honden

Pfizer Animal Health introduceert
Slentrol® ter ondersteuning bij het af-
vallen van te zware honden. De werk-
zame stof, dirlotapide, is een krach-
tige en selectieve remmer van het MTP (microsomal
triglyceride transfer protein) in enterocyten. Dit enzym is be-
trokken bij de absorptie en distributie van vet. Het grootste
effect wordt echter bereikt door de indirecte remming van het
verzadigingsgevoel van de hond. Het diergeneesmiddel kan,
indien nodig, gedurende maximaal twaalf maanden zonder
onderbreking worden gebruikt. Het beste resultaat wat
betreft gewichtsvermindering wordt bereikt door de behande-
ling te combineren met een energiearme dieetvoeding en
meer beweging. Een behandeling van 28 weken met alleen
Slentrol resulteerde tijdens het onderzoek in een gewichts-
reductie van gemiddeld 18,4 procent. Het product wordt in
vloeibare vorm gegeven via de voeding en de dosering wordt
afhankelijk van het effect aangepast tijdens de maandelijkse
controle.

Informatie: 010-4064600.

Klinische seminars

Dit najaar organiseert Royal Canin samen met Proteq en Lia-
son Veterinair een nieuwe serie klinische seminars voor die-
renartsen, over maagdarmchirurgie en hypoglycemic bij hond
en kat. De sprekers gaan uit van de probleemgerichte patiën-
tenbenadering en geven veel adviezen en handige tips, die
direct toepasbaar zijn in de praktijk. Naast drie seminars in
de avonden wordt dit jaar ook een klinische seminar georga-
niseerd in de middag. De sprekers zijn drs. Marjanne Zaal
(Wagenrenk) en dr. Joris Robben (Faculteit Diergeneeskun-
de). De kosten voor deelname zijn 40 euro inclusief nascho-
lingsmap en het nieuwe \'emergency manual\' getiteld
Selec-
ted topics in emergency medicine.
De Royal Canin Klinische
Seminars 2007 zijn voor accreditatie aangemeld bij de Tech-
nische Commissie Gezelschapsdieren.
De data en locaties zijn: 29 november, Golden Tulip Eindho-
ven; 11 december. Van der Valk Vianen, 18 december, Van
der Valk Wolvega (deze zijn \'s avonds) en 12 december, Van
der Valk Schiphol (\'s middags).
Informatie en inschrijven:
www.royalcanin.nl

Nieuws
van de
industrie

Verkorting wachttijd ampicilline
tri hyd raat

De wachttijden van ampicilline trihydraat van Dopharma
voor slachtpluimvee, varkens en kalveren (REG NL 5193)
zijn verkort van 28 dagen naar één dag voor slachtpluimvee
en varkens en twee dagen voor kalveren. Deze wettelijke
wachttijden gelden ook voor IKB-varkens en kalverbedrij-
ven. Met deze verkorte wachttijden zal de toepassing van am-
picilline trihydraat meer mogelijkheden bieden in de strijd te-
gen maagdarmaandoeningen en luchtweginfecties bij de
genoemde diersoorten. Binnen enkele maanden zal de naam
ampicilline trihydraat worden gewijzigd in Ampisol® 100%.
Informatie:
pr@dopharma.com.

Een gezonde financiële toekomst

Als medicus komt u op verschillende momenten in uw carrière in aanraking met de
financieel-juridische kanten van uw beroep.

Raadgevers Medische Beroepen geeft al ruim 35 jaar persoonlijk advies op maat
aan beoefenaars van (para)medische beroepen. Wij begeleiden u bij uw financiële
planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.

Ook zorgeloos uw beroep uitoefenen?

Neem voor meer informatie contact op met adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of kijk op www.raadgevers.nl

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 331-

In de jaarrede 2007 wordt teruggekeken en gereflecteerd maar vooral vooruitgekeken en gepland. Veel nieu-
we zaken zijn op mij afgekomen het afgelopen jaar De collega \'s die ik in het afgelopen jaar ontmoet heb,
leggen allen een grote mate van betrokkenheid aan de dag bij ons vak, onze beroepsgroep en vaak ook bij
onze beroepsvereniging. Zij tonen zich bereid tot overleg over de toekomst van ons beroep zowel in tech-
nisch-inhoudelijke als in brede maatschappelijke zin. Kortom, een machtige club om voor te werken.
Maar gewerkt worden moet er ook. Om te beginnen aan de twee strategische keuzes van ons beleidsplan
2008-2010 dat door de algemene vergadering is aangenomen, te weten het imago en de sociaaleconomische
positie van de dierenarts. Gelet op onze kennis en kunde kunnen wij de dierenarts uitstekend positioneren
in het maatschappelijke debat over diergezondheid en dierenwelzijn enerzijds, en voedselveiligheid en volks-
gezondheid anderzijds. En ondertussen werken wij gezamenlijk door aan het uitbouwen van onze maat-
schappelijke verantwoordelijkheid en professionele b\\>aliteit.

Het kwaliteitsdenken zal zowel intern gericht zijn, ten behoeve van een verdere versterking van het draagvlak
binnen de beroepsgroep, als extern, waarbij de beroepsvereniging haar omgeving weet te overtuigen dat
dierenartsen kwaliteitsgericht zijn. Ik constateer dat dit beleid z \'n vruchten begint af te werpen.
Op het terrein van het dierenwelzijn dient de dierenarts de maatschappelijke verantwoordelijkheid invulling
te geven. Een boeiend en complex onderwerp, zoals dat ook bleek op het jaarscongres op 5 oktober
Door een actieve publieke opstelling en participatie in maatschappelijke debatten komt
de veterinair-maatschappelijke optiek nadrukkelijk voor het voetlicht en wordt daar-
mee de rol van de dierenarts helder vormgegeven. Dit dient uiteindelijk niet alleen het
dierenwelzijn maar ook in positieve zin het imago van de dierenarts.
Samenvattend, met het strategisch beleidsplan 2008-2010 als leidraad liggen er vele
uitdagingen voor ons te wachten.

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter
l.j.hellebrekers@knmvd.nl

Voorzitters-
column

De KNMvD - waarom en waartoe?

Wijzer in dierenwelzijn!

Teas Kreuger

Op het moment dat ik deze column
schrijf, is de troonrede net uitge-
sproken. In een toelichting daarop
zegt minister Gerda Verburg (LNV)
de komende jaren zes miljoen euro
beschikbaar te stellen voor dieren-
welzijn. Zij geeft aan dat dit moet
leiden tot "het duurzaam en met
respect produceren van voedsel, met
aandacht voor niet materiële zaken zoals dierenwelzijn."

CCL-
column

Als u deze column leest, is het jaarcongres 2007 van onze
KNMvD al weer achter de rug. Een jaarcongres dat \'Wijzer
in Dierwelzijn\' als thema heeft meegekregen. De keuze voor
het onderwerp dierenwelzijn is een logische, want dierenwel-
zijn staat in onze maatschappij meer dan ooit in de belang-
stelling. Uiteraard gaat de belangstelling voor en de menings-
vorming over dierenwelzijn niet aan onze beroepsgroep
voorbij. Integendeel, wij dienen hier (mede) een rol in te spe-
len op basis van wetenschappelijke gegevens. Dit is ook de
reden dat dierenwelzijn een vast agendapunt is tijdens de be-
stuursvergaderingen van de GGL.

Vanuit de vakgroepen en het GGL-bestuur worden onderwer-
pen voorgedragen aan de Commissie Ethiek van de KNMvD.
Deze geeft over de onderwerpen die behandeld worden een
advies, wat uiteindelijk kan leiden tot een standpuntbepaling
van de KNMvD. Zo zijn er het afgelopen jaar onder andere
ggl

standpunten naar buiten gebracht over castratie van biggen,
weidegang en huisvesting van melkvee in Nederland en vac-
cinatie tegen bluetongue.

Daarnaast zijn een aantal leden van de Werkgroep Genees-
kunde Vleeskalveren in het kader van dierenwelzijn al enkele
jaren bezig om samen met onderzoekers van de Animal
Science Group een \'Monitor welzijn vleeskalveren\' te ont-
wikkelen. Deze monitor bestaat uit drie onderdelen, namelijk
een gedragsonderzoek met behulp van verschillende gedrags-
testen, een klinische gezondheidsbeoordeling en een patholo-
gisch onderzoek (aan de hand van slachthuismateriaal). De
klinische gezondheidsbeoordeling wordt uitgevoerd door kal-
verdierenartsen, die aan de hand van een protocol een uitge-
breide steekproef doen, ongeveer drie weken na opzet, der-
tien weken na opzet en twee weken voor het slachten.
Mogelijk kan de monitor die nu ontwikkeld wordt, na aan-
passing in de toekomst worden gebruikt voor het maken van
een welzijnsmonitor voor andere diersoorten.
De GGL houdt u op de hoogte.

groep

gezondheidszorg
landbouwhuisdieren

-ocr page 332-

Dirk Talsma

(i8 mei 1920 - 13 juni 2007)

memoriam

Dirk Talsma werd op 18 mei 1920 geboren als zoon van een foeragehandelaar in het Friese dorp
Raerd (Rauwerd). AI spoedig werd duidelijk dat hij niet alleen begiftigd was met een scherp ver-
stand. maar ook muzikale aanleg had. Dirk deed zich verder kennen als een natuurmens pur sang.
In zijn jongensjaren heeft hij zijn favoriete sport, het kaatsen, met succes beoefend.
Na het gymnasium te hebben doorlopen, ging hij in 1938 naar Utrecht om diergeneeskunde te
studeren. Van het studentenleven heeft hij volop genoten en hij heeft menig zangborrel begeleid op
de accordeon.

Tijdens de Duitse bezetting weigerde Dirk de loyaliteitsverklaring te tekenen en hij zag zich genood-
zaakt vanaf februari 1943 tot de bevrijding onder te duiken. Aanvankelijk kreeg hij onderdak op
een boerderij in de omgeving van Sneek. Later heeft hij dankzij een vervalst persoonsbewijs kunnen
assisteren in verschillende dierenartsenpraktijken.

Op 2 augustus 1945 trouwde Dirk in Bolsward met Nan Couperus. Het jonge paar vestigde zich in de
binnenstad van Utrecht, waar Dirk in 1946 afstudeerde. Hij associeerde zich met collega W. Oosten-
brug in Leeuwarden, waar hij al had geassisteerd in zijn onderduikperiode. Het was een gemengde
praktijk met zowel landbouwhuisdieren als gezelschapsdieren. De ervaring leerde echter dat het
combineren van werkzaamheden ten behoeve van landbouwhuisdieren en van gezelschapsdieren
problematisch kan zijn. Mede daarom werd de praktijk in 1951 gesplitst en beperkte Dirk zich voort-
aan tot de landbouwhuisdieren. Met name de koeienpraktijk trok hem aan.

Zijn wetenschappelijke interesse leidde ertoe dat hij nader onderzoek ging doen naar acetonemie
post partum hij de Friese melkkoe, wat op 3 juU 1952 resulteerde in zijn promotie tot doctor in de
diergeneeskunde.

In het gezin Talsma werden vier kinderen geboren, twee dochters en twee zonen. In 1959 associeerde
Dirk zich met Eldert Cesar Na het vertrek van de gezelschap.\'idierenpracticus enkele jaren later
werden de praktijken van respectievelijk landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren weer verenigd.
De associatie werd in 1973 echter in goed overleg ontbonden en Dirk koos opnieuw voor de land-
bouwhuisdieren, terwijl collega Cesar zich beperkte tot de gezelschapsdieren. Op 1 januari 1984
droeg hij de praktijk over aan collega J.H. Hielkema.

Dirk was een kritische veellezer. Mede daardoor was hij gedurende twee zittingsperioden een zeer
gewaardeerd lid van de Redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Zijn activiteiten waren naast de praktijkwerkzaamheden niet alleen van wetenschappelijke maar ook
van sociale aard. In dat verband dienen te worden genoemd: voorzitter van de afdeling Friesland
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, bestuurslid van diacones-
senhuis. Bondsspaarbank, gymnasium en Dierenbescherming, en adviseur van het Fries Paarden-
stamboek. Als lid van Round Table, Rotary, de kegelclub en de afdeling Friesland van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft hij voor deze verenigingen ter gelegenheid
van feestelijke gebeurtenissen menig liedje geschreven en begeleid op de piano.
Dirk was een integere collega, hield zich nauwgezet aan gemaakte afspraken, was wars van oneer-
lijkheid en had gevoel voor humor Zijn tolerantie had echter duidelijke grenzen, want als iemand
het bij hem had verbruid, was het voor altijd over

In 2002 werd hij getroffen door een herseninfarct. Het hem eigen snelle reactievermogen was daarna
verdwenen en zijn actieradius had zich sterk beperkt. Een tweede herseninfarct op 26 mei jongst-
leden leidde tot zijn overlijden op 13 juni 2007.

Op 18 juni hebben wij in het crematorium te Goutum in besloten kring afscheid van hem genomen.
Daarbij hebben zijn kinderen op een voortreffelijke manier veel herinneringen aan hun vader onder
woorden gebracht. Zijn overlijden betekent een groot verlies voor Nan, zijn kinderen, andere fami-
lieleden en vrienden. Wij hopen dat de vele goede herinneringen aan deze markante man voor hen
en in het bijzonder voor Nan een steun zullen zijn bij het verwerken van dit verlies.

Aale Osinga en Gerlof van der Werff

-ocr page 333-

Claus van Umborgh

(i maart 1924 - 26 maart 2007)

memoriam

Als de dag van gisteren herinner ik mij het moment waarop Claus bij ons, Trouw & Co, solliciteerde
naar de positie van diergeneeskundig wetenschappelijk medewerker Hij maakte een geweldige in-
druk, werd aangenomen en stormde vervolgens met twee treden tegelijk de trap van het kantoor in
Amsterdam af, roepend: "Dat varkentje zullen we wel even wassen!"

Dat werd echter geen varkentje, want in die tijd kwamen de kalvermelkvervangers tot ontwikkeling
en dus waren er de nodige voedingskundige problemen op te lossen. Hiernaast bestond bij ons de
behoefte tot voorlichtende ondersteuning voor onze afnemers in de diervoedingsindustrie.
Het was sinds de oprichting van het bedrijf in 1933 een leidende gedachte om aan de toen nog jonge
mengvoederindustrie voedingskundige informatie te geven (receptenboeken). Met Claus trad onze
eerste dierenarts aan. Daarna begon op 1 december 1956 een carrière die hem als een van de eerste
dierenartsen in het bedrijfsleven (met J. W. Baretta medeoprichter van de gelijknamige werkgroep
van de KNMVD) tot grote hoogte bracht.

Claus was maatgevend in de ontwikkeling van nieuwe diervoedingsproducten en de verspreiding
van praktische kennis bij de toepassingen ervan. Kennis opgedaan bij de formulering van voedings-
supplementen voor nertsen werd toegepast bij de forellen (eveneens carnivoren) in de visvijvers van
de Koninklijke Nederlandse HeideMaatschappij, waarmee een researchovereenkomst werd gesloten
voor de ontwikkeling van een droogvoer. Tot die tijd werden de forellen gevoerd met verse lever, wat
steeds moeilijker te verkrijgen was. Het nieuwe droogvoer werd een succes en legde de basis voor
een serie productielocaties in heel Europa en later voor de wereldwijde expansie in zalm voeders, nu
onder de hoede van Nutreco. Bij de introductie van de \'petfoods\' heeft Claus nadrukkelijk gewezen
op het belang van een volledige informatie over de wetenschappelijke achtergrond van de samen-
stelling voor de dierenartsen in de praktijk.

Als mens combineerde Claus zijn aanstekelijke enthousiasme met een soms niet erg diplomatiek
optreden. Hij was een \'draufganger\'en zijn stijl zag men ook terug in zijn autorijden: veel, lang en
hard. Hij had dan ook geen tegenliggers maar "tegenstanders ", zoals hij ze noemde.
Op elk congres of elke lezing was hij nadrukkelijk aanwezig en stelde hij de meest ad remme vragen,
die menig spreker in verlegenheid brachten. ("Claus, doe dat nou niet, hou het leuk! ", M. B.)
Claus heeft met zijn wetenschappelijke inbreng mede aan de basis gestaan van de grote groei naar
Trouw Internationaal in de jaren \'50 tot \'80 en van een hele groep geheel nieuwe diervoeders.
Diegenen zoals ik, die hem in zijn gloriejaren hebben meegemaakt, bewaren aan hem een onver-
getelijke herinnering.

O. Suurenbroek

Met bijzondere dank aan: mw. dr. Marieke Buijnink en drs. J. W. Baretta.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline1)

15-11-2007

maandag

29-10-2007

01-12-2007

maandag

12-11-2007

15-12-2007

maandag

26-11-2007

01-01-2008

maandag

10-12-2007

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 334-

vkrgaderingenft BllEENKOMSTEtT

Congressen ft Symposia

Oktober

26 Symposium \'Gebitsproblematiek bij het ge-
zelschapsdier\', georganiseerd door de Werk-
groep Veterinaire Tandheelkunde (WVT).
Locatie: De Koperen Hoogte te Zwolle. Voor
meer informatie en registratie: InstruVet ter
attentie van Mariëlle van Boxtel. Telefoon:
0485-335555. E-mail:
mvboxtel@auv.org.
Vanaf 15 september kunt u zich ook inschrij-
ven via de website:
www.auv.eu (onder vete-
rinair, actueel). De inschrijving sluit 12 okto-
ber 2007.

26-28 Vierde HAP Congres met spraakmakende onderwerpen over gedrag
en emoties van dieren. Voor informatie over het congres, sprekers en
inschrijvingen kijk op
www.tinley.nl.

November

2

Doorlopende
agenda

2-3

Symposium Departement Gezondheidszorg Paard.
14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary Me-
dical Society to the theme \'History of Gynecology and Andrology in
Domestic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG, ATF,
WAHVM 45 €, Members of GdF (TiHo) 25 €, Unemployed 15 €,
Students none. Information about the conference, and registration of
contributions (20-minute presentations) or posters: until April 01, 2007,
to University-Prof Dr. Dr. Johann Schäffer, Tierarztliche Hochschule
Hannover, Fachgebiet Geschichte, Bischofsholer Damm 15 (Haus 120),
D-30173 Hannover, Fax:
-H-49-(0)511-8567676, E-mail: johann.schaef-
fer@tiho-hannover.de.
Accomodation (Reservation): Hannover Touris-
mus Service, Hotel Service, Prinzenstraße 6, D-30159 Hannover, Tel.
49-(0)5l 1-12345555, Fax
-H-49-(0)511-12345556, E-mail: hotels@
hannover-tourism.de.

Buitengewone ledenvergadering van de AUV Dierenartsencoöperatie.
Locatie: AUV Dierenartsencoöperatie te Cuijk. Tijd: 14.00 uur.
Werkvergadering regio Zuid Varken 1 - varkensgezondheidszorg in de
keten. Locatie: Berkel - Enschot, tijd: 20.00 uur, regiocontact: Harco
Kikkers.

Najaarsdag GGP, aansluitend ALV, vindt plaats of op 17 of op 19 okto-
ber.

Werkveigadering regio Zuid, Paard I - Dieetvoeders voor paarden.
Mineralen. Locatie: Berkel-Enschot, tijd: 20.00 uur.
Werkvergadering regio Oost, Varken I - varkensgezondheidszorg in de
keten. Locatie: Deventer, tijd: 19.30 uur, regiocontact Harco Kikkers.
Informatieavond werk in Zweden. Locatie: FD, Utrecht, tijd: 19.00 tot
22.00 uur. Aanmelding: rob.floris@lanh.amv.se.
Werkvergadering regio West, Paard I - Dieetvoeders voor paarden.
Mineralen. Locatie: Amsterdam, tijd: 20.00 uur.
Werkvergadering regio Oost, Paard I - Dieetvoeders voor paarden.
Mineralen. Locatie: Deventer, tijd: 19.30 uur.
Werkvergadering regio West, Gezelschapsdieren I - Oogheelkunde,
Orthopedie. Locatie: Amsterdam, tijd: 20.00 uur, regiocontact: Cor de
Vries.

18

23

24

25

30

30

Cursussen"

Oktober

26-26 International Postgraduate Course Promoting Equine Performance - Prin-
ciples and practice of nutrition, welfare and training. Plaats: Wageningen.
Kosten: 1795 euro. Inschrijftermijn eindigt op 1 oktober 2007. Nadere
infonnatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.ni.

29-30 Post Graduate Course: Pet Nutrition and Health. Locatie: WICC Wa-
geningen. Kosten: 1050 euro. Meer informatie:
petnutrition@wur.nl,
telefoon: 0317-484082.

31-4/11 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module II Thoracolumbar.

Oktober

16

16

17/19

f^ iL : (,..,

World Wide Equine Education B.V.

"Een andera kijk op het paard"

li 2 laar Eaidno OstaopaUi ®,
•en andere manier van enderzoelen en behandelen.
10 ianuart 2008 start de nlemn Engelstalige cursus.
Inschrllvenkanvanalnu
Infe: iinMw.w2e2.com

Gevraagd: dierenarts m/v

Dierenkliniek "Pieter Bas" is een kliniek voor gezelschapsdieren met
vestigingen in Gouda en Waddinxveen.

We zijn per direct op zoek naar een collega met 1 a 2 jaar praktijkerva-
ring ter versterking van ons team.

Wij bieden een parttime baan voor gemiddeld 20 uur per week met uit-
bouwmogelijkheid.

Uw sollicitatie kunt u binnen 2 weken na het verschijnen sturen aan
Dierenkliniek "Pieter Bas", Hoge Gouwe 21, 2801 LA Gouda of aan
cramer@pieter-bas.nl. Voor inlichtingen: dhr J.B. Cramer 0182-516876
(werk) of
www.pieterbas.com.

-ocr page 335-

D.A.P

Dog Appeasing Pheromone

halsband

rc

cmjF?\\

oyKPt

dai

LDA.PJ

ceva\'

Halsband

Verdamper Spray

D.A.P.® uw hond gerustgesteld in alle omstandigheden!

D.A.P.* Is geen diergeneesmiddel.

(CEVA

^ANTE ANIMALE

-ocr page 336-

Dierenkliniek Meerwijk te Haarlem is een kliniek welke zich uit-
sluitend richt op gezelschapsdieren. Onze kliniek biedt een breed
pakket van diensten aan.

Wij zoeken daarom een

GD Deventer is een
zelfstandige organisatie
met 450 medewerkers
die rich toelegt op de
georganiseerde dier
gezondheidszorg, 2e
lijnsdiergeneeskunde,
monitoring, voedsel-
veiligheid en praktijk
gericht onderzoek.

enthousiaste dierenarts (m/v)

- met minimaal 2 jaar werkervaring in de gezelschapsdieren-
sector

- met een goede motivatie en bekwaamheid op het chirurgisch
vlak en bereidheid hierin door te groeien

- met kennis en technisch gevoel voor diagnostische hulpmid-
delen

- met een flexibele en van nature opgewekte instelling

- met belangstelling voor een moderne praktijk die continue in
beweging is

Wij bieden:

- een dienstverband voor minimaal 20 tot 32 uur

- een prettige werksfeer zonder continue voelbare hiërarchie
voor iedereen

- een sfeer echter waar vakkundigheid in balans met een gezon-
de commerciële instelling hoog in het vaandel staat

- een uitstekende bereikbaarheid

- een salaris in overleg en afhankelijk van het ervaringsniveau

- een goed functionerende dienstregeling (1 op 20)

Uw schriftelijke reactie zien wij graag tegemoet. U kunt hem rich-
ten aan: H.B Hoorweg, Stresemannlaan 19,2037 TA Haarlem.

Vacature dierenarts gezelschapsdieren

Diereni<liniek Tiel-Drumpt zoekt ter completering van
haar team een dierenarts gezelschapsdieren.

Onze beoogde nieuwe collega herkent zich in onderstaande beschrijving:

• U bent afgesmdeerd met gezelschapsdieren als differentiatierichting.

• U heefl minimaal een redelijke mate van ervaring en kunt zelfstandig
eerstelijnsonderzoeken en -behandelingen uitvoeren.

• Uit uw e.v blijkt uw interesse in orthopedie en u wilt uw kwaliteiten en
gedrevenheid graag inzetten om samen met de rest van ons team de dier-
geneeskundige zorg op een steeds hoger niveau te tillen. Uw vermogen
tot samenwerken en uw goede communicatieve vaardigheden dragen
hieraan bij.

• U heeft interesse in bijzondere diersoorten, waarbij ervaring met deze
patiëntengroep zeker een pré is.

• U vindt het vanzelfsprekend om uzelf te blijven ontwikkelen op uw vak-
gebied.

• Participatie in de goed geregelde verdeling van avond- en weekenddien-
sten is voor u geen bezwaar.

Wij bieden onze nieuwe collega:

• Voltijds dienstverband met salariëring volgens de CAO dierenartsprak-
tijken

• Goede nascholingsregeling

• Ruime kliniek met veel onderzoeks- en behandelingsfaciliteiten

• Ervaren, gedreven team met prettige collegiale verhoudingen

• Stimulerende werkomgeving

Uw sollicitatie, voorzien van curriculum vitae, kunt u sturen naar Dierenkli-
niek Tiel-Drumpt, t.a.v. drs. A.L. Berkhout-Jorksveld, Culemborgse Grint-
weg 2, 4003 CJ te Tiel. Om een indruk te krijgen van onze kliniek kunt u

kijken op www.dierenkliniektiel.nl.

GD is een ambitieuze private onderneming
die zich begeeft op de Nederlandse en
Europese markt. Vanuit onze vestiging In
Deventer werken 450 medewerkers dagelijks
aan de gezondheid van landbouwhuisdieren
en gezelschapsdieren, In opdracht van
dierhouders, dierenartsen, overheid en
bedrijfsleven. Het hart van ons bedrijf wordt
gevormd door een modern veterinair
laboratorium waar per dag 20.000 analyses
worden verricht. Daarnaast beschikt GD over
een team van wetenschappers en zootechnisch
medewerkers voor het uitvoeren van praktijk-
gericht onderzoek en het ontwikkelen van
programma\'s voor dierziektepreventie en
-bestrijding. Bij ons gaan kwaliteit en
betrouwbaarheid hand in hand, en staat de
klant centraal. Wetenschap en commercie
komen samen. GD kent een open en Informele
cultuur.

De afdeling Varkensgezondheidszorg heeft
ruimte voor een creatieve en nieuwsgierige

Dierenarts

Deze d1erenart;s zal een bepalende rol gaan
spelen bij het Initiëren van (praktijkgericht)
onderzoek dat handvatten biedt voor de
varkenshouder om (veterinaire) problemen
op te lossen en bij het Initiëren van producten
die varkenshouders en dierenartsen onder-
steunen bij het uitoefenen van hun functie.

Voor deze functie zoeken wij een veterinair
onderzoeker. Creativiteit en nieuwsgierig-
heid zijn belangrijke persoonlijke kenmerken
die passen bij deze functie. Het schrijven
van onderzoeks- en projectvoorstellen maakt
een groot deel uit van het takenpakket.
Projecten worden uitgevoerd in samenwerking
met collega\'s van binnen en buiten GD.
Goed kunnen samenwerken en communiceren
Is dan ook een vereiste voor deze functie.
Affiniteit met de sector varkenshouderij
vormt een randvoorwaarde voor het werken
als veterinair medewerker In de varkensge-
zondheidszorg. Naast een Inspirerende en
dynamische werkomgeving bieden wij een
modern pakket arbeidsvoorwaarden.

Voor nadere Informatie kan U contact
opnemen met mevrouw dr. H. van Beers
DVM, PhD, hoofd Varkensgezondheidszorg,
telefoonnr: 0570-66 03 37. Uw sollicitatie
kunt u per e-mail richten aan mevrouw
ML. Driessen, mLdriessen@gddeventer.com.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04
www.gddeventer.com,info@gddeventer.com

-ocr page 337-

:c

M»rg«nM*kundlB csntrum ■>• P«uv«n Esek U Mn 9Mn*n9d* praktijk,
gmstlgd In Hailirinkkask, één van da karkdarpan van da TwanUa
ganiaanta Tubbargan. Vaor ana taam bastaanda uR 6 diaranartaan an •
_—— ^ aaalatantaa zijn wIJ In vartiand mat hat aanataand vartrak van aan callaaa

DIERGENEESKUN D J.Ê. Q^J aiLi\' ."-""••-"9v.n.nzawarta..ml.adan.pk.rta..rnKM.apz.ak«a.r

e peuvers

2 dierenartsen
paarden/gezelschapsdieren (m/v)

Diergeneeskundig centrum De Peuvers Esch

Almekiseweg 169

7615NAHarbrinkhoek

E-mailen kan ook: lnfe@depeuversesch.nl

sollicitaties worden vertroimSIß behandeld.

Wij vragen:

•Persoonlijke ambitie en streven naar cntpkxjüng va
activiteiten op diergeneeskundig gebied banen de pra
•Enthousiasme—

•Teiwr

Wiij bieden:

•Een ambitieuze werkomgeving
•Een modern, ruim opgezet praktijkpand
•Ruimte voor zelfortpkx)iing

•Ruimte en faciliteiten voor nieuwe / vernieuwende initiatieven
•Een groene, gemoedelijke woon- en werkomgeving in het Twentse
coulissenlandschap

•Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden afhankelijk van
kwalificaties van de kandidaat

elgensehâppen

commerciële instelling

en in de all round-éenstenyia e^

Spreekt het bovenstaande je aan, stuur dan een korte brief met CV, onder vermeldiijg Van "«Sature di

Voor nadere informatie kun je contact opnemen met Coi-né m) deö

KLINIEK VOOR PAARDEN

DIERENKLINIEK

W O L V [ G A

Dierenkliniek Wolvega is een praktijk waarbinnen door 13 dierenartsen diersoortspecifiek gewerkt wordt.
De afdeling Kliniek voor Paarden is een doorverwijs- en gecertificeerde keuringskliniek waar eerste- en tweedelijns
werkzaamheden verricht worden. Vanwege het besluit van onze oudste collega de stethoscoop aan de wilgen te hangen en
wegens uitbreiding van de werkzaamheden zijn we op zoek naar 2 nieuwe collega\'s met het volgende profiel:

EUROPEES SPECIALIST VETERINARY DIAGNOSTIC IMAGING m/v

ERKEND PAARDENDIERENARTS m/v

Wij verwachten van beide aanstaande collega\'s: veel ambitie, team geest, klantvriendelijkheid en commercieel inzicht

Voor Informatie en reacties kunt u zich richten tot:

Erik Leusink, Dierenkliniek Wolvega, afdeling Kliniek voor Paarden,
Stellingenweg 10, 8474 EA Oldeholtpade, Tel. (0561) 68 85 55

-ocr page 338-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» AIO ACETONAEMIE EN KETOSE BIJ MELKVEE

Bij de faculteit Diergeneeskunde is plaats voor een AIO. Binnen de leerstoel Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
gaat u onderzoek doen naar de pathofysiologie en de therapie van acetonaemie aan de hand van melkkoeien met
deze aandoening. Een deel van het onderzoek bestaat uit een klinische interventiestudie, gericht op de aetiologie en
de behandeling van de ziekte. Daarnaast verzamelt u gegevens in het veld en analyseert u deze om te komen tot voor
de praktijk bruikbare informatie over (het risico op) ketose. U bent een dierenarts met interesse voor het grensvlak van
pathofysiologisch en epidemiologisch onderzoek bij melkvee en u hebt affiniteit met deze sector

Bij voorkeur hebt u en/aring met statistische technieken voor data-analyse. Uw salaris bedraagt in het eerste jaar € 1.956,-
tot € 2.502,- bruto per maand in het laatste jaar. De aanstellingsomvang is 1,0 fte.

Meer informatie: dr. R. Jorritsma, telefoon (030) 253 1248 of prof. dr. A.G.M. Tielens, telefoon (030) 253 5380.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

B ^ Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

DIERGENEESKUNDIG CENTRUM

HOR» l>yi A ISI s

Diergeneeskundig Centrum Hopmans is een goed geoutilleerde gezel-
schapsdierenpraktijk waar zowel eerste als tweede lijns diergeneeskunde
uitgeoefend wordt. Voor ons team, bestaande uit vijf dierenartsen en tien as-
sistentes zoeken wij op korte termijn een full time:

bevlogen dierenarts voor gezelschapsdieren

Van onze toekomstige collega verwachten wij:

■ goede contactuele en sociale eigenschappen

• ondernemersgeest, enthousiasme, ambitie en flexibiliteit

■ teamgeest en een klantgerichte houding

• differentiatie gezelschapsdieren

■ chirurgische vaardigheden en het enthousiasme deze verder te
ontwikkelen

■ participatie in de diensten

■ dat hij/zij wil wonen en werken in het noorden van het land

Wij bieden een prettige en uitdagende werksfeer met een goed team
van paraveterinairen.

Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens CAO.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van uw CV graag binnen 14 dagen te

richten aan: Diergeneeskundig Centrum Hopmans

t.a.v. mevr. I.C. Hopmans, Groene Zoom 4, 9301 SJ Roden.

www.dlergeneeskundig-centrum.nl

dirrcnkliiiick

de Hoekse Waard i».

Dierenkliniek de Hoekse Waard is een moderne goed geoutilleerde
4 mans kliniek voor gezelschapsdieren Ons team zoekt per november/
december een

collega m/v voor 30-40 uur per week

Van onze collega verwachten wij:

differentiatie gezelschapsdieren
een zelfstandige en ambitieuze instelling
goede contactuele en sociale vaardigheden
interesse in tandheelkunde, chirurgie en/of echografie
deelname in de avond/nachtdiensten (1 x per maand)
deelname in de weekenddiensten (1 x per 12 weken)
bij voorkeur praktijkervaring

Onze nieuwe collega bieden wij:

CAO voor dierenartspraktijken
mogelijkheden voor Post Academisch Onderwijs
collegiale ondersteuning -ook tijdens de diensten
mooie leefomgeving "nationaal landschap"
goede toekomstmogelijkheden

Uw curriculum graag richten aan onze praktijkmanager
Mw. H.K.Schep Kersten, Dierenkliniek de Hoekse Waard, Oost Voor-
straat 90-92, 3262 JH Oud Beijerland. Tel: 0186-610371, E-mail:
info@dklhw.nl, website: www.dklhw.nl.

AA

-ocr page 339-

Denagard® is nu ool< in Nederland beschikbaar.

Denagard® is een zeer goed oplosbaar granulaat op basis
van tiamuline. Denagard® bewijst dagelijks zijn effectiviteit
in de metafylactische behandeling van de belangrijkste
darmziekten: Ileitis en Dysenterie.

Door de behandeling met Denagard® kunt u rekenen
op een hogere groei per dag en een verbeterde
voederconversie.* U ziet het verschil!

Wilt u meer weten over Denagard® en de voordelen voor
u, neemt u dan contact op met Novartls Animal Health.

Denagard

tiamulin

* 19e IPVS congres, Denemarken

De juiste keuze

Productnaam en registratienummer DENAGARD 45% W.S.G voor varkens en kippen. REG NL 8012 Werkzame stof Tiamulinewaterstoffumaraat 450 mg/g (overeenkomend met tiamuline 364 mg/g)
Indicaties Varkens: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van: - Varkensdysenterie veroorzaakt door Brachyspira hyodysemteriae. - Procin prol iteratieve enerophatie (ileitis)
veroorzaakt door Lawsonia intracellularis. Kippen: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van chronische luchtwegaandoeningen veroorzaakt door Mycoplasma gallisepticum
en gecompliceerd door gevoelige Escherichia coli-stammen. Dosering Dosering varkens: Varkensdysenterie: 6-8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Ileitis: 8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 5 dagen. Dosering kippen: 40 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Wachttermijn Varkens: 8 dagen voor de slacht. 1KB wachttijd eveneens 8 dagen. Kippen: 6 dagen voor de slacht. Niet voor gebruik bij legvogels die eieren voor menselijke consumptie
produceren. Kanalisaties tat us UDA Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Business Unit Animal Health, Claudius Prinsenlaan 142.4818 CP Breda, Nederland. T: 31 (0)76-5330020.
Verdere informatie op aanvraag beschikbaar.

-ocr page 340-

direct te gebruiken oplossing

\'^direct te

ProteqFlu-Te

READY TO USE

Hét enige influenza-tetanus vectorvaccin met betrouwbare
werkzaamheid tegen, de door de O.I.E. meest recent aanbevolen,

heterologe South Africa/04/03 stam\'

ToteqFlu"" Suspensie - Samenstelling per dosis; Influenza A/equi-2/Kentucl<y/94 [HsNe] re
aarden.
Indicaties; Actieve immunisatie tegen paardeninfluenza ter vermindering van kllnisc
ij voorkeur ter fioogte van de nek, volgens het volgend schema: Basisvaccinatie: de le injecti
sico op infectie of onvoldoende opname van colostrum een extra eerste injectie op de leeft
yperthermie, apathie, verminderde eetlust en overgevoeligheidsreactie. Een lichte stijging va
uspensie -
Samenstelling per dosis; Influenza A/equi-2/Kentucky/94 {H3Nb] recombinant kc
dium tetani toxoid > 30 lU.
Doeldiersoort: Paarden. Indicaties: Actieve immunisatie teger
ombinant kanariepokkenvirus (vCP1529) en Inftuenza A/equi-2/Newmarket/2/93 [HsNs] recombinant kanariepokkenvlrus (vCPlS:
e symptomen en van virusexcretie na infectie bij paarden van 4 maanden of ouder.
Dosering en toedienlngsw^eg: Eén dosis (1 m
vanaf een leeftijd van 5-6 maanden, de 2de injectie 4-6 weken later. Herhalingsvaccinaties: 5 maanden na de basisvaccinaCie en 1
d van 4 maanden, gevolgd door het volledige vaccinatieprogramma.
Contra-indJcaties: Geen. Bijwerkingen: voorbijgaande
de temperatuur (max. 1,5 ®C) kan voorkomen.
Wachttijd: Nul dagen. ËU/2/03/037/005 (Reg. NL 10103) - Op recept verkrijgba;
lanepokkenvirus (vCP1529) en Influenza A/equi-2/Newm3rket/2/93 [HsNs] recombinant kanariepokkenvirus (vCPlS33), beide > i
paardenmfluenza ter vermindering van klinische symptomen en van virusexcretie na infectie en tegen tetanus ter preventie van s

i3), beide > 5.2 loglO R
I) door middel vaneen Ir
Jaarna jaarlijkse booste
iwelllng, In uitzonderlijl.
sr
diergeneesmiddel\'
1.2 loglO FAIDso; Clost-
lerfte bij paarden van 4
\'ftijd van 5-6 maanden,
leeftijd van 4 maanden,
ictie. Een lichtte stijging
n 243, B-1070 Brussel,
1. MattArt 13064/11/06

laanden of ouder. Dosering en toedieningsweg: Eén dosis (1 ml) door middel van een intramusculaire injectie, bij voorkeur ter hoogte van de nek, volgens het volgend schema: Basisvaccinatte; de le injectie vanaf een Ie
e 2de injectie 4-6 weken later Herhallngsvacdnaties: S maanden na de basisvaccinatie en daarna jaarlijkse boosterinjecties. Bij verhoogd risico op infectie of onvoldoende opname van colostrum een extra eerste injectie op de
evolgd door het volledige vsccinatieo^ogi\'amma.
Contra\'indicaties: Geen. Bijwerkingen: voorbijgaande zwelling, in uitzonderlijke gevallen pijn, lokale hyperthermie, aoathte, verminderde eetlust en overgevoeligheidsrei
an de temperatuur (max. 1,5 "C) kan voorkomen.
Wachttijd: Nul dagen. EU/2/03/038/005 (Reg. NL 10104) - Op recept verkrijgbaar diergeneesmiddel (UDD); voor Belgiè MERIAL BELGIUM S.A./N.V., Bd Sylvain Oupuislai
gl: 32-(0) 2 529 49 00; voor Nederland MERIAL B.V.. Kleermakerstraat 10, 1991JL Velserbroek, Tel: 31-235.20.10.80.
ProteqFlu~ is een geregistreerd handelsmerk van Merial. 2006 Merial. Alle rechten voorbehoude

-ocr page 341-

Deel 132 • Aflevering 21 • i november 2007

Diergenees

J - m. im

Parafilariose, een nieuwe parasitaire ziekte bij het rund
in Nederland

Een hond met alveolaire echinococcose:
het blaaswormstadium van de vossenUntworm

De onzindelijke kat: reden tot euthanasie?

Jaarrede 2007; De KNMvD in beweging

KNMvD

jninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 342-

nieuw en

uniek

Slentrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheersings-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

Maandelijkse evaluatie van de dosering
in de dierenartspraktijk

Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maximaa
12 maanden)

i

Met Slentrol kunt u: ^

3> Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken I

^ Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

NU

#

DEB

GEWICHT

SLENTROL®. WERKZAME STOF: dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 150 ml)« DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de behandeling van overgewi.
en obesitas bil volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERIN
de aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0,05 mgfl<g aanvankelijk lichaamsgewicht (0,01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 wet
therapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
en de dosis van het product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid i

voer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of
een van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoidie of hyperadrenocorticisme, en katten vanwege
het risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of ^lysfunctie, dient de leverfunctie beoordeeld
te worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
te worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
worden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren wee
in gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braken
diarree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
Er zijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient onderworpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
BEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
verschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, met geassocieerd
met histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of
contact op met Rizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg®pfizer.com)

slentrOl

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIEil

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelte a/d Ussel
www.weknowyoucare.nlinlo@pfizerah.com

\\

-ocr page 343-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 21
1 november 2OO7
819

Inhoud

Cover: foto van pagina 822 en 829
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Parafilariose, een nieuwe parasitaire ziekte bij het rund in Nederland; L. van Wuijckhuise, J. Peutz, M. Räumen,
F. Borgsteede en P Koek
 820

Wetenschap

Nieuws

Praktijk in Bedrijf

Voor de praktijk

In veterinair
verband

Cursussen en
congressen

Nieuws

Uit en voor de praktijk

Een hond met alveolaire echinococcose: het blaaswormstadium van de vossenlintworm; Annemiek van Riel,
Bart Sjollema, Sjoerd Klarenbeek en Joke van der dessen

Veterinair tuchtrecht

Gedeelde smart; laira Boissevain

Ethiek uit de praktijk

De onzindelijke kat: reden tot euthanasie?;Joost van Herten

Uitgelicht

Fundatiestcnen Rijks

Rijksveeartsenijschool
Berichten en verslagen

Verslag van de eerste Veterinaire Oldtimerrit op 23 september 2007; Anton Fennema, Harry Brasker
Aankondiging

Oncologisch treffen 2008: \'Gastro-intcstinal tumours: inside out!\'
Cursussen PAOD

827

828

833

835
837

839

840

841

Mastitis? Rilexine 200 LC!

EFFECTIEF KORTSTE WACHTTIJD

/ BREED WERKINGSSPECTRUM
/ EFFECTIEF
/ KORTE WACHTTIJD
/ BETROUWBAAR

NIEUW!

Uniek pootbandje

\\/irt>cic:

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

Rilexine 200 LC Diergeneesmiddel REC NL9348. Samenstetling: per 10 ml suspensie: Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. Indicatie: klinische mastitis veroorzaakt doorvc
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. Doeldier: melkgevend rund. Wachttijd melk; 2 dagen
slacht: 6 dagen. Kanalisatie: UDA. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info0Virbac.nl. www.virbac.nl

-ocr page 344-

Wetenschappelijke redactie

\'Mevr. Dr. H. M. G. van Beers-Schreurs

Drs. H.A. Beijer

Dr. R. Boosman

Dr. R. Kuiper

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Tesl<e

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utfecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr. PR. van Weeren (Uffecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.P.C. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

lE-mail: tüdschriMfcnmvd.nl _

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knnwd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Nieuws uit de industrie

Uit de industrie

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Oner, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman.

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. RJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.R van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

842

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-\'
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordl <MMHld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
De Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861
en C en E bank N.V. Postbus 85100, 3508 AC
nr 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401. 2516 BC Den Haag
Tel. 070-75075001 fax 070-7507578

Voorzitterscolumn

Afscheid; Erik Gostelie

Maatschappljnieuws

Jaarrede 2007: De KNMvD in beweging; prof. dr. L.J. Hellebrekers
De winter door met Veehouder en Dierenmtrjohan Klein Haneveld

Personalia

Doorlopende agenda
jubilea

Deadline kopij

843

844

848

849

850

850

851

Advertenties

Commerciële advertenties; Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204. 3770 AE Bameveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info(@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Original paper

Parafilariasis: a new parasitic disease of cattle in the Netherlands; L. van WuijckhuiseJ. Peutz,
M. Roumen, F. Borgsteede en P. Kock

820

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingefrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 345-

Mooie aansluiting

Voor elke vereniging is de jaarlijkse ledenvergadering het hoogtepunt. Dat geldt ook voor het
Jaarcongres van de KNMvD. Dit nummer, met daarin de jaarrede van de voorzitter van de
KNMvD, is daarom speciaal, zeker voor diegenen onder ons die niet naar het jaarcongres zijn
geweest. En dat zijn toch de meeste van ons. Voor het schrijven van een editorial krijgen de
leden van de Wetenschappelijke Redactie de teksten van het Tijdschrift altijd tien tot veertien
dagen voor de verschijning ter beschikking. Dit gaf dit keer een mooie aansluiting te zien van
onderwerpen bij de jaarrede.

De kernzin uit de rede van de voorzitter is: "KNMvD, pak je verantwoordelijkheid op inzake
maatschappelijk relevante issues als dierenwelzijn, diergeneesmiddelengebruik en de organi-
satie van de eigen kwaliteit." Natuurlijk wordt bij problemen van dierenwelzijn snel gedacht
aan ethische kwesties in de landbouwhuisdierensector: het castreren van biggen, legbatterijen,
stapelbiggen et cetera. Maar ook binnen de gezelschapsdierensector zijn diverse discussie-
punten te vinden en de lezer wordt daarvoor verwezen naar het artikel over ethiek in de praktijk
van collega Joost van Herten. Als onderdeel van de organisatie van de eigen kwaliteit neemt,
naast zaken als praktijkmanagement, nascholing natuurlijk een belangrijke plaats in. De orga-
nisatie van ons PAOD moet anders, dat hebben de afgelopen maanden ons geleerd. Het valt te
hopen dat de verantwoordelijken hiervoor voldoende creatief kunnen en mogen denken en dat
vaste organisatiepatronen hen hierin niet toch gaan belemmeren. De eerste tekenen wijzen,
vrees ik, toch al in de richting van het laatste. Ondertussen gaat de nascholing nog gewoon door
en wordt u ook daarover weer volop geïnformeerd in dit nummer van het Tijdschrift. Dat voor
sommigen onder ons (na)scholing een bittere noodzaak is, valt weer te lezen in het stukje van
laira Boissevain, hoewel ik ook dit keer denk: "Dit kan toch niet echt gebeurd zijn? "
Reeds eerder heb ik in deze rubriek gepleit voor een voor de patiënteigenaar duidelijke struc-
tuur binnen de diergeneeskunde. Terecht merkt onze voorzitter op dat we, ondanks tegenslagen
in het recente verleden, toch weer de eerste stappen op de goede weg zetten in het uitdragen van
kwaliteitsgericht denken. Denk aan de erkende keuringsdierenarts voor paarden en de \'Gids
voor goede veterinaire praktijk\'. Ook binnen de gezelschapsdierensector wil de GGG een dis-
cussie starten over kwaliteit. Als aanzet hiervoor zal dr Lynn Hill van het Royal Veterinary
College tijdens de GGG-najaarsdag een presentatie houden over het accreditatiesysteem in
Engeland. Ik hoef geen oproep meer te doen om daarheen te gaan, aangezien meer dan zes-
honderd collega \'s zich hier al voor hebben opgegeven.

De afgelopen paar jaar zijn we steeds vaker geconfronteerd met \'exotische\' dierziekten. De
ziekte van Lyme, babesiose, ehrlichiose, bluetongue et cetera zijn voorbeelden van ziekten die
ondertussen bij ons inheems zijn geworden. Het is dus belangrijk dat we in onze differentieel-
diagnose meer rekening gaan houden met deze ziekten en dat we hierover worden geïnformeerd.
In dat kader worden er met dit nummer van het tijdschrift weer twee ziekten aan het repertoire
toegevoegd. Een mooi samenwerkingsverband van practici, GD en LTO doet ons kond van het
eerste geval van parafilariose bij het rund in Nederland en daarnaast wordt een eerste casus
van alveolaire echinococcose in ons land beschreven.

Kortom, het was de moeite waard om al deze losse teksten door te lezen en ik ben er daarom
zeker van dat ze, gebundeld tot dit Tijdschrift, u ook zullen boeien.

Uit

de redactie;

Met collegiale groet,
Erik Teske

Diergenees

-ocr page 346-

Parafilariose, een nieuwe parasitaire ziekte bij het rund in
Nederland

Tijdschr Diergeneeskd 2ooy; ^2:820-824

L. van Wuijckhuise\'\',]. Peutz\', M. Roumen\\ F. Borgsteede\'^ en P. Koek\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Bij een in november 2006 uit Frankrijk geïmporteerde
stamboekdekstier werden in maart 2007 bultjes in de
huid van het nek-, schouder- en ruggebied waargenomen.
De buitjes gingen spontaan open waarna uit de buitjes
gedurende een aantal uren bloederig vocht kwam. De
oorzaak bleek
Parafilaria bovicola, een niet endemisch in
Nederland voorkomende worm, die schade kan veroor-
zaken door afkeuring van delen van het karkas bij slach-
ting en waardevermindering van de huid. De ziekte wordt
overgebracht door de vlieg
Musea autumnalis, die in
Nederland zeer algemeen voorkomt. Omdat behandeling
wel de klinische symptomen vermindert, maar niet de
verspreiding van de aandoening voorkomt, werd in goed
onderling overleg besloten het dier af te voeren om infec-
tierisico voor de Nederlandse rundveestapel te voor-
komen. Het betreft de eerste constatering van de infectie
met
Parafilaria bovicola in Nederland.

Summary

Paratilariasis: a new parasitic disease of cattle in the
Netherlands

In March 2007, cutaneous nodules were observed on the
neck, shoulder, and back of a breeding bull imported from
France in November 2006. The nodules opened spontaneous-
ly and produced a haemorrhagic exudate. The cause was
Parafilaria bovicola, a filariid nematode not endemic to the
Netherlands. The worm can cause substantial economic loss
because of the need to trim carcasses and because of the
diminished value of hides. The infection is spread by the fly
Musca autumnalis, which is common in the Netherlands.
Because treatment does not stop the infection from spreading,
the bull was culled to prevent the risk of infection of the
national herd. To our knowledge, this is the first case of
Parafilaria bovicola in the Netherlands.

Inleiding

GD-Veekijker heeft de opdracht de diergezondheid in Neder-
land te monitoren en in ons land niet voorkomende aandoe-
ningen of nieuwe syndromen zo snel mogelijk op te sporen.
Ze doet dit onder andere door practici te stimuleren contact
op te nemen over onbekende symptomen. In dit geval belde

\' GD. Postbus 9. 7400 AA Deventer. Nederland.

\' Diergeneeskundig Centrum Paterswoldseweg, Paterswoldseweg 306, 9727 BW

Groningen, Nederland.
\' Animal Sciences Group, Divisie Infectieziekten, Postbus 65, 8200 AB Lelystad.
Nederland.

Corresponderend auteur: l.v.wuyckhuise^gddeventercom.

de dierenarts (JP) met GD-Veekijker over een hem onbekend
ziektebeeld: een dekstier, die sinds maart 2007 spontaan bul-
tjes en bloedingen had op de nek, schouder en rug. Differen-
tieel diagnostisch komt naast trauma alleen parafilariose in
aanmerking, een aandoening die niet in Nederland voorkomt,
en dus startte een pilot-onderzoek.

In Zweden heeft F. bovicola zich sinds 1978 gevestigd, ver-
moedelijk na import van één of meer besmette dieren uit
Frankrijk (16, 20). Naar aanleiding hiervan verschenen in
1980 enkele artikelen in het
Tijdschrift voor Diergenees-
kunde,
omdat men veronderstelde dat wat in Zweden was
gebeurd, ook hier zou kunnen gebeuren (13, 28). Deze ver-
onderstelling wordt nu, 27 jaar later, bevestigd.
In dit artikel wordt verslag gedaan van deze vondst en worden
aanbevelingen gedaan die er hopelijk toe leiden dat parafila-
riose zich niet, zoals in Zweden, ontwikkelt tot een ende-
mische aandoening bij ons rundvee.

Casus verslag

De klinische verschijnselen

De veehouder had een mooi koppel Stamboek Blonde
d\'Aquitaine. Hij gebruikte dekstieren en had eind september
2006 een nieuwe dekstier gekocht in Zuidwest-Frankrijk (de-
partement Tarn et Garonne). Deze dekstier was op 22-2-2005
geboren en werd op 27-11 -2006 in Nederland aangevoerd. Hij
werd gehuisvest in een stal zonder lichtplaten (afbeelding 1).
Vanaf maart 2007 verschenen bultjes van 7 tot 10 millimeter
in het nek-, schouder- en ruggebied (afbeelding 2). De bultjes
gingen spontaan open en er druppelde gedurende een aantal
uren bloederig vocht uit, dat strepen vormde op de lichte
vacht (afbeelding 3). De stier vertoonde lichte onrust en jeuk
en bleef wat achter in conditie.

Onderzoek en behandeling

De geraadpleegde dierenarts (JP) zag een nieuw ziektebeeld
en pleegde telefonisch overleg met GD-Veekijker (LvW). Hij
kreeg het verzoek monsters te nemen van de bloedstrepen en
uit de bultjes, voor onderzoek op eieren of microfilariën van

-ocr page 347-

Afbeelding 2. Klinisch beeld: detail van de bulten veroorzaakt door de
vrouwelijke Parafilarla\'s in de schouderregio. (Foto: j. Peutz)

■\'O

, O

O

Qofy^DGCPaieiswIóseweg

Afbeelding 4. Bloedingen in de subcutis corresponderend met de bulten
in de huid.
\'fc

Parqfilaria hovicola. Bij dit onderzoek werden geen eieren of
microfïlariën van
P. hovicola aangetroffen. Het behandeladvies
luidde: 0,2 mg per kg lichaamsgewicht ivermectine. De stier
werd op 20 maart 2007 behandeld met moxidectine pour-on
voor 1000 kg (100 ml bij een dosering van 1 ml per 10 kg).
Omdat de ziekte zich verspreidt via vliegen werd bovendien
afgesproken de importstier op stal te houden om het infectie-
risico voor het eigen koppel zoogkoeien te verminderen. De
behandeling had echter geen effect: de stier bleef nieuwe bloe-
dingen vertonen. Daarop werden op 24 april 2007 opnieuw
monsters genomen uit nieuwe bultjes en werd de stier subcu-
taan behandeld met ivermectine voor 1000 kg (20 ml bij een
dosering van 1 ml per 50 kg). Na deze tweede behandeling tra-
den tot de sectie acht dagen later geen nieuwe bloedingen op.

Informatie-inwinning en verdere afhandeling
Ondertussen werd contact gezocht met de Zweedse collega\'s
(Dan Christensson, National Veterinary InstiUite SVA, Uppsala,
Zweden) om te vragen of er een serologische test beschikbaar
was en hoe de huidige situatie in Zweden was. Helaas bleek
de indertijd in Zweden gebruikte serologische test (29, 30)
niet meer voorhanden. Ook navraag elders in de wereld
(Philippe Dorchies, Frankrijk; Jan van Wyk, Zuid-Afrika; lan
Carmichael, Australië) gaf als resultaat dat er geen serologi-
sche test verkrijgbaar was. De Zweedse ervaringen met iver-
mectinebehandelingen hadden geleerd dat hiermee wel schade

I *

kon worden voorkomen, maar verspreiding niet kon worden
tegengegaan (D. Christensson, persoonlijke mededeling). Om
eventuele verspreiding in Nederland vanuit het geïmporteerde
dier te voorkomen, werden de bevindingen gerapporteerd aan
de Begeleidings Commissie Monitoring. In goed overleg tus-
sen LTO, GD, dierenarts en veehouder werd besloten de stier
over te nemen en voor sectie naar Deventer te brengen. Ener-
zijds was daardoor een besmettingsbron voor andere dieren
weggenomen, anderzijds kon de definitieve diagnose worden
gesteld. Uiteraard kon niet worden uitgesloten dat er in de pe-
riode tussen het optreden van de bultjes en sectie al transmis-
sie had plaatsgevonden.

Sectieresultaten

Bij sectie werden aan de buitenkant beiderzijds in het dorsale
hals-, schouder- en ruggebied multifocaal afgeronde ver-
hevenheden van de huid aangetroffen (diameter 1 tot 2 cm) en
nog enkele ingedroogde bloedstrepen. De verhevenheden aan
de buitenzijde van de huid correspondeerden in de subcutis
met bloedingen of geelgroene plekken die varieerden in
grootte (afbeelding 4). Deze plekken hadden een diameter van
3 tot 10 cm en werden veroorzaakt door subcutane oedema-
teuze (ontstekings)aggregaten met daarin slanke wormen (af-
beelding 5). Een deel van deze wormen was ondoorzichtig
geel en leek afgestorven. Op één plaats zette het aangetaste
weefsel van de subcutis zich oppervlakkig voort in het bind-
weefsel tussen de spiergroepen van de hals. De rest van de
macroscopische sectie was niet afwijkend. De wormen wer-
den vrij geprepareerd voor determinatie (afbeelding 6).
Bij histologisch onderzoek werden in de subcutis uitgebreide
eosinofiele infiltraten, bloedingen, kruipsporen en enkele
doorsneden van wormen vastgesteld. Een deel van de door-
sneden leek afkomstig van vitale wormen met in de uterus
massaal microfilariën bevattende eieren (afbeelding 7). Een
ander deel van de doorsneden bleek afkomstig van afgestor-

-ocr page 348-

Afbeelding 6. Vrijgeprepareerde vrouwelijke Parafilaria bovicola. (Foto:
F. van Welle, ASC)

Inches

j_I

AA

ven wormen, omgeven door veel granulocyten (afbeelding
8). Daarnaast waren er velden met een proliferatieve en gra-
nulomateuze ontsteking met veel macrofagen, lymfocyten en
plasmacellen.

Parafilaria bovicola

In 1934 zag De Jesus op de Filippijnen runderen met knob-
beltjes in de huid die spontaan opengingen en waaruit een
bloederig vocht sijpelde (8). In datzelfde jaar beschreef
Tubangui de worm die dit veroorzaakte:
Parafilaria bovicola
(35). Later werd de door deze worm veroorzaakte aan-
doening, parafilariose, niet alleen aangetroffen op de Filippij-
nen (33), maar ook in Noord-Afrika (10), Roemenië (17), In-
dia (21), Zuid-Afrika (22), Japan (12), Burundi (15),
Frankrijk (4), Zimbabwe (7) en Egypte (9). In 1968 en in
1970 werd in Canada parafilariose beschreven als een ziekte
die was geïmporteerd met rundvee uit Frankrijk (22, 38).
Hetzelfde gebeurde in 1996 in leriand (34).
P. bovicola is een nematode behorend tot de groep van de
Filariata. De volwassen wormen leven in het subcutane bind-
weefsel van rund en buffel (23). Mannelijke wormen zijn
2 tot 3 cm, vrouwelijke wormen 4 tot 5 cm lang. Vrouwelijke
wormen zijn ovo-vivipaar: uit de gelegde eieren komen al
heel snel de microfilariën vrij. Omdat de vrouwtjes de huid
doorboren, ontstaat een bloederig exudaat waarin zich eieren
en microfilariën kunnen bevinden. De bloedingen kunnen in
een donkere vacht onopgemerkt blijven. Vliegen komen op
de bloedingen af en nemen met het vocht de microfilariën op.
In Zweden is vooral
Mu.fca autumnalis de vector (16). Deze
vlieg komt ook zeer algemeen voor in ons land. Na een ont-
wikkeling in de vlieg gedurende elf tot twintig dagen (28),
worden de L3 larven afgezet bij het voeden op verse wonden
en vooral op oogvocht. Infectie via de conjunctivaalzakken is
zeer goed mogelijk. Dat lijkt logisch vanwege de verwant-
schap met het geslacht Thelazia, een nematodengeslacht dat
in het oog gevonden wordt (1). De ontwikkeling van micro-
filarie tot volwassen worm die bultjes en bloedingen veroor-
zaakt, duurt zeven tot tien maanden (18).
Het geïnfecteerde rund zelf ondervindt meestal weinig last
van de infectie. De economische schade bestaat uit de afkeu-
ring van het vlees in de streken waar de volwassen wormen
zich bevinden en uit de door de eierleggende vrouwtjes ver-
oorzaakte huidschade. Op het slachthuis kan bij het onthulden
een metallische geur vrijkomen. De beschadiging van het
vlees lijkt op een laesie ten gevolge van een kneuzing (16).
Het vlees is lichtgeel in het acute tot groengeel in het subacute
stadium. Bij chronische infecties vindt bindweefselnieuwvor-
ming plaats, maar blijft het weefstel week en slijmig. Wormen
kunnen al dan niet aanwezig zijn, maar typerend is de infil-
tratie met grote aantallen eosinofiele leucocyten.
De diagnose berust op het onmiskenbare klinische beeld en
het microscopisch onderzoek van de vloeistof uit de bultjes.

-ocr page 349-

Opvallend is dat in endemische gebieden vooral jonge dieren
(één tot twee jaar) zijn geïnfecteerd (2, 5). Stieren zijn vaker
geïnfecteerd dan ossen en jongvee, koeien zijn het minst be-
smet (7). In Zweden is een duidelijk seizoenspatroon waar-
neembaar. In december verschijnen de eerste bultjes, culmi-
nerend in 30 procent besmetting in juli, waarna weer een
scherpe daling plaatsvindt (2).

Toepassing van anthelmintica (ivermectine en vermoedelijk
ook doramectine) doodt de volwassen wormen niet, maar kan
wel de productie van eieren stilleggen en de bultjes langzaam
doen verdwijnen (15). Voor het effectief bestrijden van para-
filariose is meer nodig dan alleen ontwormingsmiddelen (37,
38,39).

Discussie

In landen waar Parafilaria bovicola endemisch voorkomt,
kan het percentage besmette dieren fors oplopen, tot 51,5
procent in Zuid-Afrika (5, 6). Er zijn echter maar weinig lan-
den waar dergelijk systematisch onderzoek is verricht. Na
Canada, Zweden, Ierland en België (mondelinge mededeling
B. Losson) is Nederland het vijfde land op het noordelijk
halfrond dat geconfronteerd is met de import van
Parafilaria
bovicola.
In Canada en Ierland heeft de import niet geleid tot
de definitieve vestiging van de parasiet. In Zweden is dit wel
degelijk het geval. De aandoening komt voor in verschillende
Zweedse provincies (24). Afgezien van de klinische ver-
schijnselen (de bultjes met uitsijpelend exudaat) lijkt er geen
invloed van besmetting op groei en melkproductie waar-
neembaar. De voornaamste schade is het verlies van consu-
meerbaar vlees. In 1983 werd deze schadepost geschat op
circa zes kilogram per dier (2) met een totale jaarlijkse scha-
de van acht miljoen dollar (3). Ondanks de beschikbaarheid
van breedspectrum anthelmintica is de bestrijding van de
worm moeilijk. Behandeling met orale levamisol (12 mg/kg
BW gedurende vijf dagen) in koppels met een besmettings-
percentage variërend van 17 tot 36 procent leidde tot 8,7 pro-
cent besmetting bij behandelde dieren in vergelijking met
30,8 procent besmetting bij de onbehandelde dieren (14). In
Zuid-Afrika werden verschillende anthelmintica getest. Van
de in ons land geregistreerde middelen gaven fenbendazol (5
X 20 mg/kg BW) en levamisol (5x10 mg/kg BW) goede re-
sultaten (36). Bij onderzoek in Japan was levamisol pour-on
(2,5 procent concentratie) in staat om de bloedingen binnen
enkele minuten te stoppen. Orale toediening van ivermectine
had geen effect (11). Toepassing van een injectie met iver-
mectine gaf wel goede resultaten in Zimbabwe (26), Burundi
(15), Zuid-Afrika (27, 31, 32) en India (25). Op basis van
deze waarnemingen lijkt toepassing van een injectie met do-
ramectine dezelfde resultaten op te leveren en is een mogelij-
ke verklaring te geven van het falen van de pour-on moxidec-
tinebehandeling in ons geval.

Naast anthelmintische behandeling wordt ook vliegenbestrij-
ding toegepast door dippen met deltamethrine (19) en met
cypermethrine en fenvaleraat geïmpregneerde oorlabels
(24).

Aanbevelingen

1. Curatief: dieren waarbij bultjes met uitvloeiingen wor-
den geconstateerd zo spoedig mogelijk opstallen en
behandelen met een injectie met ivermectine of dora-
mectine. Het verdient aanbeveling tegelijkertijd een vlie-
genwerende behandeling te geven met een insecticide,
bijvoorbeeld sprayen met een middel dat
Pyrethrinen en
piperonylbutoxide bevat, om te voorkomen dat vliegen
het exudaat oplikken en de infectie verspreiden. Bij die-
ren in de omgeving van het aangetaste dier dienen vlie-
genwerende maatregelen te worden genomen. Geïm-
pregneerde oorlabels lijken daarvoor het meest geschikt.
2. Preventie: waakzaamheid is nodig bij de import van die-
ren uit endemische gebieden. Een tweemalige behande-
ling met ivermectine (bij import en voor het in de weide
brengen) bij uit endemische gebieden geïmporteerde
dieren kan het risico reduceren. In Zweden is aangetoond
dat de anthelmintische behandeling verreweg de hoogste
\'cost-benefit\' ratio heeft (3). Gecombineerd met vliegen-
bestrijding lijkt ons dit de beste aanpak.

Conclusie

Op basis van het karakteristieke klinische beeld, de bevin-
dingen bij pathologisch onderzoek en de gevonden nemato-
den, luidt de diagnose parafilariose.

GD-Veekijker is een reactieve monitoring gekoppeld aan een
tweedelijns helpdesk. Als dierenartsen in het veld bellen over
onbekende ziektebeelden of veranderingen in ziektebeelden,
worden kleine signalen gebundeld en geïnterpreteerd op hun
belang voor de sector, met als doel nieuwe aandoeningen tij-
dig te signaleren en indien nodig actie te ondernemen. In het
hier beschreven geval was één telefoongesprek over een bij
de dierenartsenpraktijk onbekend ziektebeeld voldoende om
een in Nederland niet voorkomende ziekte op te merken en in
goed onderling overleg actie te ondernemen.

Dankwoord

Met dank aan de veehouder voor alle medewerking, aan LTO-
Nederland voor de financiële ondersteuning om verspreiding
te voorkomen en het onderzoek mogelijk te maken, aan GD-
laborante Clara Mathijssen voor het onderzoek op
microfilariën, aan de GD-pathologen Jan Vos en Willem Wou-
da voor het ondersteunende werk bij de pathologie en aan Dan
Christensson (SVA, Zweden), Jan van Wyk (Universiteit van
Onderstepoort, Zuid Afrika), lan Carmichael (PIRSA - SAR-
DI, Australië), Philippe Dorchies (Ecole Vétérinaire de Tou-
louse, Frankrijk), Joëlle Dop (FNGDS, Frankrijk) en Ber-
trand Losson (Université de Liège, België) voor hun informa-
tie over parafilarioseprevalentie, -diagnostiek en -bestrijding
in respectievelijk Zweden, Zuid-Afrika, Frankrijk en België.

Literatuur

\\. Bain O. Redescription of the infective stage of Parafilaria bovicola:
close relationships between this genus and Thelazia. Ann Parasitol
Hum Comp 1981; 56: 527-530.

2. Bech-Nielsen S, Sjogren U and Lundquist H. Parafilaria bovicola
(Tubangui 1934) in cattle; epizootiology -disease occurrence. Amer J
Vet Res 1982; 43:945-947.

3. Bech-Nielsen S, Hugoson G and Wold-Troell M. Economic evaluation
of several control programs for the cattle nematode
Parafilaria bovicola
using benefit-cost analysis. Prev Vet Med 1983; 1:303-320.

4. Bussieras J, Chermette R, Gresset M and Mas M. New observations on
summer sores of cattle in eastern France. Ree Med Vet 1987; 163:853-
856.

5. Carmichael IH. Influence of age, sex and breed on naturally-acquired
bovine parafilariosis. South Afr J Sci 1981; 77: 571 -572.

6. Carmichael IH and Koster S. Bovine parafilariosis in southem Africa:

-ocr page 350-

a preliminary report. Onderstepoort J Vet Res 1978; 45: 213-214.

7. Chambers PG. Prevalence of Parafilaria lesions in slaughter cattle in
Zimbabwe. Vet Rec 1991; 129:431-432.

8. DeJesus Z. Haemorrhagic filarisis in cattle caused by a new species of
Parafilaria. Philipp J Sci 1934; 55: 125-181.

9. El-Ghaysh A and Zakrisson G. Testing of the Egyptian cattle and water
buffaloes
(Bubalus buhalLs) for Parafilaria bovicola using ELISA. Vet
MedJOiza 1998; 46: 165-169.

10. Faure L. Dermatorrhagie parasitaire des bovins nord-afncains due a
Setaria haemorrhagica. ArmPxcas\\to\\ Hum Comp 1935; 13: 113-115.

11. lida M and Taira N. Two cases of paratilariasis in dairy cattle and treat-
ment of hemorrhage with levamisole topical application. J Vet Med Sci
1994; 56: 203-205.

12. Ishihara k, Sasaki Y, Kitagawa H, Kanda M and Shibata T. Occurrence
of cutaneous hemorrhagic parafilariasis in cattle. Jap J Vet Sci 1982;
44: 669-673.

13. Jansen J, Over HJ en Ruitenberg EJ. Parafilariasis van het rund. Tijd-
schr Diergeneeskd 1980; 158-160.

14. Johansson T. An attempt to combat Parafilaria bovicola in cattle.
SvenskVetTidn 1984; 36: 133-135.

15. Merker MK. Treatment with ivermectin of cattle naturally infested with
Parafilaria bovicola in Burundi. Trop Anim Health and Prod 1985; 17:
1-2.

16. Lundquist H. Parafilaria bovicola (Tubangui 1934) established in
Swedish cattle. Nord Vet Med 1983; 35: 57-68.

17. Metianu T. Haemorrhagic dermatitis in cattle in Roumania caused by
parafilaria bovicola. Ann Parasit Hum Comp 1949; 24: 54-59.

18. Nevill EM. Preliminary report on the transmission of Parafilaria bovi-
cola
in South Africa. Onderstepoort J Vet Res 1975; 42: 41-48.

19. Nevill EM, Wilkins CA and Zakrisson G. The control of Parafilaria
bovicola
transmission in South Africa. Onderstepoort J Vet Res 1987;
54: 547-550.

20. Nilsson NG. Parafilaria iov/co/a-rapport frän an arbetsgrupp. Sven Vet
Tidn 1978;30:785-787.

21. Patnaik MM and Pande BR A note on parafilariasis in buffalo. Bos
(Bubalus) bubales.
J Helminthol 1963; 37: 343-348.

22. Niilo L. Bovine hemorrhagic filariasis in cattle imported into Canada.
Can VetJ 1968; 9: 132-137.

23. Pienaar JG and Heever LW van den. Parafilaria bovicola (Tubangui
1934) in cattle in the Republic of South Africa. J South Afr Vet Med
Assoc 1964; 35: 181-184.

24. Robertsson JA. The spread of Parafilaria and the consequences for ani-
mal production from the regional standpoint. Svensk Vet Tidn 1986;
38:473-478.

25. Satish R, Kolte SW, Patil AS and Maske DK. Parafilariasis in Nagpuri

buffalo and its successful treatment with Neomec (ivermectin). Intas
Polivet2006;7:39-40.

26. Soil MD, Carmichael IH, Chambers PG and Ziervogel A. The influence
of pre-slaughter treatment with ivermectin on
Parafilaria bovicola
infestation in cattle in Zimbabwe. Zimbabwe Vet J 1984; 15: 18-23.

27. Soil MD, Carmichael IH and Barrick RA. Ivermectin treatment of feed-
lot cattle for
Parafilaria bovicola. Prev Vet Med 1991; 10: 251 -256.

28. Stallinga P \'Groene worm\', een onbekende veeziekte in Zweden. Tijd-
schr Diergeneesk 1980; 105: 157-158.

29. Sundquist B, Zakrisson G, Bech-Nielsen S and Bianco AE. Preparation
and evaluation of the specificity of
Parafilaria bovicola antigen for the
detection of specific antibodies by ELISA. Vet Parasitol 1988; 28:223-
235.

30. Sundquist B, Bech-Nielsen S and Zakrisson G. Characterization and
purification of
Parafilaria bovicola antigens by chromatofocusing to
enhance specificity in serodiagnosis. Vet Parasitol 1989; 33: 309-318.

31. Swan GE, Soli MD, Carmichael IH and Schroder J. Efficacy of iver-
mectin
against Parafilaria bovicola. Vet Rec 1983; 113: 260.

32. Swan GE, Soil, MD and Gross SJ. Efficacy of ivermectin against Para-
filaria bovicola
and lesion resolution in cattle. Vet Parasitol 1991; 40:
267-272.

33. Tongson MS, Gegato J and Canillas J. Cutaneous nodules of cattle and
carabaos in the Philippines. Philipp J Vet Med 1981; 20: 38-49.

34. Torgerson Paul R, Michael L. Doherty and Anne M. Healy; Bovine
haemorrhagic parafilariosis in an imported Charolais bull; Irish Veteri-
nary Journal 1998;51:27-29.

35. Tubangui MA. Nematodes in the collection of the Philippine Bureau of
Science, II: Filaroidea. Philipp J Sci 1934; 55: 115-122.

36. Viljoen JH. Studies on Parafilaria bovicola (Tubangui 1934). 1. Clini-
cal observations and chemotherapy. J South Afr Vet Ass 1976; 47: 161-
169.

37. Viljoen JH and Boomker JDE Studies on on Parafilaria bovicola
Tubangui 1934. 2. Chemotherapy and pathology Onderstepoort J Vet
Res 1977; 44: 107-112.

38. Webster WA and Wilkins DB. The recovery of Parafilaria bovicola
Tubangui, 1934 from an imported Charolais bull. Can Vet J 1970; 11:
13-14.

39. Wyk JA van, Groeneveld HT and Carmichael IH. Evaluation of the ef-
ficacy of anthelmintics against parafilariosis in cattle. Onderstcpoort J
Vet Res 1990; 57: 103-108.

16 juli 2006
11 september 2007

Artikel ingediend:
Artikel geaccepteerd:

-ocr page 351-

Met

Metacam

wint

iedereen

Geneesmiddel voor veilige
ontstekingsremming
en pijnstilling bij
bewegingsproblemen

• Snel en effectief

• Eenmaal daags

• Smakelijke siroop

• Gemakkelijk over het voer

• Nauwkeurig te doseren

Metacam®

werkt eenvoudig!

Metacam\' 15 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor paarden, werkzaam bestanddeel: meloxicam 15 mg/ml. Indicatie: Verlicliting van ontsteking en pijn bij acute en
ctironische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Dosering: eenmaal daags 0,6 mg/kg lictiaamsgewicht (overeenkomend met 1 ml/ 25 kg) Contra-indicaties: met
toepassen bij drachtige of lacterende merries. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen zoals irritatie en bloedingen, verminderde lever-
Boehrinser ^art- of nlertunctie en stollingsstoornissen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is gebleken. Niet gebruiken bij paarden jonger dan
11. • ® weken. Bijwerkingen: Sporadisch (lichte urticaria, diarree: beiden reversibel). Wachttijd: Vlees: 3 dagen. Reg nl 10180 UDA. op recept verkrijgbaar diergeneesmiddel.

Ingelheini verdere informatie is in de bijsluiter of op aanvraag beschikbaar.

Boehringer Ingelheim bv, Postbus 8037, 1802 KA AlkmaarTelefoon 072-5662411 / Fax 072-5643213 / wnww.boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 352-

p
D

hoe een hinkende dierenarts
toch visites kon afleggen

Zelfs een arts heeft zijn gezondheid niet altijd in eigen hand. Dat merkte een dierenarts toen hij zijn
linkerbeen brak. Zijn inkomen was goed verzekerd met het InkomensZekerPlan voor Vrije Beroepen.
Maar huisvisites afleggen was er voorlopig niet meer bij. Althans, zo leek het. Want Interpolis
bedacht een oplossing waar iedereen beter van werd. Een auto met automatische versnelling.

Bent u ook liever zelfstandig dan hulpbehoevend? Kijk dan op www.interpolis.nl/vrijeberoepen.

Interpolis. Glashelder

-ocr page 353-

Tussen boer en
burger

Het boek Tussen hoer en burger, over
de geschiedenis van de diergenees-
kunde in Nederland tussen 1925 en
1950, is op 5 oktober verschenen. De
prijs bedraagt voor leden van de KNMvD en van het Veteri-
nair Historisch Genootschap 50 euro, exclusief verzendkos-
ten. De boekhandelprijs is 64,50 euro. U kunt het boek be-
stellen bij R. Back te Lochern, e-mail:
ro.back@wanadoo.nl,
telefoon: 0573-252570/06-54257547.

Oorzaak moerbeihartziekte
onduidelijk

Moerbeihartziekte blijkt lang niet altijd gepaard te gaan met
een tekort aan vitamine E en/of selenium. Dit concludeert GD
uit een onderzoek bij tien biggen met deze ziekte. De moer-
beihartziekte wordt gekenmerkt door acute hartdood van jon-
ge, snelgroeiende biggen, als gevolg van beschadigingen in de
hartspier. Bij de tien biggen van negen bedrijven konden
slingerziekte en Streptokokkeninfecties worden uitgesloten.
Op zeven van deze bedrijven werd vervolgens bloed van hok-
genoten onderzocht. Op één bedrijf was het vitamine E-gehal-
te te laag bij drie van de tien onderzochte biggen en op een
ander bedrijf was het seleniumgehalte te laag bij twee van de
vier onderzochte biggen. Op de resterende vijf bedrijven
werden geen biggen met een te laag vitamine E- of selenium-
gehalte aangetroffen. Volgens GD is meer onderzoek nodig.
Bron: GD Varken.

Natuuurlijke weerstand

In het TvD van 1 oktober 2007 stonden drie artikelen over na-
tuurlijke weerstand. Deze artikelen waren weergaves van le-
zingen, gegeven op een workshop op 29 juni jongstleden te
Den Haag. De workshop was georganiseerd door CLM On-
derzoek en Advies en het ministerie van LNV Bij twee spre-
kers stond niet vermeld bij welk instituut zij werken. Prof. dr.
W. van Eden is hoogleraar immunologie en prof dr. A. Stege-
man is hoogleraar epidemiologie, beiden aan de Faculteit
Diergeneeskunde te Utrecht. Het complete verslag is te bestel-
len bij het ministerie van LNV, directie Voedselkwaliteit en
Diergezondheid. Stuur een e-mail naar
j.m.fatehmohamed@
minlnv.nl
met vermelding van uw postadres.

IMViIHHi

Van de ledenadministratie

Op de Algemene Vergadering van de KNMvD van 5 oktober
jongstleden is het contributievoorstel 2008 door de leden
goedgekeurd. Het bestuur van de KNMvD heeft besloten de
begripsomschrijving voor contributiecategorie A-1 te wijzi-
gen van: "Practici ondernemers" in "Practici ondernemers en
praktijkeigenaren dan wel directeur-grootaandeelhouders".

Nieuws

Nieuwe testmethode vogelgriep

Een nieuwe biosensor ontwikkeld door het Georgia Tech
Research Institute herkent het vogelgriepvirus in slechts en-
kele minuten en is daardoor geschikt om in te zetten bij de
controle van vogelgriep. De biosensor is bedekt met anti-
lichamen die specifieke eiwitten op de vogelgriepvirussen
binden. Door middel van de interferentie van licht wordt ver-
volgens bepaald hoeveel virusdeeltjes aan de sensor gebon-
den zijn. Dit concept heet interferometrie. De onderzoekers
testten het instrument met antilichamen tegen twee vogel-
griepstammen. De sensor werkte al bij een zeer klein aantal
virusdeeltjes in oplossing. De controlestam gaf geen positief
resultaat, ook niet bij hoge concentraties. De op dit moment
het meest gebruikte testmethodes nemen dagen in beslag of
zijn te duur en niet sensitief
Bron: www.sciencedaily.com.

Meeting wondgenezing

U kunt zich nog inschrijven voor de tiende
jaariijkse wetenschappelijke bijeen-
komst van de Veterinary Wound Hea-
ling Association (VWHA) met als
thema:\'Modern wound management -
healing at the cutting edge\'. Dit sympo-
sium vindt plaats op 15 november 2007 in
het Estrel Convention Center in Beriijn,
voorafgaand aan het congres van de Deutsche Gesellschaft für
Kleintiermedizin en Deutsche veterinärmedizinische Gesell-
schaft (DGK-DVG). Op deze dag zullen bekende sprekers uit
Europa en Noord-Amerika de recente ontwikkelingen op het
gebied van wondgenezing en wondmanagement bij het paard
en de kleine huisdieren presenteren. Ook zullen een Free Com-
munication-sessie en een posterpresentatie plaatsvinden. Het
volledige programma staat op de website van de VWHA
(www.vwha.net) onder \'News and Events\'. U kunt zich hier
ook aanmelden. De registratiekosten bedragen 80 euro voor
VWHA-leden en 130 euro voor niet-leden. Een lidmaatschap
kost jaarlijks 40 euro.

- ■ ............ . ■ t... -

Enquête kredietmanagement

Dierenartsenpraktijken hebben regelmatig te maken met
wanbetalers. Tot op heden heeft elke praktijk zijn eigen aan-
pak voor dit probleem. In de afgelopen periode is de KNMvD
benaderd door verschillende kredietmanagementaanbieders.
Deze bedrijven bieden ondersteuning op het gebied van het
innen van facturen, zonodig via minnelijke en gerechtelijke
incasso. Om te beoordelen of en op welke wijze de leden van
de KNMvD extra ondersteuning wensen bij de factuuraftian-
deling, zet de KNMvD een enquête uit. De enquête wordt on-
der de leden van de KNMvD verspreid via Tevreden.nl. De
KNMvD zal de uitkomsten van de enquête laten meewegen
bij de het besluit over een eventuele mantelovereenkomst met
één of meer aanbieders van kredietmanagement. Via een arti-
kel in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zullen wij u in-
formeren over de resultaten van de enquête.

-ocr page 354-

Dit artikel beschrijft een casus van
een hond met alveolaire echinococ-
cose. Dit is voor zover bekend de
eerste keer dat in Nederland een
hond met alveolaire echinococcose
werd gezien. Naast een beschrijving
van de parasiet worden de kliniek,
diagnostiek, behandeling, pathologie
en volksgezondheidsaspecten van
deze ernstige parasitaire zoönose beschreven bij deze
patiënt, die een paar weken eerder vanuit Zwitserland was
verhuisd naar Nederland. Naast alveolaire echinococcose
bleek de hond bij sectie ook een leukemisch maligne T-cel-
lymfoom te hebben.

Echinococcus multilocularis is een lintworm van twee tot zes
millimeter. Deze lintworm komt voor in de dunne darm van
camivore eindgastheren, in Europa vooral de vos. Incidenteel
kunnen ook honden en sporadisch ook katten als eindgast-
heer optreden. In dat geval is de hond ook uitscheider van de
eieren, die gevaarlijk zijn voor de mens. De mens kan besmet
raken door eitjes op te nemen vanuit de feces van een besmet-
te vos of hond (figuur I). Alveolaire echinococcose, het
blaaswormstadium, dat zich ontwikkelt in een tussengastheer
zoals de mens, wordt beschouwd als een van de ernstigste
parasitaire zoönosen (10).

Case-beschrijving

Op 31 maart 2005 werd in onze praktijk in Noordwijk een
flatcoated retriever aangeboden. De hond was een reu van zes
jaar oud. De eigenaar was recent vanuit Zwitserland verhuisd
naar Nederland. Klinisch zagen wij een magere hond met een
erg dikke buik. Volgens de eigenaar was de hond wel leven-
dig en vrolijk en at en dronk hij normaal.
De hond was in februari 2005 onderzocht in Lausanne. Bij
klinisch onderzoek werd een massa in de buik gevoeld. Er
werd toen doorverwezen voor echografie. Bij dit echografisch
onderzoek zag men een massa in de buik. Deze massa was
vergroeid met of ging uit van de lever. Men dacht aan een he-
patoom of een carcinoom.

Vervolgens heeft de practicus in Lausanne een proefiaparoto-
mie gedaan. Hierbij werd in de buik een massa gevonden met
een diameter van ongeveer dertig centimeter. Het oppervlak
was knobbelig en er waren verklevingen met de pancreas en
de lever. In het
Omentum werden diverse noduli gezien met

\' Praktijk voor Gezelschapsdieren, Oranje Nassaulaan 36, 2202 TL Noordwijk.
^ Dierenarts Specialisten Amsterdam, Weesperzijde 147, 109! ET Amsterdam.
\' Departement Pathobiologie, Afdeling Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde,
Universiteit Utrecht, Yalelaan I, Postbus 80]SS, 3108 TD Utrecht.
Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb), RIVM: Laboratorium voor Zoönosen
_ en Omgevingsmicrobiologie, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, 3720 BA Bilthoven.
Correspondentieadres: Joke van der dessen, DVM PhD Dipl. Eur Vet. Parasitol.
College. Laboratorium voor Zoonosen en Omgevingsmicrobiologie. Centrum voor
Infectieziektebestrijding (CIb). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en het Milieu,
Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, 3720 BA Bilthoven. Tel: 030-2743926. Fax:
030-2744434. Email: joke.van.der.giessen@rivm.nl.

Summary

In this report we describe the first case of alveolar echino-
coccosis and leukemic malignant T-cell lymphoma in a
dog presented to a general practice in the Netherlands.
The owner and the dog moved from Switzerland to the
Netherlands a few weeks before. The clinical aspects, di-
agnostics, pathology, therapy and public health aspects of
this severe parasitic zoonosis are described.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All reviewed contri-
butions can be found in the section \'Wetenschap\'.

diameters van een ä twee centimeter. De massa was niet te
verwijderen en er werd materiaal afgenomen en ingestuurd
voor histologisch onderzoek.

Bij dit histologisch onderzoek werd een massieve, necrotise-
rende ontstekingshaard geconstateerd. Hierin vond men gede-
genereerde neutrofielen en fibroblastisch weefsel met diffuse
Infiltraten van rondkernige leukocyten, eosinofielen en homo-
gene resten van echinococcuscysten met talrijke epithelioïde
cellen en meerkemige reuscellen. In de lymfeklieren waren
reactieve centra zichtbaar met multifocale verzamelingen
macrofagen en intracytoplasmatisch pigment (hemosiderose).
De diagnose was een ernstige chronische necrotiserende en
granulomateuze ontsteking, waarschijnlijk veroorzaakt door
Echinococcus multilocularis. De hond werd vervolgens be-
handeld met albendazol (10 milligram per kilogram (mg/kg))
in de hoop dat de massa in de buik kleiner zou worden en zo-
doende misschien wel chirurgisch te verwijderen zou zijn.

Alveolaire echinococcose

Hoewel de hond in principe eindgastheer is van deze parasiet
(figuur 1), wordt heel incidenteel ook de tussengastheervorm
beschreven bij de hond, vooral in hoog endemische gebieden
(3, 5). Hierbij ontwikkelen zich primair in de lever, maar ook
in andere organen, blazen en dochterblazen met het uiterlijk
van longweefsel. Dit verklaart de naam alveolaire echinococ-
cose. Kenmerkend voor de blazen is dat ze dwars door ander
weefsel groeien en zich gedragen als een maligniteit. Ze kun-
nen ook hematogeen metastaseren naar bijvoorbeeld de her-
senen. De incubatietijd bij de mens bedraagt vijf tot vijftien
jaar. De klinische verschijnselen zijn weinig specifiek en zijn
bovendien afhankelijk van de plaats waar het proces zich be-
vindt. Hetzelfde geldt bij de hond als tussengastheer. Er
wordt echter aangenomen dat de incubatietijd bij de hond
veel korter is, eerder maanden dan jaren (persoonlijke mede-
deling Deplazes).

Diagnostiek bij deze patiënt

De vraag van de eigenaar was of de in Zwitserland ingestelde
therapie al resultaat had opgeleverd. Daarom is bij deze hond
in Nederland echografie uitgevoerd. Er werd rechts in de buik
een forse, onregelmatig gevormde massa gevonden van circa

Een hond met alveolaire echinococcose: het blaaswormstadium van
de vossenlintworm

Annemiek van Riel\\ Bart Sjoilema\\ Sjoerd Kiarenbeek^ en Joke van der dessen\'\'*.

-ocr page 355-

Figuur 1. Cyclus van E. multilocularis. Eitjes van de volwassen lintworm
komen in de omgeving terecht met de feces van de eindgastheren, meest-
al vossen, maar soms ook honden en katten. Kleine knaagdieren zoals
muizen en ratten (tussengastheer) eten de eitjes op. In deze tussengast-
heren ontwikkelt zich primair in de lever het blaaswormstadium. Ook de
mens kan door orale opname van eieren dit blaaswormstadium In de lever
ontwikkelen. Dit is het larvale stadium van de lintworm. Knaagdieren
worden vervolgens gegeten door de vos (hond/kat), waar de larven zich
in de dunne darm ontwikkelen tot volwassen wormen. Na 28 tot 35 dagen
worden de eitjes uitgescheiden met de feces. (Eckert, 1997)

Red fox

twintig centimeter lengte en twaalf centimeter breedte. Deze
massa was van craniaal naar caudaal aflopend in diameter en
strekte zich langs de buikwand uit naar de linkerzijde van het
abdomen. Links in het epigastrium zagen we een onregel-
matig gestructureerde, bolvormige massa met een diameter
van vier centimeter. De conclusie van de echografie was: een
forse massa in het abdomen verdacht van maligniteit.
Vervolgens is op uitdrukkelijk verzoek van de eigenaar be-
sloten tot een tweede laparotomie, ondanks dat in Zwitser-
land ook al een laparotomie was uitgevoerd en een behande-
ling was gestart. Hiervoor werd de hond verwezen naar
Dierenarts Specialisten Amsterdam. Bij de laparotomie zag
men in het voorste deel van de buik (epigastrium) een onre-
gelmatige dikte van 25 tot 30 centimeter, die was vergroeid
met zowel de darmen, de maag, de milt en het omentum, als
het mesenterium. De lever vertoonde behalve de vergroeiing
met de dikte geen zichtbare afwijkingen. In het omentum mi-
nus en het mesenterium bevonden zich verder vele tientallen
ontstekingshaarden, die zeker zouden achterblijven na resec-
tie van de dikte (als dit al mogelijk zou zijn geweest). De in-
greep werd daarom beperkt tot het verzamelen van represen-
tatief materiaal voor aanvullend onderzoek. Het materiaal
werd opgestuurd naar het Centrum voor Infectieziektebestrij-
ding (Clb)-RIVM. Hier werd de diagnose bevestigd door in
het weefsel afkomstig uit het abdomen het DNA van
E. multi-
locularis
aan te tonen. Deze methode kan zowel worden toe-
gepast op ontstekingsweefsel afkomstig uit de buikholte als
op fecesmateriaal van de geïnfecteerde eindgastheer De me-
thode is gebaseerd op het aantonen van parasitiar DNA van
E. multilocularis (9).

Na deze tweede laparotomie herstelde de hond boven ver-

m

rodeni wilh melaceslode

wachting goed. Volgens de eigenaar had de hond een goede
eetlust en voldoende levensvreugde. Ongeveer twee maanden
na de proeflaparotomie in Amsterdam werd de hond in de
weekenddienst binnengebracht met een epileptiforme aanval
en vervolgens geëuthanaseerd. Vervolgens is de hond voor
postmortaal onderzoek vervoerd naar de afdeling veterinaire
pathologie van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht.

Postmortale pathologische diagnostiek

Bij het macroscopisch onderzoek werd in de buikholte een
groot (dertig centimeter) en stevig bruin proces aangetroffen
met een onregelmatig knobbelige vorm en een korrelige
structuur, met op het sneevlak holten en necrotische gebie-
den. Het proces was met name gelegen in en vergroeid met
de sterk vergrote lever en met het
Omentum majus (figuur 2).
In het
Omentum en de longen vond men veel stevige, bleke
noduli, tot enkele centimeters groot. De nieren waren bleek,
onregelmatig van vorm met insnoeringen (mogelijk oude in-
farcten) en vertoonden op het sneevlak meerdere bleke, stevi-
ge prominerende haarden met bloedingen.
Microscopisch bleek het proces in de buikholte vele cysten te
bevatten met daarin protoscolices (figuur 3). Het proces was
vooral aanwezig in de lever Er was een uitgebreide necrose

-ocr page 356-

van het leverweefsel. In het Omentum bevonden zich veel gra-
nulomen met centraal parasitair materiaal omringd door veel
macrofagen en meerkemige reuscellen, met daaromheen
fibrovasculair weefsel met macrofagen, plasmacellen en lym-
focyten. Tijdens het histopathologisch onderzoek zag men bo-
vendien in vele organen in de bloedvaten blastaire neoplasti-
sche lymfocyten en ook in de nier vond men noduli met grote
velden van lymfoide tumorcellen. Zowel in de bloedvaten van
diverse organen als in de noduli in de nier bleken deze lymfo-
cyten bij immunohistochemie positief voor de T-celmarker
CD3 en negatief voor de B-cel marker CD79. De twee uit-
eindelijke diagnoses luidden: alveolaire echinococcose door
E. multilocularis in de lever, de long en het Omentum majus,
en maligne T-cellymfoom, in de leukemische vorm.

Aspecten met betrekking tot de volksgezondheid

Bij een hond met een E. multilocularis-infecüe is het belang-
rijk ook maatregelen te nemen om eventuele transmissie naar
de mens te voorkomen. Transmissierisico\'s voor de mens
treden alleen op als er eieren van de volwassen lintworm, uit-
gescheiden via de feces, worden opgenomen. Hiervoor moet
de hond bij een infectie met alveolaire echinococcose tegelij-
kertijd eindgastheer van de parasiet zijn of zijn geweest. Het
is eveneens belangrijk de eigenaar in te lichten dat
E. multilo-
cularis
een parasiet is die ook bij de mens kan leiden tot een
ernstig ziektebeeld. Ook is het belangrijk de ziekte te melden
bij de VWA (hij is aangifteplichtig). In tabel 1 staat een pro-
tocol van te nemen maatregelen.

Diagnostiek bij mens en hond

Om een eventuele besmetting bij de mens vast te stellen, is
het mogelijk de eigenaar en diens gezin serologisch te onder-
zoeken, eventueel in combinatie met beeldvorming. Anti-
lichamen worden pas enkele weken tot maanden na een in-
fectie gevormd, daarom moet het serologisch onderzoek na
twaalf maanden worden herhaald om vroegtijdig een moge-
lijke besmetting (alveolaire vorm) op te sporen. In het geval
van een herhaald positieve serologie bij de mens moet deze
altijd worden bevestigd met beeldvorming (echo of CT-scan).
Serologisch onderzoek bij mensen is in Nederiand mogelijk
bij het RIVM (CIb-RIVM, LIS) in Bilthoven.
Bij de hond met alveolaire echinococcose is, net als bij de
mens, serologisch onderzoek deel van de diagnostiek (7),
maar net als bij de mens kan de serologie negatief zijn. Bij
deze hond was het serologisch onderzoek uitgevoerd in Zwit-
serland, maar de uitslagen bleken negatief te zijn.
Fecesonderzoek bij de hond is alleen mogelijk door het door
middel van PCR specifiek aantonen van
E. multilocularis-
DNA afkomstig van in de feces aanwezige eieren. Het mi-
croscopisch aantonen van lintwormeieren is niet voldoende,
omdat andere (niet zoönotische) Taeniae-eieren morfologisch
niet van
E. multilocularis-eieren te onderscheiden zijn. In het
geval van een tussengastheerstadium kan een PCR worden
uitgevoerd op het pathologisch materiaal. PCR is in overleg
mogelijk bij het RIVM (LZO-Clb/RIVM).

Therapie

De behandeling van alveolaire echinococcose bij de hond be-
staat uit radicale resectie van aangetast weefsel en indien dit
onmogelijk is uit partiele resectie, gevolgd door een levens-
lange orale toediening van albendazol. Dit is het medicijn van
eerste keuze, waarbij de massa uiteindelijk (na maanden tot
jaren) wel kleiner wordt, maar niet verdwijnt en soms zelfs

Tabel Protocol wat te doen met een hond verdacht van alveolaire echi-
nococcose.

Protocol \'Hond verdacht van alveolaire echinococcose\':

Diagnostiek bij het RIVM na telefonisch overleg:

• Bloed humaan en hond: antilichamen aantonen;

• Feces: eieren E. multilocularis-DNA aantonen met be-
hulp van PCR;

• (Re)sectiemateriaal: E. multilocularis-DNA aantonen.

Behandeling:

• Resectie (liefst totaal);

• Chemotherapie bij het larvale stadium: oraal albenda-
zol 10 mg/kg dagelijks levenslang indien partiële re-
sectie. Eventueel cyclisch;

• Hond ontwormen: praziquantel.

Voedsel en warenauthoriteit (VWA) inlichten in verband
met aangifteplicht: telefoon 045-5354232.

Eigenaar inlichten over de zoönose. Contact laten opne-
men met huisarts.

Advies RIVM voor de eigenaar: serologie tweemaal met
twaalf maanden tussentijd. Bij positieve bevinding beeld-
vorming en verder aanvullend onderzoek.

doorgroeit. Voor de hond is het advies: een dagelijkse behan-
deling met 10 milligram albendazol per kilogram lichaams-
gewicht, levenslang continu of als cyclische behandeling ge-
durende 28 dagen, gevolgd door 14 dagen rust. Deze
cyclische behandeling wordt wel gegeven om bijverschijnse-
len te voorkomen, hoewel honden de levenslange therapie
vaak goed verdragen. De hond kan tijdens het eindgast-
heerstadium mogelijk zichzelf besmetten door de orale opna-
me van infectieuze eieren (coprophagie), maar deze bron
blijft hypothetisch. Nadat de diagnose alveolaire echinococ-
cose gesteld is, moeten honden daarom altijd ook worden
ontwormd met praziquantel.

Ook voor humane patiënten met alveolaire echinococcose
wordt vaak levenslang albendazol geadviseerd (3).

Discussie

De infectiebron van deze hond is hoogstwaarschijnlijk Zwit-
serland. Zwitseriand is in Europa bekend als hoog endemisch
gebied voor
E. multilocularis. Behalve in Zwitserland, Oos-
tenrijk, Oost-Frankrijk en Zuid-Duitsland wordt de parasiet
tegenwoordig in meer streken in Europa gevonden (6, 12).
Recentelijk zijn in België vijf nieuwe casussen van honden
met alveolaire echinococcose beschreven, waarbij geen bui-
tenlandanamnese is te achterhalen. De conclusie moet dus
zijn dat deze honden de infectie hebben opgelopen in België
(4). In Nederland werd de parasiet gevonden bij tien procent
van de vossen in Oost-Groningen (11) en bij circa dertien
procent van de vossen in Zuid-Limburg, vlakbij de grens met
België, vlak bij Luik. Dit is vergelijkbaar met de Belgische
situatie net over de grens bij Luik (12). Het is daarom erg
zorgwekkend dat recent ook drie humane patiënten in België
beschreven zijn, waarvan een patiënt in de regio bij Luik (1).
Het is dus goed mogelijk dat ook in Nederland in de nabije

-ocr page 357-

toekomst autochtone infecties zullen plaatsvinden.
Een causale of pathogenetische relatie tussen de echinococ-
cose en het maligne T-cellymfoom lijkt op het eerste gezicht
onwaarschijnlijk. De auteurs hebben geen publicaties gevon-
den die een dergelijke relatie beschrijven, en een mechanis-
tisch verband ligt niet voor de hand. Mogelijk heeft het lym-
foom een rol gespeeld in het klinisch ziektebeeld van de
hond. Maligne lymfoom wordt wel geassocieerd met een ver-
laagd aantal T-lymfocyten (13). Een verlaagde T-celimmuni-
teit kan mogelijk van invloed zijn op de versnelde ontwikke-
ling van alveolaire echinococcose.

Conclusie

Hoewel deze hond de infectie zeer waarschijnlijk heeft op-
gelopen in Zwitserland, moeten we gezien de bevindingen in
Zuid-Limburg en Oost-Groningen rekening houden met het
feit dat honden ook in Nederland met
E. multilocularis be-
smet kunnen raken, waarbij de hond zowel als eindgastheer
alsook als tussengastheer kan optreden. In het eerste geval is
de hond een gevaar voor de mens, in het tweede geval ontstaat
een ernstig leverlijden,vergelijkbaar met alveolaire echino-
coccose bij de mens. Hoewel zeldzaam blijkt uit bovenstaan-
de \'case\'-beschrijving dat het in Nederland niet onmogelijk
is deze patiënten op het spreekuur te krijgen. Naast de zorg
voor de patiënt zelf zijn in dit geval ook volksgezondheids-
maatregelen nodig.

Dankbetuiging

Met dank aan Sandra Stabler en Peter Deplazes, werkzaam
bij het Instituut voor Parasitologie, Universiteit Zurich, voor
hun adviezen. En aan Titia Kortbeek, arts-microbioloog, en
Merel Langelaar, dierenarts, beiden werkzaam bij het Cib,
voor het kritisch doorlezen van het manuscript.

Literatuur

1. Detry O, Delwaide J, Demonty J, Roover A De, Viviario M, Thirty A,
Hayette MP, Belaiche J, Meurisse M, and Honore P. Endemic alveolar
echinococcosis in Southem Belgium. Acta Gatro-Enterologica 2005;
Vol.LXVlIl: 1-4.

2. Deplazes P, and Eckert J. Veterinary aspects of alveolar echinococcosis,
a zoonosis of public health significance. Vet Parasitol 2001; 98: 65-87.

3. Eckert J, and Deplazes P 2004. Biological, epidemiological, and clini-
cal aspects of echinococcosis, a zoonosis of increasing concern. Clin
Microbiol Rev 2004; 17 (1): 107-135.

4. Hanosset RV, Galhaut A, Mignon BR, and Losson B. Description of
five cases of canine aleolar echinococcosis: do these cases reveal a high
endemicity in Wallonia (Belgium). Poster, 2005.

5. Losson B, and Coignoul F. Larval Echinococcus multilocularis infec-
tion in a dog. Vet Ree 141:49-50.

6. Romig T, Bilger B, Dinkel A, Merii M, and Mackenstedt. Ecinococcus
multilocularis
in animal hosts: new data from western Europe. Helmin-
tologia 1999; 36: 185-191.

7. Staebler S, Grimm F, Glaus T, Kapel CMO, Haller M, Hasler A, Hanos-
set R, and Deplazes P. Serological diagnosis of canine alveolar echino-
coccosis. Vet Parasitol 2006; 141:243-250.

8. Takumi K, and Giessen J van der Transmission dynamics of Echino-
coccus multilocularis-,
its reproduction number, persistence in an area
of low rodent prevalence, and effectiveness of control. Parasitology
2005; 131:133-140.

9. Giessen JW van der, Rombout YB, Franchimont JH, Limper LP, and
Homan WL. Detection of
Echinococcus multilocularis in foxes in The
Netherlands. Vet Parasitol 1999; 22; 82:49-57.

10. Giessen JWB van der, and. Borgsteede FHM. De kleine lintworm van
de vos met mogelijk grote gevolgen voor de mens. Tijdschr Dierge-
neeskd 2002; 127:318-321.

11. Giessen JW van der, Rombout Y, and Teunis P Baseline prevalence and
spatial distribution of
Echinococcus multilocularis in a newly recogni-
zed endemic area in the Netheriands. Vet Parasitol 2004; 119: 27-35.

12. Vervaeke M, Giessen J van der, Brochier B, Losson B, Jordaens K, Ver-
hagen R„Coulander Cde L, and Teunis R Spatial spreading of
Echino-
coccus multilocularis
in Red foxes (Vulpes vulpes) across nation bor-
ders in western Europe. Prev Vet Med 2006 Oct 17; 76: 137-150.

13. Wirmicka D, Jagielski D, Hoffmann-Jagielska M, and Lechowski
R.Cytometric evaluation of peripheral blood lymphocytes in dogs with
lymphoma during chemotherapy J Vet Med A 2001; 49: 303-306.

Wetenschap op internet

• Wat stond er nou precies?

• Waar ging het ook al weer over?

• Hoe was de studie eigenlijk opgezet?

Op zoek naar een wetenschappelijk artikel uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde? Kijk op onze website! Daar vindt u alle
artikelen uit de sectie \'Wetenschap\', van januari 2005 (jaargang 130) tot zes maanden geleden. De volledige teksten zijn
beschikbaar in PDF-formaat.
Surf naar:
www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl.

-ocr page 358-

GERVONCEEROE 5RMEN5TELLING

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

bouwsteen van kraaKoeen. ». ,fhraak

Voor hond en kat!

ANIMAL HEALTH

^^ Natuurlijke en effectieve manier ondersteund.

www.virbac.nl

-ocr page 359-

Gedeelde smart

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Lees af en toe de en>anngen van
iemand in de humane zorg en je ver-
baast je nergens meer over. Het lijkt
wel of er van dierenartsen in vergelij-
king meer en intensievere zorg wordt
verwacht. Wat nu als de eigenaar met
een ziek dier naar Frankrijk vertrekt?
Kun je dan toch nog voor de zorg voor
dat dier verantwoordelijk zijn?

Verbandgeur

In Siam is blijkbaar geen hoogbouw, dus Siamese kater Boy
gaat op onderzoek uit en springt \'s nachts uit het raam. Zijn
eigenaresse vindt hem de volgende (vrijdag-)ochtend
met een gebroken achterpoot. Waarnemend die-
renarts Jansen\'\' stelt de eigenaresse gerust: de
breuk is duidelijk voelbaar en goed te be-
handelen, daar is geen röntgenfoto bij
nodig. Met een zinklijmzwachteispalk-
verband van zes weken moet het wel
genezen. Als de kat de poot vanzelf
weer gaat belasten, kan de eigenaar
het verband er met lauw water af-
halen. Het is echter midden zomer en
tijdens het weekeinde begint het ver-
band een tikje aparter te ruiken dan je
van een genezende poot mag verwach-
ten. Maandagochtend vervoegt de eige-
naresse zich bij dierenarts Pietersen, de
vaste vervangster van haar eigen dieren-
arts. Pietersen vertrouwt het niet en houdt
haar eigen poot ook stijf Zij wil het verband on-
middellijk verwijderen en eerst een foto maken voor-
dat andere behandelingen worden ingesteld. De eigenaresse
belt daarop ter plekke dierenarts Jansen, die haar telefonisch
bezweert het verband te laten zitten, geur of geen geur. Op ba-
sis daarvan weigert de eigenaresse verdere behandeling door
mevrouw Pietersen.

Franse slag

De eigenaresse is bovendien niet van plan haar vakantieplan-
nen te laten verstoren door een hinkelende Siamees. Ze belt
nog even met Jansen, die haar via zijn assistente laat weten
dat Boy best meekan naar Frankrijk zolang zijn tenen niet ge-
zwollen zijn. Mocht dit toch gebeuren dan moet ze onmiddel-
lijk terugkomen, maar ze hoefl niet langs te komen voordat ze
vertrekt. In Frankrijk lijkt behalve die vreemde geur alles in
orde, maar kort na terugkeer is de kat lusteloos en dof Geluk-
kig is de eigen dierenarts van de eigenaresse, Claessens, in-
middels terug van vakantie. Hij haalt het verband eraf en wat
hij aantreft, willen zelfs de Fransen niet meer op hun bord
hebben: een gangreneuze en necrotische poot, met flink ont-
stoken wonden op de huid. Uit de röntgenfoto\'s blijkt dat de
poot op twee plaatsen gebroken is en de kat krijgt naast een
nieuwe spalk een flinke dosis antibiotica en vocht. Amputeren
is ook een optie, maar het dier is zo ziek dat Claessens de ope-
ratie niet aandurft. Hij adviseert de eigenaresse om over twee
weken terug te komen voor het verwisselen van de spalk.

Veterinair
tuchtrecht

Gedeelde smart

De dag erna is de voet van de kat gezwollen, dus Claessens
knipt het verband iets in en geeft manuele tegendruk. Hij laat
de eigenaresse zien hoe ze dat thuis kan doen. Als dit geen ef-
fect heeft, moet ze de volgende dag maar terugkomen. Hij
hoort echter niets meer van haar, totdat tien dagen later de
klacht bij het Tuchtcollege in zijn brievenbus valt. Boy blijkt
twee dagen na zijn behandeling te zijn overleden. Claessens
schrale troost bestaat uit de wetenschap dat collega-dieren-
arts Jansen ook een klacht op de mat heeft liggen.
Dierenarts Pietersen zal nu wel heel blij zijn
met het feit dat zij haar poot stijf heeft ge-
houden: goede diergeneeskunde en an-
ders niet! De eigenaresse vindt name-
lijk ineens met terugwerkende kracht
alle behandelingen onjuist, behalve
die van dierenarts Pietersen. Ze
vindt dat Claessens de kat eerder
had moeten euthanaseren en wil
schadevergoeding. Nog een schrale
troost: deze klacht gaat van tafel.
Maar daarmee is de kous niet af,
want het Tuchtcollege heeft op beide
dierenartsen, Jansen en Claessens,
toch flinke aanmerkingen. Dierenarts
Jansen had beter wél een röntgenfoto
kunnen maken, schriftelijke instructies aan
de eigenaresse mee kunnen geven en kunnen
aandringen op frequentere controle dan pas weer na
zes weken, maar dat wordt nog door de vingers gezien. Wat
voor het Tuchtcollege het zwaarst weegt, is dat Jansen telefo-
nisch heeft geadviseerd het verband te laten zitten, tegen het
uitdrukkelijke advies van een collega die de kat op dat mo-
ment in de spreekkamer had. Wat een eigenaar ook beweert,
het had op de weg van Jansen gelegen zelf met Pietersen te
overleggen. Op afstand advies geven aan een eigenaar die in
de spreekkamer van een collega staat, zonder zelf met die
collega te overleggen, levert Jansen een waarschuwing op.
Claessens heeft toegegeven dat de poot van de kat gangre-
neus en necrotisch was. Gelet hierop behoorde Claessens het
verband minimaal om de twee dagen verwisselen en niet na
twee weken zoals hij blijkens de patiëntenkaart voorschreef
Als de kat bovendien, zoals Claessens zelf toegaf, zo slecht
was dat een operatie niet meer verantwoord was, was er spra-
ke van een conditie die dagelijks intensieve zorg vereist.
Daartoe moet de dierenarts initiatief nemen en dit niet aan de
eigenaar overlaten! Ook Claessens krijgt een waarschuwing.
En als één gewaarschuwd mens voor twee telt, voor hoeveel
tellen twee gewaarschuwde dierenartsen dan?

\' alle namen zijn gefingeerd

-ocr page 360-

A/jj/ncjl rhaïth Company

Of üja Yacjr

ANIMAL\'

PHARM

AWARDS \'07

Bedankt. !

Eurovet Animal Health, dochter van AUV en wereldwijde leverancier en fabrikant van
een brede reeks diergeneesmiddelen voor zowel gezelschapsdieren als landbouwhuis-
dieren, is uitgeroepen tot Animal Health Company of the Year door de Britse uitgever
en onderzoeksbureau Animal Pharm.

Deze prestigieuze award wordt uitgereikt aan het veterinair farmaceutisch bedrijf dat
wereldwijd de beste prestaties heeft gerealiseerd op het gebied van groei in omzet en
winstgevendheid, nieuwe productlanceringen en productontwikkeling.

Wij zijn trots op deze award en danken u voor het gestelde vertrouwen in ons bedrijf.
Dit heeft een directe bijdrage geleverd aan de toekenning van deze award aan Eurovet
Animal Health.

-ocr page 361-

De Commissie Ethiek van de KNMvD heeft onder meer als doel de discussie over ethische kwesties binnen de diergeneeskunde
te bevorderen. Met deze rubriek in het
Tijdschrift voor Diergeneesi<unde wil de Commissie Ethiek een bijdrage leveren aan de
discussie over en de omgang met ethische dilemma\'s in de dierenartsenpraktijk. Eén keer per kwartaal wordt aan de hand van
een casus een onderwerp besproken waar dierenartsen in de dagelijkse praktijk tegenaan kunnen lopen. Verschillende aspecten
komen aan de orde en mogelijke oplossingen worden aangedragen.

De onzindelijke kat: reden tot euthanasie?

Meneer Bos belt de dierenkliniek
\'Centrum-West\' in Den Haag voor
overleg. Zijn negenjarige gecas-
treerde kater Flink plast buiten de
kattenbak. Volgens de eigenaar
maakt Flink geen zieke indruk en
kan het dier normaal plassen. Hij
heeft Flink als kitten gekregen en
de kat heeft dit gedrag nooit eerder
vertoond. De dierenartsassistente Ellen adviseert hem
een afspraak te maken met de dierenarts en dan een uri-
nemonster van Flink mee te nemen om te kijken wat de
oorzaak van het probleem zou kunnen zijn.

De volgende dag komt meneer Bos bij dierenarts Van Houten
op het spreekuur. De eigenaar lijkt een beetje depressief De
dierenarts vraagt naar de reden van zijn bezoek. Meneer Bos
wil zijn kat laten inslapen omdat Flink sinds een halfjaar bui-
ten de kattenbak plast. Na wat doorvragen, blijkt dat meneer
Bos nog drie andere katten in zijn bezit heefl. De laatst aan-
geschafte kat, een jonge gecastreerde kater, is er acht maan-
den geleden bij gekomen. Dit beestje brengt veel leven in de
brouwerij. Meneer Bos woont met zijn vier katten in een
tweekamerappartement. De dieren komen niet buiten en heb-
ben beschikking over één grote overkapte kattenbak, die me-
neer twee keer in de week omschept en een keer in de maand
helemaal verschoont. De onzindelijkheid van Flink uit zich
in grote plassen op de deurmat bij de voordeur. Flink is ver-
der gezond en drinkt volgens de eigenaar niet abnormaal
veel. Volgens de eigenaar is de kater lief voor mensen, maar
bang voor andere honden en katten.

Als de dierenarts vraagt of de eigenaar een urinemonster van
Flink heef^ meegenomen, schiet dit verzoek de eigenaar in
het verkeerde keelgat. Hij komt weer met het verzoek het dier
te euthanaseren, "want dit gaat zo niet langer." Waarom zou
de dierenarts dan nog een urinemonster nodig hebben? De ei-

Verantwoordelijkheden

In deze casus gaat het om afwijkend piasgedrag, dat hoogst
waarschijnlijk wordt veroorzaakt door een gedragspro-
bleem. De leefomstandigheden van Flink geven daar ook
aanleiding toe. De ruimte in relatie tot het aantal katten is
klein, er zijn te weinig kattenbakken en de kattenbak is over-
kapt en niet hygiënisch. Dit kan allemaal de oorzaak zijn
van dit probleem. De onzindelijkheid is in dat geval een ui-
ting van een gebrek aan privacy (8).

Op dit punt staat het welzijn van Flink mogelijk onder druk,
het is echter de eigenaar voor wie dit gedrag het grootste pro-
bleem is. De euthanasievraag kan dan ook beschouwd wor-
den als \'convenience euthanasia\' (6) omdat Flink onzindelijk
is en meneer Bos dit niet langer volhoudt. Tevens heeft de
baas weinig geld, waardoor hij een dure behandeling niet kan
betalen. Als Flink wordt geëuthanaseerd, gebeurt dat overwe-
gend om psychosociale redenen. De dierenarts heeft volgens
Rollin (6) echter niet de taak de wensen van de cliënt voor
\'convenience killing\' zondermeer te vervullen, maar is er in
de eerste plaats om verantwoorde diergeneeskundige zorg te
verlenen aan het dier.

De eerste verantwoordelijkheid van de dierenarts is de be-
vordering van de gezondheid en het welzijn van het dier (1).
Dit uitgangspunt is van belang om aan te tonen dat het in
strijd is met de beroepsethiek om op verzoek gezonde en/of
normaal functionerende (gezelschaps)dieren te doden zon-
der dat daar goede argumenten voor zijn (3). Flink lijkt in
eerste instantie gezond en in hoeverre zijn welzijn is ge-
schaad, is nog niet voldoende beoordeeld. Meneer Bos heeft
nog geen andere dierenarts geconsulteerd voor dit probleem
en er is nog geen behandeling gestart.
De dierenarts is in deze casus niet in staat een goede af-
weging (1,2,3,7) te maken en wordt voor het blok gezet. Het
doden van gezonde (gezelschaps)dieren ervaren dierenart-
sen als het meest demoraliserende onderdeel van hun werk
(6). Het veroorzaakt morele stress doordat zich een conflict
voordoet bij de dierenarts over het beoefenen van zijn werk
en het verzoek van de eigenaar dat hem daarbij juist belem-
mert.

Er zijn in deze casus drie partijen met mogelijk verschillen-
de belangen: Flink (dierwaardig bestaan), de eigenaar (psy-
chologische en sociaaleconomische omstandigheden, nor-
men en waarden) en de dierenarts (professionele belangen,
economische belangen en eigen normen en waarden). De
belangen van de drie partijen zijn soms met elkaar in conflict
(1,4,5). De eigenaar is verantwoordelijk voor zijn eigen dier,
de dierenarts is verantwoordelijk voor zijn eigen handelen.
Dat moet diergeneeskundig en ethisch verantwoord zijn. Hij
moet conflicterende belangen professioneel kunnen afwe-
gen, hij moet de eigenaar eerlijk voorlichten over alle (beha
ndelings)altematieven en hij moet zijn beslissingen kuimen
verantwoorden ten opzichte van de eigenaar, de beroeps-
groep en de maatschappij (onder andere via tuchtrecht-
spraak). In het geval van euthanasie zou de verantwoorde-
lijkheid bij de dierenarts én de eigenaar moeten worden
gelegd. Dierenartsen zouden verder een afwegingskader
moeten ontwikkelen met richtlijnen voor het doden, stelt
Rutgers (4). Conflicterende belangen verantwoord afwegen
in de praktijk vereist het aanleren van een goede attitude tij-
dens de opleiding van de dierenarts, aldus Endenburg (5).

-ocr page 362-

genaar geeft nu ook aan dat hij het financieel niet breed heeft,
waardoor hij zich geen dure behandelingen kan veroorloven.
De dierenarts toont begrip voor het probleem van de eigenaar
Hij vertelt vervolgens dat hij het als dierenarts belangrijk
vindt dat dieren de juiste behandeling krijgen. De vraag is of
Flinks plasprobleem een goede reden is voor euthanasie. Als
het gaat om een gedragsprobleem, wat in dit geval waar-
schijnlijk lijkt, is dit wellicht te behandelen, bijvoorbeeld
door voor Flink een aparte kattenbak in de gang te plaatsen of
voor hem een ander huis zonder andere poezen te zoeken. De
dierenarts stelt voor Flink eerst algemeen te onderzoeken en
daarna een urineonderzoek te doen om een aantal lichamelij-
ke oorzaken uit te sluiten. Dat is niet duur en zo krijgt hij een
beter beeld van de gezondheidstoestand van Flink. De eige-
naar stemt in met lichamelijk onderzoek, maar een blaas-
punctie ziet hij niet zitten, want hij blijft vasthouden aan de
wens tot euthanasie.

Flink is wat aan de dikke kant maar maakt verder een goede
algemene indruk. Bij het algemene onderzoek worden geen
bijzonderheden gevonden. De buikpalpatie geeft geen extra
informatie. De blaas is onder andere soepel, niet pijnlijk, op
spanning en niet afwijkend van vorm. De dierenarts denkt dat
de onzindelijkheid behandelbaar is, maar de eigenaar wil
geen behandeling en eist euthanasie. Hoe nu verder?

Mogelijke oplossingen

De dierenarts is van mening dat hij geen levens behoort te
beëindigen van gezonde dieren zoals Flink, die door een ver-
andering in leefomstandigheden waarschijnlijk van zijn ge-
dragsprobleem kan worden afgeholpen. Hij besluit Flink niet
te euthanaseren. Meneer Bos geeft hij het advies de deurmat
weg te doen en op die plek voor Flink een aparte kattenbak
neer te zetten en deze vaak te verschonen. Flink heeft moge-
lijk te weinig privacy. De kat apart laten eten en slapen kan
ook helpen. Deze eerste stap is niet duur, daar kan de eige-
naar dus mee beginnen. Als dat niet helpt, stelt hij een huis-
bezoek voor zodat hij de leefomgeving van Flink kan bekij-
ken en een plan van aanpak kan opstellen. Blijft het
piasprobleem daarna nog steeds bestaan dan is het beter voor
Flink een andere woonomgeving te zoeken, het liefst zonder
katten en honden en indien mogelijk met tuin. De praktijk wil
daarbij helpen.

Meneer Bos is er helaas niet van overtuigd dat dit de beste
aanpak is. Hij staat erop dat de dierenarts Flink laat inslapen.
Zelfs meteen afstand doen van Flink is geen optie. De dieren-
arts weigert op dit verzoek in te gaan en meneer Bos neemt
Flink onder de arm en verlaat boos de praktijk.

Discussie

Wat zou u in dit geval gedaan hebben? Graag hoort de Com-
missie Ethiek uw mening over dit dilemma. Stuur uw reactie
op naar de redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
{tijdschrift@knmvd.nl).
Mocht u met een ethisch vraagstuk
van alledag zitten, stuur deze naar de Commissie Ethiek
{j.van.herten@knmvd.nl).

Het doden van kleine huisdieren wegens onzindelijk-
heid (NWO-rapport)

In deel twee van de publieksenquête verscheen de volgen-
de casus: "De vierjarige gecastreerde kater van de familie
Smit heeft twee keer op bed geplast. Er is volgens de die-
renarts geen lichamelijke oorzaak voor deze onzindelijk-
heid. Mevrouw Smit vindt het gedrag van de kat heel ver-
velend, dus verzoekt zij de dierenarts om de kat te laten
inslapen. Vindt u dit ongewenste gedrag voldoende reden
om de kat te doden?"

Van de respondenten vond 92,3 procent het onaanvaardbaar
een voortijdig einde aan het leven van deze kat te maken.
Vrouwen en jongeren vonden het doden van de kater nog
problematischer dan mannen en ouderen. Van de onder-
vraagden leverde 29,8 procent commentaar op deze vraag.
Veel respondenten uitten verontwaardiging over dit verzoek
en wezen op de verantwoordelijkheid van de eigenaresse
ten aanzien van haar huisdier Respect voor het leven van
het dier wordt aangedragen als reden waarom het inslapen
van deze kat moet worden geweigerd. Goede alternatieven
voor het doden, zoals heropvoeding, een slaapkamer-
verbod, gebruik van hormonen enzovoort, worden door
veel respondenten voorgesteld als mogelijke oplossing voor
dit probleem. Ook in de interviews met gezelschapsdieren-
practici is een dergelijke casus over een onzindelijke kater
voorgelegd. De geïnterviewden argumenteerden conse-
quent dat er altijd onderzoek moet plaatsvinden naar een
eventuele lichamelijke oorzaak voor het ongewenste ge-
drag, voordat er enige beslissing kan worden genomen om
een onzindelijke kat te laten inslapen. Verder moet er goed
naar de huiselijke situatie worden gekeken voor een ver-
klaring van het gedrag. Gedragstraining met de kattenbak,
het gebruik van hormonenpreparaten of castratie werden
genoemd als mogelijke alternatieven om het probleem te
verhelpen.

Literatuur

1. Code voor de Dierenarts. KNMvD, oktober 2005, www.knmvd.nl.

2. Bolt LLE, Verweij MF and Delden JJM. Ethiek in de praktijk. 2007, blz
17-32.

3. De notitie euthanasie bij gezelschapsdieren. Commissie Ethiek, 1992.

4. Rutgers LJE, Swabe JM and Noordehuizen-Stassen EN. NWO rapport
ethiek en beleid. Het doden van gehouden dieren - ja mits of nee tenzij.
2003, blz 52-53, blz 86.

5. Koolmees PA. Het doden van dieren en ethische aspecte., Wageningen
Ac Publ, blz 63-66 en 126.

6. Bemard Rollin. An introduction to Veterinary medical ethics, Theory
and cases. Blackwell publ 2006, blz 127.

7. John Webster. UFAW animal welfare series, Animal welfare limping
towards Eden. 2005, blz 242 tot 246.

8. Jon Bowen and Sarah Heath. Feline house soiling and marking pro-
blems, Behaviour problems in small animals. Elsevier Saunders. 2005,
blz 185-203.

-ocr page 363-

In 1958 verwierf de Diergeneeskun-
dige Afdeling van het Universiteits-
museum drie fundatiestenen van \'s
Rijksveeartsenijschool. De objecten
waren afkomstig uit de collectie van
het Utrechtse Centraal Museum,
dat "wegens ruimtegebrek een deel
van zijn historische afdeling moest
opbergen."

Uitgelicht

Op 8 oktober 1925, het jaar van de verheffing van hogeschool
naar faculteit, waren de stenen door de curatoren van de Vee-
artsenijkundige Hoogeschool aan het museum geschonken.
Twee van de drie stenen zijn, zoals dat vaak het geval is bij
\'eerste stenen\', gelegd door voormalige directeuren van
\'s Rijksveeartsenijschool, namelijk Alexander Numan en
Th. H. MacGillavry. Op 26 augus-
tus 1827 legde Numan de eerste
steen van een nieuwe ziekenstal.
Het gebouw dat sinds 1821 voor dit
doeleinde werd gebruikt, was in
1827 al in zodanige mate bouwval-
De fundatiesteen, gelegd lig dat Numan geen heil meer zag
door Th. H. MacGillavry. in het opknappen van de stal.

Op 6 juli 1875 legde de latere direc-
teur A. W. H. Wirtz op uitnodiging
van MacGillavry de eerste steen
van het nieuwe kliniekgebouw. Op
verzoek van MacGillavry werd ook
Numan\'s eerste steen van de zie-
kenstal aangebracht in het nieuwe
kliniekgebouw.

I . \'

im

.j

De fundatiesteen, gelegd
door Alexander Numan.

/W\'ïrvp, ; 1

.v\' I Hi.t < : : \' ■ \' \' i
\' i; ; 1 ^

\' A/ \'l\'-^-:!: r- •>

Het veterinair verieden iaat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Fundatiestenen \'s Rijksveeartsenijschool

Van de derde fundatiesteen uit de
collectie weten we slechts dat hij op
17 mei 1824 gelegd is door A.
Deerns. Deerns was als \'oecono-
mus\' belast met het huishoudelijke
bestuur van \'s Rijksveeartsnij school
en het bijbehorende internaat. Te-
vens was hij apotheker en hortula-
nus.

Defundatiesteen,gelegddoor
A. Deerns.

Foto\'s: Afdeling Multimedia Diergeneeskunde, Lisanne
van der Voort. Universiteitsmuseum, Afdeling Diergenees-
kunde, Yalelaan i. Utrecht. Telefoon: (030) 2534675. Web-
site:
www.museum.uu.nl,www.numanstichting.nl.

Rijdt u mee in het AOV-peloton
of wilt u demarreren?

Geen dierenarts vult zijn werkweek hetzelfde In. De een doet 15 verlossingen, terwijl de ander vooral
managet en vergadert. Dit heeft gevolgen voor uw A.O. risico. Dit zou dus ook gevolgen moeten hebben
voor uw premie. Wij zijn daarom sterk voorstander van een individuele benadering en beoordeling van
het arbeidsongeschiktheidsrisico in plaats van blijven zitten in het AOV-peloton.

Ook een onafhankelijk advies over uw ACV?

Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of stuur een e-mail naar dlerenarts@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen: Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 364-

NOVARTI5

Zie <ei verschil met Denagard

.y, . mm® " /

Denagard® is nu ool< in Nederland beschikbaar.

Denagard® is een zeer goed oplosbaar granulaat op basis
van tiamuline. Denagard® bewijst dagelijks zijn effectiviteit
in de metafylactische behandeling van de belangrijkste
darmziekten: Ileitis en Dysenterie.

Door de behandeling met Denagard® kunt u rekenen
op een hogere groei per dag en een verbeterde
voederconversie.1 U ziet het verschil!

Wilt u meer weten over Denagard® en de voordelen voor
u, neemt u dan contact op met Novartis Animal Health.

Denagard

tiamulin

Productnaam en registratienummer DENAGARD 45% W.S.G voor varkens en kippen. REG NL 8012 Werkzame stof Tiamulinewaterstoffumaraat 450 mg/g (overeenkomend met tiamuline 364 mg/g)
Indicaties Varkens: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van: - Varkensdysenterie veroorzaakt door Brachyspira hyodysemteriae. - Procin proliferatieve enerophatie (ileitis)
veroorzaakt door Lawsonia intracellularis. Kippen: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van chronische luchtwegaandoeningen veroorzaakt door Mycoplasma gallisepticum
en gecompliceerd door gevoelige Escherichia coli-stammen. Dosering Dosering varkens: Varkensdysenterie: 6-8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen,
Ileitis: 8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 5 dagen. Dosering kippen: 40 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Wachttermijn Varkens: 8 dagen voor de slacht. 1KB wachttijd eveneens 8 dagen. Kippen; 6 dagen voor de slacht Niet voor gebruik bij legvogels die eieren voor menselijke consumptie
produceren, Kanalisatiestatus UDA Registratiehouder Novartis Consumer Health B,V. Business Unit Animal Health, Claudius Prinsenlaan 142,4818 OP Breda, Nederland, T; 31 (0)76-5330020.
Verdere informatie op aanvraag beschikbaar

1  ] 9e IPVS congres, Denemarken

-ocr page 365-

Verslag van de eerste Veterinaire Oldtimerrit op 23 september 2007

Anton Fennema, Harry Brasker

Op zondag 23 september arriveer-
den een kleine twintig oldtimers en
hun veterinaire bezitters in Klaas-
waal op het Zuid-Hollandse eiland
Hoeksche Waard voor de eerste Ve-
terinaire Oldtimerrit.

verslagen

Al snel was iedereen, onder het genot
van koffie of thee met gebak, verwik-
keld in geanimeerde gesprekken over zijn of haar oldtimer
Sommige collega\'s hadden elkaar 43 jaar geleden voor het
laatst gezien, maar de deelnemers kwamen uit alle leeftijds-
categorieën: van student tot gepensioneerd. Ook de auto\'s
varieerden sterk in leeftijd: van 16 tot 53 jaar oud!

Hoeksche Waard

Na uitleg over de route en het onvolprezen \'bolletje-pijltje\'-
systeem kon er gestart worden: met tussenpozen van twee
minuten werd een equipe op pad gestuurd, voorzien van uit-
gebreide lunchpakketten. Het was werkelijk een schitterende
dag voor een dergelijke rit, wat vooral voor de cabriorijders
erg prettig was. Na een tocht van in principe anderhalf uur
(die in werkelijkheid voor de meeste deelnemers veel langer
duurde!) door het fraaie Hoeksche Waardse landschap kwam
men aan bij het eindpunt: Restaurant de Binnenmaas. Som-
mige deelnemers hadden echter veel meer gezien van de
Hoeksche Waard dan de bedoeling was en de equipe die het
alleriaatst binnenkwam, had zelfs alle kroegen die men onder
weg tegen was gekomen, aan een uitgebreid onderzoek
onderworpen.

Berichten

Na een heerlijk buffet namen de deelnemers afscheid met een
welgemeend "bedankt en tot volgend jaar."
Voor het organiserend comité was het doel bereikt: een gezel-
lige dag, waarin dierenartsen elkaar ontmoetten op basis van
een gemeenschappelijke passie, de oldtimer
Met dank aan de sponsors A.U.V, ASTfarma, Dixfortuin en
Veterinary Technics, die de organisatie van deze dag mede
mogelijk hebben gemaakt.

Anton Fennema en Harry Brasker zijn de organisatoren
van de veterinaire oldtimerrit.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 366-

Oncologisch treffen 2008: \'Gastro-intestinal tumours: inside out!\'

Peri-anaalkliertumoren, een maag-
tumor, een pancreastumor, milt- en
levertumoren... We zien ze als prac-
tici allemaal wel eens voorbijkomen.
Maar wat is nu eigenlijk de beste
manier om deze tumoren te benade-
ren en te behandelen?

lelnv^terkende
\' (e r^e nfees ku n d ige
rentra

Aankondiging

Er is de laatste jaren veel werk ver-
richt op het terrein van de oncologie en er zijn dan ook vele
mogelijkheden bijgekomen zowel voor diagnostisch werk als
voor de behandeling.

Wilt ook u weer helemaal op en top op de hoogte worden ge-
bracht? Op 9 en 10 februari 2008 heeft u daarvoor weer de
mogelijkheid: dan zal in het conferentiehotel Kontakt der
Kontinenten in Soesterberg het derde Oncologisch treffen
over kanker bij dieren plaatsvinden.

De Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra (SDK)
hebben ook dit jaar weer een interessant programma voor u
samengesteld. Diagnose, stagering, (chirurgische en non-
chirurgische) behandeling, het komt allemaal aan bod. Top-
sprekers als prof dr. Dominique Penninck (Verenigde Sta-
ten), prof dr. David Argyle (Verenigd Koninkrijk), dr.

Malcolm Brearley (Verenigd Koninkrijk), dn Evert van Gar-
deren (Nederland) en prof dr. Paolo Buracco (Italië) zullen
de gastro-intestinale tumoren letterlijk \'inside out\' (van bin-
nen naar buiten) voor u de revue laten passeren. Daamaast
zijn we zeer gelukkig met de komst van \'key-note\' spreker
prof dr. Hans Nortier (Medical Oncology Centre Leiden Uni-
versity) die ons een blik gunt in de mogelijkheden op het ge-
bied van humane behandelingen van gastro-intestinale tumo-
ren, nu en in de toekomst.

Zoals voorgaande jaren gebruikelijk was, zal het congres
voor dierenartsen twee dagen duren en wel van zaterdag 9 tot
zondag 10 februari 2008. Voor dierenartsassistenten is er za-
terdag 9 februari een dagprogramma. Verdere informatie kunt
u vinden op de website
www.kankerbijdieren.nl.

-ocr page 367-

Operatieve ingrepen aan de onder-
voet van het rund, hypertone infu-
sen in de praktijk

Cursusnummer: 07/212.
Datum: dinsdag 6 november 2007.
Tijd: 14.30 tot 20.00 uur.
Locatie: Faculteit Diergeneeskunde,
De Uithof, Utrecht.
Cursusleider: drs. Menno Holzhauer
(GD).

Docenten: dr. R. Kuiper en drs. D. Scholten, Departement
gezondheidszorg landbouwhuisdieren. Faculteit Diergenees-
kunde.

Prijs: € 263,-.

Onderwerpen: het doel van deze bijeenkomst is ten eerste de
praktische scholing van rundveepractici met betrekking tot
enkele recente ontwikkelingen op het gebied van chirurgie
van de onderpoten van volwassen runderen en ten tweede het
uitwisselen van ervaringen met betrekking tot het toepassen
van hypertone infusen bij verschillende indicaties.

Voeding en aan voeding gerelateerde problemen van het
jonge fokkalf

Cursusnummer: 07/211.
Datum: woensdag 19 december 2007.
Tijd: 13.15 tot 17.30 uur.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.
Docenten: Arjan Gobius du Sart (Denkavit), Gert van Trie-
rum (Denkavit), Harrie van der Vliet (ForFarmers) en Joost
Snoep (GD).

Doelgroep: praktiserende dierenartsen.
Prijs: € 180,-.

Programma: de voeding van het jonge fokkalf zal uitgebreid
worden behandeld, waarbij de voeding van melkproducten,
krachtvoer, ruwvoer en water ter sprake zullen komen. De
melkvoeding neemt een belangrijke plaats in de kalveropfok
in. Maar op veel bedrijven gaat hier toch vaak iets niet hele-
maal goed. Vragen zijn bijvoorbeeld: moet ik wel of geen
koemelk voeren? Welke eisen moeten gesteld worden aan
melkpoeder? Zijn \'nulproducten\' nu wel of niet geschikt voor
het jonge kalf? Wat is eigenlijk een \'nulproduct\'? De kwaliteit
van melkpoeder (vet- en eiwitsamenstelling) komt nadrukke-
lijk ter sprake. Ook wordt ingegaan op voerschema\'s en de
wijze van voedering. Op de cursus zullen de kalverdrinkauto-
maat en eventuele problemen die daarbij kunnen voorkomen,
worden besproken. Ook andere onderwerpen met betrekking
tot de kalverdrinkautomaat zoals de positie in het hok, de
groepsindeling, het aantal kalveren per drinkautomaat et cete-
ra zullen worden belicht. Verder is er onder meer aandacht
voor de achterliggende oorzaken van een lebmaagdilatatie,
Clostridiumenterotoxaemie en malabsorptiesyndroom (pens-
drinker).

Naast het uitgebreide programma wordt er volop gelegenheid
geboden om vragen te stellen en problemen die men tegen-
komt in de praktijk voor te leggen aan de inleiders (en de
andere cursisten).

PAOD

Cursussen PAOD

Vervolgcursus postmortale diagnostiek varken

Cursusnummer: 07/304.

Data: vrijdag 2 en zaterdag 3 november 2007.

Locatie: Bersenbrück Duitsland (circa 150 kilometer over de

grens).

Cursusleider: prof dr. E. Gruys.

Docenten: prof. dr. E. Gruys, dr. Maria Groot, RIKILT,
Wageningen-UR, drs E. Veldhuis Kroeze, Afdeling Patho-
logie Universiteit Utrecht en drs. G. Strijkstra, practicus te
Bersenbrück.

Prijs: € 650,- (let op, de prijs is aangepast).
Maximaal aantal deelnemers: 15.

Programma: het programma begint net als de basiscursus op
vrijdagmorgen met koffie. Waar we het bij de basiscursus
hadden over enkele foeijes bij het doen van een sectie en
vooral aandacht besteedden aan het respiratieapparaat van de
big, zullen we nu nauwkeuriger te werk gaan en meer details
bespreken. In deze cursus zal de darm centraal staan. Boven-
dien zal de microscoop, zij het beperkt, daadwerkelijk bij de
inhoud van de cursus worden betrokken. Verder staat de cur-
sus in het teken van het doen van secties op varkens per leef-
tijdsgroep. Ook nu is er gelegenheid het een en ander digitaal
vast te leggen met behulp van meegenomen camera\'s. De cur-
sus heeft een informeel karakter en bevat een overnachting in
een gasthof. De logistiek is verder identiek aan die van de ba-
siscursus.

Identificatie en registratie paard

Cursusnummer: 07/510.

Datum: donderdag 6 november 2007.

Tijd: 19.00 tot 22.00 uur

Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.

Cursusleider/docenten: dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-

Oosterbaan en drs. F.J.W.C. van Herten.

Prijs: € 75,-.

Module gesprekstechnieken

Cursusnummer: 07/927.

In deze training, die wordt ontwikkeld uit de dagelijkse
praktijk, komen de vereiste gespreksvaardigheden voor ge-
sprekken met personeel aan de orde. Aan de hand van een
herkenbaar voorbeeld van een carrière van een personeelslid
worden alle gesprekken die hierbij noodzakelijk zijn, prak-
tisch geoefend. De datum van deze cursus wordt pas bepaald
als zich ten minste twaalf deelnemers hebben aangemeld. De
cursusdag zal duren van 09.30 tot 21.00 uur. De cursus zal
plaatsvinden in Houten en de kosten zullen 650 euro bedra-
gen. (Bij het volgen van meerdere modules wordt een korting
verleend van 25 euro per module.)

Bezoek voor meer informatie over deze cursussen
www.paod.nl. U kunt zich opgeven via info@paod.nl.

-ocr page 368-

Animal Pharm Award
2007

De Britse uitgever en onderzoeks-
bureau Animal Pharm heeft in sep-
tember jongstleden Eurovet AH uitge-
roepen tot Animal Health Company
of the Year. Deze prijs eert een buitengewone prestatie van
een veterinair farmaceutisch bedrijf. De jurering is gebaseerd
op een uitstekende prestatie van de activiteiten in de periode
2006 tot 2007, een groei in verkoop en winst, een toegeno-
men waarde voor aandeelhouders, onderscheidende lancerin-
gen van nieuwe diergeneesmiddelen en/of een aantrekkelijke
pijplijn. Ook een buitengewone prestatie van een bedrijf na
een moeilijke periode speelt een rol. De jury roemde de enor-
me groei door productontwikkeling en internationale uit-
breiding.

Het bekroonde bedrijf vermarkt in de hele Europese Unie on-
der andere het eerste veterinair farmaceutisch geregistreerde
middel voor de behandeling van hypothyreoïdie bij de hond
onder de naam Forthyron®.
Informatie:
www.eurovet.nl.

Nieuws
van de
industrie

Uit de industrie

Baycox® Bovis voorkomt cocci-
diose

Baycox® Bovis van Bayer AH is geïndiceerd voor de preven-
tie van coccidiose veroorzaakt door
Eimeria bovis en Eimeria
zuernii
bij kalveren op melkveebedrijven. Deze ziekte werd
tot op heden sterk onderschat. Behandeling van kalveren die
al symptomen van coccidiose vertonen, zoals diarree en
groeiachterstand, levert minder goede resultaten op, omdat
de schade dan al is aangericht. Preventieve behandeling moet
een week voor de te verwachten ziekteverschijnselen plaats-
vinden. Hierdoor wordt zowel de ziekte als de uitscheiding
van oöcysten voorkomen. Het advies is alle kalveren uit een
stal te behandelen. Voor de diagnostiek van coccidiose is de
Baycox Bovis Diagnostic Box ontwikkeld.
Baycox® Bovis is een orale suspensie, met als werkzame stof
toltrazuril, dat alle ontwikkelingstadia van de coccidiose-
parasiet in de darmepitheelcellen doodt, maar de ontwikkeling
van de immuniteit niet verstoort. Een éénmalige toediening
van 3 milliliter suspensie per 10 kilogram lichaamsgewicht is
voldoende. Om het risico op besmetting te reduceren, moeten
ook preventieve hygiënische maatregelen worden genomen.
Informatie
: henk.heesen@bayerhealthcare. com.

I

Van links naar rechts: Edward Haughey (Norbrook), Tony Criffin (CEO
AUV), jan jaap Korevaar (Algemeen Directeur Eurovet Animal Health) en
David Catlow (Voorzitter British Veterinary Association).

Denagard® 45% voor varkens
en kippen

Novartis AH introduceert Denagard 45% W.S.G., een zeer
goed oplosbaar granulaat op basis van tiamuline, bedoeld
voor de toediening in drinkwater bij varkens en kippen (REG
NL 8012). Het product is geïndiceerd voor varkensdysenterie
en porcine proliferatieve enteropathie (ileïtis) bij het varken
en voor chronische luchtwegaandoeningen veroorzaakt door
Mycoplasma gallisepticum en E. coli bij kippen. De wacht-
tijd voor vlees bedraagt acht dagen voor varkens en zes dagen
voor kippen. Denagard® 45% W.S.G. wordt geleverd in een
verpakking van 1,1 kilo en heeft als kanalisatie UDA.
Informatie:
marielle.schoone@novartis.com.

ID EXX Vet- M ed • Lab i n trod uceert
PCR-profielen

PCR (polymerase chain reaction) vormt de basismethode
voor zeer gevoelig en specifiek diagnostisch onderzoek,
waarmee inmiddels vele ziekteverwekkers kunnen worden
aangetoond en dragers van genmutaties opgespoord. Door de
invoering van real-time PCR naast de conventionele PCR-
methode kan Vet Med Lab met één monster meerdere PCR-
testen tegelijk uitvoeren. Dankzij deze innovatie is het onder
andere mogelijk PCR-profielen samen te stellen, zoals het
profiel voorste luchtwegen bij de kat. Hierdoor kan de kat
met één keeluitstrijkje getest worden op de aanwezigheid van
vier ziekteverwekkers tegelijkertijd, namelijk
Chlamydophila
felis.
Feline Calicivirus, Feline Herpesvirus I en Mycoplasma
felis.

Voor meer informatie over alle (real-time) PCR-mogelijkhe-
den bij deze organisatie kunt u het PCR-informatiepakket
aanvragen via
infoNL@vetmedlab.com of telefoonnummer
00800-I272469I. Dit pakket bevat tevens een speciaal aan-
vraagformulier met korting op een profiel naar keuze, geldig
tot 31 december 2007.
Informatie:
infoNL@vetmedlab.com.

-ocr page 369-

Afscheid

Afscheid nemen doet aUijd pijn. Zeker als je de GGP de afgelopen zeven jaar als voorzitter hebt gediend. Het
is niet anders en zo hoort het ook. Wij hebben de afgelopen jaren verdomd hard moeten knokken om te komen
waar we nu zijn. Richtinggevend hierbij zijn onze beleidsplannen geweest. Onze oud-voorzitter, Wim Back,
gaf de aanzet voor het ontwikkelen van ons eerste strategisch beleidsplan. Ook het huidige beleidsplan voor
de periode 2006 tot 2010 geeft duidelijk aan welke speerpunten het bestuur heeft gekozen.
Gelukkig zijn de resultaten er naar. Zo heeft het heel wat inspanning gekost om bij het ministerie van LNV
het kwartje te laten vallen dat het paard een \'status aparte \'zou moeten hebben. Eindelijk is het dan zover
dat de noodzakelijke paardenexpertise op het ministerie aanwezig is en dat men een deskundigengroep
paarden heeft ingesteld.

Ook zal het u niet ontgaan zijn dat er tegenwoordig een enorme aandacht is voor dierenwelzijn. Wist
u dat de GGP zich al vier jaar geleden realiseerde dat welzijn een belangrijke zaak zou worden? De
GGP heeft toen ook het initiatief genomen om tezamen met belanghebbenden het Welzijnsrapport Paard
te produceren waarin een inventarisatie is gemaakt van alle paardspecifieke welzijnproblemen en hun
mogelijke oplossingen.

Gezien de verdergaande professionalisering en herstructurering van de KNMvD heeft
het GGP-bestuur een steeds zwaardere taak gekregen. Met name op het bestuurlijke en
politieke vlak zal die verzwaring tot uiting komen. Om efficiënt en effectief te kunnen
blijven, wordt van het bestuur veel kennis en kunde verwacht. Ik ben ervan overtuigd
dat dit bestuur de uitdagingen van de toekomst aan kan. Ik wil u allen danken voor het
in mij gestelde vertrouwen en de GGP alle succes voor de toekomst toewensen.

Erik Gostelie

Voorzitters-
column

Pas op voor de grote
gemene deler!

Als ondernemer bent u dynamisch en past u zich aan aan de veranderende marktomstandigheden.
Nieuwe kansen brengen nieuwe risico\'s met zich mee. Sommige oude risico\'s kunt u inmiddels prima
zelf dragen. Uw verzekeringspakket moet dus worden afgestemd op uw specifieke situatie.

Ook een onafhankelijk advies over uw verzekeringsportefeuille?

Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of stuur een e-mail naar dierenarts@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen: Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info®raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 370-

Jaarrede 2007: De KNMvD in beweging

Hieronder vindt u de tekst van de
jaarrede zoals die op 5 oktober
2007 werd uitgesproken door de
voorzitter van de KNMvD, Ludo
Hellebrekers.

Maatschappij

nieuws

"Geachte collega Huisman, voorzitter
van de Regio Oost, collega Van der
Lek, voorzitter van de congrescom-
missie, evenals de overige leden van de congrescommissie,
professor Cornelissen, decaan van de Faculteit der Dierge-
neeskunde, dr. Jorna, voormalig president van de Federation
of Veterinarians of Europe, geachte genodigden, ereleden van
de KNMvD, onze collega\'s dr. Bool, professor Rijnberk en
mijn voorganger drs. De Ruijter, buitengewone leden van de
Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde, dames en heren collegae, geachte toehoorders.
Ik wil beginnen door het bestuur van Regio Oost en de con-
grescommissie hartelijk te bedanken voor het organiseren
van dit jaarcongres, waardoor niet alleen deze jaarrede kan
worden uitgesproken maar waardoor vanmiddag tevens de
maatschappelijk zo belangrijke dialoog over dierenwelzijn
kan plaatsvinden.

Terugkijken

Vorig jaar stond ik op een soortgelijk podium voor u als nieu-
we voorzitter van onze KNMvD, vol goede hoop en met
grootse plannen. Nu, een jaar later en een ervaringsjaar wij-
zer, kan ik daar alweer op terugkijken. Ik wil mijn ervaringen
graag delen omdat ze van directe invloed zijn op de verdere
gedachten- en beleidsontwikkeling zoals die door het bestuur
van de KNMvD wordt voorgestaan. In mijn vele contacten en
gesprekken met de leden uit vrijwel alle geledingen van onze
beroepsgroep, te weten practici, collega\'s bij verschillende
overheids- en semi-overheidsinstanties, kennisinstituten en
het bedrijfsleven, is mij gebleken dat zij vrijwel zonder uit-
zondering een grote mate van betrok-
kenheid uitstralen bij ons vak, onze be-
roepsgroep en in vele gevallen ook bij
onze beroepsvereniging. Vanuit de ver-
scheidenheid van hun taakvervulling to-
nen zij allen de motivatie en de bereid-
heid om deel te nemen aan de dialoog
over de toekomst van ons beroep, zowel
in technisch-inhoudelijke als in brede
maatschappelijke zin.
Ergo, na één jaar voorzitterschap is mijn
hoop en verwachting ten aanzien van
onze toekomst onverminderd aanwezig
en zijn de \'grootse plannen\' van vorig
jaar alleen maar in omvang en ambitie
toegenomen, zonder dat daarbij de reali-
teitszin uit het oog wordt verloren.

Volop in beweging

Dames en heren, genoeg eigen reflectie
en over naar de reflectie op onze be-
roepsgroep en beroepsvereniging en de
plannen die we voor onze KNMvD heb-
ben. De titel van deze jaarrede, \'De KNMvD in beweging\', is
bij uitstek van toepassing op de situatie waarin de beroeps-
vereniging zich nu bevindt. Dit is uiteraard direct gekoppeld
aan het feit dat de omgeving waarbinnen de KNMvD acteert,
ook volop in beweging is. Deze gezamenlijke bewegingen
van actie en reactie leiden overigens tot een spanningsveld
voor de dierenarts als het gaat om het imago versus de eigen
identiteit. Ik kom daar in de loop van deze rede op terug.
De belangrijkste boodschap die de KNMvD in haar om-
geving tegenkomt van zowel belanghebbenden als overheid,
is: "KNMvD pak je verantwoordelijkheid op inzake maat-
schappelijk relevante issues als dierenwelzijn, diergenees-
middelengebruik en de organisatie van de eigen kwaliteit." Ik
beschouw deze kritische geluiden als welkome adviezen en
ik zal u ook duidelijk maken dat wij hier gehoor aan hebben
gegeven, en dit ook zullen blijven doen.
Wij zijn ons terdege bewust van de roep om een integrale
aanpak van dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid
en volksgezondheid. Dierenartsen kunnen en zullen in een
dergelijke integrale aanpak voorzien, en wel met een hoog-
kwalitatief product wat betreft service en kennis, en met oog
voor en begrip van de maatschappelijke aspecten, die naast
de veterinair inhoudelijke kanten ook een ethische afweging
kennen.

Verantwoordelijkheid nemen

Wij stellen als KNMvD overigens vast dat hierbij gemakke-
lijk een situatie ontstaat waarbij de individuele dierenarts in
een spagaat kan raken. Deze ongewenste positie komt voort
uit zijn loyaliteit en professionaliteit ten opzichte van ener-
zijds de individuele dierhouder en anderzijds de Nederiandse
maatschappij en de overheid.

Hier dient een landelijke beroepsorganisatie als de KNMvD
duidelijk haar verantwoordelijkheid te nemen. In onze visie
is het juist de sterk georganiseerde beroepsvereniging die
hierbij op de juiste wijze een helpende en ondersteunende

-ocr page 371-

hand kan bieden, door het maken van afspraken, het vastleg-
gen van protocollen en het ondersteunen van de ontwikkeling
van veterinair technische richtlijnen. Wij doen dat op een
open en transparante wijze waarbij we de publieke discussie
en desgewenst politieke stellingname niet zullen schuwen.
Ik denk bijvoorbeeld aan ons symposium \'Op recept\' juni
jongstleden, waar in samenspraak met ruim driehonderd aan-
wezigen uit alle sectoren een heldere en werkbare visie werd
verwoord aangaande een selectieve en correcte toepassing
van diergeneesmiddelen, bezien vanuit het perspectief van
het dier (welzijn en gezondheid) en de mens (voedselveilig-
heid en volksgezondheid). De kernboodschappen van de dag
luidden:

• Dierenartsen beschouwen antibioticumresistentie als een
belangrijk probleem, waarin zij een maatschappelijke en
veterinaire verantwoordelijkheid hebben;

• Het selectief en correct gebruik van diergeneesmiddelen
voor voedselproducerende dieren kan het best worden ge-
realiseerd binnen een één-op-één relatie tussen dierhouder
en dierenarts;

• Het voorschrijven, afleveren én toepassen dient onder-
steund, en indien noodzakelijk, gesanctioneerd te worden
door flankerend overheidsbeleid.

Deze stellingnames zijn, ook tijdens andere gelegenheden,
herhaaldelijk nadrukkelijk naar voren gebracht.
Ook in het dierenwelzijndebat wordt de stem van dierenarts
steeds duidelijker hoorbaar. De thema\'s lopen hierbij uiteen
van het aloude onderwerp van het onverdoofd castreren van
beerbiggen, de maatschappelijke acceptatie van het kostprijs-
niveau van de zorg voor het gezelschapsdier, tot het standpunt
over het couperen van schapenstaarten. Het is mijn nadruk-
kelijke mening dat wij als dierenartsen ook de maatschappe-
lijke plicht hebben onze verantwoordelijkheid hierin op te
pakken. Ik ben dan ook verheugd met onze huidige actieve
participatie in dit maatschappelijke debat.
Het voorgaande raakt nadrukkelijk aan de twee strategische
keuzes van ons beleidsplan voor 2008 tot 2010 dat van-
morgen door de Algemene Vergadering is aangenomen, te
weten het imago en de sociaaleconomische positie van de
dierenarts. Laat hier overigens geen enkel misverstand over
bestaan: wij zijn goed opgeleid, wat onder andere blijkt uit de
internationale erkenning van onze opleiding, wij hebben een
brede pathofysiologische kennis over de diersoorten heen,
wij zijn bij uitstek geschikt om als \'linking pin\' te fungeren in
het maatschappelijke debat over dierenwelzijn en dierge-
zondheid enerzijds, en voedselveiligheid en volksgezondheid
anderzijds, en de dierenartspracticus speelt een belangrijke
rol bij de \'early warning\' en \'early detection\' van (opkomen-
de) dierziekten en verdient hierbij het vertrouwen van de
overheid. Dit laatste past volledig bij de rol als poortwachter,
zoals die ons door de overheid wordt toegekend.

Activiteiten

Geachte dames en heren, een paar woorden over de activiteiten
van onze eigen organisatie in de breedste zin van het woord,
ofwel de \'BV Dierenartsen-in-Nederiand\'. Dit betreft uiter-
aard in eerste instantie onze leden, de collega\'s in de besturen,
de commissies en raden en de medewerkers van het bureau.
Vanuit onze collectieve gedachte behartigen wij de belangen
van alle dierenartsen in Nederland. Dit betreft dus ook dege-
nen die geen lid zijn. Uiteraard hopen wij ook deze personen
te overtuigen van het belang van het lidmaatschap van de

KNMvD. Hoewel het lidmaatschap geen vanzelfsprekendheid
meer is, blijft het van zeer groot belang dat wij kunnen spreken
namens het overgrote deel van de totale beroepsgroep.
Ik wil u nu in het kort een paar zaken noemen die ten behoeve
van de leden-dierenartsen werden ontwikkeld en als zodanig
ook passen binnen onze beleidsvisie.

1. Verbetering van de positie van de werkgever en de werk-
nemer in de praktijk. Hiervoor is vorig jaar een manage-
mentdag georganiseerd waarbij ook het boek Dierenarts
als ondernemer werd gepresenteerd. Volgend jaar zal de
managementdag zich vooral richten op de jonge dieren-
arts, met als centraal thema \'Coaching\', en zal het eerder
genoemde boekje worden uitgebreid met informatie voor
de werknemers en de startende dierenarts.

2. Het actief steunen van specifieke ledengroeperingen, zoals
bijvoorbeeld de senioren, die via hun eigen commissie
diverse activiteiten hebben ontwikkeld, maar ook de pasaf-
gestudeerde leden, die het bestuur zullen adviseren door
middel van een eigen \'Jonge Leden Adviesforum\'.

3. Het positief ondersteunen van het publieke imago van
dierenartsen door middel van actieve participatie in het
publieke debat en het ontwikkelen van een gedegen net-
werk met pers en media.

4. Ondersteunen en bewaken van de positie van de dieren-
artspracticus, onder andere door belangenbehartiging en
advisering van deze groep bij contractonderhandelingen.

5. Inbreng in zogenoemde deskundigengroepen van het mi-
nisterie LNV en in het basisoverleg inzake bestrijding van
besmettelijke dierziekten.

6. Activiteiten ten behoeve van alle leden ongeacht hun
werkkring, zoals het verlenen van ondersteuning via de
KNMvD-helpdesk, het stimuleren en initiëren van arbeids-
ongeschiktheidspreventie, het realiseren van mantelcon-
tracten en individuele juridische ondersteuning.

Wat betreft de voortdurende ontwikkeling van de vereniging
kan ik u melden dat het bestuur in nauwe samenwerking met
zowel de Raad van Toezicht als het bureau thans in de laatste
fase van de herziening van de verenigingsstructuur is beland.
Wij hopen deze in de Algemene Vergadering van 2008 te
kunnen afronden en rekenen hierbij op de voortdurende steun

-ocr page 372-

en professionaliteit van alle betrokkenen, bestuurders en
bureaumedewerkers.

Er komt op dit moment steeds beter zicht op een heldere en
werkbare verdeling van taken en verantwoordelijkheden tus-
sen het bestuur, de raad van toezicht, de groepsbesturen, de
regio\'s en de commissies. Hier dient de grote inzet en flexibi-
liteit van de verschillende trekkers binnen groepen, regio\'s en
commissies zeker te worden genoemd! Wat betreft ons bu-
reau in Houten kunnen we vaststellen dat de bemensing thans
vrijwel op \'oorlogsterkte\' is en dat er na de recente professio-
naliseringsslag alle reden is voor een groot vertrouwen in de
toekomst. Ik meen er goed aan te doen dit hier ook een keer
publiekelijk uit te spreken.

Strategische keuzes

En dan als laatste onderdeel de toekomst en de invulling van
het komende jaar

Het beleidsplan van de KNMvD voor de jaren 2008,2009 en
2010 kent als strategische keuzes het imago en de sociaal-
economische positie van de dierenarts. Vanuit deze strategi-
sche keuzes wil ik het met u hebben over het verder uitbou-
wen van onze professionele kwaliteit en over het invullen van
onze maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Met betrekking tot onze kwaliteit als dierenarts, zowel als
veterinair inhoudelijk deskundige maar ook als academisch
geschoolde professional, het volgende. Mijns inziens is de
belangrijkste uitdaging waar wij als dierenartsen en als
KNMvD voor staan het uitdragen van kwaliteitsdenken als
primair gedachtegoed. Bij voorkeur geschiedt dit vanuit een
intern gewortelde overtuiging waardoor door het leveren van
kwaliteit de meeste problemen beter oplosbaar blijken te zijn.
Ons kwaliteitsdenken zal mijns inziens een tweesporenbeleid
kennen, waarbij één spoor meer intern gericht is en dient te
leiden tot een verdere versterking van het draagvlak voor het
kwaliteitsdenken binnen de beroepsgroep en zo de voort-
gaande ontwikkeling ervan realiseert. Het tweede spoor kent
een meer extern gericht karakter, waarbij de beroepsvereni-
ging door middel van een transparante visie haar omgeving
ervan weet te overtuigen dat dierenartsen daadwerkelijk kwa-
liteitsgericht zijn.

Ik constateer dat dit beleid zijn vruchten begint af te werpen.
Daar waar vorig jaar nog enige commotie ontstond na mijn
oproep tot een actieve participatie in het managen van de
eigen kwaliteit, merken we dat het begrip hiervoor thans aan-
zienlijk is vergroot. Ik wil hierbij benadrukken dat deze ver-
andering naar mijn mening mede mogelijk is gemaakt door-
dat wij nu de inhoud en noodzaak van veterinaire kwaliteit
beter hebben uitgelegd, het beeld van veterinaire kwaliteit be-
ter hebben gepositioneerd binnen de verschillende sectoren,
succesvol zijn geweest in het creëren van meer draagvlak en
begrip door zowel leden van de KNMvD als niet-leden te in-
formeren en te raadplegen, de besluitvormingsmomenten
hebben gemarkeerd en gecommuniceerd en betere voorwaar-
den hebben gerealiseerd voor de verdere ontwikkeling van de
betreffende kwaliteitsprogramma\'s.

Het verheugt mij buitengewoon dat het door deze inspannin-
gen mogelijk bleek om samen met de steun van onze colle-
ga\'s tot deze gezamenlijke aanpak te komen. De resultaten
mogen er dan ook zijn. De organisatie van de Erkende Keu-
ringsdierenarts voor Paarden is bijvoorbeeld volledig opera-
tioneel en voor de voedselproducerende diersectoren is de
Gids voor goede veterinaire praktijk onlangs geaccordeerd
door het bestuur van de KNMvD. De visie van de beroeps-
groep op de relatie tussen dierhouder en dierenarts is bepaald
en dient als uitgangspunt voor overleg met marktpartijen. Op
dat gebied lopen thans de onderhandelingen voor implemen-
tatie binnen de verschillende sectoren. Binnen andere secto-
ren zijn vergelijkbare ontwikkelingen gaande, waardoor het
mijns inziens te rechtvaardigen valt te constateren dat het vol-
wassen kwaliteitsbeleid niet meer uit de Nederlandse veteri-
naire wereld is weg te denken.

Het KNMvD-bestuur zal verdere initiatieven op het gebied
van kwaliteit met enthousiasme ondersteunen maar zal te al-
len tijde de dierenartsen, KNMvD-leden en niet-leden, erbij
betrekken.

Maatschappelijk verantwoord

Als laatste punt wil ik nogmaals stilstaan bij de maatschappe-
lijke verantwoordelijkheid van de dierenarts. In mijn visie
dient de in Nederland werkzame dierenarts zich te allen tijde
bewust te zijn van de verwachtingen en soms zelfs eisen die
aan hem/haar als beroepsbeoefenaar worden gesteld. De
onderwerpen die hierbij aan de orde kunnen komen, zijn zeer
gevarieerd. Het omvat een breed scala van veterinair inhou-
delijke aspecten van de beroepsuitoefening binnen alle
sectoren. Het raakt zowel aan onderwerpen als dierenwelzijn
en geneesmiddelentoepassing, als aan integriteit en ethiek.
Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor het maatschappelijk
verantwoord ondernemen dan wel handelen in bedrijfsecono-
mische zin, denk hierbij bijvoorbeeld aan een verantwoorde
aanpak van arbeidsongeschiktheid binnen de beroepsgroep,
zoals dat wordt aangepakt door de Stuurgroep Preventie
Arbeidsongeschiktheid of aan flexibilisering van arbeid bin-
nen de praktijk. Op vele fronten zullen wij hier als bestuur
ondersteuning aan geven, bijgestaan door medewerkers van
het bureau.

Ik wil twee onderwerpen specifiek benoemen, en wel dieren-
welzijn en diergeneesmiddelentoepassing. Voor wat betreft
de toepassing van diergeneesmiddelen het volgende. Ik con-
stateer, gelet op onze publicaties en acties in dezen, ons initi-
atief en de inbreng in het symposium \'Op Recept\' en onze in-
breng op het recente Fidin-symposium over dit onderwerp,
dat er feitelijk geen onduidelijkheid kan zijn over waar wij
\'staan\' in deze discussie. Ons standpunt is dat de dierenarts is
opgeleid als arts en apotheker, en bekwaam is om te zorgen
voor een selectieve, correcte, transparante en borgbare toe-
passing van diergeneesmiddelen. Van cruciaal belang zijn
hierbij de aspecten van voedselveiligheid en volksgezond-

-ocr page 373-

heid. Door onze samenwerking met de voedselpro-
ducerende sector en met de Fidin, zullen wij ons
voortdurend blijven inzetten als poortwachter voor
de bewaking van de diergezondheid, dierenwelzijn,
voedselveiligheid en volksgezondheid. Daarover
kan geen misverstand bestaan en er dienen geen
grijstinten in deze discussie aanwezig te zijn.
Ook ten aanzien van het onderwerp dierenwelzijn
kan ik duidelijk zijn. De dierenarts rekent de zorg
voor dierenwelzijn tot zijn/haar directe verantwoor-
delijkheid. In het dossier dierenwelzijn zijn onder-
werpen ondergebracht als de eerder genoemde on-
verdoofde castratie van biggen, het couperen van
schapenstaarten, het onbedwelmd slachten, de trans-
portrichtlijnen en het massaal doden van gezonde
dieren inzake de georganiseerde bestrijding van be-
smettelijke dierziekten dan wel het non-vaccinatie-
beleid. Deze laatste onderwerpen staan weer volop
in de belangstelling na de introductie van de ziekte
bluetongue in 2006. Zo is in samenwerking met de
sector een standpunt ingenomen over het voorkómen
van het euthanaseren van jonge geitenbokjes op
melkgeitenbedrijven en heeft de KNMvD opgeroe-
pen om de preventieve vaccinatie tegen bluetongue mogelijk
te maken.

Over deze standpunten wordt na afronding van een gedegen
interne oordeelsvorming over het dossier gecommuniceerd
met de politiek, de belanghebbenden en de Nederlandse
maatschappij. Dit gebeurt overigens bij voorkeur in samen-
spraak en afstemming met de betrokken partijen.
Door een proactieve benadering van de pers en diverse me-
dia, en door een actieve inbreng in maatschappelijke debatten
betreffende deze en aanverwante onderwerpen worden deze
kwesties vanuit een veterinaire én vanuit een maatschappelij-
ke optiek bediscussieerd en wordt daarmee de rol en verant-
woordelijkheid van de dierenarts breed vormgegeven. Geza-
menlijk dienen deze acties uiteindelijk niet alleen het
dierenwelzijn, maar beïnvloeden zij door de invulling van
deze maatschappelijke verantwoordelijkheid tevens in posi-
tieve zin het imago van de dierenarts.

Mogelijkheden

Dames en heren, ik eindig en besluit met de uitspraak van de
Belgische filosoof Arnold Comelis, waarmee ik ook vorig
jaar mijn jaarrede besloot, en citeer: "De werkelijkheid ligt
niet in de feiten van vandaag, maar in de mogelijkheden van
morgen."

Vorig jaar sprak ik de hoop en verwachting uit dat dit ook zou
gelden voor de KNMvD. Inmiddels heb ik ervaren dat onze
Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde goed in staat is om de mogelijkheden van morgen ten
volle te benutten.
Ik heb gezegd."

Arnhem, 5 oktober 200J
Prof. dr L.J. Hellebrekers
Voorzitter KNMvD

Ook benieuwd wat uw klanten vinden?
Neem een abonnement op Tevreden.nl

Met een abonnement op www.dierenarts.tevreden.nl kan iedere dierenarts:

• Tevredenheidsonderzoeken eenvoudig, snel en goedkoop uitsturen via e-mail of per post

• Reacties direct bekijken en publiceren

• Resultaten vergelijken

• Onderzoeksgegevens on-line terugkoppelen

Meer informatie? Zie: www.dierenarts.tevreden.nl.

Dit initiatief wordt ondersteund door de KNMvD en de GGG.

-ocr page 374-

De winter door met Veehouder en Dierenarts

Johan Klein Haneveld

De herfst is in volle gang. De bomen worden zo lang-
zamerhand aardig kaal en op scholen wordt weer flink
geknutseld met kastanjes en eikels. Als u er nog over twij-
felde: het laatste weekeinde van oktober ging de klok
weer een uur terug. De winter komt nu toch echt dichter-
bij. Ook voor de veehouders en hobbydierenhouders in
uw praktijk is het nieuwe seizoen begonnen. Het oktober-
nummer van
Veehouder en Dierenarts geeft waardevolle
tips over onder andere opstallen en vaccinatie. De redac-
tiecommissie werkt bovendien al enthousiast aan een
boeiende en informatieve januari-editie.

Op 1 oktober verscheen de jongste editie van Veehouder en
Dierenarts.
Dit rijk geïllustreerde tijdschrift geeft praktische
adviezen en nuttige achtergrondinformatie over de gezond-
heid van landbouwhuisdieren. Het is daar-
om goed geschikt als voorlichtingsmateri-
aal voor veehouders en hobbydierenhouders
en kan meehelpen aan de klantenbinding.
Elk nummer bevat artikelen over alle be-
langrijke diergroepen.

lebmaagdislocaties

Teckgcrelatecrde
aandoeningen
bij het paard

Vlekziekte,
ook bij de kip

Artikelen oktobernummer

Veehouder en Dierenarts van oktober 2007
opent met een overzicht van de risicofacto-
ren voor lebmaagdislocaties bij melkkoei-
en. Dit blijkt een multifactorieel probleem
te zijn, waar onder andere het rantsoen en
stofwisselingsziekten aan kunnen bijdra-
gen.

Vervolgens komen de tekenziekten bij
paarden aan bod. Ook paarden worden door
teken besmet met bijvoorbeeld de ziekte
van Lyme, equine anaplasmose en
Piroplas-
mose. Bij koorts van onverklaarbare oor-
sprong zou men volgens de auteur eerder
Cover oktober 2007
moeten denken aan ziekten die door teken
worden overgebracht.

Het pluimveeartikel gaat over de vlekziekte, die niet alleen
voorkomt bij varkens en schapen, maar ook bij pluimvee.
Vlekziekte kan van dier op mens overgaan en is dus een zoö-
nose. Het is daarom belangrijk er iets over te weten.
Voor de varkenshouders geeft het tweede deel van de serie
\'Van kop tot kont\' een blik op het hart en de luchtwegen, en
de varkensziekten die deze organen treffen.
Een vast terugkerende rubriek in
Veehouder en Dierenarts
zijn de bedrijfsadviezen. De adviezen over schapen en geiten
gaan over het ontwormen, maar ook over de dekking en het
daaropvolgende drachtigheidsonderzoek. Voor rundveehou-
ders zijn er waardevolle adviezen over het opstallen en paar-
denliefliebbers krijgen tips over het vaccineren en de droes,
een vervelende ziekte waar nu ook tegen te vaccineren is. Bij
varkens moet er gelet worden op PIA, een ontsteking van de
dunne darm. Ten slotte worden pluimveehouders geadviseerd
alert te blijven op aviaire influenza, maar ook op het paramyxo-
virus type 3, dat de laatste tijd weer lijkt voor te komen. De
conclusies van het symposium \'Op recept\' van 19 juni 2007
over antibioticagebruik in de dierhouderij zijn ook belangrijk
voor veehouders. In dit nummer een verslag en een interview
met dn Nieuwenhuis, oud-veterinair inspecteur van de Volks-
gezondheid en Keuringsdienst van Waren. Hij dringt aan op
een krachtiger aanpak bij de belanghebbende partijen, zowel
dierenartsen als veehouders.

Een tweede artikel voor varkenhouders gaat over de aangifte-
plichtige varkensziekten, die onverwacht de kop kunnen op-
steken: klassieke varkenspest, Afrikaanse varkenspest, blaas-
jesziekte en mond-en-klauwzeer.

Voor de schapen- en geitenliefliebbers wordt aandacht be-
steed aan tylomen, woekeringen van huid en vet tussen de
klauwen. Deze komen voor bij zware schapenrassen, zoals
Suffolkschapen.

Het tijdschrift wordt afgesloten met een reis door de geschie-
denis van de vleeskalverhouderij in Neder-
land. Uit dit verslag blijkt dat er in vijftig
jaar heel wat is verbeterd in de huisvesting
en behandeling van vleeskalveren.

Volgende editie

De redactieleden en auteurs zijn alweer
druk bezig met het volgende nummer, dat
verschijnt op 1 januari 2008. Hierin vindt u
onder andere een tweede artikel over leb-
maagdislocaties, waarin vooral de behan-
deling aan bod zal komen. De serie \'Van
kop tot kont\' over varkens belicht dit keer
het maagdarmstelsel en de problemen die
daarmee kunnen optreden. De problema-
tiek van het West-Nijlvirus bij paarden
komt uitgebreid aan bod en schapenhou-
ders worden geïnformeerd over het scheren
voor het aflammeren. Ook dit wordt dus
een afwisselend nummer met actuele in-
formatie.

Antibioticagebruik j
, in de dierhoudërij

Aangifteplichtige
\' varkensziekten

Tylomen bij schapen

De vleeskalverhouderij
in Nederland

Informatie en abonneren

Met Veehouder en Dierenarts kunt u uw klanten voorzien van
uitstekende informatie over de gezondheid van landbouw-
huisdieren. Neem een stapel mee als u op visite gaat, leg dit
tijdschrift op de balie of verstuur het per post naar uw vaste
klantenbestand. Denk daarbij ook aan de hobbydierenlief-
hebbers die begaan zijn met de gezondheid van hun dieren.
De abonnementsprijs van
Veehouder en Dierenarts bedraagt
6,80 euro. De verzendkosten zijn bij één tot vijf abonnemen-
ten 4,57 euro, maar nemen bij meer abonnementen af tot
18,20 euro voor meer dan 25 abonnementen.
Wilt u meer informatie of wilt u een abonnement nemen
van één of meerdere exemplaren, reageer dan via e-mail:
veeh.en.dierenarts@knmvd.nl. Het is ook mogelijk een proef-
nummer of een los artikel aan te vragen.

Johan Klein
Dierenarts.

Haneveld is redacteur van Veehouder en

-ocr page 375-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben zich de volgende collegae aangemeld:

Londen, J.G. van; 1966; 4011 JN Zoelen; Rety-
sestraat 2- a

Noordam, J.M.; 2006; 2691 PD \'s-Gravenzande;
Maasdijk 155

Rothkamp, A.; 2003; 48599 Gronau Germany;
Bismarckstr. 25

Personalia

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Bardie, mevr. T.

Berg, dhr. A.J. van den

Bönick, mevr. D

Carton, mevr. M.C.

Dik, mevr. N.

Driessen, mevr. F

Eekeren, mevr. TM. van

Exel, mevr. J.C. van

Gomy, mevr. M.H.

Groeneveld, mevr. P

Ham, mevr. K.

Heinen, mevr. G.A.

Hofstee, dhr. G.T

Huijser van Reenen, mevr. R.W.

Kalis, mevr. L.RA.

Menken, mevr. M.S.

Sprengers, mevr. J.L.F.M.

Stals, mevr. L.

Voor het dierenartsenexamen van 7 september 20x37 zijn geslaagd:

Assies, Mevr. L.
Bodaan, Mevr. C.J.
Broek, Mevr. E.W.T van den
Dijk, Mevr. R.K. van
Fehrmann, D.VB.
Gasteren, TS. van
Gommers, Mevr. L.M.
Graaflf, Mevr. C.B. de
Haagsman, Mevr. A.N.
Hess, Mevr. K.A.R
Hogerwerf, Mevr. L.
Kitslaar, W.J.R
Koekkoek, Mevr. M.
Kok, Mevr. J.J.M.
Kraats, Mevr. M.J.
Kramer, Mevr. M.L.
Lems, Mevr. S.N.
Mansier, Mevr. M.
Mensink, M..G.S.
Meulenbelt, Mevr. R.
Scgeren, J.G.T
Severing, Mevr. H.M.V
Silfhout, M.M.
Sluijs, Mevr. V van der
Stokrom, Mevr. M. van
Stooker, L.

Vermeulen, Mevr. PM.A.A.
Zeijlmaker, Mevr. A.M.

Overiijdensberichten:

Op 2 oktober 2007 Mevr. E.E Lambeek - Nap te Hoeven.
Mutaties:

Assies, Mevr. L.; 2007; 9497 PP Donderen; Middenweg 4; tel. privé:

0592-559442; E-mail privé: l.assies@students.uu.nl; d

Barendse. Mevr. M.A.M.; 2004; 5175 NV Loon op Zand; Klokkenlaan 17; tel.

privé mobiel: 06-11442946; E-mail privé: margolbarendse@hotmail.com.;

medew. bij J.A.E.M. Sterenburg; tel. prakt.: 0161-233079; fax prakt.:

0161-222792; E-mall prakt.: mfo(a^dierenkliniekrijen.nl.

Bodaan, Mevr. C.J.; 2007; 3581 PZ Utrecht; Joke Smitplein 111; tel. privé

mobiel: 06-27021610; E-mail privé: christabodaan@hotmail.com; d.

Broek, Mevr. E.W.T. van den.; 2007; 2332 HN Leiden; Hoge Morsweg
146; tel. privé mobiel: 06-47768677; E-mail privé:
etwvdbroek@yahoo.
com;
d.

*Dijk, Mevr. R.K. van.; 2007; 3571 VT Utrecht; Burg. v.d. Voort van Zij-
plaan 55; teL privé mobiel: 06-52431355; d.

♦Dwinger, R.H.; 1976; U- 1985; 2582 EM Den Haag; Willem de Zwijgertaan
149; tel. privé; 070-3547676; E-mail privé:
artsdd@xs4all.nl.; Senior beleids-
medewerker bij de VWA; tel. bun: 070-4484146; fax bur.: 070-4484747;
E-mail bur.:
ron.dwingerÇàvwa.nt.

Fehrmann, D.V.B.; 2007; 8014 VW Zwolle; Van der Capellenstraat 183;
tel. privé: 038-4656780; tel. privé mobiel: 06-41508693; E-mail privé:
dave_Jehrmann(fl\'hotmail.com; Medew. bij: J.A. Glas; tel. prakt.: 0521-
591378; fax prakt.: 0521-593986; E-mail prakt.:
glasdkbv@ worldonline.
nl;
d.

Gasteren, T.S. van.; 2007; 3584 ZA Utrecht; Enny Vredelaan 5; tel. privé
mobiel: 06-21808777; E-mail privé:
thijsvangasteren@hotmait.com; d.
Gommers, Mevr. L.M.; 2007; 3571 PP Utrecht; Fruinpiantsoen 25; tel.
privé mobiel: 06-55336918; E-mail privé:
l.m.gommers@students.uu.nl;
d.

Graaff, Mevr. C.B. de.; 2007; 1051 TS Amsterdam; J.M. Kemperstraat
40II1; tel. privé mobiel: 06-54218556; E-mail privé:
charlottedegraajjla
hotmail.com;
d

Haagsman, Mevr. A.N.; 2007; 3738 GB Maartensdijk; Spechtlaan 6; tel.
privé mobiel: 06-27190301; E-mail privé:
a.n.haagsman@students.uu.nl;
d.

Hess, Mevr. K.A.R.; 2007; 7551 ES Hengelo; Enschedesestraat 112; tel.
privé mobiel: 06-12131858; E-mail privé:
lottihess@holmail.com; d.
Hogerwerf, Mevr. L.; 2007; 3572 ZR Utrecht; Buys Ballotstraat 13; tel.
privé: 030-2715176 ; E-mail privé:
l.hogerwerfftistudents.uu.nl; d.
Kitslaar, W.J.R; 2007; 3981 ZN Bunnik; Vletweide 86;
teL privé: 030-6575665; tel. privé mobiel: 06-16164601; E-mail privé:
H\'. J.P.Kitslaar@students.uu.nl; d.

Koekkoek, Mevr. M.; 2007; 3515 EN Utrecht; Grave van Solmsstraat 31;
tel. privé: 030-2722574; d.

Kok, Mevr. J.J.M.; 2007; 3816 KS Amersfoort; Verdiweg 533; tel. privé:
033-4657090; E-mail privé: jolankok(a^hotmaiLeom; d.
Kraats, Mevr. M.J.; 2007; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 461; teL
privé mobiel: 06-20361951; E-mail privé:
m.j.vanderkraals@gmx.nl; d.
Kramer, Mevr. M.L.; 2007; 8107 PC Broekland; Broeklanderdijk 36-
a; tel. privé mobiel: 06-15053180; E-mail privé:
m.l.kramer@students,
uu.ni:
maartjekramer(â hotmail.com; d.

Lems, Mevr. S.N.; 2007; 2182 ZA Hillegom; Jan Prinsheem 11; teL privé:

0252-522352; E-mail privé: s.n.lems@students.uu.nl; d.

Mansier, Mevr. M.; 2007; 3705 EC Zeist; Van der Heijdenlaan 1; tel.

privé mobiel: 06-29425689; E-mail privé: m.mansier@students.uu.nl; d.

Mensink, M.G.S.; 2007; 53000 Laval France; 12, Rue de Beauvais, app.

2601; E-mail privé: mgsmensink@hotmail.com; d.

Meulenbelt, Mevr. R.; 2007; 7711 BW Nieuwleusen; Oosteinde 57; tel.

privé mobiel: 06-48503942; E-mail privé: r.meulenhelt@students.uu.nl;

d.

Oomen, Mevr. M.; 2001; 4854 LW Bavel; Tweesehaar 26; tel. privé mobiel:
06-46334039; E-mail privé:
mannetle_oomen@hotmad.com.; medew. bij J.PJ.
van Ierland, M.E.W.M. Pcllenaars en C.J.C. Vincenten; tel. prakt.: 076-5722999;
fax prakt.: 076-5729631 ; E-mail prakt.:
info@dierenartsbreda.nl.
*Pronk, D.: 3584 DS Utrecht; Cambridgelaan 687
Segeren, J.G.T.; 2007; 3571 LJ Utrecht; I.amerislaan 230; tel. privé mo-
biel: 06-16488218; E-mail privé:
joostsegeren@hotmail.com; d.
Severing, Mevr. H.M.V.; 2007; 398! AH Bunnik; Schoudermantel 58;
tel. privé mobiel: 06-25318853; E-mail privé:
ikbenhelene@hotmail.com;
d.

Silfhout, M.M.; 2007; 3512 TG Utrecht; Pauwstraat 3; teL privé mobiel:
06-14479418; E-mail privé:
michielvansilfliout@hotmail.com; d.
Sluijs, Mevr. V. van der; 2007; 5613 GD Eindhoven; Jeroen Boschlaan
190; tel. privé mobiel: 06-43007024; E-mail privé:
vivi_ages@hotmail,
com;
d.

Stokrom, Mevr. M. van; 2007; 3584 ZL Utrecht; Enny Vredelaan 307; tel.
privé mobiel: 06-23508397; E-mail privé:
miriamvst@hotmail.com; d.
Stooker, L.; 2007; 3582 PG Utrecht; Meridiaanstraat 31; tel. privé mo-
biel: 06-19604108; E-mail privé:
l.slooker@sludents.uu.nl; d.
Vermeulen, Mevr. RM.A.A.; 2007; 3742 XX Baarn; Zwanenweide 80;
tel. privé: 035-5426466; tel. privé mobiel: 06-16392563; E-mail privé:
pmaavermeulen@gmail.com; d.

Zeijlmaker, Mevr. A.M.; 2007; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 188;
tel. privé mobiel: 06-42135015; E-mail privé:
a.m.zeijlmaker@students.
uu.nl;
d.

-ocr page 376-

Congressen ft Symposia

2007

November

2 Symposium Departement Gezondheidszorg
Paard. \'Paard in Nieuw Perspectief\', loca-
tie: Departement Gezondheidszorg Paard,
Utrecht.

2 Afscheidssymposium dr. Marten de Jong,
GD Deventer. \'Essential knowledge of App,
PAR, PRRS and PCVD in pig production\'
Locatie: Mercurehotel, Deventer.
14th Conference of the section \'History\' of the German Veterinary Medi-
cal Society to die theme \'History of Gynecology and Andrology in Domes-
tic Animals\'. Conference Fees: 95 €. Members of DVG, ATF, WAHVM
45 €, Members of GdF (TiHo) 25 €, Unemployed 15 €, Students none.
Information about die conference, and registration of contributions (20-
minute presentations) or posters: until April 01, 2007, to University-Prof
Dr. Dr. Johann SchäiFer, Tierärztliche Hochschule Hannover, Fachgebiet
Geschichte, Bischofsholer Damm 15 (Haus 120), D-30173 Hannover.
Fax: -i-H49-(0)511-8567676, E-mail:
joham.schaeffer@liho-hannover.
de.
Accomodation (Reservation): Hannover Tourismus Service, Hotel Ser-
vice, Prinzenstraße 6, D-30159 Hannover, Tel. -H-49-(0)511-12345555,
Fax 49-(0)511-12345556, E-mail:
holels@hannover-tounsm.de.

13-15 Evenement \'Met dank aan de koe\'. Locatie: Evenementenhal in Harden-
berg. Op de website
www.metdankaandekoe.nl wordt u op de hoogte ge-
houden van het programma en alle acties.

Symposium Zoönosen: een zaak voor mens en dier. Locatie: RIVM, zaal
T 0.07, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9,3721 MA Bilthoven. Aanmelden
via:
www.rivm.nl/cib/actueel/agenda/.<iympoium_zoonosen.jsp

20-21 GGL-congres 2007 te Landgoed Ehzerswold te Almen.

29-30 K.&K symposium over konijnen en knaagdieren, met onder andere Tom
Donnelly(USA), Katleen Hermans (B) en Sven Reese (D).

December

1 -5 AAEP congres. Locarie: Orlando, Florida, USA.

Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues\'. For further information about
die seminar and booking conditions:
www.clickerreiter.de/KenRamirezl.
htm.

2008

januari

25-26 Veterinary Sport Horse Congress tijdens Jumping Amsterdam, met onder
andere Mark Martineiii (USA) en Philippe Benoit (F).

25-27 SIVB-congres. Locatie: Venetië, Italië.

28-1/2 Congress World Equine Veterinary Association. Locatie; Moskou.

hfergaderincen fc Bl|eenkomsten |

2CX)7

November

7 Werkvergadering regio Oost, Gezelschapsdieren I - Oogheelkunde, Or-
thopedie. Locatie: Deventer, tijd: 19.30 uur, regiocontact: Peter Hilderink.

9 Oratie prof dr. Jaap Wagenaar. Locatie: Utrecht.

10 Najaarsdag van de GGG. Locatie: Orpheus te Apeldoorn.

21 Werkvergadering regio Oost, Rund II - AID en Tuberculinatie. Locatie:
Deventer, tijd: 13.30 uur.

27 Werkvergadering regio Zuid, Rund II - AID en Tuberculinatie. Locatie:
Berkel-Enschot, tijd: 15.00 uur.

27 Tweede informatiedag voor seniordierenartsen. Locatie: Boerderij Mere-
veld, Utrecht.

28 Werkvergadering regio West, Rund II - AID en Tuberculinarie. Locatie:
Houten, tijd: 20.00 uur.

December

3 "Osteoarthrose, pijn(gedrag) en het gebruik van NSAlD\'s bij katten". In-
formatieavond voor dierenartsen in West-Nederland. Lokatie: Van der Valk
Hotel Schiphol A4 te Hoofddorp. Voor verdere informatie of aanmelding
kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim b.v. via 072-5662411
ofvetmedica@alk.boehringer-ingelheim.com

11 Bijeenkomst VGP Locatie: Pluimveemuseum Bameveld. Tijd: 13.45 uur.

12-13 Vierde lustrum van de Nederlandse vereniging voor Veterinaire Epidemi-
ologie en Economie, samen met haar Vlaamse zusterorganisatie. Op 12
december worden er in Wageningen workshops georganiseerd en op 13
december zal er een sftidiedag plaatsvinden. Informatie over exacte locatie
en aanvangstijdstip vindt u op
www.veec.nl.

18 Vergadering regio Noord.

Doorlopende
agenda

2-3

15

7-9

2008

Januari

10 Werkvet^adering regio Noord, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken.
Praktijkcasussen. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.00 uur.

15 Werkvergadering regio Oost, Varken II - onderwerp volgt later Locatie:
Deventer, tijd: 19.30 uur.

17 Werkvergadering regio West, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken,
Praktijkcasussen. Locatie: Akersloot, tijd: 20.00 uur.

24 Werkvergadering regio Zuid, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken, Prak-
tijkcasussen. Locatie: Berkel-Enschot, tijd: 20.00 uur.

24 Werkvergadering regio West, Rund III - Melkrobotmanagement en GD
monitoring. Locatie: Papendrecht, tijd: 20.00 uur.

31 Werkvergadering regio Noord, Gezelschapsdieren I - Oogheelkunde, Or-
thopedie. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.00 uur, regiocontact: Steven Pool.

Cursussen |

2007

November

7 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30 uur.
Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en in-
schrijving:
info@dynamicsupport.nl.

7-8 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\'. Plaats: Wageningen. Groepgroot-
te: maximaal 35 personen. Kosten: 995 euro. Inschrijftermijn en inlichtin-
gen: De inschrijftermijn eindigt op 19 oktober 2007. Nadere informatie
en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl Tevens kunt
u de brochure aanvragen bij Wageningen Business School, Postbus 226,
6700 AE Wageningen, tel.: 0317^84093, fax: 0317-426547. Of stuur een
e-mail:
info.wbs@wur.nl.

8-9 73. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten. Parkhotel Kronsberg, Han-
nover-Messe. Internet:
www.liho-hannover.de.

10-11 Augenerkrankungen beim Pferd. Anmeldung und Information: Tierklinik
Hochmoor GmbH, Dort. Rosaria Colrtm Huskamp/Marita Hellmann,
Von-Braunstr. 10, 48712 Gescher Tel: (02863) 2099-0, Fac 2099-20. E-
mail: info@tierkIinik-hochmoor.de. Online Anmeldung unter
www.tier-
klinik-hochmoor.de;
aufgrund der begrenzten Teilnehmerzahl wird um
Voranmeldung gebeten. ATF-Anerkennung: 11 Stunden. Teilnahmege-
bühr: 390euro iki. MwSt., im Preis sind Tagungsunteriagen, Kaffeepausen
und Mittagessen enthalten.

13-14 Cursus \'Rundveevoeding\'. Plaats: Wageningen. Groepsgrootte: maximaal
35 personen. Kosten: 995 euro. Inschrijvingen en inlichtingen: de inschrijf-
termijn van de cursus eindigt op 26 oktober 2007. Nadere informatie en
mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.wbs.wur.nl. Tevens kunt u dc
brochure aanvragen bij Wageningen Business School, Postbus 226. 6700
AE Wapningen. Telefoon: 0317^84093, fax: 0317^26547. Of stuur een
e-mail:
itifo.wbs@wur.nl.

14 Leidraad III, infectieuze aandoeningen paard. Locatie: PAO-Diergenees-
kunde. Houten, Tijd: 12.30 tot 21.30 uur. Cursusleider: dr. Marianne Sloet
van Oldruitenborgh-Oosterbaan. Prijs: 470 euro. E-mail:
info@paod.nl.

27 Oogonderzoek bij het paard. Locatie: Departement Gezondheidszorg
Paard, Yalelaan, Utrecht. Tijd: 12.30 tot 21.00 uur. Prijs: 450 euro.

December

Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30 uur.
Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en in-
schrijving:
info@dynamicsupport.nl
lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module III Cervical.

12-16

2008
januari

24 Pezenproblematiek: Into the Deep.

30-3/2 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module IV Extremities.

Jubileum november 2007

05 november, mevr drs. H.W. Janssen, 25 jaar
27 november, Dr J. Tesink te Goes, 60 jaar
30 november, C.W Davidse te Hardinxveld-Giesendam,
25 jaar

30 november, Dr. A.J.M. van den Belt te De Bilt, 25 jaar

-ocr page 377-

De Universiteit Utrecht Is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken
deze nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen
uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur In concreto gaat het om:

» DIERENARTS/DOCENT PAARD

Binnen de Universiteitskliniek Paard (UKP) van de faculteit Diergeneeskunde is plaats voor een ervaren paardendierenarts
die kennis en ervaring wil delen met collegae en studenten. U gaat werken bij de Ambulante Kliniek Paard in een team
van paardendierenartsen dat verantwoordelijk is voor de veterinaire zorg bij een eigen cliëntenbestand in de regio Utrecht.
Hierbij verzorgt u onderwijs aan toekomstige dierenartsen in de laatste fase van de studie. Gedeeltelijk werkt u ook in de
kliniek van een van onze andere disciplines in het kader van patiëntenzorg, het geven van onderwijs en verdieping van
uw eigen kennis. U bent communicatief vaardig, klantgericht en u kunt goed in teamverband werken. Na een inwerk-
periode draait u mee in het dierenartsenteam dat ook de avond-, nacht- en weekenddiensten verzorgt. Het salaris voor
deze fulltime functie bedraagt maximaal € 4.190,- bruto per maand. Een vaste aanstelling behoort tot de reële
mogelijkheden.

Meer informatie: drs. J.B.A. Loomans of prof. dr. A. Barneveld, telefoon (030) 253 1350.

» JUNIOR DOCENT/DIERENARTS

De faculteit Diergeneeskunde is op zoek naar een gemotiveerde junior docent/dierenarts ter versterking van het multi-
disciplinaire onderwijsteam van het departement Infectieziekten & Immunologie. Een hoofdtaak van het departement is
het verzorgen van onderwijs in alle studiejaren. Door de invoering van de bachelor-masterstructuur vindt een belangrijke
vernieuwing van het ondenwijs plaats; zo is het onderwijs thematisch en interdisciplinair van opzet en staan activerende
onderwijsvormen centraal. In nauwe samenwerking met andere docenten ontwikkelt en verzorgt u onderwijs in de
infectieziekten en immunologie. U participeert o.a. in de werkcolleges, de begeleiding van opdrachten en het onderwijs
aan co-assistenten. U bent een enthousiaste dierenarts met goede communicatieve vaardigheden en didactische
kwaliteiten en een flexibele werkhouding. Praktijken/aring is een pre en een deeltijdaanstelling gecombineerd met
praktijkwerk is bespreekbaar. Uw salaris bedraagt maximaal € 3.597,- bruto per maand. De functieomvang is 0,6 - 1,0 fte.

Meer informatie: dr. Herman Egberink (coördinator onderwijs van het departement), telefoon (030) 253 2487/2485
of prof. dr. Jaap Wagenaar (hoofd afdeling Klinische Infectiologie), telefoon (030) 253 4376.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacatureteksten

//»: Wetenschap is nooit af_

sm

B ^ Universiteit Utrecht

Sluitingsdata voor kopij

Deadline1)

Aflevering:

01-12-2007
15-12-2007
01-01-2008

maandag
maandag
maandag

12-11-2007
26-11-2007
10-12-2007

Wij zoeken een deskundige dierenarts met minstens
twee jaar ervaring met voldoende kennis van derma-
tologie en inwendige ziekten. Onze dierenkliniek is
goed geoutilleerd en gelegen in een prettige woonom-
geving.

Uw reactie kunt u richten aan:
Dierenkliniek de Bruijn en den Hertog,
Brouwerijstraat 92,4565 EL Kapellebrug.

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 378-

Mastitis1 kan in een oogwenk toeslaan

Het resultaat is een spoedig
herstel van de melkproductie.

Sla direct terug met D180

Mastitisverwekkers in de uier vermenigvuldigen zich in
hoog tempo en zorgen voor de aanmaak van toxinen.
U moet er dus snel bij zijn.

D180 dringt onmiddellijk door in
het uierweefsel en de melk en
doodt de bacteriën met één
enkele, snelwerkende dosis.

Nieuw antibioticum
voor behandeling van
E.coli mastitis

Danocin® 180 Samenstelling: Danofloxacine (als mesylate 180 mg, overeenl<omend met
228,4 mg danofloxacine mesylate. Doeldier: rundvee. Indicaties: voor het behandelen van
luchtweqinfecties bij runderen veroorzaakt door Mannheimia haemolytica, Pasteurella
multocida, en Haemophiilus somnus. Voor het behandelen van acute mastitis bij het rund
veroorzaakt door Escherichia coli. Wachttijd: slacht 8 dagen, mell< 4 dagen. Distributie:
uitsluitend verkrijgbaar via de dierenarts. Registratie: Reg NL 10212 UDA
Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health bv

Pfizer Animal Health

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA • Capelle a/d IJssel • www.pfizerah.nl • info®pfizerah.nl
© 2006 Pfizer Animal Health b.v., • Capelle a/d IJssel • ® Merknaam van Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

DANOCm 180 !

-ocr page 379-

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

DixFortuin

Financieel Prol<tijl<adviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilttioven

Postbus 130, 3720 AC Biltiioven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Betastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325
acc@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

Artsen hebben
hun eigen specialisten

vertrouwensrelatie.

FORTUIN

éi

Wordt u na uw 65e
een grijze muis?

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
www.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 380-

Snel. Accuraat. Efficiënt.

De nieuwe
PCR-profielen

Ter overname aangeboden:

Cezelschapsdierenpraktijk te Flevoland

Betreft een kleine rendabele praktijk met veel uitbreidingsmo-
gelijkheden in een jonge snelgroeiende gemeente.

Schriftelijke racties graag richten aan:

Adviesgroep Dierenartsen

m

t.a.v. W. Baart
Postbus 65
4100 AB Culemborg

WAA

STOP

STOPPENDE MIDDELEN
zoals carbo absorbens, kaoUne en

bismutxouten zijn OBSOLEET
(NHG-Standaard **Acute diarree**)

ACE Veterinary Products BV

n\' Ogenprofiel (kat)
n\' Profiel Voorste luchtwegen (kat)
n\' Profiel Hemotrofe mycoplasmen (kat)
n\' Tekenprofiel (hond)

Vogelprofiel I t/m IV (vogel)

Bestel nu gratis het nieuwe aanvraagformulier
"Moleculaire Diagnostiek".

Definitieve
antwoorden met
real-time PCR

Vet-Med\'LabT

-ocr page 381-

Uniek. Niet te imiteren combinatie
van doeltreffendheid en veiligheid !

Ook bij langdurig gebruik.

60% van de NSAID behandelingen wordt gestart vanwege acute pijn, maar 80%
van NSAID\'s wordt gebruikt om chronische pijn te behandelen.

Zubrin is bijzonder geschikt voor patiënten die om langdurige behandeling vragen.
Want Zubrin is zo veilig dat het namelijk als enige NSAID ingezet mag worden bij
lichte nierinsufficiëntie. Bovendien interfereert Zubrin niet met ACE-remmers.

Schering-Plough Aninnal Health

Zubrin, een verstandige keuze bij behandeling van chronische pijn.

lenaming van het diergeneesmiddel: Zubrin 50 mg, lOOmg, 200mg lyofilisaten voor oraal gebruik bij honden. Gehalte aan werkzame en overige bestanddelen: Werkzaam bestanddeel Tepoxaline. 50 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik /
èpoxaline 100 mg/lyofilisaat voor oraal gebruik/Tepoxaline, 200 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik. Lijst hulpstoffen Hulpstoffen tot 60 mg (Zubrin 50 mg), hulpstoffen tot 120 mg (Zubrin 100 mg), hulpstoffen tot 240 mg (Zubrin 200 mg).
)oeldier: Hond Indicaties; Vermindenng van de ontsteking en verlichting van de pi|n veroorzaakt door acute musculoskeletale aandoeningen of acute verergering van chronische musculoskeletale aandoeningen. Dosering en wijze van toedie-
ling:
10 mg tepoxaline per kg lichaamsgewicht eenmaal per dag. De duur van de behandeling hangt af van de klinische respons. De conditie van de hond moet elke week opnieuw beoordeeld worden om te bepalen of de behandeling voortgezet
noct worden. De behandeling mag niet langer dan 4 opeenvolgende weken duren. Het gewicht van het dier dient nauwkeurig bepaald te worden voor de start van de behandeling.Trek de folie los zodat één enkel lyofilisaat voor oraal gebruik in de
orni van een ronde tablet vrijkomt. Zorg ervoor dat de handen droog zijn om te voorkomen dat de tablet aan de vingers blijft kleven. Druk de tablet uit de blisterverpakking door op de onderkant te duwen. Leg de tablet in de muil van de hond.
)e tablet valt uiteen door contact met vocht. Houd de muil van de hond enkele seconden dicht om er zeker van te zijn dat de tablet volledig nat wordt. Dien de tablet toe aan honden binnen 1.2 uur na het voederen. In geval dit niet mogelijk is,
if als de hond een rechtstreekse toediening via de muil tegenwerkt, plaats de tablet dan vlak voor toediening in een kleine hoeveelheid bevochhgd voer of een bevochtigd extraatje. Zorg ervoor dat het voer of het extraatte dat het geneesmiddel
levat, volledig wordt opgenomen.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of lacterende honden of bij teven die bestemd zijn voor de fok. Gebruik is gecontraïndk:eerd bi| dieren die lijden aan een hart of leveraandoening, of bi) gevallen
iet een voorgeschiedenis van gastro4ntestinale ulceraties, of bloedingen, of bi| overgevoeligheid voor het product. Niet gebruiken bij honden die lijden aan dehydratie. hypovolemie of hypotensle. gezien het verhoogde risico op nefrotoxicitelt.
ijwerkiiigen: Braken en diarree kunnen voorkomen na als gevolg van de behandeling. Alopecia en erytheem kunnen nu en dan ook voorkomen. Typische
bijwerkingen geassocieerd met NSAID\'s zijn braken, zachte feces/
"iarree, bloed in feces, verminderde eetlust en lethargie. De behandeling moet onmiddellijk worden onderbroken als dergelijke bi|werkingen optreden, in uitzonderlijke gevallen, vooral bij oudere of gevoelige honden, kunnen
eze ongewenste effecten ernstig of dodelijk zijn. Tijdens klinisch onderzoek met bet product bedroeg de incidentie van gastronntestinale reacties (diarree/braken) 10%.
Houder van de vergunning voor het in de handel
irengen: Scheringflough Veterinary. Shire Park Welwyn Garden City, Hertfordshire, AL7 ITW. Verenigd Koninkrijk,
Registratienummer(s) BJ, EU/2/00/028/001008, Nederland. REG NL 9925, REG NL 9926, REG NL
1927
Afleveringswijze / Kanalisatiestatus: Beleié. Op diergeneeskundig voorschrift, Nederland. UDA. Verdere informatie is verkrijgbaar op aanvraag bij de desbetreffende onderneming.

-ocr page 382-

Pfizer Animal Health

Pfizer is het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld voor zowel humane als veterinaire geneesmid-
delen. We zijn een research georiënteerd bedrijf, gericht op het ontdekken, ontwikkelen, produceren en
op de markt brengen van innovatieve geneesmiddelen voor mens en dier. Pfizer wil bijdragen aan een
langer, gezonder en gelukkiger leven voor mens en dier en wil partner zijn in de (dier)gezondheidszorg.

Binnen onze divisie Pfizer Animal Health b,v. is er een vacature voor de functie van

Product Manager Rundvee (i®^^^)

De Product Manager Rundvee is verantwoordelijk voor de marketingmix van onze diergeneesmiddelen voor rundvee met de nadruk op het promotionele element hien/an.

Taken en verantwoordelijkheden:

• Analyseren van de markt

• Plannen en organiseren van projecten, veldproeven en campagnes m.b.t. de
rundveeproducten

• Coördineren en aansturen van veterinaire- en verkoopcollega\'s met het oog op
het voorgaande proces

• Houden van presentaties voor buitendienst en andere relevante groepen

• Onderhouden van contacten met opinieleiders

• Actief deelnemen en input leveren aan internationaal overleg

• Past internationaal beleid aan de Nederlandse eisen van de markt aan met
het oog op de behoefte van onze klant en in volledig respect van de locale
regelgeving.

Het profiel:

• Kennis van de rundveemarkt

• HBO denk- en werkniveau

• Korte en lange termijn planner op basis van analyse en toekomstvisie

• Aantoonbare marketing interesse of en/aring

• Ervaring met MS Office (Word, Excel, Powerpoint)

• Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal in woord en geschrift

• Goede interpersoonlijke en communicatieve eigenschappen

• Vermogen tot werken in teamverband

• Netwerker, zowel met interne- als externe contacten

• Bereid regelmatig te reizen voor internationaal overleg

• Pro-actieve zelfstandige houding

• Ambitie om het totale plaatje voor elkaar te hebben en vasthoudend om
zijn/haar productbeleid uit te laten voeren.

Bent u geïnteresseerd? Schrijf dan binnen 14 dagen naar Pfizer Animal Health b.v., t.a.v. Ellis Fries, Postbus 37,2900 AA Capelle a/d IJssel.
Voeg een recent curriculum vitae bij. Mailen kan ook naar Ellis.Fries@pfizer.com.
www.pfizer.nlwww.pfizerah.nl.

Pfizer Animal Health

Pfizer is het grootste farmaceutische bedrijf ter wereld voor zowel humane als veterinaire geneesmiddelen. We zijn
een research georiënteerd bedrijf, gericht op het ontdekken, ontwikkelen, produceren en op de markt brengen van
innovatieve geneesmiddelen voor mens en dier. Pfizer wil bijdragen aan een langer, gezonder en gelukkiger leven
voor mens en dier en wil partner zijn in de (dier)gezondheidszorg.

Binnen onze divisie Pfizer Animal Health b.v. is er wegens uitbreiding binnen het team landbouwhuisdieren een vacature voor de functie van

Technical Services Manager
Landbouwhuisdieren (ioo%)

Deze Technical Sen/ices Manager Landbouwhuisdieren is primair verantwoordelijk voor de veterinaire ondersteuning van onze diergeneesmiddelen voor varkens.

Het profiel:

• Dierenarts met enkele jaren praktijken/aring in de varkenshouderij

• Ervaring met plannen en organiseren van projecten

• Ervaring met MS Office (Word, Excel, Powerpoint)

• Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal in woord en
geschrift

• Goede interpersoonlijke- en communicatieve eigenschappen

• Teamgeest, aantoonbaar in staat goed in een team te kunnen werken
en samenwerken.

• Netwerker, zowel met de interne- als de externe klanten

• In staat om zelfstandig te werken

• Pro-actieve houding

• Enthousiast

• Ambitie om persoonlijk verder te ontwikkelen

Bent u geïnteresseerd? Schrijf dan binnen 14 dagen naar Pfizer Animal Health b.v., t.a,v. René Huijbers, Postbus 37,2900 AA Capelle a/d IJssel.
Mailen kan ook naar: secretariaat.ahg@pfizercom. Voeg een recent curriculum vitae bij,
Pfizer Animal Health b.v. telefoon: 010-4064600 websites: www.pfizer.nl en www,pfizerah,nl

Taken en verantwoordelijkheden:

• Informatievoorziening aan en probleemoplossing bij klanten

• Veldwerkzaamheden zoals uitvoering en ondersteuning van veldproeven en
begeleiding van probleembedrijven

• Training en opleiding van de buitendienst

• Houden van presentaties voor dierenartsen en veehouders

• Onderhouden van contaaen met opinieleiders

• Ondersteuning van de marketing- en salesafdeling

-ocr page 383-

Op zoek
naar collegiaa
advies over

Onze leden leggen ons jaarlijks vele en vaak
gecompliceerde financiële vraagstukken voor.
WAA heeft op basis daarvan een breed
scala van bancaire producten voor de
medische sector ontwikkeld. Een deskundig
team geeft voor zowel zakelijke als privé-
situaties adviezen over financieringen,
hypotheek, vermogensbeheer en beleggingen.
Kijk op www.waa.nl/bankieren.

Bankieren bij WAA

WAA

Verzekeren
Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland FiscaaiAdvies

-ocr page 384-

VOOR BEHANDELING VAN PIJN EN ONTSTEKING BIJ OSTEOARTHRITIS

PnevfcoK

firocoxib

^ Een nieuwe klasse binnen de NSAID\'s

De hoogste COX-l/COX-2 ratio (380/1),

voor doelgerichte pijnbestrijding en ontstekingsremming

Snelle en krachtige pijnbestrijding en een in de tijd
toenemende verbetering

^ Een veiligheidsprofiel dat langdurig gebruik mogelijk maakt

Eenmaal daags, smakelijke kauwtabletten, voor
eenvoudige toediening door de eigenaar

De eerste\'zeer selectieve COXIB voor
honden met osteoarthritis

Pre\\1caK

firocoxib 227 mg

MERIAL

\' Fjro(oxib: eerste (oxib molecuul voor honden geregistreerd in de Europese Unie. EMEA-nummer: EU/2/04/04S/001-004 PREVICOXTM kauwtabletten voor honden (firocoxib S7 ol 227 mg); Doeldieren; Honden; Indicaties voor gebruik: Voor de
verlichting var) pijn en ontsteking geassocieerd
met Osteoarthritis in honden; Ooserinq en toedieningsweg; Oroie toediening Dien eenmaal doogs 5 mo per kg lichoamsgewicht toe zoals weergegeven in de tabel (zie bijsluiter). De taÜetten kun-
nen
met o( zonoer voedsel toegediend worden. Contra-indicaties: Niel gebruiken bij (uachtiae of loclerende leven, dieren jonger don 10 weken oud ordie minder don 3 kq wegen.; Bijwerkingen: Braken en diorree weroen incidenteel opgemerkt
Deze reacties zijn in het olgemeen von voorbijgaande oord en omkeerljaqr wonneer de benondeling wordt gestopt. Konolisofie: UDA; 57 mg REG NL 10243; 227 mg lIEGlIt 10244; Verdere informotje: zie bijsluiter of beschikboor öij (NL):

kt.

-ocr page 385-

Deel 132 • Aflevering 22 • 15 november 2007

Diergeneesku

Onderzoek naar wanbetaling in de dierenartsenpraktijk in
Nederland

Een vrouwelijke, driejarige kat met huidproblemen

Mag je als dierenarts reclame maken voor diergenees-
middelen?

154® algemene vergadering steunt beleidsplan
KNMvD-jaarcongres \'Wijzer in dierwelzijn\'

KNMvD

jninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 386-

nieuw en

uniek

Slentrol, een uniek op maat
p gemaakt gewichtbeheersings-
^ programma voor honden met
i overgewicht en obesitas:

NU

OE

Maandelijkse evaluatie van de doserini,
in de dierenartspraktijk

Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maximaal
12 maanden)

Met Slentrol kunt u:

$ Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

GEWICHT

\\

SLENTROL®, WERKZAME STOF: dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20. 50 en 150 ml) • DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de behandeling van overgewi
en obesitas bij volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERK
de aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0.05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0.01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 we
therapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
en de dosis van het product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mgftg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid \\

voer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of
een van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoidie of hyperadrenocorticisme. en katten, vanwege
het risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie, dient de leverfunctie beoordeeld
te worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
te worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
worden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren weer
in gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braken,
diarree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
Er zijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient onderworpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
BEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
verschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
met histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of neem
contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahgepfizer.com)

slentrOl

dirotapiüe

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIEI

Pfizer Animal Health

-ocr page 387-

TI i d Shfibci^^H

Diergenees

imntie "

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde\'

Deel 132
Aflevering 22
15 november 2OO7

859

Inhoud

Cover foto van pagina 874 en 891
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Onderzoek naar wanbetaling in de dierenartsenpraktijk in Nederland; N. Endenburg en M. van Harsselaar 860

Samenvattingen VDT 866

Nieuws 873

Uit en voorde praktijk

Een vrouwelijke, driejarige kat met huidproblemen; R. van der Luer, T. van den Ingh en A. IJpelaar 874

Nieuws

Voor de praktijk

Veterinair tuchtrecht

Volbloed; laira Boissevain

Berichten en verslagen

Stamcellen; Dr. W. Edel

Gesignaleerd
Referaat

Een uitbraak van Mycoplasma bovis mastitis en artritis bij eerste lactatie koeien op een gesloten
melkveebedrijf; Dr.
D. Cevaert

In veterinair
verband

877

879

882

883

Berichten en verslagen

Mag je als dierenarts reclame maken voor diergeneesmiddelen?;Joost van Herten 884

Poster \'Verantwoord diergeneesmiddelengebruik pluimvee\'; Hugo de Groot 885
Tussen boer en burger, diergeneeskunde in Nederland cn de overzeese gebiedsdelen 1925-1950; Reimer Strikwerda 886

Nieuw bestuur DSK; Jorien Druijf 887

Verslag

Verslag van het veertiende intemationale congres: \'Lameness in Ruminants"; Menno Holzhauer, Dörte Döpfer 888
en Rik van der Toi

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

Tandheelkundecursus van VS.R. \'De Solleysel\' opnieuw een succes; Marina Meijer 891

PIJNLOOS EN SOEPEL BEUUEGEN

Fortiflex Advanced Formula bevat de belangrijkste bouwsteen van kraakbeen:
cbondroïtinesulfaat. Het versterkt de gewrichten en remt de afbraak van kraakbeen door
artrose. In samenspel met de hoogwaardige ingrediënten selenium en EGCG wordt het
herstel van het bewegingsstelsel op een natuurlijke en effectieve manier verkregen.

FortirleK

Voor hond
en kat!

\\/irL>^c:

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

oor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info®virbac.nl

-ocr page 388-

Wetenschappelijke redactie

Mevr. Dr. H. M. G. van Beers-Schreurs

Drs. H.A. Beijer

Dr. R. Boosman

Dr. R. Kuiper

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr J.RTM. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof. dr. G. Voorhout (Uü-echt)

Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

iMw. drs. M. Fijten

!Drs. J. Klein Haneveld

[De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

|Tc1. 030-6348900, fax 030-6348929.

.E-mail: tiikdBlMknmvd.nl

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon 030-6348^00
Fax 030-6348^0^
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Aankondiging

FEl-paspoortdierenarts;Joost van Herten

Bestuur

Prof. dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

cn arbeidsrechtelijke zaken

Drs. EJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.R van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

891

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesiatnde is het
.verenigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
jlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
iDe abonnementsprijs voor dierenartsen nict-lcden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
Iwordt vastHÜÉd door het bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbu.s 85100, 3508 AC
Utrecht nr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binekhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507Wt,^-- m" 7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie

Voorzitterscolumn

De KNMvD, onrust in het veld?; LudoJ. He/lebre/cers
Ereraad

Jaarverslag Ereraad 2(X)6; R.P.F. van der Mar\\<.
Maatschappljnleuws

154\' algemene vei-gadcring steunt beleidsplan; Miel Bingen
KNMvD-jaarcongres \'Wijzer in dierwelzijn\'Johan Klein Haneveld
Sportdag 2007; Mor/ete Veldman

Personalia
Promoties

Doorlopende agenda
ubilea

deadline kopij

O

Original paper

Non-payment of veterinary bills in the Netherlands; N. Endenburg, and M. van Harsselaar 860

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

893

894

894

895
897

899

900

900

901
901
901

-ocr page 389-

Leve de regio\'s

"Laten we het maar op de communicatie gooien ", zei een van mijn gesprekspartners na afloop van
het jaarcongres. Hij leunde zwaar op onze partytafel en keek er enigszins gemelijk bij. Onderwerp
van gesprek in ons groepje was de status van de regio \'s binnen de KNMvD en de stoutmoedige
plannen van het bestuur daaromtrent. Het onderwerp stond meteen op scherp toen iemand had
gemeld: "Het bestuur gaat de regio \'s afschajfen." Ik heb geprobeerd mijn gesprekspartners bij te
praten en hen hopelijk zelfs gerust gesteld.

Als één persoon zoiets meldt, dan lopen er velen met een dergelijke gedachte rond. Tot die velen
zouden ook wel eens een aantal lezers van TvD kunnen behoren. Vandaar dit verhaal.
Eerst en vooral: het bestuur van de KNMvD is in het geheel niet van plan de regio s af te schaffen.
Wat wil het bestuur dan wel met de herziening van de verenigingsstructuur?

Naast de zes groepen bieden de vier regio \'s de meest directe contactmogelijkheden tussen de leden
en het bestuur en vice versa. De groepen onderhouden de contacten disciplinegewijs, de regio \'s
doen dat disciplineoverstijgend. Met andere woorden: onderwerpen van algemeen belang voor alle
of tenminste vele veterinairen komen in de regio \'s aan de orde.

Maar nu komt de crux: om informatie en communicatie tus.^en bestuur en leden in de regio\'s
doelmatig te laten verlopen, is een doelmatige structuur nodig. De regio \'s zijn in de statuten en
reglementen zeer formeel georganiseerd ("opgetuigd", zei iemand aan de partytafel) alsof zij een
zware beleid.wormende taak moeten vervullen, met formele vergaderingen, notulen, jaar\\\'erslagen,
bestuurders, enzovoorts. Het is een feit dat de regiobesturen de afgelopen jaren veel energie hebben
gestoken in het organi.seren van bijeenkomsten met de leden, maar zelf ook steeds vraagtekens
hebben gezet bij hun eigen positie binnen de verenigingsstructuur. De regiobesturen kunnen worden
gezien als een \'bestuurslaag\', terwijl het vooral gaat om het organiseren van een goede interactie
tussen leden en (centraal) bestuur Daarvoor is een meer informele opzet nodig, een opzet die
inhoudelijk in belangrijke mate wordt bepaald door de leden in de regio \'s zelf met onderwerpen
die hen aanspreken, én met thema \'s die vanuit \'Houten \' (bestuur en bureau) worden aangereikt en
gefaciliteerd. Kortom: de regio\'s moeten fungeren als platform met enkele enthousiaste leden die
als commissie de ogen en oren van \'Houten\' zijn en samen met datzelfde \'Houten \' aansprekende
thema \'s aankaarten. En laten we wel wezen, er wordt al op de bedoelde onbureaucratische manier
gewerkt, en met succes: de opkomst is groot en de aanwezigen zijn enthousiast!
Eigenlijk gaat het erom de structuur in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid door een
aantal formaliteiten te schrappen. In een van de bestuursstukken staat het zo: "De regiocommissie
ondersteunt de communicatie over ontwikkelingen in de regio naar het bestuur en over ontwikke-
lingen in de KNMvD terug naar de leden. De regiocommissies stellen de leden in de gelegenheid
kennis te nemen van het beleid van de KNMvD en om zich daarover uit te spreken."
Dus toch een kwestie van communicatie...

Herman Geertsen,
algemeen directeur

Uit

de redactie

Wilt u meer weten over de herstructurering(splannen)? Mail li.geertsen@lcnmvd.ni.

TiidscJuu^^B

Diergenees

-ocr page 390-

Onderzoek naar wanbetaling in de dierenartsenpraktijk in
Nederland

N. Endenburg en M. van Harsselaar^

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Wanbetaling is een fenomeen dat grote nadelige gevolgen
heeft voor de Nederlandse economie. Iedere ondernemer
worstelt met wanbetalende klanten. Zo ook de praktise-
rend dierenarts. Gedegen onderzoek naar het fenomeen
wanbetaling in deze setting is echter lange tijd achter-
wege gebleven.

In dit onderzoek is getracht wanbetaling in de dieren-
artsenpraktijk in Nederland te kwantificeren. Bovendien
is gekeken naar de door dierenartsen gebruikte proce-
dure bij wanbetaling en de effectiviteit hiervan.
Wanbetaling blijkt in de veterinaire praktijk in Neder-
land een grote (potentiële) verliespost te zijn. Hoewel
dierenartsen beslist geen afwachtende houding aan-
nemen wanneer het gaat om het innen van openstaande
rekeningen, blijven rekeningen gedurende lange tijd
openstaan of worden ze in het geheel niet voldaan.

Summary

Non-payment of veterinary bills in the Netherlands

Non-payment of hills is a phenomenon that has grave eco-
nomic consequences for all entrepreneurs, veterinary practi-
tioners included. Little in depth research has been performed
into the non-payment of veterinary bills. The aim of this study
was to quantify the non-payment of bills in Dutch veterinary
practices and to investigate the procedures implemented in
the case of non-payment and their effectiveness. Non-pay-
ment of bills is a potential source of a substantial loss of in-
come in Dutch veterinary practices. Even though veterinari-
ans actively tried to collect the money owed them, often hills
were paid very late or were paid in part only.

Inleiding

Veel dierenartsen in Nederiand zijn zelfstandig ondernemer
Net als vele ondernemers uit andere branches krijgen dieren-
artsen te maken met het fenomeen wanbetaling. Onder wanbe-
taling wordt het niet of niet op tijd betalen van een geldschuld
verstaan (4). Of wanbetaling in deze setting daadwerkelijk zo-
danige proporties aanneemt dat het als groot probleem kan
worden bestempeld, kan alleen worden bepaald aan de hand
van objectieve onderzoeksgegevens. Deze gegevens waren
echter tot op heden niet beschikbaar Doel van dit onderzoek

Correspondentieadres: Yalelaan 8, 3584 CM Utrecht. Ten aanzien van dr
N. Endenburg, Department Dier, Wetenschap <& Maatschappij.

Tijdschr Diergeneeskd 200y; 132: 860-865.

was om deze gegevens boven water te krijgen. Gegevens over
wanbetaling in Nederland die wel beschikbaar waren, volgen
hieronder in een kort literatuuroverzicht.

Literatuuroverzicht

Definities en wettelijke bepalingen

Wanbetaling is het niet of niet op tijd betalen van een geld-
schuld (4).

In dit onderzoek wordt uitgegaan van een redelijke betalings-
termijn van dertig dagen, welke overeenkomt met de wettelij-
ke betalingstermijn.

De rechten en plichten van zowel schuldeiser als schuldenaar
worden geregeld in Burgerlijk wetboek, boek 6 verbintenis-
senrecht (2).

De schuldenaar is verplicht de volledige schade te vergoeden
welke is ontstaan tijdens zijn verzuim. De schade is in dit ge-
val de vermogensschade, welke gedefinieerd wordt als zowel
geleden verlies als gederfde winst, alsook de wettelijke rente
van die som over de periode dat de schuldenaar in verzuim is
geweest en ook bepaalde kosten gemaakt door de schuldeiser
De dierenarts is in Nederland als ondernemer bij wet goed
beschermd tegen wanbetalende klanten, maar moet zelf stap-
pen ondernemen om dat wat hem toekomt op te eisen.

Economische gevolgen van wanbetaling in Nederland
Niet alleen dierenartsen hebben te maken met wanbetalers.
Een kwart van alle faillissementen in Nederland wordt ver-
oorzaakt door wanbetalers. De totale schade bedraagt jaar-
lijks zo\'n drie miljard euro. Dat komt neer op een door finan-
ciers, leveranciers en de fiscus doorberekende schade van
180 euro per jaar per hoofd van de bevolking. Ruim de helft
van alle facturen in Nederland wordt te laat betaald (1).

Debiteurenbeheer enfactoring

Binnen een onderneming is het van belang het debiteurenbe-
heer goed op orde te hebben. Dit behelst onder andere het
maken van duidelijke betalingsafspraken met de klant. Hulp-
middel hierbij is het opstellen van algemene voorwaarden,
waarin zaken als betalingstermijn, incassokosten en rente bij
te late betaling kunnen worden vastgelegd. Voorwaarde bij
het gebruik van algemene voorwaarden is wel dat de weder-
partij kennis moet kunnen nemen van de inhoud hiervan (8).
Ondernemers hebben tegenwoordig de mogelijkheid om het
debiteurenbeheer binnen hun onderneming te laten verlopen
via een factoringmaatschappij. Dit houdt in dat de debiteuren-
administratie en de inning van de vorderingen wordt overgeno-
men door een extem bedrijf Hierbij kan bovendien vaak ook
nog gekozen worden voor overname van het debiteurenrisico
door de factoringmaatschappij. Dit houdt in dat de factoring-
maatschappij volledig verantwoordelijk is voor uitbetaling aan
de ondernemer binnen de afgesproken betalingstermijn, ook
als de debiteur nog niet heeft betaald. Het verschuldigde be-
drag wordt dan als het ware door de factoringmaatschappij
voorgeschoten (8).

-ocr page 391-

Doel van het onderzoek

In vele andere branches is het duidelijk in hoeverre wanbeta-
ling een rol speelt en welke factoren daar onder andere een
rol in spelen. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan wanbeta-
lers en sociale controle, ofwel: als er meer sociale controle is,
zijn er dan minder wanbetalers (5)?

De voornaamste onderzoeksvragen zijn als volgt geformu-
leerd:

• Is wanbetaling in de Nederlandse veterinaire praktijk te
kwantificeren en is daarmee een uitspraak te doen over de
ernst van het wanbetaalgedrag in deze setting?

• Hoe gaan Nederlandse dierenartsen om met wanbetalers
binnen hun praktijk en hoe effectief zijn de door hen ge-
bruikte methoden?

Materiaal en Methoden

Onderzoeksvorm

Om de benodigde gegevens te verkrijgen voor de beantwoor-
ding van de onderzoeks- en deelvragen is gekozen voor het
vervaardigen en opsturen van een schriftelijke enquête, ver-
gezeld van een begeleidende brief, waarin het doel van het
onderzoek kort werd toegelicht.

Bij de KNMvD hebben we een lijst opgevraagd met daarop de
adressen van alle in Nederland bij de KNMvD geregistreerde
dierenartsenpraktijken. Uit deze lijst werden
at random 275
adressen gekozen.

De schriftelijke enquête bevatte 22 vragen, waaronder tien
multiple choice-, zeven ja/nee-vragen, twee open vragen en
drie kwantitatieve vragen met de optie om een exacte waarde
of een geschatte waarde in te vullen.

De respons werd gedurende twee weken na het versturen van
de laatste enquêtes afgewacht.

Na deze twee weken ontvingen de dierenartsenpraktijken die
nog niet gereageerd hadden, een brief waarin men werd ver-
zocht de enquête alsnog in te vullen en te retourneren.
De respons werd vervolgens gedurende drie weken na het
versturen van de laatste brieven afgewacht.
Na deze drie weken ontvingen de dierenartsenpraktijken die
nog niet gereageerd hadden, opnieuw een enquête, identiek
aan de eerder verstuurde enquête, weer met een begeleidende
brief De respons werd gedurende ruim een week na het ver-
sturen van de laatste enquêtes afgewacht.

Verwerking van resultaten

De gegevens uit de geretourneerde enquêtes werden inge-
voerd in en bewerkt met het computerprogramma SPSS 12.0.

Resultaten

Respons

In totaal werden 275 enquêteformulieren opgestuurd naar ver-
schillende dierenartsenpraktijken in Nederland. Er werden
184 enquêtes retour ontvangen, de totale non-respons bedraagt
hiermee 91. Het totale responspercentage is gedefinieerd als:

• Totaal aan geldige respons / *100% /(totaal aantal aange-
schreven praktijken- totaal aan ongeldige respons)

• Totale respons= 177/(275-7)* 100%~66%

Wanbetaling en differentiatierichting van de praktijk
Omdat de differentiatierichtingen die zelden werden genoemd,
niet bruikbaar zijn in het statistisch onderzoek naar wanbeta-
ling in de veterinaire praktijk toegespitst op differentiatierich-
ting, is ervoor gekozen alleen differentiatierichtingen in het
onderzoek te betrekken die vijf keer of vaker dan vijf keer ge-
noemd werden. In dit geval betreft het gezelschapsdierenprak-
tijken, paardenpraktijken en gemengde praktijken waarin men
werkt met gezelschapsdieren en paarden of met gezelschaps-
dieren, paarden en landbouwhuisdieren.
Onderzocht werd of het percentage wanbetalers in het klan-
tenbestand, het totale bedrag dat alle wanbetalers bij elkaar
een praktijk schuldig zijn, en het gemiddelde bedrag per wan-
betaler verschillen per differentiatierichting waarin een prak-
tijk werkzaam is.

Er blijkt een significant groter percentage wanbetalers voor te
komen in het klantenbestand van praktijken waarin men
gezelschapsdieren en paarden of alleen paarden behandelt
(5,67%) dan in praktijken waarin alleen gezelschapsdieren
worden behandeld (2,35%).

(One way ANOVA met post hoe Bonferroni: gemiddeld ver-
schil in procenten= 3,31, p=0,02).

Het totaal verschuldigde bedrag van alle wanbetalers bij
elkaar is significant groter in de gemengde praktijken voor ge-
zelschapsdieren, paarden en landbouwhuisdieren (€ 16574)
dan in praktijken voor alleen gezelschapsdieren (€ 3015).
(One way ANOVA met post hoe Bonferroni: gemiddeld ver-
schil in Euro\'s= 13559,75, p<0,001).

Er staat een significant hoger gemiddeld bedrag per wanbeta-
ler open in de gemengde praktijken voor gezelschapsdieren,
paarden en landbouwhuisdieren (€ 417) dan in praktijken
waarin alleen gezelschapsdieren worden behandeld (€141)
(One way ANOVA met post hoe Bonferroni: gemiddeld ver-
schil in Euro\'s=276,60, p=0,04).

Wanbetaling in grote/kleine gemeenten met betrekking tot
inwonersaantal

Zoals gezegd heeft een factor als inwonersaantal van de ge-
meente waarin een dierenartsenpraktijk gevestigd is, moge-
lijk invloed op het voorkomen van wanbetaling in deze prak-
tijk. Om dit te toetsen is de factor inwonersaantal in de
gemeente waarin de praktijk gevestigd is, in een Spearman\'s
rangcorrelatie uitgezet tegen zaken als het percentage wanbe-
talers per dierenartsenpraktijk, het totale bedrag dat de wan-
betalers een praktijk schuldig zijn, en het gemiddelde bedrag
dat per wanbetaler openstaat in een praktijk. Hier is de verde-
ling van het CBS (3) gebruikt. Een kleine gemeente heeft
minder dan 20.000 inwoners, dan 20.000 tot 50.000, 50.000
tot 100.000 en een grote gemeente heeft meer dan 100.000
inwoners.

Uit de verkregen gegevens blijkt dat er een negatieve samen-
hang bestaat tussen het inwonersaantal van de gemeente
waarin de praktijk gevestigd is, en het percentage wanbeta-
lers in een dierenartsenpraktijk (rho= -0,189; p<0,01).
Ook blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tussen het
inwonersaantal van de gemeente waarin de praktijk gevestigd
is, en het totale bedrag van alle wanbetalers bij elkaar dat aan
een praktijk verschuldigd is (rho= -0,160; p<0,05).
Ten slotte blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tus-
sen het inwonersaantal van de gemeente waarin de praktijk
gevestigd is, en het gemiddelde bedrag per wanbetaler dat
aan de praktijk verschuldigd is (rho= -0,224; p<0,01).
De hypothese dat de wanbetalingproblematiek in kleinere ge-
meenten minder groot zou zijn, blijkt dus niet op te gaan. Uit
de verkregen gegevens blijkt het tegenovergestelde het geval
te zijn.

-ocr page 392-

Debiteurenbeleid in de veterinaire prai<tiji<
Binnen een onderneming is het van belang het debiteuren-
beheer goed op orde te hebben. Dit behelst onder andere het
maken van duidelijke betalingsafspraken met de klant. Hulp-
middel hierbij is het opstellen van algemene voorwaarden.
Van de 177 respondenten heeft 50,3 procent algemene voor-
waarden opgesteld voor de klanten, 48,6 procent heeft dit niet
gedaan en 1,1 procent van de respondenten gaf geen ant-
woord op de vraag of zij algemene voorwaarden voor hun
klanten hebben opgesteld.

Bijna veertig procent van de respondenten die wel algemene
voorwaarden hebben opgesteld geeft aan deze niet aan klan-
ten te verstrekken. Hiermee voldoen zij dus niet aan de infor-
matieplicht die geldt bij het aanhouden van algemene voor-
waarden.

Procedure bij wanbetaling

De respondenten gaven antwoord op de vraag welke metho-
den zij zoal gebruiken om wanbetalers tot betalen over te
halen. Hierbij was het geven van meer dan één antwoord mo-
gelijk.

Figuur 1. Procedure bij wanbetaling.

%van de
respondenten

Effectiviteit van de gebruikte procedure bij wanbetaling
De effectiviteit van de gebruikte procedure bij wanbetaling
wordt in dit onderzoek gemeten in de tijd die verstrijkt voor-
dat de wanbetaler tot betaling van het verschuldigde bedrag
overgaat, nadat de voor die praktijk gebruikelijke procedure
om de wanbetaler tot betaling over te halen in gang is gezet.

%van de
re^ndenten

Legenda

1. Nietsdoen

2. Wanbetaler aanspreken bij volgend bezoek aan praktijk

3. Wanbetaler aanspreken bij volgende visite

4. Wanbetaler telefonisch verzoeken openstaande rekening(en) te
voldoen

5. Wanbetaler schriftelijk verzoeken openstaande rekening(en) te
voldoen

6. Wanbetaler middels bezoek aan huisadres verzoeken openstaan-
de rekening(en) te voldoen

7. Incassobureau/deurw/aarder inschakelen

8. Anders

9. Niet ingevuld

Wanbetalers worden in de veterinaire praktijk meestal schrif-
telijk verzocht om hun openstaande rekening(en) te voldoen
(89,3%). Het inschakelen van een incassobureau/deurwaar-
der (72,3%) is ook een populaire manier om het verschuldig-
de bedrag proberen te incasseren, gevolgd door het telefoni-
sche verzoek (68,4%) en het aanspreken van de wanbetaler
tijdens een volgend bezoek aan de praktijk (49,2%).

Legenda

1. Directe betaling

2. Betaling binnen één week

3. Betaling binnen één maand

4. Betaling binnen zes maanden

5. Betaling binnen één jaar

6. Rekeningen worden meestal niet meer betaald

7. Niet ingevuld door respondenten

In de veterinaire praktijk in Nederland gaan wanbetalers over
het algemeen binnen één tot zes maanden (mediaan=3) nadat
de procedure om hen tot betaling over te halen in gang is
gezet, over tot betaling van de openstaande rekening(en).
Toch geeft 8,5 procent van de respondenten aan dat open-
staande rekeningen meestal niet worden betaald.

Factoring

Het gebruik van factoring is in de veterinaire praktijk nog
niet echt doorgedrongen. Een grote meerderheid (89,3%) van
de respondenten geeft aan geen gebruik te maken van de
diensten van een factoringmaatschappij.
Gezien het feit dat slechts een klein deel van de respondenten
gebruik maakt van een factoringmaatschappij, is het weinig
zinvol om met de gegevens uit dit onderzoek te bepalen of het
gebruik van een factoringmaatschappij invloed heeft op wan-
betaalgedrag van klanten binnen de veterinaire praktijk.

Omstandigheden waaronder wanbetaling veel voorkomt:
contante versus factuurbetaling

In de veterinaire praktijk in Nederland heeft de klant vele op-
ties als het op betalen aankomt. Bij een bezoek aan de prak-
tijk behoren naast contante betaling ook de pin- en chipbeta-
ling tot de mogelijkheden. Bovendien kan de klant in veel
gevallen ook per factuur, machtiging of automatische incasso
betalen. Nu is het in het kader van dit onderzoek interessant
om te weten bij welke vorm van betaling wanbetaalgedrag
het meest frequent voorkomt.

-ocr page 393-

In praktijken waar alleen directe betaling mogelijk is (con-
tant, pin, chip), kan het gebeuren dat een klant wegloopt zon-
der te betalen. Dit onder het mom van "Sorry, portemonnee
vergeten, ik kom later wel terug om te betalen". De verplich-
ting om contant te betalen wil dus lang niet altijd zeggen dat
er ook meteen betaald wordt. Ook het feit dat een grote meer-
derheid (77,4%) van de respondenten aangeeft dat wanbeta-
ling meestal voorkomt bij factuurbetaling, bevestigt dit. In-
dien ook facturering, automatische incasso en/of machtiging
mogelijk is, kan ook langs deze wegen betaling achterwege
blijven.

Omstandigheden waaronder wanbetaling veel voorkomt: ve-
terinaire handelingen

Het idee was dat bij handelingen als euthanasie of spoedei-
sende handelingen wanbetaling meer zou voorkomen. Dit
omdat in deze situaties de emoties soms hoog oplopen en de
dierenarts niet direct op betaling zal willen aandringen. Bo-
vendien is het in spoedeisende situaties soms moeilijk om di-
rect een inschatting van de kosten te kunnen maken, waar-
door een patiënteigenaar soms verrast wordt door een hoge
rekening en niet meteen kan betalen.

In dit onderzoek geven de respondenten te kennen dat wan-
betaling in het bijzonder voorkomt bij consulten voor gezel-
schapsdieren (71,8%), operaties bij gezelschapsdieren (37,9%),
euthanasie bij gezelschapsdieren (26,6%) en visites in de paar-
denkliniek (24,9%). Dit resultaat is mogelijk vooral gebaseerd
op persoonlijke ervaringen van de persoon die de enquête in-
vulde en niet op objectieve gegevens uit de administratie als
geheel.

Meer kwantitatieve gegevens over wanbetaling in de
dierenartsenpraktijk

Om een algemeen beeld te krijgen van de ernst van de wan-
betalingproblematiek in de Nederlandse veterinaire praktijk
wordt gekeken naar de gemiddelde waarde voor het percen-
tage wanbetalers in het klantenbestand, het totale bedrag en
het gemiddelde hiervan dat verschuldigd is aan de dieren-
artsen die meewerkten aan dit onderzoek, en ook naar het ge-
middelde bedrag dat een wanbetaler de veterinaire praktijk
schuldig is.

Het gemiddelde percentage wanbetalers in het klantenbestand
van een Nederlandse veterinaire praktijk komt in dit onder-
zoek uit op 3,2 procent.

Het gemiddelde totaal verschuldigde bedrag van alle wan-
betalers binnen een Nederlandse veterinaire praktijk komt in
dit onderzoek uit op 7.935,3 euro. Het gemiddelde bedrag per
wanbetaler komt in dit onderzoek uit op 538,8 euro.

Discussie

Jammer genoeg is het niet gelukt om in de beschikbare litera-
tuur vergelijkbare cijfers te vinden over wanbetaling in an-
dere sectoren dan de veterinaire sector, die in dit onderzoek
wordt belicht. Ook navraag over dit soort getallen bij in-
cassobureaus en factoringmaatschappijen leverde niets op,
omdat deze hierover geen uitspraak wilden doen in verband
met de privacy van hun klanten. Het is daarom helaas niet
mogelijk om de cijfers over wanbetaling die zijn verkregen in
dit onderzoek, te vergelijken met cijfers uit andere sectoren.
Hierdoor is het onmogelijk om te bepalen of de wan-
betalingproblematiek in de veterinaire sector groter of juist
minder groot is dan in andere sectoren in Nederland.

Respons

In veel gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van een
schriftelijke vragenlijst, wordt slecht een responspercentage
van zo\'n dertig procent behaald (6). In dit geval mag, met een
responspercentage van 66 procent, van een zeer geslaagde
steekproef worden gesproken.

Wanbetaling en differentiatierichting van de praktijk
Binnen praktijken waarin gezelschapsdieren en paarden, of
paarden alleen worden behandeld, is het percentage wan-
betalers in het klantenbestand significant hoger dan in prak-
tijken waarbinnen uitsluitend gezelschapsdieren worden be-
handeld. Mogelijk heeft dit te maken met de wijze waarop
betalingen doorgaans plaatsvinden. In praktijken waar men
(ook) paarden behandelt, wordt de klant vaker in de gelegen-
heid gesteld de rekening achteraf per factuur te betalen. Dit
omdat paarden vaak bij de klant aan huis worden behandeld
en gezelschapsdieren vaker op de praktijk als patiënt worden
aangeboden. Betaling kan in het laatste geval makkelijker di-
rect plaatsvinden. Dit omdat het geld op de praktijk beter en
veiliger beheerd kan worden, er voldoende wisselgeld aan-
wezig is en vaak ook pinapparatuur. Nu worden landbouw-
huisdieren natuurlijk ook in de regel bij de klant aan huis be-
handeld, waarom springen de praktijken waarin men ook
landbouwhuisdieren behandelt, er dan niet uit qua percentage
wanbetalers? Mogelijk is dit te verklaren door het feit dat
houders van landbouwhuisdieren vaste klant zijn bij de prak-
tijk. Zij hebben vaak een vaste dierenarts die het bedrijf bege-
leidt. Zij krijgen bijvoorbeeld eens per vier weken een perio-
diek bedrijfsbezoek en betalen dit mogelijk via een periodieke
overschrijving aan de praktijk. Omdat de dierenarts op be-
drijven met landbouwhuisdieren met enige regelmaat moet
terugkomen en dus vaak de gelegenheid heeft om de klant
aan te spreken op eventueel wanbetaalgedrag, zal wanbeta-
ling minder snel voorkomen of minder snel uit de hand lopen.
De vertrouwensband die een veehouder opbouwt met een
dierenarts wanneer deze het bedrijf begeleidt, zorgt er moge-
lijk voor dat wanbetaling in het geheel uitblijft of beter be-
spreekbaar is. Het is voor veehouders in de regel ook minder
eenvoudig om van de ene naar de andere dierenartsenpraktijk
over te gaan, zoals in de gezelschapsdierensector en de paar-
densector nog wel eens gebeurt. De verplichtingen aan de
vorige dierenarts worden hierbij nog wel eens vergeten.
Wanneer het gaat om het totale bedrag dat is verschuldigd
aan de praktijk door wanbetalers, blijkt er een significant
hoger bedrag open te staan in praktijken waarin men zowel
gezelschapsdieren, paarden als landbouwhuisdieren behan-
delt, dan in praktijken waarin men uitsluitend gezelschaps-
dieren behandelt. Het zou kunnen dat de gerekende kosten
voor handelingen en producten in de gezelschapsdierenprak-
tijk lager zijn per dier dan in praktijken waarin men zich ook
richt op de grotere diersoorten als paarden en landbouwhuis-
dieren. Bovendien wordt in de gezelschapsdierenpraktijk
veelal direct afgerekend, zoals hierboven al werd besproken.
Het gemiddeld verschuldigde bedrag per wanbetaler blijkt
significant hoger te zijn in praktijken waarin men gezelschaps-
dieren, paarden en landbouwhuisdieren behandelt, dan in
praktijken waarin men alleen gezelschapsdieren behandelt.
Mogelijk speelt ook hier mee dat de kosten die berekend
worden voor de geneeskunde van grotere dieren, zoals paar-
den en landbouwhuisdieren, en de veterinaire producten die
in deze sectoren geleverd worden, vaak gemiddeld hoger zijn
per dier dan die in de kliniek voor gezelschapsdieren.

-ocr page 394-

Wanbetaling in grote/kleine gemeenten met betrekking tot
inwonersaantal

De mogelijk positieve invloed van een potentieel scherpere
sociale controle op wanbetaling in gemeenten met een laag
inwonersaantal (5) is in dit onderzoek niet aangetoond. Ster-
ker nog: de wanbetalingproblematiek blijkt op alle punten
juist groter te zijn in gemeenten met een klein inwoners-
aantal. Mogelijk zijn dierenartsen als ondernemer in kleine
gemeenten, met betrekking tot het inwonersaantal, te goed
van vertrouwen als het om betaling door hun klanten gaat.
Voorzichtigheid hiermee is geboden, want blijkbaar wordt er
misbruik gemaakt van dit vertrouwen.

Debiteurenbeleid in de veterinaire praktijk
Uit dit onderzoek blijkt dat men in ongeveer de helft van de
Nederlandse veterinaire praktijken algemene voorwaarden
heeft opgesteld voor de klanten. Een praktijk kan zich echter
alleen beroepen op de algemene voorwaarden als deze heeft
voldaan aan de wettelijk vastgestelde informatieplicht (7). In
de Nederlandse veterinaire praktijk houdt men zich echter
slecht aan deze informatieplicht: in 39,3 procent van de prak-
tijken die algemene voorwaarden hebben opgesteld, wordt de
klant niet in kennis gesteld van de inhoud van de algemene
voorwaarden. In slechts 6,7 procent van de praktijken die al-
gemene voorwaarden hebben opgesteld, gebeurt ït wel con-
sequent. Het is jammer dat zoveel dierenartsen het initiadef
bij de klant laten; dit is een gemiste kans. Het is natuurlijk
niet gezegd dat wanbetaling in de dierenartsenpraktijk zal af-
nemen waneer elke klant op de hoogte is van de betalings-
voorwaarden, maar het lijkt de moeite van het proberen
waard. Wettelijk gezien staat de ondernemer sterker wanneer
deze heeft voldaan aan de eerdergenoemde informatieplicht.
Bovendien kan het in de algemene voorwaarden noemen van
het heffen van rente op openstaande bedragen de klant extra
motiveren om binnen de gestelde termijn te betalen. De erva-
ring leert echter dat vele ondernemers nog steeds geen rente
heffen op bedragen die langer openstaan dan de gestelde ter-
mijn. Duidelijkheid, in de vorm van algemene voorwaarden,
kan voor een ondernemer een steuntje in de rug zijn om de
drempel voor het heffen van rente te nemen. De zakelijke
kant van het ondernemerschap moet immers ook in de dier-
geneeskundige sector niet uit het oog worden verloren.

Procedure bij wanbetaling

Wanbetalers worden in de veterinaire praktijk wel degelijk
aangepakt. Slechts een zeer klein deel van de respondenten
(2,3%) geeft aan helemaal niets te doen in gevolge van wan-
betaling. In de eerste plaats wordt gekozen voor schriftelijke
aanmaningen (89,3%). Het is een methode die weinig tijd in
beslag neemt, want er kunnen standaardbrieven worden op-
gesteld. Bovendien is er niet de directe confrontatie met de
klant; een strikt zakelijke benadering van het probleem wordt
niet belemmerd door agressie ten opzichte van de schuldeiser
of andere emoties. Het inschakelen van een incassobureau of
deurwaarder is niet een methode die in eerste instantie wordt
gebruikt in de veterinaire praktijk. De wanbetaler is vaak
eerst via andere wegen benaderd. Indien betaling uitblijft,
wordt in 72,3 procent van de gevallen wel gekozen voor het
inschakelen van een externe instantie.

Effectiviteit van de gebruikte procedure bij wanbetaling
De procedure wordt pas in gang gezet nadat de gestelde beta-
lingstermijn wordt overschreden. Zoals gezegd bedraagt de

gebruikelijke betalingstermijn in de veterinaire praktijk in Ne-
derland zo\'n dertig dagen. Als wanbetalers vervolgens pas bin-
nen één tot zes maanden (mediaan = 3 maanden) nadat zij op
hun wanbetaalgedrag worden aangesproken tot betaling over-
gaan, bedraagt de betalingstermijn voor hen al twee tot zeven
maanden. Dat zijn 60 tot 210 dagen waarin de liquiditeit van
de onderneming wordt benadeeld. Van een effectieve incasse-
ring van door wanbetalers verschuldigde bedragen kan dus ei-
genlijk niet worden gesproken binnen de diergeneeskundige
sector, zeker niet wanneer men bedenkt dat vaak geen rente
wordt berekend over de verschuldigde bedragen. Te laat geïnde
bedragen kunnen in die gevallen toch nog als verliespost wor-
den gezien. Bovendien geeft het extra werk en portokosten.

Factoring

Hoewel het gebruikmaken van een factoringmaatschappij in
andere sectoren binnen de medische wereld al erg populair is,
bijvoorbeeld in de tandheelkundige sector in Nederland, is
het gebruik ervan in de veterinaire wereld in Nederiand nog
niet echt doorgedrongen. De noodzaak voor factoring lijkt
wel te bestaan in de diergeneeskundige sector in Nederiand,
want van een effectief incasseren van verschuldigde bedragen
blijkt geen sprake te zijn wanneer dit vanuit de dierenartsen-
praktijk zelf moet gebeuren.

Omstandigheden waaronder wanbetaling veel voorkomt:
contante versus factuurbetaling

Het feit dat vooral bij facturering betaling vaak uitblijft of te
lang op zich laat wachten, is niet erg verwonderlijk, ledereen
kan zich voorstellen dat het makkelijker is om je niet aan je
verplichtingen te houden als je niet oog in oog staat met de-
gene die iets van je verwacht. Weglopen zonder te betalen tij-
dens een bezoek aan de dierenarts heeft dan ook een hogere
drempel dan het niet betalen van een rekening die per factuur
wordt toegezonden.

Omstandigheden waaronder wanbetaling veel voorkomt: ve-
terinaire handelingen

Uit dit onderzoek blijkt dat respondenten de ervaring hebben
dat wanbetaling voornamelijk voorkomt bij diergeneeskun-
dige handelingen binnen de gezelschapsdierenkliniek. Deze
uitslag is mogelijk vooral gebaseerd op persoonlijke ervarin-
gen van de persoon of de personen die de enquête invulde(n)
en niet op objectieve gegevens uit de administratie van de
praktijk als geheel en kan daarom enigszins subjectief zijn.
Maar ook al lijkt wanbetaling vooral voor te komen bij han-
delingen in de gezelschapsdierenpraktijk, de financiële ge-
volgen van wanbetaling zijn in deze praktijken wel minder
dramatisch dan in gemengde praktijken voor gezelschaps-
dieren, paarden en landbouwhuisdieren. In deze gemengde
praktijken zijn het totale bedrag dat de praktijk verschuldigd
is, en het gemiddelde bedrag dat open staat per wanbetaler,
duidelijk hoger dan in de gezelschapsdierenpraktijk.

De ernst van de wanbetalingproblematiek in de veterinaire
prakrijk in Nederiand

Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een klein rekenvoor-
beeld. We gaan hierbij uit van de voor dit onderzoek gelever-
de adressenlijst van de KNMvD met daarop 1144 adressen
van veterinaire praktijken in Nederland. De totale schade van
wanbetalende klanten binnen de Nederlandse veterinaire
praktijk komt in dit geval dan theoretisch uit op:
1144*7.935,3=9.077.983,2 euro.

-ocr page 395-

Ervan uitgaande dat het merendeel van de wanbetalers het
verschuldigde bedrag na enige tijd zal voldoen, is de werke-
lijke verliespost aanzienlijk kleiner. Dit onderzoek toont aan
dat 88 procent binnen één tot zes maanden de rekening vol-
doet. Toch loopt de veterinaire praktijk mogelijk een hoop
geld mis als rekeningen niet worden betaald of als de rente
over de verschuldigde bedragen niet wordt berekend. Van de
respondenten gaf 8,5 procent aan dat openstaande rekeningen
meestal helemaal niet worden betaald. Op basis van dit on-
derzoek zouden we dan te maken hebben met een werkelijke
verliespost (rente niet meegerekend) van:
9.077.983,2*8,5%=771.628,6 euro.

Het wordt dus hoog tijd dat dierenartsen wanbetaling in hun
praktijk effectiever gaan aanpakken, zodat dergelijke ver-
liezen niet meer geleden hoeven worden. Dan bewijzen ze
niet alleen zichzelf een dienst, maar ook de klanten die wel
betalen. Kosten door verlies moeten immers altijd doorbere-
kend worden aan de klant, wil de ondernemer winst kunnen
blijven maken.

Conclusies

Uit de gegevens die werden verkregen, blijkt dat wanbetaling
in de veterinaire praktijk wel degelijk als probleem mag
worden bestempeld. Met een gemiddeld percentage van
3,2 procent aan wanbetalers in een klantenbestand, dat per
praktijk een potentiële verliespost van gemiddeld 7.935,3
euro vertegenwoordigt, wordt de liquiditeit van de veterinaire
praktijk in Nederland ernstig benadeeld. Vertaald naar de ge-
hele \'populatie\' aan veterinaire praktijken in Nederland staat
er theoretisch een potentiële verliespost open van ruim negen
miljoen euro!

Aangezien wanbetaling een probleem vormt binnen de vete-
rinaire praktijk in Nederland, is het belangrijk dat dieren-
artsen in Nederland voldoende aandacht besteden aan een
adequaat debiteurenbeheer. Vooral het gebruik van algemene
voorwaarden is een punt waarop nog veel verbetering moge-
lijk is binnen de veterinaire praktijk in Nederland.
Dierenartsen houden voor wat betreft het debiteurenbeheer
het heft in eigen handen; het gebruik van een factoringmaat-
schappij is in de veterinaire wereld nog niet echt doorgedron-
gen. Aangezien de effectiviteit van incasseren van open-
staande posten in de dierenartsenpraktijk op dit moment nog
onvoldoende is, liggen er mogelijk wel kansen in het gebruik
van factoring en de overname van het debiteurenrisico door
een factoringmaatschappij.

Mogelijk kan wanbetaling in de veterinaire praktijk in Neder-
land teruggedrongen of voorkomen worden wanneer men er
rekening mee houdt dat wanbetaling voornamelijk voorkomt
bij betaling achteraf, bijvoorbeeld per factuur. Risicovolle
handelingen in de veterinaire praktijk met betrekking tot
wanbetaling blijken volgens de respondenten vooral: het con-
sult voor gezelschapsdieren, operaties bij gezelschapsdieren,
euthanasie bij gezelschapsdieren en ook visites in de paar-
denkliniek.

Dit onderzoel< wond plaats in het kader van een weten-
schappelijke stage in de periode augustus
2005 t/m novem-
ber 2005 en werd mogelijk gemaakt door het Departement
Dier, Wetenschap a[ Maatschappij van de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht.

Literatuur

1. Blom RJ. Faillissement, oorzaak en gevolg. Graydon Nederland BV,
Amsterdam. 2004: pp. 47 en 57.

2. Burgerlijk Wetboek, Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht,
Kluwer, Deventer, 2002.

3. CBS, Plaatselijke indeling. Bevolking van plaatsen en aaneen gebouw-
de plaatsen (agglomeraties). 14de Algemene Volkstelling, annex wo-
ningtelling, 23 feb. 1971, serie B, deel IB. Staatsuitgeverij, Den Haag,
1981.

4. Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Van Dale, 2005.

5. Horowitz IA and Bordens KS. Social Psychology. Mayfield Publishing
Co, Mountain View, California. 1995.

6. Saunders M, Lewis P and Thomhill A. Research methods for business
students, 3rd edition Pearson Education Limited Essex, 2003.

Internetbronnen

7. ww^\'.KvK.nl wetten en regels; 2005.

8. www.Fa-med.nl 2005

Artikel ingediend:

25 januari 2007

Artikel geaccepteerd:

24 september 2007

-ocr page 396-

Het Vlaams Dierg

ceerde wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige manier op de
hoogte kunnen blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

laams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
wetenschappelijke artikelen i \'

Dr Ann van Soom

Voorzitter Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Wetenschappelijke Redactie Tijdschrift
voor Diergeneeskunde

Portosystemic
shunts in dogs and
cats: definition, epi-
demiology and clin-
ical signs of con-
genital portosystemic shunts

D. Paepe, H. Haers, K. Vermote, j. Saunders, M. Risselada
and S. Daminet. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200y;
76:234-
240.

Congenital portosystemic shunts (CPSS) are hepatic vascular
anomalies which can affect any breed of dog or cat. Extrahe-
patic CPSS are most commonly observed in cats and small
dogs, whereas intrahepatic CPSS are more likely to affect
large breed dogs. A hereditary basis had been observed in
some dog breeds. Affected animals are usually presented at
young age with a variety of neurological, gastrointestinal,
urinary or other signs. Signs of hepatic encephalopathy often
predominate. The pathogenesis of this condition is not yet
completely understood and is probably multifactorial. The
underlying cause is probably the influence on the brain of one
or more toxins which normally speaking should be detoxified
by the lever. Ptyalism is a very common sign in cats with
CPSS.

Portosystemic shunts in dogs
and cats: laboratory diagnosis of
congenital portosystemic shunts

D. Paepe, H. Haers, K. Vermote, j. Saunders, M. Risselada and
S. Daminet. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooy; y6: 241-248.

The most frequent laboratory abnormalities in patients with
congenital portosystemic shunts (CPSS) are microcytosis, hy-
poglycemia, hypoalbuminemia, hypoproteinemia, increased
liver enzyme activities, decreased blood urea nitrogen (BUN)
and urate crystalluria. The microcytosis is probably due to im-
paired iron transport. Hypoglycemia, hypoalbuminemia, hy-
poproteinemia and decreased BUN are partly due to decreased
hepatic synthesis. Prolonged coagulation times are also com-
mon. A presumptive diagnosis of CPSS is based on the com-
bination of the history, clinical signs, clinicopathological ab-
normalities and abnormal liver function tests such as serum
bile acid and venous ammonia concentrations. Nowadays, de-
termination of pre- and postprandial serum bile acids is the
most commonly performed liver function test because of the
high sensitivity and greater convenience compared to plasma
ammonia concentration. Confirmation of the diagnosis is only
possible by visualizing the shunting vessel by medical imag-
ing techniques or during surgery.

Samenvattingen
VDT

Tooth extraction techniques in
horses, pet animals and man

L Viaminck, L. Verhaert, M. Steenhaut and F. Gasthuys.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2007;
76: 24Q-261.

Several techniques have been developed to extract teeth in
different animal species regularly seen in veterinary practice.
Many of these techniques have a lot of similarities with hu-
man extraction techniques, whereas others are species specif-
ic. Overall, they can be divided into simple or closed extrac-
tions, and surgical extraction techniques. Simple extractions
involve the removal of teeth or root fragments using an intra-
oral approach and without exposing or removing alveolar
bone. More complex intra- or extra-oral approaches and sur-
gical techniques are used during surgical extractions. This
paper reviews the current concepts of the different methods
for removing teeth in horses, dog, cats, lagomorphs and ro-
dents, and compares them with human exodontic procedures.

Complications due to tooth
extraction in the horse, pet
animals and man

L. Viaminck, L. Verhaert, M. Steenhaut and F. Gasthuys.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2007; 76: 262-271.

Numerous complications can be encountered during or after
performing dental extractions in man, or in animals regularly
seen in veterinary practice, including dogs and cats, lago-
morphs, rodents and the horse. Obvious determinant factors
for intra-operative complications related to tooth extraction
are surgical expertise and the availability of specialized in-
struments. The most commonly seen problems during an ex-
traction procedure include tooth fracture and damage of sur-
rounding structures such as neighboring teeth, soft tissues
and the surrounding bone. Postoperative complications are
mainly related to the persistence or development of infection
in and around the vacant alveolus. Rarely encountered post-
extraction problems include jaw fracture, local nerve dys-
function and spread of infection to more distant locations in-
cluding sinuses and the central nervous system. In the
hypsodont dentition of lagomorphs, rodents and horses, tooth

-ocr page 397-

loss may induce the development of wear abnormalities due
to the continuous eruption of their teeth.

Mastitis bij meli<vee veroor-
zaakt door coliformen, met
nadruk op Klebsiella spp.

H. Van Loo, S. De Vliegher, S. Piepers, P. Passchyn, A. de
Kruif en C. Opsomer. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooj;
76;
272-282.

Coliforme bacteriën zijn vaak verantwoordelijk voor acute
tot zelfs hyperacute mastitiden bij melkvee. Tegenwoordig
wordt echter meer en meer melding gemaakt van coliforme
uierontstekingen met een persisterend karakter. Vaak worden
Klebsiella spp. aangewezen als verwekkers van deze chroni-
sche intramammaire infecties.

Aangezien coliformen in het algemeen massaal aanwezig zijn
in de omgeving van de koe, is het in het kader van de preven-
tie van coliforme mastitiden van primordiaal belang een pro-
pere en goed geventileerde omgeving voor dieren te creëren.
Op die manier wordt de infectiedruk ter hoogte van het slotgat
tot een minimum beperkt. Hierbij kan worden vermeld dat het
voorkomen van Klebsiella spp. vaak wordt geassocieerd met
de aanwezigheid van gecontamineerd zaagsel in de ligboxen.
Daarenboven is het vanuit preventief oogpunt belangrijk dat
de dieren voldoende weerstand kunnen bieden aan allerhande
infecties, inclusief uierontstekingen. Het voederen van een
uitgebalanceerd rantsoen, aangepast aan de leeftijd, het lacta-
tiestadium en de individuele productie is een cruciale stap in
het streven naar een optimale afweer.

In vitro productie van runder-
embryo\'s: een stand van zaken
lo jaar na de eerste OPU/IVP-
kalveren in België

I.e.F. Coouaerts,J.LM.R. Leroy.J.S. Meerton, A. van Soom en
P. E.J. Bols. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooy; y6: 28^2^2.

Iets meer dan een decennium geleden werden in België de
eerste kalveren geboren na transfer van in vitro geproduceerde
embryo\'s, gekweekt met eicellen die bij levende donoren via
transvaginale weg en onder echografische controle werden ge-
aspireerd (ovum pick-up/in vitro productie, OPU/IVP). Hoe-
wel deze techniek haar voordelen zeker heeft bewezen, wordt
zij in België nagenoeg niet commercieel toegepast, terwijl er
wel routinematig embryo\'s in vitro worden gekweekt voor we-
tenschappelijke doeleinden. In bepaalde delen van de wereld,
met Azië en Zuid-Amerika als koplopers, worden echter steeds
meer kalveren geboren na het overplanten van in vitro em-
bryo\'s. Naast deze mogelijk commerciële voordelen heeft het
kweken van proefbuisembryo\'s in de loop der jaren waarde-
volle wetenschappelijke informatie opgeleverd over processen
zoals de eicelmaturatie, de bevruchting van eicellen en de
fysiologie van de eerste embryonale delingsstadia, en over fac-
toren die een invloed hebben op de eicel- en embryokwaliteit.
In dit artikel wordt een kort overzicht gegeven van de ontwik-
keling van de geassisteerde voortplantingstechnieken bij het
rund. Vervolgens wordt ingegaan op de voor- en nadelen en
de mogelijke opbrengst ervan. Dit wordt geïllustreerd aan de
hand van gegevens van over heel de wereld, zodat de lezer
een duidelijk beeld krijgt van de internationale implementatie
van de geassisteerde voortplantingstechnieken bij het rund.
Tenslotte wordt kort ingegaan op de mogelijkheden van OPU/
IVP in het kader van wetenschappelijk onderzoek.

Effects of post-weaning altreno-
gest treatment in primiparous
sows

N. Everaert, C. Vanderhaeghe, B. Mateusen, J. Dewulf
A. Van Soom, A. de Kruif and D. Maes. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2ooj;
76; 293-299.

Major losses of body weight and fat reserves during the first
lactation are a cause of unsatisfying reproductive perfor-
mances in primiparous sows. This study, conducted in three
commercial sow herds, investigated whether weaning the
sows three days earlier together with administering altreno-
gest was effective for improving reproductive performance
(weaning-to-estrus interval, pregnancy rate after first insemi-
nation, total litter size and number of live born piglets in the
second litter) and body condition. In the herds suffering from
the second litter syndrome, a non-significant improvement of
the second litter size was found with on average 1.9 extra pig-
lets born. During the treatment period, the treated sows
gained on average 1.4 mm back fat, while the control sows
lost 0.4 mm back fat. In conclusion, the treatment is useful
for putting the sows in better condition at the moment of in-
semination and it may possibly improve reproductive perfor-
mance in farms with the second litter syndrome.

Gevoeligheid van Belgische
Mycoplasma hyopneumoniae-
isolaten voor antimicrobiële
middelen

D. Maes, J. Vicca, T. Stakenborg, P. Buraye, A. de Kruif en
F. Haesebrouck. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooj; y6:300-
305.

Van 21 Mycoplasma hyopneumoniae-ïsohten die Uissen 2000
en 2002 in België werden verzameld, werd de gevoeligheid
bepaald voor twaalf antimicrobiële middelen die frequent
worden gebruikt in de varkenshouderij. Hierbij werd gebruik-
gemaakt van een microdilutietechniek. Verworven resistentie
tegen spectinomycine, oxytetracycline, gentamicine, ftorfe-
nicol en tiamuline werd niet waargenomen. Een isolaat was
zowel resistent tegen lincomycine als tegen tilmicosine en ty-
losine, maar gevoelig voor alle andere geteste antimicrobiële
middelen. De minimale inhibitorische concentratie (MIC)-

-ocr page 398-

waarden van flumequine waren hoger dan 16 pg/ml voor vijf
isolaten, terwijl de M1C50 2 |ig/ml bedroeg. De MlC-waarden
voor enrofloxacine waren gelijk aan of groter dan 0,5 ng/ml
voor deze vijf isolaten, terwijl de M1C50 0,06 |ig/ml bedroeg.
Dit is de eerste studie die verworven resistentie aantoont tegen
macroliden, lincosamiden en fluoroquinolonen bij
M. hyop-
neumoniae.

Portosystemic shunts in dogs
and cats: imaging portosystem-
ic shunts in small animals -
hepatic vascular anatomy,
shunt morphology, radiology

H. Haers, D. Paepe, K. Vermote,J.H. Saunders, 5. Daminet
and M. Risselada. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2007; 76;
315-321.

Portosystemic shunts (PSSs) are anomalous vascular com-
munications between the portal vein or its branches and the
systemic venous system. Signalment, history, clinical signs,
and laboratory findings can already provide a presumptive
diagnosis of a PSS. However, imaging techniques such as
portography, ultrasonography (US), nuclear scintigraphy,
computed tomography (CT), or magnetic resonance imaging
(MRI) are required to provide a definitive diagnosis. Nuclear
scintigraphy is the gold standard for detecting PSSs, but it is
not useful in distinguishing the different types of shunts. Due
to its high sensitivity, portography was for a long time con-
sidered the gold standard for the differentiation of PSSs,
even though it is an invasive technique. However, the recent
development of a standard protocol for ultrasound (US) and
the routine use of Doppler modalities resulted in the same
sensitivity as portography. Therefore, with the additional
benefit of being fast and non-invasive, US is now more com-
monly performed. It may be suggested as a \'new\' gold stan-
dard, depending upon the experience of the radiologist.
Computed tomography and MRI provide detailed anatomic
information. In this third part about portosystemic shunts in
dogs and cast the different types of shunts and their diagno-
sis using portography will be explained.

Portosystemic shunts in dogs
and cats: imaging portosystem-
ic shunts in small animals-ul-
trasonography, nuclear scinti-
graphy, computed tomography,
magnetic resonance imaging

H. Haers, D. Paepe, K. Vermote,J.H. Saunders, S. Daminet
en M. Risselada. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooj;
76:322-
330.

Because of the non-specificity of the clinical signs and labo-
ratory findings, imaging techniques such as portography, ul-
trasonography (US), nuclear scintigraphy, computed tomo-
graphy (CT), or magnetic resonance imaging (MRI) are
required to provide a definitive diagnosis of portosystemic
shunts (PSSs). Nuclear scintigraphy is the gold standard for
detecting PSSs, but it is not useful in distinguishing the dif-
ferent types of shunts. Due to its high sensitivity, portography
has for a long time been considered the gold standard for dif-
ferentiation of PSSs, despite its invasive nature. However, the
recent development of a standard protocol for US and the
routine use of Doppler modalities have resulted in the same
sensitivity as portography. Therefore, with the additional ben-
efit of being fast and non-invasive, US is now more common-
ly performed. It may be considered a \'new\' gold standard, de-
pending upon the experience of the radiologist. Computed
tomography and MRI provide detailed anatomic information.
In this fourth article about portosystemic shunts in dogs and
cats a comprehensive overview of the literature covering US
and nuclear scintigraphy will be given. Finally CT and MRI
techniques will be explained briefly.

Biofilms: betekenis voor de
behandeling en bestrijding van
bacteriële infecties bij huisdieren

F. Haesebrouck, F. Van Immerseel, K. Hermans, A. Martel,
R. Ducatelle en F. Pasman. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2007; 76; 331-336.

In de natuur kunnen bacteriën niet enkel voorkomen in een
vrije of planktonische vorm maar ook in een sessiele vorm.
Veel bacteriën produceren tijdens hun sessiele stadium bio-
films. Biofilms bestaan uit een gestructureerde gemeenschap
van micro-organismen die zijn vastgehecht aan een inert of le-
vend oppervlak en zijn ingesloten in slijm dat ze zelf produce-
ren. Bacteriële biofilms zijn verantwoordelijk voor een groot
gamma van vooral chronische infecties bij mensen. Bij dieren
werd hierover minder onderzoek uitgevoerd. Toch kan worden
aangenomen dat ze ook bij dieren betrokken kunnen zijn bij
tal van aandoeningen, waaronder pneumonie, leverabcessen,
osteomyelitis, valvulaire endocarditis, enteritis, peritonitis,
wondinfecties, katheterinfecties, otitis en mastitis. Bacteriën
in een biofilm kunnen andere eigenschappen tot expressie
brengen dan planktonische bacteriën. Ze kunnen meestal
moeilijker worden opgeruimd door het afweersysteem van de
gastheer en zijn vaak ook minder gevoelig voor antimicrobiële
middelen. Op die manier zijn ze verantwoordelijk voor chro-
nische, moeilijk behandelbare infecties. Nader onderzoek
naar de omstandigheden waarbij bacteriën biofilms vormen in
dieren en hoe men dit kan tegengaan, is aangewezen.

Oorzaak van abortus bij zeugen

D. Maes, A. van Soom, F. Haesebrouck, H. Nauwynck en
A. de Kruif. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr
2ooy; 76; 337-344.

Abortus bij zeugen of het verlies van de foeti tussen dag 35 en
109 van de dracht leidt to een groot financieel verlies. Op een

-ocr page 399-

normaal functionerend varkensbedrijf mag op jaarbasis niet
meer dan 4 procent van de aanwezige zeugen verwerpen.
Indien dit percentage wordt overschreden, moet er naar een
oorzaak worden gezocht. Zowel niet infectieuze als infec-
tieuze oorzaken kunnen aanleiding geven tot abortus. Niet in-
fectieuze factoren die het risico op verwerpen verhogen, zijn
ondermeer een afwijkende omgevingstemperatuur, de na-
zomer, toxische stoffen, een sterk afwijkende conditie en al-
lerlei stressfactoren. Van de infecdeuze agentia zijn vooral in-
fecties met virussen en bacteriën belangrijk. Infectieuze
oorzaken kunnen pas worden aangepakt na het stellen van een
etiologische diagnose. In praktijkomstandigheden is dit echter
niet eenvoudig en aanvullend laboratoriumonderzoek verloopt
dikwijls negatief Sommige infecties kunnen worden bestre-
den door een goed vaccinatieschema (Aujeszky, vlekziekte,
parvovirus, influenza, PRRS), andere dienen vooral via hygi-
ene en bioveiligheidsmaatregelen te worden voorkomen (lep-
tospirose, EMC). Wat de precieze oorzaak ook is, de bedrijfs-
voering en de deskundigheid van de varkenshouder zijn steeds
zeer belangrijk, zowel om problemen te voorkomen, als om ze
samen met de dierenarts snel op te lossen.

Ichthyosis in the Belgian White
and Red cattle breed

P. Cornillie, S. Cools, L. Vandaele, A. de Kruif and P. Simoens.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 200y;
76; 345-351.

Three neonatal Belgian white and red calves with a thick-
ened and rigid skin, characterized by the presence of scaly
plates separated by deep reddened fissures were presented
for necropsy. The least affected calf still had a normal hair
coat, whilst the other two cases were alopecic and addition-
ally displayed eclabium, ectropion and microtia. Based on
these findings, ichthyosis fetalis bovis was diagnosed. Histo-
logical examination of skin samples obtained after euthana-
sia revealed an exuberant orthokeratotic hyperkeratosis of
the stratum corneum. In human harlequin ichthyosis, a disor-
der highly resembling bovine ichthyosis fetalis, a defective
lipid transport in keratinocytes caused by a single locus au-
tosomal recessive gene defect has recently been identified as
the cause of the disorder. Pedigree information of the calves
combined with additional information of three other calves
of the same breed allowed the identification of three disease
carrying bulls and suggests an autosomal recessive inheri-
tance of bovine ichthyosis fetalis. As there is currently no
cure for this lethal disease, a proper breeding program is the
only option to minimize the incidence of ichthyosis in this
specific cattle breed.

Isolation of Listeria monocyto-
genes from the gallbladder of a
dog with liver insufficiency

M. Marien, A. Decostere, H. Werbrouck, E. Van Coillie, D.
Paepe, H. Moyaert, F. Pasmans, S. Daminet and F. Haeseb-
rouck. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooj;
76: 352-354.

Listeria monocytogenes can cause disease and death in hu-
mans and a large variety of animal species. Canine listeriosis
seems, however, to be rare. In the present report
L. monocyto-
genes
was isolated as a pure culture from the gallbladder of a
dog with liver insufficiency. The animal suffered from auto-
immune-mediated polyarthritis and had therefore been treat-
ed with prednisolone for several months. The
L. monocyto-
genes
isolate tested positive in PCR for the virulence genes
inlA, inlB, hly, act A, sigB and prfA and expressed functional,
full-length internalin. This is the first reported case of a dog
with
L. monocytogenes infection of the gallbladder. Bacterial
persistence in the gallbladder of pet animals may constitute a
health hazard for their owner.

Eerste geval van raaigraskramp
bij paarden in België

H. Nollet, K. VanschadevijI, L Lefere en P. Deprez. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr
2007; 76; 355-35S.

In deze casus wordt het eerste bevestigde geval van raaigras-
kramp bij paarden op een manege in België beschreven. Eind
februari 2007 vertoonden een dertigtal paarden variabele neu-
rologische symptomen, waaronder een schrikachtig gedrag,
spierfasciculaties, hypermetrie en ataxie. Op basis van de kli-
nische symptomen, de anamnese waaruit bleek dat ze sinds
een aantal dagen geïmporteerd raaigrashooi uit Frankrijk kre-
gen en op basis van het aantonen van een hoog lolitremgehalte
in het hooi kon de diagnose van raaigraskramp worden ge-
steld. Niettegenstaande de hoge morbiditeit is geen enkel dier
gestorven: na het verwijderen van het raaigrashooi uit het
rantsoen herstelden alle dieren in de loop van enkele dagen.

Validity of the Socially Accept-
able Behavior (SAB) test as a
measure of aggression in dogs
towards non-familiar humans

J.U.D. Planta and R.H.W.M. De Meester Vlaams Dierge-
neeskd Tijdschr
2007; 76; 359-368.

For many years dog aggression has been a matter of concern
for the authorities and dog breeding groups. In order to assess
aggressive tendencies in dogs, an aggression test was devel-
oped (Netto and Planta, 1997). This test consisted of 43 sub-
tests, had to be performed in an indoor enclosure and lasted
for approximately 45 minutes per dog. It seemed impossible
to use this test for a large population, therefore the Dutch
Kennel Club (Raad van Beheer) asked the first author to de-
velop a shorter version of this test that preferably should be
performed outdoors. The test, called the Socially Acceptable
Behaviour test (SAB test), consists of only 16 subtests and is
performed outdoors. The definition of aggressive biting dur-
ing the test includes not only aggressive bites or snaps, but
also aggressive attacks in which the dog makes a lunge in an
attempt to bite, which fails because it had reached the end of

-ocr page 400-

its leash. In this article the validity of the test for aggressive
biting behaviour is examined by analyzing the data for 330
dogs. To do so, a comparison was made between the test re-
sult and the aggressive biting behaviour of the dogs prior to
the test, as reported by the owners and confirmed by beha-
vioural consultants. The correspondence between the history
of biting and the aggressive biting behaviour during the test
is 82% when no aggressive biting behaviour at all is consid-
ered acceptable. When the aggressive biting behaviour is al-
lowed in maximum one of 8 specified subtests, if biting be-
haviour is allowed in maximum one of 8 specified, the
correspondence raises to 88%, and of the 27 false negatives
(28.7%) 18 dogs performed only territorial aggression prior
to the test.

In the second phase, the predictability of aggressive biting
behaviour towards people, as shown in the test, is calculated
by comparing the test results of 220 dogs with the aggressive
biting behaviour of these dogs shown in a period of at least
one year after the test, as reported by the owners. The predict-
ability is 81.8%. The test can be considered to predict in a
statistically significant way the occurrence of future aggres-
sive biting behaviour of dogs towards unfamiliar people in a
non-territorial context in the first year after the test. The exis-
tence of false negative results means that the assumption that
a dog that passes the test will never bite later is not correct, as
aggression is often very contextual. The value of the individ-
ual test is that it supplements the other evaluation methods in
terms of behavioural consultation and risk evaluation. Fur-
ther investigation is necessary to compare a dog\'s individual
result to its behaviour over a longer period later in life and to
investigate the use of the test as a tool in breeding programs.

Risicoanalyse in de diergenees-
kunde

J. Dewulf. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2ooy; 76:369-372.

Meer en meer wordt de methodologie van risicoanalyse toe-
gepast in de diergeneeskunde en de veterinaire volksgezond-
heid. Risicoanalyse wordt gebruikt om beslissingen over
complexe biologische systemen, met als doel de risico\'s voor
mens en/of dier te beheersen, te ondersteunen en het beslis-
singsproces te objectiveren. In de risicoanalyse wordt ge-
bruikgemaakt van een welomschreven methodologie waarbij
in eerste instantie het gevaar en de mogelijke dragers ervan
worden geïdentificeerd en een welomschreven risicovraag
wordt vooropgesteld. Vervolgens wordt het volledige produc-
tieproces beschreven en wordt een inschatting gemaakt van
de kans dat iets zou misgaan en ook de consequenties daar-
van. Op basis van deze informatie worden vervolgens maat-
regelen opgesteld die het mogelijk moeten maken het risico
te beheersen. En tenslotte is er aandacht voor de communica-
tie omtrent het risico en de maatregelen die genomen moeten
worden, met alle betrokken partijen.

Pas op voor de grote
gemene deler!

Als ondernemer bent u dynamisch en past u zich aan aan de veranderende marktomstandigheden.
Nieuwe kansen brengen nieuwe risico\'s met zich mee. Sommige oude risico\'s kunt u inmiddels prima
zelf dragen. Uw verzekeringen en financieringen moeten dus regelmatig worden afgestemd op uw
specifieke situatie.

Ook een onafhankelijk advies over uw verzekeringen en financieringen?

Neem voor meer informatie contact op met onze adviseurs Robert Meijer, Philip Jaspers of
Mathijs Willems of stuur een e-mail naar dierenarts@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen: Innovatieve adviseurs voor dierenarts-ondernemers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95
E-mail info@raadgevers.nl
wvvw.raadgevers.nl

lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

-ocr page 401-

£5

J J

m.

SffiSÏSf«

Pfizer Animal Health

We know you care

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.com

© 2006 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel • ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y.. U.S.A.

convenia

cefovecin natrium

Eén injectie
bestrijdt infectie.

NIEUW

80 mg/ml

Pi«« zur Herstellung einer Injektkiratai
«rHUNDE und KATZEN.
Nerterbereldlnavaneen
Norlnlectlevoor HONDENen
Pnidre pour solution Inject
CHIENS et CHATS.
lOmlnactiRekonstltufion/
pinareconstitutie/
10 irt après reconstitution

<9

L_J

_ _ Indicaties hond: behandeling van infecties 5

Indicaties kat: behandeling ran abcessen en wonden van huid en weke ;
jling van urineweg infecties, geassocieero met oe in oe Diisiuner genoemoe oacienen • voor rmecues waaj wui «111 lai lyei e uci k» lucm .«auuui 1 «jdig is. De anljmlcroWSIe acSvitóit van COfJVENIA® 5

tK>udt tot 14 dagen aan. T?«dleningsw1ze en doilrlng: één enketa>udige subcutane Injectie van 8 mgftg liehaamsflewicht (1 ml ^r 10 kg llchaam^cht). indl^ nodfl kan Je^.^®!\'-« ® g

dan wel 1x (ab^ en verwondin^n bij de kat) herhaald worden, met intervallen van 14 dagen • Contra-Indicaties: niet gebruiken bi| overgevoeligheid vow ce atosponne o^icilline rtbiotira bj iSo^hSil Sn to^n trt S
konllnen) of bij honden en katten joi^er di 8 weten • Bijzondere voorzorgen: de veiligheid is niet beoordeeld bij dieren die lijden aan een ernstige renale dysfunctie en is me bevrezen tijdens dr^ht en lartate. Be^an^^e die en ^ g
12Teken na de laatete toediening niet voor fokdoeleinden gebruikt le wordefi. Bewaren: in koelkast
(2X - e°C), in oorspronkelijke verpakking ter bexhemiing tegen licht • Bljv»et1(lngen: geen bekend • Verdere informatie: zie biisluiter, of è
neem contact op met Pfizer Animal Health (e-maii: secretariaat,ahg@pfizer.com)

CONVENIA», werkzame stof: cefovecin • EU/2/06/069/001 REG NL 10405 UDD • Diergeneesmiddel, poeder en oplosmiddel Ier bereiding van een oplossing voor injectie • Doeldier: hwid en kat

- huid en weke delen, inclusief pyodermie, wonden en abcessen, alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genremde bactenen ^ndioatoes mMvfuM® n» e»nm»iinp iniBrtiP =

in alsmede behandeling van urineweg infecties, geassocieerd met de in de bijsluiter genoemde bacteriën • Voor infecties waarawr een langere behandelingsduur n^ig is. De ant^mlc otaéle acfiviteit ran COfWNIA» inj^e

van
ctelen,

-ocr page 402-

U krijgt als
starter de beste

AOV.

Onderdeel van ING^t)

En meteen
de beste korting

Movir is dé specialist in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen met een
vrij beroep. En wij gaan starters een aardig handje helpen. Movir biedt namelijk niet alleen
de beste arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar verwent starters tot 45 jaar ook met een
zeer aantrekkelijke korting. En dat komt goed uit, want als starter hebt u al genoeg kosten.
Informeer bij uw verzekeringsadviseur of kijk op www.movir.nl.

Partner van Professionals, m OV i f

-ocr page 403-

Kennisnetwerk
dierhouders

Het Landelijk Kennisnetwerk Leven-
de Have, dat in september 2007 van
start is gegaan, trok in oktober al
10.000 bezoekers. Deze interactieve
website informeert hobbymatige dierhouders over de verzor-
ging, huisvesting, voeding, en gezondheid van hun dieren.
Het doel is dat dierhouders elkaar van dienst zijn met kennis
en informatie. Lidmaatschap van het kennisnetwerk is gratis.
Het Landelijk Kennisnetwerk Levende Have is een niet-com-
mercieel initiatief Het kennisnetwerk wil iedereen de kans
geven een bijdrage te leveren aan de verdere opbouw van een
mooie en bruikbare website. Meer informatie is te vinden op
MWH\'. levendehave.nl.

Bron: Landelijk Kennisnetwerk Levende Have.

Enquête Puppy Party

Het houden van een zogenoemde Puppy Party heeft positieve
effecten op de klantentrouw en de omzetontwikkeling. Dit
meldt veterinair organisatiebureau Vitaux in een persbericht.
Er zijn 261 enquêtes verzonden aan deelnemers aan de Puppy
Party workshop, waarvan de organisator er 75 terugkreeg.
Van de respondenten zag 82,7 procent inderdaad positieve
effecten van het houden van een Puppy Party op de klanten-
trouw en omzetontwikkeling. Een bijkomend voordeel is dat
pups al in hun socialisatiefase met de praktijk worden gecon-
fronteerd. De enquête-uitslagen suggereren dat maar liefst
60 procent van de pups bij een volgend bezoek daadwerkelijk
minder bang is dan de honden die geen Puppy Party hebben
bezocht. Het blijkt bovendien dat deelnemers in vergelijking
vaker terugkomen voor preventieve gezondheidszorg.
Bron: Viteaux.

Groep Veterinaire Specialisten

Op 11 oktober 2007 organiseerde de Groep Veterinaire Spe-
cialisten haar jaarlijkse ledenvergadering. Maartje Passon en
Cornelie Westerman hebben hun bestuurstaken neergelegd.
Hun plaatsen zijn ingenomen door Maurice Zandvliet en
Robin van den Boom. Op dit moment is het bestuur als volgt
geformeerd: dr. Paul Mandigers, voorzitter, Carmen Schef-
fer, secretaris, Bart Sjollema, penningmeester, dr. Robin van
den Boom, lid, en Maurice Zandvliet, lid. De GVS heeft een
eigen website
(www.groepveterinairespecialisten.nl) met
daarop informatie over specialisten en verwijsklinieken.
Ontbrekende gegevens kunt u zenden aan Paul Mandigers
(p.j.j.mandigers@planet.nl). Binnenkort start student dier-
geneeskunde Floris Leij dekkers een onderzoek naar het ver-
wijsgedrag van practici. Wij nodigen iedereen vriendelijk uit
om aan dit onderzoek mee te werken. Aan de hand van de re-
sultaten van dit onderzoek wil de GVS een impuls geven aan
de mogelijkheid van het verwijzen en specialisten helpen
eventuele knelpunten te signaleren. Mail met vragen of op-
merkingen, en om lid te worden van de GVS (alleen SIO\'s of
reeds geregistreerde Nederiandse of Europese specialisten)
naar:
secretaris@groepveterinairespecialisten.nl.

Nieuws

Vacaturebank seniordierenartsen

In het kader van de activiteiten voor seniordierenartsen bin-
nen de KNMvD heeft de Projectgroep Senioren Digitaal van
de KNMvD afgelopen zomer een enquête verstuurd aan de
doelgroep: 780 leden seniordierenartsen ouder dan 65 jaar
en/of vervroegd gepensioneerd. Deze enquête was bedoeld
om de belangstelling voor een digitale vacaturebank voor
senioren te peilen. De respons was hoog: binnen de ant-
woordtijd hebben 353 collega\'s hun formulier teruggestuurd
en na de sluitingstijd zijn nog eens dertig formulieren ontvan-
gen. 135 collega\'s gaven aan op de één of andere manier ac-
tief te willen blijven op diergeneeskundig gebied. Daarbij is
het opmerkelijk dat het hele veterinaire vakgebied wordt be-
streken en dat het merendeel ook als vrijwilliger wil worden
ingezet, eventueel in het buitenland; talenkennis schijnt geen
probleem te worden. De Projectgroep Senioren Digitaal
werkt het plan nu verder uit. Zodra de opzet gereed is, wor-
den alle collega\'s die positief hebben gereageerd, individueel
geïnformeerd over de verdere gang van zaken. Zodra de plan-
nen zijn uitgewerkt, kan elke \'seniordierenarts\' zich alsnog
aanmelden via
www.knmvd.nl/senioren. Daar kunt u ook
nieuwe ontwikkelingen volgen. De Projectgroep Senioren
Digitaal van de KNMvD wordt gevormd door Frans X. Cre-
mers, Tine Beulink, Jan van Os en Peter Werkman.

Minisymposium groep GKZ

Op 20 november houdt de groep Gezondheids- en Kwaliteits-
zorg (GKZ) van de KNMvD een minisymposium met het
thema \'Veterinaire volksgezondheid, nu en straks\'. De eerste
lezing om 20.15 uur wordt verzorgd door Edwin Duizer
(RIVM) over het thema \'Alimentaire virale zoönosen\'. Een
voorbeeld van een virale zoönose is het hepatitis E-virus, dat
kan voorkomen bij varkens en op de mens kan overgaan. De
tweede spreker is Martijn Weijtens (ministerie LNV) onder
de titel \'Agenda veterinaire volksgezondheid in de toekomst\'.
Hij zal proberen aan te geven hoe men vanuit het beleid aan-
kijkt tegen het profiel van de dierenarts veterinaire volksge-
zondheid \'nieuwe stijl\'. Het symposium wordt voorafgegaan
door de algemene ledenvergadering van de groep GKZ.
Beiden zullen zich afspelen bij de KNMvD te Houten. De
toegang is gratis voor leden van groep GKZ en kost voor niet-
leden 10 euro (te voldoen aan de zaal). Aanmelden kan per
e-mail
hi] fenmdewit@dds.nl.

Acute leverbot geconstateerd

Op veel plaatsen in Nederland is in het najaar zoveel neerslag
gevallen dat de leverbotslak een infectie op het gras kon af-
zetten, meldde de Werkgroep Leverbotprognose op 15 okto-
ber 2007. Als op bedrijven waar deze situatie zich heeft voor-
gedaan, nog niet is behandeld tegen leverbot is het advies de
schapen tegen leverbot te behandelen. Op deze bedrijven
moeten de schapen ook naar goed ontwaterde percelen wor-
den verweid. De werkgroep pleit voor alertheid omdat na on-
derzoek van gestorven dieren bij meerdere lammeren als
doodsoorzaak \'acute leverbot\' is geconstateerd.
Bron: Werkgroep Leverbotprognose.

-ocr page 404-

R. van der Luen, T. van den Inghi en A. IJpelaar2
Klinische gegevens

Na een afwezigheid van tien dagen was deze kat thuisgeko-
men met een klein ulcererend plekje aan de linker voorpoot.
De laesie irriteerde blijkbaar, want de kat likte eraan. Drie
weken daarna werd het dier aangeboden op de praktijk en het
vertoonde daarbij een kale en korstige huid aan de gehele lin-
ker voorpoot en wondjes op de neusrug en ter hoogte van het
linker oog. Verder bleek de kat snotterig en had hij een moei-
lijke ademhaling. Er werd behandeld met antibiotica. Na vier
dagen bleek ook de rechter voorpoot afwijkend, met een voch-
tig en crusteus oppervlak (foto 1). De veranderingen waren
begonnen aan de tenen en de tussenteenhuid en breidden zich
van daaruit uit naar de elleboog.

Er werd besloten om histopathologisch onderzoek te laten
verrichten. Daartoe werden met een punch-biopsiemesje
(4 millimeter) twee kleine huidbiopten geoogst van de rand
van een ulcus op de rechter voorpoot. De biopten werden
direct in daarvoor geschikt formalinefïxatief gebracht.

Histopathologisch onderzoek

Aan het oppervlak van een van de biopten vertoonde de epi-
dermis hyperkeratose en acanthose. In het andere biopt was de
epidermis deels spongiotisch en vertoonde een deel van de
epidermis ulceratie en verval. De dermis vertoonde een diffu-
se ontsteking met neutrofiele polymorfkemigen en macrofa-
gen. In enkele talgklieren werden grote, eosinofiele, intracyto-
plasmatische insluitsels aangetroffen (foto 2). De conclusie
luidde: uitgebreide hyperplastische, crusteuze en ulceratieve
dermatitis met verval. Dit beeld past bij feline cowpoxvirus-
infectie, een van de oorzaken van ulceratieve en crusteuze der-
matitis bij de kat.

Verder klinisch verloop

Na deze diagnose werd besloten tot euthanasie, omdat de
wonden steeds pijnlijker werden, de kat steeds moeilijker kon
ademen, de ondersteunende therapie slechts minimaal effect
had en vanwege de snelle progressie. De kat werd ter sectie
aangeboden.

Sectie en histologie

De huidafwijkingen waren zoals boven beschreven. De tong
was lokaal geulcereerd. Van verschillende organen werden
stukjes gefixeerd in formalinefïxatief en histologisch beoor-
deeld. De tong was geulcereerd, maar insluitsels ontbraken.
In de pancreas vertoonden de eilandjes van Langerhans het
beeld van amyloïdose. Dit laatste kan duiden op een diabetes
mellitus, die wellicht subklinisch is geweest, maar mogelijk
een oorzaak was van immunosuppressie. Het in dit geval pro-
gressieve beeld van de ziekte zou daardoor verklaard worden.

Feline cowpox

Feline cowpox is een zelden voorkomende infectie die is be-
schreven in verschillende Europese landen, inclusief Neder-

1 Valuepath, praktijk voor veterinaire pathologie, Hoensbroek, Valkenburg.

2 D.A.P Schijndel.

L>

7

—k
u

1l V

V-5

land. De ziekte komt vooral voor bij buitenkatten op het plat-
teland. Ze kunnen gebeten en besmet worden bij het jagen op
kleine knaagdieren, waarvan vooral muizen als virusreservoir
fungeren.

De ziekte begint met een primaire laesie op de bijtplaats,
meestal een ulceratieve, erythemateuze, crusteuze macula of
plaque op de kop, de hals of de voorpoten. De volgende alge-
mene symptomen komen voor tijdens het hierop volgende
viraemische stadium: koorts, anorexie en depressie.
Een week na de viraemie of nog later ontwikkelen zich
secundaire laesies in de vorm van uitgebreide maculae,
papels en noduli. De noduli ontwikkelen ulceratie met korst-
vorming. De korsten drogen vervolgens in en vallen af Deze
laesies kunnen jeuken. In een klein aantal gevallen treedt ook
ulceratie op in de mond en aan de tong. Er kunnen secundaire
bacteriële infecties voorkomen, dus een therapie met breed-
spectrumantibiotica is geïndiceerd. In het algemeen is de

Een vrouwelijke, driejarige kat met huidproblemen

-ocr page 405-

prognose van deze infectie gunstig. De meeste katten worden
na het viraemische stadium niet ziek.

In geval van immunosuppressie kunnen de laesies zich echter
sterk uitbreiden en kan euthanasie onvermijdelijk zijn. Van-
wege dit risico zijn corticosteroïden bij de behandeling van
de primaire laesies uiteraard gecontraïndiceerd.
Klinisch komen differentieeldiagnostisch in aanmerking: een
herpesvirusinfectie, bacteriële aandoeningen en schimmel-
infecties, eosinofiele granulomen en tumoren (mastocytoom,
maligne lymfoom, feline progressive dendritic cell histiocy-
tosisy De diagnose kan meestal worden gesteld met behulp
van histopathologic. Andere diagnostische mogelijkheden
zijn serologisch onderzoek, viruskweek en immunohisto-
chemie.

Een besmette kat is een infectiebron voor andere dieren.
Feline cowpox is tevens een zeldzame zoönose, die bij de
aanwezigheid van immunosuppressie ook bij de mens ern-
stige ziekte en zelfs de dood kan veroorzaken.

Referenties

Scott DW, Miller WH and Griffin CE. Small Animal Dermatology
edition, 2001: pag. 520-522.

Gross TL, Ihrke PJ, Walder EJ and Aflfolter VK. Skin Diseases of the
Dog and Cat 2"\'\'edition, 2005: pag. 127 128.

Medleau L and Hnilica KA. Small Animal Dermatology Ith edition,
2001: pag. 97.

Postbus 75

6930 Aß Westervoort

Klapstraat 53

6931 CC W/estervoort

tel: 026-3121 789
fax: 026-31 19473

info@vetipath.nl
www.vetipath.nl

Veit! oath

ce

Staffelkorting

per 1 januari 2008

DIERENARTS

VETIPATH voor snel en betrouwbaar
cytologisch en histologisch onderzoek

C

SPECIALIST

det Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Indien u geen schriftelijke info heeft ontvangen,
kunt u ons bellen voor een informatiepakket.

-ocr page 406-

/ Bezoek onze \\

stand füdens het

v ggl-congres

GOED = GOED

m

ilELLER^= BETER

GOED Werkzaam tegen Streptokokken & stafylokokken
GOED Tegen klinische & subklinische mastitis

SNEL ^ Snelle verdeling in de uier en snelle werking

BETER -> Betere genezing van de koe en beter herstel van de melkgift

Rilexine®200 LC

Goed als eerste te gebruiken bij mastitis!

Met gratis BO-celgetal en pootbandjes

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat overeenkomend met 200 mg cefelexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaakt door voor cefalexin
gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae, Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINGEN Geen. DOSERING EN TOEDIE
NINGSWIJZE 1 injeaor per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HEI
MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontaa vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 °C
Niet in de koelkast ofvriezer bewaren. Bewaren in de onginele verpakking. KANALISATIE UDA.

Voor meer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax: 0342 - 490 164. InfogVirbac.nl

-ocr page 407-

Volbloed

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Geen volbloedpaard, maar een vol-
bloedontworming. Een intraveneuze
injectie met een anti parasitair middel
is door de fabrikant niet voorgeschre-
ven, maar wordt wel uitgevoerd door
de betreffende dierenarts, ongetwiffeld
in veel gevallen met succes, maar hoe
zat het ook weer met die kruik en dat
breken?

Intelligent ontwerp?

Huisdieren, pardon gezelschapsdieren, zijn leuk om te heb-
ben, maar die medebewoners zoals vlooien, luizen, teken en
wormen moeten - evolutionair of met intelligent ontwerp -
nu maar eens uit de wereld. Deze negenjarige
pony blijkt vrij kort na aankoop last te heb-
ben van een hardnekkige worminfectie,
waartegen de dierenarts (een prak-
tijkgenoot van de in deze zaak be-
klaagde dierenarts) subcutaan
Ivomec toedient. Het resultaat
daarvan is niet geheel duide-
lijk, want de gezondheid van
het paard blijft; na die injec-
tie wisselend. In de zomer
van 2005, twee jaar na aan-
koop, lijkt het paard in ieder
geval gezond. De vreugde is
echter van korte duur, want
in oktober begint het gedon-
der weer; het paard ontwikkelt
een buikje en een doffe vacht.
De eigenaar zoekt contact met de
praktijk en vraagt of de dierenarts
kan langskomen om naar het paard te
kijken en hier iets aan te doen.

Leek leek deskundig

De dierenarts die het paard bezoekt, treedt kordaat op. Ze
werpt een klinische blik op het paard en geeft zonder omhaal
een intraveneuze injectie Ivomec. Een typisch gevalletje van
\'middel erger dan kwaal\', want het paard stort kort daarna
met een allergische shock op de grond. Dexadreson en Dom-
osedan mogen niet meer baten, na twee uur spartelen komt
haar praktijkgenoot langs om het paard te euthanaseren. De
eigenaresse van het paard dient een klacht in over het al te
enthousiaste toedienen van Ivomec door de dierenarts, vooral
als ze ontdekt dat dit middel niet is geregistreerd voor paar-
den en ook niet intraveneus mag worden toegediend. De die-
renarts ontkent in alle toonaarden. De eigenaar had toch zelf
om een ontworming \'in het bloed\' gevraagd? Gezien de
worminfectie kon er best gebruik worden gemaakt van een
ongeregistreerd middel, de vrijstellingsregeling is in zo\'n
geval duidelijk van toepassing
(dit vond plaats voor de inwer-
kingtreding van de cascaderegeling - IB).
Een beetje eige-
naar is heus wel op de hoogte van de risico\'s van een intra-
veneuze ontwormingsinjectie. Nader onderzoek aan het
paard? Welnee, dat was onnodig, de eigenaar had toch zelf al
gezegd wat er aan de hand was?

Veterinair
tuclitreclit

Middel erger dan het wormpje

Het is natuurlijk mooi om als dierenarts vertrouwen te hebben
in de kennis van je cliënt. En of dat nu gerechtvaardigd is of
niet, het ontslaat de dierenarts niet van de plicht goede en vol-
ledige informatie te geven. Als er al een ongeregistreerd mid-
del wordt toegediend op een manier die niet is voorgeschreven,
moet ten eerste de veterinaire noodzaak daarvan vaststaan. En
een veterinaire noodzaak vaststellen, betekent een diagnose
stellen en een diagnose stellen, betekent onderzoek: onderzoek
aan het dier, niet (alleen) aan het taalgebruik van
de eigenaar. Zou je tot de conclusie komen
datje een ongeregistreerd middel op een
ongeregistreerde manier wilt toedie-
nen, dan informeer je de eigenaar
hierover en over de risico\'s. De
dierenarts had niet alleen meer
onderzoek moeten doen, maar
ook de eigenaar moeten infor-
meren over het \'off-label\'-ge-
bruik van Ivomec en de risi-
co\'s van een intraveneuze
injectie, ook als de eigenaar
er zelf om vraagt, en/of rede-
lijk deskundig lijkt.
"De die-
renarts heeft een eigen verant-
woordelijkheid en had derhalve
zelf het paard moeten onderzoe-
ken en nagaan of het juist was om
Ivomec intraveneus toe te dienen",
aldus het Tuchtcollege.

OflFthe table

De eigenaar klaagt ook nog over de twee uur durende
doodsstrijd van het paard, maar vindt daarvoor geen gehoor.
Bij dergelijke verschijnselen staat niet meteen vast dat de
prognose volkomen infaust is en zolang de dierenarts nog een
mogelijkheid ziet het leven van een dier te redden, zijn po-
gingen hiertoe gerechtvaardigd. Dat is wél een eigen af-
weging die de dierenarts kan maken. Ook de behandeling met
Dexadreson en Domosedan wordt niet onjuist geacht. Voor
het overschot aan vertrouwen in de kennis van de eigenaar
(lees: gebrek aan informatie) krijgt de dierenarts een beris-
ping. En zo zijn dierenarts én eigenaar weer een beetje des-
kundiger met betrekking tot het gebruik van Ivomec.

(Noot redactie: Wellicht dat er hier geen sprake is van een anafylactische reactie,
waarbij meestal bij overleven geen restschade blijft, maar dat er door het bewegen
van het paard onbedoeld intra-arterieel gespoten is in de iets dieper gelegen A. caro-
tis. Dit resulteert in secundair ernstig hersenoedeem/schade door de intravasculaire
bolus, die rechtstreeks in de hersenvaten terechtkomt. DU risico bestaat wellicht
ook bij \'off label \'-gebruik van andere weefselagressieve middelen (TPMS, Finadyne
etcetera). (HAB)).

-ocr page 408-

Forthyron

Levothyroxine natrium

Sterk 400 pg tablet voor makkelijk doseren bij zwaardere honden

Secuur Nauwkeurig doseren met 200 pg snaptab en 400 pg deelbare tablet

Simpel Professionele blisters in compacte doosjes en een klantvriendelijke bijsluiter

®

Product Forthyron® 400 microgram tablet / 200 microgram tablet • Samenstelling Wertuaam bestanddeel per tabtet: Levothyroxine
natrium 400 microgram / 200 microgram ■ Doeldier Honden - indicatie Voor de behandeling van hypothyreotdie (onvoldoende
productie van schildklierhormoon) bij honden. - Contra-indicaties Niet gebruiken bij honden die lijden aan een ongecomgeerde
t^jnier Insufficiêntie. - Bijwerkingen Het herstel van lichaamsactiviteit kan andere problemen, zoals artritis, demaskeren of inten-
siveren. Ongewenste effecten van schildkliertionnonen zijn over het algemeen gerelateerd aan overdosering en komen overeen
nwt de symptomen van hyperthyreoïdie. namelijk meer drinken en urineren, gewichtsverlies zonder verlies van eetlust en hijgen.
Indien u emstige bijweridngen of andersoortige reacties vaststelt die niel in deze bijsluiter worden vermeW, wordt u verzocht uw
dierenarts hiervan in kennis te stellen. ■ Dosering en toediening Oe aanbevolen startdosering van levothyroxine natrium is 10 pg/kg
lichaamsgewicht oraal om de 12 uur Door de variatie in absorptie en metabolisme, kan het nodig zijn om de dosis aan te passen
voordat een complete klinische respons wordt gezien. De initiële dosis en frequentie van toediening zijn slechts een startpunt. De
therapie moet individueel afgestemd worden voor elke hond apart, onder begeleiding van de dierenarts. Bij de hond kan de absorptie
van levotiiyroxine worden beTnvk)edt door de aanwezi^id van voedsel. Het tijdstip van behandeling in relatie tot de voeding moet
daarom van dag tot dag consistent zijn. - Overige informatJc Uitsluitend voor diergeneeskundig gebrtjlk. Levering uitsluitend op
recept van de dierenarts. Op diergeneeskundig voorschrift Forthyron 400r REG NL 10382 UDA / Forthyron 200: REG NL 10381
UDA - Registratiehouder Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25,5531 AE Bladel. Nederland. Verdere inforniatie is op aanvraag
vericrijgbaar bij de betreffende onderneming

Eurovet Animal Health BV
TeL 0497-544330
info@eurovet.nl
www.eurovetanimalhealth.com

/4nimal Health

ANIMAI HFAI TH COMPANY OF THF YFAR?nn7

-ocr page 409-

Stamcellen

Dr. W. Edel

Sinds de oudheid heeft de mens ge-
zocht naar de bron van de eeuwige
jeugd. Waar magiërs en alchemis-
ten hun inspanningen zagen dood-
lopen, lijkt de biomedische weten-
schapper de belofte van eeuwig
leven in te lossen door de ontdek-
king van de stamcel.

Onze organen zijn opgebouwd uit een bonte verzameling van
gespecialiseerde cellen. Gemiddeld leven die specialisten een
stuk korter dan wijzelf: hersencellen leven vele jaren, maar
witte bloedcellen, huidcellen en darmcellen redden het soms
slechts enkele dagen. Dat betekent dat die cellen continu
moeten worden vervangen. Stamcellen zijn daarvoor de aan-
gewezen cellen. Verscholen in onze weefsels houden ze zich-
zelf een leven lang in stand om wanneer nodig door celdeling
een gesneuvelde specialist te vervangen.
Al enkele decennia wordt de stamcel van het beenmerg, ver-
antwoordelijk voor de levenslange aanmaak van alle bloed-
cellen, gebruikt voor de behandeling van leukemie. Deze
stamcel blijkt gemakkelijk te transplanteren van een gezonde
donor naar een patiënt. In navolging hiervan zijn het afge-
lopen decennium steeds meer typen stamcellen ontdekt, zelfs
in weefsels waarvan men niet vermoedde dat er in het vol-
wassen leven nog vervanging of reparatie mogelijk was, zoals
het hart of de hersenen.

De meest illustere stamcel wordt gewonnen uit embryo\'s van
enkele dagen oud: de embryonale stamcel. In tegenstelling
tot de stamcellen uit volwassen organen is de embryonale
stamcel in staat om alle honderden celtypen uit het volwassen
lichaam te maken. Hij kan zich gaan specialiseren en veran-
deren in hersencellen, hartcellen, spiercellen, niercellen of
cellen van vele andere verschillende weefsels.
De hoop is gerezen dat stamcellen in de toekomst een pana-
cee kunnen zijn voor een aantal veel voorkomende medische
aandoeningen die gepaard gaan met het verlies van cellen in
een orgaan, die cruciaal zijn voor het goed functioneren van
dat orgaan.

Wat zijn stamcellen?

Volgens de definitie is een stamcel "een cel die in staat is
zichzelf te vernieuwen en tevens in staat is tenminste één ge-
specialiseerd celtype te leveren." Een stamcel die zich kan
specialiseren tot alle celtypen is totipotent (bijvoorbeeld de
bevruchte eicel), als hij zich kan specialiseren tot de meeste
celtypen is hij pluripotent bijvoorbeeld de (embryonale stam-
cel), bij specialisatie tot een flink aantal celtypen is hij multi-
potent, en als zijn mogelijkheden beperkt zijn tot één celtype
is hij unipotent.

Cellen kunnen zich vermenigvuldigen door te delen. Een en-
kele stamcel kan een groot aantal identieke nakomelingen
leveren, die nog geen gespecialiseerde ftinctie hebben. Het
tegenovergestelde van een stamcel is een volledig gedifferen-
tieerde en gespecialiseerde cel, die over alles beschikt wat
nodig is voor zijn functioneren binnen het orgaan waar hij
deel van uitmaakt, en die zich soms nog een enkele keer kan

Berichten

verslagen

Deling en veroudering van cellen

Als een cel buiten het lichaam in kweek wordt gebracht,
zal hij zich in het gunstigste geval een beperkt aantal keren
delen, waarna de celdelingen stoppen. Embryonale stam-
cellen en sommige kankercellen zijn de enige cellen die
zich buiten het lichaam onbeperkt kunnen blijven delen.
De verklaring hiervoor ligt bij de telomeren. Dit zijn de
uiteinden van de chromosomen, die bestaan uit repeteren-
de stukjes DNA. Bij elke celdeling worden deze telome-
ren korter en als ze \'op\' zijn gaat de cel dood. Hoe korter
de telomeren, des te \'ouder\' is dus de cel. Het enzym (een
eiwit) telomerase gaat deze veroudering tegen door de
telomeren op hun oorspronkelijke lengte te brengen. In
tegenstelling tot een gewone lichaamscel maken embryo-
nale stamcellen relatief veel telomerase, waardoor de cel-
len onbeperkt kunnen blijven delen.

delen, maar vaak ook niet meer, zoals hersencellen. De em-
bryonale ontwikkeling en het ontstaan van de verschillende
celsoorten zijn eenrichtingsverkeer: van een totipotente be-
vruchte eicel naar de pluripotente embryonale stamcel, ver-
volgens ontstaat een multipotente volwassen stamcel, ge-
volgd door een multi- of unipotente voorlopercel in een or-
gaan of weefsel en tenslotte de volledig gedifferentieerde cel.
De bevruchte eicel ontwikkelt zich om te beginnen in enkele
dagen tot een blastocyst (het stadium waarin een zoogdier-
embryo de baarmoeder bereikt). Tot aan dit stadium zijn de
cellen totipotent. Het embryo bestaat dan nog maar uit acht
cellen (na drie celdelingen). Daarna ontstaan de pluripotente
stamcellen of embryonale stamcellen (ES), die slechts zeer
kort aanwezig zijn in een embryo, tot enkele dagen na de be-
vruchting waarna ze verdwijnen. Ze kunnen zich differen-
tiëren tot alle celsoorten van het lichaam, maar ze kunnen niet
meer bijdragen aan het placentaweefsel in de baarmoeder.
Bij een volwassen individu zit in de meeste organen en weef-
sels, misschien wel in alle, een klein voorraadje van wat we
\'volwassen\' stamcellen noemen. Het bekendst zijn wel de
bloedstamcellen in het beenmerg. Zulke orgaanstamcellen
kunnen zich nog goed delen en ontwikkelen zich vaak tot een
aantal celtypen. Ze zijn dus multipotent. Zo kunnen bloed-
stamcellen alle soorten bloedcellen maken, maar bijvoor-
beeld geen insulineproducerende cellen. Dit is nog sterker het
geval als de stamcel zich maar tot één soort cel kan ont-
wikkelen, zoals de spermatogoniale stamcel. Zo\'n stamcel is
unipotent. De volwassen stamcellen onderscheiden zich dui-
delijk van de embryonale stamcellen doordat ze deze eigen-
schap om nieuwe cellen te maken gedurende het hele leven,
dus ongeveer zeventig tot tachtig jaar lang, behouden. Steeds
als zo\'n orgaanstamcel zich deelt, ontstaan er twee nieuwe
stamcellen of er ontstaan twee cellen waarvan er één diffe-
rentieert terwijl de andere een stamcel blijft. Uit zo\'n diffe-
rentiërende orgaanstamcel ontstaat een voorlopercel die zich
nog steeds kan delen, maar unipotent is, dat wil zeggen: hij
kan door verdere differentiatie nog maar tot één celtype uit-
groeien.

-ocr page 410-

Geschiedenis van het stamcelonderzoek

Een van de doelen van stamcelonderzoek is het verkrijgen
van stamcellen die buiten het lichaam geheel of gedeeltelijk
kunnen differentiëren, dat wil zeggen: zich specialiseren tot
het gewenste celtype.

De oorsprong van het huidige embryonale stamcelonderzoek
is terug te voeren tot het eind van de negentiende eeuw. In
1890 lukte het een bevruchte eicel van de oorspronkelijke
konijnenmoeder over te brengen naar een gastmoeder. Een
halve eeuw later, in 1942 werd aangetoond dat beide cellen
van een tweecellig konijnenembryo totipotent zijn en dat als
er één in de baarmoeder wordt teruggeplaatst, deze zich tot
een volledig konijn kan ontwikkelen. In 1951 werd de eerste
humane cellijn in kweek gebracht: HeLa-cellen (kanker-
cellen). In 1965 constateerden onderzoekers dat cellen van
vroege embryo\'s van een muis pluripotent waren en dat daar-
van in het laboratorium mogelijk een kweekbare cellijn kon
worden gemaakt. Dit leidde in 1981 tot de eerste pluripotente
muizen-embryonale stamcellijn. Inmiddels was men ook op
weg naar een humane embryonale stamcellijn. Er was reeds
veel voortgang geboekt met het onderzoek naar in-vitroferti-
listie (ivf), het in het laboratorium bevruchten van menselijke
eicellen om kinderloze echtparen een extra kans te geven op
een kind. In 1978 werd de eerste ivf-baby geboren, Louise
Brown. Op dat moment beschikte men nog niet over techniek
om de overtollige embryo\'s in te vriezen en trachtte men
daaruit een embryonale stamcellijn te verkrijgen. Toen kort
daarna een invriesprocedure voor embryo\'s werd ontwikkeld,
werd verder onderzoek op ethische gronden geblokkeerd.
Het zou twintig jaar duren voordat in Engeland, na een aan-
passing van de wetgeving, weer pogingen van start zouden
gaan om humane embryonale stamcellijnen te maken. Neder-
land volgde pas in 2002 met het aannemen van de
Embryowet. Deze wet maakt onder strikte voorwaarden (toe-
stemming van de CCMO, Centrale Commissie Mensgebon-
den Onderzoek) wetenschappelijk onderzoek mogelijk met
embryo\'s die overblijven na een reageerbuisbevruchting (zo-
genaamde restembryo\'s). Het speciaal kweken van embryo\'s
voor wetenschappelijke doeleinden blijft voorlopig verboden.
In november 1998 maakte de groep van James Thomson in
de Verenigde Staten de eerste humane embryonale stam-
cellijn. De groep had twee jaar eerder hetzelfde gedaan met
de makaak. Een tweede onafhankelijk rapport van humane
embryonale stamcelisolatie verscheen in april 2001 vanuit
een Australisch/Singaporese werkgroep.
In Nederland was Christine Mummery op dat moment al in
staat kloppende hartspiercellen te maken uit embryonale
stamcellen van de muis. Het gebruik van menselijke embryo\'s
voor onderzoeksdoeleinden was in Nederland toen nog ver-
boden, maar de invoer van humane embryonale stamcellijnen
niet. Mummery haalde de cellen uit Australië en begon haar
onderzoek naar de vorming van menselijke hartspiercellen.
Zij rapporteerde in 2002 dat zowel muizen-embryonale stam-
cellen als humane embryonale stamcellen tot \'kloppende\'
hartspiercellen konden uitgroeien. Hierdoor ontstond een
maatschappelijk debat en kort daarna trad de eerder genoem-
de Nederlandse Embryowet in werking. Christine Mummery
werd per 1 april 2002 benoemd tot bijzonder hoogleraar ont-
wikkelingsbiologie van het hart. Zij is nu leidster van de
enige groep in Nederland die werkt met menselijke embryo-
nale stamcellen en wel in het Utrechtse Hubrecht Laborato-
rium, in het Instituut voor Ontwikkelingsbiologie, waarvan
prof. dr. Ronald Plasterk directeur was. Zij wordt wel de moe-
der van het embryonale stamcelonderzoek genoemd.
In 2004 ontstond de eerste humane embryonale stamcellijn
(HESC-lijn) in Nederiand, gemaakt in het Utrechtse Hubrecht
Laboratorium.

Uiteindelijk werd het International Stem Cell Initiative (ICSI)
opgericht, dat in 2005 besloot alle geregistreerde HESC-lij-
nen onderling te vergelijken om overeenkomsten en verschil-
len vast te leggen en verder onderzoek te stimuleren. Wereld-
wijd werden 75 cellijnen uit veertien landen bij dit onderzoek
betrokken. Inmiddels zijn er al honderden cellijnen gemaakt.

Waar komen stamcellen vandaan?

Embryonale stamcellen

Humane embryonale stamcellen (HES) zijn moeilijk te
maken. Denk maar aan de ethische problemen rond het ge-
bruik van embryo\'s. De procedure om ze te verkrijgen vereist
veel ervaring en handigheid en de gekweekte cellen vragen
zorg en toewijding. In het Utrechtse Hubrecht Laboratorium
wordt uitgegaan van embryo\'s die bij ivf-behandeling over-
blijven en worden bewaard bij -196 graden Celcius. Ze wor-
den met een speciale procedure voorzichtig ontdooid en ver-
der gekweekt tot het blastocyststadium. Uit de blastocyst
worden de pluripotente cellen (\'inner cell mass\') verwijderd
en overgebracht naar een nieuw kweekschaaltje. De cellen
moeten groeien en niet differentiëren, maar wel hun pluripo-
tente karakter behouden.

Daarnaast kunnen embryonale stamcellijnen mogelijk ook
worden verkregen met de techniek van Somatic Cell Nuclear
Transfer (SCNT), waarbij het DNA van een eicel wordt ver-
vangen door het DNA van een lichaamscel. Op deze manier
zouden in de toekomst lichaamseigen embryonale stamcellen
kunnen worden gemaakt.

Volwassen stamcellen

Zoals hiervoor al genoemd, bevat elk orgaan waarschijnlijk
gedurende het hele leven een kleine voorraad volwassen
stamcellen waaruit kan worden geput om cellen aan te vullen
die verioren zijn gegaan door bijvoorbeeld een beschadiging
van het orgaan of door een ziekte. Helaas zijn er in de orga-
nen te weinig van deze stamcellen om grotere schade te com-
penseren. Het zou ideaal zijn als we een beschadigd orgaan
konden repareren door al dan niet buiten het lichaam verder
gekweekte en gedifferentieerde lichaamseigen stamcellen
aan de patiënt (terug) te geven. Transplantatie met lichaams-
eigen cellen geeft namelijk geen afstotingsreactie en de ethi-
sche dilemma\'s waar het gebruik van embryonale stamcellen
mee gepaard gaat, worden zo vermeden.
Het bekendste weefsel met volwassen stamcellen is het been-
merg. Volwassen stamcellen zijn in beginsel multipotent en
niet pluripotent, maar er zijn enkele voorzichtige aanwijzingen
dat er gedurende de vroege embryonale ontwikkeling in be-
paalde organen, waaronder het beenmerg, enkele cellen apart
blijven die hun pluripotentie behouden. Stamcellen uit het
beenmerg lijken weinig onder te doen voor embryonale stam-
cellen. Ze kunnen veel meer dan alleen bloedcellen maken.
Met een duwtje in de juiste richting ontwikkelen ze zich in het
laboratorium net als ES tot rijpe cellen van een ander weefsel
of orgaan. Isoleren van deze stamcellen is echter lastig: slechts
één op de tienduizend cellen in het beenmerg is een stamcel.

Stamcellen en hun betekenis voor de geneeskunde

We kennen allemaal de orgaantransplantatie van bijvoorbeeld
nieren, hart, longen, lever, hoornvlies, huid enzovoorts. Er is

-ocr page 411-

een chronisch tekort aan donororganen om alle patiënten te
kunnen behandelen. Humane embryonale stamceltransplanta-
tie zou in de toekomst een veelbelovend alternatief kunnen
zijn, waarbij in plaats van een heel orgaan alleen orgaan-
specifieke cellen worden getransplanteerd, die de functie van
de verloren gegane orgaancellen overnemen. De cellen moe-
ten naar de plaats van de schade in het lichaam worden ge-
bracht, bijvoorbeeld in de hartspier of worden ingebracht via
een bloedvat waarna ze zelf hun weg moeten vinden. Voor een
celtransplantatie zullen zeer veel cellen nodig zijn. Dat zijn er
misschien wat minder als men gebruik kan maken van li-
chaamseigen cellen, omdat met lichaamsvreemde embryonale
stamcellen altijd cellen verloren zullen gaan door afstoting.
Tot de ziekten die op deze manier kunnen worden behandeld,
behoren suikerziekte, multiple sclerose, de ziekte van Parkin-
son, hart- en vaatziekten, artritis en bepaalde tumoren.

Gentherapie

Gentherapie is het genezen en mogelijk zelfs voorkomen van
ziekten door het vervangen van afwijkende genen of de toe-
voeging van ontbrekende genen. Het meest tot de verbeelding
spreekt de toepassing bij erfelijke ziekten en ziekten met één
enkele genetische afwijking als oorzaak (monogenetisch)
onder andere taaislijmziekte (cystische fibrose, CF), ziekte
van Gaucher en Pompe, allerlei spierziekten (zoals de ziekte
van Duchenne en de ziekte van Becker), hemofilie, aangebo-
ren immuundeficiënties en familiaire hypercholesterolemie.
Het principe van gentherapie is eigenlijk zeer eenvoudig: in-
troduceer een gen naar keuze in een cel en als dat gen tot ex-
pressie komt, zal de biochemische machinerie van de cel van-
zelf het product gaan aanmaken waarvoor het gen codeert.
Nu is het genetisch repertoire van een cel zoiets als de heilige
graal van het leven. Een miljoenen jaren durende evolutie
heeft in de zoogdiercel allerlei afweermechanismen op-
geworpen, die maar moeilijk zijn te omzeilen. En dat is in es-
sentie de reden dat de successen van gentherapie nog zo
schaars zijn.

Therapeutisch i<loneren

Met therapeutisch kloneren (om embryonale stamcellen te ver-
krijgen) wordt het probleem van de afstoting van lichaams-
vreemde embryonale stamcellen ondervangen. Bij therapeu-
tisch kloneren wordt de celkern met erfelijk materiaal van de
patiënt overgebracht naar een eicel waar van tevoren de cel-
kern is uitgehaald. Daaruit wordt nieuw weefsel gekweekt, met
als voordeel dat bij transplantatie geen afstoting optreedt.

\'Tissue engineering\'

Er is een tekort aan donororganen en daarom wordt gepro-
beerd in het laboratorium organen of delen van organen te
construeren om zieke weefsels te vervangen of te herstellen.
Op dit gebied zijn er spectaculaire ontwikkelingen gaande,
die veelbelovend zijn voor de toekomst. In april 2006 werd in
The Lancet gepubliceerd dat onderzoekers er in waren ge-
slaagd om uit kleine stukjes blaaswand, verkregen door biop-
sie bij kinderen met een slecht functionerende blaas, in het la-
boratorium een kunstmatig stuk blaas te maken. Na ongeveer
zeven weken konden deze kunstmatige stukken blaas worden
getransplanteerd naar de blaas van de kinderen en ze bleken
daar verbazend goed te integreren in het overige blaasweefsel.

Toxiciteitsonderzoek

Toxiciteitsonderzoek neemt een steeds belangrijkere plaats in
omdat vele stoffen in onze omgeving een ziekmakende wer-
king kunnen hebben: roetdeeltjes in de lucht, afvalstoifen in
het water, voedseltoevoegingen enzovoorts, maar ook medicij-
nen. Dierexperimentele systemen zijn voor dit onderzoek vaak
onvoldoende en ongewenst. Afwezigheid van toxiciteit bij die-
ren staat niet garant voor veiligheid bij mensen. Hier kunnen
humane embryonale stamcellen voor worden gebruikt.

Ten slotte

\'Doorbraak stamcellenonderzoek\' luidt de kop van een arti-
kel in het
NRC van 27 augusms 2007. Ratten met een hart-
infarct zijn \'genezen\' door een injectie met menselijke hart-
spiercellen die zijn opgekweekt uit embryonale stamcellen.
De belofte van stamceltherapie is hiermee een flinke stap
dichterbij gekomen.

In het NRC van 8 oktober 2007 luidde de kop van een artikel:
\'Nobelprijs research genen van muis\'. De Nobelprijs voor
geneeskunde en fysiologie was die morgen toegekend aan
drie wetenschappers die een baanbrekende technologie heb-
ben ontwikkeld om doelgericht genen in muizen uit te scha-
kelen. Deze zogeheten \'knock out\'-technologie, ontwikkeld
eind jaren tachtig, maakt het mogelijk muizen te gebruiken
als proefdiermodellen voor allerlei menselijke ziekten.

Wat gebeurde er in 2007?

De voorbereidingen voor het Jaarverslag 2007 zijn in volle gang. Hierbij vragen wij ook u op een bijdrage te leveren aan het
verslag. Heeft u een opmerkelijke gebeurtenis meegemaakt in veterinair verband? Was u bijzonder verrast door een activiteit
ofheeft u anderszins iets dat u graag vermeld wilt zien in
hst Jaarverslag 20071 Laat het ons weten via jaarverslag@knmvd.nl.
Ook beeldmateriaal is van harte welkom.

Dr. W. Edel is oud-veterinair inspecteur van de volks-
gezondheid. De inhoud van dit artikel is mede ontleend
aan het boek
Stamcellen van Christine Mummer)/, Anja
van de Stoipe en Bernard Doelen.

-ocr page 412-

Deze rubriek belicht relevante
binnen- en buitenlandse signalen op
infectieziektegebied die voor veteri-
nairen interessant kunnen zijn. De
berichten zijn afkomstig van het
signaleringsoverleg van het Cen-
trum Infectieziektebestrijding van
het RIVM. Maandelijks verschijnt
er eveneens een rubriek \'Gesignaleerd\' in het Infectieziek-
ten Bulletin:
www.rivm.nl/infectieziektenbulletin.

Verheffing van shigatoxineproducerende £. colt (STEC)

Sinds midden september is er een verhoging van het aantal
patiënten met een STEC 0157-infectie. Het aantal patiënten
bedroeg op 18 oktober 2007 bijna veertig. Het gaat meren-
deels om jong volwassenen en het zijn iets meer vrouwen dan
mannen. Typering op het RIVM van de ingestuurde
E. coli-
stammen van patiënten met een STEC-infectie heeft bij
27 patiënten een identiek PFGE (Pulsed Field Gel Electrop-
horesisj-patroon aangetoond. Dit patroon is niet eerder gesig-
naleerd in Nederland. De uitslagen van de overige isolaten
zijn nog niet bekend. Diercontact en (rund)vleesconsumptie
lijken in deze verheffing minder belangrijk. Er is mogelijk een
relatie met de consumptie van rauwkost. Verder onderzoek
door GGD-en, VWA en CIb moet dit nog bevestigen.
(Bron: RIVM/CIb)

Uitbraak Q-koorts in Noord-Brabant

Het aantal patiënten met Q-koorts vanaf januari 2007 tot en
met 15 oktober is toegenomen tot 98 bevestigde gevallen
(waarvan zes woonachtig buiten de regio Noord-Brabant/
Gelderland). De epidemie lijkt in het oorspronkelijke gebied
voorbij te zijn. Recente gevallen in andere gebieden worden
mogelijk verklaard door een verhoogde aandacht voor de
ziekte, maar het is niet onwaarschijnlijk dat er nog steeds een
verhoogde blootstelling is. Breed onderzoek onder Noord-

Gesignaleerd

ri V J11

Rijksinstituut

voor Volksgezondheid

Anita Suijkerbuijk

en Milieu

Figuur 2. Bevestigde Q-koortspatiënten van i januari 20Cfj tot 16 oktober.
(Bron: RIVM/Clb)

Gesignaleerd

Brabantse veehouderijen gaat van start, evenals een onder-
zoek naar effectieve veterinaire bestrijdingsmaatregelen. In
de figuur is een epidemische curve te zien, met daaronder een
plaatje van de geografische verspreiding van de patiënten met
Q-koorts.

MRSA bij varkenshouders en varkens

Het RIVM heeft samen met de GD, de VWA en het Amphia
Ziekenhuis onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van
MRSA bij varkenshouders en varkens van 26 varkenshoude-
rijen. Ongeveer de helft van alle onderzochte bedrijven en
30 procent van de onderzochte varkenshouders is positief voor
MRSA. Er is een duidelijk verband tussen de aanwezigheid
van MRSA-positieve varkens en het voorkomen van MRSA
bij de varkenshouder. Het is in deze fase van het onderzoek
nog niet duidelijk waarom op de ene helft van de bedrijven wel
en op de andere helft geen MRSA werd aangetroffen. Moge-
lijk geeft dit aanknopingspunten om MRSA-overdracht binnen
de varkenshouderij te voorkómen.
(Bron: RlVM/CIb/GD/VWA/Amphia Ziekenhuis)

Koe met Echinococcus granulosus

Bij een koe die aangeboden werd voor de slacht, is in een
cyste in de lever
Echinococcus granulosus gevonden. Het
komt in Nederland slechts zelden voor dat echinococcose
wordt aangetoond bij runderen. Typering van cystemateriaal
op het RIVM wees uit dat het hier niet gaat om een runder-
stam, maar waarschijnlijk om een schapenstam. De schapen-
stam is pathogeen voor de mens, maar echinococcose komt
niet meer voor bij Nederlandse schapen. De vraag is daarom
hoe deze koe besmet is geraakt. In het Middellandse Zeege-
bied komt echinococcose veroorzaakt door de schapenstam
wel veel voor. De eindgastheer van
E. granulosus is de hond.
Deze raakt geïnfecteerd door het eten van de
E. granulosus-
cysten waarin zich de larven bevinden. De geïnfecteerde hon-
den ontwikkelen het volwassen stadium (de lintworm) en
scheiden eitjes van deze parasiet uit met de feces. Op deze
wijze kunnen mensen geïnfecteerd raken. Bij mensen ont-
staan, net als bij koeien en schapen, vooral cysten in de lever.

-ocr page 413-

Het kan enkele jaren duren voordat de cysten zichtbaar zijn.
De symptomen zijn weinig specifiek en zijn aftiankelijk van
de plaats waar de cyste ontstaat. Aangezien de organen van
deze koe zijn afgekeurd, zijn er geen volksgezondheids-
risico\'s. De VWA onderzoekt de bron van infectie op het
melkveebedrijf waar deze koe vandaan komt.

Humane infecties met aviaire influenza

In de afgelopen periode heeft de WHO in Indonesië opnieuw
patiënten met een infectie met het aviaire influenzavirus
H5N1 gerapporteerd. Op 18 oktober 2007 bedroeg het aantal
patiënten in Indonesië 109, waarvan 88 zijn overleden.
(Bron: WHO)

Anita Suijkerbuijk is redactielid van het Infectieziekten Bul-
letin en medewerker van het RIVM. Voor meer informatie,
zie
www.rivm.nl/infectleziektenbulletin.

Een uitbraak van Mycoplasma bovis-mastitis en -artritis bij eerste-
lactatie koeien op een gesloten melkveebedrijf

Wilson DJ, Skirpstunas RT, TrujilloJD,
CavenderKB, BagleyCV, Harding RL.
Unusual history and initial clinical
signs of Mycoplasma bovis mastitis
and arthritis in ßrst-lactation cows in
a closed commercial dairy herd
JAVMA
2007; 230; 1519-1523.

Referaten

Negen eerste lactatiekoeien op een
gesloten melkveebedrijf vertoonden 7 tot 21 dagen na de het
afkalven zwelling aan de voorpoten, waren kreupel en had-
den mastitis. De koeien vertoonden carpale zwelling en dif-
fuus subcutaan oedeem van de carpale en metacarpofalangale
gewrichten. Bij diagnostisch onderzoek werd
Mycoplasma
sp.
geïsoleerd uit verschillende tankmelkmonsters, melk-
monsters van koeien met uierontsteking, gewrichtsvocht en
uit de organen (long en milt) van een gestorven koe. Vervolg-
onderzoek via PCR van de nucleotidensequentie van het ge-
wrichtsvocht en het longweefsel toonde
Mycoplasma bovis
aan.

De aangetaste koeien werden gedurende drie dagen behan-
deld met flunixine en dexamethason IM, maar reageerden
niet op deze behandeling. Drie koeien stierven terwijl de an-
dere zes werden opgeruimd. Er werd geadviseerd om bacteri-
ologisch vervolgonderzoek uit te voeren op Mycoplasma-
soorten in tankmelk en bij alle lacterende koeien om
chronische, subklinische dragers op te sporen.
Mycoplasmainfecties kunnen een ongewoon initieel ziekte-
beeld vertonen of een atypische anamnese. Wanneer melkge-
vende koeien kreupel zijn, zwelling van de carpale of meto-
carpofalangale gewrichten vertonen, er oedeem aanwezig is
van de distale voorste ledematen of polyartritis, dan zou on-
derzoek op Mycoplasma moeten volgen. Een vertraging in de
diagnostiek van infecties door Mycoplasma\'s in een koppel
melkvee kan leiden tot een substantieel financieel veriies en
tot het ontstaan van chronische subklinische dragers.

Dr. D. Cevaert

-ocr page 414-

Het maken van reclame voor dier-
geneesmiddelen door dierenartsen
is aan regels gebonden. Op basis
van artikel 19 van de Diergenees-
middelenwet is het verboden om
niet geregistreerde diergeneesmid-
delen aan te bevelen. Dat geldt ook
voor \'off-label\'-gebruik. Sinds het
inwerkingtreden van het Dierge-
neesmiddelenbesluit op 13 januari 2006 geldt bovendien
een verbod op publieksreclame voor voorschriftsplichtige
diergeneesmiddelen. Dit zijn diergeneesmiddelen die al-
leen met tussenkomst van (een voorschrift/recept van) een
dierenarts aan diereigenaren mogen worden afgeleverd.

Het verbod op publieksreclame geldt voor alle gekanaliseer-
de middelen en voor middelen die psychotrope stoffen bevat-
ten, of verdovende middelen als bedoeld in lijst I en II van het
Opiumwetbesluit
(www.overheid.nl).

Gekanaliseerde diergeneesmiddelen:

• UDD:uitsluitend door een dierenarts toe te dienen;

• UDA: uitsluitend door een dierenarts of door een apo-
theker op recept van een dierenarts af te leveren;

• URA: uitsluitend door een dierenarts of op een recept
van een dierenarts door een apotheker of erkende han-
delaar af te leveren;

• VRIJ: niet gekanaliseerd en vrij verhandelbaar.

Voor niet gekanaliseerde middelen (VRIJ) mag wel reclame
worden gemaakt, gericht aan het publiek. Deze mogelijkheid
geldt zowel voor diergeneesmiddelen bestemd voor voedsel-
producerende dieren als voor gezelschapsdieren.

Wat is publieksreclame?

Met publieksreclame wordt bedoeld het aanprijzen en aan-
bevelen van diergeneesmiddelen aan particuliere diereigena-
ren. Reclame is wél toegestaan gericht op personen die vanuit
hun professie omgaan met diergeneesmiddelen, zoals dieren-
artsen, apothekers, vergunninghouders voor het leveren van
diergeneesmiddelen, veehouders, beroepsmatige kennel- en
manegehouders en geregistreerde fokkers.
Onder publieksreclame vallen schriftelijke aanprijzingen in
advertenties, mailings, posters en foldermateriaal. Maar ook
aanprijzingen via het internet, op websites en via e-mails en
zelfs het mondeling aanprijzen van diergeneesmiddelen is ver-
boden. Het is dus bijvoorbeeld niet toegestaan om folders over
UDD-, UDA- en URA-diergeneesmiddelen in de wachtkamer
te leggen. Ook het maken van reclame voor aanbiedingen van
bijvoorbeeld vaccinatie-, vlooien-, of ontwormingsprogram-
ma\'s op internetsites, met vermelding van merknamen van ge-
kanaliseerde diergeneesmiddelen, mag niet.

Berlciiten

verslagen

Mag je als dierenarts reclame maken voor diergeneesmiddelen?

Joost van Herten

Reclame versus voorlichting

Maar wat is nu het onderscheid tussen reclame en voorlich-
ting? Het verschil zit in het aanprijzende karakter. Als een
dierenarts informatie geeft over de behandeling van een aan-
doening zonder (in)directe verwijzing naar een diergenees-
middel is dat geen probleem. Ook het informeren van de
eigenaren over het verantwoord gebruik van het diergenees-
middel is geen reclame. Zo valt bijvoorbeeld ook de infor-
matie die de fabrikant in de bijsluiter vermeldt, onder voor-
lichting.

De scheidslijn tussen vooriichting en reclame is soms erg
dun. Afhankelijk van de context, de inhoud, de presentatie en
de opmaak is meetal wel een onderscheid te maken. Als par-
tijen er niet uitkomen is het uiteindelijk aan een onafhanke-
lijke instantie of de rechter om uitsluitsel te geven.

Zelfregulering

Naast het wettelijk kader hebben de farmaceutische bedrijven
die zijn aangesloten bij de FIDIN, en erkende handelaren van
FAGROVET zich te houden aan de Code voor de aanprijzing
van veterinaire producten (CAVP) (zie
www.fidin.nl). De
K-NMvD onderschrijft deze CAVR

In de Code zijn twee fundamentele normen uitgewerkt om er-
voor te zorgen dat voor veterinaire producten op verantwoor-
de wijze reclame wordt gemaakt. Deze twee normen kunnen
als volgt worden samengevat: een verbod tot misleiding bij
de aanprijzing van veterinaire producten en de verplichting
om ervoor te zorgen dat de aanprijzing in overeenstemming
is met de waarheid en de algemeen geldende normen van
goede smaak en fatsoen.

Er zijn ook regels opgesteld hoe men moet omgaan met het
verbod om publieksreclame te maken voor receptplichtige
diergeneesmiddelen. Zo is er een beperkende lijst opgesteld
van vakbladen en vakbeurzen waar reclame voor voor-
schriftsplichtige diergeneesmiddelen is toegestaan. De com-
missie CAVP bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende
leden: een jurist als onafhankelijk voorzitter en diens plaats-
vervanger, een lid aangewezen door de KNMvD (en diens
plaatsvervanger) en een lid aangewezen door de FIDIN (en
diens plaatsvervanger). De Commissie CAVP kan een partij
veroordelen tot het nemen van corrigerende maatregelen en
ook publicatie bevelen van de uitspraak in al of niet geanoni-
miseerde vorm. KNMvD en FIDIN hebben in beginsel beslo-
ten alle uitspraken te publiceren in het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.
Men verwacht dat de publicatie van deze
uitspraken een educatieve waarde heeft en een grotere be-
kendheid van het werk van de CAVP oplevert, zowel onder de
lezers van het TvD als onder de betrokken.
Voor dierenartsen die lid zijn van de KNMvD, geldt tevens de
Code voor de dierenarts. Het uitgangspunt in hoofdstuk VII,
dat handelt over publiciteit in zijn algemeenheid, is dat
reclame is toegestaan mits het aan bepaalde criteria voldoet.
Deze criteria zijn nader omschreven in artikel 30.

-ocr page 415-

Code voor de dierenarts artikel 30

Bij het meewerken aan of bedrijven van publiciteit dient

de dierenarts in acht te nemen dat:

• die publiciteit niet in strijd is met de wet, enig algemeen
belang, de waarheid en/of de goede smaak dan wel het
fatsoen;

• die publiciteit feitelijk, controleerbaar en niet mis-
leidend is en in overeenstemming met algemeen geac-
cepteerde richtlijnen en normen;

• met die publiciteit geen afbreuk wordt gedaan aan het
vertrouwen dat aan de beroepsgroep wordt gesteld, of
aan het belang en het aanzien van de beroepsgroep;

• geen aanduiding wordt gebezigd die bij het publiek ten
onrechte de indruk kan wekken dat sprake is van een
erkende diergeneeskundige kwalificatie als \'specialist\'.

Kortom, de mogelijkheden voor dierenartsen om reclame te
maken voor diergeneesmiddelen zijn beperkt. De wetgever
beoogt met deze regelgeving een onverantwoord gebruik van
diergeneesmiddelen te voorkomen. Het accent komt daarmee
voor de dierenarts te liggen bij het geven van voorlichting.
Dit past bij de rol van poortwachter die de beroepsgroep door
de overheid toebedeeld heeft gekregen.

Joost van Herten is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken bij de KNMvD.

Poster ^Verantwoord diergeneesmiddelengebruik pluimvee\'

Hugo de Groot

Voedselveiligheid en volksgezondheid staan centraal in
de voedselproductie. Dat geldt ook voor de productie van
pluimveevlees en eieren. Hierbij speelt het selectieve en
correcte gebruik van diergeneesmiddelen een belangrijke
rol. Residuen, resistentievorming en de veiligheid van
personen die diergeneesmiddelen toepassen, verdienen
de volle aandacht. De dierenarts neemt een belangrijke
plaats in bij de communicatie over het juiste gebruik van
diergeneesmiddelen. Met de nieuwe poster \'Verantwoord
diergeneesmiddelengebruik pluimvee\' kan de dierenarts
dit aan de pluimveehouder duidelijk maken.

Medicijnen worden met veel zorg geproduceerd. Er worden
veel eisen gesteld aan een diergeneesmiddel voordat dit bij
de dierenarts komt. De dierenarts doet zijn best een diagnose
te stellen en daarbij de juiste behandeling voor te schrijven.
Het grootste deel van deze behandeling wordt echter uitge-
voerd door de pluimveehouder De KNMvD vindt het daar-
om erg belangrijk dat er extra aandacht wordt geschonken
aan het selectieve en correcte diergeneesmiddelengebruik en
wil de pluimveedierenarts hier graag bij helpen.

Voorlichtingsposter

De KNMvD heeft in samenwerking met de verenigingen van
Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen (FIDIN),
de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP), de

Nederlandse Vakbond Pluimveehouders en de Vereniging van
de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (Nepluvi)
een voorlichtingsposter voor pluimveehouders ontwikkeld.
De pluimveedierenarts kan deze poster aan zijn klanten aan-
bieden. Op deze poster staan alle belangrijke criteria waar-
mee een pluimveehouder rekening moet houden op het mo-
ment dat hij een diergeneesmiddel gaat toepassen. Daarbij
gaat het ook om de eigen veiligheid van de pluimveehouder
die diergeneesmiddelen toepast.

De tekst is verduidelijkt met cartoons van Henk Vrieselaar
De pluimveehouder kan deze (geplastificeerde) poster bij of
in zijn medicijnkast ophangen, zodat deze altijd in het zicht
hangt op het moment dat er diergeneesmiddelen toegepast
gaan worden.

Om tijdens klantavonden en studieclubs selectief en correct
diergeneesmiddelengebruik toe te lichten en ter sprake te
brengen, is er een powerpointpresentatie over dit onderwerp
beschikbaar Deze is te downloaden van de VGP-site
{ggl.
vgp.knmvd.nt).
De posters zijn in pakketten van 25 verkrijg-
baar via de KNMvD.

Drs. S.j. De Groot is senior beleidsmedewerker veterinaire
zaken van de KNMvD.

-ocr page 416-

ISBN 90-5235-793-7.
Uitgever: Erasmus Publishing
(telefoon: 010-2800439).
380 pagina\'s, harde kaft.
Prijs in boekhandel: €
65,50 exclu-
sief verzendkosten. Voor leden van
de KNMvD en het VHG bedraagt
de prijs €
50, - exclusief eventuele
verzendkosten.

Bestellingen: ro.bacl<@wanadoo.nl.

"Waarom de periode van 1925 tot 1950? Waarom die greep
uit de veterinaire geschiedenis van Nederland (en de over-
zeese gebiedsdelen)?", zou men zich kunnen afvragen. Zes
dierenartsen met veel belangstelling voor historie - en dus lid
van het Veterinair Historisch Genootschap - besloten ruim
tien jaar geleden meer dan veertig van hun collega\'s een in-
terview af te nemen. Collega\'s die in het genoemde tijds-
bestek waren afgestudeerd en rond 1995 al niet meer tot de
jongsten behoorden.

De voorzitter van het schrijverscollectief, Engbert Olden-
kamp, vertelde tijdens de presentatie van het boek
Tussen
boer en burger
op het KNMvD-jaarcongres van 5 oktober
jongstleden dat het behandelde tijdsbestek bewust is geko-
zen. In 1925 werd de opleiding tot dierenarts universitair, de
veterinaire studenten traden uit hun afzondering en met
Jeanette Voet werd de eerste (briljante) vrouw toegelaten. De
periode tot 1950 kenmerkte zich door schokkende zaken als
de crisis en de oorlog, die de opleiding en het werken van die-
renartsen niet ongemoeid lieten. Het leger schafte de paarden
af en daarmee leek een deel van het veterinaire bolwerk ge-
amputeerd. Ook op de boerenerven gebeurde er in deze kwart-
eeuw veel. De koeienstapel groeide, maar nog veel meer op-
zien baarden de bedrijven die zich specialiseerden in
honderden varkens en duizenden kippen.

\'Onmogelijk mens met geniale trekjes\'

De schrijvers van het boek - Oldenkamp kreeg ondersteuning
van Jan Frik, Jan van der Kamp, Paul Leeflang, Jeroen van
Meerwijk en Jan Willem Zantinga - zouden aan de hand van
hun vraaggesprekken een sappig en leesbaar verhaal hebben
kunnen opdissen. Met veel plezier wordt teruggeblikt op de
studententijd en worden karakteristieke portretten geschil-
derd van hoogleraren als Wester en diens opvolger Beijers,
een merkwaardig koppel, en Van der Kaay en Van der Plank,
om maar enkelen te noemen. Over prof Johannes Wester ver-
telde een van de informanten: "Hij was een gevreesd man.
Niemand durfde hem aan. Het was een egoïst en een onmo-
gelijk mens met geniale trekjes, die gemakkelijk met iemand
ruzie maakte. Hij voerde een schrikbewind, maar de kliniek
en de stallen waren brandschoon." Het aardige is natuurlijk
dat het hier niet gaat om een anonieme roddel; de zegsman
wordt steeds met name genoemd.

De auteurs hebben hun taak echter veel breder opgevat. Ze
hebben alle hoofdstukken van hun kloeke boek stevig onder-
bouwd aan de hand van bestaande literatuur, niet zelden af-
komstig van een van de adviseurs van Oldenkamp en zijn
groep: prof Peter Koolmees. Ook als ze hadden volstaan met
deze weergave van de gekozen tijdspanne was er een gedegen
werkstuk uitgekomen.

Boekbespreking

Combinatie als verdienste

De charme van het boek Tussen boer en burger schuilt in de
combinatie van de twee methodieken. Natuurlijk, de histori-
sche gang van zaken kreeg de voorrang wanneer de herinne-
ring van de bejaarde zegslieden door de tijd of door de om-
standigheden een tikje was gekleurd, maar de meer dan
zevenhonderd letterlijke citaten geven juist hun eigen kleur
aan de verhalen.

Nog meer dan de sappige herinneringen aan de Utrechtse tijd
zullen de praktijkervaringen tot de verbeelding spreken bij
het lezerspubliek: in de eerste plaats de dierenartsen van nu.
Zij zullen zich verbazen over de omstandigheden waarin hun
collega\'s moesten werken, maar ook over de ruimte die ze
zich konden veroorloven. De dierenartsen zagen zich juist in
deze periode ondersteund door de Gezondheidsdiensten voor
Dieren, een steun die zeer van pas kwam toen de georgani-
seerde bestrijding van ziekten als tuberculose, mond-en-
klauwzeer en runderhorzel werd opgepakt. De bestrijdings-
commissie voor de runderhorzel pakte in 1932 uit met een
prachtig affiche, dat in volle kleur in het boek is afgedrukt.
Overigens is in het boek gekozen voor mooie sfeerfoto\'s, in
de stijl van de tijd in zwartwit.

Nostalgische trekjes modern opgediend

Het kan niet anders, zo\'n prachtig boek - hoe modern van ty-
pografie dan ook - wekt nostalgische trekjes op. Het meren-
deel van de ondervraagde dierenartsen moest het als practi-
cus alleen redden en bij nacht en ontij de boerenerven zien te
vinden. Maar status hadden ze wel, daar worden mooie staal-
tjes van verteld. De meeste ondervraagden maakten de ver-
schijning van het boek helaas niet meer mee. Onder hen die-
renarts Kattenwinkel uit Ruinen, die er in zijn bijdrage aan
herinnert dat in 1950 nog gold "dat de veearts het wel zal we-
ten", terwijl men nu "de dierenarts bij zijn voornaam aan-
spreekt."

Tussen boer en burger, diergeneeskunde in Nederiand en de over-
zeese gebiedsdelen 1925-1950

Niet voor niets vroeg Engbert Oldenkamp bij de presentatie
aan Ludo Hellebrekers, voorzitter van de KNMvD, in ruil
voor de ontvangst van het eerste exemplaar zo snel mogelijk
te starten met een soortgelijk onderzoek naar de veterinaire
geschiedenis van de periode 1950 tot 2000.
De schrijvers konden op 5 oktober in Arnhem een zowel de-
gelijk als lezenswaardig werkstuk afleveren. Hun initiatief en
hun doorzettingsvermogen verdienen lof en (inderdaad) na-
volging.

Reimer Strikwerda is agrarisch journalist en historicus,
voormalig hoofdredacteur van het vakblad
Veeteelt en
auteur van boeken als
Melkweg 2000 en Revolutie in het
dierenrijk.

-ocr page 417-

jonen Druijf

Achttien oktober is de Diergeneeskundige Studenten
Kring van bestuur gewisseld. Hierbij stelt het nieuwe, 76e
DSK-bestuur zich aan u voor en laten we weten waar we
ons komend jaar mee bezig gaan houden.

De Diergeneeskundige Studenten Kring heeft zes nieuwe,
enthousiaste bestuursleden. Ons jaarthema is de \'Pinguïn\',
die als groepsdier ons bij elkaar zal houden in het uitzonder-
lijke klimaat op ons veterinaire eiland.

Nieuw bestuur DSK

de nieuw opgezette capita selecta. Capita selecta zijn ervoor
bedoeld dat studenten punten kunnen verdienen door actief
aan verschillende activiteiten deel te nemen. Aan het eind van
de bacheloijaren zal bij het behalen van een bepaald aantal
punten een erkend certificaat worden uitgereikt, als kostbare
toevoeging aan het curriculum vitae.

De tijd zal het leren of studenten significant minder zelf gaan
organiseren. In elk geval zijn dit spannende ontwikkelingen
die allemaal van invloed zijn op de toekomstige dierenarts
die door de universiteit wordt afgeleverd, bij u komt sollicite-
ren en zich in de toekomst wellicht uw collega mag noemen.
Zullen wij als studenten door deze ontwikkelingen minder lol
beleven? We dachten van niet! Wij mogen ons geluksvogels
noemen en zullen alles uit dit jaar proberen te halen wat er in
zit. "Vive le Corps ... Veterinair!"

Jorien Druijf is h.t. praeses van de Diergeneeskundige
Studenten Kring.

Het nieuwe bestuur van de Diergeneeskundige Studenten Kring.

Nieuw bestuur

Praeses

Jorien Druijf

Ab-actis

Ayla Hesp

Fiscus

Ymke Fokkema

Vice Praeses

Pieter van Iren

Vice Ab-actis

Gert-Jan Verhoef

Assessor

Nienke Helle

Ons bestuur wil zich na alle lustrumactiviteiten van afgelo-
pen jaar, weer meer richten op de grondbeginselen van een
studievereniging. Waarom ligt hier zo de nadruk op? Is het
samenhorigheidsgevoel minder belangrijk geworden? Dit
laatste is zeker niet het geval. Alle overige activiteiten blijven
bestaan, of worden zelfs nog leuker, maar worden niet zozeer
als vernieuwend in ons beleidsplan opgenomen.

Capita selecta

De eerstejaarsstudenten zijn in september begonnen met het
eerste bachelorjaar, dat als erg druk wordt ervaren. Naast het
nieuwe curriculum geldt echter ook het bindend studieadvies
(BSA), dat de faculteit de mogelijkheid geeft studenten bij
het behalen van te weinig studiepunten een halt toe te roepen
in de studie. Dit bindende studieadvies doet studenten naar
verwachting meer studeren, maar lijkt een grotere terughou-
dendheid te veroorzaken in de actieve deelname aan de ge-
bruikelijke ontspannende activiteiten en de door commissies
georganiseerde festiviteiten.

Lezingen, symposia en workshops blijven echter drukbe-
zocht. Studenten worden vanaf dit jaar extra geprikkeld door

STOPPENDE MIDDELEN
zoals carbo absorbens, kaoline en

bismutzouten zijn OBSOLEET
(NHG-Standaard **Acute diarree**)

Mi.

wwoeucn

avp@ace-pharm.nl

ACE Veterinary Products BV

Postbus 1262 ■ 3890 BB Zeewolde

-ocr page 418-

Menno Holzhauer, Dörte Döpfer en Rik van der Tol.

Van 8 tot 11 november 2006 werd
het veertiende International Sym-
posium on Disorders of the Ru-
minant Digit en tevens \'Lameness
in Ruminants\' gehouden in Colonia
del Sacramento te Uruguay. Dit
tweej aarlij lese congres werd bezocht
door driehonderd belangstellenden,
waaronder dierenartspractici, die-
renartsen/landbouwkundigen uit de universitaire wereld
en onderzoeksinstituten, en vertegenwoordigers van de in-
dustrie.

Gezien de locatie was er vooral belangstelling voor het con-
gres uit Zuid-Amerika en waren er daarnaast een aantal vaste
vertegenwoordigers uit Noord-Amerika, Canada, Japan,
Australië en Nieuw Zeeland en Europa. Nederland werd ver-
tegenwoordigd door Dorte Döpfer van ASG, Piet Klooster-
man van PTC , Rik van der Tol van Lely Industries en Menno
Holzhauer van GD. In deze bijdrage zijn een aantal interes-
sante voordrachten samengevat.

Belangrijkste conclusies

Dit congres heeft drie onderwerpen nog eens duidelijk

onderstreept;

- De bedrijfsmatige aanpak van klauwgezondheid begint
bij het vermijden van risicofactoren voor de verschil-
lende aandoeningen (hygiëne, goede huisvesting en
koecomfort) en pas in tweede instantie bij het (correct)
corrigeren van bestaande aandoeningen;

- Er komen meer en meer aanwijzingen dat met betrek-
king tot de etiologie van het bovine laminitiscomplex
moet worden geredeneerd vanuit een gemeenschappe-
lijke oorzaak en interactie van suboptimale voeding en
mechanische factoren (lees suboptimale huisvesting);

- Op basis van monitoring van gegevens op het moment
van koppelbekappen kan aanpak op onderdelen (bij-
voorbeeld hygiëne, stalbezetting of betere boxmaten)
resulteren in een duidelijke verbetering van de klauw-
gezondheid.

Looppaden en hormonale veranderingen

Vermunt, een Nederlandse dierenarts en klauwenexpert uit
Nieuw-Zeeland, hield in een openingsbetoog een beschou-
wing over preventieve maatregelen en de beheersing van
kreupelheid bij melkkoeien gehouden onder een systeem van
permanente weidegang en lange looppaden naar de weide.
Dat hier de niet infectieuze aandoeningen (witte lijn aandoe-
ningen, zoolbloedingen en zoolzweren) op de voorgrond
treden, zal niemand verbazen, evenmin dat hier veel aandacht
moet worden besteed aan goed onderhoud van de looppaden.
Onder Nederlandse omstandigheden kunnen vergelijkbare
problemen eerder optreden door scheefliggende roosters en
dergelijke en mogelijk ook door slechte en of slecht onder-
houden kavelpaden.

Versla

Winkler en Margerison van de Universiteit van Plymouth
(UK) hebben gekeken naar verschillende huisvestings-
omstandigheden en dagen post-partum (pp.) in relatie tot de
hoornkwaliteit. Tot 160 dagen pp. werd een positieve corre-
latie gezien mssen het aantal dagen pp. en de locomotiescore.
De laesiescore voor de witte lijn nam significant toe in de pe-
riode mssen 50 en 100 dagen pp. en de laesiescore voor de
zool nam significant toe gedurende de periode van 100 tot
160 dagen. De verklaring moet volgens de onderzoekers wor-
den gezocht in hormonale veranderingen en veranderingen in
de collageenstructuur tussen klauwbeen en hoornschoen.
Andere factoren die hieraan bijdragen, zijn de periode van
opstallen en de duur van blootstelling aan \'slurry\' en beton-
vloeren.

Kreupelheid en pathogenese

Thorup et al. van het Deens Agrarisch onderzoeksinstituut in
Foulum en de Universiteit in Aalborg (Denemarken) hebben
gekeken naar het effect van klauwbekappen op kreupelheid
en de drukverdeling onder de klauw tijdens het lopen. Vol-
gens dit onderzoek resulteerde het bekappen volgens \'the
Dutch method\' in een vermindering van de absolute piekbe-
lasting, een afname van het contactoppervlak in het achterste
kwadrant van de klauw, een onveranderde druk per vierkante
centimeter en een verbetering van de locomotie één week na
het bekappen. Volgens Rik van der Tol nivelleert het gebruik
van kwadranten in deze studie de werkelijke piekbelasting en
kan deze laatste toch nog voor serieus trauma zorgen.
Mülling (Universiteit Berlijn) en Greenough (Saskatoon,
Canada) probeerden in een presentatie alle recente bevin-
dingen met betrekking tot de pathogenese van het bovine
laminitiscomplex samen te brengen in een model. In dit mo-
del komt bij het landen van de klauw op de laterale wand
energie vrij, die naar lateraal wegvloeit. Als de stap wordt af-
gemaakt, wordt de energie deels verspreid via de abaxiale
wand en deels via de digitale kussens ventraal van en ophang-
banden mediaal van de klauwbeentjes. Bij gezonde dieren en
gezonde klauwen verloopt dit allemaal soepel maar zodra er
een element hapert, kan dit resulteren in een totaal falen van
de mechanische eigenschappen van de klauw.
Hernandez et al. vanuit de University of Florida (Verenigde
Staten) hebben op een bedrijf onderzoek gedaan naar het
effect van onderzoek en bekappen van de achterklauwen op
kreupelheid gedurende midlactatie (meer dan tweehonderd
dagen pp.). Het inclusiecriterium was dat de dieren niet
kreupel waren geweest in de periode tot tweehonderd dagen
pp. Van de dieren die waren onderzocht en/of behandeld ge-
durende midlactatie was 18 procent kreupel in de resterende
periode van de lactatie tegen 24 procent in de controlegroep
(p = 0,09). In de proefgroep had 5 procent van de dieren een
aandoening aan het eind van de studieperiode tegen 10 pro-
cent in de controlegroep (p = 0,08). Ook in Nederland wordt
verschillend geadviseerd betreffende het koppelbekappen en

Verslag van het veertiende internationale congres: \'Lameness in
Ruminants\'

-ocr page 419-

moet nader onderzoek nog uitwijzen of deze adviezen net zo
goed of beter zijn dan het tot nu toe nu gehanteerde advies
van twee keer per jaar.

Bedrijfshygiëne en voetbaden

Berry van de University of Cahfornia Davis (Verenigde
Staten) presenteerde een prima overzichtsverhaal van alle in-
fectieuze klauwaandoeningen, tussenklauwontsteking, en di-
gitale en interdigitale dermatitis. Voor de preventie van alle
infectieuze aandoeningen kan volgens hem het belang van
een goede bedrijfshygiëne in combinatie met goede ligplaat-
sen niet voldoende worden benadrukt: "Het onderhouden van
een goede bedrijfshygiëne is van even groot belang als de in-
stallatie en onderhoud van een goed voetbad."
Janowicz et al. van De Laval (Verenigde Staten) hebben in
een praktijk in het Verenigd Koninkrijk met een \'split leg\'-
studieopzet gekeken naar het effect van verschillende midde-
len in een doorloopbad. Hierbij gaat de koe met de linker po-
ten door middel A en met de rechter poten door middel B. De
getoetste middelen waren Double Action®(DA) van DeLaval
en een formaline 5% oplossing. De poten werden gedurende
zes maanden iedere vier weken in de melkstal beoordeeld op
de aanwezigheid van digitale dermatitis en \'whole horn ero-
sion\'. Uit het resultaat bleek dat DA even effectief was als de
gebruikte formalineoplossing, maar minder schadelijk was
voor de omgeving. Opmerkelijk aan deze en andere studies
met voetbaden in het buitenland is dat de koeien er vaak
meerdere dagen per week door gaan. Een nadeel van deze
studieopzet is dat de poten worden teruggezet in zeer besmet-
te omgevingen zodat het effect van het bestudeerde middel
moeilijk te bepalen is.

Bergsten et al. van de Universiteit in Skara (Zweden) presen-
teerden de resultaten van een interventiestudie met voetbaden
ter preventie van digitale en interdigitale dermatitis. In deze
studie werd in één groep gebruik gemaakt van kopersulfaat
7% en in een andere groep van een perazijnzuurschuimbad
voor de melkstal. Langdurige toepassing van kopersulfaat
(meer dan honderd dagen) werkte genezend op bestaande
laesies en verkleinde de kans op nieuwe. De andere behande-
ling met perazijnzuur en waterstofperoxide leidde minder
duidelijk tot verbetering van de klauwgezondheid. Opmerke-
lijk hierbij was dat onder andere in enkele Scandinavische
landen (niet Denemarken) en Duitsland ook kopersulfaat vol-
op wordt (geadviseerd en) gebruikt, in tegenstelling tot wat
wij in Nederland adviseren.

Borges et al. (Brazilië) rapporteerden dat interdigitale derma-
titiden op basis van myasis onder tropische omstandigheden
het belangrijkste klauwprobleem zijn. De behandeling en
preventie bestaat uit het penselen of voetbaden met een tri-
chlorfonoplossing (dit middel mag in Nederland niet worden
gebruikt). In Nederland wordt een enkele keer myasis gezien
op ernstige Mortellarolaesies.

Managementmaatregelen en preventie

Barker et al. (Verenigd Koninkrijk) hebben in een Engelse
populatie van melkvee gekeken naar het effect van verande-
ringen in het management op het optreden van kreupelheid.
In deze studie keken ze naar de invloed van eenvoudig door
te voeren veranderingen en/of veranderingen op basis van ge-
ringe kosten. Het werd duidelijk dat deze eenvoudige ma-
nagementmaatregelen vaak toch al een duidelijke invloed
hadden op de prevalentie van verschillende (niet infectieuze)
aandoeningen. Een vergelijkbare studie wordt op dit moment
uitgevoerd in Nederland door GD in samenwerking met de
eigen klauwgezondheidsadviseurs.

Lethbridge et al. (Nieuw-Zeeland) hebben gekeken naar het
effect van gisttoevoeging in een rantsoen van onder andere
gras en maïssillage op de locomotie, kreupelheid en zooi-
bloedingen bij HF-vaarzen. Toevoeging van gist resulteerde
in significant minder en minder ernstige zooibloedingen. Als
verklaring hiervoor werd aangegeven dat gisttoevoeging
mogelijk resulteerde in een meer stabiele pens-pH.
Cajarville et al. (Uruguay) hebben gekeken naar het effect
van het continu of meerdere keren per dag (elke zes uur) aan-
bieden van vers voer (gras en een beperkte hoeveelheid
krachtvoer, maximaal een derde van het totale rantsoen) op
de pens-pH. Bij continu aanbod fluctueerde de pens-pH
tussen 6,2 en 6,6 en bij beperkte toegang tot hetzelfde rant-
soen varieerde de pens-pH veel meer: van 5,8 tot 6,8. Helaas
is het effect hiervan op het voorkomen van zooibloedingen
en/of kreupelheid niet meegenomen in deze studie.
Laven en Lawrence van de Massey Universiteit (Nieuw-
Zeeland) hebben gekeken naar het voorkomen van de ver-
schillende aandoeningen over het seizoen. Opmerkelijk was
het significant vaker optreden van witte lijn problemen
(WLD) in de periode augustus tot oktober en het feit dat zooi-
zweren hiermee niet synchroon lopen. Dit laatste zou wijzen
op een aantal verschillende risicofactoren voor WLD ten op-
zichte van. SU. Daarnaast was het optreden van digitale der-
matitis seizoenonafhankelijk. Op basis van meldingen van
witte lijn problemen in Nederland lijkt dit ook in ons land een
toenemend probleem, waarbij dat niet lijkt te gelden voor
zoolzweren.

Sogstad et al. Van de universiteit van Oslo (Noorwegen)
hebben gekeken naar de relatie tussen klauw- en beenproble-
men (dikke hakken), het ruimen van dieren en de karkas-
kwaliteit. Hieruit kwam ondermeer naar voren dat preventie
en vroege detectie van been- en klauwaandoeningen en het
toepassen van de juiste maatregelen duidelijk minder aantas-
ting van dierlijk welzijn geeft en ook minder vervroegde af-
voer. Ook de karkaskwaliteit van de geslachte dieren was sig-
nificant beter.

Zemljic, consultant en rundveepracticus uit Slovenië, demon-
streerde een model (in aanbouw) voor kosten en baten met
betrekking tot Mortellaro en Mortellaropreventie. De kosten
per geval werden geschat op een verlies van 396 liter melk (a
0,27 euro), aangevuld met een verlenging van het partus-
conceptie interval en een verhoogd vervangingspercentage
(25 procent). Op basis van dit model kun je daar de kosten
voor preventie tegenover zetten en een bedrijfseconomische
benadering toepassen voor een koppel dan wel een indivi-
duele behandeling. Het model moet nog wel verder worden
uitgediscussieerd.

Zolen en cliirurgische ingrepen

In een bijdrage van Shearer et al. uit het zuidoosten van de
Verenigde Staten (Florida en Tennessee) en gebaseerd op
waarnemingen op een bedrijf met 2200 melkkoeien werd on-
der andere nog eens duidelijk gewezen op een seizoens-
invloed (nazomer) bij het optreden van klauwproblemen.
Verder is de oorzaak van een teenpuntnecrose volgens de au-
teurs vaak primair een mediaal witte lijn probleem en wordt
dit vaak onterecht gediagnosticeerd als teenpunt ulcera. Een
ander punt dat in deze bijdrage naar voren kwam is de invloed
van (te) dunne zolen op het optreden van zoolzweren. Dit kon
niet helemaal worden weggenomen met de toepassing van

-ocr page 420-

rubber op de vloer. Met betrekking tot het laatstgenoemde
punt is de situatie in het zuidoosten van de VS wezenlijk
anders dan bij ons, door het hoge percentage zandboxen. Dit
geeft natuurlijk extra slijtage.

Thoefiier et al. van de universiteit van Kopenhagen hebben in
een in vitro studie nader onderzoek gedaan naar de trekkrach-
ten van lamellae onder verschillende omstandigheden. Deze
modelstudies, waarbij wordt gekeken naar de dermo-epider-
male integriteit, dienen om nader inzicht te krijgen in de
pathofysiologie van laminitis.

Bicalho et al. van de Cornell University in New York (Ver-
enigde Staten) hebben gekeken naar het eff\'ect van chirurgi-
sche ingrepen aan de ondervoet op het vervroegd ruimen en
de melkproductie, met andere woorden de economische haal-
baarheid van dergelijke ingrepen, bij 49 melkkoeien op drie
bedrijven in de periode 2002 tot 2005. Bijna de helft van de
dieren die op basis van de diepe septische arthritis werden ge-
opereerd, werd binnen twee maanden na de operatie afgevoerd
en slechts 16 procent was nog aanwezig aan het einde van de
periode. Vergeleken met \'matched controls\' hadden dieren na
amputatie een 5,5 maal zo grote kans om vervroegd geruimd
te worden. Dit zijn natuurlijk zeer interessante studies vanuit
het perspectief van de veehouder, ze zijn alleen moeilijk direct
te extrapoleren naar Nederlandse omstandigheden.

Opjagen en droogstand

\'Lameness under grazing conditions\' was de bijdrage van Neil
Chesterton, uit Nieuw-Zeeland. Hier worden de melkkoeien
permanent buiten gehouden en moeten ze vaak meerdere
kilometers per dag lopen van en naar de weide. De voor-
komende klauwproblemen zijn vaak het gevolg van over-
matige slijtage en/of veranderingen in het normale gedrag van
de koeien door incorrect handelen. Zo heeft Chesterton onder
andere bestudeerd dat bij het halen van de koeien de snelheid
van de groep wordt bepaald door de dominante koeien voor-
aan het koppel en dat het opjagen van achteren averechts
werkt (het leidt tot meer kreupelheid). Ook heeft hij aange-
toond dat melkkoeien (niet opgejaagd) de achterpoten norma-
liter op de positie van de voorpoten zetten en dat ze hierdoor
de kleinste kans op trauma hebben.

Van Amstel et al. van The University of Tennessee in Knox-
ville (Verenigde Staten) hadden een bijdrage over het effect
van pariteit, lactatiestadium, seizoen, loopoppervlakten en
zooidikte van de klauwen van de melkkoeien. De meeste
hoomproblemen worden gezien na zestig dagen pp. en bij
tweede kalfskoeien is de incidentie iets hoger dan bij vaarzen
en derde kalfskoeien (gelijk aan de trend in de GD-studie).
Dit wordt toegeschreven aan een soort \'carry over\'-effect van
vaarzen, waarbij in de droogstand onvoldoende herstel zou
optreden. Ook wordt een invloed gezien van het seizoen (ook
gelijk aan de GD-studie).

Rangorde en detectie

Nordlund en Cook van de University of Wisconsin (USA)
hebben gekeken naar verschillende ligbedden in relatie tot
kreupelheid van de melkkoeien en het blijkt dat het sta-/lig-
patroon van kreupele koeien niet afwijkend is in geval van
zandbedding, terwijl bij koematrassen kreupele dieren langer
blijven staan. In een andere studie kwam duidelijk naar voren
dat de rangorde een belangrijke risicofactor is voor de ont-
wikkeling van klauwlaesies.

In een andere presentatie van de Wisconsingroep kwam dui-
delijk de invloed van hittestress naar voren, wat resulteerde in
een significante verlenging van de perioden van staan in
plaats van liggen met negatieve consequenties voor de klauw-
gezondheid. Min of meer hiervan afgeleid werd een herhaal-
baar seizoensgebonden patroon van klauwhoornlaesies ge-
toond, waarbij de piek van de laesies consequent optrad twee
maanden na een periode van hitte. Twee maanden is de tijd
die nodig wordt geacht voor het \'afgroeien\' van laesies ont-
wikkeld in het corium.

Margerison van de Massey Universiteit in Nieuw-Zeeland
presenteerde een vergelijkend onderzoek van twee verschil-
lende systemen van detectie van kreupelheid. Het systeem
waarbij de rug- en kophouding werd meegenomen, ontdekte
meer koeien en in een eerder stadium dan beoordeling alleen
op basis van kreupelheid van de poten. In een andere studie
van deze groep in samenspraak met de universiteit van Ply-
mouth is onderzoek gedaan naar de invloed van kreupelheid
op voeropname, gedrag bij voeropname, afname van de
lichamelijke conditie, melkproductie en snelheid. De conclu-
sie was onder andere dat kreupelheid via toegenomen pijn
een negatieve invloed heeft op de oxytocinevrijgifte en daar-
mee op de melkafgifte. Ook draagt het bij aan een vermin-
derde uiting van normaal gedrag, dierlijk welzijn, voeropna-
me, mobiliteit en reproductie.

Herkauwers en Nederlands onderzoek

Deze internationale congressen worden altijd afgesloten met
enkele bijdragen vanuit de hoek van de kleine herkauwers
(schapen). Winter van de Liverpool University presenteerde
onder andere een uitstekend overzichtsverhaal over de ver-
schillende aandoeningen en het belang van een goede kop-
peldiagnose. Daamaast wordt vanuit Australië vaak een bij-
drage geleverd over de juiste managementgereedschappen bij
de eradicatie van rotkreupel op het bedrijf
Tenslotte waren er vanuit Nederland verschillende bijdragen
over onder andere de resultaten van hol versus minder hol be-
kappen, de resultaten van een onderzoek naar de etiologie
van digitale dermatitis (DD), de resultaten van een interven-
tiestudie ter preventie van DD en een modelstudie voor
groepsmanagement voor DD. Andere bijdrages waren een
presentatie betreffende het correct chirurgisch verwijderen
van tylomen (samen met de faculteit Diergeneeskunde) en de
uitkomsten van een locomotiestudie op verschillende vloeren
(ASG).

Menno Holzhauer is werkzaam bij GD Deventer, Dörte
Döpfer werkt bij ASG Lelystad en Rik van der Tol bij Lely
Industries. Het volgende congres is gepland op g tot 73 juni
2008 in Kuopio, Finland; informatie hierover vindt u op
www.ruminantlameness.org.

-ocr page 421-

De KNHS stelt eisen aan dierenart-
sen die paspoorten opmaken voor
paarden die deelnemen aan inter-
nationale sportwedstrijden onder
de Fédération Equestre Internatio-
nale (FEI).

FEI-paspoortdierenarts

Joost van Herten

Aankondiging

De cursus die nodig was om deze pas-
poorten op te mogen stellen, maakte
in het verleden deel uit van de basiscursus \'Erkende paarden-
dierenarts\'. Gezien het gewijzigde kwaliteitsbeleid van de
beroepsgroep heeft de Koninklijke Nederlandse Hippische
Sportfederatie (KNHS) besloten om per 1 januari 2008 zelf
het register van \'FEI-paspoortdierenartsen\' te gaan beheren
om de kwaliteit van de FEI-paspoorten te kunnen blijven
waarborgen. Iedere dierenarts die in het register wil worden
opgenomen, moet de (opfris)cursus \'FEI-paspoortdierenarts\'
hebben gevolgd. Het huidige register bij het Veterinair Admi-
nistratie Kantoor (VAK) komt daarmee per 1 januari 2008 te
vervallen. Net als het VAK zal de KNHS waarschijnlijk een
kleine vergoeding vragen voor opname in het register.
De KNHS biedt geïnteresseerde paardendierenartsen een
mogelijkheid deze cursus bij te wonen. De KNHS-cursus
\'FEI-paspoortdierenarts\' zal worden gehouden op maandag
19 november 2007 om 19.30 uur op de faculteit Diergenees-
kunde, Collegezaal Paard, Yalelaan 114, 3584 CM te Utrecht.
De kosten van deze cursus bedragen €75,-- en dienen op de
cursusavond zelf contant betaald te worden.
Het programma voor deze avond begint met ontvangst en
koffie en thee om 19.30 uur. De voordracht \'FEI-paspoort-
dierenarts\' start om 20.00 uur en wordt om 21.30 uur gevolgd
door praktische oefening en instructie. Om 22.00 uur worden
de certificaten uitgereikt. Om als FEI-paspoortdierenarts op
de KNHS-lijst gehandhaafd te blijven, zijn FEI-paspoortdie-
renartsen verplicht deze cursus te volgen. Het niet volgen van
deze cursus heeft tot gevolg dat men per 1 januari 2008 van
de FEI-paspoortdierenartsenlijst wordt verwijderd.
Dierenartsen kunnen zich voor deze cursus aanmelden via
e-mail
(opleidingen@knhs.nl) of per telefoon (0577-408263).
De contactpersoon bij de KNHS is mevrouw M. van der
Heijden.

Joost van Herten is senior beleidsniedewerker veterinaire
zaken van de KNMvD.

Tandheelkundecursus van V.S.R. *De Solleysel\' opnieuw een succes

Marina Meijer

In mei en juni 2007 werd alweer voor het vierde jaar de
tandheelkundecursus van V.S.R. \'De Solleysel\' georgani-
seerd. Dit kon allemaal dankzij de inzet van de dieren-
artsen en de sponsoren Vetin-Aacofarma bv en DixFor-
tuin financieel praktijkadviesbureau.

De twaalf studenten die waren ingeloot voor deze cursus,
mochten op de eerste avonden plaatsnemen in de nieuwe ver-
gaderruimte van de kliniek paard en kregen daar veel dia\'s te
zien, een herhaling van ooit al gekregen stof (die voor 99 pro-
cent alweer vergeten was) en heel veel nieuwe informatie
over het paardengebit. Dierenartsen dr. Wim Klein en drs.
Gerald van den Top brachten de studenten theoretische ken-
nis bij over leeftijdschatten, anatomie van het paardengebit,
gebitsafwijkingen, gebitscorrecties, sedatie en het opstellen
van behandelplannen. Ter aanvulling gaf dierenarts dr. A.J.M.
van den Belt een college over radiologisch onderzoek.

Levende paarden

Met de vers opgedane kennis mochten de studenten geduren-
de twee avonden oefenen op dode paardenhoofden. De eerste
avond werd geoefend met één behaarde schedel per twee
studenten en de tweede avond met een kale schedel.
Daarna kwamen de avonden met levende paarden. De paar-
den werden onder toeziend oog van de dierenartsen gese-
deerd met domidine. Nadat de mondsperders waren inge-
bracht en het gebit was bestudeerd, werd begonnen met de
behandeling. Op de eerste avond werd geoefend op de onder-

wijspaarden van de faculteit, die allen een vrij net gebit had-
den. De tweede avond werden de paarden behandeld van
Barbara van Deuren, een studente die vorig jaar deze cursus
had gedaan. Hier zaten een paar interessante gebitten tussen
voor de studenten. Ten slotte vond op de pensionstal van een
van de cursisten het examen plaats. Na de cursus zullen nog
herhalingsavonden plaatsvinden, zodat de deelnemers de op-
gedane kennis en vaardigheden kunnen oefenen.
Tijdens de avonden met dode en levende paarden werden de
cursisten geholpen door de genoemde dierenartsen en door
student Theo van Delft, die in Amerika diverse cursussen op
dit gebied heeft gevolgd. Alle studenten hebben de cursus
met goed gevolg afgelegd.

Marina Meijer is h.t. abactis van de V.S.R. \'De Solleysel\'.

-ocr page 422-

Omdat elke hond uniek is ...

Elke hond heeft zijn eigen medische voorgeschiedenis. Daarom is veilig-
heid van groot belang. Vooral als het gaat om osteo-arthrose patiënten
die om langdurige behandeling vragen.

Zubrin mag als enige NSAID ingezet worden bij lichte nierinsufficiëntie en
interfereert niet met ACE-remmers.

Zubrin, een verstandige keuze bij behandeling van chronische pijn.

Benaming van het diergeneesmiddel; Zubrin 50 mg, lOOmg, 2(X)mg lyofilisaten voor oraal gebruik bij honden. Gehalte aan werkzame en overige bestanddelen: Werkzaam bestanddeel Tepoxaline, 50 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik /
Tepoxaline 100 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik / Tepoxaline, 200 mg / lyofilisaat voor oraal gebruik.
Lijst hulpstoffen Hulpstoffen tot 60 mg (Zubrin 50 mg), hulpstoffen tot 120 mg (Zubrin 100 mgl, hulpstoffen tot 240 mg (Zubnn 200 mg)j
Doeldier: Hond Indicaties: Vermindering van de ontsteking en verlichting van de pijn veroorzaakt door acute musculoskeletale aandoeningen of acute verergering van chronische musculoskeletale aandoeningen. Dosering en wijze van toedie-
ning:
10 mg tepoxaline per kg lichaamsgewicht eenmaal per dag. De duur van de befiandeling hangt af van de klinische respons. De conditie van de hond moet elke week opnieuw beoordeeld worden om te bepalen of de behandeling voortgezet
moet worden. Oe behandeling mag niet langer dan 4 opeenvolgende weken duren. Het gewicht van het dier dient nauwkeurig bepaald te worden voor de start van de behandeling.Trek de folie los zodat één enkel lyofilisaat voor oraal gebruik in de
vorm van een ronde tablet vrijkomt. Zorg ervoor dat de handen droog zijn om te voorkomen dat de tablet aan de vingers blijft kleven. Druk de tablet uit de blisterverpakking door op de onderkant te duwen. Leg de tablet in de muil «an de hondj
De tablet valt uiteen door contact met vocht. Houd de muil van de hond enkele seconden dicht om er zeker van te zijn dat de tablet volledig nat wordt. Dien de tablet toe aan honden binnen 1-2 uur na het voederen, in geval dit niet mogeliik is,
of ais de hond een rechtstreekse toediening via de muil tegenwerkt, plaats de tablet dan vlak voor toediening in een kleine hoeveelheid bevochtigd voer of een bevochtigd extraatje. Zorg ervoor dat het voer of het extraatje dat het geneesmiddel
bevat, volledig wordt oppnomen.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of lacterende honden of bij teven die bestemd zijn voor de fok. Gebruik is gecontraïndiceerd bi| dieren die lijden aan een hart- of leveraandoening, of bij gevallen
met een voorgescfiiedenis van gastrointestinale ulceraties, of bloedingen, of bij overgevoeligheid voor het product. Niet gebruiken bij honden die lijden aan dehydratie, hypovolemie of hypotensie, gezien het verhoogde risico op nefrotoxiciteiL
Bijvirerkingen: Braken en diarree kunnen voorkomen na als gevolg van de behandeling. Alopecia en erytheem kunnen nu en dan ook voorkomen. Typische
bijwerkingen geassocieerd met NSAlD\'s zijn braken, zachte feces/
diarree, bloed in feces, verminderde eetlust en lethargie. De behandeling moet onmiddellijk worden onderbroken als dergelijke bijwerkingen optreden. In uitzonderlijke gevallen, vooral bij oudere of gevoelige honden, kunnen
deze ongewenste effecten ernstig of dodelijk zijn. Tijdens klinisch onderzoek met het product bedroeg de incidenfie van gash■o^ntest^nale reacties (diarreeAiraken) 10%.
Houder van de vergunning voor het in de handel
brengen: Schering-Plough Veterinary, Shire Park Wetwyn Garden City, Hertfordshire, AL7 ITW, Verenigd Koninkrijk.
Registratienummer(s) ÜJ, EU/2/00/028/001-008, Nederland. REG NL 9925, REG NL 9926, REG Nlj
9927
Afleveririgswijze / Kanalisatiestatus: Beleië. Op diergeneeskundig voorschrift, Nederland. UDA. Verdere informatie is verkrijgbaar op aanvraag bij de desbetreffende onderneming.

Maarssenbroeksedijk 4 j

PCI

Rue de Statiestraat 73

11 ar, o„ „-f»; a„

.c^rhr rir - i-Pini ir.h Anima! Mp.qith

-ocr page 423-

Uit de industrie

Neutered Dog voor
gecastreerde hond

Net als bij de kat daalt bij de hond na
castratie de energiebehoefte, terwijl
het dier tegelijkertijd de neiging heeft
meer te gaan eten. Dat leidt tot een
significant grotere kans op overgewicht. Vooral de eerste
maanden na de castratie zijn cruciaal. De Neutered Dog-voe-
dingen bieden hiervoor de ideale oplossing. Voor honden
kleiner dan 10 kilogram kan Neutered & Stone worden voor-
geschreven vanaf zes maanden leeftijd. Voor honden groter
dan 10 kilo bevat het assortiment Neutered & Digest voor op-
groeiende honden vanaf zes maanden en Neutered & Osteo
voor de volwassen hond. De voedingen bevatten een aange-
past energiegehalte en specifieke ingrediënten, waaronder
isoflavonen, psyllium en L-carnitine. Isoflavonen zijn plant-
aardige ingrediënten, die het basaalmetabolisme verhogen en
de cognitieve functies verbeteren. Psyllium bevordert het ge-
voel van verzadiging. Er is in deze voedingen bovendien
rekening gehouden met een aantal andere veel voorkomende
aandoeningen, zoals gewrichtsproblemen, urolithiasis en pa-
rodontale aandoeningen. De Neutered Dog voedingen zijn
uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.
Infonnatie:
info@royalcamn.nl.

Vet-lunches over chirurgie urine-
wegen

Aesculaap organiseert weer Vet-lunches met ditmaal als on-
derwerp \'Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat\'.
Veterinair specialist chirurgie gezelschapsdieren Marjanne
Zaal (Wagenrenk) zal veel voorkomende chirurgische ingre-
pen aan de urinewegen bespreken die verband houden met
urolithiasis bij hond en kat en daarbij nuttige tips en prak-
tische \'abc\'-tjes geven. In het eerste deel van de Vet-lunch-
lezing wordt ingegaan op alles rond de urethraobstructie bij
de kater, waaronder de penisamputatie en atonie van de blaas.
Na de pauze worden de problemen rond recidiverende blaas-
stenen bij de hond besproken. Hierbij zullen urohydropro-
pulsie, de urethrostomie en de preventieve controlemaatrege-
len worden besproken. De geplande data en locaties zijn:
woensdagochtend 28 november (Noordoost-Nederland);
9 januari (West-Nederland); 23 januari (Midden-Nederland)
en 30 januari (Zuid-Nederland). Uitnodigingen voor de Vet-
lunch worden per regio verzonden.
Informatie:
j.schlappi@aesculaap.nl.

Diarace® bij diarree en darmont-
steking

Bij diarree is er vaak sprake van een combinatie van versnelde
passage en een verstoorde absorptie/secretie in de darm. Bijna
altijd moet een rehydratietherapie worden ingezet. Deze kan
worden gecombineerd met loperamide. Antibiotica zijn alleen
geïndiceerd bij duidelijke symptomen van ernstige bacteriële
infectie. Loperamide (Diarace*; Ace Veterinary Products)
heeft een krachtig remmende werking op de darmperistaltiek,
waarbij vooral de longitudinale bewegingen worden geremd.
De circulaire contracties blijven aanwezig en er is dus abso-
luut geen stoppende werking. Omdat het middel slechts mini-
maal in het bloed wordt opgenomen en tevens de bloed-her-
senbarrière niet kan passeren, is de invloed op het centrale
zenuwstelsel minimaal, behalve bij collies en collie-achtigen.
Volgens de humane NHG-Standaard \'Acute diarree\' kan in
situaties waarin diarree om praktische redenen onaanvaard-
baar wordt geacht, loperamide worden voorgeschreven. Dit
verkort bij volwassenen de duur van de diarree en vermindert
de klachten. Stoppende middelen zoals carbo absorbens,
kaoline en bismutzouten zijn obsoleet bij diarree.
Informatie:
avp@ace-pharm.nl.

Nieuws
van de
industrie

Nieuwe injectiespuit voor insu-
linetoediening

Steeds meer katten en honden in Nederland lijden aan diabe-
tes. Gelukkig zijn eigenaren ook steeds vaker bereid hun
huisdier hiertegen te behandelen. Dit vereist een grote in-
spanning, omdat de behandeling van diabetes met insuline
behoorlijk nauwkeurig dient te gebeuren. Het precies toedie-
nen van kleine doses insuline aan dieren is echter met de op
de markt zijnde injectiespuitjes niet eenvoudig. Daarom
brengt Intervet een nieuwe injectiespuit op de markt waarmee
nauwkeurig doseren een stuk eenvoudiger wordt. Deze injec-
tiespuit van 0,5 milliliter is onderverdeeld in eenheden en kan
maximaal 20 internationale eenheden (IE) insuline bevatten.
De inhoud van deze spuit is daardoor beter afgestemd op
kleinere volumes insuline, waardoor nauwkeurig doseren
veel minder moeite kost. De dunne naald (29G) zit vast aan
de spuit. Elke omdoos bevat drie verpakkingen van tien spui-
ten. Per omdoos is bovendien een handig vergrootglas bijge-
voegd, dat eenvoudig op een spuitje kan worden geklikt en
het aflezen vergemakkelijkt.
Informatie: 0485-587652.

Intervet wint prijs op ECVIM-
CA-congres

Het European College of Veterinary Internal Medicine - Com-
panion Animals-congres werd dit jaar gehouden in Boedapest.
Daar ontving Intervet een prijs voor een poster over een dub-
belblind, placebogecontroleerd klinisch onderzoek naar de
werking van Zitac* Vet. Dit bevat als werkzame stof cimetidine
en is geïndiceerd voor honden die braken als gevolg van chro-
nische gastritis. Indien deze aandoening niet wordt behandeld,
kan dat ertoe leiden dat honden weken of maanden meerdere
keren per week braken. Dr. Linda Horspool nam de prijs na-
mens het team in ontvangst van dr. Paul Mandigers, voorzitter
van het ECVIM-CA-congres. Ze was bijzonder verheugd over
de toekenning van deze prijs en ziet deze als erkenning van de
inspanningen van het gehele team, in het bijzonder degenen
die betrokken waren bij het opzetten en beheren van de klini-
sche proeven bij Intervet, en de dierenartsen, de eigenaren en
de honden die aan het onderzoek deelnamen.

-ocr page 424-

De KNMvD, onrust in het veld?

Zoals in elke beroepsvereniging is er ook binnen onze KNMvD regelmatig discussie over bestuurlijke
aangelegenheden, ontwikkelingen in het veld en veranderende wet- en regelgeving. Ik wil van twee spe-
cifieke zaken aangeven waar wij over nadenken en aan werken.

De eerste betreft de positie van bestuurders binnen onze beroepsvereniging. Wij menen dat het belangrijk
is dat de verschillende geledingen uit onze beroepsgroep, ook de ondernemers die nieuwe wegen inslaan,
deelnemen aan het bestuurlijke proces. Wel moet het helder zijn wat beide partijen, te weten bestuurders
en leden, van elkaar mogen verwachten, en hoe groot de speelruimte is voor de verschillende personen.
Daarvoor wordt thans zoals gemeld op de AV de ontwikkeling van een \'gedragscode\' ter hand genomen,
zoals die ook is ontwikkeld voor andere sectoren (bijvoorbeeld de Code Tabaksblat). Wij verwachten u
rond de jaarwisseling hier een eerste concept van te laten zien.

De tweede zaak betreft de veranderingen in de distributie en aflevering van diergeneesmiddelen. Dit speel-
veld ontwikkeh zich in een hoog tempo, waarbij in weerwil van de emoties die dit oproept, moet worden
vastgesteld dat er veelal geopereerd wordt binnen (de intenties van) de huidige wet- en regelgeving.
Deze ontwikkelingen zullen voor veel dierenartsenpraktijken leiden tot een verandering van inkomsten-
stromen. vooral binnen de landbouwhuisdierensector Het is niet te ontkennen dat deze situatie mede is
ontstaan doordat wij als dierenartsen al jarenlang een deel van ons inkomen genereren uit de verkoop van
diergeneesmiddelen. De vraag kan worden gesteld of wij ons niet meer moeten gaan
richten op het vermarkten van onze kennis en kunde en daarbij specifiek de handel
in diergeneesmiddelen moeten terugbrengen tot een economisch minder prominente
activiteit Deze geluiden klinken niet alleen binnen onze beroepsgroep, maar kan men
ook vernemen van onze gesprekspartners in het veld en in Den Haag.
Dit is iets waar wij actief over moeten nadenken. Wij zullen dat samen met u pro-
beren vorm te geven. Goede adviezen kunt u te allen tijde bij ons kwijt!

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter
l.j.hellebrekers@knmvd.nl

Voorzitters-
column

Jaarverslag Ereraad 2006

R. P. F. van der Mark

In 2006 heeft de Ereraad vier za-
ken ontvangen: drie maal een ver-
zoek om arbitrage en één klacht. In
de arbitragezaken zijn door de
Ereraad arbiters benoemd. Afhan-
kelijk van de aard van het geschil
bestaat het arbitrale trio meestal
uit een jurist, een accountant en
een dierenarts.

De klacht betrof een geval van behandeling van een dier door
een lid van de KNMvD waarbij het welzijn van het dier ern-
stig werd aangetast. De klacht is ingetrokken. De Ereraad
heeft daarna geen aanleiding gezien om de behandeling voort
te zetten, mede omdat de beklaagde al tucht- en strafrechte-
lijk bleek te zijn bestraft. De Ereraad is in 2006 vier maal in
vergadering bijeengeweest.

Het jaar 2006 is voor de Ereraad een rustig jaar geweest. Wat
hiervoor de reden is, is nu nog niet bekend. Als het betekent
dat de leden van de KNMvD zich beter dan vroeger gedragen
volgens de bepalingen in de Code voor de dierenarts, is dat
een hoopgevende ontwikkeling. Maar er zijn ook andere oor-
zaken mogelijk. Misschien speelt onbekendheid met het be-
staan en de functie van de Ereraad een rol. Teneinde hier meer
informatie over te geven, zal in 2008 een artikel over de Ere-
raad verschijnen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
De volgende bijeenkomsten zijn bijgewoond door vertegen-
woordigers van de Ereraad: Benoemingscommissie Dierenart-
sen Netwerk, jaarlijks overleg voorzitters en secretarissen Be-
stuur en Ereraad, inventarisatieoverieg goodwill, bijeenkomst
Dierenartsen Netwerk, besturendag en extra besturendag.
In 2006 zijn enkele publicaties verschenen: uitspraak klacht-
zaak in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 maart
2006; publicatie \'De erkende specialist?\' door mevrouw mr.
I. Boissevain op verzoek van de Ereraad in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
van 15 augustus 2006, jaarverslag
Ereraad 2005 in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15
oktober 2006.

Ereraad

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de KNMvD is
drs. Tj. Cuperus herkozen als lid van de Ereraad.
Het secretariaat van de Ereraad berust bij mw. E. Bonnes-
Stroomer. Zij is op maandag- en donderdagmorgen aanwezig
op het bureau van de KNMvD.

Eind 2006 was de Ereraad als volgt samengesteld:
drs. J. Minderhoud, voorzitter, mw. dr. A.A.M.E. Lubbe-
rink, vice-voorzitter, drs. Tj. Cuperus, drs. H.A.R. Kok,
drs. C.J.H.M. Maass, mw. drs. M.C.B. Strawn-Kampert,
drs. H.R. Suichies, drs. H.F. Wieringa, mr. R.RF. van der
Mark, secretaris.

Mr. R. P. F. van der Mark is secretaris van de Ereraad.

-ocr page 425-

Dit jaar werd de 154e algemene
vergadering van de KNMvD ge-
houden in Burgers\' Zoo te Arnhem,
een locatie die diergeneeskundig
Nederland zeker bleek aan te spre-
ken. Maar liefst 140 leden hadden
de moeite genomen naar het oosten
van het land af te reizen om te ge-
nieten van een optimaal georgani-
seerde vergadering.

Na een welkomstwoord van Marieke Huisman, die namens
Regio Oost de aanwezigen welkom heette, was het woord aan
de voorzitter van de KNMvD, Ludo Hellebrekers, om de al-
gemene vergadering te openen. Het eerste deel van het pro-
gramma bestond voornamelijk uit reguliere agendapunten,
die zonder veel discussie werden behandeld. Zo was er uiter-
aard het mondelinge verslag van de Raad van Toezicht, wer-
den enkele wijzigingen in het huishoudelijk reglement goed-
gekeurd en werd er een nieuwe commissie ingesteld onder
leiding van Jan van Os die opnieuw naar de Code voor de die-
renarts gaat kijken.

Ook kwamen veranderingen in de bemensing van verschil-
lende commissies en besturen aan bod. Twee mutaties trok-
ken in het bijzonder de aandacht. Ten eerste is na het aftreden
van Wiel van den Ekker Arend Piebes aangetreden als lid van
het bestuur van de KNMvD. De tweede in het oog springende
verandering was het aftreden van Marianne Sloet van Oldrui-
tenborgh-Oosterbaan, die na jarenlang een stuwende kracht
achter het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde te zijn geweest
de wetenschappelijke redactie heeft verlaten. Zij trad tevens

Maatschappij

nieuws

Wie komt en gaat?

Bestuur

Wiel van den Ekker, afgetreden
Arend Piebes, verkozen

Raad van toezicht

Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, afgetre-
den

Jan van Mameren, verkozen
Ereraad

Margot Strawn-Kampert, afgetreden
Carel Maass, afgetreden
Aleid. Lubberink, afgetreden
Hans Kok, afgetreden
Tijmen van de Vuurst, verkozen
Nanny Wijne-Raemakers, verkozen

Wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde

Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, afgetre-
den

Marten de Jong, afgetreden
Hetty van Beers, benoemd

Sociaal Economische Commissie
Laurens Hoedemaker, afgetreden
Corein Selles, benoemd

154e algemene vergadering steunt beleidsplan

Miel Bingen

-ocr page 426-

terug uit de raad van toezicht. Er ontstond enige onduidelijk-
heid over de stemprocedure voor de herverkiezing van een
ereraadslid, maar dit wordt opgelost met een schriftelijke
stemronde via de post. Een overzicht van de veranderingen
binnen de commissies en besturen vindt u in het kader \'Wie
komt en gaat?\'.

Financiële stukken

Voor het eerst sinds 2003 had penningmeester Erik Gostelie
goed nieuws wat het financieel resultaat van de KNMvD be-
treft. Het jaar 2006 is met een positief saldo van 57.448 euro
(geconsolideerd) afgesloten. De KNMvD is financieel gezien
weer op de goede weg. Belangrijke factoren die bijdragen aan
het resultaat, zijn onder andere het positieve saldo van het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
(71.000 euro), de inkomsten uit
het dierenpaspoort en de besparingen die ten opzichte van
2005 zijn gerealiseerd op bijeenkomsten (141.000 euro).
Naast dit positieve saldo ziet Gostelie twee verdere punten
waar grote kansen voor de KNMvD liggen. Ten eerste is het
eigen vermogen van de regio\'s en groepen met 612.580 euro
zeer aanzienlijk. Ten tweede bedraagt de bestemmingsreserve
paspoorten maar liefst 446.328 euro. Dat zijn bedragen waar-
mee de KNMvD zonder enige twijfel veel nuttig werk kan
verzetten voor de dierenarts in Nederland. Gezien de mooie
financiële cijfers zal het niemand verbazen dat de raad van
toezicht zijn goedkeuring heeft gegeven over het gevoerde fi-
nanciële beleid in 2006 en de algemene vergadering advi-
seerde de penningmeester decharge te verlenen.

Beleidsplan 2008-2010

Het belangrijkste punt van deze 154e algemene vergadering
was zonder enige twijfel het beleidsplan 2008-2010. Het
beleidsplan had in de aanloop naar de algemene vergadering
al de nodige aandacht getrokken. Naast een schematische
samenvatting in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 september was de integrale tekst van het beleidsplan al
sinds eind augustus op de website van de KNMvD te vinden.
In het beleidsplan staan twee strategische keuzes centraal: de
verbetering van het imago en van de sociaaleconomische po-
sitie van de dierenarts. Het beleidsplan is tot stand gekomen
met instemming van de Raad van Toezicht en de uitgewerkte
beleidsdoelen zullen in een beleidscyclus met de Raad van
Toezicht worden afgestemd.

Blijkbaar konden veel van de aanwezigen zich in de voorge-
stelde aanpak en thematiek herkennen. Hoewel enkele aan-
wezigen kanttekeningen plaatsten bij met name de vertegen-
woordiging van vrouwen, jongeren en ouderen in de gremia
van de KNMvD en zich afvroegen of hier niet meer aandacht
aan moest worden besteed, werd het beleidsplan met een zeer
overtuigende meerderheid aangenomen.
Meer weerstand ondervond Maarten Willemen, die als porte-
feuillehouder belast is met de herziening van de verenigings-
structuur Naar aanleiding van de herpositionering van de
regiobesturen ontstond enige onrust over de mogelijkheden
van het individuele lid om zijn of haar mening kenbaar te
maken aan het bestuur en invloed uit te oefenen op het beleid
van de KNMvD. Na een uitgebreide discussie over de mate
waarin de regio\'s bijdragen aan de participatie van leden bin-
nen de KNMvD, waarbij de verschillende visies ruim aan bod
kwamen, concludeerde Willemen dat participatie van de le-
den bijzonder belangrijk blijft. De huidige formele vertegen-
woordiging via de regiobesturen is echter minder efficiënt en
moet worden vervangen door een meer dii^ecte participatie
van de leden bij de meningsvorming. In dat kader past een
actieve rol van de regiocommissies, die deze functie van de
huidige regiobesturen zullen overnemen.

Tussen boeren burger

Een bijzondere afsluiting van de 154e algemene vergadering
was het aanbieden van het boek
Tussen hoer en burger. Dier-
geneeskunde in Nederland en de overzeese gebiedsdelen
1925-1950.
Engbert Oldenkamp overhandigde de eerste twee
exemplaren namens de redactie aan KNMvD-voorzitter Ludo
Hellebrekers en de decaan van de faculteit Diergeneeskunde,
Albert Cornelissen. Het boek is het eindresultaat van een on-
derzoeksproject waarbij is gesproken met maar liefst 44
dierenartsen die actief waren in een periode waarin de dierge-
neeskunde zich uitbreidde van het boerenerf tot de gehele
maatschappij. Oldenkamp eindigde zijn verhaal met een ver-
zoek aan Ludo Hellebrekers: "Neem de voorzitterhamer van
de redactiecommissie in ontvangst ten teken van decharge
van de redactiecommissie en overhandig deze aan een door u
te benoemen redactiecommissie die de geschiedenis van de
periode 1950 tot 2000 gaat beschrijven."

Miel Bingen is eindredacteur van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

-ocr page 427-

Johan Klein Haneveld

Burgers\' Zoo te Arnhem was een prachtige locatie voor
het KNMvD-jaarcongres op 5 oktober 2007. In de pauze
was een blik te werpen op de weelderig begroeide jungle
van Burgers\' Bush en tijdens het diner kon men de sche-
merige oceaan uitgebreid bewonderen. De dierentuin
probeert de dieren een omgeving te bieden waar ze zoveel
mogelijk tot hun recht komen. Die instelling sluit uit-
stekend aan bij het thema van het congres: dierenwelzijn.

Het onderwerp dierenwelzijn komt niet uit de lucht vallen. Al
op het vorige congres bleek uit de discussies rond beroeps-
ethiek dat de leden graag verder wilden praten over dieren-
welzijn. Het is bovendien een thema dat leeft in de Neder-
landse samenleving. Alleen al de kamerzetels voor de Partij
voor de Dieren laten zien dat Nederlanders begaan zijn met
de omstandigheden van dieren. "De stem van de dierenarts
wordt steeds sterker hoorbaar in het dierenwelzijndebat",
stelde KNMvD-voorzitter Ludo Hellebrekers in zijn jaarrede.
Hij toonde zich blij met de actieve rol van de KNMvD. "Wij
kunnen als dierenartsen fungeren als de \'linking pin\' in het
debat rond dierenwelzijn en in de voedselgezondheid." Die-
renartsen weten inderdaad veel van diergezondheid, bevestig-
den de sprekers op het congres. Maar hebben ze daarom ook
het beste beeld van wat wel en niet goed is voor een dier? En
vallen ze niet te snel terug op het aanscherpen van regel-
geving om dierenwelzijn te bevorderen?

Wetgeving en consument

Als eerste spreker introduceerde middagvoorzitter Philip van
Roosmalen Marijke de Jong-Timmerman, senior beleidsme-
dewerker bij de Dierenbescherming, een organisatie die die-
renwelzijn hoog in het vaandel heeft staan. "Ons uitgangs-
punt is de intrinsieke waarde van het dier. De doelen
waarvoor dieren worden gebruikt, moeten daar tegen worden
afgewogen. Als er alternatieven voor handen zijn voor het ge-
bruik van dieren, zoals bij bont, wijzen we het af." Als er geen
alternatieven zijn en het is toch nodig een dier te gebruiken,
vindt de Dierenbescherming dat daarbij moet worden vol-
daan aan enkele randvoorwaarden: integriteit, gezondheid en
welzijn. Of dat laatste aanwezig is, wordt bepaald op basis
van het gedrag van dieren. "Aan het gedrag kun je het welzijn
meten", verklaarde Marijke de Jong. "Gestoord gedrag van
dieren is zelfs voor leken herkenbaar, maar met statistische
meetmethoden kunnen ook subtielere gedragsveranderingen
worden waargenomen. Ook positieve uitingen van diergedrag
moeten aanwezig zijn, zoals natuurlijk gedrag en spel."
De intrinsieke waarde van het dier is nog niet zo lang opge-
nomen in de Nederlandse wetgeving. "Dierenmishandeling
was sinds de negentiende eeuw verboden, maar dat was om-
dat dierenmishandeling voor de mens zelf niet prettig was."
Onder de paarse regering zag de Dierenbescherming een ver-
betering van de wetgeving over dierenwelzijn, maar onder
Balkenende is er eerder sprake van achteruitgang. Dat hangt
waarschijnlijk samen met economische motieven. "Neder-
land moet kunnen concurreren op de internationale markt".

Uitreikingen

Zoals gebruikelijk werden tijdens het diner na afloop van
het jaarcongres verschillende prijzen en onderscheidingen
uitgereikt.

De jaarprijs van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
werd overhandigd aan J.J. Lievaart, J.M. Parlevliet, S.J.
Dieleman, S. Rientjes, E. Bosman en P.L.A.M. Vos voor
hun artikel Transvaginale aspiratie als primaire behande-
ling van ovariële follikelcysten bij melkkoeien onder
praktijkomstandigheden\'.

S.M. Valkenburgh en A.E. Heuvelink kregen de Aart van
Keulenprijs voor hun artikel \'Kinderboerderijen in
Nederland, hygiëne en zoönosverwekkers\'.
Voorzitter Ludo Hellebrekers overhandigde een geschenk
ter onderscheiding aan mevr. S.M. Beelen, prof dr. J. Kir-
pensteijn en E.K. Welling.

Bovendien werd R. Back benoemd tot Lid van verdienste.
Ook PJ. Goedhart is benoemd tot Lid van verdienste.

gaf De Jong aan. "Ook zitten de Nederlandse supermarkten
vaak laag op de inkoopprijs om te concurreren." Als de con-
sumenten nou massaal voor verantwoorde producten zouden
kiezen ... Maar zo eenvoudig is het niet. "Zeventig procent
van de Nederlanders vindt het dierenwelzijn niet goed ge-
noeg. Men wil blijkens de enquêtes tot wel twintig procent
meer betalen voor verantwoorde producten. Maar in de su-
permarkt blijven consumenten routinekopers, die op dat mo-
ment toch voor het goedkoopste kiezen." Het komt erop neer
dat volgens de consument anderen dan hij het dierenwelzijn
moeten regelen dat hij zo belangrijk vindt.

Dierenbeschermingen dierenarts

De Dierenbescherming probeert op verschillende manieren
de omstandigheden van dieren te verbeteren. Daarvoor ini-
tieert ze wetenschappelijk onderzoek en zorgt voor informa-
tie voor de overheid. "Als de informatie die je verstrekt één
keer niet klopt, ben je weg." Een andere activiteit is publieks-
voorlichting. "We laten niet alleen maar nare beelden zien",
vertelde Marijke De Jong. "Daar schrikken mensen van." Een
juiste instelling is belangrijk. "Ook al zijn mensen niet altijd
op de hoogte van de eisen van dieren, we moeten de percep-
ties en emoties van het publiek wel degelijk serieus nemen."
Bij de voorlichting is het belangrijk de consument de kans te
geven concrete diervriendelijke keuzes te maken. Zo heeft de
Dierenbescherming haar keurmerk \'beter leven\' verleend aan
de zogenoemde \'Volwaardkip\' en \'Jumbo bewust varkens-
vlees\'. Tegelijkertijd dringt de Dierenbescherming aan op een
attitudeverandering in het bedrijfsleven. De Jong: "We kun-
nen op niveau meepraten. Maar we moeten wel bereid zijn
compromissen te sluiten."

Dierenartsen zijn voor de Dierenbescherming een belang-
rijke bondgenoot, stelde De Jong. "Maar we hebben het idee
dat ze voornamelijk bezig zijn met diergezondheid." Dat is

KNMvD-jaarcongres \'Wijzer in dierwelzijn\'

"We moeten accepteren dat dieren soms ziek worden"

-ocr page 428-

wat anders dan dierenwelzijn. Ze wees erop dat landbouw-
huisdieren soms in een steriele omgeving worden gehouden,
waar minder infecties voorkomen. "Maar dat is niet het beste
voor het welzijn. Batterij kippen kunnen bijvoorbeeld niet
stofbaden en vertonen gefrustreerd gedrag. We zullen daarom
moeten accepteren dat dieren soms ziek worden. Scharrelkip-
pen sterven misschien wel eerder, maar hun welzijn is beter."
Tot slot riep ze dierenartsen op in het debat over dierenwel-
zijn naar buiten toe één gezicht te laten zien. "Dan ziet de
consument dat de dierenarts inderdaad in eerste plaats gaat
voor het dier."

Waardeafweging

Wetgeving over dierenwelzijn opstellen blijkt niet eenvoudig.
Kees Oomen, directeur landbouw bij het ministerie van LNV,
nam het publiek mee in enkele dilemma\'s bij het opstellen
van de nota \'Dierenwelzijn\'. "In onze cultuur heerst een grote
verscheidenheid van opvattingen over de relatie tussen mens
en dier. En binnen één persoon veranderen deze ook nog eens
door de tijd." Oomen vertelde over zijn jeugd op een ge-
mengd boerenbedrijf, waar hij er altijd bij was als er een var-
ken geslacht werd. "Het was een feest. Ik moest het bloed op-
vangen en roeren zodat het niet stolde. Ik vond het de
normaalste zaak van de wereld." Maar toen hij later zelf kip-
pen hield, die een erg hoge leeftijd bereikten, bleek zijn hou-
ding veranderd. "Ik vond het moeilijk mijn kippen zelf op te
ruimen. Ik heb het maanden uitgesteld. Er was dus iets ge-
beurd in mij."

Daarbij komt dat dierenwelzijn slechts één van de aspecten is
van de dierhouderij. Oomen: "Een verbetering van het die-
renwelzijn verbetert niel per definitie ook andere factoren,
zoals milieu, arbeidsomstandigheden enzovoorts." In de ge-
zelschapsdierensector moet bijvoorbeeld het welzijn van het
dier worden afgewogen tegen de keuzevrijheid van de eige-
naar. "De positieflijst van de Raad voor Dierenaangelegen-
heden is een belangrijke stap vooruit", vond Oomen. "De
discussie is daarmee echter niet gesloten." Een andere com-
plicerende factor is de internationale wetgeving. "Bij de be-
sluitvorming binnen de Europese Unie moeten de belangen
van alle landen worden meegenomen." En het dierenwelzijn
is niet in alle landen even belangrijk. De open grenzen zoals
die nu gelden binnen de EU, hebben consequenties voor het
dierenwelzijn in Nederland. Oomen: "Koudbloedpaarden, die
hier niet gecoupeerd mogen worden, worden nu naar Frank-
rijk geëxporteerd. De daar legaal gecoupeerde paarden wor-
den vervolgens opnieuw geïmporteerd in Nederland."

Regelgeving of niet?

Er is sinds kort een nota over dierenwelzijn, maar Oomen be-
twijfelde of regelgeving het geëigende instrument is om tot
een beter dierenwelzijn te komen. Hij wees op andere moge-
lijkheden zoals onderzoek, kennisontwikkeling en -versprei-
ding en het stimuleren van innovatie. "In het coalitieakkoord
ligt de nadruk op het stimuleren van de diervriendelijke hou-
derij en het bevorderen van de vraag naar diervriendelijke
producten. Ook zal de straf voor dierenmishandeling worden
verhoogd."

Oomen bedankte de KNMvD voor haar inbreng in de discus-
sie rond dierenwelzijn, die vooral vorm krijgt als officiële
standpunten. Maar bovenstaande vraag over de rol van regel-

geving gold volgens hem ook voor dierenartsen. "De
KNMvD leunt wel erg veel op de overheidsregelgeving", al-
dus Oomen. "Is dat niet te beperkt gedacht?" Hij zag voor de
KNMvD een rol in het agenderen van onwenselijkheden op
het gebied van dierenwelzijn. "Als de KNMvD en de dieren-
artsen actief ventileren dat ze een bepaalde mening over die-
renwelzijn hebben, zou dat wel eens net zo effectief kunnen
zijn als wanneer de overheid het zegt."

Betrokken raken

De hele discussie over dierenwelzijn werd in een breder ka-
der geplaatst door cabaretier en Hagenees Sjaak Bral. Hij ad-
viseerde dierenartsen meer in de openbaarheid te treden over
de goede dingen die ze doen. "Ik weet niet eens waar mijn
dierenarts zit. Maar ja, ik heb dan ook geen dieren." Uitein-
delijk waren er volgens hem met betrekking tot dierenwelzijn
maar drie keuzes mogelijk: "Weglopen, toekijken of betrok-
ken raken."

Sponsoren

Het jaarcongres werd mede mogelijk gemaakt door: AUV,
Intervet, Meeùs Vrije Beroepen, Bayer Animal Health,
Pfizer Animal Health, Hill\'s Pet Nutrition, Merial, seil ani-
mal care, Flexvet, Menarini, GD, Boehringer Ingelheim,
C en E Bankiers, Corilus, AST Farma, Royal Canin, Pro-
teq Dier & Zorg, Vetin Aacofarma, Equi Products, Ceva
Santé, Novartis, Idexx Laboratories, Majesta Huisdieren-
crematoria en DM Medical Supplies.

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde. Kijk voor foto\'s van het jaarcon-
gres op de website
fwww.knmvd.nlj.

-ocr page 429-

Sportdag 2007

Marieke Veldman

Op vrijdag 23 september organiseerde de KNMvD haar jaar-
lijkse sportdag. Ruim 175 dierenartsen kwamen in Wijk bij
Duurstede bijeen om hun sportieve krachten aan elkaar te
meten. Er werd getennist, gehockeyd, gegolfd, gevoetbald,
gebridged en gejeu-de-bould. Deze laatste sport was de nieu-
we eend in de bijt. Ongeveer twintig studenten en twee dieren-
artsen speelden een zeer fanatiek toernooi.
Het weer, de sporters en de goede zorgen van de voetbalver-
eniging CDW zorgden ervoor dat het wederom een geslaagd
toernooi was. U kunt de foto\'s van de sportdag bekijken op
www.knmvd.nl.

Winnaars

Bridge: Maria en Albert Brands.
Hockey: Team Boehringer Ingelheim.
Voetbal: Team Joop.

Tennis: dames: Sonja Potters, heren: Herman Logtenberg.
Jeu de Boules: Femke Loos en Fleur Bessems.
Golf: Jan Braamskamp, de neary is gewonnen door Onno
Breeuwsma, de longest drive dames is gewonnen door Linda
van Veen en de longes drive mannen door Paul Geurts.

Tijdens het diner werden nog twee andere prijzen uitgereikt.
Zo won Willem Stolwijk de tandemparachutesprong bij Para
Centrum Midden Nederland, mogelijk gemaakt door veteri-
nair organisatiebureau Vitaux.

Dit jaar ging de prijs \'Sporter van het Jaar\' naar KNMvD-
medewerkster Marieke Veldman.

De KNMvD-sportdag werd mogelijk gemaakt door: Meeùs
Vrije Beroepen, Bayer Animal Health, Boehringer Ingelheim,
Dixfortuin, Dopharma, Intervet, Pfizer Animal Health, Jans-
sen Animal Health, Vitaux.

-ocr page 430-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde heb-
ben zich de volgende collegae aangemeld:

Kiere, mevr. G.G.; 2007; 7514 ZX Enschede; Be-
goniastraat 4

Vanhoutte, R.M.; 2002; 4033 AD Lienden; Voor-
straat 36

Personalia

Als lid van de Koninklijke NedeHandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het bestuur
aangenomen:

Analbers; mevr. C.; 2006; 3864 ML Nijkerkerveen;
Naaldenkoperweg 1 la.
Diepen, mevr. L.M. van; 2005; 4133 NE Vianen; Bloemendaalseweg 6.
George, Q.P.; 2007; 3621 VH Breukelen; Otterspeer 20.
Klopping, E.P.G.; 1974; 5345 MT Oss; Scheutstraat 33.
Mol, J.M.B.; 2004; 7047 CW Braamt; Zeddamsweg la.
Osinga, mevr. A.A.; 2007; 8395 PX Steggerda; Hendrik Deddenstraat 29.
Snaijer, G. de; 1990; 3211 LD Geervliet; Konijnendijk 5.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het bestuur aangenomen:

Beijer, mevr. RL. de
Buishand, mevr. EO.
Charben, mevr. Y.N.
Molenaar, R.J.
Vries, mevr. E. de

Voor het dierenartsenexamen van 5 oktober 2007 zijn geslaagd:

Beukers, M.
Broek, Mevr. 1. van den
Creutzberg.TO.
Essen, ER van
Feiken, Mevr. M.
Graaf, J.M. de
Koster, J.

Maaskant, Mevr. A.
Metselaar, M.
Velden, Mevr. J.M. van der
Wout, Mevr. EH. van \'t

Overlijdensberichten:

Op 21 september 2007 E.J. Jedema te Apeldoorn.
Mutaties:

Analbers; mevr. C.; 2006; 3864 ML Nijkerkerveen; Naaldenkoperweg 1 la; tel.
privé mobiel: 06-22964664; E-mail privé:
cormeanalheKi@holmail.com ; me-
dew. bij: J. Hoftna; tel. prakt.: 033-2450208; fax prakt.: 033-2450209; E-mail prakt:
gelill9fS4@planet.nl; (toev. als lid)

Berghuis, G.A.; 1972; 7681 BT Vreomshoop; Tonnendijk 162; tel. privé: 0546-
671836; tel. privé mobiel: 06-52593010;
fax privé: 0546-646650; E-mail privé:
g.berghuis2(a;kpnplanet.nl. r.d.

Beukers, M.; 2007; 3584 DX Utrecht; Salaniancapad 215; tel. privé mobiel:

06-54344214; E-mail privé: M.Beukers(a students.uu.nl\\ d.

Brandsma, S.; 1952; 9641 HJ Veendam; Molenstrcek 192-34; tel. privé: 0598-

636267.

Broek, Mevr. I. van den; 2007; 3524 JM Utrecht; Filipijnen 323; tel. privé
mobiel: 06-23288714; E-mail privé: ilvy_broek(£hotmail.com; d.
Creutzberg, T.O.; 2007; 3601 EB Maarssen; kaatsbaan 33- a; tel. privé

mobiel: 06-47322740; E-mail privé: T.0.Creutzberg@students.uu.nl; d.

Diepen, mevr. L.M. van; 2005; 4133 NE Vianen; Bloemendaalseweg 6; E-mail
privé:
Linda4@hetnet.nl; (toev. als lid)

*Essen, P.P. van; 2007; 3581 JX Utrecht; Van der Duj nstraat 4; tel privé:
0317-412558; tel. privé mobiel: 06-16094987; d.

Feiken, Mevr. M.; 2007; 3584 HP Utrecht; Albert van Dalsumlaan 699; tel.
privé: 030-2667677; E-mail privé:
m.feiken@students.uu.nl; d.

George, Q.R; 2007; 3621 VH Breukelen; Otterspoor 20; tel. privé mobiel: 06-
21401740; E-mail privé:
qaisgeorge@hotmail.com; medew. bij: Elke Dierenarts;
tel. prakt.: 026-026-3628962; E-mail prakt:
arnhem@elkedierenarts.nl; (toev. als
lid)

Graaf, J.M. de; 2007; 3514 TN Utrecht; Havikstraat 81 bis A; tel. privé
mobiel: 06-14696533; E-mail privé:
j.m.degraaf@students.uu.nl; d.
Hess, mevr. K.A.R.; 2007; 8053 Graz, Oostenrijk; Peter Roseggerstrasse; tel.
privé mobiel: 00-43-6505132856; E-mail
privé: lottihess(whotmail.com.;
medew. bij Tierarztpraxis Eggenberg te Graz in Oostenrijk.
Klopping, E.RG.; 1974; 5345 MT Oss; Schoutstraat 33; tel. privé: 0412-691530;
tel. privé mobiel: 06-48844986; E-mail privé:
erik.klopping@planet.nl; (toev. als
lid)

Koster, J.; 2007; 3572 BP Utrecht; Biltstraat 170- a; tel. privé: 030-2620520;

tel. privé mobiel: 06-13268647; E-mail privé: Jankosterl970@hotmail.com.;

medew. bij de Gemeente Utrecht/Stadswerken; tel. bur.: 030-2866969; fax

bur.: 030-2866978; E-mail ï>ur.-. J.koster@Utrecht.nl.; d.

Kramer, M.Th.; 1954; U-1960; 3582 AB Utrecht; Maliesingel 95; tel. privé:

030-2201554; tel. privé mobiel: 06-55883534; fax privé: 030-2202212; E-mail

privé: mjkramer@zonnet.nl.; cm. hgl. fac. geneesk. UU.

Lems, Mevr. S.N.; 2007; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 261 k.4; tel. privé

mobiel: 06-21232394; E-mail privé: snlems@hotmail.com.

Maaskant, Mevr. A.; 2007; 3524 JM Utrecht; Filipijnen 321; E-mail privé:

annemiekske@hotmail.com; d.

Mensink, M.G.S.; 2007; 53000 Laval (Frankrijk); 12, Rue de Beauvais, apt. 2601;
tel. privé: 00-33-243643119; E-mail privé: mgsmensink@hotmail.com; medew
bij Cabinet Vétérinaire Bierné; tel. prakt.: 00-33-243705328; fax prakt.: 00-
33-24.3705136.

Metselaar, M.; 2007; 3554 HR Utrecht; Soetendaallaan 37; tel. privé mo-
biel: 06-24897462; E-mail privé:
tiasgoesdownunder@hottnail.com; d.

Mei, J.M.B.; 2004; 7047 CW Braamt; Zeddamsweg la; tel. privé: 0314-665306;
tel. privé mobiel: 06-23577080; E-mail privé:
johanmol@filternet.nl; medew. bij:
mevr. D. Kerb; tel. prakt.: 0315-651329; fax prakt.: 0315-654506; E-mail prakt:
dierenarl.senpraklijk.oost-gelderland@l2move.nl; (toev. als lid)
Osinga, mevr. A.A.; 2007; 8395 PX Steggerda; Hendrik Deddenstraat 29; tel. privé:
0561441177; tel. privé mobiel: 06-46272859; E-mail privé;
jenmeosmga@hot-
mail.com;
medew. bij: M. van der Velde, Mevr. l.M. Hens, A. van der Schaaf; tel.
prakt.: 0515-412714; fax prakt.: 0515430219; E-mail prakt:
dap.meek@12move.
nl;
(toev. als lid)

Severing, Mevr. H.M.V; 2007; 3981 AH Bunnik; Scheudcrmantel 58; tel. privé
mobiel: 06-25318853; E-mail privé:
ikbenhelene@hotmail.com.; medew. bij
N.A, Dijkshoorn; tel. pakt: 030-6954264; fax prakt.: 030-69.S0004.
Snaijer, G. de; 1990; 3211 LD Geervliet; Konijnendijk 5; tel. privé; 0181-664595;
tel. privé mobiel: 06-11475992; E-mail privé:
reiJanshof@hotmail.com; tel. prakt,
mobiel: 06-11475992; fax prakt.: 0181-664595; E-mail prakt;
reiJanshof@hot-
mail.com;
(toev. als lid)

Suurendonk; B.S.M.; 1989; 8103 GA Kaalte; Weidelaan 208; tel. privé: 0572-
361154; E-mail privé:
suurenbroek70@ver.satel.nl.; geass. inet L.H. Karstanje,
RH.M. Putker, H.R Quist, M. Verheef en H. Verhoeven; tel. prakt.: 0572-353334;
E-mail prakt.:
middensalland@planet.nl.

Velden, Mevr. J.M. van der; 2007; 4818 CC Breda; Poolseweg 173; tel. privé
mobiel: 06-14665502; E-mail privé:
j.m.vandervelden@students.uu.nl; d.
Wout, Mevr. F.H. van \'t; 2007; 3581 TK Utrecht; Braamstraat 1- a; d.

Promoties aan de faculteit Diergeneeskunde

8 november 2007, drs. K. Vasupen

Promotor: prof. dr. A.C. Beynen

Titel proefschrift: Nutritional studies in native, Thai Kadon

pigs-

8 november 2007, drs. S. Wongsuthavas

Promotor: prof dr A.C. Beynen

Titel proefschrift: Dietary fat type, body composition and

fatty acid metabolism in broiler chickens.

8 november 2007, drs. J. Michaothai

Promotor: prof dr A.C. Beynen

Titel proefschrift: Dietary fat type, meat quality and fatty

acid metabolism in swine.

29 november 2007, mw. drs. S.A. Burt

Promotoren: prof dr. F. van Knapen
prof dr H.P. Haagsman
Co-promotor: dr E.J.A. Veldhuizen
Titel proefschrift: Antibacterial activity of essential oils:
potential applications in food.

-ocr page 431-

Congressen & Symposia

November

20 Minisymposium groep GKZ. Thema: \'Ve-
terinaire volksgezondheid, nu en straks\'.
Locatie: De Molen 77, Houten. Toegang
gratis voor leden van groep GKZ, niet-le-
den: 10 euro. Aanmelden per e-mail, voor
13
x\\ovemhevh\\ifenmdewit@dds.nl.
20-21 GGL-congres 2007 te Landgoed Ehzers-

wold te Almen.
29 Royal Canin klinische seminar. Locatie:
Golden Tulip Eindhoven (\'s avonds).
29-30 K&K symposium over konijnen en knaagdieren, met onder andere Tom
Donnelly(USA), Katleen Hermans (B) en Sven Reese (D).

7-9

11
12

18

December

1 -5 AAEP congres. Locatie: Orlando, Florida, USA.

Seminar \'Animal Training & Behavior through Positive Reinforcement
- further challenging and advanced issues\'. For further information about
the seminar and booking conditions:
www.clickerreiter.de/KenRami-
rezl.hlm.

Royal Canin klinische seminar. Locatie: Van der Valk Vianen (\'s avonds).
Royal Canin klinische seminar. Locatie: Van der Valk Schiphol (\'s mid-
dags).

Royal Canin klinische seminar. Locatie: Van der Valk Wolvega (\'s avonds).

Doorlopende
agenda

12-13 Vierde lustrum van de Nederlandse vereniging voor Veterinaire Epide-
miologie en Economie, samen met haar Vlaamse zusterorganisatie. Op

12 december worden er in Wageningen workshops georganiseerd en op

13 december zal er een studiedag plaatsvinden. Informatie over exacte
locatie en aanvangstijdstip vindt u op
www.veec.nl.

18 Vergadering regio Noord.

Cursussen |

November

27 Oogonderzoek bij het paard. Locatie: Departement Gezondheidszorg
Paard, Yalelaan, Utrecht. Tijd: 12.30 tot 21.00 uur. Prijs: 450 euro.

December

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het rund. Gegeven door Maarten Pieterse en
Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie en
inschrijving:
info@dynamicsupport.nl.
12-16 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module 111 Cervical.

19 Voeding en aan voeding gerelateerde problemen van het jonge fokkalf
Cursusnummer: 07/211. Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Tijd:
13.l5tot 17.30 uur. Prijs: 180 euro. Opgave via/n/ö@/?aorf.n/.

sfergaderingen fc bjeenkomstikt

November

20 Jaarvet^gadering groep GKZ. Locatie: De Molen 77 te Houten.

21 Werkvergadering regio Oost, Rund II - AID en Tuberculinatie. Locatie:
Deventer, tijd: 13.30 uur.

27 Werkvergadering regio Zuid, Rund II - AID en Tuberculinatie. Locatie:
Berkel-Enschot, tijd: 15.00 uur.

27 Tweede informatiedag voor seniordiercnarLsen. Locatie: Boerderij Mere-
veld, Utrecht.

28 Werkvergadering regio West, Rund II - AID en Tuberculinatie. Locatie:
Houten, tijd: 20.00 uur.

28 Vet-lunch Aescuiaap. Woensdagochtend. Locatie: Noord-Oost Neder-
land. Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond cn kat. Voor
informatie: Aescuiaap bv telefoon: 0411-675915 of
c-mai\\\\j.schlappi@
ae.sculaap.nl.

December

"Osteoarthrose, pijn(gedrag) en het gebruik van NSAID\'s bij katten".
Informatieavond voor dierenartsen in West-Nederland. Lokatie: Van der
Valk Hotel Schiphol A4 te Hoofddorp. Voor verdere informatie of aan-
melding kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim bijvoorbeeld
via 072-5662411 of
vetmedica@atk.hoehnnger-ingelheim.com.
Bijeenkomst VGR Locatie: Pluimveemuseum Barneveld. Tijd: 13.45

Jubilea

9 november, Dr. EW. van Schie te Eefde, 40jaar.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

maandag
maandag
maandag
maandag

26-11-2007
10-12-2007

27-12-2007
14-01-2008

15-12-2007
01-01-2008
15-01-2008
01-02-2008

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

M

f 1 I

(ceva

V SANTE ANIMALE

Elektrofyten door de melk!

Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk NL, Tel. ( 31) 0174 643930 - Fax (-f3i) 0174 643924 - E-mail cevanl@ceva.com

-ocr page 432-

.aeru5t_in de slog

Sedator

medetomidine hydrochloride
beschikbaar In 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatle en
premedicatle voor anesthesie

SEDATOR 1 mg/ml, oplossing voor injectie voor hond en kat.

REC NL 10434 - UDO. Werkzaam bestanddeel: Medelomidine hydrociiloride 1,0 mg/ml
Distributeur: Eurovet Animal Health BV, Handelsweg 25. 5531 AE Bladel.
Vetikte inlonmlie h op aatmoog verkrijgboar bij de betreuende ondemertiing.

pijn

gaat VERDER...

Deense dierenartsenpraktijk zoekt Nederlandse/
Belgische dierenarts.

Dierenarts gezocht voor een gemengde praktijk, gelegen in het westelijke
deel van Denemarken, ongeveer zeven uur rijden van Nederland. We zijn
een grote gemengde praktijk met negen dierenartsen, twee klinieken voor
kleine huisdieren en een uitrijdende praktijk voor paarden en herkauwers.
Onze dagelijkse werkzaamheden zijn in hoge graad gedifferentieerd per
diersoort en we zoeken nu een dierenarts die zich primair met paarden en
herkauwers bezig gaat houden. De diensten worden gedeeld door zeven die-
renartsen in de landbouwhuisdierensector.

Voor meer informatie zie wH\'w.dgmv.dk of bel naar 45 70225622 of naar
dierenarts Loes van der Hoeven: 45 21213976 (na zes uur).
Schriftelijke solicitaties in het Engels naar: Dyrlaegegruppen MidtVest,
Silkeborgvej 40, DK-7400 Herning, Denmark. E-mail:
ikastdyreklinik@
vetnet.dk.

POULTRY VET REQUIRED

We are a large commercial Poultry practice based in the
South West of the UK, seeking a fulltimc Poultry Veteri-
nary Assistant. The focus of our work is preventive poul-
try health in the layer, broiler and game bird industry.

We have a purpose built practice in a beautiful rural area in Devon with easy
access to the motorway, train stations and local airports. We einploy Dutch
vets already so you will feel at home!

Some experience would be preferable although enthusiasm and good com-
munication skills are essential.

For more information contact please contact Alan Beynon on 0044 7831
590162 or Richard Turner 0044 7836 344080 or email CV to
alan@
stdavids-vets.co.uk.

Dierenartsenpraktijk Deil is een gemengde praktijk waar drie
dierenartsen werkzaam zijn.

Wegen vertrek van een collega zoeken wij een

Allround dierenarts

met affiniteit voor paarden.

Uw reactie kunt u richten aan: D.A.P. Deil, ter attentie van de
heer G.H. Mensen, Boonakkerweg 3,4158 LG Deil.

TER OVERNAME AANGEBODEN:

Gezelschapsdierenpraktijk met woon-/praktijkpand ten noorden
van Arnhem (15 procent van de omzet komt uit paarden, scha-
pen, geiten).

Het betreft een ruime éénmanspraktijk.
Goede dienstenregeling.

U kunt uw reactie zenden naar het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde,
Postbus 421, 3990 GE Houten, onder vermelding van
nummer 04/2007.

-ocr page 433-

hoe een hinkende dierenarts
toch visites kon afleggen

Zelfs een arts heeft zijn gezondheid niet altijd in eigen hand. Dat merkte een dierenarts toen hij zijn
linkerbeen brak. Zijn inkomen was goed verzekerd met het InkomensZekerPlan voor Vrije Beroepen.
Maar huisvisites afleggen was er voorlopig niet meer bij. Althans, zo leek het. Want Interpolis
bedacht een oplossing waar iedereen beter van werd. Een auto met automatische versnelling.

Bent u ook liever zelfstandig dan hulpbehoevend? Kijk dan op www.interpolis.nl/vrijeberoepen.

Interpolis. Glashelder

-ocr page 434-

Dierenartsencombinatie Voorne-
Putten is een gemengde praktijk
waarin aclit dierenartsen en der-
tien assistentes werken. Binnen
de praktijk bestaat een diersoort-
gerichte differentiatie. In verband
met het vertrek van een collega
zoeken wij een

Dierenarts m/v

Van de nieuwe collega verwachten wij dat hij of zij:

- Een toegevoegde waarde heeft op het gebied van de paarden
en bereid is zich verder te ontwikkelen op dit gebied;

- Ervaring met paarden en runderen heeft;

- Bereid is te participeren in de dienstregeling, waarbij de 1 op
4 dienst uit landbouwhuisdieren en paarden bestaat;

- Bereid is zich in de regio te vestigen.

Wij bieden deze collega:

- Een leuke baan (32-36 uur) in een zeer goed geoutilleerde
praktijk, waarin een goede teamgeest een hoge prioriteit
heeft;

- Mogelijkheden tot nascholing;

- Salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens CAO.

Schriftelijke sollicitaties graag binnen twee weken richten aan:

D.A.C. Voorne-Putten t.a.v. H. Westerveld, M.L. Kinglaan 1,

3223 GG Hellevoetsluis.

U wordt uitgenodigd in uw sollicitatie duidelijk aan te geven

waar uw interesses liggen en wat uw verwachtingen zijn.

Dieren
Dokters

DierenDokters is een groeiende organisatie
van gezelschapsdierenklinieken die graag
samenwerkt met gedreven, zelfstandige, com-

De afdeling Diagnostiekontwikkeling,
Research en Epidemiologie (DRE) telt
25 medewerkers. De activiteiten zijn
verdeeld over de Wetenschappelijke Staf
(WS), de groep Epidemiologie en het
R&D-laboratorium dat nieuwe laborato-
riumbepalingen ontwikkelt. De WS
(momenteel 11 medewerkers) bestaat
uit deskundigen per laboratoriumdiscipline.
Zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit
van de laboratoriumbepalingen en
participeren in praktijkgerichte
onderzoeksprojecten.

Ter versterking van de Wetenschappelijke
Staf zijn wij op zoek naar een enthousiaste:

Veterinair
Bacterioloog

fulltime

De kandidaat werkt samen met een collega
veterinair bacterioloog. Samen zijn zij
verantwoordelijk voor de vaktechnische
kwaliteit van het bacteriologische
laboratorium.

De kerntaken van de functie zijn:

• De ondersteuning van het bacterio-
logische laboratorium (circa 30 analisten)
met het interpreteren van de labora-
toriumresultaten

• Het op peil houden van de
kennis van de analisten

• Het op peil houden van de kwaliteit
van de laboratoriumbepalingen

• Het onderhouden van het kwaliteits-
systeem (ISO 17025-geaccrediteerd)

• Bijdragen aan opzetten en uitvoeren
van onderzoeksprojecten en het
ontwikkelen van bepalingen

• Bijdragen aan lezingen en
cursussen over bacteriologie

De ideale kandidaat

• Is afgestudeerd als dierenarts

• Is erkend specialist veterinaire
microbiologie

• Heeft ruime laboratoriumervaring
op het gebied van de klassieke
veterinaire bacteriologie

• Heeft ervaring op het gebied van de
moleculair biologische diagnostiek;

• Is kwaliteit- en resultaatgericht

• Is sociaal en communicatief vaardig
en een teamspeler

• Is goed in de Nederlandse en Engelse
taal, zowel in woord als geschrift

Naast een inspirerende en dynamische
werkomgeving bieden wij een modern
pakket arbeidsvoorwaarden.

Voor nadere informatie kunt u contact
opnemen met Dr. Frens Westenbrink,
hoofd afdeling DRE via nummer
0570-66 02 18.

Uw sollicitatie kunt u per e-mail
richten aan Marie-Louise Driessen,
ml.driessen@gddeventer.com

GO, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F, 0570-63 41 04
www.gddeventer.com,1nfo@gddeventer.com

GD is een ambitieuze
private onderneming
die zich begeeft op de
Nederlandse en Europese
markt. In Deventer
werken meer dan 400
medewerkers dagelijks
aan de diergezondheid
van landbouwhuisdieren
en gezelschapsdieren.
Het hart van ons bedrijf
wordt gevormd door
een modern veterinair
laboratorium waar per
dag 20.000 analyses
worden verricht.
Daarnaast beschikt GD
over een team van
dierenartsen, specialisten
en wetenschappers voor
het uitvoeren van prak-
tijkgericht onderzoek
en het ontwikkelen
van programma\'s voor
dierziektepreventie
en -bestrijding.
Bij ons gaan kwaliteit en
betrouwbaarheid hand in
hand, en staat de klant
centraal. Wetenschap en
commercie komen samen.
GD kent een open en
informele cultuur.

-ocr page 435-

NOVARTIS

6

Zie het verschil met Denagard

Denagard® is nu ool< in Nederland beschikbaar.

Denagard® is een zeer goed oplosbaar granulaat op basis
van tiamuline. Denagard® bev/ijst dagelijks zijn effectiviteit
in de metafylactische behandeling van de belangrijkste
darmziekten: Ileitis en Dysenterie.

Door de behandeling met Denagard® kunt u rekenen
op een hogere groei per dag en een verbeterde
voederconversie.1 U ziet het verschil!

Wilt u meer v/eten over Denagard® en de voordelen voor
u, neemt u dan contact op met Novartis Animal Health.

Denagard

tiamulin

* 19e IPVS congres, Denemarken

Productnaam en registratienummer DENAGARD 45% W.S.G voor varkens en kippen. REG NL 8012 Werkzame stof Tiamulinev/aterstoffumaraat 450 mg/g (overeenkomend met tiamuline 364 mg/g)
Indicaties Varkens: metafylactische behandeling van de klinische symptomen van: - Varkensdysenterie veroorzaakt door Brachyspira hyodysemteriae. • Procin proliferatieve enerophatie (ileitis)
veroorzaakt door Lawsonia intracellularis. Kippen; metafylactische behandeling van de klinische symptomen van chronische luchtwegaandoeningen veroorzaakt door Mycoplasma gallisepticum
en gecompliceerd door gevoelige Escherichia coli-stammen. Dosering Dosering varkens: Varkensdysenterie: 6-8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewiciit gedurende 3-5 dagen.
Ileitis: 8 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 5 dagen. Dosering kippen: 40 mg tiamulinewaterstoffumaraat per kg lichaamsgewicht gedurende 3-5 dagen.
Wachttermijn Varkens: 8 dagen voor de slacht. 1KB wachttijd eveneens 8 dagen. Kippen; 6 dagen voor de slacht. Niet voor gebruik bij legvogels die eieren voor menselijke consumptie
produceren. Kanalisatiestatus UDA Registratiehouder Novartis Consumer Health B.V. Business Unit Animal Health. Claudius Prinseniaan 142,4818 CP Breda, Nederland,!: 31 (0)76-5330020.
Verdere informatie op aanvraag beschikbaar.

-ocr page 436-

Emulsie en suspensie voor
emulsie voor injectie bij vai\'

Het eerste vaccin
tegen Porcine
Circovirus Type 2

Emulsion et suspension p:.
émulsion injectable pour porcii
Emulsion und Suspension zur Herstellu
einer Injektionsemulsion für Schv

QÉ&9HB

|)=

: 25 doses/Dosen

j 25dMesA)oteri

MeniAL

V«rk»n» Igtlten «n Hu9«nl
Pwx» IcKhtitts tl irwfsl
khwMve lJun9Uv>»f^ und S»u(nl

HELPT UW BEDRIJF WEER RENDABEL TE MAKEN

CIRCOVAC® - Emulsie en suspensie voor emulsie voor injectie bij varkens. Samenstelling: Eén gereconstitueerde dosis van 2 ml bevat geïnactiveerd porcine circovinjs type 2 (PCV2) ä 2.1 loglO Êlisa.Eenheden; ThiomersaI;
Lichte paraffine olie.
Diersoort: Varkens (gelten en zeugen). Indicaties: Passieve immunisatie van biggen via het colostnjm na actieve Immunisatie van gelten en zeugen, ter vermindering van laesies in de lymfoide weefsels die
geassocieerd zijn met een PCV2 infectie, en als ondersteuning ter vemiindering van sterfte te wijten aan PCV2. Duur van de immuniteit: tot 5 weken na overdracht van passieve antistoffen door colostrum opname. Contra-indicaties:
Geen. Bijwerkingen: gewoonlijk milde en voorbijgaande lokale reacties, hoofdzakelijk zwelling (tot gemiddeld 2 cm^ en roodheid (tot gemiddeld 3 cm^, soms oedeem (tot gemiddeld 17 cm^. Deze reacties verdwijnen spontaan na
gemiddeld hoogstens 4 dagen zonder enig gevolg voor de gezonöheid en voor de zoötechnische prestaties van gelten en zeugen - op injectiepiaats milde laesies zoals verkleuring en granuloma in het overgrote deel van de dieren,
alsook necrose of fibröse (in ongeveer de helft van de dieren) - een gemiddelde verhoging van de rectale temperatuur (tot 1,4\'\'C) optreden - zeldzaam verhoging van de rectale temperatuur met meer dan 2.5\'\'C, die minder dan 24 uur
aanhoudt - zeldzaam lichte apathie of vermindering in eetlust, die spontaan zouden moeten verdwijnen - uitzonderlijk overgevoeligheidsreactie veroorzaken. Een gepaste symptomatische behandeling moet dan ingesteld worden.
Uitzonderlijk kan een abortus optreden na vaccinatie.
Dosering, wijze van gebruik en van toediening: Reconstitueer onmiddellijk na het halen uit de koelkast (of een andere koelinstallatie). Om het vaccin te gebruiken, de flacon met
de antigeen suspensie krachtig schudden en de inhoud in de flacon met emulsie die het adjuvans bevat injecteren. Vóór gebruik zachtjes schudden. Dien één 2 ml dosis diep intramusculair toe in overeenstemming met het volgend
vaccinatieschema: Basisvaccinatie: Geiten: Eén injectie, gevolgd 3 tot 4 weken later door een tweede injectie, ten minste 2 weken vóór het dekken. Een bijkomende injectie moet worden gegeven, ten minste 2 weken vóór het werpen.
Zeugen: Eén injectie, gevolgd 3 tot 4 weken later door een tweede injectie, ten minste 2 weken vóór het werpen.Herhalingsvaccinatie: Eén injectie tijdens elke dracht, ten minste 2 tot 4 weken vóór het werpen.
Wachttijd: Nul dagen.
Uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift verkrijgbaar diergeneesmiddel / UDD - EU/2/07/075/001-004 (Reg. NL 10567). Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Merial Belgium NV, Sylvain Dupuislaan 243,1070 Brussel
of Merial B-V., Kleermakerstraat 10.1991 JL Velserbroek. vs011007. ® Geregistreerd handelsmerk van Merial. ©2007 Merial. Alle rechten voorbehouden. Matt Art 13583/10/07.

-ocr page 437-

Deel 132 • Aflevering 23 • i december 2007

Tijd^
Diergenees

Abortus en doodgeboorte op melkgeitenbedrijven ten
gevolge van
Coxiella burnetii

Q fever: een overzicht

Hepatocutaan syndroom

Zes jaar voorzitterschap en het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde

Eén loket voor informatie over gezelschapsdieren

KNMvD

\'oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 438-

Tensurin®20mg tablet

Veilig & effectief tegen incontinentie bi

grote én kleine honden

AST Farma introduceert
Tensurin 20mg tablet, een
veilig sympathomimeticum
op basis van Fenylpropa-
nolaminehydrochloride voor
de behandeling van urine-
incontinentie ten gevolge
van sfincter-insufficiëntie bij^
teven.

Tensurin wordt geleverd in \'
20mg (oblong) tabletten me
breukstreep. Hierdoor is
Tensurin ook eenvoudig te
doseren voor kleine honden

Tesurin 20mg kent weinig
tot geen bijwerkingen en is|
verkrijgbaar in blisterver-
pakkingen van 100 en 500:
tabletten.

^\'"Ngegi voor meer informatie
contact op met AST Farma]
s*fNDeil5ek onze website
www.astfarma.nl.

weinig tot geen bijwerkingen <
eenvoudig te doseren voor kleine honden <
verkrijgbaar in blisterverpakkingen van 100 en 500 tabletten M

TENSURIN® 20mg TABLET - DIERGENEESMIDDEL UDA

Werkzame bestanddeel per tablet: 20 mg fenylpropanolaminehydrochloride. Doeldier: Hond (teef). Indicaties:
Behandeling van urine-incontinentie ten gevolge van sfincter-insufficiëntie bij de teef. Dosering en toedieningswijze:
Uitsluitend bestemd voor orale toediening. De aanbevolen dosering bedraagt 3 mg fenylpropanolaminehydrochloride per
kg lichaamsgewicht per dag, verdeeld over 2 of 3 giften, gedurende 3 tot 4 weken. Dit komt overeen met 3x daags 1 tab-
let per 20 kg lichaamsgewicht of 3x daags tablet per 10 kg lichaamgewicht, of 2x daags 1 tablet per 13 kg lichaams-
gewicht of 2x daags \'/a tablet per 6.5 kg lichaamsgewicht.
Contra-indicaties: Niet gebruiken bij dracht en lactatie.
Bijwerkingen: zie bijsluiter, interactie(s) met andere geneesmiddelen: zie bijsluiter. REG NL 10179

\' «Wwiar»

jSSVfarirn

GROOT IN KLEir
www.astfarma.nl

-ocr page 439-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 132
Aflevering 23
1 december 2007

907

Inhoud

Cover: foto van pagina 910 en 920
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Abortus en doodgeboorte op melkgeitenbedrijven ten gevolge van Coxiella burnetii-, W. Wouda en D.P. Dercl<.sen 908

Overzichtsartikel

Q fever: een ovenzicht;J. Muskens, M.H. Mars en P. Franken

Nieuws

Uit de pathologiepraktijk

Hepatocutaan syndroom; R. van der Luer, T. van den /ng^, N. van Hoe en J. Neuteboom

Veterinair tuchtrecht

Asielstuipjes; laira Boissevain
Interview

Zes jaar voorzitterschap en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde-, Miel Bingen
Berichten en verslagen

Eén loket voor informatie over gezelschapsdieren; Jo/ian Klein Haneveld
Referaat
Ingezonden

Juveniele castratie van kittens blijft noodzakelijk; Erwin Virginia

Reactie op juveniele castratie van kittens blijft noodzakelijk; A.C. Schaefers-Okkens en P.A.M. Overgaauw
Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek; Tjeerd Cuperus

Wetenschap

912

919

920

925

926

928

929

930

931

932

Nieuws

Voor de pral<tijk

In veterinair
verband

Ingezonden

Is kwaliteit nog belangrijk?; A. van Bruinessen 935

Boekbespreking 935
Verslag

Verslag van de First International Conference on Contagious Equine Metritis; H./.J. Roest, P.J. Heath, D. Dawson,

C. Markey, Y.E. Dijkstra, M. Engelsma en F.C. van Zijderveld 936

WAAVP-congres \'Advancement in Parasitology\' in Gent; Menno Holzhauer en Paul Overgaauw 940

SEVC Barcelona overtreft de verwachtingen; Richard Nap 942

Praktijk in Bedrijf

Cursussen en
congressen

KLINISCHE AVONDEN

2008

"Systemische cortico \'s: een therapeutischegoocheldoos?" "Topicale corticosteroïden hij allergische huidaandoeningen"
Mw. Drs. J.J.C.W.M. Buijtels Mw. Drs. J. D. Sinke

dinsdag

dinsdag

donderdag

woensdag

dinsdag

15 januari 2008 Golden Tulip Jagershorst Leende (Eindhoven)
29 januari 2008 Van der Valk Hotel Nieuwerkerk aan den IJssel
14 februari 2008 Van der Valk Hotel Schiphol A4 Hoofddorp
5 maart 2008 Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn
25 maart 2008 Van der Valk Hotel Drachten

virbac.nl

ANIMAL HEALTH H^B

1 1

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: infc®virbac.nl
Het inschrijfformulier is ook te downloaden via www.virbac.nl

-ocr page 440-

Wetenschappelijke redactie

Mevr. Dr. H. M. G. van Beers-Schreurs

Drs. H.A. Beijer

Dr. R. Boosman

Dr. R. Kuiper

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. G. Voorhout (Uffeeht)

Prof dr P.R. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

rEindredactie

{Drs. E.RC. Bingen

iMw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

lE-mail: tMkdltfmKvd.nl

Bestuur

Prof dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs.A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
jggo CE Houten
Telefoon 030-6348900
Fax 030-6348909
Website www.knnnvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.P. van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr. drs. M. Fijten,
webmaster

943

944
944

Aankondiging

Nascholing in Champéry

In 2001 afgestudeerd? In 2008 Masterclass!; Tjerk Bosje
Referaat

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vast—eld door het besftiur._

|Postgiro/bank

iPostbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
nr. 69 93 61 443._

Opmaak en Druk

DeltaHage, grafische dienstverlening,
Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-75071. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info@overgaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Uit de industrie

Nieuws uit de Industrie

Voorzitterscolumn

Hectisch maandje; Ludo j. Hellebrekers
Personalia
ubilea

Doorlopende agenda
Deadline kopij

Original paper

Abortion and stillbirth among dairy goats as a consequence of CoxieUa bumetir, W. Wouda,
and D.P. Dercksen

Review paper

Q fever: an overview; j. Muskens, M.H. Mars, and P. Franken

945

946

946

947
947
950

908

912

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 441-

Angst

Uit

de redactie

Net leven zit vol bedreigingen. Woorden als \'struikrover\' en \'piraat\' behoren weliswaar tot het
obsolete gedeelte van onze woordenschat, maar daarvoor in de plaats zijn begrippen als \'ter-
roristen \' en \'bioterrorisme\' gemeengoed geworden. Professor Wagenaar gaf dan ook niet zonder
reden in zijn recente oratie aan dat miltvuur meer bekendheid geniet als mogelijke inhoud van
poederbrieven dan als besmettelijke ziekte van rundvee en andere diersoorten, inclusief gezel-
schapsdieren. Niet alleen is er sprake van fysieke bedreigingen maar ook zien wij de toekomst
niet zonder enige zorg tegemoet (denk aan de effecten van globalisering, klimaatveranderingen
et cetera). Het werken en leven met dieren brengt ook bedreigingen met zich mee. Velen van ons
hebben dat waarschijnlijk wel eens letterlijk aan den lijve ondervonden door een beet of trap van
een dier Ditzelfde geldt uiteraard ook voor anderen dan dierenartsen. Het is dan ook niet verwon-
derlijk dat één van de eerste projecten van het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren is
geweest om kinderen en hun ouders te helpen op een veilige manier met hun huisdier om te gaan.
Ook ziekten die bij dieren voorkomen en zich niets aantrekken van biologische soortgrenzen (over
globalisering gesproken), mogen zich in een toenemende belangstelling verheugen. In deze afle-
vering wordt u dan ook uitgebreid geïnformeerd over alle facetten van Q fever Vanuit het RIVM
wordt gerapporteerd over een aantal gevallen van deze ziekte bij de mens. In een beschreven casus
blijken bezoekers van een bedrijf waarop de ziekte bij geiten voorkwam, geïnfecteerd te zijn ge-
raakt. Opvallend is dat de veehouder en zijn gezin geen ziekteverschijnselen hebben vertoond (zou
het dan toch zo zijn dat een te beschermde levenswijze uiteindelijk resulteert in een verhoogde
gevoeligheid?). Ook meer recent zijn er gevallen geweest waarbij ziekten bij de mens gerelateerd
(b)leken aan dieren. Zo hebben gezondheidsproblemen in Hoogeveen, mogelijk in relatie staand
met een aandoening hij kaaimannen, tot nogal wat landelijke commotie aanleiding gegeven. Zeer
recent was er sprake van een uitbraak van papegaaienziekte na een vogeltentoonstelling in Weurt.
Zoönosen zijn dus \'hot\'. In zijn oratie ontlokte dit aan professor Wagenaar de ontboezeming dat de
veterinaire infectiologen mi.^schien wel stiekem hebben gehoopt dat de problemen in Hoogeveen
van microbiële oorsprong zouden blijken te zijn. Maatschappelijke belangstelling re.^ulteert na-
melijk niet zelden in financiële belangstelling in de vorm van ondersteuning van wetenschappelijk
onderzoek. Gelukkig voor deze collega s lijkt Salmonella-overdracht van reptielen en amfibiën
naar de mens in belang toe te nemen.

Zoönosen zijn niet een nieuw fenomeen en zijn van alle tijden. Toch maken we ons blijkbaar steeds
meer zorgen over de mogelijke bedreigingen ajkomstig van dieren. Mogelijk maakt dit deel uit van
een meer algemene angst voor alles wat ons welbevinden bedreigt, inclusief onze lichamelijke
gezondheid. Met geweldige inspanningen trachten we dan ook zo lang mogelijk onze kwaliteit van
leven en het leven zelf in stand te houden. Hierbij verdringen we het besef dat dit eigenlijk bij voor-
baat een verloren strijd is, immers: van leven ga je dood. Misschien laten we ons wel eens teveel
beïnvloeden door bedreigingen voor ons \'bestaan\'. Ik moet regelmatig denken aan een gedicht dat
bij mijn grootmoeder in een lijstje aan de muur hing, en dat begon met: "Een mensch lijdt dikwijls
het meest door het lijden dat hij vreest..." Een fraai en heel banaal voorbeeld daarvan is terug
te vinden bij de effectenbeurzen: vrees voor een veronderstelde mogelijke negatieve ontwikkeling
in de nabije toekomst heeft een direct negatief effect op die effectenbeurzen met alle negatieve mi-
cro- en macro-economische gevolgen vandien. Proberen we niet tegen een zeer hoge prijs zoveel
mogelijk uit ons leven te bannen dat ons eventueel zou kunnen bedreigen? Misschien moeten we
ons weer eens wat meer realiseren dat met al ons vernuft \'het eeuwige leven \'niet maakbaar is. Dat
is maar goed ook, gezien de ongebreidelde voortplantingsdrift van de soort
Homo sapiens.
Gelukkig zijn er ook meevallers. Voor het Tijdschrift was zo \'n meevaller dat mevr dr Marianne,
baronesse Sloet van Oldruitenborgh zich destijds bereid verklaarde het voorzitterschap van de
hoofdredactie op zich te nemen. Ik denk dat de KNMvD, en in haar het grootste gedeelte van
veterinair Nederland, haar zeer erkentelijk is voor haar zeer bevlogen en niet aflatende inzet voor
het Tijdschrift. Ik wil dan ook namens al diegenen en zeker niet in de laatste plaats ook namens de
wetenschappelijke en de eindredactie graag besluiten met: Marianne, BEDANKT!

Jan Vos

TijdsAhjy^^H

-ocr page 442-

Abortus en doodgeboorte op melkgeitenbedrijven ten gevolge van
Coxiella burnetii

W. Wouda\'-\'en D.P. Dercksen\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Beschreven worden de klinische verschijnselen en de
pathologische bevindingen van klinische Q fever uitbraken
op melkgeitenbedrijven in Nederland. De ziekte kenmerkt
zich door het optreden van endemische of epidemische
abortus laat in de dracht en de geboorte van dode of
zwakke lammeren. Deze gevolgen van een infectie met
Coxiella burnetii lijken de laatste jaren toe te nemen in de
Nederlandse meikgeitenpopulatie. Voor de diagnostiek is
het aantonen van het agens in placentamateriaal met be-
hulp van immunohistochemie zeer waardevol gebleken.

Summary

Abortion and stillbirth among dairy goats as a conse-
quence of Coxiella burnetii

The clinical signs and pathological findings of clinical Q
fever in dairy goats in the Netherlands are described. The
disease is characterized by endemic or epidemic abortion in
late pregnancy, stillbirth, or the birth of weak kids. These
consequences of
Coxiella burnetii infection appear to have
increased during recent years in the Dutch dairy goat popu-
lation. Detection of the agent in placental tissue by immuno-
histochemistry has proven diagnostically useful.

Inleiding

Coxiella burnetii (C. burnetii) is een kleine, pleomorfe, obli-
gaat intracellulaire bacterie, die op grond van recent molecu-
lair genetisch onderzoek wordt ingedeeld bij de
7-proteobac-
teria, orde Legionellales (23). C
burnetii is in 1938 beschreven
als de oorzaak van Q fever (Query fever), een tot dan toe onbe-
grepen ziekte bij slachthuispersoneel in Australië (1, 14, 15,
18). Q fever wordt nu onderkend als een wereldwijd voorko-
mende zoönose. C.
burnetii circuleert in veel wilde diersoor-
ten en hun ectoparasieten, maar komt ook bij gedomesticeerde
diersoorten voor Q fever bij de mens is een met koorts gepaard
gaande ziekte, die subklinisch kan verlopen, maar ook kan lei-
den tot acute of chronische ziekteverschijnselen, variërend van
lichte griepverschijnselen tot atypische pneumonie, hepatids,
endocarditis, meningo-encephalitis en het chronisch ver-
moeidheidssyndroom. Bij zwangere vrouwen kan de infectie
via placentitis leiden tot abortus, premature geboorte en neo-
natale sterfte (1, 14, 15). De gedomesticeerde herkauwers
(runderen, schapen en geiten) worden als de belangrijkste bron
van besmetting voor de mens beschouwd, maar ook gezel-
schapsdieren, vooral katten, kunnen de infectie overdragen op

\' GD. Postbus 9, 7400 AA Deventer.

\' Corresponderend auteur E-mail: w.wouda@gddeventer.com

Tijdschr Diergeneeskd 200J, 132: 908-911.

de mens (8). Uitscheiding van C. burnetii treedt vooral op met
uitvloeiing uit de uterus (vruchtwater, placenta) en in mindere
mate via melk, faeces en urine. Veelal zijn geïnfecteerde die-
ren symptoomloze dragers. C.
burnetii wordt echter gerekend
tot de belangrijkste veroorzakers van infectieuze abortus bij
kleine herkauwers, naast
Toxoplasma gondii, Chlamydophila
abortus, Listeria monocytogenes
en Campylobacter fetus (7,
13,17). Bij het rund kan C.
burnetii in mindere mate ook abor-
tus veroorzaken (6, 11, 24). Tot voor kort werd C.
burnetii in
Nederland niet gediagnosticeerd als oorzaak voor abortus bij
herkauwers, omdat er geen goede diagnostische methode voor
handen was. Sinds begin 2006 beschikt de afdeling Pathologie
van GD over een immuunhistochemische methode om het
agens in geïnfecteerde weefsels aan te tonen. In het kader van
de validatie van deze methode is een retrospectief onderzoek
uitgevoerd op placentamateriaal van verworpen vruchten van
rund (n=42), schaap (n=13) en geit (n=14). Het betrof placen-
ta\'s met placentitis waar geen oorzaak voor werd gevonden.
Bij meer dan de helft van de onderzochte geitenplacenta\'s werd
C.
burnetii aangetoond. Ook bij het schaap werd een geval van
C. è«r/?eri/-placentitis gevonden, maar bij het rund werden
geen gevallen vastgesteld. Op geitenbedrijven in ons land zijn
in 2005 twee, in 2006 zes en in 2007 (tot 1 augustus) zeven
uitbraken van C
burnetii-ahortüs vastgesteld.
In deze bijdrage worden de klinische verschijnselen en de
pathologische veranderingen van de infectie bij melkgeiten
beschreven.

Materiaal en methoden

Het onderzoeksmateriaal bestond uit dertien inzendingen af-
komstig van negen melkgeitenbedrijven. Elf inzendingen be-
stonden uit één of meer verworpen geitenlammeren met pla-
centa\'s, terwijl in twee gevallen alleen placenta\'s werden
ingezonden. Acht van de negen bedrijven van herkomst
waren gelegen in de provincie Noord-Brabant en één bedrijf
lag in Gelderland. De meeste inzendingen vonden plaats in
de periode maart 2005 tot september 2006. Ook werd één in-
zending opgenomen uit augustus 2001, waarbij de diagnose
retrospectief werd gesteld. Van de inzendingen vóór 1 januari
2006 werd gearchiveerd, in paraffine ingebed placentamate-
riaal onderzocht.

Op alle verworpen of doodgeboren lammetjes werd een pa-
thologisch onderzoek verricht, bestaande uit een macrosco-
pische beoordeling van het kadaver en de placenta, een stan-
daard histologisch onderzoek van hersenen, lever, long en
placenta, soms aangevuld met andere weefsels, een algemeen
bacteriologisch onderzoek van lebmaaginhoud en een gericht
bacteriologisch onderzoek naar
Campylobacter spp. Bij ma-
croscopische afwijkingen aan de placenta werd een immu-
nofluorescentie-onderzoek gedaan op
Chlamydophila abor-
tus
met behulp van vriescoupes of afdrukpreparaten. Op alle
placenta\'s werd een immuunhistochemische methode volgens
het EnVision Systeem (DAKO Corporation, California,
USA) uitgevoerd op C.
burnetii. De paraffinecoupes worden

-ocr page 443-

hierbij 45 minuten geïncubeerd met schaap-anti-C. burnetii
IgG 1, gelabeld met horseradish peroxidase (HRP) afkomstig
van het Moredun Research Institute, Edinburgh, Scotland
(met dank aan dr. David Buxton). Vervolgens worden de
coupes dertig minuten geïncubeerd met Rabbit anti-HRP en
daarna dertig minuten met het DAKO Envision systeem,
anti-Rabbit. Als laatste stap wordt gedurende vijf minuten het
DAKO Liquid DAB" Substrate-Chromogen System toege-
voegd dat onder invloed van het substraat H^O^ wordt omge-
zet in een niet oplosbaar bruin product, dat precipiteert op de
plaats van de omzetting. Als tegenkleuring werd haematoxy-
line gebruikt. Als positief controlemonster was geïnfecteerd
placentamateriaal van een geit beschikbaar (met dank aan dr.
Rob Bildfell, College ofVeterinary Medicine, Oregon State
University, USA).

De klinische gegevens werden verzameld via telefonisch con-
tact met dierenartsen en geitenhouders en op basis van be-
drijfsbezoeken na het bekend worden van de diagnose.

Resultaten

Klinische verschijnselen

Op de meeste bedrijven presenteerden de klinische verschijn-
selen zich als abortus gedurende de tweede helft en vooral
aan het einde van de dracht. De geiten vertoonden voor en tij-
dens de abortus meestal geen algemene ziekteverschijnselen.
Soms werd traagheid en een verminderde eetlust opgemerkt.
Op sommige bedrijven was er sprake van een abortusstorm,
waarbij een hoog percentage (tot wel vijftig procent) van de
drachtige dieren binnen enkele weken aborteerde. Daarnaast
werden ook doodgeboorte, geboorte van zwakke lammeren
en perinatale sterfte gezien. Op enkele bedrijven ontwikkelde
een aantal geiten na de abortus endometritis. In het verloop
van een abortusstorm werden daarna meestal zwakgeboren,
te lichte lammeren geboren die vaak kort na de geboorte
stierven. Daarna werden op het oog gezonde lammeren met
normale geboortegewichten geboren, waarvan de opfokpe-
riode meestal moeizaam verliep. Een dergelijke opfokperiode
werd gekenmerkt door meer luchtwegproblemen en maag-
darmproblemen dan op vergelijkbare geitenbedrijven zonder
abortushistorie. Op twee geitenbedrijven werden de overige
drachtige geiten uit het koppel behandeld met oxytetracycline
(20mg/kg). Dit leek echter het aantal abortusgevallen niet of
nauwelijks te reduceren.

Twee familieleden van een van de melkgeitenhouders, die op
bezoek waren geweest in de periode dat zich op het bedrijf
veel abortusgevallen voordeden, werden ernstig ziek en bij
hen is de diagnose Q fever bevestigd. De geitenhouder zelf
en zijn gezinsleden hebben geen ziekteverschijnselen ver-
toond. De GGD en de veterinaire inspectie van het ministerie
van Volksgezondheid zijn bij deze casus betrokken.

Pathologische bevindingen

Bij het macroscopisch onderzoek werden bij de doodgeboren
en verworpen lammetjes geen afwijkingen waargenomen. De
meeste waren fris, sommige waren licht autolytisch. Ook bij
microscopisch onderzoek van de organen werden bij de mees-
te vruchten geen afwijkingen gevonden. Bij enkele vruchtjes
werd een geringe granulomateuze hepatitis gevonden. Bij een
tweetal vruchten werd een geringe bronchopneumonie gezien.
Bij één vrucht werden enkele malaciehaardjes gevonden in de
witte stof van de hersenen. In totaal werden twintig placenta\'s
onderzocht. Meestal werden er macroscopische afwijkingen
aan de placenta\'s waargenomen. Deze varieerden van oedeem
en hyperaemie tot een duidelijke exsudatieve ontsteking, tot
uiting komend in een geelwit tot lichtbruin beslag tussen de
cotyledonen en soms ook haardsgewijs in de cotyledonen (fi-
guur 1). Soms waren er in de aangetaste delen duidelijk kalk-
afzettingen zichtbaar. In alle placenta\'s werd bij histologisch
onderzoek ontsteking gevonden. Deze bevond zich in het in-
tercotyledonaire allantochorion en aan de basis van de coty-
ledonaire villi, waar deze bedekt zijn met kubisch tot cylin-
drisch epitheel (trofoblast cellen). Deze regio van de
cotyledon is betrokken bij de fagocytose en afbraak van ma-
temaal bloed ten behoeve van de ijzervoorziening van de
vrucht (haemofage zone). De ernst van de ontsteking varieer-
de van een oppervlakkige purulente ontsteking tot een necro-
tiserende ontsteking, vaak met kalkneerslagen en verlies van
de epitheliale bekleding (figuur 2). Nog aanwezige trofoblast-
cellen waren vaak afwijkend en vertoonden een gevacuoli-
seerd schuimig cytoplasma en een meer of minder duidelijke
basofiele intracytoplasmatische granulatie (figuur 3). Dieper
in het stroma was sprake van infiltratie van rondkemige ont-
stekingscellen, waaronder plasmacellen. Soms waren bloed-

-ocr page 444-

Figuur 3. Placentitis, trofoblastcellen met basofiele intracytoplasmatische
granulatie door aanwezigheid van
Coxiella burnet/i-bacteriën (HE-kleu-
ring).

vaten in het allantochorion in de ontsteking betrokken en ge-
tromboseerd. De diagnose werd in alle gevallen gesteld door
middel van de toegepaste immuunhistochemische kleuring
voor C.
burnetii. Geïnfecteerde trofoblastcellen vertoonden
een intensieve cytoplasmatische aankleuring (figuur 4). Ook
in necrotisch debris bestaande uit losgelaten epitheel en ont-
stekingscellen was veel immuungelabeld materiaal aanwezig.
Geïnfecteerde cellen waren meestal makkelijker aantoonbaar
aan de basis van de cotyledonaire villi dan in het sterk ont-
stoken intercotyledonaire deel van het chorioallantoisvlies,
omdat daar vaak geen epitheel meer aanwezig was.

Discussie

Uit het bovenstaande blijkt dat C. burnetii momenteel een be-
langrijke oorzaak van abortus is bij melkgeiten in Nederland.
In de onderzochte gevallen presenteerde de infectie zich kli-
nisch als endemische of epidemische abortus laat in de
dracht, waarbij soms meer dan 50 procent van de drachtige
dieren aborteerde. Ook werd doodgeboorte en geboorte van
zwakke lammeren gezien. Aborterende geiten waren meestal
symptoomloos maar soms werd traagheid en een verminder-
de eetlust opgemerkt. Een groot aantal geiten met een C.
bur-
«eri/-abortus ontwikkelde een endometritis indien niet snel
een antibacteriële therapie werd ingesteld direct aansluitend
op de abortus. De ziekte lijkt de afgelopen jaren sterk te zijn
toegenomen in de Nederlandse melkgeitenpopulatie. Ook in
de eerste helft van 2007 deden zich al enkele grote uitbraken
voor. Eenzelfde trend was in de jaren tachtig van de vorige
eeuw te zien in Canada toen daar de geitenhouderij sterk toe-
nam (19). De onderzoekers vroegen zich toen af of er sprake
was van verspreiding van een nieuwe virulente stam van C.
burnetii of dat er een gevoelige geitenpopulatie was ontstaan.
Sandford et al. (21) beschrijven C.
burnetii abortusuitbraken
op vijf geitenbedrijven, die terug te voeren waren op contact
van drachtige geiten met enkele aborterende geiten tijdens
een jaarlijkse show. Uit onderzoek in de Verenigde Staten
(16) bleek de gemiddelde seroprevalentie bij geiten (41,6%)
significant hoger te zijn dan bij schapen (16,5%) en runderen
(3,4%). Houwers et al. (10) vonden bij 3603 Nederlandse
schapen afkomstig van 191 bedrijven een seroprevalentie van
3,5 procent terwijl van een beperkt aantal onderzochte geiten
minder dan één procent antistoffen had.
Bij de pathologische diagnose is het onderzoek van de pla-
centa onontbeerlijk. De placenta is bij C. èwrneï/z-abortus
vaak macroscopisch afwijkend en wordt gekenmerkt door
een necropurulent beslag tussen de cotyledonen. Het histolo-
gische beeld van de placentitis bij coxiellosie is kenmerkend.
De ontsteking bevindt zich in het allantochorion tussen de
cotyledonen en aan de basis van de villi, in de cotyledonen.
In veel gevallen valt in H&E coupes al op dat de trofoblast-
cellen aan de basis van de villi gezwollen zijn en een licht
basofiele granulatie vertonen door microkolonies van
C.
burnetii. Na immuunlabeling is de diagnose met zekerheid
te stellen. Wel dient men er op bedacht te zijn dat in de twee-
de helft van de dracht in de cotyledonen erythrofagie en
bloedafbraak plaatsvindt, waardoor er veel geelbruin pigment
in de trofoblastcellen aan de basis van de villi voorkomt. Dit
is echter goed te onderscheiden van immuungelabelde
C. èwrner/i\'-bacteriën. De belangrijkste differentiële diagnose
is een placentitis door
Chlamydophila, die soms ook samen
met Coxiella voorkomt (22). De verworpen lammeren bij een
Coxiella-abortus zijn niet afwijkend, alleen soms wat achter-
gebleven in groei. Ook histologisch onderzoek van diverse
organen levert geen bijdrage aan de diagnose. Wel is het wel-
licht mogelijk met behulp van PCR in organen van verwor-
pen vruchten Coxiella aan te tonen (20). Deze techniek wordt
vooral toegepast om dragers op te sporen (4), maar wordt in
Nederland nog niet ingezet voor de veterinaire diagnostiek.
Uit experimenteel onderzoek is gebleken dat vlak voor de
abortus een sterke vermeerdering van C.
burnetii plaatsvindt,
in eerste instantie in het trofoblastepitheel van de chorioal-
lantois membraan en vervolgens overgrijpend op het epitheel
aan de basis van de cotyledonaire villi. De hierdoor veroor-
zaakte necropurulente placentitis leidt tot een scheiding van
het foetale en het maternale deel van de placenta (20).
Uit de literatuur is bekend dat de infectie bij schapen en run-
deren kan persisteren zonder klinische verschijnselen te ge-
ven. Klinisch gezonde dragers kunnen C.
burnetii-orgams.-
men uitscheiden bij de partus via het vruchtwater. Ook kan
uitscheiding via de melk en faeces optreden (1). Abortus zou
alleen optreden na een primaire infectie en ongebruikelijk
zijn in endemisch geïnfecteerde koppels (12).
Ook bij experimenteel geïnfecteerde geiten die vervolgens
aborteerden, zijn deze uitscheidingsroutes aangetoond, (2).
Tot veertien dagen na de abortus scheidden de geiten Coxiel-
la uit via de vagina. In melk was tot 52 dagen na de abortus
Coxiella aantoonbaar met PCR. Ook vond uitscheiding plaats
met de faeces, soms al voor het optreden van abortus. Uit Ca-

-ocr page 445-

nadees onderzoek bij geiten na een Coxiella-abortusuitbraak
is gebleken dat de uitscheiding van Coxiella via de vagina
ook tijdens het volgende lammerseizoen nog plaatsvond,
maar niet meer in een derde seizoen (9). In een recent onder-
zoek in Frankrijk trad bij enkele geiten die hadden geabor-
teerd tijdens een Coxiella-abortusuitbraak, in een volgende
dracht opnieuw doodgeboorte en abortus door C.
burnetii op
(5).

Antibiotica zoals tetracyclines kunnen volgens de literatuur
worden ingezet om het aantal abortussen en de hoeveelheid
uitgescheiden Coxiellabacteriën te reduceren (3). Zoals ver-
meld waren onze ervaringen met een antibioticumbehande-
ling, hoewel slechts op twee bedrijven gedocumenteerd, niet
bemoedigend. Als preventieve maatregelen worden aanbevo-
len: isoleren van aborterende dieren, vermijden dat voer
wordt besmet met excreta (vaginauitvloeiing, mest en urine),
en opruimen en vernietigen van geaborteerde vruchten en na-
geboortes (18). In Nederland is geen C.
burnetii-vaccm be-
schikbaar. In Frankrijk wordt wel gebruikgemaakt van een
vaccin ter preventie van C.
burnetii, maar er zijn nog onvol-
doende gegevens beschikbaar met betrekking tot de effectivi-
teit van dit vaccin bij geiten.

In de sectiezaal en het laboratorium moet voorzichtig worden
omgegaan met besmet materiaal. Vooral de placenta\'s van
abortusgevallen door C.
burnetii bevatten zeer veel infectieus
materiaal. Mede hierom wordt een scala van voorzorgsmaat-
regelen toegepast. Zo worden zwangere vrouwen uit de GD-
sectiezaal geweerd. De toegepaste immuunhistochemische
techniek maakt gebruik van gefixeerd materiaal, wat geen ri-
sico met zich meebrengt voor de analist.

Literatuur

1. Arricau-Bouvery N and Rodolakis A. Is Q fever an emerging or re-
emerging zoonosis? Vet Res 2005; 36: 327-349.

2. Arricau-Bouvery N, Souriau A, LecViopie, P and Rodolakis A. Experi-
mental
Coxiella burnetii infection in pregnant goats: excretion routes.
Vet Res 2003;34:423-433.

3. Berri M, Crochet D, Santiago S and Rodolakis A. Spread of Coxiella
burnetii
infection in a flock of sheep after an episode of Q fever. Vet
Rec 2005; 157:737-740.

4. Berri M, Laroucau K and Rodolakis A. The detection of Coxiella bur-
netii
from ovine genital swabs, milk and fecal samples by the use of a
single touchdown polymerase chain reaction. Vet Microbiol. 2000; 72:
285-293.

5. Berri M, Rousset E, Champion JL, Russo P and Rodolakis A. Goats
may experience reproductive failures and shed
Coxiella burnetii at two
successive parturitions after a Q fever infection. Res Vet Sci 2007; 83:
47-52.

6. Bildfell RJ, Thomson GW, Haines DM, McEwen BJ and Smart N.
Coxiella burnetii infection is associated with placentitis in cases of bo-
vine abortion. J Vet Diagn Invest 2000; 12:419-425.

7. Chanton-Greutmann H, Thoma R, Corboz L, Borel N and Pospischil A.
Abortion in small ruminants in Switzeriand: investigations during two
lambing seasons (1996-1998) with special regard to chlamydial abor-
tions. Schweiz Arch Tierheilkd. 2002; 144: 483-492.

8. Fournier PE, Marrie TJ and Raoult D. Diagnosis of Q fever. J Clin Mi-
crobiol 1998; 36: 1823-1834.

9. Hatchette T, Campbell N, Hudson R, Raoult D and Marrie TJ. Natural
history of Q fever in goats. Vector Borne Zoonotic Dis 2003; 3:11-15.

10. Houwers DJ and Richardus JH. Infections with Coxiella burnetii in
man and animals in the Netherlands. Zentralbl Bakteriol Mikrobiol
Hyg [A]. 1987; 267(1): 30-36.

11. Jensen TK, Montgmery DL, Jaeger PT, Lindardt T, Agerholm JS, Bille-
Hansen V and Boye M. Application of fluorescent
in situ hybridisation
for demonstration of
Coxiella burnetii in placentas fi\'om ruminant
abortions. APMIS 2007; 115: 347-353.

12. Jubb, Kennedy, and Palmer\'s Pathology of domestic animals. Edited by
M. Grant Maxie. Vol 3. 5th Edit. 2007. Saunders Elsevier, Edinburgh.
2007: pp 506-507.

13. Kirkbride CA. Diagnoses in 1,784 ovine abortions and stillbirths. J Vet
Diagn Invest 1993;5:398-402.

14. Kovacova E and Kazar J. Q fever-still a query and underestimated in-
fectious disease. Acta Virol 2002; 46: 193-210.

15. Maurin M andRaoult D. Q Fever. Clin Microbiol Rev 1999; 12: 518-
553.

16. McQuiston JH and Childs JE. Q fever in humans and animals in the
United States. Vector Borne Zoonotic Dis 2002; 2: 179-191.

17. Moeller RB Jr. Causes of caprine abortion: diagnostic assessment of
211 cases (1991 -1998). J Diagn Invest 2001; 13: 265-270.

18. Muskens J, Mars MH en Franken P Q fever: een overzicht. Tijdschr
Diergeneeskd 2007; 132:912-917

19. Palmer NC, Kierstead M, Key DW, Williams JC, Peacock MG and Vel-
lend H. Placentitis and abortion in goats and sheep in Ontario caused
by
Coxiella burnetii. Can Vet J 1983; 24: 60-61.

20. Sanchez J, Souriau A, Buendia AJ, Arricau-Bouvery N, Martinez CM,
Salinas J, Rodolakis A and Navarro JA. Experimental
Coxiella burnetii
infection in pregnant goats: a histopathological and immunohistoche-
mical study. J Comp Pathol 2006; 135: 108-115.

21. Sanford SE, Josephson GK and MacDonald A. Coxiella burnetii (Q
fever) abortion storms in goat herds after attendance at an annual fair.
Can VetJ 1994;35:376-378.

22. Schopf K, Khaschabi D and DackauT. Enzootic abortion in a goat herd,
caused by mixed infection with
Coxiella burnetii and Chlamydia psit-
taci.
Case report. Tierarztl Prax 1991; 19: 630-634.

23. Seshadri R, Paulsen IT, Eisen JA et al. Complete genome sequence of
the Q-fever pathogen
Coxiella burnetii. Proc Natl Acad Sci USA.
2003; 100:5455-5460.

24. Van Moll P, Baumgärtner W, Eskens U and Hänichen T. Immuno-cyto-
chemical demonstration of
Coxiella burnetii antigen in the fetal pla-
centa of naturally infected sheep and cattle. J Comp Pathol. 1993; 109:
295-301.

Artikel ingediend: 17 augustus 2007
Artikel geaccepteerd: 25 september 2007

-ocr page 446-

Overzichtsartikel

Samenvatting

Q fever is een zoönose. De infectie komt wereldwijd voor
bij vele diersoorten en de mens en wordt veroorzaakt
door de gramnegatieve bacterie
Coxiella burnetii. Her-
kauwers worden beschouwd als de belangrijkste besmet-
tingsbron voor de mens. De belangrijkste besmettings-
route bij de mens is het inhaleren van besmette fijne
partikeltjes.

Abortus is het belangrijkste klinische verschijnsel bij
herkauwers. Tijdens en na de abortus scheidt een dier
grote hoeveelheden bacteriën uit via de placenta en
andere vaginale excreta. De kiem komt ook voor in melk
en mest. Na uitscheiding kan de kiem lang overleven in
de buitenlucht en over grote afstanden verspreid worden.
Zowel in Nederland als in meerdere andere landen is de
seroprevalentie bij rundvee vrij hoog. Een infectie kan
worden gediagnosticeerd door het aantonen van antistof-
fen tegen de bacterie of door het aantonen van de bacte-
rie zelf door middel van een PCR-techniek. Het effect van
het toedienen van antibiotica en vaccins voor therapeu-
tische of preventieve doeleinden is nog onduidelijk. Tot
op heden zijn er wereldwijd nog geen effectieve bestrij-
dingsprogramma\'s ontwikkeld.

Summary

Q fever: an overview

Q fever, a zoonosis caused by the gram-negative bacterium
Coxiella burnetii, occurs worldwide and affects both humans
and animals. Ruminants are considered to be the main source
of infection of humans, with the main route of infection being
through inhalation of the organism of fine-particle aerosols.
Abortion is the main clinical sign in ruminants. During and
after abortion, large quantities of the bacterium are shed via
the placenta and other vaginal secretions. The bacterium may
also be present in faeces and milk. The bacterium can survive
for a long time in the environment after shedding and can be
spread over long distances.

Seroprevalence among cattle is rather high in the Nether-
lands and in many other countries. Infection is diagnosed by
detecting antibodies against the bacterium or the bacterium
itself by means of a PCR method. The efficacy of using antibi-
otics or vaccines for treatment or prevention of the disease in
cattle is still unclear, and there are currently no effective dis-
ease control programmes.

\' CD. Postbus 9. 7400 AA Deventer.

^ Corresponderend auteur E-mail: J.Muskens@gddeventer.com

Wetenschap
Q fever: een overzicht

J. Muskens\'\'", M. H. Mars\' en P. Franken\'

Q fever, ook wel Q-koorts genoemd, is een wereldwijd voor-
komende infectie bij mens en dier Het is een zoönose, die
veroorzaakt wordt door de bacterie
Coxiella burnetii. De let-
ter Q komt of van het woord \'Query\', wat vraagteken betekent
(de verwekker van de ziekte was namelijk lang onbekend), of
van Queensland (Australië), waar de ziekte in 1935 voor het
eerst is beschreven bij slachthuispersoneel (20). Deze ziekte-
uitbraak is nader onderzocht door Burnet. Min of meer tege-
lijkertijd werd de kiem ook gevonden in de Verenigde Staten
door Cox, die de bacterie isoleerde uit teken. Cox en Burnet
zijn door de naamgeving van de bacterie verbonden gebleven.
De bacterie wordt wereldwijd gevonden, met uitzondering
van in Nieuw-Zeeland (65). Het reservoir is de dierenwereld,
waarbij de bacterie in zeer veel diersoorten is gevonden: wilde
dieren, gedomesticeerde dieren, diverse vogels, zoogdieren en
allerlei insecten. Bij besmetting van (wilde) dieren spelen
teken mogelijk een rol (44, 58X maar dit wordt betwijfeld
door andere onderzoekers (47,52).

In dit artikel zal vooral aandacht worden besteed aan Q fever
bij het rund. Daarnaast zullen een aantal belangrijke aspecten
van de ziekte bij de mens en andere diersoorten, met name bij
schapen en geiten, worden beschreven.

Bacterie

Coxiella burnetii is een obligaat intracellulaire, gramnegatie-
ve bacterie. Eerder werd de kiem geschaard onder de Rickett-
siae; nu behoort deze tot de orde van de Legionellae, in de
familie Coxiellaceae waarvan
Coxiella burnetii het enige
species is.

De bacterie heeft twee vormen, namelijk een \'small celF-
variant (SCV) en een \'large cell\'-variant (LCV). Deze vor-
men zijn te onderscheiden met behulp van elektronenmicros-
copie. De SCV is zeer resistent tegen chemische invloeden,
uitdroging, hoge en lage temperaturen en wordt soms ook wel
\'spore\' genoemd. De SCV is zeer stabiel in aërosolen (in in-
gedroogde dierlijke cellen) en is zeer infectieus. De SCV
wordt bij entree in een gastheer (dier of mens) gefagocyteerd
door macrofagen en vormt zich vervolgens in de fagocyt om
tot LCV Als LCV vermeerdert de kiem zich in de fagocyten
en blijft daar persistent aanwezig.

Coxiella burnetii heeft twee antigene fasen: fase 1 en fase 11.
Wanneer de bacterie direct vanuit een dier of mens wordt on-
derzocht, is deze in fase 1; wanneer de bacterie enkele malen
gekweekt is op celcultuur of bebroede kippeneieren, is deze
in fase 11.

Deze antigene variatie heeft zijn oorsprong in een verande-
ring in de LPS-laag (lipo-polysaccharidelaag) van de bacte-
rie. In fase 1 is de LPS-laag compleet en zorgt er onder meer
voor dat de immuunglobulinen van de gastheer gehinderd
worden om te binden aan de oppervlakte-eiwitten van de bac-
terie, daarmee een effectieve afweerreactie verstorend. In
fase 1 is
Coxiella burnetii zeer infectieus en virulent. In fase
11 heeft het LPS een andere suikersamenstelling en is het LPS
korter Hierdoor krijgen immuunglobulinen de kans de bacte-

Tijdschr Diergeneeskd 200J, 132: 912-917.

Introductie

-ocr page 447-

rie te naderen en onschadelijk te maken. Deze variatie in an-
tigene fasen (fase 1 en fase 11) is analoog aan \'smooth\'- en
\'rough\'-varianten van andere gramnegatieve bacteriën. Dit is
van belang in de diagnostiek en de vaccinbereiding (23, 48,
65).
Coxiella èwr/jetó-isolaten zijn genetisch sterk homo-
geen, maar met restrictie-enzymtechnieken kunnen wel ver-
schillende stammen worden onderscheiden.

Ziekte bij de mens

Humane infecties zijn afkomstig uit het dierreservoir. Scha-
pen, geiten en runderen worden gezien als de belangrijkste
bron voor humane infecties (48). Ook katten, honden en
knaagdieren zijn mogelijke bronnen voor humane infecties
(23, 37, 49). Infecties van mens op mens zijn zeldzaam (23).
De belangrijkste porte d\'entree bij de mens is het respiratoire
slijmvlies of de conjunctiva en waarschijnlijk is ook het in-
testinale slijmvlies een mogelijke route. Na entree volgt een
hematogene verspreiding en een systemische infectie. Bij de
mens is de infectie meestal zelflimiterend. Waarschijnlijk
persisteert de bacterie soms in het baarmoederslijmvlies en
in melkklieren (26). C.
burnetii is, net als bij dieren, ook bij
mensen in placenta en moedermelk aangetoond (52).
De ziekteverschijnselen bij de mens zijn divers. Een groot
deel van de infecties gaat symptoomloos voorbij. Wanneer er
wel verschijnselen optreden, bestaan ze in de acute fase uit de
volgende griepachtige symptomen: langdurig (zeven tot tien
dagen) hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, geen eetlust, misse-
lijkheid, braken, diarree, hoesten en pijn op de borst (24, 48,
52). Een atypische pneumonie of leverontsteking wordt vaak
gezien. De incubatietijd is twee tot vier weken, soms zelfs zes
weken. Wanneer de infectie chronisch verloopt, kan een en-
docarditis ontstaan. Dit kan jaren na de oorspronkelijke in-
fectie nog manifest worden. Andere verschijnselen zijn abor-
tus, doodgeboorte (48) en chronische vermoeidheid (26,48).
Meestal herstellen mensen met Q fever. Wanneer de infectie
chronisch is geworden, sterft echter 1 tot 11 procent (23).
In diverse landen zijn grote uitbraken van Q fever beschreven.
Zes werknemers van een vleesverwerkende fabriek in Schot-
land moesten worden opgenomen in het ziekenhuis (43). In
Frankrijk is ook een uitbraak beschreven die gerelateerd was
aan een slachthuis (17). Bij een uitbraak in een school in
Groot-Brittannië was de infectie waarschijnlijk afkomstig van
vijf geiten die werden gehouden op school (34). In een Frans
onderzoek werden humane gevallen geassocieerd met een
mistralwind die een maand eerder had plaatsgevonden in een
periode kort na de aanvang van het lammerseizoen (60).
In Nederland is de ziekte bij mensen meldingsplichtig. Tot
2007 werden jaarlijks circa twintig gevallen gemeld. Alge-
meen wordt verwacht dat dit een sterke onderschatting is van
het werkelijke aantal ziektegevallen, vooral omdat de symp-
tomen zo divers zijn en de diagnostiek gecompliceerd is (24).
In 2007 werd echter een groter aantal humane infecties vast-
gesteld.

Besmettingsbronnen voor humane infecties zijn moeilijk te
vinden omdat de kiem over grote afstanden met de wind kan
worden verspreid, zeer resistent is en daarom lang kan overle-
ven. Hierdoor is het mogelijk dat mensen besmet worden
zonder direct contact met dieren (24, 62). Het drinken van
gepasteuriseerde melk wordt niet beschouwd als een bron
van besmetting voor de mens (18).

Mensen met Q fever worden behandeld met antibiotica.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de behandelingen
van de acute en de chronische fase. In de acute fase wordt een
kuur van veertien dagen doxycycline aanbevolen. Bij chroni-
sche infecties moeten antibiotica gedurende perioden van an-
derhalf tot driejaar worden genomen (24).

Klinischeverschijnselen bij herkauwers

C. burnetii dringt vooral via de luchtwegen binnen. Bij dieren
zijn (in tegenstelling tot bij de mens) primaire hart- of long-
infecties slechts zelden vastgesteld, behalve na experimentele
infecties (50). In de chronische fase zijn bij dieren geen klini-
sche afwijkingen beschreven.

Indien er klinische verschijnselen optreden bij allerlei dier-
soorten, is abortus in een gevorderd stadium van de dracht
het belangrijkste symptoom (65). Naast abortus kunnen
doodgeboorten, aan de nageboorte staan, baarmoederontste-
king en onvruchtbaarheid mogelijk als klinische verschijnse-
len optreden. Placentitis is het meest karakteristieke kenmerk
van O fever. De placenta blijkt leerachtig en verdikt en kan
grote hoeveelheden witgelig exsudaat bevatten aan de randen
van de cotyledonen en ook tussen de cotyledonen. Soms kan
het exsudaat roodbruin van kleur zijn. Kleine stolsels en vaat-
wandontsteking kunnen gezien worden bij histologisch on-
derzoek. Bij de geaborteerde kalveren en geiten- en schapen-
lammeren is pneumonie waargenomen. Meestal zijn de
afwijkingen in de geaborteerde foeten niet specifiek (45).
In diverse landen is onderzoek gedaan naar het voorkomen
van C.
burnetii bij runderen met vruchtbaarheidsproblemen.
In Italië hadden geaborteerde runderen ten opzichte van \'at
random\' onderzochte runderen significant vaker Q fever-anti-
stoffen(14).

In een ander Italiaans onderzoek was twaalf procent van de
138 onderzochte, geaborteerde runderfoetussen PCR positief
(47). Soms wordt Q fever beschreven als mogelijke oorzaak
van terugkomers (56), in een ander onderzoek is dat niet be-
vestigd (57). In een Japans onderzoek zijn 61 uterusswabs
van melkkoeien met vruchtbaarheidsproblemen onderzocht
op de aanwezigheid van C.
burnetii en bij 21 procent werd de
kiem aangetoond met PCR (31). In een onderzoek van Tain-
turier (59) is C.
burnetii beschreven als mogelijke oorzaak
van metritis.

Tot op heden is in Nederland de diagnose Q fever op basis
van immunohistochemisch onderzoek van de placenta nog
niet gesteld bij verwerpende runderen (66).
Infectie van drachtige geiten en schapen kan abortus veroor-
zaken. Daamaast kunnen lammeren slap geboren worden
(11). In Sardinië (Italië) was 10 procent van 372 onderzochte
schapenfoetussen en 6 procent van vijftig onderzochte gei-
tenfoetussen PCR-positief (41).

Na een natuurlijke infectie treden de meeste vruchtbaarheids-
problemen op tijdens het eerste afiammerseizoen (12). Echter,
Hatchette et al. (27) beschreven dat geiten ook chronisch geïn-
fecteerd kunnen worden, waarbij de uitscheiding van de kiem
aangetoond werd tot twee aflammerseizoenen na de infectie.
In Nederland is op basis van immuunhistochemisch onder-
zoek van nageboorten van geaborteerde schapen en geiten de
diagnose Q fever gesteld (66).

Diagnostiek

De diagnostiek berust op het aantonen van antistoffen tegen
C.
burnetii of uit het aantonen van het agens in weefsels,
secreta of excreta.

-ocr page 448-

Bij herkauwers zijn antistoffen tegen C. burnetii aan te tonen
met een Complement Bindingsreactie (CBR), zoals deze bij-
voorbeeld wordt gebruikt in het internationale handelsver-
keer (in Nederland uitgevoerd door CIDC). De CBR heeft
een matige gevoeligheid en na infectie duurt het vrij lang al-
vorens de test antistoffen aantoont (23). Er zijn diverse ELI-
SA-testen beschikbaar en deze zijn meestal gebaseerd op het
aantonen van IgG tegen een combinatie van Fase I en II anti-
genen. Een beperkte vergelijking van testen is beschreven
door Schmeer (54) en Behymer et al. (9). Dit zijn gedateerde
studies en de huidige ELISA-testen zijn daarin niet onder-
zocht. Dieren blijven na infectie waarschijnlijk maanden tot
jaren seropositief (11,48).

De detectie van het agens kan worden uitgevoerd met behulp
van moleculair biologische technieken, zoals PCR en \'in situ\'
hybridisatie, immuunhistochemie of kweek in celcultuur. Re-
cent zijn PCR-methoden beschreven en gevalideerd om het
genoom van de bacterie aan te tonen (23, 29). Deze zijn rou-
tinematig in gebruik in diverse landen (Italië, Frankrijk). De
meeste PCR-testen zijn gebaseerd op het vermeerderen en
detecteren van een conservatief deel van het genoom, het zo-
genaamde transposonlike element (Trans PCR). Dit kan met
een enkelvoudige PCR (10) of een gevoeliger \'nested\' PCR
(47). Omdat C.
burnetii celgebonden is, heeft een PCR in se-
rum waarschijnlijk weinig waarde (door de afwezigheid van
cellen), wellicht met uitzondering van de acute fase van de
infectie (48). Ook zijn real time PCR-methodes beschreven,
die ook kwantitatief gebruikt kunnen worden (26, 35). In
melk kan de PCR worden gecombineerd met immunomagne-
tische separatiemethoden (16,42) of silica bindingsmethoden
(40) om ook kleine aantallen kiemen op te sporen. De PCR
kan met enige aanpassing ook worden toegepast op faeces
(11), paraffïnecoupes van weefsel (67), vaginaal slijm (vagi-
nale swabs) en faeces. Voor verworpen foeten wordt aangera-
den om hersenen en lever te testen met PCR (47).
Met behulp van immuunhistochemische kleuring kan de bac-
terie worden aangetoond in weefsel. Deze techniek wordt uit-
gevoerd bij placenta\'s van verworpen vruchten, onder andere
door GD in Nederland (66). Deense onderzoekers hebben re-
centelijk met succes \'in situ\' hybridisatie gebruikt voor het
aantonen van C.
burnetii in placentaweefsel (33). Voor het
isoleren van de bacterie door middel van kweek in celcultuur
is een speciaal toegerust laboratorium (biosafety level 3)
nodig. De kweekmethode wordt in Nederland noch bij de ve-
terinaire noch bij de humane diagnostiek toegepast.

Uitscheiding van de kiem

C. burnetii wordt door een dier op verschillende manieren
uitgescheiden. De afgelopen decennia zijn hierover meerdere
onderzoeken uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn moeilijk
te vergelijken, met name omdat in diezelfde periode de diag-
nostische methoden sterk zijn veranderd. De laatste jaren is
bij veel onderzoeken gebruikgemaakt van de PCR-techniek.
Excreta waarmee de kiem door herkauwers wordt uitgeschei-
den, zijn:

- Placenta. De bacterie vermeerdert zich sterk in de pla-
centa en wordt via de nageboorte en vruchtwater uitge-
scheiden (50). De hoeveelheid kiemen, die via de placenta
wordt uitgescheiden, kan erg groot zijn. Waarden van meer
dan lO"* kiemen zijn bij de ooi vastgesteld (6).

- Foetus. Bij een onderzoek van geaborteerde runderen was
12 procent van de onderzochte foetussen PCR-positief op

C. burnetii (47).

- Vaginale excreta. In een onderzoek van To et al. (61) werd
C.
burnetii aangetoond in 21 procent van de 61 koeien met
verminderde vruchtbaarheid in de vaginale excreta. Ook
bij schapen kan de kiem met PCR worden aangetoond in
vaginale swabs (10). Na kunstmatig opgewekte abortus bij
geiten, scheidden deze tot veertien dagen na de abortus
bacteriën uit via vaginale excreta (4).

- Melk. In een studie in de VS werden koeien van een be-
smet koppel gevolgd waarbij gedurende enkele weken bij
circa de helft van de koeien met PCR C.
burnetii werd aan-
getoond in tankmelk (35). In Japan is met PCR in super-
marktmelk het genoom van C.
burnetii aangetoond, maar
dit bleek bij inspuiting in muizen niet meer infectieus (30).
In andere studies is de kiem gekweekt uit rauwe melk (21,
40, 53). De uitscheiding kan intermitterend optreden en de
uitscheidingsduur varieert (11). Na kunstmatig opgewekte
abortus bij geiten scheidden deze tot 52 dagen na de abor-
tus bacteriën uit via de melk (4).

- Faeces. In het onderzoek van Guatteo et al. (25) werd bij
veertig procent van de zestig besmette runderen met PCR
de kiem aangetoond in de faeces. Na experimentele be-
smetting van geiten scheidden alle dieren de kiem uit en
deze uitscheiding duurde gemiddeld veertig dagen (4).

- Sperma. In een Pools onderzoek is C. burnetii aangetoond
in het sperma van seropositieve stieren (38). Dit lijkt ech-
ter geen belangrijke transmissieroute (45).

Geïnfecteerde runderen kunnen de kiem in één of meerdere
excreta uitscheiden. In Frankrijk is bij zestig runderen die
PCR-positief waren in faeces en/of melk en/of vaginale uit-
vloeiing, nagegaan in welke mate ze positief waren in de drie
genoemde excreta (25). Van de zestig runderen bleek slechts
7 procent positief te zijn in alle drie excreta, 15 procent posi-
tief in twee van de drie excreta en 78 procent was PCR-posi-
tief in één van de drie excreta.

prevalentie

De eerste meldingen van Q fever zijn afkomstig van Austra-
lische en Amerikaanse onderzoekers. Vervolgens is de kiem
wereldwijd in andere landen aangetoond bij diverse dier-
soorten.

Nederland

In totaal zijn 1160 sera, afkomstig van 234 melkveebedrijven
met ademhalingsklachten bij het rundvee, in 1987 onderzocht
op Q fever door middel van een indirecte Elisa (op basis van
fase II antigeen) (32). De seroprevalentie op dierniveau was
21 procent. Op 37 procent van de bedrijven werd tenminste
één seropositief rund gevonden. In hetzelfde onderzoek was
3,5 procent van 3603 schapen seropositief, terwijl slechts één
geitenserum positief werd gevonden (n= 498).
Het percentage seropositieve runderen dat in Nederland voor
exportonderzoek werd onderzocht door middel van de CBR,
steeg in de periode 1994 tot 1997 van O procent tot 8 procent
(1). Het aantal onderzochte monsters steeg in diezelfde peri-
ode van 290 tot 3018.

In het winterseizoen 2005 tot 2006 is de tankmelk van 344
aselect gekozen bedrijven onderzocht op Q fever met een in-
directe antistoffen-ELISA (met een combinatie van fase I en
II antigenen). Daarbij was 57 procent van de tankmelkmon-
sters positief. Op basis van de testeigenschappen is berekend
dat op 35 procent van de bedrijven minstens 30 procent van

-ocr page 449-

de aanwezige runderen besmet is. Verdeeld over de verschil-
lende categorieën tankmelkuitslagen (negatief tot hoog posi-
tief) zijn 96 bedrijven geselecteerd, waarvan per bedrijf
25 runderen van tenminste drie jaar oud individueel sero-
logisch zijn onderzocht. De prevalentie bij deze koeien was
32,7 procent. Op 20 procent van de individueel onderzochte
bedrijven was het percentage seropositieve runderen kleiner
dan 10 procent, op 20 procent van deze bedrijven was meer
dan 50 procent van de runderen seropositief (51).

Anderelanden

In een Italiaans onderzoek zijn in totaal 1188 runderen sero-
logisch onderzocht met behulp van een indirecte immuno-
fluorescentietest. De seroprevalentie was 14,4 procent (15).
De seroprevalentie in de regio Campania (Italië) is berekend
op 14 procent. Bij schapen was de seroprevalentie 12 procent,
bij geiten 6 procent (16). In Oost-Turkije waren de seropreva-
lenties bij runderen en schapen 5,8 procent en 10,5 procent.
Het percentage seropositieve rundveebedrijven was 35 pro-
cent, bij de schapenbedrijven was dit 45 procent (19).
Gedurende de jaren 2001 tot 2003 zijn van 316 bedrijven in
de Verenigde Staten tankmeikmonsters onderzocht door mid-
del van de PCR-techniek (35). De monsters zijn niet aselect
genomen. De prevalentie over de drie jaren was gemiddeld
94,3 procent. Tankmeikmonsters afkomstig van 373 \'at ran-
dom\' geselecteerde bedrijven uit Wales en Engeland zijn on-
derzocht met behulp van een ELISA (46). Daarbij was
21 procent van de monsters positief op antistoffen.
In Frankrijk zijn verschillende serologische studies uitge-
voerd bij runderen, schapen en geiten. Mede omdat de selec-
tie van dieren en de wijze van diagnostiek verschillend was,
is er een wijde \'range\' van de prevalenties. De uiterste waar-
den van de prevalenties op dierniveau zijn bij rundvee, scha-
pen en geiten respectievelijk 1 tot 15 procent, O tot 20 procent
en 2 tot 12 procent; op koppelniveau zijn deze waarden 39 tot
73 procent, O tot 89 procent en 10 tot 40 procent (22).
In Duitsland is een toenemend aantal besmette bedrijven met
herkauwers per jaar gemeld, van gemiddeld 71 bedrijven per
jaar in de zeventiger jaren, tot 303 bedrijven per jaar in de
negentiger jaren (28). Hierbij moet wel vermeld worden dat
Q fever bij dieren in Duitsland meldingsplichtig is.

Therapie en preventie

Therapeutisch en preventief zijn er enkele (mogelijke) opties;
(a) vaccinatie, (b) antibiotica, (c) opsporen en afvoeren van
besmette dieren en (d) algemene maatregelen.

Vaccinatie

Vaccins tegen Q fever kunnen in twee groepen worden ver-
deeld, namelijk in vaccins die gebaseerd zijn op de Fase 1 of
Fase 11 van de bacterie. Beide groepen vaccins kunnen ge-
maakt zijn van hele bacteriën of bacteriefracties. De resultaten
van het toepassen van de vaccins waren niet altijd hetzelfde.
Daarbij werden er soms ernstige reacties op de injectieplaats
waargenomen (2).

Mogelijk kan door vaccineren worden voorkomen dat herkau-
wers na infectie klinische verschijnselen gaan vertonen en
wordt gezorgd dat ze geen of een sterk veriaagd aantal kiemen
gaan uitscheiden. Na vaccinatie met een Fase I-vaccin is nage-
gaan of deze invloed had op de mate van uitscheiding van C.
burnetii in de melk van runderen (13). Bij de niet gevacci-
neerde dieren bleek na besmetting 24 procent uitscheider te
zijn, bij de gevaccineerde runderen was dit 1 procent. Een ver-
mindering van de uitscheiding is ook aangetoond in een ander
onderzoek, waarbij tevens een bescherming tegen het optre-
den van abortus werd aangegeven. Na vaccinatie bleven de ti-
ters gedurende ten minste twintig maanden vier keer hoger
dan bij niet gevaccineerde runderen (7). Bij runderen zijn Fase
1- en Fase 11-vaccins nog niet met elkaar vergeleken. Verwacht
mag worden dat, net als bij geiten. Fase 1-vaccins het meest
effectief zijn (22). Bij een vaccinatieproef bij geiten vermin-
derde een Fase 1-vaccin zowel het aantal abortusgevallen als
de excretie van kiemen in de melk sterk. Een Fase Il-vaccin
beïnvloedde het percentage abortus en de excretie in de melk
niet (5).

Antibiotica

C. burnetii is in vitro gevoelig voor meerdere antibiotica, on-
der andere tetracyclines en macroliden. Het is in de praktijk
erg moeilijk om de effectiviteit in vivo te meten, met name
omdat het erg moeilijk is om de kiemen te kweken en te tel-
len. Mogelijk kan hier een kwantitatieve PCR-methode wor-
den ingezet, maar daarmee worden ook dode kiemen gede-
tecteerd.

Bij de behandeling met antibiotica wordt het injecteren van
langwerkende oxytetracyclines als de beste aanpak be-
schouwd, hoewel moet worden betwijfeld of daarmee de uit-
scheiding via placenta (64), vaginale uitvloeiing (11) en melk
(22) voldoende wordt tegengegaan. Bij kleine herkauwers
lijkt behandeling met antibiotica op besmette bedrijven nog
niet erg effectief (66). Wanneer bij herkauwers antibiotica al-
leen in het acute stadium effectief zijn (zoals bij mensen), dan
is adequate vroegtijdige diagnostiek nodig.
Er zijn nauwelijks studies beschreven over het effect van anti-
bioticumbehandelingen. Een orale behandeling met een dosis
van 8 mg/kg/dag chloortetracycline gedurende dertig dagen
is getest bij twee drachtige, C.
burnetii uitscheidende, koeien
(8). Bij één rund stopte de uitscheiding in de melk na de
tweede week van behandelen, bij de andere koe werd de uit-
scheiding intermitterend.

In Frankrijk wordt momenteel geadviseerd, indien men be-
sluit om op bedrijven met veel abortussen antibiotica toe te
passen, tijdens de laatste maand van de dracht twee injecties
met 20 mg/kg lang werkend Oxytetracycline toe te dienen met
een interval van twee weken. Voor het terugdringen van uit-
scheiding in de melk zou een vergelijkbaar schema kunnen
worden toegepast op het moment dat de dieren worden droog-
gezet. Het effect van dit behandelingsschema is nog on-
bekend en mogelijk zal dit schema in Frankrijk worden aan-
gepast als de resultaten van nieuwe onderzoeken bekend
worden (22).

Opsporen en afvoeren besmette dieren

Het opsporen en afvoeren van besmette, uitscheidende dieren
is een van de maatregelen om overdracht van kiemen zowel
binnen als tussen bedrijven te reduceren of te voorkomen.
Directe of aërogene overdracht tijdens de geboorte of abortus
speelt een belangrijke rol bij de besmetting van koppelgeno-
ten of dieren uit andere koppels. Deze besmetting kan ook op
een later tijdstip plaatsvinden omdat de kiem zeer lang per-
sisteert in de omgeving. Het opsporen van uitscheidende die-
ren is moeilijk, onder andere omdat uitscheiding intermitte-
rend is en dieren langdurig seropositief kunnen blijven terwijl
ze de kiem niet meer uitscheiden.

Het opsporen en afvoeren van uitscheidende runderen heeft

-ocr page 450-

een gunstig effect op de infectiegraad van de omgeving en
lijkt effectief op bedrijfsniveau (36) en is dus aan te raden.

Algemene maatregelen

Besmetting met C. burnetii kan aërogeen (aërosolen van in-
gedroogde faeces en vruchtwater) of oraal optreden. Bronnen
van besmetting zijn nageboorte, vruchtwater, vaginale uit-
vloeiing, wol of huiden, rauwe melk of kaas, gemaakt van
niet gepasteuriseerde melk. Landbouwhuisdieren worden be-
schouwd als de belangrijkste bron van humane infecties (44).
De kiemen kunnen met de wind over grotere afstanden wor-
den overgebracht en daardoor humane infecties veroorzaken
(60). Mogelijk kan ditzelfde optreden als oorzaak van infec-
tie van dieren. Deze mogelijke wijze van overdracht betekent
dat moet worden voorkomen dat dieren grote hoeveelheden
kiemen uitscheiden, die vervolgens via direct contact of aëro-
geen overgebracht kunnen worden naar andere dieren of
mensen.

Het is onduidelijk of de overdracht via andere transmissie-
routes, zoals sperma (38), vlooien (39) of wilde, bruine ratten
(63) een rol van betekenis speelt. Nader onderzoek is hiervoor
nodig.

Naast de al genoemde maatregelen zijn op besmette bedrij-
ven een aantal algemene maatregelen wenselijk (22, 36, 65)
zoals:

- algemene hygiëne;

- het vernietigen van strooisel dat mogelijk besmet is met
baarmoederinhoud (amnionvloeistof, nageboorte, etcetera)
en dat is vrij gekomen tijdens en na de geboorte;

- het vernietigen van placenta\'s en verworpen vruchten. Dit
kan gebeuren door verbranding of door het zo snel moge-
lijk laten ophalen door de kadaverophaaldienst;

- reinigen en desinfecteren van vloeren, voertuigen en ge-
bruiksvoorwerpen. Daarbij moet wel in ogenschouw wor-
den genomen dat de kiem bestand is tegen veel desinfec-
tantia. Werkzame desinfecteermiddelen moeten gedurende
24 tot 48 uur worden toegepast (55). Werkzame desinfec-
tantia zijn: ethanol, gasvormig formaldehyde, 5% peroxi-
de, 0,05% hypochloriet (45). Mest kan worden behandeld
met calciumcyanamide 0,6% gedurende één week (3);

- het afkalven/aflammeren in een aparte ruimte;

- geen dieren aankopen en zorgen voor een goede scheiding
met dieren van naburige bedrijven;

Ook ter preventie van humane infecties is een optimale
hygiëne bij het geboorteproces belangrijk. Zwangere vrou-
wen moeten contact met risicodierenZ-materialen vermijden.

Bestrijdingsprogramma\'s

In Frankrijk is de benadering van deze ziekte de afgelopen ja-
ren veranderd. In 1997 moest bij een klinische uitbraak de
melk bij 85°C gedurende dertig seconden gepasteuriseerd
worden en moest daarnaast het hele koppel geslacht worden.
In 2004 is de regeling veranderd. De runderen hoeven niet
meer geslacht te worden. Het pasteuriseren van de melk bleef
gehandhaafd (72°C, vijftien seconden). Verwacht wordt dat
in de komende jaren door ACERSA een nieuwe regeling
wordt ingevoerd voor het diagnosticeren van Q fever en de
aanpak van geïnfecteerde bedrijven.

In Duitsland is een werkgroep bezig een plan van aanpak op
te stellen voor besmette bedrijven. In de deelstaat Hessen is
er een plan van aanpak voor bedrijven waar rauwe melk of
rauwmelkse kaas geproduceerd wordt (36). Deze bedrijven
moeten jaarlijks een tankmelk PCR laten uitvoeren. Wanneer
met PCR C.
burnetii wordt aangetoond, worden nadere maat-
regelen genomen, bijvoorbeeld serologisch onderzoek, ver-
nietiging van de rauwmelkse kaas en geen verkoop van rauwe
melk. De effectiviteit van de afzonderlijke maatregelen is niet
bekend.

Dankwoord

De studie is mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning
van het Productschap Zuivel (DKR).

Literatuur

1. Advies Q-koorts. Interdepartementale werkgroep zoönosen, januari
1999.

2. Aitken ID. Clinical aspects and prevention of Q fever in animals. Eur J
Epidemiol 1989; 5 (4): 420-424.

3. Arricau-Bouvery N, Souriau A, Moutoussamy A, Ladenise K et Rodo-
lakis A. Etude de l\'excrétion de
Coxiella burnetii dans un modèle expé-
rimental caprin et dècontamination des lisiers par Ie cyanamide cal-
cique. Sème Rencontres Recherches Ruminants 2001; 153-156.

4. Arricau-Bouvery N, Souriau A, Lechopier P and Rodolakis A. Experi-
mental
Coxiella burnetii infection in pregnant goats: excretion routes.
Vet Res 2003; 34: 423-433.

5. Arricau-Bouvery N, Souriau A, Bodier C, Dufour P, Rousset E and Ro-
dolakis A. Effect of vaccination with phase 1 and phase II
Coxiella bur-
netii
vaccines in pregnant goats. Vaccine 2005; 23(35): 4392-4402.

6. Babudieri B. Q fever: a zoonosis. Adv Vet Sei 1959;5:82-182.

7. Behymer DE, Biberstein EL, Riemann HR Franti CE, Sawyer M, Rup-
panner R and Crenshaw GL. Q fever
{Coxiella burnetii) investigations
in dairy cattle: challenge of immunity after vaccination. Am J Vet Res
1975; 37 (6): 631-634.

8. Behymer D, Ruppanner R, Riemann HP, Biberstein EL and Franti CE.
Observation on chemotherapy in cows chronically infected with
Coxiella burnetii (Q fever). Folia Vet Lat 1977; 7: 64.

9. Behymer DE, Ruppanner R, Brooks D, Williams JC and Franti CE. En-
zyme immunoassay for surveillance of Q fever Am J Vet Res 1985; 46:
2413-2417.

10. Berri M, Laroucau K and Rodolakis A. The detection of Coxiella bur-
netii
from ovine genital swabs, milk and fecal samples by the use of a
single touchdown polymerase chain reaction. Vet Microbiol 2000; 72
(3-4): 285-293.

11. Berri M, Souriau A, Crosby M and Rodolakis A. Shedding of Coxiella
burnetii
in ewes in two pregnancies following an episode of Coxiella
abortion in a sheep flock. Vet Microbiol 2002; 85: 55-60.

12. Berri M, Rousset E, Hechard C, Champion JL, Dufour P, Russo P and
Rodolakis A. Progression of Q fever and
Coxiella burnetii shedding in
milk after an outbreak of enzootic abortion in a goat herd. Vet Ree
2005; 156:548-549.

13. Biberstein EL, Riemann HR Franti CE, Behymer DE, Ruppanner R,
Bushnell R and Crenshaw G. Vaccination of dairy cattle against Q Fe-
ver
(Coxiella burnetii)-. Results of field trials. Am J Vet Res 1977; (38)
2: 189-193.

14. Cabassi CS, Taddei S, Donofrio G, Ghidini F, Piancastelli C, Flammini
CF and Cavirani S. Association between
Coxiella burnetii seropositivi-
ty and abortion in dairy cattle of Northern Italy. New Microbiol 2006;
29 (3):211-214.

15. Capuano F, Landolfi MC and Monetti DM. Influence of three types of
farm management on the seroprevalence of Q fever as assessed by an
indirect immunofluorescence assay. Vet Ree 2001; 149 (22): 669-671.

16. Capuano F, Paris! A, Cafiero MA, Pitaro L and Fenizia D. Coxiella bur-
netii\'.
what is the reality? Parassitol 2004; 46 (1-2): 131-134.

17. Carrieri MP, Tissot-Dupont H, Rey D, Brousse P, Renard H, Obadia Y
and Raoult D. Investigation of a slaughterhouse-related outbreak of Q
fever in the French Alps. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2002; 21 (1):
17-21.

18. Cerf O and Condron R. Coxiella burnetii and milk pasteurization: an
early application of the precautionary principle? Epidemiol Infect
2006; 134:946-951.

19. Cetinkaya B, Kalenderm H, Ertas HB, Muz A, Arslan N, Ongor H and
Gurcay M. Seroprevalence of coxiellosis in cattle, sheep and people in

-ocr page 451-

the east of Turkey. Vet Ree 2000; 146(5): 131-136.

20. Derrick EH. "Q" fever, a new fever entity: clinical features, diagnosis
and laboratory investigation. Med J Aust 1937; 2: 281 -299.

21. Durand MP et Limouzin C. Un problème d\'hygiène alimentaire: à pro-
pos du risque potentiel du lait de vaches infectées par
Coxiella burnetii
sur la santé humaine. Bull Acad Natl Vet 1983; 56: 475-485.

22. Fièvre Q: Rapport. Comité d\'experts spécialisé "Santé animale". 8 juin
2004, France.

23. Fournier PE, Marrie TJ and Raoult D. Diagnosis of Q fever. J of Clin
Microbiol 1998; 36: 1823-1834.

24. Gageldonk-Lafeber AB van, Koopmans MPG, Bosman A en Heijnen
MA. Het voorkomen van Q-kooits in Nederland. Infectieziekten Bulle-
tin 2003; 14: 173-177.

25. Guatteo R, Beaudeau F, Descarsin V, Sellai E, Rodolakis A, Joly A et
Seegers H. Fièvre Q: excretion mammaire, vaginale et fécale. Le Point
Vétérinaire août-septembre 2005; no 258.

26. Harris RJ. Storm PA, Lloyd A, Arens M and Marmion BP Long-term
persistence of
Coxiella burnetii in the host after primary Q fever. Epi-
demiol Infect 2000; 124: 543-549.

27. Hatchette TF, Hudson RC, Sehlech WF, Campbell NA, Hatchette JE,
Ratnam S, Raoult D, Donovan C and Marrie TJ. Goat-Associated Q Fe-
ver: A New Disease in Newfoundland. Emerg Inf Dis 2001; 7: 413-
419.

28. Hellenbrand W, Breuer T and Petersen L. Changing Epidemiology of Q
Fever in Germany, 1947-1999. Emerg Inf Dis 2001; 7: 789-796.

29. Henning K und Sting R. Aussagefähigkeit von Stamp-Färbung, Anti-
gen-ELlSA, PCR und Zellkultur zum Nachweis von
Coxiella burnetii.
Berl Munch Tierärztl Wschr2002; 1 15: 381-384.

30. Hirai A, Kancko S, Nakama A, Ishizaki N, Odagiri M, Kai A, Sadama-
su K, Shinkai T, Yano K and Morozumi S. Investigation of
Coxiella
burnetii
contamination in commercial milk and PCR method for the
detection of C.
burnetii in egg. Shokuhin Eiseigaku Zasshi 2005; 46
(3): 86-92.

31. Ho T, Htwe KK, Yamasaki N, Zhang GQ, Ogawa M, Yamaguchi T, Fu-
kushi H and Hirai K. Isolation of
Coxiella burnetii from Dairy Cattle
and Ticks, and Some Characteristics of the Isolates in Japan. Microbiol
Immunol 1995; 39 (9); 663-671.

32. Houwers DJ and Riehardus JH. Infections with Coxiella burnetii in
Man and Animals in the Netherlands. Zbl Bakt Hyg A 1987; 267: 30-
36.

33. JensenTK, Montgmery DL, Jaeger PT, Lindardt T, Agerholm JS, Bille-
Hansen V and Boye M. Application of fluorescent
in situ hybridisation
for demonstration of
Coxiella burnetii in placentas from ruminant
abortions. APMIS 2007; 115: 347-353.

34. Jorm LR, Lightfoot NF and Morgan KL. An epidemiological study of
an outbreak of Q fever in a secondary school. Epidemiol Infect 1990;
104 (3): 467-477.

35. Kim SG, Kim EH, Lafferty CJ und Dubovi E. Coxiella burnetii in Bulk
Tank Milk Samples, United States. Emerg Inf Dis 2005; 11: 619-621.

36. Kloppen B, Wolter W, Zschöck M, Kabisch D, Hamann HP und Frost
JW.
Coxiella burnetii als Zoonoseerreger unter besonderer Berücksich-
tigung der Lebensmittelhygiene. Dtsch tierärztl Wsehr 2004; 111: 321-
323.

37. Komiya T, Sadamasu K, Kang MI, Tsuboshima S, Fukushi H and Hirai
K. Seroprevalence of
Coxiella burnetii infections among cats in diffe-
rent living environments. J Vet Med Sci 2003; 65 (9): 1047-1048.

38. Kruszweska D, Tylewska-Wierzbanowska S. Isolation of Coxiella bur-
netii
from bull semen. Res Vet Sci 1997; 62 (3): 299-300.

39. Loftis AD, Reeves WK, Szumlas DE, Abbassy MM, Helmy IM, Moria-
rity JR and Dasch GA. Surveillance of Egyptian fleas for agents of pu-
blic health significance: Anaplasma, Bartonella, Coxiella, Ehrlichia,
Rckettsia, andYersiniapestis. AmJTrop Med Hyg 2006; 75 (l):41-48.

40. Lorenz H, Jäger C, Willems H and Baljer G. PCR Detection oîCoxiella
burnetii
from Different Clinical Specimens, Especially Bovine Milk,
on the Basis of DNA Preparation with a Silica Matrix. AEM 1998; 64
(II): 4234-4247.

41. Masala G, Porcu R, Sanna G, Chessa G, Cillara G, Chisu V and Tola S.
Occurrence, distribution, and role in abortion of
Coxiella burnetii in
sheep and goats in Sardinia, Italy. Vet Microbiol 2004; 99: 301-305.

42. Muramatsu Y, Yanase T, Okabayashi T, Ueno H and Monta C. Detec-
tion of
Coxiella burnetii in cow\'s milk by PCR-enzyme-linked immu-
nosorbent assay combined with a novel sample preparation method.
Appl Environm Mircobiol 1997; 63 (6): 2142-2146.

43. National Public Health Service for Wales. Outbreak of Q fever in Scot-
land. Infection of Communicable Diseases Services, 27th July 2006.

44. Norlander L. Q fever epidemiology and pathogenesis. Microbes Infect
2000; 2 (4): 417-424.

45. OIE. Manual of diagnostics tests and vaccines for terrestrial animals
2004; 5th edition 1: 387-398.

46. Paiba GA, Green LE, Lloyd G, Patel D and Morgan KL. Prevalence of
antibodies to
Coxiella burnetii (Q fever) in bulk tank milk in England
and Wales. Vet Ree 1999; 144: 519-522.

47. Parisi A, Fraccalvieri R, Cafiero M, Miccolupo A, Padalino I, Montag-
na C, Capuano F and Sottili R. Diagnosis of
Coxiella èurne(ii-related
in Italian domestic ruminants using single-tube nested PCR. Vet Micro-
biol 2006; 118: 101-106.

48. Parker NR, Barralet JH and Bell AM. Q fever Lancet 2006; 367: 679-
688.

49. Pinsky RL, Fishbein DB, Greene CR and Gensheimer KF An outbreak
of cat-associated Q fever in the United States. J Infect Dis 1991; 164
(1): 202-204.

50. Plommet M, Capponi M, Gestin J et Renoux G. Fièvre Q expérimenta-
le des bovins. Ann Rech Vet 1973; 4 (2), 325-346.

51. Rapportage specifieke monitoring 2005-2006, GD 2006. In opdracht
van Begeleidingscommissie Monitoring Rundvee.

52. Riehardus JH. Q koorts in Nederland-alom onbekend-. Infectieziekten
Bulletin 1998; 9(1).

53. Schaal E. Vorkommen von Coxiella burnetii in Nahrungsmitteln tieri-
scher Herkunft. Berl Münch Tierärztl Wschr 1977; 90: 376-379.

54. Schmeer S. Enzymimmuntest (ELISA) zum Nachweis von IgGl-,
IgG2- und IgM-Antikörpern bei der Q-Fieber-Infektion des Rindes.
Zbl Bakt HygA 1985; 259: 20-34.

55. Scott GH and Williams JC. Susceptibility of Coxiella burnetii to che-
mical disinfectants. Ann NY Acad Sci 1990; 590: 291-296.

56. Sting R, Simmert J, Mandl J, Seemann G, Bay F, Muller KF, Schmitt K
and Mentrup T.
Coxiella burnetii infections and infections with bacte-
ria of the genus Chlamydia in dairy cattle. Berl Munch Tierärztl
Wochenschr 2000; 113: 423-430.

57. Sting R, Kopp J, Mandl J, Seeh C, Seemann G, Kimmig P, Schmitt K
and Mentrup T. Studies of
Coxiella burnetii infections in dairy herds
with special regard to infections in men. Berl Munch Tierärztl Wochen-
schr 2002; 115:360-365.

58. Sting R, Breitling N, Oehme R and Kimmig P The occurrence of
Coxiella burnetii in sheep and ticks of the genus Dermacentor in Ba-
den-Wuerttemberg. Dtsch Tierärztl Wochenschr 2004; 111: 390-394.

59. Tainturier D. Métrites en série chez la vache provoquées par la fièvre Q.
Recueil Med Vet 1987; 163: 195-198.

60. Tissot-Dupont H, Amadei MA, Nezri M and Raoult D. Wind in No-
vember, Q fever in December. Emerg Infect Dis 2004; 10 (7): 1264-
1269.

61. To H, Htwe KK, Kako N, Kim HJ, Yamaguchi T, Fukushi H and Hirai
K. Prevalence of
Coxiella burnetii infection in dairy cattle with repro-
ductive disorders. J Vet Med Sci 1998; 60 (7): 859-861.

62. Warns-Versteegen AA. Q-koorts opnemen in de differentiaal-diagnose.
Infectieziekten Bulletin 2003; 14(5): 181.

63. Webster JP, Lloyd G and Macdonald DW. Q fever (Coxiella burnetii)
reservoir in wild brown rat {Rattus norvegicus) populations in the UK.
Parasitol 1995; 110: 31-35.

64. Woernle H, Limouzin C, Muler K et Durand MR La fièvre Q bovine.
Effet de la vaccination et de l\'antibiothérapie sur l\'évolution clinique et
l\'excrétion de Coxiella burnetii dans le lait. Buil Acad Natl Vet 1985;
58:91-100.

65. Woldehiwet Z. Q fever (coxiellosis): epidemiology and pathogenesis.
Res in Vet Sci 2004; 77: 93-100. Erratum to: Q fever (coxiellosis): epi-
demiology and pathogenesis [Res in Vet Sci 77: 93-100]. Res in Vet Sei
2004; 77: 269.

66. Wouda W en Dercksen DP Abortus en doodgeboorte op melkgeitenbe-
drijven ten gevolge van
Coxiella burnetii. Tijdschr Diergeneeskd 2007;
132:908-911.

67. Yuasa Y, Yoshiie K, Takasaki T, Yoshida H and Oda H. Retrospective
survey of chronic Q fever in Japan by using PCR to detect
Coxiella
burnetii
DNA in paraffin-embedded clinical samples. J Clin Microbiol
1996; 34: 824-827.

Artikel ingediend:

17 augustus 2007

Artikel geaccepteerd:

25 september 2007

-ocr page 452-

Forthyron

Levothyroxine natrium

Sterk 400 pg tablet voor makkelijk doseren bij zwaardere honden

Secuur Nauwkeurig doseren met 200 pg snaptab en 400 pg deelbare tablet

Simpel Professionele blisters in compacte doosjes en een klantvriendelijke bijsluiter

®

Product Forthyron® 400 microgram tablet / 200 microgram tablet - Samenstelling Werkzaam bestanddeel per tablet: Levothyroxine
natrium 400 microgram / 200 microgram - Doeldier Honden • Indicatie Voor de behandeling van hypothyreoidie (onvoldoende
productie van schildklierhormoon) bij honden. • Contra-indicaties Niet gebruiken bij honden die lijden aan een ongecorrigeerde
bijnier insufficiëntie. - Bijwerkingen Het herstel van lichaamsactiviteit kan andere problemen, zoals artritis, demaskeren of inten-
siveren. Ongewenste effecten van schildklierhormonen zijn over het algemeen gerelateerd aan overdosering en komen overeen
met de symptomen van hyperthyreoïdie. namelijk meer drinken en urineren, gewichtsverlies zonder veriies van wtlust en hijgen.
Indien u ernstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet in deze bijsluiter worden vermekl, wordt u vef70cht uw
dierenarts hiervan in kennis te stellen. - Dosering en toediening De aanbevolen startdosering van levothynsxine natrium is 10 pg/kg
lichaamsgewicht oraal om de 12 uur. Door de variatie in absorptie en metabolisme, kan het nodig zijn om de dosis aan te passen
voordat een complete klinische respons wordt gezien. De initiële dosis en frequentie van toediening zijn slechts een startpunt. De
therapie moet indnidueel afgestemd worden voor elke hond apart, onder begeleiding van de dierenarts. Bij de hond kan de absorptie
van levothyroxine worden beïnvloedt door de aanwezigheid van voedsel. Het tijdstip van behandeling in relatie tot de voeding moet
daarom van dag tot dag consistent zijn. - Overige informaUe Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Levering uitsluitend op
recept van de dierenarts. Op diergeneeskundig voorschrift. Forüiyron 400: REG NL 10382 UDA / Forthyron 200: REG NL 10381
UDA • Registratiehouder Eurovet Animal Healtfi BV, Handelsweg 25.5531 AE Bladel. Nederland. Verdere informatie Is op aanvraag
verkrijgbaar Wj de betreffende onderneming.

Eurovet Animal Health BV
Tel. 0497-544330
info@eurovet.nl
www.eurovetanimalhealth.com

ANIMAL^

PHARM

AWARDS \'07

>4nimal Health

ANIMAL HEALTH COMPANY OF THE YEAR 2007

-ocr page 453-

Q-koorts

Recent verscheen in het Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde
een arti-
kel van dr Steenbergen et al.: \'Een uit-
braak van Q-koorts in Nederland - mo-
gelijk verband met geiten\' (2007; 151:
1998-2003). Het RIVM/VWA/GD Q-
koortsresponsteam achtte het nuttig de samenvatting ervan te
publiceren in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Door melding van Q-koorts en retrospectief onderzoek zijn
in 2007 59 gevallen van Q-koorts bekend geworden, afkom-
stig uit een regio die zich uitstrekt van Tilburg in het zuid-
westen tot Arnhem in het noordoosten. Er zijn in dezelfde
regio vier geitenbedrijven met veel spontane abortus door
Q-koorts bekend (totaal in Nederland in 2006: 6, in 2007: 7).
De maand april was in deze regio in 2007 klimatologisch
uitzonderlijk droog. Q-koorts is een zoönose, veroorzaakt
door
Coxiella burnetii, een micro-organisme dat in grote
hoeveelheden in de omgeving vrij komt bij de partus van een
geïnfecteerde geit. C.
burnetti is bijzonder resistent tegen
chemische en fysische invloeden en verwaait in droge klima-
tologische omstandigheden over grote afstanden. Zwangere
vrouwen uit een klein gebied in het noordoosten van Noord-
Brabant zijn opgeroepen voor diagnostiek. Alle bevestigde
patiënten worden vervolgd voor klachten en zonodig echo-
cardiografie. Bij infecties van de lagere luchtwegen (en zel-
den hepatitis) moet ook in Nederland Q-koorts in overweging
worden genomen. Er is (nog) geen bewijs voor een specifieke
bron van de epidemie. Gedacht wordt aan een combinatie van
brede verspreiding onder geiten en verspreiding naar de mens
door gunstige klimatologische omstandigheden. Het is ver-
standig om ziekteclusters aan de GGD te melden. De GGD
heeft contact met GD, die weet welke dierziekten op dat mo-
ment spelen. Gericht zoeken kan de bron identificeren en uit-
schakelen. Bredere bekendmaking voorkomt vervolgens ver-
traging bij diagnostiek en therapie en helpt chronische
vormen vroeg op te sporen of te voorkomen.

Wet personenvennootschappen
uitgesteld

Naar aanleiding van de laatste berichtgeving van de Kamer
van Koophandel over de Wet personenvennootschappen
(wpv), kunnen wij u mededelen dat deze wet niet per 1 janua-
ri 2008 in werking zal treden.

De KNMvD kan zich voorstellen dat een ieder die met de
nieuwe wetgeving te maken zal krijgen, onder wie vele leden
van de KNMvD, er wat ongedurig van wordt. De mede-
werkers van het bureau zullen u van de ontwikkelingen op de
hoogte houden. Als een nieuwe streefdatum wordt bekend-
gemaakt, zullen wij u hierover berichten via de website.
De KNMvD is bezig met de afronding van een nieuwe asso-
ciatieovereenkomst, die voldoet aan de nieuwe wetgeving. Het
model sluit ook aan bij de ontwikkelingen binnen de beroeps-
groep, zoals een latere uittreedleeftijd en deeltijdwerken. Na
inwerkingtreding van de wet kunt u als KNMvD-lid gebruik-
maken van een goed uitgewerkt en doordacht vennootschaps-
contract. Als u aanvullende vragen heeft, kunt u contact op-
nemen met het bureau van de KNMvD, telefoon 030-6348900

Nieuws

Commissie Cliënten informatie

Afgelopen jaar is de website www.ggg-cci.nl in de lucht
gegaan. Dit is een website van de Commissie Cliënten Infor-
matie, kortweg CCi. Deze commissie maakt brochures zoals
De opvoeding van de hond. Het gebit en Het konijn.
Momenteel zijn er 25 verschillende brochures. Ook de Atlas
voor gezelschapsdieren,
met alle medische illustraties, is niet
meer uit de spreekkamer weg te denken. Op de website kunt
u samenvattingen lezen van de 25 verschillende brochures,
deze direct bestellen bij AUV of de KNMvD, gratis alle illu-
straties uit de
Atlas voor gezelschapsdieren downloaden en
printen om aan de eigenaar mee te geven, en gratis hand-outs
downloaden en printen om aan cliënten mee te geven: bij-
voorbeeld over postoperatieve zorg, verbanden en spalken of
een duidelijke instructie voor het verzamelen van urine voor
een cortisol/creatininebepaling. De opmaak van deze \'hand-
outs\' is zodanig dat u ze op uw eigen briefpapier kunt uit-
printen. Er wordt regelmatig nieuw materiaal toegevoegd.
Volgend jaar verschijnt een brochure over vogels en huidaan-
doeningen.

Rectificatie

Alle in de bijdrage over ethiek uit de praktijk \'De onzinde-
lijke kat: reden tot euthanasie?\' uit het 1 novembernummer
van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde genoemde namen
waren fictief Deze opmerking was weggevallen bij de gepu-
bliceerde tekst.

CBS"gegevens

Wanneer de dierenartswerkgever en dierenarts(assistente)-
werknemer de CAO Dierenartsenpraktijken niet volgen, moe-
ten zij zelf hun salarisonderhandelingen voeren. Desgewenst
kunt u bij de salarisonderhandeling gebruikmaken van de vol-
gende gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek: de
inflatie bedraagt over de periode september 2006 tot septem-
ber 2007 1,30 procent, de loonstijging bedraagt over de perio-
de september 2006 tot september 2007 2,16 procent.

Transmissie wormen

Ongeveer 14 procent van de bevolking van de Verenigde
Staten is geïnfecteerd metToxocaraspoelwormlarven, afkom-
stig van honden en katten. Dit blijkt uit een studie van de
Centers for Disease Control and Prevention in de Verenigde
Staten. Kinderen en jongeren onder de twintig zijn het meest
gevoelig voor besmetting doorloxacaralarven van honden en
katten naar mensen. Kinderen spelen vaak met besmette
grond en eten soms zelfs aarde. Hoewel de meeste mensen
met een Toxacara-infectie geen symptomen ontwikkelen en
er zelfs geen volwassen wormen ontwikkelen, kan deze
spoelworm blindheid en andere aandoeningen veroorzaken.
Om dit gezondheidsrisico te voorkomen is het belangrijk
honden en katten maandelijks tegen parasieten te behande-
len. Novartis Animal Health ondersteunde deze studie.
Bron: www.medicalnewstoday.com.

-ocr page 454-

Klinische gegevens

Een twaal^arige mannelijke gecas-
treerde hond (kruising) werd bij de
dermatoloog aangeboden vanwege
huidklachten. Deze waren al enkele
maanden aanwezig en er waren ook al
langere tijd afwijkende leverwaarden.
De huid lateraal van de neus, perioraal
en perianaal vertoonde aanvankelijk
erytheem en later crustae en fissuren. De huidveranderingen
waren gedurende de laatste twee weken sterk toegenomen en
ze waren pijnlijk. Bij onderzoek door de dermatoloog ver-
toonde de huid ook erosies en ulceraties op bovengenoemde
plaatsen (figuur 1) en daarnaast op de mucocutane overgangen
van de mond, perioculair, mediaal en caudaal op de dijen, en
op alle drukpunten. Tevens was er een hyperkeratosis van de
voetzolen (figuur 2). Bij de echo vertoonde de lever een
honingraatstructuur. Op basis van al deze gegevens was de
waarschijnlijkheidsdiagnose hepatocutaan syndroom.
Er werden met behulp van een punchbiopsiemesje huidbiop-
ten geoogst in het perianale gebied, van de ventrale thorax-
huid en van de rand van een zooikussen.

Histopathologisch onderzoek.

Aan het oppervlak van de huidbiopten lag een matig verdikte
compacte hoornlaag: hyperkeratose van een parakeratotisch
(kernhoudend) type. De epidermis vertoonde een toename
van de dikte met uitlopertjes in de onderliggende dermis: on-
regelmatige acanthosis. De meest oppervlakkige laag van het
stratum spinosum was lokaal bleek door intracellulair
oedeem. Op andere plaatsen had op deze locatie splijting
plaatsgevonden. De uitlopertjes vertoonden enige celatypie.
In het biopt van de voethuid was ook parakeratosis te zien in
het ostium en het infundibulum van de follikels. De dermis
was matig oedemateus met een perivasculaire tot interstitiële
ontsteking (figuur 3a).

De interpretatie van het histologische onderzoek luidde: de
epidermale veranderingen passen bij het \'French flag\'-
patroon en dit wijst samen met de klinische beschrijving op
\'superficial necrolytic dermatitis\', ook wel hepatocutaan syn-
droom genoemd. Een duidelijker beeld van dit patroon wordt
getoond in figuur 3b, afkomstig van een van onze andere
gevallen.

Sectiegegevens en histologie

Uit de
patliologie-
praktijl<

Hepatocutaan syndroom

R. van der Luer\\ T. van den lngh\\ N. van Hoe\' en J. Neuteboom^

Na het stellen van de klinische diagnose werd het dier nog
enkele weken behandeld met anitibiotica, keratolytische en
hydratiserende shampoo\'s en door middel van toevoeging van
hoogwaardige eiwitten aan de voeding. De huid werd echter
te pijnlijk en er werd besloten tot euthanasie.
De sectie werd uitgevoerd door de dermatoloog. Hierbij werd
een lever aangetroffen met een onregelmatig oppervlak door
prominerende wisselend grote nodulaire haarden die pasten

Valuepath. praktijk voor veterinaire pathologie. Hoen.\'ibroek, Valkenburg.
^ Dierenkliniek Alpha, Vorselaan België.
^ Dierenkliniek Heythuysen.

bij macronodulaire cirrhosis (figuur 4). Histologisch vertoon-
de de lever een abnormale opbouw, bestaande uit parenchy-
mateuze noduli met hepatocyten die voor een deel vacuolair
cytoplasma vertoonden met het beeld van \'ballooning\'. Tus-
sen deze noduli lagen dunne bindweefselsepta met enige gal-
gangproliferatie, maar actieve ontsteking of verval ontbraken
(figuur 5).

Superficial necrolytic dermatitis (SND, hepatocutaan syn-
droom)

SND is een niet vaak voorkomende, vaak necrotiserende
huidafwijking bij de hond. Het wordt ook beschreven bij de
mens en de kat. In ons bestand vonden wij negen gevallen
waarin aan de hand van huidbiopten deze diagnose werd ge-
steld. Acht van deze gevallen kwamen uit de afgelopen drie
jaar. Dat wijst erop dat deze afwijking toch vrij regelmatig in
de praktijk kan worden aangetroffen.

-ocr page 455-

f .

De meeste gevallen van SND bij de hond worden in verband
gebracht met chronische leveraandoeningen. Slechts een en-
kele keer is de aandoening geassocieerd met een glucagon-
producerende endocriene pancreastumor. De leververande-
ringen zijn karakteristiek voor een macronodulaire cirrhose,
met hyperplastische noduli, gebiedsgewijze \'ballooning\' van
hepatocyten, fibreuze septa met galgangproliferatie en geen
of slechts geringe ontstekingsverschijnselen. Het lijkt erop
dat de hierdoor veroorzaakte metabole hepatische dysfijnctie
leidt tot een tekort aan essentiële nutriënten in de huid. Dit
gaat gepaard met een aantoonbare hypoaminoacidemie. Ook
in het hier beschreven geval was de typische leverafwijking
aanwezig. Bij vier van onze overige gevallen werd in de kli-
nische gegevens melding gemaakt van een sterk afwijkende
leverechografie (onder andere beschreven als gatenkaas,
honingraat of \'cystes\'), zoals die gezien wordt bij de macro-
nodulaire cirrhose.

SND wordt vooral gezien bij oude honden en vooral kleinere
rassen lijken gepredisponeerd. Het klinische beeld gaat ge-
paard met erosies en ulcera, exsudatie, kaalheid en dikke vast-

zittende korsten van voetzolen, nagelriemen en mucocutane
overgangen. Ook oorschelpen, ventrale thorax, ellebogen en
hielen, scrotum en vulva kunnen meedoen. De huidafwij-
kingen neigen tot bilaterale symmetrie. De locatie die steeds
werd aangegeven in alle door ons gediagnosticeerde gevallen,
betrof de voeten van alle poten, met name de voetzolen.
Klinisch komen differentieeldiagnostisch veel huidziektes in
aanmerking, onder andere pemphigus foliaceus, Zn-respon-
sive dermatosis, \'drug reaction\', leishmaniase en andere af-
wijkingen die gepaard gaan met een veranderd aspect van de
voetzolen.

De diagnose kan worden gesteld door middel van dermato-
pathologie. Bij voorkeur neemt men met behulp van een
punchbiopsiemesje een aantal biopten, minimaal drie, maar
liefst meer. Zorg ervoor dat ook de korsten worden geoogst of
in ieder geval worden meegestuurd ter beoordeling.
Het histologische beeld is typisch en wordt gevormd door een
laag parakeratotisch hoorn, vervolgens een bleke laag in het
stratum spinosum en basaal een meer basofiel gekleurde laag,
gevormd door hyperplasie van de epidermis met vorming van

-ocr page 456-

korte uitlopers. Dit beeld wordt wel aangeduid als \'French
flag\'- of sandwichpatroon. Dit patroon is niet op alle plaatsen
even duidelijk, vandaar het belang van het nemen van meer-
dere biopten.

De diagnose kan worden ondersteund door het bepalen van
leverenzymen, serumaminozuren en door het maken van een
echo van de lever. Dit laatste levert vaak een typisch beeld op
met aanduiding van nodulaire veranderingen (figuur 6, af-
komstig van een van onze gevallen).

De leververanderingen kunnen worden gediagnostiseerd door
middel van blinde, echogeleide of laparoscopische biopten.

Referenties

Gross TL, Ihrke PJ, Walder E and Affoiter VK. Skin Diseases of the
Dog and Cat 2nd edition, 2005: pp. 86-9 L

Jubb, Kennedy, and Palmer\'s Pathology of Domestic Animals 5 th editi-
on, vol 1, pp. 632-633.

Medleau L and Hnilica KA. Small Animal Dermatology 1th edition,
2001: pp. 97.

Rothuizen J, Bunch SE, Charles JE, Cullen JM, Desmet VJ, Szatmari V,
Twedt DC, Ingh TSGAM van den, Winkle T van and Washabau EJ
(eds). WSAVA Standards for Clinical and Histological Diagnosis of
Canine and Feline Liver Diseases 1th edition, 2006: pp. 98.
Koutinas CK, Koutinas AF, Saridomichelakis MN, Kaldrimidou E and
Roubles N. Metabolic epidermal necrosis (hepatocutaneous syndrome)
in the dog: A clinical and pathological review of 6 spontaneous cases.
Bulletin of the HVMS 2001; 52 (1): 37-48.

Eurovet Animal Health BV. Handelsweg 25, 5531 AE Bladel

germ. aan de slag

utrt

medetomidine hydrochloride
beschikbaar in 10 én 20 ml
voor hond en kat
potent middel voor sedatie en
premedicatie voor anesthesie

-ocr page 457-

m

iMtijd vrij van teken met Tick-fence^

^esculaap Diergeneesmiddelen Holland

vtijlstraat 35 5281 U Boxtel Postbus 35 5280 AA Boxtel T: 0411 67 75 00 F: 0411 68 60 50
ick-fence", Reg. NL 10248 productinformatie op aanvraag verkrijgbaar.

-ocr page 458-

GOED ^ Werkzaam tegen Streptokokken & stafylokokken

GOED Tegen klinische & subklinische mastitis
SNEL Snelle verdeling in de uier en snelle werking

BETER Betere genezing van de koe en beter herstel van de melkgift

Rilexine®200 LC

Goed als eerste te gebruiken bij mastitis!

Met gratis BO-celgetal en pootbandjes

!

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat overeenkomend met 200 mg cefaiexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, veroorzaakt doorvoor cefalexin<
gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus agalactiae, Streptococcus uberis, Streptococcus dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. BIJWERKINGEN Geen. DOSERING EN TOEDlE<
NINGSWIJZE 1 injector per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HE
MIDDELTOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 "C
Niet in de koelkast ofvriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA.

Voormeer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 -427 127. Fax: 0342-490 164. lnfo@virbac.nl

-ocr page 459-

Asielstuipjes

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

In een Amerikaans radioprogramma
hoorde ik een beller ooit de stelling
verdedigen dat alle asieldieren per
definitie moesten worden afgemaakt,
"omdat het toch maar de rotzooi van
anderen betrof, die door goedwillende
dierenliefhebbers moest worden op-
geruimd." En waarom zou je daar
als particulier aan beginnen als je in
plaats daarvan een leuke pup kunt kopen? En waarom zou
je dan als dierenarts in een asiel gaan werken? Vooral als je
ook nog boze eigenaren achter je aan krijgt, die je nauwelijks
gezien hebt?

Aanvallen

Maar laten we eerlijk zijn, een
volwassen Engelse bulldog
uit het asiel halen, is een
klus voor liefhebbers,
vooral als het dier ook
nog eens aan epilep-
sie lijdt. De nieuwe
eigenaar krijgt in
het asiel te horen
dat de epileptische
aanvallen goed on-
der controle zijn te
houden met 25 mil-
ligram Fenobarbital
per dag. Maar na
twee weken gaat het
al mis en krijgt de hond
opnieuw aanvallen. De
eigenaar houdt vol en gaat
naar haar eigen dierenarts, die
in plaats van Fenobarbital Epitard
voorschrijft. Daarmee gaat het weer
twee weken goed en dan komen de aanval-
len in verhevigde mate terug, eerst met tussenpozen
van tien tot twintig minuten, daarna steeds frequenter.

Tot de slaap ons scheidt

Natuurlijk bereiken de aanvallen hun hoogtepunt in het week-
end, zodat een wanhopige waarnemer ook nog maar Valium
toedient en adviseert om de dosis Epitard te verdubbelen. Dat
helpt even, maar dan beginnen de aanvallen opnieuw, nog
weer heviger. Wat te doen? Een medewerkster van het asiel
raadt de eigenaar aan om contact te zoeken met de asiel-
dierenarts. Die kan misschien wel bloedonderzoek doen bij
de bulldog. Bovendien kent de asieldierenarts de ziekte-
geschiedenis en heeft ze dat weekend ook nog dienst, een ge-
luk bij een ongeluk. De eigenaar aarzelt geen moment en belt
zaterdagavond om 11 uur op met de mededeling dat de hond
al twee dagen clusteraanvallen heeft en of de asieldierenarts
maar bloed wil afnemen. De dierenarts probeert de eigenaar
uit te leggen dat bloedonderzoek geen zin heeft, en bovendien
in het weekend weinig resultaat zal opleveren. Mevrouw bull-
dog kan beter naar een dierenarts in de buurt gaan. Als dat
niet lukt, belt de bulldogmevrouw opnieuw met de asieldie-
renarts om te vragen of zij de hond echt niet kan behandelen.
Volgens de dierenarts heeft een praktijkbezoek echter geen
meerwaarde. Het enige wat ze kan doen, is nog meer pillen
geven en dat kan mevrouw ook wel zelf. Zodra de hond weer
een aanval krijgt, moet mevrouw hem maar gewoon zóveel
Fenobarbital geven dat de aanval stopt en de hond in slaap
valt.

Veterinair
tuchtrecht

Gevloerd

Dat is watje noemt een geslaagd plan. Zodra
de volgende aanval zich aandient, krijgt
de hond vier tabletten Fenobarbital
bovenop de doses Epitard en
Valium die er al in zaten. Waar-
schijnlijk is het bij elkaar ge-
noeg om zelfs de Hulk te
vloeren, en ook de bulldog
geeft het op. Hij valt hard
hijgend op de vloer. De
eigenaar heeft het ge-
voel dat het middel er-
ger gaat worden dan de
kwaal, en dat terwijl de
kwaal toch niet gering
is. Ze belt de dierenarts,
die de hond inderdaad
door de telefoon kan horen
hijgen, en de eigenaar advi-
seert om het dier te koelen
met natte handdoeken. Inder-
daad, de hond heeft daarna geen
aanvallen meer, valt in slaap en het
koelen lukt, in zoverre dat de hond tien
minuten na dit advies overlijdt.

Welwillend en toch een waarschuwing

Twee weken later ligt het verwijt van de eigenaar over de
asieldierenarts bij het Tuchtcollege. Had zij meer hulp moeten
verlenen? De dierenarts verdedigt zich met de opmerking dat
de hond officieel niet eens onder haar waamemingsverband
viel, maar dat ze toch hulp heeft willen verlenen. Ze heeft al-
leen de ernst van de situatie niet goed beoordeeld. Haar wel-
willendheid om de hond, die officieel geen patiënt meer is, te
helpen en haar moeilijke uitgangspositie vindt het Tucht-
college prijzenswaardig, maar dat neemt niet weg dat ze zich
had moeten realiseren dat de hond er zeer ernstig aan toe was.
En een hond die er zeer ernstig aan toe is, laatje naar de prak-
tijk komen voor onderzoek en een gerichte behandeling. Zo
niet, dan volgt een waarschuwing. Of de hond het bij een
praktijkbezoek wél zou hebben overleefd, blijft daarbij buiten
beschouwing.

-ocr page 460-

Miel Bingen

Marianne Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan is lang het gedre-
ven gezicht van het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
geweest. Geweest,
want op 5 oktober legde zij haar ta-
ken als voorzitter van de weten-
schappelijke redactie neer. Het
Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde
sprak
met Marianne Sloet over haar rol
als voorzitter en over het Tijdschrift zelf.

Interview

Sloet begon zes jaar geleden direct als voorzitter van de
wetenschappelijke redactie, toen nog hoofdredactie genoemd.
Zij was geen onbekende in de wereld van de wetenschappe-
lijke tijdschriften. Voorafgaand aan haar werk voor het TvD
was zij al actief binnen de redactie van de
Veterinary Quar-
terly.
Zij is bovendien betrokken bij internationale tijdschrif-
ten. Toen haar voorganger, Wim Edel, als voorzitter van de
hoofdredactie op zoek ging naar een opvolger, vond hij
Marianne Sloet een geschikte kandidaat. Hij benaderde haar
en Sloet zei vol enthousiasme ja.

De eerste tijd was niet altijd makkelijk, aldus Sloet. "Op de
een of andere manier was de verhouding tussen wat later de
wetenschappelijke redactie werd en de bureauredactie niet

M

frx-

Marianne Sloet overhandigde tijdens het jaarcongres in Burgers\' Zoo
voor het laatst de jaarprijs van het
Tijdschriji voor Diergerteeskurtde.

optimaal. We zijn toen begonnen voortaan de hele bureau-
redactie uit te nodigen voor de tweemaandelijkse vergade-
ringen van de wetenschappelijke redactie, zodat alle betrok-
kenen elkaar zagen, deelnamen aan de discussies en dus
begrepen waarom bepaalde keuzes gemaakt werden. In het
begin was er vaak een half uurtje voor de vergadering nog een
voorbespreking tussen voorzitter en bureauredactie, maar al
snel was dat niet meer nodig. De gemeenschappelijke verga-
deringen hebben geleid tot een grote verbetering in de sfeer
tussen de beide redacties en tegenwoordig denk ik datje kunt
spreken van een uitstekende en constructieve verhouding
tussen beide entiteiten."

Wetenschap

Een ander punt waar Sloet zich altijd enorm voor heeft inge-
zet, was het werven van artikelen voor de rubriek \'Weten-
schap\'. "Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde moet hoe dan
ook op de \'citation index\'-lijst blijven. Dit is niet makkelijk
voor een niet-Engelstalig blad en ieder jaar weer werkt de we-
tenschappelijke redactie hier hard voor. Overigens niet zon-
der resultaat, want het TvD staat er nog steeds op. Er is mij
trouwens wel eens \'verweten\' dat ik er in mijn enthousiasme
wat te hard aan trok, en dat ik van het
Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde
een \'Tijdschrift voor Paardengeneeskunde\' aan
het maken was."

Er zijn mensen die twijfelen aan het nut van een Nederlands-
talig veterinair-wetenschappelijk tijdschrift. Sloet ziet echter
een duidelijke rol voor het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
In de eerste plaats wijst zij op de taak die wetenschappers
hebben om hun ervaringen te delen met de beroepsgroep in
Nederland. Verder is het in veel gevallen mogelijk en ook
zeer gewenst om ten aanzien van bepaalde ziektes en ziekte-
beelden te schrijven over de specifieke situatie in Nederland.
Ten derde kan het TvD auteurs ondersteunen bij het op zeer
korte termijn publiceren van een artikel. Daar waar buiten-
landse tijdschriften vaak een aanzienlijke doorlooptijd ken-
nen, kan het TvD desgevraagd op korte termijn de helpende
hand toesteken, niet door op de kwaliteit toe te geven, maar
door met medewerking van de referenten het reviewproces te
versnellen. Referenten zijn ook gewone mensen en laten hun
werk vaak liggen tot de reviewtermijn bijna verloopt. In
\'spoedgevallen\' blijkt het dan soms ook binnen een week te
kunnen." Het publiceren in het TvD is ook aantrekkelijker ge-
worden doordat het tijdschrift onder het voorzitterschap van
Marianne Sloet begonnen is met het accepteren van Engels-
talige bijdragen in de rubriek \'Wetenschap\'. Publicaties in
het Engels helpen natuurlijk ook om de score van het TvD op
de \'citation index\' te verbeteren.

Toch spreekt Sloet haar zorg uit over de rubriek \'Weten-
schap\'. "Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde is internatio-
naal gezien een klein blad in een rare taal die bijna niemand
spreekt. Dit betekent sowieso een lage score op de \'citation
index\'. Voor wetenschappers, die doorgaans worden afgere-
kend op de positie in de \'citation index\' van de tijdschriften
waarin zij verschijnen, maakt dit het TvD niet het meest aan-
trekkelijke tijdschrift om in te publiceren. Als andere argu-
menten, zoals de plicht om bij te dragen aan de diergenees-

Zes jaar voorzitterschap en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde

-ocr page 461-

kunde in Nederland, een lagere prioriteit hebben, moet er
ondanks wat we in recente jaren bereikt hebben, nóg harder
aan worden getrokken om de rubriek levend te houden."
Toch ziet Sloet ook mogelijkheden: "Gelukkig zijn er enkele
internationale specialistencolleges, zoals het European Col-
lege of Equine Internal Medicine en het European College of
Veterinary Pathology, die het TvD accepteren als tijdschrift
waarin specialisten in opleiding (SlO\'s) kunnen publiceren.
Met name op dit gebied proberen we auteurs van dienst te
zijn en een snelle publicatie te faciliteren, zodat zij aan hun
specialistenexamen kunnen deelnemen. In andere gevallen
accepteert het TvD artikelen die de eerdergenoemde speci-
fiek Nederlandse situatie beschrijven." Een goed voorbeeld
van dit laatste is het artikel \'The Fjell Pony Immunodeficien-
cy Syndrome also occurs in the Netherlands: a review of six
cases\', van de hand van Butler, Westermann, Koeman en
Sloet zelf, dat nota bene in Engeland voor de
Studenten als
overzicht wordt gebruikt. Dit onderwerp was internationaal
gezien niet nieuw, maar was wél nieuw in Nederland.

Voorde praktijk

De wetenschappelijke redactie is ook nauw betrokken bij de
rubriek \'Voor de praktijk\'. De wetenschapsartikelen zijn
\'double peer reviewed\' (zij worden beoordeeld door een lid
van de Wetenschappelijke Redactie en door twee onafhanke-
lijke referenten). De artikelen van \'Voor de praktijk\' worden
daarentegen beoordeeld door één lid van de wetenschappelij-
ke redactie. "In deze rubriek komen vaak interessante artike-
len terecht die niet geschikt zijn voor \'Wetenschap\', maar wel
zeer de moeite waard zijn, of artikelen die met grote spoed
gepubliceerd moeten worden. De procedure rondom deze ar-
tikelen is veel compacter dan bij \'Wetenschap\', wat snelle
publicatie mogelijk maakt. Zo hebben Lutz Goehring en ik er
in 1999 bijvoorbeeld voor gekozen een artikel dat mogelijk
wel in aanmerking kwam voor \'Wetenschap\' toch aan te bie-
den voor \'Voor de praktijk\' om snelle publicatie mogelijk te
maken. Dit was niet voor niets: partijen hooi waren verontrei-
nigd met lolitrem, wat leidde tot verlammingsverschijnselen
bij paarden. De practicus moest dit weten om het te kunnen
onderkennen. Twee weken na het vaststellen van dit probleem
stond het in het TvD."

Dat Sloet het TvD ziet als meer dan een wetenschappelijk
tijdschrift en kweekvijver voor wetenschappers blijkt uit een
andere verandering die tijdens haar voorzitterschap heeft
plaatsgevonden. Het traditionele redactioneel werd omge-
doopt tot \'Uit de redactie\'. Vanaf dat moment waren de stuk-
ken in deze rubriek op persoonlijke titel en vormden ze een
platform voor de diverse meningen binnen de beroepsgroep.
"Het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het belangrijkste
medium voor de Nederlandse dierenarts. Het is het commu-
nicatiemiddel van de dierenarts in Nederland, een bijzonder
leesbare mix van wetenschappelijke en overige informatie die
een dierenarts gewoon moet weten."

Bemensing

Een van de belangrijkste taken van de voorzitter van de We-
tenschappelijke Redactie vindt Sloet zonder meer het zorg
dragen voor een goede sfeer en eenheid binnen de redactie.
Terugkijkend is zij erg tevreden over de samenstelling van de
wetenschappelijke redactie zoals deze nu is en heeft zij geno-
ten van de samenwerking met alle leden van de wetenschap-
pelijke redactie en de bureauredactie. "We hebben er de afge-
lopen jaren hard aan getrokken om de wetenschappelijke
redactie sterk te houden en ik denk dat we daar ook in ge-
slaagd zijn. De redactie zoals die er nu zit, functioneert goed
en is samengesteld uit leidinggevende deskundigen op de be-
langrijkste vakgebieden. Het is ook een groep met enkele uit-
gesproken karakters, maar dit heeft een goede samenwerking
nooit in de weg gestaan en zo hoort dat."
Toch heeft zij ook zorgen als het gaat om de samenstelling
van de wetenschappelijke redactie. "Het vinden van geschik-
te redactieleden is moeilijk. Mensen moeten zelf goed weten-
schappelijk kunnen schrijven, ervaring hebben op hun vakge-
bied en acceptabel zijn voor de insturende auteurs. Daarbij
moeten binnen de redactie ook alle vakgebieden kunnen wor-
den afgedekt en moeten zowel de praktijk als de faculteit en
andere instituten vertegenwoordigd zijn om een goede mix te
waarborgen. Door de lage \'citation index\' levert het lidmaat-
schap van de wetenschappelijke redactie van het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
binnen de faculteit weinig tot geen
waardering op. Het feit dat ik mij niet beschikbaar heb kun-
nen stellen voor een derde periode en er ook nog geen nieuwe
voorzitter voor de wetenschappelijke redactie is gevonden, is
iets wat ik met pijn heb moeten constateren."
Overigens geeft Sloet aan dat de strubbelingen wat betreft de
bemensing van de redactie ook te maken hebben met een toe-
nemende werkdruk en de veranderende rol van vrijwilligers-
werk. Wat dat betreft heeft zij een duidelijke boodschap voor
de KNMvD. "De KNMvD gaat uiteraard zorgvuldig om met
mensen die tijd in de vereniging stoppen. Toch zie ik ruimte
voor verbetering en ik denk dat het belangrijk is voor de inzet
van actieve leden dat er nog eens goed naar het vergoe-
dingenstelsel gekeken wordt. Door een transparant systeem
voorkom je onvrede en wil je vrijwilligers behouden, dan is
dit ook van groot belang."

\'Review\'-proces

Terugkijkend is er nog een aspect van het redactiewerk waar
Marianne Sloet bijzonder veel plezier aan beleefd heeft en
dat is de samenwerking met de referenten. Deze contacten
waren altijd uitermate aangenaam en constructief Met name
het feit dat het TvD incidenteel de mogelijkheid biedt voor
een \'open review\'-proces ziet zij als een belangrijk pluspunt.
"Het \'open review\'-proces (waarbij een reviewer de auteurs
persoonlijk benadert en helpt) heeft soms grote voordelen.
Door het directe contact tussen referent en auteur hebben wij
een aantal bijzonder interessante wetenschapsartikelen kun-
nen publiceren die anders zouden zijn afgewezen, omdat er
dingen ontbraken, die nu met steun van een referent wél voor
elkaar kwamen."

Ook zelfheeft Marianne Sloet menig artikel met veel plezier
gereviewd. "Ik zal er zeker veel plezier in blijven houden om
jonge wetenschappers en specialisten in opleiding te helpen
met publiceren. Het schrijven van een wetenschappelijk ver-
antwoord en goed leesbaar artikel blijft een uitdaging die ik
graag aanga, hetzij als reviewer, hetzij als (mede)auteur." Zes
jaar voorzitter zijn van de wetenschappelijke redactie heeft
zeker zijn sporen achtergelaten, sporen die niet alleen bij
Marianne Sloet zijn achtergebleven, maar die ook twee keer
per maand zijn terug te vinden in het
Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde.

Miel Bingen is eindredacteur van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

-ocr page 462-

Op 31 oktober opende minister
Gerda Verburg het Landelijk In-
formatiecentrum Gezelschapsdieren
(LICG). Tijdens de bijeenkomst in
Zeist werden de eerste exemplaren
van de cd-rom
De Blauwe Hond uit-
gereikt aan de kinderen van LICG-
directeur Ingeborg de Wolf. Tevens
is vanaf deze datum de website van
de organisatie online. Voorzitter van het LICG dierenarts
Leen den Otter was trots op de resultaten tot nu toe en vol
vertrouwen voor de toekomst: "We hopen onszelf onmis-
baar te maken."

Vanwege verplichtingen in de kamer kon de minister niet in
eigen persoon aanwezig zijn, maar had ze een videobood-
schap opgenomen. Ze onderstreepte de noodzaak van be-
trouwbare informatie over huisdieren: "Veel mensen weten
niet dat een goudvis niet in een kom hoort te leven. En hoe-
veel mensen zijn zich ervan bewust dat je een papagaai niet

Tien (toekomstige) projecten van het LICG

1. De Blauwe Hond.

2. Internetsite (www.licg.nl). Op de site is ook een afde-
ling voor kinderen. De komende jaren wil het LICG
hier nog veel tijd en energie in steken.

3. Week van het Huisdier. Deze zal voortaan door het
LICG georganiseerd worden.

4. Chipmaand. Dit succesvolle initiatief (er zijn al meer
dan een miljoen dieren gechipt) valt voortaan onder
het LICG.

5. Huisdier en kanker. Het Nederlandse KankerFonds
voor Dieren richt zich nu nog vooral op dierenartsen,
maar wil ook het publiek voorlichten. Het voorlich-
tingsprogramma wordt verder ontwikkeld met het
LICG.

6. Nieuwe televisieserie Puppy patrol. Deze serie ver-
schijnt vanaf volgend jaar mei/juni. In het programma
is aandacht voor
De Blauwe Hond, chippen, het reizen
met dieren en andere huisdiergerelateerde onder-
werpen.

7. Huisdierenbijsluiter. Deze kan worden uitgereikt door
de handel en de fokkerij en bevat belangrijke informa-
tie voor de nieuwe eigenaar. Er staan al meerdere bij-
sluiters op
www.licg.nl.

8. Buitenlandse samenwerking. De Blauwe Hond is een
internationaal project. Ook de Chipmaand wordt in de
toekomst wellicht op Europees niveau georganiseerd.

9. Paarden. Op verzoek van de huidige minister van LNV
zal het LICG onderzoeken hoe het best voorlichting
kan worden gegeven over het houden van paarden.

10. Schoolprojecten. Het LICG wil De Blauwe Hond-cA-
rom aanvullen met een project op scholen. Eerst moet
de effectiviteit hiervan wetenschappelijk worden vast-
gesteld.

Berichten

verslagen

Eén loket voor informatie over gezelschapsdieren

Johan Klein Haneveld

kunt houden op een dieet van zonnebloempitten?" Na een
druk op de muisknop volgde een animatiefilmpje in de stijl
van
De Blauwe Hond, waarin een digitaal lint werd doorge-
knipt.

Professor Pieter van Vollenhoven, hoogleraar risicomanage-
ment, bevestigde dat de informatie over gezelschapsdieren in
Nederland op dit moment nog versnipperd is. "Daardoor krij-
gen mensen tegenstrijdige informatie", zei hij in een video.
"Nu hebben de organisaties hun krachten gebundeld, zodat
mensen eensluidend geïnformeerd worden."

Eigen verantwoordelijkheid

De eerste aanzet voor het LICG werd gegeven op een congres
over gezelschapsdieren in 2004. De vraag was hoe dieren-
houders, -handelaren en -fokkers hun eigen verantwoorde-
lijkheid ten aanzien van het welzijn van gezelschapsdieren
konden invullen. Hieruit ontstonden uiteindelijk drie werk-
groepen over verschillende deelonderwerpen. Een daarvan
richtte zich op de voorlichting aan de burger. Tot de deel-
nemers aan deze werkgroep behoorden de Dierenbescher-
ming, de Hondenbescherming en Dibevo. Leen den Otter
vertegenwoordigde de KNMvD in deze werkgroep en werd
voorzitter. "Het waren steeds interessante bijeenkomsten,"
verklaarde hij. "Alle partijen namen hun eigen voorlichtings-
producten mee. De tafel lag vol, maar er bleek niet één bron
te zijn van onafhankelijke, wetenschappelijk getoetste infor-
matie voor de huisdierenbezitter." De werkgroep koos de
voorlichting over voeding als voorbeeld. "Er is op het inter-
net veel informatie over voeding," aldus Den Otter, "maar er
is maar één Voedingscentrum. Als je informatie van het Voe-
dingscentrum haalt, weetje dat het betrouwbaar is." Op de-
zelfde manier moest er één loket komen voor informatie over
alle soorten gezelschapsdieren. De werkgroep formuleerde
daarvoor een actieplan, dat in maart 2006 werd aangeboden
aan de minister. Den Otter: "Het LICG is echt met niets be-
gonnen. Omdat er geen stoelen waren, hebben we zitten ver-
gaderen op dozen." Hij is trots op wat er tot nu toe bereikt is.
"Het voelt als leren schaatsen. Wat ik hoop is dat we snel
onze techniek verbeteren."

Toetsingscommissie

Het LICG ziet als zijn taak de informatieverstrekking en
voorlichting over gezelschapsdieren, via verschillende com-
municatiemiddelen. De leus daarbij is: \'Verantwoord huis-
dierenbezit. Volg je hart met verstand\'. De informatie is in
eerste instantie bedoeld voor (potentiële) huisdierenbezitters,
maar volgens Den Otter kan het LICG ook voor dierenartsen
een grote hulp zijn. "Ik krijg in de praktijk dagelijks vragen
van mensen over de verzorging van hun dieren. Het doel is
dat mensen voor informatie eerst naar de website gaan en de
dierenarts pas bellen als ze er daarmee niet uitkomen. Die-
renartsen kunnen hun cliënten ook voor informatie verwijzen
naar het LICG." De informatie van de website en uit de huis-
dierenbijsluiters moet leiden tot een betere diergezondheid.
"Als mensen zich aan de voedingsadviezen houden, zullen er
bijvoorbeeld minder gebitsproblemen ontstaan." Daarnaast
zal het informatiecentrum taken overnemen die nu nog deels

LICG

-ocr page 463-

door de KNMvD worden gedragen. "Zoiets als het Blauwe
Hond-project zou heel moeilijk door de KNMvD alleen te or-
ganiseren zijn geweest," meende Den Otter. Dierenartsen
kunnen op de informatie op de LICG-website en in andere
media vertrouwen. "Alles wordt getoetst door een commissie
die is samengesteld uit specialisten van de faculteit Dierge-
neeskunde en de Wageningen Universiteit."
Het is de bedoeling dat het LICG informatie verschaft over
alle gezelschapsdieren, dus ook bijzondere soorten als vissen
en reptielen. "Wij kunnen onze opdracht breed interprete-
ren", aldus Den Otter. "Ik denk bijvoorbeeld aan de hobby-
matig gehouden landbouwhuisdieren, die ook werden getrof-
fen bij de dierziektecrisissen."

Interactieve animatie

Het eerste afgeronde project van het LICG is De Blauwe
Hond
(zie voor de lijst van tien projecten het kader). Deze cd-
rom is bedoeld voor kinderen van drie tot zes jaar en hun ou-
ders, om die te helpen op een veilige manier met hun hond
om te gaan. "Bij bijtongevallen wordt vaak onterecht gewe-
zen naar de honden of bepaalde hondenrassen", verklaarde
Tiny de Keuster (België). "Maar ook het gedrag van het
slachtoffer is een factor die je kunt beïnvloeden." In België
wordt jaarlijks één op de honderd mensen ernstig gebeten
door een hond. Bij kinderen gebeurt dat twee keer zo vaak
"Meestal gebeurt dat thuis, met Bobby of Flappie. In 86 pro
cent van de gevallen komt de beet na een initiatief van he
kind naar de hond." De initiatiefnemers van het project von
den maar één bestaand preventieprogramma voor kinderen.
De Keuster: "Dat pakket was bedoeld voor kinderen ouder
dan zeven en richtte zich op bijtongevallen op de openbare
weg met een onbekende hond. Er was dus een lacune." Samen
met professionele deskundigen en kunstenares Soraya Ver-
beke kwam men uiteindelijk tot een interactieve klikanimatie
met een opvallend gekleurde animatiefiguur. "De blauwe
hond is duidelijk niet van een bestaand ras", aldus De Keus-
ter. "Zijn tanden zijn altijd zichtbaar. Daar is bewust voor ge-
kozen." Het computerprogramma is in Engeland wetenschap-
pelijk getest. Het bleek dat kinderen er significant van leren,
vooral als ze bij het gebruik van het computerprogramma
worden begeleid door een ouder. "We leren ouders dat ze niet
hun hond moeten straffen. In plaats daarvan zien ze hoe ze
gevaarlijke situaties kunnen voorkomen." De Blauwe Hond
moet beschikbaar komen via dierenartsen, huisartsen, dieren-
handelaren en fokkers. Een belangrijk deel van het onderzoek
is gesponsord door de GGG.

Professor Van Vollenhoven liet weten betrokken te willen zijn
bij
De Blauwe Hond. Uit zijn eigen ervaring adviseerde hij
honden met rust te laten. "Geef een dier het respect datje ook
je gast zou geven."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde.

Myiasis bij het schaap

BroughanJ.M., Wall R. Fly abundance
and climate as determinants of sheep
blowfly strike incidence in southwest
England. Med Vet Entomol.
2007; 21:
237 - 238.

Referaten

In Zuidwest-Engeland werd geduren-
de twee zomers het voorkomen van de
blauwgroene bromvlieg of schapen-
goudvlieg
(Lucilia sericata) en het optreden van myiasis bij
het schaap onderzocht in relatie met klimaatomstandigheden
en diermanagement. Op plaatsen waar geen myiasisbestrij-
ding plaatsvond was 6 tot 12 procent van de ooien (vooral aan
het begin van het weideseizoen) en 6 tot 16 procent van de
lammeren aangetast. Bij de ooien werd een significante rela-
tie gevonden met een hogere omgevingstemperatuur, scheren
en regenval. Het scheren resulteerde bijvoorbeeld in 95 pro-
cent reductie van het optreden van de besmetting. Bij de lam-
meren werd een significante relatie gevonden tussen de inci-
dentie en de aantallen vliegen, het scheren van de ooien,
behandeling en de gemiddelde omgevingstemperatuur. Lam-
meren hadden na het scheren van de ooien 4,6 keer meer kans
om myiasis te krijgen dan ervoor. Beneden een omgevings-
temperatuur van 8,5 graden Celcius werden er door de vlie-
gen geen eitjes gelegd. Aantasting aan de achterhand trad
vooral op in mei, juni en juli, terwijl dit voor de rest van het
lichaam later in het seizoen gebeurde. Een belangrijke pre-
ventieve maatregel tegen myiasis is het vroegtijdig verwijde-
ren van overleden dieren om de voortplanting van de vliegen
zoveel mogelijk tegen te gaan.

Dr. P. A. M. Overgaauw

-ocr page 464-

Erwin Virginia

In het artikel \'Neutralisatie van pups
en kittens op zeer jonge leeftijd\' (Tijd-
schr Diergeneeskd 132: 801-802)
worden de voor- maar vooral de nade-
len beschreven van juveniele castratie
bij pups en kittens. De conclusie van
het betoog luidt dat het castreren van
pups en kittens op zeer jonge leeftijd
zich dient te beperken tot asieldieren
en niet moet worden toegepast bij dieren van particulieren en
fokkers. Deze conclusie volgt uit een betoog dat niet duide-
lijk is en soms zelfs onjuist. Zo worden in het artikel de vete-
rinaire problemen bij pups en kittens gezamenlijk besproken.
Aan de grote verschillen tussen deze diersoorten wordt daar-
bij voorbijgegaan. Ook gaan de auteurs uit van de Ameri-
kaanse situatie rond rasdieren, terwijl de Nederlandse situatie
duidelijk anders is. Bovendien wordt de groep asieldieren ten
onrechte verbijzonderd ten opzichte van de overige katten.

De Dierenbescherming is in principe tegen lichamelijke in-
grepen bij dieren. Op basis van de erkenning van de eigen
waarde van het dier moeten dieren met respect worden be-
handeld en zo worden gehouden dat lichamelijke ingrepen
niet hoeven plaatsvinden. Maar indien het welzijn van het
dier in gevaar komt of kan komen, of in het geval van dierge-
neeskundige noodzaak, kan een lichamelijke ingreep goed
verdedigbaar zijn.

Blijvend onvruchtbaar maken door middel van castratie
wordt bij katten gebruikt als middel om het probleem van het
kattenoverschot en de daarmee samenhangende zwervende
kattenpopulaties in te dammen, daar er onvoldoende geschik-
te diervriendelijke alternatieven zijn voor geboortebeperking
bij katten. Weeg je het probleem van de totale kattenpopulatie
(overschot in asielen, en verwilderd in steden en dorpen) af
tegen de gevolgen voor het dier dat onvruchtbaar wordt ge-
maakt, dan valt castratie zeker te verdedigen.
De eerste krolsheid treedt op tussen vijf en vijftien maanden,
mede afhankelijk van het ras en ontwikkeling van de poes.
Traditioneel worden katten in Nederland gecastreerd tussen
de zes en negen maanden. In praktijk gebeurt het vaak pas na
de eerste krolsheid. Tussen de vroegste leeftijd van geslachts-
rijpheid en de ingreep kan echter al voortplanting hebben
plaatsgevonden. Juveniele castratie kan dit voorkomen.

Veterinaire problemen

De immature stams van jonge dieren verdient speciale aan-
dacht bij het toepassen van anesthesie. Het argument over het
grotere anesthesierisico dient echter enigszins te worden ge-
nuanceerd. In 2005 heeft de Dierenbescherming dit argument
voorgelegd aan de sector anesthesiologie van het departement
Geneeskunde van gezelschapsdieren. De reactie hierop was
dat hoewel inzichten continu veranderen met het beschikbaar
komen van nieuwe anesthesietechnieken en nieuwe(re) far-
maca, jonge dieren van een maand of drie in principe goed te
anestheseren zijn. Er moet wel rekening worden gehouden
met de fysiologische verschillen tussen volwassen dieren en
dieren (ruim) onder de drie maanden, maar vanaf die tijd zijn
er bij zorgvuldig beleid geen grote problemen te verwachten.
Deze informatie wordt bevestigd door de literatuur (2,4,5).
Castratie op jonge leeftijd heeft bij honden duidelijk andere
effecten dan bij katten. Het vergrote risico op urine-inconti-
nentie bij teven, is bij poezen niet bekend (4). De vertraagde
sluiting van de epifysairlijnen komt inderdaad ook voor bij
juveniel gecastreerde katten (7,8). Er is echter geen aanwij-
zing dat dit het welzijn van de dieren nadelig beïnvloedt. De
in het artikel genoemde problemen rond de vulva zijn alleen
bekend van de hond (4,7). Toename van cystitis en andere
urineweginfecties wordt bij juveniel gecastreerde katten niet
gevonden (2,3,5). De diameter en de functie van de urethra
van gecastreerde katten verschilt niet van die van niet gecas-
treerde dieren. Bovendien lijkt juveniele castratie bescher-
mend te werken tegen urinewegobstructies.
Obesitas komt in het algemeen wel vaker voor bij gecastreer-
de katten dan bij niet gecastreerde dieren, maar bij katten is
de frequentie van obesitas na juveniele castratie niet hoger
dan na castratie op een leeftijd van zes maanden of later (7).
Behalve enige toename van verlegen gedrag bij juveniel ge-
castreerde katten zijn er geen negatieve gedragsverande-
ringen beschreven (6); gecastreerde katten zijn juist aan-
hankelijker tegenover mensen en minder agressief tegenover
soortgenoten. Er is overigens geen verschil in gedrag merk-
baar tussen juveniel gecastreerde katten en katten die op late-
re leeftijd zijn gecastreerd (2,3,4,6,8).

Ingezonden

Juveniele castratie van kittens blijft noodzakelijk

Raskatten

Juveniele castratie bij raskatten versmalt volgens het artikel
de genetische basis van vele raskatten nog verder De be-
schreven situaties, waarbij om economische motieven uitslui-
tend juveniel gecastreerde dieren worden verkocht, zijn in
Nederland echter vrijwel onbekend. De castratieadviezen van
de Dierenbescherming zijn bovendien gericht op het overgro-
te deel van de Nederlandse katten dat nooit wordt ingezet
voor gerichte exterieurfokkerij. In Nederland bestaat slechts
5 procent van de kattenpopulatie uit raskatten (1). Dit advies
zal waarschijnlijk door raskattenfokkers zeer beperkt worden
overgenoinen en daarom nauwelijks effect hebben op de ge-
netische basis van raskatten. De angst voor een versmalling
van de genetische basis door het propageren van juveniele
castratie van katten is daarom onterecht.

Asieldieren

Honden en katten die in een asiel terechtkomen, vormen over
het algemeen een afspiegeling van de Nederlandse populatie.
Deze groep bestaat uit oude en jonge dieren. Ook rasdieren
komen met enige regelmaat in asielen terecht. Een beperkt
aantal dieren zal na herplaatsing uit het asiel alsnog worden
ingezet voor de voortplanting. Uitsluitend voor asielkatten
wordt het beleid gevoerd om deze te castreren voor of zo
spoedig mogelijk na herplaatsing. De beslissing of pups of
volwassen honden na herplaatsing verantwoordelijk zullen
zijn voor verdere reproductie, wordt aan de nieuwe eigenaren
overgelaten.

Naast de asielkatten bestaan er grote aantallen verwilderde
katten. Deze groep (schattingen lopen uiteen van 30.000 tot

-ocr page 465-

100.000 op jaarbasis) worden veelal buiten de asielen om op-
gevangen door diverse particuliere stichtingen. Een deel van
deze katten wordt na castratie weer teruggeplaatst en een deel
wordt gesocialiseerd en herplaatst in een huissituatie. Verre-
weg het grootste deel van deze herplaatste katten bestaat uit
kittens van enkele weken oud. In principe worden kittens niet
teruggeplaatst. De in het artikel gestelde vraag of dergelijke
dieren op een zodanig jonge leeftijd weer in de oorspronke-
lijke omgeving moeten worden teruggeplaatst, is dus niet
relevant.

Conclusie

De grote aantallen verwilderde katten en de daarmee samen-
hangende negatieve beeldvorming over katten in het alge-
meen, de welzijnsproblemen voor deze dieren en de perma-
nente druk op de asielen vormen ook in Nederland niet te
onderschatten problemen. Omdat katten zich al op jonge leef-
tijd kunnen voortplanten, adviseert de Dierenbescherming
om het kattenoverschot te beperken juveniele castratie vanaf
de leeftijd van drie maanden, voor katten zowel in asielen als
bij particulieren. Natuurlijk zal (ook) bij jonge dieren de dier-
geneeskundige zorg adequaat moeten zijn. De dierenarts kan
met de eigenaar afspreken op welke leeftijd de ingreep pre-
cies zal plaatsvinden. Dit advies geldt overigens alleen voor
kittens en niet voor pups, want in Nederland bestaat anno
2007 nagenoeg geen hondenoverschot.

Reactie A. C. Schaefers-Okkens en P.A.M. Overgaauw

Naar aanleiding van het uitgebreide commentaar van colle-
ga Virginia op ons artikel (2) over het fenomeen \'early age
neutering\', hebben wij sterk het gevoel dat onze bijdrage
niet goed is gelezen of begrepen.

In onze conclusie wordt duidelijk vermeld dat neutralisatie
op zeer jonge leeftijd zich dient te beperken tot asieldieren,
dus daar bestaat geen verschil van mening over. Er worden
door ons echter kanttekeningen geplaatst bij de door Stich-
ting No Kill Europe algemeen gepropageerde leeftijd voor
neutralisatie van zes tot acht weken. Wij kunnen ons niet
voorstellen dat de Dierenbescherming een ingreep op deze
erg jonge leeftijd ondersteunt, vooral wanneer daar geen
aanleiding voor is. Op neutralisatie op een leeftijd van drie
maanden of ouder is door ons niet ingegaan en wij hebben,
hoewel Virginia dat verschillende keren bestrijdt, steeds
duidelijk onderscheid gemaakt tussen de gevolgen voor
pups en voor kittens (bijvoorbeeld bij effecten op de urine-
wegen of het gedrag).

In de praktijk zijn er overigens wel aanwijzingen dat het
welzijn van erg jong gecastreerde katten nadelig kan worden
beïnvloed door vertraagde sluiting van de epifysairlijnen.
Dit kan leiden tot epifysiolyse (traumatische groeischijffrac-
turen). Over dit onderwerp zal een presentatie plaatsvinden
op de Felcan Kattendag op 8 maart 2008. Dat juveniele neu-
tralisatie beschermend zou werken tegen urinewegobstructie

Referenties

1. Forum Welzijn Gezelschapsdieren. Gedeelde Zorg; Feiten & Cijfers.
Den Haag, 2006 (www.minlnv.nl/portal/page?_pageid= 116,1640321 &_
dad=portal&_schema=PORTAL&p_file_id=15050).

2. Van Houten D. Castratie van Icittens voor de puberteit: onderzoek naar
vroege gonadectomy ontkracht de meeste vooroordelen. In Praktijk
2002; oktober: 18-21.

3. Van Houten D. Zin en onzin over castraties bij katten. Dierenpraktijken
2003; 4e kwartaal: 12-13.

4. Howe LM ét al. Long-term outcome of gonadectomy performed at an
early age or traditional age in cats. JAVMA 2000; 217: 1661 -1665.

5. Root Kustriz M. Early Spay-Neuter: Clinical Considerations. Clinical
Techniques in Small Animal Practice 2002; 17: 124-128.

6. Spain CV, Scarlett JM, Houpt KA. Long-term risks and benefits of ear-
ly-age gonadectomy neutering in cats. JAVMA 2004; 224: 372-379.

7. Spain CV Long-term risks and benefits of neutering and early-age go-
nadectomy neutering in dogs and cats: effects on development, obesity,
and select orthopaedic and neoplastic conditions. Proceedings of the
Third International Symposium on Non-Surgical Contraceptive Me-
thods for Pet Population Control 2006 (http://www.acc-d.org/2006 Pro-
ceedings).

8. Stubbs WP et al. Effects of prepubertal gonadectomy on physical and
behavioural development in cats. JAVMA 1996; 209: 1864-1871.

Mr. drs. Erw\'m Virginia is senior beleidsmedewerker gezel-
schapsdieren bij de Dierenbescherming
Cerwin.virginia(a)
dierenbeschermingj.

is al vele jaren een misvatting en wordt ook niet aangetoond
in epidemiologisch onderzoek (onder andere een analyse
van 285.000 katten met behulp van de Purdue Veterinary
Medical Data Base door Lekcharoensuk et al. (1)).
De opmerking "De beschreven situaties waarbij om econo-
mische motieven uitsluitend juveniel gecastreerde dieren
worden verkocht, zijn in Nederland echter vrijwel onbe-
kend", betekent dat de Dierenbescherming hier kennelijk
niet van op de hoogte is. Helaas blijkt dit wel degelijk regel-
matig voor te komen.

De ingezonden reactie komt op ons meer over als een stand-
punt van de Dierenbescherming over vroege neutralisatie
dan als een inhoudelijke discussie gericht op onze argumen-
ten.

Mw. Dr. AC. Schaefers-Okkens
Dr P.A.M. Overgaauw

Referenties

1. Lekcharoensuk C, Osbome CA and Lulich JR Epidemiologie study
of risk factors for lower urinary tract diseases in cats. J Am Vet Med
Assoc 2001; 218(9):I429-I435.

2. Schaefers-Okkens AC en Overgaauw PAM. Neutralisatie van pups en
kittens op zeer jonge leeftijd. Tijdschr Diergeneesk 2007; 132: 801-
802.

-ocr page 466-

Tjeerd Cuperus

Het is al weer een poosje geleden dat collega Jaap Schep
met zijn werk is gestopt. Jaap is heel vaak geraadpleegd
door veel collega\'s. Tijdens zijn werk bij de AUV functio-
neerde hij als vraagbaak voor veterinaire onderwerpen.
Op veel vragen van practici wist hij een adequaat ant-
woord te geven.

Voor de AUV Veterinaire Mediatheek was Jaap zo\'n beetje de
gepersonifieerde catalogus. Als naar een onderwerp werd ge-
vraagd, wist hij welk beeldmateriaal daarvoor passend zou
kunnen zijn. Maar Jaap is met de VUT en de papieren catalo-
gus is nu echt \'verleden tijd\'.

Meer bij de tijd

Een goed alternatief voor de papieren catalogus is beschik-
baar gekomen in de vorm van de vernieuwde website van de
AUV. Daar is onder het \'Ledendeel\' de \'Mediatheek\' te vin-
den. Met een prachtig zoekprogramma kan \'dwars\' door het
hele bestand van de Mediatheek gespeurd worden naar be-
langrijk materiaal. Door het mediatheeknummer (de letter A,
C of D, direct gevolgd door vier cijfers) of enkele trefwoor-
den in te geven, wordt men direct verwezen naar het gezochte
materiaal.

Deze site is mede ontwikkeld door collega Jan van Os. Jan
heeft zijn sporen in veterinair Nederland al ruimschoots ver-
diend. Een kleine opsomming: in de zestiger jaren van de vo-
rige eeuw was hij voorzitter van de Groep Practici Grote Huis-
dieren. In deze fianctie was hij mede-oprichter van de AUV
Daarnaast was hij in die tijd voorzitter van de afdeling Over-
ijssel van de KNMvD en voorzitter van de kring Ommen.
Vanuit de praktijk is hij naar het bedrijfsleven vertrokken en
in die functie heeft hij voor de practicus verschillende prepa-
raten helpen ontwikkelen, zoals het antimycoticum Mycop-
hyt, de Nafpenzalreeks mastitisinjectoren en voor gezel-
schapsdieren het antiloopsheidmiddel Delvosteron. Dit laatste
product was het onderwerp van zijn promotie. Ook voor de
zuivelindustrie zijn door zijn toedoen verschillende belangrij-
ke producten ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld de Delvotest.
Na zijn werkzame periode in het bedrijfsleven was hij voorzit-
ter van de Codecommissie van de KNMvD en gaf hij jarenlang
leiding aan de besturendag. Daarnaast heeft hij zich vooral be-
ziggehouden met ICT, een onderwerp waarin de meeste van
zijn leeftijdgenoten juist geen belang stellen. Dat hij daarnaast
ook nog een verwoed cimbaalspeler is (dat is een Hongaars
snareninstrument, dat met \'hamertjes\' wordt bespeeld) en met
zijn orkest nog heel vaak optreedt, zal velen niet direct bekend
zijn. Zonder volledig te willen zijn, lijkt dit wel voldoende om
hem neer te zetten als \'onvermoeibare duizendpoot\'. En de
nieuwe website van de AUV is dus mede dank zij hem tot stand
gekomen. We zullen vast nog wel meer van Jan van Os horen!
Om terug te keren naar de catalogus, vanaf nu wordt die niet
meer op papier gehanteerd en geleverd, maar staat hij in de
meest actuele vorm altijd ter beschikking aan gebruikers van
de Mediatheek. Op een specifieke vraag zal nu steeds worden
verwezen naar de vernieuwde website van de AUV Vervol-
gens kan op eenvoudige manier de keuze worden gemaakt uit
het materiaal van de Mediatheek.

Nieuwe producten

Röntgenologie, algemeen

Het grootste deel van deze schijf gaat over natuurkundige be-
grippen, nodig voor het maken van röntgenfoto\'s van een
goede diagnostische kwaliteit.

Ook echografie, CT, MRI en het gebruik van radioactieve
stoffen voor diagnostisch onderzoek worden behandeld. Spe-
ciale onderdelen gaan over het produceren van röntgenstralen,
de interactie van deze stralen met materie, het vaststellen van
straling en het maken van röntgenbeelden. Daamaast wordt
ingegaan op radiobiologie en bescherming tegen straling.
Mediatheeknummer: C0051, cd-rom.

Echografie, gynaecologie, paard
De volgende onderwerpen worden behandeld:

- voor wie is deze cd eigenlijk bedoeld;

- apparatuur en voorbereiding;

- anatomie en techniek van het onderzoek;

- normale oestrische cyclus;

- drachtigheidsonderzoek;

- abnormale cyclus;

- bijzonderheden bij drachtigheid.
Mediatheeknummer: C0052, cd-rom.

Anesthesie en cases, paard

(\'Questions and .Answers - Equine Cases and Anesthesia\')
Twintig interessante \'case\'-studies bij paarden worden be-
handeld. Daarnaast staat op de schijf een serie vragen over
anesthesie bij grote huisdieren. \'Test uw kennis\' is eigenlijk
het onderwerp van deze cd, speciaal voor dierenartsen, stu-
denten en dierenartsassistenten.
Mediatheeknummer: C0053, cd-rom.

Otitis, behandeling, gebruik otoscoop
Het doel van deze schijf is bekwaamheden in diagnostiek en
therapie van otitis aan te scherpen. Het stellen van de diagnose
en het behandelen van otitis is gemakkelijker geworden door
het gebruik van de video-otoscoop. Deze cd bevat veel demon-
straties in het gebruik van verschillende types otoscopen voor
routinegevallen.
Het lesprogramma bevat:

- praktische anatomie en fysiologietips ter ondersteuning
van klinische beslissingen;

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek

-ocr page 467-

- hoe kunnen cliënten beter geholpen worden (wat goed is
voor de praktijk);

- stap-voor-stap-procedures voor diagnose en behandeling,
en effectieve nieuwe technieken;

- praktische benadering in verschillende cases met een ver-
beterde werkwijze.

Mediatheeknummer: C0054, cd-rom.

Maagsonde, via neus, paard
(\'Passing a Nasogastric Tube in the Horse\')
De cd-rom is ontworpen om het welzijn van het paard en de
professionaliteit van de dierenarts te verbeteren bij het aan-
brengen van een maagsonde via de neus. De behandelde on-
derwerpen zijn:

- een gedetailleerd overzicht van de anatomie;

- \'life\'-beelden over indicaties;

- beelden van de klinische procedure;

- veel voorkomende vergissingen en hoe die te voorkomen.
Nieuw zijn gesynchroniseerde videobeelden over interne en
externe passage van een neussonde en een zelftest over de
toepassing en de controle van de apparatuur.
Mediatheeknummer: C0055, cd-rom.

Bloeddruk, bij bond en kat
(\'Blood Pressure in Dogs and Cats\')
Ondertitel: \'Technieken voor accurate bloeddrukmeting in
klinische situaties\'.

In dit lesprogramma kan kennis worden gemaakt met:

- verschillende technieken om de bloeddruk te meten bij
honden en katten. Daarnaast wordt een uitgebreid over-
zicht gegeven van de beschikbare apparatuur;

- hoe de juiste apparatuur wordt gekozen, hoe valkuilen
kunnen worden vermeden en hoe te beslissen of getallen
van de meting bruikbaar of juist niet bruikbaar zijn;

- hoe maatregelen voor het dier kunnen worden genomen
als er bruikbare metingen zijn verkregen;

- een beknopt overzicht van verschillende condities die lei-
den tot abnormale bloeddrukwaarden;

- een beknopt overzicht van beschikbare medicaties voor de
behandeling van abnormale bloeddrukwaarden bij hond
en kat.

Mediatheeknummer: C0057, cd-rom.
Kreupelheid, melkvee

Tussenklauwontsteking (interdigitaal flegmoon of in streek-
taal: \'Kleipoot\', \'Slakkepoot\' of \'Haarworm\') is het onder-
werp op deze cd-rom. Gedurende het leven van een melkkoe
heeft 13 tot 30 procent van de dieren te maken met deze vorm
van necrobacillose. De vorm waarvoor is gekozen, is die van
een lesprogramma met vragen en antwoorden over etiologie,
klinische symptomen, diagnose, behandeling, preventie en
predisponerende factoren.
Mediatheeknummer: C0058, cd-rom.

Geslachtsorganen, (mannelijk en vrouwelijk), chirurgie
(\'Surgery of the Male and Female Reproductive Tract\')
Op deze cd-rom staan achttien operaties bij gezelschapsdieren
die tot in de kleinste details illustratief zijn. De operaties die
worden getoond zijn achtereenvolgend: episiotomie, vaginale
hyperplasie, episioplasttechniek, zorg voor pups bij keizer-
snede, keizersnede/OHE bij hond en kat, pyometra, paraphi-
mosis, urethraprolaps, hypospadiasis, scrotale urethrostomie,
penisamputatie, penisurethrostomie, prostaat-biopsie, pros-

Video Vet CE

Surgery of the
Male and Female
Reproductive Tract

1. Episiotomy technique

2. Vaginal hyperplasia

3. Episioplasty technique

4. C-section/puppy care

5. C-section/OHE - canine

6. C-sectionraHE-feline

7. Pyometra

8. Paraphimosis repair

9. Urethral prolapse repair

10. Hypospadias repair

11. Scrotal urethrostomy

12. Penile amputation

13. Penile urethrostomy

14. Prostatic biopsy

15. Prostatic 8bs - orTientiiize

16. Prostatic cyst - marsup

17. CoJposuspension

18. Hermaphrodite

HoMBM.«.»» This 2 aitc*«Includes:
Procmtkiraa on DVO
ProctodlngM an CO

DVD over mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen, mediatheeknum-
mer D0033.

taatabces, prostaatcyste en operatie van een hermafrodiet.
Mediatheeknummer: D0033, dvd.

Gebitscontrole, wachtkamerpresentatie
Deze dvd over tandheelkunde is bedoeld als klantenvoorlich-
ting in de wachtkamer. In ruim drie minuten wordt een klant
de noodzaak van tandverzorging en regelmatige gebitscon-
trole door de dierenarts getoond. De dvd is af te spelen op een
kleine draagbare dvd-speler, computer met dvd-speler en mo-
nitor in de wachtkamer of televisie met dvd-speler.
Mediatheeknummer: D0034, dvd.

Gebitscontrole, lezing tandheelkunde
Deze dvd bevat een presentatie voor dierenartsen, studenten,
paraveterinairen en dierenartsassistenten. De film gaat over
de meest voorkomende aspecten van tandheelkunde en ge-
bitscontrole. Verder is bij 68 dia\'s uitgebreide tekst ingespro-
ken, speciaal voor praktijken waar tandheelkunde niet het da-
gelijkse werk is. Het product kan worden beschouwd als een
handige opfrismogelijkheid.
Mediatheeknummer: D0035, dvd.

Gebitscontrole, documentatie disk

Deze cd-rom bevat verschillende bestanden, waaronder een
zelf aan te passen lezing over tandheelkunde (met power-
pointtips) met 68 dia\'s over de belangrijkste tandheelkundige
zaken. Hiermee is ook zelf een lezing samen te stellen. Een
duidelijke instructie is bijgevoegd hoe het een en ander is te
veranderen en aan te passen, zodat het een geheel eigen le-
zing kan worden. Ook bevat het een document waarin de
tekst per dia puntsgewijs is samengevat. Een ander document
bevat een aantal tips over het houden van een lezing.
Mediatheeknummer: C0056, cd-rom.

Tjeerd Cuperus is manager van AUV Veterinaire Media-
theek.

-ocr page 468-

PREFERRED BANKING VOOR
MEDICI: UW EIGEN SPECIALIST
VOOR AL UW FINANCIËLE ZAKEN

ALSOF UW FINANCIËN EEN BEHANDELING KRIJGEN

een huis koopt, een praktijk start, een samenwerkings
verband aangaat of juist uw praktijk overdraagt, uw
persoonlijke Preferred Banker regelt het. Alsof uw
financiën een behandeling krijgen. Meer informatie
over de services van ABN AMRO Preferred Banking
voor Medici vindt u op
www.abnamro.nl/medici

Bij medici lopen zakelijk en privé vaak in elkaar over.
ABN AMRO biedt daarom persoonlijke dienstverlening
die uw zakelijke en privéfinanciën integreert: Preferred
Banking voor Medici. Onze gespecialiseerde adviseurs
kennen de medische wereld goed en anticiperen daar-
door snel op veranderingen. En daar hebt u in alle fasen
van uw medische loopbaan voordeel van. Want of u nu

Meer mogelijk maken ABN*AMRO

-ocr page 469-

Is kwaliteit nog belangrijk?

Tot voor kort leverde de dierenarts de
benodigde diergeneesmiddelen. Nu le-
veren de diergeneesmiddelen de beno-
digde dierenarts. Een praktijkvoor-
beeld.

In september 2002 is er bij ons een
pluimveemester weggelopen vanwege
de tarieven. Zonde natuurlijk, maar als
er nooit iemand wegloopt, zijn je ta-
rieven te laag. Deze veehouder is overgestapt naar een Belgi-
sche pluimveepraktijk. Hoe dat werkt? Heel simpel. Je opent
als praktijk een dependance op een bepaald adres, laatje als
praktijk in het jaarboekje inschrijven, neemt vervolgens twee
valse telefoonnummers en klaar is Kees. U raadt het al, in dit
geval was het adres dat van de betreffende pluimveehouder
Zo kun je alle vaccins en antibiotica met REG NL-nummer
legaal op het bedrijf laten afleveren.

Een andere pluimveehouder wilde kortgeleden overstappen
op een NCD-vaccin van Merial, want dit zou minder entreac-
tie geven, en (daar is het weer) het is een stuk goedkoper Het
vaccin werd besteld bij mijn reguliere groothandel. Ik heb
over dit vaccin contact gehad met Merial, dat het vervolgens
op eigen houtje nog een keer heeft geleverd via de groothan-
del. Geen probleem, totdat de rekeningen van de groothandel
en van Merial gelijktijdig bij ons op de deurmat vielen. Wie
schetst mijn verbazing: de rekening van Merial was minder
dan de helft van de rekening van de groothandel! Navraag bij
de groothandel wees uit dat de prijs klopte. Bij Merial klopte
de prijs ook, maar had men abusievelijk de prijs in rekening
gebracht van die andere dierenartsenpraktijk in mijn woon-
plaats. En dat scheelde meer dan de helft! De kortingsregeling
van deze Belgische praktijk bleek namelijk te zijn overgehe-
veld naar een andere lidstaat van de EU. Volgens Merial is een
vaccin voor een A-ziekte voor hen niets meer dan een han-
delsproduct en dus was dit volkomen legaal. De concurrentie
van praktijken die hoge kortingen kunnen bedingen, zal dus in
de toekomst niet komen van binnenlandse concurrenten, maar
van de grote buitenlandse concurrenten. Grote praktijken ver-
dedigen zich vaak door te zeggen dat ze goed zijn, maar met
prijsniveaus die nog niet de helft zijn van wat minder gespeci-
aliseerde praktijken moeten berekenen, klinkt dat niet zo ge-
loofwaardig. En daar sta je dan met je kleine, maar wel als
eerste in Nederland ISO-gecertificeerde dierenartsenpraktijk.
Hoezo is kwaliteit belangrijk? Juridisch is hier geen speld tus-
sen te krijgen. Zowel de veehouder als de dierenarts zullen
blijven beweren dat er eerst een diagnose is gesteld, waarna
een behandeling is gestart, zelfs al zit die praktijk in Grieken-
land, of in Litouwen of iets dergelijks. En vrij verkeer van
goederen en diensten is al jaren gemeengoed. Ik weet alleen
niet of de politiek, de overheid en de samenleving de switch al
hebben gemaakt: realiseren ze zich wel dat vanaf 1 oktober
jongstleden diergezondheid, dierenwelzijn en de veterinaire
volksgezondheid handelswaar zijn geworden, waarbij de dier-
ziektes ten dienste staan van het inkomen van de dierenarts?
Een ander nadeel is dat praktijken die lage prijzen en lage
winstmarges hanteren, veel meer zullen moeten omzetten om
aan hun inkomen te geraken. Cijfers en prognoses van de Fi-
din bevestigen dat helaas. De dierenarts van de toekomst in de
landbouwhuisdierensector dient dus op de eerste plaats een
zakenmens te zijn, een harde onderhandelaar De eigenschap-
pen van een goede dierenarts zijn daaraan ondergeschikt. Een
middenstandsdiploma is een must en een dierenartsendiploma
strekt slechts tot aanbeveling.

Ingezonden

A. van Bruinessen, Aardenburg.

Bovine Laminitis and Lameness. A Hands-on Approach

ISBN-iy gj80y0202y802. Auteur:
Paul R. Greenough. Uitgever: Else-
vier Health. 250 pagina\'s/ harde kaft/
kleurendruk.

Emeritushoogleraar Paul Greenough
heeft bijna zijn hele werkzame leven
besteed aan de klauwgezondheid en
in het bijzonder de klauwbevangen-
heid. Dat dit boek grotendeels handelt over klauwen zal dan
ook niemand bevreemden. Als eerste wordt de anatomie en
fysiologie van de klauwen beschreven. Vervolgens komt de
klauwbevangenheid aan de orde en worden alle aan klauwge-
zondheid gerelateerde managementfactoren (voeding, drink-
water, vloeren et cetera) uitputtend behandeld. Dat is ook de
kracht van het boek, een prachtig naslagwerk waarin de be-
drijfsdiergeneeskundige aspecten van klauwgezondheid goed
zijn beschreven. De laatste hoofdstukken behandelen de niet-
klauwgerelateerde kreupelheden.

Boekbespreking

In gemakkelijk leesbaar Engels, rijkelijk geïllustreerd met
prachtige kleurenfoto\'s, is dit een boek dat in elke rundvee-
praktijk thuishoort.

Roel Boosman

-ocr page 470-

Op 11 en 12 juli 2007 werd bij het
Centraal Instituut DierziekteCon-
trole (CIDC)-Lelystad in Lelystad
de eerste internationale conferentie
over Contagious Equine Metritis
(CEM) gehouden. In totaal namen
56 onderzoekers en beleidsmede-
werkers van verschillende overhe-
den deel aan de conferentie. De
conferentie werd georganiseerd door Peter Heath (Vete-
rinary Laboratory Agency (VLA), Engeland) en Hen-
drik-Jan Roest (CIDC-Lelystad). Beiden zijn CEM-ex-
pert van de OIE (wereld diergezondheidsorganisatie,
www.oie.int).

Het doel van de conferentie was onderzoekers en beleids-
makers op het gebied van CEM bij elkaar te brengen om ken-
nis uit te wisselen en te komen tot harmonisatie van testen en
regelgeving. Verder konden contacten worden onderhouden
en uitgebreid. Om dit doel te bereiken bestond het program-
ma uit verschillende delen. Het eerste deel was een algemene
introductie, daarna werden de resultaten van twee internatio-
nale rondzendoefeningen besproken, gevolgd door enkele
presentaties over de behandeling en bestrijding van CEM. Tot
slot werd ingegaan op
Taylorella asinigenitalis.

Persisterende acute endometritis

Als eerste gaf prof Sidney Ricketts (1), lid van de maatschap
Rossdale & Partners, Newmarket, Engeland, een algemeen
overzicht van CEM vanaf het eerste begin tot nu toe. Prof
Ricketts was als dierenarts betrokken bij de eerste gevallen
van CEM in Newmarket in 1977. Tijdens het dekseizoen in
1977 werd bij volbloedmerries een profuse, grijze vaginale
uitvloeiing geconstateerd, twee tot meer dagen na dekking.
Dit was niet eerder waargenomen. Het gevolg van de persis-
terende acute endometritis was dat de merrie niet drachtig
werd. Het ziektebeeld dat daarmee samenhing, noemde men
Contagious Equine Metritis. Aanvankelijk vond men geen in-
fectieus micro-organisme. Uiteindelijk werd in het laborato-
rium van dr. Eddie Taylor van het Addenbrooke\'s Hospital in
Cambridge een langzaam groeiende gramnegatieve coccoba-
cillus geïsoleerd die niet eerder was aangetroffen. Dit orga-
nisme kennen we nu als
Taylorella equigenitalis. Tijdens de
conferentie vertelden deelnemers uit Ierland dat in het dek-
seizoen van 1976 in Ierland vergelijkbare symptomen waren
waargenomen bij paarden. Toen kon echter geen agens wor-
den aangetoond.

In het begin bestond er controverse over de aandoening en de
gevolgen ervan. Om hieraan een eind te maken, stelde de
Horserace Betting Levy Board (HBLB) een commissie van
experts samen. De commissie stelde vast dat
T. equigenitalis
het oorzakelijk agens was van CEM en onderstreepte de rol
van symptoomloze dragers onder hengsten en merries. Te-
vens werd een protocol vastgesteld om de ziekte onder con-
trole te krijgen en preventieve maatregelen te nemen. Dit pro-
tocol is geëvolueerd tot de \'Code of Practice\'
(www.hblb.org.
uk)
en wordt in vele landen gebruikt als standaardprocedure
in de paardenfokkerij.

Versla

Verslag van de First International Conference on Contagious Equine
Metritis

H.I.J. Roest, PJ. Heath, D. Dawson, C. Markey, Y.E. Dijkstra, M. Engelsma en F.C. van Zijden^eld

Routinematig bemonsteren

De beste maatregel om verspreiding van CEM te voorkomen
is het routinematig bemonsteren van alle hengsten en merries
en positieve dieren van de fokkerij uit te sluiten. De bemon-
sterplaatsen bij hengsten zijn urethra, fossa en diverticulum
urethralis, preputium en voorvocht. Bij merries zijn dit fossa
en sinussen van de clitoris en het endometrium tijdens het be-
gin van de oestrus. CEM kan relatief makkelijk worden be-
handeld en volbloedpaarden zouden CEM-vrij kunnen wor-
den. In veel landen is CEM echter endemisch in de
warmbloedpaardenpopulatie, voornamelijk als gevolg van een
gebrek aan preventieve maatregelen. Bovendien kan de infec-
tie zeker in deze groep symptoomloos veriopen. Symptoom-
loze dragers vormen een voordurende bedreiging voor de vol-
bloedpaardenpopulatie. Dit was ook de boodschap van de
presentatie verzorgd door dr. Peter Timoney, Equine Research
Centre, University of Kentucky, Verenigde Staten: \'Risk of
Spread of CEM through International Trade\'. De introductie
van CEM in een vrije paardenpopulatie heeft grote economi-
sche gevolgen door de verminderde vruchtbaarheid en han-
delsbelemmeringen. De afgelopen tien tot twintig jaar is de
handel in paarden en paardensperma tussen Noord-Amerika
en de lidstaten van de EU enorm toegenomen. De toename
betreft voornamelijk warmbloedpaarden. Omdat de VS en
Canada beiden CEM-vrij zijn, vormen de symptoomloze dra-
gers onder deze warmbloedpaarden een voortdurende bedrei-
ging voor de vrijstatus. Om het risico van insleep te minimali-
seren, hebben deze landen strenge post-importcontroles die
bestaan uit laboratoriumonderzoek en het inzetten van mer-
ries voor testdekkingen (na dekking met de importhengst wor-
den deze merries onderzocht op CEM om vast te stellen of
T. equigenitalis is overgedragen). Tussen 1997 en 2007 zijn
28 merries en hengsten positief bevonden in de post-import-
test, terwijl ze voorafgaande aan de import negatief waren
getest. Om het risico van verspreiding van CEM via interna-
tionale handel in paarden te verminderen, zouden strikte pro-
tocollen moeten worden gehanteerd die gericht zijn op het op-
sporen van dragerdieren. Ook de laboratoriumtesten moeten
hierop zijn afgestemd.

Rondzendoefeningen

Peter Heath, OIE CEM-expert, VLA Bury St Edmunds,
Engeland, presenteerde de resultaten van twee internationale
rondzendoefeningen. Bij rondzendoefeningen worden identie-
ke monsters naar deelnemende laboratoria gestuurd. De
laboratoria testen de monsters met hun eigen methode en stu-
ren de resultaten naar het organiserend laboratorium, dat de
uitslagen met elkaar vergelijkt en de deelnemers over de resul-
taten informeert. Op deze manier vormen rondzendoefeningen
een belangrijk instrument om de gebruikte testen met elkaar te
vergelijken en op elkaar af te stemmen. De harmonisatie van

-ocr page 471-

testen is een belangrijke fiinctie van een OIE-referentielabora-
torium. Aan de rondzendoefening voor de kweekmethode voor
CEM namen in 2006 24 laboratoria uit 12 landen deel. In 2007
deden 29 laboratoria uit 16 landen mee aan de rondzendoefe-
ning voor de kweekmethode, terwijl twaalf laboratoria de
monsters ook analyseerden door middel van een PCR. De re-
sultaten van de rondzendoefeningen staan vermeld in tabel 1.

Tabel i. Resultaten van twee internationale rondzendoefeningen voor
CEM.

monsterindentificatie

Cultuur van T. equigenitalis (TE)

percentage juiste resultaten (%)
2006 2007

kweek kweek PCR

100 100 100

TE met stoorflora 1

75

TE met stoorflora 2

96

TE met stoorflora 3

69

100

TE met stoorflora 4

86

100

negatief voor TE met stoorflora 1

88

negatief voor TE met stoorflora 2

92

negatief voor TE met stoorflora 3

93

83

negatief voor TE met stoorflora 4

86

80

Uit de resultaten van de rondzendoefeningen blijkt dat zowel
de gebruikte methoden voor kweek als PCR
T. equigenitalis
kunnen aantonen. In 2007 werden er door middel van de
kweekmethode minder positieve monsters juist gescoord dan
in 2006. Dit zou kunnen worden veroorzaakt door verschillen
in stoorflora tussen de monsters. De resultaten van de nega-
tieve monsters in 2006 en 2007 waren vergelijkbaar. In de
rondzendoefening van 2007 kon de kweek worden vergele-
ken met de PCR. Hier bleek de PCR veel beter te scoren dan
de kweek. Met de PCR werden echter meer negatieve mon-
sters positief gescoord, waarschijnlijk door kruiscontaminatie
tijdens de test. De PCR is een zeer gevoelige methode waar-
bij het risico op kruiscontaminatie groot is, met name als de
PCR wordt voorafgegaan door een kweekstap. Drie van de
zes gebruikte PCR-methoden bevatten een initiële kweek-
stap. Om de bekende, mindere gevoeligheid van de kweek te
compenseren, wordt geadviseerd om in de praktijk monsters
te nemen van verschillende plaatsen en dit te herhalen.

Gouden standaard

Dr. John Devenish, CFIA, Ottawa Laboratory Fallowfield,
Ottawa, Ontario, Canada, gaf aan dat de kweek nog steeds de
gouden standaard is voor het aantonen van CEM. Er wordt
onderzoek verricht naar verschillende methoden om de de-
tectie van CEM te verbeteren, door middel van PCR en ELI-
SA\'s voor het aantonen van antilichamen tegen
T. equigenita-
lis.
Om Canada vrij te houden van CEM wordt een strikte
importcontrole toegepast, vergelijkbaar met de controle in de
VS.

Philip Wakeley (2), Technical Director of the Technology
Transfer Unit, VLA, Weybridge, Engeland, lichtte de voor- en
nadelen van de PCR toe. Het voordeel van de PCR ten op-
zichte van kweekmethoden is de gevoeligheid in het aantonen
van
T. equigenitalis. Zeer kleine aantallen bacteriën kunnen
worden gedetecteerd. Verder kan men onderscheid maken
tussen
T. equigenitalis en T. asinigenitalis. Tevens is de me-
thode ongevoelig voor stoorflora in het monster, zoals blijkt
uit de resultaten van de rondzendoefeningen. Een van de na-
delen van de PCR is het gevaar van kruiscontaminatie, waar-
door vals positieve uitslagen kunnen worden verkregen. Om
dit te voorkomen worden er hoge eisen gesteld aan het labo-
ratorium. Als er vals positieve resultaten voorkomen als ge-
volg van kruiscontaminatie, is dit probleem moeilijk op te
lossen. Philip Wakeley verwacht dat na uitgebreide validatie
en testvergelijkingen de PCR de kweek in de toekomst zal
verdringen.

-ocr page 472-

Succesvolle behandeling

Na deze meer technische presentaties gaven dr. Reinard Böse,
Labor Dr Böse, Duitsland, Dominik Burger, National Stud,
Zwitserland, en dr. Toru Anzai, Japan Racing Association,
Japan, een overzicht van hun nationale CEM-situatie. In de
paardenfokkerij in Duitsland hebben de warmbloedpaarden
het grootste aandeel, waarbij gebruik wordt gemaakt van
kunstmatige inseminatie (KI). Hengsten die worden ingezet
voor KI, moeten voldoen aan de Europese regelgeving, ter-
wijl fokkerij organisaties geen strikte protocollen hanteren ter
preventie van CEM. Dr. Böse presenteerde een praktijkvoor-
beeld waarbij bij vijf van de achttien hengsten op een
hengstenhouderij CEM werd vastgesteld. De behandeling be-
stond uit het wassen van de externe genitaliën met 0,5 pro-
cent chloorhexidineoplossing gevolgd door topicale toepas-
sing van een zalf met 0,2 procent nitrofurazon gedurende
negen dagen. Bij vier paarden was eenmalige behandeling
genoeg, bij één paard was een tweede behandeling noodzake-
lijk. CEM werd in dit geval dus succesvol behandeld zonder
systemische toepassing van antibiotica.
Dominique Burger gaf een presentatie over de recente uit-
braak van CEM bij de Spaanse Rijschool in Wenen. De ge-
volgde strategie om weer CEM-vrij te worden, bestond uit
open communicatie, een strikt quarantaine- en hygiënepro-
gramma en behandeling van alle paarden, inclusief parente-
rale behandeling met enrofloxacine. Wat opviel tijdens deze
uitbraak waren de goede vruchtbaarheidresultaten. De gevol-
gen voor de gezondheid van de paarden waren minimaal,
maar de economische consequenties waren groot. Verder
heeff
T. equigenitalis zich na de introductie waarschijnlijk
verspreid via direct contact door overdracht met de normale
genitale flora.

De eerste uitbraak van CEM in Japan vond plaats in 1980, en
sindsdien komt CEM voor in de volbloedpaardenpopulatie.
Nadat in 1990 een surveillanceprogramma was gestart, nam
het aantal uitbraken af. Dr. Anzai gaf aan dat het surveillan-
ceprogramma nu wordt uitgevoerd op basis van een PCR,
waarbij positieve paarden worden behandeld of afgevoerd.
Het programma bleek succesvol, wat als gevolg had dat er in
2006 en 2007 geen CEM-positieve paarden meer zijn gevon-
den. Japan zal daardoor binnenkort een CEM-vrij land wor-
den.

Genetische verschillen

De drie laatste presentaties gingen over T. asinigenitalis. Dr.
PeterTimoney\'s presentatie was getiteld: \'Initial Isolation and
Characterization of
Taylorella asinigenitalis in the USA\'.
Aan het eind van 1997 en in het begin van 1998 werd een tot
dan toe onbekende op
T. equigenitalis lijkende bacterie ge-
ïsoleerd uit het sperma van een ezelhengst in Californië en
uit het geslachtsapparaat van twee ezelhengsten, een hengst
en zeven merries in Kentucky. Het geval in Californië bleek
geen verband te houden met de gevallen in Kentucky. Alle
dieren waren geboren in de VS. Ten opzichte van
T. equigeni-
talis
vertoonde de gevonden bacterie kleine verschillen in ui-
terlijke kenmerken, terwijl de genetische verschillen groter
waren. De bacterie werd ingedeeld in het genus Taylorella als
een aparte soort:
T. asinigenitalis (3).
Er is weinig bekend over de klinische relevantie van
T. asini-
genitalis.
Na overdracht via natuurlijke dekking of kunstma-
tige inseminatie werden geen symptomen waargenomen. Al-
leen experimentele infecties met het isolaat uit Kentucky
gaven klinische symptomen, die overeenkwamen met een in-
fectie met
T. equigenitalis (4). Over de geografische versprei-
ding van
T. asinigenitalis is ook weinig bekend. Naast de ge-
vallen in de VS is
T. asinigenitalis aangetoond in Spanje,
Zwitserland en Frankrijk. Recent is
T. asinigenitalis ook aan-
getoond in Zweden. Dr. Viveca Baverud, National Veterinary
Institute, Uppsala, Zweden (5), gaf een voordracht over de
eerste isolatie van
T. asinigenitalis uit een hengst na een na-
tuurlijke infectie. De hengst was eerder samengehouden met
een ezel.
T. asinigenitalis werd geïdentificeerd door middel
van biochemische reacties en met behulp van 16S rDNA-
sequencing. Deze techniek bleek zeer bruikbaar om onder-
scheid te maken tussen
T. equigenitalis en T. asinigenitalis.
De hengst werd met succes behandeld door te wassen met
2 procent chloorhexidine, waarna topicaal gentamicine werd
aangebracht.

Tot slot gaf Hendrik-Jan Roest, OIE CEM-expert, CIDC-
Lelystad, aan hoe overheden zouden kunnen omgaan met
T.
asinigenitalis.
Omdat er weinig bekend is over de versprei-
ding, de
Pathogenese en de klinische relevantie van T. asini-
genitalis
was het advies om T. asinigenitalis hetzelfde te be-
naderen als
T. equigenitalis. Dit is de beste manier om
ongecontroleerde verspreiding te voorkomen. Daarnaast zou
in de diagnostiek onderscheid moeten worden gemaakt tus-
sen de twee soorten van het genus Taylorella. Uit de discussie
met beleidsmakers bleek dat
T. asinigenitalis voor hen niet
belangrijk is. De aandoening waar men in de nationale en in-
ternationale regelgeving mee te maken heeft, is Contagious
Equine Metritis veroorzaakt door
T. equigenitalis.

Dertig jaar

Met deze stelling kwam een einde aan de eerste intemationa-
le CEM-conferentie. Dertig jaar na de eerste gevallen van
CEM kwamen onderzoekers en beleidsmakers bij elkaar om
kennis en ideeën uit te wisselen. Hopelijk laat de volgende
bijeenkomst niet nog eens dertig jaar op zich wachten.

Literatu urverwijzi ngen:

1. Ricketts SW, Rossdale PD, Wingfield-Digby NJ, Falk NM, Hopes R,
Hunt MD, et al. Genital infection in mares. Vet Rec. 1977; 101(3): 65.

2. Wakeley PR, Errington J, Hannon S, Roest HI, Carson T, Hunt B, et al.
Development of a real time PCR for the detection of Taylorella equige-
nitalis directly from genital swabs and discrimination from Tayloreila
asinigenitalis. Vet Microbiol. 2006; 118(3-4): 247-254.

3. Jang SS, Donahue JM, Arata AB, Goris J, Hansen LM, Earley DL, et
al. Taylorella asinigenitalis sp. nov., a bacterium isolated from the geni-
tal tract of male donkeys (Equus asinus). Int J Syst Evol Microbiol.
2001;51(Pt 3): 971-976.

4. Katz JB, Evans LE, Hutto DL, Schroeder-Tucker LC, Carew AM, Do-
nahue JM, et al. Clinical, bacteriologie, serologic, and pathologic fea-
tures of infections with atypical Tayloreila equigenitalis in mares. J Am
Vet Med Assoc. 2000; 216( 12): 1945-1948.

5. Baverud V, Nystrom C and Johansson KE. Isolation and identification
of Tayloreila asinigenitalis from the genital tract of a stallion, first case
of a natural infection. Vet Microbiol. 2006; 116(4): 294-300.

H.t.J. Roest is OIE CEM-expert van CIDC-Lelystad, P.J.
Heath is OIE CEM-expert van VLA Bury St Edmunds, En-
geland, D. Dawson en G. Markey zijn werkzaam bij de
Quality Assurance Unit, VLA Sutton Bonington, Engeland,
en Y.E. Dijkstra, M. Engelsma en E.G. van Zijderveld zijn
werkzaam bij CIDC-Lelystad.

-ocr page 473-

Nieuwe HilTs Prescription Diet Canine r/d
is verbeterd en zorgt voor een
nog effectiever gewichtsverlies.

nmn""

•«e

- lï.

t

De voordeleh van veféeterde Hill\'s Prescription Diet Canine r/d zijn:

22%aminder lichaamsvet in slechts 8 weken (met behbud van
spierweefsel) . ^ -

Dit v\\(yr5|t gerealiseerd door: * ^ ^

, - een niauwe rè>i^f^trónairè~vezelte<;hno|«gie orn de
^ verteerbaai^eid te verhogen, het verzadigingsgevookte /
stimuleren en ep®rgieopname tfr v§rk!einen; ^ , ^
-- een g^pJtiSialiseerd gehalte aarj eiwltt^ ocffheT .
verzadigingsgevoel^te sti|nu|eren dooTsecretie van
_cholecystokiqlnef. \'\' > -

- eeruuRieke combfnatie varihoge ge
lyStnS^ejj t-carprtfiie. ^

VeiilBlterae smaak ^ \'

\'\' Vorming ^n mirtder fa^es ^^

Kortom, met de verbeterde Hi(f\'s PrescriptloTT^üet .
I »Carfine r/d is^het voor honden nog eenvoudiger
om op een optimaal, gezon^gewicht te komen.

Neem voor meer informatie contact op met
uyv Kill\'s buitendien^erfewerk(st)er tjf b^ gratis
de Hill\'^^/ejerinar/ïlfpline 0860-^22246^ tl

t

r/d

Canine

Hill\'s

-ocr page 474-

WAAVP-congres \'Advancement in Parasitology\' in Gent,
19-23 augustus 2007

Menno Holzhauer, Paul Overgaauw

In augustus jongstleden vond in Gent de 21e internatio-
nale conferentie plaats van de World Association for the
Advancement of Veterinary Parasitology (WAAVP) . Dit
tweejaarlijkse congres werd bezocht door ruim 750 die-
renartsen, landbouwkundigen en biologen uit de universi-
taire wereld en onderzoeksinstituten, vertegenwoordigers
van de industrie en andere belangstellenden. Het aantal
praktiserende dierenartsen dat de conferentie bezocht,
was beperkt. Het was een breed congres waar diverse on-
derwerpen aan bod kwamen ten aanzien van verschillen-
de diersoorten (onder andere landbouwhuisdieren, gezel-
schapsdieren, paarden en vissen).

De onderwerpen varieerden van endo- en ectoparasieten in
de breedste zin (van descriptieve statistiek en klinische uit-
braken) tot de mogelijkheden van biogenetica ten behoeve
van de bestrijding van parasitaire infecties.

Parasitaire infectie en vaccinatierespons

In een aantal gecontroleerde veldonderzoeken met varkens is
gekeken naar het effect van een parasitaire infectie
(Ascaris
suum)
op de serologische respons van een Mycoplasma hyop-
neumoniae
(Mh)-vaccinatie. Waar 100 procent van de ont-
wormde dieren na een Mh-vaccinatie een seroconversie
vertoonde, was deze respons slechts 78 procent bij niet behan-
delde dieren. Deze laatste groep vertoonde ook significant
meer longpathologie aan de siachtlijn. Het een en ander werd
toegeschreven aan een geringere beschikbaarheid van T-hel-
perceilen om goed op de vaccinatie te reageren. Een vergelijk-
baar effect werd gevonden voor
Fascioloa hepatica-\'mkcXxs.
en Mycobacterhm bovis, waarbij met leverbot besmette die-
ren immunologisch duidelijk minder goed kunnen reageren
op een tweede vaccinatie.

Deze niet onbelangrijke uitkomsten kunnen een duidelijke
verklaring bieden voor soms tegenvallende resultaten van
vaccinaties (ook bij andere diersoorten) in de praktijk en ge-
ven meer inzicht in het werkingsmechanisme van de im-
muunrespons op een vaccinatie of natuurlijke infectie. Ook
geven ze nader inzicht in de wisselende serologische respons
binnen een populatie na een natuurlijke infectie en/of vacci-
natie.

Cryptosporidiuminfecties bij rundvee

Cryptosporidium parvum komt voor in bijna alle landen in
Europa, waarbij een groot verschil is gevonden in prevalen-
ties bij runderen, variërend van 11 procent in Scandinavië tot
75 procent in Portugal (in een recent GD-onderzoek waarbij
op een bedrijf willekeurig twee tot zes kalveren tot een leef-
tijd van drie weken werden bemonsterd, is een prevalentie
van 28 procent vastgesteld). Overigens worden in deze on-
derzoeken vaak verschillende leeftijdsgroepen gebruikt, wat
het niet eenvoudig maakt ze met elkaar te vergelijken. Uit
epidemiologische onderzoeken blijkt dat bedrijfshygiëne (on-
der andere van de omgeving en de drinkemmers) en goed be-
drijfsmanagement, zoals snelle verstrekking van biest van
goede kwaliteit en isolatie van zieke dieren, belangrijke fac-
toren zijn. C.
parvum wordt vooral gevonden in een hoge pre-
valentie tot twee tot drie weken leeftijd waarna de prevalentie
afneemt tot een leeftijd van een jaar. Het agens kan dus wel
bij oudere dieren (ouder dan een maand) worden gevonden,
maar is dan niet meer pathogeen. Deze dieren kunnen wel de
omgeving besmetten met deze zeer resistente kiem.

Neospora-infecties

Er wordt veel onderzoek gedaan naar Neospora caninum. Zo
zijn er vanuit Nieuw-Zeeland duidelijke aanwijzingen dat dit
agens ook abortus kan geven bij schapen, terwijl er in het
Verenigd Koninkrijk geen aanwijzingen zijn gevonden voor
abortus bij de mens. In een ander onderzoek kon men met be-
hulp van verschillende ELISA-testen onderscheid maken tus-
sen een recent en een chronisch geïnfecteerd dier. Dit kan van
belang zijn om de oorzaak van de abortus beter te kunnen
verklaren op basis van
Serologie. De bruikbaarheid van de
test wordt overigens in twijfel getrokken door de GD-experts.
Tenslotte werden er resultaten gepresenteerd over het effec-
tief behandelen van vroege Neospora-infecties met tohrazu-
ril. Dit wordt in ons land overigens ook niet geadviseerd.

Parasitologisch onderzoek van mengmestmonsters

Een andere belangrijk punt was de mogelijkheid voor parasi-
tologisch onderzoek van mengmestmonsters. Dit blijkt bij-
voorbeeld heel goed mogelijk bij onderzoek van paardenmest
(maneges) en mest van kalveren en pinken die voor het eerste
jaar weiden (zes tot acht weken na het uitscharen). Ook was
er aandacht voor het in vele landen voorkomen van resisten-
tie voor
Hemonchus contortus bij het schaap, de ontwikke-
ling van vaccins voor onder andere
H. contortus en Osterta-
gia ostertagi,
het gebruik van de \'fecal egg count reduction
test\' (FECRT) en de ontwikkeling van een geheel nieuwe
klasse wormmiddelen voor herkauwers door Novartis.
Voor dierenartsen die paardenmaneges begeleiden, kan het
aanbieden van de FECRT interessant zijn voordat wordt over-
gestapt op een ander, veelal duurder anthelminticum of als
controle op de effectiviteit bij gebruik van bijvoorbeeld benza-
midizolepreparaten of andere middelen. In Nederland is overi-
gens resistentie gevonden van
Parascaris equorum tegen iver-
mectine en moxidectine. Op bedrijven waar veulens (te)
frequent ontwormd worden, bleek wijdverbreid resistentie
voor te komen van
P. equorum tegen macrocyclische lactonen.
Verdere toepassing van mengmestmonsters (waarschijnlijk is
dit ook goed mogelijk bij onderzoek op coccidiose) bij ver-
schillende mestonderzoeken is een taak voor de verschillende
laboratoria.

Echinococcusinfectie bij de hond

Echinococcus multilocularis en E. granulosis zijn beide be-
langrijke zoönosen waarvan de vos en hond de eindgastheer
zijn. In Duitsland werd in een prevalentiestudie voor beide
aandoeningen een (lage) prevalentie vastgesteld. Het feit dat
enerzijds Oost-Europese landen recent zijn toegetreden tot de

-ocr page 475-

EU (met vrij verVceer van personen en goederen zoals schapen
en runderen tot gevolg) en anderzijds honden mee op vakan-
tie gaan naar of worden gehaald uit Zuid- of Oost-Europa,
maakt dat enige waakzaamheid geboden is voor de introduc-
tie van deze parasiet.

Ontw/ormingsfrequentie bij de hond

In Zwitserland is gekeken naar de prevalentie van maagdarm-
parasieten bij de hond, eventuele risicofactoren en de invloed
van de ontwormingsfrequentie. Van meer dan vijfhonderd
honden werd bij 7 procent een
Toxocam canw-infectie aan-
getroffen, een haakworminfectie bij 7 procent en een
Trichu-
ris
vwZ/Jw-infectie bij 5,5 procent. Er werd geen invloed ge-
vonden van coprofegie (bij een kwart van de honden
aanwezig), de aard van de voeding (rauw vlees, tafelresten of
commerciële voeding) en ook was er geen verschil tussen
boerderij- en stadshonden. Wel bleek dat het aantal besmette
dieren significant afnam bij een ontwormingsfrequentie van
vier of twaalf keer per jaar (respectievelijk met Drontal* en
Milbemax*). Driemaandelijks ontwormen is echter geen ga-
rantie dat de dieren helemaal vrij van wormen blijven. Som-
mige honden bleken zichzelf namelijk tussen de behandelin-
gen door nog te kunnen besmetten en voor een volgende
behandeling weer eieren uit te scheiden. Uit een ander onder-
zoek bleek dat het ontwormen van jonge besmette honden
een positieve invloed had op het induceren van leeftijdsresi-
stentie tegen
T. canis. Dat wil zeggen dat bij herbesmetting
significant minder dieren eieren gingen uitscheiden (minder
besmetting van de omgeving). Ook dit is een goede reden om
het ontwormen van pups te stimuleren.

Gebruik van geografische informatiesystemen

Er ontstaat een heel nieuwe terminologie voor het voorspel-
len van de verspreiding van door een vector overgebrachte
(parasitaire) ziekten (\'disease mapping\'). Hierbij wordt de
laatste tien tot vijftien jaar steeds meer gebruik gemaakt van
zogenaamde geografische informatiesystemen (GIS) en \'re-
mote sensing\' (RS)-technologie, zoals satellietinformatie.
Temperatuur en vochtigheid zijn de belangrijkste factoren bij
het voorkomen van parasieten en hun vectoren, maar ook het
landschap, vegetatie en de aanwezigheid van gastheren spe-
len een rol. Met behulp van computermodellen worden steeds
vaker met geografische kaarten de verspreiding in de tijd en
het relatieve risico voor bepaalde gebieden weergegeven. Er
werden voorbeelden gegeven over onder andere teken. Schis-
tosoma, Babesia, Fasciola, Ostertagia en Leishmania.

Myiasis bij het konijn

In het Verenigd Koninkrijk is myiasis een wijdverspreid pro-
bleem onder konijnen, dat vaak resulteert in sterfte. In een
landelijk onderzoek is gekeken naar de oorzaak, de risicofac-
toren en het effect van behandeling. Ruim drieduizend prak-
tijken kregen het verzoek om aangetroffen vliegenmaden te
verzamelen en in te sturen met de gegevens van de patiënten.
Uiteindelijk werd informatie verzameld van bijna vierhon-
derd dieren, die vooral afkomstig waren uit Zuid-Engeland.
Hieruit bleek dat 86 procent van de maden afkomstig was van
Lucillia sp. Het overige deel wordt nog verder gedetermi-
neerd. De periode waarin de maden werden aangetroffen liep
van april tot oktober met een piek in juli. In 70 procent van de
gevallen ging het om L3-larven, wat betekent dat de infectie
pas in een laat stadium werd gevonden. Dieren waren vaker
aangetast met een urine-incontinentie (drie tot vier maal
meer), indien ze niet gevaccineerd waren (één tot twee maal
meer) of als ze spierbeschadigingen hadden.
Wat betreft de therapie bleek dat dieren vaker overleefden bij
gebruik van antibiotica (29 maal grotere kans), pijnbestrij-
ding (zeventien maal) en antiparasitaire behandeling (20 pro-
cent).

Dr. Menno Holzhauer is specialist rundergezondheid en
Europees specialist ECBHM en is werkzaam bij GD in
Deventer
fm.holzhauer(g)gddeventer.comJ. Dr. Paul
Overgaauw is specialist veterinaire microbiologie en para-
sitoloog
fp.overgaauw® planet, nij.

VETERINARY
CHIROPRACTIC

International Academy of Veterinary Chiropractic
The Original Basic Veterinary Chiropractic Course

Sacropelvic: March 5th -9th ,2008
Thoracolumbar: April 16 th - 20th , 2008
Cervical: May 28th - June Irst, 2008
Extremities: July 9th - 13th, 2008
Integrated: August 27th - 31 rst, 2008

Instructors:

Dennis Eschbach (USA), Donald Moffatt (CAN), Sybil Moffatt
(GER) and others.

Location: Sittensen, Northern Germany
Course language : your Choice of English or German
Course fee: € 4500, Individual modules: € 950
Currently being taught in the United States, England and Ger-
many.

Further information: www.i-a-v-c.com

International Academy of Veterinary Chiropractic Dorfstr. 17,

27419 Freetz, Germany

Tel: 00 49 4282 590099 Fax: 00 49 4282 591852
E-mail:
iavc2004@hotmail.com

Course Dates:

Module I
Module II
Module III
Module IV
Module V

-ocr page 476-

Richard Nap

De eerste aflevering van het Soutiiern European Veteri-
nary Conference werd gehouden in Barcelona van 19 tot
en met 21 oktober en was met drieduizend deelnemers
een daverend succes. Op 18 oktober waren er vijf pré
congres-symposia met stuk voor stuk IJzersterke pro-
gramma\'s. Het was jammer dat deze tegelijk werden ge-
houden en men er dus maar één van kon volgen.

De golfers onder de deelnemers waren al een paar dagen eer-
der naar het zuiden afgereisd en hebben in het kader van een
internationaal toernooi genoten van fantastische dagen golf
op prachtige banen. Het Nederlandse team onder leiding van
collega Paul van Hooijdonk sloeg een zeer verdienstelijke bal
en heeft de tickets voor volgend jaar alweer besproken. Dat
heeft mogelijk ook te maken met de uitstekende lunches en
diners die onderdeel waren van het programma.

Nederlandse inbreng

Met ruim dertig Nederlandse dierenartsen en een groep van
veertig assistenten was de Nederlandse inbreng behoorlijk,
maar niet overheersend. De grootste groep niet-Spaanse deel-
nemers kwam uit het Verenigd Koninkrijk en een verrassend
groot aantal kwam uit de Verenigde Staten en uit het immer
reislustige Polen. De organisatie had dit eerste jaar ingezet op
vijfhonderd a zeshonderd niet-Spaanse deelnemers. Dat wer-
den er meer dan duizend. Het resultaat was dat een op de drie
deelnemers \'van buiten\' kwam. Alle sessies werden afhanke-
lijk van de taal van de spreker door uitstekende tolken ver-
taald in Engels of Spaans. Ruim 70 procent van de presenta-
ties in het hoofdprogramma (met tien parallelsessies) was
sowieso in het Engels. Er was ook een programma van ander-
halve dag over paardengeneeskunde. De ruim opgezette,
moderne tentoonstelling, waar veel internationale bedrijven
hun nieuwe produkten en diensten presenteerden, was \'state-
of-the-art\' en de pauzes waren voldoende lang om alle stands
te kunnen bezoeken.

Het SEVC is een initiatief van de AVEPA (de Spaanse gezel-
schapsdierenartsen), gesteund door de NAVC (North Ameri-
can Vet Conference, organisator van het januaricongres in
Orlando). De succesformule en de expertise van het NAVC
zijn gebruikt om het concept voor het SEVC vast te stellen en
uit te voeren. Een uitstekend wetenschappelijk programma,
sterke \'wet labs\' en \'meet the professor\'-sessies, en niet te
vergeten de aangename omgeving, op al die fronten heeft de
SEVC hoog gescoord. Het programma was bijzonder goed en
genereerde alom lof, net als de praktische oefeningen die in
samenwerking met de universiteit werden uitgevoerd, deels
in het ultramoderne ruime congrescentrum, deels op de
faculteit. Ook voor de partners was er een goed sociaal pro-
gramma en uiteraard kon individueel of in kleine groepjes de
stad van Gaudi worden bezocht.

Het congres werd geopend in het grote auditorium met een
wervelende flamengoshow door Rafael Amergo, waar zelfs de
tweeduizend Spanjaarden warm voor liepen. De Nederlanders
waren unaniem enthousiast, inclusief professor Gajentaan die
het niet kon laten dit eerste SEVC in zijn nieuwe vaderland als
deelnemer bij te wonen. Hij had er net als alle andere Neder-
landers geen spijt van.

Vertalingen

SEVC Barcelona overtreft de verwachtingen

Natuurlijk waren er enkele zaken voor verbetering vatbaar en
die zullen door de organisatie worden aangepakt. Een voor-
beeld was de uitgifte van de \'head sets\' voor het volgen van de
vertalingen. Daarvoor moest een ID-kaart of paspoort worden
ingeleverd. Een creditkaart voldeed zelfs niet. Dat weten de
AVEPA-leden, maar de buitenlanders niet. Sommige landen
hebben geen ID-kaart en anderen hadden het paspoort in de
hotelkluis liggen. Dat moet en zal volgend jaar anders gaan.
De data voor volgend jaar liggen vast: 17 tot 19 oktober 2008.
De locatie blijft in deze vaste succesformule Barcelona. Met
de uitstekende ervaring van SEVC 2007, de aantrekkelijke
vliegtarieven, de vele goedkope restaurantjes, het lekkere
weer et cetera kunt u moeilijk een goede reden vinden om de
volgende aflevering van SEVC te missen. Zet de data in uw
agenda en overleg met de grote SEVC-sponsors (Eukanuba,
Hills Pet Nutrition, Merial, Royal Canin, Shering Plough en
anderen) of er al plannen bestaan voor groepsreizen en pro-
moties rond SEVC 2008. Veel bedrijven hebben al aangege-
ven dat ze er volgend jaar weer bij zullen zijn.
Het goede nieuws voor de deelnemers is dat er in Barcelona
zoveel te doen is dat je er jaren na elkaar kunt terugkomen
(met je partner) zonder je te hoeven vervelen. Alleen al het
Diagonal Mar winkelcentrum tegenover het congresgebouw
is goed voor uren ontspanning. Bovendien heeft de organi-
satie beloofd ook volgend jaar het fantastische najaars-
zonnetje weer te contracteren. Barcelona is minder dan twee
uur goedkoop vliegen en waar kun je in oktober nog tot mid-
dernacht lekker buiten flaneren, dineren en natafelen? Veteri-
nair Organisatie Bureau Vitaux zal ook voor 2008 weer be-
schikbaar zijn voor het organiseren van individuele of
groepsreizen. Voor het missen van SEVC 2008 bestaat geen
excuus meer!

Richard Nap is werkzaam bij Vetstart International Ltd.

-ocr page 477-

Veertig dierenartsassistenten bezochten het South Euro-
pean Veterinary Congres (SEVC) in Barcelona, meldt een
persbericht van Merial. Merial bood deze nascholings-
reis aan als onderdeel van het Frontline®-Partnership.
Daarbij kregen de praktijken die eind augustus het meest
boven de vooropgestelde jaaromzet zaten, de mogelijk-
heid een assistent(e) mee te laten gaan.

Dierenartsassistenten op SEVC congres

Veertig dierenartsassistenten bezochten Barcelona voor het SEVC-
congres.

Het programma voor de assistenten begon vrijdagavond met
een wandeling over de Ramblas om alvast de Spaanse sfeer te
proeven, naar een restaurant voor een gezamenlijk diner. Za-
terdag bestond het programma van de SEVC onder andere uit
lezingen over praktijkmanagement. De Engelstalige lezingen
werden vertaald voor bijna alle aanwezigen, waaruit blijkt dat
de Spaanse dierenartsen heel beperkt de Engelse taal machtig
zijn. De avond kon door de deelnemers vrij worden besteed.
Zondagmorgen doceerde gastspreker dr. Richard Nap de
assistenten op een zeer onderhoudende manier over de veel
voorkomende aandoening osteoartritis bij de hond. Aanslui-
tend gaf drs. Sander Janssen van Merial uitleg over pijn-
bestrijding in het algemeen en specifiek door middel van de
selectieve COX-2-remmer Previcox®. Nadat de assistenten
kennis hadden opgedaan en een lichte lunch hadden genut-
tigd, stonden er in het centrum van Barcelona veertig rode en
gele fietsen klaar voor een rondrit door de stad. De groep
fietste langs imposante gebouwen zoals Gaudi\'s La Sagrada
Familia, Casa Mila, de Zoo, het Olympisch dorp en natuurlijk
het strand. De sfeer in de groep was bijzonder goed en in de
korte tijd van het verblijf zijn er zeer leuke contacten ont-
staan. De evaluaties waren zeer positief Wellicht kunnen uit-
stapjes als deze, waarbij het leerzame met het aangename
wordt gecombineerd, vaker worden georganiseerd voor pa-
raveterinairen. Deze nascholingsreis werd verzorgd door
Veterinair Organisatiebureau Vitaux.

Nascholing in Champéry

Komend jaar zal voor het eerst na-
scholing voor practici gezelschaps-
dieren worden georganiseerd in
Champéry, Zwitserland, van 26 ja-
nuari tot en met 2 februari 2008.

Aankondiging

Het programma zal deels wetenschap-
pelijk zijn en deels interactief, en is
volledig gericht op gezelschapsdieren.
Er zal ruimte zijn voor nieuwe onderzoek- en behandelmoge-
lijkheden, maar deze week geeft ook de mogelijkheid om dis-
cussies hierover op gang te brengen. Alle middagen, twee
avonden en één volledige dag zijn vrij te besteden.
De sprekers zijn prof Jolie Kirpensteijn over chirurgie, drs.
Gert ter Haar over KNO, Rich Sanches van DVM over oog-
heelkunde en Henri L\'Eplattinier over urologie.

Champéry

Champéry ligt diep in de Zwitserse Alpen, aan de voet van
Dents-du-Midi. Samen met dertien andere plaatsen vormt
Champért één van de grootste skigebieden van de wereld:
Portes du Soleil.

De piste van 650 kilometer is zowel geschikt voor beginners
als gevorderden (denk aan \'de Muur\').
Champéry zal je echter niet snel terugvinden in skigidsen,
want het is één van de best bewaarde geheimen van Portes du
Soleil. Het dorp heeft de charme van een kerstkaart, met
mooie oude gebouwen en toch met de moderne gemakken.
Hotel Suisse, waar de nascholing zich zal afspelen, is een fa-
miliehotel van familie Berra, midden in het dorp, op vijf mi-
nuten lopen van de kabelbaan. Het heeft een goede sfeer, ge-
zellige bar, wi-fi en een eigen conferentieruimte.
Hoewel deze cursus fiscaal zeer aantrekkelijk is, zijn er drie
sponsoren die deze nascholing ondersteunen: Royal Canin,
Proteq Dier en Zorg en CenE bankiers.
Het is mogelijk uw partner mee te nemen. U dient zelf voor
vervoer te zorgen. De arrangementsprijs bedraagt voor
dierenartsen 1290 euro. De prijs voor de partner bedraagt
940 euro. Het arrangement is inclusief zeven overnachtingen,
ontbijt en diner en een zesdaagse skipas voor de gehele Por-
tes du Soleil. Accreditatie is aan te vragen.

Kijk mor informatie en inschrijving op WAVw.nascholing-
champery.nl.

-ocr page 478-

Tjerk Bosje

Ben je dit jaar afgestudeerd als dierenarts? Dan organi-
seren wij in 2008 speciaal voor jou de Masterclass.

Met name het eerste jaar na het afronden van de opleiding
wordt door de kersverse dierenartsen als zwaar ervaren. Pa-
tiënten waarbij je de diagnose tijdens de co-schappen zo kon
stellen, worden plots breinbrekers. Je collega doet het alle-
maal net even anders en ... beter!(?) De klanten vragen: "is
de dierenarts er niet?", en de assistente zucht soms bij zoveel
dommigheid. Alle verantwoordelijkheid lijkt plots op jouw
schouders te liggen. Je voelt je moe en onzeker
Gelukkig hebben al je co-maatjes dezelfde ervaringen. Het
ligt dus niet aan jou. Je hebt behoefte aan iemand die met je
mee denkt. Je hebt zin in nascholing, maar je portemonnee is
nog leeg...

Masterclass

Voor jou en je co-maatjes ontwikkelden we de Masterclass.
Samen met jou en je pas afgestudeerde collega\'s bespreekt
een van onze specialisten jouw patiënten. Klopte je diagno-
se? Was de ingestelde therapie juist? Wat had je kunnen doen
of wat had je beter kunnen laten? Waren die stipjes op de
röntgenfoto uitzaaiingen of bloedvaten, was het hart groot of
toch niet, was er sprake van longoedeem of wasje belichting
niet juist? Als deelnemer neem je zelf patiëntenstatussen,
röntgenfoto\'s en laboratoriumuitslagen mee. Elke avond
wordt geleid door één van de specialisten die werken bij de
Dierenartsen Specialisten Amsterdam (internist, radioloog.

dermatoloog, oogarts of weke delenchirurg) of het Dierge-
neeskundig Orthopedisch Centrum Amsterdam
(orthopeed). De casussen zijn afgestemd op het specialisme
van de cursusleider Nadat je de casus hebt gepresenteerd,
zullen de aanwezigen de casus verder uitwerken onder lei-
ding van de aanwezige specialist. De bespreking vindt plaats
onder het genot van koffie, thee en broodjes.
Er wordt een Masterclass gehouden op elke derde donderdag
van de maand van 19.00 tot 21.00 uur, behalve in de maanden
juli, augustus en december Het aantal deelnemers per avond
is maximaal vijftien personen.

De cursus wordt gehouden op de Weesperzijde 147 te Am-
sterdam
(www.naastuwdierenarts.nl/route) en de kosten be-
dragen (dankzij sponsoring van Dier-en-Zorg, Novartis, Roy-
al Canin en Vet.Med.Lab.) slechts 90 euro exclusief BTW
voor zes avonden! Het totale aantal deelnemers is beperkt tot
22 per jaar Toewijzing vindt plaats op basis van inschrijf-
datum en overboeking van cursusgeld. Instructies volgen na
inschrijving, dus wacht niet te lang. Opgeven kan via
inter-
nist(^DierenartsSpecialistenAmsterdam.nl
onder vermelding
van Masterclass of door het sturen van een fax met je gege-
vens naar 020-6937095.

In 2007 afgestudeerd? In 2008 Masterclass!

Voor de cursus worden accreditatiepunten aangevraagd.

Tjerk Bosje is werkzaam bij Dierenartsen Specialisten
Amsterdam.

Salmonella-infectie mens door slangen

M.j. Bruins, A.M. de Boeren G.J.H.M.
Ruijs. Ned Tijdschr Ceneeskd
2005;
150; 2266-2269.

Bij een negentienjarige man met drie
weken bestaande koorts, buikkrampen
en brijige diarree, werd uit de feces
Salmonella enterica subsp. diarizonae
gekweekt. Er werden thuis slangen ge-
houden waar uit alle feces en urinemonsters dezelfde species
werd gekweekt. Reptielen, zowel in het wild als in gevangen-
schap, zijn met hoge percentages asymptomatisch drager van
Salmonellaspecies en, ondanks dat het gaat om serotypen van
koudbloedigen, kunnen ze wel degelijk als infectiebron fun-
geren voor de mens. Overdracht vindt plaats door direct con-
tact met de feces of het dier zelf of, via kruisbesmetting, door
contact met de leefomgeving van deze dieren. In Nederland
wordt geschat dat meer dan 90 procent van de 50.000 salmo-
nellose-gevallen per jaar wordt veroorzaakt door voedselin-
fecties en dus minder dan 10 procent door (in)direct contact
met levende dieren. In de USA worden gezelschapsdieren
echter al voor 15 tot 20 procent verantwoordelijk geacht voor
Salmonellabesmetting van de mens. Hierbij spelen reptielen
en amfibieën de grootste rol. Daar wordt veel meer aandacht
besteed aan dit probleem en dit heeft bijvoorbeeld al in de
jaren zeventig geleid tot strikte regelgeving rondom de
handel in moerasschildpadden. Berekend kon worden dat dit
jaarlijks resulteerde in 100.000 minder gevallen van schild-
padgerelateerde salmonellose. Ook geeft de Centers for
Disease Control (CDC) al geruime tijd een aantal aanbeve-
lingen om Salmonella-overdracht van reptielen en amfi-
bieën naar de mens te voorkomen
(www.cdc.gov/healthypets/
animals/reptiles.htm).
Zowel de auteurs als de referent verba-
zen zich er daarom over dat er in Nederland zo weinig aan-
dacht wordt besteed aan dergelijke preventieve maatregelen
en het risico voor kinderen, immuungecompromitteerde per-
sonen en ouderen daarmee wordt gebagatelliseerd.

Referaten

Dr. P.A.M. Overgaauw

-ocr page 479-

Landelijke
campagne melkers-
handschoenen

Nieuws
van de
industrie

Uit de industrie

Tijdens de Rundveerelatiedagen in
Gorinchem op dinsdag 27 november
lanceerde een aantal organisaties een landelijke campagne ter
bevordering van het dragen van melkershandschoenen. In
deze campagne werkt het Uiergezondheidscentrum Neder-
land (UGCN) samen met LTO Nederland en met de bedrijven
CA FNZ en Ingenieursbureau Heemskerk met ondersteuning
van de Animal Sciences Group Wageningen UR (ASG). Sub-
klinische mastitis, herkenbaar aan een verhoogd celgetal,
wordt veroorzaakt door besmettelijke bacteriën. De besmet-
ting van koe naar koe met deze bacteriën vindt vooral plaats
tijdens het melken. Naast de melkmachine zelf kunnen uier-
doeken en de handen van de melker hierbij een belangrijke
rol spelen. Het dragen van melkershandschoenen gaat het
overdragen van bacteriën tegen. Handschoenen zijn gemak-
kelijk te desinfecteren (veel beter dan handen). Bovendien
bieden de handschoenen bescherming tegen \'kloven\' en in-
fecties aan de handen. Wie in 2007 in de voedselketen werkt,
is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid om hygiënisch
te werken. Handschoenen zijn daarvan een uiting.
Inlichtingen:
info@ugcn.nl.

Vaccin tegen Porcine Circovirus
type 2

Merial introduceert Circovac®, het eerste vaccin tegen het
Porcine Circovirus type 2 (PCV2) en daarmee tegen Postwea-
ning Multisystemic Wasting Syndrome (PMWS). Het is een
geïnactiveerd vaccin dat intramusculair wordt toegediend aan
zeugen en gelten. De biggen zijn dan beschermd via het co-
lostrum en zijn in een later stadium in staat om actieve immu-
niteit tegen PCV2 op te bouwen, omdat hun immuunsysteem
verder ontwikkeld is. Het aantal ziekten gerelateerd aan een
infectie met PCV2 heeft zich de laatste jaren steeds verder uit-
gebreid. PCV2 is ook aangetroffen bij uitbraken van necroti-
serende longontsteking, PRDC (Porcine Respiratory Disease
Complex), SAMS (Sow Abortion and Mortality Syndrome)
en bij sommige gevallen van abortus en doodgeboorte. Daar-
om spreekt men nu ook van PCV2-diseases (PCVD). Uit
veldonderzoek blijkt dat vaccinatie met Circovac® kan leiden
tot daling van de uitval, herstel van de homogeniteit van de to-
men, hogere dagelijkse groei en betere voederconversie en
vermindering van virusuitscheiding en incidentie van PCV2-
ziektes.

Informatie: maarten.vanwamelen@merial.com.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Pral(tijl<adviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, www.dixfortuin.nl

DixFortuin S De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

-ocr page 480-

Hectisch maandje

Terugkijkend op een hectisch bestuurlijk maandje denk ik na over datgene waar het GGG-bestuur mee
bezig is geweest of bij betrokken is geweest.

De opening van het LICG door minister Verburg: een mooi moment. Dit moet duidelijk maken dat ook
wij onze verantwoordelijkheid nemen in de voorlichting aan de huisdierbezitter. Het postacademisch
onderwijs: een ingewikkeld traject met de verschillende diergroepen, groepsbelangen en overstijgende
gemeenschappelijke belangen. De GGG wil daarbij goed in beeld blijven en een leidende rol spelen.
Visitatie vanuit de Verenigde Staten. Dit was een spannend moment, niet alleen voor de faculteit Dier-
geneeskunde, maar ook voor diergeneeskundig Nederland. Dit is toch ook een bewijs van een kwalitatief
hoogwaardige opleiding.

Tevreden.nl biedt klanttevredenheidonderzoek waarvan dankzij de extra aandacht tijdens de najaarsdag
het aantal deelnemers is verdubbeld! Inschrijven kan trouwens nog steeds.

De najaarsdag werd voor het eerst gehouden in Apeldoorn. De opkomst was prima, in totaal ruim
achthonderd mensen. Verder vierden we het zestigjarig bestaan van de GGG. Prachtig om al die oud-
bestuursleden te zien en te horen, met veel verhalen uit de oude doos. Sommige zaken veranderen nooit,
lijkt het

Dan zijn de voorbereidingen van de Maand van het gebit weer in volle gang. Meer deelnemende spon-
soren betekent ook meer overleg en meer werk.

We inventariseren tevens of er draagvlak is voor een vrijwillig, laagdrempelig en goedkoop kwaliteits-
systeem voor de gezelschapsdierenpraktijken. Dit levert in elk geval volop discussie op. De GGG zou een
dergelijk systeem mogelijk kunnen aanbieden.

Nog iets: de organisatie van een bijeenkomst voor de dierenartsen in de regio Rijnmond voor overleg met
de dierenambulance en dierenbescherming. En stevige discussies over de Min/Max-kliniek en overleg
over de dienstregelingen voor dierenartsen in Nederland. Gaan we een aantal spoedklinieken krijgen en
kan en moet de KNMvD daar ondersteuning aan verlenen?

Daarnaast de commissiemiddag, waarbij alle commissies die gerelateerd zijn aan de GGG, met elkaar
overleggen over het gevoerde en te voeren beleid. Ten slotte hebben we afgelopen maand onze bestuurs-
vergadering gehad en die met het KNMvD-bestuur.

Het lijkt net de praktijk wel: hollen of stilstaan. Is dit wat u van ons verwacht?
In mijn optiek dienen een beroepsvereniging en een groep als de GGG een
breed scala aan initiatieven te nemen, de ontwikkelingen van belang voor
het beroepsveld te volgen en waar mogelijk zelfs ten gunste van de leden te
sturen. Dat betekent per definitie dat we soms voor de troepen moeten uit-
lopen. Goede terugkoppeling naar de achterban is dan essentieel. Daarnaast
hoeven gelukkig niet alle leden het overal mee eens te zijn. Dat houdt ons
scherp en houdt u actief en andersom!

Mare Verburgh, Voorzitter Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren

Voorzitters-
column

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben zich de volgende collegae aangemeld:

Boer, E.J. de; Gent 2006; 9959 PP Onderdendam;
Mr. A.J. van Royenstiaat 14
Bruyn, A.E. de; Gent 1987; 4565 EL Kapelle-
brug; Brouwerijstraat 92

Cheung, mevr. K.Y.L.E; 2007; 3704 NS Zeist;
Crosestein4127

Fehrmann, D.VB.; 2007; 8014 VW Zwolle; Van
der Capellenstraat 183

Gorter, mevr. EE.J.; 2007; 6325 CK Berg enTer-

blijt; Langen Akker 55

Graaflf, mevr. C.B. de; 2007; 1051 TS Amsterdam; J.M. Kemperïtiaat 40- 3
Haagsman, mevr. A.N.; 2007; 3738 GB Maartensdijk; Spechtlaan 6
Hartog, mevr. M.; Gent 2007; 1461 DB Zuidoostbeemster; Purmerenderweg 15
Koster, J.; 2007; 3572 BP UüBcht; Biltstraat 170 A
Kraats, mevr. M.J. van der; 2007; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan 461
Leeuwen - Roeleveld, mevr. A.J. van; 2001; 2676 AB Maasdijk; Maasdijk 53 A
Mensink, M.G.S.; 2007; 5300 Laval France; 12, Rue de Beauvais, app. 2601
Schaaf, mevr. K.M. van der; 2007; 2920 Kalmthout Belgium; Kapellensteenweg
101

Schipstra, mevr. EA.C.; Gent 2006; 3221 LN Hellevoetsluis; Schans 6
Soest, mevr. J.M. van; 2007; 3991 LK Houten; Houtensewetering 43
Uijl, mevr. LE.M.; 3961 DK Wijkbij Duurstede; Dirk Fockstraat 18

Personalia

Veraart, mevr. C.S.; 2007; 3582 EW Utrecht; Albatrosstraat 10 bis
Watering, mevr. A.E. van de; 2007; 2718 CN Zoetermeer; Safarigeel 100

Als lid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Bakker, mevr. L.M.; 1994; 3994 BB Houten; Goudsmedengilde 35
Bometï, mevr. L.C.J.; 2007; 3532 CE Utrecht; Thomas a Kempisweg 166
Bos, J.H. van den; 2004; EH7 4QR Edinburgh United Kingdom; 3/1 Dryden
Gait

Geurts, B.W.H.; 2007; 3584 ZA Utrecht; Enny Vredelaan 1
Hardeveld, mevr. K.S.; 2007; 6833 GJ Arnhem; Kamillelaan 139
Hellemans, J.R; 2006; 1072 TE Amsterdam; Van Ostadestraat 142 - 1
Pol, mevr. C. van de; 2006; 5492 CJ Sint-Oedenrode; Hoge Vonderïtraat 24
Prins, D.G.J.; Gent 2004; 1782 DC Den Helder; Javastraat 67
Salvatori, mevr. D.; 1996; 2331 LZ Leiden; Comelia van Arkelstraat 13
Smit, J.J.; 2007; 2566 ZL \'s-Gravenhage; Spreeuwenlaan 25
Vossebeld, mevr. T.M.; Gent 2007; 7481 VA Haaksbergen; Oldenkotsedijk 5

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Buiks, J.C.

Deuren, mevr. B.A. van
Knaap, mevr. F.E.
Sekreve, mevr. R.E.

-ocr page 481-

Mutaties:

Assies, L.; 2007; 9497 PP Donderen; Middenweg 4; tel. privé: 0592-559442;
E-mail privé:
l.assies(@gmaU.com.

Creutzberg, T.O.; 2007; 3601 EB Maarssen; Kaatsbaan 33-a; tel. privé mobiel:
06-49322740; E-mail privé:
T.O.CreutzbergÇd;hotmail.com.
Bakker, mevr. L.M.; 1994; 3994 BB Houten; Goudsmedengilde 35; tel. privé:
030-6379251; E-mail privé:
l.m.bakker@planet.nl; medew. bij: mevr. S.T. Eg-
berink-Alink; tel. prakt.: 030-6032482; fax prakt.: 030-6032482; (toev. als lid)
Bomers, mevr. L.C.J.; 2007; 3532 CE Utrecht; Thomas a Kempisweg 166;tel.
privé mobiel: 06-20373046; E-mail privé:
lonneke_bomers@yahoo.com ; me-
dew. bij: Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector; tel. prairt.: 030-6941910;
fax prakt.: 030-6941919; E-mail prakt.:
skv@skv.info; (toev. als lid)
Bos, J.H. van den; 2004; EH7 4QR Edinburgh United Kingdom; 3/1 Dryden
Gait; tel. privé: 00-44-7843288610; tel. privé mobiel: 06-18472651; E-mail
privé:
rikvdb@hotmail.com; medew. bij: Aviagen Ltd.; (toev. als lid)
*Dijk, Mevr. R.K. van; 2007; 1061 SB Amsterdam; Joh. Hilverdinkstraat
9; tel. privé: 020-6135613; tel. privé mobiel: 06-52431355; fax privé: 030-
6891100; E-mail privé:
rkvandijk@gmail.com.

Hessels, R.J.; 1977; 7532 AZ Enschede; Schildkampstraat 18; tel. privé: 053-
4618060; r.d.

Geurts, B.W.H.; 2007; 3584 ZA Utrecht; Enny Vredelaan 1; tel. privé mobiel:
06-26688387; E-mail privé:
b.w.h.geurts@hotmail.com; medew. bij: PJ.R
Beurskens, K.H. van Wiggen; tel. prakt.: 071-5220513; fax prakt.: 071-5232291;
E-mail prakt.:
dapleiden@concepts-ict.nl; (toev. als lid)
Hardeveld, mevr. K.S.; 2007; 6833 GJ Arnhem; Kamillelaan 139; tel. privé mo-
biel: 06-20176072; E-mail privé:
khardeveld@hotmail.com; medew. bij: J. van
Mameren - Elke dierenarts; tel. prakt.: 026-3628962; E-mail prakt.:
arnhem@
elkedierenarts.nl;
(toev. als lid)

Hellemans, J.P; 2006; 1072 TE Amsterdam; Van Ostadestraat 142 - 1; tel. privé
mobiel: 0647120193; E-mail privé:
piet@hellemans.net; medew. bij: S.A.B.I.
Wolters, m.N.D. Lamberts, B.G. Schoonheim; tel. prakt.: 020-6642094; fax
prakt.: 020-6797984; E-mail prakt.:
marnix@dierenkliniek-europaplein.com;
(toev. als lid)

Pol, mevr. C. van de; 2006; 5492 CJ Sint-Oedenrode; Hoge Vonderstraat 24; tel.
privé: 0413478380; E-mail privé:
j.vanderpoll@chello.nl; medew. bij: Paar-
denpraktijk De Nethe; tel. prakt.: 498573304; fax prakt.: 14811718; (toev. als
lid)

Prins, D.G.J.; Gent 2004; 1782 DC Den Helder; Javastraat 67; tel. privé: 0223-
619394; E-mail privé:
indydiet@hotmail.com; (toev. als lid)
Salvatori, mevr. D.; 1996; 2331 LZ Leiden; Cornelia van Arkelstraat 13; tel. privé
mobiel: 06-30031983; E-mail privé:
dansalvatori@hotmail.com; medew. bij:
Crucell B.V; tel. prakt: 071-5199294; fax prakt.: 071-5199800; (toev. als lid)
Smit, J.J.; 2007; 2566 ZL \'s-Gravenhage; Spreeuwenlaan 25; tel. privé: mobiel:
06-47220463; E-mail privé:
smitje27@hotmail.com; medew. bij: B. van Dijk,
M.H.C.M. Hoynck van Papendrecht, mevr. M. Swarqens; tel. prakt.: 0174-
624401; fax prakt: 0174-629051; (toev. als lid)

Vossebeld, mevr. TM.; Gent 2007; 7481 VA Haaksbergen; Oldenkotsedijk 5 ;
tel. privé: 053-5724952; E-mail privé:
tabiavossebeld@freeler.nl; medew. bij:
J.EA. Heitkamp; tel. prakt.: 053-5721735; fax prakt: 053-5741963; E-mail
prakt.:
dap.heitkamp@tiscali.nl; (toev. als lid)

Jubilea november/
december 2007

9 november, J.EA. Heitkamp te Haaksbergen, 40 jaar

6 december. Prof Dr. J.E. Gajentaan te Marbella (Spanje), 50 jaar

17 december, Tj. Cuperus te Gramsbetgen, 40 jaar

20 december, Dr.J.W. Zantinga te Baam, 50jaar

20 december, C. Ruijgh te Cuijk, 50 jaar

20 december, R Zandstra te Drachten, 50 jaar

22 december, G.C.M. Jansen te Wehl, 40 jaar

22 december, W. Pons te Vianen, 40 jaar

22 december, C.I.M.M. Achten te Helvoirt, 40 jaar

22 december, L. Elving te Vleuten, 40 jaar

Doorlopende
agenda

11
12

18

Congressen H Symposia

2007
December

1-5 AAEP congres. Locatie: Orlando, Florida,
USA.

7-9 Seminar \'Animal Training & Behavior
through Positive Reinforcement - further
challenging and advanced issues\'. For
further information about the seminar and
booking conditions:
www.clickerreiter.de/
KenRamirezl.htm.
Royal Canin klinische seminar. Locatie: Van der Valk Vianen (\'s avonds).
Royal Canin klinische seminar. Locatie: Van der Valk Schiphol (\'s mid-
dags).

Royal Canin klinische seminar. Locatie: Van der Valk Wolvega
(\'s avonds).

STOP

DIARREE

IVIET
DIARACE

(Loperamide HCl)

STOPPENDE MIDDELEN
zoals carbo absorbens, kaoline en

bismutzouten zijn OBSOLEET
(NHG-Standaard "Acute diarree**)

2008

januari

12-13 Hippos 2008 & Canifelis 2008. Locatie: Luik, België.

25-26 Veterinary Sport Horse Congress tijdens Jumping Amsterdam, met onder

andere Mark Martinelli (USA) en Philippe Benoit (F).
25-27
SrVE-congres. Locatie: Venetië, Italië.
28-1/2 Congress Worid Equine Veterinary Association. Locatie; Moskou.

ACE Veterinary Products BV

Postbus 1262 m 3890 BB Zeewolde » avp®ace-pharm.nl

-ocr page 482-

Februari

9-10 Oncologisch Treffen 2008. \'Gastro-intestinal tumours: inside out!\'. Lo-
catie: KdK, Soesterberg.

Equine Reproduction Seminar tijdens Zwolle International, met onder
andere Michelle Leblanc (USA) en Pat McCue (USA).
1st International Veterinary Congress & Exhibition of WVPA. Locatie:
Teheran - Iran.

28-1/3 Feline Focus Congress met onder andere Margie Scherk (CAN), Erik den
Hertog (NL) en Jenny Buijtels (ML).

5
12
21

27

28

14

19

Werkvergadering regio West, Paard 11 - aangeboren/erfelijke aandoe-
ningen bij veulens. Locatie: Houten, tijd: 20.00 uur.
Werkvergadering regio Zuid Paard II - aangeboren/erfelijke aandoe-
ningen bij veulens. Locatie: Berkel-Enschot, 20.00 uur.
Werkvergadering regio Zuid, Rimd III - Melkrobotmanagennent en
GD monitoring. Locatie: Berkel-Enschot, tijd: 15.00 uur.
Regiobijeenkomst PIR-DAP Nuland.

Werkvergadering regio Noord, Rund 111 - Melkrobotmanagement en
GD monitoring. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.00 uur.

Nationale Huisdierendagen 2008. Locatie: Amsterdam RAL

Vierde European Equine Health & Nutrition Congress. Locatie: Wa-
geningen. Website: www.equine-congress.com, e-mail:
info@equine-
congress.com.

Vooijaarsdagen - ESFM Feline symposium. Precongresdag van de
Vooriaarsdagen. Locatie: Amsterdam. Informatie:
www.voorjaarsda-
gen.eu.

Vooijaarsdagen 2008. Locatie: Amsteram. Informatie: www.voor-
jaarsdagen.eu.

24-26

Vergaderingen ft Bijeenkomsten

2007
December

"Osteoarthrose, pijn(gedrag) en het gebruik van NSAlD\'s bij katten".
Informatieavond voor dierenartsen in West-Nederland. Locatie: Van
der Valk Hotel Schiphol A4 te Hoofddorp. Voor verdere informatie of
aanmelding kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim b.v
via 072-5662411 of
vetmedica@aik.boehringer-ingelheim.com.
Werkvergadering regio Oost, Rund II - AID en Tuberculinatie. Loca-
tie: Deventer, tijd: 13.30 uur.

Bijeenkomst VGR Locatie: Pluimveemuseum Bameveld. Tijd: 13.45
uur.

Vierde lustrum van de Nederiandse vereniging voor Veterinaire Epi-
demiologie en Economie, samen met haar Vlaamse zusterorganisatie.
Op 12 december worden er in Wageningen workshops georganiseerd
en op 13 december zal er een studiedag plaatsvinden. Informatie over
exacte locatie en aanvangstijdstip vindt u op
www.veec.ni.
Vergadering regio Noord.

12-13

18

2008

januari

9

10

15

17

23

24

24

30

Vet-lunch Aesculaap. Woensdagochtend. Locatie: West Nederiand.
Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat.
Voor informatie: Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-mail:
j.schlappi@aescuiaap.ni

Werkvergadering regio Noord, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken,
Praktijkcasussen. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.00 uur.
Werkvergadering regio Oost, Varken II - onderwerp volgt later. Loca-
tie: Deventer, tijd: 19.30 uur.

Werkvergadering regio West, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken,
Praktijkcasussen. Locatie: Akersloot, tijd: 20.00 uur.
Vet-lunch Aesculaap. Woensdagochtend. Locatie: Midden Neder-
iand. Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat.
Voor informatie: Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-mail:
j.schiappi@aesculaap.nl

Werkvergadering regio Zuid, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken,
Praktijkcasussen. Locatie: Berkel-Enschot, tijd: 20.00 uur.
Werkvergadering regio West, Rund III - Melkrobotmanagement en
GD monitoring. Locatie: Papendrecht, tijd: 20.00 uur.
Vet-lunch Aesculaap. Woensdagochtend. Locatie: Zuid Nederland.
Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat.
Voor informatie: Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-mail:
j.schiappi@aescuiaap.ni

Maart

22-24

April

18/19

23

Werkvergadering regio Noord, Gezelschapsdieren I - Oogheelkunde,
Orthopedie. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.00 uur, regiocontact: Steven
Pool.

31

Februari

2

Werkvergadering regio Oost, Rund III - Melkrobotmanagement en
GD monitoring. Locatie: Deventer, tijd: 13.30 uur.

Regiobijeenkomst PIR-DAP Beekbergen.
Regiobijeenkomst PIR-DAP Wolvega.

Werkvergadering regio West, Gezelschapsdieren II - onderwerp nog
niet bekend. Locatie; Houten, tijd: 20.00 uur.

Cursussen"

2007

December

5 Fertiliteitsbegeleiding bij het mnd. Gegeven door Maarten Pieterse en

Thomas Dijkstra. Elke eerste woensdag van de maand, 9.30 tot 13.30
uur. Locatie: Waiboerhoeve, Lelystand. Kosten: 250 euro. Informatie
en inschrijving:
info@dynamicsupport.ni.

12-16 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module 111 Cervical.

19 Voeding en aan voeding gerelateerde problemen van het jonge fokkalf
Cursusnummer: 07/211. Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten.
Tijd: 13.15 tot 17.30 uur. Prijs: 180 euro. Opgave via i«/ö@paorf.n/.

29 Interpretatiedag röntgen GD: thorax, abdomen en skelet: \'In één lange
dag de gehele röntgendiagnostiek\'. U kunt de gehele dag bijwonen
of slechts een deel van het programma volgen. De gehele dag duurt
van 09.00 tot 22.30 (cursusnummer: 07/128) en kost € 275,-. Het on-
derdeel thorax duurt van 09.00 tot 13.00 uur (cursusnummer:07/129)
en kost € 150,-, het onderdeel abdomen duurt van 14.00 tot 18.00
uur (cursusnummer: 07/130) en kost € 150,- en het onderdeel skelet
duurt van 19:00 tot 22.30 uur (cursusnummer: 07/131) en kost € 150.
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Opgave via
info@paod.ni.

30 Thoraxchirurgie voor in de praktijk, zijn er beperkingen? Cursusnum-
mer 07/123. Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Tijd: 9.00 tot
17.00 uur. Prijs: 280 euro. Opgave via
info@paod.ni.

2008

januari

24 Pezenproblematiek: Into the Deep.

30-3/2 lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module IV Extremities.

Maart

5-9 lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module I:
Sacropelvic. Location; Sittensen, Northern Germany For further in-
formation:
www.i-a-v-c.com.

lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module V Integrated.

12-16

April

16-20

L^VC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module II:
Thoracolumbar. Location: Sittensen, Northem Germany. For further
information:
www.i-a-v-c.com.

Mel

28-01/06 lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module
III; Cervical. Location: Sittensen, Northern Germany. For fijrther in-
formation; www.i-a-v-c.com.

juli

9-13

lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module
rV: Extermities. Location: Sittensen, Northem Germany. For further
information:
www.i-a-v-c.com.

Augustus

27-31 LAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module V:
Integrated. LocationL Sittensen, Northern Germany For fijrther infor-
mation:
www.i-a-v-c.com.

Maart

4
6

April

17

-ocr page 483-

I NU
BENÜÜ
DE BAÄS

Slentrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheerslngs-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

ff^andelijkse evaluatie van de dosering
in de dierenartspraktijk

^ Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maximaal
12 maanden)

F?

mr-

hieuw en
UNIEK

Met Slentrol kunt u:

iMEen veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

8 Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

GEWICHT

slentrOl

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIER.

.LENTROL®, WERKZAME STOF: dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 150 ml) • DOELDIER.- hond • INDICATIES; hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht
n obesitas bi] volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING:
Je aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0,05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0,01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal ml\'sl verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 weken
^lerapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijks aangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
jJi de dosis van het product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niel overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid
oer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of
n van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoidie of hyperadrenocorticisme. en katten, vanwege
I risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie. dient de leverfunctie beoordeeld
worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
e worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
/Orden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren weer
|n gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van brakf
larreé of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
r zijn bij de doeldieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient onderworpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
lEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
erschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
iet histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameiers • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of neem
ontact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg@pfizer.com)

Pfizer Animal Health

-ocr page 484-

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-01-2008
15-01-2008
01-02-2008
15-02-2008

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

Te koop aangeboden:

Een gezelschapsdierenpraktijk in het westen van het
land voor 1 a 2 dierenartsen.

Serieuze kandidaten kunnen een brief sturen aan het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990
GE Houten onder vermelding van nummer 5/2007.

10-12-2007

27-12-2007
14-01-2008

28-01-2008

maandag
maandag
maandag
maandag

de ideale kandidaat hebben wij nog niet gevonden!
daarom zijn wij nog steeds op zoek naar een

gezelschapsdierenarts (m/v)

Wie zoeken wij?

Ons "schaap met de vijf poten" beantwoordt aan onderstaand profiel.
U bent een enthousiaste en kordate dierenarts, afgestudeerd met differentia-
tie gezelschapsdieren. U heeft enkele jaren ervaring en bent geïnteresseerd
in de fokkerij en fertiliteitsbegeleiding van rashonden. U heeft goede con-
tactuele en sociale eigenschappen, bent ambitieus, flexibel en gewend aan te
pakken in een bedrijvige omgeving met een kritisch publiek. U beschikt
over teamgeest en een klantgerichte houding.

Wat bieden w/lj?

Een fulltime functie als gezelschapsdierenarts in een vooruitstrevende prak-
tijk waarin openheid in communicatie en behandeling hoog in het vaandel
staan. In overleg is parttime werken mogelijk. Er is veel vrijheid en ruimte
voor eigen inbreng, een prettige werksfeer, moderne voorzieningen en de
mogelijkheid tot het volgen van PAO\'s. Onze dierenartsen worden onder-
steund door een uitstekend team van goed opgeleide paraveterinairen. Sala-
riëring en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens de CAO Dierenartsprak-
tijken.

Heeft u belangstelling?

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u binnen één week na het verschijnen van
dit blad richten aan Dierenkliniek Sleeuwijk, ter attentie van mevrouw M.
H.B. Rietveld, Loevestein 2, 4254 EH Sleeuwijk of mailen naar
dktiniek@
xs4all.nl.
Voor meer informatie kunt u ons bellen, telefoon 0183-301708 of
onze website bezoeken
www.dierenkliniek-sleeuwijk.nl.

GRAAFSCHAP

DIERE NA RTS E N

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dierenartsenpraktijk met meerdere locaties
in de Achterhoek. De onderneming staat voor een hoogwaardige veterinaire dienstverlening in
en buiten de regio. Wegens uitbreiding van onze werkzaamheden zijn wij op zoek naar een

enthousiaste

dierenarts

dbouwhuisdleren (m/v)

Wij vragen

• Minimaal 2 jaar ervaring

• Inzet met betrekking tot melkveehouderij

• Interesse in preventieve diergeneeskunde

• Deelname in dienstregeling
landbouwhuisdieren

Wij bieden

• Een prettige werksfeer en mooie woonomgeving.

• Fulltime baan (80-100%), met uitzicht op vast
dienstverband

• Dynamische werkomgeving met
toekomstmogelijkheden

• Arbeidsvoorwaarden conform CAO

D E

• Nascholingsmogelijkheden zijn vanzelfsprekend

Voor vragen kunt u contact opnemen met de heer S. Engel (tel 0575 - 58 78 77). De sollicitatiebrief kunt
u tot en met uiterlijk 12 december 2007, richten aan: De Graafschap Dierenartsen, t.a.v. mevrouw B.A.P.
Semmekrot-Hermens.Schimmeldijk 1,7251 MX VÖRDEN of per email b.semmekrot@dgdierenartsen,nl.

-ocr page 485-

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weeFselvriendelijk

OpHmale biocompaHbili^ei^
S0% lichter dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
CeschikI voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transponder
geniet de voorkeur

Als de eigenaar inspraak zou hebben was de keuze snel gemaakt. Een klein
verschil in prijs zou de eigenaar echt niet laten kiezen voor een omhulsel van het
breekbare glas als door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschik-
baar is. Wie kiest er bij een gering prijsverschil voor vermijdbaar en daardoor
onnodig risico? Het omhulsel van BackHome BioTec transponders is gemaakt
van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maar ook het
meest weefselvrlendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is. Onder-
zoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebben de
voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.

BackHome BioTec, de onbreekbare doorbraak

•Data on llle

ackHome^)

i O T e c^

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Tel: 0342-427 127 ofwAvw.virbac.nl

-ocr page 486-

^^kwOULOWmt (w) VARKENS K.I.

^»tiU"—————- Noord Bnbant

dierenkliniek

ommen

Dierenkliniek Ommen is een gemengde praktijk in Overijssel.
Voor de versterking van ons team zoeken wij een:

- all-round dierenarts

- vrolijk met positieve inslag

- teamplayer

- praktijkervaring is een pré

- beschikbaar per 15 februari 2008

Wij bieden:

- een fulltime betrekking

- dagelijkse werkzaamheden in landbouwhuisdierenpraktijk

- paardenwerkzaamheden voornamelijk in seizoen

- gemengde diensten

- mogelijkheden te over

Uw sollicitatie, met cv, kunt u tot 7 januari richten tot Dieren-
kliniek Ommen, Baron Bentinckstraat 2,7731 EK Ommen.
Voor meer informatie over onze praktijk kunt u gaan naar
www.
dierenkliniekommen.nl.

arts&die?

Arts&Dier is een dierenartsenpraktijk met 18 dierenartsen,
waarbij gewerkt wordt vanuit twee moderne, goed geoutilleerde
klinieken en meerdere dependances.

Wij zoeken een enthousiaste

Paardenarts (m/v)

Wij hebben een vacature voor een ondernemende, communica-
tief vaardige dierenarts voor werkzaamheden in de buitenprak-
tijk en in de kliniek in Klijndijk.

Wij bieden een fulltime baan met een gunstige dienstenregeling
en goede mogelijkheden om vakinhoudelijk verder te ontwikke-
len.

Relevante ervaring strekt tot aanbeveling.

Reacdes gaarne binnen 14 dagen per e-mail:

m.glas@artsendier.nl

of schriftelijk:

Arts&Dier, Hoofdweg 26 A, 787ITC Klijndijk,
t.a.v. M. Glas, Personeel & Organisatie.

Fokkerij- en k.i.-organisatie Pigture Group is met haar dochter-
ondernemingen TOPICS en AIM Worldwide actief in alle belangrijke
varkensproducerende regio\'s van de wereld en behoort tot de
internationale top 3.

Op dit moment zijn er bij Pigture Group de volgende vacatures:

1. Technical Manager AIM Worldwide (m/v)

De Technical Manager is verantwoordelijk voor het planmatig
verhogen van de kw/aliteit van de productie van K.l.-stations. AIM
Worldw/ide adviseert, begeleidt en exploiteert K.l.-stations buiten
Nederland. De K.l.-stations onder de hoede van AIM Worldwide
hebben een jaaromzet van 2,3 miljoen doses.

2. Reproductie-specialist TOPICS (m/v)

De reproductie-specialist TOPIGS is verantwoordelijk voor de
ontwikkeling en implementatie van het wereldwijde TOPIGS
fokkerijprogramma. TOPIGS is een van wereldsgrootste
varkensfokkerij organisaties. De organisatie is actief in ruim
40 landen.

3. Bedrijfsdierenarts Varkens K.l. Noord Brabant
(m/v)

De bedrijfsdierenarts is verantwoordelijk het bewaken en
verhogen van de gezondheidstatus van de berenpopulatie van
Varkens K.l. Noord Brabant. Varkens K.l. Noord Brabant heeft als
werkgebied Noord Brabant en Zeeland en produceert jaarlijks
1,5 miljoen doses sperma.

Vereist

Voor alle functies geldt dat een ruime ervaring met de varkens-
houderij (bij voorkeur op gebied van de vruchtbaarheid/
reproductie en/of veterinaire praktijk) een vereiste is. Voor de
functies geldt een opleiding tot Dierenarts of Landbouwingenieur
op Universitair niveau.

Interesse?

Richt dan uw sollicitatie aan Pigture Group t.a.v. Ruud Berio,
afdeling P&O Postbus 86, 5268 ZH Helvoirt. Inzenden per
e<nail is ook mogelijk:
Ruucl.Berlo@Pigture.com
Nadere informatie over de functies 1 en 2 is verkrijgbaar bij
Jean^Vlarie van Oort, directeur AIM Worldwide. Voor de functie
Bedrijfsdierenarts kunt u contact opnemen met Carel van Acht,
directeur Varkens K.l. Noord Brabant. Beide zijn te bereiken
onder (0411)64 88 00

Zie voor een uitgebreide omschrijving van de functies en de
functievereisten
www.TOPIGS.nl en klik op de knop "vacatures".

-ocr page 487-

Hoe zit het
met de normen
en waarden van
uw praktiik?

Wie l<unt u beter om fiscaal advies
vragen dan een organisatie die alle
medische werl<situaties van binnen en
buiten kent? WAA volgt wetswijzigingen
en regelgeving op de voet en kenL de fiscale
consequenties van nieuwe zorgconcepten.
Kennis die voor alle leden beschikbaar is.
Praktijken en maatschappen kunnen
desgewenst ook hun volledige financiële
rapportage aan ons uit handen geven.
Kijk op www.waa.nl/fiscaaladvies.

FiscaaiAdvies van WAA

Verzekeren
Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van IVIedisch Nederland FiscaaiAdvies

WAA

-ocr page 488-

IIOVII

NO THANKS?

IHR MARKER

Intervet Nederland bv
Postbus 50
5830 AB Boxmeer
Tel: 0485 587652
Fax; 0485 587653
www.intervet.nl

Geen veehouder wil IBR op zijn bedrijf. Vaccinatie is de beste manier om schade door IBR te voorkomen. Welk vaccin?
Bovilis IBR marker! Effectief én veilig (serumvrij geproduceerd).

Bovilis* IBR marl<er live (REC NL 09675) bevat per dosis van 2 ml minimaal lo\' \' CCID„ van de levende geattenueerde gE-negatieve BHVl stam GK/D.
Bovilis* IBR marker inac (REC NL 10422) bevat per dosis van 2 ml 60 ELISA eenheden geïnactiveerd BHVl antigeen (CK/D stam).
Voor een actieve immunisatie van runderen ter vermindering van klinische verschijnselen veroorzaakt door BHVl en ter
vermindering van de nasale uitscheiding van het veldvirus. Overige Informatie: zie bijsluiter.

CJltenir

RESEARCH • PERFORMANCE • INTEGRITY I

-ocr page 489-

Deel 132 • Aflevering 24 • 15 december 2007

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

14 DEC. 2007

Tijdschrin

un

Antibioticumresistentie bij Escherichia coli Oi57 geïsoleerd
tussen
199S en 2003 in Nederland

Vier melkkoeien dood door elektrocutie

Een bijzondere vistrip

Een erkende branche-Rla(E: veiliger, eenvoudiger en
goedkoper

CCC Najaarsdag 200J \'Progressie\'

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 490-

PREFERRED BANKING VOOR
MEDICI: UW EIGEN SPECIALIST
VOOR AL UW FINANCIËLE ZAKEN

ALSOF UW FINANCIËN EEN BEHANDELING KRIJGEN

een huis koopt, een praktijk start, een samenwerkings-
verband aangaat of juist uw praktijk overdraagt, uw
persoonlijke Preferred Banker regelt het. Alsof uw
financiën een behandeling krijgen. Meer informatie
over de services van ABN AMRO Preferred Banking
voor Medici vindt u op
www.abnaitiro.nl/medicï

ABNAMRO

Bij medici lopen zakelijk en privé vaak in elkaar over
ABN AMRO biedt daarom persoonlijke dienstverlening
die uw zakelijke en privéfinanciën integreert; Preferred
Banking voor Medici. Onze gespecialiseerde adviseurs
kennen de medische wereld goed en anticiperen daar-
door snel op veranderingen. En daar hebtu in alle fasen
van uw medische loopbaan voordeel van. Want of u nu

Meer mogelijk mai<en

-ocr page 491-

U bepaalt zélf wat de beste zorg is

Uw gezondheid is uw kostbaarste bezit. Daar past alleen de beste zorg bij. En wat voor u de beste zorg
is, dat bepaalt u zelf. WAA, als organisatie van en voor de zorgprofessional, begrijpt dat als geen ander
Voor WAA is en blijft daarom de volledige keuzevrijheid van zorgverlener(s) het belangrijkste uitgangs-
punt voor uw zorgverzekering. Bovendien bepaalt u met onze aanvullende verzekeringen zelf hoe u uw
zorgverzekering samenstelt. De keuze is aan u!

De voordelen van WAA:

• Hoge collectiviteitskorting van 8% op de Basis-
verzekering en 10% op de aanvullende verzekering.

• Volledige keuzevrijheid van zorgverleners.

• De WAA zorgverzekering Excellent: één van Neder-
lands meest uitgebreide aanvullende verzekeringen.

• Afhandeling declaraties binnen enkele werkdagen.

• Gratis WAA Zorgconsulent in 2008.

• Voordelig extra luxe met het WAA Privé Zorgpakket.
. • Met de digitale service \'mijnWAAzorgverzekering\'

simpel en snel (24 uur per dag, 7 dagen per week) uw
persoonlijke verzekeringsgegevens bekijken en wijzigen.

De WAA zorgverzekering Plus

Tegen een aantrekkelijke premie krijgt u vergoeding voor orthodon-
tie, medicijnen, fysiotherapie (beperkt) en alternatieve geneeswijzen.

De WAA zorgverzekering Optimaal

Een uitgebreide aanvullende dekking met o.a. volledige vergoeding
voor orthodontie tot 18 jaar en een ruime vergoeding voor o.a.
brillenglazen of contactlenzen en fysiotherapie.

De WAA zorgverzekering Top

Een zeer uitgebreide aanvullende verzekering met o.a. een zeer
ruime vergoeding van brillenglazen of contactlenzen, medicijnen,
alternatieve geneeswijzen en de psycholoog en volledige vergoeding
van fysiotherapie.

De WAA zorgverzekering

De WAA zorgverzekering bestaat uit modules. De WAA zor^gver-
zekering Basis is, naar eigen inzicht, uit te breiden met aanvullende
verzekeringen. Extra kunt u nog kiezen voor de WAA Tandplus
en/of het WAA Privé Zorgpakket. De WAA zorgverzekering
Excellent omvat alle modules en is daarmee zeer uitgebreid.

De WAA zorgverzekering ziet er als volgt uit:

WAA Tandplus

WAA
zorgver-
zekering
Excellent

WAA
zorgver-
zekering
Top

WAA
zorgver-
zekering
Plus

WAA
zorgver-
zekering
Start

WAA Zorgconsulent

WAA Privé Zorgpakket

WAA
zorgver-
zekering
Optimaal

WAA zorgverzekering Basis

De WAA zorgverzekering Excellent

Eén van de meest uitgebreide aanvullende verzekeringen van
Nederland, waarin nagenoeg alle medisch noodzakelijke kosten zijn
gedekt. Alles is gedekt in één pakket, waardoor aanvullende modu-
les overbodig zijn.

DeWAA Tandplus

Er zijn vier varianten waarbij vergoeding plaatsvindt tot een door u
gekozen bedrag.

DeWAA Zorgconsulent

Deze ondersteunt u bijvoorbeeld met infonmatie over behandelme-
thodes of operaties. Ook kunt u via de Zorgconsulent een
second opinion regelen en een gratis medische check-up ondergaan.

De WAA Zorgconsulent is in 2008 gratis.

Het WAA Privé Zorgpakket.

Dit aanvullende pakket biedt privacy en comfort bij een ziekenhuis-
opname. U kunt kiezen uit de modules Privé Kamer, Privé Zorg Luxe
en Privé Zorg Assistent.

DeWAA zorgverzekering Basis

Deze dekt alle kosten zoals door de overheid opgenomen in de
Basisverzekering. U bent onder andere verzekerd voor de kosten
van ziekenhuisopname, kraamzorg, specialistische hulp, de huisarts en
geneesmiddelen.

DeWAA zorgverzekering Start

Tegen een zeer scherpe premie zijn o.a. een aantal belangrijke
kosten, zoals fysiotherapie (beperkt) en medicijnen, gedekt.

Meer informatie of direct afsluiten?

Wilt u ook de beste zorg? En 8% korting op de Basisverzekering
en 10% korting op de aanvullende verzekeringen?
Kijk op www.waa.nl/zorgverzekering.
Of bel WAA advies (030) 247 47 89.

-ocr page 492-

<ies de zorg die bij u past

De beste zorg met 8% korting
op de Basisverzekering
en 10% korting op de
aanvullende verzekeringen.

V VAA Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland FiscaaiAdvies

-ocr page 493-

Tijdsfilui^^H

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde\'

Deel! 32
Aflevering 24

15 december 2OO7

953

Inhoud

Cover: foto van pagina 972 en 980
Uit de redactie

Oorspronkelijk artikel

Antibioticumresistentie bij Escherichia coii 0/57 geïsoleerd tussen 1998 en 2003 in Nederland; H.I.J. Roest,
E. Liebana, W. Wannet, Y. van Duynhoven, KJ. Veldntan en D.J. Mevius

954

Wetenschap

Nieuws

Nieuws

961

Uit en voor de praktijk

Vier melkkoeien dood door elektrocutie;J. Verhoeff, M.P. Hagendoorn en W. Wouda

Veterinair tuchtrecht

Paardenmiddel; laira Boissevain
Berichten en verslagen

Een bijzondere vistrip; Peter Werkman

Ingezonden

Reactie op het artikel "Een hond met alveolaire echinococcose\'; Marcetien Baerveldt

Reactie van mw. Van der Giessen; Joke van der dessen

Bedankt!

Onderpootprothese voor honden en katten

Capita Selecta Commissie Diergence.skunde; Reinard Everts en Lonneke Boon

Uitgelicht

Wasmodel Schubaert

Berichten en verslagen

Een erkende branche-Rl&E: veiliger, eenvoudiger en goedkoper; Martine Krameren Harm Haverkamp
Uitspraak van de CAVP; Anne-Marie Hoppenbrouwers
Alweer een lustrum!? Marieke MuHaert

Nieuws uit de industrie

Voor de praktijk

962

967

968

970

970

971

971

972
972

In veterinai
verband

Praktijk in bedrijf

975

976

977

977

Uit de industrie

-ocr page 494-

Wetenschappelijke redactie

Mevr. Dr. H. M. G. van Beers-Schreurs

Drs. H.A. Beijer

Dr. R. Boosman

Dr. R. Kuiper

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. R De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Wijk bij Duurstede)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. G. Voorhout (Utrecht)

Prof dr. RR. van Weeren (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

:Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

:Mw. drs. M. Fijten

Drs. J. Klein Haneveld

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030-6348900, fax 030-6348929.

E-mail: tldschri^BMBlAnl___________________

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het
verenigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt
vas^esfeld door het bestuur.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon 030-6348900
Fax 030-6348909
Website www.knmvd.nl
E-mail info@knmvd.nl

Cursussen en
congressen

Bernd Hietberg
Kerst- en Nieuwjaarsgroet KNMvD

Bestuur

Prof. dr. L.J. Hellebrekers, voorzitter
algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economische zaken en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester
financiën

Drs. A.H.G. Piebes

Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit

Drs. A.J.G. den Hertog

dierziektenbeleid

Dr. M.A.Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Verslag

GGG Najaarsdag 2007 \'Progressie\'Jo/ian Kleir) Haneveld 978

Landbouwhuisdierenarts in 2015 "Geen tijd besteden die niet betaald wordt"; Siert-Jan Boersema en

980
983

Bureau

Drs. H. Geertsen,
algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior medewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Mr. H. Haverkamp,

senior beleidsmedewerker sociaal-economische

en arbeidsrechtelijke zaken

Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken

H.S. de Vries Rfm.,

controller

R.P. van Ringelestijn,
medewerker vacaturebank
Mevr drs. M. Fijten,
webmaster

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
De Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V,
Postbus 30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861
en C en E bank N.V, Postbus 85100, 3508 AC
Utrecht nr. 69 93 61 443.

Opmaak en Druk

\'DeltaHage, grafische dienstverlening,
■Binckhorstlaan 401, 2516 BC Den Haag
Tel. 070-7507500. fax 070-7507578

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld,
Tel. 0342-419798; 06-53260696, fax 0342-419794,
e-mail: info(aJovergaauwadvies.nl
Personeelsadvertenties praktijken en klinieken: eind-
redactie

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Voorzitterscolu m n

De dierenarts en de apotheek - vervolg; Ludo J. Hellebrekers
B&B Bulletin

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 8, november 2007
Maatschappijnieuws

Personen opgenomen in het Nederlands Specialistenregister 2007
Promoties aan de faculteit Dietgeneeskunde
Column CGI
Personalia

Doorlopende agenda
Nagekomen jubilea
Deadline kopij

Original paper

Antibiotic resistance in Escherichia coli OI 57 isolated between 1998 and 2003 in the Netherlands;
H.I.J. Roest, E. Liebana, W. Wannet, Y. van Duynhoven, K.T. Veldman, and D.J. Mevius 954

All rights reserved

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van
gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrit^ opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

984

984

985

985

986

987
987

-ocr page 495-

Uit

de redactie

Vorm

Dit keer een redactioneel dat niet ingaat op inhoud maar op vorm. En dan nog niet eens op de vorm
van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde dat u nu in handen heeft maar op de vorm van het vol-
gende TvD. Vanaf 1 januari 2008 zal het TvD namelijk een andere vormgeving krijgen.
Het huidige basisontwerp is ondertussen alweer 5 jaar oud. Inzichten over waaraan een goed ont-
werp moet voldoen veranderen en ook de kopij is anders dan 5 jaar geleden. Redenen genoeg om
opnieuw naar het ontwerp van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde te kijken en te inventariseren
waar er ruimte is voor verbetering.

Wees gerust, uw Tijdschrift voor Diergeneeskunde wordt geen glossy of een veterinaire versie van
de Cosmopolitan. Ook zal u geen paginavullende openingsfoto \'s vinden in het vernieuwde TvD. Wat
wij vooral geprobeerd hebben is het tijdschrift overzichtelijker en makkelijker leesbaar te maken
zonder het karakter van het vertrouwde TvD aan te tasten.

Dit laatste was een belangrijk argument om met ontwerper Bart van Raaij in zee te gaan. Niet
alleen heeft hij veel ervaring met het maken van heldere en overzichtelijke ontwerpen maar ook
met het vormgeven van medisch-wetenschappelijke tijdschrijien. Uiteraard is het aan u om te oor-
delen over het eindresultaat van zijn inspanningen maar zowel wetenschappelijke redactie als eind-
redactie zijn enthousiast over zijn werk.

Wat mag u verwachten? Het meest in het oog springend zal de rust zijn die het nieuwe TvD uit-
straalt. Door te kiezen voor één weloveru\'ogen lettertype met bijbehorende varianten zoals cursief
en vet en een zorgvuldig gebruik van functionele accenten en stijlelementen straalt het nieuwe
ontwerp kalmte uit. Overigens voor de geïnteresseerden: het nieuwe lettertype is Proforma van de
bekende Nederlandse ontwerper Petr van Blokland.

Ook is er kritisch gekeken naar het papier Er is gekozen voor een mattere papierkwaliteit. Het voor-
deel van matter papier is dat het minder glanzend en doorschijnend is. Hierdoor is een tekst gedrukt
op mat papier minder vermoeiend tijdens het lezen. Zeker hij het lezen van langere artikelen zal u
de voordelen van een mattere papierkwaliteit merken.

Mocht u op ! januari een tijdschrift ontvangen dat u niet direct herkent, kijk er nog eens goed naar
Het zou het vernieuwde TvD wel eens kunnen zijn. Een TvD dat qua vorm veel aan leesbaarheid
gewonnen heeft en u vanaf het nieuwe jaar hopelijk veel leesplezier zal geven.
Rest mij slechts u prettige feestdagen te wensen.

Miel Bingen

TI i d sfiJui^^M

llWfiU^^"

-ocr page 496-

Antibioticumresistentie bij Escherichia coli 0157 geïsoleerd tussen
1998 en 2003 in Nederland

H.I.J. RoesV, E. Liebana\', W. WanneP, Y. van Duynhoven^ K.T. Veldman\' en DJ. Mevius\' Tijdschr Diergeneeskd 2007; 132:

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Over het vóórkomen van antibioticumresistentie bij
E. coli 0157 in Nederiand is weinig bekend. In deze stu-
die werden tussen 1998 en 2003 218 humane en 247 niet-
humane isolaten onderzocht op antibioticumgevoelig-
heid. Het antibioticumresistentieniveau van
E. coli 0157
geïsoleerd uit de humane populatie is gemiddeld 5,5 pro-
cent en van
E. coli 0157 geïsoleerd uit de niet-humane
populatie gemiddeld 4,0 procent. Deze resistentiepercen-
tages zijn laag vergeleken met de in de literatuur ge-
vonden percentages. In zes multiresistente isolaten werd
een klasse 1-integron gevonden. Dit type integron is ook
gevonden in commensale
E. coli uit landbouwhuisdieren
en
Salmonella spp. In één van deze integronpositieve iso-
laten werd naast het B-lactamasegen bla^^.^^ ^^^ een ESBL-
gen uit de CTX-M2-groep aangetoond. Dit is de eerste
melding in de literatuur van deze R-Iactamasen in
E. coli
0157 geïsoleerd uit een kip.

Summary

Antibiotic resistance in Escherichia co// 0157 isolated be-
tween 1998 and 2003 in the Netherlands

Little is known about the antibiotic resistance q/\'E. coli 0157
in the Netherlands. In this study, 218 human and 247 non-
human samples, isolated between 1998 and 2003, were tested
for antimicrobial resistance. About 5.5%
0/ E. coli O!57 iso-
lates from human samples were resistant, as were about 4.0%
qfE.
coli 0157 isolates from non-human samples. These fig-
ures are lower than tho.se reported in the literature. Class I
integrons were found in six multiresistant isolates. This type
of integron is also found in commensal
E. coli in food animals
and Salmonella .spp. One of the integron-positive isolates
contained the fi-lactamase bla^j.^.,^ ^^ and an extended .spectrum
fi-lactamase (ESBL), which belongs to the group 2 CTX-M
enzymes. This is the first report of these fl-lactamases in
E. coli 0157 isolated from chicken.

Inleiding

Verocytotoxineproducerende Escherichia coli 0157 wordt
sinds 1982 erkend als humaan pathogeen, naar aanleiding van
twee uitbraken van ernstige bloederige diarree in de Verenig-
de Staten na het eten van hamburgers (1). In 1992/1993 vond

\' Centraal Instituut voor DierziekteControle fCIDC)-Lelvsla(l. Wageningen UR.

Houtribweg 39, S221 RA Lelystad.
■ Veterinary Laboratories Agency (VLA). Weybridge, UK.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Bilthoven.

een grote uitbraak plaats, ook in de Verenigde Staten, waarbij
in totaal 501 gevallen van bloederige diarree en hemolytisch
uremisch syndroom (HUS) werden gerapporteerd (2).
E. coli
0157 werd geïdentificeerd als oorzakelijk agens en ook in dit
geval liep men de infectie op na het eten van hamburgers.
E. coli Ol57 behoort tot de groep van de enterohemorra-
gische
E. coli (EHEC) en produceert verotoxinen, ook wel
shigatoxinen (stxl en stx2) genoemd. Deze toxinen veroorza-
ken bij de mens ziekteverschijnselen die variëren van asymp-
tomatisch (ongeveer 10 procent) tot ernstige, bloederige diar-
ree met heftige buikkrampen (3, 4). Bij 7 tot 19 procent van
de infecties ontstaat het hemolytisch uremisch syndroom.
HUS wordt gekenmerkt door hemolytische anemie, trombo-
cytopenie en acute nierinsufficiëntie. De meeste patiënten
herstellen spontaan. In de acute fase is de mortaliteit echter
3 tot 17 procent en 5 tot 10 procent van de patiënten houdt
blijvende nierinsufficientie (3, 4, 5, 8). Antibiotica zijn niet
geïndiceerd bij humane
E. coli 0157-infecties vanwege het
verhoogde risico op het ontstaan van HUS (3-6).
De belangrijkste oorzaken van humane
E. coli 0157-infec-
ties zijn het eten van rauw of halfgaar rundvlees en contact
met landbouwhuisdieren en mest (4, 7-10). Landbouwhuis-
dieren kunnen symptoomloos drager zijn van
E. co// 0157 in
hun maagdarmkanaal. Antibioticagebruik bij landbouwhuis-
dieren kan selecteren voor antibioticumresistentie van bac-
teriën in het darmkanaal van die dieren. Dit betreft zowel de
commensale flora als pathogenen. Dit proces kan een risico
geven voor de volksgezondheid als de resistente bacteriën in-
fecties veroorzaken bij de mens. Over het voorkomen van
antibioticumresistentie bij
E. coli 0157 in Nederland is wei-
nig bekend.

In de literatuur worden verschillende percentages van anti-
bioticumrcsistentie genoemd. In Australië toonden Bcttcl-
heim et al. (II) in 6,8 procent van de humane isolaten resi-
stentie aan tegen ten minste één antibioticum. In isolaten van
gezonde dieren was dit 7,2 procent. Morabito et al. (12) on-
derzochten in Italië
E. coli 0157-isolaten afkomstig van
mensen en van gezonde en zieke dieren, en toonden bij
51 procent van de stammen resistentie aan tegen tenminste
één antibioticum. Schroeder et al. (13) verrichtten een studie
onder 361 isolaten verzameld over de periode van 1985 tot
2000 en vonden bij 39 procent daarvan resistentie tegen één
of meer antibiotica. De isolaten waren afkomstig van mensen
en dieren uit verschillende landen, waaronder de VS. Het ma-
teriaal was genomen voor diagnostische doeleinden.
Antibioticumresistente
E. coli 0157 zijn in vergelijking met
nietresistente bacteriën beter in staat te overleven in een
milieu met een hoge antibioticumdruk, zoals in de intensieve
veehouderij. Hierdoor kunnen resistente stammen zich mak-
kelijker handhaven en zich verspreiden over de dierlijke
populatie. Zo stijgt het risico dat mensen met deze resistente
stammen besmet worden. Het doel van deze studie is inzicht
te krijgen in het antibioticumresistentieniveau van
E. coli
0157 geïsoleerd uit landbouwhuisdieren en humane patiën-
ten in Nederland.

-ocr page 497-

Materiaal en methode

Alle E. co// 0157-isolaten werden ontvangen van het RIVM.
De humane isolaten werden in het kader van de geïntensi-
veerde surveillance van
E. co// Ol 57 door regionale medisch-
diagnostische laboratoria opgestuurd naar het RIVM ter be-
vestiging en typering (8). Alle niet-humanc isolaten werden
verkregen uit de gestructureerde surveillance van zoönosen-
verwekkers bij landbouwhuisdieren, die het RIVM uitvoert
in opdracht van en in samenwerking met de Voedsel en Waren
Autoriteit (14). Alle
E. coli 0157-isolaten werden door het
Centraal Instituut voor DierziekteControle (CIDC)-Lelystad
onderzocht op antibioticumgevoeligheid. Over de periode
1998 tot en met 2003 betrof dit 218 humane en 247 niet-
humane isolaten. Van de niet-humane isolaten waren er 223
afkomstig van runderen, drie van vleeskuikens, twaalf waren
leidingwatermonsters en van negen isolaten was de herkomst
onbekend. Een verdeling van het aantal monsters per jaar is
weergegeven in tabel 1. In 2000 werd slechts een deel van de
door het RIVM ontvangen humane isolaten naar het CIDC-
Lelystad doorgestuurd. Waarop deze selectie was gebaseerd,
bleef onbekend.

Tabel i: Aantal (N) onderzochte humane en niet-humane isolaten van
E. coli Ol 57 van 1998 tot 2003.

Jaar

1998

Humaan (N)

24

Niet-humaan (N)

1

Totaal

25

1999

33

84

117

2000

8*

27

35

2001

44

28

72

2002

45

102

147

2003

64

5

69

totaal

218

247

465

* Dil is een selectie van de stammen die door het RIVM verzameld zijn.

ries Agency (VLA), Weybridge, UK. Bij de VLA werden
PCR-testen uitgevoerd met specifieke primers voor TEM-,
SHV- en OXA-type ESBL\'s. Verder werd er een duplex CMY/
CTX-M real time PCR uitgevoerd. Van de amplicons werd de
nucleotidevolgorde vastgesteld voor de verdere identificatie
van de ESBL-genen.

Resultaten

Voor de jaren waarin het onderzoek is uitgevoerd, was het re-
sistentiepercentage van
E. coli 0157 per antibioticum steeds
minder dan 5 procent en varieerde het per jaar (figuur 1 en 2).
Figuur 1 geeft een overzicht van de antibioticumresistentie-
percentages in
E. coliO\\51 geïsoleerd uit de humane popula-
tie. Figuur 2 geeft een overzicht van de antibioticumresisten-
tiepercentages in
E. coli 0157 geïsoleerd uit de niet-humane
populatie.

Van de in totaal 465 isolaten waren 443 (95 procent) gevoelig
voor alle geteste antibiotica. Vijf procent van de isolaten was

Figuur 1. Resistentiepercentage (%) per antibioticum van humane E. coli
O157 geïsoleerd tussen 1998 en 2003.

■ 1998 (N-24)

■ \'999 {N-33)
02000 (N - 8)
□ 2001 (N - 44];

■ 2002 (N- 4s)j

■ 2003 (N - 64)]

t

De gevoeligheidsbepalingen werden uitgevoerd volgens de
microbouillon-verdunningsmethode naar de richtlijnen van
het Clinical Laboratory Standards Institute (CLSl) (15). De
antibiotica waarvan we het resistentieniveau vaststelden,
waren: amoxicilline, cefotaxime, imipenem, gentamicine,
neomycine, doxycycline, trimethoprimsulfa, trimethoprim,
ciprofloxacin, flumequine, chlooramfenicol, florfenicol en
cefuroxim. Deze antibiotica vertegenwoordigden alle rele-
vante groepen antibiotica voor de behandeling van Gram-
negatieve bacteriële infecties bij mens en dier Zeven multi-
resistente isolaten (resistent tegen drie of meer antibiotica)
werden verder onderzocht op de aanwezigheid van integro-
nen. Dit gebeurde door middel van een polymerase chain
reaction (PCR) voor het aantonen van het integrasegen zoals
beschreven door Leverstein-Hall et al. (16) en een conserved
segment PCR zoals beschreven door Lévesque et al. (17). Op
de integrase PCR-positieve isolaten werden door middel van
de agardiffusiemethode aanvullende gevoeligheidsbepalin-
gen uitgevoerd voor streptomycine, spectinomycine, trime-
thoprim en sulfonamide. Daarbij maakten we gebruik van
antibioticumtabletten (Neo-sensitabs, Rosco). De verdenking
op de aanwezigheid van extended spectrum B-lactamasen
(ESBLs) controleerden we met zogenaamde ESBL-E-testen,
bestaande uit de combinatie cefotaxime en cefotaxime/
clavulaanzuur, en ceftazidime en ceftazidime/clavulaanzuur
(AB Biodisk). Deze testen werden uitgevoerd volgens de ge-
bruiksaanwijzing van de fabrikant. De bevestiging van
ESBL-verdenkingen vond plaats bij de Veterinary Laborato-
9 O

z

1 I

I i

Figuur 2. Resistentiepercentage (%) per antibioticum van niet-humane
E. coli 0157 geïsoleerd tussen 1998 en 2003. In 1998 (N = 1), 2000
(N = 27), 2001 (N= 28) en 2003 (N= 5) waren de resistentiepercentages
O procent voor alle geteste antibiotica. Deze zijn daarom niet In de grafiek
opgenomen.

! 1999 (N-84)
I 2002 (N - 102)

I

.1 .1 I I B .1 8 8 I

S-" i- l ls
z ° .i .S- S "

ï
E
8
z

-ocr page 498-

Tabel 2. Antibioticumresistentiepatronen van Escherichia coli O157 geïso-
leerd tussen 1998 en 2003.

aantal
resistenties

resistent
tegen

aantal
humane
isolaten

2

aantal
dierlijke
isolaten

1

dox

3

3 (vka, mk, ov)

1

flu

1

1 (vka)

2

amox, dox

1

1 (ov)

2

amox, tmp

1

-

2

dox, chl

-

1 (mk)

4

amox, dox, tmp, chl

1

-

5

amox, dox, tmp, sul, strep

1

1 (vka)

5

dox, tmp, sul, chl, strep

1

-

5

amox, fot, dox, tmp, sul

-

1 (vku)

5

dox, tmp, chl, neo, gen

1

-

6

amox, dox, tmp, sul, chl, strep

-

2(vku)

Afkortingen: amox: amoxicilline; fot: cefotaxime: dox: doxycycline; tmp: trime-
thoprim; sul: sulfonamide: chl: chlooramphenicol; strep: streptomycine: neo: neo-
mycine: gen: gentamicine; flu; flumequine: vka: vleeskalf; mk: melkkoe; ov: overige
dieren: vku: vleeskuiken: -: geen isolaat gevonden.

Tabel 3. Resistentiepercentages onderverdeeld in humaan en niet-humaan
en naar resistentie tegen een of meer antibiotica.

resistent tegen totaal resistentie

1 antibioticum 2 of meer antibiotica (%)

(%) (%)

humaan_2J5_2JS_5^5_

niet-humaan 1.6_2^4_4^0_

resistent tegen één tot zes antibiotica. Tabel 2 geeft een over-
zicht van de door ons gevonden antibioticumresistentiepatro-
nen over de jaren 1998 tot 2003. Tabel 3 geeft een overzicht
van de antibioticumresistentiepercentages van
E. coli 0157,
onderverdeeld naar humaan en niet-humaan en resistentie
tegen een of meerdere antibiotica.

Zes multiresistente isolaten waren positiefin de integrase-PCR
met een fragmentgrootte van 1550 baseparen. Deze isolaten
waren resistent tegen trimethoprim en sulfonamide, maar ge-
voelig voor spectinomycine. Vijf isolaten waren resistent tegen
streptomycine en één isolaat was intermediair gevoelig voor
streptomycine. Een van deze isolaten vertoonde het ESBL-
fenotype en was afkomstig van een vleeskuiken. Deze stam
was resistent tegen amoxiciline, cefotaxime, ceftazidime,
cefuroxime, tetracycline, trimethoprim en trimethoprim in
combinatie met sulfonamide. De ESBL-E-testen leverden een
duidelijk synergistisch effect op voor de combinatie van de ce-
falosporinen met clavulaanzuur, wat typisch is voor ESBL\'s.
Bij de genetische evaluatie werd zowel het blaTEM-lb-gen als
een ß-lactamasegen uit de CTX-M2-groep aangetoond.

Discussie

Landbouwhuisdieren vormen de belangrijkste bron van E.
coli
0157-infecties bij de inens (4,8,10). Antibioticumresi-
stentiegenen kunnen zo overgaan van de dierlijke naar de hu-
mane populatie, waarna ze zich door horizontale uitwisseling
van genetisch materiaal binnen de familie van de Enterobac-
teriaceae (18) over de humane populatie zouden kunnen ver-
spreiden.

In de hier gepresenteerde studie was het antibioticumresisten-
tieniveau laag. Het lag onder het in de literatuur gemelde
niveau tussen de 6,8 procent en 51 procent (11,12). Gezien het
variabele aantal isolaten per jaar en de relatief geringe anti-
bioticumresistentiepercentages waren de gevonden verschillen
te klein om er harde conclusies uit te trekken. De resultaten
gaven wel aan dat het gevonden antibioticumresistentieniveau
bij
E. coli 0157 laag was. Ook valt op dat meer dan 50 procent
van de isolaten met antibioticaresistentie resistent was tegen
twee of meer antibiotica.

De onderzochte isolaten waren met name resistent tegen
amoxicilline, doxycycline, trimethoprim,
Sulfonamide en
chlooramfenicol. Dit komt in grote mate overeen met wat
Bettelheim (11) beschreef in zijn studie. Deze middelen wor-
den veelvuldig gebruikt in de veterinaire praktijk. Wat opvalt,
is de resistentie tegen chlooramfenicol, want dit antibioticum
mag sinds 1994 niet meer worden toegepast bij voedsel-
producerende dieren. Deze resistentie komt steeds voor in
combinatie met resistentie tegen andere antibiotica. Koppe-
ling van antibioticumresistenties kan een reden zijn voor het
nog steeds voorkomen van resistentie tegen chlooramfenicol.
Het percentage antibioticumresistentie wordt in sterke mate
beïnvloed door het uitgangsmateriaal. Uit de literatuur is be-
kend dat het percentage antibioticumresistentie duidelijk ho-
ger is in diagnostische monsters dan in isolaten van gezonde
mensen en dieren (11).

Hoewel het geringe aantal isolaten uit de onderzochte jaren
kan zorgen voor een vertekening van de resultaten, werd het
maximale aantal isolaten onderzocht. De surveillance bij
landbouwhuisdieren wordt uitgevoerd om het aantal zoöno-
severwekkers te monitoren en risicofactoren voor de infectie
van landbouwhuisdieren in kaart te brengen. Het niveau van
antibioticumresistentie wordt bepaald om het beeld van de
verwekkers te completeren.

Uit tabel 3 blijkt dat meer dan 50 procent van de E. coli
0157-isolaten met antibioticaresistentie resistent is tegen
meer dan één antibioticum. Bettelheim (11) en Schroeder
(13) vonden nog hogere percentages van coresistentie (resi-
stentie tegen twee antibiotica) en multiresistentie (resistentie
tegen drie of meer antibiotica). Ook in de studie van Zhao
(19) bleek een meerderheid van de onderzochte
E. coliO\\51
resistent tegen meer dan één antibioticum. Zhao (19) maakt
voor het eerst melding van de aanwezigheid van integronen
in
E. coli 0157. Een integron is een cluster van genen dat be-
gint met een sterke promotor en een bindingsplaats waar on-
der invloed van een integrase-enzym meerdere gencassettes
(bijna altijd antibioticumresistentiegenen) achter elkaar kun-
nen worden gebonden. De genetische informatie die op de
gencassettes aanwezig is, kan op deze manier tegelijkertijd
tot expressie komen. Hierdoor kan de bacterie resistent wor-
den tegen een bepaald antibioticum of tegen een groep van
antibiotica. Het einde van een integron wordt gevormd door
het zogenoemde \'3 conserved segment\'. In dit geconserveer-
de gedeelte bevindt zich bij klasse 1-integronen meestal het
sul I-gen, dat codeert voor sulfonamideresistentie. Integronen
kunnen voorkomen in het chromosoom van de bacterie en op
Plasmiden. Plasmiden zijn circulaire stukjes DNA die zich
vrij in het plasma van de bacterie bevinden. Deze plasmiden
kunnen zich onafhankelijk van het chromosoom vermenig-
vuldigen en zich via conjugatie van de ene naar de andere
bacterie verplaatsen.

Figuur 3 is een schematische weergave van een integron en
geeft de wijze aan waarop een gencassette wordt ingebouwd.
Een gencassette is een mobiel, circulair stukje DNA dat co-
deert voor een bepaalde eigenschap. Kenmerkend hiervoor is
het 59 base-element. Hiermee kan een gencassette in een in-
tegron worden ingebouwd. De pijlen in de figuur geven de
richting van transcriptie aan; verder is de locatie en de rich-

-ocr page 499-

O

leeg integron

Naar MA Leverstein-van Hall, proefschrift "The growing problem of drug
resistant bacteria", Utrecht. 2002

ting van de promotors aangegeven. A geeft een integron weer,
met daarin opgenomen een gencassette. Het 5\' conserved
segment bevat onder meer het int 1-gen, dat codeert voor het
Int 1-integrase met de daarbij gehorende promotor de
sterke promotors (P^j) voor expressie van de gencassetes en
de bindingsplaats voor het opnemen of afstaan van gencas-
settes. Het 3\' conserved segment bevat geconserveerde genen
met promotors (P), waaronder meestal een gen voor sulfona-
mideresistentie
(sul /). B geeft een leeg integron weer en C
geeft een gencassefte weer met het 59 base-element recombi-
natiegebied.

In deze studie werden in zes van de zeven onderzochte multi-
resistente
E. coli 0157-isolaten klasse I-integronen aange-
toond. De fragmentgrootte van de producten die we vonden
in de CS-PCR, is 1550 baseparen. Volgens Leverstein-van
Hall (18) correspondeert dit met RFLP type VII en met de
antibioticumresistentiegenen
dfrA! en aadAla. Het gen
dfrA I codeert voor resistentie tegen trimethoprim en aadA la
voor resistentie tegen streptomycine en spectinomycine. Dit
patroon vonden we maar ten dele terug bij deze zes isolaten.
Ze waren resistent tegen trimethoprim, maar gevoelig voor
spectinomycine. Vijf isolaten waren resistent tegen strepto-
mycine en één isolaat was intermediair gevoelig. Verder
waren de isolaten resistent tegen sulfonamide. Leverstein-van
Hall (16) toonde aan dat sulfonamideresistentie een zeer ge-
voelige screeningsmethode is voor het aantonen van integro-
nen in Enterobacteriaceae.

De hier aangetoonde klasse I-integronen komen sterk overeen
met de klasse I-integronen die zijn aangetoond in commensale
E. co/(-isolaten uit vleeskalveren, varkens, vleeskuikens en
vleesproducten, en in multiresistente ESBL-positieve Salmo-
nella soorten geïsoleerd uit humaan klinisch materiaal en
pluimvee (20). Dit is een aanwijzing voor de uitwisseling van
klasse I-integronen binnen de familie van de Enterobacteri-
aceae. Ook Leverstein-van Hall (18) toonde horizontale trans-
missie van integronen binnen deze familie aan. Op deze ma-
nier kan antibioticumresistentie zich verspreiden over zowel
de dierlijke als de humane populatie.

Bij een isolaat werd naast de aanwezigheid van een klasse I-
integron ook het ß-lactamase gen
blaTEM-lh en een extended
spectrum ß-lactamase (ESBL)-gen uit de CTX-M2-groep
aangetoond. Deze stam werd geïsoleerd uit de feces van een
kip. ESBL\'s zijn een groep van B-lactamasen die rond 1980
werden ontdekt. Ze veroorzaken uitgebreide resistentie of ver-
minderde gevoeligheid voor alle B-lactamantibiotica, van pe-
nicillines tot derde- en vierdegeneratie cephalosporines. In de
literatuur wordt weinig melding gemaakt van ESBL\'s in enter-
opathogene
E. coli. Walsh et al. (21) vonden in twee multiresi-
stente stammen van
E. coli 0157 de aanwezigheid van het
blaTEM-l-gtn. Deze E. co/(-stammen werden geïsoleerd uit
gehakt. Het
blaTEM-J-gcn codeert voor B-lactamaseactiviteit
maar is niet in staat de ß-lactamring van de derde- en vierde-
generatie cephalosporines af te breken en is daarom geen
ESBL. Dit geldt ook voor de in deze studie gevonden variant
blaTEM-lh. Ishii et al. (22) toonden een CTX-M18-gen aan
in
E. coli 026. Deze stam was resistent tegen derdegeneratie
cephalosprinen en gevoelig voor de combinatie daarvan met
clavulaanzuur. Dit fenotype is typisch voor ESBL-producen-
ten. In deze studie vonden wij een
E. coli 0157, geïsoleerd uit
een kip, met ESBL-activiteit. Voor zover we hebben kunnen
nagaan is dit niet eerder in de literatuur gemeld. De genetische
basis van ESBL\'s in
E. coli bevindt zich op plasmiden. Plasmi-
den kunnen zich via conjugatie horizontaal verspreiden in
bacteriepopulaties zodat de antibioticumresistentie zich ook
kan verspreiden in de dierlijke en de humane populatie. In
commensale
E. co//\'-isolaten uit Nederlandse kippen komen
ESBL\'s in toenemende mate voor. CTX-M2 is een van de
voorkomende typen (23) en overdracht van de ß-lactamasen
naar de
E. coli 0157 is mogelijk de oorzaak dat het in het be-
treffende isolaat voorkomt.

Figuur 3: Schematische voorstelling van een klasse l-integron en een gen-
cassette. A: integron met geïntegreerde gencassette, B: een leeg integron,
C: een gencassette. P: promotor; sul I: sulfonamide gen; int I: integrase
gen; Pint: promotor voor integrase gen.

5\'Conserved Segment

3\'Conserved Segment

I-1

59 base element

bindingsplaats

I

Conclusie

De antibioticumresistentie bij E. co// 0157 geïsoleerd tussen
1998 en 2003 in Nederland is laag. Er werden echter klasse
I-integronen aangetoond in individuele stammen, die gelijk
zijn aan die in commensale
Escherichia coli en Salmonella.
Daarnaast werd voor het eerst bij kippen een ESBL-positieve
stam aangetoond. De aanwezigheid van integronen die ook
beschreven zijn bij humane en dierlijke
E. co//-isolaten en
Salmonella, en de aanwezigheid van een ESBL wijzen op
transmissie binnen het dierlijk reservoir en mogelijke trans-
missie via de voedselketen. Bovendien hebben multiresisten-
te
E. co// 0157-stammen een grotere overlevingskans in een
omgeving met een hoge antibioticumdruk en kunnen ze een
bron zijn voor de verdere verspreiding van antibioticumresi-
stentiegenen.

Literatuur

1. Riley LW, Remis RS, Helgerson SD, McGee HB, Wells JG, Davis BR,
et al. Hemorrhagic colitis associated with a rare
Escherichia coli sero-
type. N Engl J Med 1983; Mar 24; 308 (12): 681-685.

2. Bell BP, Goldoft M, Griffin PM, Davis MA, Gordon DC, Tarr Pl, et al.
A multistate outbreak of
Escherichia co/i 0157:H7-associated bloody
diarrhea and hemolytic uremic syndrome from hamburgers. The Wa-
shington experience. J Am Med Assoc 1994; Nov 2; 272 (17): 1349-
1353.

3. Centrum Infectieziektebestrijding R. Factsheet E. co//-infectie. http://
www.rivm.nl/cib/infectieziekten/.

4. Tarr Pl. Gordon CA and Chandler WL. Shiga-toxin-producing Esche-
richia coli
and haemolytic uraemic syndrome. Lancet 2005; Mar 19-
25; 365 (9464): 1073-1086.

5. Paton JC and Paton AW. Pathogenesis and diagnosis of Shiga toxin-

-ocr page 500-

producing Escherichia coli infections. Clin Microbiol Rev 1998; Jul;
11 (3): 450-479.

6. Wong CS, Jelacic S, Habeeb RL, Watkins SL and Tarr Pl. The risk of
the hemolytic-uremic syndrome after antibiotic treatment of
Escheri-
chia coli
0157:H7 infections. N Engl J Med 2000; Jun 29; 342 (26);
1930-1936.

7. Friesema IHM, Jager CM de, Heuvelink AE, Zwaluw WK van der.
Maas HME, Pelt W van, et al. Intensieve surveillance van Shiga toxine-
producerende
Escherichia coli 0157 in Nederland, 2005 Infectieziek-
ten bulletin 2006; 01-08-2006; 17 (8): 282-287.

8. Duynhoven YTHP van. Jager CM de, Heuvelink AE, Zwaluw WK van
der, Maas HME, Pelt W van, et al. Intensieve surveillance van darmin-
fecties door STEC 0157. Infectieziekten bulletin. 2003; maart 2003;
14 (3): 91-95.

9. Duynhoven YTHP van, Jager CM de, Heuvelink AE, Zwaluw WK van
der. Maas HME, Pelt W van, et al. Intensieve surveillance van Shiga
toxine-producerende
Escherichia coli 0157 in Nederland, overzicht
2003. Infectieziekten bulletin 2004; 21-9-2004; 15 (7): 251-257.

10. Gyles CL. Shiga toxin-producing Escherichia coli\\ an overview. J
Anim Sci 2007 Mar; 85 (13 Suppl): E45-E62.

11. Bettelheim KA, Homitzky MA, Djordjevic SP and Kuzevski A. Antibi-
otic resistance among verocytotoxigenic
Escherichia coli (VTEC) and
non-VTEC isolated from domestic animals and humans. J Med Micro-
biol 2003 Feb; 52(Pt2): 155-162.

12. Morabito S, Tozzoli R, Caprioli A, Karch H and Carattoli A. Detection
and characterization of class 1 integrons in enterohemorrhagic
Esche-
richia coli.
Microb Drug Resist 2002 Summer; 8 (2): 85-91.

13. Schroeder CM, Zhao C, DebRoy C, Torcolini J, Zhao S, White DG, et
al. Antimicrobial resistance of
Escherichia coli 0157 isolated from hu-
mans, cattle, swine, and food. Appl Environ Microbiol 2002 Feb; 68
(2): 576-581.

14. Giessen AW van der. Schouten JM, Bouwknegt M, Dam-Diesz WDC,
Graat EAM, Frankena K, et al. Surveillance of STEC 0157 in farm
animals. Symposium, Shiga-toxine producerende
Eschericia coli: re-
sultaten van recent onderzoek. 2003; 25 september 2003; RIVM, Bilt-
hoven.

15. Anonymous. Methods for dilution antimicrobial susceptibility tests for

bacteria that growth aerobically approved Clinical Laboratory
Standards Institute standard. 23 no 2 (sixth edition M7-A6).

16. Leverstein-Van Hall MA, Paauw A, Box AT, Blok HE, Verhoef J and
Fluit AC. Presence of integron-associated resistance in the community
is widespread and contributes to multidrug resistance in the hospital. J
Chn Microbiol 2002 Aug; 40 (8): 3038-3040.

17. Levesque C, Piche L, Larose C and Roy PH. PCR mapping of integrons
reveals several novel combinations of resistance genes. Antimicrob
Agents Chemother 1995 Jan; 39 (1): 185-191.

18. Leverstein-van Hall MA, Box AT, Blok HE, Paauw A, Fluit AC and
Verhoef J. Evidence of extensive interspecies transfer of integron-me-
diated antimicrobial resistance genes among multidrug-resistant Ente-
robacteriaceae in a clinical setting. J Infect Dis 2002 Jul 1; 186 (1): 49-
56.

19. Zhao S, White DG, Ge B, Ayers S, Friedman S, English L, et al. Identi-
fication and characterization of integron-mediated antibiotic resistance
among Shiga toxin-producing
Escherichia coli isolates. Appl Environ
Microbiol 2001 Apr; 67 (4): 1558-1564.

20. Box AT, Mevius DJ, Schellen P, Verhoef J and Fluit AC. Integrons in
Escherichia coli from food-producing animals in The Netherlands. Mi-
crob Drug Resist 2005 Spring; 11 (1): 53-57.

21. Walsh C, Duffy G, O\'Mahony R, Fanning S, Blair IS and McDowell
DA. Antimicrobial resistance in Irish isolates of verocytotoxigenic
Es-
cherichia coli (E.
CO//)-VTEC. Int J Food Microbiol 2006 Jun 15; 109
(3): 173-178.

22. Ishii Y, Kimura S, Alba J, Shiroto K, Otsuka M, Hashizume N, et al.
Extended-spectrum beta-lactamase-producing Shiga toxin gene (Stx I )-
positive
Escherichia coli 026:H 11 : a new concern. J Clin Microbiol
2005 Mar; 43 (3): 1072-1075.

23. Anonymous. MARAN-2005-Monitoring of Antimicrobial Resistance
and Antibiotic Usage in Animals in the Netherlands In 2005. http://
www.cidc-lelystad.wur.nl. 2005.

Artikel ingediend: 22 december 2006
Artikel geaccepteerd: 8 oktober 2007

Raadgevers Medische Beroepen wenst
u een ondernemend en gezond 20081

Telefoon 030 220 41 14
Telefax 030 220 27 95

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt

E-mail info@raadgevers.nl
vww.raadgevers.nl
lid NVA-sectie medische beroepen
Erkend Hypotheekadviseur

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met adviseurs Robert Meijer en Philip Jaspers.

-ocr page 501-

help uw huisdier met
D.A.P®of Feliway®

-ocr page 502-

Spaar met EnroxiP.J

I

OPLOSSING VOOR INJECTIl

V Generieke enrofloxacine voor injectie
10% UDA voor rund en varl<en
5% UDA voor l<olf, varken en hond

nenroxll

Enroail 100 mg/ml oplussinq voor injecKc voor runderen cn varkens Enrofloxacino.
DK-rcfcmovmiddcl UDA R(G NL 10488. SimcnilHtiny: 1 nit ophissiiH) voor in|«clK> bevdt:
nirnlluxdriix* 100 mr) ct) n biilyMccrfKtl 30 mg alv jntimMTOhiopI ronw^rvtrrmtridH Indicatics:
RiiiMJcftfi Bi-lijiKk\'licKj van ddiKlocnir>i^i dan de dd<-mhdln)g\\m-<j(-i> «i
Ik-I niaaydarmMelw»!
vdn IjMlrriclp ol mycoplaynair oorsprorHj (pdMtMircMosc. myropldsmov, rolilkK ilk>>r. r9liw>p|i-
cd^mH\'j dlVK>k van Mf iiiKlairc bacleriele intetties rid virale adiKi<x>rurK)«ii (b.v. virak\'pnt.-umonte).
y.ifkc-nv S<-lui>d<-lin<j v.in aarHtominqcn aat) rtr .Mlcmhalinqswr<)pn cn hd maaqdarmvtiHvol van
l>d«lorick\' ol i>i)nüf>lasinalc\' nunpuMUi (}>d^Jl\'^lft^lo«•. mytO()la«nos«\', (okbaciflosc) alsook van
mullifdflmirlo /ipktc s /
ojIs oii/ooIimIk pnrtifno<«c Conlra lndicallcs: Nwt ()<*tMUik(Hi in tjtval
vdii rrvslriitic
j<.ti < hitioiooen. gestuortlv kraakhtfogroti in/ol (i|(J<>in k-twH wn het bewcq-
<tK|\'Mi[>|>dfd.ii. Nipt tjHwiiikrn hij ovrrqovudkihcid voof luM wcfk/ait«« Ix-MaiKkWI ol (een van)
lir hul|>sU>(lr(i Bijwerkingen: Op dc inj(.<lt(.-[^dal) kunnen wms lokale wceMrc.Kties optreden.
Bij riindcrcn kutmeti soms <)dsiro-iniestir>ak- sloriiMV\'n f»plrc<J«> Oosering: Rut»defcn: 1 % daags
2,5 ml/100 k<| IG. SC, godiironde 3 <1gn. De/e dusis m.sg verdubbeld worden (S ml/100 kq)
qol ure
Ilde 5 tlqii l)i| getompliroorde Uk hlwetjaandf>eninq(n Vdrkfns: t x daags 2,S ml/100 kg
IC., IM, ()o<liifci»de } d<jo. De^e dosis mag verduhliekJ vwfden (5 ml/100 kq) qediirende J dgn
bi| (j<\'<<iin()li( eerde lurhlwi-gaandocniixjt\'n. Wachllerniijn: Rundeten; vlees; 14 dgn. Melk: 5
drjii
y.irkMi".; vlees: 10 (kin

r«&irat/; 100: :

-ocr page 503-

Chemische stoffen

Acute leverbot

Door de natte weersomstandigheden
van eind september is er veel water in
de slakkenmilieus gekomen. Oktober
was echter droog en begin november
weer nat. Als gevolg van deze situatie
heeft de leverbotslak eind september
en oktober een infectie op het gras afgezet. Er is medio okto-
ber acute leverbot vastgesteld en deze situatie is niet veran-
derd. Het advies van de Werkgroep Leverbotprognose van
19 november is om, als dit nog niet is gebeurd, schapen ge-
weid in vochtige gebieden te behandelen. De behandelde
schapen die onder dezelfde omstandigheden blijven lopen,
moeten na zes tot acht weken opnieuw worden behandeld.
Kalveren en pinken dienen alleen te worden behandeld wan-
neer door bloed- of mestonderzoek een infectie is vastgesteld.
Indien mogelijk moeten dieren naar goed ontwaterde per-
celen worden verweid.
Bron: Werkgroep Leverbotprognose.

Nieuw adres forum

Het internetforum voor jonge dierenartsen heeft vanaf 17 no-
vember een nieuw internetadres:
www.fvjd.nl. Het oude adres
zal voorlopig bezoekers naar deze site doorsturen. De veran-
dering van adres bleek noodzakelijk vanwege het grote aantal
bezoekers van de website. Animana biedt nu de technische on-
dersteuning. Het Forum voor jonge dierenartsen biedt alle ge-
legenheid om ervaringen te delen en tips te geven. Mail voor
vragen of suggesties naar
jolijn@dierenarts.nl. Wil je meedis-
cussiëren? Registreer je dan op
www.fvjd.nl en krijg toegang
tot de verschillende onderwerpen.

Nieuws

De website www.stoffen-risico.nl biedt betrouwbare infor-
matie over het veilig omgaan met chemische stoffen. Op deze
site is informatie te vinden over onder andere diergenees-
middelen en geneesmiddelen, natuurlijke toxinen en vee-
voederadditieven en -contaminanten. De site geeft informatie
over de milieukwaliteitsnormen in water, bodem en lucht, be-
perkende of verbodsregelingen, gevaarsindelingen en metho-
den van risicobeoordeling. Bovendien zijn hier links te vin-
den naar (inter)nationale wetgeving, databases met informatie
en rapporten, en achtergronddocumenten. De website is een
gezamenlijk initiatief van de ministeries van VROM, VenW,
EZ, VWS en LNV.

ILT-uitbraken in Zuidoost-
Nederland

Sinds 31 oktober hebben zich in Zuid-Nederland een aantal
uitbraken voorgedaan van infectieuze laryngotracheïtis (ILT).
Twee dierenartspraktijken in Zuidoost-Nederland meldden
zes uitbraken op basis van ILT-achtige ziekteverschijnselen in
het kader van de Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP),
een onderdeel van GD Veekijker. De eerste drie zijn inmid-
dels bevestigd als ILT. De uitbraken betroffen zowel vlees-
kuikens, opfokleghennen als sierhoenders. De uitval kan de
eerste dagen oplopen tot 0,6 procent per dag. ILT is een virus-
infectie van pluimvee, het virus is niet besmettelijk voor
mensen. GD werkt aan een test die onderscheid kan maken
tussen veld- en vaccinvirus.
Bron: GD.

KNMvD gesloten

Het einde van het jaar komt eraan, en daarbij zoals gebruike-
lijk de feestdagen. Het kantoor van de KNMvD zal gesloten
zijn van maandag 24 december tot en met woensdag
26 december, en van maandag 31 december tot en met dinsdag
1 januari.

Kip met thermostaat

Kippen kunnen zelf de thermostaat in de stal helpen regelen.
De Animal Sciences Group van Wageningen UR werkt aan
een thermometer die voortdurend de temperatuur van de kip
doorgeeft aan een klimaatcomputer. Deze precieze informatie
helpt bij het afstemmen van het klimaat in de stal. De kipther-
mometer komt voort uit onderzoek naar het gebruik van ener-
giezuinige draadloze sensornetwerken in de veehouderij.
Vorige week presenteerden ASG en Alterra de eerste er-
varingen met zo\'n netwerk bij koeien. Melkveehouders en
natuurbeheerders kunnen met het systeem informatie krijgen
over dieren die buiten lopen, onder andere of een dier gaat af-
kalven, ziek is of rijp is voor inseminatie. De techniek kan
ook helpen om dieren binnen een afgebakend terrein te hou-
den zonder afrasteringen te gebruiken.
Bron: wagen in gen iin iversiteit. n l.

Hygiëne bij het melken

Een aantal organisaties zijn op 27 november een landelijke
campagne begonnen om het dragen van melkershandschoenen
te bevorderen. Het betreft het Uiergezondheidscentrum
Nederland (UGCN) samen met LTO Nederland en twee be-
drijven. De campagne wordt ondersteund door de Animal
Sciences Group Wageningen UR. Het idee is dat het dragen
van melkershandschoenen het overdragen van bacteriën tegen-
gaat. Bacteriën kunnen leiden tot mastitis. Handschoenen zijn
makkelijker te desinfecteren en bieden bovendien bescher-
ming tegen \'kloven\' en infecties aan de handen. Het is bekend
dat 25 procent van de boeren al regelmatig melkershand-
schoenen draagt en dat 30 procent dit wel wil proberen. De
campagne heeft als doel deze groep ertoe te brengen met mel-
kershandschoenen te werken. InHchtingen kunnen worden
gewonnen bij Th. Lam:
info@ugcn.nl of 0900-7100071.

Herverkiezing Ereraad

Het stembureau bestaande uit de heer B.G.M. Eussen, me-
vrouw K.T. Hoogendijk en de heer J.A. Westerbeek deelt u
hierbij mede dat mevrouw M.C.B. Strawn-Kampert en de
heer C.J.H.M. Maass zijn herverkozen voor de Ereraad
namens regio Zuid.

-ocr page 504-

Op een melkveebedrijf met zestig
melkkoeien werden twee koeien
dood gevonden in de ligbox. Een
derde koe lag versuft in een box,
maar ging na vijf minuten weer
staan. Bij klinisch onderzoek werd
bij deze koe een hoge en onregel-
matige pols vastgesteld. Twee dagen
later werden in dezelfde rij lig-
boxen opnieuw twee koeien dood aangetroffen. De oor-
zaak bleek gelegen in elektrocutie vanuit een kracht-
stroomkabel. Deze was getrokken door een stalen buis die
aan de voorzijde aan de ligboxen was bevestigd. De waar-
nemingen bij het postmortale onderzoek pasten in het
beeld van elektrocutie.

Plotselinge sterfte op melkveebedrijven kent een groot aantal
oorzaken. Het diagnostische programma \'Consultant\' (1)
levert voor het symptoom \'sudden death\' 241 mogelijke oor-
zaken. Deze zijn ruwweg te verdelen in infectieuze oorzaken
(bijvoorbeeld miltvuur), toxicologische oorzaken (onder an-
dere loodvergiftiging, botulisme, nitraatvergiftiging, blauw-
zuurgas vanuit de mestput), vergiftigingen door planten
(taxus, rododendron et cetera), stofwisselingstoornissen (zo-
als kopziekte, cerebrocorticale necrose), pathologische pro-
cessen (tympanie, torsio mesenterialis, leverabcessen, trom-
bose van de vena cava), bloedingen (lebmaagbloeding,
ruptuur van een arterieel aneurysma) en ongelukken (gebro-
ken nek, elektrocutie).

Wanneer twee of meer koeien tegelijkertijd dood worden ge-
vonden, wordt de lijst van de differentiële diagnose aanzien-
lijk korter Vooral toxicologische oorzaken (zoals taxusvergif-
tiging, botulisme of giftige gassen) en stofwisselingsstoor-
nissen (zoals kopziekte) blijven over. Onderstaand wordt een
casus beschreven waarbij in totaal vier koeien stierven als ge-
volg van elektrocutie.

Casus

Op 12 maart 2007 werd de praktiserende dierenarts (MH) in
consult geroepen door een zelfzuivelende melkveehouder in
verband met de plotselinge dood van twee melkkoeien en af-
wijkend gedrag van een derde. Uit de anamnese bleek dat de
drie koeien twee uren eerder tijdens de ochtendmelking de
verwachte hoeveelheid melk hadden geproduceerd, in de
melkstal geen enkel symptoom van ziekte hadden vertoond
en normaal hun krachtvoer hadden opgenomen. Bij aankomst
waren de twee koeien nog maar korte tijd dood. Ze lagen zes
ligplaatsen van elkaar op de buik in een ligbox, met de ach-
terpoten naar achteren gestrekt op de roosters. De overige
zestig melkkoeien liepen in dezelfde ligboxenstal en vertoon-
den geen afwijkingen.

Uit en
voor de
praktijk

Vier melkkoeien dood door elektrocutie

J. Verhoeff, M.P. Hogendoorn\' en W. Wouda\'

Bij onderzoek van de derde koe met het afwijkende gedrag
viel sufheid op en werd een onregelmatige hartslag gemeten

CD B. V. Postbus 9. 7400 AA Deventer: E-mail: j.verhoeß^gddeventer.com
DAP M.P Hogendoorn, Overgauwseweg 28. 2641 NEPijnacker

Abstract

Two dairy cows were found dead in their cubicles and a
third was found lying dazed in a stall but the animal stood
up 5 minutes later. Two days later, two other cows were
found dead in the same row of cubicles. Death was due to
electrocution caused by an electric wire in a steel pipe
connected to front of the cubicles. Post-mortem findings
supported this diagnosis.

Please note that this article is a non-reviewed contribution. All reviewed contri-
butions can be found in the section \'IVetenschap\'.

met een frequentie van 180. Van dit dier werd bloed afgeno-
men voor klinisch chemisch onderzoek, waarna het werd be-
handeld met één liter van een fysiologische zoutoplossing
(ClearFlex, Baxter Healthcare), met daarin opgelost twee
gram thiamine hydrochloride (Thiamine HCl, Fagron).
Tijdens het infuus daalde de frequentie van de hartslag tot
120, maar de pols bleef onregelmatig. Vervolgens werd
450 milliliter van een calcium-magnesiumoplossing toege-
diend (Ca-Mg infuus, Eurovet). Tijdens het infuus werd de
hartslag bij auscultatie krachtiger, maar hij bleef onregel-
matig. Verder klinisch onderzoek gaf een lichaamstempera-
tuur aan van 39,0 graden Celsius, zonder verdere bijzonder-
heden. Bij de middagmelking gaf dit dier weer de normale
hoeveelheid van achttien liter melk en was de eetlust goed.
Ook van beide dieren die kort tevoren waren overleden, wer-
den bloedmonsters afgenomen en op de praktijk van de
dierenarts onderzocht met de Vettest 8008. EDTA-bloedmon-
sters werden opgestuurd naar Euregio te Valkenswaard voor
een thiaminebepaling. Beide gestorven dieren werden aange-
meld voor sectie, waarna ze de volgende dag (13 maart) wer-
den opgehaald voor sectie bij de GD. In verband met de late
aankomst werden de dieren gekoeld en de volgende dag on-
derzocht. Daarbij werden, behalve autolyse en bij één koe een
geringe chronische distomatose, geen belangrijke afwij-
kingen gevonden. Een gevuld maagdarmkanaal wees erop
dat de dieren tot de dood een goede eetlust hadden gehad. Bij
beide dieren was de uier volop in productie. Bij één dier werd
vloeistof uit de voorste oogkamer afgenomen voor onderzoek
op calcium en magnesium (later bleken de vastgestelde waar-
den normaal). Een intoxicatie werd niet uitgesloten.
De negatieve sectiebevindingen, die wezen op een plotselinge
dood van de dieren, waren voor de patholoog aanleiding om
contact op te nemen met GD-Veekijker met de vraag kennis te
nemen van de situatie op het bedrijf, daarbij rekening houdend
met de mogelijkheid van een intoxicatie. Nadat contact was
gelegd met de practicus bleek dat er op 14 maart \'s ochtends
opnieuw twee koeien dood waren gevonden. Hierna werd in
overleg met de praktijk en de veehouder \'s middags een
bedrijfsbezoek afgelegd door de GD-dierenarts (JV). Inmid-
dels was de GD-ophaaldienst ingeschakeld om deze beide
dieren nog dezelfde dag op de GD aangevoerd te krijgen voor
sectie.

Tijdens het bedrijfsbezoek waren de uitslagen van de onder-
zoeken van het bloed dat op 12 maart was afgenomen, inmid-

-ocr page 505-

dels beschikbaar, met uitzondering van de thiaminebepa-
lingen (tabel 1). Hieruit bleek dat alle waarden normaal
waren, behalve een verhoogde CPK en een afwijkende
ureumwaarde van steeds één van de gestorven dieren. De uit-
slagen die op een later tijdstip ter beschikking kwamen, ga-
ven aan dat ook de thiaminewaarden niet afwijkend waren.
Alle runderen in de stal (ook het dier dat twee dagen tevoren
was behandeld) toonden zich normaal. Ook nu hadden de
twee gestorven dieren die ochtend hun normale hoeveelheid
melk gegeven. Beide dieren lagen op de buik, ditmaal met de
achterbenen onder het lichaam. De dieren lagen twee lig-
plaatsen bij elkaar vandaan in de rij boxen aan de zijde van de
stal waar ook de andere koeien gestorven waren.
Beide dieren werden kort na de aankomst in de sectiezaal on-
derzocht, slechts een beperkt aantal uren nadat ze waren ge-
storven. De sectie vond plaats op hetzelfde moment dat het
bedrijfsbezoek werd uitgevoerd. Ook bij deze dieren leverde
de sectie geen duidelijke afwijkingen op. Bij de ene koe
waren bloedingen aanwezig onder de parietale pleura en
enkele puntbloedingen onder het epicard, de andere vertoon-
de puntbloedingen in de trachea, een chronische ontsteking
van de galgangen wijzend op een doorgemaakte leverbotin-
fectie en een hyperaemische dunne darm. De tweede koe was
drachtig van een tweeling van circa 4,5 maand. Beide koeien
hadden een gevuld maagdarmkanaal en een actief secerne-
rende uier.

Bij het bespreken van de differentiële diagnose van \'plotse-
linge dood van meer dieren\' tijdens het bedrijfsbezoek werd
stilgestaan bij de mogelijkheid van elektrocutie. De veehou-
der gaf aan dat er inderdaad een krachtstroomkabel door de
neusboom was getrokken toen de zijwand uit de ligboxenstal
was verwijderd en was vervangen door een oprolbaar wind-
scherm, waardoor er geen muur meer was om de kracht-
stroomkabel aan te bevestigen. In het achterste deel van de
stal aan het einde van de rij ligboxen was namelijk achter een
houten wand de werkplaats van de veehouder ingericht. Door
de kabel door de buis te trekken, was deze netjes weggewerkt,
terwijl de koeien er niet bij konden.

De sterfte daar ter plekke, de aanwezigheid van de kabel, het
plotselinge intreden van de dood zonder symptomen vooraf,
de normale magnesiumwaardes van de onderzochte dieren en
de bevindingen bij de sectie leidden tot de waarschijnlijk-
heidsdiagnose \'dood door elektrocutie\'. De veehouder was
hier niet onmiddellijk van overtuigd en schroomde niet de
buizen van de boxen vast te pakken. Hij voelde geen stroom
en meende ook dat bij een elektrocutie de stoppen zouden
zijn doorgeslagen. Bovendien was het systeem uitgerust met
een aardlekschakelaar. Verder stonden de andere koeien van
het koppel probleemloos in de boxen. Toch werd besloten om
de koeien uit dit deel van de stal te verwijderen en de beno-
digde voorzichtigheid te betrachten. Op dit bedrijf kwamen
veel bezoekers in verband met de verkoop van de eigen pro-
ducten. De bezoekers haalden graag de dieren aan, die voor
dit doel gemakkelijk bereikbaar waren door het meestal
maximaal geopende windscherm in de zijwand van de stal.
Tijdens het aaien van de koeien leunden bezoekers op de sta-
len buizen van de ligboxen.

Tabel i: Uitslagen van de klinisch-chemische bepalingen van drie dieren, waarvan er twee kort tevoren waren gestorven.

Diernummer

Calcium

8221 (overlevend)
2,56

9213(dood)

2,33

9962(dood)

2,68

Normaal-waarde GD

2,25-3,15 mmol/L

Magnesium

0,80

0,88

1,06

0,78-1,28 mmol/L

CPK

99

1657

83

< 125 U/L

Ureum

4,0

4,4

2,9

3,3-6,6 mmol/L

Fosfor

1,85

1,74

1,90

1,1-2,4 mmol/L

Thiamine pyrofosfaat

113

132

125

10-125 Nanomol/L»

* Volgens opgave Euregio, Valkenswaard.

Door een Uneto-VNl-erkende elektrotechnisch installateur
werden nog dezelfde middag metingen uitgevoerd aan de
krachtstroomkabel en de ligboxen in het betreffende deel
van de stal. Deze installateur constateerde een spanningsval,
wat wees op het weglekken van stroom. Dat de aardlek-
schakelaar hier niet op reageerde wees tevens op een defecte
aardlekschakelaar. Bovendien constateerde hij met de hand
de aanwezigheid van spanning op de stalen buizen. Ook
werd geconstateerd dat de isolatielaag van de krachtstroom-
kabel was doorgesleten op de plaats waar deze uit de buis
trad en door de houten wand de werkplaats binnenging.
Waarschijnlijk was dit de plek waar op sommige momenten
(bij kleine bewegingen van de boxenrij door het duwen van
de koeien) contact werd gemaakt met de ligboxen. Verder
bleek de elektrische bedrading niet te voldoen aan de hui-
dige regels, terwijl de aardelektrode onvoldoende capaciteit
had.

Discussie

Bij de sectie werden geen afwijkingen gevonden die op een
andere doodsoorzaak wezen dan elektrocutie. Een goed ge-
vuld maagdarmkanaal en een uier in productie wezen op een
plotselinge dood. Shaw meldde de afwezigheid van ziekte-
processen in combinatie met bloedingen en congestie na
elektrocutie (3). De overlevende koe had een hoge, onregel-
matige pols en was versuft. \'Circumstantial evidence\' is bijna
altijd het belangrijkst bij het stellen van de diagnose (2).
Hoewel elektrocutie wordt beschreven in de veterinaire hand-
boeken, is er in de wetenschappelijke tijdschriften slechts
weinig over gepubliceerd. Elektrocutie kan worden veroor-
zaakt door blikseminslag in de directe omgeving van het dier
of door contact met voorwerpen die onder elektrische span-
ning staan, bijvoorbeeld vanuit een ondeugdelijke elektrische
bedrading (2).

Er zijn grote individuele verschillen in de gevoeligheid voor
elektrische stroom. De gevoeligheid hangt onder andere af van
de geleidbaarheid (in ohm\'s) van het lichaam. Een mens met
een droge huid heeft een weerstand van 10.000 ohm, terwijl er
bij een natgemaakte huid een weerstand is van 1000 ohm (5).
De lichaamsweerstand van het rund is lager en bedraagt tussen
de 300 en 1000 ohm (4). Dit betekent dat er door het lichaam
van het rund vrij snel een stroom gaat lopen, die effect kan
hebben op het hart. Dit maakt een rund gevoeliger voor elek-
trische stroom dan de mens.

Het effect op het hart is het grootst als de stroom door de
borstkas gaat. In het hier beschreven geval is de stroom waar-
schijnlijk van de stalen buis, via de neus, door de borstkas
geleid naar de achterbenen, omdat die op de natte roosters
zorgden voor een optimaal contact.

-ocr page 506-

Bij de mens ican wisselstroom met een voltage van 110 tot
220 volt die een fractie van een seconde door de borst gaat,
ventrikelfibrillatie veroorzaken bij een stroomsterkte van
soms minder dan 60 mA (5). De ventrikelfibrillatie is als re-
gel dodelijk. Bij de mens zijn al doden gevallen bij spannin-
gen van slechts 32 volt, maar de meeste sterfgevallen worden
veroorzaakt door spanningen van meer dan 250 volt. Kracht-
stroom heeft een spanning van 400 volt en is in dit kader dus
zeer gevaarlijk. Omdat de totale energiestoot voor elektrocu-
tie niet meer dan enkele tientallen watts {400volt x 60mA=
24W) hoeft te bedragen, springen de stoppen in veel gevallen
(bijvoorbeeld 10 A x 230V= 2300W) niet.
Het plaatsen van een aardlekschakelaar geeft extra veiligheid
ten opzichte van de algemeen gebruikelijke smeltveiligheid.
Een aardlekschakelaar ontdekt een onbalans tussen de aan-
voerende stroomdraad en de afvoerende. Als er verschil in
stroom is tussen beide draden, betekent dit dat er stroom weg-
lekt en wordt het circuit in een onderdeel van een seconde on-
derbroken. In de hier beschreven casus functioneerde de
aardlekschakelaar niet of althans niet snel genoeg, waar-
schijnlijk ten gevolge van een defect.

Vrij regelmatig worden runderen dood gevonden door blik-
seminslag in een boom of paal in de nabijheid van het dier.
Dit wordt veroorzaakt doordat de boom de stroom via de
wortels overdraagt aan de bodem. De bodem heeft een rela-
tief hoge weerstand, waardoor er over een afstand van enkele
meters een sterk spanningsverval optreedt. Doordat de voor-
en achterbenen van een rund zich vrij ver uit elkaar op de
grond bevinden en de geleidbaarheid van het lichaam beter is
dan die van de bodem, gaat er door het rund van voor naar
achter (of vice versa) een stroom lopen via de borst. Bij de
mens staan de benen dichter bij elkaar op de grond en in com-
binatie met de hogere lichaamsweerstand betekent dit een ge-
ringere gevoeligheid voor overlijden na een blikseminslag in
een nabije boom. Hierbij speelt mee dat de stroom bij de
mens niet via de borst van het ene been naar het andere gaat.
Een ander probleem is dat van de inductiespanning. Hierbij
bevinden zich lage spanningen (I tot 10 volt) op stalen voor-
werpen (4). Als runderen deze voorwerpen aanraken, krijgen
ze een schok, waardoor ze schrikken en onrustig worden.
Door de lagere lichaamsweerstand zijn koeien ook hiervoor
gevoeliger dan de mens. Vaak ontstaan problemen met induc-
tiespanning doordat een stroomdraad met onvoldoende capa-
citeit wordt gebruikt. Bij kortdurende overbelasting van de
draad (bijvoorbeeld bij het starten van een elektromotor) ont-
staat een spanningsverschil tussen het begin en het einde van
de stroomaanvoerende draad. Hierdoor ontstaat ook in de
\'neutrale\' of stroomafvoerende draad een spanningsverschil
met de aarde, dat kan worden overgedragen op metalen voor-
werpen. Dit wordt verergerd door slechte koppelingen, slech-
te aarding en foute bedradingen (4).

Voor
de praktijk

Over het geheel genomen zijn de elektrische bedradingen op
de boerderijen de laatste decennia sterk verbeterd. Dit heeft
geleid tot een afname van het aantal ongelukken met elektro-
cutie van rundvee. In het hier beschreven geval dacht de vee-
houder de krachtstroomdraad netjes aan het zicht te onttrek-
ken door hem door de neusboom te trekken. Blijkbaar was er
echter in de loop van de jaren toch slijtage ontstaan aan de
isolatielaag van de krachtstroomkabel op de overgang van de
buis naar de wand, waardoor de stroomvoerende draad op
sommige momenten contact kreeg met de buis (misschien als
er door de koeien tegen de box werd geduwd, of door vocht).
Gelukkig zijn er geen mensen het slachtoffer geworden, wat
door het grote aantal bezoekers op de boerderij zeker tot de
mogelijkheden had behoord.

Literatuur

1. White ME. Consultant, a Diagnostic Support System for Veterinary
Medicine.
www.vet.corneU.edu/consultant./Consult.asp (bezocht op 20
maart 2007).

2. Merck Veterinary Manual. Lightning Stroke and Electrocution, http://
www.merckvetmanuul.cum/mvm/index.jsp
(bezocht op 20 maart 2007).

3. Shaw JM. Electrocution ofhorses and cattle. Vet Rec 1998; 142: 376.

4. Smith CA. Strayvoltage: Real Problem or Red Herring? J Am Vet Med
Assoc 1994; 204: 1341-1346.

5. Wikipedia, the Free Encyclopedia. http://en.wikipedia.org/wiki/Elec-
tric_shock
(bezocht op 20 maart 2007).

m gaat VERDER...

-ocr page 507-

NIEUW en
UNIEK

Sientrol, een uniek op maat
gemaakt gewichtbeheersings-
programma voor honden met
overgewicht en obesitas:

t Maandelijkse evaluatie van de dosering
in de dierenartspraktijk

I Mag worden voorgeschreven tot het
gewenste gewicht is bereikt (maximaal
12 maanden)

Met Sientrol kunt u:

NU

BE

ZIJN
GEWICHT

^PP^Een veilig, geleidelijk
gewichtsverlies bereiken

Het aanleren van een gezondere
leefstijl gemakkelijker maken

SLENTROL®, WERKZAME STOF: dirlotapide • EU/2/07/071/001-003 REG NL 10545 UDA • DIERGENEESMIDDEL, orale oplossing (20, 50 en 150 ml) • DOELDIER: hond • INDICATIES: hulpmiddel bij de behandeling van overgewicht
en obesitas bij volwassen honden. Te gebruiken als onderdeel van een integraal gewichtscontrole programma met daarbij inbegrepen de benodigde aanpassingen van dieet en lichaamsbeweging • TOEDIENINGSWIJZE EN DOSERING:
le aanbevolen aanvangsdosis van het product is 0,05 mg/kg aanvankelijk lichaamsgewicht (0,01 ml/kg/dag). Na 2 weken therapie dient de aanvangsdosis (aantal mi\'s) verhoogd te worden met 100% (verdubbeld). Na de eerste 4 weken
therapie dienen de honden maandelijks gewogen te worden waarbij de dosis maandelijksaangepast wordt op geleide van het effect zoals beschreven in de bijsluiter. De duur van de therapie mag niet meer bedragen dan 12 maanden
en de dosis van het product mag een maximum van 0,2 ml/kg actueel lichaamsgewicht (1 mg/kg dirlotapide) niet overschrijden. Het product eenmaal per dag toedienen, direct in de bek of met een kleine hoeveelheid
voer • CONTRAINDICATIES: niet gebruiken bij: honden in de groeifase, drachtige of lacterende honden, dieren met een slechte leverfunctie, dieren met een overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of
een van de hulpstoffen, dieren waarbij het overgewicht of de obesitas veoorzaakt wordt door een onderliggende systemische ziekte zoals hypothyreoidie of hyperadrenocorticisme, en katten, vanwege
het risico op het ontwikkelen van hepatische lipidose • BIJZONDERE VOORZORGEN: bij honden, potentieel verdacht van een leveraandoening of -dysfunctie, dient de leverfunctie beoordeel
te worden voordat begonnen wordt met een behandeling met het product. Elke klinische aanwijzing van een leveraandoening of -dysfunctie gedurende de behandeling dient onderzocht
te worden door middel van een beoordeling van de leverfunctie. Als er enige aanwijzing is dat er progressieve leverbeschadiging of -dysfunctie optreedt, dient de behandeling te
worden gestaakt. Gedurende de behandelingsfase dient een complete en uitgebalanceerde voeding gegeven te worden. Na afloop van de behandeling kunnen dieren weer
m gewicht toenemen. Om deze terugval te vermijden is het noodzakelijk dat de dieren gevoerd worden naar hun onderhouds-energie behoefte. In geval van braken,
diarree of een significant gebrek aan eetlust of overmatig gewichtsverlies dient de behandeling onderbroken te worden en een dierenarts geconsulteerd te worden
Er zijn bij de doeidieren geen vruchtbaarheidsstudies uitgevoerd, het gebruik bij fokdieren dient ondenworpen te worden aan een baten/risicobeoordeling
BEWAREN: in de oorspronkelijke container. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. • BIJWERKINGEN: braken, soms vergezeld gaande van
verschijnselen als lethargie, anorexie of diarree. Sporadische en milde ALT verhoging tot 4 maal de hoogste referentiewaarde, niet geassocieerd
met histopathologische lever laesies of merkbare veranderingen in andere lever parameters • VERDERE INFORMATIE: zie bijsluiter, of neem
contact op met Pfizer Animal Health (e-mail: secretariaat.ahg0pfizer.com)

slentrOl

dirlotapide

MINDER GEWICHT. MEER PLEZIER.

Pfizer Aiiinial Health

-ocr page 508-

BackHome BioTec®
Onbreekbaar en weefselvriendelijk

DpMmale biocampaHbilitei^
20% lichter dan een glazen transponder
Onbreekbaar, en dus veiliger
Geschikt voor alle diersoorten

Het valt niet te ontkennen: een onbreekbare transponder
geniet de voorkeur

Gelukkig zijn steeds meer dierenartsen overtuigd: een klein verschil in prijs kan
geen reden zijn om te kiezen voor een omhulsel van het breekbare bioglas als
door nieuwe ontwikkelingen een goed alternatief beschikbaar is. Uw cliënten
willen, voor een gering prijsverschil, ook geen onnodig risico lopen als u ze
voor de keuze zou stellen. Het omhulsel van BackHome BioTec transponders is
gemaakt van de biopolymeer Vectra A530. Dit is niet alleen onbreekbaar maar
ook het meest weefselvriendelijke materiaal dat op dit moment beschikbaar is.
Onderzoeken in het laboratorium* en onder praktijkomstandigheden* hebben
de voordelen van Vectra A530 ten opzichte van bioglas bevestigd.
Daarom: glas in de glasbak - niet in de patiënt!

BackHome BioTec: de onbreekbare doorbraak

\'Data on nie

BackHome^

BioTec

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV. Tel: 0342-427 127 ofwwvy.virbac.nl

-ocr page 509-

Paardenmiddel

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Volgens Van Dale is een paardennniddel
een \'heftig maar doeltreffend middel\'.
In Nederland magfenylbutazon deze
titel wel dragen: het gebruik ervan is
strikt gereguleerd en hoewel het geen
heel erg sterke pijnstiller is, kan het
gebruik ervan heftig uitpakken. Som-
mige tuchtzaken kunnen ook worden
gezien als paardenmiddel, alleen dan
is de vraag waar de doeltreffendheid precies in schuilt.

Het paard

De vierjarige ruin Vincent heeft Icolielcverschijnselen.
De behandeling door de dierenarts met oraal
paraffine en injecties met Finadyne wer-
pen niet direct vruchten af, wat voor
de eigenaar reden is om diezelfde
dag nog een andere dierenarts te
laten komen. Die dierenarts
doet precies hetzelfde, maar
het paard knapt niet op.
Gelukkig is de eerste
dierenarts buitengewoon
actief; als hij niets van de
eigenaresse hoort, belt
hij die avond nog om te
vragen hoe het met het
paard is, cn hoewel de
eigenaresse hem vertelt
dat het goed gaat, legt hij
de volgende dag uit zich-
zelf een visite af Daar ont-
dekt hij dat een andere dieren-
arts ook diverse injecties heeft
toegediend, maar ondanks die
injecties maakt het paard het niet
bijzonder goed. De dierenarts advi-
seert de eigenaresse het paard te laten
opereren in een gespecialiseerde kliniek, maar
de eigenaresse voelt daar niets voor. Dan biedt de dierenarts
aan om het paard in zijn eigen kliniek op te nemen, zodat hij
in ieder geval een vochtinfuus kan aanleggen.

Het middel

Zo geschiedt het. In de kliniek wordt het paard op de plaats
waar het infuus moet worden aangebracht geschoren, gewas-
sen en ontsmet en er wordt een over de naald katheter inge-
bracht en vastgehecht, zodat de volgende dag indien nodig
makkelijk opnieuw een infuus kan worden aangekoppeld.
Dat is niet nodig, want na negen liter fysiologisch zout is het
paard zover opgeknapt dat de katheter kan worden verwijderd
en het paard naar huis mag. De volgende dag heeft het paard
een zwelling in de borst ter hoogte van het sternum.
Furosemide en een antibioticum moeten uitkomst brengen,
maar de zwelling verplaatst zich naar boven. Als de dieren-
arts het paard na een week opnieuw ziet, heeft hij geen andere
NSAID\'s op voorraad dan fenylbutazon, dus maakt hij ge-
bruik van dit paardenmiddel, samen met ekyflogylzalf, en ad-
viseert hij de eigenaresse om bij twijfel over de genezing
contact op te nemen. Daarna is het vijf dagen stil. Dan belt de
eigenaresse echter opnieuw met de praktijk, nu omdat er pus
uit het infuuswondje komt. De assistente adviseert om de die-
renarts te laten komen, maar daar voelt de eigenaresse niets
voor, dus het blijft bij een advies van de assistente om het
wondje schoon te houden. Twee dagen later maakt een andere
dierenarts de infectieplaats open en schoon. Het paard knapt
op, maar er blijft een zwelling aanwezig in de hals, wat vol-
gens de eigenaresse de schuld is van de dierenarts.

Veterinair
tuchtrecht

Het paardenmiddel

Het Tuchtcollege vindt de behandelingen
voor de koliek niet veterinair onjuist en
wil ook niet zonder bewijs aannemen
dat de zwelling te wijten is geweest
aan het toegediende infuus. Ook het
laten zitten van een katheter voor
een volgende medicatie is niet
veterinair onjuist te noemen, dus
tot zover is er niets aan de hand.
Waar de dierenarts echter bij de
koliek zeer actief was, heeft hij
het bij de behandeling van de
thrombophlebitis aan de eige-
naar overgelaten om te bepalen
wanneer ze contact met de dieren-
arts wilde opnemen. Gelet op de
ernstige aard van de aandoening
was ook daar een actievere opstel-
ling gewenst geweest. De dierenarts
had zich in die periode in ieder geval
zelf op de hoogte behoren te stellen van de
toestand van het paard.

Heftig maar doeltreffend

Daarnaast is er nog een probleempje: het gebruik van fenyl-
butazon. Op zichzelf was de therapie met een NSAID en een
antiflogistische zalf niet onjuist, maar fenylbutazon is nu een-
maal niet toegestaan en de dierenarts geeft toe dat hij hiervan
op de hoogte was. Hij koos naar eigen zeggen voor dit middel
omdat hij geen andere NSAID\'s op voorraad had. Dat moge
zo wezen, maar volgens de Diergeneesmiddelenwet is dit
middel niet toegelaten voor toepassing bij paarden en in de
vaste jurisprudentie van het Tuchtcollege wordt overtreding
hiervan de dierenarts zwaar aangerekend. En zelfs al heeft de
eigenaresse hier niet over geklaagd, toch had de dierenarts
Metacam of Quadrisol moeten gebruiken, aldus het Tucht-
college. De dierenarts krijgt een berisping opgelegd. Het
paard is genezen, en dierenarts waarschijnlijk ook, maar dan
vooral van deze cliënt. En of dat nu het doeltreffende middel
was waar de cliënt naar streefde?

-ocr page 510-

Rond half juni dit jaar kreeg ik een
e-mail van de eigenaar van een
kwekerij/mesterij van Afrikaanse
meervallen
(Clariasgariepinus).
Er waren problemen opgetreden
bij meervallen die bijna op con-
sumptiegewicht waren. Zij kregen
rode vinnen en staarten, met veel
slijm op de huid en een aantal ging
dood.

Omdat bovengenoemde verschijnselen niet specifiek zijn
voor een bepaalde ziekte was nader onderzoek nodig. Uit
sectie bleek dat van de huid
Aeromonas sp. en Pseudomonas
sp.
geïsoleerd konden worden. Deze bacteriesoorten zijn bij-
na op iedere vissoort te vinden. De meest voor de hand lig-
gende andere oorzaak voor de symptomen is een afwijkende
waterkwaliteit. De waterparameters gaven aan dat het gehalte
aan ammoniak en nitriet in het bassinwater sterk verhoogd
was. Omdat zowel ammoniak als nitriet giftig is voor vissen
kan een verhoging huid- en kieuwirritatie veroorzaken, met
als gevolg meer slijmvorming, schuren en springen. Door de
stress vermindert ook de afweer van de vissen, waardoor bac-
teriën, virussen en parasieten kunnen toeslaan.
Mijn advies was om de kwaliteit van het zwemwater te ver-
beteren. Water verversen, minder vis per bassin of minder
voeren geeft een directe verbetering. Deze maatregelen gaven
wel vermindering van de klachten, maar volgens de eigenaar
kon het resultaat nog beter en hij vroeg mij of het mogelijk
was half oktober een werkbezoek van twee dagen te brengen
aan zijn meervalkwekerij/mesterij in Lagos, Nigeria.

Opvang ter plaatse

Het bleek met assistentie mogelijk enkele dagen vrij te ma-
ken en ik vroeg wat voor een bezoek aan Nigeria nodig was.
Voor Nigeria is een visum nodig, malariapreventie en een en-
ting tegen gele koorts. Binnen twee weken was dit voor el-
kaar, hoewel ik het visum pas kreeg op de dag voor het ver-
trek. Opvang ter plaatse was geregeld en ik zou van en naar
het hotel en de kwekerij worden rondgereden door een auto
met chauffeur. Ook ging men akkoord met mijn voorgestelde
werk- en reisdagvergoeding. Op Schiphol zou mijn ticket
klaarliggen.

Berichten

verslagen

Een bijzondere vistrip

Peter Werkman

Vrijdagmiddag vertrok ik met de KLM op een rechtstreekse
vlucht van zes uur (business class) naar Lagos. Aldaar was
het inmiddels donker en na een vlotte bagagecontrole (alleen
handbagage) werd ik door een chauffeur en begeleider naar
een hotel op 45 minuten rijden van het vliegveld gebracht.
Op de weg was het een enorme verkeersstroom van vracht-
wagens zonder of met één licht, en zonder uitlaat. Overal
reden en stopten gedeukte oude busjes (waar in Nederland
maximaal negen man in kunnen) met een man of vijftien in
en buiten de deuren hangend. Veel brommers en motoren met
twee of drie man erop - uiteraard zonder valhelm - crosten
overal tussendoor. Het merendeel van de bevolking in Lagos
(veertien miljoen inwoners) lijkt op straat, in een auto of in
een golfplaten hutje te leven.

Er was voor mij een kamer gereserveerd in een enorm hotel
van veertien verdiepingen (uiteraard bewaakt, net als alle ove-
rige gebouwen) met uitzicht over een lagune met aangemeer-
de zeeschepen. Enorme plakkaten waterhyacinten dreven
heen en weer met eb en vloed. Het was een kamer met alles
erop en aan, televisie met Discovery, CNN en enkele lokale
zenders. De volgende morgen zou ik rond half elf worden op-
gehaald. Het was dertig graden, miezerig en klam weer.

Inheemse vis

Rond elf uur kwam de chauffeur met begeleider en we reden
naar de kwekerij/mesterij. Midden in een woonwijk, achter
een grote afrastering met bewaking, wordt in een voormalige
slachterij vierhonderd ton meerval per jaar geproduceerd. De
meervallen worden levend verkocht op lokale markten. Het is
een inheemse vis. Naast het kweken van meervallen verwerkt
het bedrijf garnalen en andere vissoorten en vriest deze in.
De vissen en garnalen zijn gevangen met een eigen vloot van
24 schepen. Het verwerken voldoet aan de strengste hygië-
nische eisen om export naar Europa en Amerika mogelijk te
maken. Na met de manager van het bedrijf en de bedrijfs-
leider (beiden uit India) de problemen van het bedrijf te heb-
ben doorgesproken, heb ik de diverse afdelingen bekeken.
Meervalvrouwtjes worden met vrouwelijk hormoon paairijp
gemaakt en daarna worden de eieren afgestreken en ver-
mengd met hom van een (gedood) mannetje. Bij de keuze van
de ouderdieren wordt rekening gehouden met voedercon-
versie, ziekteresistentie, vleespercentage en het gedrag. Men
wil geen vechters of springers, maar wel snelle groeiers. De
bevruchte eitjes worden op een zeef in licht doorstromend
water gelegd. Een dag na de bevruchting komen de eieren uit
en kruipen de jonge larijes door de zeef omlaag. Na ander-
halve dag worden de zeven met de niet uitgekomen eieren
verwijderd en meteen de eerste dag worden de jonge visjes al
gevoerd met artemia (roeipootkreeftjes). Na enige tijd gaan
de visjes over in grotere bakken en krijgen ze korrelvoeding
(uit Nederland). Op geregelde tijden worden de vissen gesor-
teerd op grootte en gewicht. Bij de voortplanting en bij de
bakken met jonge visjes deden zich weinig problemen voor.

Nitrificatieproces

Naarmate de vissen groter worden, wordt er meer gevoerd en
raken de bassins voller. Meervallen zijn vissen die in vrij

-ocr page 511-

grote aantallen in beperkte ruimte moeten zwemmen, anders
treedt kannibalisme op. Dat betekent ook dat er veel afval-
stoffen worden geproduceerd per liter water.
In een biologisch filter wordt ammoniak (dat ontstaat bij de
afbraak van eiwitten uit de voeding) met zuurstof en Nitroso-
masbacteriën omgezet in nitriet (N02-), en dat wordt weer
met zuurstof en Nitrobacterbacteriën omgezet in het veel
minder schadelijke nitraat (N03-). De hoeveelheid zuurstof
in het biofilter, het aantal aanwezige bacteriekolonies, de
temperatuur, de hardheid van het water en de pH hebben ster-
ke invloed op het verloop van dit nitrificatieproces.
Met de bedrijfsleider heb ik watermonsters laten nemen van
het direct uit het biofilter stromende \'schone\' water en water
uit een afmestbassin.

Normaal gesproken moeten de waarden van ammoniak en
nitriet in het water dat uit het biologische filter komt, (veel)
lager zijn dan in het bassinwater. Onze testen toonden echter
aan dat er een even sterk verhoogd gehalte aan ammoniak en
nitriet in beide monsters zat. Door de laag gehouden pH
(6 tot 6,5) was praktisch alle ammoniak aanwezig in de vorm
van het niet giftige ammonium (NH4 ). Maar het nitriet-
gehalte was beduidend te hoog. Dit lijkt de mogelijke oorzaak
voor de bij de meervallen gevonden aandoeningen.
De bedrijfsleider heeft in Nederland enkele bezoeken ge-
bracht aan meervalkweekbedrijven. Het is hem opgevallen
dat ondanks het feit dat de visdichtheid in Nederland groter is
cn de vissen nog meer voer krijgen, het water uit het biofilter
schoner is dan in Nigeria. Alle Nederlandse bedrijven hebben
namelijk een veel grotere capaciteit aan biologische filtratie.
Om het probleem te verhelpen zijn meerdere adviezen moge-
lijk. Minder vissen per bassin en/of minder voeren belast het
biologische filter minder. Maar deze opties waren voor de be-
drijfsleiding niet aanvaardbaar. Er moet immers productie
worden gemaakt. Omdat meer water verversen of zout toe-
voegen (om het schadelijke effect van nitriet op de vissen te
verminderen) de oorzaak van het probleem niet wegneemt,
moet een verbetering van de kwaliteit van het water worden
gezocht in de vergroting van de biologische filtercapaciteit
(in dit geval tweemaal zo groot).

Beschermde diersoorten

Na het onderzoek te hebben besproken met de bedrijfsleiders
nam de manager mij mee naar een horecalocatie aan de rivier.

Hier proefde ik lokaal bier, geroosterde reepjes geitenvlees en
garnalen. Hele snelle speedboten en vissersboten werden afge-
wisseld met kleine houten bootjes die door mannen met ped-
dels werden voortbewogen. Aan het begin van de avond (het is
om half zeven volledig donker) werd ik bij mijn hotel afgezet.
Zondag zou men mij wat van Lagos laten zien. Allereerst
reden we naar een lokale markt waar veelal jonge kooplieden
vanuit oude containers hun producten toonden. Er is veel
groot houtsnijwerk zoals lange giraffen en andere dier-
soorten. Ook worden voorwerpen gemaakt van ivoor en hui-
den van beschermde diersoorten te koop aangeboden. In geen
enkele winkel zijn ansichtkaarten of foto\'s van Lagos te koop.
Bij een kijkje langs een oceaanstrand bleken er meerdere jon-
gelui te lopen die van plan waren iets van ons te pakken te
krijgen, en mijn begeleider werd van een geldbedrag beroofd.
In het verkeer werd continu gereden met de portieren op slot.
Men weet dat bij verkeersopstoppingen jongeren langskomen
die spullen uit de auto\'s proberen te halen. Vervolgens brach-
ten wij een bezoek aan het nationale museum van Lagos. Een
charmante donkere jongedame in klederdracht gaf uitleg bij
de kunstvoorwerpen, kostuums en foto\'s. Tijdens het bezoek
van ongeveer een uur vielen het licht en de airconditioning
viermaal uit, maar meestal was er na een paar minuten weer
stroom. Het hoogtepunt van de uitstalling was een grote Mer-
cedes waarin zes jaar geleden het hoofd van het leger was
doodgeschoten. De kogelgaten in deuren en banken waren
goed belicht.

De machthebbers blijken het door de vondst van olie ver-
kregen geld niet te willen besteden aan verbeteringen van de
infrastructuur. Er wordt niet of nauwelijks onderhoud ge-
pleegd aan wegen en bruggen. Daardoor worden gaten niet
hersteld en door het ontbreken van de afvoer van overtollig
water staan op veel wegen enorme plassen. Jongens maken
hiervan weer gebruik door hun motorfietsen in het water te
zetten om deze en zichzelf te wassen. Bij olieopslagtanks
staan honderden tankwagens achter elkaar geparkeerd. Ze
zijn van alle merken, uit alle landen, en meerdere dragen nog
de volledige belettering van het vorige (soms Nederlandse)
bedrijf De chauffeurs leven op en in hun trucks. Zondag is
het wasdag en alle railingen van bruggen en viaducten
hangen vol met drogend wasgoed.

Terugvlucht

Mijn terugvlucht was zondagavond om 22.30 uur, maar ik
moest voor 19.00 uur door de douane zijn, omdat de beamb-
ten daarna niet meer werkten. Op weg naar het vliegveld werd
vanuit de auto iemand op het vliegveld gebeld. Deze man
mocht overal doorlopen en loodste mij snel langs alle autori-
teiten. Natuurlijk kreeg hij hiervoor wat geld toegestopt. Na
een kort verblijf in de \'business lounge\' ging ik aan boord en
ik arriveerde maandagmorgen om vijf uur op Schiphol. Te-
rugkijkend was dit weer een interessante en leerzame onder-
breking van het dagelijkse praktijkwerk.

Peter Werkman is dierenarts voor gezelschapsdieren en
vissen in Leusden.

-ocr page 512-

Vol interesse heb ik het artikel gele-
zen over de hond met alveolaire echi-
nococcose in het TvD van 1 novem-
ber. De oplettende lezer heeft in het
Jaarverslag 2006 van de KNMvD (pa-
gina 30) al gelezen dat wij vorig jaar
in onze gezelschapsdierenpraktijk
ook een hond hebben gezien die
doodziek was door een infectie met
een blaasworm in de lever, veroorzaakt door
Echinococcus
multilocularis.

In juni 2006 kreeg ik een ernstige zieke labradorreu van vijf
jaar oud in de dienst. De hond at sinds een paar dagen slecht
(zeer vreemd voor een gecastreerde labrador), vertoonde
sinds een tijdje polyuria en polydipsia (PUPD) en was iets af-
gevallen ondanks een toegenomen buikomvang. De hond was
zeer gevoelig bij buikpalpatie, vooral vóór in de buik, waarbij
de lever en de milt vergroot aanvoelden.
Nader onderzoek toonde een lichte anemie en verder een totaal
normaal bloedbeeld. Buikfoto\'s en echo van de buik toonden
een grote lever en milt en een proces, dat waarschijnlijk uit-
ging van de lever. De dag hierna was de hond erg verslechterd
en voerde mijn collega een proeflaparotomie uit. Tijdens de
operatie bleek de hond een enorme \'tumor\' (15 bij 10 centi-
meter) van de linker mediale leverlob te hebben. Verder waren
er in het
Omentum enkele kleine \'uitzaaiingen\' zichtbaar met
diameters van 0,5 centimeter. De aangetaste leverlob met het
gezwel hebben we verwijderd en een deel hiervan werd inge-
stuurd voor pathologie (Valuepath). De hond herstelde redelijk
snel van de operatie en kreeg een synuloxkuur voor veertien
dagen. Voor ons was het verder wachten op de uitslag.
Groot was onze verbazing toen het om het blaaswormstadium
van
Echinococcus multilocularis bleek te gaan! Een mede-
werker van het RIVM nam direct contact met ons op en heeft
ons goed geadviseerd in het verder handelen ten aanzien van
de eigenaar. Dat betekende: direct starten met praziquantel en
uitzoeken of de hond ook uitscheider van eieren dus eindgast-
heer was, om te beoordelen of hij ook een risico was voor zijn
omgeving (de mens). Het gezin bestond uit vier personen
waaronder twee jonge kinderen. Gelukkig was de hond geen
uitscheider. Vervolgens hebben we het gezin dringend ver-
zocht contact op te nemen met hun huisarts.
Voor mij als dierenarts was de centrale vraag: hoe moet ik die
hond nu verder behandelen om de uitgroei van kleine blaas-
wormen te voorkomen? De literatuur hierover was vrij sum-
mier. Veel honden zijn namelijk al dood voordat de diagnose
wordt gesteld en een deel van de honden wordt geëuthana-
seerd tijdens een proeflaparotomie waarbij \'levertumor(en)
met uitzaaiingen\' worden gediagnosticeerd. Zoals het duide-
lijke protocol van het bovengenoemde artikel aangeeft, blijkt
albendazol 10 mg per kilogram de beste behandeling te zijn.
Sommige schrijvers hebben het over minimaal twee jaar be-
handelen, andere artikelen beschrijven een levenslange be-
handeling. Wij hebben het laatste geadviseerd. De hond krijgt
nu elke dag 1,5 schapenbolus (Valbazen) en dat gaat prima.
Via onze humane apotheek konden we het middel ook bestel-
len, maar dat was vele malen duurder.
De eigenaar heeft ons een opsomming gegeven waar ze alle-
maal geweest waren met de hond en daaruit bleek dat ze fre-
quent naar de Zwitserse en Oostenrijkse Alpen zijn geweest.
Het vermoeden bestaat dat de Labrador daar besmet is geraakt
(hoewel hij ook een paar maal in Zuid-Limburg is geweest...).
Inmiddels is de eigenaar verhuisd naar Dieren (een vosrijk
gebied ...). Vorige maand mailde hij dat het nog steeds heel
goed gaat met de hond.

ingezonden

De discussie in onze praktijk naar aanleiding van dit bijzon-
dere geval ging vooral over de volgende punten:

• Leverlobresectie is mogelijk.

• Een macroscopisch waargenomen tumor kan iets heel an-
ders blijken te zijn.

• Doe altijd handschoenen aan bij het snijden van een biopt
na de operatie (zoönose!).

• Geef alle dieren die naar landen gaan waar de vossenlint-
worm endemisch is, een goed advies ten aanzien van ont-
worming (dus niet alleen het \'Middellandse zee-verhaal\').

• Informeer assistentes dus goed. Zij geven dc eigenaar vaak
advies bij het reizen met hun huisdier.

Marcellen Baerveldt, Dierenartsenpraktijk Baerveldt al Schuur,
Gouda,
lnfo(5)dierenartsgouda.nl, www.dierenartsgouda.nl

Reactie op het artikel ^Een hond met alveolaire echinococcose\'

Reactie van mw. Van der dessen

Zoals blijkt uit de reactie van collega Baerveldt op het arti-
kel \'Een hond met alveolaire echinococcose\', is de hierbo-
ven beschreven hond de tweede patiënt waarbij in Neder-
land het tussengastheerstadium van
E. multilocularis werd
gediagnosticeerd. De medewerker van het RIVM, onderge-
tekende, is op het spoor van deze hond gezet door dr. H.
Cremers, collega parasitoloog, die het materiaal na de lever-
resectie heeft onderzocht. Zo was het mogelijk om snel de
dierenarts te bellen en in samenspraak met collega Nijsse,
faculteit Diergeneeskunde, te adviseren wat te doen bij een
tot nog toe zeldzame bevinding. Gelukkig gaat het nog
steeds goed met deze hond. Dat de hond op het moment van
onderzoek geen uitscheider was van de eieren van
E. multi-
locularis,
is inderdaad gelukkig, maar dat wil niet zeggen
dat de hond geen uitscheider is geweest. Het kan wel dege-
lijk voorkomen dat de hond toch een periode uitscheider is
en dus een risico is geweest voor de mens. Het is dan ook
altijd belangrijk de eigenaar in te lichten over deze aandoe-
ning en contact te laten opnemen met de huisarts. Ook ont-
wormen na een bezoek of vakantie in een endemisch gebied
van
E. multilocularis (inclusief Zuid-Limburg en Oost-Gro-
ningen) is daarom belangrijk. Uit algemeen hygiënisch oog-
punt (GVP) is het altijd belangrijk handschoenen te dragen
bij onderzoek van het biopt, maar de mens is niet gevoelig
voor de tussengastheervorm, alleen voor de eieren van de
parasiet. Biopten van tussengastheren leveren dus uit zoö-
notisch oogpunt geen direct gevaar op. Voor meer informa-
tie over
E. multilocularis en andere zoönosen, bezoek onze
website
www.ziekdoordiernl.

joke van der Glessen,RIVM

-ocr page 513-

De wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde
bedankt prof. dr. H.W. Barkema, mevrouw dr.
S.F.M. Bhatti, drs. H.A. Beijer, drs. S. Boerma, dr. R. Boos-
man, mevrouw dr. A. Bouma, prof dr. H.J. Breukink, prof dr.
B. Colenbrander, dr. P. Deprez, dr. H.F. Egberink, dr. M. Eys-
ker, mevrouw prof dr. J. Fink-Gremmels, dr. T. Geudeke, dr.
J. Goudswaard prof dr. E. Gruys, prof dr. J.A.P. Heester-
beek, dr. G.A. Hooijer, dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh, dr. M.
F de Jong, dr. L. van Keulen, dr. W.R. Klein, prof dr F. van

Bedankt!

Knapen, dr H.S. Kooistra, dr R. Kuiper, mevrouw dr M.H.
Mars, dr A. van Nes, prof dr A.D.M.E. Osterhaus, dr ing.
P.A.M. Overgaauw, dr W.H.M. van der Poel, prof dr dr A.
Rijnberk, dr G.R. Rutteman, dr ing. J.Th. Schonewille, prof
dr Y.H. Schukken, dr L. Vlaminck, mevrouw drs. H.E. Vrie-
ling, prof. dr J.A. Wagenaar, dr Th. Wensing, prof dr G.H.
Wentink, mevrouw dr 1. Westerhof en prof dr R Zwart voor
het beoordelen van de wetenschappelijke artikelen over het
jaar 2007.

Onderpootprothese voor honden en katten

De levenskwaliteit van honden en katten die een poot
moeten missen, kan in een aantal gevallen behoorlijk
worden verbeterd met de introductie van een onderpoot-
prothese. Het Nederlands KankerFonds voor Dieren
(NKFD) heeft onderzoek gedaan naar de toepassings-
mogelijkheden van onderpootprotheses. Deze protheses
worden in landen als Canada en de Verenigde Staten al
volop ingezet. Nu is dat ook mogelijk in Nederland.

De resultaten van het NKFD-onderzoek waren dermate hoop-
gevend dat het NKFD heeft gezocht naar de mogelijkheid om
ook in Nederland te komen tot de productie van onderpoot-
protheses voor honden en katten. Uiteindelijk heeft zij haar
vertrouwen uitgesproken in de Hodes Group in Arnhem, een
gerenommeerde leverancier van humane orthopedische hulp-
middelen. De Hodes Group heeft inmiddels in Arnhem de eer-
ste praktijk voor orthopedische hulpmiddelen voor dieren ge-
opend.

Het besluit om een onderpootprothese in te zetten, moet wor-
den genomen voordat amputatie plaatsvindt. De belangrijkste
indicatie is die patiëntengroep, waarbij lopen op drie poten
na de amputatie problematisch tot onmogelijk zal zijn in ver-
band met pre-existente orthopedische of neurologische pro-
blemen in de resterende extremiteiten. Tevens dient te worden
gedacht aan dieren die een aanzienlijk deel van meer dan één
poot moeten missen. Het plaatsen van een prothese is uitslui-
tend mogelijk indien de operatie volgens prothesenormen
wordt uitgevoerd. Dit betekent een amputatie distaal van de
elleboog of van de knie en speciale reconstructietechnieken
van de huid rond de stomp. Op deze manier blijft de moge-
lijkheid van fixatie van de conventionele tweedelige prothese
behouden. Indien om medische redenen een hogere amputa-
tie moet plaatsvinden, komt de patiënt op dit moment helaas
niet meer in aanmerking voor een prothese. In de nabije toe-
komst zullen het NKFD en Hodes voor deze groep dieren in
samenwerking met een veterinaire orthopedische chirurg de
mogelijkheid van zogenaamde \'osteo-integrated\' protheses
onderzoeken.

1

Het NKFD en Hodes zullen op korte termijn een geïllustreer-
de handleiding samenstellen waarin de indicaties voor een on-
derpootprothese en de specifieke chirurgische details van de
verschillende amputatieniveaus zullen worden beschreven.

Wat gebeurde er in 2007?

De voorbereidingen voor het Jaarverslag 2007 zijn in volle gang. Hierbij vragen wij ook u op een bijdrage te leveren aan het
verslag. Heeft u een opmerkelijke gebeurtenis meegemaakt in veterinair verband? Was u bijzonder verrast door een activiteit
ofheeft u anderszins iets dat u graag vermeld wilt zien in het
Jaarverslag 20071 Laat het ons weten via jaarverslag@knmvd.nl.
Ook beeldmateriaal is van harte welkom.

Voor meer informatie kant u contact opnemen met Hodes
Dierenorthopedie, telefoon
026-3272626, e-mo/7: dieren@
hodes.nl,
of met het NKFD via info(g)nkfd.net.

-ocr page 514-

Reinard Everts en Lonneke Boon

Binnen diergeneeskunde zijn er meerdere studievereni-
gingen die allemaal tal van activiteiten organiseren.
Gelukkig zijn er ook veel studenten die hier aan deelne-
men. Maar hoe kun je zien of iemand tijdens zijn of haar
studie actief is geweest met het volgen van extracurricu-
laire activiteiten? Vijf studieverenigingen binnen de stu-
die diergeneeskunde zijn met deze vraag aan de slag ge-
gaan. Het antwoord deed zich een jaar geleden aan en is:
capita selecta.

Capita selecta is een samenwerking van de vijf veterinaire stu-
dieverenigingen \'Archaeopteryx\'Veterinaire Studievereniging
voor Vogels en Bijzondere dieren, de Diergeneeskundige Stu-
denten Kring, Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Sol-
leysel\', de Veterinaire Veefokkers Club \'De Uithof\' en de
Veterinaire Hippische Vereniging \'VHiVer\'. Vanuit deze ver-
enigingen hebben tien enthousiaste (oud)bestuursleden zitting
in de Capita Selecta Commissie Diergeneeskunde (CSCD).
De CSCD kent capitapunten toe aan diverse activiteiten van
de deelnemende studieverenigingen. Daarnaast kunnen ook
punten worden toegekend aan veterinairgerelateerde activi-
teiten van andere verenigingen en organisaties. Op deze ma-
nier worden studenten gestimuleerd om naast het reguliere
onderwijs het blikveld te verruimen door het bezoeken van
lezingen, en het meedoen aan excursies en andere activitei-
ten. Door dit tijdens de studie te stimuleren, wordt gepro-
beerd studenten voor te bereiden op het levenslang leren.
Daarnaast stimuleert het de organiserende verenigingen acti-
viteiten van een zo hoog mogelijke kwaliteit te organiseren.
Een raad van advies (RvA) bestaande uit prof dr. Peter van
Beukelen, prof dr. René van Weeren, dr. Peter Vos, dr. Nico
Schoemaker (voorzitter) en Deborah van Doorn, hoogleraren
en docenten van de faculteit Diergeneeskunde, ondersteunt
de CSCD. Zij beoordeelt onder andere symposia op kwaliteit
en vernieuwing en kent aan de hand van deze criteria capita-
punten toe.

Capita Selecta is in september 2007 van start gegaan en is
speciaal bedoeld voor studenten in de bachelorfase. Bij het
behalen van 35 punten krijgen deze studenten een certificaat
bij het bachelordiploma. Als dierenarts kunt u over een aantal
jaren sollicitanten verwachten met een capita selecta-certifi-
caat. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om capitapunten aan
te vragen voor veterinairgerelateerde activiteiten die toegan-
kelijk zijn voor studenten diergeneeskunde. Voor meer infor-
matie kunt u contact opnemen met ondergetekenden via
capitaselecta@uu.nl.

Reinard Everts en Lonneke Boon zijn vijfdejaarsstudenten
diergeneeskunde en respectievelijk voorzitter en secretaris
van de Capita Selecta Commissie Diergeneeskunde.

n.«.-. 1 ■ I ■-|.,:rlH--tl\'|.-1BC. I !\' Ill I \'

Capita Selecta Commissie Diergeneesi<unde

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voor-
werpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen
die een rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Wasmodel Schubaert

Dit prachtige model van een paar-
denhoofd, gemodelleerd uit was,
bevindt zich in de collectie van
de afdeling diergeneeskunde van
het Universiteitsmuseum. Het was-
model maakt onderdeel uit van een
serie die vervaardigd is door Teers
Diesbergen Schubaert.

Schubaert werd 18 februari 1805 geboren te Harderwijk, dat
toentertijd nog een universiteitsstad was. Toen Van Lidt de
Jeude in 1821 de eerste directeur werd van \'s Rijks-
veeartsenijschool mocht de zestienjarige Schubaert als hulp
mee naar Utrecht. In 1822 werd Schubaert aangesteld als \'pro-
sector\' of \'voorsnijder\'. Hij zou deze functie tot zijn dood in
1853 blijven vervullen.

Tot 1851 was het gehele veeartsenijkundige onderwijs in
handen van drie hoogleraren. Het is dus niet verwonderlijk
dat Van Lidt de Jeude het onderwijs in de ontleedkunde gro-
tendeels aan Schubaert overliet.

Schubaert was een uitstekende preparateur. Dit blijkt wel uit
het feit dat de Belgische regering in 1851 een student naar

Uitgelicht

Utrecht stuurde om
zich onder leiding van
Schubaert te bekwa-
men in het vak. Daar-
naast was hij een ver-
dienstelijk tekenaar;
zijn Atlas van de Anato-
mie des Paards uit 1848
is daar een prachtig
voorbeeld van. Hoe
Schubaert wasmodel-
len heeft leren vervaar-
digen is onduidelijk;

wellicht heeft Petrus Koning, prosector onder de Utrechtse
hoogleraar Bleuland hierin een rol gespeeld.

Universiteitsmuseum, Afdeling Diergeneeskunde
Yalelaan i. Utrecht
Telefoon: (030)
2534675

Website: viAvw.museum.uu.nl, www.numanstichting.nl

-ocr page 515-

U krijgt als
starter de beste

AOV.

Onderdeel van ING Ai)

En meteen
de beste korting

Movir is dé specialist in arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen met een
vrij beroep. En wij gaan starters een aardig handje helpen. Movir biedt namehjk niet alleen
de beste arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar verwent starters tot 45 jaar ook met een
zeer aantrekkelijke korting. En dat komt goed uit, want als starter hebt u al genoeg kosten.
Informeer bij uw verzekeringsadviseur of kijk op www.movir.nl.

Partner van Professionals, m OV i T

-ocr page 516-

Het Dermatologie Programma

van Royal Canin

Dé nutritionele oplossing voor
(allergische) dermatosen
bij hond en kat

®

<

Œ
b

Vili*

ROY><L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service - Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel.; 0413-318444 (bestellingen) of 0413-318400 (productinformatie) - info@royalcanin.nl - wvvw.royalcanin.nl

-ocr page 517-

Een erkende branche-RI&E: veiliger, eenvoudiger en goedkoper

Martine Kramer en Harm Haverkamp

Iedereen die werkzaam is in de
dierenartsenpraktijk, is gebaat bij
een voor de branche ontwikkelde
risico-inventarisatie en -evaluatie.
Deze verhoogt de veiligheid en ver-
licht de administratieve last. In de

__toekomst kunt u via internet de

vragenlijst downloaden en invullen.
Een bijkomend voordeel is, dat de
meer door de Arbodienst hoeft te worden

RI&E niet
getoetst.

Het bovenstaande ideale plaatje wordt werkelijkheid met een
erkende branche-Rl&E voor de veterinaire praktijk. Daarom
heeft het bestuur van de KNMvD besloten om in overleg met
de sociale partners, BPL, BPW, Vedias, CNV publieke zaak
en Abvakabo, aan de slag te gaan met het opzetten van een
zo\'n erkende branche-RI&E. Het arbobeleid is een zaak van
alle mensen werkzaam in de dierenartsenpraktijk.

Veiliger

Het belangrijkste voordeel van deze Rl&E is dat deze zich
specifiek richt op de veiligheidsrisico\'s in de dierenartsen-
praktijk. Daarom staat de vragenlijst stil bij de relevante
risico\'s, zoals gevaarlijke stoffen, bijt- en krabincidenten,
zware fysieke belasting, zwangerschap, omgaan met agres-
sieve klanten, problemen in de communicatie et cetera. Hier-
door neemt de effectiviteit van de Rl&E toe en wordt geen
tijd besteed aan niet bestaande gevaren.

Psychosociale arbeidsbelasting

Nieuwe regelgeving schrijft voor dat er in het arbobeleid
aparte aandacht moet worden besteed aan de psychosociale
arbeidsbelasting. Hieronder vallen werkdruk, pesten, seksue-
le intimidatie, agressie en geweld. Ook dit wordt meegeno-
men in de Rl&E. Deze onderwerpen verdienen extra aan-
dacht. Uit de arbeidsongeschiktheidsenquête uit 2005 bleek
dat 23 procent van de uitval in de dierenartsenpraktijken psy-
chische oorzaken heeft (zie ook TvD december 2006 pagina\'s
882-885). Een praktijk kan maatregelen nemen door bijvoor-
beeld een vertrouwenspersoon in te stellen, een klachtenrege-
ling op te stellen en na incidenten met agressie en geweld op-
vang te verzorgen. Regelmatig overleg waar onderwerpen als
werkdruk, communicatie en agressie expliciet op de agenda
staan, helpt om problemen tijdig te onderkennen.

Het onderhoud

De praktijk dient de Rl&E regelmatig te actualiseren. Onder
verantwoordelijkheid van de werkgever houden de medewer-
kers bij welke plannen zijn gerealiseerd en wanneer de nog
openstaande acties klaar moeten zijn. Ook wordt beoordeeld
of er nieuwe maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld in verband
met gewijzigde omstandigheden die nieuwe gevaren met zich
meebrengen. Daarnaast is het mogelijk dat ontwikkelingen in
de wetenschap aanleiding geven tot een ander beleid. Ook in
dit geval biedt een branche-Rl&E uitkomst. De digitale ver-
sie bevat de mogelijkheid de bestaande Rl&E aan te passen.
Elke twee jaar wordt de branche-RI&E centraal aangepast
aan de nieuwe stand van de wetenschap en/of gewijzigde
regelgeving.

Berichten

verslagen

Voorwaarden

Om een erkende branche-RI&E op te zetten, moeten alle so-
ciale partners hun akkoord verlenen aan het resultaat. De
KNMvD betrekt daarom de sociale partners bij de ontwikke-
ling. Met het oog op de nieuwe Arbowet 2007 is een branche-
RI&E extra van belang. In de nieuwe wet staan minder gede-
tailleerde voorschriften. De overheid geeft sociale partners
driejaar de tijd om op brancheniveau deze regels verder in te
vullen. De bedoeling is dat de sectoren zelf vastleggen wat de
voornaamste gevaren zijn en hoe de risico\'s zijn weg te
nemen.

De voordelen op een rij

Praktijken met maximaal 25 werknemers vallen onder een
licht toetsingsregime, met als positieve gevolgen:

- een arbobeleid dat is gericht op de werkelijke risico\'s in de
praktijken;

- meer motivatie om aan de slag te gaan met veiligheid;

- geen bedrijfsbezoek van de arbodienst of arbodeskundige,
maar een papieren toetsing;

- geen aanvullende metingen;

- een toetsing (ook de papieren toetsing) kan achterwege
blijven in bedrijven waar werknemers maximaal veertig
uur werken en de branche-Rl&E is vastgelegd in de CAO;

- een digitaal, makkelijk toegankelijk RI&E-instrument dat
elke twee jaar wordt aangepast.

Nog even geduld

Het bestuur heeft nu het startsein gegeven om aan de slag te
gaan met de ontwikkeling van een erkende branche-Rl&E. Er
moet nog veel gebeuren voordat praktijken met een digitale
versie van de RI&E aan de slag kunnen. Het streven is de
branche-RI&E eind volgend jaar klaar te hebben voor ge-
bruik. We adviseren u daarom uw huidige Rl&E goed te blij-
ven onderhouden en niet te wachten op het verschijnen van
de nieuwe branche-RI&E. Elke praktijk is en blijft verplicht
een actuele RI&E te hebben en te onderhouden. Op basis van
de huidige checklist kunt u de belangrijke risico\'s nog steeds
goed aanpakken. Leden kunnen de checklist kosteloos down-
loaden op onze website
www.knmvd.nl. Kijk onder praktijk-
management en klik vervolgens op \'arbo\'.

Martine Kramer is beleidsmedewerker en Harm Haver-
kamp is senior beleidsmedewerker sociaaleconomische en
arbeidsrechtelijke zaken van de KNMvD.

-ocr page 518-

Anne-Marie Hoppenbrouwers

Bij de CAVP werd in april 2007 een klacht ingediend
door een firma die een product voert, dat dient ter immu-
nisatie van biggen, met als doel de vermindering van
longlaesies bij vleesvarkens veroorzaakt door infectie
met
Mycoplasma hyopneumoniae. De klacht richtte zich
tegen een advertentie van een leverancier van een concur-
rerend product.

In de betreffende advertentie wordt de volgende tekst ge-
bruikt: "Mycoplasma? Product X: maximale zekerheid!",
met daarnaast een foto van de flacon van het middel X met op
het etiket met bullets onder elkaar weergegeven de volgende
tekst: "De vroegste bescherming, de langste bescherming,
bescherming van geboorte tot slacht."
De klager stelt dat de advertentie van de beklaagde voor X
feitelijke onjuistheden bevat, omdat technisch gezien niet
mogelijk is dat een vaccin bescherming biedt \'van geboorte
tot slacht\'. De claim is daarom wetenschappelijk incorrect.
Klager stelt tevens dat de tekst van de advertentie strijdig is
met de tekst van de voor product X toegekende registratie.
Hierdoor, zo stelt klager, wordt de eindgebruiker aangezet tot
onjuist (overmatig) gebruik van het vaccin in de zin van een
te vroege toepassing, hetgeen onnodig dierenleed tot gevolg
heeft. De conclusie van klager luidt dan ook dat de claims
van beklaagde een verkeerd beeld geven van de werkzaam-
heid en toepasbaarheid van middel X. Volgens klager is dat
misleidend en bovendien wordt hiermee buiten de geregis-
treerde indicatie getreden. Klager stelt economische schade
te lijden als gevolg van de misleidende advertentie van be-
klaagde. Klager eist daarom dat de distributie van de ge-
wraakte advertentie direct wordt stopgezet of dat anders in
ieder geval de gewraakte claim dusdanig wordt aangepast dat
deze niet langer strijdig is met de Code voor aanprijzing van
Veterinaire Producten.

In verweer stelt de aangeklaagde partij allereerst dat de tekst
van de advertentie een reclameslogan is en geen claim. De
tekst beoogt aan te geven dat biggen door vaccinatie met het
middel X vanaf jonge leeftijd tot aan de slacht beschermd
zijn tegen de negatieve gevolgen van een infectie. Van mis-
leiding van de doelgroep is, zo stelt beklaagde, geen sprake,
temeer nu bij de advertentie ook de noodzakelijke bijsluiter-
informatie wordt vermeld en in de registratiebeschikking
staat vermeld dat vaccinatie mogelijk is vanaf de eerste
levensweek. Beklaagde stelt voorts dat de klacht over het ver-
oorzaken van onnodig dierenleed door de vaccinatie in de
eerste levensweek buiten beschouwing dient te worden gela-
ten omdat deze buiten het toepassingsbereik van de Code
valt. Tot slot stelt beklaagde dat het feit dat klager econo-
mische hinder ondervindt door de succesvolle reclame-uiting
van aangeklaagde, geen argument kan zijn om haar adverten-
tie als misleidend te kwalificeren.

Conclusies

Allereerst constateert de CAVP dat de tekst van de reclame-
uiting van beklaagde feitelijk onjuist is. Met het middel vac-
cineren vanaf de eerste levensweek is wel mogelijk, maar
aangezien immuniteit pas na twee weken na vaccinatie in-
treedt, zijn de biggen niet al vanaf de geboorte beschermd.
De CAVP is van oordeel dat wanneer het voor het publiek tot
wie de advertentie is gericht, duidelijk is dat het om een aan-
prijzing gaat en niet om een wetenschappelijke claim met be-
trekking tot de eigenschappen van het product, een tekst die
feitelijk onjuist is in het kader van reclame onder omstandig-
heden niet als misleidend hoeft te worden gekwalificeerd en
derhalve aanvaardbaar kan zijn. Bij het in aanmerking
komende publiek is algemeen bekend dat een vaccin tegen
Mycoplasma hyopneumoniae volgens de huidige stand van
de wetenschap niet vanaf de geboorte werkzaam kan zijn, zo-
dat het naar het oordeel van de CAVP in beginsel duidelijk is
dat beklaagde met de tekst "bescherming van geboorte tot
slacht" in het kader van reclame de werking van het vaccin
iets gunstiger voorstelt dan hij in werkelijkheid is. Naar het
oordeel van de CAVP wordt echter aan de duidelijkheid ten
aanzien van het karakter van de tekst van de advertentie van
beklaagde afbreuk gedaan door de context waarin zij is ge-
plaatst. Door de weergave van een foto van de flacon in de
advertentie, met op het etiket van de flacon een deel van de
aanprijzende tekst ("De vroegste bescherming, de langste
bescherming, bescherming van geboorte tot slacht"), wordt
ten onrechte de suggestie gewekt dat dit de originele tekst van
het etiket betreft. De CAVP is verder van oordeel dat bij het
publiek tot wie de advertentie is gericht, algemeen bekend is
dat de informatie op een etiket van een geneesmiddel door de
overheid is goedgekeurd en wetenschappelijk correct is. Door
de advertentie derhalve als voormeld op te maken, wordt ten
onrechte de suggestie gewekt dat de reclameslogans op het
etiket van de flacon door de overheid goedgekeurde weten-
schappelijke en geregistreerde claims zijn. Dat in de adver-
tentie een deel van de bijsluitertekst is opgenomen - onder-
aan de advertentie in klein lettertype - waarin meer specifieke
informatie over het middel is te vinden, maakt dit niet anders,
omdat deze tekst in de reclame-uiting van ondergeschikt be-
lang is. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de adverten-
tie misleidend is, zoals deze nu wordt gebruikt wat betreft
opmaak, presentatie en inhoud. De klacht van klager is in
zoverre gegrond.

Uitspraak van de CAVP

De klacht dat de reclame-uiting van beklaagde zou aanzetten
tot een onjuist gebruik met als gevolg onnodig dierenleed, valt
buiten het toepassingsbereik van de Code. De CAVP acht zich
in zoverre dan ook onbevoegd over de klacht te oordelen.
De CAVP veroordeelt de aangeklaagde partij om met onmid-
dellijke ingang de advertentie dusdanig aan te passen dat
deze niet langer in strijd is met de Code voor Aanprijzing van
Veterinaire Producten en veroordeelt beide partijen als ge-
deeltelijk in het gelijk gestelde partijen tot het voldoen van
50 procent van de procedurekosten en wijst af het meer of
anders gevorderde.

Vbor meer informatie i(unt u terecht bij: CAVP, Postbus
451 2800 AL Gouda, 0182-750300,
ahoppenbrouwers@
hanzeweg.nl.
U i<unt vragen naar Anne-Marie Hoppen-
brouwers.

-ocr page 519-

Marieke Mullaert

Net bijgekomen van het ene lustrum praat men alweer
over een ander lustrum. Hoe prachtig is het om dierge-
neeskunde te studeren. Je rolt van het ene mooie feest in
het andere.

Het lustrum waar nu over gepraat wordt, is het vierde lustrum
van de Veterinaire Vee Fokkers Club \'De Uithof\', beter be-
kend als de Veefokkers.

Iets meer dan twintig jaar geleden was er een klein groepje
van enthousiastelingen die graag wat meer wilden leren over
het rundvee beoordelen. Ze regelden voor een select geïnte-
resseerd groepje middagen rundvee beoordelen op de tolak-
ker in het bijzijn van een inspecteur, om zo het rundvee be-
oordelen onder de knie te krijgen. Wat later gingen ze ook
naar rundveebedrijven in de buurt van Utrecht om daar sa-
men koeien te beoordelen. Precies twintig jaar geleden beslo-
ten deze enthousiastelingen een vereniging op te richten on-
der de naam Veterinaire Vee Fokkers Club \'De Uithof\'. Vijf
personen namen zitting in het bestuur en er werden ook
enkele commissies geïnstalleerd. Nu, twintig jaar later is dit
select groepje enthousiastelingen uitgegroeid tot een bloeien-
de en nog steeds groeiende vereniging met een kleine zeven-
honderd leden.

Onze vereniging telt nu veertien commissies en vrijwel alle
aspecten uit de landbouwhuisdierensector worden belicht. Er
worden iedere week mooie excursies georganiseerd, interes-
sante lezingen gegeven en ook het rundvee beoordelen word
nog steeds geoefend. Één keer per jaar trekken de veefokkers
er voor een paar dagen op uit om met een bus vol enthousias-
telingen de landbouwhuisdierensector in het buitenland te
bekijken. Ook wordt er één keer per jaar een symposium ge-
organiseerd.

7, 8, 9 en 10 januari 2008 is het zover, dan wordt het vierde
lustrum gevierd, met als thema \'KOElbest, we keep it koel,
you get the best\'. Op het programma staan diverse \'koele\' ac-
tiviteiten, waaronder een reünie voor alle e.t. bestuursleden.

Alweer een lustrum!?

een receptie begeleid door \'Het agrarisch duo\', crossen op
een \'grijze cross\', het bezoeken van de oergezellige boeren-
braderie, het bijwonen van interessante lezingen en work-
shops, de buitenlandexcursie naar Duitsland, het BOERgon-
disch diner en natuurlijk het spetterende schuurfeest met de
band \'Fragment\'! Om de verbinding tussen Androclus en de
Tolakker op dinsdag te optimaliseren, rijdt er een swingende
\'pendelbus\', die de hordes mensen zal vervoeren.
Na de tentamens, net voor de kerstvakantie, start de kaartver-
koop. Er is in dan in het Androclusgebouw de mogelijkheid
om onder het genot van een glaasje glühwein kaartjes te ko-
pen.

We hopen jullie allemaal van 7 tot en met 10 januari te zien
tijdens onze activiteiten.

Marieke Mullaert is secretaris van de Lustrumconnnnissie
2008 van V.V.F.C. \'De Uithof\'.

Postorderconcept
voedingssupple-
menten

Nieuws
van de
industrie

Med4Vets uit Dwingeloo verzorgt een
professioneel totaalaanbod van voe-
dingssupplementen voor paarden, grotendeels van Ameri-
kaanse en Engelse herkomst. De producten zijn alleen te ver-
krijgen via de dierenarts. Die hoeft de producten niet op

voorraad te houden, maar adviseert ze aan eigenaren en laat
deze zelf direct bestellen via
www.paardenzorg.nl. De prak-
tijk wordt op de hoogte gehouden van bestellingen van cliën-
ten en ontvangt een \'fee\' per verkocht product, ook als een ei-
genaar op eigen initiatief producten bestelt. Zowel de
financiële als de logistieke afhandeling wordt gerealiseerd
door Paard en Zorg. Een nieuw product op dit moment is het
gewrichtssupplement Lubrichon, dat in de Verenigde Staten
een eerste plaats bezet.

Voor deelname en aan dit concept en informatie: 0521-
594080.

-ocr page 520-

Johan Klein Haneveld

Zaterdag 10 november 2007 vond in
congrescentrum Orpheus te Apel-
doorn de jaarlijkse GGG Najaars-
dag plaats. Een van de achthonderd
bezoekers zei: "Je komt op de Na-
jaarsdag voor iets waarvan Je zegt:
\'Ik hoop dat ik morgen zo\'n patiënt
krijg, dan kan ik het direct probe-
ren\'." Bijna elke bijdrage op deze
dag gaf dergelijke praktisch toepasbare adviezen.

Versla

De eerste lezing van de Najaarsdag was gewijd aan \'Sproeien
en onzindelijkheid, de verschillen en overeenkomsten\'. Mw.
dr. N. Endenburg, van het departement dier, wetenschap en
maatschappij van de faculteit Diergeneeskunde, besprak deze
meest voorkomende gedragsproblemen bij katten. Sproeien
is een van de communicatiemiddelen van een kat, net als kop-
jes geven en krabben, maar kan in huis last veroorzaken. Het
komt vooral voor als er meer katten samen worden gehouden.
Ook maken katten soms onvoldoende gebruik van de katten-
bak. Hiervoor gaf Endenburg een protocol dat in 89 procent
van de gevallen het probleem bleek op te lossen. De eerste
stap is de kat te laten kiezen tussen verschillende kattenbak-
ken en vullingen. De tweede is dagelijks urine en feces te ver-
wijderen en elke week de kattenbakvulling te verschonen. De
derde is de plekken waar de kat zijn behoefte doet te bedek-
ken met aluminiumfolie. De vierde is de kat te belonen als hij
van de kattenbak gebruikmaakt.

Preventieve maatregel

Bij 64 procent van de katten, aangeboden met dysurie, is de
oorzaak idiopathische cystitis. Mw. B.A.W. Brocks, verbon-
den aan het departement geneeskunde van gezelschapsdieren
van de faculteit Diergeneeskunde, gaf een degelijk college
over \'Idiopathische cystitis: frustratie en begrip\', en gaf veel
informatie, onder andere over de verschillende ideeën over de
oorzaak van deze ziekte (tot op heden niet opgehelderd) en
de therapie. Bij de symptomatische therapie was aandacht
voor aniitryptilline (minder effectief dan omgevingsthera-
pie), parasympatholytica, NSAIDs en glycosaminoglycanen
(geen verschil na zes maanden tussen placebo en de glucosa-
mine). "De symptomatische behandeling heeft helaas beperkt
effect," constateerde Brocks. "We zijn nog op zoek naar een
wondermiddel." De belangrijkste preventieve maatregel is de
dieren meer te laten drinken. Een tip om aan eigenaren mee
te geven: "Maak ijsblokjes met daarin stukjes zalm of forel.
Doe zo\'n blokje in de waterbak. Dat drinken ze graag." Ook
beweging, een rustige slaapplaats en stressreductie helpen.

Hartfalen

Europees cardioloog dr. V. Szatmari sprak vervolgens over
diagnostiek en behandeling van congestief hartfalen bij de
hond. Bij congestief hartfalen kan het plasmavolume met wel
30 procent toenemen. Het extra vocht verplaatst zich naar de
buikholte of, de meest voorkomende optie, naar de longen.
Szatmari toonde een filmpje van een hond met ernstig long-
oedeem die snel hijgde en waarbij bloed uit de bek kwam. Dit
was maar een van de filmpjes, cartoons en animaties die zijn
betoog verlevendigden. De behandeling van acuut congestief
hartfalen bestaat uit furosemide intraveneus, zuurstof en
hokrust. "Moet daar nog intraveneus vloeistof bij?" vroeg
Szatmari de aanwezigen. Het antwoord: "Nee, dat zou schizo-
freen zijn. Het doel is juist het plasmavolume terug te
brengen."

GGG Najaarsdag 2007 \'Progressie\'

Vervolgens moet de hond levenslang iedere dag behandeld
worden met een diureticum, een ACE-remmer en een inodi-
lator. Als honden al hoesten, is behandeling met ACE-rem-
mer en hoestremmer geboden, als er sprake is van longoe-
deem moet de hoestremmer achterwege blijven. Maar lang
niet altijd is behandeling mogelijk, besloot Szatmari: "Som-
mige honden blijven hoesten, wat we ook doen. Dan moeten
we aan de eigenaar uitleggen dat we niet alles kunnen."

\'Tender loving care\'

"Ik voel me altijd een beetje alsof ik in Idols optreed als ik op
het podium sta." F.A.L.M. Verstappen, dierenarts bij Dieren-
kliniek Hoofdstraat te Driebergen, gaf een gepassioneerde
verhandeling over peri-operatieve zorg bij het konijn. Hij ver-
wees naar een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk naar het
risico van anesthesiegerelateerde sterfte bij huisdieren. Bij
konijnen bleek één op de 72 geanestheseerde dieren te over-
lijden, bijna tien keer zo veel als bij honden en katten. "Ik
vind deze resultaten shockerend. Maar er is nog niks mee ge-
beurd." Vaak wordt de ernst van de symptomen bij konijnen
onderschat. Verstappen: "Het konijn is een prooidier. Hij laat
niet zien dat \'ie ziek is, anders is hij kwetsbaar." Ook reage-
ren deze dieren anders op veterinaire handelingen zoals vast-
pakken en fixeren. "Dat lijkt namelijk op wat vleeseters
doen." Betere resultaten kunnen worden verkregen door goed
pre-anesthetisch onderzoek. "Vasten hoeft nooit bij konijnen.
Ze hebben een snelle darmdoorloop." Als de operatie langer
dan een uur duurt, moetje een konijn beschouwen als IC-pa-
tiënt en monitoren. "Ook bij een konijn kun je overal een
klemmetje op zetten." Verstappen constateerde met verbazing
dat pijnbestrijding bij konijnen soms achterwege blijft. \'"Van
een beetje pijn blijft \'ie lekker rustig\', zeggen ze dan. Daar
moeten we van af Bij pijn eet een konijn niet, en gaat zijn
darmkanaal stilliggen." De postoperatieve zorg bij het konijn
staat volgens Verstappen gelijk aan zorg voor het maagdarm-
kanaal. Hij is dan ook scheutig met antibiotica. "Ik zie nooit
problemen, ook niet bij maandenlang antibioticagebruik."
Als het konijn stopt met eten, bestaat de belangrijkste maat-
regel uit \'tender loving care\'. "Het is niet echt mijn ding,
maar je moet het gebruiken als een reguliere therapie. Het
werkt echt."

Vrijwillige registratie

"Het publiek in Engeland ging ervan uit dat veterinaire prak-
tijken geregistreerd waren en aan eisen moesten voldoen.
Mensen waren gechoqueerd wanneer ze ontdekten dat zoiets
niet bestond." Mw. dr. L.V Hill van het Royal College of
Veterinary Surgeons (RCVS) vertelde over het systeem van
vrijwillige registratie dat de laatste jaren in het Verenigd Ko-
ninkrijk is ingevoerd. "Hoe weten cliënten of een praktijk be-

-ocr page 521-

trouwbaar is? Ze zien alleen de ontvangstruimte. \'De meu-
bels zijn afgenomen,\' zeggen ze dan." Dierenartsen moesten
volgens Hill niet wachten met het laten zien van kwaliteit tot
de cliënt daarom vraagt. "Doorje te laten registreren laatje
zien dat je de processen in je praktijk \'up to date\' houdt. Je
werknemers weten dat ze in een veilige omgeving werken en
gewaardeerd worden. Cliënten zien datje aan hoge standaar-
den voldoet en eventuele problemen in de praktijk actief op-
lost." De RCVS wil dierenartsen een wortel voorhouden.
Hill: "We willen met mensen praten: \'Je bent er al voor
90 procent. Wij helpen je op de 100 procent te komen\'." Een
van de in Engeland verplichte kwaliteitskenmerken is de con-
tinue nascholing. "Dit is iets dat het publiek en de regering
van dierenartsen verwachten."

Ook de diergeneeskunde in Nederland verandert, liet de dag-
voorzitter weten. "We moeten nadenken of er een systeem is
waarmee we voor de klant een kwalitatief goede praktijk-
voering kunnen garanderen."

Negatieve correlatie

De waarde van serologische testen bij de diagnose van atopie
werd behandeld door specialist dermatologie, mw. M.W
Vroom. De huid is volgens haar een belangrijk immuno-
logisch orgaan. "De percutane route is heel belangrijk in het
ontstaan van atopie. Maar ook de therapie richt zich op de
huid: wassingen helpen, maar ook scheren kan zinvol zijn."
Voor het vaststellen van atopie is de intradermale test al en-
kele decennia in gebruik. Nieuwer is de serologische test. Het
meten van de totale IgE-spiegels blijkt echter niet zinvol.
Vroom: "Bij een studie in een grote groep West Highland
white terriërs had het totaal IgE geen voorspellende waarde."
Het grote nadeel van de serologische test op antigeenspeci-
fiek IgE is de kans op vals positieve reacties. "Zorg datje een
uitslag krijgt waar de getallen opstaan," adviseerde Vroom.
"Bij titers boven de 2000 is de uitslag duidelijk positief, bij
titers iets hoger dan 300 is uitslag niet zo zeker." Helaas ont-
breekt controle of standaardisatie van de verschillende kli-
nisch chemische laboratoria. Vroom en haar collega\'s lieten
bloed van 35 honden bij verschillende laboratoria testen. "Er
was een positieve correlatie van ongeveer 80 procent. Dat be-
tekent een negatieve correlatie van 20 procent." Ze conclu-
deerde daaruit dat serologische testen atopie nooit zullen
kunnen bewijzen. "Je stelt de diagnose op basis van de anam-
nese, het klinisch onderzoek en het uitsluiten van mogelijke
andere veroorzakers van de jeuk, zoals voedselallergie. Wil je
het goed doen, dan moet je zowel de intradermale test als
serologisch onderzoek gebruiken."

Alles te winnen

"Er zijn vrij veel hondenrassen met een grote prevalentie van
staar", aldus mw. C. Göring, werkzaam aan het departement
geneeskunde van gezelschapsdieren. Ze hield een toespraak
onder de titel; \'Auf Wiedersehen: Cataract en behandelings-
mogelijkheden bij de hond\'. Bij sommige rassen ontwikkelt
12 procent van de dieren staar Leeftijdsgerelateerd cataract
komt veel voor: elke hond ouder dan dertien heeft wel enige
troebeling in het oog. Ook zijn honden zeer gevoelig voor het
diabetogene cataract, waarbij de lens snel vertroebelt en erg
snel zwelt. Göring mat ooit een diabetisch cataract van
11,5 mm dik. "Cataract kan ook een gevolg zijn van ontste-
king," aldus Göring. "Maar ontsteking kan ook een gevolg
zijn van het cataract. Dat is moeilijk van elkaar te onderschei-
den." Cataract is een belangrijke reden van blindheid bij mens
en hond. Göring: "Er is nog geen middel bewezen effectief
tegen cataract." Wel is chirurgische behandeling mogelijk.
"Vroeger werden alleen blinde honden geopereerd. Daarbij
had je niets te verliezen. Nu is de operatie minder traumatisch
en wordt dus ook bij immatuur cataract geopereerd, omdat je
daarbij alles te winnen hebt." Göring liet een filmpje zien van
een cataractoperatie. Daarvoor gebruikt men tegenwoordig
vouwbare acryllensjes, die worden geïnjecteerd door een in-
cisie van 3,5 millimeter De operatie is vaak succesvol. "Bij
minder dan 5 procent ontstaat na de operatie glaucoom. Ik
zou zelfs zeggen minder dan één of twee procent."

Nierproblemen

De Najaarsdag werd afgesloten door dr E. Teske, verbonden
aan het departement geneeskunde van gezelschapsdieren,
met als thema: \'BOB jezelf door de proteïnurie\'. Dit bleek
niet te verwijzen naar de borrel, maar naar het \'Beter Onder-
bouwd Beslissen\'. "Je moetje bij al je beslissingen afvragen:
is mijn mening goed onderbouwd?" Het heeft nogal wat voe-
ten in de aarde voor je van pathologisch persisterende proteï-
nurie kunt spreken. "Daarvoor moetje minstens drie keer po-
sitief testen met tussenpozen van minstens twee weken." Uit
onderzoek blijkt dat puppies een relatief hogere eiwit-
uitscheiding hebben. Ook varieert de eiwituitscheiding van
dag tot dag. Teske: "Bij een eiwit/kreatinine-ratio van tien tot
vijftien moet er minstens een toename van 35 procent zijn
voor je van progressie mag spreken." Teske ging dieper in op
microalbuminurie. "Dit zou al van het allereerste begin van
de nierproblemen aanwezig zijn." Maar die conclusie is mis-
schien voorbarig. Teske vond slechts één betrouwbare studie
waarin microalbuminurie was geassocieerd met ziekte en met
uremie. Proteïnurie lijkt daarentegen wel een voorbode van
problemen. Uit een studie bij honden met chronisch nierfalen
was het risico voor uremische crisis en sterfte bij een hoge
eiwit/kreatinine-ratio drie keer zo hoog als bij normale waar-
den. "Maar was de proteïnurie de oorzaak of geeft het alleen
aan dat er iets gaande is in de nieren?" Dezelfde vraag rees
bij onderzoeken naar de behandeling van honden met opge-
wekt nierfalen. "De groep met enalapril had een lagere eiwit/
kreatinine-ratio," vertelde Teske. "Er werd echter niet aan-
getoond dat de honden langer overleefden," Ook bij studies
bij katten werd na behandeling geen langere overleving ge-
vonden. De conclusie: "Er is nog veel onbekend over protëi-
nurie."

Johan Klein Haneveld is bureauredacteur bij hetTijdschrift
voor Diergeneeskunde.

-ocr page 522-

Siert-Jan Boersema en Bernd Hietberg

De eerste tien weken van de zesdejaarsstudenten in het
differentiatiecoschap landbouwhuisdieren en veterinaire
volksgezondheid bestaan in het huidige curriculum on-
der andere uit het bestuderen van verschillende belang-
hebbenden en hun belangen in de sector. Tevens verdie-
pen de studenten zich vanuit de herkauwers-, varkens- en
pluimveesector in de risico\'s voor de volksgezondheid, de
diergezondheid en het welzijn van de dieren. Hierbij wor-
den vragen beantwoord als wat zijn de gevaren? Welke
residuen, toxinen of ziektekiemen spelen een rol en hoe
groot zijn de risico\'s? Wie draagt de verantwoordelijk-
heid?

Maandag 29 oktober 2007 werd door Siert-Jan Boersema en
Bernd Hietberg in samenwerking met rundveedierenarts
Gerrit Hegen een discussiemiddag georganiseerd voor tien
zesdejaarsstudenten. De doelstelling van deze middag was
enerzijds te bepalen hoe een dierenarts kan inspelen op de
huidige veranderingen in de praktijk en anderzijds vast te
stellen hoe studenten zich hierop kunnen voorbereiden. De
conclusies kunnen interessant zijn voor iedere landbouwhuis-
dierenarts en student die nadenkt over de toekomst.

Toekomstvisie vanuit de studenten

Vanuit de visie van de EU, LNV en LTO concludeerden de
studenten dat veehouders in de toekomst een multifactoriële
rol in de sector zullen spelen, niet alleen belangrijk voor
veilige voedselproductie, maar ook voor landschapsbeheer.
De LTO stelt dat veehouders in deze rol zullen worden be-
loond voor het leveren van \'groene\' en \'blauwe\' diensten.
Alle belanghebbenden in de rundveesector zijn het er over
eens: er moet in de toekomst duurzaam geproduceerd gaan
worden. Maar wat betekent duurzaamheid eigenlijk? \'Echte
duurzaamheid\' zal neerkomen op bijvoorbeeld het terugbren-
gen van mest naar de landen waar soja wordt geproduceerd.
Meer regionaal gezien betekent duurzaamheid dat veehou-
ders en akkerbouwers meer gaan samenwerken in veevoer-
productie en mestafzet. Ook zal er meer aandacht komen
voor een duurzame manier van energieproductie door middel
van bijvoorbeeld biogasinstallaties.

De verwachting is dat het aantal melkveebedrijven in Neder-
land nog iets zal afnemen tot circa 13.820 in 2015 (5), maar
dat vooral de jaarproductie per bedrijf en per koe sterk zullen
stijgen (tot respectievelijk 750.000 per bedrijf en 9200 per
koe in 2015) (6,7). Met het afschaffen van de quotering zal er
tegen wereldmarktprijzen geproduceerd moeten worden. Op
dit moment lukt dit goed omdat er een krapte bestaat op de
wereldzuivelmarkt. Stijgende melkprijzen vormen op dit
moment een kans, maar tegelijkertijd stijgen ook de voer-
prijzen sterk. Met name als de netto-opbrengst onder druk
komt te staan, zullen grote verschillen ontstaan tussen goede
en minder goede ondernemingen en zal meer dan ooit het on-
dernemer- en vakmanschap van de rundveehouder doorslag-
gevend zijn voor het succes van zijn onderneming. Naast het
produceren voor de wereldmarkt zullen in de toekomst in

Landbouwhuisdierenarts in 2015

Geen tijd besteden die niet betaald wordt

Nederland ook kleinere bedrijven met productie van speci-
fieke producten voor nichemarkten blijven bestaan. Voor een
eerlijke concurrentie op de wereldmarkt is het van belang dat
overal in de wereld met vergelijkbare maatschappelijke voor-
waarden wordt geproduceerd. In dit kader moet ook worden
gedacht aan harmonisatie op wereldniveau van het non-
vaccinatiebeleid en kwaliteitseisen en -systemen.
De Europese consument hecht veel waarde aan de kwaliteit
van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Naast voed-
selveiligheid wordt ook de manier waarop het voedsel wordt
geproduceerd steeds belangrijker. Daardoor zal er in de toe-
komst nog meer aandacht komen voor productie in relatie tot
milieu, dierenwelzijn en veiligheid. Uit de nieuwe Hygiëne-
richtlijnen, die gelden vanaf 1 januari 2006, komt duidelijk
naar voren dat bedrijven in de sector met afnemende overheid-
bemoeienis hiervoor zelf verantwoordelijk zijn. De sector
moet dus ook zelf met garanties komen betreffende veilige

-ocr page 523-

productie met aandacht voor diergezondheid, dierenwelzijn,
en milieu. Goede voorbeelden zijn het VION, dat streeft naar
het produceren van kwalitatief hoogwaardige producten die
geschikt zijn voor YOPI\'s (Young, Old, Pregnant of Immune
deficiënt) als minimum veiligheidseis, en Friesland Dairy
Foods met Qarant en de Continue Diergezondheid Monitor
als kwaliteitssysteem op het primaire rundveebedrijf. De kwa-
liteitseis vanuit de sector zal in de toekomst niet aan dieren-
artsen voorbijgaan. Als dierenartsen met kennis van dierge-
zondheid, zootechniek en bedrijfs(risico)management ook in
de toekomst een belangrijke rol willen blijven spelen op het
rundveebedrijf, zullen zij kwaliteit moeten uitstralen en dit
ook moeten kunnen garanderen (certificering van de praktijk,
de erkende dierenarts). De EU ziet de dierenarts nu nog als
belangrijkste aanspreekpunt op het gebied van diergezond-
heid en -welzijn, maar op het moment dat de dierenarts niet
naar voren stapt, kunnen ook andere spelers in de sector in het
gat springen. Kennis vermarkten en netwerken zijn dan ook
de sleutelwoorden in de toekomst voor diergeneeskundig
Europa/Nederland.

Gezien de hierboven geschetste ontwikkelingen, zijn er veel
onderwerpen waar dierenartsen van op de hoogte moeten zijn
om ook in de toekomst kwaliteit te kunnen leveren en de juis-
te informatie aan de veehouder te verstrekken. Voorbeelden
zijn de regionale en landelijke aanpak van dierziekten, het
dierenwelzijn (gedrag van dieren, adaptatie, meten van wel-
zijn), de bewaking van de volks- en diergezondheid op het
primaire bedrijf (onder andere zoönosen, residuen, mycotoxi-
nen), het kwaliteits/risicomanagement en de wet- en regelge-
ving, zowel Europees als nationaal.

Toekomstvisie vanuit Het Zuidenveld te Sleen

De heer Hegen schetste allereerst de ontwikkeling van de
praktijk. In de jaren \'90 gingen melkveehouders steeds meer
zelf doen en werd al nagedacht over de invulling van vrij-
komende tijd door advies op het gebied van diergezondheid.
Op dit moment wordt 75 procent van de 82 melkveebedrijven
maandelijks begeleid en daarnaast een aantal op afroep. Ook
heeft D.A.P Het Zuidenveld een beduidend hoger percentage
deelname van bedrijven aan de bestrijdingsprogramma\'s van
de GD dan de meeste praktijken in Nederland. Door goed en
helder te communiceren heeft D.A.P Het Zuidenveld geen
enkel probleem ondervonden bij de overgang van vergoeding
voor handelingen naar uurtarieven. De preventieve dierge-
neeskunde zoals deze wordt ingevuld door D.A.P Het Zui-
denveld bestaat uit de volgende speerpunten:

• weerstandverminderende infectieziekten onder controle-
brengen;

• bedrijfshygiëne optimaliseren;

• monitoren van dierziekten in diergroepen met een gerichte
aanpak;

• begeleiden van het voermanagement;

• ontzorgen van de veehouder.

Succesfactoren voor een renderende begeleiding zijn aller-
eerst een simpel systeem voor de monitoring van het bedrijf.
Hieronder vallen minimaal deelname aan PIR-DAP, monito-
ring van dierziekten door de boer zelf door het registreren van
zieke dieren (mastitis, kreupelheden, nageboorte et cetera) en
afvoergegevens op een zogenaamde twaalfmaandenlijst om
tot een goede data-inspectie te komen. Ook onderzoek van
verwerpers (bloedonderzoek en onderzoek van de verworpen
vrucht), tankmelkonderzoek op dierziekten en het liefst ook
inzicht in de melkleveranties via Zuivelnet zorgen voor goede
monitoring. Als tweede punt geldt de bedrijfsinspectie tijdens
het \'opvoelen van koeien\' want daarbij kan gelijk inspectie
plaatsvinden van conditie, pensvulling, mest, beenwerk, kwa-
liteit ruwvoer, huisvesting en klimaat. Dit biedt de mogelijk-
heid om in 45 minuten tot 1,5 uur zoveel mogelijk aandachts-
punten boven water te krijgen en de tijd effectief en op het
bedrijf te besteden. Kortom, geen tijd besteden die niet wordt
betaald.

Jaariijks worden de totale dierenartskosten besproken met de
veehouder. Daarbij worden de kosten van de afgelopen drie
jaren, de onderverdeling preventief/curatief, de doelstel-
lingen van de veehouder en de aandachtspunten voor het
komende jaar meegenomen. Dit geeft structuur aan de bege-
leiding. Het helpt de veehouder te overtuigen van het nut van
preventieve diergeneeskunde en in kleine stappen toe te
werken naar de niet onmogelijke doelen. Onderbouwing van
adviezen door kosten-batenberekeningen wordt als zeer be-
langrijk ervaren. Zowel de heer Hegen als de deelnemende
docent van de faculteit mevrouw A. Rossing gaven aan dat
het lastig is hiervan eenvoudige cijfers te vinden voor de
Nederlandse omstandigheden.

Studiegroepen

Als hulpmiddelen noemde de D.A.P Het Zuidenveld het or-
ganiseren van studiegroepen voor melkveehouders en af en
toe een boerenavond, waarvoor een motiverende spreker
wordt uitgenodigd. Er zijn goede ervaringen met het organi-
seren van studiegroepen waarbij externe specialisten worden
ingehuurd. De dierenarts organiseert, faciliteert en maakt zelf
ook gebruik van de kennis van de specialist voor de begelei-
ding van zijn eigen bedrijven. Een veehouder kan kennis in-
kopen door met de studiegroep \'LNV-vouchers voor kennis-
overdracht\' aan te vragen (3). Een studiegroep geeft
aanknopingspunten voor de maandelijkse bedrijfsbezoeken.
Boerenavonden kunnen dienen als opstart voor de studie-
groepen. Als meer dan de helft van de boerinnen ook aan-
wezig is, is de avond geslaagd. De heer Hegen gaf aan dat de
rol van de vrouw vaak wordt onderschat. Boerinnen zorgen
nog regelmatig voor het jongvee en hebben vaak meer afstand
en daardoor een frisse blik op het bedrijf, vooral als ze buiten
het bedrijf werken. Er is op dit moment een speciale studie-
club voor boerinnen georganiseerd, die al een aantal bijeen-
komsten heeft gehad.

Wat betreft het georganiseerd bestrijden van dierziekten zou
een dierenarts moeten streven naar de regionale aanpak om-
dat de aanpak van een dierziekte op een bedrijf weinig zin
heeft als de infectiedruk vanuit buurtbedrijven hoog is. Voor-
beelden van infectieziekten waarbij aangetoond is dat buurt-
contacten een rol spelen, zijn onder andere varkenspest en
BHV (1,2). Regionale aanpak kan tevens een argument zijn
voor het overtuigen van een veehouder. Als in een gebied één
veehouder nog niet mee doet in een bestrijdingsprogramma
kan er druk worden uitgeoefend door aan te geven wat de
risico\'s zijn voor reeds vrije bedrijven in de regio. "De hele
buurt doet mee, behalve uw bedrijf."

Onvermijdelijk voor goede begeleiding in de toekomst is ken-
nis van de gezondheidsprogramma\'s om te begrijpen welke
stappen ondernomen moeten worden. Ook de door de studen-
ten aangedragen nieuwe kwaliteitsprogramma\'s vanuit de zui-
vel vormen een grote kans voor de dierenarts mits hij of zij
voldoende kennis heeft over risico\'s en de aanpak van kiemen
op het primaire bedrijf zoals Salmonella en paraTBC.

-ocr page 524-

Belanghebbenden

Zowel vanuit de studenten als vanuit de praktijk werden de
zorgen over het toenemende gebruik van antibiotica in de
sector uitgesproken (4). Dit kan enorme gevolgen hebben wat
betreft resistentieontwikkeling en mogelijk overheids-
ingrijpen. Dierenartsen moeten melkveehouders begeleiden
in het restrictief gebruik van antibiotica. Beperkingen voor de
opvolging van adviezen zijn de andere belanghebbenden of
personen die op het bedrijf komen en adviezen geven die
tegenstrijdig kunnen zijn. Loonwerkers streven dikwijls naar
kostenbesparing, waardoor in drukke tijden de kwaliteit van
het geleverde werk onder druk kan komen staan. Voervoor-
lichters kijken vooral naar het huidige rantsoen en accoun-
tants zien diergezondheid (de dierenartskosten) meer als
kostenpost dan als investering in de toekomst. Door ook met
deze belanghebbenden studiegroepen te organiseren worden
de melkveebedrijven vanuit diverse hoeken gestimuleerd te
werken aan diergezondheid en worden dezelfde doelen nage-
streefd.

De heer Hegen gaf aan kansen te zien voor de dierenarts op
het gebied van de ruwvoervoorziening, juist vanwege zijn/
haar kennis van de pens(patho)fysiologie. Veevoederbedrij-
ven beperken zich vaak tot het rantsoen en geven weinig be-
geleiding met betrekking tot graslandbeheer, ruwvoer-
winning, bewaren en uitkuilen. Ook worden mycotoxinen in
toenemende mate erkend als oorzaak voor weerstandproble-
men en slechte vertering bij melkvee. Hier liggen kansen,
maar dan moeten dierenartsen zich hierin wel laten scholen.
DAP Het Zuidenveld organiseert enkele malen per jaar een
studiedag voor dierenartsen met praktische kennis over voe-
dingsonderwerpen. Meer informatie hierover is te krijgen via
e-mail:
hegen@daphetzuidenveld.nl.

Discussie

In de afsluitende discussie bracht de heer Hegen naar voren
dat het leveren van spoedservice door de rundveedierenarts
in de knel kan komen bij het afnemen van het aantal rundvee-
bedrijven en hiermee een afname van de bedrijfsdichtheid.
Zal de structuur van dierenartsenpraktijken veranderen? De
vraag is wie wat doet in de toekomst: spoed, begeleiding/
advisering en medicijnenleverantie. Of gaan we naar prak-
tijkoverstijgende bedrijfsadvisering? Het invoeren van een
abonnementsysteem voor veehouders en het werken op uur-
tarief dragen bij aan een eerlijke declaratie van gemaakte
kosten.

De opkomst van praktijken die zich meer toeleggen op de
verkoop van medicijnen op landelijk niveau, kan negatief zijn
voor de omzet van kleinere praktijken. De conclusie uit de
discussie is dat door de goede vertrouwensband en de service
(bereikbaar voor spoeddienst) de meeste melkveehouders de
medicijnen bij hun eigen dierenarts zullen kopen. De dieren-
arts moet marktontwikkelingen wel goed volgen. Als prijs-
verschillen te groot worden, gaan veehouders \'shoppen\'.
De heer Hegen merkte op dat de grootste angst van de stu-
denten is dat ze later in de praktijk niet als volwaardig dieren-
arts worden gezien. Daarom is het belangrijk zo snel moge-
lijk vertrouwen te winnen. Tips hiervoor: het zien van grote
lijnen, het houden van overzicht, het spreken van de \'boeren-
taal\' (lees vakbladen) en het praktisch ingesteld zijn. Verder
moetje vanaf het begin veel netwerken en actief deelnemen
aan andere \'sector-clubs\' (bijvoorbeeld een veeteeltstudie-
club). Denk ook eens aan het opzetten van een boerenstudie-
groep met gemakkelijk toegankelijke onderwerpen als jong-
veeopfok en verloskunde.

Literatuur

Van Schaik, G., Schukken, Y.H., Nielen, M., Dijkhuizen, A.A., Bar-
kema H.W. and Benedictus G. Probability of and risk factors for intro-
duction of infectious diseases into Dutch SPF dairy farms: a cohort
study. Preventive Veterinary Medicine. Volume 54, Issue 3, July 25,
2002, pp: 279-289.

Crauwels, A.P.P., Nielen, M., Elbers, A.R.W., Stegeman, J.A. and
Tielen, M.J.M. Neighbourhood infections of classical swine fever du-
ring the 1997-1998 epidemic in The Netheriands. Preventive veterinary
medicine. Volume: 61, Issue: 4, December 12, 2003, pp: 263-277.
www.minlnv.nl/lokel.

FIDIN antibiotica rapportage 2006. Fidin werkgroep antibioticumbe-
leid Den Haag Juni 2007 pp: 3-4.

1)

2)

3)

4)

Kiezen voor landbouw Een visie op de toekomst van de Nederlandse
agrarische sector Ministerie van Landbouw 2005.
Luijt, J. Regionale grondbalansen tot 2015: een verkenning van de
agrarische grondmarkt op basis van drie ... 1997.
Centraal Bureau voor de Statistiek. Land- en tuinbouwcijfers 2007.

6)
7)

S.J. Boersema en B.H. Hietberg organiseerden de discus-
siemiddag voor zesdejaarsstudenten.

Vragen over het veterinaire beroep?

Gebruik de helpdesk voor leden van de KNMvD!

Vind veelgestelde vragen op www.knmvd.nl
Mail uw vraag naar helpdesk@knmvd.nl
Of bel met de telefonische helpdesk: 030-6348999
(bereikbaar op werkdagen van 09.00 uur - 12.00 uur).

-ocr page 525-

Illustratie: Henk Vrieselaar

-ocr page 526-

De dierenarts en de apotheek - het vervolg

Naar aanleiding van mijn recente nieuws-e-mail van 8 november over de veterinaire apotheek hebben
meerdere collega \'s gereageerd. Naar de mening van de KNMvD spelen er meerdere kwesties die deels
ook door elkaar lopen.

Allereerst is daar de concurrentie tussen dierenartsenpraktijken waarbij grotere praktijken puur vanwege
de schaalgrootte een bedrijfseconomisch voordeel hebben. Wij beschouwen dit als een algemeen bedrijfs-
economisch verschijnsel en kunnen en willen daarin niet regulerend optreden. Wel doen wij een oproep
om aandacht te houden voor de onderlinge collegiale verhoudingen en te zorgen voor een goede com-
municatie. Dat deze aspecten in een stevige concurrentiestrijd gemakkelijk uit het oog worden verloren
is helaas blijkbaar onvermijdelijk.

De KNMvD heeft regelmatig haar grote zorg uitgesproken over de toepassing van diergeneesmiddelen.
Als uitgangspunt geldt de zorgvuldige wijze van voorschrijven en leveren van diergeneesmiddelen en
de documentatie daaromtrent. Het blijft cruciaal dat de voorschrijvende dierenarts kennis heeft van de
diergezondheidstatus van het bedrijf en kan komen tot een zorgvuldige diagnose, de juiste therapie en een
valide effectbeoordeling. Het toepassen van diergeneesmiddelen dient hierbij te worden gezien als direct
verlengstuk van diergeneeskundige handelingen en zal in haar uitvoering dienen bij te dragen aan een
zorgvuldig en restrictief gebruik van diergeneesmiddelen.

Ook wordt er op het moment gediscussieerd over de kwaliteit en de bevoegdheid van de personen die
geneesmiddelen afleveren aan eindgebruikers. De nieuwe distributieactiviteiten veranderen de gebruike-
lijke diergeneesmiddelenstromen hetgeen leidt tot onduidelijkheid en onrust. Door verschillende partijen
wordt in overleg met de overheid en een aantal marktpartijen gekeken in hoeverre er sprake is van han-
delen binnen de wet- en regelgeving.

Daarnaast acht de KNMvD het wenselijk dat wij gezamenlijk nadenken over
hoe de inkomsten van de dierenartspraktijken minder afhankelijk zijn te
maken van de verkoop van diergeneesmiddelen. Het streven dient te zijn om
door het vermarkten van kennis en kunde en het aanbieden van een aantrek-
kelijk servicepakket een passend inkomen te genereren.
Ik hoop dat u hiermee verder geïnformeerd bent. Uiteraard zullen we u via de
reguliere kanalen verder op de hoogte houden.

Ludo J. Hellebrekers, voorzitter
l.j.hellebrekers@knmvd.nl

Voorzitters-
column

Bulletin Bestuur en Bureau nr. 8, november 2007

Permanente Educatie Diergenees-
kunde

De vorm, inhoud en organisatie van
de nascholing voor dierenartsen is aan
vernieuwing toe. Het veranderings-
proces is ondertussen in volle gang.
Een belangrijke stap voor u als lid is
genomen in de algemene vergadering
van de KNMvD 2007. Daar is het
strategisch beleidsplan 2008-2010 aangenomen. Het bevor-
deren van het aanbod van nascholing en de deelname daaraan
hebben in dit plan prioriteit gekregen.
De KNMvD wil een nadrukkelijke rol spelen bij de Perma-
nente Educatie Diergeneeskunde (PE-D). Dit past immers bij
de kerntaken van een beroeps-^ranchevereniging: de ont-
wikkeling van de branche. De KNMvD kan daarbij tevens
haar leden faciliteren. De vraag is op welke wijze de KNMvD
hier het beste invulling aan kan geven. Kortom, hoe breng je
vraag en aanbod bijeen en welke voordelen kunnen u worden
aangeboden?

De organen binnen de KNMvD (bijvoorbeeld groepen en re-
gio\'s) spelen een rol bij het inventariseren van de vraag bij de
leden en het geven van vorm en inhoud aan de nascholing
voor dierenartsen. Het is hierbij mogelijk snel in te spelen op
nieuwe ontwikkelingen.

B&B
Bulletin

Op 26 november overlegt een bestuursdelegatie met belang-
hebbenden binnen de KNMvD en vertegenwoordigers van de
klinische departementen bij de FD over afstemming van or-
ganisatorische en logistieke taakverdeling, naast verantwoor-
delijkheden en de toekomst van PE-D. Wij houden u op de
hoogte.

Meer informatie: portefeuillehouder Hans van Herpen en bu-
reaumedewerker Hugo de Groot.

Diergeneesmiddelenapotheek

Is de internetapotheek of een samenwerking met een hande-
laar het antwoord voor de toekomst? De strijd om de verkoop
van diergeneesmiddelen heeft in bepaalde regio\'s van het
land volop aandacht. Het voorschrijven blijft echter een dier-
geneeskundige handeling. Er dient eerst een diagnose gesteld
te worden alvorens een recept te schrijven of zelf de dierge-
neesmiddelen te leveren.

Door de huidige ontwikkelingen worden dierenartsen gedwon-
gen om hun bedrijfsvoering nauwkeurig tegen het licht te hou-

-ocr page 527-

den. De inkomstenstromen kunnen net als geëigende structu-
ren ineens veranderen. Dit leidt op veel plaatsen tot grote
onrust en onzekerheden, die zich vertalen in vele telefoontjes
en e-mails naar het bureau en de bestuurders van de KNMvD.
Onderlinge concurrentie is van deze tijd, daar wil en kan de
KNMvD zich niet in mengen. De concurrentie moet zich wel
voltrekken binnen de wettelijke kaders, de zorgvuldige uitoe-
fening van de diergeneeskunde en eerlijke informatie naar de
dierhouders. Naar de mening van de KNMvD staan de kennis
en kunde van de dierenarts en de aard en kwaliteit van het
dienstenpakket voorop en niet primair de verkoop van de
diergeneesmiddelen. In de huidige markt, waar ontwikkelin-
gen zich is rap tempo opvolgen, adviseert de KNMvD u
vooral niet in paniek te raken. Houd uw praktijkvoering nog
eens goed tegen het licht en kijk waar kansen en bedreigingen
liggen. Dit kan betekenen dat u uw praktijkvoering (verder)
zal moeten aanpassen, door bijvoorbeeld de samenwerking
met de buurtpraktijk(en) te versterken of wellicht deeltaken
af te stoten. Bij deze ontwikkelingen wil de KNMvD u na-
tuurlijk faciliteren.

Meer informatie: portefeuillehouder Arjan den Hertog.
Naproeven

Op vrijdag 21 september organiseerde de KNMvD haar
sportdag en op vrijdag 5 oktober stond het jaarcongres op de
KNMvD-agenda. Beide evenementen vielen bij iedereen
zeer in de smaak. Wilt u nog een keer nagenieten, of wilt
u weten hoe het is geweest, bekijk dan de fotoalbums op
www.knmvd.nl.

Noteert u de volgende data alvast in uw agenda: vrijdag 3 ok-
tober 2008 KNMvD jaarcongres, vrijdag 10 oktober 2008
KNMvD sportdag.

Meer informatie: portefeuillehouder Maarten Willemen en
bureaumedewerker Marieke Veldman.

Kliniek voor minima te Rotterdam

Op I november jongstleden heeft de KNMvD een overleg ge-
organiseerd tussen de dierenartsen uit Rotterdam en omstre-
ken en de Dierenbescherming Rijnmond. Aanleiding hier-
voor waren de ontwikkelingen rond het concept \'Minimax
dierendokters\' dat Dierenbescherming Rijnmond begin van
dit jaar heeft gelanceerd. In deze kliniek worden dieren van
bijstandsgerechtigden behandeld tegen een verlaagd tarief
Tijdens deze avond zijn twee knelpunten besproken. Ten eer-
ste is er uitgebreid gesproken over het concept Minimax die-
rendokter van Dierenbescherming Rijnmond en het ontbre-
ken van een dienstenregeling in deze praktijk.
Daarnaast is de diergeneeskundige opvang van zwerfdieren
buiten kantooruren aan de orde geweest. De meningen liepen
zeer uiteen tussen de dierenartsen en de Dierenbescherming/
Minimax dierendokters, dus er is besloten om het overleg in
een kleinere groep voort te zetten. De dierenartsen uit Rotter-
dam en omstreken formeren een afvaardiging die samen met
de Dierenbescherming Rijnmond tot een oplossing zal pro-
beren te komen in dit conflict. De KNMvD zal de problema-
tiek ook bespreken met de landelijke Dierenbescherming.
Meer informatie: portefeuillehouder Leen den Otter en bu-
reaumedewerker Joost van Herten.

De volgende personen zijn in 2007 opgenomen in het Nederlands
S pee i a I i ste n regi s te r:

chirurgie der Gezelschapsdieren:

Mevr. drs. E.C. van Hes-Naan
Drs. E.T.F. Scheepens
Mevr. dr. M.A. Tryfonidou

Interne Geneeskunde der Gezelschapsdieren:

Mevr. drs. J.J.C.W.M. Buijtels

Inwendige Ziekten van het Paard:

Varkensgezondheid:

Mevr. drs. I.A.J.M. Eijck
Mevr. drs. S.W.M. Hendriksen

Veterinaire Pathologie:

Dr. J.J. van der Lugt

Veterinaire Radiologie:

Mevr. drs. I.A. Schaafsma

Drs. M. Boswinkel

Promoties aan de faculteit Diergeneeskunde

17 december 2007, mw. drs. T.H. Du

Promotor: prof dr. A.C. Beynen

Co-promotoren: dr. TR. Preson

dr. Nguyen Quang Linh
dr. H. Everts

Titel proefschrift: Cassava leaves as protein source for pigs
in Central Vietnam.

17 december 2007, mw. drs. R. Rodrigues dos Santos

Promotoren: prof dr. B. Colenbrander
Co-promotoren: dr. R. van den Hurk

dr. B.A.J. Roeien
Titel proefschrift: Cryopreservation of caprine ovarian tis-
sue: recovery of gonadal function after auto-transplantation.

20 december 2007, mw. drs. M. Oostra

Promotor: prof dr. PJ.M. Rottier

Co-promotor: dr. C.A.M. de Haan

Titel proefschrift: SARS coronavirus membrane proteins.

20 december 2007, mw. drs. L. van Alphen

Promotor; profdr. J.PM. van Putten

Titel proefschrift: Virulence strategies of Campylobacter je-
juni.

-ocr page 528-

Voorzitter gezocht

vakgroep

gezondheidszorg

herkauwer

GGL

De Vakgroep Gezondheidszorg
Herkauwer (VGH) stelt zich ten
doel de ontwikkeling van de ge-
neeskunde van het rund en de klei-
ne herkauwer te bevorderen. De
vakgroep werkt tevens mee aan de
georganiseerde verbetering van de
gezondheidszorg van het rund en
de kleine herkauwer.

De vakgroep probeert dit doel te bereiken door het organise-
ren van bijscholing aan practici, bijvoorbeeld in de vorm van
wetenschappelijke bijeenkomsten, het onderhouden van nati-
onale en internationale contacten en het participeren in diver-
se commissies. Tevens participeert de vakgroep in inhoude-
lijk overleg met de overheid en andere belangrijke spelers op
veterinair gebied. De vakgroep maakt deel uit van de GGL
(Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren) en is daar-
mee ook betrokken bij de belangenbehartiging van de betrok-
ken dierenartsen. De VGH kent momenteel ruim vierhonderd
leden.

De vacature

Wegens het aflopen van de termijn van de huidige voorzitter
in voorjaar 2009 is de VGH op zoek naar een opvolgend
voorzitter VGH.

De functie

De voorzitter is het gezicht van de VGH. Vanzelfsprekend
leidt de voorzitter de vergaderingen van het vakgroepsbe-
stuur, dat momenteel uit zes leden bestaat. Naast voorzitter
van de VGH is deze persoon ook bestuurslid in het GGL-be-

CCL-
column

Stuur met als portefeuille \'herkauwers\'. Uit hoofde van de
functie is de voorzitter adviseur/commissielid in diverse ex-
terne commissies zoals de DAP-adviesraad van GD, de on-
derzoekscommissie UGCN en de DKR. Er bestaat een rege-
ling betreffende vergoeding van vacatiegelden en reiskosten.

Het profiel

U bent praktiserend rundveedierenarts (M/V), lid van de
VGH en beschikt over ruime werkervaring. U bent in staat
om met uw overtuigingskracht het gezicht te zijn voor de le-
den. Uw passie ligt in de praktijk. U heeft een open vizier
voor nieuwe ontwikkelingen en draagt hier graag uw visie
over uit namens de beroepsgroep. U bent diplomatiek en hel-
der in woord en geschrift. U bent in staat de vakgroep te lei-
den en in samenspraak met uw medebestuursleden het beleid
vorm te geven. De functie komt voorjaar 2009 vacant, maar
gezien de complexiteit van de materie heeft het de voorkeur
dat de toekomstige voorzitter reeds dit voorjaar deel gaat uit-
maken van het huidige VGH-bestuur. Voor vragen omtrent de
vacature kunt u contact opnemen met Gerrit Hooijer, de hui-
dige voorzitter van de VGH.

Uw reactie

Heeft u belangstelling en past u binnen het geschetste profiel?
Dan ontvangen wij graag uiterlijk vier weken na het verschij-
nen van deze advertentie uw reactie. U kunt deze sturen naar:

VGH

t.a.v. Gerrit Hooijer, Foikertsma Herne 34, 84^5 JJ Aide-
boarn, tel nr.:06204i3i46,
hooijer(5)xs4all.nl.

Artsen hebben
hun eigen specialisten

DixFortuin

Financieel Praktijkadviesbureau

Soestdijkseweg Noord 328,

3723 HH Bilthoven

Postbus 130, 3720 AC Bilthoven

Tel.: 030 - 25 15 199

Fax: 030 - 25 40 964

info@dixfortuin.nl, wiww.dixfortuin.nl

DixFortuin & De Jong
Accountants en Belastingadviseurs
De Molen 17, 3994 DA Houten
Postbus 333, 3990 GC Houten
Tel.: 030 - 63 46 320
Fax: 030-63 46 325

algemeen@dixfortuin.ac, www.dixfortuin.ac

DixFortuin en DixFortuin & De Jong. Sinds jaar en dag financieel

adviseurs en specialisten voor artsen die het rendement van hun

beroepsmatige activiteiten veilig willen stellen.

Een financiële dienstverlening die alles omvat. Van accountancy

en belastingadvies tot salarisadministraties. Van begeleiding van

associaties tot bedrijfsoverdrachten. Van pensioenadvisering,

praktijk- en woonhuisfinanciering tot alle vormen van verzekering.

Specialistische ondersteuning in elke fase van uw carrière.

Het vastleggen van een afspraak is het begin van een vruchtbare

vertrouwensrelatie.

D I X

FORTUIN

-ocr page 529-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
deriandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben zich de volgende collegae aangemeld:

Alling, mevr. A.S.; 1999; 3514 EE Utrecht, Nieu-
we Koekoekstraat 16

Baeke, R.C.M.; 2007; 3572 HP Utrecht; Poort-
straat 104 - bis

_ Berendsen, mevr. N.; 2007; 3514 HB Utrecht;

Pieter Nieuwlandstraat 23 - bis
Beukers, M.; 2007; 4701 HW Roosendaal; Kui-
perstraat 1

Dongen, mevr. RC. van; 2006; 4921 PL Made; Stelvensweg 13

Elzen, R.H. van den; 2007; 5403 LW Uden; Heufkens 501

Feenstra, PB.; 2007; 8701 ED Bolsward; Olieslagersstraat 7

Feiken, mevr. M.; 2007; 9627 PK Helium: Populierenlaan 11

Fillekes, mevr. R.; 2007; 6702 BV Wageningen; Thorbeckestraat 136

Hess, mevr K.A.R.; 2007; 8053 Graz - Austria; Peter Roseggerstrasse 46- b/2/8

Hissink, H.H.A.L.; 2007; 7244 PK Barchem; Oude Ruurloseweg 4

Personalia

Kateman, mevr. L.G.ES.; 2007; 5811 AN Castenray; Mattiasstraat 3

Kramer, mevr M.L.; 2007; 8107 PC Broekland; Brocklanderdijk 36-a

Meulcnbelt, mevr. R.; 2007; 7711 BW Nieuwleusen; Oosteinde 57

Olieman, mevr. L.; 2006; 2411 HZ Bodegraven; Oud Bodcgravenseweg 105 - a

Oostcrhoff- van der Spek, mevr M. 3523 CK Utrecht; Heuveloord 19

Riet, A.J.C. van de; 1978; 8051 KC Hattem; Hilsdijk 57

Ruiter, mevr. M.M.G.; 2007; 1741 WH Schagen; Seringenhof 106

Severing, mevr. H.M.V; 2007; 3981 AH Bunnik; Schoudermantel 58

Sluijs, mevr. V van der; 2007; 5613 GD Eindhoven; Jeroen Boschlaan 190

Spierenburg, mevr. A.J.; 2007; 5941 NH Velden; Schandelo 66-a

Vester, mevr. P; 2007; 2986 GA Ridderkerk; Paltrokmolen 145

Vesterink, R.; Gent 2007; 6951 GL Dieren; Mr Troelstrastraat 48

Vugts, mevr. T.C.G.M.; Gent 2005; 3381 LN Giessenburg; Ambachtsweg 2

Weller. mevr. A.K.; 3582 PG Utrecht; Meridiaanstraat 21

Zijl, mevr. A.K..A. van; 3405 CN Benschop; Benedeneind Zuidzijde 399

Overiijdensberichten:

Op 1 november 2007 J. Heijting te Doorwerth
Op 16 november 2007 M.J.M. Driessen teTeteringen

Congressen t Symposia

■ZOOI

December

18 Royal Canin klinische seminar. Locatie:
Van der Valk Wolvega (\'s avonds).

Doorlopende
agenda

2008
januari

12-13 Hippos 2008 & Canifelis 2008. Locatie:

Luik, België.
15 Virbac Klinische Avond Dierenartsen
\'Systemische en locale cortico\'s\'. Locatie:
Golden Tulip Jagershorst Leende.
25-26 Veterinary Sport Horse Congress tijdens Jumping Amsterdam, met

onder andere Mark Martinelli (USA) en Philippe Benoit (F).
25-27 SlVE-congres. Locatie: Venetic, Italië.

28-1 /2 Congress Worid Equine Veterinary Association. Locatie; Moskou.
29 Virbac Klinische Avond Dierenartsen "Systemische en locale cortico\'s".
Locatie: Van der Valk I lotel Nieuwerkerk a/d Ussel.

Februari

9-10 Oncok)gisch Treffen 2008. \'Gastro-intestinal tumours: inside out!\'.

Locatie: KdK. Soesterberg.
14 Equine Reproduction Seminar tijdens Zwolle International, met onder

andere Michelle Leblanc (USA) en Pat McCue (USA).
14 Virbac Klinische Avond Dierenartsen \'Systemische en locale cortico\'s\'.

Locatie: Van der Valk Hotel Schiphol A4 Hoofddorp.
19 1 .st International Veterinary Congress & Exhibition of WVPA. Locatie:
Teheran - Iran.

2008
Januari

9

10

15

17

17
23

24

24

30

Februari

5

12
21

27

28

28-1/3 Feline Focus Congress met onder andere Margie Scherk (CAN), Erik
den Hertog (NL) en Jenny Buijtels (NL).

Maart

5

22-24
25

Virbac Klinische Avond Dierenartsen "Systemische en locale
cortico;\'s". Locatie: Van der Valk Hotel De Cantharel Apeldoorn.
Nationale Huisdierendagen 2008. Locatie: Amsterdam RAI.
Virbac Klini.sche Avond Dierenartsen \'Systemische en locale cortico\'s\'.
Locatie: van der Valk Hotel Drachten.

Vet-lunch Aesculaap. Woensdagochtend. Locatie: We.st Nederiand.
Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat. Voor in-
formatie: Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-mail;
j.schlappi@
aesculaap.nl

Werkvergadering regio Noord, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken.
Praktijkcasussen. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.(X) uur.
Werkvergadering regio Oost, Varken II - onderwerp volgt later Loca-
tie: Deventer, tijd: 19.30 uur

Werkvergadering regio West, Schaap/geit - Scrapie: .stand van zaken.
Praktijkcasussen. Locatie: Akersloot, tijd: 20.00 uur.
Wetenschappelijke bijeenkomst VGH - Voeding. Locatie: FDU
Vet-lunch Ae.sculaap. Woen.sdagochtend. Locatie: Midden Nederiand.
Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat. Voor in-
formatie: Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of e-mail:
j.schlappi@
aesculaap.nl

Werkvergadering regio Zuid, Schaap/geit - Scrapie: stand van zaken.
Praktijkcasussen. Locatie: Berkel-Enschot, tijd: 20.00 uur
Werkvergadering regio West, Rund lil - Melkrobotmanagement cn
GD monitoring. Locatie: Papendrecht, tijd: 20.00 uur
Vet-lunch Aesculaap. W(x;n.sdagochtend. Locatie: Zuid Nederiand.
Onderwerp: Chirurgie urinewegen: urolithiasis bij hond en kat. Voor in-
formatie: Aesculaap bv telefoon: 0411-675915 of
c-maW: j.schlappi@
aesculaap.nl

Werkvergadering regio West, Paard II - aangeboren/erfelijke aan-
doeningen bij veulens. Locatie: Houten, tijd: 20.00 uur
Werkvergadering regio Oost, Rund 111 Melkrobotmanagement en GD
monitoring. Locatie: Deventer,

Werkvergadering regio Zuid. Paard II - aangeboren/erfelijke aan-
doeningen bij veulens. Locatie: Berkel-Enschot, 20.00 uur
Werkvergadering regio Zuid. Rund 111 - Melkrobotmanagement en GD
monitoring. Locatie: Berkel-Enschot, tijd: 15.(K) uur
Regiobijeenkomst PIR-DAP Nuland.

Werkvergadering regio Noord, Rund lil - Melkrobotmanagement en
GD monitoring. Locatie: Heerenveen, tijd: 14.00 uur

Vierde European Equine Health & Nutrition Congress. Locatie:
Wageningen. Website:
www.equine-congress.com, e-mail: \\nfo@
equine-congress, com.

Vooijaarsdagen - ESFM Feline symposium. Precongresdag van de
Voorjaarsdagen. Locatie: Amsterdam. Informatie:
www.voorjaars-
clagen.eu.

Voorjaarsdagen 2008. Locatie: Amsteram. Informatie: www.voor-
Jaarsciagen.eu.

24-26

Vergaderingen & biieenkomstêtt

ZOOI

December

18 Vergadering regio Noord.

April

18/19

23

Maart

4
6

Regiobijeenkomst PIR-DAP Beekbergen.
Regiobijeenkomst PIR-DAP Wolvega.

Cursussen

2007

December

12-16 IAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module 111 Cervical.

19 Voeding en aan voeding gerelateerde problemen van het jonge fokkalf.
Cursusnummer: 07/211. Locatie: PAO-Diergeneeskunde. Houten. Tijd:
13.15tot 17.30 uur. Prijs: 180 euro. Opgave via ;>j/ó(g;?ao(/.n/.

29 Interpretatiedag röntgen GD: thorax, abdomen en skelet: \'In één lange
dag de gehele röntgendiagnostiek\'. U kunt de gehele dag bijwonen of
slechts een deel van het programma volgen. De gehele dag duurt van
09.00 tot 22.30 (cursusnummer: 07/128) en kost € 275,-. Het onder-

-ocr page 530-

deel thorax duurt van 09.00 tot 13.00 uur (cursusnummer:07/129) en
kost € 150,-, het onderdeel abdomen duurt van 14.00 tot 18.00 uur
(cursusnummer: 07/130) en kost € 150,- en het onderdeel skelet duurt
van 19:00 tot 22.30 uur (cursusnummer: 07/131) en kost € 150. Loca-
tie: PAO-Dietgeneeskunde, Houten. Opgave via
info@paod.nl.
Thoraxchirurgie voor in de praktijk, zijn er beperkingen? Cursusnum-
mer 07/123. Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten. Tijd: 9.00 tot
17.00 uur. Prijs: 280 euro. Opgave via
info@paod.nl.

2008
januari

16

Cursus FEI-paspoortdierenarts, tijd: 19.30 tot 22.00 uur. Locatie: facul-
teit Diergeneeskunde, Collegezaal Paard, Yalelaan 114, Utrecht. Kos-
ten: 75 euro, contant te betalen. Aanmelden via e-mail:
opleidingen®
knhs.nl
of per telefoon (0577-408263).
Pezenproblematiek: Into the Deep.

lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module IV Extremities.

24

30-3/2

Maart

5-9

lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course.
Module I: Sacropelvic. Location: Sittensen, Northern Germany. For
fijrther information:
www.i-a-v-c.com.

lAVC Basic Veterinary Chiropractic Course Module V Integrated.

12-16

April

16-20

FlexVet B.V.
Bouwstraat 5
7483 PE Haaksbergen
Tel. 053 - 5725548
Fax 053 - 5721315
E-mail: info@flexvet.nl

www.flexvet.nl

Sluitingsdata voor kopij

lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module II:
Thoracolumbar. Location: Sittensen, Northern Germany. For further
information:
www.i-a-v-c.com.

Mei

28-01/06 lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module III:
Cervical. Location: Sittensen, Northern Germany For further informa-
tion:
www.i-a-v-c.com.

jull

9-13 lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module IV:
Extermities. Location: Sittensen, Northern Germany For fijrther infor-
mation:
www.i-a-v-c.com.

Augustus

27-31 lAVC. The Orginal Basic Veterinary Chiropractice Course. Module V:
Integrated. LocationL Sittensen, Northern Germany For fiirther infor-
mation:
www.i-a-v-c.com.

personeels- en managementdiensten
voor de veterinaire sector

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll
Managementdiensten
Praktijkautomatisering

Aflevering: Deadline*)

Nagekomen jubilea

1 december. Mevr, Dr. I. van der Gaag te Nieuwegein,
40 jaar
15-01-2008
01-02-2008
15-02-2008
01-03-2008

27-12-2007
14-01-2008

28-01-2008
11-02-2008

maandag
maandag
maandag
maandag

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail:
tijdschrift@knmvd.nl

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehycJratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

-ocr page 531-

Algemeen:

Lingehoeve Diergeneeskunde is een innovatieve
dierenkliniek met een jong en enthousiast team
bestaande uit twintig dierenartsen en vijfentwin-
tig paraveterinairen/medewerkers. Vanuit twee
grote vestigingen en vier dependances worden
de werkzaamheden grotendeels gedifferentieerd uitgevoerd naar diersoort. De
hoofdvestigingen zijn modern ingericht en goed geoutilleerd.

Gezelschapsdieren:

Op de afdeling gezelschapsdieren zijn negen dierenartsen werkzaam. Voor de
grote vestiging in Tiel zijn we op korte termijn op zoek naar een

Gezelschapsdierenarts m/v

Profiel:

Wij zoeken een enthousiaste, flexibele dierenarts met aantoonbare ervaring
(minimaal een jaar). Je weet van aanpakken, bent klantgericht en een teamplayer.
De weekenddiensten worden onderling verdeeld (I x per 6 weken).

Wij bieden voor deze functie:

• Een werkweek van 32 uur

• Goede nascholingsmogelijkheden

• Een stimulerende, professionele werkomgeving

• Salaris conform CAO

Voor verdere informatie over deze vacature kun je overdag contact opnemen met
Ronald Bosch (0344-616297) of Arend Beekhuis (0488-482900). Voor meer in-
formatie over onze dierenkliniek zie onze vernieuwde website:
wwvi. lingehoeve. eu.

Als je geïnteresseerd bent in deze functie en denkt te voldoen aan het profiel, kun
je binnen twee weken na verschijnen van dit tijdschrift een sollicitatiebrief en
curriculum vitae schrijven naar: Lingehoeve Diergeneeskunde, Veldstraat 3a,
4033 AK Lienden t.a.v. Drs. R. Bosch.

«

Lingehoeve

DIERGENEESKUNDE

DIERENKLINIEK KORTENOORD

^^k ^^■jHHf Dierenkliniek Kortenoord is een dierenart-

_ ^^H^ ^^^^^^^^^ senpraktijk voor gezelschapsdieren met een

\'t-Qf^^ vestiging in Wageningen en Rhenen. Ons

^ team bestaat uit zes dierenartsen, zestien

paraveterinairen, een praktijkmanager en
een administratief medewerkster.
Naast reguliere diergeneeskunde kan men bij ons terecht voor homeopathie,
echo-, en endoscopie, acupunctuur, orthopedie en tandheelkunde.

Wegens het uittreden van een oudere collega hebben wij een vacature voor een

DIERENARTS (M/V) 20-24 uur/week

Onze voorkeur gaat uit naar een dierenarts met:

■ Een flexibele en klantgerichte houding

• Collegialiteit en teamgeest

• Bereidheid tot deelname in de dienstregeling

• Affiniteit met additieve diergeneeskunde

• Enige ervaring is gewenst

Wij bieden:

• Samenwerking met een zeer enthousiast en gezellig team

• Praktijkspecifieke rechtspositieregeling

• Goede nascholingsmogelijkheden

• Stimulerende werkomgeving

De werktijden zijn zaterdag van 09.00 tot 13.00 uur, de overige uren in overleg.

Uw sollicitatiebrief en CV kunt u richten aan onze praktijkmanager:
Dierenkliniek Kortenoord, Ta.v. Nancy Koonings, Postbus 122, 6700 AC
WAGENINGEN of per e-mail:
nancy.koonings@korlenoord.com.

Voor nadere inlichtingen kunt u bellen naar 0317 - 412432.
WH\'w.korlenoord.com

Dierenartsenpraktijk Ederveen-Lunteren is een gemengde praktijk met
vier dierenartsen die per 2008 verder gaat onder de naam: "De Klomp
Dierenartsen". Wegens uitbreiding in de gezelschapsdierensector zoe-
ken we voor de geheel nieuwgebouwde praktijk een

Dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

Het betreft in eerste instantie een 50-60 procent functie. Wij zoeken een
klantgerichte enthousiaste collega die door kennis en inzet mede vorm
geeft aan de gezelschapsdierentak. Gezien de ontwikkeling van de
praktijk is ervaring vereist.

Sollicitaties graag binnen een week richten aan: Dierenartsenpraktijk
Ederveen-Lunteren, t.a.v. de heer J.W. Teeuw, Smidstraat 30, 6744 WT
Ederveen, of
mfo@dapederveen.nl. Voor meer info: 0318-571457
(praktijk) of06-23998253 (J.W. Teeuw).

«tft

Dierenkliniek Hellevoetsluis is een goed geoutilleerde kliniek voor
gezelschapsdieren waarin drie dierenartsen en vijf paraveterinairen
een breed pakket aan diergeneeskundige zorg aanbieden.

Wij zoeken per 1-2-2008

een gemotiveerde dierenarts gezelschapsdieren

met relevante werkervaring, goede sociale vaardigheden en teamspirit.

Wij bieden u onder andere:

een fulltime aanstelling met een goede balans tussen werk en privé
afwisselende werkzaamheden in een enthousiast team

uitstekende toekomstmogelijkheden waarbij associatie tot de mogelijkheden behoort.
Interesse?

CBS Groep In Zeist zoekt een

Kwaliteitsmedewerker Veterinair (M/V)
38 uur p/w

Onze organisatie

CBS Groep bestaat uit een aantal landelijk werkende organisaties met

activiteiten in de agro/foodsector (550 medewerkers).

Belangrijkste werkzaamheden:

• opstellen en uitvoeren van veterinaire theoretische en praktijkprojec-
ten op kantoor of op locatie;

■ analyseren van onderzoeksresultaten en deze omzetten in concrete
vervolg- of verbeterpunten;

• ondersteunen van de kwaliteitsmanager en het lijnmanagement op
het gebied van veterinaire zaken en kwaliteit;

• ondersteunen bij de implementatie van concrete verbeterpunten.

Profiel geschikte kandidaat:

• academisch werk- en denkniveau, bij voorkeur Diergeneeskunde
(specialisatie Landbouwdieren) of Landbouwuniversiteit Wagenin-
gen (specialisatie Dierwetenschappen);

• kennis van de Engelse taal;

• kennis van de Nederlandse en Europese wet- en regelgeving op het
gebied van de agro- en foodsector;

• pro-actief, organisatiebewust, besluitvaardig, analytisch vermogen,
sociale vaardigheden, goede mondelinge en schriftelijke uitdruk-
kingsvaardigheid;

• een aantal jaren relevante werkervaring is een pré.

Belangstelling?

Stuur je brief met CV naar p&o@cbsgroep.nl t.a.v. Simone Schrijver.

Voor meer informatie: www.cbsgroep.nl of afdeling P&O: 030-6941851.

-ocr page 532-

Veterinair Centrum Someren b.v.

Veterinair Centrum Someren bv is een dierenartsenpraktijk waarin zeventien dierenartsen gedifferentieerd per diersoort
werkzaam zijn. Zowel de pluimvee- als varkensdiergeneeskunde wordt op eerste- en tweedelijnsniveau verricht door
twee respectievelijk vijf dierenartsen, ondersteund door drie laboranten.

Wij zoeken op korte termijn twee dierenartsen:

1. PLUIMVEEDIERENARTS

2. VARKENSDIERENARTS

Functie:

Pluimveedierenarts - fulltime

Varkensdierenarts - in overleg

Ervaring:

Een ä twee jaar werkervaring; ook zij die pas afgestu-
deerd zijn worden van harte uitgenodigd te reageren

Beschrijving:

• Wij zoeken een goed gemotiveerde, enthousiaste col-
lega met ondernemingszin en flexibele instelling.

• Goede contactuele en sociale vaardigheden.

• Erkenning als pluimveedierenarts/differentiatie pluim-
vee tijdens de studie of erkenning als varkensdieren-
ails/difFerentiatie varken tijdens de studie.

Aanbod:

• Een veelzijdige functie waarbij u werkzaam bent bin-
nen alle geledingen van de pluimvee- respectievelijk
varkenssector.

• Enthousiaste collega\'s die de begrippen service en
kwaliteit hoog in het vaandel hebben.

• Goede toekomstmoge 1 ij kheden.

• Een collegiale en informele werksfeer.

Uw schriftelijke sollicitatie vergezeld van CV zien wij
met belangstelling tegemoet. Wij vragen u om uw sollici-
tatie binnen veertien dagen na het verschijnen van deze
advertentie te richten aan:

Marrina Schuttert, Veterinair Centrum Someren bv, Slie-
venstraat 16, 5711 PK Someren, Nederland.
m.schuttert@vc-someren.nl

De Universiteit Utrecht is een universiteit nfiet veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw
met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst Interessant.
Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur In concreto gaat het om:

»SPECIALIST IN OPLEIDING KLINISCHE VOEDING DER GEZELSCHAPS-
DIEREN

Het departement Geneeskunde van Gezelschapsdieren, onderdeel van de faculteit Diergeneeskunde, is op zoek naar een specialist
in opleiding die aantoonbaar interesse heeft in voeding van gezelschapsdieren. Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg, het onderwijs en het onderzoek van het departement.

Daarnaast bent u bereid en geschikt tot het opzetten en onderhouden van de afdeling klinische voeding na oriëntatie hierop
bij overeenkomstige afdelingen in het buitenland. U hebt een roulatie gevolgd van minimaal 12 maanden of u bent zeker twee jaar
werkzaam geweest in een goed geoutilleerde kleine huisdierenpraktijk. U hebt een goede beheersing van de Nederlandse taal
in woord en geschrift, u bent representatief en hebt goede contactuele eigenschappen. Het brutosalaris bedraagt maximaal € 3.597,-
per maand bij een fulltime aanstelling. De functieomvang is 1,0 fte.

Meer informatie: prof. dr. M.A.W. Hazewinkel, hoofdopleider Klinische Voeding, telefoon (030) 253 1680.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst

Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af.

-ocr page 533-

Onze leden leggen ons jaarlijks vele en vaak
geconnpliceerde financiële vraagstukken voon
WAA heeft op basis daarvan een breed
scala van bancaire producten voor de
nnedische sector ontwikkeld. Een deskundig
teann geeft voor zov\\/el zakelijke als privé-
situaties adviezen over financieringen,
hypotheek, vermogensbeheer en beleggingen.
Kijk op www,waa,nl/bankieren.

Bankieren bij WAA

WAA

Verzekeren
Bankieren

PraktijkAdvies

De financiële dienstverlener van Medisch Nederland FiscaaiAdvies

Op zoek
naar collegiaa
advies over

-ocr page 534-

circovocm

Emulsie en suspensie voor_
emulsie voor injectie bij vark^
Emulsion et suspension p i
émulsion injectable pour porcii "
Emulsion und Suspension zur Herstellu

einer Injektionsemulsion für Sch^

-

CA

) = 25 doses/Dosen

V»rkeMi9«li«n»njtu9efi!
PorcjkKri»neseltn<itsl
khwvine! JvA^Uutn gnd Sauen!

PCV2 voccm

HELPT UW BEDRUF WEER RENDABEL TE MAKEN

CIRCOVAC® - Emulsie en suspensie voor emulsie voor Injectie bij varkens. Samenstelling: Eén gereconstitueerde dosis van 2 ml bevat geïnactiveerd porcine circovirus type 2 {PCV2) s 2.1 log10 Elisa.Eenheden; ThiomersaI;
Lichte paraffine olie. Diersoort: Varkens (geiten en zeugen), indicaties: Passieve immunisatie van biggen via het colostnjm na actieve immunisatie van gelten en zeugen, ter vermindenng van laesies In de lymfoide weefsels die
geassocieerd zijn met een PCV2 infectie, en ais ondersteuning ter vermindering van sterfte te wijten aan PCV2. Duur van de immuniteit: tot 5 weken na overdracht van passieve antistoffen door colostrum opname. Contra-indicaties:
Geen. Bijwerkingen: gewoonlijk milde en voorbijgaande lokale reacties, hoofdzakelijk zwelling (tot gemiddeld 2 cm" en roodheid (tot gemiddeld 3 cm»), soms oedeem (tot gemiddeld 17 cm"). Deze reacties verdwijnen spontaan na
gemiddeld hoogstens 4 dagen zonder enig gevolg voor de gezondheid en voor de zoötechnische prestaties van gelten en zeugen - op injectiepiaats milde laesies zoals verkleunng en granuloma in het overgrote deel van de dieren,
alsook necrase ol fibröse (in ongeveer de helft van de dieren) - een gemiddelde verhoging van de rectale temperatuur (tot 1,4°C) optreden - zeldzaam verhoging van de rectale temperatuur met meer dan 2,5\'C, die minder dan 24 uur
aanhoudt - zeldzaam lichte apathie of vemiindering in eetlust, die spontaan zouden moeten verdwijnen - uitzonderlijk oveigevoeligheidsreactie veroorzaken. Een gepaste symptomatische bSiandeling moet dan ingesteld worden.
Uitzonderlijk kan een abortus optreden na vaccinatie. Dosering, wijze van gebruik en van toediening: Reconstitueer onmiddellijk na het halen uit de koelkast (of een andere koelinstallatie). Om het vaccin te gebruiken, de flacon met
de antigeen suspensie krachtig schudden en de inhoud in de flacon met emulsie die het adjuvans bevat injecteren. Vóór gebruik zachtjes schudden. Dien één 2 ml dosis diep intramusculair toe in overeenstemming met het volgend
vaccinatieschema: Basisvaccinatie: Gelten: Eén injectie, gevolgd 3 tot 4nreken later door een tweede injectie, ten minste« weken vóór hot dekken. Een bijkomende injectie moet worden gegeven, ten minste 2 weken vóér het werpen.
Zeugen: Eén injectie, gevolgd 3 tot 4 weken later door een tweede injectie, ten minste 2 weken vóór het werpen.Herhalingsvaccinatie: Eén injectie tijdens elke dracht, ten minste 2 tol 4 weken vóór het werpen. Wachttijd: Nul dagen.
Uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift vertrijgbaar diergeneesmiddel / UDO - EU/2/07/075/001 -004 (Reg. NL 10567). Venlere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij l^erial Belgium NV, Sylvain Dupuislaan 243. 1070 Bnjssel
of Menal B.V. Kleermakerstraat 10.1991 JL Velserbroek. vsO11007. ® Geregistreerd handelsmerk van Merial.
O 2007 Merial. Alle rechten voortïehouden. Matt/^rt 13583/10/07.